Otter.
Lutra; midden Latijn luter, Latijn lutra otter. Verwant met unda; golven, water.
Otter. In midden-Nederlands was het otter, in oud-Hoogduits Ottar (nu Fisch-Otter) oud-Engels ottor (nu otter) en oud-Noors heeft otr. Dit woord stamt van Germaans utra en dit van Indo-Germaans udro, vergelijk Grieks hudra, hydra: waterslang, (hudor: water, zie hydra) oud-Indisch udra: waterdier. Verwante spraken geven taboe namen en zo heet de staande otter in Keltisch waterhond.
Otter is ook de naam voor de slang, de natter, bij ons en in Engels is het adder.
Wegens zijn korte poten lijkt zijn gang op het kruipen van een slang.
De schimpnaam van een plaatsje bij Sneek, Gaastmeer, is ottervreters. Die naam stamt nog uit de tijd dat die beesten hier veelvuldig waren. Zie verder de namen Otterbroek, Otterdijk, Otteloo etc.
Uit Buffon.
Uit Buffon.
Tot
de familie van de marter behoren nog meerdere dieren van Noord Europa, Noord
Amerika en Noord Azië die om hun kostbare huiden ijverig vervolgd worden. Zo de
Canadese marter of pekan, Martes americana
(uit Amerika) (Martes canadensis,
(uit Canada) de moerasotters en visotters.
(Martes, Nieuw Latijn, van Germaanse oorsprong, verwant aan oud Hoogduits mard, marten).
Van de moerasotters vindt men in N. Europa de nerts, norz, Mustela lutreola.
Uit Buffon.
In
Amerika de mink, Neovison vison, (nieuwe
vison, van Frans vison) (Vison americanus (uit Amerika).
Tot de visotters behoort de gewone visotter, Lutra lutra.
De otter heeft zeer scherpe tanden en is een zeer bijtend beest.
Hij is zo groot als een middelbare hond en bijna drie voeten lang, de staart is half zo lang. Hij kan zelfs met staart honderd vijf en zestig cm bereiken bij een gewicht van elf kg. Aan de schoft is hij vrijwel een derde meter hoog.
De vacht is glanzend donkerbruin en blijft ook in het water steeds droog.
Hij heeft de tanden van een jachthond die in de vierkante mond staan, oren als een bever en benen als een vos, maar wat dikker en het achterste platachtig.
Heeft korte poten met brede voeten en de tenen zijn door een sterk vlies aan elkaar verbonden, op de wijze van een watervogel, waardoor hij zeer snel kan zwemmen.
Hij kan een tijd onder water blijven. Om adem te halen komt hij een kort ogenblik boven om nieuwe lucht te scheppen en duikt weer naar beneden.
Ze zijn zeer schuw en leven alleen, behalve in de paartijd.
De otter is nog vlees, noch vis, noch land-, noch waterdier, want hij zwemt in en duikt onder het water en wandelt op het land. Er is geen twijfel aan dat dit een soort bever is, behalve in zijn staart want de staart van een bever is vis, maar de staart van een otter is vlees. Zijn vlees mocht door de katholieken op vastendagen gegeten worden. (dat kan dan uitgelegd worden dat men dit dier als een vis zag, die wel gegeten mocht worden)
Het verwondert me hoe het in een schrijvershoofd opkwam dat de bever water op de staart van de otter giet om te voorkomen dat die bevriest.
Shakespeare; “either fish nor flesh”, 1 King
Henry IV, iii, 3, 142-4, waar de waardin verguisd wordt en vergeleken met een
otter. Maar waarom een otter? Falstaff; ‘Ze is geen vlees en geen vis, als man weet
je niet waar je haar raken kunt’.
Merchant of Venice 1, 3, 23, ‘there be land-rats and water-rats’, de waterrat jaagt op vis in de winter’.
