Katten.
In
Latijn is het felis naar het woord phelos: bedrieger omdat het zeer loos is of
het is afgeleid van ailis wat pannenlikker betekent.
Felis
catus.
(Felis domesticus)
De kat heette in midden-Nederlands
catte, in oud-Engels catte naast catt (nu cat) in oud-Hoogduits chazza (nu
Katze) oud-Noors heeft kottr dat vermoedelijk eveneens als Frans chat, Spaans
gato, Italiaans gatto, Iers cat en Russisch kot uit het Latijnse catta van de 1ste
eeuw na Chr. Stamt. Zo zou het woord afgeleid kunnen zijn van capere: stelen,
of van cautos: loos, voorzichtig. Isidorus wil dat het woord afkomt van catat,
dat is: ‘hij ziet’, of ‘zoeken te vangen’. Het is een woord dat met het
invoeren van de huiskat uit Egypte de Felis of wilde kat vervangt.
Oorspronkelijk is het waarschijnlijk een Afrikaans woord, vergelijk het
Nubische kadis, mogelijk heeft de Egyptische godin Bast of Pasht nog in de naam
bemiddelt.
De
Cyperse heeft zwarte strepen op een bleekblauwe ondergrond die men voor de
stoutmoedigste en afgerichtste houdt. De echte moeten echter zwarte teenkussens
en aan de achterpoten zwarte zolen hebben.
Poes
, oud Nederlands puis = Noord Duits pûs, Fries poes, Engels puss, Deens pus,
roepwoord. Bij het ontstaan kan een afleiding van Germaans pŭs; zwellen,
blazen, meegewerkt hebben.
De Angora kat wordt bijna algemeen beschouwd
als een ras in de eigenlijke zin van het woord, =Felis angorensis. (uit Ankara) Het is een van de fraaiste katten die er bestaan. Ze
onderscheidt zich door haar grootte en lang, zacht, zijdeachtige haar dat
zuiver wit, geelachtig, grijsachtig of ook wel gemengd van kleur is. De lippen
en zolen zijn vleeskleurig. De Angora kat is bekend om haar zachtzinnigheid.
Ook de Pers, de Maine Coon en Noorse
boskat stammen hiervan af.
Uit
Buffon.
Vorm.
De
kat is algemeen bekend en wordt in vrijwel alle landen gevonden.
Zijn
vel is buitengewoon zacht wat haar zeer gevoelig voor kou en bang van slagen
maakt. Daarom zoekt het dier ook steeds een warme plaats op. De poten van een
kat en zijn oren zullen altijd koud aanvoelen als het dier aan een lage
temperatuur is blootgesteld. Dan zie je haar onaangenaam rondlopen tot ze een
warm hoekje heeft gevonden. Dat verlangen naar warmte schijnt de oorzaak te
zijn dat het onze tamme katten verhindert ooit weer wild te worden, hoewel ze
hier overal in de bossen overvloedig wild kan vinden. Zelfs verwilderde katten
zoeken een schuilplaats in een hooiberg bij een boerderij.
Shakespeare beschrijft in de Koopman van Venetië de kat
als “ de onschuldig noodzakelijke kat’.
In
Hendrik V vermeldt hij dat “muizen spelen in afwezigheid van de kat”.
Macbeth, I, 7,72: Als de arme
kat in ’t spreekwoord?’
‘De kat is op vis belust, maar
wil haar poten niet nat maken’. Dit naar Heywood, 1560.
Coriolanus
1,6,40, ”Geen muis liep ooit zo voor de kat, als zij’.
Voor
nog veel laffer grauw’.
Pericles
3,1, 5: ‘Nu is met gloeiend oog de kat’.
Aan
’t loeren voor ’t muizengat’.
Chaucer
begreep hun eigenzinnigheid toen hij schreef:
“Neem
een kat en verwen hem met melk
en
heerlijk vlees, en geef hem een zijden kussen
en
laat hem dan een muis zien die langs de muur loopt
en
hij zal de melk, het vlees en elke
andere
lekkernij in het huis negeren
zoveel
trek heeft hij in die muis”.
Uit Maerlant; ‘Mysio is een kat,
Jacob van Vitri zegt dat, dat ze bij nacht in holen muizen vindt die daar zijn
verscholen. ‘s Nachts ziet men hun ogen klaar alsof het een karbonkel waar’. (773)
Dit is een zeer sluw dier. Het heeft zulke
scherpe ogen dat het muizen in grote donkerte ziet. Nachts hebben katten ogen
als karbonkels. Bij nacht glinsteren de ogen als vuur waarschijnlijk omdat er
elektrisch vocht in is om in het donker goed te zien. Men wil dat de katten de
oogappels vergroten en verkleinen, naar het verschijnsel van de af- en
toenemende maan. Overdag vernauwen ze zich wanneer er teveel licht in hun ogen
straalt. Dat hebben ze gekregen van onze Schepper, met hun klauwen, om hun werk
goed te kunnen doen.
Maerlant; ‘Onrein is ze’. In
het boek Baruch komt ze voor met vleermuizen wat ook onreine dieren zijn. Het
water van de kat en vooral van de kater riekt sterk en onaangenaam want het is
een heetachtig dier. Dus als iemand van zich een zeer kwade en gehate reuk
heeft dan zegt men, ‘hij stinkt als kattenpis’.
Maerlant;
‘Muizen en ratten dat zijn alle prooien van de katten en als ze hen vangen
spelen ze er mee en na menige onzaligheden die ze hen hebben aangedaan moeten
ze het tenslotte eten gaan. Ook vechten ze, hoor ik gewagen, met padden die
venijn dragen, maar drinken ze niet gelijk daarna dan sterven ze van de dorst
daarna. De serpenten doen ze pijn en ze worden niet beschadigd van hun venijn’.
Het is een vies en giftig beest die op muizen en ratten jaagt. Ze spelen met
hun prooi en verslinden hem pas als ze hem op allerlei manieren gekweld hebben.
Er wordt gezegd dat ze tegen padden vechten, worden ze getroffen door de
giftige pijlen van de pad worden ze niet gedood, maar ze moeten dan wel
onmiddellijk water drinken anders sterven ze van dorst. Het vlees van katten is
zelden vrij van gif vanwege hun dagelijkse voedsel, ze eten ratten en muizen en
vogels die zich met gif voeden. Ze vallen slangen aan zonder door hun gif
gedeerd te worden. En bovenal zijn de hersens van de kat erg giftig waardoor
het geheugen valt en de geïnfecteerde persoon in gekte valt. Maar een kat doet
evenveel venijn met zijn tanden.
In
een bepaald klooster werd een kat verzorgd door monniken en plotseling werd het
grootste gedeelte van de monniken die met de kat speelden ziek, ze waren niet
in staat om te bidden, te praten te lezen of te zingen waarvoor de dokters geen
verklaring konden vinden behalve een geheimzinnig gif en allen waren er zeker
van dat ze nooit zoiets dergelijks binnen hadden gekregen. Op het laatst kwam
er een arme arbeider en hij verzekerde hen dat hij de abdijkat met een slang
zag spelen. De dokters begrepen dat de slang wat van haar gif op de kat had
gespoten die de kat naar de monniken had overgebracht. De monniken werden
hierdoor geïnfecteerd door het aaien en het spelen met de kat, hierbij bleef
een probleem over hoe het kwam dat de kat zelf niet vergiftigd was. Dit werd
opgelost doordat het gif van de slang in
spel en sport werd gespoten en niet in venijn en haat. Dat daarom het venijn
verloren ging in het spel en de kat niets deed of de monniken vergiftigde.
Hetzelfde is te zien bij muizen die met slangen spelen. Het was vroeger en hier
en daar onder het volk nog een heersend bijgeloof dat katten graag de adem van
zeer jonge kinderen inzuigen en zo ziekte en dood veroorzaken. Het is heel
zeker dat de adem en geur van katten het humeur en de longen verpesten.
Diegenen die de kat bij zich in bed houden krijgen een slechte lucht en
verschillende ziektes. Daarom zijn ze ook gevaarlijk in tijden van pest want ze
brengen niet alleen de venijnige ziekte in het huis maar vergiftigen zelfs een
man die naar hen kijkt waardoor er bij sommige mensen een natuurlijke afkeer is
van katten. De haren van een kat, onbewust gegeten, stopt de aders en
veroorzaakt verstikking. Het is daarom een vies en onzindelijk beest die leeft
van ongedierte want er wordt over het algemeen gezegd dat een man gegeten heeft
met katten als hij niest. Op dezelfde manier verschijnen familieleden van
heksen vaak in de vorm van katten wat een argument is dat de kat een gevaar is
voor lichaam en geest.
Maerlant;
‘Als de katten willen rijden worden ze wild en willen tijden ver daar vandaan
om hun genot, hun gevechten onderling is groot, dat is beide, dat waant men wel
dat elk zijn plek wil houden waar hij in muizen zal’. Sommigen houden de kat
voor zeer geil. Als ze paren worden ze wild. Tegen de aanvang van de lente
hoort men een oubollig geluid van deze dieren, gedreven door teelzucht. Dan
komt al het gespuis bijeen en gebeurt het herhaaldelijk dat de een of ander wat
haar laat. Wij hebben daar een spreekwoord van voor een onstuimig en driftig
mens, ‘hij grolt als een maartse kater’. Ze vechten graag met elkaar vooral
omdat iedereen door hem bewoond gebied voor muizenvangen wil behouden. Ze krabt
en krast en het is kwaad met haar van doen hebben als ze niet wil, ‘het is geen
kat om zonder handschoenen aan te tasten’.
Maerlant;
‘Als men ze strijkt komen ze omhoog, warme plaatsen minnen ze wel zodat veel
verbrandt hun vel’. De kat is een dier dat de haard, de kachels en warme plaatsen
bemint.
Maerlant;
‘Kort men hun snorharen van hun baard dan worden ze blode en verwart. Diegene
die te ver gaan, men kort hem die oren samen, ze zullen zich beter temmen laten
want ze zijn uitermate bang dat het hem in de oren regenen zal, dat is wat ze
voor alles ontzien’. (773) Om
een kat tam te maken moet je hem de oren inkorten, katten zijn namelijk voor
niets banger dan voor regen in hun oren. Als de lange haren die rond zijn mond
groeien weg worden gesneden verliest ze haar moed.
