4 juli.
Klik hier voor
inleiding heiligen met relikwieën, biecht, aflaat, chrisma, era of
tijdsbepaling, weerspreuken, bloemen.
4 juli, Sint
Maarten in de zomer. Hoogst waarschijnlijk is deze benaming aan Sint
Maarten in de winter afgeleid. Ook ‘arme Marten.’ Dit ter gedachtenis aan het
vervoeren van het lichaam van de bisschop naar Tours, dat zou al in de 10de
eeuw gevierd zijn en uit de tijd van Radboud stammen. Overbrenging van de Relikwieën van de H. Martinus. Ze werden
gebracht naar de St. Maartenskerk te Utrecht, de Sint Martinusprocessie: Via
dezelfde weg werd ieder jaar op 4 juli een bidweg in Geul gehouden ter
herinnering aan de overbrenging van de relikwien van
de patroonheilige naar de parochiekerk.
4 juli, H. Oda (Odo) de Goede, the Good of the
Severe (ook: Oda
de Goede, Oda de Strenge: Germaans od: ‘erfgoed,’
Odo is geboren ca 875 als zoon van
Deense ouders, gedoopt aan het hof van koning Alfred en voor priester opgeleid.
Ca 925 was hij bisschop van Ramesbury (Sherborne), in 942 volgde hij Wulfhelm op als aartsbisschop
van Canterbury. Hij zou met koning Athelstan in de
slag van Brunanburgh gevochten hebben in 937, arrangeerde een
wapenstilstand tussen Olaf I Guthfrithson, koning van
Dublin en York, met Edmund I, koning van Engeland. Hij had een grote invloed op
koning Edwy die hij kroonde in 956. Hij is gestorven
rond 958.
4 juli, H. Ulrich van Augsburg: (Udalricus,
Oldrik, Uldrik of Ulric)
Germaans odel, ol, ul: ‘bodem, erfgrond,’ rik: ‘machtig,’ dus ongeveer,
machtig door zijn erfgrond.
Ulrich
is in 890 te Augsburg, als zoon van Hupald, uit het
geslacht van de latere graven van Dillingen geboren.
Hij werd opgeleid in de kloosterschool van Sankt Gallen. Aanvankelijk voelde
hij geen neiging tot de geestelijke stand, maar in 923 werd hij door koning
Hendrik de Vogelaar benoemd tot bisschop van Augsburg. Hij had niet alleen op
geestelijk gebied grote invloed, maar hij verdedigde de stad ook tegen de
Hongaren wat een grote steun was voor Otto I. Daarom liet Ulrich de houten
verdedigingswallen in 926 vervangen door een stadsmuur en had in 955 een groot
aandeel in de slag op het Lechveld waarbij de Hongaren werden verslagen. Hij
werd na zijn dood op 4 juli 973 begraven in de Afra kerk te Augsburg, later Ulrichskirche genoemd. De verering verspreidde zich
spoedig, hij werd in 993 al heilig verklaard. Tal van kerken werden aan hem
gewijd, vooral veel bronnen, oorspronkelijke doopbronnen uit de eerste
christentijd werden Ulrichsbronnen (Ullerbronne). De staf van de H. Ulrich werd uit Augsburg
gehaald en met goed gevolg om de akkers gedragen. Aarde uit het graf van die
heilige vernietigt ook muizen.
Hij
wordt als bisschop afgebeeld en soms te paard vanwege zijn gevechten tegen de
Hongaren. Staande heeft hij een boek vast met een vis erop. Dat is het symbool
van matigheid en hij zou een keer een stuk vlees in vis veranderd hebben toen
een ongelovige het vasten belachelijk maakte. Soms heeft hij een rat bij zich.
(De grond van zijn graf zou een rattenplaag hebben verijdeld). Ook is er
regelmatig een bedelaar naast hem te zien aan wie hij een hele mantel schenkt
(het verschil met St. Maarten), af en toe heeft hij een engel met een kromstaf
en een kelk (een engel kwam eens de kelk brengen toen hij op extreem hoge
leeftijd de mis wilde opdragen). Soms draagt hij een miskazuifel onder zijn
bisschopskleding. Patroonheilige voor vissers, wevers en wijnbouwers, wordt
tegen ratten en muizenplagen aangeroepen, koorts en andere ziektes.
4 juli, H. Procopius van Sazave (Prokop
of van Bohemen): Grieks
prokope: ‘vooruitgang, vordering’ Naam van
verschillende heiligen.
Procopius is geboren in Chotoun in 982 bij Bohemen en studeerde te Praag. Na zijn
priesterwijding werd hij monnik en stichtte in 1023 het klooster Sazava waarvan hij abt werd.
