16 september.
Klik hier voor
inleiding heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of
tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
16
september, H. Cyprianus van Carthago: Grieks, ‘van Cyprus afkomstig.’
St. Cyprianus was bisschop van Carthago rond 250 en een
belangrijk christelijk schrijver.
Thascius Cacilius Cyprianus de heilige is geboren rond
200, waarschijnlijk te Carthago, werd daar leraar in de retoriek en werd in 246
voor het christendom gewonnen en al in 248 of 249 bisschop van Carthago. De
vervolgingen onder keizer Decius 250-252 ontging hij door vlucht, werkte
evengoed op zijn schuilplaats door middel van brieven aan zijn gemeente. De
vraag naar de behandeling van de afgevallen christenen tijdens de vervolgingen
zorgde voor een lange strijd tussen verschillende groepen. Zijn mildheid zorgde
voor een schisma. Maart 251 keerde hij terug uit zijn ballingschap, een synode
verbande de schismatici en regelde de vraag aangaande afvalligen. In de strijd
tussen paus Cornelius en de tegenpaus Novatianus trad hij krachtig voor de paus
op. In Carthago verlieten vele aanhangers van Novatianus hun bisschop en
keerden tot Cyprianus terug. In 252 volgde een geweldig pestjaar, de daarop
volgende jaren bracht de vervolging van Gallus, een synode verzachtte het
optreden tegen de gevallenen. Maart 254 werd Stephanus paus. Een vormelijke
breuk werd door de dood van Stephanus in de komende vervolgingen van Valerianus
omgebogen waarna hij ook op 14de september 258 onthoofd werd. Hij
heeft talrijke geschriften nagelaten.
Hij was voor Augustinus van Hippo de belangrijkste
theoloog van de Latijnse kerk.
Wordt meestal afgebeeld als bisschop en soms als
kerkleraar, dan in een studeervertrek met medische instrumenten op de
achtergrond. Soms houdt hij geldstukken in de hand omdat hij de mensen van zijn
gemeente vijftien goudstukken aan zijn beul liet betalen die hem zou
onthoofden. Wordt aangeroepen tegen de pest omdat hij te Carthago de ziekenzorg
organiseerde tijdens een pestepidemie.
16 september, H. Cornelius
(Sint Knillis, Corneel, Cornelis, Corneille): Latijn cornu: ‘hoorn,’ dus
de gehoornde. Cornelius was al de naam van een Romeins geslacht waartoe
behoorde Cornelius Scipio, Africanus major, de overwinnaar van Hannibal in 201
v Chr. De naam kwam in de christelijke sfeer door Cornelius, hoofdman over de
aldus genoemde Italiaanse afdeling, een godvruchtig man, Handelingen 10.
Cornelius was de 21ste paus, 251-253, zijn
achtergrond is vrij onduidelijk. Hij kwam aan de macht nadat de stoel een 15
maanden niet bezet was geweest, in een rustperiode van jaren
christenvervolgingen, maar regeerde slechts twee jaar. Hij stierf te
Civitavecchia waarheen hij door keizer Gallus verbannen was in juni 253. Zijn
beenderen werden op 14 september in de catacomben van St. Calixtus bijgezet. Op
een wandschildering in de Calixtus catacomben is zijn beeltenis te zien.
Gewoonlijk wordt hij afgebeeld met een hoorn: cornu, in de
hand, de pauselijke tiara en een driedubbele kruisstaf of een zwaard omdat hij
volgens sommigen onthoofd was. Hij muntte uit door goedheid jegens de
boetvaardige.
Op grond van zijn naam wordt hij beschermheilige van het
rundvee. (hoornvee) Op zijn dag is er ommegang tegen kinder- en veeziektes. Ook
schutspatroon tegen de kinderstuipen, de convulsies, waarschijnlijk vanwege de
naam. H. Cornelius heeft veel lijders van vallende ziekte genezen die zijn
relikwien te Leur vereerd hebben. Hij wordt verder aangeroepen tegen de
vallende ziekte, (Corneliusziekte) reuma en zenuwziekten, hij genas een vrouw
van verlammingen, en plotselinge dood.
In het Zonienbos, dicht bij Groenendaal, stond de
Corneliseik, dus genaamd naar het beeld van deze heilige die er vereerd werd.
16 september, H. Edith
(dgyth of Edith of England):
Angelsaksische ead-gyth =Duits Otgunde: od: ‘bezit of erfgoed,’ gond: ‘strijd,’
dus ongeveer, strijderes voor het erfgoed.
St. Eadgyth is geboren rond 910 als dochter van koning
Edward de oudere en Alffled. Koning Athelstan van Engeland stuurde twee van
zijn zusters naar Germanië en vroeg aan Otto I om een van hen uit te kiezen.
Otto koos Edith en trouwde met haar in 929. De andere zuster Algina of Adiva
trouwde met een koning bij de ‘Jupiter bergen, (Alpen). Net als haar broer,
Athelstan, vereerde ze St. Oswald die ze in Germani introduceerde. Haar tombe
is te Magdeburg.
Niet verwant is uiteraard Edith, de vrouw van Lot.
