Pauw.
Pavo cristatus: gekamd.
Pauw. In midden-Nederlands was
het pau, in oud-Hoogduits Pfawo,
(nu Pfau) oud-Engels heeft pawa
en pea, (Frans paon) wat
uit Latijn pavo of pavonis
stamt en dit uit Grieks en dat uit een vreemde taal waar het toghai heet. In Hebreeuws heet het dier tukkijim
dat van Sanskriet cikhi stamt.
Een
vermenging met haan en vogel vertoont noord-Duits Pawenhan
en midden-Engels pecock zodat het nu peacock is.
Een
grootse gestalte, een fiere tred, een innemende houding, een edele gedaante en
fraaie afmetingen van het lichaam. Vandaar: ‘hij loopt als een pauw’. Alle
mooie kleuren die men zou kunnen bedenken schijnen bij hem aanwezig te zijn.
Goudgroen van boven met een weerschijn van zuiver koper, zwart gerande veren
die van onderen zwartachtig doorheen gemengd zijn, de hals en borst zijn groen,
ze veranderen in hemelsblauw en met goud gekleurd die het lichaam van deze vogel
op pronken. In de bovenste lange dekveren van de staart, zijn voornaamste
sieraad waar hij zo hoogmoedig mee pronkt, vertonen zich zwarte vlakken die
verder weg groen zijn en veranderen in violet en hemelsblauw met gouden randen
en een weerschijn van zuiver koper die men de ogen noemt. Hij heeft achttien
stuurpennen die hij als een rad of
waaier kan optillen. Daarmee trilt en ritselt hij. Op zijn hoofd draagt hij een
kuifje van vier en twintig pluimpjes. ‘Zijn van u de heuglijke vleugelen der
pauwen? “ Job 39:16.
Hij
kan deze schoonheden wel een vijf en twintig jaar uitrekken. Zijn veren duren
helaas maar een jaar en, alsof hij daarover bedroefd is en zich voor die
vernedering schaamt, zoekt hij dan de duisterste plaatsen op om zich voor alle
ogen te verbergen tot de volgende lente hem weer nieuwe schoonheid gegeven zal
hebben.
De
pauwin is kleiner en mist de kleuren, de lange staartveren en de sporen.
Het
hoofd is naar verhouding tot het lichaam klein en lijkt wat op een slang met
twee lange en witte plekken. De bek is witachtig en gaapt heel wijd. Ze bewegen
tijdens het lopen, hun kop voor- en achterwaarts, ze knikken. Vanwege zijn
sluipende diefgang voert de pauw ook wel de naam petit-pas in Franse streken.
De
jongen zijn goed om gegeten te worden.
Deze
vogels lijden pijn als hun kuif begint te groeien en bij het verwisselen van de
veren.
De
meest in ‘t oog lopende karaktertrek van de pauw is zijn trotsheid, hoogmoed en
ijdelheid. Hij toont deze eigenschappen niet alleen in zijn verkeer met het
wijfje, maar ook tegen over de mens. Hij is echter ook vervuld van eigenwaan en
heerszucht. In een hoenderperk is hij dikwijls onuitstaanbaar lastig omdat hij
zonder enige aannemelijke reden zwakkere dieren aanvalt en met verraderlijke
boosaardigheid mishandelt of doodt. Zo zijn ook de prekers die met lof bezongen
worden. Hij richt zijn staart op, ontbloot zijn achterste en wordt een
voorbeeld van ijdele spot. Het is een eigenzinnige vogel, net als de kat. Door
hun verschijning en gedrag worden ze wel koninklijke vogels genoemd.
Ze
leven van zaden en insecten.
Shakespeare’ i King Henry
VI’, iii, 3,6;
“And like a peacock sweep along his tail’. En pronke,
een pauw gelijk, vrij met zijn staart’.
We’ll pull his plumes and take away his train’. Wij
plukken hem en knotten zijn pronk”.
Chaucer in ‘Parlement of Foules’;
“The peacock with his aungels
fethres bright”.
Uit Maerlant; ‘Pavo is in Dietse
de pauw, die is van veren rood en blauw en is de schoonste die men kent.
