Muizen.
Naam,
etymologie.
Mus:
Latijn voor muis.
Mus musculus.
(kleine muis)
Muis. In midden-Nederlands was het muus
en mus, in oud-Saksisch en oud-Engels muus (nu mouse en mice) in oud-Hoogduits
Mus (nu Maus) wat uit Latijn mus en dat uit Grieks mus stamt, vergelijk het
oud-Indische musnati wat stelen of roven betekent.
Of
het stamt van mus (humus) omdat het uit de vochtige aarde, ‘ex humore, ex
humus’, was geboren. Huismuis.
Uit
Buffon.
De
muisbruine huismus.
Die
is zeven tot tien cm lang met een staart van ongeveer dezelfde lengte. De snuit
is puntig, de ogen en oren zijn vrij groot.
Het
is een nachtdier, klimt goed en komt door spleten van nauwelijks een centimeter
ruimte, kortom, je kan ze overal verwachten in huis of plaatsen waar eten te
halen is. Meestal ruik je ze door de typische geur, anders zie je wel de
verwoestingen die ze aanrichten.
Microtus agrestis, (van de akkers) is de aardmuis. Is iets groter dan de
veldmuis.
=Microtus
arvalis (Grieks mikrotos; kleine oren) (Mus arvalis,) (op ’t land voorkomend) is
de veldmuis.
De
veldmuizen zijn groter dan de huismuizen, dikker van kop en korter van staart
die met haar bezet is, zwart van rug dat met vuil geel gemengd is, een donker
grijze buik. Ze leven op het land.
Hun
nesten zijn onder de grond daar waar ze de wortels van graan en gras af
knabbelen.
Men
vindt ze in allerlei kleuren, zelfs bonte, maar meestal zijn ze grijs.
Ze
leven vaak in wat ruwer gras, ruigere gronden en verwaarloosde weilanden.
Ze eten
zaden, wortels en plantaardige stoffen.
In
Hebreeuws heet een muis akbar of achbar: een afeter van de akkers. Etymologisch
is dit woord afgeleid van koren en eten, Leviticus 11:29 en 1 Samuel 5:6, een
soort van dieren die voor eten verboden zijn, Leviticus 11:29. Jesaja 66:17 17,
waar andere volkeren ze blijkbaar wel aten: ‘die zwijnenvlees eten,
gruwelijke beesten en muizen’. Het
woord is wel een algemeen begrip, het kan voor een hele groep van knagers
gelden, van muizen tot ratten, zelfs hamsters.
Omdat
ze door het knagen voor het eten zeer schadelijk en verderfelijk zijn en vele
dingen tot onbruik maken hebben de Egyptenaren het beeld van een muis tot
symbool verheven van een Goddelijk oordeel, een oordeel des ondergang, van
verwoesting.
Het
verbod van Leviticus 11:29 zal wel voornamelijk slaan op de zwarte rat, de
drager van gevaarlijke ziektes, de vernietiger van eten en goederen. (De
grotere en sterkere bruine rat kwam pas later uit het Oosten) Aan het
plotseling uitbreken van muizenplagen
gaan dikwijls ziekten vooraf of ze vergezellen haar. Toen bij de Israëlieten de
Ark des Verbonds in de handen van de Filistijnen was geraakt kregen ze
builenpest en de muizen vernielden hun land. 1 Samuel 6,5. Dit hoofdstuk
verhaalt het terugbrengen van de Ark door de Filistijnen na de dodelijke
ziekte, builen, dus mogelijk builenpest, bij de Filistijnen. De genoegdoening
die ze Hem moesten geven: ‘Naar het aantal van de stadsvorsten der
Filistijnen, vijf gouden builen en vijf gouden muizen, want eenzelfde plaag
treft allen, ook uw stadsvorsten’. De bacillen die verantwoordelijk zijn
voor de plaag werden pas in 1894 geïdentificeerd en een paar jaar later werd de
vreemde methode van vervoer gevonden. Het is voornamelijk een ziekte van zwarte
ratten (muizen) die overgebracht wordt door vlooien die op hen zitten, sterft
de gastheer dan gaat de vlo op een ander over wat ook een mens kan zijn. In
deze passage worden ratten niet als de schuldige aangewezen, maar het lijkt er
toch op dat men het verband ziet want ze zonden toch de ark met de gouden
modellen van muizen en builen terug.
Herodotus
verhaalt van een schaar muizen waardoor Sanherib na zijn zege op Jeruzalem op
de vlucht geslagen werd. Mogelijk was dit ook de ‘Plaag’. Ook Herodotus sprak
over een hoeveelheid muizen die de uitrusting van zijn leger op at zodat ze
zonder bogen en pijlkokers zaten. Dat zijn dan ook ratten en huismuizen die
alleseters zijn, de veldmuis voedt zich meestal met planten. Ze waren al
aanwezig in Mesopotamië, lang voor de ziekte bij de Filistijnen. Waarschijnlijk
kwamen ze met schepen mee uit India want de zwarte is een echte scheepsrat die
in zeehavens over de hele wereld voor komt. Zwarte ratten kwamen uit het
oosten, gingen over Azië en Europa en bereikten Engeland in de Middeleeuwen en
brachten de plaag met zich mee. Maar mogelijk waren ze er al eerder, met de
Romeinen.
De
muis neemt gauw de pestbacillen over en aan hun kadavers infecteren ratten
zich. Hun verspreid liggende kadavers zijn al eeuwen in de Oriënt het teken dat
de builenpest in aantocht is. De herkenning en samenhang tussen ratten,
(muizen) en pest is zeer oud, ze zijn de boden van de pestbrengers waarvoor in
Indië Rudra en Sjiwah, in Griekenland Apollo en in Noord Europa Uller (Haller)
als straffende brengers golden.
Shakespeare, Midsummer Nights Dream’ v,1, 394;
“Now are
frolic, not a mouse’. ‘Zijn nu lustig, niet een muis’,
Shall disturb this hallow’s house’. Store dit gewijde
huis”.
De muizenplaag is vrijwel gelijk
met een lemmingplaag, de omstandigheden zijn goed, de aanwas enorm. Dat komt
omdat de muizen uit de lucht vallen. De regen die op de dag van St. Peter valt
brengt muizen mee. Daarna is er een sterke daling door onderlinge ziektes,
voedselgebrek en bestrijding. Als ze met een grote menigte zijn zwemmen ze
dikwijls met stil weer, golven laten hen omkomen, bij hele troepen over een
klein gedeelte van de Zuiderzee om elders voedsel te zoeken. Al Aelianus spreekt
over muizen die over een stroom willen trekken. ‘Dat in de Kaspische Zee soms
muizen in overstelpende hoeveelheid verschijnen, over de rivieren zwemmen en
elkaar daarbij in de staart bijten en zo een brug vormen.
Zachte
winters geven meestal aanleiding tot ontzettende vermenigvuldiging, de koude is
voordelig om ons er van te bevrijden of om ze te voorkomen. Omdat de muizen
bloot staan aan een onderling verwoestende oorlog, koude en roofdieren moeten ze wel een sterke
voortteling hebben
Een
muis werpt drie, vier, soms wel eens vijf maal vier tot acht jongen per keer.
