Krabben.
Uit
s594c2u.edu.glogster.com
Astacus:
van oud Grieks astakos; kreeft.
Decapoda;
tienpotigen.
Het verschil tussen kreeft en krab is dat bij de kreeft de staart
een heel eind achteruit steekt en bij de krab niet, daar wordt de staart onder
het lichaam opgerold gedragen.
Krabben. In midden-Nederlands was het crabbe, in
midden-Noord Duits Krabbe en nu Krabbe, in oud-Engels crabba en nu crab,
oud-Noors heeft crabbi: het krabbende dier, dat uit Indo-Germaans g(e)rebh
stamt wat kruipen als men zich vasthoudt betekent, zie krabbelen en Engelse
crawl: kruipen, naar de wijze van zwemmen wat lijkt op een krab.
De naam kreeft is verwant aan krab. In midden-Nederlands
was het crevet of creeft, (van Frans ecrevisse: garnaal) in oud-Saksisch Krevit
en in oud-Hoogduits Krebiz. (nu Krebs) In Frans is het ecrevisse waaruit het
Engelse craw- of crayfish ontstond.
Naar de vorm van de kreeftschaal heet het borstharnas krebs
en zo zette Luther, 1522, Efeze 6, 14 het Griekse woord over.
Lobster stamt uit Angelsaksisch loppestre of lopustre en
dit uit Latijn lopostra, het is een vorm van locusta: sprinkhaan, literair het
schepsel met de lange poten, Duitse Seekrebs. Het is de Homarus gammarus, onze
hommer en Franse homard dat uit oud-Noors humarr komt. Dit dier bezit scharen
zodat het Franse homard staat tegenover de ‘langoust;’ zonder scharen.
Uit Gart der Gesuntheit.
Astacus astacus (Astacus fluviatilis, (aan de
waterstromen groeiend) de rivierkreeft komt in de beken en rivieren voor. European crayfish.
Het is een kleine vorm van de zeekreeft en een tien cm
lang.
Zijn kop en borststuk zijn beschermd door een soort
pantser, de ogen zitten op steeltjes. Ook heeft hij verder een paar antennen.
Overdag houdt hij zich graag schuil in holen aan de oevers
en onder stenen. ’s Nachts verlaat hij zijn hol om op jacht te gaan op allerhande waterdieren, soms zelfs
waterratten die hij met zijn krachtige scharen grijpt en met de drie paar
kaakpoten naar de mond brengt en met de kaken opvreet. Ook krengen dienen hem
tot voedsel. Soms zoekt hij zelfs zijn prooi op het land.
Hij is gemakkelijk te vangen in fuiken waarin rottend
vlees, dode kikkers en dergelijke als lokaas gebruikt worden.
In de zomer heeft bij jonge kreeften meermalen en bij
oudere eenmaal een huidwisseling plaats. Het harde en kalkachtige pantser dat
alle delen van het lichaam bekleedt, barst op de rug open en het dier wringt
zich er met grote inspanning uit. Een maand lang houdt hij zich nu verborgen
tot de dunne en vliezige huid die onder de oude huid zat weer verhard is door
de kalkstof dier er in zit.
Kort voor de vervelling vindt men in de kreeft
kalksteentjes, de zogenaamde kreeftenogen, waaraan men vroeger genezende
werking toeschreef. Ze leveren een deel van de kalkstof die voor de vorming van
een nieuw pantser nodig is. Soms vreet de kreeft voor hetzelfde doel
onmiddellijk na de vervelling het afgeworpen pantser op.
Hij zwemt met behulp van de staart meestal rugwaarts
doordat hij zich in beweging zet door de staart met kracht tegen de onderzijde
van het kopborststuk terug te slaan. Dit kan soms zeer snel gaan.
Vroeg in het voorjaar legt het wijfje honderd tot drie
honderd eieren die aan het aanhangsels van het achterlijf gekleefd zijn en
meevoert. In mei-juni komen de negen tot vijftien mm lange en helder grijze
jongen uit en al de gedaante van de volwassen dieren hebben en nog geruime tijd
onder de hoede van de moeder blijven.
