Kameel.
Uit Buffon.
Kameel, in midden-Nederlands was het
cameel of kemel, in Duits is het Kamel of Trampeltier, het is de Engelse camel
en Franse chameau. Dit woord komt van het Latijnse camelus, dit uit het Griekse
kamelos en dit van Hebreeuws gamal, vergelijk het Arabische jamala wat dragen
betekent. De vorm kemel uit de 13de eeuw kwam tijdens de
kruistochten waarschijnlijk rechtstreeks van het Arabische gemel. Adam gaf de kamelen hun naam met een goede
reden want als ze opgeladen worden knielen ze op hun knieën neer en maken zich
lager of nederiger en het Griekse woord voor laag of nederig is cam. Of anders
omdat het bochels heeft en het word camur betekent gedraaid in het Grieks.
Sommigen
zeggen dat hij geleden kwaad lang kan verbergen maar omdat hij zeer
wraakzuchtig is zijn slag slaat als zijn tijd daar is, vandaar zou de naam
betekenen, ‘de kwaad heugende’.
(773) Dromedaris, zo was het ook in midden-Nederlands of
dromedarijs, in midden-Hoogduits was het dromedar, nu Dromedar, in Engels
dromedary, (one humped camel) in Frans dromadaire. Dit stamt van laat-Latijn
dromedarius, dit van Grieks dromados of dromedarius wat lopen betekent omdat ze
op een dag meer dan 100 mijl loopt, een dromos is een renner wat we terug zien
in het Engelse hippodrome, een plaats voor paardenrennen.
Sinds
het voorstel van Nemnich in 1793 wordt de naam nu gebruikt voor een kameel met
een bult.
Camelus
bactrianus (uit Bactria, Uzbekistan, Bokhora) heeft
twee bulten, het is de kameel. Camelus dromedarius heeft er maar een, het is de
dromedaris.
Een
kameel is drie meter hoog, met een staart van vijf en veertig cm, een
schouderhoogte van twee meter en een bulthoogte van twee meter vijftig. Het
haalt een gewicht van zeven honderd tot duizend kg.
Een
kameel wordt niet gecontroleerd door een bit, maar door een halter door de neus
die bij een karavaan vast gemaakt is aan de staart van de voorgaande. Een
zorgvuldig uitgekozen kameel leidt de karavaan.
Ze
knielen voor laden en afladen en rusten op vreemde, harde paden, Genesis 24:11.
Ze gaan rustig een slome schommelende gang en lopen net zo lang door als de
voorste zijn neus verder strekt. Jaag ze niet op boven die snelheid want dan
worden ze gevaarlijk zoals de Arabieren zeggen, ‘dan breek je hun harten’, en
sterven ze ter plaatse. Want als een kameel over die snelheid gedreven wordt
knielt het neer en alle wolven van Azië zijn niet in staat het weer omhoog te
krijgen. Als er een stopt, dan stoppen ze allen. Dat is wat men noemt het
geduld betrachten bij kamelen, stokslagen helpen niet, hij blijft liggen. Het
gat in de karavaan wordt weer goed gemaakt en men trekt verder, de kameel
blijft liggen waar hij ligt met zijn hoofd bijgelovig omhoog geheven en staart
verbaast naar verre einden. Daar zal het geduldig wachten op de dood. Het haalt
niets uit om het af te laden, de kameel heeft besloten om niet verder of langer
te gaan en overdenkt dat het leven onmogelijk is en besluit om te sterven.
‘Een
kameel’ is een gezegde voor iemand die in alles obstinaat is. Een kameel is de
ergste bruut die er is, alleen honger kan hem omhoog krijgen. Bewegingsloos
blijven is alles wat de kameel wil. Begin je hem te laden dan gromt en knort
hij alsof al zijn vitale delen worden afgesneden. Zo gewoon is hij hieraan dat
hij al protesteert als een steen ter grootte van een walnoot op zijn rug wordt
gelegd, het begint te grommen en tegen te spartelen alsof hij door die lading
gekruisigd wordt. Een Oosterse spreuk zegt; ‘de kameel vervloekt zijn ouders
als het de heuvel op gaat en zijn Maker als het af gaat’.
Allen
die naar Egypte of Syrië gaan zijn gebeten door zijn lange voortanden en getrapt
door zijn geluidloze voeten, ze zijn verdoofd door zijn gebrul en beledigd door
zijn wegdraaien van hoofd en nek en het opkrullen van zijn lippen. Geen een
heeft herinneringen aan het geloof van zijn geduld, vriendschap,
aanhankelijkheid of enige andere aantrekkingskracht. De kameel moet gerekend
worden onder verloren illusies van de jeugd. Hoewel ze helemaal gedomesticeerd
en echte aangepaste beesten van de woestijn zijn blijven ze onhandelbaar met
een slecht temperament, zelden volgen ze orders op zonder tegenstand. De
mannetjes zijn meestal altijd gevaarlijk. Het is niet te verwonderen dat als er
andere mogelijkheden zijn je geen kamelen houdt. Ze hebben ook grote velden
nodig voor voedselvoorziening. In dorpen en steden zal je ze dan ook zelden
zien.
