11 oktober.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
11
oktober, 1 januari, Moederschap van de H. Maagd Maria. Het feest werd ingesteld ter
herinnering aan het 1500 jarig jubileum van het Concilie van Efeze dat het
moederschap van Maria vast stelde. Tijdens het Concilie van (Ephese) Efeze
(431) werd door paus Coelestinus vastgelegd dat de allerheiligste Maagd Maria,
uit wie Jezus werd geboren, waarachtig moeder van God is (Theotokos). Hij trad
hier op tegen Nestorius, beschermheer van Pelagius. (Tijdens het Concilie van
Dad-Isjoe (genoemd naar de patriarch) werd het Nestoriaans schisma een feit).
Wij herdenken vandaag op feestelijke wijze de taak die
Maria heeft vervuld in het heilsmysterie en de enige waarheid loven wij die
daaruit voortkwam door de Ҩeilige MoederӬ de Messias.
Op de eerste zondag in het octaaf van Kerstmis vieren we
per traditie het feest van ‘de Heilige Familie.’ Het gezinsleven van Nazareth
staat model voor het christelijk gezin in deze tijd. Zo ook op deze dag mag het
moederschap van alle moeders gestalte krijgen naar het voorbeeld van de Maagd
Maria, die ook veel heeft moeten lijden, maar zeker ook veel vreugde gekend zal
hebben.
11 oktober, Sint Gallatius van Helvetië,
St. Gall, van Latijn gallus: Gallir of
gallus: haan?
Hij is een van de 12 monniken van Bangor in Ulster die St.
Columbanus van Bobbio vergezelden naar de franken en Alemannen. In Bourgondi
genas hij de dochter van hertog Gunzo door een wonder, kreeg daarvoor zakken
goud die hij uitdeelde onder de armen. Is medestichter van het klooster van
Luxeuil. Hij werd samen met Columbanus verbannen en vestigde zich daarna te
Steinach. Volgens de legende bouwde hij ca. 614 een gebedshuis dat vanaf ca.
820 uitgroeide tot het later naar hem genoemde klooster Sankt Gallen waar zijn
lichaam na zijn dood aan de Bodensee werd overgebracht. Is een van de apostelen
van Zwitserland. Wordt aangeroepen tegen koorts, patroon van vogels vanwege
zijn naam. Wordt afgebeeld met pelgrimsstaf en brood met een beer die hem
bedient. Samen met Columbanus steekt hij de Bodensee over nadat hij een beer
brood gaf en die brengt hem een stuk hout om een cel te bouwen.
Sint Gallen laat de sneeuw vallen.
11
oktober, H. Germanus:
Germaans ger: ‘speer,’ man:’man,’ Of van Latijn germanus: ‘broeder.’ De naam is
vooral in Frankrijk populair.
Germanus was bisschop van Besançon. Volgens de legende is
hij ca. 407 te Grandfontaine met pijlen doodgeschoten.
11 oktober, H. Gomarus (Gommarus, Gummarus): Germaans
god: ‘god of goed,’ mar: ‘vermaard of beroemd,’ dus ongeveer, (door) god
beroemd of in de strijd beroemd.
Gomarus was een ridder uit voorname Frankische ouders te
Emblem (Emblehem) bij Lier in België en vertoefde aan het hof van Pepijn de
Korte, 8ste eeuw. Volgens een legendarische vita trok hij weg van
zijn verschrikkelijke vrouw en de wereld in eenzaamheid terug bij Lier. Daar is
hij overleden rond 775. De aan hem gewijde gotische kerk te Lier werd in de 15de
eeuw gebouwd.
Toen Gummarus op een veldtocht Pepijn moest bijstaan liet
hij zijn bezit waarnemen door zijn vrouw. Jaren later kwam hij terug en vond
verpauperde, braakliggende landerijen en zijn vrouw had het gevonden met
losbandige vrienden. Helaas was het beloofde beterschap van zijn vrouw geen
lang leven beschoren. Dus vroeg en kreeg hij scheiding van tafel en bed,
verdeelde de grond onder de boeren en trok zich terug in een klooster. Daar
ontmoete hij Rumoldus, een Ierse missionaris. Deze vormde Gummarus voor het
kloosterleven. Naar men zegt stichtten beiden ook nog een klooster te Lier.
Toch bleven ze daar niet. Gummarus stierf als kluizenaar en Rumoldus werd
vermoord. Gummarus geldt als beschermer tegen kwaadwillende vrouwen, wordt vaak
met bijl afgebeeld wat hem maakt tot patroon van houthakkers.
