24 december.
uit www.dolfi.com
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
24
december, H. Adela van Pfalzel: van Germaans adel: ‘adel.’
Ze is geboren rond 660 te Pfalzel, dochter van Dagobert II
en zuster van H. Plectrudis en H. Irmina. Adela werd jong weduwe en leefde
nadien voor het gebed en de naastenliefde. Vermoedelijk is het de weduwe Adela
die in Nijvel woonde met haar zoon, de vader van de H. Gregorius van Utrecht.in
een paleis dat ze van haar zwager Pepijn van Herstal gekregen had stichtte ze
in 690 het klooster van Pfalzel bij Trier en werd de eerste abdis.
In het land van de Franken regeerde koning Dagobert II,
628-638, dit was een boze man die de nonnen vervolgde en zelfs zijn eigen drie
zusters waren niet veilig, Adela, Plectrudis en Irmina. Ze waren beeldschoon,
rein en deugdzaam en leidden een godvruchtig leven in het klooster Mans bij
Parijs. Toen ze daar voor hun eigen broer niet veilig waren vluchtten ze naar
de Eifel in Duitsland. Op de oever van het riviertje de Kyll werden ze
ingehaald en ontkomen leek onmogelijk. Voor hen lag het diepe dal, een afgrond
tussen hoge bergen. Achter hen de achtervolgers met getrokken zwaard. In deze
uiterste nood bracht de ezel redding die de drie jonkvrouwen droeg. Met een
geweldige sprong was hij aan de overkant. In Դ kerkje van Auw kan men nog zien
hoe Դ gebeurd is, daar zitten de drie prinsessen op een houten ezel. En bij Auw
heet de rots, waar de sprong gedaan is, nog altijd het ezeltje. Overleden rond
734.
24
december, H. Delfinus:
Grieks delphis: ‘dolfijn.’ De Franse vorm dauphin was aanvankelijk toenaam of
doopnaam en sinds 1100 bij de graven van Albon. Hij werd daar erfelijk en kreeg
de betekeniswaarde ‘graaf,’ vandaar de naam dauphine voor het graafschap
Viennois. Na de overgang daarvan naar de kroon in 1394 werd dauphin als naam
gegeven aan de oudste zoon van de koning van Frankrijk.
In het Frans is er ook de vorm Delphin, wel naar de
heilige Delphinus, bisschop van Bordeaux van ca. 380 ca. 404. hij was voor Aquitanië
wat St. Martinus van Tours was voor de Gau volgens St. Paulinus van Nola die
hij doopte.
24
december, H. Gregorius van Spoleto: Grieks gregorios: ‘de waakzame,’ vgl. Latijn Vigilius. Naam van
verschillende heiligen.
Priester en martelaar waarschijnlijk tijdens Diocletianus
rond 304. Gregorius onbetrouwbare acta verhaalt dat hij gemarteld werd onder Maximinian Herculeus. Zijn bestaan wordt betwijfeld.
24
december H. Johannes, zie 24 juni.
24 of 30 december, H. Irmina (Hermina, Irmine) : Oudhoogduits wat
volk en alles omvattend betekent. Het eerste lid hangt samen met de stamgod der
Hermionen, respectievelijk met erman verbonden: ԧroot of geweldigլ bert: ‘glanzend
of schitterend.’
Haar feestdag is 24 december en wordt wel gevierd op 30
december.
Ze was afkomstig uit een Frankisch adellijk geslacht,
dochter van Dagobert II en een zuster of moeder van Plectrudis en Adela.
Waarschijnlijk was ze wel een dochter van Hugobert, paltsgraaf onder Chlodovech
III. Ze werd weduwe op de dag van haar huwelijk en schonk haar bezittingen in
Echternach aan Willibrordus die er een abdij stichtte. Irmina werd abdis van
het klooster dat Modoaldus gesticht had in Ohren bij Trier. Ze is voor 710 (of
28 december 708) gestorven als abdis bij Trier.
Ze wordt afgebeeld in Benedictijnenhabijt of in
vorstelijke pronkmantel met kroon, met orderol of kerkmodel als
kloosterstichter, en Jezuskind, soms met haar vader aan wie ze vroeg om het
nonnenklooster van Ohren te magen bouwen of een afgewezen aanbidder.
24 december, Adam en Eva: Hebreeuws: ‘mens of zoon van de aarde’,
volks etymologisch in verband gebracht met adama: ‘bodem,’ en Edom: ‘rood.’