De
kat heeft drie kleuren, wit, geel en bont. De kater heeft er altijd maar twee
hoewel men verzekert dat een landman te Dordrecht een kater heeft met drie
kleuren. Men heeft ook blauwe, meestal in Overijssel waar men ze naar Holland
vervoert en daar verkoopt. De kleur en de lengte van het haar maken het
onderscheid tussen onze tamme en het wilde dier die hier in de bossen
rondzwerft. Eigenaardig is het dat driekleurige katten die op sommige plaatsen
voor heksen aangezien en daarom gedood worden bijna zonder uitzondering wijfjes
zijn.
Gedurende
hun gang houden ze de scherpe klauwen in aller kunstigste kokertjes. Ook mag je
er op letten dat ze als ze van een hoogte vallen steeds een halve draai in de
lucht maken door het ijlings buigen van de ruggengraat en door het uitsteken
van de kop en de voorpoten naar de plaats waar ze neerkomen waardoor ze altijd
op hun poten vallen.
Ze
kunnen praten en kunnen door geluiden en gebaren uitdrukken wat ze willen. Een
tevreden kat spint. Ze miauwen tegen mensen, nooit tegen andere katten. Ze
mauwen, grommen, blazen en schreeuwen. Het gezicht kan plezier, pijn,
verachting en angst uitdrukken. De oren, naar voren gespitst betekenen vreugde
en verwachting, plat tegen zijn kop aan betekent dat de kat kwaad is. Als ze
geaaid worden zetten ze een hoge rug op.
Katten
zijn er in verschillende kleuren maar over het algemeen zijn ze grijsachtig dat
door de conditie van het vlees komt. Wanneer hij een mooie vacht heeft is hij
er trots op en gaat erop uit. Wanneer zijn vacht verbrand is blijft hij thuis.
Hij wordt vaak gevild vanwege zijn mooie vacht.
Vrij
gulzig en snoepachtig, vooral op kaas. Als men verstaan wil geven dat men aan
een verkeerd iemand wat heeft toevertrouwd of aanbevolen, dan zegt men, ‘het is de kat de kaas aanbevolen’ en als
iemand wat snoeperig of inhalig is waardoor hij weinig voordeel bij brengt zegt
men van hem ‘een snoeperige kat’, ‘felis tartessia’, schraapzuchtig en vandaar
schadelijk.
Het
is ten opzichte van zijn lijf een rein dier, het wast en likt zichzelf. Het
scharrelt zand, stof en aarde over zijn afgang. Plinius wil dat dit gebeurt
zodat het muisje de geur van de drek het niet opgemerkt.
Noem
de kat een trouweloze huisgenoot die men uit dwang onder het dak neemt alleen
om een andere vijand te verjagen. Ze mogen als ze jong zijn aardige sprongen en
grimassen maken, hoe dikwijls tonen ze hun valse hart dat in latere dagen
zichtbaar wordt.. Ze mogen buigzaam schijnen en vrij beschaafd, maar ze blijven
uit hun aard ware rovers. Ze behouden dezelfde behendigheid, boosheid en trek
om kwaad te doen. Ze bedekken hiermee hun gangen, ontveinzen hun voornemens en
bespieden de gelegenheden en maken omwegen om hun slag waar te nemen. Dat
kunnen ze meesterlijk doen waarna ze zich houden of er niets is gebeurd. Voorts
ontwijken ze de verdiende straf en schuilen daarom enige tijd weg. Ze wenden
een getrouwheid aan die ze niet menen en zien degenen die ze minnen nooit in
het gezicht maar met een schuine opslag van de ogen aan. Ze naderen niet
regelrecht maar met omwegen om gestreeld te worden door de hand die ze niet
beminnen. Met een woord, deze loze dieren schijnen geen genegenheid dan alleen
voor zichzelf te hebben, het zijn ware spiegels van baatzucht, valsheid en hoog
opgevoerde eigenliefde.
De
kat wordt aan de trouwe hond gespiegeld. De kat bindt zich niet aan je, wel aan
de plaats waar hij zich behaaglijk voelt. De kat kent ook elk plekje van het
huis, van onder tot boven en onderzoekt alles wat gesloten is en staat voor een
dichte deur te wachten tot die geopend wordt, onderzoekt een nieuw geplaatste
meubelstuk van onder tot boven, kortom hij behoort aan het huis, niet aan de
mens.
De
uitwerpselen van de mannetjes- of vrouwtjeskat,
met mosterd en azijn genezen kaalheid.
Laat
je kattenogen drie dagen in zout water en dan zes dagen in de zon drogen dan
kan je ze in zilver zetten en heb je een amulet die beter is dan anderen
Na
hun dood zijn hun zachte huiden goed om er warme pelzen en moffen te maken. De
darmen dienen tot snaren voor muziekinstrumenten.
Drinkt
iemand kattenbloed dan krijgt hij kattenmanieren.
Kattenharen
ingeslikt veroorzaken de tering.
Ook
de kat werd, net als de hond, bij reuma gebruikt. Leg de kat tegen je aan, de
warmte heelt en de ziekte gaat over op de kat. Maar de kat is moeilijker de
hele dag bij je te houden. Daarom werd van het dier het vel gestroopt. Wie
koorts heeft tracht zich slechts van een zwarte kat meester te maken en jaagt
die zo lang na tot ze dood blijft liggen. Daarmee is zonder twijfel ook de
koorts weggejaagd. Neem bij ziekte ook geen zwarte kat is huis, die kan een
demon in zich hebben. Neem een zwarte kater en sluit die drie dagen in een
doorboorde ton op. Als je de urine van het benauwde dier opvangt en veertien
dagen lang ’s ochtends en ’s avonds met een veer in het oor van een dove
druppelt ‘en het zal onder des Heren zegen de Doofheid verdrijven’.
Tegen
de fijt aan de vinger, steek die vinger in het oor van een kat: ‘Maar je moet
ze gedurende die tijd vasthouden zodat ze haar tanden en klauwen niet kan
gebruiken’. Ze kunnen niet tegen de aroma van oliën maar worden er gek van.
De
kat valt op zijn poten als hij uit hoge plaatsen valt. De kat raakt niet
gehavend wanneer hij naar beneden wordt gegooid vanaf een bepaalde plaats. Een
kat heeft negen levens. Het getal negen slaat op oeroud bijgeloof. Negenderlei
kruiden behoren tot goede donderdagsgerecht, negenderlei hout, negenderlei
bloemen moeten met Pasen en op Johannesvuren gebruikt worden. Daarom heeft een
kat negen levens. Een bijzonder mens is negenklaunk.
Er is
een oude vijandschap tussen een hond en kat. In overoude tijden zou namelijk
een hond bij het zien van een kat die juist haar hoge rug opzette tot haar
gezegd hebben: ‘Goede dag, mijnheer de kameel’. Dat zou de kat hem zeer kwalijk
hebben genomen en van die dag af aan is er vijandschap tussen hen.
Als
honden een kattenhuid vinden zullen ze zichzelf erin rollen en wrijven, dit
zullen ze ook doen als een kat begraven is. Ze vinden het zo heerlijk dat
datgene dood is wat ze in levende lijve zo haten.
Uit ajilalumni.wordpress.com
Een
oude kat had geen kracht meer om de muizen te vangen, toen bedacht hij een
list. Hij ging in het gemalen meel liggen zodat de muizen vanzelf naar hem toe
zouden komen. Hij was nu even wit als het meel, de muizen zagen dus niet veel.
Hij ving ze dus allen en was tevreden. De moraal van dit verhaal: ‘wij moeten
niet op alles vertrouwen, de werkelijkheid is soms anders dan waar wij het voor
houden.’
In de
fabel van Aesopus wordt de jeugd verliefd op een kat en in een roes Venus vroeg
om het mooie dier in een vrouw te veranderen. De godin voldeed aan dit verzoek.
Maar het gelukkige stel had nauwelijks kennis gemaakt toen een muis langs rende
en de bruid wegsnelde, er achteraan. De moraal is: honger overheerst het
gevoel.
Folklore.
Een kat
vind het erg leuk om met haar beeltenis in het glas te spelen. Als ze haar
beeltenis in het water ziet dan buigt ze voorover in het water wat normaal haar
afgrijzen opwekt, maar als ze niet snel terug gehaald en gedroogd wordt dan
sterft ze hieraan want ze kan niet tegen nattigheid. Diegene die hun kat
binnenshuis houden en weghouden van het jagen achter vogels aan moeten hun de
oren afsnijden omdat zij er niet tegen kunnen als er regendruppels omlaag op
het dak druppelen. Als een tamme kat wild wordt, snij haar de oren af, daardoor
dringen regendruppels in de kop en kan ze niet meer in het woud blijven en dan
wordt ze weer tam.
In
Alblasserdam kwam in de verschrikkelijke nacht van 18 november 1421 in de
vermaarde Elisabeth vloed een houten wieg aandrijven waarin een kind lag. De
wieg werd in evenwicht gehouden door een kat die telkens heen en weer sprong.
De namen Kinderdijk en ‘t Huis te Kinderdijk hebben de naam naar dit verhaal
De
kat die de papegaai zag en zei: ‘Dit is verwarrend, ….ja het is,.. het is een
groene kip’.
Noach
had zijn ark compleet en van alle dieren had hij een paartje aan boord. Omdat
er toen nog geen katten waren vermenigvuldigden de ratten en muizen zich zo
snel dat het er al gauw van wemelde. In zijn wanhoop vroeg hij de leeuw, die de
koning der dieren was, om hulp. De leeuw niesde en uit zijn neusgaten kwamen
twee katten voort, miniaturen van hemzelf, de katten gingen onmiddellijk achter
de muizen en ratten aan. De overgebleven muizen en ratten werden zo bang dat ze
zich in hoeken en gaten verstopten wat ze tot op vandaag nog doen.
