Kiekendief.
Naam, etymologie.
Circos
was in de oude tijden de beste augurie (voorspeller) bij trouwerijen en voor
vee.
Kiekendief of bruine kuikendief, klem,
wouw, glee, koop, wordt op Texel schor, in Noord Brabant koop en elsepuist, in
Groningen blauwschild, in Friesland hanebijter, haneschrobber, muizenbijter,
hanenmosk, hoanskrobber en in Gelderland elsebusch en blauwe stootvogel
genoemd.
Hij maakt een sterke en fiere indruk, is veel
fierder dan de wouw. Hij wordt wel verwisseld met de buizerd zoals ook de
Franse naam busard harpaya zegt, ook busard des roseaux. Ook heet hij wel
rietwouw en bij de Duitsers Rohrweihe: rietkiekendief. In waterstreken, midden
in het land, heet hij klem, waar meer soorten met een kromme snavel zo heten.
Het is de Engelse marsh harrier, duckhawk, dove-hawk, blue-hawk, moor-buzzard
en soms ring-tali vanwege de strepen op de staart, de Franse busard harpaye of
busard des roseaux.
Algemeen.
De kuikendieven zijn middelmatig grote en slank
gebouwde valkvogels. Met een kleine romp en een fijne, zwakke en sterk gekromde
snavel met een lange haak en stompe tand. Zeer lange en slanke voeten met korte
tenen. Grote en lange, maar tamelijk smalle vleugels, een middelmatige lange en
brede staart en een zacht als zijde glinsterend verenkleed. De veren van het
aangezicht vormen een sluier.
Circus aeruginosus, L. (koperroestkleurig)
wat bij dit dier met alle schakeringen van bruin goed past. Vooral zijn bruine
broek past hem goed. Veel lichter van kleur zijn de overige delen van de kop.
De kleur van het kleed loopt niet alleen bij mannetjes en vrouwtjes en bij de
jongen en volwassenen sterk uiteen, maar ook in de verschillende tijden van het
jaar. Oudere vogels krijgen een bonter gewaad. Bij het oude mannetje hebben de
veren aan het voorhoofd en de kruin bruingele randen, overigens zijn de
bovendelen koffiebruin. De veren van de voorhals en voorborst zijn geelbruin
gevlekt en die van de overige delen roestrood, aan de top lichter en de
handpennen zwartbruin tot asgrauw. De vrouwtjes zijn meestal meer grijsbruin.
Het
oog is bij de ouden geel en bij de jongen bruin. De poten en washuid zijn geel.
Totale lengte vijf en vijftig cm, vlucht is honderd zes en dertig cm, vleugel
is drie en veertig cm met een staartlengte van vier en twintig cm. Het wijfje
is een drie a vier cm langer en heeft zeven a negen cm meer vlucht.
Ze
leiden een verborgen leven in moerasachtige streken en komen alleen in het
voorjaar te voorschijn om allerlei vreemdsoortige capriolen in de lucht uit te
voeren. Tijdens de baltsvlucht laat het mannetje een klagend kwie je horen of
een ijl en fluitend hieeeh.
Beneden
de zeven en vijftigste breedtegraad zie je de bruine kiekendief in geheel
Europa. Bovendien zie je hem in heel West Azi렩n noordelijke richting tot op ongeveer de breedte van het
Altai gebergte. Op de trek doorreist hij het vaste land van Zuid Azi력n ook een groot deel van Afrika.
Meer dan enig andere kiekendief is hij aan de lage landen gebonden, moeras en
water zijn volstrekt nodig voor zijn bestaan, je mag gerust stellen dat hij
beiden nooit uit het oog verliest. In ons land zie je hem van maart tot
september in moerassige en met riet begroeide streken. In vele van deze gewesten
is, was, hij de meest talrijke van alle roofvogels. Soms overwintert hier een
enkel exemplaar.
Alleen
in de paartijd verloochenen deze roofvogels hun trage aard, hun als het ware
kruipende leven en dan alleen verlaten ze het moeras en rietveld om onder
allerlei vreemdsoortige capriolen hoog in de lucht rond te stoeien alsof ze
willen tonen wat ze van de vliegkunst verstaan. Een paar van deze vogels, die
je het hele jaar vrijwel niet ziet, kunnen in april een hele streek
verlevendigen.
