17 maart.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
17
maart, St. Geertrui, (Gertrudis, Gertrud, Geetrui, Gertruid, Gertrude,
Gertruud of Gertrudis van Nijvel en van Geertruidenberg) :
Germaans ger: ‘speer,’ Geertrui betekent ‘speer-jonkvrouw,’ het tweede deel kan
verwant zijn met Duits drude: ‘tovenares’ en daarmee ook met de naam van een
Walkure, een van de godinnen van het slachtveld en de overwinning. In dit geval
is de oorspronkelijke betekenis ‘kracht’mogelijk, of van Duits traut: ‘geliefd,’
uit oud-Hoogduits trut.
Geertrui is geboren in 626 als de dochter van Pepijn van
Landen. Zij weigerde te trouwen met de Merovinger koning Dagobert I (stamvader
van het Karolinger-huis van Karel de Grote) en trad samen met haar moeder (de
heilige Itta, stichtster van het eerste vrouwenklooster in de Nederlanden) en
haar zuster (de heilige Begga van Andenne) in het klooster. Van haar wordt
verhaald dat zij toen men haar uithuwelijken wilde, de verklaring aflegde: ‘gheen
ander sterflic man, mer alleen den onsterfliken Jesum Christum tot Bruidegom te
begheren.’
Ze stond bekend om haar grote kennis van de schrift en
haar naastenliefde. Ze liet boeken komen uit Rome en vroeg Ierse monniken om
haar de Bijbel te verklaren. In 652 werd ze abdis van Nijvel in Waals Brabant.
Na de dood van haar vader ontving ze de wijding der zusters en werd gesteld ‘over
die heel vergaderinghe des cloesters van Nijvel.’ Ze stichtte vele kerken en
kloosters, waarom ze soms met een miniatuurbedehuis op de arm afgebeeld wordt.
St. Truien is een stad in België waar men in Դ Frans Saint Tron van gemaakt
heeft. Zij is
op 17 maart 659 op 33-jarige leeftijd overleden en ligt begraven in het
klooster van Nijvel (België).
Haar persoon is omgeven met wonderen en verschijningen.
Zij verdreef zeemonsters bij schepen. In de abdij daalde een vlammende bol op
haar hoofd neer zonder haar te deren. Als lenteheilige laat men haar steen en
ijs uit de Rijn halen.
Rond het jaar 650 wil vader Pepijn zijn dochter uithuwelijken,
dit is tegen haar zin. Geertruide vlucht. Tijdens haar vlucht komt ze met een
boot op de rivier de Donge en gaat bij een hoogte langs de oever, ergens in de
tegenwoordige (Nederlands) Limburgse gemeente Margraten aan land. Zij blijft
daar de rest van haar leven om te mediteren en sticht er een kluis. Later zou
de reizende bisschop Amandus een kapel hebben gebouwd op de plaats van de kluis
van Sint Gertrudis. Het is deze legende die de stad haar naam gaf, Berg van
Geertruid (Mons sanctae Gertrudis) ofwel Geertruidenberg.
De legende verhaalt dat een ridder haar beminnende en toen
ze als non zich afscheidde van de wereld bleef hij nog steeds van haar. Hij
schonk zijn gehele vermogen aan ‘t klooster waarin zij leefde. Zo zwerft hij
arm en zwierf alleen rond. Daar ontmoet hij op de woeste heide de duivel die
hem weer veel geld belooft zo hij zijn ziel aan hem verkoopt. De ridder stemt
toe maar vraagt nog 7 jaren te leven. Als die jaren om zijn gaat hij nog
eenmaal naar Դ klooster om afscheid te nemen van zijn geliefde. Die nodigt hem
uit alvorens te vertrekken te drinken op de ‘St. Jans geleide en hare minne.’
Dan begeeft hij zich op weg en ontmoet de duivel, die verschrikt terugdeinst
bij de aanblik van de ridder. Het is of de vrome jonkvrouw hem vergezelt. De
duivel geeft de ridder het met bloed geschreven contract weer terug. De dronk
wordt ook wel ‘schaal van Nivelles’ genoemd, haar woonplaats waar ze in 664
over leed.
Aan deze legende heeft Geertrui het voor een deel te
danken dat ze de beschermvrouw van de reizigers werd en dat naast de ‘St.
Jansgeleide’ ook St. Geerten minne’ of de schaal van Nivelles’ als
afscheidsdronk eeuwenlang in zwang was. Oorspronkelijk was dit een plengoffer,
offerdrank aan de dodengod Wodan en gestorvenen, later een herinneringsdronk
ter ere van heiligen, de Christus-, St. Jans-, St. Michaelis-, St. Martini-, en
St. Geertenminne. Patrones van pelgrims, de
stervenden, reizigers, ziekenhuizen, armen, weduwen en tuinmannen. Patrones
tegen muizenplagen en rattenplagen.
Bij rattenplagen werd ze aangeroepen om de beesten te
verdrijven. Het water dat ontsprong in de bron in een crypte van de
Gertrudiskerk zou als het over de akkers uitgegoten werd zowel ratten als
veldmuizen verdrijven. St. Geertrui wordt met muizen afgebeeld en haar hulp wordt
ingeroepen bij een muizenplaag. ‘Gertraut luaft, die Maus go Feld aus.’ Een
muis is een zielendier, bij stervenden kwam een muis uit hun mond gekropen. De
Slaven noemen de Melkweg die bij verschillende volkeren als pad der zielen
geldt dan ook het muizenpad. De muis behoorde tot het gevolg van Freya, de
onderaardse godin die als dodengeleidster een staf of speer in de hand houdt.
