30 september.
Klik hier voor inleiding
heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of tijdsbepaling,
weerspreuken, bloemen.
30
september, H. Hiëronymus (Sophronius
Eusebius Hironymus, bijgenaamd ‘de Heilige,’ Jeroom, Jeroen): Grieks
hieronumos: ‘met een) heilige naam.’ Eigenlijk Eusebius Hironymus Sophronius.
Hironymus is een van de grootste en geleerdste kerkvaders
geweest.
Geboren ca. 342 (volgens andere 331 of 349) in Dalmatië
(of in Stridon, tussen Steiermark en Hongarije) van christelijke ouders die hem
op jeugdige leeftijd onderrichtte. Ging ca. 354 naar Rome om daar grammatica,
stilistiek, literatuur en retoriek te studeren. In de beginne liet het vrolijke
leven van de hoofdstad hem niet geheel onverschillig, maar weldra helde hij
over tot het Christendom. De catacomben en graven van de martelaars gaven hem
aanleiding tot ernstige overdenkingen, zijn reizen langs de Rijn en in Gallië
brachten hem in aanraking met de verkondigers van het evangelie zodat hij rond
360 te Rome gedoopt werd. Nu legde hij zich op de studie van theologie toe. In
370 sloot hij zich te Venetië aan bij een ascetische kring. Met enig gevaar
maakte hij drie jaar later een pelgrimstocht naar Jeruzalem, de jongelui
meenden dat je alleen in het Heilige Land de ware geest van het geloof
deelachtig kon worden. Na een langdurig oponthoud in Aquileja begaf hij zich in
373 naar Antiochië waar hij door een heftige ziekte overvallen werd, zijn vele
zonden van zijn jeugd met tranen overdacht en waar hij vervolgens in de
nabijgelegen woestijn onder zelfkastijding de wetenschap een 4 jaar beoefende
(volledig Grieks leerde en Hebreeuws) en een kluizenaarsleven leidde. Hier
besloot hij om niet naar Jeruzalem te reizen, maar bij kluizenaars in Chalkis
in het harde boeteleven zijn zonden te boeten. De jonge man zag al gauw dat
vasten en kastijdingen geen schut tegen verleidingen boden die hij ontgaan
wilde, alleen een regelmatige geestige arbeid de zondige gedachten afleidde.
Hij wendde al zijn kracht tot de studie van het Hebreeuws aan. De hoogmoed van
zijn medebroeders dreef hem uit hun gemeenschap. Daarna werd hij tot presbyter
te Antiochië gewijd in 379 door zijn vriend Paulinus en ging naar
Constantinopel om Gregorius van Nazianze en naar Alexandrië om Didymus te horen
en aan zijn Latijn te werken. Te Rome, waar zijn vriend paus Damasus hem
geroepen had, vroeg die hem om de Hebreeuwse en Griekse oertekst van de Heilige
Schrift in het Latijns over te zetten. (Vulgata) Daarnaast trad hij rond 383
als leraar op en wist hij door zijn hoofse manieren, door zijn vroomheid, toegang
te verschaffen tot de huizen van aanzienlijke vrouwen die hij tot het
kluizenaarsleven opwekte. Vooral H. Marcella en H. Paula zijn hier beroemd
geworden door hun vroomheid. Maar dit bezorgde hem veel jaloersheid en
tegenstand. Ontmoedigd verliet hij dan ook Rome, dat vooral na de dood van
Damasus. Hij hoopte tot paus gekozen te worden wat zijn vijanden verhinderden.
Paula en haar dochter Eustochion vergezelde hem in 386 naar Palestina waar ze
met haar rijkdommen een klooster bij Bethlehem stichtte waarin hij tot zijn
dood in 419 of 420 verbleef.
Hij was geen vriend meer van strenge vasten en
kastijdingen: ‘ik heb bemerkt, dat een ezeltje, als het zwak wordt, gemakkelijk
op een zijweg komt’ schreef hij eenmaal naar dit verhaal. Hij leidde bij
Bethlehem een klooster en diende daar 34 jaar ook de wetenschap. Hier voltooide
hij de Vulgata die met verbeteringen, nog geldig is in de Katholieke kerk. Hij
stichtte daar het monnikendom die zich zou bezig houden met wetenschap en
literatuur als hoofdzaak. Hij schreef een hele rits van oud- en
nieuwtestamentische commentaren, waardevolle geschriften van archeologische
inhoud, legenden van heiligen en monniken. Zo heeft hij in zijn
levensbeschrijvingen van Paulus van Thebe en Malchus de eigenlijke vrome roman
gegrondvest. Daarnaast maakte hij theologische strijdstukken wat tot
gewelddadigheden leidde en hij zelfs tot ketter bestempeld werd.
In de middeleeuwen werd hij populair als heilige. Hij
wordt meestal als halfnaakte grijsaard met kale schedel en lange baard afgebeeld,
vaak in rood kardinaalstenue, hij was geen kardinaal maar onderscheidt zich van
hen door zijn rode gewaad, even vaak als heremiet en boetende bij een grot met
een steen, waarmee hij zich op de borst sloeg als hij door seksuele begeerten
gekweld werd. Op sommige afbeeldingen wordt hij dan ook verleid door een naakte
vrouw of fluistert de duivel hem iets in het oor of wordt hij door engelen
gegeseld. Zijn attributen zijn leeuw, uil, boek en doodskop. Hij had eens een
strompelende leeuw ontmoet en hem de acaciadoorn uit zijn poot getrokken waarom
het dankbare beest hem sindsdien altijd volgde en vele diensten aan hem bewees.
