25 juli.
Klik hier voor inleiding heiligen met relikwieën,
biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
25 juli, St. Jacob de Meerdere (Jacobus Maior) Hebreeuws, ja aqob, van onzekere betekenis,
maar in verband met de geschiedenis van Jacob en Esau, verklaard als ‘hij greep
de hiel, hij verdrong (zijn broer), bedrieger,’ Genesis 25. De Griekse vorm
werd Iakobos en van daaruit Latijn Jacobus, waarnaast ook Jacomus. Er zijn twee
apostelen van deze naam die vaak onderscheiden worden in major en minor, de
meerdere en mindere of ouder en jonger. (zie 1 mei) De eerste was een zoon van
Zebedeus en broer van Johannes.
De zoon van
Zebedeus en Maria Salome, oudere broer van de apostel Johannes. Samen met
Johannes en Petrus vormde hij het bevoorrechte drietal dat onder meer aanwezig
was op de berg Tabor. Hij was visser en leefde aan het meer van Genezareth.
In Hand. 12: 1-3
wordt beschreven hoe Jacobus door toedoen van Herodes ter dood gebracht werd.
Dus werd hij volgens het Nieuwe Testament in Palestina onthoofd. Hier zou de
Maagd van de Zuil aan hem verschenen zijn. Met Petrus werden ze vanwege hun
stormachtige ijver voor Christus Boanerges genoemd, dat is zonen des donders,’
Marcus 3:17. Op zijn terugkeer in Palestina werd hij door Herodes Agrippa
onthoofd als eerste apostel in 44. Zijn volgelingen namen zijn lichaam via de
haven Joppa naar Galicië, waar ze hem aan de voet van de Libredon begroeven.
Als gevolg van oorlogen en ontvolking raakte deze christelijke bedevaartsplaats
vergetelheid. Tot 600 werd zijn graf in Jeruzalem vereerd. Verder is er weinig
van hem bekend.
Volgens een
legende uit de 7de eeuw zou hij in Spanje gepreekt hebben en daar
begraven zijn of is daarna weer teruggekeerd naar het H. Land en daar de
marteldood door onthoofding gestorven zijn. Er wordt verhaald dat nadat hij op
last van Herodes gedood was zijn lijk te Joppe in een schip zonder stuurman en
zonder riemen gezet werd wat door de engelen naar Spanje gebracht waar hij het
evangelie had verkondigd. Aldaar op een steen neergelegd zou die in was zijn
veranderd en het lijk als een doodskist omsloten hebben. Later werd het lijk
door een monnik gevonden en de 25ste juli overgebracht naar Santiago
de Compostella. (St. Jacob van het sterrenveld)
Santiago de
Compostella in het noordwesten van Spanje is samen met Jeruzalem en Rome een
van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden.
De geschiedenis
van de pelgrimage naar Compostella gaat veel verder terug. De symbolen van de
Camino; de St. Jacobsschelp en het zwaardkruis, de lagarto, duiden op een niet
christelijke vruchtbaarheidsrite. Al voor onze christelijke jaartelling
marcheerden Romeinse legioenen naar Fi(ni)sterre, ‘het eind van de wereld,’ aan
de kust van de dood om daar de zon in de onderwereld te zien wegzakken. Ook nu
nog lopen de geharde pelgrims door naar deze plaats aan de kust. En nog steeds
wordt door hen bij zonsondergang het eeuwenoud Keltisch ritueel van water, vuur
en aarde uitgevoerd. Nu is de schelp het symbool voor het vrouwelijk
geslachtsdeel en is bekend als symbool van geboorte of wedergeboorte. Het is
daarom dat Venus hieruit opstijgt in het schilderij Ԅe Geboorte van Venus van
Botticelli. Het is een symbool van een voorchristelijke vruchtbaarheidsrite,
dat net als zoveel heidense symbolen en riten door de katholieke kerk zijn
overgenomen. Om dit symbool over te nemen moest Santiago, volgens de legende,
iemand terug doen komen van de dood. Iets wat Santiago in de geest van zijn
heidense alter-ego wel diverse malen doet. Dit keer redde hij een ruiter die
verdronken was in zee. Toen deze terugkwam uit de zee was hij overdekt met de
schelpen. Via deze constructie werd de schelp toch het symbool van pelgrimage
naar Galicië. Een pelgrimage is een tocht naar een plek van spiritueel belang
met de bedoeling om inzicht te verwerven. Niet het einddoel, maar de weg ernaar
toe, is hiervoor de manier. De St. Jacobsschelp, die veelvuldig aan de Spaanse
kusten voorkomt, dankt zijn naam aan de overeenkomst met de schoudermantel die
hij draagt. Bedevaartgangers sierden er hun hoed mee en gebruikten de schelp
als drinknap. Plaatsen en kapellen in ons land met de naam van Jacobus hebben
meestal een rol gespeeld in de bedevaart naar Santiago.
De plaats Sint
Jacobi parochie in het Friesland is zo genoemd naar Jacob.
Ook het andere
symbool van Santiago het zwaardkruis, bekend onder zijn voorchristelijke naam
lagarto of hagedis, verbonden met vruchtbaarheid en van kuisheid. Uit al deze
niet-christelijke symbolen en mythen is Santiago en de pelgrimage ontstaan. Hij
is nog steeds de heilige beschermer die te paard zijn gelovigen beschermd. De
pelgrimage is nog steeds een reis naar persoonlijke inzicht. De reis die nog
steeds een metafoor is voor het leven. Santiago is nog steeds de gids, die op
het eind van de reis op de pelgrim wacht. Santiago de Compostella ligt in Galicië
in het Noordwesten van Spanje. De inwoners zijn Keltische komaf. En net als hun
Keltische broedervolken spelen ze doedelzak en drinken ze appelcider. De stam
van de naam Galicië is dezelfde als van Wales(Gales) of het Iers, Gaelic.
