10 juli.
met Rufina en Secunda uit www.agneskerk.org
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwien, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
10
juli, de Heilige Zeven Broeders. (Of Felicitas en haar zeven
zonen)
Ze
zijn, evenals hun moeder Felicitas, gemarteld. Overleden in 162 te Rome. De twee
zusters, H. Rufina en H. Secunda in 257.
Ook
wel de Zeven Stichters genoemd, Januarius, Felix, Philippus, Silvanus,
Alexander, Vitalis en Martialis. Ze waren kooplui uit Florence en waren
oorspronkelijk leden van een broederschap ter ere van de maagd Maria,
(waarschijnlijk geen echte broers) in het bijzonder de devotie van de Zeven
Smarten. Dit waren de smarten waarin Maria met haar Zoon Jezus meevoelde in
zijn lijden. In 1233 kregen de Zeven een gezamenlijk visioen om als kluizenaar
te gaan leven. Dit visioen werd hen door Maria ingegeven. Zeven jaar later
verscheen Maria opnieuw bij de kluizenaars op de Monte Senario nabij Florence,
nu met de opdracht een geestelijk orde te stichten. Zelfs de maten en de snit
van de habijten werden opgegeven. Gezien het vrome karakter van de Zeven hoefde
de kerk niet lang na te denken, ze kregen hun zegen. Op n na werden deze groep
later tot priester gewijd. Hun orde breidde zich snel uit en er werden
tientallen missionarissen uit hun groep naar Azi gezonden.
Eerst
in 1888 werden de Zeven Heilig verklaard maar hun orde, de Servieten (dienaren
van Maria), hebben nooit wijde verbreiding gekend.
Aan
de Moeder der zeven Zonen, de H. Felicitas, waarvan in het tweede boek der Makkabeeën
gesproken wordt, wijdde de christelijke kerk reeds in de 4de eeuw
een feest die, volgens Gregorius Nazianzenus, Chrysostomus en Augustinus,
plechtig gevierd werd, vooral in de kerken van Antiochi en Azi. Het valt op de
1ste augustus. Dit feest is een der oudste martelaarsfeesten van de
Romeinse Kerk. Zie 27 juli, zeven slapers.
Felicitas
wordt afgebeeld als matrone en soms met haar zoons, anders met hun hoofd op een
schotel of op een zwaard gespietst. Patrones van moeders.
Regent
het op de zevenbroedersdag, dan het nog 7 weken regenen mag.
10 juli, 27 november, 30
januari, H. Amalburga van Maubeuge, (Amalberga,
Amelie, Amalia,
Adelgonde, Adelgundis, Allegonda, Amalberga van Lobbes of Amalberga van Binche
vanwege haar verering in Lobbes en Binche):
Germaans amal: ‘inspanning,’(in de strijd) en berg/burg: ‘beschermingլ,’dus
ongeveer, beschermster in de strijd.
De
naam van een legendarische heilige uit de 8ste eeuw.
Ze
was afkomstig uit een koningsgezin en verwant aan Pippijn van Landen. Geboren
rond 630 in Henegouwen, dochter van H. Walbertus von Lotharingen en Bertilla
van Henegouwen, zuster van H. Waltrudis van Bergen, zie 9 april. Ze stamde uit
de Merovingische dynastie en vluchtte van huis weg om in een klooster te kunnen
intreden. Zij wees een huwelijk met Karel Martel af omdat zij maagd wilde
blijven, maar trouwde toch met graaf Witger om moeder te worden van de heiligen
Goedele (Gudula van Brussel), Emebert (Emebertus van Cambrai-Arras of
Kamerijk-Atrecht), en Reinhildis. Haar echtgenoot verliet haar om monnik te worden,
ook Amelberga zocht haar heil in een klooster
van Maubeuge en leidde verder een ascetisch leven. Ze werd stichteres en
eerste abdis van het klooster van Maubeuge bij de Samber. Overleden in 690.