Gehoofd is hij als een serpent. Elke man kent wel zijn gedaante, dus vertel ik
daar weinig van. Maar een meester spreekt deze zaak, de pauw heeft een hoofd
als een draak en zijn geluid is of het de duivel ware, zijn gang is stil in
gebaren als de dief, zijn pluimen mede recht naar de hemelse schoonheden. Zijn
geluid verjaagt, waar ze zijn, alle beesten die venijn dragen en geen van hen
blijft lang waar ze zijn zang horen’. De pauw heeft een stem als een vijand,
het hoofd van een serpent en gezicht van een dief. Met zijn stem verschrikt hij
serpenten en verdrijft alle giftige dieren zodat die niet zullen blijven waar
zijn geluid wordt gehoord. ‘Het is een engel in veren en een rover in voeten en
heeft een nare en helse stem waarvoor wij ijzen moeten’. Hij verrast met zijn stem de ongenode gasten
die in zijn tuin komen, is een goede schatbewaarder.
Maerlant; ‘Augustinus zegt openbaar dat
pauwenvlees binnen een jaar niet stinkt of verrot. De pauw is een hovaardige
zot, ziet men het om zijn schoonheid aan, ontdoet hij zijn staart dan tegen de
zon zodat men bij die zijn schoonheid mag zien, maar als hij zijn voeten ziet,
velt hij de staart neer en vliedt’. De pauw heeft vuile en gerimpelde voeten.
Hij is verwonderd over het opstijgen en de prachtheid
van zijn veren en steekt ze op als een cirkel boven zijn hoofd, dan kijkt hij
naar zijn voeten en ziet hun vuiligheid en, alsof hij beschaamd is, laat hij
zijn veren plotseling vallen en schenkt geen aandacht meer aan die pracht. In
de Physiologus staat dan ook: “hij ziet zijn voeten en schreeuwt vervaarlijk en
ziet dat ze niet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Daarom houdt
hij zijn lange staart gespreid als hij geprezen wordt en lager als men naar
zijn voeten kijkt.’ Zo ook de christen die zijn voordelen ziet, kijkt hij
echter naar zijn voeten, fouten, roept hij klagend God aan en haat de
ongerechtigheid.
uit Martinet.
Maerlant; ‘Vijf en twintig jaar mag hij
leven. In oude boeken vindt men beschreven dat bij ouderdom in het hoofd een
kostbare steen groeit, wat men gelooft. De pauw werpt zijn staartveren met z’n
allen als de bladeren vallen en laat zich nauwelijks kennen totdat ze weer
beginnen groeien. Als hij ontwaakt wordt bij nacht, dan roept hij luid en niet
zacht, want hij heeft angst en is vertoornd dat zijn schoonheid is verloren.
Eieren leggen ze eens in het jaar en de pauwin denkt bij zichzelf dat ze die
voor de pauw verbergt, want vindt hij ze dat hij ze breekt. Zijn jongen wil hij
verslaan totdat hij ze uit de dop ziet gaan’. Ze zijn zeer geil. Het mannetje begeert
wel vijf wijfjes en als hij geen andere vindt zal hij op de broedende afvliegen
en de eieren breken. De pauw is een vogel die niet van zijn kinderen houdt en
het mannetje zoekt het vrouwtje op en pakt haar eieren om ze te breken zodat
het vrouwtje hem bedriegt en haar eieren verbergt. De pauwen leggen eieren als
ze drie jaar oud zijn. Als ze niet op hun eieren blijven zitten dan leggen ze
driemaal per jaar. Blijven ze zitten dan broeden of voeden ze hun jongen zelf
op en leggen ondertussen ook eieren, twaalf eieren is bij haar het hoogste
getal.
Maerlant; ‘Bonen, niet te zeer gebraden,
doet de pauw graag pakken. As de pauw hoog klimt betekent dat regen al was het
eerst droog’. Als de pauw op hoogtes wordt gezien betekent dat regen.
Schreeuwen de pauwen, dan komt er binnen een uur weersverandering.
