Familienamen
Over Familienamen
Geslachtsnamen en achternamen, voornamen, naamverklaring, etymologie, genealogie.
Uit; https://archive.org/details/denederlandscheg00wink Uit; http://namenplaza.nl/betekenisnamen/betekenis-achternamen/ Uit; http://wwerkwoordvanbritsom.com/library/WZF-Debrabandere.pdf Uit; Nederlandse familienamenbank.
Uit; http://belgian-surnames-origin-meaning.skynetblogs.be/archive/2012/11/index.html
uit http://home.scarlet.be/~tsd22610/Fpage100.htm Het grootste deel van de onderstaande info is een selectie uit: Woordenboek van de familienamen in Belgie en Noord-Frankrijk (grondig herziene en vermeerderde uitgave) (Dr. Frans Debrabandere- L. J. Veen / Het Taalfonds 2003). Het grootste (namen) deel van de vondelingenbijdrage is ontleend aan: Vondelingen en hun naamgeving door L. Man, uitg. Instituut voor Naam kunde Leuven. Alleen zijn de afkortingen aangepast en de verwijzingen naar schrijvers verwijderd.
Uit; http://www.gutenberg.org/ebooks/36077?msg=welcome_stranger, De Nederlandsche Geslachtsnamen in Oorsprong, Geschiedenis en Beteekenis by Winkler.
Het is vrij eenvoudig. Er zijn maar enkele mogelijkheden. 1. Afkomstig van een plaats, plaatsnaam, dan meestal met ‘Van’. 2. Naam naar het beroep. 3. Of bijnaam naar het beroep of een eigenschap. 4. Naar een heiligennaam of Germaanse voornaam, moeders-, vadersnaam. In 1811 moeten de bewoners verplicht een achternaam aannemen. Bijvoorbeeld; Durik Jans, geboren in 1738 in Beets, trouwt in 1763 met Grietje Haijes. Ze wonen op de boerderij Bethelehem in Beetsterzwaag. Op 16 december 1811 nemen ze officieel de achternaam Bethlehem aan. Al eerder waren er achternamen. Als er twee mannen waren die beide Hendrik heetten werden die genoemd om ze te onderscheiden naar de vader als Hendrik Willemszoon en de ander Hendrik Frederikszoon. ‘Ewout, die een zoon van Hugo was, noemde zich Ewout Huygenzoon, ter onderscheiding van eenen anderen Ewout, wiens vader Rykaert heette, en die zich dus Ewout Rykertszoon noemde. In het dagelijkse leven, door de vele gebruiken, sleet dit woord zoon (oudtijds soon, soen en seune) weldra af tot sen (Rykertsen, Evertszen), of ook tot se (Evertse, Albertse). Of ook, men liet het woord zoon geheel achterwege, en zette den vadersnaam eenvoudig in den tweede naamval (Huygen, Rykaerts); daar was dan zoon onder verstaan. Een andere, onder de Germaansche volken nog oudere vorm om van mansnamen, van de vouwnamen of enkele namen der vaders, toenamen voor de kinderen af te leiden, bestond hierin dat men den lettergreep ing achter den oorspronkelijke mansnaam plaatste. Hugo, de zoon van Bartel (Barthold), noemde zich Hugo Barteling en omgekeerd, Bartel, wiens vader Hugo heette, noemde zich Bartel Hugink. Zo komt van den mansnaam Bruno de toenaam Bruning; van Nolt, een afgesleten vorm van de volle naam Arnold of Aarnout, komt Nolting; van Albert komt Alberdingk, van Wolter komt Woltringh, enz. Dit ing betekent dan: zoon of nakomeling van de persoon, achter wiens eigennaam het geplaatst werd; b. v. Wolfert, die een zoon van Benno was, noemde zich Wolfert Benning. In Friese streken ook als inga als Benninga, Bollinga, Poppinga in oorsprong volkomen overeen met Benning en Bennink, met Bolling en Bollynck, met Popping, Poppinge en Poppink. Maar bij sommige Nederlandse stammen, vooral bij de Saksen in Twente en in de graafschap Zutphen (evenals in de aangrenzende gouwen van Westfalen) wordt dit ing als ink uitgesproken, en dus ook zo geschreven. Vandaar de hedendaagse geslachtsnamen in die streken, Bennink, Hilverdink, Ottink. Elders in Nederland, vooral in West-Vlaanderen, spreekt men dit ink alsչnk uit, met lange i, en schrijft dan gewoonlik ynck; van daar de West Vlaamse patroniem Gellynck, Cnapelynck, Hallynck, enz. Andere afwijkende vormen waarin we het oorspronkelijke ing in hedendaagse geslachtsnamen geschreven vinden, zijn nog ingk, ingh, inghe, inge, eng, ung, ong, enz. Ook komt het wel in versleten form, als ig en ik voor. Heette een man Albert, zijn zoon Hendrik noemde zich Hendrik Albertszoon, zijn dochter Brechta werd Brechtje Albertsdochter genoemd. Albertszoon werd al gauw tot lbertsen versleten of Alberts. A. Van, der Aa, Vera, Veraa, van de Ra, van (der) Ha. 1. Familienaam uit de waternaam Aa of A; water. Deze naam werd voor veel kleine waterloopjes gebruikt. 2. Plaatsnaam Aa, gehucht bij Anderlecht. Aachen: Duitsland, plaatsnaam Aken. Aafjes, Haafkens. Moedersnaam, verkleinvorm van Germaanse voornaam Ava. Aal, Ael. Verraleweck, is van der Alewijk. Beroepsnaam. Frans anguille. Aal, van van Ael, van den Adel. Plaatsnaam Aarle, uitspraak Aal. Aalbers, Aalberse, Aalberts, Aelbers, Aelberse, Aalbrecht, Aalbrechtse, Aalbregtse, Albrecht, Albrechts, Aalbersberg, Aulbers. Vadersnaam van de voornaam A(a)lbert, met een s verbuiging; van Aalbertszoon. Aalderink, (van) Aalderinks, Eelderink, Aellerinck. Van Alardink, van de persoon Alard; Van Adelhard, van Alard en de zijnen. Naam van verschillende boerderijen in het oosten van het land als te Laren, Zelhem, Hertme en Breklenkamp, de havezate Den Alerdinck, gemeente Heino, heet wel Aalderink. Aalders, Allders, Allder, Alder, Alders, Alderse, Alderson, Aldersons, Olders, Oolders. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Aalderd, uit adel-hard. Aalst, van Alst, van Aelst, van Haelst, van Halst. Mogelijk een vorm van alsem, Artemisia. 1. Plaatsnaam Aalst, Overijssel. 2. Plaatsnaam Aalst, (Noord-Brabant, Gelderland) 3. Plaatsnaam Aalst (Limburg). Aalten (van), van Aelten, van Alten, (van) Naelten. 1. Naam uit de plaatsnaam Aalten (Gelderland). 2 Vadersnaam van de Germaanse voornaam Adelwald. Vooral Friese voornaam Aalt. Aandekerk, Aendekerk, Hendekerk. Naar de woonplaats bij een kerk. Aangeveld, Aengeveld. Naar de woonplaats aan het veld. (aan den Veld). Vergelijk Duits Amfeld. Aanholt, van. Plaatsnaam Anholt bij Kleve of in Drenthe. Aannenbergh, aan den Berg. Plaatsnaam. Aantrekker, den. Van Middelnederlands aentrecken; aanlokken, verleiden (krijgsvolk), aanmonsteren. Bijnaam of beroepsnaam. Aap. Bijnaam voor iemand met een gek gezicht of bezitter van een aap of naar een huisnaam. Duits Aff. Ardennen, van, van Ardenen, Hardenne, Dardenne, Dardennes, DՠArdenne, Dardinne, Dardaine. Plaats-, streeknaam Ardennen. Aardema, Aarde, van der, Aartsma. Beroepsnaam voor iemand die met aarde werkt. Aarle, van, Aarle. Plaatsnaam Aarle. 1. Aarle en Aarle-Rixtel in Noord-Brabant (Nederland). 2. A(a)rle in Poppel. Abbenijen, van, van Abbenij, van Abbeny, van Abbenyen, van Habberney. Familienaam uit een niet gelokaliseerde plaatsnaam (Antwerpen?). Begin 18de eeuw komen ook volgende varianten voor: (van) Abberney, Van Habbenije, Halbernack, Van Habbern(e)y. De naam Halbernack zou ook kunnen verwijzen naar afkomst uit het Duitstalig gebied: kortnek. Een soldatennaam? Aaron, Aron, Arons, Arron, Ahron, Aronson, Aronsohn. Vadersnaam, Bijbelse voornaam Aaron. Aarsen, van, van Aerssen, van den Aarssen. Plaatsnaam Arcen, Limburg. Aarts, Aerts, Aert, Haert, Aardse, Aartsen, Aers, Ars, Haars, Hars, Haers, Haerts, Aarssens, Aarssen, Aarsen, Haerssens, Aertssens, Aertsens, Aertzen. Arts, Art, Artz, Harts, Arets, Arretz, Aretz, Arits, Aritz. 1. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Arnoud. 2 of een korte vorm van Alaert. 3. Of een korte vorm van Adriaan. Aertgeerts; zoon van Aaert-Geerts of Arend-Geraart. Abandon, Abandonn. Betekent in de steek gelaten, vondeling. Abatte, Abate. Romaanse vorm uit Latijn abbas; abt. Abbe, Abbes, Abben, Abbens, Abe, Aben, Aeben, Ab, Abs, Aps. Vadersnaam Abb is een bakernaam, uit Oudnederlands Abbo, korte vorm van Albrecht. Ab kan een verfransende Re-interpretatie zijn, maar ook een grafe voor Abb. Abbeel, Abeel, Abeele, Abeels, Abbeel, Abbeels, Van den Abbeelen, Abelle, Abbeel, Abeels, Abeelen, Abelen, Abel, Abele, Abeles, Habel, Abiels, Abiel, Abielle. 1. Bijnaam naar iemands karakter of vorm van de abeel of populier. 2. Zonder ‘van, naar de plaatsnaam Abeel, ten Abele. 3 Vadersnaam naar de Bijbelse voornaam Abel, Abelsma. Abbema, Abma. Vadersnaam. Friese afleiding van Abb. Abbenbroek. Plaatsnaam, Zuid-Holland. Abbenhuys, Abbenhuijs. Mogelijk naar de plaats Abbenhausen in Nederrijn-Saksen. Abbenij, van, Abbenijen, van, van Abbeny, van Abbenyen, van Haberbey. Plaatsnaam. Abbing, Abbink, Abbinck, Abbing, Abbingh, Abbinga. 1. bewoner van een erve Abbing, van de persoon Abbo, Abb of Abbe, 1402 erve Abbingh te Veldwijk, Vorden, ook een te Vreden, Groenlo, 1428 Abbeking, 1627 Abbingh. 2. Plaatsnaam Abbing, verschillende plaatsen te Overijssel en Duitsland. Abbott. Engels voor abt. Abboud. About, Vadersnaam. Germaanse voornaam ad-bald; goed-stoutmoedig, Adabold. Abdoel-Koudouzova. Arabische-Armeense dubbelnaam. Abdoel komt uit het Arabische abd-al: dienaar. K(o)ud(o)u is wellicht een variant van het Armeense Kud(u): ontdekking. De achteruitgang ‘zova’ betekent zoveel als: dochter van. Abeele, van den, van den Abeel, van den Abeelen, van den Abeelle, van Abell, van Abelle, van Abiel, van Abielle, van den Aebeele, van den Aebiele, van den Abbeel, van den Abbeelen, van Abelle, Van Habel. Familienaam uit de plaatsnaam Abeel: het middel Nederlandse Aubeel, Abele (in het Oudfrans Albel, Aubel) betekent witte boom, ratelpopulier. Abeloos, Abbeloos. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse bakernaam Abb, van Adelbrecht. Abelman, Abelmann. Duitse vadersnaam, afleiding van de Bijbelse voornaam Abel. Abend. Bijnaam. Duits Abend; avond. Abicht. Duits en Engels Habicht; havik, vergelijk Habex. Abkoude, van, Abcouwer. Plaatsnaam Abcoude, Utrecht. Abma, Abbema, Apma, Aben. Vadersnaam Ab, Friese uitgang –ma. Abrahams, Abrahamse, Abrahamsen, Abrans, Abraham, Abrams, Abram, Abrahamsz, Braam, Braems. Vadernaams, met –s is Abrahamszoon, Hebreeuwse naam Abraham. Zo ook Abramsohn, Abrama, Abram, Abrami, Abramo, Abrahamovic, Abrahamovics, Abrahamovits, Abrahamovicz, Abramawicz, Abramawitch, Abramovici, Abramavicz, Abramavitch, Abramow, Abramowicz, Abramowitsch, Abramowich, Abramowitz, Abramowski, Abramska, Abramski, Abramczyk, Abramzyk, Abrahamson. Abrard, Abrar. Vadersnaam, vorm van Ebrard. Abras. Franse bijnaam au Bras; met de arm. Abrath. Duitse plaatsnaam Aprath in Wulfrath. Absalon, Absalonne. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Absalon en ook martelaars de Cesare en Cappadocie. Abshoff. Plaatsnaam Abshof in Wipperfrth. Absil, Absile, Absil, Absilis, Absillis, Apsillis, Apsel. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Absildis. Absin. Wellicht uit de plaatsnaam Ampsin, Luxemburg. Abspoel. Plaatsnaam Ab(t)spoel bij Oegstgeest, Zuid-Holland en Egmond, Noord-Holland. Abt, Abts, Abs, Apt, Apte, Apts, Aps, den Abt. Bijnaam naar een abt in een mysteriespel of naar een of ander dienstverband met een kloosterabt. Vergelijk Cardinaels, de Bisschop, de Meuni(n)ck, De Pape. Ook een huisnaam kan eraan ten grondslag liggen. Achahbar, Akbar. Arabische naam met als betekenis: de grootste. Act, Acht. 1 afleiding van Haacht. 2 afleiding van Ad (Ak) of van Grieks Achats; trouwe compagnon. Acacia. 1. Naam naar de boom, 2. Van Latijn Sint Achatius, vergelijk Duits Achatz, Achaz. Acampo. Palma Campo; in de armen van de gemeenschap. Achter, (van), van Hachter, an Hacter, van Achter, van Acter, van Achteren, Verachter, Verachtert, Veraghtert. Deze naam verwijst naar een woonplaats achter of aan de overkant van een bepaalde plaats. Of naar plaatsnamen die dezelfde oorsprong hebben. Komt nogal eens voor. Ackaert, Accaert, Acar, Accard, Accart, Acart, Acquaert, Achar, Achard, Archard, Archart, Hackaert, Hackars, Hacquart, Hacquaert, Hackard, Hacat, Hacart, Hachard, Hacard, Haccart, Hachat, Hacha. Vadersnaam uit agi-hard; hoek, zwaarad-sterk. Aghardus, Achardus. Acarin, Accarain, Accarin. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam agi-hari; zwaarad-leger. Accou, Accoe, Acoe, Ackou, Acou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-wulf; scherp van het zwaarad-wolf, Agulfus, Acculfus. Achel, van, van Aggel, van Aggelen, van Eggel, van Eggelen. Plaatsnaam Achel, Limburg. Achelman. Afleiding van Van Achel, Achenbach, plaatsnaam in Siegen en Breidenhach. Achen, Achenne. Plaatsnaam Achne. Acher, Ach, Ache: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-hari; hoek, zwaarad- leger: Agihar(ius), Acharius. Achille, Achile. Vadersnaam. Griekse voornaam Achilles. Achkroune. Uithangbord Limburg, acht kronen. Achslogh. Bijnaam, Duits Arschloch; aarsgat. Acht, van, van Agt, van Acht, van Achte. Plaatsnaam Acht, Noord-Brabant of bij Koblenz. Achte, van, Achten van, van Agten. Plaatsnaam Achtene in Oostakker, Overijssel. Achter, van, van Hachter, van Hacter, van Acther, van Acter, van Achteren, Verachter, Verachters, Veraghtert. Verwijst naar een woonplaats achter of aan de overkant van een bepaalde plaats. Achterberg, Achterbergh, van, Achterburgh: Plaatsnaam Achterberg in Bentheim (Nedersaksen), Rhenen (Utrecht), bij Kempen (Nederlands Limburg) en in Dongen, (Noord-Brabant). Berg- en burg- namen werden vaak verward. Achterdenbosch. Plaatsnaam Achter den Bos in Vollezele, Vlaams-Brabant. Achtergaal, Achtergaele, Actergal. Bijnaam van nachtegaal. Acke, ackx, Acx: Spelling voor Hacke. 1. Beroepsnaam naar de hak, de bijl. Beroepsbijnaam voor een houthakker. 2. Vadersnaam. Hakke, van Hanke, afgeleid van Johannes. Ackeleyen, van, van Ackeleijen, van Acoleyen, van Acoleyn, Acoleijen, Accolay, Acolijen, Acolyen, van Acooleyen, van Accoleyn, Accolyen, van Akoleyen, Akoleijen, van Aroleyen, van Akelijen, van Akelije, Akelye, Akelijen, van Akeleyn, Akeleyen, Arcolie, Arcoly, Arcoulin, Haeckeleue, Haekelaeye, Hakelye, Hercolier, Hercoliers, Ockeley, Ockeleij, Okeley, Occolay. Familienaam naar de plaatsnaam Ackeleye, Acoleye, Accolay (naar akelei: groeiplaats). Ackema. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse bakernaam Akke. Vergelijk Hacken. Acker, van, van Acker, Ackers, Akkers, Akre, Acqaire, van Ackere, van Acker, van (den) Akker, van den Acker, van den Ack, (van den) Aker, van Ackre, Vanackre. Familienaam uit de wijdverspreide plaatsnaam (ten) Acker, Akker: veld, akkerland. Ackerbroek, van, den. Plaatsnaam moerassig land, Overpelt, Limburg, Mazenzele, Vlaams-Brabant, Schilde, Antwerpen. Ackerman, Ackermans, Achermann, Akkerman, Akkermans, Akkermann, Ackkermans, Akerman, Acreman, Acmann. Afleiding van Van Acker of beroepsnaam van de akkerman, landbouwer. Ackermeier is de Duitse beroepsnaam van de akkerboer. Ackerstaff: Plaatsnaam Ackerstaff bij Bentheim (Nedersaksen). Ackerveken, van den, van den Akkerveken. Plaatsnaam Akkerveken; sluitboom aan een akker, in Wuustwezel, Antwerpen, vergelijk Valvekens. Acolty. Klankverandering van Waals akott; knoeier, beunhaas. Adam, Adams, Adamse, Adan, Adans, Adant, Adaams, Addams, Adoms, Addons, Adons, Adamsons, Adamson, Adamy, Adami, Adamo, Adan, Adang, Adank, Adant, Adans, Adem, Adems, Adama, Adema, Aden, Adens, D’Adam, Adatnski, Adatnska, Adamsa, Adamus, Adamuz, Adamini, Adamoli, Adamko, Adamku, Adamek, Adamiec, Adamiak, Adamcazk, Adamczak, Adamczijk, Adamczyk, Adamzyck, Adamietz, Adamitz, Adamowicz, Adamkiewicz, Adamkewicz, Adamowski, Adamczwski, Adamczewska, Adamszewski: De vormen met n zijn Frans, omdat Frans -am/-an/-en homofoon zijn: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Adam. Addisson, Addison. Engelse vadersnaam, zoon van Addy, afleiding van de voornaam Adam of Germaanse voornaam Ado. Ad. Vadersnaam, spelling voor Adet. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Ado. Adel, (den): Vadersnaam. Korte Germaans adel-naam of verkorting van bijvoorbeeld Adelbrecht. Het lidwoord den is vermoedelijk secundair. Adelaar, Adelaars, Adelaere: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam athal-hari ‘edel, edel –leger.’ Adalarius. Maar –aaren –aarad-namen werden vaak verward, zodat Adelaar wel een variant kan zijn van Alaard; Adelaard, Adelhard. 2. De naam kan eventueel een bijnaam zijn naar de adelaar of arend, of naar een uithangbord. Zie Adler. Addoms, Adons. Vadersnaam, variant van Adoms. Adeline, Adline. Vrouwelijke vorm van een Germaanse voornaam Adelina. Adelot. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van een Germaanse adel-naam. Adema: Vadersnaam. Variant van Adama, Friese afleiding van Adam. Of evenwel een -ma-afleiding van de Germaanse voornaam Ado, zoals in Addema, Adding, Addinga. Adenau, Adinau. Waarschijnlijk niet de plaatsnaam Adenau in de Eifel, maar Franse spelling voor Adenot. Adenet, Adnet, Adenot, Adnot, Adanez. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Adam. Ader, Adre, Adre: Duitse vadernaam van Germaanse voornaam ad-hari. Adins, Adyns, Adijns, Adiens, Addink, Addingh, Add-ings: Vadersnaam. 1. Vleivorm van Germaanse voornaam Ad(d)o, bakervorm van een adel-naam. 2. Soms werd de naam gerenterpreteerd als korte vorm van Saladin. Adler, Adeler, Adelaire, Adlaire: Duitse bijnaam naar de huisnaam zum Adler, van de Arend.’ Adlerfligel. Duitse dialectvorm van Adlerflgel: arendsvleugel. Vergelijk Swanenvlgel, Duitse Finkenflugel. Zie ook Vinckevleugel. Admiraal: Bijnaam. Middelnederlands a(d)mirael ‘legerhoofd, vlootvoogd, admiraal.’ Vergelijk Lamoral, Lamiral. Admirant, den: Naar analogie van admiraal gereconstrueerde vorm, van Oudfrans amirant ‘amir, admiraal.’ Vandaar de Belgische familienaam Ladmirant, Lamirand, Lam(m)erant. Adolf, Adolphs, Adolph, Adolphe, Adelphe, Adolphy, Adolfsson, Adelof, Adloff, Alofs, Alouf: Vadersnaam. Germaanse voornaam ad-wulf, Adulfus. Adorff. Plaatsnaam Adorf, verschillende plaatsen in Duitsland. Adorp, van. Familienaam uit de plaatsnaam Adorp: Nederlandstalige naam van Orp-le-Grand en Orp-le-Petit (Waals- Brabant) en Adorp in Groningen. Adou, Addou: Vadersnaam Adoul. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Adolf. Adriaans, Adriaanse, Adriaanssens, Adriaansen, Adriaanses, Adriaansens, Adriaen, Adriaens, Adriaense, Adriaaensen, Adriaenssens, Adriaensen, Adriaansen, Adrieaanse, Adriaensche, Adriance, Adrian, Adrians, Adryan, Adrianij, Adriani, Adriany, Adrienssen, Adrien, Adrin, Adriani, Adriencense, Adrianissen: Vadersnaam. Zoon van Adriaan, de Latijnse heiligennaam Adrianus, die eigenlijk teruggaat op Hadrianus, naar de afkomst uit Hadria. Adriani: Vadersnaam. Afleiding van de Latijnse heiligennaam Adrianus. Adrichem, van: Verdwenen plaats Adrichem ten oosten van Beverwijk (Noord-Holland). 1130-61 a Gozwino filio Ludolfi de Adrichem. Jan Boogaert (1772-1819) verhuisde van De Lier (Zuid-Holland) naar Middelburg. Zijn zoon (1843-1927) trouwde met ene Anna M.E. van Adrichem en hun zoon noemde zich van Adrichem Boogaert. Advocaat, beroepsnaam van de advocaat. Aebi, Aeby. Duitse vadersnaam uit Abo, bakernaam van de Germaanse voornaam Albrecht. Aefferden, van. Plaatsnaam Afferden, Nederlands Limburg, Gelderland. Aegten, Aechten, Aegden, Agten, Aghte, Achte, Achten, Achtien, Aghten, Eichten, Echten, Aagjen, Aagje, Aagtjes (zoon van). Moedersnaam uit de voornaam Agatha. Aelbroeck, van, van Aelbrouck, Aelbroucq, Allebroeck, Allebroek: Plaatsnaam Aalbroek in Papegem, Semmerzake en Zottegem (Oost-Vlaanderen). Aelman, Aalmans, Alman, Allman, Allmann, Allmanns, Haelman, Haelmans, Aleman, Alleman, Allemans, Adelmann, Adelmant, Adelment. 1. Vadersnaam uit een Germaanse adal-naam. 2. Zie ook Alleman. Aelter, Aalter, van Haelter, van Halter, Aelterman, Haelterman, Alterman, Aelderman. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Aalter (Oost-Vlaanderen). 2. Zie ook Haelterman. Aendenboom, (aan den) Boom. Familienaam naar de woonplaats: aan den boom. Aendekerk. Aandekerk, plaatsnaam aan de kerk. Aendenboom. Naar de woonplaats; aan de boom. Vergelijk Duits Ambaum, Amboom. Aendehof, van Andenhove, van Antenhove, van Antenhoven, van Handenhoven, van Handehove. Naar de woonplaats aan een hof, hoeve. Aendenroomer. Huisnaam De Romer. Vergelijk plaatsnaam Am Rmer in Frankfurt an Main. Aengenberg. Naar de woonplaats aan een berg. Aengevoort, aan de Voorde. Naar de woonplaats aan een voorde of doorgang. Aengevaert. Aanpassing en Re-interpretatie van Frans Hangouwart, van Angouwart, de Germaanse voornaam Angoward. Aengeveld, naar de woonplaats aan het veld. Aercke. Vadersnaam uit Aernout of uit Adriaen. Aercke. Vadersnaam. Afleiding van Arnoud of Adriaan, vergelijk Arkens. Aerde, van, Aerden, van, van Aarden: Plaatsnaam Aarden, Frans Ardres (Pas-de-Calais). Aerden van der, van der Aarden, van der Eerde, van der Eerden, Vereerde, van Aerdt, van Aert, van Aart, van Art, van Ard, van Eerdt, van Eert: Plaatsnaam Aard: veld, bouwland, open plaats, kade, aanlegplaats. Aerdewegh, van, van Aerdenveg, van (den) Eerdeweg, Eerdewegh, van den Eertwegh, van Erdeweghe, van den Erdweg: 1. Plaatsnaam, oorspronkelijk straatnaam: aardeweg. Aerden, Aarden, (van) Haerden. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Aernoud waarvan Aard een korte vorm is. Zie daar verder. Aerlebout. Vadersnaam. Germaanse voornaam erl-bald; voornaam man-moedig. Aernout, Aernouts, Aernoudt, Aernoudts, Aernaudts, Aernouts, Aernaut, Aernoodt, Aernout, Aernhoudt, Aernhout, Haerenout, Aerenhouts, Haerenhout, Arnoud, Arnoudt, Arnout, Arnouts, Harnouts, Aarnoudse, Aarnouts, Aarnoutse, Arnhold, Arnaud, Arnau, Arnault, Arnauld, Arnaut, Arnauts, Arnoets, Arnots, Arno, Arnot, Arnott, Arnote, Arnoeyts, Arnoys, Arnoijs, Arnould, Arnoul, Arnoult, Arnou, Arnous, Arnoelx, Arnoux, Arnoe, Arnoes, Arnouat, Arnouw, Arnauw, Ernaux, Ernault, Ernault, Hernaut, Hernaux, Hernay, Arnal, Ernotte, Hernot, Hernotte, Herno, Ernould, Ernoud, Ernoud, Ernout, Ernou, Ernoux, Arnols, Ernult, Erneux, Hernould, Hernoud, Hernoux, Heroes, Hero, Harnould, Arnold, Arnoldi, Arnoldy, Arnolts, Arnolds, Arnolts, Arnolt, Arnoldus, Arnoldussen, Aarens, Haerens, Ahrend, Ahrens, Arend, Arends, Arendt, Arent, Harent, Aerent, Aerents, Aerens, Arents, Arets, Arendsen, Arentz, Arenz, Aarrents, Arndt, Arndts, Ares, Arn, Arntz, Arntzen, Arntzeniusɖadersnaam van de Germaanse voornaam aran-walda; arend-heerser. Aerschot, van (der), van Aerschodt, van Aarschot, van Arschot, van Arscoot, van Asschodt, van Asschot, van Ascot, van Aerchot, d’Archot, Darschotte, Daschotte, Daschot, Arschoot, Arschodt. Familienaam uit de plaatsnaam Aarschot (Vlaams-Brabant). Aertbelin, Aertbelien. Vaders-, moedersnaam. Combinatie van de voornaam Aart en vrouwelijke Belie. Aertenryck, van, Aertenryk, van, van Ertryck, van Etteryck, van Etteryk, Etterijk, Etterijck, Ertryckx, Ertrijckx, Eirtrijckx, van Herterijck, Herteryck, Van Hertreyck, van Hentenryck, van Hentenryk, Hentenrijck, Hentenrijk, van Henterijck, van Hentrijck, van Hentryck, van Henteuryck, Herteryckx. Familienaam uit een gelijknamige (?) plaatsnaam (wellicht in Vlaams-Brabant). Plaats nog onbekend. Aertgeerts, Aertgeets, Aetgeerts, Argeerts, Uytgeerts, Uijtgeerts. Vadersnaam uit een dubbele voornaam Arnoud + Geert. Aert, Aerts, Aarts, Aart, Haert, Aardse, Aartsen, Aarts, Aers, Ars, Haars, Hars, Haerts, Haers, Aarssens, Aarssen, Aarsen, Haerssens, Aertssens, Aertsens, Aertzen, Art, Arts, Harts, Arets, Arretz, Aretz, Arits, Aritz. Vadersnaam: verkorte vorm van de Germaanse voornaam Arnoud. Aertman, Haartmans, Eertman, Eerdmans, Eerdman, Erdman, Erdmans, Erdmann, Ertman, Heerdmann: 1. Vadersnaam, afleiding van Aart, Arnoud. Of een variant van Germaanse voornaam Hartman, Hardeman. 2. Erdmann zou een Duitse voornaam zijn die aan jongens gegeven werd die op een gestorven broertje volgden. Aesbacher. Duitse schbacher, afleiding van de plaatsnaam Eschbach. Aeselood. Provencaals Asloo; beukenbos. Aeyels. Vadersnaam Aeyelts. Voornaam Aaielt, Aailt, Aiold, van Germaans agi-wald. Afanasyev. Russische vadernaam, afleiding van de voornaam Afanasi, van Grieks Athanasios; onsterfelijk. Affelterre. Plaatsnaam Appelterre, Overijssel. Affolter. De plaatsnaam Affoltern komt tweemaal voor in Zwitserland. Afschrift. Petrus Afschrift werd op 12 mei 1834 in Cent gevonden. Alle vondelingen in april-mei 1834 kregen een naam die met een A begon: Aenkomst, Aenwas, Aenval, Aenslag, Afkeer, Aflaat, Afschrift, Alsem. Afslag. Beroepsnaam. Middelnederlands afslach; prijsvermindering, korting, afslag; verkoop van vis, visafslag; laadplaats voor koopwaren. Vergelijk Duits Abschlag. Agard, Agart, Aga, Agas: 1. Romaanse vormen van de Germaanse voornaam agi-hard ‘Zwaarad- sterk’. Aghardus. Agathe. Moedersnaam. Franse vorm em vleivorm van Griekse heilige naam Agatha. Agelink: Vadersnaam. Spelling voor Hagelink. Afleiding van de Germaanse voornaam Hago, Hagen. Agema: Friese vadersnaam., zoals Agama, Aeggema. Afleiding van de Friese voornaam Age, Agge, de eenstammige Germaanse voornaam Ago, van agi ‘Zwaard’. Agathon, Acton, Agatone: Vadersnaam uit Grieks agathos; goed. Agathon is de Franse verbogen vorm van de Latijnse vorm Agatho, naam van een paus uit de 7de eeuw. Agelis. Vadersnaam, vorm van Achelis, Griekse voornaam Achilles. Agesma, vadersnaam, Friese naam Age. Agier, Agie, Ager, Aget, Agez. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ad-ger. Adegarius. Agneessens, Agneesens, Agneese, Agneesen, Agnessens, Agnessens, Agnesse, Anneerssens, Anneesens. Moedersnaam, zoon van Agnes. Zo ook Agnes, Agns, Agniez, Anhes, Annee. Agon. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Ago. Agostini, Agostino. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Latijnse Sint Augustinus. Agten: Moedersnaam, variant van de Vlaamse familienaam Aegten, Aechten, Achten. De Griekse heiligennaam Agatha. Agterberg. Plaatsnaam Achterberg bij Rhenen. Agterhuis: Baar de woonplaats in het achterhuis? Of Re-interpretatie van de plaatsnaam Achthuizen (Zuid-Holland) of de familienaam Akkerhuis? Agsteribbe, Agtseribbe: Re-interpretatie van plaatsnaam Wastrebbe in Deftinge (Oost-Vlaanderen). Agtersoon; mogelijk een kleinzoon. Agthoven, van: Plaatsnaam Achthoven in Zederik (Zuid-Holland), Linschoten en IJsselstein (Utrecht). Agtmaal, van, van Agtmael: Plaatsnaam Achtmaal (Noord-Brabant). Aguillon, Aguilon, Agulhon: Bijnaam, Frans aiguillon: prikkel, angel, stekel, doorn. Bijnaam voor iemand met stekelig, irriterend, tergend karakter. Ahmed, Ahmedi, Ahmad, Ahmetovic. Familienaam uit Islamitische gebieden. Aillet, Allit, Alliet, Ali, Ailliet. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van een Germaanse agil-naam. Ahn. Duits Ahn; grootvader. Aigret, Egret, Oudfrans aigret; triest, pijnlijk. Bijnaam. Aigrisse, Egricce, Egrisse, Egrise: Aigris, Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-rik ‘Zwaarad-heersend’. Agericus. Vergelijk Eggerick. Aiguille: Beroepsnaam van de naaldenmaker. Aillaud: Romaanse vorm van Germaanse voornaam agil-wald; vreselijk-heerser. Agilaldus, Ailaldus. Aillery. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agil-rik; vreselijk-heersend. Aillet, Allit, Alliet, Ali, Ailliet: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse agil-naam, zoals agil-berht, Frans Aillebert. Aimar, Aimart, Eymar, Eymard, Aymard, Haimard: 1. Vadersnaam Aimar, Romaanse vorm van Germaanse voornaam agi-mar ‘Zwaarad-beroemd’. Aimarus. Aim, Aime, Ayme, Haim, Amez, Amer, Ames, Ameys, Ameijs, Hames, Hamet, Hamey, Hamez. Vadersnaam uit het Franse Aim, uit Oudfranse ameit, am, van Latijnse Amatus: de beminde. Ajoux, Oudfrans ajpu, Frans ajonc; gaspeldoorn. Ook plaatsnaam Ajou, Eure, en Ajoux, Ardeche. Aka. Vondelingnaam. Joannes Aka werd op 28 mei 1837 in de Stoelstraat in Antwerpen gevonden. Akda, Acda: De familie is afkomstig uit Zeeland. Vermoedelijk een vreemde verhaspelde naam. Andere spellingen zijn Hacda, Hagda. Aken, van, van Aeken, van Haeken, van Haken, van Hacken, van Acken: 1. Plaatsnaam Aken, Duits Aachen (Noordrijn-Westfalen). De naam Van Aken is hier dus een herinterpretatie van Middelhoogduits, Middennoordduits, maar ook Middelnederlands Nacke. ‘Nek.’ Akerboom, (van den) Akkerboom. Akerboom; eikenboom, plaats met opvallende eikenboom. Akershoek: Plaatsnaam. Middelnederlands akerboom ‘eikenboom.’ Aker, van den, Eker, Haker, of van aker; eikel, zie Akersloot, of naar een oude lengtemaat waar Akersloot beter naar genoemd kan zijn. Akeren, van, van Akkeren, van Ackeren: 1. Plaatsnaam Ekeren (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Les Deux –Acren, (Henegouwen) Akkenaar, Akenaar. Van Aken? Akker, van de(den), van den Aker, (van) Acker, Ackere: Heel verspreide plaatsnaam (ten) Akker ‘akkerland.’ Akkerdaas: Betekenis onduidelijk. Misschien samenstelling van akker en daas ‘aardenvlieg’vergelijk Nederlands akkerhommel, akkerwesp. Akkeren, van: Plaatsnaam Ekeren (provincie Antwerpen). Akkeringa: Fries vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam zoals Ecrebertus, Acroardus, die teruggaat op het Germaanse naamelement agi ‘Zwaard’. Akkerman, Akkermans, Ackermans, Ackerman, Acker, van den, Ackermanns: Afleiding van Van (den) Acker of beroepsnaam van de ackerman ‘Landbouwer’. Akse, Ax, Acksen, Akze Hakse. Aks; bijl, beroepsnaam Aksoy. Turkse vadersnaam uit de gelijkluidende voornaam Aksoy: witte lijn (wat zoveel betekent als: van hoge afstamming) Akst. Beroepsnaam voor een boomhakker, naar de ax of akst. Duits Axt. Alabarbe, Allabarbe. Beroepsnaam Ala barbe; met de baard. Alaerd, Alaerds, Alaerts, Alaert, Alaers, Aelaerts, Alard, Adelhardt, Allaerd, Allaerds, Allaer, Allaerts, Allaertsz, Allaer, Allaere, Allar, Allar, Allard, Allart, Alart, Lallard, Lallart, Allert, Allers, Alers, Aler, Ahlers, Ahlert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-hard: ‘edel-sterk’. Adelhard, Adalard (us). Alain, Allain, Allains, Allin, Alleins, Allein, Alleijn, Alleynsm Alleyn, Allijns, Allijn, Allyns, Allyn, Alyn, Alijn, Alleys, Alanen, Alls, Alles, Allan, Alan, Allen, Alen, Alleleijn, Alleleyn, Allelyn: Vadersnaam. Alanus is de volksnaam van de Alanen, een Sarmatisch ruitervolk, dat in 406 Galli plunderde. Of een Engelse naam, van Bretons-Keltische oorsprong. De naam Al(l)an is in Engeland bekend sinds Willem de Veroveraar (1066). Het was een heel populaire naam in de Brits-Keltische romans. Blijkens –ein, van Frans -ain is de naam bij ons uit het Frans overgenomen. Alais, Allais, Allaeys, Allays, Alls, Alles, All, Alle, Alley, Alle: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Adelheid, Aleit. Alardeau. Allardin, Alardin, Allarding, Allardot, Alardot, Allardos, Alardos. Vleivorm van Germaanse voornaam Adelhard, Alard. Alavoine, Allavoine: Frans lաvoine: met de haver. Beroepsnaam voor haverteler of-koopman. Albada, van. Vadersnaam, Fries Albarda, Albada, Alberda, Albeda, afleiding van Germanse voornaam Albert. Alban, Hauban, Albano, Albani. Vadersnaam. Latijnse heilige Albanus. Albanese. Volksnaam van de Albanees. Albarre, Albart: Frans la barre: met de slagboom. Beroepsnaam van de boomwachter. Alberda: Friese vadersnaam., afgeleid van de voornaam Albert; zie Alberts, Albrecht. Albe. Korte vorm van een Germaanse voornaam Albrecht. Alb, Alleb, Allebe, Allebee: Vadersnaam Albet, van de voornaam Albert. Albertdienst, Alberdienst. Volksetymologische verhaspeling van Alberdijns, vleivorm van Albert. Vergelijk Alberding(k), Alberdissen. Alberg, Albergs, Alberghs, Alenbergh, Alenbergs: Moedersnaam. Germaanse voornaam adel-berg, ‘edel- bescherming,’ Adelberga, Aalberga. Alberts, Albert, Albers, Abels, Aben, Abel, Ebels, Abelsma, Alberti: Vadersnaam. Albert is de geromaniseerde vorm van de Germaanse voornaam Albrecht, Adelbrecht; zie Albrecht. Alberti is de Latijnse afleiding. Soms vereenzelvigd met de Bijbelse Abel; adem, de vergangelijke. Albicher, Albieker: Afkomstig van Albig (Rijnland-Palts). Alblas: Riviernaam Alblas (Zuid-Holland), waarvan Alblasserdam en Alblasserwaard (Zuid-Holland) zijn afgeleid. Ook plaatsnaam Oud-Alblas (Zuid-Holland). Albrecht, Albrechts, Albregt, Albregts, Albrechts, Albrechtse, Albrech, Alberech, Albright, Alebregtse, Ambreck, Ambrek, Albrecq, Aelbrecht, Aelbrechts, Aelbreghts, Aelbregt, Aelbrech, Aalbrecht, Aalbrechtse, Aelbreght, Aalbregtse, Aalbregse, Aelbreghtse, Aelbrecht, Adelbrecht, Haelbrecht, Haelbrechts, Holbrecht, Holbrechts, Olbrecht, Olbrechts, Olberecht, Olberechts, Olbreghts, Olbrich, Olbricht, Olbracht, Olberek, Albert, Alberts, Adelbert, Albracht, Albrecht, AlbregtAlbertz, Albers, Alberti, Albirt, Alboort, Albort, Aalberse, Aalb-berts, Aelberts, Aelbers, Olbert, Olbertz, Alberty, Alberti, Alberto, Alberini, Albertyn, Albertijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam athal-berht ‘edel-schitterend,’ Athalbert, Aelbertus, Adelbertus, Albertus. Albertyn is een knuffelvorm. De vormen met h zijn hypercorrect; die met o zijn vaak door de dialect o-klank van de a te verklaren (zie evenwel ook Olbrechts). Albertema, een geslacht van predikers die hun ambt in Friesland (te Leeuwarden, Groningen en Emden) vervuld hebben, en die hun geslachtsnaam tot Alberthoma verfraaiden. Albert Albertema (dat is: Albert Albertszoon) schreef zijn naam, als dominus: Albertus Alberthoma. Albertsma, vadersnaam Albert. Alboom, Album, Albume. Plaatsnaam Alboom; witte abeel. Albrink: Vadersnaam, afleiding van de Germaanse voornaam Albrecht. Alburg: Moedersnaam, Germaanse voornaam Alburga, Alburgis, van Adalburga. Germaans athal –burg ‘edel –burg.’ Alcide. De stamvader is de vondeling Felix Alcide, in 1813 in Mechelen te vondeling gelegd. Alcides was de bijnaam van Herakles in de Griekse mythologie. Aldenberg: Misschien de Germaans vrouwennaam Aldeberga. Maar berg- en burg-namen werden vaak verward. Er is ook de plaatsnaam Aldenburg (Nedersaksen). Aldegonde, van, Audegond, Audegonde, Audergon: Moedersnaam. Germaanse voornaam adel-gund ‘edel-strijd.’ Adelgundis, Algundis. Aldenhove, Aldenhoven, Aldenhof, Aldenhoff, Aldelhof, Alderhof, Andehofd, Andelhof: Plaatsnaam Aldenhoven, Aldenhof: oud hof. Vergelijk Oudenhove. Plaatsnaam Aldenhoven (Nordrein-Westfalen), in Guigoven (Limburg); Aldenhof in Nijmegen (Gelderland). Aldenkamp. Plaatsnaam bij Hennstedt, Saksen-Anhalt, en tussen Bederkesa en Bremervorde. Alder, Alders, Allder, Olders, Oolders. 1. Noord-Duits voor de oudere, senior. 2. Zie Aalders. Alderlieste, Alderliesten: Ook Alderliefsten komt in Nederland voor, maar weinig frequent. Misschien een vleinaam ‘allerliefste’. Aldershoff: Plaatsnaam. Hof van Alder. Zie Aalders. Alderhout. Plaatsnaam Alderhout, Norad-rein-Westfalen, Altenholz, Saksen-Anhalt. Aldus, Alders, Aalders, Alderden, Allers, Elders, Alderse, Alderden, Aldringa, van Aldringa, Aldrink, Alderding, Aaldrink, Alders, Alderts, Aldertsma, Allertsma, Allerma, Alers, Alerding, Alring, Aldring en Engelse Aldrington. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Aldert, van Fries Aldert, Allert, Allart, Adelhart, adal-hard of de naam Alders (Aalders, dat is zoon van Aldert). In Noordwijk werd de Duitse equivalent Ahlers vertaald als Alders. Zo ook de plaatsnamen Aldrington in Sussex, Engelland; Aldringa-burcht te Bedum in Hunsingo, Groningerland; Audrehem, dat is Alderda-heim, Adelharta-heim, woonplaats van Aldert, in Artesie, Frankrijk; Aldersbach bij Vilshofen in Beieren; Allersma-heert te Godlinze in Fivelgo, Groningerland; en Alerdink, een havesate bij Heino in Salland, Overijssel. Aldermans, Haeldermans, Haldermans. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse alderman, olderman, deken van de gilde, wijze man. Aldernaght. Re-interpretatie van plaatsnaam Andernach of klankverandering van Anderlecht. Alderwereld, Aldewereld, Alderwerelt, (van) Alderweireldt, Aldeweireldt, Aldeweireld, Alderweirelt, Allewerelt, Alleweireld, Alleweireldt, van Aldenweireldt, Van Alderwerelt, Alderwiereldt, Alderwierelt, Alderwierelt, van Aeldeweereld, Aeldeweerelt, van Aeldweereld, van Alderwelt, Aldervelt, Van Adrewelt, van Andruel. Bijnaam uit een veelgebruikte uitroep ‘al de wereld (de hele wereld)’ Vergelijk Duits Allewelt, Frans Toule-monde. Bij Walther von der Vogelweide: ‘al diu werlt, ich hun mun lehen.’ Volgens Meertens heet de familie (de Roo) van Alderwerelt naar een huis ‘De Wereld’ in Amsterdam. Komt in alle ons omringende landen in diverse talen voor. Alem, van: Plaatsnaam Alem in Maasdriel (Gelderland) of in Lith (Noord-Brabant). Alens, Alen, Aalen, Aelen, Aelens, Aellen, Allen, Alijn, Alyn, Allyn, Allyns, Allijn, Allijns, Alin, Alink, Allins, Allinck, Alinks (zoon van Alink) Allinckx. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse Allaarad- (uit adal-hard) of Aloud-naam. 2. Mogelijk ook moedersnaam uit het Germaanse Adele (uit adal). 3. Zie ook Alain. Alenon, d’Alenon, Dalanon. Familienaam uit de plaatsnaam Alenon (Orne - Frankrijk). Alewaeters, Alewaters, Aelewaters, Allewaters, Haelwaeters, Haelewaters, Haelewaters, Halewaters, Halewaters. Bijnaam van de waterhaler, -drager. Bijvoorbeeld de waterhaler voor de badstoof. Alenus, Alenus, Alenis, Alenis: Latinisering van Alen. Alpe. Bijnaam lՎpe: met het zwaard. Vergelijk Alglave. Aler, Alers, Allers, Ahlers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam adal-hari ‘edel-leger’. Adelherus. Alewijn, Alewijnse, Aalewijnse, Allewijn: Vadersnaam. Zoon van Alewijn, Germaanse voornaam al/athal-win’ al/adel-vriend.’ De spelling met h, zoals in het Middelnederlandse Lied van heer Halewyn, is hypercorrect. Vandaar de spelling van de familienaam Halewijn, met name in België. Alex, Alexe, Alexis, Alessi, Alessio. Vadersnaam, Griekse heilige Alexi(u)s. Alexander: Vadersnaam. Griekse voornaam Alexander. Aleijn, Alleijn: Vadersnaam. De Franse voornaam Alain, van Alanus, de Latijnse vorm van een naam van Bretonse heiligen en koningen. De Normandiërs brachten het naar Engeland, waar hij als Allan voortleeft. Alfasten, Alfastsen: Volksetymologische vervorming van Halfvorster: helper van de vorster, bos- en veldwachter. Vergelijk Duits Halbmeier, Halbritter, Halbschmied, Halbwinner. Alfers, Aelfers. Vadersnaam. Germaanse voornaam albi-hari; elf-leger. Albharius, Alfheri. Alfons, Alphons, Alphonse, Alfonso, Alphonso, Alonso, Alanzo, Alanzi, Alongi, Allonsius, Alloncius, Alonsious: Vadersnaam. Germaanse voornaam Alfons uit adel-funs of al-funs; de alles wagende.’ Alfred, Alfredo, Alfredsson. Vadersnaam. Germaanse voornaam albi-rd ‘alf-raadՠof adel-frid ‘edel-vrede,’ Albradus/Alfredus, Adalfridus/Alfrid(us). Alfrink. Vadersnaam, afleiding van Alfer. Algar. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam adal-ger; adel-speer. Algier, Algiert, Augier, Auger, Augez. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelger, zie Algar. Alglave, Aglave. Oudfrans le glave, Frans la glaive: met het zwaard. Algoed, Algoedt, Algoet, Algot, Aelgoet, Algoo, Allegoedt, Allegoet, Aelvoet, Alvoet, Haelvoet. Vadersnaam uit het Germaanse adel-god; adel-goed. Algra, Algera, Algersma: Gaat de naam terug op 1381 Clais Algrau, Heine Algrau, Ossenisse? Maar daarnaast komen de varianten Algera, Allegra, Aelg(e)ra voor, met name in Friesland. Daarom veeleer Friese vadersnaam., afgeleid van Germaanse voornaam Alger, Algar, Adelger, Athalgar van Adelger. Algrain, A le Grain, Au grain; met het graan. Bijnaam van een graankoopman. Ali, Aly, Al, ook in Benali, Mahabali, Alibaks. Islamitische naam. Alibert, Aliberto, Alibertis. Vadersnaam. Germaanse voornaam ali-berht; ander-schitterend. Alibertus. Alice, Allice, Alix, Alys: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Adelheid. De naam komt al in de 12de eeuw in Vlaanderen voor. Alinge, Friese voornaam Ale. Alink: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse adel-naam, zoals Alaard, Aloud. Aliout. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam agil-wulf; vreselijke wolf. Agilolfus, Ailulfus; of agil-wald; vreselijk-heerser ‘. Ailaldus. Alixant, Alizant, Alisant, Alizard, Alizart, Allizard, Allizart, Allisat, Alsart: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Alexius. Alkema: Zoals Van Alkemade uit de plaatsnaam Alkemade (Zuid-Holland). Alken, (van), van Alcken. Familienaam uit de plaatsnaam Alken (Limburg). Allaart, Allaert, Allard: Vadersnaam. Germaanse voornaam athala –hardu ‘edel-sterk,’ Adalardus. Allacker. Plaatsnaam Helakker in Brielen, Pollinkhove, Voormezele, West-Vlaanderen. Allarij, Allary, Alary. Vadersnaam. Romaanse vorm van een Germaanse voornaam adal-rik; adel-heersend. Adalricus, Alricus. Allebaut, Albault, Albaut, Albeaut, Albeau, Albat, Alba: Vadersnaam. Germaanse voornaam Adelboud: adel-bald ‘edel - moedig’. Allebos, Allebosch. Dialectvorm van Eylenbosch. Allebrandi, Albranda, Albrands; vadersnaam Albrand, Adelbrant, ook in de plaatsnaam Albrandeweer, bij Birdaard, Albrandswaard bij Putten, Albringsweer (Albrandingsweer) bij Emden. Allebrodt. Uit Halfbrood. Vergelijk Noord-Duits Halfbrod, Halverogge. Alleda: Wellicht Friese vadersnaam., afleiding van al-, adel-naam, zoals Albrecht. Allegaert. Vaders-, moedersnaam uit de Germaanse voornaam adel-gard: adel-gaard of athil-gaard: edel-gaard. Alleene. Moedersnaam Alena is en vorm van Griekse Sint Helena. Allegaert. Moeders-, vadersnaam. 1. Germaanse voornaam adel-gard; adel-gaard. Aalgarus, Aalgardis. 2. Vorm van Ellegaard. Allgre, Allegre, Alegre, Allaigre, Allgue, Allegretti, Allegret, Algret: Bijnaam. Frans allgre: opgewekt, levendig. Alleman, Allemans, Allemann, Allemant, Allemand, Alemang, Almand, Aleman: 1. De volksnaam Alleman, die de Franse naam geworden is van de Duitser, namelijk Allemand. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Adalman, Alman. 2. Zie ook Aelman. Allemeersch, (van) Allemeesch (van), Allemersch, van Allemeersh, (van) Hallemeersch, Hallemeesch, van Haelmersch, (van) Haelemeersch, Haelemeesch, Vanhaelemeesch, Allermeersch, Allemes, Aellemeersch, (van) Hollemeersch. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Aalmeers, als in Rumbeke (Ael, Germaanse voornaamdeel wat adel betekent of paling, of-nat weiland/moeras. Allentin, Alentyns, Alentyn, Alentijns, Alenteyns, Alenteijns: Vadersnaam. Variant van de oosterse voornaam Aladin (met de wonderlamp) uit de sprookjes van duizend-en-n-nacht. Zie ook Haladyn. Alles. 1. Alles werd (als deel van een politieke slagzin) als vondelingnaam gegeven in Leuven in 1787. 2. Zie Allais. Allewaert, Alewaerts, Hallewaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-ward; adel-bewaarder. Adalwardus. Allier, Ally, Allij. Waalse of Picardische varianten) Vadersnaam, Romaanse vormen van de Germaanse voornaam adal-hari. Alleynes, van. Plaatsnaam Allaines, Somme, Allenes, Pas-de-Calais, Hallenes, Nord. Allgayer, Allgeier: Ontronde vorm van Duits Allguer, afkomstig uit de Allgu, een streek in Beieren. Alliaume, Aillaume, Allaume, Alleaume, Aleaume, Alaume, Aliame, Alame, Alam, Allaime, Alaime, Eleaume: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelhelm, Alem. Allier. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelher. Allimont. Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-mund; oud-bescherming. Aldmunt. Allington. Plaatsnaam in Dorset, Devonshire, Engeland. Alliot, Aliot, Aliod, Alios, Alliong, Allion: Vadersnaam. Romaanse vleivormen van een Germaanse agil-naani, zoals Aillaud of Aillebert, eventueel van een adel-naam, zoals Alliaume of Allier. Vergelijk Aillet. Allison, Allesson: Moedersnaam. Vleivorm van Alice, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelheid. Allonsius, Alloncius: Vadersnaam. Latinisering van Spaanse Alonzo, naast Alfonso uit de Germaanse naam Alfons: hadu-funs ‘Strijd-bereid’. Het eerste lid werd achteraf gereinterpreteerd als al; van adal ‘edel.’ Alloin, Alloing, Allond: Vadersnaam. Variant van Aloin, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelwin. Zie Halewijn. Allosserie, Allossery, Allosery, Allostery, Alostery, Alloschery, Alosserie, Alossery, Alloucherie, Aloucherie, Alouchry, Hallocherie, Halocherie, Halochery, Halloucherie, Haloucherie, Halouchery, Hallosserie. Naam uit de Franse plaatsnaam haloterie: plaats met struiken en stronken. Allouche. Wel een vorm van Oudfrans halot; struik. Allouis, Aloui, Alaouie, Alaoui, Alloisio, Aloisio, Allosio: 1. Vadersnaam. Heilige Aloisius, latinisering van Germaanse voornaam al ‘Helemaal wijs’. 2. Allouis kan ook de Romaanse vorm zijn van Germaanse voornaam adel-wid; ‘edel-boom’. Adelwidis, Aeluuidis. Alloy, Aloy, Laloi, Laloye, Laloy: 1. Zie Delaleu. 2. Oudfrans aloe, Waals alye, Frans alouette: leeuwerik. Vergelijk Laloyaux. Alma, Alkema: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans al, van athal-naam. Of spelling voor Halma, Hallema. Almaer, Almar, Aimer, Elmer, Helmer, Helmers: Vadersnaam. Germaanse voornaam adal-mar ‘edel-beroemd.’ Athalmar. Almeida. Portugese familienaam uit Almaida, de stad/het dorp (er zijn er verschillende) in de provincie Beira. Al..meթda komt uit het Arabisch en betekent: familie die leeft op het plateau. Almekinders, Allemekinders: Misschien Almankinders, kinderen van Alman (zie Alleman 2). Almkerk, Almenkerk, (van): Plaatsnaam Almkerik in Woudrichem (Noord-Brabant). Almey, Almeye. Waarschijnlijk een vorm van Ameye. Almond, Allemon. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-mund; adel-bescherming. 2. Mogelijk variant van Allemand (volksnaam voor een Duitser). Alofs, Alouf, ules, Ales, Allefs Alles: Vadersnaam. Germaanse voornaam Alof, van athal-wulf;’edel-wolf’. Adalulfus. Alos, Alost. Plaatsnaam Alost, Franse vorm van de stad Aalst, Oost-Vlaanderen. Of aanpassing van Allouche? Alou, Allou, Alloul. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelwolf, zie Alofs. Aloud. Vadersnaam, Germaanse voornaam adal-wald; adel-heerser, Aloldus, Adalaldus. Aloy, Alloy. Vadersnaam. Britse vleivorm van een Germaanse adel-naam. Alper, Alpert, Alpaerts, Alpaert, Allepaerts, Alpar: Vadersnaam. Variant van Albert, met verscherping b/p. Alphen, van, van Alpen, van Alfaene: 1. Plaatsnaam Teralfene (Vlaams-Brabant 2. Plaatsnaam Alphen in Noor-Brabant, Gelderland of Zuid-Holland). 3. Er is een Nederlands familie van Alphen die oorspronkelijk van Alpen heette. Dat kan een spellingvariant zijn van Van Alphen of teruggaan op de plaatsnaam Alpen (Noordrijn-Westfalen). Een bewoner er van heet Alphenaar. Alsembach. Plaatsnaam Alzenbach, Nordrein-Westfalen. Alsemberg, Alsembergh, van. Plaatsnaam Alsemberg, Vlaams-Brabant. Alsen. Plaatsnaam Alsen, Saksen-Anhalt, of Ahlsen, Nordrein-Westfalen. Alsenoy Van. Familienaam uit de plaatsnaam Assenois (Luxemburg). Alsma, Alssema, Alsema, Halsema, van, Hallema, Hoolsema. Afkomstig van plaatsnaam Alsum (Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen). Alsteen, Alsteens, (van) Alstein, Alsten, Alstens, Aelsteen, Hernalesteen, Hernalsteen, Hernalsteens, Hernaelsteen, Harnalsteen, Harnalsteens, Ernalsteen, Ernalsteen, Ernalsten, Arnalsteen, Hernarestienne, Renalstienne. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam adal-stain; adel-steen, Hernalsteen; heren Alsteen. De vormen met Hern-, Harn-, Ern-, Arn-, Renal.. zijn afkomstig uit Hernalsteen wat zoveel betekent als: de heer Alsteen. De Henegouwse variant Renalstienne is te verklaren door klankverandering ern/ren. Alst, van, Alsem. Variant van A(a)lst of van Alsem? Artemisia. Beroepsnaam. Alt, Alte, Alter. Duitse bijnaam voor oud, vergelijk De Oude. Altdorf, Altdorfer, Altorffer, Altorfer. Zeer verspreide Duitse plaatsnaam Altdorf. Alten, van: Plaatsnaam Aalten (Gelderland). Altena, Friese persoonsnaam Alte. Of van al te na, net zoals de oost Friese vadersnaam Denkna; van denk na. Niettemin is Denkna eenvoudig een vadersnaam van de oud-Germaanse mannenvoornaam Denke Dank, Tanc, die nog deel uitmaakt van de samengestelde mannenvoornamen Danklef, Dankwart (Tanquart) en Dankret (Tancred). En zo heeft men ook dien naam Altena gegeven aan huizen en plaatsen, die al te na bij iets anders stonden of lagen, vooral ook aan herbergen, die even buiten de poorten van een stad, dus al te na daarbij stonden. Volgens de volksoverlevering is dit ook de oorsprong van de naam der stad Altona, even buiten de poorten van Hamburg gelegen. Maar zeker is het dat de herberg aan de Streek, even buiten Dokkum, Altena heet, omdat ze zo na bij de poort der stad gelegen is. En dit is ook het geval met het gehucht Altena bij Idsegahuizen, met het voormalige blokhuis Altena vlak tegenover Deventer, met het voormalige kasteel Altena vlak buiten de Schoolpoort te Delft; met Altona, onmiddellijk by de stad Gewarden (Jever), met Altona bij Sengwarden in Jeverland, met Altona bij Tettens in Wrangerland, enz.—deze drie laatste plaatsen in de Friese streek van Oldenburg. En zo is dan ook de naam van menig geslacht Altena[ɮ] Altena, (van) Altuna: Plaatsnaam Altena ‘el te na(bij)ՠin Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen), Hengelo (Overijssel), Peize (Drenthe), Wonseradeel (Friesland), bij Den Bosch (Noord-Brabant), maar ook bij Hamburg en op verschillende plaatsen in België. Alter: 1. Duitse Bijnaam ‘De oude’. 2. Wellicht h-loze spelling voor Middelnederlands halfter, halter ‘Leren halsriem van paarden’. Altenberg, Altemberg. Plaatsnaam Altenberg, als in Beieren en verder. Altendorf, Altendorff. Verspreide Duitse plaatsnaam Altendorf. Zo ook Altenhoven, Altenkirch, Altenloh of Altenlok. Althaus, Althuyzen, Althuysen, Althuis, Althusius, Altes, Alts: Althaus: oud huis. Alteren, van: Wellicht de plaatsnaam Aalter (Oost-Vlaanderen). Of Germaanse ald-naam. Altikon, samentrokken uit Altinkhoven, een dorp in Zwitserland. Alting, Alting, Althes en Alts; in Friesland Alta, Aldinga, Aldesna, Altena (deze naam kan ook een anderen oorsprong hebben, gehucht bij Beilen in Drenthe), Altama en Van Altema: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam met ald ‘mud’bijvoorbeeld Ldingus, Altbertus, Altbrandus, Altfridus. Altman, Altmann. Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam ald-man; oud-man. 2. Bijnaam voor een oude man. Altorffer: Afleiding van de erg verspreide Duitse plaatsnaam Altdorf. De Middelburgse (nu Roosendaal) uitgeversfamilie Altorffer stamt uit Zwitserland. 1750-1813 Johan Coenraad Altorffer uit Schaffhausen lag als militair in garnizoen in Veere en Vlissingen. In 1779 werd hij in Middelburg bediende in een boekwinkel, daarna zelf boekverkoper. Altruye, Altruy, Altruit, Altrowie. Naam uit het Franse la truie: met de zeug. Bijnaam voor de varkenshoeder, -fokker of -handelaar. Altschul, Altschuler. Re-interpretatie van Duitsr Altschuh, Altschher, beroepsnaam van de schoenlapper. Altzinger, Alzinger. Plaatsnaam uit Alzing in Traunstein, Beieren. Alverdink, Alvaarsma; vadersnaam Alewaert, Alwart of Athalwart; edele vriend. Aluw, Aluwe. Bijnaam uit het Oudfrans aloe Frans alouette: leeuwerik. Alvarez: Spaanse-Portugese vadersnaam. Visigotisch Alwaro ‘el-hoede’. Alveracht. Re-interpretatie van Aldernaght? Of aanpassing van Duitse Albracht = Albrecht? Amadio: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Amadeo, van Latijnse Amadeus ‘Die God bemint’. Vergelijk Grieks Theofilus, Duits Gottlieb. Am Zehnhoff. Duits am Zehnthof; aan het Tiendhof. Amacker. 1. Duits Am Acker; aan de akker. 2. Zie Hamakers. Amadieu, Amidieu, Amde, Amedeo, Amadei, Amadio, Amaddeo, Amodeo, Amodio: Vadersnaam. Latijn, Sint Amadeus. Aman, Damman, Dammann: Beroepsnaam, Middelnederlands amman, van ambtman. De amman was de ambtenaar die een deel van de vorstelijke macht toegewezen kreeg, namelijk de rechtsmacht in een bepaald gebied (vergelijk meier, baljuw, schout, drost). Damman, van d’Amman, de Amman. Vergelijk Baillie. Amand, Amandt, Amant, Amants, Amend, Amen, Amendt, Ament, Hamant: Vadersnaam. Latijn. Sint Amandus. Amandels, de Amandel, Deamandel, Damandel: Beroepsnaam voor een handelaar in amandelnoten? Of Re-interpretatie van de voornaam Amand(us)? Amat, Amato, Amati, Amata. Vaders-, moedersnaam. Latijn, sint Amatus, Amata. Amaury, Amoury, Amory, Amouri, Amoris, Amorison, Amauris, Amaurice, Amery, Hamori, Hameury, Desamoury, Desamory, Desamor. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Amelrijk: amal-rik. Ambags, Ambach: Afleiding van familienaam Ambach naar de verspreide Duitse plaatsnaam Ambach of voor wie am Bach ‘van de beek’ woont. Ambaum. Naar de woonplaats aan een boom. Ambert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Amalbreht of Andbert. Vergelijk Ampe. Amblard. Vadersnaam. Germaanse voornaam amal-hard; bedrijvig-sterk. Amalhardus. Amblardus. Ambroos, Ambroes, Ambroisse, Ambroise, Hambroise, Hombroise, Ambrogio, Ambrogi, Ambrosio, Ambrosi, Ambrosy, Ambrozy, Ambroisin, Ambrosini, Ambrosin, Ambrusch, Ambrus: Vadersnaam. Latijn, Sint Ambrosius. Ambhl, Ambuhl: Duits Am Buhl: aan, op de heuvel. Ameele, van den Ameele, Ameel, Ameels, Ameil, Ameile, Amiel, Amel, Ameaux, Hameau, Hamaux, Hamiax, Hamiau, Hamays, Ameeu, Ameuw, Ameeuw, Ameeuws, Hameeuw, Hamel, Hamelle: 1. Plaatsnaam Ameel, van Oudfrans plaatsnaam Hamel, Frans hameau ‘gehucht’. 2 verkleinvorm van Germaans Hamma ‘Landtong, uitspringend in inundatieterrein’. 3. Vadersnaam uit Ameel, Amelius. 4. Ameel, Ameele Van den, Vanden Ameel(e). Vernederlandsing van de Franstalige familienaam Duhamel. Zie daar. Amelin, Ameline, Ammeleyn. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Latijn, Sint Amelius of Germaanse amal-naam. Amelink, Amelunxen, Hameling, Hamelinck, Hamelink, Hamelijck: Vadersnaam. Afleiding van Germaans amal-’Heldhaftigխnaam. Of variant van Hamerlink. Ameloot, Amelot, Ammeloot, Hamelot: Vadersnaam. Frans vleivorm op –ot van een Germaans amal-naam (zoals bijvoorbeeld Amelric: ijverig-rijk) of Latijnse Amelius. Amelrooij, van Ammelrooy, Ammelrooij. Plaatsnaam Ammersooien, Gelderland, als rode-naam gerenterpreteerd. Amelryckx, Amelryck, Amelrijckx, Hamelryckx, Hamelryck, Hamelrykx, Hamelrijckx, Hamelrijck, Hamelrijk, Ameryckx, Amerijckx, Amerijkx, Almeric, Hamerycks, Hameryck, Hamerijcks, Hamerijk, Hamerijckx, Amerlincksx, Amerlinck, Amerling, Amerlijnck, Amerlynck, Haemerlinck, Hamerlinck, Hamerlynck, Hamerlijnck, Amerlynck, Amelinckx, Amelinck, Amelynck, Ameijnck, Ameling, Amelink, Haemmelinckx, Haemelinck, Hameling, Hamelynck, Hamelijnck, Hamelink, Hamelin, Daemelinck. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam amal-rik: ijverig -rijk/machtig. De verschuiving van Hamelrik naar Hamerlink is te verklaren door klankverandering Ir/rl, door associatie met hamer,’ en door Re-interpretatie van de uitgang als suffix -ing. De vormen zonder r (bijvoorbeeld Amelinck) kunnen ook rechtstreeks afleidingen zijn van een amal-naam; vergelijk Amelin. Amendt, Amend, Ament: 1. Duitse naam Am Ende ‘ean het eind (van het dorp)’. 2. Vadersnaam. Het kan ook een vorm zijn van Amand(t), de Latijnse heiligennam Amandus. America, A Merica. Myrica is gagel, een vochtige-heide plant. A Myrica is dus zoiets als: waar gagel groeit. Waarschijnlijk een Latijnse vorm van Van der Heiden. Amerongen, van; van Amerom: Plaatsnaam Amerongen (Utrecht). Amersfoort, van, van Amelsvoord, Amelsvoort, Amelsfort: Plaatsnaam Amersfoort (Utrecht). Amesz, Amama, vadersnaam Amo, Ame. Amey, Ameye, Van Ameyde, Van Ameijde, Ameijden, van, Almey, Almeye. Uit het Middelnederlandse hameide, amede, hameye, ameide; boom, slagboom, afsluiting, gehucht. Vaak gezegd van velden of hoeven, naar de hamei waarmee ze afgesloten waren. Familienaam uit de plaatsnaam plaatsnaam Ameide in Zederik (Zuid-Holland). Hieruit ook de Vlaamse familienaam Ameye. Amkreutz. Duitstalige (in het Nederlands grensgebied en in België voorkomende) variant van Van der Cruysse: zie verder bij Cruysse. Amman, Ammann, Amann, Aman, De Amman, Damman, Dammams, Daman. 1. Beroepsnaam afkomstig van ‘embtsmanՠ= amman, dat is een ambtenaar die een deel van het feodale gezag toegewezen kreeg, vergelijk meier, baljuw, schout. 2. Een enkele keer is Damman ook afgeleid van ‘Van Damme’. Amiable, Amiabel. Frans Amiable; vriendelijk. Amiet, Amiot, Hamiet, Hamiot: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ami uit Amicus; zie Amy(s). 2. Bijnaam, van Frans ami: vriend. Zie Lamiot. Amiti. Misschien re-interpretatie van Amadieu. Ammel, van, Ammelen, van. Familienaam uit de plaatsnaam Ammeln in Ahaus (Noordrijn-Westfalen) of uit Ammel(e) in Gierle (Antwerpen). Ammersbach. Duitse plaatsnaam. Vergelijk Ammersbek. Ammerlaan. Plaats-, straatnaam. Amon, Amond, Amont, Ammon, Hamont, Hamon, Hammond: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ad-mund: Admundus of had-mund. Ammon: Vermoedelijk uit Amman; zie Amman. Amorosa, Amoros, Amorosi, Amaruso. Italiaanse bijnaam amoroso; verliefd. Amouret, Amourette, Amor, Amorin: Vadersnaam. Vleivormen (moedersnaam -ette) van Germaanse voornaam Amaury. Ampe, Hampe, Ampen. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse bakernaam Ampo uit Ambert, Amalbrecht = Amalbertus, Andbert of uit Hampo, Haginbert, Hamabold of Hamabert. Of Ambold. Amperse: Vadersnaam. Zeeuwsese afleiding van voornaam Ambert, van Germaans Amalbrecht of Andbert. Ampoorter, Handtpoorter: Aenpoorter: iemand die aan de stadspoort woont, hagepoorter. Maar vergelijk amborger: burger die zijn vee mocht weiden op de gemene weide. Handpoorter is volksetymologie. Ampt: Duitse familienaam Amt ‘embt’. Beroepsbijnaam van de Amtmann; vergelijk Aman, Damman. Amrein, Arein. Familienaam uit de plaatsnaam: 1. Am Rain: aan de verhoogde grensscheiding, aan de grenspaal. 2. Am Rhein: aan de Rijn. Ams, van. Plaatsnaam Ames, Pas-de-Calais? Amsel, Amzel, Amsils, Amzil, Amzile. Bijnaam, Duits Amsel; merel. Amsing: Ook Nederlandse familienaam Ampsinck, Fries Amsinga. Afleiding van de Friese voornaam Amme, Amse, die teruggaat op een Germaanse amal-naam of op een naam als Admund, Admar. Amssoms, Amsons, Amson, Amsens: 1. Vadersnaam. Romaanse afleiding op -eon van Germaanse amal-naam. 2. Variant van Ansems, Ansoms, of zelfs Ansens. Zie ook Anson. Amstel, van: Plaatsnaam Amstel (Noord-Holland). Amster, Amsters. Variant van Amstel? Amsterdam, van. Amsterdam, Noord-Holland. Amter, Anter. Plaatsnaam Amtern in Oldenburg. Amthor. Duitse familienaam Am Tor; aan de stadspoort. Amtman, Antman. Duitse beroepsnaam Amtmann; ambtenaar. Vergelijk Damman. Amulius, Hamelius, Hamilius: Vadersnaam. Latijn, Sint Amilius, Amelius, latinisering van Germaanse amal-naam. Amy, Amys, Amijs, Ameijs, Ameys, Amisse, Hamys, Hamijs: 1. Bijnaam. Middelnederlands amijs van Oudfrans amis: geliefde, minnaar. 2. Vadersnaam. voornaam Amicus, Amis uit de hoofse roman. De voornaam werd ook wel als variant van Amelius opgevat. Anacker. Duits Anacker; Ohnacker; zonder akker of land. Anastaze, Anastasi, Anastisio. Vaders-, moedernaam, Sint Anastasius, Anastasia, van Grieks anastasis; opstanding. Ancel, Ansel, Anseele, Anseel, Hanseel, Hansel, Anseau, Anceau, Anceaux, Ansseaux, Ansseau, Anciau, Anciaux, Ancieaux, Ansieux, Ansiaux, Ansiau, Ansciaux, Anssiau, Ancia, Ansias, Ansia, Ancea, Onsea, Onsia, Onsiau, Onzea, Onzia, Honzia, Hancel, Hanciau, Hanciaux, Hanchaus, Hansay, Ansay, Ensay, Anseeuw, Hansseuw, Hanseeuw. 1. Vadersnaam uit Ansel, een afleiding van de Germaanse voornaam Anshelm, zie Ansems. 2. Het kan ook een Romaanse vorm van Ansoud zijn: uit de Germaanse voornaam ans-hard: god-sterk. Ancelet, Ancelin, Anselin, Anselain, Anselyn, Anslyn, Hancelin, Hanselin, Anslijn, Ancelot, Ancolet, Anselot, Anslot, Asseloot, Asselot. Knuffelvormen van Ancel. Zie daar verder. De naam Ancolet is mogelijk ook een knuffelvorm van Johannes. Ancet, Anchez, Anche, Anset, Ansey: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse ans-naam, zoals Anshelm. Ancien. Franse bijnaam; de Oude. Ancion, Ansion, Ension, Hansion, Nansion: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Anshelm. Anckerman. Beroepsnaam van de ankermaker, ankersmid; of bijnaam naar de huisnaam. Vergelijk Duits Ankermann. Ancre. 1. Plaatsnaam Ancre in Ogy (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Encre, oude naam van Albert (Somme). Zie ook Delancre. Andag, Aandagt, Aandacht, Adach: Volksetymologische vervorming van de Duitse bijnaam Amtage: overdag. Andanson. Vadersnaam Adamson, met n anticipatie. Andel, van Andela, Andelbeek: Plaatsnaam Andel (Noord-Brabant). Andelhof, Andelhofs. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Andolf, (and-wulf). 2. Uit de plaatsnaam Andelhof: dat is de hoeve/huis van Andel. Anderson: Vadersnaam. Zoon van Andreas. Anderegg. An der Ecke. Midden Hoogduits egge; hoek, (uiterste) punt, uithoek. Anderlecht, van. Plaatsnaam Anderlecht. Anderlin. Vadersnaam. Duitse vorm van Sint Andreas. Andernack, Andernagt: Plaatsnaam Andernach, door Kiliaan nog Andernaeck genoemd. Andernove, van, van (den) anderen Hove. Plaatsnaam Ander Hof. Andeweg, Anderweg: Naam voor wie ‘ean de weg woont’. Vergelijk Duitse Amweg, Andergass. Anders, Andersen, Andersson, Anderson. Vadersnaam. Zoon van Andries. Andof. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Andolf (and-wulf). Andioen, Antjon, Anjuyn, Anjuijn: Waals-Vlaams andjoen, Zuid Nederlands ajuin, van Frans oignon: ui. Beroepsnaam van de uienteler of-handelaar. Andor, Andoor. Vadersnaam Andor. Hongaarse vorm van Adriaan. Andof. Vadersnaam. Germaanse voornaam and-wulf. Andulfus. Andorra, Andoura. Naam van vorstendom in de Pyreneeën. Andouche, Annedouce, Anedouce, Anndouche, Anedouce, Hendoux, Hindoux, Hantout, Hannedouche, Hanedoes: Vadersnaam. Romaanse vorm Andoux van Germaanse voornaam Andolf (zie Andof ). Andrade, de. Frequente Portugese plaatsnaam. Andreae: Vadersnaam. Latijnse afleiding van de voornaam Andreas. Andr, Andre, Andrez, Andree, Andre, Andrae, Andrades, Andraud, Andrault, Andral, (de) Andrs, Andret, Andreux, Andreu, Andrieux, Andrieu, Handrieu, Anrieu, Andrin, Drieux, Drieu: Vadersnaam. Frans vormen, vleivormen en verkorting van Griekse Sint Andreas. Zie Andries. Andreae. Vadersnaam. Latijnse afleiding van de voornaam Andras. Humanistennaam. Andreka, Andrka: Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van de voornaam Andreas. Andrew, Andrews, Vadersnaam. Engelse vorm van de voornaam Andreas. Andrianne, Andrien, Andreani, Andrean, Andriaenssen: Vadersnaam. Contaminatie van Andras en Adrianus. Andries, Andriese, Andrie, Andris, Andriessche, Andriessens, Andriesen, Andriesse, Andriessen, Andrisse, Anderiesse, Andriessma, Andreas, Andreassens, Andrees, Andres, Andreessen, Andressen, Andresen, Andry, Dres, Dries, Dries, Driesch, Driesen, Driess, Driesers, Driehsen, Driessens, Driesses, Driezen, Driesse, Driessens, Dries, Driss, Drissens, Dris, Drisch, Drisen, Drees, Dreessens, Dreessen, Dreezen, Dreezens, Dresen, Dresens, Drese, Drse, Dressen, Dresse, Drehsen, Dreissen, Dreiss, Dreis, Drezen, Dreze, Draze, Draise, Draize, Dreize, D’Andrea, d’Andries, d’Andriess, d’Andriessens, D’Aandriessen, Drews, Drewes: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Andreas, Grieks andreios ‘mannelijk, dapper’. De naam komt in Cent al voor in 954 als naam van een monnik. De korte vormen Dries, Drees wijzen op klemtoon op de tweede lettergreep. Driesen en Dreesen zijn vleivormen. Andringa, van. Vadersnaam, inga; van Anders. Andron, Endron, Androni: vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Andre. Anema, Annema, Anemaat, Anemaet, Hanema, Anes, Aanen: Volksetymologische herinterpretatie van de Friese vadersnaam. Anema, afleiding van Friese voornaam Ane, Aan. Misschien door assimilatie uit Germaans arn-naam. Of bij Oudhoogduits ano, Duits Ahn ‘Voorvader,’ in Anbertus, Anafredus, Analdus? Anfray, Anfry. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Anafredus. Angelo, Angelot, Anchelon, Angloo, Engloo, Langlot, Langloh. Vadersnaam, knuffelvorm van Angel. Angenendt, Angenent, Agenent, Aengenend, Aengenent; familienaam uit Aan den End: wie aan het eind van het dorp, de weg, de rivier woonde. Angel, Anghel, Angelet, Angeline, Angelin, Angelini: Vadersnaam. Latijn heiligennaam Angelus ‘engel’. Anglique. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Angelicus. Angelo, Angely, Angeli. Vadersnaam. Italiaanse vorm van een Germaanse angil-naam of Latijnse heiligennaam Angelus. Angelo, Angelot, Angloo, Engloo, Langlot, Langloh: Vadersnaam. Vleivorm van Angel. Angelroth. Plaatsnaam Angelroda. Anglus, Angly, Angli. 1. Latijnse heiligennam Angelus, vergelijk Angel. 2. Latinisering van Germaanse voornaam Engelbrecht of een andere angil-naam. Angenard. Franse vadersnaam van Germaane voornaam Anginard. Angenendt, Angenent, Agenent, Aengenend, Aengenent: Aan den End: wie aan het eind van het dorp of de weg woont. Angenon, Angenost, Angenot. Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Ange. Anger, Ange, Angee. Vadersnaam. Romaanse vorm van een Germaanse ger-naam. Angarius. Angeren, van: Plaatsnaam Angeren in Bemmel (Gelderland). Angerhausen. Plaatsnaam bij Duisburg. Angerman: Afleiding van Van Angeren. Angillis, Angellis, Angelis, Angelles: Vadersnaam. 1. Variant van Angelus. Latijn -us werd vaak -is (vergelijk Poulissen). 2. Variant van Agelis met voortonige n-epenthesis. Angst. Bijnaam voor een angstig mens. Anguille. Frans anguille; paling. Bijnaam. Anier. Beroepsnaam. Frans nier: ezeldrijver. Vergelijk Larder Aninga, Anema, Aantjes; Friese vadersnaam Ane, met de plaatsnamen Anjum (Ainga-heim) in Dongeradeel, Anewiel, meer bij Goingaryp. Anker, van den Anker, in ‘t Anker: Huisnaam in ‘t Anker, zoals onder meer in Middelburg. Ankersmit. Beroepsnaam van de ankersmid. Anne, Annen, Annens, Anna. 1. Moedersnaam uit de heiligennaam Anna. 2. Vadersnaam uit de knuffelvorm Anno. Deze jongensnaam komt uit Arno, Arnoud. 3. Spellingvariant van Hanne: zie daar. Ans, Ams is een afleiding van Anne. Ann: Spelling voor Annet, Hannet, Frans verkleinvorm van de voornaam Jehan, van Johannes. Anneman, Annemans, Hanneman, Hannemans. Vaders-, moedersnaam, afleiding van Anne. Annendyck, Annendyck. Aan den Dijk. Annerel, Annorel. Vadersnaam, variant van Hannerel, dit is dan weer afgeleid van Johannes of Henri, Henry. Anneveld: Naam voor wie woont aan ‘t veld. Vergelijk Duits Amfeld. Annot: Spelling voor Hannot, Romaans vleivorm op –ot van de voornaam Jehan, Johannes. Ook Annoot. Annys, Annijs, Annysz, Annis, Anis, Anize. 1. Vadersnaam/moedersnaam afgeleid uit de voornaam Johannes. 2. Mogelijk ook een beroepsnaam van de anijshandelaar. 3. Eventueel zelfs afkomstig uit de plaatsnaam Anixhe (Luik). Anraad, van, Aanraad, Anraed, Anraet, Anneraed, Anneraud, van Anrooy, van Aenrode, Vanaenrode, van Aenroyde, van Anrooij, van Aenroye, van Anroye, van Anderoye, van Anderoy, van Androye, Androei, Van Anderoi, van Anderode, van Antro: Plaatsnaam Anrath (Noordrijn-Westfalen. Anseroul, Ansroul. Waals anserole: dwarslat van een eg? 2. Misschien plaatsnaam Anseroeul (Henegouwen), de Waalse -oule-namen. Ansaelens. Vadersnaam. Aanpassing van de Spaanse familienaam Gonzales. Aensaeme, Handsaeme, Handsame, Handtsaem: 1. Vadersnaam van Anselm, zie Ansems. Wellicht via Frans Anseaume, de Franse klankwettige vorm voor Anselm. De verschrijving Handsaeme is te verklaren door associatie met de plaatsnaam. 2. Voorzetselloze variant van Van Handsaeme. Ansar, Ansard, Ansart. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-hard ‘god-sterk’. Ansardus. 2. Plaatsnaam Ansart in Tintigny (Luxemburg). Ansaud, Ansaldi, Anzaldi: Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-wald ‘god-heerser’. Ansaldus. Zie ook Ancel. Ansbach, Anspach, Aenspeck: Plaatsnaam Anspach (Hessen) of Ansbach (Hessen, Beieren). Ansems, Anssems, Ancems, Ansooms, Ansoms, Amsellem, Anselme, Anselmo, Anselmi, Amsens, Amson, Amsonns, Amssons. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ans- helm; god-helm. Ansen, Ansens, Ansennes, Ansenne, Anssens, Amsens: Vadersnaam. 1. Uit Ansin, vleivorm van Ansboud, Ansbert, Ansfried, Anshelm. Ansenne is een Waalse aanpassing. 2. Fonetische spelling voor Hansen(s). Zie Hanne. Ansing, Ansingh, Amsing, Amsingh, Amsinck: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ans-naam; vergelijk Ansen(s) Anskens. Vadersnaam Afleiding van een Germaanse ans-naam zoals Anshelm. 2 spellingvariant van Hansekens. Vergelijk Ansen(s). Anson, Antson, Amson: 1. Moedersnaam Aneon, Romaans vleivorm op –eon van de voornaam Anna. 2. Vadersnaam. Spelling voor Hanson (zie daar). Ansot, Ansotte. Moedersnaam A(g)nesot, vleivorm van de voornaam Agnes. 2. Eventueel verschrijving voor Hansotte. Ansquer. Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-ger; god-speer. Ansger. Antal. Vadersnaam. Hongaarse vorm van Sint Antonius. Anten, Antens, Antes. Vadersnaam uit de heiligennaam Antonius. Antenaeken, van. Plaatsnaam. Waarschijnlijk Andernach (Rijnland-Palts) of Antennacum. Zie Andernack. Antenbrink, Antenbring. Aan de Brink. Plaatsnaam Brink als in Deventer; dorspsplein. Antheaume. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam and-helm. Anthelmus. Antheumus is waarschijnlijk een verschrijving van Antheunus. Anthieren, Anthierens, Antier, Antierens. Vadersnaam, Romeinse vorm van de Germaanse voornaam and-haria: Antherus. Antignac. Plaatsnaam, Cantal. Antink, Antema: Vadersnaam. Afleiding van een vooral Friese voornaam Ant(e), van Germaans and-naam, zoals Andbert. Antlitz. Duitse bijnaam Antlitz; aangezicht, uitzicht. Antoin. Plaatsnaam Antoing, Henegouwen. Zie Dantoing. Antonius, Antonides, Antoni, Antonio, Anthoni, Anthonij, Anthonio, Anthony, Antony, Antoniasse, Antonus, Anthonus, Anthonis, Anthonissens, Antonisen, Antonisse, Antonissen, Anthonisse, Anthonise, Anthonissens, Anthonnisse, Antheunis, Antheunissens, Antheunisse, Antheunissen, Anthuenis, Antheunissens, Antoin, Anthoine, Antoine, Anthoons, Anthoon, Anthoens, Anthone, Anthon, Anton, Antoon, Antoons, Anton, Antoun, Antonsen, Antonsson, Hantoon, Hanton, Antun, Antuyns: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Antonius. Frans Antoine, Nederlands Anton, Zuid Nederlands Antoon. Antonneu, Antonneaux, Antonnaux, Antoneaux, Antoniel, Antonel, Tonneaux, Tonneau, Tonniau, Thonnaux, Tonnele, Tonnel, Tonelle, Tonel, Tonneel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Antonius en korte vormen. Antippas, Antipas, Andipas, Antipa, Antypas: Bijbelse naam van Herodes Antipas (20 v. Chr. - 39 na Chr.), viervorst van Galilea. Antrop, Antrope. 1. Naam uit de plaatsnaam Antrup in Haltern of Lengerich (Noordrijn-Westfalen). 2. Of varianten van de Duitse familienamen Amtrop, Amtrup. Dit zijn de Westfaalse vormen van Am Dorp: bij het dorp. 3. Zie ook Entrop. Antwerpen, van: Afkomstig van de stad Antwerpen (Provincie Antwerpen). Aoust, Aot, Aout, Aust, Awoust: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Latijnse Sint Augustus. 2. Naam van de maand augustus. Apeldoorn, van; Appeldoorn: Plaatsnaam Apeldoorn (Gelderland). Aper, Apers, Apere, Appere, Apers, Appert, Apper, Appers, Haepers, Hapers: Vadersnaam. Door assimilatie lb/ben verscherping b/p uit de Germaanse voornam A(da)lbero of Albrecht (waaruit Albers). Zie ook Hapers. Apfelbaum, Apelbaum. Duitse en Noord-Duitse plaatsnaam Apfelbaum. Appelius: Latinisering van Appel(s). Apeldoorn, van, Appeldoorn. Plaatsnaam Apeldoorn. Gelderland. Of Appeldorn, Nordrein-Westfalen. Aper, Appere, Apere, Apers, Appert, Apper, Appers, Haepers, Hapers: Vadersnaam. Door assimilatie Ib/b en verscherping b/p van Germaanse voornaam A(da)lbero of Albrecht (vergelijk Albers. Aplincourt, Applincourt, Applencourt, Aplencourt, Applaincourt, Applancourt: Plaatsnaam Haplincourt (Pas-de-Calais). Apostel, Apostol, Apostoli. 1. Bijnaam voor een apostel: bewoner van een apostelhuis, acteur in een apostelspel, een van de twaalf armen wie op witte donderdag de voeten gewassen worden. Vergelijk Lapostol(le). Apotheker, Aptekers, Apteker, Aptaker, Aptakre: Beroepsnaam van de apotheker, kruidenier. Appelboom. Plaatsnaam Appelboom in Adegem (Oost-Vlaanderen) en Liedekerke (Vlaams-Brabant). Appel, Appels, Apel, Happel, Appels, Appelen, Apffel, Apfel: Beroepsbijnaam van de appelkoopman. Vergelijk de familienaam Appelmans. Appeljan; bijnaam an een Jan die appels verkocht. Appelghem, van. Plaatsnaam Ebblinghem (Nord). Appelman, Appelmans, Apelmans, Appelmaen, Appermans. Beroepsnaam voor de appelkoopman. 1278 Johannes Appelman = 1307 Johannes, mano pomorum (Middelnederlands appelmanger: appelkoopman), 1318 Johannes dictus Appelmans. Appelmoes. Bijnaam voor de eter of bereider van appelmoes. Appelt. Vadersnaam. Germaanse voornaam Adalbold. Appeltant, Appeltants, Appeltans, Appelthans. Bijnaam voor iemand die graag appels eet. Appelcuts. Beroepsnaam van de appelkoopman. Appencourt. Plaatsnaam Happencourt, Aisne. Apper, Appert. Frans apert, Latijn apertus; open. Bijnaam voor wie open van geest is? Zie Aper. Appeven, van. Plaatsnaam Oppenhoven bij Maaseik, Limburg. Appourcheaux. Aux pourceaux; met de varkens. Bijnaam voor de varkensfokker of hoeder. Appui. Misschien Au Puits: bij de Put? April, Aprile, Avril, Averill: Bijnaam naar de naam van de maand april. Ook Duits April, Frans Avril, Engels Averel, Averil. Vergelijk Januar, Hornung, Marz, May, July, Augst, Dezember. Aptroot. Duitse familienaam Abendroth, meestal een re-interpretatie van de plaatsnaam Abenrod: rode van Abb. Plaatsnaam Appenrod, Appenrode. Aquarius. Latinisering van Waterman. Arab, Arabi, Aarab, Aarabi, Aarabe. Volksnaam van de Arabier. Aragon, Arragon. Plaatsnaam, streek in Spanje. Araignien, van. Plaatsnaam Orange (Vaucluse) met verschuiving van ng totgn (nj), vergelijk araanje = oranje. Araujo, Arauxo. Frequente Portugese plaatsnaam. Arbalestrie, Arbalestier, Arbalestrier, Arbeltier, Larbalestrier, Larbaletrier, Labalestrier, Larbalestrie. Uit het Oudfranse arbalestre (kruisboog). Beroepsbijnaam van de kruisboogschutter. Arbeyt, Aerbeydt, Arrebits: Bijnaam voor een arbeider. Arbon. 1 Vadersnaam Harbon=Herbon, vleivorm van de voornaam Herbert. 2. De Duitse familienaam Arbon uit de plaatsnaam Arbon aan het Bodenmeer. Arbroscher: Vermoedelijk verhaspeling van de Duitse familienaam Armborster, van Armbruster. Beroepsnaam van de maker van kruisbogen, voetbogen. Arbulot. Vadersnaam. Variant van Franse familienaam Herbelot, afleiding van de voornaam Herbert, vergelijk Herbillon. Arbijn: Vanwege de in Zeeland en Vlaanderen niet uitgesproken h en de wisseling er/ar uit Harbijn/Herbijn, vleivorm van de Germaanse voornaam Herbert. Archaimbault, Archaimbeau, Archaimbault, Archaimbaul, Argembeaux, Darchambeau, D’Archambeau, D’Archambaut, Dargembeau, D’Argembeau: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam erkan-bald ‘Rein, echt-moedig’. Erkenboldus. 2. Plaatsnaam Archambault (Yonne). Archelon. Variant van Arcelon, van Oudfrans arcel, Frans arceau; boogje. Archne, Archen. Platsnaam Archennes, Waals-brabant. Nederlands Eerken. Archibald. Vadersnaam. Germaanse voornaam Erkeboud, zie Archambault. Arcidiaco, Arcidiacono. Italiaanse bijnaam; aartsdiaken. Arck Van, Van den Ark. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Arik (Gelderland) of Ter Arken (Brussel). 2. Mogelijk soms een variant van Van Herck. Arckels, van, van Arkkeis, van Arkel, van Erkel: Plaatsnaam Arkel (Zuid-Holland) of in Duffel (Antwerpen). Arco. Plaatsnaam Arco, Noord Italië. Arkesteijn, Arkestee, Arkestein. Stenen huis of boerderij in de plaats Arik (Gelderland) Arcq. Naam uit het Franse arc: boog. Beroepsbijnaam van de boogschutter, -maker. Zie ook Darc. Ardaen, Ardaens, Ardans, Hardaen. Vadersnaam, voornaam uit de ridderromans. Ardan is een oom van koning Arthur. Ardenne, van: Vlaams ook Van Aardenne. De streeknaam de Ardennen in het zuiden van België. Ardenais, Ardenoi, Ardenois, Ardenoy, Ardeneus, Ardenues, Ardinois, Lardennois, Lardenois, Lardenoit, Lardenoye, Lardenoey, Lardenet, Lardinois, Lardinoi, Lardinoit, Lardinoir, Lardinoy, Lardinoije. Volksnaam voor iemand die uit de Ardennen afkomstig is. Ardon, Ardonne: Vadersnaam. Hardon, Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Hardo, van hard ‘Sterk’. Ardoullie, Ardouillie, Ordouille, Ourdouillie, Hourdouillie: In de kerkrekeningen van Sint-Gillis (Brugge) staat ca. 1530-40 ene Ardoullie vermeld als Spanjaard. Ardui, Arduwie, Aerdewie: Vadersnaam. Hardui, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam harad-wg ‘Sterk-strijd’. Hartwig, Hardwicus, Arduicus. Arduino, Arduini. Vadersnaam. Italiaanse pendant van Hardewijn. Arem. Wellicht Van Haren, vergelijk Habarem=Haghebaren. Arenbergh, van, d’Arenberg, van Haerenborgh: Plaatsnaam Aremberg in Doel en Kieldrecht (Antwerpen); Aremberg bij Koblen. Arend, den: Naar de heel verspreide huisnaam ԉn den Arend’. Vergelijk Duits Zum Adler. Arends, Arend, Arendse, Arentse, Arentsen, Arendsen, Arensma, Aartsema, Arendsma, Arentz, Harent, Harends: Vadersnaam. Germaanse voornaam Arend, korte vorm van Aarnoud. Arendonk. Plaatsnaam Arendonk, Antwerpen. Arendt, van, van Haerents, Haerens, van der Haerendt, van der Harent: Waarschijnlijk Re-interpretatie - met n-epenthesis - van Van Aert, Van der Haert. Arens, Arense, Aarens, Aerens, Haerens: Vadersnaam. Zoals Arend(s) korte vorm van de voornaam Aarnoud. Arensman: Vadersnaam. Afleiding op –man van Arens. Arenthals, (van): Plaatsnaam Herentals (Provincie Antwerpen). Argeerts, Erregeerts, Vadersnaam. 1. Door er/ar- wisseling en Zeeuws niet uitgesproken h uit Hergeert ‘Heer Geert, Gerard’. 2. Het kan ook een variant zijn van de familienaam Aertgeerts, een herinterpretatie (als voornaam Aart = Aarnoud en Geert = Gerard) van Aetgeerts. Deze laatste vorm is de Brabants-dialectische uitspraak van Uytgeerts, Outgeerts, Woutgeerts, van Woutgeer, de Germaans naam wald-ger; macht-speer’. Argelo: Plaatsnaam bij Wiene (Overijssel): 1284 Erghelo, 1495 Argelo. Argyl. Vadersnaam Achile. Ariaans, Arjaansm, Ariaens, Arian, Ariani, Ariano, Errians, Erians: Vadersnaam. Ariaan is een variant van Adriaan, Latijnse Sint Adrianus. Zie Adriaanse. Arickx, Aricks, Arix, Arik, Arixkx, Arycz, Arreckx, Haerick. Vadersnaam van de Germaanse voornaam hathu-rikja= strijd-machtig: Hadaricus/Hatheric. Ariel, Arile: Vaders-, moedersnaam. Bijbelse voornaam Aril. Arien, Ariens, Arin, Arins, Arjes, Arriens, Arrien. Vadersnaam, variant van de Latijnse heiligennaam Adrianus. Arien, van, Van Narien. Plaatsnaam Arien, Aire-sur-la-Lys, Pais-de-Calais. Arijs, Arys, van de Anrys (=Henri), Arkenbout, Engels Archimbald: Vadersnaam. Germaanse voornaam erkna-balth ‘Rein, echt-moedig’. Arkens, Arcken, Arckens, Arekens, Arema, Arink, Erken, Erkens, Ercken, Erckens, Erkes, Eerkens, Eerkes, Herck, Herckens, Herkens, Arquin. Vadersnaam uit Areken, Germaanse voornaam Are, zo bij Aringzele bij Cales, Frankrijk, van zele; zaal van Are), of uit de Latijnse heiligennaam Adrianus. Arkesteyn. Plaatsnaam Argenstein in Weimar. Arku. Vondelingnaam. Anselmus Arku werd gevonden in Antwerpen op 18 april 1842. Hij trouwde in Aarschot in 1871. Arlin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam met erla; voorname man, Engels earl, bijvoorbeeld Erleboldus, Erlewinus, Arluinus, Arlulfus, Erlinus. Armand, Arman, Armant. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Herman. Armbrecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam ermin-berht ‘groot-schitterend’. Ermenbert. Armbrust, Armbruster, Arbuste. Duitse beroepsnaam van de maker van kruisbogen, voetbogen. Armel, Harmel, Ermel: vadersnaam. Bretonse voornaam Arthmael; ‘Beer-prins’. Armerotte, Armerotto, Armirotto. Vadersnaam, Italiaans-Franse knuffel-afleiding van Herman. Armslag. Re-interpretatie van Duitse plaatsnaam Anschlag. Arn, Arm, Arme, Arem: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Arnoud of Arnolf. Arnaert, Arnaerts, Arnaets: 1. Zie Hernaert. 2. Ook wel eens als afleiding van Arnoud beschouwd. Arnardi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam, zie Hernaert 2. Arnaudin, Arnaudo, Arnedo: Vadersnaam. Romaanse vleivormen van Germaanse voornaam Arnoud. Arnemuiden, van: Plaatsnaam Arnemuiden. Arnet, Arme: Vadersnaam. Afleiding van Arnaud.
