Familienamen

Over Familienamen

Geslachtsnamen en achternamen, voornamen, naamverklaring, etymologie, genealogie.

Uit; https://archive.org/details/denederlandscheg00wink Uit; http://namenplaza.nl/betekenisnamen/betekenis-achternamen/ Uit; http://wwerkwoordvanbritsom.com/library/WZF-Debrabandere.pdf Uit; Nederlandse familienamenbank.

Uit; http://belgian-surnames-origin-meaning.skynetblogs.be/archive/2012/11/index.html

uit http://home.scarlet.be/~tsd22610/Fpage100.htm Het grootste deel van de onderstaande info is een selectie uit: Woordenboek van de familienamen in Belgie en Noord-Frankrijk (grondig herziene en vermeerderde uitgave) (Dr. Frans Debrabandere- L. J. Veen / Het Taalfonds 2003). Het grootste (namen) deel van de vondelingenbijdrage is ontleend aan: Vondelingen en hun naamgeving door L. Man, uitg. Instituut voor Naam kunde Leuven. Alleen zijn de afkortingen aangepast en de verwijzingen naar schrijvers verwijderd.

Uit; http://www.gutenberg.org/ebooks/36077?msg=welcome_stranger, De Nederlandsche Geslachtsnamen in Oorsprong, Geschiedenis en Beteekenis by Winkler.

Het is vrij eenvoudig. Er zijn maar enkele mogelijkheden. 1. Afkomstig van een plaats, plaatsnaam, dan meestal met ‘Van’. 2. Naam naar het beroep. 3. Of bijnaam naar het beroep of een eigenschap. 4. Naar een heiligennaam of Germaanse voornaam, moeders-, vadersnaam. In 1811 moeten de bewoners verplicht een achternaam aannemen. Bijvoorbeeld; Durik Jans, geboren in 1738 in Beets, trouwt in 1763 met Grietje Haijes. Ze wonen op de boerderij Bethelehem in Beetsterzwaag. Op 16 december 1811 nemen ze officieel de achternaam Bethlehem aan. Al eerder waren er achternamen. Als er twee mannen waren die beide Hendrik heetten werden die genoemd om ze te onderscheiden naar de vader als Hendrik Willemszoon en de ander Hendrik Frederikszoon. ‘Ewout, die een zoon van Hugo was, noemde zich Ewout Huygenzoon, ter onderscheiding van eenen anderen Ewout, wiens vader Rykaert heette, en die zich dus Ewout Rykertszoon noemde. In het dagelijkse leven, door de vele gebruiken, sleet dit woord zoon (oudtijds soon, soen en seune) weldra af tot sen (Rykertsen, Evertszen), of ook tot se (Evertse, Albertse). Of ook, men liet het woord zoon geheel achterwege, en zette den vadersnaam eenvoudig in den tweede naamval (Huygen, Rykaerts); daar was dan zoon onder verstaan. Een andere, onder de Germaansche volken nog oudere vorm om van mansnamen, van de vouwnamen of enkele namen der vaders, toenamen voor de kinderen af te leiden, bestond hierin dat men den lettergreep ing achter den oorspronkelijke mansnaam plaatste. Hugo, de zoon van Bartel (Barthold), noemde zich Hugo Barteling en omgekeerd, Bartel, wiens vader Hugo heette, noemde zich Bartel Hugink. Zo komt van den mansnaam Bruno de toenaam Bruning; van Nolt, een afgesleten vorm van de volle naam Arnold of Aarnout, komt Nolting; van Albert komt Alberdingk, van Wolter komt Woltringh, enz. Dit ing betekent dan: zoon of nakomeling van de persoon, achter wiens eigennaam het geplaatst werd; b. v. Wolfert, die een zoon van Benno was, noemde zich Wolfert Benning. In Friese streken ook als inga als Benninga, Bollinga, Poppinga in oorsprong volkomen overeen met Benning en Bennink, met Bolling en Bollynck, met Popping, Poppinge en Poppink. Maar bij sommige Nederlandse stammen, vooral bij de Saksen in Twente en in de graafschap Zutphen (evenals in de aangrenzende gouwen van Westfalen) wordt dit ing als ink uitgesproken, en dus ook zo geschreven. Vandaar de hedendaagse geslachtsnamen in die streken, Bennink, Hilverdink, Ottink. Elders in Nederland, vooral in West-Vlaanderen, spreekt men dit ink alsչnk uit, met lange i, en schrijft dan gewoonlik ynck; van daar de West Vlaamse patroniem Gellynck, Cnapelynck, Hallynck, enz. Andere afwijkende vormen waarin we het oorspronkelijke ing in hedendaagse geslachtsnamen geschreven vinden, zijn nog ingk, ingh, inghe, inge, eng, ung, ong, enz. Ook komt het wel in versleten form, als ig en ik voor. Heette een man Albert, zijn zoon Hendrik noemde zich Hendrik Albertszoon, zijn dochter Brechta werd Brechtje Albertsdochter genoemd. Albertszoon werd al gauw tot lbertsen versleten of Alberts. A. Van, der Aa, Vera, Veraa, van de Ra, van (der) Ha. 1. Familienaam uit de waternaam Aa of A; water. Deze naam werd voor veel kleine waterloopjes gebruikt. 2. Plaatsnaam Aa, gehucht bij Anderlecht. Aachen: Duitsland, plaatsnaam Aken. Aafjes, Haafkens. Moedersnaam, verkleinvorm van Germaanse voornaam Ava. Aal, Ael. Verraleweck, is van der Alewijk. Beroepsnaam. Frans anguille. Aal, van van Ael, van den Adel. Plaatsnaam Aarle, uitspraak Aal. Aalbers, Aalberse, Aalberts, Aelbers, Aelberse, Aalbrecht, Aalbrechtse, Aalbregtse, Albrecht, Albrechts, Aalbersberg, Aulbers. Vadersnaam van de voornaam A(a)lbert, met een s verbuiging; van Aalbertszoon. Aalderink, (van) Aalderinks, Eelderink, Aellerinck. Van Alardink, van de persoon Alard; Van Adelhard, van Alard en de zijnen. Naam van verschillende boerderijen in het oosten van het land als te Laren, Zelhem, Hertme en Breklenkamp, de havezate Den Alerdinck, gemeente Heino, heet wel Aalderink. Aalders, Allders, Allder, Alder, Alders, Alderse, Alderson, Aldersons, Olders, Oolders. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Aalderd, uit adel-hard. Aalst, van Alst, van Aelst, van Haelst, van Halst. Mogelijk een vorm van alsem, Artemisia. 1. Plaatsnaam Aalst, Overijssel. 2. Plaatsnaam Aalst, (Noord-Brabant, Gelderland) 3. Plaatsnaam Aalst (Limburg). Aalten (van), van Aelten, van Alten, (van) Naelten. 1. Naam uit de plaatsnaam Aalten (Gelderland). 2 Vadersnaam van de Germaanse voornaam Adelwald. Vooral Friese voornaam Aalt. Aandekerk, Aendekerk, Hendekerk. Naar de woonplaats bij een kerk. Aangeveld, Aengeveld. Naar de woonplaats aan het veld. (aan den Veld). Vergelijk Duits Amfeld. Aanholt, van. Plaatsnaam Anholt bij Kleve of in Drenthe. Aannenbergh, aan den Berg. Plaatsnaam. Aantrekker, den. Van Middelnederlands aentrecken; aanlokken, verleiden (krijgsvolk), aanmonsteren. Bijnaam of beroepsnaam. Aap. Bijnaam voor iemand met een gek gezicht of bezitter van een aap of naar een huisnaam. Duits Aff. Ardennen, van, van Ardenen, Hardenne, Dardenne, Dardennes, DՠArdenne, Dardinne, Dardaine. Plaats-, streeknaam Ardennen. Aardema, Aarde, van der, Aartsma. Beroepsnaam voor iemand die met aarde werkt. Aarle, van, Aarle. Plaatsnaam Aarle. 1. Aarle en Aarle-Rixtel in Noord-Brabant (Nederland). 2. A(a)rle in Poppel. Abbenijen, van, van Abbenij, van Abbeny, van Abbenyen, van Habberney. Familienaam uit een niet gelokaliseerde plaatsnaam (Antwerpen?). Begin 18de eeuw komen ook volgende varianten voor: (van) Abberney, Van Habbenije, Halbernack, Van Habbern(e)y. De naam Halbernack zou ook kunnen verwijzen naar afkomst uit het Duitstalig gebied: kortnek. Een soldatennaam? Aaron, Aron, Arons, Arron, Ahron, Aronson, Aronsohn. Vadersnaam, Bijbelse voornaam Aaron. Aarsen, van, van Aerssen, van den Aarssen. Plaatsnaam Arcen, Limburg. Aarts, Aerts, Aert, Haert, Aardse, Aartsen, Aers, Ars, Haars, Hars, Haers, Haerts, Aarssens, Aarssen, Aarsen, Haerssens, Aertssens, Aertsens, Aertzen. Arts, Art, Artz, Harts, Arets, Arretz, Aretz, Arits, Aritz. 1. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Arnoud. 2 of een korte vorm van Alaert. 3. Of een korte vorm van Adriaan. Aertgeerts; zoon van Aaert-Geerts of Arend-Geraart. Abandon, Abandonn. Betekent in de steek gelaten, vondeling. Abatte, Abate. Romaanse vorm uit Latijn abbas; abt. Abbe, Abbes, Abben, Abbens, Abe, Aben, Aeben, Ab, Abs, Aps. Vadersnaam Abb is een bakernaam, uit Oudnederlands Abbo, korte vorm van Albrecht. Ab kan een verfransende Re-interpretatie zijn, maar ook een grafe voor Abb. Abbeel, Abeel, Abeele, Abeels, Abbeel, Abbeels, Van den Abbeelen, Abelle, Abbeel, Abeels, Abeelen, Abelen, Abel, Abele, Abeles, Habel, Abiels, Abiel, Abielle. 1. Bijnaam naar iemands karakter of vorm van de abeel of populier. 2. Zonder ‘van, naar de plaatsnaam Abeel, ten Abele. 3 Vadersnaam naar de Bijbelse voornaam Abel, Abelsma. Abbema, Abma. Vadersnaam. Friese afleiding van Abb. Abbenbroek. Plaatsnaam, Zuid-Holland. Abbenhuys, Abbenhuijs. Mogelijk naar de plaats Abbenhausen in Nederrijn-Saksen. Abbenij, van, Abbenijen, van, van Abbeny, van Abbenyen, van Haberbey. Plaatsnaam. Abbing, Abbink, Abbinck, Abbing, Abbingh, Abbinga. 1. bewoner van een erve Abbing, van de persoon Abbo, Abb of Abbe, 1402 erve Abbingh te Veldwijk, Vorden, ook een te Vreden, Groenlo, 1428 Abbeking, 1627 Abbingh. 2. Plaatsnaam Abbing, verschillende plaatsen te Overijssel en Duitsland. Abbott. Engels voor abt. Abboud. About, Vadersnaam. Germaanse voornaam ad-bald; goed-stoutmoedig, Adabold. Abdoel-Koudouzova. Arabische-Armeense dubbelnaam. Abdoel komt uit het Arabische abd-al: dienaar. K(o)ud(o)u is wellicht een variant van het Armeense Kud(u): ontdekking. De achteruitgang ‘zova’ betekent zoveel als: dochter van. Abeele, van den, van den Abeel, van den Abeelen, van den Abeelle, van Abell, van Abelle, van Abiel, van Abielle, van den Aebeele, van den Aebiele, van den Abbeel, van den Abbeelen, van Abelle, Van Habel. Familienaam uit de plaatsnaam Abeel: het middel Nederlandse Aubeel, Abele (in het Oudfrans Albel, Aubel) betekent witte boom, ratelpopulier. Abeloos, Abbeloos. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse bakernaam Abb, van Adelbrecht. Abelman, Abelmann. Duitse vadersnaam, afleiding van de Bijbelse voornaam Abel. Abend. Bijnaam. Duits Abend; avond. Abicht. Duits en Engels Habicht; havik, vergelijk Habex. Abkoude, van, Abcouwer. Plaatsnaam Abcoude, Utrecht. Abma, Abbema, Apma, Aben. Vadersnaam Ab, Friese uitgang –ma. Abrahams, Abrahamse, Abrahamsen, Abrans, Abraham, Abrams, Abram, Abrahamsz, Braam, Braems. Vadernaams, met –s is Abrahamszoon, Hebreeuwse naam Abraham. Zo ook Abramsohn, Abrama, Abram, Abrami, Abramo, Abrahamovic, Abrahamovics, Abrahamovits, Abrahamovicz, Abramawicz, Abramawitch, Abramovici, Abramavicz, Abramavitch, Abramow, Abramowicz, Abramowitsch, Abramowich, Abramowitz, Abramowski, Abramska, Abramski, Abramczyk, Abramzyk, Abrahamson. Abrard, Abrar. Vadersnaam, vorm van Ebrard. Abras. Franse bijnaam au Bras; met de arm. Abrath. Duitse plaatsnaam Aprath in Wulfrath. Absalon, Absalonne. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Absalon en ook martelaars de Cesare en Cappadocie. Abshoff. Plaatsnaam Abshof in Wipperfrth. Absil, Absile, Absil, Absilis, Absillis, Apsillis, Apsel. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Absildis. Absin. Wellicht uit de plaatsnaam Ampsin, Luxemburg. Abspoel. Plaatsnaam Ab(t)spoel bij Oegstgeest, Zuid-Holland en Egmond, Noord-Holland. Abt, Abts, Abs, Apt, Apte, Apts, Aps, den Abt. Bijnaam naar een abt in een mysteriespel of naar een of ander dienstverband met een kloosterabt. Vergelijk Cardinaels, de Bisschop, de Meuni(n)ck, De Pape. Ook een huisnaam kan eraan ten grondslag liggen. Achahbar, Akbar. Arabische naam met als betekenis: de grootste. Act, Acht. 1 afleiding van Haacht. 2 afleiding van Ad (Ak) of van Grieks Achats; trouwe compagnon. Acacia. 1. Naam naar de boom, 2. Van Latijn Sint Achatius, vergelijk Duits Achatz, Achaz. Acampo. Palma Campo; in de armen van de gemeenschap. Achter, (van), van Hachter, an Hacter, van Achter, van Acter, van Achteren, Verachter, Verachtert, Veraghtert. Deze naam verwijst naar een woonplaats achter of aan de overkant van een bepaalde plaats. Of naar plaatsnamen die dezelfde oorsprong hebben. Komt nogal eens voor. Ackaert, Accaert, Acar, Accard, Accart, Acart, Acquaert, Achar, Achard, Archard, Archart, Hackaert, Hackars, Hacquart, Hacquaert, Hackard, Hacat, Hacart, Hachard, Hacard, Haccart, Hachat, Hacha. Vadersnaam uit agi-hard; hoek, zwaarad-sterk. Aghardus, Achardus. Acarin, Accarain, Accarin. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam agi-hari; zwaarad-leger. Accou, Accoe, Acoe, Ackou, Acou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-wulf; scherp van het zwaarad-wolf, Agulfus, Acculfus. Achel, van, van Aggel, van Aggelen, van Eggel, van Eggelen. Plaatsnaam Achel, Limburg. Achelman. Afleiding van Van Achel, Achenbach, plaatsnaam in Siegen en Breidenhach. Achen, Achenne. Plaatsnaam Achne. Acher, Ach, Ache: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-hari; hoek, zwaarad- leger: Agihar(ius), Acharius. Achille, Achile. Vadersnaam. Griekse voornaam Achilles. Achkroune. Uithangbord Limburg, acht kronen. Achslogh. Bijnaam, Duits Arschloch; aarsgat. Acht, van, van Agt, van Acht, van Achte. Plaatsnaam Acht, Noord-Brabant of bij Koblenz. Achte, van, Achten van, van Agten. Plaatsnaam Achtene in Oostakker, Overijssel. Achter, van, van Hachter, van Hacter, van Acther, van Acter, van Achteren, Verachter, Verachters, Veraghtert. Verwijst naar een woonplaats achter of aan de overkant van een bepaalde plaats. Achterberg, Achterbergh, van, Achterburgh: Plaatsnaam Achterberg in Bentheim (Nedersaksen), Rhenen (Utrecht), bij Kempen (Nederlands Limburg) en in Dongen, (Noord-Brabant). Berg- en burg- namen werden vaak verward. Achterdenbosch. Plaatsnaam Achter den Bos in Vollezele, Vlaams-Brabant. Achtergaal, Achtergaele, Actergal. Bijnaam van nachtegaal. Acke, ackx, Acx: Spelling voor Hacke. 1. Beroepsnaam naar de hak, de bijl. Beroepsbijnaam voor een houthakker. 2. Vadersnaam. Hakke, van Hanke, afgeleid van Johannes. Ackeleyen, van, van Ackeleijen, van Acoleyen, van Acoleyn, Acoleijen, Accolay, Acolijen, Acolyen, van Acooleyen, van Accoleyn, Accolyen, van Akoleyen, Akoleijen, van Aroleyen, van Akelijen, van Akelije, Akelye, Akelijen, van Akeleyn, Akeleyen, Arcolie, Arcoly, Arcoulin, Haeckeleue, Haekelaeye, Hakelye, Hercolier, Hercoliers, Ockeley, Ockeleij, Okeley, Occolay. Familienaam naar de plaatsnaam Ackeleye, Acoleye, Accolay (naar akelei: groeiplaats). Ackema. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse bakernaam Akke. Vergelijk Hacken. Acker, van, van Acker, Ackers, Akkers, Akre, Acqaire, van Ackere, van Acker, van (den) Akker, van den Acker, van den Ack, (van den) Aker, van Ackre, Vanackre. Familienaam uit de wijdverspreide plaatsnaam (ten) Acker, Akker: veld, akkerland. Ackerbroek, van, den. Plaatsnaam moerassig land, Overpelt, Limburg, Mazenzele, Vlaams-Brabant, Schilde, Antwerpen. Ackerman, Ackermans, Achermann, Akkerman, Akkermans, Akkermann, Ackkermans, Akerman, Acreman, Acmann. Afleiding van Van Acker of beroepsnaam van de akkerman, landbouwer. Ackermeier is de Duitse beroepsnaam van de akkerboer. Ackerstaff: Plaatsnaam Ackerstaff bij Bentheim (Nedersaksen). Ackerveken, van den, van den Akkerveken. Plaatsnaam Akkerveken; sluitboom aan een akker, in Wuustwezel, Antwerpen, vergelijk Valvekens. Acolty. Klankverandering van Waals akott; knoeier, beunhaas. Adam, Adams, Adamse, Adan, Adans, Adant, Adaams, Addams, Adoms, Addons, Adons, Adamsons, Adamson, Adamy, Adami, Adamo, Adan, Adang, Adank, Adant, Adans, Adem, Adems, Adama, Adema, Aden, Adens, D’Adam, Adatnski, Adatnska, Adamsa, Adamus, Adamuz, Adamini, Adamoli, Adamko, Adamku, Adamek, Adamiec, Adamiak, Adamcazk, Adamczak, Adamczijk, Adamczyk, Adamzyck, Adamietz, Adamitz, Adamowicz, Adamkiewicz, Adamkewicz, Adamowski, Adamczwski, Adamczewska, Adamszewski: De vormen met n zijn Frans, omdat Frans -am/-an/-en homofoon zijn: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Adam. Addisson, Addison. Engelse vadersnaam, zoon van Addy, afleiding van de voornaam Adam of Germaanse voornaam Ado. Ad. Vadersnaam, spelling voor Adet. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Ado. Adel, (den): Vadersnaam. Korte Germaans adel-naam of verkorting van bijvoorbeeld Adelbrecht. Het lidwoord den is vermoedelijk secundair. Adelaar, Adelaars, Adelaere: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam athal-hari ‘edel, edel –leger.’ Adalarius. Maar –aaren –aarad-namen werden vaak verward, zodat Adelaar wel een variant kan zijn van Alaard; Adelaard, Adelhard. 2. De naam kan eventueel een bijnaam zijn naar de adelaar of arend, of naar een uithangbord. Zie Adler. Addoms, Adons. Vadersnaam, variant van Adoms. Adeline, Adline. Vrouwelijke vorm van een Germaanse voornaam Adelina. Adelot. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van een Germaanse adel-naam. Adema: Vadersnaam. Variant van Adama, Friese afleiding van Adam. Of evenwel een -ma-afleiding van de Germaanse voornaam Ado, zoals in Addema, Adding, Addinga. Adenau, Adinau. Waarschijnlijk niet de plaatsnaam Adenau in de Eifel, maar Franse spelling voor Adenot. Adenet, Adnet, Adenot, Adnot, Adanez. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Adam. Ader, Adre, Adre: Duitse vadernaam van Germaanse voornaam ad-hari. Adins, Adyns, Adijns, Adiens, Addink, Addingh, Add-ings: Vadersnaam. 1. Vleivorm van Germaanse voornaam Ad(d)o, bakervorm van een adel-naam. 2. Soms werd de naam gerenterpreteerd als korte vorm van Saladin. Adler, Adeler, Adelaire, Adlaire: Duitse bijnaam naar de huisnaam zum Adler, van de Arend.’ Adlerfligel. Duitse dialectvorm van Adlerflgel: arendsvleugel. Vergelijk Swanenvlgel, Duitse Finkenflugel. Zie ook Vinckevleugel. Admiraal: Bijnaam. Middelnederlands a(d)mirael ‘legerhoofd, vlootvoogd, admiraal.’ Vergelijk Lamoral, Lamiral. Admirant, den: Naar analogie van admiraal gereconstrueerde vorm, van Oudfrans amirant ‘amir, admiraal.’ Vandaar de Belgische familienaam Ladmirant, Lamirand, Lam(m)erant. Adolf, Adolphs, Adolph, Adolphe, Adelphe, Adolphy, Adolfsson, Adelof, Adloff, Alofs, Alouf: Vadersnaam. Germaanse voornaam ad-wulf, Adulfus. Adorff. Plaatsnaam Adorf, verschillende plaatsen in Duitsland. Adorp, van. Familienaam uit de plaatsnaam Adorp: Nederlandstalige naam van Orp-le-Grand en Orp-le-Petit (Waals- Brabant) en Adorp in Groningen. Adou, Addou: Vadersnaam Adoul. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Adolf. Adriaans, Adriaanse, Adriaanssens, Adriaansen, Adriaanses, Adriaansens, Adriaen, Adriaens, Adriaense, Adriaaensen, Adriaenssens, Adriaensen, Adriaansen, Adrieaanse, Adriaensche, Adriance, Adrian, Adrians, Adryan, Adrianij, Adriani, Adriany, Adrienssen, Adrien, Adrin, Adriani, Adriencense, Adrianissen: Vadersnaam. Zoon van Adriaan, de Latijnse heiligennaam Adrianus, die eigenlijk teruggaat op Hadrianus, naar de afkomst uit Hadria. Adriani: Vadersnaam. Afleiding van de Latijnse heiligennaam Adrianus. Adrichem, van: Verdwenen plaats Adrichem ten oosten van Beverwijk (Noord-Holland). 1130-61 a Gozwino filio Ludolfi de Adrichem. Jan Boogaert (1772-1819) verhuisde van De Lier (Zuid-Holland) naar Middelburg. Zijn zoon (1843-1927) trouwde met ene Anna M.E. van Adrichem en hun zoon noemde zich van Adrichem Boogaert. Advocaat, beroepsnaam van de advocaat. Aebi, Aeby. Duitse vadersnaam uit Abo, bakernaam van de Germaanse voornaam Albrecht. Aefferden, van. Plaatsnaam Afferden, Nederlands Limburg, Gelderland. Aegten, Aechten, Aegden, Agten, Aghte, Achte, Achten, Achtien, Aghten, Eichten, Echten, Aagjen, Aagje, Aagtjes (zoon van). Moedersnaam uit de voornaam Agatha. Aelbroeck, van, van Aelbrouck, Aelbroucq, Allebroeck, Allebroek: Plaatsnaam Aalbroek in Papegem, Semmerzake en Zottegem (Oost-Vlaanderen). Aelman, Aalmans, Alman, Allman, Allmann, Allmanns, Haelman, Haelmans, Aleman, Alleman, Allemans, Adelmann, Adelmant, Adelment. 1. Vadersnaam uit een Germaanse adal-naam. 2. Zie ook Alleman. Aelter, Aalter, van Haelter, van Halter, Aelterman, Haelterman, Alterman, Aelderman. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Aalter (Oost-Vlaanderen). 2. Zie ook Haelterman. Aendenboom, (aan den) Boom. Familienaam naar de woonplaats: aan den boom. Aendekerk. Aandekerk, plaatsnaam aan de kerk. Aendenboom. Naar de woonplaats; aan de boom. Vergelijk Duits Ambaum, Amboom. Aendehof, van Andenhove, van Antenhove, van Antenhoven, van Handenhoven, van Handehove. Naar de woonplaats aan een hof, hoeve. Aendenroomer. Huisnaam De Romer. Vergelijk plaatsnaam Am Rmer in Frankfurt an Main. Aengenberg. Naar de woonplaats aan een berg. Aengevoort, aan de Voorde. Naar de woonplaats aan een voorde of doorgang. Aengevaert. Aanpassing en Re-interpretatie van Frans Hangouwart, van Angouwart, de Germaanse voornaam Angoward. Aengeveld, naar de woonplaats aan het veld. Aercke. Vadersnaam uit Aernout of uit Adriaen. Aercke. Vadersnaam. Afleiding van Arnoud of Adriaan, vergelijk Arkens. Aerde, van, Aerden, van, van Aarden: Plaatsnaam Aarden, Frans Ardres (Pas-de-Calais). Aerden van der, van der Aarden, van der Eerde, van der Eerden, Vereerde, van Aerdt, van Aert, van Aart, van Art, van Ard, van Eerdt, van Eert: Plaatsnaam Aard: veld, bouwland, open plaats, kade, aanlegplaats. Aerdewegh, van, van Aerdenveg, van (den) Eerdeweg, Eerdewegh, van den Eertwegh, van Erdeweghe, van den Erdweg: 1. Plaatsnaam, oorspronkelijk straatnaam: aardeweg. Aerden, Aarden, (van) Haerden. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Aernoud waarvan Aard een korte vorm is. Zie daar verder. Aerlebout. Vadersnaam. Germaanse voornaam erl-bald; voornaam man-moedig. Aernout, Aernouts, Aernoudt, Aernoudts, Aernaudts, Aernouts, Aernaut, Aernoodt, Aernout, Aernhoudt, Aernhout, Haerenout, Aerenhouts, Haerenhout, Arnoud, Arnoudt, Arnout, Arnouts, Harnouts, Aarnoudse, Aarnouts, Aarnoutse, Arnhold, Arnaud, Arnau, Arnault, Arnauld, Arnaut, Arnauts, Arnoets, Arnots, Arno, Arnot, Arnott, Arnote, Arnoeyts, Arnoys, Arnoijs, Arnould, Arnoul, Arnoult, Arnou, Arnous, Arnoelx, Arnoux, Arnoe, Arnoes, Arnouat, Arnouw, Arnauw, Ernaux, Ernault, Ernault, Hernaut, Hernaux, Hernay, Arnal, Ernotte, Hernot, Hernotte, Herno, Ernould, Ernoud, Ernoud, Ernout, Ernou, Ernoux, Arnols, Ernult, Erneux, Hernould, Hernoud, Hernoux, Heroes, Hero, Harnould, Arnold, Arnoldi, Arnoldy, Arnolts, Arnolds, Arnolts, Arnolt, Arnoldus, Arnoldussen, Aarens, Haerens, Ahrend, Ahrens, Arend, Arends, Arendt, Arent, Harent, Aerent, Aerents, Aerens, Arents, Arets, Arendsen, Arentz, Arenz, Aarrents, Arndt, Arndts, Ares, Arn, Arntz, Arntzen, Arntzeniusɖadersnaam van de Germaanse voornaam aran-walda; arend-heerser. Aerschot, van (der), van Aerschodt, van Aarschot, van Arschot, van Arscoot, van Asschodt, van Asschot, van Ascot, van Aerchot, d’Archot, Darschotte, Daschotte, Daschot, Arschoot, Arschodt. Familienaam uit de plaatsnaam Aarschot (Vlaams-Brabant). Aertbelin, Aertbelien. Vaders-, moedersnaam. Combinatie van de voornaam Aart en vrouwelijke Belie. Aertenryck, van, Aertenryk, van, van Ertryck, van Etteryck, van Etteryk, Etterijk, Etterijck, Ertryckx, Ertrijckx, Eirtrijckx, van Herterijck, Herteryck, Van Hertreyck, van Hentenryck, van Hentenryk, Hentenrijck, Hentenrijk, van Henterijck, van Hentrijck, van Hentryck, van Henteuryck, Herteryckx. Familienaam uit een gelijknamige (?) plaatsnaam (wellicht in Vlaams-Brabant). Plaats nog onbekend. Aertgeerts, Aertgeets, Aetgeerts, Argeerts, Uytgeerts, Uijtgeerts. Vadersnaam uit een dubbele voornaam Arnoud + Geert. Aert, Aerts, Aarts, Aart, Haert, Aardse, Aartsen, Aarts, Aers, Ars, Haars, Hars, Haerts, Haers, Aarssens, Aarssen, Aarsen, Haerssens, Aertssens, Aertsens, Aertzen, Art, Arts, Harts, Arets, Arretz, Aretz, Arits, Aritz. Vadersnaam: verkorte vorm van de Germaanse voornaam Arnoud. Aertman, Haartmans, Eertman, Eerdmans, Eerdman, Erdman, Erdmans, Erdmann, Ertman, Heerdmann: 1. Vadersnaam, afleiding van Aart, Arnoud. Of een variant van Germaanse voornaam Hartman, Hardeman. 2. Erdmann zou een Duitse voornaam zijn die aan jongens gegeven werd die op een gestorven broertje volgden. Aesbacher. Duitse schbacher, afleiding van de plaatsnaam Eschbach. Aeselood. Provencaals Asloo; beukenbos. Aeyels. Vadersnaam Aeyelts. Voornaam Aaielt, Aailt, Aiold, van Germaans agi-wald. Afanasyev. Russische vadernaam, afleiding van de voornaam Afanasi, van Grieks Athanasios; onsterfelijk. Affelterre. Plaatsnaam Appelterre, Overijssel. Affolter. De plaatsnaam Affoltern komt tweemaal voor in Zwitserland. Afschrift. Petrus Afschrift werd op 12 mei 1834 in Cent gevonden. Alle vondelingen in april-mei 1834 kregen een naam die met een A begon: Aenkomst, Aenwas, Aenval, Aenslag, Afkeer, Aflaat, Afschrift, Alsem. Afslag. Beroepsnaam. Middelnederlands afslach; prijsvermindering, korting, afslag; verkoop van vis, visafslag; laadplaats voor koopwaren. Vergelijk Duits Abschlag. Agard, Agart, Aga, Agas: 1. Romaanse vormen van de Germaanse voornaam agi-hard ‘Zwaarad- sterk’. Aghardus. Agathe. Moedersnaam. Franse vorm em vleivorm van Griekse heilige naam Agatha. Agelink: Vadersnaam. Spelling voor Hagelink. Afleiding van de Germaanse voornaam Hago, Hagen. Agema: Friese vadersnaam., zoals Agama, Aeggema. Afleiding van de Friese voornaam Age, Agge, de eenstammige Germaanse voornaam Ago, van agi ‘Zwaard’. Agathon, Acton, Agatone: Vadersnaam uit Grieks agathos; goed. Agathon is de Franse verbogen vorm van de Latijnse vorm Agatho, naam van een paus uit de 7de eeuw. Agelis. Vadersnaam, vorm van Achelis, Griekse voornaam Achilles. Agesma, vadersnaam, Friese naam Age. Agier, Agie, Ager, Aget, Agez. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ad-ger. Adegarius. Agneessens, Agneesens, Agneese, Agneesen, Agnessens, Agnessens, Agnesse, Anneerssens, Anneesens. Moedersnaam, zoon van Agnes. Zo ook Agnes, Agns, Agniez, Anhes, Annee. Agon. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Ago. Agostini, Agostino. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Latijnse Sint Augustinus. Agten: Moedersnaam, variant van de Vlaamse familienaam Aegten, Aechten, Achten. De Griekse heiligennaam Agatha. Agterberg. Plaatsnaam Achterberg bij Rhenen. Agterhuis: Baar de woonplaats in het achterhuis? Of Re-interpretatie van de plaatsnaam Achthuizen (Zuid-Holland) of de familienaam Akkerhuis? Agsteribbe, Agtseribbe: Re-interpretatie van plaatsnaam Wastrebbe in Deftinge (Oost-Vlaanderen). Agtersoon; mogelijk een kleinzoon. Agthoven, van: Plaatsnaam Achthoven in Zederik (Zuid-Holland), Linschoten en IJsselstein (Utrecht). Agtmaal, van, van Agtmael: Plaatsnaam Achtmaal (Noord-Brabant). Aguillon, Aguilon, Agulhon: Bijnaam, Frans aiguillon: prikkel, angel, stekel, doorn. Bijnaam voor iemand met stekelig, irriterend, tergend karakter. Ahmed, Ahmedi, Ahmad, Ahmetovic. Familienaam uit Islamitische gebieden. Aillet, Allit, Alliet, Ali, Ailliet. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van een Germaanse agil-naam. Ahn. Duits Ahn; grootvader. Aigret, Egret, Oudfrans aigret; triest, pijnlijk. Bijnaam. Aigrisse, Egricce, Egrisse, Egrise: Aigris, Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-rik ‘Zwaarad-heersend’. Agericus. Vergelijk Eggerick. Aiguille: Beroepsnaam van de naaldenmaker. Aillaud: Romaanse vorm van Germaanse voornaam agil-wald; vreselijk-heerser. Agilaldus, Ailaldus. Aillery. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agil-rik; vreselijk-heersend. Aillet, Allit, Alliet, Ali, Ailliet: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse agil-naam, zoals agil-berht, Frans Aillebert. Aimar, Aimart, Eymar, Eymard, Aymard, Haimard: 1. Vadersnaam Aimar, Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-mar ‘Zwaarad-beroemd’. Aimarus. Aim, Aime, Ayme, Haim, Amez, Amer, Ames, Ameys, Ameijs, Hames, Hamet, Hamey, Hamez. Vadersnaam uit het Franse Aim, uit Oudfranse ameit, am, van Latijnse Amatus: de beminde. Ajoux, Oudfrans ajpu, Frans ajonc; gaspeldoorn. Ook plaatsnaam Ajou, Eure, en Ajoux, Ardeche. Aka. Vondelingnaam. Joannes Aka werd op 28 mei 1837 in de Stoelstraat in Antwerpen gevonden. Akda, Acda: De familie is afkomstig uit Zeeland. Vermoedelijk een vreemde verhaspelde naam. Andere spellingen zijn Hacda, Hagda. Aken, van, van Aeken, van Haeken, van Haken, van Hacken, van Acken: 1. Plaatsnaam Aken, Duits Aachen (Noordrijn-Westfalen). De naam Van Aken is hier dus een herinterpretatie van Middelhoogduits, Middennoordduits, maar ook Middelnederlands Nacke. ‘Nek.’ Akerboom, (van den) Akkerboom. Akerboom; eikenboom, plaats met opvallende eikenboom. Akershoek: Plaatsnaam. Middelnederlands akerboom ‘eikenboom.’ Aker, van den, Eker, Haker, of van aker; eikel, zie Akersloot, of naar een oude lengtemaat waar Akersloot beter naar genoemd kan zijn. Akeren, van, van Akkeren, van Ackeren: 1. Plaatsnaam Ekeren (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Les Deux –Acren, (Henegouwen) Akkenaar, Akenaar. Van Aken? Akker, van de(den), van den Aker, (van) Acker, Ackere: Heel verspreide plaatsnaam (ten) Akker ‘akkerland.’ Akkerdaas: Betekenis onduidelijk. Misschien samenstelling van akker en daas ‘aardenvlieg’vergelijk Nederlands akkerhommel, akkerwesp. Akkeren, van: Plaatsnaam Ekeren (provincie Antwerpen). Akkeringa: Fries vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam zoals Ecrebertus, Acroardus, die teruggaat op het Germaanse naamelement agi ‘Zwaard’. Akkerman, Akkermans, Ackermans, Ackerman, Acker, van den, Ackermanns: Afleiding van Van (den) Acker of beroepsnaam van de ackerman ‘Landbouwer’. Akse, Ax, Acksen, Akze Hakse. Aks; bijl, beroepsnaam Aksoy. Turkse vadersnaam uit de gelijkluidende voornaam Aksoy: witte lijn (wat zoveel betekent als: van hoge afstamming) Akst. Beroepsnaam voor een boomhakker, naar de ax of akst. Duits Axt. Alabarbe, Allabarbe. Beroepsnaam Ala barbe; met de baard. Alaerd, Alaerds, Alaerts, Alaert, Alaers, Aelaerts, Alard, Adelhardt, Allaerd, Allaerds, Allaer, Allaerts, Allaertsz, Allaer, Allaere, Allar, Allar, Allard, Allart, Alart, Lallard, Lallart, Allert, Allers, Alers, Aler, Ahlers, Ahlert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-hard: ‘edel-sterk’. Adelhard, Adalard (us). Alain, Allain, Allains, Allin, Alleins, Allein, Alleijn, Alleynsm Alleyn, Allijns, Allijn, Allyns, Allyn, Alyn, Alijn, Alleys, Alanen, Alls, Alles, Allan, Alan, Allen, Alen, Alleleijn, Alleleyn, Allelyn: Vadersnaam. Alanus is de volksnaam van de Alanen, een Sarmatisch ruitervolk, dat in 406 Galli plunderde. Of een Engelse naam, van Bretons-Keltische oorsprong. De naam Al(l)an is in Engeland bekend sinds Willem de Veroveraar (1066). Het was een heel populaire naam in de Brits-Keltische romans. Blijkens –ein, van Frans -ain is de naam bij ons uit het Frans overgenomen. Alais, Allais, Allaeys, Allays, Alls, Alles, All, Alle, Alley, Alle: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Adelheid, Aleit. Alardeau. Allardin, Alardin, Allarding, Allardot, Alardot, Allardos, Alardos. Vleivorm van Germaanse voornaam Adelhard, Alard. Alavoine, Allavoine: Frans lաvoine: met de haver. Beroepsnaam voor haverteler of-koopman. Albada, van. Vadersnaam, Fries Albarda, Albada, Alberda, Albeda, afleiding van Germanse voornaam Albert. Alban, Hauban, Albano, Albani. Vadersnaam. Latijnse heilige Albanus. Albanese. Volksnaam van de Albanees. Albarre, Albart: Frans la barre: met de slagboom. Beroepsnaam van de boomwachter. Alberda: Friese vadersnaam., afgeleid van de voornaam Albert; zie Alberts, Albrecht. Albe. Korte vorm van een Germaanse voornaam Albrecht. Alb, Alleb, Allebe, Allebee: Vadersnaam Albet, van de voornaam Albert. Albertdienst, Alberdienst. Volksetymologische verhaspeling van Alberdijns, vleivorm van Albert. Vergelijk Alberding(k), Alberdissen. Alberg, Albergs, Alberghs, Alenbergh, Alenbergs: Moedersnaam. Germaanse voornaam adel-berg, ‘edel- bescherming,’ Adelberga, Aalberga. Alberts, Albert, Albers, Abels, Aben, Abel, Ebels, Abelsma, Alberti: Vadersnaam. Albert is de geromaniseerde vorm van de Germaanse voornaam Albrecht, Adelbrecht; zie Albrecht. Alberti is de Latijnse afleiding. Soms vereenzelvigd met de Bijbelse Abel; adem, de vergangelijke. Albicher, Albieker: Afkomstig van Albig (Rijnland-Palts). Alblas: Riviernaam Alblas (Zuid-Holland), waarvan Alblasserdam en Alblasserwaard (Zuid-Holland) zijn afgeleid. Ook plaatsnaam Oud-Alblas (Zuid-Holland). Albrecht, Albrechts, Albregt, Albregts, Albrechts, Albrechtse, Albrech, Alberech, Albright, Alebregtse, Ambreck, Ambrek, Albrecq, Aelbrecht, Aelbrechts, Aelbreghts, Aelbregt, Aelbrech, Aalbrecht, Aalbrechtse, Aelbreght, Aalbregtse, Aalbregse, Aelbreghtse, Aelbrecht, Adelbrecht, Haelbrecht, Haelbrechts, Holbrecht, Holbrechts, Olbrecht, Olbrechts, Olberecht, Olberechts, Olbreghts, Olbrich, Olbricht, Olbracht, Olberek, Albert, Alberts, Adelbert, Albracht, Albrecht, AlbregtAlbertz, Albers, Alberti, Albirt, Alboort, Albort, Aalberse, Aalb-berts, Aelberts, Aelbers, Olbert, Olbertz, Alberty, Alberti, Alberto, Alberini, Albertyn, Albertijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam athal-berht ‘edel-schitterend,’ Athalbert, Aelbertus, Adelbertus, Albertus. Albertyn is een knuffelvorm. De vormen met h zijn hypercorrect; die met o zijn vaak door de dialect o-klank van de a te verklaren (zie evenwel ook Olbrechts). Albertema, een geslacht van predikers die hun ambt in Friesland (te Leeuwarden, Groningen en Emden) vervuld hebben, en die hun geslachtsnaam tot Alberthoma verfraaiden. Albert Albertema (dat is: Albert Albertszoon) schreef zijn naam, als dominus: Albertus Alberthoma. Albertsma, vadersnaam Albert. Alboom, Album, Albume. Plaatsnaam Alboom; witte abeel. Albrink: Vadersnaam, afleiding van de Germaanse voornaam Albrecht. Alburg: Moedersnaam, Germaanse voornaam Alburga, Alburgis, van Adalburga. Germaans athal –burg ‘edel –burg.’ Alcide. De stamvader is de vondeling Felix Alcide, in 1813 in Mechelen te vondeling gelegd. Alcides was de bijnaam van Herakles in de Griekse mythologie. Aldenberg: Misschien de Germaans vrouwennaam Aldeberga. Maar berg- en burg-namen werden vaak verward. Er is ook de plaatsnaam Aldenburg (Nedersaksen). Aldegonde, van, Audegond, Audegonde, Audergon: Moedersnaam. Germaanse voornaam adel-gund ‘edel-strijd.’ Adelgundis, Algundis. Aldenhove, Aldenhoven, Aldenhof, Aldenhoff, Aldelhof, Alderhof, Andehofd, Andelhof: Plaatsnaam Aldenhoven, Aldenhof: oud hof. Vergelijk Oudenhove. Plaatsnaam Aldenhoven (Nordrein-Westfalen), in Guigoven (Limburg); Aldenhof in Nijmegen (Gelderland). Aldenkamp. Plaatsnaam bij Hennstedt, Saksen-Anhalt, en tussen Bederkesa en Bremervorde. Alder, Alders, Allder, Olders, Oolders. 1. Noord-Duits voor de oudere, senior. 2. Zie Aalders. Alderlieste, Alderliesten: Ook Alderliefsten komt in Nederland voor, maar weinig frequent. Misschien een vleinaam ‘allerliefste’. Aldershoff: Plaatsnaam. Hof van Alder. Zie Aalders. Alderhout. Plaatsnaam Alderhout, Norad-rein-Westfalen, Altenholz, Saksen-Anhalt. Aldus, Alders, Aalders, Alderden, Allers, Elders, Alderse, Alderden, Aldringa, van Aldringa, Aldrink, Alderding, Aaldrink, Alders, Alderts, Aldertsma, Allertsma, Allerma, Alers, Alerding, Alring, Aldring en Engelse Aldrington. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Aldert, van Fries Aldert, Allert, Allart, Adelhart, adal-hard of de naam Alders (Aalders, dat is zoon van Aldert). In Noordwijk werd de Duitse equivalent Ahlers vertaald als Alders. Zo ook de plaatsnamen Aldrington in Sussex, Engelland; Aldringa-burcht te Bedum in Hunsingo, Groningerland; Audrehem, dat is Alderda-heim, Adelharta-heim, woonplaats van Aldert, in Artesie, Frankrijk; Aldersbach bij Vilshofen in Beieren; Allersma-heert te Godlinze in Fivelgo, Groningerland; en Alerdink, een havesate bij Heino in Salland, Overijssel. Aldermans, Haeldermans, Haldermans. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse alderman, olderman, deken van de gilde, wijze man. Aldernaght. Re-interpretatie van plaatsnaam Andernach of klankverandering van Anderlecht. Alderwereld, Aldewereld, Alderwerelt, (van) Alderweireldt, Aldeweireldt, Aldeweireld, Alderweirelt, Allewerelt, Alleweireld, Alleweireldt, van Aldenweireldt, Van Alderwerelt, Alderwiereldt, Alderwierelt, Alderwierelt, van Aeldeweereld, Aeldeweerelt, van Aeldweereld, van Alderwelt, Aldervelt, Van Adrewelt, van Andruel. Bijnaam uit een veelgebruikte uitroep ‘al de wereld (de hele wereld)’ Vergelijk Duits Allewelt, Frans Toule-monde. Bij Walther von der Vogelweide: ‘al diu werlt, ich hun mun lehen.’ Volgens Meertens heet de familie (de Roo) van Alderwerelt naar een huis ‘De Wereld’ in Amsterdam. Komt in alle ons omringende landen in diverse talen voor. Alem, van: Plaatsnaam Alem in Maasdriel (Gelderland) of in Lith (Noord-Brabant). Alens, Alen, Aalen, Aelen, Aelens, Aellen, Allen, Alijn, Alyn, Allyn, Allyns, Allijn, Allijns, Alin, Alink, Allins, Allinck, Alinks (zoon van Alink) Allinckx. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse Allaarad- (uit adal-hard) of Aloud-naam. 2. Mogelijk ook moedersnaam uit het Germaanse Adele (uit adal). 3. Zie ook Alain. Alenon, d’Alenon, Dalanon. Familienaam uit de plaatsnaam Alenon (Orne - Frankrijk). Alewaeters, Alewaters, Aelewaters, Allewaters, Haelwaeters, Haelewaters, Haelewaters, Halewaters, Halewaters. Bijnaam van de waterhaler, -drager. Bijvoorbeeld de waterhaler voor de badstoof. Alenus, Alenus, Alenis, Alenis: Latinisering van Alen. Alpe. Bijnaam lՎpe: met het zwaard. Vergelijk Alglave. Aler, Alers, Allers, Ahlers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam adal-hari ‘edel-leger’. Adelherus. Alewijn, Alewijnse, Aalewijnse, Allewijn: Vadersnaam. Zoon van Alewijn, Germaanse voornaam al/athal-win’ al/adel-vriend.’ De spelling met h, zoals in het Middelnederlandse Lied van heer Halewyn, is hypercorrect. Vandaar de spelling van de familienaam Halewijn, met name in België. Alex, Alexe, Alexis, Alessi, Alessio. Vadersnaam, Griekse heilige Alexi(u)s. Alexander: Vadersnaam. Griekse voornaam Alexander. Aleijn, Alleijn: Vadersnaam. De Franse voornaam Alain, van Alanus, de Latijnse vorm van een naam van Bretonse heiligen en koningen. De Normandiërs brachten het naar Engeland, waar hij als Allan voortleeft. Alfasten, Alfastsen: Volksetymologische vervorming van Halfvorster: helper van de vorster, bos- en veldwachter. Vergelijk Duits Halbmeier, Halbritter, Halbschmied, Halbwinner. Alfers, Aelfers. Vadersnaam. Germaanse voornaam albi-hari; elf-leger. Albharius, Alfheri. Alfons, Alphons, Alphonse, Alfonso, Alphonso, Alonso, Alanzo, Alanzi, Alongi, Allonsius, Alloncius, Alonsious: Vadersnaam. Germaanse voornaam Alfons uit adel-funs of al-funs; de alles wagende.’ Alfred, Alfredo, Alfredsson. Vadersnaam. Germaanse voornaam albi-rd ‘alf-raadՠof adel-frid ‘edel-vrede,’ Albradus/Alfredus, Adalfridus/Alfrid(us). Alfrink. Vadersnaam, afleiding van Alfer. Algar. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam adal-ger; adel-speer. Algier, Algiert, Augier, Auger, Augez. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelger, zie Algar. Alglave, Aglave. Oudfrans le glave, Frans la glaive: met het zwaard. Algoed, Algoedt, Algoet, Algot, Aelgoet, Algoo, Allegoedt, Allegoet, Aelvoet, Alvoet, Haelvoet. Vadersnaam uit het Germaanse adel-god; adel-goed. Algra, Algera, Algersma: Gaat de naam terug op 1381 Clais Algrau, Heine Algrau, Ossenisse? Maar daarnaast komen de varianten Algera, Allegra, Aelg(e)ra voor, met name in Friesland. Daarom veeleer Friese vadersnaam., afgeleid van Germaanse voornaam Alger, Algar, Adelger, Athalgar van Adelger. Algrain, A le Grain, Au grain; met het graan. Bijnaam van een graankoopman. Ali, Aly, Al, ook in Benali, Mahabali, Alibaks. Islamitische naam. Alibert, Aliberto, Alibertis. Vadersnaam. Germaanse voornaam ali-berht; ander-schitterend. Alibertus. Alice, Allice, Alix, Alys: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Adelheid. De naam komt al in de 12de eeuw in Vlaanderen voor. Alinge, Friese voornaam Ale. Alink: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse adel-naam, zoals Alaard, Aloud. Aliout. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agil-wulf; vreselijke wolf. Agilolfus, Ailulfus; of agil-wald; vreselijk-heerser ‘. Ailaldus. Alixant, Alizant, Alisant, Alizard, Alizart, Allizard, Allizart, Allisat, Alsart: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Alexius. Alkema: Zoals Van Alkemade uit de plaatsnaam Alkemade (Zuid-Holland). Alken, (van), van Alcken. Familienaam uit de plaatsnaam Alken (Limburg). Allaart, Allaert, Allard: Vadersnaam. Germaanse voornaam athala –hardu ‘edel-sterk,’ Adalardus. Allacker. Plaatsnaam Helakker in Brielen, Pollinkhove, Voormezele, West-Vlaanderen. Allarij, Allary, Alary. Vadersnaam. Romaanse vorm van een Germaanse voornaam adal-rik; adel-heersend. Adalricus, Alricus. Allebaut, Albault, Albaut, Albeaut, Albeau, Albat, Alba: Vadersnaam. Germaanse voornaam Adelboud: adel-bald ‘edel - moedig’. Allebos, Allebosch. Dialectvorm van Eylenbosch. Allebrandi, Albranda, Albrands; vadersnaam Albrand, Adelbrant, ook in de plaatsnaam Albrandeweer, bij Birdaard, Albrandswaard bij Putten, Albringsweer (Albrandingsweer) bij Emden. Allebrodt. Uit Halfbrood. Vergelijk Noord-Duits Halfbrod, Halverogge. Alleda: Wellicht Friese vadersnaam., afleiding van al-, adel-naam, zoals Albrecht. Allegaert. Vaders-, moedersnaam uit de Germaanse voornaam adel-gard: adel-gaard of athil-gaard: edel-gaard. Alleene. Moedersnaam Alena is en vorm van Griekse Sint Helena. Allegaert. Moeders-, vadersnaam. 1. Germaanse voornaam adel-gard; adel-gaard. Aalgarus, Aalgardis. 2. Vorm van Ellegaard. Allgre, Allegre, Alegre, Allaigre, Allgue, Allegretti, Allegret, Algret: Bijnaam. Frans allgre: opgewekt, levendig. Alleman, Allemans, Allemann, Allemant, Allemand, Alemang, Almand, Aleman: 1. De volksnaam Alleman, die de Franse naam geworden is van de Duitser, namelijk Allemand. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Adalman, Alman. 2. Zie ook Aelman. Allemeersch, (van) Allemeesch (van), Allemersch, van Allemeersh, (van) Hallemeersch, Hallemeesch, van Haelmersch, (van) Haelemeersch, Haelemeesch, Vanhaelemeesch, Allermeersch, Allemes, Aellemeersch, (van) Hollemeersch. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Aalmeers, als in Rumbeke (Ael, Germaanse voornaamdeel wat adel betekent of paling, of-nat weiland/moeras. Allentin, Alentyns, Alentyn, Alentijns, Alenteyns, Alenteijns: Vadersnaam. Variant van de oosterse voornaam Aladin (met de wonderlamp) uit de sprookjes van duizend-en-n-nacht. Zie ook Haladyn. Alles. 1. Alles werd (als deel van een politieke slagzin) als vondelingnaam gegeven in Leuven in 1787. 2. Zie Allais. Allewaert, Alewaerts, Hallewaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-ward; adel-bewaarder. Adalwardus. Allier, Ally, Allij. Waalse of Picardische varianten) Vadersnaam, Romaanse vormen van de Germaanse voornaam adal-hari. Alleynes, van. Plaatsnaam Allaines, Somme, Allenes, Pas-de-Calais, Hallenes, Nord. Allgayer, Allgeier: Ontronde vorm van Duits Allguer, afkomstig uit de Allgu, een streek in Beieren. Alliaume, Aillaume, Allaume, Alleaume, Aleaume, Alaume, Aliame, Alame, Alam, Allaime, Alaime, Eleaume: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelhelm, Alem. Allier. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelher. Allimont. Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-mund; oud-bescherming. Aldmunt. Allington. Plaatsnaam in Dorset, Devonshire, Engeland. Alliot, Aliot, Aliod, Alios, Alliong, Allion: Vadersnaam. Romaanse vleivormen van een Germaanse agil-naani, zoals Aillaud of Aillebert, eventueel van een adel-naam, zoals Alliaume of Allier. Vergelijk Aillet. Allison, Allesson: Moedersnaam. Vleivorm van Alice, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelheid. Allonsius, Alloncius: Vadersnaam. Latinisering van Spaanse Alonzo, naast Alfonso uit de Germaanse naam Alfons: hadu-funs ‘Strijd-bereid’. Het eerste lid werd achteraf gereinterpreteerd als al; van adal ‘edel.’ Alloin, Alloing, Allond: Vadersnaam. Variant van Aloin, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelwin. Zie Halewijn. Allosserie, Allossery, Allosery, Allostery, Alostery, Alloschery, Alosserie, Alossery, Alloucherie, Aloucherie, Alouchry, Hallocherie, Halocherie, Halochery, Halloucherie, Haloucherie, Halouchery, Hallosserie. Naam uit de Franse plaatsnaam haloterie: plaats met struiken en stronken. Allouche. Wel een vorm van Oudfrans halot; struik. Allouis, Aloui, Alaouie, Alaoui, Alloisio, Aloisio, Allosio: 1. Vadersnaam. Heilige Aloisius, latinisering van Germaanse voornaam al ‘Helemaal wijs’. 2. Allouis kan ook de Romaanse vorm zijn van Germaanse voornaam adel-wid; ‘edel-boom’. Adelwidis, Aeluuidis. Alloy, Aloy, Laloi, Laloye, Laloy: 1. Zie Delaleu. 2. Oudfrans aloe, Waals alye, Frans alouette: leeuwerik. Vergelijk Laloyaux. Alma, Alkema: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans al, van athal-naam. Of spelling voor Halma, Hallema. Almaer, Almar, Aimer, Elmer, Helmer, Helmers: Vadersnaam. Germaanse voornaam adal-mar ‘edel-beroemd.’ Athalmar. Almeida. Portugese familienaam uit Almaida, de stad/het dorp (er zijn er verschillende) in de provincie Beira. Al..meթda komt uit het Arabisch en betekent: familie die leeft op het plateau. Almekinders, Allemekinders: Misschien Almankinders, kinderen van Alman (zie Alleman 2). Almkerk, Almenkerk, (van): Plaatsnaam Almkerik in Woudrichem (Noord-Brabant). Almey, Almeye. Waarschijnlijk een vorm van Ameye. Almond, Allemon. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-mund; adel-bescherming. 2. Mogelijk variant van Allemand (volksnaam voor een Duitser). Alofs, Alouf, ules, Ales, Allefs Alles: Vadersnaam. Germaanse voornaam Alof, van athal-wulf;’edel-wolf’. Adalulfus. Alos, Alost. Plaatsnaam Alost, Franse vorm van de stad Aalst, Oost-Vlaanderen. Of aanpassing van Allouche? Alou, Allou, Alloul. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelwolf, zie Alofs. Aloud. Vadersnaam, Germaanse voornaam adal-wald; adel-heerser, Aloldus, Adalaldus. Aloy, Alloy. Vadersnaam. Britse vleivorm van een Germaanse adel-naam. Alper, Alpert, Alpaerts, Alpaert, Allepaerts, Alpar: Vadersnaam. Variant van Albert, met verscherping b/p. Alphen, van, van Alpen, van Alfaene: 1. Plaatsnaam Teralfene (Vlaams-Brabant 2. Plaatsnaam Alphen in Noor-Brabant, Gelderland of Zuid-Holland). 3. Er is een Nederlands familie van Alphen die oorspronkelijk van Alpen heette. Dat kan een spellingvariant zijn van Van Alphen of teruggaan op de plaatsnaam Alpen (Noordrijn-Westfalen). Een bewoner er van heet Alphenaar. Alsembach. Plaatsnaam Alzenbach, Nordrein-Westfalen. Alsemberg, Alsembergh, van. Plaatsnaam Alsemberg, Vlaams-Brabant. Alsen. Plaatsnaam Alsen, Saksen-Anhalt, of Ahlsen, Nordrein-Westfalen. Alsenoy Van. Familienaam uit de plaatsnaam Assenois (Luxemburg). Alsma, Alssema, Alsema, Halsema, van, Hallema, Hoolsema. Afkomstig van plaatsnaam Alsum (Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen). Alsteen, Alsteens, (van) Alstein, Alsten, Alstens, Aelsteen, Hernalesteen, Hernalsteen, Hernalsteens, Hernaelsteen, Harnalsteen, Harnalsteens, Ernalsteen, Ernalsteen, Ernalsten, Arnalsteen, Hernarestienne, Renalstienne. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-stain; adel-steen, Hernalsteen; heren Alsteen. De vormen met Hern-, Harn-, Ern-, Arn-, Renal.. zijn afkomstig uit Hernalsteen wat zoveel betekent als: de heer Alsteen. De Henegouwse variant Renalstienne is te verklaren door klankverandering ern/ren. Alst, van, Alsem. Variant van A(a)lst of van Alsem? Artemisia. Beroepsnaam. Alt, Alte, Alter. Duitse bijnaam voor oud, vergelijk De Oude. Altdorf, Altdorfer, Altorffer, Altorfer. Zeer verspreide Duitse plaatsnaam Altdorf. Alten, van: Plaatsnaam Aalten (Gelderland). Altena, Friese persoonsnaam Alte. Of van al te na, net zoals de oost Friese vadersnaam Denkna; van denk na. Niettemin is Denkna eenvoudig een vadersnaam van de oud-Germaanse mannenvoornaam Denke Dank, Tanc, die nog deel uitmaakt van de samengestelde mannenvoornamen Danklef, Dankwart (Tanquart) en Dankret (Tancred). En zo heeft men ook dien naam Altena gegeven aan huizen en plaatsen, die al te na bij iets anders stonden of lagen, vooral ook aan herbergen, die even buiten de poorten van een stad, dus al te na daarbij stonden. Volgens de volksoverlevering is dit ook de oorsprong van de naam der stad Altona, even buiten de poorten van Hamburg gelegen. Maar zeker is het dat de herberg aan de Streek, even buiten Dokkum, Altena heet, omdat ze zo na bij de poort der stad gelegen is. En dit is ook het geval met het gehucht Altena bij Idsegahuizen, met het voormalige blokhuis Altena vlak tegenover Deventer, met het voormalige kasteel Altena vlak buiten de Schoolpoort te Delft; met Altona, onmiddellijk by de stad Gewarden (Jever), met Altona bij Sengwarden in Jeverland, met Altona bij Tettens in Wrangerland, enz.—deze drie laatste plaatsen in de Friese streek van Oldenburg. En zo is dan ook de naam van menig geslacht Altena[ɮ] Altena, (van) Altuna: Plaatsnaam Altena ‘el te na(bij)ՠin Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen), Hengelo (Overijssel), Peize (Drenthe), Wonseradeel (Friesland), bij Den Bosch (Noord-Brabant), maar ook bij Hamburg en op verschillende plaatsen in België. Alter: 1. Duitse Bijnaam ‘De oude’. 2. Wellicht h-loze spelling voor Middelnederlands halfter, halter ‘Leren halsriem van paarden’. Altenberg, Altemberg. Plaatsnaam Altenberg, als in Beieren en verder. Altendorf, Altendorff. Verspreide Duitse plaatsnaam Altendorf. Zo ook Altenhoven, Altenkirch, Altenloh of Altenlok. Althaus, Althuyzen, Althuysen, Althuis, Althusius, Altes, Alts: Althaus: oud huis. Alteren, van: Wellicht de plaatsnaam Aalter (Oost-Vlaanderen). Of Germaanse ald-naam. Altikon, samentrokken uit Altinkhoven, een dorp in Zwitserland. Alting, Alting, Althes en Alts; in Friesland Alta, Aldinga, Aldesna, Altena (deze naam kan ook een anderen oorsprong hebben, gehucht bij Beilen in Drenthe), Altama en Van Altema: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam met ald ‘mud’bijvoorbeeld Ldingus, Altbertus, Altbrandus, Altfridus. Altman, Altmann. Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam ald-man; oud-man. 2. Bijnaam voor een oude man. Altorffer: Afleiding van de erg verspreide Duitse plaatsnaam Altdorf. De Middelburgse (nu Roosendaal) uitgeversfamilie Altorffer stamt uit Zwitserland. 1750-1813 Johan Coenraad Altorffer uit Schaffhausen lag als militair in garnizoen in Veere en Vlissingen. In 1779 werd hij in Middelburg bediende in een boekwinkel, daarna zelf boekverkoper. Altruye, Altruy, Altruit, Altrowie. Naam uit het Franse la truie: met de zeug. Bijnaam voor de varkenshoeder, -fokker of -handelaar. Altschul, Altschuler. Re-interpretatie van Duitsr Altschuh, Altschher, beroepsnaam van de schoenlapper. Altzinger, Alzinger. Plaatsnaam uit Alzing in Traunstein, Beieren. Alverdink, Alvaarsma; vadersnaam Alewaert, Alwart of Athalwart; edele vriend. Aluw, Aluwe. Bijnaam uit het Oudfrans aloe Frans alouette: leeuwerik. Alvarez: Spaanse-Portugese vadersnaam. Visigotisch Alwaro ‘el-hoede’. Alveracht. Re-interpretatie van Aldernaght? Of aanpassing van Duitse Albracht = Albrecht? Amadio: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Amadeo, van Latijnse Amadeus ‘Die God bemint’. Vergelijk Grieks Theofilus, Duits Gottlieb. Am Zehnhoff. Duits am Zehnthof; aan het Tiendhof. Amacker. 1. Duits Am Acker; aan de akker. 2. Zie Hamakers. Amadieu, Amidieu, Amde, Amedeo, Amadei, Amadio, Amaddeo, Amodeo, Amodio: Vadersnaam. Latijn, Sint Amadeus. Aman, Damman, Dammann: Beroepsnaam, Middelnederlands amman, van ambtman. De amman was de ambtenaar die een deel van de vorstelijke macht toegewezen kreeg, namelijk de rechtsmacht in een bepaald gebied (vergelijk meier, baljuw, schout, drost). Damman, van d’Amman, de Amman. Vergelijk Baillie. Amand, Amandt, Amant, Amants, Amend, Amen, Amendt, Ament, Hamant: Vadersnaam. Latijn. Sint Amandus. Amandels, de Amandel, Deamandel, Damandel: Beroepsnaam voor een handelaar in amandelnoten? Of Re-interpretatie van de voornaam Amand(us)? Amat, Amato, Amati, Amata. Vaders-, moedersnaam. Latijn, sint Amatus, Amata. Amaury, Amoury, Amory, Amouri, Amoris, Amorison, Amauris, Amaurice, Amery, Hamori, Hameury, Desamoury, Desamory, Desamor. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Amelrijk: amal-rik. Ambags, Ambach: Afleiding van familienaam Ambach naar de verspreide Duitse plaatsnaam Ambach of voor wie am Bach ‘van de beek’ woont. Ambaum. Naar de woonplaats aan een boom. Ambert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Amalbreht of Andbert. Vergelijk Ampe. Amblard. Vadersnaam. Germaanse voornaam amal-hard; bedrijvig-sterk. Amalhardus. Amblardus. Ambroos, Ambroes, Ambroisse, Ambroise, Hambroise, Hombroise, Ambrogio, Ambrogi, Ambrosio, Ambrosi, Ambrosy, Ambrozy, Ambroisin, Ambrosini, Ambrosin, Ambrusch, Ambrus: Vadersnaam. Latijn, Sint Ambrosius. Ambhl, Ambuhl: Duits Am Buhl: aan, op de heuvel. Ameele, van den Ameele, Ameel, Ameels, Ameil, Ameile, Amiel, Amel, Ameaux, Hameau, Hamaux, Hamiax, Hamiau, Hamays, Ameeu, Ameuw, Ameeuw, Ameeuws, Hameeuw, Hamel, Hamelle: 1. Plaatsnaam Ameel, van Oudfrans plaatsnaam Hamel, Frans hameau ‘gehucht’. 2 verkleinvorm van Germaans Hamma ‘Landtong, uitspringend in inundatieterrein’. 3. Vadersnaam uit Ameel, Amelius. 4. Ameel, Ameele Van den, Vanden Ameel(e). Vernederlandsing van de Franstalige familienaam Duhamel. Zie daar. Amelin, Ameline, Ammeleyn. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Latijn, Sint Amelius of Germaanse amal-naam. Amelink, Amelunxen, Hameling, Hamelinck, Hamelink, Hamelijck: Vadersnaam. Afleiding van Germaans amal-’Heldhaftigխnaam. Of variant van Hamerlink. Ameloot, Amelot, Ammeloot, Hamelot: Vadersnaam. Frans vleivorm op –ot van een Germaans amal-naam (zoals bijvoorbeeld Amelric: ijverig-rijk) of Latijnse Amelius. Amelrooij, van Ammelrooy, Ammelrooij. Plaatsnaam Ammersooien, Gelderland, als rode-naam gerenterpreteerd. Amelryckx, Amelryck, Amelrijckx, Hamelryckx, Hamelryck, Hamelrykx, Hamelrijckx, Hamelrijck, Hamelrijk, Ameryckx, Amerijckx, Amerijkx, Almeric, Hamerycks, Hameryck, Hamerijcks, Hamerijk, Hamerijckx, Amerlincksx, Amerlinck, Amerling, Amerlijnck, Amerlynck, Haemerlinck, Hamerlinck, Hamerlynck, Hamerlijnck, Amerlynck, Amelinckx, Amelinck, Amelynck, Ameijnck, Ameling, Amelink, Haemmelinckx, Haemelinck, Hameling, Hamelynck, Hamelijnck, Hamelink, Hamelin, Daemelinck. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam amal-rik: ijverig -rijk/machtig. De verschuiving van Hamelrik naar Hamerlink is te verklaren door klankverandering Ir/rl, door associatie met hamer,’ en door Re-interpretatie van de uitgang als suffix -ing. De vormen zonder r (bijvoorbeeld Amelinck) kunnen ook rechtstreeks afleidingen zijn van een amal-naam; vergelijk Amelin. Amendt, Amend, Ament: 1. Duitse naam Am Ende ‘ean het eind (van het dorp)’. 2. Vadersnaam. Het kan ook een vorm zijn van Amand(t), de Latijnse heiligennam Amandus. America, A Merica. Myrica is gagel, een vochtige-heide plant. A Myrica is dus zoiets als: waar gagel groeit. Waarschijnlijk een Latijnse vorm van Van der Heiden. Amerongen, van; van Amerom: Plaatsnaam Amerongen (Utrecht). Amersfoort, van, van Amelsvoord, Amelsvoort, Amelsfort: Plaatsnaam Amersfoort (Utrecht). Amesz, Amama, vadersnaam Amo, Ame. Amey, Ameye, Van Ameyde, Van Ameijde, Ameijden, van, Almey, Almeye. Uit het Middelnederlandse hameide, amede, hameye, ameide; boom, slagboom, afsluiting, gehucht. Vaak gezegd van velden of hoeven, naar de hamei waarmee ze afgesloten waren. Familienaam uit de plaatsnaam plaatsnaam Ameide in Zederik (Zuid-Holland). Hieruit ook de Vlaamse familienaam Ameye. Amkreutz. Duitstalige (in het Nederlands grensgebied en in België voorkomende) variant van Van der Cruysse: zie verder bij Cruysse. Amman, Ammann, Amann, Aman, De Amman, Damman, Dammams, Daman. 1. Beroepsnaam afkomstig van ‘embtsmanՠ= amman, dat is een ambtenaar die een deel van het feodale gezag toegewezen kreeg, vergelijk meier, baljuw, schout. 2. Een enkele keer is Damman ook afgeleid van ‘Van Damme’. Amiable, Amiabel. Frans Amiable; vriendelijk. Amiet, Amiot, Hamiet, Hamiot: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ami uit Amicus; zie Amy(s). 2. Bijnaam, van Frans ami: vriend. Zie Lamiot. Amiti. Misschien re-interpretatie van Amadieu. Ammel, van, Ammelen, van. Familienaam uit de plaatsnaam Ammeln in Ahaus (Noordrijn-Westfalen) of uit Ammel(e) in Gierle (Antwerpen). Ammersbach. Duitse plaatsnaam. Vergelijk Ammersbek. Ammerlaan. Plaats-, straatnaam. Amon, Amond, Amont, Ammon, Hamont, Hamon, Hammond: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ad-mund: Admundus of had-mund. Ammon: Vermoedelijk uit Amman; zie Amman. Amorosa, Amoros, Amorosi, Amaruso. Italiaanse bijnaam amoroso; verliefd. Amouret, Amourette, Amor, Amorin: Vadersnaam. Vleivormen (moedersnaam -ette) van Germaanse voornaam Amaury. Ampe, Hampe, Ampen. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse bakernaam Ampo uit Ambert, Amalbrecht = Amalbertus, Andbert of uit Hampo, Haginbert, Hamabold of Hamabert. Of Ambold. Amperse: Vadersnaam. Zeeuwsese afleiding van voornaam Ambert, van Germaans Amalbrecht of Andbert. Ampoorter, Handtpoorter: Aenpoorter: iemand die aan de stadspoort woont, hagepoorter. Maar vergelijk amborger: burger die zijn vee mocht weiden op de gemene weide. Handpoorter is volksetymologie. Ampt: Duitse familienaam Amt ‘embt’. Beroepsbijnaam van de Amtmann; vergelijk Aman, Damman. Amrein, Arein. Familienaam uit de plaatsnaam: 1. Am Rain: aan de verhoogde grensscheiding, aan de grenspaal. 2. Am Rhein: aan de Rijn. Ams, van. Plaatsnaam Ames, Pas-de-Calais? Amsel, Amzel, Amsils, Amzil, Amzile. Bijnaam, Duits Amsel; merel. Amsing: Ook Nederlandse familienaam Ampsinck, Fries Amsinga. Afleiding van de Friese voornaam Amme, Amse, die teruggaat op een Germaanse amal-naam of op een naam als Admund, Admar. Amssoms, Amsons, Amson, Amsens: 1. Vadersnaam. Romaanse afleiding op -eon van Germaanse amal-naam. 2. Variant van Ansems, Ansoms, of zelfs Ansens. Zie ook Anson. Amstel, van: Plaatsnaam Amstel (Noord-Holland). Amster, Amsters. Variant van Amstel? Amsterdam, van. Amsterdam, Noord-Holland. Amter, Anter. Plaatsnaam Amtern in Oldenburg. Amthor. Duitse familienaam Am Tor; aan de stadspoort. Amtman, Antman. Duitse beroepsnaam Amtmann; ambtenaar. Vergelijk Damman. Amulius, Hamelius, Hamilius: Vadersnaam. Latijn, Sint Amilius, Amelius, latinisering van Germaanse amal-naam. Amy, Amys, Amijs, Ameijs, Ameys, Amisse, Hamys, Hamijs: 1. Bijnaam. Middelnederlands amijs van Oudfrans amis: geliefde, minnaar. 2. Vadersnaam. voornaam Amicus, Amis uit de hoofse roman. De voornaam werd ook wel als variant van Amelius opgevat. Anacker. Duits Anacker; Ohnacker; zonder akker of land. Anastaze, Anastasi, Anastisio. Vaders-, moedernaam, Sint Anastasius, Anastasia, van Grieks anastasis; opstanding. Ancel, Ansel, Anseele, Anseel, Hanseel, Hansel, Anseau, Anceau, Anceaux, Ansseaux, Ansseau, Anciau, Anciaux, Ancieaux, Ansieux, Ansiaux, Ansiau, Ansciaux, Anssiau, Ancia, Ansias, Ansia, Ancea, Onsea, Onsia, Onsiau, Onzea, Onzia, Honzia, Hancel, Hanciau, Hanciaux, Hanchaus, Hansay, Ansay, Ensay, Anseeuw, Hansseuw, Hanseeuw. 1. Vadersnaam uit Ansel, een afleiding van de Germaanse voornaam Anshelm, zie Ansems. 2. Het kan ook een Romaanse vorm van Ansoud zijn: uit de Germaanse voornaam ans-hard: god-sterk. Ancelet, Ancelin, Anselin, Anselain, Anselyn, Anslyn, Hancelin, Hanselin, Anslijn, Ancelot, Ancolet, Anselot, Anslot, Asseloot, Asselot. Knuffelvormen van Ancel. Zie daar verder. De naam Ancolet is mogelijk ook een knuffelvorm van Johannes. Ancet, Anchez, Anche, Anset, Ansey: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse ans-naam, zoals Anshelm. Ancien. Franse bijnaam; de Oude. Ancion, Ansion, Ension, Hansion, Nansion: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Anshelm. Anckerman. Beroepsnaam van de ankermaker, ankersmid; of bijnaam naar de huisnaam. Vergelijk Duits Ankermann. Ancre. 1. Plaatsnaam Ancre in Ogy (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Encre, oude naam van Albert (Somme). Zie ook Delancre. Andag, Aandagt, Aandacht, Adach: Volksetymologische vervorming van de Duitse bijnaam Amtage: overdag. Andanson. Vadersnaam Adamson, met n anticipatie. Andel, van Andela, Andelbeek: Plaatsnaam Andel (Noord-Brabant). Andelhof, Andelhofs. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Andolf, (and-wulf). 2. Uit de plaatsnaam Andelhof: dat is de hoeve/huis van Andel. Anderson: Vadersnaam. Zoon van Andreas. Anderegg. An der Ecke. Midden Hoogduits egge; hoek, (uiterste) punt, uithoek. Anderlecht, van. Plaatsnaam Anderlecht. Anderlin. Vadersnaam. Duitse vorm van Sint Andreas. Andernack, Andernagt: Plaatsnaam Andernach, door Kiliaan nog Andernaeck genoemd. Andernove, van, van (den) anderen Hove. Plaatsnaam Ander Hof. Andeweg, Anderweg: Naam voor wie ‘ean de weg woont’. Vergelijk Duitse Amweg, Andergass. Anders, Andersen, Andersson, Anderson. Vadersnaam. Zoon van Andries. Andof. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Andolf (and-wulf). Andioen, Antjon, Anjuyn, Anjuijn: Waals-Vlaams andjoen, Zuid Nederlands ajuin, van Frans oignon: ui. Beroepsnaam van de uienteler of-handelaar. Andor, Andoor. Vadersnaam Andor. Hongaarse vorm van Adriaan. Andof. Vadersnaam. Germaanse voornaam and-wulf. Andulfus. Andorra, Andoura. Naam van vorstendom in de Pyreneeën. Andouche, Annedouce, Anedouce, Anndouche, Anedouce, Hendoux, Hindoux, Hantout, Hannedouche, Hanedoes: Vadersnaam. Romaanse vorm Andoux van Germaanse voornaam Andolf (zie Andof ). Andrade, de. Frequente Portugese plaatsnaam. Andreae: Vadersnaam. Latijnse afleiding van de voornaam Andreas. Andr, Andre, Andrez, Andree, Andre, Andrae, Andrades, Andraud, Andrault, Andral, (de) Andrs, Andret, Andreux, Andreu, Andrieux, Andrieu, Handrieu, Anrieu, Andrin, Drieux, Drieu: Vadersnaam. Frans vormen, vleivormen en verkorting van Griekse Sint Andreas. Zie Andries. Andreae. Vadersnaam. Latijnse afleiding van de voornaam Andras. Humanistennaam. Andreka, Andrka: Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van de voornaam Andreas. Andrew, Andrews, Vadersnaam. Engelse vorm van de voornaam Andreas. Andrianne, Andrien, Andreani, Andrean, Andriaenssen: Vadersnaam. Contaminatie van Andras en Adrianus. Andries, Andriese, Andrie, Andris, Andriessche, Andriessens, Andriesen, Andriesse, Andriessen, Andrisse, Anderiesse, Andriessma, Andreas, Andreassens, Andrees, Andres, Andreessen, Andressen, Andresen, Andry, Dres, Dries, Dries, Driesch, Driesen, Driess, Driesers, Driehsen, Driessens, Driesses, Driezen, Driesse, Driessens, Dries, Driss, Drissens, Dris, Drisch, Drisen, Drees, Dreessens, Dreessen, Dreezen, Dreezens, Dresen, Dresens, Drese, Drse, Dressen, Dresse, Drehsen, Dreissen, Dreiss, Dreis, Drezen, Dreze, Draze, Draise, Draize, Dreize, D’Andrea, d’Andries, d’Andriess, d’Andriessens, D’Aandriessen, Drews, Drewes: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Andreas, Grieks andreios ‘mannelijk, dapper’. De naam komt in Cent al voor in 954 als naam van een monnik. De korte vormen Dries, Drees wijzen op klemtoon op de tweede lettergreep. Driesen en Dreesen zijn vleivormen. Andringa, van. Vadersnaam, inga; van Anders. Andron, Endron, Androni: vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Andre. Anema, Annema, Anemaat, Anemaet, Hanema, Anes, Aanen: Volksetymologische herinterpretatie van de Friese vadersnaam. Anema, afleiding van Friese voornaam Ane, Aan. Misschien door assimilatie uit Germaans arn-naam. Of bij Oudhoogduits ano, Duits Ahn ‘Voorvader,’ in Anbertus, Anafredus, Analdus? Anfray, Anfry. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Anafredus. Angelo, Angelot, Anchelon, Angloo, Engloo, Langlot, Langloh. Vadersnaam, knuffelvorm van Angel. Angenendt, Angenent, Agenent, Aengenend, Aengenent; familienaam uit Aan den End: wie aan het eind van het dorp, de weg, de rivier woonde. Angel, Anghel, Angelet, Angeline, Angelin, Angelini: Vadersnaam. Latijn heiligennaam Angelus ‘engel’. Anglique. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Angelicus. Angelo, Angely, Angeli. Vadersnaam. Italiaanse vorm van een Germaanse angil-naam of Latijnse heiligennaam Angelus. Angelo, Angelot, Angloo, Engloo, Langlot, Langloh: Vadersnaam. Vleivorm van Angel. Angelroth. Plaatsnaam Angelroda. Anglus, Angly, Angli. 1. Latijnse heiligennam Angelus, vergelijk Angel. 2. Latinisering van Germaanse voornaam Engelbrecht of een andere angil-naam. Angenard. Franse vadersnaam van Germaane voornaam Anginard. Angenendt, Angenent, Agenent, Aengenend, Aengenent: Aan den End: wie aan het eind van het dorp of de weg woont. Angenon, Angenost, Angenot. Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Ange. Anger, Ange, Angee. Vadersnaam. Romaanse vorm van een Germaanse ger-naam. Angarius. Angeren, van: Plaatsnaam Angeren in Bemmel (Gelderland). Angerhausen. Plaatsnaam bij Duisburg. Angerman: Afleiding van Van Angeren. Angillis, Angellis, Angelis, Angelles: Vadersnaam. 1. Variant van Angelus. Latijn -us werd vaak -is (vergelijk Poulissen). 2. Variant van Agelis met voortonige n-epenthesis. Angst. Bijnaam voor een angstig mens. Anguille. Frans anguille; paling. Bijnaam. Anier. Beroepsnaam. Frans nier: ezeldrijver. Vergelijk Larder Aninga, Anema, Aantjes; Friese vadersnaam Ane, met de plaatsnamen Anjum (Ainga-heim) in Dongeradeel, Anewiel, meer bij Goingaryp. Anker, van den Anker, in ‘t Anker: Huisnaam in ‘t Anker, zoals onder meer in Middelburg. Ankersmit. Beroepsnaam van de ankersmid. Anne, Annen, Annens, Anna. 1. Moedersnaam uit de heiligennaam Anna. 2. Vadersnaam uit de knuffelvorm Anno. Deze jongensnaam komt uit Arno, Arnoud. 3. Spellingvariant van Hanne: zie daar. Ans, Ams is een afleiding van Anne. Ann: Spelling voor Annet, Hannet, Frans verkleinvorm van de voornaam Jehan, van Johannes. Anneman, Annemans, Hanneman, Hannemans. Vaders-, moedersnaam, afleiding van Anne. Annendyck, Annendyck. Aan den Dijk. Annerel, Annorel. Vadersnaam, variant van Hannerel, dit is dan weer afgeleid van Johannes of Henri, Henry. Anneveld: Naam voor wie woont aan ‘t veld. Vergelijk Duits Amfeld. Annot: Spelling voor Hannot, Romaans vleivorm op –ot van de voornaam Jehan, Johannes. Ook Annoot. Annys, Annijs, Annysz, Annis, Anis, Anize. 1. Vadersnaam/moedersnaam afgeleid uit de voornaam Johannes. 2. Mogelijk ook een beroepsnaam van de anijshandelaar. 3. Eventueel zelfs afkomstig uit de plaatsnaam Anixhe (Luik). Anraad, van, Aanraad, Anraed, Anraet, Anneraed, Anneraud, van Anrooy, van Aenrode, Vanaenrode, van Aenroyde, van Anrooij, van Aenroye, van Anroye, van Anderoye, van Anderoy, van Androye, Androei, Van Anderoi, van Anderode, van Antro: Plaatsnaam Anrath (Noordrijn-Westfalen. Anseroul, Ansroul. Waals anserole: dwarslat van een eg? 2. Misschien plaatsnaam Anseroeul (Henegouwen), de Waalse -oule-namen. Ansaelens. Vadersnaam. Aanpassing van de Spaanse familienaam Gonzales. Aensaeme, Handsaeme, Handsame, Handtsaem: 1. Vadersnaam van Anselm, zie Ansems. Wellicht via Frans Anseaume, de Franse klankwettige vorm voor Anselm. De verschrijving Handsaeme is te verklaren door associatie met de plaatsnaam. 2. Voorzetselloze variant van Van Handsaeme. Ansar, Ansard, Ansart. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-hard ‘god-sterk’. Ansardus. 2. Plaatsnaam Ansart in Tintigny (Luxemburg). Ansaud, Ansaldi, Anzaldi: Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-wald ‘god-heerser’. Ansaldus. Zie ook Ancel. Ansbach, Anspach, Aenspeck: Plaatsnaam Anspach (Hessen) of Ansbach (Hessen, Beieren). Ansems, Anssems, Ancems, Ansooms, Ansoms, Amsellem, Anselme, Anselmo, Anselmi, Amsens, Amson, Amsonns, Amssons. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ans- helm; god-helm. Ansen, Ansens, Ansennes, Ansenne, Anssens, Amsens: Vadersnaam. 1. Uit Ansin, vleivorm van Ansboud, Ansbert, Ansfried, Anshelm. Ansenne is een Waalse aanpassing. 2. Fonetische spelling voor Hansen(s). Zie Hanne. Ansing, Ansingh, Amsing, Amsingh, Amsinck: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ans-naam; vergelijk Ansen(s) Anskens. Vadersnaam Afleiding van een Germaanse ans-naam zoals Anshelm. 2 spellingvariant van Hansekens. Vergelijk Ansen(s). Anson, Antson, Amson: 1. Moedersnaam Aneon, Romaans vleivorm op –eon van de voornaam Anna. 2. Vadersnaam. Spelling voor Hanson (zie daar). Ansot, Ansotte. Moedersnaam A(g)nesot, vleivorm van de voornaam Agnes. 2. Eventueel verschrijving voor Hansotte. Ansquer. Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-ger; god-speer. Ansger. Antal. Vadersnaam. Hongaarse vorm van Sint Antonius. Anten, Antens, Antes. Vadersnaam uit de heiligennaam Antonius. Antenaeken, van. Plaatsnaam. Waarschijnlijk Andernach (Rijnland-Palts) of Antennacum. Zie Andernack. Antenbrink, Antenbring. Aan de Brink. Plaatsnaam Brink als in Deventer; dorspsplein. Antheaume. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam and-helm. Anthelmus. Antheumus is waarschijnlijk een verschrijving van Antheunus. Anthieren, Anthierens, Antier, Antierens. Vadersnaam, Romeinse vorm van de Germaanse voornaam and-haria: Antherus. Antignac. Plaatsnaam, Cantal. Antink, Antema: Vadersnaam. Afleiding van een vooral Friese voornaam Ant(e), van Germaans and-naam, zoals Andbert. Antlitz. Duitse bijnaam Antlitz; aangezicht, uitzicht. Antoin. Plaatsnaam Antoing, Henegouwen. Zie Dantoing. Antonius, Antonides, Antoni, Antonio, Anthoni, Anthonij, Anthonio, Anthony, Antony, Antoniasse, Antonus, Anthonus, Anthonis, Anthonissens, Antonisen, Antonisse, Antonissen, Anthonisse, Anthonise, Anthonissens, Anthonnisse, Antheunis, Antheunissens, Antheunisse, Antheunissen, Anthuenis, Antheunissens, Antoin, Anthoine, Antoine, Anthoons, Anthoon, Anthoens, Anthone, Anthon, Anton, Antoon, Antoons, Anton, Antoun, Antonsen, Antonsson, Hantoon, Hanton, Antun, Antuyns: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Antonius. Frans Antoine, Nederlands Anton, Zuid Nederlands Antoon. Antonneu, Antonneaux, Antonnaux, Antoneaux, Antoniel, Antonel, Tonneaux, Tonneau, Tonniau, Thonnaux, Tonnele, Tonnel, Tonelle, Tonel, Tonneel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Antonius en korte vormen. Antippas, Antipas, Andipas, Antipa, Antypas: Bijbelse naam van Herodes Antipas (20 v. Chr. - 39 na Chr.), viervorst van Galilea. Antrop, Antrope. 1. Naam uit de plaatsnaam Antrup in Haltern of Lengerich (Noordrijn-Westfalen). 2. Of varianten van de Duitse familienamen Amtrop, Amtrup. Dit zijn de Westfaalse vormen van Am Dorp: bij het dorp. 3. Zie ook Entrop. Antwerpen, van: Afkomstig van de stad Antwerpen (Provincie Antwerpen). Aoust, Aot, Aout, Aust, Awoust: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Latijnse Sint Augustus. 2. Naam van de maand augustus. Apeldoorn, van; Appeldoorn: Plaatsnaam Apeldoorn (Gelderland). Aper, Apers, Apere, Appere, Apers, Appert, Apper, Appers, Haepers, Hapers: Vadersnaam. Door assimilatie lb/ben verscherping b/p uit de Germaanse voornam A(da)lbero of Albrecht (waaruit Albers). Zie ook Hapers. Apfelbaum, Apelbaum. Duitse en Noord-Duitse plaatsnaam Apfelbaum. Appelius: Latinisering van Appel(s). Apeldoorn, van, Appeldoorn. Plaatsnaam Apeldoorn. Gelderland. Of Appeldorn, Nordrein-Westfalen. Aper, Appere, Apere, Apers, Appert, Apper, Appers, Haepers, Hapers: Vadersnaam. Door assimilatie Ib/b en verscherping b/p van Germaanse voornaam A(da)lbero of Albrecht (vergelijk Albers. Aplincourt, Applincourt, Applencourt, Aplencourt, Applaincourt, Applancourt: Plaatsnaam Haplincourt (Pas-de-Calais). Apostel, Apostol, Apostoli. 1. Bijnaam voor een apostel: bewoner van een apostelhuis, acteur in een apostelspel, een van de twaalf armen wie op witte donderdag de voeten gewassen worden. Vergelijk Lapostol(le). Apotheker, Aptekers, Apteker, Aptaker, Aptakre: Beroepsnaam van de apotheker, kruidenier. Appelboom. Plaatsnaam Appelboom in Adegem (Oost-Vlaanderen) en Liedekerke (Vlaams-Brabant). Appel, Appels, Apel, Happel, Appels, Appelen, Apffel, Apfel: Beroepsbijnaam van de appelkoopman. Vergelijk de familienaam Appelmans. Appeljan; bijnaam an een Jan die appels verkocht. Appelghem, van. Plaatsnaam Ebblinghem (Nord). Appelman, Appelmans, Apelmans, Appelmaen, Appermans. Beroepsnaam voor de appelkoopman. 1278 Johannes Appelman = 1307 Johannes, mano pomorum (Middelnederlands appelmanger: appelkoopman), 1318 Johannes dictus Appelmans. Appelmoes. Bijnaam voor de eter of bereider van appelmoes. Appelt. Vadersnaam. Germaanse voornaam Adalbold. Appeltant, Appeltants, Appeltans, Appelthans. Bijnaam voor iemand die graag appels eet. Appelcuts. Beroepsnaam van de appelkoopman. Appencourt. Plaatsnaam Happencourt, Aisne. Apper, Appert. Frans apert, Latijn apertus; open. Bijnaam voor wie open van geest is? Zie Aper. Appeven, van. Plaatsnaam Oppenhoven bij Maaseik, Limburg. Appourcheaux. Aux pourceaux; met de varkens. Bijnaam voor de varkensfokker of hoeder. Appui. Misschien Au Puits: bij de Put? April, Aprile, Avril, Averill: Bijnaam naar de naam van de maand april. Ook Duits April, Frans Avril, Engels Averel, Averil. Vergelijk Januar, Hornung, Marz, May, July, Augst, Dezember. Aptroot. Duitse familienaam Abendroth, meestal een re-interpretatie van de plaatsnaam Abenrod: rode van Abb. Plaatsnaam Appenrod, Appenrode. Aquarius. Latinisering van Waterman. Arab, Arabi, Aarab, Aarabi, Aarabe. Volksnaam van de Arabier. Aragon, Arragon. Plaatsnaam, streek in Spanje. Araignien, van. Plaatsnaam Orange (Vaucluse) met verschuiving van ng totgn (nj), vergelijk araanje = oranje. Araujo, Arauxo. Frequente Portugese plaatsnaam. Arbalestrie, Arbalestier, Arbalestrier, Arbeltier, Larbalestrier, Larbaletrier, Labalestrier, Larbalestrie. Uit het Oudfranse arbalestre (kruisboog). Beroepsbijnaam van de kruisboogschutter. Arbeyt, Aerbeydt, Arrebits: Bijnaam voor een arbeider. Arbon. 1 Vadersnaam Harbon=Herbon, vleivorm van de voornaam Herbert. 2. De Duitse familienaam Arbon uit de plaatsnaam Arbon aan het Bodenmeer. Arbroscher: Vermoedelijk verhaspeling van de Duitse familienaam Armborster, van Armbruster. Beroepsnaam van de maker van kruisbogen, voetbogen. Arbulot. Vadersnaam. Variant van Franse familienaam Herbelot, afleiding van de voornaam Herbert, vergelijk Herbillon. Arbijn: Vanwege de in Zeeland en Vlaanderen niet uitgesproken h en de wisseling er/ar uit Harbijn/Herbijn, vleivorm van de Germaanse voornaam Herbert. Archaimbault, Archaimbeau, Archaimbault, Archaimbaul, Argembeaux, Darchambeau, D’Archambeau, D’Archambaut, Dargembeau, D’Argembeau: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam erkan-bald ‘Rein, echt-moedig’. Erkenboldus. 2. Plaatsnaam Archambault (Yonne). Archelon. Variant van Arcelon, van Oudfrans arcel, Frans arceau; boogje. Archne, Archen. Platsnaam Archennes, Waals-brabant. Nederlands Eerken. Archibald. Vadersnaam. Germaanse voornaam Erkeboud, zie Archambault. Arcidiaco, Arcidiacono. Italiaanse bijnaam; aartsdiaken. Arck Van, Van den Ark. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Arik (Gelderland) of Ter Arken (Brussel). 2. Mogelijk soms een variant van Van Herck. Arckels, van, van Arkkeis, van Arkel, van Erkel: Plaatsnaam Arkel (Zuid-Holland) of in Duffel (Antwerpen). Arco. Plaatsnaam Arco, Noord Italië. Arkesteijn, Arkestee, Arkestein. Stenen huis of boerderij in de plaats Arik (Gelderland) Arcq. Naam uit het Franse arc: boog. Beroepsbijnaam van de boogschutter, -maker. Zie ook Darc. Ardaen, Ardaens, Ardans, Hardaen. Vadersnaam, voornaam uit de ridderromans. Ardan is een oom van koning Arthur. Ardenne, van: Vlaams ook Van Aardenne. De streeknaam de Ardennen in het zuiden van België. Ardenais, Ardenoi, Ardenois, Ardenoy, Ardeneus, Ardenues, Ardinois, Lardennois, Lardenois, Lardenoit, Lardenoye, Lardenoey, Lardenet, Lardinois, Lardinoi, Lardinoit, Lardinoir, Lardinoy, Lardinoije. Volksnaam voor iemand die uit de Ardennen afkomstig is. Ardon, Ardonne: Vadersnaam. Hardon, Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Hardo, van hard ‘Sterk’. Ardoullie, Ardouillie, Ordouille, Ourdouillie, Hourdouillie: In de kerkrekeningen van Sint-Gillis (Brugge) staat ca. 1530-40 ene Ardoullie vermeld als Spanjaard. Ardui, Arduwie, Aerdewie: Vadersnaam. Hardui, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam harad-wg ‘Sterk-strijd’. Hartwig, Hardwicus, Arduicus. Arduino, Arduini. Vadersnaam. Italiaanse pendant van Hardewijn. Arem. Wellicht Van Haren, vergelijk Habarem=Haghebaren. Arenbergh, van, d’Arenberg, van Haerenborgh: Plaatsnaam Aremberg in Doel en Kieldrecht (Antwerpen); Aremberg bij Koblen. Arend, den: Naar de heel verspreide huisnaam ԉn den Arend’. Vergelijk Duits Zum Adler. Arends, Arend, Arendse, Arentse, Arentsen, Arendsen, Arensma, Aartsema, Arendsma, Arentz, Harent, Harends: Vadersnaam. Germaanse voornaam Arend, korte vorm van Aarnoud. Arendonk. Plaatsnaam Arendonk, Antwerpen. Arendt, van, van Haerents, Haerens, van der Haerendt, van der Harent: Waarschijnlijk Re-interpretatie - met n-epenthesis - van Van Aert, Van der Haert. Arens, Arense, Aarens, Aerens, Haerens: Vadersnaam. Zoals Arend(s) korte vorm van de voornaam Aarnoud. Arensman: Vadersnaam. Afleiding op –man van Arens. Arenthals, (van): Plaatsnaam Herentals (Provincie Antwerpen). Argeerts, Erregeerts, Vadersnaam. 1. Door er/ar- wisseling en Zeeuws niet uitgesproken h uit Hergeert ‘Heer Geert, Gerard’. 2. Het kan ook een variant zijn van de familienaam Aertgeerts, een herinterpretatie (als voornaam Aart = Aarnoud en Geert = Gerard) van Aetgeerts. Deze laatste vorm is de Brabants-dialectische uitspraak van Uytgeerts, Outgeerts, Woutgeerts, van Woutgeer, de Germaans naam wald-ger; macht-speer’. Argelo: Plaatsnaam bij Wiene (Overijssel): 1284 Erghelo, 1495 Argelo. Argyl. Vadersnaam Achile. Ariaans, Arjaansm, Ariaens, Arian, Ariani, Ariano, Errians, Erians: Vadersnaam. Ariaan is een variant van Adriaan, Latijnse Sint Adrianus. Zie Adriaanse. Arickx, Aricks, Arix, Arik, Arixkx, Arycz, Arreckx, Haerick. Vadersnaam van de Germaanse voornaam hathu-rikja= strijd-machtig: Hadaricus/Hatheric. Ariel, Arile: Vaders-, moedersnaam. Bijbelse voornaam Aril. Arien, Ariens, Arin, Arins, Arjes, Arriens, Arrien. Vadersnaam, variant van de Latijnse heiligennaam Adrianus. Arien, van, Van Narien. Plaatsnaam Arien, Aire-sur-la-Lys, Pais-de-Calais. Arijs, Arys, van de Anrys (=Henri), Arkenbout, Engels Archimbald: Vadersnaam. Germaanse voornaam erkna-balth ‘Rein, echt-moedig’. Arkens, Arcken, Arckens, Arekens, Arema, Arink, Erken, Erkens, Ercken, Erckens, Erkes, Eerkens, Eerkes, Herck, Herckens, Herkens, Arquin. Vadersnaam uit Areken, Germaanse voornaam Are, zo bij Aringzele bij Cales, Frankrijk, van zele; zaal van Are), of uit de Latijnse heiligennaam Adrianus. Arkesteyn. Plaatsnaam Argenstein in Weimar. Arku. Vondelingnaam. Anselmus Arku werd gevonden in Antwerpen op 18 april 1842. Hij trouwde in Aarschot in 1871. Arlin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam met erla; voorname man, Engels earl, bijvoorbeeld Erleboldus, Erlewinus, Arluinus, Arlulfus, Erlinus. Armand, Arman, Armant. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Herman. Armbrecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam ermin-berht ‘groot-schitterend’. Ermenbert. Armbrust, Armbruster, Arbuste. Duitse beroepsnaam van de maker van kruisbogen, voetbogen. Armel, Harmel, Ermel: vadersnaam. Bretonse voornaam Arthmael; ‘Beer-prins’. Armerotte, Armerotto, Armirotto. Vadersnaam, Italiaans-Franse knuffel-afleiding van Herman. Armslag. Re-interpretatie van Duitse plaatsnaam Anschlag. Arn, Arm, Arme, Arem: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Arnoud of Arnolf. Arnaert, Arnaerts, Arnaets: 1. Zie Hernaert. 2. Ook wel eens als afleiding van Arnoud beschouwd. Arnardi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam, zie Hernaert 2. Arnaudin, Arnaudo, Arnedo: Vadersnaam. Romaanse vleivormen van Germaanse voornaam Arnoud. Arnemuiden, van: Plaatsnaam Arnemuiden. Arnet, Arme: Vadersnaam. Afleiding van Arnaud.

