18 januari.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
18
januari, St. Petrus: Grieks petra: ‘rotsm’ als symbool van vastheid
en betrouwbaarheid, vgl. Frans pierre: ‘steen’, en Pierre. De discipel
Sim(e)on, de zoon van Jona, broer
van Andreas, ontving deze naam van Christus: Mattheus 16:18: ‘En ik zeg u, dat
gij Petrus zijt, en op deze petra zal ik mijn gemeente bouwen en de poorten van
het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het
koninkrijk der hemelen.’ Op grond van deze laatste woorden wordt Petrus vaak
afgebeeld met sleutels in de hand en als wachter van de hemelpoort. Deze
(bij)naam is een vertaling van Aramees kefa (Grieks kephas), Latijn cephas:
rots.
In de kring der Apostelen was hij de eerste die Jezus als
de Messias erkende en stond later als eerste aan het hoofd van de eerste
Christelijke gemeente te Jeruzalem. Hij werd de eerste der 12 apostelen. In
weerwil van zijn bijnaam had hij een weifelend karakter zodat hij heen en weer
geslingerd werd tussen onbesuisde voortvarendheid en verregaande mensenvrees
zoals blijkt uit het verhaal der verloochening. De haan is door en met Petrus
bekend geworden.
Toen Petrus op het Pinksterfeest, verlicht door de H.
Geest, zijn eerste preek hield, waren er onder de luisterende en gedoopte ook
Romeinse Joden die voor het feest naar Jeruzalem gekomen waren. Ze brachten
deze berichten naar Rome. Hier vormde zich al gauw een kleine christelijke
gemeente die al gauw een leiding miste die hen in deze stad vol zonde een
voorbeeld en hulp kon zijn. Kort voor het Paasfeest van 44 kwam Petrus naar
Rome waar hij 5 jaren bleef, leerde en doopte. Dan moest hij de stad verlaten
en keerde met de H. Marcus terug. De Romein Aquila en zijn echtgenote Priscilla
stelde hun huis voor het avondmaaltijd
open.
Hij was gehuwd en werd op zijn zendingsreizen door zijn
echtgenoot vergezeld aan wie de overlevering de naam heeft gegeven van
Concordia of Perpetua.
Rond deze tijd dook in Rome een man op die met Petrus in
het H. Land een woordenwisseling gehad had, de magiër Simon. Hij had de apostel
eens het voorstel gedaan hem tegen betaling de kracht te geven om zieken door
handoplegging te genezen, maar Petrus had dit verontwaardigd afgewezen. Nu dook
hij in Rome bij keizer Nero op. Voor de heerser deed hij kond dat hij de kracht
van God had ontvangen en in staat was om wonderen te doen. De keizer wilde dit
proberen en liet voor het Capitool een verhoging oprichten vanwaar hij naar de
hemel kon opvaren. Een grote menigte kwam om dit wonder te zien. Inderdaad ging Simon, door demonen gedragen,
omhoog. Dan riep Petrus midden tussen de begeesterende mensenmassa: ‘In Jezus
naam, laat hem vallen!’ En het lichaam van de magiër viel op de grond. Daarop
begon de teleurgestelde Nero de christenen te vervolgen. Petrus wist dat onder
de rijen van de gelovigen verraders waren die voor geld de namen van hun
broeders prijsgaven. Op aanraden van vrienden verliet hij Rome in de nacht en
ging langs de Via Appia. Op een wegkruising bleef hij staan. Waar zal hij naar
toe gaan om zich in veiligheid te brengen? Dan verschijnt er in een lichtende
wolk Jezus voor hem, Petrus vraagt verrast; ‘waar gaat gij heen Heer?’ (Quo
vadis) En Christus sprak: Ԏaar de stad om me voor een tweede maal te laten
kruisigen.’ Petrus begreep de zin daarvan. Hij wist nu dat de tijd gekomen was
waar zijn Meester van gesproken had; ‘als je eenmaal oud geworden bent zal je
je handen uitsteken en een ander wil je naar plaatsen voeren waarheen je niet
wilt.’ Hij keerde om en stelde zich in de handen van de kwaadwillende. 9
maanden was hij met Paulus in de Mamertinische kerker en wachtte op zijn
proces, bekeerde in die tijd vele medegevangenen. God liet in die donkere
plaats een bron opborrelen zodat hij hun kon dopen.