Galicië is het
enige gebied in Spanje wat nooit bezet is geweest door de Moren. En het is ook
vanuit hier dat de Reconquista, de herovering van Spanje door de
christenen op de Moren, is begonnen. Hij is de schutspatroon tegen de Islam, de
Matamoros, de Morendoder. Hij zou in de slag tegen de Moren bij Clavijo in 939
op een wit ros aan het hoofd van de Christelijke legers verschenen zijn. ‘Santiago
‘werd de strijdkreet van de Spanjaarden. (In Latijns Amerika werd hij later
Jacob de Indianendoder) Van de 10de tot de 15de eeuw was
dit een van de beroemdste bedevaartplaatsen in West-Europa die aanleiding gaf
tot een grote verering langs de wegen daarheen. Kerken, kloosters en kapellen
werden langs die wegen gesticht en sagen en legenden ontstonden die hun invloed
in de middeleeuwse literatuur hadden. Daardoor werd Jacobus zeer populair als
heilige.
Hij behoort tot de
zogenaamde rijdende heiligen, net als St. Joris, St. Maarten en St. Nicolaas en
wordt al zittende op een paard afgebeeld terwijl de overwonnen Saracenen onder
de hoeven van zijn witte rijdier liggen. Op de toren van een aan hem gewijde
kerk vindt men dan ook vaak een paard als windvaan, ‘Gravenhage, Leeuwarden en
Vlissingen. Ook zie je hem wel als apostel op blote voeten met schriftrol, mes
en zwaard, waarmee hij werd onthoofd. De afbeelding met sleutels verwijst naar
de herovering van de stad Coimbra door de H. Ferdinandus die dan ook een
sleutel als attribuut heeft. Hij werd patroon van de pelgrims en schutspatroon
in de strijd tegen de Mohammedanen en uiteraard van Spanje. Daar komt hij in menige
kerk voor, tal van beelden, schilderijen en fresco ‘s zijn er die de heilige
voorstellen. De Spaanse orde van San Jago werd in 1175 door paus Alexander III
bekrachtigd.
Hij is de enige
heilige die met hoed afgebeeld wordt. Volgens een oude legende toen Jezus met
zijn volgelingen aren plukkende door de velden ging kwam een ambtenaar die hen
daarover aansprak. Iedereen nam zijn hoed af, behalve Jacobus omdat die
beloofde voortaan het koren te zullen beschermen. Hij wordt als beschermheilige
van dit gewas voorgesteld en patroon van molenaars. Hij was de patroon van de
hoedenmakers omdat oudtijds de hoed werd opgezet als men op reis ging en de
pelgrim met zijn grote hoed hen wel aanstond.
Jacob werd op drie
manieren voorgesteld:
1. Wandelende
met zijn staf. Volgens het Bijbelse verhaal ging Jacob wel met zijn staf over
de Jordaan. Hij wordt steeds als pelgrim afgebeeld naar aanleiding van de
overlevering dat hij een van de eerste apostelen geweest is die naar Դ verre
westen trok en in Spanje het evangelie ging verkondigen. De zeeschelpen die je
vaak op zijn manteltje ziet afgebeeld symboliseren de reis en worden naar hem
St. Jacobsschelpen genoemd. Soms wordt hij zelf in een schelp geplaatst.
2. In
zijn droom, Gen 28:12.
3. Worstelende,
Gen.32:24.
De afbeelding van
de Jacobs droom of de ladder van Jacob komt geregeld voor. De Amsterdamse
jongens hielden spiegelgevechten op St. Pieter en op St. Jacob.
Deze dag nam in
het volksgeloof een belangrijke plaats in, bijvoorbeeld als geluksdag voor het
beginnen van de oogst. Hij is patroon van de landbouw.
ԓint Jacob reikt ons, blij te moe
Den overrijpe graanhalm toe
Als weldaad uit de hoogteՠ.
Met St. Jacob moet de hooiberg in top. Deze dag was
het begin van de roggeoogst.
In Duitsland heet
het:
‘Jacobi hell und
warm
Macht zu
Weihnachten den Ofen warm.’ Terwijl, als op deze dag bij zonsopgang er wolkjes
aan de hemel komen, het landvolk profeteert:
’Der Schnee bluht
fur den nachsten Winter.’
Bij de oogsten in
sommige plaatsen van Overijssel droegen de vrouwen witte kleren, de Sint
Jacobsdracht.
‘Met Sint Jacob en Sint An (26 juli)
Is Դ koren in de schuur of de wan
Is Sint Jacob hel en warm
Bevriest met kerstmis rijk en arm.’
Het begin van het
zichten van rogge. Zienen Jaopik hebbenլ een tijd van grote drukte en veel
verdienste hebben, bijvoorbeeld van een dokter als er veel zieken zijn.
Drie dagen voor Sint Jacob goed, een korenoogst in
overvloed.
Is het helder op Sint Jacobsdag, veel vruchten men
verwachten mag.
Is Sint Jacobus hel en warm, bevriest met kerstmis
rijk en arm.
Op Sint Jacob warme dagen doen van kou en armoe
klagen.
Sint Jacobzonneschijn voorspelt de wintersneeuw als
vrucht.
Vroege aren, een slechte Sint Jacob. =Een vroege
zomer geeft geen rijke oogst.
Warme, klare Sint Jacobsdag, dan koude kerstmis.
Ook met de houtteelt staat deze heilige in verband.
‘Spreek van uw eigen bosch geen goed
Eer ge er Sint Jacob in ontmoet.’
Maerlant geeft een
uitvoerige rijm beschrijving rond 1280:
Van Herodes Agrippa en Sint Jacob ‘s dood. III.
Die koning Herodes Agrippa
Nam verlof kort daarna
Aan Claudius. Toen nam hij hem
Dat land van Jeruzalem.
5 En toen hij in Judea kwam,
Lieflijk ontvingen en nam
Dat Joodse volk; want hij hen deed
Voordeel en grote eer mede
Voor Gaius, de kwade zot,
10 Die immer wilde wezen god.
Deze Herodes Agrippa,
Want het was het feest bijna
Van Pasen, zo zette hij hem
Te komen in Jeruzalem;
15 Want hij wilde tonen samen
Vriendschap de Joden, deed hij vangen
Jacob de meerdere en deed hem mede
Onthoofden daar buiten de stede,
Daarvan aldus, zoals ik verhaalde,
20 Geschreven is in zijn verhaal.
Deze Jacob was Sint Johannes broeder,
Zebedeus wijf was zijn moeder.