Arnhem, van. Plaatsnaam Arnhem. Arnois, Arnoys: Vadersnaam. Zoals Arnoeyts uit Arnolds. Zie Aarnouds(e). Arnoldus, Arnoldusse, Arnoldi, Arnold, Arends, Aarnoudse, Arnolds, Arnaud, Nolten: Vadersnaam. Latijnse vorm (en afleiding) van de Germaanse voornaam Arnwald, Arnold, arne; arend, wald; heersen; als een arend heersend. Zie Aarnouds(e). Arns, Arnst. Vadersnaam. Variant van de voornaam Ern(e)st. 1 Korte vorm voor van der Arnst. Naar een plaatsnaam. Arnstein, Aronstein. Plaatsnaam Arnstein, bijvoorbeeld in Beieren. Arntjen. Vadersnaam, afleiding van Arnt, Arend; Arnoud. Arondberghe, van: Wellicht de plaatsnaam Aremberg bij Koblenz (Rijnland-Palts) of in Doel en Kieldrecht (Provincie Antwerpen). Arquembourg. Moedersnaam. Germaanse voornaam erkan-burg ‘mein-burg’. Ercamburg. Arijse, Arijsse: Vadersnaam. Zeeuwse afleiding van Arij, Arie, verkort uit Adriaan, of aangepaste uitspraak van Frans Henri uit Germaans Hendrik. Arras, Aras, Arrasse, Aarrass, Darras, Daras, D’Arras, Darraz, Darat, Dara, Darasse: Plaatsnaam Arras, Nederlands Atrecht, hoofdstad van Artesi (Artois), nu van Pas-de-Calais. Arrazola de Onate. Spaanse familienaam die sinds ca. 1599 in de Zuidelijke Nederlanden voorkomt. Arslan, Aslan, Alparslan, Arslaner, Arsalan, Arslantas. Turks-Armeens-Iraanse familienaam (vadersnaam) met als betekenis: leeuw. Arslijder, Arslyder: Vondelingnaam. Seraphinus Arslyder werd op 14 mei 1849 in Cent gevonden. Arthur, Arthurs, Arthus, Artus: Vadersnaam. Keltische voornaam, dankzij de Brits-Keltische romans (Artur-sage) al vanaf de eerste helft van de 13de eeuw op het vasteland verspreid: Voppin filius Arturs, Evergem. Artigues, Artiges. Franse plaatsnaam uit Latijn artica; braakland. Artisien, Lartizien, Lartsien: Artesir, iemand uit Artesi (Artois). Artisson, Artesoone: vadersnaam. Zoon van Arthus, Arthur, de koning uit de graalsage. Artois, Artoos, Dartois, Dartoit, Dartoy, D’Artois, D’Artoi, Dՠartois, Dաrtoi, Darthois, Dartoit: Artois, Nederlands Artesi, streek genoemd naar de Gallische volksstam van de Atrebates. Oud graafschap in Noord Frankrijk dat in de 12de eeuw deel uitmaakte van het graafschap Vlaanderen, maar in 1223 aan de Franse kroon werd gehecht. Artus, Arthus: Vadersnaam. 1. Latinisering van A(a)rt, Arnoud. 2. Zie Arthur. Asbroeck, van. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam As(se)broeck: essenbroek. Een moerasgebied waar veel essen groeien. As, van, van Asch, Asche, Assche, van Asschen, van Aschen, van Assch, van Aschte, van Ass, van Assen, van Aasche, van Hassche: 1. Plaatsnaam Asch in Buren (Gelderland) of As (Belgisch Limburg), vroeger Asch. 2. Van As kan ook een variant zijn van Van Ast. 3. Of uit de verspreide plaatsnaam Asschen: essenboom. Asard: Dit is de h-loze variant van de Vlaamse familienaam Hazaert, Hazard, Hasaert(s). Middelnederlands hasaert, van Oudfrans Hasart ‘kansspel, geluk’. Bijnaam voor een kansspeler, dobbelaar. Asbeck, van, Asbeek: Plaatsnaam Asbeck (Noordrijn-Westfalen) of Asbeek in Asse (Vlaams-Brabant). Asbil. Afstammelingen van 1598 George Asball, Devonshire. Misschien uit Ashpole, van Archbolt, Archibald. Asbroeck, Asbroek, van, van Asbrouck, Asbroucq: 1. Plaatsnaam Assebroek (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Asbroek (Limburg). 3. Verspreide plaatsnaam Asbroek, dat is es(se)broek: moeras waar essen groeien, bijvoorbeeld 1264 bi den Asbrouke, Meigem. 4. Zie Van Haesebroek. Ascar. Vadersnaam. Germaanse voornaam ask-hard; es-sterk. Ascher, Asscher. Duitse afleiding van Assche, Esche; es. Aschman, Asseman, Asman, Asma, Asmann. Naamvariant met man van (den) Assche of Van As(ch). Hierboven. Ascoop, Arschoop. Naam uit de Middelnederlandse plaatsnaam Ashoop: ashoop, hoop as. Ashman. Engelse beroepsnaam van de schipper. Ashton. Verspreide Engelse plaatsnaam. Aslan. Naam uit het Turkse aslan: leeuw. Bijnaam naar de eigenschappen die worden toegedicht aan de leeuw: kracht, trots, of naar de gelijknamige huisnaam. Asma, Asmann. 1. Zie Aschman. Zie hoger. 2. Zie Assman. Zie lager. 3. Er is begin 19de eeuw in Leuven een vondelingennaam Asma Philippine, Leuven O.-L.-V-ter-Predikheren 24.04.1819, gevonden 23.04.1819 ‘S avonds deur vondelingenhuis. Nu komt die naam bijna uitsluitend voor in de onmiddellijke en ruimere regio van Leuven. Wellicht zijn alle Asma hiervan afstammelingen. De verklaring van vondelingennamen is veel moeilijker. Asmod. Asmodee is een van de namen van de duivel; de duivel van de onreine liefde, huwelijksduivel, verstoorder van het huwelijksgeluk, deugniet (joods). Asmus, Asmusz, Assmus: Vadersnaam. Korte vorm van Griekse Sint Erasmus. Asnot, Asnod. Van Oudfrans asne; ezel? Asorne, Azorne: Wellicht As ornes: Aux ormes, bij de iepen? Asou, Azou, Auzoux, Auzou, Hausoul, Hauzoul, Lasou, Lazou: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam (h)as-wulf: Asulfus, Hasulphus. Aspeculo. Latijnse humanistennaam voor Van den Spiegel. Aspendius. Afleiding van plaatsnaam Aspenden, Nordrein-Westfalen. Asperdt. Plaatsnaam Aspert, Gelderland. Asperges. Bijnaam naar de kerkzang ԁsperges me’. Ook vondelingnaam. Asselt van, Limburg, Swalmen. Plaatsnaam. Asou, Azou, Auzou, Auzoux, Hausoul, Hauzoul, Lasou, Lazou. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam (h)as-wulf. Asperen, van, Asper, van, Haasper: Plaatsnaam Asperen (Zuid-Holland) of in Lingewaal (Gelderland). Asperslagh, Asperslag, Aspeslagslach, Asperlagh, Aspelagh, Hasperlagh, Haspeslag, Haspeslach, Hespeslagh: Variant van de Waals-Vlaamse familienaam Asperslag, aanpassing van de Duitse plaatsnaam Asperschlag in Bergheim (Noordrijn-Westfalen). Aspis. Middelnederlands aspis; adder. Bijnaam, vergelijk Franse familienaam Aspi. Assche, van: Plaatsnaam Asse (Vlaams-Brabant): 1159 Asche, of verspreide plaatsnaam ten Assche ‘as (boom)’. Asscherick, Asscherickx. Vadersnaam. Germaanse voornaam ask-rk; ‘as-rijk, heersend’. Asseau, Asset, Assez. Vadersnaam, Romaanse afleiding van de een Germaanse voornaam Azzo (een so-afleiding van Ado(atha)/ adal. Asscheman: Afleiding op –man van Van Assche. Asseau. Asset, Assez. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Azzo, een so-afleiding van Ado. Assel. Vaders-, moedersnaam van de voornaam Assele uit Azilo, Azila, van Germaanse voornaam Ado. Vergelijk Asselmans. Assel, van: Plaatsnaam Assel in Apeldoorn (Gelderland) of Hasselt (Belgisch-Limburg) of Asselt bij Zwalmen (Nederlands-Limburg). Asselbergs, Asselberghs, van, Asselberg, Asselbergs, (van) Hasselbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Asselberg in Arendonk. Asseldonk, van, Assendonck, Assendonk. Plaatsnaam in Uden en Haren (Noord-Brabant). Asselborn, Asselbourg, Asselbur, Dasselborne. Plaatsnaam Asselborn. Asselier. Plaatsnaam Asselier= Anlier, Luxemburg. Als migratienaam ook plaatsnaam in Asse, Vlaams-Brabant. Asselijn, Asselin, Acellin, Hasselin, Assulin, Asulin, Asseleyns, Esselen, Esselens, Esselinckx. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Assel. Asselman, Asselmans, Hasselman, Hasselmans: 1. Vadersnaam/moedersnaam. Afleiding van de voornaam Assel(e) uit Azilo/Azila, verkleinvorm van Germaanse voornaam Ado. 2. Afleiding van Van Assel. Assem, van. Plaatsnaam. Assen, van: 1. Plaatsnaam Assen (Duitsland, Drenthe). 2. Vadersnaam uit de voornaam Asse uit Assuerus. Assenberg: Plaatsnaam Aschenberg (Sleeswijk-Holstein, Hessen). Assenbroek. Plaatsnaam Assebroek, West-Vlaanderen, zie van Asbroeck. Assendelft, van; van Essendelft: Plaatsnaam Assendelft (Zaanstad, Noord-Holland). Assenderp, van: Plaatsnaam Assendorp in Zwolle, Overijssel. Assenheim. Assenheimer. Plaatsnaam Assenheim. Assenmaker, Assenmacker, Assenmacher, Assemacher, Axemacher, Axmacher: Beroepsnaam van de assenmaker, smid, wagenmaker. Assent. Plaatsnaam, Vlaams-Brabant. Asserbe. Niet van Frans acerbe: bitter, maar As herbes: Aux herbes, met de kruiden. Vergelijk Metten Biesen, Assoignon(s), Aurousseau. Bijnaam voor de kruidenier. Assink, Assinck, Assing, Azink, Hassink, Assen, Asman. 1. Bewoner van een boerderij, erve Assink, in het oosten van het land. In Geesteren werd een erve al in 1188 Assinc genoemd. Van de persoon Ase/ Asse. 2. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Adzo, Aszo, een so- afleiding van Ado. Assmann, Assman, Assmans, Asman: Vadersnaam. Vleivorm van Erasmus. Zie Aschman. Assoignon, Assoignons, Assognon, As oignons, Frans Aux oig¬nons: met de uien. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Andjoen. Asson, Hasson: vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Adzo, Aszo (vergelijk Assing). Assum, van den, van den Assem. Plaatsnaam Assum, Noord-Holland. Assy, Assys, Assi, Asisis: Midden Frans assis, Middelnederlands assise: accijns, heffing. Beroepsnaam van de ontvanger van accijnzen. Ast, van, den, van As, van Aste, van (der) Hasten, van Haste, Verast: Uit van den Aste. Een ast of eest was een droogoven, een droogruimte in meekrapstoof of brouwerij. Asten, van, van Hasten: 1. Plaatsnaam Asten (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Astene (Oost-Vlaanderen). Aster, van. Variant van Van Achter (met wisseling cht/st, vergelijk dialect moste = mocht)? Vergelijk plaatsnaam, 1142 Asterth, van Achtert. Astrion. Vadersnaam. Vleivorm van Sint Asterius? Asterion is ook de naam van een mythische koning van Kreta. Astgen. Vadersnaam. Afleiding van Ast, korte vorm van Aster. Astie, Astier. Franse vadersnaam. 1. Germaanse voornaam ast-hari; ‘Tak-leger’. Astarius. 2. Griekse heiligennaam Asterius. Astle. Zuidduits dialect van Ast; tak, zie Ast. Astor, Astore, Astorg, Astorga: Zuidfranse vadersnaam. A(u)storg, Griekse Sint Eustorgius / Austorgius. Asveldt, Asveld, van, van Asfeldt. Plaatsnaam Asveld, Twente. Aszenberg, Assenberg. Duitse plaatsnaam Aschenberg. Aszenfarb. Duitse bijnaam Aschenfarb; askleurig. Ates, Aats, Aten, Atinga, Atema, Aatsma; Friese vadersnaam Ate, van Johannes, plaatsnaam Ateburen bij Hieslum in Wonseradeel en Atens (Atingen) in Oldenburg. Atout, Attout. Waalse aanpassing van Engelse familienaam Atwood, naar de woonplaats bij het bos ‘et (the) wood’. Aterianus. Humanistennaam. Aters. Vadersnaam. Antwerpse variant (naar uitspraak) van (W)outers. Zie daar verder. Athalin, Attalin, Atteleyn: vadersnaam. Afleiding van Germaanse adelnaam, met verscherping. Adtelinus. Atkinson, Atkins. Vadersnaam. Engelse afleiding van Germaanse voornaam Ado of Bijbelse voornaam Adam. Atlas, Atalas. Middelnederlands atlas; oosterse zijden stof. Atquet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Ado. Vergelijk Atkins Attar, Attard, Atta, Attas. Vadersnaam. Romaanse vorm op –a, van de Germaanse voornaam Adehardus. Attema, Attama, Atsma, Atzema, Atten, Ettema, Ettes, Etten, Hettema, Hettinga, Heitinga, Hattinga: Friese vadersnaam van Atses, Atzes, van de voornaam Atse, Atze, een korte vorm van een adel-naam. Attinus = Adinus. Bij Tzummarum ligt de Atsmastate. Atten, van; Natte: Wellicht de plaatsnaam Etten (Gelderland, Noord-Brabant). De gemeente Etten(-Leur) in Noord-Brabant heette in 1356 Attene. Natte(n) door verkeerde scheiding of ontleding van een naam. Atenberger. Plaatsnaam Attenberg, als in Beieren. Attenelle. Bijnaam. Vrouwelijke vorm van Picardisch antniau: schaap van meer dan een jaar. Attenhoven, van. Plaatsnaam Attenhoven (Vlaams-Brabant) en in Holsbeek (Vlaams-Brabant). Attenrode, van. Plaatsnaam Attenrode, Vlaams-Brabant of Hertenrode bij Diest, Vlaams-Brabant. Attert, Atterte, Hatert, Haterte. Plaatsnaam Attert, Luxemburg. Atton. Vadersnaam. Variant van Adon, met verscherping, vergelijk Attard. Atyn. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Ado; zie Atten. 2. Eventueel variant van Wattyn. Aube. Bijnaam. Frans aube; dageraad, vergelijk Dagraed. Aub. Vadersnaam Aubet. Afleiding van Aubert. Aubecq, Aubeeck, Obeck: Plaatsnaam Albeke (Aubecq) in Vloesberg (Henegouwen) of Aalbeke (West-Vlaanderen). Aubel, van. Plaatsnaam Aubel, Luxemburg. Auberg, van. 1. Plaatsnaam Aubers bij Rijsel. 2. Zie Hoberg? Auberge, Alberger. Afleiding van Oudfrans alberge; herberg, Herbergier, waard. Aubert, Aubertin, Obertin, Auburtin, Aubertot, Aubier, Auber, Audebert, Audibert, Audibet, Audoubert, Haubert: Vadersnaam. Romaanse vorm Aubert (en afleiding op -in, -ot) van Germaanse voornaam ald-berht; ‘mud-schitterend’. Aldebertus. Aubignat. Plaatsnaam Aubignas, (Ardèche). Aubin, Aubain, Aubinau, Aubinet, Abinet: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Aubert of van Latinse Sint Albinus. Aubray, Aubre, Aubrey, Obr: Plaatsnaam lՠAuberaie: (les Salines) plaats waar abelen, witte populieren staan. Aubrebis, (D’Aubreby, D’Auxbrebis: Bijnaam Aux Brebis: met de ooien, met de schapen. Beroepsnaam voor de herder of bijnaam naar het uithangbord. Aubroeck, Audebrox: Plaatsnaam Aubroek in Moerzeke (Oost-Vlaanderen), Oudenbroek in Ronse, Oost-Vlaanderen. Aubry, Laubry, Aubrion, Aubtiot, Obry, Obrie, Obri, Abry, Haubry, Haubruye: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam alb-rk; ‘alf-machtig’ Nederlands Alverik. Aubrion, Aubriot zijn vleivormen. Oberon is de elfenkoning. Albericus, Alvericus. Zie ook Alfrink. Auchain. Plaatsnaam Haulchin, Henegouwen. Auchet. Vadersnaam. Variant van Aucher, Romaanse vorm van Germaanse voornaam al-hari; ‘Heiligdom-leger’. Alcher(i)us, Aucherius. Aucock, Alacoque, Allcock, Alcock: Au Cocq: met de haan (vergelijk Aubrebis). Bijnaam, wellicht naar het uithangbord. Aucremanne. Verfransing van Ackerman. Vergelijk Ockerman 2. Aucoin. Au coin; op de hoek. Naar de woonplaats. Audaert, Audard. Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-hard; oud-sterk. Aldhard. Audefroy, Haufroid, Offroy, Offrais, Auddifret, Auddifred, Odufr, Odufre, Auffret: Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-frid; ‘‘mud-bescherming, vrede’. Aldefredus. Audekerk, van Audekerke, van, van Audekercke. Plaatsnaam Oudekerik in St. Martens-Lierde, Oudekerik in Rummen, Vlaams-Brabant. Audemar, Audemard. Vadersnaam. Germaanse voornaam Audamar, zie Omer. Audenhove, van, van Oudenhove. Familienaam uit de plaatsnaam Oudenhove/Audenhove, die over gans Vlaanderen en Noord-Frankrijk voorkomt. Audenrode, van, van Audenroede. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam (vooral in Duitsland) Oude Rode: Oud gerooid terrein. Vergelijk Aldenrade Audevart, Audevaert, Audouard: Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-ward; ‘mud-bewaarder’. Alduardus. Audeval. Franse familienaam Haudeval; op de hoogste plaats van het dal. Audez. Vadersnaam Audet, van een Germaanse ald-naam. Audiart. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse ald-naam, vergelijk Audibert. Audiau. Vadersnaam. Picardische vorm van een Germaanse voornaam ald-wald; oud-heerser, Aldaldus. Audier, Oddie, Odie, Ody, Oudit: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-haril ‘mud-leger’. Aldarius, Aldiers. Audin, Audain, Audinet, Haudin, Hodin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse ald-naam, zoals Audebert, Audaert. Audland. Noorse plaatsnaam Audland (Solbjrg, Ostery, Hordaland). Audoor, Audoore, Audooren, Audoorn, Audooru. Bijnaam voor ‘De oude’de eerste erfgenaam. Middelnederlands (h)oir, ore; erfgenaam. Vergelijk Dhoore. Audran, Audrant, Audren. Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-hrabn; oud-raaf. Aldramnus. Audry, Auderit, Audrit, Odry, Oddery, Odery, Oderij, Oderie, Haudry, Aldric: Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-rk; ‘mud-machtig’. Aldricus. Auer, Aur: Duits Auer, Middelhoogduits Ouwre ‘Die bij of op de Au (weiland, beemd) woont’. Zoals Von Aue. Auerbach, Auerbacher. Vooral in Beieren verspreide plaatsnaam Auerbach. Auerhaan: Bijnaam naar de vogel auerhaan Aufrecht, Aufrychter: Duitse bijnaam Aufrecht: oprecht, eerlijk. Aufrre. Zoon van Lefrre. Augarde. Moedersnaam. Germaanse voornaam ald-gard; oud-gaarde, Aldagarda. Auged, Auget, Augez, zie Hocedez. Augenbron, Augenbroc: Duitse bijnaam Augenbraun: (iemand met) bruine ogen. Vergelijk Bruinooghe. Auglaire. Waalse aanpassing van Duitse Augler, ugler, afleiding van (lieb)ugeln: lonken, koketteren, het hof maken, vleien. Bijnaam. Augenois. Afleiding van plaatsnaam Auguenne in Frasnes-lez-Buissenal (Henegouwen). Auguet, Auguez, Aughuet: Waarschijnlijk vadersnaam. Afleiding van een Germaanse ald-naam waarvan het tweede element met een g begint (-god, -gond, -grim). Vergelijk Augot. Augustinus, Augustin, Augustins, Augustijn, Augustijns, Augustyn, Augustyns, Augustijnen, Augustynen, Augusteijn, Augusteijns, Augusteyens, Austin, Astin, Austen, Aoustin, Austenne, Autenne, Hauten, Hautenne. Vadersnaam. De Latijnse heiligennaam Augustinus, verkleinvorm van Augustus. De namen op -enne zijn Waals. Augustus, Auguste, August, Augusto, Augusti, Auguster, Agosti: Vadersnaam. Latijnse Sint Augustus ‘Verheven’. Aukesma, Friese vadersnaam Auke. Auman, Aumann. Naar de woonplaats; an der Aue; aan de beemd. Aumnier, Laumonnier, Laumonier: Oudfrans almosnier: bedelaar, iemand die aalmoezen krijgt. Bijnaam. Aupaix, Opaix: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam alb-haid: Alpheidis, Alpais. Auperl, Aupperlee: Verschrijving voor de familienaam Oberl uit de Elzas, met verfransend accent aigu uit Duits Oberle, naast Oberlin uit Aberlin, verkleinvorm van Albrecht. De Zeeuwse variant met p is te begrijpen omdat de naam op het gehoor werd opgeschreven en het Elzas een Zuid-Duits dialect is dat de stemhebbende occlusieven stemloos uitspreekt. Auquier, Auquiere, Auquire, Auquiert, Hauquier, Hauquiert, Hauquies, Hauquiere, Ockier, Okire, Okir. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam alh-hari; heiligdom-leger. Alcharius. 2. Of schrijfvariant van Wauquier. Zie bij Walker. Aureille, Auriel, Aurel, Auriault, Auriau, Auria, Oreille, Noreillie, Noreille, Noreilde, Norullie. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Aurelius. 2. Bijnaam uit het Franse oreille: oor. Dit voor iemand met bijvoorbeeld bijzondere oren. Auret, Aurez, Hauret, Haurez: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-rd; ‘mud-raad’. Aldradus. Aurich. Plaatsnaam Aurich. Auriol, Oriol, Orriols, Orjol, Oriot, Orio, Orieulx: Oudfrans oriol, van Latijn aureolus, Frans loriot: wielewaal. Aurousseau. Waarschijnlijk uit Au Roseau; aan, met het riet. Vergelijk Durousseau. Aury, Oriee, Ori, Orye, Ory, Orije, Orij, Oury, Uri, Ury: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-rk; ‘mud-rijk’. Zie ook Oury. (van) Ausloos, Ausseloos, (van) Aussloos, van Auseloos, Ausseloos, Aussillous, Auloos, Aessello, Aeseloos, Aesloos, Asseloos, Ansloos: Familienaam uit de plaatsnaam Ausloe in St.-Margriete-Houtem. Aussems, Aussem, Aussen, Aussens, Ousen, Haussens, Haussen. Familienaam uit de plaatsnaam Aussem, onder andere Oberauem en Niederauem (Noordrijn-Westfalen). Ausilia, Ausseil: Moedersnaam. Latijn Sint Auxilia. Auslender, Auszlender: Duits Auslnder: buitenlander, vreemdeling. Auspert. Van Oostenrijkse afkomst; Ausberger. Aussem, Aussems, Aussen Aussens, Haussens, Haussen: Plaatsnaam Aussem, Oberaussem en Niederauflem. Austraet. Provençaals voor Oudestraat (Departement Geetbets). Autaers. Gereinterpreteerde var. van Outers. Autelet, Auttelet, Authelet, Outelet, Outtelet, Outlet, Oteletm Otlet, Ottelet, Ottele, Ottel, Hautelet, Hottelet, Hottlet, Hootel, Hootele, Hontel, Homtele: Vadersnaam. 1. Variant van Wautelet. 2. Er kan ook uitgegaan worden van Ot(t)elet, van Germaanse voornaam Otto, of zelfs van Osto (zie Ost, Ostelet). Otelet is dan te verklaren uit Ostelet (vergelijk Frans hte uit hoste). Auterboer, van, van Autenboer, Hatenboer: Plaatsnaam in de buurt van de Auterberg in Messelbroek (Vlaams-Brabant). Het tweede element -boer is waarschijnlijk br, Middelnederlands buur: woning. Auteri. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-rik. Altrichus. Autier, Authier, Hauthier, Hautier, Outtier, Outier: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-hari; ‘mud-leger’. Altharius, Alterius. 2. Variant van Wautier. Autrique, Autric, Outricque, Outteryck, Houtrique, Hoeterickx, Hoetrickx: 1. Plaatsnaam. 2. Vadernaam. Germaanse voornaam ald-rk; vergelijk Audry, Auteri. Autru, Hautru: Moedersnaam. Variant zonder w (vergelijk Autier, Autelet) van Wautru, Waudru, Romaanse vorm van Germanse voornaam wald-trd ‘Heerser-macht’. Waltrudis. Auvergne. Plaatsnaam, streek in Frankrijk. Auwens: Vadersnaam van de Friese voornaam Aue, Auwe, Auwen, misschien van de Germaanse voornaam Avo. Auwermeulen, van (der). Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Oude Molen. Av, Avi: Zoals Avet voor Havet. Oudfrans Havet ‘Haakje’. Beroepsbijnaam. Avenarius: Beroepsnaam. Latijnse Avenarius ‘Haverkoopman’afleiding van Avena ‘Haver’. Vergelijk Oudfrans Avenier in 1281. Avermaete, van: Dit is een h-loze spelling van Van Haverma(e)te. Plaatsnaam Havermaat ‘Havermaailand, haverland’bijvoorbeeld in Zele (Oost-Vlaanderen). Ausema, Auwema, Auwen; Friese vadersnaam Aue, Auke. Auversack. Beroepsnaam Haverzak voor de haverkoopman. Auvertin. Waarschijnlijk variant van Haubourdin, zoals Auverdin. Of plaatsnaam Saint-Avertin (Indre-et-Loire)? Auweghem, van Auwegem, van, van Hauweghem, Hauwegem, van Aughem, Hauweghem, Augem: Plaatsnaam Ouwegem (Oost-Vlaanderen) of Oudegem (Oost-Vlaanderen) (zie Van Oudeghem). Auwenis, van, van Hauwenis, van Houwenis: Plaatsnaam Avesnes (Nord, Pas-de-Calais, Somme..)? Of (niet gedentificeerde) plaatsnaam Ouwe Nes(se): oude landtong? Auwerijckx, Auwerijkx, Auweryckx, Ouwerx, Owerckx, Auwerx, Auwers, Hoerweckx, Hoewerkx: Oost-Friese plaatsnaam Aurich. Auwermeulen, van. Plaatsnaam Oude Molen, erg verspreid. Auzat, Auzas. Plaatsnaam Auzat (Arige, Puy-de-Dme). Aveniere, Advenier: Beroepsnaam, Oudfrans avenier: haverkoopman. Averberghe, van. Re-interpretatie van Van Haverbeke. Averbode, van. Plaatsnaam Averbode, Vlaams-Brabant. Averbuh, Awerbuch, Averbouch: Noord-Duits aver: over. Naar de woonplaats over, voorbij de beuk. Avesaat, Avesaath, van, Avezaat. Plaatsnaam (Kapel-) Avezaath in Tiel, Gelderland. (Kerk-)Avezaath in Buren (Gelderland): 850 Avasati. De zate of woning van Avo. Avijle, van den, van den Avyle: Waartischijnlijk dialect uitspraak van Van den Aweele. Avink: Nederlands ook Afink. Afleiding van Germaanse korte naam Avo. Avoird, van den: Variant van Van der Avoort. Plaatsnaam Avoord ‘Voorde, doorwaadbare plaats aan een waterloopje, een Aa’. Avondstondt, Avonstondt, Avondtstondt: Bijnaam voor iemand die van de avond houdt of ‘S avonds op een of andere manier actief wordt. Vergelijk Avonts. Avond, van den, van den Avont, van Avondt, Avonde, Avonts, Avons, Avondts: 1. Bijnaam naar het tijdstip. Vergelijk Middag, Middernacht, Duits Abend, Feierabend. 2. Een enkele keer is Avon(d)ts moedersnaam, Re-interpretatie van Avens, afleiding van Germaanse voornaam Ava. Avontroodt. Waarschijnlijk vertaling van de Duitse familienaam Abendroth, die meestal teruggaat op de plaatsnaam Appenrod(e). Zie Aptroot. Avontuur, Avonture, Aventure, Avanture: Vlaamse familienaam Avonture, Middelnederlands Aventure betekende ‘Het gebeurde, voorval; lot, geluk, kans’. Uit Frans aventure, van Latijnse Adventura ‘wat komen moet’. Maar misschien is de naam veeleer te begrijpen als Middelnederlands avontuurre, nomen agentis bij het werkwoord Aventuren ‘Wagen, ondernemen, op avontuur uitgaan’. Vergelijk Duits Abenteurer, Frans Laventurier. Naam voor rondtrekkende kooplui. Zie ook Frans Laventure, Laventurier. Avoort, van der,, van der Avoirt, van der Avoird, van der Avoort, van der Avort, van der Avroet, van der Avrot, van der Avraux, van der Aevroet, van der Averoet, van der Averot, van der Averoot, van der Averot, van der Averoven, van Deravoirt, Verhaevert, Verhavert, Haverrot: Plaatsnaam Ter Avoord: voorde, doorwaadbare plaats aan een waterloopje, een Aa, bijvoorbeeld in Dworp, Neerheilissem, Retie. Avot: Spelling voor Havot. Middelnederlands Havot ‘korenmaat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter. Avot, van: Vermoedelijk door reductie van Van den Avoird, vergelijk Vlaamse variant Van der Averot. Avraam, Avram, Avramides, Avramidis, Avramovici, Avramovic: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Abraham. Avrouin. Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-win; ‘aver-vriend’. Everuinus. Avyn, Avijn. 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Avo/Ava. 2. Variant van Ovijn lijkt niet uitgesloten, door voortonige klinkerversterking. Awater. 1. Dialect uitspraak van Ouwater; zie Oudewater. 2. Dialect uitspraak van Awouter. Awauters, Awouters. 1. Vadersnaam, Brabantse dialectische uitspraak voor oude Wouter, dit ter onderscheiding van een jongere Wouter. 2. Mogelijk uit de plaatsnaam Oudewater. 3. Of uit het Middelnederlandse aweiter: wachter. Axel, (van) Aksel, Aczel, Hackselmans, Haxelmans. 1. Vadersnaam, Zweedse vorm van den Bijbelse heiligennaam Absolom. 2. Plaatsnaam Axel (Zeeuw-Vlaanderen) of Axel (Zeeland. Axler, Axer. Duitse beroepsnaam Achs(l)er; voerman, wagenmaker. Axters, den Exter, Exters, Exter, Dexters, Hekster: Middelnederlands en Waals-Vlaams axter: ekster. Bijnaam voor een babbelaar, praatvaar, die praat als een ekster. Axwijk. Plaatsnaam. Noord-Holland. Aydin, Apaydin, Gunaydin, Ay, Aydinli, Akaydin. Familienaam uit Turkije. Azijn, Azyn. Beroepsbijnaam van de azijnstoker of –handelaar, vergelijk Duits Essig. Azirar, Azurar. 1. Arabische vadersnaam uit Aziz: krachtig en ook geliefd. 2. Spaanse naam uit azurar: blauw maken. Beroepsnaam voor de blauwschilder (tegelschilder - buitenschilder). B. Baafse: Vadersnaam. Zoon van Baaf, Latijn Bavo, Germaanse voornaam. In de verkleinvorm Baafje als vrouwennaam. In Aardenburg staat de Sint-Baafskerk. Baak, (de), (de) Baek, Baecke: Vlaams (de) Baeke. Middelnederlands baec, bake ‘Varkensvlees, spek, geslacht varken, levend varken’. Beroepsbijnaam van een varkensboer, varkensfokker of –slachter, slager. Vergelijk Engels bacon. Baak, van: Plaatsnaam Baak in Steenderen (Gelderland). Baal, van, van Bael, van Baele, van Bol, Verbal, Verbaal: 1. Plaatsnaam Baal in Bemmel (Gelderland) of in Tremelo (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Baarlo (Nederlands-Limburg of Baarle (Noord-Brabant, Belgisch-Limburg, Provincie Antwerpen) Baal uitgesproken, Barlo in Aalten (Gelderland), Bale uitgesproken. Er is ook een verdronken Baerle bij Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen). Zie ook van Baarle. Baale, (de) Baele: Middelnederlands Bael ‘Voogd’van Oudfrans bail, bal, Midden Latijn Bailus ‘Voogd, beheerder, gouverneur, gezant’. Baan, van der, Baane, de Baene: Middelnederlands Bane ‘Speelbaan, kaatsbaan; betreden en gangbare weg’. Bijnaam voor een kaatser of speler; of beroepsbijnaam voor een straatmaker. Baan, van der, Verbaan, van der Ban, van der Band: 1. Plaatsnaam Baan ‘gangbare weg, effen weg; kaatsbaan’. De Zierikzeese familienaam van der Baan stamt van ‘De nog te Zierikzee bestaande lijnbaan, waar Rutsaert Hendriksz en zijn zoon het touwslagersbedrijf uitoefenden’. 2. Of Van der Baan is een vondelingnaam: gevonden op de Baangracht in de 18de eeuw. Baankreis: Plaatsnaam in Gorssel (Gelderland): 1491 Baeinckreyse. Baanstra: Fries ‘baen; baan, –stra, afleiding van Van der Baan. Baar, van, (van) Baer: Plaatsnaam Baar: slagboom, afsluiting. Vergelijk Verbaere. Baar, de; de Baer, de Baere: Vlaamse (de) Baere. Bijnaam. Middelnederlands Baer ‘Naakt, bloot’. Baard, Baart, Bartz, Baartz, Barts, Bartz, Baert, Baerts, Bart, Barth, Bard.: Vlaamse Baert. 1. Meestal bijnaam voor iemand met een baard. ԣum barba, mit dem Barte’. 2. Verkorting van een bertht-, barad-naam, zoals bijvoorbeeld Isebaert, Notebaert. 3. Mogelijk ook uit een huis(herberg)naam ‘ed Barbam’. Baertsoen; zoon van Baart. Baarde, van, Beerda, Baard, Bearda. Plaatsnaam als Baard, Friesland. Baardemaeker, de, de Baerdemaecker, de Baerdemaker, de Baerdemacker, de Baerdemaker, de Baerdenmacker, de Bardemacker, de Baeremaker, de Baeremeker, de Baeremaecker, Baermaker, Barremaeker, Barremaecker, Barremaeckers, Barremacker, de Borremaecker. Beroepsnaam voor iemand die zich met baarden en later ook met andere dingen bezighield: scheerder, heelmeester. Baardman, Baartmans, Baerdeman, Bartman, Bartmann: Bijnaam voor iemand die een baard draagt of beroepsnaam van de baardmaker, barbier. Baardwijk, Baardewijk (van): Plaatsnaam Baardwijk in Waalwijk (Noord-Brabant). Baarle, van, Barel, Baerle, van Barel, van Baerlem: Plaatsnaam Baarle in Drongen (Oost-Vlaanderen), Tessenderlo (Belgisch Limburg), bij Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen), Baarle-Hertog (Provincie Antwerpen) Baarle-Nassau (Noord-Brabant) of Baarle (Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel). 2. Of uit de plaatsnaam Baerle in Zegelgem en Tielt (West-Vlaanderen). Baars, (den); Baers, Bars, Le Bars: Bijnaam naar de visnaam of vanwege de huisnaam. Baarschers: Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands Baertscheerre ‘Baardscheerder, barbier’. Baarsdorp, van: Plaatsnaam Baarsdorp (Borsele, Zeeland). Baarslag: Duitse familienaam Bartenschlag ‘Slag met de slagersbijl’. Bijnaam van de slager. Baarspul: De naam komt vooral in Holland en Utrecht voor. Wellicht Deense familienaam Barsbol(l), naar de plaatsnaam Barsbl (Nordjylland). In Zeeland kwam hij in 1947 slechts n keer voor. Baas, Baes: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Baso. 2. Vadersnaam. Uit Baefs, afleiding van Bave, de Germaanse voornaam Bavo. West-Vlaamse Sente-Baas is namelijk Sint-Baafs. (de H. Bavo is de patroonheilige van Aardenburg). 3. Bijnaam de Baas, voor de huisvader. Baast, van. Plaatsnaam Baast bij Oirschot (Noord-Brabant) en in Oostelbeers (Noord-Brabant). Baat, de; de Bat, de Bath: Bijnaam voor iemand die ‘Baatՠof voordeel heeft? Baatout. Tunesische familienaam. Baats, Baatsen, Baetsen, Baaths, Baatz, Baets, Badts, Bats: Vadersnaam. Afleiding op -so van Germaanse badu-naam; ‘Strijd’. Vergelijk vrouwelijk Baza. Baaij: Bijnaam, Middelnederlands bay, Oudfrans Bai ‘Roodbruin, roodbruin paard’. Baaijen, Baaijens, Baeyens, Baijens, Bajens, Bayings, Bais: Vadersnaam. Hypercorrecte spelling voor Boyen(s), van Middelnederlands Boidin, naast Boudin vleivorm van de Germaanse voornaam Boudewijn. Zie Boidin. Babay, Babey: Vadersnaam/moedersnaam Verkleinvorm van Germaans bakernaam Babbe, of van Barbara (Reaney) of Isabelle. Babbaert, Babbaerts, Baba, Babar. Afleiding van werkwoord babben: kwijlen. Bijnaam voor een kwijler. Babin, Babijn: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Babo, bijvoorbeeld gelatiniseerd Babinus. Bach: Duitse familienaam bach ‘Beek’. Vergelijk van der Beek. Bache. 1. Familienaam uit de Bauche (op een paar plaatsen in Frankrijk). 2. Beroepsnaam uit het Romaanse ‘Bache’een variant van het Germaanse bakker. Babel. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Bavo; vergelijk Babila (Moedersnaam) en Bavilo (Vadersnaam) 2. Of Bijbelse toespeling op Babel? Bachelier, Bachely, Bachiller, Backler, Baclre, Baclere, Basselierse, Basselier, Baselier, (de) Baetselier, Batselier, de Baetzellier, de Baetzelier, de Batzelier, Bassleer, Baseleer, Basler, Basselaire, Baetseleer, Batsleer, (de) Baetseleer, Batseleer, (de) Baetselair, Batselare, de Botselier, de Boitselier, Besselaar, Besselaere, Besseleer, Besseleers, Besselers, Bastelier, Basteleer, Basteleur, Basteleurs. Familienaam uit het Oudfranse bachel(i)er: jong edelman in dienst van een andere ridder. Baben, Bbe, Babbe, Babe, Baeb, Baep: 1. Vadersnaam. Germaanse bakernaam Babo. 2. Moedersnaam. Waals Bbe, Frans Barbe, voornaam Barbara. 3. Of Waals bbe, Frans barbe: baard. Bijnaam. Babet, Babette, Babey, Babez: 1. Vaders-, moedersnaam, van Germaanse bakernaam Babbe (zie Baben), of eventueel Barbara of Isabelle. 2. Zie Barbet. Babijn, Babinot, Babinez: Vadersnaam. Vleivormen van Germaanse voornaam Babo (vergelijk Baben). Babinus. Babilas, Babylas: Bretons vadersnaam. Naam van een patriarch-martelaar van Antiochi. Babilone, Babylone, Babylon, Babiloni: Vadersnaam. Frans vleivormen op -ilon van de Germaanse voornaam Bavo: Babo, Babila, Bavilo. Vergelijk Babilot, Babelon, Babelet, Babelin, Bablon. Baboeuf, Bobeuf: Plaatsnam Baboeuf (Oise). Babulot. Variant van Babilot, van -ilt van Germaanse voornaam Babo, Bavo; zie Babilon(e). Babut, Babusiaux: Oudfrans babuse: geleuter, kletspraat, scherts. Bijnaam. Bac. Duitse familienaam Bach; beek, vergelijk Beke. Backer, Backere, (de), Bak, Bcker, Backers, (de) Bakker, Bakkere, (de) Backker, de Bachere, de Baccker, de Backre, (de) Baecker, Baeker, de Baeckere, de Baekere, (de) Baker, Bakkers, den Bakker, Bakkeren, Bakkert, Bakkerus, Backerus, de Bacquer, Bacqure, de Bakre, (de/den) Bekker, (de) Becker, Beckers, Beckker, Becher, Bechers, (de) Beckker, de Beker, Bekkers, Beekkers, Beekers, Beekher, Beckert, Bekkeren, Bekkering, Bekkeringh, Beckeringh, Beckering, de Bacque, Deback, Debacq, Debaqcue,1. Beroepsnaam voor een bakker. 2. Heel soms kan de familienaam afgeleid zijn van een ander beroep: backer = veerman. Deback/ Debacq(ue) is de Waalse aanpassing van De Back(e)re, met reductie kr/k. Backman, Bacman. 1. Beroepsnaam. Afleiding van Backer. 2. Franse aanpassing van Duitse Bachmann. Bachellerie, Bachelrie. Plaatsnaam Les Bachelleries in Villerot en Sirault, Henegouwen. Bachelet, Bachelez, Bachelay, Bachell, Basselet, Baselet, Basselez, Bassel, Bassele, Bassle, Bassl, Basl, Basley, Basle, Batsel, Batsl, Batsle, Baetsel, Baetsl, Baetsele, Baetsle, Backlet, Bacle, Backel, van Backl: Theoretisch van Bachelet, Oudpicardisch Baquelet van Frans Bachelier. Maar aangezien vormen van ontbreken, gaat het ongetwijfeld om variant van Bachelier, door suffixsubstitutie. Ba(t)sl en Ba(t)sleer (en varianten) kwamen trouwens door en voor elkaar voor. Een schijnbaar oude vorm 1417 Willem de Bacheleet, St.-Winoks is wel een verkeerde lezing voor Bacheleer. Trouwens, 16dee eeuwse immigranten uit Noord-Frankrijk, die ongetwijfeld dezelfde naam droegen, werden nu eens als Baccl, dan weer als Bacleer opgetekend. Bachelier, Bachely, Bachiller, Backler, Baclre, Baclere, Basseliere, Basselier, Basilier, (de) Baetselier, Batselier, de Baetzellier, Baetzelier, de Batzelier, Bassleer, Baseleer, Basler, Basselaire, Baetseleer, Batsleer, (de) Baetseleer, Batseleer, (de) Baetseleir, Batselaere, de Botselier, de Boitselier, Besselaar, Besselare, Besseleer, Besseleers, Besselers, Bastelier, Basteleer, Basteleurs, Basteleur; Oudfrans bachel(i)er, Bachelor, Oudpicardisch bakel(i)er, Middelnederlands bacheleer, baetseleer, basseler, Basselaer: jong edelman, in dienst van een andere ridder; ook baccalaureus, Frans bachelier, dat eveneens teruggaat tot Latijn baccalarius. Zie ook Bachelet. Bacherius, Bachrius: Latinisering van beroepsnaam De Backer. Bachet, Bachez, Bacher. Van Oudfrans bac; bootje. Vergelijk Baquet, Bachot. Bachman, Bachmann, Backman, Bakman, Bachmeyer, Bachmajer. Duitse afleiding van Bach; beek. Bacho, Bachot, Baco, Bacot. Afleiding van Oudfrans bac; veerboot. Bachrach. Plaatsnaam Bacharach, Reinland-Pfalts. Bachus, Bacchus, Backhuisen, Backhuis, Bakhuizen, Backhaus, Bacaus, Bakkaus, Bakaus, Backhouse, Backus, Bakkus, Baccus, Bacus, Baccu, Bacu, Backes, Beckhaus, Becaus, Beckooz, Beckoz: Middelnederlands, Noord-Duits, Duits en Engelse vormen voor bakhuis: bakkerij. De vorm Beckooz geeft de verfranste uitspraak weer van Beckhaus. Backaert, Backaers, Bakkaert, Bakkart, Baccaert, Baccart, Bacquaert, Bacquart, Bacart, Baca, Baccar, Bacca, Baeckaert: 1. Afleiding van werkwoord backen: bakken. Variant voor De Backer. 2. Variant van Middelnederlands baggaert: bedelaar, (ook) beggaard, lid van een geestelijke broederschap. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Baghard. 4. Soms = Beckaert. Backe. Variant van Back, Bak of van Baeke. Backeberg. Plaatsnaam. Backelion, Bakelion, Backeljan: Wellicht variant van Backeljau, een familienaam die eveneens in Henegouwen voorkomt. Vergelijk Mispelon, van Mesplau. Maar niet uit te sluiten is een variant van Boucquillon, met voortonige klinkerversterking (vergelijk Marcel, Waals-Vlaams arloozje = horloge); zie Bosquillon. Backhoven, Backhovens, Bakkovens, Bakhovens: 1. Bakoven. Beroepsnaam van de bakker. Vergelijk Duits Backofen. 2. Plaatsnaam in Ophoven (Limburg). Backschies. Brech. verklaart Bockscheiss als grove scheldnaam: bokkenscheet. Of veeler Bockschiess: bokkenschieter. Vergelijk Schietekat. Backus, Backes, Buchus, Backhuis, Bakkus. Limburgse variant van Bakhuis. Baclain, Baclaine, Baclne, Bacquelaine: Plaatsnaam: waternaam, afleiding van Germaans baki: beek. Plaatsnaam in Leuven (Vlaams-Brabant), Bornai, Longueville, Mont-Saint-Andr, Neerheilissem, Opprebais, Adorp, Bierk, Waver (Waals-Brabant), Geer, Hollogne, Warnant-Dreye (Luik). Baclin. Plaatsnaam Baclin in Mont-le-Ban. Bacraux, Bacroix, Bacros: Waarschijnlijk Waalse afleidingen van Bacrot. Bad, (de): Vermoedelijk variant voor De Baat. Bade, Baade: 1. Zie (van) Baden. 2. Vadersnaam, Luxemburg, Waalse vorm voor Baude. 3. Vadersnaam, Noord-Duitse vorm voor Bode, Germaanse voornaam Bodo (vergelijk Badke). Baden, van, van Baeden, Bade, Baade: Variant zonder van- aanloop naast Van Baden. Plaatsnaam Baden (Nedersaksen, Baden-Wrttemberg ) of streeknaam Baden (Baden-Wrttemberg). Badenbroek. Variant van Duitse familienaam Buddenbrock, Buddenbrook. Vergelijk Nederduits Badendiek- Westfaals Buddendiek. Badenhorst. Plaatsnaam in Elsdorf. Bader, Baader, Badr: Beroepsnaam van de badmeester, houder van een badstoof. Badert. Waarschijnlijk van Bader. Badger. Engelse beroepsnaam; maker van bags, vervaardiger van tassen, zakken. Badin, Baddin, Bading. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse baltha- of badu-naam. Badiou, Baadjou, Badjou. Zuid-Franse familienaam Badiou, Picardisch Badieu van Latijn badivus, Occidentaals badiu: dwaas, gek, zot, onnozele hals. Badir. Badji, Badjir. Indien inheems, dan waarschijnlijk van Baudier. Badke, Badtke, Bathke: Vadersnaam. Noord-Duits Badeke, van de voornaam Bade, een Noord-Duitse variant van Bode (vergelijk Badendiek = Bodendiek). Badoul, Badoux, Badou, Padoux, Padoue, Padou: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam badw-wulfa; ‘Strijd-wolf: Batulfus. Zie ook Patout. 2. Waalse variant van Baudoul, Baudoux. Badrihaye, Beaudrihaye, Baudrihaye. Plaatsnaam Badrihaye in Soumagne, Luxemburg. Badura, Baduraux, Badoureaux: Vadersnaam. Variant van Franse familienaam Baudereau, van Germaanse voornaam Balder; zie Baudier. Baek, Baeke, (de) Baak, Baake, (de) Baeck, Baecke, Bake, Baken, Baecken, Baeken, Baeck, Baeckx, Baeckman, Baekman. Familienaam uit het Middelnederlandse baec, bake: geslacht of levend varken. Beroepsbijnaam voor de varkensboer, slager of fokker. Vergelijk Waals-Vlaams bake(nier), (zwijne)bake(nier): spekslager. Baedewyns, Baedewijns. Vadersnaam. Germaanse voornaam badw-wini; ‘Strijd-vriend’. Baekes. Variant van Baekx of Baekens. Baekhoven: Plaatsnaam Baakhoven in Susteren (Nederlands-Limburg). Baelde, Baelden, Balde, Bald, Bald: Vadersnaam. Germaanse korte voornaam Baldo; ‘Stoutmoedig’. Zie Boudewijn(s), Baldewijn(s). Baele (de), Baelen, Baelens, Balen, Balens, Bael, Baels, Balus. Familienaam uit het Middelnederlandse bael: voogd, het Oudfranse bail, bal: voogd, beheerder, gezant. Een soort beroepsnaam. Baelemans, Balemans, Baelmans: 1. Afleiding van Baele(n). 2. Afleiding van plaatsnaam Balen (Antwerpen, Luik) of Baal. Uit Baerlemans, afleiding van Van Baerle. Baelenberge, Baelenberghe, van, van Ballenberghe, van Balleberghe,van Balberghe, Vambalberghe, van Bolberghe, Baalbergen: Plaatsnaam Baalberg(e) in Aarsele, Oekene en St.-Winoks. Zie ook Bollenbergh(e). Baelinghem, van, van Ballinghem, van Balinghem, van Baclinghem: Plaatsnaam Balinghem (Pas-de-Calais). Baelus. Latinisering van een Ba(e)l naam? Baemdonck, van, Baemdock: laatsnaam Baandonk in Lummen (Limburg), Bandonk in Duffel. Baems. 1. Variant van Baens? 2. Afleiding van Bam. Zie Bamps. Baen, van den. Ongetwijfeld hypercorrecte spelling voor Van den Bon. Baene, Baenne, Baenen, Baenens, Banen, Bane, Baane, Banen, Banema, Baansma, Baning, Banens, Bahsen, Bahnthe, Baens, Baan. 1. Moedersnaam, wellicht uit de Germaanse voornaam Bane. 2. Zie Baene De. Baene (de), (de) Baan, Debanne. Naam uit het Middelnederlandse bane: speelbaan, kaatsbaan, straat. Bijnaam voor een kaatser, een speler. Of beroepsbijnaam van de straatmaker. Baens, Baan. 1. Vadersnaam, korte vorm van Urbanus. 2. Zie Baene. 3. Zie Baents. (de) Baenst, Debaenst, De Baemst. Familienaam uit het Middelnederlandse baenst/banst: ronde korf uit stro of biezen. Beroepsnaam voor een manden- of bijenkorfmaker. Baents, Baens: Uit Bamp(t)s. Limburgs baanjt; ‘Beemd’. Baer, Baere, de, de Barre, (de) Baar, Baer: 1. Bijnaam. Middelnederlands baer: naakt, bloot. Kan een bijnaam zijn voor wie sjofel gekleed liep. 2. Zie Debar. 3. Kan een latere vernederlandsing zijn van Dubar, Dubaere. Baerdemaeker, de: Beroepsnaam van de baardmaker, dat is baardscheerder, aderlater, heelmeester. Baets, de, de Baedts, Badts, (de) Bats, Baths, Baats, Batz, Btz, Barts: evenals Oudhoogduits beccho, van bakjan-’Bakker’met Romaanse (bache) klankevolutie. Baer, de, Baere, de, de Barre, (de) Baar, Baer. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse baer: bloot, naakt. Iemand die armoedig gekleed was? 2. Zie ook bij Debar. Baere, van den, Verbaere, Verbaert, Verbart: Plaatsnaam Ba(e)re: slagboom, afsluiting. Er was een heerlijkheid Ter Bare = La Barre in Aalbeke (West-Vlaanderen) en Mkr. (Henegouwen). Baermans, Barremans, Baremans, Barman, Barmans. 1. Mogelijk variant van Van den Baere: familienaam uit de plaatsnaam Ba(e)re: slagboom, afsluiting. In Aalbeke en in Moeskroen was er een heerlijkheid Ter Bare. 2. Mogelijk een variant van Baerdeman: bijnaam voor iemand met een baard. Baart, Baert, Baartman, Bart, Baard, Baartse. Vadersnaam, genoemd naar een opvallende baard. Baerten. Vadersnaam. Vleivorm van een berht-naam, zoals Huygebaert, Isebaert. Baertsoen, Bartsoen. Vadersnaam. Zoon van Baert, zie Baart 2. Baes, Bass. Vadersnaam. Germaanse voornaam Baso. Vergelijk Basin. 2. Vadersnaam. Kan ook van Baefs, afleiding van Bave, de Germaanse voornaam Bavo. Vergelijk Waals-Vlaams Sente Baas = Sint-Baafs. 3. Zie De Baes. Baes (de(n), Baas, Baass. 1. Bijnaam voor de baas, de huisvader. 2. Mogelijk ook vadersnaam uit de vadersnaam Baes. Baesberg. Plaatsnaam in St.-Martens-Lennik en St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant). Baesel, Baeselen. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Baso. Vergelijk Basin. Baeskens, Baskens: 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Baso. Zie Basin. Vergelijk Basequin. 2. Afleiding van De Baes. 3. Vadersnaam van Sint Bastianus. Baesmans. 1. Afleiding van Baes. 2. Uit Baestmans, afleiding van de plaatsnaam Baast, Noord-Brabant. Baestroey, de Pesseroey, Pesseroy, Pesseroeij: Waarschijnlijk van de plaatsnaam Baasrode (Oost-Vlaanderen). Baetemans, Baetmans, Baetman, Bateman, Bacteman. 1. Afleiding van Baete = Beatrix. 2. Volgens Gysseling ‘Bootsman’. Baete, Baet, Baeten, Baetens, Baetes, Bathe, Bate, Baaten, Baten, Bates, Batens. Vadersnaam, verkorte vorm van de Latijnse heiligennaam Beatrix. Baet, (de), Baets, (de) Bats, de Batz, de Baedts, de Badts, de Baedt, de Baerts, Baats, Baaths, Baatz. Het Oudfranse ‘BacheՍ betekent zowel bak, trog, krib als onderbroek, vrouwenbroek. De familienaam is dus wellicht een beroepsnaam van iemand die te maken had met n van die voorwerpen. Zoals bijvoorbeeld Troch een oude bakkersnaam is. Baeten, van, der, Verbaet, Verbaeten: Plaatsnaam Ter Bate in Spiere (West-Vlaanderen), De Bte in Woumen (West-Vlaanderen). Baets, de, (de) Bats, de Batz, de Baedts, de Badts, de Baedt, de Baerts, Baats, Baaths, Baatz: Mogelijk evenals Oudhoogduits beccho, van bakjan;’Rakker’met Romaans (bche) evolutie; vergelijk Matsaert. Beroepsnaam. Baey, Baeye, Baaij, Baeys, Bai, Baie, Baij, Bay, Bays, Baeijs, Baeyst, Baeys, Bays. 1. Uit het Oudfranse ba(a)i: roodbruin, roosbruin paard. Bijnaam of naar de bezitter ervan. 2. Zie Baye. Baeyers, Bayers, Bayer, Bayertz, Baijer, Baier: Beroepsnaam van een verver, die baai, roodbruin verfde. Bagage. Waarschijnlijk hypercorrecte Re-interpretatie van Bagasse. Bagard. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bagnard? 2. Plaatsnaam Bagard. 3. Zie Baggaert. Bagare. 1. Occidentaals bagarro: lawaai, tumult, herrie. Bijnaam voor een lawaaimaker, herrieschopper. 2. De naam Bagarre werd in 1893 door Parijse studenten gegeven aan een vondeling tijdens de rellen (Frans bagarre) in het Quartier latin. 3. Variant van Bagard? Bage, Baeghe, Baegen, Baee, Bae, Bae, Bague, Beaghe, Baghe, Beague, Bague, Bacq, Beacq, Behaeghe, Behague, Bhagu, Behaeghels, Behaegels, Behaegel, Bhaegel, Be Haegel, Beheghel, Behaegle, Behagle. Familienaam uit het Middelnederlandse bagel: pronkerig, ijdel. Bijnaam. Vergelijk Baggelaar, van Middelnederlands bagen; roemen, bijvoeglijk naamwoord bagel; pronkerig. De vorm behage(l) is hyper-correct en tegelijk een volksetymologische associatie met ‘Behagen, behaagziek’. Baggaert, Baggert, Begard, Bega, Bgard, Bagard: Middelnederlands beg(g)aert, baggaert: lekebroeder, lid van een vrije godsdienstige gemeenschap. Vaak pejoratief: Frans begart: ketter, schijnheilige, gek. Baggelaar. Van Middelnederlands werkwoord bagen, behagelaert ‘boemen, overmoedige, trotse, ingebeelde gek’. Bijvoeglijk naamwoord, bagel ‘ronkerig’. Bagge, Baggen. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bago. Of bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Badager, Batgisus. Baggerman, Baggermans: Beroepsnaam van de baggeraar, iemand die baggert. Bagon, Bago, Bagot. Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse voornaam Bago. Vergelijk Baguet. Bagsmeijer: Aanpassing van de Duitse familienaam Bachmeier ‘meier op een hof bij een beek’. Baguette, Baguet, Bagu, Baget: Vadersnaam. (Moedersnaam). Vleivorm van Germaanse voornaam Bago. Bah, Ba, B. Naam van Arabische/Afrikaanse origine die nu over een groot deel van de wereld voorkomt, met als betekenis: schitterend, glorie, eer, betrouwbaar, en afhankelijk van plaats van afkomst (ergens op het Afrikaanse continent) nog veel andere betekenissen die in dezelfde sfeer zitten. Bahnerth: Variant van de Duitse familienaam Bahnnardt, Banhart, bewoner van een ‘banbos, dat is ‘aen heerlijk bos, aan het algemeen gebruik onttrokken bos’. Bahr: Duitse familienaam. Middennoordduits Bare ‘Beer’. Bijnaam, vergelijk de Beer. Baibai, Baibay: Waals bb: speelgoed, reduplicatie van b, beau: mooi. Bail, Baille, Le Bail: Beroepsnaam. 1. Oudfrans bail: gouverneur, voogd. 2. Oudfrans bail(e): dienaar, dienstknecht. 3. Oudfrans baille, synoniem met bailli: baljuw. Bailey, Bailley, Bayezt, Baillet, Bailet, Baill, Baillez, Bailey, Baljet, Balj, Ballet, Ballez, Ballez, Ballezt, Balley, Bailliez, Bayjet, Baylet, Bolet, Bayet, Bay, Bayez, Bayezt, Bayette, Baiets, De Baillet. Familienaam uit het Oudfranse bai: hoogblond, roodharig. Bai, baille en baillet zijn ook namen voor een roodbruin paard. Bijnaam voor iemand met die haarkleur en naar het bezitten van een gelijk kleurig paard. Franstalige tegenhanger van het Vlaamse De Roeye.’ Bailien, Ballien, Baillen, Ballien: Middelnederlands baillie, baille, baelge: slagboom, palissade, verschansing, rechtbank, balie. Bailant, Bailand. Tegenwoordig deelwoord van Oudfrans baillier; besturen. Vergelijk Bail, Bailli. Baillet, Baill, Baillez, Bailley, Bailey, Bailet, Bailey, Baljet, Balj, Ballet, Ballez, Balley, Bailliez, Bayjet, Baylet, Baolet, Bayet, Bay, Bayez, Bayezt, Bayette, Baiets, de Baillet: Oudfrans bai, baille, baillet: roodbruin, hoogblond, roskleurig; naam van een roodbruin paard (vergelijk Baey, Beyaert, Moreel). Bijnaam naar de haarkleur of naar het paard. Bailli, Baillie, Bailly, Baily, Bali, Baillij, Bailij, Baillie, Baylly, Bailya, Balyu, Lebailly, Lebali, Debaiallie, Debaille, Bally, Baly, Balli, Bailliu, Baillius, Baillu, Balliu, Ballu, Balieu, Balieus, Ballieu, Ballieuz, Balieu, Ballieul, Ballieuw, Debaillieu, Debailliu, Lebaillieu, Lebailliu, Baillieu, Baillieux, Bailieux, Baillieul, Bailleul, Bailloeuil, Bailloeul, Bayeul, Bailleur, Bailleu, Bailleux, Balleux, Baleux, Baleu, Leballue, Lebalue, Lebalus, Leballeur, Bajeux, Baillaud, Balliau, Balliaw. Van het Franse bailli, het Middelnederlandse baliu of het Nederlandse baljuw: gerechtelijk ambtenaar die in een bepaald rechtsgebied de leenheer vertegenwoordigde (een beroepsnaam dus). Vergelijk Aman. Baillien, Bailien, Baillen, Ballien. Het Middelnederlands beillie, baelge betekent zoveel als slagboom, palissade, verschansing, maar ook rechtbank. Vermoedelijk een beroepsnaam. Baillire, Ballire, Ballire, Bellire, Belliere: Wellicht Oudfrans baillier: baljuw. Baillievier. Afleiding van Oudfrans baillif, midden Latijn Balivus; baljuw. Beroepsnaam. Vergelijk Bailli. Baillivet. Van Oudfrans baillif; balju. Billon, Baillion, Ballion, Bayon, Bayonnet: 1. Midden Frans billon: blok hout. Bijnaam. 2. Zie De Billon. Baillot, Bayot: Afleiding van Oudfrans bai, baille: roodbruin, hoogblond. Bijnaam. Vergelijk Baillet. Bailou, Baloux, Bailloux, Bayoud, Baayou, Bayou: Plaatsnaam. Waalse vorm blou (Bailou) van Baelen (Luik). Bain: Vadersnaam. Korte vorm van Urbain of de Germaanse voornaam Baino (zie Beyn). Bairain, Bairin. Vadersnaam Brin (vergelijk Briot/Bairiot), vleivorm van een ber-naam, zoals Bernard. Vergelijk Berens. Bair, Baire. Vadersnaam. Wellicht korte vorm van een ber-naam, vergelijk Bairin. Bairewe, Bairue. Van b rw: mooie beek. Bairolle. Wellicht afleiding van een Germaanse ber-naam. Bais, Baix: Variant van Oudfrans bai: roodbruin. Zie Baey. Baisain, Baisin. Afleiding van Baise of variant van Besin. Baise, Baize: Stam van Oudfranse werkwoord baisier, Frans baiser: kussen, paren? Baisier, Baisi, Baisir. Plaatsnaam Baisy. Baix. Variant van de Baie, Bay? Bajard, Bajart, Bajeard, Begeard, Begeart. 1. Wellicht Waalse variant van Beaujard, dat is beau jardin. 2. Bajard, Bajart kan ook een spelling zijn voor Bayard. Bajema. Vadersnaam uit Bayo, Baaie. Zie bij de voornaam Baaie. Bajemond, Bajemon. Middelnederlands balmont; slechte voogd, of van Oudfrans bail; voogd? Bak, (de) Back, Backs, Baks, Bakx, Bacs, Bacx, Backx, Back, (de) Bacq, Baue, Bac, Lebacq, Bakke, Bax, Basck: 1. Bijnaam of beroepsbijnaam naar Middelnederlands bac ‘Bak, beker’. Een schenker, drinker? 2. Maar back betekende ook ‘mond, wang, kaak, kinnebak’. Bijnaam voor iemand met opvallende mond of kin. 3. Deback kan een verandering zijn van De Backer. Bakel, van; Van Baekel, Verbakel: Plaatsnaam Bakel (Noord-Brabant). Of Zelem, Limburg. Bakelandt, Bakeland, Bakelants, Bakelant, Bakland, Backelandt, Backeland, Backelant, Baeckelandt, Baeckelandt, Baekeland, Baeckelant, Baekelant, Baeckland, Baecklandt, Baecquelandt, van Bockland, Bockland, Bocklandt, Backlant, Bocklam, Bockelandt, Baukeland. Familienaam uit de plaatsnaam Bakeland: afgebakend land. Op diverse plaatsen in Vlaanderen, onder andere Waregem, Deerlijk, Haren. Bakelmans, Baeckelmans, Baekelmans, Backelmans: Afleiding van Van Bakel. Bakema: Friese vadersnaam, afleiding van de Friese voornaam Baak, Bake, Baeke, afgeleid van een Germaans naam met badu-’Strijd’. Bakermans. Waarschijnlijk een variant van Bakelmans. Bakeroot, Baekeroodt, Baeckeroot, Backeroot, Bacrot, Bacro, Bacquerot, Baquerot: Plaatsnaam Bakelrot, oude naam van Neuve-Chapelle (Pas-de-Calais). Bakhouce, Bakkouch, Bakouch. Arabische naam. Bakhuys: Beroepsbijnaam van de bakker. Bakhuis ‘Bakkerij’. Ook wel Beekhuis, Bakhuis, Bekhof, Bekke, ter, Beckhuis. Bakkenes: Naam van het dorp Bakenes, dat in de middeleeuwen aan het Spaarne lag, benoorden Haarlem. In de 14de eeuw werd het bij de stad ingelijfd. Bakker, de(den) Bakker, Bakkers, Bakkeren, Baker, Bakers, de Backer, de Backere, de Backer, Bekker, Bekkers, Becker, Beckers, ook Bakermans: Beroepsnaam van de bakker. Bakke, Bakx, Bax, Baksma, Bakkes, Bakken, Bakhuizen en van Bakkum; vadersnaam Bacco. Bakkeren. 1. Zie (de) Backer(e). 2. Plaatsnaam Bakeren in Denderleeuw. Bakkum, van. Plaatsnaam, Noord-Holland. Bakvis, Backvis. Beroepsnaam van de verkoper of de brader van gebakken vis. Balk, Balck, van den, van den Bak. Plaatsnaam Balk; houten balk als brug. Balder, Bolder, Bouder, Belder, Balter, Balderen, van, Baller, Baldersen. Vadersnaam. Germaans naam baltha-harja ‘moedig –leger’. Baelemans, Balemans, Baelmans. 1. Familienaam uit Van Baele(n): zie Balen en Baal. 2. Of uit Baarle (op diverse plaatsen in het Nederlands taalgebied). Bal: 1. Vadersnaam. Variant van Balle, van Baldo (zie Balde) of korte vorm van Boudewijn of een andere bald-naam. 2. Variant van de Bal. Bijnaam voor een balspeler. Balje, Ballia, Ballinga, Ballama, Ballema, Balma, Balsma, Bals, Balj, Ballin. Van Germaanse voornaam Ballo, Balle. Ook de plaats Ballum op Ameland en Ballingham in Hereford ,Engeland, is er van afgeleid. Balcaen, Balcan, Balcans, Balkaen, Balkan, Baelcaen, Bolcaen, Bulckaen, Bulkaen, Bulckaan, Bulkaen. Naam met een ? afkomst. 1. Mogelijk uit een plaatsnaam. Alleen waar?, of uit de Balkan. 2. Uit het Oudfranse balcan: hengst. Beroepsbijnaam. Baleux, Balleux. Plaatsnaam Balleux, Oise. Balon, Ballon1. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Boudewijn of gewoon Romaanse verbogen vorm van de korte Germaanse voornaam Baldo. 2. Oudfrans balon: baal, bundel. Balekom, Ballekom, van. Plaatsnaam Berlicum, Noord-Brabant. Bal De, Debal. 1. Bijnaam voor een balspeler. 2. Verschrijving van Balle(n): zie daar. Balaine, Baleine. Waternaam La Baleine in Ayeneux, Luik. Balde: Vadersnaam. Germaanse voornaam Baldo, van Germaans balth ‘moedig, boud’. Balance, Balaince: Oudfrans balanche, Frans balance: balans, weegschaal. Beroepsnaam van de maker van weeg-schalen of voor de stadsweger. Ook voor de geldwisselaar, naar de muntschaal (eventueel in het uithangbord). Balancier. Beroepsnaam voor de maker van weegschalen of voor de stadsweger. Vergelijk Balance. Balanger. Variant van Boulanger of Blanger. Balaud, Balleua, Baleau, Baleuax, Baleu, Balhaut: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bal-wald. Balbaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam bald-berht; ‘Stoutmoedig-schitterend’. Baldebertus. Baldibrecht. Balbeur, Balbourg, Balbour, Balbourgh: Waals bat-le-beurre. Beroepsnaam van de boterkarner. In Luxemburg overdrachtelijk voor een zwaarlijvige. Balcaen, Balcan, Balcans, Balkaen, Balkan, Baelcaen, Bolcaen, Bulckaen, Bulkaen, Bulckaan, Bulkaen: Volgens het oudste voorbeeld zou het een plaatsnaam kunnen zijn. Alle andere voorbeelden zijn zonder voorzetsel. De naam kan (vanwege -a(e)n en niet -ne) bezwaarlijk teruggaan op het vrouwelijke Oudfranse balcane: merrie. Maar W. Beele stelt de hypothse van een - tot dusver niet geattesteerd – Oudfrans balcan: hengst. Balcon, Balcoon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Balko, of een variant van Balcaen? Baldauf. Re-interpretatie als bald auf: spoedig op (vergelijk Fruhauf), van oorsprong Germaanse voornaam Baldolf. Balsenweck. Duitse familienaam Balde(n)weg. Midden Hoogduits bald: vlug + midden Hoogduits enwc, Duits hinweg: weg. Bijnaam voor een rusteloze, die altijd weg is. Balder, Bolder, Bolders, Balter: Vadersnaam. Germaanse voornaam bald-hari; zie Bouters(e). Baldin, Baldon: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bald-naam. Baldon kan ook de Romaanse verbogen vorm zijn van Baldo. Baldovin, Baldovino. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Germaanse voornaam Baldwin, Boudewijn. Balduck, Balduc, Balduyck. Familienaam uit Balduque, dit was de Spaanse naam van ‘S-Hertogenbos (Noord-Brabant). Baldus. Vadersnaam. 1. Korte vorm van Sint Sebaldus, de Germaanse voornaam Ze(ge)boud. 2. Variant van Baltus. Balemans: 1. Afleiding van Van Balen, van Baal. 2. Uit Baarlemans, afleiding van Van Baarle. Balembois, Balemboy. Mogelijk van balle en bois: houten bal. Bijnaam voor een balspeler. Of veeleer variant van Valembois. Balen, van, van Baale, van Baalen, van Baele, van Baelen: Plaatsnaam Balen (Provincie Antwerpen), Baelen (Provincie Luik). Balencourt, de Balincourt: Plaatsnaam Ballancourt (Seine-et-Oise). Balenghien, Ballenghien, Ballenghein: Plaatsnaam Bolignies in Brugelette bij Aat (Henegouwen). Balestrie, Balestie, Balistrie, Balestri, Balestriere: Beroepsnaam. Oudfrans (ar)balestrier, Frans arbaltrier: kruisboogschutter. Balhuizen: Plaatsnaam. Er is een plaatsnaam Ballhausen in Beieren en Thringen. Baligand, Balian, Baliant, Balligand, Bellegante, Barigand, Barigan, Barigant: Vadersnaam. Literatuurnaam, naam van een heiden in de Chansons de geste. In het Waals ook bijnaam geworden: deugniet, nietsnut. Balint. Hongaarse familienaam Blint, van Sint Valentinus. Balis, Balisz, Ballis. Wellicht Waalse gereduceerde vorm van Balister (vergelijk Waals minis: ministre). Baljet, Balj: Frans Baillet. Oudfrans bai, baille, baillet ‘Roodbruin, hoogblond, roskleurig; naam van een roodbruin paard’. Bijnaam naar de haarkleur of naar het paard. Baljeu: Beroepsnaam. Picardisch bailli(e)u, Middelnederlands balju ̧ Nederlands baljuw ‘gerechtelijk ambtenaar die in een bepaald rechtsgebied de leenheer (graaf, hertog) vertegenwoordigt. Balk, Balke, Balken, Balck, Balcke, Balks: Bijnaam naar de gestalte of beroepsbijnaam voor een timmerman. Een afleiding hiervan is Balckmans. Balkema: Friese afleiding van Balk(e), of van -ke-verkleinvorm van vadersnaam Bal. Balkenende: Plaatsnaam? Of beroepsbijnaam voor een timmerman? 1652 Claes Dircksz. van Balckeneynde bouwde een huis op het landgoed Zorgvliet voor Jacob Cats, het huidige Catshuis. Ballant, Balland, Ballan, Baland, Balan, Balant, Balanck, Belant, Beland, Belang, Belaen, Balhan, Balhant. 1. Vadersnaam uit de voornaam Balan(t): dit is een naam uit de ridderliteratuur. 2. Of uit de plaatsnaam Balland (in Ingelmunster, Meulebeke en Rumbeke). Ballantyne, Ballintijn, Ballintyn, Balentin: Schotse familienaam Ballantine, van de plaatsnaam Bellenden. Ballard, Ballart, Balla, Ballat, Balard, Balar. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ballo, een korte bald-naam (vergelijk Ballin). Ballarin. Bijnaam voor een danser. Vergelijk Ballery. Ballast: Volks etymologische re-interpretatie –met paragogische t–van de Waalse familienaam Balasse, Ballace, Balas(s), van de plaatsnaam Baltre (Namen), die in het Waals als Balausse wordt uitgesproken. De toenaam Balaes komt evenwel in 1290 in Brugge voor. De jonge gemeentenaam Ballast (1794) in Coevorden (Drenthe) komt wel niet in aanmerking. Ballatre, Balat, Balate, Ballat, Balasse, Ballace, Balace, Balss, Balas, Ballas, Balaes: Plaatsnaam Baltre, Somme, Waals balausse. De naam Balaes komt evenwel al in de 1360 in West-Vlaanderen voor. Balle, Ballen, Ballens, Bollens, Bollen, Bollens, Bole, Bal, Bals, Baels. 1. Vadersnaam, verkorting van Boudewijn of een andere bald-naam. 2. Moedersnaam Balle kan ook het vrouwelijke zijn van bald-win. Ballegeer, Ballegheer, Balegeer, Bellegeer: Vooral West-Vlaamse familienaam, vandaar ook in Zeeuws-Vlaanderen. 1. Beroepsnaam. Aanpassing van Oudfrans Bolengier, boulangier ‘Bakker’. 2. Eventueel vadersnaam., de Germaanse voornaam bald-ger. Ballegooyen, van; Ballegoyen, Ballegojen, Ballegoien, Ballegooijen, van Ballengooijen: Plaatsnaam Balgoij, Wijchen (Gelderland). Balle, Ballens, Ballens, Bollens, Bollen Bolle, Bole, Bal, Bals, Baels. 1. Vadersnaam uit de Germaanse naam Baldo of verkorte vorm van Bauwewijn of een andere bald-naam. 2. Moedersnaam uit Balle, vrouwelijke vorm van Baldwin (bald-win). Ballemans, Ballemann, Balman, Ballmann, Ballman, Boleman: 1. Bijnaam voor een balspeler. 2. Afleiding van Balle. Vadersnaam. 3. Zie Baelemans. Ballereau, Balleruax, Baleriaux: van Waals bal: drager van een baal, (vandaar) rondtrekkend koopman. Ballery, Balory: Bijnaam voor een danser. Frans balerie: dans, ontspanning. Vergelijk Balarin, Baladin. Balleste, Ballester, Balles-strin, Balestin, Balister, Balistaire, Balisteen, Bales, Balesse, Bals, Balis, Balisz, Ballis. Beroepsnaam uit het Oudfranse baleste, kruisboog: boog - of kruisboogmaker. Ballet, Ballez, Ball, Balley, Balette, Balet, Balez: Gedemouilleerde vorm van Baillet. 2. Vorm van Bal. Balleur: Franse plaatsnaam Balleux (departement Oise). Balliauw: Aanpassing van Frans Baillaud, verkleinvorm van Oudfrans Bail ‘gouverneur, voogd’. Ballieu, Ballieul: 1. Zoals Debailleul afkomstig van Bailleul. Bailleul is de Franse naamvorm van de stad Belle in Frans-Vlaanderen, maar Bailleul is ook een plaatsnaam in Henegouwen, departement van de Somme en driemaal in Pas-de-Calais. 2. De naam kan ook een variant zijn van Baljeu, Balieu, van bailli ‘Baljuw’. Ballhorn. Noord Duitse plaatsnaam Balhorn: moerassige hoek. Ballin, Ballyn, Balin. Vadersnaam, knuffelvorm van Boudewijn of een andere bald-naam. Ballintijn: Schotse familienaam Ballantine, van de plaatsnaam Bellenden. Ballinckx, Ballin, Ballings. Bijnaam. Middelnederlands ballinc, van banlinc: banneling, die in ballingschap verblijft of in de kerkelijke ban geslagen werd, misdadiger, booswicht. Ballinger. 1. Duitse familienaam Baldinger, uit Baldingen (Beieren). Of Duitse Balinger, uit Balingen of Bahlingen. 2. Engelse familienaam Ballinger, van Beringer. Ballourie: Variant van de familienaam Ballery, Balory in Belgi. Frans Balerie ‘Dans, ontspanning’. Balloey, Balloy, Ballois. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Boudewijn. 2. Maar de naam komt hoofdzakelijk in West-Vlaanderen voor en er zijn geen oude voorbeelden van bekend. De vroegste vermelding is: 1705 Jooris Balloy, Lo. In de Westhoek komen in de 18de eeuw de volgende variant voor: Balloye, Balloo, Balloi, Bollois, Balloys. Mogelijk daarom een hypercorrecte aanpassing (bal is niet Waals-Vlaams bol) van de Franse Bouloy(e), die in 1820 frequent voorkomt in Pas-de Calais. Plaatsnaam Boulaie, Normandië, variant van Bouloie: berkenbos. Balloir (le). Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld in Luik: Balver (Frans boulevard) van Nederlands bolwerk. Ballot, Balot, Balotaud: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Baldo/Ballo of Boudewijn. Zie Ballon 1. 2. Eventueel Frans ballot: baal, bundel. Beroepsnaam. Vergelijk Ballon 2. Balmakers, Balmaekers: Beroepsnaam van de vervaardiger van ballen. Balnikker: De naam is ongetwijfeld ontstaan door verkeerde lezing van Balmaker. Balog, Balogh. Moedersnaam. Germaanse voornaam badu-laug ‘Strijd-?’ Balossier, Blossier: Plaatsnaam. Middelfrans balossier: sleedoorn, sleepruim; afleiding van Oudfrans beloce, volkslatijn ballucia: wilde pruim, sleepruim. Vergelijk Sleeuwagen. Bals, de. Waarschijnlijk variant van De Bels (Vergelijk Brugs malk;melk) veeleer dan afleiding van De Bal. Balsacq, Balsa, Balsat, Balsaque, Balza, Balzat, Balsac, Balsacq, Belsack, Belsac, Belsacq: Plaatsnaam Balsac (Aveyron) of Balzac (Charente). Balsac is een gehucht in Coulonieix (Dordogne). De familie Balsa stamt uit Z.-Frankrijk. De voorouders van Honor de Balzac (1799-1850) heetten Baissa. Een familie Balza van Toulouse werd in 1822 geadeld. Een autochtone familienaam Balsa(t), Balza(t) gaat wellicht terug op een afleiding van de Germaanse voornaam Baldzo (van Baldwin): Balsaert, Balzaer: 1. Hypercorrect voor Balsa, Balza; zie Balsacq. 2. Variant van Balthasart. Balsau, Balsaux, Balseau, Balseuax, Balzau: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Balzo? Of hypercorrect voor Balsa? Balsing, Balsink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Balzo, dat is bald-so, afleiding van een bald-naam. Balster. Vadersnaam. Friese vorm van Balthasar. Balt, Baltus, Baltussen, Baltes: Vadersnaam uit Balde. Balthazar, Balthasart, Balthasar, Baltasart, Balthazard, Balthazart, Balthazaar, Baldassarre, Baldassare, Baldasarri, Baldasari, Baltzar: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Balthasar, naam van een van de drie koningen. Zie ook Baltens. Balty, Balthy, Balti. Vadersnaam. Afleiding van Baltus. Balten, Baltens, Baltes, Baltus, Baltussen, Beltus, Baltissen, Balts, Baltz, Baltensz (zoon): Vadersnaam. Vleivorm, korte vorm van de Bijbelse voornaam Balthasar of Germaanse Balt.. Balus, Balu. 1. Vervormde variant van Baill(i)u. Balv, Balve, Baluw, Baluwe: Variant van Bal(l)ivet, Baillivet, Bailluet, van bailli(f): baljuw. Balvers: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-frith ‘Dapper-vrede’. Baldfrid. Balzer, Balcer, Balcers: Vadersnaam. Duitse vorm van de Bijbelse voornaam Balthasar. Bambeke, van, van Bambecke, van Banbeke, Banbeck. Familienaam uit de plaatsnaam Bambeke/Bambecque in Frans-Vlaanderen. Bamber, Bambergen, Bamberger: Plaatsnaam Bamberg (Beieren). Of Bambergen in Uberlingen. Bambost, van, Bambust, Bamborst: Plaatsnaam Banbos, dat is een banbos ‘Bos binnen het rechtsgebied van de heer’. ‘t Hof ten Bambos in Lede, Oost-Vlaanderen. Vergelijk Banwoud en de plaatsnaam Banholt (Nederlands-Limburg). Bamelis, Bamelys, Bamlis. Naam uit de Franse familienaam Bamelles, dit uit Balmel(le), Baumel, Bameau, van Latijn balma: grot of heuveltje. Bammens. Bammans = Bamptmans. Afleiding van Van den Bampt/Bempt. Bamfust: Door wisseling van de labialen b/f uit Bambust, van Banbos. Bamps, Bampts, Bams, Baps. 1. Naam uit het Middelnederlandse bampt - be(e)mt: beemd, nat weiland. 2. In West-Vlaanderen/Frans-Vlaanderen is er ook een andere Bam/Baps-bron waarvan de betekenis niet duidelijk is. Wellicht een bakernaam. 3. Eveneens onduidelijk en wellicht ook bakernaam. Bance, Banse, Banze. 1. Vadersnaam uit een Germaanse Banzo-voornaam (dit uit band). 2. Zie ook Bansart. Banck, Bancken, Banken, Bank, Baank. 1. Bijnaam of beroepsnaam volgens een van de betekenissen van bank: zitbank, rechtbank, schepenbank, pijnbank, vleesbank, toonbank, geldbank. 2. Korte vorm voor Van der Banck. Banck, van der, Verbanck, Verbandt. Familienaam uit de plaatsnaam Terbank (onder andere in Heverlee, Moen, Haasdonck, Temse). Banckaert, Banckaerts, Banquart, Bonckaert, Banckers, Benckert, Benkert, Benker: 1. Afleiding van Middelnederlands bancken: eten en drinken, kroeglopen. Bijnaam. 2. Eventueel Nederlands bankaard: bastaard. Bijnaam. Bancus, Bancu, Bancut: Bank-hs: huis op de helling. Bandel. Variant van Baudel, met n-epenthesis. Of van Germaanse band-naam, vergelijk Bandelin? Bandelin, Bandalin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse band-naam. Vergelijk Bandin. Banderl. 1. Zie Baudet. 2. Eventueel plaatsnaam Banterlez in Baisy-Thy (Waals-Brabant) Bandin, Benden: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse band-naam, zoals Bando, Bandarid. Zo ook Bandini, Bandiny, Bandino. Bandoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Band(w)olf. Pandulfus. Banen. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Latijnse Sint Urbanus. 2. Zie Baene. Banet, Banetton. Oudfrans banet(on): korfje, mandje. Beroepsnaam. Baneux, Banneux, Banheux: Plaatsnaam Banneux in Louveign en Lierneux (Luik). Bangard, Banger, Bangert. Duitse variant van Baumgarten; eigenaar van een boomgaard. Bangels, Bengel. In het Middelhoogduits is een bengel: een knuppel. Bijnaam voor een harde bonk, een knoestige kerel. Bank, Banken: Bijnaam of beroepsbijnaam volgens een van de betekenissen van bank ‘Zitbank, rechtbank, schepenbank, pijnbank, vleesbank, toonbank, geldbank’. Bannier, Banier, Bani: Beroepsnaam. Oudfrans banier ‘Heraut, omroeper, gerechtsdeurwaarder, veldwachter’. Banks. 1. Afleiding van Bank. 2. Engelse familienaam en plaatsnaam Bank: oever, helling. Bannenberg. Plaatsnaam in Borgentreich en Detmold. Bannerman. Duitse familienaam; vaandrig, die de banier draagt. Banga, van de vadersnaam Baue, dat deze geslachtsnaam versleten is uit het oorspronkelijke Bauwinga of beter Bauinga, blijkt uit de vorm Bawnga, waar onder deze naam voorkomt in een oorkonde, die in de Friese taal opgesteld is en van ‘t jaar 1493 dagtekent. In deze oorkonde wordt n en dezelfde man, die in een ander stuk van het jaar 148924 Douwa Banga heet, Douwa Bawngha genoemd. Er komt in Friesland nog een andere eigennaam voor, waarin het oorspronkelijke vadersnaam Bauinga tot Bang versleten is; te weten de naam van het dorp Bangstede, tussen Emden en Aurich gelegen. Dit dorp heet oorspronkelijk Bauingastede, de stede, de woonplaats der Bauinga ‘s, der Bauingen of Bavingen, de zonen en afstammelingen van de man die Baue of Bavo heette. Op een oude landkaart van Oost-Friesland, van Ubbo Emmius, uit het laatst der 16de eeuw, staat dit dorp nog als Bavestede of Bauestede vermeld. Dat de nog hedendaags bij de Friezen in volle gebruik zijnde mansnaam Baue (Bauwe) in het middeleeuwse monnikenlatijn als Bavo werd geboekstaafd, is bekend. De heilige Baue is als St. Bavo de patroon van de steden Aardenburg, Gent en Haarlem. En deze zelfde mansnaam heeft nogաan zeer vele andere geslachtsnamen oorsprong gegeven, om niet te spreken van de talrijke plaatsnamen die er van afgeleid zijn. Die geslachtsnamen zijn: Bavinga, Bauwenga, Bavema, Bauma, Bauwes, allen in Friesland; Bange, samengetrokken van Bauinge, als Banga van Bauinga; Bavink, in Engeland als Baving voorkomende, Bauwen, Bauwens, Baafs, Baefs, Baafse, en het verlatijnste Bavius. Banninga, Bangma, Bonga, Bannink, Bansema, Banning, Bans, Olden-Bannin, Nyen-Banning;: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam Bano, Banno of van een bakervorm van een Germaanse voornaam, wellicht Barnhard, Bernhard. Bansart, Bansa, Bandard, Banse, Bance, Banze. Naam uit het Oudfranse banse: mand. Beroepsnaam. Bant, de, de Bandt, Debante, (de) Bande: Middelnederlands bant: band, boei. Beroepsnaam van de binder, de knevelaar, die bindt, boeit (vergelijk Binder(s), Duits in die Bande schlagen: boeien. Bantke. Afleiding van Bant of van Germaanse voornaam Bando. Bao, Baoo, Bao: Waalse uitspraak van Bayart? Baonville. Plaatsnaam Baillonville. Baptist, Baptiste, Baptista, Babtist, Baptisten, Batiste, Batis, Batisse, Pattist, Patist, Bautiste, Battista, Batista, Battistini, Battisti: Vadersnaam. Naar Johannes Baptista: Johannes de Doper. Baquet, Baquette, Bacquet, Bacqu, Baqu, Bacquait, Banquet: Oudfrans baket, baquet: bootje. Beroepsnaam of huisnaam. Bar, Barre, Bare, Baar, Bart, Bard: 1. Verspreide plaatsnaam Bar, (Correze) Barre. 2. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse voornaam op -bert of-bard. Verschrijvingen voor Bart, Bard. Zie Baart 2. 3. Frans barre: slagboom, verschansing. Vergelijk Delbarre. Baras, Baratte, Bara Barath, Barra, Barras, Barat, Baratt, Baratte, Beraet, Beraets, Bera, Berat, Borra, Borras, Bouras, Boraet, Braat, Braedt, Barabas. Vadersnaam. Bijbelse voornaam. Baraf, Baraffe. Plaatsnaam Barafle, Pas-de-Calais. Baraitre. Wellicht hypercorrect voor Barette? Of verfranst Bayreuth? Baral, Barrai, Barael, Baralle, Barale: Oudfrans baral: klein vat, tonnetje. Beroepsnaam. Baran, Barant, Baranek, Baraiak, Baranik. Pools baran; ram. Baras, Baratte, Barath, Bara, Barras, Barra, Barat, Baratt, Baratte, Beraets, Beraet, Bera, Berat, Borras, Borra, Bouras, Boraet, Braat, Braedt, Braet, Brad, Bradt, Bra: Bijnaam. Oudfrans barat, Middelnederlands baraet, beraet: bedrog, list, bedriegerij, bedrieglijk spel, goochelspel; drukte, verwarring, rumoer. Vergelijk ook Engels Barra(t). Baratier. Bijnaam voor een bedrieger. Vergelijk Barat. Barbar, Barbara, Barber, Barbera. Moedersnaam. Griekse Sint Barbara. Vergelijk Barbe. Barbarien, Barbarin, Barberien, Barberin: 1. Middelnederlands barbarien, barberien: barbaar, heiden, ongelovige, bijnaam. 2. Eventueel uit Barberin, afleiding van barbe: baard. Barbas, Barba, Barbat, Borbas, Borbath: Bijnaam voor een gebaarde. Barbe, Barber, Berben, Berbe, Berbel, Berbers, Berber: Moedersnaam. Griekse Sint Barbara, Frans Barbe. Barbeau, Barbeaux, Barbieau, Barbiaux, Barbiau, Barbau, Barbaud, Babaux, Barbel, Barbay, Barbaix: 1. van Frans barbe: baard. Bijnaam. 2. Frans barbeau: barbeel. Bijnaam naar de visnaam of de huisnaam. Barberie, Barberies, Barbaeri, Barberis, Barbary, Barbery, Barbry, Berbery: 1. Frans barbarie: barbaarsheid. Vergelijk Barbarien. Bijnaam voor een barbaar, een heiden? 2. Plaatsnaam Barbery (onder meer Oise); Barberie in Herseaux (Henegouwen) en Montroeul-au-Bois (Henegouwen). Barbet, Barbez, Barb, Barbee, Barbey, Barbette, Berb, Borb, Babet, Babette, Babey, Babez: Spelling voor Franse barbet ‘baardig, gebaard’. Bijnaam. Barbier, Barbiers, Barbi, Barbiez, Baerbier, Berbier, Berbiers, le Barbier, le Barber, Barbieuw, Barbieux, de Barbieux, Desbarbieux: Familienaam uit het Oudfranse barbier, barbieur en het Middelnederlandse barbier. Beroepsnaam van de barbier, baardscheerder, aderlater, heelmeester. Barbillon. Afleiding van barbe: baard. Bijnaam voor een gebaarde man of beroepsnaam voor een barbier. Vergelijk Barbion. Barbin. Bijnaam voor een gebaarde man. Barbio, Barbiot. 1. Moedersnaam. Vleivorm van voornaam Barbara, Frans Barbe. 2. Afleiding van barbe: baard. Vergelijk Barbion. Barbion, Barbyon, Berbion. Beroepsnaam van de barbier of bijnaam voor iemand met een baard. Barbis. Oudfrans berbis, Frans brebis: ooi, schaap. Bijnaam. Vergelijk Schaep en Franse familienaam Brebis. Barbot, Barbottin, Barbotin: Afleiding van barbe: baard. Barboux, Barbour, Borboux, Barbouse, Barbousse, Bourbouse: Bijnaam voor een gebaarde man, Frans barbu. Barbrel, Barbaraux: Oudfrans barberel, Franse familienaam Barbereau, afleiding van barbier. Barchon, Barxhon: Plaatsnaam Barchon (Luik). Barclay, Berkeley: Plaatsnaam Berkeley (Gloucestershire) of Berkley (Somerset). Bardach, Bardax, BArdèche, Perlasse: Midden Frans bretesche, van Middelnederlands bardessche, bartessche, Luiks-Waals barda(x)he: luifel, bordes, belegeringstoren, balkon, portiekje, staak. Plaatsnaam in Thimister (Luik). Bardeau, Bardaux, Bardau, Barda, Bardiau, Bardieaux, Bardiaux, Bardio, Bardia, Bardiel: 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bardo. 2. Oudfrans bardel: zadel. Beroepsnaam. Bardet, Bardez, Bard, Bardey: Vadersnaam van Germaanse voornaam Bardo. Bardolf, Baardolf: Vadersnaam. Germaanse voornaam barad-wulf ‘Bijl-wolf’. Bardulfus. Bardijn, Bardyn.Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bardo of Bardolf (bard + old). Bardoel, Bardoul, Bardouil, Bardou, Bardoux, Pardou, Pardoel, Berdou, Berdoux, Partous, Partouche. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bard + Olf. Bardolf, Bardolph. Vadersnaam. Germaanse voornaam barad-wulf; bijl-wolf. Bardulfus. Bardon, Bardoaux. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bardo. Bardot, Berdot. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Bardo. Vergelijk Bardon. Bardoul, Bardoel, Bardouil, Bardou, Bardoux, Pardou, Pardoel, Berdoux, Berdou, Partous, Partouche: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bardolf. Barel, Bareel, Bareuax, Bareau, Barreaux, Barreau, Bariaux, Bariau, Bariaud, Barraud, Barrau, Barrault, Bariat, Baria, Barrial, Barriat, Barrea, Barea, Barais, Baray, Barray: Oudfrans barel, miden Nederlands bareel: vaatje, wijnmaat. Beroepsnaam. Barelmans is en afleiding. Bareman, Baremans, Barremans: 1.Afleiding op –man van Van den Bare. 2. Variant van Baard(e)man(s). Baren, van; van Baaren: Plaatsnaam Baarn, (Utrecht). Barenbrug. Plaatsnaam Barenbrugge, Baren brug, in Wormhout. Barendrecht, Barendregt, Berendrecht. Plaatsnaam Barendrecht. Zuid-Holland. Barends, Barendse, Barendsen, Barentse, Barentsen, Barense, Baarends, Barendse, Baarentse, Baarens, Baardse, Barelds, Berends, Berendsen, Barendsma, Barendsz (zoon) van Barend. Barenne. Plaatsnaam in Wanne, Luxemburg. Baret, Barez, Bare, Bare, Barey, Barret, Barr Barrez, Barrey, de Barr. 1. Vadersnaam uit Barez: Romaanse vorm uit de Germaanse voornaam badu-red. 2. Zie Baret(te). 3. Naam uit het Franse barer. Bijnaam voor iemand met een gestreepte kleding. Barette, Baret, Barrette, (te), Barret. Naam uit het Oudfranse bare: slagboom, afsluiting. Naam naar woonplaats of beroepsbijnaam. Berentsen: Vadersnaam. Barend, de Germaanse voornaam bern-hard ‘Beer-sterk’. Barge, de, (de) Berg, Berge: Middelnederlands berg, barg ‘mannelijk gelubd varken’. Wellicht beroepsbijnaam van een varken castreerder. Bargibant, Bersipont, Belgipont, Baisipont, Baisypont: Plaatsnaam Bargibant in Nukerke (Oost-Vlaanderen). De vormen op -pont kunnen door Re-interpretatie van het onbegrepen -bant worden verklaard, maar kunnen ook op de plaatsnaam Baneginpont in Vloesberg (Henegouwen) teruggaan. Baril, Barils, Barillon, Barillot, Bariilault. Oudfrans baril; vat, ton. Beroepsnaam. Barion; afleiding van baril; vat, ton. Barink: Zoals Bering afleiding van Germaanse naam Bernard. Bariseaux, Bariseau, Bariselle, Bariseele, Bariseel, Barizeele, Barrezeele, Barrezele, Barzeele, Barideau, Baridon, Barridez: Oudfrans barisel, Middelnederlands bariseel: vaatje, kruik, fies. Beroepsnaam voor een kuiper of wijnhandelaar. De variant met -d-, vergelijk Bazelaire = Baudelaire. Barits. Duits Baritsch naar een plaatsnaam in Silezi. Bark: Vadersnaam. Variant, door er/ar-wisseling -van Berk. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bericho, Birico, afleiding met k-achtervoegsel van een ber-naam, zoals Bernhard. 2. Plaatsnaam Berk, de boom naam. Barkhuysen. Veelvuldige plaatsnaam Barkhausen, Duitsland. Barlet, Barl, Barley, Barrelet. Beroepsnaam (of bijnaam) afgeleid van het Franse ‘Barilՠ= vat, ton. Barlier, Barill, Barilly, Barilli: Beroepsnaam van de kuiper, Oudfrans barillier. Barmarin. Plaatsnaam Bermerain (Nord) Barkmeijer: Variant van Berkmeier, Duitse Berkemeier. Meier op een berkenhof. Barneveld, van, Barreveld, Barnavol: Plaatsnaam Barneveld (Gelderland). Vergelijk Berenfeld. Barnabe. Vadersnaam. Franse vorm van de Bijbelse voornaam Barnabas. Barnasse, Barones: Oudfrans barnece, samengetrokken vorm van baronesse: barones, adellijke dame; ook feeks, slet. Barnes. 1. Plaatsnaam Barnes (Surrey). 2. Duitse familienaam Barnes is van de vadersnaam Barnabas of Bernhard. 3. Eventueel = Barnasse. Barnet, Barnett. Plaatsnaam, Oudengels bzrnet: verbrand land (vergelijk Van den Brande). Plaatsnaam Barnet (Herts, Middlesex), Barnett (Surrey) Barnhoorn, Barnhorn. Plaats-, adresnaam Barsingerhorn (Noord-Holland). Barnich, Barniche. Plaatsnaam Barnich in Niederelter. Luik. Baron, Baroen, Barone, Baroni, Barinio, Barron, Barroun, Le Baron: 1. Frans baron, Nederlands baron, Middelnederlands baroen ‘leenman, edelman, rijksgrote, ridder’. Maar Baron, kan ook iemand geweest zijn die in dienst stond van de adellijke heren. 2. Baron kan ook gewoon ‘echtgenoot’ betekenen. Baro, Barot, Barraot, Barro, Barroo. Oudfrans barot; klein vaatje, tonnetje. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Baril, Barel. Baron, Baroen, Barone, Baoni, Baronio, Barron, Barroun, Le Baron: 1. Frans baron, Nederlands baron, Middelnederlands baroen: leenman, edelman, rijksgrote, ridder. De Man beschouwt Baron en De Grve als namen van personen die in dienst stonden van adellijke heren. Vergelijk Bernagie. 2. Baron kan ook echtgenoot betekenen. Baronheid. Plaatsnaam in Francorchamps, Luik Baronville. Plaatsnaam, Moselle, Namen, of Baroville, Aube. Baraud, Baroux. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-wald; ‘Beer-heersend’. Baroux kan natuurlijk op Berolf teruggaan. Barra: Romaanse familienaam Baras, Barras, van Oudfrans barat, van Middelnederlands baraet ‘Bedrog, list, bedriegerij, bedrieglijk spel, goochelspel; drukte, verwarring, rumoer’. Bijnaam. Barrientos Rojas. Spaanse familienaam uit wellicht wijk/buurt + rots. Barrie, Barrier, Barri, Barrire, Barriere, Beriere, Berrier, Berrire: 1. Beroepsbijnaanaam (-ier) en beroepsnaam (-ire) voor de man belast met het openen en sluiten van de slagboom, afsluiting. 2. Zie Berrier. Barrois, Barroit, Barro, Barroo, Barois, Baro. Een naam die zoveel betekent als: afkomstig uit de regio Bar (Aube en Meuse). De eind-o(o) is de weergave van de Vlaamse aanpassing van Franse -oi; vergelijk Bourgeois = Bourgoo. Barry, Bary, Bari, Barrie, Barri; 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Badurk. 2. Zie Debary. Bartaux, Barteaux, Barthaux, Bartha, Bartiaux, Barta: 1. Vadersnaam. Variant van Bertiaux. 2. Vleivorm van Barthlmy. Bartelet, Bartlet, Barthelet, Bartholet: Vadersnaam van de voornaam Bartholomeus. Bartelmans, Bartelmann, Bartleman, Bartelings: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bartholomeus. Zie Bartels. Bartelous. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Bartholomeus. Bartels, Bartelse, Bartel, Bartl, Bartle, Barthel, Barthels, Bartelds, Bartelson, Bertels, Bertelsen, Bertelson, Bertel, Berthel, Berthels, Berthelsen, Bortel, Bortels: Vadersnaam. Zoon van Bartel, korte vorm van Bartholomeus, naam van een apostel. Barten: Vadersnaam. Zoals Beerten afgeleid van een Germaans berht-naam, zoals Robert, Albert. Bartet, Barthet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse berht-naam of Bartholomeus. Barth, Bartz, Bart, van, Barth, Verbart, Bartman: Bijnaam. Spelling voor Baart of Duitse vorm Bart. Bartha: 1. De naam kan teruggaan op Italiaans Baratta. Afgeleid van het werkwoord Barattare ‘Ruilen, verhandelen’vandaar ook ‘Bedriegen’. Vergelijk Baras, Baratte, Bartier. Of Bart(h)as van de Zuid-Franse naam barthe, van barto ‘Struik, bosje’. Barthe. 1. Romaanse verschrijving van Bart(h). 2. Vadersnaam. Korte vorm van Barthlmy. 3. Zie Berte. Bartholeyns. Vadersnaam. Frans Bartholin, vleivorm van Bertoul (Bertolf) of Bartholomeus; of -elin van een berht-naam. Bartholomeus en Bertolf werden in de middeleeuwen trouwens vaak verward. Bartholomeus, Bartholomus, Bartholomaus, Bartholomay, Bartholomevis, Bartholomivis, Bartholomeusz, Bartholomweewsen, Bartholomeesen, Bartholomeeussen, Bartholomeeusen, Bartholomei, Bartholomi, Barthelemi, Barthelemy, Barthelmess, Barthelom, Bartholemy, Bartholeme, Bartholom, Bartholome, Bartholomee, Bartholomee, Bartholomieux, Bartholomees, Bartholomes, Bartholomes, Bartholomez, Bartholomy, Bartolom, Bartolomees, Bartolomes, Bartolomivis, Berthelom, Berthelom Berthelome, Bertimes, Bertemes, Berthelemy, Berthoumieux, Berthaumieu, Berthom, Bertum, Bartholomew, Bertolli, Bertoli, Bertollo, Bertolo, Bartali, Bartolini, Bartoli, Bartolomea, Bartolo, Bartolomei, Bartolotta, Berteletti, Bortolotti, Bortoli, Bortolussi, Bortoluzzi, Bartolomucci, Bartolomivis: Vadersnaam. De Bijbelse naam Bartholomeus. Bartholomeeussen: Vadersnaam. Zoon van Bartholomeus, naam van de apostel. Barthemeuf. Hypercorrect voor Bittremieux (Auvergne). Bartier, Barthier, (de) Bertier, Beurthier, Berthier, Bortier, Burtie, Berti, Berty. 1. Naam uit het Oudfranse barateor: bedrieger. Bijnaam. 2. Variant van Bertier. Zie daar. Bartling: Vadersnaam. Andere spelling voor Barteling, Bartelink. De naam kan een -ling-afleiding zijn van een berht-naam (Albert) of een –ing-afleiding van Bartel. Bartonville, Bartomville, Bartumville, Bartumvile: Plaatsnaam Berthouville (Eure) met epenthetische n. Bartscherer, Bartscherre. Beroepsnaam van de baardscheerder, barbier. Bartstra: Friese familienaam die waarschijnlijk afgeleid is van het Friese woord barte ‘grote vonder, waterstoep’. Barto: 1. Spelling van de Franse naam Bartaux, variant van Berteau, Romaanse vorm van Bertoud, de Germaans naam berht-wald ‘Schitterend-heerser’. 2. Eventueel uit Italiaans Baratto, variant van Baratta; zie Bartha. Barvaux, Barvais, Barvaix, Barviau: 1. Plaatsnaam Barvaux (Luik). 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Berwald, ook Duitse familienaam. Barvoets, Baervoets, Barrevoets, Bervoet, Bervoets, Berrevoets, ook Ligtvoet, Witvoet, Hazevoet, Lightfoot. Bijnaam voor iemand die barrevoets, blootsvoets liep. Vergelijk Duits Barfuss. Barij: Spelling voor Bary, Barry, Romaanse vorm van de Germaans naam Badurik: Baduricus, Badericus. Barzin, Barsin, Berzeyn, Berzen, Berzijn, Berzins: Plaatsnaam Barzin in Lomprez (Luik). Bas, (de), Bassens, Bass, Basse: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Sebastianus. De variant met lidwoord is volksetymologisch ontstaan, omdat de voornaam in de naam niet meer herkend werd. Basch. Vadersnaam. Duitse korte vorm van Sint Sebastianus. Basck: Door omkering van volgorde van klanken uit Bax. Zie Bak. Bascop, Bascou, Bascop, Baefcop, Bafcop. Familienaam uit het Romeinse Bascot: naam voor een Bask. Bascour, Bascourt, Delbascour, Delbascourt: Plaatsnaam Basse-cour: heem, er, voorhof, hoenderhof, onder meer in Amay (Luik), Framont (Luik), Vellereille (Henegouwen). Basecq, Basecqz, Basque: Plaatsnaam Bascles (Henegouwen). Kerik (Basilica in het Latijn). Baseil, Baseille. 1. Plaatsnaam Bazeille in Tenneville (Luik). 2. Variant van Basseil. 3. Zie Basilic. Baseke. Vadersnaam. 1. Noord Duitse vorm van Sint Basilius. 2. Van Germaanse voornaam Baso. Zie Baeskens. Basema. Arabische familienaam. Basiau, Basiaux, Basia, Basieaux, Basuyaux, Basuyau, Bassiaux: Vadersnaam, van Basel, Sint Basilius, midden Vlaams Baselis. Basier. 1. Variant van Bassleer = Batsleer; zie Bachelier. 2. Duitse familienaam Baseler, afkomstig van Basel. Basil, Basille, Basseille, Baseille, Baseile, Bazelis, Bazelle, Basilien, Basilide: Vadersnaam. Griekse heiligenaam Basilius, Basilis. Voor Baseil(le), vergelijk Cornil(le) = Corneil(le). Basin, Basyn, Basijn, Bazin, Bazyn, Bazijn, Bazein, Bazinet, Baesen, Baesens, Baessens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Baso/Basinus. Maar Baesen is niet noodzakelijk door verdoffing van -in te verklaren, het kan ook een verbogen vorm zijn van Base uit Baso (of moedersnaam Basa). Basquin. Vadersnaam. Franse aanpassing van Middelnederlands Basekin; zie Baeskens. Of variant van Bosquin? Basse, Delabass, Delabasse: Plaatsnaam La Basse (Nord, Pas-de-Calais). Basseghem, van. Plaatsnaam Bassegem, onder meer in Kaster, Kerkhove, Otegem, Ooike. Basseil, Basseille, Basseilles: 1. Plaatsnaam Basseilles in Mozet. 2. Variant van Baseil(le). Basset, Bassez, Basett, Bassette. Bijnaam. Oudfrans basset: met korte beentjes, met gedrongen gestalte. Bassevelde, van. Familienaam uit de gelijkluidende plaatsnaam in Oost-Vlaanderen. Bassi, Bassie, Bassier: 1. Uit de Franse familienaam Bassier of variant van Bossier, beroepsnaam van de verkoper van lage (basses) kuipjes voor het vervoer van de oogst. 2. Eventueel Italiaanse familienaam Bassi, naast Basso, van Latijnse geslachtsnaam Bassus ‘De dikke’. Hier waarschijnlijk veeleer van Bossier. Bassi/(l)ire: Oudfrans bachelire: jonge edeldame, meisje. Vergelijk Bachelier. Bassimon, Bazimon, Bassemon: Familienaam in West-Vlaanderen. Plaatsnaam? Bassine, Bassin, Bassinne: Plaatsnaam Bassie in Man, Waals bassne: laag gelegen plaats. Basso, Bassot. Afleiding van bas; laag, klein. Bijnaam. Vergelijk Basset. Bast, Baste, (de): Middelnederlands bast; ‘Boomschors, touw, halsstrop’. Beroepsbijnaam, wellicht voor iemand die uit boomschors touwen maakte, touwslager, de beul. De laatste mogelijkheid kan blijken uit het citaat van 1219, waar vader (Bast) en zoon (Blok) een naam dragen die aan de benodigdheden van de beul herinneren. 1386 Heinric Bast, Kortrijk. Hier wellicht verband met de boomschors. Bastaard, Bastaert, Bastaert, Bastaers, Bastert, Battard, Batard, Batar, Batta, Basters, Bosters, le Bastard, Lebastad, Lebatard: Bijnaam voor een bastaard, buitenechtelijk kind. Bastaits. West Brabantse spelling voor Vlaams-Brabantse uitspraak Bastets: Bastaerts. De familie Bastaits in Waals Brabant stamt af van Bastaerts in Bierbeek (Vlaams-Brabant). Basteen, Basteens, Baksteen: Noord Duits Ba(h)steen: badsteen, wrijfsteen; vergelijk Noord-Duits bastover = badstover. Beroepsnaam van de stoofhouder. Baksteen is een renterpretatie. Bastelaar, van, van Bastelaer, Bastelaere, Bostelaar, van Basselaere, Barselaar, (van) Batselaere: Plaatsnaam Bastelaar in Zeveneken (Ooost-Vlaanderen). Barselaar is hypercorrect tegenover Basselaar. Basteleysens, Basteleijsens. 1. Vadersnaam. Verzwaarde vorm (met t-epenthesis) van Baselis. Bastelier: Met athesis van Batselier. Middelnederlands bacheleer, baetseleer, basseler, van Oudfrans bachelier ‘Jong edelman, in dienst van een andere ridder’ook baccalaureus’Frans bachelier, dat eveneens teruggaat tot Latijnse baccalarius. Bastenie, Bastenier, Bastanie, Basstenie, Basstanie: Beroepsnaam. Oudfrans bastonier, Frans btonnier: vaandrig, iemand die een stok of staf draagt als waardigheidsteken. Middelnederlands bastonnier: roededrager in processie. Bastiaans, Bastiaan, Bastaens, Bastiaanse, Bastiaansen, Bastiaens, Bastiaensen, Basten, van, Bastens, Bastin, Bastings, Basting, Bast, Baasten, Bastide. Verspreide Franse plaatsnaam. Provençaals bastida: militair bouwwerk. Vergelijk bastille, bastion. Basti, Bastie: Afleiding van Oudfrans bast, Frans bat: pakzadel. Beroepsnaam van de zadelmaker. Baetings: Vadersnaam. Korte vorm van Sebastiaan, de Latijnse heiligennaam Sebastianus. Bastil, Bastille, Bastil. Naar het Oudfranse bastille: versterking, bolwerk. Naam naar woonplaats of vindplaats van een vondeling. Bastin, Bastine, Bastin, Bastini, Bastens, Basting, Bastings, Bastengs, Bastinck, Bastijns, Bastyns, Basteijns, Basteyns, Bassteyns, Bostin, Bostyn, Bostijn, Bosteyn, Bosten, Bostem, Bostys, Bostijs. Knuffelvorm van de heiligennaam Sebastianus. Bastini, Bastinie. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de voornaam Sebastiano. Bastinie kan evenwel ook een variant zijn van Bastanie. Bastmeijer, Bastemeijer. Wellicht naam voor een meier die Bast (Bastiaan) heette. Vergelijk Duitse Clausmeier, Hanslmeier, Petermeier, Friedrichsmeier enz. Baston, Basto, Bastoen, Baton, Bton, Bestoen, Bostoen, Baestaens, Bastaens. Uit het Oudfranse baston, het Franse bton: bevel, wapen. Deze evolueerden naar bastoen: stok, wandelstok, onderscheidingsteken van jongere of onechte zonen uit adellijke huizen. Het kan een bijnaam zijn voor wie een stok draagt, voor een pedel of suisse of voor een bevelvoerder. Ook een wapenschild met een schuinstaak erin kan voor de bijnaam gezorgd hebben. Bastogne, Bastagne. Plaatsnaam Bastogne, Nederlands Bastenaken, Luik. Bataille, Bataillie, Battaillie, Battaille, Batalje, Batalie, Batailde, Bostaille, Battaglia. Naam uit het Franse bataille: gevecht, legertroep. Bijnaam voor een strijder of een vechter, vergelijk Frans Bataillard. Bateau, Batteau, Batteuax, Battau, Bathau, Batteauw, Battiau, Battieuw, Battel, Batel. Afgeleid van het Oudfranse batel, het Franse bateau: boot, schip. Beroepsnaam voor een schipper of een scheepsbouwer. Batelier, Bateau, Batteaux, Batteau, Battau, Bathau, Batteauw, Battiau, Battieuw, Battel, Batel: Oudfrans batel, Frans bateau: boot, schip. Beroepsnaam van de schipper. Vergelijk Batelier. Batelier, Batteljee: Frans batelier. Beroepsnaam van de schipper. Baten, Batten: Moedersnaam. Afleiding van Bate, korte roepnaam voor de heiligennaam Beatrix. Batenburg, van: Plaatsnaam Batenborg tussen Dworp en Lot en Batenburg (Gelderland). Numansdorp. Batis, Batty, Baty, Debatis, Bathys, Bathy, Debatthy, Debatty, Debathy, Debaty, Dubaty: Verspreide Waalse plaatsnaam bti: begane grond, algemene grond, dorpsplein. Les btis in Laneffe, Batty in Nandrain (Luik), Beauraing, Namen, Le Baty in Xhoris, Havelange. Zie ook Debattice. Batreau, Batrelle: afleiding van Batteur. Beroepsnaam. Bats, Badts, Batz 1. Vadersnaam. Zie Baats(en). 2. Bijnaam voor een kegelaar. Afleiding van Middelnederlands bat(te): voorwerp om mee te batten, keilen, kegelen. Vergelijk Batere in Ieper. Battavoine. Zinwoord batte avoine. Beroepsnaam van de haverdorser. Battel, van. Plaatsnaam Battel, Mechelen. Batten, Battes, Batus: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse badu-naam. 2. Zie Baten. Batter, Battert, Battaire, Battair, Batert, Bataire. Luxemburgse familienaam. Batteur, Batteu, Batteux, Battheu, Battheus, 1. Frans batteur. Beroepsnaam van de goudslager, metaalbewerker of dorser. Zie ook Batreau. 2. De vormen op -eu(x) en -eus kunnen ook variant zijn van Bateaux/Battheau. Battin, Battings, Battain: Vadersnaam. Afleiding van Germanse bald- of badu-naam; vergelijk Badin. Bau, Baus, Bauwe, Bauw, Bouw, Bouwes, Bouws: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bavo. Baube, Baubet, Beaube: Bijnaam. Oudfrans balbe, baube: stotteraar. Bauchant, Beauchamp, Beauchamps, Bossant, Bossan: 1. Moedersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bald-swind; ‘moedig-sterk, heftig’ of met tweede element –sind; ‘Weg’. Baldsuuind, Balsinda. 2. Zie Beaucamp. Bauchart, Bauchard, Baucha, Bauchat, Bachar, Bacha, Bauchau, Beausseaux: Afleiding van Frans bauche: klei, leemaarde, stampaarde, leemmortel, boetseerklei. Deze naam van een Binants (Bouvignes) koperslagersgeslacht verwijst naar het maken van de aarden smelt-kroes. In 1387 levert Colart Bachart dit Houseau de Bovines ‘De la terre plastique d’AndoyՍ aan Filips de Stoute voor de smeltkroezen in Champmol (Dijon). Baucher, Bauchet, Beaucher, Beauchez, Beauch, Beauc: Afleiding van bauche: klei, leemaarde. Beroepsnaam van de leemwerker (huizenbouw) of boetseerder. Of vergelijk Bauchart. Baud, Baude. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Baldo. Of korte vorm van een bald-naam. Baudchon, Baudechon, Baudichon, Baudesson, Bautsoens, Bautsons, Beauson, Bodchon, Bodesson, Bodeson, Bodson, Botson, Botchon, Baudson: Vadersnaam. Waalse vleivormen op -eon, -esson van Germaanse voornaam Boudewijn. Baudar, Baudard, Bauda, Baudart, Baudaer, Badar, Badard, Bada, Badart, Beaudart: Vadersnaam. Romaanse vormen van de Germaanse voornaam bald-hard; ‘moedig-sterk’. Baldhardus. Zie ook Boudard. Baudaux, Baudaut, Baudeau, Baudeaux, Beaudeaux, Beaudeau, Badea, Badia, Baudel, Beaudelle, Bodelle, Bodel, Bodle, Bondeau, Bondeel: Vadersnaam. (Moedersnaam -elle). Vorm van Germaanse bald-naam, zoals Boudewijn/Baudouin. Baudeloo, van. Plaatsnaam Boudelo in Sinaai-Waas, vooral bekend door de middeleeuwse abdij. Baudemprez. Plaatsnaam: weide van Baldo. Baudenel, Baudenelle. Vadersnaam. (Moedersnaam.) Baudinel(le), van Germaanse voornaam Boudewijn. Vergelijk Baudin. Baudet, Baudez, Baud, Baudait, Beaudet, Bodet, Bod, Boddez, Bodd, Beudet, Bud, Bude, Boudet, Boud, Badet, Baudelet, Baudlet, Baudlez, Beaudelet, Bodelet, Bodlet, Bodl, Boudelet, Boudlet, Boudlez, Bondelet, Bondel, Bondele, Bandelet, Banderl, Baudewijn, Boldewijn, in Frans Bauduin: Vadersnaam. Romaanse vleivormen op -et, -let van Germaanse voornaam Boudewijn / Baudouin. Baudier, Boudier, Boudiez, Baudy, Boddy, Body, Bodi, Bady, Badie, Budie, Budy: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam bald-hari; ‘moedig-leger’. Baltherus, Boltherus. Baudimont, Baudemont, Baudement, Baudumont, Bodumont: Plaatsnaam. 1. Baudimont in Atrecht, Arras. 2. Bij Rumeignies (Henegouwen): 3. Plaatsnaam Baudemont in Itter (Waals-Brabant) en Sane-et-Loire, Yonne. 4. Plaatsnaam Baudement (Marne). Baudisco, Badiscot, Badisco, Bodcot: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse bald-naam. Baudo, Baudot, Beaudot, Badot, Padot, Boudot, Beudot: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Baudouin. Baudon, Beaudon, Badon, Boudon: Vadersnaam. Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Baldo of vleivorm van een bald-naam. Vergelijk Baelde. Baudonck, Baudoncq, Beaudoncq, Boudonck. 1. Wellicht vadersnaam uit een Germaanse bald-naam. 2. Aangezien er in 1508 een Mariken van der Boedonck was in Den Bosch, is het ook mogelijk dat hij afgeleid is van een plaatsnaam: Baudonck (plaats helaas onbekend). Baudo, Baudot, Beaudot, Badot, Padot, Boudot, Beudot. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Boudewijn. Baudour, Badoer: Plaatsnaam Baudour (Henegouwen). Baudrin, Boldrin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam Balder. Vergelijk Baudier, Boudron. Baudringhien, de; Bauderingheen: Belgische familienaam Debaudrenghien. Plaatsnaam Boudergem, Frans Boudenghien, Vloesberg/Floesberge, Flobecq (Henegouwen). Germaans Balthaharingahaim ‘Woning van de lieden van Baldhari/Bouder’. Baudru, Baudrux, Boudru: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bald-trud; ‘moedig-kracht’. Baldrud. Bauduin, Bauduen, Baudhuin, Baudըuin, Baudouwin, Baudouin, Beaudouin, Beaudoin, Beoudoing, Beaudoint, Baudoint, Baudoin, Boudouin, Bouduin, Bodhuin, Boduain, Boduin, Beaudhuin, Beauduin, Bodevin, Bodvin, Boudvin: Vadersnaam. Franse vormen van de Germaanse voornaam Boudewijn. Zo ook Bauduinet. Bauer, Baur, de Bauer, Bouwer, Paur, Pouwer Buerle, Baurmann, Bauermann: Duitse beroepsnaam van de boer, landbouwer. Pouwer, Zuid-Duits Pauer, door verscherping b/p. Bauffe, Debauf, Deboffe: 1. Plaatsnaam Bauffe (Henegouwen). 2. Eventueel variant van Debove, met Waalse verscherping v/f. Baugne, Baugnet, Baugnier, Baugnies, Baugniet, Baugniez, Beaugnet: Plaatsnaam Baugne in Tavier-lez-Nandrin (Luik), Baugn(i)et in Cortil-Wodon (Waals-Brabant), Baugnies (Henegouwen). Baujot, Beaujot, Beaugot, Bajoie, Bajoit, Bajo, Bajot, Bageot, Baijo, Baijo, Bajou, Bajoux. Vadersnaam afgeleid van B(e)auger, de Franstalige variant van Germaanse voornaam Bladger. Baugne, Baugnet, Baugnier, Baugnies, Baugniet, Bauglez, Beaugnet. Naam uit de plaatsnamen Baugne in Tavier-lez-Nandrin (Luik), Baugniet in Cortil-Wodon (Waals-Brabant), Baugnies (Henegouwen). Bauler, Baul, Beuler, Beulers: Plaatsnaam Baulers (Waals-Brabant), Waals baul. Zie De Baulers. Baulisch, Beaulisch. Vorm van Paulisch: Slavische familienaam uit Paulus. Baum. Duits Baum; boom. Plaatsnaam. Baumann, Pouhmann: Duitse pendant van Bouman, beroepsnaam van de landbouwer, tuinman. Paumann is Zuid-Duits, met verscherping b/p. Baumel, Bauml, Buml: Duitse familienaam van Baum: boom. Bamen: Wellicht verkeerde spelling voor Baumann. Of voor Bumerԍ bediener van een slagboom’. Bumer, Baumer, Baumer, Baumers, Beimers, Bohmer, Bhmer, Bmer, Boehmer, Boemer, Behmer, Bemers: 1. Duitse beroepsnaam van de man die de slagboom bedient. Soms afleiding van plaatsnaam Baum: boom. 2. Of kunnen de vormen Bo(h)mer, Boe(h)mer, Behmer, Beimers varianten zijn van Duits Bohme, met -er-uitgang zoals Nederlands Bo-hemer. Baumgard, Baumgart, Baumgarten, Baumgartner : Wonend bij of eigenaar van een boomgaard, boomkweker. Baumrcker. Beroepsnaam van de boomhouwer. Baumsteiger. Beroepsnaam van de boomklimmer. Bauque, Baucq. Picardisch bauque; balk. Vergelijk Balk. Baurdaux, Baurdoux, Beaudoux: Afwijkende spelling van Bourd(e)aux, Bordeau(x) van Dubourdeau. 1. Oudfrans bordel, verkleinvorm van bord (Nederlands bord ‘lankթ, dat is een ‘Houten gebouwtje, houten huisje, hoeve’en hieruit dan weer Nederlands bordeel. Er is een plaatsnaam Bordeau in Bousval (Waals-Brabant), Bourdeau in Mont-Saint-Aubert (Henegouwen). 2. Eventueel plaatsnaam Bordeaux (Gironde, Seine-et-Meuse enz.). Baurir, Baurire, Beaurir: Plaatsnaam. Waals baurre, Frans barrire: slagboom. Baus, Bauset. Germaanse voornaam Baldzo (so- afleiding van Balth-naam) Bausch, Bauschke. Midden Hoogduits bsch: knuppel. Bijnaam voor een knoestige kerel. Vergelijk De Clippel. Bauschleid. Plaatsnaam Bauschleiden. Zie ook Bieselijden. Bausire, Bausier, Bausiers, Bauzire, Beeuwzier, Beosiere, Beosier, Beosire, (de) Beozire, Beozires, Beoziere, Byosiere, Byosire, Bessires, Bessire: Plaatsnaam Bausires in Bascles (Henegouwen). De vormen met beo-, byo- via Piardisch biau. Voor Beeuwzier, vergelijk Beeuwsaert. Zie ook Beausire. Bausmans. Vadersnaam. Afleiding van Bald-so, Boudse, vleivorm van Boudewijn. Baveko, Bavekoo, Baveco: Door v-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de plaatsnaam Bavikhove (West-Vlaanderen) of Bavinkhove (Frans-Vlaanderen). Baustert. Plaatsnaam, Reinland-Pfalts. Bauthier, Bautier, Beauthier, Beauthire: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bald-hari; zie Baudier, Bouters. Bautet. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse bald-naam, zoals Baudet. Bautil, Batil: Wellicht plaatsnaam beau + Oudfrans til: mooie linde. Vergelijk Beautheil (Seine-et-Marne). Of uit Bastil(le)? Bautmans, Bauttemans: Vadersnaam. Vleivorm op -man van Baut = Boud, korte vorm van bijvoorbeeld Boudewijn. Bautsoens, Bautsons, Batsoens, Batjoens, Bestjoen: Vadersnaam. Aanpassing van Baudechon. Variant van Bavarois; Beier, volksnaam. Vergelijk Bauvir = Bavire. Bauvet, Bauvez. 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bavo. Vergelijk Bauvin. 2. Verschrijving voor Beauvais. Bauvin, Bauvain, Bavin: 1. Plaatsnaam Bauvin (Nord). 2. Vadersnaam. Romaanse vormen van Ba(u)win; zie Bauwens. Bauw, van den, Verbouw, Verbouwen, Verbouwe, Verbauwe, Verbauw, Verbauen, Verbauem: Plaatsnaam bouwe, bauwe: bouw(werk). Ter Bau(w) in Rollegem-Kapelle. Bauwede, van der, van der Bauwhede, Verbauwhede, Verbauwede, van den/der Bouhede, van der Bouwhede, van den Bohede: Plaatsnaam Ter Bauwede in Wevelgem. (West-Vlaanderen). Bauweleers, Bauwelers, de Beauwelare: Afleiding van de plaatsnaam Bouwel. Zie Van Bouwel. Bauwen, Bauwens, Bauwin, Bawin, Baweins, Bawens, Bouwyn, Bouwens, Bouwen, Bouwes, Bouws, Boeuwens, Beauwin, Beauwens, Bauvens, Bauens: Vadersnaam. 1. Variant van Boudens (vergelijk oude= ouwe), Zie Boudin. 2. Vleivormen van de Germaanse voornaam Bavo. Bava, Bavard. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans baver; kwijlen. Vergelijk Babbaert. Bavay, de, Debavaye, Debavay, Debaveye, De Baveye, Bavais: Plaatsnaam Bavay (Nord), Nederlands Bavik. Bav. 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bavo. 2. Verschrijving voor Bavay. Baveghem, Bavegem, van, Bavegem, Bavegems, Baveghems, van Baevegnem, Baevegem, Baeveghems, Baevegems: Plaatsnaam Bavegem (Oost-Vlaanderen). Bavel, van, Verbavelt: Plaatsnaam Bavel (Provincie Antwerpen, Noord-Brabant). Afleiding er van is Bavelmans. Bavelaere, de, de Bavelaar, de Baevelaere. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Bavel (Antwerpen en Noord-Brabant). 2. Bijnaam; de babbelaar. Bautmans, Bauttemans. Vadersnaam, knuffelvorm op man van Baut/Bout. Dit als verkorting van Boudewijn. Bauwede, vn der,vVan der Bauwhede, Vanderbauwhede,Verbauwhede, Verbauwede, van den/der Bouhede, van der Bouwhede, van den Bohede. Familienaam uit de plaatsnaam Bauwede in Waregem. Bauwen, Bauwens, Bauwin, Bawin, Baweins, Bawens, Bouwyn, Bouwen, Bouwens, Bouwes, Bouws, Boeuwens, Beauwin, Beauwens. 1. Vadersnaam, variant van Boudens, zie aldaar. 2. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bavo. Bavire, (van den) Bavier, Bauvir, Baivier, Baivie, Baivy, Baiwir, Baywir, Baiwy, Bvie, Bvier, Bvierre, Bevier, Bevierre, Bvire, Bviaire, Beviaire: Plaatsnaam Bavire, Waals Baiwir, Baiwy: Beieren, Duits Bayern. Bavin. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bavo. Bavinckhove, van, Bavinchove van, van Baevinckhove, Bavencove, Bavencoffe, Bavencoff: 1. Plaatsnaam Bavinkhove. 2. Plaatsnaam Bavikhove (West-Vlaanderen). Bavr, Bavre: Baverez, van Oudfrans bavire: morsdoekje, slabbetje, (vandaar) deel van de wapenrusting dat hals en kin moest beschermen; vergelijk Halsberghe. Beroepsnaam. Bayard, Bayart, Baya, Bayat, Baevaert, Bayaert, Baeijaert, Baeyard, Beyaert, Beya, Beijaert, Bejaer, Bejaert, Boyaert, Boyart, Boyar, Boyard, Boeyaert. Bijnaam naar het bruinrode paard (Middelnederlands bayaerd/t, beyaert, het Oudfranse bayart). Baye, Baie, Baey, Baeys, Baeijs, Baeyst, Bayst, Bayen, Bay, Bays, Bey, Beye, Beij, Beije, Beys. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse bern-naam. 2. Zie ook Baey. Bayezt: (de familienaam van de in 2005 overleden Francis Bay) zie Bailey. Baydu. Turkse naam die kan afgeleid zijn uit de betekenis: jongen, helper, vriend. Bayon, Bayonnet, Bayenay, Bayenet: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bado; afleiding op -et. 2. Oudfrans baion, bayon: pijl van een kruisboog. Beroepsnaam van een baionier, bayonnier: boogschutter. 3. Zie Billon. Bazel, de: Plaatsnaam Bazel in het Land van Waas (Oost-Vlaanderen). Bazelaire. Oudfrans badelaire, baselaire, Middelnederlands baselaer, baseleer: lang mes, dolkmes, kort gebogen zwaard. Beroepsnaam voor de wapensmid of de vechter. Frans Baudelaire. Bazelmans, Baselmans: Waarschijnlijk Re-interpretatie van Bazeman. Afleiding van de Germaanse voornaam Baso. Bazuin, Bezoen: Plaatsnaam (Drenthe): 1485 Bezueden, 1515 Besuen: bezuiden, van de familienaam Bezoen. Vergelijk Besuyen. 1763 Jan Jansz van Basoen = van Bazuin (vader van) Geert Jansz Bezoen, (en die woonde op Basuin/Basoen in) IJhorst, Overijssel. Bazen: Vleivorm van de Germaanse voornaam Baso: Basinus. Beaart: Spelling voor de familienaam Bejaert, van Beijaert. Middelnederlands bayaerd, beyaert, Oudfrans bayart ‘Bruinrood paard’ zie ook Baaij. Vandaar het bekende Ros Beiaard. Beaufort, (de): Verspreide Plaatsnaam (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme, Meuse). 1595-1661 Pierre de Beaufort kwam uit Sedan (Ardennes) naar Nederland en werd burgemeester van Hulsterambacht. Beaulen, (de) Beaulie. Deze familienaam komt bijna uitsluitend voor in de provincies Luik en Luxemburg. 1. De plaatsnaam Beaulieu komt in heel wat gebieden voor. Zelfs heel wat heerlijkheden in Vlaanderen heten zo. In dit geval een plaatsnaam. 2. Mogelijk een variant van Baillien. Zie aldaar. Beauprez, Beaupr, Beelprez, Belprez. Familienaam vaar de plaatsnaam Beaupr (mooie weide) die in Walloniëvrij veel en die ook in Vlaanderen voorkomt. Beaurain: Vanwege de homonymie zijn verschillende plaatsnamen mogelijk: Beaurains bij Atrecht (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Beauraing (Namen), Beaurin bij Kamerijk (Nord). Beausart, Beaussart, Baeusaert, Beeuwsaert, Debeaussaert, Beauseart, Beeuwsaert, Beeusaert, Beazaer, Beazar, Baussart, Bausart, Bausard, Bazard, Bazart: Plaatsnaam Beau Sart, Beausart; ‘mooie rode, mooi gerooid terrein’. Er zijn zeker drie plaatsen met die naam in Walloni, namelijk in Bossut (Waals-Brabant), Steenkerque (Henegouwen), Biez (West-Brabant). En dan is er nog Beaussart in het departement van de Somme. Hieruit de West-Vlaamse familienaam Beeuwsaert, vanwege de Picardisch uitspraak van –eau, -ieau. Beautrix, Beautry, Bitry, Bietry, Beltresse, Beltris, Biltresse, Biltris, Bilterest, Biltereyst, Biltereijst, Bilterijs, Bilterijst, Biltereyst, Biltereyst, Biltheryst, Biltrays, Bultereys, Bultreys, Bulteruys, Bultruys, Bulterijst, Bulterijs, Bulteryst, Bulterys, Bultereijs, Bultereyst, Bultrys, Bolterys. Moedersnaam uit de heiligennaam Beatrix, Beatrijs. Bebelaar: Misschien de Duitse familienaam Bebler, Babler, uit de Germaanse naam Babilo, verkleinvorm van Babo? Becknel, Beknel. Engelse familiemaam Bicknelle. Plaatsnaam Bickenhall, Somerset, of Bickenhill, Warwickshire. Bequet, Becquet, Bequet, Beket, Bek, Bk, Bqu, Beck, Becquez, Becqu, Bequ, Becques, Becque, Becqwet, Beckett, Bechet, Pecquet, Pequet: Franse vorm van bec: bek. Vergelijk Bek. Bacq. Beacq: Waalse uitspraak van Beaghe; zie Bage. Basche, Batse, Beatse: Plaatsnaam Biache-Saint-Vaast (Pas-de-Calais), Biaches (Somme). Batre, Beitre, Beatre: Moedersnaam, van Beatrix? Baeu boucher; Mooie slager. Familienaam Beaubouchez, Bauboucher (Nord) Beaubigny. Plaatsnaam Beaubigny, Baubigny (Cte-d’Er, Manche). Beauboire. Wellicht hypercorrect voor Bonboire. Beaubois. Plaatsnaam Beau Bois in Halanzy, Luik; mooi bos. Beaucamp, Beaucamps, Baucamp, Baucant, Boquant, Becam, Bcant, Beckandt, Beckand, Beekandt, Beauchamps, Beauchamp, Bauchant, Beauchampet, Bossan, Bossant: Verspreide plaatsnaam Beaucamp(s), Beauchamp(s): mooi veld. Beaucarne, Bocarren, Bocaren, Baccarne, Becarnen, Becarne, Becarren: Plaatsnaam Beau: mooi - Picardisch carne/carme, Frans charme: haagbeuk. Beauchataud. Plaatsnaam Beau Chteau: mooi kasteel. Beauchesne. Plaatsnaam Beau-Chne (Loir-et-Cher, Orne, Deux-Svres) en in Sosoye: mooie eik. Vergelijk Picardisch Beauquesne. Beauclef, Beauclet, Bauclef: Waarschijnlijk variant van Beauclercq. Ondanks de familienaam Beauclavaud: mooie sleutel, lijkt het vrouwelijke woord defhier toch niet in aanmerking te komen. Beauclerc, Beauclerq, Beaucler, Beauclair, Beauclaire: Bijnaam Beau Clerc: mooie klerk. Beaucourt, Bockourt, Baucourt: 1. Verspreide plaatsnaam (4x Somme). 2. Eventueel bijnaam: mooi en klein (kort). Vergelijk Beaugrande. Beaufaux, Boffa, Bofaas, Befaes: Plaatsnaam Beaufaux: mooie beuk. Beaufaux in Elzele (Henegouwen) en St-Denis. Beaufay, Beaufays, Beaufayt, Beaufaijt, Baufays, Baufay, Baufaijs, Baufayt, Baufaijt, Beaugard, Baugard: 1. Moedersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bil-gard; ‘pacht-gaard’. Beaufils. Frans Beaufils: schoonzoon. Of letterlijk: mooie zoon. Beaufort, de Beauffort, Beaufort, Beaufour, Bafort: Verspreide plaatsnaam (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme, Meuse). Beaugendre. Beau: mooi + verwantschapsnaam gendre: schoonzoon. Beaugrand, Beaugrande, de, Begerem, Begrem: Bijnaam. Frans beau (et) grand: mooi en groot. Bejean: Bijnaam Beau Jean: mooie Jan. Vergelijk Schoonjans. Beaulieu, de. Plaatsnaam Beaulieu in Ferques bij Bonen en Grincourt-ls-Pas (Atrecht), Erneuville, Vilvoorde, Havre (Henegouwen) en verspreid in West-Vlaanderen. Beauloi, Beaulois, Beauloy, Beauloye, Beaulois: Franse plaatsnaam Boulaie: berkenbos. Beaumaikers, Beautnecker: Verfranste verschrijving voor Duitse beroepsnaam Baumhacker: boomhakker, houthakker. Beaumaine. Plaatsnaam Beau Maine; mooie woning, woonplaats. Beaumariage. Bijnaam Beau + Oudfrans mariage; echtgenoot getrouwd man. Beaume, Buamen, Baume: Plaatsnaam. Waals borne: kuil, bijvoorbeeld Al Baume in Seraing (Luik), Baume in Haine-St-Paul (Henegouwen) en La Louvire (Henegouwen). Beaumesnil, Beamenil. Plaatsnaam Beau Mesnil, van Latijn mansionile: woning. (Calvados, Eure, Vosges). Beaumet, Beaumez, -Biaumet, Biaume, Biaumez, Biomez, Bajomez, Bajom, Bajome, Bammez, Bammey, Bm, Bern: Plaatsnaam Beaumetz (Pas-de-Calais, Somme). Frans beau + Oudfrans me, mez, van Latijn mansus: woning. Beaumont, de, van, Beaumon, Baumont, Baumon, Biamont, Biemont, Bmong, Bmon, Bemont, Bemon, Bemong, Beumont, Bernant: Erg verspreide plaatsnaam Beaumont (als in Henegouwen, Nord, Pas-de-Calais, Somme). Beaupain, Beaupin, Lebaupin: Frans beau pain: mooi brood. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Schoonbrood(t). Beaupre, Belpaire, Belpeer, Beelper: Verwantschapsnaam beau-pre: schoonvader, (wellicht ook) grootvader, vergelijk Middelnederlands schoonheere. Beauport. Bijnaam Port is hier wellicht te begrijpen in de Oudfranse betekenis: houding, gedraging. Beauprez, Beaupr, Beelprez, Belprez: Plaatsnaam Beaupr: mooie weide; onder meer in Gottignies (Henegouwen), Marchin (Luik), Grimminge (Oost-Vlaanderen), Brugge (West-Vlaanderen). Beauquesne, Beauquenne, Bauquenne, Bauquene, Bauquaine, Bauqune: Plaatsnaam Beauquesne (Somme): mooie eik. Vergelijk Beauchesne. Beauraing, Beaurain, Beauraind, Bearin, Beaurant, Beaurent, Beaurang, Biarent, Birent, Bauraind, Baurain, Bauraing, Baurang, Bauraint, Baurant, Baurin, Baurins, Baurand, Baurant, Bauren, Baurens, Baurent, Baureng, Borin: 1. Plaatsnaam Beaurains bij Atrecht (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Beauraing. 3. Plaatsnaam Beaurin bij Kamerijk (Nord). 4. Sommige vormen met o-klank kunnen spellingvariant zijn van Borin. Beauregard. Plaatsnaam Beauregard: mooi uitzicht. Plaatsnaam Bellewaerde bij Ieper, van Picardisch vorm Beaureward. Beaurieux, Plaatsnaam Beau Rieu: mooie waterloop, mooie beek. Beaurieux (Aisne, Nord) en in Court-St-Et. (Waals-Brabant) en Heure-le-Romain (Luik). Beaussart, Beausart, Beausaert, Debeaussaert, Beauseart, Beeuwssaert, Beeusaert, Beazaer, Beazar, Baussart, Bausart, Bausard, Bazard, Bazart: Plaatsnaam Beau Sart: mooie rode, mooi gerooid terrein. Beausart in Bossut (Waals-Brabant), Steenkerque (Henegouwen), Biez (Waals-Brabant); Beaussart (Somme). Beaussillon. Beausillon. Re-interpretatie van Bouchillon = Bosquillon. Beaisire, Beausir, Bausire, Bausir, Bessire: 1. Bijnaam Beau sire: mooie heer. Vergelijk Schoonheere. 2. Eventueel Picardisch variant van Bausire. Beautemps, Boutans: Bijnaam Beau temps: mooi weer. Bijnaam voor een vrolijk, opgeruimd mens. Vergelijk Laitem, Engels Fairweather. Beautrix, Beautry, Bitry, Bietry, Beltresse, Beltris, Biltresse, Biltris, Bilterest, Biltereyst, Biltereijst, Bilterijst, Bilterijs, Bilteryest, Bilteryst, Bilterys, Biltheryst, Biltrays, Bultereys, Bultreys, Bulteruys, Bultruys, Bulterijs, Bulterijs, Bulteryst, Bulterys, Bultereijs, Bultereyst, Bultrys, Bolterys: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Beatrix; ‘gelukbrengster’. Via de varianten Biatrit, Biautris, Beautrit werd biau/beau als een ontwikkeling van bel opgevat. Beauvais, Beauvez, Bauvais, Bauvez, Debeauvais, Bivez, Bievez, Bievet: Plaatsnaam Beauvais (Oise). Beauveser is afkomstig van Beauvais. Beauval, Bauval, Bosval, Boval, Beaval, Biavat, Biava, Biva, Bieva, Biveaux, Bivaux, Biva: Plaatsnaam Beauval (Somme): mooi dal. Beauvallet, Beauvarlet, Bieuvelet, Bieuvlet, Bievelet, Bievelez: 1. Bijnaam. Frans beau valet: mooie knecht, dienaar, edelknaap, page, schildknaap. Let op de epenthetische r in Valet = Varlet, Bonvalet = Bonvarlet. 2. Eentueel Beau Vallet: mooi valleitje. Vergelijk De Belvalet, Belvalet(te). Beauvent, Beauventre, Beauvant: Bijnaam Beau ventre: mooie buik. Naar de sieraden op de borst/buik. De vormen op -t zijn Waalse reducties. Beauvillain, Beauvilain, Beauvillin. Bijnaam beau villain: mooie dorper. Of afleiding van plaatsnaam Beauville; vergelijk Duits Schndorfer. Beauvoisin. Bijnaam Beau voisin: mooie buur. Vergelijk Bonvoisin, waarvoor Beauvoisin wel een hypercorrecte vorm kan zijn. Bebe, Beben. Vadersnaam. Bakernaam Bebe uit Babo. Bebronne, Bebrone, Debebronne: Plaatsnaam Bebronne; rivier, in Charneux (Luik). Becanus. De Latijnse humanistennaam van de Antwerpse medicus Joannes Goropius Becanus, namelijk Jan van Gorp van Hilvarenbeek. Bcasse, Bgasse, Bgas, Begasse, Begas, Bagasse, Bagas, Barjasse, Pcasse, Pecasse, Pecas, Boecasse: Frans bcasse: snip. Bijnaam naar de vogelnaam. Vergelijk Sneppe. Bcasseau. Afleiding van Frans bcasse; snip. Bijnaam of uithangbord. Becco, Becko, Beck, Beco, de Bco, de Beco: Plaatsnaam Beccoin La Reid, Luik. Bech. Plaatsnaam Beck, Duits Bach; beek. Bchamps, Bechamps, Bechamp: Plaatsnaam Bchamps (Meurthe-et-Moselle). Bchard, Becha: 1. Franse vorm naast Picardisch Bcard; zie Bekaert. 2. Bijnaam. Afleiding van bec: bek. Bechof, Bechoff. Plaatsnaam Bechof in Honhardt. Becht, Bechtel: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse naam Bechtold, van berht-wald, van Bertold. Bechtold, Bechtoldt, Bechtolt, Bechtholt, Bechdolt, Bachtold: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Bertold, Bertoud. Bechu, Bochu, Bchoux, Bchoux, Bechoux : Afleiding van Frans bec: bek. Betekenis gebekt. Bijnaam voor iemand met opvallende mond, grote mond (letterlijk of figuurlijk). Vergelijk Becude, Becu(e): snip, eveneens naar de snavel, bek. Becken, van der, den. 1. Plaatsnaam Becken in Uitkerke of Lissewege en Schoondijke. 2. Eventueel = Van der Beke. Beckenhaupt. Volksetymologisch van Duitse bijnaam Beckenhaub: bekkenvormige helm. Beckerich, Beckrich, Baickrich, Baikrich, Baikry: Plaatsnaam Beckerich. Beckevoort, van, van Beckfort, (de) Becquevort, Becquevoort, Bequevort, Becqwort: Plaatsnaam Bekkevoort (Vlaams-Brabant). Beckhoven, van: Plaatsnaam Bekhoven in Brecht (Provincie Antwerpen). Beckman, Beckmann, Beck, Bek, Beek, Becks, Becking, Beckmann: Midden Hoogduitse vorm van Bachmann: Beekman. Becquet, Bequet, Bquet, Beket, Bek, Bk, Bequ, Beck, Becquez, Becqu, Bequ, Becque, Becques, Becqwet, Beckett, Bechet, Pecquet, Pequet. Bijnaam afgeleid van het Franse bec: bek. Naar een of andere eigenschap. Beckstedde. Plaatsnaam Beckstedt. Becourt, Bicourt: Plaatsnaam Bcourt (Pas-de-Calais). Becquelin, Beckelynck: Bijnaam, afleiding van bek. Becquerel, Becquerelle, Bquerelle, Becrelle, Bcherel, Bcharel, Bescherel, Becquereau, Becqueiaux, Bcriau: Becquerel, -eau is de naam van verschillende watermolens, betekenis: prater, babbelaar (Pas-de-Calais, Nord), onder meer in Doornik (Henegouwen): 1101 de molendino Bcherel = 1206 Biekeriel. Ook in Ronse (Oost-Vlaanderen). Becquevort. Provencaals Bekkevoort. Becwort. 1. Zie van Beckevoort. 2. Eventueel familienaam Engelse familienaam Beckworth. Bcude, Becude, Becu, Bcue Bcu, Beccu, Becuwe, Bcuw, Becuve, Beckwe, Beckw e, Beckw , Beckwee, Beeckwee, Beekwee, Bechu, Bochu, Bocude, Bouckhuyt, Bouckuyt, Bouckhuijt, Bouckuijt, Bouckhuit, Bouckuit, Bockuyt. Bijnaam naar de vogelnaam, Oudfrans becue, West-Vlaamse Becuwe ‘Snip’. Bijnaam voor de vanger van. Of bijvoorbeeld iemand met een scherpe neus. Beda. De naam kan zowel uit Bidart als uit Bidaut worden verklaard. Bedaf, van: Plaatsnaam Bedaf in Baarle-Nassau en Uden (Noord-Brabant). Beddegenoodts, Beddegenoots, Beddegenoote. Naam uit het Middelnederlandse beddegenoot: bed- of echtgenoot. Bijnaam. Misschien droeg zij de broek. Beddeghem, van. Plaatsnaam Bettegem in Zellik (Vlaams-Brabant)? Beder, Bedert, Bedeer: Oude Occidentaalse naam van plaatsnaam Beziers (Harault). Bedeur, zie Bodeux. Bedet: Door verdoffing van de i uit Franse familienaam Bidet, verkleining van een vadersnaam. Bidoul, Bidard of Bidaud. Beder, Bedert, Bedeer. Oude Occitaalse naam uit de plaatsnaam Bziers (Hrault). Bedin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bad-naam, vergelijk Bedoin. Badinus. Bednarz, Bednarek, Bednarski, Bednarczyk: Poolse beroepsnaam bednarz: kuiper. Bedoin, Beduin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bad-win ‘Strijd-vriend’. Bedore, Bedoret. Frans bec dor: gouden mond. Bijnaam voor een mooiprater, een welbespraakte. Vergelijk Guldemond. Beduw, Bduw, Bedwue, Bedu: Verschrijving voor de Franse familienaam Bedouet, van Oudfrans bedoue: das. Bijnaam naar het dier. Vergelijk Das. Beeckmans, Beeckman, Beekman, Beckmans, Beckman, Bekemans, Biekman. Familienaam uit de plaatsnaam Beek/Beke. Zeer verspreide plaatsnaam. Beeghs, Biegs, Biegs. Misschien variant van Berg(h)s, met assimilatie re/tr. Beek, (van); van Beeck, Plaatsnaam Beek (Gelderland, Belgisch-Limburg, Nederlands-Limburg, Noord-Brabant); ook oude naam van Hilvarenbeek (Noord-Brabant). Of uit Van der Beek. Beek, van der, te(ter) Beek, Beeke, van der Beke, (van den) Bekke, Verbeek, Verbeeke, Verbeke: Verspreide plaatsnaam ter Beek, ter Beke ‘Beek’. Beekenkamp: Plaatsnaam Bekkenkamp in Holten, Overijssel. Beeke, Beekes: Afleiding van beke. Zie van (der) Beek. Beekhuijsen, Beekhuizen: Plaatsnaam Beekhuizen in Zevenaar (Gelderland). Beekman, Beekma, Beekmans, Beeckman, Bekman: Afleiding van Van der Beek. Beekwee, Beeckwee, Beckwee, Beckwe, Beckwe, Beckw: Vlaamse uitspraak van Becquet. Beeldemaker, de. Beroepsnaam van de beeldhouwer, schilder, graveur. Beeldeman. Beroepsnaam van de beeldhouwer, beeldsnijder. Of een Re-interpretatie van Beleman. Beelden, Beeldens, Belden, Beldens, Bildens: 1. Vadersnaam. Uit Belden, umlautsvorm van Balden, vleivorm van Baldwin, Boudewijn. 2. Zie De Belder. Beele, Beelen, Beelens, Belens, Bele, Belen, Ble, Beel, Beels, Beeils, Bielen, van der Beele, van der Belen, Verbeelen, Verbelen, Beelkens. Moedersnaam uit Bele, Isabele, Isabella, via Elysabel uit Elisabeth ontstaan. 2. Korte vorm van Mabelie, Amabilia, Frans Mabille. Beele, van der, van der Belen, Verbeelen, Verbelen: Moedersnaam Verbe(e)len: vrouw Ble, Isabele. Van der Belen is een regressievorm. Beelkens. Moedersnaam van meisjesnaam Bele; zie Beele(n). Beeman, Beemans. Wellicht bedeman: belastingplichtige; ambtenaar die de beden of belastingen int. Beemd, van den, van den Beemt, van de(den) Bemdt, van den Bemd, Beem, van, Beems, van den Bem, van den Bemt, van de(den, dem) Bempt, van der Bempden, van der Bemden, van der Bempden, van den Bempde, van (den) Bemde, van den Bemden, van der/den Benden, van der Ben, van der Bent, van Bemten, (de) Bent, Debempt, de Bend, Behm. Familienaam uit de plaatsnaam Beemd, alluviaal land aan een waterloop. Beem, van, Beemen, van, van Beeumen, Verbeemen, Verbiemen. 1. Samentrekking van Bohemen. Familienaam uit de streek. 2. Mogelijk ook uit Beemd: zie daar. Beemster, Beemsterboer. Plaatsnaam. Noord-Holland. Been, Beens, Beenen, Beems: 1. Bijnaam naar het lichaamsdeel been, wellicht voor een kreupele of manke. Vergelijk Kortbeen, Langbeen. 2. Beroepsbijnaam van de slager, beenhouwer. Been, de. Waarschijnlijk spelling voor Debien of Deben. Beenhakker, Beenhakkers, Beenhacker, Beenakker, Beneker: Beroepsnaam van de slager. Vergelijk Beenhouwer. Beenhouwer, de: Beroepsnaam van de slager. Beenkens, Beentje, Beentjes, Beankens, Beonckens, Biunkens, Benekens, Benneken, Bennekens, Bienkenss: Variant van de Vlaamse familienaam Beenkens. Verkleinvorm van Been, bijnaam of beroepsnaam. 1. Vadersnaam. Been, van Bernhard. 2. Bij de bijnaam Been. Beer, de(n), de Behr, (de) Beir, de Beire, de Beyre, Ber, Beerepoot: 1. Bijnaam naar de dierennaam, uit n of andere eigenschap. 2. Het kan ook naar de huisnaam zijn ԉn de beer’. 3. Beroepsnaam voor een berenleider (circus-, marktattractie). Beerblock. Plaatsnaam, 1426 te Beerbrouc, Vinkt. Beeren, Beerens, Beirens, Berens: Zoals Berens afleiding van de Germaans voornaam Bern(h)ard. Beerendonk, van, Berendonk. Plaatsnaam Berendonk, Kempen. Beerewoud; vadersnaam Berwalt, Barwold, de plaats Barwoutswaarder in Zuid-Holland. Beerkens: Bijnaam. Verkleinvorm van de Beer. Beerlings, Berling, Berlingin, Berlijn, Berlyn, Berlin, Berlink, Beerning, Beernink, Bernink, Bierlin, Borlyn, Beeren. 1. Vadersnaam afgeleid van de het Germaanse Bernhart, Bernard, Ңerս beer of dappere strijder. Een vechtertje dus. 2. Eventueel plaatsnaam Berlingen (Limburg). Beerman, de, Beermann, Bermans, Berman, Bermann, Bermane: 1. Middelnederlands berman: sjouwer, losser. 2. Zie Berman(s). Beersman, Beersemans, Beesemans, Beesmans, Beirsmans: Afleiding van Van Beers. Beers, Bers, Biers. 1. Afleiding van Van Beers (zie daar). 2. Afleiding van (de) Beer (zie daar). 3. Of variant van Beerts (zie daar). Beers, van, van Bers, van Beirs, Beersmans, Beesemans, Beesmans, Biersmans: 1. Plaatsnaam Beers (Noord-Brabant) of Beerse (Antwerpen). Beersel , van, van Biersel, Beerselmans. Naam uit de plaatsnaam Beersel (Vlaams-Brabant) of Beerzel (Antwerpen). Beersma: 1. Friese vadersnaam. Afleiding van ber-naam, zoals Bernhard. 2. Afleiding van de plaatsnaam Beers (Littenseradiel, Friesland) Beert, Beerts, Bert, Berth. Vadersnaam, verkorte vorm van een Germaanse Bert-naam (: schitterende). Beerten, Beertens, Berten, Bertens, Bierten, Bertijn, Bertyn, Bartens, Barten, Barthen: 1. Moedersnaam. Be(e)rten kan een verbogen vorm (afleiding) zijn van Berte = Berta; zie Berte. 2. Be(e)rten(s) kan een vleivorm zijn van een Germaanse bert-naam; zie Beert(s). Beest, van: 1. Plaatsnaam Beesd (Gelderland). 2. Plaatsnaam Geetbets (Vlaams-Brabant). 1389 tusschen Beest ende Halen. Beeten, van der, Verbeeten, Verbeten, Verbeet. Familienaam uit de plaatsnaam Betuwe (onder andere in Tongeren, Limburg). Beethoven, van. Familienaam mogelijk uit de plaatsnaam Betho in Tongeren. Beets, Beetz, Biets, Bietz: 1. Vadersnaam. Afleiding van korte vorm van Germaans berht-naam. 2. Plaatsnaam Beets (Zeevang, Noord-Holland). Befays, Befaijs, Befayt, Bfayt, Befahy, Debeaufay: Plaatsnaam Beaufays (Luxemburg): mooi beukenbos. Beff, Debeffe, Debefve, Debaiffe, Debeef, Debeefe, de Beef: 1. Plaatsnaam Beffe, Bafve in Thimister (Luik). 2. Eventueel plaatsnaam Baives (Nord), met verscherping v/f. Zie Debaive. Begars: 1. Variant van Begaeres, van Frans Bigarr ‘Veelkleurig, bont’. 2. Middelnederlands beg(g)aert, baggaert ‘lekenbroeder, lid van een vrije godsdienstige gemeenschap,’ mannelijke tegenhanger van de begijn. Het woord kreeg een pejoratieve betekenis. Frans Begart ‘ketter, schijnheilige, gek’. Bgault, Begaux: Oudfrans begalt, variant van begard: begaard; vergelijk Baggaert. Ook pejoratief: ketter, schijnheilige, gek. Begelinger. Duits Beglinger, afleiding van de plaatsnaam Beglingen in Mollis-Glarus. Begier. Zuidfranse familienaam Bguier, Vig(u)ier van Latijn vicarius: gerechtsdienaar. Begin, van, den, van (den) Beginne, van den Begine, van Beguin: Naar de woonplaats bij de begijnen, het begijnhof of op een stuk grond dat aan de begijnen toebehoort. Begn, Beignet, Begnet, Begne, Beigne. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Baginus (uit Bagin-hari). 2. Bijnaam uit het Oudfranse beigne: buil op het voorhoofd. 3. Beroepsbijnaam naar de naam van het gebak: beignet. Begois. Misschien verkorte vorm van L’Aubegeois: iemand uit Albi, of Albigens, ketter. Begon, Begond, Begones, Beghon: Bijnaam. Afleiding van bgue. Zie Lebegue. Begthel: Wellicht vadersnaam. Van Duits Bechtold, dat is Berthold. Begtoo, van: De naam verwijst niet noodzakelijk naar een plaatsnaam, want hij komt ook zonder ‘VanՍ voor. Bguelin, Beguelin, Bghelin: Variant met –lin afleiding van Duitse familienaam Bege(le) van Bage, Midden Hoogduits bgen: schreeuwend twisten, hard schreeuwen, zich beroemen op. Vergelijk B(eh)aeghe. Bguin, Beghuin, Beguin, Begijn, Bguin, Beguin, Beguin, Beguint, Beghain, Begain, Bgain, Bghain, Beghin, Bghin, Beghijn, Begheijn, Begijn, Beghyn, Begyn, Beginne, Begine, Begheyn, Begeyn, Beghein, Begein, Baghein, Bagein, Boggyn, Boggijn: Bijnaam. Uit Oudfrans beguin ‘Dwaas, gek’. Bguinne, Begine, Begine: 1. Bijnaam, vrouwelijke vorm van Begin, Oudfrans bguin: dwaas. Zie Bguin. 2. Bijnaam voor een kwezelachtige vrouw, een begijn. Behage: Bijnaam Bage voor een overmoedige, trotse, ingebeelde, ijdele. Van Middelnederlands werkwoord bagen ‘Roemen’ Bijvoeglijk naamwoord, bagel ‘ronkerig’. De vorm Behage is hypercorrect en tegelijk een volksetymologische associatie met behagen, behaagziek. Beharel, Beharelle, Bearelle. 1. Naam uit het Franse bihorel, bihoreau: reigersoort. Bijnaam voor iemand met lange benen. 2. Naam uit de plaatsnaam Bihorel (Seine-Maritime). Beherman. Duits Behrmann, Beermann; Biermann, beroepsnaam van de bierhandelaar. Beheyt, Beheyt, Beheydt, Beheyd: West-Vlaamse familienaam. Over Baheyt (met hyper-correcte h) van Baet, variant van Baiet: rosbruin, roodbruin, bruinrood. Bijnaam. Ook naam van bruinrood paard, vergelijk Baaij. Behiels: Onduidelijk. Mogelijk een variant van Beels: zie Beelen. Behn, Behncke, Behnke: Vadersnaam. Noord-Duitse korte vorm van Germaanse voornaam Bernhard. Behogne, Bohogne, Debehogne: 1. Plaatsnaam Behogne, oude naam van Rochefort. 2. Romaanse vorm van Bohemen. 3. Plaatsnaam Bohan. Behr, de. Bijnaam ‘De beer’. Duitse familienaam uit Wurzburg. Beicht. Duits Beichte: biecht. Bijnaam voor de biechteling of biechtvader. Vergelijk Duits Beichter. Beier, Beyer, Beyers, Beijer, Beijers, De Beyer, Beyers, De Beyre, Byers, Baier, Bayer, Bayers, Baert, Bayertz, Baijer, Bajer. Bijnaam voor iemand afkomstig uit Beieren. Beignier, Binj, Binje, Binie, Bign, Bing. 1. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bagin-hari. 2. Of verschrijving van Beignet. Zie bij Begn. De vorm Bing is ook ontstaan uit een vondelingennaam (Brussel 1843) Beijaert, Beyaert, Bejaer, Bejaert. 1. Zie Bayard. 2. Beroepsbijnaam voor de beiaardier, de klokkenspeler. Beijersbergen. In Nederland komt naast Van Bergen Henegouwen ook Beijersbergen van Henegouwen voor. Beijk. Wellicht variant van Beek. Beinhardt, Beinaerdts, Beinaerts, Beynaerts, Beenaerdts, Beenaerts, Benaerts, Benaets: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam bain-hard; ‘Been-sterk’. Beinhard. 2. Zie Benard. Beintema, Friese vadersnaam Beint. Beinsberger, Beynsberger, Beijnsberger: Afkomstig van Bensberg, Noordrijn-Westfalen. Beiten. West Vlaams beite: ooi. Bijnaam. Vergelijk Schaap, Mouton. Bejaer, Bejaert. Variant van Beyaert of van Frans Bjard. Of eventueel Bard? Bjard. Franse plaatsnaam Beaujard: mooie gaard, mooie tuin. Bek, (de) Beck, Bec, Beckx, Bekx, Becks, Beks, (de) Becq, Becx, Bex, Beek, de Beeck, Beeck, Beeckx. 1. Bijnaam voor iemand die een grote bek opzet of voor iemand met een speciale mondvorm die op een bek of snavel lijkt. 2. Heel wat vormen kunnen varianten zijn van Beek, Van der Beke. Bekaert, Bkart, Bka, Beka, Bekaar, Beca, Becart, Becar, Beccaert, Becaert, Beeckaert, Beckaert, Becaas, Becquaert, Becquaer, Bequart, Beekaert. 