28 mei.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
28
mei of 27 mei, in Engeland op 26 mei, H. Augustinus: Latijn augustus: ‘geheiligd,
gewijd of verheven.’
Augustinus was een Benedictijn en apostel van Engeland,
eerste bisschop van Canterbury (Kantelberg) en is overleden op 26 mei 604. Hij
werd in 596 prior van het St. Andreasklooster op de Monte Coelio in Rome en
werd door paus Gregorius I aan het hoofd van 40 monniken naar Engeland
gezonden. Laurence van Kantelberg, de tweede bisschop van Canterbury,
vergezelde hem. Toen ze Aix en Provence bereikten waren ze ontzet over de
berichten van de wilde eilandbewoners zodat ze naar Rome terug keerden, de paus
benoemde Augustinus als abt en gaf aanbevelingsbrieven aan de Frankische
vorsten mee zodat ze in juli er voor de tweede keer kwamen. Ze landden een 14
km van Canterbury en troffen er monniken en een bloeiende civilisatie aan. Ze
bewoonden grote huizen waarin ze in het afval aten en dronken en waren bewapend
met prachtige messen en zwaarden (Saxen, seax) waarvan ze hun naam afleidden en
vereerden Wodan en Thor. Bertha, de vrouw van Ethelbert, koning van Kent, was
al christin en op 2 juni 597 liet de koning zichzelf dopen. Met nieuwjaar vond
de massadoop van tienduizend nieuwe christenen plaats. Hij stichtte drie
bisschopsplaatsen in Kent, Rochester en Londen en een klooster te
Canterbury. Hij overleed op 26 mei 604
en werd begraven in de kerk van Petrus en Paulus die later naar hem genoemd
werd.
Zijn werk werd onmiddellijk na hem afgebroken, de opvolger
van Ethelbert werd weer heidens en 1200 monniken vielen in Bangor als offer.
Deze Benedictijner monnik wordt als stichter van de Engelse kerk en apostel van
de Angelsaksen beschouwd. De plaats Augustinusga in Friesland is vernoemd naar
Augustinus van Kantelberg. Toch vermeldt de kerk van Augustinusga dat de kerk
vernoemd is naar Aurelius Augustinus, kerkvader, theoloog en filosoof. Die
wordt ook Sint Augustinus genoemd waar verenigingen, kerken en instituten naar
vernoemd zijn.
Hij wordt als bisschop afgebeeld met naast hem een
geknielde koningsfiguur, Ethelbert, in zijn hand houdt hij de schelp waarmee
hij de koning doopt. Aan zijn voeten ontspringt vaak een bron omdat op zijn
gebed een bron ontsprong toen hij wilde dopen.
28 mei, H. Germanus, (Germaan, St. Germain): Germaans ger:
‘speer,’ man: ‘man,’ of Latijn germanus: ‘broeder.’ De naam is vooral in
Frankrijk populair.
Germanus was bisschop van Parijs. Hij is ca. 496 geboren
bij Autun, was een tijd kluizenaar en werd rond 530 tot priester gewijd, in 540
abt te Saint Symphorien te Autun, in 555 aartsbisschop van Parijs. Hij bleef
eenvoudig, deed veel aan liefdadigheid, bezoekt gevangenen en is een goede
preker. Hij had in de tijd van de Merovingers grote invloed, bekeerde
Childebert I tot een christelijke levenswandel en was zijn hofkapelaan. Hij is
overleden op 28 mei 576 en werd begraven in het door hem gestichte klooster
Sainte Croix Saint Vincent, dat nu bekend is als Saint-Germain-des-Pres; van de
velden, wat buiten de stad lag en nu een van de oudste gedeeltes van Parijs,
Quartier Latin. De wijk Saint-Germain-des-Pres en Boulevard St. Germain zijn
naar hem genoemd.
Patroonheilige van gevangenen en muziek, wordt tegen
koorts aangeroepen.
