12 december.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
12 december, 13 december, H. Odilia: Germaans od: ԥrfgoedծ (Ottilia, Odila, Odilia van Hohenburg, Adelia, Adilia, Alida)
Dochter
van de hertog van Elzas, Eticho of Athich en Bersinda, zuster van de H.
Roswinda. Odilia werd in de 7de eeuw in Frankrijk geboren, 660, te
Oberbai. Volgens een legendarische vita uit de 10de eeuw was ze bij
haar geboorte blind en wilde haar vader haar doden, maar ten gevolge van de
smeekbedes van haar moeder werd het kind anoniem aan een landbouwer gegeven. Op
12-jarige leeftijd werd Odilia in een klooster Balma, Baume-les-Dames, gestopt.
Als ze door bisschop Sint Erhard van Regensberg wordt gedoopt, worden haar ogen
geopend als die met het chrisma worden aangeraakt tijdens de doopceremonie. Als
haar vader over dit wonder hoort is hij zo kwaad op zijn zoon die Odilias
terugkeer wil bewerkstelligen dat hij deze in een klap doodslaat. Later krijgt
haar vader berouw en accepteert Odilia. Maar deze vlucht wanner haar vader haar
wil uithuwelijken. Uiteindelijk gaat vader akkoord dat zij van het
familiekasteel een klooster maakt met Odilia als Moeder-overste. Daarna zet
Odilia nog een ander klooster op in Niedermunster waar ze sterft op 13 december
rond het jaar 720. Haar graf bevindt zich op de Odilinberg in de Elzas, nu Mont
Sainte Odile bij Straatsburg, vergelijk St. Odilinberg bij Roermond, vandaar
dat kapellen die aan haar gewijd zijn bij voorkeur op bergen liggen in Zuid
Duitsland waar ze veel vereerd wordt. Ze is ook patrones van de Elzas.
Ze
wordt voorgesteld in zwart habijt met mantel, sluier en abdissenstaf. Het
bekendste attribuut is een boek met twee ogen daarop, naar haar blindheid. Soms
een haan als aankondiger van het licht en soms haar vader aan haar voeten. Ook
soms een kroon naar haar afkomst en een kelk omdat een engel haar laatste
communie bracht. Ze wordt aangeroepen bij gezichtsproblemen, ook tegen oor- en
hoofdpijn.
Het
Ottiliakruid is de ridderspoor, niet de gekweekte, maar wilde soort. Drie
ridderbloemen in maeghden wasch gedaan en aan de hals gehangen en daarmee St.
Otilien een mis gedaan of geofferd, of drie aalmoezen om harentwil gegeven of 3
paternosters met devotie gelezen helpen tegen oogziektes. Al deze drie diensten
gedaan worden, so bliven dien mensche zijn oghen ghesont,’ zo lang hij leeft.
En als je denkt dat je ogen weer gebreken krijgen dan zal je deze was drie
dagen bij je houden met voorgemelde boete. Diegenen die deze bloemen alle dagen
aankijken krijgen geen pijn in de ogen. Sommigen doen deze bloemen in en busje
en hangen ze die boven de deur waar ze veel moeten zien of leren. Deze bloemen
heeft St. Ottilia bijzonder vereerd en hebben door haar die gratie verkregen.
De plant was gewijd aan de heilige Ottilia, beschermster van alle lijders aan
oogkwalen. Haar beeld heeft 2 ogen op een boek die ze vanwege haar vader
uitgehuild heeft. Ze kwam blind ter wereld, maar kreeg het zicht op haar 14de
levensjaar. Ze wil van een aardse bruidegom niets weten en wordt zo door haar
vader vervloekt. Ze verlaat het slot en als de vader en de bruidegom naderen
zinkt ze in de aarde. Op die plaats ontstond een bron. Balletjes werden van de
bloemen gemaakt die om de hals gedragen als een voorbehoedmiddel tegen oogziektes
dienden.
12
december, 5 januari, H. Synesius; vol
inzicht, Grieks/Latijn.
