Padden.
Bufo: Latijn voor pad, van een
wortel die slijmerigheid betekent.
Pad. In
midden-Nederlands het padde, in midden-Noord Duits Padde en noord-Duits Pogge,
(nu Padde) oud-Engels had pad(de), dit werd tot tadde (en nu paddock en toad)
en in oud-Noors padda. Vergelijk het woord schildpad, in Duits Schildpatt naast
Schildkrot; schild betekent schreiden, treden of strompelen en noord-Duits pad
betekent voetzolen.
Krote,
dit woord komt driemaal voor in de Lutherbijbel, in midden-Hoogduits was het
nog Krete, Krot(t)e, Krot of Krott (ook als goedmoedig schelden van meisjes).
Pede:
overal kruipen, verwant met Pfad (meervoud Pedi) en Padde: Krote, Noord Duits
petten: treden.
De
term reptielen werd tot het eind der 18de eeuw in brede zin gebruikt, het sloot niet
alleen krokodillen in, maar ook slangen, hagedis en schildpadden, maar ook de Batrachia,
de staartloze kikkers en padden, de gestaarte watersalamander en salamander.
=Bufo bufo,
(Bufo cinereus (grijs) of Bufo vulgaris (gewoon) is de gewone
pad die ook wel zwarte pad of muurpad genoemd wordt.
De
kleur is donkerbruin, het is de gewone pad en die is goed te onderscheiden van
de half zo grote en groene pad =Bufotes viridis (Bufo
viridis) (groen) Die komt hier ook vrijwel niet
voor, wel in het Midden Oosten tot Tibet. Green toad.
Epidalea calamita (Bufo calamita) (Latijn
calamus; riet)
is de rugstreeppad, die herken je door een lichtgele rugstreep. Natterjack
toad.
De
pad heeft kortere achterpoten dan de kikker, ze kunnen slecht springen en
kruipen meer dan ze lopen.
Ze bewegen
maar langzaam.
Hun
huid is niet glad zoals bij de kikker, maar gerimpeld en bobbelig en
aardkleurig zodat een pad vrijwel niet opvalt.
Wel
hebben ze prachtig glanzende ogen.
Worden
ze onverwacht overvallen, dan vluchten ze niet maar blazen ze zich op, hun lijf
wordt dan bedekt met een wit vocht en ze spuiten hun urine die zonder dat het
giftig is toch wat jeuk op de huid kan veroorzaken.
Ze
hebben dezelfde levenswijze als de kikker maar het zijn minder waterdieren.
De
lengte is een zes cm, het vrouwtje is een drie cm groter.
De
pad overwintert in de herfst tot voorjaar op een vrij droge en koele plaats,
kelders en dergelijke.
In
het voorjaar trekken ze naar hun paarplaatsen, het water waar ze geboren zijn.
Dat is zo gauw als de temperatuur boven een aantal graden uitkomt, begin april.
Dan trekken ze over wegen en paden om hun doel te bereiken en sneuvelen er
velen onder autobanden. Met een week zijn de meeste over. Soms zie je dat
vrouwtjes al de kleinere mannetjes dragen. De eitjes komen aan snoeren te
zitten van drie tot vijf meter lengte waarin enkele duizenden eitjes zitten.
Die snoeren worden rond de stengel van waterplanten gewonden. Na een tien tot
twaalf dagen komen ze uit en ontwikkelen ze zich net als de kikkers.
Dan
zal het in de sloten en plassen na enige dagen krioelen van duizenden en
duizenden larven. Na een paar maanden vindt de gedaantewisseling plaats. Bij
zwermen komen de kleine padjes aan land, vooral na een zware regenval. Vandaar
het bijgeloof van de paddenregens. (zie kikker) Na de paartijd blijven ze in holtes, onder stenen en in holle bomen of
graven zelf een kuiltje, ’s Nachts jagen ze op insecten, mieren, bijen,
huisjesslakken, jonge kikkers en padjes.
Een prachtige pad is de giftige
Pijlkikker, Dendrobates
tinctorius, (Grieks dendros; boom, bates;
klimmer) geverfd) uit Zuid-Amerika.
Schilderskikker.
Het is een zwart dier met enkele fel roodoranje strepen dwars over zijn
lichaam.
Vanwege
zijn gifklieren wordt hij door andere dieren met rust gelaten.
Deze
pad leeft voornamelijk in bomen en op de grond en vangt kleine insecten.
Hij
is vooral bekend door het gebruik dat de Zuid-Amerikaanse indianen van hem
maken. Zij gebruiken het gif op hun pijlpunten. De indianen verzamelen het gif
door de kikker op een stok te steken en boven een vuur te houden. Door de hitte
druppelt het gif uit de klieren nar buiten. Het is het krachtigste dierlijke
gif dat bekend is.
Shakespeare,
‘Romeo and Juliet’, III,5,31: ‘Men zegt dat pad en leeuwerik de ogen
ruilden’. Dit volksgeloof ontsproot uit de opmerking dat de pad fraaie en
de leeuwerik lelijke ogen heeft. De leeuwerik moest dan ook maar de lelijke
stem van de pad hebben omdat die met zijn stem Romeo verjaagt.