Ofschoon
zijn kwaliteiten vrijwel altijd overdreven worden zijn z’n mogelijkheden om
dagen van zijn vetbult te leven toe te staan dat men reizen kan ondernemen die
vroeger onmogelijk waren. Hij werd zo onmisbaar bij de woestijnbewoners van het
Midden Oosten en N. Afrika.
De
brede neusgaten kunnen zich sluiten om het zand uit te filteren dat altijd rond
blaast. De diep ingezonken ogen zijn verder beschermd door lange en weelderige
wimpers.
Door
zijn krachtige gebit kan hij dorre woestijngewassen en zelfs de met doornen
bezette takken van de Mimosa kauwen. De bovenlip is tweespletig en wordt voor
het grijpen van voedsel gebruikt. Ze voeden zich met allerlei woestijnplanten
als distels en dorens, ook plantenwortels zodat ze een geweldig bezit zijn voor
de woestijn- en steppebewoners. De plantenvezels kan de kameel niet verteren en
dit komt vrijwel ongebroken via de mest naar buiten. Dat wordt verzameld en
gedroogd in de hete woestijnlucht en gebruikt als vuur om het maal te koken.
Maar werkende dieren hebben veel voedsel nodig. Een gewoon gezicht is dan ook
om een kameel die terugkeert van zijn arbeid te zien met zijn begeleider die op
een ezel rijdt, het dier is zelf beladen met blad en andere groene delen voor
het avondmaal.
Het
is het enige dier dat herkauwt en geen gespleten hoeven heeft. De brede kussens
van de voetzolen stellen het dier in staat over het hete woestijnzand te lopen,
over graniet of rotsen, maar in vochtige streken is het onbruikbaar.
Een
vrouwelijk kameel heeft elk voorjaar als de aarde veel groen oplevert een jong
na een draagtijd van vrijwel elf maanden. Volwassen is die na vijf jaar en kan
vijftig jaar oud worden.
Uit
Megenberg.
Behalve
in de vier magen die dit herkauwende dier eigen is heeft de kameel nog een
vijfde die als verzamelplaats van water dient. Die is zo groot dat het een
aanzienlijke hoeveelheid vocht bevatten kan, het water blijft erin zonder te
bederven en zonder dat er eten mee vermengd wordt. Wanneer het dier dorst heeft
of het droge voedsel wil bevochtigen weet het door een eenvoudige samentrekking
van de spieren dit water in de maag en zelfs tot in de strot te laten
opstijgen. Zo althans is het algemeen gevoelen, doch anderen beweren dat er
geen vijfde maag aanwezig is en dat de tweede de dienst van waterzak vervult.
Plinius schreef al over hun voorraad water in de bult. Dat werd door latere
schrijvers gevolgd en nog in de 19de eeuw geloofd en getekend. Dat
men kamelen in nood slacht en de in hun bulten opgeslagen water drinkt is een
fabel. Ook dat de maag een waterzak bevat is een fabel. Gebruikt hij sappig
voedsel dan kan hij een lange tijd zonder water, zelfs bij droog voedsel drinkt
hij slechts om de andere dag.
De
eigenaars zijn zeer bezorgd om hun dieren en op alle reizen geven ze die elke
dag voedsel en water zoals beschreven is in Gen. 24:19, maar als het nodig is
kan de kameel leven van zijn bult. Dit is een opslagorgaan waarin vet is
opgeslagen. Na een werkelijk uitputtende reis kan hij zo van zijn reserves
getrokken hebben dat die slap en flabbig wordt. Daarna kan hij wel een enorme
hoeveelheid water opnemen waardoor een uitgeteerd dier, waar de ribben door het
vel heen steken, binnen tien minuten weer een normaal aanzien kan krijgen. Ze
kunnen gemakkelijk drie of vier dagen zonder water en er zijn vermeldingen dat
een beladen kameel het een week uithield zonder water, hierna komen er wel
problemen.
Deze
dieren hebben de bijzondere eigenaardigheid dat ze hun lichaamstemperatuur kunnen
aanpassen. In het begin van de morgen hebben ze 34 graden Celsius wat in de
warme middag oploopt tot 40.7 graden. Het zweten wordt daardoor verminderd en
de lichaamstemperatuur zakt vanzelf in de koele nacht. Het dier geeft dan ook
weinig urine. Bovendien kan een kameel, als het nodig is een derde van zijn
lichaamswater verliezen zonder gevaar, bij de mens is dat een achtste.