Stamvader van het menselijk geslacht, Genesis 2. Eva; Hebreeuws ‘het leven
gevende’, stammoeder van het menselijk geslacht. Hun feestdag valt op de dag
voor Kerstmis, de geboorte van Christus, de nieuwe mens.
De zonde van Adam en Eva en hun voortvloeiend verlies van
de gunst van God en hun plezierig verblijf in het Paradijs staat bekend als de
zondeval. Volgens de joodse gemeenschap liggen Adam en Eva in de Grot van
Machpelah begraven in de omgeving van Hebron. Volgens sommige Islamitische
bronnen is het graf van haar in de Saoedische havenstad Djedda. In Genesis 1 en
2 worden Kan, Abel en Seth genoemd als kinderen van Adam en Eva, in Jubilee
worden naar negen kinderen genoemd waaronder dochters met namen als Azr, Awn,
Lebuda en Qelimath. Azr werd de vrouw van Abel en Awn de vrouw van Seth.
We vinden in de aanvang van het boek Genesis twee verhalen
omtrent de schepping van de mens. Het eerste, 1:26-30, is zeer eenvoudig en
vermeldt dat God op de zesde dag man en vrouw geschapen heeft naar zijn beeld
en dat de mens tot heer is gesteld over al het geschapene.
Eerst staat er ‘God maakte man en vrouw. Die vrouw zou
Lillith geweest zijn. Die wilde gelijk aan de man zijn. Dat kon natuurlijk niet
bij de ouden en wordt ze afgeschilderd met alle mogelijke kwaadheden.
Dam komt daarna Eva die is gemaakt van de man, dus onderdanig
aan de man.
Het tweede (II en III) levert een van de diepzinnigste
mythen van de oudheid. Hier vinden we dat God de mens formeerde uit het stof
van de aarde en in zijn neusgaten de adem des levens blies, dat hij geplaatst
werd in een lusthof, Paradijs genaamd, waar twee merkwaardige bomen groeiden,
die des levens of onsterfelijkheid en die van kennis van goed en kwaad van
wiens vrucht hij op straffe des doods niet mocht proeven. Zijn vrouw, Eva of
mannin geheten, werd gedurende Adams slaap uit zijn rib geschapen of van die
gescheiden en dus terecht vlees van zijn vlees en been van zijn been’ genoemd.
De vrouw die door een listige slang verleid werd at van de verboden vrucht en
haalde ook haar man over om daarvan te proeven. Nu hadden ze hun onschuld en
dus ook hun vrede verloren. Ze bemerkten dat ze naakt en schuldig waren en
probeerden zich voor hun Schepper te verbergen. Uit het Paradijs verdreven en
aan velerlei ellende te prooi zagen de eerste mensen hun huisgezin met kinderen
vermeerderd. Adam overleed in de ouderdom van 930 jaar en werd, volgens een
Joodse sage, te Hebron begraven waar in latere tijd ook het gebeente van de
aartsvaders een rustplaats vond.
Het verhaal wordt op vier verschillende wijze opgevat.
·
Als letterlijk waar,
·
Als gebouwd op een geschiedkundige grondslag,
·
Als een allegorie,
·
Als een wijsgerige mythe. Merkwaardig is de
overeenkomst van dat verhaal met dergelijke overleveringen van de Oosterse
oudheid. Volgens de Perzische Zend-Avesta waren de eerste mensen Meschia en
Meschiane, onschuldig en rein, de hemel was hen toegezegd, mits ze in die
toestand bleven. In den beginne erkende ze Ormuzd als de enige schepper der
dingen, later werden ze door een boze geest verblind zodat ze hulde brachten
aan Ahriman. Die boze verleider schonk hun vruchten waarvan zij proefden, eerst
de vrouw en daarna de man. Zo werden ze zondaren, (darwands) kleedden zich in
dierenvellen en vonden het gebruik van ijzer uit, maar bleven ondankbaar jegens
God, terwijl Ahriman en andere boze geesten zich gedurig in de gedaante van
slangen aan hen vertoonden.
Ook bij de Grieken vindt men dergelijke sagen
die wijzen op een gouden eeuw of een toestand, gelijk als in het Paradijs.