Er
zouden drie soorten aardpadden zijn, de eerste is de kleine groene pad,
Pseudopidalea viridis, de tweede de paddock, Epidalea calamita, met een ronde
gekromde rug, de derde is de toad, de pad, Bufo bufo.
De
tweede soort wordt diep in de aarde gevonden tussen rotsen en stenen. Zulke
worden gevonden bij Tours in Frankrijk bij rode zandsteen waarvan molenstenen
gemaakt worden, daarom breken ze de molensteen eerst in stukken voordat ze de
molen bouwen omdat de paddock daar tussen kan zitten. Als de molensteen in de
molen zou gaan dan gaat de paddock opzwellen, de molen breekt en het koren zou
vergiftigd zijn. (Wordt de ingang op een of andere wijze verstopt dan blijven
ze nog lange tijd in leven, mits er maar toevoer van frisse lucht is en aanvoer
van insecten. Het vinden van zulke levende padden heeft aanleiding gegeven tot
de gedachte dat padden geen gemeenschap met de buitenwereld behoeven. Ze kunnen
wel vrijwel een jaar met weinig voedsel en van weinig lucht leven.)
Zo
zouden er twee houtzagers een stuk eikenhout aan het zagen zijn geweest toen er
plotseling bloed onder het hout te voorschijn kwam. Het bleek dat ze een pad in
het midden hadden doorgezaagd.
Uit
Maerlant, ‘Bufo, zoals Liber Rerum zegt, is er een die onder de wormen is
gelegd en heet pad in onze taal. Venijnig is ze, weet men wel, en ijselijk om
aan te zien voor de man en vreselijk om aan te tasten. In de aarde neemt ze
haar aard die ze nochtans zo nauw spaart dat ze er nimmer te spijzen doet. Op
de dag dan opent ze de voorste voet omdat ze bang is al dat het haar ontbreken
zal. Dus slacht zo de vrek wel die zijn lichaam fel is en onthoudt hem zijn
bederf, dan komt een vreemde in zijn erf die alles dat de ander heeft gespaard
verdoet en verteert en dit is de zielen dank van alles dat hij achter zich
liet. Men vindt padden in het land van Gallië en meestal bij de zee, horen wij
roepen, die komen uit te lentetijd en ze zingen en zijn blij als het weer warm
en zacht is. Is het bevonden dat men ze in andere aarde dan in de hunne bracht
en daar kunnen ze niet zingen. Deze slachten papen predikanten die nieuwerwets buiten
prediken gaan waar men ze kent en preken plegen, daar zijn ze meester in
filosofie. Om deze misdaad, zoals ik las, was de profeet Jonas door walvissen
verslonden als ons zijn woorden verkondigen. Een derde soort vindt men mede van
padden in sommige plaatsen die in het aanschijn naar de kikker zijn gedaan.
Experimentator doet ons verstaan dat ze groot venijn heeft in, ze vecht tegen
de spin en kan zich niet verweren, de spin steekt en dat moet haar deren, zo
wordt zo groot en wil zich wreken en zwelt van toorn dat ze moet braken. Haar
beet kan men niet genezen’.
Een
pad is een venijnige kikker, het is de Engelse toad, (de toadstool is de
giftige paddenstoel) en die leeft op water en land en verandert van huid bij
ouderdom. Het eet altijd zekere giftige kruiden en heeft venijn. Het vecht
tegen de gewone spin en overwint die door venijn en beten met behulp van de
weegbree (daarom heet die poggenkraut). Erasmus in zijn Colloquia vertelt een
verhaal van een pad die gebeten was door een spin en direct van het gif bevrijd
was door het eten van een weegbreeblad.
Zijn venijn is koud, elk wezen
dat hij ermee aanraakt krijgt minder gevoel alsof hij op plaats bevroren is.
Een venijnig beest die erger wordt bij elke aanraking. Hoe meer hij aangeraakt
wordt hoe meer hij opzwelt. Hoe meer vlekken hij onder zijn buik heeft hoe meer
venijnig zijn gif is. Hoe heter het land hoe heter hun venijn is. Het speeksel
is venijnig want als het op een man valt veroorzaakt dat al zijn haar van zijn
hoofd afvalt
Noot:
de tanden van een pad die schuimend gif uitzweten zijn niet gevaarlijker dan
een pen.
En
hij heeft ogen en het lijkt alsof die van vuur zijn, ze glimmen en hoe
schadelijker hij is, hoe brandender zijn gezicht is. Toch heeft hij heldere
ogen maar haat het zonlicht en zoekt donkere plaatsen en vliegt naar holen waar
de zon hem niet bereikt. Het is een symbool van nijdigaards, wreedaards en
schadelijke vijanden. Men beeldde een oud en gierig wijf af die op een pad
stond om er door te leren dat een gierigaard, hoewel hij rijk en oud is, nooit
genoeg heeft en steeds bang is te kort te komen.
Vondel,
Henriette Marie t’Amsterdam;
‘In
dit ondankbare slijm, vol opgezwollen padden
Die
’t purper van de deugd beklieden en bekladden’.
‘Recht
naar die toren toe, de koperen deur knarst open
Hij
treedt de kerker in, daar slak en pad kropen
En
slechts een biezenmat de naakte leden, gestrekt
Op
een bundel stro, voor kou beschut en bedekt
De
kerker wordt bewaakt door gruwlijke honden’.
