1 maart.
Klik hier voor
inleiding heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of
tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
Weerspreuken.
Als het in maart fel waait, zal er veel fruit zijn.
Als maart geeft aprilweer, april geeft maarts weer.
Daar is geen maart zo goed, of ‘t sneeuwt op de boer zijn hoed.
Danst
het lammetje in maart, april vat het bij de staart. =Na een mooie maart volgt
een koude april.
De
maartse maan brengt kwaad weer aan. =De nieuwe maan in maart brengt slecht weer
mee.
De
eerste donder in maart pakt de elft bij de staart. De elft is een riviervis die
in het voorjaar de rivier opzwemt om te paren.
De
maartse zon en aprilse wind schendt zo menig schoon koningskind. =Dan krijgt men
sproeten. Ook:
Die
zichzelf wel bemint, wachtte zich voor maartse zon en aprilse wind.
Dondert
het in de maand van maart in mei dekt de sneeuw de aard
Donder
in maart, zegen voor de’ard.
Droge
maart, natte april, koele mei vullen de schuren en de kelder erbij.
Een
droge maart is goud waard. Soms met de toevoeging: Als ‘t in april maar regenen
wil. Ook
Een
droge maart en natte april, dan doet de landman wat hij wil. Of:
Een
droge maart en een natte april, is alle boerenschuren vol.
Een
goede maart is niet veel waard.
Een
inhoudende maart is geld waard. Is maart koud dan worden veel schadelijke
insecten gedood, is de maand warm dan lopen de gewassen te veel uit zodat ze
niet meer tegen nachtvorst bestand zijn.
Een
natte maart geeft veel lijnzaad.
‘t Is
in ‘t begin of wel in ‘t end dat ons maart zijn gaven zendt.
Maart
droog, mei nat, veel hooi en zaad zat. Of:
Maart droog en april nat geeft veel koren in ‘t vat.
Maart zonder bloemen, zomer zonder dauw brengen ons op ‘t end in ’t nauwe.
Maart met een lange staart brengt later spek en pens aan de haard.
Maart pakt ze met de staart, april pakt ze met de bil.
Maartse regen brengt geen zegen.
Maartse sneeuw doet de (akker)vruchten wee.
Maartse sneeuw is beer op մ vlasland.
Maart speelt
met zijn staart. Ook:
Maart heeft zijn kuren (of knepen, een krul, venijn) in de staart, verraderlijk, ongezond weer.
Mist in maart, water of vorst in mei.
Natte maart veel gras.
Nooit
maart zo goed, of bij sneeuw wel vol een hoed. Ook:
Nooit is maart zo zoet, of ‘t sneeuwt op de herder zijn hoed.
Of als hij komt, of als hij scheidt, heeft de oude maart zijn gift bereid.
Sneeuw in maart voor vruchten en druiven nadeel baart.
Stof
in maart is goud waard. Of:
Stuift
het stof in maart, ‘t is de boer goud waard. =De boeren hebben graag een droge
maart.
Vochtige
maart, de boeren smarten baart.
Voor
maart ziet men liever een wolf in het veld dan een schaap. =De boeren hebben
liever niet dat het te warm is voor maart.
Voor
oude lieden heeft de maart kwaad in hare staart. =Het weer is in deze maand
verraderlijk.
Wat maart niet wil, dat neemt (of haalt zich) april.
Wil maart reeds donder, sneeuw is in mei geen wonder.
Zo menig vorst in maart, zo menig dauw in april.
Zoveel nevel in maart, zo veel regen na Pasen.
Zoveel nevels in maart, zoveel onweders in de zomer.
1 maart, dan treden de knechten en
meiden in dienst, soms is dit half maart, elders weer 1 mei. De boer zelf haalt
de nieuwe meid of knecht met de kistenwagen af. Bij het verhuren ontvangen zij
de gods- of goospenning, Oorspronkelijk was dit het
geld dat men bij het aangaan van de huur de arme ‘om Godswille,’ gaf, vgl.
hiermee de trouwpenning. Bij het opzeggen van de dienst werd soms de penning
teruggegeven.
1
maart, H. Albinus van Angers,
(Aubin, Albuin, Albuinus, Albin, Alpin, Aubin) : Latijn albus: ‘wit.’