Geertrui betekent dan ook speer jonkvrouw en wordt met een speer en muis
afgebeeld. Het minneglas had de vorm van een scheepje, de ziel komt en vertrekt
per boot.
De ziel die het lichaam verlaat brengt de eerste nacht bij
St. Geertrui door. De Geerten minne of schaal van Nivelles was, net als bij de
Sint Jans minne, oorspronkelijk een herinneringsdronk die aan de afgestorvenen
was gewijd. Haar eredienst wijst op een heidense dodenritus. Voordat men op
reis ging dronk men elkaar de St. Geerteminne toe voor een behouden terugkeer.
Melis Stoke in zijn Rijmkroniek: ‘seide; hier inne salic u Sinte Gherde minne
geven, eer wi hene riden’, (minne van men: gedenken, waarvan ons minne; liefde
is afgeleid.). ze is beschermvrouw van reizigers.
De ooievaar zelf is een attribuut van de H. Geertrui. Haar
ooievaar stootte eens met zijn snavel een bron uit de grond, net als zij met
haar staf gedaan had. Beiden trekken heen en weer. Ze is een patrones van de
reizende. Maar ook staan beiden met kinderen (zielen) in verband, haar mantel
wordt aan onvruchtbare vrouwen omgehangen, de vogel brengt ze.
Ze wordt afgebeeld met zwart habijt en witte lelie, naar
haar belofte van kuisheid die ze al op haar 12de aflegde, een kroon,
teken van haar afkomst, verder muizen die soms omhoog kruipen en soms op het
boek zitten. De duivel zou in de gedaante van een muis haar tevergeefs proberen
tot woede te brengen of de muis staat voor de duivel die overal weet binnen te
dringen, of ze zou muizenplagen bedwongen hebben, of de zusters zouden met haar
doodsbed door het klooster getrokken zijn waardoor de muizen op de vlucht
sloegen, beter als zielendier. Verder met kerkmodel, waterput en spinrok. Een
engel reikt haar een kroon aan, een duivel zit aan haar voeten, soms met een
beker naar de sint geertenminne. Ze hielp vaak de zieken, bedelaars en pelgrims
en is zo ook patroon van de ziekenhuizen. Wordt aangeroepen bij muizen, mollen
en rattenplagen, reisgevaren, eczeem, koorts, oog en zenuwziektes.
Op Sinte Geertruid komt de warmte de grond uit. = Dan
eindigt de winter.
17 maart Jozef van Arimatea (Arimathaa, dat is Ramathem bij Lydia)
de Jozef die Jezus lijk in zijn eigen stenen graf legde. Hij had zijn eigen
graf al klaar dat vlakbij Golgotha zou liggen en hier zette men Jezus bij die
drie dagen later zou verrijzen. Naar Bijbelse berichten was hij volgens vier
evangelies een rijke Jood en medewerker van het Synedrion (Sanhedrin) het oud
Joodse gerecht in Jeruzalem en in het geheim een volgeling van Christus.
Hij was het die aan Pontius Pilatus toestemming vroeg om
Jezus lichaam van het kruis te halen wat hij dan deed met Nicodemus en stelde
zijn eigen graf ter beschikking. Naar de legende verzamelde hij bloed van Jezus
in een schaal (mogelijk de graal) dat uit de wonde kwam die de Romeinse
hoofdman Longinus met zijn lans veroorzaakt had. Daarna werd hij door het
sanhedrin gevangen gezet, maar werd door de verrezen Christus bevrijd.
De apocriefe Acta Pilato in de 5de eeuw
schrijft zijn geschiedenis. Na de verschijning van Jezus werd hij van lijkroof
beschuldigd en tot 40 jaar gevangenis veroordeeld. Daar verscheen Jezus, gaf
hem de kelk en bestemde hem als zijn bewaarder, door de kracht van de kelk zou
hij het overleefd hebben. Elke dag kwam er een duif die er een stuk brood op
legde.
Na zijn ontslag zou hij uit zijn vaderland vertrokken zijn
en met de graal naar Engeland getrokken zijn. Hij stichtte daar een kleine kerk
in Glastonbury in Somerset, die kerk brandde in 1184 af. Bij zijn aankomst zou
hij zijn pelgrimsstaf in de aarde gestoken hebben die uitbotte en meidoorn van
Glastonbury werd die rond Kerst bloeit en in het voorjaar, twee keer per jaar. (zie
het verhaal van Maria Magdalena, 20 april en 8 juni, hij was een van de
gezellen die in een boot gezet werd zonder mast en in Z. Frankrijk aankwam)
Naar een andere legende zou hij de graal aan de voet van
de toren van Glastonbury begraven hebben. Op die plaats is de ijzerhoudende
bron Chalice Well ontstaan wiens rode kleur met het bloed van Christus in
verband wordt gebracht. Naar een andere legende mocht ridder Galahad de schaal
zien die door de toen al een paar eeuwen overleden Jozef getoond werd. Volgens
de Fransen werd hij in het klooster van Glais in Schotland begraven, of in de
abdij van Glastonbury, (Glastynberg).Naar de traditie is hij een van de 70
jonge apostels in Engeland.
Bij de Grieken wordt zijn dag op 31 juli gevierd. Zie het
originele verhaal van de Graal in volkoomen.nl
Schutspatroon van aansprekers, begrafenisondernemer en
doodgravers.
