27
april.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
27 april, 21 december, H. Petrus Canisius: Latijn canis: Ԩondծ
Petrus
Canisius is geboren op 8 mei 1521 te Nijmegen als zoon van de burgemeester
Jacob Derickszn Canis (de Hondt) Jelis van Houweningen. Zijn moeder overleed op
zijn vijftiende en zijn vader op zijn drientwintigste Hij studeerde op de
Latijnse school te Nijmegen, filosofie en theologie te Keulen en behaalde daar
zijn doctorsgraad. Ook studeerde hij een tijdje kerkelijk recht in Leuven. Hij
werd in 1543 door de zalige Peterus Faber (Pierre Lefebre) als eerste in de
toen net opgericht Jezuetenorde opgenomen wiens eerste overste hij van 1556 tot
1569 was. 1536-46 zette hij zijn studin voort en werd in 1546 tot priester
gewijd, maar trad al sinds 1544 op katheder en kansel op tegen de afvallige
aartsbisschop Herman van Wied. Werd met Claudius Jaius in 1547 theoloog van
kardinaal Otto Truchsess van Walsburg op het concilie van Trente. Hij was een vurige
aanhanger van de contrareformatie en stichtte talrijke colleges waar gratis
onderwijs werd gegeven. In 1547-1549 was hij in Rome vanwaar hij naar Duitsland
terugkeerde als ‘apostel’ tegen de reformatie.
Hiermee begon op zeer verschillend gebied zijn succesvolle arbeid voor
het herstel van de Katholieke kerk te Duitsland, vooral Beieren Oostenrijk en
Bohemen. Mildheid, inschikkelijkheid en geduld zag hij daarbij als
noodzakelijke voorwaarde en liet zich ondanks alle bespottingen en laster daar
niet van afbrengen. Hij werkte sinds 1549 als universiteitsleraar te
Ingolstadt, sinds 1552 als hofprediker en sinds 1555 gelijk als
vertegenwoordiger van het bisdom te Wenen.
Van 1559 tot 1566 preekte hij in de dom te Augsburg en bracht daardoor
duizenden tot de kerk terug. In 1580 stichtte hij het Ordenscollegium in
Freiburg waar hij de 21ste december 1597 stierf met zijn catechismus
in zijn handen.
Tweede
apostel van Duitsland. Krachtig bestrijder van het protestantisme. Raadgever
van vorsten en bisschoppen, stichter van colleges en seminaries. Hij had een
grote invloed op het concilie van Trente, schreef zijn beroemde catechismus,
Summa Doctrina Christiana, die 1000 herdrukken beleefde in vele talen. Hij werd
in 1864 zalig gesproken op de 27ste april, op 21 mei 1925 is hij
vanwege genezingswonderen door Pius XI heilig verklaard die hem ook kerkleraar
noemde. Door zijn catechismus, zegt Leo XIII, is hij driehonderd jaar lang de
algemene leermeester van de Duitse katholieken geweest zodat in de mond van het
volk Canisius catechismuskennis gelijk stond met goed onderwezen in de
godsdienst. Caniusiu scollegeճ zijn er verschillende zoals te Alkmaar. Een
relikwie van hem wordt in de aan hem gewijde kerk te Nijmegen bewaard. Hij
wordt als een oudere Jezuet in zwart habijt afgebeeld met rozenkrans, boek, pen
of ganzenveer, soms met wat kinderen waarvoor hij een catechismus schreef.
Zeldzamer zijn een doodshoofd of een hamer, hij werd de ‘hamer der ketters’
genoemd, en het kruisbeeld dat hij net kuste voor hij stierf in 1597.Sommige
afbeeldingen laten hem geknield voor Maria zien en andere hoe hij met de ene
hand naar een tekst in een open boek verwijst; IHS Cathechismus Petrus
Canisius. Soms liggen er een bisschopsmijter en staf aan zijn voeten, een
verwijzing naar zijn driemaal weigeren van de Weense bisschopsstoel die keizer
Ferdinand hem aanbood.
27 april, H. Marianne van Jezus, Santa Mariana de Jess: zie Maria, of rechtstreeks uit
Hebreeuws Mirjam of Mariamne. Deze laatste vorm was de vrouw van Herodotus de
Grote die door hem gedood werd. Of een samenstelling van Maria en Anna. Maria.