De
snelheid van een dromedaris is niet zo groot als men gewoonlijk denkt. Het
bedraagt gemiddeld 4.8 km per uur. Dat kunnen ze dan wel twaalf uur achter
elkaar volhouden met slechts een enkele maal een oponthoud om te drinken. Omdat
ze niet zo snel zijn verbeelden de Egyptenaren een loom en vadsig mens met een
kameel. Een snelle kameel met alleen zijn ruiter kan bijna honderd vijftig
kilometer in dertien uren halen, maar deze snelheid houdt hij niet lang vol. Op
gewone tochten kan een kameel een twee honderd kg dragen met zijn berijder, op
uitgestrekte vlaktes is dit de helft.
Hoewel
er zelden vorst is in de woestijn zijn de winternachten koud genoeg en dat vaak
met sterke winden. Bij de kameel groeit dan ook een dikke beschermende huid die
in grote vlokken tegen eind april er af vallen zodat dan dunner zomerhaar
gezien wordt. Dit haar wordt soms verzameld. Vaak ook wordt de kameel geschoren
waarna de vezels tot een ruig kleed, een vilten deken, geweven wordt zoals
Johannes de Doper die droeg, het goedkoopste materiaal dat aanwezig was.
Waarschijnlijk werd dit ook gebruikt om er zware tenten te maken. (Niet te
verwarren met het fijne kameeldoek dat van het onderhaar van de echte kameel
komt) Dit haar is lang in gebruik geweest om er vele goederen van te maken. De
eerste vermelding is van een koord die uit de III of IV dynastie stamt, rond
2500 v. Chr.. Dit werd gevonden in Fayum, ten westen van Cairo. Het is ook een
bewijs van de aanwezigheid van de kameel in die tijd.
De
huid levert een slecht leer op. Het vlees is taai en droog, het werd veel
gegeten, maar door de Joden als onrein gezien. Zijn melk is dik en vet,
voedzaam, maar niet zo zoet en in een kleine hoeveelheid beschikbaar. Het wordt
in diverse vormen gedronken, boter en kaas worden er van gemaakt. Een
veronderstelling dat de dertig melkkamelen van Esau gediend hebben voor de melk
is onduidelijk. Ze worden wel aangekleed om graan te treden en te ploegen, dit
al sinds de oudheid. Plinius zegt dat het gedroogde hersenen van een kameel met
azijn gedronken epilepsie geneest.
A.
Magnus; Camelus de kameel is een beest die goed genoeg bekend is. Het wordt
door de Chaldeeën Ciboi genoemd en door de Grieken Iphim. Als het bloed er van
in de huid van een beest gedaan wordt die Stellio heet die als een hagedis is
en heeft op zijn rug vlekken als sterren en dan op iemands hoofd gezet wordt
zal het lijken of hij een reus is en dat zijn hoofd in de hemel is en dit wordt
gezegd in het boek van Alegorath van Mercurius en als een lantaarn met het
bloed er van gezalfd is en aangestoken zal het schijnen dat alle mensen buiten
kameel hoofden hebben als er geen ander licht buiten is van een andere kaars.’
Uit
Buffon, eerste is vicugna en tweede lama.
Fossiele
vondsten laten zien dat de familie waartoe de kameel behoort, Camelidae, vroeger in vele landen
gevonden werd. Nu zijn er nog twee groepen over. De tweede groep zijn de lama’s
in Z. Amerika die twee gedomesticeerde vormen heeft, lama en alpaca. Die zijn
ontleend uit de wilde Lama guanicoe, de guanaco, en een andere wilde soort,
=Vicugna vicugna. De echte kamelen leven in de oude wereld.
Ofschoon
de ene, de kameel, wijd verspreid bekend is als de Bactrische kameel is dit
waarschijnlijk niet goed benoemd want Bactria was een oud koninkrijk bij de
Oxus rivier in Z.W. Azië, (Amoe-darja) terwijl zijn woonplaats de steppen en
plateaus van Centraal en N. O. Azië is. De kameel is thuis in extreme klimaten
als het Gobi desert met hete zomers en bitter koude winters, dus meer extremen
in temperatuur.
De ander is de dromedaris en die
is verbonden met Arabië wat altijd het centrum is geweest. Het werd de kameel
van de hete woestijnen. Er wordt altijd aangenomen dat alleen Arabische
kamelen, dus de dromedaris, in de bijbel voorkomen, hoewel er vermeldingen zijn
dat Shalmaneser II van Assyrië, rond 850 v. Chr., de Bactrische kameel als gift
ontving vanwege zijn vele verdienste.
De
twee soorten zijn nauw verwant, hun skeletten lijken meer op elkaar dan die van
twee verschillende paardenrassen. Sommigen beschouwen het als een soort. Hun
draagtijd is verschillend omdat de kameel in een veel strengere winter
leeft De dromedaris is meestal helemaal
licht bruin, de kameel is enkele graden donkerder en vooral in de winter als
zijn vacht dikker en langer is. Net als de meeste getemde dieren hebben ze
kleurvariaties die tot albino en zwarte vormen over gaan.
