Vlinders.
uit www.otage.ac.nz Ornithoptera Priamus.
Lepis: Lepis;
schub, pteron; vleugel, de geschubde vleugels.
Vlinder,
in Hoogduits heette die Flindern, een woord dat komt
van fladderen of doelloos rondlopen, vergelijk het Engelse to
flitter en Duits flittern
voor fladderen en vlerk, een vleugel. Een midden-Nederlandse naam is pepel.
Het
Duitse woord Schmetterlinge is een Duitse vorm van
het Latijnse papilio uit 1501, van Frans papillon, een naam die Goethe gebruikte in zijn Leipziger tijd naast Schmetterling.
Mogelijk
is een aanknopingspunt het Tjechisch smetana wat room betekent en de Duitse naam Milchrahm voor
de vlinder.
Vele
plaatselijke namen zijn er die laten zien dat de vlinder de boter en melk
wegtovert en oorspronkelijk vliegende heksen waren in de vorm van een vlinder.
Zo
werd het Milch- Molkendief
-stehler, Buttervogel, -fliege.
In Angelsaksisch butorfleoge wat de Engels butterfly
gaf. Het is ons melkwitje, boterlikker en botervogeltje. Andere namen zijn Sunnenfiugel of Summerfiugel. De
melktovenaars komen in de zomer bij de melkkuipen tezamen en halen melk weg,
het vee wordt ziek, het huis door ongedierte geplaagd en de houtworm komt in de
balken.
Vijfwouter,
Evenals wiewouter een nu
verouderde naam van den vlinder of van een soort hiervan. Door volksetymologie
vervormd uit midden Nederlands vîvoudere, ook
vîveltre„vlinder”
oud Hoogduits fîfaltra. Angelsaksisch. fîfealde. Wordt
wel bij vouwen gebracht van de Indo-Germaanse basis pazl- „fladderen, korte bewegingen maken”.
Onder
alle insecten trekken de vlinders de meeste aandacht vanwege hun kleurenpracht.
In hun lichaamsvorm en levenswijze komen ze veel met elkaar overeen.
Ze
bezitten vier vleugels (enkele zijn vleugelloos) die vliezig en geaderd zijn,
maar aan beide zijden met zeer kleine schubjes die fijn als stof bedekt zijn.
Deze schubjes zijn met een klein steeltje bevestigd in kleine indeukingen van
de vleugels en bedekken elkaar gedeeltelijk, ongeveer als de pannen van het
dak, ze vallen gemakkelijk uit. Hun vorm is zeer verschillend, aan de voorrand
zijn ze meestal ingesneden, hun oppervlakte is met overlangse en dwarse strepen
getekend. Aan deze schubjes danken de vleugels kleur en tekening.
De
mondwerktuigen zijn bij vlinders ingericht om honingsap
uit bloemen te halen en bestaan uit een lange buis, die in rust in
spiraalsgewijze toestand wordt opgerold. Bij sommige zijn ze weinig of niet
ontwikkeld, in het laatste geval gebruikt de vlinder geen voedsel.
Behalve
de samengestelde ogen bezitten ze ook twee enkelvoudige oogjes die evenwel
onder de beharing weinig op vallen.
De
gedaanteverwisseling is volledig. De larven zijn de bekende rupsen die bijtende
mondwerktuigen, een spintoestel aan de onderlip en zes paar ogen en kleine
sprietjes hebben. Ze bezitten drie paar gelede borstpoten en nog vijf paar
vlezige buikpoten waarvan het laatste paar, dat nooit ontbreekt, de naschuivers heten. Bij de landmeters of spanrupsen komt
behalve de naschuivers nog slechts een paar buikpoten
voor. Over het algemeen zijn de rupsen zeer vraatzuchtig. De poppen zijn
ingehuld.
Er
zijn vele tienduizenden soorten vlinders die wel in drie hoofdgroepen ingedeeld
worden.
Dagvlinders, Duitse Tagfalter met meer dan vijf duizend
soorten.
Wanneer
ze rustig zitten worden de vleugels naar boven samen geslagen. Hun lichaam is
dun en slank.
Ze
bezitten draadvormige, aan de top verdikte sprieten.
Vanessa
atalanta.
Een van de
mooiste inlandse dagvlinders die behoort de familie van de schoenlappers, Nymphalidae, is de nommervlinder of de
Admiraal.
Engels red admiral, Duits Admiral.
Die ontmoet je de hele zomer door, het meest tegen het eind. Het wijfje dat in
kleur niet veel van het mannetje verschilt hecht de kleine eitjes aan de
onderzijde van de brandnetelbladeren. Na acht dagen komen de rupsen te
voorschijn en vreten zo onvermoeid door dat ze na veertien dagen al volwassen
zijn. De rupsen zijn geelachtig, vleeskleurig bruin of zwartachtig gekleurd en
met gele, vertakte, doornachtige haartjes bezet. Ze leven eenzelvig en houden
zich altijd tussen de samengespannen bladeren verborgen. Bij het verpoppen
hangen ze zich met enkele zijden draadjes aan het achtereind op. De pop is
hoekig en vertoont goudglanzende vlekjes. Na veertien dagen komt de vlinder
tevoorschijn. De pophuid barst aan het kopeinde open
en door de spleet baant de vlinder zich een uitweg. Daarbij scheidt het enige
druppeltjes van een rood vocht uit waar het op plaatsen waar veel van deze
vlinders uitkwamen aanleiding gaf tot het sprookje van een bloedregen. Op de benedenzijde van de vleugels ontwaar je verschillende
bruinzwart-, blauw en rood gemarmerde figuren, een geheimzinnig schrift,
waaronder er een is die op het cijfer 98, 890 of 78 lijkt, vandaar
nummervlinder.