De tweede woensdag in maart staan in protestantse kringen
in Drenthe bekend als biddag voor het gewas en arbeid. In Sleen zong men in de
dorpsschool. ‘al zaaien wij in rijen de zaden op het land, de wasdom en ;t
gedijen zijn toch in ճ Hoogstens hand.’ In de Overijsselse plaats Mekkelhorst
houdt men die dag een voorjaars bidden of rondgang langs de velden om zo Gods
zegen over een voorspoedige oogst te smeken.
In Rijssen begint op de tweede woensdag in maart de
wiժerd, de bleekperiode op de gemeenschappelijke bleek.
17 maart, St. Patrick (Patricius): Latijn patriciër: ‘adellijk.’
Apostel en schutspatroon van Ierland. Hij werd geboren ca.
385, zijn geboorteplaats is niet zeker. Zijn oorspronkelijke naam zou Succath: ‘strijder,’
zijn geweest. Nadat hij in zijn jeugd, hij woonde waarschijnlijk aan zee, werd
hij door zeerovers als slaaf naar Ierland verkocht en moest het vee op de weide
hoeden waar hij waarschijnlijk hier voor het eerst het christendom ervoer. Na
zes jaar wist hij te ontsnappen en ging naar Gallië waar hij monnik werd te
Tours en Lerins, met het doel voor ogen de voor het merendeel nog heidense
Ieren te bekeren. Hij nam de naam Patricius aan wat een soort verwaandheid was,
maar hij wist dat alleen een grote Romeinse naam invloed op zijn gehoor zou
maken.
In 431 ging hij naar Rome en werd door de paus Coelestinus
I in 431 tot bisschop gewijd en naar Ierland gezonden om daar het evangelie te
prediken. Er bestond weliswaar al een kleine christelijke gemeenschap in
Ierland, daar waar hij voor het eerst aan land ging. De tweede volgde aan de
monding van de Boynevloed in het gebied van de hoge koning van Tara. Hij landde
hier in de Paasnacht van 433. Het is hem gelukt het hele eiland tot het
christendom te bekeren. Hij zou 365 kerken gesticht hebben. In 440-450 stichtte
hij het bisdom Armagh. Hij is overleden te Saul bij Downpatrick ca 461.
Vele legende bestaan er over hem wat bewijst dat hij een
krachtige en opvallende persoonlijkheid was. Hij werd dan ook de Ierse
nationale held. Uit eerbied gebruikten de Ieren aanvankelijk niet zijn naam als
doopnaam. In Engeland was dit veel vroeger het geval. Door de Ierse predikers
kwam de naam al spoedig naar het vasteland.
Hij wilde de grote koning Loaghaire zelf bekeren. De
koninklijke hal stond in Taraճ Hill bij Dublin, in het graafschap Wicklow, de oerplaats
van de heidenen. (Gaelic torra: rotsachtige bergtop, op de top waarvan zich een
steen bevindt die beschouwd wordt als de steen waarop de koningen van Ierland
werden gekroond. Het was een koninklijke verblijfplaats tot 560, in 980 werden
de Denen hier verslagen) Toen de druden de terugkeer van hun zonnegod Beal als
voorjaarsfeest vierde durfde niemand vuur te maken voor het vuur ter eren van
de zonnegod op Tara aangestoken was. Alle vuren waren deze nacht verboden. Dit
vuur werd ontstoken op de steen Lia Fail, de steen die later naar Scone in
Schotland gebracht werd en daar onder de koningsstoel van de Westminsterabdij
rust. Daar stak St. Patrick, om het Paasfeest te vieren, een vuur aan op de
tegenover gelegen heuvel. Toen de druden dat zagen stortten ze zich ontdaan op
koning Loaghaire. De koning beval de boosdoener bij hem te brengen. De heidense
koning was met woede vervuld en de druden vertelden hem dat als dit vuur niet
uitgedaan werd voor de morgen, het nooit meer uit zou gaan. Toen Patrick bij
hem stond rende de kleine zoon van de koning naar St. Patrick en kuste de zoom
van zijn kleed. De koning veroorloofde hem te spreken en St. Patrick verhaalde
van Jezus en God die de wereld geschapen had. Maar het was moeilijk om de
drie-eenheid te verklaren. Dan bukte hij zich voorover en plukte een
klaverblad. Zie, zei hij, dat zijn drie bladen in een blad. Koning Loaghaire
was overtuigd, nam het christendom aan en het klaverblad werd de grondvorm van
het Keltische kruis.
Of, volgens anderen, ofschoon de koning een ‘zoon van de
dood’ bleef, stond hij toe dat hij vrijheid van preken kreeg in Ierland.
Sindsdien is de shamrock het nationale embleem van de Ieren en wordt gedragen
op St. Patricks dag, 17 maart. 17 maart is het begin van het voorjaar en het
einde van de winter. Een tijd dat de duivel verdwenen is.
Op 17 maart loopt iedereen in Ierland met een klaverblad
in de hand. In de tijd dat St. Patrick door Ierland trok legde hij het mysterie
van de drie-eenheid uit door middel van deze klaver. Drie blaadjes op een
stengel, als symbool van drie‑eenheid. Een kruid met het merkteken van het
kruis beschermt tegen alle duivelse machten. In feite was deze christianiseren
een ouder gebruik van de shamrock als een kracht tegen heksen, elfen en
dergelijke die speciaal rond de 17de maart actief waren, het eind
van de winter en begin van het voorjaar. De shamrock van geluk en zegening is
een vierbladige klaver, maar het is niet goed ernaar te zoeken, moet toevallig
gevonden worden.
