10 juni.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
10 juni, 3 februari, 16 november, H. Margaretha van
Engeland of Schotland, Grieks margarites: ‘parel,’
oorspronkelijk wel een Babylonisch woord, mar galliti: ‘dochter van de zee,’
resp. ‘kind van het licht.’ Beide in verband met het geloof van de oude Perzen
dat oesters Գ nachts omhoog kwamen om de maan te aanbidden en dat zij hun
schelpen openden als zij het wateroppervlakte bereikten en een druppel dauw
opnamen die door de stralen van de maan in een parel veranderde.
Margaret
was de dochter van de Engelse prins Edward Atheling, een zuster van Aedgar
Aetheling, haar moeder Agatha, familie
van Stefan I van Hongarije. Ze is geboren rond 1045 en gestorven op 16 november
1092.
De
traditie verzekert dat haar vader en zijn broer Edmund naar Hongarije gezonden
werden voor hun veiligheid tijdens de regering van Canut. Het lijkt erop dat ze
met haar vader terug kwam en door zijn dood en de verovering van Engeland door
de Noormannen besloot haar moeder Agatha naar het vaste land terug te keren.
Een storm dreef het schip naar Schotland waar Malcolm III ze onder zijn
bescherming nam en vervolgens met Margaret trouwde en acht kinderen kreeg. (of
dat ze eerst aan het hof van Eduardus III Confessor kwam maar naar het noorden
vluchtte toen hij de slag bij Hastings verloor in 1066). Zij zorgde voor een
verengelsing van het Schotse hof. Hierdoor ontstond een goede band tussen de
twee koningshuizen. Sint Margaret (zoals ze later werd genoemd) had bovendien
een grote invloed op de Schotse kerk. De Schotse kerk had tot dan toe sterke
Keltische elementen, die voor de koningin onverteerbaar waren. Ze begon dus met
het hervormen van de kerken naar Rooms model. Dat deed ze onder andere door
kerken en abdijen te laten bouwen. De bekendste daarvan is het klooster van
Dunfermline in 1075, later door haar zoon David I tot abdij verheven.
Dunfermline was trouwens tevens de plaats waar Malcolm en Margaret in 1070
waren getrouwd en de plaats waar sinds Margaret alle Schotse koningen van het
huis Canmore zijn begraven (behalve William I the Lion, die begraven ligt in
Arbroath). Een synode werd gehouden en
onder de belangrijkste besluiten was die van het Lent feest, Paasfeest en het
verwijderen van zekere misstanden bij het huwelijk binnen zekere verwantschap.
Haar privé leven gaf ze op voor constant gebed en het beoefenen van
barmhartigheid, ze zou elke dag 300 armen te eten hebben gegeven. Haar boek van
de bijbel die rijk versierd was met juwelen viel per ongeluk in het water en
werd volgens de sagen miraculeus hersteld is nu in de Bodleian bibliotheek van
Oxford. Ze was als een moeder voor haar onderdanen en had daardoor grote
invloed. Ze stierf toen ze hoorde dat haar echtgenoot was gedood bij Alnwick op
haar sterfbed en bad voor zijn zielenrust totdat ze zijn ziel uit de vlammen
van het vagevuur zag opstijgen.. Ze voorspelde de dag van haar dood te
Edinburgh op 16 november 1093 en haar lichaam is begraven voor het hoogaltaar
te Dunfermline. In 1250 werd ze zalig verklaard door paus Innocent IV en haar
relieken werden op 19 juni in een nieuwe schrijn geplaatst.
Ze
wordt afgebeeld in koninklijke gewaden, vaak biddend en af en toe met vlammen
van het vagevuur waaruit een ziek wordt bevrijd, die van haar man.
De plant van haar dag is de
Indische laurier, Laurus indica, die in Engeland shrub of St. Margaret of
Engeland genoemd wordt, Persea indica.
10 juni, H. Maurinus: Latijn maurus: ‘Moor,’ bewoner
van Mauritanië. Maurinus was abt en martelaar in Keulen in onbekende tijd. In
966 werd zijn sarcofaag gevonden op de plaats van de nieuwbouw van de St.
Pantaleonskerk te Keulen. Op de 10de juni van een onbekend jaar zou
hij daar volgens een opschrift de marteldood ondergaan hebben.
10 juni, H. Onuphrius:
(Onofrius) De
betekenis van de naam is onbekend, het wordt wel in verband gebracht met Grieks
onos: ‘ezel,’ omdat hij bij zijn geestelijk onderricht op een ezel zou hebben
rondgetrokken.
Naam
van een kluizenaar uit de 4de eeuw. Hij was de zoon van een vorst
uit Abessinië die zich uit de wereld terugtrok en gedurende een 60 jaar
kluizenaar was in een afgelegen rotsklooster in Cappadocië. Hij werd vooral
vereerd in Zuid Duitsland en geldt als schutspatroon van Mnchen. In 1158 werd
zijn schedel als relikwie door hertog Hendrik de leeuw in de Burgkapelle
gebracht, er rest nog slechts een mozaïek waarop hij afgebeeld is, Marienplatz
71. Hij wordt vaak afgebeeld en dan naakt als Magdalena met een haarkleed.
Hij
leefde in een woestijn van Thebaida in een groot hol waar een palmboom groeide.
Die gaf hem alle jaren 12 vruchten en elke maand 1 welke hem, evenals sommige
kruiden die hij erbij at, zoeter dachten te zijn dan honing. Toen Paphnutius in
dezelfde wildernis kwam en Onuphrius vond, die naakt en bedekt was met koorden
als een wild beest, gingen ze beiden naar de spelonk waar de palmboom groeide.
En ze zagen in het midden ervan brood en water. Ze aten en dankten God. De
andere dag stierf Onuphrius na 70 jaar in de wildernis geleefd te hebben en
steeds door een wonderbaarlijke palmboom gevoed geweest is. En Paphnutius wilde
daar net zo lang blijven als zijn heilige voorganger, maar zag dat zijn arme
hutje ingestort en dat de palmboom omgevallen was. Zo zag hij dat het Gods wil
was dat hij hier niet zou blijven.
De
planten van zijn dag zijn de veldroos, Rosa arvensis, de verschillendbladige
distel Cnicus heterophyllus.
Zie verder:
http://www.volkoomen.nl/
en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/