Legenden
en verhalen van de kat gaan tot 3000 v. Chr. terug. De meest verspreide theorie
is dat de kat het eerst door de Egyptenaren is gedomesticeerd. In India moeten
ze in dezelfde tijd bekend zijn geweest want hun naam komt voor in het
Sanskriet. Er wordt meestal aangenomen dat de oorsprong van de kat in Egypte
lag, de wilde voorouder is de N. Afrikaanse wilde kat, Felis
silvestris libyca,
(uit Libië)
of de Nubische
kat en;
Felis
maniculata.
In Duits Falbkatze, Kleinpfotiche Katze, Engelse Egyptian cat. Verder wordt
meestal aangenomen dat de tijd dat de tamme kat verscheen ongeveer in de 18de
dynastie was, 1570 v. Chr. De Egyptenaren waren meesters in de dressuurkunst,
ze temden zelfs hyena’s, apen, mongoose, leeuwen en andere dieren. Een ivoren
standbeeld die te Lachish gevonden en gedateerd werd rond 1700 v Chr., geeft
meer vragen dan antwoorden. De vorm kan een wilde zowel als tamme kat
verbeelden, naar het laatste is het mogelijk een vorm van een kat die
geïmporteerd werd. In die tijd was er geregeld verkeer tussen Egypte en
Lachish, dat ligt ten zuiden van heuvels van Juda. Het is mogelijk dat ze de
tempels is binnengeslopen en zichzelf dienstbaar heeft gemaakt, lange tijd voor
ze tam gemaakt werd. Dat was wel nodig in landen waar veel ongedierte is en
waar graan opgeslagen werd. Muizen en ratten konden gemakkelijk de voorraad
vernietigen. Afbeeldingen uit die periode laten katten zien die met ratten
vechten. In tijden van muizenplagen zou je het zonder kat ook niet uithouden.
Men heeft eens berekend dat wanneer de muizen talrijk zijn een goede kat meer
dan zeven duizend muizen per jaar verorberen kan buiten diegene die ze voor
haar genoegen vangt en doodt. Dat tekent het belang van de kat voor onze
voorouders.
Er
wordt verondersteld dat de Egyptische priesters de verbinding zagen tussen
ratten en ziektes en daarom de kat aanmoedigden. Tegelijkertijd beschermden ze
de kat door haar aan de godin Bast te wijden die de patrones was van de oostelijke
helft van de Nijl, de plaats waar ook de Israëlieten leefden. Het centrum van
die cultuur was Bubastis waar het onder de naam ‘pi-beseth’ verwezen wordt in
Ezechiël 30:17 en het onderwerp is van zware beschuldigingen.
Bij
de Egyptenaren werd de kat gekweekt en gecultiveerd, echt tam gemaakt, ze
verwildert niet en komt altijd naar huis terug. De kat was bij de Egyptenaren
wel de heiligste van alle dieren, doodde je een kat dan werd je onmiddellijk
zelf ook gedood. De Godin Bast werd met een kattenkop afgebeeld en in haar
heiligdom bracht men gewoonlijk de gemummificeerde katten. Sommigen zijn in
linnen banden gewikkeld en vormen een tweekleurig patroon. Linnen schijfjes
werden ingenaaid en stelden de ogen en neusgaten voor, stukjes palmbladen
dienden als ogen. Je ziet katten op fresco’s, grafschilderingen en
beeldsnijwerk. Angst voor het onbekende en de dood kwelde hen. Men geloofde dat
de mens door middel van rituelen en toverformules de goden kon bezweren en
goedgunstig stemmen. Om bovennatuurlijke kracht te verkrijgen identificeerde
men zich met dieren, vooral katten en slangen. Herodotus die 450 v. Chr. door
Egypte reisde beschrijft de godin Bast als volgt: “staande op een, op de
toegangspoort na, geheel door water omgeven eiland. Het was gebouwd van het
fraaiste rode graniet. Het voorportaal was twintig meter hoog en versierd met
zes ellenboog hoge figuren”. Bast wordt vaak afgebeeld met een heilig
muziekinstrument, de sistrum, met een kat erop afgebeeld. Dit komt omdat de
snaren gemaakt worden van kattendarmen.
Het
is het symbool van de zon. Ra nam de gedaante van een kat aan om de kracht van
het kwade te bestrijden. Dat was de slangvormige Apap die in de diepste
duisternis van de onderwereld leefde. In zijn kattengedaante vocht Ra met de
duistere en kwade machten. De hemelse kat besprong het reptiel en Apap keerde
gehavend en bloedend terug naar de onderwereld.
De
familiekat werd door het hele gezin op prijs gesteld. Wanneer er brand was werd
eerst geprobeerd de kat te redden voordat men over ging om het huis te blussen.
De wet eiste wanneer een kat stierf de leden van het gezin als rouw hun
wenkbrauwen afschoren. Men verhaalt van een voorval die bewijst hoe zeer het
dier bewonderd werd, een weergave van zijn tijd. Het was in de tijd dat het
grote Romeinse rijk de wereld veroverde. Alles werd gedaan om de eenzame
Romein, die zich in het land bevond naar de zin te zijn en elke strijd met hen
te vermijden. Toen gebeurde het dat een Romein zonder dat die dat wilde een kat
doodde, gelijk drong het volk bij elkaar, de opstand richtte zich tot het huis
waar de daad gebeurd was, de bemoeienis van koning Ptolemaeus en zijn beambten
hielp niet om het leven van de Romein te redden.
In
die kat is de mythische neigingen en gewoonte nog steeds voelbaar, ze heeft nog
steeds wat Egyptisch. Men stelde zo’n prijs op de katten dat het zelfs verboden
was ze te exporteren. Daarom was het een winstgevend smokkelartikel voor de Feniciërs.
De
Egyptische Bast werd vereerd in een Diana tempel. Ovidius: ‘De schone zuster
van Apollo wordt een kat’.
Bij
de Joden wordt er geen vermelding van gemaakt. Alleen bij Baruch 6: 22 komt de
kat voor. Hij beschrijft daar de goden van de Babyloniërs en verklaart: “Op hun lichamen en hoofden zitten
vleermuizen, zwaluwen en vogels, ook katten”. Van de katten, bij de
Chaldese overzetters ‘chatulin’ genoemd, wordt gezegd dat ze zich met veel
gekrijs en gehuil ophouden in bossen en woestijnen, zie Jesaja 13:22 en 34:14,
Jeremia 50:39. De kat wordt in Chaldees ‘sunar’ genoemd, in Arabisch ‘sinar’
waarvan de berg Sinir, anders Hermon, genoemd is. We mogen wel aannemen dat ze
de kat gekend hebben vanwege hun verblijf in Egypte, maar het dier was zo
verbonden met heidense verering dat ze onrein was en taboe werd. Dat kan de
reden zijn voor haar afwezigheid in de bijbel, behalve in Baruch waar ze
voorkomt met vleermuizen, wat ook onreine dieren zijn.
Voor
de tijd van Herodotus komt de kat bij de oude schrijvers niet voor, hieruit en
ook aan het feit dat deze naam door latere Griekse en Romeinse schrijvers maar
terloops genoemd wordt mag men afleiden dat de kat zich vanuit Egypte langzaam
verspreid heeft. Van Egypte uit ging de kat waarschijnlijk eerst naar het
oosten, het was een lievelingsdier van Mohammed. In Babylon was ze de tweede
eeuw v. Chr. en ging van hier naar India. Vandaar kwamen ze al vroeg naar Azië,
China en Japan. In China was de kat al 1000 v. Chr. bekend, wat later in Japan.
Daar werd ze gebruikt om de cocons van
de zijderupsen te beveiligen tegen muizen. Ook om de heilige manuscripten te
beschermen. Confucius zou al een lievelingskat gehad hebben.
In
Syrië worden de katten goed behandeld omdat men gelooft dat ze over de mensen
waken. Maar men durft ze daar niet te strijken of te aaien anders wensen ze
vanwege hun zachtheid om wat terug te doen, dat de mensen weer kinderen willen.
Bij
de oude Grieken komen ze vrijwel niet voor. Herodotus verhaalt over die
onfortuinlijke Griek die in moeilijkheden kwam door een kat te doden terwijl
hij Egypte bezocht. Een paar blijken er in Griekenland geweest te zijn voor
1100 v. Chr.
Wel
weer bij de Romeinen. De Romeinen en Grieken kenden haar niet als huisdier,
Palladius, in de 4de eeuw na. Chr., gebruikte de naam catus, een
naam die sindsdien vanuit Italië met het dier naar Europese en Aziatische
volkeren ging. “Contra talpas prodest catos (soms cattos) frequenter
habere in mediis carduetis. (artisjoktuin)’
Mogelijk kwam ze hier gelijk met de rat, Mus
rattus. De invallende legers hebben vrijwel zeker katten bij zich gehad. In
een Romeinse villa te Kent zijn overblijfselen van een kat gevonden, 4de
eeuw na Chr.
Veel
later kwam ze in noordelijke landen. In Frankrijk werd ze bekend in de 13de
eeuw. Door de Phoeniciërs zouden de katten naar vreemde havens gebracht zijn.
Mogelijk hebben ze de kat in Engeland geïntroduceerd tijdens hun bezoek aan de
tinmijnen te Cornwall. Hoel Dda, prins van Z. Wales, vaardigde wetten uit
betreffende de waarde en kwaliteiten van (tamme) katten in de 9de
eeuw. De straf voor het doden van een kat hing af van zijn waarde en werd in
graan afgemeten. Hieruit blijkt dat de (tamme) kat een toen zeer kostbare
bezitting was, wilde katten waren er in overvloed. In de 11de eeuw hadden voorname
vrouwen kostbare slotkatten. In 1127 was het in Engeland aan de abdissen
verboden om duurder bont te dragen dan van konijnen of katten.
De
gewoonlijke muizenplaag werd vroeger opgelost door de genet, een lid van de
civetfamilie, wezel, wilde kat of marter
hoewel die ook weer een slachting aanrichtten onder de hoenderen. Bij
ons hebben vele katten duidelijke trekken van de wilde kat.
