1 januari.
louwmaand.
Nieuwjaarsdag.
Klik hier voor
inleiding heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of
tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
Weerspreuken.
De
eerste 7 dagen van januari van ‘t jaar zijn lotsdagen. =Het weer in deze dagen
is beslissend voor het gehele jaar.
Als
de muggen in januari dansen, wordt de boer een bedelaar. =Buitensporige warmte
in januari, zal zich ten nadele van de oogst wreken.
In
januari ziet de boer liever een wolf in ‘t veld, dan een ploeg. Ook:
Geeft
januari muggenzwerm, dan hoort ge in de oogstmaand licht gekerm.
Slappe
winters geven vette kerkhoven.
Als in
januari de muggen zwermen, dan moogt ge in maart uw oren wermen.
Als in
januari de vorst niet wil komen, verschijnt ze stellig in april.
Als Դ in
de louwmaand mistig is, wordt de lentemaand heel fris.
Brengt
januari ons strenge vorst, dan lijden we ‘s zomers geen honger of dorst.
Draagt
nieuwjaarsmaand een sneeuwwit kleed, dan is de zomer zeker heet.
Geeft
januari een sneeuwtapijt, dan zijn we gauw de winter kwijt.
Gelijk
januari, zo ook juli. =Is januari gunstig voor de boeren, dan ook juli.
Heeft
januari koude en droge dagen, dan zal in februari de sneeuw u plagen.
In januari
veel regen, brengt de vruchten weinig zegen.
In januari
veel regen en weinig sneeuw, doet bergen dalen en bomen wee.
Is
januari nat, leeg blijft het vat. Ook:
In
januari veel water, brengt weinig wijn.
Is
‘t in januari nat, ledig blijven schuur en vat.
Is
januari zacht, dan krijgen lente en zomer veel groeiende kracht.
Januari
warm, dat God zich erbarmen, Ook:
Is januari
te warm, dat dan de hemel zich erbarm.
Januari
zonder regen, is voor de boerenstand een zegen.
Januari zonder
sneeuw maar met veel regen, brengt de boer geen zegen.
Knapt
januari niet van de kou, dan zit men zomers (of; in de oogsttijd) in de rouw.
=Is het in januari niet koud dan zal men dat in de oogsttijd bezuren.
Nevel
in januari geeft een nat vroeg jaar.
Sneeuw
met donder in januaar, voelt men gans het jaar.
Valt
in januari veel regen, dan brengt hij de vruchten veel zegen. (Vlaamse spreuk
die tegen anderen in gaat)
Wast
het gras wel in januaar, voelt men het Դ ganse jaar.
Al
wat komt voor nieuwjaarsdag, is nog geen winterslag.
De
dagen langen te Nieuwjare de tijd dat de haan over ‘t
baaltje (hekje) springt. (G. Gezelle) Ook:
De
dagen van nieuwdag tot dertiendag
zijn gelingd, binst dat Ԯen hond over Ԯen richel
springt. (Dertiendag is de naam voor driekoningen.
Ook:
Met
nieuwjaar lengt de dag zoveel een haantje kraaien mag. Ook:
Met
nieuwjaar zijn de dagen een haneschree gelengd.
Nieuwjaarsnacht
schoon en klaar, beduidt een vruchtbaar jaar.
Schijnt
de zon op nieuwjaar, geeft het een goed appeljaar.
Oostenwind
op 1 januari, brengt ziekte onder het vee.
Westenwind
brengt sterfte onder de koningen.
Zuidenwind
brengt besmettelijke ziekten onder de mensen.
Noordenwind
brengt een vruchtbaar jaar.
Uit www.rkk.nl
1
januari, Besnijdenis des Heren.
