12 augustus.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwien, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
12
augustus, H. Gaugerica (Gauderik, Gorik, Gaugericus, Gaugerik,
Goderik, Gry, Gury): wel via Frans
gaug(i)er uit Wald-ger, wald: ‘heersen,’ ger; ‘speer,’ ongeveer, de heerser met
de speer.
Gaugerica is een plaatselijke heilige te Atrecht-Kamerijk.
Gorik werd rond 555 geboren te Eposium (het huidige
Carignan in de Franse Ardennen) als vrije Frank, zoon van Gaudentius en
Austradiola. Bij een kerkbezoek van bisschop Magnerik van Trier stelde de
pastoor hem als zijn bekwaamste koorknaap voor. Gorik blonk uit door kennis,
vroomheid en liefde tot de armen. Hij ontving de kleine wijdingen uit de handen
van bisschop Magnerik, die hem ook tot diaken wijdde van zodra hij het hele
psalter kende. Tot Magneriks teleurstelling, die had gehoopt dat Gorik hem als
bisschop van Trier zou opvolgen, werd hij met toestemming van koning Childebert
II van Austrasië aangesteld als bisschop van Kamerijk na de dood van de H.
Vedolf, die de bisschopszetel van Atrecht naar Kamerijk had overgebracht. Gorik
ontving de bisschopswijding tussen 584 en 590 uit de handen van Egidius van
Reims. Zijn negen en dertigjarig bestuur in dit zuidelijkste gedeelte van de
Nederlanden bracht een grote opbloei van christelijk leven mee. Hij roeide de
laatste overblijfselen van het heidendom uit en bouwde buiten Kamerijk de
Medardskerk, op een plaats waar voordien een afgodsbeeld stond. Om die reden
wordt hij dikwijls afgebeeld met een draak onder zijn voeten. Op last van
koning Chlotarius ondernam hij een bedevaart naar Sint-Maarten te Tours om
aalmoezen aan de armen uit te delen. Hij trachtte het lot van de slaven en van
de gevangenen te verzachten, vooral van hen die gevangengenomen waren bij de
twisten tussen Childebert II en Chlotarius II. Toen Chlotarius II in 613 koning
werd van heel het Frankrijk, verkreeg Gorik van hem de begenadiging van twee
ter dood veroordeelden. Als een der oudste bisschoppen nam hij deel aan de
kerkvergadering te Parijs in 614. Hij overleed op 11 augustus tussen 623 en 626
en werd begraven in de Sint-Medardskerk, later de Sint-Gorikskerk - waar ook
een klooster verrees. Kort na zijn dood werd zijn leven geschreven en reeds vr
800 kende hij een uitgebreide eredienst.
Hij wordt afgebeeld als bisschop met draak en gevangenen
en maakt met de rechterhand een zegenend gebaar, omdat hij de kettingen van een
gevangene verbroken zou hebben met gebed. Soms zie je hem dat een engel zijn
staf vast houdt terwijl hij geknield aan het bidden is. Schutspatroon van
gevangenen en slaven.
12 augustus H. Hilaria: Latijn hilaris, Grieks hilaros: ‘vrolijk,
opgeruimd of opgewekt,’ vgl. hilariteit. Hilaria was martelares te Augsburg en
moeder van St. Afra, gestorven in 304, zie 7 augustus.
12 augustus of 11 augustus H.
Clara: Latijn clarus: ‘helder, blinkend, glanzend of
schitterend.’
Deze heilige Clara is geboren rond 1193 te Assisi en was
afkomstig uit een voornaam geslacht, haar vader was Favarone di Offreduccio di
Bernadino. Ze leerde Franciscus van Assisi kennen en werd zo door hem getroffen
dat ze haar maatschappelijke positie opgaf en legde zich toe op de navolging
van Christus in radicale armoede. Ze legde op 18 maart 1212 haar
kloostergelofte af op 18 jarige leeftijd. Ze werd door hem eerst in մ
Benedictinessenklooster S. Paolo buiten Assisi, daarna wegens de vervolging van
haar verwanten in մ klooster St. Angelo de Panso binnen de stad ondergebracht.
Eindelijk bracht Franciscus haar met haar jongere zus Agnes in een huisje bij
de door hem gerestaureerde kerk S. Damiano waar zich een snel groeiende
kloostergemeenschap om haar verzamelde, de Clarissen, waartoe ook de derde zuster Beatrix met de
intussen weduwe geworden moeder toetrad. Ze stond 40 jaar lang aan het hoofd
van de Arme Vrouwen van San Damiano, een toonbeeld van gebedsvurigheid en
strenge boete en door de Heer 27 jaar lang met ziekten op de proef gesteld. Ze
beleefde nog de uitbreiding van haar orde ver buiten Italië. Tot haar dood
verbleef Clara op deze plek en leefde er volgens de regel die zij zelf als
eerste vrouw in de geschiedenis schreef. Deze werd overigens pas op haar
sterfbed door paus Innocentius IV goedgekeurd.
Wat Franciscus was voor de mannen, was de H. Clara voor de
vrouwen in de hervormingsbeweging van de Middeleeuwen. Armoede en onthechting
kenmerken het leven van de heilige en haar orde. Ze is overleden op 11 augustus
1253 te San Damiano. Haar lijk werd onder begeleiding van paus Innocentius IV
in het S. Giorgi bijgezet en na haar heiligverklaring, die al twee jaar daarna
volgde door Alexander IV, overgebracht naar de haar toegewijde kerk van St.
Chiara waar het bij de opening van het graf op 29 september 1850 gevonden werd.
29 september 1872 werd het in een eigen kapel bijgezet. In haar
levensbeschrijving maakt reeds Thomas van Celano, een tijdgenoot, melding van
de overval van het klooster door de Saracenen en hun verdrijving door de
heilige die hun met մ Allerheiligste tegemoet kwam.
Vanwege de gelijkluidendheid van haar naam met klaar
(helder) werd ze patrones van oogziektes. Melanchthon had een oogziekte die
volgens zijn artsen ongeneeslijk was. In een droom verscheen aan hem zijn
beschermheilige die ogentroost bij zich droeg, Euphrasia. De volgende ochtend
liet hij naar dit kruid zoeken. Toen ze hem dit kruid brachten en toedienden
bemerkte ze na enkele dagen dat de ziekte verdwenen was. Het kruid was beroemd
in de middeleeuwen vanwege zijn genezing en verheldering van ogen. In Chaucers
dagen werd het tegen vele ziektes gebruikt. Milton schreef zijn Paradise Lost,
een must om te lezen in de Highschool. Velen kennen daar de passage waarin de
aartsengel Adams ogen zalft met Euphrasia, ruit en drie druppels uit de
levensbron zodat hij de dood en miserabele toekomst van de mensheid kon zien.
In Frans is dit herbe de Sainte Claire.
Ze draagt het bruine habijt van de orde, monstrans, dat
omdat de Sarasijnen de muren van het klooster bestormden, toen Clara het H.
Sacrament toonde werden ze met blindheid geslagen, vandaar patrones van de
blinden, of bang en storten ze naar beneden. Verder een lelie, brandende lamp,
als patrones van de blinden, eenhoorn als symbool van maagdelijkheid en
zuiverheid en soms met enkele broden omdat er op een dag maar een brood was
voor vijftig mensen. Nadat Clara het brood gezegend had was er voldoende voor
iedereen. Beschermheilige van wasvrouwen, borduursters, graveurs, glasblazers,
radio en televisie personeel, omdat zij vanuit haar ziekbed de nachtmis die
drie km verderop gebeurde perfect kon volgen en horen. Wordt aangeroepen tegen
koorts en mooi weer vanwege haar naam, clara; helder.
Hier begint de legende
van de glorieuze maagd Sint Clara en van de aanbevelingen en liefde voor haar
orde en de verspreiding der orde en van haar heilige maagden.
Ortus
conclusus soror mea sponsa ortus conclusus fons signatus, etcetera: een besloten hof, een getekende fontein, mijn
zuster, mijn bruid, uw uitzending naar het hemelse paradijs. Dit woord
beschrijft Salomon in Canticis Canticorum. Al is het zaak dat deze voor
geschreven geneugten zijn en gesproken van de heilige kerk van de glorieuze
Maagd Maria, nochtans zo mag men ze ook spreken van de onbevlekte maagd heilige
Clara en ook van haar heilige en openbare religie en orde. Deze maagd Clara,
want zij is boven allen uitverkoren en door Heer Jezus Christus genomen tot een
bruidegom en Hij heeft wederom zijn bruid gekroond met de kroon der
onuitsprekelijke schoonheid hier boven in de eeuwigheid. Daarom dat die
uitverkoren Heer Zich niet onverdienstelijk uitspreekt dat Hij deze voor
beschreven woorden van Zijn bruid die Hij in het einde der wereld gekozen heeft
uit duizenden alsof Hij zeggen wou:
ҏ,
heilige maagd Clara, Mijn zuster, Mijn bruid, uw orde is een besloten hof, want
zij is vruchtbaar. En u bent die getekende fontein in de hof, want die
heerlijke tekens van uw deugden en de uitzendingen van uw planten als dat
paradijs met de vruchten der appelen. Zo brengt gij tot mij rijpe vruchten
vanwege uw vochtigheid en groenheid en heilige voortgang.Ӽo:p>
In deze hof zo groeien deze vruchten en groeien en bloeien
en zonder ophouden zo rijpen zij en zij zijn de lieve bruidegom Jezus boven
alle welriekende kruiden zeer bekwaam en zoet, want Hij spreekt:
‘Ik ben neer geklommen in mijn hof om te zien de appels der dalen.’
Want die appels van zijn lieve bruid Clara en haar
vruchtbare vruchten zijn Hem zeer behaaglijk. Tot deze hof zo daalt de Heer
dagelijks neer en beziet ze en voedt ze. En zodat die bloempjes - vanwege geen
zorgvuldigheid - bederven en of vallen,
zo behoudt de beminde Heer ze vanwege die tegenwoordigheid van zijn geestelijke
vertroostingen. En deze hof is niet tevergeefs gesloten, want zij staat niet
toe dat daar enige zondige of schandelijke dingen in gelaten worden. En zij is
niet alleen met een ijzeren ring gesloten, maar ook van alle waarlijk en
besmettend gezelschap is zij vreemd. En zij is ook ommuurd met hoge muren, dat
is met aflaten en vergiffenis van zonden van bisschoppen, zodat men daar niet
over klimmen zal en met zulke voorzienigheid is zij ook ompaald met hoge
dennenbomen opdat zij niet lichtelijk met de wind der verleidingen bekrachtigd
wordt. En deze hof is de getekende fontein die zonder of laten vloeit van de
berg Libanon. Want deze fontein is levendig en zij geeft de dorstige na haar
dat leven en uit haar vloeien veel verzamelingen van rivieren en komen tezamen
in een water, dat is dat de heilige orde over de hele wereld vermeerderd en
verspreid wordt in welke orde zoveel kostbare margrieten blinken. En ook deze
hemelse vrouwen gelijken welriekende leliën. Zo leren zij en instrueren
lichtelijk veel ongeleerde en onwetende mensen. En alle droogte van het
wereldlijke leven weg geworpen maken zij de hele wereld vochtig met hun heilige
leven. En vanwege de brand van het minnen, zo maken zij zacht en vermurwen veel
versteende harten van mannen en vrouwen tot penitentiën en tot de dienst van
God.
Aan deze
voor genoemde hof zo was de heilige vrouw Ortulana de werkster en een snelle
bewaarster met de naam en met de werken zeer zalig en vruchtbaar. Welke vrouw
zeer edel was van geslacht, maar veel edeler in de heiligheid want als een
goede boom heeft zij gebaard die getekende fontein en een rechtvaardige en
zalige vrucht zoals Clara in deze wereld die nu aller helderst blinkt in de
hemel.
Ortulana,
die vleselijke moeder van dit over schone kind was van edel geslacht van Assisi
geboren en haar man was een edele ridder en ook haar beide broeders. En hier
indertijd waren zij overvloedig van aardse rijkdommen, maar Ortulana - dat veel
beter was - was altijd zorgvuldig om rijk te worden in deugden, in geestelijke
vruchten en om dat onkruid uit haar hof te plukken. Al was zij gebonden in de
echt en ook zorg te dragen voor haar huisgezin en ook om de nooddruft van het
huis te bezorgen, nochtans zo was zij naar haar vermogen bekommerd met
goddelijke diensten en wrocht de werken van de barmhartigheid want zij begeerde
naar al haar kracht de zonden uit te doen en dat zaad der deugden in haar en
andere mensen te planten en te vermeerderen. En dikwijls ging zij te kerk om
haar gebed te spreken en ook in haar eigen huis was zij dikwijls alleen en
bekommerde zich met goddelijke dingen. De wezen en armen plag zij al vis etende
te hulp te komen met grote minnen en medelijden van ware zorgen. Als het
mogelijk was en bij verlof van haar man plag zij vaak te vertrekken en al was
het dat zij - vanwege die waardigheid van haar man - gekleed was met
ridderlijke klederen, nochtans zo bewaarde zij zich met alle naarstigheid zodat
haar hart daar niet van besmet wordt van binnen. De woningen van de wilde
harten versmaadde ze en van die oneerlijke fabels spreken plag zij te vlieden
als van levend venijn.
En zoals
zij aldus altijd ook bekommerd was met de passie van onze Heer en altijd die in
haar hart droeg zo begeerde zij met vurige minnen, met al haar krachten die
steden die geheiligd waren met het duurbaar Bloed Christus tegenwoordig nog te
bezoeken. En nog de vermoeidheid en nog de zorgelijke weg, nog de onzekerheid
van het gezelschap, nog de tederheid van haar lichaam, nog de edelheid van het
geslacht, nog de waardigheid van de aardse gloriën mocht haar minnende hart
niet aftrekken van haar opzet, maar zij gaf zich blijde tot alle perikelen over
en zij voer over de zee met de pelgrims devoot tot het Heilige Land waart. En
toen zij de heilige steden bezocht had die God zelf met Zijn heilige
voetstappen geheiligd had zo is zij weer met blijdschap gezond gekomen te
Assisi. Gelijk ging zij in Sint-Michaels kerk om daar te bidden. En zij bezocht
met devotie te Rome de kerk der heilige Apostelen en ook andere heilige steden
der heiligen, met grote innigheid en bedruktheid van het hart bezocht zij
zonder aflaten.
En hoe groot en heilig deze vrouw Ortulana wandelde in de
weg des Heren zou een korte sermoen niet ten vollen uitspreken mogen. Toen haar
edele man gestorven was versmaadde zij deze wereld met al haar sierlijkheid. En
in de hof des Heren beval zij zich in een strenge bewaring van haar dochter. En
aldus volhardend in de dienst God blonk zij uit met veel mirakels. En door die
verdienste van haar leven zo is zij God bekwaam geweest.
Van de geboorte der
heilige maagd Clara en hoe zij met wonderlijke tekens geboodschapt wordt. Derde
kapittel
҅’Den
boom kent men bij zijn vruchten en van de boom wordt die vrucht geprezen.’ Want
de Heer spreekt:
҅en goede
boom mag geen kwade vruchten voortbrengen. In de wortel is voor gegaan de
volheid van de goddelijke gaven zodat in dat twijgje volgen zou de overvloed
der heiligheid.
En toen
deze heilige vrouw aldus bezwaard was met vruchten, toen zij deze heilige
pelgrimages al gedaan had zo was zij zeer bevreesd voor perikel van de vrucht
gelijk andere vrouwen. En om blijde verlossing zo bad zij altijd Onze Heer
Jezus Christus. En toen zij op een tijd stond in de kerk en was op het uiterste
met het kind en zij bad vurig de Heer om blijde verlossing zo hoorde zij een
stem tot haar spreken:
‘Ontzie u
niet, o wijf! Gij zal zalig een vrucht voortbrengen en dat zal wezen een licht dat
de hele wereld helder verlichten zal.’
En dit
mirakel aanziende en met blijdschap zich verwonderde en van deze stem zeer goed
vertroost wezend zo is zij thuis gegaan en dankbaar en loofde de Heer.
En toen die tijd kwam baarde zij een zuiver maagdje. Welk
kind toen het geboren werd met het heilig doopsel liet zij het noemen Clara,
hopende vervuld te worden - vanwege de behaaglijkheid van de goddelijke wil -
die helderheid van het beloofde licht. Van welke beloften zo mag men klaar
merken hoe dat Clara wezen zou in haar leven toen zij aldus vanwege die
goddelijke gratie verklaart werd, nog wezend in haar moeders lichaam.
Toen
Clara aldus voortgekomen was in deze wereld zo begon zij bijtijds een schijnsel
van toekomend licht uit haar te gaan geven. En in haar jonge jaren scheen uit
haar de rijpheid der zeden. En toen zij begon te gaan aan stoelen en banken met
haar tedere voetjes zo gaf zij uit haar tekens van edelheid met welke
verdiensten zij hierna blinken zou voor God. En aldus wezend in haar kindse
jaren vanwege rijpheid die zij behield in haar zeden zo mag men merken dat wat
zonderlings in haar schuilde. En toen de natuur gaf - vanwege die goddelijke
gratie - dat zij begon te spreken en alleen te gaan liep zij niet door de
straten met andere maagden, teuten, zinloos sprekende, nog ook in dans spelen verblijdde
zij zich niet. En zij bedreef niets kinds in haar werken, maar zij vlood van
alle wereldlijk gezelschap zoals voor de venijnige dood. En aldus was zij
altijd naarstig om zichzelf te bewaren met al haar krachten. Zij was zeer stil
van woorden en wou niet horen naar onnutte fabels en reden. En als zij hoorde
haar buren maagden zingen ergerlijke liedjes daar vlood zij van, merkte dat
daar veel kwaad van onzuiverheid des vlees van mocht komen. Zij was ook zeer
schamel en altijd zorgvuldig met blozende kleuren. En aldus wandelde ze onder
haar ouders en vrienden en magen onbegrijpelijk en onberispelijk, zo was zij
zeer van hen allen bemind. Zij was ook gehoorzaam tot alle geboden die
goddelijk waren. En dat plag zij gewillig met blij gemoed te volbrengen. En zij
plag niet te vragen zoals de kinderen plegen: ‘wil ik dit of dat doen?’ nog zij
was niemand moeilijk van haar weg. En al wordt zij aangesproken, zij plag zich niet te verontschuldigen en ook
niemand anders te belasten, nog ook op iemand kwaad vermoeden, nog ook iets
kwaads aan te brengen van het huisgezin tot haar ouders. En alle dingen plag
zij ten besten te keren.
