19 juni.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
19
juni, H. Gervasius: mogelijk
uit Grieks gerousios:’mԭan voor wie een hoge leeftijd is weggelegd.’ Of van
Germaans ger: ‘speer,’ en Keltisch vass: ‘knecht,’ dus lansknecht.
Gervasius en Protasius, martelaars, patroons van Milaan,
over hun leven is niets bekend.
Naar de legende waren ze tweelingen van Vitalis en H.
Valeria van Ravenna en werden onder Nero te Rome gevangen genomen en naar
Milaan gebracht. Hier werden ze door graaf Astasius gedwongen zijn god voor een
zege aan te roepen en hem te offeren. Toen ze weigerden en op Christus als hun
Grote Heer wezen liet de graaf Gervasius met lood geselen en ter dood slaan,
Protasius werd onthoofd. Een volgeling zou ze begraven hebben die hun
geschiedenis ook in het graf legde.
Toen St. Ambrosius in 386 de nieuwe basiliek inwijdde
wilde het volk daarvoor relikwieën van martelaren hebben. Een droom liet hem de
resten vinden in 386. Men vond in het graf van Felix en Nabor een sarcofaag met
het gebeente van Gervasius en Protasius, aan wie enige ouderen nog enige
herinnering hadden. Hij liet ze in de door hem gestichte kerk onder het altaar
bijzetten die naar de twee martelaars genoemd werd. Bij de overdraging zou een
blinde man zijn gezicht terug gekregen hebben en een bezetene die men in het
graf had neergelaten werd er uit geslingerd. Ambrosius zou informatie over hen
gevonden hebben in een boekje dat bij hun lijk lag en werd later naast de twee
martelaars begraven. De verering van de twee heiligen verspreidde zich in de
middeleeuwen vrij snel zodat de naam hier ook al vroeg voorkwam.
Relikwieën werden in 1162 door Rainald von Dassel, volgens
de legende, naar Breisach am Rhein overgedragen en worden er nog gezien. Patroons
van Milaan en Breisach, kinderen en hooiers, tegen diefstal, plas en
bloedvloeien. ‘wenn’s regnet auf Gervasius / es vierzig Tage regnen muss.’
Tussen beide broedermartelaars, op een oude tekening,
plaats men een olm. Men kent een oud Frans uithangbord met de olmboom van
Gervasius.
Ze worden samen afgebeeld als martelaars, soms als diaken
en ook als burgers. Gervasius attribuut is een knots of gesel en Protasius
heeft een zwaard waarmee ze gedood zijn. Ze worden aangeroepen tegen bloedingen
en goede oogst, beschermen tegen diefstal.
19
juni, H. Protasius:
Grieks protasis, bij proteinein: onder andere ‘blootstellen aan gevaar’. (in de
strijd)
Protasius, martelaar
met Gervasius.
19 juni, 8 november, H. Deodatus
van Nevers (Dodat, Didier, Di, Dios, Deusdedit of Dieudonn, van St-Di, Val de
Galilee of van Nevers) Latijn:
‘door God gegeven.’
Deodatus was waarschijnlijk afkomstig uit Ierland die met
Columbanus van Bobbio naar de Elzas trok. Volgens andere bronnen was hij een
rondtrekkende missionaris en zou de eerste, bisschop van Nivers, (Nevers)
geweest zijn rond 655, wat historisch niet correct is. Hij zou de stichter
geweest zijn van het klooster Jointures (Juncturae) in de Val de Galilee in de
Vogezen waarbij de stad Saint-Die ontstond, ook
stichter van het klooster Ebersmunster , noordoosten van Selestat. Hij
zou ook leermeester van H. Hidulphus van Trier geweest zijn in wiens armen hij
overleden is op 19 juni na 680. Relikwieën van de heilige, hoofd en wat
beenderen, worden in de kathedraal van St. Die bewaard.