Patroon van houtdraaiers, ook van scholieren, theologen en
alle andere geleerden, hij wordt tegen oogziektes aangeroepen, hij had dan ook
maar een oog..
In een nacht droomde Hiëronymus dat in een klooster aan de
rand van de woestijn er een abt gestorven was en de broeders geen opvolger
vinden kon. Ze hadden boodschappers uitgezonden om hem te zoeken. Hij maakt
zich op om hier gehoor aan te geven. Toen hij voor de poort stond wilden ze hem
er niet inlaten. Deze arme mens in lompen kan toch geen raadgever van de paus,
geen licht der koningen zijn. Toen hem dan toch open gedaan werd kwam het hem
vreemd voor, hun klooster was als een vesting, maar in ieder geval geen
godshuis. Ze verdedigden zich dat ze bescherming tegen wilde dieren nodig
hadden, daar stond plotseling een leeuw midden tussen hen. De broeders wilden
vluchten, maar Hiëronymus hield ze tegen en zei: ‘dat is een vriend die mij gevolgd
is en niemand wat zal doen.’ Dan erkende de twijfelaars dat deze man door God
gezonden was en betuigden hem zijn vaderlijke meesterschap. Hij wordt meestal
met een leeuw afgebeeld.
De bloem die met zijn dag verbonden is, is een Amaryllis
soort, Amaryllis aurea, Sprekelia, uit Peru. De Russische zeekool Crambe
tatarica heet wel Hieronymuswurz.
30 september: H. Otto (Otto von Mistelbach): Germaans od: ‘erfgoed.’
Otto was bisschop van Bamberg en apostel van Pommeren. Hij
is geboren rond 1062 of 1063 uit Swabische adel. Hij vertoefde eerst aan het
hof van de Poolse hertog Wlasislaw en kwam ca 1090 in dienst van keizer Hendrik
IV. In 1082 trouwde hij met Judith, zuster van keizer Hendrik IV en Poolse
hertog Wlasislaw. In 1091 werd hij aan het hof van Hendrik IV geroepen en werd
zijn kanselier en leidde de bouw van de dom te Speyer. In 1102 werd hij door de
keizer tot achtste bisschop van Bamberg benoemd. Hij leidde een zeer streng
apostolisch leven, maar als het nodig was wist hij ook door een vorstelijk
optreden indruk te maken. Hij werkte zeer hard voor zijn diocese. Liet de dom
van Bamberg voltooien die in 1081 verbrand was, in 1109 wijdde hij de Bamberger
Sant Jakobs Kirche, stichtte veel nieuwe kerken en steunde de vestiging van
ruim 20 kloosters waaronder het stift Arnoldstein. Vooral van belang was zijn
missiewerk in Pommeren en werd door hertog Boleslwa III van Polen geroepen, hij
wist door zijn persoonlijkheid talloze mensen te bekeren. Dat deed hij niet met
geweld zoals andere missionarissen, hij liet de heilige boom in Stettin staan.
Hij doopte ruim 22 000 mensen. De opnieuw uitgebroken investituurstrijd tussen
keizer en paus stond hij voor de keizer. Daarop werd hij in 1118 in de synode
van Fritzlar door de pauselijke partij onder aanvoering van de legaat van de
kardinalen, Kuno van Praeneste, van zijn ambt ontheven.
Zijn levensgeschiedenis werd door 3 monniken beschreven.
Hij overleed de 30ste juni 1139 te Bamberg en werd in 1189 heilig
verklaard. Zijn feestdag valt op de 2de juli, in bisdom Bamberg op
30 september. Zijn graf is in de Bamberger Benedictijnerabdij Michaelsberg die
hij in de jaren 1117 tot 1121 na een aardbeving vernieuwen liet. Onder de
grafplaats van 1340 bevindt zich een kruipruimte en wie daar doorgaat is van
rugpijnen bevrijd.
Bij de Pommeren vond Otto I, toen hij hen in 1124 tot het
geloof bekeerde, een bijzonder groot en vet zwart paard dat het hele jaar geen
werk deed en zo heilig was dat niemand het mocht berijden. Bij nadering van
oorlog of bij een rooftocht werden er 9 lansen op zekere afstand neergelegd.
Het paard, gedekt en getoomd, werd er door de priester overheen geleid. Als het
paard niet aan de poten gewond werd en de lansen niet door elkaar liepen, dan
was dat een goed teken. De Pommeren trokken nu op, anders bleven ze thuis.
30 september, H. Victor: Latijn victor: ‘overwinnaar.’
Victoria, de Romeinse godin van de overwinning, Grieks nike.
Martelaar in Zwitserland met Ursus. Naar de legende
behoorden ze tot het Thebaische legioen die echter van Agaunum (nu Saint
Maurice) naar Solothurn ontwijken konden en daar door keizer Maximilianus
berecht werden. Sinds 5/6de eeuw zijn ze vooral in Zwitserland veel
vereerd.
30
September, Honorius, bisschop van Canterbury, 627, die gestorven is in 653,
feestdag 30 september.
Hij was Romein
van geboorte en is waarschijnlijk gekozen door Gregorius de Grote om Engeland
te evangeliseren, hoewel het er meer op lijkt dat hij lid was van het tweede
deel missionarissen die gezonden werd, gezonden in 601. In 627 werd hij
gekroond tot aartsbisschop door Paulinus van York te Lincoln. Toen Paulinus na
de dood van koning Edwin van Northumbria vluchtte vanwege de storm die over de
kerk van Northumbria losbarstte werd hij door Honorius ontvangen. Hij
consolideerde zijn werk door St. Felix naar Engeland te sturen, naar Dunwich,
en benoemde hem waarschijnlijk als eerste bisschop van East Anglia. Overleden
op 30 september 653.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/