De vroeg in het voorjaar geboren jongen werpen nog hetzelfde jaar. De
vermenigvuldiging is dus zeer groot zodat de landerijen er van kunnen krioelen.
Muizen vermenigvuldigen zich in droge seizoenen zoals het verhaal van de droge
winter van 1613 bevestigt. Men kan het aantal op een ha soms op tienduizenden
schatten. In het district Zabern a/d Rijn, in Duitsland, werden er in 1822 in
veertien dagen een miljoen zeven honderd vijftig duizend gedood. Ze vernielen
alles wat op ’t veld groeit, aardappelen en knollen, zaden van peul- en
graangewassen, andere planten worden met graagte verslonden, jonge grasscheuten
en wortels worden afgeknaagd, gehele planten los gewoeld, kortom alles wordt
volledig kaal gevreten zodat er van de oogst niets terecht komt. Wanneer de
muizenplaag haar toppunt bereikt heeft ziet men ze soms plotseling verdwijnen,
meestal Ten gevolge van een besmettelijke ziekte die de door voedsel verzwakte
dieren in korte tijd allen ten gronde richt, soms ook zonder dat men hun lijken
vindt, op geheel raadselachtige wijze. De volgende jaren zijn doordat de grond
geheel losgewoeld is en de lijken de grond bemest heeft de akkers vaak zeer
vruchtbaar. Vandaar ’t oud Hollandse spreekwoord: ‘een muizentand geeft goud in
’t land’.
Kroniek
van de stad Medemblik zegt in 1728. In 1540 was het een hete en droge zomer,
het land alhier en gans Noord-Holland door was het zo vol muizen dat op sommige
plaatsen de beesten vroeg op stal
moesten gehaald worden uit oorzaak dat de muizen het land zo hol en bol maakten
dat al het gras dat op het veld stonde verdorde.
In
1617 was het wederom een muizen jaar, niet alleen hier in gans Holland, maar zo
men verstond in Hoog-Duitsland en in Italië mede. De muizen waren op
verschillende plaatsen veel groter dan andere muizen en hebben scherpe
muiltjes, enige hadden witte hoofden, maar het lichaam was zwart, sommigen
hadden witte pootjes, anderen hadden een oog en de rest
op het veld waren
meest zwart. In andere landen hadden de muizen de meeste schade in de zomer
gedaan want als het koren op het veld staat aten ze het op, de wortel met de
aren, en nog dat ze
niet open dat sleepten ze in hun holen en spelonken
en vernielden niet alleen de gehele akkers met zaad, maar bedorven vooral
alhier in Noord-Holland en Waterland veel weide landen die vol gras stonden
zodat ze het volgende jaar kwalijk op verhaal konden komen omdat de muizen het
land overal hadden doorboord, met reten
en holen en was bijna zo zwart of
het geploegd was geweest. Doch op andere plaatsen in Nederland hebben de
huislieden de meeste schade in de winter geleden toen ze hun zaadgewas in de
schuren hadden gehaald, het krieuwelde in sommige schuren van dit gedierte want
al sloeg men er ettelijke duizenden dood, nochtans kon men evenwel het koren
niet beschermen en het koren en het stro werd zo klein gekapt als
kaf.
Van deze muizen zijn verschillende meningen en redenen geweest, enigen zeiden
dat
het toveressen het deden, daar werden ook enige toveressen op andere
plaatsen gevangen die bekenden dat ze muizen hadden laten voortkomen van mussen
en andere vogeltjes. Maar helaas! vergeefse redenen want ze kunnen geen haar
wit of zwart maken, hetzij hoe klein het is buiten de wil van God Voorwaar het
zijn de roeden Gods waarmee hij ons mensen bezoekt
en dat met kleine en
nietige diertjes. Want vanwege de zonde zo bezoekt hij ons en kastijdt ons.
Maar zo men natuurlijke oorzaak eens wilde zoeken zo wordt bij onderzoek
bevonden dat met hete zomers en winters die weinig sneeuw en regen geven
dusdanige en andere gedierten volgen. Omdat er die hete zomers vooraf waren
gegaan en daar kwam een winter die weinig sneeuw en regen gaf. De muizen
verdwenen in februari of sprokkelmaand door het hoge water en strenge vorst
zodat men zou zeggen; waar zijn ze gebleven, het was of ze weggeveegd werden.
In
1653 kwamen er zoveel muizen alhier in dit Noorderkwartier, bij miljoenen van
duizenden zodat ze alles opaten wat er op het veld stond, gelijk als hiervoor
vermeld is, totdat de win ter kwam, te weten: 1654 de 6de en 7de
januari zijn ze door een hoge watervloed allen verdronken, daarbij maakte in
deze winter geen of weinig ijs in dit Noorderkwartier.
In 1670
was het opmerkelijk dat in Waterland, het dorp West-Zaan alleen van de muizen
was aangetast en geen van de buren, maar Friesland en Groningen hadden mede
hun deel hierin waarom het zuivel ook
schaars werd dit jaar.
In
1678 was het wederom een muizen jaar,
al het gras en de wortels werden
opgegeten,
ze zwommen over de meren, de ene zijn neus
op de andere
zijn aars en gingen van de ene plaats naar de andere om alles af te knabbelen.
In
1700 in mei en juni kwamen wederom met miljoenen van duizenden muizen alhier in
dit Noorderkwartier en Waterland die alles afaten wat op het veld stond met
wortel en al,
het land scheen niet alleen verzengd, maar vertoonde zich
zwart in het aanzien, de muizen waren vaal, kort en dik met korte staarten. De
huislieden kochten sommige katten om ze te vangen en zetten die in het veld,
anderen maakten kuilen daar ze enige duizenden mee konden vangen. Mij is voor
de waarheid verhaald van de heer Cousebant dat hij op zijn landhoeve door zijn
huisman en dienaren op een dag en verschillende dagen gevangen had 13000
muizen;
‘Een
voorspook scheen voorhene ons te willen inprenten
De
opgang van die brand, toen hele regimenten
Van
rotten zich verbaasd begaven op de vlucht
Drie
dagen voor die nood, gelijk van een zucht
Tot
hun behoudenis al heimelijk gedreven
En,
boven ons begrijp, dit ondier in gegeven
Dat,
vroeger wakker, eer ’t zijn ongevallen vat
Dan
ons vernuft dat traag, tot kosten van de stad
Voor
’t nakende onweer duikt. Hoe onvast staan deze gronden
’t
Geluk der steden is aan een oud stenen huis gebonden
Men
vrage Schelde en Eems, zij hebben ’t ons geleerd
Hoe
men de raadhuisbouw ’t geluk der steden keert
De
bouwer van het stenen huis wist noch van geen verhuizen
Toen
schoon de bouwploeg fluks een watervloed van muizen
Op
Hollands kusten aan. Dit leger, in ’t lang en ’t bree
Geslingerd
staart aan staart, kwam drijven over zee
Van
’t Noorden op ons strand. Hier baat geen tegenspartelen
Zjj
knagen hooi en gras, en klaver met hun wortelen
En
groente en stelen af. De geest des beemd verdwijnt
De
landheer, bij gebrek aan voer en klaver, kwijnt
Men
troost hem dat de schade der muizen ’t land zal baten
En
zij een gouden tand in veld en weide laten
Gelijk
het naaste jaar de muizenschade vergoedt
Met
driemaal zo veel winst, en weide in overvloed’.