Hij wordt als bisschop afgebeeld met een kerkmodel en vaak
met kettingen omdat hij gevangenen bevrijdde. De sleutel in zijn hand verwijst
naar de H. Petrus aan zijn bed verscheen met de sleutel van Parijs en hem vroeg
de stad te redden van heidendom of vanwege de talloze gevangenen die hij
verloste. Soms wordt hij met een brandend huis afgebeeld omdat hij het vuur van
een huis doofde met gebed. Wordt aangeroepen tegen koorts en brand,
patroonheilige van gevangenen en musici, dat samen met H. Caecilia.
28 mei, H. Wilhelmus
(Willem, Wilhelmus, Guillaume, Guilhem, Guillelmus, van Montperlier, Wilhelmus
van Aquitani; Wilhelms van Gellone, Wilhelmus van Orange, met de korte neus)
Germaans wil: ‘willen,’ het willen of streven, helm: ‘bedekker of beschermer.’
26 heiligen zijn er van die naam.
Willem was een belangrijk figuur aan het hof van Karel de
Grote en werd door hem tot graaf en hertog van Toulouse en Aquitaine
aangesteld. Hij onderscheidde zich door grote moed en wijsheid tegen de
Mohammedaanse Saracenen in zuid Frankrijk en Spanje. Dit ridderleven is
opgeschreven in een oud Franse roman met de naam ‘C҃hanson de Guillaume.’ In de
Franse middeleeuwse heldenepiek wordt hij een legendarisch figuur die optreedt
als Guillaume-au-court-nez Fierebrace. (vgl. fier). In 806 verliet hij de
krijgsdienst, het hof en zijn familie en ging in het ca. 804 door hem gestichte
klooster Gellone bij Montpellier. Die plaats is nu nog bekend als
Saint-Guilhem-du-Desert. Wilhelmus trad zelf in als Benedictijner monnik in het
klooster en werkt daar heel eenvoudig als kok en broodbakker. Overleden 812.
Wilhelmus van Aquitani is schutspatroon van de
wapensmeden. Hij wordt afgebeeld als monnik of kluizenaar met een helm op het
hoofd en vaak met harnas onder zijn pij en blootsvoets. In de hand houdt hij
een kruis, soms een boek of gesel. Meestal houdt hij met 1hand de duivel in
bedwang, de Sarasijnen.
Na zijn dood ontsproot uit zijn mond en dwars door het
graf een blanke lelie, op de bloemblaadjes las men de woorden ‘Ave Maria.’
De gelukzalige Wilhelmus van Henegouw, abt van
Marcelles, wordt op dezelfde dag gevierd.
Verder is er nog een H. Wilhelmus, een heremiet uit het
bisdom Como.
28 mei, Enoch,
Hebreeuws ‘wijding,’ de gewijde, de inzicht hebbende’ en ‘de kenner’, de vorm Henoch komt voor in het O.T., Enoch
is in het N.T. Het is de naam van de oudste zoon van Kan, Gen.4, van de vader
van Methusalem, Gen 5, die vanwege zijn vroomheid door God van de aarde werd
weggenomen zonder te sterven in het jaar 987 toen hij 365 jaar oud geworden
was. Dit getal en het wonderbare levenseinde wijzen mogelijk op mythische
grondslag, ook van de Babylonische Noach wordt verteld dat hij door de Goden
van de aarde ontrukt was. Gen. 5: 24 ‘En Henoch wandelde met God en hij was
niet meer, want God had hem opgenomen’. (dat was in de tijd van rondtrekkende
nomaden toen ze zich nog niet gevestigd hadden en dus geen jaar kenden. Hun
jaar was dus met maantijden, deel zijn levensjaren door 12.)
Om hem hebben zich vele legenden gevormd en een apocrief
geschrift. De Joodse legende maakte hem tot uitvinder van het schrift en vooral
van een apocrief boek, (zie de Judasbrief) de reken- en sterrenkunde. Door de
Arabieren werd hij Idris genoemd: ‘de geleerde,’ zie Judas 14, 15.