De
vleugels zijn aanvankelijk nog nat, ineengeschrompeld en klein. Door bewegingen
met het achterlijf pompen de vlinders lucht in de aderen of luchtbuizen van de
vleugels waardoor die uitgespannen worden en een behoorlijke vorm krijgen. De
volkomen ontwikkelde vlinder vliegt onzeker en gaat op en neer. Hij gebruikt
slechts honingsap dat hij met zijn lange roltong opzuigt.
De poten zijn betrekkelijk zwak. De kop is klein, de samengestelde ogen zijn
groot, de beide opvallend grote en behaarde tasters worden opgericht gedragen.
Vanessa
is een vrouwelijke voornaam, vooral populair in de Verenigde Staten. Het werd
uitgevonden door de Anglo-Ierse schrijver Jonathan
Swift voor Esther Vanhomrigh die Swift in 1708 had
ontmoet en die hij tutoyeerde. De naam werd gemaakt door het nemen van “Van”
van de achternaam Vanhomrigh ‘s en het toevoegen van
“ Essa “, een huisdier van Esther. Vanessa is later
overgenomen als de naam van een geslacht van de vlinder door Johan Christian
Fabricius in 1807.
Atalanta, dochter van Schoenis, koning van Scitus,
waarvan verteld wordt dat ze zo moe was van de overlast van de mannen die met
haar wilden trouwen en haar het hof maakten, dat ze erin toestemde om met die
man te trouwen die sneller dan haar kon lopen. Dit was Hippo‑manes die er met behulp van een list in slaagde. Hij kreeg
gouden appels van Venus die in de nacht voor de wedstrijd op het veld werden
neergelegd waardoor Atalanta achter kwam te liggen omdat ze de appels opraapte.
Atalanta als vlinder heeft een gouden stip (bal) op de vleugels.
Tot
hetzelfde geslacht behoren andere bontgekleurde schoenlappers als:
Vanessa
cardui (Cynthia cardui) (distel) de distelvlinder
waarvan de rupsen op brandnetels, distels en floxen voorkomen. Het is de Duitse
Distelfalter, Engelse painted
lady.
Aglais io
(Inachis io) (naar Io: viool, die door Jupiter bemind werd en later in een koe
veranderd werd?)de dagpauwoog, Duitse Tagpfauenauge,
Engelse peacock butterfly.
Aglais
urticae, (Grieks
aglaos; schijnend brandnetel) is de kleine vos, in Duitse is het de
Kleine Fuchs.
De
kleine vos is genoemd naar zijn vosrode kleur. Engelse small
tortoiseshell.
Nymphalis
antiopa (nimfen,
verwijzing naar Antiope
die 2 zonen kreeg. (Vanessa antiopa) de
koningsmantel of rouwmantel, de Duitse Trauermantel
omdat die zwart is, net zoals de mantels die tijdens rouw egdragen
werden, verder heeft het een gele zoom en kleine blauwe vlekken. Engelse mourning cloak, Camberwell
beauty, naar de ontdekking van 2 individuen in Coldharbour
Lane in Camberwell in 1748, Duits Trauermantel.
Nymphalis
polychloros,
(nimf en veel groen)is de grote
aurelia,
grote vos, in Duits de Grose Fuchs of Rusternfalter.
Engels large tortoiseshell.
Apatura iris, (Apata: apathisch, bedrog; oura; staart, en
regenboog) de grote weerschijnvlinder is merkwaardig omdat hij aan de
ene zijde bruin en aan de andere zijde blauw schijnt. Zijn vleugeltopjes hebben
een prismatische vorm en zijn op verschillende plaatsen anders gekleurd, als
een iris. Engels purple emperor,
Duitse Grosser Schillerfalter.
Argynnis,
(Griekse vrouwennaam) de paarlemoerkapellen vertonen op de onderzijde van
de vleugels paarlemoerachtige spiegelende vlekken.
Een van de mooiste is de keizersmantel,
Argynnis paphia, (Argynnis, Griekse vrouwennaam,
Argynnis was een mooie vrouw (jongen?) die bemind werd door Agamemnon, naar de stad Paphos
op Kreta, verblijfplaats van Aphrodite) Duitse Kaisersmantel,
Engels silver washed Fritillary, wiens vleugels aan de onderkant groen met
purperachtige glinsterende spiegelstrepen zijn, aan de bovenzijde bruin met
zwarte strepen en vlekken. Aan elke kant van de beneden helft van de vleugels
is een oogkleurige vlek, oranje, wit en geel van kleur. Deze vlinder draagt ook
de naam hoogvlieger naar de hoogte van zijn vlucht. Hij is zo twistziek dat hij
nooit een voorwerp van zijn geslacht ontmoet zonder ogenblikkelijk een gevecht
te beginnen.
Kapel,
dit woord komt waarschijnlijk van cappella: manteltje
vergelijk de namen rouwmantel. Een oude naam is pellarijnvogel.
Lycaenidae, is de familie van kleine pages,
vuurvlinders en blauwtjes. Die vertonen op de onderzijde van de vleugels
talrijke kleine vlekjes. De bovenzijde is prachtig blauw of goudkleurig, de
wijfjes zijn doffer van kleur.
Ze
behoren tot de kleinste van onze dagvlinders.
Papilio
machaon,
(Latijn voor vlinder, Machaon was de zoon van Aesculapius en nam deel aan de
strijd tegen Troje, had van zijn vader de gave gekregen om ernstige wonden te
helen) de koninginnepage of zwaluwstaarten behoren tot de grootste.