Voor de echte Ier zijn alle klavers heilig.
Op zijn dag draagt men de shamrock en oude vrouwen,
voorzien van zijn embleem, roepen: ‘Buy my shamrocks, green shamrocks.’ Kleine
kinderen hebben Patricks kruisen op hun kragen. Op die dag zal je geen loyale
Ier zien zonder shamrock ‘even though the sea should roll between him and his
belovend Isle’. Nadat men uit de beker heeft geplengd wordt de ondergedompelde
shamrock goed bekeken.
҆or show me the true-gearted son of old Erin
Who love not the land where the green shamrock
grows’
Hij bezat een hazelaar staf waarmede hij de boze geesten
en slangen uit Ierland verbande. Zoals men weet is de hazelaar een magische
struik. Maar dat er in Ierland geen
slangen en serpenten zijn is al vanouds geloofd, Solinus zegt in de derde eeuw
dat er geen serpenten in Ierland gevonden worden. Beda en meer anderen
schrijvers weten daar ook niet van te spreken, maar maken geen gewag van
Patricius. Jocelinus schijnt de eerste te zijn die er van gesproken heeft en
die er nog bijvoegt dat Ierland, voor de komst van Patricius, zo vol was van
vergiftige wormen als enig ander land ter wereld. En dat St. Patricus alle
giftige dieren en al wat vergiftigen kan uit Ierland heeft verdreven. Die
andere schrijvers spreken dus niet van serpenten, wel van duivelen die in
zichtbare gedaanten verschenen, die mogen in geestelijke zin serpenten genoemd
worden. Jocelinus zal zoiets gelezen hebben en ze voor ware serpenten genomen
hebben wat verder gevolgd is door anderen.
Hij wordt afgebeeld in bisschoppelijk gewaad met lange
baard waar hij een troep slangen, padden en ander ongedierte voor zich
uitdrijft waarvan hij Ierland heeft verlost als die Ieren zich zouden laten
dopen, daarom zie je ook wel eens een doopvont bij hem staan. Soms zie je hem
met een vuur als verwijzing naar het vagevuur van Sint Patrick dat hij gevonden
zou hebben om de Ieren te overtuigen. Zie volkoomen.nl onder overigen.
Patroonheilige van kuipers, kappers, mijnwerkers, smeden en vee.
De Ieren van de 5de eeuw waren een vrolijk
volkje zonder veel remmingen. Ze stalen heen en weer de runderen en vrouwen, ze
waren vitaal, mannelijk en brutaal. Het moet een belevenis geweest zijn hen te
horen vloeken. Men verhaalt van Patrick dat hij deze ԫunstՠook
volledig beheerste. En toch was er zelden een ernstiger en geschikter man die
de Ieren over God sprak. De eerste jaren van zijn missie zullen moeilijk
geweest zijn, zijn rug droeg vele littekens die hem door de zwaarden van zijn
tegenstanders gegeven waren. Dat waren de druden, de priester-heersersklasse.
Ze waren zijn vijanden tot ze merkten dat de overgang naar het christendom en
het ontvangen van het priesterschap hun figuur eerder versterkte dan afbrak.
Patrick zelf won als eerste de jeugd. Hij verstond het om van de jongeren
mooiere, dappere en ridderlijke mensen te maken. Hij was een ongecompliceerde
mens, zijn hart onderwierp zich zelden aan de heerschappij van het verstand.
Als hij preekte en bad, dan bruiste de kracht van God en zijn geloof over de
luisterende en dan barstten de afgodsbeelden, verlieten de schadelijke dieren
Ierland, werden demonen en tovenaars in de poorten der hel gestoten. Daarbij
leek het alsof hij zelf een machtige tovenaar was. Toen Patrick en zijn
begeleider zich eenmaal in hoge nood bevonden, in een woud wachtte moordenaars
op ze, nam de heilige met een luide stem een ochtendlied aan die nog kort zijn
gedachtenis in de Ierse kerk klinkt:
‘Christus bescherm me nu
Tegen gif en vuurverwondingen
Voor verdrinken en wonden
Zodat ik rijk loon zal ontvangen.’
De vijanden wachtten vergeefs, ze zagen alleen een koppel
herten met een hinde rustig door het woud gaan.
Naast het christendom bracht hij de Ieren nog een tweede
geschenk mee. Van elke priester die hij wijdde verlangde hij dat ze lezen en
schrijven leerde. Twee honderd jaar na zijn aankomst bloeide hier een
geleerdheid in literatuur waar het continent niets tegenover kon zetten kon.
Onder de dichters en denkers bevonden zich vele monniken, de tonsuur en pij
remde niet de hoogte in fantasie.
Die Ierse-Schotse monniken kwamen weer als missionarissen
op het vaste land en verkondigden de wereld de roem van Patrick. Ook namen ze
hun geleerdheid mee en konden zo de koningen overtuigen en kloosters bouwen die
onze omgeving geweldig ontwikkeld heeft.
