Muskus.
Muskus, in Engels is dit musk, in Frans musc, dit komt van Latijn muscus dat evenals Grieks moshkhos van Perzisch musk en dat van oud-Indisch muska stamt dat teelbal betekent vanwege de overeenstemming daarvan met de klier onder de staart van het muskusdier. Moschiferus is dan muskus dragend. In Duits heet het Moschustier en levert het Bisam, de bizam, (Latijn bisamum van Hebreeuws besem: geur) Engels Siberian musk deer.
Het
is een liefdes- en vruchtbaarheidsdrank, een parfum of geneesmiddel.
Uit
Buffon.
Muskus
komt van verschillende dieren, de geur wordt soms aan het vlees gebonden als
bij de muskusos en bizamzwijn, de Pekari, muskusrat of bisamrat, zelfs bij
schildpadden. Bij planten is er de muskuswortel van een Ferula soort, van
Mimulus moschata, Malva moschata en Adoxa moschatellina. Dit blijft lang goed,
zelfs als de vluchtige oliën verdwenen zijn.
Bij
de Grieken en Romeinen was muskus onbekend. Plinius zegt dat het de grootte van
een ree heeft en in de landen van de zonsopgang leeft.
De
Chinezen gebruiken het al duizenden jaren. Hier hoorden we er eerst iets van
door de Arabieren. Marco Polo gaf in 1300 duidelijke beschrijvingen.
Reizigers
verhalen over de hevigheid van de reuk. De jagers moeten, voor het afsnijden
van de muskuszak, de mond en neus dichtstoppen omdat het onvoorzichtig inademen
van de uitwaseming aanleiding zou geven tot dodelijke bloedingen.
Dit
is een sierlijk dier ter grootte van een ree en ongeveer honderd cm lang met
een vijftig cm schouderhoogte.
Het
dier heeft een middellange hals, middelgrote ogen en oren, slanke benen en
sierlijke hoeven en een korte, dikke, bij het mannetje alleen aan de top,
behaarde staart.
De
vacht is zeer donker, rood- tot geelbruin en van onder wit.
Het
springt en loopt voortreffelijk, is zeer schuw.
Het
leeft paarsgewijze en houdt zich overdag verborgen.
Ze
hebben geen gewei, geen traangroeven en geen op een borstel gelijkende
haarbekleding aan de achtervoeten, zoals bij de meeste herten voorkomt.
Ze
onderscheiden zich van andere herkauwers door het bezit van een lange, buiten
de bek uitstekende benedenwaartse gerichte hoektand in de bovenkaak.
In de
bronstijd van november tot december vechten de mannetjes met elkaar en
verspreiden dan de zeer sterke muskusgeur. De muskuszak komt alleen bij het
mannetje voor, die ligt aan de achterbuik en vertoont zich bij uitwendig
onderzoek als een afgeronde verhevenheid van ongeveer zes cm lengte en vier a
vijf cm hoogte. Kleine klieren in de zak scheiden de muskus af als die te vol
is. Gemiddeld bevat die zak een dertig gram van die kostbare stof. In verse
toestand is dit als een zalf, gedroogd wordt het een korrelige of poedervormige
massa die eerst roodbruin is en later koolzwart wordt. Zo lang het nog
vloeibaar is stinkt het, opgedroogd is de geur aangenaam.
De
jacht op dit dier is zeer moeilijk, men lokt ze wel door het blaten van de
jongen na te doen. Er zouden in Siberië wel vijftig duizend muskusdieren
vanwege zijn geurzak gedood zijn. In Tibet mag het dier alleen met verlof van
de regering gevangen worden die op de buidel het vorstelijke zegel drukt.
Shakespeare,
‘Merry Wives of Windsor’, ii, 2, 68;
‘Smelling so sweetly- all musk’. ‘En zo lekker van reuk, pure
muskus“.
‘King
Lear’ 4, 6, 130:
‘Bah,
geef een ons muskus, beste apotheker, om mijn verbeelding geuriger te maken’.
Uit
Gart der Gesuntheit.
Uit
Maerlant, ‘Musquelibet, is bekend, is een beest van de Oriënt zoals Platearius
zegt. Is alzo groot als een dier te zijn pleegt. Een zweer groeit bij hem aan
zijn vacht en als het rijp is, dat dier let erop dat ze het aan een boom breekt
en zoals Platearius spreekt dat etter verandert al daar het staat en dit is
fijne muskus. Zijn vlees, zijn drek dat van hem gaat, is al tezamen muskus.
Maar de beste is dat die zweer uit geeft. Als het muskus zijn kracht verloren
heeft, men houdt het van grote stank, het wordt sterk, al was het zwak. Het is
goed tegen zwakke harten en tegen bezwijmende smarten, zwakker hersens, lever
en maag en is goed in menige plaag’. (773)
In de
bergen van India zijn er herten die kruiden van goede reuk en smaak eten. In
hun voet zit een holte waarin zekere vochtigheden verzameld worden. Er broedt
daar een abces in die rijp en gebroken wordt door wrijven van het lichaam of
met kleine harige bladeren. De substantie die van binnen de huid gehaald wordt
is het best van geur en de meest kostbaarste van de specerijen en de meest
krachtigste als medicijn, die noemen we muskus.
Of,
muskus komt uit Indië waar het groeit in de navel van zeker dier die op een geit
lijkt, maar veel groter is. Als dit ritsig wordt dan zwelt zijn navel dik op,
op welke tijd het beeft als omdat het dul en duizelig wordt. In die tijd eet of
drinkt hij niet en rolt steeds over de aarde waardoor de uitpuilende navel
doorbreekt, daaruit barst een bruingeel vocht met lieflijke reuk. Dit wordt
door de jagers in het vel van hetzelfde beest verzameld.
Of,
in het koninkrijk Erginul wordt een beest gevonden die zo groot als een geit en
van een voortreffelijke vorm is die met elke volle maan een zwelling onder zijn
maag heeft die de beste muskus van de wereld zou zijn.
Linschoten verhaalt in zijn
Oost-Indische reizen dat de Chinezen deze beesten doden en enkele dagen
begraven, dat het dan verrot en vervolgens het met slagen murw maken, het bloed
en vlees met elkaar vermengen en daarvan rode balletjes maken die de Portugezen
papo noemen en overal vervoeren.
Guessides heet op zijn Duits Roesel of
Bizamrussel.
(773) Het is een dier die veel aan water voorkomt.
Zijn
mest is zeer welriekend en ruikt als bisam (muskus) maar het heeft niet
dezelfde eigenschap. En dat is het verbazende aan het dier, het hoopt zijn mest
op een plaats op zodat de mensen het zien en ze het voor hun gebruik nemen.
Daar wordt hij niet kwaad over, maar gunt het de mensen zeer. Maar het laat
zich niet graag aan de mensen zien en vlucht weg. Daaronder verstaan we de
goede mensen die goede werken volbrengen en bij deze diensten de blik van
anderen en hun lof schuwen.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/