Is gestorven in 285 te Nikomedia in Bethanië. Theonas
zou als toveraar bisschop Theopompus op bevel van keizer Diocletianus met
vergiftig eten doden. Het gif kon Theopompus echter niet schaden, Theonas liet
zich daarop dopen en kreeg zijn doopnaam Synesius. Na talrijke vergeefse
kwellingen werd Theopompus onthoofd en Synesius levend begraven. Naar een
getuigenis rond 930 kreeg bisschop Ratold van Verona relikwieën van Synesius en
Theopompus die hij gedeeltelijk in zijn klooster Radolfzell bijzetten liet. De
hoofden bleven in Treviso en 911 werden ze in de Benedictus abdij te Nonantola
overgedragen.
12 december, H. Corentin van
Quimper, Bretagne
(Chorentinus,
Courentius,
Cowrentin,
Cury,
Kaou,
Kaour,
Kaourentin,
Kaourintin,
Tin,
Tina,
Tinaig of van Cornouaille).
We horen
voor het eerst van hem, wanneer hij als kluizenaar leeft in de buurt van het
Bretonse plaatsje Plomodiern. Later werd hij de eerste bisschop van Quimper.
Daarmee behoort hij met Sint Brieuc van St-Brieuc, Sint Samson van Dol, Sint
Malo van St-Malo, Sint Paternus van Vannes, Sint Pol van Lon en Sint Tudwal van
Trquier, tot de zeven stichter bisschoppen van Bretagne. Overleden rond 490.
In zijn kluizenaars cel dronk
Corentin water uit een nabijgelegen bron. Nu zond God hem in die bron een vis
die zich elke morgen bij de heilige man kwam aandienen. Deze nam hem dan uit
het water, sneed er een stuk af voor zijn levensonderhoud en wierp hem weer
terug. Onmiddellijk bleek het dier dan weer in puike conditie te zijn, zonder
ook maar het geringste spoor van een kwetsuur of litteken. Zo ging dat elke
ochtend zodat de heilige nooit honger leed.
Eens was de koning, Gradlon,
op jacht in de bossen van dat gebied. Hij raakte de weg kwijt en belandde
tenslotte met een gedeelte van zijn mannen bij de kluizenaarswoning. Zij hadden
honger en vroegen of Corentin iets voor ze eten te had. Corentin stapte naar
zijn bron waar het visje zich prompt kwam aandienen. Hij sneed een stuk van de
rug af en gaf dat aan de chef-kok van de koning. De keukenmeester begon te
bulderen van het lachen en grapte tegen de heilige man dat zelfs het
honderdvoudige hiervan nog niet genoeg zou zijn voor het gevolg van de koning.
Maar omdat er niks anders was, nam hij het stuk vis toch maar aan. Het vreemde
was dat het zich almaar vermeerderde, zodat de koning en het hele gezelschap
konden eten tot zij verzadigd waren. Die vis wilde koning Gradlon wel eens met
eigen ogen zien. Dat kon. Er was geen verwonding of litteken aan te bekennen!
Op deze manier werd de vis een beroemdheid in het hele land en Corentin maakte
hiermee zo’n grote indruk dat de koning hem het hele bos ten geschenke gaf. Nu
was er een onverlaat die ook een stuk van de vis kwam afsnijden, alleen maar om
te zien of het er weer vanzelf aan zou komen. Maar thans verdween de wonde niet
totdat Corentin kwam om er zijn zegen over te geven. Hij ried bovendien het
visje aan om zich beter verborgen te houden teneinde zulke aanslagen voortaan
te vermijden.
In
Bretagne wordt hij vereerd als een van de Zeven Heiligen van Bretagne. Ook in
Cornwall leeft de herinnering aan hem voort. In Quimper worden op zijn feestdag
gewijde koekjes aangeboden.
Hij
wordt afgebeeld als bisschop, tabberd, mijter en staf, met een vis, soms een
hele grote.
De
bloem van haar dag, ook van de H.
Synesius, is een heidesoort, Erica conferta, of op 13 december en dan is de
Thuja de symbolische boom.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/