Je ziet in vele legendes dat Ierse/Engelse zendelinge zeer
geleerd waren. Dat is waarschijnlijk omdat ze uit Ierland kwamen waar in die
tijd vele kloosters waren die gelijk stonden met universiteiten. Sommige hadden
3000 studenten die ook in Engeland en het vaste land in hoge aanzien waren waar
vandaan ook vele leerlingen kwamen. Er zouden toen een 4000 kloosters bestaan
hebben. Dat komt omdat Ierland niet door de volksverhuizing getroffen werd
waardoor het land zich stabiel kon ontwikkelen en vele wetenschappers van het
vaste land aantrok. De druden, na aanvankelijke weerstand, waren geestelijke en
geleerden die de nieuwe religie niet zo vreemd vonden zodat ze in de kloosters
kwamen en brachten hun kennis mee, niet alleen hun theologie, maar ook
dichtkunst, muziek, vreemde talen en geschiedenis, rekenen, biologie en medicijnen,
wensroede en plantenkennis. Daaruit ontstonden in de 6de eeuw een
rij charismatisch mannen en vrouwen die het voornemen hadden om het nieuwe
geloof uit te breiden en voor te doen, met andere woorden; heiligheid na te
streven. Dat naar het oosterse voorbeeld als kluizenaar om de ziel als
prioriteit van het leven ruimte te geven. Daarom heen verzamelden zich al gauw
volgelingen waarmee ze een klooster stichtten die al gauw een geordende
structuur kreeg. Binnen de stenen muur waren cellen, de abt, kerk, meest rijk
voorziene bibliotheek en werkplaats. Buiten de muur waren er landerijen en
boerenhuizen die voor de voorziening van het klooster dienden. Het principe
waaronder ze leefden was; bid dagelijks, vast dagelijks, studeer dagelijks en
arbeid dagelijks. Hun ascetische houding lieten ze zien in hun kleding die uit
een witte tunica als onderkleed bestond waarover een kap kwam. De bekendste
kloosters waren; Inishmore op het Arans eiland (kloosterstichter
St. Enda), Bangor (stichter St. Comgall) Clonfert (stichter St. Brendan, de zeevaarder), Clonmacnois (stichter
St. Kieran), Clonard (stichter St. Finnian), Glendalough (stichter St. Kevin).
Het was bij de Ierse adel gewoon dat jonge mannen en vrouwen, (na hun opleiding
die 16 jaar duurde, eerst 8 jaar algemene vorming en dan 8 jaar voor opname in
de geleerde stand) voordat ze een belangrijk kerkelijk of wereldlijk ambt
aanvaardden de laatste wijding ontvingen door eerst een pelgrimsreis naar Rome
te maken.
De Ierse monniken kenden twee soorten martelaars, het rode
martelaarschap en het witte martelaarschap. De rode betekent voor zijn geloof
te sterven. Het witte betekent van dingen afstand te doen die je nauw aan het
hart liggen. Een bijzonder zware is die om niet in je geboorteplaats terug te
keren. Dat was de rol van de missionaris
om een wilde, niet geciviliseerde groep in een christelijke te veranderen en
zelf afstand te nemen van zaken waar je van houdt. Ze legden daarmee de
bouwstenen voor onze cultuur.
Hij wordt met het klaverblad afgebeeld. Aan zijn voeten
brandt vaak een vuur, met een staf die een slang door een slang omwonden wordt.
Hij geldt als helper tegen slangen en giftige dieren als demonen.
Het vagevuur van St. Patric. Dit vagevuur zou een zekere
onderaardse spelonk of hol zijn geweest wat aan St. Patrick via God getoond werd om de stijfkoppige Ieren
die nog naar onderricht, nog naar het evangelie, nog naar dreigementen
luisterden door het vertonen van de hemelse vreugde en de pijn van de hel te
vermurwen. De plaats was gelegen in West-ultonie, nier ver van het moeras Erne.
Dit hol zou volgens een algemene overlevering der Ieren door ontelbare mensen
bezocht zijn die daar een schets van gemelde vreugden der hemel en de pijnen
van de hel aanschouwd zouden hebben. Onder anderen was er een zekere ridder met
name Oenus die daar in 1153 geweest zou zijn. Mogelijk is St. Patrick in dit
gewest geweest en heeft een vasten van 40 dagen gehouden, is door de duivel
gekweld en bestormd geweest. Andere daar wonende heiligen hebben hun meesters
voorbeeld in die eenzaamheid nagevolgd, zo ook wereldse mensen om hun zonden
door bekwame werkingen uit te wissen. De oudste beschrijvers van St. Patrick
maken geen melding van die spelonk. Het zou bedrog geweest zijn en werd door de
paus gesloten en verboden
Dat voorwoord |
|
Bid allen jong
en oud
Dat hij die
zijnen dood aan het hout
Van het kruis
door onze wil wou lijden
Ons verlicht
in deze tijden,
Hart en zin
hier toe verleent.
Want al werd
de mens hard als een steen
Wou hij geven
zin en oren
Deze historie
te horen
Hij zou
duchten en beven
Tot in het
einde van zijn leven,
Zo waar dat
hij hoorde noemen
De historie
die hierna komt.
Ik heb menig
ding gehoord
Lichte en zeer
zware woord
Maar nooit
kwam me zo dicht na
Als deze
historie die ik besta,
Nog die me zo
zeer verzwaarde
Als ik u van
woord tot woord
Zeg zoals die
historie ligt
En zoals ons
die meester zegt.
Want ons Sint
Gregorius getuigt
Veel wat de
ziel gedoogt
Die van dit
lichaam is verscheiden.
Om kwade
kwaadheid te verleiden
Diegenen in
deugden te versterken
Met
voorbeelden van goede werken
Begin ik te
boud voort.
Want hij zegt
het in zijn woord
Dat in die
tegenwoordigheid
Als de ziel
uit het lichaam scheidt,
Engelen zijn
kwaad of goed
Die de ziel
hebben in hoede
En na zijn
verdienste leiden
Ter blijdschap
of ter droevigheden.