Hij zou samen met
Jacobus de Grotere onder Herodes Agrippa gevangen genomen zijn, maar werd
bevrijd door een engel en preekte later in Antiochië, Klein Azië, Corinthië en
Rome. Volgens de overlevering was hij in 64 a 67 martelaar te Rome onder Nero.
Hij werd gekruisigd met de armen naar beneden op een zogenaamd Petruskruis
omdat hij zich onwaardig achtte om op dezelfde manier als Jezus te sterven.
Onzeker is of dit te Rome was. Ook onzeker is, wat beweerd
wordt, dat hij 25 jaar als bisschop aan het hoofd van de R.K. Kerk te Rome
heeft gestaan. Toch wordt er uit afgeleid wat men gewoonlijk het primaat van
Petrus noemt, namelijk dat hij als de eerste stedehouder van Christus te Rome
de eerste Paus is geweest en dat zijn gezag op al zijn opvolgers van de Heilige
Stoel is overgegaan. Dat primaat is alzo de grondslag voor de
onfeilbaarheidleer.
Om de hierboven aangehaalde woorden wordt hij beschouwd
als de eerste paus. Het is de dag van St. Petrus Stoel te Rome. Dat zou in 42
na Chr. zijn geweest. Zijn stoel wordt als een relikwie bewaard in de absis van
St. Pieter. De stoel van St. Pieter is een eikenplank in een frame van acacia.
Geen van de pausen na hem nam die naam aan omdat het geloof ontstond dat een
Petrus II de laatste paus zou zijn. Zijn voornaamste feestdagen zijn: 18
januari en 29 juni, zie Paulus, en 1 augustus.
Over zijn graf liet keizer Constantijn de grote basiliek
verrichten.
Hij wordt verschillend afgebeeld, naar de verschillende scènes
in de bijbel. Hij wordt afgebeeld in lange omgorde tunica, blootsvoets en met
het omgekeerde kruis waaraan hij stierf op de Vaticaanse heuvel, hij achtte
zichzelf niet waardig om op dezelfde manier als Christus te sterven en dus
draaiden de Romeinen het kruis om, twee sleutels, 1 sleutel van de hemel en 1
van de aarde, of met drie waarvan de derde symbool staat voor de drievoudige
macht in de hemel, aarde en hel, een vis in de hand (de visring van de paus,
hij was visser) of samen met Paulus. Verder met kettingen, omdat hij door een
engel uit de kerker werd bevrijd, soms als paus met tiara. Vaak zie je hem ook
met de haan. Ook zie je hem vaak met Jezus die hem de sleutel van de hemel
geeft, zogenaamde sleuteloverdracht, of met H. Paulus omdat ze op dezelfde dag
zijn vermoord.
Hij is patroon van vissers en vishandelaars, bakkers,
bruggenbouwers, slagers, timmerlui, klokkengieters, glazenmakers, nettenmakers,
kannenmakers, schrijvers en scheepsbouwers. Men roept hem aan bij koorts,
voetziekten, waanvoorstellingen en geestesziekten, tegen slangenbeten, wolven
plagen en om een langer leven.
De rots minnende plant, Crithum, werd aan een heilige
gewijd, Herba di San Pietro en Herbe de St. Pierre, dit werd tot Sainct Pierre
en vandaar werd het verder in het Engels afgeleid tot sampere, sampier, nu samphire. Hoe kan het verkeren.
Hypericum ascyron (betekent
mans bloed) is wel bekend als St. Petrus kruid, Duits St. Petruskraut,
Engelse St. Petruswort, de plant is wat groter en steviger dan het Sint
Janskruid. Sint Petrus is ook een grotere apostel.
St. Petrus stoel te Rome. Sint Petrus stoeltje koud,
wordt 14 dagen oud.
St.
Pietersoren is Triticum monococcum.
St
Pieterskruid is Primula.
St.
Petrusbloem, Agrostemma.
St.
Peterushout, Equisetum.
St
Peteruskruid, Crithum, Parietaria.
St.
Pieters lelie, Lilium bulbosum.
18 januari, H. Prisca: Latijn priscus:’oud of eerbiedwaardig.’
De naam is al vermeld in Handelingen 18:2, zie verder 1 Corinthiën 16, 19, in 2
Timotheüs 4:19 wordt ze Prisca genoemd.
Prisca was een Romeins martelares uit onbekende tijd, de
legende vereenzelvigd haar met bovengenoemde Prisca.