Arnhem, van. Plaatsnaam Arnhem. Arnois, Arnoys: Vadersnaam. Zoals Arnoeyts uit Arnolds. Zie Aarnouds(e). Arnoldus, Arnoldusse, Arnoldi, Arnold, Arends, Aarnoudse, Arnolds, Arnaud, Nolten: Vadersnaam. Latijnse vorm (en afleiding) van de Germaanse voornaam Arnwald, Arnold, arne; arend, wald; heersen; als een arend heersend. Zie Aarnouds(e). Arns, Arnst. Vadersnaam. Variant van de voornaam Ern(e)st. 1 Korte vorm voor van der Arnst. Naar een plaatsnaam. Arnstein, Aronstein. Plaatsnaam Arnstein, bijvoorbeeld in Beieren. Arntjen. Vadersnaam, afleiding van Arnt, Arend; Arnoud. Arondberghe, van: Wellicht de plaatsnaam Aremberg bij Koblenz (Rijnland-Palts) of in Doel en Kieldrecht (Provincie Antwerpen). Arquembourg. Moedersnaam. Germaanse voornaam erkan-burg ‘mein-burg’. Ercamburg. Arijse, Arijsse: Vadersnaam. Zeeuwse afleiding van Arij, Arie, verkort uit Adriaan, of aangepaste uitspraak van Frans Henri uit Germaans Hendrik. Arras, Aras, Arrasse, Aarrass, Darras, Daras, D’Arras, Darraz, Darat, Dara, Darasse: Plaatsnaam Arras, Nederlands Atrecht, hoofdstad van Artesi (Artois), nu van Pas-de-Calais. Arrazola de Onate. Spaanse familienaam die sinds ca. 1599 in de Zuidelijke Nederlanden voorkomt. Arslan, Aslan, Alparslan, Arslaner, Arsalan, Arslantas. Turks-Armeens-Iraanse familienaam (vadersnaam) met als betekenis: leeuw. Arslijder, Arslyder: Vondelingnaam. Seraphinus Arslyder werd op 14 mei 1849 in Cent gevonden. Arthur, Arthurs, Arthus, Artus: Vadersnaam. Keltische voornaam, dankzij de Brits-Keltische romans (Artur-sage) al vanaf de eerste helft van de 13de eeuw op het vasteland verspreid: Voppin filius Arturs, Evergem. Artigues, Artiges. Franse plaatsnaam uit Latijn artica; braakland. Artisien, Lartizien, Lartsien: Artesir, iemand uit Artesi (Artois). Artisson, Artesoone: vadersnaam. Zoon van Arthus, Arthur, de koning uit de graalsage. Artois, Artoos, Dartois, Dartoit, Dartoy, D’Artois, D’Artoi, Dՠartois, Dաrtoi, Darthois, Dartoit: Artois, Nederlands Artesi, streek genoemd naar de Gallische volksstam van de Atrebates. Oud graafschap in Noord Frankrijk dat in de 12de eeuw deel uitmaakte van het graafschap Vlaanderen, maar in 1223 aan de Franse kroon werd gehecht. Artus, Arthus: Vadersnaam. 1. Latinisering van A(a)rt, Arnoud. 2. Zie Arthur. Asbroeck, van. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam As(se)broeck: essenbroek. Een moerasgebied waar veel essen groeien. As, van, van Asch, Asche, Assche, van Asschen, van Aschen, van Assch, van Aschte, van Ass, van Assen, van Aasche, van Hassche: 1. Plaatsnaam Asch in Buren (Gelderland) of As (Belgisch Limburg), vroeger Asch. 2. Van As kan ook een variant zijn van Van Ast. 3. Of uit de verspreide plaatsnaam Asschen: essenboom. Asard: Dit is de h-loze variant van de Vlaamse familienaam Hazaert, Hazard, Hasaert(s). Middelnederlands hasaert, van Oudfrans Hasart ‘kansspel, geluk’. Bijnaam voor een kansspeler, dobbelaar. Asbeck, van, Asbeek: Plaatsnaam Asbeck (Noordrijn-Westfalen) of Asbeek in Asse (Vlaams-Brabant). Asbil. Afstammelingen van 1598 George Asball, Devonshire. Misschien uit Ashpole, van Archbolt, Archibald. Asbroeck, Asbroek, van, van Asbrouck, Asbroucq: 1. Plaatsnaam Assebroek (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Asbroek (Limburg). 3. Verspreide plaatsnaam Asbroek, dat is es(se)broek: moeras waar essen groeien, bijvoorbeeld 1264 bi den Asbrouke, Meigem. 4. Zie Van Haesebroek. Ascar. Vadersnaam. Germaanse voornaam ask-hard; es-sterk. Ascher, Asscher. Duitse afleiding van Assche, Esche; es. Aschman, Asseman, Asman, Asma, Asmann. Naamvariant met man van (den) Assche of Van As(ch). Hierboven. Ascoop, Arschoop. Naam uit de Middelnederlandse plaatsnaam Ashoop: ashoop, hoop as. Ashman. Engelse beroepsnaam van de schipper. Ashton. Verspreide Engelse plaatsnaam. Aslan. Naam uit het Turkse aslan: leeuw. Bijnaam naar de eigenschappen die worden toegedicht aan de leeuw: kracht, trots, of naar de gelijknamige huisnaam. Asma, Asmann. 1. Zie Aschman. Zie hoger. 2. Zie Assman. Zie lager. 3. Er is begin 19de eeuw in Leuven een vondelingennaam Asma Philippine, Leuven O.-L.-V-ter-Predikheren 24.04.1819, gevonden 23.04.1819 ‘S avonds deur vondelingenhuis. Nu komt die naam bijna uitsluitend voor in de onmiddellijke en ruimere regio van Leuven. Wellicht zijn alle Asma hiervan afstammelingen. De verklaring van vondelingennamen is veel moeilijker. Asmod. Asmodee is een van de namen van de duivel; de duivel van de onreine liefde, huwelijksduivel, verstoorder van het huwelijksgeluk, deugniet (joods). Asmus, Asmusz, Assmus: Vadersnaam. Korte vorm van Griekse Sint Erasmus. Asnot, Asnod. Van Oudfrans asne; ezel? Asorne, Azorne: Wellicht As ornes: Aux ormes, bij de iepen? Asou, Azou, Auzoux, Auzou, Hausoul, Hauzoul, Lasou, Lazou: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam (h)as-wulf: Asulfus, Hasulphus. Aspeculo. Latijnse humanistennaam voor Van den Spiegel. Aspendius. Afleiding van plaatsnaam Aspenden, Nordrein-Westfalen. Asperdt. Plaatsnaam Aspert, Gelderland. Asperges. Bijnaam naar de kerkzang ԁsperges me’. Ook vondelingnaam. Asselt van, Limburg, Swalmen. Plaatsnaam. Asou, Azou, Auzou, Auzoux, Hausoul, Hauzoul, Lasou, Lazou. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam (h)as-wulf. Asperen, van, Asper, van, Haasper: Plaatsnaam Asperen (Zuid-Holland) of in Lingewaal (Gelderland). Asperslagh, Asperslag, Aspeslagslach, Asperlagh, Aspelagh, Hasperlagh, Haspeslag, Haspeslach, Hespeslagh: Variant van de Waals-Vlaamse familienaam Asperslag, aanpassing van de Duitse plaatsnaam Asperschlag in Bergheim (Noordrijn-Westfalen). Aspis. Middelnederlands aspis; adder. Bijnaam, vergelijk Franse familienaam Aspi. Assche, van: Plaatsnaam Asse (Vlaams-Brabant): 1159 Asche, of verspreide plaatsnaam ten Assche ‘as (boom)’. Asscherick, Asscherickx. Vadersnaam. Germaanse voornaam ask-rk; ‘as-rijk, heersend’. Asseau, Asset, Assez. Vadersnaam, Romaanse afleiding van de een Germaanse voornaam Azzo (een so-afleiding van Ado(atha)/ adal. Asscheman: Afleiding op –man van Van Assche. Asseau. Asset, Assez. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Azzo, een so-afleiding van Ado. Assel. Vaders-, moedersnaam van de voornaam Assele uit Azilo, Azila, van Germaanse voornaam Ado. Vergelijk Asselmans. Assel, van: Plaatsnaam Assel in Apeldoorn (Gelderland) of Hasselt (Belgisch-Limburg) of Asselt bij Zwalmen (Nederlands-Limburg). Asselbergs, Asselberghs, van, Asselberg, Asselbergs, (van) Hasselbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Asselberg in Arendonk. Asseldonk, van, Assendonck, Assendonk. Plaatsnaam in Uden en Haren (Noord-Brabant). Asselborn, Asselbourg, Asselbur, Dasselborne. Plaatsnaam Asselborn. Asselier. Plaatsnaam Asselier= Anlier, Luxemburg. Als migratienaam ook plaatsnaam in Asse, Vlaams-Brabant. Asselijn, Asselin, Acellin, Hasselin, Assulin, Asulin, Asseleyns, Esselen, Esselens, Esselinckx. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Assel. Asselman, Asselmans, Hasselman, Hasselmans: 1. Vadersnaam/moedersnaam. Afleiding van de voornaam Assel(e) uit Azilo/Azila, verkleinvorm van Germaanse voornaam Ado. 2. Afleiding van Van Assel. Assem, van. Plaatsnaam. Assen, van: 1. Plaatsnaam Assen (Duitsland, Drenthe). 2. Vadersnaam uit de voornaam Asse uit Assuerus. Assenberg: Plaatsnaam Aschenberg (Sleeswijk-Holstein, Hessen). Assenbroek. Plaatsnaam Assebroek, West-Vlaanderen, zie van Asbroeck. Assendelft, van; van Essendelft: Plaatsnaam Assendelft (Zaanstad, Noord-Holland). Assenderp, van: Plaatsnaam Assendorp in Zwolle, Overijssel. Assenheim. Assenheimer. Plaatsnaam Assenheim. Assenmaker, Assenmacker, Assenmacher, Assemacher, Axemacher, Axmacher: Beroepsnaam van de assenmaker, smid, wagenmaker. Assent. Plaatsnaam, Vlaams-Brabant. Asserbe. Niet van Frans acerbe: bitter, maar As herbes: Aux herbes, met de kruiden. Vergelijk Metten Biesen, Assoignon(s), Aurousseau. Bijnaam voor de kruidenier. Assink, Assinck, Assing, Azink, Hassink, Assen, Asman. 1. Bewoner van een boerderij, erve Assink, in het oosten van het land. In Geesteren werd een erve al in 1188 Assinc genoemd. Van de persoon Ase/ Asse. 2. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Adzo, Aszo, een so- afleiding van Ado. Assmann, Assman, Assmans, Asman: Vadersnaam. Vleivorm van Erasmus. Zie Aschman. Assoignon, Assoignons, Assognon, As oignons, Frans Aux oig¬nons: met de uien. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Andjoen. Asson, Hasson: vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Adzo, Aszo (vergelijk Assing). Assum, van den, van den Assem. Plaatsnaam Assum, Noord-Holland. Assy, Assys, Assi, Asisis: Midden Frans assis, Middelnederlands assise: accijns, heffing. Beroepsnaam van de ontvanger van accijnzen. Ast, van, den, van As, van Aste, van (der) Hasten, van Haste, Verast: Uit van den Aste. Een ast of eest was een droogoven, een droogruimte in meekrapstoof of brouwerij. Asten, van, van Hasten: 1. Plaatsnaam Asten (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Astene (Oost-Vlaanderen). Aster, van. Variant van Van Achter (met wisseling cht/st, vergelijk dialect moste = mocht)? Vergelijk plaatsnaam, 1142 Asterth, van Achtert. Astrion. Vadersnaam. Vleivorm van Sint Asterius? Asterion is ook de naam van een mythische koning van Kreta. Astgen. Vadersnaam. Afleiding van Ast, korte vorm van Aster. Astie, Astier. Franse vadersnaam. 1. Germaanse voornaam ast-hari; ‘Tak-leger’. Astarius. 2. Griekse heiligennaam Asterius. Astle. Zuidduits dialect van Ast; tak, zie Ast. Astor, Astore, Astorg, Astorga: Zuidfranse vadersnaam. A(u)storg, Griekse Sint Eustorgius / Austorgius. Asveldt, Asveld, van, van Asfeldt. Plaatsnaam Asveld, Twente. Aszenberg, Assenberg. Duitse plaatsnaam Aschenberg. Aszenfarb. Duitse bijnaam Aschenfarb; askleurig. Ates, Aats, Aten, Atinga, Atema, Aatsma; Friese vadersnaam Ate, van Johannes, plaatsnaam Ateburen bij Hieslum in Wonseradeel en Atens (Atingen) in Oldenburg. Atout, Attout. Waalse aanpassing van Engelse familienaam Atwood, naar de woonplaats bij het bos ‘et (the) wood’. Aterianus. Humanistennaam. Aters. Vadersnaam. Antwerpse variant (naar uitspraak) van (W)outers. Zie daar verder. Athalin, Attalin, Atteleyn: vadersnaam. Afleiding van Germaanse adelnaam, met verscherping. Adtelinus. Atkinson, Atkins. Vadersnaam. Engelse afleiding van Germaanse voornaam Ado of Bijbelse voornaam Adam. Atlas, Atalas. Middelnederlands atlas; oosterse zijden stof. Atquet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Ado. Vergelijk Atkins Attar, Attard, Atta, Attas. Vadersnaam. Romaanse vorm op –a, van de Germaanse voornaam Adehardus. Attema, Attama, Atsma, Atzema, Atten, Ettema, Ettes, Etten, Hettema, Hettinga, Heitinga, Hattinga: Friese vadersnaam van Atses, Atzes, van de voornaam Atse, Atze, een korte vorm van een adel-naam. Attinus = Adinus. Bij Tzummarum ligt de Atsmastate. Atten, van; Natte: Wellicht de plaatsnaam Etten (Gelderland, Noord-Brabant). De gemeente Etten(-Leur) in Noord-Brabant heette in 1356 Attene. Natte(n) door verkeerde scheiding of ontleding van een naam. Atenberger. Plaatsnaam Attenberg, als in Beieren. Attenelle. Bijnaam. Vrouwelijke vorm van Picardisch antniau: schaap van meer dan een jaar. Attenhoven, van. Plaatsnaam Attenhoven (Vlaams-Brabant) en in Holsbeek (Vlaams-Brabant). Attenrode, van. Plaatsnaam Attenrode, Vlaams-Brabant of Hertenrode bij Diest, Vlaams-Brabant. Attert, Atterte, Hatert, Haterte. Plaatsnaam Attert, Luxemburg. Atton. Vadersnaam. Variant van Adon, met verscherping, vergelijk Attard. Atyn. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Ado; zie Atten. 2. Eventueel variant van Wattyn. Aube. Bijnaam. Frans aube; dageraad, vergelijk Dagraed. Aub. Vadersnaam Aubet. Afleiding van Aubert. Aubecq, Aubeeck, Obeck: Plaatsnaam Albeke (Aubecq) in Vloesberg (Henegouwen) of Aalbeke (West-Vlaanderen). Aubel, van. Plaatsnaam Aubel, Luxemburg. Auberg, van. 1. Plaatsnaam Aubers bij Rijsel. 2. Zie Hoberg? Auberge, Alberger. Afleiding van Oudfrans alberge; herberg, Herbergier, waard. Aubert, Aubertin, Obertin, Auburtin, Aubertot, Aubier, Auber, Audebert, Audibert, Audibet, Audoubert, Haubert: Vadersnaam. Romaanse vorm Aubert (en afleiding op -in, -ot) van Germaanse voornaam ald-berht; ‘mud-schitterend’. Aldebertus. Aubignat. Plaatsnaam Aubignas, (Ardèche). Aubin, Aubain, Aubinau, Aubinet, Abinet: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Aubert of van Latinse Sint Albinus. Aubray, Aubre, Aubrey, Obr: Plaatsnaam lՠAuberaie: (les Salines) plaats waar abelen, witte populieren staan. Aubrebis, (D’Aubreby, D’Auxbrebis: Bijnaam Aux Brebis: met de ooien, met de schapen. Beroepsnaam voor de herder of bijnaam naar het uithangbord. Aubroeck, Audebrox: Plaatsnaam Aubroek in Moerzeke (Oost-Vlaanderen), Oudenbroek in Ronse, Oost-Vlaanderen. Aubry, Laubry, Aubrion, Aubtiot, Obry, Obrie, Obri, Abry, Haubry, Haubruye: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam alb-rk; ‘alf-machtig’ Nederlands Alverik. Aubrion, Aubriot zijn vleivormen. Oberon is de elfenkoning. Albericus, Alvericus. Zie ook Alfrink. Auchain. Plaatsnaam Haulchin, Henegouwen. Auchet. Vadersnaam. Variant van Aucher, Romaanse vorm van Germaanse voornaam al-hari; ‘Heiligdom-leger’. Alcher(i)us, Aucherius. Aucock, Alacoque, Allcock, Alcock: Au Cocq: met de haan (vergelijk Aubrebis). Bijnaam, wellicht naar het uithangbord. Aucremanne. Verfransing van Ackerman. Vergelijk Ockerman 2. Aucoin. Au coin; op de hoek. Naar de woonplaats. Audaert, Audard. Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-hard; oud-sterk. Aldhard. Audefroy, Haufroid, Offroy, Offrais, Auddifret, Auddifred, Odufr, Odufre, Auffret: Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-frid; ‘‘mud-bescherming, vrede’. Aldefredus. Audekerk, van Audekerke, van, van Audekercke. Plaatsnaam Oudekerik in St. Martens-Lierde, Oudekerik in Rummen, Vlaams-Brabant. Audemar, Audemard. Vadersnaam. Germaanse voornaam Audamar, zie Omer. Audenhove, van, van Oudenhove. Familienaam uit de plaatsnaam Oudenhove/Audenhove, die over gans Vlaanderen en Noord-Frankrijk voorkomt. Audenrode, van, van Audenroede. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam (vooral in Duitsland) Oude Rode: Oud gerooid terrein. Vergelijk Aldenrade Audevart, Audevaert, Audouard: Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-ward; ‘mud-bewaarder’. Alduardus. Audeval. Franse familienaam Haudeval; op de hoogste plaats van het dal. Audez. Vadersnaam Audet, van een Germaanse ald-naam. Audiart. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse ald-naam, vergelijk Audibert. Audiau. Vadersnaam. Picardische vorm van een Germaanse voornaam ald-wald; oud-heerser, Aldaldus. Audier, Oddie, Odie, Ody, Oudit: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-haril ‘mud-leger’. Aldarius, Aldiers. Audin, Audain, Audinet, Haudin, Hodin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse ald-naam, zoals Audebert, Audaert. Audland. Noorse plaatsnaam Audland (Solbjrg, Ostery, Hordaland). Audoor, Audoore, Audooren, Audoorn, Audooru. Bijnaam voor ‘De oude’de eerste erfgenaam. Middelnederlands (h)oir, ore; erfgenaam. Vergelijk Dhoore. Audran, Audrant, Audren. Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-hrabn; oud-raaf. Aldramnus. Audry, Auderit, Audrit, Odry, Oddery, Odery, Oderij, Oderie, Haudry, Aldric: Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-rk; ‘mud-machtig’. Aldricus. Auer, Aur: Duits Auer, Middelhoogduits Ouwre ‘Die bij of op de Au (weiland, beemd) woont’. Zoals Von Aue. Auerbach, Auerbacher. Vooral in Beieren verspreide plaatsnaam Auerbach. Auerhaan: Bijnaam naar de vogel auerhaan Aufrecht, Aufrychter: Duitse bijnaam Aufrecht: oprecht, eerlijk. Aufrre. Zoon van Lefrre. Augarde. Moedersnaam. Germaanse voornaam ald-gard; oud-gaarde, Aldagarda. Auged, Auget, Augez, zie Hocedez. Augenbron, Augenbroc: Duitse bijnaam Augenbraun: (iemand met) bruine ogen. Vergelijk Bruinooghe. Auglaire. Waalse aanpassing van Duitse Augler, ugler, afleiding van (lieb)ugeln: lonken, koketteren, het hof maken, vleien. Bijnaam. Augenois. Afleiding van plaatsnaam Auguenne in Frasnes-lez-Buissenal (Henegouwen). Auguet, Auguez, Aughuet: Waarschijnlijk vadersnaam. Afleiding van een Germaanse ald-naam waarvan het tweede element met een g begint (-god, -gond, -grim). Vergelijk Augot. Augustinus, Augustin, Augustins, Augustijn, Augustijns, Augustyn, Augustyns, Augustijnen, Augustynen, Augusteijn, Augusteijns, Augusteyens, Austin, Astin, Austen, Aoustin, Austenne, Autenne, Hauten, Hautenne. Vadersnaam. De Latijnse heiligennaam Augustinus, verkleinvorm van Augustus. De namen op -enne zijn Waals. Augustus, Auguste, August, Augusto, Augusti, Auguster, Agosti: Vadersnaam. Latijnse Sint Augustus ‘Verheven’. Aukesma, Friese vadersnaam Auke. Auman, Aumann. Naar de woonplaats; an der Aue; aan de beemd. Aumnier, Laumonnier, Laumonier: Oudfrans almosnier: bedelaar, iemand die aalmoezen krijgt. Bijnaam. Aupaix, Opaix: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam alb-haid: Alpheidis, Alpais. Auperl, Aupperlee: Verschrijving voor de familienaam Oberl uit de Elzas, met verfransend accent aigu uit Duits Oberle, naast Oberlin uit Aberlin, verkleinvorm van Albrecht. De Zeeuwse variant met p is te begrijpen omdat de naam op het gehoor werd opgeschreven en het Elzas een Zuid-Duits dialect is dat de stemhebbende occlusieven stemloos uitspreekt. Auquier, Auquiere, Auquire, Auquiert, Hauquier, Hauquiert, Hauquies, Hauquiere, Ockier, Okire, Okir. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam alh-hari; heiligdom-leger. Alcharius. 2. Of schrijfvariant van Wauquier. Zie bij Walker. Aureille, Auriel, Aurel, Auriault, Auriau, Auria, Oreille, Noreillie, Noreille, Noreilde, Norullie. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Aurelius. 2. Bijnaam uit het Franse oreille: oor. Dit voor iemand met bijvoorbeeld bijzondere oren. Auret, Aurez, Hauret, Haurez: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-rd; ‘mud-raad’. Aldradus. Aurich. Plaatsnaam Aurich. Auriol, Oriol, Orriols, Orjol, Oriot, Orio, Orieulx: Oudfrans oriol, van Latijn aureolus, Frans loriot: wielewaal. Aurousseau. Waarschijnlijk uit Au Roseau; aan, met het riet. Vergelijk Durousseau. Aury, Oriee, Ori, Orye, Ory, Orije, Orij, Oury, Uri, Ury: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-rk; ‘mud-rijk’. Zie ook Oury. (van) Ausloos, Ausseloos, (van) Aussloos, van Auseloos, Ausseloos, Aussillous, Auloos, Aessello, Aeseloos, Aesloos, Asseloos, Ansloos: Familienaam uit de plaatsnaam Ausloe in St.-Margriete-Houtem. Aussems, Aussem, Aussen, Aussens, Ousen, Haussens, Haussen. Familienaam uit de plaatsnaam Aussem, onder andere Oberauem en Niederauem (Noordrijn-Westfalen). Ausilia, Ausseil: Moedersnaam. Latijn Sint Auxilia. Auslender, Auszlender: Duits Auslnder: buitenlander, vreemdeling. Auspert. Van Oostenrijkse afkomst; Ausberger. Aussem, Aussems, Aussen Aussens, Haussens, Haussen: Plaatsnaam Aussem, Oberaussem en Niederauflem. Austraet. Provençaals voor Oudestraat (Departement Geetbets). Autaers. Gereinterpreteerde var. van Outers. Autelet, Auttelet, Authelet, Outelet, Outtelet, Outlet, Oteletm Otlet, Ottelet, Ottele, Ottel, Hautelet, Hottelet, Hottlet, Hootel, Hootele, Hontel, Homtele: Vadersnaam. 1. Variant van Wautelet. 2. Er kan ook uitgegaan worden van Ot(t)elet, van Germaanse voornaam Otto, of zelfs van Osto (zie Ost, Ostelet). Otelet is dan te verklaren uit Ostelet (vergelijk Frans hte uit hoste). Auterboer, van, van Autenboer, Hatenboer: Plaatsnaam in de buurt van de Auterberg in Messelbroek (Vlaams-Brabant). Het tweede element -boer is waarschijnlijk br, Middelnederlands buur: woning. Auteri. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-rik. Altrichus. Autier, Authier, Hauthier, Hautier, Outtier, Outier: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ald-hari; ‘mud-leger’. Altharius, Alterius. 2. Variant van Wautier. Autrique, Autric, Outricque, Outteryck, Houtrique, Hoeterickx, Hoetrickx: 1. Plaatsnaam. 2. Vadernaam. Germaanse voornaam ald-rk; vergelijk Audry, Auteri. Autru, Hautru: Moedersnaam. Variant zonder w (vergelijk Autier, Autelet) van Wautru, Waudru, Romaanse vorm van Germanse voornaam wald-trd ‘Heerser-macht’. Waltrudis. Auvergne. Plaatsnaam, streek in Frankrijk. Auwens: Vadersnaam van de Friese voornaam Aue, Auwe, Auwen, misschien van de Germaanse voornaam Avo. Auwermeulen, van (der). Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Oude Molen. Av, Avi: Zoals Avet voor Havet. Oudfrans Havet ‘Haakje’. Beroepsbijnaam. Avenarius: Beroepsnaam. Latijnse Avenarius ‘Haverkoopman’afleiding van Avena ‘Haver’. Vergelijk Oudfrans Avenier in 1281. Avermaete, van: Dit is een h-loze spelling van Van Haverma(e)te. Plaatsnaam Havermaat ‘Havermaailand, haverland’bijvoorbeeld in Zele (Oost-Vlaanderen). Ausema, Auwema, Auwen; Friese vadersnaam Aue, Auke. Auversack. Beroepsnaam Haverzak voor de haverkoopman. Auvertin. Waarschijnlijk variant van Haubourdin, zoals Auverdin. Of plaatsnaam Saint-Avertin (Indre-et-Loire)? Auweghem, van Auwegem, van, van Hauweghem, Hauwegem, van Aughem, Hauweghem, Augem: Plaatsnaam Ouwegem (Oost-Vlaanderen) of Oudegem (Oost-Vlaanderen) (zie Van Oudeghem). Auwenis, van, van Hauwenis, van Houwenis: Plaatsnaam Avesnes (Nord, Pas-de-Calais, Somme..)? Of (niet gedentificeerde) plaatsnaam Ouwe Nes(se): oude landtong? Auwerijckx, Auwerijkx, Auweryckx, Ouwerx, Owerckx, Auwerx, Auwers, Hoerweckx, Hoewerkx: Oost-Friese plaatsnaam Aurich. Auwermeulen, van. Plaatsnaam Oude Molen, erg verspreid. Auzat, Auzas. Plaatsnaam Auzat (Arige, Puy-de-Dme). Aveniere, Advenier: Beroepsnaam, Oudfrans avenier: haverkoopman. Averberghe, van. Re-interpretatie van Van Haverbeke. Averbode, van. Plaatsnaam Averbode, Vlaams-Brabant. Averbuh, Awerbuch, Averbouch: Noord-Duits aver: over. Naar de woonplaats over, voorbij de beuk. Avesaat, Avesaath, van, Avezaat. Plaatsnaam (Kapel-) Avezaath in Tiel, Gelderland. (Kerk-)Avezaath in Buren (Gelderland): 850 Avasati. De zate of woning van Avo. Avijle, van den, van den Avyle: Waartischijnlijk dialect uitspraak van Van den Aweele. Avink: Nederlands ook Afink. Afleiding van Germaanse korte naam Avo. Avoird, van den: Variant van Van der Avoort. Plaatsnaam Avoord ‘Voorde, doorwaadbare plaats aan een waterloopje, een Aa’. Avondstondt, Avonstondt, Avondtstondt: Bijnaam voor iemand die van de avond houdt of ‘S avonds op een of andere manier actief wordt. Vergelijk Avonts. Avond, van den, van den Avont, van Avondt, Avonde, Avonts, Avons, Avondts: 1. Bijnaam naar het tijdstip. Vergelijk Middag, Middernacht, Duits Abend, Feierabend. 2. Een enkele keer is Avon(d)ts moedersnaam, Re-interpretatie van Avens, afleiding van Germaanse voornaam Ava. Avontroodt. Waarschijnlijk vertaling van de Duitse familienaam Abendroth, die meestal teruggaat op de plaatsnaam Appenrod(e). Zie Aptroot. Avontuur, Avonture, Aventure, Avanture: Vlaamse familienaam Avonture, Middelnederlands Aventure betekende ‘Het gebeurde, voorval; lot, geluk, kans’. Uit Frans aventure, van Latijnse Adventura ‘wat komen moet’. Maar misschien is de naam veeleer te begrijpen als Middelnederlands avontuurre, nomen agentis bij het werkwoord Aventuren ‘Wagen, ondernemen, op avontuur uitgaan’. Vergelijk Duits Abenteurer, Frans Laventurier. Naam voor rondtrekkende kooplui. Zie ook Frans Laventure, Laventurier. Avoort, van der,, van der Avoirt, van der Avoird, van der Avoort, van der Avort, van der Avroet, van der Avrot, van der Avraux, van der Aevroet, van der Averoet, van der Averot, van der Averoot, van der Averot, van der Averoven, van Deravoirt, Verhaevert, Verhavert, Haverrot: Plaatsnaam Ter Avoord: voorde, doorwaadbare plaats aan een waterloopje, een Aa, bijvoorbeeld in Dworp, Neerheilissem, Retie. Avot: Spelling voor Havot. Middelnederlands Havot ‘korenmaat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter. Avot, van: Vermoedelijk door reductie van Van den Avoird, vergelijk Vlaamse variant Van der Averot. Avraam, Avram, Avramides, Avramidis, Avramovici, Avramovic: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Abraham. Avrouin. Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-win; ‘aver-vriend’. Everuinus. Avyn, Avijn. 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Avo/Ava. 2. Variant van Ovijn lijkt niet uitgesloten, door voortonige klinkerversterking. Awater. 1. Dialect uitspraak van Ouwater; zie Oudewater. 2. Dialect uitspraak van Awouter. Awauters, Awouters. 1. Vadersnaam, Brabantse dialectische uitspraak voor oude Wouter, dit ter onderscheiding van een jongere Wouter. 2. Mogelijk uit de plaatsnaam Oudewater. 3. Of uit het Middelnederlandse aweiter: wachter. Axel, (van) Aksel, Aczel, Hackselmans, Haxelmans. 1. Vadersnaam, Zweedse vorm van den Bijbelse heiligennaam Absolom. 2. Plaatsnaam Axel (Zeeuw-Vlaanderen) of Axel (Zeeland. Axler, Axer. Duitse beroepsnaam Achs(l)er; voerman, wagenmaker. Axters, den Exter, Exters, Exter, Dexters, Hekster: Middelnederlands en Waals-Vlaams axter: ekster. Bijnaam voor een babbelaar, praatvaar, die praat als een ekster. Axwijk. Plaatsnaam. Noord-Holland. Aydin, Apaydin, Gunaydin, Ay, Aydinli, Akaydin. Familienaam uit Turkije. Azijn, Azyn. Beroepsbijnaam van de azijnstoker of –handelaar, vergelijk Duits Essig. Azirar, Azurar. 1. Arabische vadersnaam uit Aziz: krachtig en ook geliefd. 2. Spaanse naam uit azurar: blauw maken. Beroepsnaam voor de blauwschilder (tegelschilder - buitenschilder). B. Baafse: Vadersnaam. Zoon van Baaf, Latijn Bavo, Germaanse voornaam. In de verkleinvorm Baafje als vrouwennaam. In Aardenburg staat de Sint-Baafskerk. Baak, (de), (de) Baek, Baecke: Vlaams (de) Baeke. Middelnederlands baec, bake ‘Varkensvlees, spek, geslacht varken, levend varken’. Beroepsbijnaam van een varkensboer, varkensfokker of –slachter, slager. Vergelijk Engels bacon. Baak, van: Plaatsnaam Baak in Steenderen (Gelderland). Baal, van, van Bael, van Baele, van Bol, Verbal, Verbaal: 1. Plaatsnaam Baal in Bemmel (Gelderland) of in Tremelo (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Baarlo (Nederlands-Limburg of Baarle (Noord-Brabant, Belgisch-Limburg, Provincie Antwerpen) Baal uitgesproken, Barlo in Aalten (Gelderland), Bale uitgesproken. Er is ook een verdronken Baerle bij Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen). Zie ook van Baarle. Baale, (de) Baele: Middelnederlands Bael ‘Voogd’van Oudfrans bail, bal, Midden Latijn Bailus ‘Voogd, beheerder, gouverneur, gezant’. Baan, van der, Baane, de Baene: Middelnederlands Bane ‘Speelbaan, kaatsbaan; betreden en gangbare weg’. Bijnaam voor een kaatser of speler; of beroepsbijnaam voor een straatmaker. Baan, van der, Verbaan, van der Ban, van der Band: 1. Plaatsnaam Baan ‘gangbare weg, effen weg; kaatsbaan’. De Zierikzeese familienaam van der Baan stamt van ‘De nog te Zierikzee bestaande lijnbaan, waar Rutsaert Hendriksz en zijn zoon het touwslagersbedrijf uitoefenden’. 2. Of Van der Baan is een vondelingnaam: gevonden op de Baangracht in de 18de eeuw. Baankreis: Plaatsnaam in Gorssel (Gelderland): 1491 Baeinckreyse. Baanstra: Fries ‘baen; baan, –stra, afleiding van Van der Baan. Baar, van, (van) Baer: Plaatsnaam Baar: slagboom, afsluiting. Vergelijk Verbaere. Baar, de; de Baer, de Baere: Vlaamse (de) Baere. Bijnaam. Middelnederlands Baer ‘Naakt, bloot’. Baard, Baart, Bartz, Baartz, Barts, Bartz, Baert, Baerts, Bart, Barth, Bard.: Vlaamse Baert. 1. Meestal bijnaam voor iemand met een baard. ԣum barba, mit dem Barte’. 2. Verkorting van een bertht-, barad-naam, zoals bijvoorbeeld Isebaert, Notebaert. 3. Mogelijk ook uit een huis(herberg)naam ‘ed Barbam’. Baertsoen; zoon van Baart. Baarde, van, Beerda, Baard, Bearda. Plaatsnaam als Baard, Friesland. Baardemaeker, de, de Baerdemaecker, de Baerdemaker, de Baerdemacker, de Baerdemaker, de Baerdenmacker, de Bardemacker, de Baeremaker, de Baeremeker, de Baeremaecker, Baermaker, Barremaeker, Barremaecker, Barremaeckers, Barremacker, de Borremaecker. Beroepsnaam voor iemand die zich met baarden en later ook met andere dingen bezighield: scheerder, heelmeester. Baardman, Baartmans, Baerdeman, Bartman, Bartmann: Bijnaam voor iemand die een baard draagt of beroepsnaam van de baardmaker, barbier. Baardwijk, Baardewijk (van): Plaatsnaam Baardwijk in Waalwijk (Noord-Brabant). Baarle, van, Barel, Baerle, van Barel, van Baerlem: Plaatsnaam Baarle in Drongen (Oost-Vlaanderen), Tessenderlo (Belgisch Limburg), bij Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen), Baarle-Hertog (Provincie Antwerpen) Baarle-Nassau (Noord-Brabant) of Baarle (Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel). 2. Of uit de plaatsnaam Baerle in Zegelgem en Tielt (West-Vlaanderen). Baars, (den); Baers, Bars, Le Bars: Bijnaam naar de visnaam of vanwege de huisnaam. Baarschers: Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands Baertscheerre ‘Baardscheerder, barbier’. Baarsdorp, van: Plaatsnaam Baarsdorp (Borsele, Zeeland). Baarslag: Duitse familienaam Bartenschlag ‘Slag met de slagersbijl’. Bijnaam van de slager. Baarspul: De naam komt vooral in Holland en Utrecht voor. Wellicht Deense familienaam Barsbol(l), naar de plaatsnaam Barsbl (Nordjylland). In Zeeland kwam hij in 1947 slechts n keer voor. Baas, Baes: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Baso. 2. Vadersnaam. Uit Baefs, afleiding van Bave, de Germaanse voornaam Bavo. West-Vlaamse Sente-Baas is namelijk Sint-Baafs. (de H. Bavo is de patroonheilige van Aardenburg). 3. Bijnaam de Baas, voor de huisvader. Baast, van. Plaatsnaam Baast bij Oirschot (Noord-Brabant) en in Oostelbeers (Noord-Brabant). Baat, de; de Bat, de Bath: Bijnaam voor iemand die ‘Baatՠof voordeel heeft? Baatout. Tunesische familienaam. Baats, Baatsen, Baetsen, Baaths, Baatz, Baets, Badts, Bats: Vadersnaam. Afleiding op -so van Germaanse badu-naam; ‘Strijd’. Vergelijk vrouwelijk Baza. Baaij: Bijnaam, Middelnederlands bay, Oudfrans Bai ‘Roodbruin, roodbruin paard’. Baaijen, Baaijens, Baeyens, Baijens, Bajens, Bayings, Bais: Vadersnaam. Hypercorrecte spelling voor Boyen(s), van Middelnederlands Boidin, naast Boudin vleivorm van de Germaanse voornaam Boudewijn. Zie Boidin. Babay, Babey: Vadersnaam/moedersnaam Verkleinvorm van Germaans bakernaam Babbe, of van Barbara (Reaney) of Isabelle. Babbaert, Babbaerts, Baba, Babar. Afleiding van werkwoord babben: kwijlen. Bijnaam voor een kwijler. Babin, Babijn: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Babo, bijvoorbeeld gelatiniseerd Babinus. Bach: Duitse familienaam bach ‘Beek’. Vergelijk van der Beek. Bache. 1. Familienaam uit de Bauche (op een paar plaatsen in Frankrijk). 2. Beroepsnaam uit het Romaanse ‘Bache’een variant van het Germaanse bakker. Babel. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Bavo; vergelijk Babila (Moedersnaam) en Bavilo (Vadersnaam) 2. Of Bijbelse toespeling op Babel? Bachelier, Bachely, Bachiller, Backler, Baclre, Baclere, Basselierse, Basselier, Baselier, (de) Baetselier, Batselier, de Baetzellier, de Baetzelier, de Batzelier, Bassleer, Baseleer, Basler, Basselaire, Baetseleer, Batsleer, (de) Baetseleer, Batseleer, (de) Baetselair, Batselare, de Botselier, de Boitselier, Besselaar, Besselaere, Besseleer, Besseleers, Besselers, Bastelier, Basteleer, Basteleur, Basteleurs. Familienaam uit het Oudfranse bachel(i)er: jong edelman in dienst van een andere ridder. Baben, Bbe, Babbe, Babe, Baeb, Baep: 1. Vadersnaam. Germaanse bakernaam Babo. 2. Moedersnaam. Waals Bbe, Frans Barbe, voornaam Barbara. 3. Of Waals bbe, Frans barbe: baard. Bijnaam. Babet, Babette, Babey, Babez: 1. Vaders-, moedersnaam, van Germaanse bakernaam Babbe (zie Baben), of eventueel Barbara of Isabelle. 2. Zie Barbet. Babijn, Babinot, Babinez: Vadersnaam. Vleivormen van Germaanse voornaam Babo (vergelijk Baben). Babinus. Babilas, Babylas: Bretons vadersnaam. Naam van een patriarch-martelaar van Antiochi. Babilone, Babylone, Babylon, Babiloni: Vadersnaam. Frans vleivormen op -ilon van de Germaanse voornaam Bavo: Babo, Babila, Bavilo. Vergelijk Babilot, Babelon, Babelet, Babelin, Bablon. Baboeuf, Bobeuf: Plaatsnam Baboeuf (Oise). Babulot. Variant van Babilot, van -ilt van Germaanse voornaam Babo, Bavo; zie Babilon(e). Babut, Babusiaux: Oudfrans babuse: geleuter, kletspraat, scherts. Bijnaam. Bac. Duitse familienaam Bach; beek, vergelijk Beke. Backer, Backere, (de), Bak, Bcker, Backers, (de) Bakker, Bakkere, (de) Backker, de Bachere, de Baccker, de Backre, (de) Baecker, Baeker, de Baeckere, de Baekere, (de) Baker, Bakkers, den Bakker, Bakkeren, Bakkert, Bakkerus, Backerus, de Bacquer, Bacqure, de Bakre, (de/den) Bekker, (de) Becker, Beckers, Beckker, Becher, Bechers, (de) Beckker, de Beker, Bekkers, Beekkers, Beekers, Beekher, Beckert, Bekkeren, Bekkering, Bekkeringh, Beckeringh, Beckering, de Bacque, Deback, Debacq, Debaqcue,1. Beroepsnaam voor een bakker. 2. Heel soms kan de familienaam afgeleid zijn van een ander beroep: backer = veerman. Deback/ Debacq(ue) is de Waalse aanpassing van De Back(e)re, met reductie kr/k. Backman, Bacman. 1. Beroepsnaam. Afleiding van Backer. 2. Franse aanpassing van Duitse Bachmann. Bachellerie, Bachelrie. Plaatsnaam Les Bachelleries in Villerot en Sirault, Henegouwen. Bachelet, Bachelez, Bachelay, Bachell, Basselet, Baselet, Basselez, Bassel, Bassele, Bassle, Bassl, Basl, Basley, Basle, Batsel, Batsl, Batsle, Baetsel, Baetsl, Baetsele, Baetsle, Backlet, Bacle, Backel, van Backl: Theoretisch van Bachelet, Oudpicardisch Baquelet van Frans Bachelier. Maar aangezien vormen van ontbreken, gaat het ongetwijfeld om variant van Bachelier, door suffixsubstitutie. Ba(t)sl en Ba(t)sleer (en varianten) kwamen trouwens door en voor elkaar voor. Een schijnbaar oude vorm 1417 Willem de Bacheleet, St.-Winoks is wel een verkeerde lezing voor Bacheleer. Trouwens, 16dee eeuwse immigranten uit Noord-Frankrijk, die ongetwijfeld dezelfde naam droegen, werden nu eens als Baccl, dan weer als Bacleer opgetekend. Bachelier, Bachely, Bachiller, Backler, Baclre, Baclere, Basseliere, Basselier, Basilier, (de) Baetselier, Batselier, de Baetzellier, Baetzelier, de Batzelier, Bassleer, Baseleer, Basler, Basselaire, Baetseleer, Batsleer, (de) Baetseleer, Batseleer, (de) Baetseleir, Batselaere, de Botselier, de Boitselier, Besselaar, Besselare, Besseleer, Besseleers, Besselers, Bastelier, Basteleer, Basteleurs, Basteleur; Oudfrans bachel(i)er, Bachelor, Oudpicardisch bakel(i)er, Middelnederlands bacheleer, baetseleer, basseler, Basselaer: jong edelman, in dienst van een andere ridder; ook baccalaureus, Frans bachelier, dat eveneens teruggaat tot Latijn baccalarius. Zie ook Bachelet. Bacherius, Bachrius: Latinisering van beroepsnaam De Backer. Bachet, Bachez, Bacher. Van Oudfrans bac; bootje. Vergelijk Baquet, Bachot. Bachman, Bachmann, Backman, Bakman, Bachmeyer, Bachmajer. Duitse afleiding van Bach; beek. Bacho, Bachot, Baco, Bacot. Afleiding van Oudfrans bac; veerboot. Bachrach. Plaatsnaam Bacharach, Reinland-Pfalts. Bachus, Bacchus, Backhuisen, Backhuis, Bakhuizen, Backhaus, Bacaus, Bakkaus, Bakaus, Backhouse, Backus, Bakkus, Baccus, Bacus, Baccu, Bacu, Backes, Beckhaus, Becaus, Beckooz, Beckoz: Middelnederlands, Noord-Duits, Duits en Engelse vormen voor bakhuis: bakkerij. De vorm Beckooz geeft de verfranste uitspraak weer van Beckhaus. Backaert, Backaers, Bakkaert, Bakkart, Baccaert, Baccart, Bacquaert, Bacquart, Bacart, Baca, Baccar, Bacca, Baeckaert: 1. Afleiding van werkwoord backen: bakken. Variant voor De Backer. 2. Variant van Middelnederlands baggaert: bedelaar, (ook) beggaard, lid van een geestelijke broederschap. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Baghard. 4. Soms = Beckaert. Backe. Variant van Back, Bak of van Baeke. Backeberg. Plaatsnaam. Backelion, Bakelion, Backeljan: Wellicht variant van Backeljau, een familienaam die eveneens in Henegouwen voorkomt. Vergelijk Mispelon, van Mesplau. Maar niet uit te sluiten is een variant van Boucquillon, met voortonige klinkerversterking (vergelijk Marcel, Waals-Vlaams arloozje = horloge); zie Bosquillon. Backhoven, Backhovens, Bakkovens, Bakhovens: 1. Bakoven. Beroepsnaam van de bakker. Vergelijk Duits Backofen. 2. Plaatsnaam in Ophoven (Limburg). Backschies. Brech. verklaart Bockscheiss als grove scheldnaam: bokkenscheet. Of veeler Bockschiess: bokkenschieter. Vergelijk Schietekat. Backus, Backes, Buchus, Backhuis, Bakkus. Limburgse variant van Bakhuis. Baclain, Baclaine, Baclne, Bacquelaine: Plaatsnaam: waternaam, afleiding van Germaans baki: beek. Plaatsnaam in Leuven (Vlaams-Brabant), Bornai, Longueville, Mont-Saint-Andr, Neerheilissem, Opprebais, Adorp, Bierk, Waver (Waals-Brabant), Geer, Hollogne, Warnant-Dreye (Luik). Baclin. Plaatsnaam Baclin in Mont-le-Ban. Bacraux, Bacroix, Bacros: Waarschijnlijk Waalse afleidingen van Bacrot. Bad, (de): Vermoedelijk variant voor De Baat. Bade, Baade: 1. Zie (van) Baden. 2. Vadersnaam, Luxemburg, Waalse vorm voor Baude. 3. Vadersnaam, Noord-Duitse vorm voor Bode, Germaanse voornaam Bodo (vergelijk Badke). Baden, van, van Baeden, Bade, Baade: Variant zonder van- aanloop naast Van Baden. Plaatsnaam Baden (Nedersaksen, Baden-Wrttemberg ) of streeknaam Baden (Baden-Wrttemberg). Badenbroek. Variant van Duitse familienaam Buddenbrock, Buddenbrook. Vergelijk Nederduits Badendiek- Westfaals Buddendiek. Badenhorst. Plaatsnaam in Elsdorf. Bader, Baader, Badr: Beroepsnaam van de badmeester, houder van een badstoof. Badert. Waarschijnlijk van Bader. Badger. Engelse beroepsnaam; maker van bags, vervaardiger van tassen, zakken. Badin, Baddin, Bading. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse baltha- of badu-naam. Badiou, Baadjou, Badjou. Zuid-Franse familienaam Badiou, Picardisch Badieu van Latijn badivus, Occidentaals badiu: dwaas, gek, zot, onnozele hals. Badir. Badji, Badjir. Indien inheems, dan waarschijnlijk van Baudier. Badke, Badtke, Bathke: Vadersnaam. Noord-Duits Badeke, van de voornaam Bade, een Noord-Duitse variant van Bode (vergelijk Badendiek = Bodendiek). Badoul, Badoux, Badou, Padoux, Padoue, Padou: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam badw-wulfa; ‘Strijd-wolf: Batulfus. Zie ook Patout. 2. Waalse variant van Baudoul, Baudoux. Badrihaye, Beaudrihaye, Baudrihaye. Plaatsnaam Badrihaye in Soumagne, Luxemburg. Badura, Baduraux, Badoureaux: Vadersnaam. Variant van Franse familienaam Baudereau, van Germaanse voornaam Balder; zie Baudier. Baek, Baeke, (de) Baak, Baake, (de) Baeck, Baecke, Bake, Baken, Baecken, Baeken, Baeck, Baeckx, Baeckman, Baekman. Familienaam uit het Middelnederlandse baec, bake: geslacht of levend varken. Beroepsbijnaam voor de varkensboer, slager of fokker. Vergelijk Waals-Vlaams bake(nier), (zwijne)bake(nier): spekslager. Baedewyns, Baedewijns. Vadersnaam. Germaanse voornaam badw-wini; ‘Strijd-vriend’. Baekes. Variant van Baekx of Baekens. Baekhoven: Plaatsnaam Baakhoven in Susteren (Nederlands-Limburg). Baelde, Baelden, Balde, Bald, Bald: Vadersnaam. Germaanse korte voornaam Baldo; ‘Stoutmoedig’. Zie Boudewijn(s), Baldewijn(s). Baele (de), Baelen, Baelens, Balen, Balens, Bael, Baels, Balus. Familienaam uit het Middelnederlandse bael: voogd, het Oudfranse bail, bal: voogd, beheerder, gezant. Een soort beroepsnaam. Baelemans, Balemans, Baelmans: 1. Afleiding van Baele(n). 2. Afleiding van plaatsnaam Balen (Antwerpen, Luik) of Baal. Uit Baerlemans, afleiding van Van Baerle. Baelenberge, Baelenberghe, van, van Ballenberghe, van Balleberghe,van Balberghe, Vambalberghe, van Bolberghe, Baalbergen: Plaatsnaam Baalberg(e) in Aarsele, Oekene en St.-Winoks. Zie ook Bollenbergh(e). Baelinghem, van, van Ballinghem, van Balinghem, van Baclinghem: Plaatsnaam Balinghem (Pas-de-Calais). Baelus. Latinisering van een Ba(e)l naam? Baemdonck, van, Baemdock: laatsnaam Baandonk in Lummen (Limburg), Bandonk in Duffel. Baems. 1. Variant van Baens? 2. Afleiding van Bam. Zie Bamps. Baen, van den. Ongetwijfeld hypercorrecte spelling voor Van den Bon. Baene, Baenne, Baenen, Baenens, Banen, Bane, Baane, Banen, Banema, Baansma, Baning, Banens, Bahsen, Bahnthe, Baens, Baan. 1. Moedersnaam, wellicht uit de Germaanse voornaam Bane. 2. Zie Baene De. Baene (de), (de) Baan, Debanne. Naam uit het Middelnederlandse bane: speelbaan, kaatsbaan, straat. Bijnaam voor een kaatser, een speler. Of beroepsbijnaam van de straatmaker. Baens, Baan. 1. Vadersnaam, korte vorm van Urbanus. 2. Zie Baene. 3. Zie Baents. (de) Baenst, Debaenst, De Baemst. Familienaam uit het Middelnederlandse baenst/banst: ronde korf uit stro of biezen. Beroepsnaam voor een manden- of bijenkorfmaker. Baents, Baens: Uit Bamp(t)s. Limburgs baanjt; ‘Beemd’. Baer, Baere, de, de Barre, (de) Baar, Baer: 1. Bijnaam. Middelnederlands baer: naakt, bloot. Kan een bijnaam zijn voor wie sjofel gekleed liep. 2. Zie Debar. 3. Kan een latere vernederlandsing zijn van Dubar, Dubaere. Baerdemaeker, de: Beroepsnaam van de baardmaker, dat is baardscheerder, aderlater, heelmeester. Baets, de, de Baedts, Badts, (de) Bats, Baths, Baats, Batz, Btz, Barts: evenals Oudhoogduits beccho, van bakjan-’Bakker’met Romaanse (bache) klankevolutie. Baer, de, Baere, de, de Barre, (de) Baar, Baer. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse baer: bloot, naakt. Iemand die armoedig gekleed was? 2. Zie ook bij Debar. Baere, van den, Verbaere, Verbaert, Verbart: Plaatsnaam Ba(e)re: slagboom, afsluiting. Er was een heerlijkheid Ter Bare = La Barre in Aalbeke (West-Vlaanderen) en Mkr. (Henegouwen). Baermans, Barremans, Baremans, Barman, Barmans. 1. Mogelijk variant van Van den Baere: familienaam uit de plaatsnaam Ba(e)re: slagboom, afsluiting. In Aalbeke en in Moeskroen was er een heerlijkheid Ter Bare. 2. Mogelijk een variant van Baerdeman: bijnaam voor iemand met een baard. Baart, Baert, Baartman, Bart, Baard, Baartse. Vadersnaam, genoemd naar een opvallende baard. Baerten. Vadersnaam. Vleivorm van een berht-naam, zoals Huygebaert, Isebaert. Baertsoen, Bartsoen. Vadersnaam. Zoon van Baert, zie Baart 2. Baes, Bass. Vadersnaam. Germaanse voornaam Baso. Vergelijk Basin. 2. Vadersnaam. Kan ook van Baefs, afleiding van Bave, de Germaanse voornaam Bavo. Vergelijk Waals-Vlaams Sente Baas = Sint-Baafs. 3. Zie De Baes. Baes (de(n), Baas, Baass. 1. Bijnaam voor de baas, de huisvader. 2. Mogelijk ook vadersnaam uit de vadersnaam Baes. Baesberg. Plaatsnaam in St.-Martens-Lennik en St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant). Baesel, Baeselen. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Baso. Vergelijk Basin. Baeskens, Baskens: 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Baso. Zie Basin. Vergelijk Basequin. 2. Afleiding van De Baes. 3. Vadersnaam van Sint Bastianus. Baesmans. 1. Afleiding van Baes. 2. Uit Baestmans, afleiding van de plaatsnaam Baast, Noord-Brabant. Baestroey, de Pesseroey, Pesseroy, Pesseroeij: Waarschijnlijk van de plaatsnaam Baasrode (Oost-Vlaanderen). Baetemans, Baetmans, Baetman, Bateman, Bacteman. 1. Afleiding van Baete = Beatrix. 2. Volgens Gysseling ‘Bootsman’. Baete, Baet, Baeten, Baetens, Baetes, Bathe, Bate, Baaten, Baten, Bates, Batens. Vadersnaam, verkorte vorm van de Latijnse heiligennaam Beatrix. Baet, (de), Baets, (de) Bats, de Batz, de Baedts, de Badts, de Baedt, de Baerts, Baats, Baaths, Baatz. Het Oudfranse ‘BacheՍ betekent zowel bak, trog, krib als onderbroek, vrouwenbroek. De familienaam is dus wellicht een beroepsnaam van iemand die te maken had met n van die voorwerpen. Zoals bijvoorbeeld Troch een oude bakkersnaam is. Baeten, van, der, Verbaet, Verbaeten: Plaatsnaam Ter Bate in Spiere (West-Vlaanderen), De Bte in Woumen (West-Vlaanderen). Baets, de, (de) Bats, de Batz, de Baedts, de Badts, de Baedt, de Baerts, Baats, Baaths, Baatz: Mogelijk evenals Oudhoogduits beccho, van bakjan;’Rakker’met Romaans (bche) evolutie; vergelijk Matsaert. Beroepsnaam. Baey, Baeye, Baaij, Baeys, Bai, Baie, Baij, Bay, Bays, Baeijs, Baeyst, Baeys, Bays. 1. Uit het Oudfranse ba(a)i: roodbruin, roosbruin paard. Bijnaam of naar de bezitter ervan. 2. Zie Baye. Baeyers, Bayers, Bayer, Bayertz, Baijer, Baier: Beroepsnaam van een verver, die baai, roodbruin verfde. Bagage. Waarschijnlijk hypercorrecte Re-interpretatie van Bagasse. Bagard. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bagnard? 2. Plaatsnaam Bagard. 3. Zie Baggaert. Bagare. 1. Occidentaals bagarro: lawaai, tumult, herrie. Bijnaam voor een lawaaimaker, herrieschopper. 2. De naam Bagarre werd in 1893 door Parijse studenten gegeven aan een vondeling tijdens de rellen (Frans bagarre) in het Quartier latin. 3. Variant van Bagard? Bage, Baeghe, Baegen, Baee, Bae, Bae, Bague, Beaghe, Baghe, Beague, Bague, Bacq, Beacq, Behaeghe, Behague, Bhagu, Behaeghels, Behaegels, Behaegel, Bhaegel, Be Haegel, Beheghel, Behaegle, Behagle. Familienaam uit het Middelnederlandse bagel: pronkerig, ijdel. Bijnaam. Vergelijk Baggelaar, van Middelnederlands bagen; roemen, bijvoeglijk naamwoord bagel; pronkerig. De vorm behage(l) is hyper-correct en tegelijk een volksetymologische associatie met ‘Behagen, behaagziek’. Baggaert, Baggert, Begard, Bega, Bgard, Bagard: Middelnederlands beg(g)aert, baggaert: lekebroeder, lid van een vrije godsdienstige gemeenschap. Vaak pejoratief: Frans begart: ketter, schijnheilige, gek. Baggelaar. Van Middelnederlands werkwoord bagen, behagelaert ‘boemen, overmoedige, trotse, ingebeelde gek’. Bijvoeglijk naamwoord, bagel ‘ronkerig’. Bagge, Baggen. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bago. Of bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Badager, Batgisus. Baggerman, Baggermans: Beroepsnaam van de baggeraar, iemand die baggert. Bagon, Bago, Bagot. Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse voornaam Bago. Vergelijk Baguet. Bagsmeijer: Aanpassing van de Duitse familienaam Bachmeier ‘meier op een hof bij een beek’. Baguette, Baguet, Bagu, Baget: Vadersnaam. (Moedersnaam). Vleivorm van Germaanse voornaam Bago. Bah, Ba, B. Naam van Arabische/Afrikaanse origine die nu over een groot deel van de wereld voorkomt, met als betekenis: schitterend, glorie, eer, betrouwbaar, en afhankelijk van plaats van afkomst (ergens op het Afrikaanse continent) nog veel andere betekenissen die in dezelfde sfeer zitten. Bahnerth: Variant van de Duitse familienaam Bahnnardt, Banhart, bewoner van een ‘banbos, dat is ‘aen heerlijk bos, aan het algemeen gebruik onttrokken bos’. Bahr: Duitse familienaam. Middennoordduits Bare ‘Beer’. Bijnaam, vergelijk de Beer. Baibai, Baibay: Waals bb: speelgoed, reduplicatie van b, beau: mooi. Bail, Baille, Le Bail: Beroepsnaam. 1. Oudfrans bail: gouverneur, voogd. 2. Oudfrans bail(e): dienaar, dienstknecht. 3. Oudfrans baille, synoniem met bailli: baljuw. Bailey, Bailley, Bayezt, Baillet, Bailet, Baill, Baillez, Bailey, Baljet, Balj, Ballet, Ballez, Ballez, Ballezt, Balley, Bailliez, Bayjet, Baylet, Bolet, Bayet, Bay, Bayez, Bayezt, Bayette, Baiets, De Baillet. Familienaam uit het Oudfranse bai: hoogblond, roodharig. Bai, baille en baillet zijn ook namen voor een roodbruin paard. Bijnaam voor iemand met die haarkleur en naar het bezitten van een gelijk kleurig paard. Franstalige tegenhanger van het Vlaamse De Roeye.’ Bailien, Ballien, Baillen, Ballien: Middelnederlands baillie, baille, baelge: slagboom, palissade, verschansing, rechtbank, balie. Bailant, Bailand. Tegenwoordig deelwoord van Oudfrans baillier; besturen. Vergelijk Bail, Bailli. Baillet, Baill, Baillez, Bailley, Bailey, Bailet, Bailey, Baljet, Balj, Ballet, Ballez, Balley, Bailliez, Bayjet, Baylet, Baolet, Bayet, Bay, Bayez, Bayezt, Bayette, Baiets, de Baillet: Oudfrans bai, baille, baillet: roodbruin, hoogblond, roskleurig; naam van een roodbruin paard (vergelijk Baey, Beyaert, Moreel). Bijnaam naar de haarkleur of naar het paard. Bailli, Baillie, Bailly, Baily, Bali, Baillij, Bailij, Baillie, Baylly, Bailya, Balyu, Lebailly, Lebali, Debaiallie, Debaille, Bally, Baly, Balli, Bailliu, Baillius, Baillu, Balliu, Ballu, Balieu, Balieus, Ballieu, Ballieuz, Balieu, Ballieul, Ballieuw, Debaillieu, Debailliu, Lebaillieu, Lebailliu, Baillieu, Baillieux, Bailieux, Baillieul, Bailleul, Bailloeuil, Bailloeul, Bayeul, Bailleur, Bailleu, Bailleux, Balleux, Baleux, Baleu, Leballue, Lebalue, Lebalus, Leballeur, Bajeux, Baillaud, Balliau, Balliaw. Van het Franse bailli, het Middelnederlandse baliu of het Nederlandse baljuw: gerechtelijk ambtenaar die in een bepaald rechtsgebied de leenheer vertegenwoordigde (een beroepsnaam dus). Vergelijk Aman. Baillien, Bailien, Baillen, Ballien. Het Middelnederlands beillie, baelge betekent zoveel als slagboom, palissade, verschansing, maar ook rechtbank. Vermoedelijk een beroepsnaam. Baillire, Ballire, Ballire, Bellire, Belliere: Wellicht Oudfrans baillier: baljuw. Baillievier. Afleiding van Oudfrans baillif, midden Latijn Balivus; baljuw. Beroepsnaam. Vergelijk Bailli. Baillivet. Van Oudfrans baillif; balju. Billon, Baillion, Ballion, Bayon, Bayonnet: 1. Midden Frans billon: blok hout. Bijnaam. 2. Zie De Billon. Baillot, Bayot: Afleiding van Oudfrans bai, baille: roodbruin, hoogblond. Bijnaam. Vergelijk Baillet. Bailou, Baloux, Bailloux, Bayoud, Baayou, Bayou: Plaatsnaam. Waalse vorm blou (Bailou) van Baelen (Luik). Bain: Vadersnaam. Korte vorm van Urbain of de Germaanse voornaam Baino (zie Beyn). Bairain, Bairin. Vadersnaam Brin (vergelijk Briot/Bairiot), vleivorm van een ber-naam, zoals Bernard. Vergelijk Berens. Bair, Baire. Vadersnaam. Wellicht korte vorm van een ber-naam, vergelijk Bairin. Bairewe, Bairue. Van b rw: mooie beek. Bairolle. Wellicht afleiding van een Germaanse ber-naam. Bais, Baix: Variant van Oudfrans bai: roodbruin. Zie Baey. Baisain, Baisin. Afleiding van Baise of variant van Besin. Baise, Baize: Stam van Oudfranse werkwoord baisier, Frans baiser: kussen, paren? Baisier, Baisi, Baisir. Plaatsnaam Baisy. Baix. Variant van de Baie, Bay? Bajard, Bajart, Bajeard, Begeard, Begeart. 1. Wellicht Waalse variant van Beaujard, dat is beau jardin. 2. Bajard, Bajart kan ook een spelling zijn voor Bayard. Bajema. Vadersnaam uit Bayo, Baaie. Zie bij de voornaam Baaie. Bajemond, Bajemon. Middelnederlands balmont; slechte voogd, of van Oudfrans bail; voogd? Bak, (de) Back, Backs, Baks, Bakx, Bacs, Bacx, Backx, Back, (de) Bacq, Baue, Bac, Lebacq, Bakke, Bax, Basck: 1. Bijnaam of beroepsbijnaam naar Middelnederlands bac ‘Bak, beker’. Een schenker, drinker? 2. Maar back betekende ook ‘mond, wang, kaak, kinnebak’. Bijnaam voor iemand met opvallende mond of kin. 3. Deback kan een verandering zijn van De Backer. Bakel, van; Van Baekel, Verbakel: Plaatsnaam Bakel (Noord-Brabant). Of Zelem, Limburg. Bakelandt, Bakeland, Bakelants, Bakelant, Bakland, Backelandt, Backeland, Backelant, Baeckelandt, Baeckelandt, Baekeland, Baeckelant, Baekelant, Baeckland, Baecklandt, Baecquelandt, van Bockland, Bockland, Bocklandt, Backlant, Bocklam, Bockelandt, Baukeland. Familienaam uit de plaatsnaam Bakeland: afgebakend land. Op diverse plaatsen in Vlaanderen, onder andere Waregem, Deerlijk, Haren. Bakelmans, Baeckelmans, Baekelmans, Backelmans: Afleiding van Van Bakel. Bakema: Friese vadersnaam, afleiding van de Friese voornaam Baak, Bake, Baeke, afgeleid van een Germaans naam met badu-’Strijd’. Bakermans. Waarschijnlijk een variant van Bakelmans. Bakeroot, Baekeroodt, Baeckeroot, Backeroot, Bacrot, Bacro, Bacquerot, Baquerot: Plaatsnaam Bakelrot, oude naam van Neuve-Chapelle (Pas-de-Calais). Bakhouce, Bakkouch, Bakouch. Arabische naam. Bakhuys: Beroepsbijnaam van de bakker. Bakhuis ‘Bakkerij’. Ook wel Beekhuis, Bakhuis, Bekhof, Bekke, ter, Beckhuis. Bakkenes: Naam van het dorp Bakenes, dat in de middeleeuwen aan het Spaarne lag, benoorden Haarlem. In de 14de eeuw werd het bij de stad ingelijfd. Bakker, de(den) Bakker, Bakkers, Bakkeren, Baker, Bakers, de Backer, de Backere, de Backer, Bekker, Bekkers, Becker, Beckers, ook Bakermans: Beroepsnaam van de bakker. Bakke, Bakx, Bax, Baksma, Bakkes, Bakken, Bakhuizen en van Bakkum; vadersnaam Bacco. Bakkeren. 1. Zie (de) Backer(e). 2. Plaatsnaam Bakeren in Denderleeuw. Bakkum, van. Plaatsnaam, Noord-Holland. Bakvis, Backvis. Beroepsnaam van de verkoper of de brader van gebakken vis. Balk, Balck, van den, van den Bak. Plaatsnaam Balk; houten balk als brug. Balder, Bolder, Bouder, Belder, Balter, Balderen, van, Baller, Baldersen. Vadersnaam. Germaans naam baltha-harja ‘moedig –leger’. Baelemans, Balemans, Baelmans. 1. Familienaam uit Van Baele(n): zie Balen en Baal. 2. Of uit Baarle (op diverse plaatsen in het Nederlands taalgebied). Bal: 1. Vadersnaam. Variant van Balle, van Baldo (zie Balde) of korte vorm van Boudewijn of een andere bald-naam. 2. Variant van de Bal. Bijnaam voor een balspeler. Balje, Ballia, Ballinga, Ballama, Ballema, Balma, Balsma, Bals, Balj, Ballin. Van Germaanse voornaam Ballo, Balle. Ook de plaats Ballum op Ameland en Ballingham in Hereford ,Engeland, is er van afgeleid. Balcaen, Balcan, Balcans, Balkaen, Balkan, Baelcaen, Bolcaen, Bulckaen, Bulkaen, Bulckaan, Bulkaen. Naam met een ? afkomst. 1. Mogelijk uit een plaatsnaam. Alleen waar?, of uit de Balkan. 2. Uit het Oudfranse balcan: hengst. Beroepsbijnaam. Baleux, Balleux. Plaatsnaam Balleux, Oise. Balon, Ballon1. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Boudewijn of gewoon Romaanse verbogen vorm van de korte Germaanse voornaam Baldo. 2. Oudfrans balon: baal, bundel. Balekom, Ballekom, van. Plaatsnaam Berlicum, Noord-Brabant. Bal De, Debal. 1. Bijnaam voor een balspeler. 2. Verschrijving van Balle(n): zie daar. Balaine, Baleine. Waternaam La Baleine in Ayeneux, Luik. Balde: Vadersnaam. Germaanse voornaam Baldo, van Germaans balth ‘moedig, boud’. Balance, Balaince: Oudfrans balanche, Frans balance: balans, weegschaal. Beroepsnaam van de maker van weeg-schalen of voor de stadsweger. Ook voor de geldwisselaar, naar de muntschaal (eventueel in het uithangbord). Balancier. Beroepsnaam voor de maker van weegschalen of voor de stadsweger. Vergelijk Balance. Balanger. Variant van Boulanger of Blanger. Balaud, Balleua, Baleau, Baleuax, Baleu, Balhaut: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bal-wald. Balbaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam bald-berht; ‘Stoutmoedig-schitterend’. Baldebertus. Baldibrecht. Balbeur, Balbourg, Balbour, Balbourgh: Waals bat-le-beurre. Beroepsnaam van de boterkarner. In Luxemburg overdrachtelijk voor een zwaarlijvige. Balcaen, Balcan, Balcans, Balkaen, Balkan, Baelcaen, Bolcaen, Bulckaen, Bulkaen, Bulckaan, Bulkaen: Volgens het oudste voorbeeld zou het een plaatsnaam kunnen zijn. Alle andere voorbeelden zijn zonder voorzetsel. De naam kan (vanwege -a(e)n en niet -ne) bezwaarlijk teruggaan op het vrouwelijke Oudfranse balcane: merrie. Maar W. Beele stelt de hypothse van een - tot dusver niet geattesteerd – Oudfrans balcan: hengst. Balcon, Balcoon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Balko, of een variant van Balcaen? Baldauf. Re-interpretatie als bald auf: spoedig op (vergelijk Fruhauf), van oorsprong Germaanse voornaam Baldolf. Balsenweck. Duitse familienaam Balde(n)weg. Midden Hoogduits bald: vlug + midden Hoogduits enwc, Duits hinweg: weg. Bijnaam voor een rusteloze, die altijd weg is. Balder, Bolder, Bolders, Balter: Vadersnaam. Germaanse voornaam bald-hari; zie Bouters(e). Baldin, Baldon: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bald-naam. Baldon kan ook de Romaanse verbogen vorm zijn van Baldo. Baldovin, Baldovino. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Germaanse voornaam Baldwin, Boudewijn. Balduck, Balduc, Balduyck. Familienaam uit Balduque, dit was de Spaanse naam van ‘S-Hertogenbos (Noord-Brabant). Baldus. Vadersnaam. 1. Korte vorm van Sint Sebaldus, de Germaanse voornaam Ze(ge)boud. 2. Variant van Baltus. Balemans: 1. Afleiding van Van Balen, van Baal. 2. Uit Baarlemans, afleiding van Van Baarle. Balembois, Balemboy. Mogelijk van balle en bois: houten bal. Bijnaam voor een balspeler. Of veeleer variant van Valembois. Balen, van, van Baale, van Baalen, van Baele, van Baelen: Plaatsnaam Balen (Provincie Antwerpen), Baelen (Provincie Luik). Balencourt, de Balincourt: Plaatsnaam Ballancourt (Seine-et-Oise). Balenghien, Ballenghien, Ballenghein: Plaatsnaam Bolignies in Brugelette bij Aat (Henegouwen). Balestrie, Balestie, Balistrie, Balestri, Balestriere: Beroepsnaam. Oudfrans (ar)balestrier, Frans arbaltrier: kruisboogschutter. Balhuizen: Plaatsnaam. Er is een plaatsnaam Ballhausen in Beieren en Thringen. Baligand, Balian, Baliant, Balligand, Bellegante, Barigand, Barigan, Barigant: Vadersnaam. Literatuurnaam, naam van een heiden in de Chansons de geste. In het Waals ook bijnaam geworden: deugniet, nietsnut. Balint. Hongaarse familienaam Blint, van Sint Valentinus. Balis, Balisz, Ballis. Wellicht Waalse gereduceerde vorm van Balister (vergelijk Waals minis: ministre). Baljet, Balj: Frans Baillet. Oudfrans bai, baille, baillet ‘Roodbruin, hoogblond, roskleurig; naam van een roodbruin paard’. Bijnaam naar de haarkleur of naar het paard. Baljeu: Beroepsnaam. Picardisch bailli(e)u, Middelnederlands balju ̧ Nederlands baljuw ‘gerechtelijk ambtenaar die in een bepaald rechtsgebied de leenheer (graaf, hertog) vertegenwoordigt. Balk, Balke, Balken, Balck, Balcke, Balks: Bijnaam naar de gestalte of beroepsbijnaam voor een timmerman. Een afleiding hiervan is Balckmans. Balkema: Friese afleiding van Balk(e), of van -ke-verkleinvorm van vadersnaam Bal. Balkenende: Plaatsnaam? Of beroepsbijnaam voor een timmerman? 1652 Claes Dircksz. van Balckeneynde bouwde een huis op het landgoed Zorgvliet voor Jacob Cats, het huidige Catshuis. Ballant, Balland, Ballan, Baland, Balan, Balant, Balanck, Belant, Beland, Belang, Belaen, Balhan, Balhant. 1. Vadersnaam uit de voornaam Balan(t): dit is een naam uit de ridderliteratuur. 2. Of uit de plaatsnaam Balland (in Ingelmunster, Meulebeke en Rumbeke). Ballantyne, Ballintijn, Ballintyn, Balentin: Schotse familienaam Ballantine, van de plaatsnaam Bellenden. Ballard, Ballart, Balla, Ballat, Balard, Balar. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ballo, een korte bald-naam (vergelijk Ballin). Ballarin. Bijnaam voor een danser. Vergelijk Ballery. Ballast: Volks etymologische re-interpretatie –met paragogische t–van de Waalse familienaam Balasse, Ballace, Balas(s), van de plaatsnaam Baltre (Namen), die in het Waals als Balausse wordt uitgesproken. De toenaam Balaes komt evenwel in 1290 in Brugge voor. De jonge gemeentenaam Ballast (1794) in Coevorden (Drenthe) komt wel niet in aanmerking. Ballatre, Balat, Balate, Ballat, Balasse, Ballace, Balace, Balss, Balas, Ballas, Balaes: Plaatsnaam Baltre, Somme, Waals balausse. De naam Balaes komt evenwel al in de 1360 in West-Vlaanderen voor. Balle, Ballen, Ballens, Bollens, Bollen, Bollens, Bole, Bal, Bals, Baels. 