De kat
komt wel voor in de christelijke kunst. Leonardo da Vinci beeldde de kat af bij
de heilige Maagd en het Kind. Frans Floris schilderde een scène van het hof van
Eden met een kat aan de voet van de Boom des Levens. Een gravure van Albrecht
Durer uit 1504 toont een kat onder dezelfde boom met zijn staart gekruld tussen
de voeten van Eva. Volgens een Italiaanse legende bracht een moederkat, terwijl
Maria Jezus ter wereld bracht, haar jongen in dezelfde stal ter wereld. Katten
die hiervan afstammen hebben dan ook vaak een kruisvormig teken op de rug.
Ook
Renoir heeft de kat afgebeeld als huiselijk dier.
St.
Patrick wordt ook verbonden met katten. De heilige Franciscus van Assisi zou
door deze dieren omringd zijn. Ook St. Ivo, de schutspatroon van de juristen.
De
gelaarsde kat is bekend. De kat van Alice in Wonderland kent ook iedereen. R.
Kipling schreef “The cat that walked by himself”. E. Lear schreef “The owl and
the pussycat” omdat een kat met veel dieren bevriend kan worden.
Een
kat betekent vrijheid omdat de kat onder alle omstandigheden zichzelf blijft en
zich niet laat opsluiten, is individualistisch van aard. Huisknechten die hun
meester verlieten gingen de kat als familiewapen gebruiken. Vele ex bedienden
gebruikten de kat zodra ze in de handel gingen. Vele wapens waren vroeger ook
een toespeling op de naam van de eigenaar. De oude Schotse clan van Chattan nam
de bergkat op in zijn wapens. Zo ook de Engelse familie Catesby waar de
gevlekte kat verschijnt die je in het gebrandschilderde raam van de Lapworth
Church in Warwickshire kan bekijken.
Uit
Buffon.
Wilde kat.
Felis
silvestris, (van het bos) de wilde kat is een kwaadaardig en sterk roofdier. Ze
vervolgt hazen, zelfs jonge reeën en loert ineengedoken op een dikke boomtak op
allerlei vogels
Men
vertelt dat ze ‘s nachts een schildwacht uitzetten die ze straffen, als hij
nalatig in zijn plicht wordt gevonden. Die wordt om hals gebracht.
Hij
woont in holle bomen, in spleten van rotsen en holten van afgronden waar ze
gewoonlijk ’s nachts al sluipend uit te voorschijn komen. Haar gehuil in het
woud bij nacht heeft een bijzondere verschrikkende en huiveringwekkende
uitwerking. Het diepe droefgeestige janken van de wilde kat schijnt de jagers
in de wildernis met een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid te vervullen dat
hij die dit eenmaal heeft gehoord nooit meer vergeet.
Men
heeft tevergeefs getracht de wilde kat
tam te maken. Hij lijkt op onze gestreepte huiskat maar is groter. Jongen, uit
het nest genomen, bleven woest en wild en stierven uiteindelijk van de honger.
Vanwege
het voorkomen op Brittannië werd het wel de Britse tijger genoemd. Naar een
overlevering in Barnborough, Yorkshire, was er eens een hevige strijd tussen
een kat en een man. De inwoners zeggen dat het gevecht in een naburig woud
begon en dat het vandaar werd voortgezet tot in de portaal van de kerk. Het
liep voor beide partijen noodlottig af. Een ruw schilderstuk in de kerk
herinnert nog aan deze gebeurtenis, de rode tint van sommige stenen wordt
aangezien als een overblijfsel van het gestorte bloed.
De
Hessen, Katten, Catti, zou ook de naam zijn van zeker volk. Die woonden hogerop
bij de Rijn. Vandaar nog de namen Katzenelleboog, Kasttenfort, Katwinkel.
Naderhand zijn ze naar beneden gezakt aan de mond van de Rijn waarvan beide
Katwijken hun naam hebben. In onze taal
werden grote mannen ‘grote katten’ genoemd. Dat gold voor de wilde kat. De
afbeelding van dit moedige, vrijheidlievende dier was bijzonder geëigend om
door de Alanen, Bourgondiërs en Sueven als veldteken aangenomen te worden.
Wanneer in een heldensage van de Edda van een koningszoon gezegd wordt dat hij
dapper is als een kattenzoon dan moet daar de wilde kat bedoeld zijn. Die kat
is in het geheel niet geschikt om in het gareel te lopen.
De
twee katten die de wagen van Freya trokken waren onze huiskatten Onze gewone huiskat was in de tijd van de
Romeinen nog zeldzaam, de wilde kat was tot het begin van de 19de
eeuw nog algemeen.. In de koninklijke bossen werd er op de kat gejaagd. Door de
komst van vuurwapens zijn ze vrijwel verdwenen.
Wij
Nederlanders droegen wel eer bij de Spanjaarden de naam van waterkatten,
waarvan we nog krabben en kratzen hebben.
Uit Maerlant; ‘Feles is een dier,
daar aldus van schrijft Plinius ons. Van kwaadheden groot, van lijf klein. Deze
dieren wonen in de aarde algemeen en ze bedekken hun drek in de aarde en gaat
er enig dier zijn in zijn vaart zodat zijn drek niet verraadt dat het Feles
dier daar was. Als het dan die dieren ziet, want het loopt ook niet, gaat het
zwaar en stil en als het er een ziet naar zijn moorddadig wil springt hij er
gelijk op, beide met klauwen en met tanden, dan gaat het scheuren en bijten.
Dit dier slacht de hypocrieten die een heimelijke dek maken
over hun zonden, dat is hun
drek, met biechten die zij spreken en al om hun loze streken zodat men ze goed
zal noemen, maar komen ze er een tegen naar hun zin, die verscheuren ze en
nemen het hunne’.
Freya
(vrijen) is het zinnebeeld van de hartstocht en bedwelmende liefdesgenietingen.
Zij had een wagen die getrokken werd door twee katten (mogelijk zijn dit
vervangers van de wezel) haar geliefkoosde huisdieren, zinnebeelden van
koesterende liefde en wellust of de verpersoonlijking van vruchtbaarheid. Freya
is de beschermster van minnende, het is goed haar in liefdeszaken aan te
roepen. De (f) vrijdag is aan haar gewijd, de dag waarop de huwelijken werden
gesloten. Dit duurde tot het christendom die dag tot een treurdag maakten, de
vleesloze of vasten vrijdag.
Freya
werd net als andere heidense godheden tot demon of een heks verklaard en
verbannen naar de bergtoppen van Noorwegen, Zweden of Duitsland waar men de
Brocken aanwijst als haar speciale verblijf. Dit werd tevens de algemene verzamelplaats
van de duivelsstoet in de Walpurgisnacht. Omdat de kat aan haar gewijd was
heeft die ook duivelse eigenschappen gekregen en tot op heden aan toe worden
heksen met zwarte katten afgebeeld. Door de eeuwen heen is de kat het symbool
geweest van goed en kwaad, religie en zwarte magie, licht en donker. Tot de 15de
eeuw kwamen er kattenvereringen voor totdat Paus Innocentius VIII de inquisitie
bevel gaf kattenaanbidders te vervolgen en ze als heks te verbranden. De
kattenverering ontstond wel vanwege hun nut om de graanopslagplaatsen te
beschermen.
“KOOR
VAN HEKSEN
De
heksen gaan den Brocken op
De
stoppel is geel, groen is de knop
Van
alle kanten komen ze aan
En
bovenop zit Uriaan
Zo
gaat het over steen en stok
Laat de heks een sch-t, dan st-t
de bok” .(Goethe’ s Faust)
De
mensheid was zo slecht geworden dat God besloot om de korenaren die zo lang
waren dat ze op de grond hingen van de halmen te stropen. Toen bad Maria Hem
dat ten behoeve van de katten een klein gedeelte aan de aren zou blijven
zitten. En zo geschiedde. (dat had ook plaats ten behoeve van honden en kippen)
Deze
wijd en zijd verspreide legende die de katten van Freya tot die van Maria maakt
zal het zijne er toe bijgebracht hebben om de nuttige vangers van muizen en
ratten tot huisdieren te maken.
De
Ierse druïden offerden katten aan de goden. Nadat ze vrijdag te middernacht
zwarte katten aan alle duivelen hadden gewijd en daardoor, sympathisch, al hun
leed en smart op hen hadden overgedragen werd er een levend aan een spit
gestoken en langzaam gebraden. Zodra het ontzettende gekerm, teighierms
geheten, verstorven was onderging een ander hetzelfde lot en wel direct hier
achter na. Als men de hel wilde vast bannen dan mocht er geen minuut oponthoud
zijn. Onafgebroken ging dit drie nachten door. De druïden aten noch dronken
gedurende die tijd. Was het einde gekomen dan verschenen de helse geesten in de
gedaante van zwarte katten en de offeraars kregen de gave van het ‘second sight’
voor het leven. Ze konden in de toekomst kijken en bepaalden met hun
geestesogen hen die weldra zouden sterven.
In
Schotland was er het oude geloof dat als een wilde kat bij een wiegje komt ze
gekomen is om de adem van het kind uit te zuigen.
(215) Zo werden de dieren van Freya
ook geofferd als de boer zijn koren zaait, of er vrees bestaat voor het te
velde staan graan door hagel of wanneer de oogst beëindigd wordt.
Opdat
de ‘boze geest’ aan ooft en oogst geen schade doet verdrinkt men op sommige
plaatsen een zwarte kat in het voorjaar in een modderpoel, stopt er een onder
de grond, in het veld of onder een vruchtboom. Op kerstavond werd er tot dat
doel ook wel eens een gedood en gekookt. Een kat in een graanveld begraven
garandeert een goede oogst.
De
maandag voor vastenavond trokken de jongens van Heidenheim van huis tot huis
rond en haalden zingend stro op voor het Halevuur = hagelvuur. Boven op een
heuvel werden drie palen in een driehoek gezet zodat de toppen elkaar raakten.
Dit werd met stro omwonden. Daarin werd een mand met een levende kat gezet. De
volgende morgen verzamelde zich daar de pastoor, burgemeester, schoolmeester en
andere notabelen en alle schoolkinderen. Nadat driemaal het Onze Vader gebeden
was werd de brand er in gestoken en de kat kwam om in de vlammen. Uit de
richting van de rook werden gevolgen voor een goede of slechte oogst afgeleid.