Aldus was zij zeer lieftallig van het huisgezin en zij
eerden haar alle als hun vrouw, al was zij jong van jaren. En met grote blijde
begeerten begeerde zij haar moeder altijd na te volgen als zij ter kerk ging en
was altijd graag tegenwoordig in de mis en andere goddelijke diensten. En zij
plag haar handjes in een teken van devotie tezamen te vouwen en haar knieën te
buigen en haar oogjes neer te slaan ter aarde. En zo bleef zij onbeweeglijk
bidden, allen die haar aanzagen meenden dat het meer een beeld geweest was dan
een levend persoon. En de heilige vrouw Ortulana, een plant van alle deugden,
begon altijd haar geminde kind Clara te loven en te instrueren en vochtig te
maken in de vrees God en in de minnen God. En toen zij aldus met de Heilige
Geest vervuld was - vanwege die naarstigheid van haar moeder - begon vroeg in
haar te schijnen dat later in alle naties openbaar wordt. En toen zij met haar
moeder van de kerk kwam en dat woord Gods gehoord had zo plag zij haar moeder
te vertellen - als een verstandige bij - alles dat zij goed gehoord had en
leerde dat haar huisgezin voort. En aldus eerst met lerend hart ontving zij
eerst van haar moeder de artikels van het geloof. En vanwege de Heilige Geest
van binnen lerend scheen zij waarachtig te wezen een puur vat en een vat vol gratiën.
Hierna toen Clara meer verstand begon te krijgen en
volleerd was van haar moeder in vrees Gods en gekroond met de sierlijkheid der
deugden en de zeden zo was zij bijzonder versierd met drie parels der deugden:
zij was medelijdend in de gebreken van de armen, zij was volstandig in de
gebeden en sober en streng voor haar eigen lichaam. Zij reikte al te graag haar
handen tot de armen en van de overvloed van haar huis zo vervulde zij de
gebreken van veel arme mensen. Zij rekende dat men de armen groot onrecht deed
als men hen biddende niet aalmoezen gaf. En als men de armen niets gaf en liet
ze gaan dan was zij zeer droevig. En steelsgewijs plag zij die broden te nemen
en stuk te snijden en plag altijd bereid te wezen zelf of door andere lieden de
armen te delen. En zodat haar opoffering God gracieuzer en beter mocht zijn zo
plag zij haar lichaam zelf te onttrekken die lekkere spijs en plag daarmee te
vermaken de armen weesjes. En dat zij met de werken niet doen mocht dat plag
zij voor God altijd te volbrengen met goede gunsten. Aldus van haar jeugd groeide
de ontferming met haar op en had altijd een medelijdend hart tot de arme
mensen.
Ze had
altijd in haar hart voor een vriend de lering van de heilige orde en daarin
studerend plag zij dikwijls een heilig leven te bewerken. Want zij had geen
tekens om haar rozenkrans aan te spreken zo had zij een verzameling van steentjes; daar plag zij God
haar gebedjes aan te tellen. En als haar huisgezin somtijds uitliep om te
dansen en te zingen dan was Clara verzadigd in de Heer en plag zich te
verbergen in die heimelijkste plaats van het huis. Want zij voelde wel dat in
die verzameling der mensen buiten niets bekwaam was te bidden, maar in het
heimelijke plag zij God altijd aan te bidden. Zij dacht dat zij de zaligheid
van haar ziel vond want als zij heimelijke plaats kon vinden die tot bidden
geschikt was. Zij wist ook wel dat niet alleen dat gebed met de stem, maar dat
het met het hart geschiedt God bekwaam was. En zo plag zij God niet tevergeefs
te bidden, maar vertrouwend en vanwege hoop te krijgen plag zij ook hulp der
heiligen te zoeken. En aldus stortte zij met vurige begeerten voor God haar
gebed dat puur was. Zij hield zich ook altijd vreemd naar haar macht van alle
wereldlijke gezelschap. Maar waar dat men van god sprak daar mengde zij zich
blijde mede.
En aldus zo groeide zij op - vanwege de goddelijke goedheid
- vurige begeerten tot Jezus, haar lieve bruidegom. En zij begon alleen naar
die honing vloeiende goddelijke dranken zo te dorsten zodat het haar walgde van
de blijdschap van de wereldlijk eer. En toen zij aldus die wereld eer
versmaadde met haar sierlijkheid zo begon bij haar die prikkel der minnen te
roeren. En zij zei dat al deze sierlijkheid van deze wereld vergankelijk was.
Zij wist ook wel dat het met ogenblik tijd verging dat een mens zich in de
wereld verblijden mocht, maar het was eeuwig dat er pijnigen zou hierna.
Tenslotte
zo wilden haar ouders en haar vrienden haar uithuwen naar haar edelheid, maar
zij wou het geenszins toestaan. Maar zij verzette zich daarna die sterflijke
bruiloft en zij beloofde God haar reinheid. En haar vrienden gingen haar eerst
smeken om haar toestemming te krijgen en daarna met dreigen, maar zij bedreven
niets. Zij bad God altijd om bijstand en alle troost zette zij in de Heer en
zij dacht er menigmaal over hoe zij dat afzetten zou. Maar uit de heilige
schrifturen hoorde zij wel dat het de Heer bekwaam was alles dat het vlees
moeilijk is. Zo begon zij zichzelf altijd meer en meer te onderwerpen aan de
strengheid van de penitentie. Zij zocht Diegene die zij in de minnen geheiligd
was en wou Hem na komen vanwege kwelling van haar vlees. Maar daarom zo ontdook
zij zelf het smeken van het vlees en bereidde zichzelf met vasten en zette
daarna weg dat overeten en overdrank. En voortaan als het natuurlijk was zo
plag zij te nuttigen die grofste spijzen geheel heimelijk zodat het huisgezin
dat niet merkte. En dikwijls plag zij meer water te drinken dan andere drank.
Want zij had uit het evangelie van de rijke man wel gehoord die dagelijks
lekker plag te eten dat hij was begraven in de hel.
In
spaarzaamheid verblijde zij zich en nauwelijks gaf zij haar natuur haar
behoefte. Zij vond bereide lagen van de vijand hiertegen die zij sterk weerstond.
Zij verzaagde de wellusten opdat haar reinheid niet verkracht zou worden. Zij
versmaadde de rijkdom opdat haar ootmoedigheid te meer zou worden. Zij ontzag
de ijdele fabels en spraken opdat haar waarachtigheid niet besmet zou worden.
Zij verzaakt in het hart de wereld opdat haar minne niet verminderd wordt en
droeg daarom onder haar kostbare klederen een haren kleed vol knopen zoals Sint
Cecilia deed; dat droeg zij verborgen. En zij blonk van buiten in de wereld,
maar van binnen had zij Christus aangedaan. Zij versmaadde de wereld en al haar
sierlijkheid en studeerde om Hem ter wille te zijn die een onderzoeker is van
alle harten. En met al dusdanige loffelijke aanbevelingen zo waren de eerste
vruchten der deugden en de voorboden der heiligheid van deze jonge plant Clara.
Aldus zo rook zij zoet - vanwege deze zalven der deugden -
zoals een apotheek van alle welriekende kruiden. En uit de mond van haar buren
plagen haar goede werken geopenbaard te worden, al wist zij dat niet. En die
faam en dat rumoer van haar heiligheid werd aldus verspreid onder dat volk.
Die
zalige maagd Clara vertrouwde in de Heer die bekende dat het zorglijk is in het
vuur te zijn en niet te verbranden of met pek om te gaan en daarvan niet besmet
te worden of onder wereldlijke lieden een geestelijk leven te leiden. En -
vanwege goddelijke inspraak - hoorde zij zeggen van die vurige naam van haar
medeburger Sint Franciscus die als een nieuw mens de vergeten weg der
volmaaktheid wederom vanwege zijn deugden vernieuwen zou en de weg des levens
die - vanwege de traagheid van het menselijk geslacht - onder de voeten
getreden was wederom maken zou en die de hemel die gesloten was om de zonden
der mensen met zijn voorbeeld - gelijk die andere Helias - weder openen zou.
Deze Franciscus begeerde Sint Clara zoals een hert begeerlijk is tot de fontein
der wateren te zien en met hem te spreken.
En dit
vernam de heilige vader die ook zoals zij zeer vurig was in de minnen Gods.
Toen had hij ook grote begeerte deze gracieuze maagd daar een grote faam van
kwam van haar deugden met haar te spreken. En hij die gekomen was en gezonden
om in deze wereld te strijden tegen de duivel om de roof die hij genomen had
wederom tot de hemel te brengen zo dacht hij in zichzelf of hij deze edele roof
mocht nemen en verlossen van deze schalk en verkopen haar aan de Heer Jezus
Christus. En aldus zo visiteerden zij elkaar dikwijls: nu hij tot haar en zij
weer tot hem. En zodat de venijnige tongen hierom tussen hen beiden iets van
mochten spreken zo matigden zij hun visite tot elkaar omdat daar geen kwade
verdenking tussen hen beide van zou komen.
Aldus zo plag zij tot hem te komen met een gezellin en
plag te kiezen de heimelijkste wegen om die heilige man te bezoeken wiens
vurige woorden boven alle begrip des mensen haar zeer behaaglijk waren en hoe
zij vaker tot hem kwam hoe zij altijd meer goddelijk ontstoken werd en altijd
meer begeerte had tot hem te komen. En ze dacht in zichzelf dat zij gevonden
had de engel des raad en met alle vlijt begeerde zij zijn woorden te omhelzen.
Hoe Sint Franciscus
haar vermaande dat zij de wereld en haar sierlijkheid verlaten zou. Dat IX
kapittel.
Sint
Franciscus die vermaande haar en toonde die versmaadheid van deze wereld en met
levende reden bewees dat de hoop van deze wereld bedrieglijk en dor was en hij
toonde haar dat het geluk van deze wereld met valse vreugde over gaat want haar
glorie is als een bloem in het veld die een korte tijd vrolijk staat en gering
zo valt zij af en wordt dan van elk mens onder de voet getreden. Hij preekte
haar van de zoete bruiloft Christus en zei dat zij de margriet der maagdelijke
reinheid bewaren zou tot behoefte van de Hemelse Bruidegom Wiens minne getogen
heeft mens te worden om ons te verlossen. En met vurige sermoenen en met grote
begeerten van de volle bekering zo leerde hij zijn uitverkoren discipel en zei
met hoe grote hoop en eer de onbevlekte maagd blonk in de hemel voor de Hoogste
Koning. En aldus begon de heilige vader Franciscus als een trouwe bode des
Heren zorgvuldig te werken. En gelijk kreeg hij toestemming van deze heilige
maagd Clara, want daar is geen vertoeven in de leer daar de Heilige Geest de
meester is. Haar werd gelijk open gedaan dat gezicht der eeuwige vreugde
vanwege waarom haar de wereld versmaad zou wezen. En dat zij tot die vreugde
begeren zou te komen daar haar de hemelse bruiloft bereid zou wezen door de
brandende begeerte van haar geminde.
En toen
zij aldus met het hemelse vuur ontstoken was zo versmaadde zij al geheel de
glorie van de aardse ijdelheid alzo dat niets van het smeken van de wereld in
haar begeerte plaats mocht vinden. En zij vreesde en ontzag de vuilheid van het
vlees en de aardse bruiloft en zij begeerde alleen van haar lichaam een tempel
Gods te maken. En hoe zij verdienen mocht tot de hemelse bruiloft genaken de
Eeuwige Koning zo zette zij in haar hart de raad van de heilige Franciscus tot
een.
En haar
ziel hing alleen aan zijn vruchtbare en vurige vermaningen. En met vurig hart
ontving zij van de goede Jezus alles dat hij haar preekte met het woord. Want
de deugden worden in de ziekte volmaakt en zo wou Franciscus haar standvastige
geest beproeven en hij vroeg haar of zij onderdanig wou zijn. Zij antwoordde:
‘Ik ben
bereid tot alle hardheid en strengheid.’
Hij sprak:
‘Lieve
zuster, daar zal niemand gekroond worden, tenzij dat hij mannelijk strijdt. En
op dat ik uw standvastige geest sterk wil beproeven zo moet gij gelijk een zak
aantrekken en gaan tot Assisi van deur tot deur om uw brood te bidden.’
Dat deed zij gewillig en volbracht dat. En met die
goddelijke leiding zo kwam zij wederom thuis, onbekend die tevoren van alle
mensen bekend was.
Hoe dat Clara door
vermaningen van Sint Franciscus te kerk ging op Palmzondag. Dat X kapittel.
Haastig
en met blij gemoed kwam zij tot Franciscus. En hij, omdat die spiegel van het
onbevlekte hart voortaan niet meer met het vuilnis der wereld zou worden besmet
en met de zonden van het wereldlijke leven bevlekt zo haastte hij zich als een
goede herder om Clara uit te leiden van de beet der wolven en van deze duistere
wereld heel haar geheel te vervreemden.
Zo was
aanstaande de hoogtijdag van de Palmzondag en de maagd kwam met vurige
begeerten tot hem en vroeg van haar bekering hoe en wanneer dat het bekwaam zou
wezen dat te volbrengen. Sint Franciscus gebood haar dat zij komen zou op de
Palmzondag te kerk en kostbaar versierd en bekwaam met de menigte van het volk
om palmen te halen met de anderen. En dan dat zij Գ nachts daarna uit het kasteel
zou gaan en dat zij die wereldlijke vreugde veranderen zou in medelijden en
schreien van de passie van Onze Heer Jezus Christus.
Toen die
zondag aankwam zo ging deze maagd daar onder die scharen der vrouwen zeer
kostbaar blinkend en versiert, vechtend tegen de duivel zoals Judith tegen
Olifernen en kwam zo in de kerk. Daar geschiedde een wonderlijk en waardig
ding. Want toen al dat volk liep om de palmen te halen zo bleef Clara, die
heilige maagd, alleen op haar plaats van grote schaamte en maagdelijke beschaamdheid
rood wezend in het aanzicht.
Toen ging de bisschop van de trappen af en kwam tot haar
en gaf haar de palm met zijn eigen handen wat zij zeer waardeerde en devoot
ontving.
Hoe dat Sint Clara
de volgende dag na Palmzondag tot Sint Franciscus kwam en alle ding liet zij
na; van haar wordt voor dat altaar van Onze Vrouw het haar afgeschoren. Dat XI
kapittel.
Գ Nachts
daarna door dat gebed van de heilige vader zo bereidde zij zich tot de
begeerlijke vlucht, zoals uit Egypte in dat Land van Belofte. Zo ging zij met
een eerlijk gezelschap. Zij beraadde zich niet met haar vleselijke vader, nog
zij bad haar moeder niet dat zij het kwalijk namen of niet, maar zij nam zich
voor dat zij daarmee haar ouders eerde als zij God begeerde te dienen. En zij
wist wel dat de ouders te eren zijn, maar de Schepper is boven alle dingen voor
te zetten.
Toen zij
aldus vertrouwde in de Heer ging ze niet uit de deur daar zij plag uit te gaan,
maar een andere die een stoep had van steen en met hout en die opende zij zelf
met wonderlijke sterkte. En aldus versmaadde ze haar huis en haar vrienden en
verwanten en de glorie van deze wereld, zo haastte zij zich te komen in de kerk
tot Onze Vrouw Porciuncula. Het mishaagde haar dikwijls gezien te worden want
zij de Heer studeerde te behagen in het heimelijke.
Toen zij
kwam tot de plaats die zij zocht en zo vond zij de broeders in de goddelijke
dienst onledig. Welke broeders - vanwege vermaningen van haar vader - kwamen op
dezelfde uren daar om op Clara te wachten en zij ontving ze met grote
blijdschap. En zij wierp van haar de vuilheid van Babylonië en dat boek der
weerspannigheid liet zij de wereld. En daar voor het altaar van Onze Vrouw in
de handen der broederen zo liet zij afscheren heur haar en liet na haar
sierlijkheid. Zij wou mismaakt wezen voor de wereld zodat zij de Heer Jezus,
die zij minde, behaaglijk mocht zijn.
Het was niet behoorlijk in enige anderen steden gebracht
te worden in de orde der bloeiende maagden in het laatste der tijden dan in
haar kerk die de eerste en aller waardigste is, alleen maagd en moeder. Dit is
de zaal waarin vanwege zaligheid der mensen die nieuwe ridderschap der armen
daar Sint Franciscus de leidsman van was haar begin ontving zodat het openbaar
getoond werd dat de Moeder der Ontferming beide die orden der mannen en de
vrouwen in haar kerk had gewonnen. En toen Clara aldus voor het altaar van de
glorieuze Maagd Maria die tekens der penitentiën had ontvangen en was mismaakt
voor de wereld, maar Christus, de Heer Die zij getrouwd was, was zij zuiver, zo
wordt zij geleid in een ander habijt van Sint Franciscus tot Sint Pauwels kerk
daar de zusters van Sint Benedictus orde in woonden dat zij daar zou blijven
tot de tijd toe dat de overste Heer wat anders met haar doen wou.
Hoe dat Sint Clara
vrienden en verwanten arbeiden om haar van haar goede opzet te trekken met
smeken en met dreigen. Dat XII kapittel.
Toen dat
rumoer kwam voor de vrienden en verwanten van Clara wilden die met gestoord
gemoed de opzet der maagd te niet maken. En zij verzamelden ineen en kwamen tot
de plaats daar zij was en pijnigden hen met geweld en met smeken en venijnige
raad te doen dat zij het niet volbrengen mocht en spraken dat zij haar
aftrekken zouden van de snoodheid wat haar geslacht niet betaamde, nog zulk
voorbeeld er niet was onder al haar geslacht. Maar zij had horen lezen dat het
Rijk Gods kracht lijdt en diegene die hem zelf kracht aandoen die ontvangen
dat.
