27 december.
Klik hier voor inleiding heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
27
december, Sint Jan de evangelist; Hebreeuws Johanan:
‘Jahweh is genadig,’ een veel gebruikte Joodse naam, Johannes de Doper, de
Baptist, Lucas 1:15, Matth. 3 en dergelijke Titelheilige van de kathedraal en
voornaamste patroon van het bisdom Den Bosch.
Johannes
de evangelist, Bathseba was zijn thuisland, de visser Zebedeus zijn vader en
Jacobus zijn broer. Door Salome, de moeder, zou de
familie verwant zijn geweest met de H. Anna. Hij was daarbij toen Johannes de
Doper op Jezus wees: ‘Zie het lam Gods’ die is het van wie gezegd wordt er komt
een man na mij die voor mij geweest is’ Hij volgde Jezus en vroeg niet om loon.’
In die nacht op de olijfberg week hij niet van Zijn zijde. Meer nog, hij, de
jongste, de zachtste onder de apostelen stond met Maria onder het kruis. Hier
kreeg hij zijn zending. Hier vertrouwde de Heer hem zijn moeder toe. ‘Vrouw,
zie daar je zoon; en tot Johannes; Zie daar je moeder’. Vanaf toen nam Johannes
haar in zijn huis op. Johannes 19:27-27. De overlevering vertelt dat Maria de
stad waar haar zoon geleden en gestorven is niet verlaten wilde. Zo bleef ook
Johannes in Jeruzalem en leidde met Petrus de jonge christelijke gemeente tot
Maria stierf. Dan ging hij naar Efeze, naar die stad waar de heidenen het grote
beeld van Diana vereerde en preekte daar het woord Gods. Keizer Domitianus liet
hem grijpen en naar Rome brengen. Volgens de overlevering zou hij tijdens
Domitianus te Rome in een ketel kokende olie geworpen, maar wonderbaar gered
zijn, hij ging er even onverstoorbaar weer uit. Hij wordt wel met zo’n ketel
afgebeeld, daarom wordt hij ook aangeroepen tegen voetkwalen en brandwonden. De
6de mei heet in de Vlaamse kalender nog St. Jan in de Olie en deze
dag Koude St. Jan, of Olieslagers Mesdag.
De
keizer verbande hem naar het eiland Patmos. Omgeven
door het ruisen der zee en in een geweldige eenzaamheid kreeg hij de visioenen
om het eind der wereld te zien. Hij kreeg de kracht die beelden te beschrijven
die de ondergang van de wereld en het nieuwe Jeruzalem zou betekenen. Op Patmos ontstond de Apocalyps.
Hij
is de behoeder van de handwerkers, vooral kunsthandwerkers, boekbinders,
boekhandelaars, koppenmakers en componisten, schilders en boekdrukkers,
papiermakers beeldhouwers, schriftstellers en scheikundigen naar de beker met
gif.
Als
profeet verschijnt hij in tunica en mantel en soms als visser, ook als oude man
omdat hij de enige apostel was die geen marteldood stierf. Het meest wordt hij
afgebeeld als de Apocalyps op Patmos schrijvende.
Verder natuurlijk ook bij vele beelden van de Heer en staat onder het kruis en
bij het Laatste Avondmaal.
Hij
wordt afgebeeld met een ganzenveer, boek of schriftrol, het evangelie, ook met
een kelk waaruit zich een slang opricht in de linkerhand terwijl zijn rechter
het kruisteken over de kelk maakt. Dit ter herinnering aan de vergiftige wijn
die door zekere Aristodemus, de heidense oppermeester
van Efese, hem aangeboden werd waarin hij het vergif,
in de gedaante van een slang, verdreven zou hebben. Al eerder waren twee
christenen op die manier gedood die door Johannes opgewekt werden. Hij wordt
dus aangeroepen bij vergiftigingen en epilepsie. In sommige Limburgse streken
drinkt men de Sint Jans minne en drinkt men in de kerk
uit een beker met gewijde wijn onder de formule ‘Rbine
amorem sancti Johannis, in nomine patris. ‘drink de Sint Jansminnen
in de naam van de vader etc.’ Het is een herinneringsdronk, een offerdronk die
aan de goden is gewijd Het Johanneswijden was ook zo’n
gebruik als de Geertesminne. Op 27 december werd in
de Katholieke kerk wijn, de Johannesdrank, gewijd om die voor vergiftiging en
ander gevaar te behoeden.