In
Franse heet het page de la reine, bij ons ook wel zwaluwstaart, Engels swallowtail, Duits Schwalbenschwanz.
De vleugels zijn als staarten, ze zijn geel met een bruine rand waarop
halvemaanvormige kringen zijn.
Dit
is onze grootste dagvlinder.
Met
de zwaluwstaarten verwant zijn de in tropische gewesten voorkomende
prachtvlinders waarvan enkele tot twintig cm vleugelspanning hebben en de
heerlijkste metaalkleuren vertonen. Men heeft ze in Griekse en Trojaanse
ridders verdeeld en hun soorten naar de personen uit de Homerische gezangen
genoemd. Zo is bij de op de Molukken en Filippijnen levende Priamus (Ornithoptera priamus) (Priamus was de laatste koning van Troje) Priam’s
birdwing, het mannetje op de bovenvleugels
fluweelachtig zwart gekleurd met een smaragdgroene rand, de onderzijde ook in
die tint met zwarte rand en zwarte en goudgele vlekken.
In
Zuid Amerika prijkt de grote Menelaus (Morpho menelaus) (Menelaos
was getrouwd met Helena, die ontvoerd werd waardoor de strijd in Troje
ontbrandde)i n prachtig hemelsblauw. Neoptolemus (Morpho neoptolemus) (zoon van Achilles die ook in
Troje vocht) is van boven azuurblauw met een prachtige metaalglans en levendige
kleurspeling. Zo is er ook Hector, Memnon en Apollo.
Pieris, (Pieris: één van de Pierides, negen Thessalische
maagden die de Muzen uitdaagden om een zangwedstrijd, ze verloren en werden
veranderd in eksters voor het beledigen van de overwinnaars). de witjes zijn de
meest algemene vlinders.
De
witjes zijn er ook in geel, in oranje en zelfs in zwart. Dat is ook zo met de
blauwtjes, de meeste leden van deze familie hebben zelfs een andere kleur.
De
rupsen voeden zich meestal met leden van de kruisbloemenfamilie.
De
eieren worden in groepen gelegd. De pop hangt aan zijn staarteind, wel met de
kop naar boven aan een blad. De rupsen zijn meestal groen gekleurd.
Aporia
crataegi, (Grieks a; niet en poros; gehoorgang, meidoorns) is het groot geaderde witje die als rups huis houdt in de
boomgaarden. Black veined white,
Duits Baumweiszling.
Pieris
brassicae, (kool) is het bekende grote koolwitje
die op de bladeren van verschillende koolsoorten zit. Large white,
Grosse Kohlweiszling.
Omdat
deze vlinder door zijn snelle ontwikkeling in gunstige warme zomers zelfs in
drie generaties kan voorkomen zijn de rupsen soms in onnoemelijke aantallen
aanwezig en worden dan een ware plaag. De eerste generatie die in het voorjaar
verschijnt is meestal weinig talrijk, de rupsen doen ook niet veel kwaad omdat
ze op in het wild levende planten leven. In juli verschijnt echter de tweede
generatie en omdat een wijfje een paar honderd eieren legt aan de onderzijde
van de koolbladeren kunnen de rupsen grote verwoestingen aanrichten. De derde
generatie heeft het meestal moeilijk, gaan meestal dood omdat er in de regel
geen tijd is voor het verpoppen.
Heeft
een harige rups met een vieze geur die dus door de vogels niet gegeten wordt.
De
rups komt ook voor op de Oost Indische kers.
Pieris
rapea, (raap) is het kleine koolwitje of
knollenwitje.
Die komt minder voor en is daarom ook minder schadelijk.
De
rups is groen en ruikt niet.
Pieris napi, (koolzaad) is het kleine geaderde witje. Green veined
white.
Die lijkt
op de vorige maar is aan de achterzijde meer groenachtig.
Deze
komt voor op vele kruisbloemigen, maar niet op kool.
Anthocharis
cardamines, (anthos;
bloem, charis; houden
van, bij pinksterbloem) is
de auroravlinder, oranjetipje, een der mooiste witjes. Orange
tip, Duits Aurofalter.
De
witte ondervleugels zijn aan de onderzijde met
heldergroene boomtekeningen versierd, de punten van de bovenvleugels
zijn bij het mannetje mooi oranjekleurig met een zwart uiteinde. Het wordt ook
wel distelvink genoemd omdat de rups op distels voorkomt.
Melanargia
galathea,
(Grieks melas;
zwart, argia; schijnend, Galatea veranderde Acis bloed in een rivier van dezelfde naam in Sicilië)
het dambord zie je soms in de herfst op de weilanden.
Die
heeft witachtige vleugels en talrijke, hoekige, zwarte vlekken. Marbled white, Duits Schachbrette.
Gonepteryx
rhamni, (Grieks
gonos; knie, pteron;
vleugel en vuilboom, plaats van ontwikkeling) is de citroenvlinder
die helder geel gekleurd is met een oranje vlek op elke vleugel. Common brimstone, Duits Zitronenfalter.
Dit
zijn vlinders wiens vliegtijd meestal in de avond- en morgenschemering valt.
Hier
zijn minder soorten van dan van de dagvlinders.
Hun
sprieten nemen naar de punt toe geleidelijk in dikte af.
Bij het
stil zitten bedekken de lange, smalle vleugels het lichaam dakvormig.
Het
zijn meestal krachtig gebouwde vlinders van aanzienlijke grootte die in snelle
vlucht snorrend vooruit schieten.
Met
hun lange roltong halen ze in zwevende houding honing uit de bloemen.