Richard
de Fournival in liefdes bestiarium of bestiaria d’ Amour: ‘Maar als iemand niet over waakzaamheid beschikt is
hij er net zo erg aan toe als een pauw
die zijn staart verliest en daardoor afzichtelijk wordt. Immers, de staart van
de pauw beduidt waakzaamheid, want de staart van een pauw dan wel van achteren
zitten, toch beduidt hij wat te komen staat en het feit dat hij met ogen bedekt
is wijst op waakzaamheid met betrekking tot wat er te gebeuren staat.’
Verder;
Want ik heb een verhaal horen vertellen over een vrouw (Hera) die een prachtige
koe (Io) bezat waar ze zoveel van hield dat ze die voor niets ter wereld zou
hebben willen verliezen en ze vertrouwde die toe aan een herder om haar te
hoeden. Argus heette die herder. Deze Argus had nu honderd ogen en hij sliep
wel maar met twee ogen tegelijk terwijl alle andere opletten en waakten. En
ondanks dat alles is die koe verloren geraakt. Want een zeker man die erg op
die koe gesteld was stuurde een van zijn zonen naar hem toe die prachtige
muziek kon maken op een holle stengel die hij bezat en Mercurius heette. En
deze Mercurius begon met Argus te praten over koetjes en kalfjes en maakte
tegelijk muziek op zijn stengel. En hij liep om hem heen en dan weer muziek
makend en dan weer pratend net zo lang de twee ogen van Argus in slaap vielen
en daarna nog twee totdat ze paarsgewijze in slaap vielen zodat ze alle honderd
sliepen. En toen sloeg Mercurius hem het hoofd af en bracht de koe naar zijn
vader.’ (Zeus) De ogen op de pauwenstaart symboliseren de ogen van Argus
waarvan de waakzaamheid spreekwoordelijk is.
De
uitdrukking “iets met argusogen gadeslaan” wil dan ook zeggen dat men ergens
waakzaam en met enig wantrouwen naar kijkt.
Dit incident is een vermaning en een waarschuwing voor ons. Wij zijn
Argus en de koe is onze kostbare ziel, die we waakzaam moeten bewaren en de
honderd ogen zijn de goede daden en vrome diensten waarmee de veiligheid van de
ziel wordt verzekerd. De man die de koe wilde stelen is de duivel; en zijn zoon
en afgezant wiegen ons in slaap door weelde, trots, wrede gewoonten en wereldse
genoegens en voert ten slotte de ziel gevangen we, en levert het aan zijn
vader, de auteur van alle kwaad.
Maerlant; ‘Witte pauwen vindt men mede en
wilde pauwen in sommige plaatsen, maar niet van veren zo fijn als de huispauwen
zijn’. Witte pauwen werden als een bijzonder privilege gehouden op het kasteel
Staverden bij Ermelo op de Veluwe, speciaal voor de helmsier
van de Gelderse hertogen. Nog is het kasteel Staverden beroemd om
zijn witte pauwen.
De
goddelijke Juno hoorde eens een ontevreden pauw die zich beklaagde over zijn
slechte stem. Hij was jaloers op de nachtegaal die zo mooi kon zingen. Maar
Juno zei hem dat hij die stem niet nodig had om op te vallen, zijn fraaie kleed
is hem tot sier. Geen nachtegaal kan zo met zijn veren pronken. Elk dier heeft
zo zijn eigen kwaliteit waarmee hij kan pronken. De moraal van dit verhaal:
‘wees tevreden met wat je hebt en gebruik je talenten’. Elk vogeltje zingt
zoals het gebekt is.
Uit
Isaack van Waesberge, 1633.
‘Ieder behoort vergenoegd gerust
te leven,
Met
’t gene God belieft aan hem te geven.
Van
de pauw en de nachtegaal.
De
pauw die bovenmate is trots en hovaardig,
Aan
Juno, de Godin, die ze geheiligd is,
Kwam
spreken en zich beklaagde was gewis,
Hoewel
mijn pluimen zijn zeer overschoon en aardig,
Nochtans
heb ik niet (zei ze) hetgeen zo waardig
Het
nachtegaaltje maakt, dat is zo’ n zoet geluid,
Daarmee
hij mens en Goden te bos kan lokken uit.
Ik
bid u (sprak ze) geef me ook zo’ n stem vaardig.