In deze korte maar betekenisvolle bewoordingen spreekt de
Bijbel over de Godsman Henoch. Een meer uitvoerige beschrijving over zijn leven
en opname wordt in het Oude Testament niet gegeven. Wel vindt men die in het ‘Boek
van Henoch, ‘en in een van de oude boeken waar de Bijbel in positieve zin naar
verwijst namelijk, ‘Het boek des Oprechte’ als genoemd in Jozua 10:13 en in 2 Samuël
1:18. Het ‘Boek des Oprechte’ is een wat onzekere vertaling van het Ԃoek Jasjarՠ.Het
werk wordt gewoonlijk in de 11e of 12e eeuw na Chr.
gedateerd. In het O.T. zijn nog meer verloren gegane boeken te vinden zoals het
‘Boek der oorlogen des Heren,’(Numeri 21:14). Maar ook het ‘Boek der koningen
van Juda en Israël,’ 2 Kon 15:31) niet te verwarren met de bekende boeken ‘Koningen’
en ‘Kronieken.’ Verder wordt nog aangehaald het’ Boek der geschiedenissen van
Salomon ը1 Kon 11:41) en de Uitlegging van het Boek der Koningenը2 kronieken
24:27). In oude Arabische geschriften is Henoch de vader van de legendarische
koning ‘Maju Marath’ (Methusalah) die de koning van de aarde wordt genoemd.
Deze Marath had alle kennis van de ware God uit de boeken van de profeet Idris
(Henoch) gehaald. In het Boek des Oprechten wordt uitvoerig ingegaan op Henoch ‘s
leven en zijn lessen aan de mensen over de wegen des Heren. De opname van
Henoch doet denken aan de opname van Elia, zoals beschreven in 2 Koningen 2:11.
Beiden stijgen in een wervelwind (storm) op ten hemel in een vurige wagen met
vurige paarden. De opname van Henoch vond plaats in het jaar 669 voor de
zondvloed, 69 jaar voor de geboorte van Noach.
De vraag die velen zich hebben gesteld is, waarom men bij
de samenstelling van de Canon, het ‘Boek
van Henoch’ niet heeft opgenomen terwijl alle schrijvers van het Nieuwe
Testament er mee vertrouwt waren. Men citeerde vrijelijk uit dit boek waaruit
blijkt dat de gegevens hierin als volkomen geïnspireerd werden beschouwd. Zo
schreef bijvoorbeeld Judas, een van de dienstknechten van de Here Jezus over
een profetie die door Henoch is uitgesproken. Judas 1: 14-15; Ook over hen
heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd zeggende zie, de Here is
gekomen met Zijn heilige tienduizenden om over allen de vierschaar te spannen
en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos
bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem
gesproken hebben.
Hoe wist Judas nu wat Henoch had geprofeteerd? In de
Bijbel wordt deze profetie nergens genoemd. Waar haalt Judas deze woorden dan
vandaan? Sommige bijbeldeskundigen menen dat Judas dit door een openbaring van
de Heilige Geest had ontvangen, maar een dergelijke gedachte is niet juist want
deze profetie staat in werkelijkheid in hoofdstuk 1:9 van het Boek van Henoch
vermeld, en Judas moet hiermee bekend zijn geweest. Hier liggen duidelijk de
bewijzen dat de apostelen bepaalde profetieën uit dit boek hebben weergegeven.
Het feit dat zelfs de discipelen van de Here Jezus daaruit vrijmoedig citeerden
moet voldoende waarborg zijn dat dit boek door hen als volkomen betrouwbaar
werd erkend. Bovendien blijkt uit historische bronnen overduidelijk dat het
Boek van Henoch bij de eerste christenen de waarde bezat van een canoniek werk.
Het Concilie van Carthago stelde in 397 na Chr. een definitieve lijst van de
Canon op en kende alleen nog de daarop voorkomende geschriften goddelijke
waarde toe. Waarom het Boek des Oprechte en het Boek van Henoch niet zijn
opgenomen is voor vele bijbeldeskundigen nog steeds een raadsel.