Hun
kleuren zijn veel minder schel en bont, maar de tekeningen zijn meestal zacht
en aangenaam. De rupsen zijn zeer groot en dik en dragen meestal aan het
achtereind een hoorn en richten zich, wanneer ze gestoord worden, met het
voorste gedeelte van het lichaam op zodat ze in die houding aan een Egyptische
sfinx doen denken.
Ze hebben
zestien poten.
Acherontia
atropos,
(naar Acerenza, stad in Apulië, Griekse Atropos, de onafwendbare. Ze was een van de drie
ongeluksgodinnen, de Parzen, die de door haar zusters
gesponnen levensdraad afsnijdt)
doodshoofdvlinder, Engelse death
‘s head hawkmot, Duitse Totenkopfschwarmer, deze vliegen alleen ’s morgens of ’s
avonds laat en dan noemt men ze wel sphinxenuil.
Het
is een grote, diklijvige vlinder die niet algemeen voorkomt.
Deze
vlinder heeft onder alle avondvlinders de meeste aandacht getrokken.
De
vaalgele tekening op de donker gekleurde borst lijkt op een doodshoofd en
prikkelt daardoor reeds de verbeelding. Nog vreemder is het piepende geluid dat
hij horen laat, dat brengt hij voort door de voorste tasters snel tegen de
korte slurp te wrijven. Voor hele gewesten is dit schepsel een voorwerp van
schrik geweest omdat het volk in de waan verkeerde dat het ziekte en ongeluk
aan brengt. Er is nog een bijzonderheid waarom het gevreesd werd, als je het in
de hand neemt of ook maar enigszins stoort laat het een geluid horen dat veel
op het piepen van een muis lijkt.
Zijn
grote, dikke en geelgroene rups die op de rug helderblauwe en hoekige strepen
heeft is aan de zijden met donkergroene strepen getekend. De rups leeft meestal
op aardappelloof, maar ook op andere gewassen. Ze komt alleen ’s nachts te
voorschijn. In september kruipt de rups in de grond, verpopt zich daar zonder
eerst een omhulsel te maken.
De
vlinder komt in de regel tegen juni van het volgende jaar voor de dag.
Smerinthus
ocellata, (Grieks smerinthos; draad, met oogjes,
gevlekt) de avondpauwoog,
pauwoogpijlstaart
heeft op de mooie roze kleurige ondervleugels een
blauw pauwoogvlek. Tevens heeft elk van de beide bovenste vleugels twee zwarte
vlekken.
Zijn
rups vind je het meest op wilgen.
Nauw
verwant, maar eenvoudiger gekleurd zijn de populierenzwerver, de lindenzwerver,
de eikenzwerver, de dennenzwerver etc.
Engelse eyed hawkmot, Duits
Abendpfauenauge.
Zygaena,
St. Jansvlinders zijn vlinders die gewoonlijk zeer traag vliegen en alleen bij
hete zonneschijn levendig rond vliegen.
Ze
zijn tamelijk in het oog lopend gekleurd.
Zygaena
filipendulae,
(Grieks zugaina; hamervis, naar de vorm, met draden) de St.
Jansvlinder
of bloeddropje heeft metaalglanzende, blauwgroene voorvleugels met zes
purperrode vlekken. De rode achtervleugels bezitten
een zwarte rand.
De
rupsen maken aan de grashalmen een dicht en geel spinsel en veranderen daar in
een klein, eivormige pop. Sechsfleck Widderchen of Blutstropfchen,
Engels six spot burnet.
Sesia,
rivier Sesia in Italië, hebben
slechts weinige gekleurde schubben op de vleugels waardoor ze op
vliesvleugelige insecten gelijken.
Sesia
apiformis,
(Grieks ses; mot, gevormd als een hoornaar of wesp) de hoornaarsvlinder of wespkleurige
sesia lijkt met haar zwart en geel gekleurd lichaam en
glasheldere vleugels veel op een wesp.
De
rupsen houden zich twee jaar lang op in het hout van populieren, laag bij de
grond. Ze vreten daarin en soms in de wortel talrijke gangen en kunnen oorzaak
worden dat jonge stammen door de geringste oorzaak omwaaien. Horneth moth of hornet clearwing, Duitse Hornissen Glasflugler, Bienenschwarmer.
Die
dragen de vleugels in rust dakpansgewijze of horizontaal uitgespreid, in
zeldzame gevallen zelfs om het lichaam gerold.
De
rupsen spinnen voor het verpoppen in de regel een cocon.
Bombyx
mori (Grieks voor zijdeworm. moerbei) (Sericaria) is de moerbei
zijdespinner.
De
rups wordt gewoonlijk zijdeworm genoemd. Vier duizend cocons leveren een kg
zijde. Een cocon bestaat uit een draad van drie duizend meter lengte waarvan
men maar een drie tot zes honderd, soms negen honderd meter kan gebruiken omdat
het binnenste perkamentachtig en het buitenste vlossige deel niet bruikbaar is.
Zie Morus.
Omdat
er soms ziekten in uitbreken waardoor de gehele opbrengst vernietigd werd heeft
men ook geprobeerd andere vlinders te gebruiken. Vooral die van het geslacht
nachtpauwogen.
‘Meshi’ zou het Hebreeuwse woord voor zijde zijn, het komt
van een wortel die uitdrijven betekent. Ezechiël 16:10 en hulde u in zijde’.
In het N.T. was het meer bekend doch zeer apart en duur, Openbaringen 18:12.