Homarus gammarus is de zeekreeft die veel op
de vorige lijkt maar wordt evenwel een twee tot drie maal zo groot als de
rivierkreeft en kan wel zes kg wegen.
Het is een bewoner van de rotsachtige ondiepten van de
Noordzee.
Het bereikt een lengte van dertig tot vijf en veertig cm en
kan met zijn vervaarlijke scharen geducht knijpen.
Een schaar is gewoonlijk groter dan de ander. Met de
grootste houdt hij zijn prooi vast en met de kleinste snijdt hij er stukken van
af. Bij het oppakken kan de kreeft een van zijn lichaamsdelen verliezen, net
als de hagedis. Hij heeft er weinig last van. Bij de volgende vervelling zit
alles er weer aan,
Ze lopen over de bodem op vier paren poten waarbij ze
geholpen worden door de zwempoten van het achterlijf.
De kreeft is meestal ’s nachts actief en overdag verbergt
het zich in een zelf gegraven hol waar zijn antennen naar buiten steken. Op de
zeebodem kruipt de zeekreeft langzaam voort, maar wordt hij verschrikt dan kan
hij, door de onder het lichaam teruggeslagen staart, plotseling met kracht
strekken en sprongen van twintig meter in het water uitvoeren.
Het eet dierlijk voedsel, levend of dood, wier en
dergelijke.
Ze worden levend en met vastgebonden scharen, naar de markt
gebracht. Men schat het aantal dat jaarlijks in de Noordzee gevangen wordt op
vijf miljoen, (rond 1900) Toch vermindert hun aantal niet, trouwens een enkel
wijfje legt meer dan twaalf duizend eieren die aanvankelijk zwart van kleur
zijn en onder de staart tussen de poten gedragen worden. Later worden ze rood.
De uitgekomen jongen houden zich nog ongeveer acht dagen in de nabijheid van de
moeder op en zoeken haar bescherming. Ze wijken in gedaante van de ouden af en
bezitten aan de achterpoten bijzondere zwemtoestellen en zwemmen al draaiende
levendig rond. Eerst na de vierde vervelling lijken ze op volwassen dieren en
dan zijn ze meer blauwachtig, ze worden alleen rood bij het koken.
Ze nemen veel kalkzouten op en voor de vervelling wordt dit
opgeslagen in het lichaam om later weer gebruikt te worden, in de vorm van twee
grote ‘stenen’. Hij eet daarom ook schelpen. In de tijd van vervelling is hij
erg kwetsbaar en moet zich goed verborgen houden anders is hij zo voor de
kabeljauw
In 1870 werden er op de Londense markt honderd vijftig
duizend stuks aangevoerd vanuit Schotland en bovendien zes honderd duizend
stuks uit Noorwegen De vissers van Zierikzee halen jaarlijks zesmaal honderd en
vierentwintig duizend uit Noorwegen. De vis voedt en versterkt geweldig.
Carcinus maenas, is de donkergroene en in de jeugd met grijze punten getekende strandkrab. Engelse littoral crab.
Die komt in alle Europese zeeën voor.
De krab wordt een vijf tot acht cm groot. Het diertje wordt
veel gegeten.
Deze krabben zwemmen slecht, maar lopen vlug in alle
richtingen, zij- en achterwaarts en graven zich behendig in het zand onder.
Hun voedsel bestaat uit het vlees van allerlei dode dieren
en bij gebrek daaraan maken ze jacht op kleinere zeedieren als garnalen waarbij
ze grote list en behendigheid tonen. Ook van de oesters en andere schelpdieren
weten ze zich meester te maken, ondanks de schelpen waarin deze dieren wonen.
Cancer pagurus, is de
gewone zeekrab, edible
crab. Die is vijf en twintig cm lang en
vijf kg zwaar,
Als een vrouwtje vervelt is ze aantrekkelijk voor
mannetjes. Vissers maken hier gebruik van door zo’n vrouwtje in een fuik te
doen waar de mannetjes op af komen.
Pinnotheres pisum, Latijn pinsere: stukslaan of stoten, dit komt
van Grieks pison: stukslaan, bij bereiding, of Pisa, plaats waar het dier veel gevangen werd. Pisum is van erwt,
erwtenkrabbetje, Engelse pea crab.
