27 juli.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
27
juli, H. Pantaleon:
Grieks ‘in alle opzichten een leeuw’, vgl. het woord pantalon, uit Italiaans
pantalone, een toneelfiguur die de Venetiaan voorstelde en is afgeleid van San
Pantal(o)one, de beschermheilige van Venetië.
Volgens
de legende was Pantaleon afkomstig uit Nicodemia (nu Ismid in Turkije). Zijn
vader was heiden en zijn moeder een strenggelovig christen. Reeds als jongeman
had hij in zeer veel zaken, die met de kunst van genezen te maken hadden, interesse. Hij studeerde geheel op eigen
wijze. En kon na enkele jaren als arts werkzaam zijn. Al snel was hij bekend in
de omstreken om zijn geweldige heelkunde. Zelfs de heidense keizer Maximilianus
raakte onder de indruk van zijn werkzaamheden en benoemde hem tot zijn
persoonlijke lijfarts. Pantaleon leefde in goede verstandhouding met de keizer
en zijn vrouw. In vertrouwen vertelde hij aan de vrouw van de keizer dat hij
christen was en als zodanig ook door zijn moeder was groot
gebracht. Dit kwam ook de jaloerse tribuun Galerius, die meermalen door
de keizerin was afgewezen, te horen en ging met
dit verhaal naar de keizer. Het verhaal gaat dat Maximilianus daarop zou zijn
afgetreden en zijn opvolger Galerius liet Pantaleon in de kerkers werpen en
folteren. Toen hij standvastig bleef in de belijdenis van het christelijk
geloof liet de keizer hem de handen op het hoofd nagelen en daarop onthoofden.
Of werd hij eerst op een rad gebonden dat uit elkaar sprong, dan voor de wilde
dieren geworpen die hem niets deden, daarna werd hij met een molensteen te
water geworpen, de golven spoelden hem terug. De beul bond hem vast aan een
dorre olijfboom (palmboom) en sloeg hem tot bloedens toe. Op de plaats waar het
bloed tegen de stam spatte begon de olijvenboom uit te lopen en te bloeien
waarna de beul zijn handen boven zijn hoofd vast spijkerde. De beul sloeg met
zijn zwaard op de hals van de martelaar, het zwaard werd zo zacht als was! Hij
bidt om vergeving voor de beul! Dan klinkt een stem uit de hemel: ‘Panteleemon’
(= alles-ontfermer) wordt hij genoemd, en is aan te roepen in alle nood
waarvoor geen andere noodhelpers zijn. Pantaleon echter bad God om te mogen
sterven en մ gebeurde, hij werd onthoofd. Toen hij tenslotte onthoofd werd
vloeide er melk uit de wonde, net zoals bij de H. Catharina van Alexandrië.
Wegens zijn overgang tot het christendom werd hij ca. 305 gedood.
Hij
is een van de 14 noodhelpers, helper in nood, gekleed in lange tunica, op zijn
hoofd soms een doek en in de hand houdt hij medische instrumenten. Patroon der
artsen,
vroedvrouwen, naar de melk, tuberculose, hoofdpijn, veeziekten,
sprinkhanenplaag, eenzaamheid.
Hij genas als arts een blind meisje en toen gingen de ogen van zijn heidense
vader ook open en hij bekeerde zich tot het christendom. Reeds
in het jaar 550 werd er in Constantinopel door keizer Justinianus een kerk ter eren van deze bijzondere heilige bouwen. Sinds 972
worden zijn relieken in de Pantaleon kerk in Keulen bewaard.
27 juli, het feest der Heilige
Zevenslapers. In de legenda Aureaՠof de ‘ ‘Gulden
Legende,’ dat te boek gesteld is door de aartsbisschop van Genua, J. de
Voragine, eind 13de eeuw komt het verhaal van de zeven slapers van
Efeze voor.
In de
tijd dat Decius het christendom trachtte uit te roeien en hij hen voor de keus
stelde om aan de heidense goden te offeren of te sterven leefden er te Efeze
zeven jonge mannen, Maximianus, Martimianus, Malchus, Dionysus, Johannes,
Constantinus en Serapion (ook wel Maximilianus, Jamblicus, Martinianus,
Dionysius, Johannes, Exacustodianus en Antoninus of anderen) die weigerden aan
de afgoden te offeren. Ze zochten een schuilplaats in een grot waarin ze levend
ingemetseld werden. Na aldaar 377 jaar opgesloten zijn geweest werden ze
ontdekt door werklieden uit Efeze bij het uithouwen van stenen. Uit hun
langdurige slaap waren ze ontwaakt, maar ze wisten niet beter of ze waren de
vorige avond ingesluimerd en zonden een van hen naar de stad om brood te kopen.
Malchus verbazing laat zich niet beschrijven als hij op de stadspoorten het
kruisteken ziet staan en hij de mensen hoort spreken over Christus wiens naam
gisteren nog niemand durfde noemen. Bij de bakker wekte het neergelegde geldstuk
argwaan, immers het is niet meer gangbaar onder Theodosius regering, (Decius
regeerde van 249-251 en Theodosius van 379-395, dus geen 377 jaren) Allengs
werd alles duidelijk. Straks zal de keizer zelf in de grot in aanbidding
neerknielen voor de mannen wier gelaat blinkende was als de zon. Nadat ze
Theodosius tegenspraken en hem verzekerden dat God hen opgewekt had om de
keizer zijn geloof in de opstanding uit de dood te verzekeren legden ze hun
hoofden neer en gingen de eeuwige rust in. De keizer liet hun rustplaats met
gouden stenen versieren. Ook in de Koran komt dit verhaal voor, hier is het de
ingemetselde hond Kratimir die het eerst de houweelslagen van de werklieden
verneemt en door zijn geblaf de ‘zeven slapers’ wakker maakt. Tot beloning is
daarom de hond onder de tien dieren die toegelaten worden in het paradijs.