In de Talmoed is het verhaal van de lotgevallen van het eerste mensenpaar
zonderling verwrongen, de samensteller van de Koran heeft uit dergelijke
overleveringen geput. Volgens dit boek besloot God om de eerste mens als zijn
stedehouder op aarde te plaatsen. Dit wekte jaloersheid van de engelen en toen
God hun beval om voor Adam te buigen weigerde Eblis te gehoorzamen en werd uit
het paradijs verdreven. Adam mocht er nu wonen, maar uit wraakzucht bracht
Eblis hem onder het oog dat god hun om geen andere reden het eten van de
verboden vrucht ontzegd had, dan om te verhinderen dat hij engel werd. Daardoor
lieten de eerste mensen zich verleiden, maar God ontfermde zich over de
boetvaardige Adam en liet hem ter plaatse, waar later te Mekka een tempel
verrees, door de engel Gabriël in de kennis van zijn geboden onderwijzen en
schonk hem, na een scheiding van twee eeuwen, zijn echtgenote terug. Adam
stierf en werd op de berg Abukais bij Mekka begraven. Ze noemen hem Abul-basjar
of vader des vlezes en Sefi Allah of uitverkorene Gods. In het N.T. wordt Adam
niet alleen beschouwd als de eerste zondaar, maar ook als de oorzaak van de
eerste zonde en van de dood om hem tegenover Christus te stellen als de bron
der verlossing en des levens.
Van de appel is een stukje in zijn keel blijven steken, de
adamsappel.
De Adamspiek is op Ceylon of Sri Lanka, volgens de
Mohammedanen bezag hij hier voor de laatste maal het paradijs. Bij de
Boeddhisten is het de plaats waar Boeddha op de aarde stapte omdat zijn
voetspoor nog steeds te zien is.
Adam en Eva worden meestal afgebeeld weerszijde staande
van een boom waar de slang omheen gewonden is terwijl Eva de noodlottige appel
aan Adam toereikt. Dit motief komt bij verschillende beroepen voor, bij
boekverkopers als bij tappers. Ze sieren het blazoen van de appelskopersgilde.
De levensboom stamt uit het paradijs. Het is de boom die
in het midden staat, de boom des levens. Die van zijn vruchten eet kan niet sterven. Openbaringen 22: 1-2 ‘En
hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal,
ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan
weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht
draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn
tot genezing van de volkeren.’ Zie ook Ezechiël 47,12.
Volgens een heel oud verhaal was de boom der kennis een
zeer grote boom, zijn wortels drongen door tot in de hel, zijn takken waren in
de hemel en boven in zijn kruin rustte het kindeke Jezus.
De volgende generaties die van de wonderboom vernamen
vermeldden dat de boom door Gods genade ergens op de wereld geplant was. Wie
hem vond was de gelukkigste der mensen, hij hoefde voor de dood dan ook niet
bang te zijn. Vergeefs zocht men de boom, hoeveel werk men er ook in stak om de
boom te vinden, geslacht na geslacht zonder dat hun verlangen vervuld werd. Het
steeds mislukken van die zoektochten maakten velen met de gedachte vertrouwd
dat God in zijn toorn de boom in de zondvloed had laten omkomen. Velen leefden
verder met de vrome gedachte, tegen de dood is geen kruid gewassen. Een niet
onbetekenend deel gaf echter de hoop niet op om eens in het bezit van de
wonderboom te komen. In de loop der tijden zijn er zo vele sagen in omloop
gekomen die over het lot van de boom schreven en zo de herinnering levendig
hield. Zie Thuja in volkoomen.nl
Omdat Adam in het zweet des aanschijns zijn brood moest
verdienen door op het land te werken is hij schutspatroon van de tuinlieden,
kleermakers, omdat ze ontdekten dat ze naakt waren.
Adam en Eve is Corallorhiza odonterrhiza, ook de bollen
van inlandse orchideeën en de gewone Arum. Adams flannel is Verbascum thapsus,
Adams needle is de Yucca, ook Scandix Pecten, Adam spit is Pteris aquilina.
De bloem van de dag is de hortensia, Hydrangea.
Eva had de gewoonte haar lieveling Abel Գ avonds met rozen
op te smukken. Toen echter op de schrikkelijke avond Adam het lijk van Abel
thuisbracht zonk onwillekeurig haar hand met de rozen op het voorhoofd van de
arme vermoorde, de bloemen verloren nu sneller hun frisheid want Eva ‘s hete
tranen droppelden er voortdurend op. Abel werd begraven en op zijn graf werden
de verwelkte rozen gelegd. God schonk uit medelijden deze bloemen nieuw leven
in en de Hortensia ontstond.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/