Maar
Juno lachte om dit beest zo trots van wezen,
En
zei dat niemand ’t al kan hebben naar zijn zin,
Beziet
uw schone staart en spiegelt u daarin,
(Zei
ze) die van iedereen zo waardevol word geprezen,
Voor
nijd ge u behoort voorzichtig te vrezen.
Wordt
het nachtegaaltje om het horen zoet bemind,
Gij
bent, door het gezicht, van iedereen bezint.
Dus
u genoeglijk rust, kwel me niet meer na deze.
Verklaring.
Wel hem die zich vergenoegd op s’ Hemels waardevolle gaven,
‘t
Zij of de lieve God hem veel of weinig geeft:
Maar
die in hun ziel steeds onvergenoegd leeft,
Door
hovaardij en trots, zijn eerzucht domme slaven.
Ontzint
en ongerust ze steeds gebrekkig draven,
Vol
nijd die hen het hart inwendig knaagt,
En
steeds in overvloed, hij als gebrekkig klaagt.
Deze
leeft armoedig hoewel hij is rijk van have’.
In
Indië wordt hij als een heilig en onschendbare vogel beschouwd, de inboorlingen
achten het doden van een pauw een grote misdaad. Het is het symbool van
Krishna. De jager, die zich hieraan niet stoort stelt zich aan levensgevaar
bloot. De pauw waarschuwt als er tijgers of luipaarden in de buurt zijn en het
is een verdelger van slangen. Waar hij niet als heilig gezien wordt, wordt de
halfvolwassen vogel als goed vlees gejaagd.
In
China gelden de pauwenveren als rangteken van de mandarijnen. In het hemelse
Rijk was de ‘orde van de pauwenveer’ de grootste gunst die een mandarijn
deelachtig kon worden.
De
pauw is al in de oudheid bekend.
In
Egypte wordt de Phoenix meestal afgebeeld als een reiger, maar in de klassieke
literatuur meestal als een pauw of een adelaar.
Bij
Lucretius wordt de pauw hoog verheven, zo ook bij
Varro, hier zegt Juno tegen de pauw:
‘Aan
uw hals hangt als een duur kleinood
Een
esmerald van wonderlijke verwe
Waarbij
de kleur van ieder moet besterven
Uw
staart is heel geschilderd met een licht
Van
stenen, dat elk flikkert in ‘t gezicht’.
Hovaardig
als een pauw worden de sierlijke poppen en trotsmoedige pronkertjes genoemd die
hoogmoedig de hals opsteken en wonderlijk uitgestreken voor den dag komen.
Ovidius:
‘Prijst gij met hoge lof, een pauw naar hare zin
Zij toont haar pluim, zo niet, zij houdt haar schatten in’.
Verder: ‘De deugd is om haar zelf te zoeken, haar gelaat
Is zuiver, en belooft geen uiterlijk sieraad’.
De
Griekse naam staat met Semitisch in verband. Alexander de Grote kende geen
wilde pauwen zoals blijkt uit zijn bewondering voor de wilde die hij in Indië
zag en zo kwam de pauw verder in Azië. Hij gold voor de mooiste van alle
vogels. Hij stamde uit de verre en wonderbaarlijke Indië en behoorde net als
het blanke goud, de schitterende edelstenen, het witte ivoor en het zwarte
ebbenhout tot de begeerde heerlijkheden. Alexander bedreigde iedereen die de
vogel wilde slachten met de zwaarste straffen.
In
het midden van de 5de eeuw kwam de pauw naar Athene waar een haan
veertien honderd gulden kostte. Waarschijnlijk lieten ze zich moeilijk
aanpassen of getemd worden, dit naar de langzame verspreiding. Ten tijde van
Pericles moet de pauw nog zeldzaam zijn geweest in Griekenland omdat men van
verre kwam om hem te zien. Aristoteles noemt het een door het hele land bekende
vogel.
Naar
Italië kwam ze waarschijnlijk door Phoenische/Carthago
handelslieden. In de tijd van de republiek kwam de pavus,
pavo op. Later diende hij als weelde en in Cicero’s
tijd kwam hij op tafel, hoewel het vlees als ongenietbaar gold. Vitellius en Heliogabalus
onthaalden hun gasten op een gerecht dat uit tongen en hersens van pauwen en de
duurste specerijen van Indië was samengesteld.