Dit
staat niet alleen. Plinius verhaalt van Epimenides de Kretenser die vermoeid in
een spelonk jaren later wakker werd. Hij ontmoette zijn broer die hij eerst als
jongen zag en die nu een grijsaard was geworden. John Mandeville verhaalt dat
de apostel Johannes bij zijn leven een graf liet maken en zich er in legde waar hij nu slaapt tot de dag des oordeels. Zo
ook Frederik Barbarossa met zijn zes ridders in de grot van Kyffhauser. Eens in
de zeven jaar verandert hij van houding. Zo ook Karel de Grote in het Oden
Wald.
Dit
mogelijk naar de woorden in de 90ste psalm ‘duizend jaren zijn in uw
oog als de dag van gister wanneer hij voorbij gaat.’
De legende van de Septem dormientes, de heilige van de 27ste juni,
kwam door Gregor van Tours in onze richting. Midden-Hoogduits ‘die siben
slafaere’ een langslaper dus. Zie 10 juli, De Heilige Zeven Broeders. De grot van de zeven slapers is te
bezichtigen in de runes van Efeze. Hun gedenkdag, de Zevenslapersdag of
Zevenbroedersdag, was oorspronkelijk 27 juni, maar sinds de invoering van de
Gregoriaanse kalender valt de dag op 7 juli
27 juli, H. Flora en Lucilla en
18 metgezellen: Latijn florens: ‘bloeiend,
bekoorlijk of in aanzien.’ Resp. Flora, godin der bloemen en de lente. Eind
april had men het feest Floralia. Flora was oorspronkelijk het Sabijnse
equivalent van Ceres. Ze was meer dan de godin van de bloemen, haar naam bezit
de gehele betekenis van de Indo-Germaanse wortel bhle /
bhlo: ‘bloeien.’
Flora
was een slavin en zou samen met Lucilla gemarteld zijn. Legendarische
martelaressen te Rome onder Gallienus rond 258.
27
juli, H. Lucilla: Latijn lux: ‘licht,’ lucere: ‘lichten.
Het was reeds een Romeinse voornaam, wel een verkorting van prima luce natus: ‘de
bij de zonsopgang geborene,’ vgl. de naam van de godin Lucina: ‘die aan het
licht breng,’ de godin van de geboorte.
Lucilla
werd volgens de legende te Rome gemarteld tijdens Gallienius rond 258.
27 juli, H. Titus Brandsma:
Romeinse
voornaam, de verklaring die eraan gegeven werd zien we bij Persius, ‘Xiti sunt
columbae agrestes.’ ‘Xiti zijn wilde duiven.’ Onder meer de naam van een
Romeins keizer, Titus Flavius Vespasianus, 79-81. Hij verwoestte in 70
Jeruzalem.
Anno
Sjoerd Titus Brandsma is geboren in het Ugoklooster bij Bolsward op 23 februari
1881, hij stamde uit een oud katholiek Fries boerenegslacht.
Na zijn studie trad hij op 17 september 1898 toe bij het Minderbroederklooster
St. Antonius van Padua te Megen (NBr) in bij de karmelieten waar hij de
kloosternaam Titus aannam. Hij werd in 1905 tot priester gewijd. Tussen
1906-1909 studeerde hij aan de Pontificia Universita Gregoriana in Rome waar
hij promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte. Terug in Nederland doceerde
Titus Brandsma filosofie, sociologie en kerkgeschiedenis aan het studiehuis
(Filosoficum) van de karmelieten in Oss. Hij werd ook hoofdredacteur van een
nieuwsblad en stichtte een katholieke HBS en dito leeszaal, alle drie in
diezelfde stad. Als lid van het hoofdbestuur van de orde speelde Titus een niet
onbelangrijke rol bij de vernieuwingsbeweging onder de karmelieten in Nederland.
In zijn hoedanigheid van geestelijk adviseur van de Nederlandsche
Rooms-katholieke Journalistenvereniging had hij een groot aandeel in de
modernisering van de katholieke dagbladpers in Nederland en in betere
arbeidsvoorzieningen voor katholieke journalisten. Zijn voorstellen tot het
oprichten van een journalistenopleiding kregen pas na zijn dood gestalte.
In
1923 werd hij hoogleraar in Nijmegen in de Wijsbegeerte en de Geschiedenis van
de vroomheid, met name de Nederlandse mystiek., vervulde tal van academische
functies en in 1932/33 zelfs rector magnificus. Wilhelmina benoemde hem tot
ridder in de orde van de Nederlandse leeuw. Brandsma was zelf mysticus, al
hield hij zijn spiritueel leven streng verborgen voor de buitenwacht. Die kende
hem als een vrome, behulpzame, opgewekte en integere persoonlijkheid. Als
adviseur van de R.K. pers in Nederland werd hij
animator van het verzet tegen de Duitse bezetter en op 19 januari 1942 door de
Nationaal Socialisten gevangengenomen. Na een dodelijke injectie stierf hij op
25/26 juli in het concentratiekamp van Dachau. In 1985 werd hij in Rome als
martelaar zalig verklaard door paus Paulus II.
De
bloem van zijn dag is Senecio montanus, een soort kruiskruid uit het bergland
van Salzburg en Spiraea ulmaris.
Zie
verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/