Ze wordt niet als zodanig vermeld in het O.T. maar in de Talmoed. Die wordt
vaak voorgesteld op het ogenblik dat ze in een zoutpilaar verandert. Van achter
is ze reeds een zoutklomp en van voren nog mens, daarachter zie je ‘t brandende
Sodom.
16 september, H. Eugenia: Grieks, ‘van edel geslacht of
welgeboren.’ Naam van verscheidene heiligen.
Eugenia was een dochter van hertog Adalbert van Elzas,
nicht van St. Odilia, abdis van Hohenburg die later Odilienberg genoemd werd,
die ze later opvolgde. Ze is rond 735 gestorven.
16 september, H. Eufemia (Euphemia): Grieks, ‘goede spraak of
goede naam.’
Eufemia is rond 290 te Chalcedon bij Constantinopel
geboren uit een vooraanstaande patriciërsfamilie. Al in haar jeugd was ze zeer
religieus en zeer geacht in haar stad en dat niet alleen vanwege haar
schoonheid maar ook vanwege haar deugd. In de tijd van keizer Diocletianus werd
de 15jarige vanwege haar christelijkheid gevangen genomen door de landvoogd
Priscus en moest vele martelingen ondergaan, ze werd in een vuur geworpen dat
haar echter niet deerde, er werd bevolen dat men haar in stukken moest zagen,
de zaag brak en uiteindelijk voor slangen gegooid, die haar ook niets deden.
Uiteindelijk werd ze voor de leeuwen geworpen. De leeuwen doodden haar, maar
het lichaam smaakte hen niet. Dat gebeurde op 14 september 304. haar lichaam
werd 300 jaar in een kerk te Chalcedonica bewaard. Toen de Perzen in 620
binnenvielen werd haar lichaam in een marmeren sarcofaag gezet en naar
Constantinopel gebracht. Daar bleef ze tot 800 toen ze, naar de legende, in een
stormachtige nacht verdween. Bewoners van Rovinj zagen in de vroege morgen uren
van 13 juli 800 de sarcofaag aan de kust als een witte boot drijven. De
kerkklokken luidden en de bewoners liepen op de kust te hoop. Ze wilden de
sarcofaag naar de stad brengen en ofschoon ze ossen en paarden meebrachten
lukte het hun niet, de steen was te zwaar en gaven na talrijke pogingen op.
Later kwam een kleine jongen met een paar zwakke helpers en aan hem verscheen
de heilige Eufemia en zei; ‘ik ben Eufemia van Chalcedoni, met mijn bloed ben ik
verloofd met Jezus Christus. Jij, met je helpers, zal me naar een stenen graf
dragen, God zal je helpen.’ De jongens namen de sarcofaag op en droegen die
naar de kerk bovenop de heuvel. Daar openden ze de sarcofaag en zagen het
lichaam van een prachtige meisje die bekleed was met een kostbaar kleed. Daar
zagen ze het inschrift op perkament’
Hoc Est Korpus Eufemiae Sanctae. . . . . .’ Dit is het lichaam van de H.
Eufemia, maagdelijke martelares te Chalcedonica, dochter van een edele senator,
geboren in de hemel op de 6de van 304. Sindsdien is 16 september, de dag van de
aankomst van de overblijfselen, de pelgrimsdag voor de heilige.
Ze wordt als jonge vrouw afgebeeld met lelie, kruisbeeld
en martelaarspalm soms met een kroon op het hoofd. Naast haar zit een leeuw,
soms met slangen aan de voeten, soms met rad of met een oven.
16 september, H. Ludmilla van
Bohemen, (Ludmila,
Leodemita, ook van Praag): Slavisch, liud: ‘volk,’ het tweede deel betekent
‘geliefd,’ dus ongeveer, bij het volk geliefd.
Ludmilla is geboren in 860 te Bohemen bij een adellijke
familie op het kasteel Psov, nu Melnik. Ze was de gemalin van de eerste
christelijke hertog over Bohemen, Boriwoj I, ze werd met hem gedoopt in Moravië
door Methodus in 871. Door haar lichtend voorbeeld had ze een grote invloed op
de bekering van het volk. Pogingen om de bevolking verplicht te bekeren tot het
christendom, mislukten evenwel. Ze was de grootmoeder van de H. Wenceslaus I
(H. Wenzel) van Bohemen op wie zij grote invloed had tot ergernis van haar
schoondochter Drahomira. Toen na de dood van Wratslaw (de vader van Wenzel)
zijn heidense weduwe zich meester maakte van de regering ontstond er een strijd
tussen haar aanhangers en de Christenen gedurende welke Ludmilla op last van
Drahomira op haar kasteel Tetin, bij Berioun gewurgd werd op 15 september 927.
Ze werd begraven in de St. Joriskerk op de burcht van Praag. Later werd ze
heilig verklaard.
Ze wordt afgebeeld in koninklijke gewaden met om haar nek
de sjaal waarmee ze gewurgd werd. Patroon van Bohemen, bekeerlingen, hertogen,
weduwen en wordt aangeroepen bij problemen met de schoonfamilie.
Cornus is de plant van de dag.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/