1. Afleiding vorm van Van der Beke, zie Beke. 2. Romaanse afleiding van bec: bek. Bijnaam. Bekbergen, van, van Beckbergen: Plaatsnaam Beekbergen (Gelderland). Bke, Bek. 1.Zie Bequet. 2. Mogelijk soms een verfransing van de naam Beke (en varianten). Beke, Beken (van der), van der Bek, van der Becq, van der Becken, van der Beck, van der Beckem, (van der) Beque, (van der) Beeck, Beek, (van der) Beeken, Beeke, von der Becke, van de Beek, van der beck, van de Beck, van den Beek, van den Bekke, van den Beke, van den Beck, van den Becken, van den Becke, Vandrebeck, Wandrebeck, Wenderbeck, Verbeecke, Verbeecken, Verbeeke, Verbeeck, Verbeek, Verbecken, Verbecke, Verbeck, Verbecque, Verbecq, Verbeken, Verbeke, Verbque, Verbeque, Verbeckt, Ferbecq, Vorbeck, ter Beek, Terbekke, Beekens, Beeken, Beken, Beeken, Beeke, Bekkens, Beeck, Beeckx, Beek, Beex, Becque, Becken, Becke, de Beke, Bque, Bque, Opdebeeck, Opdebeek, op de Beeck, op de Beke, op de Becq, Obtebeke, Opderbeck, Beeckman, Beeckmans, Beekman, Bekemans, Bekeman, Bekema, Bekkema, Bekhof, Bekke, Beckmans, Beckman, Biekman. Familienaam afgeleid van de zeer verspreide plaatsnaam ‘Ter, Beek, Ter Beke; beek’. Bekelaar, Bekelaer, Beeckelaers, Beclard: Ontronde vorm van Beukelaer. Bekenes: Plaatsnaam Bekenes in (Utrecht). Beker, Bekers, Bekersz, Beekkers, Beekers, Beekher, Bieker: 1. Bijnaam naar de huisnaam ‘De Bekerՠof beroepsnaam van de bekermaker. Vergelijk Duits Becher(er). 2. Uit Bekaert(s). Bekhoven, van Beckhoven: Plaatsnaam Bekhoven in Brecht (Antwerpen). Bekkink, Garrit Bekkink ontgon een heideveld dat aan zijne landerijen paalde. Hij bouwde daar een huis, en richtte alles tot een nieuwe hoeve in, voor een van zijn zonen. Natuurlijk moest die nieuwe hoeve ook de ouden naam Bekkink dragen; ze was immers, als ‘t ware, een uitvloeisel van het oude erve Bekkink, en werd ook door eeneBekkink bewoond. Maar ter onderscheiding noemde men het ene erve Oud-Bekkink, het andere Nieuw-Bekkink en ook deze namen gingen weldra op de bezitters van die hofsteden en op hun nageslacht als vaste toenamen over. Oud is ool Bekkink. Zo ook met Groot-Aysma, Klein-Donia, Oud-Hemminga en Ny-Hemminga, Olden-Banning en Nyen Banning, Nye–Manting, Ny-Hoving, Ny-Huising, Olden-Wening en Olden-Waving van de geslachtsnamen Banning, Manting, Hoving, Huising, Wening en Waving. Elders weer nevens Ool-Bekkink, Klein-Bentinck, Klein-Budding, Olde-Dubbelink, Klein-Starink en Klein-Ubbink de enkelvoudige namen Bekkink, Bentinck, Buddingh, Dubbelink, Starink en Ubbink. Bekkum, van. Plaatsnaam, Bekkum, Overijssel, bij Hengelo. Belpaume, Bellepaume, Belpalme, belpaeme, Belpame, Belpomme: Franse bijnaam Belle paume: mooie (hand)palm. Vergelijk Frans Bellemain. Bel, Belmans, Belman, Bellen, Bellens. 1. Familienaam uit de plaats Geel-Bel (Antwerpen). 2. Zie ook Belmans, Bellin, Belle. Bel, de: Bijnaam of beroepsbijnaam naar de bel van de bellenman, de omroeper. Bel, van (der): Bijnaam naar de huisnaam ‘De Bel(le) als in Brugge’. Zie ook In de Belle. Belaert, Beelaert, Beelaerts, Beellaert, Bielart, Biela, Belard, Belart, Blart, Bellaert, Bellard, Bellaart, Bellart, Beldert: Bijnaam. Afleiding van het Middelnederlands werkwoord belen, bellen ‘Blaffen, onaangename geluiden voortbrengen’vergelijk Duits bellen ‘Blaffen’. Blanger, Blang, Belange, Belamge, Bellanger, Bellang, Bellange, Bellengier, Belleng, Bellenge, Bellenger, Belenger, Blenger, Balanger: Vadersnaam. Variant van Berenger met r//-wisseling. Vergelijk de Engelse famiienaam Bel(l)enger, Bellinger = Beringer. Belboom. Een huis in Brugge heette in 1580 De Belleboom. Belche. Duitse bijnaam. Middenhoogduits bleche: waterhoen. Belde, Beeldens: Vadersnaam. Belden, klankwijziging van een klinkervorm van Balden, vleivorm van Baldwin, Boudewijn. Belder, van de. Waarschijnlijk variant van Van de Bielde, benvloed door De Belder. Belderbos, Belderbosch. Plaatsnaam in Geel (Antwerpen?), Brunssum. Of Bellenbusch in Wuppertal? Belderok: Picardisch belleroque. Samenstelling met Oudfrans roche, Oudpicardisch roke, roque ‘Rots; slot, burcht op een rots’. Plaatsnaam Belleroche (Loire, Moselle). (de) Belder, Belders, Bielders, (de) Belser, de Beelde, Beeldens, Beelden, Belden, Beldens, Belt, (van den); van de Bilt, Beld, van de/den, Belde, Beldhuis, Befeldens, Befelden, Befelde, Goldenbeld. 1. Het Middelnederlands beelder betekent schepper, uitbeelder, beeldhouwer, schilder. In dat geval een beroepsnaam. 2. Beroepsnaam van de omroeper, de belleman. 3. Naam uit het Middelnederlandse bels: bijl. Beroepsbijnaam voor de smid, de wapenmaker. Belderbos, Belderbosch. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Geel (Antwerpen). Beldert: Vadersnaam. Germaans naam balth –hard ‘moedig –sterk’. Baldhardus. Beleman, Belemans, Beellemans, Beelleman: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Ble: Isabele. Beleir, de: familienaam De Beleir, verschrijving van De Berlaer = van Berlaar. Plaatsnaam Berlaar (Provincie Antwerpen). Belckx. Wellicht variant van Balks. Belet: 1. Vadersnaam. Uit Robelet of Robillet, verkleinvorm van de Germaanse voornaam Robert. 2. Bijnaam Bellet, verkleinvorm van bel, beau ‘mooi’. Belfroid, Belefroid, Bellefroid, Bellefroy, Beffroi, Balfroid, Balfoort, Balfhoudt, Bafort, Baffrooy, Baffroy, Baffrey, Bafroey, Bellfort, Belford, Beffort: 1. Vadersnaam. Ba(l)froid, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Balafrid, Balfredus. 2. Plaatsnaam Bellefroid (Provincie Luik) of Beaufort of Belfort. Bellefroid in Voroux-Roloux. Belfort van Franse beffroi, uit Oudfrans berfroi, dat uit het Oudnederlandse *bergfriþu ‘Wredebewaarder’ uit Oergermaans *bergan Ңergen, bewaren’ en *friþuz ‘Wrede, bescherming.’ Via volksetymologische werd beffroi in de 13de eeuw omgevormd tot belfort, uit bel ҫlok’ en fort Ңurcht, versterking.’ Belge, Belgen, Belges. Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Baldger. Vergelijk Belger(s). Belgeonne, Beijonne: Bijnaam. Frans bel: mooi + Jone, dat is de vooornaam Jean: Jan. Vergelijk Jeannard=Jonnard, Schoonjans, Beaujean. Belger, Belgers: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-ger ‘moedig-speer’. Belgy, Belgey: Bretonse familienaam Beleguic, Le Belleguic, Le Bellguy, afleiding van Bretons Belec: priester. Belhomme, Belhommet, Bel’Lome: Bijnaam voor een mooie man; vergelijk Schoonemans, Duits Schonemann. Beliard, Belliard, Bellia, Belliart, Beljaars, Beillard, Beilharz, Billiard, Billiaert, Billia, Bilia, Billart, Billard, Billla, Billat, Bellynck, Fries Bellinga, van de oude naam Belle (Belke). Billas, Billast, Bilaer, Bila, Biard, Biar, Biart, Bia, Bias, Biya, Bya, Bard, Bart, Beard, Beart: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Biligardis, Billiardis, Beliardis; of vadersnaam. Biliardus, Beliardus. 2. Vadersnaam. Korte vormen van de Romaense vleivormen Robillard, Lambillard. Belie, de: Variant van de familienaam De Bille. Plaatsnaam Oudfrans bille ‘Boomstronk’. Belien, Belie, Blie, Belin, Belins, Bilien, Bilin, Bielien, Bill, Bille, Billen, Billens), Bilen, Billenne, Bilenne: Moedersnaam, afleiding van de voornaam Belie, korte vorm van Mabelie, Frans Mabille, van Latijnse Amabilia of van Sebelie, van Sibilia. Blier, Belier, Bellier, Belly, Bellij: 1. Frans blier: ram. Bijnaam. Vergelijk De Ram. 2. Blier is de vondelingnaam van Hipolite Blier, in 1817 gevonden in Cent aan een caf in de Rue du Blier, verkeerde vertaling van Raamstraat, begrepen als Ramstraat. Belijn, Belijn, Belym, Beleyn, Belin, Beling, Blin: 1. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse voornaam, misschien korte vorm van Robelin. Of Bratto is een variant van Bertin of Bonin. Belijn is de naam van de ram in Reinaert de Vos en die kan wel beantwoorden aan Bernardus, naam van de ram in de Isengrimus. In het Frans is Belin de traditionele naam van het schaap. 2. Zie ook Bellin. Beljaars, Beljaards, Belien, Belin, Bellaart, Beljers. 1. Moedersnaam, van Mabelie, Sibilia of Biligardis/Beliardis. 2. Vadersnaam van Beliardus. 3. Of van Franse namen als Robillard en Lambillard. Bellau, Belleau. Plaatsnaam Belleau, Aisne, Meurthe-et-Mos. Afleiding van bel; mooi. Vergelijk Bellet. Bell. Engelse familienaam. 1. Moedersnaam Isabel. 2. Bijnaam. Frans bel; mooi. 3. Engels bell; klok, bel. Bijnaam. Bellaire, Belair, Belaire: 1. Plaatsnaam Bellaire (Luik) en in Cortil-Wodon, Dison (Luik), Marchin (Luik), Vaux-Chavanne. 2. Bel + Oudfrans hre: figuur, gezicht, gelaatsuitdrukking; Oudfrans ble hre: bonne mine. Bijnaam. Bellamy. Bijnaam bel ami; mooie vriend, geliefde. Bellavia, Belliveau. Spaanse en Franse familienaam uit de plaatsnaam: mooie, liefelijke vallei. Bellavoine, Balavoine: Plaatsnaam Belle-Avesne in Lattre-St. Quentin (Pas-de-Calais): Ballaeingh, van. Waalse aanpassing van Bellingen. Belle. Moedersnaam. Korte vorm van Isabel(l)e. 2. Korte vorm van Sint Beatrix, via Beltridis (vergelijk Biltris). 3. Eventueel van Elisabeth, Lijsbette, via Lijsbelle. Belle, de, (de) Bell, Bel: Bijnaam of beroepsnaam naar de bel van de belleman, omroeper. Van Belle, Vanbellen, Vanbelle, van Bellen. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Belle (Bailleul in Frans-Vlaanderen) of Denderbelle/Schellebelle, Bel in Geel, Antwerpen..Zie ook Bel. Belle, in de: Huisnaam De Belle in de Lange Gistsraat in Middelburg. Zie ook van der Bel. Bellebouche. Bijnaam voor iemand met een mooie mond, wellicht figuurlijk voor een mooiprater. Vergelijk Duits Schnmund, Frans Bellegueule. Bellecoste. Belle Cte: mooie helling, oever. Plaatsnaam Bellecotte in Ecaussines (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Bellecte (Luik). Belleflamme, Bellflamme, Belflamme: Bijnaam of huisnaam. Ook plaatsnaam in Grivegne (Luik). Bellefond. Plaatsnaam Belle Font; mooie bron. Vergelijk Duits Schonbrunn. Bellefontaine. Plaatsnaam; mooie bron. Bellegem, Belleghem, van; Bellegum, Belleghen, van Bellinghen: Plaatsnaam Bellegem (Kortrijk, West-Vlaanderen). Belleguelle. Bijnaam. Belle gueule: mooie mond. Vergelijk Bellebouche. Bellekens, Belquin. 1. Naam afgeleid van bel(le). Bijnaam voor de belleman. 2. Vadersnaam uit de voornaam Bellin. Zie daar. Bellem, van. Plaatsnaam Bellem, Oost-Vlaanderen. Bellems, Bellemans: Schouwse familienaam uit Bethlehems, naar het klooster Bethlehem bij Elkerzee (Middenschouwen). Bellemans, Belmans, Belmanne, Bellmann, Bel. 1. Beroepsnaam voor de belleman, de omroeper. 2. Afleiding van Van Belle: zie Belle. 3. Afleiding van Bellin/Ballin. Zie bij Bellin. 4. Zie ook Bel. Ook afgeleid van de Schouwse familienaam Bellems, in de 16de eeuw ontstaan. Bellemare. Moedersnaam. Belle Marie: mooie Maria. Bellement. Verschrijving voor Belleman of Bellement. Bellement, zie Belmonte. Bellemont. Plaatsnaam Belmont in Ethe. Bellement in ‘S-Gravenwezel. Belmont is ook een verspreide plaatsnaam in Frankrijk. Bellems. Schouwse familienaam naar het klooster Betlehem bij Elkerzee. Bellenhen, van, Bellenen, van. Variant van Van Belleg(h)em of Van Belling(h)en. Bellenot. Plaatsnaam Bellenot, (Cte-d’Er). Beler, Bellers, Beler: 1. Afleiding van bellen: met de bel luiden. Vergelijk De Belder 2. 2. Afleiding van bellen: blaffen. Bijnaam voor een lawaaimaker, twistzoeker, norse kerel. Vergelijk Duits Blier. Belleri, Bellery, Belery. Plaatsnaam; mooi beek. Belleroch, Belderok: Oudfrans roche, Oudpicardisch roke, roque: rots, (ook) slot, burcht op een rots. Plaatsnaam Belle-roche (Loire, Moselle): mooie burcht op rots. Vergelijk Duits Schnfels. Bellet, Belley, Bellez, Belette. Belet. Afleiding van bel, beau; mooi. Bijnaam. Belletable. Belle Table? Beroepsnaam van de meubelmaker? Of Belle Etable: mooie stal? Belleter, Billeter, Bileter. Variant van de Duitstalige familienaam Billeter, afgeleid van de plaatsnaam Bilten in Glarus (Zwitserland). Bellevergue. Bijnaam Belle vergue: mooie roede (pnis). Vergelijk met zelfde betekenis Schoonteers: Belleville. Plaatsnaam Belleville in Fronville, maar erg verspreid in Frankrijk. Bellicourt. Plaatsnaam, Aisne. Vergelijk Bellecourt. Bellivre, Bellievre, Bellevre: Bijnam. Bel livre: mooie haas. Wellicht uithangbord. Vergelijk Franse familienaam Bellevrat. Bellin, Bellend, Bellen, Bellinck, Bellyn, Bellynck, Bellings, Belling, Bellin, Bellink, Bellinkck, Bellincks, Bellinckx. 1. Vadersnaam, variant van Ballin, knuffelvorm van Baldwin, Boudewijn. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bello. 3. Zie ook Belijn. Bellinghen, van, Bellingen, van, van Bellinghem, van Bellinghe, van Belinghen, van Belingen. Familienaam uit de plaatsnaam Bellingen (Vlaams-Brabant). Belois, van. Vermoedelijk vernederlandste vorm van Dubelloy. Zie daar. Belot, Bellot, Bello, Belloo, Bellon, Belon, Belotte, Blote, Blot: 1. Vadersnaam. Korte vormen van Herbelot, Hubelot, Robelon enz., vleivormen op -elot, -elon van Herbert, Hubert, Robert enz. Vergelijk Billot. 2. Moedersnaam. Korte vorm van Isabelot, Isabelon. Bellotto: Bijnaam. Zoals Bellotti een Italiaanse verkleinvorm van bello ‘mooi’. Belois, (van), Belais: Wellicht vertaling van Frans Dubelloy, Dubellay. Plaatsnaam Belloy (Somme, Oise, Orne), Bellay (Seine-et-Oise). Romaans betuletum ‘Berkenbos’. Bels (de), Beels, Beils, Beyls, De Beys. Familienaam uit het Middelnederlandse/Oudsaksische bijl/bil/byl/bels (bijl/zwaard). Wellicht beroepsnaam van de maker van bijlen. Belser: Variant van de Belder. Middelnederlands Beelder ‘Schepper, uitbeelder, beeldhouwer, schilderՠof belder ‘Bellenman’. Belt, van de, den, der, van den, de Beld, van der Bilt: Oost-Nederlandse plaatsnaam Belt, Bilt ‘kleine hoogte, bult’die we nog herkennen in vuilnisbelt. Plaatsnaam Belt in Wieringen (Noord-Holland), Brederwiede, Overijssel, Op de Belt in Bergen (Nederlands-Limburg), Bilt in Stevensweert (Nederlands-Limburg), De Bilt, (Utrecht). Beltman: Afleiding met achtervoegsel –man van van den Belt. Belva, Belval, Belveaux, Belvaux, Belleval, Belleveaux, Bellevaux, de Belvaux, de Belva: Plaatsnaam Bellevaux of in Limburg; Belvau(x) in Resteigne, Belva in La Reid, Leers-Nord. Belz. Vadersnaam. Duits Blz, Balz, korte vorm van Balthasar of oud Bal(d)zo van een Germaanse bald-naam. Belzen, van; van Belsen: Plaatsnaam Bilzen (Belgisch-Limburg)? Bemden, van (den), van den Bend, (van der) Bent, van der Ben: Plaatsnaam Beemd ‘Weiland, alluviaal land aan een waterloop’. Bemel, Bemels, de Bemels: Plaatsnaam Bemel in St.-Pieters-Woluwe. Bemelen, van, Bemelmans, Bemeler. Familienaam uit de plaatsnaam Bemelen (Nederlands-Limburg). Bemelmans: Afleiding Van van Bemelen. Plaatsnaam in Nederlands-Limburg. Bemindt. Bijnaam voor een geliefde. Vergelijk Bienaim. Bemmel, van, van Bemmelen: Plaatsnaam Bemmel (Vlaams-Brabant, Gelderland). Bemst, van der. Wellicht variant van Van Binst. Bemus, Bemis: Volksnaam van de Bohemer, uit Bohemen (Tsjechi). Behm is een Duits dialect ontronde vorm van Bhm: Bohemer. Bemus, van Latijn Bohemus of van Bohmisch. Bemis komt in Antwerpen in de 16de eeuw naast Beemers voor. Benard, Bnard, Benart, Benaert, Benaerts, Beenaerdts, Beenaerts, Bennaerts, Bennaers, Bennaars, Bennar, Besnard, Besnehard, Beunaerts, Beinaerdts, Beinaerts, Benaets, Benats, Benat, Bnade, Benaden, Benade, Benaest. Vadersnaam, variant van de Germaanse voornaam Bernhard. Benauw, Benaut, Benou: Door assimilatie rn van nn uit Bernau(w) uit de Germaans naam Bernwald, Bernoud. Maar Bernauw kan door omkering van volgorde van klanken ook ontstaan zijn uit Bruneau ‘De bruine’. Bendegem, van; van Bendegom: Plaatsnaam Bennekom (Gelderland), eerder Benninkheim verschilt slechts in naam van het Friese dorp Bingum, dat is Binningheim. Benders, de, de Bendere, Beenders, Benders: 1. Beroepsnaam van de (vat)binder, kuiper, vergelijk Duits Fassbinder. 2. Hij die boeit, knevelt. Bendermacker. Noord Duitse vorm van Duitse beroepsnaam Bendermacher; hoepelmaker. Beneden, van,vVan Benden, van Beneen, van, Benen Beneder, Benee, Ben, Ben: Zonder van- aanloop uit Van Beneden. Naar de woonplaats ergens beneden, in de laagte. Benedict, Benedictus, Benedickt, Benedic, Benedikt, Benedikt, Benedix, Benedek, Benedetti, Benedet, Benedetto: vadersnaam. Latijnse Sint Benedictus; ‘De gezegende’. De voornaam Benedictus was in onze streken vrij zeldzaam. Vanaf 1157 trad hij sporadisch op. Beneking. Vadersnaam. Afleiding van Been, bakervorm van Bernard. Zie Beekens, Behn. Benens, Benen, Beneens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bernhard. Benr. Wellicht Oudfrans beneur, Frans bienheureux: gelukkig. Benet. Vadersnaam. Franse afleiding van de Germaanse voornaam Bernhard. Beneton, Benneton, Benetton: 1. Vleivorm van Bent. 2. Van Oudfrans bane, Frans benne: rieten mand, korf. Beroepsnaam. Bnicourt, Benicourt: Plaatsnaam Bennecourt (Seine-et-Oise). Bnistant, Benistant. Franse bijnaam Benestant; behoorlijk, beschaafd, fatsoenlijk. Bnit, Benito, Bny, Beny, Benie, Beni, Bnis, Bnit, Benijts, Benyts, Beniest, Benist: vadersnaam. Romaanse variant van Benot, van Sint Benedictus. Benjamin, Benjamins, Benjamens, Benjaminsen, Benjaminssen, Benjaminson, Penjanin, Benjaminsz, Bens. Bijbelse naam Benjamin; zoon van het geluk. Ook de jongste kind van het gezin. Benn, Benne, Bennes, Bens, Ben: 1. Vadersnaam. Germaanse bakernaam met assimilatie rn/nn uit Bernhard of andere bern-naam. Vergelijk Beyn, Behn, Beenkens. 2. Eventueel bijnaam naar de benne of mand. Beroepsnaam voor de mandenvlechter of visser. Benneau, Benault, Benaut, Benieaux, Benniaux, Beyney, Benauwt, Benouwt, Benout: Vadersnaam. Variant van Bernau(s), Bernaut, Bernauw, door assimilatie rn/nn (vergelijk Bernard/Benard, Bernier/Benniers). Bernau kan evenwel ook een variant zijn van Brunau, door klankverandering. Bennebroek. Plaatsnaam, Noord-Holland, Benningbroek, dorp in Noord-Holland en Benningbrough, dorp in Yorkshire, Engeland. Benninghusum, dorp in Noord-Friesland; Bennighofen, dorp by Rotenburg in Hanover; Bennington, in Hertshire, Engeland, enz. En van deze plaatsnamen is op hun beurt weer de geslachtsnaam Van Bingum ontleend. Bennekom, van. Plaatsnaam Bennekom (Gelderland). Benner. Duitse beroepsnaam van de maker van bennen, rieten korven. Bennert. Vadersnaam. Duitse variant van de voornaam Bernhard. Bennesteker. Beroepsnaam van de mandenvlechter. Het werkwoord steken en het gereedschap steker komen in het mandenmakersberoep voor. Bennetsen, Bennedsen: Vadersnaam. 1. Berndsen, zoon van Bernard. 2. Zoon van Bennett. Bennett. Vadersnaam. Engelse vorm van Franse voornaam Benot, Latijn Bene-dictus. Benist, Beniest: Door omkering van volgorde van klanken uit Beniets, Benijts, afleiding van Bnit, Romaanse variant van Benot, de heiligennaam Benedictus. Bnit, Benito, Bny, Beny, Benier, Benirr, Beni, Benis, Benit, Benijts, Benyts, Beniest, Benist. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van Benot (heiligennaam Benedictus). Benne, Bennema, Binnema: Vadersnaam. Friese afleiding van Benne, Binne, van Benno, bakervorm van een Germaans bern-naam, zoals Bernhard, Bennik, Benniks, Benning, Bennings, Benninck, Bennink, Benningh, Benninge, Bennigsen, Benningsen, in Friesland Benninga, Bennenga, Bennema, Bennen, Bennes, Bensz, Bens, in Engeland Benson: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse bakernaam Benne. Benning, van der, Benningen, Benninga, Benningh, Bennink, Bening, Bennigshof. Plaatsnaam Benningen am Neckar. Benoit, Benoidt, Benois, Benoist, Benoij, Benoy. Benoye, Benoey, Benooit, Benoot, Benoodt, Binoit, Binois, Binoye, Binoir. 1. Vadersnaam uit de Franse vorm van de heiligennaam Benedictus. Benoo(d)t is de typisch Vlaamse vorm. 2. De Waregemse voorouders van Peter Benoit heetten evenwel Mannoot. Een verschrijving leverde Benoit/Benoot op. Mannoot komt uit de Germaanse voornaam Manoud (zie Maenhout). Benony, Benonit: Bijbelse voornaam Benoni; ‘Zoon van mijn smart’aanvankelijk de naam van Benjamin, hem gegeven door zijn stervende moeder. Benoorden. Naar de woonplaats benoorden een plaats. Bens, de. Onduidelijk. Zoon van De Ben? Of uit Bens, met secundair lidwoord? Bensberg. Plaatsnaam in Duitsland. Bensch. Duitse familienaam Bentsch uit de voornaam Benz. Zo ook Bensel, Benselin. Benschop, van. Plaatsnaam in Utrecht. Bentinck, Bentin, Benting, Benthin, Benten, Bente, Bentinck, Binten, Benthein, Bentein, Benteyn, Beintein, Bent, van den, der, Bant, Bintein, Langebent. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bernhard of van Sint Benedictus, vergelijk Deense vorm Bent. Benon: Vadersnaam. Afleiding van voornaam Benot, Bendictus. Benson, Benzon: Engelse vadersnaam. Zoon van Benn(et): Benedictus. Benski: Vadersnaam. Slavische afleiding van Benedictus. Bentem, Benthem, (van), van Benten, Bentum, van: Plaatsnaam Benthem (Noord-Brabant) of Bentheim (Nedersaksen). Benthuys, Benthuijs. Plaatsnaam Benthuizen, Zuid-Holland. Bentschap, Benschop: Plaatsnaam Benschop (Utrecht). Benvuto, Benvuti, Benvuta. Vaders-, moedersnaam. Itaaliaanse Benvenuto; de welkome. Benz, Benzen, Bentzen, Bentz, Bentsen, Bents: Vadersnaam. Alemannische vleivorm van de Germaanse voornaam Berthold, soms Bernhard. Beral, Berael, Brall, Bral, Brals, (de) Brael, de Braal, Braele, Bral, Brale. Vadersnaam uit het Franse Bral, Berault, Braud. Dit zijn Romaanse vormen van de Germaanse voornaam ber-wald. Braud, Breau Breaud, Bereau, Bereuax, Briaux, Briau, Beriau, Beriaux, Brieau, Beraude, Beraud, Berauld, Berault, Beraux, Berhaut. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ber-wald. Berber, Barben, Berbers, Berbe. Berber; in het buitenland geboren, vreemdeling. Berckmoes, Berkmoes, Verberckmoes, Verberkmoes: Plaatsnaam Berkmoest. Een most is een plaats waar mos groeit, een drassige plaats bij een berk. Berenfeld, Bernfeld, Vergelijk Duits Barenfeld, van plaatsnaam Barenvelde. Vergelijk (van) Barneveld. Beral, Berael, Brall, Bral, Brals, (de) Brael, de Braal, Braele, Bral, Brale: Vadersnaam, van Frans Bral, Hrault, Braud, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam ber-wald; ‘Beer-heerser’. Beraldus. Beraldin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Berwald. Beraldo. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam Berwald. Brard, Beraerts, Beraets, Beraet, Berat, Bera, Berra, Beyra, Beirhaert, Beuraert, Berardi, Berardo: Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-hard; ‘Beer-sterk’. Ber(h)ardus. Braud, Breaud, Breau, Beraux, Bereau, Briaux, Briau, Beriaux, Beriau, Brieau, Beraude, Beraud, Berauld, Berault, Beraux, Berhaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-wald; ‘Beer-heerser’. Vergelijk Berwouts, Beral, Berode. Berce, Berche, Bercet, Berc, Bercez: Oudfrans berche, Waals berce, van bercet: wieg. Beroepsnaam. Berchum, van; Berchem, van, van (den) Berghem, Berghems: Plaatsnaam Berchem (Provincie Antwerpen, Oost-Vlaanderen), Berghem (Noord-Brabant). 1300 Ostonis de Berghem. Of variant van Van Berkum. Van den Berghem kan ook wel een variant zijn van van den Berge(n). Berchier. Beroepsnaam. Variant van Bergier; zie Berger: herder. Berck, Berk, Berke, Berque, Bierque, Bercq, Berks, Berx, Berckx, Bercx, Berken, Berkens, Bierkens. 1. Vadersnaam uit een Germaanse ber-naam, Bericho, Birico. 2. Familienaam naar de plaatsnaam Berk, naar de boom. Vergelijk Birk(en). Of plaatsnaam Berck-sur-Mer (Pas-de-Calais). Berck, van de(den, der), van der Berk, van der Berken, van der Berk, van der Bercq, Verberckt, Verberkt, Berkmans, Berkman, Berckmans, Berckman, Berquemanne, Berqueman, Baerckmans, Barkman. Familienaam uit een plaats waar berken groeiden. Berckelaer, van, Berckelaere, van, van Bercklaer, Berckelaers. Familienaam uit de plaatsnaam Berkelaar in Echt (Nederlands-Limburg), Kontich (Antwerpen), Asse (Vlaams-Brabant) en Sinaai (Oost-Vlaanderen). Berckmoes, van der Berkmoes, Berkmoes, Verberckmoes, Verberkmoes. Familienaam uit de plaatsnaam Berkmoes: Een most is een plaats waar mos groeit. Een berkmoest is een drassige plaats bij een berk. Berckt van de,(den, der), van den Bercht, Verberckt, Verberck, Verberkt, Verbercht, Verberght, Verbergt, Verberdt, Verbert. Uit de plaatsnaam Berkt: berkenbos. Er is zelfs een dorp Berkt (Noord-Brabant). Bercoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam berg-wulf; ‘Bescherming-wolf: Perculfus. Bercu. Verkeerde spelling van de Franse familienaam Beru, Berchu. Oudfrans beru: toestel (touw) om de wieg te laten schommelen. Bercy. Bercy is een plaatsnaam bij Parijs, maar vermoedelijk gaat het om een spelling van de Slavische familienaam Berczy(k). Berdal. Berdhal: Klankverandering van Bredael? Berdel. Middelnederlands berdeel, bordeel, Oudfrans bordel: planken hut, bordeel. Bijnaam voor de bewoner van een houten huis of hut. Berden, Berdenne, Berdin, Berding, Beerden. Vadersnaam uit de voornaam Berend (zie bij Bernhard). Berdermans. Beroepsnaam van de berdzager, plankenzager. Berebroeckx, Berebrouckx, Berenbroek, Beerenbrouck: Plaatsnaam Berbroek (Limburg) en in Eigenbilzen (Limburg). Berenbaum, Berenboom. Noord Duitse vorm van Duitse Birnbaum: perenboom. Vergelijk Van de Peereboom. Berenblit, Berenblut: Duits Birnblte: perenbloesem, bloeiende perenboom. Plaatsnaam. Berenbroek. Plaatsnaam, Overijssel en in Genk, Limburg. Berendonk, Berendock, Berendoncks, Berendonckx, van Beirendonck : Plaatsnaam Berendonck in Wijchen (Gelderland) en verspreide plaatsnaam Berendonk in de provincie Antwerpen. Berenger, Bringer, Beringuier, Branger, Beranger, Branger, Baranger, Bringer, Bringiers: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-ger; ‘Beer-speer’. Berenger(us), Berengarius. Berenhole. Re-interpretatie van Bernoul, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bernolf. Berenpas: Plaatsnaam. Samenstelling. Beren en pas ‘Bos van laag hout’. Berens, Beeren, Beerens, Berrens, Beirens, Beyrens, Bierin, Bieren, Bierens, Biren, Beringhs, Berings, Beerings, Berinckx, Berinx, Beirinckx, Berix, Barrix, Bierinckx, Bierinx, Bierings. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bern-hard. 2. De afstammelingen van Jan de Bere, leenheer uit het hof ter Loo in Kasterlee, heten Beirens. Berenschot: Variant van Berendschot. Plaatsnaam Schot ‘efgeperkte ruimteՠvan Berend. Berg, (de) den Berge, (de) Berghe, Bergh, (de) Barge, de Bergk, Barg, Berghs, Bergs: 1. Middelnederlands barg/berg: mannelijk gelubd varken. Wellicht beroepsnaam voor een varkencastreerder. 2. Korte vorm voor van den Berg; of zie de Barge. Berg, (van), Vonberg, von Berg: Verspreide plaatsnaam Berg. Eventueel, van Van den Berg, Vomberg. Zie ook Deberge. Berg, van de(den), van de(den) Berge, van der Berge, ten Berge, van de (den) Bergen, van de, den Bergh, Bergh, von, van de(n) Berghe, van den Berghen, vanden Berghe, van den Berch, van dem Berg, van dem Berge, van der Berghe, vander Berghen, van der Bergh, van (den) Bergue, Wandenberg, van der Bergue, van dem Bergue, von der Berge, von den Berg, Vondenberg, Vondeberg, Vomberg, Vomberge, Wambergue, Wanbergue, Wamberghe, Vannenberg, Vannenbergh, Vannenberck, Vaneberg, Vanebergh, Vaneberck, ten Berge, Bergman, Bergmann, Bergmans, Berghman, Berghmans, Berchman, Berchmans, Bergeman, Bergemann, Bergemanne, Barchman, Bergamanne: Zeer verspreide plaatsnaam ten Berge die in vele dorpen al aan een heuveltje gegeven werd: berg. Als adresnaam Berghuis, Berghuijs, Berghuys, Berghuizen, Berghaus. Bergacker. Plaatsnaam Bergakker (Gelderland). Akkernaam in Dentergem, Egem, Sijsele. Bergamo, Bergami. Italiaanse plaatsnaam Bergamo, Latijn Bergomum. Bergeijk, van, de Bergeyck: Pplaatsnaam Bergeyk (Noord-Brabant). Bergen, Berghen, Berg, Bergh, Berghs, Bergs. Korte vorm voor Van Bergen, Van den Berge. Bergen, van, (van) Berghen, Vanbergen: Plaatsnaam Sint-Winoksbergen (Frans-Vlaanderen), Destelbergen (Oost-Vlaanderen), Bergen-op-Zoom (Noord-Brabant), Bergen (Noord-Holland) en Bergen (Frans Mons, Henegouwen). Bergenhenegouwen. Plaatsnaam Bergen (Mons) in Henegouwen. Berhenhuizen, Bergenhuyzen, Bergenhouse, Berghenouse. Plaatsnaam Bergenhuizen, Nederlands-Limburg, Bergenhusen en Bergenhausen, Duitsland. Berger, Berg, Bergez, Berges, Berges, Bergey, Bergeys, Bergier, Bergies, Bergiers, Leberger, Laberger, Du Berger, Dubergey: Franse beroepsnaam berger: herder. Berges kan evenwel, net als Vergs, een Gasconse vorm zijn voor Verger: boomgaard. Zie ook Berger(s). Berger, Bergers. 1. Bijnaam voor iemand die (ver)bergt, in veiligheid brengt. 2. In Limburg ook afleiding van Berg. Bergerac Bergeras, Bergerat. Plaatsnaam Bergerac, Dordogne. Berger, den, Bergman, Bergers, Barger, Salfischberger, Bergerie. 1. Beroepsnaam iemand die een gezonken schip bergt. Plaatsnaam Berger, Noorwegen. 3. Berger, Franse beroepsnaam voor herder, van Oudfrans bergier. Duitse familienaam komt van Berg; berg of heuvel of plaats Berg. Bergeret. Beroepsnaam, afleiding van Frans berger; herder. Bergerhof, Bergerhoff, Borgerhoff: Duitse plaatsnaam Bergerhof. Bergeron, Bergeyron, Bargeron: afleiding van Berger; vergelijk Bergeret. Bergs, Berg. 1. Bijnaam voor iemand die zich verbergt, in veiligheid brengt. 2. in Limburg ook afleiding van Berg. 3. Of uit het Franse berger: herder. 2. Afleiding van van (den) Berg: Berges, Berg, Bergez, Bergs, Bergeys, Bergey, Bergier, Bergies, Bergiers, Leberger, Laberger, du Berger, Dubergey. Uit het Frans: beroepsnaam voor een herder. Bergeijk, van; van Bergijk, Bergeyck: Plaatsnaam Bergeyk (Noord-Brabant). Berghgracht: Plaatsnaam Berggracht in Beersel (Vlaams-Brabant). Berghof, Berghfer, Bergshoeff. Naam uit de plaatsnaam Berghof (Nederlands Limburg). Berghof in Belsele (Oost-Vlaanderen) en Oorderen (Antwerpen). En wellicht nog op andere plaatsen. Berghfer is ongetwijfeld afleiding van een Duitse plaatsnaam Berghof. Berggrn, Berggreen: Duitse familienaam: kopergroen. Berghgracht. 1. Plaatsnaam Berggracht in Beersel (Vlaams-Brabant)? 2. Volksetymologische Re-interpretatie van plaatsnaam Bacharach (Reinland-Pfalts). Zie Bachrach. Bergholtz. Plaatsnaam Bergholtz, Elzas, Bergholz, Beieren. Berghuis. Plaatsnaam Berghuis, Berghuizen (Gelderland, Drenthe). Bergilez. Plaatsnaam Bergilers bij Borgworm, Luxemburg. Berginc, Bergine. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse berg-naam; bescherming. Bergman, Bergmans, Bergmann, Bergmanns, Berghmans, Berghman, Berchmans, Berchman, Bergeman, Bergemann, Bergemanne, Barchman, Bergamanne: Afleiding van Van den Berg(e). 1459 Jan Berchman, Diest; de vader van Johannes Berchmans werd in 1599 eerst als Van den Berge ingeschreven. Zie bij Berg. Bergrath. Plaatsnam in Eschweiler en Mnstereifel. Bergs: Afleiding van de Berg of van den Berg. Bergsma, Bergema, Bergen, Bergs, Bargen, Bargsma, misschien ook Bergman, Bergmans, Barchmns: Het geslacht Bergsma voert zelfs een varken, Fries baerch, barg, als sprekend wapen. Friese familienaam, vader/moedersnaam met een afleiding van Germaanse voornaam Bergo/Berga, Bercht, Barcht, Brecht, bracht. Bergsneider. Duitse familienaam Bergschneider. Waarschijnlijk beroepsnaam van de berkensnijder, Vergelijk Duits Birk(en)hauer. Bergstein. Plaatsnaam in de Eifel. Berguerand: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bergram. Berguigue. Schrijffout voor Berguigne = Bourgogne. Bergweiler. Plaatsnaam. Berhin. Plaatsnaam in Flamierge. Bergwerf, Bergwerff: Wellicht de plaatsnaam Burchwerf, nu Herrenstraat 47, Maasland. 1345 Burchwerf (Maasland, Zuid-Holland), want burg-en berg-namen werden vaak verward. Bergunde. Duitse moedersnaam uit de Germaanse voornaam bero-gund. Bericht, Berigt: Vondelingnaam? Of een renterpretatie, misschien van de Duitse familienaam Bercht, korte vorm van Berchtold. Vadersnaam. Berillon. 1. Variant van Barillon, door verdoffmg van de onbetoonde klinker, van Frans baril: vat. Vergelijk Barion. 2. Of Berillon, van Bril: beril (beryllus) van bril. Beroepsnaam. Beringer, Berringer: Duitse familienaam Behringer, uit Behringen of Bohringen. Beringhen, van. Plaatsnaam Beringen (Limburg). Briot, Berriot, Beriot, Bairiot, de Beriot: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse ber-naam (Brard, Braud). Berk, van; Berks: Zoals Van den Berik naar plaatsnaam Ber ‘plaats waar een berik groeit’. Berkans, Bierkandt, Bergans, Bergoens, Bergoets, Borgoens, Borgouns, Borghans, Borghoms, Borghons, Burgun: Middelnederlands berchaen, berchoen, Duits Birkhahn, Birkhuhn: veldhoen, patrijs, korhaan, -hoen. Bijnaam voor een jager. Duitse familienaam Birghan, Berkha(h)n, Barkha(h)n. Berkau, Berko, Berkowix, Berkowic, Berkowitsch, Berkowitch, Berkowitz, Berkowski, Berkovi, Berkovici, Berkovitch, Berkovitz, Berkovits: Oostduitse plaatsnaam Berkau, of Berkow (Mecklenburg, Pommeren). Berkel, (van), van Berckel, Berkelmans: Plaatsnaam Berkel (Belgisch-Limburg, Noord-Brabant, Nederlands-Limburg, Zuid-Holland). Berkelmans: Afleiding van Van Berkel. Berkenboom, Berkienbaum, Berkenbaum: Plaatsnaam: berk. Berkenbosch, Berckenbosch, Berkenpass: Plaatsnaam in Asse (Vlaams-Brabant), Heusden (Limburg). Vergelijk Duits Berkenbusch. Berkers: Berker, afleiding van van den Berk. Vergelijk Duits Birker. Berkeveld: Plaatsnaam : veld met berken. Vergelijk Duitse familienaam Birkenfeld naar de verspreide Duitse plaatsnaam Birkenfeld. Berkeij, Berkheij, Berkkeij: Plaatsnaam Berkheij in Berkel en Milheeze (Noord-Brabant) en een vroeger dorp in Zuid-Holland. Berkhof, (van den); Berkhoff: Plaatsnaam Berkhof, Berkenhof ‘Hof met berken’. Plaatsnaam Berkhoven in Westmalle (Provincie Antwerpen). Berkhout, Berghout: Plaatsnaam Berkhout (Noord-Holland). Berkman, Berkmans, Berckman, Berckmans, Berqueman, Berquemanne, Baerckmans, Beerkman, Barkman: Afleiding van van den Berk. Berkouwer. Afleiding van de plaatsnaam Berkau. Berkum, van, van Burkom, van Burkum: Plaatsnaam Berkum in Zwolle, Overijssel. Berkvens, Berckvens: Plaatsnaam Berkvens in Lierop (Someren, Noord-Brabant) ‘Ven met berken’. Berlaer, van, van Ballaert, van Ballaer, van Ballart. Familienaam uit de plaatsnaam Berlaar (Antwerpen). Zie ook Deberlaer. Berlage, Burlage, Boerlage: Variant van Duitse Barlach en Barlage. Plaatsnaam Barlage ‘ligging op het moeras’. Barlage (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen), ook in Westerwolde (Groningen), Burlage (Nedersaksen), Bardelage (Sleeswijk-Holstein). Berlaimont, (de) Berlaymont, (van) Berlamont, Berlmont, Berlemont, Berlinmont. Familienaam uit de plaatsnaam Berlaimont (Norad-France). Berland, Berlan, Berlant, Berlaen, Beerland, Beerlant, Beerlandt, Beerlaen, Beierlandt, Beirlant, Beirlaen, Bierlant, Bierlaen, Bierlean. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ber-land. 2. Naam uit de plaatsnaam Baarland (Zeeland). Berlancourt, Berlencourt: Plaatsnaam Berlancourt (Aisne, Oise), Berlencourt (Pas-de-Calais). Berland, Berlan, Berlant, Berlaen, Beerland, Beerlandt, Beerlant, Beerlaen, Beirlandt, Beirlant, Beirlaen, Bierlant, Bierlaen, Bierlean: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-land; ‘Beer-land’. Berlandus, Berlannus. 2. Plaatsnaam Baarland (Zeeland). Berlange, Berlanger, Berlenger, Berleng, Berlenge, Berlenggee, de Berlanger, Berlangeer, Berlingiere: Vadersnaam. Variant van Berenger, met epenthetische 1. Vergelijk ook Blanger. Berleere, van, van Beerleire, van Beerlere. Naam uit de plaatsnaam Berlare (dialect Beerleer - Oost-Vlaanderen). Berlekom, (van): Plaatsnaam Berlicum (Noord-Brabant) of Berlikum (Menaldumadeel, Friesland). Berlens. Naar gelang van de uitspraak ofwel van Berlin (zie Beerlings) of Romaanse grafe van Berland. Berleur, Berleux: Plaatsnaam (Grce-)Berleur (Luzemburg). Berlier, Berlire, Berliet, Bierlier, Bierly: Beroepsnaam van de teler van de kleine watereppe, Frans berle. Berlimblau, Berlinerblau, Berlinblau: Naam van een diepblauwe verfstof. Berlind. Moedersnaam. Germaanse voornaam Berlindis. Of variant van Berlin. Berliner. Berlijner, uit Berlijn, vaak een naam van de Joden. Berling, Berlingen, Berlinger, Berlingin, Beerlings, Berlijn, Berlyn, Berlin, Bierlin, Borlyn. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Berlingen (= de plaats waar het volk van Ber neerstreek) (Luxemburg en Rijnland-Palts). 2. Vadersnaam, uit Berilo, afgeleid van een ber-(beer) naam. Berlize. Plaatsnaam Berlize (Moselle) of Berlise (Aisne). Berlo, Berloo, van, Berloz, Berlooz, Berlose, Berlot, Berloth, Barlo, Berlau. 1. Plaatsnaam Barlo in Aalten (Gelderland). 2. Plaatsnaam Berloz, Luxemburg. Berlon. Variant van Borlon of Bourlon. Berman, Bermans, Bermane, Bermann, Beerman, Berreman: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaans ber-naam, zoals Berwoud. 2. Uit Bergman. 3. Middelnederlands berman’Sjouwer’. Bermin, Bermyn, Bermijn. Aanpassing (verhaspeling, met rn/rm-wisseling en suffixsubstitutie) van Berny = Bernier. Bermond, Bermont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-mund; ‘Beer-bescherming’. Bermundus. 2. Eventueel plaatsnaam Bermont (Belfort). Bern. 1. Plaatsnaam Bern, Zwitserland. 2. Vadersnaam. Zie Bern(s). Bermonville. Plaatsnaam (Seine-Mar.). Bern, Berns, Beirne, Berne, Behrens, Behrensohn: Vadersnaam. Germaanse voornaam Berno of korte vorm van Bernard. Zie ook Berens. Bernab, Bernabe, Bernabei: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Barnabas, Frans Barnabe, Spaans Bernab. Bernad, Berna, Bernat, Bernas, Bernast, Bierna, Biernat, Biernath. Vadersnaam. Waalse vormen voor Bernard. Vergelijk familienaam Bernard. Bernage, Barnagie, Bernaeyge, Bernager: Oudfrans barnage, bernage, bernag: Masse van de baronnen, hoedanigheid, adeltitel van de baron, moed van een baron. Bijnaam voor iemand met de kwaliteiten van een baron of in dienst van een baron. Vergelijk Baron. Bernauer, Barnouw: Afgeleid van de frequente Duitse plaatsnaam Bernau (Beieren, Baden-Wrttemberg, Brandenburg). Bernhard, Bernhardt, Bernhardi, Bernard, Bernard, Bernart, Bernards, De Bernard, Dubernard, Bernaerd, Bernaerdt, Bernaert, Beernaard, Bernaerdt, Bernaerts, Beirnaert, Barnhard, Barna, Barnard, Bernardus, Bernhardt, Bernhart, Bernhard, Bernhad, Bernath, Bernert, Bernardi, Bernardo, Bernardy, Di Bernardo, Bennardo, Bernaerd, Bernaer, Bernaards, Bernaard, Bernaerdst, Bernaerdt, Bernaers, Biernard, Biernaert, Beernaerts, Beernaert, Beernaerdt, Beernaerd, Beiernardt, Beirnaerd, Beiernaerts, Beiernaert, Beiernart, Brnard, Barendsen, Baarendse, Barendse, Barends Barents, Barentsen, Barentsz, Berendes, Berende, Berendsen, Berndsen, Bernds, Berntsen, Berndzen, Berends, Berendse, Beerends, Berents, Berentsen, Bernstson, Berndt, Berntzen, Behrendt, Behrend, Behrndt, Bernt: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern –hard; ‘beer –sterk’. Bernardin, Bernardini, de Bernardin, de Barnardin: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bernard. Bernau, Bernaus, Bernaut, Bernaux, Bernauw, Bornaeuw, Bornauw, Berniaux, Bernia, Bernal, Bernaldo, Breniaux, Brenael, Bernays, Biernaux, Bierna, Biernat, Biernath: 1. Vadersaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bern-wald; ‘Beer-heerser’. Bernoldus. Zie ook Bernout(s). 2. In sommige gevallen kan Bernau(x) enz. ook wel door klankverandering een variant zijn van Brunau(x); vergelijk Burnel, Burniaux, Berneel. Zie ook Benneau. 3. Eventueel plaatsnaam Berneau (Luik). Bernaville. Plaatsnaam Bernaville, Somme. Berne. 1. Plaatsnaam Bernes (Seine-et-Oise). 2. Zie Bern(s). Berner, Berners, Bernie, Bernier, Berny, Berni, Bernis, Birnie, Birni, Birny, Bny, Bennie, Besnier: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-hari; ‘Beer-leger’. Bern(h)arius. Zie ook Bornier, Bermin. Bernet. Vadersnaam, afleiding van Bernard of Bernaud. Bernheim: Plaatsnaam Burgbernheim of Mainbergheim (Beieren). Bernimolin, Bernimoulin. Plaatsnaam Bernimont in Assenois. Berning, Barning, Bernink. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bernard. Bernique, Berniquet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van de voornaam Bernard. Bernkens. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Bernard. Bernolet. Vadersnaam. Romaanse vleivorm op -olet van de voornaam Bernard of van Bernoul, de Germaanse voornaam Bernolf. Bernoully, Bournaillie, Bernaille, Bonnaillie: Vadersnaam? Afleiding van Bernoul, de Germaanse voornaam Bernolf, of van een andere bern-naam. Of veeleer een plaatsnaam als Bernouil (Yonne). Bernout, Bernouts, Beernaut, Bernaut, Berenhaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-wald; ‘Beer-heerser’. Bernoldus. Zie ook Bernau(s). Bernrath. Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-rd; ‘Beer-raad’. Berneradus. Berns: Vadersnaam. Germaanse voornaam Berno of korte vorm van Bernard. Bernstein, Barnstijn, Bernsztejn, Berensztejn, Bersztejn, Pernstein: 1. Beroepsnaam van de verkoper van barnsteen. 2. Duitse plaatsnaam Brenstein, Bernstein, bijvoorbeeld in Dresden. Bernu, Bernus, Bernusset: Gasconse Bernusse (Barn), variant van Vernusse, plaatsnaam afgeleid van verne: els (boom). Berode, Berodes, Berod, Bero, Bro, Beros, Beeroo, Berro, Berot, Berotte, Berote: Vadersnaam. Germaanse voornaam, variant van Beroud (zie Berwouts), vergelijk Gerbode = Gerboud, Manoud (Maenhout) = Mannoot (Benoot). Vergelijk Braud. Bron. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse ber-naam, zoals Brard, Beroud. Berou, Berouw, Berrou: Vadersnaam. Germaanse voornaam Beroud. Zie Berwouts. Beroudia, Beroudiaux, Broudia, Broudiaux: Vadersnaam van Germaanse voornaam Beroud. Zie Berwouts. Berque, Bierque, Berke: 1. Picardiche vormen van Berck. 2. Accentloze spelling van Berque. 3. Soms plaatsnaam Berck (Pas-de-Calais). Berquet, Berquez, Berqu, Berque, Berk, Berke, Berguet: Afleiding van Oudfrans barge, berge: sloep, boot. Beroepsnaam van een bootsman of huisnaam. Berquin, Berkein, (de) Barquin: Plaatsnaam Berkijn, oude naam van Noord-Berkijn (Vieux-Berquin). Berrendorf. Duitse plaatsnaam Berndorf. Berret, Berr, Bret: Vadersnaam van Germaanse ber-naam. Berrevoet, Berrevoets: Bijnaam. Variant van Bar(re)voets. Bijnaam voor wie blootsvoets loopt. Vergelijk Duits Barfuss. Berrier, Berrire, Beriere, Berryer, Berry, Bry, Berj, Berjez: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-hari; ‘Beer-leger’. Ber(h)arius, Bererius. 2. Zie Berruyer. Berruyer, Berroyer, Berrier, Berryer, Berj, Berjez: Afkomstig van Le Berry. Vandaar Oudfrans berruier: moedig ridder. Berry: Bry, de Bery, Bairy: 1. Plaatsnaam Berry-au-Bac (Aisne). Eventueel Berry in Beauraing (Namen). Waals b ri: mooie beek. 2. Zie ook Berrier. Berscheid, Berschet: Plaatsnaam Berscheid in Duitsland. Bert, de; de Bart, de Berdt, de Bard, de Bart, de Baert: Middelnederlands bart, bert ‘Zeevis’. Bijnaam. Bert, van. Plaatsnaam Beert, Vlaams-Brabant. Berthold, Bertou: Vadersnaam. Bertoud. Germaanse voornaam berht-wald ‘Schitterend-heerser’. Bertard, Brettar: Vadersnaam. Germaanse voornaam berht-hard; ‘Schitterend-sterk’. Bertardus. Berte, Berthe, Barthe, Barte: Moedersnaam. De eenstammige Germaanse voornaam Berta: berhta ‘Schitterend’. De naam komt al in 995-1029 in het Gentse voor. Zie ook Beerten(s) 1. Berteel, Berteele, Bertelle, Bertel), Bertelens, Bertelen, Bertulens, Borteele, Borteel, Bortele, Bourteele, Bartelen: 1. Vaders-, moedersnaam van Germaanse berht-naam. 2. Vadersnaam van Bartholomeus. Vergelijk Bartelse. 3. Sommige vormen zijn wellicht te verklaren door klankverandering uit Bretel. Berteloot, Berteloit, Bertheloot, Berthelot, Bethelot, Biettlot, Bietlot, Biettelot, Bertulot, Bortolot: Vadersnaam. 1. Vleivorm op -lot van een bert-naam, zoals Bertolf, Bertoud, Robert, Albert. 2. Vleivorm van Sint Bartholomeus. Bertem, van, van Bettem, Bettten: Plaatsnaam Bertem (Vlaams-Brabant). Berten, van. Plaatsnaam Berten, Frans-Vlaanderen. Bertet, Berthet, Bert, Berte, Bertee, Burtet, Bretez: Vadersnaam van een bert-naam, zoals Albert, Robert. Berthelon, Bartholon, Bartholom: Vadersnaam. Vleivorm van een berht-naam. Vergelijk Berteloot. Of afleiding van Bertoul of Bartholomeus. Berthiaume. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam berht; helm; schitterend-helm, Berthelmus. Bertholet, Bertollin, Bertolin: Vadersnaam van Bertoul of Bartholomeus; vergelijk Bartelet. Bertier, Berthier, Berther, de Bertier, Berti, Berty. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bertht-hari; schitterend-leger. 2. Variant van Bartier. Zie daar. Bertin, Bertijn, Bertyn, Bertein, Berteyn, Berteen, Bertinet, Bertinot, Burtin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse berht-naam. Zie Beerten(s). Bertinchamps, Bertainchand, Bertenchamps, Bertenchamp: Plaatsnaam in Grand-Manil (Namen), Haneffe (Luxemburg). Bertaincamp in Vloesberg. Bertjes. Vadersnaam van berht-naam, zoals Hubert. Bertleff. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Bertolf, vergelijk Berthold, zie Bertoud. Bertling. Vadersnaam, van Bertholding, van de Germaanse voornaam Berthold, zie Bertoud. Berto, Bertot, Berthot, Bertho, Bretot: Vadersnaam van berht-naam. Bertolini, Bertolino. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Bertoli. Bertoldus, Berting, Bertings, Berting, Bertjens, Bertram, Bertens, Alberts: Vadersnaam. Afleiding van een Germaans berht-naam. Vergelijk Bertin. Bertolotti: Vadersnaam. Italiaanse familienaam. Afleiding van Bertolotto, verkleinvorm van een Germaans berht-naam. Pendant van Berteloot. Berton, Berthon, Bertun, Barton, Bertonneau, Berthonnaud: Vadersnaam. Romaans accusatiefvorm van de Germaanse voornaam Berto. Bertossi: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Germaans bert-naam. Bertou, Bertoul, Berthoux, Bertoux, Bertoe, Betout, Burthoul: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Bertolf: berht-wulf; ‘Schitterend-wolf. Latijn Bertulfus. Bertoud, Bertou, Bertout, Berthoud, Berthold, Berthol, Bertiaux, Bertiau, Bertieaux, Bertia, Bertiaux, Bertia, Bertius, Bertieau, Bertieax, Bertiea, Berthault, Berthaut, -Berthaux, Bertheau, Bortiaux, Burtaux, Burteau, Burteaux: Vadersnaam. Germaanse voornaam berht-wald; ‘Schitterend-heerser’Nederlands Bertoud. Bertouil, Bertouille, Berthouil, Berthuille, Bertuille: 1. Moedersnaam. Romaanse vrouwelijke vleivorm van Germaanse berht-naam. 2. Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Bertoildis. Vergelijk Ardou(i)llie. Bertran, Bertrandt, Bertrand, Bertrant, Bertrands, Bertrand, Bertranghs, Bertrangh, Bertrang, Bertram, Bertrams, Berttram, Berterame, Bertrem, Bertums, Beltran, Beltrame, Bertrains, Betrains, Beterams, Betrams, Betrane, Bettrang, Beeterens, Beterens: Germaanse voornaam berht-ram/hraban; ‘Schitterend-raaf: Bertram(nus), Bertrannus, Bertraven. Bertozzi. Wellicht een Italiaanse vadersnaam afgeleid van een berht-wald-naam. Bertrijn, Bertains, Bartrijn, Battrijn, Battryn: Vadersnaam. Berterin, vleivorm van Bertram of Bertier. Bertron. Vadersnaam. Berteron, afleiding van Bertier of Bertram. Bertrude. Moedersnaam. Germaanse voornaam berht-throth; ‘Schitterend-macht’. Bertedrudis. Bertry, Bertrix: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam berht-rik ‘Schitterend-machtig’. 2. Plaatsnaam Bertrix of Bertry (Nord). Bertijn: Vadersnaam. Vleivorm van Germaans Berht naam. Bertsch, Bertsche, Bertsch, Bertschy, Betsch: Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Berthold. Berus, Beyrus, Birus, Beeris: Plaatsnaam Brus (Sarthe)? Of van Berens? Bervaes. Bretonse familienaam Bervas, die onder meer in de plaatsnaam Kerbervas schuilt. Onzekere etymologie. Bervelt. Plaatsnaam Beervelde (Oot-Vlaanderen). Of Beervelde in Destelbergen (Oost-Vlaanderen). Of Re-interpretatie van Berville? Berville. Plaatsnaam (Calvados, Seine-et-Oise, Seine-Mar., Eure). Berwald: Vadersnaam. Germaanse voornaam ber –wald ‘Beer –heerser’. Beroldus, Beraudus. Nederlands Beroud en de familienaam Berwouts. Berwart, Berwaert, Berwaer, Berwaer, Berwaert, Berrewaerts, Berrevaerts, Brouard, Bierwart, Bierwaerts, Bierwert. Bierweert, Bierwertz, Bierrewaerts: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-ward ‘Beer-bewaarder’. Berwardus. 2. Zie Bierwart. Berwouts, Berode, Berod, Bro, Beros, Beero, Berro. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ber-wald;beer-heerser. Bes, Besse, Bessens, Besjes, Beskens: Moeders, vadersnaam., respectievelijk van Bezza/Bezzo, afleiding van berht-naam. Vergelijk Verbesselt. Besancon. Plaatsnaam Besanon. Besant, Besaen: 1. Middelnederlands bisant, besant: 1. Byzantijnse gouden of zilveren munt; 2. gouden of zilveren schijf in de heraldiek; 3. vergaderplaats van de besanters of vredestichters. 2. Middelnederlands besaen: bezaanleer, bereid schapenleer. Besamps. Plaatsnaam Bassecamp? Beschuyt, Beschuijt. Re-interpretatie van plaatsnaam Bossuit (West-Vlaanderen): Besem, Besems, Beesems: Middelnederlands bes(s)em ‘Bezem’. Beroepsbijnaam van de bezembinder of de straatveger. Besegher. Bijnaam de bezige. Beselaere, van, (van) Becelaere, Becelare, Becelaert, van Beceleare, van Besselaere, Besselart, van Besxelaere: Plaatsnaam Beselare (West-Vlaanderen). Beseler. Midden Noord-Duits beseler, midden Nederlands baselaer, baseleer: lang mes, dolk, zwaard. Beroepsnaam of bijnaam. Vergelijk Bazelaire. Besemmaker. Beroepsnaam van de bezembinder. Besien, van, Vanbesien, van Bezin, van Bezien, van Bessien, van Bezeij: Uit van besiden ‘Van bezijden’. Besin Bezin: 1. Waals bzin: angstvallig, pietluttig man, treuzelaar. 2. Vadersnaam 3. Plaatsnaam Vezin (Namen). Beskers: Vermoedelijk uit Beskens. Verkleinvorm van Moedersnaam/vadersnaam. Bes, zie Bessen. Besnou. Vadersnaam. Variant van Bernoul, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Bernolf. Vergelijk Besnard, Besnier. Besselaar, van den, Bersselaar, van den. Plaatsnaam Besselaar, Sint-Oedenrode. Besoens. Wellicht Limburgse variant van Besonh: familienaam uit de plaatsnaam Besonhez (Luik). Besombe, Besombes. Plaatsnaam Besombes in Monsempron (Lot-et-Gar.). Besonh, Besonhe, Besonhez, Besoh, Besohe: Pllaatsnaam Besonhez in Luik. Bessaerts, Bessard. Door assimilatie van Bersa(e)rt; zie Biersard, Beersaerts. Besselaer, van den, van den Bersselaar, van den Besselaar. Plaatsnaam Besselaar. Noord-Brabant. Het geslacht Van den Besselaar komt oorspronkelijk uit het dorp Besoyen, terwijl de naam waarschijnlijk is ontleend aan de buurschap Besselaar in Sint-Oedenrode. Besseling, Besselink, Bessling, Bisselink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse vleivorm Betso, Bezzo, van Berht-so. Besselsen, Beszelzen, Bes, de, Besjes, Besse, Besch, Bes. Vadersnaam uit de voornaam Bessel. Bessem, Bessems, Besem, Besme. Beroepsnaam voor een bezembinder of een straatveger. Bessemans, Bessem, Bessems, Bessens, Besem, Besme. Beroepsnaam van de bezembinder. Bessen: Moedersnaam/vadersnaam. van respectievelijk Bezza/Bezzo, sa/so-afleiding van een berht-naam. Besson, Debesson, Bessonneau, Bessonnet: Oudfrans besson: tweeling. Beste, de, (de) Best, den Besten: Bijnaam ‘De beste’. Re-interpretatie van moedersnaam Bes. Besten, van. Plaatsnaam Besten in Eggermhlen en Finnentrop. Bestebroer: Bijnaam ‘beste broer’. Besters. 1. Afleiding van Middelnederlands besten: toerijgen. Beroepsnaam. 2. Of uit Bastaerts? Bestevaar. Bijnaam die zoveel betekent als: beste vader, grootvader, voogd. Vergelijk Frans Bompre. Bestgen. Vadersnaam van Sint Sebastiaan. Duits Bschge, Bsge. Besuyen, Bezuijen, Bezuiden: Plaatsnaam Bezuiden. Of variant van Van Bezooijen. Betaille, Bteille, Beteille: Kan teruggaan op Oudfrans bestail(le), Frans btail: vee. Maar waarschijnlijk variant van Bataille. Bete, Beten, Beeten, Beetens, Bieten: Moeders- of vadersnaam met verschillende mogelijkheden. 1. Afleiding van Germaanse berht-naam: Betto, Betta. Eventueel door assimilatie uit Beerten(s). 2. Voornaam Elisabeth. 3. Gepalataliseerd uit Baten. Betenheuser. Plaatsnaam Bettenhausen, Duitsland. Beterman, Betermans, Bitterman, Biterman, Bettermann: Familienaam in Limburg en Vlaams-Brabant. Vergelijk Duits Biedermann: eerzaam man, betrouwbaar, voornaam burger. Betist: Vadersnaam. Verdoft uit Batist, van Baptist. De naam van Johannes Baptista: Johannes de Doper. Betke, Betcke: 1. Moedersnaam. Verkleinvorm van Bette, van Lijsebette = Elisabeth. Ook Betjes. 2. Vaders-, moedersnaam. Verkleinvorm van Betto/Betta, van Berhto/Berhta, verkort uit berht-naam. Zie ook Bette. Betsch: Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Berthold. Bets, van, van Bedts. Familienaam uit de plaatsnamen Geetbets of Walsbets uit Vlaams-Brabant. Of mogelijk uit Beets in Nederland (Noord-Brabant). Bette, Beth, Beths, Bethe, Bets, Betten, Bettens, Bet: 1. Moedersnaam Bette, verkort uit Lijsebette = Elisabeth. 2. Vadersnaam/moedersnaam Betto/Betta, van Berhto/Berhta, van berht-naam. Bettesone; zoon van Bette. Bethuyne, Betthuyne, Botthuyne, Bothuyne, (de) Bthune, Btune, Betune, Bethume, Pethune. Familienaam uit de plaatsnaam Bthune (Pas de Calais-Frankrijk). Betjes, Bethge, Betgen, Bethke, Betker. 1. Moedersnaam afgeleid van Bette, een knuffelvorm van Elisabeth. 2. Vadersnaam, Nederduitse afleiding van Bertram of een andere Bertht-naam. 3. Verschrijving van het Nederduitse Baedeker: Bttcher : kuiper. Bethlehem, Betlem, Bethlem, Bethlen, Beddeleem, Beddelem, Bedleem: Plaatsnaam Bethlehem, bijvoorbeeld abdij in Deutekom (Gelderland, bij Elkerzee (Zeeland), plaatsnaam in Herent (Vlaams-Brabant), Ramskapelle (West-Vlaanderen), Reninge (West-Vlaanderen), St.-Gillis (Vlaams-Brabant). maar ook in Kantens (Groningen), Deutekom (Gelderland) en bij Beetsterzwaag (Friesland). Bets, Beths: 1. Moedersnaam. Afleiding van Bette. 2. De Bets, wellicht variant van De Baets. 3. Soms samentrekking van Behets: Bets, van, van Bedts, (van) Beets: 1. Plaatsnaam Geetbets of Walsbets (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Beets (Noord-Holland). Betsbrugge, van, Besbrugge: Plaatsnaam Betsbrugge in Aarsele en Meulebeke. Bette, Betten, Bettens, Bets, Bet, Beths, Beth: 1. Moedersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Elisabeth, Lijsebette. 2. Of van moedersnaam. Betto = Berhto / Betta = Ber(h)ta. Bettendorf, Bettendorff. Plaatsnaam Bettendorf, als in Elzas, Beieren. Bettenhove, Bettenof: Plaatsnaam Bettenhoven, Frans Bettincourt (Luik). Bettesone, Betsens: vaders-, moedersnaam. Zoon van Bette. Bettings, Betting, Bettink, Bettenh, Betten, Bettens, Betz, Bets; vadersnaam Bette. De verdronken plaats Betteweer in de Dollard,, Bettenwarfe bij Secriem in Harlingerland, Bettingburen in Stedingerland, Oldenburg. : Vadersnaam. Afleiding van een Germaans berht-naam. Vergelijk Bethe, Betke. Bettonville, Betonville, Betonville, Bettenville, Bettinville, Betinville, Bettonviel: Plaatsnaam Bettonville in Roclenge-sur-Geer (Provincie Luik). Betuwe, de, Betuw, van, de Betue, de Betu: 1. Plaatsnaam Betuwe bij Tongeren (Belgisch-Limburg). 2. De streeknaam de Betuwe in Nederland. Betz, Betzen, Betzgen, Betzing: Duitse vadersnaam. Vleivorm van Bernhard of Berchtold. Betzhold, Bezold: Vadersnaam.1. Oostduitse afleiding. van voornaam Petrus. 2. Opperduits Betschold, van Berchtold. Beubled, Beublet. Beroepsnaam Beau bl: mooi koren, graan. Vergelijk Duits Schnrogge, Schnweitz. Beuckels, Beuchels, Bokels: 1. Middelnederlands bokel, beukel: knop (van een schild), gesp. Beroepsnaam van de gespenmaker; vergelijk Bouclier, de Beukelaere. 2. Huisnaam. Beudeker, Buddeker, (de) Beuker, De Beuckere, de Beucker, Buekers, Beuckers, Beukers, Beukert, Beukering, van, Beudeker, Beuger, Bcker, Bueckers, Buckers, Bukkers, Bukers, Boeker. Naam uit het Nederduitse bodiker, het Oost Middelnederlandse bo(e)deker: kuiper. Beuf, de; de Beu: 1.Vertaling van Frans Leboeuf. Bijnaam of huisnaam. Frans boeuf ‘ms, rund’. 2. Uit Dubus ‘Van den Bos’. Beudels, Buddels: Middelnederlands bodel: gerechtsbode, beul. Zie ook (de) Beul(e). Beudin. Vadersnaam. Variant van Boudin, vleivorm van Boudewijn. Beuf, de. 1. Zie Leboeuf. 2. Re-interpretatie van Dubus. Beugel, van der: Plaatsnaam Beugel ‘kromming in een rivier’. Beugelink, Beugeling: Afleiding van plaatsnaam Beugel. Het kan ook een beroepsnaam/bijnaam zijn uit bogel/beugel (: ijzeren ring). Bijvoorbeeld beugelmaker. Beugels, Beugel, Beugles, Beugelmans: Beroepsbijnaam van de beugelmaker. Een beugel of bogel was een ijzeren ring. Bijnaam voor de speler van het kolfspel, het beugelen. Beugen, van: Plaatsnaam Beugen in Boxmeer (Noord-Brabant). Beuger, Beugher, de Bueger, Buegher, Beugre, de Buger: Middelnederlands bugger, Oudfrans bogre, van Latijn bulgarus: ketter, sodomiet. Bijnaam. Beugnie, Beugnier, Beugni, Beugniez, Beunier, Beuny: Variant van bonnier: bunder (landmaat)?. Of spelling voor Beugnies of Beugniet. Beugnie, Beugnies, Bugni, Debeugny, Debuigne, Debuine, de Buyne, Debuisne, Debusne, Debugne, Debunne, Debune, de Burine, de Beunne, Debenne: Plaatsnaam Beugnies (Nord), Beugnies in Harmignies (Henegouwen). Eventueel Beugny (Pas-de-Calais), Bugny (Aisne), Buigny (Somme). (de familie De Bunne stamt uit Menen). Zie ook Debognies. Beugniet, Beugnet, Beugnez, Beunet, Beignet, Bougnet, Buniet: Oudfrans buignet: beignet, poffertje. Beroepsnaam. Eventueel verschrijving voor Beugnier of Beugnies. Beuke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, Bocco, een bakervorm van een Germaans burg-naam. Vergelijk de Friese voornaam Boeke. Beukel: Middelnederlands bokel, beukel ‘knop (van een schild), gesp’. Beroepsbijnaam van de gespenmaker; vergelijk Frans Bouclier. Zie Beukelaar. Beukelaer (de), Beukelaar, (de) Beuckelaer, Beuckelaere, Beukelaer, de Beucklaer, de Beuckeleer, de Beukeleer, de Bueckelaere, de Bueckelaer, Beuckelaers, Beukelaers, Beukeleers, Beukeleirs, Beucheleirs, Bckeler, Bockeler, Bockler. Naam uit het Middelnederlandse bokelare, buekelaere, beukelaar: schild met een bokel of knop. Wellicht beroepsbijnaam voor de maker ervan. Maar ook vanwege het lidwoord is een beroepsnaam voor de maker van bokels/beukels, gespen, waarschijnlijker. Vergelijk Bouclier. Beuken, van der, van den Beuken, van der Buecken, van de Beucken, Beukenne, van de Bcken, van den Beuck, (van de) Beuque, Verbeucken, Verbeuken, Verbucken, Verbueken, Verbuken, Verbeukel, van den Biuck, van den Boick. 1. Naam uit de plaatsnaam Beuken, aan de beuk(en). 2. Sommige namen (bijvoorbeeld Van de Beuque) kunnen renterpretaties zijn van Van den Beulcke, Van de Beulque. Beukenhorst: Plaatsnaam: hoogte met beuken begroeid. Vergelijk Van Bokhorst. Beukelman: Synoniem voor Beukelaar. Beukeveld. Plaatsnaam; veld waar beuken groeien. Beukema, Buikema, Buikstra: Vadersnaam. Fries-Groningse afleiding van Beuke (zie op dat woord). Beukert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Burchard, Burghard. Vergelijk Beuke. Beukhout, van, van Beuckhout: Plaatsnaam Beukhout: beukenbos. Zie ook (van) Buggenhout, Bochout. Beulaert: Variant van de Vlaamse familienaam Buylaert, Bullaert. Bijnaam voor iemand met een buil, bult, bochel. Beul, (de) Beule, de, Beuel, Beuls, Buel, Buell, de Buel, (de) Buyl, de Buijl: Beroepsnaam van de (gerechts)beul, gerechtsbode. Beulens: Gepalataliseerde variant Van Boelen. Beullens, Bellens, Buellens, Buellen, Bullen, Beulence, Bullens, Bulen, Bulens, Bulin, Bulinss, Beulinckx, Buelinchx, Buellinck, Bulinx, Buelinck, Bueinkcx, Bullinck, Bullinckx, Bullynckx, Bullijnckx, Buylinckx, Buijlinckx, Fries Bullinga. 1. Vaders- of moedersnaam, verkort uit de Germaanse voornaam bodo of bolo. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van Boudewijn, uit de Germaanse voornaam bald-win. Beumer, Beumers: Nederduits Bhmer ԩemand die aan een slagboom woont’. Of volksnaam Bohemer. Beumen, van. Streeknaam Bhmen, Nederlands Bohemen (Tsjechi). Beumier. Waarschijnlijk variant van Beunier. Beunders: Bunders, afleiding van bunder ‘Landmaat’. Zie van den Bunder. Beun, Beuns, Beune, de Beun, Beunens, Beunen, Beunnens, Bunnens, Bunn, Beunes, Beunis: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bun(n)o. De Waals-Vlaamse familie Beun stamt van ene Buns in Belle (Frans-Vlaanderen). Lieven Buns kwam in 1824 van Belle naar Kemmel; zijn kinderen werden ingeschreven als Buns, Beuns en Beun. Beuning, Bueninck, Beuming, Buining, Buning, Buninge, Buyning, Buininga: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Buno (zie Beun(s). Vergelijk ook Bunk. Beuningen, van. Plaatsnaam Beuningen (Gelderland) Beunkens, Beunckens, Beunekens, Beuneken, Bunckens, Bunkens, Beumkes: Vadersnaam van Beun. Zie Beun(s), Beuning, Bunk. Beurier, Beurrier, Burrier, Burriez, Burier, Burie, Buriez, Buri, Burry, Bury, Burri, Buri: Oudfrans burier, Frans beurrier: boterhandelaar. Beroepsnaam. Beurden, van: Met d-invoeging uit van Beuren. Plaatsnaam. Middelnederlands buur, buer ‘Huis, hok, schuur’Duits das Bauer. Beuren, van de, van Buerens,vVan Bueren, Beure, van der Beeuren, Beuren, van Beurden, Verbeure, Verbeuren. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse buur, buer = huis, hok, schuur. De naam was oorspronkelijk Van den Beure, want Middelnederlands buur is onzeker, vergelijk West-Vlaams het ovenbeur, -buur: ovenhuis. De plaatsnaam ter Beure komt onder andere voor te Rollegem en Ruiselede. Zie ook Verbeeren en Buren (Van). Beurick, Buerik, Burick, Burrinck, Burrick. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bod-rik; dienaar-machtig of bald-rik; moedig-machtig. 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Burik, wellicht Bury (Henegouwen of Groot-Brittanni). Beurkens: Vadersnaam. Verkleinvorm van bijvoorbeeld Beurik, de Germaans naam bod –rik ‘Dienaar –machtig’. Beurs, Buers: Beroepsnaam van de beurzenmaker. Beurs, de. Kan een beroepsnaam zijn voor een beurzenmaker; zie Beurs. Maar kan ook een Re-interpretatie zijn van Debeus, met hypercorrecte rs in plaats van s. Beurskens, Burskens, Beurschgens, Beursgens: Verkleinvorm van beurs. Beroepsbijnaam van de beurzenmaker. Beurts. Door d-syncope samengetrokken uit Beuderts (zie Boudard, Beudaert). Beuselinck (de), Beuseling, Beuzelin. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Boso. Beus, de. Waarschijnlijk variant van Debus. Zie Dubus. Beuselinck, de, Beuseling, Beuzelin: Vadersnaam van Germaanse voornaam Boso. Vergelijk Buselin. Beusenberg. Plaatsnaam Beuzeberg in Holten, Overijssel. Beusichem, van; van Beuzekom, Beusekom: Plaatsnaam Beusichem in Buren (Gelderland), uitgesproken beuzekom. Vooral West-Vlaamse familienaam Beuselinck. Naar analogie van andere ling-namen uit Beuzelin, een lin-verkleinvorm van de Germaanse voornaam Boso. Beute, Beuting, Beuten, Boote. Uit Duits vertaald betekent het prooi, vangst, ook slachtoffer. Een jager? Beutens, Beuthe: Vadersnaam. Rijnlands-Limburgse afleiding van Germaanse voornaam Bodo. Beutler. Duitse beroepsnaam Beutelmacher; buidelmaker, tassenmaker. Beuve, Beuven, Beuvens: Vadersnaam. Gepalataliseerde vorm van de Germaanse voornaam Bovo. Beuville. Plaatsnaam Beuville. (Calvados, Seine-Mar.). Beuving, Beuvink, Bueving, Beving, Beuvens, Bving, Oldenbeuving. Adresnaam. Beuven is een naam voor veen, natte heide als bij Mierlo, Someren. Beuzenberg: Plaatsnaam Beuseberg, Overijssel. Beuze, Beusse, Beusen, Beuzet, Beuss: Gepalataliseerde vorm van de Germaanse voornaam Boso (en afleiding op -et). Vergelijk Beuselinck. Beuzet. 1. Zie Beuze. 2. Plaatsnaam Beuzet (Namen). Beuzit: Misschien de Belgische familienaam Beuzet. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam of plaatsnaam Beuzet (Namen). Bevaart: Bijnaam. Middelnederlands bedevaert, bevaert ‘bedevaart, buitenlandse reis’. Bevaisieux. Verhaspeling van Debaisieux. Bevelander: Afkomstig van Beveland (Noord-of Zuid-Beveland). Bever, Bevers, Beever, Beevers, de Bever, Bevere, de Bevre, Debvre, de Bevle: Bijnaam naar het dier. Beveren, van, van Bevere, van Bever, van Beever, Vambeveren. Familienaam uit de plaatsnaam Bever, (Strombeek-), Bever (Vlaams-Brabant), Bevere, Beveren-Waas (Oost-Vlaanderen), Beveren-aan-de-IJzer, Beveren-Leie, Beveren in Oostkamp (West-Vlaanderen). Beverloo: Plaatsnaam Beverlo in Beringen (Belgisch-Limburg). Ook Beverloo aan het Schoonebekerdiep ten westen van Wijerswold in Coevorden (Drenthe). Beversluis, van Beversluys, van Beversleeys: Plaatsnaam Beversluis in Dentergem (West-Vlaanderen), Zuienkerke (West-Vlaanderen) en Rotselaar en Wezemaal (Vlaams-Brabant). Maar er is ook de Beversluisplaat, een griendplaat ten noorden van het Hollands Diep en het benedeneinde der Nieuwe Merwede. Bevilacqua, Bevelacqua: Italiaanse bijnaam Drinkwater; vergelijk Boileau. Beverwijk: Plaatsnaam Beverwijk (Noord-Holland). Bevin: Engels Bevin, van Frans Beuvin, van Oudfrans boi vin’wijndrinker’. Bewier: Buwier uit Franse familienaam Buyer? Beijdervellen: Variant van Beijderwellen. Bij der Welle ‘bij de wel, bij de bron’. Bexkens. 1. Afleiding van de plaatsnaam Beek. 2. Moedersnaam. Noord-Duitse voornaam Beke, korte vorm van, Elisabeth. 3. Afleiding van Bek. Beije: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaans beroepsnaam: Beijen, Beijens: Vadersnaam. Beyens is de zoon van Beijen, van Beidin, gepalataliseerd uit Boidin, vleivorm. Zie Boidin. Beijer: Herkomstnaam van de Beier, afkomstig uit Beieren. Beijersbergen (van Henegouwen): Uitbreiding van de familienaam Bergen Henegouwen. Bergen (Frans Mons) is namelijk een stad in Henegouwen, sinds 1830 de hoofdstad van de provincie Henegouwen. Bergen behoorde aan het Beierse huis. Beyerman. 1. Middelnederlands beierman: klokkenluider. Vergelijk beieren, beiaard. Beroepsnaam. 2. Re-interpretatie van Beideman, afleiding van Beidin, Boudewijn. 3. Bijnaam voor een Beier. Vergelijk Duits Baiermann. Beygaerden, van, Beygaert, Beijgaert: Plaatsnaam Bijgaarden (Vlaams-Brabant) of in Hoksem (Vlaams-Brabant). Beylaardt, van, Beylard, van den Bijllaardt: Plaatsnaam Beylaar, later Ballaar, in Kaggevinne (Vlaams-Brabant). Beylemans, Beijlemans, Bijlemans, Bylemans, Bilmans: 1. Moedersnaam. Afleiding van Belle = Isabele. Vergelijk Beyltjens. 2. Moedersnaam. Afleiding van Belie, Bille = Sibilia, Mabilia. Zie Biltjes. 3. Afleiding van bijl. Beroepsnaam van de bijlenmaker of houthakker. Vergelijk Byltjes. Beylmakers. Beroepsnaam van de bijlenmaker. Beyltjens, Beyltiens, Beylkens. Moedernaam uit het Middelnederlandse Beilkin, een voornaam afgeleid van Isabelle. Beyn, Beynen, Beyne, Beijne, Beenens, Beenen, Bene, Bne, Baine, Baines, Beine, Bein, Beens, Been, Beyns, Beyn, Beijns, Beijn, Beys. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bernhard of een andere bern-naam (vergelijk Benne, Behn). Eventueel Germaanse voornaam Baino, Baginus. Beins kan afleiding zijn, of uit Beinzo, Benzo. Beijn, de: Aanpassing van Deben, Debin naar de plaatsnaam Ben, Waals bin, (Provincie Luik) of Bin in Lesterny (Luxemburg). Beys, Beijs, Beis, Beyst, Beyss: 1. Variant van Beyts, door assimilatie ts/s. Zie Bouds. 2. Vadersnaam. Variant van Bey(e)ns, van Beidins. Zie Boudin. 3. Vadersnaam van Beyns. Zie Beyn. 4. Bijnaam. Zie Beye, Baye. 5. Van Boys, afleiding van Boye. Beijsen, Beysen, Beijsens, Beyssens, Beysens, Boysen: Vadersnaam. Misschien Beise, van Germaanse voornaam Be(i)nzo, -so-afleiding van bagin-naam (vergelijk Beyn). Beysen is waarschijnlijk de ontronde vorm van Boysen, zoon van Boye, Friese en Nederduitse voornaam Boye, Boje. Beijst: Met paragogische t uit Beis, of door omkering van volgorde van klanken uit Beits. Uit Beidin, van Boidin, van Boudewijn. Zie ook Beijsen. Beyser, de. Kan een ontronde vorm zijn van De Buyser of een spelling voor De Bijser. Maar De Beyser komt al in de 14de eeuw in Gent voor (en toen kon ey niet staan voor ij). Beyts, Beijts, Beitz, Beidts, Beydts: Vadersnaam. Variant van Bouts, korte vorm van Germaanse boud-naam zoals Boudewijn (vergelijk Weit = Wouter). Beijstenveldt, van: Plaatsnaam Beistervelden in Bergeyk (Noord-Brabant). Bezel, van. Plaatsnaam Beesel, Nederlands Limburg. Bezema: Beroepsnaam van de bezembinder. Friese afleiding van bezem. Bezemer, Besemer: Duitse beroepsnaam Besemer van de bezembinder of bezemveger. Bezooijen, (van); Besoo, Bezuijen, Besuyen: Plaatsnaam Besoijen (Noord-Brabant). Bezouwen Van, (van) Besouw, Van Besauw. Familienaam uit de plaatsnaam Besauwen in Vorst (Antwerpen). Bezuijen, Besuyen, Bazuijn, Bazuine, Bezoen, Bazuin: 1. Uit Bezuiden. De plaatsnaam Bazuin in De Wolden (Drenthe) heette in 1415 Byzueden, 1418 by Suden, by Zuden, 1485 Bezueden, 1773 Basuien; ten zuiden van. 2. Variant van Bezooijen. Bezuidenhoudt. Plaatsnaam Bezuidenhout, Zuid-Holland. Bibbe: Vadersnaam. Germaans bakernaam Bibbo. Bickel, Bickle. 1. Beroepsbijnaam van de bickelaer: de steenhouwer. 2. Ook uit de Duitse familienaam Bicke: korte vorm van de Germaanse voornaam burg-hard. Bigel, Biegel. Oudhoogduits Biehl, Duits Bh(e)l: heuvel. Biterman, Bitterman. 1. Bijnaam voor een bitter man. Vergelijk Bitters. 2. Zie Beterman(s). Bianco, Bianchi, Bianchini: Italiaanse bijnaam bianco, uit Germaans blank: wit. Biard, Biar, Biart, Bia, Bias, Bya: 1. Romaanse plaatsnaam Biard uit Bigard, Germaans b-gardja: omheining. vergelijk Beygaert. Biars in Montroeul-sur-Haine (Henegouwen)? Waarschijnlijk ook voor Bijgaarden (Vlaams-Brabant). 2. Zie Beliard. Biatour. Misschien Viatour, dialect uitspraak van plaatsnaam Villers-aux-Tours, Luik. Bibard, Bibaer, Bibas: Bijnaam voor een drinker. Bibel, Biebel, Biebl: Vadersnaam van Germaanse bakernaam Bibo. Bibelmans, Bebelman, Bebelmans, Bebermans: 1. Afleiding van plaatsnaam Bibelen, (Bebelen) in Bilzen (Limburg). 2. Vadersnaam. Afleiding van Bebel, Duits afleiding van Babo, Babilo. Bibersztein, Biberstein. Plaatsnaam Bieberstein in Duitsland. Bibet. Oid Frans bibet: kleine vlieg. Bijnaam. Bibot. Afleiding van Bibard? Of verschrijving voor Bibaut. Bicler, Biccler. Zie Bigler. Bicheroux, Bisscheroux, Bischeroux, Becheroux: l. Waals bicherou(l): drinkbeker. Beroepsnaam. 2. Of variant van plaatsnaam Micheroux (Luik). Bicke, Bick, Bicque, Bique, Bickes, Bikx, Bik, Bickx: 1. Beroepsnaam van de steenhouwer. Naar Middelnederlands bicke: werktuig om te bikken, stenen te houwen, bikhamer. 2. Waarschijnlijk oorspronkelijk vadersnaam. Germaanse voornaam Bicco, bakervorm van Bighard of Burkhard. Bickel, Bickle: 1. Beroepsnaam van de bickelaer: steenhouwer. Vergelijk Bicke. 2. Duitse familienaam Bickel, afleiding van Buck, korte vorm van Germaanse voornaam Burkhard. Bickelmeijer: Variant Van Bichelmeijer, dat is de Duitse Bichelmeier ‘meier op een bichel’. Bichel is de Beiers ontronde vorm voor Bhl (bijvoorbeeld in Dinkelsbhl) van Oudhoogduits buhil, Middelhoogduits Bhel ‘Heuvel’. Zie ook Biegel. Bicker, Bikkers, Bijker: Beroepsnaam. Middelnederlands bicker: steenhouwer. Vergelijk Bicke 1. Bidaine, Bitaine: Zoals Bedaine uit boudaine: dikke buik. Bidart, Bida, Bidard, De Bidart, Biddaer, Bdart, Bdard, Bedart, Bedart: Midden Frans bidard: plunderende huurling. Bidaud, Bidault, Bideault, Bidaux, Biddaut, Biddau, Bidel, Bindault: Beroepsnaam. Oudfrans bidel, bedel, Frans bedeau: pedel, bode, gerechtsbode, stadsbeambte. Bidelot, (de) Biddeloo, Biddelo, Bidlot. Spelling van Frans familienaam Bidelot, in het Waalse (Malmedy) ‘Schurk, schoft’. Bidet, Bidez, Bidee, Bide, Bidonnet, Bidon, Bido, Bidot: van Bidoul, Bidard of Bidaud. Of van Bide, een naam van bider: vlug lopen. Bidoul, Bidouil, Bidou: vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bid-wulf. Vergelijk Bettulfus. Bie, de, Debie, Deby, Debye, Debije, Biekens: Bijnaam naar het insect, de bij. Een of andere eigenschap, of houder van. Vergelijk Vliege, Miere. Biebauw, Biebau, Biebouw, Bibeauw, Bibauw, Bibau, Biebaut, Bibaut, Biebout. 1. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Bitbald. 2. Uit het Franse Bibaud, bijnaam voor een drinker. 3. Bijnaam uit het West-Vlaamse bijdebauw: biebauw: boeman. Bieber, Biber, Bibert: Duits Biber: bever. Vergelijk De Bever. Biebuyck, Biebuyk, Bibuyck. Naam uit het Middelnederlandse biebuuc: bijenkorf. Beroepsbijnaam van de imker of huisnaam. Biechtmans. 1. Afleiding van plaatsnaam Biecht bij Maastricht (Nederlands Limburg). 2. Bijnaam voor een priester die vaak biecht hoort of iemand die vaak te biecht gaat. Biedermann, Biderman: Duitse bijnaam Biedermann: eerlijk, onbesproken man, man van eer. Biefnot. Bievenot, van Bienvenot, Bienvenu, van Latijn Benevenutus: welkom. Vergelijk Italiaans Benvenuto, Benvenuti. Biegel: Duitse plaatsnaam Biegel, zoals Beiers Bich(el) ontrond uit Buhl ‘Heuvel’. Zie ook Bickelmeijer. Biegeleisen, Bigelajzen, Bigeleisen: Duits Joodse familienaam. Re-interpretatie (als Bgeleisen: strijkijzer) van Duits Biegeisen. Beroepsnaam van de smid, die ijzer buigt (Eisen biegt). Biekens: Bijnaam. Verkleinvorm van de Bie; insect. Of variant van Bykens. Bielde, van de. Plaatsnaam Bielde is de Oost Vlaamse vorm van Oudfrans bille: boomstronk. Plaatsnaam Bille in Adegem (Oost-Vlaanderen), Oedelem en Sijsele (West-Vlaanderen), Bilge in Rs., Bilde in Kuurne (West-Vlaanderen) Bielefeldt, Bieleveld. Plaatsnaam Bielefeld, Duitsland. Bielderman. Afleiding van plaatsnaam Bijler. Bielen, Bielens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam bil-naam, Bidilo? Of van Germaanse bil-naam (met ie in plaats van y). Zie ook bij Beele(n). Bielmair, Bielmeier, Bilmeyer, Pilmeyer: Duitse familienaam Bie(h)lmeier, Bhlmeier: meier op de heuvel. Dialect ontronde vorm. De vorm met p door Opperduitse verscherping. Vergelijk Buhlmann. Bielok: Middelnederlands beloke ‘mmheining, omheind gebied, huis, erf’E Biemans, Bieman Biemann: Beroepsnaam van de bijenteler, imker. Duits Bienemann. Vergelijk De Bie. Biemen, van: Plaatsnaam Bimmen in Kleef (Noordrijn-Westfalen)? Biemolt: Varianten van deze familienaam zijn: Biemholt, Biemold, Bimolt, Bijmholt, Bijmmold, Bijmold, Bijmolt. Plaatsnaam Bimolten (Nedersaksen). Biemont. 1. Zie Beaumont. 2. Plaatsnaam Bimont, onder andere in Grand-Halleux (Luxemburg) Bienaim, Binaim, Binaime. Frans bien aim: welbemind, teerbemind. Biencourt. Plaatsnaam (Pas-de-Calais, Meuse, Somme). Biene, Bienen (van), van Biene, van Biennen, van Bijnen: Plaatsnaam Bienen in Achel (Limburg) en in de regio Kleef (Duitsland), of uit Bienne (Henegouwen). Bienefelt: Vermoedelijk vervorming van de Duitse plaatsnaam Bielefeld (Noordrijn-Westfalen). Bienenstock, Binstok, Binsztock, Binsztok: Duits Bienenstock: bijenkorf. Vergelijk Biebuyck. Bienfaisant. Bijnaam voor een weldoener. Bienfait, Bienfet: Bijnaam voor iemand die mooi, welgemaakt is of voor een weldoener. Vergelijk Malfait, Bienfaisant. Bienkens. Vadersnaam. Spelling voor Bijnkens (Limburg), maar kan net zo goed een verschrijving zijn voor Beenkens, met variant Beonckens/Biunkens, die eveneens Limburgs zijn. Bienstman. Afleiding van Van Bienst. Bievenu, Le Bienvenu: Frans bienvenu: welkom. Vergelijk Welcomme. Bier. 1. Beroepsnaam van de bierbrouwer. 2. Bijnaam voor een bierdrinker. Bier, de, Biere, de. Middelnederlands bierre, bierer: bierverkoper. Bierbaum, Birenbaum, Birbaum, Bierbum, Beerbaum: Duits Bierbaum, midden Noordduits brbom: perenboom. Bierbeek, van, Bierebeeck, Bierebeek, Bierbeck: Plaatsnaam Bierbeek (Vlaams-Brabant). Bierberg. Plaatsnaam in Beieren. Bierboom, Bierbooms, Birboom: Middelnederlands bierboom: boomgeld van het bier, geld dat bij het in- en uitvaren van de haven voor bierschuiten moest worden betaald. Beroepsnaam. Zie ook Bierbaum. Bierenbroodspot: Bijnaam bierenbroodspot, lees bier-en-broods-pot’Roggebrood, in dun bier gebrokkeld en tezamen verwarmd, het dagelijks morgen- en avondgerecht van onze voorouders’of uithangbord. Vergelijk Casembroot. Bierens, Bieres, Biering: Vadersnaam. Variant van Berens. Zie Beerens. Bierhuys. Plaatsnaam in Oostkamp (West-Vlaanderen). Bierlair, Bierlaire, Bierlier. Plaatsnaam Bierlaire in Gerpinnes, Henegouwen, en Malonne. Bierling: Vadersnaam. Variant van Beerling, afleiding van Berilo, verkleinvorm van een Germaans ber-naam of afleiding van Berlandus, Berlindis. Bierman, Biermans, Biermann, Biermanns, Biermant, Birman, Birmann, Birmanns, Bierreman. Beroepsnaam van de bierhandelaar of bijnaam voor een uitgesproken bierdrinker. Biermez, Bierme. Plaatsnaam in Vloesberg, Henegouwen. Bierny. Plaatsnaam in Lorc (Luxemburg). Biersard, Bierdat, Biersart, Beersaerts: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam berht-so-hard. Vergelijk Berzin(us) = Berhtold, Bersaud. 2. Plaatsnaam Biersard in Polleur (Luxemburg). Bierset, Bierzet. Plaatsnaam Bierset (Luik). Biertho. Waalse variant van Bertaut. Biersteker, Bierstekers, Beerstecher: Beroepsnaam van de man die vaten bier aansteekt, die bier tapt. Biert: Vadersnaam. Variant van Beert, Bert, korte vorm van een Germaans berht-naam. Biervliet, (van) Bievliet: Plaatsnaam Biervliet (Zeeland). Biesbroeck, Biesebroeck: Plaatsnaam Biesbroek ‘Broek, moeras met biezen’. Er is een Biesbroek in Oekene (West-Vlaanderen). Bierwart, Bierwaerts, Bierweerts, Bierwerts, Bierwertz, van Beerwar, van Berwaer, Berwart, Berwaers, Berwaerts, Berwaer, Berwaert, Berrewaerts, Berrevaerts, Bierrewaerts: 1. Plaatsnaam Bierwart, Waalse vorm voor Beauregard: mooi uitzicht. 2. Plaatsnaam Beaureward, Picardische vorm voor Beauregard. Zie ook Boerwaart 2. 1336 vicum de Biaurewart (nu Bellewaerde), Iper; 3. Zie ook Berwart. Bies, Biese, Biessen, Biesen, Bieze, Biezen: 1. Beroepsnaam van de biezenvlechter. 2. Bijnaam naar Middelnederlands biese: bies, iets van weinig waarde. Zie ook Van der Biesen. Biesback, Bilsback, Bisback, Bisbock. Naam uit de veel voorkomende (vooral in het Rijnland) plaatsnaam Biesbeek, Biesenbach: beek waar biezen groeien. Biesbroeck, Biesbroek, van, (van) Biesebroeck, Biesebroek, Biesbrouck, (van) Biesbrouck, (van) Bisebroeck, Bisebrouck, Bisbrouck, Biesbroucke: Plaatsnaam Biesbroek: moeras met biezen. In Oekene. Bieselijden, Bieselyden. Brabantse ontronde vorm van Busleiden, van plaatsnaam Baschleiden: 802 Buchlide, Luxemburg. Biesem, (van), Biesems, van Biessum, van der/n Biesen, van der Biessen, van der Bies, Vanderbiesen, Biessen, Biesen, van (der) Biezen, van der Bisse, van der Bise, van der Byse, van (der) Beesen, Verbiesen, Verbiese, Verbisen. Familienaam uit een plaatsnaam waar veel biezen groeien of uit de naam Biezen (waar ook biezen groeiden) in Vlaanderen en Nederland. Bieseman, Biesemans, Biezemans, Biezeman, Biesman, Biesmans, Biestman, Bestman, Bijsmans, Bysmans, Bisman, Bismans, Bistmans. 1. Afleiding van Van den Biezen/Van der Biest: zie bij Biesem en bij Biest. 2. Afleiding van Biese. Zie daar. 3. Een enkele keer ontronde vorm van Buusman: Biesen, van, der, den, Biessen, Biesen, van (der) Biezen, van der Bise, Bisse, van der Byse, van (der) Beesen, Verbiese, Verbiesen, Verbisen: 1. Plaatsnaam Biezen (Zeeland, Noord-Brabant) of ter/n Biezen: plaats waar biezen groeien, bijvoorbeeld bij Maldegem (Oost-Vlaanderen), in Watou (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Aldenbiezen/Oudenbiezen (Limburg): 1223 Bisen. Bieshaar: Plaatsnaam Bieshaar in Amersfoort (Utrecht). Biesheuvel. Plaatsnaam Biezenheuvel, Noord-Brabant. Biest, (van der), Bijst, Biest, van der Biste, van der Bist, Verbiest, Verbist, Verbiste, Verbyst, Verbys, Ferbiest. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam ‘Biestՠ= een plaats waar veel biezen groeien. Deze plaatsnaam komt op zeer veel plaatsen in België voor. Biestraeten, Biestraten. Plaatsnaam Biesstraat in Herdersem (Oost-Vlaanderen), Heythuysen (Nederlands Limburg) of Bieststraat in Hever (Vlaams-Brabant): straat waar biezen groeien. Bieswal. Plaatsnaam Bieswal in Langemark, West-Vlaanderen en Herzele. Bieze, Biezen, Biesen, Biese, Bies, Biessen: 1. Beroepsbijnaam van de biezenvlechter. Maar Middelnederlands Biese betekende ook ԩets van weinig waarde’. 2. Verkort uit van Biesen. Biezen, van, Verbiezen: Plaatsnaam Biezen (Sluis). Biet. Vadersnaam van Robiet of Hubiet. Biette, Biete, Biet, Bieten. Moedersnaam. Waalse vorm van de voornaam Berte. Bigar, Bigare, Begaeres, Biggar, Bigarreau, Bigarelle, Bugaret: Frans bigarr: veelkleurig, bont. Bijnaam. Vergelijk Bont. Biggelaar, van den, van den Biglaer, van Beggelaer: Verkort uit van den Biggelaar. Plaatsnaam Biggelaar in Zundert (Noord-Brabant), Oekel en Rijsbergen (Noord-Brabant). Bigler, Bichler, Biccler, Bicler: Biegler/Bichler, afleiding van plaatsnaam Biegel / Bichel, ontrond uit Duits Bh(e)l: hoogte, heuvel. Biehler, Duits Bhler: die op een hoogte woont. Bignasse. Afleiding van bigne. Vergelijk Provencaals bugnasso. Bijnaam voor een heel eenvoudig mens. Bignoot, van. Plaatsnaam Bignault in Houdeng-Aimeries (Henegouwen). Of van Van Buggenhout? Bigo, Bigot, Bigotte, Bigos, Bygodt, Bygott, Begodt, Begot, Bego: 1. Oudfrans en Frans bigot. Bijnaam voor een kwezel. 2. Vloekwoord ‘Bij God’. Rollo, de eerste hertog van Normandië, kreeg deze bijnaam toen hij deze krachtterm gebruikte in aanwezigheid van Karel de Grote. Bigonville. Plaatsnaam. Bigorgne, Bigorne. Oudfrans bigorgne van Latijn bicornis: klein aambeeld. Beroepsnaam van de smid. Afleiding is Bigottin. Bigwood. Engelse plaatsnaam; groot bos. Bihain, Bihin, Bixhain, Bischain, Bisin, Bizin: Plaatsnaam Bihain. Bijker, Bieker, Bijkersma, Bij, van der, IJmker, Ymker. Beroepsnaam van de bie of bijen houder. Bijkerk, Bijdekerke, Bydekercke, Bydekerke, Beydekerken, Beydekerke. Familienaam naar de woonplaats bij de kerk. Bijl, Byl, Bylle, Byle, Beils, Beyls, Beyl, Byls, Bijls. Moedersnaam: verkorte vorm van de voornaam Belia/ Bilia (Uit Amabilia of Sibilia). Bijl, Byl, van der: Plaatsnaam De Bijl: veld in de vorm van een bijl. Bijlen, van, van Bylen, van Beijlen, van Beylen. Naam uit de plaatsnaam Bijlen in Olen (Antwerpen). Bijlmakers. Beroepsnaam van de bijlenmaker, bijlsmid. Vergelijk Duitse Beilschmied. Bijnen, Bijn, Bijns, Byn, Byns, Beijns, Bien, Bijnens, Bynens, Bienens, Bienkens. Vadersnaam uit de voornaam Robijn of Albijn. Bijser, de, de Byser, de Byzer, de Beyser, Beysere, de Bayser: Afleiding van Middelnederlands bisen: rondzwerven. Bijnaam voor een zwerver, landloper. Bijsterveld, van Bijsterveldt, van Beysterveldt, Biesterveld, Biesterfeld: Verspreide plaatsnaam Bijsterveld: verwilderd, woest veld, hongerland. Bijsterveld (Noord-Brabant), Biesterveld (Nederlands Limburg), Biesterfeld (Duitsland). Bijt, Byt, Bit: Bijnaam voor een bijter, ook figuurlijk: die kwetst, grieft. Zie De Byttere. Bijvoet, Bijvoets, Byvoet, Buyvoets: 1. Bijnaam naar de kruidnaam: bijvoet, Artemisia. Ook plaatsnaam in Nokere (Oost-Vlaanderen). 2. Eventueel variant van Bivort, plaatsnaam Bijvoorde. Vergelijk Van Dievoort = Van Dievoet. Bika, Bikar, Bica, Bicas, Bycka, Byca: Germaanse voornaam big-hard: Bickhardt. Bikkems. Plaatsnaam Binkom, Vlaams-Brabant? Bikker, Bick, Bik, de, Bikkel, Biek, : Beroepsnaam Middelnederlands bicker ‘Steenhouwer’. Bikschote, van. Plaatsnaam Bikschote (West-Vlaanderen). Bil, (de): Bijnaam naar het lichaamsdeel, de bil, voor iemand met stevige billen. Soms eventueel spelling voor Bijl. Bil, van den. Waarschijnlijk variant van Van der Bijl. Eventueel van den Bilt. Plaatsnaam De Bilt, Utrecht. Bilcocq, Billecocq. Wellicht Pillecoq, een zinwoord (vergelijk Plumecoq). Oudfrans piller: roven + coq: haan. Bijnaam voor een kippendief. Vergelijk Duits Huhnerfnger. Bilande, Bilander, Bilan, Bielande, Billant, Billand: Plaatsnaam. Middelnederlands bilant: aangeslibd land. Vergelijk Duits Biland. Plaatsnaam Bijland bij Millingen (Duitsland). Ook plaatsnaam Bilande in Waver (Waaals-Brabant). Bilbaut, Bilbault, Billebaud: Oudfrans bille: bal, (ook) teelbal + Oudfrans baud: kranig, moedig, trots. Bijnaam voor een balspeler of naar de grote seksuele aandrift? Bilde, de: De ld uit de Franse gemouilleerde l in Oudfrans bille ‘Boomstronk’. Ook Vlaamse familienaam van de Bielde. Bilderbeek, Billerbeck, Billerbeek. Plaatsnaam Billerbeck in Kreiensen en Schnega (Nedersaksen), in Horn-Bad Meinberg (Noordrijn-Westfalen) en stad in Noordrijn-Westfalen. Bilem. Plaatsnaam Bilhem, Nord, Pas-de-Calais. Billebeeck, Billebeck. Plaatsnaam Billerbeck bij Munster. Billemont, van, Billemon, Billemont, Debillemont, Bilmont: Plaatsnaam Billemont in Celles (Henegouwen) en Mont-St-Aubert (Henegouwen). Billen, Billens, Billenne, Bilen, Bilenne. 1. Zie Belie(n). 2. Vadersnaam. Variant van Bellin. Billestrat, Billestraeten. Plaatsnaam Billestraat in Remersdal, Limburg, of Bellestraat in Lebbeke, Oost-Vlaanderen, en Mark, Henegouwen. Billet, Billiet, Biliet, Bilet, Bile, Byl, Byle: Vadersnaam. Verkort van Robillet, afleiding van Robert. Billeweg, Belleweg. Plaatsnaam. Vergelijk Billestraet. Billiau, Billiauw, Billiauws, Biliau, Billau, Billaux, Billaud, Billault, Billaut, Billeau, Billiaux, Billiald, Billiouw, Bilau, Pylau: Zoals Billiouw uit Billiau, Billaud, Billeau. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam bl-wald ‘Bijl-heerser’. Bellaldus. 2. Korte vorm van een Franse vleivorm op –illel, van illau van een naam op -bert, bijvoorbeeld Robillau. Billig, Bilig, Billigh, Belligh, Bollig: Duitse familienaam Billig: rechtvaardig, passend. Bijnaam. De West-Vlaamse familienaam Belligh werd oorspronkelijk Billigh, Bylligh geschreven. Billing, Billings, Billin: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse bil-naam. Vergelijk Billinus, Billunc. 2. In Ht. was Jan Billinx genoemd naar zijn woonplaats ԩn den Belickռb style='mso-bidi-font-weight:normal'> Billion, Billioen, Billon, Bilon, Bellion, Billiotte, Billiot), Billo, Bilo, Billot, Bilot, Byloo, Bylo, Billoo, Belliot, Bellio, Billoy, Billooye, Bylloo, Bylois, Bylo, Byloo, Bijlo, Beyloos, Beijloos: 1. Vadersnaam. Korte vormen van vleivormen op -illon, -illot, -illoi(s) van Romaanse namen op -bert, bijvoorbeeld Herbillon, Robillon. De vormen met n / kunnen door Picardisch demouillering worden verklaard; vergelijk Sicile = Cecille. 2. Moedersnaam. Korte vormen van Mabillon, Mabillot. Bilius, Billius: Gelatiniseerde vorm van een naam met Bil-. Bilstein: Verspreide Duitse plaatsnaam Bilstein; of Bilstain (Provincie Luik). Billouart, Billuart, Billoir, Billoire: Vadersnaam. Germaanse voornaam bl-ward; ‘bijl-bewaarder’. Billouez, Bilouet, Bilouez, Bierlouet, Birlouet, Debilloz, Bylos, Byloes, Bylos, Byloos, Bijloos, Beyloos, Beijloos: 1. Plaatsnaam Bilouez, (wellicht) in Elzele (Henegouwen). 2. Sommige vormen eventueel vadersnaam van Billou, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bl-wulf: Bilulf. Bilocq, Bilocque, Biloque, Billocq: Middelnederlands biloke: omheining? Of Waals biloke: kleine, ronde en zwarte pruim? Bils. 1. moedersnaam. Afleiding van Bille = Mabelie? 2. Spelling-variant van Bijls. Bilstein, Bildstein: 1. Verspreide Duitse plaatsnaam. 2. Plaatsnaam Bilstain (Luxemburg). Biltjes, Byltjes, Bieltjes, Beltjens, Beltgens, Bultiens, Buldgen, Bilkin, Bilkyn, Bilquin: 1. Moedersnaam van de voornaam Amabilia of Sibilia. Zie Belie(n). 2. Zie Byltjes. Bilterijst: Moedersnaam. Zoals de varianten Biltresse, Biltris, Bulterijs, van Beltresse, Beltris, van Beatrijs, Latijnse heiligennaam Beatrix. Bilzen, van, (van) Bilsen: Plaatsnaam Bilzen of Munsterbilzen (Limburg). Bimmel: Vermoedelijk variant voor van Bemmel. Bimmerman, Bimmermann. 1. Wellicht herkomstnaam voor iemand uit Bohemen. 2. Mogelijk ook naam uit de Nederduitse plaatsnaam benne: moerasweiland. 3. En mogelijk zelfs de beroepsnaam van de bijenkweker. Binam, Biname: 1. Verwaalsing van nood Duits: bijgenaamd. 2. Zie Bienaim. Binard, Binart, Binaer, Binnard: Vadersnaam. Korte vorm van bijvoorbeeld Lambinard, afleiding van Lambert, Lambin. Bincom, van, Binckom, de Binckum: Plaatsnaam Binkom (Vlaams-Brabant). Bindels, Bindel, Bindelle, Bundels, Bendels, Bendel. 1. Vadersnaam van een Germaanse persoonsnaam, afgeleid van Latijn bene; goed, del; zoon van of weinig. 2. Of van bent of bunt, soort gras. 3. Middelnederlands bindel(e): al wat gebonden is, bundel, gordel. Beroepsnaam van de bundelmaker, de binder. 5. Duits Bendel: lint. Beroepsnaam van de lintenmaker, lintenverkoper. Binder, Binders. Beroepsnaam van de binder, de man die knevelt, boeit. Of een vatbinder (Duits Fassbinder) of kuiper. Bindscheid. Plaatsnaam Binscheid, Duitsland. Bineau. Vadersnaam. Korte vorm van Robineau, afleiding van Robin, vleivorm van Robert, of van Lambineau. Vergelijk Binet. Binet: Vadersnaam. Korte vorm van een vleivorm op –inet van een bert-naam, bijvoorbeeld Robinet, Lambinet. Bings. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Fabien Bink, Binck: Vadersnaam. Friese voornaam Binke, verkleinvorm van Benno, bakervorm van de Germaanse voornaam Bernhard. Binnebeeck, van, Binnebeek, van, van Binnenbeek, van Binnebeke. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam, Binnebeek, Binnenbeek (onder andere in Haacht). Binnemans, 1. Afleiding van Van Ginderbinnen. 2. Voornaam Binneman. Binneweg, Binnenweg. Plaatsnaam Binnenweg in Heffen (Antwerpen), Binneweg in St.-Joris-ten-Distel (West-Vlaanderen). Binkhorst: Plaatsnaam Binckhorst in ԇravenhage (Zuid-Holland) of Binkhorst in Losse, Overijssel. Reeds in de 10de eeuw werd het erve Binkhorst bij Losser in Overijssel vermeld. Een vroegmiddeleeuws geslacht Van den Binckhorst zou haar naam echter aan de hofstede Binkhorst te Voorburg in Zuid-Holland ontleend hebben. In Heerhugowaard in Noord-Holland kennen we nog een buitenplaats Binckhorst, die in verband gebracht kan worden met de familie Binkhorst die in de 18de eeuw de heerlijkheid Oudkarpel verwierf en zich vervolgens Binkhorst van Oudcarspel en in Koedijk noemde. Binnendijk: Plaatsnaam in Eemnes (Utrecht). Binnendijk. Plaatsnaam in Eemnes, Utrecht. Binneveld. Plaatsnaam Binneveld in Berg bij Vilvoorde. Binnerts: Vadersnaam. Afleiding van Binnert, Bennert, van Germaanse voornaam Bernhard. Binon, Binot, Binno, Bino: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van een berht-naam. Korte vorm van Lambinon, Hubinot enz. Binquet, Bincquet: Variant met epenthetische n van Biquet, Biket. Of variant van Pinket. Bins: Vadersnaam. Uit Binse, van Binzo, verkleinvorm van de bakernaam Binno, Benno, van Bernhard. Binse. Plaatsnaam Binche, Henegouwen. Vergelijk Van Binst. Binsbergen, van: Plaatsnaam Bensberg (Noordrijn-Westfalen). Binsfeld, Binsveldt: Plaatsnaam Binsfeld. Ook in Nrvenich (Noordrijn-Westfalen) en bij Trier. Binst, (van), van Bienst. Naam uit de plaatsnaam Bints/Binst. Dit zijn Middelnederlandse vormen van Binche (Henegouwen). Biondina: Italiaans Bijnaam voor een blondine. Binz, Bintz, Bints: Vadersnaam. Zoals Bienz een vleivorm van Berthold. Bion, Byon, Bijon, Bio, Biot: Vadersnaam. Korte vormen van Lambion, Lambiot of Robion enz. Biondo, Biond, Biondini, Biondino. Italiaans biondo, van Germaans blond. Bijnam voor een blondharige. Bioul, Bihoul, Biou, Biout, Bioux: 1. Korte vorm van Lambioul, vleivorm van voornaam Lambert. 2. Plaatsnaam Bioul (Namen). Biourge. Plaatsnaam Biourges in Orgeo. Biquet, Biqu, Bicquet, Bicqu, Bik, Bick, Bicke, Bike, Bincquet, Binquet: Bijnaam. Afleiding van Picardisch bik: geit. Birabeau, Birembaut, Birembaux: Bijnaam. Frans dialect bira-bu, dat is tourne-beau. Birch, Birchen. Duitse plaatsnaam. Midden Hoogduits Birche; berk. Vergelijk Berk. Birencweig, Birencwejg, Birencwajg, Birenzweig: Joodse familienaam. Duits. Zo ook Birenholz naar de Joodse familenaam Birnholz; perenhout. Birgel. Plaatsnaam in Duitsland. Birgelen, van, van Beglen. Plaatsnaam Birgelen, Duitsland. Birk, Birken. Verspreide Duitse plaatsnaam Birk, Birken; berk, berken. Birkenwald. Duitse plaatsnaam; berkenbos. Birker: Duitse familienaam, afleiding van Birik ‘Berk’naar de woonplaats. Birlenbach. Plaatsnaam in Duitsland, Birkhoff: Verspreide Duitse plaatsnaam Birkhof ‘BerkenhofՕ. Biro. Beroepsnaam Hongaars biro: rechter. De Hongaren Laszlo en Georg Biro verwierven in 1943 patent op hun ballpoint, zodat de balpen bij ons in de jaren 1945-55 de naam ‘Biroՠdroeg. Biron, Biront. Plaatsnaam Biron in Soy, en Ciney, Namen. Birza: Friese familienaam zoals Byrza, Birse, Birze, Birstra. Bisan: Misschien uit balsaen, Middelnederlands balsane ‘Vaan, windwijzer, wimpel, inzonderheid van een schip’van Oudfrans baucent, bauan. Bisanz. Duitse naam voor Besanon. Bisard, Bisaert, Bizart, Bizard, Bissard: Afleiding van Frans bis: donkergrijs. Bijnaam. Bischoff, Bischof, Bischof. Duitse familienaam; bisschop. Biseau, de, Bizeau, Bisiaux, Bisiau, Biessaux, Biesaux, Bissay, Lebizay, Bihay: Bijnaam. Afleiding op -el, Frans -eau, Waals -ay van Frans bis, Waals bhe: donkergrijs, zwart. Vergelijk Biset = Bihet. Biset, Bizet, Bihiet, Bihet, Bissez: afleiding van Frans bis: donkergrijs, zwart. Bijnaam. Bishop. Engelse familienaam; bisschop. Bison, Bisson, Bizon, Bihun, Bisot, Bissot, Bisso, Bizot, Biesot, Bihot: Bijnaam. Afleiding van bis, Waals bhe: grijs. Vergelijk Biset. Bisoux, Bizoux: Plaatsnaam Bisou in Dour (Henegouwen). Bisqueret. Plaatsnaam in Bonneville. Namen, Bisschop, (de), de Bisscop, de Biscop, de Bischop, de Bisshop, de Busschop, de Busshop, Desbisschop, Bisschop, Bisschops, Bischop, Biscops, Biscop, Busschops, Busschop, Buscop, Buskop, Biskup, Buscops, Buschop, Besschops: Bijnaam naar een verband, wellicht dienstverband, met een bisschop. 1376 Diederijc Bisscop, gheseint te Ludike opt ghenechte daer de bisschop sat. Deze man kreeg de naam Bisschop omdat hij als stadsbode geregeld naar de bisschop van Luik gestuurd werd. Bisschot, de Bisschots: 1. De Nederlanse familie Bischot zou van een Hugenotenfamilie de/du Bichot afstammen. 2. Zie van Boesschoten. Bissell, Bisselink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse bakernaam? Bissels. Waarschijnlijk ontronde vorm van Bussels. Bissen. Bissener, Bissenius, Bisenius: Plaatsnaam in Wittem. Nederlands-Limburg Bissezele, van. Plaatsnaam Bissezele (Frans-Vlaanderen). Bisson. 1. Zie Bison. 2. Plaatsnaam Buisson: struik. Vergelijk Dubisson Bisteau, Bistiau, Bistiaux. Oudfrans bestail, Frans btail: vee. Beroepsnaam voor veefokker. Bister, (de) Byster, de Bijster, Bejster: Middelnederlands bijster, bister: berooid, arm, uitzinnig, verbijsterd. Bijnaam. Bistert, van: Plaatsnaam Bijstert: verwilderde plaats, woestenij, bijvoorbeeld in Wingene. Bistoen, Biston. Bijnaam: jong kalf. Of via Bestoen uit Basto(e)n. Bitter, de Bitters, Better: 1. Bijnaam voor iemand met een bitter of verbitterd karakter. 2. De Bitter kan een spelling zijn voor De Bytter. Bitterberg: Plaatsnaam? Bitterolf. Vadersnaam. Heldennaam uit de Dietrichsage: ‘Bitter, scherp-wolf. Bittremieux, Bettremieux Betremieux, Btremieux, Bertrum, Beetem, Btermiez, Btermier, Btermieux, Bettremier, Bettremieu: Vadersnaam. Picardisch vorm van de Bijbelse voornaam Bartholomeus. Bivort, de Bivort: Plaatsnaam Bijvoorde in Kerkom (Vlaams-Brabant). Zie ook Bijvoets. Biwer, Biver, Bivert. Plaatsnaam Biwer. Bizien. Bretonse familienaam die teruggaat op Budgen, afleiding van bud; overwinning. Bjelland. Plaatsnaam Bjelland. Noorwegen. Blaa, de: Variant van de Blauwe of de Blaaij. Blaak, Blake, Blaeke, Blaecke: Van Middelnederlands werkwoord blaken ‘Branden, in gloed staan, gloeien; schitterend flikkeren’. Blaakman, Blaakmans: Afleiding van Blaak of Engels Blackman ‘Zwarte man’. Blaas, Blaasse, Blaes, Blaess, Blase, Blas, Blaze, Blaz, Blasse, Blass, Blause, Blees, Blese, Bles, Bloos, Bloes, Bleys, Bleijs, Bluys, Bluijs: 1. Vadersnaam. De heiligennaam Blasius. 2. Middelnederlands blase, blaes ‘Blaas, bobbel’. Bijnaam. 3. Zie ook Pluche. Blaaubeen. Bijnaam naar de blauwe kousen of broek; vergelijk Duits Blaurmel, Blohose; of naar de bleke benen, vergelijk Blauwvoet. Blaauboer. Re-interpretatie van Duits Blaubeurer, uit Blaubeuren (Beieren). Blaaij, de, de Blaaey, (de) Blaeij, Blaey, de Blaij, de Blaa: Misschien spelling voor de Antwerpse uitspraak van de Blij ‘De vrolijke’. Zie de Bleijen. Blach: Duitse bijnaam. Middelhoogduits blach ‘Vlak, effen (met name van het gezicht)’. Blache, Blace, Blacher, Blach, Blachre, Blachier: Zuidoostfranse plaatsnaam: jonge struiken, plaats waar eiken groeien. Blackburn. Plaatsnaam in Lancashire. Black, Blacke, Blacks. Engelse bijnaam Black; zwart. Blackman, Blachman, Blaakman: Engelse bijnaam Blackman: zwarte man. Oorspronkelijk ook voornaam. Blacquer, de. Bijnaam voor iemand die blaakt; synoniem met De Blaecke. Bladel, van, van Bladeren, van Blaeren, van Blaere, van Blainck, van Blayel. Familienaam naar de plaatsnaam Bladel in Noord-Brabant. De variant Blaere uit Bladere, variant met l/r-wisseling. Bladelin. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse blad-naam, zoals Bladardus, Bladerik. Bladalinus. Bladt, Bladts, Blat, Blatt. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Blado, vergelijk Bladelin. 2. Bijnaam naar het blad, deel van een plant of bloem. Wellicht naar huisnaam of wapenschild. Vergelijk Lylghenblat, Nettelbladt, Enkelenblat, Kolblatt. Blaecke, de. Bijnaam voor iemand die blaakt, die in gloed staat, die gloeit, schittert, flikkert, die met de ogen blaakt (Middelnederlands blaeckogen), die vlammende ogen heeft. Blaer, de, Blaere, de, de Blaire. Familienaam uit het Middelnederlandse blaer: kaal; bloot, beroofd. Blaesgen, Blaeske, Blaschke, Blesgen: Vadersnaam. Afleiding van Sint Blasius. Blaffard, Blaffart. Bijnaam. Midden Frans blafard: bleek, vaal. Blaimont, Blmont: Plaatsnaam Blairon in Quvy-le-Petit (Henegouwen). 2. Afleiding van Oudfrans blaire: bleek, met witte vlekken. Vergelijk Blairvacq. Blairvacq, Blairvache, Blervacque, Blervaque, Blervacq: Koe met witte vlekken op de kop; vergelijk West-Vlaams blare. Blairon. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Blairon in Henegouwen. 2. Afleiding van het Oudfranse blaire: bleek, met witte vlekken. Blaise, Blaize, Blaisse, Blais, Bleize, Bleys, Bleijs, Blijs, Blys, Blees, Bleesing, Blesen, Blesma. Vadernaam uit Blaise, dit is de Franse vorm van Blasius. Blaisel, Blesseel, Blassiaux, Blassiau, Blassieaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Biaise. Blajer. Duitse beroepsnaam Bleier; loodwerker, loodgieter. Blakmoor: Engels plaatsnaam Blackmoor in Dorset en Hampshire. Blancgarin. Klankverandering van Blancgrain: wit graan, wit koren. Bijnaam, vergelijk Blanpain. Blanchet, Blanchez, Blancher, Blanchot, Blanchon, Blanco, Blanquet enz. 1. Afleiding van Frans blanc, van blank: wit. Vergelijk De Witte. Blanquet is Picardisch. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Blanco. Blanchon kan zelfs de Romaanse verbogen vorm zijn van Blanco. Vergelijk Blankaert. Blanchy. Vadersnaam. Waalse vorm van Blanchier, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Blanker. Blancmery. Met epenthetische n van bleckemerie: die de merrie vilt. Beroepsnaam van de paardenviller. Blander, de, Blandere, de, (de) Blandre, Bland, de Blender, de Blangere, de Blanger. Beroepsnaam van de blander, de menger of brouwer van dranken. Vooral voor de honingdrank: mede. Blangenois. Wellicht van Blandinois, inwoner van Blandain (Henegouwen) Blangy, Deblangy: Plaatsnaam Blangy (Somme, Pas-de-Calais, Seine-Mar., Calvados). Blanjean. Blanc; wit + voornaam Jean. Blank, Blanken, Blanke, Blancken, Blancke, Blanch, Blanc, Blang, Blanche, Blenken, Blanksma, BlanksLeblanc, Leblan, Leblans, Liblanc, Dublancq, de Blanc, de Blan, (de) Blanck, de Blancq; Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Blanco. 2. Bijnaam naar de witte kleur van huid of haar. Blankaart, Blankaert, Blankaerts, Blankart, Blankers, Blankert, Blanckaerts, Blanckaert, Blanckaert, Blancqua, Blanquart, Blanquauert, Blanquert, Blancaers, Blankwaard, Blenkers, Blancaert, Blancard, Blancaert, Blanca, Blachard, Blachar, Blachart, Blachaert, Blansaer, Blangchard: 1.Afleiding op –aard van het Nederlands woord blank ‘Wit’waaruit Frans blanc. Bijnaam naar de witte haar- of huidskleur. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam blank-hard ‘Wit-sterk’. 3. Bijnaam naar het bezit van een wit paard, Blanchard. Blanken: 1. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Blanco ‘Blankՠ2. Bijnaam naar de witte kleur van haar of huid, vergelijk de Witte. Vergelijk Blankaart. Blankenagel. 1. Beroepsnaam van de nagelsmid. Vergelijk Nagel. 2. Reinterpretatie van plaatsnaam Blankenhagen. Blankenberg, van Blanckenberg, Blakenberge, van: Plaatsnaam Blankenberg in Hennef, Noordrein-Westfalen, Blankenberg(Gelderland) of Blankenberge (West-Vlaanderen). Blankenburgh: Wellicht de verspreide Duitse plaatsnaam Blankenburg. Maar de naam kan wel uit Blankenberg zijn ontstaan, aangezien berg- en burg-namen vroeger geregeld verward werden. Vergelijk Kantelberg, van Canterbury (van burg). Blankendaal. Adresnaam. Vooral in Tuitjehorn. Blankenstein, van, Blankstein, Blankenstijn. Adresnaam. 1. Plaatsnaam Blankenstein in Duitsland, Saale-Rennsteig. 2. Reinterpretatie van plaatsnaam Blankstede in Meppel (Duitsland) 3. Blankstein eventueel Germaanse voornaam. Blanker, Blankers: Vadersnaam. Germaanse voornaam blank-hari ‘Blank-leger’. 2. Door verdoffng uit Blankaer(t)s. Blanksma: Vadersnaam. Friese naam, afgeleid van Blank; zie Blankaart, Blanken. Blanpain, Blanpin, Blancpain, Blampain, Blampin, Painblanc, Paimblanc. Naam uit het Franse blanc pain: wittebrood. Beroepsbijnaam voor de bakker van wittebrood. Blansaart: Geadapteerde uitspraak van Frans Blanchard, Romaanse vorm naast Blankaart. Blanvillain, Blanvillan. Bijnaam blanc; wit, vilain; dorper. Blarinckx, Blarings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam blad-hari; ‘Zwaarad-leger’. Blatharius. Blasius, Blasi, Blazy: Vadersnaam. Latijn Sint Blasius, die in de middeleeuwen vrij populair was. Blasin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Blasius. Blason, Blasson, Blaisot, Blaizot, Blezot: Vadersnaam. Frans vleivormen van Blasius. Blaton, Deblaton: Plaatsnaam Blaton (Henegouwen). Blatter. Duitse bijnaam Blatter; blaar, blaas, puist, gezwel. Blau, Blauw, Blauwe, de, Blaue (de), (de) Blouw, Blouwe, den Blaaauwen, den Blaauwen, (de) Blaauw, de Blau, Debla, Deblauve, Blave. Bijnaam naar de Ңlauwe’ bleke huidskleur. Bla: 1. Duitse bijnaam: blauw. Vergelijk (de) Blauw(e). 2. Jan Blau was de naam van een vondeling, op 18 april 1636 op de Blauhanse Ruy gevonden in Antwerpen. Blaude, Blaut, Blaute, Blauth: Vrouwelijke vorm bij Blaud, van Belard.Of = Blote? Blauwart, Blauwaert, Bleauwart, Blawart, Blouard, Bluard, Bluart, Bleuwart, Bleuwrt: Bijnaam voor iemand die blauw, bleek van kleur is. Vergelijk De Blauwe. Blauwbloeme, Blauwblomme, Blaublomme, Blouwblomme, Blauwblomme: Middelnederlands blauwbloeme: korenbloem. Vergelijk Duits Kornblum. Blauwens. Afleiding van De Blauwe? Of uit Blauwers? Blauwer, de, Blauwere, de, Blauwers. Beroepsnaam van de blauwverver. Blaupot, Blauwpot. Blauw, de Blauwe, Blaauw, de Blaauwe, (den) Blauwen: Bijnaam naar de blauwe, bleke kleur. Blauw. Bijnaam naar de blauwe, bleke kleur. Blauwvoet, Blaevoet, Blavoet, Blavoute: Bijnaam voor iemand met blauwe, bleke voeten. Vergelijk Witvoet. Blauwaert: Bijnaam naar de blauwe, bleke kleur. Vergelijk Blauw. Blauwkamer: Wellicht een huisnaam, te vergelijken met de vaak voorkomende plaatsnaam Blauwhuis. In het Middelnederlands was een camere een eenkamerwoning. Blavie, Blavier, Blvi, Blaivie. Beroepsnaam uit het Oudfranse blavier: graankoopman. Blazer, Blaser, Blaeser, Blaaser, de Blazer, de Blezer, (de) Bleser, Bleeser, Bleezers, Bleezer, de Blaiser, de Bleyser, de Bleijser, de Blijzer, de Blecker, de. 1. Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands blecken: villen, ontschorsen. 2. Beroepsnaam van de wolbereider, die de wol doet glanzen of verft. 3. Soms = De Bleeker. Bleijzer: 1. Beroepsnaam Middelnederlands blaser ‘trompetter’. 2. Het Middelnederlandse betekende blazen ook pochen, opscheppen (dat is de feiten opblazen) of vlees blazen, een verboden middel dat de slagers toen aanwendden om het vlees aantrekkelijker te maken. Kan ook een bijnaam zijn. Blcourt, de: Frans Plaatsnaam Blcourt (Haute-Marne, Nord). Bleeken, van den, van den Blecken. Familienaam uit de plaatsnaam Bleken in Wuustwezel (Antwerpen) of Blikken onder andere in Kallo (Oost-Vlaanderen), Groede in Zeeland. Blehen, Blhen, Blehin, Blhain, Blehain: Plaatsnaam Blehen (Luik). Bleiberg, Bleyberg, Blaiberg: 1. Plaatsnaam Bleyberg, Blieberg, Bleiberg in Montzen (Luik), Gemmenich (Luik). Bleiberg (Plombires, Luik). 2. Variant van Bleyenberg. Bleicher, Blaecher: Duitse beroepsnaam van de linnenbleker. Vergelijk De Bleeker. Bleichfeld. Plaatsnaam Bleichfeld: bleek, veld of wei waarop gebleekt wordt. Bleiman, Blajman: Duits Bleimann of vorm van Middelnederlands blideman: de maker of bediener van bliden, werptuigen. Blajman is in elk geval een spelling voor Duits Bleimann. Blejwas, Blajwas: Duitse familienaam Bleiweiss: loodwit. Beroepsnaam van de verfmaker, kleurenmenger. Bleker, Bleeker, Bleekere, de Bleecker, de Bleeckere, den Bleiker, Bleikertz, (den) Bleijker: Beroepsnaam van de bleker, linnenbleker. Blekman: Vadersnaam. Variant van Blikman, afleiding van de Germaanse voornaam Blicker. Blemberg, Blanbergh: Plaatsnaam Blamberg of Blaimberg (Beieren). Blende, de, (de) Blinde, Blind, den Blinden, Deblinte: Bijnaam voor een blinde. Blendeman, Blindeman: Bijnaam voor een blindeman. Blerkom, van, Blerckom, van: Plaatsnaam Blekkom in Loksbergen (Limburg). Of van Blaricum (Noord-Holland). Blereau, Blariau, Blariaux, Blarieaux, Blarieau, Blarel: 1. Afleidng van Oudfrans bler, blair: bleek, met witte vlekken (vergelijk Blairvacq). 2. Oudfrans blarel, Frans blaireau: das. Vergelijk Das. Blret, Baret: Bijnaam. Van Oudfrans bler, blair: bleek, donkergrijs. Blricq, van, van Blerck, Blerk: Plaatsnaam Blerick (Nederlands Limburg). Blaro, Blerot. 1. Afleiding van bler, blair: donkergrijs. 2. Spellingvariant van Blereau. Bles, van de, der, Blees, Bless. 1. Bijnaam voor iemand met een bles. 2. Variant van Blaas (zie daar). Blesin, Blesing, Blsin, Blessing: Vadersnaam. Afleiding van Sint Blasius. Blessenaar. Wellicht Duits Blessner uit plaatsnaam Blessen. Blesgraaf: Plaatsnaam Bleskensgraaf (Graafstroom, Zuid-Holland): 1331 Blaskens Graveland, 1514 Blesgensgrave, lokale uitspraak Blesgraaf. Blesing: Vadersnaam. Afleiding van Blase, heiligennaam Blasius. Zie Blaas. Bleu, le, (de) Bleus, Bleux, Blux, Lebleu, Leblud, Leblu, Leblus, Lebluy, Dubleux, Dubloux, van Bleuy ,van Bleu. 1. Bijnaam naar een bleke, blauwige kleur, Frans pendant voor de Blauw(e). 2. Eventueel uit de plaatsnaam Bleu in Bascles (Henegouwen). Bleuckx, Bleukx, Bleux: 1. Plaatsnaam Bleuk in Assent (Limburg), Betekom (Vlaams-Brabant), Blook in Gutschoven (Limburg). 2. Variant van Blockx. Bleuel: Duitse familienaam Bleuel, van Middelhoogduits bliuwel, Duits Bluel ‘Stampmolen’. Beroepsbijnaam. Bleuet, Bleuez, Blauwet: Afleiding van Frans bleu, Ofrans blau, blou: blauw, bleek. Bijnaam voor iemand met bleke kleur. Vergelijk De Blauwe. Bleuset, Bleus, Bleus, Bleuse, Bleuzet, Bleuze, Bleuz: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Biaise, als spelling voor Bles = Blaiset, Blaiez. Bleuz, Bleuze: Verkleinvorm, spelling voor Frans Bleuset, spelling voor Bles, Blaiset. Verkleinvorm van voornaam Blaise Ԃlasius’. Bleijber, den; Bleijeber: De naam is vermoedelijk ontstaan door een leesfout voor den Bleijker. Bleijen, de, Blijie: Bijnaam voor de blije, de vrolijke. Bleijenberg, Bleijenbergh, Bleyenberghe, Bleyenberg, Bleyenberge, (van), Bleydenbergh, (van) Blyenberg, Blyenbergh, (van) Blijenberg, (van) Bleijenbergh, Bleijenberg, Bleiberg, Bleyberg: Mogelijk verward met Bleienburg (zie Blijenburgh), want berg- en burg-namen worden vaak verward. Maar er is ook de plaatsnaam Blijenberg/Bleidenberg in Brussegem, Herfelingen, Oetingen (Vlaams-Brabant), Bleienberg in Moerbeke (Oost-Vlaanderen), Bleidenberg in Wilsele (Vlaams-Brabant). Bleyenborms. Waarschijnlijk contaminatie van Noord-Duits Bleibom en Bleidorn, variant van Blobohm (zie Blibaum) en Bldorn: bloeiende doornstruik. Bleyenheuft. Duitse familienaam die zoveel betekent als loden (zwaar) hoofd. Bleyfuesz. Duitse bijnaam Bleifufs: loden voet. Vergelijk Lootvoet. Bleyswijck, Bleyswijk, Bleyswyck. Plaatsnaam Bleiswijk, Zuid-Holland. Bliard, Bliart, Blard: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bld-hard ‘Blij-sterk’. Vergelijk Blitard. Bliaux, Blyau, Blijau, Blau, Blhaut: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bld-wald ‘Blij-heerser’. Blidaldus. 2. Bijnaam naar de naam van het kledingstuk, Ofudfrans bliau: tuniek. Blibaum, Blijboom, Blyboom: Duits dialect vorm van Bleibaum, Blhbaum: bloeiende boom. Bliden, den, den Blyden, den Blijden: Bijnaam voor een blij, vrolijk mens. Zie ook Blij. Bliek, (de); de Blieck, Blik: 1. Bijnaam naar de visnaam, de bliek, wellicht voor een opgewekt iemand. 2. Bliek was ook een voornaam. Blieck, Blick, Bleich, Blech, Bloch, Block. Joodse familienaam. Alexander Beider omschrijft de herkomst van de naam in zijn boek A Dictionary of Jewish Surnames from Galicia. Galici is een gebied in het huidige Polen en Oekrane, en vermoedelijk de oorsprong van de naam. De naam spreidt zich van daar verder naar hoofdzakelijk Duitsland, Nederland en Belgi. De naam is van Duitse Asjkenazisch Joodse afkomst en evolueerde met de migratie van de Joodse bevolking van land tot land. Bliek, (de), (de) Blieck, (de) Blick, Blickx, Blik, (de) Blicq, Blicque, Leblicque, Leblicq. 1. Bijnaam naar de visnaam: bliek, wellicht voor een opgewekt iemand. Een visser/visverkoper ? 2. Bliek was ook een voornaam. In dat geval een vadersnaam. Bliek, van (der): 1. Plaatsnaam Bliek in Stavenisse (Zeeland). Bleek; 2. Plaatsnaam. Spelling voor Van den Bleek? plaats wei waar linnen gebleekt wordt. Blietz: Duitse familienaam, Duits Blitz ‘Bliksem’. Bijnaam voor een vluggerd. Blij, Bly, Blei, (de) Bley, de Bleye, de Bleije, Bleijen, Bleij, Bleyens, de Blaye, De Blay, de Blaey, de Blaay, de Blaaij. 1. Bijnaam voor een blij, vrolijk mens. 2. Beroepsbijnaam voor de bediener van de blijde: belegeringskatapult. Blin, Blain, Bleyn: Vadersnaam. Samentrekking van Belin of korte vorm van Rob(e)lin. Blinbaum, Blimbaum: Variant (met epenthetische n) van Duits Bleibaum; zie Blibaum. Blind, (de) Blinde: Bijnaam voor een blinde. Blindenbach: Duitse plaatsnaam. Blindenberg, Blindenbergh. Waarschijnlijk volks etymologische vorm voor Bleydenbergh; zie (van) Bleyenberghe. Blinder, Blindert. Een Duitse familienaam Blinder (blinde) is me niet bekend. Ongetwijfeld een Re-interpretatie van Duit Blender, beroepsnaam van de verver; of ook wel variant van Blander. Blink, van der: Vermoedelijk uit van der Bliek, met n-invoeging. Blinksma, Blinxma: Friese naam die zoon van Blinke betekent, van de voornaam Blin, Bliun, Blinkhof: Niet gesitueerde plaatsnaam. Blistain, Blistein, Blistin: Metathetische variant van Bilstain. Zie Bilstein. Blitard, Bletard, Bltard: Vadersnaam. Germaanse voornaam bld-hard; ‘Blij-sterk’.. Zie ook Bliard. Blitterswijk, van: Plaatsnaam Blitterswijck in Meerlo-Wanssum (Nederlands-Limburg). Blitz, Blits: Duits Blitz: bliksem. Bijnaam voor een vluggerd. Block, (de), (de) Blocq, (de) Blok, Blockx, Blox, Bloks, Blokx, Bloxs, Blox, Blokken, Blockken, Blocken, Bloch, Bloc, Blog, Bluck. 1.Bijnaam voor iemand met een geblokte, zware lichaamsbouw. 2.Het Middelnederlandse bloc was ook het toestel waarin de benen van misdadigers ingesloten werden. In dat geval een beroepsnaam. Block, van den, der, van, den Bloock, van den Bloeck: Plaatsnaam Blok: afgesloten landstuk, omheind weiland. Blockeel, Blokkeel, Blockel, Blocquel, Bloquel, Bloquaux, Blokiau, Bloquiau, Blocqeau, Bloqeau, Blocquiaux, Bloquiaux, Blouquiaux, Blouquiau, Bloukiaux. Familienaam uit het Oudfranse bloquel/blokiel: blok. Bijnaam voor iemand met een forse, geblokte lichaamsbouw. Blockerij, Blockerije, Blockery, Blockerye, Blockerey, Blokery, Blokerye, Blokerije, Blocry: Plaatsnaam Blockerie in Moeskroen, Henegouwen, Ottignies (Waals-Brabant), Le Waast (Pas-de-Calais). Blockhuys, Blockhuysen, Blockhausen, Blokhuis, Blockxhuysen, Blockousse, Blockouse, Blochouse, Blocouse, Blochousse, Blockus, Blocus, de Blochouse. Naam uit het Middelnederlandse blochuus: blokhuis, versterkt huis, vesting. Verspreide plaatsnaam. Blocteur. Beroepsnaam Bloqueteur: die blokken maakt. Afleiding van Bloquet: blok. Bloe, de. 1. Uit De Blode. Bijnaam voor een bloodaard. 2. Misschien weergave van Deblois. Bloebaum. Duits Blhbaum: bloeiende boom. Plaatsnaam. Vergelijk Blibaum. Ook Noord-Duits Blboom. Bloedberge. Plaatsnaam Bloedberg? Wellicht Re-interpretatie van Bloemberg. Bloem, (de) Bloemmen, Bloemen, Bloeme, Bloume, Blom, van der, Bloemen, Blomme, Blommen, Blommers, Blomsma, Blomm, De Blomme, Blum, Blume, Blumen, de Bloem, (de) Bloom. 1. Bijnaam naar de bloem, in de betekenis ‘Wat het beste is in zijn soort, een voortreffelijke persoonlijkheid’. Misschien ook bijnaam voor een bloemenliefhebber of een tuinier. Ook een huisnaam is mogelijk. 2. Moedersnaam. De meisjesnaam Bloem(e) is een oude Germaanse voornaam: Bloma. 3. Middelnederlands blomme’Hbloem)meel’. Beroepsbijnaam voor een molenaar of bakker. Bloemaert, Bloemarts, Bloemhart, Bluomhart, Bloemaerts, Bloemers, Bloemmaert, Blumart, Blommart, Blomart, (de) Blommaert, Blommaart, Blommaert, Blommaerts, Blommaers, Blommers, Blommerde, Bleumers, Bleumer. 1. Vadersnaam uit de voornaam Bloemaard. 2. Op een of andere manier afgeleid uit ‘Bloem en hart’. Zie bij bloem. Petrus Bloemerts (dat is Bloemerts-zoon) Prins, geboren te Dwingeloo, was van 1784–1828 predikant te Diever, in Drenthe.Ֆan Bloemersma (Bloemersma-sate is te Niekerik in het Wester-kwartier van Groningerland), en Blommerde, beide vadersnamen; verder nog Blomhert, Blommaert, Bloemert, Blommert, Bloemer en in Duitsland Blumhart. De enkele wortel van deze naam Bloem was oudtijds ook als mannennaam in gebruik. Dit getuigen de hedendaagse geslachtsnamen Bloeming, Bloemink in Twente, Blumink in Duitschland, Bloomington in Engeland, allen oude vadersnamen. Verder nog Bloema, Bloemsma, Blomsma, Bloems en Bloemen, Blommen, Blomme, allen nieuwe vadersnamen. Misschien ook het enkelvoudige Bloem, met Blom. Bloemberg. Plaatsnaam in Zuidwolde (Drenthe) of Blomberg (Duitsland). Bloemendal, Bloemendaal, Bloemendael, ten: Plaatsnaam Bloemendaal (Noord-Holland). Blo(e)menda(a)l in Beernem, St.-Andries (West-Vlaanderen), Schoten (Antwerpen), Bever (Vlaams-Brabant), Bilzen, Halen, Waltwilder (Limburg). Maar ook Blumenthal bij Brachelen (Noordrijn-Westfalen). Bloemberg, Bloemberge, Blomberg, Blom. Adresnaam. Plaats bij Zuidwolde. Bloemer, Bloemers, Blommer, Blommers: Variant van Blommaart; met achtervoegselsubstitutie. Bloemhof, Bloemhoff, Blomhoff. Adresnaam als in Rotterdam Bloemink, Bleumink, Bluemink, (Saksisch), Bloeming, (Frankisch). Vadersnaam uit de voornaam Bloeme. Bloemkolk: Plaatsnaam, 1451 Blomenkolck bij Empe (Brummen, Gelderland) . Bloemperk. Re-interpretatie van Bloemberg. De Duitse familienaam Blumberg door een Zuid-Duitse immigrant in zijn dialect als Blumperik uitgesproken. Bloeykens, Bluekens. Bijnaam uit het Middelnederlandse blodekin, blode: blo, bedeesd, bleu, laf. Blois, Bloes, Leblois, Debloise, Deblois, Debloos, (de) Bloos: 1. Oudfrans bloi, blo: blauw, blond, bleek. 2. Oudfrans blois: lispelaar, stamelaar, stotteraar. 3. Oudfrans blois, blo(u)s: berooid, ontbloot (van). 4. Deblois kan de herkomst van Blois (Jura, Loir-et-Cher) aangeven. Blok, (de), (de) Block, Bloks, Bloksma, Blokx, Blocks: Bijnaam voor een man met zware, grove, geblokte lichaamsbouw. Blokdijk. Dijk en buurtschap bij Venhuizen, Noord-Holland. Blokhuizen, van, Blokhuis: Middelnederlands blochuus, Middennoordduits Blokhs,’Blokhuis, versterkt huis, vesting’. Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld Blokhuizen in Niedorp (Noord-Holland). Blokker. Afleiding van Middelnederlands blocken: in blok of stok (gevangenis) opsluiten. Beroepsnaam van de gerechtsdienaar of gevangenbewaarder. Blokland: Plaatsnaam Blokland ‘blok, afgesloten, omheind land’. Blokland in Montfoort (Utrecht). Blokpoel: Plaatsnaam Blokpoel, ‘poel aan een afgesloten landstuk’. Blokzijl: Plaatsnaam in Steenwijkerland, Overijssel. Blomhof. Plaatsnaam, bijvoorbeeld Bloemenhof in Koolkerke, West-Vlaanderen. Vergelijk Duits Blumenhoff. Blmke. Noord Duitse afleiding van Blom; zie Bloem. Blomjous: Verhaspeling van Frans Blangeot, Blanjot? Blommekoper. Beroepsnaam van de bloemenhandelaar. Blommaart, Blommaert, Blommert, Blomaard, Blomaert, Bloomaard: 1.Vadersnaam. Voornaam Bloemaard. 2. Afleiding van Bloem. Blommestein, Blommestijn, van: Plaatsnaam. Kasteel Bloemensteyn, Blommesteyn, Bloemenstein, Bloemestein, Blommestein, in Culemborg (Gelderland). Ook Duitse plaatsnaam Blumenstein. Blonde, de: Bijnaam voor een blonde, blondharige. Blond: Spelling voor Frans Blondet, verkleinvorm van blond. Blondeel, Blondel, Blondelle, de Blondel, Blundell, Blandel, Blondeau, Blondeuax, Blondea, Blondieuax, Blondau, Blondaux, Blondia, Blontia, Blondelet, Blondlet. Afleiding van Blondel. Bijnaam voor iemand met (hoog)blond haar. Vergelijk (de) Blonde. Blonde, de, Blond, Blonden, de Blon, de Blond, Deblond, Deblon, Blount, Leblond, Leblon, Leblong, Blong: 1. Bijnaam voor een blonde, blondharige. 2. Leblong, Blong kunnen ook uit Leblanc, Blanc ontstaan zijn. 1841 Joseph Blong was de zoon van John Blong, een Ier die van een Hugenoot Blanc afstamde. Er is een familie Deblon waarvan de stamvader Blan heette, dus: blanc: de witte, de bleke. Zie ook Bloem 5. Blonder. Waarschijnlijk variant van de Blander. Blondet, Blonde, Blondee: afleiding an Blond. Vergelijk Blondeel, Blondelet. Blondin, Blandin. Afleiding van Blond. Zo ook Blondot. Blandeau, Blandax, Blanda, Blandiaux: Bijnaam voor iemand met (hoog)blond haar Frans verkleinvorm op –el van blond. Zie de Blonde. Blonk, Blonke: Bijnaam voor wie blonk is ‘Stomp(zinnig), plomp, dom’. Blontrock, Blomtrock. Bijnaam naar een gele, vale, rossige kleur van de rok (het bovenkleding stuk - dus niet de huidige vrouwenrok). Of verschrijving van Bontrok: iemand met een bontgekleurde rok (bovenkleding). Of beroepsbijnaam voor de maker van deze kledingstukken. Bloois, van; van Blooijs: Plaatsnaam Blois (Jura, Loir-et-Cher). Bloos: Aanpassing van Frans Blois. Bijnaam. Oudfrans Blois ‘wispelaar, stamelaar, stotteraar’ of Oudfrans Blois ‘Berooid’. Blootacker, Blootackere. Naam uit de plaatsnaam Blootacker (onbegroeide grond) in Brielen, Hooglede en Meulebeke (West-Vlaanderen). Bloppoel, van: Door assimilatie (kp van pp) uit plaatsnaam Blokpoel. Blot, Blote, de Blot, Bloden, Blaute, Blaut, Blauth, Blaude, Blade: Bijnaam bloot: bloot, naakt; arm, behoeftig. Bijnaam voor een arme, die sjofel gekleed loopt. Blouckaers. Waarschijnlijk variant van Brouckaers (zie Broekaert), met l/r-wisseling. Of variant van Boeckaerts, met /-epenthesis. Blouse. Wellicht variant van Bleuse. Bloyaert, Bloyart, Bloeyaert: Wellicht afleiding van Middelnederlandse werkwoord blaaien: waaien, wapperen, zwaaien, blaken. Blumfeld, Blumenfeld. Plaatsnaam in Tengen. Baden-Wrttemberg. Blumberg. Duitse plaatsnaam, vergelijk Bloemberg. Blumenfrucht, Blumenfrocht. Duitse Joodse familienaam; bloemenkrans. Blumental, Blumenthal. Verspreide Duitse plaatsnaam. Vergelijk Bloemendaal. Blumfarb; Duits Joodse familienaam; bloemkleur. Blumlein. Duitse afleiding van Blume; bloem. Blth, Blyth: Duitse bijnaam Blte: bloesem. Bluts, de, Bludts. Middelnederlands blutse; blaar, buil. Bijnaam. Blyckaerts, Blykaerts, Blijckaerts, Bleykaerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam blk-hard; ‘glans-sterk’. Vergelijk Blijkers. Blyckers, Blyckers, Blijcker, Blijkers. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam blk-hari; ‘glans-leger’. Blicherus. 2. Eventueel variant van Bleekers. Blijenburgh, van: Plaatsnaam Bleyenburg in De Lier (Zuid-Holland). Of variant van Bleijenberg (zie op dat woord). Blijleven, Blijlevens, Blylevens, Bleileven, Bleylevens: Bijnaam voor iemand die blij en gelukkig leeft. Blyweert, Bleijweert, Blijweert, Bleyweert, Bleyaert, Blyaert, Bleijaert: Bijnaam voor een blije, vrolijke waard. Vergelijk Duits Frhwirt, waarschijnlijk van Frohwirt. Boast: Vadersnaam. Hebreeuwse voornaam Boas, Boaz. Ook familienaam Boasson. Bobbaerts, Bobbaers, Boebaert, Bouba, Boba. Vadersnaam van de Limburgse of Nederduitse naam Bobard, Bub(b)ert, Bob(b)ert. Waarschijnlijk afkomstig van de Germaanse naam Bodobert (= gebieder-stralend). Kan evenwel variant zijn van Bouvaert, met hypocoristische verscherping (v/b). Maar kan ook van Rob(a)ert worden verklaard, met anticipatie van de b; vergelijk Engels Bob, van Robert. Bobbeleer, de. Variant van De Dobbeleer. Bobeau, Bobea, Bobault, Bobel: Afleiding van Oudfrans bobe: bedrog. Of van Oudfrans bobert: simpel, dom, verwaand. Vergelijk Bobelin. Bobel. 1. Middelnederlands bobbel: blaar, buil. Bijnaam. Vergelijk Buyle. 2. Zie Bobeau. Bobelin, Bobelijn, Bobeleyn, Bobelyn, Bombelijn, Bombelyn, Bomelijn, Bommeleyn, Bommelyn. Bijnaam uit het Oudfranse bobelin: dom, simpel, maar ook verwaand, hoogmoedig. Bober. Pools-Russische familienaam. Russiche bijnaam bobr; bever. Bobillon. 1. Afleiding van Oudfrans bobert; vergelijk Bobelin. 2. Variant van Robillon, van Robert, met anticipatie van de b (vergelijk Engels Bob). 3. Misschien dialect variant van Babilon. Bobin, Bobine. 1. Bijnaam van een dwaze, verwaande; vergelijk Bobeau, Bobelin. 2. Vadersnaam. Variant van Robin met b-anticipatie; vergelijk Engels Bob. Bobon, Bobot, Boubet: 1. Afleiding van Oudfrans bobert: verwaand, dwaas. Vergelijk Bober, Bobelin. 2. Bobon kan de verbogen vorm zijn van de Germaanse bakernaam Bobo, van Robert. Bobrijk: Vermoedelijk een leesfout voor Bokrijk, Plaatsnaam (Belgisch-Limburg). Boccauw, Boccave, Boucauw, Bekouw, Baccauw, Buccauw: Boccauw / Boucauw is normaal de aanpassing van Bocaux/Boucaut (zie Bocquiaux), maar deze zeldzame familenaam komt in dezelfde streek voor als: 1368 Jan Backaus; 1407 Jan Bauchau; 1422 Jan Baccau, Ronse; 1420 Bille Baccau. Dit kan de Franse familienaam Bacaud zijn, van de Germaanse voornaam bag-wald. Maar zelfs een 16de eeuwse Baccau kan een variant zijn van Bocaux, door voortonige versterking; vergelijk 1369 Baccude in plaats van Becude. Bochar, Bochart, Bochard, Bouchard, Boucha, Bouchart, Boucha, Bouchat, Boucharts, Boucaert, Boua, Buchart, Buchard, Butchart, Butsaert, Bucar, Bocart, Bocar, Boca, Boccard, Boccar, Bocca, Boccart, Bockaert, Boucard, Boucar, Boucart, Bocquaert, Bocquart, Boekaerts, Boekaert, Boeckaerts, Boeckaert, Boecquaert, Bouckaert, Boukaert, Boucquaert: 1. Franse en Picardische vormen van de Germaanse voornaam Burghard: Burcardus, Borcardus, Buchardus, Buccardus. 2. Zie ook Boekaert(s). Bochem, Bochen: Duitse plaatsnaam Bochen, Bocheim of Bochum. Bocholtz, Bochholts, Bochkoltz, Bockholtz, Bockholts, Bockoltz, Bockhals: 1. Plaatsnaam Bochholt, Maaseik, Bocholz (Nederlands Limburg). 2. Eventueel afleiding van Bocholt. Bocholt, van, van Boecholt, (van) Boekholt, van Boegeld, van Bogget: Plaatsnaam Bocholtz (Limburg). Vergelijk Bouchout, eveneens: beukenbos. In aanmerking komen eventueel ook Bocholt bij Munster of in Essen of zelfs Bockholt in Recklinghausen of in Schermbeck. Bochoms, Bouchoms, Bockkom: Plaatsnaam Bochum (Duitsland). Zie ook Bochem. Bochtmans. Afleiding van Verbocht. Bockhaeven, Bockhaeve, Bockhave, van, van Buckhaven, Verbockhaven, Bauckhage. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Bokhage, Bukhage (met v/g-wisseling): beukenhaag. 2. Soms mogelijk een variant van Van Bokhoven. Noord Duits hve = hove. Zie Bokhoven. Bckling, Boeckling. Duitse familienaam uit Bckl(e)in, Bock: bok. Bijnaam. Bockrijk, Bockrijck, van, van Bockryck, van Boeckrijck, Boeckryck: Plaatsnaam Bokrijk (Limburg). Bockstaele, van, Bockstael, (van) Bockstal, van Bokstal, Bokstaele, (van) Bockstale, Bockstaele, Bockstael, van Backestal, van Bokestal, Bockestael, Bockstaele, Bokestael, Boxstal, (van) Bockxstaele, van Bockxtaele, van Bocquestal, van Boquestals, van Boquestaels, van Boquestal, (van) Boekestael, Boeckstael, Boekstael, (van) Boxstael, Boxtaele, Boxtael, (van) Bocxsta, Boxtael, Boxtaelle, Bocxta, van Bostal, Boektaels, Bocktaels, Backstal. Familienaam uit de plaatsnaam Bokstal in Machelen, Balegem, St.-Lievens-Houtem, Vinkt (Oost-Vlaanderen) en St.-Kwintens-Lennik (Vlaams-Brabant). Bocksteins, Boxteyns, Boxsteyn, Boxsteijns, Boeckstijns, Boecksteyns, Boeckyns, Boxstens, Boxtens, Boecksteens, Boeckstens, Boxstaens, Boeckxstaens, Boeckstaens, Boekxtaens, Boecxstaens, Boecstaens, Boextaens, Boestans. Plaatsnaam Bokstuin in Duffel. Bocktaels, Boektaels: Waarschijnlijk variant van (van) Bockstal. Maar er is een plaatsnaam Bocketal in Ibbenburen, Duitsland. Bockwoldt. Noord-Duitse plaatsnaam, Duits Buchenwald; beukenbos. Boclinville. Plaatsnaam Boclainville in Bornai. Bocquenet, Bocqueneau. 1. Afleiding van Oudfrans boc, Frans bouc: bok. Vergelijk De Bock. 2. Afleiding van bosk: bosje, struikgewas. 3. Afleiding van Boskin. Vergelijk familienaam Bouquinet, Bouquenet. Bocquiaux, Bocquia, Bockiau, Bokiau, Boquia, Boquiat, Bocaux, Boquel, Bouquieau, Bouquieax, Bouquiau, Boucquiaux, Boucquiau, Boucqieaux, Boucqueau, Boucquau, Bouqueaux, Bouqueau, Boucaut, Boucau, Bouault, Boucaux, Boukos, Bouko, Boccauw, Boucauw, Bekouw, Baccauw, Buccauw, Bouchaud, Bouchaut, Bouchaux, Bousseau, Boussauw: 1. Plaatsnaam. Oudfrans boschel, Picardisch bosquel: bosje, struikgewas. Vergelijk Bocage, Boquet. Plaatsnaam Bosquel (Somme), Bouqueau in Chapelle--Wattines (Henegouwen), Bosqueau in Quvy-le-Petit (Henegouwen). 2. Afleiding van Oudfrans bouc: bok. 3. Eventueel vadersnaam. Picardisch en Franse vormen van Germaanse voornaam burg-wald; ‘Burg-heerser’. Burgoaldus, Burcold, Bugaldus. Boddaer, Boddaert, Boddaerd, Bodaer, Bodaert, Boa, Bodart, Buddaert, Buda: Vadersnaam. Boudaerd, Germaans naam balth-hard ‘moedig-sterk’. Baldhard. Bodarw, Bodarwe, Bodaru: Plaatsnaam in Faymonville (Luik). Bodde. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bodo, Budde, Butte, Botte, zo ook Buttinghe, Bottinga en Bottenga. Bodin, Boddin, Bodyn, Bodijn, Bodden, Boddens, Budin, Budyn, Budain, Budding, Buddingh, Budden, Budde: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bod(d)o, Buddo, Botte. Boddenberg, Bodenbergen: Oost Vlaamse variant van Bottenberg. Typisch voor een deel van Oost-Vlaanderen is namelijk de verzachting (stemhebbend worden) van p, t en k tussen gekleurde klinker en doffe e. Boddengins: Zeeuwse aanpassing van de Belgische familienaam Bodenghien, Bodenghein, Boudengen, Boddengeen. Plaatsnaam Boisdinghen, St-Omaars (Bodinghem) bij Sint-Omaars (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen) of Boudenghien in Vloesberg (Henegouwen). Eventueel van Boisdenghien ‘Bos van Edingenՠ(Henegouwen). Bodderij, Bodrij: Vadersnaam. Variant van Romaans Boudry, Boudri, waaruit ook Vlaamse Bouderij. Romaans vorm van de Germaans voornaam Bouderik: balth-rik ‘moedig-machtig’. Boddingius: Latinisering van Vadersnaam. Bodding, afleiding van de Germaanse voornaam Bod(d)o, Buddo. Bode, (de), de Boode, (de) Bo, Boode, Booden, Boden, Booen, Boo, Boi, Boie, Booi, de Booy, de Boo, de Boeye, Boey, Boeij, Boeije, Boy, Boye, Boden, Booen, de Boe: Beroepsnaam van de (stads)bode, gezant. Hieruit ook door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord De Bo. Bodegom, van, Bodeghem, van Bodeghan, van Beughem, van, Buchem, de Beughem, Beugoms. Plaatsnaam, wel naar Sint Martens Bodegem, Brussel, of Booigem bij Serskamp, in 1148 Boedeghem, of Beugem bij Moorsel, 14de eeuw Bodegem. Bodein, Bodeyn, Bodeijn, Boudein, Boudeyn: Vadersnaam. Vlaamse aanpassing van Franse Boudin of Boddin. Vergelijk Nederlands trein, van Frans train. Boddin, Bodin, Bodyn, Bodijn, Bodd, Bodde, Bodden, Boddens, Budin, Budyn, Budain, Bidding, Biddingh, Budde, Budden, Booyink. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bod(d)o (: gebieder). Bodegem, van: Plaatsnaam Sint-Maartens-Bodegem (Vlaams-Brabant). Bodegraven: Plaatsnaam Bodegraven (Zuid-Holland). Bdeker, Bddecker: Beroepsnaam. Noord Duits bdeker, Duits Bottcher: kuiper. Bodelier. 1. Franse familienaam Baudelier/Boudelier: trijpverkoper. 2. Variant van Bottelier. Boden, Booden, Booen. 1. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bodo, Bode. 2. Zie (de) Bode. Bodenghien, Bodengien, Bodenghein, Boudengen, Boddengeen: Plaatsnaam Boisdinghen (Bodinghem) bij St.