Marianne
is geboren in op de avond van Allerheiligen op 31 oktober 1618 te Quito in
Ecuador als Mara Ana de Paredes y Flores en gedoopt in November
met het feest van de H. Cecilia. Ze was de achtste dochter van kapitein
Jeronimo Zenel Paredes y Flores van Toledo en Dona Mariana Jaramillo de
Granobles uit Quito. Op de avond van haar geboorte glinsterden de sterren in de
vorm van een palmblad zoals boven Bethlehem. Ze was al vroeg wees, werd
wonderbaarlijk gered van verdrinking en ontsnapte aan de dood bij een
instortend huis. Al jong speelde ze met haar vrienden en bouwden altaren en
zongen en baden zodat haar zuster en zwager, waar ze inwoonde, haar vroegen of
ze in een klooster wilde en ging naar het St. Catharine ‘s klooster te Quitto
waar ze door een misverstand niet ontvangen werd. Ze zag het als een goddelijk
teken dat ze daar niet naar toe moest, zo ook een ander klooster. Ze kwam bij
pater Monosalvas die hen liet zien dat ze religieus in hun huis moest leven. Ze
droeg een kleed van de Jezuïeten en sluier en scapulair van de derde orde van
Franciscus. Hoewel ze weinig gestudeerd had organiseerde ze de eerste
katholieke veiling, de eerste vrije kliniek en speeltuinen, ze voedde, kleedde
en waste de kinderen, zorgde voor ze als ze ziek waren, leerde ze, zong en bad
met ze.
In
1645 toen ze 26 jaar oud was offerde ze zich op toen Quito verschrikkelijk
leed. Eerst aardbevingen die 2000 mensen doodde en vele kerken vernielde. Toen
kwamen epidemieën dat 12000 mensen kostte en tenslotte barstte de vulkaan
Pinchincha uit, God was tegen hen. Op 26 maart 1645 verklaarde pater Alonso de
Rojas in de kerk dat het door de zonden kwam en wilde zich aan God opofferen om
anderen te sparen. Maria was ook aanwezig en ging staan en vertelde dat ze zijn
plaats wilde innemen omdat hij in Quito nodig was en vroeg de Heer toestemming
voor haar opoffering zodat het land, haar collega ‘s en haar kinderen gespaard
zouden worden. Na de mis ging ze zwijgend naar huis. God had haar verhoord want
ze werd onmiddellijk ziek en gelijk hielden de plagen op in haar vaderstad en
stierf op 26 mei. Vanaf dat moment dat ze zich openlijk aanbood ging haar naam
door de straten van Quito. De bewoners van Quito noemen haar ‘de lelie van
Quito.’ Ze is patrones van schoolgaande
kinderen, leraren, zieken en stervenden. Pater Alonso stelde haar als nationale
heldin voor. Ze is pas in 1950 gecanoniseerd door Paus Pius XII.
Ook
is er nog een andere Mariana van Quito die visioenen kreeg van Maria.
27 april, H. Zita van Lucca
(Zita Lombardo, Zite, Zitha, Citta, Sita): Italiaanse naam, verkorting van felicitas: ‘de gelukkige,’
of van Latijn cita: ‘de snelle.’
Zita
is geboren in 1210 a 1220 uit eenvoudige, gelovige ouders te Monsagrati bij
Lucca. Op haar 12de jaar werd ze dienstmeisje bij Pagano di
Fatinelli en bleef tot haar dood bij die familie. Aanvankelijk werd ze veel
geplaagd door haar collega ‘s, kinderen en huisheer, maar langzamerhand kreeg
men groot respect voor haar hulpvaardigheid en geduld en voor haar christelijke
levenshouding in het algemeen. Later werden er allerlei legenden om haar
persoon geweven. Ze gaf de helft van haar eten aan de armen, bracht veel tijd
door in de kerk, maar als ze terugkwam was haar werk toch gedaan en zou eens
water in wijn veranderd hebben bij een feest. Ze gaf de mantel van haar bazin
aan een arme en werd betrapt, een engel (de bedelaar) bracht de mantel terug.
Toen ze stierf doofde een ster die boven de stad hing. Ze overleed op 27 april
1278 en ligt in de basiliek van San Frediano te Lucca. In 1696 werd ze heilig
verklaard.
