13 september.
Klik hier voor
inleiding heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of
tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
13
september, H. Amatus van Sion
(Amaat, Ame, Aime, ook van Sitten): Latijn amatus: ‘de beminde,’ geliefde.
Hij is geboren in de 7de eeuw te Zwitserland.
De heilige Amatus was monnik in het Sint Mauritiusklooster te Agaune
(Zwitserland) die later tot bisschop van Sion werd benoemd. Volgens de legende
wierp hij handen vol geld in de rivier om de hebzucht aan de kaak te stellen.
Hij nam de verdediging op van een kleine man die uitgebuit werd door de
Merovische koning Theoderic III, viel in ongenade en werd in ballingschap
gestuurd naar de abdij van Peronne en later naar Breul sur la Lys bij Douat
(Dowaai) waar H. Maurontius abt was. Die zou eens gezien hebben dat H. Mataus
zijn mantel aan een zonnestraal ophing die door het raam van een kerk viel.
Overleden op 13 september 690 te Peronne.
Hij wordt als bisschop afgebeeld met boek en kettingen,
vanwege zijn ballingschap. Aangeroepen tegen reuma en ongemakken bij ouderdom.
13 september, H. Tobias: de Griekse en Latijnse vorm van Hebreeuws
Tobiah: ‘God is mijn goed.’ Tobias komt in het O.T. geregeld voor. Vooral is
hij bekend door het voor protestanten apocriefe boek Tobias, in Grieks Tobit,
een nogal romantisch en in de middeleeuwen geliefd verhaal met een reeks
godsdienstige en morele lessen. In de Griekse tekst is Tobit de vader, Tobias
de zoon. De vader wordt altijd voorgesteld als die door onoplettendheid van een
zwaluw zijn gezicht verliest en de zoon wandelt aan de hand van een engel, dan
bij een herberg. Tobit en Tobias weten niet dat de man die zij kennen als
Azarias eigenlijk de engel Rafal is (Tobit 5, 5): ‘Tobias ging iemand zoeken en
hij vond Rafael; dit was een engel, maar Tobias wist dat niet.’ Wanneer Tobias
zijn toekomstige reisgezel aan Tobit voorstelt, noemt Rafael zich Azarias
(Tobit 5, 12-13):’Waarop zei Tobit: ‘ik zou toch graag weten, broeder, tot
welke familie u hoort en hoe u heet.’. Toen zei hij: ‘ik ben Azarias, de zoon
van de grote Ananias, een volksgenoot.’ Pas aan het eind van het avontuur,
wanneer Tobias weer thuis is en Azarias de helft van zijn bezittingen heeft
aangeboden als dank voor diens hulp, maakt Azarias bekend wie hij eigenlijk is
(Tobit 12, 15): ‘Ik ben Rafael, een van de zeven heilige engelen die de gebeden
van de heilige opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon van de
Heilige.’ Rafael leidt Tobias nadat zij de vis in de rivier de Tigris hebben
gevangen. Tobias werd aangevallen door een grote vis, tenminste dat moet wel
want de vis dreigt Tobias te verslinden (Tobit 6, 2) Toen
zij Ninevë naderden, zei Rafael tegen Tobias: ‘he weet in welke toestand je
vader zich bevond toen wij vertrokken. Laten wij vooruit reizen en thuis alles
in orde maken voordat je vrouw aankomt. Zorg dat je de gal van de vis bij de
hand hebt.’ Ze reisden dus door, gevolgd door de hond. Intussen zat Anna langs
de weg uit te kijken naar haar kind. Op een gegeven ogenblik zag zij hem aankomen
en ze meldde zijn vader: ‘daar komt je zoon aan en ook de man die met hem
meegegaan is.’ Anna was inmiddels toegesneld; ze viel haar zoon om de hals en
riep uit: ‘ik zie je, mijn kind! Nu kan ik sterven.’ En beiden weenden. Tobit
ging naar de deur en viel. Zijn zoon liep naar hem toe, ving zijn vader op,
streek de gal op zijn ogen en zei: ‘goed houden, vader.’ Zodra zijn ogen
begonnen te steken wreef Tobit ze uit en als vliesjes vielen de witte vlekken
uit de ooghoeken. Rafael zei tegen Tobias: ‘ik ben er zeker van dat je vader
zijn zicht weer terugkrijgt. Strijk de gal op zijn ogen. Zodra ze gaan steken,
moet hij in zijn ogen wrijven tot de witte vlekken verdwenen zijn en dan zal
hij jou zien.’ Nu dan: toen jullie aan het bidden waren, u en Sara, heb ik
jullie gebed onder de aandacht van de Heilige gebracht. Ik was het ook die,
toen u de doden begroef, dichtbij u was. Ook toen u zonder dralen opstond en uw
maaltijd liet staan om een dode te begraven, is die goede daad me niet ontgaan,
maar was ik bij u. En daarom heeft God me gezonden om u te genezen, evenals uw
schoondochter Sara. Ik ben Rafael, n van de zeven heilige engelen die de
gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon
van de Heilige.’Toen het bruiloftsfeest voorbij was, zei Tobit tegen zijn zoon
Tobias: ‘Jongen, betaal je reisgenoot zijn loon uit en geef hem ook een extra
bedrag.’ ‘Hoeveel moet ik hem betalen? Vroeg Tobias. ‘Ik kan hem makkelijk de
helft van de bezittingen geven die ik heb meegebracht. Hij heeft me veilig en wel
teruggebracht, mijn vrouw van die demon bevrijd, samen met mij voor het geld
gezorgd en u genezen.’
‘Langs bergen en dalen zeer ras
Hier houdt men nachtslapers op dit pas.’
Maar de bruid ontbreekt hier. Daar heeft Vondel beter aan
gedacht als Broer Peter in Gijsbrecht zegt:
‘Zijt gij dat, Rafael? Sijt ghij dat self, die beyde
Tobias en sijn Bruyd soo veyligh tըuis geleyde?’ Waarschijnlijk werd dit opzettelijk verzwegen
omdat de herberg geen logies voor dames had.
De saffraan is de bloem van zijn dag, Crocus sativus.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/