Het
nest wordt op moerassige plaatsen, tussen riethalmen, struiken of andere
waterplanten gebouwd. Het rust veelal onmiddellijk op het water. Op zijn
vroegst op de laatste dagen van april, maar meestal pas begin mei vind je er de
eieren in, vier of vijf, zelden zes. De eieren hebben een oneffen of althans
doffe, glansloze schaal van groenachtig witte of blauwgroene kleur.
Door
levenswijze en aard is de bruine kiekendief een onedele roofvogel. Vanwege zijn
zwakke lichaamsbouw kan hij niet ander dan zwak wild jagen dat hij op de grond
of in het moeras overvalt en in de echte zin van het woord vermoordt.
Angstvallig ontwijkt hij de mens en behendig weet hij zich in veiligheid te
stellen door in het riet of ontoegankelijke delen van het moeras te vluchten.
Op deze wijze ontkomt hij, zonder echt schuw te zijn, aan de meeste van zijn
vervolgers.
Zijn voedsel
bestaat bijna uitsluitend uit water- en moerasvogels en hun kroost, in het ei
of later. Kan hij niet stoten in de lucht dan vermoordt hij het wel op de
grond. Alleen wanneer hij geen vogels kan krijgen behelpt hij zich met amfibie뮬 insecten en vissen. Dat hij een
even behendig als kwaadaardig nestzoeker is weten de oude vogels zeer goed, ze
trachten hem daarom op allerhande wijzen van hun nesten weg te houden en
vervolgen hem met jammerlijk geschreeuw en woedende snavelhouwen. De wilde
ganzen, eenden en andere zwemvogels bedekken hun eieren wanneer ze die voor een
tijdje moeten verlaten met nestmateriaal en proberen ze hierdoor voor de ogen
van de bruine kiekendief te verbergen.
De
kiekendief is een vogel die wel geen kuikens neemt omdat hij zijn kost bij het
water zoekt. Voor eendenkuikens kan hij dus wel gevaarlijk zijn. Toch noemt men
hem hanebijter of haneschrobber. Dat zal zijn omdat de haan zo ontzettend
zenuwachtig wordt bij zijn verschijnen, wat hij overigens ook bij andere
roofvogels doet. Ook andere vogels winden zich op bij zijn komst want het is
een echte eierenrover en nog liever heeft hij een mals jong, maar ook een
oudere vogel versmaadt hij niet. Daarom vliegen de kraaien te hoop en de zwarte
stern en de meeuwtjes doen eender. Zijn nadering brengt drukte in alle
vogelkolonies
Vliegen
doet hij bij voorkeur laag, langs de toppen van het riet. Daar tussen kan hij
ook best sluipen. Hoe dieper het riet is, waar zijn schuilplaats ligt, hoe
liever het hem is. In een omgeving vol waterleven kan hij naar hartelust
slachten en eten, mits zijn slachtoffers zich niet aaneensluiten en teveel
leven maken. Graag zit hij op een paaltje om de omgeving te verkennen.
Gluiperig nadert hij zijn prooi, waarbij hij soms een heel eind te voet gaat.
Het
paartje leeft alleen met de jongen, de rest van de wereld wantrouwen ze.
Shakespeare,
Macbeth IV, 2,3, harper cries, de rietwouw roept, t is tijd, t is
tijd. De heks hoort de vogel roepen en zegt daarop tot de twee andere
heksen dat het tijd is. Is dit een echte harpij? Mogelijk is, naast de kat en
de egel, een werkelijk dier genoemd en kan het de naam zijn van de bruine
kiekendief die in Frans toch ook harpaye heet.
De
kiekendief lustte ook wel eens een duifje. Maar dat viel niet mee, de duiven
waren voor hem te snel. Toen bedacht hij een list. Hij riep de duiven bij
elkaar en vertelde van zijn zwakke hart. Laat ons in dit geval, er het mooiste
van maken en stichten we een rijk waar het eeuwig vrede is. Ik wordt koning en
jullie onderdanen. De duiven geloofden hem op zijn woord en werden al gauw
vermoord. De moraal van dit verhaal; vertrouw nooit de woorden van een schurk,
het zal je slecht vergaan.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe LXX;.