Ze zeggen van
mensen die nog leven
Van de dingen
hebben voort gegeven
Die men nog
nooit geschieden vernam.
Ik laat de
reden want het hem kwam,
Want die
meester zegt dat
Zo geloof je
dat ding te beter.
Hij zegt het
van geesten die van hier
Gevaren waren
en kwamen schier
Ten lichaam
weer en verkondigen
Van zulke
dingen die ze er vonden
Of van
blijdschap of van rouwen.
Het was ook
ding die men mocht aanschouwen
Zoals men in
de wereld vindt
Dat men haat
of dat men mint
Materie die men
mag hanteren
Of hun gelijke in alle manieren:
Huizen,
poorten, water, vuur
Mensen,
beesten in menige vormen
Vlammen,
schepen, bruggen, straten
Als men noemt
ter wereld baten
En elk mens
voor ogen ziet
Die men volgt
of die men vliedt;
En die van het
lichaam varen
Dat men ze
opwaarts met de haren
Hing en deed
ongenoegen
Met voeten
stak, met handen sloeg
Daartoe van
menige soorten kwelling
Daar ze in
waren gezonden.
Deze man zal
men geloven
Men wil hem
zijn recht beroven.
Men heeft
gevonden vaak dat lieden
Vroegen als
mensen verscheiden
Waar ze voeren
of wat ze vonden
Of wat ze
deden of begonnen;
Want wij het
niet weten nog zagen
Zo moeten we
beter duchten dan het vragen.
Wie durft
zekerlijk bestaan
Weg die hij
nooit heeft gegaan?
Maar zeker is
dat goed leven
Kwaad einde niet
mag geven.
Al draagt het
verdiend hier kroon
Na de dood
komt het loon
En de pijn die
daarna komt
Dat is het
vagevuur zoals men het noemt.
Al elke mens
die hier boven
Komen zal met
enige lof
Hij moet
worden gepurgeerd
Nadien dat zijn
verdienste begeert
Ja, mens goed
en uitverkoren
Moeten in de
pijn behoren.
Want die pijn
lichamelijk is
Zo behoort het
dus, zij het gewis
Die plaats
lichamelijk te wezen
Daar men
eindigt de pijn van deze.
Nu is de
zwaarste pijn hieronder
Dat te zeggen
is wonder
Dat het
allemaal dat nederigste is.
De meeste
vreugde, dit is het gewis
Is dat hoogste
dat men heeft
En elk heeft
een staat zoals men hem geeft.
In het midden
staan kwade en goeden
Zoals we in
dit ding bevroeden.
De meesters
beproeven proeven
Dat de hel
onder aardrijk
Staat en nu
hoor dat is waar
Als een kerker
donker en zwaar.
En dat
paradijs dat ligt
Recht in het
oosten, zoals men zegt.
Het is
aardrijk, dat verstaat
Daar men die
zielen in ontvangt
Die uit het vagevuur
zijn gezonden
Daar ze
gedoogd hebben kwelling
En daar ze
blijde tezamen te zijn.
Want het zegt
het Sint Augustinus
Die zielen
zijn tot op de dag
Daar niemand
zich niet verbergen mag
In bijzondere
plaats alleen
Daar elk groot
en klein
Heeft naar dat
hij heeft gedaan
In vreugde of
in pijnen staan.
Dat Sint
Augustinus weten doet
En ons
Gregorius maakt bekend
Dat geesten
die niet lichamelijk zijn
Mogen van vuur
gedogen pijn
Die van materiën
heeft zijn wezen,
Mogen we goed
merken in dezen.
Maar ze gedogen
niet gelijk
Naar zijn
verdienste heeft elk.
We mogen het
ook niet weten tevoren
Want we mogen
het zien nog horen.
Maar van hem
die van heen varen
Die bij wil
van God weer terugkeren
Worden telkens
materiën gelijk
Gezegend te
betogen geestelijk;
Want ze mogen
het zien nog horen
En wanen hen
in zulke voegen
En als ze weer
tot leven kwamen
Niets dan
lichamelijk ding vernamen
En mochten die
dingen niets beter betekenen
Want we daar
nooit heen scheiden.
Hierbij zeg ik
dat dit verhaal
Niet was gezien
in geesten,
Maar levend,
wakend en voorzien
Zag iemand
dergelijks geschieden
Recht of het
lichamelijk had geweest.
Wie me ook
bekend maakte van dezen
Wie hij was
die dit gebeurde
Zal ge op het
einde horen wel.
Nu wil ik tot
het verhaal gaan
Merk gij het
zo mag ge het verstaan
Hoe dit
mirakel werd gevonden
Zal ge horen
in korte stonden.
Van twee
heiligen lezen we [...] dus
Die beide
heten Patricius
Maar daar mijn
reden van zal wezen Was de andere van deze.
Toen hij was
gekomen in Ierland
Gods woord daar
maken bekent
Met mirakels
hen te betuigen
Of hij ze zou
bekeren mogen
Van hun
onnatuurlijkheid,
Zei hun pijn,
kwelling en arbeid
De hel en van
het paradijs
Vreugde maakte
hij hen wijs
Of hij met
angst of met hoop
Hem die
kwaadheid af mocht kopen.
Die deze
historie eerst ontbond
Zegt dat hij
ze als beesten vond.
Patricius deze
heilige man
Zei hen pijn
en angst einde dan
Van hemelrijk
de blijdschap mede.
