Kevers.
Naam, etymologie.
Torren, mogelijk is dit woord verwant met midden-Noord Duits turren: gonzend vliegen.
Kever.
In midden-Nederlands was het kever(e), in Angelsaksisch ceafor (nu chafer) in
oud-Hoogduits Chevar, (nu Kafer) de grondbetekenis is knager.
Cetonia floricola,
(bewoner van bloemen) (Cetonia
aurata) (goudachtig)
De gouden tor, rozenkever of metaalkever is goudgroen en glanzend. Een
bezoeker van dode bomen.
De
gouden tor, Johanneskever of rozenkever in de roos van juni tot september is Phyllopertha
horticola, (van de tuin).
Die
in Zuid Duitsland het beestje bij zich draagt heeft geluk in zaken. Het is
daardoor een handelsartikel geweest.
Een
klein meisje speelde in de bossen graag met kevers en vlinders. In een zware
oorlog dreigde gevaar. Een grote gouden kever neemt haar mee en brengt haar bij
een oude spinnende vrouw.
Daar
bleef ze een vijf jaar tot de oorlog over was. Ze ging nu naar haar dorp terug,
rijk beladen met linnen en kleren als bruidsschat. Haar weldoenster was vrouw
Holle.
In
Zweden laat men het kevertje over de hand lopen en zegt: “het betekent voor mij
de bruidshandschoen”. Vliegt het weg dan letten ze op naar welke kant, van die
kant zal de bruidegom komen.
Brachinus crepitans,
(Brachninus, Latijn voor kraken naar het lawaai dat het maakt, crepitans;
schieten) de bombardeerkever, Engels
bombardier,
heeft een donkerrood lichaam en zwartblauwe dekschilden.
Het
dier herinnert aan de wijze waarop hij zich verdedigt, aan de Amerikaanse
stinkdieren. Komt een vijand hem te na dan bespuit hij hem met een bijtend
vocht uit zijn achterlijf dat zelfs op de huid van de mens rode vlekken maakt.
Omdat hij dit herhalen kan lukt het hem meestal te ontsnappen. Komt men het te
na dan wordt men verrast door een knal als van een pistool die gepaard gaat met
een soort van rook. Men zegt dat hij dit twintig maal kan herhalen en dat men
het er altijd toe brengen kan door met een speld op de rug te krabben.
Calosoma sycophanta (Calos; mooi en soma; lichaam
,sukophantes: lastige, sukon; vijg, phaino; ik laat zien) is de poppenrover. Forest caterpillar hunter.
Een
grote, fraai goudglanzende kever die evenals zijn larve een moordlustig en
ijverig vervolger is van schadelijke rupsen en poppen die hij op bomen opzoekt.
De larve vestigt zich soms in het nest van de processierupsen waarin ze grote
slachtingen aanricht.
Melolontha melolontha,(Grieks melolonthe; fruit vernietiger) meikever, Duitse Maikafer komt tegen
mei. Engelse cockchafer.
Het
is de kever die op warme zomeravonden veel voorkomt.
Is
twee tot drie cm lang met roodachtig bruine dekschilden die het achterlichaam
niet geheel bedekken waardoor er een soort staartje bestaat.
Kop
en borst zijn zwart. Ook hebben ze antennes.
De
kever eet van bladeren, meestal van bomen.
Vooral
de engerlingen zijn vraatzuchtig en knagen de wortels af. Ze richten
ontzaggelijke schade aan wanneer het zoals in ons land vooral in de streek
tussen Arnhem en Wageningen om de drie jaar plaats vindt (rond 1900) in grote
menigte voorkomt. Jaren geleden heb ik het daar zelf gezien, je kon van een
voetbalveld zo de hele grasmat vrijwel naar je toe trekken, de wortels waren er
allemaal af.
Naam.
Engerling,
midden
Hoogduits engerlinc „korenworm”
naast ouder engerinc. Het Nederlanse
komt wel uit de Duitse, oud Hoogduitse engirinc en dat is gevormd van
’t synoniem angar, dat oorspronkelijk wormpje,
slangetje betekende. En verwant met Iers esc-ung; moerasslang, aal, Latijn
anguis; slang.
Het wijfje
legt eind mei in losse vruchtbare aarde vijf tot tien cm diep hoopjes eieren
van twaalf tot twintig stuks, totaal een veertig. Na drie - vier weken komen
daar de larven uit die zich aanvankelijk met vergane plantendelen voeden. Zodra
de winter aankomt kruipen ze dieper in de grond en beginnen ze aan de worteldelen te knagen. Van nu af aan eten ze
alleen maar plantenwortels. In het geheel blijven ze een drie - vier jaren in
de grond. De verpopping geschiedt in de herfst diep in de grond, zodra het volgend
jaar warm wordt, eind april of begin mei, komen de volwassen meikevers uit de
grond.