Uit
Maerlant, ‘Bombax, zoals Plinius zegt, is een worm die het meest en best te
Assyrië is. Het maakt zo vast zijn nest van lijm dat men het niet kan
doorschieten. Daar binnen verzamelt het was nochtans, milder dan die van bijen,
dan spint het mede wol in die, een deel naar spinnen wijze, waarvan men van
voor een dure prijs klederen maakt, als ik hoor gewagen, die menige vrouwen
dragen. Hiervan maakt men in de tijden uitstekende wand van zijde’.
En;
‘Ranificus, naar dat men het kent, is een worm die met vele voeten zijde spint
en bindt
en spint te alle stonde uit zijn
buikzijden en nuttigt in geen tijden iets anders dan moerbeibladeren. Ze spinnen
waar men op toe ziet zijde als het ware om een spil en daar binnen, als hij
wil, sluit het zich zelf op en daarna komt het er van bovenuit en dan anders
gemaakt naar deze dan ze tevoren zijn geweest, want tevoren kroop het met
voeten en nu vliegt het met goede moed. Drie dagen bekennen ze hun echtgenoot
en dan blijft de vader dood, dan legt de moeder op een kleed menig zaadje
gereed, letterwijs getekend mede, en dan sterft ze ter plaatse. Dan neemt men
het kleedje met de zaden en legt het daar de winter het geen schade doen en mag
en als dan op de lentedag opklaart dan legt men dat kleedje voor de warme
zonneschijn en bij de zon wordt hen hun vormen en hun leven gegeven. Geel en
wit zijn de wormen, maar andere verven en andere vormen die men aan zijdewormen
ziet, die is het van nature niet’.
De nachtpauwogen vertonen op de grote, in grijs
en bruin getekende vleugels zachte witte en gele oogvlekken.
De
bij ons algemeen voorkomende grote nachtpauwoog, Saturnia pyri, (Romeinse god van landbouw en graan en
peer) vreet als rups de bladeren van de sleedoorn, rozen etc.
Die
maakt om zich te verpoppen een peervormige cocon uit zulke dicht geweven draden
dat dit er uit ziet als damast of leer.
Attacus
atlas (Van Attica, bij Athene, Atlas was een van de reuzen die
in de Griekse mythologie het hemelgewelf op zijn schouders droeg) (Saturnia atlas), de atlas
geldt als de grootste van alle vlinders. Atlas moth,
Duitse Atlasspinner.
Atlas
was in de Griekse mythologie dan ook een reus die in staat was de wereld te
dragen.
Die
vlinder komt uit Z. Azië.
Met zijn
mooi gevormde, aan de punt zeisvormig gekromde en brede vleugels heeft hij een
vlucht van twintig cm.
De
vleugels zijn aangenaam roodgeel en plaatselijk roodgrijs
van kleur en in het midden van een grote, wigvormige oogvlek
voorzien.
Geeft
een grof soort zijde.
Ook
de ailanthusspinner, hemelboomvlinder, Saturnia cynthia, (Cynthia is een vrouwelijke
naam van Griekse oorsprong: Kynthia, “ van Mount Kynthos “ op Delos eiland) wordt voor het winnen van zijde
gebruikt.
Leeft
op de Ailanthus, een boom die hier ook groeit.
De
meeste spinners zijn zeer schadelijke insecten. De dennenspinner bij de
dennen, de ringelrupsspinner bij de ooftbomen.
De
naam dankt de vlinder hieraan dat hij zijn eitjes in de vorm van een vaste,
steenharde, grijze ring om de dunne takjes van de bomen vast kleeft.
Thaumetopoea
processionea, (Grieks thauma; bewondering, poiea; ik
maak, optocht)de
processierupsspinners, Engelse oak
processionary, Duits Eichenprozessiosspinner,
kunnen zeer schadelijk worden voor de eikenbossen wanneer ze in grote
menigte voorkomen.
De
kleine vlinder heeft bruingrijze voorvleugels met donkere dwarsbanden. Op het
eind van de zomer worden de eitjes in hoopjes van honderd vijftig tot twee
honderd stuks op de schors van eikenstammen gelegd. In mei komen de rupsen uit
die steeds bijeen blijven. Overdag rusten ze in een dicht buidelvormig nest,
tegen zonsondergang trekken ze in geregelde volgorde tegen de stam op. Voorop
gaan er enkele in een dichte rij achter elkaar, processiegewijze, dan volgen er
enige in dubbele rijen, daarna trekken ze in drie, vier en vijfvoudige rijen
waarna de breedte der rijen weer afneemt zodat ze een dichte troep vormen die
in het midden het breedst is. Ze brengen de hele nacht vretende door om eerst
tegen zonsopgang naar het nest terug te keren.
Door
hun haren kunnen ze ook voor mensen en dieren hinderlijk, zelfs gevaarlijk
worden. De afgebroken haren geven hetzelfde effect als dat van de brandnetel.
Erger is het wanneer die haren in mond-, neus- en oogholte dringen en de
huidvliezen prikkelen waardoor die ontstoken kunnen worden.
Ook
de rupsen van de nonvlinders, de verwante plakker of zwamvlinder, die van de
bastaardsatijnvlinder en de donsvlinder doen veel schade in de boomteelt.
De beren
onderscheiden zich door hun levendige kleuren.
Uit www.123rf.com
Arctia
caja, (feest van de meisjes beren
gewijd aan Artemis, Spaans caja komt van Latijn capsa; doos, capsule, of van
branden, vanwege de levendige kleuren ) de gewone beer heeft bruine
voorvleugels met witte strepen, rode ondervleugels
met blauwe/zwart begrensde banden.
