30 april.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
30
april of 29 april, Sint Katharina van Siena: (Catharina
Sienensis) Meest wordt de naam in verband gebracht met Grieks katharos: ‘rein,
schoon of zuiver,’ volgens anderen is het woord van aikaterine, op welk woord
de Russische vorm Ekaterina wijst. Hoewel het ook kan van aeikaterine: ‘de
altijd reine,’ of uit Syrisch kethar: ‘kroon.’
Katharina werd op 25 maart 1347 te Siena geboren als
dochter van de verver Jacopo Benincasa, bij haar geboorte was het een
welgestelde familie, een wolverver, maar na de dood van haar vader verarmden
ze. Legde reeds op 8jarige leeftijd de belofte van eeuwige kuisheid af en
voedde zicht tot haar 20ste met brood en groenten, later enkel met
rauwe wortelen, weigerde te trouwen en werd lid van de derde orde der
Dominicanen. Nu sprak ze, behalve in de biecht, geen enkel woord gedurende drie
jaren, droeg een ijzeren keten om մ lijf en diende zich de hardste kastijdingen
toe. Voorts wijdde ze zich vooral aan de verpleging van zieken en behoeftige.
Haar leven van verzaking en lichamelijke kastijdingen, haar opoffering in de
verzorging van de pestzieken in 1374, in vereniging met wonderwerkingen,
zienersgaven en de macht om de grootste zondaren te bekeren verwierven haar
spoedig een grote kring van aanhangers en leerlingen. Door haar welsprekendheid
wist ze de hardnekkigste zondaars tot bekering te brengen. Pisa en Lucca
behield ze trouw jegens Paus Gregorius XI in 1375. Te Florence probeerde ze in
opdracht van de paus vrede tot stand te brengen, dit lukte haar 2 jaar later.
Ze overreedde paus Gregorius XI om van Avignon naar Rome terug te keren. Bij մ
uitbreken van մ westerse schisma won zij de kardinalen en vorsten voor de zaak
van paus Urbanus VI en onttrok ze Itali aan de tegenpaus. De door haar
biechtvader Raymond van Capua begonnen hervorming van de Dominicaner orde is
aan haar invloed toe te schrijven.
Ze beroemde zich op een onmiddellijke omgang met Christus
die zich aan haar verloofde en zijn hart met het hare had verwisseld, haar zijn
bloed te drinken had gegeven en de littekens van zijn 5 wonden, stigmata, op
haar lichaam had gedrukt. Paus Urbanus VI riep haar in 1378 naar Rome voor
herstelling van de kerkvrede waar ze op de 29ste april 1380 overleed
op 36jarige leeftijd. In 1491 werd ze heilig verklaard. Haar gebeente rust
onder մ hoogaltaar van Sta. Maria Sopra Minerva.
Ze heeft er veel toe bijgedragen dat de naam populair
bleef, ze had een grote invloed op kerkelijk en wereldlijk gebied, in het
bijzonder in de tijd van het Westerse schisma. Is een van de grootste vrouwen
uit de Middeleeuwen. Ondanks haar jonge jaren had ze een grote invloed op de
Kerk, de Paus en de geestelijkheid. Ze wordt
met een kruis afgebeeld, soms ook met haar wonden en vooral aan haar
handen waar soms witte lelies uitgroeien en verlovingsring van Christus. Ze
draagt het witte kleed van haar orde en daarop een doornenkroon. Volgens de
legende bood Christus haar een gouden kroon en doornenkroon aan en liet haar
kiezen. Ze koos voor de laatste en zette die op haar hoofd. Verder wordt ze
afgebeeld met een boek, kruisbeeld, rozenkrans, doodshoofd (ascese) een hart
met kruis of de letter IHS of vlammend hart of een ring in de hand, de H.
Catharina van Alexandrië verscheen aan haar om haar te verloven met Christus of
Christus schoof zelf haar de ring aan de hand. Ook als boetvaardige kluizenares
terwijl ze geknield met blote voeten en naakte rug zichzelf geselt. Ook waar ze
neerknielt voor paus Gregorius XI die hem te drinken geeft. net zoals bij de H.
Ludgardis ruilt ze haar hart met die van Christus, de zogenoemde
hartenwisseling of ruil. Patrones van stervenden, textielhandelaars en
wasvrouwen. Wordt aangeroepen tegen pest en hoofdpijn. Door haar brieven is ze
in de Toscaanse letterkunst beroemd geworden en neemt een plaats in naast Dante
en Petrarca.
Ze kon op eieren zitten en liggen zonder dat ze braken.
Leucojum heet in de buurt van Oberbayern Josephsblume en
Josephstab omdat de bloeitijd op St. Jozef, 19 maart, valt. Maar het bloempje
draagt ook, naar het witte heldere kleed, de naam schnee-katherl. Dit naar de
zuivere Katharina von Siena net als haar zuster, het sneeuwklokje, dat wel
Jungfer Kathl genoemd werd. Daarbij komt dat ook de wijdag van de heilige Katharina,
30 april, nog in haar bloeitijd valt.