Zijn
veren werden als waaier gebruikt en men begon ze veel te kweken in
pauweneilanden en parken. Op het eind van de 2de eeuw waren ze in
Rome zeer algemeen.
Naar
de sage werd de alziende Argos na zijn dood in een pauw veranderd, zijn
alziende ogen zijn de stippen op de staart.
Vanwege
de ogen op zijn veren die als sterren schitteren, is het de vogel van Juno de
hemelkoningin, zoals de adelaars dit was van haar man, Jupiter. Als een Romeinse
heerseres dood was werd een pauw van de begrafenis brandstapel losgelaten als
een teken dat ze een godin was en nu onsterfelijk geworden, bij de heerser was
dat een adelaar.
Op
het Griekse eiland van Juno in Samos liet men ze in het wild lopen en van daar
zijn ze over geheel Europa verspreid. Karel de Grote gaf beval om ze op zijn
landgoederen te telen. Ze waren niet voor de gewone burger, vanwege de hoge
prijs, daarom zag je ze veel op kastelen.
Veren
werden een geliefde sier bij ridders en vrouwen. Op pauwengebraad legde
oud-Franse ridders hun half waanzinnige geloftes af, voeux
du paon; pauweneed.
In
Duitsland en Engeland was hij in de 14de eeuw nog zeer zeldzaam.
Omdat hij als bewijs van rijkdom gold lieten Engelse baronnen bij grote
feestelijkheden een gebraden pauw opdragen, die met zijn eigen veren versierd
en met pruimen, die destijds nog zeer zeldzaam waren, omgeven was. Gessner was
in 1557 al goed met de pauw bekend en gaf een uitvoerige beschrijving.
Har
is de eerste persoon van de Scandinavische drie-eenheid, die bestond uit Har:
de Machtige, de Bijna Machtige en de Derde Persoon. Deze drie-eenheid wordt
wonderboom genoemd. Ze is gezeten op de drie tronen boven de regenboog. Har
heeft al zijn negende reïncarnatie gepasseerd en gedurende zijn tiende zal hij
eerst de gedaante innemen van een pauw en dan van een paard.
De
pauw wordt een drie maal vermeld waarvan er een meestal als fout gezien wordt.
Dit is Job 39:13 wat vaak als struisvogel vertaald wordt. De twee andere staan
eigenlijk in een tekst. Koning Salomons schepen brachten uit Ophir, naast andere kostbaarheden, pauwen mee. Pas veel
later kwamen ze in het heiligdom van Juno op Samos. Zijn het dezelfde beesten
of kwamen er uit Ophir Afrikaanse of andere ‘pauwen‘
mee? In Kongo leeft namelijk ook een soort pauw.
1
Koningen 10:28 de pauw die in Hebreeuws ‘tukkiyyim’
heet en alleen hier verschijnt en in de gelijke passage in 2 Kronieken 9:21.
Het is een deel van de lading die om de drie jaren door Salomons handelaars gebracht
werden. Het is geen Hebreeuws woord, het zou afgeleid zijn van Egyptisch ky: aap. Dat lijkt moeilijk. Het woord lijkt ook veel op ‘tokei’, een Tamil woord voor de pauw wat staart betekent
waar ze het dan vandaan gehaald zouden kunnen hebben (Ceylon). Toch brachten Phoenische handelaars al eerder pauwen vanuit Perzië naar
Egypte, al lang voor de tijd van Alexander. Tiglath-Pileser
van Assyrië, 745-727 v. Chr. had pauwen als een attribuut uit Arabië
ontvangen.
Zijn
vlees is zo hard dat het moeilijk rot en met koken hard blijft. Galenus
vermeldt dat ze moeilijk te verteren zijn. Augustinus beweert dat pauwenvlees
niet verrot, maar wel een jaar lang goed blijft. Vanwege het idee dat
pauwenvlees niet vergaat kwam het gebruik van de pauw als symbool van
onsterfelijkheid.