Deze door predikte ver en na
Judea en Samaria,
25 En ging in alle synagogen
Hem beproeven en mooi en togen,
Dat al, dat van de profeten
Voorsproken was en gezegd,
Vervulde al openbaar
30 Aan onze Heer Jezus het ware.
Nu was Hermogenes, een tovenaar,
Die omging met duivels scharen
En was van de Farizeeën zijde,
Die zond tegen hem in strijd
35 Philetus met de
Farizeeën,
Om te bewijzen overeen,
Dat Christus Gods Zoon niet ware.
Nee, maar niet een haar
Nee, kon hij tegen Jacob staan;
40 Want hij keerde tot zijn meester samen
En zei: ‘Meester Hermogenes!
Ik zeg u wel de waarheid
dis:
Men mag de apostel God onze Heer
Niet overwinnen nog veranderen.
45 Ik zag hem vijanden verdrijven,
Melaatsen gezond doen blijven,
Blinde ziende maken aldus,
En al in de naam Jezus.
Hij kan al de schrift
50 En daaruit beproeft hij ter kuren,
Dat zelf is de Gods Zoon,
Die gekruisigd was diegene.
Kom tot hem, dat is mijn raad,
En bid aan hem om aflaat.
55 Nee, doet u het niet, ik keer weder
En leg alle andere dingen neder,
En bid hem op zijn voeten,
Dat ik zijn jongere wezen moet.’
Hermogenes die verbolg gelijk.
60 Philetus hij met toverij bond,
Dat hij mocht gaan nog vlieden,
En hij zei: Ԏu zullen we zien,
Of u uw Jacob zal gelijk
Ontbinden van uw banden.’
65 Philetus die zendt zijn knecht
Aan Jacob en deed hem bekend echt,
En Sint Jacob zond hem gereed
Daar met de knecht een stuk van zijn kleed,
En zei hem dat hij nam het ginds,
70 En zei: ‘Jezus Christus ontbindt
Diegene die gebonden zijn.զnbsp;
Ten eerste dat hem kwam dat kleedje,
Was hij al de banden kwijt,
En liep tot Jacob met vlijt,
75 En ging vloeken en vermaledijen
Allerhande duivels.
Hierom was Hermogenes geërgerd,
En maande duivels na en ver,
En zei hen dat zij gingen samen
80 En brachten hem Jacob gevangen
En Philetus: Ԉet moet wezen,
Laat me wreken zo aan dezen,
Dat mijn discipels hierna
Me nimmermeer doen zulke lachen.’
Nu kwamen die duivels te waren
Boven in de lucht gevaren,
Daar Jacob lag in zijn bede,
En riepen met
grote zeren:
5 ‘Apostel Gods! Heb ons genade!
Want we zijn met brand geladen
En verbranden al voor de tijd.’
Hij sprak: ‘waarom is het dat ge gekomen bent?’
Ze zeiden: ‘ons heeft Hermogenes
10 Hier gezonden en gebood ons des,
Dat we Philetus en u mede
Gevangen brachten in zijn stede.
Nu zijn we alzo gebonden
Met vurige ketens nu ten stonden
15 Van de engel, die ons bond.’
Sint Jacob sprak
gelijk:
‘In de name der Drievoudigheid
Ontbindt u de engel hier ter stede,
Opdat ge keert nu weer samen
20 En brengt Hermogenes gevangen,
Gebonden en gekwetst niet.’
Ze deden dat de apostel zei,
En brachten hem gevangen te die stonden,
De handen op de rug gebonden.
25 – ‘Dolle man,’ sprak de apostel samen,
‘Waarom wilt u niet verstaan,
Wie dat u houdt voor heer?’
Die duivels riepen
alle zeer:
‘Laat ons deze te recht pijnen,
30 Onze lachen wreken en de uwe.’
Jacob zei: ‘Laat dit wezen.
Hier is Philetus, waarom houdt u deze?’
Ze zeiden: ԉ’’In die manieren,
Dan u zelf wil versieren.’
35 Zij die er kwamen hoorden toe.
Hij sprak aan
Philetus toen:
‘Omdat de lieden zullen leren,
Naar de school Jezus onze Heren,
Goed te belonen
voor kwaad:
40 Hij bond u, - aldaar hij staat,
Ga, ontbindt hem en laat hem gaan.’
Philetus die deed dat gelijk.
Toen bleef staan Hermogenes
Vrij, en schaamde zeer dus.
45 Jacob zei: ‘Vaar u wil, keer!
Het behoort niet tot onze leer
Te ontvangen die ongewillig is.’
‘Neen!’ antwoorde
Hermogenes,
‘Ik ken de duivels felheid wel;
50 U leent me iets, ze zijn zo fel,
Daar ik me mee mag beschermen,
Ze laten me niet gaan,
Ze kwellen en doden mij.’
‘Neen, ‘ zei hij, ‘mijn stok met u
55 En wees zeker, zonder waan.’
De stok nam hij en is gegaan
Tot zijn jongeren en nam
Zijn boeken, geërgerd en gram,
En heeft ze samen alle verbrand.
60 Tot Jacob kwam hij gelijk,
Bij de voeten hij hem hield
En bad hem met geweld,
Dat hij hem ontfermen zou
En hij hem christen maken wou.
65 Toen sprak de apostel: ‘Heeft u helder
Uw berouw voor waar,
U zal dan van God ontvangen
Volle aflaat, zonder waan.
Ga henen daar u heeft veranderd
70 Dat volk, en zie dat wordt geleerd,
En breek de afgod, daar u mede
Tevoren deed uw gebeden,
En dat geld, dat u met kwaad
Won, verdoe in goede raad.’
75 Alles beloofde dit Hermogenes
En geloofde te doen des,
En werd zo goed, dat God mede
Dor hem grote mirakels deed.
Abyathar die bisschop zag
80 Daarna over menige dag,
Dat veel volk aan onze Heer
Hen hield, en al bij Jacob leer,
Zodat hij met geld won
Sommige pijnlijke man,
85 Zodat een van de Joodse wet,
Een voorbarige, hem heeft gezet
Tegen Jacob als en als,
En wierp hem een reep om de hals
En bracht hem te geding daarna
90 Voor Herodes Agrippa.
Daar zei Herodes alzo samen
Die Jacob dat hoofd afslaan.
In de weg, daar hij weg ging,
Daar hij de zijne ontving,
95 Een zieke hij genas,
Die jichtig van de leden was.
