24 juni.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
24
juni, St. Jan de Doper:
(Johannes Baptista, Johannes Prodomos; voorloper) Hebreeuws Johanan: ‘Jahweh is
genadig,’ een veel gebruikte Joodse naam, Johannes de Doper, de Baptist, Lucas
1:15, Matth. 3 en dergelijke Vervolgens de discipel van Jezus, broer van
Jacobus, Marcus 1:19 e.a. sedert de 4de eeuw theoloog genoemd. Zijn
feestdag is op 24 december. De plaatsen Sint Jansklooster in Overijssel, Sint
Jansteen in Zeeland, Sintjohannesga in Friesland zijn naar hen vernoemd.
Aanvankelijk was de naam vooral in de Oosterse kerk
populair, met de Kruistochten kwam de verovering van het Westen (in de Latijnse
vorm Joannes, Grieks is Ioannes, de vorm Johannes is onder invloed van
Hebreeuws, sinds de Renaissance en Hervorming) Vele heiligen hebben de naam nog
versterkt. Ook de vrouwelijke vorm Johanna komt al in Lucas 8:3 voor,
waarschijnlijk dezelfde als in Lucas 24:10.
In de dagen van Herodes, de koning van Juda, was een
priester met de naam Zacharias, van de priesterklasse der Abia, zijn vrouw was
een dochter van Aaron en heette Elisabeth, ‘ze hadden geen kinderen, Elisabeth
was onvruchtbaar’. Zo begint het evangelie van Lucas in zijn bericht over
Johannes de Doper. We zien dat Zacharias uit de mond van een engel verneemt dat
zijn vrouw een zoon zou krijgen die Johannes zou heten. De priester twijfelde
aan de woorden van de bode en werd tot stom tot de voorspelling ingelost was.
Dan kwam zijn tong los tot begeesterde lofprijzingen. Elisabeth werd moeder en
verborg haar geluk voor de ogen van nieuwsgierigen. Alleen Maria mocht aan haar
vreugde deelnemen. Van het kind Johannes weten we niets. Een half jaar na hem
werd Jezus geboren. De hand van Herodes greep naar dit kind en zond mensen uit
het te doden. De sage bericht dat de koning ook Johannes doden wilde zodat
Elisabeth zich naar een kleine stad begaf, het huidige Ain Karim. Ze hoorde dat
het gevaar aankwam en vluchtte in de bergen, maar vond geen plaats waar ze hem
verstoppen kon. Dan bad ze, voor een bergwand staande: Berg God, open je en
neem deze knaap op.’ Het geschiedde zoals ze hoopte, de rots ging open en
verborg moeder en kind. Een engel stond hen daarbij terzijde om ze te behoeden.
Herodes zond nu boden naar de tempel om aan Zacharias te vragen waar hij zijn
zoon verborgen had. Die was al weken in Jeruzalem en wist niet waar de moeder
en zoon heen waren. Herodes was hier niet mee tevreden en dreigde hem te doden
als hij niet vertelde waar ze waren. Zacharias ging de soldaten tegemoet en
zei: ԉk weet niet waar mijn vrouw en zoon zijn, jullie doden een onschuldige in
het voorhof van de tempel. Maar God zal me tot zich nemen, dan sloegen de
soldaten hem neer. Zijn zoon werd echter gered, groeide op en werd sterk in
geest en leven en leefde in de woestijn tot de dag van zijn optreden in Israël.
Wanneer hij de woestijn in gegaan is, weten we niet. Hij zou de grote
boeteprediker worden en het woord van Jesaja vervullen: ‘bereid de weg des
Heren, maakt zijn pad effen, elk dal zal opgevuld, elke heuvel en berg zal
gevlakt worden.’ Er waren zonden genoeg in Israël. Had Herodes niet de vrouw
van zijn broer tot wijf genomen?. Steeds weer verhief Johannes zijn stem tegen
het echtbreukige echtpaar zodat Herodes tenslotte besloot om hem gevangen te
nemen hoewel zijn dochter Salome als werktuig dienen moest.