Borax
bij Megenberg.
Maerlant;
‘Een dure steen vindt men in deze die ze draagt in het voorhoofd fijn en die
men noemt crappandijn waarvan ik waar zal schrijven in Lapidaris hierna. Bufo
schuwt de ruit, dat is waar en ze haat de heldere zon. ‘s Nachts wandelt ze
alle wegen en veel in getreden wegen en op de dag laat ze zich node zien.
Wijngaard geur laat ze vlieden. Het meest zijn ze in Spanje, hoor ik zeggen,
die de crapandine dragen’.
Shakespeare, ‘As You Like It’, ii, 1, 13;
‘Dit
is de kern van tegenspoed, zoals’.
‘The toad, ugly and venomous’. De pad, dat
lelijk, giftige dier, wel vaak’.
Wears yet a precious jewel
in his head’. Een
kostbare steen, vol heelkracht, bergt in ‘t hoofd’.
Sommige
padden die broeden in Italië rond Napels hebben in hun hoofd een steen die
crapo genoemd wordt en de grootte heeft van een grote perzik. Het de bekende
paddensteen, Duitse Krotenstein, Borax, Brontia of Batrachites, in Engels heet
het ook Borax of stelon. Die is grijs van kleur met een bruine stip in het
midden. Deze steen wordt uit zijn hoofd genomen en schoongemaakt met sterke
wijn en water. Soms lijkt de vorm van een pad erin te zitten met scherpe en
brede voeten.
Een
steen die ontstaan is in het lichaam van een dier dat volgens het volksgeloof
zeer giftig is is bij uitstek geschikt om allerlei venijn te weerstaan. Doordat
de steen het lichaam van de patiënt onveranderd verlaat en dadelijk tot nieuwe
diensten bereid is kon het geld dat aan deze steen besteed is als een
rentegevende belegging beschouwd worden. De stenen komen voort uit levende
wezens waarvan er twee manieren zijn om ze voort te brengen en te verkrijgen,
de een door hitte, de ander door koude.
Een
goede manier om de steen crapaudine uit de pad te halen; neem een grote of zeer
grote pad die eerst op diverse plaatsen geslagen is, doe de pad dan in een
aarden pot en dit in een mierenheuvel, bedek dit met aarde, de mieren zullen de
pad op den duur eten maar de beenderen en de steen blijven achter. Je zal weten
of de steen crapaudina echt of vals is, houdt de steen voor een pad zodat hij
die ziet, als het de echte steen is komt de pad er naar toe en doet alsof hij
die wil opeten.
Deze
steen wordt gedragen in ringen en is goed tegen vele ziektes onder andere die
van de maag. Maar de steen moet er levend uit gehaald worden voordat de pad
dood is. Dit doe je met een stuk doek van een rode kleur die ze zeer mooi
vinden zodat ze zichzelf uitstrekken alsof ze willen sporten op die doek, ze
nemen de steen uit hun hoofd en gaan onmiddellijk rechtop zitten, dan moet het
van hen worden afgenomen door een geheim gat in de doek waarbij de steen in een
emmer valt waarin de padden niet durven te komen omdat het water zo koud is.
Deze
steen helpt tegen de beten van serpenten en kruipende wormen en tegen venijn
want in tegenwoordigheid van venijn wordt de steen warm en diegene die de steen
pakt verbrandt zijn vingers eraan. Of, in tegenwoordigheid van venijn begint de
steen te zweten. Als je de paddensteen in een ring zet verandert die van kleur
in de nabijheid van elk soort vergif. De op de borst of rug gedragen steen
helpt tegen een en dertig ziektes. Het trekt het gif uit het lichaam. Bestrijk
je een wond met die steen dan heelt het die in een handomdraai. Raakt men, en
dat is een gevaarlijke proef, er een vrouw mee aan dan springt alles wat ze
toegeregen, toegebonden of geknoopt heeft vanzelf open.
De
paddensteen werd een volksmedicijn die als amuletring of in de tas aan de arm
gedragen. Dit middel is echter aan de zielentijden gebonden, Allerzielendag, de
twaalf nachten met Kerst en dergelijke
Wat
de oorsprong was van het idee is onbekend. Het kwam op het eind van de 12de
eeuw.
De paddensteen is een volksnaam
voor allerlei versteningen als vistanden (Busoniten) die in steenformaties
voorkomen. Van de versteende zee-egels vormt de stralende boog een kroon en
vandaar werd het in Duits Krotenkronen genoemd. Die werden wel als geneesmiddel
gebruikt tegen halsziekten, het is de Halsteine, ook tegen oogzeer, neuralgie
en andere ziektes.
In
Amerika heet het spel met de dobbelstenen wel crap-shooting. Crap is Frans en
komt van crapaud: pad. De naam kreeg het dobbelen in Frankrijk omdat kleine
jongetjes terzijde van de weg kropen om niet ontdekt te worden en daar speelden
waar zich ook de padden ophielden.
Evenals
slangen hebben padden een koning die een kroon draagt waar het lijden van
Christus op afgebeeld is. Die kroon geneest ziekten als ze op die zieke
plaatsen gedrukt wordt. Als op Sint Jan de padden in plechtige optocht uit het
water komen dan gaat de koning vooraan. Dan moet je erbij zij en hem de kroon
met een stok van het hoofd slaan.