-Omaars (Pas-de-Calais); of Boudenghien in Vloesberg (Henegouwen, zie Debaudrenghien); eventueel spellingvariant van Boisdenghien. Bodenhorst. Plaatsnaam Badenhorst in Elsdorf. Bodenstab. Beroepsnaam van de kuiper, naar het kromhout waarmee de bodem van de vaten aangedrukt wordt. Bodenstein, Bodensztein. Plaatsnaam in Duitsland. Bodeux, Bodeu, Bodeus, Bodeur, Bodeus, Bedeur: Plaatsnaam (Basse)Bodeux (Luik). Bodewes, Boddeus, Bodewitz, Bodewus, Bodewitz, Bodewits. Beroepsnaam. Vadersnaam. Bodewes is een polder in Groningen. Bodife, Bodifee: Bijnaam. Zinwoord met Oudfranse werkwoord bouter: slaan, kloppen en Oudfrans fe, fed (van Latijn fatum): duivel. Vergelijk Boussifet, Fichefet en Noord Duits Bokendvel, Hannover; Sl(den)dvel, Wismar; Btdendvel, Schuddendvel, Schreckendvel, Brunswijk; Jagenduvel, Rostock; Vretendvel, Gottingen. Allemaal bijnamen voor vechtjassen, ijzervreters, die de duivel te lijf zouden gaan. Bodineaux, Bodinaux, Bodino. Vadersnaam uit Bo(u)din, Baudin. Zie bij Boudin. Bodinckhuysen, van. Plaatsnaam in Duitsland? Bodmann, Botman, Bodmann, Bottemanne, Bottemannen, Botschuyver, Botschuyver: Duitse familienaam Bodemann. Samenstelling met Middennoordduits bode, Duits Bude ‘klein huisՠof van de botverkoper, botvisser? Bodkaert. Vervorming van Bockaert. Bodmer, Bodner. Afleiding van Duitse plaatsnaam Bodem, Boden. Boe, de (de) Bou: 1. Bijnaam de Boe, van de Boude. Middelnederlands bout, boud ‘Stout, koen, kalm, zelfverzekerd’. 2. Zie de Bode. 3. Zie Debou. Boeckenhove, (ver), Boeckhoven, Bouckenhove, Bouckenove, Bouckehove, Boekenoogen, Bouckenhooghe, Bouckenooghe, Bouckenoghe, Bouckenooge, Boucknooghe, Bouckencoghe. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Boekenhof = beukenhof. Het Boekenhof is een hoeve in Westvleteren en de naam zal wellicht ook elders voorkomen. Boeckling, Boeckeling, Boechling, Boecling: Duits Bckl(e)in ‘Bokje’verkleinvorm van Bock. Bijnaam, zie Bckling. Boeckman, Boeckmans, Bouckmans, Boekman, Boekmans, Bockmans, Bokmans. 1. Afleiding van Van de Boeke (dat is woonplaats in de buurt van een beuk). Vergelijk Noord Duits Bckmann, Bchmann 2. Bijnaam naar de dierennaam Bok. Boeckmeyer, Boekmeyer, Boekmeijer. Familienaam uit het Nederduitse Bckemeyer, Buckmeier of het Duitse Buchmeier: een meier, boer die bij beuken woonde. Boeddecker, Boedtker: Beroepsnaam. Oost Middelnederlands boedeker: kuiper. Zie ook Bdeker. Boeddenghaus: Duitse plaatsnaam Bddinghausen in Plettenberg (Noordrijn-Westfalen). Boeding: Vadersnaam. Zoals Boudin, afleiding van Germaans boud-naam, vooral Boudewijn. Eventueel Vlaamse aanpassing van Franse familienaam Boudin of Bod(d)in (vergelijk Vlaams Tring, van Frans train). Boehm, Boehme, Bhm, Bhme, Boemen, Boehmer, Boemer, Bomer, Bhmer, Bmer, Bemers. In oorsprong Duitse familienaam: volksnaam voor de Bohemer. Boehlen, Boehling: Vadersnaam. Duitse afleiding van een Germaanse bald-naam. Boehm, Boehme, Bhm, Bhme: Duits Bhme, volksnaam van de Bohemer. Boehringer. Plaatsnaam Bhringen. Boei, (de) Boeij, (de) Boeije, de Boeje, de Boij, (de) Booij, Boeyen: Middelnederlands boy(e), boey(e) ‘Broer, jongen, jochie, knaap, kameraad’Engels boy, West-Vlaamse boetje, boeten. Ook vadersnaam. Boye, Bojeis een Friese en Nederduitse voornaam. Boek, Boeke, van den, van den Boeck, van der Boek, van Bock, van Boucq, Vamboucq, Vambourg, Vamboug: Plaatsnaam Ten Boeke: bij de beuk. Boekaert, Boekaerts, Boeckaerts, Boeckaert, Boecquaert, Bouckaert, Boukaert, Boucquaert, Boecquaert, Bokar, Boka. 1. Familienaam uit (van den) Boeke: uit de plaatsnaam ten Boeke: beuk. 2. Uit Bochar(t): vadersnaam uit het Germaanse burg-hard. Boeke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, Bocco, bakervorm van een burg-naam. Boekel, van, van Boeckel, van Bockel, van Boekelen: Familienaam uit de plaatsnaam St.- Blasius-Boekel, St.-Denijs-Boekel (Oost-Vlaanderen), Boekel in Olen (Antwerpen) of de plaatsnaam Boekel (Noord-Brabant, (Noord-Holland). Boekel: uit beuk? Boekelman, Boekelmans is er een afleiding van. Boekema, Bokma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Boeke, Boek. Boecksoone, Boucksoone; zoon van Boek. Boek, Boeke is waarschijnlijk de oud-Germaanse naam Bucco die als Bokke (waarvan de geslachtsnamen Bokkes, Bokkema, Bokma, Bockma, Boksma) nog heden bij de Friezen in volle gebruik is. In de vorm vinden we deze naam Boeckx in Vlaanderen, Boekema, Boekma en Boeken in Friesland. Bucing en Bocing kwamen reeds als echt vadersnaam bij de Angelsaksen voor. Dat de geslachtsnamen Beukinga, Beukema en Beuckens ook van dezen zelfden naam afgeleid zijn is wel waarschijnlijk. Boekenoogen, Bouckenooge, Bouckenoge, Bouckenooghe, Bouckenoghe, Bouckenhooghe, Bouckencogne, Boucknooghe, Boeckenhove, Bouckenhove, Bouckehove, Bouckenove: Waarschijnlijk bijnaam met betekenis bokkenoog, hoewel we in Ronse veeleer bok dan het Brabantse boek verwachten. De variant -(h)ove is te verklaren door v/g-wisseling. In 1742 werd in Marcq-en-Baroeul (Nord) Boukenoghe verward met Bouquesnoy. Boekhof, Boekhoff. Plaatsnaam Boekhof: beukenhof. Bockhof, Bockhoff. Boekhorst, Boukhors, te Boekhorst, van Bokhorst, Boekhorst: Plaatsnaam: hoogte met beuken begroeid. Boekhorst en bij Noordwijk (Zuid-Holland). Bokhorst (Noord-Brabant, Gelderland). Boekhout, (van), Boekholt, van, Boekhold, Bouchaut, van Bouchaute: Verspreide plaatsnaam Boekhout ‘Beukenbosՠen talrijke varianten. Boekhorst, Boukhorst, te Boekhorst, van Bokhorst, Bockhorst. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam: hoogte met beuken begroeid (Friesland, Zuid-Holland, Gelderland, Noord-Brabant). Boekhoven: Plaatsnaam Boekhoven ‘Beukenhof’. Boekwijt. Beroepsnaam van de teler of verkoper van boekweit. Vergelijk Duitse familienaam Bokweit. Boel, (de) Boele, Boelen, Boelens, (de) Bol, Boels, Bools: Vaders- of moedersnaam 1. Germaanse voornaam Bodilo/Bodila, verkleinvorm van Germaanse voornaam Bodo. 2. Germaanse voornaam Bolo, etymologisch hetzelfde als Middelnederlands boel(e) ‘Verwante, zwager; geliefde, minnaar, minnares, bijzit,’ Duits Buhle ‘minnaar, minnares’. 3. Het Middelnederlandse boele is een variant van ‘bodel= beul. In dit geval een beroepsnaam. Boel, de, (de) Bol, Boels, Bools: 1. Middelnederlands boel(e): verwante, voile of halve broer, zwager; (meestal) geliefde, minnaar, minnares, bijzit. Middelnederlands boele, van bodel: beul. Zie (de) Beul(e). Boel, van de, Vandeboel. Naam uit het Middelnederlandse bule, het Limburgse boel: heuvel, hoogte? Vergelijk Duits Bhl. Boelaere, van. Plaatsnaam (Nerder, Over) Boelare in Petegem, Eeklo (Oost-Vlaanderen) en Lendelede (West-Vlaanderen). Boelaert, Boelaerd, Boelaers, Boelaerts, Boellaard, Boullard, Boulard, Boulaert, Boulart: 1. Bijnaam. Afleiding van Middelnederlands werkwoord boelen: boeleren. Spotnaam voor een boeleerder, (overspelige) minnaar. Zie ook (de) Boel. 2. Eventueel = Boulard. 3. Soms variant van Bollaert. Boelanders, Bouland, Boulanders, Boulant, Boulan, Boulent, Bohland, Boland, Bhland, Bulland. Naam uit de plaatsnaam Bolland (Luik), Bolande in Reinfeld en in Scharbeuts (Sleeswijk-Holstein), Bolanden (Rijnland-Pfalz en Baden-Wurtemberg), Bolland bij Achim (Nedersaksen) of bij Wismar (Brandenburg). Boelen, Boelens, van, Boels, Beuls, Boeles, Boele, Boils, Bools, Bollen, Bolen, Bolens, Boelema, Boelma, Boelsma, Boelen, Boele, Boels, Bulens, Boelsen, Boelings, Boeltjes, Boeltjens, Boelken: Vaders-, of moedersnaam. 1. Germaanse Bodilo/Bodila, van de voornaam Bodo, Friese voornaam Boeles. 2. Germaanse voornaam Bolo, etymologisch hetzelfde als Boel (betekenis 1) ‘minnaar’Duits Buhle ‘minnaar, minnares’. Zie ook (de) Boel, waarvan Boel(en) eveneens een afleiding kan zijn. 3. Boelens en Bollens werden verward. Boelhouwer: waarschijnlijk van Duits Bullauer, plaatsnaam Bullau. Vermoedelijk is het een volksetymologische re-interpretatie van Duitse Bullauer, van de plaatsnaam Bullau (Hessen). Boelman, Boelmans, Boilmans, Booleman, Bolleman, Beulemans, Buelman: 1. Afleiding van Middelnederlands boel: broer, zwager, geliefde, minnaar, minnares, bijzit. Vergelijk Boels. 2. Afleiding van Middelnederlands bodel: beul, gerechtsdienaar. 3. Vadersnaam. Zie Boelen(s). Boeljes, Boeltjes: Verkleinvorm van Boel. Boelpaep, Boelpaepe, (de) Boulpaep, Boulpijp, Boulpyp, (de) Bulpaep. Bijnaam voor een pape, priester die boelt, boeleert: een rokkenjager dus. Ten tijde van het ontstaan van familienamen was het celibaat niet echt verplicht. Boendale, van. Plaatsnaam Boendaal in Elsene. Boender, Boenders, Bonder: 1: Middelnederlands bo(e)nder ‘Bunder (landmaat)’ zie Bunder. Beroepsbijnaam van de landmeter. 2. Afleiding van werkwoord boenen ‘Schuren, boenen’. 3. In Drenthe is Bonder een afleiding van Bon(de), de dialectische vorm van de Duitse plaatsnaam Bunde (Nedersaksen). Boendermaker: Beroepsnaam. Een bundermaker heeft niet veel zin. Misschien ‘Bundelmaker’E Bonne: Spelling voor dialectische uitspraak met scherp lange o van Boone. Boerboom, Boereboom, Borinboim, Buerbaum: Boom waaronder de buurt, de buur(t)schap samenkomt. Duits Burbaum. Boer, de(n) Boer, Boere, Boeren, Boeree, Buhre, Derboer, Boers, Boersen, Boertien, Boertje, Boering, Bours, Bour, Bource, Bors, Boor, Bor: 1. Beroepsnaam van de boer, landbouwer, landman. Nederduits Buhr, Duits Bauer, Engels Boor. Vergelijk Geboers, Nederduitse familienaam Niebuhr. 2. Vadersnaam op basis van de voornaam Boer(e). 3. De naamsvorm Boer ofwel door accentverschuiving uit Boere, ofwel ontstaan uit Bourey/Bouree, een vadersnaam op basis van een franstalige vorm van de Germaanse persoonsnaam Baldred. Boer, van den, vander Boeren: 1. Limburgse familienaam. Oostelijke variant van Middelnederlands Buur ‘Huis, hok, schuur’. 2. Variant van Van den Borre. Zie bij Born. Boeraeve, Boerave, Boerhaave, Boerhave, Boeraive. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam balt-hrabn; stoutmoedig-raaf. De vorm Boerave, van Bouderave door d-syncope; vergelijk West-Vlaams schoere, van schouder. Boerboom, Boereboom, Borinbom, Buerbaum. Familienaam naar de woonplaats bij de Duitse Burbaum: boom waaronder de buurt samenkomt. Boeren, Boerens, Buren, Burens, Boeres, Borence. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boro (= van Burchart). Boerendans: Plaatsnaam,1725 Olden Boerendans, bij Bathmen Overijssel. Dans betekent hier ‘Dorsvloer, dorsveld’aangezien vroeger met de voeten gedorst werd. Boerkamp, Boerenkamp, Boerkamps. Adresnaam. Plaatsnaam, 1501 Boercamp in Weerselo (Overijssel), Buirkamp in Colmschate (Deventer, Overijssel), Burkamp in Lbbecke. Vergelijk Kamp, van de, der. Boerewaart, Boerewaard, Boerenweirt, Boereweirt. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam br-ward; woning-bewaarder’. 2. Veeleer reinterpretatie van de Picardische plaatsnaam Beaureward, dat is Frans Bauregard: mooi uitzicht. Zie ook Bierwart. Boerjan, Bourjan, Borjans, Bourian, Boriane, Borianne, Borrianne, Burian, Boran, Borean: 1. Bijnaam Boerjan. Vergelijk Duits Bauerhans, Baurian, Bauerjahn, Burhenne. 2. Soms eventueel uit de plaatsnaam Bouriannes (Cantal). Boerlijst: Onduidelijk. Misschien verhaspeling van Bourlet, van Frans bourrelet ‘gevuld kussen’. Beroepsbijnaam van de tuig- en zadelmaker. Boerma, Boerman, Boermans, Boerema, Burema, Buursma, Buirsma, Buursema, Buirsema, Buiring, Boersema, Boersma, Boerman, Bourmann, Bourmanne, Bourmans, Boormans, mogelijk ook Burema, Buurma, Buirema en Buirma: Middelnederlands boerman ‘boer’. Vergelijk Nederduits Bu(h)rmann. Boerop, Boerhoop: Nedersaksische plaatsnaam met dorp/drop als tweede element, vergelijk Nierop, van Niedorp. Misschien Bottrop (Noordrijn-Westfalen) of Bottorf (Nedersaksen). Boersma: Friese afleiding van plaatsnaam Boer in Franekeradeel (Friesland). Boerrigter, Baurichter, Burrichter, Boermeester. Een boerrichter of buurrichter is in Overijssel een vertegenwoordiger van het markebestuur in een buurschap. Indirect duidt de familienaam op bewoning van een erve genaamd Boerrigter, aantoonbaar bij een familie Boerrigter die van het erve Boerrigter, voorheen Assink, te Getelo, boven Mander (Tubbergen), afkomstig is. Verder treft men de boerderijnaam onder andere aan bij De Lutte (Losser) en bij Tusveld (Borne). Boerssen, Boeren, Boers, vadersnaam, Boers zoon. Indien b. v. in dezelfde plaats twee mannen wonen, die beiden Jan De Boer heten, maar de een is een zoon van Willem De Boer, en de vader van den anderen heette Hendrik—dan noemt de eerste zich Jan Willemsz. De Boer, en de andere Jan Hendriksz. De Boer, of Jan De Boer Willemsz. en Jan De Boer Hendriksz., voluit: Jan Willems-zoon De Boer en Jan De Boer Hendriks-zoon. Al gauw was het Jan Willemsz en Jan Hendriksz. Boes, Boese, Boesen, Boessen, Boesten, Bos, Bous, Bouss, Bousse, Boussen, Boosten, Boessens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Boso. Boes, de: (de) Bos: 1. Zie De Boose. 2. Aanpassing van Debois. 3. Variant van De Baes. 4. Boes is Vlaamse aanpassing van Bouche. Boeschepe, van. Plaatsnaam, Frans-Vlaanderen. Boeseghem, van. Plaatsnaam Boezegem, Frans-Vlaanderen. Boseken: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam Boso, zie Boes. Boesewinkel: Plaatsnaam. 1381 dat huys to Bosewinkele, Goor, Overijssel. Boesinghe, van. Plaatsnaam Boezinge, West-Vlaanderen. Boesman, Boesmans, Bousmans, Bousman, Bousmanne: 1. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. Zie Boes. Vergelijk Buisman. 2. Zie Boschman(s). Boesschoten, van, Busschot, Busschots, Busschodts, Bisschot: Plaatsnaam Boeschoten in Barneveld (Gelderland) Boeschote in Daknam (Oost-Vlaanderen) of Booischot in Heist o/d Berg (Antwerpen). Boessenkool. Bijnaam Kabuiskool; vergelijk Duits Surkol (zuurkool), Rokol. Boes, van kabs is de Saksische vorm voor kabuis. Boesveld, Boesveldt, Boesfeld, Boosveld. Adresnaam. Plaatsnaam bij Brummen, van boos veld? Boeteman, Boetman, Boetmans: Afleiding van Middelnederlandse werkwoord boeten: beteren, repareren; schadeloos stellen; als boete verbeuren, verliezen. Beroepsnaam voor iemand die netten boet? Of bijnaam van een boeteling? Boeten, Boetens. 1. Spellingvariant van Bouten(s). 2. Zie Booten. Boeters: Boeter is een afleiding van het Middelnederlands werkwoord Boeten ‘Beteren, repareren, schadeloos stellen’. Maar vermoedelijk is het een spelling van Bouters, de Germaans mansnaam balth-harja ‘moedig-leger’. Vergelijk Boeting. Boetes: Vadersnaam. Spelling voor Bouts of Boets, van de Germaans mansnaam Bodo. Boeting: Spelling voor Bouting, afleiding van een Germaans boud-naam. Vergelijk Boeters. Boets, Boedts, Boet, Boete, Bot, Bote, Boots, Boot, Boodts, Bootz, Bods, Bots: 1.Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bodo. Maar in veel gevallen ook var. van Bouts 2. Familienaam uit het Middelnederlandse boete: ton. Bijnaam of beroepsbijnaam. 3. Het Middelnederlandse boete betekent ook grove schoen. Bijnaam of beroepsbijnaam. 4. Het Middelnederlandse butse, botse betekent buil, besmettelijke ziekte: bijnaam. Boets, de, Bots, Bods, Budts, Buts, Buedts, Bueds, Buets: De ts van Picardisch ch in bo(u)che: pestbuil, besmettelijke ziekte, buil, wonde. Middelnederlands butse, botse. Vergelijk Buyle. Boetskens, Boetzkes: Moedersnaam. Limburgs afleiding van Bte, Beatrijs. Boeve, (de), Boef, (den) Boef, Boeft, Bouff, Bouve, den Boef, Bove, Beauve, Buve, Buvens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bovo, etymologisch hetzelfde woord als Duitse Bube, Nederlands boef. De vadersnaam kon achteraf als bijnaam opgevat worden, namelijk als Middelnederlands zelfstandig naamwoord boef, boeve ‘knaap, knecht, boef’vandaar het lidwoord. Boever, Boevere, de, de Boevre, de Boeure, de Bouver, de Bouvere, de Bouvre, de Bouver: Beroepsnaam van de paardenknecht, oorspronkelijk de koewachter; vergelijk Frans Bovier, Bouvier. Boevinger. Plaatsnaam Bvingen in Much, Duitsland. Boeijan: Vermoedelijk door assimilatie uit Boerjan. Boeijkens, Boeykens, Boeyckens, Boykens: 1. Verkleinvorm van Boei, Boy, Bode (zie op dat woord). 2. Of vadersnaam. Van Boidekin, verkleinvorm van Boudewijn. Boeynants, van den, van den Boyenas, Boeynaems, Boeynams, Boenants, Boonants, Boonans, Bonas, Boeyenas. Naam uit de plaatsnaam Bodenhals in Mechelen. Boezeman: Zoals Boesman, afgeleid van de Germaanse naam Boso. Boffe, Boff, Bof, Boff, Poffe, Poff, Boffen, Buffe, Beuffe: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bovo, met hypocoristische verscherping v/f. Zie ook Boffin(g). Of bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Bodefrid: Boffo. Zie ook Bouffet. Boffenrath. Plaatsnaam in Homburg. Boffin, Boffing, Buffin: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bovo (zie Boffe) of van de Germaanse voornaam Boffo, Buffo, bakervorm van bijvoorbeeld Bodefrid. Bogaard, (van den), (van den) Boogaar, van den Boogard, Boogaardt, Bogardt, Bogaart, Boogaerde, Boogaert, Bogaerd, Bogaarts, Bogaartz, Bogert, Bogers, van Bogget, van den Bogaard, Bogaart, Bogaert, Bogaerde, van Bogaert, van den Boogaard, Bogaardt, Bogaart, Bogert, Boogaart, Bogaarts, Bogaart, Bogaert, Board, Bogerd, Boogert, van den Boomgaard, Bongarth, Vandenbogaerde, Boomgaard, Boomgaerden, Boomgaerts, Bomgaert, Bomgaars, Bomgard, Bomgartz, Boongaert, Boongaards, Boongaerts, Boongart, Boongaers, Boongartz, Boongers, Bungart, Bungartz, Bungard, ungerd, Boegaert, Boegaertsɺ Erg verspreide plaatsnaam Boomgaard. Dit kan dus verband houden met woonplaats, eigendom of zelfs met het beroep. Bogen, Boegen: Beroepsnaam van de boogmaker of boogschutter. Vergelijk Boog. Boggende, de(n), Boggende, van bokkende, boekende, bokkede, boekede, volkstalige varianten van boekweit. Beroepsbijnaam. Vandaar de varianten van de familienaam: Boggendekoeck, Boggendebouck, Boeckweijtekoeck, Boeckenekoeck. Vergelijk Duitse familienaam Bokweit. Bogget, van: Uit van Bogaard of uit van Bocholt. Boghe. 1. Beroepsnaam van de boogschutter of de boogmaker. Vergelijk Boog(h)mans, Boog. 2. Bijnaam, van Elleboog. Bogte: Wellicht uit Bogget. Bogo. Als het niet om een vreemde familienaam gaat, dan wellicht variant van Bigo, met voortonige klinkerversterking. Bohemen, van. Bhm. Afkomstig uit Bohemen, Tsjechie. Bohain, Bohin, Bohyn, Bohijn, Bohen, Bouhain, Behein, Behin: Plaatsnaam Bohain (Aisne). Bohant, Bohen, Bouhend, Behan, Behen: Plaatsnaam Bohan (Namen). 1226 lueta domina de Bouhang. Boheme, Bohem, Bohems: Bohme, Franse naam van het Tsjechische Bohemen. Bohen, Behen: Verschrijving voor Bohain of Bohant. Bohet, Bohez, Bohe, Bohee, Bohets, Bouhez, Bouh, Behets, Behits, Debehets. Afleiding familienaam van het Luiks-Waals boh= bos. Dit gaat terug op het Oudfranse bosquet: bosje. Zoiets als Van den Bos dus. De familienaam is over Berg (Limburg) naar Brabant getrokken. Boheur. Plaatsnaam Boheux in Stavelot (Verviers), afleiding (Latijn -etum) van Luiks-Waals boh: bos. Vergelijk Bohet. Bhl, Bhle, Bohl, Bohle, Bohlen, Bhlen, Bhling, Bool: Duits Bohle. 1. Bijnaam, Middennoordduits bl ‘Broer, verwante, geliefde’. 2.Vadersnaam. Nederduitse korte vorm van de voornaam Baldwin. Bohij: Waalse familienaam Bohy, ook Bouxhy, Boxy, waarin de xh-spelling een h weergeeft. Waals bouhy is afgeleid van Latijnse boscus ‘Struik’. Bohn, Bohn, Bohn, Bohnen, Bohnes, Bhne, Bhnen, Boehne, Bhnke, Boehnke: Duitse equivalent van Nederlands Boon, Boone(n). Bohnefeld. Duitse plaatsnaam; bonenveld. Bohner, Bhner: 1. Duitse beroepsnaam van de bonenplanter, -handelaar. 2. Vadersnaam= Bohnert; vergelijk Bonaert. Bhning. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bohn. Zie Boonen. Bohrer, Bhrer, Bohrmann: Beroepsnaam van de boorder. Boigelot, Boisgelot. Plaatsnaam Boisgelot in Maillen (Namen). Boidin, Boiten, Boijdens: Vleivorm van de Germaans naam Boudewijn, waarbij de gepalataliseerde l van bold- in een i overgegaan is. Boignet. 1. Zie Beugniet. 2. Oudfrans boignet: sikkel. Beroepsnaam. Boisier, Boissier, Bosier, Bosiers, Bouzier, Bossier, Bossiers, Bossy, Bossi. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse bois(s)ier: houtbewerker. 2. Bijnaam van een bedrieger (Oudfranse boisier). Boileau, Boislve, Boisleux, Boileux: Boit lեau. Bijnaam voor de waterdrinker of onthouder. Vergelijk Engels Drinkwater, Duits Trinkwasser. Boillot, Boillod. 1. Afleiding van boille, van Latijn botulus: buik. Bijnaam voor iemand met dikke buik. 2. Variant van Bouillot. Boin, Boyne, Boinet, Boinon: 1. Vadersnaam van Bodin en afleidingen. 2. Picardisch boin = bon; vergelijk Boinerbe, Boins jours, Boins tans, Boins voisins. Boinnard, Boisnard, Boisart: 1. Afleiding van Boin uit Bodin(us). 2. Of variant van Bonnard (vergelijk Boin 2.). Boinville. Plaatsnaam. (Eure-et-Loir, Seine-et-Oise, Meuse). Boirs, Boirts. Plaatsnaam Boirs, Luik, Nederlands Beurs, Waals Bwer. Boire, Boiret, Boiron, Boireau, Boireaux: 1. Noordfranse plaatsnaam Boire: drinkplaats, wed. 2. Zuidfranse boire: buizerd; stommeling, stompzinnig mens. Boirie. Plaatsnaam Boiry, 4 maal in Pas-de-Calais. Bois. Franse plaatsnaam Bois; bos. Zie Dubois. Boissacq, Boisacq. Plaatsnaam Boissac (Hte-Vienne). Boisard, Boissard, Boissart, Boisart, Boizard, Besard, Besa), Beuzard, Beuzart: 1. Beroepsnaam. Oudfrans boisart (van bois): boswachter, vorster. 2. Oudfrans boisart: bedrieger. Bijnaam. Vergelijk Boisier. Boisier, Boissier, Bosier, Bosiers, Bouzier, Bossiers, Bossier, Bossy, Bossi: 1. Beroepsnaam. Oudfrans bois(s)ier: houtbewerker. 2- Bijnam voor een bedrieger. Van Oudfrans boisier. Boisschot. Plaastnaam Booischot (Antwerpen). Zie ook Van Boesschoten. Boisselier. Afleiding van Oudfrans boistel, bocel, boisiel, Frans boisseau: korenmaat. Beroepsnaam van de korenmeter. Vergelijk Boistel. Boistel, Boistelle, Boisteaux, Boistay, Boiteaux, Boiteau, Boittiaux, Boitiaux, Boitelle, Boitel, Boissel, Boissaux, Boisseau, Bosseaux, Bosseau, Bossaux, Bossauw, Bossouw: Oudfrans boistel, bocel, Frans boisseau: korenmaat. Vergelijk Bosteels. Beroepsnaam van de korenmeter. Boite, Boitte, Boiten. 1. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Boudewijn. 2. Of uit het Franse boite: kistje (marskramerskistje). Boitelle: Uit Boistelle. Oudfrans boistel, Frans boisseau ‘korenmaat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter. Boitieux, Boiteux. Bijnaam. Frans boiteux: mank, kreupel, hinkend. Boite, Boitte, Boiten: Vadersnaam. Variant van Boide, korte vorm van de voornaam Boudewijn. Boitout. Vadersnaam. Boitoul, variant van Boudoul. Vergelijk Botulfus. Boivin, Bolvin, Boulvain, Boulvin. Bijnaam uit Ңoit-le-vinӺ wijndrinker. Bok, (de (n); de Bock, de Bouck, de Bouk, Deboucq, de Nocq, (de) Buck, de Buc, de Bucq, de Bucke, Buc, Bucx, Buks, Boks, Bochs (de) Bokx, Box, Bock, Bockx, Boex, Boeckx, Boux, de Boks, de Boeks, de Bokx, (de) Buck, de Boeck: 1 Bijnaam naar de dierennaam, de bok, dialectisch buk. 2. Vadersnaam uit de oorspronkelijk Germaanse voornaam Bucco, Bocco: knuffelvorm van een burg-naam. 3. Beroepsnaam voor de slager. Bokelaar, Bookelaar, Beukelaar: Middelnederlands bokelare, buekelareԍ beukelaar, schild met een bokel of knop’. Het kan dus een beroepsbijnaam zijn voor de maker van beukelaren. Maar een beroepsnaam voor de maker van beukels of gespen is waarschijnlijker Boker, Becker: Duitse familienaam, samengetrokken uit Bodecker, Bedeker, Duits Buttcher. Beroepsnaam van de kuiper. Bokhoven, van, van Bockhoven, van Bochove, Bucquove, Verboeckhoven, Verboekhoven. Familienaam uit de plaatsnaam Boekhoef in Tielt (West-Vlaanderen), Bokhoven (Noord-Brabant) of Boekhof in Komen (Henegouwen). Bokken, Bocken, Bockens, Boeken, Boeckens, Bucken, Buckens, Beuken, Beukens, Beuk, Beuke, Beukes), Beuckx, Beucken, Beuckens, Beukenne, Bueken, Buekens, Bueckens, Buckens, Buken, Bukens, Buck, Bucken, Bck, Bcken, Buckinx. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bucco, Bocco, een knuffelvorm van een burg-naam. Bokkers: Afleiding van bokker van oostelijk Middelnederlands bodeker ‘kuiper’. Vergelijk Bker. Bokkum, van, Verbokkum, van Bokkem: Plaatsnaam Bokum (Friesland, Groningen) en in Ten Bokum, Denekamp, Overijssel. Eventueel Bochum (Noordrijn-Westfalen). Boksenbaum, Boksenbojm: Duits Buchsbaum : buksboom, bosboom. Vergelijk Bosboom, Buchsbaum. Bokstel, van, van Bostel, (van) Boxtel, Boxsel: Plaatsnaam Boxtel (Noord-Brabant). Bol, Bolle, Bollen, Bols: 1. Middelnederlands bolle ‘bol, bollebrood; ronde bal, hoofd’. De naam kan dus een beroepsbijnaam zijn voor een bakker, een bijnaam voor een balspeler of voor iemand met een rond hoofd. Het kan ook een huisnaam zijn. 2. Vadersnaam. Zoals Bal 1, van Baldo of een balth-naam. Bolderdijk. Variant van Nederlandse familienaam Bilderdijk, met ronding i/o na b. Vergelijk plaatsnaam Bilderdam (Zuid-Holland). Bolderman: Afleiding van de Germaanse voornaam Bolder, Balder. Bolders, Bolder: Vadersnaam. Germaans naam baltha-harja ‘moedig –leger,’ dat is Balder, Bolder, Bouder. Plaatsnaam (Zichen-Zussen-) Bolder (Limburg). 2. Zie Balder. Boldingh: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse bald/bold-naam, zoals Boudewijn. Bolesma, Bolsma, Bolesmona, Bollinga, Bolling, Bollinck, Bollinckx, Bolma, Bols, Bolls, Bollen, Bolle, Bol, Bolsius, Engels Bollington; vadersnaam; mannen van Bole, Bolle, Boele of BulleBolhuis, van, Bulthuis, Bolland. Adresnaam. Borg in Groningen. Plaatsnaam Bolland met rivier van die naam in Belgische gemeente Herve. Bolier: Bijnaam. Oudfrans bolier ‘Bedrieger’. Bolinne, Bolline, Bolinne. Plaatsnaam Bolinne, Namen. Bolink, Bolk, Bolijn: Zoals Bollinckx afgeleid van een Germaans bald/bold-naam. Bolk, Bolcke: Plaatsnaam Bolk, Blok: omheind land. Vergelijk Bulcke, Bolckmans. Boll, Boell, Poil, Poil, Poell: Duitse familienaam met meerdere mogelijkheden. 1. Plaatsnaam Boll: ronde heuvel. 2. Plaatsnaam Poil: poel. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Boldwin. Bolkenbaas: Samenstelling met Middelnederlands bolc ‘Soort schelvis’. Wellicht beroepsnaam van een visser of vishandelaar. Bollaert, Bollaerts, Bollaert, Bollard, Bollars, Bollert, Bolaert, Bolaers, Bolars, Bolhaar. 1. Beroepsnaam van de gerechtsbode, gerechtsdienaar of beul. 2. Bijnaam voor een opschepper, een windbuil. 3. Afleiding van Bolle. Zie daar. 4. Vadersnaam uit Boudewijn. Bolle: Vernederlandste spelling van de Franse naam Bollet, Boulet, verkleinvorm van Frans boule ‘Bal, bol’ook ‘Bolvormig brood’ vergelijk Bol. Bolleire. 1. Bijnaam uit het Franse boule: voor een balspeler. 2. Beroepsnaam van de gerechtsbode, beul. 3. Vadersnaam uit bol-hard. Bolle, Bolen, Bolens, Bol, Bols, de Bol, de Bolle, de Bollen. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse bolle: brood, bal, hoofd. Beroepsbijnaam van de bakker of bijnaam van een balspeler of voor iemand met een rond hoofd. 2. Kan ook ontstaan staan uit een huisnaam.3. Vadersnaam uit een bald-naam. Bollekens. Afleiding van Bolle, met zelfde betekenissen; ook huisnaam. Zie ook Bullekens. Bolleman, Bolman: Vadersnaam. Afleiding van een Germaans bold-naam? Of Boelman, afleiding van Middelnederlands boel’broer, zwager, geliefde, minnaar, minnares, bijzit’. Bollen, Bollens. 1. Verbogen vorm van Bolle. 2. Uit Bollin(s), vleivorm van Germaanse bald-naam. 3. Zie ook Balle(n). 4. Zie Boelen(s) Bollenberghe, Bollenberg, van Bolberghe: 1. Plaatsnaam Bollenberg; bolle berg, in Lubbeek (Vlaams-Brabant) en Borgloon (Limburg). 2. Zie Van Baelenberghe, Boulemberg. Bollendonk. Waarschijnlijk re-interpretatie (r/l-wisseling) van plaatsnaam Borndonk in Paal (Limburg) en Beringen (Limburg). Bollinck, Bolling, Bollingh. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam (Bald-, Bol-). Zie Ballen, Bolen. 2. Eventueel variant van Ballinckx. Bollu, Bollue, Bollut, Bolue, Boulu: Plaatsnaam Berkenbos? Of afleiding van bol: klei(aarde). Bolluijt, Boluijt: Door assimilatie rl/ll uit Borluit, Middelnederlands Borluut. Middelnederlands borlen, burlen ‘Brullenՠ+ luut’Luid’. Bijnaam voor een lawaaimaker, schreeuwer. Bolmer, Bolmers: Vadersnaam. Germaans naam balth-mr ‘moedig-beroemd’. Baldemarus. Bomont. Plaatsnaam in Remilly (Ard.) en oude vorm van Beaumont-en-Beine, Bosmont (Aisne), Bourmont (Hte-Marne). Bologna, Bolognese, Bolognesi: Italiaanse plaatsnaam Bologna. Bologne: Frans vorm van Bologna. 2. Plaatsnaam in Habay-la-Neuve, Haillot (Namen). 1289 Henris de Boloigne, Namen. 3. Zie Boulogne. Bolomeij: Variant van Bolom, van Boulonnais, afkomstig van Boulogne-sur-Mer (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Nederlands Bonen. Bolsaie, Bolse, Bolsee, Bolsez, Bolzaie, Bolzee: Plaatsnaam Boise in Ans (Luik). Luik. Bolsenbroek. Ook familienaam Polse(n)broek. Wellicht plaatsnaam Polsbroek (Utrecht): 1155 Pulsebroch. Bolsens, Bolssens: Vadersnaam. Vleivorm op –sin, -sen van een Germaans bald-naam. Bolster, de. 1. Middelnederlands bolster: kaf. Vergelijk Caf. 2. Middelnederlands bolster: bulster, strozak. Vergelijk Duits Kaffsack. Bijnaam voor een karakterloos mens, zonder fut. Bolt, Bolte, Bolten, Boldt, Boltz, Bolz, Blting, Boltje, Boltjes. Vadersnaam, verkorte vorm en/of knuffelvorm van een bald-naam. Bolus, Bolhuis, van Boles: Plaatsnaam Bolhuis in Schaffen (Vlaams-Brabant). Bom (de): Middelnederlands bomme ‘Vat, ton’. Beroepsbijnaam van de kuiper of bijnaam naar een fysieke eigenschap. Bomal, Bomhals, Baumal, Boumal, Bemal, Bmol: Plaatsnaam Bomal (Waals-Brabant) en in Namen. Boman, Bomans, Boeman, Boemans, Boomans, Boymans, Boymann, Boiman, Boeymans. 1. Uit ‘Bodemanՠ(komt uit bode) : beroepsnaam. 2. Variant van Bouman (zie daar). Bombart, Bombaert, Bombaerts, Bombaers, Bomba: Midden Frans bombarde, Middelnederlands bombaerde: werptuig, slingertuig, soort kanon. Beroepsnaam. Bombay, Bombaye, Bombey. Naam uit de Luikse plaatsnaam Bombaye (Bombeek, Bolbeek in het Nederlands). Bombeke, Bombeeck, Bombeek, Bombeeke, Bombeck, Bombecke, Boembecke, Boembeke. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Boembeke, Volkegem, Michelbeke (Oost-Vlaanderen). 2. Uit de plaats Bolbeek, Bolbeeck (Bombaye in het Frans) (Luik). 3. Variant van Bambeke. Zie daar. Bombelijn, Bommeleijn, Bommelijn, Bomelijn: Met epenthetische nasaal m, van Bobelijn, Oudfrans Bobelin ‘Dom, simpel, verwaand, hoogmoedig’. Bommelijn door assimilatie mb van m. Bomberghen, van, Bomberg: 1. Plaatsnaam Bamberg (Beieren). Vergelijk Bambergen. 2. Plaatsnaam Boomberg, bijvoorbeeld in Merksplas (Antwerpen). Bomberna, Bomberen: Frans Bon Bernard: goede Bernhard. Vergelijk Boncolas, Bondrieux: goede Andras, Bonestve, Bonjean. Bombl, Bombled, Bomblet, Bombez, Bonbled, Bonblet: 1. Franse beroepsnaam Bon bl: goed koren. Vergelijk Bongrain, Duits Gutkorn. 2. Variant van familienaam Bob(e)let, met zelfde betekenis als Bobelin. Zoals Bombelijn met epenthetische nasaal. Bomboir, Bomboire,, Bombo, Bomboi. Plaatsnaam, Bombois in Ebly: banbois, dat is banbos. Vergelijk Bambust. Bomer, Boomer: Afleiding van Middelnederlands bomen. Beroepsnaam van de slagboomwachter of van de man die opboomt, die de ketting op de kettingboom windt, die garen op de weversboom brengt. Bomeree, Bomer, Bommere, Bomere, Bommer, Bommerez, (de) Bommarez. Naam uit de plaatsnaam Bomere in Montigny-le-Tilleul (Henegouwen). Bommel (van). Familienaam uit de plaatsnaam Bommel (Zuid-Holland), Maasbommel of Zaltbommel (Gelderland). Bmer, Bmers: Variant van Duits Bhme, met –er-uitgang, zoals in Nederlands Bohemer. Bomersomme, Bomerson: Plaatsnaam Bommershoven (Limburg). Bomert. Zoals Duits Baumert. 1. Boomgaard, vergelijk Bonaertz. 2. Variant van Boomer. Bomhof, Bomhoff. Adresnaam. Plaats in Hengevelde. Bommel, van: Plaatsnaam Bommel, Maasbommel of Zaltbommel (Gelderland, Zuid-Holland). Bommelaer, Bommelaere. Afkomstig van Bommel. Bommel, Bommele, Bommelj: Door assimilatie mb van mm (vergelijk Bommelijn) uit Bombl. Beroepsbijnaam Frans bon bl ‘goed koren’. Vergelijk familienaam Bongrain, Duits Gutkorn. Bommenee: Plaatsnaam Bommenede op Schouwen (Zeeland). Bomon, Bomont, Bornons: 1. Spelling voor Beaumont. 2. Variant van Boumont. Bompar, Bompard. Variant van Bonpar, Latijn bonus par; goede gezel. Bompas. Plaatsnaam (Arige, Pyr.-Or.). Bon, (vanden), van (de) Bon, van den Bon, van den Bonne. Familienaam uit de de plaatsnaam Bon/Ban rechtsgebied, beschermd gebied, beschermde plaats. Er zijn plaatsen als Ban(m)beke, Ban(m)brugge. Zie ook Boom (sommige zijn wellicht hieruit afgeleid). Of van Frans, Lebon ‘De goede’. Bonier, Bonnier, Bonni, Bonnie, Bonny, Bony, Bonnij, Bouny, Bonj: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de voornaam Bonarius. Zie Bonnaerens. 2. Oudfrans bonier, van Latijn bonarium: bunder (landmaat). Vergelijk Van den Bunder. Bonabot. Frans familienaam Bonabeau, van Bon Abel; goede Abel. Bonaert, Bonaerts, Bonaers, Boonaard, Boonaerts, Boonaert, Bona, Bonar, Bonnard, Bonnast, Bonnert. 1. Vadersnaam uit het Latijnse bonus (goed) en het Germaanse hard (sterk). 2.Via ‘Boongaardՠsoms ook een variant van Bogart (zie daar). Bonamie, Bonami, Bonamis, Bonamy, Bonnamie, Bounaimi: Bijnaam. Frans bon ami ‘goede vriend’. Vergelijk familienaam Goedvriend, Gutfreund. Bonald, Bonnal: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bonaldus. Bonami, Bonamis, Bonamy, Bonamie, Bonnami, Bounaimi: Frans bon ami: goede vriend. Vergelijk Goedvriend(t). Bonardel, Bonnardeaux. Afleiding van Bonard. Bonaugure. Bijnaam uit het Franse bon + augure: goed voorteken. Bijnaam voor iemand die deze naam om n of andere reden verdiende. Bonaventure, Bonnaventure: Oudfrans bonaventure, bonne aventure: gelukkige geburtenis. Vergelijk Goetgeluck. Bonchoux. Plaatsnaam Bonijoux, Waals bonchou in Boneffe. Boncourt, Boncourre: 1. Plaatsnaam Boncourt (Aisne, Eure, Meuse, Eure-et-Loir, Meurthe-et-Mos.). 2. Variant van Beaucourt, met epenthetische nasaal. Bondele, Bondel: 1. Middelnederlands bondel: bundel, bos. Beroepsnaam, wellicht voor de houthakker. 2. Zie Baudet. Bondroit, Brondoit: Bijnaam Bon droit: goed recht. Vergelijk Duits Gutrecht. Bondue, Bondu, Bondue, Bonduwe, Bonduelle, Bonduel, Bonduau, Bondueaux, Bondeweel, Bondewel, Bonduwel, Bonduwelle, Bantuelle, Boudeweel: Oudfrans bondu, van bonde: bol, bal, stop (van een vat). Bijnaam voor een dik, kort, lijvig persoon. Bondewel, Bonnewel: Variant van de familienaam Bonduwel, Bonduel, verkleinvorm van Oudfrans bijvoeglijk naamwoord, bondu, van bonde ‘Bol, bal, stop (van een vat)’. Bijnaam voor een kort, dik, lijvig persoon. Bonef, Bonif: Plaatsnaam Boneffe (Namen). Bonebakker: Ongetwijfeld een volks etymologische verhaspeling van Boonacker, of van Duits Bohnenberger. Bonehill. Plaatsnaam in Stafford, Engeland. Bonenfant, Bonnenfant: Bijnaam. Franse equivalent van Goekint. Boneschansker: Afkomstig van Booneschans (Groningen). Bonet, Bon, Bonnet, Bontgens, Bontjes, Bonn, Bonnez, Bonnes, Bonnett, Boonnet, Boonet, Debonnet, Debonn, Debonnez, Dubonnet, Desbonnets, Desbonnet, Desbonnez: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse voornaam Bono, Bona. Zie Boonen. 2. Romaanse afleiding op -onet van een berht-naam, bijvoorbeeld van Libonet, Lambonet. Bonfils: Bon fils: goede zoon, goed kind. Vergelijk Bonenfant. Bonfond, Bonnefond, Bonnefont, Bonafont, Bonafons: Plaatsnaam Bonfond in Jupille (Luik). Font: bron, fontein. Wellicht van Beaufont: mooie bron; vergelijk Bellefond, Bellefontaine, Duits Schnborn, Schnbrunn. Voor de epenthetische n, vergelijk Bonkain, Bonnejonne. Bonfrre. Frans Bon frre: goede broer. Of variant van Beaufrre, met epenthetische n. Bongaars, Bongers, Bongaerts, Bongaarts, Bongard, Bongartz: Afleiding van Boomgaard, met variant Boongaard. Bongenaar: Middelnederlands bongenaer ‘Trommelaar’. Bongiovanni. Italiaanse bijnaam; goede Jan. Vergelijk Bonjean. Bongrain. Franse beroepsnaam Bon grain; goed graan. Bonheure, Bonheur, Bonneure, Bounhoure, Bonhoure, Bonnaure, Bonneu, Bonneux, Bonnu, Bonu, Bizeuz, Beneu, Beneux, Bonn: Frans bonheur ‘geluk’van bon ‘goedՠ+ heur’lot, kans, geluk’. Oudfrans van Latijnse augurium. Bonheur(e) is synoniem met Bonaugure, Goedgeluk, Gutglck. Bijnaam. Bonhof: Plaatsnaam Bonhof (Noordrijn-Westfalen, Beieren) of Bonnhof (Beieren). Afkomstig van Bonhof is Dietrich Bonhoeffer, de Duitse theoloog. Bonhomme, de Bonhome, Bonnehomme, Bonomme, Bonhemme, Bonemme, Boneme, Boinem: Bijnaam Frans Bon homme: goede man, goed mens. Vergelijk Goemans. Boniface, Bonifacio, Bonifazia, Bonifaz, Bonniface, Bonifas, Boonefaes, Bonefaes, Benofas, Bonefaas, Boonevaas: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Bonifatius. Faasse van Faas, van Bonifatius met de geslachten Fasinga, Fazinge en Faasma, en als Faassen, Vaassen, Fasen, Vaesen, Faesen, Fase en zelfs Vase.. Bonin, Boning, Bonnin, Bonnyns, Bonnijns, Boningue, Bonningue, Bonningre, Boontje, Boning (in Engeland), Boninga (in Groningerland), Bning (in Duitsland), Boonsma (in Friesland), met Boontjes in verkleinvorm, zijn van de oud Germaanse vorm Bono, Bone afgeleid. En evenzo de plaatsnamen Boninghall, in Salopshire, Engelland; Boningue, zoals een dorp heet in Artesie (Frankrijk); Boneburg, een gehucht bij Greetsyl in Oost-Friesland. Bning, Bonink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bono. Boninghe, Boninge, van de, Boningue, (de) Bonningue, Bonningues, Bonningre: Plaatsnaam Bonningues-ls-Ardres of Bonningues-lez-Calais (Pas-de-Calais). Bonivert, Boniver, Boniverd, Bonivers, Bonhivert, Bonhiver, Bonhiver, Bonhyver, Bonnivert, Bonnivers, Bonniver, Bonnivair, Bonnevier: Vadersnaam Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bonibert, Bonivertus. Bonjean, Bonnejonne: Bonjean: Goede Jan. Soms van Beaujean (variant Beljonne), vergelijk Bonkain. Bonjour, Bongiorno: Frans, respectievelijk Italiaans groetformule: goedendag. Bijnaam voor een vriendelijk mens. Vergelijk Duits Gutenmorgen, Gutentag, Eengels Good(en)day. Bonkain. Picardisch Beaukain: mooie hond, met n-epenthesis (vergelijk Moncar, Monbaliu). Bijnaam. Vergelijk familienaam Boquien. Bonlarron, Bonlaron. Bijnaam, goede moordenaar? Of renterpretatie? Bonmariage. Bijnaam voor iemand die in de echt gelukkig is. Bonnaerens, Bonnarens, Bonnarens. Anthrop. Germaans Bonarius, Boneris. Bonnameaux, Bonnameaux, Bonameau, Bounameaux, Bounameau: Afleiding van Waals bouname: Frans bonhomme. De familienaam Bonave komt voor in Cantal. Plaatsnaam Bonnaves in Saint-Projet-de-Salers (Cantal) Bounameau Bergen. Bonne, Bonnes, Bons: 1. Middelnederlands bonne ‘Stop op een vat, deuvel’. Beroepsbijnaam voor de brouwer, tonnelier, 2. Vaders-, moedersnaam uit oude voornaam Bono/Bona. Bonnecandeille. Picardisch Bonne candelle; goede kaars. Beroepsnaam. Bonnechre, Bonchre, Bonecher, Boncher, Boncire, Bonnesire, Bonsire, Bonsire: Oudfrans bonne chire: goed gezicht, gelaat, figuur; goed onthaal. Bijnaam voor een vriendelijk, goed geluimd persoon. Bonnecompagnie. Bijnaam voor een goede gezel, iemand die prettig is in het gezelschap. Bonnefous. Plaatsnaam Bonne Fous? Fous: uitholling, inzinking, kloof. Meer waarschijnlijk van Bonnefoy. Bonnefoy, Bonnefois, Bonifay, Bonnaff, Bonnafy, Bonaf, Bonafede, Bonafe: Bijnaam Bon + Oudfrans fei, foi: geloof, trouw, vertrouwen. Bijnaam voor iemand die te vertrouwen is of die goedgelovig is. Bonnel, Bonnelle, Bonneels, Bonneel, Banneel, Bonneaux, Bonneau, Bonneaud, Bonnaud, Bonnay: Afleiding van Frans bon: goed. Bonnelance. Bonne lance: goede speer, lans. Beroepsnaam van de wapensmid. Bonnema, Bonneman. 1. Aflleiding van plaatsnaam Bonn. 2. Of veeleer variant van Bohnemann; zie Boonman. Bonnema, Bonne, Bons, Bon, Boons, Bonsen, Bonn, Bonema, Bonninga. Friese adresnaam. Vadersnaam, van Bonne; gebieder, of van een persoon als Bonika; kleine strijder die kan doden. Bonnemayers. Duitse bijnaam Bohnenmeier; boer die bonen plant. Bonnemains. Bijnaam Bonne main: goede hand. Voor een handig man? Vergelijk Engels Goodhand. Bonnemaison. Plaatsnaam. Vergelijk Goedhuys. Bonnenge, Bonnenga. Waarschijnlijk verfranste vorm van Boninge of van Friese naam Bonne. Bonner. Afkomstig van Bonn. Bonnet: Vadersnaam. Romaanse verkleinvorm op –et van Germaanse voornaam Bono of verkleinvorm op –onet van een berht-naam, bijvoorbeeld Libonet, Lambonet. Bonneval, Bonnevalle, Bonnavaud: Plaatsnaam Bon(ne) Val(le): goed dal, goede vallei. Bonneval (Eure-et-Loir, Hte-Loire..), Bonnevaux (Loir-et-Cher..), Bonneveau (Loir-et-Cher). Bonnevie, Bonvie: Bijnaam voor een levenslustige. Vergelijk Goedleven, Blylevens. Bonneville. Plaatsnaam (Namen) en in Frankrijk (onder meer Somme). Bonnewijn, Bonnewyne, Bonnewyn, Bonneweyn, Bennewyn. Familienaam met onduidelijk afkomst. Mogelijk een variant van Bonnevie (bijnaam voor een levensgenieter). Bonnewit. Familienaam Bonewit. Combinatie van voornaam Bone en Witte. Bonninghausen: Plaatsnaam Bnninghausen (Noordrijn-Westfalen). Bonnier, Bonier, Bonni, Bonnie, Bonny, Bony, Bonnij, Bouny, Bonj. 1. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de voornaam Bonarius. 2. Naam uit het Oudfranse bonier (het Latijnse bonarium): landmaat bunder. Naar woonplaats. Bonno: Vernederlandste spelling van de Franse familienaam Bonneau, Bonnaud, van Bonnel, verkleinvorm van Frans bon’goed’. Bonny, Bonnink, Bonninga in Friesland, Bonning in Engeland, Borry en Bornia = Borringa in Friesland. Bonomo, Bonomi, Buonomo. Italiaanse bijnaam Uomo buona; goed mens. Bonpain. Bijnaam Bon pain; goed brood. Bonquet, Boncquet: Variant van Bocquet, met n-epenthesis. Bonroy, Bonrooy, Boonroy, Boorroy. Plaatsnaam, uit Oost-Brabant, uit Boonrode: gerooid bonenveld. Bonsacque. Beroepsnaam Bon sacquet: goed zakje, tasje. Bonsecour. Plaatsnaam Bon-Secours in Blaton (Henegouwen), Corbais (Waals-Brabant), Pruwelz (Henegouwen), Zittert-Lummen (Waals-Brabant). Bonsel, Bonsels. Duitse bijnaam Bnzel, Bonzel, Bonsel: geijkt wijnvat, afleiding van Bunze. Bijnaam voor een kleine dikkerd. Bonsema, Bonsma: Friese afleiding van plaatsnaam Bonsum, Bansum, gehucht bij Bierum, Bansema- heerd. (Groningen). Bonsen. Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Bone. Bonsir, Bonsire, Boncire, Bonnesire, Bonesire: 1. Bijnaam Bon Sire: goede heer. 2. Eventueel variant van Bon(ne)chre. Bont, van, van Bont, van Bondt, Verbond, Verbon, Verbunt: Plaatsnaam Bent, Bunt: bentgras, hard gras. Plaatsnaam Beunt bij Lier; Bunt in Aalter en Bellem (Oost-Vlaanderen). Bont, Bonte, de Bont, Bontje, de Bond, de Bondt: 1. Bijnaam naar de bonte, veelkleurige kleding. 2. Oorspronkelijk wellicht een vadersnaam. Zie Bonten(s). Bontenbal: Huisnaam? Bonten, Bontens, Boenten, Bunten, Bnten, Bontein, Bonteins, Bontinckx, Bontinck, Bonting, Bontingh, Bontijnck, Buntinck, Buntinckx, Buntincx, Buntinc, Bunting, 2. Bonte, Bont, Bond, de, de Bonte, de Bondt, de Bond. 1. Vadersnaam van de oude Germaanse voornaam Bont, Bonte, Bontko. Of uit de heiligennaam Bonitus. Die uit het Latijnse bonus: de goede. 2. Bijnaam naar veelkleurige bonte kleding. Ook mogelijk dezelfde vadersnaam als boven. Bontekoe. Bijnaam naar het uithangbord. In de 16de eeuw was Antonis W. Bontekoe zeepzieder in de Ԃonte Koeՠin Amsterdam. Bontemps, Bontems, Bontant: Bon temps: goede tijd, goed weer. Bijnaam voor iemand die vrolijk, levenslustig is. Vergelijk Engels Fairweather. Bontenakel. Plaatsnaam Beutenaken, Bontenaken, in Overijse en Asse (Vlaams-Brabant), oorspronkelijk eigendom van de heren van Montenaken (Limburg). Let op de wisseling van de bilabialen m/b. Bontenbal. Waalse verhaspeling? Vergelijk 1273 Jehan Bontebar. Bontet, Bont, Bontez: 1. Afleiding van Germaanse voornaam Bont; vergelijk Bonten(s). 2. Uit Bonnetet, van Bonet; vergelijk Frans Bonnetot. Bonthuys. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Bontius. Bontinck, Bontinckx, Bontingh, Bonting, Bontijnck, Buntinckx, Buntinck, Buntincx, Buntinx, Bunting: Vadersnaam. Afleiding van oude Germaanse voornaam Bont; zie Bonten(s). Bontius. 1. Latinisering van Bont. 2. Zie Bontjes. Bontjes, Bontyes, Bontgens, Bontgs, Bontius, Bontkes: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Bont. Vergelijk Bntgens. Zie Bonten(s), Bontinckx. Bontooge. Bijnaam voor iemand met zwakke ogen. Middelnederlands namelijk bont: zwak, schemerig. Misschien ook wel veelkleurig. Bontribert. Waals, verhaspeling van Bontridder. Bontridder (de), de Bonteridder, de Brontridder, Bondridder, Bondrider, Bontridert. Naam uit het Middelnederlandse bont: pelswerk. Bont was een teken van adellijke geboorte of ridderschap. Bijnaam voor een ridder die bont draagt als teken van zijn waardigheid. Bonus. Latinisering van De Goede, Lebon of Boone. Of spelling voor Bonu? Bonvalet, Bonvalot, Bonvarle, Bonvarlet, Bonvarl, Bonvarlez: 1. Bijnaam te vergelijken met Goedgebeur: goede kerel, goede vent. Vergelijk ook Vallet = Varlet en Beauvallet. 2. Bonvarlet kan trouwens een variant zijn van Beauvarlet, met n-epenthesis. Henricus Beauvarlet (Rijsel 1565) heet in zijn overlijdensacte (Veurne 1623) Bonverl; andere varianten zijn Bonvalet, Bonvarl. Bonvin. Bijnaam voor een drinker van goede wijn. Bonvoisin, de Bonvoisin: Bijnaam voor een goede buur. Vergelijk Goetgebeur. Boo, de: Zoals West-Vlaamse de Bo, door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de Bode. Beroepsnaam van de stadsbode, gezant. Boog, van der: Door assimilatie uit van der Borg. Boog, Booghs, Boogh, Boghe: Beroepsnaam van de boogmaker of boogschutter. Zie Boog(h)mans. Boogmans, Booghmans, Boogemans, Boghemans, Bogemans, Bgemann, Boghmans, Boochmans, Boeghemans, Boegemans, Buegman, Bochman, Bogman, Bogmans, Boogerman: Beroepsnaam van de bogenmaker of boogschutter. Booiman, Boymans, Boymann, Boeymans, Boiman : 1. Vadersnaam. Afleiding van Boid = Boudewijn. 2. Variant van Bomans. Boom, de, Booms, Boome: Bijnaam naar de grote, flinke gestalte. Of verkort uit van den Boom. Boom, van den/der, Verboom, Verboon, van (den), van den Boome, van den Boomen, van den Bum, van (der) Bom, Verbomme, van (der) Boon, van (de) Bon, van der Bonne, van der Bon: Plaatsnaam of huisnaam (de) Ten Boom of Boom op diverse plaatsen in Vlaanderen. Zie ook Bon. Boomaars, Boomaerts, Bomaes: Afleiding van Middelnederlands bo(o)men. Zie (de) Boomer. Ook beroepsnaam van de boomzager. Booman, Boomman: 1. Boman, van Bodeman, afleiding van de Bo(de). 2. Boomman, afleiding van den Boom. Boomer, de, Boomers, Bomers, Bommers, Bomere: 1. Beroepsnaam van de slagboomwachter, de man die de (sluit)boom open- en dichtdoet. Vergelijk Duits Bo(o)mer, Bumer; Baumer: die aan een slagboom woont, tolinner. 2. Beroepsnaam van de man die de ketting op de kettingboom windt, die opboomt; van Middelnederlands bo(o)men: garen op de weversboom brengen. Boomputte. De stamvader is de vondeling Petrus Boomputte (1712-86), die in Munte, tussen de wortels van een boom gevonden werd. Boomsluiter: Beroepsnaam van de bediener, sluiter van de slagboom. Boomsma: Friese afleiding van van den Boom? Of volksetymologisch van Boonsma, Bons(e)ma. Boomstyger. Bijnaam voor iemand die in de bomen klautert. Duits Baumsteiger. Boon, (de), Boone, Boonen, Bonen, Boons, Boen, Boens, Bone, Boene, Bonne: 1. Verwijzing naar het volksvoedsel bij uitstek ‘Bonen’. mogelijk afgeleid van een beroepsnaam die ernaar verwijst, kweker, planter, of misschien wel gebruikt als misprijzende naam voor iemand die dan maar vergeleken werd met de geringe waarde van een boon. Mogelijk is er zelfs een verbinding met de vroegere manier van stemmen door middel van een boon. 2. Vadersnaam, afgeleid van Bonifacius of van Bono (Germaanse vooornaam). Ook wel Boon, van Boudin, vleivorm van Boudewijn. 3. Beroepsnaam voor een bonenplanter, -teler of -dorser. Boonen, Bonen: 1. Vadersnaam. Middelnederlands vleivorm Bonin of afleiding van Germaanse voornaam Bono. 2. Zie Boon. Boonacker. Verspreide plaatsnaam; bonenveld. Ook Duits Bohnacker. Boonchan. Thaise familienaam. Boonekamp, Bomekamp: Plaatsnaam Bonekamp (Limburg): bonenveld. Boonkens, Bonneke, Boontje: Afleiding van Boon. Zie Boon, Boonen. Boonman: Beroepsnaam van de bonenplanter. Eventueel reinterpretatie van Bo(h)nemann; die op een hoogte woont. Afleiding van Middennoordduits bone, Duits Buhne; hoogte. Boonmee. Indische en Thaise naam. Boonstoppel. Naam die verwijst naar een plaatsnaam, Boonstoppel: stoppelveld van een bonenakker. Dit onder andere in Oedelem, Torhout, Zande en Zevekote (West-Vlaanderen). Booresack. Borsack is een frquente familienaam in Posen-Pommeren. Wellicht afleiding van de voornaam Boris, van Borislaw. Vergelijk Borisyak (Oekrane). Boonstra, Boomstra: Uit Boornstra, in Friese spelling Boarnstra, afgeleid van de Boarn, uitgesproken boan, boon, rivier in Opsterland en Utingeradeel. De betekenis is ‘Born, wel, bron’. Of afleiding van plaatsnaam Oosterboorn of Oldeboorn, Fries Boarn. Het nageslacht van 1739 Tomas Tettes uit Oldeboorn heet Boonstra. Boorsma: Friese afleiding van Boor, van der, Boer, Bor. Duits Bohr. Boose, de, (de) Boos, de Booze, Booz, de Boes, de Bos: Middelnederlands bose: boos, slecht, dom, onnozel. Bijnaam naar het karakter. Booser, Boosere, de, de Booser, de Boozer: 1. Bijnaam voor een kegelaar. Middelnederlands bosen, boossen: kegelen. Vergelijk De Kegel, de Kegelaire. 2. De Boosere kan uit De Booser (met secundair accent) worden verklaard, maar gaat waarschijnlijk terug op Boseret. Boosten, Boost: Uit Beoosten, voor wie ten oosten woont. Vergelijk Bezuyen. Boot, (de(n), de Boodt, Boods, Boodts, de Boedt, (de) Boet, Boodts, Bootz, Boot, Boots, Bods, Boedts, Boeds, Boets. Onduidelijk bijnaam. 1. Uit het Middelnederlandse boot: boot. 2. Uit het Middelnederlandse boot: ton. 3. Uit het Middelnederlandse bo(o)t: botdrager (muntnaam). 4. Zie Boets. Booten, Boeten, Boetens: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Bodo, met verscherping d/t. 2. Variant van Bouten(s). Bootsgezel, Bootsman, Boosman: Beroepsnaam van de bootsgezel, matroos. Bootsma: Bootsema, afgeleid van de gehuchtnaam Boazum in Hartwerd (Friesland). Booz, Boz: 1. Zie De Boose. 2. Plaatsnaam Booze in Trembleur (Luik)? Borbely, Borbly: Hongaarse familienaam Borbly, van Latijn barbarius: barbier, baardscheerder. Borboux. 1. Zie Barboux. 2. Plaatsnaam Borboux in Thimister (Luik). Borch, Borgh, Borghs, Borgs, Beurghs, Burg: 1. Korte vorm voor Van der Borch; zie Van der Borgt. 2. Vadersnaam. Korte vorm van een burg-naam: Burgo. Borchers: De naam kan als vadersnaam worden verklaard, als afleiding van Borchert, de Germaans mansnaam Burghard. Maar vermoedelijk is het een spellingvariant van Borgers. Borchgrevink, van borchgreve, burggraaf. Borchmans, Borghmans, Borgman, Borgmans, Borckmans, Borgermans, Burgman, Burgmans, Burgerman. Naam afgeleid van Van der Borch. Zie bij Borg(t) (van der). Bordeau, Bordeaux, Bordau, Bordo, Bordat, Bordt, Bords, Bordas, Bourdeaux, Bourdeau, Bourdau, Bourdaux, Bourdiau, Bourdiaux, Bourda, Dubourdeau, Burdo, Burdot. Familienaam uit het Oudfranse borde(l): houten gebouwtje, houten huisje, hoeve. Heel wat plaatsen in België en Frankrijk danken hieruit hun ontstaan. Bordeman, Boerdeman, Boortman: Hypercorrecte vormen van Borreman, met dissimilatie rr/rd. Borderie, Border: Plaatsnaam Borderie, afleiding van borde: houten huis, hoevetje. Bordessoule, Bordessol: Plaatsnaam Borde Sole: borde seule, alleenstaande houten woning. Bordesvieilles. Plaatsnaam Bordevieille. (Hrault): oud huis. Bordet, Bordes, Bourdet, Bourdes, Burdette, Burdet: Afleiding van Oudfrans borde (van Nederlands bord/berd: plank): houten huisje. Vergelijk Bordier, Bordeaux. Bordewin. Waarschijnlijk Waalse verhaspeling van Boudewijn. Bordier, Bourdier, Bordy, Bordi, Bourdy: Afleiding van borde (vergelijk Bordet). Bewoner van een houten landhuisje. Bordin, Bourdain, Bordeyne, Bordignon, Bourdin, Bourdinon, Bourdignon, Bourdillon. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Burdinus (deze naam kwam ca. 1000 reeds in Cluny voor). 2. Mogelijk ook afgeleid van het Oudfranse borde: zie Bordeau(x). Bordinckx. Vadersnaam. Zie Bordin 1. Bordui: Misschien door verlies van een syllabe uit de familienaam Bordeaudըui, de plaatsnaam Bourdeaudըui in Anvaing (Henegouwen). Of spelling voor Bordi, van Bordier, bewoner van een borde ‘Houten huisje’. Borduin: Variant van Bordewin, wellicht met r- invoeging uit Boudewijn. Boreham. Plaatsnaam Boreham, Essex. Borek, Boreque: 1. Frequente Oostduitse plaatsnaam Borek van Slavisch bor: spar(renbos). Vergelijk Bork. 2. Vadersnaam van de voornaam Boroslaw. Boret, Borez, Bor, Boree, Borret, Borr, Borree, Borrey, Borrye, Borreij, Bauret, Beuret, Beurey. 1. Vadersnaam, verkorte vormen van Lamboret of Liboret. Deze zijn dan weer afgeleid van Lambert of Libert. 2. Mogelijk ook uit het Franse bouret; kuipje, tobbe. Beroepsnaam van de kuiper. 3. Eventueel variant van Bour. Boreux, Boreur, Borreux. Plaatsnaam Boreux in Bertrix en Maze. Borg, Borgt, (van der/den); van de Borgh, van der Borch, van der Borcht, van de Borght, van der Borcht, van der Borght, van den Borgt, Verbocht, Voorbogt, van den/r Borck, van der Borst, van (de) Burg, van den/der Burg, van (der) Burgh, van (de Burg, van der Burght, van der Burgt, Verburght, Verburgt, Verbeurgt, Verbeurght, Verbeurt, (van der) Borgt, van der Borg, van der Burgt, Verburg, Verburgh, ɺ Verspreide plaatsnaam, familienaam ter Borch(t)/Burch(t)’Burcht, burg’. Borgenicht. Duitse bijnaam voor iemand die niet (uit)leent, die geen geld leent. Borgemester: Beroepsnaam van de burgemeester. Borger, de, de Borgher, Borghers, Borgers, Borchers, den Burger, Burger, Burgers, Burgher: 1. Middelnederlands borger ‘Burger, poorter’. 2. Middelnederlands borger geldschieter, schuldeiser’. Borgerink, Borgrink. Saksische vadersnaam uit de voornaam Borger (uit burg). Borger, Borgher (de), Borghers, Borgers, Borchers, den Burger, Burger, Burgers, Burgher. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse borger: burger, erkend stadsinwoner. 2. Het Middelnederlandse borg betekend ook ‘land’. Dit groeide uit tot borgen: op krediet uitlenen. Een borger is dus ook een geldschieter: voorloper van het banksysteem. 3. Beroepsbijnaam, verkorte vorm van borgemeester: burgemeester. Borghgraaf, de Bourgraaf, Burggraaf, Burggraaff, Burggrave, Burggraf, Borggraeve, Borggrave (de), (de) Borgraeve, de Borggraef, de Borghgraeve, de Borghraeve, de Borggraeven, (de) Borchgraeve, Borchgrave, Borghgraef, (de) Burgrave, Burggrave, Burggraene, (de) Burghgrave, Burghgraeve, Burgraeve, Burghraeve, Burghrave, Bourgraff, Burgraff. Uit het Middelnederlandse borchgrave: burggraaf. De variant Burggraene is te verklaren door verkeerde lezing van de goed op een n lijkende v/u. Borghans. 1. Uit Duits Burghans, Vadersnaam Burg-Hans. 2. Zie Berkans. Borghouts: Spelling voor Borgoud, de Germaans naam Borgwald: burg-wald ‘Burcht-heerser’. Borghsteijn, Borghstijn: Variant van Burkstein, van Bursztein, Pools-Joodse vorm van Duits Bernstein. Borghten. Vadersnaam. Vleivorm van Borchart. Borgies, Borgies, Bourgie, Bourgies, Bourgi: Plaatsnaam, waarschijnlijk in Henegouwen. Borglevens, Borghlevens. Wellicht naam uit de plaatsnaam Borxleben in Thringen. Borgnet, Borgniet, Borgniez, Bornet, Born: Afleiding van borgne: scheel. Zie Leborgne. Borgwald, Borghouts: Vadersnaam. Germaanse voornaam burg-wald ‘Burcht-heerser’. Burgo(a)ldus. Borgwardt. Vadersnaam. Germaanse voornaam burg-ward ‘Burcht-bewaarder’. Boribon. Waarschijnlijk verhaspelig van Borinboim. Borighem. 1. Plaatsnaam Boeregem in Ouwegem/Huise, Wortegem en Zevergem (Oost-Vlaanderen). 2. Eventueel Boudergem (zie Debaudrenghien). Borin, Burin, Burhin, Borrijn, Borryn, Bourin, Bourinau: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaansebr-naam, zoals Boro, Burwaldus, Burowardus. 2. Zie ook Beaurain(g). Boris, Bories, Borys: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Sint Liborius. 2. Slavische voornaam Boris, van Borislaw. Bork, Borck: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Burgo. 2. Oostduitse plaatsnaam Borik in Pommeren, Lausitz, van Slavisch bor: pijnboom, spar. 3. Vadersnaam Bork, van Boruslaw. 4. Verkort uit van Van der Borck; zie Van der Borgt. Borkelman, Borkelmann. Afleiding van plaatsnaam Borkel (Noord-Brabant). Borkhuis, Borkes. Plaatsnaam Borkhausen, Duitsland. Borkienstein. Plaatsnaam Borkenstein, Pommeren. Borlet, Borle, Borlee, Borle, Borlez, Bourlet, Boerl, Bourlee, Bourlez, Borlet, Borl, Borlee, Borlez, Berl, Berlez, Burlet, Burley, Beurlet. 1. Familienaam uit het Franse bourrelet: gevuld kussen. Beroepsnaam van de Bourrelier: tuig- en zadelmaker. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Borlez in Luxemburg. Borlon. 1. Plaatsnaam Borlon. 2. Variant van Bourlon. Borloo, Borloz, Bourloo: 1. Plaatsnaam Borlo (Limburg). Of plaatsnaam Bouveloo in Wortegem (Oost-Vlaanderen). 2. Bo(u)rloo: verschrijving voor Bourleau. Borluut. Bijnaam voor een lawaaimaker, een schreeuwer. Mdden Nederlands borlen/burlen: brullen + bijwoord luut: luid. (van) Borm, Van Burm, Borm, Borms, Burm, Burms, Burrems, Buerms, Beurms. Afgeleid van de plaatsnaam Bornem (provincie Antwerpen) en van de dialectische uitspraak burrem. Borgman: Afleiding van van der Borg. Borgmeijer: Meier van een burg, burcht. Born. Plaatsnaam Born, Nederlands Limburg of Noord Duitse plaatsnaam Born; bron, waterput. Born, van de, den, Borne, van den Booren, Boorn, van de(n) Borren, van de (n) Borre, van der Born, van den Boore, van der Boeren, Boren, van den Burre, (van den) Boren, Bore, Verborne, van Borren, Borre, Borne, Born, Borre: Verspreide plaatsnaam Born: bron, waterput. Plaatsnaam Born (Nederlands Limburg), waternaam de Borre in Duinkerke (Frans Vlaanderen). Bornem, van. Plaatsnaam (Antwerpen). Zie ook Van Borm. Borner. 1. Duitse afleiding van plaatsnaam Born, iemand die bij een waterput woont. 2. Variant van Berner, met geronde klinker; vergelijk Bernard. Borgo: Vernederlandste uitspraak van Bourgois, Bourgoy, van Frans Bourgeois’burger, poorter’. Borgs: Borg, Borch kan een korte vorm zijn van van der Borg, maar ook vadersnaam, namelijk een korte vorm van een burg-naam, zoals Burghard, Borchert. Borket: Vernederlandste vorm van Borguet, Bourquet, verkleinvorm van de plaatsnaam Bourg ‘Burg’. Bourguet in Thiembronne en Tilques (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). Borm: Plaatsnaam Bornem (Provincie Antwerpen, met dialectisch uitspraak burrem. Maar Borm kan even goed uit Born ‘Bronՠworden verklaard. Borman, Borremans: Afleiding op –man van van den Borre. Born, van den, der, ook in Zwamborn, Noteborn, Wisseborn, Boegborn. Plaatsnaam Born, Limburg, in de Belgische provincie Luik, in Saksen-Anhalt etc. Born, bron. Brngen. Vadersnaam, afleiding van Born: waterput, bron. Bornier, Borny, Bornij: 1. Zie Brunier. 2. Variant van Bernier, door ronding na een b. Bornkessel. Bijnaam of beroepsnaam; ketel van een waterput. Borns: Variant van Borms, afleiding van Borm. Bornstein, Bornsztajn, Bornsztejn, Borenstein, Borenstain, Borenztein, Borenszstein, Borensztein, Borensztain, Borsztein: Duitse plaatsnaam. Middennoordduits bornstn: grote rotssteen. Boroj. Plaatsnaam Boroje, frquent in BosniխHerzegovina. Borreil. Waarschijnlijk variant van Bureille. Of = Borrel? Borrekens, de, Porrekens: 1. Vleivorm van Van den Borre. 2. Plaatsnaam Bornekin: kleine (water)put. Borren, (van) Born, van de(n), van den Boorn, van den Booren, van de(n) Borre, van den Borren, van der Born, van den Boore, van der Boeren, van der Boren. Vadersnaam. Friese voornaam Borren. Borrewater. Beroepsnaam van de brandewijnbrander, jeneverstoker. Middelnederlands zinwoord bernewater: die water bernt, brandt (vergelijk brandewijn). Water betekent hier: sterke drank, alcohol. Nederduits Barmwater. Borriz, Borreze, Borezee, Borrozee: Waarschijnlijk van Borze, met svarabhaktivocaal. Borrie, Bourdry: Vadersnaam. Borry, Bourry, van Boudry, van Bourdry met geanticipeerde r. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bouderik: balth-rik ‘moedig-machtig’. Borsel, van, van Borsele, van Borselen, van Borssele: Plaatsnaam Borsele (Zeeland). Borsboom: Hypercorrecte vorm van Bosboom ‘Bosboom, buksboom’. Borst, (de): Bijnaam naar het lichaamsdeel borst, vergelijk Frans Poitrine, Duits Brust. Borst, van der. 1. Plaatsnaam Burst (Oost-Vlaanderen). 2. Zie (van der) Borg(t). Borstel. 1. Bijnaam voor iemand met borstelig haar, stekelhaar. 2. Duitse plaatsnaam Borstel. Borsten. Hypercorrect voor Bosten. Borstlap. Re-interpretatie van Borslap, zinwoord: beurslapper, die de (geld)beurs oplapt, tassen lapt. Vergelijk Nederduits Stoppesack. Bortel, van, Bortels, Beurtels, Beutels: Plaatsnaam Bortelen in Zevenaar (Gelderland)? Of Borteldonk in Nispen (Noord-Brabant) of Bortlo in Limburg?, Bortelbrug in Broechem. Bort; berk, lo; open plek. Borz, Borze, Borze, Borzee: 1. Plaatsnaam Borze in La Roche. 2. Voltooid deelwood van Oudfranse werkwoord borser: zwellen. Bijnaam voor een dikkerd, een opgeblazen (wellicht ook figuurlijk) mens. Bos, van de(n)/der Bos, in de(n) Bosch, van den Bosch, van de(n) Bossche, van den Bosse, van den Bossen, ten Bosch, van den Bussche, van der Busse, van den Beussche, van den Beusch, van den Bosse, von den Busch, Varderbussche, van dan Bosse, van den Boosche, van den Bosche, Vanebosse, van den Busshe, van den Bosshe, vandem Beuche, Vanbenbussche, Vanvenbusshe, de Busshe, de Busse: Heel erg verspreide plaatsnaam (den) Bos(ch), ten Boss(ch)e ‘Bos’. Ook wel Den Bosch voor ‘s-Hertogenbosch. (Noord-Brabant). Bosboom, Borsboom. Familienaam uit de plaatsnaam Bosboom: bosboom, buksboom. Boseret, Bosret, Boser, Bosserez, Bosseray, Bossrez, Bouserez, Bousret, Bousrez, de Booser, de Boozer, Debusser: Plaatsnaam Buisseret/Boseret, van Latijn buxus: buks(boom), bosboom. Zie De Buisseret. Zie ook Bouchery. Boschelle, Bosschele, van den, Bosquelle: Plaatsnaam. Oudfrans boschel, bosquel: bosje, struikgewas. Plaatsnaam Bosquel (Somme). 1470 le hault et la basse Boeskelle, Borgworm. Bosschelle in Balegem, Hakendover, Montenaken, Vliermaal. Zie ook Bocquiaux 1 en Duvosquel. Bosard, Bosa, Bosart, Bozard, Boza, Bozart, Bousar, Bousaerd, Bousard, Busard, Busar, Buzza, Buzzard, Buza, Buzard, Buzzat: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. 2. Eventueel hypercorrecte variant van Bossard. Bosbeke, van. 1. Plaatsnaam Bosbeek in Brussegem (Vlaams-Brabant) en Nederename (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Borsbeek (Antwerpen), met assimilatie rs/s. Bosboom, Borsboom: Plaatsnaam Bosboom: bosboom, buksboom. Vergelijk Boksenbaum. Boschman, Boschmans, Bosman, Bosmans, Bossemane, Bosseman, Bossmann, Boosmans, Boosman, Boesmans, Boesman, Bousmans, Bousman, Bousmanne, Boussemanne, Busmans, Busman, Buscheman, Buschmann, Buschman, Beusmans, Buxman: Afleiding van Van den Bossche/Bussche. Vergelijk Bosschaert. Boscoen. Waarschijnlijk variant van Boxoen. Bosdijk: Plaatsnaam in Wissenkerke en Oostburg (Zeeland). Bosems. Wellicht variant van Bossems. Bosendorf. Plaatsnaam Bossendorf, als in Elzas. Boset, Bozet, Bossee, Bosse, Bousset, Bouset, Bous, Bousez, Bouzet, Bouzez, Buset, Bus, Busez, Buzet, Busset, Buss, Bussey, Boussette, Bousette, Bouzette: 1. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Boso. 2. Afleiding van Oudfrans bos, bois: bosje, struikgewas Zie ook Buisset. Boshamer, Boshom: Een boeshamer is een ‘Lichte hamer met ronde kop’. Boes van het werkwoord boezen’kloppen, slaan’. Beroepsnaam van de smid, die de hamer klopt, slaat. Ook Duits Bosshammer. Engels bushhammer. Boshart, Bosshardt, Bosshard: Vadersnaam. Duitse equivalent van Bossaert uit Burchard. Boshouwers, Boshowers: Beroepsnaam van de boshoeder ‘Boswachter’. Boshuizen, Boshuis: Plaatsnaam Boshuizen bij Leiden (Zuid-Holland), in Venray (Nederlands-Limburg en Dilzen (Belgisch-Limburg). Boskelion, Boskeljon: Aanpassing van Frans Bosquillon, van Oudfrans boschillon ‘Houthakker’. Boskin, Bosquin, Bosquain, Boquain, Bouquin, Buskens, Busken, Buskens, Busquint, Busquin, Busqain, Buscain, Boesges: 1. Vadersnaam. Afleiding van Bossaert = Burchard. Zie Bossaerts, Bossens. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. Boslooper: Naam voor de bode die met de bos of bus rondging. Bosly, Bosny: Beroepsnaam Bosselier: houtvlotter (die de stammen samenbindt). Bosma, Bosman, Bosmans, Bochman, Boschma: Afleiding van van den Bos(ch). Bosnaar: Uit Bossenaar, afkomstig van Den Bosch? Of variant van Bosselaar? Bosquet, Bosqu, Bosqe, Bosqee, Bosquette, Bosch, Bosschey, Bocquet, Bocque, Bocqu, Bocquez, Bocket, Bocqet, Boquet, Boque, Boqu, Boquez, Bousquet, Boucquet, Boucqu, Boucquez, Boucquey, Boucket, Bouck, Bouckez, Bouket, Bouquette, Bouquet, Bouqu, Bouuez, Busquet, Bucquet, Buquet, Buqu, Bucket, Bochet, Bochez, Bouchet, Bouch, Bouchez, Buchet, Buch, Buchez, Bubocquet, Buboquet, Dubouchet, Dubochet: Plaatsnaam. Oudfrans bosquet, Oudpicardisch busquet: bosje, afleiding van Oudnederlands bosk, Germaans busku: struikgewas. Dus: bosje. Vergelijk Bocage. Bosquillon, Bosquion, Bocquillion, Bocquillon, Boquillion, Boquillon, Boucquillon, Bouquillon, Bouquelloen, Boucquelloens, Boucquelloen, Bouchillioen, Bouckeljoen, Boucellyoen, Bouchillioen, Bouckeljoen, Bouckellyoen, Backelion, Bakelion: Beroepsnaam. Oudfrans boschillon: houthakker. Bossaert, Bossaerts, Bossard, Bossart, Bossaer, Bossert, de Bossart, Boussard, Boussaert, Boussart, Boussaer, Boussa, Bussaer, Bussaert, Bussa, Bussart, Bosshardt: 1. Vadersnaam. Via Frans Bo(u)chard uit de Germaanse voornaam Burchard, Burghard. Ook Bosse- Burchard. 2. Jongere vorm van Bosschaart. Bossand: 1. Moedersnaam. Frans Bauchant, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam balth-swind ‘moedig-sterk, heftig’. Baldswind. 2. Frans Beauchamp(s)’mooi veld’. Bosschaart, Bosschaert, Bosschaert, Boschaert, Bosschart, Bosscharts, Bosschaart, Bosgaerd, Bosquart, Boscart, Busschaert, Busschaerts, Busquart, Busquart, Beuscart, Beuscar, Beuschaert, Beusschart, Beuschart, Beusquart, Basschaert, Busgaard: Afleiding op –aard van van den Bossche/Busche. Bosschelle, Boschelle (van den), Bosquelle. Naam uit het Oudfranse boschel, bosquel: bosje, struikgewas. Er is een Bosquel (Somme). Bosschelle (Balegem, Oost-Vlaanderen), Hakendover (Vlaams-Brabant), Montenaken en Vliermaal (Limburg). Bosschem, Bosschen: Plaatsnaam Bosschem in Dikkelvenne (Oost-Vlaanderen). Of Buxem, Busc(h)am in Moorsele, Menen en Gullegem. Bosscher, de, de Bosschere, de Bosscherre, (de) Boscher, Bosker, de Bossker, de Bosker, de Boskre, Deboschre, Deboskre, Debosque, Deboske, Bossers, Bosser, de Booscher, de Bousser, de Buuschere, de Busscher, de Bhuschere, Busscher, de Bussere, de Busser, Bussers, (de) Beuscher, de Buysscher, de Basschere: Beroepsnaam. Middelnederlands bosscere ‘Houthakker’. Bosscheyde, de. Waarschijnlijk aanpassing van Dubosquet, Dubochet. Of plaatsnaam Boscheyde in St-Jean-Sart (Luik)? Boschman, Boschmans. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam: bos, bussche. Boskin, Bosquin, Bosquaein, Boquain, Bouquin, Busken, Buskens, Bskens, Busquin, Busquint, Busqain, Buscain, Boesges. 1. Vadersnaam uit Bosschaert: zie daar. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boso. Bosquet, Bosqe, Bosqee, Bosquee, Bosquette, Bosch, Bosschey, Bocquet, Bocque, Bocqu, Bocquez, Bocket, Bocqet, Boquet, Boque, Boqu, Boquez, Bousquet, Boucquet, Boucqu, Boucquez, Boucquey, Boucket, Bouck, Bouckez, Bouket, Bouquet, Bouquette, Bouquett, Bouuettez, Busquet, Bucquet, Buquet, Buqu, Bucket, Bochet, Bochez, Bouchet, Bouch, Bouchez, Buchet, Buch, Buchez, Bubocquet, Buboquet, Dubouchet, Dubochet. Naam uit het Oudfranse Bosquet, het Oudpicardische Busquet, deze dan weer uit het Oudnederlandse bosk, het Germaanse busku: struikgewas. Dus: bosje. Een soort Franstalige tegenhanger van Van den Bosch. Bossaer, Bossaert, Bossard, Bossart, Bossaer, Bossaers, Bossert, De Bossart, Boussard, Boussaert, Boussart, Boussaer, Baussa, Bussaert, Bussaer, Bussart. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam burg-hard. Dit via een Franstalige omweg langs Bouchard. 2. De vormen met Bos- en Bus- kunnen ook afgeleid zijn uit Bosschaert. Zie hieronder. Bosschaert, Bosschaerts, Boschaert, Bosscharts, Bosschart, Bosschaart, Bosgaerd, Bosquart, Boscart, Busschaerts, Busschaert, Busquert, Busquart, Beuscart, Beuscar, Beuschaert, Beusschart, Beuschart, Beusquart, Basschaert. Afleiding van de familienaam Van den Bossche (naar de plaatsnaam). Bosschem, Bosschen, van Bosseghem. Familienaam uit de plaatsnaam Bosschem in Dikkelvenne, Buxem in Moorsele, Menen en Gullegem. Bosschieter, Bosgieter, Busschieter: Middelnederlands busseschieter: kanonnier, hij die uit een bus of met een geweer schiet. Bosse. Vadersnaam. Vorm met verscherping (Bosso) uit Germaanse voornaam Boso; of uit Bozo, -so afleiding van de voornaam Bodo. Of van Germaanse voornaam Burchard (zie Bossaerts). Bosseghem, van. Variant van de plaatsnaam Bosschem met interpretatie sch = sg. In Cent evenwel werden Van Bosseghem en Van Boeseghem door elkaar gebruikt. Bossel, Bossele, van, van Bussel, Bussele: Plaatsnaam. 1. Bosselaar, bij Rijkhoven (Limburg), 1275 Bosulo: bos van Boso. Bosselen in Bilzen en Kleine-Spouwen (-Belgisch- Limburg). 2. Borssele (Zeeland). Bosselaar, Bosselaers, Bosseler, Busselaar, Butzelaar: Plaatsnaam Bosselaar in Kleine-Spouwen (Belgisch-Limburg) of Boslar ( = Bosselaar) bij Gulik (Noordrijn-Westfalen). Ook plaatsnaam, Bosselen bij Rijkhoven (Belgisch-Limburg), 1275 Bosulo: bos van Boso. Bosselen in Bilzen en Kleine-Spouwen (Limburg). 2 Bosseloir, Bosseloirs, Bosloirs, Bosloers, Bosseloo, Boschioos: Picardisch bochlre, van bochլer, Frans bosseler: (metaal) drijven. Bossens, Bossin, Bosse, van de, den, Bossen, Bossyns, Bossijns, Borsen, Burssens, Bursens, Buersens, Bussens, Bussen, Busse, Bussing, Bussink, Bosshammer, Boschammer: Beroepsnaam van de smid, die de hamer klopt, slaat. Zinwoord met Midden Hoogduits bzen: kloppen. Bossicard, Bossicart. 1. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bouchard, Bochard, Bossard, Boccard = Burk-hard? Vergelijk Boucicaut, Bouciqueau. 2. Met epenthetische i uit Bosquart, Boscart = Bosschaert. Vergelijk Bouchiquet 2. Bossiroy, Bossuroy: Inwoner van Bossire (Namen)? Bosstraeten, Bosstraten, van, (van) Bostraeten. Naam uit de plaatsnaam Bosstraat in Berlaar, O. L. V. Waver (Antwerpen) en Erpe (Oost-Vlaanderen). Bossu, Bossus, Bossut, Bossue, Bossuit, Bossuyt, Bossuijt: 1. Frans bossu: bultenaar, bochel. Bijnaam voor iemand met een hoge rug. 2. Zie ook Bossuyt en Boussu(s). Bossuw, Bossuwe, Bossue: Frans Bossuet, afleiding van Bossu. Bossuyt, van, van Bossuijt, Bossuit, Bossut: 1. Plaatsnaam Bossuit (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Bossut (Waals-Brabant). Busink, Bossink. Vadersnaam (via het Frans) uit de Germaanse voornaam burg-hard. Bost, van. 1. Bost en Borst zijn varianten van Burst (Oost-Vlaanderen): 2. Plaatsnaam Roborst (Oost-Vlaanderen). 3. Bost bij Tienen, of in Boutersem, Lovenjoel, Vertrijk of Webbekom (Vlaams-Brabant). Zie ook (van der) Borst 1. Bosteel, Bosteels, Basteels, Boostels, Boosteels. Naam uit het Middelnederlandse bosteel, het Oudfranse boistel: deze uit het Latijnse bustellus = schepel. Beroepsbijnaam van de korenmeter. Engels bushel. Bosterhaudt, Bosterhaut, van. Plaatsnaam Bosterhout in Meulebeke, St.-Baafs-Vijve en Wg. Bosters: Variant van Basters, van Basterts, afleiding van basterd ‘Bastaard’. Bosval. 1. Plaatsnaam Bousval, Waals-Brabant. 2. Zie Beauval. Bosveld: Plaatsnaam bij Borgharen (Nederlands Limburg) of Sterksel (Noord-Brabant). Bosveld in St.-Blasius-Boekel, Hechtel (Limburg), Liedekerke, Ronse en Zandbergen. Boswell. Verengelste plaatsnaam Beuzeville-la-Giffard (Seine-Inf.). Boswinkel: Plaatsnaam bij Enschede, Overijssel. Ook bij Goor, Overijssel, Ruiselede en Wielsbeke, West-Vlaanderen. Boswijk: 1737-1817 Geert Lucas Boswijk (Veendam, 1737-1817) neemt in 1811 voor het eerst deze naam aan. Bot, Both, Bots, Bott: 1. Vadersnaam. Uit Bodo, Germaanse voornaam of korte vorm van een bodo-naam, zoals Radbod, Sigibod. Ongetwijfeld vaak ook uit Boud (Bald-). 2. Vadersnaam. Korte vorm van Lambot, Hubot, Romaanse afleiding van bert- naam. 3. Zie (de) Bot. Bot, (de), de Bodt, Both, Bots, Botte, de Bod, Bootte: 1. Bijnaam naar de visnaam, de bot, die vergeleken kan worden met Pladijs, Harinck. 2, Of bijnaam voor iemand die bot is, plomp, ongemanierd. 3. Middelnederlands bot(te): strobos, bundel. 4. Beroepsnaam voor een schoenmaker. Middelnederlands en Oudfrans bote: grove schoen, Frans botte. 5. Bot, zonder lidwoord, kan eventueel een vadersnaam zijn van Bodo. Botbijl, Bodbijl: Bijnaam naar een ‘Botte bijl’E Vermoedelijk een volksetymologische re-interpretatie. Boterberghe, Boterberg, Boterberge, Botterberg, Botterberge, Botterberghe, Botelberge, Bottelberghs, Bottelbergs, Bottelberghse, Bottenberg: Plaatsnaam Boterberg in Bekkerzeel, Laken en Beersel (Vlaams-Brabant). Het boter-deel kan komen van ‘Bot-stomp’ of van Bouter, een Germaanse voornaam. Berg verwijst naar heuvel. Ook huisnaam. Boterdael, Boterdaele, van, van Boterdal, Boterdale, Botterdaele, Boeterdael: Plaatsnaam Boterdaal in Denderwindeke en Liedekerke (Oost-Vlaanderen) Ninove. Zie Boterberghe. Boterenbrood. Bijnaam voor een bakker of eter van geboterd brood. Duits Butterbro(d)t. Duits Butterbrot ‘Boterhamՠis pas16de eeuws. Boterhoek. Plaatsnaam in Eeklo, Assebroek en Oostvleteren. Botermans, Boterman, Botermann, Boutremans, Boutreman, Botterman; Beroepsnaam van de boterhandelaar. Botermet, van de, der. Plaatsnaam. Britse vorm van Botermarkt. Niet helemaal uit te sluiten is een Re-interpretatie van Botermeet: maai-, weiland dat veel boter oplevert, vette wei. Boterpot. Beroepsnaam van de boterhandelaar. Vergelijk Boterman. Botervlieghe. Middelnederlands botervliege: vlinder. Vergelijk Engelse familienaam Butterfly. Bothet, Botth, Bottez, Boutet, Boutez, Bout, Bouttet, Boutt, Bouthez, Bouth, Butez: 1. Vadersnaam. Verkorting van een Romaanse vleivorm op -ot-et van een bert-naam, bijvoorbeeld Lambotet. 2. Bott/Beaut komt ook wel als verfransende verschrijving voor van Botte. Botilde. Moedersnaam Bautilde, van Germaansee voornaam Balt(h)ildis. Botin, Bottein, Bottin, Boting, Botinga, Botenga, Bootsma, Botes, Boten, Boots. Vadersnaam; de zoon van heer Boidekin, Bodekyn, verkleinvorm van de oude mannenvoornaam Bode, Bodo, Botho, Bote. Onder laatstgenoemden vorm is deze naam nog heden in Friesland in volle gebruik. De -inga-vorm is Fries. Botje: Wellicht spelling voor Frans Bottier. Oudfrans botier, botiller ‘Bottelier, keldermeester’. Botman, Botmans, Botmanne, Botteman, Bottemanne, Bottemane, Bottemenne, Bottemene: 1. Middelnederlands botte: draagkorf. Beroepsnaam van de korfdrager of korvenmaker. De Henegouwse familienaam Botteman(ne) gaat terug op Boiteman, afleiding van de voornaam Boudewijn. Boton, Botton: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Lamboton of Liboton, vleivorm (met stapelsuffix -ot-on) van respectievelijk Lambert, Libert. 2. Zie Bouton. Botspoel. Waarschijnlijk vervorming van Polspoel. Bottart, Botta, Botha, Bota: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bald-hard (zie Boudard). Bttcher, Bttecher, Bottecher, Bottcher, Bttger, Boettger, Boerttiger, Bodger, Bdges, Bodges: Beroepsnaam. Duits Bttcher: kuiper. Nederduits Bdeker. Botte, Botten. 1. Moedersnaam. Vleivorm (dim.) van een bert-naam, zoals Lambotte. 2. Zie (de) Bot. Botteel, Botteaux, Botteau, Bottieau, Bottiau, Bottiaux, Bouteau, Boutiau, Boutteau, Bouttiau, Boutay, Buttel, Butel: 1. Oudfrans bottel, van botte: laars, schoeisel. Beroepsnaam voor de maker of verkoper van laarzen, of bijnaam voor de drager ervan. 2. Oudfrans botel, van bot(e): pad. Vergelijk Boutriaux. Bottema, Botma, Bottinga, Boddema. Vadersnaam. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bod(d)o (: gebieder). Bttcher, Btcher Bttecher, Bottecher, Bottcher, Bttger, Boettger, Boerttiger, Bodger, Bdges, Bodges. Beroepsnaam uit het Duitse Bttcher: kuiper. Botteldooren, Botteldoorn, Botteldoorne. Middelnederlands botteldoorn: wilde roos, eglantier. Plaatsnaam. Bottemanne, Botteman: Henegouwse familienaam die teruggaat op Boiteman, afleiding van voornaam Boudewijn. Botter: Nederduits botter, Duits Butter ‘Boter’. Beroepsbijnaam van de boterhandelaar. Botterweck. Bijnaam voor de bakker van fijn wittebrood (Limburgs en Nederduits). Duitse familienaam Butterweck, Butter-wegge. Weck(en), Wegge is een langwerpig brood(je). Bottier, Botti, Botty, Bothier, Bothy, Boty, Bouthier, Boutier, Bouttier, Bouthy, Bouty, Bouti: 1. Oudfrans botier = botiller: bottelier, keldermeester. Vergelijk Bouteiller. Afleiding van Oudfrans bot: grote fles. 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Baldhari. Botting, Bottin, Botten, Botinga: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bodo, met verscherping d/t. Bottu, Boutu. Naam uit het Oudfranse bote: schoen, laars. Wellicht beroepsbijnaam. Botvliet: Wetering aan de grens van Heinenoord (Zuid-Holland). Bouas. Variant van Franse familienaam Bouasse, augmentatief van Frans boue: slijk, moeras. Plaatsnaam: moerassig, zompig terrein. Boubaker, Boubekeur, Boubker: Arabische familienaam Boubake(u)r, van Abou Bakr: man met de wijfjeskameel, ook naam van de schoonvader van Mohammed en eerste kalief (632-634). Bouccin, Boucsain, Boucsin, Bauxain, Bouxin, Buxin: Vadersnaam. Vleivorm op -sin/-ecin van Germaanse voornaam Bucco, Burghard. Boucha, Bouchat, Boua, Bouha: 1. Oudfrans boucht: tonnetje, vaatje. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Zoals Frans Boschat afleiding van bosc-: struikgewas, bosje. 3. Variant van Bouchard. Bouchaud, Bouchaut, Bouchaux, Bousseau, Boussauw. 1. Familienaam afgeleid van het Oudfranse boche: bouche: mond. Bijnaam voor iemand met een kleine mond. 2. Mogelijk ook afgeleid van het Oudfranse boschel: bosje, struikgewas. Naar woonplaats. Bouche, Labouche: 1. Oudfrans bouche : bundel, bos. 2. Oudfrans boc(h)e: bult, buil, puist, wonde. Bijnaam. 3. Oudfrans boche, Frans bouche: mond. Bijnaam. Vergelijk Beck, Muylle. Bouchelet, Bouchelle, Boucherle: Afleiding van Bouche of Bouchard. Bouchenies, Bougenies: Plaatsnaam Boucherie in Anderlues (Henegouwen) of Bouchegnies in Wasmes (Henegouwen). Boucher, Bouchier, Bouch, Bouchet, Bouche, Bouchi, Bouchez, Bouchy, Leboucher, Debouchez, Bocher, Bochet, Bochez, Bossier, Bossiers, Boussier, Bouss, Bouss, Boussy, Boussy: Beroepsnaam 1. Slager. Frans boucher, van bouc ‘Bok’oorspronkelijk de handelaar in bokkenvlees. Boucher heeft Oudfrans maiselier, maceclier verdrongen 2. Oudfrans bouchier ‘Beul’. Beroepsnaam. Afleiding van Boucher is Boucherot, Boucheron, Boucherai, Bouchereau, Boukerrou. Bouchery, Boucherij, Boucherie, Boucherit, Bouchrit, Boussery, Boussrij, Bouserie, Bousery, Beuserie, Buserie, (de) Buyserie, Debuijserie, de Buyzerie, de Bouserie, Deboiserie, Boiserie, Debooserie, Debusser. Deze namen kunnen uit diverse bronnen komen. 1. Uit de Germaanse voornaam burg-rik. 2. Uit de plaatsnaam Bouquerie in St.-Omaars: slagerij. 3. Uit de plaatsnaam Bouxherie in Theux: struikgewas. 4. Uit de plaatsnaam Bu(i)gerie in Amengijs (Henegouwen). Boucheseche. Bijnaam Bouche sche: droge mond. Bouchiquet, Bouciqu, Boucique, Bouchequet, Bousquet, Bousekeyt, Boussekey, Boussekeyt. Wellicht ontstaan uit Bosquet, of n van zijn varianten. Zie bij Bosquet. Bouchon. Bochon, Boutchon, Bouhon, Bohon, Buchon: Plaatsnaam Bouchon, Waals bouhon, Frans buisson, van midden Latijn boscionem: struikgewas. Bouchonville. Plaatsnaam Buissonville (Namen), uitspraak bouchon. Bouchout (van), de Bouchout, Bouckhout, (van) Boeckhout, Boekhoudt, Boekhout, van Boekhoud, van (de) Bouchaute, Bochaute, van Boghoute, van Boghout, Bockhodt. Familienaam uit de plaatsnaam Boekhout (en vele varianten): beukenbos. Er is er n in Binkom, Meise, Pepingen, Bochout (Vlaams-Brabant), in Meerhout, Bouchout (Antwerpen), in Oosterzele, Ronse, Eeklo, Velzeke, Waasmunster, Scheldewindeke (Oost-Vlaanderen), in Tielt (West-Vlaanderen), in Jeuk, Gingelom (Limburg). Boucke. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, van Burghard. Bouckenaere. Afleiding van Middelnederlands boeke, boke: beuk. Naar de woonplaats bij een beuk. Vergelijk Duits Buchner, Bchner. Bouckenville. Plaatsnaam Bouconville (Ardeche, Meuse, Aisne). Bouckzoone, Boecksoone, Boeksoone, Bocksoen, Boxoen: Vadersnaam. Zoon van Boeck, de Germaanse voornaam Bucco, bakervorm van Burkhard. In Nederlands ook Boeksoone. Bouclier, Boucly: Zelfde verklaringen als voor De Beukelaere. 1. Beroepsnaam van de maker van gespen (Frans boucle). 2. Beroepsnaam voor de maker van schilden (Frans bouclier). 3. Boucly, eventueel plaatsnaam (Tincourt-)Boucly (Somme). Boucqu, Boucque: Afleidingen voor Bouquet. Maar Boucque kan ook een spelling zijn voor Boucq. Boucquelet, Bouclet, Bocquelet, Bockelee, Bocquillet: 1. Bijnaam. afleiding op -elet van Oudfrans boc, Frans bouc: bok. Vergelijk De Bock. 2. Afleiding van de plaatsnaam Bosquel: bosje. Vergelijk Bocquiaux. Boucqueneau, Boucquenaux, Boucquegneau, Bouquegneau, Boucgniau, Boucneau. 1. Knuffelbijnaam uit het Oudfranse boc: bok. 2. Afleiding van Bosc: bosje. Naar woonplaats. 3. Of een naam uit Boskin. Zie daar. Boudain, Boudein, Boudeing, Boudeyn. Vadersnaam. Franse verschrijving en Vlaamse aanpassing van Boudin. Zie Bodein. Boudard, Boudart, Boudaer, Boudar, Baudartius, Boutard, Beudaert, Beudart, Buewaert, Bewaert, Buard, Boidart, Boytard, Buydaert, Buijdaert, Buytaert, Buytart, Buytaerd, Buytaers, Buijtaert, Boddaer, Boddaert, Boddaerd, Bodaer, Bodaert, Bodar, Bodard, Bodar, Bodart, Buddaert, Buda, Boytas. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bald-hard; koen-sterk. Boudault, Boudaud, Boudeaux, Boudaux, Boudia, Budai, Buday: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bald-wald ‘Stoutmoedig-heerser’. Baldaldus. Boudeling: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Boudewijn. Boudeloot, Bouderloo, Beaudelot, Baudelot: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Boudewijn. Boudens: Vadersnaam. Afleiding van Middelnederlands Boudin, vleivorm van de voornaam Boudewijn. Boudericksx, Boudericx, Bourickx, Bauwerlinck, Bauwelinckx, Bauwelinck: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bouderik: bald-rik ‘moedig-machtig’. Boudesocque, Boudsocq: Boutesocq, zinwoord van bouter: stoten, slaan + soc: ploegschaar. Beroepsnaam van de ploegsmid. Boudeville. Plaatsnaam, Eure, Seine-Mar. Boudewijn, Boudewijns, Boudewijnse, Balduwijns: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-win ‘Stoutmoedig-vriend’. Boudin, Bouden, Boudens, Boen, Boens, Bauden, Baudens, Beaudin, Baudin, Baudinne, Baudine, Baudenne, Bauwin, Bawin, Bouwyn, Bauwens, Bawens, Bauens, Bouwen, Bouwens, Baweins, Bauttens, Bautens, Boutten, Bouttens, Bouten, Boutin, Boidin, Boidin, Boijdens, Boyde, Boydes, Boien, Boyen, Boyens, Boijen, Boijens, Boeyden, Boeyens, Boeijens, Boeijen, Baeyens, Baeyens, Bayen, Baaijens, Baeijens, Baijens, Baayens, Beyens, Beyns, Beijens, Beijns, Byens, Buidin, Buydens, Buyens, Bijens, Bouds, Boudt, Boudts, Bout, Bolt, Bouts, Bouter, Boutz, Baudts, Bauts, Boute, Boids, Boitz, Boidts, Boits, Beyts, Buit, Buydts, Buyts, Budts, Buts, Buedts, Bued, Buets. Vadersnaam: knuffelvorm van Boudewijn (uit bald-win). In de vleivorm Boudin verdofte de i tot e in -en (Boudens), waarna de d gesyncopeerd werd of vervangen door de glijder w (Bouwens/Bauwens). Bij verscherping van d tt t ontstond Boutens. Door palatalisering van de l in Bold- verklaart de vleivorm Boidin, van Boydens (vergelijk Waals-Vlaams suiferke, van sulferke). Fonetische verschuivingen (palatalisatie en ontronding) verklaren de vormen met oi/ui/ei (vergelijk bij Aernouts: Noid/Nuyt/Neyt). Boudinet, Boudenez, Boudinar, Baudinet, Baudinez, Beaudinet: Vadersnaam. Afleiding van Boudin. Boudinot, Boudenoodt, Boudenoot, Bodino, Baudinot, Boutinot: Vadersnaam. Romaanse vleivorm met stapelsuffix -inot van Boud-naam. Boudiny. Luiks-Waalse vorm van Frans Boudinier; verkoper of maker van worsten. Boudolf. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bald-wulf; moedig-wolf. Boudoul, Boudoux, Boudou, Boudouck Boudount, Baudoul, Baudoux, Baudou, Baudout, Beaudoux, Beadoul, Beadout, Bodoux, Boddou: Vadersnaam. Romaanse vorm van Boudolf. Boudr, Boudrez, Boudrey, Bouderez, Bour, Boure, Bouret, Bouretz, Bourez, Bourey, Bourre, Bourr, Bourree, Bourret, Bourrez, Boerez, Boeree, Boerr, Boer, Baudrez, Bodderez, Boderez, Bodere, Badr, Bourdrez: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam bald-rd; ‘moedig-raad’. Baldrad. Boudreaux, Boudereaux, Boudriaux, Boudraa: Vadersnaam. Afleiding van Boudier, de Germaanse voornaam Balder. Vergelijk Boudron. Boudron, Bourdron, Boidron, Boutron, Botron: Vadersnaam. Franse vleivorm van Boudier, de Germaanse voornaam Balder. Boudry, Boudri, Bouderij, Boudrij, Bourry, Boury, Bourrij, Bourrij, Bourri, Bouri, Boedrie, Boedri, Boedrij, Boedry, Bodry, Baudrit, Baudri, Baudrriz, Baudry, Boderie, Boderi, Baudrier, Baudrie, Beaudry, Baudery, Beaury, Baury, Borie, Bori, Borrie, Borri, Borry, Bory, Borrij, Badri, Baldry. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bouderik (bald-rik; moedig-machtig). Bouds, Boudt, Boudts, Bouts, Bout, Boutz, Baudts, Bauts, Boute, Boids, Boitz, Boidts, Boits, Beyts, Buit, Buydts, Buyts, Budts, Buts. Vadersnaam, verkorte vorm van Boudewijn (Bals-wine) of van een andere boud-naam. Boudt, de, Debout: 1. Wellicht: de Boude, zie de Boe, (de) Boute. 2. Lees: Deboudt = Dibbaud. Bouet, Bou, Bouez, Bot, Bow, Bowetz. 1. Mogelijk naam uit het Oudfranse bovet (dit is een afleiding van buef: koe, os). Beroepsbijnaam. 2. Maar wellicht uit Bohet. Zie bij Bohet. Bouffard,, Bouffart, Bouffa, Boffa: Afleiding van Oudfrans bouffer: de wangen bol blazen, schrokken, gulzig eten. Bijnaam. Vergelijk Buffart. Bouffet, Boff, Bouff: Afleiding van Boffe. Bouffioulx, Bouffioux, Bouffiaux, Bouffioux. Plaatsnaam Bouffioulx, Henegouwen. Boufflers, Boufler: Plaatsnaam, Boufflers (Somme). Bouflet, Bouflette. Afleiding van Boffe. Boufrid. Vadersnaam. Germaaanse voornaam Bodefrid. Bouftay. Luiks-Waalse vorm voor Frans Bouffeteau, afleiding van Bouffet. Bougard, Bougart, Bougeard, Boguard, Bogard, Boga, Bogat, Beaugarde, Baugard: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam burg-hard. Bougetre. Wellicht hypercorrect voor Bougeard of Boujat. Bougelet. Plaatsnaam in Deny en Trogne (Luik). Boughman. 1. Engelse familienaam Bowman, beroepsnaam van de bogenmaker of boogschutter; vergelijk Boghemans. 2. Familienaam uit de USA, die zou teruggaan op Duits Bachmann Bouguereau, Bougria, Bouguerra: Bijnaam, van Oudfrans bogre: ketter. Bouharmont. Plaatsnaam in Beyne-Heusay, Luik. Bouhaye. Waalse plaatsnaam, bouhaye van bouhon, Frans buisson: struik. Bouhisse. Plaatsnaam, Luiks-Waals bouhis: kreupelbos. Bouholle, Bouhou, Bouhout, Bouhoui: Plaatsnaam Bouhoille in St-Remy-lez-Dalhem (Waals-Brabant). Bouillard, -Bouillart, Bouilliart, Bouilliaert, Bouhya, Boujat, Bouja, Boulliard, Boulliart, Bouliar, Bulliard, Bouljaer: Afleiding van Frans bouille: modderpoel. Plaatsnaam. Bouillenne, Boullienne: Plaatsnaam Bouillennes in Flron (Luxemburg). Bouillet, Bouilliez, Bouillez, Bouillier, Bouilli Bouill, Bouyet, Bouyez, Bouyer, Bouille, Bouye: Frans bouille: modderpoel. Afleiding op -et. Plaatsnaam Bouyet in Bouvignes (Namen). Vergelijk Delbouille. Boulangier, Boulanger, Boulang, Boulanger, le Boulanger, le Boulang, le Bouleng, Boulanighuier, Boulanighier, Boulinguer, Boulinguiez, Boulnaguez, Bolangier, Bolanger, Bollengier, Bollangyer, Bollangier, Bollingier, Balanger, Bollanse, Bollansee, Bollansee, Bulanger. Beroepsnaam van de bakker uit het Franse boulanger. Boulard, Boulaert, Boulart, Boulat, Boullart, Boulard, Boulard, Boulaert. 1. Bijnaam uit het Franse boule: bol, bal of uit het werkwoord bo(u)ler: rollen. Wellicht bijnaam voor een balspeler. 2. Bijnaam uit het Oudfranse boler: bedriegen. Boulet, Boulez, Boul, Boulert, Boullet, Boullez, Boull, Bolet, Bolez, Bolette, -Boley, Bolette, Bollet, Bollett, Bolletez. Naam uit het Franse boule: bol, bal, bolvormig brood. Wellicht beroepsbijnaam van de bakker. Boulin, Boulain, Bolain, Bolin, Bollijn, Bolijn, Boleyn, Bolyn, Bollein. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bald/bold of bol. Bouillon, Bouillion, Boullion, Bouion, Boulion, Bulion, Bouyon, Boyon, Bouljon, Bollion, van Billoen: 1. Plaatsnaam Bouillon. 2. Plaatsnaam. Oudfrans boillon: waterkolk. Bouilly, Bouih, Bouyi, Bouy: 1. Plaatsnaam Bouilly (Aube, Isre, Marne, Yonne, Loiret). 2. Variant van Bouillier ( Bouillet) of Boully (Boulier) is niet altijd uit te sluiten. Bouin, Bouinot, Bowin: 1. Vadersnaam. Uit Boudin of Bodin. 2. Plaatsnaam Bouin (onder meer Pas-de-Calais). Boujonnier, Bougenier, Bougenire: Afleiding van Oudfrans boujon: pijl; loden merkteken voor stoffen. Beroepsnaam van de pijlenmaker of de lakenkeurder. Boulad, Boulade. Plaatsnaam Boulade in St-Georges, Luik?. Boulboul, Boulboulle. Plaatsnaam Boulboulle in Flmalle-Haute (Luik) en Mons (Luik). Boulemberg, Boulemberq, Boulembercq, Boulenberg, Boulimberg: Plaatsnaam in St-Martin-Boulogne (Pas-de-Calais): Boulert. Variant van Boulaert of Romaanse vorm van plaatsnaam Nederboelare (Oost-Vlaanderen. Boulet, Boulez, Boul, Boulert, Boullet, Boullez, Boull, Bolet, Bolez, Bolette, Boley, Bollette, Bollet, Boll, Bollez: Afleiding van Frans boule: bol, bal, ook bolvormig brood, van boulanger. Waarschijnlijk beroepsnaam van een bakker. Boulier, Boulie, Bouliez, Boullier, Bollier, Bolier, Boully, Bouly, Boulij, Bolly, Boly, Bolli, Boli, Bollies, Bollie, Bullier, Bully: 1. Oudfrans bolier: bedrieger. 2. Eventueel variant van Bouillier (zie Bouillet) of (vooral Bo(u)l(l)y, Bol(l)i) van Bouilly. Bouligny. Plaatsnaam, Meuse. Boulin, Boulain, Bolain, Bolin, Bollijn, Bolijn, Bolyn, Boleyn, Bollein: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bald/bold- of bl-naam; vergelijk Bollens, Boelens. Boulle. Frans boule: bal, bol. Bijnaam. Vergelijk Bal. Boulogne, Boulongne, Boulonne, Dboulonne, Bologne, Belonje: Plaatsnaam Boulogne-sur-Mer, Nederlands Bonen (Pas-de-Calais). Er is ook Boulogne-sur-Helpe (Nord). Boulon, Bulon, Bulone: Variant van Boulonne = Boulogne? Of van Bouillon? Of van boule? Of vleivorm van Germaanse voornaam Bolo (zie Boulot)? Boulonnais, Boulonnois, Boullonnais, Boullonnois, Boulnois, Bolom, Bolome, Bolomet, Bolomey: Uit Boulogne-Sur-Mer, Nederlands Bonen (Pas-de-Calais). Boulot, Bollo, Bollot, Boulos, Bullot, Bulot: 1. Afleiding van boule: bal, bol. Vergelijk Bollekens. 2. Afleiding van Germaanse voornaam Bolo, Bulo. Boulouard, Boulevard: Waarschijnlijk niet van midden Frans boulevard, van Middelnederlands bolwerc: bolwerk, vesting. Waarschijnlijk renterpretatie, misschien van Picardisch Beaureward (zie Bierwart), vergelijk Boerewaart. Boulof, Bouloffe. Waals bouloufe: kort, dik mannetje. Boulton, Bolton, Boltong: Bouleton, afleiding van Boulet. Bouma, Bouman, Boumans, Bouwens, Bouwer, Buma, Bouwma, Bauma, Bauw, Bouw, Bouman, Boumans, Boumanne, Bouwman, Bouwmans, Bauwmans, Bauman, Baumans, Baumann, Beauman. 1. Vadersnaam afgeleid van Boudewijn. 2. Beroepsnaam voor de Middelnederlandse bouman = landbouwer of tuinman. Van de laatste ook Bouwknecht, Bouwknegt, Bauknecht, Bouwmeester, Goedknegt. Boumon, Boumont, Boulmont, Boulmant: 1. Plaatsnaam Boumont in Vierset (Luik). 2. Variant van Beaumont. Bouquelle. Uit Bosquelle, afleiding van bosc-. Oudfrans boschel: bosje. Zie Van den Boschelle. Bouquet, Bouqette, Bouqu, Bouque, Bouquez, Boucquet, Boucqu, Boucquez, Boucquey, Bouket, Boucket, Bouck, Bouckez: 1. Bijnaam of beroepsnaam. Afleiding van Frans bouc: bok. Vergelijk (de) Bok. 2. Zie Bosquet. 3. Frans Bocquet, van Bosquet ‘Bosje’verkleinvorm van Germaans busku, Oudnederlands bosk ‘Struikgewas’van ‘Bosje’. Bouquin. 1. Zie Boskin. 2. Morlet verklaart de familienaam als afleiding van bouc: bok. Bour, Bourg. 1. Oudfrans bore: bastaard. Bijnaam. 2. Oudfrans bore, Frans bourg: burg, stad. Plaatsnaam Our in Paliseul. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Burgo. 4. Eventueel Romaanse spelling voor Nederlands Boer. Bourbon. Plaatsnaam Bourbon (Sane-et-Loire, Allier). Bourceau. 1. Naamwijziging van Pourceau. 2. Zie Bourseau(x). Bourcier, Borsje: Beroepsnaam. Frans Boursier ‘Beurzenmakerՠof ‘Rentmeester, kashouder, ontvanger’. Bourcy, Boursy, Borcy, Borsi, Borsy: Plaatsnaam Bourcy in Longvilly. Bourdeaudhui, (de) Bourdeaud’lui, Bourdeaud’luy, Bourdeaudlui, Bourdeaudluy, Bourdeauduc, Bourdeauducq, Bourdauduc, Bourdaudue, Bourdaudhui, Bourdaud’Lui, Bourdonduc, Bourdoduc, Bourdiaudhy, Bourdiaudhij, Bourdiaud’uy, Bourdiaud d ‘Luy, Bordeau d’luy, Bordeaudluy, Bordeaudlui, Bordeaud’luy, Bourdonըui, Bouldauduc. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Bourdeaudlui in Anvaing (provincie Henegouwen). 2. Volgens Jozef Bourdeaudlui komen deze naamdragers echter uit de streek van Valenciennes. Op het eind van de 16de eeuw kwam Pronne Bourdeaudhui in Frasnes terecht. Vandaar verspreidde de familienaam zich in België. Bourdon, Bordon: 1. Oudfrans bordon: pelgrimsstaf. Bijnaam voor een pelgrim. Vergelijk Palsterman. 2. Oudfrans bordon: muziekinstrument, bastoon. Bijnaam naar de bromstem of voor een muzikant. 3. Vadersnaam. Variant van Bordin 1, met ander suffix. Bourdouch, Bourdousch, Bourdousche, Bourdoux, Boudouxh, Bourdouxhe, Bourdoud, Bourdonge, Bourdange, Burdoux: Bijnaam Waals bourdouh: buiteling, tuimeling. Bour, Boure, Bouret, Bouretz, Bourez, Bourette, Bourey, Bourr, Bourre, Bourree, Bouret, Bourez, Boerez, Boeree, Boer, Boerr: 1. Zie Boudr. 2. Oudpicardisch bouret: kuipje, tobbe. Beroepsnaam van een kuiper. 3. Eventueel variant van Boret. Bourel, Bourelle, Boureau, Boureel, Bourrel, Bourreau, Borrel, Borel, Borelle, Borreel, Borriau, Borrias, Borriale, Borreale, Boero: 1. Oudfrans bourrel, Frans bourreau: beul. Beroepsnaam. Vergelijk De Beul. 2. Oudfrans borrel: harnas, gareel. Beroepsnaam van de gareelmaker. Vergelijk Bourlier. Bourgault, Bourgau, Bourgaux, Burgaud: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam burg-wald ‘Burcht-heerser’. Borgoldus. 2. Zie Bourgel. Bourg, Bourges. Plaatsnaam Bourges. Bourgeois, Bourgeos, Lebourgois, Bourgousi, Bourgois, Bourgoy, Bourgeais, Bourgeix, Bourgeys, Borgheys, Borghuis, Borgey, Borgeys, Borgeijs, Borghys, Borghijs, Borgys, Borgy, Bourgoo, Borgoo, Borgo, Burgho, Bourgeus. Familienaam uit het Franse bourgeois: burger, poorter. Vergelijk De Borger, de Poorter. Bo(u)rg(o) is de Vlaamse aanpassing van Bourgois, waarvan oi als scherplange o gerealiseerd en gespeld werd (vergelijk Lannoy = Lannoo).
Bourget, Bourges, Borg, Borgez, Borges, Bourguet, Borguet, Bourqu, Burguet: 1. Plaatsnaam. Afleiding van bourg: burg. Bourguet in Thiembronne en Tilques (Pas-de-Calais). 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse burg-naam.
Bourgeuil, Bourgeuille. 1. Plaatsnaam Bourgueil (Indre-et-Loire). 2. Variant van Bourguel(le) is misschien waarschijnlijker.
Bourgmeyer. Wel spelling van Duits Burgmeyer: boer die het land bewerkt van een burcht.
Bourgogne, van, Debourgogne, Debourgoigne, van Bourgognie, van Bourgonie, van Bourgoegnien, van Bourgoenien, van Bourgongnes, Bourgoignie, Borgonie, Borgoni, Bregonje, Bergoignie, Burgoyne: Streeknaam, het oude hertogdom Bourgondi, Frans Bourgogne. Ook plaatsnaam in Eernegem, Zonnebeke (West-Vlaanderen) en Hazebroek (Frans-Vlaanderen).
Bourgoin, Bourgouin, Bourguin, Bourgain, Bourgom, Bergond, Bergoend, Bourgonjon, Borgonjon, Borganjon, Bourguignon (de), Bourguignon, Bourguignont, Bourguinon, Bourguignion, Bourguignan, Bourguigon, Bourgignon, Bourgoignon, Bourgunons, Bourgonjon, Bourgonion, Bourgenjon, Bourgonje, Bourgoujon, Bourgoujan, Borguignon, Borgugnons, Burgugnons, Burgunons, Burguinions, Burginjon, Burgenjon, Burgonjon, Burguinon, Buginion, Burgunons, Burgenon, Bergognant, Bourguillioen, Borgilion, Borgilioen, Borgilion, Borgeljoen, Borgions: Bourguignon, volksnaam van de Bourgondiër, afkomstig van Bourgondi, Frans Bourgogne.
Bouricas, Bourikas, Bourichat, Bouriche, Bourichon, Bouriquet. Afleiding van Latijn burrus, Frans bourre: bruin
Bouriez, Bourriez, Bourrier: 1. Waarschijnlijk synoniem met Bourlier: zadelmaker. Beroepsnaam. 2. Plaatsnaam Bourie in Couthuin (Luik)?
Bourillon, Burillon, Burlion, Burlon, Burleon, Bourion, Burrion, Burion: Frans bourrillon, afleiding van Oudfrans borrel: harnas, zadel van lastdier. Beroepsnaam van de Bourrelier of zadelmaker. Afleiding van bourre, Latijn burra: grove wol, wolafval om kussens mee te vullen, op te stoppen.
Bourivain, Bourivin. Waals (Malmedy) bourivin: bars, nors, ruw. Bijnaam.
Bourland. 1. Plaatsnaam Souriant (Nord). 2. Variant van Bourlond.
Bourlart, Bourlard, Bourla, Bourlat, Borla, Burla. Naam uit het Oudfranse borrel. Beroepsnaam zoals het Oudfranse borrelier: maker van paardentuig.
Bourleau, Bourleaux, Bourlau, Bourlay, Bourloo, Borloo, Borloz, Burlaud: Afleiding van Oudfrans borrel zoals Bourlet.
Bourlet, Bourl, Bourle, Bourlez, Borlet, Borl, Borle, Borlee, Borlez, Berl, Berlez, Burlet, Burley, Beurlet: Frans bourrelet: gevuld kussen. Beroepsnaam van de bourrelier: tuig- en zadelmaker.
Bourlier, le Bourlier, Bourrellier: Beroepsnaam. Oudfrans borrelier, Frans bourrelier: tuig- en zadelmaker.
Bourlon, Bourlond. 1. Plaatsnaam (Pas-de-Calais) en in Zullik en Hellebeek (Henegouwen). 2. Variant van Borlon.
Bournons. 1. Variant van Bernon: dit uit de vadersnaam Bernard. Zie Bernaerts. 2. Variant van Burnon: verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bruno. Zie Bruin.
Bourgel, Bourghelle, Bourghelles, Bourguelle, Bourguel, Bourkel, Bourgault, Bourgaux, Bourgeau, Bourgeaux, Burgaud, Bergeus: Afleiding van Bourg: burg, burcht. Plaatsnaam Bourghelles (Nord).
Bournazel. Plaatsnaam (Aveyron, Tarn) van bornicellum, afleiding van born ‘Bron’.
Bournonville, Burnonville, Bournouville: Plaatsnaam (Pas-de-Calais).
Bourotte. Luiks-Waals bouroute; kleine munt.
Bourqu. 1. Bourquet, van Bouriquet. 2. Plaatsnaam Bourquet in Wierre-au-Bois (Pas-de-Calais), zoals Bourguet (in plaats van Bourget).
Bourquin. 1. Afleiding van Germaanse br-naam; zie Burel 2. Bauduin dit Bureal Burquin de Huy, Luik. 2. Borkin, afleiding van bourg, naam van de inwoner van Saint-Hubert. 3. In Vauffelin was Bourquin in 1530 de verfransing van de voornaam Burki, van Burkhard.
Bourry, Bourrij, Bourij, Boury, Bourri, Bourit, Bouri: 1. Variant van Boudry. 2. Variant van Bouriez, Bourrier.
Bour, Bours, Bource: Frans bourse: beurs. Beroepsnaam van de beursmaker. Vergelijk Boursier, Beurskens.
Bourseau, Bourseaux, Bourseaut, Bourceau: 1. Afleiding van bourse: beurs. Vergelijk Beurskens. Beroepsnaam. 2. Plaatsnaam Boursault (Marne).
Boursier, Boursie, Boursiez, Bourcier: 1. Beroepsnaam van de beurzenmaker. 2. Beroepsnaam van de rentmeester, kashouder, ontvanger.
Boursin, Plaatsnaam Boursin (Pas-de-Calais).
Boursiquet. Hypercorrect voor Bouchiquet.
Boursky. Slavische familienaam.
Boursois, Boursoit. Plaatsnaam Borsoi in Gerin (Namen), (Bois-et-) Borsu (Luik): 1146 Bossoit; ook Borsu in Gesves (Namen) en Verlaine (Luzemburg) van bruscetum: struikgewas.
Bourson. Afleiding van bourse; beurs.
Bourtambour, Bourtambourg, Bourtembour, Bourtembourg: Plaatsnaam Burtombour in St-Georges (Luik?).
Bousema, Bouwsma: Friese vadersnaam. Bou(w)sma, afgeleid van de voornaam Baue, Boue uit de Germaanse voornaam Bavo of Bovo.
Bousin, Bouzin, Buzin, Busain, Busin, Buzeyn, Bezeijn: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam Boso. Vergelijk Boset.
Boussac, Bosack, Bosak: Plaatsnaam Boussac (Hte-Loire, Lot, Aveyron, Cantal, Creuse).
Boussemaere, Boussemare, Boussemaer, Bousenaert, Boussemart, Bousfemaere, Boessemaere, Bossemaere, Bossemaer, Boussemeart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boso, zie Boes, Boes-mer; beroemd.
Boussen, Boursen: Vadersnaam. van de Germaanse voornaam Boso, Boso. Boursen is een hypercorrecte spelling.
Boussifet. Zinwoord : Oudfrans buschier (van Oudnederlands bschen): kloppen, slaan + Oudfrans fe(d): duivel. Sla de duivel. Naam voor een vechtjas. Vergelijk Bodifee. Vergelijk Boucheleu = Bouteleu.
Boussin. Vadersnaam. Variant van Bousin of Bossin.
Boussingault. Plaatsnaam. Oudfrans gault, van Germaans wald; woud. Bos van Boussin.
Boussu, Boussus. 1. Plaatsnaam Boussu (Henegouwen, Namen). 2. Variant van Bossu.
Boussy, Bousy, Boossy. Dialect vorm van Bouchy.
Bout, van den, van den Boudt, Verbout: Een van- naam is een herkomstnaam. Middelnederlands Bout betekent ԩjzeren of houten bout; pijl; schenkel; teellid’. Misschien een plaatsnaam in die vorm? Vanbout(e) komt alleen in Henegouwenvoor. Vervorming waarschijnlijk = Vamboucq.
Bout, Boute, (de), Boutte, Bouten, Boute, Baute, Baut, Lebout, Leboutte: 1. Vadersnaam. Korte bald/bold-naam (Baldo), of verkorting van een ermee samengestelde naam (bijvoorbeeld Baldwin, Boudewijn). 2.Bijnaam voor iemand die boud is, dat wil zeggen ‘Stoutmoedig, moedig, rustig, kalm’. Vergelijk stout en boud.
Bouteca, Bottecaer, Bottega, Botega, Bottegal, Bottgat: Picardisch boute ca(t). Oudfrans bouter: slaan + Picardisch cat: kat. Bijnaam voor iemand die katten slaat, wegjaagt. Vergelijk Bouteleux, Schietekat.
Boutefeu, Boutfeux, Boutfeu, Bouttefeux, Boutefeux: Oudfrans boute feu: brandstichter.
Boutefoy, Battifoy: Wellicht variant van Boutepois, met wisseling p/f. Zinwoord: Frans bouter: slaan, stoten + pois: erwt. Beroepsnaam van de erwtenstoter, -dorser, -handelaar. Vergelijk Duits Erbstsser.
Bouteil, Bouteille, Bouteileje, Boutoille, Bououil, Boutuil, Bouteiller (de), Bouteillez, Bouteillier, Boutillez, Boutillier Bouthillier, Boutelier, Bouteliere, Bouteligier, Bouttellegier, Boutellegier, Boutelegier, Boutlegier, Bouttelisier, Bouttelizier, Bottelier, Botelgier, Bottelegier, Lebouteiller. Naam uit het Franse bouteiller, het Middelnederlandse bottelier. Beroepsnaam voor de bottelier, keldermeester of opperschenker. Maar ook voor de flessenmaker en de flessenhandelaar. Of voor de man die drank bottelt, op flessen trekt.
Bouteleux, Boutilleux: Zinwoord boute leu: sla de wolf. Bijnaam voor een wolvenvanger. Franse variant Bouteloup.
Boutemy, Boutmy, Bouttemy, Bouthemy: Boutemie is een zinwoord. Oudfrans bouter: kloppen, slaan + Oudfrans mie: nauwelijks, weinig, zelden. Bijnaam voor iemand die zelden slaat, vecht, eventueel ironisch bedoeld. Vergelijk Seldenslach.
Bouttcher, Boutcher. Aanpassing van Engels Butcher, Frans Boucher ‘Slager’.
Bouten, Boutens: Vadersnaam. Variant van Bouden(s), met verscherping d/t.
Bouter, Bouters, Bouterse, Bauters, Buijterse: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-hari ‘Stoutmoedig-leger’. Baltherus.
Bouthors. Zinwoord. Oudfrans bo(u)ter: slaan, kloppen + hors: buiten. Bijnaam voor iemand die buiten slaat, vecht, een straatvechter of straatrover. Vergelijk Duits Strassenruber.
Boutigny. Plaatsnaam Boutigny (Seine-et-Marne, Seine-et-Oise, Eure-et-Loir) of Boutignies in Grand-Reng (Henegouwen).
Boutique, Bouttique: Waarschijnlijk niet van Oudfrans boticle, Frans boutique uit Provencaals botica, Spaans bodega, Latijn apotheca: voorraadkamer, pakhuis, wijnkelder, bewaarplaats, winkel. Veeleer Re-interpretatie van Bouteca.
Boutkan: Uit Boutken, verkleinvorm van een boud-naam?
Boutkens, Beaudequin, Baudequin, Bauckens, Bauckes, Baukes, Baukens, Baukus, Baeckenfs, Baecken, Bauquens, Boisdequin, Boidequin, Boitquin, Buytkens, Butkens, Butjens, Buttiens, Buttins, Buttjens, Buttgen, Biitgens, Biittgen, Beutjens, Boutquin, Botquin, Bodequin, Batkin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Boudewijn.
Boutmans, Bouteman, Boutemans, Boutement, Bouttemann, Bouttemant: 1. Vadersnaam. Afleiding van Boud(ewijn). Vergelijk Boumans. 2. Beroepsnaam van de boutenmaker, ook pijlenmaker.
Bouton, Boutons, Botton, Boton, Boutton. 1. Naam uit het Oudfranse boton, het Franse bouton: knoop. Beroepsbijnaam voor de knopenmaker. 2. Of uit het Franse bouton: puist, knobbel. Bijnaam.
Boutreur. Variant van Boutreux/Boutroux, van Boute roue: paaltje dat moet verhinderen dat de wagenwielen de muur raken. Overdrachtelijk voor een klein mannetje.
Boutriau, Boutriaux, Bourtereau, Botterieaux, Botteriaux, Bottriaux, Bottreaux, Bottero, Botero, Bothorel: Oudfrans boterel: kleine pad. Bijnaam. Franse familienaam Boterel, Botereau.
Boutry, Boutrey, Boutrix, Bouttery, Bouttry, Bouttij: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bt-rk; ‘Boete-machtig’. Of variant van Boudry.
Boutsen, Baussens, Botson, Bodson, Botsen. 1. Vadersnaam uit Boutszoon: zoon van Boudewijn. 2. Mogelijk ook een knuffelvorm van Boudewijn. Dan
ook weer patroniem uit dezelfde naam.
Boutteville. Plaatsnaam Bouteville, Charente.
Bouvaert, Bouuaert, Bouuart, Bouvard, Bouvart, de Board, Boaert, Boaert, Bouaert, Bouaert, Bovaert, Bovart, Boeva: Vadersnaam. Germaanse voornaam bov-hard; ‘knecht-sterk’.
Bouvain, Bouvin: Variant van de familienaam Boivin, Boulv(a)in ‘Boit (le) vin’Bijnaam voor een wijndrinker.
Bouvlet, Boeuvelet, Beuvelet, Bieuvelet, Bieuvlet, Bievelet, Beuvelot, Bvalot: 1. Afleiding op -elet van Frans boeuf, dialect Waals bieu: koe, os. Bijnaam. 2. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bovo. Vergelijk Bouvet.
Bouvencourt. Plaatsnaam Bouvancourt (Marne), Bouvaincourt of Bouvincourt (Somme).
Bouveret, Bovr, Bouveron, Bouveroux, Bouveroul, Bouvroux, Boveroux, Boveroul, Boveroulle, Bovroul, Bovroux: 1. Afleiding van Bouvier. 2. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bovo; vergelijk Bouvet. 3. Of een afleiding van Oudfrans beveor, Frans buveur: drinker.
Bouvet, Bouvez, Bouv, Bovet, Bove, Bovee, Bouv, Buv, Bouwet, Bouwez. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bovo. 2. Afleiding van het Franse boeuf: koe, os. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Bouvier, Bouvie, Bouviez, Bouvy, Bouvij, Lebouvier, Bovier, Bovi, Bovie, Bovir, Bovit, Bovij, (le) Bovy, Bowie. Beroepsnaam van de koewachter.
Bouvigne, Bouvignies: Eigenlijk twee verschillende plaatsnamen, namelijk Bouvignes-sur-Meuse (Namen) en Bouvignies (Henegouwen, Nord) of Bouvigny (Pas-de-Calais, Meuse). Aangezien de twee familienamen in Henegouwen voorkomen, zal het wel om Bouvignies gaan.
Bouville. Plaatsnaam (Seine-et-Oise, Seine-Mar., Eure-et-Loir).
Bouvrois, Bouvroy. Afleiding van Bouvier, Bovo of Buveur. Vergelijk Bouveret.
Bovijn, Bovyn, Boving, Boven, Bovens, Bouvijn, Bouvyn, Bouvin, Bouving, Bouvain. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bovo.
Bouvrie, de; de Bouvr: Frans familienaam Debouv(e)rie. Plaatsnaam Bouverie ‘Runderstal, rundveebedrijf’.
Bouw, de, de Bauwe, de Bauw, de Bae. Bijnaam uit het Middelnederlandse boud(e), bouwe; stout, onversaagd.
Bouwel, van, van Bouwelen, van Bauwel, van Bouvelen, Bouwels, Bovele, Bauweleers, Bauwelers, de Beauwelare: Plaatsnaam Bouwel (Provincie Antwerpen).
Bouwens, Bouwense, Bauwens: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord en hiaatvulling met de glijder w (vergelijk oude, van ouwe) van Boudens.
Bouwer, de. Beroepsnaam van de landbouwer. Middelnederlands bouwer; boer. Duits Bauer.
Bouweraerts, Bouweraertz, Bauweraetts, Bouweraets, Brauweraerts: Vadersnaam. Boudraad, Germaanse voornaam balth-rd; ‘moedig-raad(gever)’. Baldrad.
Bouwhuis, Bouhuys, Bouhuijs, van den Bouwhuysen, Bouwhuijsen: Plaatsnaam Bouwhuis. Middelnederlands bouhuus ‘Boerderij, hoeve’. Bouwhuis bij Hellendoorn, Overijssel, Zwolle, Overijssel, Groenlo (Gelderland), in Doetinchem (Gelderland). Vergelijk Bauhaus in Nentershausen.
Bouwman, Bouwmans, Bouma, Bauwman, Boumand, Boumen: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Boudewijn. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands bouman ‘Landbouwer, tuinman’.
Bouwmeester, Bouwmeister, Baumeister: Beroepsnaam van de bouwmeester, opzichter van openbare gebouwen. Ook Duits Baumeister.
Bouxsam, Bouxom, Boucksom, Bouckson, Bucsan, Buxant: Duitse familienaam Buchsam: beukenzaad.
Bouyssonnie. Plaatsnaam Buissonnier, afleiding van buisson: struik(gewas).
Bouzendorff. Plaatsnaam Butzendorf.
Bouzeyene. Arabische familienaam, misschien zoals Bouziane, van b-ziyn ‘mooi’.
Boven, Bovene, van: Iemand die hogerop woont. Vergelijk Van Buyten, Derboven.
Bovendaerde, Bovend’Aerde, Bovendeerd, Bovendeerdt, Bovendեerdt, Bovendeaardt, Bovendeur, Boventer. Familienaam naar de woonplaats boven, voorbij de aard.
Bovenistier, Bovenisti, Bovenisty. Plaatsnaam Bovenistier (Luik).
Bovenkamp, van den: Wellicht plaatsnaam Bovenkamp ‘Hoger gelegen kamp, veld’. Maar de naam kan zijn ontstaan door verkeerde lezing van Bonenkamp ‘Bonenveld’aangezien vroeger de letters n en v goed op elkaar leken.
Bovenkerk: Plaatsnaam Bovenkerik in Amstelveen (Noord-Holland) en Vlist (Zuid-Holland).
Bovenmans. Afleiding van Van Boven, van Ginderhoven.
Bovenrade. Plaatsnaam Boverath in Heinsberg (Duitsland) en Daun. Duitsland.
Boventer. Ook Duits Bovender, Boventer, zie Bovendaerde. Eventueel uit de plaatsnaam Bovenden, Duitsland?
Boverhoff: Plaatsnaam? Bovenhof ‘mpperhof’E
Bovesse. Plaatsnaam, Namen.
Bovie: Picardisch of Waalse variant van Bovier, Bouvier, Beroepsnaam van de koewachter. Vergelijk de Boever.
Bovijn, Bovyn, Boving, Boven, Bovens, Bouvijn, Bouvyn, Bouvin, Bouving, Bouvain: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Bovo.
Bovoy, Bouvoie: 1. Verschrijving voor Beauvois. 2. Plaatsnaam in Witternesse (Pas-de-Calais)
Bowring, Bowering. Oudengels bring, afleiding van br (Engels bower, Duits Bauer): woning, (buiten)verblijf.
Bowland. Plaatsnaam, Lancashire.
Bowman. Engelse beroepsnaam. Pendant van Boogman(s), Boghemans.
Bown. Plaatsnaam Bohon (La Manche).
Boxelaar, van; van Boxelaer, Boxelaere: Plaatsnaam Bokselaar in Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Boxberger. Afleiding van de plaatsnaam Bocksberg (Duitsland) of Boksbergen bij Olst(Overijssel).
Boxel, van. Familienaam uit de plaatsnaam Boxel, Tilburg.
Boxem, (van), Van Bossom, van Boxom, Boksem: Plaatsnaam Boksem in Grimbergen (Vlaams-Brabant). Of plaatsnaam Boksum (Menaldumadeel, Friesland).
Boxho. Luiks-Waals bokը: bokking.
Boxlaer, van, van Boxelaere, van Boxelaer, van Bocxelaer, van Bocxaer, van Bockxlaer, van Bocxlaer,vVan Bockxelaere, van Bockxelaer, van Boexlaer, van Boxclaer. Familienaam uit de plaatsnaam Bokselaar (Lokeren) of Boxtelaar (Kasterlee en Gierle).
Boxman: Vadersnaam. Uit Boksma, Boxma, Friese afleiding van de plaatsnaam Boksum (Friesland).
Boxmeer, van. Plaatsnaam Boxmeer (Noord-Brabant).
Boxtel, van. Familienaam uit de plaatsnaam Boxtel, Noord-Brabant.
Boxus. Latinisering (klankverandering sk/ks) van plaatsnaam Bosquet: bosje, struikgewas: boscus.
Boxy, Bohy, Bohij, Bouxhy, Bouhy, Bouyi, Bouy, Boiy, Bouchy, Boussy, Bousy, Boossy: Waals bouhy, afleiding van Latijn boscus, Waals bousche: struik.
Boy, de, Boye, de, (de) Booij, (de) Booy, (de) Boi, Booi, Boy, Boyens, Boyen, Boijns, Boijn, Boien, Boie, Boeijen, Boeyen, (de) Boeye, Boey, Boeije, Boeij, Boey, Boeyens, Boeye: 1. Middelnederlands boy(e), boey(e): broer, jongen, jochie, knaap, kameraad. Engels boy, West Vlaams boetje, boeten. Ook vadersnaam. Boye, Boje is een Friese en Nederduitse voornaam (zie Boysen). 2. Zie ook (de) Bode. 3. Soms is De Boey, van Du Boey, van Dubois.
Boyaval, Boyenval: Plaatsnaam Boyaval (Pas-de-Calais).
Boyce. Variant van Engelse familienaam Boy(e)s, Oudengels boia: jonge man, knecht. Vergelijk (de) Boy(e).
Boy. 1. Verschrijving voor Boyer. 2. Variant van Boye met secundair accent.
Boyer, Boyez, Boy, Bouyer, Bouyez, Bouyre, Bouyre, Boey, Bouhiere, Bouhier, Bouhire, Bouhyre : Plaatsnaam Bouhier, Boulre, Bo(u)yer, Bouyre, van Latijn bovarium, bovaria: runderfokkerij, runderboerderij, koeienweide. 1217 in campo de Bouiers, Prouvy. Plaatsnaam Boyer (Loire, Sane-et-Loire), Boyres (Indre-et-Loire).
Boytack. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Boudewijn.
Boijenas, van den: Vervorming van de familienaam van den Boeynants. Plaatsnaam Bodenhals in Mechelen.
Boijenk, Boyenks, Bing: Vadersnaam. Afleiding van de Germaans voornaam Boio.
Boy, Boye, (de), (de) Booij, (de) Booy, (de) Boi, Booi, Boy, Boyen, Boyens, Boijns, Boijn, Boien, Boie, Boeijen, Boeyen, (de) Boeye, Boey, Boeije, Boeij,
Bozko: Misschien een spelling voor Frans Bosquaut, van Bosquel, verkleinvorm van bosc ‘Bos, struikgewas’.
Bozon, Bosson, Bousson, Buzon, Busson: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Boso.
Bozuwa: Misschien vervorming van Bouwsma.
Braadbaart. Nederlands Joodse familienaam, waarschijnlijk van breedbaard, zie Breebaert.
Braak, van den Braecke, Braeke, Braeken, Brakema, Braaksma, Verbraak, Verbraecken, Verbracken, Verbraeken, Verbraeke: Plaatsnaam Braak, Middelnederlands brake, braek ‘Braakland’.
Braakenburg: Plaatsnaam Braakenburg in Arnemuiden (Zeeland).
Braakhekke: Plaatsnaam: hek aan een braakveld.
Braakman, Braakmans, Braeckmans, Braeckman, Brackman, Brackmans, Brakman, Brachmann, Brachman, Breeckmans, Breckmans,
Braquegnies, Bracquegnies, Brekmann: 1. Afleiding van werkwoord braken ‘Breken, (vlas) braken; akkerland ploegen en braak laten liggen’. 2. Afleiding van van der Braken. Plaatsnaam, Middelnederlands brake, braek ‘Braakland’. 3. De Braakman was ook een tak van de Honte of Westerschelde in Zeeuws-Vlaanderen, van Biervliet tot Philippine.
Braam, Braams, Braamse, Bramsen, Bramse, Braem, Braeme, Brame, Bramme Braems, braem, Breem, Breems, Brembs, Braham, Brahm: Vadersnaam. 1. Korte vorm van de Bijbelse voornaam Abraham. 2. De naam braam kan ook afgeleid zijn uit de braamstruik.
Braan: Vermoedelijk variant van Braam.
Braanker: Met achtervoegselsubstitutie (-er in plaats van -aar(d) uit de familienaam Branquaer, Brankart, Picardisch Brancard ‘grote tak’. Vergelijk Tak.
Braat, Braet: Samengetrokken uit Middelnederlands baraet, beraet ‘Bedrog, list, bediegerij, bedrieglijk spel, goochelspel; drukte, verwarring, rumoer’van Oudfrans barat.
Brabanon, Barbanson, Barbenson, Barbason, Barbasan, Barbazon, Barbazan, Le Barbenchon: Franse volksnaam van de Brabander.
Brabander, Brabandere, de, Brabanders, de Brabanter: Volksnaam van de Brabander, afkomstig uit het hertogdom Brabant.
Braband, van, van Brabant, van Brabande, van Braband, Brabandt, Brabant, Brabants, de Brabant, de Brabandt, Braibant, Braibans, Brebenat, Brebant, Brbant: Afkomstig van het hertogdom Brabant (nu de provincies Provincie Antwerpen Noord-Brabant, Vlaams-Brabant, Brussel en Waals-Brabant, het land ten oosten van de Leie werd van de 9de tot de 12de eeuw Brabant genoemd. Daarenboven bestaan er talrijke Brabant-toponiemen).
Brabander, Brabandere (de), Brabanders, de Brabanter. Volksnaam van de Brabander, iemand afkomstig uit het Hertogdom Brabant.
Brabander, van, Brabandere, van. 1. Contaminatie van Van Brabant en De Brabander(e). 2. Mogelijk familienaam uit de plaatsnaam Brabander (Venray, Nederlands-Limburg) of De Brabandere in Oostburg (Zeeland).
Braber, den; Brabers: Zeeuwse vorm voor de Brabander.
Brabon, Brabin: Engelse familienaam Braban(t), Brabon, Brabin, uit Brabant.
Brach, Braach, Brachfeld: Duitse plaatsnaam: braakliggend veld.
Brachet, Bracher, Brachais, Brachot, Brachotte, Braquet, Braquez, Bracqler, Bracqu, Bracquez, Brack, Brackez: Bijnaam. Oudfrans brachet, Picardisch braquet: kleine brak (hond). Vergelijk Brak.
Brachthuizen. Plaatsnaam Brachthausen. Duitsland.
Brack: Spelling voor Bracqu, van Picardisch Braquet ‘kleine brak(hond). Of gewoon Bracke met een accent aigu.
Brackmyn, Brakmeyn, Brakmyn, Brakmeijn, Brakmijn: Luikse familienaam. Wellicht vervorming van Brackman.
Braonnier, Braconier, de Braconier, Brakonier, de Brackenier, Bracquenier, Braquenier, Braqueni, Brackeniers, Brackenier, Brackeneer, (de) Braecke, Braeckennier, Bracquen, Bracqun, Bracquene, Bracquin, Bracqume: Beroepsnaam van de jager, jachtmeester, die met brakken (jaaghonden) jaagt. 1383 Jean le Braconnier (brengt de brakken van de hertog terug).
Bracops. Bracop, van bra: wenkbrauwen + cop: hoofd. Bijnaam voor iemand met een hoofd dat opvalt door de grote, borstelige wenkbrauwen. Vergelijk Nederduits Brakopp.
Bracquemond. Plaatsnaam Bracquemont, Seine-Mar.
Bradefer, Bradfer. Bijnaam Bras de fer: ijzeren arm, sterke arm.
Braden, van den. Waarschijnlijk Waalse verhaspeling van Van den Branden.
Brader, de. Beroepsnaam van de brader, de houder van een gaarkeuken, de kok. Een braderie was oorspronkelijk een gaarkeuken.
Bradier, Bradi, Brady: Beroepsnaam van de brader, kok. Midden Frans brader, van Middelnederlands braden. Bradi, Brady is Luxemburg Waals.
Bradley. Plaatsnaam (Lincolnshire, Berkshire): breed bos.
Braeke, Braeken: Variant van Bracke of van Braak.
Bracken, van (der), van de(n) Braak, van den Braek, (van) Bracken, in de Braekt, in de Braek, Verbraak, Verbraken, Verbraek, Verbraekken, Verbraeck, Verbraecken, Verbracken, Verbracke, Braken, Braeken, Braeke, Braack, Braach. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Braak. Middelnederlands brake, braec: braakland. Braak, Eersel, De Braak, landgoed bij Paterswolde, Braak, polder bij Obdam, Braak, een waterloop in Noord-Holland.
Braekers, Brackers: 1. Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands braken: breken, (vlas) braken; akkerland ploegen om het als braakland te laten liggen. Vergelijk Braakman, Duits Bracher. 2. Variant van Braeken.
Braekeveld, Braekevelt, Braeckeveldt, Braeckevelt, Braeckvelt, Brackeveldt, Brackevelt, van Braeckevelt, van Braekevelt, van Brackevelt. Re-interpretatie van Braqueval. De familie Braquaval is afkomstig uit de streek van Moeskroen en trekt in de 16de eeuw naar de streek van Tielt, waar de familienaam op het eind van de 17de eeuw Brakeveld wordt.
Braembussche, van (den), van den Braambussche, van (den) Brambussche, Breembosch. Familienaam uit de plaatsnaam Braambos/Breembos: talrijk in West-Vlaanderen, in Alsemberg (Vlaams-Brabant), in Noord-Brabant (Nederland), Breembos, Nuenen.
Braemscheute, van der. Vondelingennaam; gevonden in een braamstruik.
Braemt (van der), Verbraemt. Familienaam ter Braemt, naar een plaats waar veel bramen groeiden.
Braes, Braas, Bras, Brass, Braz. 1. Naam uit het Middelnederlandse bra(e)s: arm, vadem. Bijnaam voor de meter. 2. Vadersnaam uit Braens, verkorte vorm van Abraham. 3. Familienaam uit de plaatsnaam Bra, de Lienne doorstroomt het dorp dat soms ook met Bra-sur-Lienne wordt aangeduid (Luik) of Bras, bij Libramont, Bras bij Bastenaken (Luxemburg). 4. Bijnaam uit het Nederduitse brsch: lawaai.
Braggaar, Bragard, Bragar, Braga: Spelling voor Bragard, afleiding van Oudfrans braguer; ‘Tooien, versieren, (zich) opschikken’. Bijnaam voor een opschepper, snoever.
Bragge: Misschien variant van Brakke, Bracke.
Bragt, van: Plaatsnaam Bracht/Brecht, van Germaans brakti, afleiding van breken ‘Breking, hoogte’. Brecht (Provincie Antwerpen) en in Balegem (Oost-Vlaanderen). Bracht bij Aken, Dusseldorp, Munster (Noordrijn-Westfalen), die Hohe Bracht bij Siegen (Noordrijn-Westfalen).
Brahy. Luiks-Waalse vorm van Brahier. Beroepsnaam van de mouter.
Braitbart, Braibart, Brajbart, Braybart: Duitse beroepsnaam: breedbaard. Zie Breebart.
Braillar. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans braillier; schreeuwen.
Braillet, Braillon, Bralion: Afleiding van Braillard.
Braipson, Brepson, Brepsant: Dialect vorm van Brabanon.
Braive, Braiwe. Plaatsnaam Braives, Luxemburg.
Brak, (de), Brakke, Bracke, de Brack, Bracken, Brackx, Braks, Braeckx, Bracque, Bracq: Middelnederlands bracke ‘Brak, speurhond, jachthond’. Oudfrans braque, van Germaans brakko. Bijnaam voor een jager.
Brake, ter, Braken. Adresnaam. Plaatsnaam Brake in Nedersaksen.
Brakel, van (den) Brakel, van Braekel, Braeckel, van Braekele, Brakels, de Braekel, Verbraeckel, Verbraekel, Verbrakel: Plaatsnaam Brakel (Gelderland Noord-Brabant, Noordrijn-Westfalen), ook Op -en Nederbrakel (Oost-Vlaanderen).
Brakeleer, de, Brakelaer, Braeckeleer, Brackelaere, Brackelere, Brackelre, Braekelaere, Braekeleer, Braekeleire, Braekeleir, Brakeleirs, de Brackelaere, de Braekelaere, de Braekelaer, Braekelaere, Braekeleer, Braekelleir, Braekeleire, Braekler, (de) Braquelaire, Bracquelaire, Brackquelaire, Desbraquelaire, Broquelaire, (de) Brackelaere, Brackelar, Brackeleer, Brackeleiere, Brackeleir, Brackeler, Brackelaire, Brackelre, Debranquelaire, Breekler, Breckler, Brakelman, Braeckelmans. Familienaam voor iemand afkomstig uit Brakel (Oost-Vlaanderen).
Brakelman, Braeckelmans: Afleiding van de plaatsnaam Brakel. Vergelijk Brakeleer.
Brakenburg, Braakenburg: Wellicht plaatsnaam Brackenborough (Lincolnshire).
Brakenhoff: Plaatsnaam Brackenhofen, plaatsnaam Brackenhofen in Betzenweiler, Brakerhof (Wissingen, Duitsland) Duitse familienaam Brakenhofer. Ook naam van verschillende boerderijen in de streek van Castricum (Noord-Holland).
Bral, (de) Braal: Samengetrokken uit Beral. Vadersnaam. uit Frans Bral, Brault, Braud, Romaans vorm van de Germaanse voornaam ber-wald ‘Beer-heerser’. Beraldus.
Brameyer. Duits Brandmeier: meier, boer op een Brand (zie van den Brande).
Brammertz. Plaatsnaam Brammer, Duitsland.
Bramslevens. Dubbele vadernaam uit Braam + Lievens. Zie bij beiden.
Branchart, Brancar, Brancart, Brancaart, Branca, Brancard, Brancquart, Branquart, Branckaerts, Branckaer, Brancaers, Brankart, Brankaer, Brankaerts, Branquaer, Bracquaert, Braquaert: Afleiding van branche, Picardisch branque: tak. Frans branchard, Picardisch brancard: grote tak. Bijnaam. Picardisch ook overdrachtelijk: mannelijk lid, penis. Vergelijk Tack.
Branche, Branque, Labranche: Frans branche, Picardisch branque: tak. Bijnaam. Vergelijk Tack, Branchart.
Branckotte, Branckaute, Branchaute: Afleiding van Picardisch branque: tak. Vergelijk Brancard.
Brand, (de) Brandt, Brandts, Brands, Brandsen, Brande, Bransen, Brants, Brant, Brans, Brandts, Brandsma, Brantsema, Bransma, Brans, Brandsen, Brantz, Bran, Brans, (de) Brandt, de Brant, Brande, Gerbrands, Brens, Bronts, Brontz: Vadersnaam. Germaanse voornaam Brando ‘Brand, zwaardՠof korte vorm van een brand-naam, zoals Eilbrand, Engebrand, Heribrand, Hildebrand.
Brande, Branden, van de(n), van de (r/n) Brand, van den Brandt, van den Brant, Vandenbrant, van Brandt, van den Branden: 1. Verspreide plaatsnaam (of beroepsnaam) ten Brande’plaats waar brandstof gehaald werd of verbrand terreinՠof waar het brandde (of waar iemand het kolenbrandersberoep uitoefende). 2. Een enkele keer komt Brant van Braemt (zie aldaar). 3. Familienaam uit de plaatsnaam ‘Den Brand’ (Retie).
Brandeis, Brandais. Plaatsnaam Brandeis in Bohemen.
Brandel, Brandelet, Borndellet, Brondel, Brondeel: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Brando.
Brandelard, Brandelaer, Brandeleer. Afleiding van Oudfrans brandeler, Frans branler: schudden, waggelen, wankelen. Bijnaam.
Brandenberg, Brandemberg: Plaatsnaam Brandenberg (als in Beieren). Het kan evenwel een variant zijn van Brandeburg, aangezien berg- en burg-namen vaak verward werden. Canterbury (van burg) bijvoorbeeld heette in het Nederlands Kantelberg.
Brandenburg, Brandenburger, Brandeburg, Brandebourg, Brandebourger: Plaatsnaam Brandenburg aan de Havel, in het land Brandenburg (Duitsland). Maar er is ook een plaatsnaam Brandenburg in het Groot-Hertogdom, waar de familienaam juist erg frequent is.
Brander, Branders, de Brandere, Branger, Brangers, Brandes, Brenders, de Brender, Brenters, Bronder, Bronders: Beroepsnaam van de ijker, die brandtekens aanbrengt. Of bijnaam van een brandstichter. Vergelijk Duits Brenner; iemand die bossen rooit door ze uit te branden. Brandi, Brandhuy: Vadersnaam. Afleiding van latinisering van Germaanse brand-naam, bijvoorbeeld Gerbrandi, Gerbrandy.
Branderhorst: Plaatsnaam, samengesteld met horst ‘kreupelhout, struikgewas, begroeide hoogte’.
Brandes: Door assimilatie rs van s uit Branders.
Brandhof. Plaatsnaam Brandhof in Merkem (West-Vlaanderen) en Nieuwenrode (Vlaams-Brabant). Ook Duitse plaatsnaam en familienaam.
Brandi, Brndli: Vadersnaam. Zuidduitse afleiding van Germaanse Brand-naam.
Brandin, Brandoit. Vadersnaam. Vleivorm van Brand.
Brandjes: Verkleinvorm van Brand.
Brandkamp. Plaatsnaam; afgebrand veld.
Brandligt. Plaatsnaam Brandlecht in Nordhorn.
Brando. Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Brando.
Brandon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Brando.
Brandstdter, Brandsttter, Brandstetter, Brandsteder, Brandsteert, Bransteert, Bronsteede. Bewoner van een brandstede: plaats waar brandstof bewaard wordt; verbrand gerooid terrein. Plaatsnaam Brandsttt, Brandstatt die vooral voorkomt in Beieren en Oostenrijk.
Brandwein, Brandwain. Duitse familienaam Brantwein(er) voor de wijnbrander.
Brandwijk, van, Brandwyk: Plaatsnaam Brandwijk (Zuid-Holland).
Brangers: Variant van Branders, met kustdialectische wisseling van intervocalise nd van ng.
Bransbercq. Familienaam in Henegouwen. Wellicht plaatsnaam Braunsberg, nu Pools Braniewo.
Branson. 1. Vadersnaam. Branon, Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Brandzo, afleiding van een Brand-naam, zoals Hildebrand, Willebrand. 2. Plaatsnaam Branchon (Namen).
Banteghem, Brantegem (van), van Branteglem. Naam uit de plaatsnaam Brantegem (brant-heim) in Erembodegem, Haaltert, Kerksken, Mere, Vlierzele (Oost-Vlaanderen) en Baffe (Henegouwen).
Branten. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse Brand-naam, zoals Hildebrand.
Braquaval, Bracaval, Brackevalle, Brackeva, Brakeva. Naam uit de Moeskroense plaatsnaam Bracaval.
Brarens, Brarers: Vadersnaam. Noord-Friese voornaam Brar, naast Oost-Fries Bror, van Broeder, Broer.
Bras, Braes, Braas, Brass, Braz, Brasch, Brasz: 1. Naam uit Frans bras, Middelnederlandse bra(e)s: arm, vadem. Bijnaam voor de (land)meter. Ook als naam voor een maat. 2. Of uit het Nederduitse bijnaam brsch: lawaai, voor een luidruchtig iemand. 3. Zie ook Braes. Eventueel Duitse familienaam Bras, zie Brasch. 4. Plaatsnaam, zie Debras.
Brasch, Bras: Nederduitse bijnaam uit Middelnederlands brasch: lawaai.
Braschkin. Russischefamilienaam. Slavische afleiding van Brasch, van de voornaam Bratomil of van Slavisch brat: broeder.
Brasfort, Braffort: Bijnaam Bras fort: sterke arm. Vergelijk Bradfer.
Brasier, Brazier: Afleiding van Frans braise: gloeiende houtskool. Beroepsnaam van de kolenbrander.
Brassart, Brassaert, (A) Brassard, Abrassart: Oudfrans brassart: armplaat (van wapenrusting). A Brassard = Au brassard: met de armplaat.
Brassel, Brasselle, Bresseel, Bressel, Bresseau, Bressau, Brassea, Brasselet: Oudfrans bracel: pois, armband; armplaat (wapenrusting).
Brasser, (de) Bresser, Bressers, Breser: Bijnaam voor de brasser, slemper, drinkebroer.
Brasseur, Lebrasseur: Franse beroepsnaam van de brouwer.
Brassine, Brassinne, Brassinnes, Brassine, Brassiene, de la Brassinne, Brassine, Labrassine, Delbrassinne, Delbrassine, de Brasinne, Brassine, Delbressine, Debressine: Oudwaals brassine: brouwerij. Plaatsnaam (la) Brassine in Thines (Waals-Brabant), Sprimont (Luik), (Les) Brassines in Bombaye (Luik). Vaak beroepsnaam van een brouwer:
Braspenning, Braspennings, Braspenningx, Braspenninc, Braspenninincx, Braspenninxs, Braspennigx. Een braspenning was een zilveren munt ter waarde van 10 duiten. Het was een brouwpenning die de waarde had van de accijns voor een ‘Brouwte (brouwsel)Ս bier. De familienaam is de beroepsbijnaam van een brouwer, een belastingontvanger.
Braten. Noorse familienaam.
Bratman. Waarschijnlijk van Engels bradman; brede man.
Brattinga. Friese naam aangenomen door Sjoerd Sybolts in de eerste helft van de 18de eeuw. Hij woonde toen aan de Bratte 3 te Heeg. De Bratte is een vaart tussen Idzegaster Poel en De Lijtste Gaastmeer. De streek wordt ook wel de Burd genoemd en ligt tussen Heeg en Gaastmeer. De naam hratte’ is wellicht verwant/afgeleid van ‘harte.’ Een barte is een over een vaarwater gelegen vervoerbare brug zonder leuning, waarvan het dek uit twee houten liggers met beplanking bestaat. Ze kan worden verwijderd als een schip moet passeren. Over de Brat-sloot heeft wellicht een barte gelegen.
Brau, Braus, Braux: 1. Plaatsnaam Bras, Waals brau. 2. Zie Braud.
Braud, Braude, Brault, Braut, Braud, Baule, Brau, Braux. Vanders naam uit de samentrekking van Beraud, Berode (zie Berwouts).
Brauman, Braumann. Duitse beroepsnaam van de brouwer.
Braun, Braune, Braum: Duitse bijnaam, pendant van de Bruin(e). Of vadersnaam van de Germaanse voornaam Bruno, vergelijk Brauns.
Brauner. Vadersnaam. Germaanse voornaam brun-hari ‘Bruin-leger’. Brunarius.
Braunreuter: Afleiding van een Beierse Plaatsnaam Braunreuth ‘Bruine rode, bruin gerooid terrein’.
Braunschweig. Plaatsnaam in Duitsland, Nederlands Brunswijk.
Braunshausen. Plaatsnaam in Duitsland.
Braunstein, Bronstein, Bronsztain, Brunstein: 1. Vadersnaam. Duitse pendant van Bruynsteen. 2. Plaatsnaam Braunstein, Brunstein, Brunsteen.