De
kevers voeden zich met bladeren van loofbomen en Larix. Ze vreten in vliegjaren
soms alle bomen en struiken in een streek kaal. Meestal slapen ze overdag en
klemmen zich aan de onderzijde van de bladeren vast. Men kan ze ’s morgens in
menigte vangen door aan de takken te schudden. In 1875 werden er alleen al in
de onmiddellijke nabijheid van Wageningen vijf honderd elf hectoliter gevangen.
De
meikever en zijn larve de engerling richtten eens grote schade aan in het
bisdom Chur. Driemaal werden ze voor de rechter gedaagd. Omdat ze vanwege hun
kleinheid en als minderjarige niet konden verschijnen werd hun met vele
aanhalingen uit het Romeinse recht een verdediger toegevoegd. Die vermeldde dat
zijn cliënten Gods schepselen waren en sinds onheuglijke tijd daar gewoond
hadden waar ze thans waren. Zijn conclusie was om hen niet van hun voedsel te
beroven, niet uit hun bezit te zetten of in ieder geval van rechtswege een
andere woonplaats aan te wijzen. Zo gebeurde. Jaarlijks wordt een bepaald stuk
land aangewezen waar ze heen gaan en daar buiten doen ze geen schade.
Je
kan ze ook verdrijven met wijwater en een processie door de velden waardoor de
wormen vleugels krijgen en met miljoenen weg vliegen.
De
meikever werd in honing verstikt en zou dan een middel tegen hondsdolheid
geweest zijn. Het werkt ongeveer als de canthariden, Spaanse vlieg. Soms werden
ze met hongersnood wel door kinderen gegeten waaraan sommige gestorven zijn. De
wormen werden gedroogd, gewreven en met bier gedronken, dat zou tegen elke
zwakte helpen.
De mesttor,
mestkever. De mesttor heet ook wel paardentor of paardenmestkever. Engelse dung
beetle, dor beetle naar het dreunende geluid dat ze maken, zie tor; van turren;
gonzen.
Dit
blauwzwarte diertje leeft het liefst in de mest, vooral paardenmest en van
koeien.
Op
zijn buik zitten vele roodachtige mijten.
Al
naar dat de mijten voor of achter zitten regelt de boer in Mecklenburg zijn
zaaitijd. Zitten ze bijvoorbeeld in het voorjaar van voren dan moet de boekweit
vroeg, in het midden op de gewone tijd en van achteren laat gezaaid worden.
Vliegt hij ‘s avonds dan wordt het de volgende dag warm. Vliegt hij ‘s morgens
dan komt er die dag regen.
Als
een mesttor op zijn rug ligt zodat hij niet opstaan noch vliegen kan en
vergeefs worstelt, wees dan barmhartig en zet hem op zijn pootjes. Dan zijn u
zeven zonden vergeven.
De heilige tor van de
Egyptenaren is met onze mesttor nauw verwant.
Het
blad van de els is vrijwel altijd aangevreten door een kevertje, Agelastica alni, L. (van de els) Elzenhaantje, alder beetle, Frnas chrysomele de l’ aulne. Duits Erlenblattkafer. De larven van
de blauwe elzenkever rieken naar amandelen en zijn volgens sommige een
uitmuntend middel tegen tandpijn. Dit kan bij sommige bomen zo erg kan zijn dat
er geen gaaf blad meer aan de boom zit. Van sommige bladen is al het bladmoes
verdwenen zodat alleen het bladskelet nog over is.
Scolytus scolytus (Scolytus destructor (vernietiger) de iepenspintkevers,
Duits Ulmensplintkafer, Engelse bark
beetles,
leggen hun eieren onder de schors van kwijnende iepenbomen, vermenigvuldigen
zich zeer sterk en tasten later ook de gezonde bomen aan die omdat de cambium
laag tussen bast en hout geheel wordt weggevreten spoedig gedood worden.(rond
1900).
De
eerste iepziekte werd in 1920 beschreven maar was al eerder vermeld. Doordat er
in het begin van deze eeuw vrijwel alleen maar Hollandse iepen stonden,
afkomstig van een kloon, was de iepziekte een ramp.
De
iepziekte is als aids onder de bomen,
door wortelcontact kan de ziekte al overgebracht worden naar een buurboom.