Het
probleem of het hier om een of twee soorten gaat is de moeilijkheid. Hun wilde
voorouders zijn al lang verdwenen. Er zijn weinig vermeldingen van een wilde
dromedaris in historische tijden. Meldingen van wilde kamelen worden met
twijfel aangehoord, het zijn mogelijk ontsnapte en verwilderde dieren. Vele
eeuwen van getemde dieren hebben geen wezenlijke veranderingen in hun skeletten
gegeven zodat vondsten van ‘wilde’ kamelen uit Z.W. China niet onderzocht
kunnen worden door hun beenderen te vergelijken. Zijn ze al zo lang getemd dat
er geen wilde meer zijn?
Beenderen
van wilde kamelen worden in Palestina gevonden die dateren van 1 000 000 jaar
oud. Ook zijn er beenderen gevonden op andere plaatsen die dateren van 4000 of
5000 v. Chr., maar daarna is er een gat.
Strabo
en andere schrijvers over de wilde dromedaris in Arabië hebben vermeldingen
rond het begin van de Christelijke jaartelling, deze berichten zijn niet bevestigd.
Bijbel.
De
eerste maal dat we iets horen over kamelen is in Genesis 12: 16, het verblijf
van Abraham te Egypte. Voor die tijd wordt wel gesproken van de ‘have’ die
Abraham bezat, maar dit wordt verder niet aangeduid. In verband met het
tijdstip van Abrahams komst dat gesteld wordt op 1875 v. Chr. is het
aannemelijk dat hij geen kamelen uit Ur of Haran heeft meegebracht en heeft hij
ze zo van de farao gekregen. In Exodus 9:3 wordt het bezit van de farao
opgesomd waaronder zich ook kamelen bevinden. Het zullen dan wel dromedarissen
zijn. Gewoonlijk neemt men aan dat dit een latere toevoeging is want het lijkt
onwaarschijnlijk dat er toen al in Egypte dromedarissen waren.
Al
vele eeuwen wordt de Egyptische dromedaris omgeven met mysteriën. Er is niet
eens een Egyptisch woord voor, het dier wordt ook niet afgebeeld op de zeer
rijke galerijen van dierenleven. Toch is het onmogelijk dat ze die dieren niet
kenden want er is een stevig bewijs in de vorm van een tekening op leem uit de
1ste dynastie van een beladen dromedaris die zestig mijl ten zuiden
van Cairo is gevonden en gedateerd is 3000 v. Chr.. Een andere tekening uit
Boven Egypte is van dezelfde tijd. Dan is er een gat tot de IV Dynastie en
niets meer tot de XIX Dynastie rond 1300 v. Chr. Pas in het nieuwe rijk, 14de
eeuw, verschijnt de dromedaris weer en werd toen als lastdier gebruikt, ook
afgericht om te dansen. Opmerkelijk genoeg is het tot de tijd van Ptolemaeus
Philadelphus, 285-248 v. Chr. en de vroegste tijd van de Romeinse periode dat
kamelen zich ontwikkelden tot de belangrijke woestijndieren die voor transport
geschikt waren. Maar dat waren die dieren die voorgaande 2000 jaren toch ook
al.
Het
lijkt zo onwaarschijnlijk dat Abraham kamelen heeft gekregen.
Maar
waarom al die gaten in de historie? Er zijn verschillende theorieën. Een van de
meest aanvaardbare is dat het een onrein dier was en niet alleen het voedsel,
zoals bij de Joden, maar compleet taboe was.
Na zijn terugkeer uit Egypte
zond Abraham toen hij op leeftijd gekomen was zijn dienaar naar Mesopotamië om
Rebecca te zoeken voor zijn zoon Isaac, Genesis 24. Juist in dit gebied is de
dromedaris niet iets bijzonders maar zou er een belangrijk onderdeel van moeten
zijn. Sommige critici accepteren de kamelen daar niet vanwege het feit dat ze
er niet aanwezig waren.
Toch
zijn er wel genoeg restanten uit latere eeuwen over gebleven die laten zien dat
ze in stedelijk gebied gebruikt werden. Afbeeldingen van kamelen zijn gevonden
in Mesopotamië op de gedenktekens uit de tijd van Tiglath-Pileser I (1100 v Chr.)
Vanaf die tijd verschijnt de kameel geregeld in verhalen. In de 16de
eeuw v. Chr. waren ze overal in gebruik als woestijn transport tussen
Mesopotamië en Palestina.