Uit Maerlant; ‘ Mus, dat is de
muis, een dier niet groot dat aardig graag eet brood. Hun reuk schuwt de
olifant. Om hun spijs zijn ze onguur. Drinken ze water, ze blijven dood, zegt
Aristoteles, die grote meester’. In Engeland verhaalt men dat een muis niet
drinkt, doet hij dat wel zal hij sterven. (117) Aristoteles zegt dat als een
muis water drinkt hij sterft, ze zijn van een zeer vochtige natuur. Plinius
zegt dat geen muis in Libië water drinkt, dat is mogelijk zo bij alle muizen.
Maerlant; ‘Ja, de muizen van
Libië, zoals Solinus zegt, volgt hierna, niet allerhande muizenmanieren.
Basilius zegt, de meeste dieren te Thebe, dat in Alexandrië staat,
als
er een warme zomer komt dan wordt het land gelijk vol muizen, waren honderd
kazen in een huis, die beesten nemen ze, ze merken dit op. In sommige landen
zijn muizen wit, sommige rood, maar de algemene zijn zwart vaal, groot en klein.
Van muizen is een andere manier en heten ratten, maar die dieren zijn zo kwaad,
als ze met wulpsheid ontsteken, horen wij spreken. Valt hun urine op iemands
huid, al dat vlees moet uitrotten. Soms wel, zegt men, dat ze die staarten
samen gaan in grote partijen en samen sterven ze algemeen’. Soms vindt men een
grote ratten, soms wel dertig, die met hun staarten in elkaar gevlochten zijn
zodat ze zich niet meer bevrijden kunnen, dat is de rattenkoning, hoewel dit
ook door sommigen niet geloofd wordt.
Maerlant; ‘Nochtans vindt men
groot of klein waar de doden heen varen in West Voren, daar mag geen rat leven,
dat zei diegene die het heeft beschreven’. Zie onder
Maerlant; ‘De muizen zijn in de
Oriënt zijn alzo groot als de vos bekend die de beesten bijten doet en de
lieden grote pijn doet. In Arabië, als wij het horen, zijn grote muizen, hun
voeten van voren zijn wel een palm breed, het achterste smal, als men weet’.
Er
zijn grote in Egypte muizen van meer dan een halve meter die hun handen
gebruiken en niet gaan maar springen, mogelijk apen.
Een
muis is een klein beest en broedt en komt voort uit de humeuren van de aarde.
De muizen zouden uit het slijk van de Nijl zijn geboren. Of door elkaar telkens
te belikken ontstonden de muizenplagen.
Ook
de lever van dit beest groeit met volle maan en vermindert met afnemende maan.
De lever van de muis groeit bij volle maan net zo als enige zeedieren met
maanfasen groeien of afnemen wat we ook bij zeeslakken en mosselen zien. (117) De muizen brullen met volle maan, daartussen zijn ze stil.
Die
vreesachtige diertjes zijn vlug, slim en scherp van gehoor als fijn van smaak
en reuk, meestal asgrauw van kleur. Sterk voort telen die binnen weinig dagen
hun eigen kost gaan zoeken en getemd kunnen worden. Ze kunnen grote schade doen
aan onze kleren en spijzen, verknagen alles bij gebrek aan drank. Men doet
daarom wel door water in theeschoteltjes te zetten.
Het
is een vraatzuchtig beest en wordt daarom bedrogen met weinig voedsel die hij
ruikt en er op af komt.
Zijn
urine stinkt en is besmettelijk, zijn beten venijnig, ook bij zijn staart is
hij venijnig.
Naar
hun manieren zijn ze duivelachtig, ze stelen, zijn verraderlijk en
verwerpelijk.
Olifanten
houden niet van de geur van de muizen.
Piepende
muizen voorspellen storm.
Uit bestiary.ca
Het
zijn toch meestal onschuldige dieren. Hun vete met de mussen wordt steeds
vermeld. Kwam dit door de schuld van de muizen? Waren zij en de mussen niet
ooit bevriend tot de laatste alle papaverzaden opaten zonder het te verdelen
met de muizen? Ook zou herinnerd moeten worden dat ze niet bevriend zijn met de
kat. De kat heeft de muis toch oneer aangedaan bij de pot met vet die de kat in
de kerk bewaarde om dit helemaal alleen op te eten. Hij eet de muizen dan toch
ook alleen om geen verwijt te krijgen. Het helpt de prinsessen in gevaarlijke
momenten. En heeft de muis niet zijn
leven geriskeerd om de leeuw te bevrijden?
Vrouwen,
het is spreekwoordelijk, haten muizen.
In de
herfst verzamelt het mannetje en vrouwtje koren. En dragen die op de buik en de
man trekt de vrouw aan haar staart naar het hol en ontlast haar. Hij legt het
voedsel op een plaats in het hol en dan gaan ze weer en verzamelen koren. En
het mannetje legt zich op zijn rug en zijn vrouw bedekt hem met graan en neemt
zijn staart in haar mond en trekt hem zo naar het hol.
Een
muis wacht tot een oester gaapt en ziet dat zijn schaal open is en dan komt het
in zijn hoofd op dat dit te eten is maar zo gauw als de oester zijn tanden
voelt sluit hij direct zijn schaal en breekt zo het hoofd van de muis in
stukken.
Ofschoon
muizen onaardige en lastige beesten zijn, toch zijn ze in vele dingen goed en
waardig in medicijnen. Muizenmest met azijn houdt en bezorgt haar op het hoofd.
De
muizenkeutels spelen een rol in de volksmedicijn. In de oude geneeskunde heette
dit album nigrum. ‘Dit is een geneesmiddel van de vrouwen om de afgang van de
kinderen te bevorderen. Zij nemen drie of minder keuteltjes en geven ze de
kinderen in de pap of weken ze in melk en drukken ze uit om ze als purgatief te
gebruiken.’ De vorm van de keuteltjes heeft ze bestemd tot voorlopers van de
kiespijnwatjes, ze moesten dan ook in de holligheid van de pijnlijke kies
worden gedaan.
Zijn
huid wordt gebruikt om wonden en blaren te helen. Een gevilde muis die daarna
doormidden wordt gesneden en op een wond of zweer gezet waar een pijlpunt of
iets dergelijks in is zal alles wat eronder zit zal er onmiddellijk uit
drijven.
Als
de hersens van een wezel gesprenkeld wordt op kaas of enig ander voedsel waar
muizen op zitten zullen ze daar niet van eten of komen
Als
een muis jongen gaat werpen en de pijnen voelt haalt ze van een oever kleine
stenen bij elkaar, blaast haar adem erover en zet zich erop, de jongen komen
dan snel en gemakkelijk. Als je die stenen vinden kan en ze op de navel van een
barende legt gaat de geboorte licht.
Een
jonge muis die met zout is gemengd is een prima middel tegen de beten van de spitsmuis
wiens beten paarden en drachtig vee bezeert met venijn dat aan het hart komt
waaraan men kan sterven, behalve met voorgaand recept.
