28 augustus.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
28
augustus H. Aurelius Augustinus: Bijnaam van Octavius Caesar, 27
v. Chr. Na hem namen alle Romeinse keizers deze bijnaam aan. De keizerinnen
noemden zich Augusta. Latijn augustus: ‘geheiligd, gewijd of verheven.’
Augustinus, de kerkleraar is rond 354 geboren te Tagaste
als zoon van de heiden Patricius en de christin, de H. Monica van Thagaste.
Vanwege de wil van de vader werd hij niet gedoopt, maar moeder voedde hem
christelijk op. Van leren hield hij als jonge man niet veel, maar wilde wel carrière
maken en wendde zich tot de rechtenstudie. Hier kon hij zich op zijn
redenaarskunst verlaten. Hij genoot met volle teugen van het leven en gauw was
niets hem meer vreemd. Zijn moeder was ondertussen weduwe geworden die bad en
weende om zijn leven. De bisschop troostte haar daarmee dat een zoon die de
moeder zo laat halen, niet verloren kan zijn. Tot zijn verdere ongeluk wijdde
hij zich aan de donkere leer van de Manichaismus. Vanwege de voortdurende
aanmaningen van zijn moeder vertrok hij naar Rome. Hier opende zich zijn
redenaarskunst. De studenten stroomden toe maar bleven hem zijn honorarium
schuldig. Zijn moeder vond hem bij haar aankomst in grote nood, ze had een
mogelijkheid gevonden om naar Rome te reizen om haar zoon te zien. Augustinus
moest nu voor twee zorgen en nam het beroep als retor van Milaan aan. In die
stad had de H. Ambrosius de katholieke leer goed gevestigd. De zege van de
roomse kerk was gewoon het werk van de grote kerkleraars die alle redenaars van
hun tijd ver overtroffen. Om achter de geheimen van zijn kunst te komen bezocht
Augustinus vaak de preken in de dom. Al in Rome was het hem duidelijk geworden
dat hij de waarheid bij de Manichaern niet vinden kon. Maar, wat was waarheid?
Bestond er een waarheid? Of wat het een hersengespin? Augustinus was sceptisch
geworden en las de werken van de oude filosofen en de brief van de H. Paulus,
het loste niets op bij hem.
Op een avond vertelde een vriend begeesterd van het
boeteleven van Egyptische kluizenaars. Augustinus was diep getroffen en zei: ‘het
is ongelofelijk, die ongeletterde zien de hemel en voor ons, de geleerden,
blijft hij gesloten omdat we te diep in het vlees woelen.’ In gedachte verzonken
bleef hij alleen in de tuin achter. Welke weg voerde naar de waarheid? Een
zingende kinderstem verstoorde hem, hij wilde al een berisping geven, maar vernam toen de
woorden: ‘neem en lees!’. Plotseling zei zijn hart dat dit een vingerwijzing
was om de waarheid te vinden.
Hij vloog naar een kamer. Hier lag de bijbel opengeslagen
en zijn blik viel op de woorden van de H. Paulus: ‘laat ons eerbaar wandelen,
niet in drinkgelagen, niet in slaapkamers van ontucht etc. ‘Na een slapeloze
nacht ging hij naar bisschop Ambrosius en liet zich dopen in de Paasnacht van
387 te Milaan. Dan ging hij naar N. Afrika terug. Zijn moeder Monika die de
vreugde van zijn bekering met hem gedeeld had stierf op deze reis. De treurende
zoon trok zich in zijn thuisland terug en studeerde op religieuze werken. Was
vroeger zijn roem als grote redenaar hem vooruit gesneld, nu verspreidde zijn
roem als een grote in het rijk der godgeleerdheid en drong door tot de
bisschopstad Hippo. Hier wijdde Valerius Augustinus hem tot priester en in 396
werd hij zijn opvolger. De liefde tot zijn broeders kende geen grenzen, hij
hielp waar het nodig was. In 429 overvielen de Vandalen N. Afrika. Terwijl ze
Hippo belegerden stierf Augustinus. De kerk benoemde hem al gauw tot haar grote
kerkleraren. Zijn zelf geschreven biografie is een van de eerste
zielenroerselen van de moderne mens.
Hij is een van de grootste kerkvaders. Zijn bekendste
werken zijn ‘Confessiones,’ ‘belijdenissen,’ en ‘de civitate Dei’ ‘over de stad
Gods.’