De
verspreiding van de dromedaris is mogelijk wel verbonden met het opdrogen van
het land rondom Palestina en omliggende landen dat gevolgd werd door
grondvernietiging door het niet goed gebruiken van de dunne teeltlaag. Deze
beesten waren in staat om beter en langer te reizen dan de ezels en konden ook
meer dragen zodat ze nu gebruikt werden ondanks de moeilijkheden om hen te
dresseren.
Het
centrum van de kameelhandel is verder zuid oost, in Arabië vanwaar de
Midianieten kwamen wiens kamelen talloos waren, Richteren 6:5, dit was rond
1100 v. Chr.. David benoemde een Ishmaeliet tot zijn kameelmeester, 1 Kronieken
27:30. De koningin van Sheba kwam Salomon met kamelen bezoeken, dit was een 150
jaar later, 1 Koningen 10:2, 2 Kronieken 9:1. Rond die tijd waren die beesten
algemeen en verschijnen in historische boeken als gewoon, ze zijn een teken van
getemde dieren en weelde. Al lijkt het aantal van Job 1:17 overdreven, drie
duizend dromedarissen voor zijn rampen en tweemaal zoveel erna, je moet je
herinneren dat de Joden vaste gebieden bewoonden. Hele stammen bezaten meer dan
dit en vooral in het zuiden en oosten van Palestina. 1 Kronieken 5:21 vermeldt
dat vijftig duizend dieren genomen werden van de Hagarites gedurende de oorlog
om Kanaän te bezetten. Enige zekerheid hierover hebben we bij de stam van Beni
Sakk’r stam die een paar honderd jaar geleden nog woonde en honderd duizend
kamelen had. Richteren 7:12: ‘en al de stammen van het Oosten lagen in de
vlakte, talrijk als sprinkhanen, en hun kamelen waren ontelbaar, talrijk als
het zand aan de over der zee’.
Dit
waren volkeren die in Arabië of daaraan liggende gebieden wonen. Dit wordt ook
aangenomen van Job en de koningin van Sheba. Dat zou een bevestiging zijn van
de veronderstelling dat het oorspronkelijke gebied van de dromedaris Arabië zou
zijn. Maar actuele informatie van de dromedaris uit Z. Arabië stamt uit de
achtste eeuw voor Christus, simpelweg omdat er weinig schriftelijk werk over
dat gebied beschikbaar en dat dit lang een gesloten gebied was. Als de kameel
in gebieden had gewoond waar vanouds geschriften bestonden was zijn oorsprong waarschijnlijk
wel beter geweest.
In
Klein-Azië waren ze dan ook niet vroeg aanwezig. Het eerst worden ze daar
vermeld in de slag bij Halys, 546 v Chr., waar Cyrus de Lydische koning Croesus
overwon met de bij de Lydiers tot dan toe onbekende dromedarissen.
Veel
worden ze als strijddier gebruikt. Het kan met paarden niet goed overeenkomen
Alexander heeft daarmee Croesus verslagen. Omdat hij wist dat de paarden wijken
voor de kamelen viel hij aan met snelle kamelen zodat de paarden van zijn
tegenstander door het gezicht en de reuk op hol sloegen. Bij de Arabieren waren
de kamelen meestal met twee boogschutters bemand. Bij de slag van Sardes waren
ze aanwezig, ook bij de heer van Antiochië waren talrijke Arabische
kameelruiters. Napoleon richtte in Egypte een regiment kameelrijders op wat de
Fransen in Algerije herhaald hebben. In Perzië en Indië heeft men ze wel
afgericht om kanonnen te kunnen dragen.
Marco
Polo beschreef ze. Tijdens de kruistochten en de handel op de Levant leerden
wij ze kennen.
Op
schilderijen van de Drie Koningen komt de kameel als lastdier voor en
vertegenwoordigt Azië.
In de
bijbel komt de kameel onder de naam gamal of hamal: lastdier, vaak voor, er is
geen verschil in sekse behalve dan daar waar over ‘melk’ gesproken wordt.. Bij
hen is geen verschil tussen dromedaris en kameel. Ook in latere tijd, toen de
profetieën van kamelen in Banel, Jesaja 21:7, in het zuiderland, de steppen
tussen Egypte en Palestina, Jesaja 30:6, en bij de Arabieren, Jesaja 49:29,
sprake is wordt steeds het woord gamal
gebruikt. Het is voor hen geen karakteristiek geweest.
Er
werd wel aandacht aan de kameel besteed, dat blijkt uit dat er verschillende
namen zijn voor het mannelijk en vrouwelijk kameelveulen. ‘Beker’ is een
mannelijk en ‘bikrah’, een vrouwelijk veulen, dit wordt vertaald als dromedaris
of een jong kameel. Zo wordt in Jesaja 60: 6 ‘een stroom van kamelen zal u overdekken, het woord ‘beker’ gebruikt
dat mannelijk kameelveulen betekent. In Jeremia 2:23: ‘ midden;,... gij snelle heen en weder lopende kamelin. Het woord
voor een vrouwelijk veulen is hier ‘bikra’.