Toen dat diegene werd gewaar,
Die hem met de banden hield daar,
Die Josias was genaamd,
100 Viel hij hem te voeten gelijk
En zei: ‘Van mijn misdaden,
Jacob! zo heb me genaden.
Maak mijn gezel en deel lam
Van de gebenedijde naam;
105 Want ik wel geloof dis,
Dat Jezus de Gods Zoon is.’
Abyathar die bisschop samen
Deed zijn mond met vuisten slaan.
Aan Herodes zond hij en vraagt,
110 En heeft ook aan hem bejaagd,
Dat men die aldaar ter stede
Met de apostel zal ontlijven mede.
Jacob heeft binnen dezen stonden
Die gedoopt voor zijn zonden,
115 En dus worden ze beide met eren
Martelaren God onze Heer.
De eerste apostel zo was deze,
Die door God, zoals ik het lees,
Zijn bloed stortte, en was in het jaar,
120 Toen men schreef 45, dat is waar,
De incarnatie van onze Heer,
Weinig minder of weinig meer.
Van Sint Jacob histories. V.
Calixtus schrijft, die paus was,
Van deze Jacob de waarheid das,
Dat hij 12 jongeren koos,
Voor alle de andere lief altijd.
5 In het land van Jeruzalem
Zo trok hij er
drie aan hem:
Hermogenes de tovenaar,
Die sinds was een bisschop bericht,
En Philetus, die hij mede
10 Koorbisschop ook wezen deed.
Deze waren na zijn dood
In Antiochië heren groot,
Met mirakels bekend,
En heilig hebben geëindigd.
15 Die derde jongere zo was
Zijn gezel Josias,
Die met hem stierf aan de straat,
En
was Agrippaՠs
drost.
Nu had hij gepreekt, zoals wij het horen,
20 In Galicië tevoren
Deze Jacob, eer hij kwam
Te Jeruzalem daar hij einde nam,
Daar hij 12 jongeren koos,
Die bij hem waren meest altijd.
25, 7 kwamen er over met hem
In het land van Jeruzalem.
Twee zijn ervan in Santiago gebleven,
Lerende het eeuwige leven.
Hoor ze hierbij met namen noemen,
30 God te eren en
ons te vromen:
Tiriquatus, Indaletius,
Tylefons en Secundus,
Cecilius, Eufrasius mede
En Esithius. Dit is de waarheid,
35 Dat deze 7 martelaren
Door God in Spanje gemaakt waren.
Van hen spreekt Sint Hiëronymus
In zijn schrift aldus,
Dat ze, nadien dat ze begraven
40 In Santiago hadden met hun have
Sint Jacob, zoals men hierna
U daarvan zal schrijven waar,
Dat ze te Rome kwamen,
Daar ze vonden beide tezamen
45 Petrus en Paulus, die ze wijdden
Tot bisschop en benedijden,
En zond ze in Spanje weer
Heidense eer te vellen neer.
Hun dag is, zoals men lezen mag,
50 In mei op de 15de dag,
En daar nog tot aan deze dag
Mirakels geschieden, al zonder sage.
In een stad, die in Latijn
Accinclina wil geheten zijn,
55 Daar Torquatus ligt bij de kerk,
Ziet men alle jaren Gods werken;
Want op de avond van hun dag,
Bij zijn graf, dat is geen sage,
Bloeit en draagt bij Gods kracht
60 Een olijvenboom en bloeit die nacht.
Van die olijven verlicht men mede
Zijn lamp aldaar ter stede.
De andere twee jongeren, die bleven
In Spanje, zoals we ten eerste schreven,
65 Waren geheten
aldus:
Athanasius en Theodorus.
Die begroef men in hun laatste tijden
Ter rechter en ter linkerzijde
Aldaar Sint Jacob ligt,
70 Zoals ons Leo die paus zegt.
Hoort, hoe ik hoorde en vernam,
Hoe hij te Compostella kwam.
Toen de apostelen God onze Heer
Hen elke zou te land keren,
Daar hem God te prediken zond,
Jacob de grote kwam met geen ander doel
5 In Spanje en sprak al zonder gevaar
Dat woord Jezus Christus aldaar,
Daar hij 9 jongeren won
En bekeerde menige man.
Hierna hij te Jeruzalem keert
10 Met hem 7, zoals ons leert
De historie hier tevoren,
En werd martelaar gekozen;
En zijn jongeren kwamen bij nacht,
Want ze de Joden vreesden hard,
15 En namen het lichaam van hem
En voerden het in een scheepje,
Dat ze vonden aan de zee.
Ze bevalen God te zijn
Stuurman, en men begroef
20 Aldaar hij wil gebieden zelf.
Dus brachten ze hem over gelijk
Tot Galicië aan dat land.
Uit het schip zijn ze gegaan,
Die 7 jongeren, en legden samen
25 Zijn lichaam in een plaats,
Om een graf te bidden mede.
Nu was daar een vrouwe in het land,
Die Wolvin was genaamd,
Een weduwe, en dat land was haar;
30 Christenvolk had ze onwaardig.
Ze zeiden: ‘God zendt hier tot u
Jacob, zijn apostel vrij,
Om dat u hem dood ontvangen zou,
Die u levend niet wou.’
35 En vertelden de waarheid haar,
Hoe ze zonder hulp daar
Van mensen handen kwamen aan het land,
En baden hem te begraven gelijk,
Daar hij lag en nergens anders.
40 Dat wijf was van hart fel
En zei, ze had het niet onwaardig,
Omdat het bij de koning was
Van Spanje, de overste heer.
Ze gaan tot hem en baden hem zeer.
45 Hij sprak, dat hij het graag deed;
Maar daarna bij felle raad
Zo berouwde hem die weldaad,
En zei dat men ze alle verslaat.
Die jongeren waren te brug gegaan;
50 Ze na, die ze wilden ontleden;
En toen ze op die brug kwamen,
Brak die brug alle tezamen
En ze verdronken in die gracht.
Die de koning zond met grote macht,
55 Toen die was zeer bang,
Naar hen boden gaan met grote vaart,
En baden hen dat
ze weer kwamen:
Hij zou hen geven alle tezamen,
Dat hij hen ten eerste zei.
60 Ze keerden en lieten het niet,
En bekeerden daar ter stede
De koning en zijn volk ook mede.
Die vrouwe, die Wolvin heet,
Heeft gehoord dat dit verdriet
Is gekomen op de koning lieden.