Vreemd is de gewoonte van de mosselkrab, een klein
zeekrabje, om zich in de schelp van een mossel of ander schelpdier te huizen.
Ze voedt zich met zeer kleine diertjes die met het water worden aangevoerd. Aan
het schelpdier zelf doet ze niet de minste kwaad.
Mythologie.
Als zeedier is het een symbool van de oerwateren. Het was
een vijand van slangen, herten aten als tegenmiddel bij slangenbeten kreeften.
Water waarin kreeften een week gelegen had was goed om ongedierte van het gewas
te halen.
Cancer is het sterrenbeeld kreeft. Deze kreeft was door
Hera onder de sterren geplaatst omdat die de hydra van Lerna tegen Hercules had
geholpen door hem in de voet te bijten. Hercules
verpletterde hem echter onder zijn voeten. Vanwege zijn doodsverachting werd
hij tussen de sterren geplaatst. Het is het vierde teken van de dierenriem.
De schorpioen zou op bevel van de goden de jager Orion door
een giftige steek hebben gedood om welke reden hij onder de sterrenbeelden
wordt aangetroffen.
Heraldiek.
Het schaaldier de krab en de kortstaartige kreeft wordt nog al eens in wapens aangetroffen, minder
komt de venijnige schorpioen met zijn gifstekel voor. Ze komen alle drie in de
betekenis met elkaar overeen. Volgens de mening van de klassieken zijn deze
dieren uit de tot ontbinding vergane ruggengraat van de krokodil ontstaan.
Hij is het teken van onbuigzame trots omdat hij zich liever
laat doden dan zijn eenmaal gegrepen prooi los te laten. Volgens de mening van
de ouden zou de loop van een kreeft of schorpioen de grenzen heiligen. Komt
voor bij de families Van der Crab, Krabbendam, van der Wayen en de kreeft voert
Bavinghe, Krebs en Kreeft.
Uit Maerlant; ‘Locusta, zoals Plinius zegt, is een vis die
in de zee ligt, acht voeten lang en bedekt in schubben. Maar als wij horen
vertellen is hij naar zijn grootte zwak. Horens heeft hij voor lang waarmee hij
vecht in sommige tijden en hij kruipt op de grond. Zijn horens pleegt hij te
roeren zoals men aan de kreeft ziet. In water, dat tevoren welt, moet men ze
koken, zo als men zegt, of die wordt zo week dat geen man het anders niet eten
kan. Deze vissen leven in stenige gronden, geschapen vindt men ze te alle
stonde naar de krekel en beide is het dat ze locusta geheten zijn’.
Herbarius in Dyetsche, ‘Waterkreeften, dat zijn kreeften
die in zoet water wonen, die zijn goed om te eten in hete ziektes als je ze
braadt en er as van maakt die je mengt met wat gentiaan en het zo met wijn
drinkt. Dat is de beste medicijn tegen de beet van dolle honden.
De as die je met honing mengt is goed om op de kloven van
de handen, van de voeten, van de aars en de ontvelling die van kou komt te
leggen.
Tegen
kanker is het ook goed.
Gekookte
kreeft en het sap daar van gedronken is goed tegen longzweren.
Zeekreeften
hebben die zelfde macht ook, maar niet zo sterk, volgens Serapio’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe XXII; .
‘d’Oude
ende Jonge Kreeft;
De
schelpendragende Kreeft wilde haars gelijke aanwijzen
Dat
’t voorwaarts zwemmen meer als ’t aarzelen is te prijzen
Al
was het zeker dat de natuur hun leden in dit deel
In
’t scheppen hadden ontbloot van schoonheid al geheel
Vermits
zij andere hadden, op andere wijze gegeven
Met
vinnen door ’t vocht recht voorwaarts uit te zweven
Maar
d’onderwezen Kreeft sprak zijn maker aan
Dat
hij had geleerd, hij zou het eerst hebben bestaan
En
als een voorbeeld het vochtige veld te door ploegen
Hij
wilde recht op ’t spoor hem na te volgen voegen
Uw
zelve eerst bestiert, wil u zelf eerst genezen
’t
geen gij in andere meent bestraffelijk te wezen
Want
als gij anderen leert, en blijft van ’t goede schuw
Zo blijft een
dubbele zonde en grove vlek in u’.