Men
treft zowel zwaargebouwde lastdieren als fijn gebouwde rijdieren aan. Het lijkt
of de H. Schrift onderscheid maakt tussen deze twee vormen van dromedarissen.
Op een drietal plaatsen in de Statenvertaling lees je ‘snelle kemel’ wat dan
rijdromedarissen zouden zijn. Toch lijkt dat twijfelachtig. De eerste plaats is
in Koningen 4:28: ‘de gerst nu en het
stro... voor de snelle kamelen’. In de grondtekst staat ‘rekesj’ dat geen
kameel maar ‘ros’ betekent, dus een ander woord voor paarden. Ook in Esther
8:10 en 14 waar de boden van Ahasveros uitgaan op ‘snelle kamelen’ moet paarden
gelezen worden.
Iets
anders is het met Jesaja 66:20. Daar wordt gesproken over het ‘brengen van snelle lopers’. Het daar
voorkomende woord ‘kirkaroth’ zou volgens Gesinius betekenen, ‘snel lopende
vrouwelijke kamelen’, de Septuagint vertaalt dit als rijkamelen. Het woord komt
nergens anders voor. Waarschijnlijk is het een verwijzing naar de dromedaris
die gekweekt is voor het lopen en vooral hardlopen. Deze vorm is groter en met
langere benen dan de vrachtkameel. Met een paar uitzonderingen in de
profetische boeken zijn alle vijf en zeventig vermeldingen van de kameel
duidelijk, zonder een zinnebeeldige afbeelding. Het dier wordt tweemaal
opgesomd als verboden maal, al de andere passages verwijzen naar het transport
van rijders of goederen.
De
echte kameel komt een zesmaal voor, twee maal als de kleren van Johannes de
Doper en in de tekst van Mattheus 23:24, zie hiervoor ook 19:24. De kameel is
hariger dan de dromedaris en zijn haar wordt in veel kledingstukken gebruikt. Het
moet de dienaars van het N.T niet ten dienste wezen, niet ten tuit, maar het
kleed van boete, nederigheid ter bedekking van de geestelijke naaktheid en
schande.
De
Bijbelspreuk dat een kameel eerder door het oog van een naald gaat dan een
rijke in de hemel komt verklaart zich op die wijze dat het door Christus
gesproken Joods-Aramees woord, wat het oog van de naald betekent, in de
algemene betekenis gat of opening betekent wat zo voor ingangen gebruikt kan
worden waardoor de kameel inderdaad met grote moeite door kan komen. Een
aanbeveling voor nederigheid.
Al Kaswa
is de geliefde kameel van Mohammed die in aanbidding op de knieën viel toen de
profeet de laatste zin van de Koran aan de te Mekka verzamelde menigte
meedeelde. Het droeg Mohammed in vier sprongen van Jeruzalem naar Mekka. Al
Kaswa en Al Adha waren de kamelen van Mohammed die net zo gewijd zijn aan de
profeet als een van zijn negen vrouwen. Het is een redeloos wezen die in het
Paradijs der Moslims wordt toegelaten. Mohammed heeft de kamelen alle vreugde
van het Paradijs beloofd die geen dier mag betreden behalve de kamelen en Al
Borak, het paard van de profeet en Ketura, de hond van de zeven slapers,
Tobit’s hond, Balaam’s ezel en de koekoek.
In de
jaarlijkse pelgrimage naar Mekka droeg het de gewijde kleren en welke man in de
karavaan had zo’n grote Islamitische eer als de kameel die de musnud droeg? Als
er geen kameel was geweest zou Zem-Zem dan ooit zijn gevonden en zonder Zem-Zem
zou men toch nooit het paradijs bereiken?
Eens,
zegt men, had de kameel lange oren maar vroeg Allah om horens, waarop Allah
zijn oren verkleinde.
De H.