De
rups is met lange, bruine en zwarte haren bekleed en voedt zich met bladeren
van verschillende planten. Ze overwintert in de grond en verpopt in ’t
voorjaar. Garden tiger moth,
Duits Barenspinner.
De uilen
zijn zo genoemd naar de sterke beharing van de kop waardoor die veel dikker
lijkt dan die werkelijk is.
Hiertoe
behoren voornamelijk donker gekleurde vlinders van gemiddelde grootte.
Meestal
komen ze ook in de nacht voor als de echte uilen. Behoort tot de familie van de
Noctuidae: nachtdieren.
Van
vele zijn de rupsen voor landbouw en houtteelt zeer schadelijk.
Cerapteryx
graminis,
(hoornachtige
vleugels en gras) is
de grasuil. Antler moth, Eulenfalter.
Die
richten op graan- en grasvelden soms hele verwoestingen aan.
De
wijfjes leggen een paar honderd eitjes aan het benedeneind van de grasstengels.
Ze overwinteren als rupsen die vooral in het voorjaar onverzadelijk zijn en
soms van het ene naar het andere grasveld trekken. Ze verpoppen in een dun
spinsel meestal vlak onder de grond.
Agrotis, de aardrupsuilen als Agrotis
cinerea (van de akkers en grijs) zijn zo genoemd
omdat de rupsen in de grond leven waar ze zich voeden met wortels, knollen en
dergelijke. Diegene die zich niet in een knol ophouden kruipen ’s nachts ook
boven de grond om zich aan bovenaardse plantendelen te goed te doen. light feathered rustic, Aschgraue Erdeule.
Autographa
gamma (Latijn autographum,
van Grieks; schrijven in je eigen hand) Plusia gamma),
de gamma uil vertoont op de donkergrijze voorvleugels een lichtgele
tekening in de vorm van de Griekse letter gamma, (y) vandaar de naam.
Duits Gammaeuele, Engels silver
Y.
De
rupsen van de kool-uil leven op koolplanten, die van de sla-uil op koolplanten,
sla en asperges.
De
gestreepte dennenrups-uil komt voor in dennenbossen die de naalden afknagen,
nieuwe maar ook oude.
Catocala,
de mooiste uilen zijn de weeskinderen.
Catocala
nupta,
(Grieks kato, naar beneden, kalos;
prachtig, Latijn nuptialis,
met betrekking tot huwelijk, uit nupta, nemen als man, Grieks nymphe; bruid trouwen, lief te hebben) rood weeskind.
Het gewone rode weeskind heeft met rode en zwarte banden getekende ondervleugels, de rups leeft op eiken.
Het
blauwe weeskind vertoont blauwe en zwarte banden op de ondervleugels.
De
rupsen leven op essen, beuken en dergelijke. Red
underwing moth, Rotes Ordensband.
Cossus
cossus (timmerman, onder
boombast levend) is de wilgenrups vlinder, houtboorder,
Goat moth, Weidenbohrer.
De rups
is naakt en op de rug donkerrood, aan de buik vleeskleurig, vingerdik en negen
cm lang.
De
rups vreet twee tot vijf jaar lang gangen in het hout van wilgen, populieren,
appel en perenbomen, ook in andere loofbomen en veroorzaakt vaak hun dood omdat
een windvlaag dan voldoende is om ze af te breken op de plaatsen waar deze
rupsen gangen gevreten hebben.
De
vlinder is grijsbruin gewolkt.
Het
wijfje bezit een legboor die als een telescoop aan en uit kan worden geschoven,
daarmee legt ze eitjes in het spinthout en liefst op plaatsen waar de schors
gespleten is.
De gestreepte mot
aast op omslagen van boeken en andere voorwerpen waar leer is gebruikt. De rups
heeft een leikleur of is geheel zwart en doet zich voor alsof het geheel met
schubben bedekt is.
De
kleur van de mot is roodachtig grijs met een bronskleurige rand, de bovenvleugels zijn met zwarte strepen getekend.
Men
heeft haar beschuldigd dat ze in staat van rups in de maag weet te dringen.
De spanners of landmeters dragen in rust hun brede, soms mooi uitgesneden vleugels
horizontaal uitgespreid, soms zelfs omhoog gericht.
Hun
naam is ontleend aan de eigenaardige manier waarop de rupsen kruipen. Die
missen de middelste buikpoten. Ze brengen daarom de achterste poten bij het
lopen dicht bij de borstpoten waarbij ze het lichaam sterk naar boven krommen.
In rust houden ze zich soms slechts met de achterste poten vast en strekken het
lichaam lijnrecht onder een scherpe hoek van de tak af waarop ze zitten. Door
hun kleur, die overeenkomt met de boomschors, vallen ze niet op.
Als
schadelijkste hieronder is de kleine wintervlinder die midden in de winter
verschijnt zodra de grond niet meer bevroren is.
De
wijfjes die door hun kleine vleugelstompjes niet kunnen vliegen klauteren tegen
bomen op en leggen hun eitjes in de nog sluimerende knoppen. Daar komen dan
vroeg in het voorjaar de rupsen uit die de knoppen uitvreten en later de
bladeren. Het wijfje van de dennenspanrups-vlinder legt zeven a acht eieren in
een rij op elke dennennaald. De rupsen eten de naalden af.
De
bessenbladrups eet in het voorjaar van de bessenstruiken. Zeer grote familie
met meer dan 21 000 soorten nachtvlinders waarvan er 957 in Europa voorkomen.
Nog
blijft een groep van vlinders te bespreken die om hun geringe grootte en tere
bouw de naam van kleinvlinders verkregen hebben.