Hij heeft een geweldige invloed gehad op de West-Europese
cultuur van de middeleeuwen. Hij stichtte het gemeenschappelijk leven van de
priesters. De paters Augustijnen hebben hem als Vader. Schutsheer van
theologen, studenten en boekdrukkers omdat hij veel publiceerde. Hij wordt
afgebeeld in bisschoppelijk gewaad en draagt in de hand een vlammend hart dat
doorstoken is door een schicht, doorstoken van Gods liefde en zijn evennaaste,
wat verwijst naar een citaat uit zijn werk Confessiones; Gij hebt ons hart met
liefde getroffen en zoals de pijlen in ons hart vastzitten dragen wij uw
woorden in ons. Aan zijn voeten zit soms een kind met schelp in de hand omdat
hij op het strand liep om over het mysterie van de H. Drievuldigheid na te
denken en een jongetje aantrof die de hele zee in een putje wilde scheppen.
Augustinus zei hem dat dat niet kon, het jongetje zei dat het gemakkelijker zou
lukken dan dat hij het mysterie van de H. Drievuldigheid kon bevatten. Op dat
ogenblik verdween het jongetje als bij toverslag en hij realiseerde dat hij met
het kind Jezus gesproken had die zijn hoogmoed had berispt. Ook zie je hem met
een duif, de H. Geest. Adelaar, symbool van de hoge vlucht die de goddelijke
inspiratie kan nemen of een engel met een boek. Ook wordt hij net zoals bij
Johannes de Deo wel afgebeeld terwijl hij de voeten wast van Christus die hem
als pelgrim was verschenen of het kind Jezus dat hem een brandend hart
aanreikt.
St. Augustine zat onder een vijgenboom en op dat moment
geloofde hij niet alles wat er in de bijbel vermeld stond. De vijg sprak tot
hem met een kinderstem en vroeg hem om opnieuw te lezen wat hij deed en zijn
vragen werden beantwoord.
Een
tweede Augustinus was de eerste aartsbisschop van Canterbury
in 601 die in 596 door paus Gregorius naar Engeland met 40 monniken was
gezonden om de Angelsaksen te bekeren en om aartsbisdommen van York en Londen
te bevestigen, hij kwam niet verder dan de installatie van bisschoppen in
Londen en Rochester. Hij bekeerde Engeland vanuit Kent waar hij door koningin
Bertha werd geholpen
Een tafeldruif, de Frans morillon hatif en Duits Fruher
Klavner heet soms ook Augustinertraube.
28 augustus, H. Hermes van Rome (Italiaans Erme, Ermete): Grieks, waarschijnlijk Գpreken of uitleggenծ In
de Griekse mythologie is het de zoon van Zeus en Maia, bode der goden die
befaamd was om zijn snelheid en listigheid, beschermer van herders, dieven,
reizigers en handelaren.
Hermes was een Romeinse martelaar, waarschijnlijk tijdens
Diocletianus rond 304. Broer van de H. Theodora van Rome. De plaatsnaam St.
Erme in Cornwall herinnert aan enige verering, er waren daar drie kerken aan
hem gewijd, verder nergens in Groot-Brittannië, mogelijk was dit Erbij, een
heilige van Cornwall.
H. Hermes was een Italiaan die rond 120 gestorven en
vereerd wordt als martelaar in de Roomse en Oosterse kerk. Zijn naam verschijnt
in de Martyrologium Hieronymianum en in Depositio Martyrum van 354 na
Chr. Er is een grote basiliek over zijn tombe gebouwd rond 600 door paus
Pelagius I en een catacombe in de Salarian weg draagt zijn naam. Zijn bestaan
wordt dus bevestigd en vertelt dat hij een martelaar was met zijn metgezellen
te Rome die vermoord werden in opdracht van Aurelianus. Hij was een rijke vrije
man.
Sommige relikwieën werden aan Spoleto gegeven door
Gregorius de Grote. Andere kwamen door Lothar I naar het Cornelismunster bij
Aken en later te Ronse in de 9de eeuw. Er kwamen pelgrims om
geestelijke zieken te genezen. In het verleden werd St. Elmoճ vuur wel St.
Hermes vuur genoemd.
Hij wordt afgebeeld als ruiter en vaak in soldatenkleding
met zwaard en helm, ook wel als stadsprefect. Aan zijn koord of ketting sleept hij
de duivel achter zich aan omdat hij eens de duivel uitdreef bij een kind. Wordt
daarom ook aangeroepen tegen krankzinnigheid.
28 augustus, H. Julianus: Latijn Iulius, naam van een Romeins
geslacht waartoe Gauis Iulius Caesar behoorde. Mogelijk van Grieks ioulos: ‘de
wollige eerste baardharen,’ dus de jeugdige, of van Jovilius: ‘aan Jupiter
gewijd.’ In het N.T. als hoofdman die Paulus naar Rome moet brengen,
Handelingen 27. De vrouwelijke vorm Julia als die van een christin in Romeinen
16:15. Verschillende heiligen zijn er van deze naam.
Julianus en Basilissa, zie 9 januari.