Dit
herinnert ons er aan hoe Caesar in zijn Bello Gallico vermeldt dat de Galliërs
een tenen vlechtwerk maakten in de gedaante van een mens, het opvulden met
levende mensen, huis- en andere dieren en alles als een offer aan de
onsterfelijke goden verbrandden. Katten werden op palen gebonden en op de
Vastenavond vuren verbrand of er in geworpen.
Op
vele plaatsen was het gebruik van katknuppelen in een ton, zie Shakespeare. “als
dat gebeurt hang me dan in een fles op als een kat en schiet op mij en wie mij
raakt laat men die op de schouder kloppen en met de naam van Adam de
puikschutter begroeten’”, Much Ado About Nothing, i, 1, 259.
Te Parijs
brandde men het St. Jans vuur op de Place de Greve. De koning stak die zelf
weleens aan. In het midden stond de mast, de meiboom, waaraan wel eens koppen
van katten bevestigd waren. Aan die mast hing een kooi met in een zak wel twee
dozijn levende katten. Het volk verlustigde zich in het doodsgeschreeuw bij het
verbranden.
Op de
esplanade te Metz werden er jaarlijks in het St. Jansvuur katten verbrand.
Te
Briancon werd bij het begin van het koren maaien een kat met linten, bloemen en
aren versierd. Was iemand onder het maaien gewond dan werd hij bij de kat
gelegd, ‘le chat peau de balle’ om de wond te likken. Op de dag dat het maaien
eindigde werd de kat opnieuw versierd, er werd gegeten, gedronken en gedanst.
Was dit ten einde dan werd het beest door de meisjes plechtig ontkleed.
In
Amiens zegt men, in plaats van ‘de oogst is afgelopen’: ‘on va bouffer (tuer)
le chat”. De landheer doodt haar volgens oud gebruik op zijn hof.
In
Yperen is het katfeest al meer dan duizend jaar oud. In 962 vaardigde Boudewijn
III een edict uit waarbij deze jaarlijkse gebeurtenis werd voorgeschreven op de
tweede zondag van de vasten. De katten werden dan van de toren geworpen. In
1817 werd voor het laatst een levende kat van de Halletoren gegooid. Het was
het teken dat de kermis kon beginnen. Deze woensdag stond als kattenwoensdag te
boek, tegenwoordig viert men het op de tweede zondag van de vasten.
Terwijl
de meisjes van Yperen gekleurde kattenspeldjes verkopen trekt tegen de middag
een heraut erop uit met trommelaars en blazers naar de Rijselpoort en het
belfort om er zijn ‘mare’ te verkondigen. Dan trekt de kattenstoet met
wapenknechten, reuzinnen, jongens die als katten (of katers) verkleed zijn,
hellebaardiers en landsknechten, het gevolg van graaf Arnulf en zijn hof naar
het Belfort. Een nar en zijn knecht dragen de premiekatten in een zak. Omstuwd
door vier hellebaardiers brengt een scharlaken beul een zwarte kat op. De
baljuw vordert voor de toren van de graaf het doodvonnis voor de kat. Hij zegt:
‘de kat moet dood. Freya, de kat, zal sterven’. De graaf stemt toe en de heraut
leest het vonnis voor: ‘Aegesien de feyten beweshen synde, om deze redenen en
alle andere veroordelen de kat om van boven de Halletoren te worden gesmeten en
door de bevolking in stukken en brokken te worden gerukt. Wij bevelen dat
onmiddellijk het tot uitvoeren van het vonnis zal worden overgegaan. Elck
segghe het voort’. Onder het klaaglijk gemiauw van de (jongens) katten en onder
het spelen van de trompetten grijpt de beul de kat beet en draagt die naar de
tweede toren van het Belfort. Daar verschijnt de stadsnar op de omloop en werpt
de veroordeelde naar beneden, samen met vijf andere katten die premielinten
dragen. Beneden wordt om zo’n lint, waaraan premies zijn verbonden, verwoed
gevochten.
Het
zijn oude kattenoffers voor Freya, vruchtbaarheidsoffers, het goed gaan van
mens en dier, mogelijk zijn ze later de duivel aangeboden.
De
zoon van de molenaar werd het minst bedeeld bij de dood van zijn vader, hij
kreeg een kat, maar wel een bijzondere. Het was een slim dier. Ze slaagde erin
haar meester tot Markies van Carabas te maken en tenslotte tot prins. Wat
opvalt is dat de kat hier geen specifieke kattenrol speelt. De kat is gelaarsd
en haalt kunststukje uit om de publieke opinie te beïnvloeden. Het dier, het
mag ook een ander beest zijn, dient alleen tot het bereiken van een doel, het
is een magische bron van macht. En zo kan het alle wensen van de arme
molenaarszoon en die van ons in vervulling laten gaan.
Zo
werd de kat wegens zijn sluipende, nachtelijke gang op fluwelen poten en in de
duisternis oplichtende gloeiende ogen een middel in het bijgeloof. Ook door de
afgrijselijke nachtelijke liefdeskreten, door de samenkomsten heeft ze wat
demonisch over zich. Veel verspreid is het geloof dat ze alleen ‘s nachts hun
ware gedaante hebben. Heksen en toveressen veranderen zich in katten. Een
volksgezegde luidt: “Een twintigjarige kat wordt een heks, een honderdjarige
heks een kat”.
Proteus
was een van de dienaren van de zeegod Poseidon. De Griekse mythologie weet te
verhalen dat toen Menelaos op zijn terugtocht van Troje deze bejaarde
zeebewoner op raad van zijn dochter wilde vangen zodat hij hem de geheimen van
de toekomst ontsluieren zou. Proteus trachtte zich hieraan te onttrekken door
zich achtereenvolgens te veranderen in een leeuw, draak, panter ever en zelfs
in stromend water en eindelijk in een boom. Naar dit verhaal is het volksgeloof
toe te schrijven dat heksen zich in allerhande dieren kunnen veranderen.
Omstreeks
St. Jan, het was in 1566, verscheen er bij een boer in Swaben ‘s nachts een
spook die varkens en schapen de nek omdraaide en de mensen, die hij tegenkwam
omvergooide. Eindelijk ontdekte men dat het een kat was, zo lang als twee
mensen. “Alsoo hat, und treibt der
leidige tuifel syn fastnachtspiel”.
(187)
Eeuwen geleden liep
op zekere morgen een driemaster de haven van Vlaardingen binnen waarvan de
equipage voor het grootste deel uit vrouwen bestond. Nauwelijks was de schip de
sluizen genaderd of het scheepsvolk sprong aan wal en veranderde zich in katten
terwijl gelijk de driemaster verdwenen was. Een van de dieren verborg daarop
haastig iets in het gras, dat bleek een later een notendop te zijn met spelden
als masten. Vol van zoete wijn sprongen ze grillig in het rond en krolden en
grolden naar hun aard. Terwijl ze zich dus vrolijk vermaakten verscheen er een
wagen met boeren die hun boter naar de markt van Delft gingen brengen en
wegversperders riepen om ruim baan te maken. Daar wilden ze maar weinig gehoor
aan geven zoals de naar voren tredende kater liet blijken
‘Wij
gaan op uw wenken gewillig ter zij
mits
ge ons maar voldoening wil geven
neemt
in onze vreugde nu enkel maar deel
door
met ons een teugje te drinken.
Ook
bedreiging mocht niet helpen totdat een van de mannen het talmen moe werd en
naar de kroes greep met een ‘In Gods naam’, nauwelijks waren die woorden
uitgesproken of de dieren zetten het op een lopen om snel de notendop in het
water te werpen die nauwelijks het water raakte en al veranderde in een
opgetuigde driemaster terwijl de katten tegelijkertijd tijd in scheepsvolk
veranderd werden.
‘Dus
voeren zij heen, de haven weer uit
Waar
verder, dat heeft niemand geweten
Zij
lietern alleen maar hun beker ten buit
Die
wordt nu door den rijmer bezeten’.
En zo
heeft Vlaaardingen een kattenbeker die van 1858 tot 1883 in het bezit was van
Pieter Karel Drossaart in die tijd burgemeester.
In
West-Vlaanderen is het de gewoonte om jonge katten te stelen. Men denkt dat die
katten mooier en beter worden dan die op wettige wijze verkregen zijn. Victoria
Provoost uit Lichtevelde neemt er zo een mee. Thuis gekomen wil ze onderzoeken
of het ook een heks is, besprenkelt het met wijwater en maakt er een kruis
over. Nauwelijks is dit gedaan of het
katje spuwt vuur en vlam, krabt de vrouw en weet weg te komen.
Het
spookte vroeger in het kasteel van Erondegem, Oost Vlaanderen. Geen mens durfde
er in te blijven. De zgn. Stoute Jan bood aan het te doen wanneer men hem alles
gaf om pannenkoeken te bakken. Dat gebeurde en hij ging heen en maakte een vuur
en toog aan het bakken. Een deur ging open en een kat zette zich bij het vuur
om zich te warmen. Die vroeg aan Jan wat hij deed. ‘Ik bak koeken vriendje’,
zei Jan. Dat gebeurde tot zevenmaal toe. Toen pakten de zeven katten zich bij
de poten en dansten onder een oorverdovend gemiauw. Jan deed stilletjes een
grote klomp boter in de pan en wierp die gloeiend heet op de katten die onder
afgrijselijk gehuil verdwenen. De volgende morgen lag de vrouw van de
schoenmaker en nog zes andere vrouwen behoorlijk gebrand te bed. Sinds die dag
spookt het niet meer op het kasteel.
In de
Rumpeshorst, Westfalen, kwamen zoveel katten dat de bewoners de vlucht moesten
nemen. Een oude boer, Heinrich Volbert, bood aan ze te bannen. Hij ging in een
huis, trok met krijt een kring rondom de haard en maakte een ketel water aan de
kook en zette zich neer. De katten kwamen nieuwsgierig kijken wat er gebeurde.
maar konden niet binnen de kring komen. De boer zei tegen de eerste die gekomen
was ‘ lief katje, kom bij me zitten’. Ze deed het na eerst met een uitnodigende
beweging hetzelfde tot de anderen gezegd te hebben. De tweede en de rest
volgden. Toen ze allen binnen de kring waren en het water kookte gooide Volbert
dit over hen. Huilend en schreeuwend liepen allen weg. De volgende morgen
hadden alle oude wijven in het dorp brandwonden en de katten kwamen niet meer.