1. Vadersnaam, verkorting van Boudewijn of een andere bald-naam. 2. Moedersnaam Balle kan ook het vrouwelijke zijn van bald-win. Ballegeer, Ballegheer, Balegeer, Bellegeer: Vooral West-Vlaamse familienaam, vandaar ook in Zeeuws-Vlaanderen. 1. Beroepsnaam. Aanpassing van Oudfrans Bolengier, boulangier ‘Bakker’. 2. Eventueel vadersnaam., de Germaanse voornaam bald-ger. Ballegooyen, van; Ballegoyen, Ballegojen, Ballegoien, Ballegooijen, van Ballengooijen: Plaatsnaam Balgoij, Wijchen (Gelderland). Balle, Ballens, Ballens, Bollens, Bollen Bolle, Bole, Bal, Bals, Baels. 1. Vadersnaam uit de Germaanse naam Baldo of verkorte vorm van Bauwewijn of een andere bald-naam. 2. Moedersnaam uit Balle, vrouwelijke vorm van Baldwin (bald-win). Ballemans, Ballemann, Balman, Ballmann, Ballman, Boleman: 1. Bijnaam voor een balspeler. 2. Afleiding van Balle. Vadersnaam. 3. Zie Baelemans. Ballereau, Balleruax, Baleriaux: van Waals bal: drager van een baal, (vandaar) rondtrekkend koopman. Ballery, Balory: Bijnaam voor een danser. Frans balerie: dans, ontspanning. Vergelijk Balarin, Baladin. Balleste, Ballester, Balles-strin, Balestin, Balister, Balistaire, Balisteen, Bales, Balesse, Bals, Balis, Balisz, Ballis. Beroepsnaam uit het Oudfranse baleste, kruisboog: boog - of kruisboogmaker. Ballet, Ballez, Ball, Balley, Balette, Balet, Balez: Gedemouilleerde vorm van Baillet. 2. Vorm van Bal. Balleur: Franse plaatsnaam Balleux (departement Oise). Balliauw: Aanpassing van Frans Baillaud, verkleinvorm van Oudfrans Bail ‘gouverneur, voogd’. Ballieu, Ballieul: 1. Zoals Debailleul afkomstig van Bailleul. Bailleul is de Franse naamvorm van de stad Belle in Frans-Vlaanderen, maar Bailleul is ook een plaatsnaam in Henegouwen, departement van de Somme en driemaal in Pas-de-Calais. 2. De naam kan ook een variant zijn van Baljeu, Balieu, van bailli ‘Baljuw’. Ballhorn. Noord Duitse plaatsnaam Balhorn: moerassige hoek. Ballin, Ballyn, Balin. Vadersnaam, knuffelvorm van Boudewijn of een andere bald-naam. Ballintijn: Schotse familienaam Ballantine, van de plaatsnaam Bellenden. Ballinckx, Ballin, Ballings. Bijnaam. Middelnederlands ballinc, van banlinc: banneling, die in ballingschap verblijft of in de kerkelijke ban geslagen werd, misdadiger, booswicht. Ballinger. 1. Duitse familienaam Baldinger, uit Baldingen (Beieren). Of Duitse Balinger, uit Balingen of Bahlingen. 2. Engelse familienaam Ballinger, van Beringer. Ballourie: Variant van de familienaam Ballery, Balory in Belgi. Frans Balerie ‘Dans, ontspanning’. Balloey, Balloy, Ballois. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Boudewijn. 2. Maar de naam komt hoofdzakelijk in West-Vlaanderen voor en er zijn geen oude voorbeelden van bekend. De vroegste vermelding is: 1705 Jooris Balloy, Lo. In de Westhoek komen in de 18de eeuw de volgende variant voor: Balloye, Balloo, Balloi, Bollois, Balloys. Mogelijk daarom een hypercorrecte aanpassing (bal is niet Waals-Vlaams bol) van de Franse Bouloy(e), die in 1820 frequent voorkomt in Pas-de Calais. Plaatsnaam Boulaie, Normandië, variant van Bouloie: berkenbos. Balloir (le). Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld in Luik: Balver (Frans boulevard) van Nederlands bolwerk. Ballot, Balot, Balotaud: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Baldo/Ballo of Boudewijn. Zie Ballon 1. 2. Eventueel Frans ballot: baal, bundel. Beroepsnaam. Vergelijk Ballon 2. Balmakers, Balmaekers: Beroepsnaam van de vervaardiger van ballen. Balnikker: De naam is ongetwijfeld ontstaan door verkeerde lezing van Balmaker. Balog, Balogh. Moedersnaam. Germaanse voornaam badu-laug ‘Strijd-?’ Balossier, Blossier: Plaatsnaam. Middelfrans balossier: sleedoorn, sleepruim; afleiding van Oudfrans beloce, volkslatijn ballucia: wilde pruim, sleepruim. Vergelijk Sleeuwagen. Bals, de. Waarschijnlijk variant van De Bels (Vergelijk Brugs malk;melk) veeleer dan afleiding van De Bal. Balsacq, Balsa, Balsat, Balsaque, Balza, Balzat, Balsac, Balsacq, Belsack, Belsac, Belsacq: Plaatsnaam Balsac (Aveyron) of Balzac (Charente). Balsac is een gehucht in Coulonieix (Dordogne). De familie Balsa stamt uit Z.-Frankrijk. De voorouders van Honor de Balzac (1799-1850) heetten Baissa. Een familie Balza van Toulouse werd in 1822 geadeld. Een autochtone familienaam Balsa(t), Balza(t) gaat wellicht terug op een afleiding van de Germaanse voornaam Baldzo (van Baldwin): Balsaert, Balzaer: 1. Hypercorrect voor Balsa, Balza; zie Balsacq. 2. Variant van Balthasart. Balsau, Balsaux, Balseau, Balseuax, Balzau: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Balzo? Of hypercorrect voor Balsa? Balsing, Balsink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Balzo, dat is bald-so, afleiding van een bald-naam. Balster. Vadersnaam. Friese vorm van Balthasar. Balt, Baltus, Baltussen, Baltes: Vadersnaam uit Balde. Balthazar, Balthasart, Balthasar, Baltasart, Balthazard, Balthazart, Balthazaar, Baldassarre, Baldassare, Baldasarri, Baldasari, Baltzar: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Balthasar, naam van een van de drie koningen. Zie ook Baltens. Balty, Balthy, Balti. Vadersnaam. Afleiding van Baltus. Balten, Baltens, Baltes, Baltus, Baltussen, Beltus, Baltissen, Balts, Baltz, Baltensz (zoon): Vadersnaam. Vleivorm, korte vorm van de Bijbelse voornaam Balthasar of Germaanse Balt.. Balus, Balu. 1. Vervormde variant van Baill(i)u. Balv, Balve, Baluw, Baluwe: Variant van Bal(l)ivet, Baillivet, Bailluet, van bailli(f): baljuw. Balvers: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-frith ‘Dapper-vrede’. Baldfrid. Balzer, Balcer, Balcers: Vadersnaam. Duitse vorm van de Bijbelse voornaam Balthasar. Bambeke, van, van Bambecke, van Banbeke, Banbeck. Familienaam uit de plaatsnaam Bambeke/Bambecque in Frans-Vlaanderen. Bamber, Bambergen, Bamberger: Plaatsnaam Bamberg (Beieren). Of Bambergen in Uberlingen. Bambost, van, Bambust, Bamborst: Plaatsnaam Banbos, dat is een banbos ‘Bos binnen het rechtsgebied van de heer’. ‘t Hof ten Bambos in Lede, Oost-Vlaanderen. Vergelijk Banwoud en de plaatsnaam Banholt (Nederlands-Limburg). Bamelis, Bamelys, Bamlis. Naam uit de Franse familienaam Bamelles, dit uit Balmel(le), Baumel, Bameau, van Latijn balma: grot of heuveltje. Bammens. Bammans = Bamptmans. Afleiding van Van den Bampt/Bempt. Bamfust: Door wisseling van de labialen b/f uit Bambust, van Banbos. Bamps, Bampts, Bams, Baps. 1. Naam uit het Middelnederlandse bampt - be(e)mt: beemd, nat weiland. 2. In West-Vlaanderen/Frans-Vlaanderen is er ook een andere Bam/Baps-bron waarvan de betekenis niet duidelijk is. Wellicht een bakernaam. 3. Eveneens onduidelijk en wellicht ook bakernaam. Bance, Banse, Banze. 1. Vadersnaam uit een Germaanse Banzo-voornaam (dit uit band). 2. Zie ook Bansart. Banck, Bancken, Banken, Bank, Baank. 1. Bijnaam of beroepsnaam volgens een van de betekenissen van bank: zitbank, rechtbank, schepenbank, pijnbank, vleesbank, toonbank, geldbank. 2. Korte vorm voor Van der Banck. Banck, van der, Verbanck, Verbandt. Familienaam uit de plaatsnaam Terbank (onder andere in Heverlee, Moen, Haasdonck, Temse). Banckaert, Banckaerts, Banquart, Bonckaert, Banckers, Benckert, Benkert, Benker: 1. Afleiding van Middelnederlands bancken: eten en drinken, kroeglopen. Bijnaam. 2. Eventueel Nederlands bankaard: bastaard. Bijnaam. Bancus, Bancu, Bancut: Bank-hs: huis op de helling. Bandel. Variant van Baudel, met n-epenthesis. Of van Germaanse band-naam, vergelijk Bandelin? Bandelin, Bandalin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse band-naam. Vergelijk Bandin. Banderl. 1. Zie Baudet. 2. Eventueel plaatsnaam Banterlez in Baisy-Thy (Waals-Brabant) Bandin, Benden: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse band-naam, zoals Bando, Bandarid. Zo ook Bandini, Bandiny, Bandino. Bandoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Band(w)olf. Pandulfus. Banen. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Latijnse Sint Urbanus. 2. Zie Baene. Banet, Banetton. Oudfrans banet(on): korfje, mandje. Beroepsnaam. Baneux, Banneux, Banheux: Plaatsnaam Banneux in Louveign en Lierneux (Luik). Bangard, Banger, Bangert. Duitse variant van Baumgarten; eigenaar van een boomgaard. Bangels, Bengel. In het Middelhoogduits is een bengel: een knuppel. Bijnaam voor een harde bonk, een knoestige kerel. Bank, Banken: Bijnaam of beroepsbijnaam volgens een van de betekenissen van bank ‘Zitbank, rechtbank, schepenbank, pijnbank, vleesbank, toonbank, geldbank’. Bannier, Banier, Bani: Beroepsnaam. Oudfrans banier ‘Heraut, omroeper, gerechtsdeurwaarder, veldwachter’. Banks. 1. Afleiding van Bank. 2. Engelse familienaam en plaatsnaam Bank: oever, helling. Bannenberg. Plaatsnaam in Borgentreich en Detmold. Bannerman. Duitse familienaam; vaandrig, die de banier draagt. Banga, van de vadersnaam Baue, dat deze geslachtsnaam versleten is uit het oorspronkelijke Bauwinga of beter Bauinga, blijkt uit de vorm Bawnga, waar onder deze naam voorkomt in een oorkonde, die in de Friese taal opgesteld is en van ‘t jaar 1493 dagtekent. In deze oorkonde wordt n en dezelfde man, die in een ander stuk van het jaar 148924 Douwa Banga heet, Douwa Bawngha genoemd. Er komt in Friesland nog een andere eigennaam voor, waarin het oorspronkelijke vadersnaam Bauinga tot Bang versleten is; te weten de naam van het dorp Bangstede, tussen Emden en Aurich gelegen. Dit dorp heet oorspronkelijk Bauingastede, de stede, de woonplaats der Bauinga ‘s, der Bauingen of Bavingen, de zonen en afstammelingen van de man die Baue of Bavo heette. Op een oude landkaart van Oost-Friesland, van Ubbo Emmius, uit het laatst der 16de eeuw, staat dit dorp nog als Bavestede of Bauestede vermeld. Dat de nog hedendaags bij de Friezen in volle gebruik zijnde mansnaam Baue (Bauwe) in het middeleeuwse monnikenlatijn als Bavo werd geboekstaafd, is bekend. De heilige Baue is als St. Bavo de patroon van de steden Aardenburg, Gent en Haarlem. En deze zelfde mansnaam heeft nogաan zeer vele andere geslachtsnamen oorsprong gegeven, om niet te spreken van de talrijke plaatsnamen die er van afgeleid zijn. Die geslachtsnamen zijn: Bavinga, Bauwenga, Bavema, Bauma, Bauwes, allen in Friesland; Bange, samengetrokken van Bauinge, als Banga van Bauinga; Bavink, in Engeland als Baving voorkomende, Bauwen, Bauwens, Baafs, Baefs, Baafse, en het verlatijnste Bavius. Banninga, Bangma, Bonga, Bannink, Bansema, Banning, Bans, Olden-Bannin, Nyen-Banning;: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam Bano, Banno of van een bakervorm van een Germaanse voornaam, wellicht Barnhard, Bernhard. Bansart, Bansa, Bandard, Banse, Bance, Banze. Naam uit het Oudfranse banse: mand. Beroepsnaam. Bant, de, de Bandt, Debante, (de) Bande: Middelnederlands bant: band, boei. Beroepsnaam van de binder, de knevelaar, die bindt, boeit (vergelijk Binder(s), Duits in die Bande schlagen: boeien. Bantke. Afleiding van Bant of van Germaanse voornaam Bando. Bao, Baoo, Bao: Waalse uitspraak van Bayart? Baonville. Plaatsnaam Baillonville. Baptist, Baptiste, Baptista, Babtist, Baptisten, Batiste, Batis, Batisse, Pattist, Patist, Bautiste, Battista, Batista, Battistini, Battisti: Vadersnaam. Naar Johannes Baptista: Johannes de Doper. Baquet, Baquette, Bacquet, Bacqu, Baqu, Bacquait, Banquet: Oudfrans baket, baquet: bootje. Beroepsnaam of huisnaam. Bar, Barre, Bare, Baar, Bart, Bard: 1. Verspreide plaatsnaam Bar, (Correze) Barre. 2. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse voornaam op -bert of-bard. Verschrijvingen voor Bart, Bard. Zie Baart 2. 3. Frans barre: slagboom, verschansing. Vergelijk Delbarre. Baras, Baratte, Bara Barath, Barra, Barras, Barat, Baratt, Baratte, Beraet, Beraets, Bera, Berat, Borra, Borras, Bouras, Boraet, Braat, Braedt, Barabas. Vadersnaam. Bijbelse voornaam. Baraf, Baraffe. Plaatsnaam Barafle, Pas-de-Calais. Baraitre. Wellicht hypercorrect voor Barette? Of verfranst Bayreuth? Baral, Barrai, Barael, Baralle, Barale: Oudfrans baral: klein vat, tonnetje. Beroepsnaam. Baran, Barant, Baranek, Baraiak, Baranik. Pools baran; ram. Baras, Baratte, Barath, Bara, Barras, Barra, Barat, Baratt, Baratte, Beraets, Beraet, Bera, Berat, Borras, Borra, Bouras, Boraet, Braat, Braedt, Braet, Brad, Bradt, Bra: Bijnaam. Oudfrans barat, Middelnederlands baraet, beraet: bedrog, list, bedriegerij, bedrieglijk spel, goochelspel; drukte, verwarring, rumoer. Vergelijk ook Engels Barra(t). Baratier. Bijnaam voor een bedrieger. Vergelijk Barat. Barbar, Barbara, Barber, Barbera. Moedersnaam. Griekse Sint Barbara. Vergelijk Barbe. Barbarien, Barbarin, Barberien, Barberin: 1. Middelnederlands barbarien, barberien: barbaar, heiden, ongelovige, bijnaam. 2. Eventueel uit Barberin, afleiding van barbe: baard. Barbas, Barba, Barbat, Borbas, Borbath: Bijnaam voor een gebaarde. Barbe, Barber, Berben, Berbe, Berbel, Berbers, Berber: Moedersnaam. Griekse Sint Barbara, Frans Barbe. Barbeau, Barbeaux, Barbieau, Barbiaux, Barbiau, Barbau, Barbaud, Babaux, Barbel, Barbay, Barbaix: 1. van Frans barbe: baard. Bijnaam. 2. Frans barbeau: barbeel. Bijnaam naar de visnaam of de huisnaam. Barberie, Barberies, Barbaeri, Barberis, Barbary, Barbery, Barbry, Berbery: 1. Frans barbarie: barbaarsheid. Vergelijk Barbarien. Bijnaam voor een barbaar, een heiden? 2. Plaatsnaam Barbery (onder meer Oise); Barberie in Herseaux (Henegouwen) en Montroeul-au-Bois (Henegouwen). Barbet, Barbez, Barb, Barbee, Barbey, Barbette, Berb, Borb, Babet, Babette, Babey, Babez: Spelling voor Franse barbet ‘baardig, gebaard’. Bijnaam. Barbier, Barbiers, Barbi, Barbiez, Baerbier, Berbier, Berbiers, le Barbier, le Barber, Barbieuw, Barbieux, de Barbieux, Desbarbieux: Familienaam uit het Oudfranse barbier, barbieur en het Middelnederlandse barbier. Beroepsnaam van de barbier, baardscheerder, aderlater, heelmeester. Barbillon. Afleiding van barbe: baard. Bijnaam voor een gebaarde man of beroepsnaam voor een barbier. Vergelijk Barbion. Barbin. Bijnaam voor een gebaarde man. Barbio, Barbiot. 1. Moedersnaam. Vleivorm van voornaam Barbara, Frans Barbe. 2. Afleiding van barbe: baard. Vergelijk Barbion. Barbion, Barbyon, Berbion. Beroepsnaam van de barbier of bijnaam voor iemand met een baard. Barbis. Oudfrans berbis, Frans brebis: ooi, schaap. Bijnaam. Vergelijk Schaep en Franse familienaam Brebis. Barbot, Barbottin, Barbotin: Afleiding van barbe: baard. Barboux, Barbour, Borboux, Barbouse, Barbousse, Bourbouse: Bijnaam voor een gebaarde man, Frans barbu. Barbrel, Barbaraux: Oudfrans barberel, Franse familienaam Barbereau, afleiding van barbier. Barchon, Barxhon: Plaatsnaam Barchon (Luik). Barclay, Berkeley: Plaatsnaam Berkeley (Gloucestershire) of Berkley (Somerset). Bardach, Bardax, BArdèche, Perlasse: Midden Frans bretesche, van Middelnederlands bardessche, bartessche, Luiks-Waals barda(x)he: luifel, bordes, belegeringstoren, balkon, portiekje, staak. Plaatsnaam in Thimister (Luik). Bardeau, Bardaux, Bardau, Barda, Bardiau, Bardieaux, Bardiaux, Bardio, Bardia, Bardiel: 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bardo. 2. Oudfrans bardel: zadel. Beroepsnaam. Bardet, Bardez, Bard, Bardey: Vadersnaam van Germaanse voornaam Bardo. Bardolf, Baardolf: Vadersnaam. Germaanse voornaam barad-wulf ‘Bijl-wolf’. Bardulfus. Bardijn, Bardyn.Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bardo of Bardolf (bard + old). Bardoel, Bardoul, Bardouil, Bardou, Bardoux, Pardou, Pardoel, Berdou, Berdoux, Partous, Partouche. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bard + Olf. Bardolf, Bardolph. Vadersnaam. Germaanse voornaam barad-wulf; bijl-wolf. Bardulfus. Bardon, Bardoaux. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bardo. Bardot, Berdot. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Bardo. Vergelijk Bardon. Bardoul, Bardoel, Bardouil, Bardou, Bardoux, Pardou, Pardoel, Berdoux, Berdou, Partous, Partouche: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bardolf. Barel, Bareel, Bareuax, Bareau, Barreaux, Barreau, Bariaux, Bariau, Bariaud, Barraud, Barrau, Barrault, Bariat, Baria, Barrial, Barriat, Barrea, Barea, Barais, Baray, Barray: Oudfrans barel, miden Nederlands bareel: vaatje, wijnmaat. Beroepsnaam. Barelmans is en afleiding. Bareman, Baremans, Barremans: 1.Afleiding op –man van Van den Bare. 2. Variant van Baard(e)man(s). Baren, van; van Baaren: Plaatsnaam Baarn, (Utrecht). Barenbrug. Plaatsnaam Barenbrugge, Baren brug, in Wormhout. Barendrecht, Barendregt, Berendrecht. Plaatsnaam Barendrecht. Zuid-Holland. Barends, Barendse, Barendsen, Barentse, Barentsen, Barense, Baarends, Barendse, Baarentse, Baarens, Baardse, Barelds, Berends, Berendsen, Barendsma, Barendsz (zoon) van Barend. Barenne. Plaatsnaam in Wanne, Luxemburg. Baret, Barez, Bare, Bare, Barey, Barret, Barr Barrez, Barrey, de Barr. 1. Vadersnaam uit Barez: Romaanse vorm uit de Germaanse voornaam badu-red. 2. Zie Baret(te). 3. Naam uit het Franse barer. Bijnaam voor iemand met een gestreepte kleding. Barette, Baret, Barrette, (te), Barret. Naam uit het Oudfranse bare: slagboom, afsluiting. Naam naar woonplaats of beroepsbijnaam. Berentsen: Vadersnaam. Barend, de Germaanse voornaam bern-hard ‘Beer-sterk’. Barge, de, (de) Berg, Berge: Middelnederlands berg, barg ‘mannelijk gelubd varken’. Wellicht beroepsbijnaam van een varken castreerder. Bargibant, Bersipont, Belgipont, Baisipont, Baisypont: Plaatsnaam Bargibant in Nukerke (Oost-Vlaanderen). De vormen op -pont kunnen door Re-interpretatie van het onbegrepen -bant worden verklaard, maar kunnen ook op de plaatsnaam Baneginpont in Vloesberg (Henegouwen) teruggaan. Baril, Barils, Barillon, Barillot, Bariilault. Oudfrans baril; vat, ton. Beroepsnaam. Barion; afleiding van baril; vat, ton. Barink: Zoals Bering afleiding van Germaanse naam Bernard. Bariseaux, Bariseau, Bariselle, Bariseele, Bariseel, Barizeele, Barrezeele, Barrezele, Barzeele, Barideau, Baridon, Barridez: Oudfrans barisel, Middelnederlands bariseel: vaatje, kruik, fies. Beroepsnaam voor een kuiper of wijnhandelaar. De variant met -d-, vergelijk Bazelaire = Baudelaire. Barits. Duits Baritsch naar een plaatsnaam in Silezi. Bark: Vadersnaam. Variant, door er/ar-wisseling -van Berk. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bericho, Birico, afleiding met k-achtervoegsel van een ber-naam, zoals Bernhard. 2. Plaatsnaam Berk, de boom naam. Barkhuysen. Veelvuldige plaatsnaam Barkhausen, Duitsland. Barlet, Barl, Barley, Barrelet. Beroepsnaam (of bijnaam) afgeleid van het Franse ‘Barilՠ= vat, ton. Barlier, Barill, Barilly, Barilli: Beroepsnaam van de kuiper, Oudfrans barillier. Barmarin. Plaatsnaam Bermerain (Nord) Barkmeijer: Variant van Berkmeier, Duitse Berkemeier. Meier op een berkenhof. Barneveld, van, Barreveld, Barnavol: Plaatsnaam Barneveld (Gelderland). Vergelijk Berenfeld. Barnabe. Vadersnaam. Franse vorm van de Bijbelse voornaam Barnabas. Barnasse, Barones: Oudfrans barnece, samengetrokken vorm van baronesse: barones, adellijke dame; ook feeks, slet. Barnes. 1. Plaatsnaam Barnes (Surrey). 2. Duitse familienaam Barnes is van de vadersnaam Barnabas of Bernhard. 3. Eventueel = Barnasse. Barnet, Barnett. Plaatsnaam, Oudengels bzrnet: verbrand land (vergelijk Van den Brande). Plaatsnaam Barnet (Herts, Middlesex), Barnett (Surrey) Barnhoorn, Barnhorn. Plaats-, adresnaam Barsingerhorn (Noord-Holland). Barnich, Barniche. Plaatsnaam Barnich in Niederelter. Luik. Baron, Baroen, Barone, Baroni, Barinio, Barron, Barroun, Le Baron: 1. Frans baron, Nederlands baron, Middelnederlands baroen ‘leenman, edelman, rijksgrote, ridder’. Maar Baron, kan ook iemand geweest zijn die in dienst stond van de adellijke heren. 2. Baron kan ook gewoon ‘echtgenoot’ betekenen. Baro, Barot, Barraot, Barro, Barroo. Oudfrans barot; klein vaatje, tonnetje. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Baril, Barel. Baron, Baroen, Barone, Baoni, Baronio, Barron, Barroun, Le Baron: 1. Frans baron, Nederlands baron, Middelnederlands baroen: leenman, edelman, rijksgrote, ridder. De Man beschouwt Baron en De Grve als namen van personen die in dienst stonden van adellijke heren. Vergelijk Bernagie. 2. Baron kan ook echtgenoot betekenen. Baronheid. Plaatsnaam in Francorchamps, Luik Baronville. Plaatsnaam, Moselle, Namen, of Baroville, Aube. Baraud, Baroux. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-wald; ‘Beer-heersend’. Baroux kan natuurlijk op Berolf teruggaan. Barra: Romaanse familienaam Baras, Barras, van Oudfrans barat, van Middelnederlands baraet ‘Bedrog, list, bedriegerij, bedrieglijk spel, goochelspel; drukte, verwarring, rumoer’. Bijnaam. Barrientos Rojas. Spaanse familienaam uit wellicht wijk/buurt + rots. Barrie, Barrier, Barri, Barrire, Barriere, Beriere, Berrier, Berrire: 1. Beroepsbijnaanaam (-ier) en beroepsnaam (-ire) voor de man belast met het openen en sluiten van de slagboom, afsluiting. 2. Zie Berrier. Barrois, Barroit, Barro, Barroo, Barois, Baro. Een naam die zoveel betekent als: afkomstig uit de regio Bar (Aube en Meuse). De eind-o(o) is de weergave van de Vlaamse aanpassing van Franse -oi; vergelijk Bourgeois = Bourgoo. Barry, Bary, Bari, Barrie, Barri; 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Badurk. 2. Zie Debary. Bartaux, Barteaux, Barthaux, Bartha, Bartiaux, Barta: 1. Vadersnaam. Variant van Bertiaux. 2. Vleivorm van Barthlmy. Bartelet, Bartlet, Barthelet, Bartholet: Vadersnaam van de voornaam Bartholomeus. Bartelmans, Bartelmann, Bartleman, Bartelings: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bartholomeus. Zie Bartels. Bartelous. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Bartholomeus. Bartels, Bartelse, Bartel, Bartl, Bartle, Barthel, Barthels, Bartelds, Bartelson, Bertels, Bertelsen, Bertelson, Bertel, Berthel, Berthels, Berthelsen, Bortel, Bortels: Vadersnaam. Zoon van Bartel, korte vorm van Bartholomeus, naam van een apostel. Barten: Vadersnaam. Zoals Beerten afgeleid van een Germaans berht-naam, zoals Robert, Albert. Bartet, Barthet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse berht-naam of Bartholomeus. Barth, Bartz, Bart, van, Barth, Verbart, Bartman: Bijnaam. Spelling voor Baart of Duitse vorm Bart. Bartha: 1. De naam kan teruggaan op Italiaans Baratta. Afgeleid van het werkwoord Barattare ‘Ruilen, verhandelen’vandaar ook ‘Bedriegen’. Vergelijk Baras, Baratte, Bartier. Of Bart(h)as van de Zuid-Franse naam barthe, van barto ‘Struik, bosje’. Barthe. 1. Romaanse verschrijving van Bart(h). 2. Vadersnaam. Korte vorm van Barthlmy. 3. Zie Berte. Bartholeyns. Vadersnaam. Frans Bartholin, vleivorm van Bertoul (Bertolf) of Bartholomeus; of -elin van een berht-naam. Bartholomeus en Bertolf werden in de middeleeuwen trouwens vaak verward. Bartholomeus, Bartholomus, Bartholomaus, Bartholomay, Bartholomevis, Bartholomivis, Bartholomeusz, Bartholomweewsen, Bartholomeesen, Bartholomeeussen, Bartholomeeusen, Bartholomei, Bartholomi, Barthelemi, Barthelemy, Barthelmess, Barthelom, Bartholemy, Bartholeme, Bartholom, Bartholome, Bartholomee, Bartholomee, Bartholomieux, Bartholomees, Bartholomes, Bartholomes, Bartholomez, Bartholomy, Bartolom, Bartolomees, Bartolomes, Bartolomivis, Berthelom, Berthelom Berthelome, Bertimes, Bertemes, Berthelemy, Berthoumieux, Berthaumieu, Berthom, Bertum, Bartholomew, Bertolli, Bertoli, Bertollo, Bertolo, Bartali, Bartolini, Bartoli, Bartolomea, Bartolo, Bartolomei, Bartolotta, Berteletti, Bortolotti, Bortoli, Bortolussi, Bortoluzzi, Bartolomucci, Bartolomivis: Vadersnaam. De Bijbelse naam Bartholomeus. Bartholomeeussen: Vadersnaam. Zoon van Bartholomeus, naam van de apostel. Barthemeuf. Hypercorrect voor Bittremieux (Auvergne). Bartier, Barthier, (de) Bertier, Beurthier, Berthier, Bortier, Burtie, Berti, Berty. 1. Naam uit het Oudfranse barateor: bedrieger. Bijnaam. 2. Variant van Bertier. Zie daar. Bartling: Vadersnaam. Andere spelling voor Barteling, Bartelink. De naam kan een -ling-afleiding zijn van een berht-naam (Albert) of een –ing-afleiding van Bartel. Bartonville, Bartomville, Bartumville, Bartumvile: Plaatsnaam Berthouville (Eure) met epenthetische n. Bartscherer, Bartscherre. Beroepsnaam van de baardscheerder, barbier. Bartstra: Friese familienaam die waarschijnlijk afgeleid is van het Friese woord barte ‘grote vonder, waterstoep’. Barto: 1. Spelling van de Franse naam Bartaux, variant van Berteau, Romaanse vorm van Bertoud, de Germaans naam berht-wald ‘Schitterend-heerser’. 2. Eventueel uit Italiaans Baratto, variant van Baratta; zie Bartha. Barvaux, Barvais, Barvaix, Barviau: 1. Plaatsnaam Barvaux (Luik). 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Berwald, ook Duitse familienaam. Barvoets, Baervoets, Barrevoets, Bervoet, Bervoets, Berrevoets, ook Ligtvoet, Witvoet, Hazevoet, Lightfoot. Bijnaam voor iemand die barrevoets, blootsvoets liep. Vergelijk Duits Barfuss. Barij: Spelling voor Bary, Barry, Romaanse vorm van de Germaans naam Badurik: Baduricus, Badericus. Barzin, Barsin, Berzeyn, Berzen, Berzijn, Berzins: Plaatsnaam Barzin in Lomprez (Luik). Bas, (de), Bassens, Bass, Basse: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Sebastianus. De variant met lidwoord is volksetymologisch ontstaan, omdat de voornaam in de naam niet meer herkend werd. Basch. Vadersnaam. Duitse korte vorm van Sint Sebastianus. Basck: Door omkering van volgorde van klanken uit Bax. Zie Bak. Bascop, Bascou, Bascop, Baefcop, Bafcop. Familienaam uit het Romeinse Bascot: naam voor een Bask. Bascour, Bascourt, Delbascour, Delbascourt: Plaatsnaam Basse-cour: heem, er, voorhof, hoenderhof, onder meer in Amay (Luik), Framont (Luik), Vellereille (Henegouwen). Basecq, Basecqz, Basque: Plaatsnaam Bascles (Henegouwen). Kerik (Basilica in het Latijn). Baseil, Baseille. 1. Plaatsnaam Bazeille in Tenneville (Luik). 2. Variant van Basseil. 3. Zie Basilic. Baseke. Vadersnaam. 1. Noord Duitse vorm van Sint Basilius. 2. Van Germaanse voornaam Baso. Zie Baeskens. Basema. Arabische familienaam. Basiau, Basiaux, Basia, Basieaux, Basuyaux, Basuyau, Bassiaux: Vadersnaam, van Basel, Sint Basilius, midden Vlaams Baselis. Basier. 1. Variant van Bassleer = Batsleer; zie Bachelier. 2. Duitse familienaam Baseler, afkomstig van Basel. Basil, Basille, Basseille, Baseille, Baseile, Bazelis, Bazelle, Basilien, Basilide: Vadersnaam. Griekse heiligenaam Basilius, Basilis. Voor Baseil(le), vergelijk Cornil(le) = Corneil(le). Basin, Basyn, Basijn, Bazin, Bazyn, Bazijn, Bazein, Bazinet, Baesen, Baesens, Baessens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Baso/Basinus. Maar Baesen is niet noodzakelijk door verdoffing van -in te verklaren, het kan ook een verbogen vorm zijn van Base uit Baso (of moedersnaam Basa). Basquin. Vadersnaam. Franse aanpassing van Middelnederlands Basekin; zie Baeskens. Of variant van Bosquin? Basse, Delabass, Delabasse: Plaatsnaam La Basse (Nord, Pas-de-Calais). Basseghem, van. Plaatsnaam Bassegem, onder meer in Kaster, Kerkhove, Otegem, Ooike. Basseil, Basseille, Basseilles: 1. Plaatsnaam Basseilles in Mozet. 2. Variant van Baseil(le). Basset, Bassez, Basett, Bassette. Bijnaam. Oudfrans basset: met korte beentjes, met gedrongen gestalte. Bassevelde, van. Familienaam uit de gelijkluidende plaatsnaam in Oost-Vlaanderen. Bassi, Bassie, Bassier: 1. Uit de Franse familienaam Bassier of variant van Bossier, beroepsnaam van de verkoper van lage (basses) kuipjes voor het vervoer van de oogst. 2. Eventueel Italiaanse familienaam Bassi, naast Basso, van Latijnse geslachtsnaam Bassus ‘De dikke’. Hier waarschijnlijk veeleer van Bossier. Bassi/(l)ire: Oudfrans bachelire: jonge edeldame, meisje. Vergelijk Bachelier. Bassimon, Bazimon, Bassemon: Familienaam in West-Vlaanderen. Plaatsnaam? Bassine, Bassin, Bassinne: Plaatsnaam Bassie in Man, Waals bassne: laag gelegen plaats. Basso, Bassot. Afleiding van bas; laag, klein. Bijnaam. Vergelijk Basset. Bast, Baste, (de): Middelnederlands bast; ‘Boomschors, touw, halsstrop’. Beroepsbijnaam, wellicht voor iemand die uit boomschors touwen maakte, touwslager, de beul. De laatste mogelijkheid kan blijken uit het citaat van 1219, waar vader (Bast) en zoon (Blok) een naam dragen die aan de benodigdheden van de beul herinneren. 1386 Heinric Bast, Kortrijk. Hier wellicht verband met de boomschors. Bastaard, Bastaert, Bastaert, Bastaers, Bastert, Battard, Batard, Batar, Batta, Basters, Bosters, le Bastard, Lebastad, Lebatard: Bijnaam voor een bastaard, buitenechtelijk kind. Bastaits. West Brabantse spelling voor Vlaams-Brabantse uitspraak Bastets: Bastaerts. De familie Bastaits in Waals Brabant stamt af van Bastaerts in Bierbeek (Vlaams-Brabant). Basteen, Basteens, Baksteen: Noord Duits Ba(h)steen: badsteen, wrijfsteen; vergelijk Noord-Duits bastover = badstover. Beroepsnaam van de stoofhouder. Baksteen is een renterpretatie. Bastelaar, van, van Bastelaer, Bastelaere, Bostelaar, van Basselaere, Barselaar, (van) Batselaere: Plaatsnaam Bastelaar in Zeveneken (Ooost-Vlaanderen). Barselaar is hypercorrect tegenover Basselaar. Basteleysens, Basteleijsens. 1. Vadersnaam. Verzwaarde vorm (met t-epenthesis) van Baselis. Bastelier: Met athesis van Batselier. Middelnederlands bacheleer, baetseleer, basseler, van Oudfrans bachelier ‘Jong edelman, in dienst van een andere ridder’ook baccalaureus’Frans bachelier, dat eveneens teruggaat tot Latijnse baccalarius. Bastenie, Bastenier, Bastanie, Basstenie, Basstanie: Beroepsnaam. Oudfrans bastonier, Frans btonnier: vaandrig, iemand die een stok of staf draagt als waardigheidsteken. Middelnederlands bastonnier: roededrager in processie. Bastiaans, Bastiaan, Bastaens, Bastiaanse, Bastiaansen, Bastiaens, Bastiaensen, Basten, van, Bastens, Bastin, Bastings, Basting, Bast, Baasten, Bastide. Verspreide Franse plaatsnaam. Provençaals bastida: militair bouwwerk. Vergelijk bastille, bastion. Basti, Bastie: Afleiding van Oudfrans bast, Frans bat: pakzadel. Beroepsnaam van de zadelmaker. Baetings: Vadersnaam. Korte vorm van Sebastiaan, de Latijnse heiligennaam Sebastianus. Bastil, Bastille, Bastil. Naar het Oudfranse bastille: versterking, bolwerk. Naam naar woonplaats of vindplaats van een vondeling. Bastin, Bastine, Bastin, Bastini, Bastens, Basting, Bastings, Bastengs, Bastinck, Bastijns, Bastyns, Basteijns, Basteyns, Bassteyns, Bostin, Bostyn, Bostijn, Bosteyn, Bosten, Bostem, Bostys, Bostijs. Knuffelvorm van de heiligennaam Sebastianus. Bastini, Bastinie. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de voornaam Sebastiano. Bastinie kan evenwel ook een variant zijn van Bastanie. Bastmeijer, Bastemeijer. Wellicht naam voor een meier die Bast (Bastiaan) heette. Vergelijk Duitse Clausmeier, Hanslmeier, Petermeier, Friedrichsmeier enz. Baston, Basto, Bastoen, Baton, Bton, Bestoen, Bostoen, Baestaens, Bastaens. Uit het Oudfranse baston, het Franse bton: bevel, wapen. Deze evolueerden naar bastoen: stok, wandelstok, onderscheidingsteken van jongere of onechte zonen uit adellijke huizen. Het kan een bijnaam zijn voor wie een stok draagt, voor een pedel of suisse of voor een bevelvoerder. Ook een wapenschild met een schuinstaak erin kan voor de bijnaam gezorgd hebben. Bastogne, Bastagne. Plaatsnaam Bastogne, Nederlands Bastenaken, Luik. Bataille, Bataillie, Battaillie, Battaille, Batalje, Batalie, Batailde, Bostaille, Battaglia. Naam uit het Franse bataille: gevecht, legertroep. Bijnaam voor een strijder of een vechter, vergelijk Frans Bataillard. Bateau, Batteau, Batteuax, Battau, Bathau, Batteauw, Battiau, Battieuw, Battel, Batel. Afgeleid van het Oudfranse batel, het Franse bateau: boot, schip. Beroepsnaam voor een schipper of een scheepsbouwer. Batelier, Bateau, Batteaux, Batteau, Battau, Bathau, Batteauw, Battiau, Battieuw, Battel, Batel: Oudfrans batel, Frans bateau: boot, schip. Beroepsnaam van de schipper. Vergelijk Batelier. Batelier, Batteljee: Frans batelier. Beroepsnaam van de schipper. Baten, Batten: Moedersnaam. Afleiding van Bate, korte roepnaam voor de heiligennaam Beatrix. Batenburg, van: Plaatsnaam Batenborg tussen Dworp en Lot en Batenburg (Gelderland). Numansdorp. Batis, Batty, Baty, Debatis, Bathys, Bathy, Debatthy, Debatty, Debathy, Debaty, Dubaty: Verspreide Waalse plaatsnaam bti: begane grond, algemene grond, dorpsplein. Les btis in Laneffe, Batty in Nandrain (Luik), Beauraing, Namen, Le Baty in Xhoris, Havelange. Zie ook Debattice. Batreau, Batrelle: afleiding van Batteur. Beroepsnaam. Bats, Badts, Batz 1. Vadersnaam. Zie Baats(en). 2. Bijnaam voor een kegelaar. Afleiding van Middelnederlands bat(te): voorwerp om mee te batten, keilen, kegelen. Vergelijk Batere in Ieper. Battavoine. Zinwoord batte avoine. Beroepsnaam van de haverdorser. Battel, van. Plaatsnaam Battel, Mechelen. Batten, Battes, Batus: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse badu-naam. 2. Zie Baten. Batter, Battert, Battaire, Battair, Batert, Bataire. Luxemburgse familienaam. Batteur, Batteu, Batteux, Battheu, Battheus, 1. Frans batteur. Beroepsnaam van de goudslager, metaalbewerker of dorser. Zie ook Batreau. 2. De vormen op -eu(x) en -eus kunnen ook variant zijn van Bateaux/Battheau. Battin, Battings, Battain: Vadersnaam. Afleiding van Germanse bald- of badu-naam; vergelijk Badin. Bau, Baus, Bauwe, Bauw, Bouw, Bouwes, Bouws: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bavo. Baube, Baubet, Beaube: Bijnaam. Oudfrans balbe, baube: stotteraar. Bauchant, Beauchamp, Beauchamps, Bossant, Bossan: 1. Moedersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bald-swind; ‘moedig-sterk, heftig’ of met tweede element –sind; ‘Weg’. Baldsuuind, Balsinda. 2. Zie Beaucamp. Bauchart, Bauchard, Baucha, Bauchat, Bachar, Bacha, Bauchau, Beausseaux: Afleiding van Frans bauche: klei, leemaarde, stampaarde, leemmortel, boetseerklei. Deze naam van een Binants (Bouvignes) koperslagersgeslacht verwijst naar het maken van de aarden smelt-kroes. In 1387 levert Colart Bachart dit Houseau de Bovines ‘De la terre plastique d’AndoyՍ aan Filips de Stoute voor de smeltkroezen in Champmol (Dijon). Baucher, Bauchet, Beaucher, Beauchez, Beauch, Beauc: Afleiding van bauche: klei, leemaarde. Beroepsnaam van de leemwerker (huizenbouw) of boetseerder. Of vergelijk Bauchart. Baud, Baude. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Baldo. Of korte vorm van een bald-naam. Baudchon, Baudechon, Baudichon, Baudesson, Bautsoens, Bautsons, Beauson, Bodchon, Bodesson, Bodeson, Bodson, Botson, Botchon, Baudson: Vadersnaam. Waalse vleivormen op -eon, -esson van Germaanse voornaam Boudewijn. Baudar, Baudard, Bauda, Baudart, Baudaer, Badar, Badard, Bada, Badart, Beaudart: Vadersnaam. Romaanse vormen van de Germaanse voornaam bald-hard; ‘moedig-sterk’. Baldhardus. Zie ook Boudard. Baudaux, Baudaut, Baudeau, Baudeaux, Beaudeaux, Beaudeau, Badea, Badia, Baudel, Beaudelle, Bodelle, Bodel, Bodle, Bondeau, Bondeel: Vadersnaam. (Moedersnaam -elle). Vorm van Germaanse bald-naam, zoals Boudewijn/Baudouin. Baudeloo, van. Plaatsnaam Boudelo in Sinaai-Waas, vooral bekend door de middeleeuwse abdij. Baudemprez. Plaatsnaam: weide van Baldo. Baudenel, Baudenelle. Vadersnaam. (Moedersnaam.) Baudinel(le), van Germaanse voornaam Boudewijn. Vergelijk Baudin. Baudet, Baudez, Baud, Baudait, Beaudet, Bodet, Bod, Boddez, Bodd, Beudet, Bud, Bude, Boudet, Boud, Badet, Baudelet, Baudlet, Baudlez, Beaudelet, Bodelet, Bodlet, Bodl, Boudelet, Boudlet, Boudlez, Bondelet, Bondel, Bondele, Bandelet, Banderl, Baudewijn, Boldewijn, in Frans Bauduin: Vadersnaam. Romaanse vleivormen op -et, -let van Germaanse voornaam Boudewijn / Baudouin. Baudier, Boudier, Boudiez, Baudy, Boddy, Body, Bodi, Bady, Badie, Budie, Budy: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam bald-hari; ‘moedig-leger’. Baltherus, Boltherus. Baudimont, Baudemont, Baudement, Baudumont, Bodumont: Plaatsnaam. 1. Baudimont in Atrecht, Arras. 2. Bij Rumeignies (Henegouwen): 3. Plaatsnaam Baudemont in Itter (Waals-Brabant) en Sane-et-Loire, Yonne. 4. Plaatsnaam Baudement (Marne). Baudisco, Badiscot, Badisco, Bodcot: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse bald-naam. Baudo, Baudot, Beaudot, Badot, Padot, Boudot, Beudot: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Baudouin. Baudon, Beaudon, Badon, Boudon: Vadersnaam. Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Baldo of vleivorm van een bald-naam. Vergelijk Baelde. Baudonck, Baudoncq, Beaudoncq, Boudonck. 1. Wellicht vadersnaam uit een Germaanse bald-naam. 2. Aangezien er in 1508 een Mariken van der Boedonck was in Den Bosch, is het ook mogelijk dat hij afgeleid is van een plaatsnaam: Baudonck (plaats helaas onbekend). Baudo, Baudot, Beaudot, Badot, Padot, Boudot, Beudot. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Boudewijn. Baudour, Badoer: Plaatsnaam Baudour (Henegouwen). Baudrin, Boldrin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam Balder. Vergelijk Baudier, Boudron. Baudringhien, de; Bauderingheen: Belgische familienaam Debaudrenghien. Plaatsnaam Boudergem, Frans Boudenghien, Vloesberg/Floesberge, Flobecq (Henegouwen). Germaans Balthaharingahaim ‘Woning van de lieden van Baldhari/Bouder’. Baudru, Baudrux, Boudru: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bald-trud; ‘moedig-kracht’. Baldrud. Bauduin, Bauduen, Baudhuin, Baudըuin, Baudouwin, Baudouin, Beaudouin, Beaudoin, Beoudoing, Beaudoint, Baudoint, Baudoin, Boudouin, Bouduin, Bodhuin, Boduain, Boduin, Beaudhuin, Beauduin, Bodevin, Bodvin, Boudvin: Vadersnaam. Franse vormen van de Germaanse voornaam Boudewijn. Zo ook Bauduinet. Bauer, Baur, de Bauer, Bouwer, Paur, Pouwer Buerle, Baurmann, Bauermann: Duitse beroepsnaam van de boer, landbouwer. Pouwer, Zuid-Duits Pauer, door verscherping b/p. Bauffe, Debauf, Deboffe: 1. Plaatsnaam Bauffe (Henegouwen). 2. Eventueel variant van Debove, met Waalse verscherping v/f. Baugne, Baugnet, Baugnier, Baugnies, Baugniet, Baugniez, Beaugnet: Plaatsnaam Baugne in Tavier-lez-Nandrin (Luik), Baugn(i)et in Cortil-Wodon (Waals-Brabant), Baugnies (Henegouwen). Baujot, Beaujot, Beaugot, Bajoie, Bajoit, Bajo, Bajot, Bageot, Baijo, Baijo, Bajou, Bajoux. Vadersnaam afgeleid van B(e)auger, de Franstalige variant van Germaanse voornaam Bladger. Baugne, Baugnet, Baugnier, Baugnies, Baugniet, Bauglez, Beaugnet. Naam uit de plaatsnamen Baugne in Tavier-lez-Nandrin (Luik), Baugniet in Cortil-Wodon (Waals-Brabant), Baugnies (Henegouwen). Bauler, Baul, Beuler, Beulers: Plaatsnaam Baulers (Waals-Brabant), Waals baul. Zie De Baulers. Baulisch, Beaulisch. Vorm van Paulisch: Slavische familienaam uit Paulus. Baum. Duits Baum; boom. Plaatsnaam. Baumann, Pouhmann: Duitse pendant van Bouman, beroepsnaam van de landbouwer, tuinman. Paumann is Zuid-Duits, met verscherping b/p. Baumel, Bauml, Buml: Duitse familienaam van Baum: boom. Bamen: Wellicht verkeerde spelling voor Baumann. Of voor Bumerԍ bediener van een slagboom’. Bumer, Baumer, Baumer, Baumers, Beimers, Bohmer, Bhmer, Bmer, Boehmer, Boemer, Behmer, Bemers: 1. Duitse beroepsnaam van de man die de slagboom bedient. Soms afleiding van plaatsnaam Baum: boom. 2. Of kunnen de vormen Bo(h)mer, Boe(h)mer, Behmer, Beimers varianten zijn van Duits Bohme, met -er-uitgang zoals Nederlands Bo-hemer. Baumgard, Baumgart, Baumgarten, Baumgartner : Wonend bij of eigenaar van een boomgaard, boomkweker. Baumrcker. Beroepsnaam van de boomhouwer. Baumsteiger. Beroepsnaam van de boomklimmer. Bauque, Baucq. Picardisch bauque; balk. Vergelijk Balk. Baurdaux, Baurdoux, Beaudoux: Afwijkende spelling van Bourd(e)aux, Bordeau(x) van Dubourdeau. 1. Oudfrans bordel, verkleinvorm van bord (Nederlands bord ‘lankթ, dat is een ‘Houten gebouwtje, houten huisje, hoeve’en hieruit dan weer Nederlands bordeel. Er is een plaatsnaam Bordeau in Bousval (Waals-Brabant), Bourdeau in Mont-Saint-Aubert (Henegouwen). 2. Eventueel plaatsnaam Bordeaux (Gironde, Seine-et-Meuse enz.). Baurir, Baurire, Beaurir: Plaatsnaam. Waals baurre, Frans barrire: slagboom. Baus, Bauset. Germaanse voornaam Baldzo (so- afleiding van Balth-naam) Bausch, Bauschke. Midden Hoogduits bsch: knuppel. Bijnaam voor een knoestige kerel. Vergelijk De Clippel. Bauschleid. Plaatsnaam Bauschleiden. Zie ook Bieselijden. Bausire, Bausier, Bausiers, Bauzire, Beeuwzier, Beosiere, Beosier, Beosire, (de) Beozire, Beozires, Beoziere, Byosiere, Byosire, Bessires, Bessire: Plaatsnaam Bausires in Bascles (Henegouwen). De vormen met beo-, byo- via Piardisch biau. Voor Beeuwzier, vergelijk Beeuwsaert. Zie ook Beausire. Bausmans. Vadersnaam. Afleiding van Bald-so, Boudse, vleivorm van Boudewijn. Baveko, Bavekoo, Baveco: Door v-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de plaatsnaam Bavikhove (West-Vlaanderen) of Bavinkhove (Frans-Vlaanderen). Baustert. Plaatsnaam, Reinland-Pfalts. Bauthier, Bautier, Beauthier, Beauthire: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bald-hari; zie Baudier, Bouters. Bautet. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse bald-naam, zoals Baudet. Bautil, Batil: Wellicht plaatsnaam beau + Oudfrans til: mooie linde. Vergelijk Beautheil (Seine-et-Marne). Of uit Bastil(le)? Bautmans, Bauttemans: Vadersnaam. Vleivorm op -man van Baut = Boud, korte vorm van bijvoorbeeld Boudewijn. Bautsoens, Bautsons, Batsoens, Batjoens, Bestjoen: Vadersnaam. Aanpassing van Baudechon. Variant van Bavarois; Beier, volksnaam. Vergelijk Bauvir = Bavire. Bauvet, Bauvez. 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bavo. Vergelijk Bauvin. 2. Verschrijving voor Beauvais. Bauvin, Bauvain, Bavin: 1. Plaatsnaam Bauvin (Nord). 2. Vadersnaam. Romaanse vormen van Ba(u)win; zie Bauwens. Bauw, van den, Verbouw, Verbouwen, Verbouwe, Verbauwe, Verbauw, Verbauen, Verbauem: Plaatsnaam bouwe, bauwe: bouw(werk). Ter Bau(w) in Rollegem-Kapelle. Bauwede, van der, van der Bauwhede, Verbauwhede, Verbauwede, van den/der Bouhede, van der Bouwhede, van den Bohede: Plaatsnaam Ter Bauwede in Wevelgem. (West-Vlaanderen). Bauweleers, Bauwelers, de Beauwelare: Afleiding van de plaatsnaam Bouwel. Zie Van Bouwel. Bauwen, Bauwens, Bauwin, Bawin, Baweins, Bawens, Bouwyn, Bouwens, Bouwen, Bouwes, Bouws, Boeuwens, Beauwin, Beauwens, Bauvens, Bauens: Vadersnaam. 1. Variant van Boudens (vergelijk oude= ouwe), Zie Boudin. 2. Vleivormen van de Germaanse voornaam Bavo. Bava, Bavard. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans baver; kwijlen. Vergelijk Babbaert. Bavay, de, Debavaye, Debavay, Debaveye, De Baveye, Bavais: Plaatsnaam Bavay (Nord), Nederlands Bavik. Bav. 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bavo. 2. Verschrijving voor Bavay. Baveghem, Bavegem, van, Bavegem, Bavegems, Baveghems, van Baevegnem, Baevegem, Baeveghems, Baevegems: Plaatsnaam Bavegem (Oost-Vlaanderen). Bavel, van, Verbavelt: Plaatsnaam Bavel (Provincie Antwerpen, Noord-Brabant). Afleiding er van is Bavelmans. Bavelaere, de, de Bavelaar, de Baevelaere. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Bavel (Antwerpen en Noord-Brabant). 2. Bijnaam; de babbelaar. Bautmans, Bauttemans. Vadersnaam, knuffelvorm op man van Baut/Bout. Dit als verkorting van Boudewijn. Bauwede, vn der,vVan der Bauwhede, Vanderbauwhede,Verbauwhede, Verbauwede, van den/der Bouhede, van der Bouwhede, van den Bohede. Familienaam uit de plaatsnaam Bauwede in Waregem. Bauwen, Bauwens, Bauwin, Bawin, Baweins, Bawens, Bouwyn, Bouwen, Bouwens, Bouwes, Bouws, Boeuwens, Beauwin, Beauwens. 1. Vadersnaam, variant van Boudens, zie aldaar. 2. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bavo. Bavire, (van den) Bavier, Bauvir, Baivier, Baivie, Baivy, Baiwir, Baywir, Baiwy, Bvie, Bvier, Bvierre, Bevier, Bevierre, Bvire, Bviaire, Beviaire: Plaatsnaam Bavire, Waals Baiwir, Baiwy: Beieren, Duits Bayern. Bavin. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bavo. Bavinckhove, van, Bavinchove van, van Baevinckhove, Bavencove, Bavencoffe, Bavencoff: 1. Plaatsnaam Bavinkhove. 2. Plaatsnaam Bavikhove (West-Vlaanderen). Bavr, Bavre: Baverez, van Oudfrans bavire: morsdoekje, slabbetje, (vandaar) deel van de wapenrusting dat hals en kin moest beschermen; vergelijk Halsberghe. Beroepsnaam. Bayard, Bayart, Baya, Bayat, Baevaert, Bayaert, Baeijaert, Baeyard, Beyaert, Beya, Beijaert, Bejaer, Bejaert, Boyaert, Boyart, Boyar, Boyard, Boeyaert. Bijnaam naar het bruinrode paard (Middelnederlands bayaerd/t, beyaert, het Oudfranse bayart). Baye, Baie, Baey, Baeys, Baeijs, Baeyst, Bayst, Bayen, Bay, Bays, Bey, Beye, Beij, Beije, Beys. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse bern-naam. 2. Zie ook Baey. Bayezt: (de familienaam van de in 2005 overleden Francis Bay) zie Bailey. Baydu. Turkse naam die kan afgeleid zijn uit de betekenis: jongen, helper, vriend. Bayon, Bayonnet, Bayenay, Bayenet: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bado; afleiding op -et. 2. Oudfrans baion, bayon: pijl van een kruisboog. Beroepsnaam van een baionier, bayonnier: boogschutter. 3. Zie Billon. Bazel, de: Plaatsnaam Bazel in het Land van Waas (Oost-Vlaanderen). Bazelaire. Oudfrans badelaire, baselaire, Middelnederlands baselaer, baseleer: lang mes, dolkmes, kort gebogen zwaard. Beroepsnaam voor de wapensmid of de vechter. Frans Baudelaire. Bazelmans, Baselmans: Waarschijnlijk Re-interpretatie van Bazeman. Afleiding van de Germaanse voornaam Baso. Bazuin, Bezoen: Plaatsnaam (Drenthe): 1485 Bezueden, 1515 Besuen: bezuiden, van de familienaam Bezoen. Vergelijk Besuyen. 1763 Jan Jansz van Basoen = van Bazuin (vader van) Geert Jansz Bezoen, (en die woonde op Basuin/Basoen in) IJhorst, Overijssel. Bazen: Vleivorm van de Germaanse voornaam Baso: Basinus. Beaart: Spelling voor de familienaam Bejaert, van Beijaert. Middelnederlands bayaerd, beyaert, Oudfrans bayart ‘Bruinrood paard’ zie ook Baaij. Vandaar het bekende Ros Beiaard. Beaufort, (de): Verspreide Plaatsnaam (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme, Meuse). 1595-1661 Pierre de Beaufort kwam uit Sedan (Ardennes) naar Nederland en werd burgemeester van Hulsterambacht. Beaulen, (de) Beaulie. Deze familienaam komt bijna uitsluitend voor in de provincies Luik en Luxemburg. 1. De plaatsnaam Beaulieu komt in heel wat gebieden voor. Zelfs heel wat heerlijkheden in Vlaanderen heten zo. In dit geval een plaatsnaam. 2. Mogelijk een variant van Baillien. Zie aldaar. Beauprez, Beaupr, Beelprez, Belprez. Familienaam vaar de plaatsnaam Beaupr (mooie weide) die in Walloniëvrij veel en die ook in Vlaanderen voorkomt. Beaurain: Vanwege de homonymie zijn verschillende plaatsnamen mogelijk: Beaurains bij Atrecht (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Beauraing (Namen), Beaurin bij Kamerijk (Nord). Beausart, Beaussart, Baeusaert, Beeuwsaert, Debeaussaert, Beauseart, Beeuwsaert, Beeusaert, Beazaer, Beazar, Baussart, Bausart, Bausard, Bazard, Bazart: Plaatsnaam Beau Sart, Beausart; ‘mooie rode, mooi gerooid terrein’. Er zijn zeker drie plaatsen met die naam in Walloni, namelijk in Bossut (Waals-Brabant), Steenkerque (Henegouwen), Biez (West-Brabant). En dan is er nog Beaussart in het departement van de Somme. Hieruit de West-Vlaamse familienaam Beeuwsaert, vanwege de Picardisch uitspraak van –eau, -ieau. Beautrix, Beautry, Bitry, Bietry, Beltresse, Beltris, Biltresse, Biltris, Bilterest, Biltereyst, Biltereijst, Bilterijs, Bilterijst, Biltereyst, Biltereyst, Biltheryst, Biltrays, Bultereys, Bultreys, Bulteruys, Bultruys, Bulterijst, Bulterijs, Bulteryst, Bulterys, Bultereijs, Bultereyst, Bultrys, Bolterys. Moedersnaam uit de heiligennaam Beatrix, Beatrijs. Bebelaar: Misschien de Duitse familienaam Bebler, Babler, uit de Germaanse naam Babilo, verkleinvorm van Babo? Becknel, Beknel. Engelse familiemaam Bicknelle. Plaatsnaam Bickenhall, Somerset, of Bickenhill, Warwickshire. Bequet, Becquet, Bequet, Beket, Bek, Bk, Bqu, Beck, Becquez, Becqu, Bequ, Becques, Becque, Becqwet, Beckett, Bechet, Pecquet, Pequet: Franse vorm van bec: bek. Vergelijk Bek. Bacq. Beacq: Waalse uitspraak van Beaghe; zie Bage. Basche, Batse, Beatse: Plaatsnaam Biache-Saint-Vaast (Pas-de-Calais), Biaches (Somme). Batre, Beitre, Beatre: Moedersnaam, van Beatrix? Baeu boucher; Mooie slager. Familienaam Beaubouchez, Bauboucher (Nord) Beaubigny. Plaatsnaam Beaubigny, Baubigny (Cte-d’Er, Manche). Beauboire. Wellicht hypercorrect voor Bonboire. Beaubois. Plaatsnaam Beau Bois in Halanzy, Luik; mooi bos. Beaucamp, Beaucamps, Baucamp, Baucant, Boquant, Becam, Bcant, Beckandt, Beckand, Beekandt, Beauchamps, Beauchamp, Bauchant, Beauchampet, Bossan, Bossant: Verspreide plaatsnaam Beaucamp(s), Beauchamp(s): mooi veld. Beaucarne, Bocarren, Bocaren, Baccarne, Becarnen, Becarne, Becarren: Plaatsnaam Beau: mooi - Picardisch carne/carme, Frans charme: haagbeuk. Beauchataud. Plaatsnaam Beau Chteau: mooi kasteel. Beauchesne. Plaatsnaam Beau-Chne (Loir-et-Cher, Orne, Deux-Svres) en in Sosoye: mooie eik. Vergelijk Picardisch Beauquesne. Beauclef, Beauclet, Bauclef: Waarschijnlijk variant van Beauclercq. Ondanks de familienaam Beauclavaud: mooie sleutel, lijkt het vrouwelijke woord defhier toch niet in aanmerking te komen. Beauclerc, Beauclerq, Beaucler, Beauclair, Beauclaire: Bijnaam Beau Clerc: mooie klerk. Beaucourt, Bockourt, Baucourt: 1. Verspreide plaatsnaam (4x Somme). 2. Eventueel bijnaam: mooi en klein (kort). Vergelijk Beaugrande. Beaufaux, Boffa, Bofaas, Befaes: Plaatsnaam Beaufaux: mooie beuk. Beaufaux in Elzele (Henegouwen) en St-Denis. Beaufay, Beaufays, Beaufayt, Beaufaijt, Baufays, Baufay, Baufaijs, Baufayt, Baufaijt, Beaugard, Baugard: 1. Moedersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bil-gard; ‘pacht-gaard’. Beaufils. Frans Beaufils: schoonzoon. Of letterlijk: mooie zoon. Beaufort, de Beauffort, Beaufort, Beaufour, Bafort: Verspreide plaatsnaam (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme, Meuse). Beaugendre. Beau: mooi + verwantschapsnaam gendre: schoonzoon. Beaugrand, Beaugrande, de, Begerem, Begrem: Bijnaam. Frans beau (et) grand: mooi en groot. Bejean: Bijnaam Beau Jean: mooie Jan. Vergelijk Schoonjans. Beaulieu, de. Plaatsnaam Beaulieu in Ferques bij Bonen en Grincourt-ls-Pas (Atrecht), Erneuville, Vilvoorde, Havre (Henegouwen) en verspreid in West-Vlaanderen. Beauloi, Beaulois, Beauloy, Beauloye, Beaulois: Franse plaatsnaam Boulaie: berkenbos. Beaumaikers, Beautnecker: Verfranste verschrijving voor Duitse beroepsnaam Baumhacker: boomhakker, houthakker. Beaumaine. Plaatsnaam Beau Maine; mooie woning, woonplaats. Beaumariage. Bijnaam Beau + Oudfrans mariage; echtgenoot getrouwd man. Beaume, Buamen, Baume: Plaatsnaam. Waals borne: kuil, bijvoorbeeld Al Baume in Seraing (Luik), Baume in Haine-St-Paul (Henegouwen) en La Louvire (Henegouwen). Beaumesnil, Beamenil. Plaatsnaam Beau Mesnil, van Latijn mansionile: woning. (Calvados, Eure, Vosges). Beaumet, Beaumez, -Biaumet, Biaume, Biaumez, Biomez, Bajomez, Bajom, Bajome, Bammez, Bammey, Bm, Bern: Plaatsnaam Beaumetz (Pas-de-Calais, Somme). Frans beau + Oudfrans me, mez, van Latijn mansus: woning. Beaumont, de, van, Beaumon, Baumont, Baumon, Biamont, Biemont, Bmong, Bmon, Bemont, Bemon, Bemong, Beumont, Bernant: Erg verspreide plaatsnaam Beaumont (als in Henegouwen, Nord, Pas-de-Calais, Somme). Beaupain, Beaupin, Lebaupin: Frans beau pain: mooi brood. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Schoonbrood(t). Beaupre, Belpaire, Belpeer, Beelper: Verwantschapsnaam beau-pre: schoonvader, (wellicht ook) grootvader, vergelijk Middelnederlands schoonheere. Beauport. Bijnaam Port is hier wellicht te begrijpen in de Oudfranse betekenis: houding, gedraging. Beauprez, Beaupr, Beelprez, Belprez: Plaatsnaam Beaupr: mooie weide; onder meer in Gottignies (Henegouwen), Marchin (Luik), Grimminge (Oost-Vlaanderen), Brugge (West-Vlaanderen). Beauquesne, Beauquenne, Bauquenne, Bauquene, Bauquaine, Bauqune: Plaatsnaam Beauquesne (Somme): mooie eik. Vergelijk Beauchesne. Beauraing, Beaurain, Beauraind, Bearin, Beaurant, Beaurent, Beaurang, Biarent, Birent, Bauraind, Baurain, Bauraing, Baurang, Bauraint, Baurant, Baurin, Baurins, Baurand, Baurant, Bauren, Baurens, Baurent, Baureng, Borin: 1. Plaatsnaam Beaurains bij Atrecht (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Beauraing. 3. Plaatsnaam Beaurin bij Kamerijk (Nord). 4. Sommige vormen met o-klank kunnen spellingvariant zijn van Borin. Beauregard. Plaatsnaam Beauregard: mooi uitzicht. Plaatsnaam Bellewaerde bij Ieper, van Picardisch vorm Beaureward. Beaurieux, Plaatsnaam Beau Rieu: mooie waterloop, mooie beek. Beaurieux (Aisne, Nord) en in Court-St-Et. (Waals-Brabant) en Heure-le-Romain (Luik). Beaussart, Beausart, Beausaert, Debeaussaert, Beauseart, Beeuwssaert, Beeusaert, Beazaer, Beazar, Baussart, Bausart, Bausard, Bazard, Bazart: Plaatsnaam Beau Sart: mooie rode, mooi gerooid terrein. Beausart in Bossut (Waals-Brabant), Steenkerque (Henegouwen), Biez (Waals-Brabant); Beaussart (Somme). Beaussillon. Beausillon. Re-interpretatie van Bouchillon = Bosquillon. Beaisire, Beausir, Bausire, Bausir, Bessire: 1. Bijnaam Beau sire: mooie heer. Vergelijk Schoonheere. 2. Eventueel Picardisch variant van Bausire. Beautemps, Boutans: Bijnaam Beau temps: mooi weer. Bijnaam voor een vrolijk, opgeruimd mens. Vergelijk Laitem, Engels Fairweather. Beautrix, Beautry, Bitry, Bietry, Beltresse, Beltris, Biltresse, Biltris, Bilterest, Biltereyst, Biltereijst, Bilterijst, Bilterijs, Bilteryest, Bilteryst, Bilterys, Biltheryst, Biltrays, Bultereys, Bultreys, Bulteruys, Bultruys, Bulterijs, Bulterijs, Bulteryst, Bulterys, Bultereijs, Bultereyst, Bultrys, Bolterys: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Beatrix; ‘gelukbrengster’. Via de varianten Biatrit, Biautris, Beautrit werd biau/beau als een ontwikkeling van bel opgevat. Beauvais, Beauvez, Bauvais, Bauvez, Debeauvais, Bivez, Bievez, Bievet: Plaatsnaam Beauvais (Oise). Beauveser is afkomstig van Beauvais. Beauval, Bauval, Bosval, Boval, Beaval, Biavat, Biava, Biva, Bieva, Biveaux, Bivaux, Biva: Plaatsnaam Beauval (Somme): mooi dal. Beauvallet, Beauvarlet, Bieuvelet, Bieuvlet, Bievelet, Bievelez: 1. Bijnaam. Frans beau valet: mooie knecht, dienaar, edelknaap, page, schildknaap. Let op de epenthetische r in Valet = Varlet, Bonvalet = Bonvarlet. 2. Eentueel Beau Vallet: mooi valleitje. Vergelijk De Belvalet, Belvalet(te). Beauvent, Beauventre, Beauvant: Bijnaam Beau ventre: mooie buik. Naar de sieraden op de borst/buik. De vormen op -t zijn Waalse reducties. Beauvillain, Beauvilain, Beauvillin. Bijnaam beau villain: mooie dorper. Of afleiding van plaatsnaam Beauville; vergelijk Duits Schndorfer. Beauvoisin. Bijnaam Beau voisin: mooie buur. Vergelijk Bonvoisin, waarvoor Beauvoisin wel een hypercorrecte vorm kan zijn. Bebe, Beben. Vadersnaam. Bakernaam Bebe uit Babo. Bebronne, Bebrone, Debebronne: Plaatsnaam Bebronne; rivier, in Charneux (Luik). Becanus. De Latijnse humanistennaam van de Antwerpse medicus Joannes Goropius Becanus, namelijk Jan van Gorp van Hilvarenbeek. Bcasse, Bgasse, Bgas, Begasse, Begas, Bagasse, Bagas, Barjasse, Pcasse, Pecasse, Pecas, Boecasse: Frans bcasse: snip. Bijnaam naar de vogelnaam. Vergelijk Sneppe. Bcasseau. Afleiding van Frans bcasse; snip. Bijnaam of uithangbord. Becco, Becko, Beck, Beco, de Bco, de Beco: Plaatsnaam Beccoin La Reid, Luik. Bech. Plaatsnaam Beck, Duits Bach; beek. Bchamps, Bechamps, Bechamp: Plaatsnaam Bchamps (Meurthe-et-Moselle). Bchard, Becha: 1. Franse vorm naast Picardisch Bcard; zie Bekaert. 2. Bijnaam. Afleiding van bec: bek. Bechof, Bechoff. Plaatsnaam Bechof in Honhardt. Becht, Bechtel: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse naam Bechtold, van berht-wald, van Bertold. Bechtold, Bechtoldt, Bechtolt, Bechtholt, Bechdolt, Bachtold: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Bertold, Bertoud. Bechu, Bochu, Bchoux, Bchoux, Bechoux : Afleiding van Frans bec: bek. Betekenis gebekt. Bijnaam voor iemand met opvallende mond, grote mond (letterlijk of figuurlijk). Vergelijk Becude, Becu(e): snip, eveneens naar de snavel, bek. Becken, van der, den. 1. Plaatsnaam Becken in Uitkerke of Lissewege en Schoondijke. 2. Eventueel = Van der Beke. Beckenhaupt. Volksetymologisch van Duitse bijnaam Beckenhaub: bekkenvormige helm. Beckerich, Beckrich, Baickrich, Baikrich, Baikry: Plaatsnaam Beckerich. Beckevoort, van, van Beckfort, (de) Becquevort, Becquevoort, Bequevort, Becqwort: Plaatsnaam Bekkevoort (Vlaams-Brabant). Beckhoven, van: Plaatsnaam Bekhoven in Brecht (Provincie Antwerpen). Beckman, Beckmann, Beck, Bek, Beek, Becks, Becking, Beckmann: Midden Hoogduitse vorm van Bachmann: Beekman. Becquet, Bequet, Bquet, Beket, Bek, Bk, Bequ, Beck, Becquez, Becqu, Bequ, Becque, Becques, Becqwet, Beckett, Bechet, Pecquet, Pequet. Bijnaam afgeleid van het Franse bec: bek. Naar een of andere eigenschap. Beckstedde. Plaatsnaam Beckstedt. Becourt, Bicourt: Plaatsnaam Bcourt (Pas-de-Calais). Becquelin, Beckelynck: Bijnaam, afleiding van bek. Becquerel, Becquerelle, Bquerelle, Becrelle, Bcherel, Bcharel, Bescherel, Becquereau, Becqueiaux, Bcriau: Becquerel, -eau is de naam van verschillende watermolens, betekenis: prater, babbelaar (Pas-de-Calais, Nord), onder meer in Doornik (Henegouwen): 1101 de molendino Bcherel = 1206 Biekeriel. Ook in Ronse (Oost-Vlaanderen). Becquevort. Provencaals Bekkevoort. Becwort. 1. Zie van Beckevoort. 2. Eventueel familienaam Engelse familienaam Beckworth. Bcude, Becude, Becu, Bcue Bcu, Beccu, Becuwe, Bcuw, Becuve, Beckwe, Beckw e, Beckw , Beckwee, Beeckwee, Beekwee, Bechu, Bochu, Bocude, Bouckhuyt, Bouckuyt, Bouckhuijt, Bouckuijt, Bouckhuit, Bouckuit, Bockuyt. Bijnaam naar de vogelnaam, Oudfrans becue, West-Vlaamse Becuwe ‘Snip’. Bijnaam voor de vanger van. Of bijvoorbeeld iemand met een scherpe neus. Beda. De naam kan zowel uit Bidart als uit Bidaut worden verklaard. Bedaf, van: Plaatsnaam Bedaf in Baarle-Nassau en Uden (Noord-Brabant). Beddegenoodts, Beddegenoots, Beddegenoote. Naam uit het Middelnederlandse beddegenoot: bed- of echtgenoot. Bijnaam. Misschien droeg zij de broek. Beddeghem, van. Plaatsnaam Bettegem in Zellik (Vlaams-Brabant)? Beder, Bedert, Bedeer: Oude Occidentaalse naam van plaatsnaam Beziers (Harault). Bedeur, zie Bodeux. Bedet: Door verdoffing van de i uit Franse familienaam Bidet, verkleining van een vadersnaam. Bidoul, Bidard of Bidaud. Beder, Bedert, Bedeer. Oude Occitaalse naam uit de plaatsnaam Bziers (Hrault). Bedin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bad-naam, vergelijk Bedoin. Badinus. Bednarz, Bednarek, Bednarski, Bednarczyk: Poolse beroepsnaam bednarz: kuiper. Bedoin, Beduin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bad-win ‘Strijd-vriend’. Bedore, Bedoret. Frans bec dor: gouden mond. Bijnaam voor een mooiprater, een welbespraakte. Vergelijk Guldemond. Beduw, Bduw, Bedwue, Bedu: Verschrijving voor de Franse familienaam Bedouet, van Oudfrans bedoue: das. Bijnaam naar het dier. Vergelijk Das. Beeckmans, Beeckman, Beekman, Beckmans, Beckman, Bekemans, Biekman. Familienaam uit de plaatsnaam Beek/Beke. Zeer verspreide plaatsnaam. Beeghs, Biegs, Biegs. Misschien variant van Berg(h)s, met assimilatie re/tr. Beek, (van); van Beeck, Plaatsnaam Beek (Gelderland, Belgisch-Limburg, Nederlands-Limburg, Noord-Brabant); ook oude naam van Hilvarenbeek (Noord-Brabant). Of uit Van der Beek. Beek, van der, te(ter) Beek, Beeke, van der Beke, (van den) Bekke, Verbeek, Verbeeke, Verbeke: Verspreide plaatsnaam ter Beek, ter Beke ‘Beek’. Beekenkamp: Plaatsnaam Bekkenkamp in Holten, Overijssel. Beeke, Beekes: Afleiding van beke. Zie van (der) Beek. Beekhuijsen, Beekhuizen: Plaatsnaam Beekhuizen in Zevenaar (Gelderland). Beekman, Beekma, Beekmans, Beeckman, Bekman: Afleiding van Van der Beek. Beekwee, Beeckwee, Beckwee, Beckwe, Beckwe, Beckw: Vlaamse uitspraak van Becquet. Beeldemaker, de. Beroepsnaam van de beeldhouwer, schilder, graveur. Beeldeman. Beroepsnaam van de beeldhouwer, beeldsnijder. Of een Re-interpretatie van Beleman. Beelden, Beeldens, Belden, Beldens, Bildens: 1. Vadersnaam. Uit Belden, umlautsvorm van Balden, vleivorm van Baldwin, Boudewijn. 