Julianus was martelaar te Brioude en is schutspatroon van
Auvergne. Hij werd vooral in de 5de en 6de eeuw vereerd.
Volgens de traditie was hij soldaat te Vienne en vriend van St. Ferreolus.
Volgens sommigen zou hij in Frankrijk geboren zijn, volgens anderen in Italië,
op Sicilië of in Spanje. Volgens n bepaald heiligenleven zou hij in 313 onder
Maximinus Gains Galerius Valerius, 308 tot 313, gestorven zijn. Gedurende de
middeleeuwen werd hij alom vereerd, bedenk maar dat alleen reeds in Frankrijk,
niet minder dan 80 gemeenten de naam Saint-Julien dragen.
St. Juliaan was de patroon er reizigers en van
verschillende tappersgilden. Het opschrift onder de uithangborden was doorgaans
een variatie van Matth. 25:35 ‘ick was een vreemdelingh, ende ghij hebt
gheherberght.’ Het oudste gasthuis of herberg die onderdak verschafte zou
gesticht geweest zijn in Rome in 713 onder de naam ‘sint-Julianus der
Vlamingen’, omdat in de eerste eeuwen Rome de best bereikbare
bedevaartplaats was. De ‘fondatie Sint-Julianus van de Vlamingen’ werd in 1094
gesubsidieerd door Robbrecht I, Graaf van Vlaanderen, genoemd ‘van Jeruzalem,’
die deelnam aan de eerste Kruistocht. Keizer Karel betaalde uit zijn
persoonlijke kas aanzienlijke sommen en leverde een bijdrage tot de wederopbouw
van de kerk van Sint-Julianus der Vlamingen.
Sinds de middeleeuwen wordt hij aanbeden als de beschermer
van de vishandelaars, de hoteliers, de zeelieden, de veerlieden, de
speellieden, goochelaars, reizigers, zangers, dichters, musici en ten slotte
van de pelgrims.
Behalve Gastheer heet Sint-Julianus ook nog de Arme en de
Vadermoordenaar. In de Annalecta Bollandi vertelt E. P. Paiffier het volgende:
Julianus, telg van een adellijke familie, was een hartstochtelijk jager. Toen
hij op zekere dag een hert achterna zat en het dier in het nauw gedreven had,
draaide het zich plotseling om en sprak een schrikwekkende voorspelling uit:
Gij die mij vervolgt, gij zult de moordenaar van uw vader en uw moeder worden.
Vol ontzetting verliet de jonge edelman onmiddellijk het ouderlijk huis en
vertrok naar vreemde landen waar hij een zeer avontuurlijk leven leidde. Hij
trouwde met een dame van aanzien. Zijn ouders waren ontroostbaar, zij zochten
hem tevergeefs, tot een gelukkig toeval hen uiteindelijk bij het kasteel van
hun zoon bracht. Julianus vrouw, Basilissa, omringde hen met veel zorg en liet
hen rusten in haar eigen bed. Julianus wist niets van dit alles en toen hij
terugkwam van de jacht en naar zijn slaapkamer ging, zag hij meteen het paar in
bed, dacht dat zijn vrouw hem ontrouw geworden was en stortte zich blind van
woede op de slapers, die hij allebei doodde. Bij de terugkeer van zijn vrouw
vernam hij dan spoedig de juiste toedracht. Het hert had waarheid gesproken.
Gek van verdriet en door wroeging overstelpt vatte hij het besluit op, de rest
van zijn leven aan boetedoening te wijden. Zijn vrouw volgde hem. Zij
verzaakten aan hun weelderig leven en gingen zich aan de oever van een
gevaarlijke rivier vestigen waar zij een herberg voor reizigers bouwden en
Julianus veerman werd. Op een winteravond, terwijl de storm loeide, weerklonk
op de andere oever hulpgeroep en smeekbeden. Alleen op naastenliefde bedacht,
snelden Julianus en zijn vrouw te hulp. Hij roeide, terwijl zijn vrouw met de
lantaarn bijlichtte over de golven. Zo brachten zij een arme melaatse in
veiligheid. De man was verkleumd van de kou en zij dienden hem de beste zorgen
toe. Dan maakte de melaatse zich bekend en sprak hen toe om hen het spoedige
einde van hun boetedoening aan te kondigen die zou gevolgd worden door de
eeuwige zaligheid. Meteen was hij verdwenen. Julianus en zijn echtgenote hadden
toen Christus herkend die hen met zijn tegenwoordigheid had vereerd om hen die
welverdiende en aangename boodschap te brengen. Dit verhaal verklaart duidelijk
waarom Julianus de patroon van de herbergiers en hoteliers is geworden.