Hij wordt voorgesteld als profeet en boeteprediker, vaak
met wilde haren en baard gekleed in een dierenhuid en de Heiland dopende in de
Jordaan. Ook komt zijn hoofd voor. Er zijn wel verschillende schedels die als
het hoofd van Johannes de Doper vereerd worden. De oudst bekende, afkomstig uit
het bezit van de Byzantijnse keizers, ligt nu in een vitrine van het
Topkapi-museum van Istanbul.
Lam en kruisstaf zijn attributen, of een ronde schijf met
daarop het beeld van het Lam Gods, Agnes Dei, ook de kruisstaf komt voor met de
spreuk; Ecce Agnus Dei; Zie het Lam Gods, ook de Johannessleutel. Als
voorbereider draagt hij soms ene kaars of fakkel. Vele landen hebben hem tot
patroon. Vanwege zijn kleding hebben snijders, wevers, looiers hem als patroon,
ook zadelmakers, gordelmakers, ververs, timmerlui, metselaars, architecten,
obers, messensmeden, kaarsenmakers, muzikanten en zangers veren hem als
beschermer. Vanwege zijn gevangenschap van gevangenen en ter door
veroordeelden. Vooral beschermt hij tegen huisdieren, vooral lammeren en
schapen. Bij epilepsie, krampen, zijdepijnen, bij vrees en angst als hoofdpijn
geldt hij als helper, dat door zijn onthoofding. Hij is de beschermer van beken
en bronnen. Hij wordt ook aangeroepen tegen plotselinge dood. Ook tegen het
overschreeuw van kinderen omdat hij door het volk Johannes de Schreeuwer, de ‘roepende
in de woestijn, wordt genoemd.
De sprinkhanenboom of St. Johannesbroodboom wordt nergens
in de Bijbel vermeld. In de wildernis van Johannes zouden nog steeds enige
sprinkhanenbomen groeien waarvan de monniken de mensen verzekeren dat dit
dezelfde zijn als die waarvan Johannes de Doper gegeten zou hebben. ҄e Roomsgezinde pelgrims, die niet wijzer
durven wezen dan zulke blinde leidsmannen, zamelen de vruchten daar van in en
dragen ze met veel devotie wegӮ Het zou de vrucht van Johannes geweest zijn
en de wilde honig zou de pulp ervan zijn. Calvijn meende ook dat dit het
voedsel was van de verloren zoon dat hij deelde met de varkens. In het
Hebreeuws betekent hagavim: sprinkhanen, en haroevim is de Johannesbroodboom.
Waarschijnlijk is er verwarring opgetreden doordat in de uitspraak de woorden
sterk op elkaar hebben geleken.
Jan van Mandeville; ‘Vandaar gaat men te Samaria die men
nu Sabaste noemt en is de hoogste stad van het land en ligt tussen de bergen
zoals Jeruzalem doet. In deze stad was de stoel van de 12 geslachten van Israël,
maar ze zijn niet alzo groot als ze plagen te zijn. Daar was Sint Johannes
Baptista begraven tussen twee profeten, Elizeus en Abdon, maar hij werd
onthoofd in het kasteel van Machenum bij de Dode Zee en daarna werd hij van
zijn jongeren gedragen te Samaria en begraven. En daar liet Julianus Apostota
zijn gebeente opgraven en verbranden, want hij was toen keizer en liet de as
tegen de wind werpen, maar die vinger daar hij onze Heer mee aanwees en zei:
zie hier het lam Gods, mocht niet verbranden, maar hij bleef geheel heel. Deze
vinger liet Sint Tecle, de maagd, dragen onder de Alpen, dat zijn bergen, en
daar doet men hem grote feesten. Te Sebasten weleer op diezelfde plaats zo plag
te zijn een schone kerk en kerken, maar ze zijn alle afgebroken. Daar plag ook
te zijn Sint Johannes hoofd in een muur besloten, maar keizer Theodosius liet
het uit nemen en men vond het gewonden in een kleed nog al bloederig en liet
het te Constantinopel dragen . . . . . al het achterste deel van het hoofd en
het voorste deel van het hoofd tot de kinnebak onder is te Rome in Sint
Silvester kerk daar nu minder broeders zijn en is nog alzo gezengd alsof het
half gebrand is. Want de voor genoemde keizer Julianus liet, om zijn kwaadheid
genoeg te doen, hij het met zijn andere gebeente branden zoals het nog schijnt.