Aldus zo
greep zij de doek van het altaar in de hand en maakte bloot haar hoofd en liet
dat aan haar achtervolgers zien. En zij sprak tot hen allen:
‘Al is
het dat ik hier vroeger schoon van aanzicht ben geweest en heerlijk van staat
naar het lichaam en edel naar de wereld, zo wil ik nu arbeiden om mijn
bruidegom Jezus te behagen en mijn schoonheid te offeren. En daarom ben ik in
geen wijs af te trekken van mijn opzet.’
Haar
gemoed dat groeide altijd meer en ook die wreedheid van haar achtervolgers wordt
altijd sterker en haar minne meer in de aanvechtingen van haar verwanten.
Toen zij aldus veel dagen beletsel geleden had in de weg
Gods, zo is zij vanwege dreigen van haar achtervolgers niet geweken van haar
heilige opzet, nog haar vurigheid is niet gelest, nog verkoeld. Maar onder de
haat en lasterlijke woorden van haar verwanten vermaakte zij haar gemoed tot de
hoop alzo lang dat haar verwanten en vrienden mistroostig werden en van daar
gingen en hadden niets bedreven. Hierbinnen - een weinig tijd daarna - zo ging
zij in de kerk van de Heilige Engel van Panso.
Hoe dat Clara
zorgvuldig was om haar zuster Agnes te bekeren die tot haar gekomen was. Dat
XIII kapittel.
Toen deze
heilige maagd hier een tijdje geweest was in geestelijke oefeningen zo was zij
vurig in haar gebed en bad God met al haar hart en krachten voor de bekering
van haar zuster die zeer teder was naar het lichaam - gelijk zij - en al te
zuiver. En zij had grote begeerten tot haar bekering en bad Onze Gelijke toen
haar zuster en zij in deze wereld een van zinnen geweest waren dat zij nu toch
een in het wil worden mochten in de dienst van God. Zij bad naarstig de Vader
van het Licht en de Moeder der Ontferming dat haar zuster toch mishagen zou
krijgen in deze wereld en zoetheid en liefde tot de Heer Jezus Christus. En dat
Hij haar zinnen zo trekken zou van die wereldlijke bruiloft zodat zij met haar
– in reinheid blijvend - trouwen mocht eeuwig de Heer Jezus Christus, de
Bruidegom der eeuwige gloriën.
Die
goddelijke vermogendheid was gauw bij deze heerlijker bidster en dat zij
begeerde wordt haar gauw verleend. Want na zestien dagen dat Clara het werd zo
kwam Agnes vanwege ingeven van de Heilige Geest gauw tot haar zuster en had
alle dingen achter gelaten en zij gaf haar te kennen de geheimen van haar hart
en zei dat zij boven alle dingen de Heer Jezus begeerde te dienen.
Toen
Clara dit hoorde, als van een zware droom oprijzend, zo omhelsde zij haar
zuster met grote vrolijkheid en sprak:
‘O, lieve
zuster, ik dank en loof de almachtige God die Zich verwaardigd heeft mij te
aanhoren, biddend om uw bekering en zaligheid. De overste Koning wil u voorts
meer beschermen van de lagen des duvels die uw leidsman hierin geweest is.’
Een wonderlijke bescherming is gevolgd na deze wonderlijke
bekering; want toen deze twee zusters een tijdje bij de kerk van de Heilige
Engel begonnen de voetstappen van Christus na te volgen en zij die meer van de
Heer smaakte instrueerde haar nieuw zuster zo kwam gelijk een nieuwe strijd
tegen hen beiden.
Hoe de vrienden en
verwanten van de heilige maagd Clara, die mistroostig waren, kwamen om Agnes
van haar goede opzet af te trekken. Dat XIIII kapittel.
Toen de
vrienden hoorden dat Agnes ook overgelopen was tot haar zuster Clara zo kwamen
de volgende dag daar gegaan twaalf mannen van hun naaste vrienden, met toorn ontstoken,
en bewezen hun toorn en kwamen vreedzaam in, dat zij nochtans niet meenden. En
gingen terstond tot Agnes want zij wisten wel dat zij aan de heilige maagd
Clara niets hadden en spraken:
‘Waarom
zo bent u tot deze plaats gekomen? Haast u wat en ga met ons wederom thuis.
Waarom zo volg jij uw dwaze zuster en laat u strikken vanwege haar boosheid?
Laat haar gaan want zij is haarzelf niet; want datgene dat gij doet is niemand
van ons ter wille. Maar wij zullen dit nog niet kwalijk achten want dat het nog
verholen is, is het dat gij op wil staan en met ons wederom gaan naar huis?’
En een van hen
allen sprak met opgeblazen hart en sprak:
‘Wat meent u?
Sta wat op en ga met ons of ik help u daartoe!’
Zij antwoordde
weer:
‘Ga allen
leeg van mij weerom, gij die werkers bent der boosheid en dienaars der
kwaadheid. Want gij smaakt niets dat goddelijk is, nog ook bent gij Gods
dienaars niet, maar des duivels. Want hij dwaalt niet zoals gij zegt dat ik doe
die om tijdelijke en aardse dingen koop eeuwige en onvergankelijke dingen. Mijn
lieve zuster die wordt vanwege die goddelijke wijsheid geleerd Wiens discipel
ik begeer met alle hart te worden. Daarom ga leeg van mij want ik heb mijn
begeerde woonstad gevonden!’
Toen
worden ze alle vervuld met verwoedheid en boosheid toen ze deze onoverwinlijke
standvastigheid der jonkvrouwen zagen. Zo was daar een ridder van hen allen die
Agnes oom was die meest wonderlijk van hoofd was en mocht dit woord van de maagd
niet verdragen. Deze was als een dolle hond en als een wolf onder de schaapjes
en als een windhond met een haas zo viel hij op deze jonkvrouwen en sloeg ze
dikwijls met vuisten en stootte ze onwaardig met zijn voeten en tenslotte als
een briesende leeuw nam hij haar bij het haar en sleepte haar zo uit het huis.
En de anderen spraken haar toe met lasterlijke woorden en hieven haar op en
brachten haar met kracht uit het huis. En toen de jonge maagd aldus van deze
leeuwen en grijpende wolven gevangen was van de hand des Heren zo riep zij
klagend met luide stem en zei:
‘O, mijn allerliefste zuster, help me en wil niet toestaan
dat ik aldus genomen word van mijn Heer, mijn God, want gij bent toch de
oorzaak van mijn zaligheid!’
Hoe dat Agnes
opstond blijde toen haar verwanten en vrienden weg gingen en Clara tot haar
kwam en togen tezamen over tot de dienst van God. Dat XVI kapittel.
Toen
aldus dat lammetje met de wolven lange tijd gestreden had zo kwam Clara tot die
plaats en bad haar naasten dat ze haar toch Agnes wilden laten nemen die daar
half dood neer lag op de aarde. En sprak dat ze zouden aflaten want ze zagen
wel dat ze tegen God niets konden bedrijven. Toen ze dus verslagen en confuus
stonden zo gingen ze droevig weg tot Assisi en lieten haar zuster daar blijven.
Toen
stond Agnes blijde op en dankte en loofde de Heer die haar niet achtergelaten
had. En ze ging met haar zuster in het huis daar ze uitgenomen was. Nu zo was
Clara blijde met haar zuster en troostte en loofde haar omdat ze de eerste
strijd heerlijk overwonnen had.
Aldus zo
wordt Sint Agnes in de moed altijd sterker. Al dat haar tevoren zwaar en bitter
dacht te wezen dat begeerde ze nu met dorstig hart te omhelzen. En ze loofde de
Heer Jezus Christus vanwege dat ze de eerste strijd gewonnen had zodat ze
voortaan altijd in zijn dienst blijven wou.
Toen Sint
Franciscus dit hoorde als van een nieuwe geest verblijdt te wezen zo nodigde
hij al zijn broeders uit dat ze met hem vrolijk zouden wezen. En hij vertelde
voor hen allen die heerlijke strijd van deze jonkvrouwen: hoe dat die boze
lagenlegger, die duvel, zijn roof verloren had en hoe hij de strijd verloren
had en die maagden hadden gewonnen en hoe dat ze ook heerlijk in de strijd alle
drie haar vijanden overwonnen hadden, zoals de wereld, de duivel en dat vlees.
En Sint Franciscus - vanwege goddelijke inspiratie - zo voorzag hij deze strijd
van Agnes.
En toen ze dus tezamen waren in de kerk van de Heilige
Engel zo kwam Sint Franciscus tot Agnes en schoor heur haar met zijn eigen
handen af en maakte haar voor de wereld mismaakt zodat hij haar voor God
bekwaam mocht maken. En hij leerde haar en instrueerde haar met haar zuster in
de goddelijke dienst en vrezen. En hij dacht Agnes in een andere woning te
brengen vanwege de gratie Gods.
Hoe dat Clara kwam
met haar zuster tot Sint-Damiaans kerk en daar – zelf besloot - begon ze de
orde aan te nemen. Dat XVII kapittel.
Hierna
een weinig tijd zo ging Clara met haar zuster tot Sint Damiaans kerk, na raad
van de heilige man Franciscus. En daar worden ze beide in een strenge bewaring
gesloten met veel andere jonkvrouwen die ze tot haar trok. Hier zo stichtte
Clara de anker van haar hart om hier te blijven en dacht niet meer om
verandering van plaatsen te zoeken. Ze was niet twijfelachtig om die eenheid, nog
ontzag ze die niet of ook om die eenheid van de plaats.
Dit is
die kerk tot welke vermaking met wonderlijke vlijt Franciscus begerig was en
gaf de priester van die kerk geld om die weer te herstellen. Dit is de kerk
waarin toen Franciscus bad zo daar een stem uit dat kruis kwam spreken tot hem:
‘O,
Franciscus, ga en vermaak Mijn huis want zoals ge ziet zo wordt het al geheel
vernietigd.’
In deze kerk besloot zich de maagd Clara om de minne van
haar beminde hemelse Bruidegom; in deze kerk verborg ze haar voor de tempeest
van deze wereld. De tijd dat ze leefde in deze kluis zo nestelde de schone
vergulde duif en verzamelde daar een vergadering van maagden en begon daar de
orde der arme jonkvrouwen. Daar kastijdde ze haar leden in de weg der penitentiën.
Hier wierp ze uit dat zaad van de volkomen gierigheid; hier tekende ze - met
haar eigen voorgang - de voetstappen van diegene die haar hierna volgen zouden.
In een van deze nauwe kluizen zo brak ze veertig jaar lang dat vat van
alabaster van haar lichaam met de gesel der discipline zodat het huis van de
kerk vervuld zou worden met de geur van de kostbare zalven. Hier heeft ze zich
volkomen beroofd van de rijkdommen der wereld en haar vaders erfdeel mild
gedeeld voor de armen. En hoe glorieus en vreedzaam en ootmoedig zij hier in
gewandeld heeft zal hierna geleidelijk aan geopenbaard worden in dit boek.
Hoe dat - vanwege
haar faam - de orde verspreid wordt en veel mensen bekeerd worden en hoe Agnes
ver gevoerd wordt te Florence. Dat XVIII kapittel.
En omdat
waar niet gedacht is dat niet verkondigt zal worden, nog niet verholen dat niet
geweten zal worden, zoals dat evangelie spreekt, zo kwam dan dat gerucht van
deze maagd door de hele wereld. Vele harten van jonkvrouwen worden daarvan
vermurwd en tot God bekeerd. Met grote scharen kwamen ze tot haar zodat ze in
korte tijd 50 personen in haar schuur verzameld had. En zij werd alzo
vermeerderd in alle landen dat in de geur van haar kostbare zalven kwamen tot
haar veel vrouwen en weduwen en die getrouwd waren en die zetten op om voortaan
hun leven in reinheid te leiden. En ook veel edele en machtige mensen kwamen
tot haar en versmaden hun wijde en heerlijke paleizen en timmerden hen enge en
nauwe kloosters. En ze rekenden dat voor een grote glorie dat ze God daarin
begeerden te dienen in as en in hun klederen. En deze heilige meesteres toen
zij haar discipels aldus verzameld en volleerd had zo zond ze hen in veel
plaatsen ter wereld te wonen. En ze gingen blijde, niet met goud of met zelf
geladen of met andere kostbaarheid. Maar onder de verdienste der heilige
gehoorzaamheid zo wierpen ze al hun gedachte in God de Heer.
En Agnes
die andere plant van deze hof, Clara ‘s zuster, versiert met alle deugden en
schoonheid die wordt gezonden tot de stad Florence. Daar begreep ze een
woonplaats en timmerde daar een huisje dat nu heet Monticellis. Daar zo wordt
ze als eerste abdis in gekozen. En toen aldus in dit huis groeide de discipel
der geestelijke leven zo verzamelde daar dagelijks een grote menigte van
maagden. En hoe dat deze heilige maagd vorderde altijd in de weg Gods en voor
ander maagden profijtelijk was dat zou men met korte reden niet mogen
vertellen. En al is het dat ze in de aarden niet gecanoniseerd is, nochtans
hebben haar glorieuze werken en tekens getuige gegeven dat ze waarlijk heilig
geweest is in de wereld.
Daar wordt ook gewekt tot deze onbevlekte strijd en leven
der jongelui en ze worden - vanwege die sterke voorbeelden van de vrouwelijke
kunne - te versmaden de genoegens van deze wereld verwekt. Tenslotte veel
mensen die in de echt waren verbonden zich met elkaar en beloofden voortaan in
reinheid te leven. De moeder node, de dochter en de dochter der moeder en de
ene een nicht van de andere en de moeder van de nicht. Deze allen met een
vurigheid getuigen elkaar om God te dienen en begeerden dat engelen leven van
Sint Clara na te volgen en deelachtig te worden. En vanwege dat gerucht van
Sint Clara zo waren daar ook veel maagden omdat ze niet te klooster mochten
komen die in hun ouders huis geestelijk naar de regels begonnen te leven. Aldus
zo bracht deze heilige maagd veel vruchten voort der zaligheid en ook alzo veel
rivieren ontsprongen uit deze getekende fontein alzo dat men dat woord van de
profeten wel van Clara mocht spreken: ‘Veel meer kinderen zijn er die verlaten
zijn, dan die een man hebben.’
Hoe dat vanwege dat
voorbeeld van Sint Clara veel mensen bekeerd worden en de conventen
vermenigvuldigt. Dat XIX kapittel.
Ten
slotte zodat deze ader der goedheden die daar vloeide in Spoleto niet verstopt
zou worden zo vloeide deze getijden fontein vanwege de goddelijke
voorzienigheid in zo’n groot water zodat de druk van de vloed verblijden zou de
hele heilige kerk. Want de nieuwigheid van deze grote dingen sprong uit lang en
breed over de hele wereld, in alle steden en begon overal veel zielen Christus
te winnen alzo zodat dat voor gesproken woord geheel in haar vervuld wordt.
En toen
Clara aldus besloten was begon ze voor de hele wereld klaar te schijnen en die
titel des lof in haar te blinken, want waarachtig dat gerucht van haar deugden
dat vervulde de kamer der edele vrouwen. En het kwam ook in het paleis van de
gravinnen en het drong door in de rijken van de koninginnen en de edelheid van
deze vrouwen voegden zich om de voetstappen van Sint Clara na te volgen. En ook
veel hertoginnen en koninginnen die in de echt waren deden ook om deze faam
grote en strenge penitentie. En ook de machtige heren die ondertrouwd waren
lieten alle dingen achter en volgden de voetstappen van Sint Clara.
Veel steden worden versierd met dit klooster en de velden
en de bergen worden ook versierd met deze hemelse betimmeringen. En de grote
faam van deze heilige maagd sprong over de hele wereld en vermaakte veel harten
van mannen en vrouwen vanwege die gratie van de Heilige Geest. En ook zo was
daar geen stad in alle Italië, in Toscane, in Frankrijk en in Germanië die zich
rekende edel te wezen die van deze orde geen klooster binnen had. Die eer der
reinheid wordt in de hele wereld vermeerderd vanwege het voorbeeld van Sint Clara
en de levende orde der maagden wordt wederom geroepen in het midden der tijden
en van veel mensen wordt de wereld versmaad.
Hoe Agnes, die een
dochter was van de koning van Bohemen, uitgehuwelijkt was en ze ging in de
orde. Dat XX kapittel.
En zodat
de reden daar ik van sprak van deze materie niemand verdriet die ze hoort of
leest zo wil ik wat bijzonders schrijven van sommige en telkens van deze
vruchtbare wijngaard. Want al was het dat Clara dit zaad der vruchtbaarheid
gezaaid had te Assisi, nochtans zo is het opgegaan en vruchtbaar geweest in
veel andere plaatsen.
Want daar
was een konings dochter van Bohemen en heette Agnes en was gehuwd aan de edele
Fredrico, de keizer van Rome de volgende. Maar zij was hem nog niet
overgeleverd, deze dochter, vanwege goddelijke inspiratie en ook omdat zij
gehoord had van de edele faam van deze heilige maagd. Zo bad ze de koning
Othricum, haar vader, dat hij toch niet haasten wou met de tijdelijke bruiloft.
Van deze spraak wordt die koning zeer verschrikt en vervreemd en bad zijn
dochter zonder ophouden dat zij hem zeggen zou wat zij hiermee meende en haar
zin hem openbaren zou.