Ze antwoorden
hun onzedelijk
Tot Christus
nimmermeer te keren
Wat hij hen daarvan
mocht leren,
Tenzij dat
enige van hen allen
Mocht zien en
voelen
De zalige
blijdschap daar met ogen
De kwade pijn
die ze daar gedogen.
Zag hij het en
dan alzo werd
Gelovend hem
te beter van daar.
De heilige man
riep op God
Met vasten,
waken en met nood
Om deze lieden
zaligheid.
En toen hij
lag in deze arbeid
Voor dat volk
grote onzedelijk
Openbaarde hem
God daar ter stede
Gaf hem het
evangelie woord,
Een staf gaf
hij hem voort
Die men noch
in Ierland heeft
Voor heiligdom
als reden geeft;
Want hem die
stok Jezus gaf
Zo heet die
stok Jezus staf,
Daar men van
beschreven vindt
In Malachies
vita die het kent.
Wie daar nog
overste bisschop is
Heeft in dit
teken, dus zij het gewis.
Toen leidde
God Patricius van daar
En toog hem een
put die zwaar
En donker in
te zien was mede
In een
heimelijke donker stede,
En zei hem dat
wie daar in
Gaan wou met
voorbehoede zin
Een dag en een
nacht
Van de tijd
dat men daar bracht
Met berouw van
zijn misdaad
Van alle
zonden zou aflaat
Hebben die hij
ooit deed.
Hij zou ook
zien de zalige stede
Waar ze zijn
in welke staat,
De kwade pijn
en hun onbaat.
God voer heen
toen hij het gebood.
De heilige man
dreef blijdschap groot
Dat hem God
wou openbaren
En hem de put
daar bekend ware
Daar hij het
vol zou mede bekeren.
Toen liet
maken die heilige heer
Bij de put een
schone kerk.
Regulieren,
kanunniken en klerken
Zette hij daar
in en een muur
Liet hij maken
goed ter kuur
Om de put
omdat hij wou
Dat daartoe
niemand komen zou
Nog heimelijk
daartoe geraken
Daarom liet
hij er een deur aan maken
Hij had verlof
met zijn mond
Of dit ding
niet bestond.
De prior zei
hij na dezen
Hoeder van de
sleutel te wezen.
Nu vele lieden
hadden bestaan
Dat deze
dingen waren ingegaan
Bij Sint
Patricius leven,
Voorbeeld van
pijnen had gegeven
Die ze
gedoogden en van vreugden
Die ze zagen
en aanschouwden.
Patricius bij
zijn leven
Hen zei hij
allen dat ze schreven
Die in het
klooster woonden daar.
Toen begon dat
vol daarnaar
De heiligen
man veel beter te horen
Dan ze deden
tevoren,
Want zij het
zeiden en verkondigden
Die daar waren
zoal zij het vonden.
Want men daar
de zonden verdoemt
Zo is de
plaats dat vagevuur genoemd,
Want Sint
Patricius het eerst zag hier
Heet het Sint
Patricius vagevuur.
Maar dat
klooster en die kerke mede
Heet regulus
naar de landszede.
Patricius goed
die dood hun aanschouwt,
En de prior
[...] werd zo oud
Die ik tevoren
las
Die van heilig
leven was
Dat hij van
oudheid in zijn hoofd
Al zijn tanden
was beroofd
Uitgezonderd
een had hij behouden
Daar hij gemak
van nemen zou.
Gregorius spreekt en zegt wel:
Al heeft een
oud man geen kwaal
De oudheid
geeft hem vele ziektes.
Die goede man
daar ik van zei
Liet hem een
kamer maken
Bij de toren
om deze zaken
Zodat van zijn
grote oudheid
Niemand
zwaarheid hebben zou.
De jonge
broeders van binnen
Vroegen vaak om spel van minnen:
Vader ge bent
oud van jaren,
Welke tijd wil
ge heen varen?
Hoe lange tijd
wil ge blijven hier beneden?
De goede man antwoordde weer:
Wordt zijn wil
die mij gebood
Ik had veel
liever de dood
Dan lang aldus
hier te leven
Hier kan ik
niet begeven
Dan rouw,
droefheid en misval
Ginder is
blijdschap zonder einde.
De monniken
hoorden vele malen
Eer die
heilige prior stierf
Van hun toren
veel en lang
In zijn kamer
engelen met zang.
De engelen zang
al hier tevoren
Was aldus zoals ge mag horen:
Zalig ben je in
alle tijd
En God is
gebenedijd
Die altijd is
in de mond
En spijs at in
geen stond
Van begeren
placht te deren.
Want spijs die
hij plag te verteren
Was zout en brood
en anders niet
Water koud
zoals in de vliet.
Die goede man
die heilig
Hier geleefd
had in aardrijk
Kwam van leven
hier ter dood
Stierf en voer
daar het God gebood.
Ook zo vind ik
beschreven
Dat in Sint
Patricius leven
Vele lieden
die het bestonden
Om aflaat van
hun zonden,
Gingen daarin
zoals men hen zei.
Sommigen
kwamen weer en sommigen niet.
Die niet
kwamen wist men wel voorwaar
Dat ze
vervaren waar daar.
Ook wat ze
zagen of hoorden
Schreef men
daar van woord tot woord
Van hen die
weder gekomen waren.
Nu heeft
Patricius al daar
In zijn wil
dit gezet,
Dat niemand
mag in de put
Die dat
vagevuur heet tot eigen stonden
Hij heeft
verlof van de bisschop mond
Die daar is
heer en dan bestaat
Met eigen wil
voor zijn misdaad.