2. Zie De Belder. Beele, Beelen, Beelens, Belens, Bele, Belen, Ble, Beel, Beels, Beeils, Bielen, van der Beele, van der Belen, Verbeelen, Verbelen, Beelkens. Moedersnaam uit Bele, Isabele, Isabella, via Elysabel uit Elisabeth ontstaan. 2. Korte vorm van Mabelie, Amabilia, Frans Mabille. Beele, van der, van der Belen, Verbeelen, Verbelen: Moedersnaam Verbe(e)len: vrouw Ble, Isabele. Van der Belen is een regressievorm. Beelkens. Moedersnaam van meisjesnaam Bele; zie Beele(n). Beeman, Beemans. Wellicht bedeman: belastingplichtige; ambtenaar die de beden of belastingen int. Beemd, van den, van den Beemt, van de(den) Bemdt, van den Bemd, Beem, van, Beems, van den Bem, van den Bemt, van de(den, dem) Bempt, van der Bempden, van der Bemden, van der Bempden, van den Bempde, van (den) Bemde, van den Bemden, van der/den Benden, van der Ben, van der Bent, van Bemten, (de) Bent, Debempt, de Bend, Behm. Familienaam uit de plaatsnaam Beemd, alluviaal land aan een waterloop. Beem, van, Beemen, van, van Beeumen, Verbeemen, Verbiemen. 1. Samentrekking van Bohemen. Familienaam uit de streek. 2. Mogelijk ook uit Beemd: zie daar. Beemster, Beemsterboer. Plaatsnaam. Noord-Holland. Been, Beens, Beenen, Beems: 1. Bijnaam naar het lichaamsdeel been, wellicht voor een kreupele of manke. Vergelijk Kortbeen, Langbeen. 2. Beroepsbijnaam van de slager, beenhouwer. Been, de. Waarschijnlijk spelling voor Debien of Deben. Beenhakker, Beenhakkers, Beenhacker, Beenakker, Beneker: Beroepsnaam van de slager. Vergelijk Beenhouwer. Beenhouwer, de: Beroepsnaam van de slager. Beenkens, Beentje, Beentjes, Beankens, Beonckens, Biunkens, Benekens, Benneken, Bennekens, Bienkenss: Variant van de Vlaamse familienaam Beenkens. Verkleinvorm van Been, bijnaam of beroepsnaam. 1. Vadersnaam. Been, van Bernhard. 2. Bij de bijnaam Been. Beer, de(n), de Behr, (de) Beir, de Beire, de Beyre, Ber, Beerepoot: 1. Bijnaam naar de dierennaam, uit n of andere eigenschap. 2. Het kan ook naar de huisnaam zijn ԉn de beer’. 3. Beroepsnaam voor een berenleider (circus-, marktattractie). Beerblock. Plaatsnaam, 1426 te Beerbrouc, Vinkt. Beeren, Beerens, Beirens, Berens: Zoals Berens afleiding van de Germaans voornaam Bern(h)ard. Beerendonk, van, Berendonk. Plaatsnaam Berendonk, Kempen. Beerewoud; vadersnaam Berwalt, Barwold, de plaats Barwoutswaarder in Zuid-Holland. Beerkens: Bijnaam. Verkleinvorm van de Beer. Beerlings, Berling, Berlingin, Berlijn, Berlyn, Berlin, Berlink, Beerning, Beernink, Bernink, Bierlin, Borlyn, Beeren. 1. Vadersnaam afgeleid van de het Germaanse Bernhart, Bernard, Ңerս beer of dappere strijder. Een vechtertje dus. 2. Eventueel plaatsnaam Berlingen (Limburg). Beerman, de, Beermann, Bermans, Berman, Bermann, Bermane: 1. Middelnederlands berman: sjouwer, losser. 2. Zie Berman(s). Beersman, Beersemans, Beesemans, Beesmans, Beirsmans: Afleiding van Van Beers. Beers, Bers, Biers. 1. Afleiding van Van Beers (zie daar). 2. Afleiding van (de) Beer (zie daar). 3. Of variant van Beerts (zie daar). Beers, van, van Bers, van Beirs, Beersmans, Beesemans, Beesmans, Biersmans: 1. Plaatsnaam Beers (Noord-Brabant) of Beerse (Antwerpen). Beersel , van, van Biersel, Beerselmans. Naam uit de plaatsnaam Beersel (Vlaams-Brabant) of Beerzel (Antwerpen). Beersma: 1. Friese vadersnaam. Afleiding van ber-naam, zoals Bernhard. 2. Afleiding van de plaatsnaam Beers (Littenseradiel, Friesland) Beert, Beerts, Bert, Berth. Vadersnaam, verkorte vorm van een Germaanse Bert-naam (: schitterende). Beerten, Beertens, Berten, Bertens, Bierten, Bertijn, Bertyn, Bartens, Barten, Barthen: 1. Moedersnaam. Be(e)rten kan een verbogen vorm (afleiding) zijn van Berte = Berta; zie Berte. 2. Be(e)rten(s) kan een vleivorm zijn van een Germaanse bert-naam; zie Beert(s). Beest, van: 1. Plaatsnaam Beesd (Gelderland). 2. Plaatsnaam Geetbets (Vlaams-Brabant). 1389 tusschen Beest ende Halen. Beeten, van der, Verbeeten, Verbeten, Verbeet. Familienaam uit de plaatsnaam Betuwe (onder andere in Tongeren, Limburg). Beethoven, van. Familienaam mogelijk uit de plaatsnaam Betho in Tongeren. Beets, Beetz, Biets, Bietz: 1. Vadersnaam. Afleiding van korte vorm van Germaans berht-naam. 2. Plaatsnaam Beets (Zeevang, Noord-Holland). Befays, Befaijs, Befayt, Bfayt, Befahy, Debeaufay: Plaatsnaam Beaufays (Luxemburg): mooi beukenbos. Beff, Debeffe, Debefve, Debaiffe, Debeef, Debeefe, de Beef: 1. Plaatsnaam Beffe, Bafve in Thimister (Luik). 2. Eventueel plaatsnaam Baives (Nord), met verscherping v/f. Zie Debaive. Begars: 1. Variant van Begaeres, van Frans Bigarr ‘Veelkleurig, bont’. 2. Middelnederlands beg(g)aert, baggaert ‘lekenbroeder, lid van een vrije godsdienstige gemeenschap,’ mannelijke tegenhanger van de begijn. Het woord kreeg een pejoratieve betekenis. Frans Begart ‘ketter, schijnheilige, gek’. Bgault, Begaux: Oudfrans begalt, variant van begard: begaard; vergelijk Baggaert. Ook pejoratief: ketter, schijnheilige, gek. Begelinger. Duits Beglinger, afleiding van de plaatsnaam Beglingen in Mollis-Glarus. Begier. Zuidfranse familienaam Bguier, Vig(u)ier van Latijn vicarius: gerechtsdienaar. Begin, van, den, van (den) Beginne, van den Begine, van Beguin: Naar de woonplaats bij de begijnen, het begijnhof of op een stuk grond dat aan de begijnen toebehoort. Begn, Beignet, Begnet, Begne, Beigne. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Baginus (uit Bagin-hari). 2. Bijnaam uit het Oudfranse beigne: buil op het voorhoofd. 3. Beroepsbijnaam naar de naam van het gebak: beignet. Begois. Misschien verkorte vorm van L’Aubegeois: iemand uit Albi, of Albigens, ketter. Begon, Begond, Begones, Beghon: Bijnaam. Afleiding van bgue. Zie Lebegue. Begthel: Wellicht vadersnaam. Van Duits Bechtold, dat is Berthold. Begtoo, van: De naam verwijst niet noodzakelijk naar een plaatsnaam, want hij komt ook zonder ‘VanՍ voor. Bguelin, Beguelin, Bghelin: Variant met –lin afleiding van Duitse familienaam Bege(le) van Bage, Midden Hoogduits bgen: schreeuwend twisten, hard schreeuwen, zich beroemen op. Vergelijk B(eh)aeghe. Bguin, Beghuin, Beguin, Begijn, Bguin, Beguin, Beguin, Beguint, Beghain, Begain, Bgain, Bghain, Beghin, Bghin, Beghijn, Begheijn, Begijn, Beghyn, Begyn, Beginne, Begine, Begheyn, Begeyn, Beghein, Begein, Baghein, Bagein, Boggyn, Boggijn: Bijnaam. Uit Oudfrans beguin ‘Dwaas, gek’. Bguinne, Begine, Begine: 1. Bijnaam, vrouwelijke vorm van Begin, Oudfrans bguin: dwaas. Zie Bguin. 2. Bijnaam voor een kwezelachtige vrouw, een begijn. Behage: Bijnaam Bage voor een overmoedige, trotse, ingebeelde, ijdele. Van Middelnederlands werkwoord bagen ‘Roemen’ Bijvoeglijk naamwoord, bagel ‘ronkerig’. De vorm Behage is hypercorrect en tegelijk een volksetymologische associatie met behagen, behaagziek. Beharel, Beharelle, Bearelle. 1. Naam uit het Franse bihorel, bihoreau: reigersoort. Bijnaam voor iemand met lange benen. 2. Naam uit de plaatsnaam Bihorel (Seine-Maritime). Beherman. Duits Behrmann, Beermann; Biermann, beroepsnaam van de bierhandelaar. Beheyt, Beheyt, Beheydt, Beheyd: West-Vlaamse familienaam. Over Baheyt (met hyper-correcte h) van Baet, variant van Baiet: rosbruin, roodbruin, bruinrood. Bijnaam. Ook naam van bruinrood paard, vergelijk Baaij. Behiels: Onduidelijk. Mogelijk een variant van Beels: zie Beelen. Behn, Behncke, Behnke: Vadersnaam. Noord-Duitse korte vorm van Germaanse voornaam Bernhard. Behogne, Bohogne, Debehogne: 1. Plaatsnaam Behogne, oude naam van Rochefort. 2. Romaanse vorm van Bohemen. 3. Plaatsnaam Bohan. Behr, de. Bijnaam ‘De beer’. Duitse familienaam uit Wurzburg. Beicht. Duits Beichte: biecht. Bijnaam voor de biechteling of biechtvader. Vergelijk Duits Beichter. Beier, Beyer, Beyers, Beijer, Beijers, De Beyer, Beyers, De Beyre, Byers, Baier, Bayer, Bayers, Baert, Bayertz, Baijer, Bajer. Bijnaam voor iemand afkomstig uit Beieren. Beignier, Binj, Binje, Binie, Bign, Bing. 1. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bagin-hari. 2. Of verschrijving van Beignet. Zie bij Begn. De vorm Bing is ook ontstaan uit een vondelingennaam (Brussel 1843) Beijaert, Beyaert, Bejaer, Bejaert. 1. Zie Bayard. 2. Beroepsbijnaam voor de beiaardier, de klokkenspeler. Beijersbergen. In Nederland komt naast Van Bergen Henegouwen ook Beijersbergen van Henegouwen voor. Beijk. Wellicht variant van Beek. Beinhardt, Beinaerdts, Beinaerts, Beynaerts, Beenaerdts, Beenaerts, Benaerts, Benaets: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam bain-hard; ‘Been-sterk’. Beinhard. 2. Zie Benard. Beintema, Friese vadersnaam Beint. Beinsberger, Beynsberger, Beijnsberger: Afkomstig van Bensberg, Noordrijn-Westfalen. Beiten. West Vlaams beite: ooi. Bijnaam. Vergelijk Schaap, Mouton. Bejaer, Bejaert. Variant van Beyaert of van Frans Bjard. Of eventueel Bard? Bjard. Franse plaatsnaam Beaujard: mooie gaard, mooie tuin. Bek, (de) Beck, Bec, Beckx, Bekx, Becks, Beks, (de) Becq, Becx, Bex, Beek, de Beeck, Beeck, Beeckx. 1. Bijnaam voor iemand die een grote bek opzet of voor iemand met een speciale mondvorm die op een bek of snavel lijkt. 2. Heel wat vormen kunnen varianten zijn van Beek, Van der Beke. Bekaert, Bkart, Bka, Beka, Bekaar, Beca, Becart, Becar, Beccaert, Becaert, Beeckaert, Beckaert, Becaas, Becquaert, Becquaer, Bequart, Beekaert. 1. Afleiding vorm van Van der Beke, zie Beke. 2. Romaanse afleiding van bec: bek. Bijnaam. Bekbergen, van, van Beckbergen: Plaatsnaam Beekbergen (Gelderland). Bke, Bek. 1.Zie Bequet. 2. Mogelijk soms een verfransing van de naam Beke (en varianten). Beke, Beken (van der), van der Bek, van der Becq, van der Becken, van der Beck, van der Beckem, (van der) Beque, (van der) Beeck, Beek, (van der) Beeken, Beeke, von der Becke, van de Beek, van der beck, van de Beck, van den Beek, van den Bekke, van den Beke, van den Beck, van den Becken, van den Becke, Vandrebeck, Wandrebeck, Wenderbeck, Verbeecke, Verbeecken, Verbeeke, Verbeeck, Verbeek, Verbecken, Verbecke, Verbeck, Verbecque, Verbecq, Verbeken, Verbeke, Verbque, Verbeque, Verbeckt, Ferbecq, Vorbeck, ter Beek, Terbekke, Beekens, Beeken, Beken, Beeken, Beeke, Bekkens, Beeck, Beeckx, Beek, Beex, Becque, Becken, Becke, de Beke, Bque, Bque, Opdebeeck, Opdebeek, op de Beeck, op de Beke, op de Becq, Obtebeke, Opderbeck, Beeckman, Beeckmans, Beekman, Bekemans, Bekeman, Bekema, Bekkema, Bekhof, Bekke, Beckmans, Beckman, Biekman. Familienaam afgeleid van de zeer verspreide plaatsnaam ‘Ter, Beek, Ter Beke; beek’. Bekelaar, Bekelaer, Beeckelaers, Beclard: Ontronde vorm van Beukelaer. Bekenes: Plaatsnaam Bekenes in (Utrecht). Beker, Bekers, Bekersz, Beekkers, Beekers, Beekher, Bieker: 1. Bijnaam naar de huisnaam ‘De Bekerՠof beroepsnaam van de bekermaker. Vergelijk Duits Becher(er). 2. Uit Bekaert(s). Bekhoven, van Beckhoven: Plaatsnaam Bekhoven in Brecht (Antwerpen). Bekkink, Garrit Bekkink ontgon een heideveld dat aan zijne landerijen paalde. Hij bouwde daar een huis, en richtte alles tot een nieuwe hoeve in, voor een van zijn zonen. Natuurlijk moest die nieuwe hoeve ook de ouden naam Bekkink dragen; ze was immers, als ‘t ware, een uitvloeisel van het oude erve Bekkink, en werd ook door eeneBekkink bewoond. Maar ter onderscheiding noemde men het ene erve Oud-Bekkink, het andere Nieuw-Bekkink en ook deze namen gingen weldra op de bezitters van die hofsteden en op hun nageslacht als vaste toenamen over. Oud is ool Bekkink. Zo ook met Groot-Aysma, Klein-Donia, Oud-Hemminga en Ny-Hemminga, Olden-Banning en Nyen Banning, Nye–Manting, Ny-Hoving, Ny-Huising, Olden-Wening en Olden-Waving van de geslachtsnamen Banning, Manting, Hoving, Huising, Wening en Waving. Elders weer nevens Ool-Bekkink, Klein-Bentinck, Klein-Budding, Olde-Dubbelink, Klein-Starink en Klein-Ubbink de enkelvoudige namen Bekkink, Bentinck, Buddingh, Dubbelink, Starink en Ubbink. Bekkum, van. Plaatsnaam, Bekkum, Overijssel, bij Hengelo. Belpaume, Bellepaume, Belpalme, belpaeme, Belpame, Belpomme: Franse bijnaam Belle paume: mooie (hand)palm. Vergelijk Frans Bellemain. Bel, Belmans, Belman, Bellen, Bellens. 1. Familienaam uit de plaats Geel-Bel (Antwerpen). 2. Zie ook Belmans, Bellin, Belle. Bel, de: Bijnaam of beroepsbijnaam naar de bel van de bellenman, de omroeper. Bel, van (der): Bijnaam naar de huisnaam ‘De Bel(le) als in Brugge’. Zie ook In de Belle. Belaert, Beelaert, Beelaerts, Beellaert, Bielart, Biela, Belard, Belart, Blart, Bellaert, Bellard, Bellaart, Bellart, Beldert: Bijnaam. Afleiding van het Middelnederlands werkwoord belen, bellen ‘Blaffen, onaangename geluiden voortbrengen’vergelijk Duits bellen ‘Blaffen’. Blanger, Blang, Belange, Belamge, Bellanger, Bellang, Bellange, Bellengier, Belleng, Bellenge, Bellenger, Belenger, Blenger, Balanger: Vadersnaam. Variant van Berenger met r//-wisseling. Vergelijk de Engelse famiienaam Bel(l)enger, Bellinger = Beringer. Belboom. Een huis in Brugge heette in 1580 De Belleboom. Belche. Duitse bijnaam. Middenhoogduits bleche: waterhoen. Belde, Beeldens: Vadersnaam. Belden, klankwijziging van een klinkervorm van Balden, vleivorm van Baldwin, Boudewijn. Belder, van de. Waarschijnlijk variant van Van de Bielde, benvloed door De Belder. Belderbos, Belderbosch. Plaatsnaam in Geel (Antwerpen?), Brunssum. Of Bellenbusch in Wuppertal? Belderok: Picardisch belleroque. Samenstelling met Oudfrans roche, Oudpicardisch roke, roque ‘Rots; slot, burcht op een rots’. Plaatsnaam Belleroche (Loire, Moselle). (de) Belder, Belders, Bielders, (de) Belser, de Beelde, Beeldens, Beelden, Belden, Beldens, Belt, (van den); van de Bilt, Beld, van de/den, Belde, Beldhuis, Befeldens, Befelden, Befelde, Goldenbeld. 1. Het Middelnederlands beelder betekent schepper, uitbeelder, beeldhouwer, schilder. In dat geval een beroepsnaam. 2. Beroepsnaam van de omroeper, de belleman. 3. Naam uit het Middelnederlandse bels: bijl. Beroepsbijnaam voor de smid, de wapenmaker. Belderbos, Belderbosch. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Geel (Antwerpen). Beldert: Vadersnaam. Germaans naam balth –hard ‘moedig –sterk’. Baldhardus. Beleman, Belemans, Beellemans, Beelleman: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Ble: Isabele. Beleir, de: familienaam De Beleir, verschrijving van De Berlaer = van Berlaar. Plaatsnaam Berlaar (Provincie Antwerpen). Belckx. Wellicht variant van Balks. Belet: 1. Vadersnaam. Uit Robelet of Robillet, verkleinvorm van de Germaanse voornaam Robert. 2. Bijnaam Bellet, verkleinvorm van bel, beau ‘mooi’. Belfroid, Belefroid, Bellefroid, Bellefroy, Beffroi, Balfroid, Balfoort, Balfhoudt, Bafort, Baffrooy, Baffroy, Baffrey, Bafroey, Bellfort, Belford, Beffort: 1. Vadersnaam. Ba(l)froid, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Balafrid, Balfredus. 2. Plaatsnaam Bellefroid (Provincie Luik) of Beaufort of Belfort. Bellefroid in Voroux-Roloux. Belfort van Franse beffroi, uit Oudfrans berfroi, dat uit het Oudnederlandse *bergfriþu ‘Wredebewaarder’ uit Oergermaans *bergan Ңergen, bewaren’ en *friþuz ‘Wrede, bescherming.’ Via volksetymologische werd beffroi in de 13de eeuw omgevormd tot belfort, uit bel ҫlok’ en fort Ңurcht, versterking.’ Belge, Belgen, Belges. Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Baldger. Vergelijk Belger(s). Belgeonne, Beijonne: Bijnaam. Frans bel: mooi + Jone, dat is de vooornaam Jean: Jan. Vergelijk Jeannard=Jonnard, Schoonjans, Beaujean. Belger, Belgers: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-ger ‘moedig-speer’. Belgy, Belgey: Bretonse familienaam Beleguic, Le Belleguic, Le Bellguy, afleiding van Bretons Belec: priester. Belhomme, Belhommet, Bel’Lome: Bijnaam voor een mooie man; vergelijk Schoonemans, Duits Schonemann. Beliard, Belliard, Bellia, Belliart, Beljaars, Beillard, Beilharz, Billiard, Billiaert, Billia, Bilia, Billart, Billard, Billla, Billat, Bellynck, Fries Bellinga, van de oude naam Belle (Belke). Billas, Billast, Bilaer, Bila, Biard, Biar, Biart, Bia, Bias, Biya, Bya, Bard, Bart, Beard, Beart: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Biligardis, Billiardis, Beliardis; of vadersnaam. Biliardus, Beliardus. 2. Vadersnaam. Korte vormen van de Romaense vleivormen Robillard, Lambillard. Belie, de: Variant van de familienaam De Bille. Plaatsnaam Oudfrans bille ‘Boomstronk’. Belien, Belie, Blie, Belin, Belins, Bilien, Bilin, Bielien, Bill, Bille, Billen, Billens), Bilen, Billenne, Bilenne: Moedersnaam, afleiding van de voornaam Belie, korte vorm van Mabelie, Frans Mabille, van Latijnse Amabilia of van Sebelie, van Sibilia. Blier, Belier, Bellier, Belly, Bellij: 1. Frans blier: ram. Bijnaam. Vergelijk De Ram. 2. Blier is de vondelingnaam van Hipolite Blier, in 1817 gevonden in Cent aan een caf in de Rue du Blier, verkeerde vertaling van Raamstraat, begrepen als Ramstraat. Belijn, Belijn, Belym, Beleyn, Belin, Beling, Blin: 1. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse voornaam, misschien korte vorm van Robelin. Of Bratto is een variant van Bertin of Bonin. Belijn is de naam van de ram in Reinaert de Vos en die kan wel beantwoorden aan Bernardus, naam van de ram in de Isengrimus. In het Frans is Belin de traditionele naam van het schaap. 2. Zie ook Bellin. Beljaars, Beljaards, Belien, Belin, Bellaart, Beljers. 1. Moedersnaam, van Mabelie, Sibilia of Biligardis/Beliardis. 2. Vadersnaam van Beliardus. 3. Of van Franse namen als Robillard en Lambillard. Bellau, Belleau. Plaatsnaam Belleau, Aisne, Meurthe-et-Mos. Afleiding van bel; mooi. Vergelijk Bellet. Bell. Engelse familienaam. 1. Moedersnaam Isabel. 2. Bijnaam. Frans bel; mooi. 3. Engels bell; klok, bel. Bijnaam. Bellaire, Belair, Belaire: 1. Plaatsnaam Bellaire (Luik) en in Cortil-Wodon, Dison (Luik), Marchin (Luik), Vaux-Chavanne. 2. Bel + Oudfrans hre: figuur, gezicht, gelaatsuitdrukking; Oudfrans ble hre: bonne mine. Bijnaam. Bellamy. Bijnaam bel ami; mooie vriend, geliefde. Bellavia, Belliveau. Spaanse en Franse familienaam uit de plaatsnaam: mooie, liefelijke vallei. Bellavoine, Balavoine: Plaatsnaam Belle-Avesne in Lattre-St. Quentin (Pas-de-Calais): Ballaeingh, van. Waalse aanpassing van Bellingen. Belle. Moedersnaam. Korte vorm van Isabel(l)e. 2. Korte vorm van Sint Beatrix, via Beltridis (vergelijk Biltris). 3. Eventueel van Elisabeth, Lijsbette, via Lijsbelle. Belle, de, (de) Bell, Bel: Bijnaam of beroepsnaam naar de bel van de belleman, omroeper. Van Belle, Vanbellen, Vanbelle, van Bellen. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Belle (Bailleul in Frans-Vlaanderen) of Denderbelle/Schellebelle, Bel in Geel, Antwerpen..Zie ook Bel. Belle, in de: Huisnaam De Belle in de Lange Gistsraat in Middelburg. Zie ook van der Bel. Bellebouche. Bijnaam voor iemand met een mooie mond, wellicht figuurlijk voor een mooiprater. Vergelijk Duits Schnmund, Frans Bellegueule. Bellecoste. Belle Cte: mooie helling, oever. Plaatsnaam Bellecotte in Ecaussines (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Bellecte (Luik). Belleflamme, Bellflamme, Belflamme: Bijnaam of huisnaam. Ook plaatsnaam in Grivegne (Luik). Bellefond. Plaatsnaam Belle Font; mooie bron. Vergelijk Duits Schonbrunn. Bellefontaine. Plaatsnaam; mooie bron. Bellegem, Belleghem, van; Bellegum, Belleghen, van Bellinghen: Plaatsnaam Bellegem (Kortrijk, West-Vlaanderen). Belleguelle. Bijnaam. Belle gueule: mooie mond. Vergelijk Bellebouche. Bellekens, Belquin. 1. Naam afgeleid van bel(le). Bijnaam voor de belleman. 2. Vadersnaam uit de voornaam Bellin. Zie daar. Bellem, van. Plaatsnaam Bellem, Oost-Vlaanderen. Bellems, Bellemans: Schouwse familienaam uit Bethlehems, naar het klooster Bethlehem bij Elkerzee (Middenschouwen). Bellemans, Belmans, Belmanne, Bellmann, Bel. 1. Beroepsnaam voor de belleman, de omroeper. 2. Afleiding van Van Belle: zie Belle. 3. Afleiding van Bellin/Ballin. Zie bij Bellin. 4. Zie ook Bel. Ook afgeleid van de Schouwse familienaam Bellems, in de 16de eeuw ontstaan. Bellemare. Moedersnaam. Belle Marie: mooie Maria. Bellement. Verschrijving voor Belleman of Bellement. Bellement, zie Belmonte. Bellemont. Plaatsnaam Belmont in Ethe. Bellement in ‘S-Gravenwezel. Belmont is ook een verspreide plaatsnaam in Frankrijk. Bellems. Schouwse familienaam naar het klooster Betlehem bij Elkerzee. Bellenhen, van, Bellenen, van. Variant van Van Belleg(h)em of Van Belling(h)en. Bellenot. Plaatsnaam Bellenot, (Cte-d’Er). Beler, Bellers, Beler: 1. Afleiding van bellen: met de bel luiden. Vergelijk De Belder 2. 2. Afleiding van bellen: blaffen. Bijnaam voor een lawaaimaker, twistzoeker, norse kerel. Vergelijk Duits Blier. Belleri, Bellery, Belery. Plaatsnaam; mooi beek. Belleroch, Belderok: Oudfrans roche, Oudpicardisch roke, roque: rots, (ook) slot, burcht op een rots. Plaatsnaam Belle-roche (Loire, Moselle): mooie burcht op rots. Vergelijk Duits Schnfels. Bellet, Belley, Bellez, Belette. Belet. Afleiding van bel, beau; mooi. Bijnaam. Belletable. Belle Table? Beroepsnaam van de meubelmaker? Of Belle Etable: mooie stal? Belleter, Billeter, Bileter. Variant van de Duitstalige familienaam Billeter, afgeleid van de plaatsnaam Bilten in Glarus (Zwitserland). Bellevergue. Bijnaam Belle vergue: mooie roede (pnis). Vergelijk met zelfde betekenis Schoonteers: Belleville. Plaatsnaam Belleville in Fronville, maar erg verspreid in Frankrijk. Bellicourt. Plaatsnaam, Aisne. Vergelijk Bellecourt. Bellivre, Bellievre, Bellevre: Bijnam. Bel livre: mooie haas. Wellicht uithangbord. Vergelijk Franse familienaam Bellevrat. Bellin, Bellend, Bellen, Bellinck, Bellyn, Bellynck, Bellings, Belling, Bellin, Bellink, Bellinkck, Bellincks, Bellinckx. 1. Vadersnaam, variant van Ballin, knuffelvorm van Baldwin, Boudewijn. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bello. 3. Zie ook Belijn. Bellinghen, van, Bellingen, van, van Bellinghem, van Bellinghe, van Belinghen, van Belingen. Familienaam uit de plaatsnaam Bellingen (Vlaams-Brabant). Belois, van. Vermoedelijk vernederlandste vorm van Dubelloy. Zie daar. Belot, Bellot, Bello, Belloo, Bellon, Belon, Belotte, Blote, Blot: 1. Vadersnaam. Korte vormen van Herbelot, Hubelot, Robelon enz., vleivormen op -elot, -elon van Herbert, Hubert, Robert enz. Vergelijk Billot. 2. Moedersnaam. Korte vorm van Isabelot, Isabelon. Bellotto: Bijnaam. Zoals Bellotti een Italiaanse verkleinvorm van bello ‘mooi’. Belois, (van), Belais: Wellicht vertaling van Frans Dubelloy, Dubellay. Plaatsnaam Belloy (Somme, Oise, Orne), Bellay (Seine-et-Oise). Romaans betuletum ‘Berkenbos’. Bels (de), Beels, Beils, Beyls, De Beys. Familienaam uit het Middelnederlandse/Oudsaksische bijl/bil/byl/bels (bijl/zwaard). Wellicht beroepsnaam van de maker van bijlen. Belser: Variant van de Belder. Middelnederlands Beelder ‘Schepper, uitbeelder, beeldhouwer, schilderՠof belder ‘Bellenman’. Belt, van de, den, der, van den, de Beld, van der Bilt: Oost-Nederlandse plaatsnaam Belt, Bilt ‘kleine hoogte, bult’die we nog herkennen in vuilnisbelt. Plaatsnaam Belt in Wieringen (Noord-Holland), Brederwiede, Overijssel, Op de Belt in Bergen (Nederlands-Limburg), Bilt in Stevensweert (Nederlands-Limburg), De Bilt, (Utrecht). Beltman: Afleiding met achtervoegsel –man van van den Belt. Belva, Belval, Belveaux, Belvaux, Belleval, Belleveaux, Bellevaux, de Belvaux, de Belva: Plaatsnaam Bellevaux of in Limburg; Belvau(x) in Resteigne, Belva in La Reid, Leers-Nord. Belz. Vadersnaam. Duits Blz, Balz, korte vorm van Balthasar of oud Bal(d)zo van een Germaanse bald-naam. Belzen, van; van Belsen: Plaatsnaam Bilzen (Belgisch-Limburg)? Bemden, van (den), van den Bend, (van der) Bent, van der Ben: Plaatsnaam Beemd ‘Weiland, alluviaal land aan een waterloop’. Bemel, Bemels, de Bemels: Plaatsnaam Bemel in St.-Pieters-Woluwe. Bemelen, van, Bemelmans, Bemeler. Familienaam uit de plaatsnaam Bemelen (Nederlands-Limburg). Bemelmans: Afleiding Van van Bemelen. Plaatsnaam in Nederlands-Limburg. Bemindt. Bijnaam voor een geliefde. Vergelijk Bienaim. Bemmel, van, van Bemmelen: Plaatsnaam Bemmel (Vlaams-Brabant, Gelderland). Bemst, van der. Wellicht variant van Van Binst. Bemus, Bemis: Volksnaam van de Bohemer, uit Bohemen (Tsjechi). Behm is een Duits dialect ontronde vorm van Bhm: Bohemer. Bemus, van Latijn Bohemus of van Bohmisch. Bemis komt in Antwerpen in de 16de eeuw naast Beemers voor. Benard, Bnard, Benart, Benaert, Benaerts, Beenaerdts, Beenaerts, Bennaerts, Bennaers, Bennaars, Bennar, Besnard, Besnehard, Beunaerts, Beinaerdts, Beinaerts, Benaets, Benats, Benat, Bnade, Benaden, Benade, Benaest. Vadersnaam, variant van de Germaanse voornaam Bernhard. Benauw, Benaut, Benou: Door assimilatie rn van nn uit Bernau(w) uit de Germaans naam Bernwald, Bernoud. Maar Bernauw kan door omkering van volgorde van klanken ook ontstaan zijn uit Bruneau ‘De bruine’. Bendegem, van; van Bendegom: Plaatsnaam Bennekom (Gelderland), eerder Benninkheim verschilt slechts in naam van het Friese dorp Bingum, dat is Binningheim. Benders, de, de Bendere, Beenders, Benders: 1. Beroepsnaam van de (vat)binder, kuiper, vergelijk Duits Fassbinder. 2. Hij die boeit, knevelt. Bendermacker. Noord Duitse vorm van Duitse beroepsnaam Bendermacher; hoepelmaker. Beneden, van,vVan Benden, van Beneen, van, Benen Beneder, Benee, Ben, Ben: Zonder van- aanloop uit Van Beneden. Naar de woonplaats ergens beneden, in de laagte. Benedict, Benedictus, Benedickt, Benedic, Benedikt, Benedikt, Benedix, Benedek, Benedetti, Benedet, Benedetto: vadersnaam. Latijnse Sint Benedictus; ‘De gezegende’. De voornaam Benedictus was in onze streken vrij zeldzaam. Vanaf 1157 trad hij sporadisch op. Beneking. Vadersnaam. Afleiding van Been, bakervorm van Bernard. Zie Beekens, Behn. Benens, Benen, Beneens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bernhard. Benr. Wellicht Oudfrans beneur, Frans bienheureux: gelukkig. Benet. Vadersnaam. Franse afleiding van de Germaanse voornaam Bernhard. Beneton, Benneton, Benetton: 1. Vleivorm van Bent. 2. Van Oudfrans bane, Frans benne: rieten mand, korf. Beroepsnaam. Bnicourt, Benicourt: Plaatsnaam Bennecourt (Seine-et-Oise). Bnistant, Benistant. Franse bijnaam Benestant; behoorlijk, beschaafd, fatsoenlijk. Bnit, Benito, Bny, Beny, Benie, Beni, Bnis, Bnit, Benijts, Benyts, Beniest, Benist: vadersnaam. Romaanse variant van Benot, van Sint Benedictus. Benjamin, Benjamins, Benjamens, Benjaminsen, Benjaminssen, Benjaminson, Penjanin, Benjaminsz, Bens. Bijbelse naam Benjamin; zoon van het geluk. Ook de jongste kind van het gezin. Benn, Benne, Bennes, Bens, Ben: 1. Vadersnaam. Germaanse bakernaam met assimilatie rn/nn uit Bernhard of andere bern-naam. Vergelijk Beyn, Behn, Beenkens. 2. Eventueel bijnaam naar de benne of mand. Beroepsnaam voor de mandenvlechter of visser. Benneau, Benault, Benaut, Benieaux, Benniaux, Beyney, Benauwt, Benouwt, Benout: Vadersnaam. Variant van Bernau(s), Bernaut, Bernauw, door assimilatie rn/nn (vergelijk Bernard/Benard, Bernier/Benniers). Bernau kan evenwel ook een variant zijn van Brunau, door klankverandering. Bennebroek. Plaatsnaam, Noord-Holland, Benningbroek, dorp in Noord-Holland en Benningbrough, dorp in Yorkshire, Engeland. Benninghusum, dorp in Noord-Friesland; Bennighofen, dorp by Rotenburg in Hanover; Bennington, in Hertshire, Engeland, enz. En van deze plaatsnamen is op hun beurt weer de geslachtsnaam Van Bingum ontleend. Bennekom, van. Plaatsnaam Bennekom (Gelderland). Benner. Duitse beroepsnaam van de maker van bennen, rieten korven. Bennert. Vadersnaam. Duitse variant van de voornaam Bernhard. Bennesteker. Beroepsnaam van de mandenvlechter. Het werkwoord steken en het gereedschap steker komen in het mandenmakersberoep voor. Bennetsen, Bennedsen: Vadersnaam. 1. Berndsen, zoon van Bernard. 2. Zoon van Bennett. Bennett. Vadersnaam. Engelse vorm van Franse voornaam Benot, Latijn Bene-dictus. Benist, Beniest: Door omkering van volgorde van klanken uit Beniets, Benijts, afleiding van Bnit, Romaanse variant van Benot, de heiligennaam Benedictus. Bnit, Benito, Bny, Beny, Benier, Benirr, Beni, Benis, Benit, Benijts, Benyts, Beniest, Benist. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van Benot (heiligennaam Benedictus). Benne, Bennema, Binnema: Vadersnaam. Friese afleiding van Benne, Binne, van Benno, bakervorm van een Germaans bern-naam, zoals Bernhard, Bennik, Benniks, Benning, Bennings, Benninck, Bennink, Benningh, Benninge, Bennigsen, Benningsen, in Friesland Benninga, Bennenga, Bennema, Bennen, Bennes, Bensz, Bens, in Engeland Benson: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse bakernaam Benne. Benning, van der, Benningen, Benninga, Benningh, Bennink, Bening, Bennigshof. Plaatsnaam Benningen am Neckar. Benoit, Benoidt, Benois, Benoist, Benoij, Benoy. Benoye, Benoey, Benooit, Benoot, Benoodt, Binoit, Binois, Binoye, Binoir. 1. Vadersnaam uit de Franse vorm van de heiligennaam Benedictus. Benoo(d)t is de typisch Vlaamse vorm. 2. De Waregemse voorouders van Peter Benoit heetten evenwel Mannoot. Een verschrijving leverde Benoit/Benoot op. Mannoot komt uit de Germaanse voornaam Manoud (zie Maenhout). Benony, Benonit: Bijbelse voornaam Benoni; ‘Zoon van mijn smart’aanvankelijk de naam van Benjamin, hem gegeven door zijn stervende moeder. Benoorden. Naar de woonplaats benoorden een plaats. Bens, de. Onduidelijk. Zoon van De Ben? Of uit Bens, met secundair lidwoord? Bensberg. Plaatsnaam in Duitsland. Bensch. Duitse familienaam Bentsch uit de voornaam Benz. Zo ook Bensel, Benselin. Benschop, van. Plaatsnaam in Utrecht. Bentinck, Bentin, Benting, Benthin, Benten, Bente, Bentinck, Binten, Benthein, Bentein, Benteyn, Beintein, Bent, van den, der, Bant, Bintein, Langebent. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bernhard of van Sint Benedictus, vergelijk Deense vorm Bent. Benon: Vadersnaam. Afleiding van voornaam Benot, Bendictus. Benson, Benzon: Engelse vadersnaam. Zoon van Benn(et): Benedictus. Benski: Vadersnaam. Slavische afleiding van Benedictus. Bentem, Benthem, (van), van Benten, Bentum, van: Plaatsnaam Benthem (Noord-Brabant) of Bentheim (Nedersaksen). Benthuys, Benthuijs. Plaatsnaam Benthuizen, Zuid-Holland. Bentschap, Benschop: Plaatsnaam Benschop (Utrecht). Benvuto, Benvuti, Benvuta. Vaders-, moedersnaam. Itaaliaanse Benvenuto; de welkome. Benz, Benzen, Bentzen, Bentz, Bentsen, Bents: Vadersnaam. Alemannische vleivorm van de Germaanse voornaam Berthold, soms Bernhard. Beral, Berael, Brall, Bral, Brals, (de) Brael, de Braal, Braele, Bral, Brale. Vadersnaam uit het Franse Bral, Berault, Braud. Dit zijn Romaanse vormen van de Germaanse voornaam ber-wald. Braud, Breau Breaud, Bereau, Bereuax, Briaux, Briau, Beriau, Beriaux, Brieau, Beraude, Beraud, Berauld, Berault, Beraux, Berhaut. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ber-wald. Berber, Barben, Berbers, Berbe. Berber; in het buitenland geboren, vreemdeling. Berckmoes, Berkmoes, Verberckmoes, Verberkmoes: Plaatsnaam Berkmoest. Een most is een plaats waar mos groeit, een drassige plaats bij een berk. Berenfeld, Bernfeld, Vergelijk Duits Barenfeld, van plaatsnaam Barenvelde. Vergelijk (van) Barneveld. Beral, Berael, Brall, Bral, Brals, (de) Brael, de Braal, Braele, Bral, Brale: Vadersnaam, van Frans Bral, Hrault, Braud, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam ber-wald; ‘Beer-heerser’. Beraldus. Beraldin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Berwald. Beraldo. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam Berwald. Brard, Beraerts, Beraets, Beraet, Berat, Bera, Berra, Beyra, Beirhaert, Beuraert, Berardi, Berardo: Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-hard; ‘Beer-sterk’. Ber(h)ardus. Braud, Breaud, Breau, Beraux, Bereau, Briaux, Briau, Beriaux, Beriau, Brieau, Beraude, Beraud, Berauld, Berault, Beraux, Berhaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-wald; ‘Beer-heerser’. Vergelijk Berwouts, Beral, Berode. Berce, Berche, Bercet, Berc, Bercez: Oudfrans berche, Waals berce, van bercet: wieg. Beroepsnaam. Berchum, van; Berchem, van, van (den) Berghem, Berghems: Plaatsnaam Berchem (Provincie Antwerpen, Oost-Vlaanderen), Berghem (Noord-Brabant). 1300 Ostonis de Berghem. Of variant van Van Berkum. Van den Berghem kan ook wel een variant zijn van van den Berge(n). Berchier. Beroepsnaam. Variant van Bergier; zie Berger: herder. Berck, Berk, Berke, Berque, Bierque, Bercq, Berks, Berx, Berckx, Bercx, Berken, Berkens, Bierkens. 1. Vadersnaam uit een Germaanse ber-naam, Bericho, Birico. 2. Familienaam naar de plaatsnaam Berk, naar de boom. Vergelijk Birk(en). Of plaatsnaam Berck-sur-Mer (Pas-de-Calais). Berck, van de(den, der), van der Berk, van der Berken, van der Berk, van der Bercq, Verberckt, Verberkt, Berkmans, Berkman, Berckmans, Berckman, Berquemanne, Berqueman, Baerckmans, Barkman. Familienaam uit een plaats waar berken groeiden. Berckelaer, van, Berckelaere, van, van Bercklaer, Berckelaers. Familienaam uit de plaatsnaam Berkelaar in Echt (Nederlands-Limburg), Kontich (Antwerpen), Asse (Vlaams-Brabant) en Sinaai (Oost-Vlaanderen). Berckmoes, van der Berkmoes, Berkmoes, Verberckmoes, Verberkmoes. Familienaam uit de plaatsnaam Berkmoes: Een most is een plaats waar mos groeit. Een berkmoest is een drassige plaats bij een berk. Berckt van de,(den, der), van den Bercht, Verberckt, Verberck, Verberkt, Verbercht, Verberght, Verbergt, Verberdt, Verbert. Uit de plaatsnaam Berkt: berkenbos. Er is zelfs een dorp Berkt (Noord-Brabant). Bercoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam berg-wulf; ‘Bescherming-wolf: Perculfus. Bercu. Verkeerde spelling van de Franse familienaam Beru, Berchu. Oudfrans beru: toestel (touw) om de wieg te laten schommelen. Bercy. Bercy is een plaatsnaam bij Parijs, maar vermoedelijk gaat het om een spelling van de Slavische familienaam Berczy(k). Berdal. Berdhal: Klankverandering van Bredael? Berdel. Middelnederlands berdeel, bordeel, Oudfrans bordel: planken hut, bordeel. Bijnaam voor de bewoner van een houten huis of hut. Berden, Berdenne, Berdin, Berding, Beerden. Vadersnaam uit de voornaam Berend (zie bij Bernhard). Berdermans. Beroepsnaam van de berdzager, plankenzager. Berebroeckx, Berebrouckx, Berenbroek, Beerenbrouck: Plaatsnaam Berbroek (Limburg) en in Eigenbilzen (Limburg). Berenbaum, Berenboom. Noord Duitse vorm van Duitse Birnbaum: perenboom. Vergelijk Van de Peereboom. Berenblit, Berenblut: Duits Birnblte: perenbloesem, bloeiende perenboom. Plaatsnaam. Berenbroek. Plaatsnaam, Overijssel en in Genk, Limburg. Berendonk, Berendock, Berendoncks, Berendonckx, van Beirendonck : Plaatsnaam Berendonck in Wijchen (Gelderland) en verspreide plaatsnaam Berendonk in de provincie Antwerpen. Berenger, Bringer, Beringuier, Branger, Beranger, Branger, Baranger, Bringer, Bringiers: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-ger; ‘Beer-speer’. Berenger(us), Berengarius. Berenhole. Re-interpretatie van Bernoul, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bernolf. Berenpas: Plaatsnaam. Samenstelling. Beren en pas ‘Bos van laag hout’. Berens, Beeren, Beerens, Berrens, Beirens, Beyrens, Bierin, Bieren, Bierens, Biren, Beringhs, Berings, Beerings, Berinckx, Berinx, Beirinckx, Berix, Barrix, Bierinckx, Bierinx, Bierings. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bern-hard. 2. De afstammelingen van Jan de Bere, leenheer uit het hof ter Loo in Kasterlee, heten Beirens. Berenschot: Variant van Berendschot. Plaatsnaam Schot ‘efgeperkte ruimteՠvan Berend. Berg, (de) den Berge, (de) Berghe, Bergh, (de) Barge, de Bergk, Barg, Berghs, Bergs: 1. Middelnederlands barg/berg: mannelijk gelubd varken. Wellicht beroepsnaam voor een varkencastreerder. 2. Korte vorm voor van den Berg; of zie de Barge. Berg, (van), Vonberg, von Berg: Verspreide plaatsnaam Berg. Eventueel, van Van den Berg, Vomberg. Zie ook Deberge. Berg, van de(den), van de(den) Berge, van der Berge, ten Berge, van de (den) Bergen, van de, den Bergh, Bergh, von, van de(n) Berghe, van den Berghen, vanden Berghe, van den Berch, van dem Berg, van dem Berge, van der Berghe, vander Berghen, van der Bergh, van (den) Bergue, Wandenberg, van der Bergue, van dem Bergue, von der Berge, von den Berg, Vondenberg, Vondeberg, Vomberg, Vomberge, Wambergue, Wanbergue, Wamberghe, Vannenberg, Vannenbergh, Vannenberck, Vaneberg, Vanebergh, Vaneberck, ten Berge, Bergman, Bergmann, Bergmans, Berghman, Berghmans, Berchman, Berchmans, Bergeman, Bergemann, Bergemanne, Barchman, Bergamanne: Zeer verspreide plaatsnaam ten Berge die in vele dorpen al aan een heuveltje gegeven werd: berg. Als adresnaam Berghuis, Berghuijs, Berghuys, Berghuizen, Berghaus. Bergacker. Plaatsnaam Bergakker (Gelderland). Akkernaam in Dentergem, Egem, Sijsele. Bergamo, Bergami. Italiaanse plaatsnaam Bergamo, Latijn Bergomum. Bergeijk, van, de Bergeyck: Pplaatsnaam Bergeyk (Noord-Brabant). Bergen, Berghen, Berg, Bergh, Berghs, Bergs. Korte vorm voor Van Bergen, Van den Berge. Bergen, van, (van) Berghen, Vanbergen: Plaatsnaam Sint-Winoksbergen (Frans-Vlaanderen), Destelbergen (Oost-Vlaanderen), Bergen-op-Zoom (Noord-Brabant), Bergen (Noord-Holland) en Bergen (Frans Mons, Henegouwen). Bergenhenegouwen. Plaatsnaam Bergen (Mons) in Henegouwen. Berhenhuizen, Bergenhuyzen, Bergenhouse, Berghenouse. Plaatsnaam Bergenhuizen, Nederlands-Limburg, Bergenhusen en Bergenhausen, Duitsland. Berger, Berg, Bergez, Berges, Berges, Bergey, Bergeys, Bergier, Bergies, Bergiers, Leberger, Laberger, Du Berger, Dubergey: Franse beroepsnaam berger: herder. Berges kan evenwel, net als Vergs, een Gasconse vorm zijn voor Verger: boomgaard. Zie ook Berger(s). Berger, Bergers. 1. Bijnaam voor iemand die (ver)bergt, in veiligheid brengt. 2. In Limburg ook afleiding van Berg. Bergerac Bergeras, Bergerat. Plaatsnaam Bergerac, Dordogne. Berger, den, Bergman, Bergers, Barger, Salfischberger, Bergerie. 1. Beroepsnaam iemand die een gezonken schip bergt. Plaatsnaam Berger, Noorwegen. 3. Berger, Franse beroepsnaam voor herder, van Oudfrans bergier. Duitse familienaam komt van Berg; berg of heuvel of plaats Berg. Bergeret. Beroepsnaam, afleiding van Frans berger; herder. Bergerhof, Bergerhoff, Borgerhoff: Duitse plaatsnaam Bergerhof. Bergeron, Bergeyron, Bargeron: afleiding van Berger; vergelijk Bergeret. Bergs, Berg. 1. Bijnaam voor iemand die zich verbergt, in veiligheid brengt. 2. in Limburg ook afleiding van Berg. 3. Of uit het Franse berger: herder. 2. Afleiding van van (den) Berg: Berges, Berg, Bergez, Bergs, Bergeys, Bergey, Bergier, Bergies, Bergiers, Leberger, Laberger, du Berger, Dubergey. Uit het Frans: beroepsnaam voor een herder. Bergeijk, van; van Bergijk, Bergeyck: Plaatsnaam Bergeyk (Noord-Brabant). Berghgracht: Plaatsnaam Berggracht in Beersel (Vlaams-Brabant). Berghof, Berghfer, Bergshoeff. Naam uit de plaatsnaam Berghof (Nederlands Limburg). Berghof in Belsele (Oost-Vlaanderen) en Oorderen (Antwerpen). En wellicht nog op andere plaatsen. Berghfer is ongetwijfeld afleiding van een Duitse plaatsnaam Berghof. Berggrn, Berggreen: Duitse familienaam: kopergroen. Berghgracht. 1. Plaatsnaam Berggracht in Beersel (Vlaams-Brabant)? 2. Volksetymologische Re-interpretatie van plaatsnaam Bacharach (Reinland-Pfalts). Zie Bachrach. Bergholtz. Plaatsnaam Bergholtz, Elzas, Bergholz, Beieren. Berghuis. Plaatsnaam Berghuis, Berghuizen (Gelderland, Drenthe). Bergilez. Plaatsnaam Bergilers bij Borgworm, Luxemburg. Berginc, Bergine. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse berg-naam; bescherming. Bergman, Bergmans, Bergmann, Bergmanns, Berghmans, Berghman, Berchmans, Berchman, Bergeman, Bergemann, Bergemanne, Barchman, Bergamanne: Afleiding van Van den Berg(e). 1459 Jan Berchman, Diest; de vader van Johannes Berchmans werd in 1599 eerst als Van den Berge ingeschreven. Zie bij Berg. Bergrath. Plaatsnam in Eschweiler en Mnstereifel. Bergs: Afleiding van de Berg of van den Berg. Bergsma, Bergema, Bergen, Bergs, Bargen, Bargsma, misschien ook Bergman, Bergmans, Barchmns: Het geslacht Bergsma voert zelfs een varken, Fries baerch, barg, als sprekend wapen. Friese familienaam, vader/moedersnaam met een afleiding van Germaanse voornaam Bergo/Berga, Bercht, Barcht, Brecht, bracht. Bergsneider. Duitse familienaam Bergschneider. Waarschijnlijk beroepsnaam van de berkensnijder, Vergelijk Duits Birk(en)hauer. Bergstein. Plaatsnaam in de Eifel. Berguerand: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bergram. Berguigue. Schrijffout voor Berguigne = Bourgogne. Bergweiler. Plaatsnaam. Berhin. Plaatsnaam in Flamierge. Bergwerf, Bergwerff: Wellicht de plaatsnaam Burchwerf, nu Herrenstraat 47, Maasland. 1345 Burchwerf (Maasland, Zuid-Holland), want burg-en berg-namen werden vaak verward. Bergunde. Duitse moedersnaam uit de Germaanse voornaam bero-gund. Bericht, Berigt: Vondelingnaam? Of een renterpretatie, misschien van de Duitse familienaam Bercht, korte vorm van Berchtold. Vadersnaam. Berillon. 1. Variant van Barillon, door verdoffmg van de onbetoonde klinker, van Frans baril: vat. Vergelijk Barion. 2. Of Berillon, van Bril: beril (beryllus) van bril. Beroepsnaam. Beringer, Berringer: Duitse familienaam Behringer, uit Behringen of Bohringen. Beringhen, van. Plaatsnaam Beringen (Limburg). Briot, Berriot, Beriot, Bairiot, de Beriot: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse ber-naam (Brard, Braud). Berk, van; Berks: Zoals Van den Berik naar plaatsnaam Ber ‘plaats waar een berik groeit’. Berkans, Bierkandt, Bergans, Bergoens, Bergoets, Borgoens, Borgouns, Borghans, Borghoms, Borghons, Burgun: Middelnederlands berchaen, berchoen, Duits Birkhahn, Birkhuhn: veldhoen, patrijs, korhaan, -hoen. Bijnaam voor een jager. Duitse familienaam Birghan, Berkha(h)n, Barkha(h)n. Berkau, Berko, Berkowix, Berkowic, Berkowitsch, Berkowitch, Berkowitz, Berkowski, Berkovi, Berkovici, Berkovitch, Berkovitz, Berkovits: Oostduitse plaatsnaam Berkau, of Berkow (Mecklenburg, Pommeren). Berkel, (van), van Berckel, Berkelmans: Plaatsnaam Berkel (Belgisch-Limburg, Noord-Brabant, Nederlands-Limburg, Zuid-Holland). Berkelmans: Afleiding van Van Berkel. Berkenboom, Berkienbaum, Berkenbaum: Plaatsnaam: berk. Berkenbosch, Berckenbosch, Berkenpass: Plaatsnaam in Asse (Vlaams-Brabant), Heusden (Limburg). Vergelijk Duits Berkenbusch. Berkers: Berker, afleiding van van den Berk. Vergelijk Duits Birker. Berkeveld: Plaatsnaam : veld met berken. Vergelijk Duitse familienaam Birkenfeld naar de verspreide Duitse plaatsnaam Birkenfeld. Berkeij, Berkheij, Berkkeij: Plaatsnaam Berkheij in Berkel en Milheeze (Noord-Brabant) en een vroeger dorp in Zuid-Holland. Berkhof, (van den); Berkhoff: Plaatsnaam Berkhof, Berkenhof ‘Hof met berken’. Plaatsnaam Berkhoven in Westmalle (Provincie Antwerpen). Berkhout, Berghout: Plaatsnaam Berkhout (Noord-Holland). Berkman, Berkmans, Berckman, Berckmans, Berqueman, Berquemanne, Baerckmans, Beerkman, Barkman: Afleiding van van den Berk. Berkouwer. Afleiding van de plaatsnaam Berkau. Berkum, van, van Burkom, van Burkum: Plaatsnaam Berkum in Zwolle, Overijssel. Berkvens, Berckvens: Plaatsnaam Berkvens in Lierop (Someren, Noord-Brabant) ‘Ven met berken’. Berlaer, van, van Ballaert, van Ballaer, van Ballart. Familienaam uit de plaatsnaam Berlaar (Antwerpen). Zie ook Deberlaer. Berlage, Burlage, Boerlage: Variant van Duitse Barlach en Barlage. Plaatsnaam Barlage ‘ligging op het moeras’. Barlage (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen), ook in Westerwolde (Groningen), Burlage (Nedersaksen), Bardelage (Sleeswijk-Holstein). Berlaimont, (de) Berlaymont, (van) Berlamont, Berlmont, Berlemont, Berlinmont. Familienaam uit de plaatsnaam Berlaimont (Norad-France). Berland, Berlan, Berlant, Berlaen, Beerland, Beerlant, Beerlandt, Beerlaen, Beierlandt, Beirlant, Beirlaen, Bierlant, Bierlaen, Bierlean. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ber-land. 2. Naam uit de plaatsnaam Baarland (Zeeland). Berlancourt, Berlencourt: Plaatsnaam Berlancourt (Aisne, Oise), Berlencourt (Pas-de-Calais). Berland, Berlan, Berlant, Berlaen, Beerland, Beerlandt, Beerlant, Beerlaen, Beirlandt, Beirlant, Beirlaen, Bierlant, Bierlaen, Bierlean: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-land; ‘Beer-land’. Berlandus, Berlannus. 2. Plaatsnaam Baarland (Zeeland). Berlange, Berlanger, Berlenger, Berleng, Berlenge, Berlenggee, de Berlanger, Berlangeer, Berlingiere: Vadersnaam. Variant van Berenger, met epenthetische 1. Vergelijk ook Blanger. Berleere, van, van Beerleire, van Beerlere. Naam uit de plaatsnaam Berlare (dialect Beerleer - Oost-Vlaanderen). Berlekom, (van): Plaatsnaam Berlicum (Noord-Brabant) of Berlikum (Menaldumadeel, Friesland). Berlens. Naar gelang van de uitspraak ofwel van Berlin (zie Beerlings) of Romaanse grafe van Berland. Berleur, Berleux: Plaatsnaam (Grce-)Berleur (Luzemburg). Berlier, Berlire, Berliet, Bierlier, Bierly: Beroepsnaam van de teler van de kleine watereppe, Frans berle. Berlimblau, Berlinerblau, Berlinblau: Naam van een diepblauwe verfstof. Berlind. Moedersnaam. Germaanse voornaam Berlindis. Of variant van Berlin. Berliner. Berlijner, uit Berlijn, vaak een naam van de Joden. Berling, Berlingen, Berlinger, Berlingin, Beerlings, Berlijn, Berlyn, Berlin, Bierlin, Borlyn. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Berlingen (= de plaats waar het volk van Ber neerstreek) (Luxemburg en Rijnland-Palts). 2. Vadersnaam, uit Berilo, afgeleid van een ber-(beer) naam. Berlize. Plaatsnaam Berlize (Moselle) of Berlise (Aisne). Berlo, Berloo, van, Berloz, Berlooz, Berlose, Berlot, Berloth, Barlo, Berlau. 1. Plaatsnaam Barlo in Aalten (Gelderland). 2. Plaatsnaam Berloz, Luxemburg. Berlon. Variant van Borlon of Bourlon. Berman, Bermans, Bermane, Bermann, Beerman, Berreman: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaans ber-naam, zoals Berwoud. 2. Uit Bergman. 3. Middelnederlands berman’Sjouwer’. Bermin, Bermyn, Bermijn. Aanpassing (verhaspeling, met rn/rm-wisseling en suffixsubstitutie) van Berny = Bernier. Bermond, Bermont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-mund; ‘Beer-bescherming’. Bermundus. 2. Eventueel plaatsnaam Bermont (Belfort). Bern. 1. Plaatsnaam Bern, Zwitserland. 2. Vadersnaam. Zie Bern(s). Bermonville. Plaatsnaam (Seine-Mar.). Bern, Berns, Beirne, Berne, Behrens, Behrensohn: Vadersnaam. Germaanse voornaam Berno of korte vorm van Bernard. Zie ook Berens. Bernab, Bernabe, Bernabei: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Barnabas, Frans Barnabe, Spaans Bernab. Bernad, Berna, Bernat, Bernas, Bernast, Bierna, Biernat, Biernath. Vadersnaam. Waalse vormen voor Bernard. Vergelijk familienaam Bernard. Bernage, Barnagie, Bernaeyge, Bernager: Oudfrans barnage, bernage, bernag: Masse van de baronnen, hoedanigheid, adeltitel van de baron, moed van een baron. Bijnaam voor iemand met de kwaliteiten van een baron of in dienst van een baron. Vergelijk Baron. Bernauer, Barnouw: Afgeleid van de frequente Duitse plaatsnaam Bernau (Beieren, Baden-Wrttemberg, Brandenburg). Bernhard, Bernhardt, Bernhardi, Bernard, Bernard, Bernart, Bernards, De Bernard, Dubernard, Bernaerd, Bernaerdt, Bernaert, Beernaard, Bernaerdt, Bernaerts, Beirnaert, Barnhard, Barna, Barnard, Bernardus, Bernhardt, Bernhart, Bernhard, Bernhad, Bernath, Bernert, Bernardi, Bernardo, Bernardy, Di Bernardo, Bennardo, Bernaerd, Bernaer, Bernaards, Bernaard, Bernaerdst, Bernaerdt, Bernaers, Biernard, Biernaert, Beernaerts, Beernaert, Beernaerdt, Beernaerd, Beiernardt, Beirnaerd, Beiernaerts, Beiernaert, Beiernart, Brnard, Barendsen, Baarendse, Barendse, Barends Barents, Barentsen, Barentsz, Berendes, Berende, Berendsen, Berndsen, Bernds, Berntsen, Berndzen, Berends, Berendse, Beerends, Berents, Berentsen, Bernstson, Berndt, Berntzen, Behrendt, Behrend, Behrndt, Bernt: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern –hard; ‘beer –sterk’. Bernardin, Bernardini, de Bernardin, de Barnardin: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bernard. Bernau, Bernaus, Bernaut, Bernaux, Bernauw, Bornaeuw, Bornauw, Berniaux, Bernia, Bernal, Bernaldo, Breniaux, Brenael, Bernays, Biernaux, Bierna, Biernat, Biernath: 1. Vadersaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bern-wald; ‘Beer-heerser’. Bernoldus. Zie ook Bernout(s). 2. In sommige gevallen kan Bernau(x) enz. ook wel door klankverandering een variant zijn van Brunau(x); vergelijk Burnel, Burniaux, Berneel. Zie ook Benneau. 3. Eventueel plaatsnaam Berneau (Luik). Bernaville. Plaatsnaam Bernaville, Somme. Berne. 1. Plaatsnaam Bernes (Seine-et-Oise). 2. Zie Bern(s). Berner, Berners, Bernie, Bernier, Berny, Berni, Bernis, Birnie, Birni, Birny, Bny, Bennie, Besnier: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-hari; ‘Beer-leger’. Bern(h)arius. Zie ook Bornier, Bermin. Bernet. Vadersnaam, afleiding van Bernard of Bernaud. Bernheim: Plaatsnaam Burgbernheim of Mainbergheim (Beieren). Bernimolin, Bernimoulin. Plaatsnaam Bernimont in Assenois. Berning, Barning, Bernink. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bernard. Bernique, Berniquet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van de voornaam Bernard. Bernkens. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Bernard. Bernolet. Vadersnaam. Romaanse vleivorm op -olet van de voornaam Bernard of van Bernoul, de Germaanse voornaam Bernolf. Bernoully, Bournaillie, Bernaille, Bonnaillie: Vadersnaam? Afleiding van Bernoul, de Germaanse voornaam Bernolf, of van een andere bern-naam. Of veeleer een plaatsnaam als Bernouil (Yonne). Bernout, Bernouts, Beernaut, Bernaut, Berenhaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-wald; ‘Beer-heerser’. Bernoldus. Zie ook Bernau(s). Bernrath. Vadersnaam. Germaanse voornaam bern-rd; ‘Beer-raad’. Berneradus. Berns: Vadersnaam. Germaanse voornaam Berno of korte vorm van Bernard. Bernstein, Barnstijn, Bernsztejn, Berensztejn, Bersztejn, Pernstein: 1. Beroepsnaam van de verkoper van barnsteen. 2. Duitse plaatsnaam Brenstein, Bernstein, bijvoorbeeld in Dresden. Bernu, Bernus, Bernusset: Gasconse Bernusse (Barn), variant van Vernusse, plaatsnaam afgeleid van verne: els (boom). Berode, Berodes, Berod, Bero, Bro, Beros, Beeroo, Berro, Berot, Berotte, Berote: Vadersnaam. Germaanse voornaam, variant van Beroud (zie Berwouts), vergelijk Gerbode = Gerboud, Manoud (Maenhout) = Mannoot (Benoot). Vergelijk Braud. Bron. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse ber-naam, zoals Brard, Beroud. Berou, Berouw, Berrou: Vadersnaam. Germaanse voornaam Beroud. Zie Berwouts. Beroudia, Beroudiaux, Broudia, Broudiaux: Vadersnaam van Germaanse voornaam Beroud. Zie Berwouts. Berque, Bierque, Berke: 1. Picardiche vormen van Berck. 2. Accentloze spelling van Berque. 3. Soms plaatsnaam Berck (Pas-de-Calais). Berquet, Berquez, Berqu, Berque, Berk, Berke, Berguet: Afleiding van Oudfrans barge, berge: sloep, boot. Beroepsnaam van een bootsman of huisnaam. Berquin, Berkein, (de) Barquin: Plaatsnaam Berkijn, oude naam van Noord-Berkijn (Vieux-Berquin). Berrendorf. Duitse plaatsnaam Berndorf. Berret, Berr, Bret: Vadersnaam van Germaanse ber-naam. Berrevoet, Berrevoets: Bijnaam. Variant van Bar(re)voets. Bijnaam voor wie blootsvoets loopt. Vergelijk Duits Barfuss. Berrier, Berrire, Beriere, Berryer, Berry, Bry, Berj, Berjez: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-hari; ‘Beer-leger’. Ber(h)arius, Bererius. 2. Zie Berruyer. Berruyer, Berroyer, Berrier, Berryer, Berj, Berjez: Afkomstig van Le Berry. Vandaar Oudfrans berruier: moedig ridder. Berry: Bry, de Bery, Bairy: 1. Plaatsnaam Berry-au-Bac (Aisne). Eventueel Berry in Beauraing (Namen). Waals b ri: mooie beek. 2. Zie ook Berrier. Berscheid, Berschet: Plaatsnaam Berscheid in Duitsland. Bert, de; de Bart, de Berdt, de Bard, de Bart, de Baert: Middelnederlands bart, bert ‘Zeevis’. Bijnaam. Bert, van. Plaatsnaam Beert, Vlaams-Brabant. Berthold, Bertou: Vadersnaam. Bertoud. Germaanse voornaam berht-wald ‘Schitterend-heerser’. Bertard, Brettar: Vadersnaam. Germaanse voornaam berht-hard; ‘Schitterend-sterk’. Bertardus. Berte, Berthe, Barthe, Barte: Moedersnaam. De eenstammige Germaanse voornaam Berta: berhta ‘Schitterend’. De naam komt al in 995-1029 in het Gentse voor. Zie ook Beerten(s) 1. Berteel, Berteele, Bertelle, Bertel), Bertelens, Bertelen, Bertulens, Borteele, Borteel, Bortele, Bourteele, Bartelen: 1. Vaders-, moedersnaam van Germaanse berht-naam. 2. Vadersnaam van Bartholomeus. Vergelijk Bartelse. 3. Sommige vormen zijn wellicht te verklaren door klankverandering uit Bretel. Berteloot, Berteloit, Bertheloot, Berthelot, Bethelot, Biettlot, Bietlot, Biettelot, Bertulot, Bortolot: Vadersnaam. 1. Vleivorm op -lot van een bert-naam, zoals Bertolf, Bertoud, Robert, Albert. 2. Vleivorm van Sint Bartholomeus. Bertem, van, van Bettem, Bettten: Plaatsnaam Bertem (Vlaams-Brabant). Berten, van. Plaatsnaam Berten, Frans-Vlaanderen. Bertet, Berthet, Bert, Berte, Bertee, Burtet, Bretez: Vadersnaam van een bert-naam, zoals Albert, Robert. Berthelon, Bartholon, Bartholom: Vadersnaam. Vleivorm van een berht-naam. Vergelijk Berteloot. Of afleiding van Bertoul of Bartholomeus. Berthiaume. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam berht; helm; schitterend-helm, Berthelmus. Bertholet, Bertollin, Bertolin: Vadersnaam van Bertoul of Bartholomeus; vergelijk Bartelet. Bertier, Berthier, Berther, de Bertier, Berti, Berty. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bertht-hari; schitterend-leger. 2. Variant van Bartier. Zie daar. Bertin, Bertijn, Bertyn, Bertein, Berteyn, Berteen, Bertinet, Bertinot, Burtin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse berht-naam. Zie Beerten(s). Bertinchamps, Bertainchand, Bertenchamps, Bertenchamp: Plaatsnaam in Grand-Manil (Namen), Haneffe (Luxemburg). Bertaincamp in Vloesberg. Bertjes. Vadersnaam van berht-naam, zoals Hubert. Bertleff. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Bertolf, vergelijk Berthold, zie Bertoud. Bertling. Vadersnaam, van Bertholding, van de Germaanse voornaam Berthold, zie Bertoud. Berto, Bertot, Berthot, Bertho, Bretot: Vadersnaam van berht-naam. Bertolini, Bertolino. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Bertoli. Bertoldus, Berting, Bertings, Berting, Bertjens, Bertram, Bertens, Alberts: Vadersnaam. Afleiding van een Germaans berht-naam. Vergelijk Bertin. Bertolotti: Vadersnaam. Italiaanse familienaam. Afleiding van Bertolotto, verkleinvorm van een Germaans berht-naam. Pendant van Berteloot. Berton, Berthon, Bertun, Barton, Bertonneau, Berthonnaud: Vadersnaam. Romaans accusatiefvorm van de Germaanse voornaam Berto. Bertossi: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Germaans bert-naam. Bertou, Bertoul, Berthoux, Bertoux, Bertoe, Betout, Burthoul: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Bertolf: berht-wulf; ‘Schitterend-wolf. Latijn Bertulfus. Bertoud, Bertou, Bertout, Berthoud, Berthold, Berthol, Bertiaux, Bertiau, Bertieaux, Bertia, Bertiaux, Bertia, Bertius, Bertieau, Bertieax, Bertiea, Berthault, Berthaut, -Berthaux, Bertheau, Bortiaux, Burtaux, Burteau, Burteaux: Vadersnaam. Germaanse voornaam berht-wald; ‘Schitterend-heerser’Nederlands Bertoud. Bertouil, Bertouille, Berthouil, Berthuille, Bertuille: 1. Moedersnaam. Romaanse vrouwelijke vleivorm van Germaanse berht-naam. 2. Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Bertoildis. Vergelijk Ardou(i)llie. Bertran, Bertrandt, Bertrand, Bertrant, Bertrands, Bertrand, Bertranghs, Bertrangh, Bertrang, Bertram, Bertrams, Berttram, Berterame, Bertrem, Bertums, Beltran, Beltrame, Bertrains, Betrains, Beterams, Betrams, Betrane, Bettrang, Beeterens, Beterens: Germaanse voornaam berht-ram/hraban; ‘Schitterend-raaf: Bertram(nus), Bertrannus, Bertraven. Bertozzi. Wellicht een Italiaanse vadersnaam afgeleid van een berht-wald-naam. Bertrijn, Bertains, Bartrijn, Battrijn, Battryn: Vadersnaam. Berterin, vleivorm van Bertram of Bertier. Bertron. Vadersnaam. Berteron, afleiding van Bertier of Bertram. Bertrude. Moedersnaam. Germaanse voornaam berht-throth; ‘Schitterend-macht’. Bertedrudis. Bertry, Bertrix: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam berht-rik ‘Schitterend-machtig’. 2. Plaatsnaam Bertrix of Bertry (Nord). Bertijn: Vadersnaam. Vleivorm van Germaans Berht naam. Bertsch, Bertsche, Bertsch, Bertschy, Betsch: Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Berthold. Berus, Beyrus, Birus, Beeris: Plaatsnaam Brus (Sarthe)? Of van Berens? Bervaes. Bretonse familienaam Bervas, die onder meer in de plaatsnaam Kerbervas schuilt. Onzekere etymologie. Bervelt. Plaatsnaam Beervelde (Oot-Vlaanderen). Of Beervelde in Destelbergen (Oost-Vlaanderen). Of Re-interpretatie van Berville? Berville. Plaatsnaam (Calvados, Seine-et-Oise, Seine-Mar., Eure). Berwald: Vadersnaam. Germaanse voornaam ber –wald ‘Beer –heerser’. Beroldus, Beraudus. Nederlands Beroud en de familienaam Berwouts. Berwart, Berwaert, Berwaer, Berwaer, Berwaert, Berrewaerts, Berrevaerts, Brouard, Bierwart, Bierwaerts, Bierwert. Bierweert, Bierwertz, Bierrewaerts: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-ward ‘Beer-bewaarder’. Berwardus. 2. Zie Bierwart. Berwouts, Berode, Berod, Bro, Beros, Beero, Berro. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ber-wald;beer-heerser. Bes, Besse, Bessens, Besjes, Beskens: Moeders, vadersnaam., respectievelijk van Bezza/Bezzo, afleiding van berht-naam. Vergelijk Verbesselt. Besancon. Plaatsnaam Besanon. Besant, Besaen: 1. Middelnederlands bisant, besant: 1. Byzantijnse gouden of zilveren munt; 2. gouden of zilveren schijf in de heraldiek; 3. vergaderplaats van de besanters of vredestichters. 