Bij
een boer aan de haard zat elke avond een grote zwarte kat. Dat begon te
vervelen. De boer greep een pan met hete olie en wierp die naar de kat die
huilend weg liep. De volgende morgen vond de man zijn buurvrouw met vreselijke
brandwonden aan het hoofd te bed liggen. In kattengedaante was ze komen
afluisteren wat er bij de buren verteld werd.
In
Luxemburg verhaalt men dat een meid die ‘s avonds de schoenen wilde poetsen het
eerst met haar schoenen begon. ‘Het is geen gebruik dat de meiden het eerst met
hun eigen schoenen beginnen’ zei een kat tot haar. ‘Het is geen gebruik dat
katten spreken’ zei de meid hierop waarop ze de kat met de hak van de schoen in
het gezicht sloeg. De volgende morgen had de huisvrouw de tekens op haar gezicht.
Een
molenaar was nog ‘s avonds laat in zijn molen bezig en daar komt een zwarte kat
en hij geeft haar een slag op haar voorpoot zodat ze schreeuwend weg loopt. De
volgende morgen bemerkt hij dat zijn vrouw met een zere arm in bed ligt die ze
sinds de vorig avond heeft. Niemand wist waarvan. Hij had wel gemerkt dat ze
een heks was die de vorige avond als kat naar de Blocksberg was geweest.
Omdat
het in zijn molen niet pluis was kon een andere molenaar geen knecht houden.
Eindelijk kwam er een die zei dat hij het spook wel meester zou worden. Toen
hij naar bed ging nam hij een bijl mee. Midden in de nacht springt een grote
kat naar hem toe, hij hakt er naar en ze verliest een poot. De volgende morgen
lag een vrouwenarm met gouden ring op de grond en de buurvrouw met een
afgehouwen arm te bed. Ze werd als heks verbrand.
Een
boerenknecht zag in de nacht dat er in zijn kamertje een hele troep katten de
rondedans uitvoerden. De volgende nacht voorzag hij zich van een stevig hakmes
en toen sneed hij een van de katten de beide voorpoten af. ‘s Morgens lag de
boerin met doorgesneden benen in het bed. Ze was een heks die er aardigheid in
had om de knechten bang te maken.
Een
kat steelt een pannenkoek die een vrouw bakt. Die gooit een mes over het dier
en plotsklaps staat haar buurvrouw poedelnaakt voor haar. Die vraagt haar het
mes nog eens te werpen dan zal zij de pannenkoek terug brengen. De vrouw doet
dat en de buurvrouw wordt weer een kat en loopt weg. Het is de kracht van het
ijzer die heksen kan ontdekken.
In
Bamberg had een vrome wever een slechte knecht. Die dronk, speelde en geloofde
aan God noch gebod. Als er gebeden werd telde hij zijn geld, keek naar buiten
of speelde met een grote kat. Op het eind van de week had hij echter meer
geweven dan zijn vrome baas. Die droomde echter enkele keren achter elkaar dat
de kat achterin het huis aan het werk was. Hij er heen en hoort dat het weefgetouw
in beweging is. Hij ziet door een spleetje dat de kat voor het getouw zit en
met haar poten de spoel snel heen en weer schiet. De knecht zit er naast met de
ellenbogen op de knieën. Maar het weefgetouw gaat langzamer, de kat laat een
klagelijk geluid horen, draait zich om en gooit een spoel naar de baas. Die
valt achter over en toen hij ‘s morgens bij kwam was de kat en de knecht
verdwenen.
Twee
naaisters uit Luxemburg gingen ‘s avonds tussen acht en negen uur van Bethorn
waar ze gewerkt hadden naar huis. Nauwelijks waren ze buiten het dorp of ze
zien plotseling twee grote zwarte katten, in de vorm van een Andreaskruis over
de weg lopen. Vlak erop kwamen twee anderen en deden hetzelfde. Dit duurde tot
ze bij een bos kwamen waarin ze tot hun ontsteltenis zagen dat het er van
katten wemelde. In hun angst sloegen ze een kruis en de katten stoven uiteen.
In
Sappemeer was een boer die onder de oorlog moest bij Napoleon. Hij wist weg te
komen. Onderweg was hij moe en kwam bij een huisje waar hij mocht blijven. Op
een avond liep hij in de tuin en zag daar een hele troep katten in een hoge
beukenboom, ze maakten een leven als een oordeel. Hij wilde ze wegjagen, maar
ze vertrokken geen spier. Dan haalde hij zijn geweer en raakte een van de
katten. Toen hij in huis kwam lag de vrouw op bed, ze had de kogel in de borst
gekregen en kon niet meer beter worden.
In
Duitsland worden de katten als je ze ‘s nachts ontmoet hoe langer hoe groter.
Op onze eilanden Ameland en Terschelling
zijn veel spokende katten en men ziet ze zo langzamerhand zo groot
worden als veulens.
Een
boer in een woeste streek had een oude kater. Zijn knecht moest eens in een
eenzame streek onder de blote hemel overnachten. Hij hoort daar afschuwelijke
muziek en ziet dat dit gemaakt wordt door twaalf katten die in de rondte
dansen. Een ervan die op zijn achterste poten liep kwam naar hem toe en zei:
‘wanneer je thuis komt groet dan de Kodl en zeg hem: Wana is dood’. Toen de
knecht thuis kwam ging hij naar de kater en zei hem: “Kodl, sta op, Wana is
dood”. De kater sprong op en vloog, hard huilend door het venster en kwam nooit
weer om.
Michael
Sidonius Helding was in de jaren 1548-1561 bisschop van Merseburg. Hij had een
lievelingskat. Op een ambtsreis zag hij op een heuvel een grote menigte katten.
Hij ging er naar toe en vroeg: ‘He, gij kattenvolk, ben jelui allen bijeen?’
‘Er ontbreekt er een’, gaf een kat ten antwoord: ‘de Moerni van de bisschop
Michael’. Thuisgekomen zei hij tot zijn kat: ‘hoor Moerni, toen ik naar Leipzig
reed zag ik op een heuvel een kattenconvent waarbij jij alleen ontbrak. Waarom
was je daar niet bij?’. De kat blies geweldig tegen de bisschop, sprong door
het venster om niet weer terug te keren. In het venster is een glasschildering
geplaatst die de bisschop en zijn kat voorstelt. De heuvel wordt nog naar de
katten genoemd.
In
een oud huis in Engeland was een kattengezelschap bijeen. Een man die luisterde
hoorde er een roepen: ‘zeg Dildrum dat Doldrum dood is’. Hij vertelt dit ‘s
avonds onder het eten aan zijn vrouw en plotseling springt zijn lievelingskat
door de schoorsteen weg.
William
Montgomery van Schotland verklaarde in 1718 dat er hele hordes katten rond zijn
huis zwierven die de mensentaal spraken. Op een nacht doodde hij er twee en
verwondde er verscheidene met zijn bijl. De volgende morgen werden twee oude
vrouwen dood in hun hut aangetroffen, een derde had een zware verwonding aan
haar been waarvoor ze geen verklaring wilde geven.
Lippe
Muntstra, landbouwer onder Marum, was in de maneschijn bezig om in de sneeuw
een haas te verrassen. In plaats van de gezochte haas zag hij zich onverwachts
door niet minder dan veertien grote, dikke, schreeuwende en dansende katten
omgeven. Ze dansten om hem heen met hun lange knevels en hoge laarzen, poot aan
poot alsof zij ‘Hei ‘t was in de mei’ aan het dansen waren. Hij wist door een
koene sprong weg te komen. De volgende morgen ging hij naar dezelfde plaats en
ofschoon het niet gesneeuwd, noch gedooid had was er geen spoor of prent van de
katten te zien.
Katten
hebben geregeld danspartijen. Op de groene Dijk die naar Sas van Gent gaat
deden ze dat iedere nacht en zongen daarbij:
‘Poot
aan poot, steert aan steert
Katjes,
laat ons dansen’.
‘s
Nachts was er dan een kring in ‘t gras gebrand.
In
1555, 27 februari, werd in Amsterdam Mein Cornelis uit Purmerend als heks
verbrand. Ze had onder andere bekend dat in het jaar 1535 ‘s avonds een tien
tot twaalf katten bij haar geweest waren die wel een half uur lang poot aan
poot om haar heen gedanst hadden.
Volker
Dircsz. werd op 14 juli 1595 tot het vuur veroordeeld omdat hij een weerwolf
was en dat hij: ‘ mede op de bleycke buyten Amersfoort geweest en in de
gedaente van eene grauwe Katte, naer dien dat de bose vijant hem sijn boxen
uitgetoogen en met olie ofte diergelijcke gesmeert hadde, al waer zij geweest
zijn tot vijf of zes katten in ‘t geheel en t’samen gedanst hadden’.
Een
halve eeuw later legde de klepperman van Katwijk aan de Rijn de gerechtelijke
verklaring af dat hij op het kerkhof aldaar een menigte zwarte katten poot aan
poot had zien dansen.
Ook
mensen kunnen door heksen veranderd worden. Dat deed in 1566 de oude heks
Bametje in Amsterdam met arme weeskinderen. Die liet ze ‘s nachts als katten
tegen de toren van de Oude kerk opklauteren. Met de poten speelden ze op de
klokken waarbij ze zongen:
“Wij
zullen hier niet meer weggaan
Tot
dat we Bametje in het vuur zien zitten”.
Soms
wezen ze met de poten alsof ze de heks aan de omstanders wilden aanwijzen.