Albinus is geboren rond 496 als zoon
van een edele Gallo Romaanse familie te Vannes. Hij
werd monnik en bezocht het klooster Tincilloc in
Engeland. Hij werd abt met zijn vijf en dertigste en werd in 529 tegen zijn wil
bisschop van Angers in Frankrijk. Hij is rond 550 overleden en begraven in de
kerk van Saint Pierre te Angers. Naast die kerk kwam
een klooster die Saint Aubin heet. Vanwege zijn wonderen kwamen en vele pelgrims op hem af en was
edelmoedig voor de zieken en armen. Ook kocht hij wanneer mogelijk slaven vrij
en zorgde voor hen. Hij vocht tegen huwelijken binnen de lijn zoals het bij
edelen gebeurde wat hem in 538 wettelijk lukte, regelde het concilie van
Orléans. Is overleden rond 554 te Angers en werd begraven in de naar hem
genoemde Saint Aubin in de stad.
Volgens de sage had hij een twist over een
vrouw, Etherie, die hij gevangen
genomen en van Douille naar Angers gebracht
had. Hij kon haar niet vrij krijgen en zocht haar in de gevangenis op, de
soldaat die hem tegen wilde houden viel dood neer. Dat maakte zoծ indruk op de koning dat hij haar eruit mocht halen.
Volgens een ander verhaal bad hij op een nacht voor sommige gevangenen in
Angers. Plotseling kwam er een grote steen van de muur die er
voor zorgde dat ze ontsnappen konden. Hij werd een populaire heilige in
de middeleeuwen en kerken werden aan hem gewijd, zelfs in Polen. Hij was soms
beschermheilige voor piratenaanvallen wat mogelijk terug gaat
dat hij gevangene vrij wist te krijgen die door piraten gevangen waren genomen
die de Loire bezeilden. Later veranderde dit en men vertelde dat in de tiende
eeuw men de ommuurde stad Guerande bewandelde en tot
St. Albinus bad om hulp en wonderbaarlijk zagen dat
hun aanvallers verslagen waren. Vele kustplaatsen hebben hem als hun heilige,
zo St. Aubin in Jersey.
Hij wordt afgebeeld als bisschop met aan zijn
voeten bezetenen waarvan hij de duivel uitdrijft, ook deelt hij aalmoezen uit.
Wordt aangeroepen tegen koliek. Schutspatroon van zieke kinderen omdat hij eens
een overleden kind van de dood opwekte.
1
maart, St. David: Hebreeuws voor ‘lieveling of vriend?.’ Naam van de opvolger van Saul, als koning van Isral. Ook enige koningen van Schotland droegen die naam.
De H. David heette Davis (Dewi
Sant) van Menevia. Hij is geboren rond 480 a 500 als
zoon van een vorstelijke familie Hen-Mynyw. Rhygyfarch, de 11deeeuwse
auteur van het leven van de heilige, schrijft dat hij de zoon was van sanctus
rex ceredigionis, waar Sanctus geïnterpreteerd wordt
als de goede naam van zijn drager door Welse christelijke als Sandde, koning van Ceredigion,
hoewel het vanuit Latijn ook simpel heilige koning van Ceredigion
genoemd kan worden. Ze waren zoons van de koning van Ceredig,
stichter van Ceredigion. De heilige werd tijdens
geweld door zijn moeder Non, (mogelijk juist een non) dochter van Lord Cynyr van Cear Goch, Pembrokeshire, ontvangen op een klif tijdens een
geweldige storm. Hij zou zijn opleiding in Whitland
gehad hebben onder H. Paulinus van Wales.
Hij werd priester en werd bekend
als leraar en spreker, stichtte verschillende kloosters en kerken in Wales, Cornwall , onder andere die van Ty
Deni waar hij abt en koorbisschop was. Na het
aftreden van H. Dubricius werd hij aartsbisschop van
Caerleon en primaat van Cambria. Hij ging als pelgrim naar Jeruzalem waar hij
als bisschop gezalfd werd en naar Rome. Als zodanig hield hij het 2de
synode tegen het pelagianisme, verplaatste zijn zetel
naar Menevia en zond missionarissen naar Ierland en
organiseerde de kerk in Wales. Zijn regels waren dat de monniken zelf de ploeg
trokken, alleen water drinken en brood alleen met zout en kruiden, de avond in
gebed doorbrengen, lezen en schrijven, persoonlijke bezittingen werden niet
toegelaten.
Hij is de apostel van
Zuid-Wales, Cornwall en Bretagne. (in Wales: Tyddewi: ‘Huis van David,’ de Welshman wordt Taffi genoemd) Hij
was een monnik in Wales die van prei en ongezouten brood leefde. Het is nu het
embleem van de Welsman sinds hun strijd voor
onafhankelijkheid.