Fronto, gestorven in 174, leefde in de woestijn als kluizenaar met
waarschijnlijk eerst nog wat gezellen bij een waterput. Zijn gezellen wilden
hem verlaten vanwege het gebrek. Hij zei tegen hen: ‘ ik lees in het evangelie,
maak je geen zorgen wat je eten of drinken of waarmee je zal kleden, want naar
dit alles vragen de heidenen. Maar zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijn
gerechtigheid en al het overige zal je toegeworpen worden’. Zonder voedsel
meenden ze niet te kunnen leven, ze wilden nog twee dagen wachten voor te
vertrekken. Ondertussen verscheen een engel aan een sjeik die een paar
dagreizen verder woonde. De engel sprak tot hem: ‘weet u, rijke man, dat ge
hier een weelderig leven leidt en dat verder op in de woestijn mijn dienaren in
de woestijn verhongeren? Sta op en zend mijn dienaars wat van alles dat ik u
gegeven heb want ik heb u aangesteld tot herder van die kudde. Geef hen, die
hun leven aan mij hebben toegewijd iets van uw weelde.’ Hij wilde wel aan het
bevel voldoen, maar waar bevinden zich die dienaars in de woestijn? Een van
zijn dienaren zei: ‘Bepak de kamelen met levensmiddelen en water en laat ze
gaan, ze zullen wel geleid worden, zo niet dan is uw droom vals en zullen de
kamelen hier weer terug komen. Zo gezegd, zo gedaan, de kamelen werden aan
elkaar gebonden en gingen de woestijn in. H. Fronto zag ze het eerst aankomen
en sprak: ‘Zie hier, het woord van God wordt bewaarheid, de Heer zend voedsel
en drank aan hen die hem vrezen’. Ze laadden de kamelen af en stuurden hen weer
terug die behouden bij hun meester terugkeerden die er zeker van was dat een
engel hen begeleid had.
Een
kameel is het symbool van uithoudingsvermogen, genoegzaamheid en tevredenheid.
Het komt pas voor in wapens van eind 13de eeuw
“Of no more soul nor fitness for the world’. Niet hoger acht van inzicht en
bekwaamheid’.
Than camels in the war, who have their provand’. Dan een kameel in de oorlog, die
zijn voeder’.
Only for bearing burdens, and sore blows’. Verlangt, opdat zij lasten torst
en slagen’.
For
sinking under them’. Als hij eronder
neerzinkt”.
Uit
Maerlant.
Maerlant,
‘Camelus is de naam van kameel, het is een
onbekwaam dier’. Het kameeldier heeft een of meer bultige gewassen
op zijn rug, waardoor het niet aanvallig in het aanschouwen is. Daarom zeggen
wij, ‘t is of hij een kameelsrug heeft’.
Maerlant, ‘De kamelen hebben
twee bulten op de rug en nog een meer naast de rug op hun borst waar ze hun
dorst opnemen. Lange benen en lange hals en zeer traag in hun gang. Solinus
zegt dat men in achter landen kamelen vindt in drie soorten. De ene is goed om
de last te dragen en de andere om snel
te rijden, maar de derde wil niet altijd meer dragen dan hem mag behagen en de
ander loopt ook niet, als het zo is gebeurt, over zijn kunnen niet’.
Het
is een sterk dier en kan de zwaarste lasten van drie honderd, twee honderd
vijftig, ja zelfs van vijf honderd en meer kilo’s gewicht dragen. Als het
bevracht wordt dan buigt het zich en rijst op met zijn vracht. Alle zondaars
zijn kamelen die door het zwaarwichtige zondepak neergedrukt worden. Het is
niet graag overbelast en komt dan niet omhoog.
De
kameel is het zinnebeeld van het onderscheidingsvermogen. Omdat niet iedereen
deze gewoonte kende, zagen sommigen het als een symbool van luiheid. De kameel
knielt voor de mens.
Maerlant;
‘Jacob zegt als men ze zal laden klopt men met pozen aan zijn knieën en
knielende ontvangt hij dan de last die hij dragen kan. Aldus zal jij ontvangen,
zondaar, je bent niet schoon en onwaardig, bultig en onrein van zonden,
ootmoedig om in alle stonden de
penitentie te ontvangen die je moet dragen, dat is de last van jouw dagen’.
Kamelen zijn beesten die pakken en lasten dragen, ze zijn zacht en vriendelijk
en worden gecommandeerd om pakjes of mensen te dragen. Ook de christen moet
deemoedig zijn lasten dragen De mens kan van de kameel leren dat hij knielt wanneer
hem een last wordt opgelegd. Menig christen kan daar een voorbeeld aan nemen.
Maerlant;
‘Plinius zegt als het op zekere tijd komt dat ze willen genieten of rijden dan zijn
ze woedend en wreed en hebben alle paarden leed. Vier dagen kunnen ze wel
zonder drank en als ze dan naar het water gaan dan drinken ze zo veel en dan
hebben ze de tijd dat ze hun schade inhalen omdat het hen onthouden is al wat
hen ontbroken is. Ze schuwen dat heldere water helder, maar dat dik is en zwaar
dat houden ze graag voor goed want ze menen dat het wel voedt’. De kameel haat
het paard, hij kan dagen dorst lijden en
beroert het water met zijn voeten als hij drinkt anders doet de dronk
hem geen goed. (daardoor wordt het warme bovenwater verdreven en krijgt het de
koudere, heldere onderlaag te drinken) Het maakt met zijn poten het water
roerig voor het drinkt, het is een onbeschoft en wanstaltig dier. Net als
mensen in troebel water, in onrust hun voordeel zoeken. Het is een van de
dorstigste dieren, je mag het niet toestaan zonder drinken op pad te gaan.