En dit is wel beproefd met pausen en met keizers. En de kinnebaktanden onder
met de kin en een deel van de as van zijn gebeenten en de schotel daar zijn
hoofd in werd gelegd toen men het hem af had geslagen zijn te Genève. En doen
nog diegene van Genève daarvan groot feest. En de Saracenen doen ook bijzondere
grote feesten van hem. Sommige lieden zeggen dat Sint Johannes hoofd is te
Amiens in Picardië. En vele andere lieden zeggen dat het Sint Johannes hoofd is
die weleer bisschop was. Ik weet het niet, maar God weet alleen de waarheid,
maar waar dat men hem eer doet dat neemt hij in dank.’
Vele Johanneslegenden hebben zich om de 24ste
juni gegroepeerd. In de nacht van deze 23ste en 24ste
juni, St. Jansnacht, speelden zich vele mystieke zaken af. Zo droegen de
geheimzinnige varens alleen op die datum zaad. De wichelroede moest in deze
nacht van de hazelaar worden genomen wilde men van de werking zeker zijn. Men
moest zich in de morgendauw wentelen om van sproeten en moedervlekken af te
komen. De St. Janswortel wordt, volgens de sages, geel en glinstert in de
nacht. De plant blijft niet stil en roerloos staan zoals de andere bloemen maar
huppelt gedurig heen en weer. Wie deze plant nu kan plukken weet door zijn
krachten waar de schatten van de aarde verborgen zijn en wordt zo zeer rijk.
Sint Jan, Sint Jan, midzomer. Het licht had overwonnen,
het goede heerste over het kwade, het goede won altijd. Ze dansten bij het Sint
Jansvuur een wilde dans. Ze sprongen om maar ook door het vuur. Dat had
allerlei heilzame gevolgen. Wie het hoogst sprong werd het hartelijkst
toegejuicht, zo hoog zou het koren de komende maand groeien. Langzaam
verminderde de hitte. Een hoop gloeiende kolen bleef over. Nu kwamen de meisjes
in een kring om het vuur staan. Ze hadden kransen gevlochten van St. Janskruid,
korenbloemen en notenbladen, ze wierpen die in de gloeiende hoop en zongen:
‘Al mijn onheil
Ga verdwijnen
Ga verkwijnen
Met des kruiden
In de gloed.’
Ze keken goed toe dat er niet 1 blaadje over bleef. Dan
namen ze een verkoold stukje hout van de hoop en gingen stil en gelukkig heen.
Dat houtje zouden ze vanavond in een papiertje onder hun kussen liggen. Dan
zouden ze in hun droom hun toekomstige man zien. Wie weet bracht Sint Jan hun
morgen al een vrijer.
De uit de wortels gevlochten gordel, zgn. Johannesgordel,
werd door zieken in de vlammen van het Johannesvuur geworpen en zou het lijden
van de zieken op het vuur overdragen en zo de zieke genezen. De apostel
Johannes zou dit kruid om zijn gordel gedragen hebben om zich niet te vermoeien.
Op het feest van St. Johannes de Doper, het vroegere zonnewendefeest, omgordde
men zich met dit kruid als bescherming tegen toverij. Neem een stengel van
bijvoet als die bloeit, snij die zo dicht mogelijk bij de grond af. De derde
dag hecht je die met een stukje staaldraad aan de gevel van het huis zodat de
toppen van de plant naar buiten staan, geen bliksemstraal zal op je neerslaan,
geen kwaad in het huis komen.
Het feest van Johannes de Doper wordt al in 506 tot de
hoofdfeesten gerekend. De predikers brachten een gedenkdag mee die omstreeks
dezelfde tijd viel, het midzomerfeest van de Germanen. Դ Was de geboortedag van
Johannes de Doper die een half jaar voor Christus geboren was. De kerk grondde
de St. Jansvuren op het verhaal, dat koning Herodes afgesproken had om een
vuursignaal te geven, zo gauw Johannes gevangen genomen was. Toen de soldaten
op մ punt stonden dit vuur te ontsteken, ontbrandden overal vuren zodat
Johannes kon ontsnappen.