Droevig was ze dat geschiedde,
5 En ontving lieflijk tezamen
Die jongeren en die tot haar kwamen
En verlof brachten van de heer,
En zei: ‘Verdriet u niet te zeer;
Op die berg staan mijn stieren
10, 2, die zeer zijn goedertieren:
Doe die 2 in een wagen,
Ze zullen de dode dragen
Daar ge wil, en begraaf hem daar.’
Dit zei ze, want ze wist voor waar,
15 Dat die beesten zeer wild waren,
En men er niet mee mocht varen,
En men ze daartoe niet bracht,
Dat men ze in wagens binden mocht;
En al was het dat men ze daarin bond,
20 Dat men ze mennen niet kon.
Maar hiertegen was geen raad;
Want tegen God niets staat.
Die jongeren konden het niet zien
In haar woorden geen misgaan,
25 En gingen ten berg samen,
Aldaar die stieren staan.
Toen ze kwamen tot de zaak,
Kwam tegen hen daar een draak,
Die uitwierp vlammen en vuur,
30 En was hen sterk en onguur.
Daar maakten ze dat kruis voor,
En deden hem midden in twee scheuren,
Zodat ze te komen begonnen,
Daar die wilde stieren stonden,
35 Die hen in goede manieren
Lieten gelijk zachte dieren,
Alzo zoals het God zelf gebood.
Sint Jacob, die was dood,
Legden ze op een wagen
40 En lieten hem henen dragen,
Alzo dat ze kwamen samen
Daar ze wilden heen gaan.
Aldaar ze woonde die koningin,
Gingen ze bij haar zin
45 Ongetemd en ongeleerd.
Die vrouwe heeft zich bekeerd,
Die tevoren heet Wolvin,
En kwam ter christen minne.
Dus hadden die jongeren met genade
50 Al dat ze tevoren baden.
In dat paleis mits de Wolvin,
Aldaar ze was koningin,
Werd Sint Jacob begraven.
Ze deed met grote have
5 Sinds van schone werken
Van de zaal maken een kerk
Op de apostel, aldaar hij lag.
Die 7 jongeren op die dag,
Die alle gekomen waren met hem
10 Uit het land van Jeruzalem
En zijn lichaam brachten daar,
Gingen te Rome en daarna
Prediken in Spanje openbaar,
En elk die werd martelaar,
15 Zoals hiervoor is beschreven.
Twee zijn er bij het graf gebleven,
Die wilden in hun leven
De heilige Jacob niet opgeven,
En hielden daar hun getijden,
20 En waren nevens zijn zijde
Begraven, toen ze bleven dood,
Daar ze liggen met eer groot.
Nu zal ge verstaan dus dat ding,
Dat Sint Jacob de dood ontving
25 Op de 8ste kalender voor april,
Op dezelfde dag, weet wel,
Dat de kerk viert hoog en zeer
De boodschap van onze Heer.
En op die achtste kalender
30 Voor oogstmaand na zijn einde
Was hij te Compostella gebracht
En te graf ook bezocht;
Maar voorjaarsdag 2 dagen
Was hij begraven, zonder sage.
35 Dus laat de kerk bij redenen groot
Van zijn begraven, van zijn dood,
Die 2 dagen heen gaan,
En houdt zijn feest in die tijden
Dat hij te Compostella kwam;
40 En hierom is het, zoals ik het vernam,
Dat hem van recht de schrift
Vigilie ontzegd de wereld door.
Nu geviel het, en is niet lang,
Dat een klerk om zijn dank
45 Deze beminde, en werd mede
Een pelgrim en voer ter stede
Te Compostella door zijn eer.
Daar vond hij, dus hij vrolijk was zeer,
Dat verhaal in
Latijn geschreven:
50 Hoe, nadien dat hij dood was gebleven,
Zijn lichaam, als ge lezen mag,
In Galicië was gebracht;
En deed het uitschrijven en daarvan
Hij te loon 22 dinar gaf.
55 In een hoek gaat hij en zit
Om over te lezen dit,
Want hij er toe had wil groot.
Daar vond hij in zijn schoot
20 dinar liggen samen.
60 Dus wilde hij weten, zonder waan,
Dat ze daar alle tezamen
Van Sint Jacob zelf kwamen.
Menige mirakels zal ge hierna
Van hem horen en waar.
Hier volgt dan een mirakel van hem bij Maerlant.
Van Sint Jacob’ s mirakels..
Te die tijden dat Adolf was
In Spanje koning, zoals ik las,
Zo gingen 20 man bijzonder
Te Sint Jacob, en daar was onder
5 Een paap; en toen ze kwamen
In Caesaraugusta bij namen,
Worden ze van de Sarasijnen gevangen
En in een donkere kerker gedaan
In die stad en vast gebonden.
10 Toen sprak die
paap hen aan ter stonde:
‘Gezellen, roepen we God aan
En Sint Jacob, de goede man!’
En ze deden alle alzo.
Een groot licht kwam hen toe,
15 En Sint Jacob kwam al ginder
En zei: ‘Hij roept mij, kinderen.
Beziet mij, ik ben nu hier.’
Diegenen werd dat hart fier,
En vielen alle biddend hem te voeten,
20 En hij nam met goede moed
Die banden al en brak ze in tweeën.
Die daar lagen gevangen in het wenen,
Nam hij met den handen, god weet,
En leidde ze uit de kerker gereed
25 Tot de poorten van de stad.
Toen dit gedaan was, nadat
Zonden ze hem en gingen voort
Met de apostelen uit ter poort,
En hij leidde ze tot een kasteel,
30 Die de christenen hielden ten deel,
Daar ze zeker mochten wezen,
En daar zo scheidde hij ook van deze
En voer henen, daar het elke zag aan.
Toen riepen zeer die christenmannen,
35 Wat Sint Jacob
had gedaan:
Daar waren ze ginder goed ontvangen.
Voorts zegt de priester Beda,
Dat in die tijden, zoals ik het versta,
Dat bisschop was te Compostella
40 Godebalt, kwam een gezel,
Die een zonde had gedragen
Lang, die hij niet gewagen
Durfde; toch zei hij het met pijnen
De goede bisschop Theobald,
45 Die hem durfde van de zonden
Niet absolveren, maar hij schreef ten stonden
Die zonde in een briefje samen,
En zei hem dat hij zou gaan
Te Sint Jacob. Toen hij daar kwam,
50 Was het heilige dag: diegene daar nam
Dat briefje, en heeft het gereed
Op Sint Jacob ‘s altaar gelegd.