In
dat opzicht heeft het paard meer uithoudingsvermogen, maar het kan beter omgaan
met al dat water.
Maerlant; ‘Baselius spreekt dat de
kameel lang denkt aan de slagen die hem in bedwang houden en gaat alsof hij het
niet heeft gevoeld en als hij tijd en plaats vindt dan wreekt hij dat hij was
geslagen’. Ze vergeten het boze niet gauw en zijn langdurig kwaad en denken aan
wraak. Vandaar een spreekwoord bij de Perzen: ‘de toorn des kameels’. Wanneer
men een kameel slaat dan vergeet die dat een lange tijd niet maar wacht tot hij
een passende gelegenheid en de goede tijd vindt, dan slaat hij toe.
Maerlant;
‘Men zegt dat de kamelen plegen als er een ziek staat tussen de anderen in de
stal en niet eet dat de anderen mede vasten door barmhartigheid. Ay! mensen,
jullie achten het niet, al heeft jullie mede christen verdriet!’ (773) Enige zeggen ook dat het de
goede eigenschap heeft dat als er in de hele kudde of in een stal een kameel
ziek is en niet eet ook de anderen niet eten omdat ze zoveel met hem mee leven.
Als een kameel niet eet weigeren ook de andere kamelen in de stal alle voedsel.
‘En gij mens let er niet eens op of uw medemens verdriet heeft.’ Gelijk het
allen past medelijdend te wezen, 1 Corinthiërs 12,26, Romeinen 12, 2
Corinthiërs 8:14,15 zo past het bijzonder de dienstknechten van Jezus Christus.
Maerlant;
‘Plinius schrijft voor waar dat een kameel honderd jaar leeft als het op zijn
plaats blijft. Is het zo dat men ze verdrijft en dat ze toch rijden, dan zijn ze sterker te alle tijden.
Een soort kameel, Cursaris, is die men dromedaris noemt en die uitermate zeer
snel zijn. De kameel draagt, weet men wel, twaalf maanden en ze genieten als ze
rijden, dan gaan ze stoten en dan zijn ze in heimelijkheid. Schaam je, mens,
van hun zeden, als je jouw geneugte zal zoeken dat je al dat bloed laat zien!’ (773).
Het is een kuis
dier en vermengt zich in afgelegen plaatsen en wil zich niet met zijn moeder
verenigen. Aristoteles zegt dat een man de moeder van een jonge kameel met een
mantel toedekte zodat het jong haar dekte en niet wist dat het zijn moeder was.
Voor hij echter zijn daad volbracht had bemerkte hij de waarheid en liep weg.
Hij doodde de man want het ligt in zijn natuur dat hij geen onkuisheid met zijn
moeder bedrijft. Als zijn bronsttijd daar is en ze zich willen paren zoeken ze
een verborgen plaats op zodat de mensen het niet zien en komt haar van achteren
na. Het wijfje vindt hier in zoveel genot dat ze van lust gromt.
Maerlant; ‘Echte
kamelen die dragen maar een bult, hoor ik gewagen, de dromedarissen hebben er
twee’. De Arabische kameel heeft een
bult op de rug. De kameel van Bactria heeft er twee waarop hij zijn pakken
draagt en een andere op de borst waarop hij leunt.
Maerlant;
‘Hun voeten doen hem zo wee als ze een zware weg
zullen doen dat men voor hen een schoen moet maken’. ‘Kamelen hebben
jicht en waanzin, door de jicht zijn hun poten gespannen en dat kwaad doodt ze soms.
Maerlant, ‘Plinius de meester
getuigt dat die een kameelhersen droogt en het dan drinkt met azijn dat dit zo
grote pijn van het euvel verzacht waarvan men afvalt. Nu is van de kameel
gepraat’.
Vorm.
Ze
zijn zeer gemakkelijk en worden als door een kind bestuurd.
Het
schept in muziek vermaak en hoewel zacht van aard zal men het met stokslagen
niet verder doen gaan als het gewend is te gaan. Hoewel men het nageeft dat het
bot en onleerzaam is kan men het toch laten dansen en in andere kunsten
bedreven maken.
Onder
de viervoetige dieren groeien kamelen zo snel als mensen, net als de
struisvogel en sommige hoenders. De kameel is het meest warm bloedigste beest
van zijn soort en is daarom mager van naturen want de hitte verjaagt alle
vetheid van het bloed, daarom is de kameel mager. Hij slokt de gerst zeer snel
op en houdt het bij zich omdat het in de nacht door weerkauwen nog eenmaal
verteert.
Die
kamelen die geboren worden uit zwijnen zijn de sterkste, ze vallen niet zo snel
in de modder als de anderen. Het is een
veracht en ontevreden creatuur. In het Asfaltmeer waar alle dingen
zinken die er in komen zwemmen vele kamelen en stieren tezamen zonder gevaar.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/