Ze
wordt afgebeeld in de functie van kanunnikes met staf. Boven haar hoofd of op
haar schouder bevindt zich vaak een duif die een sluier op haar legt wat
gebeurd zou zijn toen ze van de H. Amandus het ordekleed ontving. Vaak zie je
naast har een engel met witte lelie die haar een boek aanreikt of ernaar wijst.
Het was immers een engel die haar troostte toen haar werk door afgunstige werd
afgekeurd. Soms staat ze op een kroon of scepter als verwijzing naar haar
adellijke afkomst. Net zo zeldzaam zie je haar met kelk of kaars wat bij een
gesprek met H. Amandus gebeurde toen er een kaars omviel die spontaan opnieuw
begon te branden toen ze hem recht zette. Vaak zie je haar de Samber oversteken
toen ze van huis vluchtte waarbij ze geholpen wordt door een of twee engelen.
Zelfs haar voeten zouden daarbij niet nat geworden zijn. Ze stierf aan een
slepende ziekte zodat ze aangeroepen wordt bij kanker en verschillende
kinderziektes, zweren, hoofd en keelpijn. .
10 juni. Ze wordt wel verward
met Amalberga
van Temse (Munsterbilzen
of Gent) patrones van Gent, die gestorven is in 772.
Ze is
geboren rond 690 in de Ardennen als afstammeling van een Frankisch vorstenhuis,
de Pippiniden. Amalberga werd door haar tante H. Landrada opgevoed, abdis van
Munsterbilsen (daarom wordt ze ook wel Amalberga van Munsterbilzen genoemd) Ze
is een Benedictijnse non uit het Vlaamse Munsterbilsen die van Willibrord zelf
de sluier ontving en wier relieken sinds 1073 in het Gentse Pietersklooster
worden vereerd. Of leefde als maagd in vroomheid en soberheid op haar landgoed
te Temse tot aan haar dood in 772. Ze werd door een koningszoon Karel ten
huwelijk gevraagd. (mogelijk Karel Martel of Karel de Grote) Volgens haar vita
zou zij een van haar vrijers de arm hebben gebroken, toen die haar naar het
altaar wou slepen. Er worden aan Amelberga vele wonderen toegeschreven. Zij
verhinderde dat de wilde ganzen de oogst verwoesten of een grote steur had haar
aangeboden om haar op zijn rug over de schelde te brengen en zo ontsnapte aan
Karel Martel. Hij zou haar zo hard vastgegrepen hebben dat haar schouder
ontwrichtte. Daarom zie je soms een martelaarspalm bij haar staan. Na haar overlijden voer haar kist
stroomopwaarts op het water zonder roeiers, onder begeleiding van een groot
aantal steuren.
Ze
wordt meestal afgebeeld als kanunnikesse, hoewel ze nooit kloosterzuster
geweest zou zijn. Haar attribuut is een steurvis, waarmee zij volgens de
legende een meer zou hebben overgestoken. Verder met een boek of kerkmodel met
vaak een kroon, gans of schip. Ook wel met een spiegel met de kruisiging van
Christus naar een visioen die ze had of een zeef omdat ze met een zeef water
schepte uit de bron van een gierigaard. Ze bracht het naar een droge plaats en
onmiddellijk welde er water op terwijl de bron van de gierigaard opdroogde. Zij
is de patrones van de landbouwers, de zeelui en Temse en wordt aanroepen tegen
arm- en schouderpijnen, schipbreuk, koorts en hagel.
Zij
werd vooral in Nederland vereerd als patrones van landbouwers, de vervangster
van de Romeinse Rusina of Rurina, men roept haar aan voor het goed gedijen van
koren en tarwe. De vrouwen komen er bedevaarten voor hun vlas en de witheid van
hun linnen, verder pijn in de arm, tegen blauwe plekken en tegen koorts.
In de
boomgaard van haar ouders had de jonge Amelberga een kapelletje met altaar
gemaakt. Daar offerde ze God bloemen, reukwerk, granaatappels en noten. Dat
mishaagde de boze, die, eens dat zij bloemen en vruchten naar het kapelletje
droeg, haar armen lam maakte, maar die werden weer gezond door de gebeden van
haar ouders.