Christelijke
artiesten voerden dit idee geverfd of ingekerfd uit. De pauw die elk jaar zijn
staartveren verliest en ze in de lente terugkrijgt was al bij Augustinus het
symbool van de opstanding. Je ziet ze afgebeeld in Christusmonogrammen, op
sarcofagen en mozaïeken. Een vliegende pauw staat op de toren bij de kerk van
Slochteren. Hoewel het een symbool van pracht was, wat de eerste christenen
verafschuwden. Men wees dan vooral op zijn kale hals en zijn voeten als een vermaning
van deemoed. In middeleeuwse tekeningen zie je de vleugels van engelen als die
van pauwenveren. De ogen zijn nu het symbool van goddelijke alwetendheid zoals
het was bij de alziende Argos.
De
pauw gold als een slangendoder en met zijn schitterende kleuren was hij in
staat om het slangengif in een zonachtige toestand te versmelten. Zoals het
gezang van de pauwen de slangen heet te verjagen zo verdrijft de rechtvaardige
de duivel door zijn gebed.
Bij
de ouden dienden ze als wachters van de siertuinen omdat ze net als ganzen een
groot geschreeuw maken als er een vreemdeling aankomt.
Om
zijn pronkerige aard is de pauw bij uitstek het symbool van hovaardij, hoogmoed
en ijdelheid.
Pauwenveren
brengen echter ongeluk. Wie ze in huis zet of draagt, zal ongeluk krijgen.
Mogelijk hebben de ‘ogen’ iets te maken met het boze oog.
Men
zegt dat het vette sop van de pauw het zijdepijn verdrijft en de pauwentong
goed is tegen de vallende ziekte. De eieren die in azijn gebraden zijn en
gewreven worden op kriebelplaatsen geneest dit. De rook van de gebrande veren
zou de ontsteking van de ogen verhelpen. Pauwenbloed verdrijft demonen,
mogelijk de slangen.
De pauw, die heilig was voor Juno, werd een symbool van de apotheose van Romeinse keizerinnen, zoals de adelaar van Jupiter dat was van Romeinse keizers. Om deze reden werden deze vogels uitgehouwen in de graven van de apotheose en op begrafenislampen. Van heidense dodenmonumenten gingen ze over naar christelijke graven waarop ze de christelijke opvatting van de apotheose, de hemelvaart van de geheiligde ziel en haar vereniging met God betekenden. Vanwege het geloof dat het vlees van de pauw onvergankelijk was werd dit gevogelte een embleem gemaakt van de opstanding van de doden, gezaaid in bederf, maar grootgebracht in onvergankelijkheid. Op dit punt zegt Augustinus “Want wie behalve God, de Schepper van alle dingen, heeft het vlees van de dode pauw begiftigd met de kracht om nooit te vergaan?” Er is een traditie dat de acute en nieuwsgierige suffragaan van Hippo experimenteerde met het vlees van dit gevogelte en ontdekte dat het populaire bijgeloof correct was. De pracht van zijn verenkleed maakte het ook een embleem van de heerlijkheden van de hemel. In veel middeleeuwse schilderijen hebben de engelen pauwenveren in hun vleugels. De christelijke moralist echter, in zijn veroordeling van alle sensuele schoonheid als duivels in oorsprong en invloed, geeft er in het algemeen de voorkeur aan om de onvolkomenheden en minder aantrekkelijke trekken van de vogel aan te duiden en te benadrukken die hij tracht te verbergen onder zijn opzichtige eigenschappen.
De Physiologus zegt dat wanneer de pauw ‘s nachts plotseling wakker wordt hij het uitschreeuwt alsof hij in nood verkeert omdat hij droomt dat hij zijn schoonheid heeft verloren en zo de ziel typeert die in de nacht van deze zondige wereld voortdurend bang is om de goede gaven en genaden waarmee God het heeft begiftigd. In de bestiaria wordt een man zonder voorzichtigheid vergeleken met een pauw die zijn staart heeft verloren; omdat, zoals de auteur betoogt, de staart van de pauw een vooruitziende blik aanduidt aangezien de staart die erachter zit, is wat komen gaat; en vooruitziendheid is het vermogen om acht te slaan op wat komen gaat. Als een burlesk op alle redenering vanuit analogie, niets kan beter zijn dan dit.