Al wenend bad hij de grote heer,
Dat hij die zonde door zijn eer
55 Hem doet af; en samen daarna
Kwam die bisschop tot dat altaar,
Mis te zingen, en hij zag
Waar die brief daarop lag,
En vroeg waarom en als hoe
60 Dat die brief daar lag alzo.
Die man kwam voort, wenend zeer.
‘Dit is die
brief, ‘zei hij, Ԩeer,
Daar mijn zonde in is geschreven.’
Toen de bisschop dit heeft beseft,
65 Opende hij de brief na das,
Daar niets in geschreven was.
‘Deze zonde,’ zei die bisschop samen,
‘Heeft Sint Jacob afgedaan.’>
Jacobsladder,
Polemonium, heet de plant omdat de stengel niet recht is, maar als een ladder
bij de knopen verspringt en naar de hemelsblauwe bloemen voeren. De naam
Jacobsladder zou in verband worden gebracht met Genesis 28:10 ‘Toen droomde
hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de
hemel reikte, en zie, engelen Gods klommen daar neder
Jacob’s kruiskruid
is Senecio Jacobaea en genoemd naar St. Jacob omdat gezegd wordt dat het kruid
groeit bij de kapel van St. Jacob in Spanje. Of dat het jacobskruid zo heet
naar Jacobus, de zoon van Zebedeus, de oude man uit de bijbel. De Heilige Jacob
werd in oorlogen aangeroepen, het kruid werd als wondkruid gebruikt. Bloeit in
ieder geval met het feest van Jacobi, 25 juli. De herbi santi Jacobi, Duitse
St. Jakobsblum, de Franse herbe de Jacob, fleur de Jacques. Het Latijnse woord
Jacobus is gelijk aan modern James, in Engeland St. Jameswort.
Ook Cineraria
maritima draagt zijn naam, het herderstasje heet in Engeland St. Jameswort,
Capsella bursa-pastoris, Asphodelus luteus is de Franse baton de Jacob. Salix
alba var vitellina is zijn hout, zijn ui Allium fistulosum, zijn druif is een
soort die bij de Fransen Morillon hatif heet, een vroege tafeldruif, zijn lelie
de Sprekelia formississima.
25
of 24 juli, H. Christoffel:’hij die Christus draagt.’ (Christophorus, Cristoffel)
Deze heilige wordt
op tal van plaatsen afgebeeld, soms met het onderschrift; ‘Christum sum ferens’,
‘ik draag Christus.’
Er was eens een
verbazend grote kerel met een lelijk, grimmig gezicht die Offero heette. Die
zwoer niemand te dienen dan de machtigste vorst die op de wereld te vinden was.
Na veel zoeken meende hij die gevonden te hebben en bood hem zijn diensten aan.
Nu gebeurde het dat een reizend minstreel aan het hof kwam en een lied zong
waarin telkens de naam van Lucifer gehoord werd, dan sloeg de vorst telkens een
kruis. Dat kwam Offero vreemd voor en toen hij vernomen had dat de vorst dat
deed om tegen satan beschermt te zijn maakte hij daaruit op dat satan de
machtigste moest zijn. Hij hervatte zijn reis om de satan te dienen en vond die
werkelijk en trad in zijn dienst. Maar nu merkte hij dat satan sidderde telkens
als hij een kruis zag. Hij besloot dat er nog een machtiger iemand moest zijn
dan satan die Christus heette. Zo ging hij weer op weg om die te zoeken. Een
kluizenaar raadde hem aan om Christus te vinden dat hij lang moest vasten en
bidden. Van vasten hield hij niet, hij was een echte slokop, en bidden had hij
nooit geleerd. Dan, zei de kluizenaar moet je goede werken doen en wees hem de
rivier aan, waar de reizigers bij de overtocht verdronken. Daar moest hij
veerman worden.
Het is de palm die
St. Christopher als staf gebruikte toen hij de zwakken en kleinen over de ruwe
rivier droeg. Dit liefdewerk had hij reeds jaren gedaan toen hij eens op een
nacht gewekt werd door een kind dat naar de overzijde wilde. Hij nam het kind
op de schouder en stapte de rivier in. Naarmate hij verder ging klom het water
al hoger en hoger, werd woester en woester, het kind op zijn schouders al
zwaarder en zwaarder en zonk hij dieper en dieper, zodat zijn knieën knikten en
met de grootste moeite de overkant kon bereiken. Als reus stond hij versteld
dat een zo groot gewicht kon huizen in zo’n klein ventje. Het was Christus die
tot hem zei: ‘Verbaas u niet, want met mij hebt gij de zonden van de gehele
wereld gedragen.’ Christus vroeg hem zijn staf in de grond te steken waar het
zou bloeien als een voorteken van zijn diensten. Hij deed dat en de staf
barstte in bloei en vrucht want het was een dadelboom. Zijn donkere geest werd
verlicht en begreep dat hij geen gewone mens had overgedragen, knielde en
aanbad de Heer, nam de naam aan van Christofero of Christusdrager, leefde en
stierf met de geur van heiligheid en werd onder de Heiligen verzameld.
Hij was een
martelaar uit vroegere tijd en waarschijnlijk onder Decius in 250 waar de
legende aan verbonden is. Al in 425 wijdde bisschop Eulalius van Chalcedon een
kerk aan hem en in 598 is er op Sicilië een monnikenklooster aan hem gewijd. De
eerste in Duitsland is in 772 te Sindelhausen in Oberbayern. Frankrijk heeft
kerken ter ere van St. Christophorus gesticht ten tijde van St. Remigius.
Buiten Ravenna in Italië stond al een kerk van hem in 743. En al voor 743 was
er een klooster van hem in Sicilië waar Gregorius de Grote gewag van maakt. En
uit het leven van Theodorus Siciota, door Georgius beschreven, leren we dat
Griekenland ook al een klooster en kerk van St. Christoffel heeft gehad in de
zesde eeuw., hoewel er bij oude schrijvers niets van hem gevonden wordt.