Daartoe
behoren de bladrollers waarvan de larven in door hun zelf samengerolde bladeren
leven, daarvan eten en er zich in verpoppen. De eikenbladrollers kunnen zelfs
behoorlijke schade aan eiken toe brengen doordat de rupsen knoppen en bladeren
afvreten.
Bergmann’s bladroller (Bergman en Blue, kweker van vele Caladiums)doet veel kwaad aan rozen wiens knoppen door
de rupsen vernield worden.
De lichtmotten
hebben wormvormige larven met acht paar poten.
Sommige leven in vet, aan huiden
en dergelijke zoals de meelmot, =Pyralis farinalis. (Pyralis;
soort duif, meel)
Ze
verbergen zich daarbij onder een spinsel.
De vlindertjes
zijn zeer klein, van boven geelachtig en beneden asgrauw gekleurd.
Hiertoe
behoort ook de wasmot wiens larven gangen graven in
honinggraten, zich met was voeden en soms de ondergang van zo’n volk zijn.
De
rups van de koolzaadmot vreet de hauwen van koolzaad uit. Meal
moth, Mehlzunsler.
Zeer
rijk aan soorten is het geslacht van de motten wiens zestien potige larven ook
op wormpjes lijken. Sommige van deze rupsjes zijn zo klein dat ze zoals
bijvoorbeeld de rozenmijnrups in het inwendige van de bladeren spiraalvormige
gangen vreten zonder de opperhuid aan beide zijden te beschadigen.
Tinea
pellionella, (Tinea, Latijn voor bederven
of verzwakken, pels, vacht) In onze huizen maakt de tapijt- of kledermot, kleermot zich zeer gehaat. Haar rupsen knagen gaten in wollen
goederen en in bontwerk. Ze maken uit de afgeknaagde haren kokers om het
lichaam dat ze met zich meedragen. De haren dienen tevens als voedsel. De rups
van de witte korenmot vreten als ‘witte korenworm’ de graankorrels op de
graanzolders uit en spinnen die bij elkaar. Nadat ze volwassen geworden zijn
spinnen ze draden over het graan, maar verpoppen zich meestal in reten en
kieren van vloer en balken nadat ze een cocon in de vorm van een graankorrel
gemaakt hebben. Case bearing
clothes moth, Pelzmotte.
Andere
motrupsen leven van bladeren.
Zo de
spinselmotten die na overwinterd te hebben een aantal bladeren met haar spinsel
omgeven en die afvreten waarna ze andere takken opzoeken om hetzelfde te
herhalen. Ze laten alleen de nerven en de opperhuid aan een kant over. Ze
worden wel trekmaden genoemd.
Bij
de vedermotten, Alucita, zijn de bovenvleugels
in twee, de ondervleugels in meerdere delen gesleten
die op witte veertjes gelijken.
De
rupsen leven op verschillende bomen en struiken.
Ze
worden meestal niet schadelijk omdat ze slechts in gering aantal voorkomen.
Bestiarium.
Shakespeare, ‘Troilus and Cressida’ iii, 3, 78-9’;
“Butterflies’. De mens doet als de vlinder’.
Show not their mealy wings
but to the summer’. En toont des zomers slechts zijn
bonte wieken”,
‘Coriolanus’
v, 4, 11-2
“There is a differency between a grub and a butterfly;, Er
is onderscheid tussen een rups en een vlinder;
Yet your
butterfly was a grub;, En toch was die vlinder eens een rups’.
Deze Marcius
is van mens tot draak geworden, hij heeft vleugels bekomen, hij is meer dan
wij, kruipende schepsels”.
En
in ‘Coriolanus’ iv,6, 90;
‘Als
knapen bonte zomervlinders jagen’.
Of
slachters vliegen dood slaan’.
Maerlant,
‘Papilio, zo als Liber Rerum zegt, is een worm die te
vliegen pleegt en van bloemen leeft het, als men waant. En hij geniet tegen de
oogstmaand, hij alzo geniet en sterft ter plaatse, zij werpt zaad en sterft
mede. Dat zaad duurt de winter door en als de zomers natuur verhit dan groeien
daarvan wormen mede en vliegen als hun vaders deden. Zon en dauw kan hen beide
vleugels en leven geven, soms zijn ze wit, soms blauw, soms pellijn,
naardat de luchten getemperd zijn’.
Vlinders
zijn kleine vogels die je vooral rond de malva’s ziet
in de zomer. Vlinders zijn vliegende larven die voedsel krijgen van bloemen. De
vrouwtjes leggen eieren en sterven nadat ze die gelegd hebben, de eieren
blijven zo in de winter, in de zomer worden ze larven die gevoed door de warmte
van de zon en ochtenddauw vleugels produceren zodat ze vliegen kunnen. Vlinders
zouden in de maand april gedood moeten worden als ze de bijen bezeren.
Vlinders
worden kleine hoenderen genoemd en zijn veel in appels, ze broeden daarin wormen
uit, dat komt vanwege hun stinkende vuiligheid. Want de rupsen komen en broeden
vlinders en uit het vuil van vlinders, achtergebleven op bladeren, worden weer
wormen uitgebroed.
De
vlinder was al in de oudheid het symbool van de onsterfelijkheid van de ziel,
vooral het uitkomen van de vlinder uit de pop werd gezien als de bevrijding van
de ziel uit de banden van het dode lichaam. De vlinder is het symbool van de
verrijzenis van het lichaam, van de ziel die het bestaan verlaat. Psyche is de Griekse naam voor vlinder en wordt daarom
gewoonlijk met vlindervleugels voor gesteld.
Het
is een zielendier.