Maar
Agnes tussen de tijd der bruiloft zo seinde ze boden tot de broeders die
toentertijd woonden in Magoncin en begeerde van hen sommige tegenwoordigheid te
hebben. Hiertussen zo was Agnes naarstig en toog tot haar veel edele maagden en
vermurwde hun harten tot God en toog ze van de ijdelheid van de wereld en
vestigde ze in de dienst van God. Toen dat ze een grote menigte van edele
maagdjes - vanwege haar voorbeeld – voor God gewonnen had toen de broeders
kwamen. En toen ze deze nieuwe brand der minnen zagen zo storten ze hen in God
en dankten en loofden de Heer van deze wonderlijke gave. En ze preekten hen van
die spaarzaamheid van de spijzen en de strengheid van de orde die ze houden
moesten. Tot welke vermaningen Agnes met blij gemoed sprak dat ze bereid was
dat mede te volbrengen.
En ze gaf
toen haar vader de koning te kennen wat ze in de zin had. En, want hij een
waarachtige eerder was van de goddelijke naam, zo was hij hier niet tegen, maar
hij gaf zijn toestemming daar toe en gelijk zo namen de broeders deze edele
koningin en vrouw Agnes - die een keizerin en een gebiedster over de hele
wereld mocht geweest zijn - en ontbloten haar hoofd en schoren heur haar af en
maakte haar mismaakt voor deze broze wereld zodat ze Christus de Heer zou
zuiver wezen en bekwaam. En zo deden die broeders ook de andere edele geboren
maagdjes die Agnes met haar gebracht had en kleden ze met het habijt der orde
die geconfirmeerd was van de paus van Rome.
En deze
goede koning, Agnes vader, kwam tot zijn dochter en wou dat klooster begiftigen
met zekere renten zodat ze hoefden te bidden. En Agnes wou dat geenszins
toestaan, want ze zei hem dat het was tegen de statuten van haar regel; want ze
anders geen nooddruft moesten hebben dan ze van de aalmoezen kregen.
En in de
stad van Pagensen zo wordt zij met haar maagden opgesloten om de Heer te dienen
dat zij volkomen deden vanwege hun voorgangster want ze onder hen allen niets
eigens hadden, maar leefden armoedig van de aalmoezen van de goede lieden. Toen
dit gerucht kwam tot de oren van de keizers zoon, haar bruidegom, zo
verwonderde hij zich zeer en dacht in zichzelf lange tijd wat hij hiertoe doen
zou. Tenslotte sprak hij aldus:
‘Nu ik hoor dat Agnes ondertrouwd is aan de Heer, de
hoogste koning Jezus Christus, zo wil ik dat overzetten, maar om geen ding zou
ik het toestaan dat ze een andere wereldlijke man getrouwd had. Maar nu weet ik
dat dit werk goddelijk is en niet menselijk.’
Hoe dat Clara
bekende in de geest de bekering van Agnes in Bohemen en zond haar een nap. Dat
XXI kapittel.
Toen
Clara, die heilige maagd, vernam de bekering van deze zalige twijg Agnes zo
dankte en loofde ze God de Heer met haar zusters. En vanwege boden overzendende
met veel goddelijke vermaningen en leringen begroette ze haar die ze in de
geest bekende maar niet naar het aanzicht en zond haar uit minne tekens der
minnen zoals een rozenkrans en een wiel en een schotel daar ze uit plag te eten
en een nap daar ze uit plag te drinken die men haar gelijke niet vond. Welke
gaven Agnes ontving met grote waardigheid en dankbaarheid en met grote devotie.
En vanwege verdiensten van de heiliger maagd Clara zo gaven deze kleinoden veel
giften en weldaden van gezondheid de zieken die daar uit aten en dronken. En
niet lang na die dag sterf die heilige maagd. Om genoegen van haar zo worden
deze giften versierd wonderlijk schoon met goud en zilver en kostbare
gesteenten.
En Agnes
leefde voortaan een heilig leven en onbesmet en zeer wijd en breed verspreidde
ze die twijgen van haar edele wijngaard. Zoals in Bohemen, in Hongarije, in
Polen, in Duitsland zo vloog de geur van haar heilige werken want ze
koningsdochters en hertogen en graven en ridderkinderen tot haar getogen heeft
en veel verzamelingen in deze voor beschreven landschappen gemaakt. Toen deze
heilige maagd Agnes God veel giften en offeranden der onbevlektheid had
geofferd kwam zij tot het eind van haar leven en de Heer Jezus haar geest
aanbevelende is ze zalig gevaren in de hemelse troon.
En ook in
veel tijden heeft ze - vanwege mirakels - veel weldaden gedaan diegenen die
haar hulp begeerden. Want keizer Karel de Vierde en de koning van Bohemen toen
ze haar aanriepen heeft ze twee maal bevrijd van het perikel des doods. Welke
keizer van die tijd voort was altijd devoot tot deze heilige maagd en arbeidde
zeer om die canonisatie en verheffing van zijn waardiger helpster. Maar vanwege
dat hij gauw daarna stierf zo mocht hij dat niet volbrengen. Maar hij beval
zijn zoon Wenselao die hij zijn kroon erfde dat hij zijn naarstigheid er toe
doen zou. Maar die zoon - vanwege bekommering van veel dingen - zo volbracht
hij zijn vaders gebod niet.
Maar Agnes uit haar koninklijk geslacht heeft een
bijzondere, heilige vergadering daar gelaten en bijzonder - vanwege haar
hemelse conversatie - liet ze een heilige jonkvrouw achter die waardig is
geweest in de memorie te hebben en heette Salome. En hoedanig of hoe heilig ze
geweest is dat bewijzen veel van haar mirakels want ze verwekte veel doden. En
op een tijd verwekte ze een pauw die gebeten was van een dolle hond. En veel
zieken maakte ze gezond en veel blinden ziende en die jichtige mensen die hun
leden verkrompen waren maakte ze recht gaan. En de vrouwen die zwaar waren met
vrucht verloste ze.
Van haar ootmoed en
hoe ze de heerschappij vlood en van haar ootmoedige diensten. Dat XXIII
kapittel
Deze
eerste steen der orde en fundament van de heilige ootmoedigheid pijnde haar
eerst te timmeren en te beginnen op dat fundament van alle deugden. En ze
loofde de heilige Franciscus onderdanigheid en ze dwaalde niet van haar
beloften.
Na drie
jaren dat ze werd zo vlood ze van de dienst en prelaatschap van de abdis en
begeerde meer geregeerd te worden dan te regeren en meer onder te wezen dan
boven. En onder de dienstmaagden God begeerde ze meer te dienen dan gediend te
worden, zoals haar werken getuigen.
Tot het laatste zo dwong Sint Franciscus haar daar toe dat
ze dat regiment der abdis ontvangen zou. Waarvan meer de vrees des Heren dan
verheffing van het gemoed in haar hart groeide. En de vrijheid wordt in haar
daarvan niet vermeerderd, maar de dienstbaarheid. En hoe ze hoger scheen te
zijn tot enige prelaatschap, hoe zij zichzelf meer versmaadde van binnen en
bereid was tot alle diensten. En ze versmaadde voortaan geen dienstachtige
werken, maar ze hielp hen allen in hun werken. En ze plag dikwijls water te
gieten op de zusters handen. En als ze zaten zo stond ze bij hen; en als ze
aten zo diende ze hen. Zeer node gebood ze iemand wat te doen, maar veel
gewilliger begeerde zij dat zelf te doen dan de zusters te gebieden. Al was ze
teder van naturen, nochtans ontzag ze zich niet de onreine dingen te pakken en
de zieken plag ze dikwijls een bekken onder te houden om over te geven en de
etter van de bezeerde zusters en vuilnis droeg ze buiten en de onreine dingen
der zieken plag ze zelf te wassen en te drogen en ontzag geen stinkende dingen.
En de zusters voeten die van buiten kwamen plag ze zelf te wassen en - als ze
gewassen waren - te kussen. En daar was een van de zusters die niet wou die
grote ootmoedigheid aan haar bewezen hebben van deze heilige abdis, maar ze
toog haar voet naar haar en onwetende - of onverhoeds - zo stootte ze die voet
aan de mond van de heilige maagd en met grote ootmoed des geest zo nam ze die
voet weer op en maakte een teken van het heilige kruis en kuste zeer
vriendelijk onderaan dat hol van de voet.
In
mismaaktheid en verworpenheid toonde ze de armoede van buiten zodat ze
vruchtbaar maken zou de hof van haar planten. En die armoede des geest die de
waarachtige ootmoedigheid is greep in haar de armoede van alle dingen.
Al zulke compactheid en vastheid maakte ze met de heilige
armoede en vestigde dat met de minnen zodat ze op aardrijk geen ding begeerde
te bezitten dan alleen de Heer Jezus Christus en geloofde vanwege Hem dat haar
dochters ook niets eigens hebben zouden. En de Heer liet niets achter deze
heilige margriet in Zijn behoeden te nemen. Want ze zei dat de dierbare margrieten der hemelse begeerten die zij met
verkopen van alle goederen gekocht had in geen wijs te bezitten waren met de
zorgvuldigheid van deze tijdelijke dingen. Zij vermaande dikwijls haar zusters
dat ze met hun armoede hen vergelijken zou met de arme Christus Die de arme
Moeder - toen Hij een klein kindje was – in de kribbe legde. Met een bijzondere
standvastigheid versiert ze haar dochters - zoals met een gouden voerspaan -
zodat ze het vuilnis van de aardse rijkdom niet ter harte zouden laten gaan.
Zij wou liever in deze wereld belast wezen en arm wezen zodat ze niet - vanwege
het gewicht van de tijdelijke zorgvuldigheid - dwalen zou van de weg Gods. Want
ze wist uit het evangelie dat de rijkdommen de dorens gelijk waren. En omdat ze
daar niet van gekwetst wordt zo wou ze daar geen gemeenschap mee hebben.
Hoe dat Clara bad
om het privilegie der armoede en ze verzaakte alle tijdelijke dingen. Dat
XXVste kapittel.
Tenslotte
wou deze heilige maagd haar religie genoemd hebben met de titel van de armoede
van de goede paus Innocencius de vierde. Zo bad ze om het privilegie van de
armoede. Welke waardige vader zich verblijdde van die vurigheid der maagd met
schreiende ogen en zei dat het was een bijzondere opzet welke niet van de stoel
van Rome begeert of gebeden wordt. En omdat de ongewone bede te gemoed zou gaan
die ongewone gunst zo schreef die goede paus met zijn eigen hand de eerste
titel der gebeden der privilegiën. En die paus Gregorius die 11de -
gelijkerwijze zoals hij waardig was de stoel te bezitten en ook groot van
verdiensten - zo beminde hij uitermate zeer deze heilige maagd Clara door de
minne en liefde Gods en raadde haar aan dat ze toch - om de verandering van de
tijden en om perikel van deze wereld - bevestigen zou welke erfenis te bezitten
die hij haar mild geven en gunnen wou. Maar ze weerstond dat met sterk gemoed
en wou dat geenszins bevestigen. De paus sprak:
‘Is het zaak,
lieve maagd, dat gij de beloften ontziet? Wij zullen u daarvan absolveren.’
Ze antwoordde
onversaagd:
‘Ik begeer op
geen manier van de navolging mijn bruidegom Jezus Christus geabsolveerd te
worden in de eeuwigheid. Maar ik begeer wel van uw grote mogendheid
geabsolveerd te worden van mijn zonden, maar anders niet.’
Want ze
dan om de minne des Heren niets tijdelijks begeerde zo loofde haar de Heer der
Heren haar nooddruft te bezorgen. De stukken van de aalmoezen die de zusters in
brachten ontving ze blijde. En ze bedroefde zich van de hele broden, maar ze
verblijdde zich van de stukken. En alle overvloedigheid schuwde ze zo zeer bij
haar zodat ze mende dat God daar niet tegenwoordig was als daar geen armoede
was. Aldus was ze zorgvuldig en arbeidde om de arme, naakte, gekruisigde Heer
gelijk te worden in armoede zodat geen vergankelijk goed de minnaressen van de
beminde Heer zouden scheiden of beletten haar loop tot de Heer.
Zie, hier geschiedde twee wonderlijke dingen die de
minnares der armoede verdiende te werken.
Hoe vanwege Sint
Clara ‘s gebed een brood vermeerderd werd zodat vijftig mensen er van verzadigd
worden. Dat XXVI kapittel.
In haar
klooster was op een tijd maar 1 brood en toen de honger vermeerderde en de tijd
naakte dat men eten zou en de heilige maagd had dit vernomen was ze in het
gemoed niet verstoord, nog vertorende ze zich niet van die zorgelijke provisie
van de procuratie. Maar ze riep zo tot haar en gebood dat ze dat brood verdelen
zou en dat ze een deel de broeders zenden zou en dat andere deel houden zou
voor de zusters. Van die helft die ze hield voor de zusters gebood zij dat men
die breken zou in 50 stukken naar het getal der jonkvrouwen en dat men ze
leggen zou op de tafel der armoede. De devote procurator sprak:
‘Lieve
moeder, het is van grote nood dat dit oude mirakel van Christus hier bij was
zou men dit kleine deel brood in 50 stukken breken.’
De moeder die
vertrouwde in de Heer, antwoordde:
‘Doe
vrijwillig, dochter, dat ik u zeg.’>
Toen
voldeed ze dat gebod der heilige maagd. En die onbevlekte moeder haastte zich
voor haar dochters God de vurige gebeden met zuchten te zenden. En hierbinnen -
vanwege de goddelijke gaven - zo groeide dat brood in de zusters handen zodat
eenieder genoeg kreeg en verzadigd werd. En toen het groeide bij de zusters, zo
gebeurde het ook bij de broeders.
En op een
tijd zo ontbrak de maagdenolie, omdat het daar niet was, nog ook voor de
zieken. De heilige vrouw Clara nam dat vat en waste het met haar eigen handen
en zette dat aan de zijde zodat de aalmoes haler het nemen zou om olie te gaan.
De devote broeder haastte hem om te helpen deze grote armoede der zusters en
ging om dat vat te nemen. Maar het is niet in de mens die het wil, nog in die
daar loopt, maar het is in de ontferming Gods vanwege dat vurige gebed van deze
heilige maagd. En dat vat wordt vol olie gevonden van de broeder. En al
mopperende sprak hij:
‘Om met
mij te spotten hebben deze wijven me geroepen, want dit vat vind ik geheel vol
olie.’
En zij brachten dat vat voor Sint Clara en zij dankte en
loofde God.
In het
vasten zo gebruikte zij zo’n grote strengheid dat zij nauwelijks van de kleine
dagelijkse spijzen dat leven onthouden mocht hebben, tenzij dat haar geen ander
kracht opgehouden had. En als zij gezond was zo vastte zij die 40 dagen en
Sint-Maartens vasten soms met water en brood en alleen zondags plag zij een
weinig wijn te proeven, als zij het hadden. En dat uitermate te verwonderen is,
zo plag zij in de grote vasten Գ maandags, Գ woensdags en de vrijdag geheel
niets te bezigen in spijzen. Aldus zo vervolgden zich dagen met sobere spijzen
en de dagen der scherpe abstinentie en verstervingen als zij die dag de
volmaakte vasten deed met brood en water of het haar hoogtijd geweest was.
Hierom
was het geen wonder dat - vanwege deze grote strengheid die Clara lange tijd
deed - haar met grote ziekten onder de voet hield en haar kracht verteerde en
haar lichamelijke sterkte vernielde. Haar zusters hadden grote medelijden met
hun moeder vanwege deze strenge doden die zij dagelijks leed en beschreiden
haar dikwijls met berouwde tranen.
Tenslotte, Sint Franciscus en de bisschop van Assisi
verboden Sint Clara deze grote strenge vasten van die drie dagen en bevalen
haar dat zij geen dag zou laten voorbij gaan, zij zou anderhalf ons brood nemen
tot haar nooddruft want die zware kastijding van haar lichaam plag te maken
kwetsing van het gemoed. Maar het scheen geheel anders in Clara, want in al
haar strenge kastijdingen en abstinentie hield zij altijd haar aanzicht vrolijk
zodat zij die niet scheen te voelen en ook of zij bespot die lijfelijke
kwelling had. Waaruit men verstaan mag dat die heilige vrolijkheid die van
binnen scheen overvloedig zich van buiten openbaarde. Want de minne van het
harten die verzachtte de gesel van het lichaam.
Op de
gelijke wijze zoals zij haar doodde in het vlees zo was zij ook geheel vreemd
van de wereld want haar ziel was altijd bekommerd met gestadige gebeden en met
goddelijke lof. En zij had alreeds bevestigd de scherpte der inwendige
begeerten in licht en toen zij vertreden had de aardse dingen zo spreidde zij
wijdt uit haar schoot in de regen van de gratiën. Na de completen vertoog zij
lang haar bidden en met haar overvloedige tranen verwekte zij die van andere
mede tot schreien. En als die andere zusters haar vermoeide leden te rusten
droegen dan bleef zij wakend en onoverwinnelijk in haar gebed zodat zij dan ontvangen
zou de verborgenheid van de goddelijke inspreking als de andere zusters lagen
en sliepen.
Dikwijls
als zij lag op de aarde gestrekt in haar gebeden zo was zij zeer vochtig van
tranen en bestortte de aarde met het schreien. Alzo dat zij altijd scheen haar
bruidegom Jezus te houden in haar armen in Wiens tegenwoordigheid die tranen
geofferd werden.
Toen zij
op een tijd aldus overgoten was met tranen zo openbaarde haar de duivel in een
vorm van een zwart kind en sprak tot haar en zei:
‘Wil
aldus veel niet schreien want gij zal daarvan blind worden.’
Clara
antwoordde hem haastig:
Hij zal niet
blind worden die de Heer zien zal.’>
Toen hij
dat hoorde vlood hij confuus van haar. En op dezelfde nacht toen Clara aldus in
haar gebed lag en bestortte zich met tranen zo kwam die valse bedrieger weer
tot haar en zei:
‘Schrei
niet aldus veel zodat het brein van het hoofd niet vaneen scheidt en uit uw
neus krijgt.’
Zij antwoordde
haastig:
‘Hij zal geen droefenis
lijden die de Heer dient.’
Recht voort
scheidde hij van haar.