Naar
goed Joods gebruik moesten alle mannen aan God de Heer worden toegewijd d.m.v.
de besnijdenis; het is het teken van het verbond tussen God en zijn volk, dat op
Abraham, de aartsvader van het geloof, teruggaat. De besnijdenis diende te
geschieden op de achtste dag na de geboorte van het kind. Bij Lucas lezen we
dan ook: ’Nadat de acht dagen voorbij waren
en men Hem moest besnijden, ontving Hij de Naam Jezus, zoals Hij door de engel
was genoemd, voordat Hij in de moederschoot werd ontvangen.’ (Lucas 02,21).
Aangezien de geboorte van Jezus sinds 366 op 25 december is geplaatst valt bij gevolg de besnijdenis op 1 januari. Vanouds heeft de geloofsgemeenschap in dit rituele symbool een voorafbeelding gezien van Jezus; verlossend lijden waarin Hij zijn bloed vergoot voor het heil van alle mensen. Het schijnt dat dit feest in de vroege middeleeuwen vanuit de Gallicaanse liturgie door de Romeinse Kerk werd overgenomen.
In de
westerse kerk van de latere middeleeuwen zorgde de bijzondere devotie voor
Jezus
menselijkheid ook
voor de nodige uitwassen. Zo zijn er zeker talloze plaatsen, die zich erop
beroemen in het bezit te zijn van zijn voorhuid. De stad Antwerpen denkt dat zij
de hele relikwie van Jezus voorhuid in bezit had. Een kapelaan, die destijds
met Godfried van Bouillon ter kruistocht was getrokken zou hem aan de stad
hebben geschonken. In 1472 werd er een ‘Broederschap van de Hoogheilige
Voorhuid van onze Heer Jezus Christus,’ opgericht. Daarnaast in Brugge;
waarschijnlijk in verband gebracht met de relikwie van het Heilig Bloed.
1
januari of 11 mei met ander abten van Cluny, H. Odilo
van Cluny, Germaans
od: ‘erfgoed’.
Hij
is geboren ca. 962 uit een aanzienlijke familie in de Auvergne en had door zijn
persoonlijkheid allerwegen grote invloed, pausen en koningen. Hij was kreupel
maar genas toen hij naar een altaar kroop en Maria om hulp vroeg. Hij was een benedictijner monnik in Gorze
(Lotharingen), alvorens abt te worden van de abdij van Stavelot, en nadien in 994 de 5de abt van
Cluny waar een 65 kloosters toebehoorden. Hij voerde bijvoorbeeld
Allerzielendag in die spoedig door de hele Kerk werd overgenomen. Hij was zo
vrijgevig dat hij zelfs de kelken uit de kerk aan enkele bedelaars gaf of
verkocht ze om brood voor de armen te kopen. Is overleden in 1049 en werd in
1663 heilig verklaard.
Hij
wordt afgebeeld als bisschop wat niet klopt want hij wees het bisschopsambt van
Lyon af. Ook als benedictijnenmonnik met aan zijn voeten het vagevuur waaruit
een engel de zielen naar de hemel voert, verwijzing naar Allerheiligen. Wordt
aangeroepen tegen verlamming, geelzucht als een van zijn genezingen, glasbreuk
want hij zou gebroken glazen hersteld hebben.
1
januari, H. Eufrosyne:
Grieks voor
‘vrolijkheid of blijmoedigheid,; de naam van een van
de drie gratiën.
H. Euphrosyne was afkomstig uit Alexandri.
Ze verloor haar moeder op elfjarige leeftijd en haar vader wilde haar
uithuwelijken. Volgens de legende vluchtte ze in manskleren naar een klooster
voor monniken en leefde daar 38 jaar onder de naam Smaragdus
(het motief van monacho/parthenos
komt vaker voor in oude legende) ze werd een bekende raadgeefster zodat zelfs
haar vader om haar advies kwam vragen omdat hij zijn dochter zocht. Ze stierf
ca. 470 en wordt vooral in Griekenland vereerd, zie 8 november.
Je
ziet haar afgebeeld met een mannelijk gewaad en ontmaskerd door vader-abt, een
tak, bloemenkrans en een boek.
1 januari, H. Telemachus:
Grieks voor,
‘van verre strijdend.’ Bij Homerus de zoon van Odysseus en Penelope.