Met
anderdaagse koorts, (malaria) vang een muis en leg die onder het bed van de
lijder en de ziekte gaat op de muis over. Laat men haar los, na haar eerst wat
lekkers te eten hebben gegeven, dan steekt ze de overige muizen aan die zich
haasten het huis te verlaten.
Ook
gebraden muizen worden tegen epilepsie gebruikt, dit middel wordt ook genoemd
door H. Hildegard; “Bei der Fallsucht lege man einen Maus in Wasser und lasse
dieses den Kranken trinken, wasche ihm auch Stirn und Fusse damit’.
De
moeders wensen dat hun kinderen tanden krijgen zo hard en wit als die van de
muizen. Daarom wordt de eerste wisseltand in een muizengat gestoken, of de tand
wordt over het hoofd geworpen met een spreuk:
“Muisje,
muisje daar heb je een dorre tand
Geef
me een ijzeren terug”.
Of:
Di der nooit meer uit kan’.
Als kinderen
hun tand verliezen behoort die onder het kabinet geworpen te worden waar die na
honderd jaar in een stukje goud zal veranderen. Of over het hoofd gegooid
zonder te weten waar het blijft zodat er gauw een nieuwe tand zal groeien.
Daarbij zeggen ze:
‘Muis,
muisje kom eruit
Hier
heb je een te leen
geef
mij er een van steen’.
of:
‘Muize-
muize manneken
geef
mij een ander tanneken
liever
‘nen tand van been
als
eenen van steen’.
Met
het hoofd van een gebrande muis wordt een prima poeder gemaakt om tanden te
schuren en te schonen. Want tegen het rotten en uitvallen van de tanden is de
beste remedie een levende muis te nemen en een van zijn tanden eruit te nemen,
de grootste of de kleinste, het maakt niets uit en hang dit bij de zere tand,
maar dood eerst de muis waarvan je de tand had, dit zal direct, snel en
gemakkelijk helpen. Of hang een muizenkop levend afgebeten in een zakje bij
kinderen als tovermiddel om de hals.
Er
zijn er die het als een dier van de nacht zien die door de zonnegod verdreven
wordt. De bliksem zou oorspronkelijk als de lichtende tand van een dier, een
muis, gezien zijn die in de donkere onweerswolken voorkomt. Het is de
bliksemtand als die valt en dan wordt de ziel van een mens geboren die nu als
muis in het lichaam woont om na de dood weer als muis terug te keren in de
schare van de stormgeesten. Dit omdat de ziel vaak in de vorm van een muis het
lichaam verlaat.
Een
oude en wijdverbreide opvatting, ook bij de Germanen, stelde de dood aldus
voor: Het lichamelijke leven is een wezen, dat bij de dood vrij wordt.
Daarnaast hebben we nog een ander Ik, dat in het hoofd woont en bij het sterven
als een adem, nevel of licht, ook wel als diertje uit de mond gaat. Eerst houdt
deze geest zich op of nabij het huis, in het graf of de buurt ervan. Naarmate
het lijk verteert (of de herinnering aan de dode verflauwt) verdwijnt het ook.
De doden gaan over zee naar het westelijk gelegen eiland van de haven als van
West Voren (nu Goeree) het appeleiland of eiland der gelukzaligen met de rat of
muis als zielendier.
Muisjes,
het boterhambeleg, is een verkorting van muizenkeutels. Dit wordt gegeven bij
de geboorte van een kind, beschuit met muisjes.
De
ooievaar brengt voor broertjes en zusjes de ‘muisjes’ mee. De dag komt de ziel,
het muisje, erin. Dan opent het kind zijn ogen en kijkt je aan, dan is het een
‘mens’, dat is ongeveer drie dagen na de geboorte. De kinderen zingen:
‘Ooievaar,
lepelaar
Met
je lange bekke
Wanneer
zal je thuis komen?
Als
de muis piep zeit.
Piep
zei de muis ;
Ooievaar
komt ‘s avonds thuis’.
In
Duitsland zegt men dat de mens voor zijn geboorte met de vlinders vliegt. Ook
bijen, kevers en vooral de huiskrekels of heimpjes golden voor zielen. Daarvoor
hield men zulke dieren die in huis leven en zacht uit de aarde komen en er even
stil weer in verdwijnen. Geleidelijk aan werden de zielen van de voorouders tot
genius van de huisheer of schutgeest van het huis, de huisslang. De ziel van
voorname heren kwam ook voor als een groter dier, adelaar, wolf, beer of zwaan
terwijl die van de booswichten als een kalf, hond of varken rond ging.
Een
muis is het zielendier, het vluchtige en nauwelijks zichtbare diertje dat even
snel als de levensgeest wegglipt. Eeuwenlang was het gebruikelijk dat een
stervende niet op bed, maar op een stroleger in het woonvertrek, onder het
rookgat of bij een geopend raam de laatste adem moest uitblazen. Bij het
sterven moest de mond open zijn zodat de ziel kon wegvliegen, daarna werd hij
gesloten zodat die niet meer terugkeerde. Ook de ogen sloot men dan en zo ook
alle openingen in het huis. Alle slapende in het sterfhuis werden gewekt, ook
het vee, opdat men niet voor altijd zou doorslapen. Geen spinnenwiel of
wagenrad mocht draaien. Elke pot werd omgekeerd zodat de ziel er niet onder
wegschool. Ook werd er wel met doeken gewaaid of een waterbak neergezet zodat
‘de vuiligheid op water trekt’ omdat anders alle water en melk in huis onrein
wordt. Ook werd er in het sterfhuis koren verbrand of geroosterd, een soort
zielenoffer.
Over water
kwamen de zielen van de pasgeboren kinderen, over water gaan ze weer weg.
Daarom hebben de doodkist en de wieg de vorm van een schip. Daarom verschijnen
de doden vaak als watervogels. In de gedaante van een gans of zwaan komt de
gestorven moeder de achtergebleven kindertjes bezoeken.
(201A)
Volgens de legende stuitte St. Geertrui eens
een muizenplaag. Ze wordt met muizen afgebeeld en haar hulp wordt ingeroepen
bij een muizenplaag. Een muis is een zielendier en bij stervenden kwam een muis
uit hun mond gekropen. De ziel die het lichaam verlaten had brengt de eerste
nacht bij St. Geertrui door. Die wordt in de Munster te Staatsburg afgebeeld en
omgeven door muizen. In het “Gertrudenbuchlein” knagen twee muizen aan een vlas
omwonden spindel, een spinnerin zit aan het spinrad en een muis loopt over de
vezels. Het is een teken dat op haar feestdag niet gesponnen diende te worden.
De
Geerten minne of schaal van Nivelles was net zoals bij de Sint Jans minne
oorspronkelijk een herinneringsdronk die aan de afgestorvenen was gewijd. Haar
eredienst wijst op een heidense dodenritus. Voordat men op reis ging dronk men
elkaar de St. Geerteminne toe voor een behouden terugkeer.
De
Slaven noemen de Melkweg die bij verschillende volkeren als pad der zielen
geldt dan ook het muizenpad. De muis behoorde tot het gevolg van Freya, de
onderaardse godin die als dodenbegeleidster een staf of speer in de hand houdt.