Deze
gewijde wijn was de afscheidsdronk als men op reis ging. Als verzoeningsdrank
en als trouwdrank werd ze voor bruidsparen bewaard waarom ze Johannesliefde of Johannisminne heette. Deze in Evangelisch Zuid Duitsland op
24 juni gedronken Johannesbeker herinnert aan die bij de oude Germaanse goden
en godinnen gebrachte minnedrank. Deze minnedrank of gezondheidsdronk was het
gebruik om op iemands welzijn te drinken. Dit was al bij de Grieken in
Homerische tijden, bij de Romeinen, Kelten en oude Germanen een oud en
geheiligd gebruik dat zich tot de laatste tijd in stand heeft gehouden. De
Grieken pleegden daarmee vreemden met welkom en afscheid te begroeten. Bij
gastmaaltijden maakte men een aan de goden en gestorvenen gespendeerde dronk.
De plengoffers waren oorspronkelijk drankoffers aan de schimmen der
afgestorvenen gewijd. Dit gebeurde van de huisheer af aan beginnend tot onder
alle deelnemers toe, ieder dronk op het welgaan van zijn buur. In Sicilië
bracht een voordrinker, Mnamon, de gezondheden
uit. Bij de Romeinen was dit de gastheer die een gezondheidsdronk op het
welzijn van zijn gast uitsprak.
De
Noorse volkeren hadden gelijke gebruiken, de Minne, (dat is het gedenken) door
hun goden met een dronk te eren of te gedenken. Ze hadden zelfs een bijzondere
drank en gedachtenisgod, Mimir:
‘de met gedachtenis begaafde,’ in de Edda een wijze watergeest die de mimirsbronnen, ‘de bronnen der wijsheid,’ waaruit hij elke
morgen drinkt waartoe hij tot de hoogste kennis komt. Odin wilde er ook van
drinken wat hem toegestaan werd voor een van zijn twee ogen. Hij had dat er
voor over. De minne drinken is dan ook zoveel als herinnering, een gedachtenis.
Bij feestelijke gelegenheden plachten ze als aandenken aan de afwezigen of hun
goden of doden (het doodsfeest heet in Engeland minning-day)
een beker te wijden en noemden de dronk minne. Er werden voornamelijk op drie
heiligen gedronken. De evangelist Johannes die het gevaar van vergiftiging in
de drank afwendde. De heilige Geertrude, de opvolger
van de Germaanse aard – of doodsgodin wiens minne vooral scheidende en reizende
dronken en door haar onderweg beschut werden (gezondheidsdrinken) en de heilige
Walpurgis op wiens naam men de gezondheid brengende meidrank dronk. Al gauw
ontwikkelde zich het woord minne meer persoonlijker en vooral tot
geslachtelijke toenadering terwijl liefde als opwekkend, aangenaam, in
tegenstelling tot leed betekende. Bij de minnezangers verschijnt de minne als
verering van de vrouwen, vrouw minne.
De
tot het Christendom bekeerde mensen plantten die gebruiken voort en leegden nu
de beker op de Heer, de Drievuldigheid, Maria en de heiligen. Omdat het tal der
heiligen snel groeide begon dit gebruik uit te dijen en de bisschoppen
bemoeiden zich ermee om het getal der heiligen die met de gedachtenis of minne
toegedronken werden enigermate te temperen. De hoffelijkheid bevorderde natuurlijk
het toedrinken. Karel de Grote verbood dan ook tijdens de oorlogen zijn
krijgers het gezondheidsdrinken. Zo werd er ook een hofverordening
ingesteld door de Saksische Kurfurst Christian II.
Graaf Schwarzenberg liet in 1534 zelfs een boek tegen
het gezondheid drinken verschijnen. Met de tijd verdween het gebruik om de
heiligen toe te drinken. Het langst bleef dit bewaard in Nederland in de St. Garteminne, Gertrudsminne en in Scandinavi in de Kanuts en
Eriksminne, zo was er ook Ulriksminne, Martins-, Stephans
en Michaelisdronk. Ook het oude gebruik om de drinkhoorns van de een naar de
ander te laten gaan is vrijwel overal opgehouden. In Engeland bestaat ze nog op
de Universiteit van Oxford en Cambridge, de Grace cup, en bij jaarfeesten van
groot Londen is er de Loving cup waarbij een grote
zilveren beker links omgaat met de drinkspreuk: ‘’I’il
pledge you’ Van de vroeger
bij deze gelegenheden gebruikte regel om een geroosterd snee brood, toast, in
de beker te werpen is de naam toost voor een uitgebrachte gezondheid
overgebleven. Het Duitse gebruik om met gezondheidsdrinken de glazen aan te
stoten ging naar Frankrijk over waar men het trinquer
noemde.