Kuycken-dief
en Koekoeck;
De
schampere Kuikendief, die dagelijks met zijn kluiven
De
kuikens verscheurt en de arme tortelduiven
Heeft
de Koekoek beschimpt om dat die voor zijn kost
Dagelijks
zijn buik met piertjes vullen most
Vermits
hij, veel te bloode om iemand aan te randen
Zijn
zenuwen nimmer op een voortreffelijke manier inspande
De
Vogel, die altijd zingt op dezelfde maat
Getroosten
dat hij veracht werd en versmaad
Getroosten
dat hij zich met wormkes moest erneren
Tot
hij weldra bespeurde en kende aan zijn veren
De
Kuikendief, door een list van de vogelaars gevaen
Die
hing aan de torens top tot spiegel voor de kwaen
O,
sprak de Koekoek toen, indien gij goedertieren
U
sober had vergenoegt met wormkes en met pieren
Had
gij uw vrijheid noch, en was ontweken net als ik
Frank
en vrij de vogelaars strik
Ontgaat
het perk al gauw van veel gevaarlijkheden
Maar
wie behagen schept in weelde en overdaad
Zich
lichtelijk brengt in een droeve staat.
Uit
eo.wikipedia.org
Circus pygargus,
L.: (Grieks, met een blinkend witte stuit) de grauwe kiekendief of beul
heeft wat donkerder dwarsbanden op de staart en onder de vleugels. Daarom noemt
men hem in Duitsland wel de Bandweihe. Ook wel Wiesenweihe en Kornweihe omdat
hij langs de met rogge of met heide begroeide velden strijkt. Het is de Engelse
montagus harrier en Franse busard cendre of busard de montagu. Hij is goed
tegen de muizen in het graan, zodat de boeren hem graag boven de stuivende
rogge zien zweven.
Ook
heeft ze nog een andere, niet offici묥
naam: Strigiceps, wat betekent dat het een hoofd heeft als een strix, dit zijn
uilen. De oogsluier heeft iets dat op een uil gelijkt.
Totale
lengte is vier en veertig cm, vlucht honderd vijf en twintig cm, de staart is
drie en twintig en de vleugels zijn acht en veertig cm lang. Het oude mannetje
is de fraaiste van onze kuikendieven. Hij heeft de kop en bovenborst
blauwachtig asgrauw wat op de nek en rug in donker asgrauw overgaat. De buik en
verlengde schenkelveren zijn wit, maar zeer fraai met smalle roestrode
schaftstrepen getekend.
De
iris is bij oudere vogels hoog geel en bij jongen bruin.
De
snavel is blauwzwart en de zeer hoge en dunne voet waskleurig geel.
Hij
nestelt in open bossen en duinranden, waddeneilanden.
In
het nest komen een vier tot zes groenwitte eieren, soms met roodachtig en
lichtbruine krasjes en vlekjes. De broedtijd is twintig dagen.
Hij
houdt van uitgestrekte weiden en moerassen, vooral bij rivieren.
De
roep is gegegegegeg.
Uit
Martinet.
Circus cyaneus, L (blauw) is de blauwe
kiekendief
of noordse valk die in Gelderland elsebusch of blauw stootvogel genoemd wordt,
in N. Brabant elsepuist of elsebus, in Groningen blauw schild en in Friesland
blauwe valk, hanemosk of blauwe haneschrobber. Het is de Duitse Kornweihe, de
Franse busard Saint Martin en Engelse hen harrier, vanwege hun jagen op alles
wat vliegt.
Dit is een der fraaiste valkvogels van ons
werelddeel. Net als alle roofvogels is het uiterlijk nogal uiteenlopend. De
gehele bovenzijde van het oude mannetje, met uitzondering van de bruin en wit
overlangs gestreepte nek, heeft een licht askleurige bruine kleur, de
onderzijde is wit. Bij het oude wijfje is de bovenzijde vaalbruin en de veren
van de achterkop, achterhals en bovenvleugel hebben roestgele randen. De
onderzijde heeft op roestgeelachtige ondergrond bruine, overlangse vlekken. De
staart is met bruine en roest gele banden getekend.
Totale lengte is acht en veertig cm, de vlucht
honderd dertien cm, de vleugel zes en dertig cm en de staart is een en twintig
cm lang.
Haar
zie je nauwelijks omdat ze in lichtbruin gekleed is. Ze zit thuis op het nest.
Hij moet voedsel verzamelen door onderweg wat eieren op te halen. Ze zijn wel
gezellig en leven met anderen en buren op goede voet. Ooms en neven komen eraan
om een bedreigd nest te beschermen. Moeder zorgt voor de kinderen. Vader zorgt
voor moeder en voor hen.
Alleen
tijdens de baltsvlucht hoor je hem roepen, eh gri gegegege.