Er zijn
drie soorten kronen. De kleinste is zeer zeldzaam en heeft grote waarde. Die is
het beste tegen keelziekten. Die kook je en eet het op en de kwaal is genezen.
De ander is van de versteende zee-egel, vooral als er nog wat krijt aan zit is
die goed tegen allerlei kwalen, vooral van de ogen.
De
derde is een Galerites, ook een verstening uit de krijtformatie.
In
Duits Krotendanz, in Frans la danse des crapauds noemt men figuurlijk een
slechte regering die uitsluitend uit slechte adviezen bestaat waaruit de
heerser komt en de onschuld onderdrukt wordt.
De
pad houdt van zoete kruiden en eet er de wortels van maar met het eten
infecteert en verrot hij de wortels en kruiden. Daarom wordt in de tuinen vaak
ruit gezet want ruit is een vijand van de pad en andere venijnige wormen want
door de kracht van de ruit verdwijnt de pad en komen ze niet meer bij de
wortels van de planten die daar groeien. Plinius zegt dat vrijwel alle
vergiftige dieren hun gif een tijdje afleggen, behalve een pad. Ze raakt haar vergiftige
vochten kwijt door haar achterdelen en ook door het uit te spuiten. Men loopt
gevaar als men de pad slaat of er op staat.
Agnes
Sampson bekende bij haar verhoor dat zij van plan was geweest koning Jacobus VI
van Schotland te vermoorden. Ze had een zwarte pad negen dagen lang laten
hangen en het vocht dat er af droop opgevangen. Was ze in de gelegenheid
geweest om een stuk linnen te bemachtigen dat de koning had gedragen dan zou ze
hem door middel van dit vergif sympathisch gedood hebben.
Een
zeker man die met zijn geliefde in de tuin was nam terwijl hij wandelde een
paar saliebladeren waarmee hij zijn tanden inwreef en onmiddellijk neerviel en
stierf. De geliefde werd ondervraagd over de manier waarop hij stierf. Ze
vertelde dat hem niets mankeerde maar dat hij zijn tanden ingewreven had met
salie. Ze ging met de rechter naar die plaats waar hetzelfde weer gebeurde. Ze
nam van dezelfde salie en wreef er haar tanden mee in, net als hij gedaan had,
en stierf ook onmiddellijk. De rechter vermoedde nu dat de oorzaak wel eens in
de salie kon liggen en beval die op te rooien en te verbranden om nieuwe
doodsoorzaken te voorkomen. Onder de wortels van die salie werd een grote pad
gevonden die de salie geïnfecteerd had met zijn venijnige adem. Dit mag een waarschuwing
zijn voor hen die gewend zijn om de salie rauw te eten, plant er dan ook ruit
bij want hier komen padden niet bij. De salie is het nest van padden en dit
zijn heksendieren. “Salvia bufonum nidus esse dicitur”. Het is voor het
bijgelovige volkje zeker dat onder de salie gifdieren vergaderen en de plant
met hun adem giftig willen maken.
De
pad houdt van stinkende plaatsen en vuil en haat plaatsen die een goede geur
hebben en verdwijnt zo uit de druiventuin als die begint te bloeien en te
geuren. De hele wintertijd leven ze onder de aarde en voeden zich met kruiden
en wormen en eten aarde als voeding want ze eten elke dag zoveel als ze met hun
voorpoten kunnen pakken. Het is wel een hersenschim geweest die uitstrooide dat
een pad per dag zoveel aarde eet als hij in zijn voorpoten vast kan houden
omdat ze bang is dat er aarde tekort is. Ze vernietigen bijen zonder gevaar
voor zichzelf want ze kruipen in de holen van hun korven en blazen in op de
bijen die daardoor weggedreven worden.
Ze
eten veel insecten en ook slakken.
Het
venijn was groot in de 16de eeuw. Het is een heksendier, de pad is
het dier dat de verdoemden in de hel kwelt. Milton maakt satan in de vorm van
een pad die gehurkt naast Eva’s oor zit en gif in haar bloed druppelt;
“Or, if, inspiring venom, het might taint’.
Th’animal spirits that from pure blood arise’.
Like gentle breaths from rivers pure”.
‘Hamlet’, iii, 4, 190;
“Would from a paddock, from a bat..”
‘Macbeth’, i 1, 9
Witch. “Paddock calls’.
4,
1; Eerste heks; Driemaal heeft mijn kat gemauwd’.
Tweede
heks: Viermaal blies mijn egel reeds’.
Derde
heks; Rietwouw roep, ‘t is tijd, ‘t is tijd’.
Eerste
heks; Om de ketel! Ik begin!’
‘t
Giftig ingewand erin!’
Pad,
die onder koude steen’.
Dertig
etmaal en nog een’.
Slapend
gif hebt uitgezweten’.
Gij
het eerst erin geheet!’
Aristoteles
zegt er niets over dat de pad giftig zou zijn, maar Plinius zegt dat het vol
venijn zit. Aelianus zegt dat mensen ter plaatse gestorven zijn doordat ze wijn
dronken waarin paddenbloed aan toegevoegd was. Dit idee schijnt niet ouder dan
in het begin van de Christelijke era te zijn.