Als hij dan te
bisschop komt
En zijn wil
voor hem noemt
De bisschop
zegt dat hij het ontbeert
Dat was beter
dan hij omkeert,
Want hem
menigeen dus aannam
En sommige
nooit weer kwam.
En terwijl hij
het dan niet af wil staan
En hij het
immer aan wil gaan
De bisschop
geeft hem brieven mede
En laat hem
varen daar ter stede.
Als de prior
die brieven ontvangt
En zijn
begeerte daarin verstaat
Ontraadt hij
het hem daar in te gaan
Andere
penitentie te ontvangen
En zegt dat
hem dus menigeen aannam
En sommige
nooit weer kwam.
Ziet hij dan
dat hij altijd
Blijft in
dezen dat hij koos
Zo doet hij
hem in de kerk mede
15 dagen in
zijn gebeden.
Als deze tijd
is omgelopen
Doet de prior
tezamen roepen
Alle klerken
van daar bij
En laat hem
zingen mis zodat hij
Dat sacrament
daarin ontvangt
Met wijwater
gezegend daarna.
Als die
heilige lieden lang
Hebben gezeten
daarna met zang
Met processies
lijdt men hem ter deur
Ten vagevuur
zoals ik heb voor
Gehoord en de
prior opent
De deur van de
put en maakt hem bekend
De duivels
list en ook de pijn
Die men daar
gedogen moet in schijn,
Dat eerder
menig man begon
En sommige
niet weder komen kon.
En of hij het
niet wil achter laten
En altijd
blijft in een staat,
De priester
zegent hem daar ter stede
Neemt hij en
bid om hun bede.
Met de hand
voor zijn hoofd
Maakt hij een
kruis, dus geloof het,
Daarna zo gaat
hij in dat gat.
Die prior
ontsluit de deur na dat
En de
processie gaat ter kerk
Weer en
voldoet Gods werk.
De volgende
dag, zoals ge mag horen
Gaan ze weer
ter deur.
Vindt men hem
daar terzelfder tijd
Gaan ze weer
met jolijt.
Daar moet hij
15 dagen na dezen
Met hart in
gebed wezen.
Vindt men hem
niet terzelfder stond
De volgende
dag maakt men kond
Het volk dat
hij is gevaren
En nimmermeer
zal weerkomen.
De prior
ontsluit die deur van binnen
Het gebeurde
alhier tevoren
Dat een ridder
uitverkoren
Eer koning
Sthephen bleef,
Bij zijn
tijden ook die het schreef
Daar ik deze
reden van zal dichten,
Deze bisschop
kwam te biechten
Die in het
bisdom was heer
Daar dat
vagevuur staat daar ik van zei eer.
Die bisschop
aanschouwde hem om zijn zonden
Want hij met
handen en met mond
God verbolgen
had zwaar
En daarom
moest derven zijn rijk.
Die ridder die
was droevig zeer
En peinsde hoe
hij zijn heer
Die hij zwaar
had gewrocht
Verbeteren
mocht in zijn gedachte.
Die bisschop
zette hem met dezen
Penitentie
naar zijn wezen
Naar zijn
zonden en zijn misdaad
Die ridder
sprak: Heer verstaat
Want ik zo
zeer heb God verbolgen,
Moet de zware
penitentie na volgen
Mag ik mijn
zonden verbeteren hier.
In Sint
Patricius vagevuur
Wil ik voor
mijn misdaden gaan.
De bisschop
raadde hem weer samen
Maar die
ridder had mans kracht
En hield hem
altijd in zijn gedacht.
Die bisschop sprak:
het heeft menigeen aan genomen
Die nooit weer
zijn gekomen.
Toen die
ridder dat verstond
De ridders zin
en zijn moed
Dat hij dat
ding niet wou begeven
Zei hij hem te
nemen een monniken leven.
Toen sprak hij
dat hij het niet deed
Hij had in het
vagevuur zijn misdaden
Verbeterd die
hij had bekend.
Toen werd hij
te prior gezonden
In manieren
zoal zo voor
Zoals ge voren
hebt gehoord.
15 dagen was
hij in de kerk
Liet men komen
priesters en klerken
En liet missen
zingen vroeg.
Dat sacrament
ontving hij toen
En werd te put
geleid daarnaar
Met processies
en met zang helder.
De prior die
ontsloot de deur
En sprak hem
toe: Nu zie u voor
Nu zie je wat
ge bestaat.
Het is beter
nog doe onze raad
En laat het
achter en doe elders
Penitentie zo
doe je goed.
Want menigeen
dit ding aannam
En sommige
nooit weer kwam,
Bij dat ze
hoorden en zagen
Dat zij het
niet konden verdragen
En in het
geloof niet vast waren
Zo moesten ze
die maal overvaren.
Mar wil gij
het immer daar in boeten
Ik zal u zeggen
de eerste ontmoeting.
Hij sprak: Ja
ik, met rouw van binnen
Wil ik het voor
mijn misdaad beginnen.
Toen antwoordde die goede man:
Ge zal in Gods
name ingaan dan
In de put vast
neer gaan
Totdat ge een
veld ziet voor u staan
Daarin zal ge
vinden een zaal
Meesterlijk
gemaakt wel.
In die zaal
zal ge bode
Vinden die
komen van
En gaat vandaar
zoals zij het bekennen.
De shamrock is met het welriekende viooltje de
zinnebeeldige bloem van zijn dag.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/