Ze stamde uit een edele familie en op dertienjarige
leeftijd werd ze beschuldigd dat ze Christen was en moest voor keizer Claudius,
41-54, verschijnen. Hoewel er in die tijd nog geen christenvervolgingen waren,
daarom zetten sommigen haar in de 3de eeuw. Maar ze moest dan naar
de Apollo tempel en toen ze niet kwam moest ze naar de gevangenis, ze werd er
weer uitgehaald en sloegen haar, gooiden kokend kaarsvet op haar, maar ze
behield haar trouw en kwam weer in de gevangenis. Tenslotte werd ze voor de
leeuwen in het amfitheater geworpen, maar die lag stil aan haar voeten. Ze
stierf na drie dagen in een slavengevangenis en gemarteld op een rek. Stukken
vlees werden met ijzeren haken van haar lichaam getrokken en werd op een
brandende paal gezet. Wonderbaarlijk bleef ze in leven en werd buiten de stad
onthoofd.
Ze wordt als jonge vrouw afgebeeld met lang kleed,
martelaarspalm, zwaard, roede of bijl met een paar leeuwen aan haar zijde. Ook
de arend die haar lichaam na haar onthoofding bewaakte zie je soms bij haar.
Verder is er een Priscus, een jonge martelaar te Caesarea
in Palestina rond 260 tijdens Valerianus. Na een vrijwillige bekentenis dat hij
christen was werd hij voor de wilde dieren in het amfitheater van Caesarea
geworpen samen met Malchus en Alexander.
Voorts Priscus, een martelaar te Capua uit onbekende
tijd. Volgens de traditie werd Christelijkheid te Capua het eerst gepreekt door
St. Priscus, een discipel van Petrus. Er wordt van vele martelaars uit Capua
gesproken omdat die als vroeg bekeerd was. Volgens de ene legende de eerste
bisschop van Capua, volgens een andere bisschop in Afrika die tijdens de
vervolgingen van de Vandalen naar Capua kwam. Dat was echter in 443.
Met andere heiligen staat hij afgebeeld op het beroemde mozaïek
in de S. Prisco bij Capua.
18 januari, H. Theodulus van
Anazaraba; Grieks theos: ‘god’, doelas: ‘slaaf, knecht,’ de
godsknecht.
Theodulus van Anazaraba is gestorven op 18 januari 803.
Hij werd met de haren aan een cipres opgehangen.
Hij was monnik de berg Sina, een zoon van abt Nilus die na
een grote moordpartij en na lang zoeken hem terug vond. Hij is mogelijk
dezelfde als H. Theodorus van Octodurum die op 16 augustus gevierd wordt en uit
345-350 stamt die in Itali bij de bergen van Zwitserland gevierd wordt waarom
hij bisschop van de Helvetiers genoemd wordt.
18 of 26 januari, H. Margaretha
van Hongarije.
Ze is geboren te Klissa in 1242 en overleed te Boedapest
op 18 januari 1271. Ze was een dochter van koning Bla IV van Hongarije en een
zuster van de heilige Cunegonda van Polen en de zalige Helena van Silezië,
nicht van Elisabeth van Thringen.
Toen Hongarije bevrijd was van de Tataren beloofde de
koning, die naar de Adriatische kust was uitgeweken, dat zijn volgende kind aan
God zou worden opgedragen. Zo belandde Margaretha op driejarige leeftijd in het
klooster van de dominicanessen in Veszprm. Toen ze 12 jaar oud was, verhuisde
ze vervolgens naar het klooster van de Heilige Maagd, dat haar ouders in Boeda
gesticht hadden. Ze sloeg de huwelijksaanzoeken van drie koningen af, waarom ze
soms drie kronen als attribuut heeft. Toen haar vader haar wilde uithuwelijken
aan koning Ottokar II van Bohemen, weigerde Margaretha resoluut.
Margaretha werd in 1943 door paus Pius XII heilig verklaard.
De koningsdochter is de naamgeefster van het Margereta
eiland (Margit-sziget) in de Donau in Boedapest waarop ze haar
kloosterleven leidde.
Ze wordt afgebeeld als prinses met kroon en lelie, de
plooi van haar mantel vol brood dat ze aan armen schenkt. Ook zie je haar in
Benedictijner habijt. Soms met een boek, beeld of put omdat ze een dienstmaagd
redde die in een put gevallen was, of een vurige aardbol die haar medezusters
boven haar hoofd zagen terwijl ze bad.. ze wordt aangeroepen tegen overstromingen
omdat ze een sop wonderdadige manier een onstuimige rivier bedwong.
Zijn plant van deze dag is de hof anemoon, Anemone
coronaria. (kroon of krans)
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/