Gommarus kreeg de begeerte om Rome te bezoeken. Hij
vertrok met sommige van zijn buren en rustte de eerste nacht op een veld bij
een rivier. Hij liet er een boom vellen om zijn tent op te richten. Maar de
eigenaar van de boom was hierover zeer verstoord. Gommarus vroeg de boer om
toelating om daar Գ nachts te mogen rusten en beloofde hem dat hij de boom Գ
morgens zou teruggeven of de waarde ervan zou betalen. ‘s Nachts, toen de
anderen sliepen, begaf hij zich naar de boom en bad. Na Դ gebed bond het met
zijn riem de gevelde boom en zette hem op de plaats waar die ooit gestaan had.
En zie! De boom wortelde vast en scheen nooit gekapt te zijn geweest. Toen de
landman de andere dag dat wonder zag viel hij Gommarus ten voet en schonk hem
de boom met al het goed dat hij ter plaatse bezat.
Gommarus van Lier en Rumoldus van Mechelen gingen elkaar
bezoeken. En zij kwamen elkaar tegen tussen deze twee steden, niet ver van
Duffel. Zij droegen elk een stok in de hand en wierpen die op de grond, de twee
stokken begonnen wortels, stam en bladeren te schieten. Vlak bij Lier bevindt
zich onder de kapel een bron die St. Gommarus liet ontstaan. De
bedevaartgangers nemen dit water mee voor zieken. Hij wordt afgebeeld in
adellijke kleding met een pelgrimsstaf in de hand. Omdat zijn hardvochtige
vrouw Grimmara de arbeiders weigerde water te geven die van de dorst stierven
stak Gomarus zijn stok in de grond en op die plaats ontsprong een bron. Ook
wordt hij afgebeeld met boom, pelgrimsstaf en bron. Patroonheilige van de
houthakkers. Zijn hulp wordt aangeroepen bij breuken, de aan elkaar gegroeide
boom, huwelijksproblemen vooral bij mannen met moeilijke vrouwen. De riem van
Gomarus wordt nog steeds bewaard te Lier. Vele doofstommen zouden daarvan hun
spraak terug gekregen hebben.
11
oktober, H. Nicasius: Grieks
werkwoord, nikao: ԩk overwinլ dus de overwinnaar.
Nicasius is waarschijnlijk de eerste bisschop van Rouaan,
ca. 250 (de bisschopslijsten beginnen pas met St. Mellonus rond 300) martelaar
te Gasny.
11 oktober, H. Probus: Latijn, ‘braaf of rechtschapen,’ Naam
van een Romeins keizer, Marcus Aurelius Probus 276-282. Hij bestreed met succes
verschillende volkeren aan de grenzen van zijn rijk, onder andere de Franken,
Vandalen, ook in Klein-Azië en in Egypte.
Probus, (Provos) Tarachus, (Tharacus,
Tarachos) en Andronicus zijn drie
heilige martelaars, waarschijnlijk tijdens Diocletianus in het begin van de 4de
eeuw, 304. De Martyrologium Hieronymianum bevat de naam van deze drie heilige
martelaars of vier verschillende dagen, 8-11 oktober met de plaats, Tarso
in Cilici op 27 september. Probus was een bewoner van Side in tegenwoordig
Turkije. Er zijn twee vermeldingen van zijn martelaarschap, de eerste van Thierry Ruinart (Acta
Martyrum, ed. Ratisbon.) zou authentiek zijn. Volgens deze was Tarachus
(ca. 239- 304), een Romein en bewoner van Claudiopolis in Isauria en vroeger
soldaat, de plebejer Probus uit Side en de patriciër Andronicus behoorde tot
een aanzienlijke familie van Ephesus. Ze werden gevangen genomen door de
gouverneur Numerian Maximus en drie keer verschrikkelijk gemarteld in
verschillende steden als Tarsus, Mopsuestia en Anazarbus of Cilici. Volgens de
traditie werd Tarachus geslagen op zijn wangen en nek met stenen, zijn handen
werden verbrand. Hij hing aan een paal en rook was onder hem gezet om hem te
laten stikken. Azijn werd in zijn neusgaten gespoten en na andere martelingen
werd hij in stukken gesneden. Probus werd geslagen met zwepen, zijn voeten
werden met heet ijzer verbrand, zijn rug en zijden doorstoken met hete naalden
en tenslotte in stukken gesneden met messen. Andronicus werd ook met messen in
stukken gesneden. Ze werden verdoemd tot de wilde beesten en toen die hen in
het amfitheater niet wilden aanraken werden ze ter dood veroordeeld met het
zwaard. Drie mannen, Marcianus, Felix en Verus waren getuigen, kregen hij
lijken en begroeven ze.