Voornamelijk wordt de ziekte overgebracht door een nietig kevertje, een
Scolytus, die van de ene naar de andere boom vliegend de schimmel op zijn tocht
meeneemt. Is zo’n machtige iep eenmaal aangetast door dat kleine schimmeltje
dan gaat hij eraan.
Iepenhout
mag niet meer gebruikt worden voor de open haard, moet totaal en volledig
vernietigd worden. Dit om de verspreiding van de kever tegen te gaan.
In
Rotterdam waren er in 1920 ongeveer 30 000 bomen waarvan 80% uit iepen bestond.
In 1932 was het aantal iepen bijna de helft, 48%, slachtoffer van de iepziekte
geworden. Er zijn er een 12 000 gerooid. In 1933 gingen er nog 778 om en in
1934 nog eens 877 zodat totaal in die stad 13 600 iepen of wel 57 % van het
oorspronkelijke aantal is verdwenen.
In
Utrecht waren er rond 1920 een 7000 iepen. In 1932 was hier de helft van
gerooid, dat jaar vielen er weer 7%. Dat betekende dat er 4000 iepen gevallen
waren. In Delft waren er voor 1930 ongeveer 3000 iepen. Begin 1936 waren hier
1370 of 46% gevallen. In 1933 lezen we volgens het jaarverslag van het
Iepenziekte Comité dat in 1931 door het Staatsbosbeheer en de
Plantenziektekundige Dienst 26 000 iepen werden gerooid, in 1932 waren het er
24 000 en in 1933 70 000.
In
1930 stonden er naar schatting nog maar 1 128 000 Hollandse iepen in ons land.
In 1946 waren er nog maar 425 000. Verwonderlijk lees je dan ook in de
berichten, statistieken, dat het aantal
zieke iepen af neemt. Dat is dan altijd naar het aantal van vorige jaren, als
er nog maar een paar zijn valt het percentage wel mee of is de echte Hollandse
iep vrijwel verdwenen?
De
iepenbestrijding is er nu op gericht om de struikiepen in plantsoenen en
dergelijke als infectiebron, te verwijderen. De kosten van iepenbestrijding
zijn enorm, het buitenland heeft de moed al opgegeven evenals vele delen van
ons land. De instanties blijven evengoed positief en wijzen op de gunstige
cijfers. Als er vrijwel geen iepen meer zijn heb je relatief ook weinig
aantallen die je om moet halen.
Je zou
menen dat als je geen iepen meer plant de oude uitgeroeid worden en er na
enkele jaren geen iep meer is maar dat dan ook de ziekte verdwenen is. Plant
dan opnieuw met resistente vormen, neem een wisselende laan- en bosbeplanting,
selectie e.d.
Nadat
de Hollandse iepziekte naar Amerika emigreerde bleek die daar nog voor veel
grotere gevolgen te zorgen dan hier.
De
Amerikanen hebben drastische maatregelen genomen om dit kwaad te keren met
zulke zware gifbespuitingen dat dit de aanleiding werd voor Rachel Carson om
het boek Dode Lente te schrijven. Ondertussen is er in Amerika weer een nieuwe
agressieve vorm ontstaan die weer naar ons toekomt en ook de nieuwere,
iepziekte bestendige soorten weet te pakken.
Tenebrio molitor, (van
molesta; lastig, gevaarlijk) de bakkerstor of meelworm,
Engels mealworms
is een insect dat zich soms zo vermenigvuldigt dat het een plaag vormt. ’s
Nachts komen ze hier en daar in zo grote menigte te voorschijn dat ze
letterlijk de vloer van de keukens en bakkerijen bedekken, maar zodra men met
een brandende kaars of lamp nadert maken ze zich uit de voeten. Ze eten alles
wat hun in de weg komt, knagen aan leer, aan kleren, boeken en laten een
onaangename reuk na aan alles waar ze over heen gekropen zijn.
Het
vrouwtje van de meeltor legt een vijf honderd eieren die al gauw met meel
bedekt zijn en daarom moeilijk te vinden. De larven hebben meer dan een jaar
werk voor ze volgroeid zijn. Dat zijn de bekende gele meelwormen, ze lijken op
ritnaalden.
De
tor is vier cm lang, zwart en glanzend.
De olietor
wordt zo genoemd omdat als men het grijpt of plaagt een naar olie gelijkende
vloeistof van zich geeft.
De
waterroofkevers, Dytiscidae, (Grieks dytikos; in staat om
te duiken). Dytiscus marginalis ,(met
randen) de geelgerande waterroofkever is zwart, terwijl de kanten van
de borst en de buitenwanden van de vleugels geel zijn. De beet van deze tor is
zeer pijnlijk. Ze verslindt al wat haar in de weg komt, hetzij insecten, kuit
of vis of jong kikkergebroed.