In de Dom te Keulen, de Martinikerk
te Emmerik, het Steen te Antwerpen en մ Bisschoppelijk Museum te Utrecht is
zijn beeld levensgroot te zien. In vele oude katholieke kerken komt hij
voor. Dan zie je vaak boven de
westelijke ingang van zo’n kerk het beeld van Christoffel. Zie je Christoffel
zal je die dag niets gebeuren en kan je niet dood gaan. Zie je hem niet, dan
was je die dag ziek en kon je de kerk niet zien. Omdat je hem niet gezien had
was de kans dat je die dag dood zou gaan vrij groot.’Christophore sante, H.
Christophurus
Virtutes sunt tibi tantae. Uw
deugden zijn zovele
Qui te mane videt. Dat hij die u ‘s
morgens ziet
Nocturno tempore ridest. ‘s Avonds
vrolijk zal zijn.’
In een van de legenden is sprake
van gerechtstelling van Christophorus. Op zijn tocht naar de gerechtsplaats bad
hij dat al diegene die hem aankeken en daarbij op God vertrouwden niets te
lijden zouden hebben van aardbeving, onweer en brand. Daarom werd hij zoveel
afgebeeld.
Als beschermheilige tegen
plotselinge dood werd hij vooral door de ridderstand vereerd. Dit is de reden
voor de vele afbeeldingen van de heilige in en rondom kerken. De verering ging
zo ver dat men zei: ҄oor U wordt helder weer verkregen, alle soorten van
ziekten, de zwarte hongersnood en de pest verdreven, O Christophorus!’ Een blik
op zijn beeld was ook een middel om bij zware arbeid niet vermoeid te worden,
reden waarom de boeren hem lieten schilderen op een plank die ze bevestigden
boven hun huisdeur. Christophorus videas postea tutus eas. Zie Christopher aan, zo zult gij veilig gaan.
Hierop zinspeelt Huygens in zijn sneldicht:
‘Ic Hoor van een
soet krackeel; Boer Jaap wil St. Christoffel
Doen schilderen op
een planck, niet langer als zijn schoffel
De schilder weet
geen raed en toont hem waer ‘t schort
Boer Jaap seght: ‘t
is geen nood, al valt de planck wat kort
Chrsitoffel kander op, men hoefse niet te langen
Soo ghij beenen naar beneden uyt laet hangen.’
Denk aan St.
Christoffel, rij veilig, zie je op autoprentjes. De H. Christophorus is de
beschermer van reizigers, nu ook van automobilisten. ‘Regarde St. Christophe et
va-t-en rassure.’ Ook gold hij als de patroon van de schatgravers omdat hij een
verborgen schat over de stroom droeg.
Heeft hij bestaan?
Hij is ondertussen wel uit de hemelse gelederen gestoten.
Thor en Wodan zijn
de Christophori bij de Germanen. Het meest komt Thor de Christenheilige nabij
waar hij Loki over de Wimoer (grote stroom) draagt. Thor was ook bruggen-god,
de gouden of glazen brug die naar het dodenrijk voert, is de regenboog. De
voorstelling van de christenmartelaar is samengevloeid met die van de
dodendrager der heidenen. Christophorus is de gekerstende ‘Veerman der
afgestorvenen.’ In de Griekse sagen is het Orion, nu eens de wilde jager, dan
weer de waterreus. In de Indische sagen vinden we een Christophorus in de
geboorteverhalen van de god Krishna.
De haan is gewijd
aan St. Christopher en de oude god van de donder, Donar werden hanen tot dansen
aangezet en dan geofferd. Donar draagt Oerwandil op zijn schouders over de
rivieren net zoals de reus Christopher Christus draagt.
In Duitsland is de
haan gewijd aan St. James wiens feest op 25 juli valt. Volgens de legende gaan
een oude vader en moeder met hun zoon op pelgrimage naar Santiago de
Compostella. Op de weg in een herberg te San Domingo de la Calzada wordt de
dochter van de herbergier verliefd op de jonge man die weigert, het meisje
neemt wraak door een zilveren plaat in zijn tas te doen waardoor hij
gearresteerd wordt en als dief behandeld. De ouders gaan door naar hun tocht
naar Santiago, St. James heeft medelijden met ze en wrocht een mirakel die ze
alleen daarna herkende. Ze keerden terug en passeerden San Domingo en vonden
hun zoon levend en wel die ze hadden zien kwijnen waarom ze een haan offerden
om St. James te bedanken. Allen waren verbaasd. De prefect van de plaats
dineert wanneer het nieuws hem gebracht wordt en weigert het te geloven en zegt
dat de jonge man niet meer levend is dan de geroosterde vogel die hem voorgezet
is en zo gauw als hij die woorden gezegd heeft begint de haan te kraaien,
krijgt veren springt van de plaat en vliegt weg. De dochter van de herbergier
wordt veroordeeld en ter ere van het gebeuren wordt de haan gewijd als een
heilig dier en te San Domingo worden de huizen versierd met hanenveren. Een
zelfde wonder zou te Sigonio gebeurd zijn in de elfde eeuw, maar daar kwamen
Christus en Sint Petrus. Zie ook het verband tussen St. Elias (en de Russische
held Ilya) wiens feest op 21 juli is als de zon het teken van de leeuw nadert,
met Helios de Helleense zon.
Actaea is het
echte Christoffelskruid die al in de middeleeuwen Christophoriana heette. Ook
Vicia cracca, Osmunda regalis, Filago germanica, het Germaans roerkruid,
Dianthus carthusianorum.
Zijn feestbloem is
natuurlijk Actaea spicata, verder de gebaarde anjelier, Dianthus barbatus en de
Jerichoroos, Anastacia hierochontica.
25
juni, H. Wilhelmus (Guillelmus) de Monte Virgine (Saint William of Montevergine). Germaans wil: ‘willen,’ het willen,
streven, helm: ‘bedekker of beschermer.’ Er zijn een 26 heiligen van die naam.
