Mugil.
Mugil: van mulgeo; zuigen.
Chelon,
Grieks chelone; schildpad.
Chelon ramada (Mugil capito, Mugil ramada, Liza
ramada, Spaans ramada, prieel?)
De ramado wordt 40-50 cm lang. Engels thinlip mullet, dunlip harder, Duits Grosskopfmeerasche, Frans muge ramada.
De Romeinen vingen ze veel in de oudheid met aas in bij de zee gelegen vijvers. Vaak zwemmen ze met grote getale de rivier op zodat de rivier met die vissen bedekt is.
Wordt vanwege zijn malsheid, vetheid en aangename smaak geschat en vers of gezouten gegeten. Uit de eierstokken komt in de Provence een soort kaviaar die botargue heet.
Uit Maerlant; ‘Capitacus,
ligt aan rotsen, in sommige land heet het cabotsen.
Haar hoofd dat is niet klein, hun voedsel ligt onder stenen. Half voet lang
vindt men ze zelden en al kan men er veel krijgen voor weinig geld, doch zijn
ze zoet en gezond en maakt goed bloed te gelijker tijd’.
Mugil cephalus, (hoofd)
de harder
of herder, de cefalo van de Italianen, Engelse flathead mullet, woont in de M.
Zee, dichtbij de kust, soms zwemt hij de rivieren op. Als ze gevoerd worden
komen ze daar elke dag terug dat het voldoende is om op een bepaalde manier te
kloppen om ze daar terug te krijgen.
Uit Maerlant, ‘Mugilus,
zoals Plinius zegt, is de snelste vis die in rivieren leeft. En is zo zot
dat men met hem
houdt voor spot, want in het water, wat men gelooft, bedekken ze alleen het
hoofd en wanen dat men ze dan niet ziet en aldus pleegt men ze te vangen. Hij
en die snoek onder hen beiden hebben in de winter in onvrede, in de zomer is
het al vergeven omdat ze beide van prooien leven, want in de winter wordt de
prooi minder, waar elk graag om gaat’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/