Ze wordt afgebeeld met leliën in haar hand.
De bloem op die dag gewijd is de overal verspreide
sleutelbloem Primula elatior.
30 april, St. Forannan,
Fornanan, Florannan:
De Ierse Benedictijner bisschop van Domhnach-Mor, Armagh die zijn droom volgde
en met 12 metgezellen naar België kwam en een klooster stichtte te Waulsort,
bij de rivier Meuse en werd daar abt in 962. Staande op een kruis maken de
monniken met Fornnan de overtocht van Schotland naar Europa. Mogelijk omdat
Otto I het als een Ierse abdij zag waar een Ierse monnik behoort te regeren
zolang als er een nog aanwezig was. Hij trok er zoveel volgelingen aan dat
Forannan gedwongen werd om het erbij gelegen Hastiers abbey te annexeren. Hij introduceerde
de Benedictijner regels in de abdij en is gestorven in 980. Waulsort werd een bedevaartplaats.
30
april, H. Severinus, Severus:
Latijn severus: ‘streng,’ al een Romeinse familienaam, Lucius Septimius
Severus, Romeins keizer 193-211, zo ook Alexander Severus 222-235.
Severinus was de twaalfde bisschop van Napels, 363-409.
Hij staat bekend als wonderdoener. Er wordt verteld dat hij een overledene uit
de dood opwekte om zijn vals beschuldigde vrouw te kunnen verdedigen. Hij is
gestorven rond 409 en begraven op het kerkhof buiten de stad. Later werd hij
overgebracht naar de kerk die naar hem genoemd is. Patroon van de stervenden.
30 april, H. Pius V: Latijn pius: ‘vroom.’ Naam van een
aantal pausen, 9, van wie enigen heilig verklaard zijn.
Paus in 1566-1572 en Dominicaan. Eigenlijk heette hij
Michele Ghisleri en is geboren op 17 januari 1504 te Bosco en was van geringe
afkomst. Op 14jarige leeftijd trad hij toe tot de orde der Dominicanen en in
1528 tot priester gewijd. Hij was in Lombardije met ongemene hardvochtigheid
als inquisiteur werkzaam en werd door Paulus IV tot bisschop van Nepi en Sutri
benoemd en in 1557 tot kardinaal en commissaris generaal der Inquisitie. De 8ste
januari werd hij door de strenge kerkelijke partij tot paus benoemd werd
opvolger van Pius IV. Hij voerde met kracht de hervorming van het Concilie van
Trente door en liet het brevier en het missaal herzien. In 1567 verhief hij de
Thomas van Aquino tot kerkleraar en voerde de gewoonte in dat pausen een wit
gewaad dragen, oorspronkelijk het witte Dominicaanse habijt, zonder de
bijbehorende zwarte mantel. In 1569 benoemde hij een commissie ter herziening
van de tekst van de Vulgata, de officiële Latijnse Bijbelvertaling. Zorgde voor
een zedelijke levenswandel van monniken en geestelijken en vocht met alle
kracht tegen de protestanten, bracht in 1566 de ‘Catechismus Romanus’ in gebruik. Hij
versterkte Philips II in zijn bloedige maatregelen tegen de Nederlanders en
sprak de ban uit over Elisabeth, koningin van Engeland in 1570. Met de
Venetianen en Philips II van Spanje bracht hij een verbond tegen de Turken tot
stand waarvan de zee triomf van Lepanto op 7 oktober 1571 het gevolg werd. Naar
aanleiding van Lepanto riep hij het feest van Maria Overwinning uit, 7 oktober.
Hij overleed de 1ste mei 1572 en werd in 1672 zalig en in 1712 door
Clemens XI heilig verklaard.
Hij wordt afgebeeld in het witte dominicanenhabijt met
tiara en soms een sleutel, op de achtergrond de zeeslag. Zijn belangrijkste
attribuut is een kruis waarvoor hij soms voor zit om Zijn voeten te kussen, dat
naar het verhaal dat die eens vergiftigd waren. Toen hij die eens wilde kussen
bleken ze vochtig te zijn. men droogde dat af met brood en gaf het aan een hond
die het opat en stierf door vergiftiging.
30 april, te Verona 11 mei, te
Augsburg 21 oktober, H. Wolfhard (Gualfard): Germaans wolf: ‘wolf,’ hard: ‘hard, sterk of stevig,’
dus ongeveer, sterk als een wolf.