Uit Maerlant over Cancer pagurus, zeekrab, ‘Cancer, is de kreeft in Waals, in Dietse de kreeft als en als
geklauwd zijn ze met scherpe scharen hebben ze voor staande te waren.
Achterwaarts is hun gang. Liber Rerum laat ons verstaan en Adelinus die het
gelooft, dat men vindt in de oudere hoofden twee witte stenen met rood gemengd,
men zegt het, die ze nuttigt in drank dat ze de hartaanval genezen en dit mag
wel de waarheid wezen’. Als de kreeft zich verschaalt heeft ze twee steentjes
om zich daar mee te sterken omdat ze in die tijd niet eten kan. In de maag
heeft hij twee steentjes ter grootte van een kersenpit die aan de ene zijde bol
en aan de andere hol en licht geel van
kleur zijn. Die worden in kokend water rood. Het volk meent dat het dier daarvan
leeft tijdens de verharding. Ze worden echter uitgespuwd en bevorderen het
vormen van een nieuwe schaal. Het was vroeger een prima middel tegen het zuur
in de maag. Het zijn de kreeftenogen, Duitse Krebsaugen, Franse oeuil
d’ecrevisse en Engelse crab’s eye, in de apotheken oculi cancrorum.
Heb je last van een zeer oog, neem dan een kreeftsoog die
wat enigszins de vorm van een oog heeft. Steek dit onder het bovenste ooglid.
Doordat het aan de ene zijde bol en aan de andere zijde hol is, sluit het zich
gemakkelijk aan de oogbol en dringt het vreemde lichaam voor zich uit. De
nuttigheid van de ogen is in de geneeskunde overbekend.
‘Gedoogt
geen vlek, ja, minder dan ’t kreeftenoog
In
’s mensen oog, daar ’t bezig is met zoeken
En
rolt er uit, wanneer het alle hoeken
Heeft
schoon geveegd’.
Maerlant; ‘Mosselen, oesters en hun gelijken kunnen ze
schalkachtig bedriegen, want hij werpt bij hen een steen in zodat ze niet mogen
sluiten en dan gaat hij ze eten’. Men verhaalt van kreeften, krabben en
schelpvissen die zich normaal verborgen houden en in het duister schuilen, dat
ze bij het aansteken van een licht, een kaars of lampje uit hun sluipholen
komen, ook op het verschijnen van de dageraad en de zon.
Wanneer de waarheid
komt, dan ligt de valsheid open’. Zie Mattheus 10:26.
Met opkomende storm bedekken ze hun lichaam met steentjes
zo dat ze niet weggespoeld worden. Zo vindt men bij de Egyptenaren een kreeft
die aan een oester kleeft en de kreeft die met zijn scharen die oester open
probeert te krijgen en knijpt en trekt. Het visje in de oester zal zich
terugtrekken en de schaal dicht proberen te houden. Maar als de oester zich in
de zonnestralen bakert en zijn schelpen ontsluit, dan zal de kreeft er een
keitje of steentje tussen werpen zo dat hij zijn schelpen niet meer zal kunnen
sluiten en hij het oestertje met zijn scharen knijpt en zijn vlees er met
stukjes uithaalt. Het zijn net mensen die hun harten voor de wellust openen,
gelijk de oester voor de zonnestralen, wanneer de satan naar de wijze van de
kreeft toeschiet en in het hart vuile gedachten in werpt, om ze te verstrikken
en te bederven.
Maerlant; ‘Aristoteles laat ons weten dat een soort kreeft
alzo wel in Syrië zijn alzo snel en die van binnen niet vernieuwd en zo zonder
echtgenoot leeft. In de westzee, zegt Solinus, dat kreeften zo groot zijn dat
ze de lieden met hun scharen in het water verdrinken te waren’. In de westzee,
omtrent Goa leven zulke grote kreeften dat ze mensen met hun knijpers om het
middenlijf vatten en ze naar het water slepen, de diepte en daar opeten.