De grote watertor
Hydrophilus
piceus, (houdt van water en pikzwart) (Hydrous
piceus) heeft een zwart lijf.
Dit
dier is groot, plat en vrij breed in vergelijking met zijn lengte.
Het
heeft uitpuilende ogen die het in staat stellen naar alle richtingen te zien.
Men
heeft ze ook de naam duikelaar gegeven omdat ze dikwijls eensklaps van de
oppervlakte van het water naar beneden schieten. Daar in de diepte, zelfs te
midden van de modder, beweegt ze zich met dezelfde snelheid. Ze nemen lucht mee
onder hun dekschilden en aan de poten, daarom ziet de buikzijde er zilverachtig
uit doordat die bekleed is met een dunne luchtlaag.
De
kever leeft van plantenmateriaal en algen. De larven zijn echte rovers, eten
waterslakken en kikkervisjes.
Men
noemt ze ook wel spinnende watertorren omdat de wijfjes de eieren opbergen in
een gesponnen pakje. Die maakt ze vast aan de onderkant van een waterblad,
middels een tunneltje komt er luchttoevoer van boven.
Gyrinus natator
( Grieks gurinos; kikkervisje, donderpad,
natans; zwemmen) is het schrijvertje, whiligig beetle, een blauw
kevertje dat pijlsnel rondjes kan draaien op het water. Dat doen ze op
afgeplatte poten die stijve haren dragen. Ze kunnen ook goed vliegen, ook
kunnen ze goed duiken en nemen dan een luchtbel mee aan de achterkant.
Agriotes lineatus
(Latijn ager; kamp, veld, gestreept) (Elator segetis
(van de graanvelden) is de graankniptor , wireworm, wiens draadvormige larven
als ritnaalden vier - vijf jaren lang de wortels van graanplanten, knollen en
koolgewassen afknagen.
De
kniptorren hebben de eigenaardigheid dat zij zodra ze op de rug gelegd worden
met een knakkend geluid kunnen opspringen om weer op hun poten terecht te
komen.
Nicrophorus vespillo, (doden dragen en een die ’ s nacht de doden begraaft) het doodsgravertje.
Duits Totengraber, burying beetle..
Dit
merkwaardige insect is zwart en heeft twee helder oranjekleurige strepen op de
rug.
Het
geeft zulk een stank van zich af dat de handen die het aangetast hebben er nog
uren later naar rieken.
Geen
wonder want het werkt als doodgraver en lijkbezorger van onbegraven dieren.
Waarschijnlijk door de reuk geleid vinden ze krengen van dode dieren. Meerdere
kevers woelen daar nu de aarde onder weg zodat het dode dier dieper en dieper
in de grond terecht komt tot dertig cm diepte. Ligt het kadaver op een harde
plek dan wordt het met buitengewone inspanning naar een lossere bodem gesleept.
Na volbrachte arbeid leggen ze hun eieren en laten het aan de larven over zich
daarmee te voeden. Vier van zulke kevers begroeven eens in vijftig dagen twee
mollen, vier kikkers, drie kleine vogels, twee sprinkhanen, de ingewanden van
een vis en twee stukken rundlever. Een enkele kever kan in twee dagen een mol
begraven die veertig maal zo zwaar was als zij zelf.
Uit
Gart der Gesundtheit.
Lytta vesicatoria (Grieks lytta; woede, geestdrift, Latijn vesica; blaasjes of blaasjes trekkend) (Cantharis vesicataria) is de Spaanse
vlieg, in Duitse
Spanische Fliege, in Engelse Spanisch blister fly, Spanish fly, die bij ons
zeldzaam in Gelderland wordt aangetroffen.
Dit
dier voedt zich met bladeren van essen en ligusterstruiken. Ze beschadigen het
blad en geven het een onaangename geur. De levende vlieg heeft een onaangename
geur en als het op een boom sterft waar zijn overblijfsels verkruimeld tot
poeder worden wordt dit soms ingeademd door diegene die onder zijn takken zit
wat soms een zeer brandend gevoel geeft. Om deze reden mag de es in Frankrijk
niet in de buurt van steden en dorpen geplant worden.
De
volwassen kever is drie cm lang met lange, dunne sprieten en weke dekschilden.
Het
behoort tot de familie der blaartrekkers, Cantharidae. Die is zo genoemd omdat
de meeste soorten een eigenaardige stof voortbrengen als die op de huid
gebracht wordt blaren veroorzaakt. Soms is een enkele aanraking al voldoende.