2. Middelnederlands besaen: bezaanleer, bereid schapenleer. Besamps. Plaatsnaam Bassecamp? Beschuyt, Beschuijt. Re-interpretatie van plaatsnaam Bossuit (West-Vlaanderen): Besem, Besems, Beesems: Middelnederlands bes(s)em ‘Bezem’. Beroepsbijnaam van de bezembinder of de straatveger. Besegher. Bijnaam de bezige. Beselaere, van, (van) Becelaere, Becelare, Becelaert, van Beceleare, van Besselaere, Besselart, van Besxelaere: Plaatsnaam Beselare (West-Vlaanderen). Beseler. Midden Noord-Duits beseler, midden Nederlands baselaer, baseleer: lang mes, dolk, zwaard. Beroepsnaam of bijnaam. Vergelijk Bazelaire. Besemmaker. Beroepsnaam van de bezembinder. Besien, van, Vanbesien, van Bezin, van Bezien, van Bessien, van Bezeij: Uit van besiden ‘Van bezijden’. Besin Bezin: 1. Waals bzin: angstvallig, pietluttig man, treuzelaar. 2. Vadersnaam 3. Plaatsnaam Vezin (Namen). Beskers: Vermoedelijk uit Beskens. Verkleinvorm van Moedersnaam/vadersnaam. Bes, zie Bessen. Besnou. Vadersnaam. Variant van Bernoul, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Bernolf. Vergelijk Besnard, Besnier. Besselaar, van den, Bersselaar, van den. Plaatsnaam Besselaar, Sint-Oedenrode. Besoens. Wellicht Limburgse variant van Besonh: familienaam uit de plaatsnaam Besonhez (Luik). Besombe, Besombes. Plaatsnaam Besombes in Monsempron (Lot-et-Gar.). Besonh, Besonhe, Besonhez, Besoh, Besohe: Pllaatsnaam Besonhez in Luik. Bessaerts, Bessard. Door assimilatie van Bersa(e)rt; zie Biersard, Beersaerts. Besselaer, van den, van den Bersselaar, van den Besselaar. Plaatsnaam Besselaar. Noord-Brabant. Het geslacht Van den Besselaar komt oorspronkelijk uit het dorp Besoyen, terwijl de naam waarschijnlijk is ontleend aan de buurschap Besselaar in Sint-Oedenrode. Besseling, Besselink, Bessling, Bisselink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse vleivorm Betso, Bezzo, van Berht-so. Besselsen, Beszelzen, Bes, de, Besjes, Besse, Besch, Bes. Vadersnaam uit de voornaam Bessel. Bessem, Bessems, Besem, Besme. Beroepsnaam voor een bezembinder of een straatveger. Bessemans, Bessem, Bessems, Bessens, Besem, Besme. Beroepsnaam van de bezembinder. Bessen: Moedersnaam/vadersnaam. van respectievelijk Bezza/Bezzo, sa/so-afleiding van een berht-naam. Besson, Debesson, Bessonneau, Bessonnet: Oudfrans besson: tweeling. Beste, de, (de) Best, den Besten: Bijnaam ‘De beste’. Re-interpretatie van moedersnaam Bes. Besten, van. Plaatsnaam Besten in Eggermhlen en Finnentrop. Bestebroer: Bijnaam ‘beste broer’. Besters. 1. Afleiding van Middelnederlands besten: toerijgen. Beroepsnaam. 2. Of uit Bastaerts? Bestevaar. Bijnaam die zoveel betekent als: beste vader, grootvader, voogd. Vergelijk Frans Bompre. Bestgen. Vadersnaam van Sint Sebastiaan. Duits Bschge, Bsge. Besuyen, Bezuijen, Bezuiden: Plaatsnaam Bezuiden. Of variant van Van Bezooijen. Betaille, Bteille, Beteille: Kan teruggaan op Oudfrans bestail(le), Frans btail: vee. Maar waarschijnlijk variant van Bataille. Bete, Beten, Beeten, Beetens, Bieten: Moeders- of vadersnaam met verschillende mogelijkheden. 1. Afleiding van Germaanse berht-naam: Betto, Betta. Eventueel door assimilatie uit Beerten(s). 2. Voornaam Elisabeth. 3. Gepalataliseerd uit Baten. Betenheuser. Plaatsnaam Bettenhausen, Duitsland. Beterman, Betermans, Bitterman, Biterman, Bettermann: Familienaam in Limburg en Vlaams-Brabant. Vergelijk Duits Biedermann: eerzaam man, betrouwbaar, voornaam burger. Betist: Vadersnaam. Verdoft uit Batist, van Baptist. De naam van Johannes Baptista: Johannes de Doper. Betke, Betcke: 1. Moedersnaam. Verkleinvorm van Bette, van Lijsebette = Elisabeth. Ook Betjes. 2. Vaders-, moedersnaam. Verkleinvorm van Betto/Betta, van Berhto/Berhta, verkort uit berht-naam. Zie ook Bette. Betsch: Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Berthold. Bets, van, van Bedts. Familienaam uit de plaatsnamen Geetbets of Walsbets uit Vlaams-Brabant. Of mogelijk uit Beets in Nederland (Noord-Brabant). Bette, Beth, Beths, Bethe, Bets, Betten, Bettens, Bet: 1. Moedersnaam Bette, verkort uit Lijsebette = Elisabeth. 2. Vadersnaam/moedersnaam Betto/Betta, van Berhto/Berhta, van berht-naam. Bettesone; zoon van Bette. Bethuyne, Betthuyne, Botthuyne, Bothuyne, (de) Bthune, Btune, Betune, Bethume, Pethune. Familienaam uit de plaatsnaam Bthune (Pas de Calais-Frankrijk). Betjes, Bethge, Betgen, Bethke, Betker. 1. Moedersnaam afgeleid van Bette, een knuffelvorm van Elisabeth. 2. Vadersnaam, Nederduitse afleiding van Bertram of een andere Bertht-naam. 3. Verschrijving van het Nederduitse Baedeker: Bttcher : kuiper. Bethlehem, Betlem, Bethlem, Bethlen, Beddeleem, Beddelem, Bedleem: Plaatsnaam Bethlehem, bijvoorbeeld abdij in Deutekom (Gelderland, bij Elkerzee (Zeeland), plaatsnaam in Herent (Vlaams-Brabant), Ramskapelle (West-Vlaanderen), Reninge (West-Vlaanderen), St.-Gillis (Vlaams-Brabant). maar ook in Kantens (Groningen), Deutekom (Gelderland) en bij Beetsterzwaag (Friesland). Bets, Beths: 1. Moedersnaam. Afleiding van Bette. 2. De Bets, wellicht variant van De Baets. 3. Soms samentrekking van Behets: Bets, van, van Bedts, (van) Beets: 1. Plaatsnaam Geetbets of Walsbets (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Beets (Noord-Holland). Betsbrugge, van, Besbrugge: Plaatsnaam Betsbrugge in Aarsele en Meulebeke. Bette, Betten, Bettens, Bets, Bet, Beths, Beth: 1. Moedersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Elisabeth, Lijsebette. 2. Of van moedersnaam. Betto = Berhto / Betta = Ber(h)ta. Bettendorf, Bettendorff. Plaatsnaam Bettendorf, als in Elzas, Beieren. Bettenhove, Bettenof: Plaatsnaam Bettenhoven, Frans Bettincourt (Luik). Bettesone, Betsens: vaders-, moedersnaam. Zoon van Bette. Bettings, Betting, Bettink, Bettenh, Betten, Bettens, Betz, Bets; vadersnaam Bette. De verdronken plaats Betteweer in de Dollard,, Bettenwarfe bij Secriem in Harlingerland, Bettingburen in Stedingerland, Oldenburg. : Vadersnaam. Afleiding van een Germaans berht-naam. Vergelijk Bethe, Betke. Bettonville, Betonville, Betonville, Bettenville, Bettinville, Betinville, Bettonviel: Plaatsnaam Bettonville in Roclenge-sur-Geer (Provincie Luik). Betuwe, de, Betuw, van, de Betue, de Betu: 1. Plaatsnaam Betuwe bij Tongeren (Belgisch-Limburg). 2. De streeknaam de Betuwe in Nederland. Betz, Betzen, Betzgen, Betzing: Duitse vadersnaam. Vleivorm van Bernhard of Berchtold. Betzhold, Bezold: Vadersnaam.1. Oostduitse afleiding. van voornaam Petrus. 2. Opperduits Betschold, van Berchtold. Beubled, Beublet. Beroepsnaam Beau bl: mooi koren, graan. Vergelijk Duits Schnrogge, Schnweitz. Beuckels, Beuchels, Bokels: 1. Middelnederlands bokel, beukel: knop (van een schild), gesp. Beroepsnaam van de gespenmaker; vergelijk Bouclier, de Beukelaere. 2. Huisnaam. Beudeker, Buddeker, (de) Beuker, De Beuckere, de Beucker, Buekers, Beuckers, Beukers, Beukert, Beukering, van, Beudeker, Beuger, Bcker, Bueckers, Buckers, Bukkers, Bukers, Boeker. Naam uit het Nederduitse bodiker, het Oost Middelnederlandse bo(e)deker: kuiper. Beuf, de; de Beu: 1.Vertaling van Frans Leboeuf. Bijnaam of huisnaam. Frans boeuf ‘ms, rund’. 2. Uit Dubus ‘Van den Bos’. Beudels, Buddels: Middelnederlands bodel: gerechtsbode, beul. Zie ook (de) Beul(e). Beudin. Vadersnaam. Variant van Boudin, vleivorm van Boudewijn. Beuf, de. 1. Zie Leboeuf. 2. Re-interpretatie van Dubus. Beugel, van der: Plaatsnaam Beugel ‘kromming in een rivier’. Beugelink, Beugeling: Afleiding van plaatsnaam Beugel. Het kan ook een beroepsnaam/bijnaam zijn uit bogel/beugel (: ijzeren ring). Bijvoorbeeld beugelmaker. Beugels, Beugel, Beugles, Beugelmans: Beroepsbijnaam van de beugelmaker. Een beugel of bogel was een ijzeren ring. Bijnaam voor de speler van het kolfspel, het beugelen. Beugen, van: Plaatsnaam Beugen in Boxmeer (Noord-Brabant). Beuger, Beugher, de Bueger, Buegher, Beugre, de Buger: Middelnederlands bugger, Oudfrans bogre, van Latijn bulgarus: ketter, sodomiet. Bijnaam. Beugnie, Beugnier, Beugni, Beugniez, Beunier, Beuny: Variant van bonnier: bunder (landmaat)?. Of spelling voor Beugnies of Beugniet. Beugnie, Beugnies, Bugni, Debeugny, Debuigne, Debuine, de Buyne, Debuisne, Debusne, Debugne, Debunne, Debune, de Burine, de Beunne, Debenne: Plaatsnaam Beugnies (Nord), Beugnies in Harmignies (Henegouwen). Eventueel Beugny (Pas-de-Calais), Bugny (Aisne), Buigny (Somme). (de familie De Bunne stamt uit Menen). Zie ook Debognies. Beugniet, Beugnet, Beugnez, Beunet, Beignet, Bougnet, Buniet: Oudfrans buignet: beignet, poffertje. Beroepsnaam. Eventueel verschrijving voor Beugnier of Beugnies. Beuke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, Bocco, een bakervorm van een Germaans burg-naam. Vergelijk de Friese voornaam Boeke. Beukel: Middelnederlands bokel, beukel ‘knop (van een schild), gesp’. Beroepsbijnaam van de gespenmaker; vergelijk Frans Bouclier. Zie Beukelaar. Beukelaer (de), Beukelaar, (de) Beuckelaer, Beuckelaere, Beukelaer, de Beucklaer, de Beuckeleer, de Beukeleer, de Bueckelaere, de Bueckelaer, Beuckelaers, Beukelaers, Beukeleers, Beukeleirs, Beucheleirs, Bckeler, Bockeler, Bockler. Naam uit het Middelnederlandse bokelare, buekelaere, beukelaar: schild met een bokel of knop. Wellicht beroepsbijnaam voor de maker ervan. Maar ook vanwege het lidwoord is een beroepsnaam voor de maker van bokels/beukels, gespen, waarschijnlijker. Vergelijk Bouclier. Beuken, van der, van den Beuken, van der Buecken, van de Beucken, Beukenne, van de Bcken, van den Beuck, (van de) Beuque, Verbeucken, Verbeuken, Verbucken, Verbueken, Verbuken, Verbeukel, van den Biuck, van den Boick. 1. Naam uit de plaatsnaam Beuken, aan de beuk(en). 2. Sommige namen (bijvoorbeeld Van de Beuque) kunnen renterpretaties zijn van Van den Beulcke, Van de Beulque. Beukenhorst: Plaatsnaam: hoogte met beuken begroeid. Vergelijk Van Bokhorst. Beukelman: Synoniem voor Beukelaar. Beukeveld. Plaatsnaam; veld waar beuken groeien. Beukema, Buikema, Buikstra: Vadersnaam. Fries-Groningse afleiding van Beuke (zie op dat woord). Beukert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Burchard, Burghard. Vergelijk Beuke. Beukhout, van, van Beuckhout: Plaatsnaam Beukhout: beukenbos. Zie ook (van) Buggenhout, Bochout. Beulaert: Variant van de Vlaamse familienaam Buylaert, Bullaert. Bijnaam voor iemand met een buil, bult, bochel. Beul, (de) Beule, de, Beuel, Beuls, Buel, Buell, de Buel, (de) Buyl, de Buijl: Beroepsnaam van de (gerechts)beul, gerechtsbode. Beulens: Gepalataliseerde variant Van Boelen. Beullens, Bellens, Buellens, Buellen, Bullen, Beulence, Bullens, Bulen, Bulens, Bulin, Bulinss, Beulinckx, Buelinchx, Buellinck, Bulinx, Buelinck, Bueinkcx, Bullinck, Bullinckx, Bullynckx, Bullijnckx, Buylinckx, Buijlinckx, Fries Bullinga. 1. Vaders- of moedersnaam, verkort uit de Germaanse voornaam bodo of bolo. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van Boudewijn, uit de Germaanse voornaam bald-win. Beumer, Beumers: Nederduits Bhmer ԩemand die aan een slagboom woont’. Of volksnaam Bohemer. Beumen, van. Streeknaam Bhmen, Nederlands Bohemen (Tsjechi). Beumier. Waarschijnlijk variant van Beunier. Beunders: Bunders, afleiding van bunder ‘Landmaat’. Zie van den Bunder. Beun, Beuns, Beune, de Beun, Beunens, Beunen, Beunnens, Bunnens, Bunn, Beunes, Beunis: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bun(n)o. De Waals-Vlaamse familie Beun stamt van ene Buns in Belle (Frans-Vlaanderen). Lieven Buns kwam in 1824 van Belle naar Kemmel; zijn kinderen werden ingeschreven als Buns, Beuns en Beun. Beuning, Bueninck, Beuming, Buining, Buning, Buninge, Buyning, Buininga: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Buno (zie Beun(s). Vergelijk ook Bunk. Beuningen, van. Plaatsnaam Beuningen (Gelderland) Beunkens, Beunckens, Beunekens, Beuneken, Bunckens, Bunkens, Beumkes: Vadersnaam van Beun. Zie Beun(s), Beuning, Bunk. Beurier, Beurrier, Burrier, Burriez, Burier, Burie, Buriez, Buri, Burry, Bury, Burri, Buri: Oudfrans burier, Frans beurrier: boterhandelaar. Beroepsnaam. Beurden, van: Met d-invoeging uit van Beuren. Plaatsnaam. Middelnederlands buur, buer ‘Huis, hok, schuur’Duits das Bauer. Beuren, van de, van Buerens,vVan Bueren, Beure, van der Beeuren, Beuren, van Beurden, Verbeure, Verbeuren. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse buur, buer = huis, hok, schuur. De naam was oorspronkelijk Van den Beure, want Middelnederlands buur is onzeker, vergelijk West-Vlaams het ovenbeur, -buur: ovenhuis. De plaatsnaam ter Beure komt onder andere voor te Rollegem en Ruiselede. Zie ook Verbeeren en Buren (Van). Beurick, Buerik, Burick, Burrinck, Burrick. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bod-rik; dienaar-machtig of bald-rik; moedig-machtig. 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Burik, wellicht Bury (Henegouwen of Groot-Brittanni). Beurkens: Vadersnaam. Verkleinvorm van bijvoorbeeld Beurik, de Germaans naam bod –rik ‘Dienaar –machtig’. Beurs, Buers: Beroepsnaam van de beurzenmaker. Beurs, de. Kan een beroepsnaam zijn voor een beurzenmaker; zie Beurs. Maar kan ook een Re-interpretatie zijn van Debeus, met hypercorrecte rs in plaats van s. Beurskens, Burskens, Beurschgens, Beursgens: Verkleinvorm van beurs. Beroepsbijnaam van de beurzenmaker. Beurts. Door d-syncope samengetrokken uit Beuderts (zie Boudard, Beudaert). Beuselinck (de), Beuseling, Beuzelin. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Boso. Beus, de. Waarschijnlijk variant van Debus. Zie Dubus. Beuselinck, de, Beuseling, Beuzelin: Vadersnaam van Germaanse voornaam Boso. Vergelijk Buselin. Beusenberg. Plaatsnaam Beuzeberg in Holten, Overijssel. Beusichem, van; van Beuzekom, Beusekom: Plaatsnaam Beusichem in Buren (Gelderland), uitgesproken beuzekom. Vooral West-Vlaamse familienaam Beuselinck. Naar analogie van andere ling-namen uit Beuzelin, een lin-verkleinvorm van de Germaanse voornaam Boso. Beute, Beuting, Beuten, Boote. Uit Duits vertaald betekent het prooi, vangst, ook slachtoffer. Een jager? Beutens, Beuthe: Vadersnaam. Rijnlands-Limburgse afleiding van Germaanse voornaam Bodo. Beutler. Duitse beroepsnaam Beutelmacher; buidelmaker, tassenmaker. Beuve, Beuven, Beuvens: Vadersnaam. Gepalataliseerde vorm van de Germaanse voornaam Bovo. Beuville. Plaatsnaam Beuville. (Calvados, Seine-Mar.). Beuving, Beuvink, Bueving, Beving, Beuvens, Bving, Oldenbeuving. Adresnaam. Beuven is een naam voor veen, natte heide als bij Mierlo, Someren. Beuzenberg: Plaatsnaam Beuseberg, Overijssel. Beuze, Beusse, Beusen, Beuzet, Beuss: Gepalataliseerde vorm van de Germaanse voornaam Boso (en afleiding op -et). Vergelijk Beuselinck. Beuzet. 1. Zie Beuze. 2. Plaatsnaam Beuzet (Namen). Beuzit: Misschien de Belgische familienaam Beuzet. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam of plaatsnaam Beuzet (Namen). Bevaart: Bijnaam. Middelnederlands bedevaert, bevaert ‘bedevaart, buitenlandse reis’. Bevaisieux. Verhaspeling van Debaisieux. Bevelander: Afkomstig van Beveland (Noord-of Zuid-Beveland). Bever, Bevers, Beever, Beevers, de Bever, Bevere, de Bevre, Debvre, de Bevle: Bijnaam naar het dier. Beveren, van, van Bevere, van Bever, van Beever, Vambeveren. Familienaam uit de plaatsnaam Bever, (Strombeek-), Bever (Vlaams-Brabant), Bevere, Beveren-Waas (Oost-Vlaanderen), Beveren-aan-de-IJzer, Beveren-Leie, Beveren in Oostkamp (West-Vlaanderen). Beverloo: Plaatsnaam Beverlo in Beringen (Belgisch-Limburg). Ook Beverloo aan het Schoonebekerdiep ten westen van Wijerswold in Coevorden (Drenthe). Beversluis, van Beversluys, van Beversleeys: Plaatsnaam Beversluis in Dentergem (West-Vlaanderen), Zuienkerke (West-Vlaanderen) en Rotselaar en Wezemaal (Vlaams-Brabant). Maar er is ook de Beversluisplaat, een griendplaat ten noorden van het Hollands Diep en het benedeneinde der Nieuwe Merwede. Bevilacqua, Bevelacqua: Italiaanse bijnaam Drinkwater; vergelijk Boileau. Beverwijk: Plaatsnaam Beverwijk (Noord-Holland). Bevin: Engels Bevin, van Frans Beuvin, van Oudfrans boi vin’wijndrinker’. Bewier: Buwier uit Franse familienaam Buyer? Beijdervellen: Variant van Beijderwellen. Bij der Welle ‘bij de wel, bij de bron’. Bexkens. 1. Afleiding van de plaatsnaam Beek. 2. Moedersnaam. Noord-Duitse voornaam Beke, korte vorm van, Elisabeth. 3. Afleiding van Bek. Beije: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaans beroepsnaam: Beijen, Beijens: Vadersnaam. Beyens is de zoon van Beijen, van Beidin, gepalataliseerd uit Boidin, vleivorm. Zie Boidin. Beijer: Herkomstnaam van de Beier, afkomstig uit Beieren. Beijersbergen (van Henegouwen): Uitbreiding van de familienaam Bergen Henegouwen. Bergen (Frans Mons) is namelijk een stad in Henegouwen, sinds 1830 de hoofdstad van de provincie Henegouwen. Bergen behoorde aan het Beierse huis. Beyerman. 1. Middelnederlands beierman: klokkenluider. Vergelijk beieren, beiaard. Beroepsnaam. 2. Re-interpretatie van Beideman, afleiding van Beidin, Boudewijn. 3. Bijnaam voor een Beier. Vergelijk Duits Baiermann. Beygaerden, van, Beygaert, Beijgaert: Plaatsnaam Bijgaarden (Vlaams-Brabant) of in Hoksem (Vlaams-Brabant). Beylaardt, van, Beylard, van den Bijllaardt: Plaatsnaam Beylaar, later Ballaar, in Kaggevinne (Vlaams-Brabant). Beylemans, Beijlemans, Bijlemans, Bylemans, Bilmans: 1. Moedersnaam. Afleiding van Belle = Isabele. Vergelijk Beyltjens. 2. Moedersnaam. Afleiding van Belie, Bille = Sibilia, Mabilia. Zie Biltjes. 3. Afleiding van bijl. Beroepsnaam van de bijlenmaker of houthakker. Vergelijk Byltjes. Beylmakers. Beroepsnaam van de bijlenmaker. Beyltjens, Beyltiens, Beylkens. Moedernaam uit het Middelnederlandse Beilkin, een voornaam afgeleid van Isabelle. Beyn, Beynen, Beyne, Beijne, Beenens, Beenen, Bene, Bne, Baine, Baines, Beine, Bein, Beens, Been, Beyns, Beyn, Beijns, Beijn, Beys. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bernhard of een andere bern-naam (vergelijk Benne, Behn). Eventueel Germaanse voornaam Baino, Baginus. Beins kan afleiding zijn, of uit Beinzo, Benzo. Beijn, de: Aanpassing van Deben, Debin naar de plaatsnaam Ben, Waals bin, (Provincie Luik) of Bin in Lesterny (Luxemburg). Beys, Beijs, Beis, Beyst, Beyss: 1. Variant van Beyts, door assimilatie ts/s. Zie Bouds. 2. Vadersnaam. Variant van Bey(e)ns, van Beidins. Zie Boudin. 3. Vadersnaam van Beyns. Zie Beyn. 4. Bijnaam. Zie Beye, Baye. 5. Van Boys, afleiding van Boye. Beijsen, Beysen, Beijsens, Beyssens, Beysens, Boysen: Vadersnaam. Misschien Beise, van Germaanse voornaam Be(i)nzo, -so-afleiding van bagin-naam (vergelijk Beyn). Beysen is waarschijnlijk de ontronde vorm van Boysen, zoon van Boye, Friese en Nederduitse voornaam Boye, Boje. Beijst: Met paragogische t uit Beis, of door omkering van volgorde van klanken uit Beits. Uit Beidin, van Boidin, van Boudewijn. Zie ook Beijsen. Beyser, de. Kan een ontronde vorm zijn van De Buyser of een spelling voor De Bijser. Maar De Beyser komt al in de 14de eeuw in Gent voor (en toen kon ey niet staan voor ij). Beyts, Beijts, Beitz, Beidts, Beydts: Vadersnaam. Variant van Bouts, korte vorm van Germaanse boud-naam zoals Boudewijn (vergelijk Weit = Wouter). Beijstenveldt, van: Plaatsnaam Beistervelden in Bergeyk (Noord-Brabant). Bezel, van. Plaatsnaam Beesel, Nederlands Limburg. Bezema: Beroepsnaam van de bezembinder. Friese afleiding van bezem. Bezemer, Besemer: Duitse beroepsnaam Besemer van de bezembinder of bezemveger. Bezooijen, (van); Besoo, Bezuijen, Besuyen: Plaatsnaam Besoijen (Noord-Brabant). Bezouwen Van, (van) Besouw, Van Besauw. Familienaam uit de plaatsnaam Besauwen in Vorst (Antwerpen). Bezuijen, Besuyen, Bazuijn, Bazuine, Bezoen, Bazuin: 1. Uit Bezuiden. De plaatsnaam Bazuin in De Wolden (Drenthe) heette in 1415 Byzueden, 1418 by Suden, by Zuden, 1485 Bezueden, 1773 Basuien; ten zuiden van. 2. Variant van Bezooijen. Bezuidenhoudt. Plaatsnaam Bezuidenhout, Zuid-Holland. Bibbe: Vadersnaam. Germaans bakernaam Bibbo. Bickel, Bickle. 1. Beroepsbijnaam van de bickelaer: de steenhouwer. 2. Ook uit de Duitse familienaam Bicke: korte vorm van de Germaanse voornaam burg-hard. Bigel, Biegel. Oudhoogduits Biehl, Duits Bh(e)l: heuvel. Biterman, Bitterman. 1. Bijnaam voor een bitter man. Vergelijk Bitters. 2. Zie Beterman(s). Bianco, Bianchi, Bianchini: Italiaanse bijnaam bianco, uit Germaans blank: wit. Biard, Biar, Biart, Bia, Bias, Bya: 1. Romaanse plaatsnaam Biard uit Bigard, Germaans b-gardja: omheining. vergelijk Beygaert. Biars in Montroeul-sur-Haine (Henegouwen)? Waarschijnlijk ook voor Bijgaarden (Vlaams-Brabant). 2. Zie Beliard. Biatour. Misschien Viatour, dialect uitspraak van plaatsnaam Villers-aux-Tours, Luik. Bibard, Bibaer, Bibas: Bijnaam voor een drinker. Bibel, Biebel, Biebl: Vadersnaam van Germaanse bakernaam Bibo. Bibelmans, Bebelman, Bebelmans, Bebermans: 1. Afleiding van plaatsnaam Bibelen, (Bebelen) in Bilzen (Limburg). 2. Vadersnaam. Afleiding van Bebel, Duits afleiding van Babo, Babilo. Bibersztein, Biberstein. Plaatsnaam Bieberstein in Duitsland. Bibet. Oid Frans bibet: kleine vlieg. Bijnaam. Bibot. Afleiding van Bibard? Of verschrijving voor Bibaut. Bicler, Biccler. Zie Bigler. Bicheroux, Bisscheroux, Bischeroux, Becheroux: l. Waals bicherou(l): drinkbeker. Beroepsnaam. 2. Of variant van plaatsnaam Micheroux (Luik). Bicke, Bick, Bicque, Bique, Bickes, Bikx, Bik, Bickx: 1. Beroepsnaam van de steenhouwer. Naar Middelnederlands bicke: werktuig om te bikken, stenen te houwen, bikhamer. 2. Waarschijnlijk oorspronkelijk vadersnaam. Germaanse voornaam Bicco, bakervorm van Bighard of Burkhard. Bickel, Bickle: 1. Beroepsnaam van de bickelaer: steenhouwer. Vergelijk Bicke. 2. Duitse familienaam Bickel, afleiding van Buck, korte vorm van Germaanse voornaam Burkhard. Bickelmeijer: Variant Van Bichelmeijer, dat is de Duitse Bichelmeier ‘meier op een bichel’. Bichel is de Beiers ontronde vorm voor Bhl (bijvoorbeeld in Dinkelsbhl) van Oudhoogduits buhil, Middelhoogduits Bhel ‘Heuvel’. Zie ook Biegel. Bicker, Bikkers, Bijker: Beroepsnaam. Middelnederlands bicker: steenhouwer. Vergelijk Bicke 1. Bidaine, Bitaine: Zoals Bedaine uit boudaine: dikke buik. Bidart, Bida, Bidard, De Bidart, Biddaer, Bdart, Bdard, Bedart, Bedart: Midden Frans bidard: plunderende huurling. Bidaud, Bidault, Bideault, Bidaux, Biddaut, Biddau, Bidel, Bindault: Beroepsnaam. Oudfrans bidel, bedel, Frans bedeau: pedel, bode, gerechtsbode, stadsbeambte. Bidelot, (de) Biddeloo, Biddelo, Bidlot. Spelling van Frans familienaam Bidelot, in het Waalse (Malmedy) ‘Schurk, schoft’. Bidet, Bidez, Bidee, Bide, Bidonnet, Bidon, Bido, Bidot: van Bidoul, Bidard of Bidaud. Of van Bide, een naam van bider: vlug lopen. Bidoul, Bidouil, Bidou: vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bid-wulf. Vergelijk Bettulfus. Bie, de, Debie, Deby, Debye, Debije, Biekens: Bijnaam naar het insect, de bij. Een of andere eigenschap, of houder van. Vergelijk Vliege, Miere. Biebauw, Biebau, Biebouw, Bibeauw, Bibauw, Bibau, Biebaut, Bibaut, Biebout. 1. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Bitbald. 2. Uit het Franse Bibaud, bijnaam voor een drinker. 3. Bijnaam uit het West-Vlaamse bijdebauw: biebauw: boeman. Bieber, Biber, Bibert: Duits Biber: bever. Vergelijk De Bever. Biebuyck, Biebuyk, Bibuyck. Naam uit het Middelnederlandse biebuuc: bijenkorf. Beroepsbijnaam van de imker of huisnaam. Biechtmans. 1. Afleiding van plaatsnaam Biecht bij Maastricht (Nederlands Limburg). 2. Bijnaam voor een priester die vaak biecht hoort of iemand die vaak te biecht gaat. Biedermann, Biderman: Duitse bijnaam Biedermann: eerlijk, onbesproken man, man van eer. Biefnot. Bievenot, van Bienvenot, Bienvenu, van Latijn Benevenutus: welkom. Vergelijk Italiaans Benvenuto, Benvenuti. Biegel: Duitse plaatsnaam Biegel, zoals Beiers Bich(el) ontrond uit Buhl ‘Heuvel’. Zie ook Bickelmeijer. Biegeleisen, Bigelajzen, Bigeleisen: Duits Joodse familienaam. Re-interpretatie (als Bgeleisen: strijkijzer) van Duits Biegeisen. Beroepsnaam van de smid, die ijzer buigt (Eisen biegt). Biekens: Bijnaam. Verkleinvorm van de Bie; insect. Of variant van Bykens. Bielde, van de. Plaatsnaam Bielde is de Oost Vlaamse vorm van Oudfrans bille: boomstronk. Plaatsnaam Bille in Adegem (Oost-Vlaanderen), Oedelem en Sijsele (West-Vlaanderen), Bilge in Rs., Bilde in Kuurne (West-Vlaanderen) Bielefeldt, Bieleveld. Plaatsnaam Bielefeld, Duitsland. Bielderman. Afleiding van plaatsnaam Bijler. Bielen, Bielens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam bil-naam, Bidilo? Of van Germaanse bil-naam (met ie in plaats van y). Zie ook bij Beele(n). Bielmair, Bielmeier, Bilmeyer, Pilmeyer: Duitse familienaam Bie(h)lmeier, Bhlmeier: meier op de heuvel. Dialect ontronde vorm. De vorm met p door Opperduitse verscherping. Vergelijk Buhlmann. Bielok: Middelnederlands beloke ‘mmheining, omheind gebied, huis, erf’E Biemans, Bieman Biemann: Beroepsnaam van de bijenteler, imker. Duits Bienemann. Vergelijk De Bie. Biemen, van: Plaatsnaam Bimmen in Kleef (Noordrijn-Westfalen)? Biemolt: Varianten van deze familienaam zijn: Biemholt, Biemold, Bimolt, Bijmholt, Bijmmold, Bijmold, Bijmolt. Plaatsnaam Bimolten (Nedersaksen). Biemont. 1. Zie Beaumont. 2. Plaatsnaam Bimont, onder andere in Grand-Halleux (Luxemburg) Bienaim, Binaim, Binaime. Frans bien aim: welbemind, teerbemind. Biencourt. Plaatsnaam (Pas-de-Calais, Meuse, Somme). Biene, Bienen (van), van Biene, van Biennen, van Bijnen: Plaatsnaam Bienen in Achel (Limburg) en in de regio Kleef (Duitsland), of uit Bienne (Henegouwen). Bienefelt: Vermoedelijk vervorming van de Duitse plaatsnaam Bielefeld (Noordrijn-Westfalen). Bienenstock, Binstok, Binsztock, Binsztok: Duits Bienenstock: bijenkorf. Vergelijk Biebuyck. Bienfaisant. Bijnaam voor een weldoener. Bienfait, Bienfet: Bijnaam voor iemand die mooi, welgemaakt is of voor een weldoener. Vergelijk Malfait, Bienfaisant. Bienkens. Vadersnaam. Spelling voor Bijnkens (Limburg), maar kan net zo goed een verschrijving zijn voor Beenkens, met variant Beonckens/Biunkens, die eveneens Limburgs zijn. Bienstman. Afleiding van Van Bienst. Bievenu, Le Bienvenu: Frans bienvenu: welkom. Vergelijk Welcomme. Bier. 1. Beroepsnaam van de bierbrouwer. 2. Bijnaam voor een bierdrinker. Bier, de, Biere, de. Middelnederlands bierre, bierer: bierverkoper. Bierbaum, Birenbaum, Birbaum, Bierbum, Beerbaum: Duits Bierbaum, midden Noordduits brbom: perenboom. Bierbeek, van, Bierebeeck, Bierebeek, Bierbeck: Plaatsnaam Bierbeek (Vlaams-Brabant). Bierberg. Plaatsnaam in Beieren. Bierboom, Bierbooms, Birboom: Middelnederlands bierboom: boomgeld van het bier, geld dat bij het in- en uitvaren van de haven voor bierschuiten moest worden betaald. Beroepsnaam. Zie ook Bierbaum. Bierenbroodspot: Bijnaam bierenbroodspot, lees bier-en-broods-pot’Roggebrood, in dun bier gebrokkeld en tezamen verwarmd, het dagelijks morgen- en avondgerecht van onze voorouders’of uithangbord. Vergelijk Casembroot. Bierens, Bieres, Biering: Vadersnaam. Variant van Berens. Zie Beerens. Bierhuys. Plaatsnaam in Oostkamp (West-Vlaanderen). Bierlair, Bierlaire, Bierlier. Plaatsnaam Bierlaire in Gerpinnes, Henegouwen, en Malonne. Bierling: Vadersnaam. Variant van Beerling, afleiding van Berilo, verkleinvorm van een Germaans ber-naam of afleiding van Berlandus, Berlindis. Bierman, Biermans, Biermann, Biermanns, Biermant, Birman, Birmann, Birmanns, Bierreman. Beroepsnaam van de bierhandelaar of bijnaam voor een uitgesproken bierdrinker. Biermez, Bierme. Plaatsnaam in Vloesberg, Henegouwen. Bierny. Plaatsnaam in Lorc (Luxemburg). Biersard, Bierdat, Biersart, Beersaerts: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam berht-so-hard. Vergelijk Berzin(us) = Berhtold, Bersaud. 2. Plaatsnaam Biersard in Polleur (Luxemburg). Bierset, Bierzet. Plaatsnaam Bierset (Luik). Biertho. Waalse variant van Bertaut. Biersteker, Bierstekers, Beerstecher: Beroepsnaam van de man die vaten bier aansteekt, die bier tapt. Biert: Vadersnaam. Variant van Beert, Bert, korte vorm van een Germaans berht-naam. Biervliet, (van) Bievliet: Plaatsnaam Biervliet (Zeeland). Biesbroeck, Biesebroeck: Plaatsnaam Biesbroek ‘Broek, moeras met biezen’. Er is een Biesbroek in Oekene (West-Vlaanderen). Bierwart, Bierwaerts, Bierweerts, Bierwerts, Bierwertz, van Beerwar, van Berwaer, Berwart, Berwaers, Berwaerts, Berwaer, Berwaert, Berrewaerts, Berrevaerts, Bierrewaerts: 1. Plaatsnaam Bierwart, Waalse vorm voor Beauregard: mooi uitzicht. 2. Plaatsnaam Beaureward, Picardische vorm voor Beauregard. Zie ook Boerwaart 2. 1336 vicum de Biaurewart (nu Bellewaerde), Iper; 3. Zie ook Berwart. Bies, Biese, Biessen, Biesen, Bieze, Biezen: 1. Beroepsnaam van de biezenvlechter. 2. Bijnaam naar Middelnederlands biese: bies, iets van weinig waarde. Zie ook Van der Biesen. Biesback, Bilsback, Bisback, Bisbock. Naam uit de veel voorkomende (vooral in het Rijnland) plaatsnaam Biesbeek, Biesenbach: beek waar biezen groeien. Biesbroeck, Biesbroek, van, (van) Biesebroeck, Biesebroek, Biesbrouck, (van) Biesbrouck, (van) Bisebroeck, Bisebrouck, Bisbrouck, Biesbroucke: Plaatsnaam Biesbroek: moeras met biezen. In Oekene. Bieselijden, Bieselyden. Brabantse ontronde vorm van Busleiden, van plaatsnaam Baschleiden: 802 Buchlide, Luxemburg. Biesem, (van), Biesems, van Biessum, van der/n Biesen, van der Biessen, van der Bies, Vanderbiesen, Biessen, Biesen, van (der) Biezen, van der Bisse, van der Bise, van der Byse, van (der) Beesen, Verbiesen, Verbiese, Verbisen. Familienaam uit een plaatsnaam waar veel biezen groeien of uit de naam Biezen (waar ook biezen groeiden) in Vlaanderen en Nederland. Bieseman, Biesemans, Biezemans, Biezeman, Biesman, Biesmans, Biestman, Bestman, Bijsmans, Bysmans, Bisman, Bismans, Bistmans. 1. Afleiding van Van den Biezen/Van der Biest: zie bij Biesem en bij Biest. 2. Afleiding van Biese. Zie daar. 3. Een enkele keer ontronde vorm van Buusman: Biesen, van, der, den, Biessen, Biesen, van (der) Biezen, van der Bise, Bisse, van der Byse, van (der) Beesen, Verbiese, Verbiesen, Verbisen: 1. Plaatsnaam Biezen (Zeeland, Noord-Brabant) of ter/n Biezen: plaats waar biezen groeien, bijvoorbeeld bij Maldegem (Oost-Vlaanderen), in Watou (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Aldenbiezen/Oudenbiezen (Limburg): 1223 Bisen. Bieshaar: Plaatsnaam Bieshaar in Amersfoort (Utrecht). Biesheuvel. Plaatsnaam Biezenheuvel, Noord-Brabant. Biest, (van der), Bijst, Biest, van der Biste, van der Bist, Verbiest, Verbist, Verbiste, Verbyst, Verbys, Ferbiest. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam ‘Biestՠ= een plaats waar veel biezen groeien. Deze plaatsnaam komt op zeer veel plaatsen in België voor. Biestraeten, Biestraten. Plaatsnaam Biesstraat in Herdersem (Oost-Vlaanderen), Heythuysen (Nederlands Limburg) of Bieststraat in Hever (Vlaams-Brabant): straat waar biezen groeien. Bieswal. Plaatsnaam Bieswal in Langemark, West-Vlaanderen en Herzele. Bieze, Biezen, Biesen, Biese, Bies, Biessen: 1. Beroepsbijnaam van de biezenvlechter. Maar Middelnederlands Biese betekende ook ԩets van weinig waarde’. 2. Verkort uit van Biesen. Biezen, van, Verbiezen: Plaatsnaam Biezen (Sluis). Biet. Vadersnaam van Robiet of Hubiet. Biette, Biete, Biet, Bieten. Moedersnaam. Waalse vorm van de voornaam Berte. Bigar, Bigare, Begaeres, Biggar, Bigarreau, Bigarelle, Bugaret: Frans bigarr: veelkleurig, bont. Bijnaam. Vergelijk Bont. Biggelaar, van den, van den Biglaer, van Beggelaer: Verkort uit van den Biggelaar. Plaatsnaam Biggelaar in Zundert (Noord-Brabant), Oekel en Rijsbergen (Noord-Brabant). Bigler, Bichler, Biccler, Bicler: Biegler/Bichler, afleiding van plaatsnaam Biegel / Bichel, ontrond uit Duits Bh(e)l: hoogte, heuvel. Biehler, Duits Bhler: die op een hoogte woont. Bignasse. Afleiding van bigne. Vergelijk Provencaals bugnasso. Bijnaam voor een heel eenvoudig mens. Bignoot, van. Plaatsnaam Bignault in Houdeng-Aimeries (Henegouwen). Of van Van Buggenhout? Bigo, Bigot, Bigotte, Bigos, Bygodt, Bygott, Begodt, Begot, Bego: 1. Oudfrans en Frans bigot. Bijnaam voor een kwezel. 2. Vloekwoord ‘Bij God’. Rollo, de eerste hertog van Normandië, kreeg deze bijnaam toen hij deze krachtterm gebruikte in aanwezigheid van Karel de Grote. Bigonville. Plaatsnaam. Bigorgne, Bigorne. Oudfrans bigorgne van Latijn bicornis: klein aambeeld. Beroepsnaam van de smid. Afleiding is Bigottin. Bigwood. Engelse plaatsnaam; groot bos. Bihain, Bihin, Bixhain, Bischain, Bisin, Bizin: Plaatsnaam Bihain. Bijker, Bieker, Bijkersma, Bij, van der, IJmker, Ymker. Beroepsnaam van de bie of bijen houder. Bijkerk, Bijdekerke, Bydekercke, Bydekerke, Beydekerken, Beydekerke. Familienaam naar de woonplaats bij de kerk. Bijl, Byl, Bylle, Byle, Beils, Beyls, Beyl, Byls, Bijls. Moedersnaam: verkorte vorm van de voornaam Belia/ Bilia (Uit Amabilia of Sibilia). Bijl, Byl, van der: Plaatsnaam De Bijl: veld in de vorm van een bijl. Bijlen, van, van Bylen, van Beijlen, van Beylen. Naam uit de plaatsnaam Bijlen in Olen (Antwerpen). Bijlmakers. Beroepsnaam van de bijlenmaker, bijlsmid. Vergelijk Duitse Beilschmied. Bijnen, Bijn, Bijns, Byn, Byns, Beijns, Bien, Bijnens, Bynens, Bienens, Bienkens. Vadersnaam uit de voornaam Robijn of Albijn. Bijser, de, de Byser, de Byzer, de Beyser, Beysere, de Bayser: Afleiding van Middelnederlands bisen: rondzwerven. Bijnaam voor een zwerver, landloper. Bijsterveld, van Bijsterveldt, van Beysterveldt, Biesterveld, Biesterfeld: Verspreide plaatsnaam Bijsterveld: verwilderd, woest veld, hongerland. Bijsterveld (Noord-Brabant), Biesterveld (Nederlands Limburg), Biesterfeld (Duitsland). Bijt, Byt, Bit: Bijnaam voor een bijter, ook figuurlijk: die kwetst, grieft. Zie De Byttere. Bijvoet, Bijvoets, Byvoet, Buyvoets: 1. Bijnaam naar de kruidnaam: bijvoet, Artemisia. Ook plaatsnaam in Nokere (Oost-Vlaanderen). 2. Eventueel variant van Bivort, plaatsnaam Bijvoorde. Vergelijk Van Dievoort = Van Dievoet. Bika, Bikar, Bica, Bicas, Bycka, Byca: Germaanse voornaam big-hard: Bickhardt. Bikkems. Plaatsnaam Binkom, Vlaams-Brabant? Bikker, Bick, Bik, de, Bikkel, Biek, : Beroepsnaam Middelnederlands bicker ‘Steenhouwer’. Bikschote, van. Plaatsnaam Bikschote (West-Vlaanderen). Bil, (de): Bijnaam naar het lichaamsdeel, de bil, voor iemand met stevige billen. Soms eventueel spelling voor Bijl. Bil, van den. Waarschijnlijk variant van Van der Bijl. Eventueel van den Bilt. Plaatsnaam De Bilt, Utrecht. Bilcocq, Billecocq. Wellicht Pillecoq, een zinwoord (vergelijk Plumecoq). Oudfrans piller: roven + coq: haan. Bijnaam voor een kippendief. Vergelijk Duits Huhnerfnger. Bilande, Bilander, Bilan, Bielande, Billant, Billand: Plaatsnaam. Middelnederlands bilant: aangeslibd land. Vergelijk Duits Biland. Plaatsnaam Bijland bij Millingen (Duitsland). Ook plaatsnaam Bilande in Waver (Waaals-Brabant). Bilbaut, Bilbault, Billebaud: Oudfrans bille: bal, (ook) teelbal + Oudfrans baud: kranig, moedig, trots. Bijnaam voor een balspeler of naar de grote seksuele aandrift? Bilde, de: De ld uit de Franse gemouilleerde l in Oudfrans bille ‘Boomstronk’. Ook Vlaamse familienaam van de Bielde. Bilderbeek, Billerbeck, Billerbeek. Plaatsnaam Billerbeck in Kreiensen en Schnega (Nedersaksen), in Horn-Bad Meinberg (Noordrijn-Westfalen) en stad in Noordrijn-Westfalen. Bilem. Plaatsnaam Bilhem, Nord, Pas-de-Calais. Billebeeck, Billebeck. Plaatsnaam Billerbeck bij Munster. Billemont, van, Billemon, Billemont, Debillemont, Bilmont: Plaatsnaam Billemont in Celles (Henegouwen) en Mont-St-Aubert (Henegouwen). Billen, Billens, Billenne, Bilen, Bilenne. 1. Zie Belie(n). 2. Vadersnaam. Variant van Bellin. Billestrat, Billestraeten. Plaatsnaam Billestraat in Remersdal, Limburg, of Bellestraat in Lebbeke, Oost-Vlaanderen, en Mark, Henegouwen. Billet, Billiet, Biliet, Bilet, Bile, Byl, Byle: Vadersnaam. Verkort van Robillet, afleiding van Robert. Billeweg, Belleweg. Plaatsnaam. Vergelijk Billestraet. Billiau, Billiauw, Billiauws, Biliau, Billau, Billaux, Billaud, Billault, Billaut, Billeau, Billiaux, Billiald, Billiouw, Bilau, Pylau: Zoals Billiouw uit Billiau, Billaud, Billeau. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam bl-wald ‘Bijl-heerser’. Bellaldus. 2. Korte vorm van een Franse vleivorm op –illel, van illau van een naam op -bert, bijvoorbeeld Robillau. Billig, Bilig, Billigh, Belligh, Bollig: Duitse familienaam Billig: rechtvaardig, passend. Bijnaam. De West-Vlaamse familienaam Belligh werd oorspronkelijk Billigh, Bylligh geschreven. Billing, Billings, Billin: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse bil-naam. Vergelijk Billinus, Billunc. 2. In Ht. was Jan Billinx genoemd naar zijn woonplaats ԩn den Belickռb style='mso-bidi-font-weight:normal'> Billion, Billioen, Billon, Bilon, Bellion, Billiotte, Billiot), Billo, Bilo, Billot, Bilot, Byloo, Bylo, Billoo, Belliot, Bellio, Billoy, Billooye, Bylloo, Bylois, Bylo, Byloo, Bijlo, Beyloos, Beijloos: 1. Vadersnaam. Korte vormen van vleivormen op -illon, -illot, -illoi(s) van Romaanse namen op -bert, bijvoorbeeld Herbillon, Robillon. De vormen met n / kunnen door Picardisch demouillering worden verklaard; vergelijk Sicile = Cecille. 2. Moedersnaam. Korte vormen van Mabillon, Mabillot. Bilius, Billius: Gelatiniseerde vorm van een naam met Bil-. Bilstein: Verspreide Duitse plaatsnaam Bilstein; of Bilstain (Provincie Luik). Billouart, Billuart, Billoir, Billoire: Vadersnaam. Germaanse voornaam bl-ward; ‘bijl-bewaarder’. Billouez, Bilouet, Bilouez, Bierlouet, Birlouet, Debilloz, Bylos, Byloes, Bylos, Byloos, Bijloos, Beyloos, Beijloos: 1. Plaatsnaam Bilouez, (wellicht) in Elzele (Henegouwen). 2. Sommige vormen eventueel vadersnaam van Billou, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bl-wulf: Bilulf. Bilocq, Bilocque, Biloque, Billocq: Middelnederlands biloke: omheining? Of Waals biloke: kleine, ronde en zwarte pruim? Bils. 1. moedersnaam. Afleiding van Bille = Mabelie? 2. Spelling-variant van Bijls. Bilstein, Bildstein: 1. Verspreide Duitse plaatsnaam. 2. Plaatsnaam Bilstain (Luxemburg). Biltjes, Byltjes, Bieltjes, Beltjens, Beltgens, Bultiens, Buldgen, Bilkin, Bilkyn, Bilquin: 1. Moedersnaam van de voornaam Amabilia of Sibilia. Zie Belie(n). 2. Zie Byltjes. Bilterijst: Moedersnaam. Zoals de varianten Biltresse, Biltris, Bulterijs, van Beltresse, Beltris, van Beatrijs, Latijnse heiligennaam Beatrix. Bilzen, van, (van) Bilsen: Plaatsnaam Bilzen of Munsterbilzen (Limburg). Bimmel: Vermoedelijk variant voor van Bemmel. Bimmerman, Bimmermann. 1. Wellicht herkomstnaam voor iemand uit Bohemen. 2. Mogelijk ook naam uit de Nederduitse plaatsnaam benne: moerasweiland. 3. En mogelijk zelfs de beroepsnaam van de bijenkweker. Binam, Biname: 1. Verwaalsing van nood Duits: bijgenaamd. 2. Zie Bienaim. Binard, Binart, Binaer, Binnard: Vadersnaam. Korte vorm van bijvoorbeeld Lambinard, afleiding van Lambert, Lambin. Bincom, van, Binckom, de Binckum: Plaatsnaam Binkom (Vlaams-Brabant). Bindels, Bindel, Bindelle, Bundels, Bendels, Bendel. 1. Vadersnaam van een Germaanse persoonsnaam, afgeleid van Latijn bene; goed, del; zoon van of weinig. 2. Of van bent of bunt, soort gras. 3. Middelnederlands bindel(e): al wat gebonden is, bundel, gordel. Beroepsnaam van de bundelmaker, de binder. 5. Duits Bendel: lint. Beroepsnaam van de lintenmaker, lintenverkoper. Binder, Binders. Beroepsnaam van de binder, de man die knevelt, boeit. Of een vatbinder (Duits Fassbinder) of kuiper. Bindscheid. Plaatsnaam Binscheid, Duitsland. Bineau. Vadersnaam. Korte vorm van Robineau, afleiding van Robin, vleivorm van Robert, of van Lambineau. Vergelijk Binet. Binet: Vadersnaam. Korte vorm van een vleivorm op –inet van een bert-naam, bijvoorbeeld Robinet, Lambinet. Bings. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Fabien Bink, Binck: Vadersnaam. Friese voornaam Binke, verkleinvorm van Benno, bakervorm van de Germaanse voornaam Bernhard. Binnebeeck, van, Binnebeek, van, van Binnenbeek, van Binnebeke. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam, Binnebeek, Binnenbeek (onder andere in Haacht). Binnemans, 1. Afleiding van Van Ginderbinnen. 2. Voornaam Binneman. Binneweg, Binnenweg. Plaatsnaam Binnenweg in Heffen (Antwerpen), Binneweg in St.-Joris-ten-Distel (West-Vlaanderen). Binkhorst: Plaatsnaam Binckhorst in ԇravenhage (Zuid-Holland) of Binkhorst in Losse, Overijssel. Reeds in de 10de eeuw werd het erve Binkhorst bij Losser in Overijssel vermeld. Een vroegmiddeleeuws geslacht Van den Binckhorst zou haar naam echter aan de hofstede Binkhorst te Voorburg in Zuid-Holland ontleend hebben. In Heerhugowaard in Noord-Holland kennen we nog een buitenplaats Binckhorst, die in verband gebracht kan worden met de familie Binkhorst die in de 18de eeuw de heerlijkheid Oudkarpel verwierf en zich vervolgens Binkhorst van Oudcarspel en in Koedijk noemde. Binnendijk: Plaatsnaam in Eemnes (Utrecht). Binnendijk. Plaatsnaam in Eemnes, Utrecht. Binneveld. Plaatsnaam Binneveld in Berg bij Vilvoorde. Binnerts: Vadersnaam. Afleiding van Binnert, Bennert, van Germaanse voornaam Bernhard. Binon, Binot, Binno, Bino: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van een berht-naam. Korte vorm van Lambinon, Hubinot enz. Binquet, Bincquet: Variant met epenthetische n van Biquet, Biket. Of variant van Pinket. Bins: Vadersnaam. Uit Binse, van Binzo, verkleinvorm van de bakernaam Binno, Benno, van Bernhard. Binse. Plaatsnaam Binche, Henegouwen. Vergelijk Van Binst. Binsbergen, van: Plaatsnaam Bensberg (Noordrijn-Westfalen). Binsfeld, Binsveldt: Plaatsnaam Binsfeld. Ook in Nrvenich (Noordrijn-Westfalen) en bij Trier. Binst, (van), van Bienst. Naam uit de plaatsnaam Bints/Binst. Dit zijn Middelnederlandse vormen van Binche (Henegouwen). Biondina: Italiaans Bijnaam voor een blondine. Binz, Bintz, Bints: Vadersnaam. Zoals Bienz een vleivorm van Berthold. Bion, Byon, Bijon, Bio, Biot: Vadersnaam. Korte vormen van Lambion, Lambiot of Robion enz. Biondo, Biond, Biondini, Biondino. Italiaans biondo, van Germaans blond. Bijnam voor een blondharige. Bioul, Bihoul, Biou, Biout, Bioux: 1. Korte vorm van Lambioul, vleivorm van voornaam Lambert. 2. Plaatsnaam Bioul (Namen). Biourge. Plaatsnaam Biourges in Orgeo. Biquet, Biqu, Bicquet, Bicqu, Bik, Bick, Bicke, Bike, Bincquet, Binquet: Bijnaam. Afleiding van Picardisch bik: geit. Birabeau, Birembaut, Birembaux: Bijnaam. Frans dialect bira-bu, dat is tourne-beau. Birch, Birchen. Duitse plaatsnaam. Midden Hoogduits Birche; berk. Vergelijk Berk. Birencweig, Birencwejg, Birencwajg, Birenzweig: Joodse familienaam. Duits. Zo ook Birenholz naar de Joodse familenaam Birnholz; perenhout. Birgel. Plaatsnaam in Duitsland. Birgelen, van, van Beglen. Plaatsnaam Birgelen, Duitsland. Birk, Birken. Verspreide Duitse plaatsnaam Birk, Birken; berk, berken. Birkenwald. Duitse plaatsnaam; berkenbos. Birker: Duitse familienaam, afleiding van Birik ‘Berk’naar de woonplaats. Birlenbach. Plaatsnaam in Duitsland, Birkhoff: Verspreide Duitse plaatsnaam Birkhof ‘BerkenhofՕ. Biro. Beroepsnaam Hongaars biro: rechter. De Hongaren Laszlo en Georg Biro verwierven in 1943 patent op hun ballpoint, zodat de balpen bij ons in de jaren 1945-55 de naam ‘Biroՠdroeg. Biron, Biront. Plaatsnaam Biron in Soy, en Ciney, Namen. Birza: Friese familienaam zoals Byrza, Birse, Birze, Birstra. Bisan: Misschien uit balsaen, Middelnederlands balsane ‘Vaan, windwijzer, wimpel, inzonderheid van een schip’van Oudfrans baucent, bauan. Bisanz. Duitse naam voor Besanon. Bisard, Bisaert, Bizart, Bizard, Bissard: Afleiding van Frans bis: donkergrijs. Bijnaam. Bischoff, Bischof, Bischof. Duitse familienaam; bisschop. Biseau, de, Bizeau, Bisiaux, Bisiau, Biessaux, Biesaux, Bissay, Lebizay, Bihay: Bijnaam. Afleiding op -el, Frans -eau, Waals -ay van Frans bis, Waals bhe: donkergrijs, zwart. Vergelijk Biset = Bihet. Biset, Bizet, Bihiet, Bihet, Bissez: afleiding van Frans bis: donkergrijs, zwart. Bijnaam. Bishop. Engelse familienaam; bisschop. Bison, Bisson, Bizon, Bihun, Bisot, Bissot, Bisso, Bizot, Biesot, Bihot: Bijnaam. Afleiding van bis, Waals bhe: grijs. Vergelijk Biset. Bisoux, Bizoux: Plaatsnaam Bisou in Dour (Henegouwen). Bisqueret. Plaatsnaam in Bonneville. Namen, Bisschop, (de), de Bisscop, de Biscop, de Bischop, de Bisshop, de Busschop, de Busshop, Desbisschop, Bisschop, Bisschops, Bischop, Biscops, Biscop, Busschops, Busschop, Buscop, Buskop, Biskup, Buscops, Buschop, Besschops: Bijnaam naar een verband, wellicht dienstverband, met een bisschop. 1376 Diederijc Bisscop, gheseint te Ludike opt ghenechte daer de bisschop sat. Deze man kreeg de naam Bisschop omdat hij als stadsbode geregeld naar de bisschop van Luik gestuurd werd. Bisschot, de Bisschots: 1. De Nederlanse familie Bischot zou van een Hugenotenfamilie de/du Bichot afstammen. 2. Zie van Boesschoten. Bissell, Bisselink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse bakernaam? Bissels. Waarschijnlijk ontronde vorm van Bussels. Bissen. Bissener, Bissenius, Bisenius: Plaatsnaam in Wittem. Nederlands-Limburg Bissezele, van. Plaatsnaam Bissezele (Frans-Vlaanderen). Bisson. 1. Zie Bison. 2. Plaatsnaam Buisson: struik. Vergelijk Dubisson Bisteau, Bistiau, Bistiaux. Oudfrans bestail, Frans btail: vee. Beroepsnaam voor veefokker. Bister, (de) Byster, de Bijster, Bejster: Middelnederlands bijster, bister: berooid, arm, uitzinnig, verbijsterd. Bijnaam. Bistert, van: Plaatsnaam Bijstert: verwilderde plaats, woestenij, bijvoorbeeld in Wingene. Bistoen, Biston. Bijnaam: jong kalf. Of via Bestoen uit Basto(e)n. Bitter, de Bitters, Better: 1. Bijnaam voor iemand met een bitter of verbitterd karakter. 2. De Bitter kan een spelling zijn voor De Bytter. Bitterberg: Plaatsnaam? Bitterolf. Vadersnaam. Heldennaam uit de Dietrichsage: ‘Bitter, scherp-wolf. Bittremieux, Bettremieux Betremieux, Btremieux, Bertrum, Beetem, Btermiez, Btermier, Btermieux, Bettremier, Bettremieu: Vadersnaam. Picardisch vorm van de Bijbelse voornaam Bartholomeus. Bivort, de Bivort: Plaatsnaam Bijvoorde in Kerkom (Vlaams-Brabant). Zie ook Bijvoets. Biwer, Biver, Bivert. Plaatsnaam Biwer. Bizien. Bretonse familienaam die teruggaat op Budgen, afleiding van bud; overwinning. Bjelland. Plaatsnaam Bjelland. Noorwegen. Blaa, de: Variant van de Blauwe of de Blaaij. Blaak, Blake, Blaeke, Blaecke: Van Middelnederlands werkwoord blaken ‘Branden, in gloed staan, gloeien; schitterend flikkeren’. Blaakman, Blaakmans: Afleiding van Blaak of Engels Blackman ‘Zwarte man’. Blaas, Blaasse, Blaes, Blaess, Blase, Blas, Blaze, Blaz, Blasse, Blass, Blause, Blees, Blese, Bles, Bloos, Bloes, Bleys, Bleijs, Bluys, Bluijs: 1. Vadersnaam. De heiligennaam Blasius. 2. Middelnederlands blase, blaes ‘Blaas, bobbel’. Bijnaam. 3. Zie ook Pluche. Blaaubeen. Bijnaam naar de blauwe kousen of broek; vergelijk Duits Blaurmel, Blohose; of naar de bleke benen, vergelijk Blauwvoet. Blaauboer. Re-interpretatie van Duits Blaubeurer, uit Blaubeuren (Beieren). Blaaij, de, de Blaaey, (de) Blaeij, Blaey, de Blaij, de Blaa: Misschien spelling voor de Antwerpse uitspraak van de Blij ‘De vrolijke’. Zie de Bleijen. Blach: Duitse bijnaam. Middelhoogduits blach ‘Vlak, effen (met name van het gezicht)’. Blache, Blace, Blacher, Blach, Blachre, Blachier: Zuidoostfranse plaatsnaam: jonge struiken, plaats waar eiken groeien. Blackburn. Plaatsnaam in Lancashire. Black, Blacke, Blacks. Engelse bijnaam Black; zwart. Blackman, Blachman, Blaakman: Engelse bijnaam Blackman: zwarte man. Oorspronkelijk ook voornaam. Blacquer, de. Bijnaam voor iemand die blaakt; synoniem met De Blaecke. Bladel, van, van Bladeren, van Blaeren, van Blaere, van Blainck, van Blayel. Familienaam naar de plaatsnaam Bladel in Noord-Brabant. De variant Blaere uit Bladere, variant met l/r-wisseling. Bladelin. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse blad-naam, zoals Bladardus, Bladerik. Bladalinus. Bladt, Bladts, Blat, Blatt. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Blado, vergelijk Bladelin. 2. Bijnaam naar het blad, deel van een plant of bloem. Wellicht naar huisnaam of wapenschild. Vergelijk Lylghenblat, Nettelbladt, Enkelenblat, Kolblatt. Blaecke, de. Bijnaam voor iemand die blaakt, die in gloed staat, die gloeit, schittert, flikkert, die met de ogen blaakt (Middelnederlands blaeckogen), die vlammende ogen heeft. Blaer, de, Blaere, de, de Blaire. Familienaam uit het Middelnederlandse blaer: kaal; bloot, beroofd. Blaesgen, Blaeske, Blaschke, Blesgen: Vadersnaam. Afleiding van Sint Blasius. Blaffard, Blaffart. Bijnaam. Midden Frans blafard: bleek, vaal. Blaimont, Blmont: Plaatsnaam Blairon in Quvy-le-Petit (Henegouwen). 2. Afleiding van Oudfrans blaire: bleek, met witte vlekken. Vergelijk Blairvacq. Blairvacq, Blairvache, Blervacque, Blervaque, Blervacq: Koe met witte vlekken op de kop; vergelijk West-Vlaams blare. Blairon. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Blairon in Henegouwen. 2. Afleiding van het Oudfranse blaire: bleek, met witte vlekken. Blaise, Blaize, Blaisse, Blais, Bleize, Bleys, Bleijs, Blijs, Blys, Blees, Bleesing, Blesen, Blesma. Vadernaam uit Blaise, dit is de Franse vorm van Blasius. Blaisel, Blesseel, Blassiaux, Blassiau, Blassieaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Biaise. Blajer. Duitse beroepsnaam Bleier; loodwerker, loodgieter. Blakmoor: Engels plaatsnaam Blackmoor in Dorset en Hampshire. Blancgarin. Klankverandering van Blancgrain: wit graan, wit koren. Bijnaam, vergelijk Blanpain. Blanchet, Blanchez, Blancher, Blanchot, Blanchon, Blanco, Blanquet enz. 1. Afleiding van Frans blanc, van blank: wit. Vergelijk De Witte. Blanquet is Picardisch. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Blanco. Blanchon kan zelfs de Romaanse verbogen vorm zijn van Blanco. Vergelijk Blankaert. Blanchy. Vadersnaam. Waalse vorm van Blanchier, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Blanker. Blancmery. Met epenthetische n van bleckemerie: die de merrie vilt. Beroepsnaam van de paardenviller. Blander, de, Blandere, de, (de) Blandre, Bland, de Blender, de Blangere, de Blanger. Beroepsnaam van de blander, de menger of brouwer van dranken. Vooral voor de honingdrank: mede. Blangenois. Wellicht van Blandinois, inwoner van Blandain (Henegouwen) Blangy, Deblangy: Plaatsnaam Blangy (Somme, Pas-de-Calais, Seine-Mar., Calvados). Blanjean. Blanc; wit + voornaam Jean. Blank, Blanken, Blanke, Blancken, Blancke, Blanch, Blanc, Blang, Blanche, Blenken, Blanksma, BlanksLeblanc, Leblan, Leblans, Liblanc, Dublancq, de Blanc, de Blan, (de) Blanck, de Blancq; Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Blanco. 2. Bijnaam naar de witte kleur van huid of haar. Blankaart, Blankaert, Blankaerts, Blankart, Blankers, Blankert, Blanckaerts, Blanckaert, Blanckaert, Blancqua, Blanquart, Blanquauert, Blanquert, Blancaers, Blankwaard, Blenkers, Blancaert, Blancard, Blancaert, Blanca, Blachard, Blachar, Blachart, Blachaert, Blansaer, Blangchard: 1.Afleiding op –aard van het Nederlands woord blank ‘Wit’waaruit Frans blanc. Bijnaam naar de witte haar- of huidskleur. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam blank-hard ‘Wit-sterk’. 3. Bijnaam naar het bezit van een wit paard, Blanchard. Blanken: 1. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Blanco ‘Blankՠ2. Bijnaam naar de witte kleur van haar of huid, vergelijk de Witte. Vergelijk Blankaart. Blankenagel. 1. Beroepsnaam van de nagelsmid. Vergelijk Nagel. 2. Reinterpretatie van plaatsnaam Blankenhagen. Blankenberg, van Blanckenberg, Blakenberge, van: Plaatsnaam Blankenberg in Hennef, Noordrein-Westfalen, Blankenberg(Gelderland) of Blankenberge (West-Vlaanderen). Blankenburgh: Wellicht de verspreide Duitse plaatsnaam Blankenburg. Maar de naam kan wel uit Blankenberg zijn ontstaan, aangezien berg- en burg-namen vroeger geregeld verward werden. Vergelijk Kantelberg, van Canterbury (van burg). Blankendaal. Adresnaam. Vooral in Tuitjehorn. Blankenstein, van, Blankstein, Blankenstijn. Adresnaam. 1. Plaatsnaam Blankenstein in Duitsland, Saale-Rennsteig. 2. Reinterpretatie van plaatsnaam Blankstede in Meppel (Duitsland) 3. Blankstein eventueel Germaanse voornaam. Blanker, Blankers: Vadersnaam. Germaanse voornaam blank-hari ‘Blank-leger’. 2. Door verdoffng uit Blankaer(t)s. Blanksma: Vadersnaam. Friese naam, afgeleid van Blank; zie Blankaart, Blanken. Blanpain, Blanpin, Blancpain, Blampain, Blampin, Painblanc, Paimblanc. Naam uit het Franse blanc pain: wittebrood. Beroepsbijnaam voor de bakker van wittebrood. Blansaart: Geadapteerde uitspraak van Frans Blanchard, Romaanse vorm naast Blankaart. Blanvillain, Blanvillan. Bijnaam blanc; wit, vilain; dorper. Blarinckx, Blarings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam blad-hari; ‘Zwaarad-leger’. Blatharius. Blasius, Blasi, Blazy: Vadersnaam. Latijn Sint Blasius, die in de middeleeuwen vrij populair was. Blasin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Blasius. Blason, Blasson, Blaisot, Blaizot, Blezot: Vadersnaam. Frans vleivormen van Blasius. Blaton, Deblaton: Plaatsnaam Blaton (Henegouwen). Blatter. Duitse bijnaam Blatter; blaar, blaas, puist, gezwel. Blau, Blauw, Blauwe, de, Blaue (de), (de) Blouw, Blouwe, den Blaaauwen, den Blaauwen, (de) Blaauw, de Blau, Debla, Deblauve, Blave. Bijnaam naar de Ңlauwe’ bleke huidskleur. Bla: 1. Duitse bijnaam: blauw. Vergelijk (de) Blauw(e). 2. Jan Blau was de naam van een vondeling, op 18 april 1636 op de Blauhanse Ruy gevonden in Antwerpen. Blaude, Blaut, Blaute, Blauth: Vrouwelijke vorm bij Blaud, van Belard.Of = Blote? Blauwart, Blauwaert, Bleauwart, Blawart, Blouard, Bluard, Bluart, Bleuwart, Bleuwrt: Bijnaam voor iemand die blauw, bleek van kleur is. Vergelijk De Blauwe. Blauwbloeme, Blauwblomme, Blaublomme, Blouwblomme, Blauwblomme: Middelnederlands blauwbloeme: korenbloem. Vergelijk Duits Kornblum. Blauwens. Afleiding van De Blauwe? Of uit Blauwers? Blauwer, de, Blauwere, de, Blauwers. Beroepsnaam van de blauwverver. Blaupot, Blauwpot. Blauw, de Blauwe, Blaauw, de Blaauwe, (den) Blauwen: Bijnaam naar de blauwe, bleke kleur. Blauw. Bijnaam naar de blauwe, bleke kleur. Blauwvoet, Blaevoet, Blavoet, Blavoute: Bijnaam voor iemand met blauwe, bleke voeten. Vergelijk Witvoet. Blauwaert: Bijnaam naar de blauwe, bleke kleur. Vergelijk Blauw. Blauwkamer: Wellicht een huisnaam, te vergelijken met de vaak voorkomende plaatsnaam Blauwhuis. In het Middelnederlands was een camere een eenkamerwoning. Blavie, Blavier, Blvi, Blaivie. Beroepsnaam uit het Oudfranse blavier: graankoopman. Blazer, Blaser, Blaeser, Blaaser, de Blazer, de Blezer, (de) Bleser, Bleeser, Bleezers, Bleezer, de Blaiser, de Bleyser, de Bleijser, de Blijzer, de Blecker, de. 1. Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands blecken: villen, ontschorsen. 2. Beroepsnaam van de wolbereider, die de wol doet glanzen of verft. 3. Soms = De Bleeker. Bleijzer: 1. Beroepsnaam Middelnederlands blaser ‘trompetter’. 2. Het Middelnederlandse betekende blazen ook pochen, opscheppen (dat is de feiten opblazen) of vlees blazen, een verboden middel dat de slagers toen aanwendden om het vlees aantrekkelijker te maken. Kan ook een bijnaam zijn. Blcourt, de: Frans Plaatsnaam Blcourt (Haute-Marne, Nord). Bleeken, van den, van den Blecken. Familienaam uit de plaatsnaam Bleken in Wuustwezel (Antwerpen) of Blikken onder andere in Kallo (Oost-Vlaanderen), Groede in Zeeland. Blehen, Blhen, Blehin, Blhain, Blehain: Plaatsnaam Blehen (Luik). Bleiberg, Bleyberg, Blaiberg: 1. Plaatsnaam Bleyberg, Blieberg, Bleiberg in Montzen (Luik), Gemmenich (Luik). Bleiberg (Plombires, Luik). 2. Variant van Bleyenberg. Bleicher, Blaecher: Duitse beroepsnaam van de linnenbleker. Vergelijk De Bleeker. Bleichfeld. Plaatsnaam Bleichfeld: bleek, veld of wei waarop gebleekt wordt. Bleiman, Blajman: Duits Bleimann of vorm van Middelnederlands blideman: de maker of bediener van bliden, werptuigen. Blajman is in elk geval een spelling voor Duits Bleimann. Blejwas, Blajwas: Duitse familienaam Bleiweiss: loodwit. Beroepsnaam van de verfmaker, kleurenmenger. Bleker, Bleeker, Bleekere, de Bleecker, de Bleeckere, den Bleiker, Bleikertz, (den) Bleijker: Beroepsnaam van de bleker, linnenbleker. Blekman: Vadersnaam. Variant van Blikman, afleiding van de Germaanse voornaam Blicker. Blemberg, Blanbergh: Plaatsnaam Blamberg of Blaimberg (Beieren). Blende, de, (de) Blinde, Blind, den Blinden, Deblinte: Bijnaam voor een blinde. Blendeman, Blindeman: Bijnaam voor een blindeman. Blerkom, van, Blerckom, van: Plaatsnaam Blekkom in Loksbergen (Limburg). Of van Blaricum (Noord-Holland). Blereau, Blariau, Blariaux, Blarieaux, Blarieau, Blarel: 1. Afleidng van Oudfrans bler, blair: bleek, met witte vlekken (vergelijk Blairvacq). 2. Oudfrans blarel, Frans blaireau: das. Vergelijk Das. Blret, Baret: Bijnaam. Van Oudfrans bler, blair: bleek, donkergrijs. Blricq, van, van Blerck, Blerk: Plaatsnaam Blerick (Nederlands Limburg). Blaro, Blerot. 1. Afleiding van bler, blair: donkergrijs. 2. Spellingvariant van Blereau. Bles, van de, der, Blees, Bless. 1. Bijnaam voor iemand met een bles. 2. Variant van Blaas (zie daar). Blesin, Blesing, Blsin, Blessing: Vadersnaam. Afleiding van Sint Blasius. Blessenaar. Wellicht Duits Blessner uit plaatsnaam Blessen. Blesgraaf: Plaatsnaam Bleskensgraaf (Graafstroom, Zuid-Holland): 1331 Blaskens Graveland, 1514 Blesgensgrave, lokale uitspraak Blesgraaf. Blesing: Vadersnaam. Afleiding van Blase, heiligennaam Blasius. Zie Blaas. Bleu, le, (de) Bleus, Bleux, Blux, Lebleu, Leblud, Leblu, Leblus, Lebluy, Dubleux, Dubloux, van Bleuy ,van Bleu. 1. Bijnaam naar een bleke, blauwige kleur, Frans pendant voor de Blauw(e). 2. Eventueel uit de plaatsnaam Bleu in Bascles (Henegouwen). Bleuckx, Bleukx, Bleux: 1. Plaatsnaam Bleuk in Assent (Limburg), Betekom (Vlaams-Brabant), Blook in Gutschoven (Limburg). 2. Variant van Blockx. Bleuel: Duitse familienaam Bleuel, van Middelhoogduits bliuwel, Duits Bluel ‘Stampmolen’. Beroepsbijnaam. Bleuet, Bleuez, Blauwet: Afleiding van Frans bleu, Ofrans blau, blou: blauw, bleek. Bijnaam voor iemand met bleke kleur. Vergelijk De Blauwe. Bleuset, Bleus, Bleus, Bleuse, Bleuzet, Bleuze, Bleuz: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Biaise, als spelling voor Bles = Blaiset, Blaiez. Bleuz, Bleuze: Verkleinvorm, spelling voor Frans Bleuset, spelling voor Bles, Blaiset. Verkleinvorm van voornaam Blaise Ԃlasius’. Bleijber, den; Bleijeber: De naam is vermoedelijk ontstaan door een leesfout voor den Bleijker. Bleijen, de, Blijie: Bijnaam voor de blije, de vrolijke. Bleijenberg, Bleijenbergh, Bleyenberghe, Bleyenberg, Bleyenberge, (van), Bleydenbergh, (van) Blyenberg, Blyenbergh, (van) Blijenberg, (van) Bleijenbergh, Bleijenberg, Bleiberg, Bleyberg: Mogelijk verward met Bleienburg (zie Blijenburgh), want berg- en burg-namen worden vaak verward. Maar er is ook de plaatsnaam Blijenberg/Bleidenberg in Brussegem, Herfelingen, Oetingen (Vlaams-Brabant), Bleienberg in Moerbeke (Oost-Vlaanderen), Bleidenberg in Wilsele (Vlaams-Brabant). Bleyenborms. Waarschijnlijk contaminatie van Noord-Duits Bleibom en Bleidorn, variant van Blobohm (zie Blibaum) en Bldorn: bloeiende doornstruik. Bleyenheuft. Duitse familienaam die zoveel betekent als loden (zwaar) hoofd. Bleyfuesz. Duitse bijnaam Bleifufs: loden voet. Vergelijk Lootvoet. Bleyswijck, Bleyswijk, Bleyswyck. Plaatsnaam Bleiswijk, Zuid-Holland. Bliard, Bliart, Blard: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bld-hard ‘Blij-sterk’. Vergelijk Blitard. Bliaux, Blyau, Blijau, Blau, Blhaut: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bld-wald ‘Blij-heerser’. Blidaldus. 