Een
gedroogde pad die tussen de schouderbladen wordt gedragen of aan de zolder gespijkerd,
werkt tegen allerhande ziektes. Naar de volksmening trekt dit giftige dier
allerlei vergiften aan.
(Het
paddengif is een gif dat verlammend werkt. Pak maar eens een pad en wrijf dan
met de vinger op de oogleden, die worden dan loodzwaar zodat het oog niet meer
open kan. Padden beschermen zich tegen hun vijanden door middel van een vergif
dat in twee klieren achter de ogen zit, de oorspeekselklieren. Het gif kan
verschillende stoffen bezitten. Ze kunnen een trage hartslag, een verhoogde
bloeddruk, misselijkheid en zwellingen veroorzaken. Eeuwen gelden gebruikten de
Chinezen paddengif om tandvleesbloedingen en kiespijn te genezen.)
Normaal
heeft een dier een lever, de pad heeft er twee, zo giftig is ze. Ze steekt
alles met haar gif aan en ze wordt ook als tegengif gebruikt. Dat komt door de
dubbele lever, de ene is zeer venijnig en de ander is de remedie hiertegen. Om
te weten te komen welke goed en welke venijnig is wordt de lever in een
mierenheuvel geworpen en de mieren vliegen weg van het venijnige deel en kiezen
het andere deel, die zal genomen worden en als medicijn gebruikt. Door de pad
te verbranden verliest hij al zijn venijn en geeft wonderlijke medische kracht,
de as herstelt op wonderbaarlijke wijze het vlees dat verloren is gegaan, ook
om zenuwen te herstellen en wonden te verzegelen en te helen als de as op de
goede manier toegepast wordt. Het is een dier dat tegen de pest gebruikt werd.
‘Neem vier droge padden, leg ze op uw liezen en onder uw oksels’. Deze plaatsen
zijn niet willekeurig gekozen, hier traden het eerst de pestbuilen op. Padden
zuigen de kanker uit je lichaam.
In de
rechterkant van een pad is een been die kokend water wat kan verkoelen als ze
erin geworpen wordt, de emmer zal daarna niet heet worden. Heksen gebruiken dat
been voor liefde en haat. Er is een soort been die aan hun zijde groeit dat de
kracht heeft om honden te verdrijven van hem die het bij zich draagt.
Het
is ‘s avonds niet raadzaam in tegenwoordigheid van kinderen om over padden te
praten want dit boze kan de kinderen schaden en als je dit per ongeluk wel
gedaan hebt kan je het goedmaken door te zeggen: “Knoflook onder je tong”.
De
mol is ook een vijand van de pad want Albertus zag een pad zeer bitter huilen
boven de grond want een mol hield zijn poot vast in de aarde en wilde haar er
weer intrekken en de pad wilde zijn poot uit zijn tanden halen. Aan de andere
kant eten padden mollen als ze dood zijn. Katten doden serpenten en padden maar
eten ze niet.
Je
zal niets anders eten dan een gepocheerde spin en zorg dat het binnen komt met
een siroop van padden.
Als
je een pad in een nieuwe aarde pot plaats en die in de grond stopt midden in
een korenveld dan zullen er daar geen stormen komen. De wijze en geleerde
mensen van de oude tijden dachten dat als een pad in een nieuwe aarden pot was
geplaatst en in de grond was gezet en zo bedekt midden in een veld dat ze alle
kraaien en vogels van het koren zou verdrijven. Tegen de oogsttijd moet dit
opgegraven worden en aan de randen verspreid, anders zal het koren bitter zijn.
Ze
verlaat haar winterkwartier vroeg in het jaar. Dan zie je haar in stille
wateren en verneem je een huilend geknor.
Over
de vermeerdering; het zijn waardige observaties van de natuur, soms worden ze
gebroed uit de verrotting en verbastering van de aarde. Er is ook gezien dat
als de as van een pad verbrand wordt er niet een, maar vele padden gebroed
worden voor het volgende jaar. In de nieuwe wereld is er een provincie die
Dariën genoemd wordt, de lucht is opmerkelijk ongezond omdat het hele land op
rotte moerassen staat. Er is opgemerkt dat als de slaven of dienaars het
pad bij de deur nat gieten dat de
druppels water die aan de rechterhand vallen onmiddellijk in padden veranderen,
in andere plaatsen worden zulke druppels wel veranderd in muggen.
De
padden houden hun winterslaap onder de grond, stenen of spleten. Onder de grond
wonen ook de aardmannetjes. Door hun gewroet onder de grond weten padden alles
van hen. Sommigen van de aardmannetjes nemen wel eens de vorm van een pad aan.