De
heilige Procopius was n van de oprichters van het
klooster aan de Szava, waarin tot de verdrijving der
monniken in 1097 de Slavische liturgie, een erfenis van de ‘slavenapostelen,’ Cyrillus en Methodius, bewaard bleef. Na St. Wenceslaus is
hij de schutspatroon van Bohemen, samenhangend met het feit dat hij in legenden
wordt getekend als de verdediger van het Tsjechische element tegen vreemde
invloeden. Hij is gestorven op 25 maart 1053, gecanoniseerd door paus
Innocentius III in 1204.
In het
dorp Mukow ziet men een grote linde. Het volk vertelt
dat hier Procobius zijn wandelstok in de grond stak
en dat de staf dadelijk begon te groeien en te bloeien.
Hij
wordt afgebeeld met de duivel die voor hem ploegt, als een abt met boek en discipline
en de duivel aan zijn voeten, symbool van heidendom, of die voor hem ploegt,
met een hert naast hem omdat die bescherming bij hem zocht tijdens een
jachtpartij van de vorst Oldrich. Toen die hem wat te
drinken vroeg veranderde het water in de beker in wijn. Verder met St.
Adelbert, Ludmilla en Vitus, (patroons van Praag) of
als kluizenaar met een doodshoofd en een gordel van bladeren. Patroon van wijnbouwers, boeren, en mijnwerkers, in die
buurt werd later mijnbouw bedreven.
4 juli, Bertha de Heilige;
bertha betekent de schitterende, de prachtige.
Ze was
de dochter van Charibert van Parijs, koning der
Franken, en Ingoberga. Ze bekeerde rond 560 haar
gemaal, koning Ethelbert van Kent tot het christendom
en bevorderde daardoor de verbreiding hiervan onder de Angelsaksen, herstelde
een christelijke kerk in Canterbury en wijdde hem aan Sint
Maarten. Ze steunde de H. Augustinus bij zijn zendingswerk.
Een
andere Bertha was een beroemde. Bertha of Bertrada van Laon was de dochter van graaf Charibert van Laon, gemalin van Pepijn de Korte en de
legendarische moeder van Karel de Grote. Ze is geboren in 720 te Laon, Aisne,
overleden op 2 juli 783 te Choisy Au Bac. In de Karolingische sagen wordt ze vereenzelvigd met
de oud-Germaanse godin Bertha of Berchta en wordt ze
veelal Bertha met de grote voet genoemd, ‘Bertha au grand pied,
Bertrada ‘groadfoot, ‘Berte metten breden voeten, Bertrada met de grote voeten’. die haar, naar men zegt, gegeven
werd omdat haar ene voet groter was dan de andere. Meestal wordt dit ook in
verband gebracht met het linnen weven. Zij is het die een rol speelt in de
Frankische ridderroman Floris ende Blancefloer en in Adenet le Roi
Berte aus grans pis.
Er is
een legende in Bourgogne die als volgt gaat; Er was een huwelijk geregeld
tussen Pepijn de Korte en Bertrada van Laon. Echter,
toen Pepijn zijn bruid op kwam halen, heeft haar zus zich voorgedaan als Bertrada en heeft Pepijn de zus meegenomen. De vader van Bertrada, niet wetend wat aan te vangen met zijn
achtergebleven dochter met die lelijke voeten, heeft daarop Bertrada
verstoten. Na verschillende omzwervingen is Bertrada
in het dorpje Aloxe-Corton terechtgekomen en
liefdevol opgevangen door de plaatselijke (wijn)boeren. Na verloop van tijd
kwam Pepijn achter het verraad van de zus en heeft hij zijn ridders Europa
ingestuurd om zijn echte vrouw te vinden. De ridders hebben haar in Aloxe-Corton gevonden en meegenomen naar Pepijn. Ze leefden
nog lang en gelukkig en kregen kinderen waaronder de toekomstige keizer Karel
de Grote (Charlemagne). Die heeft als dank een stuk
grond gekocht bij Aloxe-Corton en aan de plaatselijke
boeren geschonken. Van dit perceel komt sindsdien een van de beste witte wijnen
ter wereld, de Corton Charlemagne.
Een
andere legende is die van Floris en Blancefloer.
Floris, de zoon van een islamitische koning in Spanje en Blancefloer,
de dochter van een buitgemaakte christelijke gravin, groeiden samen op, en
waren al voor hun vijfde smoorverliefd. Floris vader was hier niet zo blij mee
en wilde Blancefloer vermoorden. De koningin vond dit
gelukkig te ver gaan en bedacht een ander plan. Floris moest naar een andere
school, ver weg om daar tussen andere meisjes geplaatst te worden. Hem werd
beloofd dat Blancefloer later zou volgen. Blancefloer werd als slavin aan een Emir uit Babylon
verkocht. De koning en koningin richtten een praalgraf voor haar op en
vertelden Floris dat Blancefloer dood was gegaan. Als
Floris dat hoort besluit hij zelfmoord te plegen. Zijn moeder vertelt hem de
waarheid en Floris gaat Blancefloer zoeken. Uiteraard
vindt hij haar, en ze vertrekken (na enkele moeilijkheden) weer naar Spanje. Ze
trouwen, en krijgen een dochter: Bertrada.