Hoe grote
bevestiging van haar zelf zij ontving in de vurige oven van het gebed, hoe
groot ze begon te verlangen in het gebruiken van de goedheid God dat bewijzen
haar goddelijke werken en mirakels. En toen zij aldus blijde van het gebed
opstond zo sprak zij vurige en vlammende woorden die de harten der zusters
doorgingen en ontstaken, welke woorden zij ontving van het altaar van het
goddelijke vuur want zij verwonderden hen dat zo’n grote zoetheid uit haar mond
kwam en dat zij zo helder scheen buiten ander tijden waarachtig. God had in
Zijn zoetheid de armen bereid en dat hart dat was aldus vervuld dat had het
licht desgelijks lijfelijk van buiten in het gebed. Aldus zo was zij in deze
vergankelijke wereld met haar bruidegom alzo verenigd dat zij altijd haar
weelde en haar lustigheid in de Overste had. En aldus in deze vergankelijke
wereld versiert met standvastige deugden hield zij de schat der gloriën in een
aards vat besloten en bleef met het vlees in de aarde en met het hart in de
hemel.
Zij had voor een zede dat zij altijd de eerste was in de
metten en zij plag de jonge zustertjes vanwege tekens al zwijgend te wekken en
te vermanen en te leren tot de dienst God. Dikwijls als die andere zustertjes
sliepen plag zij de lampen te ontsteken en de klokken met haar handen te
luiden. De traagheid vond geen plaats nog de luiheid geen stoel. Maar dat slot
Gods was omzet tegen die lagen van de bedriegers met de betimmering van devoot
gebed.
Hoe dat vanwege
Clara’s gebed de Saracenen wonderlijk verjaagd werden. Dat XXX kapittel.
Het is
behoorlijk dat wij vertellen van de grootheid van haar gebeden welke grootheid
zoals zij in de waarheid waar zijn zo zijn zij ook alle eren waardig. In die
tempeest toen de Heilige Kerk gedoogde veel weerstand in de wereld onder keizer
Frederik zo dronk dat dal van Spoleta dikwijls van de kelk der weerstand. Toen
waren daar - vanwege dat gebod van de keizer - veel scharen van ridders en Saracenen
en schutters gezonden om die steden te bevechten. Alzo veel als een zwerm van
bijen zo vaak kwamen zij bijeen. En toen zij de stad van Assisi bederven wilden
en op een tijd daarvoor kwamen, welke stad de Heer uitverkoren had, en toen zij
bij de poorten kwamen, de Saracenen een zeer boos en kwaad volk was die zeer
dorstig waren naar dat christenvolk, en naakten bij het klooster der heilige
maagden tot Sint-Damiaan. Die onbesmette harten der zusters worden zeer bang en
beefden van angst en zij kwamen met jammerlijke zuchten en schreien lopen tot
de heilige abdis Clara. Met onbevreesd hart troostte zij haar dochters en zei
dat de ontferming Gods nakende was. En zij gebood dat men haar dragen zou voor
de poort, want zij zeer ziek was, en dat men haar reiken zou een bus van ivoor
gemaakt die zeer kostbaar versierd was en had een grote waarde want dat Heilige
Sacrament was daarin besloten. En toen zij aldus daar devoot lag in haar
gebeden zo sprak zij devoot tot haar bruidegom:
‘O, mijn
Heer, is het U behaaglijk dat deze ongewapende maagden die ik in Uw minnen
opgevoed heb geleverd zullen worden in de handen van de wrede Saracenen? O,
lieve Heer, bewaar toch deze heilige maagden die ik al te hand in deze tijd
niet bewaren kan.’
Zie, nu
hoor een wonderlijk ding dat daar geschiedde. Daar was gelijk bereid de
goedertierenheid God. Daar kwam - vanwege de barmhartigheid God - een stem uit
de bus zoals een jong kindje en zei:
‘Ik zal u
altijd bewaren.’
Zij
antwoordde:
‘Mijn
lieve Heer, is het U behaaglijk, zo bescherm ook deze stad die ons vanwege Uw
minne voedt en ophoudt.’
De Heer sprak:
‘Gij zal
wat zwarigheden lijden vanwege hun verdiensten, maar ik zal ze met mijn
bescherming bewaren.’
Toen
richtte zij zich op, deze heilige maagd, haar schreiende aanzicht en strekte en
troostte de schreiende zusters en zei:
‘Ik
beloof u bij vertrouwen, lieve dochters, gij zal geen kwaad lijden daar gij
voor gezorgd hebt; alleen te vertrouwen in de Heer.’
En recht voort bevreesde haar de wreedheid en koenheid van
de kwade honden en ze klommen haastig over die muren daar zij over gekomen
waren en zeer verstoord werden zij vanwege dat vurige gebed van Clara. En zij
beval diegenen die dit gezien en gehoord hadden dat zij dit mirakel toch niet
openbaren zouden alzo lang als zij leefde.
Hoe dat zij ook
verloste de stad van Assisi vanwege haar gebed die van de boze mensen belegerd
was. Dat XXXI kapittel.
Op een tijd
zo was daar een en heette Vitalis van Averse. Deze was gierig de ijdele gloriën
en moedig in de strijd en was een kapitein gekomen van keizers leger en kwam
daar de stad van Assisi tegen. Deze man maakte de aarde geheel bloot van de
bomen die daarbij stonden en kwam sterk aan om die stad te belegeren. En hij
zwoer dat hij vandaar niet vertrekken zou, hij zag eerst die stad overwonnen en
bedorven. Het was zover gekomen dat zij die stad verliezen zouden. Toen dat
deze heilige maagd Clara vernam zo zuchtte zij zwaar en riep de zusters tot
haar en sprak met schreiende ogen:
‘Mijn
allerliefste dochters, gij weet wel dat wij van deze stad dagelijks veel goede
aalmoezen ontvangen. En het is niet redelijk dat wij ze niet te hulp kwamen
naar ons vermogen.’
Zij
gebood dat men halen zou as en dat zij hun hoofden bloot zouden maken. En zij
maakte eerst haar hoofd bloot en bestrooide dat met as en dat deed zij ook de
zusters op het hoofd en sprak tot hen allen:
‘Trek
alle tezamen met de harten tot Onze Heer en bidt Hem met alle innigheid voor de
verlossing van deze stad.’
Wat ik al
met bijzonderheid vertel? Wat wil ik zeggen van die vurige tranen der maagden
en van de weldadige gebeden?
De volgende dag wrocht de barmhartige God oorbaar met de
bekoringen die niet versmaadde dat gebed der armen. Dat leger wordt al geheel
gescheiden en de hovaardige Vitalis die vlood confuus van daar tegen zijn
belofte. En hij kwelde die stad niet meer en na drie dagen zo werd hij
verslagen met het zwaard.
Hoe zij - vanwege
haar gebed - een vrouw verloste van 5 duivels. Dat XXXII kapittel.
Het is
geen wonder dat dat gebed van Sint Clara tegen de wreedheid der mensen krachtig
is want het ook de vijanden verbrandde. Want daar was een devote vrouw uit de
stad van Pisana en kwam op een tijd tot deze stad opdat zij God en Sint Clara
bedanken zou en beloofde voor die
weldaad dat zij vanwege Sint Clara ‘s gebed verlost was van 5 duivels en die
boze geesten riepen in haar uitscheiden dat zij van dat vurige gebed van Sint
Clara voerden en van dat bezeten vat moesten scheiden.
Het was
geen wonder dat de vijanden haar ontzagen welke God - vanwege die verdienste
van haar leven en haar gebeden - veel heimelijkheden openbaarde en wat van node
was dat zij begeerde wordt haar verkondigd. En ook hoe dat die opinie van haar
gebed bij de mensen was, dat laat ons vertellen. Want zonder zaak had de
heilige paus Gregorius groot vertrouwen in haar gebeden. En ook zette hij
wonderlijk zijn geloof want hij daar een nieuwe kracht uit gevoeld had toen hem
enige droefheid aankwam. Want hij bisschop van Ostinsen was en werd daarna
gekozen tot de hoogheid van de pauselijke staat en altijd was hij devoot tot
deze maagd en plag vaak haar minnelijke brieven te schrijven haar hulp
begerende welke hij zonder twijfel vernam en zoals dit was een ding vol
ootmoedigheid alzo is het ook met ganse vlijt na te volgen want deze stadhouder
God bidt hulp van die dienstmaagd des Heren en beveelt hem in haar deugden en
gebeden aan. Hij wist wel wat die minne bewerken kon en welke vrije toegang de
zuivere maagd heeft tot de stoel van de overste mogendheid God. Want is het dat
de Koning der gloriën Hem zelf geeft diegene die Hem puur beminnen, wat is het
dat Hij niet geeft diegenen die Hem devoot bidden, is het zaak dat het nuttig
is dat zij bidden. En Sint Franciscus had ook groot vertrouwen in dat gebed van
zijn devote dochter dat hierna geleidelijk aan verklaard zal worden.
Want toen
Sint Franciscus in het begin van zijn bekeringen waarin hij God een devote
dienst bewees zo dacht hij in de zin dat die goddelijke wil te verzoeken was
door de verdienste van Sint Clara. En toen zij devoot gebeden had vanwege
goddelijke inspiratie sprak zij tot hem dat hij haar niet alleen profijtelijk
is, maar dat hij gezonden was om deze hele wereld nuttig te wezen. En Sint
Franciscus had ook zo’n groot vertrouwen in haar gebeden zodat hij dikwijls de
zieken tot haar plag te zenden zodat zij door haar gebed gezondheid mochten
verkrijgen.
Hij had ook een broeder, Steven, en die was onbekend
geworden zodat men hem binden moest en zond hem tot haar opdat zij hem een
teken van het Heilige Kruis zou maken. Dat deed zij als een dochter der
gehoorzaamheid en niet toeschrijvende aan haar volmaaktheid. En zij nam deze
broeder in de plaats daar zij gewoonlijk was te bidden en liet hem een weinig
slapen. En vlug daarna toen hij ontwaakte zo stond hij op gezond en ging alleen
en los tot Franciscus waaruit men openbaar merken mag: was die plaats van het
bidden van zulke kracht, hoe krachtig waren dan haar vurige gebeden.
Van haar
wonderlijke devotie die zij had tot het Heilige Sacrament. Dat XXXIII kapittel.
Hoe grote
begeerte tot de devotie Clara had tot het Heilige Sacrament des altaar dat
bewijzen wel haar werken.
Eerst in
het wegjagen van de Saracenen; toen de stem van een jong kind dat daar uit de
bus sprak. Want in de zware ziekte daar zij om te bed lag liet zij zich
oprichten en wat achter de rug leggen dat haar ophield. En alzo zittende spon
zij een zeer klein laken, alzo veel dat men daar wel 50 corporalen van liet
maken die zij in zijden en purperen zakjes besloot en zijn ze in alle kerken
die omtrent Assisi gelegen zijn.
En toen zij dat lichaam van Onze Heer ontvangen zou zo
maakte zij zich eerst vochtig met hete tranen. En zo ging zij voort - al bevend
en al schreiend - en zij ontzag niet minder Diegenen Die in het Sacrament
verborgen lag dan Diegenen Die hemel en aarde regeert.
Hoe zij op een
nacht van de geboorte van God hoorde het gezang in de kerk toen zij ziek was.
Dat XXXIIII kapittel.
Maar toen
zij in haar ziekte dacht aan Christus, haar Heer, alzo visiteerde Hij haar weer
in haar ziektes. In de nacht toen de hele wereld vrolijk was met de engelen van
de geboorte van het kleine Kindje zo waren alle zusters ter kerk om te bidden
en lieten de zieke moeder daar alleen liggen. En toen zij - dus daar alleen
wezend - honing vloeiende gedachten begon te krijgen van dat kleine Kindeke
Jezus kreeg ze grote bedruktheid in haar hart dat zij met de andere zusters in
Zijn lof niet tegenwoordig mocht wezen en sprak met grote zuchten:
‘O, mijn
Heer, mijn God, ik ben hier alleen gelaten in deze plaats.’
Zie, vlug
daarna de hele zang en lof die daar gedaan wordt in de kerk van Sint Franciscus
die hoorde zij volkomen met haar oren en ook de vrolijkheid en het grote
jubelen van de broeders en ook dat geluid van het orgel. Want die plaats was
zover vandaar dat het niet menselijk was dat te horen of zij mocht boven alle
ander creaturen scherp gehoord hebben. En nog zag zij een andere dat boven
alles gaat want zij was waardig de krib des Heren te zien en die wordt haar in
het visioen getoond.
‘s
Morgens toen de zusters weer kwamen tot haar zo zei zij:
҇Gezegend zo moet zijn de Heer Jezus Christus die mij niet
achter gelaten heeft zoals gij deed want ik heb waarachtig - vanwege Zijn
gratie - gehoord al die goddelijke lof die van deze nacht Sint Franciscus kerk
geschied zijn.’
Van haar brandende
minne die zij had tot de gekruisigde Jezus. Dat XXXV kapittel.
Bijzonder
plag zij te beschreien dat lijden van Onze Heer en uit Zijn heilige wonden plag
zij te putten bittere begeerten. En nu zoekt zij daaruit zoete blijdschap. De
tranen Christus die Hij stortte in Zijn leven en in Zijn lijden vervulde zij
krachtig en dacht altijd op diegene die de diepe minne geprint had in haar
hart.
Zij
leerde de novicen en jonge zustertjes dat zij de gekruisigde Christus
beschreien zouden. En dat zij hen leerde met de woorden dat vervulde zij met de
werken. Want dikwijls als zij ze in het heimelijke vermaande tot alzo dusdanige
dingen begon zij te schreien eer zij die woorden uitbracht.
Tussen
zes uur en noen tijd plag zij altijd meer devotie te hebben tot Zijn passies en
bitter lijden opdat zij de onbevlekte Heer een sacrificie daarmee offeren wou.
Op een
tijd toen zij te noen in grote devotie lag in haar cel zo kwam de duivel en
sloeg aan haar wang wreed zodat haar oog bloedende werd en liep over dat hele
maagdelijke aanzicht.
En zodat zij zich altijd zonder ophouden mocht voeden met
de wellust der gekruisigde Christus zo plag zij altijd devoot te spreken een
gebed van de 5 wonden Christus en dat officium van het Heilige Kruis. Alzo dat
de minnaar van het Kruis haar geleerd had plag zij te oefenen met grote
begeerten. Zij gordde op haar naakte lijf een koord van 15 knopen gemaakt ter
ere van de wonden Onze Heer Jezus.
Hoe zij eens
opgetogen was in de geest – in de dagen van het avondmaal - van zichzelf
vanwege medelijden van de passie van Onze Heer twee dagen lang. Dat XXXVI
kapittel.
Op een
tijd toen nakende was de dag van het goddelijke avondmaal waarin de Heer Zijn
jongeren spijst met Zijn heilige lichaam en duurbaar bloed en die Hij minde in
het einde der wereld. En toen die tijd nakende was toen de strijd des Heren
begon zo wordt Clara zeer bedrukt en ging en sloot zichzelf op in haar cel. En
toen zij de biddende Heer volgen wou zo was zij droevig met Hem ter dood toe en
dacht over - daar zij dus zat - de gevangenis en al Zijn bespottingen die Hij
geleden had in vaste memorie. En de hele nacht over en de navolgende dag bleef
zij zo vervreemd van zichzelf - en altijd haar ogen open op de gekruisigde
Jezus - en scheen alom gevoeld te wezen.
En een
van haar dochters kwam tot haar - om te bezien of zij iets wou - en zij vond
haar altijd alleen zitten. En toen die nacht van de zaterdag aankwam zo kwam
die devote dochter weer tot haar en ontstak een kaars, vermanende de heilige
maagd dat gebod van Franciscus want hij had geboden dat er geen dag voorbij zou
gaan, zij zou wat eten. En toen deze zuster dus bij haar stond sprak zij alsof
zij van vreemde plaatsen gekomen was:
‘Welke
nood is het deze kaarsen? En is het niet dag?’
Die zuster
sprak:
‘Moeder,
de nacht is voorbij gegaan en de dag is geleden en de andere nacht is weer
gekomen.’
Clara
antwoordde:
‘Gezegend
zo is deze slaap, mijn lieve dochter, want ik het lang begeerd heb zo is zij
mij nu verleend. Maar alzo lang als ik leef zo wil het toch niet voort zeggen.’
Waaruit
men mag merken met hoe grote begeerten dat minnende hart doorwond was. En
vanwege groot medelijden zo hoorde zij uitermate graag prediken van de
gekruisigde Heer.
Op een tijd toen Sint Franciscus predikte van de passies
van Onze Heer en hij noemde devoot de honing vloeiende naam Jezus zo kreeg
Clara zulke goddelijke zoetheid daarvan in haar hart zodat van die tijd voort
geen moeilijkheden, geen tempeest, geen ziekte hoe zwaar waren vanwege die
zoete naam.
Hoe dat zij graag
hoorde de prediking van der broeders het woord van God en hoe op een tijd haar
openbaarde onder een sermoen een zuiver kindje Dat XXXVIII kapittel.
Want
omdat de ware contemplatie gevoed wordt vanwege het woord God zo zocht Clara
altijd vurig dat woord God te zoeken waarom zo bezorgde zij zich niet alleen,
maar zij was ook zorgvuldig voor de geestelijke spijs van haar dochters vanwege
devote predikaars van het woord Gods die zij hen bezorgden van welke preken
haar deel dat snoodste niet was. Want zij wordt met zo’n grote blijdschap
bevangen in het horen van de sermoen en zij kreeg zoծ grote weelde in het
overdenken van haar bruidegom zodat zij op een tijd toen broeder Philiphs van
Adria preekte zo openbaarde haar een schoon jong kind en stond bij haar en gaf
haar grote geneugte met zijn lustigheid en die openbaring werd ook gevoeld van
een van de zusters die dit zag van de moeder en wordt vervuld met grote
blijdschap. Want al was het dat zij niet geleerd was, nochtans zo verblijde zij
zich een geleerd sermoen te horen van de geleerde prediker. Want zij wist wel
dat de kern schuilde onder de schaal der woorden, welke kern zij subtiel
verkreeg en met meer smaak proefde. En zij kon als een verstandige bij uit elke
prediker sermoen trekken dat de zielen aller nuttigst was en vruchtbaarste. En
ook wist zij wel dat het niet minder verstandig was een bloem van een grove
doren te plukken dan die vrucht van een edele boom te eten.
