13 november.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
13 november, H. Didacus van Alcala; de geleerde (Diego).
Didacus
is geboren rond 1400 te S. Nicolas del Puerto in Andalusië als zoon van een
arme familie. In zijn jeugd was hij kluizenaar in de buurt van de kerk van S.
Nicolas in zijn woonplaats. Dan werd hij lekenbroeder in Arizafe bij Cordoba in
de orde der Franciscanen. Nederigheid en gehoorzaamheid kenmerken zijn leven,
een gloeiende verering voor het lijden van Christus en fanatieke boete en
raakte soms zo in extase dat hij een tijdje in de lucht zweefde, levitatie. Hij
was heldhaftig in het verplegen van de zieken. Legende berichten de redding van
een kind uit een oven, genezingen van pestlijders, genezing van een blinde
jongen met heilige olie en Engelenkeuken omdat engelen voor hem het koken in de
kloosterkeuken zorgden terwijl hij in extase bad, redde de zoon van Filips II
die na een val een ernstige hoofdwond had, redde een kind van een bakkersvrouw
uit een gloeiende oven. Hij werd met missiearbeid naar de Canarische eilanden
gezonden, in 1446 was hij overste van het convent te Fuerteventura. Hij
verdedigde de inwoners tegen het roven van de Spaanse conquistadores. In 1449
keerde hij naar zijn geboorteplaats terug en in 1450 met Bernhardin van Siena
naar Rome waar hij in het klooster Aracoeli vol opoffering werkte voor de
zieken. Zijn laatste bracht hij weer in verschillende kloosters te Spanje door.
Overleden op 12 november 1463 te Alcala de Henares bij Madrid. Zijn heilig
verklaring volgde in 1588.
Hij
wordt afgebeeld in het bruine habijt van de orde met een kind aan zijn voeten,
genezing, sleutel, als beheerder, rozen in zijn kleed, toen hij betrapt werd
met uitdelen van brood aan de armen, wat verboden was, veranderde het brood in
rozen, engelen, oven en witte lelie.
13 november
H. Brictius, (Briccius, Britius, Brixius, Bricio of Britius): van Keltisch, dan
verwant met brigant:’de verhevene,’ of het woord kan samenhangen met Saltus
Brixius, een woud dat zich bevond in de streek die nu La Bresse heet.
Deze
heilige is geboren rond 370 en was de opvolger van St. Maarten en vierde
bisschop van Tours. Tijdgenoot van Augustinus van Hippo en leefde in de tijd
van het concilie van Efeze. Galli was een deel van het Romeinse rijk waar het
christendom sinds het eind van de 4de eeuw staatsgodsdienst was, de
tijd was politiek onzeker.
Naar
de legende was hij wees die door Martinus van Tours gered was, groeide in het
klooster op en bewees zich als een begaafd en begenadigd student, was op de
wereld gericht, temperamentvol en wat meer kritisch tegenover de als heilige
vereerde Martinus als de omgeving voor goed hield. Een anekdote bericht dat hij
van een arme naar Martinus gevraagd werd en antwoordde; ga naar de kerk en als
je er een ziet die steeds als een gek of in geestvervoering naar de hemel
kijkt, die is het. Martinus bleef geduldig en Brictius vroeg hem vaak om
vergeving, tot de volgende breuk. Toen Martinus profetiseerde dat hij zijn opvolger
zou worden en veel moeilijkheden zou krijgen drongen de geestelijken, bij wie
zo’n gedachte geen begeestering opwekte, aan om de oproerkraaier weg te sturen,
Martinus antwoordde; Als Jezus zelfs met Judas overweg kon dan kan ik het met
Brictius vinden. Na zijn dood in 397 werd Brictius zijn opvolger, gekozen door
het volk waar hij vlijtig 30 jaar leerde, doopte en alle plichten van de kerk
vervulde. Hij werd in die tijd meermaals aangeklaagd wegens luiheid,
wereldlijke houding en meer andere kleine fouten waarvan hij steeds vrij
gesproken werd. In het dertigste jaar van zijn episcopaat kreeg een non, die de
was deed in zijn huishouding, een kind en de geruchten in de stad zeiden dat
Brictius de vader was. Hij stelde een Godsoordeel in door in zijn mantel
gloeiende kolen naar het graf van Martinus te dragen. Zijn mantel was
onbeschadigd, maar zijn mensen geloofden hem niet en moest Tours verlaten omdat
hij anders gestenigd werd. Hij gebruikte de tijd voor een reis naar Rome waar
hij zeven jaar doorbracht en door de paus werd vrij gesproken of toonde berouw.
Tijdens zijn afwezigheid waren er andere bisschoppen in Tours aangesteld, maar
toen hij terugkwam werd de laatste uit de stad gedragen en Brictius nam zijn
ambt weer op. Zes jaren later ontsliep de ‘zalig,’ zoals een van zijn biografen
zegt. Hij werd dan ook al kort na zijn dood in 444 als heilige vereerd.
Hij
wordt vaak als controversieel figuur afgeschilderd. Sommige zien in hem een
uitdrukking van de spanningen tussen monniken en wereldlijke priesters in het
toenmalige Tours. Gestorven te Tours in 443, zijn gebeente werd door Gregorius
van Tours naar Clermont gebracht en bevinden zich nu in de kerk van San Michele
te Pavia. Hij wordt afgebeeld als bisschop met gloeiende kolen in een kleed of
met een kind in de armen, vaak staat er ; Non est pater meus;, hij is niet mijn
zoon. Patroon van rechters, vanwege de aantijgingen, wordt aangeroepen bij buik
en maagpijnen.