Maerlant; ‘In
de winter wordt de kreeft zwaar en in de lente en herfst, dat is waar, worden
ze het best in alle stonde en meestal als de maan rond is. Ze leven lang over
een, hij kent men met twee benen die hij onder de buik heeft en zij die zo al
zonder leeft. De beenderen zijn als twee dorens en dragen eieren, zoals wij het
horen, en zijn tegen serpentsbeten goed. Als ze genieten moet elk liggen.
Zonder water leven ze lang opdat men hem melk te drinken wil geven’.
Shakespeare, ‘Tempest’ waar Caliban
zegt:
“I prithee, let me bring thee where crabs grow’. Dit verhaal werd gespeeld op een eiland waar het natuurlijk
is crabs aan de oever te zoeken.
“If like a crab you could go backward”, ‘Hamlet’, ii, 2, 206.
De krab gaat achteruit en heeft nooit geleerd zijn neus te
volgen.
Grote koude bezeert hen en vooral diegene die stenen in hun
hoofd hebben. Want de steen in hun hoofd rammelt en bevriest en zo’n vis sterft
gauw. Als hij ouder wordt vind je in zijn hoofd twee stenen van een witte kleur
die met rood gemengd zijn. Er wordt verteld dat die van zo’n kracht zijn, als
het gegeven wordt in een drank, dat ze de kwalen van het hart genezen. Als ze
een schaar breekt of verliest krijgt ze een nieuwe omdat ze anders slecht
gewapend zou zijn. Dat je zelden een kreeft met even grote scharen ziet wat
mogelijk is omdat de kleine nog niet volwassen is en dat ze daar grote kracht
in heeft, ze kan wel dertig kg weerstaan.
Men wil dat zij van schalen verwisselen en dat hun gebroken
klauwen wederom aangroeien. Dat ze alle jaren in augustus van schaal
verwisselen wat je vier dagen van tevoren kan merken. Ze liggen dan stil en
lijken ziekelijk, ze zijn onrustig en doen allerlei bewegingen om te zien of de
schaal op de rug waar de naad is wil barsten. Gebeurt dat dan gaat de kreeft
achterwaarts om te weten of ze de sprieten en ogen kan vrijmaken en uit de
kokers kan halen. Lukt dat dan trekt ze de grote scharen uit en dan slaat ze
met de staart zo lang tot alles los is. Binnen drie dagen is de nieuwe schaal
harder en ze krijgt haar kracht terug waarom ze zich gaat schuilen om niet door
andere kreeften verslonden te worden. Ze heeft nu een nieuwe rok gekregen maar
ook een nieuwe maag die rondom de oude heen groeit, de oude maag wordt het
eerste voedsel dat de nieuwe verteert.
Een vader of mens die zichzelf niet verzorgt maar verzorgd
wordt wordt afgebeeld door een oester en kreeft. Die laatste blijft aan het
oestervlees hangen alsof hij er aan gelijmd was. Waarvan hij de naam
oesterbewaarder heeft gekregen.
‘De
muis gedreven door een zucht om spijs te rapen
Zag
een oester wijd met zijne schelpen gapen
Zij
nadert en begint te knauwen aan het been
Gelijk
zij waande. Toen sloot de vis zich aaneen
Daar bleef
zij onverwacht naar haar verdienste hangen
Nadat zij
zichzelve had gemaakt tot een gevangene’.
Kreeften gaan zijwaarts en meer achterwaarts dan
voorwaarts. Rechtuit gaan ze niet en kunnen ze ook niet. Het is het symbool van
een ongeluksbrenger. Van iemand wiens wandel niet en deugt, die het pad van
deugd en rechtvaardigheid niet bewandelt en die meer achterwaarts als
voorwaarts gaat zeggen we, ‘hij gaat kreeftengangen’. Aristofanes: ‘Nooit kan
men maken dat de kreeften recht uit gaan’.
Wat de kreeften betreft, daar is geen gekken mee, met moet
wel op zijn hoede wezen of ze knijpen met hun scharen of ze slaan met hun
staart of achterlijf.
