Murene.
Muraene; Grieks (s) myraina, van smyros; zeeaal, Latijn muraena;
zeeaal.
Muraena helena,
Grieks voor zweven
of helder, naar de vlekken van de vis, of naar de naam St. Helena moray?
Murene,
meeraal of moeraal
heet in Duits Murane, Engelse Mediterranean
moray, Roman eel.
Ook
de aal behoort tot de Muraenidae of aalvissen.
Uit
www.cgtrader.com
De
meeraal heeft zes grote en twee kleine snorren aan de bek met langwerpige
bruine strepen op het lijf en een brede staart.
Het
voorste deel van het lichaam is dikker dan de rest.
De
grote bek heeft scherpe en spitse tanden en vaak staan er wat langere tanden
tussen zodat de kop het aanzien van een slang krijgt.
De
rugvin is meestal zeer lang en van voren hoog, er zijn geen andere vinnen.
Vanwege
zijn slangvorm beschouwde men hem als giftig.
Wordt
een paar meter lang, van drie meter zijn gezien met een gewicht van 15kg.
De
veranderingen van het weer merkt hij al vroeg. Komt er onstuimig weer wordt hij
onrustig, zwemt dikwijls rond of gaat recht overeind staan. De vissers gaan,
wanneer ze lopen, ter visvangst.
Het
wordt door velen voor de edelste vis gehouden.
Een
hoge prijs stelden de oude Romeinen op het vlees van de murene. Om die in grote
hoeveelheden voor hun gasten beschikbaar te houden hielden ze die in met
zeewater gevulde vijvers. Volgens Plinius was Hirius
de eerste eigenaar van een murene-vijver die zo goed voorzien was met deze
kostbare vissoort dat hij bij een feest van Caesars triomftocht aan zijn
vrienden zes duizend stuks kon voortzetten. Volgens een ander bericht begingen
sommige Romeinen bij het vetmesten van de murene afschuwelijke wreedheden. Vidius Pollio meende te weten dat
mensenvlees het beste voedsel voor deze vis was en offerde aan dit bijgeloof
vele slaven op, dat wil zeggen hij bestrafte hun misdrijven met de dood in de
murenevijver. De murene is, naar men zegt, zo vraatzuchtig, dat ze bij gemis
aan voldoende hoeveelheid voedsel haar soortgenoten de staart afbijt. De
gevangen vissen verdedigen zich vol woede en brengen de onervaren visser veel
wonden toe.
Uit Maerlant; ‘Murena dat is de lamprei, waar ik hier tevoren iets van
zei, zodat men er niets van vindt hier. Maar als ze genieten plegen en dat is
zo in de maartse tijd en als dan komt hun naturen tijd en dus ontvangt ze zo
haar dracht. Dan plegen de vissers die ze opwachten dat ze hen met fluiten
vangt, want als zo ze uit de rivier gaan en als ze dat horen waant ze dat het
’t serpent is. Bij Ambrosius is het bekend, als het serpent, voor ze aan haar
gehuwd wordt, dan zijn venijn heeft uitgespuwd. Hier doet ons de natuur
verstaan met wat voor mening elk zal gaan tot het rechte huwelijk elke man en
heeft hij er enige kwaadheid bij wees natuurlijk en goed voor de vrouwen en
goed gemoed’. Tyrus is een soort
serpent die ook viper heet, ofschoon hij klein is
verdwijnen serpenten als ze hem zien want hij is ruig en als hij iets bijt dan
rot dit helemaal. Onder de serpenten is hij de ergste. Als hij samengaat met
een murene gaat hij naar een water waarin hij verwacht dat ze daar is en roept
haar met sissen en dan komt de murene en als de viper
ziet dat ze klaar is doet hij al zijn venijn opzij en bespringt de murene. Als
de daad gedaan is drinkt hij en neemt zijn venijn op en gaat terug naar zijn
hol. Ze springen in het meer om met de murene te paren, daarom is de beet van
de
murene zo giftig als een slang.
Daar is een vis die murene genoemd wordt die van een adder ontvangen heeft die
hij liefheeft door te sissen. Daarom noemen vissers die sissers of fluiters en
vangen haar op die manier.
Mulder: De
beschrijving, ontleend aan klassieke auteurs, geldt eigenlijk de murene, een
zeevis die met de lamprei of prik het slangachtige uiterlijk gemeen heeft en de
status van delicatesse. Hendrik I van Engeland stierf doordat hij te veel
lamprei at. Alleen de beet van de murene kan dodelijk zijn.
Maerlant; ‘De lamprei, als men
waant, werpt haar zaad in elke maand en dat doen andere vissen niet, hun zaad
groeit gelijk dat ze schiet. Aristoteles zegt er tegen dat zo de slangen het
niet plegen en dat ze een hij en een zij hebben. Daar mag wel vrees van
geschieden om lampreien te eten voor ze zijn lang gekookt in goede wijn met
specerijen en met peper wel, want hun sappen die zijn fel en met venijn
gemengd, dus moeten ze lang koken. Lampreibeten zijn giftig en wie van zulke
smart pijn heeft brandt hun hoofd tot poeder, dat is de baat, wat men gelooft’.
Uit
Megenberg.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/