2. Bijnaam naar de naam van het kledingstuk, Ofudfrans bliau: tuniek. Blibaum, Blijboom, Blyboom: Duits dialect vorm van Bleibaum, Blhbaum: bloeiende boom. Bliden, den, den Blyden, den Blijden: Bijnaam voor een blij, vrolijk mens. Zie ook Blij. Bliek, (de); de Blieck, Blik: 1. Bijnaam naar de visnaam, de bliek, wellicht voor een opgewekt iemand. 2. Bliek was ook een voornaam. Blieck, Blick, Bleich, Blech, Bloch, Block. Joodse familienaam. Alexander Beider omschrijft de herkomst van de naam in zijn boek A Dictionary of Jewish Surnames from Galicia. Galici is een gebied in het huidige Polen en Oekrane, en vermoedelijk de oorsprong van de naam. De naam spreidt zich van daar verder naar hoofdzakelijk Duitsland, Nederland en Belgi. De naam is van Duitse Asjkenazisch Joodse afkomst en evolueerde met de migratie van de Joodse bevolking van land tot land. Bliek, (de), (de) Blieck, (de) Blick, Blickx, Blik, (de) Blicq, Blicque, Leblicque, Leblicq. 1. Bijnaam naar de visnaam: bliek, wellicht voor een opgewekt iemand. Een visser/visverkoper ? 2. Bliek was ook een voornaam. In dat geval een vadersnaam. Bliek, van (der): 1. Plaatsnaam Bliek in Stavenisse (Zeeland). Bleek; 2. Plaatsnaam. Spelling voor Van den Bleek? plaats wei waar linnen gebleekt wordt. Blietz: Duitse familienaam, Duits Blitz ‘Bliksem’. Bijnaam voor een vluggerd. Blij, Bly, Blei, (de) Bley, de Bleye, de Bleije, Bleijen, Bleij, Bleyens, de Blaye, De Blay, de Blaey, de Blaay, de Blaaij. 1. Bijnaam voor een blij, vrolijk mens. 2. Beroepsbijnaam voor de bediener van de blijde: belegeringskatapult. Blin, Blain, Bleyn: Vadersnaam. Samentrekking van Belin of korte vorm van Rob(e)lin. Blinbaum, Blimbaum: Variant (met epenthetische n) van Duits Bleibaum; zie Blibaum. Blind, (de) Blinde: Bijnaam voor een blinde. Blindenbach: Duitse plaatsnaam. Blindenberg, Blindenbergh. Waarschijnlijk volks etymologische vorm voor Bleydenbergh; zie (van) Bleyenberghe. Blinder, Blindert. Een Duitse familienaam Blinder (blinde) is me niet bekend. Ongetwijfeld een Re-interpretatie van Duit Blender, beroepsnaam van de verver; of ook wel variant van Blander. Blink, van der: Vermoedelijk uit van der Bliek, met n-invoeging. Blinksma, Blinxma: Friese naam die zoon van Blinke betekent, van de voornaam Blin, Bliun, Blinkhof: Niet gesitueerde plaatsnaam. Blistain, Blistein, Blistin: Metathetische variant van Bilstain. Zie Bilstein. Blitard, Bletard, Bltard: Vadersnaam. Germaanse voornaam bld-hard; ‘Blij-sterk’.. Zie ook Bliard. Blitterswijk, van: Plaatsnaam Blitterswijck in Meerlo-Wanssum (Nederlands-Limburg). Blitz, Blits: Duits Blitz: bliksem. Bijnaam voor een vluggerd. Block, (de), (de) Blocq, (de) Blok, Blockx, Blox, Bloks, Blokx, Bloxs, Blox, Blokken, Blockken, Blocken, Bloch, Bloc, Blog, Bluck. 1.Bijnaam voor iemand met een geblokte, zware lichaamsbouw. 2.Het Middelnederlandse bloc was ook het toestel waarin de benen van misdadigers ingesloten werden. In dat geval een beroepsnaam. Block, van den, der, van, den Bloock, van den Bloeck: Plaatsnaam Blok: afgesloten landstuk, omheind weiland. Blockeel, Blokkeel, Blockel, Blocquel, Bloquel, Bloquaux, Blokiau, Bloquiau, Blocqeau, Bloqeau, Blocquiaux, Bloquiaux, Blouquiaux, Blouquiau, Bloukiaux. Familienaam uit het Oudfranse bloquel/blokiel: blok. Bijnaam voor iemand met een forse, geblokte lichaamsbouw. Blockerij, Blockerije, Blockery, Blockerye, Blockerey, Blokery, Blokerye, Blokerije, Blocry: Plaatsnaam Blockerie in Moeskroen, Henegouwen, Ottignies (Waals-Brabant), Le Waast (Pas-de-Calais). Blockhuys, Blockhuysen, Blockhausen, Blokhuis, Blockxhuysen, Blockousse, Blockouse, Blochouse, Blocouse, Blochousse, Blockus, Blocus, de Blochouse. Naam uit het Middelnederlandse blochuus: blokhuis, versterkt huis, vesting. Verspreide plaatsnaam. Blocteur. Beroepsnaam Bloqueteur: die blokken maakt. Afleiding van Bloquet: blok. Bloe, de. 1. Uit De Blode. Bijnaam voor een bloodaard. 2. Misschien weergave van Deblois. Bloebaum. Duits Blhbaum: bloeiende boom. Plaatsnaam. Vergelijk Blibaum. Ook Noord-Duits Blboom. Bloedberge. Plaatsnaam Bloedberg? Wellicht Re-interpretatie van Bloemberg. Bloem, (de) Bloemmen, Bloemen, Bloeme, Bloume, Blom, van der, Bloemen, Blomme, Blommen, Blommers, Blomsma, Blomm, De Blomme, Blum, Blume, Blumen, de Bloem, (de) Bloom. 1. Bijnaam naar de bloem, in de betekenis ‘Wat het beste is in zijn soort, een voortreffelijke persoonlijkheid’. Misschien ook bijnaam voor een bloemenliefhebber of een tuinier. Ook een huisnaam is mogelijk. 2. Moedersnaam. De meisjesnaam Bloem(e) is een oude Germaanse voornaam: Bloma. 3. Middelnederlands blomme’Hbloem)meel’. Beroepsbijnaam voor een molenaar of bakker. Bloemaert, Bloemarts, Bloemhart, Bluomhart, Bloemaerts, Bloemers, Bloemmaert, Blumart, Blommart, Blomart, (de) Blommaert, Blommaart, Blommaert, Blommaerts, Blommaers, Blommers, Blommerde, Bleumers, Bleumer. 1. Vadersnaam uit de voornaam Bloemaard. 2. Op een of andere manier afgeleid uit ‘Bloem en hart’. Zie bij bloem. Petrus Bloemerts (dat is Bloemerts-zoon) Prins, geboren te Dwingeloo, was van 1784–1828 predikant te Diever, in Drenthe.Ֆan Bloemersma (Bloemersma-sate is te Niekerik in het Wester-kwartier van Groningerland), en Blommerde, beide vadersnamen; verder nog Blomhert, Blommaert, Bloemert, Blommert, Bloemer en in Duitsland Blumhart. De enkele wortel van deze naam Bloem was oudtijds ook als mannennaam in gebruik. Dit getuigen de hedendaagse geslachtsnamen Bloeming, Bloemink in Twente, Blumink in Duitschland, Bloomington in Engeland, allen oude vadersnamen. Verder nog Bloema, Bloemsma, Blomsma, Bloems en Bloemen, Blommen, Blomme, allen nieuwe vadersnamen. Misschien ook het enkelvoudige Bloem, met Blom. Bloemberg. Plaatsnaam in Zuidwolde (Drenthe) of Blomberg (Duitsland). Bloemendal, Bloemendaal, Bloemendael, ten: Plaatsnaam Bloemendaal (Noord-Holland). Blo(e)menda(a)l in Beernem, St.-Andries (West-Vlaanderen), Schoten (Antwerpen), Bever (Vlaams-Brabant), Bilzen, Halen, Waltwilder (Limburg). Maar ook Blumenthal bij Brachelen (Noordrijn-Westfalen). Bloemberg, Bloemberge, Blomberg, Blom. Adresnaam. Plaats bij Zuidwolde. Bloemer, Bloemers, Blommer, Blommers: Variant van Blommaart; met achtervoegselsubstitutie. Bloemhof, Bloemhoff, Blomhoff. Adresnaam als in Rotterdam Bloemink, Bleumink, Bluemink, (Saksisch), Bloeming, (Frankisch). Vadersnaam uit de voornaam Bloeme. Bloemkolk: Plaatsnaam, 1451 Blomenkolck bij Empe (Brummen, Gelderland) . Bloemperk. Re-interpretatie van Bloemberg. De Duitse familienaam Blumberg door een Zuid-Duitse immigrant in zijn dialect als Blumperik uitgesproken. Bloeykens, Bluekens. Bijnaam uit het Middelnederlandse blodekin, blode: blo, bedeesd, bleu, laf. Blois, Bloes, Leblois, Debloise, Deblois, Debloos, (de) Bloos: 1. Oudfrans bloi, blo: blauw, blond, bleek. 2. Oudfrans blois: lispelaar, stamelaar, stotteraar. 3. Oudfrans blois, blo(u)s: berooid, ontbloot (van). 4. Deblois kan de herkomst van Blois (Jura, Loir-et-Cher) aangeven. Blok, (de), (de) Block, Bloks, Bloksma, Blokx, Blocks: Bijnaam voor een man met zware, grove, geblokte lichaamsbouw. Blokdijk. Dijk en buurtschap bij Venhuizen, Noord-Holland. Blokhuizen, van, Blokhuis: Middelnederlands blochuus, Middennoordduits Blokhs,’Blokhuis, versterkt huis, vesting’. Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld Blokhuizen in Niedorp (Noord-Holland). Blokker. Afleiding van Middelnederlands blocken: in blok of stok (gevangenis) opsluiten. Beroepsnaam van de gerechtsdienaar of gevangenbewaarder. Blokland: Plaatsnaam Blokland ‘blok, afgesloten, omheind land’. Blokland in Montfoort (Utrecht). Blokpoel: Plaatsnaam Blokpoel, ‘poel aan een afgesloten landstuk’. Blokzijl: Plaatsnaam in Steenwijkerland, Overijssel. Blomhof. Plaatsnaam, bijvoorbeeld Bloemenhof in Koolkerke, West-Vlaanderen. Vergelijk Duits Blumenhoff. Blmke. Noord Duitse afleiding van Blom; zie Bloem. Blomjous: Verhaspeling van Frans Blangeot, Blanjot? Blommekoper. Beroepsnaam van de bloemenhandelaar. Blommaart, Blommaert, Blommert, Blomaard, Blomaert, Bloomaard: 1.Vadersnaam. Voornaam Bloemaard. 2. Afleiding van Bloem. Blommestein, Blommestijn, van: Plaatsnaam. Kasteel Bloemensteyn, Blommesteyn, Bloemenstein, Bloemestein, Blommestein, in Culemborg (Gelderland). Ook Duitse plaatsnaam Blumenstein. Blonde, de: Bijnaam voor een blonde, blondharige. Blond: Spelling voor Frans Blondet, verkleinvorm van blond. Blondeel, Blondel, Blondelle, de Blondel, Blundell, Blandel, Blondeau, Blondeuax, Blondea, Blondieuax, Blondau, Blondaux, Blondia, Blontia, Blondelet, Blondlet. Afleiding van Blondel. Bijnaam voor iemand met (hoog)blond haar. Vergelijk (de) Blonde. Blonde, de, Blond, Blonden, de Blon, de Blond, Deblond, Deblon, Blount, Leblond, Leblon, Leblong, Blong: 1. Bijnaam voor een blonde, blondharige. 2. Leblong, Blong kunnen ook uit Leblanc, Blanc ontstaan zijn. 1841 Joseph Blong was de zoon van John Blong, een Ier die van een Hugenoot Blanc afstamde. Er is een familie Deblon waarvan de stamvader Blan heette, dus: blanc: de witte, de bleke. Zie ook Bloem 5. Blonder. Waarschijnlijk variant van de Blander. Blondet, Blonde, Blondee: afleiding an Blond. Vergelijk Blondeel, Blondelet. Blondin, Blandin. Afleiding van Blond. Zo ook Blondot. Blandeau, Blandax, Blanda, Blandiaux: Bijnaam voor iemand met (hoog)blond haar Frans verkleinvorm op –el van blond. Zie de Blonde. Blonk, Blonke: Bijnaam voor wie blonk is ‘Stomp(zinnig), plomp, dom’. Blontrock, Blomtrock. Bijnaam naar een gele, vale, rossige kleur van de rok (het bovenkleding stuk - dus niet de huidige vrouwenrok). Of verschrijving van Bontrok: iemand met een bontgekleurde rok (bovenkleding). Of beroepsbijnaam voor de maker van deze kledingstukken. Bloois, van; van Blooijs: Plaatsnaam Blois (Jura, Loir-et-Cher). Bloos: Aanpassing van Frans Blois. Bijnaam. Oudfrans Blois ‘wispelaar, stamelaar, stotteraar’ of Oudfrans Blois ‘Berooid’. Blootacker, Blootackere. Naam uit de plaatsnaam Blootacker (onbegroeide grond) in Brielen, Hooglede en Meulebeke (West-Vlaanderen). Bloppoel, van: Door assimilatie (kp van pp) uit plaatsnaam Blokpoel. Blot, Blote, de Blot, Bloden, Blaute, Blaut, Blauth, Blaude, Blade: Bijnaam bloot: bloot, naakt; arm, behoeftig. Bijnaam voor een arme, die sjofel gekleed loopt. Blouckaers. Waarschijnlijk variant van Brouckaers (zie Broekaert), met l/r-wisseling. Of variant van Boeckaerts, met /-epenthesis. Blouse. Wellicht variant van Bleuse. Bloyaert, Bloyart, Bloeyaert: Wellicht afleiding van Middelnederlandse werkwoord blaaien: waaien, wapperen, zwaaien, blaken. Blumfeld, Blumenfeld. Plaatsnaam in Tengen. Baden-Wrttemberg. Blumberg. Duitse plaatsnaam, vergelijk Bloemberg. Blumenfrucht, Blumenfrocht. Duitse Joodse familienaam; bloemenkrans. Blumental, Blumenthal. Verspreide Duitse plaatsnaam. Vergelijk Bloemendaal. Blumfarb; Duits Joodse familienaam; bloemkleur. Blumlein. Duitse afleiding van Blume; bloem. Blth, Blyth: Duitse bijnaam Blte: bloesem. Bluts, de, Bludts. Middelnederlands blutse; blaar, buil. Bijnaam. Blyckaerts, Blykaerts, Blijckaerts, Bleykaerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam blk-hard; ‘glans-sterk’. Vergelijk Blijkers. Blyckers, Blyckers, Blijcker, Blijkers. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam blk-hari; ‘glans-leger’. Blicherus. 2. Eventueel variant van Bleekers. Blijenburgh, van: Plaatsnaam Bleyenburg in De Lier (Zuid-Holland). Of variant van Bleijenberg (zie op dat woord). Blijleven, Blijlevens, Blylevens, Bleileven, Bleylevens: Bijnaam voor iemand die blij en gelukkig leeft. Blyweert, Bleijweert, Blijweert, Bleyweert, Bleyaert, Blyaert, Bleijaert: Bijnaam voor een blije, vrolijke waard. Vergelijk Duits Frhwirt, waarschijnlijk van Frohwirt. Boast: Vadersnaam. Hebreeuwse voornaam Boas, Boaz. Ook familienaam Boasson. Bobbaerts, Bobbaers, Boebaert, Bouba, Boba. Vadersnaam van de Limburgse of Nederduitse naam Bobard, Bub(b)ert, Bob(b)ert. Waarschijnlijk afkomstig van de Germaanse naam Bodobert (= gebieder-stralend). Kan evenwel variant zijn van Bouvaert, met hypocoristische verscherping (v/b). Maar kan ook van Rob(a)ert worden verklaard, met anticipatie van de b; vergelijk Engels Bob, van Robert. Bobbeleer, de. Variant van De Dobbeleer. Bobeau, Bobea, Bobault, Bobel: Afleiding van Oudfrans bobe: bedrog. Of van Oudfrans bobert: simpel, dom, verwaand. Vergelijk Bobelin. Bobel. 1. Middelnederlands bobbel: blaar, buil. Bijnaam. Vergelijk Buyle. 2. Zie Bobeau. Bobelin, Bobelijn, Bobeleyn, Bobelyn, Bombelijn, Bombelyn, Bomelijn, Bommeleyn, Bommelyn. Bijnaam uit het Oudfranse bobelin: dom, simpel, maar ook verwaand, hoogmoedig. Bober. Pools-Russische familienaam. Russiche bijnaam bobr; bever. Bobillon. 1. Afleiding van Oudfrans bobert; vergelijk Bobelin. 2. Variant van Robillon, van Robert, met anticipatie van de b (vergelijk Engels Bob). 3. Misschien dialect variant van Babilon. Bobin, Bobine. 1. Bijnaam van een dwaze, verwaande; vergelijk Bobeau, Bobelin. 2. Vadersnaam. Variant van Robin met b-anticipatie; vergelijk Engels Bob. Bobon, Bobot, Boubet: 1. Afleiding van Oudfrans bobert: verwaand, dwaas. Vergelijk Bober, Bobelin. 2. Bobon kan de verbogen vorm zijn van de Germaanse bakernaam Bobo, van Robert. Bobrijk: Vermoedelijk een leesfout voor Bokrijk, Plaatsnaam (Belgisch-Limburg). Boccauw, Boccave, Boucauw, Bekouw, Baccauw, Buccauw: Boccauw / Boucauw is normaal de aanpassing van Bocaux/Boucaut (zie Bocquiaux), maar deze zeldzame familenaam komt in dezelfde streek voor als: 1368 Jan Backaus; 1407 Jan Bauchau; 1422 Jan Baccau, Ronse; 1420 Bille Baccau. Dit kan de Franse familienaam Bacaud zijn, van de Germaanse voornaam bag-wald. Maar zelfs een 16de eeuwse Baccau kan een variant zijn van Bocaux, door voortonige versterking; vergelijk 1369 Baccude in plaats van Becude. Bochar, Bochart, Bochard, Bouchard, Boucha, Bouchart, Boucha, Bouchat, Boucharts, Boucaert, Boua, Buchart, Buchard, Butchart, Butsaert, Bucar, Bocart, Bocar, Boca, Boccard, Boccar, Bocca, Boccart, Bockaert, Boucard, Boucar, Boucart, Bocquaert, Bocquart, Boekaerts, Boekaert, Boeckaerts, Boeckaert, Boecquaert, Bouckaert, Boukaert, Boucquaert: 1. Franse en Picardische vormen van de Germaanse voornaam Burghard: Burcardus, Borcardus, Buchardus, Buccardus. 2. Zie ook Boekaert(s). Bochem, Bochen: Duitse plaatsnaam Bochen, Bocheim of Bochum. Bocholtz, Bochholts, Bochkoltz, Bockholtz, Bockholts, Bockoltz, Bockhals: 1. Plaatsnaam Bochholt, Maaseik, Bocholz (Nederlands Limburg). 2. Eventueel afleiding van Bocholt. Bocholt, van, van Boecholt, (van) Boekholt, van Boegeld, van Bogget: Plaatsnaam Bocholtz (Limburg). Vergelijk Bouchout, eveneens: beukenbos. In aanmerking komen eventueel ook Bocholt bij Munster of in Essen of zelfs Bockholt in Recklinghausen of in Schermbeck. Bochoms, Bouchoms, Bockkom: Plaatsnaam Bochum (Duitsland). Zie ook Bochem. Bochtmans. Afleiding van Verbocht. Bockhaeven, Bockhaeve, Bockhave, van, van Buckhaven, Verbockhaven, Bauckhage. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Bokhage, Bukhage (met v/g-wisseling): beukenhaag. 2. Soms mogelijk een variant van Van Bokhoven. Noord Duits hve = hove. Zie Bokhoven. Bckling, Boeckling. Duitse familienaam uit Bckl(e)in, Bock: bok. Bijnaam. Bockrijk, Bockrijck, van, van Bockryck, van Boeckrijck, Boeckryck: Plaatsnaam Bokrijk (Limburg). Bockstaele, van, Bockstael, (van) Bockstal, van Bokstal, Bokstaele, (van) Bockstale, Bockstaele, Bockstael, van Backestal, van Bokestal, Bockestael, Bockstaele, Bokestael, Boxstal, (van) Bockxstaele, van Bockxtaele, van Bocquestal, van Boquestals, van Boquestaels, van Boquestal, (van) Boekestael, Boeckstael, Boekstael, (van) Boxstael, Boxtaele, Boxtael, (van) Bocxsta, Boxtael, Boxtaelle, Bocxta, van Bostal, Boektaels, Bocktaels, Backstal. Familienaam uit de plaatsnaam Bokstal in Machelen, Balegem, St.-Lievens-Houtem, Vinkt (Oost-Vlaanderen) en St.-Kwintens-Lennik (Vlaams-Brabant). Bocksteins, Boxteyns, Boxsteyn, Boxsteijns, Boeckstijns, Boecksteyns, Boeckyns, Boxstens, Boxtens, Boecksteens, Boeckstens, Boxstaens, Boeckxstaens, Boeckstaens, Boekxtaens, Boecxstaens, Boecstaens, Boextaens, Boestans. Plaatsnaam Bokstuin in Duffel. Bocktaels, Boektaels: Waarschijnlijk variant van (van) Bockstal. Maar er is een plaatsnaam Bocketal in Ibbenburen, Duitsland. Bockwoldt. Noord-Duitse plaatsnaam, Duits Buchenwald; beukenbos. Boclinville. Plaatsnaam Boclainville in Bornai. Bocquenet, Bocqueneau. 1. Afleiding van Oudfrans boc, Frans bouc: bok. Vergelijk De Bock. 2. Afleiding van bosk: bosje, struikgewas. 3. Afleiding van Boskin. Vergelijk familienaam Bouquinet, Bouquenet. Bocquiaux, Bocquia, Bockiau, Bokiau, Boquia, Boquiat, Bocaux, Boquel, Bouquieau, Bouquieax, Bouquiau, Boucquiaux, Boucquiau, Boucqieaux, Boucqueau, Boucquau, Bouqueaux, Bouqueau, Boucaut, Boucau, Bouault, Boucaux, Boukos, Bouko, Boccauw, Boucauw, Bekouw, Baccauw, Buccauw, Bouchaud, Bouchaut, Bouchaux, Bousseau, Boussauw: 1. Plaatsnaam. Oudfrans boschel, Picardisch bosquel: bosje, struikgewas. Vergelijk Bocage, Boquet. Plaatsnaam Bosquel (Somme), Bouqueau in Chapelle--Wattines (Henegouwen), Bosqueau in Quvy-le-Petit (Henegouwen). 2. Afleiding van Oudfrans bouc: bok. 3. Eventueel vadersnaam. Picardisch en Franse vormen van Germaanse voornaam burg-wald; ‘Burg-heerser’. Burgoaldus, Burcold, Bugaldus. Boddaer, Boddaert, Boddaerd, Bodaer, Bodaert, Boa, Bodart, Buddaert, Buda: Vadersnaam. Boudaerd, Germaans naam balth-hard ‘moedig-sterk’. Baldhard. Bodarw, Bodarwe, Bodaru: Plaatsnaam in Faymonville (Luik). Bodde. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bodo, Budde, Butte, Botte, zo ook Buttinghe, Bottinga en Bottenga. Bodin, Boddin, Bodyn, Bodijn, Bodden, Boddens, Budin, Budyn, Budain, Budding, Buddingh, Budden, Budde: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bod(d)o, Buddo, Botte. Boddenberg, Bodenbergen: Oost Vlaamse variant van Bottenberg. Typisch voor een deel van Oost-Vlaanderen is namelijk de verzachting (stemhebbend worden) van p, t en k tussen gekleurde klinker en doffe e. Boddengins: Zeeuwse aanpassing van de Belgische familienaam Bodenghien, Bodenghein, Boudengen, Boddengeen. Plaatsnaam Boisdinghen, St-Omaars (Bodinghem) bij Sint-Omaars (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen) of Boudenghien in Vloesberg (Henegouwen). Eventueel van Boisdenghien ‘Bos van Edingenՠ(Henegouwen). Bodderij, Bodrij: Vadersnaam. Variant van Romaans Boudry, Boudri, waaruit ook Vlaamse Bouderij. Romaans vorm van de Germaans voornaam Bouderik: balth-rik ‘moedig-machtig’. Boddingius: Latinisering van Vadersnaam. Bodding, afleiding van de Germaanse voornaam Bod(d)o, Buddo. Bode, (de), de Boode, (de) Bo, Boode, Booden, Boden, Booen, Boo, Boi, Boie, Booi, de Booy, de Boo, de Boeye, Boey, Boeij, Boeije, Boy, Boye, Boden, Booen, de Boe: Beroepsnaam van de (stads)bode, gezant. Hieruit ook door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord De Bo. Bodegom, van, Bodeghem, van Bodeghan, van Beughem, van, Buchem, de Beughem, Beugoms. Plaatsnaam, wel naar Sint Martens Bodegem, Brussel, of Booigem bij Serskamp, in 1148 Boedeghem, of Beugem bij Moorsel, 14de eeuw Bodegem. Bodein, Bodeyn, Bodeijn, Boudein, Boudeyn: Vadersnaam. Vlaamse aanpassing van Franse Boudin of Boddin. Vergelijk Nederlands trein, van Frans train. Boddin, Bodin, Bodyn, Bodijn, Bodd, Bodde, Bodden, Boddens, Budin, Budyn, Budain, Bidding, Biddingh, Budde, Budden, Booyink. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bod(d)o (: gebieder). Bodegem, van: Plaatsnaam Sint-Maartens-Bodegem (Vlaams-Brabant). Bodegraven: Plaatsnaam Bodegraven (Zuid-Holland). Bdeker, Bddecker: Beroepsnaam. Noord Duits bdeker, Duits Bottcher: kuiper. Bodelier. 1. Franse familienaam Baudelier/Boudelier: trijpverkoper. 2. Variant van Bottelier. Boden, Booden, Booen. 1. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bodo, Bode. 2. Zie (de) Bode. Bodenghien, Bodengien, Bodenghein, Boudengen, Boddengeen: Plaatsnaam Boisdinghen (Bodinghem) bij St.-Omaars (Pas-de-Calais); of Boudenghien in Vloesberg (Henegouwen, zie Debaudrenghien); eventueel spellingvariant van Boisdenghien. Bodenhorst. Plaatsnaam Badenhorst in Elsdorf. Bodenstab. Beroepsnaam van de kuiper, naar het kromhout waarmee de bodem van de vaten aangedrukt wordt. Bodenstein, Bodensztein. Plaatsnaam in Duitsland. Bodeux, Bodeu, Bodeus, Bodeur, Bodeus, Bedeur: Plaatsnaam (Basse)Bodeux (Luik). Bodewes, Boddeus, Bodewitz, Bodewus, Bodewitz, Bodewits. Beroepsnaam. Vadersnaam. Bodewes is een polder in Groningen. Bodife, Bodifee: Bijnaam. Zinwoord met Oudfranse werkwoord bouter: slaan, kloppen en Oudfrans fe, fed (van Latijn fatum): duivel. Vergelijk Boussifet, Fichefet en Noord Duits Bokendvel, Hannover; Sl(den)dvel, Wismar; Btdendvel, Schuddendvel, Schreckendvel, Brunswijk; Jagenduvel, Rostock; Vretendvel, Gottingen. Allemaal bijnamen voor vechtjassen, ijzervreters, die de duivel te lijf zouden gaan. Bodineaux, Bodinaux, Bodino. Vadersnaam uit Bo(u)din, Baudin. Zie bij Boudin. Bodinckhuysen, van. Plaatsnaam in Duitsland? Bodmann, Botman, Bodmann, Bottemanne, Bottemannen, Botschuyver, Botschuyver: Duitse familienaam Bodemann. Samenstelling met Middennoordduits bode, Duits Bude ‘klein huisՠof van de botverkoper, botvisser? Bodkaert. Vervorming van Bockaert. Bodmer, Bodner. Afleiding van Duitse plaatsnaam Bodem, Boden. Boe, de (de) Bou: 1. Bijnaam de Boe, van de Boude. Middelnederlands bout, boud ‘Stout, koen, kalm, zelfverzekerd’. 2. Zie de Bode. 3. Zie Debou. Boeckenhove, (ver), Boeckhoven, Bouckenhove, Bouckenove, Bouckehove, Boekenoogen, Bouckenhooghe, Bouckenooghe, Bouckenoghe, Bouckenooge, Boucknooghe, Bouckencoghe. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Boekenhof = beukenhof. Het Boekenhof is een hoeve in Westvleteren en de naam zal wellicht ook elders voorkomen. Boeckling, Boeckeling, Boechling, Boecling: Duits Bckl(e)in ‘Bokje’verkleinvorm van Bock. Bijnaam, zie Bckling. Boeckman, Boeckmans, Bouckmans, Boekman, Boekmans, Bockmans, Bokmans. 1. Afleiding van Van de Boeke (dat is woonplaats in de buurt van een beuk). Vergelijk Noord Duits Bckmann, Bchmann 2. Bijnaam naar de dierennaam Bok. Boeckmeyer, Boekmeyer, Boekmeijer. Familienaam uit het Nederduitse Bckemeyer, Buckmeier of het Duitse Buchmeier: een meier, boer die bij beuken woonde. Boeddecker, Boedtker: Beroepsnaam. Oost Middelnederlands boedeker: kuiper. Zie ook Bdeker. Boeddenghaus: Duitse plaatsnaam Bddinghausen in Plettenberg (Noordrijn-Westfalen). Boeding: Vadersnaam. Zoals Boudin, afleiding van Germaans boud-naam, vooral Boudewijn. Eventueel Vlaamse aanpassing van Franse familienaam Boudin of Bod(d)in (vergelijk Vlaams Tring, van Frans train). Boehm, Boehme, Bhm, Bhme, Boemen, Boehmer, Boemer, Bomer, Bhmer, Bmer, Bemers. In oorsprong Duitse familienaam: volksnaam voor de Bohemer. Boehlen, Boehling: Vadersnaam. Duitse afleiding van een Germaanse bald-naam. Boehm, Boehme, Bhm, Bhme: Duits Bhme, volksnaam van de Bohemer. Boehringer. Plaatsnaam Bhringen. Boei, (de) Boeij, (de) Boeije, de Boeje, de Boij, (de) Booij, Boeyen: Middelnederlands boy(e), boey(e) ‘Broer, jongen, jochie, knaap, kameraad’Engels boy, West-Vlaamse boetje, boeten. Ook vadersnaam. Boye, Bojeis een Friese en Nederduitse voornaam. Boek, Boeke, van den, van den Boeck, van der Boek, van Bock, van Boucq, Vamboucq, Vambourg, Vamboug: Plaatsnaam Ten Boeke: bij de beuk. Boekaert, Boekaerts, Boeckaerts, Boeckaert, Boecquaert, Bouckaert, Boukaert, Boucquaert, Boecquaert, Bokar, Boka. 1. Familienaam uit (van den) Boeke: uit de plaatsnaam ten Boeke: beuk. 2. Uit Bochar(t): vadersnaam uit het Germaanse burg-hard. Boeke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, Bocco, bakervorm van een burg-naam. Boekel, van, van Boeckel, van Bockel, van Boekelen: Familienaam uit de plaatsnaam St.- Blasius-Boekel, St.-Denijs-Boekel (Oost-Vlaanderen), Boekel in Olen (Antwerpen) of de plaatsnaam Boekel (Noord-Brabant, (Noord-Holland). Boekel: uit beuk? Boekelman, Boekelmans is er een afleiding van. Boekema, Bokma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Boeke, Boek. Boecksoone, Boucksoone; zoon van Boek. Boek, Boeke is waarschijnlijk de oud-Germaanse naam Bucco die als Bokke (waarvan de geslachtsnamen Bokkes, Bokkema, Bokma, Bockma, Boksma) nog heden bij de Friezen in volle gebruik is. In de vorm vinden we deze naam Boeckx in Vlaanderen, Boekema, Boekma en Boeken in Friesland. Bucing en Bocing kwamen reeds als echt vadersnaam bij de Angelsaksen voor. Dat de geslachtsnamen Beukinga, Beukema en Beuckens ook van dezen zelfden naam afgeleid zijn is wel waarschijnlijk. Boekenoogen, Bouckenooge, Bouckenoge, Bouckenooghe, Bouckenoghe, Bouckenhooghe, Bouckencogne, Boucknooghe, Boeckenhove, Bouckenhove, Bouckehove, Bouckenove: Waarschijnlijk bijnaam met betekenis bokkenoog, hoewel we in Ronse veeleer bok dan het Brabantse boek verwachten. De variant -(h)ove is te verklaren door v/g-wisseling. In 1742 werd in Marcq-en-Baroeul (Nord) Boukenoghe verward met Bouquesnoy. Boekhof, Boekhoff. Plaatsnaam Boekhof: beukenhof. Bockhof, Bockhoff. Boekhorst, Boukhors, te Boekhorst, van Bokhorst, Boekhorst: Plaatsnaam: hoogte met beuken begroeid. Boekhorst en bij Noordwijk (Zuid-Holland). Bokhorst (Noord-Brabant, Gelderland). Boekhout, (van), Boekholt, van, Boekhold, Bouchaut, van Bouchaute: Verspreide plaatsnaam Boekhout ‘Beukenbosՠen talrijke varianten. Boekhorst, Boukhorst, te Boekhorst, van Bokhorst, Bockhorst. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam: hoogte met beuken begroeid (Friesland, Zuid-Holland, Gelderland, Noord-Brabant). Boekhoven: Plaatsnaam Boekhoven ‘Beukenhof’. Boekwijt. Beroepsnaam van de teler of verkoper van boekweit. Vergelijk Duitse familienaam Bokweit. Boel, (de) Boele, Boelen, Boelens, (de) Bol, Boels, Bools: Vaders- of moedersnaam 1. Germaanse voornaam Bodilo/Bodila, verkleinvorm van Germaanse voornaam Bodo. 2. Germaanse voornaam Bolo, etymologisch hetzelfde als Middelnederlands boel(e) ‘Verwante, zwager; geliefde, minnaar, minnares, bijzit,’ Duits Buhle ‘minnaar, minnares’. 3. Het Middelnederlandse boele is een variant van ‘bodel= beul. In dit geval een beroepsnaam. Boel, de, (de) Bol, Boels, Bools: 1. Middelnederlands boel(e): verwante, voile of halve broer, zwager; (meestal) geliefde, minnaar, minnares, bijzit. Middelnederlands boele, van bodel: beul. Zie (de) Beul(e). Boel, van de, Vandeboel. Naam uit het Middelnederlandse bule, het Limburgse boel: heuvel, hoogte? Vergelijk Duits Bhl. Boelaere, van. Plaatsnaam (Nerder, Over) Boelare in Petegem, Eeklo (Oost-Vlaanderen) en Lendelede (West-Vlaanderen). Boelaert, Boelaerd, Boelaers, Boelaerts, Boellaard, Boullard, Boulard, Boulaert, Boulart: 1. Bijnaam. Afleiding van Middelnederlands werkwoord boelen: boeleren. Spotnaam voor een boeleerder, (overspelige) minnaar. Zie ook (de) Boel. 2. Eventueel = Boulard. 3. Soms variant van Bollaert. Boelanders, Bouland, Boulanders, Boulant, Boulan, Boulent, Bohland, Boland, Bhland, Bulland. Naam uit de plaatsnaam Bolland (Luik), Bolande in Reinfeld en in Scharbeuts (Sleeswijk-Holstein), Bolanden (Rijnland-Pfalz en Baden-Wurtemberg), Bolland bij Achim (Nedersaksen) of bij Wismar (Brandenburg). Boelen, Boelens, van, Boels, Beuls, Boeles, Boele, Boils, Bools, Bollen, Bolen, Bolens, Boelema, Boelma, Boelsma, Boelen, Boele, Boels, Bulens, Boelsen, Boelings, Boeltjes, Boeltjens, Boelken: Vaders-, of moedersnaam. 1. Germaanse Bodilo/Bodila, van de voornaam Bodo, Friese voornaam Boeles. 2. Germaanse voornaam Bolo, etymologisch hetzelfde als Boel (betekenis 1) ‘minnaar’Duits Buhle ‘minnaar, minnares’. Zie ook (de) Boel, waarvan Boel(en) eveneens een afleiding kan zijn. 3. Boelens en Bollens werden verward. Boelhouwer: waarschijnlijk van Duits Bullauer, plaatsnaam Bullau. Vermoedelijk is het een volksetymologische re-interpretatie van Duitse Bullauer, van de plaatsnaam Bullau (Hessen). Boelman, Boelmans, Boilmans, Booleman, Bolleman, Beulemans, Buelman: 1. Afleiding van Middelnederlands boel: broer, zwager, geliefde, minnaar, minnares, bijzit. Vergelijk Boels. 2. Afleiding van Middelnederlands bodel: beul, gerechtsdienaar. 3. Vadersnaam. Zie Boelen(s). Boeljes, Boeltjes: Verkleinvorm van Boel. Boelpaep, Boelpaepe, (de) Boulpaep, Boulpijp, Boulpyp, (de) Bulpaep. Bijnaam voor een pape, priester die boelt, boeleert: een rokkenjager dus. Ten tijde van het ontstaan van familienamen was het celibaat niet echt verplicht. Boendale, van. Plaatsnaam Boendaal in Elsene. Boender, Boenders, Bonder: 1: Middelnederlands bo(e)nder ‘Bunder (landmaat)’ zie Bunder. Beroepsbijnaam van de landmeter. 2. Afleiding van werkwoord boenen ‘Schuren, boenen’. 3. In Drenthe is Bonder een afleiding van Bon(de), de dialectische vorm van de Duitse plaatsnaam Bunde (Nedersaksen). Boendermaker: Beroepsnaam. Een bundermaker heeft niet veel zin. Misschien ‘Bundelmaker’E Bonne: Spelling voor dialectische uitspraak met scherp lange o van Boone. Boerboom, Boereboom, Borinboim, Buerbaum: Boom waaronder de buurt, de buur(t)schap samenkomt. Duits Burbaum. Boer, de(n) Boer, Boere, Boeren, Boeree, Buhre, Derboer, Boers, Boersen, Boertien, Boertje, Boering, Bours, Bour, Bource, Bors, Boor, Bor: 1. Beroepsnaam van de boer, landbouwer, landman. Nederduits Buhr, Duits Bauer, Engels Boor. Vergelijk Geboers, Nederduitse familienaam Niebuhr. 2. Vadersnaam op basis van de voornaam Boer(e). 3. De naamsvorm Boer ofwel door accentverschuiving uit Boere, ofwel ontstaan uit Bourey/Bouree, een vadersnaam op basis van een franstalige vorm van de Germaanse persoonsnaam Baldred. Boer, van den, vander Boeren: 1. Limburgse familienaam. Oostelijke variant van Middelnederlands Buur ‘Huis, hok, schuur’. 2. Variant van Van den Borre. Zie bij Born. Boeraeve, Boerave, Boerhaave, Boerhave, Boeraive. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam balt-hrabn; stoutmoedig-raaf. De vorm Boerave, van Bouderave door d-syncope; vergelijk West-Vlaams schoere, van schouder. Boerboom, Boereboom, Borinbom, Buerbaum. Familienaam naar de woonplaats bij de Duitse Burbaum: boom waaronder de buurt samenkomt. Boeren, Boerens, Buren, Burens, Boeres, Borence. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boro (= van Burchart). Boerendans: Plaatsnaam,1725 Olden Boerendans, bij Bathmen Overijssel. Dans betekent hier ‘Dorsvloer, dorsveld’aangezien vroeger met de voeten gedorst werd. Boerkamp, Boerenkamp, Boerkamps. Adresnaam. Plaatsnaam, 1501 Boercamp in Weerselo (Overijssel), Buirkamp in Colmschate (Deventer, Overijssel), Burkamp in Lbbecke. Vergelijk Kamp, van de, der. Boerewaart, Boerewaard, Boerenweirt, Boereweirt. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam br-ward; woning-bewaarder’. 2. Veeleer reinterpretatie van de Picardische plaatsnaam Beaureward, dat is Frans Bauregard: mooi uitzicht. Zie ook Bierwart. Boerjan, Bourjan, Borjans, Bourian, Boriane, Borianne, Borrianne, Burian, Boran, Borean: 1. Bijnaam Boerjan. Vergelijk Duits Bauerhans, Baurian, Bauerjahn, Burhenne. 2. Soms eventueel uit de plaatsnaam Bouriannes (Cantal). Boerlijst: Onduidelijk. Misschien verhaspeling van Bourlet, van Frans bourrelet ‘gevuld kussen’. Beroepsbijnaam van de tuig- en zadelmaker. Boerma, Boerman, Boermans, Boerema, Burema, Buursma, Buirsma, Buursema, Buirsema, Buiring, Boersema, Boersma, Boerman, Bourmann, Bourmanne, Bourmans, Boormans, mogelijk ook Burema, Buurma, Buirema en Buirma: Middelnederlands boerman ‘boer’. Vergelijk Nederduits Bu(h)rmann. Boerop, Boerhoop: Nedersaksische plaatsnaam met dorp/drop als tweede element, vergelijk Nierop, van Niedorp. Misschien Bottrop (Noordrijn-Westfalen) of Bottorf (Nedersaksen). Boersma: Friese afleiding van plaatsnaam Boer in Franekeradeel (Friesland). Boerrigter, Baurichter, Burrichter, Boermeester. Een boerrichter of buurrichter is in Overijssel een vertegenwoordiger van het markebestuur in een buurschap. Indirect duidt de familienaam op bewoning van een erve genaamd Boerrigter, aantoonbaar bij een familie Boerrigter die van het erve Boerrigter, voorheen Assink, te Getelo, boven Mander (Tubbergen), afkomstig is. Verder treft men de boerderijnaam onder andere aan bij De Lutte (Losser) en bij Tusveld (Borne). Boerssen, Boeren, Boers, vadersnaam, Boers zoon. Indien b. v. in dezelfde plaats twee mannen wonen, die beiden Jan De Boer heten, maar de een is een zoon van Willem De Boer, en de vader van den anderen heette Hendrik—dan noemt de eerste zich Jan Willemsz. De Boer, en de andere Jan Hendriksz. De Boer, of Jan De Boer Willemsz. en Jan De Boer Hendriksz., voluit: Jan Willems-zoon De Boer en Jan De Boer Hendriks-zoon. Al gauw was het Jan Willemsz en Jan Hendriksz. Boes, Boese, Boesen, Boessen, Boesten, Bos, Bous, Bouss, Bousse, Boussen, Boosten, Boessens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Boso. Boes, de: (de) Bos: 1. Zie De Boose. 2. Aanpassing van Debois. 3. Variant van De Baes. 4. Boes is Vlaamse aanpassing van Bouche. Boeschepe, van. Plaatsnaam, Frans-Vlaanderen. Boeseghem, van. Plaatsnaam Boezegem, Frans-Vlaanderen. Boseken: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam Boso, zie Boes. Boesewinkel: Plaatsnaam. 1381 dat huys to Bosewinkele, Goor, Overijssel. Boesinghe, van. Plaatsnaam Boezinge, West-Vlaanderen. Boesman, Boesmans, Bousmans, Bousman, Bousmanne: 1. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. Zie Boes. Vergelijk Buisman. 2. Zie Boschman(s). Boesschoten, van, Busschot, Busschots, Busschodts, Bisschot: Plaatsnaam Boeschoten in Barneveld (Gelderland) Boeschote in Daknam (Oost-Vlaanderen) of Booischot in Heist o/d Berg (Antwerpen). Boessenkool. Bijnaam Kabuiskool; vergelijk Duits Surkol (zuurkool), Rokol. Boes, van kabs is de Saksische vorm voor kabuis. Boesveld, Boesveldt, Boesfeld, Boosveld. Adresnaam. Plaatsnaam bij Brummen, van boos veld? Boeteman, Boetman, Boetmans: Afleiding van Middelnederlandse werkwoord boeten: beteren, repareren; schadeloos stellen; als boete verbeuren, verliezen. Beroepsnaam voor iemand die netten boet? Of bijnaam van een boeteling? Boeten, Boetens. 1. Spellingvariant van Bouten(s). 2. Zie Booten. Boeters: Boeter is een afleiding van het Middelnederlands werkwoord Boeten ‘Beteren, repareren, schadeloos stellen’. Maar vermoedelijk is het een spelling van Bouters, de Germaans mansnaam balth-harja ‘moedig-leger’. Vergelijk Boeting. Boetes: Vadersnaam. Spelling voor Bouts of Boets, van de Germaans mansnaam Bodo. Boeting: Spelling voor Bouting, afleiding van een Germaans boud-naam. Vergelijk Boeters. Boets, Boedts, Boet, Boete, Bot, Bote, Boots, Boot, Boodts, Bootz, Bods, Bots: 1.Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bodo. Maar in veel gevallen ook var. van Bouts 2. Familienaam uit het Middelnederlandse boete: ton. Bijnaam of beroepsbijnaam. 3. Het Middelnederlandse boete betekent ook grove schoen. Bijnaam of beroepsbijnaam. 4. Het Middelnederlandse butse, botse betekent buil, besmettelijke ziekte: bijnaam. Boets, de, Bots, Bods, Budts, Buts, Buedts, Bueds, Buets: De ts van Picardisch ch in bo(u)che: pestbuil, besmettelijke ziekte, buil, wonde. Middelnederlands butse, botse. Vergelijk Buyle. Boetskens, Boetzkes: Moedersnaam. Limburgs afleiding van Bte, Beatrijs. Boeve, (de), Boef, (den) Boef, Boeft, Bouff, Bouve, den Boef, Bove, Beauve, Buve, Buvens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bovo, etymologisch hetzelfde woord als Duitse Bube, Nederlands boef. De vadersnaam kon achteraf als bijnaam opgevat worden, namelijk als Middelnederlands zelfstandig naamwoord boef, boeve ‘knaap, knecht, boef’vandaar het lidwoord. Boever, Boevere, de, de Boevre, de Boeure, de Bouver, de Bouvere, de Bouvre, de Bouver: Beroepsnaam van de paardenknecht, oorspronkelijk de koewachter; vergelijk Frans Bovier, Bouvier. Boevinger. Plaatsnaam Bvingen in Much, Duitsland. Boeijan: Vermoedelijk door assimilatie uit Boerjan. Boeijkens, Boeykens, Boeyckens, Boykens: 1. Verkleinvorm van Boei, Boy, Bode (zie op dat woord). 2. Of vadersnaam. Van Boidekin, verkleinvorm van Boudewijn. Boeynants, van den, van den Boyenas, Boeynaems, Boeynams, Boenants, Boonants, Boonans, Bonas, Boeyenas. Naam uit de plaatsnaam Bodenhals in Mechelen. Boezeman: Zoals Boesman, afgeleid van de Germaanse naam Boso. Boffe, Boff, Bof, Boff, Poffe, Poff, Boffen, Buffe, Beuffe: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bovo, met hypocoristische verscherping v/f. Zie ook Boffin(g). Of bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Bodefrid: Boffo. Zie ook Bouffet. Boffenrath. Plaatsnaam in Homburg. Boffin, Boffing, Buffin: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Bovo (zie Boffe) of van de Germaanse voornaam Boffo, Buffo, bakervorm van bijvoorbeeld Bodefrid. Bogaard, (van den), (van den) Boogaar, van den Boogard, Boogaardt, Bogardt, Bogaart, Boogaerde, Boogaert, Bogaerd, Bogaarts, Bogaartz, Bogert, Bogers, van Bogget, van den Bogaard, Bogaart, Bogaert, Bogaerde, van Bogaert, van den Boogaard, Bogaardt, Bogaart, Bogert, Boogaart, Bogaarts, Bogaart, Bogaert, Board, Bogerd, Boogert, van den Boomgaard, Bongarth, Vandenbogaerde, Boomgaard, Boomgaerden, Boomgaerts, Bomgaert, Bomgaars, Bomgard, Bomgartz, Boongaert, Boongaards, Boongaerts, Boongart, Boongaers, Boongartz, Boongers, Bungart, Bungartz, Bungard, ungerd, Boegaert, Boegaertsɺ Erg verspreide plaatsnaam Boomgaard. Dit kan dus verband houden met woonplaats, eigendom of zelfs met het beroep. Bogen, Boegen: Beroepsnaam van de boogmaker of boogschutter. Vergelijk Boog. Boggende, de(n), Boggende, van bokkende, boekende, bokkede, boekede, volkstalige varianten van boekweit. Beroepsbijnaam. Vandaar de varianten van de familienaam: Boggendekoeck, Boggendebouck, Boeckweijtekoeck, Boeckenekoeck. Vergelijk Duitse familienaam Bokweit. Bogget, van: Uit van Bogaard of uit van Bocholt. Boghe. 1. Beroepsnaam van de boogschutter of de boogmaker. Vergelijk Boog(h)mans, Boog. 2. Bijnaam, van Elleboog. Bogte: Wellicht uit Bogget. Bogo. Als het niet om een vreemde familienaam gaat, dan wellicht variant van Bigo, met voortonige klinkerversterking. Bohemen, van. Bhm. Afkomstig uit Bohemen, Tsjechie. Bohain, Bohin, Bohyn, Bohijn, Bohen, Bouhain, Behein, Behin: Plaatsnaam Bohain (Aisne). Bohant, Bohen, Bouhend, Behan, Behen: Plaatsnaam Bohan (Namen). 1226 lueta domina de Bouhang. Boheme, Bohem, Bohems: Bohme, Franse naam van het Tsjechische Bohemen. Bohen, Behen: Verschrijving voor Bohain of Bohant. Bohet, Bohez, Bohe, Bohee, Bohets, Bouhez, Bouh, Behets, Behits, Debehets. Afleiding familienaam van het Luiks-Waals boh= bos. Dit gaat terug op het Oudfranse bosquet: bosje. Zoiets als Van den Bos dus. De familienaam is over Berg (Limburg) naar Brabant getrokken. Boheur. Plaatsnaam Boheux in Stavelot (Verviers), afleiding (Latijn -etum) van Luiks-Waals boh: bos. Vergelijk Bohet. Bhl, Bhle, Bohl, Bohle, Bohlen, Bhlen, Bhling, Bool: Duits Bohle. 1. Bijnaam, Middennoordduits bl ‘Broer, verwante, geliefde’. 2.Vadersnaam. Nederduitse korte vorm van de voornaam Baldwin. Bohij: Waalse familienaam Bohy, ook Bouxhy, Boxy, waarin de xh-spelling een h weergeeft. Waals bouhy is afgeleid van Latijnse boscus ‘Struik’. Bohn, Bohn, Bohn, Bohnen, Bohnes, Bhne, Bhnen, Boehne, Bhnke, Boehnke: Duitse equivalent van Nederlands Boon, Boone(n). Bohnefeld. Duitse plaatsnaam; bonenveld. Bohner, Bhner: 1. Duitse beroepsnaam van de bonenplanter, -handelaar. 2. Vadersnaam= Bohnert; vergelijk Bonaert. Bhning. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bohn. Zie Boonen. Bohrer, Bhrer, Bohrmann: Beroepsnaam van de boorder. Boigelot, Boisgelot. Plaatsnaam Boisgelot in Maillen (Namen). Boidin, Boiten, Boijdens: Vleivorm van de Germaans naam Boudewijn, waarbij de gepalataliseerde l van bold- in een i overgegaan is. Boignet. 1. Zie Beugniet. 2. Oudfrans boignet: sikkel. Beroepsnaam. Boisier, Boissier, Bosier, Bosiers, Bouzier, Bossier, Bossiers, Bossy, Bossi. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse bois(s)ier: houtbewerker. 2. Bijnaam van een bedrieger (Oudfranse boisier). Boileau, Boislve, Boisleux, Boileux: Boit lեau. Bijnaam voor de waterdrinker of onthouder. Vergelijk Engels Drinkwater, Duits Trinkwasser. Boillot, Boillod. 1. Afleiding van boille, van Latijn botulus: buik. Bijnaam voor iemand met dikke buik. 2. Variant van Bouillot. Boin, Boyne, Boinet, Boinon: 1. Vadersnaam van Bodin en afleidingen. 2. Picardisch boin = bon; vergelijk Boinerbe, Boins jours, Boins tans, Boins voisins. Boinnard, Boisnard, Boisart: 1. Afleiding van Boin uit Bodin(us). 2. Of variant van Bonnard (vergelijk Boin 2.). Boinville. Plaatsnaam. (Eure-et-Loir, Seine-et-Oise, Meuse). Boirs, Boirts. Plaatsnaam Boirs, Luik, Nederlands Beurs, Waals Bwer. Boire, Boiret, Boiron, Boireau, Boireaux: 1. Noordfranse plaatsnaam Boire: drinkplaats, wed. 2. Zuidfranse boire: buizerd; stommeling, stompzinnig mens. Boirie. Plaatsnaam Boiry, 4 maal in Pas-de-Calais. Bois. Franse plaatsnaam Bois; bos. Zie Dubois. Boissacq, Boisacq. Plaatsnaam Boissac (Hte-Vienne). Boisard, Boissard, Boissart, Boisart, Boizard, Besard, Besa), Beuzard, Beuzart: 1. Beroepsnaam. Oudfrans boisart (van bois): boswachter, vorster. 2. Oudfrans boisart: bedrieger. Bijnaam. Vergelijk Boisier. Boisier, Boissier, Bosier, Bosiers, Bouzier, Bossiers, Bossier, Bossy, Bossi: 1. Beroepsnaam. Oudfrans bois(s)ier: houtbewerker. 2- Bijnam voor een bedrieger. Van Oudfrans boisier. Boisschot. Plaastnaam Booischot (Antwerpen). Zie ook Van Boesschoten. Boisselier. Afleiding van Oudfrans boistel, bocel, boisiel, Frans boisseau: korenmaat. Beroepsnaam van de korenmeter. Vergelijk Boistel. Boistel, Boistelle, Boisteaux, Boistay, Boiteaux, Boiteau, Boittiaux, Boitiaux, Boitelle, Boitel, Boissel, Boissaux, Boisseau, Bosseaux, Bosseau, Bossaux, Bossauw, Bossouw: Oudfrans boistel, bocel, Frans boisseau: korenmaat. Vergelijk Bosteels. Beroepsnaam van de korenmeter. Boite, Boitte, Boiten. 1. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Boudewijn. 2. Of uit het Franse boite: kistje (marskramerskistje). Boitelle: Uit Boistelle. Oudfrans boistel, Frans boisseau ‘korenmaat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter. Boitieux, Boiteux. Bijnaam. Frans boiteux: mank, kreupel, hinkend. Boite, Boitte, Boiten: Vadersnaam. Variant van Boide, korte vorm van de voornaam Boudewijn. Boitout. Vadersnaam. Boitoul, variant van Boudoul. Vergelijk Botulfus. Boivin, Bolvin, Boulvain, Boulvin. Bijnaam uit Ңoit-le-vinӺ wijndrinker. Bok, (de (n); de Bock, de Bouck, de Bouk, Deboucq, de Nocq, (de) Buck, de Buc, de Bucq, de Bucke, Buc, Bucx, Buks, Boks, Bochs (de) Bokx, Box, Bock, Bockx, Boex, Boeckx, Boux, de Boks, de Boeks, de Bokx, (de) Buck, de Boeck: 1 Bijnaam naar de dierennaam, de bok, dialectisch buk. 2. Vadersnaam uit de oorspronkelijk Germaanse voornaam Bucco, Bocco: knuffelvorm van een burg-naam. 3. Beroepsnaam voor de slager. Bokelaar, Bookelaar, Beukelaar: Middelnederlands bokelare, buekelareԍ beukelaar, schild met een bokel of knop’. Het kan dus een beroepsbijnaam zijn voor de maker van beukelaren. Maar een beroepsnaam voor de maker van beukels of gespen is waarschijnlijker Boker, Becker: Duitse familienaam, samengetrokken uit Bodecker, Bedeker, Duits Buttcher. Beroepsnaam van de kuiper. Bokhoven, van, van Bockhoven, van Bochove, Bucquove, Verboeckhoven, Verboekhoven. Familienaam uit de plaatsnaam Boekhoef in Tielt (West-Vlaanderen), Bokhoven (Noord-Brabant) of Boekhof in Komen (Henegouwen). Bokken, Bocken, Bockens, Boeken, Boeckens, Bucken, Buckens, Beuken, Beukens, Beuk, Beuke, Beukes), Beuckx, Beucken, Beuckens, Beukenne, Bueken, Buekens, Bueckens, Buckens, Buken, Bukens, Buck, Bucken, Bck, Bcken, Buckinx. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bucco, Bocco, een knuffelvorm van een burg-naam. Bokkers: Afleiding van bokker van oostelijk Middelnederlands bodeker ‘kuiper’. Vergelijk Bker. Bokkum, van, Verbokkum, van Bokkem: Plaatsnaam Bokum (Friesland, Groningen) en in Ten Bokum, Denekamp, Overijssel. Eventueel Bochum (Noordrijn-Westfalen). Boksenbaum, Boksenbojm: Duits Buchsbaum : buksboom, bosboom. Vergelijk Bosboom, Buchsbaum. Bokstel, van, van Bostel, (van) Boxtel, Boxsel: Plaatsnaam Boxtel (Noord-Brabant). Bol, Bolle, Bollen, Bols: 1. Middelnederlands bolle ‘bol, bollebrood; ronde bal, hoofd’. De naam kan dus een beroepsbijnaam zijn voor een bakker, een bijnaam voor een balspeler of voor iemand met een rond hoofd. Het kan ook een huisnaam zijn. 2. Vadersnaam. Zoals Bal 1, van Baldo of een balth-naam. Bolderdijk. Variant van Nederlandse familienaam Bilderdijk, met ronding i/o na b. Vergelijk plaatsnaam Bilderdam (Zuid-Holland). Bolderman: Afleiding van de Germaanse voornaam Bolder, Balder. Bolders, Bolder: Vadersnaam. Germaans naam baltha-harja ‘moedig –leger,’ dat is Balder, Bolder, Bouder. Plaatsnaam (Zichen-Zussen-) Bolder (Limburg). 2. Zie Balder. Boldingh: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse bald/bold-naam, zoals Boudewijn. Bolesma, Bolsma, Bolesmona, Bollinga, Bolling, Bollinck, Bollinckx, Bolma, Bols, Bolls, Bollen, Bolle, Bol, Bolsius, Engels Bollington; vadersnaam; mannen van Bole, Bolle, Boele of BulleBolhuis, van, Bulthuis, Bolland. Adresnaam. Borg in Groningen. Plaatsnaam Bolland met rivier van die naam in Belgische gemeente Herve. Bolier: Bijnaam. Oudfrans bolier ‘Bedrieger’. Bolinne, Bolline, Bolinne. Plaatsnaam Bolinne, Namen. Bolink, Bolk, Bolijn: Zoals Bollinckx afgeleid van een Germaans bald/bold-naam. Bolk, Bolcke: Plaatsnaam Bolk, Blok: omheind land. Vergelijk Bulcke, Bolckmans. Boll, Boell, Poil, Poil, Poell: Duitse familienaam met meerdere mogelijkheden. 1. Plaatsnaam Boll: ronde heuvel. 2. Plaatsnaam Poil: poel. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Boldwin. Bolkenbaas: Samenstelling met Middelnederlands bolc ‘Soort schelvis’. Wellicht beroepsnaam van een visser of vishandelaar. Bollaert, Bollaerts, Bollaert, Bollard, Bollars, Bollert, Bolaert, Bolaers, Bolars, Bolhaar. 1. Beroepsnaam van de gerechtsbode, gerechtsdienaar of beul. 2. Bijnaam voor een opschepper, een windbuil. 3. Afleiding van Bolle. Zie daar. 4. Vadersnaam uit Boudewijn. Bolle: Vernederlandste spelling van de Franse naam Bollet, Boulet, verkleinvorm van Frans boule ‘Bal, bol’ook ‘Bolvormig brood’ vergelijk Bol. Bolleire. 1. Bijnaam uit het Franse boule: voor een balspeler. 2. Beroepsnaam van de gerechtsbode, beul. 3. Vadersnaam uit bol-hard. Bolle, Bolen, Bolens, Bol, Bols, de Bol, de Bolle, de Bollen. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse bolle: brood, bal, hoofd. Beroepsbijnaam van de bakker of bijnaam van een balspeler of voor iemand met een rond hoofd. 2. Kan ook ontstaan staan uit een huisnaam.3. Vadersnaam uit een bald-naam. Bollekens. Afleiding van Bolle, met zelfde betekenissen; ook huisnaam. Zie ook Bullekens. Bolleman, Bolman: Vadersnaam. Afleiding van een Germaans bold-naam? Of Boelman, afleiding van Middelnederlands boel’broer, zwager, geliefde, minnaar, minnares, bijzit’. Bollen, Bollens. 1. Verbogen vorm van Bolle. 2. Uit Bollin(s), vleivorm van Germaanse bald-naam. 3. Zie ook Balle(n). 4. Zie Boelen(s) Bollenberghe, Bollenberg, van Bolberghe: 1. Plaatsnaam Bollenberg; bolle berg, in Lubbeek (Vlaams-Brabant) en Borgloon (Limburg). 2. Zie Van Baelenberghe, Boulemberg. Bollendonk. Waarschijnlijk re-interpretatie (r/l-wisseling) van plaatsnaam Borndonk in Paal (Limburg) en Beringen (Limburg). Bollinck, Bolling, Bollingh. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam (Bald-, Bol-). Zie Ballen, Bolen. 2. Eventueel variant van Ballinckx. Bollu, Bollue, Bollut, Bolue, Boulu: Plaatsnaam Berkenbos? Of afleiding van bol: klei(aarde). Bolluijt, Boluijt: Door assimilatie rl/ll uit Borluit, Middelnederlands Borluut. Middelnederlands borlen, burlen ‘Brullenՠ+ luut’Luid’. Bijnaam voor een lawaaimaker, schreeuwer. Bolmer, Bolmers: Vadersnaam. Germaans naam balth-mr ‘moedig-beroemd’. Baldemarus. Bomont. Plaatsnaam in Remilly (Ard.) en oude vorm van Beaumont-en-Beine, Bosmont (Aisne), Bourmont (Hte-Marne). Bologna, Bolognese, Bolognesi: Italiaanse plaatsnaam Bologna. Bologne: Frans vorm van Bologna. 2. Plaatsnaam in Habay-la-Neuve, Haillot (Namen). 1289 Henris de Boloigne, Namen. 3. Zie Boulogne. Bolomeij: Variant van Bolom, van Boulonnais, afkomstig van Boulogne-sur-Mer (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Nederlands Bonen. Bolsaie, Bolse, Bolsee, Bolsez, Bolzaie, Bolzee: Plaatsnaam Boise in Ans (Luik). Luik. Bolsenbroek. Ook familienaam Polse(n)broek. Wellicht plaatsnaam Polsbroek (Utrecht): 1155 Pulsebroch. Bolsens, Bolssens: Vadersnaam. Vleivorm op –sin, -sen van een Germaans bald-naam. Bolster, de. 1. Middelnederlands bolster: kaf. Vergelijk Caf. 2. Middelnederlands bolster: bulster, strozak. Vergelijk Duits Kaffsack. Bijnaam voor een karakterloos mens, zonder fut. Bolt, Bolte, Bolten, Boldt, Boltz, Bolz, Blting, Boltje, Boltjes. Vadersnaam, verkorte vorm en/of knuffelvorm van een bald-naam. Bolus, Bolhuis, van Boles: Plaatsnaam Bolhuis in Schaffen (Vlaams-Brabant). Bom (de): Middelnederlands bomme ‘Vat, ton’. Beroepsbijnaam van de kuiper of bijnaam naar een fysieke eigenschap. Bomal, Bomhals, Baumal, Boumal, Bemal, Bmol: Plaatsnaam Bomal (Waals-Brabant) en in Namen. Boman, Bomans, Boeman, Boemans, Boomans, Boymans, Boymann, Boiman, Boeymans. 1. Uit ‘Bodemanՠ(komt uit bode) : beroepsnaam. 2. Variant van Bouman (zie daar). Bombart, Bombaert, Bombaerts, Bombaers, Bomba: Midden Frans bombarde, Middelnederlands bombaerde: werptuig, slingertuig, soort kanon. Beroepsnaam. Bombay, Bombaye, Bombey. Naam uit de Luikse plaatsnaam Bombaye (Bombeek, Bolbeek in het Nederlands). Bombeke, Bombeeck, Bombeek, Bombeeke, Bombeck, Bombecke, Boembecke, Boembeke. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Boembeke, Volkegem, Michelbeke (Oost-Vlaanderen). 2. Uit de plaats Bolbeek, Bolbeeck (Bombaye in het Frans) (Luik). 3. Variant van Bambeke. Zie daar. Bombelijn, Bommeleijn, Bommelijn, Bomelijn: Met epenthetische nasaal m, van Bobelijn, Oudfrans Bobelin ‘Dom, simpel, verwaand, hoogmoedig’. Bommelijn door assimilatie mb van m. Bomberghen, van, Bomberg: 1. Plaatsnaam Bamberg (Beieren). Vergelijk Bambergen. 2. Plaatsnaam Boomberg, bijvoorbeeld in Merksplas (Antwerpen). Bomberna, Bomberen: Frans Bon Bernard: goede Bernhard. Vergelijk Boncolas, Bondrieux: goede Andras, Bonestve, Bonjean. Bombl, Bombled, Bomblet, Bombez, Bonbled, Bonblet: 1. Franse beroepsnaam Bon bl: goed koren. Vergelijk Bongrain, Duits Gutkorn. 2. Variant van familienaam Bob(e)let, met zelfde betekenis als Bobelin. Zoals Bombelijn met epenthetische nasaal. Bomboir, Bomboire,, Bombo, Bomboi. Plaatsnaam, Bombois in Ebly: banbois, dat is banbos. Vergelijk Bambust. Bomer, Boomer: Afleiding van Middelnederlands bomen. Beroepsnaam van de slagboomwachter of van de man die opboomt, die de ketting op de kettingboom windt, die garen op de weversboom brengt. Bomeree, Bomer, Bommere, Bomere, Bommer, Bommerez, (de) Bommarez. Naam uit de plaatsnaam Bomere in Montigny-le-Tilleul (Henegouwen). Bommel (van). Familienaam uit de plaatsnaam Bommel (Zuid-Holland), Maasbommel of Zaltbommel (Gelderland). Bmer, Bmers: Variant van Duits Bhme, met –er-uitgang, zoals in Nederlands Bohemer. Bomersomme, Bomerson: Plaatsnaam Bommershoven (Limburg). Bomert. Zoals Duits Baumert. 1. Boomgaard, vergelijk Bonaertz. 2. Variant van Boomer. Bomhof, Bomhoff. Adresnaam. Plaats in Hengevelde. Bommel, van: Plaatsnaam Bommel, Maasbommel of Zaltbommel (Gelderland, Zuid-Holland). Bommelaer, Bommelaere. Afkomstig van Bommel. Bommel, Bommele, Bommelj: Door assimilatie mb van mm (vergelijk Bommelijn) uit Bombl. Beroepsbijnaam Frans bon bl ‘goed koren’. Vergelijk familienaam Bongrain, Duits Gutkorn. Bommenee: Plaatsnaam Bommenede op Schouwen (Zeeland). Bomon, Bomont, Bornons: 1. Spelling voor Beaumont. 2. Variant van Boumont. Bompar, Bompard. Variant van Bonpar, Latijn bonus par; goede gezel. Bompas. Plaatsnaam (Arige, Pyr.-Or.). Bon, (vanden), van (de) Bon, van den Bon, van den Bonne. Familienaam uit de de plaatsnaam Bon/Ban rechtsgebied, beschermd gebied, beschermde plaats. Er zijn plaatsen als Ban(m)beke, Ban(m)brugge. Zie ook Boom (sommige zijn wellicht hieruit afgeleid). Of van Frans, Lebon ‘De goede’. Bonier, Bonnier, Bonni, Bonnie, Bonny, Bony, Bonnij, Bouny, Bonj: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de voornaam Bonarius. Zie Bonnaerens. 2. Oudfrans bonier, van Latijn bonarium: bunder (landmaat). Vergelijk Van den Bunder. Bonabot. Frans familienaam Bonabeau, van Bon Abel; goede Abel. Bonaert, Bonaerts, Bonaers, Boonaard, Boonaerts, Boonaert, Bona, Bonar, Bonnard, Bonnast, Bonnert. 1. Vadersnaam uit het Latijnse bonus (goed) en het Germaanse hard (sterk). 2.Via ‘Boongaardՠsoms ook een variant van Bogart (zie daar). Bonamie, Bonami, Bonamis, Bonamy, Bonnamie, Bounaimi: Bijnaam. Frans bon ami ‘goede vriend’. Vergelijk familienaam Goedvriend, Gutfreund. Bonald, Bonnal: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bonaldus. Bonami, Bonamis, Bonamy, Bonamie, Bonnami, Bounaimi: Frans bon ami: goede vriend. Vergelijk Goedvriend(t). Bonardel, Bonnardeaux. Afleiding van Bonard. Bonaugure. Bijnaam uit het Franse bon + augure: goed voorteken. Bijnaam voor iemand die deze naam om n of andere reden verdiende. Bonaventure, Bonnaventure: Oudfrans bonaventure, bonne aventure: gelukkige geburtenis. Vergelijk Goetgeluck. Bonchoux. Plaatsnaam Bonijoux, Waals bonchou in Boneffe. Boncourt, Boncourre: 1. Plaatsnaam Boncourt (Aisne, Eure, Meuse, Eure-et-Loir, Meurthe-et-Mos.). 2. Variant van Beaucourt, met epenthetische nasaal. Bondele, Bondel: 1. Middelnederlands bondel: bundel, bos. Beroepsnaam, wellicht voor de houthakker. 2. Zie Baudet. Bondroit, Brondoit: Bijnaam Bon droit: goed recht. Vergelijk Duits Gutrecht. Bondue, Bondu, Bondue, Bonduwe, Bonduelle, Bonduel, Bonduau, Bondueaux, Bondeweel, Bondewel, Bonduwel, Bonduwelle, Bantuelle, Boudeweel: Oudfrans bondu, van bonde: bol, bal, stop (van een vat). Bijnaam voor een dik, kort, lijvig persoon. Bondewel, Bonnewel: Variant van de familienaam Bonduwel, Bonduel, verkleinvorm van Oudfrans bijvoeglijk naamwoord, bondu, van bonde ‘Bol, bal, stop (van een vat)’. Bijnaam voor een kort, dik, lijvig persoon. Bonef, Bonif: Plaatsnaam Boneffe (Namen). Bonebakker: Ongetwijfeld een volks etymologische verhaspeling van Boonacker, of van Duits Bohnenberger. Bonehill. Plaatsnaam in Stafford, Engeland. Bonenfant, Bonnenfant: Bijnaam. Franse equivalent van Goekint. Boneschansker: Afkomstig van Booneschans (Groningen). Bonet, Bon, Bonnet, Bontgens, Bontjes, Bonn, Bonnez, Bonnes, Bonnett, Boonnet, Boonet, Debonnet, Debonn, Debonnez, Dubonnet, Desbonnets, Desbonnet, Desbonnez: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse voornaam Bono, Bona. Zie Boonen. 2. Romaanse afleiding op -onet van een berht-naam, bijvoorbeeld van Libonet, Lambonet. Bonfils: Bon fils: goede zoon, goed kind. Vergelijk Bonenfant. Bonfond, Bonnefond, Bonnefont, Bonafont, Bonafons: Plaatsnaam Bonfond in Jupille (Luik). Font: bron, fontein. Wellicht van Beaufont: mooie bron; vergelijk Bellefond, Bellefontaine, Duits Schnborn, Schnbrunn. Voor de epenthetische n, vergelijk Bonkain, Bonnejonne. Bonfrre. Frans Bon frre: goede broer. Of variant van Beaufrre, met epenthetische n. Bongaars, Bongers, Bongaerts, Bongaarts, Bongard, Bongartz: Afleiding van Boomgaard, met variant Boongaard. Bongenaar: Middelnederlands bongenaer ‘Trommelaar’. Bongiovanni. Italiaanse bijnaam; goede Jan. Vergelijk Bonjean. Bongrain. Franse beroepsnaam Bon grain; goed graan. Bonheure, Bonheur, Bonneure, Bounhoure, Bonhoure, Bonnaure, Bonneu, Bonneux, Bonnu, Bonu, Bizeuz, Beneu, Beneux, Bonn: Frans bonheur ‘geluk’van bon ‘goedՠ+ heur’lot, kans, geluk’. Oudfrans van Latijnse augurium. Bonheur(e) is synoniem met Bonaugure, Goedgeluk, Gutglck. Bijnaam. Bonhof: Plaatsnaam Bonhof (Noordrijn-Westfalen, Beieren) of Bonnhof (Beieren). Afkomstig van Bonhof is Dietrich Bonhoeffer, de Duitse theoloog. Bonhomme, de Bonhome, Bonnehomme, Bonomme, Bonhemme, Bonemme, Boneme, Boinem: Bijnaam Frans Bon homme: goede man, goed mens. Vergelijk Goemans. Boniface, Bonifacio, Bonifazia, Bonifaz, Bonniface, Bonifas, Boonefaes, Bonefaes, Benofas, Bonefaas, Boonevaas: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Bonifatius. Faasse van Faas, van Bonifatius met de geslachten Fasinga, Fazinge en Faasma, en als Faassen, Vaassen, Fasen, Vaesen, Faesen, Fase en zelfs Vase.. Bonin, Boning, Bonnin, Bonnyns, Bonnijns, Boningue, Bonningue, Bonningre, Boontje, Boning (in Engeland), Boninga (in Groningerland), Bning (in Duitsland), Boonsma (in Friesland), met Boontjes in verkleinvorm, zijn van de oud Germaanse vorm Bono, Bone afgeleid. En evenzo de plaatsnamen Boninghall, in Salopshire, Engelland; Boningue, zoals een dorp heet in Artesie (Frankrijk); Boneburg, een gehucht bij Greetsyl in Oost-Friesland. Bning, Bonink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Bono. Boninghe, Boninge, van de, Boningue, (de) Bonningue, Bonningues, Bonningre: Plaatsnaam Bonningues-ls-Ardres of Bonningues-lez-Calais (Pas-de-Calais). Bonivert, Boniver, Boniverd, Bonivers, Bonhivert, Bonhiver, Bonhiver, Bonhyver, Bonnivert, Bonnivers, Bonniver, Bonnivair, Bonnevier: Vadersnaam Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bonibert, Bonivertus. Bonjean, Bonnejonne: Bonjean: Goede Jan. Soms van Beaujean (variant Beljonne), vergelijk Bonkain. Bonjour, Bongiorno: Frans, respectievelijk Italiaans groetformule: goedendag. Bijnaam voor een vriendelijk mens. Vergelijk Duits Gutenmorgen, Gutentag, Eengels Good(en)day. Bonkain. Picardisch Beaukain: mooie hond, met n-epenthesis (vergelijk Moncar, Monbaliu). Bijnaam. Vergelijk familienaam Boquien. Bonlarron, Bonlaron. Bijnaam, goede moordenaar? Of renterpretatie? Bonmariage. Bijnaam voor iemand die in de echt gelukkig is. Bonnaerens, Bonnarens, Bonnarens. Anthrop. Germaans Bonarius, Boneris. Bonnameaux, Bonnameaux, Bonameau, Bounameaux, Bounameau: Afleiding van Waals bouname: Frans bonhomme. De familienaam Bonave komt voor in Cantal. Plaatsnaam Bonnaves in Saint-Projet-de-Salers (Cantal) Bounameau Bergen. Bonne, Bonnes, Bons: 1. Middelnederlands bonne ‘Stop op een vat, deuvel’. Beroepsbijnaam voor de brouwer, tonnelier, 2. Vaders-, moedersnaam uit oude voornaam Bono/Bona. Bonnecandeille. Picardisch Bonne candelle; goede kaars. Beroepsnaam. Bonnechre, Bonchre, Bonecher, Boncher, Boncire, Bonnesire, Bonsire, Bonsire: Oudfrans bonne chire: goed gezicht, gelaat, figuur; goed onthaal. Bijnaam voor een vriendelijk, goed geluimd persoon. Bonnecompagnie. Bijnaam voor een goede gezel, iemand die prettig is in het gezelschap. Bonnefous. Plaatsnaam Bonne Fous? Fous: uitholling, inzinking, kloof. Meer waarschijnlijk van Bonnefoy. Bonnefoy, Bonnefois, Bonifay, Bonnaff, Bonnafy, Bonaf, Bonafede, Bonafe: Bijnaam Bon + Oudfrans fei, foi: geloof, trouw, vertrouwen. Bijnaam voor iemand die te vertrouwen is of die goedgelovig is. Bonnel, Bonnelle, Bonneels, Bonneel, Banneel, Bonneaux, Bonneau, Bonneaud, Bonnaud, Bonnay: Afleiding van Frans bon: goed. Bonnelance. Bonne lance: goede speer, lans. Beroepsnaam van de wapensmid. Bonnema, Bonneman. 