Brutigam, Brautigam: Duitse verwantschapsnaam: bruidegom. Vergelijk Bruygoms.
Braux. 1. Zie Braud. 2. Plaatsnaam Braux (Basses-Alpes, Ard., Aube, Cote-d’Or, Marne, Hote-Marne). 3. Zie Brau.
Bravenboer: Bijnaam, vergelijk familienaam den Braven.
Bravin, Bravais: Afleiding van Brave, Brau, van Latijn barbarus: wild. Occidentaals :stier
Bravo. Wellicht van Italiaans bravo; moedig, flink, uitstekend.
Brawerman, Brawermann, Braverman. Beroepsnaam van de brouwer.
Braxel. Hypercorrect voor Praxel, afleiding bij Praxer: voerman op moeilijke bergtrajecten.
Braxhoofden. Wellicht plaatsnaam Hoofd: werik van rijshout en steen dwars op de oever, bijvoorbeeld de Delflandse Hoofden.
Bray, Braye, Braije, Braie, Brai, Braeye, Braeije, Breye, Brey, Breij: 1. Plaatsnaam Bray (Henegouwen), brago, Gallo-Romeins: moeras, slijk. Zie Debray, Dubray. 2. Eventueel van Oudfrans braie: korte broek. Bijnaam naar de kleding. 3. Eventueel van Oudfrans braie: zakvormig visnet. Beroepsnaam.
Brayeur, Brayer, Breur, Breeur: Afleiding van Oudfrans braier, broier, Frans broyer: malen, verbrijzelen, braken. Beroepsnaam, wellicht van de vlasbraker.
Brayette. Afleiding van braie; korte broek. Bijnaam.
Brebels. Naam uit Breebol voor iemand met een (brede bol) breed hoofd, vergelijk Breethooft.
Brebion. Afleiding van Frans brebis: ooi, schaap. Bijnaam. Vergelijk Schaep.
Brecht. 1. Vadersnaam. Korte vorm van een brecht-naam, Germaans berht; ‘Schitterendՠin bijvoorbeeld Albrecht, Robrecht. 2. Korte vorm voor Van Brecht. Verbrechte; zoon van vrouw Brecht.
Brecht, van (der), van der Breght, van Braght, van Bragt, (van der) Bracht. Familienaam uit de plaatsnaam Brecht/Bracht die uit het Germaanse brakti, afleiding van breken; breking, hoogte. Er is onder andere een Brecht in (Antwerpen) en in Balegem (Oost-Vlaanderen). Bracht bij Aken, Munster, Dusseldorp; die Hohe Bracht bij Siege.
Brechtmans. Afleiding van de familienaam Van Brecht.
Breckx, Brecx, Brex: Vadersnaam, afleiding van Brecht. Vergelijk Imbreckx = Imbrechts.
Brecville. Zinwoord: Oudfrans breker, van Nederlands breken + ville: stad, dorp, hoeve, landhuis. Bijnaam voor iemand die in landhuizen inbreekt.
Breda, van, Bredas, Brdas, Brdat, van Breda: Plaatsnaam Breda (Noord-Brabant).
Brda, Brdat, Brdas: 1. Zie Breda. 2. Waalse vorm voor Brdart of Bredaut.
Bredael. Plaatsnaam Briedal bij Koblenz:
Bredam, Breedam, van. Plaatsnaam Breedam; brede dam, bijvoorbeeld 1353 in den Breeden Dam, Varsenare.
Bredael. Naam uit de plaatsnaam Briedel bij Koblenz.
Brdart, Bredart: 1. Oud-Luiks bredair: lang mes. 2. Waalse hypercorrecte vorm voor Breda of Bredaut.
Bredel, Bredaut, Bredo, Brdo, Bridel, Brido: Oudfrans bredel, bridel: breidel. Zie Breydel. Zie ook Bridou(x) 2.
Bredenkamp. Plaatsnaam Brede Kamp: breed veld, breed afgeperkt stuk land. Vergelijk Breedveld.
Breder: Vergrotende trap voor de Bree.
Brederode, Breder, van, van Brero: Plaatsnaam Brederode in Velzen (Noord-Holland) Եitgestrekt gerooid land’.
Bree, de; de Breed, Breet, Bredius, Breden, den Breejen, Debree, Debr, Debre, den Breejen: Bijnaam voor iemand met brede, sterke lichaamsbouw, een breedgeschouderde.
Bree, van, de, den, der, Verbree, van Bre, Vambre: Plaatsnaam Bree (Belgisch-Limburg) of in Haaksbergen, Overijssel en Rietveld (Zuid-Holland).
Breebaert, Breebaart, Brebart, Brebar, Brbart, Braadbaart: Bijnaam: met brede, volle baard.
Breede, Breeden, van den, van (den) Breen, van Bren. Familienaam uit de plaatsnaam Ten Brede in Opwijk (Vlaams-Brabant) en Lebbeke (Oost-Vlaanderen). 1415 Lodewijck van den Breeden.. op een stede gheleghen ten Breeden, Opwijk. Ten Breeden, tussen de Breestraat en de beek, was in de 16de eeuw nog bewoond door Van den Breen. Afgeleid van Ten Brande; plaats waar brandstof gehaald werd?
Breedenraedt, Brennenraedts: Beroepsnaam van een lid van de brede raad, ook wijde raad genoemd: grote raad. In tegenstelling tot de nauwe raad: geheim raadsman.
Breederland: Plaatsnaam ‘Breed land’.
Breedijk, Bredijk. Plaatsnaam met een brede dijk als te Helmond. Bredijk in Zevekote.
Breedsteen. Plaatsnaam Brede Steen. Vergelijk Duits Breit(en)stein.
Breedstraet, van der Breetstraeten: Verspreide plaatsnaam Brede Straat, Breestraat.
Breedveld, Breedeveld, Brederveld: Plaatsnaam Breedveld in Groot-Bijgaarden (Vlaams-Brabant), Tourneppe of Dworp (Waals-Brabant), Breeveld in Schilde en Borsbeek (Antwerpen) en Woerden (Zuid-Holland). Een Nederlandse famille gaat terug op de plaatsnaam Breetvelt bij Zevenhuizen.
Breekpot, Breeckpot, Breckpot, Brepot, Brpot: Bijnaam voor een pottenbreker. Vergelijk Frans Brisepot, Duits Brekenap.
Breekweg. Zinwoord: die een wegge, wigge ‘Broodՠbreekt, afbreekt. Vergelijk Scheurwegs, Frans Brisemiche.
Breel: Plaatsnaam Brel, Breel, ontrond uit Broel, of uit Breuil ‘moerassig land’.
Breeman, Breemans, Breman, Mremans: Afleiding van van Bree of bijnaam ‘Brede man’.
Breemersch, Breemeersch, van, van Bremeersch, Breemeesch, Bremeesch, Bremeels: Plaatsnaam Breemeers, Breemeersen: brede meers, beemd, onder meer in Oostkamp.
Breemes: Plaatsnaam Brmes(Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen) of uit Bremers’van Bremenՠof Breems, van Braems?
Brehmen, Bremen, (van) Breemen: Plaatsnaam Bremen, de hanzestad, of Brehmen (Saksen), Bremen, Duitsland.
Breems, Brembs, Brems. 1. Naam uit de plaatsnaam Bremen (Duitsland). 2. Of zie Braam.
Breen, Breens Brens, : Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit (den) Breden of verkort uit van Breen.
Breen, van: Plaatsnaam ten Breeden. 1415 Lodewijck van den Breeden.. op een stede gheleghen ten Breeden, Opwijk.
Breepoel: Plaatsnaam Breepoel’brede poel’. Ook familienaam Brepoels, Brepols.
Breesnee: Bijnaam ‘Brede snee’E
Breethooft. Bijnaam voor iemand met groot, breed hoofd. Duits Breitkopf.
Breetvelt, Breederveld, Breedveld: Plaatsnaam Breeveld in Woerden (Zuid-Holland), Breetveld bij Zevenhuizen.
Breetwaeter, Breetwater, van. Familienaam uit de plaatsnaam Breedwater in St.-Omaars (Pas-de-Calais), (nu het Minnewater) in Brugge en als Breewater erg verspreid.
Breeveld. Plaatsnaam, Zuid-Holland, zie ook Breedveld.
Breeweg: Plaatsnaam Breedeweg in Groesbeek (Gelderland) en Bredeweg, IJsselmonde (Zuid-Holland).
Breeze, Breese, Bresen: Vadersnaam. Variant van Brose (Ambrosius) of Bryse (Brixius). Vergelijk Breuskin.
Breezypn van. Verdwenen naam uit brede + zijpe.
Brefort, Brefort, Breevaart: 1. Plaatsnaam Bredevoort (Gelderland). 2. Variant van Brasfort?
Bregentzer. Afleiding van de plaatsnaam Bregenz, Oostenrijk.
Brgy, Bregy. Plaatsnaam. Oise.
Brehain. Plaatsnaam Brhain (Moselle, Meurthe-et-Mos.), Brehen in Marilles (Waals-Brabant).
Brehm Brehme. Plaatsnaam Brehm, Duitsland, Brehme.
Brehmen, Bremen, (van) Breemen. Familienaam uit de plaatsnaam Bremen, Brehmen: die op diverse plaatsen in Duitsland voorkomt. Bremer, Bremmer, Bremmers, Bremers, van Bremen.
Breidenbach, Brijdenbach, Breydenbach, Brydenbach: Plaatsnaam Breidenbach (Duitsland).
Breier, (de) Breyer, Breijer, Breyere, Breyre: Beroepsnaam van de wever of vlechter. Afleiding van Middelnederlandse werkwoord brei(d)en. 2. Beroepsnaam: bereider van maaltijden.
Breiltgens. Afleiding van Noordwest-Duitse vorm Breil voor Brhl: broel, beemd.
Breinig, Breinich. Plaatsnaam Breinig bij Aken.
Breine, Breine, van Braine. Plaatsnaam, ‘s Gravenbrakel, Frans Braine-le-Comte (graaf), Eigenbrakel, Frans Braine-l’Alleud, Waals-Brabant, Kasteelbrakel, Frans Braine-le-Chteau, Waals-Brabant, Woutersbrakel, Frans Wauthier-Braine, Waals-Brabant, Woutersbrakel ontstond uit de in de 13de eeuw aan de gemeente gegeven Latijnse naam Brania Walteri, die vermoedelijk verwijst naar de ridder die hier woonde en het goed bezat. Oorspronkelijk heette de rivier de Hain Brakel (Frans: Braine), waarmee het zijn naam aan drie Waalse dorpen gaf. In Ophain heette het ook ri d’’Ephain. Ophain, dat oorspronkelijk Op-heim betekende, werd in het Waals begrepen als op de Hain en zo ging men de rivier de Hain noemen. Alsof dat nog niet genoeg is, wordt het riviertje soms ook verward met de Hene (Frans: Haine), waar het niets mee te maken heeft.
Breit, Breidt. Duitse bijnaam. Vergelijk De Bree.
Breitenstein, Breitstein, Breitsztein, Braitsztain, Bratsztein: Verspreide Duitse plaatsnaam. Vergelijk Breedsteen.
Breithof, Breithoff. Plaatsnaam Breithof? Of Re-interpretatie van Breithoft (zie Breethooft)?
Brejean, Brjean: Variant van Franse familienaam Bregeand, Bretons Bregeon, Brejon: brouwer; afleiding van bregie: gerst waarmee hier gebrouwen wordt.
Brekel, van den, van den Breekel: 1. Plaatsnaam Brekel (Overijssel). 2. Variant voor Van Brakel.
Brekelmans, Breekelmans: 1. Afleiding van van (den) Brekel. Plaatsnaam Brekel, Overijssel. 2. Dialect variant van Brakelmans.
Breker, Breek: Beroepsnaam. Middelnederlands breker ‘Die breekt, die vis gromt’. Het kan ook een bijnaam zijn voor een inbreker.
Brel. Plaatsnaam Brel uit Breil, Breuil: moerassig land. Vergelijk Broel. Brel in Templeuve (Henegouwen).
Bremaker, de, de Bremaecker, de Bremaeker, Debremaeker, (de) Bremacker, Brmacker, de Braemaeker, de Braemaker. Naam uit het Zuidoost Vlaamse breemaker: opschepper. Bijnaam. Vergelijk Duits sich breitmachen: gewichtig doen, zich laten gelden.
Bremdonckx. Brendonck: Plaatsnaam Breendonk (Antwerpen) of in Brasschaat (Antwerpen).
Bremekamp: Plaatsnaam. Ook Breemerkamp, Bremerkamp. Ԃramenkamp’.
Bremer, Breemer, Bremers, Brehmer: Van Bremen of Brehmen.
Bremhorst. Plaatsnaam; hoogte met brem begroeid.
Bremken. Vadersnaam. Bra(e)mkin, afleiding van de Bijbelse voornaam Abra(ha)m.
Bremont, Bremond, Brmont, Brimont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-mund; ‘Beer-bescherming’. Bermundus, Bremundus. 2. Plaatsnaam Brimont (Marne).
Brempt, van (den), van den Bremden, van den Bremd, van den Brem, van den Breemt, van (den/r) Brempt, van den Brembt, van Bremdt, Bremt, van den. Naam uit de plaatsnaam Bremt: plaats waar brem groeit: op diverse plaatsen.
Brendel: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaans voornaam Brand.
Brene, Brenne. 1. Oude vorm van de Duitse beroepsnaam Brenner: kolenbrander, die een bos rooit door het te branden; vervaardiger van houtskool. 2. Plaatsnaam Brennes (Hte-Marne).
Brenard, Brenart, Brenaert. 1. Klankverandering van Bernard. 2. Zie Breyna(e)rt.
Brendan. Vadersnaam. Ierse voornaam Brendan/Brandaan. De Ierse abt Brandanus (485-576) werd een legendarische en zelfs literaire fguur.
Brendel, Brendels, Brentel: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Brand.
Brendjens, Brendgens, Brentjens: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Brand, Hildebrand enz.
Brenet, Brenette, Brenez, Brainez: Vadersnaam. Klankverandering van Bernet. Vergelijk Brenard.
Brennan. 1. Oudengels. brennehand: brand de hand. Bijnaam van de beul die de gerechtelijke foltering moest uitvoeren, het branden van de hand. 2. Of veeleer door assimilatie (nd/ri) uit Brendan?
Brenneisen. Beroepsnaam van de smid, die het ijzer brandt, in het vuur doet gloeien.
Brenning, Brenninck ,Brennink, Brennig, Brenig, Brennecke, Brenneke, Brenke, Brennigke: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Brant. Variant van Brending, Brendeke, Branding, Brndink, zo ook bij de samengestelde naam Brenninkmeyer.
Breny, Brenu. 1. Plaatsnaam Breny (Aisne). 2. Luxemburg Waalse vorm van Brenier = Bernier.
Brenkelen, van: De naam is ontstaan door een leesfout voor van Breukelen (Utrecht).
Brenk, van. Adresnaam. Plaats in Rijnland-Palts of van Brink, dorpscentrum.
Brepoels, Brepols: Plaatsnaam Brepoel, Breepoel, Breepoels: brede poel. In Molenstede (Vlaams-Brabant).
Bres, de: Verkort uit de Bresser.
Bresijn, Brezins: Vadersnaam. Vleivorm van Brixius (vergelijk Brissinck) of Ambrosius (vergelijk Breeze).
Breslau, Breslauw, Breslav, Breslaw: Plaatsnaam Breslau in Silezi, Pools Wroclaw.
Breshouwer: Vermoedelijk een vervorming van de Nederlands familienaam Brethouwer ‘Houwer, zager van planken’.
Bressan, Bressand, Bressant. Afkomstig uit La Bresse, Vosges.
Bresseleers, Brasseler. Familienaam uit brasseren, brassen: bijnaam voor een brasser.
Bressem, van, van Bressen. Familienaam uit de plaatsnaam Breisem in Kumtich (Vlaams-Brabant).
Bresson, Berson: Vadersnaam. Vleivorm van Brice, Brs, de heiligennaam Brictius.
Bressoux, Bresou, Bresoux, Bresous, Brsous, Bersoux, Bersou, Bersoul: Bressoux is een plaatsnaam (Luik), Waals berso (klankverandering), ook in La Gleize, Francorchamps, Waismes (Luik). Maar de familienaam komt hoofdzakelijk in Henegouwen voor; alleen Bersoux komt in Luik (6x) voor. Daarom is deze familienaam wel een variant van de Henegouwse familienaam Brisoux.
Brest. Plaatsnaam, Bretagne.
Bresto: Variant van de Belgische familienaam Bristot, dat is Frans brise tout ‘Die alles breekt’.
Brestrich. Oost-Duitse, Slavische plaatsnaam.
Bretagne. Afkomstig van het hertogdom Bretagne.
Bretel, Breteau, Britelle, Britel, Brotelle, Bruteau: 1. Beroepsnaam. Bretelle: schouderriem. Of Bretel = Bridel: breidel? 2. Breteau en Bruteau kunnen metathetische variant zijn van Berteau.
Breton, Bretton, Brette, Bret, Breth, le Breton, Britton, Lebreton, Lebriton, Bourton, Burtont, Burton, Leburton, le Bret, Lebrett: Bret(on), herkomstnaam van de Breton, uit Bretagne. Bretonnet, Bretones is er een afleiding van.
Brettler. Ontronde vorm van Brotler.
Breuck, de. Debreuck = Dubreucq.
Breugel, van, van Brugel, Breugelmans, Breugelman, Breughelmans, Brogelmans, Bruegelmans, Bruglemans, Brgelmann: Plaatsnaam Breugel dat is een moerassig en/of bosrijk gebied. (Noord-Brabant). Verscheidene dorpen ontlenen ook hieraan hun naam: Breugel (Noord-Brabant), Brogel (Limburg).
Breuillard, Breuill, Breulet, Brouilliard, Brouillard: Afleiding van Oudfrans breuil, broil: bos, struikgewas, bosachtig moerassig terrein.
Breukeleers, Breuckelaers, Breuckeleers: 1. Afkomstig van Breukelen. 2. Maar misschien wel variant van Beukelaers met r-epenthesis (vergelijk Brauweraerts).
Breukelen, van. Plaatsnaam, Noord-Brabant, Utrecht.
Breukelman: Afkomstig van Breukelen (Noord-Brabant, Utrecht). Of gewoon reinterpretatie van Breugelman.
Breukink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse burg-naam. Vergelijk Brock. Nederlandse familienaam Brokking.
Breulheid, Breulhez. Plaatsnaam breul; broel + Waals h: beukenbos, beboste helling.
Breuls, Brels. Naam uit de plaatsnaam Broel, Breugel: natte weide, beemd.
Breuls, de Tiecken. Adellijke familie. 1. Breuls: zie hierboven. 2. Tiecken verwijst wellicht naar een kleinere plaatsnaam. Of mogelijk ook verwijzend naar een familienaam (bijvoorbeeld langs moederskant): Tiecke. Deze naam komt nog in Nederland en in België voor en is een afleiding van Theobald.
Breuseghem, Breusegem, (van), van Brusegem, Brusegan. Familienaam uit de plaatsnaam Brussegem (Vlaams-Brabant).
Breuskin, Bruskin, Brusquin: Vadersnaam van de heiligennaam Ambrosius.
Breuze, van, (van) Breuse, Wambreuse, Wambeuze: Plaatsnaam Breuze in Kain en Mourcourt (Henegouwen).
Breval, Breuval, Briaval, Brival: Plaatsnaam Brval (Seine-et-Oise).
Brever, Brevers, Brver, Brvers, Brvert: Waalse aanpassing en spelling (v=u) van Breuer(s).
Brevery. Plaatsnaam Breuvery, Marne.
Brevet, Brevot, Brev: Bijnaam. Verkleinvorm op –et van Frans bref ‘kort, klein’. Vergelijk Lebref, de Cort(e).
Breviel: Vervorming van de Franse en Belgische familienaam Brecville. Een zinwoord, samengesteld uit Oudfrans breker, van Nederlands breken + ville ‘Stad, dorp, landhuis’. Bijnaam voor iemand die in landhuizen inbreekt.
Brvire, Brevire, Breviere: Plaatsnaam Brvire (Oise, Calvados).
Breij, Brey, Breye: 1. Korte variant van de Breijer; wever, vlechter. 2 Uit Bray, plaatsnaam (Henegouwen). familienaam Debray, Dubray.
Breydel, Breydels, de Breyel, de Breijel: Bijnaam naar de breidel, de teugel of toom van een paard. Beroepsnaam voor de paardenknecht, ruiter of voerman of voor de breidelmaker. Palfreniers heetten in het Middelnederlands ook ‘ghesellen te breidele’.
Breynaert, Breynart, Breynaerts, Brainard, Brainart, Brinaert, Brina, Brijnaert, Brynaert, Brynart, Bruynaert, Bruijnaers, Brenard, Brenaerd, Brenaert, Brenart, Brenort. Naam uit de plaatsnaam Braine (Franstalige variant van Brakel), Breyne. Zie ook Brunard.
Breijaert: Vernederlandste vorm van Briard (zie Briars).
Breijer: Beroepsnaam van de breier ‘Wever, vlechter’.
Breyre. 1. Waals, Malmedy: bryre, Frans bruyre: heide. 2. Zie Breier.
Breyssem, Breysem. Plaatsnaam Breissem in Kumtich, Vlaams-Brabant.
Brezing. Vadersnaam. 1. Duits dialect ontronde vorm van Brsing, afleiding van Ambrosius. 2. Zie Brissinck.
Briac. Naam van een lerse heilige, die in Boubriac (Bretagne) in de 6de eeuw stierf.
Brialmont, Briaimont, Briamont: Plaatsnaam in Chne en Tilff (Luik).
Briard, Briart, Briade, Brias, Briat, Briatte, Brard, Brart, Breard, Breart, Breyaert, Breijaert: 1. Herkomstig van Brie, streek ten oosten van Parijs. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Aubriart, afleiding van Aubry.
Bribosi, Bribosia. Waalse vorm (Namen) op –ia, van -iau, -d, van briboz: vuil maken, bekladden, bemorsen, vooral het gezicht zwart maken. Nijvels bribouz: vuil. Bijnaam.
Briaire: Variant van Briars? Of Franse uitspraak van Breijer?
Briars, Breas: Briard, afleiding van de Plaatsnaam Brie, streek ten oosten van Parijs.
Bricard, Bricar, Bricart, Brika, Brikat, Bryckaert, Brichard, Brichart: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans bric, Germaans bricco: gek, zot.
Briceno, Bricen. Vadersnaam uit Bricio, dit uit het Keltische Brice. Zie verder bij Brixius.
Brichand, Brichant. Variant van Brjean of leesfout voor Brichaud? Gaat in geen geval terug op 1267 Nicholes Bricham.
Breas, zoals de Belgische familienaam Brias, eigenlijk Bria, van Briard.
Brid, Bried: Spelling voor Frans Bridet, verkleinvorm van bride ‘Breidel’.
Brichet, Brich, Bricher, Brichot, Brixho, Bricot, Brico, Brocotte, Brisset, Brissez, Bris, Briss, Bricon, Brisson, Brison, Brisot, Brisquet, Briquet, Bricquet, Briket, Brik, Brihet. Vadersnaam, knuffelvormen van de voornaam Bric(h)e, dit uit de heiligennaam Brictius/Brixius.
Briquet, Brusket: Vadersnaam. Picardische variant van Frans Brichet, vleivorm van Briche, de heiligennaam Brictius. Brusket is een geronde variant van Brisquet. Vergelijk Brik.
Bricheux, Plaatsnaam in Bra, Luik.
Bricoult, Bricout, Bricoux, Bricou, Bricoup. 1. Afleiding van Oudfrans bric: gek, zot. 2. Plaatsnaam Bricoult in Thulin (Henegouwen).
Bricourt. 1. Plaatsnaam in Apremont (Ardeche). 2. Variant van Bricoult.
Bricteux, Brickteu: Beroepsnaam Briqueteur (Waals brikteu), Frans briquetier: steenbakker.
Bricusse. Vadersnaam. Variant van Brix(ius).
Bride. Beroepsnaam. Frans bride: breidel. Vergelijk Breidel.
Bridelance, Bridelence. Variant van Briselance (metz/rf-wisseling zoals Bazelaire/Baudelaire). Zinwoord: die de lans breekt. Bijnaam voor een ridder die aan toernooien deelneemt. Vergelijk 1400 Willem Breecspeere, Kortrijk, Engels Breakspear.
Bridoux, Bridou, Bredoux, Broutout, Broutoux, Brutout, Brutoux: 1. Vadersnaam Wellicht door dissimilatie van Blidoul, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Blidolf, Blidulf(us). 2. Beroepsnaam. Afleiding van Frans bride: breidel. Vergelijk Bredel.
Briefjes, Brieve, Brieven: Beroepsbijnaam van de schrijver, geheimschrijver, klerk. Zo ook Brievere, Brievere, de.
Briel, van de(n), van den Briele, van Briel, van de (n) Bril, Brill, Bril, Brils, Briels, Bril, Brielman, Brilmans, Brilman, Brilleman. Plaatsnaam Brielle; moerassig terrein (Zuid-Holland): 1316 ten Briele, 1345 den Briel, maar ook (den) Briel in Wulpen, een verdronken eiland bij Cadzand (Zeeland):
Brielsman: Afleiding van van den Briel.
Brien, OՂrien, Brienne, Briand, Brian, Briannt, Bryanft, Bryans, Briaen: Vadersnaam. Keltische voornaam. Iers Brian. Engelse familienaam Brian, Frans Brian(d).
Brienen, van, van Brien, Briene, Brijnen. Vadersnaam, plaatsnaam Brienen bij Kleef, Kleve.
Brienesse. Ontronde vorm van Nederlandse familienaam Bruinis, met variant Breunesse, Breunis, Bruijnis. Plaatsnaam Bruinisse (Zeeland).
Brienne, Bruienne, Bruyenne, Bruyennes: 1. Plaatsnaam Brienne (Sane-et-Loire, Aube, Ard.). 2. Zie Brien.
De Brier, Brierre, Briere, Brire, Briers, Bryere, Bryers, Brieders. 1. Limburgse vorm van brouwer. Beroepsnaam. 2. Zie ook Broeder.
Brire, Brierre, Briere, Bryere: 1. Grafe voor Bruyre. 2. Waalse aanpassing van Brire uit Briedere; zie De Brier.
Bries. 1. Zie Briers. 2. Spellingvariant van Brys, vadersnaam uit de heiligennaam Brixius.
Briet, Brit, Britez, Brietez, Briet, Brietee, Briais. Vadersnaam, verkorting van Abriet/Aubriet, dit zijn afleidingn uit de voornaam Albert, Aubry, Alberik.
Briffaux, Brifaut, Briffaut, Briffoz. Bijnaam uit het Oudfranse brifaud: slokkop, gulzig iemand.
Briffaers, Briffaerts, Briffa, Briffart, Bruffaerts: Afleiding van Oudfrans brifer: gulzig eten, schrokken. Bijnaam voor een gulzig eter. Vergelijk Briffaut. Briffeuil. Plaatsnaam Briffoeil in Wasmes-Audemez (Henegouwen).
Brigaerts, Briga: De vorm op -aert kan hypercorrect zijn via Waals Briga voor Brigaud, maar kan ook een afleiding zijn van Oudfrans brigue: twist, ruzie, net zoals Brigaud.
Brigand, Bregand, Bregant, Brgand, Bringand: Midden Frans brigand: krijger te voet, soldaat.
Brigaude, Brigoode, Brigode, Brigou, Brigoude, Brigonde, Brigotte, Brygo: 1. Bijnaam. Afleiding van briguer: twisten, ruziemaken. 2. Plaatsnaam. Zie De Brigode.
Briggheman, Breggeman, Bregman, Brigmane, Brickman, Brickmanne, Bricmaan, Bricman, Bricmanne, Bricmant, Bricquemanne, Briquemanne, Briqmane, Bricqmane, Bricqman, Bryckman, Brykman: 1. Ontronde vorm van Bruggeman. De vormen met k zijn te verklaren door Waalse aanpassing. 2. Waalse verschrijvingen voor Brekman/Breeckmans; zie Braakman.
Brigitta, Brigitte: Moedersnaam. Voornaam Brigitta, gelatiniseerde vorm van Oudiers Brigit.
Brigu, Brigue, Brig, Brige, Brigez: Oudfrans briguet: zoon van adellijke vader en niet adellijke moeder. Of variant van Briquet?
Brik, Brike, Bricq, Bricke, Brick, Brik, Briks, Brics, Brix: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Brictius. Brixius.
Brikelet, Briclet, Briquelet: Vadersnaam. afleiding van Brique, Sint Brictius. Vergelijk Briket.
Bril, de, Brille, Brill, Brils, Bryl, Bryll: 1. Beroepsnaam van de brillenmaker. Vergelijk familienaam Brilleman, Brilmaker. Of bijnaam voor een drager van een bril. 2.Verkort uit van den Bril, van van den Briel.
Brilleman, Brilmans, Brilman. 1. Beroepsnaam van de brillenmaker. 2. zie ook Briel.
Brilantstein. Duits Joodse naam; briljantsteen.
Brillant. Frans brillant; schitterend.
Brillard, Brillat, Brillet, Brillez, Brilliet, Brillois, Brilloit, Brillon, Brillion, Brillot, Brillo, Brilot: Afleiding van Oudfrans bril: val, valstrik om vogels te vangen. Ook Oudfrans brillet. Bijnaam van de vogelvanger.
Brilleman, Brilman, Brilmans. 1. Beroepsnaam van de brillenmaker. 2. Zie Brielman.
Brillens. Hypercorrect voor Brils.
Brilleslijper. Beroepsnaam van de slijper van brillenglazen.
Brilmaker, Brilmacker, Brilmaecker, Brilmakre: Beroepsnaam van de brillenmaker.
Brilmayer, Brimeyer, Brumeyers: Duits Brielmeier, Brlmeier: meier op een Bruni.
Brimbert. Vadersnaam. Ontrond (Henegouwen) van Germaanse voornaam Brunbert?
Brimbois. Afleiding van brimbe: zaak van weinig waarde?. Of veeleer van Brisbois, met epenthetische nasaal.
Briment. 1. Zie Bremont. 2. Plaatsnaam Brimont (Marne).
Brimioul, Brimioulle. Brumioul: Plaatsnaam in Ans (Luik).
Brimmel. Duitse ontronde vorm van Brummel, Nederduits Brmmel (Hamburg). Bijnaam voor een brommer, brombeer.
Brin. Wellicht van Berin, vleivorm van Bernard, of door dissimilatie van Benignus.
Brine, Bryne: Ontronde vorm van Brune, Bruine?
Brink, (ten); van den, der Brink, te(n) Brinke, Brinks, Brings, Brinksma, Brinkers, Brinck, van Brincken, Tenbicq, Teblick, Tblick: Oostelijke plaatsnaam Brink’(gras)rand, open ruimte bij een erf of in een dorp, dorpsplein’.
Brinckman, Brinckmans, Brinkman, Brinkmann, Brynckman, Bringman, Bringmans, Brengman, Brinkmans, Bringhmans. Afgeleid op – man van Van den Brink.
Brinkenberg: Oostelijke plaatsnaam.
Brinkerhof. Plaatsnaam in Schalksmuhle, Duitsland.
Brinkers, Brenkers. Bewoner van een brink.
Brinkhaus: Overijsselse plaatsnaam Brinkhuis, bijvoorbeeld in Hengelo Overijssel.
Brinkhof, Brinkhoff, Brinkhuis, Brinkerhof. Adresnaam als te Norg, Rinteln, Duitsland.
Brinkhuis, Brinkhuizen, Brinkhuyzen, Brinkhuysen. Plaatsnaam; huis op een brink, Brinkhuis in Hengelo en Reutum.
Brinon. Plaatsnaam (Nivre, Cher).
Briois, Brior: Afkomstig van Brie.
Brion, Brioen, Bryon, Brijon: Vadersnaam. Korte vorm van Abrion, Romaans vleivorm van de voornaam Albert. Briot, Brio(d): Vadersnaam. Korte vorm van Abriot; vergelijk Brion.
Briou, Brioul, Briol: 1. Variant van Bridoux? 2. Korte vorm van Abrioul, vleivorm van Albert (vergelijk Brion). Of Abriou(x) als Zuidfranse vorm voor avril: april.
Briquemont, Bricmont, Bricmond: Plaatsnaam Briquemont in Mont-Gauthier (Namen).
Briqueneer. Misschien van Briconnier, zoals Oudfrans briconie: gekheid, van Oudfrans bricon: gek, dwaas, deugniet.
Brisbois, Brisebois, Brbois, Brebois: 1. Brise bois: die (in) het bos (in)breekt, die inbreuk pleegt op de boswetten, houtdief, stroper, Duits Waldfrevler. 2. Plaatsnaam Brichebo in Vezin (Namen), Briexbois (Luik).
Brisac, Brisack, Brisacque, Brisacq, Brisaeck, Brizacq, Bresacq: Plaatsnaam Brisach, de in Frankrijk gebruikelijke vorm voor Breisach in de Breisgau (Elzas), die in het lokale dialect Brisach uitgesproken wordt.
Brisard, Brisart, Brisar, Brisaert, Brisaer, Brizard, Brizar, Brsart, Brsar, Brsard, Bresart. 1. Afleiding uit het Franse briser: breken (bijnaam of beroepsbijnaam). 2. Zie ook Brissaud en Brissard.
Brisbart, Brisbaert, Brysbaert, Brijsbaert: Frans Brisebarre: die de slagboom, afsluiting doorbreekt, dus: inbreker, rover.
Brisco, Briscot, Brisko, Briskot, Brixho, Brixko: 1. Brise cou: die zijn nek breekt. Bijnaam voor een waaghals. 2. Plaatsnaam Briscol in Ereze: gevaarlijke plaats waar men zijn nek dreigt te breken. Waals brhc.
Brisepot. Bijnaam voor een pottenbreker, vergelijk Breekpot.
Brisfer, Brisfert. Brise fer: die ijzer breekt. Bijnaam voor een sterke kerel. Duits Brecheisen.
Brismail, Brysemael, Bresmael, Bresmal: Zinwoord: briser: breken + Oudfrans mail: hamer, strijdhamer, knots. Dapper krijger, die wapens breekt. Vergelijk Bridelance.
Brismez, Brism, Brisme, Brismee, Brismet, Brismer: Bijnaam brise: breek + Oudfrans mes, van Latijn mansum: woning, huis. Bijnaam van een inbreker, die in huizen inbreekt, die huisbraak pleegt. Vergelijk Middelnederlands huusbreker. Zie ook Brismoutier.
Brismoutier, Brismoutiez, Briesmoutier: Zinwoord: Brise: breek + moutier: munster, kerk. Bijnaam voor een (Middelnederlands) kerkbreker, kerkdief, die in kerken inbreekt. Vergelijk Brismez.
Brisoux, Brisol, Bressoux, Bresoux, Bresou, Bresous, Brsous, Bersoux, Bersou, Bersoul: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Brisolf.
Brissard, Brissa, Brissart, Bressard, Bressart, Brichard, Brichart, Brixka, Briska. 1. Vadersnaam. Eventueel hybridische voornaam uit Brixius + Germaans wald: Briceoldus. Of veeleer afleiding op –el (Luxemburg Waals -ay) van de voornaam Brice. vergelijk Brichet.
Brissaud, Bressau, Bresseau, Brescheau, Brisau, Brichaut, Brichau, Brihay, Brihaye. 1. Vadersnaam uit Brixius + wald. 2. Of vadersnaam uit Brice.
Brissinck, Bryssinckx, Bryssinck, Brijssinckx, Brijssinck, Briessinckx, Briessinck, Bressinck, Bressink, Brezing. 1. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Brijs, van Sint Brictius.
Bristot. Zinwoord: brise tout: die alles breekt.
Brisville. Zinwoord: brise ville: die in het landhuis inbreekt. Vergelijk Brecville, Brismez, Middelnederlands huusbreker.
Brisy, Brissy: 1. Plaatsnaam Brisy in Cherain, Brissy (Aisne). 2. Spellingvariant van Brixy.
Brit, de. 1. Volksnaam van de Brit. 2. Debrit spelling voor Debrie?
Brito (de), Britte, Britten, Bridts, Brits, Bryt. Vadersnaam, de volksnaam van de Britten werd ook als volksnaam gebruikt.
Brits, Bridts: 1. Vadersnaam. Picardisch Bric(h)e, van Sint Brictius. Zie ook Brike. 2. Middelnederlands britse, Oudfrans briche: damschijf. Vergelijk De Dammer. 3. Zie Brito.
Britsom, van, van Bristom, van Bristum: Plaatsnaam Britsum (Friesland).
Brixius, Bryxis, Brixhe, Brix, Briche, Brice, Bryche, Bryce, Brisse, Brise, Bries, Brijsens, Brijs, Bryssche, Brys, Brysens, Brysz, Brysse, Bryse, Brijssens, Brijsse, Bryssens, Bryssen, Breyssens, Breysens, Breijssens, Breijsens, Briesse, Briese, Briesen, Breesch, Brees, Bres, Brice. Vadersnaam uit de heiligennaam Brictius/Brixius. Brys en Bries zijn Vlaamse verschrijvingen van de Franse vorm Brice. Tot in de 16de eeuw konden Brijs en de afleiding Brijssinck naast elkaar voorkomen.
Brixy, Brissy, Brisy, Bressy: Vadersnaam. Sint Brictius.
Brizee, Brizu: Bris is een variant van Brichet, verkleinvorm van Brice, De heiligennaam Brictius.
Brodehoux, Broudehoux, Broudeou, Broudeoux, Brodoux, Broudioi, Broidioi, Brodioi: Zinwoord: broude hourt. Het tweede element is Oudfrans hort, horde: afsluiting, hek. Wellicht beoepsnaam van de vlechter van heggen.
Brohon, Brouhon, Brouxhon, Brouckson, Brouckxon, Brouckx, Broecx, Broeckx, Broekson, Fries Broekema, Broeksma, Broeksema, Broenes (allen zoon van Broek, Broeke of Bruco): Oudfrans brohon uit volkslatijn brachionem: oude, kleine, verschrompelde boomstronk, afgeknotte boom. Bijnaam te vergelijken met Stubbe, Strobbe, wellicht naar de gedrongen gestalte. Waals on v brohon: een oude vrijgezel. Oudfrans brohon betekent evenwel ook: beer, sperwer. De Waalse xh-vai. doet denken aan een oorspronkelijke vorm metsk, zoals Oudfrans broce, van Latijn bruscia (vergelijk Brosse). Maar waarschijnlijk zijn Brouxhon/Brouckson hypercorrecte verschrijvingen.
Brobald. Vervorming van Duits Bro(t)beil: kerfstok van de bakker.
Brocaard, Brocard, Brocart, Brocar, Brocas, Broccard, Brocca, Broccart, Brocka, Brockaret, Brockart, Broka, Brokart, Broucquart, Brocha, Brochard, Brochart, Brutsaert. 1. Vadersnaam uit het Germaanse burg-hard, Burchardus. 2. Of afleiding van het Oudfranse broc, broche: puntig voorwerp, spijker, (doek)speld, haak. Beroepsbijnaam.
Brocaille, Brocal, Brocalle: Hypercorrect voor broussaille: struikgewas?
Brocatus: 1. Latinisering van Brugman(s). 2. Latinisering van Brocard of van Brocadet, van Brocard, Brocades = Brocadet, immigranten uit Frankrijk.
Broche, Brochet, Broxhez, Broch, Brocher, Brocquet, Broquet, Brock, Brokk: Oudfrans broc(he): puntig voorwerp, (doek)speld, haak; en afleiding op -et. Vergelijk Brocard 2.
Brochier, Brocher, Brukier, Britsiers, Lebrocquy: Oudfrans brocher, Oudpicardisch brokier: maker van spijkers, naalden, haken, wapens (lansen). Vergelijk Brochard, Broche.
Brock, de, de Broeck: Eigenlijk Debrock, Debroc(q), Debrouck, van Dubrocq. Plaatsnaam Broc, Romaanse vorm van Nederlands Broek ‘moeras’.
Brok, Brock, Brocq, Broc, Brocken, Brocke, Brokken, Brok, Broks, Brokx, Brox, Brockx, Broek, Broeke, Broecke, Broeken, Brouck, Broucke, Broeckx, Broex, Broecks, Brouckx, Broux, Broeks, Broeksz, Broekx, Brux; Vadersnaam. Germaanse voornaam Brucco, Brucho, een metathetische vorm voor Burgo ‘Burg’een korte vorm naast de voornaam Burghard, vergelijk Bruchardus, Brokardus = Burcardus. Vergelijk Serbrock.
Brcker, Brocker: Nederduitse afleiding van plaatsnaam Brock ‘Broek, moeras’.
Brockhaus, Brockhans, Broeckhaus, Broeckhans, Broekhaus: Verspreide plaatsnaam Brockhaus(en) (Duisland). Vergelijk Van Broekhuizen.
Brocking, Brecking: Vadersnaam. Zoals Nederlandse familienaam Brokking, afleiding van Germaanse voornaam Brucco. Zie Brock.
Brocteur. Waals broqueteur: werkman in debrouwerij, slechte werkman, (ook) vrouwenloper Of Re-interpretatie van Bricteux.
Brocvielle, de Broqueville, Brocquevielle, Broquevielle, Broequevielle: Deze familienaam kwam in 1820 in Pas-de-Calais ook in volgende varianten voor: Brocquevie(i)lle, Broc(q)vielle, Brocuvielle, Brocviel, Broquevielle. Waarschijnlijk niet de plaatsnaam Bricqueville (Calvados, Manche), maar veeleer een variant van Brecville.
Broddin, Brodin. Afleiding van Brode.
Brodahl. Plaatsnaam Brudahl, Noorwegen of Brudal, Denemarken.
Brodbeck, Brobeck, Brobecker: Beroepsnaam. Middenhoogduits brotbecke: broodbakker.
Brode. Binaam. Oudfrans brode: laf, verwijfd.
Brodel. Brodelle, Brodelet, Brodeau, Brodeaux, Broddelet, Broddele, Broddelez, Broddel, Broddl: Afleiding van Brode.
Broden. Midden Hoogduits Brode: gebrekkig, zwak. Of hypercorrecte (vernederlandste) vorm van Brode.
Broder, Broders, Brders: Nederduits voor Bruder: broer.
Brodesser. Duits Brotesser: broodeter, gast. Vergelijk Broothaer(t)s.
Brodeur. Beroepsnaam van de borduurder.
Brodhaag. Duitse familienaam Brothag, Bijnaam voor een broodeter; vergelijk Brodesser.
Brodie, Brody: Brodier, synoniem met beroepsnaam Brodeur.
Brodur, Brodure. 1. Beroepsnaam van de borduurder. Of zelfs variant van Brodeur. 2. Oudfrans burdure: toernooi. Vergelijk Tournoy.
Brodehoux, Brodeehoux, Broudeou, Broudeoux, Brodoux, Broudiol, Broidioi, Brodioi, Brodeaux. Familienaam uit het zinwoord broude hourt: uit het Oudfranse vlecht-hek. Wellicht beroepsnaam voor de heggenvlechter.
Broecheler. Afleiding van de plaatsnaam Brogel. Vergelijk Duits Brugler, van plaatsnaam Brgel, Brhl: Brogel, Broel.
Broechem. Plaatsnaam Broechem (Antwerpen).
Broeder, de(n), Broeders, Brouder, Broer, Broere, Broertjes, Broeren, Broere, Broers, Broerse, Bruers, Bruers, Bruurs, Brieders, de Brier, Briere, Brire, Briers, Bryere, Bryer, Broersen, Broersma, Broersema: Bijnaam, Middelnederlands broeder ‘Broer, ambtsbroeder, confrater, collega; ordebroeder, geestelijke’. Bijnaam. De vorm met u is gepalataliseerd, die met ie ontrond (vergelijk dialect broer/bruur/brier).
Broer, Broers, Broeren, Broersma, Broersema, Broderssen, Borders, Broren, Breuren, Breure, Brren, Brorks, Brorken, Brrkens (van de verkleinvorm Brrke), enz. Vadersnaam Brothar.
Broederlam. Vadersnaam. Broeder Lambrecht.
Broedermans, Brodermans, Broermann, Broerman: Afleiding van broeder. Vergelijk Broers. Ook Duits Brudermann.
Broekaart, Broeckaart, Broeckaert, (de) Broekert: Afleiding met achtervoegsel –aard van van den Broek(e).
Broek, Broeke, Brok, den, Brokken: verkort uit van den Broek(e). Of vadersnaam van de voornaam Brok, van Bruco, Bruchardus, Brokardus.
(van de(n), der Broeck, Broeke, van (de(n), ten Broek, ten Broeke, van (den) Broeck, van de(n) Broecke, van den Broucke, Broekema, Broeksma, Broekstra, Broeksema, van de(n/r) Broeck, Broecke, van Broeck, van den Broech, van den Broecx, van den Brock, van den Brocke, van den Brouc, van dem Broucke, van de(n) Brouck, Boucke, van de(m) Broucq, van den Broucque, van den Brouche, van Broucq, Vambrouck, Wanbrouck, Vanebrouck, Wannebrouck, Vambroug, Wandebrouk, Wandebroucq, Wannebroucq, van den Breuck, van der Breucq, Verbreucken, Verbreuk, Verbreuken, Verbrouck, Verbroekken, Verbroeken: Heel verspreide plaatsnaam Broek ‘moeras, waterland’.
Broekaert, Broeckaert, Broechaert, Broekhaer, Broekaer, Broukart, Brouckaert, Brouckaers, Broucquart, Brouchaers. 1. Variant van Broeck (van de(n), Zie daar. 2. Of van Brocard. Zie bij Broca(rd).
Broekhoven, (van) (van) Broeckhove, Broeckhoven, (van) Brockhoven, Broechoven, Brochoven, de Brouckhoven, de Brouchoven, Broekhof, Broekhoff. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (hoeve in of bij het broek): Plaatsnaam Broekhoven in Noorderwijk, (Provincie Antwerpen), Morkhoven (Provincie Antwerpe)n, Riethoven (Noord-Brabant), Tilburg (Noord-Brabant), Meersen (Nederlands Limburg).
Broekhuizen, van, Broekhuis, Brookhuis, Broekhuijs, Broekhuys, Broekhuijsen, Broeckhuysen, Broekhuyzen, Brockhus: Plaatsnaam Broekhuizen; huis bij een moeras Plaatsnaam in St.-Omaars (Pas-de-Calais): 1300 Brouchus; in Maldegem (Oost-Vlaanderen). Broekhuizen (Nederlands Limburg, Drenthe, Overijssel, Utrecht), Broekhuysen in Straelen (Duitsland). Vergelijk Brockhaus.
Broekkamp, Brokamp: Broekkamp is de naam van landen ten zuidoosten van Mierlo (Noord-Brabant). Ook plaatsnaam Brokamp (Nedersaksen).
Broekman, Broekmans, Broeckman, Brockmans, Broeckmans, Brockman, Brokman, Brockmann, Broicmans, Brueckman, Breuckman, Bruekmann: Afleiding met man-achtervoegsel van van den Broek(e).
Broekmeijer, Broeckmeyer, Broeckmeijer, Broeckmaeyer: Beroepsnaam. Meier, pachter, boer bij een broek, moeras.
Broeksma, Broekstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Broek, onder andere in Akkerwoude en Joure (Friesland).
Broeksmit. Smid die aan een broek (moeras) woont. Duits Brokschmied.
Broeksteeg. Familienaam naar de woonplaats Broeksteeg, Haaren: wegje naar het broek (lager gelegen moerassig gebied).
Broele, van de(n), vanden Broele, van den Brole, Broel, van den Broere. Familienaam uit de plaatsnaam Broel (met varianten Brogel, Bruul, Briel): moerassig terrein. Onder meer in Kortrijk, Izegem, Menen.
Broelinckx. Afleiding van de plaatsnaam Broel?
Broguet, Broget. Waarschijnlijk variant van Broquet.
Broens, Bron, Broen, Broenen, Bron, Brons, Broonen, Broun, Brounts, Brouns, Brouhns, Brooms, Bruhn, Brauns, Brounx. Vadersnaam: Limburgse vormen van de Germaanse voornaam Bruno. Zie ook Bruinen, Brone.
Brognet, Brognez, Brogn, Brogniet, Brogniez, Broigniez, Bronet, Brognaux, Brognaux, Brogniaux, Brognion, Brognon: Afleiding van Oudfrans broigne: kuras. Beroepsnaam van de harnasmaker. Vergelijk Brognier.
Brognier, (de) Brogniez, Broigniez, Bronier, Brogniard, Brognard, Brogniart, Brognart, Brongniart, Brogna: Afleiding van Oudfrans broi(g)ne: kuras, pantser. Beroepsnaam van de harnasmaker of bijnaam voor een geharnaste ridder.
Brogniez, Broigniez: Spellingvariant van Brognier of Brognet.
Brohart, Brouha, Broussard, Brossard, Brousart, Brussaard, Brussa: Afleiding van Waalse plaatsnaam Broh, Frans Brousse, Latijn bruscia: struikgewas. Zie Brohet.
Bohet, Bohe, Boh, Bohee, Bohez, Bohette: Plaatsnaam. Afleiding van Waals Broh, Frans Brousse, Latijn bruscia: struikgewas. Brohet in Rouveroy (Henegouwen).
Broich, Broichmann. Noordwestduitse plaatsnaam Broich, Duits Bruch, Nederlands Broek: moeras. Vergelijk Broekman(s).
Broier. Spelling van Duits Breuer of Frans Broyer.
Bronchart, Bronchard, Bronchaert, Bronsard, Bronsart, Broncar, Broncard, Broncart, Bronkart, Bronkaer, Bronkaerts, Broncaerts, Bronckaert, Broncars, Broncaars, Broncaers, Broncart, Broncers, Bronquart, Brondchaer. Bijnaam uit het Picardische Bronquart, het Franse Bronchard, afleiding van Oudfrans broncher; buigen, nijgen, knikken. Picardisch Bronquart; halsstarrig, koppi, dwars. Soms ook afleiding van Middelnederlands bronken; pruilen. Bijnaam voor een buigzaam, koppig of een pruilerig iemand.
Broja. Pools-Russische familienaam.
Brokk: Spelling voor de Franse familienaam Broquet, verkleinvorm van brocq ‘Broek(land)’.
Brokking, Breukink, Brukin, Brukink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse burg-naam.
Brolet. Plaatsnaam. Afleiding van breuil: broel, moeras; of van Waals brol: slijk.
Broman, Bromans, Broomans, Brooymans, Broymans, Brooijmans, Brodmann, Brodman. Beroepsnaam voor de bakker of de broodverkoper.
Brokmeier: Beroepsnaam Meier, pachter, boer bij een broek ‘moeras’.
Brom, Bronne, Brooms, Brum, Brons, Bron: Middelnederlands broem, brom ‘Brem’. Bijnaam voor een bromboer, bremboer, een arme boer bij wie veel brem op de akker groeit. De voorouders van Joh. Brahms (1833-97) heetten Bramst en waren dus bremboeren.
Brom, van den. Plaatsnaam Bro(e)m: brem, bijvoorbeeld in Leffinge, Middelkerke, Ruddervoorde (West-Vlaanderen).
Brombacher: Afkomstig van Brombach (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen).
Brombard, Brombart. Verfransing van Duitse Braunbart; bruine baard.
Bromberg, Bromberger. Plaatsnaam Bromberg. Duitsland, Polen.
Brommelle, Brommels, Broumels: 1. Plaatsnaam Brommelen (Nederlands-Limburg). 2. Zie Brummel.
Bromley. Plaatsnaam Bromley (Essex, Hertfordshire, Kent, Staffordshire).
Bron, Bronne: 1. Germaanse voornaam Bronno, Bruno. 2. Zie Brom.
Bronchain, Bronsain, Bronsin, Bronzin: Afleiding van Oudfrans bronche: stronk, stam, tak, struik. Vergelijk Strobbe.
Brondeel. 1. Vadersnaam, Vlaamse aanpassing van de Germaanse voornaam Brando (ook Brandel(let), Brondel(et). 2. Later verward met Blondeel door de r/l-wisseling (bijnaam naar de blonde haarkleur).
Brondsema, Brontsema komt met Bruntink, Brunten en Brunt, Bronnema, Bronsema en Brons van de vadersnaam Bront of Brunt, van Bronnert, Brunnart of Brunhart.
Bronkema; vadersnaam Bronke, Brunnico, Bronno.
Brone, de, Brne, Bronne, Bron, Broonen: Luiks-Waalse aanpassing van Duits Braune of Limburgs Broen. Vadersnaam of bijnaam.
Bronfort. Duitse familienaam en plaatsnaam Bromfort; bremvoorde.
Brongers, Brongersma: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Brunger. 2.Variant van Bronder, met kustdialectische wisseling van nd/ng tussen twee klinkers.
Bronius: Latinisering van de familienaam Brone, Braun ‘Bruinՠof Brnjes, verkleinvorm van de Bruin.
Bronninge, Bronninga, Bronnema, Bronkema, Bronsema, Brondsema, Brontsema en Brons van de persoonsnaam Bronno.
Bronk, Bronke: Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bronk (mogelijk uit Brord). Zie Bron 1.
Bronkhorst, Bronkers: Plaatsnaam Bronkhorst. (Gelderland).
Brons: Afleiding van Bron? Of uit Bronts.
Bronsdijk: Plaatsnaam. Misschien reinterpretatie van Bronswijk.
Bronsveld. Plaatsnaam Braunsveld in Keulen.
Bronsvoort: Plaatsnaam Groot Bronsvoort aan de Bronsvoorderdijk in Bathmen, Overijssel.
Bronswijk: Plaatsnaam Brunswijk, Duits Braunschweig (Nedersaksen). Maar er is ook een Bronswijk ten oosten van het Pekelerhoofddiep (Groningen).
Bronze. Plaatsnaam in Laroche.
Bronzwaar, Bronzwaer, Bronswaer. Bijnaam in Limburg: brn-zwart. Vergelijk Duits Braunschwarz.
Brood, Broods, Brod, Brodt, Brot: Beroepsbijnaam van de broodbakker.
Broodhaers. Zie Broothaerts. Broodhuis, Broodhuys: Hypercorrecte Re-interpretatie van Broodhaers, aangezien ui in het Brabantse vaak a
uitgesproken wordt. Er bestaat ook in het Duits geen familienaam Brothaus.
Brooke, Brookes. Engelse plaatsnaam Brook(e); broek(land), moeras, beemd.
Broodman, Brooymans: Beroepsnaam van de broodbakker of –verkoper. Ook Vlaamse familienaam Bromans.
Broos, Bros, Brosens, Broses, Brose, Broese, Broes, Breus, Breuze, Brosch, Brsch, Breus, Breuse, Breuze, Brues, Brus, Brooze, Broze: Vadersnaam. Korte vorm van Ambroos, de heiligennaam Ambrosius. Vergelijk Brozius.
Brootcorens, Brootcoorne, Brootcorne, Brocorens, Broodcoorens, Broodcooren, Broodcoren, Broodcorens, Brood-koorn, Brodescoren, Brodcorne, Brodkom, Broetcorne, Brotcorne, Brottecorne, Brotecorne, Bratcorne, Broctkooren, Brocktcooren, Brockthoren: Middelnederlands broodcoren: tarwe. Bijnaam voor bakker of mulder.
Broothaerts, Broothaers, Broothaars, Broothars, Broodhaers Broodthaerts, Broodthaers, Broodthaerts. Naam uit het Middelnederlandse brootate: kostganger, inwonende bediende (letterlijk: broodeter). Vergelijk Duits Brodesser.
Broquet, Brocquet, Brock, Brokk: 1. Plaatsnaam. Afleiding van brocq: broek(land). Vergelijk Dubrocq, Dubruqu. 2. Zie Broche.
Brselmeijer. Een meier of pachter met de voornaam Brsel, van Ambrosius.
Brosens, Brusin: Vadersnaam. Vleivorm van heiligennam Ambrosius. Vergelijk Broos. Ook Broset is er een afleiding van.
Brsicke, Brosicke, Braesicke: Nadersnaam. Nederduitse afleiding van Sint Ambrosius. Braeseke, Brseke is een ontronde vorm.
Brosig, Brusich Brussich: Vadersnaam. Afleiding van Sint Ambrosius.
Brosius, Broosus, Brosi, Brusis: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Ambrosius.
Brosse, Bross, Brosette, Brossez, Brousse, Bruss, Brussee, Brusse: 1. Oudfrans bro(u)ce, van Latijn bruscia: struikgewas. Bross = afleiding Brosset. Vergelijk Brohet. 2. Bross, Brossez, Bruss, Brusse kan eventueel uit Broch worden verklaard.
Brossel, Brusseel, Brusselle, Bruselle, Bruselles, Naam uit het Oudfranse bro(u)ce: struikgewas.
Brost, Brosten. Saksische variant van Duits Prost(en).
Brtler, Brettler: Middelhoogduits broetelaere: bakker.
Brotman, Brotmann. Broodbakker.
Brotsztein. Waarschijnlijk verhaspeling van Bronstein.
Brouard, Brouart, Bruard, Bruaart, Bruwaert: Afleiding van Oudfrans brou, Middelnederlands bru: brij, brouwsel, soep, pap. Bijnaam voor de bereider of eter ervan. Vergelijk Bru, Brouaux.
Broucker, Brouckere de, de Brouckre, Broucker, Broekers, de Brueucker, de Breuckere, de Breuker, Breukers, Breucker, de Bruecker, de Brueker, Bruekers, Desbreucers, de Bruyckere, de Bruycker, de Bruyker, de Bruijker, de Bruiker, de Bruijckere, de Bruijcker, de Brucker, Bruckers, de Brycke, de Brycker. 1. Het Middelnederlandse broker, broeker, breuker betekent misdadiger, wetsovertreder. In dit geval een bijnaam dus. 2. Beroepsnaam voor de opzichter of bewoner van een broek of moeras, Engels brooker. 3. Volgens Lind uit het Latijnse brocarius: beroepsnaam voor een pachter, een (klein)handelaar. Middelnederlands bruker: pachter, kleinhandelaar.
Brouckmeersch. Plaatsnaam Broekmeers: moerassige beemd.
Broucson, Brouckxon, Broxson: De oudste naamdrager van de Oostendse famille Brouckxon werd in 1756 in Oostvleteren geboren als Broucksou / Brouckxau; de vader was afkomstig van Stabroek. Zie Broucksou.
Broucksou, Brouckxou, Broucqsault, Broquesoy: Plaatsnaam Broucksou in Jalhay (Luik).
Brouerius: Latinisering van (de) Brouwer.
Brouet, Brouez, Brouwet, Browet, Brouwez, Brouhouet, Bruet, Bruez, Bruey, Brewee, Brewe, Browaeis, Broways, Browayes, Browaeijs, Brouwaeys, Bruwaeys, Brewaeys, Breways, Brevvaeys. Naam uit het Oudfranse brouet, het Middelnederlandse brou(w)et: vloeibare spijs, bouillon, brouwsel. Beroepsbijnaam voor. (en dat kan gaan van bier, over soep tot saus).
Brouette, Berwette. 1. Frans brouette: kruiwagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of de voerman, de kruier. 2. Eventueel vrouwelijke vorm van Brouet.
Broughton. Frequente Engelse plaatsnaam.
Brouillard, Brouilliard. Zie Breuillard. 2. Eventueel afleiding van Oudfrans broillier: mengen. Midden Frans brouillard: die de zaken in de war brengt.
Brouillaud, Brouyaux, Bruyaux, Bruliau: Plaatsnaam. Afleiding van bruil, breuil: broel, moerassig terrein.
Brouillet, Brouill, Bruillet, Bruiez: Plaatsnaam. Oudfrans brueillet: bosje, van brueil, broil: bos, struikgewas. Zie Brl 2.
Broumels: 1. Plaatsnaam Brommelen(Nederlands Limburg. 2 Duitse bijnaam Brummel, Nederduits Brmmel ‘Brombeer, knorrepot’.
Brousmiche. Waarschijnlijk van Frans Brisemiche: breekbrood (mik). Bijnaam voor iemand die het brood met hompen afbreekt, die uit het vuistje eet. Vergelijk Scheurwegs. Of van Waals brouser: zwart maken? Bijnaam voor een bakker die het brood te zwart bakt, laat aanbranden.
Broust, Brout: 1. Oudfrans broust, Frans brout: jonge scheut. 2. Oudfrans brost: het weiden. Beroepsnaam van de veehoeder; vergelijk Broutin.
Brouta, Broutta. Waalse vorm van Broutard, afleiding van Frans brouter: weiden. Beroepsnaam van de veehoeder, herder.
Broutin, Broutain, Brutin, Brutyn, Brutijn, Bruteyn, Brutein, Brutting, Bruttin: Naam voor de veehoeder, die het vee naar de wei brengt; afleiding van Oudfrans brost: het weiden (Frans brouter).
Brouw, De Brauw, De Broeu, De Breeuw: Van het werkwoord brouwen. Beroepsnaam van een brouwer. Vergelijk Duits Bru. Zie ook Debroeij.
Brouw, op den: familienaam op Ellemeet (Schouwen). Brauw ‘mpgehoogd stuk grond met gewas bezaaid’‘Smal hoog pad tussen akkers’. Vergelijk Engels brow ‘meverrand’.
Brown, Browne, Brouwne, de Browne. Engelse familienaam Brown; bruin. Kan zoals Bruin, Braun zowel vadersnaam Bruno als bijnaam zijn.
Brouwer, Brouwers, Brouer, Browers, Brouvers, de Brauwer, Brauwere, Brauwers, Brauers, Brauer, Bruer, Brawers, Breeuwers, Breeuwer, Breeur, Breuwer, Breuer, Breur, de Brler, de Bruir, Bruiers, Bruier, Bruyers, Bruyer, de Broeyere, Broyer, de Broeijer, Dombrower: Beroepsnaam van de brouwer. Uit de Middelnederlandse variant van bruwer is bruier te verklaren (vergelijk duwen/douwen, dialect duien) en daaruit Bro(e)ijer.
Brouwershaven, (van): Plaatsnaam Brouwershaven (Zeeland).
Browaeis, Brouways, Browayes, Browaeijs, Brouuwaeys, Bruwaeys, Brewaeys, Breways, Brevvaeys: Deze naam heeft hetzelfde spreidingsgebied als de familienaam Brouet, namelijk Henegouwen en het zuiden van Oost-Vlaanderen. Moeten we uitgaan van Browet, waarvan Broways een Romaanse spellingvariant is, vervolgens in Oost-Vlaanderen door spellinguitspraak Browaais uitgesproken. Vergelijk plaatsnaam Brouet = Brou(w)ay, Pas-de-Calais.
Broyard, Broyart. Afleiding van Oudfrans broier: braken, breken. Beroepsnaam van de vlas- of hennepbraker.
Brozius: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Ambrosius.
Bru, Brue, de Brue, Debrue, Debru: 1. Middelnederlands bru: brouwsel, brij, soep. West Vlaams bru: deeg van meel, gegeten met botersaus. Bijnaam. 2. Zie Debru.
Bruck, Bruk, Brcken, Brck: Verspreide Duitse plaatsnaam Brcke(n): brug.
Bruch. Duitse plaatsnaam Bruch: broekland, moeras. Vergelijk Broich, Van den Broeke, Brooke.
Bruchem, van. Plaatsnaam Bruchem, Bommelerwaard.
Brcher, Brucher: Bewoner van broekland. Zie Bruch. Vergelijk De Broucker(e) 2.
Brucherseifer. Afleiding van de plaatsnaam Bruchertseifen. Duitsland.
Bruchhage. Plaatsnaam Bruchhagen, Duitsland.
Bruckenburg. Duitse plaatsnaam.
Brucker, Bruckers, De Brucker. 1. Zie bij Broucker(e) de. 2. Naam uit het Duits Brucker: wie aan de brug woont, inner van de tol.
Bruckert. Vadersnaam. Duits Brukhard, klankverandering van Burchard.
Bruckman, Bruckmann, Bruckmans, Brukmann: 1. Afleiding van de plaatsnaam Brcke: brug. Vergelijk Bruggeman. 2. Variant van Brockmann, afleiding van Brok, Broick, Bruch: broekland, moeras. Vergelijk Broekman. Bruckner, Bruckner: Afleiding van Duitse plaatsnaam Brucke(n): die aan een brug woont of van die plaats afkomstig is.
Bruder, Brder, Brouder, Bruderer, Bruderlin: Duitse familienaam Broeder. Bruderlin is afleiding.
Bruel, van den Bruele, Bruil, Broijl: Verspreide plaatsnaam Bruul (Broel, Brhl, Briel, Brogel) ‘Hvaak bosachtig) moerassig terrein’.
Brug, van der, van (der) Bruggen, Verbruggen, Verbrugge, ten Brugge, ten Bruggen, Aangeenbrug: Heel verspreide plaatsnaam ter Brugge(n).
Bruge, Bruges, de, Bruge: Plaatsnaam Bruges, Franse vorm voor Brugge.
Brugge, Brugghe, Bruegghe, Breugghe, Breughe, Bruige, Bruge, Bruges, Brugs, Bruggen, Brggen: Korte vorm van Van Brugg(h)e of Van der Brugg(h)e(n).
Brugge, Brugghe, Brugghen, Bruggen, van der, den, van der Brigghe, Brigge, van der Breggen, Verbrugghe, Verbrugghen, Verbrugge, Verbruggen, Verbreugghe, Verbreugh, Voorbruggen, Vorbruggen, Vertbrugghe, Verlrugghe, Verbrigghe, Verbrigge, Ter Bruggen: Heel verspreide plaatsnaam ter Brugg(h)e. Brigge met tot i ontronde u is de Vlaamse-kuststreek vorm; vergelijk Engels bridge.
Bruggeling, Bruggink: 1. Familienaam van de bewoner van de stad Brugge. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam brigh-inga.
Bruggeman, Bruggemans, Brugman, Bruggheman, Brugghemans, Brughman, Brugmans, Brugemans, Bruggemann, Brugemann, Brugeman, Bruggeman, Brugman, Brugma, Briggeman, Bregman, Breggen, van der, Breg: Afleiding met het achtervoegsel –man van Brugge of van der Brugge. Briggeman met kustdialectische ontronding (u van i), vergelijk Engels bridge. Of voor iemand die bij een brug woont of een brugwachter.
Bruggencate, ten: Plaatsnaam Kate ‘kotՠbij een brug.
Brugghen, Brugge, Bruggen, van der/n, van der Brigghe, Verbrugghen, Verbrugghe, Verbrugge, Verbreugghe, Verbreugh,Voorbruggen, Vorbruggen, Vertbrugghe, Verlrugghe, Verbrigghe, Verbrigge, Ter Bruggen. Familienaam afgeleid van de (woonplaats of beroep dat te maken had met) zeer verspreide plaatsnaam ‘Brug(ge)/brig(ge)Օ.
Bruggink: Plaatsnaam in Lochem (Gelderland):
Brugsma, Brugma, Bruggema, Bruchtink, Bruggink, Bruchts, Brugs, Borgrink, Burgerding, Burgers, Borcherts, Burga en de plaatsnaam Burchum (Burch’s heim), een dorp op het noord Friese eiland Fhr, vadersnaam Brucht, Brugt en zelfs als Brug geschreven, ook als Bruchtert, Burgert (Burghart, Borchart).
Brhann. Nederduits bruwhan: brouwjan, brouwer Jan, brouwknecht.
Brhl, Bruhl, Brohl: Plaatsnaam Bruhl: natte wei, moerassig terrein; vergelijk Broel. Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld Bruhl, Brohl (Duitsland).
Bruhwijler, Bruhwyler. Plaatsnaam Bruchweiler, Duitsland.
Bruin, de, de Bruine, de Bruijne, de Bruijn, Bruijns, de Bruyn, de Bruyn, de Brun, Bruns, Bruynsz, Bruins Slot, de Brunne, de Brune, (de) Broen, Debruyne, Braun. Bijnaam naar de bruine kleur (van huid, haar of.).
Bruin, (de); Bruinen, de Bruine, de Bruijn, (de) Bruijne, Bruyn, Bruynen, Bruijnen, Bruijn, Bruijns, Brunne, Brune, Bruiyninckx, Bruininckx, Bruininckx, Bruinincx, Bruininks, Bruyninckx, Bruyninck, Bruynings, Bruynincx, Bruyninx, Bruynix, Bruijninckx, Bruijnincx, Bruijnings, Bruynninck, Brunings, Bruning, Brunink, Bruninckx, Bruninx, Brunninx, Breuning, Breunig, Broenink, Bruins, Bruyns, Bruijns, Bruens, Bruun, Brun, Bruns, Bruijnooge, Bruynooge: 1. De vormen zonder lidwoord kunnen vadersnaam. zijn, de Germaanse voornaam Bruno ‘Bruin’. Denk aan Bruun de beer in de Reinaert. 2. Bijnaam naar de bruine kleur (van haar, huid of kleren).
Bruin, de, de Bruine, de Bruijn, de Bruijne, de Bruyne, de Bruyn, de Brun, de Brunne, de Brune, (de) Broen: Bijnaam naar de bruine kleur (van haar, huid of kleren).
Bruinaars: Vadersnaam. Germaanse voornaam brn-hard ‘Bruin-sterk’. Brun(h)ardus.
Bruinenberg, Bruineberg, Brunenberg. Plaatsnaam Brunenberg, onder andere te Grathem, Limburg.
Bruinhorst, van de. Plaatsnaam Bruinhorst: bruin kreupelhout, bruine begroeide hoogte.
Bruinings, Bruijning, Bruning, Bruijn, Bruijne, Bruyne, Bruining, Bruintjes, Bruin, de, Bruins, Brunen, Bruinsen, Bruna, Bruinema, Bruinsma, Brunings, Brunia, Brunsema, Bruininkweerd, van Bruyningen, Bruyninckx, Bruinink, Bruininga: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bruno.
Bruinishof, Bruinshoofd: Vermoedelijk plaatsnaam, een hof-naam, vergelijk Duits Braunshof.
Bruinisse, Bruinissen, van; Bruines, (van) Bruinesse, Bruinessen, Breunisse, Breunesse: Plaatsnaam Bruinisse, Zeeland.
Bruinoge, Bruinooge, Bruijnooge, Bruinooghe, Bruynooghe, Bruyynoghe, Bruynooge, Bruijnooghe: Bijnaam voor iemand met bruine ogen.
Bruinsslot, Bruinslot. 1789 Jan Bruins Slot, Hoogeveen (zoon van) Pieter Egberts Slot en Femmegien Jans Bruins.
Bruire, van de. Plaatsnaam Bru(w)iere: heide. Of gewoon vertaling van De la Bruyre. Zie Bruyre.
Bruinsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Bruno.
Bruinzeel, Bruijnzeel: Vadersnaam. Romaans afleiding op –icellus van Germaanse voornaam Bruno. Frans Brunseaux.
Bruis, Bruijs: Vadersnaam. Zeeuwse voornaam.
Bruisschaert. Afleiding van Middelnederlands bru(i)schen: bruisen, stormen. Bijnaam voor iemand met bruisend karakter.
Brujeere, la: Labrujeere is een spelling van de Frans familienaam Labruyre. Plaatsnaam Bruyre ‘Heide’.
Bruk: Duitse plaatsnaam Brcke ‘Brug’E Of de Bruk, van Dubrucq, Dubreucq ‘Van den Broek’E
Brukin: Variant van Brokking of uit Bruunkin (zie Brunke).
Brulmans, Brullemans, Bruellemans, Bruelemans, Bruelman, Brolman: Afleiding van Van den Brle. Vergelijk Brielman.
Brul, de. 1. West Vlaams br(e)ul, briel: rommel. 2. Zie Van den Brule.
Brulard, Brulart, Brulaert, Bruelaert: Afleiding van Van den Brule of Dubrule. Ook Waalse plaatsnaam Brle: Broel, Bruul.
Brul, Brl, Brulet, Brule, Brule, Brulee, Brulez, Brlez, Brullez, Brull, Brulle. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Burl: verbrand land.
2. Familienaam uit de plaatsnaam Bruillet, afgeleid uit Bruil, Broel. 3. Zie ook Brulez.
Brule, van den, van den Brulle, van den Brul, van den Breul, (van den) Brul, (van den) Bruel, Bruele, (van den) Bruelle, Bruil, Bril, Bruijl, Dubrulle, Dubrul, Debrule, Debrusle, Debruille, Debrulle, Dubruille, Debruel, Debruelle, DeBruler, Dubruel, Breuil, Bruels, Bruls, Brl, Brlle, Brul, Brulle, Brulls, Brull, Brlls, Brll, Bruil, Brullemans, Brulmans, Bruellemans, Bruelemans, Bruelman, Brolman. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Bruul, Brl: verbrand land, blijkens brler, van brusler, van Latijn brustulare; bosachtig moerassig terrein. 2. Plaatsnaam Bruillet, van Bruil, Breuil: broel. Zie Brouillet. 3. Zie Bruiez.
Brule, van den, van den Brul, Brulle, (van de) Brui, (van den) Bruele, Bruel, (van den) Bruelle, Oubrulle, Dubrule, Dubrul, Debrusle, Debruille, Debrulle, Dubruille, Debruelle, Debruel, Dubruel, Breuil, Bruels, Bruls, Brlle, Brl, Brulle, Brul, Brulls, Brull, Brulls, Brull: Verspreide plaatsnaam Bruul (= Broel, Bruhl, Briel, Brogel): (vaak bosachtig) moerassig terrein. Romaans Bruille, Brulle, Breuil. Vergelijk Van den Broele.
Brulez, Brul, Bresch, Brees, Bres, Brys. 1. De Waals-Vlaamse familie Brulez stamt af van De Bur. Dit uit de plaatsnaam Bur in St-Pancr (Meurthe en Mos.) of Bur (Orne). Of Burey (Eure, Meuse). We kunnen ons de evolutie als volgt voor-stellen: de Burees, (de) Brees, gerenterpreteerd als de al bekende familienaam, respectievelijk Brys en Brl. 2. Zie ook Brul.
Brulin, Brulein, Bruling: Wellicht van Oudfrans brasier, Frans brler. Plaatsnaam; verbrand land. Plaatsnaam Brulin in Blaimont (Namen), Les Brulins in Wiesme (Namen) en Jumet (Henegouwen). Le Brulin in Drocourt (Pas-de-Calais). Brulain (Deux-Svres).
Brulje, de: Aanpassing van Debruille, Dubruille. Plaatsnaam Bru(i)lle, Breuil, Romaanse variant Van Bruul, Broel; zie Bruel.
Bruloot, Brullot: Plaatsnaam Le Brlot in Terwanen (Pas-de-Calais). Of brlot: afleiding van breuil: broel.
Brumagne. Plaatsnaam in Lives (Namen).
Brumant. Brimant: Oudfrans brument: verloofde, bruidegom; trouwens, van Middelnederlands bru(ut)man: bruid-man. Vergelijk Bruygoms.
Brummelaar, ten: Afkomstig van Brummelen (zie op dat woord) of van Brummen (Gelderland).
Brummelen, van, Brummel, Brummelman, Brummelhuis, Prummel: Plaatsnaam Brommelen (Nederlands Limburg).
Brumenil. Plaatsnaam, wellicht Brmnil (Meurthe-et-Moselle).
Brumloop. Plaatsnaam. Oude vorm van Braunlauf in Thommen (Luik).
Brummel, Brommels, Broumels: Duitse bijnaam Brummel, Nederduits Brummel. Bijnaam voor een brombeer, knorrepot.
Brummelen, van: Plaatsnaam Brommelen (Nederland).
Brmmer, Brummer, Brum)er, Brum, Brumme: 1. Bijnaam voor een brombeer, knorrepot. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam brun-mer; ‘Bruin-beroemd’. 1066 Brumarus, Brumerus, Domesday Book.
Brunard, Bruynaert, Bruijnaers. Vadersnaam, uit het Germaanse Brun-hard; bruin-sterk, Brunhardus.
Brun, van den: Vermoedelijk een van reinterpretatie van de Bruin.
Brunchault, Brundseaux, Bruynsseels, Bruynseels, Bruynzeels, Bruynzeel, Bruijnseels. 1. Vadersnaam uit de Franse naam Brunseaux, of de Romaanse afleiding op –icellus van Germaanse voornaam Bruno. 2. De verklaring kan ook zijn: een Ңruine’ sella. Dat is de vestiging van Bruno of een bruine berg. Deze verklaring lijkt voor de Vlaamse vormen het meest logisch.
Brunclair, Brunclaire. Re-interpretatie (met n-epenthesis) van Broquelaire, Franse spelling voor de dialect uitspraak (met o-achtige a) van Brakeleer.
Brunebarbe. Bijnaam naar de bruine baard.
Bruneere, la: Verhaspeling van la Brujeere.
Brunelle, Brunel, Brunelles, Bruneel, Bruniels, Bruniel, Bruineel, Bruyneels, Bruyneel, Bruyniel, Bruyneil, Bruynneel, Bruijneels, Bruijneel, Bryneel, Brugniel, Brunaux, Brunau, Bruneau, Brunieuz, Bruneau, Brunaux, Brunouw, Brugnaut, Brugniau, Brugniaux, Breniaux. Bijnaam naar het Franse brunel: de bruine. Bruneel is een Vlaamse aanpassing van Frans Brunel: de (kleine) bruine. Afleiding op -el, Frans -eau, Picardisch -iau.
Brunke: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam Bruun, Bruno.
Brunenberg, Bronnenberg, Bronneberg. Familienaam uit de plaatsnaam Brauneberg (Rijnland-Palts) of uit Brunembert (Pas-de-Calais).
Bruneval, Brunneval, Brunevalle: Plaatsnaam (Saint-Jouin-) Bruneval (Seine-Mar.).
Brunfaut, Dubrunfaut: Plaatsnaam Brunfaut in Opzullik (Henegouwen).
Brunier, Bruinj, Bruynj, Bruijnse, Bronier, Brunie, Bruni, Burnier, Burny, Bornier, Bornij, Beurnier. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam brun-hari; bruin-leger.
Brunin, Brunnin, Brunain, Brunin, Bruenin, Breuinin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Bruno.
Brunner, Brnner, Bronner, Broner: Duitse familienaam: iemand die aan een waterput woont.
Brunninghausen. Plaatsnaam Brninghausen. Duitsland.
Bruno. 1. Germaanse voornaam Bruno. Vergelijk Bruin(en). 2. Verschrijving voor Bruneau of Brunot.
Bruno, Brunot, Burnod, Burnotte: Bijnaam. Afleiding van brun: bruin. Of vadersnaam van de voornaam Bruno.
Brunon, Burnon: vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bruno. Bruinssins; zoon van Bruno.
Brunquers. Waalse aanpassing van Bruckers (zie De Brouckere), met n-epenthesis.
Brunschot, van. Plaatsnaam in Boxtel en Esch, Noord-Brabant.
Brunselaar, Bronselaer: Plaatsnaam Brunslar in Westfalen, Brunselaar in Raalte (Overijssel).
Brunskog. Plaatsnaam in Vrmland (Zweden).
Brunson. Vadersnaam. Afleiding Bruneon van Germaanse voornaam Bruno.
Brunsperger. Afleiding van plaatsnaam Brunsberg, Duitsland.
Brunswijck, Brunswyck, Brunswick, Bruynswijck, Bruynswyck, Bronswijk, Brosswick, Branswijck, Branswijk, Branswyck, Branswyk, Branswick, Bransewijck, Braenswyck: Plaatsnaam Brunswijk, Duits Braunschweig.
Bruon. Waarschijnlijk variant van Brouhon.
Brus, de, Brusche: Middelnederlands broosch, West Vlaams brusch: broos, breekbaar, zwak.
Brussaard: Variant van Frans Broussard, Brossard, afleiding van Frans brousse, Latijnse bruscia ‘Struikgewas’.
Brussel, van; van Brusselen, van Brusselt, van Breussel, van Bruyssel, van Bruysel, van Bruijssel: Plaatsnaam Brussel.
Brusselaars, Brusselaers, Brusseleers, Brusseler, Brusselers, Brusselairs. Brusselaar, afkomstig van Brussel.
Brusse, Brussee, Brusse, Brussen, Bruss, Brus, Bruijs, Brys, Brusche, Bros, Bruss: Oudfrans bro(u)ce, van Latijnse bruscia ‘Struikgewas’. Bruss, van Bross, Brosset, verkleinvorm.
Brusselman, Brusselmans, Brusselmanne, Bruselman, Bruxelman, Bruxelmans, Brucelmane: Brusselaar.
Brusteghen Van, Van Bruysteghem, Van Bruystegem. Familienaam uit de plaatsnaam Brussegem (Vlaams-Brabant).
Brustem, van, van Brustum: Plaatsnaam Brustem (Limburg).
Brusten, Bruisten, Bruystens, Bruijstens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Bruinsteen. Zie bij Bruynsteen. 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Brustem.
Bruviere: 1. Bijnaam naar de vogelnaam, Middelnederlands bruwier, van Oudfrans bruhier, bruier ‘Buizerd’. 2. Plaatsnaam Bruyre, Oudpicardisch bruwire ‘Heide’ zie la Brujeere.
Bruwaene, van, van (de) Bruane, Bruaene, van den Bruane, Bruwaene, Bruwaene, van den Bruwaen, van Brouaene. Familienaam uit een plaatsnaam in Meulebeke, Rumbeke, Ruiselede en Beveren. Uit beider-waen: wachter op hoop.
Bruwier, Bruwiere, Bruwire, Bruwiers, Bruweer, Bruvier, Bruyer, Bruyere, Bruyre, Bruyerre, Bruyeer, Bruhire, Bruhiere, Bruhiery, Brui. 1. Bijnaam uit het Oudfranse bruhier: buizerd of het Middelnederlandse brewier, bruwier, brouwier: wouw (vogel). Iemand met zeer scherpe ogen bijvoorbeeld 2. zie ook Bruyre.
Bruyre, Bruyr, Bruyres, Bruyrere, Bruyrer Bruyrre, Bruyreeer, Brure, Bryre, Bruhire, Bruhiere, Bruyr, Bruyre, Bruwier, Bruwiere, Bruweer, Bruvier, Broyre, Brouyir, Brouir, Brouwier, Brouwir, (de) La Bruyre, De(l)bruyre, (de la) Brire, Labrujere, Delbrayre, Delbrouir, Delbrouwire, Desbruyres, Desbrueres. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Bruyre: heide. Zeer verspreide plaatsnaam.
Bruyant, Bruant, Brouand: Frans bruyant: luidruchtig, lawaaierig. Bijnaam.
Bruygoms, Bruijgoms: Verwantschapsnaam Bruidegom. Vergelijk Duits Brutigam, Nederduits Brd(i)gam.
Bruyland, Bruylandts, Bruylant, Bruyland, Bruylants, Bruyllants, Bruijlants, Bruijlant, Bruijlands, Bruijlandts. Vadersnaam uit de naam Brulant: naam uit ridderromans (een Saraceense koning).
Bruynbaert, Bijnaam naar de bruine baard. Vergelijk Brunebarbe, Duits Braunbart. Of naar de huisnaam.
Bruynbroeck, van, Bruynbroeck, Brunbrouck, Bruyenbroeck, Bruyenbroek, Bruyenbrouck, Bruyenbrouk; Plaatsnaam Bruinbroek: bruin moeras, in Langemarik en Torhout. Bruinsbroek in Galmaarden (Vlaams-Brabant).
Bruyndonck, Bruyndoncx, Bruyndonc, Bruyndonx, Bruyndonck, Bruyndonckx, Bruijndonck, Bruijndoncx, Bruyendonck. Familienaam uit de plaatsnaam Bruindonk: bruine (donkere) verhevenheid uitstekend boven het landschap.
Bruynkens, Bruyntjens, Brunjes: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bruno, Middenenderlands Bruun.
Bruynooghe, Bruynoghe. Bijnaam; bruine ogen.
Bruynserade. Waarschijnlijk aanpassing van Duitse plaatsnaam Braunsrath; 1202 Brunsrode.
Bruynsteen, Bruijnsteen, Bruijnesteijn. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam brn-stain ‘Bruin-steen’. Brunstenus.
Bruijcker, Bruijckere, de; de Bruickere, de Bruijcke, Bruker: Middelnederlands bruker ‘achter, kleinhandelaar’. Middel-Latijn brocarius, Engels broker.
Bruijnede: Vermoedelijk van de Bruijne.
Bruijs, Bruijs: Bijnaam voor iemand met bruisend karakter, een levendige kerel. Vergelijk Bruisschaert, Duits Braus. Middenhoogduits brus: lawaai, ge(d)ruis, gebruis.
Bruijsschaard, Bruisshaard: Ook Vlaamse familienaam Bruisschaert, afgeleid van het Middelnederlands werkwoord bruuschen ‘Bruisen, stormen’. Bijnaam voor iemand met een bruisend karakter.
Brydorpe, van, (van) Breijdorpe: Plaatsnaam Brijdorpe (Schouwen-Duiveland, Zeeland).
Brijs, Brijsse, Brijsens: Vadersnaam. Uit Brice, de Franse vorm van de heiligennaam Brictius.
Bryselbout, Brysebout, Brisbout: Middelnederlands britse: borstplaat, armplaat + bout: ijzeren bout. Beroepsnaam van de wapenmaker, harnasmaker.
Bryskere. Middelnederlands brisscere, briesschere: brieser. Bijnaam voor iemand die briest, huilt, brult.
Brijssinck: Vadersnaam. Afleiding van Brijs.
Bubb. Engelse naam van Viking origine. De eerste spelling was wellicht Buh: een plaats om schapen en vee te houden. Soms kan het door verschrijving ook afgeleid zijn van de familienaam Budd: Oudengelse bijnaam voor een dikkerd.
Bubbe. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bovo of knuffelvorm van Robrecht (=Poppe).
Bubberman: Afleiding van vadersnaam. Bubbert, van Robert; vergelijk Engels Bob, van Rob.
Buch, Buche. Duitse plaatsnaam Buch(e); beuk, beukenbos.
Bucher: Duits familienaam afgeleid van Buche ‘Beuk’.
Buche, Oudfrans buce, Noordfrans bche, Middelnederlands buse, buusse: breed schip met twee masten voor het vervoer van zware lading, haringschuit. Vergelijk Buis. Beroepsnaam voor de schipper.
Buchler, Buchler, Bcheler, Bchler, Buecheler: 1 Van plaatsnaam Bchle: kleine beuk. 2. Zoals Buchner van plaatsnaam Buche: beuk. 3. Buhler, afleiding van Bh(e)l: heuvel.
Buchalter. Duitse afleiding van de plaatsnaam Buchhalde : beukenhelling.
Buchbinder, Buhbinder: Niet de beroepsnaam van een boekbinder, maar van een kuiper, die de duigen tot kuipen bindt. Middennoordduits bkbant: hoepel; vergelijk biebuuc: bijenkorf. Vergelijk Duits Fassbinder, Bddenbender.
Bucheister. Duits Buchheister; beukenheester, beukenbosje.
Buchel, Buchau, Busseau, Bussieaux, Bussiaux: Oudfrans boucel, Middelnederlands butseel: vaatje, leren wijnzak, pens, buik. Bijnaam.
Buchelet, Buchelot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Burchard.
Buchem, van. 1. Variant van Van Boegheim, - Boechem, -Bugheym. Verspreide Duitse plaatsnaam Buchheim. 2. Zie van Bodeghem.
Bucher. 1. Duits Buche: beuk. 2. Frans Bcher: houthakker. Beroepsnaam.
Buchert. Vadersnaam. Variant van de Germaanse voornaam Burchard.
Bucholtz, Bucholz, Bchholz, Bucholc, Buchole: Verspreide Duitse plaatsnaam Buchholz: beukenbos. Vergelijk Boeckhout, Bocholt.
Buchin, 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Buchard. Vergelijk Busquin, Buchelot. 2. Afleiding van busk-. Zie Busquin 1. = Bouquin.
Buchkremer. Duitse beroepsnaam van de boekhandelaar. Duits Krmer, Kremer: kleinhandelaar. Vergelijk Cremer.
Buchman, Buchmann, Bucheman, Bochmann, Bckmann: Duitse afleiding van de plaatsnaam Buche: beuk(enbos).
Buchmller, Buchmuller. Duitse beroepsnaam van een molenaar bij een beuk(enbos).
Buchner, Bochner, Buckner: Afleiding van Duitse plaatsnaam Buche(n), Bchen: beuk(enbos).
Buchsbaum, Buxbaum, Buesbaum, Buschbaum: Plaatsnaam. Duits Buchsbaum: buksboom. Vergelijk Boksenboom, Bosboom.
Buchsenschmidt. Bucksenschmidt: Duitse beroepsnaam Bchsenschmied: smid die schietbussen, geweren maakt.
Buchwald. Verspreide Duitse plaatsnaam; beukenbos.
Bucker, Buecker, Bueckers, Bucker, Buckers, Bukkers, Bukers. 1. Zie Beudeker. 2. Of uit het Picardische Bouquier: slager.
Buckerier. Verhaspeling van van den Buerie. 1754 J.B. vanden Burri, Gothem = 1778 J.B. Bucarierrrie, Sleidinge; zijn 5 kinderen heetten Bucarier en in 1811 genoteerd als Buckerier.
Buckhurst. Plaatsnaam: met beuken begroeide hoogte. Bukhorst in Gendringen, Putten (Gelderland), Bukhorst, Zalk. Vergelijk Van Bokhorst.
Buckley. Plaatsnaam, Somerset.
Buckman: Afleiding van beuk of van bok.
Budde, Budding, Buddingh: Vadersnaam. Van de Germaanse voornaam Bod(d)o, Buddo.
Buddenbruck. Plaatsnaam Buddenbrock, Buddenbrook (Pommeren, Silezi). Bekend door de roman Ԃuddenbrooksՠvan Thomas Mann.
Budenaers, Budenaerts, Budeners, Budennaers: Duitse Bdener, Budner: keuterboer, kleine boer. De naam gaat soms terug op Buteners; zie Buttenaere.
Budinger, Buddinger: Afkomstig van Budingen (Vlaams-Brabant) of Bdingen (Duitsland).
Budke.Vadersnaam. afleiding van Nederduitse voornaam Budde. Vergelijk Buttgen.
Budna. Slavische familienaam.
Bue, de: Debue, van Debus, van Dubus. Plaatsnaam (le) Bus, van Germaans busku ‘Struikgewas, bosje’.
Buekenberghs, Buckenberghs, Bukenberghs, Bukenbergs, Bikkenbergs, Bikkembergs: Plaatsnaam Beukenberg in Everberg (Vlaams-Brabant), Tongeren (Limburg), B(e)ukenberg in Olmen (Antwerpen). In de parochieregisters van Beverlo en Oostham (Limburg) komen de ontronde vormen (Bik-) als variant voor van Bueken- en Buckenbergs.
Bul, van; van Buul: Plaatsnaam Budel (Noord-Brabant): 1573 Buel.
Bueri, van de, Bueri, van de, van den Buerie, van de(n) Beurie, van de(n) Burie, Vandenburie, van de Bourie, van de Borie, (van de(n) Bourry, van den Buverie, Debunderie, van de Bunderie, van de Bundrie, van de Benderie, van de Binderie. Naam uit het Picardische burie: wasserij, washuis. Beroepsbijnaam.
Buet, Bu, Bue, Buwez, Buez: 1. Afleiding van Oudfrans buie, bue: kruik. Beroepsnaam of bijnaam. 2. Of Oudfrans bue: was, gewassen linnen. 3. Variant van Bouet, Bo’t.
Buffa, Buffat, Buffard: 1. Afleiding van Oudfrans buffer: blazen. Vergelijk Boufard. 2. Eventueel vadersnaam. Zie Buffin.
Buffel, Buffels, Boffel: 1. West-Vlaams buffel: slag, stoot; Frans buffle, afleiding van Middelnederlands buffe, boffe: slag. Bijnaam. 2. Bijnaam naar de diernaam. 3. Of buffel: beul, scherprechter.
Buffet, Dubuffet, Dubuffez, Puffet: 1. Oudfrans bufet: tafel, buffet, aanrecht, kabinet. Beroepsnaam van de meubelmaker. 2. Beroepsnaam van de bufetier: wijnhandelaar.
Bufkens, Beufkens, Bufquin: Vadersnaam van Boffe/Buffe.
Bugg, Bugge. Vadersnaam. Duitse korte vorm van de Germaanse voornaam Burkhard. Vergelijk Duits Buggensohn.
Buggenhout (van), Buggenhoud, Buggenhoudt, Buggenhaut, Buggenhout, van Bugenhout, (van) Buckenhout, Buckenhoudt, Buekenhoudt, Buekenhout, Bueckenhoudt, Bueckenhout, van Buekenhout, Beukenhoudt, Beukenhout. Familienaam uit de plaatsnaam Buggenhout (Oost-Vlaanderen). Of gewoon uit een plaatsnaam Beukhout: beukenbos.
Buggenum, van, (de) Buggenoms: Plaatsnaam Buggenum (Nederlands-Limburg).
Bugghensele, van. Plaatsnaam in St.-Michiels (West-Vlaanderen).
Bugnard, Bougniart: Afleiding van Oudfrans buigne: buil op het hoofd, veroorzaakt door slagen.
Bugnits. Slavische familienaam Bugnitz, Bognitz, Bognic.
Buguin, Bughin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Buggo, bakervorm van Burghard.
Bhl. Heuvel. Bielman is dialect ontrond, vergelijk Pilmeyer, Bielmair.
Buhl, Buhler, Bhl, Bhler, Bueler: Twee verschillende namen, die vaak verward worden. Buhler, van Buhle: geliefde. Bijnaam voor een minnaar.
Buhler, van plaatsnaam Buhl: heuvel.
Buhlmann, Buhlmann, Bielman: Duits Buhlmann, van plaatsnaam.
Buhne, Buhner, Bhne Bhner, Buhnen: Plaatsnaam Bhne, Buhnen, Bhner, Buhn. Duitsland.
Buhren, Buhr, Bhring, Bhrmann, Burman, Brmann: Nederduits Buhr, Bur: boer; en afleiding Buhrke, Buhrke, Bu(u)rke: Nederduits van Buhr: boer.
Buick, Buik, Buyckx, Buyck, Buijckx, Buijck, Buycx, Buijks, Buycks, Buyck. Bijnaam voor iemand met een dikke buik. Vergelijk Duits Bauch.
Buicke, van den, van den Bulk, Bulke, van (den) Buick, van dem Bulcke, de Buicke, van den Bulte, Bulten, van den Beulck, Beulcke, (van den) Bilcke, Beulcke, (van de) Beulque, (van de) Beuque, Beulques, Bullock, Buluk: Plaatsnaam, Middelnederlands blok, bile, bulc: omsloten weide, ingesloten land.
Buijlaert, Buylaert, Buylaere, Builaert, Beulaert, Bullaert. 1. Bijnaam voor iemand met een buil, een bochel. 2. Of variant van Boelaert.
Buijtendorp. Plaatsnaam Butendorf in Bottrop.
Buirette, Burette, Burettes, Burrettet, Burrettez, Burrett. Familienaam uit het Oudfranse buiret(te): kleine kruik. Beroepsnaam van bijvoorbeedl de pottenbakker.
Buis, Buise, Buisen, Buisse, Buize, Buist, Bust, Buijs, Buijsse, Buijse, Buijsen, Buijze, Beuijs, Buys, Bueys, Buyse, Buse, Buysens, Buysens, Buyze, Buyzens, Buize, Buijze, Buissin, Buissink: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Buso/Boso (=boos-trots) die voorkomt in de plaatsnaam Buizegem, Antwerpen, Buizingen, Vlaams-Brabant. 2. Een enkele keer korte vorm voor Van Buysingen.
Buisine, Buiseine, Busine, Busyne, Buseine, Buseyne, Buseijne, Beusinne, Bussene, Bessine, Besene: Oudfrans buisine, boisine, Middelnederlands basune, basine; ‘Bazuin, trompet’. Beroepsbijnaam van de muzikant.
Buisman, Buijsman, Buysmans: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Buso/Boso. Zie Buis.
Buisset, Buissez, Buissin: Vadersnaam. Afleiding van Frans buis: buksboom; of van bos, bois: bosje. Vergelijk Boset.
Buisson, Bouisson, Dubuisson, Dupusson, Dupisson, Debuisson, Debisson, Desbuissons, Desbuisson, Debusson, Dubuson, Dubousson, Albuisson: 1. Erg verspreide plaatsnaam Buisson: struik, heester. 2. Later ook Re-interpretatie van Italiaanse familienaam Buzzone.
Buitelaar. Beroepsnaam van de buitelaar, jongleur, kunstenmaker.
Buitendag. Wellicht Re-interpretatie van Duits.
Buiter, Buter: Afleding van Middelnederlands buten: ruilen, buit maken. Middelnederlands buter. Beroepsnaam van de (ruil)handelaar. Of bijnaam voor wie op buit jaagt; vergelijk vrijbuiter.
Buitinga, Butinga, Buitenga. Afleiding van de voornaam Buite.
Buitink, Buijtink, Buytink, Buijink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Boudewijn. Vergelijk Buytaert.
Buisma. Van de voornaam Busscha, Busch.
Buisrogge, Buijsrogge: Zinwoord: Middelnederlands busen ‘kloppen, slaanՠ+ rogge. Beroepsnaam van de man die de rogge klopt, dorst. Vergelijk Duits Klopperoggen, Stoterogge.
Buissing, Buysing, Buesink: Vadersnaam. Afleiding van Buis.
Buitendijk, Buytendyk, Buytendijk, Buijtendijk. Plaatsnaam Buitendijk, bijvoorbeeld bij Enter, Overijssel. Ook Butendiek (Sleeswijk-Holstein, Nedersaksen).
Buitenhuis, Buitenhuys: Frequente Gelderse familienaam. Ook plaatsnaam Buitenhuizen (Drenthe, Assendelft, De Wolden).
Buitenkamp, Buitkamp. Plaatsnaam, bijvoorbeeld Buitenkampen bij Notter (Wierden, Overijssel). Plaatsnaam Buitenkant in Beilen (Drenthe). Maar wellicht veeleer van Buitenkamp; zie Buitkamp.
Buitenkant, Buitekant. Familienaam uit de plaatsnaam Buitenkant (buurt in Amsterdam).
Buiter, Buter, Bter, Buijter, Buyter, Vrijbuiter. Wanneer de familienaam Buiter uit het middelnederlandse werkwoord buten/bueten/buyten kan worden verklaard, kan de naam verwijzen naar de betekenissen ruilhandelaar, iemand die buit maakt (vergelijk vrijbuiter) of, als variant van boeter, een hersteller, bijvoorbeeld van netten of zeilen (vergelijk nettenboeter, ketelboeter). Vanuit het Duits (Bter/Beuter) zou daar de betekenis ԩmkerՠbij kunnen komen.
Buitink, Buiting: Vadersnaam. Afleiding van Buit, van Boit, Boid, van Boldwin, Boudewijn. Zie Boidin.
Buizer, Buyser: In de middeleeuwen was de buizer of buccinator de ambtenaar die het jus cornandi had. Bij het afbakenen van woeste grond, bij schenking of verkoop, moest hij op de vier hoeken op de hoorn of buse blazen.
Bukkens, Buck, de, Bck, Bucks, Buckman, Bckman, Bcking, Bucking: Vergelijk Vlaamse familienaam Bueken(s), Buckens, Bucken, Buckinx. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, Bocco, een bakervorm van een Germaans burg-naam.
Bukviel, de: Vervorming van de Belgische familienaam de Broqueville, Brocvielle, een vooral in het Pas-de-Calais frequente naam. Misschien de Plaatsnaam Bricqueville (Calvados, Manche). Of gewoon een variant van Brecville (zie Breviel).
Bul, (de): Middelnederlands bulle’Stier’.
Bulck, van den, Bulk, Bulcke (van den), Vandenbulcke, van den Bulke, van den Bulk, van (den) Bulck, van dem Bulcke, de Bulcke, van den Bulten, van den Bulte, van de Bult, van de Bulten, van den Beulcke, Beulckee, (van den) Bilcke, Beulcke, (van den) Beulque, (van de) Beuque, Beulques, Bulckaert, Bulkaert, Bolkaerts, Bolkaers, van den Bloke, van den Block, Blockmans: Plaatsnaam. Middelnederlands blok, bilc, bulc ‘mmsloten weide, ingesloten land’.
Bulckaert, Bulkaert, Bolkaerts, Bolkaers: Afleiding van Van den Buicke.
Bulckmans, Bulkmans, Bultman, Bolckmans, Blackmans, Blockman, Blocman. Afleiding van Van den Bulcke, Van den Blocke (zie daar).
Bulder. Bijnaam uit bolderen/bulderen: een luidruchtig of boos iemand.
Bullach, Bulach, Bullaft: Plaatsnaam Bullach (Beieren) of Bulach (Duitsland).
Bulcourt. Plaatsnaam Bullecourt (Pas-de-Calais).
Bulle, Buis: 1. Middelnederlands bulle: stier. Bijnaam. Vergelijk Engels Bull. vergelijk Stier. 2. Karel Buis, burgemeester van Brussel (1881-99), stamt evenwel af van Cornlius Boels (1734-1811).
Bullekens, Bulckens, Bulkens, Beullekens: Beulkens, van Boelkens, afleiding van Boel.
Bullynck, Bultynck, van de oude naam Bulle (Boele).
Bully. 1. Plaatsnaam, onder meer in Pas-de-Calais. 2. Zie Boulier.
Bulpa, Bulpas. Misschien Waalse aanpassing van Bulpaep.
Bulsing: Frequente familienaam in de Achterhoek. Afleiding op –ing van de vornaam Bulso, Bolso, een -so-afleiding van de Germaanse voornaam Bolo.
Bult, Bulte, Bulten, Bulthe: Middelnederlands bult(e): bult, buil, bochel. Bulten kan een afleiding zijn van Bulte, maar ook van Bultin (zie Bultinck).
Bult: Andere spelling voor de Franse familienaam Bultet, verkleinvorm van Oudfrans buletel; zie Bulteel.
Bulteel, Bultel, Bultheel, Bulthielle, Bultielle, Bultau, Bulteaux, Bulteau, Bulteux, Bultiaux, Bultiau, Bultiauw, Bulteeuw, Biltiau, Biltjauw, Byltiauw, Balteaux, Balteau, Balthau, Baltiauw, Baltia, Bluteau, Bultet, Bulth, Bult, Bulthez, Bultot, Bulto, Bulton: Oudfrans buletel, Frans bluteau, Middelnederlands bulteel ‘Zeef, voor meel’. Beroepsbijnaam van de zevenmaker of de meelzever. De vormen met bal-door voortonige versterking uit Balutel (van Oudfrans beluter). Vergelijk Franse familienaam Balluteau.
Bultena: Zoals Bultema, Friese afleiding van Bult, van Bold, van Germaanse voornaam, bijvoorbeeld Boudewijn.
Bultet, Bulth, Bult, Bultez, Bulto, Bultot, Bulton: Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans buletel; zie Bulteel.
Bulthuis: Plaatsnaam Bulthuis in Denekamp, Overijssel.
Bultena, Bultema, Bultsma, en Bultynck in Vlaanderen. Het wordt gedragen door een geslacht van vrije Friese boeren, dat gezeten is in de buurschap De Bult bij Bellingewolde in Groningerland. Oud Friese vadersnaam Bult, bijvorm van Bulle, Bolle, Boele en Bole als minder gunstige betekenis. Bultinge bij Ruinen en mogelijk Bulthusen bij Jemgen in Reiderland.
Bultinck, Bulting, Bultijnck, Bultynck, Bulthynck. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse ‘Raldը:stoutmoedig)-naam. (bijvoorbeeld Boudewijn), zoals Nederlandse familienaam Bolding(h), Boltinck.
Bulwick, Bulwik. Plaatsnaam Bulwick in Northamptonshire.
Buma: Friese afleiding van de mansnaam Bouwe, Buwe.
Bun: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bun(n)o.
Bun, de, Bunne, de, de Buyne: 1. Zie Beugnies. 2. Eventueel Middelnederlands bunne, bonne: opgeslagen kraam of tent voor koopwaren. Beroepsnaam. 1471 Cornelis de Bune, Aalter
Bun, van Bunnen, van. 1. Plaatsnaam Bunne (Drenthe). 2. Vertaling van Debu(i)gne.
Bundel, de, de Bunder: Korte vorm voor Van den Bunder.
Bunder, van den; van Bunder, van Bunderen, Bundere, van Buynder, van Buynderen, van Buijnderen: Verspreide plaatsnaam Bunder, een landmaat.
Bundervoet. Bijnaam voor iemand met grote voeten, zo groot als een bunder.
Bungenberg. Plaatsnaam in Kall, Duitsland.
Bungeneers, Bongenaar. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse bongenaar, bungener: trommelaar.
Buning, Beuningh, Buenen: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Buno. Zie Beun(s). Bunning(us).
Bunjes, Buntjesn, Buntgens, Buntgens, Bundgen, Budgens, Boentgens: Vadersnaam. Verkleinvorm van Bun. Of variant van Buntjens, verkleinvorm van voornaam Bonte, Bontko (Friesland, Groningen). Vergelijk Bonten(s), Bontinck, Bontyes, Beunkens. Nederduits Bntgens, Friese voornaam Buntje.
Bunk, Buunk, Buenk, Beunk, Boonk, Beun, Beunke, Bunckens, Bunck, Bonk, Beunink: Vadersnaam. Oude Nederduitse voornaam, afleiding van de voornaam Bunno.
Bungeneers, Bongenaar. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse bongenaar, bungener: trommelaar.
Bunn. Oudfranse bijnaam uit bon (de goede). Deze naam kreeg in Groot-Brittanni een nieuw leven.
Bunneghem. Naam uit de plaatsnaam Bunegem (Vlaams-Brabant).
Bunnik, van, Bunnig. Plaatsnaam Bunnik, Utrecht.
Bunschoten, Bunschooten. Plaatsnaam Bunschoten, Utrecht.
Bunt, van der, Verbunt, van der Bont, Bonte, van Bondt, Verbond, Verbondt, Verbong: Plaatsnaam Bent, Bunt, Beunt, Bong, plaats waar veel (bunt) gras groeit’. Plaatsnaam Bunt in Soest (Utrecht), Ede (Gelderland), bij Nunspeet (Gelderland).
Buquet, Buket: Buquet, van Busquet. Oudfrans bosquet, Oudpicardisch busquet ‘Bosje’verkleinvorm van Oudnederlands bosk, Germaans busku ‘Struikgewas’.
Buquoi, Buqoit, Buqoy, Buckquoit, Bucquoi, Bucquoi, Buckqoie, Becoye, Bequoye, Becquoye, Becqouye, Boucquoy, Debuquois, Debuqoy, Debucquoi, Debucquois, Debucqoy, Debuicois, Desbuquois, Desbuq-oit, Desbucquois, Dubuquoit, Dubucquoy, Dubuquoy, Dubuqnoy, Bubuquoit, Bubuquoit: Plaatsnaam Bucquoi, van Latijn busketum: plaats waar kreupelhout, struikgewas groeit. Bucquoy bij Atrecht, in Nchin (Henegouwen).
Burman, Burreman, Burremans, Burmans. Variant van Borremans. Maar variant van Buurmans is niet uitgesloten.
Buras, Bura, Burat : Waarschijnlijk. variant van Baras, met voortonige klinkerwijziging (vergelijk variant Boraet). Of Waaalse variant van Bureau?
Burch, van Burg, Burgh, Burgt: 1.Plaatsnaam Burgh op Schouwen (Zeeland). 2. Variant van van der Burch.
Burchard, Burchardt, Burchart, Burkhardt, Burkhard, Burkhardt, Burkhard, Burkhas, Burkert, Burckhardt, Burgard, Burga, Burghardt, Burghard, Burghartz, Bourcart, Borcard, Borchardt, Borghart, Borgart, Borchert, Bourgard, Bourgart: Vadernaam. Germaanse voornaam burg-hard; ‘Burcht-sterk’ vergelijk Bochart. Burc(h)ardus, Borcardus, Borgardus.
Burchelmans, Burgelman: Moedersnaam. Afleiding van Burgele, van een burg-naam.
Burck, du; den Burck: Du Burck is de vernederlandste uitspraak van du Burg, van Dubourg. Franse plaatsnaam Bourg, van Germaans burg ‘Burg, burcht; versterkte plaats, dorp, gehucht’. De variant den Burck door re-interpretatie van Franse Duits als het Nederlands lidwoord de.
Burdinne. Plaatsnaam, Luxemburg.
Burel, Bureille, Burelle, Bureaux, Bureau, Buria, Buriau: 1. Oudfrans burel: grove bruine stof. Beroepsnaam. Of afleiding van bourre, Latijn burra: grove wol (zie Bourillon). 2. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse br-naam. Borellus.
Buren, van, van Buuren, van Bueren, van Buere, van Beuren. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Buren (op een paar plaatsen in Nederland).
Zie ook Beuren (Van der).
Buret de Longagne. Dubbele familienaam uit Buret (zie bij Buirette) en uit Longagne (plaatsnaam onder andere in Henegouwen). Mogelijk verwijst de naam naar een pottenbakker, afkomstig uit Longagne. De Logagne kan ook ook een lager-adelijke verwijzing hebben.
Buretier. Afleiding van Bu(i)rette. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Burg, van, Burgh, van. 1. Plaatsnaam Burgh op Schouwen (Zeeland). 2. Van de Burg, zie (van der) Borgt.
Burge, Burgue: Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse burg-naam, zoals Adalburga, Odburga, Hildeborch, Walburgis. Of vadersnaam. Variant van Burke.
Burgeon. Vadersnaam. Afleiding van een burg-naam.
Burgel: 1. Moedersnaam, voornaam Burgele, verkleinvorm van een burg-naam. 2. Uit Burger, met wisseling van r/l. Burger, (de); Burgers: Middelnederlands burger, borger ‘Burger, poorter’.
Burger, Burgers. Duitse equivalent van Nederduits Burger. Zie (de) Borger 1.
Burger, van den, Burgers: Contaminatie van de Burger en van den Burg.
Burgerhoff: Ook Borgerhof(f), Borghoff. Plaatsnaam Burghof (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts).
Burgerman, Borgermans: 1. Afleiding van De Burger. 2. Variant van Borchmans. 3. Variant van Burgelman.
Burgess. Engelse familienaam, van Oudfrans, Frans bourgeois.
Burgert: 1. Germaanse voornaam burg-hard: Burchard, Borchert. 2. Vermoedelijk veeleer variant van Burger, met anorganische eind-t.
Burghuser. Plaatsnaam Burghausen.
Burgho. Variant van Borgoo (= Bourgeois) of verschrijving voor Burgaud.
Burghoudt, Burghold, Burgold: Vadersnaam. Germaanse voornaam burg-wald; ‘Burg-heerser’. Burgoaldus.
Burgisser. Ontronde vorm van Burghilser.
Burgmeyer, Burgmaier: Pachter van een goed dat tot een burcht behoort.
Burgos. Plaatsnaam. Spanje.
Burgs: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam Burgo.
Burhenne, Burhain, Burhin. Nederduits Br Henne: boer Jan. Vergelijk Boerjan.
Buringa: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Buro, Burowardus, Burwaldus.
Buridant. Bijnaam voor een onstuimige kerel.
Burio, Buriot, Beuriot: Afleiding van Oudfrans bourre, van Latijn burra: grove wol, vlokwol, wolafval, vulsel. Beroepsnaam.
Burke, Buurke, Burque: 1. Engels-Ierse familienaam. Plaatsnaam Burgh (Suffolk). 2. Duitse familienaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Burkhard. 3. Zie Buhrke.
Burkel, Burckel, Brckel, Burquel: Vadersnaam van Germaanse voornaam Burkhard.
Burken, van; van Burkunk: Ook van Borkum, van Burkom. Plaatsnaam Borken (Hessen, Noordrijn-Westfalen) of Borkum (Nedersaksen).
Burki, Burky (Kanton Fribourg), Bourqui, Burket. Vadersnaam uit Brki, dat is een Allemannische (West-Oostenrijk, Oost-Zwitserland, Z. W. Duitsland) knuffelvorm van de voornaam Burchard. Andere varianten komen voor in Z. O. Frankrijk.
Burlandy. Beroepsnaam. Frans brelandier, Waals brland: wever.
Burm: Plaatsnaam Bornem (Provincie Antwerpen), met dialectische uitspraak burrem.
Burnel, Burnelle, Beurnel, Burniaux, Burniar, Burnyeat, Burnay, Berneel. Variant van de naam Brunel(le): de bruine (op basis van haar of huidskleur).
Burnet, Burnett, Burbey, Burnez. Metathetische var.iantvan Brunet. Vergelijk Burnel(le).
Burnon. 1. Zie Brunon. 2. Plaatsnaam Burnon in Hollange.
Buron, Buuron, Beuron, Boron, Bouron, Bouronne. 1. Oudfrans bu(i)ron: hut, huisje, schamele woning. 2. Oudfrans buiron: donkerbruin. Bijnaam.
Burrekers. Variant (met svarabhaktivocaal) van Burkers, afleiding van Burker, afgesleten vorm van Burkert.
Burst Van, Verbust, Verbuyst. Familienaam uit de plaatsnaam Burst (Oost-Vlaanderen).
Bursztein, Bursztejn, Bursztyn, Burstin, Burkstein, Burgsteiner: Pools-Joodse vorm van Duits Bernstein.
Burrckers: Wellicht afleiding van Burkert, de Germaanse voornaam Burchard.
Burtombois, Burtom-boy, Burtonboy, Burtembois: Plaatsnaam Burtonbur in St-Georges (Luik):
Burtscheidt, Bourtscheid: Plaatsnaam Burtscheid (Duitsland). Zie ook Bourscheid.
Burvenich, Burvenick, Burvenich: Plaatsnaam Brvenich (Duitsland).
Bus, Busch, Busck, de Bussche, Debusse: Korte vorm voor van den Bussche. Ook Duitse familienaam Busch. Plaatsnaam Busch; bosje, struikgewas. Ook Busch.
Buschgens: Noord-Rijnlandse familienaam Bschgen, Bschgen, verkleinvorm van plaatsnaam Busch.
Busecom. Naam uit de plaatsnaam Beusichem (Gelderland).
Bussel: 1. Middelnederlands bossele, bussele ‘Bundel, schoof, bussel’. Beroepsbijnaam. 2. Of veeleer vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Boso of Burghard.
Buseniers, Busseniers. Beroepsnaam van de bossenier: de schutter (met vuurwapens). Vergelijk Duits Bchsner, Bchsenschtz.
Busbeke, van. Plaatsnaam Busbeke/Boesbeke, Bousbecque (Frans-Vlaanderen). Wellicht ook plaatsnaam in Noord-Brabant; 1389 Heinric van Buesbeke, Den Bosch.
Buscher, Bscher: Duitse familienaam. Naar de woonplaats bij een Busch of bosje. Buschgens, Buschen: Noord-Rijnlandse familienaam.
Bschgen, Bschgen. Afleiding van de plaatsnaam Busch: bosje.
Bsching, Busching: Westfaalse afleiding van de plaatsnaam Busch.
Buschman, Buschmann. Duitse afleiding van de plaatsnaam Busch, vergelijk Boschman(s).
Busco, Buscot, Biscoe: Afleiding van de plaatsnaam busk-: bosje, struikgewas. Vergelijk Busquet.
Busecom. Plaatsnaam Beusichem (Gelderland).
Buselin, Busolin, Buslain, Buslin, Busselin, Busselot, Buslot, Busselen, Bussel, Bussels, Busselez. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boso.
Busiau, Busiaux, Busia, Busieau, Busieaux, Busio, Bussieuaux, Bussiaux, Busseau, Buziaux: Vadersnaam. Afleidng van Germaanse voornaam Boso.
Busigny, Busegnies: Plaatsnaam Busigny (Nord).
Buss, Busse, Busse: Vadersnaam. Duitse roepnaam voor Burkhard. Vergelijk Bossens.
Busschbach, van. Re-interpretatie van Duitse familienaam Bussbach, van de plaatsnaam Butzbach, van Bussbach.
Bussedom, Bosadon, Baugedon. Verdwenen naam, wellicht vadersnaam uit boso + doma.
Bussemaker: Beroepsnaam van de maker van buksen, schietgeweren. Vergelijk Duits Bchsenmacher.
Busselen, Bussel, Bussels. 1. Middelnederlands bossel, bussele: bundel, schoof, bussel. Beroepsnaam. Of vadersnaam van Germaanse voornaam Boso (vergelijk Buselin) of Burghard (vergelijk Buss, Bussens).
Bussens, Bursens: Vadersnaam. Bussens, Bossens, afleiding van Middelnederlands Borsin, Bossin, vleivorm van de voornaam Borsaert, Bossaert, van Burchard.
Bussing. Vadersnaam. Afleiding van Buss(e)=Burchard.
Busslinger. Afleiding van plaatsnaam Bsslingen (Baden).
Bussem. Plaatsnaam, Noord-Holland.
Bussy, Bussi: 1. Beroepsnaam. Oudfrans buschier: houthakker, houthandelaar. 2. Plaatsnaam Bussy (Aisne, Marne, Meuse, Oise, Somme).
Buster. Familienaam uit Allgu en Tirol, van Buste: zweer, blaar, puist. Bijnaam.
Bustraan, Bustram: Bustraan door omwisseling ts/st uit Butsraen, van Butseroen, van Picardisch bcheron ըouthakker’.
But, (de) De Budt, De Butte, Buth: 1. Middelnederlands botte, but(te) ‘Draagkorf, koffer’vergelijk Beun. Beroepsnaam. 2. Bot(te), but(te)’Bot, botvis’. Vergelijk Pladijs.
Butaye, Butaeye, Butaeije, Butaije, Buttaye: Waalse en Franse plaatsnaam Butay in Stavelot en Rotheux (Luik). Le Butay in Erneuville, Butay in Maissin en Halanzy; Le Butay bij Nantes (Loire-Atl.), bij Lac-de-Grand-Lieu, bij Chapelle-Basse-Mer en bij La Regrippire (Loire-Atl.).
Buteux: Frans familienaam, van Oudfrans bouteor, afleiding van bouter ‘kloppen, slaan’.
Btgenbach, Btgenbac, Buttgenbach, Butgenbach, Buttgenbach: Familienaam Butgenbach (Luik).
Butheer: Verhaspeling van Buthfer, Buthfer: Bijnaam of beroepsnaam van de vuuraansteker?
Butin, Butein, Buteyn, Buttin, Bustin: Frans butin: buit. Bijnaam voor een dief, een rover.
Butlern Budler, Butteler: Engels familienaam Butler of Duits Buttler, Bttler, van midden Latijn buticularius. Beroepsnaam van de bottelier, keldermeester, wijnschenker.
Buto, Butoe, Butoi: Limburgse (vanaf 1750) familienaam. Door g-syncope van Butoge: bot-oog, met ogen als van een platvis (bot). Bijnaam voor iemand met visogen. Ook Buttauge. Butoi zou evenwel een Roemeense familienaam zijn.
Butor, Bethoor: 1. Oudfrans butor, Middelnederlands butoor: roerdomp. Bijnaam voor iemand met schreeuwerige stem. 2. Vadersnaam. Butoir de Montferrand; Butoir enfan Johans de Liers, Luik.
Butsel, van: Plaatsnaam Butsel bij Boutersem (Vlaams-Brabant).
Butseraen, Butsraen, Butstraen, Bustraen, Bustraan. Familienaam uit het Picardische bcheron; houthakker. Beroepsnaam.
Butsel, van, van Butseele, Butsele, van Butzeele, van Butsels: Plaatsnaam Butsel bij Boutersem (Vlaams-Brabant).
Butt. 1. Duits Butt: bot(vis). Vergelijk (de) But 2. 2. Duitse bijnaam voor een dwerg.
Buttenaar, Buttenaere, Buttenaers, Butenaerts, Butenaers, Buteneers, Buteners, Buttenners. Afleiding van de Duitse familienaam Bttner: kuiper.
Butter, de, Buttersn: Beroepsnaam. Middelnederlands boeter ‘Hersteller’bijvoorbeeld Ketelboeter, Ketelbutter.
Butterdrogghe. Beroepsnaam van de boterdroger, die het water uit de boter perst?
Butterman: Beroepsnaam van de boterhandelaar. Duits Buttermann.
Butterweck. Beroepsnaam van de boterhandelaar, vergelijk Duits Botterklot, Middelnederlands boterwegge: kegelvormige boterklomp. Of van de fjne bakker, vergelijk Duits Butterbro(d)t.
Bttgen, Bttgens, Buttgen: 1. Variant van Butjens, zie Boutkens. 2. Plaatsnaam Bttgen bij Dusseldorp (Noordrijn-Westfalen).
Buttgereit. Oost-Pruisisch-Litauwse vorm voor Duits Bttcher: kuiper.
Bttner, Bottner, Bottner: Duitse beroepsnaam Bttner: kuiper.
Butijn, Buteijn: Frans butin ‘Buit’. Bijnaam voor een dief, een rover.
Butz, Butzen, Botz, Botzen, Btz: Vadersnaam. Duitse voornaam, meestal roepnaam voor Burkhard.
Buur, de; Buers: 1.Bijnaam. Middelnederlands buur ‘Buurman’. Vergelijk familienaam Geboers, Gebuers, Duits Gebuhr. 2. Gepalataliseerde variant van (de) Boer. Duits Bauer, Nederduits Buhr.
Buurema, Buruma. Friese afleiding van de plaatsnaam Burum (Friesland).
Buurman, Buurmans, Buerman, Buermans, Burman, Burmans, Brmann: 1. Middelnederlands buurman ԩnwoner, rechtsgenoot, ingezetene, rechtsprekende in het burengerecht’. 2. Afleiding van Nederduitse Buhr, Bur ‘Boer’. Duits Bauermann.
Buurmeester, Boermeester, Burmeister: Schout of burgemeester van het dorp. Duits Bauermeister.
Buuron: Andere spelling voor Buron. 1. Oudfrans bu(i)ron ‘Hut, huisje, schamele woning’. 2. Oudfrans buiron ‘Donkerbruin’. Bijnaam.
Buurrigter, Boerrigter: Beroepsnaam van de gerechtelijke ambtenaar in het dorp. Duits Bauerrichter, Burrichter. Ook Buurmeijer.
Buursink: Afleiding van plaatsnaam Buurse in Haaksbergen, Overijssel.
Buuse, van den: Vervorming van van den Bussche.
Buvelot. 1. Deze naam die van oorsprong uit de Champagne komt, is mogelijk afgeleid van beuvable, buveur: drinken, drinker. In dit geval een bijnaam.
2. Evengoed uit de Champagne kan hij een afleiding zijn van Beuve, de Franse vorm van de Germaanse voornaam Bovo, wat jongen betekent. In dit geval een vadersnaam.
Buyck, de. Door naamsverwarring, van De Buck.
Buwalda. Adresnaam, Buwalda state te Tjerkwerd, buurtschap met vier boerderijen. Ԃuՠis verwant aan ‘By’wat ‘Dorpՠbetekent. Kijk maar eens iets naar het noorden op de kaart en je ziet in Denemarken heel veel dorpsnamen op ‘Byՠeindigen. Ook het tragisch bekende Ԍockerbieՠin Schotland heeft dezelfde oorsprong, en misschien ook de Friese dorpsnamen die op ‘Burenՠeindigen. ԗaldaՠheeft te maken met ‘macht, bestuur’ in het Duits is het terug te horen in ‘Verwaltung’‘staatsanwalt’ en misschien klinkt het ook door in het Nederlandse woord ‘geweld’. Samengesteld zou ‘Buwalda’ dan ‘Dorpshoofd’ betekenen.
Buijck, Buijks: Bijnaam voor iemand met een dikke buik. Vergelijk Duits Bauch.
Buijens: Vadersnaam. Uit Buidens, van Buidins, Boidins, afleiding van Boidin, vleivorm van Boudewijn. Zie Boidin, Buitink.
Buijl, Buijle, Buyl, Buyle, Buylen, Buyls, Buil, Buils. 1. Bijnaam voor iemand met een buil/bult, meestal een bochel. 2. Heel soms is Buyl afgeleid uit de beroepsnaam: beul.
Buylaere, van. 1. Plaatsnaam Builare in Zeveneken (Oost-Vlaanderen). 2. Dialect vorm voor Van Boelaere.
Buylen, van, van Buul, van Buel, van Beul: Plaatsnaam Budel (Noord-Brabant).
Buijn: Germaanse voornaam Buno. Zie Buning.
Buys, van den, van den Buijs. Brabantse vorm van Van den Bus(sche). Zie bij Bosch.
Buyser, Buysere (de), de Buijser, de Buyzere, de Buyzer, de Boysere, de Boyser, de Boijser, de Beysere, de Beyser, de Bayser, de Buysser, de Buisser. Beroepsnaam van de ‘Buser’de hoornblazer die in de middeleeuwen bij het afbakenen (bij schenking van grond) op de vier hoeken op de hoorn (buse) blies.
Buysscher, de, Buyscher, de, de Buijsscher, de Buysschere, Buysschre, de Buyssere, de Buysser, de Buisser, de Buyssher, de Beusscher, Beusker, de Buisschert: 1. Afleiding van Middelnederlands buusschen: slaan, kloppen, lawaai maken. Bijnaam, vergelijk Buysschaert. Of beroepsnaam van de ketelslager, de ketelbuusscher. 2. Variant van De Busscher.
Buijsse, van: Vermoedelijk vervorming van Buijsse.
Buys, de. 1. Waarschijnlijk = De Buyser. Of = Buis (met secundair lidwoord)? 2. Of lees: Debuys = Debuy = Dubus.
Buijs, van den, Buys, Buis, Buijze, Buyze, Buijsen, Buysen, Buijsman, Buysman. Vadersnaam, van de persoon Buso, Boso, vergelijk Bos, Buijssink en Boshart en Buizer. 1. Mogelijk naar de plaatsnaam Buizingen bij Brussel. Buis als naam voor een kledingstuk, mouwloos jasje, vergelijk Dwangbuis. De maker of drager er van. 3. Buis als een schip, de haringbuis. Familienamen als Op den Buis, Van de Buijs en Buisman verwijzen mogelijk in die richting. Uithangbord als in Enkhuizen Inden Vergulde Buys. Brabantse vorm voor Van der Bus(ch).
Buysaert, Busard, Busar, Buzzard, Buzard: Afleiding van Middelnederlands busen. Zie De Buyser.
Buyser, de, Buysere, de, de Buijser, de Buyzer, de Buyzere, de Boysere, de Boyser, de Boijser, de Beysere, de Beyser, de Bayser, de Buysser, de Buisser: 1. In de middeleeuwen oefende de buser of buccinator een ambt uit, het buizerschap. De bu(y)ser had het juis cornandi; bij het afbakenen, omrijden of inrijden van woeste grond bij schenking of verkoop moest hij op de vier hoeken op de hoorn (buse) blazen. Er moet in het
Middelnederlands een zelfstandig naamwoord buse ‘Hoornՠen een werkwoord busen ‘Hde hoorn) blazenՠbestaan hebben. Ook Nederlands pijp, Duits Pfeife; Ԧluitՠbetekende oorspronkelijk buis. 2. De betekenis drinker, slemper is secundair en overdrachtelijk.
Buysing, Busing, Busink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. Zie Buis 1.
Buyskens. Afleiding van Buis.
Buysrogge, Buijsrogge: Zinwoord: Middelnederlands busen: kloppen, slaan + rogge. Beroepsnaam van de man die de rogge, klopt, dorst, eventueel plet. Vergelijk Duits Klopperoggen, Stoterogge.
Buyst (de), (de) Buijst, Bust. Naam uit het Middelnederlandse buust, buyst: knuppel. Bijnaam.
Buytels, Buijtels: Wellicht van Buiters (met r/l-wisseling).
Buijtaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam bald-hard ‘Stoutmoedig-sterk’. Baldhard. Buit-, buid, van boid, van bold.
Buijtelaar, Buijteler, Buijtler, Buitelaar: Beroepsnaam van de buitelaar, jongleur, kunstenmaker.
Buijten, van, van Buiten, Buyten, van, van Buitenen: familienaam voor iemand die buiten woonde, dat is buiten de stadsmuren, op het platteland. Zo ook Buitendijk.
Buzeijn, Buzeyn: Uit Frans Bus(a)in, van Bousin, vleivorm van een Germaanse voornaam Boso. Beantwoordt normaal aan Busain (zie Bousin), maar kan toch ook een variant zijn van Buseyne (zie Buisine).
Bij, van der, Bijma, Beima, Bijstra, Bijman: Afgesleten vorm van van der Bijl? Of van Derbij, van Daerbij?
Bykens, Bykans: Vadersnaam. Friese voornaam Bike, Bijke. De spelling Bykans geeft de Waalse uitspraak weer.
Bijkerk, Bijkerke, Beijkirch, Beykirch: Naar de woonplaats bij de kerk. Vergelijk Nederduits Biekark, Biederkark(en).
Bijl, (de); (de) Beijl: 1. Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Belia, Bilia= Amabilia, Sibilia. 2. Beroepsbijnaam de Bijl voor de houthakker.
Bijl, van der: Plaatsnaam (de) Bijl, voor een bijlvormig veld.
Bijlenga, Bijlsma: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans bl-naam.
Bijleveld, van Bijlenvelt, van Bijlevelt, Bylevelt, van, Byleveld, Beijleveld: Waternaam, afwatering, polder, Bijleveld (Utrecht). Of aanpassing van Plaatsnaam Bielefeld (Noordrijn-Westfalen).
Byltjes. 1. Berroepsnaam van de bijlenmaker of de houthakker. 2. Bijnaam naar de huisnaam Ҵ Bijltje’. 3. Variant van Biltjes. 4. Zie Beyltjens.
Bijlhout: Beroepsbijnaam van de bijlenmaker?
Bijlo, Bijloo: Aanpassing van Frans Billot, van Billoo, Bylloo. Vleivorm op –illot van een Romaans naam op –bert, bijvoorbeeld Robillot.
Bijnagte, Bynagte: Bijnaam bij nacht voor een nachtuil, nachtridder. Vergelijk Middernacht en Duits Nachtraven.
Bijnen, van: Plaatsnaam Bienen in Achel (Belgisch-Limburg).
Byrom. Plaatsnaam Bierum, Groningen.
Byst, Bijst: 1. Korte vorm voor Van der Bi(e)st. 2. Verschrijving voor Beyst.
Bytebier, Byttebier, Bijttebier, Bijtebier, Bittebierre: Bijnaam voor een bierproever, bierdrinker. Vergelijk Duits Bizeber, Peispier.
Bijster: Bijnaam. Middelnederlands bijster, bister ‘Berooid, arm, uitzinnig, verbijsterd’.
Bijsterbosch: Een bos ten oosten van Norel (Epe, Gelderland).
Bijsterveld: Plaatsnaam Bijsterveld ‘Verwilderd, woest veld, hongerlandՠin Noord-Brabant. Biesterveld in Nederlands Limburg.
Byttere, de, Bytter, de, de Beyter, de Bitter: Bijnaam voor iemand die graag bijt, eet, proeft; of iemand die bijtend spreekt, afsnauwt, grieft, kwetst.
Byvanghe, van den, Byvang, van den, van den Beyvanghe, Bijvanck, Bijvank: Plaatsnaam. Middelnederlands bivanc: afgepaald stuk land, erf, rechtsgebied, banmijl. Plaatsnaam in Landskouter en Zonnegem (Oost-Vlaanderen).
Bijvoet, Bijvoets, Beyfusz. Bijvoet, Artemisia, Duits Beifuss, beroepsnaam voor een kruidenhandelaar of kruidendokter.
Bykens. Vadersnaam uit de Friese voornaam Bike, Bijke.
Bykersma, Fries byker of ook ymker; man die bijen of ymen, immen houdt.
Bylen, van, van Bijlen, van Beijlen, van Beylen. Familienaam uit de plaatsnaam Bijlen in Olen (Antwerpen).
Byttebier, Bytebier, Bijttebier, Bijtebier, Bittebierre. Bijnaam voor een bierproever, -drinker.
Bywater. Engelse familienaam; die bij het water woont.
C.
Ca, (de), Deca, de Cae, Decae, de Kaey, de Kay, Kai, Kay. Het Middelnederlandse cade (in het dialect kaai) betekent gebraden vet, uitgebakken vetkorst. Het kan dus gaan om een bijnaam (bijvoorbeeld een mager iemand) of een beroepsnaam (bijvoorbeeld vetsmelter).
Caasbeek, van, van de Caetsbeek, van de Caesbeek, van de Kaetsbeek: Plaatsnaam Gaasbeek in Tielt en Reningelst.
Caauwe, zie Kouwen. Spelling van de Vlaamse familienaam Cauwe. Middelnederlands cauwe ‘kraai’. Bijnaam, ook huisnaam.
Cabout, Cabbout. 1. Variant van Cobbaut, met voortonige a (vergelijk kabouter / Cobboud). 2. Spellingvariant van Cabaux, Cabeau(x).
Cabads, Cabadais: Streeknaam Cabards (Aude).
Cabaert, Kabbert: Wellicht variant van Cobbaert. Vergelijk Cobbaut/Cabbaut.
Cabal. Occidentaals cabal; machtig, rijk.
Cabanier. Bewoner van een cabane; hut.
Cabaraux. Frans Cabarel, van Oudfrans cabar: korf van gevlochten biezen.
Cabaret, Cabarez, Cabret: Frans cabaret ‘kroeg, drankhuis’. Beroepsbijnaam van de waard.
Cabarteux. Afleiding van Cabaret. Beroepsnaam van een waard.
Cabeau, Cabeaux, Cabiaux, Cabaux, Cabbai, Cabai, Cabaye, Cabay: Afleiding van cab-: kop, hoofd. Cabal/Cabau(x)/Cabaud van Occidentaals cabal: machtig, rijk? Of Cabel/Cabeau: haar (Gascogne)? Of Romaanse vorm van Nederlandse familienaam Cobbout/Cabbaut? Voor de voortonige vocaal, vergelijk kabouter = Middelnederlands cobboud, Duits Kobold. Cabai kan Luiks-Waals zijn, of de Picardische vorm.
Cabeke, van, Cabbeke: Plaatsnaam Kabbeek in Tienen, (Vlaams-Brabant) of Cabbecq in Roosbeek (Waals-Brabant).
Cabernel. Uit Caberel = Gabriel?
Cabie, Cabye, Caby), Cabij, Cabit: Waals cabye: kamille)?
Cabillau, Cabillaud, Cabilliau, Cabliau, Backeljauw, Backeljau, Backeliau. Bijnaam uit de huisnaam of beroepsbijnaam van de kabeljauwvisser- of -verkoper. De variant Bakeljauw komt uit het Baskische bacallao, wat uiteindelijk hetzelfde betekent.
Caboche, Cabotse, Kabouche: Oudfrans caboc(h)e: bult, hoofd. Middelnederlands cabootse: vis met grote kop. Bijnaam voor iemand met groot hoofd.
Cabolet, Caboullet: afleiding van Cabeau, Cabbaut. Voornaam of kabouter? In Marche-lez-Ecaussines is Cabolet het mannetje in de maan (kaboutermannetje?).
Cabooter, de, de Caboter, de Cabootere: 1. Bijnaam voor een kabouter, iemand met de gestalte van een dwerg; vergelijk Cobbaut. 2. Re-interpretatie van Caboot. Zie Cabot.
Cabosart, Cabossart. Afleiding van Caboche.
Cabotaire. Verschrijving van de Franse uitspraak van Caboter.
Caboor, Caboort, Cabboort, Kabboord, Kaboord: Verzwaarde vorm van Caboot, van Cabot, Picardisch variant van Frans Chabot ‘Vis met grote kop’.
Cabooter (de), De Caboter, De Cabootere. 1. Bijnaam voor een kabouter: een klein persoon. 2. Zie ook bij Chabot.
Cabour, Cabourg. Plaatsnaam Cabourg, Calvados.
Cabouy, Caboi: Bijnaam. Noord Waals cabouyi: gedeukt, geblutst.
Cabri, Cabrit, Cabrissiau: Middenfrans cabril, cabrit: geitje.
Cabron. Frans cabron: geitenvel. Maar waarschijnlijk van Cambron.
Cabu, Cabus, Cabut, Cabouy, Cabuy, Cabuij, Cabuil. Naam uit het Franse cabus: cabuis(kool). Beroepsbijnaam van de kolenteler of bijnaam voor iemand met een groot hoofd.
Cachard, Cachart. Beroepsnaam. Picardische varian van Chassart 2. Vergelijk Cacheux.
Cachet. Oudfrans cachet: verborgen hoekje, schuilhoek.
Cacheux, Lecacheur, Lecacheux, Casseur, Casseus: Picardisch voor Frans chasseur: jager. Beroepsnaam.
Cachoir, Cachoire. Picardisch cachoir(e): uiteinde, touwtje van een zweep, zweep. Hieruit dialect kletsoor, klassoor: zweep. Beroepsnaam voor koetsier of herder.
Cackaert, Caeckaert, Caekaert, Cacquaert, Cakar, Kackert, Kakkert, Kakert. Vadersnaam door ҡnticipatie’ van de k ontstaan uit Jacquaert. Zie verder bij Jacquard.
Cadzand, van, van Cadsant, van Kazant: Plaatsnaam Cadzand (Sluis, Zeeuws-Vlaanderen):
Cadeau, Cadel, Cadiat: Oudfrans cadel, van Latijn capitale: hoofd-, sierletter. Beroepsnaam van de illuminator, kopiist.
Cadet, Cadez, Cade, Cadei: Fran cadet: de jongste van het gezin. Bijnaam.
Cado, Cadot. Picardisch cadot: stoel. Beroepsnaam.
Cador, Cadoret. Bretonse naam, Catdoret, Cadored(us) ‘Hulp in de strijd.
Caducque. Niet van Oudfrans caduque: vallende ziekte, maar Re-interpretatie van Cadyck.
Cadyck. Afleiding van Bretons cat: strijd, gevecht. Cadic.
Caeldries. Plaatsnaam Kaaldries in Hamme, Oost-Vlaanderen.
Caelen, Caelens, Calens, Kaelen, Kalen, Kalin. 1. Vadersnaam uit Caerlen, een knuffelvorm van de voornaam Karel. 2. Misschien ook wel eens een variant van Callens. Zie Callens.
Caenen, Kaanen, Caanen, Kanen. Vadersnaam uit het Middelnederlandse Canin: een knuffelvorm van Kerstiaen of Christianus.
Caeselem Caeseelem, van: Door assimilatie rz van z uit plaatsnaam Kaarzele in Waregem (West-Vlaanderen). Caersele; Kaerle; kerel, Germaanse sali; uit 1 ruimte bestaand huis.
Caes, Kaas, Kaes, Quaas, Kees. 1. Beroepsnaam van de kaashandelaar of - maker. 2. Vadersnaam, verkorte vorm van Nicasius.
(de) Caesstecker, (de) Caestecker, Caesteker, de Caesteeker, (de) Kaestecker, Kaesteker, Kastekker, Kastekkere, Kastekerre, Caistiker. 1. Beroepsnaam van de beambte die de kaas kwam keuren: er in steken. 2. Beroepsnaam van de kade-steker. Hij die kades, cades, cae stak (aanlegde) in het kustgebied.
Caesar, Csar, Csar, Cezard, Cezar, Cesarini, Cesari, Cesarinio: Vadersnaam. Als voornaam gebruikte cognomen Caesar, de naam van Gaius Julius Caesar (Rome 100-44, v. Chr.).
Caesbroeck, van. Vermoedelijk niet de plaatsnaam Kaasbroek in Westvleteren en Ichtegem (West-Vlaanderen), maar door Brabanse dialect uitspraak van Van Causbroeck.
Caessens, Casen, Casens, Caasen, Caessens, Kaesens, Kaesen, Kaezen, Kesenne, Kesen, Kaeses, Cassen, Kessens, Kessen, Casin, Cazin, Kaisin, Kaisen, Ouaisin, Kaysen, Kaizen, Keisen:. Casin, vleivorm van de heiligennaam Nicasius.
Caesstecker, de, (de) Caestecker, Caesteker, de Caesteeker, de Castecker, (de) Kaestecker, Kaesteker, Kastekkere, Kastekker, Kastekerre, Caistiker: Beroepsnaam van de kaaskeurder, die in de kaas steekt, prikt om hem te keuren. Vergelijk Duitse familienaam Kasbohrer: kaasboorder, Ksestecher.
Caeymaex, Caymax. Afleiding van Kaai (= kassei)-make: beroepsnaam voor kaaienmaker, bestrater, straatmaker.
Caezeele, van, (van) Caeseele, (van) Caeyzeele, Cayzeele, van Cayzele, Caysele, van Cayezeele, (van) Cayeseele, Cayseele, Caijseele, van Cacyzecle, van de Cayseele, Cayzeele. Naam uit de plaatsnaam Kaarzele (Waregem, West-Vlaanderen).
Caffieaux, Caffiau, Caffiaux: Oudfrans chafaut, volkslatijn catafalicum: schavot, podium, steiger. Plaatsnaam.
Caflers. Plaatsnaam Cafflers, Pas-de-Calais.
Cafmeyer (de), (de) Caffmeyer. Beroepsnaam voor een kafboer; wellicht een dorser. Vergelijk Caf, Duits Spreuer, Strohmeier.
Cagni, Cagnie, Cagniet, Cagnet, Cagniez, Caignie, Caigny, Cagny, Caignet, Caignez, Caigniet, Caigni. 1. Naam uit het Oudfranse ca(i)gnet: hondje. Bijnaam. 2. Zie ook Decagny. 3. Zie ook Coigne.
Cagnon, Canion, Caniot, Kignon, Quingbon, Quignon, Quinon, Kinon, Kinjo, Kenyon: Picardische afleiding van volkslatijn cania: hondin. Vergelijk Caignaert.
Cahour. Plaatsnaam Cahors (Lot). De cahorsijnen, afkomstig van Cahors, waren in de middeneeuwen bekende bankiers, geldschieters en woekeraars. Of plaatsnaam Caours (Somme)?
Cahu. Vorm van Picardisch caiie, Oudfrans choe, chue: (kerk)kauw, bosuil, (kat)uil.
Caignaert, Cagnard, Cagna, Cagnart, Cagniart, Kaignaert, Quanjard, Keyngnaert, Keygnaert, Keingnaert, Keignaert, Keynaert, Cingnaert, Cigniaert, Cinjaere: Frans cagnard: luiaard, afleiding van volkslatijn cania: hondin. Hieruit ook Nederlands kanjer: zelf ingenomen iemand, baas, onhebbelijke.
Caignau, Cagneau, Cagniau, Cagneaux, Cagniaux, Canieau, Cania, Caniaux, Kinjo, Cagnell, Caniel, Quanjel, Canjels: Middenfrans caignel, van Middenfrans caigne, volkslatijn cania: teef; of van Picardisch kain: hond. Dialect caniau: hondje. Bijnaam.
Cail, Caille, Caeylde: 1. Frans caille: kwartel. Bijnaam. Caeylde is Oost-Vlaams. 2. Korte vorm van Van Caille.
Caille, Caillie, van, van der Caillen, van der Cailde, van Caille, Cuaille, van Callie, van Qualle, Qualle, Verqualie, Vercayie, Qualy, Cailly: Plaatsnaam. Variant van Coillie die in West-Vlaanderen kwalie wordt uitgesproken.
Caillau, Caillaux, Caillaud, Cailleau, Caillaux, Caillieau, Cailliaux, Chaillaut, Chaliaud, Calliau, Callau, Calliauw, Caliouw, Caljouw, Kaljouw, Caljon, Cailleeuw, Cailleuw, Calleeuw, Caillou, Cailloux, Cailliou, Callou, Calloud. Bijnaam uit het Oudfranse caillel, calieu: kleine kei. Of uit caillou: kei, steen. Eventueel een plaatsnaam ?
Caillet, Caill, Caillez, Cailliet, Cailliez, Callier, Chaillet, Chayet, Cailleton, Lecaillez, Lecaill, Lecailli, Leciallie, Lecailliez, Lecaillier: Afleiding van Oudfrans c(h)ail, Frans caillou: kei, steen.
Cailleux, Callieux, Callieu: Afleiding van Oudfrans cail-: steen, kei. Plaatsnaam: met stenen bedekte bodem.
Caillier, Cailliet, Cailliez, Lecaillie, Lecaillier, Lecailli, Lecailliez, Lecaille, Lecailli: 1. Beroepsnaam. Oudfrans quaillier: jager op kwartels. Zie Caillet.
Caillon, Calyon: Korte vorm van Lecaillon of Decaillon.
Caillot, Chaillot, Chayot: afleiding van Oudfrans c(h)ail: kei, steen. Vergelijk Caillet.
Caillou, Cailloux, Cailliou, Callou, Calloud: Frans caillou: kei, steen. Vergelijk Caillau(x).
Caise, Caisse, Kaisse, Kaise, Kayse, Quaise: Vadersnaam. Korte vorm van Nicaise, Franse vorm van Sint Nicasius.
Cajot, Clajot, Ducajo, Ducaju, Ducazu, Ducassou, Ducousso. Cajot en Cageot zijn afleidingn van cage, dit uit het Latijnse cavea: kooi. Beroepsbijnaam van de kooienmaker, de kooier/kooiker.
Cak, de, Kack: kak, drek, stront. Waarschijnlijk scheldnaam.
Calafato, Calefati, Calfat, Calfas: Italiaans calafato van (sinds 1371) Middenfrans calefas. Beroepsnaam van de kalfateraar, breeuwer, die de naden van een vaartuig dichtmaakt, teert.
Calais, Decallais, (van) Calays, (van) Cales, Cals: Plaatsnaam Calais, Nederlands Kales (Pas-de-Calais).
Calame. Middenfrans calame: schrijfpen. Beroepsnaam van de klerik of kopiist. Vergelijk Callemein.
Calandre, Calander, Calande. Oudfrans calandre: leeuwerik. Bijnaam.
Calant, Callandt, Callant, Callant, Klant. Picardisch, Middelnederlands en West-Vlaams calant: klant, kerel, kapoen. Bijnaam.
Calay, Calai, Callaey, Callay, Callaij: Wellicht variant van Colloy/Collei, vleivorm van de voornaam Nicholaus.
Calbecq, Callepeck: Plaatsnaam Kallebeek in Hemiksem (Antwerpen) en Bazel (Ooost-Vlaanderen).
Calberson, Calverson: Engelse vadersnaam. Cuthbertson, zoon van Cuthbert, Oudengels cd beorht; ‘Beroemd-schitterend’.
Calboutin. Vadersnaam, afleiding van Callebout.
Calbrecht, Calbert, Callebert, Callbert, Calembert, Kalber, Kalbert, Kelbaert, Caliber: Vadersnaam. Germaanse voornaam kald-berht; ‘koud-schitterend’. Caldobertus. Vergelijk Chaubert.
Calcken, van, van Calck, van Kalk, van Kalken, van Kalck: Plaatsnaam Kalken (Oost-Vlaanderen).
Calcoen, Calkoen, Callecoen, Kalkoen. Verschrijving uit Kalkoven: beroepsbijnaam van de kalkbrander.
Calcus. Latinisering van Van Calcken?
Caldenborgh, van. Limburgse vorm van Koudenburg; zie Van Couwenburgh. Waarschijnlijk variant van Kaldenberg (berg en burg werden vaak verward). Zie Cauberg.
Caldenhoven, van. Plaatsnaam ,1208 Caldenhoven bij Dusseldorp.
Calembert. 1. Zie Calbrecht. 2. Romaanse aanpassing van Calenberg.
Calemont, van, van Caelemont, van Callemont: 1. Plaatsnaam Calemont: kale berg, in Dottenijs (Henegouwen). 2. Plaatsnaam in Limburg.
Calenberg, van, Calenberge, van, van Calenberghe, van Calenbergh, van Calemberge, (van) Caelenberhe, Caelenbere, van Caenenberg, Caenenberghe, Caenenbergh, van Callenberge, Callenberghe, Callenbergh, van Calbergh, Calberg, van Colberg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ka(a)lberg (onbegroeide berg). Er is een Kalberg in West Vlaanderen of Maarheeze, 1348 Valeberghen, in Oostrozebeke (West-Vlaanderen), Kaalberg in Moorsele, Kalenberg/Kaaldenberg in Zarlardinge en St.-Blasius-Boekel (Oost-Vlaanderen). 2. Er is een Kallenberg in St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant). 3. En er zijn nog (bijna) gelijkluidende plaatsnamen op diverse plaatsen in Nederland en Duitsland.
Calebout, Callebout, Calebaut, Calbeau, Calibaut, Caillebeau, Caillibaud: Lijkt wel een Germaanse bald-naam te zijn, maar er is nergens een naam Kaldbold bekend. Is Callebout een aanpassing van de Franse familienaam Caillebeau, of is het omgekeerd? Of Caillebeau als caillebot: gewrongelde melk.
Calet, Caley, Cales, Callet, Callez, Calles, Call, Kalee, Kalley: Afleiding van Oudfrans cale: platte ronde muts. Bijnaam.
Calf, Calf, de: Met verscherpte v/f voor Calv, spelling voor Calvet, Frans verkleinvorm van Latijnse calvus ‘kaal’. Middelnederlands caluw: kaal. 2. Zie Kalf(f).Bijnaam.
Califice, Calificis. Afleiding van Latijn calefacere: heet maken, verwarmen, aanvuren. Beroepsnaam van een stoker of bijnaam voor brandstichter.
Calie, Calj: Beroepsnaam, Picardisch Callier, van Carlier, Carrelier, Frans Charlier ‘Wagenmaker, voerman’.
Calim, Calimez. Afleiding van Picardisch calame, van Latijn calamus: riet, schrijfveer, pen. Vergelijk Callemein. 2. Plaatsnaam Kales, Frans Calais (Pas-de-Calais).
Calkeren, van. Plaatsnaam Kalkar, Duitsland.
Callaert, Callaerts, Callaars, Kallaert, Kallaerts, Kallert, Calaerts, Calaes, Callar: Afleiding van Middelnederlands callen ‘raten’. Bijnaam voor een prater, babbelaar.
Calle, Kalle: Moedersnaam. Korte vorm van Sint Catharina, Katelijne.
Callebaut, Calebout, Calbeau, Calibaut, Caillebeau, Callibaud: Onzeker. Of een Middelnederlandse afleiding van de meisjesnaam Calle. Het zou ook een afleiding kunnen zijn van caillebot: gewrongelde melk. Een beroepsnaam in dit geval.
Callenfels: Plaatsnaam Kallenfels (Rijnland-Palts).
Callemein, Callemeyn, Callemeijn, Callemien, Callemin, Callemijn, Callemyn, Calemyn, Calemijn, Calemein, Calemeyn, Camein, Cameyn, Camyn, Camijn. Naam afgeleid uit het Picardische calame: riet, schrijfveer, pen. Beroepsbijnaam voor de schrijver of de pennenmaker.
Callenaere, Callemaers: = 1723 Kellenaere = 1730 Callenaere, van 1633 van de Kellenaere. Middenenderlands kelnare: kelder. Vergelijk Van de Kelder.
Callenfels. Plaatsnaam Kallenfels, Duitsland.
Callens, Kallen. Moedersnaam afgeleid van Calle, een verkorte vorm van Katelijne, Griekse Sint Catharina.
Callewaert, Calewaert, Calewaerts, Caelewaert, Caluwaerts, Caluwaert, Calluwaerts, de Caluwaert, Calwaert, Caluwaers, (de) Collewaert, Colwaert, Colloart, Calvaer, Calvert: Bijnaam voor een kaalhoofdige, afleiding van De Caluwe.
Callewier, Caluwier, Cailluyer, Calluire: Plaatsnaam La Caillouire: plaats waar keien, stenen liggen. La Callewiere in 1429 in Moeskroen; 1231 al Caliuire in Wattrelos.
Calliber: Spelling voor de Franse uitspraak van de familienaam Callebert, Calbert, naast Calbrecht. Germaanse voornaam kald-berht ‘koud-schitterend’. Caldobertus.
Calliste, Calicis, Calis, Colicis, Calice:Vadersnaam, Sint Calixtus, Waals Calisse.
Callot, Calotte, Calottens, Calottens, Calot, Caloo: Vadersnaam. Variant van Carlot, door assimilatie rl/ll, vergelijk Challes = Charles.
Calmeau, Chalumeau: Oudfrans/Oudpicardisch c(h)almel, Frans chalumeau, van Latijn calamus: rietje, (schrijf )veer, pen. Vergelijk Callemein, Calmet en Franse familienaam Chalemel.
Calmet, Calmes, Caumette, Chalmette, Chaumette, Chaumet, Chaumetel. Afleiding van Oudpicardisch calme, Oudfrans chalme, van Latijn calamus: riet, stro, (schrijf)veer, pen. Beroepsnaam. Vergelijk Callemein, Calmeau.
Calon, Caloen Van, Calonne, Calon, Calloens, Calloons, Caloone, De Callone, De Calonne, Calomne, Calomme: Plaatsnaam Calonne (Henegouwen, Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Calogne, Calloigne, Callogne, Callongie, Calange, Schaloigne, Lacollonge: 1. Oudfrans, Oudpicardisch c(h)allonge: rechtsvervolging, geschil. Engels challenge. 2. Verspreide Franse plaatsnaam Collonge(s), ook Calonges. Of van Cologne; Keulen. 3. Calogne kan hypercorrect zijn voor Calonne. Afleiding van Calogne is Calongette.
Caloin, Caloine, Caluyn, Callewyn: Duister. 1528 Catharina Calluyens, Schelle; 1617 Hans Calluijns, Aarts; 1766 quod scribitur in registre Calluyn (Antwerpiensis) ponitur in baptismali ejus ex parochie Sti Georgii Antw. Caloin.
Calonger, Calanger: Oudfrans chalengeor: eiser, klager (in rechte). Engels challenger.
Calozet. Bijnaam. Afleiding van calleux: eeltig. Zie Calu(s).
Calseijde, van de; van de Calsoij: Plaatsnaam Calseide, van Picardisch cauchee, Frans chausse ‘Straatweg, steenweg’van Latijnse calciata.
Calster, van: 1. Plaatsnaam Kalster (Leuven, Vlaams-Brabant). 2. Zie ook Van Caster. Zie Caster. 3. Zie ook Van Calsteren. Zie Calsteren.
Calsteren Van, Vercalsteren, Kolster, Kolsteren. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Kalsteren (Vlaams-Brabant en Antwerpen). 2. Variant van Van Calster. Zie Calster.
Cateau, Calteuax. Calleteaux. Afleiding van Calet.
Calu, Calus, Calut, Callut, Callu, Kalut, Calluy, Caluy, Calluij, Caluij: Bijnaam. Frans calleux, van Latijn callosus: eeltig. Of Picardisch gedemouilleerde vorm van Cailleux? Maar zie ook Decalut.
Caluri: Verhaspeling van Caluw?
Calus: Bijnaam. Frans calleux, Latijnse callosus ‘aeltig’.
Caluwe (de), (de/van) Caluw, Calluw, De Calw, Callewaert, Calewarts, Calewaert, Caelewaert, Caluwaerts, Caluwaert, Calluwaerts, De Caluwaert, De Calwaert, Caluwaers, (de) Callewaert, Colwaert, Colloart, Canvaer, Calvert. Met verschoven accent uit de Caluwe. Bijnaam voor een kaalkop. Caluwe is de verbogen vorm van Middelnederlands calu ‘kaal, pover, mager’.
Calvaer, Calvat: Picardisch Calvard, afleiding van Latijn calvus: kaal. Vergelijk Callewaert.
Calvet, Calvt, Calvetti, Cavet, Cavez, Cav, Cavey, Calvez, Le Calv, Le Calvez, Caluet, Collewet, Chauvet, Chauv, Chauvez, Chavet, Chavez, Chav, Chaves: Afleidng van Latijn calvus: kaal. Bijnaam.
Calvi, Calvy, Calvo. Bijnaam, van Latijn calvus; kaal.
Calvin, Calvijn, Calvino, Calvin, Cauvain, Cauvin, Chauvain, Chauvin: Afleidng van Latijn calvus, Frans chauve: kaal. Vergelijk De Caluwe.
Camargo, de, Cammargo, Comergo: Spaanse plaatsnaam.
Cambeen: Aanpassing van Cambien, variant van Cambier.
Cambier, Cambiez, Camby, Cambie, Cambien, Canbien, Cambeen, Canbein, Kambier: 1. Beroepsnaam van de (bier)brouwer. Oudfrans cambier. Vergelijk Delcambe.1199 Terrici le Cambier, Doornik. 2. Beroepsnaam van de geldwisselaar, van Latijnse Cambium;’ ‘Wissel’.
Camblain. 1. Plaatsnaam Camblain (Pas-de-Calais). 2. Variant van Comblain.
Cambre, Chambre, Schembre,Chambers, Cambers, Schampers, Sampers, Samper, Sampe: Picardisch cambre, Frans chambre: kamer, eenkamerwoning. Vergelijk Delchambre, Kamers.
Cambrechts. Re-interpretatie van Kaembergs.
Cambrsier, Cambresier, Cambrsy, Cambresy, Cambrusier, Cambruzzi, Cambroisier: Afkomstig van Le Cambrsis, de streek van Kamerijk (Cambrai/Nord).
Camelbeke, van, Camelbecke, Camelbeck, (van) Caemelbecke, Caemelbeke, van Cammelbeck, Camelbeeck, Camelbeek, Camelbecq, Cammelbeke, Cammelbeeck, Cammelbeek, (van) Caemerbeke, Camerbeke, Kamerbeek, van Comelbeke, van Comerbeke, Comerbecq, van Comlebeke, van
Kemmelbeke: Waternaam de Kemmel: 1317 Kemmelbeke.
Cameleyre. Kemmelaar, afkomstig van Kemmel (West-Vlaanderen).
Camenier, Camerier, Cameriere: Middelnederlands cameniere = cameriere: kamenier, hofdame.
Camerman, Camermans, Cammerman, Cammermans, Kamermans: Afleiding van Van der Kamer.
Cami. Een vooral Aalsterse familienaam en aangezien ook Cam(m)u in Aalst vrij frequent is, zal Cami wel ontrond zijn uit Camu.
Camin. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jacques, Jacqueme, korte vorm van Jaquemin.
Camion. Picardische vorm voor chamion: wagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of voerman.
Cammaart, Cammaert, Cammaerts, Cammaer, Cammart, Cammers, Camart, Caemaert: 1.Afleiding van werkwoord kammen. Beroepsnaam van de wolkammer. 2. Afleiding van Middelnederlands Cam ‘Brouwerij’. Beroepsnaam van de brouwer.
Cammeren, van. 1. Variant van Van der Kamer. 2. Variant van Van der Cammen, Vercammen. Zie ook Van der Kamer 3.
Cammelot: Oudfrans chamelot, camelot ‘.aam van en soort stof (oorspronkelijk van kameelhaar)’. Beroepsbijnaam.
Camnitzer. Variant van Kemnitzer, afkomstig van Chemnitz (Saksen, Bohemen).
Camp, Camps. Van Latijn Campus; vlakte, veld, vadersnaam, Germaanse voornaam kamp-hari, adresnaam.
Camon, Camoen. Plaatsnaam Camon, Seine.
Campagne, Campagnie: 1. Plaatsnaam Campagne (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). 2. Variant van Compagnie.
Campanella, Campanelli. Italiaanse beroepsnaam van de klokkenluider.
Campbell. Schotse familienaam van Galisch caimbeal: scheve mond. Bijnaam.
Campen, van, Kampen. Plaatsnaam Kampen, Overijssel.
Campenhout, van: Plaatsnaam Kampenhout (Vlaams-Brabant).
Campeert. 1. zie Kampert. 2. Vondelingnaam. Een vondeling kreeg die naam in Brussel op 17 augustus 1787, met de betekenis van het werkwoord kamperen, in verband met het Oostenrijkse leger.
Camper: 1.Middelnederlands camper, kemper ‘kampvechter, kampioen’. Duits Kempfer. 2.Vadersnaam. Germaanse voornaam kamp-hari.
Campignon, Campenon: Variant van Campion?
Campin, Campain. Bijnaam. Frans compain: kameraad, gezel.
Campin, Campinne. Plaatsnaam Campine in Wizernes, Pas-de-Calais.
Campion, Champion: Bijnaam. Picardisch/Frans c(h)ampion: kampioen, kampvechter. Vergelijk Kampers.
Campion, Campione, Campioni is een Italiaanse familienaam, afgeleid van Campion.
Campisi. Italiaanse-Siciliaanse familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (tegenhanger van Van de Velde).
Campistron. Franse aanpassing van plaatsnaam Campistrous (Htes-Pyr.). De dramaturg Campistron (Ҕoulouse 1656) was afkomstig van Armagnac.
Campmans. Afleiding van Van der Kamp.
Campo, del, van, Campa: De volledige naam luidt del Campo genaamd Camp. Italiaanse pendant van van der Kamp.
Campstein, Campsteyn, Campsteijn. Naam uit kantsteen. Beroepsbijnaam van de metselaar. Of uit de plaatsnaam Kampstein (Oostenrijk).
Campus. Romaanse afleiding van plaatsnaam Camp; veld.
Camu, Camus, Camut, Cammu, Cammue, Le Camus, Camusat, Camusot, Camusel, Camulselle, Camuzet: Bijnaam Frans camus: iemand met korte, platte neus.
Canard, Canart, Kanaar. Frans canard; eend, Bijnaam, naar de waggelende stap.
Canaux, Cannau, Cannaux, Cannea, Canneaux. Naam uit het Oudfranse canel, het Middelnederlandse caneel: riet, kaneel. Beroepsbijnaam van de kaneelhandelaar of de rietsnijder.
Cancelier, Cancellier, Cancelierre, Cancillier, Canseliet, Chancelier: Picardisch cancelier, Frans chancelier, Middelnederlands canselier: kanselier, uitvaardiger van oorkonden, zegelbewaarder. Zie ook (de) Kestelier.
Canck, de, de Cancq: 1. Spelling voor De(s)camp(s). Zie Decliamp(s). 2. Toch kan de een lidwoord zijn.
Candal, Candalle, Candael, Candaele, Quandalle, Quandal: Plaatsnaam Quendal(l)e in Racquinghem en Quelmes (Pas-de-Calais).
Candel, Candelle, Candeel, Candiau, Candau: Oudpicardisch candel, Oudfrans chandelle, van Latijnse candela ‘kaars, toorts’. Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Candelaerem van de(n), van de Candelaer, van de(n) Kandelaere, van de(n) Kendelare, Kendelaere, de Kandelaer, de Candeleer. 1. Beroepsnaam voor de maker van kandelaars. 2. Er is ook een plaatsnaam Kandelaar in Rotterdam.
Candelier, Candellier, Candeiller, Chandelier: Beroepsnaam. Oudfrans chandelier, Picardisch candelier: kaarsengieter.
Canderbeek, Canderbeeke, Canderbeke. Familienaam in Waals-Brabant. Verhaspeld uit Vanderbeek?
Candillon, Chandelon: Beroepsnaam. Oudfrans chandelon, chandillon, Picardisch candillon: kaarsengieter.
Candries, Candrix. Familienaam uit de plaatsnaam Kandries in Marik (Henegouwen), Kamdries in Hofstade (Vlaams-Brabant) en vooral de Kamdries/Kandries in Berg (Vlaams-Brabant). Candry door Franse spellingsuitspraak van Candrix?, een Dries (land dat om de zoveel tijd gewas droeg) in Edingen (Henegouwen, of van Kamdries; Dries in Hofstade.
Canelle, Caneele, Canel, Canelle, Canneel: 1. Beroepsnaam van de kaneelhandelaar, kruidenier. Zie ook Canaux. 2. Canneele was in de draperie de naam van de rosgrijze kleur. Beroepsnaam van de lakenverver.
Caneghem, van Canegem, van, van Caeneghem, van Caenegem, van Cannegem, van Caemeghem, van Coneghem, van Konnegem: Plaatsnaam Kanegem (West-Vlaanderen).
Canet, Kan, Kaneez, Canneyt, Caneyt, Canneijt, Chanet, Chanez, Chanes, Chaney: afleiding van Oudpicardisch cane, Oudfrans chane: kruik, kan, vochtmaat. Beroepsnaam.
Canevat, Canva, Canvat, Canvasse: Picardisch/Frans canevas: grof linnen, hennep, kanevas. Beroepsnaam.
Canfin, Canfyn, Canfijn, Camfyn, Camfijn, Camphin, Camphyn, Camphijn, Camphens, Campfens, Camfens: Plaatsnaam Camphin (Nord).
Cang. 1. Plaatsnaam in Gaurain (Henegouwen). 2. Variant van Cange, met secundair accent.
Caniau, Caniaux, Canieau, Caniel. 1. Zie Caignau. 2. Variant van Canaux.
Caniere: Door assimilatie rn van n uit Carnire. Decannire, van Decarnire. Plaatsnaam Carnires bij Morlanwelz (Henegouwen) of bij Kamerijk (Nord). Carnire, van Latijnse Carpinaria ‘Haagbeukenbos’.
Canipel, Caenepeel, Canepeel: Picardische variant van Canivel, van canif: mes.
Canneijt, van: Vooral West-Vlaamse familienaam. 1. Wellicht van Casnoit, plaatsnaam in Hrin bij Valensijn. Romaans cassanetum, Frans chnaie’eikenbos’. Of Canet in Marquise (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). 2. Of plaatsnaam van Romaans cannetum ‘laats waar riet groeit’bijvoorbeeld Keneit, Caneit in Graach (Trier).
Canils, Caniel, Caniau, Caniauz, Canieau. 1. Naam uit het volkslatijn cania, het Picardische cain: hond(je). Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Variant van Canaux: zie daar.
Canis, Kanis, Cansius, Canisius: Latiniseringen van De Hond(t) of Lechien. Raphal de Hond, van 1583 tot 1585 Latijns schoolmeester in Arnemuiden, noemde zich Canisius. De vader van de Jezuiet Petrus Canisius (Nijmegen 1521 - Freiburg im Freiburg im land 1597) heette Jakob Kanis.