Toen op
een tijd paus Gregorius verboden had dat niemand zonder verlof zou gaan in het
klooster der zusters van de broeders zo bedroefde zich zeer die milde moeder
omdat zij de spijs van haar zielen te zelden zou ontvangen en sprak met zuchten
tot de zusters:
‘Gaat hem
nu al die broeders van ons halen nu hij ze ons af neemt de gevers van het
geestelijke voedsel.’
En gelijk
zo zond zij de broeders alle wederom want zij wou geen broeders bij haar hebben
die haar dat lichamelijke brood bezorgden als zij er geen hebben zou die haar
dat geestelijke brood zouden regelen. Toen dat de paus hoorde herriep hij dat
gebod wederom en gaf het in de handen van haar generaal ministers.
Toen
aldus die heilige maagd aldus devoot was met vurige begeerten tot het heilige
kruis zo verdiende zij dat zij door dat heilige teken veel wonderlijke dingen
wrocht en zij die de verholenheid van het kruis met bijzondere minnen omhelsde
zo wordt zij vanwege die kracht Van het Heilige Kruis verlicht met tekens en
mirakels en van veel mirakels wil ik sommige van de zekerste kort vertellen.
Daar was
een kind van drie jaren en heet Mathiolus van de stad Spoleto geboren en had
een steen onverhoeds in zijn neus gestoken die niemand nog ook dat kind met
enige listigheid er uit kon krijgen. Dit kind aldus wezende in grote bangheid
wordt gebracht tot Sint Clara en toen zij dat teken van het Heilige Kruis over
hem geslagen had zo viel die steen uit de neus en dat kind wordt verlost.
Daar was
ook een ander kind van Perusi geboren dat een vlek had aan zijn ogen zodat dat
het hele oog bedekte. Dit kind wordt gebracht tot Sint Clara en zij taste dat
ook aan en sloeg dat Heilige Kruis daar over en zei:
‘Ga en
breng dit kind tot mijn moeder opdat zij dat Heilige Kruis daarmede over slaat.’
En de
heilige vrouw Ortulana, als een goede tuinier, volgde hierin haar plant en
zegende dat kind met het teken van het Heilige Kruis. En de vlek ging weg en
dat kind begon helder te zien en Clara zei dat dit kind vanwege verdiensten van
haar moeder verlost was zodat zij haar moeder eren zou. En die moeder schreef
haar dochter toe en zei dat zij die grote tekens onwaardig waar.
Daar was
een van de zusters en heette Benvenuta. Deze was bevangen met de ziekte der
fistels dat zij bijna 12 jaren lang had en tot 5 lopende gaten, zo liep de
etter daaruit met welke zuster Clara medelijden had en sloeg daarover dat teken
des Heilige Kruis en gelijk zo wordt zij gezond van haar zeerheid.
Een
andere van de zusters heette Amata en was 13 maanden waterzuchtig en ook had
zij de koorts en de hoest en mede dat lang euvel over welke zuster Clara
ontferming had en ging tot de toevlucht tot hare edele medicijnen en tekende
deze met het teken des Heilige Kruis en zij wordt gezond.
Een
andere dienstmaagd Gods van Parusi geboren had haar stem twee jaar lang
verloren alzo dat men haar nauwelijks horen of verstaan mocht. Op een nacht van
Onze Vrouw Assumpion wordt haar in een visioen toegesproken dat de heilige
maagd Clara haar wel verlossen zou en zij wordt ontwaakt en verwachtte de dag
met groot verlang. En ‘s morgens vroeg zo haastte zij zich tot haar moeder en
begeerde van haar gezegend te zijn met het teken des Heilige Kruis wat haar
gebeurde en zij wordt gezond en kreeg haar stem weer.
Daar was
een andere zuster en heette Cristina die was lange tijd doof en had wel veel
raad en medicijnen tevergeefs hier toe gedaan, wiens hoofd de heilige maagd
Clara zegende en taste dat oor aan en zij wordt gezond.
Daar waren ook in haar klooster veel zusters die met vele
soorten ziekten bezwaard waren. Toen Clara daar in het ziekenhuis kwam zo sloeg
ze 5 maal over die zieken dat teken des Heilige Kruis en daar worden er 5 gezond.
Uit welke mirakels men opmerkelijk merken mag dat in het hart van de maagd
Clara geplant was de boom des Heilige Kruis. Wiens vrucht als zij haar ziel
spijsde zo gaven die bladeren van buiten die medicijn.
Hoe dat Clara dat
Kruis vanwege mirakel prentte in het brood in de tegenwoordigheid van de paus.
Dat XL kapittel.
Clara,
een devote maagd Christus en een dienstbare discipel des Kruis en een plant des
heilige Franciscus zeer kostbaar en van zulke grote faam van heiligheid zo was
zij vermeerderd onder het volk zodat niet alleen de bisschoppen en kardinalen,
maar ook de paus zelf, onze aardse vader, begeerde haar te zien met grote
affectie en te horen en met haar te spreken.
Op een
tijd zo kwam Gregorius de negende paus tot het klooster van Sint Clara op dat
hij van haar die daar was een ciborie van de Heilige Geest horen zou goddelijke
en hemelse spraken. En toen zij aldus tezamen van de goddelijke lof en van de
zaligheid der zielen lang spraken en ook van de reinheid van het hart zo liet
Clara op beide tafels van de zusters een brood daarop leggen, want zij begeerde
die broeden van de vicaris Christus gebenedijd te hebben. En toen haar
goddelijke coulance gedaan was, zo viel die heilige maagd Clara op haar knieën
devoot en bad de paus ootmoedig dat hij zich gewaardigen zou die broden te
gebenedijde die daar op de tafels lagen. De paus antwoordde:
‘Mijn
allerliefste zuster Clara, ik wil dat gij ze benedijd en sla daarover dat Kruis
der gebenedijde Christus die u uzelf al geheel in een sacrificie geofferd hebt.’
Clara
antwoordde:
‘Aller
heiligste vader laat dat niet geschieden want ik zou zeer oneerbaar en
begrijpelijk geheten worden dat ik, die een snode vrouwspersoon ben, mij
vermetel zou zulke benedictie te geven in tegenwoordigheid van een stadhouder
Jezus Christus.’
Die paus
sprak:
‘Op dat
gij niet vermetel zal worden geheten, maar omdat gij zal hebben verdiend de
gehoorzaamheid dat gij deze broeden gebenedijd sla daarover dat teken des
Heilige Kruis in de naam des Heren.’
En zij,
als een dochter der gehoorzaamheid, sloeg een kruis over die broden en
benedijde ze devoot.
Een wonderlijk teken geschiedde daar want gelijk zo
verscheen in elk brood een schoon teken des Heiligen Kruis geprent al ineens of
het in deeg gedrukt geweest was eer dat het gebakken wordt. Toen dit dat volk
zag verwonderden zij zich zeer en zij aten veel van die broden uit devotie en
veel woorden gehouden om dat mirakel te getuigen. En die paus zich
verwonderende van dit vruchtbaar Kruis van de heilige Clara zo dankte hij en loofde
God de Heer en daar zo gebenedijde hij grotelijks Sint Clara en reisde blijde
met zijn gezin vandaan hij gekomen was.
Hoe Clara haar
zusters vermaande tot het discipline van het geregelde leven en ook Sint
Franciscus. Dat XLI kapittel.
Want deze
heilige maagd Clara was een meesteres van de ongeleerde en recht als in een
groot konings paleis een vorstin der maagden, zo stichtte zij ze tot zo’n grote
discipline en toog ze tot haar met zon grote minnen van godsdienstigheid zodat geen sermoen dat ten
volle uitspreken mag.
Ten
eersten zo leerde zij hen dat zij alle onledigheid zouden verdrijven uit hun
harten zodat zij Hem alleen inwendig met God zouden bekommeren. Zij leerde ook
hen dat zij zich niet zouden bekommeren met onledigheid van de vleselijke
vrienden en verwanten, maar dat zij alleen zouden hopen de minnen van Christus,
de gekruisigde Heer en in Zijn gratie. Zij leerde hen ook dat zij die
tijdelijke dingen vergeten zouden en oefenen in de passies van hun Bruidegom.
Zij leerde hen ook hoe dat ze zouden versmaden de begeerten van het broze vlees
en dat zij dat vlees met zijn bedrieglijkheid bedwingen zouden met de geboden
der reden. Zij bewees hen hoe dat die bedriegende vijand zijn verborgen
strikken in de pure harten plag te werpen en dat hij in andere manieren bekoort
de geestelijke mens dan de wereldlijke. En alzo wou zij dat zij in zekere
tijden zouden werken met hun handen op dat zij gauw - vanwege oefening des
gebed - te vuriger zouden worden tot de oefening van haar Schepper en dat zij
achter zouden laten de traagheid der vergetelheid en - vanwege dat vuur der
minnen - onder de voet zouden treden de koudheid der devotie. In geen plaats
was grotere stilzwijgendheid gehouden en nog meer bewaring van alle
eerbaarheid; daar wordt uit dat vloeiende hart geen overtallig woord gesproken,
nog daar mengde niet die lichtvaardigheid van het woord de ijdelheid der
begeerten. Want de meesteres was zeer spaarzaam in de woorden en zij bedwong
met kortheid de woorden de begeerte van de overvloeiende harten.
Dit was de leer van de heilige abdis. Maar de leer van de
heilige meester Franciscus - vanwege ziekten - zo leerde hij hen niet veel
meer, vanwege de broeders dat boodschapten. Want hij altijd met grote begeerten
minne had tot deze heilige vrouwen, want hij ontbood hen dat zij zouden altijd
puur leven en zonder veel spreken en ootmoedig te wandelen en eendrachtig te
wezen in de liefde. Want hij merkte dat hun conversatie heilig was en met een
stichtig en verblijding der broeders, maar ook een klaar toekomend schijnsel en
een glorie van de Heilige Kerk. En hij ontbood hen ook gelijkerwijze – zoals
God ze verzameld had uit veel landschappen ter wereld - dat zij hen vast
verbinden zouden tot de minnen der gehoorzaamheid en dat zij altijd leven
zouden tot de minnen, tot de armoede en tot de gehoorzaamheid en dat zij altijd
leven zouden alzo zij sterven wilden daar hun leven in eindigen zou zonder
gebreken en dat zij van de aalmoezen van de tafel met dankbaarheid en met
discretie hun lichaam voeden zouden en dat zij de ziekten die hen God zond
lijdzaam ontvangen zouden.
Van haar grote
zorgvuldigheid en goedertieren provisies voor de zusters. Dat XLII kapittel.
Deze heilige, eerwaardige abdis beminde niet alleen de
zielen van haar dochters die ook hun lichamen met wonderlijke naarstigheid
dienden. Want zij bedekte ze vaak in de koude van de nacht met haar handen de koude zusters die sliepen.
En die zij onmachtig zag tot de algemener strengheid van de orde te houden die
zette zij zachter matigheid te houden. Was het ook dat enige zusters bezwaard
waren met de bekoringen en bedruktheid ontvangen, die ontbood zij heimelijk en
troostte ze met tranen der minnen. En soms viel zij neer voor die voeten der
bedrukte zusters en - zoals een moeder met smeken - zo matigde zij de kracht
der droefheid. En de dochters waren niet ondankbaar die weldaden van hun
moeder, maar zij gaven zichzelf over met alle devotie tot haar te dienen. De
dochters grepen die gunst der minnen in de moeder en in de meesteres begrepen
zij die officie van het prelaatschap en volgden na in de voorgangster de
voorgang der gerechtigde, verwonderden hen in de bruid Christus de privilegiën
der gehele heiligheid.
Dertig jaar
lang had zij gelopen in het weer te lopen van de hoogste armoede en als zij
vanwege vele ziekten tenslotte kwam tot het einde van de hoogste roep der
eeuwige zaligheid - want de kracht van het lichaam was in haar van de
strengheid der penitenties zeer ongevallig geworden - zo bekommerden haar de
ziekte in de laatste tijd van haar leven, opdat zij als zij gezond was
rijkelijk was begaafd met de verdiensten der werken dat zij - toen zij ziek was
- werd rijkelijk begaafd naar de verdiensten van het lijden. Want die deugd
wordt volmaakt in de ziekte.
Hoedanig
haar wonderlijke deugd wordt volmaakt in de ziekte dat wordt hierin meest
geopenbaard. Zodat in haar ziekten die zij had 38 jaar lang geen mopperen of
klagen ging uit het hart. Maar uit haar mond ging altijd goddelijke spraak en
dankbaarheid. En nochtans met de last der ziekten aldus bezwaart zo scheen zij
te haasten tot het einde.
Het was
God behaaglijk haar dood te verlengen tot die tijd toe waarin zij met waardige
eer van de Roomse Kerk daar zij een toekomende dochter van was, ja een
geestelijke dochter, verhoogd zou worden.
Want toen
de paus een tijdje vertoefde te Luchdunen met zijn kardinalen en toen de ziekte
Clara sterker en meer begon te bedwingen, zo worden de harten van de zusters
met het zwaard der droefheid doorwond. Recht voort zo wordt een devote zuster
Sint-Pauwels van Sint-Benedict orde al dusdanige visioen vertoont zodat ze
dacht dat zij met haar zusters tot Sint-Damiaan stond bij de heilige abdis Sint
Clara die zeer ziek was en dat zij lag in een kostbaar bed. En toen zij al
schreiend en met uitstorten van tranen verspreidde dat einde van Sint Clara, zo
openbaarde daar aan het hoofdeinde van het bed een zuivere schone vrouw en
sprak tot de zusters die daar schreiden:
‘O,
dochters, wil niet beschreien diegene die nog leven zal, want zij zal niet
sterven tot de Heer Jezus tot haar komt met Zijn discipels.’
Zie, na
korte tijd zo kwam dat hof van Rome te Parusin. En toen de bisschop van
Oestinsen vernam dat haar ziekte altijd vermeerderde zo haastte hij zich van
Perusin om de bruid Christus te zien die hij in de officie een vader was en in
de verzorging een voeder en in de pure minne een devoot vriend.
Hij
voedde haar met het Heilig Sacrament en de andere zusters spijsde hij met de
vermaning van de heilige leer. En Clara bad de heilige vader dat hij haar ziel
en de zielen der zusters verzorgen en gedenken zou voor de Heer. En boven alle
ding bad zij hem dat hij die privilegin der armoede die zij verworven had van
de paus zouden bidden bevestigd zou worden en van de kardinalen. Welke hulp van
de geestelijkheid, zoals hij het haar beloofde met de woorden zo vervulde hij
het met de werken.
Toen een jaar geleden was zo kwam de paus met zijn
kardinalen van Parusin tot Assisi zodat dat voorgaande visioen van de sterfdag
van Sint Clara vervuld zou worden. Want toen deze paus, die boven de mensen was
en naast God is, onderwees die persoon Onze Heer tot welke in de tempel der
vechtende kerk zo had hij de kardinalen als discipels.
Hoe dat Sint
Franciscus die Sint Clara zeer begeerd had te zien kwam tot haar, niet in zijn
leven meer na zijn dood. Dat XLIIII kapittel.
In die
week toen Sint Franciscus voer tot de Heer Jezus zo was de heilige maagd Clara
de eerste plant van de arme zusters en een bijzondere navolgster in de
volmaaktheid der leer van de heilige evangelist Sint Franciscus zeer zorgvuldig
zodat zij meende voor hem te sterven want zij op die tijd beide zeer ziek
waren. En zij schreide bitter en niemand mocht haar troosten want zij meende
voor haar dood niet te zien haar enige vader naast God, de heilige Franciscus,
haar vertrooster en leraar en eerste bevestiger in de gratie van Christus. En
daarom ontbood zij - bij een broeder - ootmoedig Franciscus haar bitterheid van
het hart van de grote begeerten tot hem. Toen dit de heilige vader hoorde, want
hij haar bijzonder beminde, zo had hij groot mededogen met haar met vaderlijke
gunsten. Maar merkende dat het niet wezen mocht dat zij van hem begeerde om hem
te zien zo schreef hij haar een brief tot haar vertroosting. En alle zusters
gaf hij zijn benedictiën en hij absolveerde ze van alle gebreken als zij iets
misdaan mochten hebben tegen zijn vermaningen of tegen de geboden en de raad
God. En dat zij alle druk en droefheid af leggen zouden want zij mocht hem niet
spreken of zien.
‘Maar zij
zal in de waarheid weten dat zij en haar zusters me zien zullen eer zij sterft
en zullen daarvan zeer vertroost wezen.’
Kort
daarna is het geschied dat Sint Franciscus in dezelfde week gestorven is. En al
dat volk en de klerken van Assisi kwamen daar en zij veranderden de droevige
zang in de zang der vrolijkheden en brachten dat lichaam te Sint-Damiaan zodat
het woord vervuld wordt dat de Heer gesproken had door de mond van Franciscus:
‘Mijn
dochters zullen me zien tot hun vertroostingen na mijn dood.’
En de
ijzeren traliën werden open gedaan daar zij dat woord God door plegen te horen
en te communiceren. En de broeders namen dat heilige lichaam van de baar en
richten het op tussen haar armen en hielden het zo omhoog een lange tijd totdat
Sint Clara met haar zusters zeer daar waren mede vertroost. Al was het dat zij
vervuld waren met droefheid en nat van tranen want zij rekenden hen voortaan
beroofd te wezen van zijn goddelijke en goedertieren vermaningen.
Och, daar wordt getoond dat vlees dat tevoren vanwege
grote penitentie zwart was bijna en verdroogd! Dat was nu zeer gracieus en week
en levendig als een jong kind dat weldadig opgevoed is. Daar was die edele
balsem die een bijzondere reuk gaf boven alle welriekende kruiden. Daar worden
ook gehandeld en gezien die 5 wonden die goddelijk in hem geprent waren die de
zusters grote vertroosting gaven. En met grote reverentie namen zij dat lichaam
weer af. En de tralie werd weer gesloten.