Ze
werd de schutspatroon van de dienstboden en wordt afgebeeld in eenvoudige
kleding en met blote voeten omdat ze nooit schoenen droeg. Vaak zie je haar bij
een bron en geeft een bedelaar te drinken, aan haar voeten staat vaak een
kruik, naar de wonderbaarlijke verandering van water in wijn, brood en een
mantel die ook over de bedelaar ligt, ook met een gebedenboek. De maagd Zita
draagt symbolisch bloemen in haar hand. Ze werd door paus Innocentius XII in
1696 heilig verklaard.
De
bloem van de dag is de grote narcis, Narcissus. Verder het blauwe zenegroen,
Ajuga reptans, de gaspeldoorn, Ulex europaeus, de klokjesvormige Scilla
campanulata en de gele Trollius europaeus.
27
april, Wilhelmus,
21ste bisschop van Utrecht.
De
eerste 20 worden in het getal der heiligen geplaatst of althans van een zeer
heilig en uitmuntend leven geweest. Na de dood van Adelbodus is er een grote
verandering in het leven van de Utrechtse bisschoppen gekomen, die was de
eerste die ten oorlog trok. Wilhelmus was een man uit Gelderland, de zoon van
Wikingus, broer van Wichardus, voogd van Gelderland, die hadden nog niet de
naam van graaf. Een man met een dapper oorlogshart en gezien bij keizer
Henricus. Hij wilde zich meester maken van Holland die zijn graaf had verloren
en onder de voogdij stond van een buitenlandse vorst. En liet eerst zijn oog
vallen op het graafschap Westerlinge, (Westelingen) op de abdij van Egmond en
op andere goederen van jonker Diederik. Daarop volgde een oorlog tussen
Wilhelmus en Robrecht de Vlaming, bijgenaamd de Fries en voogd over de
minderjarige Diderik V. (Dat gebied was toen bezet door de Noormannen) Wilhelmus
is later met andere bisschoppen en edelen naar Jeruzalem getrokken waar ze
onderweg veel geleden hebben van barbaren, Moslims, zodat ze naar huis gingen
met groot verlies van goederen en minder mensen, 1065. Men zegt dat er wel 7000
christenen waren en dat de bisschoppen gouden en zilveren schotels en vaten
meevoerden. Dat ganse gezelschap is tot 20000 in gekrompen. Men zegt dat ze
poedelnaakt achter gelaten werden. Paus Gregorius VII ontbood keizer Henricus
naar Rome, die belegde dan een vergaring te Worms tegen de paus waar ook
kardinaal Hugo aanwezig was, een gezworen vijand van de paus. Velen willen dat
Wilhelmus die de anderen heeft aangemoedigd, een man zeer bedreven in de
wereldlijke wetenschappen, maar veel te trots en opgeblazen. Daartegen heeft
Gregorius de keizer, de bisschop van Utrecht en nog enigen met de kerkelijke
ban geslagen. De keizer die met de Paasdagen te Utrecht was heeft zich volgens
de raad van Wilhelmus er niet veel van aangetrokken. Hij sprak zeer slecht op
hoogtijdagen van de paus, schold hem uit voor meineed, overspel, valse apostel.
Kort nadat de koning was vertrokken is Wilhelmus door een zware ziekte
aangetast en met hevige pijnen zowel in lichaam als ziel te lijden had. Hij
klaagde voor alle omstanders dat hij door Gods rechtvaardige oordeel het
tegenwoordige en eeuwige leven verloren had omdat hij de koning met al zijn
snode voornemens geholpen had en dat hij de paus, een heilig en apostolisch man
op zijn smadelijkste had gehoond en beledigd. Met deze woorden is hij zonder
communie of boete gepleegd te hebben overleden op 27 april 1075. Men zegt ook
dat er te Utrecht een vergadering is geweest en dat er besloten werd dat de
paus de volgende dag in de ban gedaan zou worden en dat Poppo, bisschop van
Toul de last kreeg om dit banvloek uit te spreken die bang werd en Գ nachts
vluchtte. Wilhelmus was dapper genoeg om die banvloek uit te spreken, maar dat
is hem zuur opgebroken want zulks onder de Hoogmis gedaan hebbende en zou het
einde van de mis lezen is hij van God met een ongeneeslijke kwaal geslagen
zodat hij met een ijselijk gekerm begon te schreeuwen, ik brand, ik brand. Hij
is in de dom begraven. Hij is in ieder geval geweest die begon met het geschil
van Biervliet, Walcheren en omliggende plaatsen met de kerk van Brugge wat meer
dan 200 jaar geduurd heeft wat onder de Utrechtse bisschop behoorde en genomen
werd door de bisschop van Noions.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/