William van
Vercelli is geboren in 1085 en overleed op 25 juni 1142 te San Salvatore di Goleto. Toen hij als wees in 1099 op bedevaart
naar Santiago de Compostella trok, bond hij zijn lichaam in met ijzeren banden,
om meer te lijden. Hij verbleef als kluizenaar op de Monte Solicoli. Hier gaf
hij een blinde man zijn gezichtsvermogen terug. Nadien werd hij kluizenaar op
de Monte Vergine. In 1818 kwamen de eerste volgelingen, die door zijn
voorbeeldige levenswijze waren geraakt. Een jaar later besloot Wilhelmus een
nieuwe congregatie van kluizenaars te stichten, geheel naar de regels van de
Heilige Benedictus: de Congregatie van Monte Vergine,’Williamites’ of Benedictijner Eremieten van
Montevergine. In de jaren die volgden stichtte hij
meerdere kloosters door geheel Italië waaronder San Salvatore di Goleto; waar
ook een vrouwencongregatie kwam. 1785 werd hij door paus Pius VI heilig
verklaard.
25
juli, Thomas a Kempis, (Thomas van Kempen, Thomas
Hemerken ‘kamertje,’ van Kempen)
Hij is geboren uit
eenvoudige ouders in Kempen, nabij Krefeld, rond 1380. In 1395 werd hij naar de
school in Deventer gestuurd die geleid werd door de Broeders des Gemenen Levens.
Hij was lid van de spirituele beweging van de Moderne Devotie en een volgeling
van Geert Grote en Floris Radewijnsz, de stichters van de Broeders des Gemenen
Levens. Hij werd een vaardig kopiist en kon zo zichzelf onderhouden. Later trad
hij toe tot de reguliere kanunniken in de priorij van de Sint-Agnietenberg bij
Zwolle, waar zijn broer hem reeds was voorgegaan en prior was geworden. Hij
werd tot priester gewijd in 1413 en werd subprior in 1429.
Thomas a Kempis
behoorde tot de school van mystici die verspreid waren langs de Rijn van
Zwitserland tot Straatsburg, Keulen en in de Nederlanden. Hij leidde een rustig
leven, afgezien van de opschudding rond de weigering van de paus om Rudolf van
Diepholt te erkennen die tot bisschop te Utrecht was verkozen. Hij verdeelde
zijn tijd tussen devotie-oefeningen, schrijven en kopiren. Het schijnt dat de
uitdrukking ‘met een boekje in een hoekje’. (In omnibus requiem quaesivi et
nusquam inveni nisi in angulo cum libro) van hem afkomstig is; in elk geval
was deze zeker op hem van toepassing. Hij is overleden te Zwolle op 25 juli
1472. Op 11 november 1897 werd een monument voor hem onthuld in de Michaelkerk
in Zwolle, in het bijzijn van de aartsbisschop van Utrecht.
Hij kopieerde de
Bijbel zeker vier keer, waarvan n exemplaar in vijf delen bewaard is gebleven
in Darmstadt. Zelf schreef hij talrijke werken, bijna alle in het Latijn. Zijn
werken zijn alle devotioneel van karakter en omvatten traktaten, meditaties,
brieven en preken. Onder zijn historische traktaten zijn Vita Lidewigis
(over het leven van de heilige Liduina van Schiedam), Vita Gerardi Magni
(Het leven van Geert Grote) en biografien van Radewijnsz en negen andere
broeders. Zijn bekendste en nog altijd beroemde werk is echter Over de
navolging van Christus, (De Imitatione Christi), de verzamelnaam
voor vier traktaten, waarvan het oudste dateert uit 1424. Het werk werd in
1471-1472 te Augsburg gedrukt en honderden keren herdrukt; het was na de Bijbel
het meest verbreide boek van de late middeleeuwen. Vergelijkbare werken, en
doortrokken van dezelfde geest, vormen zijn uitgebreide meditatie over het
leven en de zegeningen van de Verlosser en een andere over de Incarnatie. Beide
werken handelen over de verering van Christus.
Zijn gebeente
bevond zich tot 2005 in een schrijn in de Sint-Michaels kerk in Zwolle. Omdat
deze kerk echter in november van dat jaar gesloten werd, zijn ze met Pinksteren
2006 definitief overgebracht naar de Basiliek van
Onze-Lieve-Vrouwe-Tenhemelopneming in het centrum van de stad.
Hij wordt schrijvend
afgebeeld met ganzenveer, ook als bisschop wat historisch niet correct is, maar
werd ingevoerd op last van paus Paulus V.
25
juli, St. Joannes Agnus, (Johannes van het Lam of Jan Lam): Hebreeuws Johanan: ‘Jahweh is genadig,’ een
veel gebruikte Joodse naam.
Joannes,
bijgenaamd Agnus (het lam) is een van de heiligen wier relieken zich in de
Maastrichtse Sint Servaaskerk bevinden in de collectie heilige bisschoppen van
Maastricht.
St. Jan,
bijgenaamd het Lam, was een landbouwer uit Tihange die in de 7de
eeuw leefde. Op een dag ging hij rond zijn erf en ontmoette een pelgrim die hem
zei dat de bisschopsstoel van Tongeren open was en dat God hem beval bisschop
te zijn. Jan antwoordde dat hij ongeleerd was en niet geloven kon dat zulks de
wil van God zou zijn net zomin als hij geloven kon dat zijn droge stok kon
groeien en vruchten zou dragen. Hij stak de stok in de aarde en ziet, hij
schoot wortels, bladeren en werd een appelboom en deze droeg appels die
sindsdien St. Jansappelen heetten. Hij is gestorven in 646.
25
juli, Eginhardus en
volgens Beda en Heda bisschop van Utrecht. (Egihardus. Einardus)
Eginhardus was
eerst kapelaan, een schrijver dus of secretaris in die tijd van Karel de Grote,
later eerste kanselier van keizers brieven geworden. Groeide op in het hof en
was getrouwd met Emma of Imma, volgens sommigen de dochter van Karel. Dan de
dood van de keizer werd hij geestelijke en leefde verscheidene jaren met zijn
vrouw als een zuster. Toen Emma in 833 overleed zou hij bisschop van Trecht
zijn geworden, dat zou Utrecht zijn. Andere noemen hem slechts abt als van
Fontanelle van 816 tot 823 en al vanaf 819 abt van Gent in de St. Bavoՠs abdij. Ook in 829
abt van Metz, mogelijk ook abt te Utrecht. Is gestorven op 25 juli 843.
Hij heeft het
leven van Karel de grote beschreven wat voor het eerst te Keulen in 1521 in het
licht kwam.
Jorishoutbloem is de sering.
Joris kruid of wortel is Valeriana.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/