14 september.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
14
september, Kruisverheffing.
Aanleiding tot dit feest was het terugvinden van het heilig Kruis door keizerin
Helena op 14 september 320.
De oorsprong van dit feest ligt in de jaarlijkse viering
van de kerkwijding van de basiliek van het Heilig Graf te Jeruzalem dat
samenviel met het terugvinden van het heilig Kruis door keizerin Helena op 14
september 320. Daar liet zij uitgravingen doen, waarbij ook de grafkelder
ontdekt zou zijn. Voor het eerst wordt hierover bericht in 325 door Eusebius
van Caesarea. Op de plaats van de gevonden grafkelder, achter Golgotha, liet
Helena de basiliek van het Heilig Graf bouwen. Het kruis werd door Helena
gedeeld, een deel bleef in Jeruzalem en twee andere delen schonk zij aan
Constantinopel en Rome. De vondst van het heilig kruis leidde vooral vanaf de
kruistochten tot een onstuitbare verspreiding van kruis relikwieën en daarmee
ook tot verspreiding van het feest van de Kruisverheffing. Bovendien heeft de
verspreiding van de Cisterciënzers en Trappisten over Europa een rol gespeeld,
aangezien in hun spiritualiteit de Kruisverheffing van bijzonder belang is. Het
tonen van het kruis als teken van verlossing door Christus, verspreidde zich zo
door de hele Kerk. Rechtstreeks aansluitend op het feest van de Kruisverheffing
is de gedachtenis van Onze Lieve Vrouwe van Smarten, gewijd aan het verdriet en
lijden van Maria. Deze gedachtenis is steeds op 15 september. Later werd dit feest
herdacht op 3 mei. Op die dag herdacht men het terugvinden van het Kruis door
Heraclius, Grieks keizer, in 628.
Sint Kruis in Zeeland, Sint-Kruis-Winkel in Oost
Vlaanderen zijn vernoemd naar het heilig kruis.
14 september, H. Irmgard van
Keulen (Irma of
Irmina): in het eerste lid de naam
van de stamgod der Hermionen, resp. met erman verbonden: ‘groot of geweldig,’
gard: ‘tuin,’ omsloten ruimte of tak, staf of gard. Irmgard is geboren in het
begin van de 11de eeuw uit een grafelijk geslacht. Toen haar vader,
Diederich I van Luxemburg, op haar vijftiende jaar overleed vertrok ze naar
haar erfgoed, de burcht Aspel. (bij Duitse Rees) Ze gaf een groot deel van haar
bezit weg aan de armen, zieken, kerken en kloosters. Vervolgens gaat ze naar
een hutje te Suchteln waar haar oom haar
terug wil halen naar het hof, ze loopt naar Keulen en vraagt de aartsbisschop
om bescherming. Daar mag ze ook in een hutje wonen bij de apostelkerk waar ze
al gauw als heilige gezien wordt. Ze maakte driemaal een pelgrimstocht naar
Rome waar ze relikwieën meeneemt. Volgens de legende begonnen de klokken van de
kerken van Rome te luiden toen ze de derde keer binnenkwam. Ze bouwde in Keulen
een ziekenhuis waar ze dag en nacht haar medemens bijstond en verzorgde. Ze
stierf in 1085 op een arm ziekbed met het kruis aan haar lippen.
14 september, H. Notburga van
Eben: (Notburga van
Rothenburg of van Tirol) Germaans in de betekenis van nood, moeilijkheden
in de strijd of uit oud-Hoogduits hnot(on) ‘het slingeren’ (van de speer), of
nod: ‘dapper.’ Het tweede deel, burg: ‘burcht of bescherming.’ Een typisch
Duits-Oostenrijkse heiligennaam.