Nadat het Boek van Henoch in de vierde eeuw in diskrediet
is geraakt werden eerst veel later gedeelten van dit verloren gegane werk weer
teruggevonden. Het meest volledige gedeelte is geschreven in de Ethiopische
taal en werd in 1773 teruggevonden in Abessinië, het hedendaagse Ethiopië,
terwijl andere vondsten in het Aramees, Hebreeuws, Latijn of Grieks waren
geschreven. De oorspronkelijke taal van het boek is evenals het ‘Boek van Daniël,
deels Aramees, deels Hebreeuws. Tussen deze talen ligt een grote verwantschap
en men heeft hier waarschijnlijk te doen met vertalingen vanuit het Hebreeuws
in het Aramees en omgekeerd, aldus taalgeleerden. Uit de weergevonden delen
heeft men gepoogd opnieuw een volledig Boek van Henoch samen te stellen. De
inhoud van dit Boek is voor een deel apocalyptisch en bestaat verder uit een
hele serie profetieën van Henoch waaronder; Het toekomstige lot van de
Goddeloze en de Rechtvaardigen. ҄e opstanding van de doden. ‘Het gericht over
de gevallen engelen’, de komst van de Messias’, en ‘Het nieuwe Jeruzalem.’
Een van de hoofdstukken betreft de kwestie van de gevallen
engelen, de zonen der hemelen die zich vrouwen uit de mensenkinderen hadden
verkozen en reuzen hadden verwekt, een gebeurtenis die ook in Genesis 6:1-4
beschreven staat. In een ander hoofdstuk staan de oordelen die over de gevallen
engelen zijn uitgesproken. Ook Judas en Petrus maken melding over de ontrouw
van deze engelen en de oordelen die over hen zijn uitgesproken. Judas 1: 6. ‘En
dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning
verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder
donkerheid heeft bewaard gehouden. 2 Petrus 2:4. Want indien God
engelen, die gezondigd hadden niet gespaard heeft maar hen, door hen in de
afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het
oordeel te bewaren; en de wereld van de voortijd niet gespaard heeft.’.
Uit deze teksten blijkt alweer, dat toen Petrus en Judas
hun brieven schreven de gelovigen door het Boek van Henoch met de geschiedenis
van de gevallen engelen en hun lot, op de hoogte waren en een enkele verwijzing
daarna voor hen reeds voldoende was. Men was in de vroegste christentijd
unaniem van oordeel, dat met de ‘zonen Gods ‘vals genoemd in het Boek van
Henoch en in Genesis, geen normale mensen waren bedoeld. Henoch vermeldt vele
malen dat engelen de hoge hemelen en de heilige plaatsen hadden verlaten en met
vrouwen hadden gedaan wat ook de mensenkinderen deden. Dat daaruit de
geslachten der demonen zijn ontstaan, was eveneens een algemeen bekende
waarheid. De bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vermelde in zijn
eerste boek, hoofdstuk 3: ‘De nakomelingen van Seth die gedurende zeven
geslachten godvrezend waren, zijn ontaard geworden, Gods misnoegen tegen zich
opwekkende; vooral vermeerderden de misdaden, toen vele engelen Gods zich met
vrouwen begonnen te vermengen; de daden van hen, die daaruit voortkwamen waren
gelijk aan die, welke de Grieken over de reuzen vertellen.’ De joodse
geschiedschrijver Flavius Josephus (1e eeuw n. Chr.), die ook de
geschiedenis van de Bijbel hervertelt, aangevuld met informatie uit andere
joodse bronnen, schrijft in ‘Joodse oudheden’,:73: ‘Vele engelen van God
verenigden zich met vrouwen en verwekten bij hen hoogmoedige zoons die, vol
vertrouwen als ze waren op hun macht, minachting toonden voor alles wat goed
was.
De hele Griekse mythologie is een lange opsomming van de
daden van deze reuzen. Overal op aarde duiken verhalen over reuzen op bij de
oude volken. Hun aanwezigheid laat zich bewijzen door vondsten van beenderen
van soms meer dan drie meter lange wezens. Overal op aarde zijn de restanten te
zien van megalithische steden en andere bouwwerken die door hen zijn neergezet.
De Perzische iris, Iris persica, is de bloem van zijn dag.
De zinnebeeldige bloem van de dag is de bleekgele, Iris
lurida. De bloem van hun dag is de wrange hanenvoet, Ranunculus acris.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/