Maerlant; ‘Luter,
alzo als ik het weet, is er een die men otter noemt. Een dier van valse
manieren. Bij broekland woont het en bij rivieren. Zijn vel is bruin, mooi en
duur. Holen maken ze, dat is hun manier waar ze in hun jongen broeden. Op
vissen zijn ze klaar om te springen en daar doen ze grote schade. Lang en met
goede stade mag hij onder water gaan, doch moet de lucht ontvangen anders kan
hij niet leven, daarbij is het soms gebeurt dat hij vissen in korven gevangen
vindt, die hij eet en kan hier niet uit raken, de dood moet hij erom smaken
omdat het de lucht niet heeft. Het is het gierigste dier dat leeft want het
legt in zijn hol vele vissen van een school zodat alle lucht kwaad wordt van de
stank die er vanuit gaat, die ze vangen worden vaak veel deze lucht gewaar. Vissers
plegen een zaak dat ze de otter tam maken en leren omdat ze beter vissen jagen
in hun net’.
Hij eet vissen en watervogels. Zo groot is de intelligentie en zijn reukzin dat hij vissen in het water kan vinden die enkele kilometers ver zijn. Waar veel vis is zwemt hij tegen de stroom op waardoor de vissen die veelal met de stroom afgaan hem vanzelf in de mond vallen. In stille wateren kan hij dit niet doen, daar heeft hij andere listen. Hij maakt daar het water onklaar om de vissen te misleiden of hij houdt zich een poos in een schuilplaats verborgen en verschrikt daar de zorgeloze vissen met een plotselinge klap van zijn staart die ontstelt naar de wal gaan en zonder veel moeite door hem gevangen kunnen worden. Nog zonderlinger is het hoe hij de tegenspartelende vissen in zijn macht houdt. Op het ogenblik dat hij de vis grijpt trekt hij zijn buik in om de gevangene in die holte te brengen en hem daarna op de rug te wentelen. Als dit gebeurt is en de vis geen tegenstand meer biedt bijt hij een gat in zijn borst of keel en laat hem los. De gedode vis drijft boven, de otter volgt en brengt de vangst naar de oever.
(773) Het dier is zo dol op voedsel dat het zoveel vissen in zijn hol en woonplaats heeft dat die dan bovenmatig vervuild wordt zodat niet alleen het hol stinkt, maar ook de lucht in de hele omgeving vol van stank is. Dat hebben vele mensen tot hun eigen schade moeten vast stellen.
Ze zijn tam te maken zodat je ze leert vissen te vangen en
aan te brengen, als een jachthond het wild.
Ze zijn veel vervolgd omdat het een concurrent van de visser is. Ook vanwege hun huid. In Duitsland, 1900, werden er jaarlijks vijf duizend gedood en wordt ook hun vlees gegeten.
Hoewel ze wel gegeten worden zijn ze eigenlijk grof, taai en slijmerig van vlees. Zijn huid wordt bij ouderdom niet minder en geen regen kan het deren, daarom worden er versieringen van gemaakt voor hemden en kragen van jassen van vrouwen en mannen. De otterhuid is kostbaarder dan de beverhuid. Hun vellen die over zitkussens zijn getrokken dienen tegen de kwalen van de aambeien. De vellen die tot overleer van de schoenen gemaakt zijn houdt men heilzaam tegen de pijn van de voeten. Een muts of binnenkant van ottervel acht men goed tegen de beroerdheid en zwellingen van het hoofd.
Uit zijn haren maakt men penselen.
Hun bloed dat gemengd is met water en azijn ziet men tegen
de gezwollen zenuwen geprezen, hun ballen tegen de vallende ziekte, de lever in
de oven gebraden acht men goed om de rode loop te stoppen.
De visotter graaft gewoonlijk aan de oever een hol waar twee pijpen uitgang geven. De hoofdpijp eindigt gewoonlijk in een natuurlijk oever hol die onder een boom of een andere verborgen plek ligt en een halve meter onder de waterspiegel. Het tweede gat dient voornamelijk voor luchtaanvoer en komt uit op de oever.
Na een draagtijd van een en zestig dagen worden de paar jongen geboren, soms meer. Ze blijven de eerste acht weken in het nest
Deze beesten hebben grote hopen verzameld voor de winter. Deze beesten dulden niet altijd dat hun wijfjes zich van de verzamelde hopen verzadigen zodat de verstoten en afgewezen wijfjes andere holen opspeuren die hen naar de opgestapelde hopen leiden waarvan zij dubbel kunnen bestaan.