Hoe die paus
Innocencius haar visiteerde en absolveerde en gebenedijde haar in haar ziekte.
Dat XLV kapittel.
De
goddelijke voorzienigheid haastte zich nu te vervullen zijn propositum en opzet
van Clara en Christus haastte zich Zijn arme pelgrimster te verhogen in het
paleis van Zijn hemelse rijk. En zij begeerde ook met geheel haar hart verlost
te worden van het lichaam deze dood en Christus te zien regenen in de hemelse
woning die zij met al haar hart in de armoede arm na gevolgd is. Hierom als die
heilige leden met de oude ziekten verzwakt waren zo wordt in haar verzameld een
nieuwe ziekte die haar verkondigde dat haar roeping tot de Heer nakende was,
bereidende haar de weg der zaligheid.
Paus
Innocencius die vierde haastte zich met zijn kardinalen te visiteren de
dienstmaagd Christus wiens leven Hij beproefd had boven andere vrouwen. Daarom
twijfelde hij niet dat haar dood was met
de reverentie van de paus te eren. En toen hij in het klooster kwam zo ging hij
tot dat bed van de zieke Clara. En zij nam de hand aan haar mond en kuste die waardig
en zij bad ootmoedig zijn voeten te kussen met grote reverentie. Die paus klom
op een houten bank en gaf haar zijn voeten te kussen om haar begeerte te
voldoen. En zij nam die voet met grote reverentie en kuste die boven en onder.
En zij bad van de paus met een engelen aanschijn vergiffenis van al haar
zonden.
Hij sprak:
‘Of ik zulke
genade behoef?’ Recht of hij zeggen wou:
‘Zo had ik
niet te doen.’
En hij
gaf haar de gave der volkomen absolutie en deelde haar de gratie der gewijde
wijdingen. En toen zijn zij weer alle weg gegaan. Want zij dat Heilige
Sacrament ontvangen had van haar provinciaal zo sloeg zij haar ogen op ten
hemel en met gevouwen handen en met innige tranen sprak ze tot de zusters:
‘O, mijn dochters, loof de Heer met mij, want de Heer
Jezus Christus heeft Zich verwaardigt heden me zo’n grote gave te geven dat
hemel en aarde niet vergelden mogen. Ik heb heden ontvangen de overste Jezus en
waardig geweest te zien Zijn stadhouder, de paus.’
Hoe dat die zusters
droevig stonden bij het bed en zij troosten hun zuster Agnes. XLVI kapittel.
De
droevige zusters stonden bij het bed van hun moeder wiens hart dat zwaard van
rouw doorsneed, want nog slaap nog honger toog ze er vandaan, maar vergaten het
bed en tafel geneugten vergenoegde hen alleen Գ nachts en dag te schreien
waaronder Agnes, de devote maagd, vervult met bitterheid. En zij was van
Florence daar gekomen en met bittere tranen en bad haar Clara dat zij haar niet
achterliet.
Clara
antwoordde:
‘Lieve
zuster, het is God behaaglijk dat ik sterf. Laat af uw schreien want kort
hierna zal gij tot de Heer komen met mij en de Heer zal u een grote
vertroosting laten geschieden eer gij sterft.’
En Agnes geloofde vast die woorden van haar zuster. Na
Sint Clara Գ dood zo bleef zij daar en tot haar geminde zusters bij Florence zo
zond zij daar, in een gedachtenis van haar zuster, Sint Clara ‘s zwarte wiel
dat nog heden des dag blijft zo geheel en zonder smet gekleurd alsof net
geverfd is en het geeft veel weldaden diegenen die dat begeren te zien. En de
mantel van Sint Franciscus is daar ook en geeft gezondheid de zieken in het
hoofd en ook die hun memorie verloren hebben als men dit kleed ootmoedig op hen
legt.
Van haar uiterste einde
en van veel dingen die daar geschieden. Dat XLVII kapittel.
De
heilige maagd Clara scheen tenslotte veel dagen te arbeiden in haar
verscheiden. Daarvan groeide dat geloof der heidenen en de devotie van het
volk. En de kardinalen en prelaten, met andere stadige visites eerden zij
diegenen die voor waar heilig was. Maar dat wonderlijk te horen is: toen zij
dus 17 dagen lang geen spijs ontvangen mocht zo wordt zij van de Heer met zo’n
grote sterkte begaafd zodat zij al diegene die tot haar kwamen versterkte in de
dienst Christus. Want toen de goede broeder Reynaldus haar in zo’n grote ziekte
liggend vermaande tot lijdzaamheid, zo antwoordde zij hem met vrije stem
blijde:
‘Nadat ik
- vanwege de knecht God Franciscus - beken de gratie van Onze Heer Jezus Christus
zo was me geen lijden of pijn moeilijk, geen penitentie zwaar, geen ziekte
hard.’
Toen dan
de Heer meer nakende was en bijna voor de deur stond toen begeerde zij
geestelijke broeders bij haar te hebben die haar die passie van Onze Heer en
goddelijke woorden voorspraken. Onder die zo was daar een broeder, heette
Juniperus, een groot predikant die altijd plag te spreken vurige woorden van de
Heer. Deze vroeg zij met nieuwe vrolijkheid of hij iets nieuws had in de
tegenwoordigheid van de Heer, welke broeder open deed zijn vurige hart en sprak
met zijn mond vlammende woorden daar de maagd Christus grote soelaas van
ontving.
Tenslotte
zo keerde de maagd haar tot de schreiende dochters en prees hen de armoede en
beval hen dat zij God altijd danken zouden van zijn gaven. Zij gebenedijde de
devote broeders en zusters en alle jonkvrouwen in de arme kloosters beide
tegenwoordig of toekomende malen. Zij vermelde gratiën der benedictie des
Heren. Och, wie zou die andere navolgende dingen uitspreken mogen zonder schreien?
Bij haar
zo stonden twee devote broeders van Sint Franciscus gezellen waarvan de ene was
geheten Angelus en troostte met schreien de zusters. De andere heet Leo. Die
kuste dat bed der stervende maagd. De gelaten dochters beschreien de dood van
hun milde moeder die zij niet meer zien zouden, beschreien zij toen zij stierf.
De zusters bedroefden zich zeer dat al hun troost met haar weg ging en dat zij
in dat dal der tranen niet meer getroost zouden worden van hun meesteres.
Nauwelijks scheurden zij niet hun lichaam, had de schaamte dat niet gedaan. En
dat verwekte in hen scherpe droefheid dat zij van buiten niet genoeg schreien
mochten - de statuten van het klooster geboden hen te zwijgen - die kracht der
droefheid uit te persen, dat zuchten, dat aanschijn wordt geheven van tranen,
die dorst dus vol schreiende harten dat uitbracht nog nieuwe tranen.
Deze maagd in
zichzelf gaande zo sprak zij in het heimelijk haar zielen toe:
‘Ja,’ zei zij,
‘vrij van hem, want gij hebt een goede leider van de weg.’
‘Ga,’ sprak zij, ‘want Die gij gemaakt heeft is geheiligd
en u altijd bewarende als een moeder haar enig kind heeft Hij u altijd
uitermate zeer gemind. Heer, gebenedijd zo moet Gij zijn die me geschapen hebt
en ik zeg U gratie en dankbaarheid Die me hiertoe gebracht hebt, mijn Heer,
mijn God. Amen.’
Hoe Onze Heer Jezus
Christus en Zijn lieve moeder Maria kwam om haar ziel te halen. Dat XLVIII
kapittel.
En toen zij
dit gesproken had zo vroeg haar een zuster wie zij dus aansprak.
Zij
antwoordde:
‘Ik
spreek tot mijn gebenedijde ziel welke dat glorieuze koor der overste
burchtheren dat op haar uitgang wacht en ook de glorieuze leidsman staat niet
ver van mij.’>
En zij keerde
zich tot een van de zusters en zei:
‘Och dochter,
ziet gij mede de Koning der gloriën die ik zie?’
En die
zuster wrocht de hand Gods en zag met lichamelijke ogen geestelijke dingen want
zij met bedrukte ogen haar keerde tot de deur van het huis. En zie, daar kwam
ingegaan een schaar van zuivere maagden in witte klederen welke alle droegen op
hun hoofden gouden kronen. En onder hen zo ging een die veel schoner was dan de
andere wiens kroon van boven geschapen was als een wierookvat met vensters daar
zon grote klaarheid van scheen zodat het de nacht omkeerde binnen het huis in
het licht van de dag. En zij ging tot het bed daar de bruid haar lieve kind op
lag en neeg zo minnelijk op haar en nam haar zeer zoet in de armen en gaf haar
een vriendelijke kus. De maagden brachten haar een mantel van wonderlijke
schoonheid en zij dienden haar alle bijzonder en bedekten daar dat heilig
lichaam van Sint Clara mee en sierden de slaapkamer met wonderlijke schoonheid.
De
volgende dag na Sint-Laurentius zo ging uit de allerheiligste ziel gekroond met
het eeuwige loon en na de verstoring van de tempels van haar lichaam voer die
geest zalig ten hemel.
Gebenedijd zij deze uitgang van dat dal der tranen en de
onzaligheid die Clara een ingang is geworden ten leven. Nu voor de kleine
sobere spijs verblijde zij zich aan de tafels van de burgers. Nu voor zij voor
de snoodheid van de as is zij versierd in de hemel met de gloriën der heiligen.
Hoe dat tot haar
uitvaart dat hof van Rome kwam met veel volk. En de paus wou dat officium van
de maagden gezongen hebben. Dat XLIX kapittel.
Dat
gerucht van de dood van deze maagd brak recht voort uit en beroerde al dat volk
met grote verwondering. En daar kwamen de mannen en vrouwen tot het klooster en
zon grote schaar van volk zodat het scheen dat de stad leeg gebleven was. En
zij riepen haar al heilig te wezen en gemind. En onder die woorden van lof
schreiden sommige van hen. De heerlijkheid met de scharen der ridders kwam daar
toegelopen met veel gewapende mensen en waakten die avond en de gehele nacht
zodat van die kostelijke schat die daar in het veld lag geen schade zou geschieden.
De
volgende dag wordt dat ganse hof van Rome beroerd. De paus met de kardinalen
kwam tot het klooster en haastte hen met al het volk tot Sint-Damiaan en de
tijd naakte dat men mis zou zingen. En toen de broeders begonnen te zingen dat
officie van de doden, recht voort gebood de paus dat men het officium van de
maagden zou zingen en niet van de doden alsof dat hij haar eerder scheen te
canoniseren dan dat lichaam begraven zou worden. De bisschop van Ostinsin, die
een hoge edele man was, zei dat men daar zo zeer niet mee zou haasten. Aldus zo
zong men eerst dat officium van de doden.
Daarna
gingen tezamen zitten de paus, de kardinalen en de prelaten. En de bisschop van
Ostinsen begon een materie te spreken van de ijdelheid der ijdelheid. Hij prees
de versmaatster der ijdelheid met een edel sermoen. En zie, recht voort zo
gingen de priesters en kardinalen om dat bed staan devoot en vervulden
eerbiedwaardig dat officium dat zij begonnen hadden.
Tenslotte,
want zij het niet zeker oordeelden te weten dat die kostbare schat zo ver
geleid zou worden van de burgers, zo brachten zij dat heilige lichaam vanwege
raad der wijze mannen met lof en met zang en met trompetten en groot gejubel
tot Sint Joriskerk eerbiedwaardig. Want dit was de plaats daar de heilige vader
Franciscus ten eerste begraven was omdat hij nog levend haar de weg des levens
geleerd had en dat hij haar nog toen zij gestorven was met een wonderlijke
voorbetekenis bereiden zou de plaats daar zij begraven zou worden.
En er gebeurde
een grote toeloop van volk die met luide stemmen riepen en zeiden:
‘Waarlijk,
zij is heilig glorieus en regeert met de engelen in de hemel die van de mensen
dus groot geerd wordt in de aarde. Bidt
voor ons Christus Heer, o voorgangster der arme jonkvrouw die veel ontelbare mensen
tot penitentie gebracht heeft en tot eeuwig leven.’
Binnen
korte dagen daarna toen werd Agnes geroepen tot de bruiloft des Onbevlekte Lam
in het eeuwige leven en is haar zuster gevolgd tot de eeuwige blijdschap.
Daar wacht de dochter van Sion en van de natuur en van de
gratie en van het rijk nu jubelend in God zonder einde en waarlijk zo ontving
Agnes de vertroosting die Clara haar zuster beloofd had dat zij ze ontvangen
zou. Want toen zij haar zuster nagevolgd had van de wereld tot het Kruis alzo zoals
Clara blonk met tekens en mirakels alzo volgde Agnes haar na van dit
vergankelijke licht tot God en beval haar ziel in de handen van haar bruidegom
Jezus Christus. En te Assisi, vandaar zij geboren was, werd zij eerlijk
begraven.
Van haar mirakels
in het algemeen en van de bijzonder herstel van de orde. Dat L kapittel.
De Heer die
spreekt in het evangelie:
‘Beken
diegenen die geloven, want wonderlijke dingen zullen hen volgen.’
Dit mag men
opmerkelijk in Clara merken. Nochtans zoals de Heer zegt zo maken die mirakels
de mens niet heiliger dan hij is.
En Hij zegt
ook:
‘Wil u
niet verblijden, want de geesten u onderworpen worden, maar verblijd u dat uw
naam geschreven is in de hemel.’
Maar dat
zijn de waarachtige tekens van de heiligen en die eerbiedwaardige getuigenissen
van de mirakels die daar staan in de heiligheid van de zeden en volmaaktheid
van werken. Want Johannes Baptista, die de heiligste was van vrouwen geboren,
nochtans zo deed hij geen mirakels nog tekens en daarom zijn zij niet heiliger
die veel mirakels doen van heiligheid. Daarom was het genoeg de heilige maagd
Clara tot een getuige van heiligheid haar volmaakte leven.
Maar om
die lauwheid der mensen op te wekken en om die devotie van het volk te
vermeerderen zo zijn veel tekens van haar geschied.
Hierom
wordt Clara, toen zij noch leefde, in de orde verklaard in grote verdiensten en
nu wordt zij in de eeuwige klaarheid genomen en wonderlijk verklaard over de
hele wereld met het licht der mirakels. Want de klaarheid en gezworen waarheid
dwingt het nu veel daarvan te schrijven en te verzamelen. En de hoeveelheid
dwingt me veel achter te laten.
Was het dat het niet meer was dan heden des dag de tijd
uitwijst van een goedertieren moeder en heilige vrouw Clara en haar menigvuldig
getal der heilige maagden over de hele wereld en in vele conventen en heilige
steden daar men dag en nacht de Heer behoorlijk lof zingt. Waarin, al is het
dat in sommigen - vanwege oudheid der tijden - afgehaald wordt de eerste
moederlijke vermaningen der discipels, zodat in sommige harten - vanwege de
duivels ingeven - lauwheid in gegroeid is, nochtans zo wou die goddelijke
goedertierenheid niet toestaan dat die brand van al zulke eerste hitte al geheel
uitgedaan zou worden. Want de Heer heeft die twee nieuwe lichten in de wereld
gemaakt zoals de zon en de maan. Dat zijn de heilige Bernardus en de zalige
maagd Coleta, vanwege welke zorgvuldige voorzienigheid wijdt en breed de
kloosters vermaakt zijn en ook opnieuw gefundeerd. Van wiens wonderlijke dingen
die menigvuldig zijn zal ik een luttel schrijven die door Clara geschied zijn
met kort sermoen.
Daar was
op een tijd een kind van Parusin geboren en heette Jacobin en was zeer ziek en
ook van de duivel bezeten. Want soms wierp hij zichzelf in het vuur, soms op de
aarde en ook zo beet hij soms in de stenen zodat hem de tanden bloeden en
scheurden bijna en kwetste zeer zijn hoofd en maakte zijn lichaam geheel
bloederig en de tong uit de mond hangend. En soms zo vond hij zijn lichaam zo
kort van pijnen dat hij zijn benen op zijn schouders legde. Twee maal per dag
zo kwelde hem deze dolheid. Men zocht raad van geleerde dokters, meesters en
hulp. Maar daar werd niemand gevonden die hiertegen raad wist te doen. Zijn
vader Gwidolitus - toen hij onder de mensen geen hulp kon vinden van dit grote
ongeval van zijn kind - zo keerde hij zich tot de verdiensten van de heilige
maagd Clara en sprak aldus:
‘O,
heilige Clara, eerwaardige maagd der wereld, ik offer u mijn arme ellendige
kind en ik bid u met alle devotie en innigheid om zijn gezondheid en
verlossing.’
Hij haastte hem met grote vertrouwen met het kind en
bracht hem op het graf van Sint Clara en gelijk dat hij bad dat kreeg hij en
dat kind werd gezond en werd verlost en voelde niet meer zulke kwellingen van
de duivel.
Alexanderina die uit het bisdom van Parusin geboren was
die was gekweld van de boze, schalkse geest. En die duivel had har alzo in zijn
geweld zodat hij haar soms liet vliegen boven op een klip die bij het water lag
als een vogel en plag soms - zo een twijgje van de bomen viel – in het water te
zwemmen. En dit geschiedde vanwege verdiensten van haar zonden. En toen zij
aldus van grote pijn haar linkerzijde bijna verloren had en haar hand lam was
en zij zocht raad van de meesters der medicijnen en zij vond geen baat.
Tenslotte kwam zij tot dat graf van Sint Clara met berouw van haar zonden. En
bad - vanwege haar heilige verdiensten - om gezondheid van haar drie kwellingen.
En terstond werd zij verlost: de hand kreeg zijn macht weer, haar zijde werd
gezond en van de vijand werd zij verlost.
Een andere vrouw was ook in dezelfde stad zeer gekweld van
de duivel die ook door verdiensten van Sint Clara werd verlost van de vijand.