Hij
wordt gewoonlijk schrijvende afgebeeld met de arend naast zich. De evangelist
Johannes stelde de adelaar in als symbool van goddelijke inspiratie. Hij wordt daar mee afgebeeld, soms
heeft de adelaar een boek in de klauwen en een inktpot in de snavel. De adelaar
is het symbool van de hoge vlucht die de goddelijke inspiratie kan geven.
Volgens een legende voorzag een adelaar hem te Patmos
van schrijfgerei. De apostel Johannes heeft men tot een echte vogelvriend
gemaakt. De Sankt Johann Rebhuhn, Johannes met de
patrijs die door hem getemd is. Men verhaalt ook dat de raaf graag plagend tot
hem kwam maar dan was de arend van Johannes dadelijk bij de hand om die te
verdrijven Boekverkopers hadden hem als uithangbord. Bontwerkers hingen meestal
die van Johannes de Doper uit vanwege het kleed dat die droeg.
St.
Jan leefde in de volkstaal als de patroon van de liefde. Een meisje noemde haar
vrijer haar St. Jan. Als Bouwen Langh-lijf, Bredero ‘s
Griane, vertelt hoe hij aan zijn vrouw is gekomen,
zegt hij:
Want sy riep, in ‘t volle seltschip;
dit is mijn eyghen Sint-Jan.’
De Anaphalis verzinnebeeldt deze dag.
27
december, H. Alan van Tewkesbury: Keltisch, Bretons ailean.
Een
Bretonse heilige die later vooral in Lincolnshire vereerd werd. Een
Benedictijner abt en schrijver die gestorven is rond 1202. Zou Engels van
geboorte zijn, dus geen Normandiër of immigrant volgens Gervasius
van Canterbury. Hij zou sommige jaren te Benevento in Italië geweest zijn
voordat hij Benedictijner werd te Canterbury waar hij prior werd in 1179. Hij
stond vooral tegen de zaken van de geestelijke tegen Hendrik II die leidde tot
de marteldood van St. Thomas Becket. Werd verwijderd van Canterbury naar Tewkesbury waar hij minder tegen Hendrik in kon gaan in de
rechten van de kerk hij was vrijwel zijn hele leven bezig met de
staats/kerkelijke rechten van zijn tijd.
27 december, H. Fabiola:
Latijn faba: ‘boon,’
de naam zou dus bonenverbouwer betekenen. Naar een andere verklaring, ‘afkomstig
uit de stad Faniae.’ Fabius
was een bekend Romeins geslacht, hiertoe behoorde onder andere Quintus Fabius Maximus Cunctator, in de
tweede Punische oorlog tegenstander van Hannibal.
Fabiola
stamt uit het geslacht Fabii. In strijd met de
kerkelijke wetten liet ze zich van haar man, een woesteling, scheiden volgens
de Romeinse wet, tegen de kerkelijke wetten in, en ging een tweede huwelijk
aan. Tijdens het verblijf van St. Jerome (382-384) te Rome behoorde ze niet tot
de groep die zich rondom hem verzamelde, pas na de dood van haar tweede man
verscheen ze voor de poorten van de Lateraanse
basiliek en gekleed in boetekleding deed ze openbaar boetedoening voor haar
zonden die een grote indruk maakte op de christelijke bevolking van Rome. De
paus ontving haar weer in de kerk. Ze stichtte een groot ziekenhuis te Rome en
verzorgde zelf de zieken en was niet bang voor wonden en zeren.
Gaf grote sommen aan de kerk en religieuze gemeenschappen in Rome en Italië.
Haar hele belangstelling ging uit naar de behoeften van de kerk en de zorg van
armen en lijdende. Ze maakte een pelgrimstocht naar het Heilige Land in 395
waar ze in het ziekenhuis van het klooster onder Paula en St. Jerome zich bezig
hield met studie en ascetische oefeningen. Na de inval van de Hunnen in 395 in Itali en de strijd die uitbrak tussen Jerome en bisschop
John van Jeruzalem over Origenes werd haar verblijf in Bethlehem onplezierig en
keerde ze terug naar Rome waar ze zich geheel aan de liefdesdienst wijdde. Ze
bleef in contact met St. Jerome. In Rome verenigde ze zich met de vroegere
senator St. Pammachius om het werk van naastenliefde
te bedrijven en samen met hem vestigden ze te Porto en groot hospitaal voor
pelgrims die naar Rome kwamen. Ze werkte verder voor de armen en zieken tot
haar dood op 27 december 399 of 400.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/