13 november, H.
Eugenius van Toledo: Grieks, ‘van edel geslacht of welgeboren.’ Naam van verscheidene
heiligen.
Hij
is rond 600 geboren en werd monnik in de San Engracia in Zaragoza, later
aartsdiaken van Sint Braulio. Eugenius II was aartsbisschop van Toledo in 646.
Hij nam deel van verschillende synodes in die stad. verbeterde de kerkzang, was
schrijver en dichter. Zijn dichtwerken zijn eenvoudig, maar laten zien dat hij Vergilius,
Ovidius, Horace en Petronius kende en de vroege Christelijke schrijvers. Zijn
favoriete werken gaan over de doelen van ouderdom en leven, vrede, liefde en
vogels. Overleden in 657.
Hij
wordt afgebeeld als bisschop.
13 november,
H. Stanislaus Kostka (Stanislas Kostka of Stanisław Kostka): Slavische naam met de betekenis ‘door
standvastigheid,’ stani: (in de strijd) ‘beroemd.’
Stanislaus
is geboren op 28 oktober 1550 uit een aanzienlijke Poolse adellijke familie te
Kostkov. In 1564 volgde hij samen met zijn broer onderwijs in Wenen. Zijn wens
om Jezuet te worden werd aanvankelijk door de congregatie afgewezen omdat
Kostka uit een invloedrijke familie kwam. Men dacht met Kostka de bemoeienis
van deze familie binnen te halen en dat wilde men vermijden. Hierop trok
Stanislaus Kostka 1567 naar Rome. Op weg verbleef hij enige tijd bij jezueten
in Dillingen aan de Donau en Augsburg; tijdens deze verblijven ontmoette hij
Petrus Canisius die op dat moment provinciaal van de Duitse Jezueten was. Deze
zette zich in voor Kostkaճ roeping en stuurde hem naar Rome. Als lijfspreuk
koos hij: ‘voor het hogere ben ik geboren.’ (Ad maiora natus sum) In oktober
1567 werd Kostka in Rome als novice tot de Societas Jesu toegelaten. Hij
stierf, vermoedelijk aan de gevolgen van zijn lange zware reis, op het
hoogfeest van Maria ten Hemelopneming op 15 augustus 1568 op 18jarige leeftijd.
Zijn
lichaam is begraven in de Romeinse kerk Sant Andrea al Quirinale. Zijn oude
kamer in Wenen werd al in 1583 tot een kapel omgebouwd, die nog steeds
jaarlijks tussen 13 en 20 november voor het publiek toegankelijk is. Paus
Clemens X sprak Stanislaus Kostka in 1670 zalig en op 31 december 1726 werd
Kostka samen met Aloysius Gonzaga door paus Benedictus XIII heilig verklaard.
Met de beide andere jong overleden Jezueten Aloysius Gonzaga en Jan Berchmans
geldt Stanislaus Kostka als beschermheilige van de jeugd. Sinds 1671 geldt
Kostka ook als nationale nevenpatroon van Polen. Vanwege de toewijding aan de
jeugd dragen nogal wat katholieke jeugdgroepen de naam van Stanilaus Kostka.
Hij
trad in de orde der Jezueten in en werd een heilig levend mysticus. Daarom
wordt hij afgebeeld met een Mariabeeld of het kind Jezus op de arm omdat hij
tijdens zijn ziekte een visioen had waarin Maria Jezus in zijn armen legde.
Patroon van de novicen, de studerende jeugd en vanwege zijn vroege dood van de
stervenden.
13 november
en 8 juni, H. Homobonus van Cremona (Goeman,
Homebon, Gotman of Gutman)
Hij
is rond 1150 geboren te Cremona en was tijdens zijn leven een goudeerlijk
koopman te Cremona Itali, op het scrupuleuze af. Weldoener der armen wat
zeldzaam was voor een koopman in die dagen. Hij stierf tijdens een
eucharistieviering in de kerk, 1197. Hij
werd bijgezet in de crypte van de kerk. Twee jaar later vroegen de Cremonezen
bij de Heilige Stoel om zijn heiligverklaring. Hun werd toegestaan hem als
heilige te vereren. Daarmee werd hij de eerste officiële heilige die niet van
adel was.
Zijn
verering werd vanuit Lombardije via handelswegen verspreid over Zwitserland,
Duitsland en Frankrijk tot aan Portugal toe. Hij is patroon van Cremona; van
burgers, kleermakers, kooplieden, lakenwerkers, schoenmakers, smeden en
stedelingen. Hij wordt afgebeeld in de kleding van een burger, met een tas met
aalmoezen; armen en kreupelen aan zijn voeten krijgen een geldstuk, soms met
een wijnfles omdat hij de arbeiders wijn te drinken gaf en de fles weer vulde
met water dat weer in wijn veranderde, soms met ellenmaat en of schaar vanwege
zijn beroep en omdat de engelen kleren voor hem maakten.
Zijn symbolische bloemen zijn de laurier, Laurus, en
de Amerikaanse gulden roede, Solidago petiolaris.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/