Canivet, Canivez, Kaniv, Kenniv, Caenevet, Canivet, Ouenivet, Ouennevet: Frans canivet, van canif: mesje. Beroepsnaam van de messenmaker. Vergelijk Meskens.

Canler, Canlers, Canlaire: Plaatsnaam Canlers (Pas-de-Calais).

Cannaert, Cannaerts, (de) Cannart, Kannaerts. 1. Familienaam afgeleid van Җan der Canne.’ Het Goed ter Kanne op Kortrijk-Buiten, Marke en Zwevegem heeft lange tijd aan de familie Cannaert behoord. 2. Zie ook Canard; eend.

Cannepin, Caenepenne, Canepenne: Afleiding van Latijn cannabis: hennep. Oudfrans canepin: (hennepen) beurs, tas, zak. Beroepsnaam.

Canneyt, van, (van) Canneijt, van Caneyt: 1. Plaatsnaam, wellicht van Casnoit in Hrin bij Valencijn, Romaans cassanetum, Frans chnaie: eikenbos. Of Canet in Marquise (Pas-de-Calais) 2. Of Plaatsnaam van Romaans cannetum: plaats waar riet groeit, bijvoorbeeld Keneit, Caneit in Graach (Trier).

Cannie, Canny: 1. Gedemouilleerde vorm voor Cagnie. 2. Eventueel plaatsnaam Canny (Oise).

Cannoo: Cannoo is de dialectische uitspraak van Canoy, door assimilatie rn van nn uit Carnoy (vergelijk Caniere). Uit Latijnse Carpinetum ‘Haagbeukenbosje’. Plaatsnaam Carnoy (Nord, Somme), Carnoie (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).

Cannuyre, Cannuyer: Variant van Calluyre (n-wisseling): plaats met keien; zie Callewier.

Canon, Canone, Canonne, Canoen, Quanonne, Quanone: Picardisch cano(i)ne, Frans Chanoine ‘kanunnik’.

Canonniers, Canoniers: Beroepsnaam van de kanonnier, de bediener van het kanon, het geschut.

Canse, Cansse, Kanse, Kansen, Lchante: Frans chance, Picardisch cance, van Latijn cadentia: val van de dobbelsteen, van gelukkige worp bij het dobbelen, geluk, kans. Bijnaam voor de dobbelaar.

Canseliet. Variant de Cancelier (=chancelier)

Cansier, Cannesier, Quansier, Ouensier, Kensier: Canissier: rieten mand. Beroepsnaam van de mandenvlechter.

Cansire, Cansiere, Kensire, Quennessire: Plaatsnaam Canessire: plaats waar riet groeit. Ook plaatsnaam Cannessires (Somme).

Canson, Chanson, Chainson: Picardisch Canson, Frans chanson: lied, zang. Bijnaam voor een zanger. Maar de oudste vormen wijzen veeleer op een plaatsnaam op -eon.

Cant (de), de Candt, (de) Kant, Cans. 1. Naam uit het Middelnederlandse cant: kant, zijde, rand, werkwoord kanten; afzomen van laken. Beroepsbijnaam voor de kleermaker. 2. Zie ook Dechamp(s).

Cante, van: Vlaamse familienaam ook van de Kant, van de Cant. Plaatsnaam Kant ‘Rand, grens, oever’.

Cantaert, Cantoort: Afleing van Picardisch canter: zingen. Naast Canteclaer komt in de Reinaert ook Cantaert als naam van een haan voor. Naam van een zanger. Vergelijk De Canter.

Cantamessa, Cantamesse, Cantamessi. Naam voor een kerkzanger, die de mis zingt.

Cantarel, Cantarell, Cantarella, Cantarelli, Cantareul. Bijnaam voor een zanger.

Cante, de. Kan een variant zijn van Decant = Dechamps, maar ook een Waalse aanpassing van De Canter.

Canter, de, Cantere, de, Canter, Canters, Kanters, Canther, Kantere, (de) Cantre, Conters, Conter, Decante, Cantr, Chantre, Kantor, (de) Kanter, Cahnter, de Quanter, Quanters, Lecantre, Lecante, Lechantre, Lechante, Luchantre, Lacante. Beroepsnaam voor de cantor/zanger/voorzanger in de kerk. De Franse vorm is Lecantre, de Waalse Lacante.

Cantfort, van, van Campfort, van Camfort, van Kantvoorde: Plaatsnaam Kantvoort ‘Voorde aan de kant, de rand, de grens’. Plaatsnaam Kampfort (-Akkers) in Tielen, (Provincie Antwerpen).

Cantillion, Cantillon, Cantilland, Chantillon: Verzwaarde vorm (door n-epenthesis) van C(h)atillon; vergelijk Nederlands rantsoen, van Frans ration. Zie Castillion. Zie ook Cantineau(x).

Cantin, Cantyn. 1. Plaatsnaam Cantin (Nord). 2. Verschrijving voor Picardisch Frans Quentin, Sint Quintinus. 3. Variant van Cattin (met n-epenthesis). 4. Zie ook Cantens.

Cantineau, Cantineaux, Cantinaux, Cantiniau, Cantiniaux, Cantinieaux, Cantinieau, Cantigneuax, Cantigneau, Cantigniau, Cantignieaux, Cantignieau, Cantinjaeu, Cantinjau. Moedersnaam, knuffelvorm van de voornaam Catin, een knuffelvorm van Catharina.

Cantinier. Waarschijnlijk variant van Cantinieau.

Canton, Cantoni. Oudfrans canton: hoek. Voor wie aan de hoek woont.

Cap, (de): Vlaams ook Cappe, Kappe. Middelnederlands cappe, Latijnse cappa’Hmantel)kap’. Bijnaam voor iemand die een kap draagt of beroepsbijnaam voor de maker van kappen. Vergelijk Cappaert.

Capelaere, Cappelaere. Afkomstig van Kappel. Zie van Cappel.

Capals. Limburgse familienaam. Duister.

Capan, Capanne, Capanna, Cappan: Italiaans capanna: hut. Naar de woonplaats. Franse familienaam Caban(n)e.

Capel, Cappel, Kapel, Chappel, Chapel, Capeel, Cappeele, Capeau, Capau, Capiaux, Capiau, Cappiau, Capieaux, Capieau, Chapaux, Chapeaux, Chapeau. Naam uit het Oudpicardische capel, het Oudnederlandse capeel, het Franse chapeau: hoed, hoofddeksel. Beroepsbijnaam van de hoedenmaker of bijnaam (bijvoorbeeld voor de drager ervan).

Capellot, Capelot, Coplo. Afleiding van Picardisch capel; hoed.

Capelle, van, de van Cappelle, van der Capel, Cappellen, vande Kapelle, van de Caperles: Plaatsnaam Kapelle (Zeeland) of Kapelle-op-de-Bos, Vlaams-Brabant. Ook verspreide plaatsnaam ter Capelle, Kapel(le) ‘kapel’.

Capelleman, Capellemans, Cappeleman, Cappelleman, Cappelman, Cappelman, Cappeleman, Capellman, Kapelman: 1. Beroepsnaam van de kapelmeester, opzichter over een kapel; of kapelaan. 2. Afleiding van Van de Capelle.

Capello: Italiaans capello ‘Hoed’. Beroepsbijnaam voor de hoedenmaker.

Capenberg, Capenberghe, Capenbergs, Capenberghs. Plaatsnaam Kapenberg in Mortsel (Antwerpen), Capenberg, Opwijk (Vlaams-Brabant) en Oostakker (1234 Capenberghe). 2. Plaatsnaam Kapenberg in Hxter (Duitsland) of Cappenberg in Selm (Duitsland). Ook Kappenberg in Borik (Munster).

Capet, Capette, Cap, Chappey, Chapey: Bijnaam: kapmanteltje, kapje.

Capiaumont, Capiomont: Plaatsnaam Chapeaumont, Chapeau-Mont, Quenast (Waals-Brabant).

Capier. Zoals de Franse familienaam Chapier. Beroepsnaam van de maker van kappen, kapmantels.

Capillon, Capilion. Afleiding van Oudfrans capel; hoed.

Capiot, Capiod, Capiio, Capio, Capyo. Afleiding van cape; kap of verschrijving voor Capiau.

Capl, Capelet. Afleiding van Capel.

Capmaker, de de Capmaecker, de Capmaeker. Beroepsbijnaam voor de maker van (mantel)kappen.

Capon, Capone Cappon, Caponio, Caponi, Chappon, Chapon, Cappon, Kapon, Cappoen, Capoen, Cappuyns, Capuyns: Daarnaast Vlaamse Capoen, Middelnederlands capoen ‘kapoen, gesneden haan, stakkerd, van deugniet, schurk’van Picardisch capon, Oudfrans chapon.

Caporal, Caporale, Caporali, Korporaal: Frans caporal, van Italiaans caporale: korporaal, brigadier.

Capouet. Capou is een Zuidfranse variant van Capon.

Capouilliez, Capouillet, Capouill, Capouillez: Afleiding van Franse familienaam Capoul, van Occidentaals capolar: in stukjes hakken. Beroepsnaam van de kok die gehakt maakt.

Cappaert, Cappart, Capaert, Capart, Caphaert, Kapper, Kappert: Bijnaam voor iemand die een kap draagt, bijvoorbeeld een kloosterling, monnik, broeder, ook uitgetreden kloosterling.

Cappe, Kappe, (de) Cap. Bijnaam voor een kapdrager of beroepsnaam voor de maker van kappen. Cappelle.

Cappel, van, Kappel. Familienaam uit de plaatsnaam Kappel (kappel), korte vorm van Sint-Janskappel, (Frans-Vlaanderen) Oostkappel en Westkappel (Frans-Vlaanderen)

Capello, Capelli Capellini, Capelletti, Capelletto, Capello, Capeli, Capelini Capelluto, Capelouto: Italiaans capello: hoed. Vergelijk Capel.

Capper, Cappers, Capers, Kapers, Kaper: Bijnaam voor de drager van een kap (vergelijk Cappaert) of Beroepsnaam voor de maker van kappen.

Cappucio, Cappuci, Capucci, Capuccio. Italiaans cappucio; kap. Bijnaam of beroepsnaam.

Capras, Caprasse, Caprace. Vadersnaam, Sint Caprasius, Frans Caprais.

Capron, Cappron, Caperon, Capront, Caproens,Craproen, Crapoen, Chaperon, Chapron, Chapiron, Chapeyron: Oudfrans chaperon, Picardisch capron van Middelnederlands caproen: muts, (mantel)kap. 1. Beroepsnaam van de kapmaker. 2. Bijnaam voor de drager van een kap, eventueel een zotskap. Denk aan de opstand van de Witte Kaproenen in 1382.

Caquant, Caquan, Caucamps, Cocamps, Coquant, Carcan, Carkan, Karkan: Plaatsnaam Cacamp en variant met epenthetische r.

Caqueue, Quaqueux, Cacqueux, Chaqueue, Schaqueue: Plaatsnaam Caqueue in Ogy (Henegouwen), Chatqueue in Seraing (Luxemburg).

Cara, Carra, Karra, Kara: Waarschijnlijk Waalse vorm van Carraud/Carreau.

Carabin, Karabin, Caramin. Beroepsnaam voor een lichte ruiter met een karabijn gewapend.

Carafa. Italiaans caraffa; karaf. Beroepsnaam.

Caramin. Wellicht variant van Carabin, door wisseling b/m.

Carbon, Carbonne, Carbone, Corbonne, Charbon, Schabon: Picardisch carbon, Frans charbon: (houts)kool. Beroepsnaam van de kolenbrander, die houtskool maakt. Vergelijk Carbonnier.

Carbonel, Carbonnel, Carbonnelle, Carbonelle, Carbonez, Carboneel, Carboneil, Carbonneaux, Charbonnel, Charbonel, Charbonneau: Afleidng van Frans, Picardisch c(h)arbon: kool. Beroepsnaam van de kolenbrander. Vergelijk Carbon.

Carbonnet, Carbonez, Corbonn: Afleiding van c(h)arbon: kool. Beroepsnaam van de kolenbrander. Vergelijk Carbon-nel(le).

Carbot, Carbotte. Aferesis van escarbot: tor, kever. Bijnaam.

Carcassonne. Plaatsnaam, Aude.

Cardea, Cardeau, Cardia: Vadersnaam. Korte vorm van Ricardeau, van Ricard. Vergelijk Cardin.

Cardijn, Cardyn. 1. Zie Cardin. 2. Vadersnaam. Uit Conradin, vleivorm van de Germaanse voornaam Koenraad. Zo blijkt de familie Cardijn uit Halle af te stammen van de Italiaanse militair Corradini, die in de laatste jaren van de 16de eeuw militair gouverneur van die stad was.

Cardin, Cardijn, Cardyn, Cardinet, Cardini, Chardin, Carden: Vadersnaam. Korte vorm van Picardisch Ricardin, Frans Richardin, vleivorm van Ric(h)ard, de Germaanse voornaam Rijkaard.

Cardinael, Cardinaels, Cardinaal, Cardinaals, Cardinal, Cardinale, Cardinaud, Cardinaux, Cardinas, Chardinal, Kardinaels, Kardynal, Caerdinael, Cardenal, Cardenas, Cardeynaels, Cardeijnaels, Cardinael, Cardinal, Caerendael: Bijnaam naar de gelijkenis of het verband met een kardinaal. Vergelijk Bisschop. Of naar een huisnaam, bijvoorbeeld 1699 Au Cardinal, Luik.

Cardock, Plaatsnaam Caradoc (Herefordshire) of de erin besloten Britse voornaam Cradoc.

Cardon, Cardoen, Cardoens, Caridon, Chardon, Cherdon, Sardons, Sardon, Serdongs, Serdons1. Familienaam afgeleid van het Frans-Picardische c(h)ardon (nog herkenbaar in de groente kardoen): kardoen, kaarddistel. Frans chardon ‘kaarddistel, wolkam’. Beroepsbijnaam van de wolkammer of van de kaardenmaker. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Ricardon, vleivorm van Ric(h)ard, de Germaanse voornaam Rijkaard. 3. Zie ook Serdon.

Cardot, Chardot, Sardo: Vadernaam. Korte vorm van Ric(h)ardot, vleivorm van Ric(h)ard. Vergelijk Cardon.

Cardozo: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ricardo.

Cardron, Chardron Chardeyron: Variant van C(h)ardon met gepersevereerde r.

Car: Oudfrans, Frans carr ‘Vierkant’. Bijnaam voor iemand met geblokte gestalte, of iemand die vierkant, brutaal zijn mening zegt.

Careel, Careels, Carel, Carelle, Carreel, Carrel, Queyrel, Cairel, Carreaux, Carreau, Carraud, Caraux, Carriaux, Cariaux, Carrio, Cario, Cariat, Caria, Lecareaux, Quaireaux, Quairieau, Quaireaux, Quaria, Quariat, Qureaux, Kero, Kro, Querio, Quero, Querriaux, Querriau, Qurriaux, Quriat, Queriat, Caira, Careelman, Coreelman. 1. Naam uit het Oudfranse carrel, het Franse carreau, het Middelnederlandse quareel: tegel, gebakken steen. Beroepsbijnaam van de tegelbakker. 2. Of beroepsnaam uit het Oudfranse carrel: schoeisel.

Carette. Familienaam uit het Frans-Picardische carette: kar of wagen. Beroepsnaam van de wagenvoerder.

Carire, Carrire, Cariere, Quairire, Quariere, Guerrire, Descarrire, de Carrire: Verspreide plaatsnaam (Nord, Wallonië): steengroeve. Naam voor de eigenaar van een steengroeve of voor een steenhouwer.

Careelman, Careelmont. Verhaspeling van Karreman?

Carelsberg, Carelsbergh. Plaatsnaam Carlsberg bij Grnstadt, Duitsland.

Carme, Carme, Caremme, Careme, Quaremme, Quareme, Quaresme, Quareme, Quarenne: Oudfrans quaresme, van Latijn quadragesima: veertigste dag voor Pasen, vasten, (ook) vastenavond. Bijnaam, vergelijk Vastenavond. Ook als voornaam .

Carette, Carrette, Carret, Charette, Charret: Picardisch carette, Frans charrette: wagen, kar. Beroepsnaam van de voerman. Vergelijk Carre.

Carillon, Corrillon, Corillon: Beroepsnaam van de beiaardier, die het carillon bespeelt.

Caron, Carron, Caroen, Lecaron, Quron, Cayron, Charron, Charon, Charont, Charbon, Sarron, Saron, Cheront, Cheron, Chron, Cherron, Siron, Cheronneaux: Beroepsnaam. Oudfrans/Picardisch carron, Frans charron: wagenniaker, voerman; Waals tchron.

Caris, Karys, Karisse, Kairis, Keeris, Kerris, Keris, Kerres, Keres. Vadersnaam, verkorte vorm van de Griekse heiligennaam Makarios.

Carissimo, Carissimaux, Carrissemaux, Carissemaux, Carrissimo, Carissemou, Carrisemou: Italiaans carissimo: liefste.

Carit, Charit, Charite, Queritet, Sarite: Oudpicardisch caritet, Picardisch carit, Frans charit: liefde, liefdadigheid. Bijnaam. Vergelijk Engels Charity.

Carkers. Middelnederlands carker: kerker. Beroepsnaam van de gevangenbewaarder?

Carlaire, Carleer, Carler, Charleer. Vadersnaam: noordoost-Franse variant van Charlier. Zie hieronder bij Carlier.

Carlebur: Misschien de plaatsnaam Karlburg (Beieren).

Carles, Carless, Carls: 1. E.ngelse familienaam Carless, Carelesse: zorgeloos. 2. Vadersnaam. Picardisch vorm voor Charle(s).

Carlier, Carli, Carliez, Carly, Callie, Callier, Calli, Callies, Calliez, Calier, Cali, Calie, Caliez, Calj, Calje, Lecarlier, (le) Charlier, Charliers, Charlie, Chalier, Chali, Chaliez, Challier, Scharlier, Schallier, Schallie, Sarlie, Sarly, Serlier, Serlie. Naam uit het Oudfranse charlier en het Picardische carlier: wagenmaker of voerman. Beroepsnaam van de wagenmaker of voerman.

Carlison: Vadersnaam. Zoon van Karel.

Carlot, Carlo, Carloo, Chariot, Charelost, Chalot, Charloteau, Charloteaux, Charlotaux, Charlotiaux, Charlotiau, Charlteaux, Charloteau, Charlotiaux: Vadersnaam. Vleivormen op -ot(el) van de voornaam Charles, Picardisch Caries.

Carls, Carlsen, Carlsohn, Carlsson, Carlson: Vadersnaam. Zoon van Karel.

Carlton. Fequente Engelse plaatsnaam Carl(e)ton uit Karlatn: omheinde vesting (town, tuin, Zaun) van de vrije kerel.

Carlu, Carlus. Familienaam uit de plaatsnaam Carlus (Tarn), Carlux (Dordogne).

Carluccio, Carlucci, Carlozzi, Carlotti: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Carlo = Karel.

Carme, de, Carmen, Carmes, Carme, Lecarme, Lecanne, Lecane, Lekanne, Lekane, Lekaene: Bijnaam Frans carme, Waals cane, van came: karmeliet. Vergelijk Carmeliet. Zie ook Ducarme, Van Carmere.

Carmeau, Carmaux, Carmiau, Carmiaux, Quarmeau, Quermia, Quernia, Karmel: 1. Afleiding van Picardisch carme, Latijn carpinus: haagbeuk. 2. Eventueel van Quaremiaus, van quadragesima, quaresme, quarme; zie Carme. Picardisch quaresmel, carmi(s) vastenavond.

Carmelez, Carmelet, van Picardisch carme: haagbeuk.

Carmejoole: Plaatsnaam Carmagnole (Pimont).

Carmeliet, Karmelita: Bijnaam voor een pater karmeliet of ex-karmeliet. Vergelijk Kermer, De Carme.

Carmen. Moedersnaam. Spaanse voornaam naar de feestdag van Nuestra Sefiora del Carmen: Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel. Zie de Carme.

Carmere, van. Middelnederlands carmer: karmeliet. Hier wellicht: van de Karmel.

Carmichael, Carmiggelt: Schotse Plaatsnaam Carmichael in Lanarks. Brits ker; Ԧort, vesting’.

Carmois, Carmoy, Ducarmois: Picardisch Carmoit, van Latijn carpinetum: plaats waar haagbeuk groeit. Plaatsnaam in Zullik, Meslin-l’avque, Moustier-lez-Frasnes en Stambruges (Henegouwen), Bever (Vlaams-Brabant). vergelijk Carnoy.

Carmon, Ducarmon: Plaatsnaam Carmont in Couthuin (Luxemburg).

Carnail, Carnaille, Carneillie: Oudpicardisch carnaille: het geheel van spieren. Bijnaam voor een gespierde kerel.

Carnas, Carna, Carnat. Plaatsnaam Carnas (Gard?)

Carnawal, Carnewael, Carnewal, Carnuwal, Carnevale, Carnevali. 1. Veel voorkomende Italiaanse familienaam uit Carnevale. Ene Vincenzo Carnaval verhuisde in 1592 van Genua naar Antwerpen. Wellicht een bijnaam voor een fervent feestvierder. 2. Zie ook Cornewal.

Carneillie. Wegens de a ligt een variant van Carnaille het meest voor de hand, maar een variant van Corneille is heel goed mogelijk, vanwege de

onvaste voortonige klinker (vergelijk Carrin = Corijn, Carael = Corael).

Carnel, Carniel, Carneau, Carneuax, Carneaud, Carniau, Carniaux, Charnel, Charnelle, Charneau, Charniau, Charniaux: Oudfrans charnel, Picardisch carnel: bloedverwant, vriend.

Carnevale, Carnevalli, Carnevali, Carnovale, Carnovali: Italiaanse bijnaam. Vergelijk Vastenavond. Ook voornaam, Carnevalis del Bene, Brescia.

Carnie, Carnier, Charnier, Charni, Karnier, Karny, Lcharny: Picardisch carnier, Oudfrans charnier: slager; ookslagerij, vleeshuis. Beroepsnaam.

Carnonckel, de, de Carnonkel, (De)carnoncle: Verhaspeling van een onbegrepen naam. Waarschijnlijk een plaatsnaam. Hypercorrect voor Quaregnon (Henegouwen)?

Carnotensis. Afkomstig van Chartres (Eure-et-Loir): 1127 Carnotum.

Carnoy, Carnoye, Ducarnois, Canoy, Cannoo, Cano, Carnotte, Carnot, Cannot, Cannoodt, Cannoot, Cannooo, Canoot. Familienaam uit de plaatsnaam Carnoy (uit het Latijnse carpinetum: haagbeukenbosje). Zie ook Cannois. Plaatsnaam in Bossuit (West-Vlaanderen).

Caro: Spelling voor Picardisch Carot, Frans Charot, verkleinvorm van car, char ‘Wagen’. Beroepsbijnaam van de voerman.

Carol, Caral: Vadersnaam. Carolus, Latijnse vorm van de Germaanse voornaam Karel

Carolus, Caroli, Carol, Caroly, Carollo, Carolo. Vadersnaam uit Carolus, de Latijnse vorm van de Germaanse voornaam Karel.

Caron: Beroepsnaam. Oudfrans/Oudpicardisch carron, Frans charron ‘Wagenmaker, voerman’.

Carot, Caro, Carroot, Karro, Karo, Charot, Sarot, Saro, Sarro: Picardisch, Franse afleiding van car/char: wagen. Beroepsnaam van de voerman.

Carous, Caroes. Variant van de Zuid Franse familienaam Carroux: wagenmaker.

Caroy, Carroy, Carroys: Picardische vorm van Franse charroi: wagenvervoer, wagen. Beroepsnaam voor de voerman. Of voor de ploeger, zoals Caroyer.

Caroyer, Caroyez, Carroyer, Carruyer, Carrouhy, Carouhy, Carouy, Karoui, Carovis, Cheruwier, Chruwier, Cheruvier, Chruvier, Cherruy, Cheruy: Beroepsnaam. Oudpicardisch caruier, Oudfrans cheruwier: landbouwer, van ploeger. Afleiding van Frans charrue: ploeg.

Carp, Carpe, Karp, Karpe, Karpen: Bijnaam. Frans carpe: karper. Vergelijk De Kerpel, Carpiaux.

Carpent. Oud-Picardisch carpent: timmerwerk, gebint. Beroepsnaam van de timmerman. Vergelijk Carpentier. Of Waalse hypercorrecte verschrijving voor Carpin?

Carpentier, Carpentiez, Carpantier, Cerpentier, Charpentier, Scharpentier: Beroepsnaam. Picardisch carpentier, Frans charpentier ‘Timmerman’.

Carpiaux, Carpeaux, Carpeau, Carpay, Carpaij, Carpreua, Carpreaux, Carpraux, Carprau, Carpriaux, Carpriau, Carpriaux, Karpiel, Capreaux, Capriau, Copriau, (de) Caprio: Afleiding van Frans carpe, Oudpicardisch carpre: karper. Vergelijk Carpe, De Kerpel.

Carpin. Afleiding van Oudfrans, Frans carpe: karper. Vergelijk Carpiaux.

Carpreau: Uit carprel, verkleinvorm van Oudpicardisch carpre ‘karper’. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Carre, Caer, Caere, Karre, Kerr, Kerre: Beroepsnaam van de voerman.

Carr, Carre, Carree, Carret, Carrez, Carrey, Car, Carez, Cares, Carey, Carey, Careje, Quarr, Quar, Quarez, Qur, Quer, Qure, Kairet, Kerr, Cayr, Lequarr, Lecarr, Lacarr: Oudfrans carr, quareit, Frans carr: vierkant. Vergelijk De Viercantte. Bijnaam voor iemand met geblokte gestalte, of iemand die vierkant, brutaal zijn mening zegt.

Carreer, Carrer, Carer, Carrere, Chareyre: Noordoostfranse ontwikkeling van -ariu tt -eir, -er; vergelijk Carlaire. Variant van Carrier.

Carrier, Carriers, Carier, Carrie, Cary, Quairier, Querier: 1. Beroepsnaam. Frans carrier: steenhouwer. Soms variant van Carrire. 2. Picardisch carrier: voerman. Zie Charier.

Carrire: Verspreide plaatsnaam (Nord, Walloni) met betekenis ‘Steengroeve’. familienaam voor de eigenaar van een steengroeve of voor een steenhouwer. In 1454 bezit Jehan Quairire een steengroeve in Ecaussines (Henegouwen).

Carrin, Carin, Caryn, Carijn, Carein, Carreyn, Quaring, Quarin, Kerryn, Kerrijn, Carens, Karen, Corrin, Corin, Corain, Kooring, Corijns, Corijn, Coryn, Coryns, Corijnen, Coreynen, Corynen, Corryn, Corrynen, Corrijn, Corrijnen, Correynen, Creins, Creyns, Cryns, Creijns, Crijns, Crine, Crins, Creyne, Crynen, Crijnen, Kryn. Krynen, Krij, Krijen, Krijn, Krijns, Kriens, Krins, Kreynen, Creyne, Kreins, Krein, Kreings, Kringhs, Krings. Vadersnaam uit de heiligennaam Quirinus (Korijn is de West-Vlaamse vorm van Quirinus).

Carroen, Caron, Caroen, Lecaron, Quron, Cayron, Charron, Charont, Charon, Charhon, Sarron, Saron, Cheront, Cheron, Chron, Cherron, Siron, Cheronneaux. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse carron of het Franse charron: wagenmaker, voerman.

Carruet. Afleiding van Picardisch carue: ploeg. Zie Charue.

Carruthers. Plaatsnaam. Dumfriesshire.

Carsten, Carstens: Vadersnaam. Carsten is een variant van Kersten. van heiligennaam Christinus, verkleinvorm van Christianus of Christus.

Carsau, Carsauw, Cassauw, Cassauwers: Plaatsnaam Karsau (Duitsland).

Cartage, Cartache, Courtauche: Oudfrans quartage: meting, recht om het zout te meten. Beroepsnaam van de zoutmeter.

Carte, Carth, Cart, Quartey: Oudfrans quarte: inhoudsmaat (kwart), vloeistofmaat (twee pinten). Vergelijk Cartel. De vorm Cart(h) is waarschijnlijk afleiding vam quartet, maar ook samengetrokken zijn uit Carit.

Cartel, Cartia, Cartiaux, Carta: Oudfrans quartel, Middelnederlands quarteel, carteel: korenmaat (1/4). Beroepsnaam.

Carter: Engelse beroepsnaam, van Picardisch-Normandisch cartier ‘Voerman’.

Carteron. Oudfrans quarteron: vierendeel (1/4 pond); ook wijnmaat. Vergelijk Vierendeel.

Carteus, Carteur, Kerteux: Bijnaam voor een kartuizer of iemand die zo ascetisch is als een kartuizer. Carteur is hypercorrect.

Cartier (de), Quartier, Quarteer, Quertier, Querter, Lequertier, Charetier, Chartier, Carty. Naam uit het Oudfranse c(h)arretier: voerman. Beroepsnaam.

Cartigny, Cartignies: Plaatsnaam Cartigny (Somme), Cartignies (Nord).

Cartilier, Cartillier. Afleiding van Oudfrans quartel: inhoudsmaat (1/4), korenmaat. Beroepsnaam van de gezworen (koren)meter. Variant van Franse familienaam Cartelier, Cartheillier.

Carton, Charreton, Charton, Chariton, Querton, Cherton, Sertons, Serions: Beroepsnaam. Picardisch car(re)ton, Frans char(re)ton ‘Voerman’.

Cartreul. Picardisch Cartreux, Frans chartreux: kartuizer. Vergelijk Carteus.

Cartuyvels, Cartuijvels: Limburgse familienaam. De oudste vorm, namelijk Cortuvel, kan het best als ‘kort uvelՠworden ontleed. Oudnederfrankisch uvel = Middelnederlands ovel, euvel, evel, Nederlands euvel, Duits bel: kwaad, slecht; kwaal. Bijnaam: korte kwaal?

Caruso, Carusone, Carusu, Carussi, Caruzzi. Italiaans caruso; jongen, knecht, boerenknecht.

Carvalho, Carwalho, Carvalheira: Plaatsnaam. Spaans Carballo, dialect carvallo, Portugees carvalho: eik.

Carver, Carvers, Carvels, de Kervel, de Kelver, Kelvert, Deckelver. 1. Afleiding van het Middelnederlandse carven: cerven. Beroepsnaam voor de kerver, die op de kerfstok kerft, die de boete bepaalt, die de belasting bepaalt. Wellicht ook de beeldsnijder. Vergelijk Kerfyser, De Kerf, Duits Kerber, Engels Carver. Let op de dissimilatie r/l en de klankverandering in Kelver, zoals in Engels Calver, van Carver en Brits kelver, van kervel 2. De familienaam is in de 19de eeuw verward met Ceurvels (familienaam uit de plaatsnaam Keurvels in Kontich, Lint en Boom.

Carville. Plaatsnaam, Seine-Mar., Calvados.

Carvin, (de) Kervyn, Kervijn, Kervine, Carwin, Kerwyn, Kerwijn: Plaatsnaam Carvin (Pas-de-Calais).

Cas, Casse, Case, Caese, Kas. Vadersnaam verkorte vorm van Nicasius.

Casaer, Casaert, Casa, Cassaert, Cassaer, Cassard, Cassar, Cassart, Quassaert, Quassart, Kassar. 1. Vadersnaam uit de Griekse heiligennaam Nicasius. 2. Of beroepsbijnaam van een bakker uit de oude gebaksnaam: Kassaerd.

Casagrabde, Casagrande. Italiaanse plaatsnaam; groot huis.

Casal, Cazal, Chazal, Zuidfranse en Spaanse afleiding van Casa.

Casanova, Casanovas, Cazanove, Chazanova: Italiaanse plaatsnaam: nieuw huis.

Casback, Kasbach, Cachbach: Plaatsnaam Katzbach (Beieren).

Casembroot, de: Plaatsnaam. 1514 Casenbroot, naam van een redoute bij Oostburg (Zeeuws-Vlaanderen). Vergelijk Duits Ksundbrot. Zie ook Wynenbroot.

Casert, Caserta, Cassert. Italiaanse familienaam uit de plaatsnaam Caserta in Campani.

Caset, Cazet, Caz, Casset, Casette, Cassez: Vadersnaam. Afleiding van Sint Nicasius.

Casetta: Door assimilatie rt van tt uit Caserta, van casa; huis, de plaatsnaam Caserta in Campani (Itali). 1297 Aczo Casertanus (bisschop van Caserta, Frans Caserte).

Casier, Casiers, Kasier, Kasiers, Cazier, Casie, Casiez, Casy, Cazy, Cassier, Cassiers, Cassir, Chasier, Chazy. Familienaam afgeleid van het Oudfranse casier: kaashandelaar, kaasmaker. Beroepsnaam.

Casimir, Casiemier, Kasimier, Kasimir, Kazimierczak, Kazimierzak, Kazmierczal, Kazmirczak, Kazmirzak: Vadersnaam. Poolse Sint Casimir(us).

Casio, Casselo: In Pas-de-Calais komen in 1820 Casseloote en Casteloot voor. Wellicht van Casselot, van Casteloot; zie Kesteloot.

Casneuf, Casenave, (de) Cazenave, Cazeneuve, Cazeuneuve: Oudfrans case: landhuis + neuf: nieuw. Plaatsnaam Nieuw Huis. Vergelijk Casanova.

Casparie: Spelling voor Caspari. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Caspar, een van de drie koningen.

Casseel, Cazeel, Cazeaux, Cazaux, Caziaux, Casseau, Caussiau, Caussiax, Cassauwers, Carsau, Carsauw. 1. Vadersnaam (knuffelvorm) afgeleid van de heiligennaam Nicasius. 2. Mogelijk ook afgeleid van de plaatsnaam ԣaseՠ= huis.

Caspeele, van de. Plaatsnaam. Middelnederlands kerspel, karspel: kerspel, parochie.

Cassagne, Cassagnes, Cassan: Plaatsnam Cassagne (Dordogne, Hte-Garonne, Aveyron, Lot, Pyr.-Or.) of Cassaigne (Aude, Gers), Cassaignes (Aude) van Latijn cassanea: eikenbosje. Vergelijk Chassagne.

Cassalette. Wellicht Middenfrans casselette: kistje voor waardevolle voorwerpen.

Cassasus, Casasus, Cazassus: Variant van Zuidfrans Casadessus: huis daarboven.

Cassaubon. Plaatsnaam Cazaubon (Gers). Occidentaals Cazalbon: casal bon: goed huisje.

Casse. 1. Middelnederlands cas(se): kist of kast, vooral voor relikwien of geld. West-Vlaams kasse: persoon die rondloopt met een kas op de rug om kleine waren te verkopen. Beroepsnaam van de cassenaer: bedelmonnik die met relikwieënkastjes rondliep of marskramer. Vergelijk Cassenaer. 2. Zie Cas.

Casseel, Cassel, Casel, Cazeel, Cazeaux, Cazaux, Caziaux, Casseua, Caseau, Coussiaux, Caussiau: 1. Vadersnaam van Sint Nicasius. 2. Plaatsnaam, afleiding van case: huis, bijvoorbeeld Ferme du Cazeau in Froyennes (Henegouwen)

Cassel, Kassel: 1. Vadernaam van Nicasius. Zie Casseel. 2. Korte vorm voor Van Cassel.

Cassel, van. 1. Plaatsnaam Kassel (Frans-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Kassel, Duitsland.

Casselman, Kasselman: Herkomstnaam van de Kasselaar, afkomstig van Kassel. 1. Plaatsnaam Kassel (Frans-Vlaanderen). 2. Kassel (Duitsland).

Casseman, Cassiman, Cassimans, Cassimon, Cassimons, Kasman, Casman. Afgeleid van het Middelnederlandse casse = kist, kast, relikwieënkastje, geldkist. Beroepsnaam van de cassenaer : bedelmonnik of marskramer.

Cassenaer. Ook Nederlands Kassenaar, Beroepsnaam van de man die met een casse rondliep, een bedelmonnik of marskramer. Vergelijk Casse, Casseman. Is Carsenaer hypercorrect of oorspronkelijk? Dan eventueel uit Duits Karchner, Kirchner: koster.

Casserie, van de. Plaatsnaam Caserie: stel samenhorende woningen. Caserie bij Celles (Henegouwen).

Casseyen, Casires, Casieres, Casleris, Casiries, Casires, Cassiere: Oudfrans casire: kaasmakerij. Vergelijk Casier(s).

Casseyen, van der, van de Caseyde, Calseyde, Calseijde, van de Cassye, Casseye, van de Caseyn, van de Casyn, van der Cassyen, van de Catseye, Catseyen, Catseyn, Catseyne, Catsye, Catseyen, Catsijen, Castseij, Catsijne, Catsyne, Van de Katsey. Naam uit de plaatsnaam ter Calseide (Picardisch cauchee, Frans chausse: plaats waar kasseien liggen). Varianten van deze naam komen onder andere voor in Komen, Moorsele, Waasten, Adegem.

Castaigne, Castagne, Castagne, Castanie, Korstanje, (van) Corstanje: Plaatsnaam. Picardisch casta(i)gne, Frans chtaigne: kastanje(boom).

Castado, Castadot. Middenfrans castadot: pionier, soldaat.

Castagna, Castagnaro, Castagne, Castagnera, Castagnetti, Castigni, Castagnini, Castagnino, Castagno, Castagnola, Castenetto: Italiaans castagna: kastanje.

Castain, Castaing, Castin, Castan, Chastin, Chastang, Chtain, Chtinn: Picardisch castain, Frans chtain: kastanjebruin. Bijnaam. Of eventueel gedemouilleerde vorm van Casta(i)gne.

Castan. 1. Vadersnaam. Variant van de voornaam Gaston. 2. Variant van Castaing.

Castaneda, Castanheta: Spaanse, Portugese plaatsnaam: plaats met kastanjebomen.

Castanheira. Portugese plaatsnaam: plaats met kastanjebomen.

Castano, Castanon. Spaans castano; kastanje.

Casteele, van de(n), van de Casteel, van de Kasteele, van de Castel, van Castelle, van der Casteelen, van de Castecle. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Kasteel.

Casteele, van de, den, van de Casteel, van de Kasteele, van de Castel(le), van de Casteelen, van de Casteele: Verspreide plaatsnaam Kasteel.

Castegnier, Chastanier, Chastagner: Oudpicardisch castegnier, Oudfrans chastaignier: kastanjeboom. Plaatsnaam.

Castel, Castell, Castelle, Kasteel, Casteel, Casteele, Casteels, Castiels, (de) Catel, Catelle, Cattel, Cattell, (de) Cattelle, Casteau, Castiaux, Castau, Castieau, Cattiau, Cattiaux, Catiau, Catieau, Catteau, Catteaux, Cateau, Cattaux, Catteauw, Quateau, Catteeu, Catteuw, Catteuw, Kattouw, Chastel, Chtel, Chattel, Chatelle, Chteau, Chateau, Chateaux. Oudpicardisch castel, Oudfrans chastel, Frans chteau ‘kasteel’. Bijnaam voor de kasteelbewoner of voor iemand die in de buurt van een kasteel woont.

Castelain, Castellain, Casthelain, Cathelain, Castelein, Casteleyn, Castleyn, Casteleijn, Casselein, Kastelein, Kasteleyn, Kasteleijn, Kastelyn, Kastelijn, Castellin, Castelin, Castelyn, Castelyns, Castelijn, Castelijns, Kesteleyn, Kesteleijn, Kestelijn, Kestelyn, Kestelin, Cesteleyn, Castellan, Catellan, Cateland, Cattelain, Catelain, Cattelein, Catelein, Cattelin, Catelin, Catelyn, Catelyns, Cathelin, Catlin, Catelijn, Cathelijn, Cathelijns, Cathelyn, Cathelyns, Katlin, Chtelain, Chtelin, Chattlain, Chateleyn, Chatteleyn, Chattelin. Familienaam uit kastelein, uit het Picardische castelain, het Oudfranse chastelain: kasteelheer, slotvoogd, plaatsvervanger van de heer en later ook herbergier.

Castelberg, de. Huisnaam Kasselberg in Brugge en St.-Omaars. De heuvel waarop Kassel (Frans-Vlaanderen) gebouwd is. Plaatsnaam in Steenvoorde.

Castelet. Afleiding van Oudpicardisch castel: kasteel. Le Chtelet is een bekende plaatsnaam. Vergelijk Duchatelet.

Castellano, Castellan, Castellani, Castellana, Castellanos. Romaamse vormen van Latijn castellanus: kastelein, kasteelheer.

Castelman. Afleiding van plaatsnaam Castel in Attenhoven, Tienen, Zoutleeuw (Vlaams-Brabant). Vergelijk Casselman.

Castemiller, Castenmiller: Ontrond uit Duits Kastenmller ‘molenaar die maalt voor de Kasten of graanschuur, tiendschuur’.

Caster, (van), van Kaster, van Kaester, van Caester, Castre, van Casteren, van Kasteren, van Calster, van Calsteren, Vercalsteren, Kolsteren, Casterman, Castermans, Castermane, Castermant, Castreman, Castremanne. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Kaster/Caster (diverse plaatsen). 2. Zie ook Calster en Calsteren.

Casteren, van, van Kasteren: Plaatsnaam Kasteren heette eerder evenwel Kirckasterle en Casterlo. Variant van Van Caster?

Casterman, Castermans, Castermanne, Castermant, Castremanne, Castreman: Afleiding van Van Caster.

Castiglia, Castiglione, Castiglioni. Afleiding van Italiaans Castelli; kasteel.

Castillion, Castillon, Chatillon, Catillon, Cattellion, Chattelion, Chatelion, Ducatillion, Ducatillon, Ducattillon, Du Castillon, Dechatillon: Oudfrans chastillon, Picardisch castillon: klein kasteel. Verspreide plaatsnaam, onder meer Castillon (Namen), Catillon-sur-Sambre (Nord). Omstreeks 1300 was Jacques de Chtillon landvoogd in Vlaanderen.

Catille. Bijnaam. Picardisch catille; twist.

Castricum, Castrikum, Kastercum. Plaatsnaam Castricum, Noord-Holland.

Castrique, Castricque, Castryck, Castrijck, Casterick, Castrickx, Catrycke: 1. Plaatsnaam Questrecques (Pas-de-Calais). 2. Variant van Le Castre.

Castro (de), Castri, de Castri, lo Castro, li Castri, li Castro. Spaans-Portugese-Italiaanse-Joodse naam uit de veel voorkomende naam Castro: kasteel, versterking, burcht, legerplaats. Naar plaats van afkomst, bewoning.

Castrunuovo, Castronovo. Italiaanse plaatsnaam; nieuw kasteel. Vergelijk Neufchteau.

Castrop, Costrop. Plaatsnaam Castrop, Duitsland.

Cat (de), De Cadt, (de) Kat, Katte, De Catte, Cats, Kats, Kets, Kadz. 1. Bijnaam naar de eigenschap van lenigheid/valsheid. 2. Bijnaam naar de huisnaam ‘De Cat, of ‘ In de Cat’.

Catrij: Ook Catry, Catrie. Korte vorm van Oudfrans cocatris ‘krokodil, draak (fabeldier)’. 14de eeuw Catris, Caterie.

Catshoek, Cashoek, Kaashoek: Plaatsnaam Katshoek, zuidoostelijk van Kats (Zeeland). Cashoek door assimilatie (ts van s), Kaashoek door volksetymologie.

Castus. Latinisering; kuis. Vergelijk Castulus.

Casus. Vadersnaam. Variant van Casis, verkorte vorm van Nicasis, de heiligennaam Nicasius.

Cat, de, de Cadt, (de) Kat, (de) Kadt, Katte, de Catte: 1. Bijnaam naar een eigenschap (lenigheid, valsheid) van de kat. Vergelijk Dhondt. 2. Bijnaam naar de huisnaam.

Catel, Catelle, Decatel, Decatelle, (de) Cattelle, Cattell, Cattel, Cattle, Katiel: 1. Oudfrans c(h)atel, van Latijn capitale, Engels cattle, Middelnederlands cateel, cateil: stuk vee, roerend goed. 2. Zie Castel.

Catfolis. Catefolie. Misschien zinwoord uit Oudfrans catir, quatir. verbergen en faillie: loof, gebladerte. Bijnaam voor een landloper, vergelijk Sluphaghe.

Catoir, Catoire, Cattoire, Cattoir, Cathoir, Cotoire, Cathoor, Catoor, Cattoor, Cattoors, Cator, Catthoor, Descatoire, Descatoires, Decatoire, van de Cantoore: Oudfrans catoire ‘Bijenkorf’. Beroepsbijnaam van de imker. Ook plaatsnaam.

Catoul, Catoulle, Cattoul: Moedersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Catharina.

Catrels, Cattrel, Catereels, Quatereel: Caterel, variant van Oufdrans couterel. Zie Coutereel(s).

Catry, Cattery, Catty, Cathry, Catrie, Catrix, Chatry, Cartry, Carthery. Familienaam uit de verkorte vorm het Oudfranse cocatris: draak (fabeldier), krokodil. Bijnaam of naar huisnaam.

Cathenis, Kathenis: 1. Plaatsnaam Cattignies in Pecq (Henegouwen). 2. Zie Kettenis(z).

Catherin, Catherine, Caterin, Caterina, Catrain, Catrin, Cattarain, Cathelain, Cathelin, Cathelyn, Cathelyns, Cathelijn, Cathelijns, Catelin, Catlyn, Catlyns, Catlijn, Catlin, Katlin, Cathelineau: Moedersnaam. Griekse heiligennaam Catharina, een van de populairste meisjesnamen in de middeleeuwen. Katelijne door wisseling van de liquidae l/r. Trynes, Tryneke, Trynekens, Trines, Trienekens zijn afleiding van Catharina.

Carthuyser. Bijnaam van de kartuizermonnik, of de ex-kartuizer. Vergelijk Karthauser, Carteus.

Catin, Cattin, Cattyn. Moedersnaam. Vleivormen van de voornaam Catherine.

Catinus, Katinus: Latinisering van Catin.

Catsberg. 1. Plaatsnaam Katsberg in Berten (Frans-Vlaanderen) en Godewaarsvelde (Frans-Vlaanderen). 2. Maar de Limburgse familienaam Catsberg zal wel teruggaan op de plaatsnaam Katsberg in Nederlands Limburg.

Cattaert. Afleiding van Middelnederlands catte: kat. Bijnaam.

Cattebeke (van). Naam uit de plaatsnaam Kattebeek in Bellegem (West-Vlaanderen), Anzegem, Deerlijk (Oost-Vlaanderen) of Kersbeek (Vlaams-Brabant).

Catteloin. Plaatsnaam blijkens: 1460 de Kateloin, Aubigny. Of variant van Cattelain of Cattellion?

Cattendijck, van, Cattendyck. Plaatsnaam Kattendijke (Zeeland), Kattendijk in Antwerpen (Antwerpen), Handzame, Oedelem (West-Vlaanderen) en St.-Margriete (Oost-Vlaanderen).

Cattenstadt, Catenstad, Cartenstart, Cartenstadt, Cartenstat, Carstentaet: Plaatsnam Cattenstedt (Duitsland) of Kathenstedt (Duitsland).

Cattermole. Engelse familienaam (Londen), ook Cattermoul. Wellicht uit Frans Quatre Moles: vier molens. Kan een plaatsnaam zijn, vergelijk Quatre-Moulins in Pecq (Henegouwen).

Catteville. Plaatsnaam, Manche.

Cattier, Cattie, Cattiez, Catty, Caty, Cathy, Canty, Kenty, Kentie: Frans Cat(t)ier, van Cathare, van Grieks katharos: ketter; vandaar Luiks-Waals cat: vagebond, landloper. Canty met n-epenthesis.

Cattoen, Cotoen, Caton, Katoen, Cathoin: 1. Oudpicardisch caton, Oudfrans chaton: jonge kat, katje. Bijnaam. Vergelijk Frans Chato. 2. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Catharina.

Caulaert, Cauwelaert, van. Plaatsnaam Koude Laar: koude, verlaten laar. Plaatsnaam, 1271 Coudelaer in Wommelgem (Antwerpen), Couwelaar in Deurne (Antwerpen). Couwelaar of Kouwelaar in Bavel en Ginneken (Noord-Brabant).

Caubergh, Cauberg(van), Cauberghe, Cauberghs, Caubergs, Caubergts, Cauwberghs, Cauwbergs, Couwberghs, Couwbergs, Coubergs, Kaldenberg, Caldeberg, Caudenbergh, Caudenberg, van Kaudenberg, van Caudenberg, van Cautenberg, Kouwenbergh, Kouwenberg, van Couwenberg, Couwenberghe, Couwenbergh, Couwenberg,Couwenberghs, Couwenbergh, Van Kovenberghe, van Cowenberghe, Cowenbegh, (van) Cauwenberghe, Cauwenbergh, Cauwenberg, (van) Cauwenberghs, Cauwenbergs, Kauwenberghs, Kauwenberhs, Kauwenberghs, Kauwenberhs, Kauwenberchs, van Cauwemberg, Cauwenberghe, Cauwenbergh, Vancauwenberghe, van Kavemberg, van Canvenberghe, van Canverberghe, Coebergh, Cobergh, Koeberge, Kaembergs, van Camberg, Cambergue, Camberge, Caenberghs, Cabergs, Caberg, Caberghs, Caeberghs, Caebergs, Kaberghs, Kabergs, Caeynbergh, Caeenberghs, Cayenbergs, Caeyberghs, Caeybergh, Caeybergts, Cayberghs, Caybergts, Kayembergh, Kayeberg, Kayenbergh, Kayebergh, Kaeyenbergh, Kaijebergh,. De plaatsnaam ԋoudenbergՠkomt op zeer veel plaatsen voor (Brussel, Ninove, Nukerke, Pervijze, Zarren, Schelle, Hoeselt, St.-Blasius-Boekel, Molenstede, Lanaken, Diepenbeek, Maastricht,..). Vandaar dat de familienaam verspreid over België in veel variaties voorkomt (kaat = koud of verlaten).

Caucheteur, Caucheteux, Causcheteux, Chausteur, Causteur, Caustur, Casteur, Cocheteux, Cochteux, Cousteux, Costeur, Costeux: Beroepsnaam van de kousenmaker. Vergelijk De Cousemaker.

Cauchie, Cauchies, Cauchi, Cauchy, Decauchy, Caussy, Couchie, Cochie, Chausse, Chaussy, Chaussis, Lachaussie, Duchausse: Plaatsnaam. Oudfrans chalcie, Picardisch cauchie, Frans chausse: straatweg, Zuid Nederlands. kassei. Vergelijk Van de Calseyde. La Cauchie is een plaatsnaam in Komen en Waasten en frequent in Pas-de-Calais, ook Cauchy (Pas-de-Calais).

Cauchois. Afkomstig van het land van Caux in Normandië.

Caudmont. Plaatsnaam Caumont (onder meer Aisne, Pas-de-Calais): kale berg, in Amengijs, Gallaix en Maulde (Henegouwen). Vergelijk Chaumont.

Caudrelier, (de) Caudrelier, Caudelier: Beroepsnaam. Oudfrans caudrelier: ketelslager. Vergelijk De Ketelaere.

Caudron, Caudront, Coudron, Coddorn, Codron, Codrons, Chaudron, Calderon, Calderone, Kalderon, Cadron, Gaudron, Gadron, Caudront, Codron.

Beroepsnaam uit het Picardische caudron, Frans chaudron; ketel; ketelsmid, ketellapper.

Caudry. Plaatsnaam Caudry (Nord).

Caufrier, Cauffrier, Caufriez. Beroepsnaam van de kalkbrander, eigenaar van een kalkoven. Picardisch Caufourier, Frans chaufournier.

Caule. Wellicht spelling voor Coole.

Caulet, Caulleit, Caullet. Afleiding van Oudpicardisch cals, caus: kalk. Beroepsnaam van de kalkbrander, kalkmaker. Vergelijk Caulier.

Caulier, Caulie, Cauliez, Caullier, Caulliez, Cauwelier, Couwelier. Familienaam uit het Picardische caulier: kalkmaker. Beroepsnaam. Zie ook Cavelier.

Caumartin, Camertijn, Camertyn, Cambertin, Cambretin: Plaatsnaam Caumartin (Somme).

Caupain, Caupin: Picardisch caud pain, Frans chaud pain: warm brood. Bijnaam.

Caure, Core: Plaatsnaam. oudfrans caure, van Latijn corylus, colurus: hazelaar.

Caurette, Corette, Corete, Coret, Corrette. 1. Naam uit Caure, dit uit het Oudfranse caur, van Latijnse corylus: plaats waar hazelaars groeien. 2. Variant van Carette: zie daar.

Caus: Vlaams ook Cousse, Causse, Kousen. Beroepsbijnaam van de kousenmaker. Middelnederlands couse, cause, van midden Latijn calcia, Picardisch cauce, Oudfrans chauce ‘Beenbedekking of broek, kousen, schoenen’.

Causin, Caussin, Caussain, Caussyn, Causyn, Causijn, Calsyn, Calsijn: Frans Cahorsin, van plaatsnaam Cahors (Lot). Meestal in de betekenis van Middelnederlands cahorsijn, cauwersijn: geldschieter, woekeraar.

Causbroeck, van, van Causbrouck, van Causenbroeck, Kousbroeck en de Brabantse dialectvariant Van Caesbroeck. Naam uit de plaatsnaam Cousbrouck (wellicht ergens op de grens Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant). Dit uit kalwa? + broek.

Causijn: Caussin, van Frans Cahorsin, van plaatsnaam Cahors (Lot). Meestal in de betekenis van Middelnederlands cahorsijn, cauwersijn ‘geldschieter, woekeraar’.

(van) Cauter, Van de Cautere, van de Cautre, van de Kauter, van Cauter, van Cauteren, van Couter, van Couteren, van Kouter, van Kouteren, van Kauter, van Kauteren, van Caeter, Verkauter, Verkouter, Vercauter, Vercautere, Vercauteren, Vercautter, Vercouter, Vercoutere, Vercoutteren, Vercouteren, Vercoutter, Vercouttere, Vercoustre, Vercoutre. Plaatsnaam Kouter: bebouwd land, akker, van Latijn cultura. Verspreide plaatsnaam.

Cauwe, Caauwe, Kauw, Kouwen, Cauwel, Cauwels, Couwel, Couwels. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse cauwe: kraai, bijnaam (haarkleur, stem?) of huisnaam. 2. Cauwe, cuwe, keuwe komt ook uit het Oudfranse cuve: kuip. Beroepsbijnaam van de kuiper.

Cauwegom. Naam uit cauwe ( = ton, kuip, vat of koude, verlaten laar) + heim. Naam naar de woonplaats of beroepsbijnaam van de kuiper.

Cauwel, Cauwels, Couwel, Couwels. Afleiding van Cauwe.

Cauwelaars, Cauwelaers. 1. Bijnaam Kauwelaar, afl. van kauwelen, frequentatief van werkwoord kauwen: langzaam en langdurig kauwen, met lange tanden eten. Vergelijk West Vlaams kneeuwelen. 2. Korte vorm voor Van Cauwelaert.

Cauwen, van, Plaatsnaam Ten Kouden/Kouwen: koude, aan de wind blootgestelde plaats, verlaten plaats. Coude is de oorspronkelijke naam van Koudekerke (Frans-Vlaanderen). Ook plaatsnaam Couden, in 1655 Coudeheyde, 1456 Coude heyde, in Moorsele (West-Vlaanderen).

Cauwelaert, van, Caulaert, van. Familienaam uit de plaatsnaam Laer: koude, verlaten laar. Komt op diverse plaatsen voor.

Cauwer (de), de Couwer, Kouwer, de Cauwere, de Cauwert, de Cauwers, Covers, Kauer, Cauwert, Cauwerts, Kauert, Kauertz. Beroepsnaam voor kuiper, afgeleid van het Middelnederlandse cuwe of cauwe = ton, kuip, vat.

Cauwera, Caura. Bijnaam voor iemand die snel kauwt. Een rappe eter dus.

Caux, Decaux, Cau, Kaux: Plaatsnaam Caux (onder meer Somme). Ook het land van Caux in Beneden-Normandi.

Cerenne, Cavrenne, Cavraine: Plaatsnaam Cavraine in Furfooz (Namen).

Cavalier. 1. Beroepsnaam. Frans cavalier: ruiter, bereden krijgsman. 2. Re-interpretatie van Cavelier.

Cavelier, Caveliers, Cauwelier, Couwelier. Familienaam uit het Oudfranse chevelier: keldermeester. Beroepsnaam. Zie ook Caulier.

Cavenaile, Cavenaille, Cavenel, Cavenelle, Gavenelle: Wellicht plaatsnaam Couvenaille, bijvoorbeeld in Slins (Luxemburg) van Latijn communalia: algemene grond, gemene weide. Waals ls kv’.ayes in Dampicourt.

Cavalli, Cavallo, Cavallone, Cavalin, Cavalini, Cavalina, Cavalucci. Italiaans cavallo; paard, bijnaam of beroepsnaam.

Cavanna, Cavanas: Italiaanse plaatsnaam Cavanna, Italiaans capanna: hut.

Cave. Middelnederlands cave; kelder, gewelfd vertrek.

Caveel. Bijnaam. Picardisch cavel, van Latijn calvus: kaal. Vergelijk Chauvel.

Cavel, de, Cavele, de, de Caevel, de Caevele: Middelnederlands cavel(e): lot, loting, deel, aandeel (in grond), kavel. Beroepsnaam van de verloter, (ver)kavelaar. Vergelijk Kavelaars.

Cavens, Cavents. 1. Wellicht Brabants uitspraak van Cauwens. Zie bij Cauwe. 2. Mogelijk ook een variant van Coven(t)s. Zie bij Convent(s).

Caverne. Frans caverne; uitholling, holte. Plaatsnaam? Of klankverandering van Cavrenne.

Caverneels, Cavereel. Afleiding van Frans caverne; holte.

Cavers. 1. Afleiding van Middelnederlands caven: begroten, ramen. Beroepsnaam van een schatter? Of van werkwoord caven; van kaf ontdoen. Beoepsnaam van de wanner? 2. Schotse plaatsnaam in Roxburgshire.

Caversoons. Wellicht Plaatsnaam Caverson bij Caveronval in Chocques (Pas-de-Calais).

Cavestro: Spaans Cabestro: halster. Beroepsnaam.

Cavey, Caveye, van de Cavey, Vandecaveye, van de Caveije, van de Cavaye, van de Cavez, van de Cav. Naam uit het Picardische cave: holle weg. Er is onder andere een Cavei/ye in Onnaing (Nord) en in Menen.

Cavigneaux, Cavignaux, Cavigniaux, Caviniaux: ook Cauvignaux. Bijnaam. Afleiding van Cavin, Calvin; kaal.

Cavillon, Wellicht plaatsnaam Caverson bij Caveronval in Chocques (Pas-de-Calais).

Cavestro: Spaanse Cabestro: halster. Beroepsnaam.

Cavillot, Cawillot: afleiding van Oudpicardisch caville, Oudfrans cheville, Latijn cavicula: pen, bout, spil. Beroepsnaam.

Cavin, Cavyn, Cavynt, Cavijnt: Variant van Calvin, Picardisch Cauvin. Vergelijk Caveel, Calvin.

Cavro, Cavrot, Cavirot: Lees Caurot? Afleiding van Picardisch caure: hazelstruik. Vergelijk Cavrois.

Cavrois. Verschrijving voor Caurois: plaats waar hazelaren groeien. Afleiding op -oit, Latijns -etum van Picardisch caure: hazelstruik. Plaatsnaam Cauroy (Pas-de-Calais). Vergelijk Colruyt, Caure.

Caxton. Plaatsnaam, Cambridgheshire.

Cayau. Oudfrans caiel: hondje.

Cayeux, Kayeux, Keyeux: 1. Plaatsnaam Cayeux (Somme) of (Monchy-) Cayeux (Pas-de-Calais).

Cayphas. De Bijbelse voornaam Caiphas.

Caytant, Caytan, Cayton, Caijtan, Caeytant, Gaytant, Gatan, Gatan, Gaetano, Gaetani, Caetano: De West-Vlaamse Caytan (en varianten) stamt van Cesare Caetano = Gaetano, een soldaat in een Italiaans infanterieregiment die in 1626 in Kortrijk trouwt. Italiaans Gaetano/Caetano: uit Gata. Vadersnaam is uit te sluiten, aangezien de Italiaanse geslachtsnaam ouder is dan de H. Cajetanus (1480-1547).

Cazabonne, Casabona: Occidentaals, Italiaanse plaatsnaam Casa bonne/bona: goed huis. vergelijk Goedhuys.

Cazaerck. Verhaspeling van Casaert, door associatie metkazak of kozak. 1

Cazemier, Kazemier: Vadersnaam. Poolse heiligennaam Casimir(us).

Cecco, Cecconi, Ceccon, Cecconello, Ceccotti, Ceccano, Ceccarelli, Ceccarello, Ceccarini, Ceccaroli, Ceccaroni, Ceccato, Cecko, Cecchi, Cecchin, Cecchini, Cicchinato, Cecchelani, Cecchetelli, Cecchetti, Cecchetto, Cecotti: Italiaans Cecco, korte vorm (en afleiding) van Francesco.

Cecere. Zuid-Italiaanse familienaam. Wellicht zoals Cecco afleiding van de voornaam Francesco.

Celen, Celens, Celent, Clant, Celant, Ceelen, Seele, Seelen, Seelenne, Selen, Selens, Selenne, Slenne, Sellens, Cillen, Cielen, Chielens, Sillen, Celis, Clis, Celisse, Celissen, Clissen, Selis, Slis, Cellis, Celus, Cielissen, Cillis, Cilis, Cilissen, Cillissen, Zelis, Zelissen, Zlis, Sillis, Silles, Sel, Sell, Cel, Cels, Seel, Seels, Zels, Sells, Sels, Selles, Selle, De Selys. Vadersnaam, verkorte vorm van Marcelis, Sint Marcellus. Zie ook Sillen.

Cleste, Celeste, Celestre, Schelest: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Celestis. 2. Plaatsnaam Chelers (Pas-de-Calais):

Celie, Clie, Cellie, Celly, Scillie. 1.Moedersnaam uit Cecilia. Korte vorm van de heiligennaam Cecilia of Marcilia. 2. Mogelijk een dialectische vervorming van Cellier: kelder (uit de woonplaats).

Celik, elik. Turkse naam; staal.

Celis, Clis, Celisse, Celissen, Clissen, Selis, Slis, Cellis, Celus, Cielissen, Cillis, Cilis, Cilissen, Cillessen, Zelis, Zelissen, Zlis, Sillis, Silles, Sel, Selle, Cels, Cel, Seel, Seels, Zels, Sells, Sels, Selle, Selles, de Selys: Vadersnaam. Korte vorm van Marcelis, van Latijnse heiligennaam Marcellus. Ca. 1600 wordt Seels in Balen tot Zels en Zeels.

Celle, Clie, Cellie, Celi, Celly, Scillie: 1. Moedersnaam. Korte vorm van heiligenaam Cecilia. Of korte vorm van de voorrnaam Marcilia. 2. Eventueel dialect variant van Cellier of Sellier.

Cellerier, Clrier, Celerier, Cleri,Callarier, Celarier: Frans cellerier, van Latijn cellerarius: keldermeester.

Clot, Celot, Cellot. Vadersnaam. Korte vorm van Marcelot, afleiding van de voornaam Marcel.

Cenant, Cnant: Plaatsnaam Cenan = Senan (Yonne), Snans = Cnans (Hte-Sane).

Cencigh. Plaatsnaam Sinzig, Duitsland.

Cendrier, Sandrie, Sandri: Beroepsnaam. Oudfrans cendrier: zeepzieder, leerlooier, die werkt met uitgeloogde as, potas. Vergelijk Duits ˳cher.

Cense, Centse, Sentse: Frans familienaam Cense, bijnaam voor iemand die een pachtgoed huurt, een cijnspachter, cijnsboer. Frans ook Censier, Delacenserie.

Cenier, Ceni, Cenie: Variant van Frans Chnier: eikenbos. Plaatsnaam Cheniers (Marne).

Censer. Engelse familienaam, van Frans censier; pachter.

Censier, Censi, Sencie, Sensier, Senci, Sensier, Sensir, Sansier, Sancy, Chancy: Frans censier: cijnspachter, cijnsboer. Senci, Sensie, Sensi en (hypercorrect) Chancy kunnen spellingvarianten zijn van Sancy.

Cent. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Vincent.

Centner. Variant van Duitse familienaam Zentner, van Zehntner. Beroepsnaam van de tiendenaar of tiendheffer. Vergelijk Tindemans.

Cepeda, Cepedal, Cipido, Cipedo, Sipido. Spaanse familienaam uit de plaatsnaam cepo: boomstronk. Zou dus ook wel een bijnaam kunnen zijn. Maar de volgende familienaam komt uit Italie. Italiaans scipito: flauw?

Cercelet. Oudfrans cercelet, afleiding van cercel, Frans cerceau: ring, band, hoepel. Beroepsnaam van de kuiper.

Cerckel. Oudfrans cercle: band, hoepel. Beroepsnaam van de kuiper. vergelijk Cercelet.

Cerexhe, Serex, Serexhe: Plaatsnaam (Luik).

Cerezo. 1. Spellingvariant van Ceressiaux. Zie Srssiat. 2. Spaans, Italiaans cereza, ceresa: kers. Beroepsnaam.

Cerfaux. Plaatsnaam Cierfa in Bovigny. Of variant van Franse familienaam Cherfault, van Gerfaud, Gerfault: giervalk?

Cerfon, Cerfont. Wellicht korte variant van Cerfontaine.

Cerfontaine, Cerfontein: Plaatsnaam Cerfontaine (onder meer Namen, Nord).

Cerise. Frans cerise; kers. Beroepsnaam van de verkoper ervan. Vergelijk Kriek.

Cerisey. Uit Franse familienaam Cerizet, afleiding van Cerise.

Cerisier, Cerisier, Serrisier, Serusier, Cherissier: Plaatsnaam Cerisier: kersenboom. Vergelijk Kriekeboom.

Cerny. Plaatsnaam Cerny (Seine-et-Oise, Aisne).

Cerouter, Cheroutre, Chirouter, Chiroutte: Vadersnaam. (Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen) Serwouter. De varianten met ch zijn hypercorrect.

Certijn, Certyn, Sertijn, Sertyn, Sertin, Serteyn, Sirtaine, Certain, Certin. Bijnaam naar het Middelnederlandse certein uit het Franse certain: zeker, zelfverzekerd, vastberaden.

Cerulus, Carulis, Cerules, Serulus: Latijn caerul(e)us (van caelum: hemel): hemelblauw, azuurblauw. Bijnaam. Latinisering.

Ceunebroec, van, Ceunebroecke Van, Ceunebroek, Ceunebroeke, Ceunebrouck, Ceunebroucke, (van) Ceulebroeck, Ceulebroek, Ceulebrouck, van Cuynebroeck, Cuynebrouck, van Ceunenbroeck, van Keunenbrouck, van Keulenbroeck, de Koninckbroeck, Keunebrock. Familienamen afgeleid van Koningsbroek, broek van de koning, in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen).

Ceunen, Ceuppens. 1. Van Kuiper, 2. Van Germaans Cono.

Ceurvels, Ceurvelt, Ceurvelts, Keurvels: Plaatsnaam Keurveld in Kontich, Lint en Boom (Antwerpen). Zie ook Carver(s) 2.

Cevaal: Uit Frans cheval ‘aard’. Bijnaam naar de huisnaam of beroepsbijnaam van de paardenkoopman.

Ceyssens, Ceysens, Ceijssens, Seyssens, Seyssen, Seysen, Sijssens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Vincent. 2. Kan ook een knuffelvorm zijn van Franciscus: zoon van Seys (Franceis).

Ceyskens. Vadersnaam. 1. Afleiding van Ceys, van Franceis: Franois. Zie Seys. 2. Afleiding van Vincent; zie Ceyssens.

Chaam, van, van Kaam, van Kaem, van Caem: Plaatsnaam Chaam (Noord-Brabant).

Chabalier. Zui-Franse vorm van Chevalier: ruiter, ridder. Vergelijk Chaballe.

Chaballe, Chabalet. Occidentaalse vorm van Chebal(et).

Chabanne, Chabane, Chavanne, Chavane. Variant van Cabane; hut.

Chabaneau, Chabannel, Chabanel, Schabanel: Afleiding van chabane, cabane: hut.

Chabaud, Chabeau, Chabeaux, Chabault. Uit Occidentaals chabal; paard.

Chabot, Cabo, Cabot, Caboot, Cabotte, Chabote, Chaboteau, Chaboteaux, Chabotaux, Chabottaux, Chabotteau. Het Franse chabot is een vissoort met een grote kop. Bijnaam voor iemand met een groot hoofd.

Chabre. Franse dialect vorm van Chvre: geit.

Chacon, Chacun: Frans chacun: iedereen. Vergelijk Alderweireldt, Toulmonde.

Chaffette, Chafette. Bijnaam Chaufette; stoofje.

Chaineux, Cheneux, Dechaineux, Dechneux: Plaatsnaam Chaineux (Luxemburg), Cheneu in Villers-le-Tour (Henegouwen), Cheneux in La Gleize en Stavelot (Luxemburg): eikenbos.

Chainnieaux, Chameaux: 1. Franse variant van Picardisch Caignau. 2. Zie Chnau.

Chais, Chaix, Chait: Plaatsnaam Chaix (Vende, Ain).

Chaland, Chalant, Chalanton. Oudfrans chalant: vriend, kennis, klant, (later) minnaar, vrijer. Equivalent van Picardische, Middelnederlandse Calant.

Chalbert, Schalbert, Scalbert, Escalbert: Vadersnaam. Niet-gevocaliseerde vorm van Germaanse voornaam Calbrecht, of variant van Chabert met epenthetische l.

Chaleur. Hypercorrect voor plaatsnaam Chaleux in Hulsonniaux (Namen).

Chaffart: Uit Frans Chauffard, afleiding van Frans chauffer ‘Stoken’. Beroepsnaam van de stoker.

Chaigneau: Andere spellingen in België zijn: Chagnaud, Chaignaud, Chainniaux, Chainiaux, Chainnieaux, Chaineaux. 1. Franse variant van Picardisch caignau, middelfrans caignel, verkleinvorm van Middelfrans caigne, van volks Latijnse cania ‘Teefՠof van Picardisch kain ‘Hond’. Dialect caniau ‘Hondje’. 2. Verkleinvorm van Frans chne ‘aik’. Oudfrans chesneel ‘aikenbos’. Plaatsnaam Cheneau in Estinnes-au-Mont (Henegouwen) en Bonlez (Waals-Brabant).

Chalon, Chalhon, Chalom, Scalon, Schallon: Plaatsnaam Chalon-sur-Sane of Chlons-sur-Marne.

Chalsche, Chalsge, Chalseche, Chalsege, Charlesche: Plaatsnaam Chalsche in Pepinster (Luik).

Chamaillard, Chatnillard: Afleiding van Oudfrans chamaillier: slaan, vechten.

Chamart. Plaatsnaam Chamard (Ardèche, Hte-Sane), Chamars (Eure-et-Loir).

Chambard, Chambart, Chambaere, Sambaer, Sambaere, Samba, Sambas, Chombar, Chombart, Chombaert, Chombaere, Sombaert. Chambard is een Frans dialect (oosten en Central Massif), een vorm van Oudfrans Jambart: bijnaam voor iemand met zware benen.

Chambaud, Chambeau, Chamaut, Chambault, Chombeau: Oudfrans chambal: beenbekleding, scheenplaat. Bijnaam.

Chambellan, Chambelland, Chambellant, Chamberlan, Chamberland, Chamberlant, Chamberlin, Chamberlain, Chambrelant. Chambrelan, Chambrelent, Chamburland, Chamburlant, Camberlin, Camberlijn, Camburlyn, Camburlain, Camburlein, Cambrelin: Oudfrans Chamberlain, Picardisch camberlin, Frans chambellan, van Nederlands kamerling: kamerheer. Beroepsnaam.

Chambon, Chanbon, Sambon: Verspreide plaatsnaam Chambon (onder meer Cher, Hte-Loire, Loiret). Maar blijkens de familienaam Chambonnet, Chambonneau naast Cambonnet, Cambaut veeleer bijnaam, afleiding van Zuidfrans cambe, chambe, Frans jambe: been. Vergelijk familienaam Longchambon: langbeen.

Chambrier, Schembri: Beroepsnaam Chambrier: kamerknecht, kamerdienaar.

Chamelot, Camelot: Oudfrans chamelot, camelot: naam van een soort stof (oorspronkelijk van kameelhaar). Beroepsnaam.

Chamizo, Chamizot, Chamisot: Afleiding van chamise (Auvergne) van Latijn camisia: klein hemd. De Duitse dichter Adalbert von Chamisso (1781-1838) was een geboren Fransman; von is het Duitse adelspartikel.

Chamois, Chamoy. Oudfrans chamois; kneuzing, buil. Bijnaam.

Chamon, Chamont. Plaatsnaam Chamont: chauve mont, kale berg (onder meer in Isre). Ook variant van Chaumont.

Chamorro, Chamorre, Chamorin: Spaanse bijnaam voor een kaalgeschoren of kort geknipt man. In de middeleeuwen een bijnaam voor de Portugezen, omdat ze hun haar kort droegen.

Champaigne, Champagne. 1. Naam uit de oude Franse provincie Champagne. 2. Of uit de verspreide gelijknamige plaatsnaam Champagne: veld.

Champagnac. Plaatsnaam. (Cantal, Char.-Mar., Corrze, Dordogne, Hte-Loire, Hte-Vienne).

Champclaux. Plaatsnaam Champclos: afgesloten, omheind veld.

Champeaux, Champault, Champel, Campeau, Campel, Campeas: Verspreide plaatsnaam, afleiding van Frans champ, Picardisch camp: veld.

Champenois. Afkomstig van Champagne.

Champiomont. Plaatsnaam in Charneux, Limburg.

Champluvier. Wellicht Champlivier, uit plaatsnaam Champlive (Doubs).

Champon. Plaatsnaam afgeleid van champ: veld.

Champseix, Chansay: Plaatsnaam. Rotsachtig veld. Seix, van Latijn saxum; rots.

Champt. Verschrijving voor Champ; veld. Plaatsnaam.

Champy. 1. Plaatsnaam in Warnant (Namen). 2. Middenfrans champis: onwettig kind, bastaard.

Chalumeau, Calmeau, en wellicht ook Chamuleau: Door omkering van volgorde van klanken uit Chalumeau, van Oudfrans/Oudpicardisch c(h)almel, verkleinvorm van Latijnse calamus ‘Rietje, (schrijf)veer’. Beroepsbijnaam van een schrijver, klerk.

Chan, Chen, Chang, Cham. Chinese naam; koning.

Chan. Verschrijving voor Champ; veld.

Chandel, Chandelle. Frans chandelle: kaars. Beroepsnaam van de kaarsengieter. Vergelijk Chandelier.

Chandesais, Chandeson: Zoals Frans Chandeysson afleiding van streeknaam Chandesse (Puy-de-Dme).

Chandler. Engelse beroepsnaam: kaarsengieter.

Chanoine, Lechanoine, Canon, Canonne, Canone, Canoen, Quanonne, Quanone. Naam uit het Franse chanoine, het Picardische cano(i)ne: kanunnik.

Chanterie, Chantrie, Chantrey, Chantry, Sentrie. Misschien Oudfrans chanterie: kerkzang. Beroepsnaam. Maar waarschijnlijk veeleer dialect variant van Franse familienaam Chantrier: zanger.

Chantecler, Chanteclaire: Bijnaam naar de naam van de haan, voor iemand die helder zingt.

Chantel, Chantelet, Saintelet, Saintlet, Santels, Santel, Santele, Tjantel, Tjantele, T’.antele, T’.antle, Sandel, Sandele: Oudfrans chantel, Picardisch cantel, Middelnederlands canteel: kant, rand, uitgetand metselwerk, borstwering, schietgat; (ook) bodem, spon van een kuip. Afleiding op -et. Beroepsnaam.

Chantelou, Canteloup, Chantelot: Plaatsnaam Chanteloup: waar de wolven huilen. Vrij verspreid.

Chanterau, Chanteroux, Chantreau, Chantrel, Chantell, Chantrelle, Cantrelle, Contreau: Afleiding van Frans chantre, Picardisch cantre: zanger. Vergelijk Engels Chantrell.

Chantrain, Chantraine, Chantraint, Chantren, Chantrenne, Cantraine, Cantrijn, Cantryn, Cantrin, Contryn, Contrijn, Contraint, Contrain, Quantrain: 1. Oudfrans chanteraine, Picardisch cantraine: kikker, boomkikvors. Bijnaam naar de kwakende stem, het springen of het uitzicht. Vergelijk De Puydt. 2. Plaatsnaam: plaats waar kikkers kwaken, kikkerpoel; bijvoorbeeld; Cantraine, 1275 Canteraine, Lessen. Henegouwen.

Chapele, Chapelle. 1. Beroepsnaam van de kapelaan, bedienaar van een kapel. 2. Variant (vrouwelijk) van Chapel; zie Capel.

Chapelet, Chopplet: Afleiding van c(h)apel: kapje, hoed. Bijnaam.

Chapelier, Chapellier, Chaplier, Lechapelier, Lechaplier, Sapelier, Sipelier, Capelier, Capeliez, Cappelier, Caplier, Cappeliez, Cappliez: 1. Beroepsnaam van de hoedenmaker.; 2. Oudfrans c(h)apelier uit capellarius, Middelnederlands capellier: kapelaan.

Chapitre, Capitte, Capite, Capit, Sapit, Cappittel: Oudfrans chapitre, chapitle, Picardisch capitle: kapittel (van kanunniken). De reductie tre/tle tt -t(e) is Waals. Bijnaam naar een verband met een kapittel. Kapittel kan als plaatsnaam op grondbezit van een kapittel wijzen, zoals in de in Ronse.

Chaplain, Chaplin, Chapelain, Caplain, Caplin, Cappellin, Keplin, Lecaplain, Kapelan, Kaplan, Kablan: Frans, Picardisch en Duitse vormen voor kapelaan, Oudfrans c(h)apelain, van Latijn capellanus.

Chapman. Engelse beroepsnaam; koopman.

Chapoix. Plaatsnaam Chapois in Gosselies (Henegouwen) en Leignon (Namen).

Chapoteau, Chapotel, Chapotot, Chopitea: Afleidng van Oudfrans chape: kap(mantel). Vergelijk Chapel, Capet. Bijnaam voor de drager van een kapje of de maker.

Chapuis, Chappuis, Chaput, Chapux, Chapuzier: Oudfrans chapuis(ier): timmerman, meubelmaker. Beroepsnaam.

Chapusette, Chapuzette. Beroepsnaam, afleiding van Chapuis.

Charanson. Frans charanon: kever, kalander. Bijnaam.

Charante, van. De eerste naamdrager, die zich in de Nederlanden vestigde, namelijk Adrien Isaacz, was afkomstig van La Rochelle aan de Charente (Charente-Mar.)

Charbout, Charbel, Carbo: Afleiding van charbe: hennep.

Charbonnier, Charbonier, Charbonnire, Carbonnier, Cherbonnier, Corbanie: Frans charbonnier, Picardisch carbonnier: kolenhandelaar, kolenbrander.

Chardavoyne. Met epenthetische r van Champ dաvoine: haverveld. Vergelijk Haverkamp.

Chardez. 1. Vadersnaam. Chardet, van Richard. 2. Zie Xhardez, Lexhard.

Chardըomme, Chardhomme, Chardome, Chardme, Chardonne: Waals tchr dՉme: (letterlijk) vlees van een ziel, mensenziel; (negatie) pas char dՉme: geen mensenziel, niemand. Of Re-interpretatie van Chardon, of plaatsnaam Chardonne in Vaud.

Charier, Charrier, Charri, Charry, Chary, Chari, Cherrier, Cherry, Chery, Chry. Beroepsnaam van de voerman.

Chariot. Frans chariot: wagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of voerman.

Charit: Bijnaam. Frans charit ‘Liefde, liefdadigheid’. Engels Charity.

Charitius, Charisius, Oost-Duitse (Dantsig) vorm van Karius, Macharius. Of Charisius is een van de Corinthische martelaren (legende van Callistus).

Charle, Charles, Challe, Challes, Chasles, Chaerle, Chaerel, Chaerels, Charel, Sarels. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Karel.

Charlemagne, Charlemain, Chalmagne, Chamagne, Chalaman, Charmanne, Chermanne, Chermane: Bijnaam Charlemagne: Karel de Grote, grote Karel.

Charlet, Charlez, Charl, Charlets, Charley, Chalet, Chalez, Challet, Carlet, Carl, Carley, Carletti, Carletto, Cherlet, Sarlet, Sarlette, Sarleti, Sarlee, Sarle, Charley, Scharl, Scharly, Schalley, Schalleij, Schalle, Serle, Serlet, Serleth, Serletz. Vadersnaam uit de voornaam Charles. Zie daar verder. Carlet is Picardisch, Carletti Italiaans.

Charlin, Chalin, Charlent, Sarlin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Charles. Charlent is Waals hypercorrect.

Charmanne. 1. Verwaalsing van Nederlands Karreman: voerman. Waals crmane. 2. Zie Charlemagne.

Charmant. Hypercorrecte en volksetymologische variant van Sermant.

Charment. Plaatsnaam Charmont (Marne, Seine-et-Oise).

Charmot. Afleiding van Frans charme; haagbeuk?

Charneux, Decharneux, Ducharneux, Sarmeux, Sarmeus: Plaatsnaam Charneux (Luik) van Latijn carpinetum: haagbeukenbos. Le Charneux in Fraipont, Jalhay (Luxemburg) en Harsin.

Charpentier, Lecharpentier, Charpantier, Cerpentier, Serpenti, Serpentier, De Carpentier, Carpentier, Carpentiers, Carpentiez, Kerpentier, Carpantier, Carpenter. Beroepsnaam naar het Franse en Picardische Charpentier, Carpentier: timmerman.

Charrault. Afleidng van Frans char: wagen. Oudfrans charreau: kuipwagen voor de wijnoogst, ook schuur, van plaatsnaam Le Charaud, Le Charault (Vienne).

Charrire, Cherrire, Cherriere: Frans charrire: dorpsstraat, straat waar wagens rijden. Vergelijk Waals Vlaams kariere, van Picardisch carrire: wagenweg.

Charrin, Sarin. Naam uit het Oudfranse charin: vervoer per kar. Beroepsbijnaam van de voerman.

Charrion, Sarion, Carrion, Carion, Carreon, Corion, Coron: Afleiding van Frans char, Picardisch car: wagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of de voerman. Vergelijk Carron.

Chartrain, Chartrin. Afkomstig van Chartres (Eure-et-Loir).

Chartron, Charteron, zoals Char(re)ton. Beroepsnaam van de voerman.

Chartry. Luxemburg Waalse vorm van Oudfrans chartrier: gevangenbewaarder. Beroepsnaam.

Charue, Charrue, Carrue, Carru, Carrus, Querut: Frans charrue, Picardisch carrue: ploeg. Beroepsnaam van de ploeger of ploegsmid. Of bijnaam naar de huisnaam.

Charvet, Chervet, Charvoz, Charvat: Bijnaam. Afeiding. van Zuidoostfrans charve: chauve, kaal.

Chase, Chasse. Frans chasse: jacht. Beroepsnaam voor de jager of jachtwachter.

Chaslain, Chaslin, Cheslain, Chasselein: Waals tchslin, Frans chtelain: kasteelheer, kastelein. Vergelijk De Casteleyn.

Chassagne, Chasseigne. Plaatsnaam Chassagne(s) (diverse in Frankrijk) van Latijn cassanea: eikenbosje, of kastanjebosje. Vergelijk Cassagne(s).

Chassaing. Oudfranse plaatsnaam chassain, van cassaneus: eik.

Chassard, Chassart. 1. Plaatsnaam Chassart in Mellet en St-Amand (Henegouwen). 2. Afleiding van Oudfrans chacier: jagen, achtervolgen. Synoniem met Cacheux, Casseur, Chasseur.

Chassepierre, Chaspierre, Chaspire: Plaatsnaam Chassepierre: stenen huis.

Chasseur. Frans chasseur: jager. Beroepsnaam. Vergelijk Cacheux.

Chastre, Chaste. Verspreide plaatsnaam Chastre, van Latijn castra: legerkamp. Chaste door Waalse reductie.

Chastreux. Afleiding van Oudfrans chastrer, Frans chtrer: castreren. Beroepsnaam van de castreerder.

Chatelard. Plaatsnaam Chtelard (Savoie, Hote-Savoie, Creuse, Allier).

Chaton, Chatton. Afleiding van chat; kat. Bijnaam.

Chatorier, Chatterjee: Afleiding van Oudfrans chastoire: bijenkorf. Beroepsnaam van de maker ervan. Vergelijk Catoir(e).

Chtr, Chtre, Chtrer, Chtry. Oudfrans chastr, chastris: gecastreerd dier, schaap. Bijnaam voor een zachtaardige, zonder fut.

Chatterjee. zie Chatorier. Chatterjee zou evenwel uit Azi stammen.

Chau, Chiau, Choo. Familienaam uit de verspreide Franse plaatsnaam Chaux.

Chau, Chiau, Choo. 1. Verspreide Franse plaatsnaam Chaux. Zie Dechaux. 2. Misschien korte vorm van Michaud.

Chaubert, Chaubet, Cobert, Chaber, Chabert, Chabi, Chabier, Chabar, Chabart, Scabers: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Kal(d)brecht, zie Calbrecht.

Chauderlot. Beopesnaam. Afleiding van c(h)auderlier: ketelsmid.

Chadier, Chaudiez, Chaudy, Chdy, Chody: Beroepsnaam. Frans chaudier: kalkbrander.

Chaudire. Oudfrans caudire, Frans chaudoire: ketel. Beroepsnaam van de ketelslager. Vergelijk Ketels.

Chaudoir, Chodoir, Chodoire: Frans chaudoir: broeibak, broeivat, wasplaats van slager of verver. Beroepsnaam.

Chaudry, Chaudhary, Chaudhry, Choudhry, Choudry: Plaatsnaam, gehuchtnaam (Cher, Oise, Val-d’Eise).

Chauffard, Chouffart, Chuffart, Chaffart, Saffar, Safar, Saffa: Beroepsnaam van de stoker. Afleiding van Frans chauffer.

Chauffeur, Frans chaufour: kalkoven. Beroepsnaam van een kalkbrander. Vergelijk Chaufouraux, Decofour.

Chaufheid, Chauveheid, Chauveh, Chauff, Chafweh, Chaweh, Chawehez: Plaatsnaam Chaufheid in Theux (Luik), Chauveheid in Chevron (Luik), Chauveheis in Bellevaux (Luik) van chauve heis, van Germaans haisj; ‘kaal beukenbos’.

Chaufouraux, Chaufoureau, Chaufoureaux, Chauffeaux, Chauffouraux, Chanfreau, Cafriau, Souffreau, Souffriau, Souffreaux, Souffriou. Naam uit het Franse chaufour: kalkoven. Beroepsbijnaam van de kalkbrander.

Chauland. Beroepsnaam van de kalkmaker.

Chauliac. Plaatsnaam Chaulhac (Lozre, Ardèche, Hte-Vienne) van Latijn Cauliacum.

Chaumon, Chaumont, Schaumont: Verspreide plaatsnaam Chaumont: kale berg. Ook Romaanse vorm van Kolmont in Overrepen (Limburg): 1125 de Calvo Monte; zie Colmont.

Chaussard, Chaussart, Chaussa, Saussard: Afleiding van chausse: broek, kous. Beroepsnaam van de kousenmaker. Vergelijk Cousse.

Chaussegroux. Variant van Franse familienaam Chaussegros: die te grote kousen draagt of maakt. Vergelijk Corthose.

Chaussepied. Beroepsnaam van de schoenmaker of kousenmaker.

Chauset, Chausette. Afleiding van Frans chausse; kous. Bijnaam of beroepsnaam.

Chaussier, Chaussiez. Oudfrans chalcier, chaucier: kousenmaker. Vergelijk Chausse. Beroepsnaam.

Chousson. Afleiding van Oudfrans chais, chaus; schoen.

Chautnier, Chomy, Chomis: Afleiding van chaume: riet, dakstro. Beroepsnaam van de strodekker.

Chauvel, Chaveaux, Chaveau, Chavaux, Chaviaux, Chauwel, Chavel, Chavaux, Chouvel, Chovau, Chovaux. Naam uit het Frans-Romaanse chauve: kaal. Bijnaam.

Chauvenne. Variant van Chavenne, van chavne, chavane: hut.

Chauvier, Schavier, Schavy, Schaveye: Afleiding van Frans chauve: kaal. Bijnaam.

Chauvon. Afleiding van Frans chauve: kaal. Bijnaam.

Chavagne, Chavane, Chavanne. Plaatsnaam Chauvagne in Andenne (Namen), Chavanne (Hte-Sane, Loire, Savoie), Chavannes (Ain enz.), Chavagne(s) (llle-et-Vil., Maine-et-Loire, Vende).

Chavais. Plaatsnaam, Maine-et-Loire.

Chave, Chavee: 1. Plaatsnaam. Frans chave: holle weg. Vergelijk Caveye, Schavey. 2. Eventueel verschrijving voor Chavet, Chav.

Chavepeyre, Chavepeyer, Chaveperey, Chavepierre, Chavrepierre: De famille is in 1819 uit Cantal naar Roeulx (Henegouwen) gekomen. Plaatsnaam Cave pierre: holle steen; vergelijk Peyrecave.

Chavriat, Chavriat, Chavaria, Chavareau: Plaatsnaam Chavria (Jura), Chaveyriat (Ain). Chavareau is dan hypercorrect (aangezien N. Waals ~ia, van -eau). Chaves Daguilar: Chaves is een Portugese plaatsnaam in Tras-os-Montes, van (aquis)Flaviis ‘Bionn ; van Flavius’. Zie ook Aguilar.

Chavet, Chavez, Chav, Cavet, Cavez, Cav, Cavey: 1. Afleiding van Oudfrans cave, chave: hol. 2. Zie Calvet.

Chavot. Verschrijving voor Chavaux.

Chayriguet, Cheyriguet: Zuidwestfranse familienaam Chayrigus. Chai de Riguet: (wijn)kelder van Hendrik? Of Chez Riguet.

Chawet. Bijnaam. Variant van Cha(u)vet.

Chaze van. Plaatsnaam Kasen, Nederlands Limburg?

Chazo: Plaatsnaam Chasot (Doubs).

Chechelen, van. Vanchechelen komt voor in Frans Vlaanderen en is waarschijnlijk een verhaspeling van Van Mechelen, door anticipatie van de ch.

Chef, Ch: Franse bijnaam Chef, uitspraak ch: hoofd.

Cheffer, Cheffert. Romaanse spelling van Duitse familienaam Schaffer. Beroepsnaam Schafer: schaapherder.

Chefneux. Plaatsnaam in Cheratte en Saive-et-Wandre (Luik).

Chehet. Plaatsnaam Jehay, Luxemburg.

Cheling. Romaanse uitspraak voor Duits Schilling; de muntnaam.

Chelli, Chelly: Waarschijnlijk variant van Celli of Celly, Luiks-Waals voor Cellier of Sellier.

Chemineau, Cheminay. Afleiding van Frans chemin; weg. Plaatsnaam. Vergelijk Duchemin.

Chnau, Chenaux, Chenaud, Chenault, Cheneau, Cheniau, Cheniaux, Chenneaux, Chennaux, Schena, Chainniaux, Chainiaux, Chainnieaux, Chaineaux, Chaignaud, Chaigneau, Chagnaud, Chesneau, Chesnaux, Chesne, Chene, Chena, Chenal, Quesnel, Quenel, Quennelle, Kenel: Afleiding van Frans chne, Picardisch que(s)ne: eik. Of Oudfrans chesneel: eikenbos. Plaatsnaam Chainia in Crehen (Luik) en Meux (Namen); Chenia(t) in Baisy-Thy (Waals-Brabant), Huccorgne (Luik) en Somze (Namen). Cheneau in Estinnes-au-Mont (Henegouwen) en Bonlez (Waals-Brabant).

Chenaye, Cheney, Chainaie, Chainaye: Plaatsnaam Chnaie: eikenbos. Chenay (Marne, Sarthe) en in Pondrme (Namen).

Chenemont. Plaatsnaam Chnemont in Baisy-Thy (Waals-Brabant) en Corroy-le-Chteau (Namen).

Chenet, Cheney. Plaatsnaam Chenet in Honnay, Namen, en Remagne.

Cheneval, Chenevet. Afleiding van Oudfrans cheneve: hennep. Waarschijnlijk plaatsnaam: hennepveld. Vergelijk Chenevaz (Hte-Savoie), Chenevey (Frans Comt).

Chenevire. Plaatsnaam Chenevires (Meurthe-et-Mos.), Chennevires (Meuse, M.-et-Mos., Seine-et-Oise): hennepveld, hennepkwekerij.

Chennevier. Beroepsnaam van de hennepteler.

Cheneval, Chenevet. Afleiding van Oudfrans cheneve: hennep. Waarschijnlijk plaatsnaam: hennepveld. Vergelijk Chenevaz (Hte-Savoie), Chenevey (Frans Comt).

Chenevire. Plaatsnaam Chenevires (Meurthe-et-Mos.), Chennevires (Meuse, M.-et-Mos., Seine-et-Oise): hennepveld, hennepkwekerij.

Chenot, Cheno, Chesnot. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam (onder andere België en Frankrijk) Chne: waar eik groeit.

Chenu, Chenut, Quenu, Schernus, Schenus, Chanu, Chanut: Oudfrans chenu, Oudpicardisch quenu: grijs. Bijnaam. Vergelijk De Grijze.

Cheppe. Plaatsnaam Cheppes, Marne.

Cher, Chre: 1. Franse bijnaam Cher: geliefd. 2. Verschrijving van Cherf : Cerf.

Cherequefosse, Cherquefosse. Oudfrans cherque, van Latijn circum; fosse: gracht, sloot. Vergelijk Oudfrans cherquemanage: grensbepaling. Waarschijnlijk plaatsnaam: omringende gracht, ringgracht, omwalling.

Chradame, Aanpassing en Re-interpretatie van vadersnaam Seradaem: ‘S heren Adam.

Chraft. Arabische familienaam. Wellicht van Cheri(e)f. Cherain: plaatsnaam.

Cherami, Cheramy: Bijnaam Lieve Vriend. Vergelijk Bonami, Goedvriend, Duits Lieberfreund.

Chrel, Cherelle, Chereau: Afleiding van Oudfrans cher, char: wagen, kar, (ook) karrenweg.

Cheret, Chairez, Seret, Sere, Serez, Serey, Ser, Sr, Serre, Serr, Serre, Serree, Serret, Serr, Serrs: 1. Variant van Charet, van char: kar. 2. Plaatsnaam Cheret in Embourg (Luik), Cheret (Aisne).

Cherfils. Bijnaam Lieve, geliefde zoon. Vergelijk Liefsoons 2.

Cherif, Cherief, Chrif, Chrief: Arabische familienaam, voornaam Cherif, van sharff;եdel’.

Cherik. Misschien Germaanse voornaam Zierik (Zegerik).

Cherix. Zwitserse familienaam. Misschien van plaatsnaam Chereix (Limousin).

Chrot, Cherot: Variant van Charot, van char: kar, wagen.

Cherpion. Dialect Frans charpillon, Luzemburg Waals tchrpion, van Frans charpie: wolvlok. Beroepsnaam van de wolbewerker.

Cherret, Cherette, Cherte, Chere, Cherette, Chertt. Uit het Waalse tchrtte: (charette) wagentje. Beroepsbijnaam van de voerman of de wagenmaker.

Cherubin, Cherubini, Cherubino, Chrubin: Vadersnaam. Voornaam naar de engelennaam: cherub, cherubijn, engel van de tweede rang na de serafijnen.

Cherville. Plaatsnaam, Marne, Eure-et-Loir.

Chesaux, Chessa, Chessaux, Chesseaux, Cheza: Verspreide plaatsnaam, Waals tchz, Oudwaals chesal, afleiding van Latijn casa: huis.

Cheslet, Chesselet: Dialect vorm voor Chtelet.

Chession, Cession: Plaatsnaam, dialect vorm van Castillon, in Dinant (Namen), Flron (Luik), Lorc (Luik), Malonne (Namen) en Rendeux.

Chtine, Chetinne, Chetine: Plaatsnaam in Flmalle-Grande (Luik) en Rhisnes (Namen).

Cheu. Plaatsnaam, Yonne, of Cheux, Calvados.

Cheung, Chung, Yeung. Chinese naam; waar men naar hunkert.

Cheuva, Cheuvart. Variant van Frans Chauvard, afleiding van chauve; kaal.

Cheval, Cevaal, Cavael, Wuaval, Queva, Chavalle, Chaval, Chavalle, Chevaux, Chevau, Cheveau, Chvau, Chvaux: Frans cheval: paard. Bijnaam naar de huisnaam of beroepsnaam van de paardenkoopman.

Chevalier, Chevaliez, Chevaillier, Chevallier, Chevailliez, Chevailli, Chevaill, Chevallie, Lechevallier, Lechevalier, Quavallier: Frans chevalier ‘Ridder’.

Chevallard. Afleiding van Cheval. Beroepsnaam van ruiter of paardenkoopman.

Chevet, Chvez: Oudfrans chevet: hoofdkussen.

Chevign, Chevigne, Chevenier: Plaatsnaam Chevignet (Savoie), Chevigney (Doubs, Hte-Sane).

Cheville. Fans cheville: spil, plug, spie, bout. Beroepsnaam.

Chiapparo, Chiara, Shiara. Varianten uit het vadersnaam/moedersnaam Clarus/Clara.

Chevolet. Waals-Brabants tchivolt, Frans chevalet (paardje): (schilders)ezel, drievoet, schraag. Bijnaam.

Chevreaux, Chevreau, Chevriaux, Chevreul, Chevreulle, Chevreuil, Chevreux, Cheuvreux, Chevere, Chevre), Quivraux, Quivrauxeux, Quievreux, Quivreux, Queverue: Oudfrans chevrel, Frans chevreau: geitenjong, geitenlam. Bijnaam De vorm op –euil verraadt verwarring met Frans chevreuil: ree. De vormen met qu- zijn Picardisch.

Chvremont, Chevremont, Chvremont: Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld Vaux-sous-Chvremont (Luik).

Chevrier, Cheverier, Chevry: Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk De Geiter.

Chevrolet. Kan afleiding zijn van Chvre of Chevreuil, maar is wellicht een Re-interpretatie van Chevalet/Chevolet.

Chevron, Cheveron, Quiveron, Quivron, Cuvron: 1. Plaatsnaam Chevron (Luxemburg). 2. Afleiding van Frans chvre, Picardisch qui()vre: geit. Vergelijk Chevrot.

Cheyns, Cheys. 1. Vadersnaam. Variant van Gheyns, door verscherping g/ch. 2. Zie Seyns.

Chiaramonte, Chiaramonti, Chiaromonte: Italiaanse plaatsnaam, equivalent van Clermont.

Chiaro, Chiaru, Chiara, Chiradia, Chirel Chirello, Chirellaz, Chirelli, Chiretto, Chirini, Chirot, Chirotto. Italiaanse vaders-, moedersnaam. Chiaro/Chiara, Latijn Clarus/Clara ‘Helder, schitterend, illuster’.

Chibert. Vadersnaam. Waarschijnlijk hypercorrect voor Sibert.

Chicery. Plaatsnaam, Yonne.

Chicco. Spaanse vadersnaam uit Franciscus.

Chico, Chicot. 1. Franse bijnaam voor iemand met een korte gedrongen gestalte. Vadersnaam. Vleivorm van Michiel. Zie Celen.

Chieux. Bijnaam. oudfrans cieu: blind. Franse familienaam Lecieu(x).

Chielens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Michiel. 2. Zie ook Celen.

Chif, Chiffe, Chiff: 1. Waals tchf. Hoofd, van Oudfrans chief, Latijn caput. 2. Frans chiffe: chiffon: lor, vod. 3. Waals tchife: wang.

Chigny. Plaatsnaam, Aisne, Marne.

Chiliade, Chiliatte: Wellicht zoals Chillard afleiding van Achille.

Chilot. Vadersnaam. Afleiding van (wellicht) de voornaam Achilles.

China. Vadersnaam. Oude voornaam. 1391 Chinnaez le Clerc, Kortrijk.

Chinet. Plaatsnaam Ciney (Namen) of Chiny.

Chlarie. Brugse familienaam die wellicht ontstaan is uit een verschrijving. Mogelijk uit Clarier. Of uit Charier. Zie daar verder.

Chinitor. Spaans ceidor: gordel, band, buikriem. Beroepsnaam van de gordelmaker, riemsnijder. Vergelijk Duits Grtler, Grdeler.

Chinon. Plaatsnaam. Waals chinon: struiken als afscheiding van velden.

Chinval. Plaatsnaam Sainval in Tilff, Luxemburg.

Chior. Vadersnaam, verkort van Mekhior.

Chirieleison. Bijnaam naar het kerkgebed Kyrie Eleison.

Chirillo. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Cyrillus.

Chiry. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Cyriacus.

Chisogne. Plaatsnaam in Tillet. Luik.

Chivoret. Afleiding van Oudfrans civoire; dak, gewelf.

Chmiel, Chmill, Chmielecki, Chmielenk, Chmielevski, Chmielina, Chmielnik, Chmielova, Chmielowice, Chmielowiec, Chmielowna: Slavisch smilny: liefdevol. Duitse spelling Schmie(h)l, Schmil(l).

Chobaux: Franse familienaam Chobeau(x) van Chobel, afleiding van het werkwoord chober ‘graan dorsen door de halmen ergens op te kloppen’. Het woord is oostelijk en is afgeleid van Duits schob, van schieben.

Chod, Chode: Spellingvariant van Chaude, Chaudet, korte vorm van Michaudet, Franse afleiding van Michel/Michaud.

Choffray, Choffroy: Plaatsnaam Xhoffraix in Bverc (Luik).

Choiset, Choisis, Plaatsnaam Choisy (Oise, Seine, Seine-et-Marne, Hte-Savoie), Choisies (Nord).

Chokier, Chquier, de Chokier: Plaatsnaam Chokier (Luik).

Cholat. Vadersnaam. Variant van Collard.

Cholet, Chollet, Cholley, Choulet, Scholey, Cheullet, Cheulet, Chollot, Cholot: 1. Oudfrans cholet: kleine bal. Bijnaam. 2. Afleiding van Oudfrans chol, chou: kool. Beroepsnaam. 3. Soms wellicht van Jeho(u)let; vergelijk Choul.

Chollier, Choly: Afloeiding van Oudfrans chol: kool. Beroepsnaam van de kolenteler.

Chom, Chomez, Chmete, Chometon, Chometton. Spellingvariant van Chaumet, van chaume; riet, stro.

Choner. Franse spelling voor Duitse familienaam Schoner.

Chonquerez. Plaatsnaam Joncret, Henegouwen.

Chopin, Copineau, Choppin, Choppinette, Choupin, Chupin: 1. Oudfrans chopin: harde klap, slag. 2. Vooral de var. op -et en -eau kunnen afleidingen zijn van Oudfrans chopine, van Duits Schoppen: wijnmaat, -vat. Beroepsnaam van wijnhandelaar.

Choquart, Choucard, Choucart, Chukart, Chukchart: Bijnaam. Afleiding van Frans choquern van Middelnederlands schocken: schokken, stoten. Vergelijk Schokkaert.

Choquel, Choquelle,Schockeel, Sockeel, Schokel, Schockel, Schokkel: 1. Afleidng van Oudfrans choque, coche, suche, Frans souche: boomstronk, wijnstok. Bijnaam naar de gedrongen gestalte (vergelijk Strobbe) of beroepsnaam voor de inner van de wijnaccijns (vergelijk Socquet). 2. Plaatsnaam Coquel, verspreid in Pas-de-Calais, onder meer Arien, Maresville, Rebecques, Wizernes.

Chot, Chots, Chotte, Chotin, Chotinet, Chotteau, Choteau, Chotiaux: Vadersnaam. Korte vorm van Michot, vleivorm van de voornaam Michel.

Chou, (le) Choux: Beroepsnaam van de kolenteler; groenteteler. Frans chou: kool.

Chouard, Choua, Chouartz: Afleiding van Oudfrans choue, Frans chouette: uil.

Chouiter. Waalse aanpassing van Duits Schwitter, van Germaanse voornaam Swindher; zie Swier(s).

Choupeaux, Choupaud. Waarschijnlijk variant van Chapeau.

Chrisnach. Plaatsnaam Christnach.

Chrisotomus. Vadersnaam. Griekse Sint Chrysostomus.

Christ, Christe, Krist, Kriste, Kriszt, Cristea, Christie, Christty, Christtis, Christou, Kriston, Kerst, Korst, Kost, Karst, Karste: 1. Vadersnaam. Korte vormen en afleidingen van de heiligennaam Christianus. 2. Bijnaam Christus.

Christiaans, Christiaansen, Christiaanse, Christiaens, Christijans, Christiaan, Christiaans, Christiaansen, Christiaanse, Christiams, Christiaen, Christiaens, Christiaenssen, Christiaensen, Christijans, Christiansssen, Chrisiansen, Christian, Christiaenen, Chritanne, Christiane, Christians, Christian, Christeaens, Christeans, Kistiaens, Cristiaens, Cristiaensen, Cristihiaens, Crystiaens, Kristiansen, Christian, Christiani, Christiany, Cristiano, Crestani, Chrtien, Crtien, Christien, Christ, Cerstiaens, Certiaens, Corstiaens, Costiaens, Corstiaans, Corstiaensen, Corstiansen, Caerstiaenssen, Caerstiaensen: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Christianus.

Christleven. Duitse pitistische (18de eeuw) voornaam Christlieb; ԃhristus-liefde’.

Christman, Christmann, Krismann: Vadersnaam. Duitse afleiding van de voornaam Christiaan.

Christoffel, Christoffels, Christofle, Cristophel, Christoff, Christoph, Christope, Kristoff, Kristof, Christopher, Cristoffers, Cristoffersen, Kristoffersen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Christophorus.

Christolijns, Christoleyns. Vadersnaam Vleivorm van een Christ-naam als Christoffel, Christiaan.

Christyn, Christyns, Christijn, Christijns, Christien, Christin, Christine, Kristink, Krisztin, Christeyns, Krastins, Christen, Christens, Cristen, Cristens, Kersting, Kesting, Kersten, Kerstens, Kersteens, Kersteyns, Kerstein, Kerstenne, Kestens, Carsten, Carstens, Carstensen, Karsten, Karstens, Kastens, Castens, Corsten, Corstens, Korsten, Korstens, Krsten, Kursten, Kosten, Kostense, Costens, Coste, Costes, Custyns, Kusten, Christensen, Christensson, Christenson, Kristensen, Kristensson, Chrestensen, Krustinson. Vadersnaam uit de heiligennaam Christinus, een afleiding van Christianus of Christus.

Chumaher. Duits Schuhmacher; schoenmaker.

Churlet. Afleiding van Oudfrans churel: afval. Bijnaam voor een straatreiniger.

Chvartzman. Duits Schwarzmann. Bijnaam.

Chynsmans, Sysmans, Sijsmans, Seysmans. Beroepsnaam van de ontvanger van de (grond)rente, de schatting.

Citerne, Cisterne. Plaatsnaam Citerne (Somme), Cisternes (Puy-de-Dme).

Ciardo, Ciardelli. Vadersnaam. Korte vorm van Ricciardo, Italiaans voor Rijkaard, Richard.

Cibois. Plaatsnaam in Niort-la-Fontaine (Mayenne).

Cibon, Cipont: Vadersnaam. Variant van Sibon, vleivorm van de Germaanse voornaam Sibert, Ze(ge)brecht.

Cicco, Ciccone, Cicconi, Ciccotto, Ciccotelli, Ciccarelli, Ciccarella, Ciccarello, Ciccaroni, Cicchini, Cicchielli, Cicchetti, Cichitti: Italiaans cicco: jongetje, knaap.

Cicou. Vadersnaam uit Sigoux, dit is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sigi-wulf.

Cieremans: Vadersnaam. Afleiding op –man van Germaanse voornaam Zierik. Zie Sierens.

Cicero, Ciceron, Cicron: Naam van de Romeinse redenaar en staatsman Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.) van Grieks kiker : erwt, zou zoiets op zijn neus hebben.

Cicogna. Bijnaam. Italiaans cicogna: ooievaar. Vergelijk Ovaere.

Cicou. Vadersnaam. Sigoux, Romaanse vorm van Germaanse voornaam sigi-wulf; ‘zege-wolf: Segulfus, Siculfus.

Cierkens, Cirquin, Serkyn, Serkeijn, Serkijn, Serkeyn, Serkeym, Surkyn, Surkeijn, Surkijn, Surkeyn, Surquin. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Zierik of Sier (sigi-rik). zie Sieren(s).

Cig, Cige: Vadersnaam. Spelling voor Siger, Romaanse vorm van de voornaam Zeger.

Cigrand, Cigrang: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sigi-hrabn; ‘Zege-raaf: Sig(i)ramnus.

Cijnsmans, Cynsmans, Cynman: Beroepsnaam van de ontvanger van de accijnzen, renteheffer.

Cilleman. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Cecilia.

Cimetire. 1. Plaatsnaam: kerkhof. 2. Re-interpretatie van Semmertier.

Cineger. Tsjechische naam Cinger, Duits Zinger: zigeuner. Vergelijk Italiaanse familienaam Zingarello: kleine zigeuner.

Ciot. Variant van Chiot; hondje?

Ciparisse. Oudfrans ciparis; cipres. Of uit Cyprus.

Cingel, van der: Variant van van Sing(h)el. Plaatsnaam Singel ‘muur of weg om een stad, rondlopende afsluiting’.

Ciplet, Siplet. Plaatsnaam Ciplet, Luik.

Ciply, Cieply, Siply, Sipli: 1. Plaatsnaam Ciply (Henegouwen). 2. Zie Supply.

Cipolla, Cipolat, Cipoletta, Cipoletti, Cipolina, Cipolini: Italiaans cipolla: ui.

Cipriano, Cipriani, Cyprien: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Cyprianus ‘van Cyprus afkomstig’.

Cirefice, Cirafici: Beroepsnaam van de wasmaker, kaarsengieter, ceras;was.

Cirillo, Cirilli. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Griekse heiligennaam Cyrillus.

Ciselet. Afleiding van Frans ciseau; beitel. Beroepsnaam.

Ciss. Plaatsnaam Ciss, Vienne.

Citron, Citroen. Beroepsnaam van de handelaar in citroenen.

Cirkel: Ook Cerckel, van Oudfrans cercle ‘Band, hoepel’. Beroepsbijnaam van de kuiper.

Citters, van: Sitters zijn landen aan de Zandwetering noordoost van Olst, Overijssel. De Van Citterspolder is een polder aan de Westerschelde en de ingang van het Sloe bij Goes en Borsele (Zeeland). Maar deze polder blijkt vernoemd naar ene van Citters. Volgens Meertens kwam Cornelis van Ceters in de 16de eeuw uit Antwerpen naar Middelburg, waar zijn nageslacht zich van Citters noemde. Eventueel plaatsnaam Citterd, van Sittard (Nederlands Limburg, uitspraak zittert.

Civil, Civile, Civiel. Frans civil; burgerlijk, eenvoudig.

Claisman, Claeisman, Kleysman, Claeyman, Klajman: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Claeis, Nikolaas.

Clart, Claert. Plaatsnaam De Klaart in Menen en Wevelgem, Clart in Neerwaasten, Kleert in Diegem: heldere, open plaats in het bos, laar.

Clabaud, Clabau, Cabault, Clabaux, Clabeaux, Clabeau, Clybouw, Clibouw, Clabou, Clabout, Clabots, Clabot, Clabodts, Clabotz, Clabos, Clabost, Claebots, Glabots, Claerboets, Clarboets, Clareboets, Clarebots. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hlud-bald; beroemd-moedig. De d-anlaut van Germaans hl- is Romaans. In 745 komt de naam Clodbaldus voor in een cartularium van de Sint-Bertijnsabdij in Sint-Omaars. De klinker a is wellicht te verklaren door contaminatie met Oudfrans clabaud(er). De i/y door voortonige positie. Clabots komt ook voor als Cla(e)rboets en Claerbots, door verwarring met de familienaam Claerbout en door r-epenthesis (vergelijk kornijn, vernijn).

Clabeck, (van) Clabecq, Clarebeek: Plaatsnaam Clabecq/Klabbeek (Waals-Brabant).

Claerbout, Claerboudt, Claereboudt, Clarebout, Clareboudt, Clarebout, Cleerebout, Cleerbaut, Clairebout, Clairbout, Clairbaut, Kleerbaut, Cleirbaut, Cleirbout, Clerebout, Clerbout, Clerbaut, Clerbaux, Claerboets, Clarboets, Clareboets, Clarebots, Clarembaux, Clarembau, Clarembeau, Clarembeaux, Clarenbeaux, Clarambaux, Clairambourg, Clairembourg, Clarenburg: Vadersnaam. Germaans naam waarvan het eerste lid van Latijnse clarus ‘Luisterrijk, beroemd’.

Claerenberge, van. Plaatsnaam Klarenberg, Duitsland.

Claerhout, Claerhoudt, Claerhout, Clarhout, (van) Cleerhout: Plaatsnaam Claerhout, Klaarhout ‘Helder bos’bijvoorbeeld in Pittem (West-Vlaanderen).

Claes, Claessens, Claesen, Claesens, Claas, Claasen, Classen, Classens, Clasen, Clasens, Claens, Clasens, Klaas, Klaes, Klaesen, Klaessens, Klaese, Klaesen, Klaasse, Klaasen, Klaase, Klaassens, Clahsen, Class Classe, Classen, Classens, Claszen, Klassen, Klasen, Klasens, Clees, Klees, Kleszcz, Klescz, Clesens, Clesse, Clessens, Klessens, Cloos, Kloos, Clos, Klos, Klose, Cloose, Cloosen, Cloese, Cloesen, Close, Closen, Cloes, Clos, Clos, Clohse, Closse, Clossen, Clossens, Cleus, Cleusen. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Nicolaas.

Claeswinnen, Claesswinnen. Zoon van Claes Winne.

Claeskens, Clasquin, Claskin: Vadersnaam. Claeskin, van Claes.

Claeys, Claeis, Claeijs, Clays, Clay, Clayes, Clais, Claie, Klai, Klaye, Claeye, Kleij, Klej, Kley, Kleyens, Claey, Claisse, Claise, Glaisse, Glaise, Claix, Cleis, Cleys, Cleij, Cleijs, Kleys, Kleisz, Kleis, Kleiss, Klys, Klysz, Klais, Klaiss, Klaeysen, Klaysen, Klaaijsen, Klaijsen, Claeissone, Clayssen, Clayssens, Claeysen Clayens, Claeyen, Claeijssens, Claeysoone, Kleijssen, Kleijsen, Klijssen, Klijsen, Klis. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Nicolaas die in West-Vlaanderen nogal eens Sint Niklaai genoemd wordt.

Claeissone komt van Claei, Claeis, wat in West-Vlaanderen de verkorting van Nicolaas is. Deze geslachtsnaam is dus de zelfde als Klaassen in Holland, Klasema in Friesland, Clausson in Neder-Duitsland, Nicholson in Engelland.

(van) Clappelaer, Clappelaers. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam (en hoeve) Clappelaer onder Lier.

Claikens, Claykens, Cleykens, Klaikens, Klaiklens, Klaykens, Kleikens, Kleijkens, Klykens, Klijkens: Vadersnaam. Claikin, van Clais, Niklaais.

Clain, Claine. Bijnaam, verfransing van Nederlands of Duits Klein.

Clairbos, Clairbois, Clerbois, Clerboix, de Clairboy: Plaatsnaam Clairbois: helder bos, in Boursin (Pas-de-Calais). Clorbus in Moeskroen.

Clairet, Claret, Cleret, Clret, Cleray: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Clair, heiligennaam Clams.

Clairfays, Clairfayt, Declairfay, Declairfayt, Clerfays, Clerfayt, Clerfaijt, Clerfeyt, Declerfayt: Plaatsnaam Clairfayt (Namen), in Waudrez (Henegouwen). Clairfayts (Nord): helder beukenbos.

Clairot, Clero. Vadersnaam van de voornaam Clair.

Clamar, Clamart. 1. Plaatsnaam Clamart (Seine). 2. Afleiding van Oudfrans clamer: roepen, uitroepen, verklaren.

Claparde. Plaatsnaam (Aveyron): Occidentaals clapareda: rotsachtig terrein.

Clapron, Claperon: Franse familienaam Clapeyron, afleiding van plaatsnaam Clapier (Hrault): steenhoop, rotsachtig terrein.

Claphouwer, Claphouwers. Beroepsnaam voor iemand die hout klooft, houwt. Middelnederlands claphout: gekloofd eikenhout, eikenplank. Vergelijk Klapholz.

Clappaert. Bijnaam voor een babbelaar of kwaadspreker. Zie ook Klapper(t).

Clapuite, Clapuyt: Beroepsnaam van de man die Եteclept’d.w.z. de klokluider, of die Եteclopt’de omroeper, die bekendmaakt met geklop, geklap.

Clara, Claras, Clarat, Claren, Clare, Klaar, Klaren, Klare, Clarenne, Clarenn, Claerens, Claeren, Cleuren, Kler, Kleren, Kleer, Kleeren, Cleeren, Cleerens, Kleiren, Cleire, Cleiren, Cleirens, Cleren, Clerens, Verclaire, Verclairen, Vercleren, Verkleeren. Moedersnaam naar de Latijnse heiligennaam Clara.

Claret, Clarez, Clarez, Clar, Clarret: 1. Oudfrans claret: wijn met honing en kruiden. Vergelijk Clarier. 2. Zie Clairet.

Clarier, Clari, Clarie, Clairy, Clary. Beroepsnaam voor de bereider van claret (wijn met honing en kruiden).

Clarisse, Clarissen, Clarijse, Clarijs, Clarys, Clarysse, Claryss, Claris, Clarist, Cleris, Clerisse, Clairis, Clarizia: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Claricia, van Clara.

Clarijne: Moedersnaam De meisjesnaam Clarine is afgeleid van Clara.

Clark, Clarke, Clarck, Clarkson: Engelse pendant van De Klerk.

Clary. 1. Plaatsnaam Clary (Nord). 2. Zie Clarier.

Clason. Vadersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Nikolaas.

Classet, Classiot, Glacet, Glac, Glace, Glachet, Classet, Classe, Classez: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nicolas; vergelijk Closset.

Claude, Clade, Clode, Glaude, Glauden, Gelaude, Geloude, Glouden, Gilaude, Galaude, Glauw, Glad, Glade, Geladen, Gelad, Geladi, Gloden, Glode, Glod, Glod, Glodt, Glodyn. Vadersnaam uit de Franse voornaam Claude uit het Latijnse Claudius. Franse uitspraak Claude, vergelijk Waals-Vlaams rinneglod, van reine claude.

Claudel, Claudin. Vadersnaam, afleiding van Claude.

Claudepierre. Vadersnaam dubbele voornaam Claude Pierre.

Claudisse. Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Claude.

Claudo, Claudot, Glaudo, Glaudot. Vadersnaam. Afleiding van Claude.

Claus, Clause, Clausen, Claussen, Clauses, Clauss, Clausse, Claussen, Claussenn, Claussenne, Claussem, Clous, Cloude, Clauw, Clauws, Claux, Clouw, Klous, Klaus, Klauss, Klausz, Klauwens: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Nicolaus.

Clausier, Claeysier, Claysier. Franse familienaam Closier, Clausier, Clousier. Oidfrans closier: bewaker, portier, (ook) tuinman. Afleiding van clos: omheinde plaats. Claeysier is Waals Vlaams hypercorrect, wegens Claus =Claeys.

Clausset, Claussin, zie Closet. Claustriaux, Clautriau, Clautriaux: Afleiding van Oudfrans cloistre, van Latijn claustrum: omheining, klooster. Clautier: Franse beroepsnaam Cloutier: nagelmaker, nagelsmid.

Clausman, Clausmann. Naam afgeleid uit Claus, voor iemand die wellicht bij de groep/aanhang van ene Claus hoorde.

Clauwaert, Clauwaerts, Clauwaerdt, Clauwert, Clauwers, Clouwaert: Bijnaam van de klauwaard, de Vlaamsgezinde, naar de klauwende leeuw in het wapen van Vlaanderen.

Clauwens. Vadersnaam. Waarschijnlijk van Claus of Klawes.

Claux. 1. llaatsnaam, Frans Clos: omheining. Zie Duclos. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Niclaux, Nicolaus.

Clauz. 1. Closet, afleiding van Oudfrans clos: perkje, kleine afgesloten plaats. 2. Vadersnaam, afleiding van heiligennaam Nicolaus. Zie Closet.

Clavareau, Clavaveau, Clavero: Beroepsnaam. Afleiding van clavier: portier, de man die de sleutels houdt.

Claveaux, Clavel, Clavelle, Clavaux: Uit Oudfrans clavel ‘Nagel’. Beroepsbijnaam.

Claverie, Clavery. Oudfrans claverie: plaats waar de sleutels bewaard worden.

Clavers. Waarschijnlijk variant van Lavers/Lauwers.

Clavie, Clavier, Clavir: Beroepsnaam van de portier, die de sleutels houdt.

Clayton. Engelse plaatsnaam. (Lancashire, Staffordshire, Sussex, Yorkshire).

Cl, Cle, Clee: 1. Zie Leclef. 2. Moedersnaam. Korte vorm voor Cleme = Clementia. 3. Cls, korte vorm van de voornaam Nicolas?

Clear, Cleare, Clears, Clearman. Engelse naam. 1. Moedersnaam uit de naam Claire, Clara. 2. Naam uit de plaatsnaam Clare (Suffolk, Oxfordshire) of uit Clere (Hampshire).

Clban, Clbant, Cleban, Clebant, Clevan: Latijn clibanus: oven. Beroepsnaam voor iemand die een oven heeft, een bakker.

Cleda, Clda: Plaatsnaam Clda(t), Occidentaalse vorm van claie: gevlochten omheining, rijshout.

Clee, van, de, van (de) Clee, van Cl: 1. Plaatsnaam Klee in Kuttekoven (Limburg). 2. Hypercorrect voor Verclemen.

Cleempoel, van, Cloempoel: Plaatsnaam Kleempoel: leempoel, bij Aalst, in Zemst (Vlaams-Brabant).

Cleemput, van Cleemputte, van Cleemput, van Klemput, van Kleemput, van Clemput, van Clemputte: Plaatsnaam Kleemput ‘kleiputՠin Adegem, Elverzele, Lokeren, Lovendegem (Oost-Vlaanderen).

Cleenewerck, Cleenewerk, Cleenwerck: Beroepsnaam voor de vervaardiger van klein werk, precisiewerk, fijn afgewerkte artikelen.

Cleer, de, de Kleer, de, Cleire, de Cleir, de Cleyre, Decler, Declre, Declair, Duclaire, de Claere: 1. Bijvoeglijk naamwoord cleer/claer: helder, schitterend, stralend. Vergelijk Leclair. 2. Zie Leclerc.

Cleijen, van der, van der Cleyen, vvan der Klijn, van der Kleij, van der Kley, van de Caleye, Vercleyen, Vercleyn, Verklije, Verkleij: Plaatsnaam Ter/Ten Kleie: kleiachtige, leemachtige plaats. Waals-Vlaams kaleie: klei. Plaatsnaam in Zuidpene (Frans-Vlaanderen), Adegem (Oost-Vlaanderen), Koolskamp, Lichtervelde (West-Vlaanderen) Appelterre, Zonnegem (Oost-Vlaanderen).

Cleinge, Clainge, Clinse: Waalse aanpassing van Kleine.

Clelland. Schotse familienaam Cleland. Plaatsnaam Clelland ԣlay landՠbij Motherwell (Glasgow).

Clem, Clemm, Clam: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Clemens.

Clembos. Waarschijnlijk plaatsnaam Klein Bos.

Clmer, Clmeur, Clemur, Clemer: Waalse aanpassing van Duits Klemmer: gierigaard, vrek. Of van Middelnederlands klemer: leemwerker, leemplakker.

Clemen, van. Hypercorrect voor moedersnaam Verclemen.

Clemens, Clemense, Clemense, Clemente, Clementi, Clementz, Clement, Clements, Klement, Klemens, Klement, Cleyman, Cleymans, Climent, Klimens, Kleman, Klemans, Klemann, Clemans, Clemang, Clemmink: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Clemens ‘Zachtmoedig, genadig’.

Clemhout, Clemhaut. Plaatsnaam in Erwetegem, Oost-Vlaanderen.

Clemme. Moedersnaam, vrouwelijke vorm van Clemens.

Clemmen, Clemmens, Clemen, Klemen: 1. Vadersnaam. Vlaams Clemmin, vleivorm van heiligennaam Clemens. 2. Moedersnaam van vrouwelijke Clemme.

Clemmersseune. Moedersnaam. Zoon van Clemme.

Clemminck: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Clemens.

Clmot, Clamot, Glmot, Glemot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Clemens.

Clomde. Kleomedes is een Griekse sterrenkundige uit de 1ste eeuw voor. Chr.

Cleopater, Cleopatre: Kleopatra is de naam van zeven Egyptische koninginnen.

Cleophas, Clefas. Vadersnaam afgeleid van de Griekse heiligennaam Cleofas.

Clep, Cleppe, Kleppe, Klep, Clippe, Clip, Klippe, Klip. Het Middelnederlands cleppe betekent klep, ratel. Vermoedelijk betreft het de beroepsnaam van een omroeper of klokkenluider. Er bestaan nog een aantal varianten die allemaal naar die omroeper/klokkenluider verwijzen. Clepkens en Clipkens zijn aflleidingen van Cleppe.

Cler: Spelling voor Frans Clair, van Latijnse heiligennaam Clarus? Of spelling voor Frans Clerc ‘klerk’.

Clerck, (de), (de) Clerc, de Clercq, de Clerq, Declercq, de Clercque, de Clerque, de Klerck, de Klerk, de Klercq, de Klercq, de Clersk, Declercq, Clerckx, Clerq, Clerc, Clerq, Clercx, Clerx, Klerckx, Klerkx, Klerks, Klerx, Clercxkens. Uit het Latijn clericus: geestelijke die de lagere wijdingen (en dus een opleiding) ontvangen heeft. Aangezien in de middeleeuwe de geestelijkheid de enige geletterde stand was, kreeg klerik de betekenis; geleerde, dichter, schoolmeester, student, geletterde, geheimschrijver, griffier, schepenklerk, secretaris. Een beroepsnaam dus.

Cleijman, Cleijmans, Clijman: 1. Uit Kleinman(s). Bijnaam voor een kleine (man). 2. Zie Klemans.

Cleijn Brem, de: Plaatsnaam ‘klein bremveld’E

Clerdent, Clerdant, Clerdain, Clerdain, Clairdain, Clairedent, Clerdy, Klerdan. Bijnaam voor iemand met schitterende tanden (dents clairs).

Clerix, Clerinck, Clerinck, Clerink, Clerinsx, Clerick, Cleriyck, Clarick, Clierick, Clierik. 1. Vadersnaam uit de heiligennaam Clarus of uit Claerbout (Latijns-Germaans). 2. De vormen op -ick, -yck kunnen varianten zijn van Clerck.

Clerf. Franse spelling voor Clerc.

Clerfond. Plaatsnaam; heldere bron. Vergelijk Clairfontaine.

Clergeon. Afleiding van Frans Clerc.

Clericy, Clairicy: Afleiding van Clericus: klerk.

Clrin, Clerin: Vadersnaam. Vleivorm van Clair, heiligennaam Clarus.

Clerinck, Clerincx, Clerinx, Clerinsx, Clerick, Clerix, Cleryck, Clarick, Clierieck, Clieriek, Clierinck: 1. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Clarus of van Claerbout. Vergelijk Nederlandse familienaam Klaring. 2. De vormen op -ick/-yck kunnen eventueel varianten zijn van Clerk, met svarabhaktivocaal.

Clermont, de, Clermon, Clermonts, de Claremont: Erg verspreide plaatsnaam Clermont: schitterende berg (onder meer Oise, Luik, Namen). Clermont-sur-Berwinne (Luik).

Clerquin, Clairquin: Moedersnaam van de voornaam Clara, Frans Claire.

Clerson. Vadersnaam. Vleivorm op -eon van heiligennaam Clarus.

Cleser, Clseur, Cleseur: Waalse aanpassing van Duitse familienaam Gleser= Glaser: glazenmaker.

Clesse, Clessens, Waals. (Bastogne) Clsse.

Clette. Middelnederlands clitte: klit, klis. Bijnaam voor iemand die overal blijft hangen; of voor een doorzetter?

Clty, Clety. Plaatsnaam, Pas-de-Calais.

Cleutjes. Afleiding van Cloot, zie Cloetens.

Clevenbergh, van Cleuvenberg, Cleuvenbergen: Plaatsnaam. Misschien Kleverberg in Wingst (Duitsland).

Clever, Clevers, Cleveur. Naam die wellicht komt uit het Kleber: 1. Variant van het Duitse Klaiber: metselaar. Beroepsnaam. 2. Verduitste vorm van klever: beven. Bijnaam. 3. Of uit de plaatsnaam Kleef: zie Kleef.

Clewes, Clews, Cleves, Cleves, Clvis, Clevis: Vadersnaam. Variant van Nicolaus.

Cleyberch, Cleybergh. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam in Wulpen (Zeeland = verdronken eiland bij Cadzand), Bissezele (Frans-Vlaanderen) of Oedelem (West-Vlaanderen).

Cleymaet, Cleymoet: Plaatsnaam Kleimaat in Erwetegem (Oost-Vlaanderen): maailand op kleibodem.

Cleyman, Cleymans, Cleijman, Clijmans, Clymans, Clyman: 1. Afleiding van der Cleye. 2. Uit Cleinman(s). Zie Kleinmann. 3. Zie Clemens. 4. Cleyman(s) kan variant zijn van Claeyman.

Clibouw, Clybouw, Clijbouw: 1. Uit Clibaud, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Clidebald. 2. Zie Clabau(d).

Clicheroux. Bijnaam van cliceroul; klokgelui.

Clicteur, Clicteux; Cliqueteur, van cliqueter (vergelijk Cliquet): rinkelen, rammelen, ratelen. Beroepsnaam van de belleman.

Clignet, Clignez, Cligniez, Cliegnet, Clygnet, Clinier, Clinet, Clinez: 1. Vadersnaam van Colli(g)net, afleiding van de voornaam Nicolas. 2. Eventueel van Frans clignet, Oudfrans clinet: clin d’oeil, oogwenk, knipoogje. Bijnaam.

Clijnen, Clynen, Klynen, Klijnen, Kleinen, Kleynen, Kleijnen, Cleynen, Cleijnen, Cleenen, Klenen. 1. Vadersnaam uit Kolijnen, van Colijn: knuffelvorm uit de heiligennaam Nicolaes. 2. Of vorm van Klein: zie daar.

Climme, de, Climmer, de, de Clinner: Middelnederlands climmer: klimmer; ook muntnaam.

Clin. 1. Plaatsnaam van Oudfrans clin; helling. 2. Waalse aanpassing van Klein.

Clinckspoor, Clinkspoor, Klingspor, Klinspoort, Klinsport: Beroepsnaam van de smid, die ruitersporen maakt, klinkt.

Clinard, Clinaz. Afleiding van Oudfrans cliner; zich buigen, groeten.

Clinkemaille, Clinkemaillie, Clinkemallie, Clinkemalie, Clinckmaillie, Clynkemaillie, Clynckemallie, Klinckemaillie, Klinkemaillie, Klinkemallie: Bijnaam. Zinwoord: klinken: doen rinkelen + maille/malie: muntstuk ter waarde van een halve penning. Bijnaam voor iemand die het geld laat rinkelen. Vergelijk Pincemaille, Gaingnemaille.

Clinquant. 1. Clincamp Picardische variant van plaatsnaam Clinchamp (Hte-Marne), Clinchamps (Calvados): hellend veld. 2. Oudfrans clinquant: lawaaimakend.

Clipet. Oudfrans clipet: klepel; ook Picardisch clipet: luide stem. Beroepsnaam voor de belleman, omroeper.

Crement, Cremens, Cremmens. Wellicht schrijfvariant van Clement, Clemens. Zie verder bij Clemens.

Cliblouw, Clybouw, Clijbouw. Vadersnaam uit Clibaud, dat is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Clidebald (: beroemd-moedig).

Clichthove (van). Familienaam naar een hoeve in een dal gelegen, of hoeve met hoge wallen. Er was een Clichthove gelegen in Pervijze-Ramskapelle.

Clicteur, Clicteux. Naam uit het Franse cliqueteur, uit cliqueter: rinkelen, ratelen, rammelen. Beroepsnaam van de belleman.

Clijsters, Clysters. Uit het dialectisch Middelnederlands klijster: lijster (de zangvogel). Bijnaam voor een goede zanger.

Clinkspoor, Clinckspoor, Klingspor, Klinspoort, Klinsport. Beroepsnaam van de smid die ruitersporen maakt, klinkt.

Clippel, De Clippel, Clippele, (de) Klippel, Kluppels, Cluppel, Cluppels. 1. Bijnaam voor een kluppelaar. Iemand die zich verdedigt met een kluppel. 2. Bijnaam naar de gedrongen gestalte. 3. Naam uit het Middelnederlandse clepel, clippel: klepel van de klok. Beroepsbijnaam voor de klokkenluider.

Cliquart. Afleiding van Oudfrans cliquier; lawaaimaker. Bijnaam.

Clique, Clique, Clicq, Clycq. 1. Naam uit het Oudfranse clique: klokgeklep. Beroepsbijnaam van de klokkenluider. 2. Of uit het Oudfranse clique: deurklink. Beroepsbijnaam.

Cliquet, Cliquot. 1. Oudfrans cliquet: gerinkel, geratel. Beroepsnaam voor de belleman, ratelaar. Vergelijk Ratel, Clicteur. 2. Afleidnig van Oudfrans clique: deurklink, grendel. In het ‘Jeu de Saint-Nicolasՠuit de 13de eeuw heet de dief Cliquet.

Clisse, Clissa, Clissen, Clissens, Clessens, Clesse: Moedersnaam van Latijnse heiligennaam Clarissia.

Clisse, van de, Clissen, van de, van der Chlissen, van der Klissen: Plaatsnaam. Middelnederlands clisse: klis, Middelnederlands; leem, kleiige aarde.

Clitandre, Clithander, Clithandere. Vadersnaam, Griekse voornaam.

Clits. Wellicht afleiding van Clette.

Cloarec, Clorec: Bretonse beroepsnaam: klerk.

Clobert, Cloubert, Globert: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hluth-berht; ‘Beroemd-schitterend’. Hlodebertus, Glotbertus.

Clobours, Clobourse. Gesloten beurs. Bijnaam voor een gierigaard.

Clobus, Glabus: Vadersnaam van Clobes, Nederduits Klabes, van Klawes, Nikolaus.

Clochet, Clochette, Cloch, Cloquet, Cloquette, Clocquet, Cloqu, Closquet, Klock: 1. Beroepsnaam van de klokluider of de belleman. Frans clochette, Picardisch cloquette: klokje. 2. Huisnaam. 3. Bijnaam voor een blinde, naar zijn belletje:

Clocheret, Clocherez, Clocherieux, Clochereux. Afleiding van clocher; torentje.

Clock, van der. Plaatsnaam in Duffel, Antwerpen.

Clockman, Clockmans, Decloquement, Descloquement: Beroepsnaam van de klokluider of de stadsbeambte die het stadshorloge onderhoudt.

Clodion, Claudin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Nicolas.

Cloeckaert, Cloeckaerts, Cloekaerts. 1. Naam uit het Middelnederlandse cloec. Bijnaam voor een schrander, vernuftig, verstandig, krachtig mens. 2. Mogelijk soms ook bijnaam uit het Middelnederlandse clocker: klokkenluider.

Cloet (de), Kloet, Cloutte, Clout, (de) Cloedt, Cloudt, Cloud, Cloets, Cloodts, Cloots, Cloot, Clooth, Kloote, Kloot, Kloots, Kleuts, Clot, Cloth, Clotte, Kloth, Kluth, Clot, Kluit, Kluits, Cludts, Cluyts, Cludts, Cluts, van de(n) Cloot, van de Cloodt, van der Kloot, van de Kleut. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse cloot: klomp, kluit, (speel)bal. Soms als scheldwoord voor een lummel, een sukkel. 2. Plaatsnaam uit het Middelnederlandse cloot: kluit, klomp, klei, turf. Dit voor de namen met VAN. 3. Mogelijk ook vadersnaam uit een Germaanse clodo, hlue, hluth naam, vergelijk Clothilde (Chlodehilde) en Clovis (Chlodovech, Lodewijk). De familienaam Cloet moet als Kloot worden uitgesproken.

Cloetens, Clooten, Clootens, Clootz, Cloots, Kloots, Klootsema, Clootens, Cloetens, Cluytens, Kloos, Klosma, Clotinck, Cloetingh, (dorp Kloetinge bij Goes) Clotes, Clottens, Cleutinx, Cluyten, Cluytens, Cluijten, Cluijtens, Cluten, Kluten. Vadersnaam met Romaanse invloed uit een Germaanse hluth naam, vergelijk Clothilde (Chlodehilde) en Clovis (Chlodovech, Lodewijk).

Clotre, Frans clotre: klooster. Plaatsnaam. Vergelijk Van Clooster.

Cloix, Clais, Clos; omheining, afsluiting.

Clokeur. Waalse aanpassing van Cloker, zie Cluckers.

Clonen. Beroepsnaam voor de klompenmaker. Dialect kloon (Kempen): klomp. Nederduitse familienaam Klhn, Klonhammer.

Cloof. Beroepsnaam van de (hout) klover, lattenklover.

Cloo, du: Spelling voor Duclos. Franse plaatsnaam Clos ‘mmheining, omheind terrein’. Zie ook de Kloe.

Cloosterin. Na de afschaffng van de kloosters werd op 8 juli 1787 in Brussel een vondeling Bruno Cloosterin genoemd: Klooster in!

Cloostermans, Kloosterman, Kloostermans, Klostermann, Closterman, van (der) Klooster, van (der/n) Clooster, ten Klooster, van ‘t Klooster. 1. Afleiding van Van den Clooster. 2. Knecht, horige of pachter van een klooster.

Closter, Kloster. Familienaam uit de betrekkingen (knecht, horige, pachter of zelfs vondeling) met of de woonplaats bij het klooster.

Cloot, van de, den, van de Cloodt, van der Kloot, van de Kleut: Plaatsnaam. Middelnederlands cloot: kluit, klomp, hoop (aarde, klei, turf). Kloot in Hoeselt (Limburg).

Clooter, de Clootere, de, Kleuters, Cleuter, Cleuters, Kloter, Kloters: 1. Middelnederlands cloter: balspeler. Bijnaam. 2. De Clooter(e) kan ook de Vlaamse uitspraak weergeven van De Clotre.

Clopper De, Klopper, Kloppert. Bijnaam of beroepsnaam van een klopper. Dit kan vele betekenissen hebben: Bijvoorbeeld beroepsnaam van de klokluider; dialect kloppen: luiden (bijvoorbeeld de koster van Knokke klopt de Knokse klokke; Waals Vlaams de drie klopkes: de drie klokslagen). Vergelijk Klepper.

Clopterop. Re-interpretatie van een plaatsnaam op -trop, klankverandering van -torp, -dorp. Vergelijk Hoenderop, Oosterop, van Klapdorp.

Closkin, Closquin. Vadersnaam uit Clos, die is dan weer afgeleid uit de heiligennaam Nicolaas.

Closet, Close, Closon, (de) Closset, Closson, Clausset, Claussin, Clauz, Klos: Vadersnaam. Vleivormen van Clos, de heiligennaam Nicolaus.

Closjans. Vadersnaam Clos, Claus + Jan. Vergelijk Duits Claushans.

Closkin, Closquin: Vadersnaam. afleiding van Clos, heiligennaam Nikolaas. Vergelijk Claeskens.

Clospain, Cloespin: Vadersnaam. Vleivorm op -epin van de voornaam Nicolas. Vergelijk Closkin enerzijds en Hannep(a)in, Colpin anderzijds.

Closquet, Closket: Vadersnaam. Afleiding van Clos, Claus, heiligennaam Nikolaus. Vergelijk Closkin.

Clossart, Clossa, Closa. Vadersnaam van Clos, van Nicolaus.

Clotman, Clottemans, Cluytmans, Cluitmans, Kluitman, Kluitmann, Klutman. Naam uit het Middelnederlandse clot(te): bol, klomp. Mogelijk bijnaam voor een bol iemand.

Clowting: Engels familienaam Clouting, van middel Engels clouting, van het werkwoord to clout ‘mplappen, herstellen’.

Clumpkens: Verkleinvorm van klump ‘klomp’. Bijnaam naar de geblokte, gedrongen gestalte, naar het lompe voorkomen. Of beroepsbijnaam van de klompenmaker.

Cluny. Plaatsnaam Cluny, (Sane-et-Loire).

Cluyse, Cluysen, Cluyssen, Cluyssens, Kluysse. Vadersnaam, Limburgse vorm van Claes. Zie aldaar.

Clijneke: De Vlaamse familienaam Clyncke, spelling voor Clincke; zie Klink.

Cnevelaere, de, Cnevelare, de, Cnevelre: Beroepsnaam van de beul die de gevangenen knevelt, boeit. Duitse familienaam Knebeler.

Cnobloch. Duits Knoblauch; knoflook. Bijnaam.

Cnocke, van de, Verknocke, Vercnocke, Vercknoske: Verspreide plaatsnaam Knok(ke): kruispunt, heuveltop, bocht. Knokke (West-Vlaanderen).

Cnodder, de. Van Middelnederlands cnodden: knopen. Beroepsnaam van iemand die draden in weefsels bond of knoopte, die grove weefsels of matten knoopte. Vergelijk Engels Knotter, Duits Knutter.

Cnodtenberg. Duitse familienaam Knottenberg. Plaatsnaam; als een rots oprijzende berg, in Essen.

Cocquibus, Coquibus, Decoquibus, Decoquibut, Cogibus: Bijnaam. Oudfrans coquibus: gek, dwaas, idioot, sul, kwibus. Jehan Quoquibus, Soisson. In 1397 was er in St.-Omaars een Kokibusstraete. Vergelijk Coquillart.

Coderc, Couderc, Couder, Coudert, Coudre, Couder: 1. Ook Coudeyre. Provencaals couderc: algemene weide. 2. Zie ook Coudroy.

Cosquer, Cousquer,Couscheir, Coucheir: Bretonse plaatsnaam Cosquer, van cozh ker : oude stad.

Covin, Couvin, Covyn, Covijn. Plaatsnaam Couvin, Namen.

Coates. Variant van Engelse familienaam Cote(s) van plaatsnaam Cote(s): kot, hok, hut, huisje.

Cobaux, Coubeau, Coubeaux, Coubaux, Coubauw, Cobo, Cobos: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Kobboud; zie Cobbaut 2.

Cnossen, Knossen, Knossens. Vadersnaam. Plaatsnaam Knossens bij Bolsward, eerder Knozens; van de bewoners van Knodso.

Cobbaut, Cabbaut, Cabaut, Cobaux, Coubeau, Coubeaux, Coubaux, Coubauw, Cobo, Cobos. 1. Naam uit het Middelnederlandse cobbout: kabouter. Bijnaam voor iemand met een kleine gestalte. De vijf laatste zijn wellicht Romaanse vormen. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam cuth-bald. 3. Her en der is Cobbaert ook ontstaan uit Cobbaut. Zie Cobert.

Cobben, Cobbe, Cobb, Koben: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Kodbert of Kodboud.

Cober, Cobert, Caubert, Kobert, Kobbert, Cobbaert, Cobbaerts, Cubert, Cuthbert, Cutburth: Vadersnaam. Germaanse voornaam Kodbrecht, naam van St.-Cuthbert (687). Zie ook Cobbaut.

Coblence, Comblence: Plaatsnaam Coblence, Franse vorm van Koblenz.

Cochet, Coch, Coche, Cocher, Cochey, Cocheyt, Ducochet, Ducoche, Ducochez, Decochez, Couch, Coucheez, Coussee, Cousse, Cosset, Coss, Cossee, Cossey, Coxet, Cocquet, Koket, Coquet, Coquette, Cockett, Cocket, Cockheit, Cockheyt, Cockheijt, Cocqueydt, Coetzee. Bijnaam afgeleid van het Franse coq: haan. Zie ook Cosset.

Cock, de, Cok, Cockx, Cock, ter, Hancock, Peacock. Beroepsnaam voor iemand die met hanen of pluivee werkt. Zie ook de volgende.

Cockaert, Cockaerts, Cockaers, Cocquaert, Cocquart, Coquart, Cocart, Cocca,Cokkaerts, Cokaerts, Kokaert, Kokart, Koka, Kokas, Kockaerts, Kockaer, Kockarts, Kockartz, Cochard, Cochart, Coukard, Koekaerts, Coekaert, Coekaerts, Coeckaerts, Couchart, Couchard, Kuckart, Kuckarts, Kuckaertz, Kuckartz, Kuckertz, Kukart. 1. Bijnaam uit het Oudfranse coc (haan), het Oudfranse cocart: onnozele hals, verwaande, opschepper. Of uit het Middelnederlandse cockaert: suffer, sul. 2. Vadersnaam uit Cochoul. Betekenis ? 3. Zie ook Crokaert(s).

Cockman, de. Beroepsnaam, van De Cock.

Cockmartin. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Caumartin.

Cockroft. Engelse familienaam Cockcroft, naar de woonplaats bij een neerhof. Engels cock: haan; croft: hoevetje.

Coclers. Wellicht Luikse aanpassing van Duitse familienaam Kugler.

Coclico. Middenfrans coquerico: haan, hanengekraai. Vergelijk Hanekroot.

Coco. Vadersnaam. Door reduplicatie van Colin.

Cocquereau, Cocquereaux, Cockqueriaux, Coquereau, Coquereaux, Coqueriaux, Quoquriaux, Cocquerelle, Cocquerel, Coquerel, Coquerelle, Coquerelles: Afleidng van Frans coq: haan. Bijnaam. Hieruit eveneens Engels Cockerill.

Cocquereaumont, Cocriamon, Cocriamont, Cocramon, Cocramont, Cocreamont, Cocreamon, Cauquereaumont, Cauqueraumont, Coquereelmont: Plaatsnaam Cocquereaumont in Moustier-lez-Frasnes (Henegouwen), Cocriamont in Blandain (Henegouwen), Verlaine (Luik), Mettet (Namen), Sart-Dame-Avelines (Waals-Brabant), Elzele (Henegouwen).

Coehorst, Cuhorts, Cohorst, Coehors, Koehorst, Kohorst, Kohors. Familienaam uit de plaatsnaam Koehorst (Dinklage, Duitsland). Koe: plaats waar koeien graasden. Horst voor hoogte, versterking en dikwijls overgegaan op boerderij. Koeienhoogte.

Codde, Codden, Coddens, Codd, Codd. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Cuddo, zie bij Codde. 2. Of uit het Middelnederlandse codde: knots, knuppel. Bijnaam naar het voorkomen of voor de coddenaer: met een knots bewapende krijger.

Coddeville, Coudeville, Codeville, Coudevylle, Cudeville, Codevelle, Codvelle: Plaatsnaam Coddeville (Pas-de-Calais).

Codemus. Vadersnaam. Korte vorm van Griekse heiligennnaam Nicodemus. Vergelijk Italiaanse familienaam Nicodemi, Coderai.

Codts, de. Wellicht hypercorrect voor Middelnederlands cuts: koopman, verkoper.

Coduys, Coduijs: Onzeker. Spelling voor plaatsnaam Koudhuis? Vergelijk Duits Kalthausen. Of Waalse aanpassing van Coudyser?

Coe, de Koe; Bijnaam naar het rund, de koe. Vergelijk Kalf, Bontekoe.

Coekaert, Coekaerts, Coukart, Coukard, Coeckaerts: 1. Afleiding van koek. Bijnaam voor koekeneter of-bakker. 2. Zie Cockart.

Coelmont, Coulmont, Coulmant, Colmont, Colmonts, Colmon, Coelemonts, Coelemont, Colemonts, Colemont, Colemons, Colmont: 1. Plaatsnaam Co(e)lmont in Overrepen (Limburg), Colmont in Voerendaal (Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Col(le)mont (Henegouwen?).

Coelus, Coeleis, Coelis, : Waarschijnlijk aanpassing van Engelse vadersnaam. Coles, Collis, zoon van Nikolaas. De vorm Coelens naar analogie van de talrijke namen op -ens. Coelen, Koelinga, Coeingh, Colinck, Koelinck, Koolsma, Coolsma, Coolen, Coole, Engelse Coles met Coleshill in Warwickshire, Koolskamp in West-Vlaanderen, met Kooltjes van de voornaam Kool en Cool.

Coemaet, Coemoth, Comoth, Comouth, Comuth, Koumoth, Komuth: Uit Quade maet. Bijnaam voor een bedrieglijk koopman, die een vervalste maat gebruikt.

Coemelck, Koeyemelk: Koeyemelk door volksetymologie van Coemelck, van koude melk. Voor de d-syncope, vergelijk Coebergh. Vergelijk Koldewey en Duits Khlbrei.

De Coen, De Coene, De Coun, De Coene. Bijnaam voor iemand die koen, dapper is. Vermoedelijk eerst uit de voornaam Koen.

Coenaert, Coenaerts, Coenart, Coenaers, Coenaes, Kunhart, Conaert, Conaerts, Conard, Conart, Connart, Connaert, Connaet, Coonar, Coonard, Coonaert, Coonart, Konat. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam kn-hard: koen; sterk.

Coenegracht, Cenegrachts, Coengrachts, Coenegras, Koenegracht. Naam uit de plaatsnaam Koenegracht in Riemst (Limburg).

Coenemans. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Coen, Koen.

Coenraet, Coenraets, Coenraads, Konraad, Coenraads, Koenders, Coenders, Koenderman, Koendertse: Vadersnaam. Germaanse voornaam Koenraad: kn-rd’koen-raad’. Conradus.

Coensel, de, de Cunsel: Verhaspeling, misschien van Duconseil die in 1820 in Pas-de-Calais voorkwam.

Coerdes: Vadersnaam. Duits familienaam Kordes, van de voornaam Konrad.

Coertjens, Courtjens, Cortjens, Cortiens, Kortges, Kortgs, Cartiens: Vadersnaam, afleiding van Koert : Koenraad.

Coester, de. 1. Bijnaam, Waals-Vlaams kwelster, kooster: grote lijster, bloklijster. Vergelijk Middelnederlands qualster: lijsterbessenboom. 2. Eventueel verschrijving van De Coster of aanpassing van Lecoester.

Coetsier, Coetsiers, Coutsier, Coutsiers, Koetsier. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse cautsir, cauchier: stratenmaker, zuid Nederlands kasseier, Picardisch cauchie; straatweg.

Coeurderoi, Coeurderoy. Bijnaam coeur de roi: koningshart. Bijnaam voor een grootmoedig, royaal mens?

Coevorden, van. 1. Plaatsnaam Coevorden (Drenthe). Vancouver (Canada) werd in 1792 verkend door Georges Vancouver, die afstamt van Van Coevoorden. 2. Plaatsnaam Koevoort in Atrecht, Helmond.

Coeyer, de, Coeyere, de, de Coeijer, de Coyer, de Coyer, Coyere, de Koeyer, Koeyers: Middelnederlandse beroepsnaam co(o)yer: eendenhouder, die de eenden in de kooi opsluit. Vergelijk Kooyman.

Coeyghem, van, van Coyghem: Plaatsnaam Kooigem (West-Vlaanderen).

Coffez, Coff, Coffey, Cuffez, Couffez. Vadersnaam uit de knuffelvorm van Godefrois.

Coffigniez, Coffinier: 1. Lees Coffi(g)net, afleiding van Coffin. 2. Eventueel beroepsnaam Coffinier: mandenvlechter, verkoper van korven.