Het verspreidingsgebied
van de blauwe kiekendief is tamelijk uitgestrekt. Hij bewoont geheel Midden
Europa en bovendien een groot deel van Midden Azi뮠Hij bezoekt op de trek alle landen van Noord Afrika tot aan
de evenaar en eveneens geheel Zuid Azi뮠In
noordelijke richting komt hij tot aan de vijf en vijftigste breedtegraag als de
grens van zijn verbreidingsgebied.
Hij
is een kenmerkende vogel voor de vlakten, vooral die met afwisselende velden,
weiden en waterplassen.
In
Nederland is hij van maart tot oktober. Enkele exemplaren blijven in de winter
over.
In Zuid Rusland en de Donau laaglanden, Turkije en
Griekenland, zuiden van Midden Azi력n N.
Afrika ontmoet je ook de steppekiekendief. Circus macrourus.
Duitse Steppenweihe, Engelse pallid harrier en Franse busard pale.
Als
de blauwe kiekendief in de laatste dagen van maart weer bij ons terugkeert en
zich in zijn broedgebied gevestigd heeft leidt hij een zo geregelde levenswijze
dat je hem hier vrijwel niet voorbij zal zien gaan. Hij heeft zijn dagelijkse
en vaste gang. Je kan je horloge er op af stellen. Hij zoekt rustig en
systematisch de heide af. In schommelende vlucht, wankelend en schijnbaar
onvast van beweging, dicht bij de bodem voortijlend en zweeft nu eens met boven
het lichaam opgeheven vleugels dan gaat hij door flauwe vleugelslagen zijn
vaart versnellend en volgt zijn gewone wegen. Bij voorkeur gaat hij langs
bosjes, een beek of sloot, ook wel langs een reeks van struiken en laat zich
herhaaldelijk op de bodem vallen, alsof hij bij iedere neerdaling een
slachtoffer grijpt maar rijst echter meestal zonder iets gevangen te hebben
weer omhoog en zet zijn vlucht als vroeger voort en keert eindelijk langs een
wijde boog naar het uitgangspunt van zijn zwerftocht terug.
Ze
houden niet van bomen, vliegen en nestelen gebeurt dan ook laag bij de grond.
De blauwe kuikendief bouwt zijn horst op slordige wijze. Dit gebeurt steeds op
de grond en soms op een lage doornstruik, op jonge houtkap of in het jonge
koren, in het hoge gras van moerassige weiden en zelfs tussen riet en andere
moerasplanten maar dan altijd wel op een droge en met biezen begroeide plek.
Eigenlijk is het nest een hoop verwarde droge rijsjes, gras- en riethalmen en
dergelijke stoffen die eerst met de poten opgenomen worden en op de plaats
gelegd en vervolgens wat samengevoegd en van binnen met mos, haren van dieren,
veren en zachte materialen slordig bekleed.
Drie
tot vijf eieren worden gelegd, ze zijn groenachtig wit van kleur en meestal
zonder enige tekening, als die wel aanwezig zijn bestaan ze uit enkele
roodachtige of grijze stippen.
De
jongen zien er allerliefst uit in hun dicht en grijsachtig getint jeugdkleed.
In het nest zitten ze met de koppen bij elkaar en drukken zich bij de komst van
een vreemd wezen plat op de bodem en blijven in deze houding alsof ze dood
zijn. Later zwerven ze aanvankelijk in gezelschap van hun ouders door het
broedgebied en krijgen van hen opleiding en onderricht voor de jacht. Weldra
wordt de lust om hun eigen gang te gaan in hen aanwezig en voordat er drie
weken voor bij zijn, leiden ze het leven van hun ouders.
Deze
lichtblauwe vogel is een sier voor de akkers als hij in het voorjaar boven de
velden zweeft. Door het verslinden van muizen en insecten en vooral sprinkhanen
bewijst hij zijn grote verdienste. In weerwil van zijn schijnbare zwakheid is
hij een even drieste als gevaarlijke vijand van alle dieren die hij
overmeesteren kan. Vele kleine zoogdieren, voor zover als ze niet groter zijn
dan een jonge haas, alle nog weerloze vogels, die in een nest op de bodem
geboren zijn, halfvolwassen fazanten en patrijzen als de boszangers, hebben
zijn roofgierige klauwen te vrezen. Vooral vanwege zijn jacht op hazen en
fazanten is hij gehaat.
Met
kraaien leeft hij in voortdurende strijd. Van moedige kleine vogels, vooral van
zwaluwen en kwikstaarten heeft hij veel te verduren. Bovendien wordt hij lastig
gevallen door parasieten die op zijn lichaam leven.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/