28 augustus. H. Mozes de Ethiopiër, respectievelijk de Rover: vaak
verklaard als Hebreeuws ‘uit het water gehaald’ op grond van het verhaal van
het biezen kistje in Ex 2.Waarschijnlijk is het echter een Egyptische naam in
de betekenis ‘kind.’ Naam van de grootste Israëlische leider en wetgever. Na de
Babylonische gevangenschap werd het een geliefde Joodse naam.
Deze Mozes was eerst slaaf van een staatsambtenaar, maar
werd wegens zijn roofzuchtigheid en moord uit de dienst verjaagd waarna hij
aanvoerder werd van een roversbende die het Nijl delta terroriseert. Hij
bekeerde zich plotseling en werd monnik en priester in de Scete woestijn. Hij
legde zich toe op het ascetisch kloosterleven, dat was niet gemakkelijk met
zijn achtergrond, hij raakt diep teleurgesteld in zichzelf. De abt van het
klooster neemt hem op een nacht mee naar het dak en samen kijken ze naar
zonsopgang. Kijk, legt de abt hem uit, net zoals het ochtendgloren en de
zonnestralen beetje bij beetje de nacht verdrijven, zo word jij ook beetje bij
beetje een betere monnik. Een andere keer vertelt de abt hem dat blijven bidden
en vasten uiteindelijk tot een geruste geest zal leiden, en de duivel niet meer
zal proberen hem tot zijn oude wegen te verleiden. ‘Wanneer een kok een
bedelende hond niets geeft, blijft hij uiteindelijk vanzelf weg.’ Van Mozes
zelf zijn ook diverse wijsheden opgetekend. Zo willen de monniken een keer n
van hen bestraffen en roepen Mozes erbij. Hij weigert eerst, maar komt dan toch
naar de kapel met een zak zand op zijn rug waar een gat in zit. Op de vraag wat
dat te betekenen heeft, legt Mozes uit: mijn eigen zonden laten een spoor
achter me en dat zie ik zelf niet eens. En nu moet ik iemand anders om zijn
zonden gaan beoordelen?! Voor Mozes is het uiteindelijk een strijd van jaren
geweest om vergeving voor zijn zonden te krijgen. Eens bezoekt hij een oude
woestijnmonnik aan wie hij zijn zonden begint op te biechten. In een visioen
verschijnt een engel met een tegel zwart van zonden. Met het steeds verder
opbiechten, veegt de engel de tegel steeds verder schoon, tot er uiteindelijk
een blanke tegel overblijft. Dat, en zijn overwinning na jaren op de duivel,
geven hem zoveel genade dat hij zelfs tot priester wordt gewijd. Hij ontvangt
ook de gave duivels bij anderen uit te drijven. Tegen het einde van zijn leven
sticht Mozes een eigen klooster met 75 volgelingen, evenveel als hij indertijd
in zijn roversbende had. Sommige bronnen menen zelfs dat het om dezelfde mannen
gaat, of althans een deel ervan. Wanneer het gerucht hen bereikt dat ze
overvallen zullen worden, gebiedt Mozes hun niet terug te vechten. Zeven van
zijn monniken blijven bij hem en worden, met de intussen 75-jarige Mozes, door
de rovers vermoord rond 395 (of 405).
Niet alleen is Mozes de beschermheilige van Afrika, maar
ook van de Afro-Amerikanen. En wordt wel als apostel tegen het geweld vereerd.
28 augustus, H. Pelagius: Grieks pelagos: ‘zee’= Latijn pelagus
‘(hoge) zee,’ Grieks pelagios: ‘tot de zee behorend.’
Pelagius was een legendarische martelaar te Aemona (nu
Ljubljana in Sloveni) tijdens Numerianus in 283. Latere legenden uit de
Bodensee verleggen de plaats naar Konstanz. Daar verschijnt hij meestal als een
jonge christen die vanwege zijn geloof berecht en gedood werd. Hij zou goed
doende ouders gehad hebben. De vroegste verering was al in de 5de of
6de eeuw te Novigrad, Porec en Triest. Rond de 9de eeuw
kwam zijn cultus naar Bodensee als het klooster van St. Gallen en Reichenau
waar manuscripten ontstonden. Zijn relikwieën werden in 904 door bisschop
Salomo III uit de catacomben, mogelijk met andere, naar Konstanz gebracht. In
ieder geval had Konstanz zijn eerste huisheilige waar al gauw bedevaarten
kwamen die verder uitgroeide omdat aan hem grote wonderen toegeschreven werden.
Dat werd minder na de heiligverklaring van bisschop Konrad van Konstanz. Er
zijn in Z. Duitsland en Zwitserland vele kerken aan hem gewijd.
Hij wordt afgebeeld met en palmtak voor het marteldom, een
zwaard en vaak een boek.
De bloem van deze dag is de gulden roede, Solidago
virgo-aurea en de buigzame Solidago flexicaulis.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/