1. Aflleiding van plaatsnaam Bonn. 2. Of veeleer variant van Bohnemann; zie Boonman. Bonnema, Bonne, Bons, Bon, Boons, Bonsen, Bonn, Bonema, Bonninga. Friese adresnaam. Vadersnaam, van Bonne; gebieder, of van een persoon als Bonika; kleine strijder die kan doden. Bonnemayers. Duitse bijnaam Bohnenmeier; boer die bonen plant. Bonnemains. Bijnaam Bonne main: goede hand. Voor een handig man? Vergelijk Engels Goodhand. Bonnemaison. Plaatsnaam. Vergelijk Goedhuys. Bonnenge, Bonnenga. Waarschijnlijk verfranste vorm van Boninge of van Friese naam Bonne. Bonner. Afkomstig van Bonn. Bonnet: Vadersnaam. Romaanse verkleinvorm op –et van Germaanse voornaam Bono of verkleinvorm op –onet van een berht-naam, bijvoorbeeld Libonet, Lambonet. Bonneval, Bonnevalle, Bonnavaud: Plaatsnaam Bon(ne) Val(le): goed dal, goede vallei. Bonneval (Eure-et-Loir, Hte-Loire..), Bonnevaux (Loir-et-Cher..), Bonneveau (Loir-et-Cher). Bonnevie, Bonvie: Bijnaam voor een levenslustige. Vergelijk Goedleven, Blylevens. Bonneville. Plaatsnaam (Namen) en in Frankrijk (onder meer Somme). Bonnewijn, Bonnewyne, Bonnewyn, Bonneweyn, Bennewyn. Familienaam met onduidelijk afkomst. Mogelijk een variant van Bonnevie (bijnaam voor een levensgenieter). Bonnewit. Familienaam Bonewit. Combinatie van voornaam Bone en Witte. Bonninghausen: Plaatsnaam Bnninghausen (Noordrijn-Westfalen). Bonnier, Bonier, Bonni, Bonnie, Bonny, Bony, Bonnij, Bouny, Bonj. 1. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de voornaam Bonarius. 2. Naam uit het Oudfranse bonier (het Latijnse bonarium): landmaat bunder. Naar woonplaats. Bonno: Vernederlandste spelling van de Franse familienaam Bonneau, Bonnaud, van Bonnel, verkleinvorm van Frans bon’goed’. Bonny, Bonnink, Bonninga in Friesland, Bonning in Engeland, Borry en Bornia = Borringa in Friesland. Bonomo, Bonomi, Buonomo. Italiaanse bijnaam Uomo buona; goed mens. Bonpain. Bijnaam Bon pain; goed brood. Bonquet, Boncquet: Variant van Bocquet, met n-epenthesis. Bonroy, Bonrooy, Boonroy, Boorroy. Plaatsnaam, uit Oost-Brabant, uit Boonrode: gerooid bonenveld. Bonsacque. Beroepsnaam Bon sacquet: goed zakje, tasje. Bonsecour. Plaatsnaam Bon-Secours in Blaton (Henegouwen), Corbais (Waals-Brabant), Pruwelz (Henegouwen), Zittert-Lummen (Waals-Brabant). Bonsel, Bonsels. Duitse bijnaam Bnzel, Bonzel, Bonsel: geijkt wijnvat, afleiding van Bunze. Bijnaam voor een kleine dikkerd. Bonsema, Bonsma: Friese afleiding van plaatsnaam Bonsum, Bansum, gehucht bij Bierum, Bansema- heerd. (Groningen). Bonsen. Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Bone. Bonsir, Bonsire, Boncire, Bonnesire, Bonesire: 1. Bijnaam Bon Sire: goede heer. 2. Eventueel variant van Bon(ne)chre. Bont, van, van Bont, van Bondt, Verbond, Verbon, Verbunt: Plaatsnaam Bent, Bunt: bentgras, hard gras. Plaatsnaam Beunt bij Lier; Bunt in Aalter en Bellem (Oost-Vlaanderen). Bont, Bonte, de Bont, Bontje, de Bond, de Bondt: 1. Bijnaam naar de bonte, veelkleurige kleding. 2. Oorspronkelijk wellicht een vadersnaam. Zie Bonten(s). Bontenbal: Huisnaam? Bonten, Bontens, Boenten, Bunten, Bnten, Bontein, Bonteins, Bontinckx, Bontinck, Bonting, Bontingh, Bontijnck, Buntinck, Buntinckx, Buntincx, Buntinc, Bunting, 2. Bonte, Bont, Bond, de, de Bonte, de Bondt, de Bond. 1. Vadersnaam van de oude Germaanse voornaam Bont, Bonte, Bontko. Of uit de heiligennaam Bonitus. Die uit het Latijnse bonus: de goede. 2. Bijnaam naar veelkleurige bonte kleding. Ook mogelijk dezelfde vadersnaam als boven. Bontekoe. Bijnaam naar het uithangbord. In de 16de eeuw was Antonis W. Bontekoe zeepzieder in de Ԃonte Koeՠin Amsterdam. Bontemps, Bontems, Bontant: Bon temps: goede tijd, goed weer. Bijnaam voor iemand die vrolijk, levenslustig is. Vergelijk Engels Fairweather. Bontenakel. Plaatsnaam Beutenaken, Bontenaken, in Overijse en Asse (Vlaams-Brabant), oorspronkelijk eigendom van de heren van Montenaken (Limburg). Let op de wisseling van de bilabialen m/b. Bontenbal. Waalse verhaspeling? Vergelijk 1273 Jehan Bontebar. Bontet, Bont, Bontez: 1. Afleiding van Germaanse voornaam Bont; vergelijk Bonten(s). 2. Uit Bonnetet, van Bonet; vergelijk Frans Bonnetot. Bonthuys. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Bontius. Bontinck, Bontinckx, Bontingh, Bonting, Bontijnck, Buntinckx, Buntinck, Buntincx, Buntinx, Bunting: Vadersnaam. Afleiding van oude Germaanse voornaam Bont; zie Bonten(s). Bontius. 1. Latinisering van Bont. 2. Zie Bontjes. Bontjes, Bontyes, Bontgens, Bontgs, Bontius, Bontkes: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Bont. Vergelijk Bntgens. Zie Bonten(s), Bontinckx. Bontooge. Bijnaam voor iemand met zwakke ogen. Middelnederlands namelijk bont: zwak, schemerig. Misschien ook wel veelkleurig. Bontribert. Waals, verhaspeling van Bontridder. Bontridder (de), de Bonteridder, de Brontridder, Bondridder, Bondrider, Bontridert. Naam uit het Middelnederlandse bont: pelswerk. Bont was een teken van adellijke geboorte of ridderschap. Bijnaam voor een ridder die bont draagt als teken van zijn waardigheid. Bonus. Latinisering van De Goede, Lebon of Boone. Of spelling voor Bonu? Bonvalet, Bonvalot, Bonvarle, Bonvarlet, Bonvarl, Bonvarlez: 1. Bijnaam te vergelijken met Goedgebeur: goede kerel, goede vent. Vergelijk ook Vallet = Varlet en Beauvallet. 2. Bonvarlet kan trouwens een variant zijn van Beauvarlet, met n-epenthesis. Henricus Beauvarlet (Rijsel 1565) heet in zijn overlijdensacte (Veurne 1623) Bonverl; andere varianten zijn Bonvalet, Bonvarl. Bonvin. Bijnaam voor een drinker van goede wijn. Bonvoisin, de Bonvoisin: Bijnaam voor een goede buur. Vergelijk Goetgebeur. Boo, de: Zoals West-Vlaamse de Bo, door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de Bode. Beroepsnaam van de stadsbode, gezant. Boog, van der: Door assimilatie uit van der Borg. Boog, Booghs, Boogh, Boghe: Beroepsnaam van de boogmaker of boogschutter. Zie Boog(h)mans. Boogmans, Booghmans, Boogemans, Boghemans, Bogemans, Bgemann, Boghmans, Boochmans, Boeghemans, Boegemans, Buegman, Bochman, Bogman, Bogmans, Boogerman: Beroepsnaam van de bogenmaker of boogschutter. Booiman, Boymans, Boymann, Boeymans, Boiman : 1. Vadersnaam. Afleiding van Boid = Boudewijn. 2. Variant van Bomans. Boom, de, Booms, Boome: Bijnaam naar de grote, flinke gestalte. Of verkort uit van den Boom. Boom, van den/der, Verboom, Verboon, van (den), van den Boome, van den Boomen, van den Bum, van (der) Bom, Verbomme, van (der) Boon, van (de) Bon, van der Bonne, van der Bon: Plaatsnaam of huisnaam (de) Ten Boom of Boom op diverse plaatsen in Vlaanderen. Zie ook Bon. Boomaars, Boomaerts, Bomaes: Afleiding van Middelnederlands bo(o)men. Zie (de) Boomer. Ook beroepsnaam van de boomzager. Booman, Boomman: 1. Boman, van Bodeman, afleiding van de Bo(de). 2. Boomman, afleiding van den Boom. Boomer, de, Boomers, Bomers, Bommers, Bomere: 1. Beroepsnaam van de slagboomwachter, de man die de (sluit)boom open- en dichtdoet. Vergelijk Duits Bo(o)mer, Bumer; Baumer: die aan een slagboom woont, tolinner. 2. Beroepsnaam van de man die de ketting op de kettingboom windt, die opboomt; van Middelnederlands bo(o)men: garen op de weversboom brengen. Boomputte. De stamvader is de vondeling Petrus Boomputte (1712-86), die in Munte, tussen de wortels van een boom gevonden werd. Boomsluiter: Beroepsnaam van de bediener, sluiter van de slagboom. Boomsma: Friese afleiding van van den Boom? Of volksetymologisch van Boonsma, Bons(e)ma. Boomstyger. Bijnaam voor iemand die in de bomen klautert. Duits Baumsteiger. Boon, (de), Boone, Boonen, Bonen, Boons, Boen, Boens, Bone, Boene, Bonne: 1. Verwijzing naar het volksvoedsel bij uitstek ‘Bonen’. mogelijk afgeleid van een beroepsnaam die ernaar verwijst, kweker, planter, of misschien wel gebruikt als misprijzende naam voor iemand die dan maar vergeleken werd met de geringe waarde van een boon. Mogelijk is er zelfs een verbinding met de vroegere manier van stemmen door middel van een boon. 2. Vadersnaam, afgeleid van Bonifacius of van Bono (Germaanse vooornaam). Ook wel Boon, van Boudin, vleivorm van Boudewijn. 3. Beroepsnaam voor een bonenplanter, -teler of -dorser. Boonen, Bonen: 1. Vadersnaam. Middelnederlands vleivorm Bonin of afleiding van Germaanse voornaam Bono. 2. Zie Boon. Boonacker. Verspreide plaatsnaam; bonenveld. Ook Duits Bohnacker. Boonchan. Thaise familienaam. Boonekamp, Bomekamp: Plaatsnaam Bonekamp (Limburg): bonenveld. Boonkens, Bonneke, Boontje: Afleiding van Boon. Zie Boon, Boonen. Boonman: Beroepsnaam van de bonenplanter. Eventueel reinterpretatie van Bo(h)nemann; die op een hoogte woont. Afleiding van Middennoordduits bone, Duits Buhne; hoogte. Boonmee. Indische en Thaise naam. Boonstoppel. Naam die verwijst naar een plaatsnaam, Boonstoppel: stoppelveld van een bonenakker. Dit onder andere in Oedelem, Torhout, Zande en Zevekote (West-Vlaanderen). Booresack. Borsack is een frquente familienaam in Posen-Pommeren. Wellicht afleiding van de voornaam Boris, van Borislaw. Vergelijk Borisyak (Oekrane). Boonstra, Boomstra: Uit Boornstra, in Friese spelling Boarnstra, afgeleid van de Boarn, uitgesproken boan, boon, rivier in Opsterland en Utingeradeel. De betekenis is ‘Born, wel, bron’. Of afleiding van plaatsnaam Oosterboorn of Oldeboorn, Fries Boarn. Het nageslacht van 1739 Tomas Tettes uit Oldeboorn heet Boonstra. Boorsma: Friese afleiding van Boor, van der, Boer, Bor. Duits Bohr. Boose, de, (de) Boos, de Booze, Booz, de Boes, de Bos: Middelnederlands bose: boos, slecht, dom, onnozel. Bijnaam naar het karakter. Booser, Boosere, de, de Booser, de Boozer: 1. Bijnaam voor een kegelaar. Middelnederlands bosen, boossen: kegelen. Vergelijk De Kegel, de Kegelaire. 2. De Boosere kan uit De Booser (met secundair accent) worden verklaard, maar gaat waarschijnlijk terug op Boseret. Boosten, Boost: Uit Beoosten, voor wie ten oosten woont. Vergelijk Bezuyen. Boot, (de(n), de Boodt, Boods, Boodts, de Boedt, (de) Boet, Boodts, Bootz, Boot, Boots, Bods, Boedts, Boeds, Boets. Onduidelijk bijnaam. 1. Uit het Middelnederlandse boot: boot. 2. Uit het Middelnederlandse boot: ton. 3. Uit het Middelnederlandse bo(o)t: botdrager (muntnaam). 4. Zie Boets. Booten, Boeten, Boetens: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Bodo, met verscherping d/t. 2. Variant van Bouten(s). Bootsgezel, Bootsman, Boosman: Beroepsnaam van de bootsgezel, matroos. Bootsma: Bootsema, afgeleid van de gehuchtnaam Boazum in Hartwerd (Friesland). Booz, Boz: 1. Zie De Boose. 2. Plaatsnaam Booze in Trembleur (Luik)? Borbely, Borbly: Hongaarse familienaam Borbly, van Latijn barbarius: barbier, baardscheerder. Borboux. 1. Zie Barboux. 2. Plaatsnaam Borboux in Thimister (Luik). Borch, Borgh, Borghs, Borgs, Beurghs, Burg: 1. Korte vorm voor Van der Borch; zie Van der Borgt. 2. Vadersnaam. Korte vorm van een burg-naam: Burgo. Borchers: De naam kan als vadersnaam worden verklaard, als afleiding van Borchert, de Germaans mansnaam Burghard. Maar vermoedelijk is het een spellingvariant van Borgers. Borchgrevink, van borchgreve, burggraaf. Borchmans, Borghmans, Borgman, Borgmans, Borckmans, Borgermans, Burgman, Burgmans, Burgerman. Naam afgeleid van Van der Borch. Zie bij Borg(t) (van der). Bordeau, Bordeaux, Bordau, Bordo, Bordat, Bordt, Bords, Bordas, Bourdeaux, Bourdeau, Bourdau, Bourdaux, Bourdiau, Bourdiaux, Bourda, Dubourdeau, Burdo, Burdot. Familienaam uit het Oudfranse borde(l): houten gebouwtje, houten huisje, hoeve. Heel wat plaatsen in België en Frankrijk danken hieruit hun ontstaan. Bordeman, Boerdeman, Boortman: Hypercorrecte vormen van Borreman, met dissimilatie rr/rd. Borderie, Border: Plaatsnaam Borderie, afleiding van borde: houten huis, hoevetje. Bordessoule, Bordessol: Plaatsnaam Borde Sole: borde seule, alleenstaande houten woning. Bordesvieilles. Plaatsnaam Bordevieille. (Hrault): oud huis. Bordet, Bordes, Bourdet, Bourdes, Burdette, Burdet: Afleiding van Oudfrans borde (van Nederlands bord/berd: plank): houten huisje. Vergelijk Bordier, Bordeaux. Bordewin. Waarschijnlijk Waalse verhaspeling van Boudewijn. Bordier, Bourdier, Bordy, Bordi, Bourdy: Afleiding van borde (vergelijk Bordet). Bewoner van een houten landhuisje. Bordin, Bourdain, Bordeyne, Bordignon, Bourdin, Bourdinon, Bourdignon, Bourdillon. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Burdinus (deze naam kwam ca. 1000 reeds in Cluny voor). 2. Mogelijk ook afgeleid van het Oudfranse borde: zie Bordeau(x). Bordinckx. Vadersnaam. Zie Bordin 1. Bordui: Misschien door verlies van een syllabe uit de familienaam Bordeaudըui, de plaatsnaam Bourdeaudըui in Anvaing (Henegouwen). Of spelling voor Bordi, van Bordier, bewoner van een borde ‘Houten huisje’. Borduin: Variant van Bordewin, wellicht met r- invoeging uit Boudewijn. Boreham. Plaatsnaam Boreham, Essex. Borek, Boreque: 1. Frequente Oostduitse plaatsnaam Borek van Slavisch bor: spar(renbos). Vergelijk Bork. 2. Vadersnaam van de voornaam Boroslaw. Boret, Borez, Bor, Boree, Borret, Borr, Borree, Borrey, Borrye, Borreij, Bauret, Beuret, Beurey. 1. Vadersnaam, verkorte vormen van Lamboret of Liboret. Deze zijn dan weer afgeleid van Lambert of Libert. 2. Mogelijk ook uit het Franse bouret; kuipje, tobbe. Beroepsnaam van de kuiper. 3. Eventueel variant van Bour. Boreux, Boreur, Borreux. Plaatsnaam Boreux in Bertrix en Maze. Borg, Borgt, (van der/den); van de Borgh, van der Borch, van der Borcht, van de Borght, van der Borcht, van der Borght, van den Borgt, Verbocht, Voorbogt, van den/r Borck, van der Borst, van (de) Burg, van den/der Burg, van (der) Burgh, van (de Burg, van der Burght, van der Burgt, Verburght, Verburgt, Verbeurgt, Verbeurght, Verbeurt, (van der) Borgt, van der Borg, van der Burgt, Verburg, Verburgh, ɺ Verspreide plaatsnaam, familienaam ter Borch(t)/Burch(t)’Burcht, burg’. Borgenicht. Duitse bijnaam voor iemand die niet (uit)leent, die geen geld leent. Borgemester: Beroepsnaam van de burgemeester. Borger, de, de Borgher, Borghers, Borgers, Borchers, den Burger, Burger, Burgers, Burgher: 1. Middelnederlands borger ‘Burger, poorter’. 2. Middelnederlands borger geldschieter, schuldeiser’. Borgerink, Borgrink. Saksische vadersnaam uit de voornaam Borger (uit burg). Borger, Borgher (de), Borghers, Borgers, Borchers, den Burger, Burger, Burgers, Burgher. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse borger: burger, erkend stadsinwoner. 2. Het Middelnederlandse borg betekend ook ‘land’. Dit groeide uit tot borgen: op krediet uitlenen. Een borger is dus ook een geldschieter: voorloper van het banksysteem. 3. Beroepsbijnaam, verkorte vorm van borgemeester: burgemeester. Borghgraaf, de Bourgraaf, Burggraaf, Burggraaff, Burggrave, Burggraf, Borggraeve, Borggrave (de), (de) Borgraeve, de Borggraef, de Borghgraeve, de Borghraeve, de Borggraeven, (de) Borchgraeve, Borchgrave, Borghgraef, (de) Burgrave, Burggrave, Burggraene, (de) Burghgrave, Burghgraeve, Burgraeve, Burghraeve, Burghrave, Bourgraff, Burgraff. Uit het Middelnederlandse borchgrave: burggraaf. De variant Burggraene is te verklaren door verkeerde lezing van de goed op een n lijkende v/u. Borghans. 1. Uit Duits Burghans, Vadersnaam Burg-Hans. 2. Zie Berkans. Borghouts: Spelling voor Borgoud, de Germaans naam Borgwald: burg-wald ‘Burcht-heerser’. Borghsteijn, Borghstijn: Variant van Burkstein, van Bursztein, Pools-Joodse vorm van Duits Bernstein. Borghten. Vadersnaam. Vleivorm van Borchart. Borgies, Borgies, Bourgie, Bourgies, Bourgi: Plaatsnaam, waarschijnlijk in Henegouwen. Borglevens, Borghlevens. Wellicht naam uit de plaatsnaam Borxleben in Thringen. Borgnet, Borgniet, Borgniez, Bornet, Born: Afleiding van borgne: scheel. Zie Leborgne. Borgwald, Borghouts: Vadersnaam. Germaanse voornaam burg-wald ‘Burcht-heerser’. Burgo(a)ldus. Borgwardt. Vadersnaam. Germaanse voornaam burg-ward ‘Burcht-bewaarder’. Boribon. Waarschijnlijk verhaspelig van Borinboim. Borighem. 1. Plaatsnaam Boeregem in Ouwegem/Huise, Wortegem en Zevergem (Oost-Vlaanderen). 2. Eventueel Boudergem (zie Debaudrenghien). Borin, Burin, Burhin, Borrijn, Borryn, Bourin, Bourinau: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaansebr-naam, zoals Boro, Burwaldus, Burowardus. 2. Zie ook Beaurain(g). Boris, Bories, Borys: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Sint Liborius. 2. Slavische voornaam Boris, van Borislaw. Bork, Borck: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Burgo. 2. Oostduitse plaatsnaam Borik in Pommeren, Lausitz, van Slavisch bor: pijnboom, spar. 3. Vadersnaam Bork, van Boruslaw. 4. Verkort uit van Van der Borck; zie Van der Borgt. Borkelman, Borkelmann. Afleiding van plaatsnaam Borkel (Noord-Brabant). Borkhuis, Borkes. Plaatsnaam Borkhausen, Duitsland. Borkienstein. Plaatsnaam Borkenstein, Pommeren. Borlet, Borle, Borlee, Borle, Borlez, Bourlet, Boerl, Bourlee, Bourlez, Borlet, Borl, Borlee, Borlez, Berl, Berlez, Burlet, Burley, Beurlet. 1. Familienaam uit het Franse bourrelet: gevuld kussen. Beroepsnaam van de Bourrelier: tuig- en zadelmaker. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Borlez in Luxemburg. Borlon. 1. Plaatsnaam Borlon. 2. Variant van Bourlon. Borloo, Borloz, Bourloo: 1. Plaatsnaam Borlo (Limburg). Of plaatsnaam Bouveloo in Wortegem (Oost-Vlaanderen). 2. Bo(u)rloo: verschrijving voor Bourleau. Borluut. Bijnaam voor een lawaaimaker, een schreeuwer. Mdden Nederlands borlen/burlen: brullen + bijwoord luut: luid. (van) Borm, Van Burm, Borm, Borms, Burm, Burms, Burrems, Buerms, Beurms. Afgeleid van de plaatsnaam Bornem (provincie Antwerpen) en van de dialectische uitspraak burrem. Borgman: Afleiding van van der Borg. Borgmeijer: Meier van een burg, burcht. Born. Plaatsnaam Born, Nederlands Limburg of Noord Duitse plaatsnaam Born; bron, waterput. Born, van de, den, Borne, van den Booren, Boorn, van de(n) Borren, van de (n) Borre, van der Born, van den Boore, van der Boeren, Boren, van den Burre, (van den) Boren, Bore, Verborne, van Borren, Borre, Borne, Born, Borre: Verspreide plaatsnaam Born: bron, waterput. Plaatsnaam Born (Nederlands Limburg), waternaam de Borre in Duinkerke (Frans Vlaanderen). Bornem, van. Plaatsnaam (Antwerpen). Zie ook Van Borm. Borner. 1. Duitse afleiding van plaatsnaam Born, iemand die bij een waterput woont. 2. Variant van Berner, met geronde klinker; vergelijk Bernard. Borgo: Vernederlandste uitspraak van Bourgois, Bourgoy, van Frans Bourgeois’burger, poorter’. Borgs: Borg, Borch kan een korte vorm zijn van van der Borg, maar ook vadersnaam, namelijk een korte vorm van een burg-naam, zoals Burghard, Borchert. Borket: Vernederlandste vorm van Borguet, Bourquet, verkleinvorm van de plaatsnaam Bourg ‘Burg’. Bourguet in Thiembronne en Tilques (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). Borm: Plaatsnaam Bornem (Provincie Antwerpen, met dialectisch uitspraak burrem. Maar Borm kan even goed uit Born ‘Bronՠworden verklaard. Borman, Borremans: Afleiding op –man van van den Borre. Born, van den, der, ook in Zwamborn, Noteborn, Wisseborn, Boegborn. Plaatsnaam Born, Limburg, in de Belgische provincie Luik, in Saksen-Anhalt etc. Born, bron. Brngen. Vadersnaam, afleiding van Born: waterput, bron. Bornier, Borny, Bornij: 1. Zie Brunier. 2. Variant van Bernier, door ronding na een b. Bornkessel. Bijnaam of beroepsnaam; ketel van een waterput. Borns: Variant van Borms, afleiding van Borm. Bornstein, Bornsztajn, Bornsztejn, Borenstein, Borenstain, Borenztein, Borenszstein, Borensztein, Borensztain, Borsztein: Duitse plaatsnaam. Middennoordduits bornstn: grote rotssteen. Boroj. Plaatsnaam Boroje, frquent in BosniխHerzegovina. Borreil. Waarschijnlijk variant van Bureille. Of = Borrel? Borrekens, de, Porrekens: 1. Vleivorm van Van den Borre. 2. Plaatsnaam Bornekin: kleine (water)put. Borren, (van) Born, van de(n), van den Boorn, van den Booren, van de(n) Borre, van den Borren, van der Born, van den Boore, van der Boeren, van der Boren. Vadersnaam. Friese voornaam Borren. Borrewater. Beroepsnaam van de brandewijnbrander, jeneverstoker. Middelnederlands zinwoord bernewater: die water bernt, brandt (vergelijk brandewijn). Water betekent hier: sterke drank, alcohol. Nederduits Barmwater. Borriz, Borreze, Borezee, Borrozee: Waarschijnlijk van Borze, met svarabhaktivocaal. Borrie, Bourdry: Vadersnaam. Borry, Bourry, van Boudry, van Bourdry met geanticipeerde r. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bouderik: balth-rik ‘moedig-machtig’. Borsel, van, van Borsele, van Borselen, van Borssele: Plaatsnaam Borsele (Zeeland). Borsboom: Hypercorrecte vorm van Bosboom ‘Bosboom, buksboom’. Borst, (de): Bijnaam naar het lichaamsdeel borst, vergelijk Frans Poitrine, Duits Brust. Borst, van der. 1. Plaatsnaam Burst (Oost-Vlaanderen). 2. Zie (van der) Borg(t). Borstel. 1. Bijnaam voor iemand met borstelig haar, stekelhaar. 2. Duitse plaatsnaam Borstel. Borsten. Hypercorrect voor Bosten. Borstlap. Re-interpretatie van Borslap, zinwoord: beurslapper, die de (geld)beurs oplapt, tassen lapt. Vergelijk Nederduits Stoppesack. Bortel, van, Bortels, Beurtels, Beutels: Plaatsnaam Bortelen in Zevenaar (Gelderland)? Of Borteldonk in Nispen (Noord-Brabant) of Bortlo in Limburg?, Bortelbrug in Broechem. Bort; berk, lo; open plek. Borz, Borze, Borze, Borzee: 1. Plaatsnaam Borze in La Roche. 2. Voltooid deelwood van Oudfranse werkwoord borser: zwellen. Bijnaam voor een dikkerd, een opgeblazen (wellicht ook figuurlijk) mens. Bos, van de(n)/der Bos, in de(n) Bosch, van den Bosch, van de(n) Bossche, van den Bosse, van den Bossen, ten Bosch, van den Bussche, van der Busse, van den Beussche, van den Beusch, van den Bosse, von den Busch, Varderbussche, van dan Bosse, van den Boosche, van den Bosche, Vanebosse, van den Busshe, van den Bosshe, vandem Beuche, Vanbenbussche, Vanvenbusshe, de Busshe, de Busse: Heel erg verspreide plaatsnaam (den) Bos(ch), ten Boss(ch)e ‘Bos’. Ook wel Den Bosch voor ‘s-Hertogenbosch. (Noord-Brabant). Bosboom, Borsboom. Familienaam uit de plaatsnaam Bosboom: bosboom, buksboom. Boseret, Bosret, Boser, Bosserez, Bosseray, Bossrez, Bouserez, Bousret, Bousrez, de Booser, de Boozer, Debusser: Plaatsnaam Buisseret/Boseret, van Latijn buxus: buks(boom), bosboom. Zie De Buisseret. Zie ook Bouchery. Boschelle, Bosschele, van den, Bosquelle: Plaatsnaam. Oudfrans boschel, bosquel: bosje, struikgewas. Plaatsnaam Bosquel (Somme). 1470 le hault et la basse Boeskelle, Borgworm. Bosschelle in Balegem, Hakendover, Montenaken, Vliermaal. Zie ook Bocquiaux 1 en Duvosquel. Bosard, Bosa, Bosart, Bozard, Boza, Bozart, Bousar, Bousaerd, Bousard, Busard, Busar, Buzza, Buzzard, Buza, Buzard, Buzzat: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. 2. Eventueel hypercorrecte variant van Bossard. Bosbeke, van. 1. Plaatsnaam Bosbeek in Brussegem (Vlaams-Brabant) en Nederename (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Borsbeek (Antwerpen), met assimilatie rs/s. Bosboom, Borsboom: Plaatsnaam Bosboom: bosboom, buksboom. Vergelijk Boksenbaum. Boschman, Boschmans, Bosman, Bosmans, Bossemane, Bosseman, Bossmann, Boosmans, Boosman, Boesmans, Boesman, Bousmans, Bousman, Bousmanne, Boussemanne, Busmans, Busman, Buscheman, Buschmann, Buschman, Beusmans, Buxman: Afleiding van Van den Bossche/Bussche. Vergelijk Bosschaert. Boscoen. Waarschijnlijk variant van Boxoen. Bosdijk: Plaatsnaam in Wissenkerke en Oostburg (Zeeland). Bosems. Wellicht variant van Bossems. Bosendorf. Plaatsnaam Bossendorf, als in Elzas. Boset, Bozet, Bossee, Bosse, Bousset, Bouset, Bous, Bousez, Bouzet, Bouzez, Buset, Bus, Busez, Buzet, Busset, Buss, Bussey, Boussette, Bousette, Bouzette: 1. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Boso. 2. Afleiding van Oudfrans bos, bois: bosje, struikgewas Zie ook Buisset. Boshamer, Boshom: Een boeshamer is een ‘Lichte hamer met ronde kop’. Boes van het werkwoord boezen’kloppen, slaan’. Beroepsnaam van de smid, die de hamer klopt, slaat. Ook Duits Bosshammer. Engels bushhammer. Boshart, Bosshardt, Bosshard: Vadersnaam. Duitse equivalent van Bossaert uit Burchard. Boshouwers, Boshowers: Beroepsnaam van de boshoeder ‘Boswachter’. Boshuizen, Boshuis: Plaatsnaam Boshuizen bij Leiden (Zuid-Holland), in Venray (Nederlands-Limburg en Dilzen (Belgisch-Limburg). Boskelion, Boskeljon: Aanpassing van Frans Bosquillon, van Oudfrans boschillon ‘Houthakker’. Boskin, Bosquin, Bosquain, Boquain, Bouquin, Buskens, Busken, Buskens, Busquint, Busquin, Busqain, Buscain, Boesges: 1. Vadersnaam. Afleiding van Bossaert = Burchard. Zie Bossaerts, Bossens. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. Boslooper: Naam voor de bode die met de bos of bus rondging. Bosly, Bosny: Beroepsnaam Bosselier: houtvlotter (die de stammen samenbindt). Bosma, Bosman, Bosmans, Bochman, Boschma: Afleiding van van den Bos(ch). Bosnaar: Uit Bossenaar, afkomstig van Den Bosch? Of variant van Bosselaar? Bosquet, Bosqu, Bosqe, Bosqee, Bosquette, Bosch, Bosschey, Bocquet, Bocque, Bocqu, Bocquez, Bocket, Bocqet, Boquet, Boque, Boqu, Boquez, Bousquet, Boucquet, Boucqu, Boucquez, Boucquey, Boucket, Bouck, Bouckez, Bouket, Bouquette, Bouquet, Bouqu, Bouuez, Busquet, Bucquet, Buquet, Buqu, Bucket, Bochet, Bochez, Bouchet, Bouch, Bouchez, Buchet, Buch, Buchez, Bubocquet, Buboquet, Dubouchet, Dubochet: Plaatsnaam. Oudfrans bosquet, Oudpicardisch busquet: bosje, afleiding van Oudnederlands bosk, Germaans busku: struikgewas. Dus: bosje. Vergelijk Bocage. Bosquillon, Bosquion, Bocquillion, Bocquillon, Boquillion, Boquillon, Boucquillon, Bouquillon, Bouquelloen, Boucquelloens, Boucquelloen, Bouchillioen, Bouckeljoen, Boucellyoen, Bouchillioen, Bouckeljoen, Bouckellyoen, Backelion, Bakelion: Beroepsnaam. Oudfrans boschillon: houthakker. Bossaert, Bossaerts, Bossard, Bossart, Bossaer, Bossert, de Bossart, Boussard, Boussaert, Boussart, Boussaer, Boussa, Bussaer, Bussaert, Bussa, Bussart, Bosshardt: 1. Vadersnaam. Via Frans Bo(u)chard uit de Germaanse voornaam Burchard, Burghard. Ook Bosse- Burchard. 2. Jongere vorm van Bosschaart. Bossand: 1. Moedersnaam. Frans Bauchant, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam balth-swind ‘moedig-sterk, heftig’. Baldswind. 2. Frans Beauchamp(s)’mooi veld’. Bosschaart, Bosschaert, Bosschaert, Boschaert, Bosschart, Bosscharts, Bosschaart, Bosgaerd, Bosquart, Boscart, Busschaert, Busschaerts, Busquart, Busquart, Beuscart, Beuscar, Beuschaert, Beusschart, Beuschart, Beusquart, Basschaert, Busgaard: Afleiding op –aard van van den Bossche/Busche. Bosschelle, Boschelle (van den), Bosquelle. Naam uit het Oudfranse boschel, bosquel: bosje, struikgewas. Er is een Bosquel (Somme). Bosschelle (Balegem, Oost-Vlaanderen), Hakendover (Vlaams-Brabant), Montenaken en Vliermaal (Limburg). Bosschem, Bosschen: Plaatsnaam Bosschem in Dikkelvenne (Oost-Vlaanderen). Of Buxem, Busc(h)am in Moorsele, Menen en Gullegem. Bosscher, de, de Bosschere, de Bosscherre, (de) Boscher, Bosker, de Bossker, de Bosker, de Boskre, Deboschre, Deboskre, Debosque, Deboske, Bossers, Bosser, de Booscher, de Bousser, de Buuschere, de Busscher, de Bhuschere, Busscher, de Bussere, de Busser, Bussers, (de) Beuscher, de Buysscher, de Basschere: Beroepsnaam. Middelnederlands bosscere ‘Houthakker’. Bosscheyde, de. Waarschijnlijk aanpassing van Dubosquet, Dubochet. Of plaatsnaam Boscheyde in St-Jean-Sart (Luik)? Boschman, Boschmans. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam: bos, bussche. Boskin, Bosquin, Bosquaein, Boquain, Bouquin, Busken, Buskens, Bskens, Busquin, Busquint, Busqain, Buscain, Boesges. 1. Vadersnaam uit Bosschaert: zie daar. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boso. Bosquet, Bosqe, Bosqee, Bosquee, Bosquette, Bosch, Bosschey, Bocquet, Bocque, Bocqu, Bocquez, Bocket, Bocqet, Boquet, Boque, Boqu, Boquez, Bousquet, Boucquet, Boucqu, Boucquez, Boucquey, Boucket, Bouck, Bouckez, Bouket, Bouquet, Bouquette, Bouquett, Bouuettez, Busquet, Bucquet, Buquet, Buqu, Bucket, Bochet, Bochez, Bouchet, Bouch, Bouchez, Buchet, Buch, Buchez, Bubocquet, Buboquet, Dubouchet, Dubochet. Naam uit het Oudfranse Bosquet, het Oudpicardische Busquet, deze dan weer uit het Oudnederlandse bosk, het Germaanse busku: struikgewas. Dus: bosje. Een soort Franstalige tegenhanger van Van den Bosch. Bossaer, Bossaert, Bossard, Bossart, Bossaer, Bossaers, Bossert, De Bossart, Boussard, Boussaert, Boussart, Boussaer, Baussa, Bussaert, Bussaer, Bussart. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam burg-hard. Dit via een Franstalige omweg langs Bouchard. 2. De vormen met Bos- en Bus- kunnen ook afgeleid zijn uit Bosschaert. Zie hieronder. Bosschaert, Bosschaerts, Boschaert, Bosscharts, Bosschart, Bosschaart, Bosgaerd, Bosquart, Boscart, Busschaerts, Busschaert, Busquert, Busquart, Beuscart, Beuscar, Beuschaert, Beusschart, Beuschart, Beusquart, Basschaert. Afleiding van de familienaam Van den Bossche (naar de plaatsnaam). Bosschem, Bosschen, van Bosseghem. Familienaam uit de plaatsnaam Bosschem in Dikkelvenne, Buxem in Moorsele, Menen en Gullegem. Bosschieter, Bosgieter, Busschieter: Middelnederlands busseschieter: kanonnier, hij die uit een bus of met een geweer schiet. Bosse. Vadersnaam. Vorm met verscherping (Bosso) uit Germaanse voornaam Boso; of uit Bozo, -so afleiding van de voornaam Bodo. Of van Germaanse voornaam Burchard (zie Bossaerts). Bosseghem, van. Variant van de plaatsnaam Bosschem met interpretatie sch = sg. In Cent evenwel werden Van Bosseghem en Van Boeseghem door elkaar gebruikt. Bossel, Bossele, van, van Bussel, Bussele: Plaatsnaam. 1. Bosselaar, bij Rijkhoven (Limburg), 1275 Bosulo: bos van Boso. Bosselen in Bilzen en Kleine-Spouwen (-Belgisch- Limburg). 2. Borssele (Zeeland). Bosselaar, Bosselaers, Bosseler, Busselaar, Butzelaar: Plaatsnaam Bosselaar in Kleine-Spouwen (Belgisch-Limburg) of Boslar ( = Bosselaar) bij Gulik (Noordrijn-Westfalen). Ook plaatsnaam, Bosselen bij Rijkhoven (Belgisch-Limburg), 1275 Bosulo: bos van Boso. Bosselen in Bilzen en Kleine-Spouwen (Limburg). 2 Bosseloir, Bosseloirs, Bosloirs, Bosloers, Bosseloo, Boschioos: Picardisch bochlre, van bochլer, Frans bosseler: (metaal) drijven. Bossens, Bossin, Bosse, van de, den, Bossen, Bossyns, Bossijns, Borsen, Burssens, Bursens, Buersens, Bussens, Bussen, Busse, Bussing, Bussink, Bosshammer, Boschammer: Beroepsnaam van de smid, die de hamer klopt, slaat. Zinwoord met Midden Hoogduits bzen: kloppen. Bossicard, Bossicart. 1. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bouchard, Bochard, Bossard, Boccard = Burk-hard? Vergelijk Boucicaut, Bouciqueau. 2. Met epenthetische i uit Bosquart, Boscart = Bosschaert. Vergelijk Bouchiquet 2. Bossiroy, Bossuroy: Inwoner van Bossire (Namen)? Bosstraeten, Bosstraten, van, (van) Bostraeten. Naam uit de plaatsnaam Bosstraat in Berlaar, O. L. V. Waver (Antwerpen) en Erpe (Oost-Vlaanderen). Bossu, Bossus, Bossut, Bossue, Bossuit, Bossuyt, Bossuijt: 1. Frans bossu: bultenaar, bochel. Bijnaam voor iemand met een hoge rug. 2. Zie ook Bossuyt en Boussu(s). Bossuw, Bossuwe, Bossue: Frans Bossuet, afleiding van Bossu. Bossuyt, van, van Bossuijt, Bossuit, Bossut: 1. Plaatsnaam Bossuit (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Bossut (Waals-Brabant). Busink, Bossink. Vadersnaam (via het Frans) uit de Germaanse voornaam burg-hard. Bost, van. 1. Bost en Borst zijn varianten van Burst (Oost-Vlaanderen): 2. Plaatsnaam Roborst (Oost-Vlaanderen). 3. Bost bij Tienen, of in Boutersem, Lovenjoel, Vertrijk of Webbekom (Vlaams-Brabant). Zie ook (van der) Borst 1. Bosteel, Bosteels, Basteels, Boostels, Boosteels. Naam uit het Middelnederlandse bosteel, het Oudfranse boistel: deze uit het Latijnse bustellus = schepel. Beroepsbijnaam van de korenmeter. Engels bushel. Bosterhaudt, Bosterhaut, van. Plaatsnaam Bosterhout in Meulebeke, St.-Baafs-Vijve en Wg. Bosters: Variant van Basters, van Basterts, afleiding van basterd ‘Bastaard’. Bosval. 1. Plaatsnaam Bousval, Waals-Brabant. 2. Zie Beauval. Bosveld: Plaatsnaam bij Borgharen (Nederlands Limburg) of Sterksel (Noord-Brabant). Bosveld in St.-Blasius-Boekel, Hechtel (Limburg), Liedekerke, Ronse en Zandbergen. Boswell. Verengelste plaatsnaam Beuzeville-la-Giffard (Seine-Inf.). Boswinkel: Plaatsnaam bij Enschede, Overijssel. Ook bij Goor, Overijssel, Ruiselede en Wielsbeke, West-Vlaanderen. Boswijk: 1737-1817 Geert Lucas Boswijk (Veendam, 1737-1817) neemt in 1811 voor het eerst deze naam aan. Bot, Both, Bots, Bott: 1. Vadersnaam. Uit Bodo, Germaanse voornaam of korte vorm van een bodo-naam, zoals Radbod, Sigibod. Ongetwijfeld vaak ook uit Boud (Bald-). 2. Vadersnaam. Korte vorm van Lambot, Hubot, Romaanse afleiding van bert- naam. 3. Zie (de) Bot. Bot, (de), de Bodt, Both, Bots, Botte, de Bod, Bootte: 1. Bijnaam naar de visnaam, de bot, die vergeleken kan worden met Pladijs, Harinck. 2, Of bijnaam voor iemand die bot is, plomp, ongemanierd. 3. Middelnederlands bot(te): strobos, bundel. 4. Beroepsnaam voor een schoenmaker. Middelnederlands en Oudfrans bote: grove schoen, Frans botte. 5. Bot, zonder lidwoord, kan eventueel een vadersnaam zijn van Bodo. Botbijl, Bodbijl: Bijnaam naar een ‘Botte bijl’E Vermoedelijk een volksetymologische re-interpretatie. Boterberghe, Boterberg, Boterberge, Botterberg, Botterberge, Botterberghe, Botelberge, Bottelberghs, Bottelbergs, Bottelberghse, Bottenberg: Plaatsnaam Boterberg in Bekkerzeel, Laken en Beersel (Vlaams-Brabant). Het boter-deel kan komen van ‘Bot-stomp’ of van Bouter, een Germaanse voornaam. Berg verwijst naar heuvel. Ook huisnaam. Boterdael, Boterdaele, van, van Boterdal, Boterdale, Botterdaele, Boeterdael: Plaatsnaam Boterdaal in Denderwindeke en Liedekerke (Oost-Vlaanderen) Ninove. Zie Boterberghe. Boterenbrood. Bijnaam voor een bakker of eter van geboterd brood. Duits Butterbro(d)t. Duits Butterbrot ‘Boterhamՠis pas16de eeuws. Boterhoek. Plaatsnaam in Eeklo, Assebroek en Oostvleteren. Botermans, Boterman, Botermann, Boutremans, Boutreman, Botterman; Beroepsnaam van de boterhandelaar. Botermet, van de, der. Plaatsnaam. Britse vorm van Botermarkt. Niet helemaal uit te sluiten is een Re-interpretatie van Botermeet: maai-, weiland dat veel boter oplevert, vette wei. Boterpot. Beroepsnaam van de boterhandelaar. Vergelijk Boterman. Botervlieghe. Middelnederlands botervliege: vlinder. Vergelijk Engelse familienaam Butterfly. Bothet, Botth, Bottez, Boutet, Boutez, Bout, Bouttet, Boutt, Bouthez, Bouth, Butez: 1. Vadersnaam. Verkorting van een Romaanse vleivorm op -ot-et van een bert-naam, bijvoorbeeld Lambotet. 2. Bott/Beaut komt ook wel als verfransende verschrijving voor van Botte. Botilde. Moedersnaam Bautilde, van Germaansee voornaam Balt(h)ildis. Botin, Bottein, Bottin, Boting, Botinga, Botenga, Bootsma, Botes, Boten, Boots. Vadersnaam; de zoon van heer Boidekin, Bodekyn, verkleinvorm van de oude mannenvoornaam Bode, Bodo, Botho, Bote. Onder laatstgenoemden vorm is deze naam nog heden in Friesland in volle gebruik. De -inga-vorm is Fries. Botje: Wellicht spelling voor Frans Bottier. Oudfrans botier, botiller ‘Bottelier, keldermeester’. Botman, Botmans, Botmanne, Botteman, Bottemanne, Bottemane, Bottemenne, Bottemene: 1. Middelnederlands botte: draagkorf. Beroepsnaam van de korfdrager of korvenmaker. De Henegouwse familienaam Botteman(ne) gaat terug op Boiteman, afleiding van de voornaam Boudewijn. Boton, Botton: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Lamboton of Liboton, vleivorm (met stapelsuffix -ot-on) van respectievelijk Lambert, Libert. 2. Zie Bouton. Botspoel. Waarschijnlijk vervorming van Polspoel. Bottart, Botta, Botha, Bota: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bald-hard (zie Boudard). Bttcher, Bttecher, Bottecher, Bottcher, Bttger, Boettger, Boerttiger, Bodger, Bdges, Bodges: Beroepsnaam. Duits Bttcher: kuiper. Nederduits Bdeker. Botte, Botten. 1. Moedersnaam. Vleivorm (dim.) van een bert-naam, zoals Lambotte. 2. Zie (de) Bot. Botteel, Botteaux, Botteau, Bottieau, Bottiau, Bottiaux, Bouteau, Boutiau, Boutteau, Bouttiau, Boutay, Buttel, Butel: 1. Oudfrans bottel, van botte: laars, schoeisel. Beroepsnaam voor de maker of verkoper van laarzen, of bijnaam voor de drager ervan. 2. Oudfrans botel, van bot(e): pad. Vergelijk Boutriaux. Bottema, Botma, Bottinga, Boddema. Vadersnaam. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Bod(d)o (: gebieder). Bttcher, Btcher Bttecher, Bottecher, Bottcher, Bttger, Boettger, Boerttiger, Bodger, Bdges, Bodges. Beroepsnaam uit het Duitse Bttcher: kuiper. Botteldooren, Botteldoorn, Botteldoorne. Middelnederlands botteldoorn: wilde roos, eglantier. Plaatsnaam. Bottemanne, Botteman: Henegouwse familienaam die teruggaat op Boiteman, afleiding van voornaam Boudewijn. Botter: Nederduits botter, Duits Butter ‘Boter’. Beroepsbijnaam van de boterhandelaar. Botterweck. Bijnaam voor de bakker van fijn wittebrood (Limburgs en Nederduits). Duitse familienaam Butterweck, Butter-wegge. Weck(en), Wegge is een langwerpig brood(je). Bottier, Botti, Botty, Bothier, Bothy, Boty, Bouthier, Boutier, Bouttier, Bouthy, Bouty, Bouti: 1. Oudfrans botier = botiller: bottelier, keldermeester. Vergelijk Bouteiller. Afleiding van Oudfrans bot: grote fles. 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Baldhari. Botting, Bottin, Botten, Botinga: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bodo, met verscherping d/t. Bottu, Boutu. Naam uit het Oudfranse bote: schoen, laars. Wellicht beroepsbijnaam. Botvliet: Wetering aan de grens van Heinenoord (Zuid-Holland). Bouas. Variant van Franse familienaam Bouasse, augmentatief van Frans boue: slijk, moeras. Plaatsnaam: moerassig, zompig terrein. Boubaker, Boubekeur, Boubker: Arabische familienaam Boubake(u)r, van Abou Bakr: man met de wijfjeskameel, ook naam van de schoonvader van Mohammed en eerste kalief (632-634). Bouccin, Boucsain, Boucsin, Bauxain, Bouxin, Buxin: Vadersnaam. Vleivorm op -sin/-ecin van Germaanse voornaam Bucco, Burghard. Boucha, Bouchat, Boua, Bouha: 1. Oudfrans boucht: tonnetje, vaatje. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Zoals Frans Boschat afleiding van bosc-: struikgewas, bosje. 3. Variant van Bouchard. Bouchaud, Bouchaut, Bouchaux, Bousseau, Boussauw. 1. Familienaam afgeleid van het Oudfranse boche: bouche: mond. Bijnaam voor iemand met een kleine mond. 2. Mogelijk ook afgeleid van het Oudfranse boschel: bosje, struikgewas. Naar woonplaats. Bouche, Labouche: 1. Oudfrans bouche : bundel, bos. 2. Oudfrans boc(h)e: bult, buil, puist, wonde. Bijnaam. 3. Oudfrans boche, Frans bouche: mond. Bijnaam. Vergelijk Beck, Muylle. Bouchelet, Bouchelle, Boucherle: Afleiding van Bouche of Bouchard. Bouchenies, Bougenies: Plaatsnaam Boucherie in Anderlues (Henegouwen) of Bouchegnies in Wasmes (Henegouwen). Boucher, Bouchier, Bouch, Bouchet, Bouche, Bouchi, Bouchez, Bouchy, Leboucher, Debouchez, Bocher, Bochet, Bochez, Bossier, Bossiers, Boussier, Bouss, Bouss, Boussy, Boussy: Beroepsnaam 1. Slager. Frans boucher, van bouc ‘Bok’oorspronkelijk de handelaar in bokkenvlees. Boucher heeft Oudfrans maiselier, maceclier verdrongen 2. Oudfrans bouchier ‘Beul’. Beroepsnaam. Afleiding van Boucher is Boucherot, Boucheron, Boucherai, Bouchereau, Boukerrou. Bouchery, Boucherij, Boucherie, Boucherit, Bouchrit, Boussery, Boussrij, Bouserie, Bousery, Beuserie, Buserie, (de) Buyserie, Debuijserie, de Buyzerie, de Bouserie, Deboiserie, Boiserie, Debooserie, Debusser. Deze namen kunnen uit diverse bronnen komen. 1. Uit de Germaanse voornaam burg-rik. 2. Uit de plaatsnaam Bouquerie in St.-Omaars: slagerij. 3. Uit de plaatsnaam Bouxherie in Theux: struikgewas. 4. Uit de plaatsnaam Bu(i)gerie in Amengijs (Henegouwen). Boucheseche. Bijnaam Bouche sche: droge mond. Bouchiquet, Bouciqu, Boucique, Bouchequet, Bousquet, Bousekeyt, Boussekey, Boussekeyt. Wellicht ontstaan uit Bosquet, of n van zijn varianten. Zie bij Bosquet. Bouchon. Bochon, Boutchon, Bouhon, Bohon, Buchon: Plaatsnaam Bouchon, Waals bouhon, Frans buisson, van midden Latijn boscionem: struikgewas. Bouchonville. Plaatsnaam Buissonville (Namen), uitspraak bouchon. Bouchout (van), de Bouchout, Bouckhout, (van) Boeckhout, Boekhoudt, Boekhout, van Boekhoud, van (de) Bouchaute, Bochaute, van Boghoute, van Boghout, Bockhodt. Familienaam uit de plaatsnaam Boekhout (en vele varianten): beukenbos. Er is er n in Binkom, Meise, Pepingen, Bochout (Vlaams-Brabant), in Meerhout, Bouchout (Antwerpen), in Oosterzele, Ronse, Eeklo, Velzeke, Waasmunster, Scheldewindeke (Oost-Vlaanderen), in Tielt (West-Vlaanderen), in Jeuk, Gingelom (Limburg). Boucke. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, van Burghard. Bouckenaere. Afleiding van Middelnederlands boeke, boke: beuk. Naar de woonplaats bij een beuk. Vergelijk Duits Buchner, Bchner. Bouckenville. Plaatsnaam Bouconville (Ardeche, Meuse, Aisne). Bouckzoone, Boecksoone, Boeksoone, Bocksoen, Boxoen: Vadersnaam. Zoon van Boeck, de Germaanse voornaam Bucco, bakervorm van Burkhard. In Nederlands ook Boeksoone. Bouclier, Boucly: Zelfde verklaringen als voor De Beukelaere. 1. Beroepsnaam van de maker van gespen (Frans boucle). 2. Beroepsnaam voor de maker van schilden (Frans bouclier). 3. Boucly, eventueel plaatsnaam (Tincourt-)Boucly (Somme). Boucqu, Boucque: Afleidingen voor Bouquet. Maar Boucque kan ook een spelling zijn voor Boucq. Boucquelet, Bouclet, Bocquelet, Bockelee, Bocquillet: 1. Bijnaam. afleiding op -elet van Oudfrans boc, Frans bouc: bok. Vergelijk De Bock. 2. Afleiding van de plaatsnaam Bosquel: bosje. Vergelijk Bocquiaux. Boucqueneau, Boucquenaux, Boucquegneau, Bouquegneau, Boucgniau, Boucneau. 1. Knuffelbijnaam uit het Oudfranse boc: bok. 2. Afleiding van Bosc: bosje. Naar woonplaats. 3. Of een naam uit Boskin. Zie daar. Boudain, Boudein, Boudeing, Boudeyn. Vadersnaam. Franse verschrijving en Vlaamse aanpassing van Boudin. Zie Bodein. Boudard, Boudart, Boudaer, Boudar, Baudartius, Boutard, Beudaert, Beudart, Buewaert, Bewaert, Buard, Boidart, Boytard, Buydaert, Buijdaert, Buytaert, Buytart, Buytaerd, Buytaers, Buijtaert, Boddaer, Boddaert, Boddaerd, Bodaer, Bodaert, Bodar, Bodard, Bodar, Bodart, Buddaert, Buda, Boytas. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bald-hard; koen-sterk. Boudault, Boudaud, Boudeaux, Boudaux, Boudia, Budai, Buday: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bald-wald ‘Stoutmoedig-heerser’. Baldaldus. Boudeling: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Boudewijn. Boudeloot, Bouderloo, Beaudelot, Baudelot: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Boudewijn. Boudens: Vadersnaam. Afleiding van Middelnederlands Boudin, vleivorm van de voornaam Boudewijn. Boudericksx, Boudericx, Bourickx, Bauwerlinck, Bauwelinckx, Bauwelinck: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bouderik: bald-rik ‘moedig-machtig’. Boudesocque, Boudsocq: Boutesocq, zinwoord van bouter: stoten, slaan + soc: ploegschaar. Beroepsnaam van de ploegsmid. Boudeville. Plaatsnaam, Eure, Seine-Mar. Boudewijn, Boudewijns, Boudewijnse, Balduwijns: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-win ‘Stoutmoedig-vriend’. Boudin, Bouden, Boudens, Boen, Boens, Bauden, Baudens, Beaudin, Baudin, Baudinne, Baudine, Baudenne, Bauwin, Bawin, Bouwyn, Bauwens, Bawens, Bauens, Bouwen, Bouwens, Baweins, Bauttens, Bautens, Boutten, Bouttens, Bouten, Boutin, Boidin, Boidin, Boijdens, Boyde, Boydes, Boien, Boyen, Boyens, Boijen, Boijens, Boeyden, Boeyens, Boeijens, Boeijen, Baeyens, Baeyens, Bayen, Baaijens, Baeijens, Baijens, Baayens, Beyens, Beyns, Beijens, Beijns, Byens, Buidin, Buydens, Buyens, Bijens, Bouds, Boudt, Boudts, Bout, Bolt, Bouts, Bouter, Boutz, Baudts, Bauts, Boute, Boids, Boitz, Boidts, Boits, Beyts, Buit, Buydts, Buyts, Budts, Buts, Buedts, Bued, Buets. Vadersnaam: knuffelvorm van Boudewijn (uit bald-win). In de vleivorm Boudin verdofte de i tot e in -en (Boudens), waarna de d gesyncopeerd werd of vervangen door de glijder w (Bouwens/Bauwens). Bij verscherping van d tt t ontstond Boutens. Door palatalisering van de l in Bold- verklaart de vleivorm Boidin, van Boydens (vergelijk Waals-Vlaams suiferke, van sulferke). Fonetische verschuivingen (palatalisatie en ontronding) verklaren de vormen met oi/ui/ei (vergelijk bij Aernouts: Noid/Nuyt/Neyt). Boudinet, Boudenez, Boudinar, Baudinet, Baudinez, Beaudinet: Vadersnaam. Afleiding van Boudin. Boudinot, Boudenoodt, Boudenoot, Bodino, Baudinot, Boutinot: Vadersnaam. Romaanse vleivorm met stapelsuffix -inot van Boud-naam. Boudiny. Luiks-Waalse vorm van Frans Boudinier; verkoper of maker van worsten. Boudolf. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bald-wulf; moedig-wolf. Boudoul, Boudoux, Boudou, Boudouck Boudount, Baudoul, Baudoux, Baudou, Baudout, Beaudoux, Beadoul, Beadout, Bodoux, Boddou: Vadersnaam. Romaanse vorm van Boudolf. Boudr, Boudrez, Boudrey, Bouderez, Bour, Boure, Bouret, Bouretz, Bourez, Bourey, Bourre, Bourr, Bourree, Bourret, Bourrez, Boerez, Boeree, Boerr, Boer, Baudrez, Bodderez, Boderez, Bodere, Badr, Bourdrez: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam bald-rd; ‘moedig-raad’. Baldrad. Boudreaux, Boudereaux, Boudriaux, Boudraa: Vadersnaam. Afleiding van Boudier, de Germaanse voornaam Balder. Vergelijk Boudron. Boudron, Bourdron, Boidron, Boutron, Botron: Vadersnaam. Franse vleivorm van Boudier, de Germaanse voornaam Balder. Boudry, Boudri, Bouderij, Boudrij, Bourry, Boury, Bourrij, Bourrij, Bourri, Bouri, Boedrie, Boedri, Boedrij, Boedry, Bodry, Baudrit, Baudri, Baudrriz, Baudry, Boderie, Boderi, Baudrier, Baudrie, Beaudry, Baudery, Beaury, Baury, Borie, Bori, Borrie, Borri, Borry, Bory, Borrij, Badri, Baldry. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bouderik (bald-rik; moedig-machtig). Bouds, Boudt, Boudts, Bouts, Bout, Boutz, Baudts, Bauts, Boute, Boids, Boitz, Boidts, Boits, Beyts, Buit, Buydts, Buyts, Budts, Buts. Vadersnaam, verkorte vorm van Boudewijn (Bals-wine) of van een andere boud-naam. Boudt, de, Debout: 1. Wellicht: de Boude, zie de Boe, (de) Boute. 2. Lees: Deboudt = Dibbaud. Bouet, Bou, Bouez, Bot, Bow, Bowetz. 1. Mogelijk naam uit het Oudfranse bovet (dit is een afleiding van buef: koe, os). Beroepsbijnaam. 2. Maar wellicht uit Bohet. Zie bij Bohet. Bouffard,, Bouffart, Bouffa, Boffa: Afleiding van Oudfrans bouffer: de wangen bol blazen, schrokken, gulzig eten. Bijnaam. Vergelijk Buffart. Bouffet, Boff, Bouff: Afleiding van Boffe. Bouffioulx, Bouffioux, Bouffiaux, Bouffioux. Plaatsnaam Bouffioulx, Henegouwen. Boufflers, Boufler: Plaatsnaam, Boufflers (Somme). Bouflet, Bouflette. Afleiding van Boffe. Boufrid. Vadersnaam. Germaaanse voornaam Bodefrid. Bouftay. Luiks-Waalse vorm voor Frans Bouffeteau, afleiding van Bouffet. Bougard, Bougart, Bougeard, Boguard, Bogard, Boga, Bogat, Beaugarde, Baugard: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam burg-hard. Bougetre. Wellicht hypercorrect voor Bougeard of Boujat. Bougelet. Plaatsnaam in Deny en Trogne (Luik). Boughman. 1. Engelse familienaam Bowman, beroepsnaam van de bogenmaker of boogschutter; vergelijk Boghemans. 2. Familienaam uit de USA, die zou teruggaan op Duits Bachmann Bouguereau, Bougria, Bouguerra: Bijnaam, van Oudfrans bogre: ketter. Bouharmont. Plaatsnaam in Beyne-Heusay, Luik. Bouhaye. Waalse plaatsnaam, bouhaye van bouhon, Frans buisson: struik. Bouhisse. Plaatsnaam, Luiks-Waals bouhis: kreupelbos. Bouholle, Bouhou, Bouhout, Bouhoui: Plaatsnaam Bouhoille in St-Remy-lez-Dalhem (Waals-Brabant). Bouillard, -Bouillart, Bouilliart, Bouilliaert, Bouhya, Boujat, Bouja, Boulliard, Boulliart, Bouliar, Bulliard, Bouljaer: Afleiding van Frans bouille: modderpoel. Plaatsnaam. Bouillenne, Boullienne: Plaatsnaam Bouillennes in Flron (Luxemburg). Bouillet, Bouilliez, Bouillez, Bouillier, Bouilli Bouill, Bouyet, Bouyez, Bouyer, Bouille, Bouye: Frans bouille: modderpoel. Afleiding op -et. Plaatsnaam Bouyet in Bouvignes (Namen). Vergelijk Delbouille. Boulangier, Boulanger, Boulang, Boulanger, le Boulanger, le Boulang, le Bouleng, Boulanighuier, Boulanighier, Boulinguer, Boulinguiez, Boulnaguez, Bolangier, Bolanger, Bollengier, Bollangyer, Bollangier, Bollingier, Balanger, Bollanse, Bollansee, Bollansee, Bulanger. Beroepsnaam van de bakker uit het Franse boulanger. Boulard, Boulaert, Boulart, Boulat, Boullart, Boulard, Boulard, Boulaert. 1. Bijnaam uit het Franse boule: bol, bal of uit het werkwoord bo(u)ler: rollen. Wellicht bijnaam voor een balspeler. 2. Bijnaam uit het Oudfranse boler: bedriegen. Boulet, Boulez, Boul, Boulert, Boullet, Boullez, Boull, Bolet, Bolez, Bolette, -Boley, Bolette, Bollet, Bollett, Bolletez. Naam uit het Franse boule: bol, bal, bolvormig brood. Wellicht beroepsbijnaam van de bakker. Boulin, Boulain, Bolain, Bolin, Bollijn, Bolijn, Boleyn, Bolyn, Bollein. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam bald/bold of bol. Bouillon, Bouillion, Boullion, Bouion, Boulion, Bulion, Bouyon, Boyon, Bouljon, Bollion, van Billoen: 1. Plaatsnaam Bouillon. 2. Plaatsnaam. Oudfrans boillon: waterkolk. Bouilly, Bouih, Bouyi, Bouy: 1. Plaatsnaam Bouilly (Aube, Isre, Marne, Yonne, Loiret). 2. Variant van Bouillier ( Bouillet) of Boully (Boulier) is niet altijd uit te sluiten. Bouin, Bouinot, Bowin: 1. Vadersnaam. Uit Boudin of Bodin. 2. Plaatsnaam Bouin (onder meer Pas-de-Calais). Boujonnier, Bougenier, Bougenire: Afleiding van Oudfrans boujon: pijl; loden merkteken voor stoffen. Beroepsnaam van de pijlenmaker of de lakenkeurder. Boulad, Boulade. Plaatsnaam Boulade in St-Georges, Luik?. Boulboul, Boulboulle. Plaatsnaam Boulboulle in Flmalle-Haute (Luik) en Mons (Luik). Boulemberg, Boulemberq, Boulembercq, Boulenberg, Boulimberg: Plaatsnaam in St-Martin-Boulogne (Pas-de-Calais): Boulert. Variant van Boulaert of Romaanse vorm van plaatsnaam Nederboelare (Oost-Vlaanderen. Boulet, Boulez, Boul, Boulert, Boullet, Boullez, Boull, Bolet, Bolez, Bolette, Boley, Bollette, Bollet, Boll, Bollez: Afleiding van Frans boule: bol, bal, ook bolvormig brood, van boulanger. Waarschijnlijk beroepsnaam van een bakker. Boulier, Boulie, Bouliez, Boullier, Bollier, Bolier, Boully, Bouly, Boulij, Bolly, Boly, Bolli, Boli, Bollies, Bollie, Bullier, Bully: 1. Oudfrans bolier: bedrieger. 2. Eventueel variant van Bouillier (zie Bouillet) of (vooral Bo(u)l(l)y, Bol(l)i) van Bouilly. Bouligny. Plaatsnaam, Meuse. Boulin, Boulain, Bolain, Bolin, Bollijn, Bolijn, Bolyn, Boleyn, Bollein: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bald/bold- of bl-naam; vergelijk Bollens, Boelens. Boulle. Frans boule: bal, bol. Bijnaam. Vergelijk Bal. Boulogne, Boulongne, Boulonne, Dboulonne, Bologne, Belonje: Plaatsnaam Boulogne-sur-Mer, Nederlands Bonen (Pas-de-Calais). Er is ook Boulogne-sur-Helpe (Nord). Boulon, Bulon, Bulone: Variant van Boulonne = Boulogne? Of van Bouillon? Of van boule? Of vleivorm van Germaanse voornaam Bolo (zie Boulot)? Boulonnais, Boulonnois, Boullonnais, Boullonnois, Boulnois, Bolom, Bolome, Bolomet, Bolomey: Uit Boulogne-Sur-Mer, Nederlands Bonen (Pas-de-Calais). Boulot, Bollo, Bollot, Boulos, Bullot, Bulot: 1. Afleiding van boule: bal, bol. Vergelijk Bollekens. 2. Afleiding van Germaanse voornaam Bolo, Bulo. Boulouard, Boulevard: Waarschijnlijk niet van midden Frans boulevard, van Middelnederlands bolwerc: bolwerk, vesting. Waarschijnlijk renterpretatie, misschien van Picardisch Beaureward (zie Bierwart), vergelijk Boerewaart. Boulof, Bouloffe. Waals bouloufe: kort, dik mannetje. Boulton, Bolton, Boltong: Bouleton, afleiding van Boulet. Bouma, Bouman, Boumans, Bouwens, Bouwer, Buma, Bouwma, Bauma, Bauw, Bouw, Bouman, Boumans, Boumanne, Bouwman, Bouwmans, Bauwmans, Bauman, Baumans, Baumann, Beauman. 1. Vadersnaam afgeleid van Boudewijn. 2. Beroepsnaam voor de Middelnederlandse bouman = landbouwer of tuinman. Van de laatste ook Bouwknecht, Bouwknegt, Bauknecht, Bouwmeester, Goedknegt. Boumon, Boumont, Boulmont, Boulmant: 1. Plaatsnaam Boumont in Vierset (Luik). 2. Variant van Beaumont. Bouquelle. Uit Bosquelle, afleiding van bosc-. Oudfrans boschel: bosje. Zie Van den Boschelle. Bouquet, Bouqette, Bouqu, Bouque, Bouquez, Boucquet, Boucqu, Boucquez, Boucquey, Bouket, Boucket, Bouck, Bouckez: 1. Bijnaam of beroepsnaam. Afleiding van Frans bouc: bok. Vergelijk (de) Bok. 2. Zie Bosquet. 3. Frans Bocquet, van Bosquet ‘Bosje’verkleinvorm van Germaans busku, Oudnederlands bosk ‘Struikgewas’van ‘Bosje’. Bouquin. 1. Zie Boskin. 2. Morlet verklaart de familienaam als afleiding van bouc: bok. Bour, Bourg. 1. Oudfrans bore: bastaard. Bijnaam. 2. Oudfrans bore, Frans bourg: burg, stad. Plaatsnaam Our in Paliseul. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Burgo. 4. Eventueel Romaanse spelling voor Nederlands Boer. Bourbon. Plaatsnaam Bourbon (Sane-et-Loire, Allier). Bourceau. 1. Naamwijziging van Pourceau. 2. Zie Bourseau(x). Bourcier, Borsje: Beroepsnaam. Frans Boursier ‘Beurzenmakerՠof ‘Rentmeester, kashouder, ontvanger’. Bourcy, Boursy, Borcy, Borsi, Borsy: Plaatsnaam Bourcy in Longvilly. Bourdeaudhui, (de) Bourdeaud’lui, Bourdeaud’luy, Bourdeaudlui, Bourdeaudluy, Bourdeauduc, Bourdeauducq, Bourdauduc, Bourdaudue, Bourdaudhui, Bourdaud’Lui, Bourdonduc, Bourdoduc, Bourdiaudhy, Bourdiaudhij, Bourdiaud’uy, Bourdiaud d ‘Luy, Bordeau d’luy, Bordeaudluy, Bordeaudlui, Bordeaud’luy, Bourdonըui, Bouldauduc. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Bourdeaudlui in Anvaing (provincie Henegouwen). 2. Volgens Jozef Bourdeaudlui komen deze naamdragers echter uit de streek van Valenciennes. Op het eind van de 16de eeuw kwam Pronne Bourdeaudhui in Frasnes terecht. Vandaar verspreidde de familienaam zich in België. Bourdon, Bordon: 1. Oudfrans bordon: pelgrimsstaf. Bijnaam voor een pelgrim. Vergelijk Palsterman. 2. Oudfrans bordon: muziekinstrument, bastoon. Bijnaam naar de bromstem of voor een muzikant. 3. Vadersnaam. Variant van Bordin 1, met ander suffix. Bourdouch, Bourdousch, Bourdousche, Bourdoux, Boudouxh, Bourdouxhe, Bourdoud, Bourdonge, Bourdange, Burdoux: Bijnaam Waals bourdouh: buiteling, tuimeling. Bour, Boure, Bouret, Bouretz, Bourez, Bourette, Bourey, Bourr, Bourre, Bourree, Bouret, Bourez, Boerez, Boeree, Boer, Boerr: 1. Zie Boudr. 2. Oudpicardisch bouret: kuipje, tobbe. Beroepsnaam van een kuiper. 3. Eventueel variant van Boret. Bourel, Bourelle, Boureau, Boureel, Bourrel, Bourreau, Borrel, Borel, Borelle, Borreel, Borriau, Borrias, Borriale, Borreale, Boero: 1. Oudfrans bourrel, Frans bourreau: beul. Beroepsnaam. Vergelijk De Beul. 2. Oudfrans borrel: harnas, gareel. Beroepsnaam van de gareelmaker. Vergelijk Bourlier. Bourgault, Bourgau, Bourgaux, Burgaud: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam burg-wald ‘Burcht-heerser’. Borgoldus. 2. Zie Bourgel. Bourg, Bourges. Plaatsnaam Bourges. Bourgeois, Bourgeos, Lebourgois, Bourgousi, Bourgois, Bourgoy, Bourgeais, Bourgeix, Bourgeys, Borgheys, Borghuis, Borgey, Borgeys, Borgeijs, Borghys, Borghijs, Borgys, Borgy, Bourgoo, Borgoo, Borgo, Burgho, Bourgeus. Familienaam uit het Franse bourgeois: burger, poorter. Vergelijk De Borger, de Poorter. Bo(u)rg(o) is de Vlaamse aanpassing van Bourgois, waarvan oi als scherplange o gerealiseerd en gespeld werd (vergelijk Lannoy = Lannoo).
Bourget, Bourges, Borg, Borgez, Borges, Bourguet, Borguet, Bourqu, Burguet: 1. Plaatsnaam. Afleiding van bourg: burg. Bourguet in Thiembronne en Tilques (Pas-de-Calais). 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse burg-naam.
Bourgeuil, Bourgeuille. 1. Plaatsnaam Bourgueil (Indre-et-Loire). 2. Variant van Bourguel(le) is misschien waarschijnlijker.
Bourgmeyer. Wel spelling van Duits Burgmeyer: boer die het land bewerkt van een burcht.
Bourgogne, van, Debourgogne, Debourgoigne, van Bourgognie, van Bourgonie, van Bourgoegnien, van Bourgoenien, van Bourgongnes, Bourgoignie, Borgonie, Borgoni, Bregonje, Bergoignie, Burgoyne: Streeknaam, het oude hertogdom Bourgondi, Frans Bourgogne. Ook plaatsnaam in Eernegem, Zonnebeke (West-Vlaanderen) en Hazebroek (Frans-Vlaanderen).
Bourgoin, Bourgouin, Bourguin, Bourgain, Bourgom, Bergond, Bergoend, Bourgonjon, Borgonjon, Borganjon, Bourguignon (de), Bourguignon, Bourguignont, Bourguinon, Bourguignion, Bourguignan, Bourguigon, Bourgignon, Bourgoignon, Bourgunons, Bourgonjon, Bourgonion, Bourgenjon, Bourgonje, Bourgoujon, Bourgoujan, Borguignon, Borgugnons, Burgugnons, Burgunons, Burguinions, Burginjon, Burgenjon, Burgonjon, Burguinon, Buginion, Burgunons, Burgenon, Bergognant, Bourguillioen, Borgilion, Borgilioen, Borgilion, Borgeljoen, Borgions: Bourguignon, volksnaam van de Bourgondiër, afkomstig van Bourgondi, Frans Bourgogne.
Bouricas, Bourikas, Bourichat, Bouriche, Bourichon, Bouriquet. Afleiding van Latijn burrus, Frans bourre: bruin
Bouriez, Bourriez, Bourrier: 1. Waarschijnlijk synoniem met Bourlier: zadelmaker. Beroepsnaam. 2. Plaatsnaam Bourie in Couthuin (Luik)?
Bourillon, Burillon, Burlion, Burlon, Burleon, Bourion, Burrion, Burion: Frans bourrillon, afleiding van Oudfrans borrel: harnas, zadel van lastdier. Beroepsnaam van de Bourrelier of zadelmaker. Afleiding van bourre, Latijn burra: grove wol, wolafval om kussens mee te vullen, op te stoppen.
Bourivain, Bourivin. Waals (Malmedy) bourivin: bars, nors, ruw. Bijnaam.
Bourland. 1. Plaatsnaam Souriant (Nord). 2. Variant van Bourlond.
Bourlart, Bourlard, Bourla, Bourlat, Borla, Burla. Naam uit het Oudfranse borrel. Beroepsnaam zoals het Oudfranse borrelier: maker van paardentuig.
Bourleau, Bourleaux, Bourlau, Bourlay, Bourloo, Borloo, Borloz, Burlaud: Afleiding van Oudfrans borrel zoals Bourlet.
Bourlet, Bourl, Bourle, Bourlez, Borlet, Borl, Borle, Borlee, Borlez, Berl, Berlez, Burlet, Burley, Beurlet: Frans bourrelet: gevuld kussen. Beroepsnaam van de bourrelier: tuig- en zadelmaker.
Bourlier, le Bourlier, Bourrellier: Beroepsnaam. Oudfrans borrelier, Frans bourrelier: tuig- en zadelmaker.
Bourlon, Bourlond. 1. Plaatsnaam (Pas-de-Calais) en in Zullik en Hellebeek (Henegouwen). 2. Variant van Borlon.
Bournons. 1. Variant van Bernon: dit uit de vadersnaam Bernard. Zie Bernaerts. 2. Variant van Burnon: verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bruno. Zie Bruin.