Geertrui betekent dan ook speer jonkvrouw en wordt met een speer en muis
afgebeeld. Het minneglas had de vorm van een scheepje. St. Geertrui zal hier
Freya als doodsbegeleidster vervangen hebben.
King
Lear:, IV ,6,89 ‘Kijk, kijk, een muis’. Ook in ijlende koortsen menen de
lijders wel eens muizen te zien.
De
muizen worden vaak als ziekte- of doodsbrengers gezien.
Als een
muis ‘s nachts in het bed van een slapende komt, zal die de dag erna ongeluk
hebben.
Als een
muis stro uit het kussen haalt van een zieke zal de patiënt gauw sterven.
Als de
muis voor het venster heen en weer loopt verkondigt die de dood.
Als
een muis over iemands voeten loopt of aan kleren knaagt, dan sterft spoedig
iemand van zijn familie. Knaagt hij aan het bed of de kleren van een zieke, dan
is het spoedig met hem gedaan.
In
Zwitserland opent men dan de deur om de ziel van de doden- naar oud geloof in
de vorm van een muis- uit te laten. Graaft een muis in een den of onder de
dakgoot of in het bed een gat, dan zegt men: ‘hij zoekt naar een ziel’.
Drie
handwerksgezellen verdwaalden in een bos. Een legde zich te slapen toen de twee
anderen water gingen zoeken. Nadat ze gevonden hadden wat ze zochten kwamen ze
weer terug en zagen dat een witte muis uit zijn mond kroop, naar het water
liep, dronk en in het lichaam terug kwam. Ze wekten de slapende en zeiden hem
verontwaardigd: “ Je bent zo lui dat je
ziel zelf water moet halen, we willen niets meer met je te doen hebben”.
Een
meisje was zo door nachtmerries geplaagd dat ze besloot ze te vangen. Ze legde
daarom elke avond haar handen boven haar hoofd. Haar moeder die in een
naastgelegen kamer de wacht hield hoorde haar eens steunen en gaat er met een
licht naar toe. Daardoor verschrikt laat het meisje haar handen naar beneden
vallen en grijpt ter hoogte van haar hart een klein dier. Zonder het te
bekijken stopt ze het in een kous. Kort daarna hoort ze dat haar verloofde
overleden is. Toen ze naar de begrafenis ging stak ze de kous in haar zak.
Tijdens de lijk predicatie bij de nog niet gesloten doodskist neemt ze een
zakdoek uit haar jas om haar tranen te drogen. Ze trekt toevallig ook de kous
uit haar zak. Er springt een witte muis uit die in de mond van de dode kruipt
die weer levend wordt.
Op
het slot te Wirbach viel een meid in slaap tijdens het appels schillen. Uit
haar mond kroop een rode muis die uit het open venster weg liep. Ongelukkigerwijze
had men de meid op haar andere zijde gelegd zodat de teruggekeerde muis de mond
niet vond en andermaal weg liep. De meid werd niet meer wakker.
Een
van de jongens die bij Roringen in het veld op de paarden moest passen viel er
bij in slaap. Toen zagen de anderen dat er een muis uit zijn mond kroop die in
een paardenschedel verdween die daar op het veld lag. Nu eens door de
neusgaten, dan weer uit de oogholten keek de muis naar buiten. Eindelijk kwam
die weer terug en wipte door de mond van de slapende jongen weer binnen. Toen
die wakker werd vertelde hij dat hij in zijn droom in een prachtig kasteel was
geweest en dat hij uit alle vensters naar buiten had gekeken.
Een
boer had twee knechten, een ervan was
buitengewoon mager. Op een avond vertelde hij dat hij niet slapen kon omdat hij
altijd door een dier gekweld werd. De andere knecht zei; ‘laat mij maar eens op
jouw plaats liggen’. Toen het twaalf uur sloeg kwam het dier weer aan, het had
de gedaante van een kat. Hij greep hem, maar de kat veranderde zich al maar in
een ander dier en tenslotte in een muis. De knecht smeet hem in zijn kist die
bij het bed stond en sloeg het deksel dicht. De volgende morgen kwam de buurman
vertellen dat zijn vrouw dood was. Maar net deed de knecht zijn kist open of de
muis sprong eruit en liep dadelijk naar de buurmans zijn huis en kroop daar in
de mond van de overleden vrouw. Die werd op hetzelfde moment weer levendig, nu
wist men meteen wie de kwelgeest was.
Na
het overlijden van keizer Karel IV, 1106, zat een erge vijand van hem aan een
gastmaal. Plotseling kwamen uit alle muren muizen die hem in grote menigte
omringden. Ze drongen op hem aan en lieten de overige aanzittende met rust.
Omdat alle pogingen ze te verjagen mislukten ging hij te schip. De muizen
zwommen hem na en knaagden zo sterk aan het schip dat het gezonken zou zijn als
het scheepsvolk het schip niet op het zand had gezet. Ze lieten de man liggen,
de muizen vraten hem op.
Hetzelfde
lot viel ten deel aan Miccislaus, zoon van de koning van Polen. Hij had zich
het tegoed van wezen en weduwen toe geëindigd.
In de
middeleeuwen kwamen in de kerkelijke
vervloekingen ook de spitsmuis en lemming als pestdragers voor.
Door
bezweringen werden ze verdreven ‘die
meuss, ratten, wurmb und ander ungeziefer durch conjurationes und
beschweringen... zu vertreiben” uit een verordening van 12 februari 1611.
In een geschrift van 1782 werd kinderachtig vloeken onmachtig genoemd om muizen
te verdrijven. Met de Magnus staf, pedum St. Magni, wijdt men een zandhoop en
een groot vat water. Van beiden neemt men een deel en gaat daarmee naar de
velden om een gepaste hoeveelheid in de muizengaten te gieten. Daarboven was er
nog een processie, de pater zelf sproeit gewijd water en strooit gewijd zand om
zich heen en gebiedt hen te vluchten. Het kan ook door de staf van de H. Ulrich
uit Augsburg te halen die met goed gevolg om de akkers gedragen werd. Aarde uit
het graf van die heilige vernietigt ook muizen.
Andere
manieren zijn soms zonderling. De strowissen waarmee het koren gebonden wordt
maakt men dan al klaar op vastenavond zodat de schuren vol komen en de muizen
geen kwaad zullen doen. Hetzelfde gebruik is om in het voorjaar al het
ongedierte dat in de winter in huis gekomen is te verdrijven. Met St. Peter
gaat de huisheer met de houten kruishamer driemaal om het huis heen, klopt
tegen alle posten en balkt en zegt een spreuk op. Doet men dat niet dan zal het
huis die zomer geplaagd worden door allerhande ongedierte, houtworm komt in de
balken en het vee wordt ziek. Bij het eerste klokgelui van Palmzondag of Pasen
bindt de huisvrouw alle sleutels van huis tezamen en rammelt er mee in de
kelder. Je kan ook een dode muis door het huis dragen of een grote muis of rat
een belletje omdoen en dan loslaten of een kreeft in het hol stoppen. Het
achterwaarts werpen van een oude schoen in stromend water op Goede Vrijdag
werpt ook vruchten af.