Telemachus of misschien A(a)machius was een monnik van Oosterse afkomst die aan het
eind van de 4de eeuw te Rome een eind wilde maken aan de gevechten
van de gladiatoren, maar door hen vermoord werd in 391. (keizer
Honorius heeft die gevechten afgeschaft)
Hij
moet rond het jaar 280 geboren zijn in het plaatsje Nazianze,
in Klein-Azië (= Nenisi in huidig Centraal Turkije)
en bekleedde een hoge functie in de wereld van het Romeinse Rijk. Hij huwde met
Sint Nonna die hem in 325 tot het christendom wist te bekeren. Zij zouden de
ouders worden van drie heilige kinderen: Gregorius van Nazianze
de Jongere, Caesarius van Nazianze
en Gorgonia. Omstreeks 328 werd hij tot bisschop
benoemd van zijn geboortestad. Vanwege zijn buitengewone kennis van de H. Schrift
werd hij ‘de Theoloog; genoemd. Hij liet er een beroemde kathedraal bouwen. In
de loop van zijn leven raakte hij verstrikt in het ketterse arianisme waar hij
eerst lid van was. Hij zuiverde de stad
van ketterse dwalingen wat lof en haat opleverde en verdeeldheid tussen de
bisschoppen. Daarom legde hij zijn ambt neer en zei de woorden van de profeet;
‘als ik de oorzaak ben van de storm, werp me dan in zee zodat ge niet langer
door de golven heen en weer geslingerd wordt.’ Hij keerde terug naar Nazianze en wijdde zich aan gebed en studie van theologie
en bleef een vurige verdediger van het leerstuk dat de Vader en de Zoon een in
wezen zijn.
In
361 werd hij door zijn meer scherpzinnige en beroemde zoon, Gregorius van Nazianze de Jongere, weer op het goede pad geholpen. In 372
benoemde hij hem dan ook tot zijn naaste medewerker. Tenslotte stierf hij in
374, haast honderd jaar oud.
Hij
wordt afgebeeld als Griekse bisschop als oudere man met kaal hoofd en lange
baard.
1
januari, H. Eugendus van Condat
(Agendus, Augendus,
Eugend, Oyen, Oyant, Oyend of Yan).
Hij
is geboren rond 450 te Izernore, Le Bugey. Op
zevenjarige leeftijd werd hij voor zijn opvoeding toevertrouwd aan de monniken
van het klooster Condat. Hij zou het nooit meer
verlaten. Hij viel op door zijn strenge verstervingen waarbij hij nooit zijn
goede humeur verloor. Hoewel zijn omgeving en vooral de bisschop waartoe het
klooster behoorde op hem druk uitoefende om zich priester te laten wijden,
heeft hij dat altijd geweigerd. Desondanks werd hij tot abt gekozen: hij staat
te boek als een toonbeeld van vroomheid en nederigheid; vooral de religieuze
armoede was hem dierbaar. Sommigen van zijn monniken vonden hem daarin zo ver
gaan dat hij daardoor niet geschikt was als abt, waarop hij zijn boetedoeningen
verdubbelde. Hij stond voor iedereen klaar, had altijd tijd en was tot in de
wijde omgeving bekend, omdat hij boze geesten wist te verdrijven en
herhaaldelijk tijdens zijn gebed in extase raakte. Hij stierf rond het jaar
510.
Enige
tijd na zijn dood werd het klooster naar hem genoemd: Saint-Oyand-de-Joux. Vanaf de 13e eeuw heette het Saint-Claude,
naar de heilige bisschop van Besanon.
Hij
wordt in het zwarte habijt van de benedictijnen afgebeeld met in de hand een
brief en olieflesje omdat hij over de gave beschikte om zieken te genezen. De
zieke kreeg dan een brief die hij aandachtig moest lezen om genezen te worden,
met die brieven zouden ook boze geesten verjaagd zijn.
De
venijn is
hun heester, Taxus baccata.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/