Hierin onderscheidt hij zich van alle andere heiligen, waarvan
alleen de sterfdag gevierd wordt, hij heeft twee feesten, 24 juni omdat hij 6
maanden voor Chr. ontvangen was. St. Jan was geboren (Lucas 1:36) 6 maanden
voor Christus. Het springen bij de St. Jansvuren werd in verband gebracht met
Lucas 1, vers 41. : ҅’En het geschiedde als Elisabeth de groeten van Maria
hoorde, zo sprong het kind op in haar buik’. Hij was een licht, een
brandend en helder licht zoals Christus hem noemde (Johannes 5:35).
Nu geloofde men dat het kwaad geen uitwerking meer had als
het St. Jans evangelie gelezen was. Werd er Գ nachts iets verdacht gezien dan
diende het St. Jans evangelie gebeden te worden.
In de general prologue vertelt Chaucer in zijn Canterbury
Tales (1387): ‘So plesaunt was his principio.’ Dit waren de openingswoorden
van het evangelie van St. Jan die in de middeleeuwen het middel was tegen de
duivelse machten. Dit gebruik van het St. Jansevangelie werd op 18 augustus,
1601, in de synode van Gouda verboden.
Het feest zou een herinnering zijn aan het gebeente van
Johannes dat verbrand werden op die dag. De verzamelde bloemen zouden een
herinnering zijn dat Johannes bloemen voor de hemel verzameld had.
Fijn gewreven geven de bloemen van het hertshooi, St.
Janskruid, Hypericum, een rode kleur af. Dit is het St. Jans bloed. Het bloed zou ontstaan zijn door de bloedspatten
van St. Jan. (zie Mattheüs 14. De plant wordt om die reden wel St. Janskruid
genoemd. De plant zou op 29 augustus het meest aan rode sappen bezitten, de
datum van onthoofding van Johannes. Deze heilige zou op 24 juni geboren zijn,
het plantje bloeit rond 24 juni en op deze dag wordt het Sint Jansfeest
gevierd.
Als je van zwarte kersen droomt heb je spoedig een sterfgeval
in de familie. Ook komt en een dode bij de bezitter van een kers als die
tegelijk bloeit en vruchten draagt. Een moeder, die een kind verloren heeft,
voor Johannes dag, zal geen kersen eten. Op deze dag verdeelt namelijk Johannes
de Doper onder de kinderen in de hemel kersen, en al de moeder op aarde al
reeds kersen gegeten heeft dan zegt de Heilige tot het kind: ‘Jouw kersen heeft
je moeder al opgegeten’ en de kind moet het zonder stellen. Dit zie je ook bij
aardbeien.
Andere St. Jansbloemen zijn: Artemisia vulgaris is bij
Bauhinius S. Johannis herba. Bij hem is ook Salvia sclarea een Herba sancti
Johannis. Chrysanthemum leucanthemum, Sedum purpureum, Tanacetum balsamita,
Artemisia abrotanum, Veronica officinalis, Alchemilla vulgaris, Anthemis tinctoria,
Arnica montana, Bellis perennis, Galium verum, Melampyrum nemerosum, Sedum
purpureum, Senecio jacobaea, Chrysanthemum segetum, Linaria alpina, Allium
victorialis, Aspidium filix-mas. Glechoma hederaceae, Osmunda regalis, Malva
sylvestris en Hosta.
De planten die naar enig deel van zijn lichaam genoemd
zijn: Arum maculatum, de bloeikolf is zwartachtig bloedrood en de bladeren zijn
als met bloed bevlekt, Orchis maculata en O. latifolia naar de vorm der
knollen.
De planten die St. Jan zijn huisraad geven: Spiraea
ulmaria, de St. Jansborstel, Johanniswedel, Populus alba, St. Janshout en
-loof, St. Johanneslaub, Lythrum
salicaria St. Janskeers met zijn vurig gloeiende bloemen die op een
rechtopstaande keers gelijkt, Verbascum thapsus, de St. Janniskerzr, Aspidium
filix-mas, St. Jannisfarbe, uit de wortel trekt men een olieachtige stof.