De Heilige
was heel sober, haar maaltijd bestond uit kers (Nasturtium officinalis) en
droog brood. Eens, dat ze haar dienstmaagd belastte om kers van de kant der
Zenne (om aan de vervolging van Karel, zoon van Pepijn, te ontkomen was ze naar
Vilvoorde gekomen) te plukken, zag de dienstmaagd een grote en vervaarlijke vis
die naar haar sprong. De maagd riep overluid om hulp en vluchtte. Amelberga
vroeg wat er was. De dienstmaagd vertelde het gebeurde ԥn was ik niet
weggelopen was ik verslondenծ En Amelberga gebood: ԇa en vang hem, hij is ons
door God geschonkenծ En zij ving de vis die niet meer onder water kon. De
Heilige Maagd loofde de Heer voor zijn weldaad en omdat ze de armen beminde
deelde ze de vis uit.
Te
Vilvoorde was een priester, Benignus genaamd, wiens moeder al veertig dagen
doodziek was, zij begeerde te eten van de kers en het droge brood van
Amelberga. Դ Werd haar geschonken en terstond werd ze weer gezond.
Te
Boom wordt een legende verteld van het kapelletje van de H. Amelberga. Men kent
ook het liedje:
ԓint
Amelberga kapelleken
Wij
hebben het zelf gebouwd
Al
met ons eigen gelleken
En
met gestolen hout.’.
In deze naïeve woorden ligt heel de geschiedenis van de kapel. Ze werd gebouwd
door een arme vissersbevolking van de streek met hun eigen geld en met gestolen
hout, met gestolen hout het meest, voegt men erbij. De kapel zou door de
Belgische krijgsgenie gesloopt worden. Men had er al vele malen op geschoten
met de kanonnen, doch vruchteloos. Het was elke keer te kort of te ver. De
kapitein vloekte op zijn mannen. Toen kwamen de boeren uit de omtrek bij hem en
zeiden dat hij nooit zou slagen, voor het beeld van de H. Amelberga in
veiligheid was gebracht. De belofte werd gedaan om later, na de oorlog, een
nieuwe kapel voor haar op te richten. Toen liet de bevelhebber het beeld
wegnemen en beloofde onder ede dat hij de bedevaartsplaats zou herstellen. Nu
werd de kapel met een enkel kanonschot in gruis gelegd.
Met
Sint Amelberga gaat de honingdeur open. =Omstreeks deze tijd is het pas goed
zomer, zodat de bijen gaan uitzwermen.
10 juli, H. Silvanus: Latijn silva: ‘bos, woud,’ met
een suffix no dat de betekenis ‘heerser over’ aan het grondwoord toevoegt, dus
de heerser over een bos. Silvanus was de Romeinse bos- en veldgod. De naam komt
ook in de Bijbel voor als Silas, Hand. 15, die vereenzelvigd wordt met de in 2 Corinthiërs
1:19 genoemde Silvanus. Verschillende heiligen zijn er van deze naam.
Silvanus
kwam van Gaza en was een van de oudere soldaten, hij besloot een soldaat voor
God te worden. Hij was zachtmoedig met een heldere geest en gebruikte zijn
vertrouwen met een eenvoud en zuiverheid, werd presbyter in de kerk van Gaza,
maar kreeg zo te maken met christenvervolging en moest als oud man in het
stadion verschijnen en werd gegeseld, zo ook een twee keer en de der keer werd
hij naar de kopermijnen waar tenslotte allen die te oud of ziek waren gedood werden
zodat er 40 op een dag door het zwaard stierven, de meeste waren Egyptenaren,
maar hun leider was Silvanus. Maar God strafte die mannen die hun hadden
gemarteld. Diegene die hen als een wild beest had gedood leed een
onverdraaglijke pijn, hij die het commando had leed op de manier van een wild
dier. Alle andere stierven verschillende soorten van dood en ontvingen de straf
voor hun misdaden.
Ook
een martelaar te Pisidie van deze naam.
De
donderbaard, Sempervivum tectorum, hofchrysant, Chrysanthemum coronarium,
gewone heksenkruid, Circaea lutetia.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/