Coffineau, Coffernils: Vadersnaam van Coffinel, afleiding van Coffin.

Cogghe, Cogge, Cogen, Coghen, Cogh, (de) Coge, Coghe, Kog, Kogge, Coget, Cogez, Cog, Cogee, Couget. 1. Naam uit het Middelnederlandse coge: pest. Bijnaam. 2. Middelnederlands cogge ‘Breed platrond schip, oorlogs-, koopvaardij-of konvooischip’. Beroepsbijnaam van de schipper of huisnaam.

Cohen, Cohn, Kohen, Kohn, Cahen, Cahn, Cahan, Kahn, Kahan, Kahane, Kahana: Joodse naam van een priesterkaste.

Coheur. Afleiding van Waals cohe: tak; coh(e)ure: snoeisel, het snoeien. Familienaam voor een snoeier.

Cohrs, Chrs, Cors: Vadersnaam. Duitse familienaam van Kohrt, Koenraad.

Cohy, Cowie: Franse familienaam Coyer, Coyez, Waals co(h)t: slijpsteenbakje (voor zeis) Beroepsnaam.

Cognard, Coignard, Congnard, Cognaerts, Cognarts, Ceugnart, Conjaerts, Conjaarts, Conjers, Coenjaerts, Conyard, Gougnart, Gouugnard, Coiffard. Afleiding van Oudfrans coife: hoofddeksel. Oudfrans coifart: maker, verkoper, drager van hoofddeksels. Vergelijk Cappaert.

Goignard: 1. Afleiding van Oudfrans coignier; stoten, slaan. Bijnaam. 2. Vadersnaam van Col(i)gnard; vergelijk Colgnet van Colinet. 3. Variant van Caignaert.

Coignau, Coigneau, Cogneau, Cogneaux, Cogniaux, Cogniau, Cogniat, Cognaut, Cognaux, Cougneau, Quignaux: Afleiding van Oudfrans coing: hoek.

Cognioul, Coignoul, Ouoniou: Bijnaam. Waals cognole: kornoelje, Cornus.

Coigne, Coignet, Coign, Goigni, Coignez, Coognies,Ceugniet, Ceugniet, Ceugniez, Coeugnie, Coeuge, Cougnet, Cognie,Coisne, Coine, Coinne, Coynnie, Coyne, Coenye, Coeny, Coenije,Counye, Coye, Couneye, Cugny, Cugnet, Cuigniet, Cuignet, Cuigni, Cuignez, Ceuignet, Coeugriet, Cuingnet, Quignet, Quiniet, Cuiniez, Cuinie, Cuin-i, Kygne, Kynee, Kinnie, Kinjet, Kinget. 1. Naam uit het Oudfranse coing, coinget: hoek, hoekje. Naar de woonplaats. Coing, coinget is ook hak of bijl: beroepsbijnaam van de houthakker. 2. Sommige namen kunnen komen uit Caignet. Zie Cagni(e).

Coillie, van, van Coille, van Coile, Coille, van Collie, van Coeillie, van Coullie, van Collie, van Couillie, van Couille, van der Ceuille, van der Koille, van der Colle, van der Coilden, van der Colden, van der Coelden, Vercoille, Vercouillie, Vercouille, Vercoullie, Verkouille, Verkolje: Plaatsnaam in Oostnieuwkerke: Romaans collia, van collis: heuvel. Coilde is Oost Vlaams.

Cointre, de; le Coentr: Hypercorrecte vorm voor Lecointe. Oudfrans cointe, van Latijnse cognitus ‘Wijs, ervaren, bevallig, aardig’. Bijnaam.

Cointrel, Cointreau. Bijnaam. Oudfrans cointerel: ijdel, behaagziek, koket, galant.

Coipel. Beroepsnaam. Oudfrans coispel: gesp. Vergelijk Beuckels.

Coja, Cojan, Cojean, Coia, Coa: Bretons Cojan: oude Jan of Cojen: jonge stier?

Cokaiko, Cokaik, Cockaicko, Cocaiko, Kokaiko: Plaatsnaam in Profondvaux en Saive (Luik): klanknabootsing van het hanengekraai.

Coksay. Luiks-Waalse afleiding (van -icel) van Coq: haan. Vergelijk Haantjes Col: 1. Zie Kool(e). 2. Bijnaam. Middelnederlands col(le): witte plek op het voorhoofd van paard of rund.

Colaes, Colase, Cola, Collache, Collage, De Colage, Collasse, Collas, Colla, Collassin, Colassin. Vadersnaam, verkorte vorm van Nicolaes. Collasin is de knuffelvorm.

Calagiovanni, Colaianni, Colajanni: Italiaanse dubbele vadersnaam. Nicolaas + Johannes.

Colans, Collant, Colland. Vadersnaam uit het Germaanse kun-land; geslacht- land.

Colantoni, Colantonio. Italiaanse dubbele vadersnaam, Nicolaus + Antonius.

Corad, van, Waarschijnlijk de vadersnaam Collard met secundair voorzetsel. De plaatsnaam Kolaard in Gistel (West-Vlaanderen) of Collard in Geldenaken (Waals-Brabant) is waarschijnlijk de familienaam zelf.

Colardyn, Colardijn, Colardin. Vadersnaam. Vleivorm van Nikolaas met dubbel suffix arad-in.

Colaris, Collaris, Collaro: Latinisering van Collard? Of Italiaanse vorm?

Colau, Colaut, Coleau, Coleaux, Colau, Colaux, Colleaux, Colleau, Colliaux, Colliau, Colliay. Vadersnaam van Collel, van de voornaam Nicolas.

Colbach, Colback, Colbag, Colbecq: Plaatsnaam Colpach of Kollbach (Duitsland, Beieren).

Colbert, Colbers, Collebert. Romaanse vorm van Germaanse voornaam: Colobert; Colbert.

Colldenhoff. Plaatsnaam Coldenhove, Gelderland.

Colders, Coldre: Middelnederlands colre: ringkraag (Frans collier), kolder, kuras. Bijnaam of beroepsnaam.

Colditz. Plaatsnaam bij Leipzig.

Colry, Colery, Collery. Vadersnaam, van Nicolas?

Coles, Colles, Cols, Colls: Vadernaam. Verkort van Nikolaus.

Colet, Col, Colette, Coleye, Coley, Coleille, Collet, Collette, Collt, Collettee, Collettez, Colletteit, Collettey, Coletteye, Kollee, Koll, Coulet, Colige, Collige, Colige, Coliche, Coulisse, Collge, Calge, Callge: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nicolas.

Coletti, Coleto, Coletto. Italiaans van de heiligennaam Nicolaus.

Coley, Colley, Colleye, Colleije: Vadersnaam van de heiligenaam Nikolaus. 1. Zie Colet. 2. Uit Colai (Nikolaai): 3. Afleiding met suffix -ei/-oi.

Coulleit, Cule. Vadersnaam en moedersnaam uit de heiligennaam Nicolaus.

Colfmaker, de, Colfmacker, de, Colfmaecker, de, Covemaeker, Covemacker, Covemaecker. Beroepsnaam voor de maker van geweerkolven, knuppels. Vergelijk Colfs. De vorm cove van Waals-Vlaamse uitspraak van kolve.

Colfs, Kolf, Kolff: 1. Middelnederlands colve: kolf, knuppel, knots. Beroepsnaam voor de kolfdrager, een klovenier. Vergelijk De Colvenare. 2. Beroepsnaam voor de kolvenmaker. Zie De Colfmaecker. 3. Overdrachtelijke bijnaam voor een dikke kerel, een lomperd. 4. Huisnaam. Wouter Colf (1550), stamvader van het geslacht Kolff, woonde in Nijmegen in ‘De Drie Colven’. Er was ook een huis ‘De Colveՠin Bg.

Colhoven. Verspreide plaatsnaam Koolhof.

Colienne, Collienne: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Nicolaus. De vrouwelijke uitgang –ienne.

Colin, Colins, Collin, Collins, Kolins, Calin, Colis, Colling, Collings, Colling Coling, Colijn, Colijns, Collyn, Collyn, Colyn, Collijn, Collijns, Colein, Colleyn, Coleyn, Collijs, Collys, Kolyn. Familienaam uit de heiligennaam Nicolaus.

Collaert, Collaerts, Collarts, Colaert, Colaers, Colaes, Colar, Colard, Colart, Collar, Collard, Colla, Collart, Collaer, Collaers, Coelarert, Coelart. Vadersnaam uit de heiligennaam Nicolaas.

Colina, Colnard, Colinia, Calingaert: Vadersnaam. Coli(g)nard, van Colin, van Nicolas. Vergelijk Colinet.

Colinet, Colinez, Collinet, Collinez, Colnet: Vadersnaam. Afleiding van Colin, vleivorm van de voornaam Nicolas. Vergelijk Colins.

Colinvaux. Plaatsnaam Gol(l)invaux in Ciney en Dorinne (Namen).

Coljon. Frans couillon; teelbal.

Colle, Colles: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Nicolaus.

Collet: Vadersnaam Colet, verkleinvorm van de heiligennaam Nicolas.

Colleville. Plaatsnaam Colleville, Seine-Mar. Calvados.

Collie, van, van Coille, van Coile, van Coille, van Collie, van Coeillie, van Coullie, van Collie, van der Ceuille, van der Koille, van der Colle, van der Coilden, van der Colden, van der Coelden, Vercoille, Vercouillie, Vercouille, Verkouille, Verkolje, van Caillie, van Caille, van der Caillen, van der Cailde, van Quaillie, van Quaille, Vanquaille, van Callie, van Quaelle, van Qualle, Verqualie, Vercayie, Qualy, Cailly. Familienaam uit de plaatsnaam Coillie in Oostnieuwkerke.

Collier, Colliers, Collie, Colli, Colier, Colie, Coliez, Colje,Coulier, Coulie, Couliez, Couly, Coullier, Coulliez, Couillier,Cullier, Culier, Culi.

Naam uit het Middelfranse collier: halskraag; het Oudfranse colier: lastdrager, kruier. Beroepsnaam. Oudfrans colier: lastdrager, kruier (die lasten op zijn hais draagt)

Collignon, Colignon, Colinon: Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Nicolas.

Collot dՅscury: Zoals Colet is Colot een vleivorm van de heiligennaam Nicolas. DՅscury gaat terug op de plaatsnaam cury (driemaal in het departement van de Marne). David Collot was in 1607 heer van Escury en kwam in de 17de eeuw in Staatse dienst.

Collu. Bijnaam. Afleiding van Frans col, cou: hals. Vergelijk Lanchals.

Colma: Vadersnaam. Friese afleiding van de heiligennaam Nikolaas.

Colmadin. Wellicht van Coladin. Of afeiding van Colmant? Of Zwitserse familienaam Kolmodin?

Colman, Colmans, Colmann, Colmant, Colment, Coolman, Cooleman, Coolman, Colleman, Coleman, Colemans, Koolman, Koolmann, Koelman, Koelmans, Koulmans, Kuylmans, Keulemans, Ceulemans, Kuilman: Vadersnaam. 1. Vleivorm van de heiligennaam Nikolaas. 2. Beroepsnaam voor de maker of verkoper van houtskool. 2. Zie ook Keulemans.

Colnot. Vadersnaam Colinot, van Colin, voornaam Nicolas.

Cologne, Coloigne, Colonne, Collogne: 1. Plaatsnaam Coulogne (Pas-de-Calais). 2. Cologne, Franse naam van Keulen.

Colombet, Collombon, Coulombez, Coulombel, Coulembeau: Afleiding van Oudfrans colomb: duif.

Colombier, Colenbie, Colenbier, Colembier, Colembie, Coulembier, Coelenbier, Coelembier, Coelumbier, Calenbier, Colonbie, Colomier, Coulommier, Colombie, Colombien, Collumbien, Colombeen, Colanbeen, Colombin, Ducoulombier, Ducolombier, Ducoulembier. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnamen Colombier en Coulommiers, van columbarium: duiventil. Vergelijk Duifhuizen. 2. Beroepsnaam Coulombier: duivenkweker.

Colombin. 1. Vadersnaam, variant van Colombain, heiligennaam Colombanus. 2. Variant van Colombien = Colombier.

Colon, Colom, Colomb, Collomb, Coulomb, Coulombo, Couloume, Coullon, Collon, Coulhon: 1. Oudfrans colon, colomb: duif. Vergelijk (den) Duyver. Bijnaam voor een duivenkweker. 2. Oudfrans colon, Latijn colonus: boer, landbouwer. Beroepsnaam. 3. Vleivorm van de voornaam Nicolas. Vergelijk Colin(s).

Colonerus, Colonius, Colonis: Humanistennaam. Latinisering van De Keulenaer, Van Keulen. Pieter van Ceulen, de Gentse theoloog (16de eeuw), werd Petrus Colonius genoemd.

Colot, Coulot, Collo, Collot Coll, Colloz, Coloos, Coolos: Vadersnaam. Romaanse afleiding van de voornaam Nicolas.

Colpaart, Colpaert, Colpart, Colpor. Een kolpaard is en was een paard een paard met een kol, dat is een witte vlek of bles op het voorhoofd. Maar aangezien geen familienaam in de vorm Colpeert aangetroffen is, gaat het niet om een samenstelling met ‘aard ‘maar om een -aarad-afleiding van Oudfrans colper: slaan. Bijnaam voor een vechtersbaas.

Colpin, Colpijn, Colpyn, Colpaint, Culpin, Colp, Colpe, Colphijn, Colphyn: Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Nikolaus.

Colruyt, Corluyt, Corluy, Corley, Corroy, Coroy, Conroy, Ducoroy, Ducourroy, Conruyt, Corruyt. Familienaam uit de Romaanse plaatsnaam Corroit, dit uit coruletum: plaats waar hazelaren groeien. Heel wat plaatsnamen zijn hieruit ontstaan: Corroit (Henegouwen), Corroy (le Grand) (Somme, Marne, Namen, Waals-Brabant), Cauroy (Ardennes, Marne, Pas-de-Calais) en zelfs Koeruit in Opwijk en Koereit in Asse (Vlaams-Brabant).

Colsaerts, Collesaer. 1. Vadersnaam uit Collesard, dit is een Romaanse knuffelvorm van Nicolas. Zie daar verder. 2. Zie ook (mogelijk) Coolsaet.

Colsaux, Colsiat, Colsenet, Colsigneaux, Colsineaux. Vadersnaam. Vleivormen op -ecel, -inet, -i(g)nel van heiligennaam Nicolaus. Vergelijk Colsoul.

Colsen: Vadersnaam. Van Colson, Waalse vleivorm op –eon van de voornaam Nicolas.

Colson, Colleson, Collisson, Coulson, Calson, Colsoul, Colsoulle, Colsaux, Colsiat, Colsenet, Colsigneaux, Colsineaux. Vadersnaam, knuffelvormen van de voornaam Nicolas, zie vorige.

Colucci. Vadersnaam, Italiaanse familienaam die afgeleid is uit de naam Nicolaes.

Colsaoul, Colsoulle. Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Nicolas.

Colvenaer, de, Colvenaere, de, Colvenaert, Colvenaar, Calvenaere: Beroepsnaam van de kolfdrager, klovenier.

Colver (De). Beroepsnaam voor de kolvenmaker, kolvendrager.

Com, van. Plaatsnaam Kemexhe, Luik.

Comandant. Beroepsnaam; bevelhebber, commandant, vergelijk Frans Commandeur.

Combel (de), Combelle, Decombel, Decombe, Decomble, Delcombel, Descombel. 1. Naam uit het Oudfranse combel(le): kleine vallei, dalletje. 2. Decombel kan ook komen uit de plaatsnaam Combles (Somme): top, heuvel.

Combescure. Plaatsnaam (Hrault, Lot).

Comblain, Comblein, Comblin, Comblen, Coblyn: 1. Plaatsnaam Comblain (Luik). 2. Eventueel = Camblain.

Comblet, Combe, Comblez, Combl: Afleidng van Oudfrans comble: korenmaat; combl: tot de rand gevulde maat. Beroepsnaam van de korenmeter. Combrexelle. Plaatsnaam, van Oudfrans combre; samenvloeiing.

Combris. Plaatsnaam Combris (Puy-de-Dme), Combrit (Finistre). Oudfrans combre: samenvloeiing.

Combrouse. Plaatsnaam Combrouze, Aveyron.

Comelia, Comliau: Van Oudfrans comblel: heuveltje?

Comeyne, Comeijne, Commeyne, Commeijne, Comein, Commeine, Comeine, Commenne, Commeene, Decommene, Delcommenne, Delcomenne, Delcomene, Delcommeune, Delcomenune: Plaatsnaam Commne, van Latijn communia: algemene weide.

Comhair, Comhaire, Camhaire: 1. Volgens Here, verwaalsing van Duits Kommher: kom hier. De familie zou uit Beieren stammen. Haar devies is ‘Viens et trouverez’ 2. Eventueel = Commaire.

Cominette, Comminette. Moedersnaam, afleiding van Jacomin, vleivorm van de voornaam Jacques.

Commaire, Commre, Comre Commer, Comer, Comere, Comerre. Bijnaam uit het Franse commre: doopmeter.

Commandeur, Komdeur, Commadeur, Kommandeur: Frans familienaam voor een chef, een bevelhebber, die commandeert ‘Bevelen geeft’.

Commee: Spelling voor Frans Commet, verkleinvorm van plaatsnaam Comme, van Combe, van Latijnse cumba ‘klein dal’.

Commer, de, Commere, de, Commers,Kommer, Corner: 1. Middelnederlands commer: kommer, zorg, behoefte, schuld. Vergelijk Duits Sorge en familienaam Sorgeloos. 2. De familienaam wijst veeleer op een beroepsnaam: kommaker, maker van kommen, schotels. Commerce is een Waalse weergave van Commers. Of oude Nederlandse vadersnaam Kommer.

Commelin: Frans familienaam Commelin, afgeleid van de plaatsnaam Commelle (Sane-et-Loire, Isre, Loire) van Latijnse colomella, verkleinvorm van columna ‘kolom’. Maar vermoedelijk is Commelin hier veeleer vervormd uit Crommelin.

Comminne, Commine, Commien, Commyn, Comyn, Comijn, Comin. 1. Naam uit de plaatsnaam Comines (Nederlands Komen). 2. Verschrijving van Comeyne/Commenne. Zie daar. 3. Zie ook Comyn.

Commissaris, Comissaris: Middelnederlands commissaris ‘gelastigde, ambtenaar, commissaris’.

Commijs: Beroepsnaam Frans commis, Nederlands commies ‘Bode, postmeester’.

Compagnes, Compagner, Compagne, Compaan, Compain, Compin, Compant, Compeyn, Kompan: Bijnaam. Oudfrans compaigne, Frans compagnie ‘gezelschap’. Middenhoogduits kompn, Latijn companio: gezel, kameraad.

Compagnon, Compagnion. Beroepsnaam compagnon; gezel. Vergelijk Gezelle.

Compagni, Compagnie, Compignie, Companie, Companjen, Company. Oudfrans compaigne, Frans compagnie: gezelschap. Bijnaam. Zie ook Campagn(i)e.

Comparin. Frans dialect variant van Compre; vergelijk Compar, Compeyron.

Compas. Waals compas; compagnon.

Compeer, Compre, Comper, Compere, Compper, Compeeren, Compeer, Compeers, Compart: Spelling voor Frans Compre ‘Doopvader, peter’.

Compernol, Compernolle: 1. Middelnederlands kompernoel ‘kampernoelie’. 2. Door invoeging van m en r uit Coppenolle; zie Koppen(h)ol.

Compiegne. Plaatsnaam Compigne (Oise).

Compiet: Wellicht variant van Kompier.

Complmentaire, Complmenple. Wellicht vondelingnaam: gevonden op een van de vijf bijkomende dagen van de republikeinse kalender.

Comte, Conte, Lecompte, Lecomte, Lecontre, Leconte, Lacompte, Lacomte, Lecompt, Laconte, De Compte. Naam uit het Franse comte: graaf. Dit voor een werknemer van de graaf, afstammelingen van de graaf. De graaf kan een edelman zijn, maar evengoed de verantwoordelijke voor een bepaald gebied.

Comt, Compt, Cont, Kont: Plaatsnaam Comt: graafschap, in Atrecht (Pas-de-Calais), Geldenaken, Petrem, Petit-Roeulx (Waals-Brabant), Vellereille-le-Brayeux (Henegouwen), Vielsalm. Vergelijk Van Graefschepe.

Comtesse, Contesse: Frans comtesse: gravin. Bijnaam, vergelijk Comte.

Comyn, Comijn, Comin, Commyn, Commien. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van Jacomijn, knuffelvorm van Jacques. 2. Zie ook Commine.

Con: Vadersnaam. Frans Counet, Con(n)et, verkleinvorm van de voornaam Koen(raad), Frans Conrard.

Contzen, Conzen, Kontzen, Kunze, Koncz, Konz, Kunzi, Kuntze, Kuntz, Cuntz: 1. Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Koenraad, Conrad. 2. Con(t)zen en Kontzen kunnen ook teruggaan op de plaatsnaam Konzen (Duitsland).

Concannon. Picardisch concanon, Latijn concanonicus: medekanunnik.

Condyts, Condys, Condijts: 1. Condit, voltooid deelwoord van Oudfrans condir: kruiden. Beroepsnaam van kruidenhandelaar. 2. Quկn dit, Oudfrans con dist: die men zegt, die men noemt, genoemd, bijgenaamd.

Conem. Waarschijnlijk Waalse spelling voor Conen.

Coniac. Plaatsnaam Cognac (Charente, Hte-Vienne).

Coniglia. Italiaans coniglio; konijn. Bijnaam.

Conil, Conill, Conilh, Ouonils: Oudfrans conil: konijn. Catalaans Conill. Vergelijk Konijn. Bijnaam.

Conijn, Konijn, Cenijn, Knijn, Lapien. Bijnaam, naar het dier naar een eigenschap.

Confurius. Zeldzame Nederlandse en Noord-Duitse familienaam. Wellicht schrijfvariant van de Bourgondische (vluchtelingen) familienaam Confuron waarvan de betekenis onbekend is. Tenzij in volgende ? Mogelijk verlatijnste naam uit confugere (vluchten), confundere (vermengen, verwarren). Of een Latijnse schrijfvariant van het Franse confu(s) (verward, verlegen, onduidelijk, duister, vaag,..).

Conobert. Vadersnaam. Germaanse voornaam kun-berht ‘geslacht-schitterend’. Con(i)bertus.

Conod, Conot, Conotte, Conotte, Connot. Vadersnaam. (moedersnaam -otte). Vleivorm van Germaanse voornaam Koen(raad).

Conscience. Bijnaam uit het Oudfranse conscience: kennis, bedoeling, verlangen.

Consquence. Waarschijnlijk Re-interpretatie (van Conscience?).

Conserire, Conserrire, Conserriere, Consarriere, Coucharire: Waarschijnlijk beroepsnaam cousurire: naaister, kleermaakster. Zie Couturier.

Considrant. Van Frans considrer: in overweging nemen, overwegen. Bijnaam voor iemand die attent, coulant is.

Consigli, Consiglio. Italiaanse beroepsnaam consiglio; raad, raadsman.

Consemulder: Plaatsnaam Knsemller bij Bielefeld (Noordrijn-Westfalen).

Console, Consoli, Consin, Consini, Conso. Italiaans console; consul.

Constant, Constandt, Constans, Constantin, Constatini, Constantinnidis, Constantino, Constandin, Constandindu, Costan, Costantin, Costentin, Coussantien, Konstant, Konstandin, Constantse, Constandse: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Constans ‘Standvastigռspan style='color:black'> en afleiding Constanti(n)us. 2. De vormen op -in kunnen teruggaan op de plaatsnaam Constantin in Kain (Henegouwen).

Constance. Moedersnaam van Latijnse heiligennaam Constancia.

Consten, Konsten, Construm, Constum: Hypercorrect voor Costen; zie Costens? Of door klankverandering uit Contzen?

Contamin, Contamine. Plaatsnaam Contamine(s) (Isre, Hte-Savoie) van Latijn condominium: gemeenschappelijk eigendom.

Contant, Content, Contan, Contin: 1. Vadersnaam. Variant vande voornaam Constant. 2. Variant van familienaam Content. Bijnaam. Frans content ‘Tevreden’.

Contard, Contat, Comptard, Comptaert, Comptaer, Comptdaer: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gund-hard ‘Strijd-sterk’. Guntardus, Cundhar. Ook Italiaanse familienaam Contardo. 2. Afleiding van Oudfrans conter, Latijn computare: tellen, rekenen; ook (zoals esconter): vertellen. Vergelijk De Rekeneire, De Telder.

Conte, le: Franse familienaam Lecomte, Leconte. Frans comte ‘graaf’ vergelijk de Graaf.

Contempr, Contempre. Plaatsnaam Cantimpr (Nord).

Conti, Conte, Contini, Contino. Italiaanse conte; graaf. Vergelijk Leconte.

Contignac. Plaatsnaam Cantillac, Dordogne?

Contois, Comtois, afkomstig van Franche-Comt.

Contor. Oudfrans conto(u)r: graaf, Edelman, van middenlatijn comitor.

Contreau. Variant van Cantreau, Picardisch voor Chantereau.

Contreras (de), Decontrerasse. Familienaam afgeleid van van Contreras een plaats in Burgos (Spanje). Contreras is dan weer afgeleid van ‘mmgevingկ’streek’.

Convent, Convents, Convens, Covent, Covents, Covens, Couvent. 1. Naam uit het Middelnederlandse co(n)vent, Oudfrans convent, Fans couvent: kloostergemeenschap; bijeenkomst. Bijnaam voor iemand die op n of andere manier verband had met een convent of klooster. 2. Mogelijk afgeleid uit Coveliers: zie Cuvelier.

Convers, Converse, Convert, Convi: Middenfrans, Middelnederlands convers: lekenbroeder; converse: lekenzuster. Bijnaam.

Contzen, Conzen, Kontzen, Kunze, Koncz, Konz, Kunzi, Kuntz, Kuntze. 1. Duitse vadersnaam uit de Germaanse voornaam Koenraad (kuni-rad), Conrad.

2. Con(t)zen en Kontzen kunnen uit komen op de plaatsnaam Konzen (Noordrijn-Westfalen).

Cook, Cooke: 1. Engels familienaam Cook, Cooke(s). Beroepsnaam van de kok. Vergelijk (de) Kok. 2 Variant van Koek.

Coolegem. Familienaam uit de plaatsnaam Kolegem, Mariakerke (Oost-Vlaanderen).

Coolkens, Kulkens, Culquin: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Nikolaus.

Coolput, van, Colput, Coolpot, Koolput. Put van de kolenbrander (plaatsnaam die onder andere voorkomt in Tielt (West-Vlaanderen) en Duffel/Weelde (Antwerpen).

Cools, Kools, Cool, Coolsen, Coolsma. 1. Leenwoord uit Engels; tof, kalm. Ambachtsheerlijkheid Cool bij Rotterdam. Zie volgende.

Coolsaet, Coolzaet, Koolzaed, Colsaet, Colzaerts, Kohlsaat. Beroepsnaam voor de teler of verkoper van koolzaad.

Coolsens, Coulsen: Vadersnaam. Vleivorm op -sin van Nicolaus.

Coombs: Uit Coombes, van Descombes. Plaatsnaam Combe ‘klein dal’. Of gewoon de Engels familienaam Coombs, Coombes, Combes, van plaatsnaam Combe, Coombe, Oudengels cumb ‘klein dal’.

Coop, Coops. 1. Bijnaam voor iemand die veel koopt, voor een koopman. 2. Zie Cop.

Cooper, Coopers. 1. Engelse beroepsnaam van de kuiper. 2. Zie Copers.

Coorde, de. 1. Middelnederlands coorde: touw. Beroepsnaam voor de touwslager. Vergelijk Cordier. 2. Zie Decordes.

Coorebyter, de, Coorebijter. Middelnederlands cornbiter: graanopkoper, graanhandelaar. Beroepsnaam.

Cooreman, Cooremans, Coreman, Coremans, Coorman, Corman, Cormann, Cormanne, Cormant, Korenman, Kornmann, Korman, Kormann,

Kooreman, Koremans, Koreman, Korremans, Koriman, Correman, Corremans, Coeremans, Ceurremans, Keuremans, Keuremennen,

Keuremenne, Kurman, Kurmann. 1. Uit het Middelnederlandse cornman: korenkoper, graankoopman. Beroepsnaam. 2. De namen zonder -n en de namen met eur wijzen ook op de betekenis keurmeester. Een aantal van de namen werden wellicht daarvan afgeleid.

Cooremeter, de. Beroepsnaam van de korenmeter.

Cooren, Coorens, Coren, Corens, Correns, Kooren, Koren, Koorn, Korn, Corne, Keuren, Ceuren, Ceurens, Ceuran, Cuerens, Curens. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Cornelius. 2. Of uit het Franse corne: hoorn. Beroepsnaam voor de hoornblazer of bijnaam voor de hoorndrager. 3. Of uit het Middelnederlandse corn(e): coren, graan. Beroepsbijnaam van de graankoopman.

Coorevits, Coorevitz, Correvits, Corevits: Vanwege het ontbreken van oude attestaties vermoedelijk aanpassing van Slavische familienaam Kor(o)vic, Korvits, Horowitz. Boheemse plaatsnaam Horovice, afleiding van Slavisch gora: heuvel.

Coornaert, Coorenaert, Cornaer, Cornaert, Cornardt, Cornard, Corna, Cornart: 1. Frans cornard: qui a des cornes. Bijnaam van de hoorndrager, de bedrogen echtgenoot. 2. Afleiding van coren: koren. Beroepsnaam van de korenkoopman, graanhandelaar. Vergelijk Cooreman. 3. Vooral Oost Vlaamse plaatsnaam Coornaert: korenmarkt. De Gentse Korenmarkt heette oorspronkelijk Koornaard: 1276 in loco qui dicitur Cornard; 1337 an den Coernaert. Coorne, de. Waarschijnlijk Vlaamse aanpassing van Frans Dcerne. Bijnaam voor een hoorndrager? Zie Coorens 2.

Coornhert. Plaatsnaam in Frans-Vlaanderen. Verhaspelde verschrijving van Coornhert, Coornaert.

Coos, Coose, Koos: Bijnaam. Middelnederlands cose: gevlei; of van Middelnederlands cosen: vertrouwelijk praten, liefkozen. Vergelijk Cosemans.

Cop, Copp, Coppe, Coppens, Copp, Cops, Coppius, Kop, Kopp, Koppe, Koppen, Koppes Kops, Koop, Kopinga, Copinga, Koopsma, Koops, Coops, Kopen, Coop, Coops, Kopf, Kopff, Keup, Keups, Kuyps, Kups. 1. Het Middelnederlandse cop(pe) betekent: vaatwerk, schaal, beker, schedel, top, kruin, laatkop. Ook werd het als huis(herberg)naam gebruikt als in Ieper en Kortrijk. Bijnaam, beroepsnaam of huisnaam. Vadersnaam. 2.Vadersnaam, verkorte vorm van Jacob. Coppingsyke in Lincolnshire van de vadersnaam Coping.

Copier, Kompier: Kompier met epenthetische nasaal van Copier ‘kreupelbos’.

Coppejan, Coppejans, Copejan, Copejans, Koppejan, Koppejans, Copyans: Vadersnaam. Dubbele voornaam Coppe ‘Jakobՠen Jan ‘Johannes’.

Copain, Coppein, Coupain, Couppin, Coupin, Cospain, Cospin: 1. Romaanse spelling van Coppin=Jakob. Zie Coppyn. 2. Variant van Compain.

Copay, Copaye, Coupaye: Luiks-Waalse vorm van Oudfrans copel: top, hoogte; vergelijk Coppet 2.

Copeland, Coupland, Copland: Zinwoord: die land koopt. Bijnaam.

Copeleu, Couplent, Coupleux, Coupleur: Zinwoord: co(u)pe leu: snijd de wolf, steek de wolf neer. Bijnaam voor een wolvenjager. Vergelijk Duits Wolfschlger.

Coperbac. Beroepsnaam van de kopersmid, koperslager, Joodse familienaam.

Copermans, Kouperman, Copperman, Coupremanne: Beroepsnaam van de koperslager, kopersmid. Nederduits Koppermann.

Copers, Coopers: 1. Middelnederlandse beroepsnaam coper: koopman. 2. Beroepsnaam van de kopersmid. Nederduits Kopper.

Coperslagers. Beroepsnaam van de koperslager, kopersmid.

Copersmet, Coppesmet: Beroepsnaam van de kopersmid.

Copienne, Coupienne: Vleivorm van de voornaam Jakob.

Copier, Coppy, Coppye, Coppije, Copy, Coppuy, Koppier: plaatsnaam Copier: kreupelbos.

Copine, Copinne, Coppine, Copinne. Vrouwelijke vorm van Copain.

Copineau, Copenaut, Copennaux: vadersnaam. Afleiding van Copin.

Copis, Cupis, Decupis, Kopinga: Vadersnaam Copus, korte vorm van Jacobus.

Coppeaux. 1. Oudfrans copel: hoogte; zie Copaye. 2. Oudfrans cospel, Frans copeau: punt, (schaaf)krul. Beroepsnaam.

Coppel, de. 1. Bijnaam voor een koppelaar. 2. Zie Kopel.

Coppenberghe, van. Plaatsnaam Koppenberg in Etikhove en Melden (Oost-Vlaanderen).

Coppenolle, (van), van Coppenole, van Copenolle, van Copenol, Vannecoppenolle, (van) Coppenholle, Coppenhol, Coppennolle, Copenolle, van Copernolle, van Coppernolle, Vancoppernolle, van Compernolle, (van) Compernol, Compernolle, van Capernolle, Koppenol, Capenol, Capenolle, van Coppenael. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Koppenol: inzinking met bolvormige heuvelrug. Zie ook Koppenaal.

Coppenrath. Wellicht oude vorm van laatsnaam Kuffenrath in Duren, Duitsland.

Copper, Coppers, Koppers, Koppert: 1. Beroepsnaam van de beul, de scherprechter. Afleiding van coppen: onthoofden. 2. Beroepsnaam van de aderlater. Afleiding van Middelnederlands cop: laatkop, laatbus. 3. Variant van Copers.

Coppet, Coppette, de Coppet, Copette, Copet, Copp, Coppe, Cop, Cope, Coppez, Coppey, Coup, Coupet, Coupez, Coupp, Couppe, Coupez: 1. Oudfrans coppeis: met een groot hoofd. Bijnaam. 2. Oudfrans coupet, Waals copte: top.

Coppieters, Coppitters, Coppiters, Coppiers: Vadersnaam. (Ja)cob-Pieter. Maar mischien wel Re-interpretatie van Copier.

Coppola. Italiaans coppola; kap, hoofddeksel. Bijnaam.

Coppyn, Coppin, Copin, de Coppin, Coppijn, Copijn, Kopin, Coppins, Couppin, Coupin, Coppen, Ceppens, Copens, Koppen, Koppens, Koppenen, Koppes, Ceuppens, Ceupens, Cueppens, Keuppen, Keuppens, Cuppen, Cuppens, Coppens, Kuppens, Cuypens, Quppens. De Brabantse vormen zijn: Keppens, Keepen, Keepens, Keppenne, Kepenne, Keppene. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Jacob.

Coppoolse, Copoolse: Vadersnaam. Dubbele voornaam Cop ‘Jakob’ en Poolse ‘Pauwels, Paulus’.

Copus, Copuse. Vadersnaam. Wellicht van Jacopus.

Coquebert. Oudfrans Coquebert: domoor, gek. Bijnaam.

Coquel, Coquelle, Cocquelz, Coqueau, de Cocqueau, de Cocquau, Coquay, Coquelet, Cocquelet, Cocqlet, Coqlet, Coclet, Coclez, Couquelet, Couclet,

Coquelin, Cocle, (de) Cokele, Cokl, Keukelinck, Keukelink, Keukeling. Naam uit het Oudfranse coc: haan. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Coquenet. Afleiding van Coquin of van Coq.

Coquenpot, Cocquempot, Coquempot, Cockenpot, Kockenpoo: Middelnederlands cokenpot: keukenpan, kookpan. Beroepsnaam voor de kok. Vergelijk Middelnederlands cokenvat.

Coquidez, Cockedy, Cokedy. Bijnaam van Oudfrans coquidet; gek, zot.

Coquillart, Coquillart, Coquillat, Coquilhat, Coquiart: Bijnaam. Oudfrans coquillart: gek, dwaas, idioot; bedrogen echtgenoot, (maar ook) minnaar, rokkenjager. Vergelijk Cocquibus.

Corba: Afleiding van Oudfrans corb, van Latijnse corvum, zoals ook Frans corbeau ‘Raaf’. Bijnaam.

Coquin, Quequin, Coquoin: Oudfrans coquin, Middelnederlands cockijn: leegloper, landloper.

Coroy, Corroy. 1. Zie Colruyt. 2. Frans courroie: riem. Beroepsnaam voor de riemmaker, leerbewerker. Vergelijk Corroyeur.

Corael, Coraux, Corral, Carael, Caral, Kraal: Oudfrans chorial, Picardishc coral: (koor)zanger, koorknaap. Waals-Vlaams koraal: misdienaar.

Corbay, Corbaye, Corbey, Corbeij, Coirbay: 1. Plaatsnaam Corbais (Waals-Brabant, Nederlands Korbeek). 2. Luiks-Waalse vorm van Corbeau.

Corbeel, Corbeels, Corbel, Corbelle, Corbiel, Korbiel, Corbaeu, Corbaeux: Oudfrans corbel, Frans corbeau ‘Raaf’. Bijnaam naar het zwarte haar of huisnaam.

Corbi, Corbie. 1. Plaatsnaam Corbie (Somme). 2. Zie Corbier.

Corbier, Corbie, Corbi, Corbire: Plaatsnaam Corbier (Corrze, Hte-Savoie, Seine-et-Marne), Corbire (verspreid): plaats waar raven nestelen.

Corbin, Corbineau. Afleiding van Oudfrans corb; raaf. Bijnaam.

Corbion, Corbillon, Coibion, Coibon, Ouoibion: Plaatsnaam Corbion en in Leignon (Namen); Coibion in Niverle (Namen); Corbillon in Clermont (Luik).

Corda, Korda. Vondelingennaam: Macarius Corda werd op 2 februari 1823 gevonden in Antwerpen.

Cordeel, Cordeels, Cordel, Cordell, Cordeau, Kordel, Quardel: Oudfrans cordel, Middelnederlands cordeel, cardeel: touwtje. Beroepsnaam.

Cordeleeuw. Wellicht gebrekkige weergave van kordeke, Waals Vlaamse uitspr. van de Franse familienaam Cordelet, afleiding van Cordel.

Cordemans, Cuddeman, Cuddemans. 1. Beroepsnaam van de touwslager. 2. Of ook bijnaam Korteman: korte man.

Corbreun. De familienaam Corbr(e)un kwam ca. 1825 in Kontich voor, van familienaam Corberon. Plaatsnaam Corberon (Cte-d’Er).

Corbusier, Corbusiere, Corbusy, Corbugy, Corbisier, Corbisez, Corbise, Corvoisier, Corvisier, Corbesiers, Corbesier, le Corbusier, le Corbesier, le Corbisier: 1. Beroepsnaam Corbisier: schoenmaker, van Oudfrans corvois: Corduaans leer, van Cordova. 2. Eventueel van Oudfrans corbisier: mandenvlechter.

Corcevay, Cucheval: Zinwoord: corche veau: vil het kalf. Beroepsnaam van de runderviller. Vergelijk Poilv.

Cordier (de), Le Cordier, Lucardie, Cordiez, Cordie, Cordy, Cordi, Cordie, Cordis. Beroepsnaam van de touwslager.

Cordijn, Cordyn, Cordeyn, Courdain: 1. Vadernaam. Frans Cordin = Corradin. 2. Door verzachting t/d van Co(u)rtin.

Codoba, Cordova. Spaanse plaatsnaam, Andalusie.

Cordon, Cordons. 1. Oudfrans cordon: koord, touw, lint. Beroepsnaam. 2. Variant van Cardon.

Cordonnier, Cordonni, Cordonier, Cordonny, Cordenier, Cordeny, Cordenij, Le Cordenner: Beroepsnaam. Frans cordonnier, door associatie met cordon, van Oudfrans cordoanier, van cordoan: Corduaans leer. Als naam voor de schoenmaker verdrong dit woord het Oudfranse sueur, van Latijn sutor, de schoennaaier (vergelijk De Zutter).

Corduant, Corduan, Cordevant: Middelnederlands cordu(w)aen, Oudfrans cordoan: Corduaans leer. Beroepsnaam van de bewerker van corduaan. Vergelijk Cordonnier.

Corduwener, Cordewener, Cordewiener, Cordewiner, Cordewin: Beroepsnaam. Middelnederlands corduanier, cordewanner: bewerker van Corduaans leer, maker van geitenleren schoenen, schoenmaker. Vergelijk Cordonnier.

Coreelman. Beroepsnaam van de tegelbakker. Zie Careel.

Corenbergh, van. Plaatsnaam Korenberg in Diegem. Vlaams-Brabant.

Corenland, van. Plaatsnaam Koreland; korenakker, bijvoorbeeld in Hooglede, Steenkerke, West-Vlaanderen.

Corenwinder, Corebunders, Colenbunders, Colebunders, Coolbunders. Beroepsnaam voor de winner, teler van koren, graanboer.

Corewijn, Corewyn, Correwyn, Correwijn, Carrewijn, Carreweyn, Carrewyn, Korwin, : Beroepsnaam van de graanboer, de korenwinner; winner, teler van koren’. Misschien = Carwin, Carvin.

Corff, Corfs, Curfs: Middelnederlands corf: korf, mand. Beroepsnaam van de mandenvlechter of van de korfdrager, sjouwer.

Corhay, Corriat, Coriat, Coria, Corrias, Corrieaux, Corriaux, Correas, Correa, Correia: Plaatsnaam. Afleiding van Waals cre: hazelstruik. Corhumel. Duits Korhummel; fokstier.

Corley. 1. Vadersnaam. Variant van heiligennaam Cornlius. 2. Zie Colruyt.

Cormenier. Plaatsnaam (Deux-Svres).

Cormier. Plaatsnaam Cormier: sorbeboom, peerlijsterbesboom (onder meer Eure, Seine-et-Oise, Seine-et-Marne).

Cormont, Cormon, Cormond. Plaatsnaam Cormont (Pas-de-Calais, Aisne, Loiret) en in Grune, Longlier.

Cornand, Cornant. Beroepsnaam van de hoornblazer, vergelijk Cornet.

Corneau, Cornia, Corniaux: 1. Variant van Cornaud: hoorndrager. Vergelijk Cornard. 2. Vadersnaam van Cornel.

Cornlius, Cornelis, Cornelius, Cornelus, Cornelussen, Cornelisse, Cornelissen, Cornelissenss, Cornelessen, Kornelis, Cornely, Corneli, Cornelisz, Cornelissens, Cornelisses, Cornelissis, Corneleze, Corneels, Corneel, Cornel, Cornelle, Coeurnelle, Curnel, Curnelle, Crnel, Cornelis, Kornelius, Korneliussen, Cornelsen: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Cornelius.

Corneille, Corneillie, Cornellie, Corneli, Cornellie, Cornel, Cornelly, Cornely, Cornelje, Corneilde, Cornaille, Cornille, Cornil, Cornile, Cornillie, Cornet, (de) Cornette, Coronet, Corn, Cornez, Cornee, Lescornez, Lecornez: 1. Oudfrans cornet, Middelnederlands cornet(te): hoorn(tje), hoofdsieraad of kapsel in de vorm van een hoorn, muts met hoorntjes. Bijnaam naar de hoofd- of haartooi. 2. Bijnaam voor de hoorndrager. 3. Een kornet was ook de officier die in de ruiterijcompagnie de standaard droeg.

Cornier, Corniere. Middelnederlands cornier(e): hoek van een gebouw; Oudfrans cornire: hoekhuis.

Cornilleau, Cornliau: Vadersnaam van de heiligennaam Cornlius.

Cornilli, Cornilier, Corniellie, Cornilly, Corniel, Cornilde. Vadersnaam uit de Franse vorm van de Latijnse heiligennaam Cornelius. Corn(e)ilde is de Oost- Vlaamse vorm.

Cornewal Van, Cornuwal, Carnuwal, Carnewael, Carnewal, Carnawal. Naam uit de Keltische plaatsnaam Cornwall (Groot-Brittani). Frans Cornouailles. Zie ook Carnawal.

Cornips. Plaatsnaam Karnap (Duitsland)?

Corniquet. Afleiding van corne; hoorn, vergelijk Cornet.

Cornoedus. Wellicht latinisering van Carnoy, Carnot. Maar vermoedelijk verhaspeling van Carnotensis.

Cornoelje: Frans cornouille, van kornoelje. Bijnaam.

Cornu, Cornut: Middelnederlands cornuut, van Frans cornu, hoorn’. Bijnaam van de hoorndrager, bedrogen echtgenoot; dwaas, sukkel’.

Cornuel, Cornuwel, Cornwell: Frans Cornuel, van Cornu: hoorndrager, bedrogen echtgenoot; Waals-Vlaams kornuweel: mens van gemengd ras, bastaard.

Corombel, Corombelle. Oudfrans colombelle; kleine zuil, kolom.

Coron, Corron, Cauron, Curon: 1. Oudfrans coron: hoek, uiteinde dorp. Verspreide plaatsnaam. 2. Variant van Caron.

Corouge, Courouge, Courange, Courage: Plaatsnaam Carouge, van Latijn quadruvium: viersprong.

Corradin, Corradini. Vadersnaam. Frans, Italiaanse vleivorm van Germaanse voornaam Koenraad.

Corrado, Corradi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Germaanse voornaam Koenraad.

Correa, Correas, Correia. 1. Zie Corhay. 2. Portugese familienaam:

Corput, van de, den, der, Cornput, Kornput, Korput, van de, der. Naam naar een put, korren kan naar het geluid zijn of een soort net dat langs de bodem wordt voortgeduwd of naar een vlechtwerk, plankenwerk.

Corr: Vadersnaam. Door assimilatie uit Conr, Frans vorm van de Germaanse voornaam Ko(e)nraad.

Corroyeur, Conreur, Correur, Courreur, Coureur, Coreur, Cureur. Beroepsnaam uit het Oudfranse conreor, Frans corroyeur: lederbewerker.

Corset, Coursez: Oudfrans corset, afleiding van cor(p)s: lijfje. Bovenkledingstuk. Bijnaam.

Corstius, Corsius, Corsus, Kerstius. Vadersnaam, verlatijnste vorm van Cors(t) = Kerst = Christianus. Zie Christiaan.

Corswarem, (de), Corswaren, Coswarem. Familienaam uit de plaatsnaam Corswarem (Nederlands Korsworm) (oorsprong onbekend) Luxemburg of Luik.

Corsyn, Corsin. Van Middenfrans caorsin, van Middelnederlands ca(h)orsijn: geldschieter, woekeraar, wisselaar, eigenlijk afkomstig uit Cahors (Lot).

Cortail, Cortaille, Corteil, Corteille, Courteille: Verspreide plaatsnaam. Oudfrans cortille, courtil: tuin, omheind terrein.

Cortbeen, Kortebein: Bijnaam voor iemand met korte benen.

Cortebeeck, Cortebeek, Kortbeek. Familienaam uit de plaatsnaam Korbeek (Vlaams-Brabant) of Kortbeek in Aalten (Gelderland).

Corteborst. Waals-Vlaamse familienaam. Volksetymologisch en hypercorrect voor Cortenbosch.

Cortenberg, van Cortenbergh, van, (van) Cortembos, Corteborst: Plaatsnaam Kortenbos in Brustem, Kozen (Limburg), Hekelgem (Vlaams-Brabant), Hillegem, Massemen, Moorsel, Ophasselt en Roborst (Oost-Vlaanderen).

Cortenraede, Cortenraedt, Cortenray, Corteenray, Corteenraij: Plaatsnaam Korte Rade: korte rode (gerooid terrein). Vergelijk Langenrade, Brederode/Breidenrade.

Cortenstraten, van. Verspreide plaatsnaam Kortestraat.

Corteville, Courteville: 1. Middelnederlands cortwile: tijdverdrijf, amusement, plezier. Duitse familienaam Kurzweil. Bijnaam voor een onderhoudend mens. 2. Zie Courteville en Cortewilde.

Corthals, Korthals: Bijnaam voor iemand met een korte hals. Vergelijk Duits Kurzhals.

Corthose. Bijnaam voor de drager van korte kousen, laarzen. Duits Kurzhose.

Cortigny. Plaatsnaam Cartignies (Nord) of Cartigny (Somme)? Waarschijnlijk van Cottigny (r-epenthesis).

Cortis, Cortisse, Cortise: Plaatsnaam Kortijs (Limburg).

Cortvriend, Cortsvriendt, Cortvrient, Cortvrindt, Cortvrint, Corturint, Ceurtvriend. Familienaam, afgeleid van de bijnaam ԣortvriendՠ= iemand met een slecht karakter, waarmee je dus maar voor korte tijd bevriend kunt zijn.

Corveleijn, Corvillain, Corvilain, Corvellain, Corvelain, Corveleyen, Corvelyn, Corvelijn, Corvelijn: Uit de Franse familienaam Corvillain. Bijnaam court villain ‘kleine (korte) boer, dorper’.

Corijn, Coreen, Koorin, Quarin, Krijn, Krijnen, Crijnen, Krijnse, Krijnsen, Kriense, Krijntjes, Crijns, Crijnse, Crinse, Crince: Vadersnaam. Krijn, van Korijn, de volksnaam van de H. Quirinus.

Cosaert, Cousaert, Cousart, Cozar: Afleiding van Middenenderlands cosen: spreken, praten, liefkozen, vleien. Bijnaam voor een vicier.

Cost Budde: Dubbele toenaam. Vadersnaam. Cost, van Constantijn en Budde.

Cosemans, Coosemans, Coosmans, Cozemans, Koosemans, Kosemans, Coesemans, Coesman, Coisman, Coismans, Coysman, Kosman, Cosman, Cosmans, Cosaert, Cousaert, Cousart, Cozar, Coos, Coose, Coos. Bijnaam afgeleid van het Middelnederlandse cosen: praten, liefkozen, vleien.

Cosen, van. Van Cosem. Plaatsnaam Kozen, Limburg.

Cosme, Cosmes, Cosme, Cosm, Cme, Cmes, Comes, Come, Coms: Vadernaam Corne. Franse vorm van Griekse heiligennaam Cosmas.

Cosijn, Coesijns, Koesen: Frans cousin, Zuid Nederlands kozijn, dialectisch kozen ‘Neef’.

Cosnefroy. Vadersnaam. Hypercorrect voor Confroy, Romaanse vorm van Germaanse voornaam kn-frd ‘koen-vrede’. Gonfredus.

Cossart, Cossard, Cossaer, Cossaert, Coussart, Coussaert. Vadersnaam: Pikardische (Franse streek) variant van Gossaert, afgeleid van Goos, Goswijn.

Cosse. Misschien Waals cosse: gezel, makker, kameraad. Of Oudfrans cosse: peul, dop; zie Cosset.

Cosseaux, Cossiaux, Cossay, Decossaux, Decosseau, Decosseaux: Picardisch cossiau: peul, dop (van peulvruchten).

Cosset, Coss, Cossee, Cosse, Cossez, Cossey, Coussee, Couss, Coussee. 1. Naam uit het Oudfranse cosse: peul, dop (van erwt). Bijnaam voor een erwtendopper. 2. Cosset, van Cochet, tenzij Cochet hypercorrect is. 3. Vadersnaam Cosset = Gosset; vergelijk Cossart.

Cosson, Cossonnet, Cossonneau: 1. Waarschijnlijk van Frans cochon(net): varken(tje). 2. Eventueel van Oudfrans cocon, cosson, van Latijn cocionem: makelaar, koopman, opkoper, voortverkoper.

Costa, Da Costa, Kosta, De Costa. Italiaans, Spaans en Portugese naam uit Costa: helling, bergflank, kust, oever.

Costard. Afleiding van Oudfrans coste: oever. Vergelijk Delacoste.

Costes, Costens, Custyns: 1. Zie Christyn. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Augustijn. 3. vadersnaam. Vleivorm van Latijnse heiligennaam Constaninus.

Costenoble (van), (van) Costenobel, Coustenoble, Coustenobbe, Constenoble, Croustenoble. Naam uit de oud Vlaamse vorm van Constantinopel: afkomstig van, meegedaan aan een kruistocht.

Costerman, Costermans, Kosterman, Kostermans, Kostermann, Kuestermann, Kustermann, Keustermans, Kustermans, Ceustermans, Custermans, Kuystermans, Kuijstermans, Ceurstemont: Beroepsnaam. Afleiding van (de) Coster, de Kuster.

Costiaux, Cottiaux, Coteau, Cotteau, Cotteaux: 1. Plaatsnaam, Picardisch costel: kust, oever, helling. Vergelijk Delacoste. 2. Oudfrans costel, coltel, Frans couteau: mes. Zie Couteau. 3. Costiaux kan hypercorrect zijn voor Cottiaux (zie Cottel).

Costier, Costy, Costi, Corstier: 1. Oudfrans costier: verwant in een zijlinie. 2. Waals costier, costy: kleermaker.

Cot, de, de Codt, de Cotte: Middelnederlands cote, Oudfrans cot(t)e, Engels coat: mantel. Franse familienaam Cotte, Lacotte. Bijnaam voor de drager er van of beroepsnaam.

Cotard, Cotar, Cotart, Cottart, Cotta. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Jacotard of Nicotard. 2. Uit Costard.

Cote, Cte: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Romaanse vleivormen Francote of Pirecote enz. Plaatsnaam Cte; zie Delacoste.

Van de Cotte. Familienaam uit het Middelnederlandse cot: hok, hutje, arme woning. Uit de woonplaats.

Coter, de, Keuter, Keuters, Keuther, Keutter: Middelnederlands coter, keuter: bewoner van kleine boerderij, keuterboer.

Cotil, Cottils, Cotils, Cottille, Cotille, Cotyle, Coutil: 1. Plaatsnaam Cortil (Waals-Brabant, Namen), Cortils in Mortier (Luik) van Latijn curtile, van curtis: hoeve, hof. Vergelijk Cortaille, Decourtil. 2. De naam Cotyle werd in de 20ste eeuw door een familie gekozen ter vervanging van Cocu.

Cotte, van de. Plaatsnaam. Middelnederlands. cot: hok, hutje, arme woning.

Cottel, Cotelle, Cottele, Cotteaux, Cotteau, Cottiaux, Coteau: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jacot of Nicot. 2. Afleiding van Oudfrans cote (Germaans kotta, Engels coat): overkleed. Oudfrans cotel: malinkolder; of ctel: dames- of herenkleed, korte mantel. 3. Zie Costiaux.

Cottem, (van), van Cotthem, van Cothem, van Cottom, van Cauthem, van Cautem. 1. Familienaam uit de plaatsnaam (Kottem), Cotthem in Oombergen, Erpe en Zonnegem (Oost-Vlaanderen). 2. Of uit gelijknamige plaatsnaam in Oudenburg (West-Vlaanderen).

Cottet, Cotte. Vadersnaam. Korte vorm van Jacotet, van voornaam Jacques.

Cottiels, Cotteel, Cotteels: 1. Var. van Cottel 2. Waarschijnlijk variant van Cottils.

Coton, Cotton, Cottong, Couton: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Jacoton of Nicoton. 2. Frans coton, Middelnederlands cot(t)oen: katoen. Beroepsnaam voor de wever of verkoper van katoen. Vergelijk Coutenier.

Cotrez, Coutrez: Franse familienaam Cottret, van coteret, Oudfrans costerez: takkenbos. Beroepsnaam van houthakker.

Cotroux. Plaatsnaam in Sovet, Namen.

Cottijn, Cottyn, Cottin, Cotin, Couttin, Coutin, Cotten, Cottens, Cotens. Vadersnaam, verkorte vorm van Nicotin of Jacotin. Dit zijn knuffelvormen van Nicolas of Jacques.

Cottry, Cottrij: 1. Deze hoofdzakelijk Waals-Vlaamse familienaam = Catry. 2. Misschien variant van Franse familienaam Couterie, van Cousterie: kosterij, kosterswoning, kostersgoed. Vergelijk plaatsnaam Costerie;

Coubronne. Frequente plaatsnaam in Nord en Pas-de-Calais: koude bron. Vergelijk Duits Kaltenborn.

Coudeville: Plaatsnaam Coddeville (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).

Couchet. Oudfrans couche; draagbaar, draagbed.

Couchie, Couchy. Plaatsnaam Coucy (Aisne, Ard.). 2. Zie Cauchie(s).

Coudekerque, Couckercke, Couquerque: Koudekerke (Frans-Vlaanderen), uitspraak koekerke.

Coudrier. Plaatsnaam. Frans coudrier; hazelaar.

Coudroy, Coudray, Coudr, Coudre, Couder, Coudre, Coudre, Couldrey, Caudroit: Franse plaatsnaam Coudraie: plaats waar hazelstruiken staan. Ook Ducoudray, Ducoudr.

Couet, Couez, Cou, Cot, Couwet, Couwez, Kowet, Cow, Cowez, Kouw, Cauwet, Cauuet, Cauet, Cawet, Cawez, Caut, Keuwet, Keuwez, Cu, Quewet, Quewez, Quwet. Naam uit het Oudfranse cou, dit uit het Latijn caudatus: met een staart. En uit het Luiks-Waalse cowt: duivel, nietsnut. Bijnaam of huisnaam.

Couillard. 1. Afleiding van Oudfrans coille: teelbal. Scheldwoord als bijnaam. Vergelijk Nederlands kloot. Vergelijk Couilleit. 2. Re-interpretatie van Collard.

Couilleit, Couillet, Coullez. Afleiding van Oudfrans coille; teelbal. Scheldwoord als bijnaam.

Coullet: Vadersnaam. Variant van Frans Colet, verkleinvorm van de voornaam Nicolas.

Coulaie, Coulle, Coule, Coule: Luiks-Waals coulye, Frans cule: het achterste (cul), het meest afgelegen deel van een dorp, afgelegen gehucht, gat. Verspreide plaatsnaam, Luik.

Coulange. Plaatsnaam Coulange(s), Allier, Loir-et-Cher, Nievre, Yonne.

Coulbaut, Coulbeau, Coulbeaux. Hypercorrect voor Coubeau.

Coulon: Variant van Colon. 1. Oudfrans colon, colomb ‘Duif’. Bijnaam voor een duivenkweker. 2. Oudfrans colon, Latijnse colonus ‘Boer, landbouwer’. 3.V leivorm van de voornaam Nicolas.

Coulonval, Coulonveaux, Coulonvaux, Collonval, Colonval: Plaatsnaam Coulonval in Villers-le-Gambon (Namen).

Coumont. Plaatsnaam in Nassogne en Mohiville (Namen).

Coumou: Wellicht de Zuidoost-Franse familienaam Coumoul, van Occitaans comol ‘Volle maat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter.

Couneson, Counson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eon van voornaam Koen.

Couniot, Counot. Vadersnaam. Afleiding van voornaam Koen.

Counachamps. Plaatsnaam in Louveign en Rouvreux (Luxemburg)

Counet, Connet, Conet, Kon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam voornaam Koen.

Counhaye, Connehaye: Plaatsnaam in Hendrikkapelle en Clermont (Luxemburg).

Counotte. Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Koen.

Coupigny, Coupiny, Decoupigny: Plaatsnaam Coupigny (Aisne, Marne, Pas-de-Calais).

Coupillie, Coupille, Coppillie, Copily: Oudfrans coupille: kleine tak. Bijnaam. Vergelijk Tack en Franse familienaam Coupillaud. Of een een verschrijving voor Coupigny.

Couplet, Couplez. Afleiding van Oudfrans copel: top, hoogte; Middenfrans coplet: top. Vergelijk Copay(e).

Couprie: Plaatsnaam Couperie (Gironde, Maine).

Courant, Curant, Kurandt, Kurant, Kurent: Oudfrans corant: vlug, levendig. Bijnaam.

Courault, Coureaux, Couraux, Courraud: 1. Plaatsnaam Coureau. Vergelijk Frans Ducoureau. 2. Oudfrans coral: lopend, vlug. Bijnaam.

Courbain, Courbin. Bijnaam naar de kromme, gebogen rug.

Courbe. 1. Bijnaam voor iemand met kromme rug. 2. Plaatsnaam: kromming, bocht (Aisne, Orne..).

Courbet, Courbez, Corbet, Corbett, Corb, Corbe, Corbey, Corbeij, Corbex, Korbee: Bijnaam voor iemand met gebogen houding, een kromme.

Courbois. Plaatsnaam in Cond (Nord).

Courbon, Courbot. Bijnaam naar de gebogen houding, zoals Courbet.

Courden, Courdent, Courdain, Cordang, Cordens: Bijnaam Courte dent: korte tand.

Coureur, Courreur, Cureur. 1. Beroepsnaam van de loper, de bode, de koerier. 2. Zie ook Corroyeur.

Courjaret. Frans jarret, van Oudfrans. gare: been, dij. Vergelijk Courtecuisse, Cortbeen.

Courmont. Plaatsnaam, (Aisne, Hte-Sane).

Couronn, Cournet, Couronne, Corroene, Coroenne: 1. Oudfrans coron: met tonsuur, kruinschering. Bijnaam voor een geestelijke. 2. Couronne is een verspreide huisnaam: De Kroon.

Courouble, Courouppe, Couroupe, Caroubel, Carobel, Corruble, Kordupel, Croubels, de Croebele, de Croubele, Kroebel: Plaatsnaam Quarouble (Nord), uitspraak couroupe.

Courrges. Zuidfrans van Latijn corrigia, van Frans courroie: lint, band. Beroepsnaam.

Courrier, Courrire, Courier, Corriere, Corrier, Corriez, Corier, Corry, Courroyer, Couroyer, Corroyer, Corroyez, Curier: Beroepsnaam van de koerier, de bode.

Courroux. Variant van Coureur; loper, bode.

Coursier, Courcy: Beroepsnaam van de loper, bode. Vergelijk Courrier.

Court, de la: Frans equivalent van van den Hove. Oudfrans cort, curt, van Latijnse curtis, cortis ’Hof, hoeve’.

Courtant. Cotant met epenthetische r? Of= Courdent?

Courte. 1. Vrouwelijk van court: kort. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Courte: hoeve.

Courouble, Couroupple, Courouple, Caroubel, Carobel, Corruble, Kordupel, Croubels, de Croebele, de Croubele, Kroebel. Familienaam uit de plaatsnaam Quarouble (uitspraak couroupe - in Nord).

Courteau, Courteaux, Courtaut, Courtiaux, Courtial, Courtay, Courtel, Corteel. Naam uit het Franse court: kort. Bijnaam voor een klein persoon.

Courtecuisse, Courtequisse, Cortequisse: Bijnaam Courte cuisse: korte dij. Bijnaam voor iemand met korte bovenbenen. Oudfrans cul: (ook) benen.

Courtejoie, Courte joie: kortstondige vreugde. Kan een bijnaam zijn, misschien naar een huisnaam. Maar het oudste voorbeeld bevat geen t, zodat de familienaam weleens op een Re-interpretatie kan berusten. Misschien Oudfrans coroie, Frans courroie: riem, band.

Courtenay. Plaatsnaam (Loiret).

Courteville, Corteville: 1. Plaatsnaam Courteville in Tubersent en Ferques (Pas-de-Calais). 2. Zie Corteville.

Courthoux, Courtheoux, Courthoux, Courtehoux: Plaatsnaam Courtioux (Hte-Vienne, Rhône) van courtil: afsluiting, hoeve.

Courtier, Cortier, Corti, Corthier, Courty, Corty, Lecourtier: Oudfrans corder, Frans courtier: makelaar. Beroepsnaam.

Courtin, Courtaein, Courtheyn, Courteyn, Courtyn, Courtijn, Cortin, Corteyn, Curtin, Carteyn: Bijnaam. Afleiding van Frans court ‘kort’voor iemand die niet groot is.

Courtois, Courtoit, Courtoy, Cortois, Cortoys, Cortoos, Cartois, Cartoos, Lecourtois. Bijnaam uit het Franse courtois: hoffelijk, fijn, beschaafd. Het hondje in de Reinaert heette Cortoys.

Cousement, Coussement, Coussemant, Cossement, Couchement, Couchman: Beroepsnaam voor een schoenmaker. Oudfrans chakement, Picardisch cauchement: schoeisel.

Cousebant. Bijnaam naar de kousenband.

Couson, Cousson: Plaatsnaam Couson (Aisne, Montfaucon), Couzon (Allier, Loire, Rhône, Hte-Marne).

Cousot. Vleivorm van Cousin?

Cousse, Kouws, Cauche, Chauche, Chausse, Causse, Caus, Kaus, Kauss, Kausse, Kaussen, Kousen. Familienaam uit het Middelnederlandse cous, cause, van Middenlatijn calcia, Picardisch cauce, Oudfrans chauce: beenbedekking of broek, kousen, schoenen. Beroepsnaam. Van de kousenmaker.

Coussemaker (de), (de) Coussemaecker, Couesemaeker, Cousemaeker, de Coussemaeker, de Coussemaker, de Kousemaeker, Kousemaker, Coussmaker, Coussemacker, Coussemaque, de Cosemaeker, de Cosemaker, de Coessemacker, Coessemaecker, de Causemaecker, de Causemaker, de Causemmaeckre, de Causemaecker, de Causmaecker, de Causmaeker, de Cauwsemaecker, de Cauwsemacker, Couwsemaeker.

Beroepsnaam van van de kousenmaker. De kous was een leren of zijden/stoffen beenbedekking.

Cousser, de. Beroepsnaam van de kousenmaker.

Cousine, de la: Occitaanse variant van de la Cuisine. Beroepsnaam van de keukenmeester. Vergelijk van der Keuken.

Coussement, Cousement, Coussemant, Cossement, Couchement, Couchman. Beroepsnaam van de schoenmaker uit het Oudfranse chalcement: schoeisel.

Coustry, Coustris. Beroepsnaam. Waals coustry, van coust(u)rier: naaier, naaister, kleermaker. Zie Couturier.

Cotant, Cotand, Courtant: Vadersnaam. Romaanse vorm van Latijnse heiligennaam Constans.

Coutard, Coutart, Coutaert, Cautaert, Coutaers, Coutaerts, Cotard, Cotar, Cotart, Cottart. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornamen Jacotard of Nicotard. 2. Mogelijk een beroepsnaam afgeleid van het Oudfranse ԣotteՠ= wapenrok/ herenrok: soldaat of kleermaker(handelaar).

Couteele, Couteel, Couteelle, Coutteel, Koutiel, Coutteau, Couteau, Couteaux, Coulteaux, Couttouw, Cultiaux: Oudfrans coutel, Frans couteau, van Middelnederlands couteel: mes. Beroepsnaam van de messenmaker. Vergelijk Coutelier, de Mesmaker.

Coutelier, Coutellier, Couttelier, Cotteleer: Beroepsnaam van de messenmaker. Vergelijk De Mesmaker.

Coutenier: Beroepsnaam. Oudfrans couttenier, cotonier ‘katoenhandelaarՠof ‘kantoeneerder, die met katoen vult of voert, die watteert’.

Coutereel, Coutereels, Couttreel, Coutreel, Coutureels, Coutiau, Cotau, Coutaux, Coutarel, Cautreels, Cauttreel, Cautreels, Cautreel, Cotereels, Cottereel, Cotereel, Cottriel, Coterelle, Corelle, Cottereaux, Cottereau, Cotrau, Cottriau, Coturiau. Naam uit het Oudfranse coterel: wapenrok, huurling die een wapenrok draagt, bandiet, rover. Beroepsnaam of bijnaam.

Couterman, Coutermans, Cauterman, Cautermans, Coetermans, Cotermans, Kautermans: Afleiding van Van de Cauter.

Coutier, Coutiez, Couti, Courtier, Couthier, Couty, Cuttier: Afleiding van Oudfrans cote: matras, gestikte deken, bedsprei. Beroepsnaam van de matrassenmaker, dekenstikker, Middelnederlands culctsticker.

Coutisse. 1. Plaatsnaam, Namen. 2. Plaatsnaam Coutiches (Nord).

Couttenier, (de) Cottenier, Cottenj, Cottenje, Cottenji, Cottenie, Cottenies, Cottenye, Cotteny, Coteny, Coutteeye, Couttenye. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse couttenier, cotonier: katoenhandelaar of katoeneerder (watteerder). 2. Zie ook Decottignie(s).

Couture, Coutuer, Couteur, Coutteure, Coteur, Cotur, Coture: 1. Plaatsnaam Couture, van Latijn cultura: akkergrond, landbouwgrond. La Couture (Pas-de-Calais). Vergelijk Van de Cauter. 2. Beroepsnaam van de kleermaker. Zie Couturier.

Couturier, Lecouturier, Cousturier, Cousserier, Couserier, Aucouturier: Beroepsnaam van de kleermaker.

Couvelaere, de, Couvelard, Couvelaire, Cuvelard: Middelnederlands covelaer: maker of drager van een kap, mantelkap (covel); ook geestelijke broeder, monnik.

Couv, Couvee, Cov, Kevee: Spelling voor Frans Couvet, voltooid deelwoord van Oudfrans cover ‘koesteren, vertroetelen, verwennen’. Bijnaam.

Couvelance, Couvelence. Plaatsnaam Koblenz. Contaminatie van Frans Coblence en oude Nederlandse vorm Covlents.

Couvert. Voltooid deelwoord van Frans couvrir: bedekken, verbergen, veinzen. Vandaar Waals covirt: geveinsd, achterbaks.

Couvet, Couvez, Couvee, Covet, Lecouvet, Lecovez, Lecover: Voltooid deelwoord van Oudfrans cover: koesteren, vertroetelen, verwennen. Bijnaam.

Couvreur, Couvruer, Couvreux, Coufreur, Couuvreur, Covereur, Dcouvreur. Couvreur is een Franse beroepsnaam couvreur: (lei)dekker.

Couwenburgh, van. Plaatsnaam Koudenburg: koude burg, burcht. 1. Coudenborch, Cauwerburg in Temse (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam op Schouwen (Zeeland). 3. Plaatsnaam in West-Vlaanderen, onder meer Esen en Werken. Zie ook Van Caldenborch.

Coux, du: Frequente Franse plaatsnaam Coux, van Latijnse cotes ‘untige rots, klip’.

Couyon, Coyon: verschrijvingen voor Couillon, Oudfrans coillon, van coille: teelbal. Scheldwoord als bijnaam. Vergelijk Couillard.

Coward, Coaert, Coart, Couard: Oudfrans couart, coart, Engels coward, van Latijn cauda: staart. Bijnaam voor een bangerd, lafaard.

Coyet, Coyez, Coyette. Vaders-, moedersnaam.

Cryns, Creyns, Creijns, Crijns, Crine, Crins, Creyne, Crynen, Crijnen, Kryn, Krynen, Krijnen, Krijn, Krijn, Krijns, Kriens, Krins, Kreynen, Creyne, Kreins, Krein, Kreings, Kringhs, Krings: Vadersnaam. Heiligennaam Quirinus. Korijn is de Waals Vlaamse volksnaam van de heilige. Sint-Korijn of Sint-Corinus wordt vereerd in Hooglede en Kortrijk. De vorm Krings is te vergelijken met Frings. Zie ook Quirin.

Crabbe, Crabb, Crab, Krab, Crabs, Crabts, Craps, Krabbe, Krabben. Bijnaam naar het dier ‘krabՠ= wellicht iemand met een rare manier van lopen.

Er is natuurlijk ook de mogelijkheid van een beroepsnaam: verkoper of visser van schaaldieren.

Crabeel, Crabeels, Crabau. Bijnaam uit het oude woord crabeel: tegenslag. Voor een pechvogel.

Crabus. Wellicht Bijnaam: ruig, ruw.

Craco, Cracco. Plaatsnaam Cracco in Bellinzona (Tessin, Tjechie). Jacobus del Cracho, Bellinzona. Jacob Cracc(h)o, Bellinzona, vestigt zich 1767 in Roeselare.

Cracau: 1. Plaatsnaam Krakau in Galici, Pools Krakowaalse. Ook plaatsnaam Cracau, Krakau, Krackow (Mecklenburg-Vorpommern, Pommeren). 2. Ook andere naam voor Kalkar (Noordrijn-Westfalen).

Craegs, Craeghs, Craeght, Craggs. Het Middelnederlandse craech betekent: hals, keel, strot. Ook ringkraag of halskraag. Een familienaam die wellicht afgeleid is van een bijnaam verwijzend naar een opvallende hals of naar het dragen van een opvallend kledingstuk. Bijnaam.

Craen, van (de). Familienaam uit de plaatsnaam Kraan (Nederlands-Limburg), De Kraan (Noord-Brabant) en wellicht nog op andere plaatsen.

Craenhals. Bijnaam voor iemand met een lange hals, naar de kraanvogel. Vergelijk Waals Vlaams kraanhalzen: trots het hoofd oprichten. Duits Kranhals.

Craesbeek, van, Craesbeekc, Craesbeck. Plaatsnaam Kraasbeek in Tielt (Vlaams-Brabant).

Craet, de, Kraat, Crate: Middelnederlands craet: het kraaien van de haan. Bijnaam. Vergelijk Kraai.

Craeyelmans. Afleiding van plaatsnaam Kraaiel in Wommelgem (Antwerpen)? Zie ook Kreyelmans.

Crayeveldt, van Craeyevelt, van, Craeyeveld, (van) Craeyveld, Crayeveldt, Craeyvelt, van Crayveld, Kraayeveld: Plaatsnaam Kraaiveld, bijvoorbeeld in Lauwe, Passendale, Waregem, Wingene.

Craeymeersch, van, Crayemeersch: Plaatsnaam Kraaimeers, als in Emelgem, Merkem, Zedelgem (West-Vlaanderen), Maldegem (Oost-Vlaanderen).

(van) Craeynest, Craeijnest, van: Verspreide plaatsnaam Craenest/Kraai(en)nest.

Crahay, Crahaij, Crahai, Crahait, Crehay, Krahay, Krah: Plaatsnaam in Grupont: afgebrande grond, gerooid bos.

Crainich. Duitse bijnaam Kranich; kraanvogel.

Crakaert. 1. Afleiding van Middelnederlands craken: kraken, krakend geluid maken, lawaai maken, babbelen. Vergelijk De Craeker. 2. Zie Crokaert(s).

Cram, Crame, Cramm, Cramme: Middelnederlands cram(me), crame: kram, haak. Beroepsnaam voor iemand die krammen maakt of slaat.

Crama, Cramailh. Waals crama; Oudfrans cramail: heugel, haal, hangijzer. Beroepsnaam van de smid.

Cramazou, Cramazone. Italiaanse familienaam?

Crampon, Crampont. Plaatsnaam Crampon, Nord.

Crne, (de), Crane (de), Craane, Cran, de Craen, Craene, de Craan, Craens, Kraan, Krahn, Kraenen, Craen, Craenen, Krane, Kranen, Krannen, Schraen, Schaenen, Lecrane. 1. Bijnaam naar de kraanvogel voor iemand met lange benen of lange hals. 2. Variant van Van Craen, zie bij Craen.

Cranem, van, van Craenem, van Craenen, van Crannem, van Cranen, van Craynhem, van Crnom, Crnon, van Crenom, Crenon: Plaatsnaam Kraainem (Vlaams-Brabant) of Kranem in Vissenaken (Vlaams-Brabant).

Cranenbroeck, van, Cranenbroek, van, van Craenenbroeck, Craenenbroek, Craenenbrouck, van Craenbroeck, van Kraenenbroeck, Cranembrouck, Craenembroeck, Cranenbrouck: Plaatsnaam Kranenbroek ‘moeras waar kraanvogels verblijven’. Plaatsnaam bij Mierlo, Steenberg en (Noord-Brabant), in Attenrode, Lembeek (Vlaams-Brabant), Ninove (Oost-Vlaanderen).

Craninx, Craninckx, Craeninckx, Kraninckx: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hraban-naam, vergelijk Hrabanolt/Kranhold.

Cransberg: Duitse plaatsnaam Kransberg (Hessen) of Kranzberg (Beieren).

Cranshof, Cranshoff. Duitse plaatsnaam en familienaam Kranzhoff.

Crappe, Crapet, Crappez, Crapez, Crap, Crapp, Krapez, Craps: 1. Middelnederlands crappe, crapmede: meekrap, kleurstof voor weefsels. Beroepsnaam van de lakenverver of bereider van meekrap. 2. Frans crape: puist, schub; crapet. Bijnaam naar de schubbige huid.

Craquelin. Frans craquelin van Nederlands krakeling: knappend gebak, koek. Beroepsnaam.

Cras, Kras: Bijnaam. Oudfrans cras: vet, dik.

Crasborn, Cratsborn, Cratzborn: Plaatsnaam in Weerst (Luik).

Cranzbhler: Afleiding van de Duits Plaatsnaam Kranzbhel. Bh(e)l ‘Heuvel’.

Crassaert, Crassaerts, Crassart, Crasaert, Craessaert, Craessaerts, Crassa, Crassart, Crytsaerts. Familienaam afgeleid van het Oudfranse cras (gras): vet, dik. Wellicht een bijnaam. Of een aanpassing zijn van een Britse familienaam.

Crasset, Cresset, Gress, Krass: 1. Afleiding van Oudfrans cras, Frans gras: vet. Bijnaam voor een zwaarlijvige. 2. Oudfrans crasset: kaars, olielamp; craisset: lamp, toorts. Beroepsnaam.

Crassier, Gressier, de Crassier: Middelnederlands crassier, Frans graissier: vettewarier, handelaar in vetwaren.

Crassin, Crasson: Afleiding van Oudfrans cras: vet, dik. Vergelijk Grasset.

Crauwels, Crauwers, Crouwels, Krouwel, Kraul, Krauweel, Kreuwels, Kreuls, Creuwels, Creuels, Kruyels, Kruijels, Cruywels, Cruwels, Krhle, Kroell, Krell. Met Middelnederlands ԣrauwelՠen het Middelhoogduits ‘kruwelՠbetekenen: drietand, kromme gaffel, vleeshaak. De familienaam is wellicht een beroepsnaam (boer of beenhouwer) of mogelijk een huisnaam (de naam van een huis/herberg werd dikwijls overgenomen door de bewoners als familienaam).

Cravat, Cravatte, Cravate, Chravatte, Crawat: Volksnaam. Frans Cravatte: Kroaat.

Cravillion, Cravillon, Cramillion, Cramilion: Afleiding van Frans crawille: haak.

Crawford. Plaatsnaam, Lanarkshire.

Craybeek, van, van Craybeck, van Craybek, van Crayebeck, (van) Craybex, Craeybeeckx, Craeybeckx, Crayebeckx, Craybeekx, Craybeek, Craybeckx, Craybeck, van Crabeekx, Crabeek, Crabeeck, Crabeck, Crabecq, Crabbeck, Crebeek, Crebeck, Crebec, Crebeyckx, Crebeyck, Crebeek: Plaatsnaam Kruibeke (Oost-Vlaanderen). Maar de familienaam is vooral Limburgs en zou dus wel op een Limburgse plaatsnaam terug kunnen gaan. 2. Beeknaam Kraaibeek in Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen.

Crayelynghe, van. Misschien plaatsnaam Kralingen, Zuid-Holland.

Crayer, de, Creyers: Bijnaam voor een kraaier, schreeuwer, roeper, omroeper.

Cr, Cre, Crede, Creed, Crez, Decr, Decre, De Cree, De Cre. Bijnaam of beroepsbijnaam (voor koster of voorbidder) voor wie het credo (die 12 artikelen opzegt.

Crebouw. Aanpassing waarschijnlijk van Crabau.

Creel, Crel Crelle, Crehel. 1. Naam uit het Franse en Duitse grille: krekel. Bijnaam. 2. Variant van de voornaam Kerniel, Corneel. 3. Zie ook Kraai.

Crem, (de), Crème, Creme, de Crem, Decraim, de Krem, Decrme, Decrm, Decrem, Decreme, De Creem, (de) Criem, Decrenne. Via Walloniëontstane varianten van (de) Cremer. Zie verder bij Kramer De.

Cremens, Crement, Cremmens: Misschien variant (l/r-wisseling) van voornaam Clemens, Clment.

Cremery, Cremerye, Cremmery, Cremmerye, Cremerije, Cremmelie, Cremelie, Cremelie: Plaatsnaam Crmery (Somme).

Creminger. Duitse familienaam Greminger?

Crener. Waarschijnlijk variant van Cremer.

Crpez, Creppe, Creppez. Bijnaam. Oudfrans crespet, afleiding van crespe: met kroeshaar. Vergelijk Crispel.

Crpieux, Crepieux: Plaatsnaam (Ain, Rhône).

Creplet, Crplet: Afleidng van Oudfrans crespe: gekroesd. Bijnaam voor een kroeskop. Vergelijk Crispel.

Crpy. Plaatsnaam Crpy (Pas-de-Calais, Aisne, Oise).

Crequy, Crequit, Crequie, Criqui, Kreki, Kerrikie: Plaatsnaam Crquy (Pas-de-Calais).

Cresen, Cresens, Crsens, Cresis, Cres, Crcs: Variant van Gresens.

Crespeigne. Oudfrans crespigne: zondag voor de vasten, waarop pannenkoeken (crpes) gegeten worden.

Cressely. Plaatsnaam, Seine-et-Oise.

Cressin, Quersin: Afleiding van Oudfrans cras, crais: dik, vet. Vergelijk Grasset, Gresset. Vergelijk Cresson/Querson voor de klankverandering in Quersin.

Cresson, Querson: Oudfrans cresson, Oudpicardisch kerson: waterkers, tuinkers. Beroepsnaam van de teler ervan.

Cressonnier, Croissonnier, Croisonnier, Croisonier: Beroepsnaam voor de teler of verkoper van waterkers (zie Cresson, Lacressonnire).

Cretel: Vadersnaam. Romaans Cretel, van Crestel, Cristel, vleivorm van de heiligennaam Christianus.

Creten, Cretens, Crtens, Crten, Creeten, Creytens. Bijnaam uit het Oost Middelnederlandse creten, creiten: plagen, kwellen. Vergelijk Nederduits Kre(e)ter, Kreiter: ruziemaker, twistzoeker.

Creteur, Crteur, Crteur, Crteur, Cretteur, Creteux: Afleiding van Oudfrans crester: het hoofd (de hanenkam) verheffen, trots zijn, hoogmoedig zijn. Bijnaam.

Crtin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Christianus.

Creton, Decreton: Oudfrans creton: stukje vet, stukje gebakken spek, uitgebakken vet. Bijnaam. Vergelijk Speck.

Creuz, Creutz. Duitse familienaam Kreutz, Kreuz. Huisnaam of plaatsnaam.

Creveau, Creveaux, Crviaux, Crviau, Cravau, Crebaels, Crebals. Variant van de Franse familienaam Crevel uit het Latijnse cribellum, het Franse crible: kleine zeef. Beroepsbijnaam van de zevenmaker.

Cretsaert, Creytsaert, Creytsaerts. Naam uit het Oudfranse crisser/grincer. Bijnaam voor een knorrig iemand.

Crvecoeur, Crevecoeur, Crvecoeur, Crvecoeur, Crefcoeur, Crfcoeur: Verspreide plaatsnaam. Naam van kastelen en burchten: die het hart doet barsten, breken.

Crevel, Crevels. Middelnederlands crevele; jeuk, kriebeling. Bijnaam.

Creytsaerts. Crijtsaert, van Oudfrans crisser: grincer. Bijnaam voor een knorrig mens. Vergelijk Grignard.

Criar. Waarschijnlijk verschrijving voor Gruillard.

Crickemans. 1. Afleiding van Cricke. Zie Kruck. 2. Zie Kriekemans.

Cri, Criez. Afleiding van Oudfrans cri: faam, blaam, aankondiging. Bijnaam van de omroeper?

Crickx: 1.West-Vlaamse, midden Vlaams cricke, ontronde vorm van Middelnederlands Crucke (zie Crucke). 2. Variant van Crieckx; zie Kriek.

Criel, Krill, Kril, Krielen: 1. Frans en Duits Grille: krekel. Vergelijk Grillard/Krielaart. 2. Vadersnaam. Samengetrokken vorm van Kerniel, Corniel, van Cornelius. Vergelijk Kreel, Krelis.

Crikeler, Crikelaire, Crikelhire, Criquelire: 1. Kriekeleer, -laar: kersenboom, pruimenboom. Vergelijk Kriekeboom. 2. Eventueel variant van Krekeler.

Crimmers. Waarschijnlijk variant van Cremers.

Crimont. Plaatsnaam Crimont in Baisy, Neerheilissem, Waver (Waals-Brabant), Elzele, Gosselies, Lessen (Henegouwen).

Criquet, Krick: Middenfrans criquet: naam van verschillende insecten, als de krekel. Vergelijk Krekel(s).

Criquillon, Criquillion, Criquilion, Criquielion, Criquielon, Criquellion, Criquelion, Crickillon, Crikilion, Krikillion, Krikilion, Krkilion, Crekillie: Oudfrans Criquillon, crikellon: krekel. Vergelijk Krekel(s).

Crismer, Crisner: Stamt van een Beierse familie. Griesmeier: boer op een hof met kiezel.

Crispeels, Crispel, Crispeel, Crispeele, Criespiel, Crispiels, Krispeels, Chrispeel, Chrispeels, Chrispiels, Chrisels, Crespel, Crespaeu, Crespo, Crispoux, Crepel, Crepelle, Crepeele, Crepeau, Crepeaux, Crepaux, Crpaux, Crippiau, Cripiau, Crpillon: Bijnaam. Frans Crispel, Crespel, verkleinvorm van cresp(e), Frans crp, crpu’met kroeshaar, met borstelig haar’.

Crispin, Crispyn, Crispijn, Crispen, Chrispeyn, Crispeyn, Cruspin, Cryspin, Crespin, Crpin, Crepin, Crepain, Crepet, Creppy, Crpey, Crepule, Crepelle, Crepeele, Crepel. 1.Vadersnaam uit de heiligennaam Crispinus. 2. Familienaam uit de plaats Crpin in Pommeroeul (Henegouwen) of Crespin in Valencijn (Nord). 3. Oudfrans crepin: wafel.

Cristael, Cristaels, Christaels, Christael, Cristal, Kristal: 1. Vadersnaam. Afleiding van een Christ-naam, zoals Christophorus of Christianus. 2. Beroepsnaam voor wie bergkristal opgraaft?

Cristel, Kestelle, Kestel, Crestel, Cretelle, Cretel, Crteau: Patr. Vleivorm van heiligennaam Christianus. Kestel, van Kerstel.

Cristofori, Cristodfoli, Cristofalo, Cristofaro, Cristofani, Cristofano, Cristofoletti. Vadersnaam. Italiaanse vormen en afleidingen van Griekse heiligennaam Christoforus.

Crisveldt, Crisvelte. Plaatsnaam in Nukerke, Oost-Vlaanderen, Duitsland.

Crits, de, de Cridts: Middelnederlands krits: krab, kras; Waals Vlaams schurft. Bijnaam.

Crocaerts: Afleiding van Crook (zie op dat woord); vergelijk familienaam de Croock, de Kroock. Bijnaam voor iemand met lange, krullende lokken.

Crochard. Afleiding van Oudfrans croc: haak.

Crochon. 1. Afleiding van Oudfrans croc: haak. Beroepsnaam. 2. Vadersnaam?

Croegaert. 1. Afleiding van Middelnederlands croech: kruik. Beroepsnaam van de pottenbakker of kruikenhandelaar? Vergelijk Duits Kruger, Kriiger. 2. Misschien een variant van Croekaert.

Croeser, de. Afleiding van Middelnederlands croes(e), Middennoordduits krs, krs: kroes, kan, kruik, drinkbeker. Bijnaam voor een kroezenmaker, pottenbakker; of voor de drinkebroer, zuiper. Middelnederlands croesen: zuipen. Vergelijk Nederduits Schwenkkros, Leerenkraus, Fllekroes.

Crohin, Crohain, Croain, Cron, Crouin, Crowin, Croin: Variant van de Belgische (Henegouwen) familienaam Crohin, Cron, Crouin, Crowin. Herkomst onduidelijk. Wel niet van Oudfrans groin; geknor.

Croibien, Croibier: Bijnaam naar iemands lijfspreuk ‘Je crois bienՠ(ik geloof wel)? Waarschijnlijk een Re-interpretatie (Cambien, Crombain).

Croisaerdt, Croeisaerdt: De Franse familienaam Croizard, van croix: kruis. Wellicht een muntnaam.

Croiseau, Croisiau, Croisiaux, Croisseaux, Croissieaux, Croisaux: Afleiding van Frans Croix. Plaatsnaam in Arquennes (Henegouwen), Bornival (Waals-Brabant).

Croiselet, Croizlet: Afleiding van croix: kruis. Of van croisel: lamp in kruisvorm.

Croiset, Crois, Croisez, Croizet, Croisse: 1. Afleiding van croix: kruis. Eventueel. muntnaam. 2. Plaatsnaam Croisse (Seine-Mar.), Croisette (Nord, Pas-de-Calais).

Croisier, Croisy, Kroysier, Crosiers, Crozier, Creuhy, Krusy: 1. Frans croisier, Waals creh: kruisheer, kruisbroeder. 2. Of van Croisi, voltooid deelwoord van Oudfrans croisier: zich aanmelden voor de kruisvaart, een kruis als kenteken dragen. Bijnaam voor een kruisvaarder.

Croisille. Plaatsnaam Croisilles (Pas-de-Calais).

Croissant, Cressant, Cressent, Dcroissant, Dcroisson, Decresson: 1. Bijnaam naar het uithangbord ԁu Croissantՠ(In de halve maan). 2. Zie Cressent. 3. Plaatsnaam Croissant (Finistre).

Croix, Crois, Croy, Croij, Croye, Crooy, Crooij, Croo, Croos, Croes, Cros. Familienaam naar de plaatsnaam Croix : kruis.

Crombeke, Crombeecke: Plaatsnaam Krombeke (West-Vlaanderen), Krombeek (Susteren, Nederlands Limburg).

Crokaert, Crokaerts, Krockaert, Krokaert, Krokkaerts, Krokaerts, Crokart, Crocaerts, Croukaert, Crockaert, Crockart, Crockaerts, Croeckaert, Croekaert, Crakaert. Naam uit De Croock: bijnaam voor iemand met lange, krullende lokken. Of variant van Crochard: dit uit het Oudfranse croc: haak. Beroepsbijnaam of naam uit n of andere lichamelijke eigenschap.

Crollet, Crolet. Vondelingnaam. Antonius Crollet werd op 10 juli 1833 in Antwerpen gevonden. Hij overleed in 1904 in Wommelgem, waar de familienaam nu nog geconcentreerd is.

Crollard, Crola, Crollaer, Croulard: Bijnaam van Oudfrans croller: beven, bewegen, schudden.

Crolop. Duitse vadersnaam Krolop, Krolof, van Ro(e)lof.

Crombach, Crombag, Crombags, Crumbach: Plaatsnaam Crombach in Richterich (Duitsland) en bij Sankt Vith (Luxemburg). Ook verspreide Duitse plaatsnaam Krumbach.

Cromben, Crombeen, Crombain, Crombin. Bijnaam voor iemand met kromme benen. Duits Krummbein, Krumbeen.

Crombecq, Crombecque, Krumbeck, Crobeck: 1. Bijnaam naar de kromme bek, scheve mond. Vergelijk Middelnederlands crombecte: krombekkig. 2. Zie ook Van Krombeke.

Cromberge. 1. Bijnaam uit n of ander krom lichaamsdeel (bijvoorbeeld beck: mond). 2. In West-Vlaanderen is ook een plaats Krombeke die de oorsprong zou kunnen zijn.

Crombois, Crombel: Afleiding van Oudfrans cron, cromb, van Nederlands krom. Bijnaam voor een kromme, bochel. Vergelijk Crombet.

Crombrugge. 1. Bijnaam voor iemand met een kromme rug, een bochel. 2. Zie (van) Crombrugge.

Crombrugge, (van), van Crombruggen, van Crombrugghe, van Crombrughe, van Crombreucq, de Crombrugghe, de Crombrugge. Familienaam uit de plaatsnaam Krombrugge (Oost-Vlaanderen). Crombe; gebogen, krom, rucghe (heuvel)rug.

Crom. Variant van Cromb (assimilatie mb/m) of van Crome.

Cromheeke, Cromheecke, Cromheeke: Vlaamse familienaam Cromeecke, van Vlaamse plaatsnaam Kromme Eik, bijvoorbeeld in Bellem, Lotenhulle (Oost-Vlaanderen), Sijsele (West-Vlaanderen), Nijlen (Antwerpen).

Crommelin, Cromlin, Crommelinckx, Crommelinck, Crommelijnck, Crommelink, Crommelynck, Crommelynckx, Cromelynck: In België ook Crommeling, Crommelinck. Afleiding van Romaans bijnaam voor een kromme, misgroeide.

Crommenhelleboogh, van. Plaatsnaam Kromme Elleboog, vrij verspreide naam voor een krom stuk land of een wegkromming.

Crommentuyn: Plaatsnaam: kromme afsluiting.

Crompvoets. Bijnaam voor iemand met kromme voeten.

Cromstrien, (van): Plaatsnaam Cromstrijen (Zeeland), sinds 1763 uitgestorven.

Crone, von der. Verspreide huisnaam Zur Krone, In de Kroon. Vergelijk Kroon.

Cronier, Crosnier. Beroepsnaam van de visser met de fuik?

Cronselaer, Cronselaar. Waals Vlaamse bijnaam kronselaar: knoeier? Of uit Duits Kranzler: kransenbinder?

Croo, de, du Croo, de Kroo, de Croot: Vlaamse uitspraak van Frans Decroix, Ducroix. Verspreide plaatsnaam Croix (Henegouwen, Nord).

Crook, (de) Croock, de Croocq, de kroock, de Krock, (de) Crock, (de) Crocq, Krook, Krok, Crok, Crokke, Kroken, Lecroq: 1. Middelnederlands crook, croke ‘Lange lokken, krullende lokken, kuif’. Bijnaam, familienaam. 2. Aanpassing van Ducrocq. Zie aldaar.

Croonenbroeck. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Croonenborch.

Crooijmans: Een man-afleiding van de Cruyer, Kruijer ‘kruier, die met de kruiwagen kruit, vrachten vervoert’.

Crop, de, De Croppe, Croppen, Kropp, Krops: Bijnaam naar de krop, het kropgezwel onder de kin of naar de uitstekende adamsappel.

Croquesel, Croquecelle: Oudfrans croque oisel: die vogels slaat, klopt, vangt. Vergelijk Croquison.

Croquet, Croqeette, Croquez, Croquey, Crocquez, Croket, Croucquet, Crouquet, Crochet, Croche, Croch, Chrochelet, Ducroquetz, Ducroquet. 1. Familienaam uit croc: haak. Picardisch croquet, Frans crochet, crochelet, Beroepsbijnaam. 2. Familienaam uit de gelijknamige verspreide plaatsnaam in het Picardisch gebied, Atrecht, Vieil-Hesdin (Pas-de-Calais), Kamerijk (Nord), (Henegouwen)

Croquison. Oudfrans croque oison: die gansjes (ganzen) slaat, klopt, vangt. Vergelijk Hurtecant, Croquesel.

Cross, Crosse, Lacrosse, Crousse: Frans crosse: kruk, stelt. Bijnaam voor een gebrekkige. Vergelijk Kruck, Stelten.

Crosset, Crouset, Crous, Crouzet, Crouz, Croze, Crozee, Crozet: Oudfrans creuset, afleiding van creux, van Latijn crossum: holte. Plaatsnaam.

Crotteux, Croteux. Plaatsnaam in Crotteux in Mons, Luik.

Crouc, Croughs, Crougs, Croughe, Croegs, Kroeg, Kroegs, Croux, Crox, Kroog, Kroch, Kruch: Middelnederlands croech, Duits Krug: kruik, boterpot. Beroepsnaam van de pottenbakker of van de waard. Vergelijk Cruycke, Kroegman.

Crouet, Crou, Crowet: Plaatsnaam, afleiding van crou(x), creux: holte.

Croufier, Croufer. Zinwoord. Beroepsnaam; ijzergieter.

Crousel, Crouzeau, Crusel, Crusiaux, Crusiau, Crusio: Afleiding van creux: holte? Of = Croiseau?

Croutelle, Crutelle, Crutel: Franse plaatsnaam Croutelle: grot (Vienne)? Of veeleer variant van Cretel. De naam komt ook voor als klankverandering van Courtel:

Croy, Croij: 1. Plaatsnaam Crouy (Somme). 2. Zie Croix.

Croymans, Croimans, Crooymans, Crooijmans: Beroepsnaam van de kruier; vergelijk De Cruyer 1.

Crozaz, Crouzat: Plaatsnaam Crozat in Alboussire (Ardèche), La Crosaz in Cognin, Le Crozat (Savoie).

Cru, de, Cruw, de, de Cruy, Cruw, Cruyen, Cruen: De glijders w/j verraden een vroegere intervocalische d. Uit Middenenderlands cmde = cruder: kruier. Zie De Cruyer.

Cruchon, Cruchot, Cruchet, Crusson: Afleiding van Frans cruche: kruik. Beroepsnaam van de pottenbakker.

Cruchten, (van), van Crughten, (van) Kruchten, van Krugten. Familienaam uit de plaatsnaam Krochten in Princenhage (Noord-Brabant), Kruchten (Rijnland-Palts), Cruchten (Groothertogdom Luxemburg) of Kruchten, Maasbracht (Nederlands Limburg).

Crucifix, Cruxifix, Kruysifix: Plaatsnaam Crucifix: plaats waar een kruisbeeld staat.

Crucis. Latijn afleiding van crux: kruis. Latinisering van Vercruysse of Del(a)croix.

Crucke, Crucq, Crickx: Middelnederlands crucke ‘kruk, staf, stelt’. Bijnaam voor iemand die op krukken loopt.

Crucq: 1. Crucq, Cruque is Picardisch voor Frans Cruche ‘kruik’. Vergelijk Kruik. 2. Zie Crucke.

Crugenaire, Crusemaire, Crusnaire, Cruseneer, Crusener, Crusnire, Crusniere: Waals en vervolgens Brabantse aanpassing van Nederduitse familienaam Krgener: (kroeg)waard, kastelein, (of ) pottenbakker. Zie ook Cruquenaire.

Cruisbeck, Crusbeeck, Crusbeck: Waarschijnlijk Waalse aanpassing van Nederduitse familienaam Krusbecker: kroezenbakker, pottenbakker.

Cruquenaire. Beroepsnaam van de kruikenbakker. Nederduits Krgener. Vergelijk Crugenaire.

Crusio: Spelling volgens de uitspraak van de Picardisch familienaam Crusiau(x) van Crusel, Crousel. Wellicht variant van Croiseau, afleiding van Croix.

Crusnire. 1. Plaatsnaam. Waals crusnre: plaats waar waterkers groeit. Vergelijk Lacressonnire. 2. Crusnaire met ander suffix.

Cru De, Cruw De, De Cruy, Cruw, Cruyen, Cruen. Naam uit het Middelnederlandse crude: kruier. Beroepsnaam.

Crutsen, van, Cruts, Crutsens, Crutzen, Crutze, Crutzen, van Crusten: Plaatsnaam Krutsen.

Cruveiller, Crivilliers: Franse beroepsnaam Cruvelier, van Zuidfrans cruvel, crevel, Frans crible: zeef. Beroepsnaam van de zevenmaker.

Cruyenaere, Cruynaere, de, de Cruijnaere, de Crueynaere, de Crayenaere, Crudenaire, Crunaire, Kruyner, Kruidenier, Kruyniers, Cruyeniers: Beroepsnaam van de kruidenier, de handelaar in kruiden, kruiderijen of specerijen, de drogist of apotheker.

Cruybeke, Cruybeeck, Cruybeek, Cruijbeeck, Crubeck. Naam uit de plaatsnaam Kruibeke, Oost-Vlaanderen.

Cruycke, Cruque, Crucq, Kruuk, (de) Kruijk, Kruyk: Beroepsnaam voor de maker van kruiken, de pottenbakker, of een waard. Vergelijk Crouch, Krug, Kruger.

Cruyer, de, Cruder, Kruijer, de Kruyter: 1.Beroepsnaam van de kruier, die met de kruiwagen kruit, vrachten vervoert. 2. Afleiding van kruiden: met kruiderijen bereiden. Handelaar in kruiden. Vergelijk De Cruyenaere, Duits Kruter.

Cruynaere, Cruyenaere, (de), De Cruijnare, de Crueynaere, de Crayenaere, Crudenaire, Crunaire, Kruyner, Kruidenier, Kruyniers, Cruyeniers. Beroepsnaam van de kruidenier, de handelaar in kruiden of specerijen, de drogist of apotheker.

Cruypelandt, Cruypelant, Cruyepants, Cruyplandt, Cruyplant, Cruyplants, Creupeland, Creupelant, Creupelandt, Crupelandt. Bijnaam voor iemand die door het land kruipt, sluipt, loopt: een zwerver, een landloper.

Cruypelinck, Creupeling: Verhaspeling van de familienaam Cruypen(n)inck in de streek van Ronse.

Cruypenninck, Cruypennick, Cruypeninck, Crupeninck, Cruypeninck, Cruypeninck, Cruyppeninck, Cruypenlinckx: Kruidepenning: die zijn penningen kruidt. Bijnaam voor een vrek, die gierig is op zijn geld.

Cruyper, de. Bijnaam voor een kruiper, sluiper. Middenenderlands cruper: bespieder, spion.

Cruysbergh, Cruysberghs, Crusbergs, Cruijsberghs. Naam uit de plaatsnaam Kruisberg (berg met een kruis erop) in Brunssum, Kessel (Nederlands-Limburg), Doetinchem (Gelderland) en verspreid in de provincie Antwerpen.

Cruyskens. Afleiding van Cruys; kruis. Vleivorm van Van der Cruysse.

Cruyslant. Veldnaam van land door de gelovigen geschonken ter bestrijding van de kosten van een door Filips de Goede te ondernemen kruistocht. Kruisland. Plaatsnaam in Damme (West-Vlaanderen) en Komen (Henegouwen). Maar de plaatsnaam terra de cruce komt al in 1305 voor in Audinghen (Pas-de-Calais). Zie ook Kruislander.

Cruysman, Cruysmans, Kruisman: Afleiding van Van der Cruysse.

Cruyssaert. Afleiding van Van der Cruysse.

Cruysse, van der, Cruyssen van der, van der Kruisen, Kruissen, Kruisse, van de Kruis van (der) Kruyssen, van Kruijsse, van Cruijsen, van der Cruys, van der Cruyssen, van der Cruijs(sen), van de Cruijs, van der Cruijce, Cruijcen, Cruycen, Cruyce, van der Chruysse, van der Cruiyssen, van der Chruche, van de Crux, van de Cruys, van de Cruyce, (van der) Kruys, van den Kruijs, van der Crussen, van der Creuse, van der Creusen, Creusen, Kreusen, Kruysse, Kruyssen, Vercruysse, Vercruyssen, Vercruijsse, Vercruijsssen, Vercruyse, Vercruysen, Vercruyce, Voorcruyce, Voorcruijce, Verkruysse, Vercruyssen, Vereruysse, Verkruijsse, Verchruijsse, Vercrusse, Vercrusse, Verkrusse, Vercrysse, van den Cruys, van den Cruijs, van den Cruyce, van den Cruijce,van den Cruysen, van den Cruyse, van den Cruche, Wandercruyssen, wan der Cruyssen, Kruijs, Kruysse, Kruys, Cruys, de Cruyssens, de Cruycens, de Cruyce, Cruisse, Crusse,.. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam Kruis, ter Cruce, Cruysse: kruis (vaak strafwerktuig, galg of schandpaal). Kroese, Kroeze kan er ook afgeleid zijn of van kroes; krullend. Kroeseklaas is de kroese, de kroes- of krulharige Klaas of Nicolaas.

Cruysweegs, Cruyswegs, Cruijsweegs, Gruysweegs, Kruysweegs, Kruiswegt: Verspreide plaatsnaam Kruisweg: viersprong. Plaatsnaam Kruisweg (Zuid-Holland, Utrecht, Groningen).

Cuber, de, Cubber (de), Decubber, de Kubber, Decubre. 1. Naam afgeleid van het Middelnederlandse cubbe = mand. Beroepsnaam van een mandenvlechter. 2. Of uit het Oost-Vlaamse en Brabantse kubber: mannetjesduif, doffer. Bijnaam voor bijvoorbeeld een fier iemand.

Cubas, Cubat, Cubba: Variant van Franse familienaam Cubeau, van Cuveau: vat, kuip, ton. Beroepsnaam van de kuiper.

Cuche, Cuchet, Cusse, Cusset, Kuss, Kus, Kuzee: Waals cuche: tak.

Cudell, Quidel: Middelnederlands cudele, cudel, cuil: bodem van een visnet of viskorf. Beroepsnaam.

Cueninberge, van, van Ceunienberghe: Waarschijnlijk plaatsnaam Koningsbergen (Duits Konigsberg, Russisch Kaliningrad) in Oost-Pruisen. Of plaatsnaam Konigsberg (Duitsland op vele plaatsen). Vergelijk evenwel de Nederlandse familienaam Van Konijnenburg.

Cuesta. Spaanse familienaam en plaatsnaam Cuesta; helling.

Cuf, de. Aanpassing van Frans Descuves?

Cugnion, Cugnon, Kunion, Ouingnon, Ouignon, Coignon, Cognon, Cougnon: 1. Plaatsnaam Cugnon. De plaatsnaam Cornillon (Luxemburg wordt in het Waals avgnon uitgesproken. 2. Oudfrans coignon: hoekje. Vergelijk Coignet. 3. Soms wellicht variant van Cagnon.

Cugnot, Cugnod. Afleiding van Oudfrans coing; hoek.

Cuijvers, Cuyvers, Cuyvers, Kuyvers. Beroepsnaam van de kuiper.

Cuisenaire, Cuisener, Cuisenier, Cuisinier, Cusenier, Quisenaire, Quisenaerts, Quizenaarts: Beroepsnaam. Frans cuisinier ‘keukenmeester, kok’.

Cuisin, Cuisine, Cuisinet: Beroepsnaam van de kok, de keukenmeester. Vergelijk Cuisenaire.

Cuissard. Afleiding van cuisse: dij. Bijnaam voor iemand met stevige dij en of naar het deel van het harnas dat de dijen bedekt.

Cuisset. Afleiding van Frans cuisse; dij. Bijnaam.

Cuitte. 1. Oudfrans cuite: vrij, bevrijd, vrijgesproken; zonder schulden. 2. Zie Kuit(en).

Cukier. Joodse familienaam. Pools cukier; suiker. Beroepsnaam.

Cukierblum. Joodse familienaam; suikerbloem.

Cukierfajn, Cukierfain. Joodse familienaam Zuckerfein: suikerfijn.

Cukierman: Joodse familienaam Zuckermann: suikerman, suikerverkoper.

Cuj: Spelling voor Cugnet, Cuini, waarbij de palatale nasaal gn [?] tot palatale fricatief’ gereduceerd is. Variant van Coignet, Coign, verkleinvorm van Oudfrans coing ‘Hoek’ook ‘Hak, bijl’. Beroepsbijnaam van een houthakker.

Culin, Cullin, Culling, Cillin, Cilling, Cullen, Culens. Vadersnaam, variant van Colin, knuffelvormen van Nicolaus.

Culit. Kuil. De vormen op -aerts zijn hypercorrect.

Culliford. Plaatsnaam Culford in Suffolk.

Culus, Culusse, Cullus, Cullusse: Volgens Carnoy latinisering van Cools. Of korte vorm van voornaam Hercules.

Cumming, Cummings, Cummins: Engelse vadersnaam van Bretonse oorsprong.

Cumont, Decumont: Plaatsnaam Cumont in Gosselies (Henegouwen), Roly (Henegouwen), Coulonvillers (Somme), Candor, Ecuvilly (Oise). De Aalsterse familie Cumont stamt uit Oisemont (Somme).

Cumptich, de. Plaastnaam Kumtich (Vlaams-Brabant).

Cunche. Misschien Waalse adaptie van Duits Kun(t)z.

Cunibert, Cuniberti. Vadersnaam. Germaanse voornaam kun-berht ‘geslacht-schitterend’. Cunibertus. H. Cunibert was bisschop in Keulen.

Cunningham. Engelse plaatsnaam, Ayrshire.

Cupido: De naam van de liefdegod Cupido is als familienaam totaal onwaarschijnlijk. Vermoedelijk een reinterpretatie van de Spaanse familienaam Cipido, Cipedo, een collectieve plaatsnaam, van cepo ‘Boomstronk’.

Cur, Curet, Curez; Frans cur: pastoor.

Curiel, Curia, Curias: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans kur-naam (bijvoorbeeld in Curinckx) of van Koenraad (over Curardus).

Currinckx, Currinckx, Ceurinckt, Kurinckx. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam kuri; keuze. Of Kurin(g) evenwel van de heiligennaam Quirinus. Of afleiding van de heiligennaam Cornlius; vergelijk Coorens?

Curio, Curioz. Familienaam uit Savooi. Afleiding van Curie, van Ecurie; paardenstal. Hoeve-naam.

Currie, Curry: Frans curie, van Latijn curia: curie (kerkelijke bestuursinstelling).

Curth, Curt. 1. Bijnaam; kort, 2. Duitse voornaam Kurt; Koenraad.

Curtis, Curtiss. Engelse familienaam van Oudfrans corteis, curteis, Frans courtois: hoffelijk, hoofs. Vergelijk Courtois.

Curtius. Humanistennaam. Latinisering van Kort, Kurz.

Cussac. Plaatsnaam Cussac (Cantal, Dordogne, Gironde, Hte-Loire, Hte-Vienne).

Cusse, Kusse: Waalse cuche ‘Tak’E Of door verscherping (z/s) uit Middelnederlands cuse, cuese’knots, kolf’. Bijnaam voor de knotsdrager. Ook familienaam Kuse, Keus.

Custine, Custinne. Plaatsnaam Custinne, Namen.

Cuthbert, Cutburth: Engelse familienaam. Germaanse voornaaum, Oudengels cuth-berht ‘Beroemd-schitterend’. Vergelijk Cobert, Calberson. St.-Cuthbert was abt en bisschop van Lindisfarne.

Cutsem, van, van Cutsen, van Coetshem, van Coetsem, van Koetsem, van Koetsen. Familienaam uit de plaatsnaam Kutsem (Cutsegem) in St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant).

Cutserode, van. Plaatsnaam in Opwijk (Vlaams-Brabant).

Cuvel, Cuvele: Misschien Cuvelet, afleiding van cuve: kuip. Maar waarschijnlijk veeleer variant van Cuvelier.

Cuvelette. Afleiding van cuve; kuip. Beroepsnaam van de kuiper.

Cuvelier (de), Cuvelie, Cuveli, Cuvelj, Cuveliers, Cuvellier, Cuveiller, Kuveiller, Cuvelliez, Cuvelliez, Cuverlier, Cuvillier, Cuvilier, Cuvilliez, Cuvillez, Cuville, Ceuvelier, Covelier, Coveliers, Covillers, Couvelier, Couvillers, Curveiller, Quveliers: 1. Beroepsnaam. Frans cuvelier, Waalse co(u)velier ‘kuiper’. 2. Sommigen (Cuvillier, -iez) gaan mogelijk terug op de plaatsnaam Cuvillers (Nord). 3. Een zoon van Joannes Quadflege (Quadflieg) trouwt in 1690 in Herme (Luxemburg). De familienaam werd in de Voerstreek ‘ko:vli: uitgesproken en Kofly, Couv(e)ly geschreven. De pastoor noteert de familienaam als Cuvelier. In 1775 krijgt de familienaam in Haacht de afleidingvorm Cuveliers.

Cuvelle, Cuveele, Cuvele. Oudfrans cuvele: kuipje. Beroepsnaam van de kuiper.

Cuvereau. Afleiding van cuve; kuip? Of Picardische variant van Chevreau.

Cuvry. Plaatsnaam Cuvry (Moselle)? Variant van Chevrier?

Cuyl, van. Plaatsnaam Kuil in Merkem, West-Vlaanderen, Belsele, Oost-Vlaanderen.

Cuylits, Cuylaerts, Kuylaerts, Kuijlaars, Kuijlaerts: Plaatsnaam.

Cuysens, Queysen, Quyssens, Quissens: 1. Duistere naam. 2. Kan een Bretonse vorm zijn van Coussen.

Cuytmans, Koytmans. Brouwer of verkoper van kuit, een lichte biersoort.

Cwaigenbaum. Jiddisch=Duits Zweigbaum.

Cwieczkenbaum. Duits Zwetschgenbaum: pruimenboom.

Cyfer, Cyffers, Cyfveer: Vadersnaam. Germaanse voornaam sig-frid ‘Zege-vrede’. Vergelijk Duits Sievers, Seif[f)ert, Seyffer.

Cygan, Cyganck. Familienaam Zygan, Czygan, Pools Cygan: Zigeuner, van dakloze, rondtrekkend reiziger.

Cygelman. Jiddisch Ziegelmann: tegelman. Beroepsnaam van de tegelbakker of tegeldekker.

Cygler. Jiddisch = Duits Ziegler, Nederlands Tegelaar. Beroepsnaam van de tegelbakker of tegeldekker.

Cymberknopf, Cymberknopff. Joodse familienaam = Duits Zimmerknopf.

Cymerman. Joodse familienaam. Duits Zimmermann.

Cymlich. Duitse bijnaam Ziemlich; betamelijk, passend, aangenaam.

Cypers. 1. Zie Sebrechts. 2. Afleiding van de voornaam Cipriaan.

Cytryn. Oudfrans citrin; citroen. Beroepsnaam.

Czajkowski, Czajkowska. Afleiding van Pools czajka; kieviet.

Cijsouw: West-Vlaamse familienaam Sissau, Syssauw, Cyssau. Uit Frans chincsaulx, Frans cinq saules ‘Vijf wilgen’. Plaatsnaam Cissauin Eke (Frans-Vlaanderen) en Borre.

Czech, Czeck, Czeh, Cseh, Czekaj. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de Slavische voornaam: Ceslav. 2. Volksnaam voor een Tsjech.

Czerny, Czernysz, Czarny, Cserny, Csernik, Cserni, Csernok: Bijnaam. Tsjechisch cerny, Pools czarny: zwart.

D.

Da Cunha, Dacuna: Portugese plaatsnaam Cunha. Dacus, Daku: Plaatsnaam Acul in Tillet.

Da Silva, Silva, (da) Sylva: Portugees Joodse familienaam: van den Bos.

Da Via. Italiaanse pendant van Van de Wege.

Daal, van, van (den) Daelen, Vandaele, van den Dale, van de(n) Dael, Daele, Vandandaele, van Daalen, van Daale, van Dael, van Dallen, van Dael, van Dalle, Dal, Dallen, van Dalen, van Dale, Van (den) Daul, Daule, van Dacle, Vandale, Vandal, (de) Daele, Dendal, Dendale, Dendaele, Dendalle, Dindal, Deledalle, Deldalle, Deldaele, Daldal, Ddal, De Dael, Dudals, Dudals. Familienaam afgeleid naar de zeer verspreide plaatsnaam ‘Ten dale’, dal.

Daalder: Vermoedelijk niet de munt naam. De Duits familienaam Thaler kan niet ter vergelijking gebruikt wordt, aangezien die een afleiding is van Tal ‘Dalՠvoor de dalbewoner, zoals Berger ‘Bergbewoner’. Wellicht is Daalder, evenals Daalman, een afleiding van van Dale(n). Er is ook een plaatsnaam Daalder in Nuth (Nederlands Limburg.

Daalhof: Plaatsnaam Daalhof in Maastricht (Nederlands Limburg).

Daalhuizen: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Dahlhausen (Brandeburg, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).

Daalman, Daaleman, Daelman: Afleiding van van Dale(n).

Daane, Daanen, Daane, Daansen, Daans, Daan, Dansen, Daenens, Dhaenens, Dhaenen, Daen, Danel, Daens, Dhaens, d’Laens, Dane: Vadersnaam. Verkorte vormen en afleiding van de Bijbelse voornaam Daniel.

Daarnhouwer. Darnauer uit Darnau in Rdinghausen. Duitsland.

Daasdonk, van, Daasdonck, van, Verdaasdonck, Verdonk, Verdaas, Verdaesdonk, Verasdonck, Daas den. Naam uit de plaatsnaam Daasdonk in Waarschoot (Oost-Vlaanderen) en Dentergem (West-Vlaanderen), bij Galder in Noord-Brabant.

Daatselaer, van. Plaatsnaam in Stoutenburg (Utrecht) en Renswoude (Utrecht).

Dael. Familienaam uit de samentrekking van De aal. Bijnaam voor een glad iemand.Zie ook Dale, Daal.

Dabbadie, Dabadie. Zuidwestfranse familienaam Dաbadie: Dաbbaye. Plaatsnaam: abdij.

Dabe. 1. Plaatsnaam Aubel (Luik). 2. Verschrijving voor Dabe.

Dabe, Dabeye, Dabaye: Plaatsnaam Abe (Luik).

Dabernat. Vadersnaam Debernard; zoon van Bernard.

Dabertrand. Vadersnaam Debertrand; zoon van Bertrand.

Dabin. Plaatsnaam Aubin in Neufchteau (Luik).

Dablain. Plaatsnaam Ablain-St-Nazaire (Pas-de-Calais).

Dable, van. Plaatsnaam Dabbelo in Ede (Gelderland)

Dablon. Plaatsnaam Ablon (Calvados, Seine-et-Oise).

Dabois, Da Boit, Dabo, Dabos. Luiks-Waalse variant van Daubois.

Dabolin. Plaatsnaam Abolens (Luik).

Dabompr, Dabompre, Dabomprez: Plaatsnaam Abompr in Stoumont (Luik), Haut-le-Wastia (Namen).

Dabremont. Waarschijnlijk variant van Dapremont.

D’Absolon, D’Absalmon, Dabsalmont: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Absolon/ Absalom, gecontamineerd met Salomon.

Dachelet, Dacelet, Daxhelet, Daxheler, Daxhlet, Daxelet, Daxchelet, Daschelet: Plaatsnaam Naxhelet in Wanze (Luik).

Dach, de, Dage: Bijnaam : dag. Wellicht voor iemand die vroeg opstaat.

Dache. Plaatsnaam (Grand-)Axhe (Luik) of Arche, Waals ache in Maillen (Namen).

Dachet, Dachez, Dach, Dacet: Plaatsnaam Achet (Namen).

Dacheville. Plaatsnaam Acheville, Pas-de-Calais.

Dachicourt, Darchicourt, Assecour: Plaatsnaam Achicourt (Pas-de-Calais). Zie ook Dansercoer.

Dachouff, Dachouffe. Plaatsnaam Achouffe in Wibrin.

Dachs, Dacks. Duitse bijnaam Dachs; das.

Dachsbeck. Duits Dachspeck, van plaatsnaam Dachsbach, Beieren.

Dacier. Beroepsnaam. Oudfrans dacier: inner van de octrooirechten.

Dack, de. 1. Waalse uitspraak van De Dach. 2. Waalse aanpassing van De Decker. Zie Dedecq.

Dack, van ‘T. 1. Uitspraak Van Tack? Zie Van den Tak. 2. Plaatsnaam Het dak.

Dackweiler. Plaatsnaam in Titz, Duitsland.

Dacos, Dacosse. Plaatsnaam Acosse (Luik)

D’Acoz, Daco, Dac, Dacos, da Col: Plaatsnaam Acoz (Henegouwen).

D’Acqut, Daquin, Plaatsnaam Acquin (Pas-de-Calais).

Dacy, Dachy, Dassy, Dassij, Dacis, Dassis, Dassi, Dachies, Dassie: Plaatsnaam Acy (Aisne, Oise, Ard.).

Dadamfort. Wellicht van De Damfort. Plaatsnaam Damfort. In 1026 was Warrin de Belesme heer van Damfort, Mortaigne en Nogent.

Dadseux, Daudeseux: Plaatsnaam Adzeux in Louveign (Luik): au-dessus. Vergelijk van Ginderboven.

Dael, Daels: 1. Dael = de Ael. Bijnaam naar de eigenschappen van de paling, bijvoorbeeld de handigheid van een gladde aal. Of beroepsnaam voor de verkoper.

Daele, Dale, Daelen: Korte vorm voor Van den Dale. Zie ook Dhalle.

Daem, Daems, D’Laem, Daams, Damps, Dams, Daam, Daamen, Daemen, Damen, Dhamen, Dammen, Dammes, in Friesland Damminga en Damsma, Daum, Daumens, Daumen, Daume, Doem, Doemps, Doems, Doum, Dohm, Dome, Dme, Dme, Doom, Doome, Domme, Dom, Dommes, Dom, Domps, Doomst, Dooms, Dըooms. Vadersnaam: korte vorm of knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Adam. Of van Damianus, Damiaen.

Daenekindt, Daenekint, Daenekindt, Daenekynt, Daenekijnt, Dhaenekindt, Dhaenekint: Volksetymologische reinterpretatie als ‘kind van Daan, Danielՠuit oorspronkelijk Danekin, de Middelnederlands verkleinvorm van de Bijbelse bijnaam Daniel.

Daeninck, Daeninckx, Daenick, Daenich, Daninck, Dhaeninck, D’Laeninck, Dըaening: Vadersnaam. Afleiding van de Bijbelse voornaam Daniel.

Daer, Daar: Lees D’Aer: de Arend?

Daerden, Daarden, Darden, Daeren, Daeden, Dearden. 1. Uit de plaatsnaam Aarden (Pas-de-Calais). 2. In Zuid-Limburg knuffelvorm van de voornaam Medard of aanpassing van Dardenne?

Daes, Daas, D’Aes, Daese, Daeze: Middelnederlands daes, dase: paardenvlieg. Vergelijk Vliege. Bijnaam.

Daetwyler, Datwyler, familienaam Dettweiler, plaatsnaam (Elzas).

Daffe, Plaatsnaam Ave-et-Auffe, Namen.

D’Affnay. Plaatsnaam Affnay in Neufchteau (Luik).

Dagand, Dagant: Variant van Degand? Dagbert, zie Dagobert.

Dageleer, Dըaegeleer: Hypercorrecte verschrijving van Daeseleer, waarbij z als zj wordt opgevat.

Dafner. Samengetrokken van Duits Daferner = Tavernier, de waard, kroeghouder.

Dag: Ook Vlaamse de Dach. Wellicht een bijnaam voor iemand die graag vroeg opstaat.

Dagelinckx, Daghelinckx, Daglinckx, Daggelinckx: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse dag-naam (=heerser) naam. Vergelijk Duits Tg(e)lin.

Daghelet. Frans daguelet, van Oudfrans dague: dolk, Middelnederlands dagge. Franse familienaam Daguenet.

Dagevos: Vadersnaam.? Misschien Germaanse dag-naam. Vergelijk Tachifusus.

Dagnelie, Dagnelies, Dagnely: Plaatsnaam Agnele in Perwez (Waals-Brabant).

Dagnicourt. Plaatsnaam Agnicourt (Somme, Aisne) en in Tilly-Capelle (Pas-de-Calais) en Mru (Oise). Eventueel Hagnicourt (Ardeche).

Dagnies, Dagniesse, Dacgnies: Moedersnaam Dagns: zoon van Agnes.

Dagobert. Vadersnaam. Germaanse voornaam dag-berht ‘Dag-schitterend’. Dagobertus.

Dagonneau, Dagonnier. Afleiding van Oudfrans dagon, augmentatief van Oudfrans dague: dolk. Beroepsnaam of bijnaam.

D’Agostini, D’Agostin: Vadersnaam, Latijnse heiligennaam Augustinus.

Dagraed. Middelnederlands dageraet: dageraad. Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat? Vergelijk Middernacht, Noens, Middag. Eventueel oorspronkelijk Germaanse voornaam dag-rd ‘Dag-raad’. Dagradus. Dagarada.

Daguijt, Daghuyt, Daguyt: Zinwoord: daag uit. Die dagvaardt, uitwint, het goed van een schuldenaar verkoopt.

Dahin. Plaatsnaam (Ben) Ahin, Luik.

Dahlem. Plaatsnaam in Duitsland. Zo ook Dahlen.

Dahlmann, Dahlman, Dahlmans. Duitse familienaam Talmann, pendant van Daleman.

Dahnke: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Daniel.

Dahm, Dahmen, Dahms: Duitse vadersnaam van de voornaam Adam. Vergelijk Daems.

Dahy, Da: Vermoedelijk spellingvariant van Dailly.

Daiche. Plaatsnaam Aische, Namen.

Daigremont, Daigmont. Plaatsnaam Aigrement (Gard, Hte-Marne, Seine-et-Oise, Yonne), in Awirs (Luik), Dampicour, Elzele (Henegouwen). Vergelijk Eggermont. Daigmont is Waals. Frans d’Aigmont, Oostende.

Daigneux, Dagneux, Variant van Da(i)gnaux, Daneau. Eventueel spelling voor Dayeneux.

Dailly. 1. Plaatsnaam Ailly (Somme, Meuse, Eure). 2. Plaatsnaam Aillies, weiden in Moustier (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Dailly (Namen).

Daimeries. Plaatsnaam Aymeries, Nord. Zie Daumerie.

Daine, Daisne, Dhaine, D’Leyne, Deyne, Denne: 1. D’Aine. Aine, Romaanse vorm van plaatsnaam Eine (Oost-Vlaanderen): 1225 Aines. 1261 domini Arnulphi de Landast, quondam domini de Ainnes; 2. Plaatsnaam Aisne in Hrinnes (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Haisnes/Aisne (Pas-de-Calais). 1383 Loys d’Ayne = Dayne = Daysne. 4. Plaatsnaam Aisne in Heyd of Ereze.

Daineffe, Dainef, Daineff: Plaatsnaam Aineffe (Luik).

Dainville. Pplaatsnaam Dainville (Pas-de-Calais, Seine-et-Marne, Meuse).

Dairomont, Dairmont. Plaatsnaam Dairomont in Grand-Halleux.

Daisomont, Daissormont: Plaatsnaam Aisomont in Wanne (Luik).

Daisy. Plaatsnaam Aizy, Aisne.

Daive. Plaatsnaam Eve (Oise) en in Evelette (Namen), Itter (Waals-Brabant).

Daivier, Davire: Plaatsnaam Aywiers in Maransart (Waals-Brabant).

Daiwalle. Plaatsnaam Aywaille (Luxemburg).

Daix, d’Ayx: 1. Plaatsnaam Aix-la-Chapelle, Franse vorm van Aken. 2. Plaatsnaam Aix (Nord), Aix-en-Ergny (Pas-de-Calais), Aix-en-Fampoux, Aix-en-Issart, Aix-Noulette (Pas-de-Calais).

Dal Pont. Waals Dաl Pont: van aan de Brug. Vergelijk Dupont.

Daly, Dally. Plaatsnaam Ally, Cantal, Hte.-Loire, Morb.

Dalbion. Van Albion, oude naam van Groot-Brittanni? Of plaatsnaam Albion bij Metz.

D’Alcantara, Alcantara: Spaanse plaatsnaam Alcantara.

Dalcette. Waternaam Alzette.

Dalck, Dalcq, Dalk, D’Alcq. Plaatsnaam Alken (Limburg): 1155 Alleke. Vergelijk Dalken.

Daldrup, Daalderop: Plaatsnaam Daldrup (Dillmen, Duitsland).

D’Angeli, d’Angelo, de Angelis, de Angeli, Dangelie. Italiaanse vadersnaam uit de Latijnse naam Angelus.

Dake: Germaanse voornaam Daco.

Dale, van, van Dal, van Dalen, van Daalen, van Dael, Dahl, Dahlen, van Daele: Frequente plaatsnaam Dal, ten Dale, Tal; dal. De Duitse varianten op D zijn afkomstig uit Odal (deel van de huidige naam Frankenthal (Duitsland): Franken-Odal). Vergelijk Uijttendaele. Zie ook Daal, Dael.

Dalebroux, Dallebroux: Dաl brou of Grand brou. Plaatsnaam in Waals-Brabant: in het Broek. Eventueel plaatsnaam Alliebroux in Dongelberg (Waals-Brabant).

Dalebout: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dalbaldus.

Dalechamp, Dalechamps. Waals dաl champs: van de Velde.

Daleiden, Daleidenne, Dalaiden, Dalaidenne: Plaatstnaam Daleiden (Duitsland).

Dalem, van, Daelem, Dalhem, Dalemme: 1. Plaatsnaam Dalem (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Dallem in Aaigem (Oost-Vlaanderen).

Daleman, Dalemans, Daaleman, Daalman, Daelemans, Daelemans, Daelman), Dallemans, Dalman, Dalmans. Familienaam afgeleid van (Van) Daal of Uyttendaele: zie daar.

Dalemont, Dalmont, Dal(i)mont: Waals dաl mont: van den Berg.

Dalen, van. 1. Plaatsnaam Dalen, Nederland. 2. Zie van Daal.

Dalessandro, D’Alessandro: Vadersnaam Alessandro, Italiaanse vorm van de Griekse heiligennaam Alexander.

Dalfsen, van; van Dalsen, van Dalsum: Plaatsnaam Dalfsen, Overijssel.

Dalie, (de): Misschien de plaatsnaam Dailly (Namen).

Dalier, Daliers. Plaatsnaam Allier, Htes-Pyr, of in Maulde, Henegouwen.

Dalimier. Franse familienaam Delimier; twistzoeker.

Dalhausen, Dahlhausen. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (huis in het dal) op diverse plaatsen in Duitsland.

D’Alkemade. Plaatsnaam Alkemade, Zuid-Holland.

Dalken, Dallken, Dalkenne: Plaatsnaam Alken (Limburg).

Dalkin, Dallequin: Waalse uitspraak van Dalken.

Dalle: Dalle. van Dhalle, van de Halle, van Halle. Plaatsnaam Halle (Vlaams-Brabant).

Dalinga, Dallinga: Friese variant van de Drentse familienaam Dalling, afleiding van een oude voornaam. Vergelijk Engelse plaatsnaam Dalling (Norfolk): 1086 Dallinga, afgeleid van Oudengels dealle’ trots’.

Dallecourt. Waals dաl court; van den Hove.

D’Alleine, Dallennes, Dallenne, Dallenes, Dhalleine, Dhallenne: 1. Plaatsnaam Allmes (Somme) of Allennes (P-as-de-Calais, Nord). 2. Zie Dhalleine.

Dallemagne, Dalemagne, Dalmagne, D’Almagne: Uit Duitsland, Frans Allemagne.

Dallet, Dallez, Dalez, Dall, Dalet, Daled, Daley, Dhall: Plaatsnaam Dallet (Puy-de-Dme)? Of D’Alet. Plaatsnaam Alet (Aude, Indre-et-Loire). Of plaatsnaam Allez (Lot-et-Garonne)?

Dalleur. Plaatsnaam Alleur (Luik).

Dallire. Plaatsnaam Allires (Arige, Rhône, Isre).

D’Allinville, De Lainville. Plaatsnaam, Seine-et-Oise.

Dallon, Dallons, Dalon. Plaatsnaam Dallon, Aisne.

Dalloz, Dallo, Dallos, Daloze, Daloz, Dalose. Dal(l)oz is een familienaam uit Savooie en de Jura. Plaatsnaam Allos (B.-Alpes)

Dalmatius, Dalmas, Dalmasso, Dal Maso, Dal Mas, Damase, Damas: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Dalmatius, Dalmasius. Italiaanse familienaam Damaso = Dalmasso, Frans Da(l)mace.

Dalmeijer, Daalmeijer. Naam uit het Nederduitse Daalmeyer, het Duitse Dallmayer, Talmeier: boer in het dal.

Dalmijn: Misschien uit Dalmaigne, van d’Allemagne ‘Van Duitsland’. Of variant van wellicht Daleman(s) of ook Dalmeijer.

Dalmolin, Dal Molin. Waals dաl molin: van aan de Molen. Vergelijk Vermeulen.

Dalmote, Dalmotte. Waals dաl motte: van der Moten. Of variant van Delmotte.

Dalrue: Uit Delrue, van de la Rue ‘Van der Strate(n)’.

Dalsace, Dalsass: Uit de Elzas, Duitstalig gebied in Frankrijk (Duits Elsass, Frans Alsace).

Dalschaert, Daelschaert: Bijnaam voor een stommelaar. Afleiding van Middelnederlands, Nederduits dalschen, delsken: stommelen. Vergelijk Stommeleer.

Dalstein. Plaatsnaam Dalstein in Lotharingen.

Dalvelde, Dաl Velde: van aan het veld, van de Velde. Of Dele Velde.

Dam, Damme, (van, den); ten Dam, van den Dam, van Dame, Vendamme, van Daem, van Danne, van Daene: Verspreide plaatsnaam Dam, ten Damme. Plaatsnaam Dam (Noord-Holland, Nederlands Limburg).

Damry, Damery. 1. Plaatsnaam Amry in Heure-le-Romain (Luik). 2. Plaatsnaam Aumerie in Kain (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Aymeries (Nord): 1176 Ameries. Zie Daimeries. 4. Soms Damerie: Dame Marie; zie Damarey.

Damade. Moedersnaam, Dame Ade; vrouw Ada.

Damagnez, Damanet, Demanet, Demanez, de Mannez, Desmanet: Moedersnaam. Dame Agns, Dame Anet: vrouw Agnes.

Damanne. 1. Franse uitspraak van Damman; zie Amman(n). 2. Moedersnaam. Dame Anne.

Damave: Moedersnaam Dame Ave ‘Vrouw Evaՠ(Bijbelse voornaam) of ‘Vrouw Avaՠ(Germaanse voornaam).

Damar, Damard, Damart: Plaatsnaam Damar in Dinant (Namen).

Damarey, Dammerey, Darnmaretz, Darnmarez, Dameret: Moedersnaam. Damaroy, Dame Maroie: vrouwe Maria.

Dambruin, Dambruine: Vadersnaam. Frans dam, dom, van Latijnse dominus ‘Heerՠen Germaanse voornaam Bruno.

Damen, Daamen, Daemen: Vadersnaam. van de Bijbelse voornaam Adam.

Damas. 1. D’Amas. Plaatsnaam Amas in Ocquier (Luxemburg). 2. Zie Dalmatius.

D’Amato, Damato: Italiaanse vadersnaam van Latijnse heiligennaam Amatus ‘De beminde’.

Damay. Plaatsnaam Amay (Luik).

Dambermont, Dambiermont, Dambremont, Dembiermont, Dimbiermont: Plaatsnaam Lambermont (Luik, Luxemburg).

Damblon, Danblon, Demblond, Demblon, Dimblon: Plaatsnaam Nblon in Ouffet (Luik).

Dambly. Plaatsnaam Ambly (Namen, Ard., Meuse).

Dambois. Met epenthetische nasaal van Dabois.

Damhof. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam (wellicht op de grens Groningen met Duitsland): hoeve bij een dam.

Dambre, Damber, Duhembre: 1. Plaatsnaam Ambres (Tarn). 2. Dambre = De Hambres. Plaatsnaam in Elnes (Pas-de-Calais). 3. Wellicht een andere plaatsnaam in: 1352 Gaffrois de Membre, Stavelot.

Dambrem, Dambreme, Dambremmez, Damprim, Damprime: 1. Plaatsnaam Dampremy (Henegouwen). 2. Variant van Daubrem met ingelaste nasaal.

Dambreville. Plaatsnaam Embreville, Somme.

Dambricourt. Plaatsnaam Ambricouurt, Pas-de-Calais.

Dambrine, Dambrines, Dambrin, Dambrinne: 1. Plaatsnaam Ambrines (Pas-de-Calais). 2. Ontronde vorm van Dambrunne.

Dambroise, D’Ambros, D’Ambrosio, D’Ambroso: Vadersnaam, heiligennaam Ambrosius.

Dambruch, Dambrucq: 1. Plaatsnaam Dambroek, bijvoorbeeld in Evergem (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Dambrug. Zie Van Dambrugge.

Dambrugge, van. Plaatsnaam in Lichtervelde, Ruddervoorde, Torhout, Vladslo.

Dambrun, Dambrunne, Dambrune, Dambruyn, Dambruyne, Deombrun, Dombrun, Dambrinne, Dambrin, Dambrines, Dambrines, Dambrenne, Dambrene, Dambrain: 1. Vadersnaam. Frans dam, dom, van Latijn dominus: heer; Germaanse voornaam Bruno. Heer Bruin. Vergelijk Serbruyns. Picardisch brin = brun. 2. Variant van Dambrine(s); de u is dan hypercorrect.

Dame, Ladame: Bijnaam voor een dame. Oudfrans ook: schoonmoeder.

Dam, Dame, Damee. 1. Plaatsnaam Ame in Jambes (Namen). 2. Zie Damet.

Damenstein. Waarschijnlijk Joodse naam.

Damerose. Moedersnaam Dame Rose; vrouw Rosa.

Damerval. Plaatsnaam Amerval, Nord.

Damet, Damaalseee, Dam, Dame, Damey: Afleiding van daim: damhert. Vergelijk Ledain.

Damhaut. Waalse vorm van Frans Damoiseau: jonker.

Damhoff, Danhof. Plaatsnaam Dammhof, Duitsland.

Damhouder, de. Beroepsnaam van de beambte belast met het toezicht op de dammen en dijken.

Damhuis: Plaatsnaam Damhuis (Denekamp, Overijssel).

Damiaens, Damiaans, Damian, Damiani, Damiano, Damiany, Damiean: Vadersnaam. Heiligennaam Damianus.

Damide, Damit. Moedersnaam Dame Ide.

Damien, Damiens. 1. D’Amiens. Plaatsnaam Amiens (Somme). 2. Franse vadersnaam Damien, van Latijnse heiligennaam Damianus.

Damilot. Oudfrans damelot; jongeman.

Damin, Daminette, Daminet, Damain: Vadersnaam. (Moedersnaam). 1. Vleivormen van Damien. 2. Of van Dame Agnas zoals Damagnez.

Damis, Dաmi. Frans ami: vriend.

Damm. Duitse plaatsnaam Damm; dam, dijk.

Dammaert, Dammaerts, van. Afleiding van den Darn(ne).

Dammekens. Afleiding van Van (den) Damme.

Damme, (van) Dam, van (den), Damme, Vandamme, van Dame, Vendamme, van Daem, van Danne, van Daene, van Dams: 1. Plaatsnaam Damme (West-Vlaanderen). 2. Uit van den Damme; zie (van) Dam. 3. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam Dam, Dammeɮ

Dambre, Damber, Duhembre. Familienaam uit de plaatsnaam Ambres (Tarn) of Dambre (Pas-de-Calais). Wellicht is er in de buurt van Stavelot nog een gelijkaardige plaatsnaam.

Dammers, Dammer: Bijnaam van de dammer, damspeler.

Damoiseau, Damoiseaux, Damoisiaux, Damoisaux, Demoiseau, Damuzeaux, Damuseau, Damseaux, Damseau, Danseaux, Damzo: Oudfrans damoisel: jonge edelman die nog geen ridder is. Vergelijk De Jonckheere.

Dաmour, Damour, Damours, Amoes, Dammous: Plaatsnaam (Saint)Amour.

Damoutte. Moedersnaam. Waals Dame Oute = vrouw Oda.

Dampsin, Damsin, Damsaint. Plaatsnaam Ampsin, Luik.

Damsma, Damstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Dam, Van Damstera, van Damster. Damstra sate te Eagum

Damst: Variant van Damsteeg.

Damster. Middenenderlands damsater; die bij een dijk of dam woont.

Damoun. Naam uit Iran en het Kaspische zeegebied met als betekenis: dicht bos.

Dancet, Dancette, Dansette, Danset, Dansey: 1. Afleiding van Oudfrans dance, danse: dans. Vergelijk Dansaert. 2. Variant van Doncet.

Danchin. Plaatsnaam Anchin, Nord.

Danco, Dancot. Variant van Daco, D’Acoz met n-epenthesis.

Dancoisne, Dancoine. Plaatsnaam Ancoisne, Nord.

D’Ancre. 1. Plaatsnaam Ancre in Ogy (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Encre, oude naam van Albert (Somme).

Dandelot, Dendelot, Dandelooy: Plaatsnaam Andelot (Hte-Marne, Jura).

Dandenne. Plaatsnaam Andenne, Namen.

Dandoy, Dandoi, Dandois, Dandoit, Dandoe, D’Ando, Dendoy: Plaatsnaam Andoy in Wierde (Namen).

Dandifrosse. Plaatsnaam Andrifosse in Robertville (Luik).

Dandrimont, D’Andrimont, Dandremont: Plaatsnaam Andrimont (Luik).

Dandumont, Dadoumont: Plaatsnaam Andoumont in Gomz (Luik).

Daneau, Daneaux, Danieau, Dannaux, Dannau, Danaux, Danaut, Daniaux, Daniau,Danneaux, Danneau, D’Aneaux, Danna, D’Anna, Danio, Danhieu, Danhieux, Denhieu, Deneu, Deneux, Donneu, Donneus, Doneu, Deniaud, Deniau, Denaux, Denhaut, Denaut, Denneau, Deneau, Denau, Dennauw, Denauw, Denoo, Deno, De No, Donaux, Donneau, Donneuax, Donniaux, Donnaux, Doniaux, Doniau, Donia, Dogna, Dogneaux, Dognaux, Dogniau, Dogniaux, Dougniau, Dougniaax, Douniau, Dougna, Donea, De Donnea, Dannay, Donnai, Donnais, Donnay, Donay, Dounay, Daunay, Daunau, Daunno, Dagneau, Dagneaux, Dagniaux, Dagniau, Dagnie, Daniauax, Daignaux, Dagneau, d’Agneaux, Daigneux, Dagneux, Daugnaix, Dagniaux, Dagnaux, Dagneau, Dinau, Dinaut, Dinaux, Dhinaut. Vadersnaam, Romaanse vormen van de Bijbelse voornaam Daniel waarbij de uitgang -(i)el evolueerde zoals het Latatijnse suffix -dlu van Frans -(e)au, Picardisch-iau, Centrum-Waals -ta, Luiks -ea(l), -ay.

Danen, Danens, Daenen, Daenens, Dhaenens, Dhanen, Dhanens, d’Lanens, Dannin, Dhanyns, D’Lanijns, d’Lanins. Vadersnaam, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Daniel.

Danet, Danes, Daney, Dannet, Dann: Afleiding van de voornaam Daniel.

D’Angeli, D’Angelo, De Angeli, De Angelis. Italiaanse vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Angelus.

Dangez, Danger: 1. D’Angers. Plaatsnaam (Maine-et-Loire). 2. Danger van Middelnederlands dangier: macht, geweld, onbeschoftheid, gevaar. Bijnaam. Vergelijk familienaam Dangereux.

Dangien. Plaatsnaam Enghien (Henegouwen), Nederlands Edingen.

Dangleterre. Van Engeland, Frans Angleterre.

Dangleur, Dongleur: Plaatsnaam Angleur (Luik).

Dangmann. Vadersnaam. Duitse afleiding van een Germaanse dank-naam zoals Dankaard.

Dangot, Dangotte. Vadersnaam. (Moedersnaam) Angot(te) Germaans ans-gaut?

Dangoxhe, Dangoisse: Plaatsnaam Angoxhe in Rotheux (Luik).

Dangre. Plaatsnaam Angre, Henegouwen.

Dangreaux, Dangreau, Dangrau, Dangraux, Dangreiau, Dangriau, Dangriaux: Plaatsnaam Angreaux (Henegouwen).

Dangremont, Dengremont: Variant van Dacremont of Daigremont met n-epenthesis.

Danguillaume. Vadersnaam. Dan Guillaume: heer Willem. Danguy: Vadersnaam Dan Guy: heer Wijt.

Danhaive. Plaatsnaam Enhaive in Jambes (Namen).

Danhier, Danhiez. Plaatsnaam Anhiers, Nord.

Danhieu, Danhieux. Danheux. Spelling voor Da(i)gneux.

Daniel, Daniels, Danielse, Dani, Danneels, Danneel, Daneels, Daneelt, Danel, Danil, Danils, Daniele, Danielse, Danielsen, Danielssen, Danielsson, Danielson, Danihel, Danheel, Danel, Danaels, Danieli, Danilis, Deniel, Deniels, Denniel, Deneels, de Neels: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Daniel (=mijn rechter is God).

Danhuysen, Daenhuysen, Danhausen, Danhauser, Donhuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Dannhausen (Nedersaksen-Beieren). De Duitse variant is Tannhauser. Dit uit de plaatsnaam Tann: groot woud.

Danire. Franse verspreide plaatsnaam Asnires (onder meer Seine).

Danis, Dannis, Dhanis, Dannijs, Danijs, Danys, Danisse, Daunis. 1. Vadersnaam uit Denijs. 2. Of uit Daniel. Zie verder bij Danen. 3. Of naam uit de plaatsnaam Anixhe in Fexhe-lez-Slins (Luik).

Danjou, Danjoux. Plaatsnaam Anjou, oud hertogdom, streek van Angers.

Dankaart, Dankaert, Dankaerts, Dankaart, Danka, Dankers, Danker, Danckaart, Danckaert, Dancart, Danchart, Danckaerts, Danckaerts, Danckaers, Sanckaers, Danchaerts, Dancker, Danckers, Danker, Danchaerts, Danekaert, Tanker: Vadersnaam. Germaanse voornaam thank-hard ‘gedachte, dank-sterk’. Danker kan theoretisch uit thank-hari worden verklaard, maar het ligt meer voor de hand dat Danker(s) door verdoffing uit Dankaer(t)(s) ontstond

Dankelman. Vadersnaam. Afleiding van Dankel, van Germaanse dank-naam zoals Dankaard. Duits Danckelmann.

Dankemeier. Re-interpretatie van Duitse familienaam Dannenmeier: meier in een Tann: groot woud.

Dankhof: Misschien re-interpretatie van de Slavische familienaam Dankov, van Daniel.

Danks, Dancs: Vadersnaam Dank, korte Germaanse voornaam Danco ‘gedachteՍ of korte vorm van welke Dank-naam ook, Dankaard of Dankward.

Dankwardt, Dankwart, Dankwort. Vadersnaam. Germaanse voornaam thank-ward ‘gedachte-bewaarder’. Tanquardus.

Danle, Danlee, Danloi, Danlois, Danloy, Danloye. Plaatsnaam Anloy, Waals Anl.

Danlie, Danlier, Danlieu, Dannely, Danly, Daulies, Daulie, Daullye, Daully: Plaatsnaam Anlier.

Dannenberg, Danneberg. Plaatsnaam in Duitsland.

Dannenhauer. Houthakker in het bos (im Tanne, Middenenderlands dan).

Dannequin, Danquin: 1. Vadersnaam. Geromaniseerde spelling van Middelnederlands Danekin, afleiding van de voornaam Daniel. Zie Daenekindt. 2. D’Annequin. Plaatsnaam Annequin (Pas-de-Calais).Vergelijk Dennequin.

Danner. 1. Beroepsnaam afgeleid van het Middelnederlandse en Middelsduitse danne: houthakker (ook Dannenhauer). 2. Familienaam verwijzend naar de plaats van afkomst: Dannemarik (Denemarken) of Dannenberg (plaatsnaam in diverse Duitse plaatsen). Waarschijnlijk een familienaam met Duitse wortels.

Dannevoye, Dannevoie, Danvoie, Danvoy, Danvoye: Plaatsnaam Annevoie (Namen).

Dannoot, Dano: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Daniel. Vergelijk Danon. 2. Plaatsnaam Annot (B.-Alpes). 3. Variant van Danois. Vergelijk Lannoot, van Lannoi. Danosset, Dannoset: Vadersnaam D’Lannoset: afleiding van Jehan? Of vleivorm van Daniel?

Danois, Dannoy, Dannoi: 1. Danois: Deen. Vergelijk De Dene. 2. Plaatsnaam Annois (Aisne), Annoix (Cher), Annois (B.-Pyr.).

Danon, Dannon, Dennon, Denon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Daniel.

Danquegny, Danckenie, Dankenie: Plaatsnaam Hacquegnies (Henegouwen), met n-epenthesis.

Dans, D’Ans, d’Ans, Danse, Danze, Danz, Dance: 1. Bijnaam. Oudfrans dan(t), dam: heer, meester; Vergelijk De Heere. 2. Korte vorm van Daniel: 3. Dans = d’Ans. Plaatsnaam Ans (Luik).

Dansaert, Dansart, Dansard, Danssaert: 1. Afleiding van het werkwoord dansen. Bijnaam voor een danser. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Ansart in Tintigny (Luxemburg).

D’Ansembourg. Plaatsnaam Ansemburg.

Danseray. Middenfrans dansereau: danser. Vergelijk Dansaert. Dansercoer: Dachicourt met epenthetische n en r.

D’Anstaing. Plaatsnaam Anstaing, Nord.

Danschutter, de: Deze naam bevat tweemaal het lidwoord de, want Danschutter = de Handschutter, van de Hantsetter. Beroepsnaam. Middelnederlands hant(scoe)zutter ‘Handschoennaaier, handschoenmaker’.

Damsum (Damsheim, Dammo’s woonplaats), dorp bij Esens in Oost-Friesland.

Dantand. 1. Waalse spelling voor Den Tand. 2. Verschrijving voor Dan tan, dat is dաntan, van Latijn ante annum: vorig jaar, eertijds. Bijnaam.

Danthe. Plaatsnaam Anthe (Namen).

Dantoing, Dantoin, Dantoint, Danthoin, Danthuin. Familienaam uit de plaatsnaam Antoing (Henegouwen).

Danthinne, Danthinnes, Danthine, Danthines, Dhantinnes, Dhantinne, Dhantine, Dentinne, Danthisnes: 1. Plaatsnaam Anthisnes (Luik). 2. Plaatsnaam Emptinne (Namen). Zie Demptinne.

Dantoing, Dantoint, Dantoin, Danthoin, Danthuin: Plaatsnaam Antoing (Henegouwen).

D’Antoni, D’Antonio, D’Antuono: Italiaanse vadersnaam, heiligennaam Antonius.

Dantzig, van, Danziger, Dancygier: Plaatsnaam Dantsig (Duits Danzig, Pools Gdansk) in West-Pruisen, nu Polen. De Nederlandse vorm was evenwel Dansik of Danswijk.

Danvain, Danvin. 1. Plaatsnaam Anvaing (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Anvin (Pas-de-Calais).

Danvers, d’Anvers, D’Anvers. Familienaam (Franstalige variant Anvers) uit de plaatsnaam Antwerpen.

Dany, Danni, Dani: Waarschijnlijk variant van Deny/Deni, met voortonig versterkte klinker.

Danzin, Danzain: Plaastnaam Anzin (Nord, Pas-de-Calais).

D’Aoust, d’Aoust, Davoust, Daoust, Doust, Dhoest, D’Loest, Dehoest, D’Aot, D’Aout, d’Aout, Daou, Daout, Dawoud, Daoud, Dahout, D’Loedt, D’Loe, Dapfontaine. Plaatsnaam Arbrefontaine.