Dat ondervonden twee meisjes in Pommeren. Terwijl ze bezig waren aardappels te
hakken kwam een dikke pad te voorschijn. Een van de meisjes wilde het beest met
de hak doodslaan, de ander hield haar tegen. Enige weken daarna kwam een
aardvrouwtje en verzocht hen dooppeter te zijn. Ze namen dit aan. In een
onderaards vertrek was alles ingericht voor het kinderbier. Ieder kreeg zijn
plaats. Het meisje dat naar de pad had willen slaan zag naar boven en gaf een
luide gil, boven haar hing een zware molensteen aan een zijden draad. Op haar
verzoek kreeg ze een andere plaats. ‘Zie’ zei een van de kleine mannetjes,
‘zie, zo zou het met u gegaan zijn als je met de hak had geslagen’. Toen het
feest ten einde was namen ze op raad van het kleine mannetje het vuilnis mee
dat in de hoek lag. Het zou in goud veranderen als ze weer boven waren. Dit
gebeurde ook zo. De padden weten door hun onderaardse verblijf vele schatten
die ze bewaren en waar ze over beschikken.
De
pad gaat ‘s avonds op pad. Komt hij bij een stal waarin koeien zitten en is de
deur open zoekt hij de warmte op. Het is tenslotte een koudbloedig dier. Bij
voorkeur gaan ze dan tegen de uiers van koeien aanliggen, die zijn onbehaard en
warm. De volgende morgen vindt de boer een pad onder de uier, het is de
melkdief. Dit vooral als de koe al zieke uiers heeft. Het is een vleeseter en
heeft geen belangstelling voor melk, die kan ze ook niet opzuigen.
Een
priester te Keulen was zeer aan de drank verslaafd. Eens zag hij op de bodem
van een wijnfles een grote pad. Dat trok zijn aandacht omdat de hals te nauw
was om erin te kruipen. Omdat hij het dier er niet uit kon halen zette hij de
fles weg. Een uur daarna was het dier eruit. Hij maakte hieruit op dat de
duivel de gedaante van het dier aangenomen had, vreemd genoeg, om hem van de
drank af te helpen.
De
pad heeft zijn bestaan aan de duivel te danken. De duivel had eens een zwaluw
gemaakt. Hij zette haar op zijn hand zodat ze wegvliegen kon. ‘Les doch
skrowada!’ ofwel ‘ vlieg toch pad!’ zei hij en de vogel werd werkelijk een pad.
De
duivel staat in rechtstreeks verband met de heksen die nauw met padden
verbonden zijn. Op de nachtelijke heksenpartijen zijn er steeds zoveel padden
dat ze door de jongste heks gehoed moeten worden. Een man zat ‘s avonds eens
bij een vuur. Een pad die naar hem toe kroop werd met een tang gepakt en door
het vuur heen gedreven. De volgende morgen was de vrouw van zijn buurman overal
deerlijk verbrand.
In de
Elzas, bij het slot Rothweiler, leefde de dochter van een hertog. Ze was zo
trots dat ze geen van haar vrijers goed genoeg vond om met haar te trouwen. Ze
werd vervloekt en moet tot haar verlossing verblijf houden op een kale rots die
Krotenstuhl wordt genoemd. Alleen vrijdags mag ze zich vertonen. De ene keer
als slang en de andere keer als een pad die vuur spuwt, de derde keer als
meisje. Dan wast ze zich in de bron die daar aanwezig is en kijkt rond of er
iemand is om haar te verlossen. Die dat wil beklimt de rots en vindt een schub
van de slang, een stukje paddenvel en een gele lok haar. Als hij dat heeft
wacht hij tot het vrijdag is om haar in die drie gedaantes te kussen. Geen van
allen heeft dit kunnen volhouden. Ze blijft wie ze is.
Een
visser verhaalde eens hoe hij, na het vissen zijn netten over de struiken hing
en er plotseling een mooie vrouw uit het meer kwam. Ze zei tegen hem dat ze
betoverd was en slechts eens in de honderd jaar op drie avonden verlost kon
worden. Dan moest een reine jongeman driemaal te middernacht om het eiland heen
kruipen en haar in de gedaante van een pad kussen. Deed hij dat was ze verlost
en zou hem rijkdom ten deel vallen.
Men heeft
ook gezien dat vrouwen die in verwachting waren terzelfder tijd ook een kikker
of pad ontvangen hadden. Om die reden eten vrouwen in die tijd het sap van
peterselie en uien om zulke ontvangenissen te doden. Maar ook in een mannenmaag
zijn kikkers en padden gevonden. Dit kwaad gebeurt als men water drinkt. Padden
worden zo gebroed in lichamen van mensen en daarna doden de padden de lichamen
waar ze in gebroed zijn. Om zulke padden uit te werpen neem je een serpent en
snij het hoofd en de staart er af en snij de rest in gelijke stukken, kook
dit in water en neem het vet af dat op
de top zwemt, dit drink je en door overgeven komen alle padden uit je maag.
Als
een koe de eerste maal drachtig is en twee stierkalveren werpt dan komt er
tegelijk een diertje voor de dag dat wel wat op een kikker of pad lijkt. Die
vang je en zet het in een melknap. Verzorg het goed, geef het melk en brood en
houdt het warm in katoen. Dit dier heet Reindl of Altreindl, maar ook wel
geldbroeder, want als je er een geldstuk onder legt dan zie je er de volgende
dag een nieuw geldstuk bij.
In
vroegere tijden, rond de tweede Wereldoorlog en mogelijk al eerder, werden
kleine kikkertjes gevangen door de dokter. Dat moesten haf volgroeide groene
kikkers zijn. Die haalde dan een heel klein kliertjes achter uit bij de kop.