Kwikzilver
doodt, zo ook brandend lood, schalen van ijzer en zwarte Helleborus die gemengd
zijn met aangenaam voedsel dat muizen lusten, ze eten ervan en het zal hen
doden. Schrijfinkt dat gematigd is met water, wijn of azijn waarin alsem heeft
gelegen dan zullen de muizen niet van dat papier eten dat daar mee beschreven
is.
Een
man nam een muis die hij alleen voedde met stukken muis en nadat hij die zo een
tijd had gevoed liet hij hem gaan en die doodde daardoor alle muizen in de
buurt en ging in elk hol om de muizen daar op te eten.
Legt men
broden van verschillende soorten bij elkaar, is er meel en meel? Het muisje
zoekt het beste er uit. Daardoor besluiten de bakkers dat dit het beste graan
is. De bakkers weten er ook het beste uit te halen en daarom worden ze wel met
muizen vergeleken.
Het
muisje dat het land berooft is een teken van dieven en flikflooiers die van
andermans goed leven. Plautus: ‘wij eten als de muizen altijd andermans kost’.
Een
witte muis, een ‘witte, boze muis’ wordt bij gebracht om een mens te verbeelden
die zeer geil en overdartel is, die krachtig werk maakt van wellust, vleselijke
vermenging en minnerijen. ‘Muisje’ is ook de naam van minnenkozerij.
Een
muis die niet in zijn hol kan komen omdat die een komkommer draagt wordt door
Erasmus genomen voor iemand die teveel hooi op zijn nek draagt.
De
muis vertrouwt zich in een hol niet en ‘het is een slechte muis die maar een
hol bezit’ is een spreekwoord om te verbeelden dat men meer dan een vriend moet
hebben, dat men op meer dan een manier zijn rust, veiligheid en welvaren dient
te beleggen.
Uit
Isaack van Waesberge, 1633.
‘Hoe hoog iemand is, door ’t
geluk gerezen,
Een
kleine macht hem vaak behulpzaam kan wezen.
Van
de leeuw en de muis.
Een
sterke leeuw eenmaal tot rust zich had begeven,
In
een belommert dal, met twijgen groen beplant.
In
eenzaamheid hij zich daar wel vergenoegd vond;
Doch
ziende met een haast een muis rondom hem zweven,
Hij
greep ze, die verbaast hem bad met vreselijk beven,
Dat
hij hem door genade het leven laten wou:
En
beloofde, dat naar macht, hij ’t hem vergelden zou.
De
leeuw mededogend liet het kleine diertje leven.
‘t
Gebeurde kort daarnaar, zo wonderlijk zijn onze zaken,
Dezelfde
leeuw in het net werd dar omtrent gevangen:
Hij
brult en tierde luid, ’t welk ’t muisje heeft verstaan,
Die
kwam gelopen of ze hem los kon maken.
Ze
werkt zo handig, de leeuw kwam uit te raken,
Die
bovenmate verheugd bedacht in zijn gemoed:
Men
is het niet al kwijt dat men de kleinen doet.
Een
sterke leeuw moest wel de muisje hulp smaken.
Verklaring.
Gij
die door het geluk in het hoogste bent opgedragen:
Veracht
de kleinen niet om zijn vernederde staat:
Gedenkt
het wankele geluk, zo licht het rad omslaat,
En
dan de kleinen hulp komt wonder wel gelegen.
Hierom
de wijze mens, door Gods genade en zegen.
Leeft
zo dat hij steeds blijft bemint en niet gehaat;
Maar
die de kleinen hoont, veracht en ook versmaat,
Die
is de damp van het geluk in het hoofd wel dwaas gestegen.
Napoleon
stond op het punt Duitsland binnen te vallen. Men wist niet waarheen hij zijn
legers zou voeren. De oude Martin, schaapherder te Eger, kwam er met behulp van
muizen achter. Hij bestrooide onder het opzeggen van spreuken op Kerstavond de
vloer met zand. Daarin maakte hij verschillende figuren en gaf ieder de naam
van een Duitse stad. Te middernacht kwam een groot aantal witte muizen in
geregelde orde in de kamer, liepen op het zand en gingen weer weg. Martin zag
welke steden ze aangeraakt hadden en kon zo vertellen welke richting de keizer
zou nemen, wat ook gebeurd is.
Het
ligt voor de hand dat men geprobeerd heeft duivelse muizen te beletten ziekten
te veroorzaken en als het toch gebeurde de zieke te genezen. De ziekte moest op
de een plant overgedragen worden en daartoe werd de muis in een boom
opgesloten. Dit gebeurde met de zogenaamde muizen- essen in Engeland waar
muizen ingekeild werden. Te Selborne, in het graafschap Southampton, stond er
een wiens takken het vermogen hadden de pijnen weg te nemen. Dit had men bij
het vee gezien wanneer er spitsmuizen over hen gelopen waren. Een gat werd er
in een es te geboord waarin een spitsmuis werd geklemd. Hierna sneed men een
paar stroken van de boom af. Dit zou een probaat middel zijn tegen krampen en
verlammingen van het vee.
Doe
een of meer levende muizen in een lange of diepe aarden pot en zet die op een
vuur van essenhout en als de pot heet wordt zal de muis tsjirpen en lawaai
maken waarop alle muizen in die nacht naar hem toe rennen en zo in het vuur
komen alsof ze hun arme ingesloten vriend willen helpen. Mizaldus noemt de
oorzaak hiervan de rook van het essenhout.
Kinderen
kunnen van oude heksen gedurende hun schooltijd in hun kunst onderwezen worden.
Scholen in Mecklenburg maakten ze in tegenwoordigheid van hun meesters en
medeleerlingen muizen die over tafels en banken liepen. Ze hadden geen staarten
maar kregen die als de leertijd om was.
Een
boer uit Stockheim ging eens op een zondag met zijn dochtertje wandelen. Ze
maakte kogeltjes van aarde en wierp die over haar hoofd en het werden muizen.
‘Zie, Vader wat ik kan”, riep ze verheugd uit. De vader wrong zich de handen
van ontzetting ineen en riep uit “In Godswil, lief kind, wie heeft je dat
geleerd?’. ‘Wel’, zei ze, ‘ de oude leermeesteres, ze leert ons veel van zulke
dingen’.
Ook
in heksenprocessen wordt gesproken over het maken van muizen. De heks heeft
hiervoor een vierbenig donker geel, hard en onbuigzaam werktuig. Uit een doek
maakt ze de gedaante van de dieren, houdt het werktuig eronder en roept: “loop
weg en kom weer bij me terug”. Of ze koken toverkruiden en roepen: “muis eruit,
er uit in duivelsnaam,’ dan springen die dieren uit de pot. Omdat aan het
plotseling verschijnen van zwarte muizen vaak de Zwarte Dood vooraf gaat was
het in de 13de eeuw ook de vraag of heksen muizen konden maken.