Hun sap trekt blaren op de huid en is zeer vergiftig Daarom dienen ze voor het
maken van trekpleisters en worden in enkele gevallen inwendig als geneesmiddel
gebruikt. Het is de Duitse Plasterkafer.
Ook
tegen longziektes werden ze wel gebruikt.
Innerlijk
worden de zeer heftig werkende en de nieren beschadigende canthariden als
liefdes- en als vruchtafdrijvend middel gebruikt. Ze werken sterk op het plas-
en geslachtsapparaat en veroorzaken heftige ontstekingen, grotere dosis kunnen
zelfs tot de dood voeren. Ze spelen onder de liefdesdranken een belangrijke rol
en vormen het belangrijkste bestanddeel van de ‘Italische elixers’ en de beruchte
‘diavolini’ en ‘pastilles galantes’.
Al
Hippocrates gebruikte ze medisch, bij andere oude artsen en Arabieren was het
gewoon. Algemeen bekend werden ze in de 17de eeuw.
Tegen
ontrouwheid staat de trouw tegenover, dat is de Spaanse vlieg.
‘Is ever constant to his faithful spouse
In nuptial duteis, spending his chaste life
Never loves any but his own dear
wife’.
Uit Maerlant, ‘Cancarides zoals
wij het noemen, groeien in bladeren van bomen. Eerst zijn ze als rupsen gedaan
en daarna met vleugels bevangen en vliegen daags hier en daar. ‘s Nachts ziet
men ze openbaar daar ze zich tezamen houden in een hoop vast gevouwen. Groen zo
is haar gedaante, alzo men ons doet verstaan, en ze schijnen helder gelijk het
goud. In de tijd dat de oogst nabij is zijn ze bij nacht goed te vangen en
worden in azijn verdronken samen. En als ze dood zijn zal men ze daarna met
wijn begieten daar en leggen ze gelijk op een lat waar men een brand wil maken
waaronder was gerookt, wel gehuld in een notenschaal. Dan doen ze daar even in
dan een blaar aan een man, die blaar zal men dan doorboren met een gouden
naald, zoals wij het horen, in dezelfde plaatsen alzo of als uiterste met een
stro en daar zullen kwade humeuren uit gaan en verbetert het veel, zonder waan,
vijftien dagen dat die brand over is, dan een andere brand van een jaar’.
Shakespeare,
‘Measure for Measure’ iii, 1, 79-81
“The poor beetle that we tread upon’.
In
corporal sufferance, finds a pang as great’..
As
when a giant dies”.
Voelt
niet minder lichaamskwelling dan’.
De
reus die sterft’,
In
Antony and Cleopatra 3,2 20, wordt Caesar vergeleken met de tor waarbij Lepidus
en Antonius als vleugelschilden worden
afgebeeld.
Torren
worden vaak geproduceerd uit het bedorven vlees van paarden. De tor wordt
uitgebroed in mest of verdorven dingen, hij houdt daarvan en geniet erin.
Parfum verfrist de duif en doodt de kever. Dit komt van Plinius die zegt dat
kevers gedood worden door de geur van rozen. Cantharus (Spaanse vlieg) zal gauw
sterven als het in balsem gelegd wordt. Ook de wouw sterft door heerlijke
geuren. Zo is er ook zo’n gezegde bij Aelianus dat zoete parfums de dood
veroorzaken van gieren.
Ze
hebben geen vrouwtjes maar vermenigvuldigen zich uit de zon.
Ofschoon
de adelaar, hun trotse en wrede vijand, zo vele torren vernietigt en vervolgt
zo gauw als ze de kans krijgen betalen ze hem met gelijke munt terug. Want ze
vliegen op van hun nesten met hun volgelingen soldaten, de scarab-beetle en bij
afwezigheid van de oude vrouwelijke adelaar breken ze het nest binnen, tillen
de eieren eruit die neervallend gebroken worden zodat de jongen sterven.
Kevers
worden rond de nek van kinderen gehangen voor genezing. Het scherpt het gezicht
van diegene die ze dragen, daarom gebruiken juweliers ze.
Verschillende
soorten kevers komen in de wapenschilden voor, bijvoorbeeld de meikever, de
hertenkever en het vliegend hert. De kever
of tor is het teken der bescheidenheid en zou herinneren aan het aardse leed.
De meikever heet in de volksmond molenaar of meulenaar en wordt zo gevoerd als
sprekend wapenfiguur door een familie Molenaar.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/