Barbeel.
Barbus barbus. (Cyprinus)
Barbeel in Duits Rotbarbe of
Streifenbarbe, Engels red mullets naar de rode kleur en in Frans barbeau. Engels barbel van
oud-Frans barbel wat stamt van Latijn
barbellos: afgeleid van barba dat door
Hoogduits is overgenomen, barbo. Midden Nederlands barme, barm of berm gaat op
baa(e )rbe terug. De vis is zo genoemd naar zijn vier baardachtige voeldraden
wat in Latijn barba heet.
1-3
Barbus fluviatilis, 4 Barbus petenyi, 5 Gobio uranoscopus, 6 Gobio fluviatilis
uit W. Grote.
De
barbeel lijkt op de karper door zijn stekels en baarden, maar onderscheidt zich
van hem door zeer korte rug- en staartvinnen.
Zijn
kop is langwerpig en van boven afgeplat.
De
barbeel is olijfgroen van kleur, aan de zijden bruinachtig en van onderen wit.
Men
vindt hem in heel Europa in grote getale, vooral in heldere snel stromende
wateren. Hij blijft op de bodem en wroet daar met zijn baarddraden naar
plantaardig of dierlijk voedsel. In de winter blijft hij rustig, als verdooft.
Het
vrouwtje legt een zeven tot negen duizend eieren die ze met fijn grind bedekt
en na een paar weken uitkomen.
De
barbeel kan een lengte van een meter halen met een gewicht van twaalf kg, soms
vijftien kg of meer. Zijn vlees is wit, smakelijk en gemakkelijk te verteren en
hij wordt daarom, evenals de karper, wel in vijvers gehouden.
Het
is een vechtvis die het snoer gemakkelijk kan breken door zijn duiken en
stijgen. Sommigen beweren zelfs dat hij de draad doorsnijdt met zijn rugvin.
Uit
Maerlant, ‘Mulus, zoals Plinius zegt, is een vis die veel te komen pleegt op de
rijke lieden dis, dus heet men het de edele vis. Van deze vindt men twee
manieren, de een in rivieren en de ander in de zee, die van rivieren is gebaard
en dus heet men het barbeel in het Waals, de ander, die uit de zee komt, dat is
die men de andere noemt. Beide zijn ze van reine spijs want ze leven naar hun
wijze van de dauw en van de grond dan van prooien met de mond. Gezonde vis is
het, wil men weten, is het dat een gezond eten’.
De
barbeel werd door de ouden hoog geschat. Men bracht ze levend in de eetkamer en
verbaasde zich over hun schoonheid en prachtig kleurenspel bij het sterven en
liet ze dan voor de tafel klaar maken. Dieren van twee tot drie kg werden met
vijf tot acht duizend sestertiën betaald, de waarde soms van een slaaf.
Waarschijnlijk was dit niet de barbeel die zelfs wat giftig kuit heeft en
waarbij het vlees als minder smakelijk wordt beschreven.
Mullus.
Dat
was waarschijnlijk de zeebarbeel, Mullus surmuletus,(Mullus van Latijn mollis; zacht, mild of van Grieks
myllos, verwant aan melos; zwart, surmuletus: van oud Frans sormulet;
roodachtig bruin) die we kennen als mul,
gestreepte zeebarbeel, Engels striped red mullet. Het is de koning van de
haringen, de haringkoning, (dat is echter de zeebrasem of
geitbrasum, Sargus ovis Engelse goatfish, sheepshead)
De
mul heeft een paar opvallend lange draden aan de kin. Wordt een 25cm lang soms 40cm met een gewicht
van maximaal 1kg.
Komt
voor in de Noordzee, maar ook in grote aantallen in de M. Zee.
De
mul kan snel van kleur veranderen, maar na zijn dood vervagen de kleuren. Zo
werd hij levend bij de gasten opgediend in een glazen bak. De helderrode tinten
veranderen bij zijn dood in enkele ogenblikken in groenachtig rood met grauwe
strepen.
De
mul kan slecht gevangen worden. Zit hij aan de lijn dan zal zijn vriend
proberen de lijn door te zagen met zijn scherpe stekels van de rug.
Gobio.
Uit W. Grote.
Gobio
gobio, (naar
de op de bodem georiënteerde levenswijze) de
riviergrondel
(Duits Gründling, van de grond) is een kleine
vorm van de barbeel. Duits Groppe en
Koppe, mogelijk van kop of omdat ze meer dan andere vissen op het land
kiemdekselbewegingen maakt, Muhlkoppe omdat ze graag in molenbeken en kanalen
leeft. Engels bullhead, Frans tętard; hoofd..
Die is
grijsgroen tot zwartgrijs en de zijden zijn lichter en versierd met stippen en
vlekken.
Op
beide kanten van de bek heeft die een baarddraad.
De
riviergrondel leeft in langzaam stromend water, vlak bij de kant.
Uit
Maerlant; ‘Gobio, dat is de gobion, in rivieren is zijn doen waar zand en
kiezels zijn gemengd, daar is zijn voedsel en zijn gang, in helder water op de
grond en onreine neemt het niet in de mond. Schoon geschubd is het en helder,
gelijk of het zilver waar, niet lang is het en rond. Goed te eten te alle
tijden’.
En;
‘Fundibula is een klein visje en wil in rivieren zijn, altijd beneden in de
grond, boven is het zelden enige tijd. Gespikkeld is hij in zijn vel gemengd en
naar zijn grootte lang. Het is van zoete smaak, maar te verteren een zware
zaak. Fundibila heet het beide omdat het in de grond graag zij, dit mag, waan
ik, de loke wezen’. Mogelijk de zeegrondelvis, Gobius,
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/