Tussen
Kerst en Driekoningen verschijnen elven in de vorm van muizen. Het zijn de
bewaarders van verborgen schatten. Een kramer was eens op reis, at zijn
boterham en gaf wat kruimeltjes aan een muisje. Hij ging naar de beek om te
drinken en toen hij terugkwam lag daar een goudstuk. De muis bracht hem er nog
twee. De kramer zag dat ze in een gaatje kroop en maakte dit wijder en vond een
grote schat. Hij deelde de verkregen rijkdom met de armen van Reichenau waar in
de Drievuldigheidskerk de geschiedenis in steen is uitgehouwen.
Wij
kennen allemaal het sprookje waarin vier witte muizen in paarden veranderd
worden, de glazen muiltjes.
In de
tijd dat er in Bohemen nog vele bossen waren woonde aan een meer een weduwe met
zeven dochters die haar veel last en zorg veroorzaakten. Eens toen ze naar het
bos wilden verbood ze hen te snoepen van de appels die in de kast lagen. Ze
aten ze allen op. Toen de moeder thuisgekomen dit bemerkte riep ze, waarschijnlijk
met het oog op de snoeplust van de beestjes, ‘ik wou dat jullie allemaal muizen
waren’. Onmiddellijk werd hieraan voldaan. De zeven dochters liepen als witte
muizen het huis uit, de moeder er achterna. Ze stortten zich samen in het meer
en werden stenen.
Ze
kunnen dan pas verlost worden als een vrouw uit hetzelfde dorp zeven jongens
heeft die hun willen trouwen.
Ook op
het eiland Rugen had iets dergelijks plaats. Daar woonde een boerengezin met
zeven meisjes in de leeftijd van twee tot twaalf. Ze droegen allen dezelfde
kleding, bonte rokken en rode mutsen. Op Goede Vrijdag waren vader en moeder
naar de kerk. De kinderen waren zoet thuis. Maar toen ze achter de kachel een
zak noten en appels vonden snoepten ze die op. Toen de moeder thuiskwam en aan
de snoepende muizen dacht, riep ze: ‘Bliksems, ik wou dat jullie muizen
werden’. Onmiddellijk gebeurde dit en zeven bonte muizen liepen door de kamer.
De moeder was radeloos. Een knecht opende toevallig de deur, de muizen liepen
er uit, de moeder er achterna. Ze kon ze niet inhalen en toen ze in het bos een
meertje zagen sprongen ze erin en veranderden ze in een grote ronde steen. Die
steen is daar nog in de zogenaamde Mausenwinckel. Alle nachten komen er zeven
bonte muizen en zingen een liedje. Het liedje betekent dat er een vrouw uit de
kerk moet komen, even oud als de versteende muizen, met zeven zonen, even oud
als de meisjes toen ze muizen werden. Komen die op Goede Vrijdag in de winkel
en nemen ze plaats op die steen dan worden ze weer in hun vroeger vorm
veranderd. De zeven paren huwen met elkaar en zullen rijk en gelukkig worden.
In
IJsland leeft er bij het volk een muis in het water, de “Flaethermus”, de
vloedmuis die een middel is om schatten te verzamelen. Om er een te vangen moet
je een net hebben die uit het haar van een reine maagd gebreid is. Dit moet je
‘s avonds in zee zetten waar je veronderstelt dat er goud of zilver verborgen
is. Die plaats zoekt de muis op. Heb je de juiste plaats gekozen dan zit er de
volgende dag een muis in. Doe die in een pot en leg er een geldstuk onder. Elke
dag komt er een bij. Die mag je wegnemen maar de eerste moet blijven liggen. De
muis wil telkens ontsnappen om naar zee terug te keren. Dit moet je
verhinderen. Breng haar zelf voordat ze sterft naar de zee terug. Doe je dit
niet dan ontsnapt ze en zodra ze de zee bereikt zal er een vreselijke storm
ontstaan waarin alle schepen vergaan. Dit gebeurde onder andere bij de dood van
Latinu-Bjron, een van de geweldigste tovenaars. Men zegt ook dat de woedende
orkaan die het eiland op de 8ste en 9de januari 1798 het
zuidwesten van IJsland verwoestte een ‘musabylr’, een muizestorm geweest zou
zijn.
Een
muis was eens op de rug van een leeuw geklommen. Die was daar geheel niet van
gediend. De koning der dieren brulde hem toe dat hij dat niet meer moest wagen.
Toen de leeuw dan eens gevangen raakte in een net kwam de muis op zijn gebrul aangezet.
Zonder wat te vragen begon hij het net door te knagen. De moraal van dit
verhaal; ‘ laat de groten toch niet teveel op de kleinen neerzien’.
De
muizen hadden het slecht, ze werden achtervolgd door de wezel. De waardigste
muizen hadden echter een kroontje op de kop. Zo konden ze laten zien wie de
baas was. Dat is wel aardig, maar als ze hun hol in wilden hield dit kroontje
hen tegen. Toen nu de wezel hen achtervolgde kwamen ze bij hun hol en hadden
geen tijd dit af te doen. De achterblijvers werden dan ook gemakkelijk
gevangen. De moraal van dit verhaal; ‘in de strijd behoudt de troep het leven
terwijl de leider lijdt’.
De
berg was in barensnood. Maar omdat dit voor de berg de eerste keer was beefde
ze dat het een aard had. Iedereen kwam aan om te kijken of te helpen. Toen
uiteindelijk het hoopje was uitgekomen werden ze door de berg geweldig
beetgenomen. Ontnuchterd keerde ieder terug naar huis, de berg was maar
bevallen van een muis. De moraal van dit verhaal; ‘een hoop lawaai om niets’.
Een
oude kat had geen kracht meer om de muizen te vangen. Toen bedacht hij een
list. Hij ging in het gemalen meel liggen zodat de muizen vanzelf naar hem toe
zouden komen. Hij was nu even wit als het meel, de muizen zagen dus niet veel.
Hij ving ze dus allen en was tevreden. De moraal van dit verhaal: ‘wij moeten
niet op alles vertrouwen, de werkelijkheid is soms anders dan waar wij ‘t voor
houden.’
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe X ;
Van
de Leeuw ende ’t Muysken;
‘Ik
weet niet door wat toeval de leeuw met grote schrik
Zich
onvoorzien vond in toebereide strik
Hetzij
door Jagers list, die het ongedierte belaagt
Of
ander ongeval in het loze net is gejaagd
De
sterke is in gevaar. Hij worstelt naar vermogen
Maar
wordt hoe langer hoe dieper daar ingetogen
Waarom
hij zijn stem verheft en ijselijk brult
Het
ganse bos is van ’t geroep vervult
Een
Muisje, bij toeval daar geslopen
Op
het schallende gekrijs komt tot zijn
hulp aangeslopen
En
knaagt de strik in tweeën, met dankbaarheid en vreugd
Vergeldt
de Leeuw heel kort de bewezen deugd
En
houdt zowel de kleinste als de allergrootste in ere
Vermist
hier niemand zo machtig is of zo groot
Of de allerkleinste kan hem
dienstbaar zijn in grote nood’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe LXXIX;.