4 juli, H. Elisabeth van Portugal (Isabel, Isabel van Aragon)
Ze is geboren te Zaragoza in 1271,
dochter van koning Pedro III van Aragon en diens vrouw Constantia van Sicili (1249-1302). Op 24 juni 1282 trouwde Isabel met
koning Dionysius van Portugal. Terwijl Isabel vanaf haar jeugd zeer devoot was
stond haar man bekend als gewelddadig, ontrouw en een man met weinig principes.
Ze had een dochter Constance die later huwde met Ferdinand IV van Castilië en
een zoon Alfons, later Alfons IV van Portugal. Isabel trachtte tijdens haar
regering het bestaan van de armen en de zieken te verbeteren en richtte daartoe
gratis scholen, weeshuizen, en ziekenhuizen op. Daarnaast liet zij kloosters
bouwen. Ondanks zijn ruwe karakter kon de koning toch bewondering opbrengen
voor het werk van Isabel en werden haar projecten uit de staatskas
gefinancierd. In 1325 overleed de koning en Isabel trok zich vervolgens terug in
een Clarissenklooster in Santarm dat zij zelf had
gesticht. De koningin reisde daartoe naar Santiago de Compostella waar ze de
bisschop haar kroon overhandigde en van hem het habijt ontving. Na haar
toetreding tot de kloosterorde moest zij zich nogmaals met de politiek van het
land bemoeien toen haar zoon, Alfons IV in conflict kwam met Alfons XI van
Castilië. Ze reisde daartoe naar het slagveld in Castilië om te bemiddelen. Na
de terugreis werd zij ziek en ze overleed op 4 juli 1336 in het klooster van Santarém.
Elisabeth werd heilig verklaard in 1625 door paus Urbanus VIII.
Ze
wordt als non afgebeeld, maar meestal met koninklijke gewaden met een kroon of
twee kronen in de hand. Meestal heeft ze een wijnvat bij haar omdat ze eens
door gebed water in wijn veranderde. Ook een boek en een roos, zo bewees ze
haar kuisheid aan haar man, kruisbeeld en een bedelaar aan haar voeten.
Patrones van vrouwen met ontrouwe mannen, wordt aangeroepen bij oorlogsdreiging vanwege het conflict van haar zoon of omdat ze ooi een veldslag tussen haar man en haar zoon verhinderde.
4 juli, Wilhelmus II, 41ste bisschop van
Utrecht.
Wilhelmus
Bertholdus komt uit de deftigste adel van Mechelen,
zoon van Walterus V, heer van Mechelen en van Maria van Auvergne die in de
verte verwant was met de hertog van Gelderland. Hij was rechter in het
geestelijke hof en proost van Leuven. Toen hij tegen de Hollanders optrok heeft
hij bisschoppelijke aflaten afgekondigd. Dat leverde veel geld op. Daarna is
hij te Utrecht door misnoegde edelen bij de kop gevat en een jaar lang gevangen gezet omdat hij alles naar de letter onderzocht en
de lenen die volgens zijn oordeel aan de kerk van Utrecht behoorde weer
opeiste. Bij afwezigheid van graaf Johannes heeft hij het slot Muiden veroverd,
dat van Wijdenes tot overgave gedwongen en de stad Medemblik met groot geweld
aangetast. Daarna is hij naar Rome gegaan om zijn bisschop ambt over te geven
wat de paus afsloeg en wees hem tot bisschop van Munster die hem de helpende
hand zou bieden. Daardoor kwam hij later
met een vrij groot leger te Utrecht waarover en weer een grote slachting plaats
vond, hij begon al wat te winnen. De vijanden werden ondertussen versterkt en
toen Wilhelmus voor de derde keer met grote dapperheid op hen indrong werd hij
met een degen door zijn lijf doodgestoken op 4 juli 1301 op een plaats genoemd
Hoogewoerd. Zijn lichaam bleef een tijdje onbegraven, door de broeders van St.
Jans orde van Jeruzalem in hun kerk gebracht, later in de dom in een stenen
graf gelegd.
De
bruine daglelie is hen toegewijd Hemerocallis fulva, ook de Martagonslelie,
Lilium martagon, de alant, Inula helenium, het vingerhoedskruid en het gewone
bermklokje Campanula rapunculus.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en
: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/