Binnen een week waren de groene kikkers dan goudgeel. Als er nu een vrouw bij
hem kwam die wilde weten of er een kleintje in aantocht kwam dan spoot hij een
klein beetje van haar urine in de kikkerbil. Als die dan weer groen werd kon de
vrouw de wieg bestellen.
Een
ander deel was het volksgeloof dat als je een kleintje wilde hebben je een
kikker aan de deur moest spijkeren. Dat gebeurde in Drenthe, nog niet lang
geleden, mijn buurman kende dit gebruik.
Geboortemiddel.
Heget
is een Egyptische godin met een kikkerhoofd. De godin van geboorte en
wederopstanding.
Dat het
paddenvlees zelfs als geboorte verlichtend middel officieel was bewijst weer
hoe hardnekkig het volksgeloof is. De levende pad is een zielendier.
Ieder
die een pad doodt zal zijn eigen moeder doden, daarom durven alleen diegene een
pad te doden wiens moeder al gestorven is. Dat ze ook als machtige fee of
onbegrepen genius (Sicilië) geluk in huis brengt laat het volksgeloof zien. Als
ze uit haar dierlijke vel waarin de ziel geband is verlost is dan ontvouwt zich
een prachtige vrouw (sprookjes) of twee witte duiven.
Als
in de volkssages de ziel van een zieke vrouw als pad uit haar mond wandelt dan
is dat een teken. De levende pad is een van de vele vormen waaronder de
menselijke ziel, naar het volksgeloof, verschijnt. Als zielendier houdt de pad
als een geest de gestorvene in zich en geeft hen voeding, ze zit zowat op het
zielenbroedsel en werd, net als de natter die ook een zielendier is, tot huisschutgeest. In Zweden heet het bolvoetter, in Sicilië
Donna di casa. Ze woont onder het kruidvat, in de kelder, de grond en bewaart
onderaardse schatten, ze is een onderaardse, een schatpad. Zoals elk huis zijn
huispad heeft zo heeft ook elk huis een schatje. De pad voorspelt als huispad
geboortes maar ook sterfgevallen.
De
pad kan niet sterven, laat haar in de zon drogen, spiets haar levendig en
begraaf haar, ze blijft in de mummie.
Graaf
je een pad uit de grond dan komen er gauw kinderen, dat wil zeggen er komt al
gauw een nieuwe ziel, een nieuwgeboren kind. De onsterfelijke ziel wordt met
het zielendier uitgegraven en komt in het nieuwe kind.
Is
dit nieuwe kind misvormd, ‘verpaddert’, (cretino) is dit naar het volksgeloof een
duidelijk “Demonstratio ad oculos” een
teken dat de pad als paddendemon de vrouwelijke vrucht van de mens beïnvloed
heeft. Alles wat in de baarmoeder mis kan gaan is beïnvloed door de pad. Zo’n
kind had toch aanzien omdat die van elfachtige wezens afstamt, elven in
paddenvorm hebben daaraan meegewerkt.
Als
een ziel in een levende of gedroogde pad kan voortleven dan ligt het voor de hand
dat die ziel met bezweringsformules in haar eigen paddenbeeld terug kan keren.
Door de pad als amulet te dragen beschermde men zo tegen de invloed van de pad
in de baarmoeder. Zo werd de zielloze afbeelding van een pad op den duur het symbool van de uterus en
verscheidene vrouwenziektes (niet in een vorm zoals wij die nu kennen). Daarom
zie je de pad als motief in zilver, was, koper, zelfs in koeken, hoofdzakelijk
bij kraamvrouwen, vrouwenziektes en dergelijke. In zo’n motief werd steeds
aangetoond dat het de zondige materie, het gif (of het giftige wezen) aantrekt.
Ook de aan de vinger of tussen de borsten gedragen paddensteen die in ringen
gevat zijn trekken het gif naar zich toe. De volgende stap was om zo’n amulet
na genezing in een kapel bij een heilige op te hangen.
Neem
een grote pad en sluit die met aspik en adders in een bokaal, geef deze
gifdieren gedurende enige dagen als voedsel giftige paddenstoelen,
vingerhoedskruid en scheerling te eten. Folter deze dieren door ze te slaan, te
branden etc. totdat zij van honger en woede sterven. Bepoeder ze met gesloten
kristalschuim en wolfsmelk. Doe alles in een gesloten retortkolf en slorp
langzaam door vuur alle vocht eruit. Laat dit geheel verkoelen. Zo krijg je
twee toverdranken, een vloeibare en een droge poedervormige. De eerste drank is
zo verschrikkelijk als het aqua toffana, de tweede laat na enige dagen alle
levende wezens uitdrogen of oud worden en laat ze sterven in de vreselijkste
pijnen. Dit was een gif van de Borgia’ s.