Een
heckenthaler, (een broeddaalder omdat hij telkens nieuwe uitbroedt) een
muntstuk, liefst met het kruis er op heeft als eigenschap dat die andere munten
tot zich trekt. Je kan die van de duivel verkrijgen, maar het is niet
gemakkelijk om er een van hem te krijgen, hij moet bedrogen worden. In
Brandenburg, Pommeren en Oldenburg wordt hier toe een zwarte kat, liefst een
kater, in een zak gedaan die door een touw met negen en negentig knopen dicht
gemaakt wordt. In de nieuwjaarsnacht gaat men er driemaal mee om de kerk en
klopt elke keer aan de deur en roept de koster door het sleutelgat. Bij de
derde keer komt niet hij, maar de duivel en vraagt wat men hebben wil. Het
antwoord is; ‘ voor een daalder een haas verkopen die in de zak is’. Dit wordt
aangenomen en de daalder wordt dadelijk gegeven of zal later thuis in de
geldzak worden gevonden. De verkoper zorgt er nu voor zo spoedig mogelijk thuis
te zijn. Heeft de duivel voordat hij thuis is de negen en negentig knopen
losgemaakt en het bedrog ontdekt dan is hij verloren. Hoort hij de kat
schreeuwen, dan is hij doof. Hier ligt de oorsprong van het spreekwoord: ‘een kat in de zak kopen’.
De katten
dansen ‘s avonds op de Snagnaerdsberg, een heuvel bij het kerkhof van Katwijk.
Vele
namen zijn er met de kat verbonden. De Kattenbelt bij Zutphen - Groenlo, waar
historische opgravingen zijn gedaan. De Kattenkolk te Barchem, de Kattenkuil te
Hoog-Soeren, het Kattingsveld bij de Zonnebelt in Vorden. Onder Bemel ligt een
Kattenleger, onder Lunteren een Kattenbroek, de Kattenberg bij Rozendaal en het
Kattengat bij Elspeet. In Casteren (N. Br.) heten twee hoogten Kattenberg en in
Haaksbergen ligt een Kattendans.
Vriezenveen
heet Heksenveen, immers de plaats is aangelegd door drie heksen die uit
Friesland verbannen waren. En er zijn in het dorp nog vrouwen genoeg die ‘van
den aard’ zijn. Zij kunnen op een witte turf over het Blanke Meer schipperen.
Ook kunnen zij zich in een kat veranderen en dan rijden ze op een bezemsteel
door de schoorsteen naar de kattenmolen. Dat was een rosmolen die door een
paard in beweging werd gebracht. Ze kunnen zich verplaatsen naar de verste
streken. Zo is het gebeurd dat een koloniaal uit Vriezenveen in Indië op een
nacht een bekende heks voor zich zag.
Achter
Hoog-Soeren ligt de Kattenkuul waar de heksen en tovenaars in vroegere jaren,
in katten veranderd, dansten met de Boze. Op een avond kwam een zwerver langs
de kuil. Hij zag een groot gezelschap van heel mooi aangeklede dames en heren
om een groot vuur dansen en vroeg beleefd om een gave. Van ieder kreeg hij een
goudstuk. Zoals schooiers doen wenste hij allen ‘s Heren zegen. Maar op ‘t
woord Here was bij toverslag alles verdwenen en stond hij in het donkere bos
alleen. Toen hij zijn schat natelde zag hij dat het in plaats van goudstukken
allemaal dorre beukenbladeren waren.
De zwarte
kat geldt als huisgeest. Naar het bijgeloof sterft de zwarte kat voor zijn
baas.
Droomt
men in de Kerstnacht van een zwarte kat dan wordt men in het nieuwe jaar
gevaarlijk ziek. Als de kat treurig miauwt zal er iemand in het huis spoedig
sterven.
Of
dat het een slecht teken is als het dier wegrent of het pad van links naar
rechts kruist. Het ontmoeten van een wilde kat is meestal een slecht voorteken.
Een
kat die vlak na het bramenseizoen is geboren, een blackberry cat, is een
bramenkat. Die wordt als bijzonder boosaardig beschouwd.
Wanneer
een kat een huis verlaat waar ziekte heerst en ze niet terug wil keren dan zal
de zieke niet herstellen.
Trap
nooit een kat, dan krijg je reumatiek. Het mishandelen van een kat bezorgt je
ongeluk.
Soms
geld de zwarte kat als geluk brengend. Het ontmoeten van een zwarte kat
betekent fortuin, vooral als die je pad kruist. Sommigen geloven dat het alleen
geluk brengt als je ze driemaal aait.
Bij
Yorkshire geloven de vrouwen dat hun mannen veilig van visvangst terug komen
als ze een zwarte kat bij zich thuis houden.
Als
de kat niest is dat een goed voorteken,
als een kat driemaal niest zal het hele huisgezin verkouden worden.
Een
niezende kat voorspelt ook regen. Als een kat zijn gezicht wast zou dit een
teken van komende regen zijn. De kat die uit het venster kijkt ziet uit naar
regen. Krabt hij aan een tafelpoot dan volgt er zwaar weer. Wanneer katten wild
rondrennen en in de gordijnen klauteren is er storm op komst. Wanneer ze met
hun rug naar het vuur zitten komt er vorst en storm.
Als
hij zijn gezicht in de huiskamer wast kan er bezoek verwacht worden.
Een
kat brengt geluk aan op een schip. Voortdurend miauwen van een kat op een schip
voorspelt een moeilijke zeereis. Wil je tegenwind oproepen sluit de scheepskat
dan onder een pot op. Midden op zee een kat overboord zetten geeft onmiddellijk
storm.
De
driekleurige, de vuurkat, is waarzeggend en heeft toverkracht. Die behoedt het
huis voor vuur en de mens voor koorts. Daarentegen trekken katten ook ziekten
aan, een kind die een haar ervan inslikt groeit niet meer.
Als
de huiskat op de dag van een huwelijk naast de bruid niest zal er geluk komen.
In Rijnland wordt die zorg in dienstbodeverordening, als een hoofdverplichting,
aan de meiden opgelegd. Bij het in dienst treden van het nieuwe huis is het in
vele streken gebruikelijk dat de huisvrouw de nieuwe meid om de haard, het
huisaltaar leidt Zo drijft men er ook
nieuwe katten om heen. Freya’s verband met deze dieren blijkt uit de zegswijze
wanneer een bruid met goed weer trouwt,’ die heeft de katten goed gevoerd.,’
dat wil zeggen Freya’s lievelingsdieren niet beledigd.
Een
meisje moet een kat liefkozen dan krijgt ze een mooie man. Mannen daartegen die
kattenvrienden zijn trouwen niet. Verzorgt ze de kat niet goed, dan krijgt ze
een slecht huwelijk. Dat is ook zo het geval als er kort voor de
trouwplechtigheid een kat op het kerkaltaar zit. Kwaadwilligen die het huwelijk
alle slechts toewensen binden daartoe twee katten met de staarten aan elkaar en
laten die lopen over de weg waar straks het paar gaat om te trouwen.
De
kat is net als de hond en haan zo vereenzelvigd met het huis dat ze geacht
wordt er deel uit te maken.
Een
zeer merkwaardig bewijs daarvoor leveren rechtsverordeningen op in het
Zwitserse kanton Bazel.. Het stadsrecht van Liestal, 1411, bepaalt dat hij niet
strafbaar is die na het luiden van de nachtklok de inbreker die in zijn huis
komt doodt. Is die echter ontvlucht en heeft de aangevallene in zijn huis geen
getuigen om de misdaad te bewijzen, maar wel tijdens de aanval een hond, haan
of kat, dan gaat hij met die aan een touw, met drie halmen van het dak van zijn
huis, naar de rechter. De drie halmen zijn de symbolen van zijn huis, de dieren
komen in plaats van menselijke getuigen. De gelijkstelling met het gezin
verbond aan het dier ook zekere menselijke rechten, meestal boeten en weergeld.
In het Zwitserse kanton Wallisserland was het een oud recht dat wanneer iemand
een andermans kat had gedood dat die bij de staart werd opgehangen zodat zijn
snuit de grond raakte. Daarna werd ten behoeve van de eigenaar er zoveel tarwe
overheen gestort dat het dier tot de punt van zijn staart eronder bedolven
werd. In het jaar 1780 diende een boer een klacht in bij de rechter dat zijn buurman
zijn kat had gedood. De rechter wees dit
van de hand als een onbeduidende zaak, maar de boer wees hem op het kattenrecht
en eiste de toepassing er van. Volgens zijn verklaring hield dat in dat de kat
gevild en het veld op de grond uitgespreid moest worden en er zoveel tarwe op
moest dat van het vel niets meer te zien was.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe XX;.
De
Vos en de Katten;
‘De
schalkse Vos op ’t velt de Katten vast vergezelde
En
van zijn listigheid veel snorkende vertelde
Dat
alle katten doen ’t handwerk (nemen ’t in acht)
Van
muizenvangerije en enkel rattenjacht
Terwijl
ze onderling zo in twisten rezen
En
Reinaard boven hen de beste wou wezen
Een
koppel honden haar te schielijk overkomt
De
Katten klauteren in de takken van ’t geboomte
Maar
Reintje, in gevaar niet wetende waar te vluchten
Is
snel de Brakken tot roof en spreekt met diepe zuchten
Hoe
ijdel is de roem desgene voor gewis
Die
op Katten smaalde en nu haar schouwspel is
Wanneer
hij in gevaar, ja hoop en troost ten einde
Haar
vlijtigheid aanschouwt en zelf blijft in ellende
Zich
voor beroemde hoedde, en voor ’t bespotten wacht
’t
Geluk is wankelbaar, wel hem die wijs beraden
zorgvuldig
zich wacht van andere te smaden’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe LI;.