Wolfhard was een zadelmakers leerling uit Augsburg die in
1097 op zijn ambachtsreis in Verona kwam en bekommerde zich om de armen en
behoeftige. Vervolgens trok hij zich meer dan 20 jaar als kluizenaar terug in
een bos bij Etschtal. 1117 ging hij naar Verona terug en trad in het
Kamalduenser klooster in en leefde verder in een cel. Hij wenste gewoon
behandeld te worden, maar een groot aantal mensen zagen hem als een levende
heilige. Hij overleed op 30 april 1127 te Verona. Op 27 oktober werden zijn relikwieën
naar de Kapucijnerkerk te Augsburg overgedragen en sommigen bleven te Verona.
Patroon van zadelmakers.
30 april, H. Eutropius van
Saintes.
Een Christelijke bisschop te Gaul, Frankrijk, was bisschop
van Saintes en bekeerde de dochter van de gouverneur, H. Stella van Saintes. De
vader werd daarom zeer boos en gaf opdracht om hem te vermoorden en werd door
de Romeinen gemarteld. Hij werd onthoofd waarna H. Stella hem begraven zou
hebben. Hij onderging met zes andere martelaars, als St. Denis of Dionysius van
Parijs, in 308 de marteldood. Hij stierf op een kruis dat echter onmiddellijk
na zijn dood groende, groeide en takken kreeg. Daarom is een groenende twijg
zijn zinnebeeld. Zijn graf te Saintes is een belangrijke halteplaats naar
Santiago de Compostella waar veel wonderen gebeurd zouden zijn.
Hij wordt afgebeeld als bisschop. Wordt aangeroepen tegen
migraine en hoofdpijn, zijn onthoofding, bloedarmoede en waterzucht naar een
woordspeling van zijn naam, Eutropius en hydropsie. Ook van ter dood veroordeelden
omdat door zijn voorspraak een ter onrechte veroordeelde gespaard bleef.
30 april, Sint Willem van Orange,
(Willehalm, Guilhelm of
Guillaume).
Sint Willem van Oranje veroverde rond het jaar 800 het
stadje Orange in de Vaucluse, twintig kilometer ten noorden van Avignon. Willem
(Guilhelm) was leenman van Karel de Grote en tevens de titulaire oer-stamvader
van het huidige vorstengeslacht van het Koninkrijk der Nederlanden. Over de
afkomst van deze legendarische Willem die tot twee keer toe heilig is verklaard
wordt nog altijd getwist door historici. De Amerikaanse geschiedkundige Arthur
Zuckermann beweerde in zijn ‘Jewish Princedom in Feudal France’ uit 1972 dat
Willem van Joodse oorsprong was; overleveringen vertellen dat hij afstamde van
het Huis van David en dat hij tijdens militaire campagnes de sabbat in eren
hield, vloeiend Hebreeuws en Arabisch sprak en zijn wapenschild tooide met de
Leeuw van Juda. Hij bracht de laatste dagen van zijn leven door in een klooster
waar hij volgens Zuckermann werd ingewijd in de hogere leerstukken van de
kabbala, de antieke joodsmystieke leer van de persoonstransformatie.
Na een bezoek aan de relikwieën van Sint Willem van Orange
vertrok Raimbaud II, graaf van Oranje, als leider van de eerste kruistocht van
1096 naar Antakya (het oude Antiochië in Turkije) en Jeruzalem. Keizer Frederik
Barbarossa bracht in 1182 een bezoek aan de relikwien van Sint Willem van
Oranje. Bij deze gelegenheid verleende hij Bertrand I van Baux, die getrouwd
was met een gravin van Orange, het recht zich prins van Orange te noemen. Het
geslacht Baux lieerde met de familie Chalon. Toen Philibert van Chalons in 1530
kinderloos stierf ging de titel prins van Oranje over op de zoon van zijn
zuster Claudia, Ren van Chalon, wiens vader Hendrik III van Nassau (Heer van
Breda) was. Toen Ren in 1544 eveneens kinderloos stierf erfde de oudste zoon
van zijn oom van vaderszijde, Willem de Rijke, graaf van Nassau de titel. Als
Willem de Zwijger zou deze erfgenaam vermaard worden. De relikwieën van Willem
van Orange gingen tijdens de Kartharenstrijd verloren.
De plaatsen Willemsdorp in Zuid Holland, Willemsoord in
Overijssel en Willemstad zijn vernoemd naar een van de latere Oranjekoningen.
Deze titulaire erfgenamen van de heilige Willem van Orange waren allen lid van
de Nederlands Hervormde kerk waardoor het ondenkbaar is dat er naast Sint
Willem van Orange nog andere voorouders van majesteit Beatrix heilig kunnen
worden verklaard.
30 april, de avond;
‘Hooi, hooi en hei je gien strooi
En hei je gien ouwe mande
Dan selle we de meiblis brande
Hekke en stekke en ende pale
Als je niet komt, dan selle we je hale
Boer wil jee dot late staan
Hekke en stekke in ende slaan.’
Dat wordt gezongen op Texel, dan brandt de meierblis
(blissen: vuurtje stoken), in 1952 waren er nog 20 vuren.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/