Notburga is geboren rond 1265 te Rottenburg a.d. Inn als
dochter van hoedenmakers familie. Met 18 jaar werd ze een dienstmeisje bij de
graaf van Rothenburg en gold als een voorbeeld van werkzaamheid, vroomheid en
naastenliefde. Ze werd daarom patrones van dienstmeisjes. Dat ging een tijdje goed totdat de slotheer haar met scheve ogen
aankeek want ze kon het niet aanzien dat de armen niets hadden en gaf ze brood
en wijn van het slot. Ze werd daarbij door de slotheer verrast waarop het brood
in houtspaanders en wijn in loog veranderd was. Ze werd uit haar dienst
verjaagd en ging naar Eben waar ze bij een boer in dienst trad. Toen de boer
van haar en andere arbeiders dat ze op zondag de tarwe zouden snijden wierp ze
haar sikkel in de lucht die aan de zonnestralen van de hemel bleef hangen zodat
ze toch naar de kerk kon gaan. Op slot Rothenburg kwam ongeluk en de slotheer
vroeg haar terug te keren waar ze nu openlijk aan de armen durfde te geven.
Toen ze gestorven was in 1313 begroef met haar in Eben.
Haar verering verspreidde zich ook naar Beieren, Sloveni,
Kroati en Istri. Op het altaar van de kerk in Eben staat, gehuld in een gewaad
van brokaat, het skelet van de heilige Notburga. Zij werd geboren in 1268 in
het huis nr. 67 aan het hoofdplein in Rothenburg en is de heilige van het
Tiroolse volk.
Ze wordt in eenvoudige kleding afgebeeld, in de schort
draagt ze wel een kan en brood, een sikkel of zeis die boven haar hoofd zweeft,
ook wel een korenschoof en soms een witte lelie. Patrones van boeren,
dienstbodes, vroedvrouwen en armen. Wordt aangeroepen bij veeziektes en alle
problemen in de landbouw en voorspoedige bevalling.
14 september, 15 juli, H.
Rosalia: Latijn rosa: ‘roos,’ of van Germaans rod: ‘roem.’
In de middeleeuwse lyriek vergeleken met Latijn rosa.
Rosalia is geboren rond 1130 (1100) te Palermo in Sicili,
volgens de legende dochter van graaf Sinibald, heer van Quisquina en Rosa. Al
als jong meisje wijdde ze haar leven aan God. Door de opstand van de Noorse
baron tegen koning Willem II werd ze gedwongen het koninklijk hof te verlaten
omdat haar vader berecht en de familie het grondbezit ontnomen was. Volgens een
inschrift in een grot op Monte Pellegrino leidde ze daar een kluizenaarsleven
en stierf zes jaar later op 4 september 1166 te Sicili. Volledig in
vergetelheid geraakt verscheen ze op juli 1626 bij twee kluizenaars die bij
haar hol leefden. Ze voerden hen naar haar laatste rustplaats waar haar lichaam
nog in dezelfde staat met een rozenkrans op het hoofd gevonden werd. Toen haar
lichaam naar Palermo gebracht werd hield een daar heersende pestepidemie direct
op.
Ze is begraven in de dom van Palermo. Haar kluis
(Santuario di Santa Rosalia) op de berg Pellegrino (Pilgerberg) is nu een
bedevaartsplaats. Ze wordt te Palermo jaarlijks gevierd op 13 – 15 juli. Op 4
december werd door paus Pius XI haar doodsdag officieel in de Roomse
feestkalender opgenomen.
Ze wordt afgebeeld kluizenares in een grot, met los haar
en een krans van witte rozen, met kruis en doodskop, een gesel vanwege de
boetedoening en rozenkrans die Maria haar geschonken zou hebben. Soms zie je
haar met een duivel die haar probeert te verleiden. Beschermheilige van
Palermo. Wordt aangeroepen bij pest.
8 september, H. Adrianus,
Hadrianus: adria wordt
wel in verband gebracht met Latijns ater: ‘zwartլ,’met betrekking tot het
donkere zand langs de Adriatische kust. De naam van enkele pausen.