Den
Aep en de Katte;
‘De
Sim, om ’t afwezig huisgezin te verrassen
Te
snoepen de gebraden kastanjes in de asse
Nam
’s katten linkerpoot, hoe zeer zij was vervaard
En
krabde de gebraden kastanjes uit de haard
De
poes heeft luid gemiauwd als zij haar klauw verbrande
En
riep: houd op, houd stil, mijn linkerpoot lijdt schade
Mijn
vlees is niet van staal en ijzer als het dijn
Wat
tirannie is dit, ik lijd grote pijn
Maar
onze moeder Sim liet niet af van verzengen
Voor
ze de haard had ontbloot van gloeiende
karstengen
Belachende
de kat in ’t midden van ’t verdriet
En
riep: Wat schreeuwt gij, uw pijn voel ik niet
Gebruikt
zijn eigen volk en kloeke rijksgenoten
Hij
houdt zich uit het gevaar en haalt als met zijn hand
Al ’t gene zijn hart wenst uit
oorlogs felle brand’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe LXXXIII. ;
De
Katte en de Haen;
‘De
klauterende Kat had een Haan gegrepen
En
in haar poten hield hem vast en stijf genepen
Bloed
schender, zei zij, hoereerder, razebol
Gij
hebt, gij hebt nu uitgespeeld des levens rol
Gij
hebt de dood verdiend, deze ogen zult gij sluiten
En
meer uw moeder noch zuster gebruiken
Om
uw geile lust met haar te blussen uit
Gij
zult vroeg in de morgen niet meer maken groot geluid
Noch
in haar zoete rust de slapers komen storen
Deze
kop zal niet ontgaan de Katten hete toorn
Zijn
onschuld maakte, dat hij niet en was alleen
Maar
zulks met de rest der vogelen had gemeen
De
Kat luistert noch naar onschuld, noch geweten
Maar
heeft de Hennen Boel op staande voet verbeten
Geen
onschuld gelden mag in ’t vierschaar der tirannen
Daar
rede en billijkheid vanouds is uitgebannen’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe LXXXV. ;
De
Kat en de Ratten;
‘En
stokoude Katten vel met kreupelheid behangen
Van
oudheid Ratten noch Muizen kon vangen
’t
Langstaartige gebroed als hier de snuif van kreeg
Haar
honger boeten aan ’t meel en aan het deeg
Dit
heeft de oude Kol tot in het hart verspeten
Om
dat ze haar wakkerheid door de oudheid heeft vergeten
Maar
evenwel bedacht ze een raad vol arg en list
Ze
voegde zich bij ’t meel en verschool zich in de kist
Die
dieren, die bij nacht naar gewoonte kwamen
Zij
de een na de ander heeft verslonden al te samen
En
in bittere nood en angst veel listen zoekt
Al
hetgeen in weelde niet in onze gedachten kan roeren
Weet de armoede noch in nood
scherpzinnig uit te voeren’.
De
kat uit de boom kijken. = Afwachten hoe het zal gaan en dan toeslaan.
Waarschijnlijk van: je zou een kat uit de
boom kijken, zo vurig zie je uit uw ogen. Men kan namelijk een kat door
onafgewend en met een strakke blik haar aan te kijken noodzaken de schuilplaats
te verlaten.
Hij
loopt er om heen als de kat om de hete brij. =Hij wil wel graag maar weet niet
hoe de zaak aan te pakken.
(191)
Een kat in de zak
kopen. =Bedrogen zijn, naar het volksverhaal dat de duivel een wisseldaalder
geeft als men hem op de kruisweg een kat geeft. Als de duivel de zak opendoet
zit er wat anders in.
De
kat de bel aanbinden. =De eerste stap doen bij een gevaarlijke onderneming. Dit
naar de fabel waar de ratten besloten de kat de bel aan te binden maar bij de
uitvoering geen een het wilde doen. Het is een kreet tegen de maatschappelijke
toestanden. De kat is bij Langland, 1370, de koning, Eduard III, de muizen zijn
het volk. In 1482 besloten de Schotse edellieden de gunstelingen van Jacobus
III onschadelijk te maken. Lord Gray verhaalde de fabel en Archibald Douglas,
Earl of Angus, verklaarde zich bereid de kat de bel aan te binden, ‘to bell the
cat’ daardoor heet hij Archibald Bell the Cat.
De
kat in het donker knijpen. =Iets kwaads doen als geen mens het ziet.
Waarschijnlijk wordt met de kat een meisje of vrouw bedoeld.
‘t Is
gelijk of men van de kat of van de kater gebeten wordt. =Als je toch betalen
moet, of, als je toch de schade dragen moet dan kan het niet schelen wie dat
veroorzaakt heeft.
Een
kat die in benauwdheid zit maakt rare sprongen. =Wie in ongelegenheid zit doet
vaak rare dingen die je vaak niet van hem zou verwachten.
Omwille
van het smeer likt de kat de kandelaar. =Omwille van voordeel vlijt men iemand.
De kat likt de kandelaar niet om die te laten glimmen maar om het vet.
Hij
heeft de kat gestuurd. =Hij werd verwacht maar is niet gekomen.
Ze leven
als kat en hond. =Ze hebben altijd ruzie.
Dat is
geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. =Het is een bijdehandje.
Bij
nacht zijn alle katten grauw. =Bij nacht is er geen onderscheid tussen mooi en
lelijk.
Het
muist wat van katten komt. =De jongen vertonen de aard van de ouders.
Als de
katten muizen dan mauwen ze niet. =Als je eet ben je stil.
Het
katje van de baan. =Dat wil zeggen de eerste, de baas, de aanvoerder. Het is
van laag allooi. Het betekent eigenlijk de juffrouw om wie in een openbaar speelhuis
gedanst werd, de baan was de ruimte waarbinnen dit dansen geschiedde.
Het
loopt op katjesspel uit. =Het loopt op kijven en vechten uit.
Een
kater hebben. =Niet lekker voelen, katterig zijn. =Katten braken bij overmatig
eten.
Hij
moet er bij wezen als een kater gelubd wordt. =Hij moet overal bij zijn,
onverschillig wat er gebeurt.
Hij
loopt als een kater in de morgendauw. =Hij loopt trots langs de weg. Een kater
die in het natte gras loopt tilt de poten hoog op en loopt heel voorzichtig.
In
katzwijm vallen. =Voor een ogenblik bewusteloos vallen en dan direct weer
bijkomen. Zoals een kat die een lelijke val maakt, even blijft liggen en dan
weer gauw in orde is.
De
kat komt een graatje toe. =Ieder van het gezelschap moet er wat van hebben, al
heeft hij niet zoveel meegewerkt.
Hij
speelt met hem als de kat met de muis. =Hij geeft zijn slachtoffer telkens weer
enige hoop, maar op het eind is hij zonder genade.
Men
stuurt een kat naar Engeland en hij zegt miauw als hij weer thuiskomt. =Als men
iemand uitstuurt voor een taak waarvoor hij niet berekend is, dan komt hij even
wijs en onverrichter zake thuis.
Een
kat een kat noemen. =Duidelijk zeggen waar het op staat.
Kan
de kat ook appelbrij koken? =Vraag als het over iemand gaat die van zeker werk
niets terecht brengt. Ook : Hij weet er net zoveel van als een kat van het
wafelbakken.
Daar
heb je de kat in het garen. =Daar komen de moeilijkheden, nu loopt alles mis.
Als
onze kat zich wast komt er beslist een gast. Oud volksgeloof.
Poesmooi.
=Is als de poes die zich schoon gelikt heeft.
‘t Is
geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. =Zij weet best van zich af te
slaan.
Voor de
poes (kat) zijn, op punt van verloren gaan.
Op zijn
pootjes terecht komen. = Uitdrukking als alles toch weer goed komt.
Als
de kat van huis is dansen de muizen. =Als het nodige toezicht ontbreekt lokt
men ondergeschikten uit om uit de band te springen.
Men
moet de kat niet bij het spek zetten.
=Men moet iemand niet in de gelegenheid stellen om kwaad te doen.
Als
men de kat op het spek bindt wil hij er niet van vreten. = Men moet iemand de
nodige vrijheid geven, hij moet volgens zijn eigen natuur kunnen werken want
anders laat hij na wat hij overigens graag zou doen. Vooral: men moet een
vrijer, vrijster, niet al te sterk aanmoedigen.
De
kat in de kelder metselen. =Iemand laten op een plaats waar hij geen kwaad
gedaan heeft en kan doen.
De
bruid heeft de kat goed gevoerd. =Gezegde als het mooi weer is op de
bruiloftsdag.
Zij
heeft de kat niet gevoerd. =Teken dat het huwelijk niet gelukkig zal zijn. De
kat was het dier van Freya. Wanneer de bruid verzuimde de kat goed te voeren
dan was Freya haar niet welgezind.
Die
geen katten lijden mag zal nooit een mooie vrouw krijgen.
De kat
zal met een lege maag niet weglopen. =Hij heeft stevig gegeten.
Hij
kijkt als de kat in een vreemd pakhuis. =Hij weet geen raad hoe hij de zaak zal
aanpakken.
Wanneer
de kat voor haar zelve muist, dan muist ze nauw. =’t Is het beste dat we onze
zaken zelf verzorgen.
Een
slapende kat, vangt geen rat. =Een luiaard zal niet vooruitkomen in de wereld.
Men moet op zijn tellen passen.
Die
met het katje speelt wordt er af gekrabd. =Die het gevaar zoekt komt er in om
Strelende
katjes halen het vlees uit de pot. =Wacht u voor vleiers
De
beste kat kan wel eens muizen missen (G. Gezelle) = Iedereen maakt wel eens een
fout
De
kat muist best als zij jongen heeft. =Die kinderen heeft zorgt dat er flink wat
verdiend wordt
De
kat kon ‘t spek wel zien maar niet krijgen. =De druiven waren zuur.
Daar
is wat in dat de kat niet lust. =Het eten is nog te heet.
‘t Is
net een kat als andermans kat. =’t Is niets buitengewoons.
Sparen,
daar is de kat dood aan gegaan. =Als men alles maar zo zuinig mogelijk wil doen
is er geen aardigheid meer aan het leven.
Sprookje
van de markies van Carabas, een voorname meneer zonder veel geld.
Van
geven kan mijn kat niet leven. = Als men het hebben moet van giften en gaven
dan valt het niet mee.
Eerste
gewin is kattengespin. = Wat je het eerst gewonnen hebt bij een spel gaat zo
weer verloren. Men kan er net zoveel op aan als het spinnen van een kat dat ook
geen draad oplevert.
Draait
de kat haar aars naar het vuur, volgt wind en regen, koud en guur.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/