Planten die hem voedsel verschaffen:
St. Jansappel, Latijn poma divi Johannis, de kleine wilde
appelsoort. St. Jansbessen, Ribes rubrum, die op zijn dag rijp worden. Eens had
St. Jan in de woestijn gepreekt. Hij had lang gegaan en toch geen bron of
worteltje gevonden om zijn honger en dorst te stillen. Vermoeid sluimerde hij
in, naast een vruchtloze struik. Toen hij ontwaakte, zag hij tussen het lover
van de heester honderden bloedrode druifjes. Biddend, dankend viel Johannes op
de knien en laafde zich met de saprijke vruchten die sindsdien Johannisbessen
of -druifkens genoemd worden. Johannisbeere is de struik zo genoemd omdat het
op Johannisdag, 24 juni rijpt. Van de aalbessen gelooft men dat ze door het
bloed van Johannis, als hij op doornen was ingeslapen, hun rode kleur hadden
gekregen. Trifolium pratense is hier het St. Jansbrood, Allium fistulosum heet
St. Janslook, Juglans regia is St. Johannis nux, St. Janspeer een soort van
peer die gegeten wordt als de kersen gegeten zijn, S. Johannis Persica, de
perzik en mogelijk abrikoos. St. Jansrogge, een vroege vorm van rogge.
De plant die hem tot kleding en sieraad dient: Bij
Bauhinus heet de bijvoet S. Johannis baltens en S. Johannis cingulum, ook S.
Johannisgortel, Silene ontstond en gloeide op St. Jansdag.
Op 24 juli om 11 uur verlaat jaarlijks een processie de
aan Johannes de Doper gewijde kerk op de Larense Brink. Na een uur is men aan
het St. Janskerkhof, het doel van de tocht. Dit is de enige processie die boven
de grote rivieren is toegestaan op de openbare weg.
Aan deze processie is een legende verbonden.
In het jaar 893 werd in de nacht van 24 juni een pelgrim
vlak bij Laren door twee rovers overvallen en gedood. Ze ontstalen hem een
zilveren doos, waarin zich een paar beenderen van Johannes de Doper bevonden.
Ze begroeven het lijk van de vermoorde, behielden de doos, maar gooiden de
beenderen weg. Een herder ontdekte de volgende morgen dat er daar een zachte
glans straalde, die waren afkomstig van de beenderen. Weldra was heel laren in
rep en roer door deze wonderlijke vondst. Van de dorpspastoor uit Eemnes kwam
men toen te weten met welke beenderen men van doen had. Hij was de laatste die
de pelgrim gezien had en onderdak had verleend waar hij de beenderen te zien
kreeg. Op de vindplaats, het huidige St. Janskerkhof werd een altaar opgericht
en de mis opgedragen. De beenderen werden naar laren overgebracht en op de plek
waar men het lijk gevonden had, bouwde men een kapel. Die moest in 1586 op last
van de Staten van Holland afgebroken worden, de processie werd verboden. In
1655 en later in 1796 bij de afkondiging van vrijheid van godsdienst, werd de
processie weer toegestaan. In 1848 werd bepaald dat, het buiten de gebouwen
mocht gebeuren, mits het vroeger al zo gedaan werd.
Weerspreuken.
Als de linde bloeit met Sint Jan, is de rogge met Sint Jacob
rijp.
Als ‘t regent op Sint Jan, kan de boer zijn noten tellen.
Als het regent op Sint Jan, dan regent het 40 dagen aaneen.
De regen van Sint Jan de oogst bederven kan.
Met Sint Jan slaat de eerste maaier an.
Voor Sint Jan neemt de zee de buien an.
Voor Sint Jan, bidt om regen, anders komt hij ongelegen.
Sinte Jan is een regenman.
Sint Jans regen, voor de oogst geen zegen.
Als de koekoek roept na Sint Jan komt er duurte.
Regent het na Sint Jan dan kort (korrelt) het graan
slecht, meent men in Limburg.
‘Bid om zegen voor St. Jan
Anders bijt gij op de kan.’
‘Voor St. Jan trekt de zee
Na St. Jan geeft ze mee.’
Na St. Jan is het een keerpunt. Na de regentijd wordt het
weer dan vaak bestendiger, na een periode van droogte wil er wel eens een natte
periode aanbreken.
De plant van de dag is natuurlijk het St. Janskruid,
Hypericum.
24 juni, zie 21
februari, H. Eleonora van Provence.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/