Deze beesten veranderen dagelijks hun woning zodat ze door ledigheid niet vet te worden. Deze dieren voelen de wind van tevoren aan en beschermen en wapenen zich er tegen.
Hij is een standbeeld, synoniem voor een dwingeland. Wanneer hij in een vijver
komt maakt hij onder een woedende aanval alles schoon, hoewel hij alles niet
kan verslinden. Wat een duidelijk beeld van een dwingelandse
wreedheid is.
Deze visjager is het symbool van voorzichtigheid en eveneens van het vrije jachtrecht.
Hreidmar, de koning van het dwergvolk, was de vader van drie zonen. Fafnir, de oudste, was begiftigd met een dapper hart en een krachtige arm. Otter, de tweede, met strik en net en de macht om van gedaante te veranderen. Regin, de jongste, was begiftigd met alle wijsheid en vlug van hand.
Nu gebeurde het dat Odin, Hoenir en Loki eens op tocht waren in het land waar Hreidmar woonde. Toen de goden bij zijn woning kwamen zagen ze een otter die zich koesterde in de zon. Loki vermoorde hem terstond, maar het was de ongelukkige tweede zoon van de koning. Hij gooide het levenloze lichaam over zijn schouder en dacht dat het een goede maal zou geven. Toen hij het huis binnenging gooide hij zijn last op de vloer. De koning ontstak in grote woede en voor ze tegenstand konden bieden lagen de goden gebonden op de vloer. Ze konden hun vrijheid terugkrijgen op voorwaarde dat ze zijn dorst naar goud zouden voldoen. Dit door hem zoveel van die kostbare stof te geven wat genoeg was om de huid van de otter van binnen en buiten te bedekken. Omdat de otterhuid de eigenschap openbaarde om zich tot fabelachtige afmetingen te kunnen uitstrekken was geen gewone schat voldoende. De taak van de goden was heel lastig. Loki werd vrijgelaten om dit te halen. Hij wist de schat van de dwerg Andvari te bemachtigen met inbegrip van de Helm van Schrik en een pantser van goud. Ook verkreeg hij de wonderbare ring die als een magneet goud aantrok. De vloek die de dwerg Andvari uitsprak zou ervoor zorgen dat de ring en het goud verderf zou worden voor velen. Toen hij terugkwam bleek dat de geweldige schat niet groot genoeg was en hij was genoodzaakt de ring er in te werpen. Fafnir, de onoverwinnelijke, versloeg zijn vader en verjoeg zijn broer. Fafnir werd door de jaren van turen in een vreselijke draak veranderd en werd uiteindelijk gedood door Sigurd. Het goud was de schat van Nibelungen.
De otter van de Edda is een gevreesd beest, zo ook in een legende uit Moskou waar het de zoon van de Tsaar meeneemt onder de winterzee, met zijn snorren zorgt hij voor de eb en vloed van de zee, negen kilometer bij elke ademhaling.
Enhydris, als zeeslang, (zie slang) komt doordat de otter met drie delen boven water zwemt, kop, de gekromde rug en het eind van de staart wordt ze gevolgd door de jongen die precies achter haar aan zwemmen lijkt dit op een golvende slangbeweging.
Enhydra
lutris (Enhydris marina),
(van de zee)(zie slang) is de zeeotter, sea
otters.
Die bewoont de westkust van Noord Amerika.
Hij voedt zich met schelpdieren, zeekreeften en kleine vissen die hij op ondiepten vangt en aan het strand van de zee, zowel aan de binnenmeren en bij de kust.
Zijn vacht overtreft wat de glans betreft het schoonste fluweel en wordt daarom voor bontwerk zeer duur betaald. Het dier is daarom zeldzaam geworden.
Voor zijn jongen is de zeeotter buitengewoon teder, hij draagt ze bij gevaar in de muil weg of houdt ze zwemmend tussen de voorpoten. Men vertelt dat een wijfje dat men de jongen ontnomen had zich daarover dood getreurd heeft.
Zweten als een otter.
Slapen als een otter, heel vast slapen.
Zo scheel als een otter.
Zo stom als een otter.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/