Ook
de levensadem die Adam van de Schepper in zijn mond kreeg geblazen wordt op
afbeeldingen met zulke vleugels voorgesteld. Zo ook de god van slaap, Hypnos Thanatos: de dood. Het is
het symbool van het broze, vergankelijke leven. Vandaar dat de vlinder ook veel
bij de ingang van kerkhoven en op grafzerken afgebeeld wordt. Het is ook het
symbool van gedaanteverandering en schoonheid. Elfjes worden vaak met
vlindervleugels voorgesteld. Laat een vlinder dan ook met rust, het draagt de
ziel van een overledene. Zie je een goudkleurige vlinder bij een ernstig zieke
dan is dat een goed voorteken, het voorspelt hem eeuwige zaligheid.
Twee
mannen gingen hout hakken. ‘s Middags viel een van hen bij het rusten in slaap.
De ander zag toen dat uit zijn mond een vlinder kwam die naar een wateremmer
vloog en vervolgens naar een boom waar het dier in een opening verdween. Langs
dezelfde weg keerde het weer terug de man uit zijn slaap ontwaakt vertelde dat
hij gedroomd had over een grote rivier te varen en aan de andere kant een boom
vond waarin een hoeveelheid goud verborgen was. De droom bleek waar te zijn..
Uit
het graf van de heilige Torpes die onder Nero de
marteldood stierf komen jaarlijks op zijn feestdag, 17 mei, witte vlinders.
Velen
vlinders vlogen om het sterfbed van de H. Vincentius Ferrerius. Dit waren geen zielen van afgestorvenen maar
beesten die onderworpen waren aan de magische kracht die de stervende heilige
op de natuur uitoefende.
Op
het hoofd van de jonge Rosa van Lima vloog een wit en zwart gevlekte vlinder.
Dit was een teken dat ze tot de orde der Dominicanen zou behoren wiens kleren
die kleur hebben. En zo geschiedde.
Is de
eerste vlinder die je ziet wit dan zal je geluk hebben in geldzaken, geel, dan
is algemeen geluk te verwachten en word je spoedig peet, rood, dan krijg je
rode ogen, grauw, dan is een groot ongeluk, zelfs de dood te verwachten.
Vang
met St. Georg, 23 april, met de blote hand een witte vlinder, tel de vlekjes op
de vleugel, voeg het getal bij genoemde datum en je hebt het nummer van een
gelukslot in de loterij.
Vliegen
er veel vlinders dan zijn er dure tijden te verwachten. Komen er vreemde
vlinders dan is vreemd krijgsvolk in aantocht.
Mensen
wier wenkbrauwen aaneengegroeid zijn staan in een slechte reuk. Zij kunnen door
alleen maar aan iemand te denken die ze haten hen de nachtmerrie bezorgen. Die
komt dan als een witte vlinder uit de wenkbrauwen en zet zich op de borst van
de slapende.
Rups, de Duitse Raupe en Engelse caterpillar (van oud-Frans chate pelouse: harige kat. Ook voor machines wiens wielen van
binnen bewegen in een voortdurend flexibele beweging zijn, net als een rups)
Shakespeare, ‘ii King Henry VI’, iii, 1, 90 “Caterpillars eat my leaves away’. Rupsen eten mijn
bladeren op’.
Maerlants Erudere, dat betekent uitknabbelen. Hier zullen wel rupsen bedoeld zijn die op de
kool voorkomen. Als plaag zal de
steekvlieg bedoeld zijn.
‘Eruca,
zoals Liber Rerum zegt, is een worm die kolen en loof
van bomen te eten pleegt. Misselijk geverfd mag men het noemen, rups heet het
in onze taal. Met deze wormen, weet men wel was Egypte wel geplaagd. Na halve
oogst, als men gewaagt, als het regent of goed dauwt, dan wordt hun vel anders
gedaan en worden ze vliegend in de lucht, zeer beschadigen ze de vrucht en
daarna, als hun einde komt, leggen ze dan hun zaad in loof en sterven dan zodat
men geen lijf van hen vinden kan totdat het warme weer begint en dan het loof
weer begint, dan leven ze van de zonneschijn en van de dauw, zonder pijn’.
De
rups is een zachte worm en onderscheidt zich door diverse kleuren, schijnt als
een ster in de nacht en heeft vele kleuren bij dag. De rups is niet zonder enig
pestachtig venijn want wanneer hij op de penis van een man kruipt beschadigt
hij de huid waardoor er puisten ontstaan.
Sommige
rupsen zijn geboren uit dauw als ervaring geleerd heeft. Niet alle rupsen
veranderen in vlinders, maar sommigen worden op een hoop verzameld en na een
tijdje leidt dit tot verrotting waaruit soms drie zwarte eieren vallen, de ware
moeders van vliegen en muggen. Het is niet een soort rups, maar ze zijn slecht
en giftig.
In
Friesland meent men dat de rups in de kool gedood wordt als een menstruerende
vrouw daar overheen stapt.
Wanneer
de regenboog een boom raakt zullen er geen rupsen aan de takken hangen. Als je
rupsen wil vernietigen doe als volgt, besprenkel de grond rondom de boom met
teer en haal dan een grote verscheidenheid aan mieren of pissebedden en doe ze
in een tas en hang die met een koord aan de boom. Laat dit hangen aan de stam,
de mieren zijn verhinderd om weg te gaan van de boom vanwege de teer en eten
bij gebrek aan voedsel de rupsen allemaal op zonder de vruchten te beschadigen.
Als
je een slecht of verrotte tand met een koolrups inwrijft zal die na een paar
dagen uitvallen.
Rupsen
die gemixt zijn met olie jagen serpenten weg.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/