In de
middeleeuwen maakten “Toovenaars philters en zalven met het vet en het bloed
van lijken die zij uit de graven haalden. Zij vermengden het met monnikskap,
doodkruid en giftige paddenstoelen. Dat ijselijke mengsel werd gekookt en afgeschuimd
op vuren die men stookte met doodsbeenderen en aan kerken ontstolen
kruisbeelden. Ze deden er nog het poeder van verdroogde padden bij en de as van
gewijde hostiën. Daarna besmeerden zij met die helse zalf hun slapen, handen en
borst en maakten het diabolisch pentakel, bezwoeren de doden onder de galgen en
in de verlaten kerkhoven. Men hoorde van verre hun gehuil en de late reizigers
meenden legioenen spoken te zien. Het scheen hun dat de bomen zelf zich
vervormden in gedaanten die hun schrik aanjoegen, zij ontwaarden in de struiken
vurige ogen die akelig glinsterden en de kikvorsen schenen met schorre stem de
mysterieuze woorden van de Sabbat te herhalen. Het was een magnetische
begoocheling en zinloze besmetting”.
In de
sagen kwam de appel veel voor, zoals bij sneeuwwitje en met de appel van Eva.
Dit leidde dit ertoe, in sommige streken, dat men van vreemde vrouwen geen
appels mocht aannemen of dat appels eerst gewijd moesten worden. Kinderen mogen
dan ook geen appels of ander fruit aannemen van vreemden, de geefster zou een
heks kunnen zijn en dan zou men een levende pad in de maag kunnen krijgen.
In
oude tijden stond er een boerenplaats op Dijkhuizen bij Godlinze. De boerin van
die plaats wou nergens aan geloven, zij lachte over alles wat met heksen en
spoken te doen had. Toen is het gebeurd dat Ouwe Elske aan de kleine van
Stientje een appel gaf die daardoor een pad in zijn lichaam kreeg. ‘Allemaal
gekheid’ zei de boerin. ‘Als Stientje een heks is, mag ik ook behekst wezen’.
Enkele maanden later kreeg ze een kleine, dat arme kind leek net op een pad. ‘t
Heeft nooit leren lopen en kroop altijd op handen en voeten.
In
een der gehuchten van Wittem woonde een heks. Ze gaf aan een kind een mooie,
dikke appel. Gelukkig liep die er mee naar huis en haar vader zette die op de schoorsteenmantel.
Negen dagen later kroop er een grote pad uit. Vader smeet hem dadelijk in het
vuur. Daar stond de heks al op de deur te bonzen en riep; ‘houdt op! Haal mij
uit het vuur! Ik verbrand! Maar hij stoorde zich nergens aan. Toen de pad verbrand
was hield de heks met schreeuwen op en vond men op de drempel haar verkoolde
lichaam.
Te
Wolder, onder Oud-Vroenhoven, woonde een boerengezin. Met hun beide kinderen
was het droevig gegaan, er zat een kwade macht achter. Toen het derde kind
moest komen liet men behalve de vroedvrouw dan ook niemand toe. ‘t Was een
ouderwetse woning, nog met een lemen deel en een stopgat. (gootgat dat ‘s
winters met stro dichtgestopt wordt) Uit dat stopgat kwam nu een pad. De boer
nam een vork en stak hem, maar de pad wist toch te ontkomen. Het kind was flink
van lijf en leden. Maar in de schuur lag zijn eigen schoonmoeder deerlijk
toegetakeld, met gaten in hoofd, schouders en heupen. Nu was het duidelijk.
Laatst
was zuster bij oude Grietje. Die hield niet op, ze moest en zou een paar appels
meenemen om onderweg op te eten. Maar dat deed ze niet, ze vertrouwde het oude
mens niet. Toen ze thuis kwam deed ze de appels in een emmer. Toen ze er een
paar dagen later naar keek zaten er twee padden in die emmer. Ze nam ze eruit en
ging er mee naar buiten, nam een schoffel en hakte ze dood, dat was ouwe
Grietjes dood!
Paddenstoel wordt zo genoemd omdat
het net als een pad uit de donkere duistere aarde tevoorschijn komt, de pad
werd als een vies, giftig dier gezien.
In het
Engels komen de namen mushroom en toadstool voor. Met dit laatste woord worden
meestal de vergiftigde vormen aangeduid, het is de paddenstoel van de
sprookjes.
“Want ze groeien snel uit in een
nacht, uit een grove, aardachtige en dampige stof, zo dat ze noch van de
inwendige warmte, noch door de lucht gerijpt worden. Daar naast kunnen ze
gemakkelijk uit enige verrotting die daar in de buurt is, als ook van slangen,
padden, en dergelijke vergiftige beesten, enig vergif krijgen’ .
Als
de heksen vermoeid waren zetten zij zich in de gedaante van een pad op de ring,
de heksenkringen. Tussen twaalf en een zijn alle heksen op de been. Op dat
tijdstip is het verstandig om die plaatsen ‘s nachts te mijden. Binnen die
ringen liggen schatten begraven die men enkel met behulp van de duivel of heks
meester kan worden. ‘s Nachts, bij maneschijn, kruipen er padden rond die zich
soms vervaarlijk groot maken en de late voorbijganger met uitpuilende brandende
ogen vervolgen.
Men
kan een pad wel net zo lang trappen dat hij kwaakt. =Men kan ook de geduldigste
zo lang sarren dat hij zich verweert.
Padden
broeden geen zangvogels uit. =Men kan geen druiven halen van distels.
Als de
slakken en padden kruipen, zal het zeker spoedig druipen. Ook;
De
padden wijzen regen aan, ze zijn des avonds op de baan.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/