Adriaan Florisse of Florenszoon naar zijn vader Floris,
bijgenaamd Boyens die een scheepmaker was, is op 28 februari 1459 geboren te
Utrecht. Zijn moeder heette Geertruyd, zijn ouders waren eenvoudige lieden uit
Utrecht. De beginselen van de Latijnse taal heeft hij ten dele in Utrecht en
ten dele in Zwolle geleerd. Zijn leergierigheid deed de vader besluiten hem in
1478 naar de universiteit van Leuven te sturen waar behoeftige jongelingen
ondersteuning vonden bij hun studin. Hij
studeerde filosofie en heeft de eerste plaats onder de filosofen en redenaars
bekomen. Vandaar ging hij wonen in het college van de H. Geest waar hij ook
boven allen uitstak. Zodat hij in het jaar 1491 op 21 juni ook doctor in de
godgeleerdheid is geworden wat dor Margareta, weduwe van Karel de Stoute,
bekostigd werd. Hij muntte uit door een
voorbeeldig leven. Niet lang daarna werd hij kanunnik van de St. Peters kerk en
hoogleraar in de Godkunde vanwege zijn weergaloze geleerdheid in de geestelijke
wetenschappen en met eenparige stemmen tot deken gekozen en daardoor ook
onderkanselier van de Academie van Leuven. Daarboven is hij te Antwerpen deken
van de O. L. Vrouwe kerk en te Utrecht kanunnik en schatmeester van St. Maria’ s
kerk en proost van Oudmunster geweest.
Op aanbeveling van Margaret van Oostenrijk benoemde
Maximiliaan I hem tot opvoeder van zijn vaderloze kleinzoon Karel, de latere
Karel V in 1507. Nadat hij als gezant
bij Ferdinandus de Katholieke bewerkt had dat die Karel tot zijn opvolger zou
benoemen werd hij verheven tot bisschop van Tortosa, met de titel van regent en
aan մ hoofd van de inquisitie gesteld. Karel V heeft hem later zelf in het
besturen van zijn rijken gebruikt en heeft hem na de dood van Ferdinandus tot
onderkoning van Spanje aangesteld. Nadat
Leo X hem tot kardinaal had gemaakt is werd hij na diens dood op 9 februari
1522 met eenparige stemmen, wat zeldzaam was,
tot paus gekozen. Dat hebben de kardinalen de Medicis en Cajetanus, ook
omdat de keizer erop aandrong, door hun gezag het meeste doorgezet. De mare van
zijn deugden die door gans Duitsland en Nederland uitgebazuind werden was ook
ter oren gekomen van Cajetanus. Die had zijn boeken gelezen die al uitgekomen
waren. Hij was ook verzekerd door de hoogleraars van Leuven dat hij tegen de
nieuwe sekte van Luther was zodat hij verzekerd was dat hij die wel zou
uitbannen. Na zich zes dagen beraden te hebben nam hij die waardigheid aan
onder de naam van Adrianus VI. Op 31 augustus, een vrijdag, heeft hij zijn
intrede plechtig in Rome gedaan en is zondag daarop gekroond. Hij is alles
geweest wat iemand worden kan om over een heel gebied te heersen. Maar toen hij
heerste betuigde hij dat er geen groter ongeluk in zijn leven gekomen was dan
om het gebied te voeren en zou liever te Leuven zijn gebleven. Als zijn
voornaamste taken zag hij het tegenhouden van de reformatie, Luther, de
hervorming van de Kerk en de christelijke machten tegen de aanvallen van de
Turken in Hongarije en op het Griekse eiland Rhodos.
Hij was een voorstander van matigheid en eenvoud, een
vijand van weelde. Hij wilde gaarne alle goeds in de Kerk tot stand brengen,
maar was tevens te zwak om doortastende maatregelen te nemen. Nadat hij de rust
in de Kerkelijke Staat had hersteld vatte hij het voornemen op om vele
misbruiken zoals simonie, nepotismus en dat van de aflaat uit de weg te ruimen.
Door de tegenstand afgeschrikt liet hij het er even spoedig weer bij varen, hij
kreeg de bijnaam van ‘Videbimus; we zullen wel zien. Hij wisselde daarover
verscheidene brieven met Erasmus, maar er kwam niets tot stand. Zijn
omzichtigheid maakte hem tot een ijverig tegenstander van Luther en diens
hervorming zodat hij op de Rijksdag te Neurenberg in 1522 er op aandrong om de
ketterij met geweld tegen te gaan. Ook op staatkundig gebied was hij niet
bijzonder gelukkig. Tevergeefs zocht hij een soort van kruistocht uit te lokken
tegen sultan Soliman die de Johannieterridders op Rhodos hielden ingesloten.