Daplincourt. Plaatsnaam Applaincourt in Noyon, Oise.

Daponte. Spaanse familienaam= van der Brugge.

Dapper, de, Daper, Daper, Dapperen: Bijnaam voor wie dapper was, die snel, vlug, flink, sterik gebouwd was.

Dapsence, Dapsens: Moedersnaam. Voorzetsel de + Germaanse voornaam Absendis?

D’Loust, D’Lou, Dehoust, Dhoust. Naam uit het Oudfranse aost: augustus, oogstmaand. Wellicht bijnaam voor een oogster.

Darc, Darck, Darque, Darcq, Darcque, Darques. 1. Naam uit de plaatsnaam Arc (diverse plaatsen in Frankrijk en ook in Henegouwen). 2. Of uit Arques (Nederlands Arken in Pas-de-Calais). 3. Zie ook Arq.

Darche, Darge, D’Arge: Plaatsnaam (lթ rche in Maillen (Namen) en Haltinne (Namen); Arche(s) (Ardèche).

Darchennes. Plaatsnaam Archennes, Waals-Brabant, Nederlands Eerken.

Darchis, Darcis: 1. Plaatsnaam Archis in Milmort (Luxemburg). 2. Zie Darcy.

Darcon: Variant van Dercon. Op 3 juli 1813 werd een Cornelis Dercon te vondeling gelegd in Antwerpen. Zijn familienaam stond op een briefje. Vermoedelijk van de Recogne, Plaatsnaam (Luxemburg).

Darcy, d’Arcy, Darsi, Darchis, Darcis, Arcyz, Arcy: Plaatsnaam Arcy (Aisne, Yonne), Arcis (Marne, Aube) of Arsy (Oise).

Dardar, Dardart. Hypocoristische reduplicatie van een naam op -ard, bijvoorbeeld Mdard. Een klok in de Luikse Sint-Pauluskerik heette Dardar.

Dargent, D’Argent. 1. Naam uit de plaatsnaam Argent-sur-Sauldre (Cher - de naam heeft wellicht te maken met zilver of zilverwinning). 2. Beroepsbijnaam van de zilversmid.

Dargenton. Plaatsnaam Argenton (Namen, B.-Alp., Finistre, Lot-et-Gar., Deux-Svres, Mayenne, Indre).

Darding. Vernederlandsing van D’Ardenne.

Darentsen. Frans voorzetsels de + vadersnaam Arentsen.

Darigny. Plaatsnaam Arrigny, Marne.

D’Arimont, Darimont, Arimont: Plaatsnaam Arimont in Bverc (Luik), Malmedy (Luik).

Darius, Daris, Dario: Voornaam uit de Oudheid (Perzië), ook heiligennaam.

Darleux. 1. Plaatsnaam Arleux (Nord). 2. Plaatnaam Arleux (Pas-de-Calais, Somme).

D’Arlhac. Plaatsnaam Arlac, Gironde.

Darlier. Plaatsnaam Arlier uit Oudfrans argilier: kleigrond, in Jalhay (Luik).

Darmon, Darmont, Darmond. Plaatsnaam Darmont, Meuse.

Darms. Verkorte vorm (afleiding) van Gendarm(e);

Darmstaedter, Darmstadter. Van Darmstadt, Duitsland.

Daron. Oudfrans daron: huisheer.

Darquenne, Darquennes, Darkenne: Plaatsnaam Arquennes (Henegouwen).

Darrien. Plaatsnaam Arrien (Basses-Pyr., Arige).

Dart. Oudfrans dart: pijl. Het familiewapen vertoont twee pijlen.

Darthet, Darthe, Darthez, Dartet, d’Artet, Dart, Darte: 1. Plaatsnaam Artey in Rhisnes (Namen). 2. Plaatsnaam Arthez (Landes, Pyr.-Atl.)

Dartienne. Plaatsnaam Retinne (Luik), Waals R’tne.

Darville, Dervil, Derville; Plaatsnaam Arville (Luxemburg, Seine-et-Marne).

Das, den Das, Dasse, Dassen. 1. Bijnaam naar de diernaam, de das, haarkleur, lichaamsbouw, gedrag. Vergelijk Duits Dachs. 2. Variant van Stas/Staes (zie daar).

Dasbach. Plaatsnaam Dasbach, Duitsland.

Daschot: Uit d’Arschot, dat is van Aarschot (Vlaams-Brabant).

Daskal. Bulgaarse familienaam. Beroepsnaam van de schoolmeester.

Daskalides. Griekse beroepsnaam van Didaskalos; schoolmeester.

Dasmoy, Dasmois. 1. Hoofdzakelijk Luxemburgse familienaam; zie Dassenoy. Ook de plaatsnaam Asnois (Nivre, Vienne) komt in aanmerking. Zelfde betekenis: plaats waar takken groeien. 2. Verschrijving van Danois.

Dasoul. Plaatsnaam Daussoulx (1384 Dasoul) of Daussois (1558 Dassoul) (Namen).

Daspremont, d’Aspremont, D’Apremont, Appermont, Apremonts: Verspreide plaatsnaam A(s)premont: ruwe berg.

Dassargues. Plaatsnaam Aussargues in Lunel (Harault).

D’Assche, Dasque: 1. Plaatsnaam Asse, vroeger Assche (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Ascq = Asques (Nord).

Dasse. 1. Plaatsnaam Asse in Julmont (Luxemburg). 2. Een andere plaatsnaam in: 1333 Margrite Dasse, Doornik.

Dassel. Plaatsnaam Dassel, Duitsland.

Dasselaar, van, Daselaar. Adresnaam. Boerderij die vroeger bij Vanenburg behoorde.

Dasnoy, Dassenoy, Dasnois: Plaatsnaam Assenois.

Dassesse. Plaatsnaam Assesse (Namen).

Dasset. Beroepsnaam. Oudfrans dasset: kleine zeef.

Dasseville, Darcheville: Plaatsnaam Acheville (Pas-de-Calais).

Dasthy, Dasty. Plaatsnaam Hastire (Namen)?

Dastrevelle. Uitspraak Datrevelle, klankverandering van Dartevelle.

Dastroy, Dastrois. Plaatsnaam Hastroit in Pessoux, Namen.

Datema: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans dad-naam; zie Datthijn.

Dath, D’Ath: Plaatsnaam Ath (Henegouwen), Nederlands Aat.

Dathenus. De hervormingsgezinde predikant Pieter Dathenus (1588) heette eigenlijk Pieter van Bergen. Zijn humanistennaam is de vertaling van d’Athnes. 1570 Pieter Daten (predikant), Iper.

Datthijn, Datthyn, Dattin: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse dad-naam, zoals Datbert, Dadwin of korte vorm Dato.

Dattiches. Plaatsnaam Attiches (Nord).

Dauzenberg, Dautzenbergh, Doutzenberg, Doutsenberg: Pplaatsnaam van Totzenberg, van Trotzenberg bij Aken?

Daubach. Plaatsnaam, Duitsland.

Daube. 1. Plaatsnaam Aube (Moselle, Orne). 2. Variant van Dabe.

Daubechies, Daubeschies, Daubchies, Dopchies, Dopchie, Dobchies: Plaatsnaam Aubechies (Henegouwen.

Daubenton, Daubanton: Plaatsnaam Aubenton (Aisne).

Daubercie, Daubercies, Daubersy, Daubercy, Daubersies: Plaatsnaam Aubrechies (Pas-de-Calais) en in Sint-Vaast (Nord). Aubercy in Triaucourt (Meuse). Ook Bois d’Aubrechies in Solre-sur-Sambre (Henegouwen). Maar het kan best een variant zijn van Daubechies.

Daubigny, Daubigney, Dobbenie, Dobbeni, Dobbonie, Dobbini: 1. Plaatsnaam Aubigny in Doornik (Henegouwen). 2. Verspreide plaatsnaam in Frankrijk (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme).

Dauchy, Dauchie, Dochy, Dossi, Dosy, Duchi, Duci, Ducy, Dusi. 1. Naam uit de plaatsnaam Auchy (Pas-de-Calais en Nord). 2. Zie ook Douchy.

3. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Haussy (Nord).

Daubioul, Daubioulle. Voorzetsel de + vadersnaam. Aubioul, Waalse vleivorm van Germaanse voornaam Aubert.

Daublain, Haublain, Haublin: Plaatsnaam Aublain (Namen).

Daubois, D’Aubois, d’Au Bois: van aan het Bos.

Daubr, Daubre, Daubrez, D’Aubrey: Plaatsnaam Auberaie: plaats waar abelen groeien. Franse familienaam Aubraye, Aubre.

Daubrem, Dobrem, Dobrometz, Dabremez, Dappreme, Dapprem, Dappree, Dappremee, Dapremez, Dapreme: 1. Plaatsnaam Aubrem in Grand-Rosire (Waals-Brabant). Plaatsnaam Aubrometz (Pas-de-Calais). 3. Wellicht ook plaatsnaam in Vloesberg (Henegouwen) of in de buurt. Daubresse. Onzeker, van aux Bresses?

Daubry. Plaatsnaam Aubry (Nord, Orne).

Dauby, Daubie, Daubies, Daubit: Plaatsnaam Auby (Nord).

Dauchot. Waarschijnlijk variant van Douchot (vergelijk Dauchy/Douchy) = Doussot, van doux: zacht, teder. Bijnaam.

Dauchy, Dauchie, Dochy, Dossi, Dosy, Duchi, Duci, Ducy, Dusi: 1. Plaatsnaam Auchy (Pas-de-Calais, 3 maal in Nord). 2. Soms hypercorrect voor Daussy. Zie ook Douchy.

Daudenthun. Plaatsnaam Audincthun (Pas-de-Calais).

Daudeij: Uit de Zuid-Franse familienaam Daudet, Daud, van Deusdet. Latijnse voornaam Deusdedit ‘God gaf’.

Daudergnies, Dodergnies: Plaatsnaam Audregnies (Henegouwen).

Daudrez, Dodr, Doderay. Vadersnaam d’Audrez, Germaanse voornaam ald-rd ‘mud-raad’. Aldradus. Of dod-rd?

Daudruy. Plaatsnaam Audruicq (Pas-de-Calais).

Daufresne. Variant van Dufrne of dաu fresne: van aan de es.

Dauge. Plaatsnaam Auge, Ardèche.

Daugimont, Daugeumont, Daujeumont, Dausimont: 1. Plaatsnaam Agimont (Namen). 2. Spelling voor Dogimont.

Daulne, Daun, Daune, Daine: Plaatsnaam Aulne in Goze (Henegouwen).

Daumerie, Daumeries, Daumery, Deaulmerie, Daulmerie: Plaatsnaam Aumerie in Kain (Henegouwen) of Aymeries (Nord): De familienaam kwam voor in de varianten Daimeri, d’Aymeries, d’Aulmerie, Damerie(s), d’Aulmery.

Daumont, Domont: 1. Plaatsnaam Aumont (Jura, Oise, Somme, Lozre). 2. Plaatsnaam Hautmont in Dison (Luxemburg) en Ophain (Waals-Brabant) of Hautmont (Nord). 3. Plaatsnaam Omont in Sclessin (Luxemburg).

Daunau. 1. Plaatsnaam Auneau (Eure-et-Loir). 2. Zie Daneau.

Daunay. 1. D’Aunay. Plaatsnaam Aunay. Frans aunaie, van Latijn alnetum: els. 2. Zie Daneau.

Dauphin, Dauphine, Dalphin, Le Dauphin. Bijnaam naar de gelijke huisnaam (onder andere in Luik).

Dauriac, Dauria, D’Auria, D’Aurea: Plaatsnaam Auriac, verspreid in Z.-W.-Frankrijk.

Daurmont. Plaatsnaam Dauremont in Graux (Namen).

Dauron. Plaatsnaam Auron (Alp.-M.) of Aurons (B.-du-Rhône).

Daury. Plaatsnaam Daurys in Dison (Luik), Dauris in Houyet (Namen).

Dausse, Dause. Plaatsnaam Ausse? Bois d’Ausse in Courrire (Namen)?

Daussogne, Dausogne. Plaatsnaam Ossogne in Havelange (Namen) en Thuillies (Henegouwen).

Daussain, Doussaint, Daussin, Dausin, Dossin. 1. Naam uit de plaatsnaam Ausseing (Haute-Garonne). 2. Zie ook Douchain.

Daussort. Plaatsnaam Waulsort. Namen.

D’Austerlitz. Plaatsnaam Austerlitz (Slavkov) in Moravie.

Dautel, Dothel, Dotel, Dhtel, Dhtel: 1. Plaatsnaam Autel: altaar, kleine kerk, bijvoorbeeld Autelbas. 2. Plaatsnaam Ostel (Aisne).

Dautrebande. Plaatsnaam Outre-Bende in Ampsin (Luik).

Dautreloup, Dautreloux. Plaatsnaam Outrelouxhe (Luik).

Dautreppe. 1. Plaatsnaam Autreppe (Henegouwen) en in Blicquy (Henegouwen) en Ormeignies (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Autreppes (Aisne).

Dautricourt. Plaatsnaam Autricourt (Cpte-d’Or).

D’Autry. Plaatsnaam Autry (Ardeche, Allier, Loiret).

Dautun. Plaatsnaam Autun (Sane-et-Loire).

Dautzenberg, Dautsenberg, Doutzenberg. Naam uit de Elzas, samenklontering autzenberg met de persoonsnaam ansila; een goddelijkheid eens per jaar.

Dauvergne, Dovergne: Streeknaam Auvergne in Frankrijk.

Dauvill, Dauville, Dauvillaire, Dauville, Doville, Doville: Plaatsnaam Auvillers (Ardeche), in Wattrelos (Nord), Jeneffe (Luik).

Dauvrain, Dauvrin. Plaatsnaam Douvrain in Baudour (Henegouwen).

Dauw (de), Dendauw, Dauwe, Daue, Dhauwe, Dhauw, D’Lauwe, D’Lauw, Dauwens, Dauwen, Douwen, Douwe, Douws, Douw, Doeven, Dauven, Daven, Dave en de Friese variant Douwstra. Vadersnaam uit Dauwin, Dauwen, knuffelvormen van de Bijbelse voornaam David. Of uit de Germaanse voornaam Dauo, Dawin, Davo. Het lidwoord is dan secundair, omdat de naam achteraf niet meer als vadersnaam begrepen werd. 3. Eventueel bijnaam ‘Dauw’. Vergelijk Frans Rose.

Dauwels. 1. Variant van Dauwens? 2. Middelnederlands damwilt, danwilt, dauwilt: damhert.

D’Auxy. Plaatsnaam Auxi (Pas-de-Calais), Auxy (Loiret, Sane-et-Loire).

Davain, Davin. 1. Plaatsnaam Avains in Laon (Aisne). 2. Zie Davin.

Davagle. Plaatsnaam Navaugle in Buissonville (Namen)

Daval, Davaux, Davau, Davay, Aveau, Avaux, Avau, Avoux, Havaux, Havaut, Haveau, Haveaux, Havai, Havia, Davaud, Davaz, Laval, Lavat, Lavau, Lavaud, Lavoz, Lavalle, Lavalley. Familienaam uit het Franse val, het Latijnse ad vallem: vallei, stroomafwaarts. In diverse Franse dialecten is val trouwens vau.

Er zijn ook diverse plaatsnamen die hieraan wellicht hun ontstaan danken (onder andere Avaux (Ardeche) en Aveau (in Rouvery, Henegouwen). Zie ook Hauweel.

Davay is Luiks-Waalse vorm van Davau(x). Plaatsnaam Havay, Henegouwen.

Dave, D’Lve: 1. Plaatsnaam Dave (Namen). Zie Dedave. 2. Plaatsnaam Ave(-et-Auffe) (Namen). 3. Zie (de) Dauw.

Davelaar, van. Plaatsnaam bij Woudenberg, gebied bij Veghel, Utrecht.

Davellois, Davelois. Plaatsnaam Auvelais (Namen).

Daveluy. Plaatsnam Aveluy (Somme) of Haveluy (Nord).

Davepon. Plaatsnaam Davipont in Mortroux (Luxemburg).

Daveraet, Daverat, Daveraes: Franse familienaam Daverat uit de Landes. Plaatsnaam Avra ‘Notenboom’.

D’Avernas. Plaatsnaam Avernas-le-Bauduin (Luik) of (Cras-) Avernas (Luik).

Daverveldt. Plaatsnaam. 16de eeuw van Daverveld, Uden.

Davesne, Davenne, Davenes, Davaine, Daveyne: 1. Plaatsnaam Avesnes (Nord, Pas-de-Calais, Somme enz.). 2. Plaatsnaam Avennes (Luik).

David, Davids, Davidse, Davits, Davidt, Davits, Davit, Davieds, Daviet, Davies, Davie, Davidson, Dawidson, Dawid, Davy, Davyt, Davoson, Davis, Davio, Davisson; Vadersnaam uit de Bijbelse voornaam David: lieveling, vriend.

Davignon, Avignone, Avognon. Familienaam uit de plaatsnaam Avignon (Vaucluse).

Davila. Spaanse plaats- en streeknaam Avila.

Davin, Davain: 1. Plaatsnaam Avin (Luik) of Avins-en-Condroz (Luik). 2. Zie Davain.

Davox. Waarschijnlijk verschrijving voor Davis.

Daviron. Plaatsnaam Aviron, Eure.

Davoine. 1. Frans avoine: haver. Beroepsnaam voor een haverkoopman. 2. Plaatsnaam Avoine (Indre-et-Loire, Orne).

Davister, Davisters, Dauvister: Plaatsnaam Avister in Esneux (Luxemburg).

Davoise. Plaatsnaam Avoise, Sarthe.

Davranche. Plaatsnaam Avranches, Manche.

Davreux. Plaatsnaam Avreu/Avroy in Luik.

Davril, Dapvril, D’Aprile, Daprile: 1. Naam van de maand april. Vergelijk April, D’Aoust. 2. Plaatsnaam Avril (Nivre).

Davroux. Plaatsnaam Avroult. Pas-de-Calais.

Dawagne. Plaatsnaam Awagne in Lisogne, Namen.

Dawans, Dawant, Dawand, Dawanse, Dawance, Dawange, d’Awans, Davans, Hawanx: Plaatsnaam Awans (Luik).

Daws, Dawson. Vadersnaam. Zoon van Dawe: David.

Dawyndt, D’Awoingt. Plaatsnaam Awoingt (Nord).

Dax. Duitse familienaam Dachs; das. Vergelijk Das.

Daxbeek, Daxbeck, Daxbek: Nederduitse familienaam Dachsbeck, Dachspeck. Waternaam Dachsbach: dassenbeek.

Day, Daye, Daij, Daije, Daeye, Dae, D’Laeye, Dhaeye: Henegouwse aanpassing, met reductie van de uitgang, van d’Laeyer.

Dayeneux. Plaatsnaam Ayeneux (Luik).

Dayez, Dayet, Dayes, Daijez, Daij, Dajez, Dahiez, Dahier: Vadersnaam van de voornaam David: Daviot = Dayot = Dayet.

Days, Dayse. 1. Wellicht variant van Daix. 2. Plaatsnaam Ays, oude vorm van Aische-en-Refail (Namen)

Dazard, Dazert: Middelnederlands dasaert: gek, dwaas.

Debats, Debets, Dibbets, Deben. Vadersnaam van de voornaam Debet, van Germaans Dietbald; volk, bald; dapper, of uit Dietbert, bert; stralen, schitteren.

De Almeida. Plaatsnaam, Portugal.

Deak, Deakin. Engelse familienaam Deacon; deken. Beroepsnaam.

Dean, Deane. Engelse familienaam Dean; deken.

Debachy, Bachy, Bachie: Plaatsnaam Bachy (Nord).

Debahy. Variant van Debeffe?

De Badrihay, de Baudrihaye: Plaatsnaam Badrihaye in Ayeneux en Soumagne (Luik).

De Bagenrieux. Plaatsnaam Bagenrieux in Neufvilles (Henegouwen).

De Billon, Baillion, Baillon, Ballion: Plaatsnaam Billon in Achicourt (Pas-de-Calais), Fresnicourt-le-Dolmen (Pas-de-Calais), Warloy-Baillon (Somme), Barisis (Aisne).

Debailleul, Debailleux, Deballieu, Debailliu, Debaillue, Baillieux, Baillieu, Bailieux, Baillieul, Bailleul, Bailloeuil, Bailloeul, Ballieul, Bayeul, Bailleur, Bailleux, Bailleu: Plaatsnaam Belle, Frans Bailleul (Frans-Vlaanderen). Maar ook Bailleul (Henegouwen, Somme, 3x Pas-de-Calais). Zie ook Van Belle.

Debaisieux, Debaissieux, Baisieux, Baisieu, Boisieux, Boisieu, Basieux, Basiu, Besieux: Plaatsnaam Baisieux (Henegouwen, Nord), Baizieux (Somme).

Debaive, (de) Bve: Plaatsnaam Baives (Nord).

Debaix, Debaisse, Debaise, Debaize, Dubay, Dub: Plaatsnaam Bais, van Germaans bald: beek.

Debande, Bande: 1. Plaatsnaam Bande (Luxemburg). 2. Verschrijving voor Debende.

De Banterl, De Banterle. Plaatsnaam Banterl in Baisy-Thy (Waals-Brabant).

Debapaume, Debapaumes, Bapume. Plaatsnaam Bapaume (Pas-de-Calais).

Debaque. Kan een variant zijn van Debacq, De Baeke of uit Lebacq.

Debar, Debarre, Debard, Debaert, Debart, Debaar: Plaatsnaam Bat, wellicht de oude jaarmarktstad Bar-sur-Aube in Champagne; of Bar-sur-Seine (Aube), Bar (Aveyron, Ardeche, Corrze).

Debarbieux, Desbarbieux: 1. Plaatsnaam Barbieux (Nord, Rhône). 2. Zie Barbier(s).

Debarge. Plaatsnaam Barges (Henegouwen).

De Barse. Plaatsnaam, Luik.

Debarleduc. Van Baarle-Hertog (Antwerpen) of Bar-le-Duc (Meuse).

Debarsy. Plaatsnaam Barsy in Flostoy (Namen).

Debary, Barry, Bary, Barrie, Barri, Bari: Plaatsnaam Barry (Henegouwen).

De Bassompierre, De Bassompire, Bassompiere, Massompierre: Plaatsnaam Bassompierre (Moselle).

Debattice, Debatice, Debatis, Debatisse, de Batist, Battice, Btisse: Plaatsnaam Battice (Luik).

Debauce, de Beausse, Debaus, Baus, Debasse: Plaatsnaam Bauce in Malonne (Namen). Of variant van Dbauche.

Debauche, Beauche, Bauche, Debauge: Plaatsnaam Bauche in Evrehailles (Namen) en Montignies-le-Tilleul (Henegouwen). Of variant van Debauce.

Debaudrenghien, Baudrenghien, Boudranghien, Boudringhien, Derbaudringhien, Debaudringhien, Derbaudrenghien, Derbaudringhiem, Derbaudendrien, Derbaudrendhien, Derbaudrendien, Boudrenghien, Boudringhien, Boudringhin, Bouderenghien, Boutringain, Bondringhien, Bodringhien, Bodranghien, Bodrenghien, Bodronghien: 1. Plaatsnaam Bauderghem, Boudergem, Boudenghien in Vloesberg Flobecq (Henegouwen), Germaans Balthaharingahaim: woning van de lieden van Baldhari/Bouder. 2. Plaatsnaam Bau- (..)

Deben, Debing, Debin, De Bing, De Bin, Dubin, De Beyn. Familienaam afgeleid van ofwel de plaatsnaam Ben (Luik) of de plaatsnaam Eben (-Emael) (Luik).

Debeaune, Beaune, Baune. Familienaam uit de plaatsnaam Beaune (Bourgondi) of Baune (in St.-Georges - Luik).

Debattij: Ook Debatis, Dubaty, Debatthy. Verspreide Waalse plaatsnaam bati ‘Begane grond, algemene grond, dorpsplein’.

Debbout, Debbaudt, Debbaut: Vadersnaam. Dibboud. Germaanse voornaam theud-bald ‘Volk-moedig’. Thietbaldus, Tieboldus, Tebaudus.

Debeen: Vermoedelijk een spelling voor Debien. Wellicht plaatsnaam Bien in Kasteelbrakel (Waals-Brabant).

Deberlaer, De Beleir, De Beleyer, De Beleyr. Naam met dezelfde betekenis als Van Berlaer. Zie Berlaer Van. Zie ook Berleere Van.

De Bille, De Bielde, De Bilde, De Beelde, De Belie. 1. Naam uit de Oudfranse plaatsnaam Bille: boomstronk. 2. Het kan soms ook een variant zijn van De Belder (zie bij Belder (de).

De Biesme, Debiem, Debiemme, Desbiesme: Plaatsnaam Biesme (Henegouwen, Namen).

De Bivre, Debievre, Debive, Debieve, Debieuvre, Bivre, Biever: 1. Plaatsnaam Bivre (Namen). 2. Plaatsnaam Bivres (Aisne, Ardeche, Seine-et-Oise).

De Bihl. Duitse plaatsnaam Biehl (Beieren), ontronde vorm van Bhl: heuvel.

Debinche. Plaatsnaam Binche (Henegouwen).

Debist, de Bist: Plaatsnam Biest. Zie Van der Bi(e)st.

Deborne, de Borne, de Beurne, de Beurme, de Burme, Debeurme, De Beume. Familienaam uit de plaatsnaam Born (:bron) (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen), Borne (Overijssel), Born(e) (Frankrijk). Borne is ook grenspaal in bijvoorbeeld Ragnies (Henegouwen).

Debou, Bou, Dubou, Deboe. 1. Schrijfvarianten van Dubos. 2. Zie ook bij Boe (de).

De Bille, de Bielde, de Bilde, de Beelde, de Belle: 1. Plaatsnaam. Oudfrans bille: boomstronk. De gemouilleerde / wordt in het Oost Vlaams Id. Zie ook Van de Bielde. 2. Soms variant van De Belder.

De Biolly. Plaatsnaam Biolley in Salenches (Vaucluse): plaats waar berken groeien. De familie kwam in de 18de eeuw van Savooie naar Verviers.

De Biourge. Plaatsnaam Biourges in Orgeo.

De Bissy. Plaatsnaam Bissy, (Sane-et-Loire).

De Bisthoven. Plaatsnaam Bi(e)sthove: hof bij een biest, plaats waar biezen groeien.

Debled, Desbleds, Dubl, Du Bled, Dublet: 1. Plaatsnaam. 2. Debl. Oudfrans bled, Frans bl, van Latijn bladum: koren. Beroepsnaam.

Debleumortier, de Blommertier, Desbleumortiers, Dubleumortier: Re-interpretatie van plaatsnaam Blanc Moutier: witte (klooster)kerk; vergelijk Blanche-Eglise en familienaam Blamoutier.

Debliqui, Debliquit, Debliquy, Debliquis, Deblicquit, Deblicquy, Dubliquy, Bliki, Blquit, Blequit, Blequy, Blicqui, Bliqui: Plaatsnaam Blicqui (Henegouwen).

De Bocarm. Plaatsnaam Bocarm in Bury (Henegouwen).

De Bourdere, De Bourdre, De Bourder. Familienaam uit de plaatsnaam Bordres (Pyr.-Atl., Hotes-Pyr. en Landes).

De Boev. De Boeve (met accent) of Bouvet (met lidwoord).

De Boi; 1. Spelling voor De Bois. 2. Zie (de) Boy(e).

Debodinance, Debodenance, Debaudenance: Misschien verwaalsing van Van den Boeynants.

Deboeur, Deboeure, de Boeure, de Boeuer, Boeur: 1. Plaatsnaam Boeur in Tavigny. 2. Een enkele keer kan het wel om een oude schrijfwijze (u = v) gaan van De Boevre.

Debognies, Debongnie, Debogne, Debogneet, de Boungne, de Bougne: Plaatsnaam Bougnies (Henegouwen), Boignies in Fontaine-lՅvque (Henegouwen) of Bogny (Ardeche). De Bougnies, (de) Buignies en Beugnies werden door elkaar gebruikt; zie ook Debuigne, Debeugny.

De Bolland, Bolland, Boland, Bouland, Boulan, Boulant, Boulent, Bulland: Plaatsnaam Bolland (Luuik). Zie ook Boelanders.

Debomy, Bomy: Plaatsnaam Bomy (Pas-de-Calais).

Debon, Debonne, Deboone: 1. Variant van Debogne (zie Debognies); vergelijk Debunne = Debuigne, waarvan Debonne ook zelfs variant kan zijn. 2. Door rn/nn-assismilatie van Deborne. Vergelijk Longuebonne in Marik (Henegouwen): 1466 loncq bonne.

Debondues, Debondue, Debondu, Debonduwe, de Bonduwe, de Bonduw, Bonduwe, Bondue: Plaatsnaam Bonduwe, Frans Bondues (Nord).

Debondy. Plaatsnaam Bondy, Seine.

Debonnaire, Debonnaires, de Bonnaires: 1. Vrij verspreide plaatsnaam Bon-Air. Bonnaire in Gouy (Aisne). Bijnaam. Oudfrans debonaire, van de bon aire: edel, van goeden huize, goed, zacht, hoofs.

De Bonnay. Plaatsnaam Bonnay (Somme, Sane-et-Loire, Doubs).

Debonnet, Debonn, Debonnez: 1. Zie Bonet. 2. Plaatsnaam Bonnet in Havay (Henegouwen) en Niverle (Namen); Bonnet (Meuse).

De Bonneville. 1. Plaatsnaam Bonneville (Namen). 2. Plaatsnaam Bonneville in Frankrijk (onder meer Somme, Manche).

Debonnier, Debonny, Debony, de Bony, Deboni, Debouny: 1. Heel waarschijnlijk variant van Debognies. 2. Eventueel plaatsnaam. Frans bonnier: bunder. Le Bonnier in Popuelles (Henegouwen). Vergelijk Van den Bunder.

Deboos, Deboes, De Bos: 1. Aanpassing van Debois, Dubos. 2. Zie de Boose.

Debor, Debord, Desbord; Plaatsnaam Borcq (Deux-Svres) of Bor (Aveyron) of Bord (Creuse, Puy-de-Dme)? Of variant van Debourg?

De Borgie, De Borgies, De Bourgie: Plaatsnaam Borgies bij Doornik (Henegouwen)

De Borl, de Borle, Borlez, Borlet, Borl, Borle, Borlee; Plaatsnaam Borlez (Luik).

Deborne, de Borne, de Beurne, de Beurme, de Burme, de Beume: Plaatsnaam Born: bron (Nederland en Duitsland enz.), Borne (Overijssel), Born(e) (Frankrijk); Borne: grenspaal, in Ragnies (Henegouwen). Voor rn/rm, vergelijk Van Doorne = Van Doorme.

Deborre. Plaatsnaam Borre (Nord) of in Argenteau (Luik).

Deborsut, Deborsu, Borsut, Borsu, Borsus: Plaatsnaam (Bois-et-) Borsu (Luik), Borsu in Verlaine (Luik) en Gesves (Namen).

Debosque, Deboske, de Bosch: 1. Franse vertaling van Van den Bossche. 2. Romaanse aanpassing van De Bosscher.

Debossines. Plaatsnaam. Waals bossne: graszode. Les Bosennes in Francorchamps (Luik).

Debotte, Desbottes: Plaatsnaam? Bijvoorbeeld La Botte in Fraire en Yve-Gomeze (Namen)? Of Waalse verschrijving voor De Bot?

Debou, Bou, Duboe, Deboe: 1. Verschrijvingen voor Desbous, Dubou, Dubos = Dubois. 2. Zie de Boe.

Debouche, Desbouche: Plaatsnaam, Luxemburg. Luiks-Waals bouhe: struikgewas, bosje.

De Boubers. Plaatsnaam Boubers (Pas-de-Calais).

Debouge, Bouge: Plaatsnaam Bouge (Namen).

Debougnard. Plaatsnaam Bougnoux in Charneux, Luik.

De Boulard. Plaatsnaam Boulard in Pipaix, Henegouwen.

Deboule, Deboulle, Duboule: Plaatsnaam Boule, van Latijn betula: berk.

De Bourdere, de Bourdre, de Bourder: Plaatsnaam Bordres (Pyr.-Atl., Htes-Pyr., Landes)?

Debourg, Debourgh, Dubourg, Du Burg: Franse plaatsnaam Bourg, van Germaans burg: burg, burcht; versterkte plaats, dorp, gehucht.

De Bournonville. Plaatsnaam Bournonville (Pas-de-Calais, Marne).

Debourse, Debources, Desbourse: Plaatsnaam Bourse in Limal (Waals-Brabant).

Deboutez, Debouter: Spellingen voor Debouxhtay? Of Boutez met voorzetsel?

De Bousies, Debouzy: Plaatsnaam Bousies (Nord).

Debouverie, Debouvry, Debouvries, Debouvrie, Debouvry, Deboeverie, Delbouvry, Desbouvries, Desbouvrie, Desbouvry, Bouverie, Bouvery, Bouvry, Bouvrij, Bouvrie, Bovrie, Bovrie, Boverie, Bovry, Beuvry. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Bouverie: runderstal, veebedrijf. 2. De vormen op -y kunnen ook komen uit de plaats Beuvry (Nord, Pas-de-Calais).

Debouxhtay, Duboutay, Boutay: Plaatsnaam Bouxhtay in Vottem (Luik): struikje, bosje.

Debove, Debauve, Desbeauve, Debaurve: Plaatsnaam Boves (Somme).

Deboyer. Plaatsnaam Boyer, (Loire, Sane-et-Loire).

Debra, Debrae, Debras, Debraz. 1. Plaatsnaam Bra (Provincie Luik) of Bras (Provincie Luxemburg). 2. Moedersnaam. Samengetrokken uit de Bijbelse voornaam Debora.

Debraine, Debraisne, Debreyne, de Briijne, de Briyne, Braine, Brain, Breine, Breyne, Breijne, Bereyne. Naam uit de plaatsnaam Braine-le-Comte (‘S Gravenbrakel - Henegouwen), Braine-l’Alleud (Eigenbrakel -Waals-Brabant), Wauthier-Braine (Woutersbrakel - Waals-Brabant), Braine-le-Chteau (Kasteelbrakel, Waals-Brabant) of Braine (Aisne (Pas-de-Calais) of Breyne in Geluwe (West-Vlaanderen).

Debray, Debraye, (de) Brey, Breij, de Braey, Debraie, Dubrai, Dubray, (van) Bray: Plaatsnaam Bray (Henegouwen, Somme, Seine-et-Marne, Nord, Pas-de-Calais, Aisne enz.), Braye (Aisne).

Debreffe, Debref. Plaatsnaam Braives, Luxemburg?

Debreu, Debreux, Debreus: Plaatsnaam Breux (Meuse, Seine-et-Oise, Eure).

Debreus, Debreuse. Plaatsnaam Breuze in Kain, Mourcourt (Henegouwen). Zie Van Breuze.

Debrichy, Debrissy: Plaatsnaam Brichy in Seraing (Luik).

Debricon. Plaatsnaam Bricon, Hte-Marne.

Debrie, de Brie: 1. Plaatsnaam Brie (Seine-et-Marne, Somme, Aisne). 2. Verschrijving voor Debry(e). 3. In Webbekom wordt De Brier nu nog als Debrie uitgesproken.

De Brier. 1. Plaatsnaam Briey (Meurthe-et-Moselle). 2. Spelling voor Debrie.

De Brigode. Plaatsnaam Brigode in St-Amand-lez-Fleurus (Henegouwen).

Debrix, Debris, Debrit. Plaatsnaam Brix, Manche.

De Broich. Plaatsnaam Broich; broek (land)

Debroeij, Debroey, Debroye. 1. Variant van Debrou. Zie daar. 2. Mogelijk ook uit Brouw. Zie daar. 3. Of uit het Middelnederlandse broeyen: branden, schroeien, met kokend water begieten, geroosterd worden. Beroepsbijnaam (er zijn wel een aantal beroepen waarin gebroeid wordt) of bijnaam.

Debrou, (de) Brou, de Broe, de Bro, Debroux, Debroex, De Broux, Dubroux, Dubron, Broux. Naam uit de verspreide plaatsnaam bro: moeras, broekgebied. Er is onder andere een Brou in Bitsingen, Limbourg, Wonk (Luik), een Broux in Ophain (Waals-Brabant); zie ook Debroeij.

Debru, Debrue, (de) Bru(e): 1. Varaint van Debru(e)cq =Dubreucq. Vergelijk Pabbruwe. 2. Zie Bru.

Debruge, Debruges, Desbrugge, Debruche: Plaatsnaam Bruges, Frans vorm voor Brugge.

Debrun. Variant van Lebrun of De Bruin(e).

Debrus. Plaatsnaam Brus in Glons (Luik), Heure-le-Romain (Luik).

Debruxelles, Bruxelles, Desbruxelles, Brusselle, Bruselle, Brusseles: Plaatsnaam Bruxelles, Frans vorm voor Brussel.

Debry, Debrye, Dubry, Bry, Debrije: 1. Plaatsnaam Bry(e) (Henegouwen) of Bry (Nord, Seine). 2. Verschrijving voor Debrie. 3. Debrye kan een oorspronkelijk Nederlandse naam zijn, blijkens 1397 Jan den Brye.

De Buisseret, Buisseret, Buisserez: Plaatsnaam Buisseret in Seneffe (Henegouwen). Zie ook Boseret.

Deburbure. Plaatsnaam Burbure (Pas-de-Calais).

Debure, Bure, Burre: Plaatsnaam Bure (Namen, Meuse, Moselle).

Deburges, Deburge. 1. Variant van Debouge. Plaatsnaam Bouge (Namen): 1221 Burges. 2. Plaatsnaam Bourges (Cher) of in Momignies (Henegouwen). 1392 Jan de Bourges, Kortrijk.

De Burlet, Burlet, Burley: Plaatsnaam Burlet.

Debury, Deburie, Burry, Bury, Burri, Buri: 1. Plaatsnaam Bury (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Bury (Oise). Eventueel Burey (Eure, Meuse).

De Busserolle. Plaatsnaam Busserolles, Dordogne.

Debut. 1. Naam uit de plaatsnaam But in Moulbaix en Hacquegnies (Henegouwen). 2. Zie But (de). 3. Spellingvariant van Dubus.

Debye, Deby. 1. Plaatsnaam. Waals b, Oudfrans bief: kanaal. 2. Zie de Bie.

Decaerl, Decaerle, de Caerl, Caerle: Verhaspeling van De Ka(a).

Decagny, Decaignie, Decagnie, Decaigny, Dekany, Caignie, Cagnie, Caigny, Cagny: Plaatsnaam Cagny (Aisne, Calvados, Somme).

Decaillon, Decalion: Plaatsnaam Ecaillon (Nord).

De Callatay, de Callataij: Hongaarse familienaam Kalatay, van plaatsnaam Kalata. Het voorzetsel is adelspartikel.

Decagny, Decaignie, Decagnie, Decaigny, Dekany, Caignie, Cagnie, Caigny, Cagny. Familienaam uit de plaatsnaam Cagny (Aisne, Calvados, Somme).

Decalut, Decallu, Decallut. Verschrijving van De Caluwe. Kijk bij Caluwe.

Decmbray, Cambray, Cambraye, Cambrai, Cambr: Plaatsnam Cambrai (Nord), Nederlands Kamerijk.

Decambron, Cambron, Ouabron, Cambron, Cameron: Plaatsnaam Cambron (Henegouwen).

De Cambry: Plaatsnaam Cambry in Isires (Henegouwen) en Wasmes (Henegouwen).

Dcante. Adaptie, Noordfrans, van De Ganter.

De Carel, de Corel: Du Carel = Ducarreau. Oudfrans carrel, Frans carreau: tegel, baksteen. Beroepsnaam voor een steenbakker. Vergelijk Careel.

De Caritat. Familienaam Caritat; liefde, liefdadigheid.

De Carnin. Plaatsnaam Carnin, Nord.

Decarnire, Decarnires, De Carnires, De Carnire, Carniere, Decannire, (de) Cannire, Canniere, Caniere, Caunre, Caure. Familienaam uit de plaatsnaam Carnires bij Thuin, Henegouwen, of bij Kamerijk. Carnire, van Latijn carpinaria: hagenbeukenbos.

Decarpentrie, Decarpentries, Decarpenteries, Decarpenterie, Decarpentry, Descarpenterie, Descarpentrie, Descarpentries, Descarpentris, Descarpentry: Picardisch carpenterie: timmerwerk. Vergelijk Carpentier. Beroepsnaam van de timmerman. Of naar de plaatsnaam: timmermanswerkplaats.

Decarte, Decartes, Decart, Descartes, Descarte, Discarte, Discart, Disca: Plaatsnaam Quartes (Henegouwen), Quarte in Pont-sur-Sambre (Nord).

De Castella. Plaatsnaam Castellane, Basses-Alpes.

De Casterl. Plaatsnaam Kasterlee, Antwerpen.

De Castro. Italiaanse plaatsnaam, van castrum; burcht.

Decaudaveine. Plaatsnaam Camp dաveine: haverveld. Vergelijk Haverkamp.

Decaux. 1. Dcaux, van Oudfrans descaus : ongeschoeid. Zie Dechaux. 2. Zie Caux.

Decelle, Decelles, Deselle: Plaatsnaam Celles (Henegouwen, Luik, Namen) of Selles (onder meer Pas-de-Calais).

Dcembre, Decembry: Naar de naam van de maand december? Of volksetymologisch van Dechambre, respectievelijk Dechambry. Plaatsnaam Chambry (Aisne, Seine-et-Marne).

Decercq. Plaatsnaam Chercq (Henegouwen).

De Chabannes. Franse plaatsnaam Chabanne = Caban(n)e: huisje, hut.

De Chaffoy. Plaatsnaam Chaffois, Doubs.

Decelle, Decelles, Deselle. Naam uit de plaatsnaam Celles/Selles (Henegouwen, Luik, Namen en Picardi): kluis.

Decerf. 1. Zie Lecerf(f). 2. In de Westhoek ook spelling voor De Kerf.

Deceur, Deceurt, Decoeur, Decour, Decourt, Duchoer, Ducoeur, Choeur, Coeur. 1. Naam uit de plaatsnaam Koeur (-la-Grande en la-Petite (Meuse). Naam uit het Latijnse corylu (hazelaar). 2. Of uit de huisnaam Le Coeur (het Hart).

Dechaine, waarschijnlijk =Dechaine.

Dechainois. Verspreide plaatsnaam Chnois: eikenbos. Vergelijk Picardisch Duquesnoy.

Dechamp, Dechamps, Dechand, Deschamp, Deschamps, De Schamp, Desschans, Deschans, De Schans, Deschanck, Derschamp, Dersjant, Duchamp, Duchamps, Duschampts, Duschampt, Duchant, Dichamp, Dichant, Decamp, Decamps, Decams, Descamp, Descamps, Dcomp, Dcomps, Descampe, Descampt, Decam, De Kamp, De Kam, Decanck, Decancq, Decanq, Decang, Decamk, Dcant, De Cang, De Candt, De Cant, Descans, Descan, Ducamps, Ducamp, Dequant, Dequan, Dequand, le Cam, le Quang, le Quan, Lescan. Familienaam uit de veel voorkomende Franse plaatsnaam camp: veld, Picardisch camp; veld. Soms verward met Touchant.

Dechange, Duchange, Ducange, Cange, Cang: Frans change, Picardisch cange: wissel. Beroepsnaam van de geldwisselaar. Plaatsnaam Cange in Villers-Pol (Nord); Le Change (Luik).

Dechany. Plaatsnaam Chany in Cordes, Henegouwen.

De Changy. Plaatsnaam Changy (Loire, Marne, Sane-et-Loire, Loiret).

De Chanxhe. Plaatsnaam Chanxke in Sprimont. Luik.

De Charbonnires. Plaatsnaam Charbonnire: plaats waar houtskool gebrand wordt. Vergelijk Charbonnier.

De Chavonnes. Plaatsnaam Chavonne, Aisne.

De Cherisey. Plaatsnaam Chrisy (Pas-de-Calais).

Dechau, Dechaux, Deschaux, Duchau, du Chau, Duau, Chau. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Chaux. 2. De(s)chaux kan een spellingvariant zijn van Dchaux: ongeschoeid, blootsvoets. Zuidnederlands diskals: ongeschoeide karmeliet.

Dechentenne, de Chentinnes, Chantinne: Plaatsnaam Chentinnes in Jandrain (Waals-Brabant).

De Chestret. Plaatsnaam Chastrs, Waals tchstr (Namen).

Dechevez. Plaatsnaam. Oudfrans chave, Waals cheve: holle weg.

De Chevilly. Plaatsnaam Cheville, Seine, Loiret.

Dechevis. Plaatsnaam Le Chevis in Chimay, Henegouwen.

Dechvre, Dechivre, Deschiever, Dechevres, Decheiver, Dechef, Delcheffe, Delchef), Dechief, Dechif: 1. Frans chvre, Waals tchtve, chief; geit. Bijnaam voor een geitenhoeder of naar de huisnaam. 2. Dechvre = De Chivres. Plaatsnaam Chivres (Henegouwen).

Dechmann. Duitse familienaam Deichmann: dijkman, dijker of bewoner van een dijk.

De Chilly. Plaatsnaam Chilly, Somme, Seine-et-Oise, Ardèche, Hte-Savoie, Jura.

Decin, Dessin, Dessain, Dessains, Desains, Desain, Dessaint, Desaint, de Saint: 1. Plaatsnaam (Ramegnies-) Chin (Henegouwen). Zie ook Desein. 2. Zie Dessain(s). Vergelijk Deckenpfronn.

De Chou. Plaatsnaam Choux, Jura, Loiret, Orne.

Deck, Decke, Decken, Deckens, Deckx, Decq: Vadersnaam. Bakervormen van Germaanse diet-naam. Vergelijk Dickens.

Deckemin, Deckmyn, Deckmijn, Deckin, Deckinck, Dacqmine, Dacmine. Familienaam uit het Picardische Du Kemin, Du Camin, het Franse Duchemin; Van de Wege.

Deckenbrunnen, Deckdenbronden, Deckdenbranden: Duitse plaatsnaam.

Declaye. Plaatsnaam Eclaye in Pondrme (Namen) of Claye (Seine-et-Marne).

Declerque, Declercque. 1. Spelling voor De Clerck. 2. Plaatsnaam Clerques (Pas-de-Calais). 3. Eventueel plaatsnaam Klerken (West-Vlaanderen).

De Clercy, Clersy. Plaatsnaam Clercy, Seine-et-Oise.

Declty. Plaatsnaam Clty (Pas-de-Calais).

Declve, Declves, Decleve, Clve, Declaive, Desclve, Delclve: 1. Plaatsnaam Kleve (Duitsland). Vergelijk Van Kleef. 2. Zie de Cleve.

Decloitre, Declotre: Plaatsnaam. Oudfrans cloistre: omheining, omheinde plaats; klooster (Frans clotre). Vergelijk Van Clooster.

Declusin. Plaatsnaam Clusin in Wandre, Luik.

Decobert, Degobert, Degoberts, Degombert: Plaatsnaam (Mareuil-)Caubert (Somme).

De Come, Come, Come, Coeme: 1. Plaatsnaam Cosmes (Ille-et- Vilaine). 2. Of plaatsnaam Cohem in Wittes (Pas-de-Calais)?

Decofour, du Caufour: van de Kalkoven. Beroepsnaam van de kalkmaker, kalkbrander. Vergelijk Chaufouraux.

Decohynck. Verschrijving (Noord-Frans) voor Deconynck (de Koning).

Decol, Decolle, de Col, de Cool. Verspreide Franse plaatsnaam Col, van Latijn collis: heuvel, berg.

Decollombs, Decolon: Frans colon: duif. Plaatsnaam in Thimister (Luxemburg). La Colombe in Jouy (Soissons) of Columba (Hesdin-Auxi).

De Colnet. Vadersnaam. Lotharingse familie die sinds 1422 Colinet heette.

De Combarieu. Zuidfranse familienaam Combarieu/Combourieu, Combe rieu: dal met waterloop.

Decomines, de Commines: Plaatsnaam Komen, Frans Comines (Henegouwen). Zie ook Van Komen.

Decond, Deconde, Cond, Conds, Condez, Conde, Condes: Plaatsnaam Cond (Nord, Marne enz.).

De Conchy. Plaatsnaam Conchy (Pas-de-Calais, Oise).

De Conseth. Plaatsnaam Consett in Durham, Engeland.

Decoo, Dco, de Coo, Deco, de Koo, de Ko, Koo, Decoox, Decooz. Familienaam uit de plaatsnaam Coo (Luik).

Decorde, Decordes, de Cordes, Decoorde: Plaatsnaam Cordes (Henegouwen).

Decormon. Plaatsnaam Cormont (Pas-de-Calais).

Decorwe, Decorvet, Dcorvet: Plaastnaam Corwes in Gilly (Henegouwen).

De Couve. Plaatsnaam Couves in Clermont. Luik.

Decottignie, Decottignies, Decottigny, Decottegnie, Decotegnie, Decotenie, Decottenier, Decottenie, Decotignies, Decotignie, Cottignies, Cottignie, Cottigners, Cottigny, Cottegny, Cottegnoe, Cottegnies, Coutigny, Cotigny, Cottegnye, Cottenies, Cottenie, Cottenye, Cotteny, Coteny, Cottenie, Cottini, Coutteneye, Couteneye, Couttenye, Couttenier, Cottenier, Cottenje, Cottenj, Cottenji, Coudenys, Coudenijs, Coudenis, Coudenie, Codenys, Codenie, Codnis. Familienaam uit de plaatsnaam Cottignies uit Wasquehal (Nord).

Decoudin. Plaatsnaam Coudun (Oise). Vergelijk familienaam Decodyn in Pas-de-Calais.

Decourcelle, Decourcelles, Decourselle, Decaurcelle, Courcelles, Courcelle, Courselles, Coursel, Courselle, Corselle, Courchelle, Corcellis, Corcelis, (van) Corsellis, van, Corselis: Plaatsnaam Courcelles (Henegouwen, Pas-de-Calais). Ook gemigreerde plaatsnaam in Wevelgem en Rollegem.

Decourrire, Decourrires. Plaatsnaam Courrire (Namen, Henegouwen), Courrires (Pas-de-Calais).

Decourtil, Decourtit, Decourtis, Decourty, Decortils, Decortis, Decorty, Courtil: Plaatsnaam Co(u)rtil, van Latijn curtile: kleine hoeve. Cortil-Noirmont (Waals-Brabant), Cortils in Mortier (Luik), Courtil in Bovigny, Courtils (Manche).

Decourtray, Courtray: Plaatsnaam Courtrai : Kortrijk (West-Vlaanderen).

Decout. 1. Plaatsnaam Ecoust-Saint-Mein (Pas-de-Calais). 2. Eventueel spelling voor Decoux. 3. Plaatsnaam Ecout in Tilques en St.-Omaars (Pas-de-Calais).

Decouvreur. 1. Zie Couvreur. 2. Plaatsnaam Couvreux in Dampicourt.

Decoux, Decoulx, Decout: Plaatsnaam Coux in Maillen (Namen), Coux (Ardèche, Char.-Mar., Hte-Vienne, Dordogne), Coulx (Lot-et-Garonne).

Decq. 1. DՅcque(s). Plaatsnaam Ecque in Lapugnoy (Pas-de-Calais) of Ecques (Pas-de-Calais). 2. Zie Deck.

De Crawhez. Plaatsnaam Crawhez in Clermont, Luik.

De Craeyencour. Plaatsnaam Craincourt, Moselle?

Decresy, Decressy, Decresij: Plaatsnaam Crcy (Somme, Aisne, Seine-et-Marne).

De Cressac. Plaatsnaam Cressac, Charente, Dordogne.

Decroix, Decroy, Decroij, Decroie, Descroix, Decroos, Decroo, Decroes, Decros, Decrose, Ducroix. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Croix, Henegouwen, Nord, Dour, Henegouwen, Solesmes, Nord: kruis, kruispunt. Decroo is soms ook een aanpassing van Lacroix.

Decrolier, Decolire, Decrollier, Decroly: Plaatsnaam. Oudfrans cro(u)lire: modderpoel, moeras. Croly in Saintes en Haut-Ittre (Waals-Brabant).

Decrotty, Decroty. Plaatsnaam Crottier: moeras, van crotte: slijk. Plaatsnam Crottire in Frasnes-lez-Buissenal (Henegouwen).

Decroupet, Decroupette. Plaatsnaam. Luiks-Waals croupet(te): hoogte, verhevenheid. Plaatsnaam Croupet in Flmalle-Grande, Fexhe-le-Haut-Clocher en Flron (Luik).

Decroyre, Decroyere, Decroyer. Plaatsnaam La Croyre in La Louvire (Henegouwen).

Decryse. Waalse uitspraak van De Gryze.

De-Cuite. Korte latinizering van den Hove, Van Hof.

De Cunchy. 1. Waarschijnlijk variant van De Conchy. 2. Of plaatsnaam Cuinchy (Pas-de-Calais) of Cuincy (Nord).

Dedave, Dave: Plaatsnaam Dave (Namen).

Dedding. Nederlandse familienaam uit het Germaanse tehud + inga.

Dede, Dedee, Dde: Vervormd van Didier, Didi?

Dedene. Kan worden gelezen als De Dene of als Deedene (zie Dheedene).

De Dessus. Franse equivalent van Van Boven.

Dedessuslesmoutiers, Dedessuslemoutier, de Dessulemoustier, Dedessuslesmoustier: Die hoger dan de (klooster)kerik woont. Vergelijk Dessous-le-Moustier in Lens-Saint-Remy (Luik).

De Dier, Dedier. Vernederlandsing van Dedier, dit is dan weer een variant van Didier. Zie verder bij Didier.

De Diesbach. Plaatsnaam Dies(s)bach in Zwitserland.

Dediest, Dediste, Dedister, Dedisse, Didesse: Plaatsnaam Diest (Vlaams-Brabant).

Dedieu, Dudieu: 1. Plaatsnaam Dieu in Hacquegnies (Henegouwen). 2. Zie Dieu.

De Doetinchem. Plaatsnaam Doetinchem, Gelderland.

Dedonck. Kan een vertaling zijn van Van Donck, maar is waarschijnlijk de Waalse aanpassing van De Donker.

Dedouaire, Ddouaire, Dedoyard, Dedoyart, Dedoijard, Dedoard: Plaatsnaam. Frans douaire, van Latijn dotarium, Luiks-Waals doir; weduwengoed, lijftocht, goed van de pastorie. Plaatsnaam in Ligne, Marche (Henegouwen).

Dedouppe. Plaatsnaam Dourbes, Namen.

Dedours. Plaatsnaam Dour, Henegouwen.

De Dre. Plaatsnaam Dre (Cte-d’Er, Sane-et-Loire).

Dedrie: Andere spelling voor Waalse Dedrixhe, Dedry(e). Deze plaatsnaam drixhe is de Waalse vorm van Nederlands driesch, dries.

Dedreu. Plaatsnaam Dreux, Eure-et-Loire.

Dedrixhe, Dedry, Dedrye, Dedrije, Dedrij, Dedrie: Plaatsnaam. Waalse vorm van Nederlands dries(ch); zie Detrie = Detrixhe.

Dee, van, Daij, Day, De, Vande, Wande: Van Dee, van de Ee (water) of van de Hee, zie van Ee, van Hee(de).

Deelen, (van, der) van Deile, van Del, van Delen: 1. Plaatsnaam Deel ‘Stuk grond, plaats, erf’. 2. Re-interpretatie van Van der Dellen? Zie Verdellen.

Deelman, Deeleman: Middelnederlands deelman ‘Rechter of scheidsman in zaken van boedelscheiding’.

Deelstra, Delstra, Deelman. Deelman is rechter in boedelscheidingen, Friese afleiding.

Deen, dՅen: Ook de Dene. Volksnaam van de Deen.

Deen, van der: Plaatsnaam?

Deenen, Dennen. Vadersnaam, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Daniel.

Deenik: Vadersnaam, van Denink, van Degenink, afleiding van Germaanse degen-naam: þegna ‘Dienstman, held’.

Dees, Deesen: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Desiderius.

Deetens. Vadersnaam. Vleivorm van Diederik.

Defache, Fache, Faches: Plaatsnaam Fches (Nord). Zie ook Fache(s).

Defacque, Defacques, Defacqz, Defacq, Defac, de Facq, Defaqz, Defasques, Defasque: Plaatsnaam Facque in Verchoq (Pas-de-Calais).

De Faestraets, de Foestraets: Vadersnaam. Germaanse voornaam Vastraad. Zie Vastrade, Fastr.

De Failly, Dufailly, Failly, Faelli, Fally: 1. Plaatsnaam Failly (Moselle). 2. Fa(i)lly zonder aanloop eventueel van Middenfrans failly: zwak.

Defalle. Plaatsnaam Val(-Meer) (Limburg).

De Falloise. Variant van plaatsnaam Falaise. Faloise in Neufchteau (Luik), Falloise in Resteigne.

Defat, Defas, Defaaz, Dufaz: Waalse variant van Defau. Waals f, van Fagus: beuk.

Defau, Defaut, Deffaux, Defaux, Defeau, Defauw, De Fauw, Defauwes, Defauwe, Defawes, Defawe, Dessefawes, Desfawes, Dufaux, Dufault, Duffaut, Duffau, Duffaux. Familienaam naar de Oudfranse plaatsnaam fou/fau = beuk (van Fagus). Er is een Faux in Court-St.-Etienne (Waals-Brabant), een Faulx in Frankrijk (Nord), een Faux in Frankrijk (Pas-de-Calais (2x) en Ardennes). En er zijn er wellicht nog meer.

De Fauconval. Plaatsnaam Fauconval in Huppaye (Waals-Brabant).

De Faudeur. Beroepsnaam van de houtskoolbrander.

Defaweux. Plaatsnaam Faweux: beukenbos, in Charneux, Ernonheid, Flron en Olne (Luik)

Defche, Defche, Defesche, Defeche: Plaatsnaam Fexhe (Luik).

Defegne, Defne, Defgne, Defnet: Plaatsnaam Evegne (Luik).

Defeldre, Defeld, Defelde, Defelle, Deffeld: Verwaalsing van DeVelder.

Defenin, Defenain, Desvenain, Deveneyns, Deveneijns, Devenijn, Devenijns, Devenyn, Devenyns. Familienaam uit de plaatsnaam Fenain (Nord).

Defenfe. Deffenfe, Defeinve: Plaatsnaam Fenffe in Ciergnon (Namen).

Defense, Dfense, Deffensse, Deffense: Wel. niet van Oudfrans defens, Middenlatijn defensum, defensa: afgesloten, verboden terrein, maar een Re-interpretatie van Defenfe, waarbij de gelijkenis van de vroegere letters 5 en/een handje geholpen heeft (vergelijk Verftraete van Verstraete).

Defer, Dufer, Dufert, Defert: Plaatsnaam Frans fer: ijzer. Beroepsnaam voor een smid of plaatsnaam: ijzermijn, plaats waar ijzer gevonden wordt.

Deferire, Defferiere, Defferire, de Ferrerre, de Ferrere. 1. Familienaam naar de verspreide plaatsnaam Ferrire: ijzermijn. 2. Ook plaatsnaam Fraire (Namen) gaat terug op Romaanse ferarias: ijzermijn

Deferm, Deferme. Plaatsnaam Faimes: 1220 Ferme bij Borgworm (Luik).

Defernez, Deferney, Deffernez: Vadersnaam. Zoon van Fernet.

De Fernelmont. Plaatsnaam Fernelmont in Noville-les-Bois (Namen).

De Ferrare. Italiaanse plaatsnaam Ferrara.

Defeu, de Feu, Defoeux: Hypercorrect voor Defau.

Defvrimont, Defevrimont, Fivremont: Plaatsnaam.

Defiennes. Plaatsnaam Fiennes (Pas-de-Calais).

De Fierlandt, De Fierlant. Plaatsnaam?

De Filette, Defillet: Variant van De Villette, met v/f-verscherping. Verspreide plaatsnaam Villette, van ville: dorp, stadje.

Defise, Defize: Plaatsnaam Fize(-Fontaine) (Luik).

Deflavion. Plaatsnaam Flavion (Namen).

Deflem, Flem. 1. Naam uit de plaatsnaam Flemme in Jallet (Namen). 2. Zie ook Flem.

Deflines, Defline, Deflinne, Deflinnes: Plaatsnaam Flines (Nord).

De Flmalle, De Flmale, Flmal, Flemalle, Flemal, Flmale: Plaatsnaam Flmalle (Luik).

Deflory, Flory, (de) Fleury: Verspreide plaatsnaam Fleury (Pas-de-Calais, Oise, Somme).

Defoor, Defoord, Defoort, Defoordt, zie Dufort, Lefort. Defooz, de Fooz, Dufooz, Fooz, Foos, Dafos: Plaatsnaam Fooz (Luik) of in Wpion.

Deforchaux, Deforchaud, Deforseau, Deforsau: Plaatsnaam Forceau in Templeuve (Henegouwen). Vergelijk Franse familienaam Fourchaud. Van Oudfrans forche, Frans fourche: vork, wegsplitsing, tweesprong.

(de) Forceville, Farceville. Familienaam uit de plaatsnaam van herkomst Forceville (Somme).

De Formanoir, Formanoi, Formanoir, Formano, Formanie, Formannoy, Fourmanoir, Fourmanois, Fourmanoit, Fourmanoy: Plaatsnaam Formanoir in Templeuve (Henegouwen) van fort manoir: versterkt kasteel.

Deforge, Deforges, Desforges, Desforche, Deforche, Deforce. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Forges (Henegouwen). 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Forge: smidse. Beroepsbijnaam.

Defosse, Desfosses, Defosses, Defosze, Delafosse, Delfosse, Delefosse, Delfos, (del) Fosse, Delfasse, Lafosse, Dufosse, Dufosset, Dufosssez, Dufossse, Defosset, Defosss, Defoss, Defossez, Defossz, Deffossez, Desfossez, Desfosss, Fosset, Fossez, Foss, Fossey, Foscez. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Fosse: gracht, sloot. Verspreide plaatsnaam Fosse (onder meer Luik, Namen).

Defosseux. Plaatsnaam Fosseux (Pas-de-Calais).

De Foux. Oudfrans fou, fau, van Latijn fagus: beuk. Vergelijk Defaux. Zie ook Defoy 2.

Defoy, Dufoix: 1. Plaatsnaam Foy-Notre-Dame (Namen).

Defraire. 1. Plaatsnaam Fraire, Namen. 2. Zie de Frre.

Defraity. Plaatsnaam Fraity in Pepinster (Luik) en Roly (Namen). Oudfrans fraitis: braakland.

Defranc, Defranck, de Franc, Defrancq, Defranq, de Frangh: 1. Plaatsnaam Frencq (Pas-de-Calais). 2. Eventueel vertaling van Lefranc(q).

Defrance. Afkomstig van het ԉle de France’. van Frankrijk.

De Frahan. Plaatsnaam in Corbion en Rochehaut.

De Franceschi, de Francesch, de Francesco, de Francesci. Italiaanse vadersnaam Francesco; de Fransman.

De Francqueen, De Francquen. Vadersnaam. Adelspartikel de + vadersnaam Vranken/Franken.

De Fr, de Fre, De Frez: Verscherping van De Vr. Zie deWree(de).

De Freitas. Portugese plaatsnaam (pedras) freitas: gebroken stenen. Keiachtige bodem.

Defretin, Fretin, Fertein, Fertin, Fertens. Naam uit de plaatsnaam Frtin (Nord).

De Freminville. Plaatsnaam Frmainville (Seine-et-Oise).

De Frsart. Plaatsnaam Frrissart in Villers-le-Temple (Luik).

Defrville, De Freville, Freuville, Freville, Frville. Naam uit de plaatsnaam Frville (Seine-Marne, Vosges, Loiret).

Defrise, Defrize: Waalse aanpassing van De Vrieze of De Frise: van Friesland.

Defroidmont, Defroidmond, Desfromont, Defromont, Deffromont, Defraumont, Defremont, Dufraimont, Dufremont, Dufermont, Dufromont, Duffromont, Dufourmont, Froidmont: 1. Plaatsnaam Froidmont (Henegouwen). 2. Ook vertaling van Van Caudenberg.

Defroyenne, Defroyennes. Plaatsnaam Froyennes (Henegouwen).

Defroyer, Defroyers, Defroyre: Plaatsnaam Froyres in Obigies (Henegouwen).

Defruit, Defru, Defruydt, Defruyt. Beroepsnaam voor de fruithandelaar.

Defuisseau, Defuisseuax. Re-interpretatie van Defchaux. Plaatsnaam Fichaux in Pont--Celles (Henegouwen).

De Fumal. Plaatsnaam Fumal, Luik.

Defurneaux, Defurnaux, Furnal, Furno, Fnat, Fenat: 1. Plaatsnaam Furnaux (Namen): 2. Variant van Defourneaux.

Defurne. Plaatsnaam Fmes, Franse vorm voor Veurne (West-Vlaanderen).

De Frstenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam.

De Gaiffier. Vadersnaam. Voornaam ontleend aan de ridderliteratuur. Of Gaifier van Germaans Waifari.

Degageur. Middenfrans dgageur: die een pand inlost.

Degaille, Degaile, Degalle: Waals gaye: noot. Of spellingvariant van Degaillaix, Degalet.

Degain, Desgain, Desguin, de Ghein, Degeyn: Plaatsnaam. Oudfrans gain: landbouwland.

De Galembert. Plaatsnaam Galenberg, Duitsland.

Degallaix, Degallair, Degaillaix, Degalet, Degalez, Dgalet, Dgale, Degallez: Plaatsnaam Gallaix (Henegouwen).

Degandt, Degand, Degan, Degant, Deghandt, Degang, Deguent, Gaand, Gand: Plaatsnaam Gand, Franse vorm voor Cent (Oost-Vlaanderen). Zie ook de Gent.

Degauque, Degaugue, de Coque: Picardisch gauque: noot. Beroepsnaam van de notenhandelaar.

Degavre, Degave. Plaatsnaam Gaver, Oost-Vlaanderen, zie van Gaver.

Degay, Degaye, Deghaye, Ghaye, Dighaye, Dighaie. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Gay in Auvelais, Biesme en Falisolle (Nord). 2. Zie ook Legai.

Degbomont. Plaatsnaam Egbomont in Stavelot (Luik) of Exbomont in La Gleize (Luik): Waals mont.

Dege, de Gee, Degeye, Degey, Dejaie, Ge: Plaatsnaam Ge in Tihange (Luik).

Degeert, Deger, Deguerre, Degaire. Plaatsnaam Geer (Luik, Utrecht). Zie van Geer.

Degehet, Deget, Dejeher, Dejeet, Dejet, Dejejet. Plaatsnaam Jehay, Luik.

De Gebsattel. Plaatsnaam Gebsattel, Beieren.

Degel, Degels, Deghels, Degehel, Degeel. 1. Beroepsbijnaam van de (Middelnederlandse degel) degelmaker: maker van potten, tegels, of ook ketels. 2. Bijnaam uit Degel (de egel), naar de diernaam: een prikkelbaar, stekelig, iemand ? 1. De Tiense familienaam Dgel wordt dgel uitgesproken. Waarschijnlijk variant van Deg(u)elle, Waalse aanpassing van Degueldre.

Degen, Degens, Deege, Deegen: 1. Middelnederlands degen: knaap, ridder, held. 2. Vanwege het ontbreken van een lidwoord waarschijnlijk vadersnaam, Germaanse voornaam Degen ‘Dienstman’met bewaarde intervocalische g; vergelijk Degenaers.

Degenhardt, Degenhart, Degenaers, Degener: Germaanse voornaam Degenhard: thegn-hard ‘Dienstman, held-sterk’.

Degne, Degenne, de Ghein, Degeyne, Degeyn, Degin: Plaatsnaam Gnes, Franse vorm voor Italiaans Genova (Nederlands Germa). Vergelijk ook Degain.

Degenve, Degeneve: 1. Variant van Degeneffe. 2. Wellicht een andere herkomst voor: 1273 Jakemon de Jenneves, of de naam van een Scheldearm; 3. Plaatsnaam Genve (Zwitserland).

Deger: 1. Uit d’Leger, deHeeger. Middelnederlands (h)eiger, he(e)ger ‘Reiger’. Bijnaam voor iemand met spillebenen. 2. Eventueel Romaans, van Degeer. Plaatsnaam Geer (Provincie Luik). 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-gaiz’diet, volk-speer’. Theotgerus, Tetgerus.

Degerickx, Diegerick, Diegerink, Deegerink, Diegerick, Diegerink: Vadersnaam. Germaanse voornaam dag-rik ‘Dag-heerser’. Dagaricus, Degericus.

Degesves, Degve, Degves, Degeves, Degeve, Degeaive, Dejaive, Dejaifve, Dejaiffe, Dejeaifve: Plaatsnaam Gesves (Namen).

Deghilenghien. Plaatsnaam Ghislenghien (Henegouwen), Nederlands Gellingen.

Deghislage, Deghislages, de Ghislage, Deghillage, Deghilage, Deguislage: Plaatsnaam Ghislage in Havre.

Deghorain. Plaatsnaam Gaurain (Henegouwen).

De Germay, Germay, Germai: 1. Plaatsnaam Germay (Hte-Marne). 2. Wellicht plaatsnaam in Luxemburg.

De Gersem, De Gusem, De Gusseme, De Gussem, Gusseme, (de) Gussem, Degussme, De Guisseme, De Guism, De Guisseme, De Guisme, De Guissm, Guissme, Degissem, (de) Gisseme, Gissem. Vertaling naar het Frans van Van Geetsom = Van Geersom = Van Gussem. Zie bij Geetsom Van.

De Germiny. Plaatsnaam Germiny (Meurthe-et-Moselle) of Germigny (onder meer Marne). Germignies in Pottes (Henegouwen):

De Gevy. Plaatsnaam Givry, Henegouwen?

De Ghelcke, Degelcke: Plaatsnaam Gellik, Guelque in Rty bij Bonen (Pas-de-Calais).

De Ghelderode. Plaatsnaam Gelrode, Vlaams-Brabant.

De Giey. Plaatsnaam Giey, Hte-Marne.

De Gimne, Dejumn, de Jumne: Plaatsnaam Gimme (Namen).

Degive, Degives, Degisves: Plaatsnaam Gives in Ben-Ahin (Luik), Flamierge.

De Gintowt. Plaatsnaam Gintoft, Duitsland.

De Givenchy. Plaatsnaam Givenchy (Pas-de-Calais).

Deglain, Deglin, Deglein, Degeleing, Degelin: 1. Plaatsnaam Glain (Luik). Degelin wordt in Waals-Brabant als De Glin uitgesproken met klemtoon op Glin. 2. Plaatsnaam Glin in Rixensart of Ghlin (Henegouwen).

De Glimes, Deglime, Deglim, Deglismes, de Glimme, Deglumes, Deglume, Deglinne, Degline, Glime, Glimes, Glume: Plaatsnaam Glimes (Waals-Brabant).

Deglise, DՎglise: van der Kerken. Naar de woonplaats of voor een kerkdienaar.

Degloire, de Glorie: Plaatsnaam Glore (Henegouwen).

Degognie, De Goignies, De Gognies: Plaatsnaam Gognies in Anderlues (Henegouwen), (Houdeng-) Goegnies (Henegouwen), Go(e)gnies-Chausse (Henegouwen) of Goegnies in Gommegnies (Nord).

Degolla. Plaatsnaam Golart in Noduwez, Waals-Brabant. Zie Golard 2.

De Gomre. Plaatsnaam Gomray in Fraiture (Luik) of Gomere in Ham-sur-Heure (Henegouwen).

Degonhier, Degonhir, Deganhy: plaatsnaam. Waals gonhre: beboste helling. Les Gonhires (Luik).

Degossely, Gochely, Degosserie: Plaatsnaam Gosselies (Henegouwen).

Degotalle, de Gottal, Delgotalle: Verspreide plaatsnaam Gotale, afleiding van Waals gote: kleine vijver door een bron gevoed. Gotalle in Louveign (Luik).

Degotte, Dgante: Verspreide plaatsnaam. Waals gote: kleine vijver door een bron gevoed. La Gotte in Nandrin.

Degou. Plaatsnaam (le) Goul in Raulhac (Cantal).

De Gourcy. Plaatsnaam Gorcy, Meurthe-et-Moselle.

De Goussencourt, Degossencourt: 1. Plaatsnaam Goetsenhoven (Vlaams-Brabant) of Gutschoven (Limburg), allebei Gossoncourt in het Frans. 2. Plaatsnaam Goussancourt (Aisne). 1487, de Goussencourt, Montreuil.

Degouve. Plaatsnaam Gouves (Pas-de-Calais).

De Goyet. Plaatsnaam Goyet in Jemeppe, Moustier en Mozet (Namen).

Degouy, Degouys, Degouis, De Ghouys, De Ghouy, De Ghoy, De Goy, Degoy, Degouhys, Du Gouy, De Gowie. Familienaam uit de plaatsnaam Gouy. Deze naam komt op zeer veel plaatsen in Frankrijk en ook een paar keer in Wallonië voor. (6x Pas-de-Calais, Somme, Aisne, Oise, Seine-Mar.)

De Goze, Degouse: Plaatsnaam Goze (Henegouwen).

Degrace, de Grasse, Degrassi, de Gratie: Plaatsnaam Grce (-Berleur) (Luik).

De Grady. Variant van De Gr; zie Degrez 2, de Greyt(e).

De Graide, Grde, Grde, Grde, Grede, Greden: Plaatsnaam Graide (Namen).

Grain De, Degrein, (de) Grein, Dagrain, Dagrin, Grin, Greyn, Greijn. 1. Naam uit de plaatsnaam Grain in Lanaye (Luik). 2. Zie ook Legrain.

De Grandsaigne. Plaatsnaam Grandsaigne (Corze).

Defenin, Defenain, Desvenain, Deveneyns, Deveneijns, Denevijn, Devenijns, Deveny, Devenys. Naam uit de plaatsnaam Fenain (Nord).

Degraux, Decraux, Graux, Grau, Graus: Plaatsnaam Graux (Namen).

Degrelle. 1. Plaatsnaam Grelle, Romaanse vorm van Grendel in Attert. 2. Zoon van Legrelle.

Degreny. Plaatsnaam Greny (Ain, Seine-Mar.), Le Greny in Martelingen.

Degrez, De Grez, Degr, Degre, Des Gres, (De) Grs, (De) Gres, Degret, Degrey. 1. Naam uit Grez (-Doiceau): in het Nederlands plaatsnaam = Graven. 2. Of uit het Oudfranse gr, Latijn gradus: trap, trede. Bijvoorbeeld trappenmaker.

Deguet, Doget: Bijnaam. Waals dogut: koppig.

Dehan, Dehant, Duhant, Duhan, Duhent, Duhen: Verspreide plaatsnaam Han als Namen,..), zelfde etymologie als Ham.

Dehanne, Dehane. Verwaalsing van De Hane. Zie de Haan.

Dehansez. Plaatsnaam Hansez in Olne, Luik.

Deharre, Dehare, Dehar, Dehard, Dehart: Plaatsnaam Harre.

Dehareng, Deharenc. 1. Plaatsnaam Hareng (Luik). Zie Dehrand. 2. Zie Harang.

De Haspe, Dehaspe, Deaspe, Dasp, De Asp: Waalse uitspraak van De Haspres. Plaatsnaam Haspres (Nord).

Dehasse, Dehasque: Plaatsnaam Hasse, Luiks-Waalse vorm van Hasselt (Limburg).

De Hassonville. 1. Plaatsnaam Hassonville in Aye. 2. Hypercorrect voor Dassonville.

De Hauleville. Plaatsnaam Haut (de) la Ville: bovenstad, hoogste punt van de stad. Vergelijk Somville.

Dehault, Dehaudt, Dehaut, Dehaux: 1. Plaatsnaam Halle (Vlaams-Brabant) 2. Variant van Duhaut.

Dehean, de Hean: Waarschijnlijk verschrijving (Henegouwen) van Dehaen, De Haen.

De Havay, Havai: Plaatsnaam Havay (Henegouwen).

Dehecq, Deheck: Plaatsnaam Hecq (Nord, Pas-de-Calais). Nederlands hec, heck; afsluiting.

De Heinzelin. Vadersnaam. Duitse vleivorm van Germaanse voornaam Hein.

Hemptinne, de, de Hemptine, Hemptinne: Plaatsnaam Hemptinne (Namen).

De Hemricourt, (dթHemricourt, Henricourt: Plaatsnaam Hemricourt, van Remicourt (Luik).

Dehennin, Dehenin, (de) Hennin, Dehaynin, Dehonin, Dhenin, Dhnin, D’Lenin, Dhennin, Dehenain, Dhenain, Dhinnin, Dhainin, Dainin: Plaatsnaam Hnin (2x Pas-de-Calais).

Dehen, Dehenne, de Hen: Plaatsnaam Henn in Chaudfontaine of Vaux-sous-Chvremont (Luik). Wellicht ook plaatsnaam in Henegouwen. De naam Dehenne werd in Amsterdam aangepast tot De Hen. Zie ook De Hen.

Dehenau, de Henau, de Hnau, De Heneau, Dehennault, De Henauw. Variant van de Dehainaut.

Dehenouw, de Henauw. Streeknaam Frans Hainaut Ԉenegouwen’.

De Hepce, Heptia: Plaatsnaam Hepse in Verlaine (Luik). Heptia is een latinisering. Verschillende Heptia’s hebben bij gerechtelijke uitspraak de wijziging van hun naam in De Hepce verkregen.

Dehrand. 1. Plaatsnaam Hareng in Herstal (Luxemburg). 2. Eventueel plaatsnaam Hron (Luxemburg):

Deherripont, Deherripon. Plaatsnaam Henripont (Henegouwen).

De Hertefelt, D’Lertefeldt, D’Lertefelt, Dhertefelt: Plaatsnaam Hertefeld of veeleer Hartefeld (Duitsland):

Deherve, Deherft: Plaatsnaam Herve (Luik).

Dehessele, Dehesele, Dehesselles, Dehezelle: De Hesselle, Plaatsnaam in Charneux en Soiron (Provincie Luik).

Deheudange. Plaatsnaam Hodenge in Orbais, Waals-Brabant.

Dehille, Dehiles, Dehilis: Vertaling van Van Hille.

Dehing, Dehingh. 1. Zie Duhain. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Hing in Aubange (Luik).

Dehives. Plaatsnaam Hives, Luxemburg.

Dehler: Duitse ontronde vorm van Dhler, afkomstig van Dhle (Nedersaksen) of Dhlen (Nedersaksen, Saksen, Thringen).

Dehnert. Vadersnaam. Zoals Dehnhard, Denhardt, Deinhard van Germaanse voornaam Degenhard.

De Hoffarts. Adelspartikel de + Duitse familienaam Hoffart: hoogmoed, overmoed. Bijnaam. Vergelijk Hovard.

Dehogne, Hongne, Hogne, Hoigne, Hougne, Hounje, Hagne: Plaatsnaam Hogne (Namen) of in Aye (Luik) van Germaans hunja: hoogte.

Dehollain, de Hollain, Holin, Holaind: Plaatsnaam Hollain (Henegouwen).

De Hollande, Dhollande, Dolande: Van Holland; zie Holland(s). Maar de familienaam kan ook op Waalse uitspraak van De Hollander berusten.

De Hollogne. Plaatsnaam Hollogne (Luik).

Dehombreux. 1. Plaatsnaam Hombroux in Alleur (Luik: 2. Plaatsnaam Hombroeucq in Ghoy (Henegouwen).

Dehon, De Hon. Familienaam uit de plaatsnaam Hon (Nord).

De Hontheim, De Honteim. Plaatsnaam Honthem in Balen (Luik, Nederlands-Limburg) of Hontem: 1202 Huntheym (Duitsland), Hontheim.

Dehopr, Dehoepr, Dehoper, Dehopr, Deopere, Dopre, Diopere,dՠd’Epr, d’Eper, d’Epr, Doper, Dopere, d’Epar, van Oppr, van Oppre, van Opr, van Opre, van Opre, Opr, Oprei, Opreye, Oprey, Opreij, oՐrey: (De) Haut Pr. Plaatsnaam Haut Pr (Luik): hoge wei.

Dehorez, Dehor, Dehore: Plaatsnaam Houret in Carly (Pas-de-Calais).

Dehornois. Plaatsnaam Hornoy (Somme).

Dehossay, Dehosay. Plaatsnaam Le Hosay in Jamoigne (Luik).

Dehoteur. Plaatsnaam Hoteux in Ayeneux (Luxemburg).

Dehottay. Plaatsnaam Hottay in Vielsalm, Luxemburg.

Dehotte. Plaatsnaam Hotte in Fauvillers, Luik.

De Host, de Hoste, D’Loste: Wellicht plaatsnaam Hoogstade (West-Vlaanderen): 857 Hostede, door d-syncope Hostee. Vergelijk Host in Deurne (Vlaams-Brabant) en Waver (Waals-Brabant).

Dehoul. Plaatsnaam Houlle, Pas-de-Calais.

Dehous. Spellingvariant van Dehoux of Dehousse.

Dehouse, Dehousse, Housse, Dehosse, Dehos, Dehus: Plaatsnaam Housse (Luxemburg).

Dehoux, Dehout, Dehou, Dehoe, Dehoust, Duhoux, Duhou, Duhout, Delhoux, Deloux, Delloue, Delloup, Houx, Lahou, Lehoux: Plaatsnaam Houx (Namen, Eure-et-Loir). Houx: hulst. Vergelijk Verhulst.

De Hove, Dehove, Dehovre, Dehauve: Plaatsnaam Hove (Henegouwen), Hoves in Chivres (Henegouwen), Hove (Antwerpen). Dehovre is hypercorrect. Vergelijk Van Hove.

Dehoux, Dehou, Dehout, Dehoe, Dehoust, Duhoux, Duhou, Duhout, Delhoux, Deloux, Delloue, Delloup, Houx, Lahou, Lehoux. Familienaam uit de plaatsnaam Houx: hulst. Onder andere in Nord en Eure-et-Loire.

Huccorgne, de, de Huccorne, (de) Hucorne, Hicorne: Plaatsnaam Huccorgne (Luik).

Dehuit. 1. Aangezien de t uitgesproken wordt, kan de familienaam een Waalse spelling zijn van Dewit(te). 2. Zie De Huy.

Dehullu, Dhullu: Plaatsnaam Hulluch (Pas-de-Calais).

De Huy, Dehuy, Dehuit, Dehut, Dehu, Dhut, Dehus, Dehoy, Dhoy, D’Loye, Dehout, Dehou, de Hou, Deheu, de Heuy, de Heu, Dheu, D’Lu, Dhuy, Dhui, Dui, Houy, Hou, Howie, Howy, Hoy, Hui. Familienaam uit de plaatsnaam Huy (Luik, Nederlands Hoei).

Deigentasch, Degendesch, Degendesht: Duitse familienaam Deigendesc, van Stgendesch: steig in die Tasche. Beroepsnaam voor een zakkenroller.

Deinze, van, van Deynse, Deinse van, van Deynze, van Duisen, van Duysen, van Duyse, van Duijsen, van Duijse, van Duyzen, van Duyze, van Dusen; van Duijse: Plaatsnaam Deinze (Oost-Vlaanderen).

Deinum, van, Deinema, Dignum. Plaatsnaam Deinum, Friesland.

Deisz. Vadersnaam. Korte vorm van Matthus of Matthias.

Dejaille, Dejalle. Spelling voor Dejaie?

Dejace, Dejas, Dejasse, Dejase, Dejaes, Dejeas, Dejosse. Naam uit de plaatsnaam Jauche (in het Nederlands Geten) (Waals-Brabant) of Jace in Grce-Berleur of Jemeppe (Luik).

De Jaerme. Verhaspeling van De Haerne, met glijdklank j tussen twee klinkers (aangezien de h niet uitgesproken wordt) en wisseling rn/rm.

De Jamblinne. Plaatsnaam Jamblinne inVillers-sur-Lesse (Namen)

De Janne. Plaatsnaam Janne in Pessous en Scy, Namen.

Dejehansart, Jehansart, Jhansart: Plaatsnaam Trieu Jean Sart in Blaugnies (Henegouwen), Saint-Jean-Sart in Outrelouxhe en Aubel (Luik).

Dejembes, Dejembe, Degembes, Degembe, Degeimbre, Degembre, Degimbre, Degimbe, Dejimbe: Plaatsnaam Jambes (Namen) of Gembes (Luik): Waals djimbe.

Dejemeppe. Plaatsnaam Jemeppe (Luik, Namen).

Dejeneffe, Degeneffe, Degenve, Digneffe, Dignef, Digneff, Dignief, Dighneef, Dineff, Danef, Ganeff. Familienaam uit de plaatsnaam Jeneffe (Waals-Brabant) en in Dinant (Namen).

Dejesus, Dejezus. Portugese vadersnaam Jezus.

Dejet. 1. Plaatsnaam Jet in Sovet (Namen). 2. Zie Degehet.

Dejoie. Dejoye: Frans joie: vreugde. Bijnaam naar het blije karakter. De is niet noodzakelijk vz., aangezien de familienaam net als ? t.joie in het Luiks-Waals djye uitgesproken wordt.

Dejolier, Dejollier. Plaatsnaam Juliers, Franse vorm voor Gulik, Duits Jiilich.

Dejon, Dejonc, Dejond, Dejeond, Dejeon, Degeond: 1. Waalse aanpassings van De Jong. 2. Variant van Dujonc. Plaatsnaam. Frans jonc; bies.

De Jonage. Plaatsnaam Jonage (Isre).

De Jonquires, Dejonckre: Verspreide plaatsnaam Joncquire: plaats met biezen, bies. Zie ook Jonckiere 2.

De Julmont, (De) Julmont, Julemont, Julenon: Plaatsnaam Julmont (Luik).

Dejos, Dejosee, Dejose, Dejose, Dejosez, Dejoz, Dejoze: Plaatsnaam Jos in Battice (Luik).

Dejuzaine, Juzaine: Plaatsnaam Juzaine in Bornai (Luxemburg) en Rose (Namen).

De la Boessire, Verspreide plaatsnaam La Boissire, van Latijn buxaria: met Buxus beplant terrein (Somme, Oise).

Dekairelle, Karelle, Karel, Querelle: Plaatsnaam Querelle in Gosselies (Henegouwen), Quairelle in Jumet (Henegouwen), Les Quairelles in Wakourt (Namen). Waals Quairire, Frans carrire: steengroeve.

Dekaise, De Kaise, Kaise. Waalse aanpassing van De Keizer.

Dekemeck, Dekemexhe: Plaatsnaam Kemexhe (Luik).

(de) Deken, Dekens, Deekens. Beroepsbijnaam voor het hoofd van een kapittelkerik of van een gilde.

Dek: Wellicht verkort uit Dedek, Dedecq, Waalse reductie van de Decker.

Dekker, (de/den), (de(n) Decker, de Deckere, de Deckre, de Deker, de Deckel, de Deckker, (de) Deckers, Deckkers, Dekkers, Dekers, de Dacker. Beroepsnaam van de leidekker, de strodekker, de rietdekker: kortom de dakdekker.

Dekonty. Plaatsnaam Conty. Somme.

Dekyen, Dekijen. Spellingvariant van Dekeyn of Dekien?

Del, Dell. Duitse familienaam Dell, van Middenhoogduits telle: kuil, kloof, inzinking, afgrond, ravijn. Ook plaatsnaam Dell bij Aarlen (Luxemburg).

Delevoet, Dellevoet. Re-interpretatie van Dellevaux, Delvoy?

Del Marmol. Spaanse familienaam. Spaanse plaatsnaam Marmol: marmer. Andras del Marmol kwam uit Andalousie naar de Nederlanden.

Del Monaco, Del Monego: Plaatsnaam Monaco, vorstendom aan de Middellandse Zee.

Delabarre, Dellebarre, Delebarre, Delebaere, Delbaerre, Delabre, Delbar, Delbarre, Dellebart, Delbaert, Delbart, Delbard, Delabart, Labarre, Labar, Labaere, Labare, Labart. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam La Barre: slagboom, verschansing.

Debascule. Beroepsnaam van de stadsweger, beambte bij de waag, Frans bascule.

Delabastita. Plaatsnaam (la) Bastita, Spaanse provincie bastida, Oudfrans bastide: (versterkt) gebouw, vesting.

Delablancherie. Plaatsnaam Blancherie in Bois-d’Laine (Henegouwen) of La Blanckerije in St.-Omaars (Pas-de-Calais).

Delaborde, Laborde, Laborderie, Labordery, Borde: Plaatsnaam. Oudfrans borde: landhuis, boerderij.

Delacharlerie, Delcherlerie. Oudfrans charlerie: wagenmakerij, wagenhuis.

Delabroy, Delabroye, De lաrbroie. Plaatsnaam Arbroie, van Latijn arboretum: plaats waar bomen groeien. Larbroye (Oise), Labroye (Pas-de-Calais), La Broy in Ennevelin (Nord).

Delacave, Delcave, Lacave. Plaatsnaam. Frans cave: kelder. Plaatsnaam Lacave (Arige, Lot).

Delacuvellerie, Delcuvellerie, Delacovellerie: Plaatsnaam Cuvellerie: kuipenmakerij.

Delacenserie, Delcenserie, Delacencerie, Delsencerie: Plaatsnaam Censerie: cijnshoeve, cijnsgoed.

Delachapelle, Lachappelle, Lachapelle: Plaatsnaam Chapelle: kapel. Vergelijk Van der Capelle.

Delachausse, Lachausse: Plaatsnaam Chausse, van Latijn calciata: met kalk gepleisterde weg (vergelijk Duits Strafienpflaster), straatweg. Vergelijk Cauchie.

De la Chevalerie, Delchevalerie, Delchevalrie: Plaatsnaam Chevalerie: paardenstal, paardenfokkerij, stoeterij.

Delacloche. Bijnaam naar de huisnaam La Cloche: In de Klok.

Delacoste, Delacosse, Delacotte, Lacoste, Lacte, Coste, Cost. Familienaam afgeleid van de Oudfranse plaatsnaam coste: helling. Deze naam komt uiteraard op veel plaatsen voor.

De la Boullaye, La boulais: Plaatsnaam Boulaie: berkenbos. La Boulaye (Sane-et-Loire).

De la Bourdonnaye. Plaatsnaam Bourdonnay (Moselle), Bourdonnaye (Morbihan), Bourdonn (Seine-et-Oise).

Delacre, Del Ackre. Romanisering van Van den Acker.

Delacroix, Delecroix, Delcroix, Delcros, Laccroix, Lacroix, Lacrois, Lacroi, Lecroix. Familienaam afgeleid van de zeer veel voorkomende plaatsnaam La Croix (kruising van wegen of plaats waar een kruis stond).

Delacuwe, Delacauw: Aanpassing van Delcuve. Frans cuve: Middelnederlands cuwe, cauwe.

Dela Ruye, Delaruye, Laruywe, De la Roy: Plaatsnaam Ruy(e): beek. Ruy in La Gleize (Luik) en Mons (Luik).

Deladrire, Deladerrire, Deladrier, Laderier, Laderrire, Ladryere, Ladrire, Ladrier, Ladrie, Ladry: Plaatsnaam L-derrire: ginderachter. Vergelijk Van Ginderachter.

Delaer, van, van Delaar. Naam uit de plaatsnaam Dedelaar in Lier, Antwerpen.

Delain, Delin, Deleyn, de Leyn, Deleine, Delein, de Lijn, Dulaing: Waternaam L’Ain, zijrivier van de Rhône. Of plaatsnaam Lain (Yonne).

Delhave, Delchave. Plaatsnaam. Waals chavye: holle weg.

Delafontaine, de la Fontaine, de la Fontayne, Fonteyne, Delfontaine, Deffontaines, Defontaines, Defontaine, Desfontaines, Desfontaine, Delafonteyne, Defonteyne, van den Fontyne, Fonteyne, Lafontaine, la Fontaine, la Fontijn, Fontyn, Fontaine, Fontayn, Fontayne, Fonteijne, Fontein, Fontyn, Fontijn.

Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Fontaine: fontein, bron, waterput. Er bestaan ook zuiver Vlaamse vormen met ‘Van den’.

Delaforerie, Delafortrie, Delafortry, Deleforterie, Delefortrie, Delforterie, Delfortrie, Deleforery, Fortrie, Fortrie, Fortrye, Fortrij: 1. Plaatsnaam La Porterie: versterkte plaats, vesting, fort. Misschien is de oorspronkelijke vorm: de le Foresterie, Rijsel. Plaatsnaam Foresterie: bos waarin niet gejaagd mag worden.

Delagarde, De Garde: Plaatsnaam La Garde: wachtpost, uitkijkpost. Vergelijk Delwarde.

De la Glisolle. Afleiding van Frans glise: kerk. Plaatsnaam in Bever (Vlaams-Brabant).

Delagrange, de Lagrange, Delegrange, Delagrainge, Delagrense, Delgrange, Delgranche, Degranges, Degrange, Desgranges, Lagrange, Lagranche, Lagrainge, Legrange, (La) Grange. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Grange: schuur.

Delahaie, Delahay, Delahaye, de la Haije, Delayee, Dela Hay, Delahaye, Delehay, Delhaie, Delhaeye, Dehaye, Dehay, Delhaije, DelՠHayes, Del’Laye, Delheie, Delai, Delaye, Delay, Deshaies, Deshayes, Deshaye, Deshays, Lahaie, Lahaije, Lahaeye, Lahaye, La Haye, Laheye, Lahey, Laheij. Naam uit de veel voorkomende plaatsnaam La Haie: haag, bosje. Of ook uit Den Haag (Zuid-Holland).

Delahaut, Delahault, Deslahaut, Lahaut, Lahau, De La Hoz, Lahot, Laho: Plaatsnaam L-haut: daarboven. Vergelijk Derboven, Van Ginderboven.

Delahautemaison. Plaatsnaam Haute Maison: hooghuis. Vergelijk Hooghuys.

Delahousse, Lahousse, Lahouste, Lahausse, Lahoese, Laousse, Lehousse: Plaatsnaam. Vrouwelijke vorm van Oudfrans hous, Frans houx: hulst. Delaigle. 1. Huisnaam L’Aigle: In de Arend; bijvoorbeeld in Luik: 1432 maison del Ayle.

Delaire, Delair, Deler, Delhaire: Plaatsnaam Air in Horrues (Henegouwen) of Laires (Pas-de-Calais).

Delaive, Delve: Plaatsnaam. Oudfrans aive, Frans eau: water. Vergelijk Deleau.

Delin, Delain, Deleyn, (de) Leyn, Deleine, Delein, de Lijn, Dulaing. 1. Familienaam uit de waternaam L’Ain: zijrivier van de Rhône. 2. Of uit de plaatsnaam Lain (Yonne).

Delalande, Delande, Deslandes, Delalonde, Lalande: Plaatsnaam. Oudfrans lande: beboste streek. (La) Lande, Landes erg verspreid in Frankrijk.

Delaleu, Delaleux, Delalieu, Delalieux, Delallieux, Delalleau, Delaleau, Dellalleau, Delalaux, Delaliau, Delaliaux, Delalliau, de Laloux, de Lalou, Delaloup, de Laloye, de Laloy, Laleux, Laleu, Lalue, Lalieux, Lalieu Lallieux, Laliau, Laliaux, Lalelau, Lalau, Lallau, Laloup, Lalou, Lalout, Laloux, Laloy, Laloi, Lalot, Lalloo, Laloo, Lalo, alloy, Aloy, Alo, Aloo, Alot, Hallot, Halot, Halloo, Allou, Alou, Delaleeuwe, Delaleeuw, Delaleuwe, Laleeuw.

Familienaam uit het Oudfranse alue(f), aloe, aleu, alieu: allodium, erfleen, vrij eigen leen waarop geen leenrechten berusten. Er bestaat zelfs een land van Alleu in de Nord.

Delalonde, Lalonde: 1. Plaatsnaam La Londe (Seine-Mar., Seine-Inf., Eure, Orne, Manche). 2. Zie Delalande.

Delalune. Huisnaam La Lune; In de maan.

Delamalle, Delmael, Delmaele, Delmal, Lamalle, Lamal): 1. Plaatsnaam Lamalle in Bas-Oha (Luik). 2. Oudfrans mle: tas, reistas. Beroepsnaam voor een bode.

Delamane. Variant van Delamar(re) of van Lamant.

De la Marche, Delmarche, de la Marck, Delmarque, Delmarcq, Lamarche, Lamarcq, Lamarq, Lamarque, Lemarque, Lemarcq, Lemarc, Lemerck, Lemerk: Plaatsnaam Marche, Picardisch Marque, van Germaans marka: Middelnederlands marke: grens, grensland. Vergelijk Van der Mark.

Delamarre, Delamar, Delamare, Delemar, Delemarre, Delemaere, Delmarre, Delmaere, Lamarre, Lamard, Lamart, Lamar, Lammar, Lemarre: Plaatsnaam Mare ‘Waterplas, poel’.

Delambre, Delembre, Delember, Lambre: Plaatsnaam Lambres (Nord, Pas-de-Calais).

Delame, de Lame. Waarschijnlijk =Delorme.

Delameillieure, Delameilleure, Delamillieure, Delamilleure: De Fameilleure? Van Oudfrans ameilleurer, Frans amliorer: verbeteren. Vergelijk Meilleur.

Delamotte, Dellemotte, Delemotte, Demotte, Demote, Lamotte, Lammoten Lamot, Lamote, Lamothe, Lamoot, Lamoote, de Mot, de Mot, Moot, Demot, Demotte, Desmottes, Desmot, Desmots. Familienaam uit de plaatsnaam Mot(t)e, van mota: hoogte, heuveltje (soms met een kasteel, gebouw erop en door gracht omgeven). Onder meer La Motte in Lessen (Henegouwen) en (Quiry-)la-Motte (Pas-de-Calais). Zie ook Termote, Van der Mot(en).

Delan. Plaatsnaam Laon, Aisne.

Delanaye. 1. Plaatsnaam Lanaye (Luik), Nederlands Ternaaien. 2. Variant van Delannay.

Delancre, Delencre, de Lancker, Lancre: Huisnaam L’Ancre: het Anker. Zie ook Ancre.

Deland, Delande. 1. Spelling voor Deslandes; zie Delalande. 2. Plaatsnaam Lande, Franse vorm van Landen (Vlaams-Brabant). 3. Franse vertaling van Van den Lande. Plaatsnaam Land.

Delandas, Delandat, Delendas, Landas, Landa, Landas, Lendasse. Familienaam uit de plaatsnaam Landas (Het Nederlandstalige Landaast in gebied Nord, Frankrijk).

Delane, de Laen, de Laene. Plaatsnaam Lasne, Waals-Brabant.

Delange, De lաnge: 1. Franse De lաnge. Naar een huisnaam, bijvoorbeeld 1425 la maison de l’Ange; 2. Zie De Lange.

Delangle, Delzongle: Plaatsnaam Lաngle: hoek(huis). Delzongle is een variant van de Franse familienaam Delzangles, contaminatie van Delangle en Desangles.

Delanglez. 1. Zie Langlais. 2. Plaatsnaam Langlais in Gonnehem (Pas-de-Calais): Waternaam Langle in Arien.

Delangre. Plaatsnaam Langres, Hte-Marne.

Delano, Delannoo, Delanoo: 1. Zie Delaunay. 2. Spaanse familienaam,.

Delanoyer. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Delanoy.

Delaoutre, Delahoutre, Laoutre, Lahouttre, Lahoutter, Lahouter, Lahout, Lahoutte, Lahoute, Loutre, Louter, Loutte, Delauttre, Delautre, Delaute, Delaut, Delhaute: Plaatsnaam L-outre: aan de overkant. Vergelijk Van Ginderover. Let op de Waalse reductie -tre/-t(e).

De la Parra. Plaatsnaam Laparra in Tournon, Lot-et-Garonne.

Delappinire. Plaatsnaam Ppinire: boomkwekerij.

De la Potterie, De la Poterie. Plaatsnaam La Poterie in Doornik (Henegouwen) en Frankrijk verspreid (onder Pais-de-Calais): pottenbakkerij.

Delaprovince. Waarschijnlijk Waalse uitspraak van Delaprovence: uit (de) Provence.

Delaps. Plaatsnaam Laps, (Puy-de-Dme).

Delarbre, de l’Arbre, Delabre, Labre: Plaatsnaam L’Arbre: de Boom.

Delarc. Plaatsnaam L’Arc in Doornik (Henegouwen).

De la Sagne. Plaatsnaam Sagne; moerassig terrein.

Delarivire, de la Rivire, Delrivire, Larrivire, Larivier, Lariviere, Larieviere, Lariviere, Rivire, Rivier, Rivierre, Rivier, Rivir. Naam uit de Oudfranse rivire: oever. Franstalige tegenhanger van de naam Van den Oever.

Delaroyre, Delaroire, de la Ruwire, Laruweere: Plaatsnaam Roire: geul, greppel. La Royre in Nchin (Henegouwen).

Delarsille, Larsil, Larsille, Larzille: Pplaatsnaam. Oudfrans arsille, Frans argile: klei, leem. Plaatsnaam Arsiles in Hemptinne (Namen).

Delarue, Dellerue, Delerue, Delrue, Delereux, Dalrue, Desrues, Desruez, Deru, Derue, Derues, Deruest, Larrue, Larue, Laruywe, Lareu. Zeer verspreide plaatsnaam uit Rue: straatje.

Delaruelle, Dela Ruelle, Deleruelle, Delruelle, Laruelle, Laruel. 1. Naam uit de plaatsnaam Ruelle: straatje. 2. Soms variant van Deleruyelle: naam uit de Oudfranse plaatsnaam ruiel(le): rui, waterloopje.

Delasaux, Lassau, Lassaux, Lassaut, Lasseua, Lasseuax: Plaatsnaam. Oudfrans saux, Waals sa, Frans saule: wilg. Vergelijk Desseaux. (Duits Weide; wilg).

Delassoye, Delassoie, Delassois, Lessoye, Lesoye, Lassoie, Lassois, Lasoie: Plaatsnaam La Soye in Grouville (Luxemburg). Maar de familienaam komt hoofdzakelijk in Henegouwen voor.

Delassus, Lassus: Plaatsnaam L-sus: daar boven (vooral Pas-de-Calais). Vergelijk Lahaut.

De la Source, Lassource: Plaatsnaam Source: bron. Vergelijk Van den Borre.

De Lairesse. Plaatsnaam Lairesse in Ougre (Luik).

De Lalaing, Delalain, Delalin: Plaatsnaam Lallaing (Nord). Of (Ecaussines-) Lalaing (Henegouwen).

De Laminne, De Lamine, Lamine, Laminne, Lamin: Plaatsnaam Lamine (Luik).

De Landsberg. Verspreide Duitse plaatsnaam; burcht die het land beschermt.

De Landy. Plaatsnaam Landy in Nandy, Seine-et-Marne.

De Langsdorff. Plaatsnaam Langsdorf. Duitsland.

De Lathuy, Lathuy, Latui: Plaatsnaam Lathuy (Waals-Brabant).

Delateur, Delatour, Deltour, Deltoer, Diltour, Latour, Latoir. Familienaam uit de plaatsnaam La Tour: de toren. Dit onder andere in Marcq-en-Baroeul (Nord), Autre-Eglise, Itter, Lillois en Virginal (Waals-Brabant), Heyd en Latour (Luik).

Delatinne, Delattin, Delatin, Latin, Latine, Latinnes, Latinne, Lattinne, Lattines, Latinus, Latinis, Latenis, Latenist, Lattenist, Latinies, Latinie, Latigny, Latignies, Lateny, Latini: Plaatsnaam Latinne (Luik).

Delattre, Delatre, De Latre, De Lattre, De Latter, Delatte, De Latte, Delastre, De Laistre, Delaitre, Delaitte, Delaite, Delait, Deleit, Delaide, Delettre, Deletre, Deletter, Delette, Delestre, De Lestre, Delettre, Delletre, Dellette. 1. Delatr, de Latre, van de lաtre. Plaatsnaam Atre, Oudfrans ai(s)tre, atr(i)e Waals t van Latijnse atrium’kerkhof’. 2. Zie ook (de) Later.

Delaunay, Delaunaij, Delausnay, Delausney, Delonai, Aunay, Delaunois, Delaunoit, Delaunoys, Delaunoy, Delaunnois, Delonnoy, De Loyay, Dulaunoy, Delannai, Delannay, Delanney, Delannes, Delannez, Delanez, Delanes, Delannoi, Delannoie, Delannois, Delannoit, Delannoi, Delannooy, Delannoy, Delannoye, Delannoe, Delannoeye, Delanois, Delanoit, Delanije, Delanoeye, Delanoeije, Delano, Delano Delanoo, Delanoir, Dellanoy, de Lannoye, de Lanoye, (de) Lanoo, Delanote, Delasnay, Delansnoy, van de Lannoitte, van de Lanoite, van de Lanoite, Lannoit, Lanoit, Lanoitte, van de Lanotte, van de Lannotte, van de Lenoitte. Naam uit de veel voorkomende plaatsnaam aunaie (dit uit het Latijnse alnetum: elzenbos). Ook van deze plaatsnaam komen veel varianten voor (onder andere Aulnois, Aulnoy(e), Aunoit, l’Au(l)nois, Aulnoit.

Delaurier, Delaurie. Plaatsnaam Au Laurier, Luik.

Dal’Auve, de Lauvre, Delauve: Familienaam in Zuid-Oost Vlaanderen. Variant van Delhauve.

Delavenne, Delavende, Delavoine, Delluvenne, Delhuvenne, Deliveine, Deliveijne, Delivijne, Livijns, Livyns, Liveyns, Lievijns, Lievyns, Liveyns, Dehuvyne, Huvenne, Huvne: 1. De lաvoine, van Franse plaatsnaam, Oudfrans aveine, avesne, avenne, vn Latijn avena: haver, haverveld. Maar een beroepsnaam een haverkoopman is niet helemaal uit te sluiten. Avenne(s), Avesne(s) is een frequente veldnaam in Noord Frankrijk. Of van Romaans avesna als pendant van Oudengels Ϧesn: weiland. 3. Voor Dehuvyne, Huvenne komt ook plaatsnaam Avesnes (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme) in aanmerking.

De Lavareille. Plaatsnaam Vareille, van Valeille, afleiding van Latijn vallis: dalect Vareilles (Creuse, Sane-et-Loire).

Delbaen. Naam uit een plaatsnaam. Verkorting van De la Bane: zoiets als Van der Wege, Van der Baan. Het Luiks Waalse bne: karreweg.

Delavie, Delavier, Delevie, Lavi, Lavie, Lavier: Plaatsnaam. Oudfrans vie, van Latijn via: weg. Vergelijk Delvoye.

Delavigne, Delvigne, Delle Vigne, de le Vingne, Lavigne, Levigne, Devignes, Devigne, Dewuigne, Dewigne, Desvignes, Vigne: Plaatsnaam Vigne: wijngaard. Vergelijk Van den Wijngaerd. La Vigne was ook een wijk in Atrecht.

Delaxhe. 1. Plaatsnaam. Waals he, Frans aise: algemene weide. 2. Zie Delhax(h)e.

Delaye. West Vlaamse dialect uitspraak van Delahay.

Delbaen, De le Bane, vertaling van Van der Baan. Vergelijk Luiks Waals bne: karreweg.

Delbarge. Oudfrans barge: platte schuit, boot. Waarschijnlijk huisnaam.

Delbouche. Plaatsnaam. Oudfrans bauche; moeras, modderpoel.

Delbout. Leesfout voor Debbaut.

Delb, Delbe, Delbee, Delbey: De lաbee. Plaatsnaam. Oudfrans abee, abiee, abiet: spar, den.

De Leebeecke, de Leebeeck, de Leebeek, Leebeke: Plaatsnaam Leebeek, Leebeke in Ouwegem, Denderhoutem, Nederhasselt, Outer (Oost-Vlaanderen).

Delbeek, Delbeke, Delbeeke, Delbeecke, Dellebeke, Delbecke, Delbeck, Delbec, Delbecque, Delbecq, Delbeque, Delbque, Delebecque, Delebecq, Dilbeck, Delbelcq;: De le Beque, verfransing van van der Beke, plaatsnaam beek. Maar het Picardisch heeft het Nederlands woord beke geleend als beque.

Delberghe, Deleberghe, Delebergue, Delbergue, Dilberghe: Verfransing van Van den Berge.

Delbeuck. Verfransing van Van den Beuck.

Delblouck. Waarschijnlijk variant van Delbrouck.

Delbois, Delboy, Delebois: Plaatsnaam Bois: bos.

Delbol. Plaatsnaam. Oudfrans bol(e): berk. Of variant van Delbouille.

Delbos, Delboo, Delboe: Plaatsnaam. Oudfrans bos, van Germaans bosk: bos.

Delbosse. Verfransing van Van den Bosse of variant van Delbos.

Delchambre: Plaatsnaam Frans Chambre ‘kamer, eenkamerwoning’.

Delbouille, Debouille, Lebouille: Plaatsnaam. Oudfrans bouille: moeras.

Delbove, Delbouve, Delbeauve, Delbauve, Delbauwe, Delbauvre, Delbauffe, Delbauf, Delboeuf: Plaatsnaam. Picardisch bove: kelder, grot, onderaardse holte.

Delbrecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dalbertus. Of Dagilbert:

Delbroeck, Delbroek, Delbrouck, Delbrouk, Delbroucq, Delbrouc, Delbroucque, Delbrouque: De le Broucq, van Van den Broeke.

Delbuschche. Waarschijnlijk herinterpretatie (droog struikgewas) van Delbushaye.

Delbushaye. Waalse plaatsnaam Bushaye: bosje kreupelhout, struikgewas. In Aubel (Luik), Buhaye in Battice en Saint-Remy (Luik).

Delcambe, Delcampe, Le Campe, Lecampe: Oudfranse plaatsnaam Cambe: brouwerij.

Delcamp, Delcampe. Aanpassing van Delcambe of Delcampo.

Delcampo. Spaanse familienaam die beantwoordt aan Van de Velde.

Delcart, Delcarte, Delcaert: Oudfrans quart: kwart; quarte: inhoudsmaat, vochtmaat (kwart). Wellicht huisnaam.

Delchambre, Delcambre, Delecambre, Delechambre, Lachambre, Lacambre, Dechambre, Deschambre, Deschamber: Frans chambre, Picardisch cambre: kamer, eenkamerwoning. Of plaatsnaam Ter Kameren, Frans La Cambre. Vergelijk Van der Kamer.

Declef, Delcl: Huisnaam La Clef, La Cl: De Sleutel; bijvoorbeeld in Atrecht.

Delclisard, Delclisard. Waalse plaatsnaam clisore, van Latijn clausura: omheinde, afgesloten plaats.

Delcoeuillerie, Delcoeullerie, Delcueillerie, Delceuillerie, Delecoeuillerie, Delecueillerie, Delculerie, Quellerie, Quellerye, Quelerij, Quellery, Quelderie, Queldry. Familienaam uit het Oudfranse cueillerie: oogst. Als plaatsnaam wellicht de naam van de oogst-, tiendenschuur. Naam van wie ze beheert, er werkt.

Delcoigne. Plaatsnaam. Oudfrans coigne, vrouwelijk van coing: hoek.

Delcombe, Delgombe, Descombes, Decombes, Decombe, de Combe, Combes, Combe, Coombes, Coombs, Lacombe, Lacomme: Franse plaatsnaam Combe: klein dal. Eventueel variant van Delcambe.

Delcomte, Del Conte, Del Cont, Delcon. 1. Variant van Del Comt, uit de plaatsnaam La Comt (Pas de Calais). 2. Zoon van Lecomte; De Grave.

Delcour, Delcourt, Delacourt, Delacour, Delecourt, Delecour, Delcourte, Dallecourt, Dalcourt, Dellcourt, Dellicour, Delcor, Decourt, Decour, Delcorps, Delcorde, Delcord, Delcordes, Delkord, Delcorte, Delcort, Lacourt, Lacour, Lakor, Lacor, la Coere, Laceur. Franstalige equivalent van Van (den) Hove: court; hove/hoeve. Frans La Cour, door foute associatie met Latijn curia; eigenlijk uit Oudfrans cort, court, van Latijn curtis, cortis: hof, hoeve.

Delcule. Plaatsnaam Cules in Rosires? Waals cule: afgelegen plaats.

Delcuve, Delcuvre, Delcuppe, Dekuppe, Dekupe, Delcupe, Delacuwe, Delacauw. Naam uit het Franse cuve, het Middelnederlandse cuwe/cauw: kuip. Huisnaam of beroepsbijnaam van de kuiper.

Delden (van). Familienaam uit de plaatsnaam Delden (Overijssel en Gelderland).

Delderenne. Plaatsnaam Elderen, Genoels- of ‘S-Heren-Elderen (Limburg).

Deldime, Deldimme, Deldinne, Deldine: Plaatsnaam Dme, van Latijn dcima: tiend(land), tiendschuur.

Deldycke, Dedique, Deledicque, Deledique, Deledicq, Deldicque, Deldicq, Dildick, Daeldyck, Deledecque: Plaatsnaam. Oudfrans dike, van Nederlands dijk. Of vertaling van Van den Dijke. Vergelijk Dudicq.

Deleau, Deleaux, Delleau, Delleaux, Dellau, Dellaux, Delliaux, Delaux, Delau, LՅau: Plaatsnaam Lեau: water. Vergelijk Van de Water.

De Lger, Delegher: Plaatsnaam St-Lger (Henegouwen, heel verspreid in Frankrijk).

Deldycke, Dedique, Deledicque, Deledique, Deledicq, Deldique, Deldicq, Dildick, Daeldyck, Deledecque. Familienaam afgeleid van de Oudfranse plaatsnaam ‘Dike’. dijk. Of mogelijk ook een vertaling van Van Dijcke (met dezelfde betekenis dus).

Deleclos, Delecloos, Delecloz, Delcloo, Delclaux, Desclous, Desclos, Declat, Desclaux, Descla, Duclos, Duclot, Ducloux, Ducloy, Decloo, Decloux, Declou, de Kloe, de Cloe, Declau, Doclot, Doclo, Docclot, Docclo, Declus. Franse naam uit Clos: omheining, omheind terrein.

Delecluse, Delecluze, Delecluyse, Delecluijse, Delescluses, Delescluse, Delescluze, Delacluyse, Delacluse, Lecluse, Leclus, Lcluse, Leclusse, Lecluyse, Lecluijse, Lecluijze, Lecluyze, Lecluysse, Lacluyse, Cluyse, Cluze, van de Lacluze. Familienaam uit de plaatsnaam LՅcluse: sluis. Op diverse plaatsen. LՅcluse is ook de Franse naam van Sluis (Zeeland).

Delcole,Delcolle, Delecolle, Delecole, Delcol, Delescolle: Plaatsnaam. Oudfrans escole, Frans cole: school; speelhuis (dobbelschool, kegelschool).

Delecoq, Delecocq, Delcoucq. Naar de huisnaam Le Coq: In de Haan. Of zoon van Lecoq?

Delecosse. Re-interpretatie (onder meer door de o-kleur van de a) van Delcace. Oudpicardisch escac(h)e, Oudfrans eschace, Frans chasse: schaats, stelt, kruk, houten been. Wellicht huisnaam. Vergelijk Verschaetse, Dezecache.

Deleers, Delhers, Delers: Plaatsnaam Leers (2 x in Henegouwen); Lers (Nord).

Deleeus, De Lau: van Zoutleeuw (Vlaams-Brabant). Vergelijk Van Leeuw, Deleuw.

Delefolly, Delfolly, Delfoly, Delfolie, Deleflie, Delflys, Delfly, Lafolie: Plaatsnaam La Folie: lusthuis, buitenhuis. In Arien (Pas-de-Calais), Audregnies (Henegouwen), Ramegnies-Chin (Henegouwen), Ecaussines (Henegouwen), St-Fergeux (Ard.), in Aisne, Seine-et-Oise enz.

Deleglise, De lՅglise, Lglise, Leglise: Vergelijk Van der Kerken.

Delegnies. Plaatsnaam Ellignies (Henegouwen).

De Lescaut, Delescaut, Lescaut, Delescault, Delescaut, Lcaut, Lecaux, Lecho, LՅcho: Waternaam LՅscaut: de Schelde.

De Lescure, Lescur, Lescure: 1. Plaatsnaam Lescure (Arige, Cantal, Tarn, Aveyron). 2. Verfransing van Van der Schure.

De Lesdain. Plaatsnaam Lesdain (Nord), Lesdins (Aisne).

Delforge: Plaatsnaam la Forge ‘Smidse, smisse, smederij’.

Delehouz, Delehouze, Delehouzee, Deleouze: Plaatsnaam. Oudfrans houssoie, Frans houssaie: plaats waar hulst groeit. La Houze in Thuillies. Vergelijk Hosset 2.

Delehoye. 1. Plaatsnaam. Oudwaals hoye, Waals hoe, van Oudhoogduits skolla: heuveltje. 2. Vertaling van Van der (H)oye; zie van Ooyen.

Deleixhe, de Leixhe. Plaatsnaam. Luiks-Waals lyhe: stilstaand water in een rivier.

Delielienne. Vertaling van Van de Leene. Plaatsnaam Leene in Herne (Vlaams-Brabant)

Delelis, de Lellis, de le Lys, de Lelys, de Llys, de le Lijs: La Lys is de Romaanse naam van de Leie. Pendant van Van der Leie, Verleye.

Delem, Dellemme, Dellemes, Delemme, Delemmes, Delenne: 1. DՅlesmes. Plaatsnaam (Nord). 2. Zie Delhem. 3. Spelling voor Dhellemme(s).

Delenclos, Desenclos: Plaatsnaam Enclos: omheining, omheinde plaats.

Delengaigne, Lengagne: Oudfrans engaigne: list, bedrog, handigheid. Afleiding van Oudfrans enganer: bedriegen.

Delnin, Delennin, Delenin: Del + voornaam Henin?

Delo, de Lo: Plaatsnaam Lau, Nederlands Zoutleeuw (Vlaams-Brabant).

Delepee, Delepe, de Leppe, de Lepp, de Lupp: De lՎpe. Frans pe: degen, zwaard. Naar de huisnaam of bijnaam voor een zwaardvechter of schermer.

Delepierre, Delepier, Delepiere, Delepire, Delapierre, Delpierre, Delespierre, Delpier, Delpiere, Delpire, Dolpierre, Dolpire, Depier, Depierre, Depire, Lapire, Lapiere, Lapierre, Lepierre. Familienaam naar woonplaats pierre: steen (ondergrond, gebouw). Nederlandstalige tegenhanger: Van der Steen.

Delpine, Delpinne, Delepinne, Delepine, de lՅpine, Delespinne, Delapyne, Lespinne, Lpinne, Lpine, Lepinne, Lepine, Lapinne: De lՎpine, Frans pendant van Van (den) Doorne.

Delepoulle. Franse vertaling van Van den Pole, Poele.

Delerive, Delrive, Derive, Larive: Plaatsnaam. Frans rive: oever.

Delerne. Plaatsnaam Leernes, Henegouwen.

Deleroux. Plaatsnaam Leroux, Namen.

Deleruyelle, Lariel, Larielle: Plaatsnaam. Oudfrans ruiel(le), afleiding van rui, van Latijn rivum: beek, waterloopje.

Delerzy, Delersy, Lersy: Plaatsnaam Lerzy (Aisne).

Delescaille, de lՅscaille, Delecaille, Discailles, Lescaille, Lescale, Lescal: Plaatsnaam Lescaille in Gembloers (Namen), lՅscaille in Feluy, Mignault, Solre-St-Gry, Thuin (Henegouwen). Picardisch escaille: schalie, lei.

Delespeaux, Delespaux, Delespaul, Delesple, Delepaut, Delepaux, Delepaul, Delepo: Plaatsnaam. Oudfrans espal: reservaat in een bos. Plaatsnaam LՅpaule in Hautecte, Rebreuve-sur-Canche, Fressin en Conchy-sur-Canche (Pas-de-Calais).

Delespesse, Delespes, Delespes, Delsipech, Delsipe, Delcipe, Delsipexhe, Delsupexhe, Delsupehe: Plaatsnaam. Oudfrans espoisse, espesse: kreupelhout. Waals sphe. Supexhe in St-Remy-lez-Dalhem (Luik).

Delespiere, Delepierre: 1. Plaatsnaam Espierres, Nederlands Spiere (West-Vlaanderen), ook waternaam, leengoed LՅspierre in Moeskroen. 2. Spellingvariant van Delepierre.

Delespinette. 1 Plaatsnaam Espinette, afleiding van espine, Frans pine: doornstruik. 2. Oudfrans espinette: steekspel, vereniging van ridders in Rijsel die vermaarde steekspelen hield.

Delestienne, Delestenne, Delestinne, Delestine, Lestienne: 1. Plaatsnaam Estinnes (Henegouwen). 2. De le Steene/Stine = Van den Steene.

De Lessine, De Lessines, Lessinne, Lessinnes, Lessines, Lessine, Delsinne, Delsine, Delsin, Delsinnes, Dellusinne, Delusinne, Lusyne, Delzinne: Plaatsnaam Lessines, Waals l’sine, Nederlands Lessen (Henegouwen).

Delestrain, Delestraint, Deletrain, Deltrain: Oudfrans estrain: stro, strooisel. Bijnaam voor een stroboer, strohandelaar? Of plaatsnaam Lestrin in Blaringhem (Nord)?

Delestre, De Lestre, Delettre, Deletre, Delette, Deleter, Delletter, Delletre, Dellere, Dellette. 1. Familienaam uit de Oudfranse plaatsnaam estre, van Latijn extera: tuin, woonplaats, erf, pendant van Van der Erven. 2. Mogelijk ook uit het Oudpicardische hestre: heester, jonge boom, beuk. 3. Zie ook Delattre.

Delestre, Delestree, Delestr, Delestrs, Delestrez, Delestret, Delestrai, Delestrait, Delestray, Delettrez, Delettr, Deletr, Deletrez, Delistre, Delistrie, Delstret, Destre, Destr, Destree, Destres, Destrez, Destrais, Destrait, Destraix, Destray, Detrait, Detrai, Detray, Distre, Lestre, Lestrez, Listr, Listrez, Listray, Stre, Stree: Verspreide plaatsnaam Estre/Stre, van Latijn (via) strata: (straat)weg, (Romeinse) heerweg. Stre (Henegouwen, Luik). Estre in Vloesberg (Henegouwen).

Delet. Waarschijnlijk variant van Belette.

Deletaille. Verspreide plaatsnaam La Taille: hakbos, kreupelbos.

Deltang, LՅtang: Plaatsnaam. Frans tang: vijver. Vergelijk Destain(t).

De lՅtoile. Huisnaam LՅtoile: de Ster.

Deleusire, De la Heusire, de la Housire. Plaatsnaam: plaats waar hulst groeit.

Deleuw, Deleuve: Plaatsnaam Zoutleeuw, Frans Lau (Vlaams-Brabant).

Deleuze, Deleus, Deleuse, Delleuse, Delleuze, Leuse: 1. Plaatsnaam Leuze (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Leuze (Aisne).

De Leve, de Lve: 1. Plaatsnaam Zoutleeuw: 2. Plaatsnaam Lesves (Namen). 3. Zie Delaive.

Delfanne, Delafagne. Plaatsnaam Fagne: veen, ven, moerland. Fagne-Famenne, Henegouwen, Namen.

Delfant, Delfante, Delfanti. Bijnaam Fante, van Latijn infans; jongen, knaap.

Delfau, Delfaud., Lafaut. 1.Familienaam afgeleid van de Romaanse plaatsnaam Fau: beuk. 2. D’Lelfaut: plaatsnaam in Pas-de-Calais of Picardi.

Delfeld. 1. Vertaling van Van de Velde. 2. Hypercorrecte spelling voor Deffeld.

Delforge, Deleforge, Delaforge, Delforche, Delforce, Laforge, Laforce, Forges, Forge, Deforges, Deforge, Desforges, Deforche, Deforce, Desforche.

Familienaam uit de plaatsnaam La Forge of beroepsbijnaam: smidse, smisse, smid.

Delferrire, Delferrier, Delfairire, Delferire, Delfrier, Delferire, Delferiers, Delferier, Delferiere, Delferire: Plaatsnaam. Oudfrans ferrire: smederij, smid.

Delfgauw, Delfgaauw. Plaatsnaam Delfgauw (Zuid-Holland).

Delfin. Plaatsnaam. Frans Fin: Eind. Vergelijk Van den Einde.

Delfini, Delfin, Delfinis, Delfino. Italiaans delfino; dolfijn. Vergelijk Dauphin. Ook vadersnaam, heiligennaam Delphinus.

Delflache, Delflas, Delflasse: 1. Plaatsnaam Flache: waterplas, poel. 2. Re-interpretatie van Delplace, metpl/fl-wisseling (vergelijk pleuritis/fleurus).

Delforce, Delforche, Laforce, Lafourche, Deforche, Deforce, Desforche: 1. Plaatsnaam La Force: versterkt kasteel. 2. Variant van Delforge.

Delgado. Spaans, Portugese naam van Latijn delicatus; slank, tenger, bevallig, sierlijk.

Delgambe, Delgombe. Variant van Delcambe, Delcombe.

Delgat, Delgatte, Delegat, Deilgat, Deylgat, Dylgat, Dijlgat. Franstalige variant van Van den Gate. De le Gte, vertaling van Van den Gte. Plaatsnaam Ten Gte, als in Kortrijk of Romaanse plaatsnaam La Gatte, bijvoorbeeld in Grand-Manil, Namen. Gate (= bres, opening, kuil, haven, weg).

Delgaudene, Delgaudenne, Delgaudin, Delgaudinne, Degaudinne, Degaudine, Degoudenne, Degodenne, Gaudenne, Gaudinne, Gadenne, Gadeyne, Gadeijne, Godenne, Godinne, Godeynne, Godeyne, Goddeyne, Goudenne. 1. Plaatsnaam uit het Oudfranse gaud: woud, Germaans wald; bos. La Gaudaine (Eure-et-Loir). 2. Of uit de plaatsnaam Godinne, Waals godn, Namen, behalve voor de vormen met Del-.

Delge, Delgey, Delgeye, Delgaye, Delgay: Plaatsnaam. Waals djye: noot. Vergelijk Van der Noot, Noteboom.

Delgeniesse, Delginiesse: Plaatsnaam. Waals Djinis, Frans gent: ginst, brem. Vergelijk Van der Ginste.

Delgeyr, Delgehier, Delgehir: Wellicht hypercorrect voor Delgeye, van delge. Waalse djye ‘Noot’.; zie Delge.

Delgleize, Gleize, Gleizes, Glaise, Glise: Plaatsnaam. Waals Gleize, Frans glise: kerk. La Gleize (Luik).

Delgof, Delgoffe, Delgove, Delgouffre, Delgouffe: Plaatsnaam. Waals gofe, Frans gouffre: waterval, kolk.

Delgorgue. Plaatsnaam. Fans Gorge; bergengte, bergpas.

Delguste, Delgutte, Delghust, Delghutte: Plaatsnaam Guste, romanisering van Gucht, Gehucht. Vergelijk Van der Guste (Van Gehuchten). Plaatsnaam in Melden (Oost-Vlaanderen).

Delhache, Dellache, Delache, Delhasse, Dellas, Dellasse: 1. Huisnaam La Hache. 2. Zie ook Delhaxhe.

Delhage, Delage: Franse vertaling van Van der Hage.

Delhaise, Delhaize, Delhaisse, Delais, Delaisse, Dellaisse, Dlhasse, Delhase, Delhaze, Delhaas, Delhaes, Lahaise: Plaatsnaam. Oudfrans haise, hase, van Germaans haisia: haag, heg, afsluiting van gevlochten twijgen. Plaatsnaam Haise in Quenast (Waals-Brabant) en Opzullik (Henegouwen).

Delhal, Delhalle, Delal, Delal, Delahalle: Plaatsnaam Halle: hal; vergelijk Van der Hallen.

Delhase, Delhasse, Masse, Delhaes, Delhaas, Delhaze, Delhausse, Delhause: Plaatsnaam. Waals Hase, van Germaans hasi, haisj: beuk.

Delhauteur, Delhoteur: Plaatsnaam Hauteur: hoogte; (ook) rechtsgebied van een heer, heerlijkheid.

Delhauve. Verschrijving voor Delhove of Delhauwe.

Delhauwe, Delhauve: Vertaling van Van den Hauwe.

Delhaxhe, Delhaxe, Delaxhe: 1. Plaatsnaam. Waals Haxhe, hhe: slagboom, afsluithek. 2. De naam werd ook verward met De la Haye, Delhaye. 3. Zie ook Delhache.

De Lichtervelde. Plaatsnaam Lichtervelde, West-Vlaanderen.

De Limbourg, de Limburg. Plaatsnaam Limburg (Luik), Frans Limbourg, dat zijn naam gaf aan het oude hertogdom Limburg (ongeveer Nederlands Limburg). Ook nog Limburg an der Lahn (Duitsland).

De Limelette, Limmelette, Limelette, Limemette: Plaatsnaam Limelette (Waals-Brabant).

De Littry. Plaatsnaam Littry, Calvados.

Delft, van, Delfs: Plaatsnaam Delft (Zuid-Holland). Zie ook Helt De.

Delheid, Delhey, Delhez, Delhet, Delhe: Plaatsnaam, Waals h: met kreupelhout of heide begroeide helling.

Delheille, Delheylle. Waarschijnlijk van Delhelle.

Delhelle, Delehelle: Vertaling van Van der Helle.

Delhem, Delem, Dellemme, Dellemmes, Delemme, Delemmes, Dehem, de Heem, Dheem, d’Leem, Dhem, Dըem, Duhem, Duheym, Wannem, van der Hem: 1. Plaatsnaam Hem, Germaans hamma: landtong uitspringend in overstromingsgebied, hoek buitendijks land uitspringend in het water of in land dat nog onderhevig is aan ebbe en vloed. Hem in Nord en Pas-de-Calais; in Oudenburg en Ramskapelle (West-Vlaanderen). 2. Hem, Noord-Holland, van haim, Engels home; huis.

Delhougne, Delhogne, Dehongne, Delhoune, DՅlhoungne. Familienaam uit de plaatsnaam Hougne, Hogne (Luik), de Waalse variant van het Germaanse hunia.

Delherbe. Plaatsnaam Herbe; grasland.

Delheusy. Plaatsnaam. Luiks-Waals hezi, Frans houssier: hulstbos.

Delhomme. Plaatsnaam Lomme (Nord). Romaans ulmus, Frans orme: olm, iep. Zie ook Delorme.

Delhonte, Delehonte: Plaatsnaam Honte in Zuid-Oost Vlaanderen, aan de taalgrens.

Delhotellerie, de l’Ltellerie, Delhottellerie, Lhotellerie, Lhotellery: Oudfrans (h)ostellerie, afleiding van ostel, van Latijn hospitale: woning, gasthuis, herberg.

Delhotte, Delhoute, Deloute: Plaatsnaam. Waals hte, houte: hut, schuilplaats.

Delhougne, Delhougne, Delhongne, Delhoune: Plaatsnaam. Luiks-Waals hougne, Naams hogne, van Germaans hunja: heuveltje. Vergelijk Dehogne.

Delhoulle. Plaatsnaam. Waals houle: glooiing, helling, berm.

Delhoussire. Plaatsnaam (la) Houssire: hulstbos, Vosges.

Delhoute, Deloute, Delhaute, Delaute: 1. Vertaling van Van den Houte. 2. Zie Delhotte.

Delhoutre. 1. Hypercorrect voor Delhoute. 2. Eventueel variant van Dela(h)outre; vergelijk Loutre.

Delhove, Delhauve, Delhoff: Nederlands, Picardische plaatsnaam Hove: hof, hoeve.

Delhoye, Delhoy, Delloye, Delloy, Deloye, Deloie: 1. Vertaling van Van der Hoye (Verhoye), Van der Oyen. 2. Zie Delloy(e).

Deli, Dely, Delij, Delie, Dlie, Delehy, Delhy, Delhij, Delly, Delli. Bijnaam uit het Latijnse delicatus: zwak, tenger.

Delicaet, Delicaat; Bijnaam. Middelnederlands delicaet: teder, teer, zorgvuldig, tenger. Misschien wel een aanpassing van familienaam Delicado of Delicata.

Delicourt, Dellicour: Plaatsnaam Licour in Herstal (Luxemburg), Licourt (Somme).

Deliaerd: Uit Frans Dillard, wellicht verkort uit Frans Odillard, Romaanse vorm van de Germaanse naam Odil(h)ardus, Odilhart.

Delige, (de) Lige, Deljche: Plaatsnaam Lige (Luik), Nederlands Luik.

Delire, Delier, Delierre, Dellier, Delliere, Dellire, Delhier, Delhire, Delire, Dullier, Dulier, Dullire, Dulyre. 1. Naam uit de plaatsnaam Lieres (Pas-de-Calais) of uit Lier (Antwerpen). 2. Of uit de huisnaam De LըH)Ierre (klimop). Atrecht.

Delignire, Delignre, Delignere, Legnire, Leinre. Naam uit de plaatsnaam Lignires in Roy (Luik, Somme).

Deliers, Liers: Plaatsnaam Liers (Luik, Isre).

Deliessche. Aanpassing van Delige? Of van Delisse?

Delieu, Delieux, Dellieux, Dellieu, Deliewe: Plaatsnaam Lieu (Nord) en in Lamain (Henegouwen).

Deligne, Delligne, Deleigne, Deligny, Ligny, Liny, Delini, Lini, Leny, Lenie, Leni, Lanni, Lani, Lannie, van Lany, van Lani. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ligny, Henegouwen (nogal verspreid in Frankrijk). 2. zie ook Lanier.

Delignie, Delignies. 1. Plaatsnaam Ellignies (Henegouwen). 2. Spelling voor Deligny.

Delignire, Delignre, Deligre, Legnire, Leire, Leniere: Plaatsnaam Lignire in Roy (Luxemburg).

Deligny, Ligny, Liny, Delini, Lini, Leny, Lenie, Leni, Lanni, Lani, Lannie, van Lany, van Lani: 1. Verspreide plaatsnaam Ligny (onder meer Namen, Nord, Pas-de-Calais). Ook Ligny in Gaurain (Henegouwen. 2. Spellingvariant van Delignies.

Dellaert: Afleiding van plaatsnaam Delle ‘Laagte’.

Delille, De Lille, Delile, Delil, Delisle, Delylle, Dellile, De Lil, Lile. Familienaam uit de plaatsnaam Lille (Nord - de stad Rijsel).

Delime, Delimme, Limme, Lime: Plaatsnaam Limes in Grouville (Luxemburg). Gaumais lime: leem, klei.

Delimal, Delimar, Delima, Lima: Plaatsnaam Limai (Waals-Brabant).

Delimont, Delimon, Dlimont, Limont, Limon: Plaatsnaam Limont (Luik, Nord).

Delimoy. Plaatsnaam Limoy in Loyers, Namen.

Delinc, Linc, Lincez, Lincer, Lyncee: Plaatsnaam Linc in Sprimont (Luik) of Linchet in Modave (Luik). Zie Linchet.

Delinchamp. zie Linchamps. De Linge: Waarschijnlijk spelling voor Deligne.

Delint, Delinte, Delainte: 1. Plaatsnaam Linthes (Marne). 2. Plaatsnaam Lint. Zie Van Lint. 3. Zie (de) Lint.

Delis, Delisse, Delijs, Delys, Delysse, Dellys, Dellis, Delisse. Familienaam afkomstig uit de plaatsnaam Lys-lez-Lannoy (Nord) of uit de plaatsnaam Lies (Nederokkerzeel - Vlaams-Brabant, Terschilling, Breda). 3. Zie Dielis(sen). 4. Eventueel variant van Delise.

Delis, Delise, Dlis, Delise, Delisee, Delize, Delieze, Deliezee, Lize, Lise: Plaatsnaam Lize in Crupet (Namen).

Delit, Delitte. Plaatsnaam Lit, Vlaams-Brabant.

Dellache, Dellas, Dellasse, Delache: Plaatsnaam. Waals ltche: moerasland, laag gelegen land, slijk. Plaatsnaam La Lche in Floriffoux (Namen), Roux (Henegouwen) en Heure-le-Romain (Luik). Zie Delhache.

Dellacherie, Dellacheri. Plaatsnaam Laccerie in Herquegies (Henegouwen).

Dellaert. Familienaam uit de vrij veel voorkomende plaatsnaam Delle: laagte, dal.

Dellamaria. Italiaanse moedersnaam. Bijbelse voornaam Maria.

Dellem, van. Plaatsnaam Dellem (Vlaams-Brabant).

Delloiter: Plaatsnaam Loutre (Aisne).

Dellemans, Delmans: 1. Afleiding van de plaatsnaam Dlie: laagte, dal. Vergelijk Dellaert. 2. Meestal wel = Dillemans.

Dellen, Dellens, Delle: Vadersnaam van Dallin, vleivorm van Dalbert, Dalboud? Waarschijnlijk variant van Dillen(s).

Delleur, Delleure. Plaatsnaam El Heur: schuur in Romse (Luik), Heure-le-Romain (Luik). Ook riviernaam Heure, bijrivier van de Ourthe en van de Samber.

Delling. Vadersnaam. Vleivorm van Diederik.

Delloiter, Delloitte: Plaatsnaam Loutre (Aisne). Zie ook Deloit(te).

Delloy, Delloye, Dellois, Delloi, Deloye, Deloy, Deloie, Delhoye, Delhoy: 1. Plaatsnaam (Cense) delle Loye in Moelingen (Limburg), wellicht dezelfde plaatsnaam als de Preit delle Loye, de naam die de famille dՙve in de 16de eeuw aangenomen heeft na het verwerven van dit goed. 2. Soms variant van Deloge. 3. Zie Delhoye.

Delmael, Delmaele, Delmal: 1. Vertaling van Van de Maele. 2. Zie Delamalle.

Delmarcel, Delmarcelle, Marcelle: Plaatsnaam. Waals marcel(le), afleiding van Waals marche, van Germaans marka: grens(land), mark. Marcelle in Fleurus, Erbaut, Wiheries, Haulchin (Henegouwen), Vodece (Namen).

Delmarle, Delemarle: Plaatsnaam. Picardisch marie = marne: mergel.

Delmarquette, Delmarguette, Demarquette: Plaatsnaam Marquette (2x Nord).

Delmartino. Italiaanse vadersnaam Martine. Latijnse heiligennaam Martinus.

Delmay, Delmaye, Delmey, Delm, Delme, Demay, Demaij, Demaj: 1. Plaatsnaam. Waals me: trog. 2. Zie Dumet(s).

Delmel, Delmelle. Plaatsnaam Ellemelle (Luik).

Delm: Andere spelling voor Delmez. Plaatsnaam. Oudfrans mes, meis, van Latijnse mansus ‘Woning, landhuis’.

Delmre, Delamer, Delemer, Demer, Demert, Delemaire, Delmaire, Delmaire, Delmairen, Delmeiren, Delmeire, Dalmeiren. Naam uit de plaatsnaam mer: plas, stilstaand water.

Delmeule, Delmeul, Delmeule, Delmeulle, Delemeule, Delmulle, Delmuyle, Dermul, Dermulle. Familienaam uit de Franse plaatsnaam meule: molen.

Delmotte, Delmote, Delmot, Delemotte, Dellemotte: Verspreide plaatsnaam Mot(t)e, van mota ‘Hoogte, heuveltje, gewoonlijk met kasteel erop en door gracht omgeven’. Bijvoorbeeld La Motte in Lessen (Henegouwen) en (Quiry-) la-Motte (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).

Delmoiti, Delmoitier, Delmoitiez, Delmoitti, Demoiti, De Moiti, Desmoitiers: Plaatsnaam (La) Moiti: helft, half hof, halve hoeve. Naam voor de pachter van zo’. hof. Zie ook Moitier.

Delmouse, Delmousee, Delmouze, Delmouzee: Plaatsnaam mouse, van Germaans musa: mos(grond) : plaats waar mos groeit, vochtige plaats. La Moze in Villers-le-Gambon (Namen).

Delnat, Delnad: Vertaling van van der Naet. Plaatsnaam ter Naet ‘Naad, scheidingslijn’bijvoorbeeld Ternat (Vlaams-Brabant).

Delnau, Delnaux, Delneaux, Delnooz, Delnoz, Delnoy, Delnoije, Delnoij, Delnois: Plaatsnaam. Oudfrans noe, Luiks-Waals n, Frans noue, van Middenlatijn nauda: drasland, vette en vochtige weidegrond, moerassige wei. Plaatsnaam Elnooz in Saint-Andr (Luik); Les Naux = ls Nau(y)e in Alle (Namen). In Robelmont (Luik) en Seneffe (Henegouwen).

Delnaye, Delnaaij, Delnaay. Familienaam uit de plaatsnaam Lanaye (Nederlands Ternaaien) (Luik).

Delnest, Delneste, Delnesse: Vertaling van Van (den) Neste.

Delneufcourt. Plaatsnaam Neuve Court: nieuw hof. In Battice, Clermont, Tihange (Luik), Flore (Namen), Lillois, Tubeke, Vieux-Genappe (Waals-Brabant), Ploegsteert (Henegouwen).

Delo, Dello, Dellot, Delot, Dulot. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Lo; klein bos. 2. Zie Delot. 3. Uit Deleau: plaatsnaam uit lեau: water.

Delob, Delobbe. Plaatsnaam Lobbes (Henegouwen).

Deloffre, Deloffer. Plaatsnaam Loffre (Nord).

Deloeil, Deleuil, Deleul, De Loeuil, De Loeul, de l’Eel: Plaatsnaam, bijvoorbeeld Oeil in Tihange (Luik). Of huisnaam.

De Lon. Plaatsnaam Lon in Lixhe (Lieze) (Luik).

De Loenen. Plaatsnaam Loenen, Utrecht, en in Apeldoorn en Valburg, Gelderland.

Deloge, Deloges, Desloges, Delogge, Delogi, Delogie, Delosie, Delesie, Delezie, Lesy, Lezy, Dezij, Lusy, Lizy. 1. Familienaam uit de Oudfranse plaatsnaam loge, het Middelnederlandse log(i)e: prieel, tent, loods, keet. 2. Familienaam uit de plaatsnaam (Beaumetz-) les-Loges (Pas-de-Calais).

Delogne. Plaatsnaam Logne in Vieuxville (Luik).

De Loisne, Deloine. Plaatsnaam Loisne in Beuvry, Pas-de-Calais.

Deloit, Deloitte, Delloitte: 1. Plaatsnaam Louette (-Saint-Pierre), Waals louwate (Namen). 2. Variant van Delloiter.

De Longre, (de) Longree, de Longrs, Longr, Longre, Longrie: Plaatsnaam Longre in Hoei (Luik), L’Engre in Itter (Waals-Brabant). Betekenis La Hongrie: Hongarije.

Delongueil. Plaatsnaam, Seine-Mar. Oise.

De Lorenzi, De Lorenzo. Vadersnaam. Italiaanse heiligennaam Laurentius.

Delooije, Deloie, Deloye, van Delloy, Delloye. 1. Plaatsnaam (Cense) delle Loye in Moelingen (Belgisch-Limburg). 2. Vertaling van van der Oyen.

Deloos, Delos. 1. Naam uit de plaatsnaam Loos (Nord, Pas-de-Calais). 2. Zie ook Los (de), Looz, (de), Delooz.

Delooz, (de) Looz, De Loz. Familienaam uit de plaatsnaam Looz of Grand-Looz (Franse vormen van Borgloon of Groot-Loon (Luik).

Delor, Delord, Delort, Delors: Plaatsnaam Lor (Aisne).

Delore. Spellingvariant van Delord, of De Lore (zie de Loore).

Delorge, Lorge, Lorges, Lorje: De lկrge? Frans orge: gerst. Beroepsnaam van de gersthandelaar? Of plaatsnaam Lorges (Loir-et-Cher), Lorgies (Pas-de-Calais)? Maar de familienaam zou wel een Re-interpretatie kunnen zijn van Deloge, met r-epenthesis.

Delorgne. Waarschijnlijk variant van Delogne.

Delori, Delorie, Delory: 1. Waalse variant van Delorier. 2. Plaatsnaam Lorris (Loiret) of Lorry (Moselle).

Delorier, Delori, Delori, Delorie, Delory: Plaatsnaam Laurier.

Delorme, Lorne, Delourne, Lourme, Desormes, Desorme, Dezorme, Desorne, Delormel, Delormeau, Delommel, Delomel, Delhomelle, Delhomel, Desormeaux, Deshormes, Deshormes, Deshorne, Deshommes. Naar uit de Franse plaatsnaam orme, ormeu: olm, iep.

Delot, Delotte, Dello, Dellot, Delo, Deloot. 1. Moedersnaam. Wellicht knuffelvorm van de voornaam Adelot (dit uit Adela). 2. Zie ook Delo.

Delouche. Plaatsnaam Louches (Pas-de-Calais).

Delours, Delors, Delous: Huisnaam A l’Eurs: In de Beer.

Delouvain, De Louvien: Plaatsnaam Louvain, Franse vorm van Leuven (Vlaams-Brabant). 1

Deloyer, Deloyers. Plaatsnaam Loyers, Namen.

Delpart, Delparte. Waarschijnlijk van Delport(e).

Delpature. Franse plaatsnaam pture: weide.

Delpere, Delpre, Ferre, Pre, Pere, Perrey, Perey: Franse plaatsnaam perre, van Middenlatijn petrata: stenige bodem. Plaatsnaam in Libin (Luik) enVottem (Luik).

Delpiedsente. Plaatsnaam. Oudfrans pie(d)sente: voetpad, wegje. In het Frans verdrongen door sentier. Vergelijk Mampaey.

Delplace, Delaplacie, Delaplace, Deleplace, Laplace, Laplasse, Laplaese, Deplacie, Deplace, Delaplaecie, Deplaecie, de Plasse, de Plas, Deplasse, Place: Plaatsnaam Place: plaats, dorpsplein, plein. Vergelijk Verplaetse.

Delplan, Delplans, Delplang: Plaatsnaam Plan, van Latijn planum: vlakke bodem, plein, viersprong.

Delplanche, Deplanques, Delplanque, Delplancq, Delplanq, Delplans, Delaplanque, Deleplancque, Deleplanque, Delplancken, Delplanken, Delplank, Deplanck, deplancke, Deplancq, Deplanques, Deplanque, Desplanches, Deplanche, Desplanches, Desplanques, Deplanque, Deplanques, Desplancke, Desplancq, Planche, Plancke, Planque, Laplanche. Naam uit de Franse plaatsnaam planche, het Picardische planque: loopplank, vlonder. Een (nogal veel voorkomende) plaats waar kon overgestoken worden.

Delplante, Laplante: Plaatsnaam Plante: plant, aanplanting, (vaak een) wijngaard.

Delpommedor, Delpomdor. Huisnaam Pomme d’Er; gouden Appel.

De Louvroy. Plaatsnaam Louvroy in Nalinnes (Henegouwen), Tarcienne (Namen). Door dissimilatie van Rouvroy, van Latijn roboretum: bos met rode eiken, steeneiken.

De Lovinfosse, Lovinfosse, Lovenfosse: Plaatsnaam in Ougre, Herstal, Herme (Luik).

Delport, Delporte, Delaporte, Deleporte, Laport, Laporte, Deportes, Deporte, Desport, Desportes, Porte. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam (la) Porte = de poort, de deur. Kan dus kort bij de stadsport gewoond hebben, of een vondeling zijn.

Delpre. Plaatsnaam Pre: weiland, grasland.

Delputz. Plaatsnaam. Nederduits Ptz, Duits Pftze: plas, poel.

Delqueue, Delqueux: Plaatsnaam Queue: staart, eind.

Delquignie, Delquignies, Delquiny: Plaatsnaam Cugny in Montreuil (Pas-de-Calais):

Delraux. Plaatsnaam Le Rault in Lestrem en La Couture (Pas-de-Calais)

Delsaert: Vernederlandste spelling van Waals Delsard, Delsart. Romaanse plaatsnaam Sart, Frans Essart, van Latijnse exsartum ‘gerooide plaats, rode’. Vergelijk Dusart.

Delsing, Delsin, Delsinne, Delsine, Delsin, Delsinnes. Naam uit de plaatsnaam (De) Lessines: Lessen.

Delroisse, Delroise. 1. Plaatsnaam. Oudpicardisch roisse: braamstruik. Vergelijk Delronche. 2. Variant van Delrose. Plaatsnaam of huisnaam Ros: roos.

Delsoir, Dusoir. Familienaam uit soir: avond: Vondelingennaam naar tijdstip van vinden of bijnaam naar moment waarop iemand bijvoorbeeld erg actief werd.

Delsol, Delsool. 1. Variant van Delsaut. Zie bij Desseaux. 2. Of uit Dussol. Dit uit de plaatsnaam Le Sol. 3. Of uit het Oudfranse sole: kelder. Bijnaam of beroepsbijnaam.

Delst: Uit de Elst. Plaatsnaam Elst ‘alzenbos’.

Deltour: Delatour. Plaatsnaam La Tour ‘Toren’.

Delvenne. Plaatsnaam. Middelnederlands Venne: ven, veenland.

Delvere, Delver. Beroepsnaam van de delver, graver.

Delviemaison, Delviesemaison, Delviesmaison, Delviezemaison: Plaatsnaam Vise Maison: oud huis.

Delvienne. Plaatsnaam. Waals vne, Frans dialect verne: els (boom). Vergelijk Lavergne, Verne. Maar 18de eeuw Andr Devienne is de vader van ca. 1700-1775 Dieudonn Delvienne, ‘S-Gravenbrakel. Alle afstammelingen heten verder Delvienne.

Delville, Deleville: Plaatsnaam Ville: stad, dorp, hoeve.

Delvinck, Delvynck, Delvijnck, Delvin, Delvingt: Plaatsnaam. Picardisch vinque, Latijn vinca, Frans pervenche: maagdenpalm. Vergelijk Delvinquire.

Delvincourt, Vincourt: Plaatsnaam Levincourt in Pevelenberg (Nord) of Vincourt (Seine-et-Oise).

Delvinquire, Delvinquiere, Delvainquire, Delvonquire, Vincker, Vinkier, Vincquier, Vinquier, Vybcker, Vynkier, Wijnckier, Vainquier, Venquier, Winckier, Vincqueer, Vainqueur. Naam uit de plaatsnaam, Vinquiere in Frasnes of St.-Sauveur (Henegouwen). Plaats waar maagdenpalm groeit.

Delvoye, Delvoie, Delvoije, Delevoye, Delevoy, Delevoie, Delevois, Lavoix, Levoye, Lievois: Plaatsnaam Frans voie, van Latijnse via ‘Weg’. Vergelijk van de Wege.

Delvoorde, Delvordre: Vertaling van Van den Voorde.

Delvosal, Delvosalle, del Vozal, del Vausal. Plaatsnaam. Waals vocale, afleiding van Latijns vallis; dal.

Delwaide, Delweye, Dewaide: Plaat