De primitieve traditie verwijst
naar de keus van het badge ver voor de tijd van Arthur toen St. David in een
grote slag tegen de Saxers (van sax: ‘zwaard,’ beval dat ieder van zijn soldaten een
prei op zijn kap ter onderscheiding moest hebben. Midden in het gevecht sloegen
de Saxers vriend en vijand en de Britten alleen de vijand. Ze wonnen en bleven
Keltisch tot op de huidige dag. Zo dragen de Welshmen nog steeds op de eerste
maart een prei of zoals ze die in het Engels noemen, een leek. Omdat de prei in
opdracht van St. David op hun mutsen geplaatst was, daarom dragen ze die nog op
St. Davids dag.
Het bekendste mirakel van St.
David is die waar hij in het midden van een groep preekt op de synode van Llanddewei Brefi. Achteraan
klaagde men dat men hem niet zien of horen kon, de grond kwam omhoog zodat
iedereen op hem een goed uitzicht had. Een witte duif kwam op zijn schouders,
teken van Gods zegen, zo wordt hij ook vaak afgebeeld, met de duif. Er wordt
verteld dat hij meer dan 100 jaar oud werd en op dinsdag 1 maart overleed wat
rond 590 zou zijn. Het klooster zou gevuld zijn met engelen toen Christus zijn
ziel ontving. Zijn laatste worden bij de aanwezigen waren van de preek van de
afgelopen zondag. Rhygyfarch vertaalt die als;
‘de joyful, and keep your faith and your creed. Do the little things that you
have seen me do and heard about. I will walk the path that our fathers have
trod before us.’ do the little things’, (‘rwnewch y pethau bychain,’ wat tegenwoordig een bekend gezegde is in Welsh en velen geinspireerd
heeft. Hij
is begraven in zijn kathedraal wat in de middeleeuwen een bekende
bedevaartplaats werd. Hij werd heilig gesproken door paus Callixtus
II in 1120.
1
maart, H. Suidbertus; (Suitbert,
Switbertus, Swietbertus,
Switbert, Swibert, Suitbert,
Suibert, Suidbert, Swithbert) Germaans, als ons ‘gezwinde, sterk, geweldig, hevig,
verstandig of listig,’ bert: ‘glanzend, schitterend
of stralend.’ Dus ongeveer schitterend door sterkte. (van
het lichaam of de geest)
Reisgezel
van H. Willibrordus. Ze waren twaalf in getal zegt Beda, Alcuines
spreekt maar over elf, mogelijk was Willibrordus de twaalfde.
Suidbertus was een Engelsman van
geboorte en was eerst in Engeland en daarna in Ierland een monnik te Rathmelsigi, Connacht. Later werd
hij abt van het klooster Dacore in Cumberland aan de rivier Dacor.
Egbert zond toen in 690 St.
Willibrord en 11 of 12 anderen waaronder Suidbert
naar Friesland, ze landde bij de mond van de Rijn en gingen naar Utrecht. Hij
werkte met groot succes onder de bescherming van Pepijn die net een stuk van
Friesland veroverd had en Radboud gebood hen toe te laten. Toen Willibrordus
naar Rome was hebben die andere broeders die te Friesland waren Suidbertus tot
hun bisschop gewijd wat in Brittannië gedaan werd door bisschop Wilfridus.
Hij ging terug naar Friesland en
vestigde zich te Dorestad. (Duurstede) Wat later meer noordelijk van de Rijn
te Lippe bij de Bructeri in
Westfalen wat eerst een succes was, maar nadat zijn werk teniet was gedaan door
de heidense Saksers die het land heroverden stichtte hij volgens de oude
kronieken zijn klooster op een eiland in de Rijn wat in hun taal Ԡaan de oever
heetՠ, tien km van Düsseldorf, dat
naar hem Suitbertuswerth genoemd werd waar hij een
klooster bouwde en in alle rust stierf op 1 maart 713. Hij werd in 810 heilig
verklaard. Later moet die naam veranderd zijn in Kaiserswerth (Keizerswaard, nu
voorstad van Düsseldorf) Daar werden zijn relikwieën in 1626 gevonden en
aanbeden. Bij de stichting van de kerk in Stokkum, 1915, werd hij tot patroon
genomen. Ook wordt hij vereerd in Utrecht, Haarlem, Rotterdam, Breda en Den
Bosch.
Hij wordt afgebeeld in
bisschoppelijke gewaden, in de hand houdt hij een ster die zou moeder voorspeld
zou hebben dat haar zoon later een belangrijk man zou worden. soms zie je hem met een gevangene die hij bevrijdt of een
zieke die hij geneest, dode die hij opwekt. Hij is de beschermheilige voor
diegene die aan angina lijden.
1 maart, zie 25 februari, H. Felix II.
Dan
bloeien hun feestdagbloemen, de gewone rode Christusoog, Silene, de tulp,
Tulipa gesneriana, en het harlekijns standelkruid, Orchis morio.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/