Stier
en ’t Muysken;
‘De
horendrager Stier die zichzelve Koning noemde
Van
al ’t viervoetig vee, en al wat de hoornen kromde
Beroemde
dat hij braveerde aan elke kant
Ja,
zelfs te boven ging aan een sterke Olifant
De
Leeuw, de Beer, de Wolf en wrede Panterbeesten
En
alles wat zich houdt in dalen en foreesten
Terwijl
hij dus roemt, kruipt een Muis uit haar hol
En
bijt de Stier in ’t been, dat hij, van gramschap dol
Zijn
leed te wreken tracht, en ’t Muiske wil vervolgen
’t
Welk hem in het hol ontvlucht, zo brult hij zeer verbolgen
Want
telkens als hij zich wil wreken van zijn leed
Loopt
‘t diefke in zijn hol, dat hem zo schandalig beet
Hoe
groot een Koning is door al zijn heerlijkheden
Zo
kan een onderzaat, en minder onderdaan
Hem
door kloekheid noch veel hinders brengen aan’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe LXV;
Boer
ende Muysken;
‘Een
ruige Dronkenbloed die stonk van jopenbieren
De
dag van zijn geboorte gewoonlijk was te vieren
En
richtte jaarlijks daartoe een groot Bacchus feest
Daar
’t al ter maaltijd kwam wat vrolijk was van geest
Voor
’t huis hij tot triomf een eiken vuur deed blaken
Om
al het gehele koor der slempers te vermaken
Maar
als eens bij geval de noordenwind op stak
En
de opgestegen vlam sloeg in het rieten dak
De
kermis was gestoord, het huis brandde in lichter lagen
De
gasten vloden weg, verbaast en heel verslagen
Een
Muiske om ’t ontgaan die hongerige vlam
In
’t midden uit de brand verbaast gevloden kwam
De
huisheer zat van bier, en vol en dol beschonken
Greep
’t Muiske bij de staart en wierp het in de vonken
En
riep: o ontrouwe gast! Waar heb ik het ooit aan verschuld
Dat
gij mij in tegenspoed zo haast verlaten zult?
Zo
lang als zijn planeet blijft een gelukkig teken
Maar
als Fortuin de nek op ’t onverzienste wendt
Hem
nauwelijks een vriend van zovele vrienden ken’t.’
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe C. ;
Het
Veld- en het Stad Muysken;
‘Het
ronde Muisje van de stad de veldmuis kwam vergasten
Maar
vond zo sobere dis, dat het zich niet verbraste
Want
erwten, bonen, grut, en wortelen was de kost
Waar
’t lekkere diefje zich mee vrolijk maken most
De
Stadmuis, ongewoon met zulke sobere middagmalen
Wou
tot een zoete wraak haar waardinne onthalen
Zweer
zuster, zei ze, komt, bezoek uw oude kaer
Vergast
me, dat je smult of ‘t altijd bruiloft waar
De
Veldmuis is gereed. Stadwaarts wil ze zich haasten
De
Stadmuis is in haar woning en verwelkomt haar ten leste
In
de kelders diep gewelf, waar ’t niet slecht was en onvrij
Als
rijkelijk verzorgt van alle lekkernij
Want
de tafelknechts bezoek haar beven deed en ijsen
Zo
vaak hij de voorraad haalde om meesters dis te spijzen
En
stoorde ’t Muizenmaal, nu met, dan zonder kaars
Naar
’t ritselende lawaai. De veldmuis, vol gevaar
Sprak:
Smaak noch zoetigheid brengt mij aan dit lekkere eten
In
’t veilige verkies ik liefst rauwe bonen en erwten
Die ’s werelds pracht versmaad
en goudzucht niet kwelt
Smaakt droog brood suikerzoet,
als de honger hem komt noden
Daar ’t hof walgt van ’t
gebraad, noch smaak vindt in ’t gesoden
Want laagheid armoede is ’t
veiligste van al
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe CX;
Den
Barenden Bergh;
‘Een
steigerende berg wiens kruin de lucht dorst te tergen
Uitmuntte
door haar steilheid de Pyreneese bergen
Verkondigde
stout en koen, dat ieder die ’t hoorde en zag
Hoe
zij een nieuwe Berg zou brengen voor den dag
Dus
zwanger barst zij uit of ’t vreselijk had gedonderd
Dus
liep de wereld toe en ieder was verwondert
Verwachtende
wat vreemds, door ’t krakende gedruis
Baart
ze uit haar zwangere lijf de lachelijke Muis
Is
dit, riep iedereen de vrucht van ’t hoge roemen?
Het
snorken is maar wind, uw krijten van verdoemen
Van
macht, van heerlijkheid; al het blazen is om sonst
Snoevers
zijn te recht, want eigenlijk kan je ’t merken
Gekrijs genoeg, geen wol, zei de
Nikker, en schoor ’t verken
De ene van zijn have snorkt, de
ander van zijn boeken
Hier is heer Calis (een die
niets heeft) ’t huis, de Dokter moet men zoeken
In
zijn kamer, daar de Dokters staan te pronk
Daar
is een man in ’t veld, en de ander bij de dronk
O,
onbevaren volk, wil op deze bakens letten
En
leren op ’t kleine schip geen grote zeilen zetten
Vlagvoerders,
strijkt de fok, en haalt de wimpels in
Veel vlaggen, zegt de Matroos,
’t schip heeft geen boter in’.
Zo
stil als een muis. =Is zeer stil.
Dat
muisje heeft een staartje. =Een zaak die meestal nare gevolgen na zich sleept
evenals een muis die een vrij lange staart heeft die je, als het diertje ineen
gedoken zit, niet zou vermoeden
Muizennesten
in het hoofd hebben. =Over allerlei kleinigheden prakkiseren, of muizenissen
(boze geesten) in het hoofd hebben.
‘t Is
muis als moer, een staart hebben ze allemaal. =Ze zijn allemaal gelijk, aan
elkaar gewaagd.
Als
de muis genoeg heeft dan is het meel bitter. =Als men lang genoeg feest gevierd
heeft dan krijgt men er tegenzin in.
Hij
speelt er mee als de kat met de muis, zie kat.
‘t
Muist wat van katten komt, zie kat.
Een
muizenmaaltijd houden. =Eten zonder er bij te drinken.
De
muizen vallen dood voor de broodkast. =Het is daar verschrikkelijk arm.
‘t Is
in de muizenvreugde. =’t Is een huishouden zonder orde of regel, of de kat van
huis is. Ook: De muizen dansen om de meelton.
Ik
heb er een muisje van horen piepen. =Ik heb het bij gerucht vernomen.
‘t Is
maar een slechte muis die maar een hol heeft. =Als iets mislukt moet je ‘t op
een andere manier proberen.
Cats
meldt al: “wanneer het huys vervalt dan ruymen al de muysen”.
Het
zijn voorspellers. De Romeinen wisten dit al, Plinius. De zeelui vertellen dat
de muizen het schip verlaten wanneer dit zal vergaan. Door observatie heeft men
uitgevonden dat muizen en ratten drie maanden voordat een oud huis of ruïne in
elkaar stort die verlaten. Dit komt door een natuurlijk instinct en ze zien dat
de verbindingen beetje bij beetje minder worden en los raken.
De berg
heeft een muis gebaard, = ‘t Leek heel wat maar is op niets uitgelopen.
Komt
van ‘t land de veldmuis, draag dan turf en hout in huis.
Kruipen
de muizen diep in de grond dan maken ze van een strenge winter kond.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/