Een krab wiens schaal gezond en ongedeerd is staat altijd
als schildwacht op wacht terwijl zijn gezellen in die zwakke en weerloze toestand
zijn om hen te beschermen. De krabben zijn van aard zeer twistziek onder elkaar
en hebben dikwijls ernstige gevechten waarbij hun geduchte wapens, klauwen of
scharen, grote verwoestingen aanrichten. Hiermee grijpen ze de poten van hun
tegenpartij en wat ze eenmaal gegrepen hebben is niet gemakkelijk los te
krijgen. Het gegrepen dier heeft daarom geen andere keus dan om het geklemde
deel los te maken zo dat hij weer vrij is. Het doet dit op een aardige wijze,
het strekt de poot of klauw strak uit waarop men een zacht gekraak hoort en het
gekwetste deel valt af.
In de Molukken waren schipbreukelingen genoodzaakt om een
fort te bouwen om zich te beschermen tegen zekere krabben van bijzondere
grootte en aantallen en van zulke geweldige kracht dat wie in hun klauwen kwam
het zijn leven kostte.
Er zijn kleine krabben aan de kust van Judea die soldaten
genoemd worden want ze rennen zo hard dat ze nooit gevangen kunnen worden. Als
er een doormidden gesneden wordt is er geen vlees of stof in zijn lichaam want
ze nemen geen voedsel.
Op de kust van Java en elders leven kreeften en
schelpvissen die met afnemende maan toenemen en op volle maan geheel leeg zijn.
Krabben hebben sympathie met de maan en ze zijn op zijn volst als de maan vol
is. In India is er een antipathie, bij volle maan zijn ze op het ledigst.
Ze moeten allemaal levend in de ketel gesmeten worden,
anders deugen ze niet.
Mossel.
Als een vriendschapsbond wordt sedert overoude tijden de
betrekking tussen krab en mossel opgevat. Die mossel verschaft een schuilplaats
aan het zachthuidige schaaldier dat weer door zijn goede ogen in staat is om
zijn gastvrouw te rechter tijd op een naderend gevaar opmerkzaam te maken. De
soort die tot de sage aanleiding heeft gegeven is Pinnotheres veterum die in de M.
Zee voorkomt en bij voorkeur in de grote steekmossel, Pinna squamosa, (geschubd)
ophoudt.
Kanker.
Een levende rivierkreeft wordt in een zakje genaaid die
door de zieke gedurende vier en twintig uur op de zieke plaats wordt gedragen.
Heeft hij die tijd wakende doorgebracht dan is de kanker op de kreeft
overgegaan. Dit middel is uit Duitsland overgewaaid waar kreeft en kanker
beiden Krebs heten.
De Latijnse naam is cancer en Grieks karkinos. Daarvan stammen
kanker en carcinoom. De ziekte heeft deze naam omdat de vaatvertakkingen
gelijkenis vertonen met een kreeft of krab met gespreide poten.
Gebruik.
Maerlant over de waterkreeft; ‘Astaras groeit en eet, zoals
ons Aristoteles laat, van rein water en van aarde mede. Als het koud is, dat is
zijn zede, dat men het niet kan besluipen omdat hij in zijn hol kan kruipen, in
warm weer komt hij voort. In natte jaren, als men het hoort, als het dan warm
is in het voelen groeien deze wormen genoeg’.
Water kreeften, dat zijn kreeften die in zoet water wonen
en die zijn goed om te eten in hete ziekten als men ze klaar maakt en er as van
maakt die men mengt met wat gentiaan en het zo met wijn drinkt. De as die met
honig gemengd is is goed op de kloven
van de handen te leggen, de voeten, de aars en de ontvelling of ezcoryacie die
van koude komt. Tegen de kanker is het ook goed. Gekookte kreeft en daarvan het
sap gedronken is goed tegen de zweren van de longen. Zeekreeften hebben
dezelfde macht ook, maar niet zo sterk, Serapio’.
Spreekwoorden.
De kreeftengang, (achterwaarts)’Numquam efficies, ut cancer
recte ambulet’, je zal nooit gedaan krijgen dat een kreeft rechtuit gaat, een
kreeft zwemt achteruit maar springt echter voorwaarts naar de buit.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/
en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/