Hij wordt afgebeeld als monnik in zwart habijt en een tak
of stam in de hand omdat hij met Gods hulp over wonderbaarlijke kracht
beschikte en helemaal alleen zware bomen aansleepte voor de bouw van het
klooster. Eenmaal zou hij met zijn staf bliksem en donder verdreven hebben. Hij
is beschermheer tegen onweer en wordt met staf en wolken afgebeeld, in St. Die
zouden er niet langer dan twee uur nevel geweest zijn. Helpt tegen
overstromingen en ongeluk, beschermt tegen pest en verdrijft de boze geesten.
Toen hij in Ammersweiler aangekomen was verdreven de boeren hem en sindsdien
zouden de vrouwen daar kinderen met kropgezwel ter wereld.
19 juni, Juliana van Falconieri. (Julienne)
Ze is geboren in 1270 en stierf op 12 juni 1341.
Juliana behoorde tot de
nobele Florentijnse familie van Falconieri. Haar
oom, H. Alexis Falconieri, was een van de 7 stichters van de Servieten Orde.
Door zijn invloed wijdde ze zich vanaf haar jongste jeugd tot een religieus
leven. Na haar vaders dood ontving ze rond 1385 van H. Philip Benitius,
de Generaal van de Servieten, het habijt van de
derde orde waarvan ze eerste overste werd. Tot haar moeders dood bleef ze in
het ouderlijk huis waar ze de regels volgde en behield haar kuisheid,
penitentie, gebed en beoefende christelijke werken. Na haar moeders door ging
ze met verschillende anderen in een eigen huis in 1305 wat het eerste convent
werd van de Zusters van de derde orde van de Servieten, ze bleef overste tot
het eind van haar leven. Ze hielpen vooral de zieken of andere
liefdadigheidswerken.
Ze wordt afgebeeld in het habijt van de orde, op de borst
ter hoogte van haar hart heeft ze een hostie, soms met de letters IHS erop, dat
omdat toen de H. Juliana stervende was vroeg om de H Communie te mogen
ontvangen. Maar omdat zij zo ziek was durfde men dat niet, uit angst
dat ze zou gaan braken en de priester legde de hostie op haar hart. Toen
loste de hostie op in haar habijt en liet de beeltenis van de gekruisigde
Christus op haar huid na. Ook zie je haar soms in extase voor een kruisbeeld
met schedel. Aan haar voeten zijn er een of twee eenden, rozenkrans, gesel en
de witte lelie van zuiverheid. Onmiddellijk na haar dood werd ze aanbeden als
heilige. Haar orde werd bevestigd door Martinus V in 1420. Clementus XII
canoniseerde haar in 1737.
Wordt aangeroepen tegen maagpijn waarvan ze haar hele
leven last van zou hebben gehad.
Wordt vereerd in de kapel van Heiloo.
19 juni, H. Rasso van Andechs,
(Rath, Ratho)
Hij is rond 900 in Beieren geboren uit het geslacht van
Diessen-Andechs. Hij leidde een succesvolle strijd tegen binnenvallende
Hongaren. Maakte pelgrimstochten naar Palestina en Rome in 948. Hij kwam terug
met een vracht aan relieken en bracht ze onder in een nieuwe
kloosterstichting: de naar hem genoemde benedictijner abdij Grafrath bij de
Ammersee. Hij trad er zelf in als eenvoudige monnik en overleed daar in
953.
Bij een inval van de Hongaren werden de kostbare
kerkelijke schatten overgebracht naar Andechs, waar prompt talloze pelgrims
naar toe trokken om ze te vereren.
Hij wordt afgebeeld als een grote man, hij zou 2.5m lang geweest
zijn, in harnas, zwaard en vaandel. Zijn voorspraak wordt ingeroepen bij
liesbreuk en nierstenen omdat lijders hieraan bij zijn graf genezing vonden.
19 juni, zie 7
februari, H. Romualdus.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/