Er was op een tijd een kind uit Frankrijk dat dat hof van
Rome plag te volgen die verwoede ziekten zeer kwelden zodat hij zijn spraak
verloor en ook zijn lichaam mismaakt werd en onrustig maakte zodat niemand zich
ophouden mocht maar ontbrak altijd. Tenslotte werd hij gebonden van veel lieden
met kracht en werd zo onwillig gebracht tot dat graf van Sint Clara. En
terstond - vanwege dat geloven van diegenen die hem hielden - zo werd hij
verlost geheel.
Daar waren op een tijd lieden van Pisa geboren en reisden
te scheep tot Sardinië. En in de nacht zo kwam daar een vervaarlijk onweer op
en een grote storm zodat zij bijna verdronken waren zo dat - vanwege dat smijten
van het water - de bodem van het schip brak en dat water kwam daarin gelopen.
En in deze grote last zo trakteerden zij allen van hun dood. En zij riepen met
schreiende stemmen hulp van veel heiligen aan, maar zij verkregen die niet.
Tenslotte - vanwege ingeven van God - dachten zij om de nieuwe sint Clara en
riepen met grote begeerten haar hulp aan. En loofden haar was het zaak dat zij
gezond mochten komen te land, zij zouden haar innig verzoeken in haar kerk,
blootshoofds, naakt in hun hemd, de riem aan hun hals en elk een kaars van een
pond in hun hand hebbende. Daar geschiedde een wonderlijk teken. En de hulp die
zij begeerden verkregen zij. Alzo gering zoals zij dit geloofd hadden zo
openbaarde daar. Drie kaarsen die met wonderlijke klaarheid branden stonden hem
bij tot een hulp. De ene stond voor in het schip, de andere stond op het roer
en de derde stond beneden in het schip en stopte dat gat daar dat water door
kwam. En dat onweer ging weg en voor de wind zo kwamen zij in haven daar ze
begeerden. En toen dat schip ontlast was van de mensen en van haar koopmanschap
zo gingen die kaarsen weg en dat schip zonk in de grond als een steen. En dat
volk ging gelijk en betaalden blijde hun beloften die zij beloofd hadden.
Daar was op een tijd een die heet Valencius van Spoleto
geboren. Deze was zeer gekweld van de ziekte die heet dat vallende ziekte zodat
hij op veel tijden van de dag vaak neer viel in deze kwelling. En zijn benen
waren ook gekrompen zodat hij niet gaan mocht. Hij werd gevoerd op een ezel tot
Sint Clara s graf. Daar lag hij twee dagen lang en drie nachten. En de derde
dag zo begon dat been te kraken en niemand roerde dat. En hij werd vlug van
beide die plagen verlost en ging vrij van daar.
Daarna
was er een die heette Jacobellus van Spoleto geboren en was 12 jaar oud en was
blind zodat hij ging altijd met een leidsman en anders niet. En op een tijd
werd hij alleen gelaten van zijn leidsman een luttel en hij begon alleen te
gaan en viel ter neder en brak zijn armen en viel een grote wonde in zijn
hoofd.
Deze mens
toen hij op een tijd werd slapend bij de brug, heet Narijn, zo openbaarde hem
in zijn droom een zuivere vrouw. En sprak tot hem:
‘Jacobelle,
waarom kwam ge niet tot mij te Assisi zodat gij verlost mocht worden?’
Toen hij
ontwaakte s morgens vertelde hij twee ander blinden die hij bij hem had wat hij
gehoord had, met bevend hart en stem. En die andere spraken tot hem:
‘Wij
hebben wel gehoord dat net een heilige vrouwe te Assisi gestorven is tot wiens
graf de Almachtige Heer ontelbaar veel mirakels laat geschieden in haar eer.’
Toen
Jacobellus dit hoorde zo was hij niet traag, maar haastig spoedde hij zich derwaarts
en was geherbergd s nachts bij Spoleto. En daar wordt hem nog datzelfde visioen
vertoond. Hij kwam te Assisi haastig vanwege het verlangen van het gezicht. En
hij vond daar zoveel volk dat daar gekomen was om hulp en troost van de heilige
maagd zodat hij daar in de kerk niet komen mocht. Zo werd hij zeer droevig en
legde zijn hoofd op een steen en van vermoeidheid begon hij daar buiten te
slapen. En voor de derde keer zo kwam die stem tot hem:
‘Jacobelle,
de Heer zou u wel doen, was het zaak dat gij er in mocht komen.’
Toen hij
ontwaakte zo bad hij met schreiende ogen het volk en riep dubbel zijn begeerte
dat zij hem om de minne Gods in wilden laten gaan. En dat wordt hem gegund en
hij wierp zijn schoen van zijn voet en toog zijn klederen uit en nam zijn riem
om zijn hals en ging zo ootmoedig tot het graf. En van vermoeidheid van het
roepen tot het volk wordt hij een weinig slapende. Sint Clara sprak tot hem:
‘Doe, sta
op, u bent verlost.’
En al die blindheid weg gedaan en donkerheid van de ogen
zo zag hij door Clara klaar dat klare licht. En hij glorificeerde God en loofde
van zon grote wonderlijkheid van het werk en noodde alle andere mensen tot lof
God en Sint Clara.
Te Perusin was er een en heette Jan Martens zoon. Deze
toog eens uit met zijn burgers om te strijden tegen de Fulginten. En toen zij
aldus begonnen te vechten en toen de strijd vermeerderde zo kwam daar een zware
val van een steen op zijn hand zodat die hand brak. Hij had veel geld gegeven
aan de chirurg meester om genezen te worden en hij kon geen hulp krijgen en ook
nog van de meesters van medicijnen. Zij zeiden ook allen dat die hand lam most
blijven en onmachtig tot alle werken. Hij was zeer droevig hierom en hij mocht
die zeerheid niet verdragen. En bad vaak de meesters dat zij die hand af zouden
houwen. Tenslotte zo hoorde hij zeggen van de wonderlijke mirakels die Onze
Heer verwaardigde te doen door de verdiensten van Sint Clara. Hij beloofde daar
een belofte dat hij zou gaan tot dat graf van de heilige maagd en offeren haar
een wassen hand. En hij deed alzo en kwam daar en rustte een weinig op dat
graf. En eer hij uit de kerken ging zo was hij gezond en machtig in de hand.
Daar was er een en heette Petrolus van de burcht Vitrani.
Deze was bijna geheel heel verteerd van grote ziekten en was al droog geworden
vanwege dagelijkse kwelling. Van wiens grote kracht zo was hij zeer gekrompen
in de lendenen en krom geworden en ging met het hoofd bukken ter aarden zodat
hij nauwelijks met een stok voort kon komen. De vader zocht veel raad van de
meesters van medicijnen, maar het was alles tevergeefs. En bijzonder zo zocht
hij die meesters die de kunst hadden om gebroken benen te behandelen. Hij was
bereid al zijn goed uit te geven om gezondheid te krijgen van zijn kind. Die
meesters antwoorden allen dat er geen kunst toe was om die ziekte te genezen.
Toen keerde hij zich tot Sint Clara daar hij veel wonderlijke dingen van had
horen zeggen die God door haar wrocht. En hij bracht zijn kind met grote
innigheid tot dat graf daar deze heilige maagd begraven was. Aldus knielde hij
een tijdje voor deze heilige relikwieën zo verkreeg die jongeling volmaakte
gezondheid en stond op blijde en ging recht op zijn lijf. En hij dankte God en
noodde dat volk tot de lof der heilige maagd Clara.
Daar was een kind van tien jaren van Sint Quiritus dorp
geboren onder dat bisdom van Assisi en was kreupel uit zijn moeders lichaam. En
hij had zeer zwakke schenen zodat de voeten dwars uitgingen als hij voort ging
en met grote pijn ging hij. En als hij voort ging en als hij viel kon hij van
zichzelf niet opstaan. En zijn moeder had Sint Franciscus vaak menige keer
gebeden dat hij om gezondheid van haar kind de Heer zou bidden, maar zij vernam
geen baat van haar kind. Maar toen zij hoorde van Sint Clara dat zij uitblonk
met veel nieuwe mirakels zo bracht zij haar kind op Sint Claras graf. En na
luttel dagen zo gaven die benen een geluid en de leden der schenen worden tot
hun natuurlijke rechtheid en sterkte gebracht. En dat Sint Franciscus met veel
gebeden niet verkrijgen mocht dat verleende de goddelijke kracht door de
verdiensten van Sint Clara.
Het was een wijf van de burcht Mananij geboren en heette
Plenaria. En had een lange tijd geleden
de krampen van haar leden met grote pijnen zodat zij niet gaan kon dan met een
stok. Nochtans mocht zij - vanwege haar hulp van de stok - haar kromme lichaam
niet oprichten, maar al strompelende zo gingen de voeten en de stok. Op een
vrijdag zo liet ze haar brengen op dat graf van de heilige maagd Clara. En
stortte devoot haar gebed daar en zo verkreeg zij haastig daar zij trouw om
bad. De zaterdag daarna - toen zij volle gezondheid verkregen had - zo ging zij
op haar voeten naar huis, zonder stok, die tevoren daar gebracht was van andere
lieden.
Daar was een maagd geboren van Parusin. Deze had een grote
zwelling aan de hals en dat was een zweer en heet scrophula in de algemene
spraak. Welke zweer zij lange tijd met grote pijnen droeg en daar waren aan 20
klieren zodat de hals van de maagd grover werd dan haar hoofd. En de moeder
bracht vaak haar dochter tot dat graf van de heilige maagd Clara en bad haar
ootmoedig om hulp en troost van haar dochter. En toen deze dochter op een nacht
lag voor dit heilige graf van Clara zo begon bij haar dat zweet uit te breken
en de klieren begonnen zacht te worden en van hun plaats te gaan. En kort
daarna - vanwege verdiensten Sint Clara - zo ging dat grote gezwel met de
andere ziekten zodat men geen litteken daarvan zien mocht.
Een van
de zusters, Adriane hetende, die droeg ditzelfde kwaad van kwelling aan haar
hals toen Clara nog levend was. Het was zeer te verwonderen dat onder die
vurige lampen zon koude ziel mocht schuilen en onder die verstandige, wijze
maagden zon zot persoon mocht wezen. Op een nacht zo bond deze zuster haar keel
zo vast toe - bijna tot wurgen toe - en wou die klont van het gezwel ter keel
uitduwen en wou met haar zelf boven gaan de goddelijke wille. Gelijk bekende
dit de heilige maagd Clara in de geest en sprak tot een van de zusters:
‘Ga wat
naar beneden in het huis en breng die zieke zuster Adriane een heet ei om dat
te zuipen. En breng haar met u mee tot mij.’
En deze
haastte haar om dat gebod van de moeder te voldoen. En zij vond deze zuster
zitten en mocht niet spreken vanwege haar eigen handwerk en ook bijna gewurgd
was. En die zuster hief haar op zoals zij het beste mocht en presenteerde haar
de moeder. En de dienstmaagd Gods Clara sprak haar toe en zei:
ҏ arme
creatuur, belijdt de Heer uw gedachten die ik goed herkend heb en zie dat gij
bij uw zelf genezen wou, dat zal die Heer Jezus genezen. Maar van de ander
ziekten zal gij niet opstaan die gij ook
hebt, hierom zo bekeer uw leven in een betere.Ӽo:p>
Tot welke woorden wordt zij zeer bekommerd van binnen en
begon weer te spreken en zij verbeterde merkelijk haar leven. En een korte tijd
daarna wordt zij genezen van die zwelling, maar van die ander ziekte stierf zij
en voer tot de Heer.
De wrede
wreedheid van de grijpende wolven plag de mensen zeer te kwellen en dikwijls
met vallende mensen zo plagen zij zich te voeden met mensen. Zo was er op een
tijd een vrouw en heette Bona en was geboren van de berg Galem onder dat bisdom
van Assisi en had twee zonen en de ene wordt gegrepen van de wolf. En toen zij
aldus droevig was en schreide om de ene zoon zo liep zij uit en zorgde voor de
andere en bijna zo was de wolf hem nakende. En als zij dus zo liep naar de
laatste zo nam die wolf dat eerste kind achter in de nek en liep daarmee weg.
De lieden die in het veld en in de wijngaard wrochten - horende dat roepen,
kermen en schreien van het kind - riepen zij tot de moeder van het kind:
‘Zie of
gij uw kind nog hebt want wij hebben het gelijk gehoord ongewoon huilen en
schreien.’
Toen de
moeder vernam dat het haar kind was die van de wolf genomen was zo riep zij met
luide stem in de hemel. En met huilen vervulde die lucht zo riep zij aan de
heilige maagd Clara en zei:
‘O
heilige en glorieuze Clara geef mij arm mens mijn kind weer en mij onzalige
bedrukte moeder mijn zoon. En is het zaak dat gij het niet doet zo zal ik
mezelf verdrinken in het water.’
De buren liepen naar de wolf en zij vonden dat kind in het
bos van de wolf laten liggen en vonden een hond bij het kind die zijn wonden
likte. Want de eerste beet had die wolf gezet in de nek van het kind zodat hij
te zeker zou dragen, zo greep hij het in de nek en daarna in de lenden met zijn
kinnebak en tot die twee plaatsen groot litteken gemaakt. En deze vrouw met
haar buren ging tot de helpster Clara en toonde haar dat kind dat zo jammerlijk
mismaakt was en het werd gezond. En zij loofden en dankten God en Sint Clara en
gingen weer naar huis.
Daar was
een maagd geboren van de berg Cananij en zat bij schone dagen in het veld. Zie
daar kwam een wolf, een verslinder van de mensen, en kwam daar om een roof te
halen. Toen deze maagd dit zag meende zij dat het een hond was en was daarvan
niet bang. En toen deze maagd zich omdraaide en zag de wolf aan zo kwam die
wolf en greep haar hoofd al geheel in zijn kinnebak en liep zo met zijn roof in
het bos. Een vrouw die daarbij was zag dit aan en riep met luide stem. En
denkende om de heilige verdiensten van Sint Clara zei zij:
‘O heilige
maagd, ik beveel u deze maagd aan in deze uren.’
Een groot
wonder geschiedde daar want Clara die onderliep de wolf die deze maagd in zijn
tanden droeg en kwam hem tegen, zeggende:
‘O gij,
wreed bloedig beest! Zal gij langer dragen diegene die mij aanbevolen is te
bewaren?’
Vanwege
welk gerucht zo liet hij zacht deze maagd neer vallen zonder te kwetsen en ging
weg als een moordenaar die berispt wordt van zijn misdaad.
Toen die
aller zachtmoedigste prins Alexander de Vierde zat in de stoel van Sint Peter
die een vriend was alle heiligheid en een beschermer der geestelijke mensen en
een vaste kolom van de heilige geestelijkheid. Alzo dat geroep van deze
wonderlijke dingen van de heilige maagd Clara van dag tot dag breder en meer
wordt zo wachtte die met grote begeerten naar de canonisatie van de heilige
maagd Clara.
Tenslotte,
deze voor vermelde paus - vanwege de woorden die deze grote tekens verwekte -
zo begon hij een rijp beraad te houden met de kardinalen van deze materie. Daar
worden toe gekozen bescheiden en discrete en heilige personen om deze mirakels
te onderzoeken en de grootheid van haar leven. Zo wordt dan Clara gevonden de
aller klaarste in haar leven in de oefening van alle deugden. Zij wordt ook
gevonden na haar dood te verwonderen met waarachtige en wonderlijke beproefde
mirakels. En een dag wordt daar geschikt dat de kardinalen met de paus en de
aardse bisschoppen en bisschoppen zouden vergaderen. En ook de klerken -
geestelijk en wereldlijk - en de menigte van wijzen en machtige mannen zouden
daarbij wezen. Toen die paus de zalige werken van de heilige maagd Clara voor
hen allen openbaarde zo bevestigden zij het allen met bereide ootmoedigheid en
gunsten. En zeiden dat Clara waard was verklaard te worden op de aarde die God
verklaard heeft in de hoogste hemel. Maar toen de dag was aanstaande dat zij
varen zou tot de Heer, twee jaren na haar sterfdag, zo liet deze goede paus
Alexander voor al die prelaten en klerken die daar vergaderd waren een schoon
sermoen en liet haar eerwaardig met grote reverentie schrijven in de kalender
onder dat getal der heiligen. Want hen deze gratie van God nagehouden was en
hij gebood haar hoog te vieren over het gehele christenrijk.
En dit is
geschied bij Anagina in de grote kerk in het jaar Ons Heren 1255 in het eerste
jaar van de heilige paus Alexander tot lof en eer van Onze Heer Jezus Christus
met de Vader en de Heilige Geest. En ook tot de gloriën en eer van de heilige
maagd Clara en tot de stichtigheid van het volk en tot een sterkte en een
solaas en voortgang van alle zusters van deze orden.
Waarvan ik, onwaardige en ongeleerde te schrijven begeer
zodat zij getrouw voor mij bidden wil de Heer Die ons allen van zonden bewaren
wil en dat Hij Hem verwaardigen wil ons na dit leven met Sint Clara te ontvangen
in Zijn eeuwige tabernakels. Amen.
Bulbocodium bloemen heten in het Frans pauvres filles de
Ste Claire, in het Italiaans fiore de S. Catherina.
De bloem van haar dag is de moeras melkdistel, Sonchus
palustris. Ook Salvia sclarea, (helder,
werd voor de ogen gebruikt) de clary. Jobstranen, Coix Lacryma‑Jobi betekent
letterlijk jobstranen, ook de naam jupiters-tranen komt voor, Engelse jobճ
tears, Frans larmes de Job, larmille, in Duits Tranengras genoemd. Naar de
glimmende zaden en Job XVI, 16 en 20.’mijn
gezicht is vol met tranen... Mijn oog vult zich met tranen voor God’
Christustranen.’
Als een altijddurend zinnebeeld van Jobs droefheid hangen
jaarlijks de grijze en glinsterende zaadkorrels aan deze plant met een trosje
neerwaarts gebogen, als tranen.
H. Clara, die men eieren offert om mooi weer te bekomen.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/