11 oktober, H. Quirinus van
Malmedy (of van Vexin): Quirinus
was oorspronkelijk de oorlogsgod van de Sabijnen, de naam wordt wel verklaard
als ‘lanszwaaier.’ De inwoners van de Sabijnse stad Cures werden Quirites
genoemd. Quirinus werd later een bijnaam voor Romulus en Augustus. Zijn
voornaamste heiligdom lag op een van de Romeinse heuvels, daarom Quirinalis
genoemd, hier ligt het tegenwoordige Quirinaal. Het was ook de naam van een
Romeins stadhouder van Syrië in de tijd dat Christus geboren werd, Lucas 2:2.
Quirinus van Malmedy was een priester en werd martelaar,
waarschijnlijk tijdens de vervolging
onder keizer Domitianus. Volgens een 11deeeuws passieverhaal trok
Quirinus met de legendarische bisschop Nicasius van Rouaan van Rome naar Gallië
waar ze missioneerden in Vexin. Om die reden wordt Quirinus van Malmedy soms
ook wel Quirinus van Vexin of Quirinus van Rouen genoemd. De overlevering noemt
Gasney in het huidige departement Eure als de plaats waar Quirinus zou zijn
onthoofd in de eerste helft van de 4de eeuw, 286.
Het gebeente van Quirinus zou in 872 zijn verheven en nog
in dezelfde eeuw naar Malmedy zijn overgebracht waar de abt Poppo in 1042 het
gebeente opnieuw tot het altaar verhief. Hij wordt als priester afgebeeld en
als teken van onthoofding houdt hij soms een boek in de hand met daarop het
topje van zijn schedel. Aan zijn voeten ligt een draak die vast zit aan zijn
stola of een ketting. Hij zou in de buurt van Rouen een bron bevrijd hebben van
een draak die verdween doordat hij hem met zijn stola aanraakte. Zie ook voor
zo’n verhaal H. Romanus van Rouen. Wordt aangeroepen tegen hoofdpijn en
huidziektes.
11
oktober, H. Sanctinus: Latijn
sanctus: ‘heilig,’ dat wil zeggen, geboren op de dag van een bepaalde heilige.
Bisschop van Verdun rond 350.
Volgeling van St. Dionysius van Paris (St. Denis) en de
eerste bisschop van Meaux. He wordt ook vermeld als stichter van het diocees
Verdun rond 350.
11 oktober, Sint Bruno de Grote;
Germaans, wat we terugvinden in Gotisch brunjo: ‘borstharnas of
pantser,’ daarnaast is oorspronkelijk de betekenis bruin mogelijk, in sommige
talen ook met de betekenis glanzend.
Bruno, de in 926 geboren heilige was de jongste zoon van
Hendrik de Vogelaar zijn tweede vrouw Matilda van Ringelheim, broer van keizer
Otto I. Toen hij nog een kind was werd besloten dat hij een geestelijke
opleiding zou krijgen. Hij werd opgevoed door de Utrechtse bisschop Balderik,
groeide op tot een schrander staatsman en ijverig bevorderaar van de
wetenschappen, bekleedde eerst de betrekking van kapelaan en kanselier en
daarna aartskanselier bij zijn keizerlijke broer die hij in 951 op zijn eerste
krijgstocht naar Itali vergezelde. Twee jaar later werd hij aartsbisschop van
Keulen. Daar had hij een weldadige invloed op het onderwijs en na 954 benoemde
keizer Otto hem tot aartsbisschop van Lotharingen. In Lotharingen versterkte
hij het keizerlijk gezag van zijn broer ten koste van de lokale adel. Hij was
hertog en aartsbisschop, dus aartshertog van Lotharingen, maakte hem een
machtig man na Otto in Duitsland en was zijn vertegenwoordiger als Otto afwezig
was.
De in Utrecht opgegroeide Bruno was in feite de eerste
vertegenwoordiger van de Rijkskerk, de instelling die het wereldlijk gezag aan
hoge geestelijken toekende om het koninklijk gezag te versterken in het Duitse
Rijk. (het zogenaamde Ottoonse stelsel) Otto delegeerde aan Bruno en zijn
opvolgers als aartsbisschop een aantal normale koninklijke privileges, recht om
versterkingen te bouwen, markt te houden, munten slaan en verzamelen (en te
houden) speciale belastingen zoals voor Joden in ruil voor hun bescherming, tol
langs de Rein en dergelijke. Zijn hof was het centrum van intelligentie en
kunst, veel meer dan zijn broer die veel meer militair geordend was. Vele
latere geestelijke leiders werden op zijn hof opgevoed. Hij bouwde kerken en
haalde de relikwieën van St. Patrocles van Troyes die hij in 964 naar de St.
Patrokli dom te Soest bracht. Op 11 oktober 965 stierf Bruno te Reims en is
begraven in het klooster van St. Pantaleon die hij had gesticht net buiten
Keulen. Ruim negen eeuwen later, in 1870, werd hij heilig verklaard.
Het symbool van zijn dag is de hulst die alsdan met zijn
rode bessen begint te gloren.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/