In
Duitsland komt de pauw al sinds de twaalfde eeuw voor als wapendier. Het
betekent macht, voornaamheid en aanzien. In de christelijke symboliek is hij
het beeld der opstanding of van hemelse heerlijkheid. Zijn vlees was, naar het
voorbeeld van de Romeinse redenaar Q. Hortensius, in
de middeleeuwen het eten van de ‘helden en liefhebbers’.
De
pauwenveer komt voor als vederbos en helmteken. Ze waren het voornaamste
sieraad van de troubadours en werden hun bijvoorbeeld door de edelvrouwen van
de Provence in de vorm als kroon als loon voor hun voordrachtskunst gegeven,
ook ter eren van dapperheid en galanterie.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe VIII;
Pauw
ende ’t Nachtegael;
‘De
schoon geveerde pauw hoorde met begeren
Het
Nachtegaaltje in de wilgen kwinkeleren
En
werd bijna verliefd op ’t lieflijke gezang
En
de goddelijke muziek, die uit de takken klank
Ten
slotte sprak ze aldus: O Moeder aller dingen
Nature,
die voor mij vele andere zonderlingen
En
heerlijks heeft gesierd, hoe was ik ooit zo onwaard
Dat
gij de kunst bedreef met mijn gouden staart
Een
staatsiesleep zo mooi hebt willen huwelijken
Op
dat ik zo met de roem der Vogelen mocht strijken
De
natuur heeft de Pauw toen terstond om zijn ondankbaarheid
Berispt,
omdat met het haar rijkelijk heeft bij geleid
Zij
niet verheugd mee was. Gelijk in ooit komende tijden
Het
Nachtegaaltje niet het voordeel van de Pauw zal benijden
Maar
zich tevreden houdt met wat haar is gegund
Indien
ook, zei zij, het elk is vergund
Te
hebben het gene hij wenst, het zou zijn te vrezen
Dat
met de vernieuwde ik ieder bezig zou wezen
Je
nooit meer vergenoegt, maar opstaat tegen God
En
de Natuur wet, leer met voldoening leven
Wens
niet wat een ander is gegeven.’
Vondel, Vermaeckelijcke
Inleydinghe
XXXIX ;
De
Pauw en d’Exter;
‘Al
wat op wieken zweeft vergaderde tezamen
Op
dat ze een braaf Monarch en overheer bekwamen
D’Een
stemde dat de Zwaan vanouds de kroon toekwam
En
d’ander de Arend koos van Keizerlijke stam
Ten
leste is de stem en uitspraak van hen allen
Op
de opgepronkte Pauw eendrachtig gevallen
Vermits
om zijn glans en schoonheid, zeer beroemd
Zij
stemden dat de kroon hem rechtvaardig toekomt
Maar
de Ekster snaterbekte dat de waarheid niet kon
zwijgen
En
sprak: van wie zullen wij dan hulpe krijgen?
Als
ergens iemand ons onderdrukken pocht?
Terwijl
je op Pauws kracht geheel niet steunen mocht
Of
zou de vijand voor de luister van zijn pluimen
En
schone schachten verschrikken en wel moeten ruimen?
Een vlek is dat in het bloed van Koninklijks geslacht
De schoonheid van een prins kan nergens de onderzaten
In tijd van strijden nood noch helpen, noch baten’.
Vondel,
Vermaeckelijcke Inleydinghe XXXXVIII ;
d’Exter
met Pauwen veren;
‘Een
Ekster, Om in ’t koor der pauwen als de vrije
Te
komen met haar te onderhouden de maatschappij
Van
Pauwenpluimen een hele bos heeft vergaard
Een
heerlijk zich heeft versierd met een Pauwenstaart
Verschijnt
in ’t dal, daar laag en diep gezonken
De
Pauwen gewoon zijn zich sierlijk op te pronken
Die,
speurende terstond dat de Ekster, schoon voor ’t oog
In
een Pauwenschijn hen listelijk bedroog
Haar
volgden op ’t lijf en haalde elk zijn pluimen
En
deden haar met schande en smaad het lustdal ruimen
Des
adels, komt, al is hij rijk van goed
Zo
haalt hij de smaad, schande en ongenoegen
Wijs
is hij die zich bij de zijnen weet te voegen’.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/