Hij slaagde er ook niet in vrede te brengen tussen Karel V en Frans I van
Frankrijk, de laatste dreigde hij met excommunicatie wat tot een volledige
breuk met Frankrijk leidde. Slechts 20 maanden droeg hij de driedubbele kroon.
Hij overleed 14 september 1523. Bij de prachtlievende Romeinen was hij als
vreemdeling en vijand van weelde zo weinig gezien dat na zijn dood op de deur
van zijn geneesheer het opschrift gevonden werd: ‘Liberatori patriae populus
Romanus salutem dicit,’ het Romeinse volk wenst heil aan de bevrijder des
vaderland.’ Er zouden zelfs sten
gevallen zijn waaronder enige van zijn gevolg dood bleven en hij ternauwernood
aan ontkwam. Hij heeft dan ook geschreven in de tijd van Leuven dat en
kerkelijk persoon uit de kerkelijke goederen niets anders mag nemen dan de kost
en kleren. Dat was bij de andere pausen toen heel anders. Hij wilde ook de
bedorven zeden der hovelingen veranderen, dat was vrijwel onmogelijk. Hij
verklaarde dat de kerken met priesters, maar niet de priesters de kerk moesten
versieren. Ook beteugelde hij het geven van dispensatie wat met geld gekocht
kon worden. Vernietigde de indulten van de kardinalen of heeft ze ingetrokken.
Dat is een vergunning aan iemand gedaan om een zeker kerkelijk ambt voor
zichzelf te behouden of aan een goede vriend te geven. Zo wisten de kardinalen,
zonder ooit in die kerk te komen, inkomsten te krijgen via plaatsvervangers.
Dat was zeer tegen de kardinalen die dan ook blij waren dat hij weg was. Hij
verminderde het aantal referendarissen waar van er dertig waren tot acht. Ook
de pest die toen zeer hevig was een belemmering, alle bezigheden lagen stil,
niemand mocht bij de paus komen of uitgaan. Verminderde de aflaten zodat die in
zijn tijd al tot grotere achting kwamen.
Keurde ook de pracht en onkosten niet goed die
gebruikelijk waren. Hij kreeg een koorts die eerst weinig voorstelde, maar dat
veranderde in een hoge koorts waarna hij naar het Vaticaan werd gebracht en is
op 14 september 1523 overleden op 64 jarige leeftijd nadat hij 20 maanden
geregeerd had. Is begraven op het Vaticaan tussen twee pausen met de naam Pius.
Daarna heeft Willem Enchevoirt, een Brabander en bisschop van Utrecht en de
enigste die door hem tot kardinaal verheven was zijn lichaam overgebracht naar
de Hoogduitsers.
Omstreeks 1517 liet hij te Utrecht het zogenaamde paushuis
bouwen om daar zijn laatste jaren in rust te kunnen door brengen, maar nooit
heeft bewoond. Hij heeft de beeltenis van de Zaligmaker in de zijde van de muur
laten plaatsen.
Zijn huis te Leuven heeft hij tot college van
Godgeleerdheid gemaakt wat daarna naar hem tot paus college is genoemd
Hij was de enigste Nederlandse paus. Aangezien de Lage
Landen destijds deel uitmaakten van het Heilige Roomse Rijk wordt hij in
Duitsland vaak als de zevende Duitse paus beschouwd.
Hij ligt begraven in de kerk van Santa Maria dell’Anima te
Rome. Op zijn tombe zie je het Latijnse grafschrift ‘quantum refert in quae
tempora vel optimi quiusque vitus incidat’, ‘hoezeer komt het er op aan in
welke tijd ook de deugd van de allerbeste valt.’ Is geen officiële heilige,
hoewel paus Urbanus VIII in 1625
afkondigde dat alle heiligen die vr 1534 vereerd werden, gewoon officieel
heilig bleven, dus met goedkeuring van Rome. Hij was een 10 jaar daarvoor
overleden. Na zijn dood was al een wat heiligenverering ontwikkeld. Na zijn
dood kwamen er geen buitenlanders meer op de troon, tot 1978 toen de Pool Karol
Wojtyla paus Johannes Paulus II werd.
De driebladig silphium, Silphium trifoliatum, is de bloem
van de dag.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/