Bourgel, Bourghelle, Bourghelles, Bourguelle, Bourguel, Bourkel, Bourgault, Bourgaux, Bourgeau, Bourgeaux, Burgaud, Bergeus: Afleiding van Bourg: burg, burcht. Plaatsnaam Bourghelles (Nord).
Bournazel. Plaatsnaam (Aveyron, Tarn) van bornicellum, afleiding van born ‘Bron’.
Bournonville, Burnonville, Bournouville: Plaatsnaam (Pas-de-Calais).
Bourotte. Luiks-Waals bouroute; kleine munt.
Bourqu. 1. Bourquet, van Bouriquet. 2. Plaatsnaam Bourquet in Wierre-au-Bois (Pas-de-Calais), zoals Bourguet (in plaats van Bourget).
Bourquin. 1. Afleiding van Germaanse br-naam; zie Burel 2. Bauduin dit Bureal Burquin de Huy, Luik. 2. Borkin, afleiding van bourg, naam van de inwoner van Saint-Hubert. 3. In Vauffelin was Bourquin in 1530 de verfransing van de voornaam Burki, van Burkhard.
Bourry, Bourrij, Bourij, Boury, Bourri, Bourit, Bouri: 1. Variant van Boudry. 2. Variant van Bouriez, Bourrier.
Bour, Bours, Bource: Frans bourse: beurs. Beroepsnaam van de beursmaker. Vergelijk Boursier, Beurskens.
Bourseau, Bourseaux, Bourseaut, Bourceau: 1. Afleiding van bourse: beurs. Vergelijk Beurskens. Beroepsnaam. 2. Plaatsnaam Boursault (Marne).
Boursier, Boursie, Boursiez, Bourcier: 1. Beroepsnaam van de beurzenmaker. 2. Beroepsnaam van de rentmeester, kashouder, ontvanger.
Boursin, Plaatsnaam Boursin (Pas-de-Calais).
Boursiquet. Hypercorrect voor Bouchiquet.
Boursky. Slavische familienaam.
Boursois, Boursoit. Plaatsnaam Borsoi in Gerin (Namen), (Bois-et-) Borsu (Luik): 1146 Bossoit; ook Borsu in Gesves (Namen) en Verlaine (Luzemburg) van bruscetum: struikgewas.
Bourson. Afleiding van bourse; beurs.
Bourtambour, Bourtambourg, Bourtembour, Bourtembourg: Plaatsnaam Burtombour in St-Georges (Luik?).
Bousema, Bouwsma: Friese vadersnaam. Bou(w)sma, afgeleid van de voornaam Baue, Boue uit de Germaanse voornaam Bavo of Bovo.
Bousin, Bouzin, Buzin, Busain, Busin, Buzeyn, Bezeijn: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam Boso. Vergelijk Boset.
Boussac, Bosack, Bosak: Plaatsnaam Boussac (Hte-Loire, Lot, Aveyron, Cantal, Creuse).
Boussemaere, Boussemare, Boussemaer, Bousenaert, Boussemart, Bousfemaere, Boessemaere, Bossemaere, Bossemaer, Boussemeart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boso, zie Boes, Boes-mer; beroemd.
Boussen, Boursen: Vadersnaam. van de Germaanse voornaam Boso, Boso. Boursen is een hypercorrecte spelling.
Boussifet. Zinwoord : Oudfrans buschier (van Oudnederlands bschen): kloppen, slaan + Oudfrans fe(d): duivel. Sla de duivel. Naam voor een vechtjas. Vergelijk Bodifee. Vergelijk Boucheleu = Bouteleu.
Boussin. Vadersnaam. Variant van Bousin of Bossin.
Boussingault. Plaatsnaam. Oudfrans gault, van Germaans wald; woud. Bos van Boussin.
Boussu, Boussus. 1. Plaatsnaam Boussu (Henegouwen, Namen). 2. Variant van Bossu.
Boussy, Bousy, Boossy. Dialect vorm van Bouchy.
Bout, van den, van den Boudt, Verbout: Een van- naam is een herkomstnaam. Middelnederlands Bout betekent ԩjzeren of houten bout; pijl; schenkel; teellid’. Misschien een plaatsnaam in die vorm? Vanbout(e) komt alleen in Henegouwenvoor. Vervorming waarschijnlijk = Vamboucq.
Bout, Boute, (de), Boutte, Bouten, Boute, Baute, Baut, Lebout, Leboutte: 1. Vadersnaam. Korte bald/bold-naam (Baldo), of verkorting van een ermee samengestelde naam (bijvoorbeeld Baldwin, Boudewijn). 2.Bijnaam voor iemand die boud is, dat wil zeggen ‘Stoutmoedig, moedig, rustig, kalm’. Vergelijk stout en boud.
Bouteca, Bottecaer, Bottega, Botega, Bottegal, Bottgat: Picardisch boute ca(t). Oudfrans bouter: slaan + Picardisch cat: kat. Bijnaam voor iemand die katten slaat, wegjaagt. Vergelijk Bouteleux, Schietekat.
Boutefeu, Boutfeux, Boutfeu, Bouttefeux, Boutefeux: Oudfrans boute feu: brandstichter.
Boutefoy, Battifoy: Wellicht variant van Boutepois, met wisseling p/f. Zinwoord: Frans bouter: slaan, stoten + pois: erwt. Beroepsnaam van de erwtenstoter, -dorser, -handelaar. Vergelijk Duits Erbstsser.
Bouteil, Bouteille, Bouteileje, Boutoille, Bououil, Boutuil, Bouteiller (de), Bouteillez, Bouteillier, Boutillez, Boutillier Bouthillier, Boutelier, Bouteliere, Bouteligier, Bouttellegier, Boutellegier, Boutelegier, Boutlegier, Bouttelisier, Bouttelizier, Bottelier, Botelgier, Bottelegier, Lebouteiller. Naam uit het Franse bouteiller, het Middelnederlandse bottelier. Beroepsnaam voor de bottelier, keldermeester of opperschenker. Maar ook voor de flessenmaker en de flessenhandelaar. Of voor de man die drank bottelt, op flessen trekt.
Bouteleux, Boutilleux: Zinwoord boute leu: sla de wolf. Bijnaam voor een wolvenvanger. Franse variant Bouteloup.
Boutemy, Boutmy, Bouttemy, Bouthemy: Boutemie is een zinwoord. Oudfrans bouter: kloppen, slaan + Oudfrans mie: nauwelijks, weinig, zelden. Bijnaam voor iemand die zelden slaat, vecht, eventueel ironisch bedoeld. Vergelijk Seldenslach.
Bouttcher, Boutcher. Aanpassing van Engels Butcher, Frans Boucher ‘Slager’.
Bouten, Boutens: Vadersnaam. Variant van Bouden(s), met verscherping d/t.
Bouter, Bouters, Bouterse, Bauters, Buijterse: Vadersnaam. Germaanse voornaam balth-hari ‘Stoutmoedig-leger’. Baltherus.
Bouthors. Zinwoord. Oudfrans bo(u)ter: slaan, kloppen + hors: buiten. Bijnaam voor iemand die buiten slaat, vecht, een straatvechter of straatrover. Vergelijk Duits Strassenruber.
Boutigny. Plaatsnaam Boutigny (Seine-et-Marne, Seine-et-Oise, Eure-et-Loir) of Boutignies in Grand-Reng (Henegouwen).
Boutique, Bouttique: Waarschijnlijk niet van Oudfrans boticle, Frans boutique uit Provencaals botica, Spaans bodega, Latijn apotheca: voorraadkamer, pakhuis, wijnkelder, bewaarplaats, winkel. Veeleer Re-interpretatie van Bouteca.
Boutkan: Uit Boutken, verkleinvorm van een boud-naam?
Boutkens, Beaudequin, Baudequin, Bauckens, Bauckes, Baukes, Baukens, Baukus, Baeckenfs, Baecken, Bauquens, Boisdequin, Boidequin, Boitquin, Buytkens, Butkens, Butjens, Buttiens, Buttins, Buttjens, Buttgen, Biitgens, Biittgen, Beutjens, Boutquin, Botquin, Bodequin, Batkin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Boudewijn.
Boutmans, Bouteman, Boutemans, Boutement, Bouttemann, Bouttemant: 1. Vadersnaam. Afleiding van Boud(ewijn). Vergelijk Boumans. 2. Beroepsnaam van de boutenmaker, ook pijlenmaker.
Bouton, Boutons, Botton, Boton, Boutton. 1. Naam uit het Oudfranse boton, het Franse bouton: knoop. Beroepsbijnaam voor de knopenmaker. 2. Of uit het Franse bouton: puist, knobbel. Bijnaam.
Boutreur. Variant van Boutreux/Boutroux, van Boute roue: paaltje dat moet verhinderen dat de wagenwielen de muur raken. Overdrachtelijk voor een klein mannetje.
Boutriau, Boutriaux, Bourtereau, Botterieaux, Botteriaux, Bottriaux, Bottreaux, Bottero, Botero, Bothorel: Oudfrans boterel: kleine pad. Bijnaam. Franse familienaam Boterel, Botereau.
Boutry, Boutrey, Boutrix, Bouttery, Bouttry, Bouttij: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam bt-rk; ‘Boete-machtig’. Of variant van Boudry.
Boutsen, Baussens, Botson, Bodson, Botsen. 1. Vadersnaam uit Boutszoon: zoon van Boudewijn. 2. Mogelijk ook een knuffelvorm van Boudewijn. Dan
ook weer patroniem uit dezelfde naam.
Boutteville. Plaatsnaam Bouteville, Charente.
Bouvaert, Bouuaert, Bouuart, Bouvard, Bouvart, de Board, Boaert, Boaert, Bouaert, Bouaert, Bovaert, Bovart, Boeva: Vadersnaam. Germaanse voornaam bov-hard; ‘knecht-sterk’.
Bouvain, Bouvin: Variant van de familienaam Boivin, Boulv(a)in ‘Boit (le) vin’Bijnaam voor een wijndrinker.
Bouvlet, Boeuvelet, Beuvelet, Bieuvelet, Bieuvlet, Bievelet, Beuvelot, Bvalot: 1. Afleiding op -elet van Frans boeuf, dialect Waals bieu: koe, os. Bijnaam. 2. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bovo. Vergelijk Bouvet.
Bouvencourt. Plaatsnaam Bouvancourt (Marne), Bouvaincourt of Bouvincourt (Somme).
Bouveret, Bovr, Bouveron, Bouveroux, Bouveroul, Bouvroux, Boveroux, Boveroul, Boveroulle, Bovroul, Bovroux: 1. Afleiding van Bouvier. 2. Vadersnaam van Germaanse voornaam Bovo; vergelijk Bouvet. 3. Of een afleiding van Oudfrans beveor, Frans buveur: drinker.
Bouvet, Bouvez, Bouv, Bovet, Bove, Bovee, Bouv, Buv, Bouwet, Bouwez. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bovo. 2. Afleiding van het Franse boeuf: koe, os. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Bouvier, Bouvie, Bouviez, Bouvy, Bouvij, Lebouvier, Bovier, Bovi, Bovie, Bovir, Bovit, Bovij, (le) Bovy, Bowie. Beroepsnaam van de koewachter.
Bouvigne, Bouvignies: Eigenlijk twee verschillende plaatsnamen, namelijk Bouvignes-sur-Meuse (Namen) en Bouvignies (Henegouwen, Nord) of Bouvigny (Pas-de-Calais, Meuse). Aangezien de twee familienamen in Henegouwen voorkomen, zal het wel om Bouvignies gaan.
Bouville. Plaatsnaam (Seine-et-Oise, Seine-Mar., Eure-et-Loir).
Bouvrois, Bouvroy. Afleiding van Bouvier, Bovo of Buveur. Vergelijk Bouveret.
Bovijn, Bovyn, Boving, Boven, Bovens, Bouvijn, Bouvyn, Bouvin, Bouving, Bouvain. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bovo.
Bouvrie, de; de Bouvr: Frans familienaam Debouv(e)rie. Plaatsnaam Bouverie ‘Runderstal, rundveebedrijf’.
Bouw, de, de Bauwe, de Bauw, de Bae. Bijnaam uit het Middelnederlandse boud(e), bouwe; stout, onversaagd.
Bouwel, van, van Bouwelen, van Bauwel, van Bouvelen, Bouwels, Bovele, Bauweleers, Bauwelers, de Beauwelare: Plaatsnaam Bouwel (Provincie Antwerpen).
Bouwens, Bouwense, Bauwens: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord en hiaatvulling met de glijder w (vergelijk oude, van ouwe) van Boudens.
Bouwer, de. Beroepsnaam van de landbouwer. Middelnederlands bouwer; boer. Duits Bauer.
Bouweraerts, Bouweraertz, Bauweraetts, Bouweraets, Brauweraerts: Vadersnaam. Boudraad, Germaanse voornaam balth-rd; ‘moedig-raad(gever)’. Baldrad.
Bouwhuis, Bouhuys, Bouhuijs, van den Bouwhuysen, Bouwhuijsen: Plaatsnaam Bouwhuis. Middelnederlands bouhuus ‘Boerderij, hoeve’. Bouwhuis bij Hellendoorn, Overijssel, Zwolle, Overijssel, Groenlo (Gelderland), in Doetinchem (Gelderland). Vergelijk Bauhaus in Nentershausen.
Bouwman, Bouwmans, Bouma, Bauwman, Boumand, Boumen: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Boudewijn. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands bouman ‘Landbouwer, tuinman’.
Bouwmeester, Bouwmeister, Baumeister: Beroepsnaam van de bouwmeester, opzichter van openbare gebouwen. Ook Duits Baumeister.
Bouxsam, Bouxom, Boucksom, Bouckson, Bucsan, Buxant: Duitse familienaam Buchsam: beukenzaad.
Bouyssonnie. Plaatsnaam Buissonnier, afleiding van buisson: struik(gewas).
Bouzendorff. Plaatsnaam Butzendorf.
Bouzeyene. Arabische familienaam, misschien zoals Bouziane, van b-ziyn ‘mooi’.
Boven, Bovene, van: Iemand die hogerop woont. Vergelijk Van Buyten, Derboven.
Bovendaerde, Bovend’Aerde, Bovendeerd, Bovendeerdt, Bovendեerdt, Bovendeaardt, Bovendeur, Boventer. Familienaam naar de woonplaats boven, voorbij de aard.
Bovenistier, Bovenisti, Bovenisty. Plaatsnaam Bovenistier (Luik).
Bovenkamp, van den: Wellicht plaatsnaam Bovenkamp ‘Hoger gelegen kamp, veld’. Maar de naam kan zijn ontstaan door verkeerde lezing van Bonenkamp ‘Bonenveld’aangezien vroeger de letters n en v goed op elkaar leken.
Bovenkerk: Plaatsnaam Bovenkerik in Amstelveen (Noord-Holland) en Vlist (Zuid-Holland).
Bovenmans. Afleiding van Van Boven, van Ginderhoven.
Bovenrade. Plaatsnaam Boverath in Heinsberg (Duitsland) en Daun. Duitsland.
Boventer. Ook Duits Bovender, Boventer, zie Bovendaerde. Eventueel uit de plaatsnaam Bovenden, Duitsland?
Boverhoff: Plaatsnaam? Bovenhof ‘mpperhof’E
Bovesse. Plaatsnaam, Namen.
Bovie: Picardisch of Waalse variant van Bovier, Bouvier, Beroepsnaam van de koewachter. Vergelijk de Boever.
Bovijn, Bovyn, Boving, Boven, Bovens, Bouvijn, Bouvyn, Bouvin, Bouving, Bouvain: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Bovo.
Bovoy, Bouvoie: 1. Verschrijving voor Beauvois. 2. Plaatsnaam in Witternesse (Pas-de-Calais)
Bowring, Bowering. Oudengels bring, afleiding van br (Engels bower, Duits Bauer): woning, (buiten)verblijf.
Bowland. Plaatsnaam, Lancashire.
Bowman. Engelse beroepsnaam. Pendant van Boogman(s), Boghemans.
Bown. Plaatsnaam Bohon (La Manche).
Boxelaar, van; van Boxelaer, Boxelaere: Plaatsnaam Bokselaar in Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Boxberger. Afleiding van de plaatsnaam Bocksberg (Duitsland) of Boksbergen bij Olst(Overijssel).
Boxel, van. Familienaam uit de plaatsnaam Boxel, Tilburg.
Boxem, (van), Van Bossom, van Boxom, Boksem: Plaatsnaam Boksem in Grimbergen (Vlaams-Brabant). Of plaatsnaam Boksum (Menaldumadeel, Friesland).
Boxho. Luiks-Waals bokը: bokking.
Boxlaer, van, van Boxelaere, van Boxelaer, van Bocxelaer, van Bocxaer, van Bockxlaer, van Bocxlaer,vVan Bockxelaere, van Bockxelaer, van Boexlaer, van Boxclaer. Familienaam uit de plaatsnaam Bokselaar (Lokeren) of Boxtelaar (Kasterlee en Gierle).
Boxman: Vadersnaam. Uit Boksma, Boxma, Friese afleiding van de plaatsnaam Boksum (Friesland).
Boxmeer, van. Plaatsnaam Boxmeer (Noord-Brabant).
Boxtel, van. Familienaam uit de plaatsnaam Boxtel, Noord-Brabant.
Boxus. Latinisering (klankverandering sk/ks) van plaatsnaam Bosquet: bosje, struikgewas: boscus.
Boxy, Bohy, Bohij, Bouxhy, Bouhy, Bouyi, Bouy, Boiy, Bouchy, Boussy, Bousy, Boossy: Waals bouhy, afleiding van Latijn boscus, Waals bousche: struik.
Boy, de, Boye, de, (de) Booij, (de) Booy, (de) Boi, Booi, Boy, Boyens, Boyen, Boijns, Boijn, Boien, Boie, Boeijen, Boeyen, (de) Boeye, Boey, Boeije, Boeij, Boey, Boeyens, Boeye: 1. Middelnederlands boy(e), boey(e): broer, jongen, jochie, knaap, kameraad. Engels boy, West Vlaams boetje, boeten. Ook vadersnaam. Boye, Boje is een Friese en Nederduitse voornaam (zie Boysen). 2. Zie ook (de) Bode. 3. Soms is De Boey, van Du Boey, van Dubois.
Boyaval, Boyenval: Plaatsnaam Boyaval (Pas-de-Calais).
Boyce. Variant van Engelse familienaam Boy(e)s, Oudengels boia: jonge man, knecht. Vergelijk (de) Boy(e).
Boy. 1. Verschrijving voor Boyer. 2. Variant van Boye met secundair accent.
Boyer, Boyez, Boy, Bouyer, Bouyez, Bouyre, Bouyre, Boey, Bouhiere, Bouhier, Bouhire, Bouhyre : Plaatsnaam Bouhier, Boulre, Bo(u)yer, Bouyre, van Latijn bovarium, bovaria: runderfokkerij, runderboerderij, koeienweide. 1217 in campo de Bouiers, Prouvy. Plaatsnaam Boyer (Loire, Sane-et-Loire), Boyres (Indre-et-Loire).
Boytack. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Boudewijn.
Boijenas, van den: Vervorming van de familienaam van den Boeynants. Plaatsnaam Bodenhals in Mechelen.
Boijenk, Boyenks, Bing: Vadersnaam. Afleiding van de Germaans voornaam Boio.
Boy, Boye, (de), (de) Booij, (de) Booy, (de) Boi, Booi, Boy, Boyen, Boyens, Boijns, Boijn, Boien, Boie, Boeijen, Boeyen, (de) Boeye, Boey, Boeije, Boeij,
Bozko: Misschien een spelling voor Frans Bosquaut, van Bosquel, verkleinvorm van bosc ‘Bos, struikgewas’.
Bozon, Bosson, Bousson, Buzon, Busson: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Boso.
Bozuwa: Misschien vervorming van Bouwsma.
Braadbaart. Nederlands Joodse familienaam, waarschijnlijk van breedbaard, zie Breebaert.
Braak, van den Braecke, Braeke, Braeken, Brakema, Braaksma, Verbraak, Verbraecken, Verbracken, Verbraeken, Verbraeke: Plaatsnaam Braak, Middelnederlands brake, braek ‘Braakland’.
Braakenburg: Plaatsnaam Braakenburg in Arnemuiden (Zeeland).
Braakhekke: Plaatsnaam: hek aan een braakveld.
Braakman, Braakmans, Braeckmans, Braeckman, Brackman, Brackmans, Brakman, Brachmann, Brachman, Breeckmans, Breckmans,
Braquegnies, Bracquegnies, Brekmann: 1. Afleiding van werkwoord braken ‘Breken, (vlas) braken; akkerland ploegen en braak laten liggen’. 2. Afleiding van van der Braken. Plaatsnaam, Middelnederlands brake, braek ‘Braakland’. 3. De Braakman was ook een tak van de Honte of Westerschelde in Zeeuws-Vlaanderen, van Biervliet tot Philippine.
Braam, Braams, Braamse, Bramsen, Bramse, Braem, Braeme, Brame, Bramme Braems, braem, Breem, Breems, Brembs, Braham, Brahm: Vadersnaam. 1. Korte vorm van de Bijbelse voornaam Abraham. 2. De naam braam kan ook afgeleid zijn uit de braamstruik.
Braan: Vermoedelijk variant van Braam.
Braanker: Met achtervoegselsubstitutie (-er in plaats van -aar(d) uit de familienaam Branquaer, Brankart, Picardisch Brancard ‘grote tak’. Vergelijk Tak.
Braat, Braet: Samengetrokken uit Middelnederlands baraet, beraet ‘Bedrog, list, bediegerij, bedrieglijk spel, goochelspel; drukte, verwarring, rumoer’van Oudfrans barat.
Brabanon, Barbanson, Barbenson, Barbason, Barbasan, Barbazon, Barbazan, Le Barbenchon: Franse volksnaam van de Brabander.
Brabander, Brabandere, de, Brabanders, de Brabanter: Volksnaam van de Brabander, afkomstig uit het hertogdom Brabant.
Braband, van, van Brabant, van Brabande, van Braband, Brabandt, Brabant, Brabants, de Brabant, de Brabandt, Braibant, Braibans, Brebenat, Brebant, Brbant: Afkomstig van het hertogdom Brabant (nu de provincies Provincie Antwerpen Noord-Brabant, Vlaams-Brabant, Brussel en Waals-Brabant, het land ten oosten van de Leie werd van de 9de tot de 12de eeuw Brabant genoemd. Daarenboven bestaan er talrijke Brabant-toponiemen).
Brabander, Brabandere (de), Brabanders, de Brabanter. Volksnaam van de Brabander, iemand afkomstig uit het Hertogdom Brabant.
Brabander, van, Brabandere, van. 1. Contaminatie van Van Brabant en De Brabander(e). 2. Mogelijk familienaam uit de plaatsnaam Brabander (Venray, Nederlands-Limburg) of De Brabandere in Oostburg (Zeeland).
Braber, den; Brabers: Zeeuwse vorm voor de Brabander.
Brabon, Brabin: Engelse familienaam Braban(t), Brabon, Brabin, uit Brabant.
Brach, Braach, Brachfeld: Duitse plaatsnaam: braakliggend veld.
Brachet, Bracher, Brachais, Brachot, Brachotte, Braquet, Braquez, Bracqler, Bracqu, Bracquez, Brack, Brackez: Bijnaam. Oudfrans brachet, Picardisch braquet: kleine brak (hond). Vergelijk Brak.
Brachthuizen. Plaatsnaam Brachthausen. Duitsland.
Brack: Spelling voor Bracqu, van Picardisch Braquet ‘kleine brak(hond). Of gewoon Bracke met een accent aigu.
Brackmyn, Brakmeyn, Brakmyn, Brakmeijn, Brakmijn: Luikse familienaam. Wellicht vervorming van Brackman.
Braonnier, Braconier, de Braconier, Brakonier, de Brackenier, Bracquenier, Braquenier, Braqueni, Brackeniers, Brackenier, Brackeneer, (de) Braecke, Braeckennier, Bracquen, Bracqun, Bracquene, Bracquin, Bracqume: Beroepsnaam van de jager, jachtmeester, die met brakken (jaaghonden) jaagt. 1383 Jean le Braconnier (brengt de brakken van de hertog terug).
Bracops. Bracop, van bra: wenkbrauwen + cop: hoofd. Bijnaam voor iemand met een hoofd dat opvalt door de grote, borstelige wenkbrauwen. Vergelijk Nederduits Brakopp.
Bracquemond. Plaatsnaam Bracquemont, Seine-Mar.
Bradefer, Bradfer. Bijnaam Bras de fer: ijzeren arm, sterke arm.
Braden, van den. Waarschijnlijk Waalse verhaspeling van Van den Branden.
Brader, de. Beroepsnaam van de brader, de houder van een gaarkeuken, de kok. Een braderie was oorspronkelijk een gaarkeuken.
Bradier, Bradi, Brady: Beroepsnaam van de brader, kok. Midden Frans brader, van Middelnederlands braden. Bradi, Brady is Luxemburg Waals.
Bradley. Plaatsnaam (Lincolnshire, Berkshire): breed bos.
Braeke, Braeken: Variant van Bracke of van Braak.
Bracken, van (der), van de(n) Braak, van den Braek, (van) Bracken, in de Braekt, in de Braek, Verbraak, Verbraken, Verbraek, Verbraekken, Verbraeck, Verbraecken, Verbracken, Verbracke, Braken, Braeken, Braeke, Braack, Braach. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Braak. Middelnederlands brake, braec: braakland. Braak, Eersel, De Braak, landgoed bij Paterswolde, Braak, polder bij Obdam, Braak, een waterloop in Noord-Holland.
Braekers, Brackers: 1. Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands braken: breken, (vlas) braken; akkerland ploegen om het als braakland te laten liggen. Vergelijk Braakman, Duits Bracher. 2. Variant van Braeken.
Braekeveld, Braekevelt, Braeckeveldt, Braeckevelt, Braeckvelt, Brackeveldt, Brackevelt, van Braeckevelt, van Braekevelt, van Brackevelt. Re-interpretatie van Braqueval. De familie Braquaval is afkomstig uit de streek van Moeskroen en trekt in de 16de eeuw naar de streek van Tielt, waar de familienaam op het eind van de 17de eeuw Brakeveld wordt.
Braembussche, van (den), van den Braambussche, van (den) Brambussche, Breembosch. Familienaam uit de plaatsnaam Braambos/Breembos: talrijk in West-Vlaanderen, in Alsemberg (Vlaams-Brabant), in Noord-Brabant (Nederland), Breembos, Nuenen.
Braemscheute, van der. Vondelingennaam; gevonden in een braamstruik.
Braemt (van der), Verbraemt. Familienaam ter Braemt, naar een plaats waar veel bramen groeiden.
Braes, Braas, Bras, Brass, Braz. 1. Naam uit het Middelnederlandse bra(e)s: arm, vadem. Bijnaam voor de meter. 2. Vadersnaam uit Braens, verkorte vorm van Abraham. 3. Familienaam uit de plaatsnaam Bra, de Lienne doorstroomt het dorp dat soms ook met Bra-sur-Lienne wordt aangeduid (Luik) of Bras, bij Libramont, Bras bij Bastenaken (Luxemburg). 4. Bijnaam uit het Nederduitse brsch: lawaai.
Braggaar, Bragard, Bragar, Braga: Spelling voor Bragard, afleiding van Oudfrans braguer; ‘Tooien, versieren, (zich) opschikken’. Bijnaam voor een opschepper, snoever.
Bragge: Misschien variant van Brakke, Bracke.
Bragt, van: Plaatsnaam Bracht/Brecht, van Germaans brakti, afleiding van breken ‘Breking, hoogte’. Brecht (Provincie Antwerpen) en in Balegem (Oost-Vlaanderen). Bracht bij Aken, Dusseldorp, Munster (Noordrijn-Westfalen), die Hohe Bracht bij Siegen (Noordrijn-Westfalen).
Brahy. Luiks-Waalse vorm van Brahier. Beroepsnaam van de mouter.
Braitbart, Braibart, Brajbart, Braybart: Duitse beroepsnaam: breedbaard. Zie Breebart.
Braillar. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans braillier; schreeuwen.
Braillet, Braillon, Bralion: Afleiding van Braillard.
Braipson, Brepson, Brepsant: Dialect vorm van Brabanon.
Braive, Braiwe. Plaatsnaam Braives, Luxemburg.
Brak, (de), Brakke, Bracke, de Brack, Bracken, Brackx, Braks, Braeckx, Bracque, Bracq: Middelnederlands bracke ‘Brak, speurhond, jachthond’. Oudfrans braque, van Germaans brakko. Bijnaam voor een jager.
Brake, ter, Braken. Adresnaam. Plaatsnaam Brake in Nedersaksen.
Brakel, van (den) Brakel, van Braekel, Braeckel, van Braekele, Brakels, de Braekel, Verbraeckel, Verbraekel, Verbrakel: Plaatsnaam Brakel (Gelderland Noord-Brabant, Noordrijn-Westfalen), ook Op -en Nederbrakel (Oost-Vlaanderen).
Brakeleer, de, Brakelaer, Braeckeleer, Brackelaere, Brackelere, Brackelre, Braekelaere, Braekeleer, Braekeleire, Braekeleir, Brakeleirs, de Brackelaere, de Braekelaere, de Braekelaer, Braekelaere, Braekeleer, Braekelleir, Braekeleire, Braekler, (de) Braquelaire, Bracquelaire, Brackquelaire, Desbraquelaire, Broquelaire, (de) Brackelaere, Brackelar, Brackeleer, Brackeleiere, Brackeleir, Brackeler, Brackelaire, Brackelre, Debranquelaire, Breekler, Breckler, Brakelman, Braeckelmans. Familienaam voor iemand afkomstig uit Brakel (Oost-Vlaanderen).
Brakelman, Braeckelmans: Afleiding van de plaatsnaam Brakel. Vergelijk Brakeleer.
Brakenburg, Braakenburg: Wellicht plaatsnaam Brackenborough (Lincolnshire).
Brakenhoff: Plaatsnaam Brackenhofen, plaatsnaam Brackenhofen in Betzenweiler, Brakerhof (Wissingen, Duitsland) Duitse familienaam Brakenhofer. Ook naam van verschillende boerderijen in de streek van Castricum (Noord-Holland).
Bral, (de) Braal: Samengetrokken uit Beral. Vadersnaam. uit Frans Bral, Brault, Braud, Romaans vorm van de Germaanse voornaam ber-wald ‘Beer-heerser’. Beraldus.
Brameyer. Duits Brandmeier: meier, boer op een Brand (zie van den Brande).
Brammertz. Plaatsnaam Brammer, Duitsland.
Bramslevens. Dubbele vadernaam uit Braam + Lievens. Zie bij beiden.
Branchart, Brancar, Brancart, Brancaart, Branca, Brancard, Brancquart, Branquart, Branckaerts, Branckaer, Brancaers, Brankart, Brankaer, Brankaerts, Branquaer, Bracquaert, Braquaert: Afleiding van branche, Picardisch branque: tak. Frans branchard, Picardisch brancard: grote tak. Bijnaam. Picardisch ook overdrachtelijk: mannelijk lid, penis. Vergelijk Tack.
Branche, Branque, Labranche: Frans branche, Picardisch branque: tak. Bijnaam. Vergelijk Tack, Branchart.
Branckotte, Branckaute, Branchaute: Afleiding van Picardisch branque: tak. Vergelijk Brancard.
Brand, (de) Brandt, Brandts, Brands, Brandsen, Brande, Bransen, Brants, Brant, Brans, Brandts, Brandsma, Brantsema, Bransma, Brans, Brandsen, Brantz, Bran, Brans, (de) Brandt, de Brant, Brande, Gerbrands, Brens, Bronts, Brontz: Vadersnaam. Germaanse voornaam Brando ‘Brand, zwaardՠof korte vorm van een brand-naam, zoals Eilbrand, Engebrand, Heribrand, Hildebrand.
Brande, Branden, van de(n), van de (r/n) Brand, van den Brandt, van den Brant, Vandenbrant, van Brandt, van den Branden: 1. Verspreide plaatsnaam (of beroepsnaam) ten Brande’plaats waar brandstof gehaald werd of verbrand terreinՠof waar het brandde (of waar iemand het kolenbrandersberoep uitoefende). 2. Een enkele keer komt Brant van Braemt (zie aldaar). 3. Familienaam uit de plaatsnaam ‘Den Brand’ (Retie).
Brandeis, Brandais. Plaatsnaam Brandeis in Bohemen.
Brandel, Brandelet, Borndellet, Brondel, Brondeel: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Brando.
Brandelard, Brandelaer, Brandeleer. Afleiding van Oudfrans brandeler, Frans branler: schudden, waggelen, wankelen. Bijnaam.
Brandenberg, Brandemberg: Plaatsnaam Brandenberg (als in Beieren). Het kan evenwel een variant zijn van Brandeburg, aangezien berg- en burg-namen vaak verward werden. Canterbury (van burg) bijvoorbeeld heette in het Nederlands Kantelberg.
Brandenburg, Brandenburger, Brandeburg, Brandebourg, Brandebourger: Plaatsnaam Brandenburg aan de Havel, in het land Brandenburg (Duitsland). Maar er is ook een plaatsnaam Brandenburg in het Groot-Hertogdom, waar de familienaam juist erg frequent is.
Brander, Branders, de Brandere, Branger, Brangers, Brandes, Brenders, de Brender, Brenters, Bronder, Bronders: Beroepsnaam van de ijker, die brandtekens aanbrengt. Of bijnaam van een brandstichter. Vergelijk Duits Brenner; iemand die bossen rooit door ze uit te branden. Brandi, Brandhuy: Vadersnaam. Afleiding van latinisering van Germaanse brand-naam, bijvoorbeeld Gerbrandi, Gerbrandy.
Branderhorst: Plaatsnaam, samengesteld met horst ‘kreupelhout, struikgewas, begroeide hoogte’.
Brandes: Door assimilatie rs van s uit Branders.
Brandhof. Plaatsnaam Brandhof in Merkem (West-Vlaanderen) en Nieuwenrode (Vlaams-Brabant). Ook Duitse plaatsnaam en familienaam.
Brandi, Brndli: Vadersnaam. Zuidduitse afleiding van Germaanse Brand-naam.
Brandin, Brandoit. Vadersnaam. Vleivorm van Brand.
Brandjes: Verkleinvorm van Brand.
Brandkamp. Plaatsnaam; afgebrand veld.
Brandligt. Plaatsnaam Brandlecht in Nordhorn.
Brando. Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Brando.
Brandon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Brando.
Brandstdter, Brandsttter, Brandstetter, Brandsteder, Brandsteert, Bransteert, Bronsteede. Bewoner van een brandstede: plaats waar brandstof bewaard wordt; verbrand gerooid terrein. Plaatsnaam Brandsttt, Brandstatt die vooral voorkomt in Beieren en Oostenrijk.
Brandwein, Brandwain. Duitse familienaam Brantwein(er) voor de wijnbrander.
Brandwijk, van, Brandwyk: Plaatsnaam Brandwijk (Zuid-Holland).
Brangers: Variant van Branders, met kustdialectische wisseling van intervocalise nd van ng.
Bransbercq. Familienaam in Henegouwen. Wellicht plaatsnaam Braunsberg, nu Pools Braniewo.
Branson. 1. Vadersnaam. Branon, Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Brandzo, afleiding van een Brand-naam, zoals Hildebrand, Willebrand. 2. Plaatsnaam Branchon (Namen).
Banteghem, Brantegem (van), van Branteglem. Naam uit de plaatsnaam Brantegem (brant-heim) in Erembodegem, Haaltert, Kerksken, Mere, Vlierzele (Oost-Vlaanderen) en Baffe (Henegouwen).
Branten. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse Brand-naam, zoals Hildebrand.
Braquaval, Bracaval, Brackevalle, Brackeva, Brakeva. Naam uit de Moeskroense plaatsnaam Bracaval.
Brarens, Brarers: Vadersnaam. Noord-Friese voornaam Brar, naast Oost-Fries Bror, van Broeder, Broer.
Bras, Braes, Braas, Brass, Braz, Brasch, Brasz: 1. Naam uit Frans bras, Middelnederlandse bra(e)s: arm, vadem. Bijnaam voor de (land)meter. Ook als naam voor een maat. 2. Of uit het Nederduitse bijnaam brsch: lawaai, voor een luidruchtig iemand. 3. Zie ook Braes. Eventueel Duitse familienaam Bras, zie Brasch. 4. Plaatsnaam, zie Debras.
Brasch, Bras: Nederduitse bijnaam uit Middelnederlands brasch: lawaai.
Braschkin. Russischefamilienaam. Slavische afleiding van Brasch, van de voornaam Bratomil of van Slavisch brat: broeder.
Brasfort, Braffort: Bijnaam Bras fort: sterke arm. Vergelijk Bradfer.
Brasier, Brazier: Afleiding van Frans braise: gloeiende houtskool. Beroepsnaam van de kolenbrander.
Brassart, Brassaert, (A) Brassard, Abrassart: Oudfrans brassart: armplaat (van wapenrusting). A Brassard = Au brassard: met de armplaat.
Brassel, Brasselle, Bresseel, Bressel, Bresseau, Bressau, Brassea, Brasselet: Oudfrans bracel: pois, armband; armplaat (wapenrusting).
Brasser, (de) Bresser, Bressers, Breser: Bijnaam voor de brasser, slemper, drinkebroer.
Brasseur, Lebrasseur: Franse beroepsnaam van de brouwer.
Brassine, Brassinne, Brassinnes, Brassine, Brassiene, de la Brassinne, Brassine, Labrassine, Delbrassinne, Delbrassine, de Brasinne, Brassine, Delbressine, Debressine: Oudwaals brassine: brouwerij. Plaatsnaam (la) Brassine in Thines (Waals-Brabant), Sprimont (Luik), (Les) Brassines in Bombaye (Luik). Vaak beroepsnaam van een brouwer:
Braspenning, Braspennings, Braspenningx, Braspenninc, Braspenninincx, Braspenninxs, Braspennigx. Een braspenning was een zilveren munt ter waarde van 10 duiten. Het was een brouwpenning die de waarde had van de accijns voor een ‘Brouwte (brouwsel)Ս bier. De familienaam is de beroepsbijnaam van een brouwer, een belastingontvanger.
Braten. Noorse familienaam.
Bratman. Waarschijnlijk van Engels bradman; brede man.
Brattinga. Friese naam aangenomen door Sjoerd Sybolts in de eerste helft van de 18de eeuw. Hij woonde toen aan de Bratte 3 te Heeg. De Bratte is een vaart tussen Idzegaster Poel en De Lijtste Gaastmeer. De streek wordt ook wel de Burd genoemd en ligt tussen Heeg en Gaastmeer. De naam hratte’ is wellicht verwant/afgeleid van ‘harte.’ Een barte is een over een vaarwater gelegen vervoerbare brug zonder leuning, waarvan het dek uit twee houten liggers met beplanking bestaat. Ze kan worden verwijderd als een schip moet passeren. Over de Brat-sloot heeft wellicht een barte gelegen.
Brau, Braus, Braux: 1. Plaatsnaam Bras, Waals brau. 2. Zie Braud.
Braud, Braude, Brault, Braut, Braud, Baule, Brau, Braux. Vanders naam uit de samentrekking van Beraud, Berode (zie Berwouts).
Brauman, Braumann. Duitse beroepsnaam van de brouwer.
Braun, Braune, Braum: Duitse bijnaam, pendant van de Bruin(e). Of vadersnaam van de Germaanse voornaam Bruno, vergelijk Brauns.
Brauner. Vadersnaam. Germaanse voornaam brun-hari ‘Bruin-leger’. Brunarius.
Braunreuter: Afleiding van een Beierse Plaatsnaam Braunreuth ‘Bruine rode, bruin gerooid terrein’.
Braunschweig. Plaatsnaam in Duitsland, Nederlands Brunswijk.
Braunshausen. Plaatsnaam in Duitsland.
Braunstein, Bronstein, Bronsztain, Brunstein: 1. Vadersnaam. Duitse pendant van Bruynsteen. 2. Plaatsnaam Braunstein, Brunstein, Brunsteen.
Brutigam, Brautigam: Duitse verwantschapsnaam: bruidegom. Vergelijk Bruygoms.
Braux. 1. Zie Braud. 2. Plaatsnaam Braux (Basses-Alpes, Ard., Aube, Cote-d’Or, Marne, Hote-Marne). 3. Zie Brau.
Bravenboer: Bijnaam, vergelijk familienaam den Braven.
Bravin, Bravais: Afleiding van Brave, Brau, van Latijn barbarus: wild. Occidentaals :stier
Bravo. Wellicht van Italiaans bravo; moedig, flink, uitstekend.
Brawerman, Brawermann, Braverman. Beroepsnaam van de brouwer.
Braxel. Hypercorrect voor Praxel, afleiding bij Praxer: voerman op moeilijke bergtrajecten.
Braxhoofden. Wellicht plaatsnaam Hoofd: werik van rijshout en steen dwars op de oever, bijvoorbeeld de Delflandse Hoofden.
Bray, Braye, Braije, Braie, Brai, Braeye, Braeije, Breye, Brey, Breij: 1. Plaatsnaam Bray (Henegouwen), brago, Gallo-Romeins: moeras, slijk. Zie Debray, Dubray. 2. Eventueel van Oudfrans braie: korte broek. Bijnaam naar de kleding. 3. Eventueel van Oudfrans braie: zakvormig visnet. Beroepsnaam.
Brayeur, Brayer, Breur, Breeur: Afleiding van Oudfrans braier, broier, Frans broyer: malen, verbrijzelen, braken. Beroepsnaam, wellicht van de vlasbraker.
Brayette. Afleiding van braie; korte broek. Bijnaam.
Brebels. Naam uit Breebol voor iemand met een (brede bol) breed hoofd, vergelijk Breethooft.
Brebion. Afleiding van Frans brebis: ooi, schaap. Bijnaam. Vergelijk Schaep.
Brecht. 1. Vadersnaam. Korte vorm van een brecht-naam, Germaans berht; ‘Schitterendՠin bijvoorbeeld Albrecht, Robrecht. 2. Korte vorm voor Van Brecht. Verbrechte; zoon van vrouw Brecht.
Brecht, van (der), van der Breght, van Braght, van Bragt, (van der) Bracht. Familienaam uit de plaatsnaam Brecht/Bracht die uit het Germaanse brakti, afleiding van breken; breking, hoogte. Er is onder andere een Brecht in (Antwerpen) en in Balegem (Oost-Vlaanderen). Bracht bij Aken, Munster, Dusseldorp; die Hohe Bracht bij Siege.
Brechtmans. Afleiding van de familienaam Van Brecht.
Breckx, Brecx, Brex: Vadersnaam, afleiding van Brecht. Vergelijk Imbreckx = Imbrechts.
Brecville. Zinwoord: Oudfrans breker, van Nederlands breken + ville: stad, dorp, hoeve, landhuis. Bijnaam voor iemand die in landhuizen inbreekt.
Breda, van, Bredas, Brdas, Brdat, van Breda: Plaatsnaam Breda (Noord-Brabant).
Brda, Brdat, Brdas: 1. Zie Breda. 2. Waalse vorm voor Brdart of Bredaut.
Bredael. Plaatsnaam Briedal bij Koblenz:
Bredam, Breedam, van. Plaatsnaam Breedam; brede dam, bijvoorbeeld 1353 in den Breeden Dam, Varsenare.
Bredael. Naam uit de plaatsnaam Briedel bij Koblenz.
Brdart, Bredart: 1. Oud-Luiks bredair: lang mes. 2. Waalse hypercorrecte vorm voor Breda of Bredaut.
Bredel, Bredaut, Bredo, Brdo, Bridel, Brido: Oudfrans bredel, bridel: breidel. Zie Breydel. Zie ook Bridou(x) 2.
Bredenkamp. Plaatsnaam Brede Kamp: breed veld, breed afgeperkt stuk land. Vergelijk Breedveld.
Breder: Vergrotende trap voor de Bree.
Brederode, Breder, van, van Brero: Plaatsnaam Brederode in Velzen (Noord-Holland) Եitgestrekt gerooid land’.
Bree, de; de Breed, Breet, Bredius, Breden, den Breejen, Debree, Debr, Debre, den Breejen: Bijnaam voor iemand met brede, sterke lichaamsbouw, een breedgeschouderde.
Bree, van, de, den, der, Verbree, van Bre, Vambre: Plaatsnaam Bree (Belgisch-Limburg) of in Haaksbergen, Overijssel en Rietveld (Zuid-Holland).
Breebaert, Breebaart, Brebart, Brebar, Brbart, Braadbaart: Bijnaam: met brede, volle baard.
Breede, Breeden, van den, van (den) Breen, van Bren. Familienaam uit de plaatsnaam Ten Brede in Opwijk (Vlaams-Brabant) en Lebbeke (Oost-Vlaanderen). 1415 Lodewijck van den Breeden.. op een stede gheleghen ten Breeden, Opwijk. Ten Breeden, tussen de Breestraat en de beek, was in de 16de eeuw nog bewoond door Van den Breen. Afgeleid van Ten Brande; plaats waar brandstof gehaald werd?
Breedenraedt, Brennenraedts: Beroepsnaam van een lid van de brede raad, ook wijde raad genoemd: grote raad. In tegenstelling tot de nauwe raad: geheim raadsman.
Breederland: Plaatsnaam ‘Breed land’.
Breedijk, Bredijk. Plaatsnaam met een brede dijk als te Helmond. Bredijk in Zevekote.
Breedsteen. Plaatsnaam Brede Steen. Vergelijk Duits Breit(en)stein.
Breedstraet, van der Breetstraeten: Verspreide plaatsnaam Brede Straat, Breestraat.
Breedveld, Breedeveld, Brederveld: Plaatsnaam Breedveld in Groot-Bijgaarden (Vlaams-Brabant), Tourneppe of Dworp (Waals-Brabant), Breeveld in Schilde en Borsbeek (Antwerpen) en Woerden (Zuid-Holland). Een Nederlandse famille gaat terug op de plaatsnaam Breetvelt bij Zevenhuizen.
Breekpot, Breeckpot, Breckpot, Brepot, Brpot: Bijnaam voor een pottenbreker. Vergelijk Frans Brisepot, Duits Brekenap.
Breekweg. Zinwoord: die een wegge, wigge ‘Broodՠbreekt, afbreekt. Vergelijk Scheurwegs, Frans Brisemiche.
Breel: Plaatsnaam Brel, Breel, ontrond uit Broel, of uit Breuil ‘moerassig land’.
Breeman, Breemans, Breman, Mremans: Afleiding van van Bree of bijnaam ‘Brede man’.
Breemersch, Breemeersch, van, van Bremeersch, Breemeesch, Bremeesch, Bremeels: Plaatsnaam Breemeers, Breemeersen: brede meers, beemd, onder meer in Oostkamp.
Breemes: Plaatsnaam Brmes(Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen) of uit Bremers’van Bremenՠof Breems, van Braems?
Brehmen, Bremen, (van) Breemen: Plaatsnaam Bremen, de hanzestad, of Brehmen (Saksen), Bremen, Duitsland.
Breems, Brembs, Brems. 1. Naam uit de plaatsnaam Bremen (Duitsland). 2. Of zie Braam.
Breen, Breens Brens, : Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit (den) Breden of verkort uit van Breen.
Breen, van: Plaatsnaam ten Breeden. 1415 Lodewijck van den Breeden.. op een stede gheleghen ten Breeden, Opwijk.
Breepoel: Plaatsnaam Breepoel’brede poel’. Ook familienaam Brepoels, Brepols.
Breesnee: Bijnaam ‘Brede snee’E
Breethooft. Bijnaam voor iemand met groot, breed hoofd. Duits Breitkopf.
Breetvelt, Breederveld, Breedveld: Plaatsnaam Breeveld in Woerden (Zuid-Holland), Breetveld bij Zevenhuizen.
Breetwaeter, Breetwater, van. Familienaam uit de plaatsnaam Breedwater in St.-Omaars (Pas-de-Calais), (nu het Minnewater) in Brugge en als Breewater erg verspreid.
Breeveld. Plaatsnaam, Zuid-Holland, zie ook Breedveld.
Breeweg: Plaatsnaam Breedeweg in Groesbeek (Gelderland) en Bredeweg, IJsselmonde (Zuid-Holland).
Breeze, Breese, Bresen: Vadersnaam. Variant van Brose (Ambrosius) of Bryse (Brixius). Vergelijk Breuskin.
Breezypn van. Verdwenen naam uit brede + zijpe.
Brefort, Brefort, Breevaart: 1. Plaatsnaam Bredevoort (Gelderland). 2. Variant van Brasfort?
Bregentzer. Afleiding van de plaatsnaam Bregenz, Oostenrijk.
Brgy, Bregy. Plaatsnaam. Oise.
Brehain. Plaatsnaam Brhain (Moselle, Meurthe-et-Mos.), Brehen in Marilles (Waals-Brabant).
Brehm Brehme. Plaatsnaam Brehm, Duitsland, Brehme.
Brehmen, Bremen, (van) Breemen. Familienaam uit de plaatsnaam Bremen, Brehmen: die op diverse plaatsen in Duitsland voorkomt. Bremer, Bremmer, Bremmers, Bremers, van Bremen.
Breidenbach, Brijdenbach, Breydenbach, Brydenbach: Plaatsnaam Breidenbach (Duitsland).
Breier, (de) Breyer, Breijer, Breyere, Breyre: Beroepsnaam van de wever of vlechter. Afleiding van Middelnederlandse werkwoord brei(d)en. 2. Beroepsnaam: bereider van maaltijden.
Breiltgens. Afleiding van Noordwest-Duitse vorm Breil voor Brhl: broel, beemd.
Breinig, Breinich. Plaatsnaam Breinig bij Aken.
Breine, Breine, van Braine. Plaatsnaam, ‘s Gravenbrakel, Frans Braine-le-Comte (graaf), Eigenbrakel, Frans Braine-l’Alleud, Waals-Brabant, Kasteelbrakel, Frans Braine-le-Chteau, Waals-Brabant, Woutersbrakel, Frans Wauthier-Braine, Waals-Brabant, Woutersbrakel ontstond uit de in de 13de eeuw aan de gemeente gegeven Latijnse naam Brania Walteri, die vermoedelijk verwijst naar de ridder die hier woonde en het goed bezat. Oorspronkelijk heette de rivier de Hain Brakel (Frans: Braine), waarmee het zijn naam aan drie Waalse dorpen gaf. In Ophain heette het ook ri d’’Ephain. Ophain, dat oorspronkelijk Op-heim betekende, werd in het Waals begrepen als op de Hain en zo ging men de rivier de Hain noemen. Alsof dat nog niet genoeg is, wordt het riviertje soms ook verward met de Hene (Frans: Haine), waar het niets mee te maken heeft.
Breit, Breidt. Duitse bijnaam. Vergelijk De Bree.
Breitenstein, Breitstein, Breitsztein, Braitsztain, Bratsztein: Verspreide Duitse plaatsnaam. Vergelijk Breedsteen.
Breithof, Breithoff. Plaatsnaam Breithof? Of Re-interpretatie van Breithoft (zie Breethooft)?
Brejean, Brjean: Variant van Franse familienaam Bregeand, Bretons Bregeon, Brejon: brouwer; afleiding van bregie: gerst waarmee hier gebrouwen wordt.
Brekel, van den, van den Breekel: 1. Plaatsnaam Brekel (Overijssel). 2. Variant voor Van Brakel.
Brekelmans, Breekelmans: 1. Afleiding van van (den) Brekel. Plaatsnaam Brekel, Overijssel. 2. Dialect variant van Brakelmans.
Breker, Breek: Beroepsnaam. Middelnederlands breker ‘Die breekt, die vis gromt’. Het kan ook een bijnaam zijn voor een inbreker.
Brel. Plaatsnaam Brel uit Breil, Breuil: moerassig land. Vergelijk Broel. Brel in Templeuve (Henegouwen).
Bremaker, de, de Bremaecker, de Bremaeker, Debremaeker, (de) Bremacker, Brmacker, de Braemaeker, de Braemaker. Naam uit het Zuidoost Vlaamse breemaker: opschepper. Bijnaam. Vergelijk Duits sich breitmachen: gewichtig doen, zich laten gelden.
Bremdonckx. Brendonck: Plaatsnaam Breendonk (Antwerpen) of in Brasschaat (Antwerpen).
Bremekamp: Plaatsnaam. Ook Breemerkamp, Bremerkamp. Ԃramenkamp’.
Bremer, Breemer, Bremers, Brehmer: Van Bremen of Brehmen.
Bremhorst. Plaatsnaam; hoogte met brem begroeid.
Bremken. Vadersnaam. Bra(e)mkin, afleiding van de Bijbelse voornaam Abra(ha)m.
Bremont, Bremond, Brmont, Brimont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ber-mund; ‘Beer-bescherming’. Bermundus, Bremundus. 2. Plaatsnaam Brimont (Marne).
Brempt, van (den), van den Bremden, van den Bremd, van den Brem, van den Breemt, van (den/r) Brempt, van den Brembt, van Bremdt, Bremt, van den. Naam uit de plaatsnaam Bremt: plaats waar brem groeit: op diverse plaatsen.
Brendel: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaans voornaam Brand.
Brene, Brenne. 1. Oude vorm van de Duitse beroepsnaam Brenner: kolenbrander, die een bos rooit door het te branden; vervaardiger van houtskool. 2. Plaatsnaam Brennes (Hte-Marne).
Brenard, Brenart, Brenaert. 1. Klankverandering van Bernard. 2. Zie Breyna(e)rt.
Brendan. Vadersnaam. Ierse voornaam Brendan/Brandaan. De Ierse abt Brandanus (485-576) werd een legendarische en zelfs literaire fguur.
Brendel, Brendels, Brentel: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Brand.
Brendjens, Brendgens, Brentjens: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Brand, Hildebrand enz.
Brenet, Brenette, Brenez, Brainez: Vadersnaam. Klankverandering van Bernet. Vergelijk Brenard.
Brennan. 1. Oudengels. brennehand: brand de hand. Bijnaam van de beul die de gerechtelijke foltering moest uitvoeren, het branden van de hand. 2. Of veeleer door assimilatie (nd/ri) uit Brendan?
Brenneisen. Beroepsnaam van de smid, die het ijzer brandt, in het vuur doet gloeien.
Brenning, Brenninck ,Brennink, Brennig, Brenig, Brennecke, Brenneke, Brenke, Brennigke: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Brant. Variant van Brending, Brendeke, Branding, Brndink, zo ook bij de samengestelde naam Brenninkmeyer.
Breny, Brenu. 1. Plaatsnaam Breny (Aisne). 2. Luxemburg Waalse vorm van Brenier = Bernier.
Brenkelen, van: De naam is ontstaan door een leesfout voor van Breukelen (Utrecht).
Brenk, van. Adresnaam. Plaats in Rijnland-Palts of van Brink, dorpscentrum.
Brepoels, Brepols: Plaatsnaam Brepoel, Breepoel, Breepoels: brede poel. In Molenstede (Vlaams-Brabant).
Bres, de: Verkort uit de Bresser.
Bresijn, Brezins: Vadersnaam. Vleivorm van Brixius (vergelijk Brissinck) of Ambrosius (vergelijk Breeze).
Breslau, Breslauw, Breslav, Breslaw: Plaatsnaam Breslau in Silezi, Pools Wroclaw.
Breshouwer: Vermoedelijk een vervorming van de Nederlands familienaam Brethouwer ‘Houwer, zager van planken’.
Bressan, Bressand, Bressant. Afkomstig uit La Bresse, Vosges.
Bresseleers, Brasseler. Familienaam uit brasseren, brassen: bijnaam voor een brasser.
Bressem, van, van Bressen. Familienaam uit de plaatsnaam Breisem in Kumtich (Vlaams-Brabant).
Bresson, Berson: Vadersnaam. Vleivorm van Brice, Brs, de heiligennaam Brictius.
Bressoux, Bresou, Bresoux, Bresous, Brsous, Bersoux, Bersou, Bersoul: Bressoux is een plaatsnaam (Luik), Waals berso (klankverandering), ook in La Gleize, Francorchamps, Waismes (Luik). Maar de familienaam komt hoofdzakelijk in Henegouwen voor; alleen Bersoux komt in Luik (6x) voor. Daarom is deze familienaam wel een variant van de Henegouwse familienaam Brisoux.
Brest. Plaatsnaam, Bretagne.
Bresto: Variant van de Belgische familienaam Bristot, dat is Frans brise tout ‘Die alles breekt’.
Brestrich. Oost-Duitse, Slavische plaatsnaam.
Bretagne. Afkomstig van het hertogdom Bretagne.
Bretel, Breteau, Britelle, Britel, Brotelle, Bruteau: 1. Beroepsnaam. Bretelle: schouderriem. Of Bretel = Bridel: breidel? 2. Breteau en Bruteau kunnen metathetische variant zijn van Berteau.
Breton, Bretton, Brette, Bret, Breth, le Breton, Britton, Lebreton, Lebriton, Bourton, Burtont, Burton, Leburton, le Bret, Lebrett: Bret(on), herkomstnaam van de Breton, uit Bretagne. Bretonnet, Bretones is er een afleiding van.
Brettler. Ontronde vorm van Brotler.
Breuck, de. Debreuck = Dubreucq.
Breugel, van, van Brugel, Breugelmans, Breugelman, Breughelmans, Brogelmans, Bruegelmans, Bruglemans, Brgelmann: Plaatsnaam Breugel dat is een moerassig en/of bosrijk gebied. (Noord-Brabant). Verscheidene dorpen ontlenen ook hieraan hun naam: Breugel (Noord-Brabant), Brogel (Limburg).
Breuillard, Breuill, Breulet, Brouilliard, Brouillard: Afleiding van Oudfrans breuil, broil: bos, struikgewas, bosachtig moerassig terrein.
Breukeleers, Breuckelaers, Breuckeleers: 1. Afkomstig van Breukelen. 2. Maar misschien wel variant van Beukelaers met r-epenthesis (vergelijk Brauweraerts).
Breukelen, van. Plaatsnaam, Noord-Brabant, Utrecht.
Breukelman: Afkomstig van Breukelen (Noord-Brabant, Utrecht). Of gewoon reinterpretatie van Breugelman.
Breukink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse burg-naam. Vergelijk Brock. Nederlandse familienaam Brokking.
Breulheid, Breulhez. Plaatsnaam breul; broel + Waals h: beukenbos, beboste helling.
Breuls, Brels. Naam uit de plaatsnaam Broel, Breugel: natte weide, beemd.
Breuls, de Tiecken. Adellijke familie. 1. Breuls: zie hierboven. 2. Tiecken verwijst wellicht naar een kleinere plaatsnaam. Of mogelijk ook verwijzend naar een familienaam (bijvoorbeeld langs moederskant): Tiecke. Deze naam komt nog in Nederland en in België voor en is een afleiding van Theobald.
Breuseghem, Breusegem, (van), van Brusegem, Brusegan. Familienaam uit de plaatsnaam Brussegem (Vlaams-Brabant).
Breuskin, Bruskin, Brusquin: Vadersnaam van de heiligennaam Ambrosius.
Breuze, van, (van) Breuse, Wambreuse, Wambeuze: Plaatsnaam Breuze in Kain en Mourcourt (Henegouwen).
Breval, Breuval, Briaval, Brival: Plaatsnaam Brval (Seine-et-Oise).
Brever, Brevers, Brver, Brvers, Brvert: Waalse aanpassing en spelling (v=u) van Breuer(s).
Brevery. Plaatsnaam Breuvery, Marne.
Brevet, Brevot, Brev: Bijnaam. Verkleinvorm op –et van Frans bref ‘kort, klein’. Vergelijk Lebref, de Cort(e).
Breviel: Vervorming van de Franse en Belgische familienaam Brecville. Een zinwoord, samengesteld uit Oudfrans breker, van Nederlands breken + ville ‘Stad, dorp, landhuis’. Bijnaam voor iemand die in landhuizen inbreekt.
Brvire, Brevire, Breviere: Plaatsnaam Brvire (Oise, Calvados).
Breij, Brey, Breye: 1. Korte variant van de Breijer; wever, vlechter. 2 Uit Bray, plaatsnaam (Henegouwen). familienaam Debray, Dubray.
Breydel, Breydels, de Breyel, de Breijel: Bijnaam naar de breidel, de teugel of toom van een paard. Beroepsnaam voor de paardenknecht, ruiter of voerman of voor de breidelmaker. Palfreniers heetten in het Middelnederlands ook ‘ghesellen te breidele’.
Breynaert, Breynart, Breynaerts, Brainard, Brainart, Brinaert, Brina, Brijnaert, Brynaert, Brynart, Bruynaert, Bruijnaers, Brenard, Brenaerd, Brenaert, Brenart, Brenort. Naam uit de plaatsnaam Braine (Franstalige variant van Brakel), Breyne. Zie ook Brunard.
Breijaert: Vernederlandste vorm van Briard (zie Briars).
Breijer: Beroepsnaam van de breier ‘Wever, vlechter’.
Breyre. 1. Waals, Malmedy: bryre, Frans bruyre: heide. 2. Zie Breier.
Breyssem, Breysem. Plaatsnaam Breissem in Kumtich, Vlaams-Brabant.
Brezing. Vadersnaam. 1. Duits dialect ontronde vorm van Brsing, afleiding van Ambrosius. 2. Zie Brissinck.
Briac. Naam van een lerse heilige, die in Boubriac (Bretagne) in de 6de eeuw stierf.
Brialmont, Briaimont, Briamont: Plaatsnaam in Chne en Tilff (Luik).
Briard, Briart, Briade, Brias, Briat, Briatte, Brard, Brart, Breard, Breart, Breyaert, Breijaert: 1. Herkomstig van Brie, streek ten oosten van Parijs. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Aubriart, afleiding van Aubry.
Bribosi, Bribosia. Waalse vorm (Namen) op –ia, van -iau, -d, van briboz: vuil maken, bekladden, bemorsen, vooral het gezicht zwart maken. Nijvels bribouz: vuil. Bijnaam.
Briaire: Variant van Briars? Of Franse uitspraak van Breijer?
Briars, Breas: Briard, afleiding van de Plaatsnaam Brie, streek ten oosten van Parijs.
Bricard, Bricar, Bricart, Brika, Brikat, Bryckaert, Brichard, Brichart: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans bric, Germaans bricco: gek, zot.
Briceno, Bricen. Vadersnaam uit Bricio, dit uit het Keltische Brice. Zie verder bij Brixius.
Brichand, Brichant. Variant van Brjean of leesfout voor Brichaud? Gaat in geen geval terug op 1267 Nicholes Bricham.
Breas, zoals de Belgische familienaam Brias, eigenlijk Bria, van Briard.
Brid, Bried: Spelling voor Frans Bridet, verkleinvorm van bride ‘Breidel’.
Brichet, Brich, Bricher, Brichot, Brixho, Bricot, Brico, Brocotte, Brisset, Brissez, Bris, Briss, Bricon, Brisson, Brison, Brisot, Brisquet, Briquet, Bricquet, Briket, Brik, Brihet. Vadersnaam, knuffelvormen van de voornaam Bric(h)e, dit uit de heiligennaam Brictius/Brixius.
Briquet, Brusket: Vadersnaam. Picardische variant van Frans Brichet, vleivorm van Briche, de heiligennaam Brictius. Brusket is een geronde variant van Brisquet. Vergelijk Brik.
Bricheux, Plaatsnaam in Bra, Luik.
Bricoult, Bricout, Bricoux, Bricou, Bricoup. 1. Afleiding van Oudfrans bric: gek, zot. 2. Plaatsnaam Bricoult in Thulin (Henegouwen).
Bricourt. 1. Plaatsnaam in Apremont (Ardeche). 2. Variant van Bricoult.
Bricteux, Brickteu: Beroepsnaam Briqueteur (Waals brikteu), Frans briquetier: steenbakker.
Bricusse. Vadersnaam. Variant van Brix(ius).
Bride. Beroepsnaam. Frans bride: breidel. Vergelijk Breidel.
Bridelance, Bridelence. Variant van Briselance (metz/rf-wisseling zoals Bazelaire/Baudelaire). Zinwoord: die de lans breekt. Bijnaam voor een ridder die aan toernooien deelneemt. Vergelijk 1400 Willem Breecspeere, Kortrijk, Engels Breakspear.
Bridoux, Bridou, Bredoux, Broutout, Broutoux, Brutout, Brutoux: 1. Vadersnaam Wellicht door dissimilatie van Blidoul, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Blidolf, Blidulf(us). 2. Beroepsnaam. Afleiding van Frans bride: breidel. Vergelijk Bredel.
Briefjes, Brieve, Brieven: Beroepsbijnaam van de schrijver, geheimschrijver, klerk. Zo ook Brievere, Brievere, de.
Briel, van de(n), van den Briele, van Briel, van de (n) Bril, Brill, Bril, Brils, Briels, Bril, Brielman, Brilmans, Brilman, Brilleman. Plaatsnaam Brielle; moerassig terrein (Zuid-Holland): 1316 ten Briele, 1345 den Briel, maar ook (den) Briel in Wulpen, een verdronken eiland bij Cadzand (Zeeland):
Brielsman: Afleiding van van den Briel.
Brien, OՂrien, Brienne, Briand, Brian, Briannt, Bryanft, Bryans, Briaen: Vadersnaam. Keltische voornaam. Iers Brian. Engelse familienaam Brian, Frans Brian(d).
Brienen, van, van Brien, Briene, Brijnen. Vadersnaam, plaatsnaam Brienen bij Kleef, Kleve.
Brienesse. Ontronde vorm van Nederlandse familienaam Bruinis, met variant Breunesse, Breunis, Bruijnis. Plaatsnaam Bruinisse (Zeeland).
Brienne, Bruienne, Bruyenne, Bruyennes: 1. Plaatsnaam Brienne (Sane-et-Loire, Aube, Ard.). 2. Zie Brien.
De Brier, Brierre, Briere, Brire, Briers, Bryere, Bryers, Brieders. 1. Limburgse vorm van brouwer. Beroepsnaam. 2. Zie ook Broeder.
Brire, Brierre, Briere, Bryere: 1. Grafe voor Bruyre. 2. Waalse aanpassing van Brire uit Briedere; zie De Brier.
Bries. 1. Zie Briers. 2. Spellingvariant van Brys, vadersnaam uit de heiligennaam Brixius.
Briet, Brit, Britez, Brietez, Briet, Brietee, Briais. Vadersnaam, verkorting van Abriet/Aubriet, dit zijn afleidingn uit de voornaam Albert, Aubry, Alberik.
Briffaux, Brifaut, Briffaut, Briffoz. Bijnaam uit het Oudfranse brifaud: slokkop, gulzig iemand.
Briffaers, Briffaerts, Briffa, Briffart, Bruffaerts: Afleiding van Oudfrans brifer: gulzig eten, schrokken. Bijnaam voor een gulzig eter. Vergelijk Briffaut. Briffeuil. Plaatsnaam Briffoeil in Wasmes-Audemez (Henegouwen).
Brigaerts, Briga: De vorm op -aert kan hypercorrect zijn via Waals Briga voor Brigaud, maar kan ook een afleiding zijn van Oudfrans brigue: twist, ruzie, net zoals Brigaud.
Brigand, Bregand, Bregant, Brgand, Bringand: Midden Frans brigand: krijger te voet, soldaat.
Brigaude, Brigoode, Brigode, Brigou, Brigoude, Brigonde, Brigotte, Brygo: 1. Bijnaam. Afleiding van briguer: twisten, ruziemaken. 2. Plaatsnaam. Zie De Brigode.
Briggheman, Breggeman, Bregman, Brigmane, Brickman, Brickmanne, Bricmaan, Bricman, Bricmanne, Bricmant, Bricquemanne, Briquemanne, Briqmane, Bricqmane, Bricqman, Bryckman, Brykman: 1. Ontronde vorm van Bruggeman. De vormen met k zijn te verklaren door Waalse aanpassing. 2. Waalse verschrijvingen voor Brekman/Breeckmans; zie Braakman.
Brigitta, Brigitte: Moedersnaam. Voornaam Brigitta, gelatiniseerde vorm van Oudiers Brigit.
Brigu, Brigue, Brig, Brige, Brigez: Oudfrans briguet: zoon van adellijke vader en niet adellijke moeder. Of variant van Briquet?
Brik, Brike, Bricq, Bricke, Brick, Brik, Briks, Brics, Brix: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Brictius. Brixius.
Brikelet, Briclet, Briquelet: Vadersnaam. afleiding van Brique, Sint Brictius. Vergelijk Briket.
Bril, de, Brille, Brill, Brils, Bryl, Bryll: 1. Beroepsnaam van de brillenmaker. Vergelijk familienaam Brilleman, Brilmaker. Of bijnaam voor een drager van een bril. 2.Verkort uit van den Bril, van van den Briel.
Brilleman, Brilmans, Brilman. 1. Beroepsnaam van de brillenmaker. 2. zie ook Briel.
Brilantstein. Duits Joodse naam; briljantsteen.
Brillant. Frans brillant; schitterend.
Brillard, Brillat, Brillet, Brillez, Brilliet, Brillois, Brilloit, Brillon, Brillion, Brillot, Brillo, Brilot: Afleiding van Oudfrans bril: val, valstrik om vogels te vangen. Ook Oudfrans brillet. Bijnaam van de vogelvanger.
Brilleman, Brilman, Brilmans. 1. Beroepsnaam van de brillenmaker. 2. Zie Brielman.
Brillens. Hypercorrect voor Brils.
Brilleslijper. Beroepsnaam van de slijper van brillenglazen.
Brilmaker, Brilmacker, Brilmaecker, Brilmakre: Beroepsnaam van de brillenmaker.
Brilmayer, Brimeyer, Brumeyers: Duits Brielmeier, Brlmeier: meier op een Bruni.
Brimbert. Vadersnaam. Ontrond (Henegouwen) van Germaanse voornaam Brunbert?
Brimbois. Afleiding van brimbe: zaak van weinig waarde?. Of veeleer van Brisbois, met epenthetische nasaal.
Briment. 1. Zie Bremont. 2. Plaatsnaam Brimont (Marne).
Brimioul, Brimioulle. Brumioul: Plaatsnaam in Ans (Luik).
Brimmel. Duitse ontronde vorm van Brummel, Nederduits Brmmel (Hamburg). Bijnaam voor een brommer, brombeer.
Brin. Wellicht van Berin, vleivorm van Bernard, of door dissimilatie van Benignus.
Brine, Bryne: Ontronde vorm van Brune, Bruine?
Brink, (ten); van den, der Brink, te(n) Brinke, Brinks, Brings, Brinksma, Brinkers, Brinck, van Brincken, Tenbicq, Teblick, Tblick: Oostelijke plaatsnaam Brink’(gras)rand, open ruimte bij een erf of in een dorp, dorpsplein’.
Brinckman, Brinckmans, Brinkman, Brinkmann, Brynckman, Bringman, Bringmans, Brengman, Brinkmans, Bringhmans. Afgeleid op – man van Van den Brink.
Brinkenberg: Oostelijke plaatsnaam.
Brinkerhof. Plaatsnaam in Schalksmuhle, Duitsland.
Brinkers, Brenkers. Bewoner van een brink.
Brinkhaus: Overijsselse plaatsnaam Brinkhuis, bijvoorbeeld in Hengelo Overijssel.
Brinkhof, Brinkhoff, Brinkhuis, Brinkerhof. Adresnaam als te Norg, Rinteln, Duitsland.
Brinkhuis, Brinkhuizen, Brinkhuyzen, Brinkhuysen. Plaatsnaam; huis op een brink, Brinkhuis in Hengelo en Reutum.
Brinon. Plaatsnaam (Nivre, Cher).
Briois, Brior: Afkomstig van Brie.
Brion, Brioen, Bryon, Brijon: Vadersnaam. Korte vorm van Abrion, Romaans vleivorm van de voornaam Albert. Briot, Brio(d): Vadersnaam. Korte vorm van Abriot; vergelijk Brion.
Briou, Brioul, Briol: 1. Variant van Bridoux? 2. Korte vorm van Abrioul, vleivorm van Albert (vergelijk Brion). Of Abriou(x) als Zuidfranse vorm voor avril: april.
Briquemont, Bricmont, Bricmond: Plaatsnaam Briquemont in Mont-Gauthier (Namen).
Briqueneer. Misschien van Briconnier, zoals Oudfrans briconie: gekheid, van Oudfrans bricon: gek, dwaas, deugniet.
Brisbois, Brisebois, Brbois, Brebois: 1. Brise bois: die (in) het bos (in)breekt, die inbreuk pleegt op de boswetten, houtdief, stroper, Duits Waldfrevler. 2. Plaatsnaam Brichebo in Vezin (Namen), Briexbois (Luik).
Brisac, Brisack, Brisacque, Brisacq, Brisaeck, Brizacq, Bresacq: Plaatsnaam Brisach, de in Frankrijk gebruikelijke vorm voor Breisach in de Breisgau (Elzas), die in het lokale dialect Brisach uitgesproken wordt.
Brisard, Brisart, Brisar, Brisaert, Brisaer, Brizard, Brizar, Brsart, Brsar, Brsard, Bresart. 1. Afleiding uit het Franse briser: breken (bijnaam of beroepsbijnaam). 2. Zie ook Brissaud en Brissard.
Brisbart, Brisbaert, Brysbaert, Brijsbaert: Frans Brisebarre: die de slagboom, afsluiting doorbreekt, dus: inbreker, rover.
Brisco, Briscot, Brisko, Briskot, Brixho, Brixko: 1. Brise cou: die zijn nek breekt. Bijnaam voor een waaghals. 2. Plaatsnaam Briscol in Ereze: gevaarlijke plaats waar men zijn nek dreigt te breken. Waals brhc.
Brisepot. Bijnaam voor een pottenbreker, vergelijk Breekpot.
Brisfer, Brisfert. Brise fer: die ijzer breekt. Bijnaam voor een sterke kerel. Duits Brecheisen.
Brismail, Brysemael, Bresmael, Bresmal: Zinwoord: briser: breken + Oudfrans mail: hamer, strijdhamer, knots. Dapper krijger, die wapens breekt. Vergelijk Bridelance.
Brismez, Brism, Brisme, Brismee, Brismet, Brismer: Bijnaam brise: breek + Oudfrans mes, van Latijn mansum: woning, huis. Bijnaam van een inbreker, die in huizen inbreekt, die huisbraak pleegt. Vergelijk Middelnederlands huusbreker. Zie ook Brismoutier.
Brismoutier, Brismoutiez, Briesmoutier: Zinwoord: Brise: breek + moutier: munster, kerk. Bijnaam voor een (Middelnederlands) kerkbreker, kerkdief, die in kerken inbreekt. Vergelijk Brismez.
Brisoux, Brisol, Bressoux, Bresoux, Bresou, Bresous, Brsous, Bersoux, Bersou, Bersoul: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Brisolf.
Brissard, Brissa, Brissart, Bressard, Bressart, Brichard, Brichart, Brixka, Briska. 1. Vadersnaam. Eventueel hybridische voornaam uit Brixius + Germaans wald: Briceoldus. Of veeleer afleiding op –el (Luxemburg Waals -ay) van de voornaam Brice. vergelijk Brichet.
Brissaud, Bressau, Bresseau, Brescheau, Brisau, Brichaut, Brichau, Brihay, Brihaye. 1. Vadersnaam uit Brixius + wald. 2. Of vadersnaam uit Brice.
Brissinck, Bryssinckx, Bryssinck, Brijssinckx, Brijssinck, Briessinckx, Briessinck, Bressinck, Bressink, Brezing. 1. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Brijs, van Sint Brictius.
Bristot. Zinwoord: brise tout: die alles breekt.
Brisville. Zinwoord: brise ville: die in het landhuis inbreekt. Vergelijk Brecville, Brismez, Middelnederlands huusbreker.
Brisy, Brissy: 1. Plaatsnaam Brisy in Cherain, Brissy (Aisne). 2. Spellingvariant van Brixy.
Brit, de. 1. Volksnaam van de Brit. 2. Debrit spelling voor Debrie?
Brito (de), Britte, Britten, Bridts, Brits, Bryt. Vadersnaam, de volksnaam van de Britten werd ook als volksnaam gebruikt.
Brits, Bridts: 1. Vadersnaam. Picardisch Bric(h)e, van Sint Brictius. Zie ook Brike. 2. Middelnederlands britse, Oudfrans briche: damschijf. Vergelijk De Dammer. 3. Zie Brito.
Britsom, van, van Bristom, van Bristum: Plaatsnaam Britsum (Friesland).
Brixius, Bryxis, Brixhe, Brix, Briche, Brice, Bryche, Bryce, Brisse, Brise, Bries, Brijsens, Brijs, Bryssche, Brys, Brysens, Brysz, Brysse, Bryse, Brijssens, Brijsse, Bryssens, Bryssen, Breyssens, Breysens, Breijssens, Breijsens, Briesse, Briese, Briesen, Breesch, Brees, Bres, Brice. Vadersnaam uit de heiligennaam Brictius/Brixius. Brys en Bries zijn Vlaamse verschrijvingen van de Franse vorm Brice. Tot in de 16de eeuw konden Brijs en de afleiding Brijssinck naast elkaar voorkomen.
Brixy, Brissy, Brisy, Bressy: Vadersnaam. Sint Brictius.
Brizee, Brizu: Bris is een variant van Brichet, verkleinvorm van Brice, De heiligennaam Brictius.
Brodehoux, Broudehoux, Broudeou, Broudeoux, Brodoux, Broudioi, Broidioi, Brodioi: Zinwoord: broude hourt. Het tweede element is Oudfrans hort, horde: afsluiting, hek. Wellicht beoepsnaam van de vlechter van heggen.
Brohon, Brouhon, Brouxhon, Brouckson, Brouckxon, Brouckx, Broecx, Broeckx, Broekson, Fries Broekema, Broeksma, Broeksema, Broenes (allen zoon van Broek, Broeke of Bruco): Oudfrans brohon uit volkslatijn brachionem: oude, kleine, verschrompelde boomstronk, afgeknotte boom. Bijnaam te vergelijken met Stubbe, Strobbe, wellicht naar de gedrongen gestalte. Waals on v brohon: een oude vrijgezel. Oudfrans brohon betekent evenwel ook: beer, sperwer. De Waalse xh-vai. doet denken aan een oorspronkelijke vorm metsk, zoals Oudfrans broce, van Latijn bruscia (vergelijk Brosse). Maar waarschijnlijk zijn Brouxhon/Brouckson hypercorrecte verschrijvingen.
Brobald. Vervorming van Duits Bro(t)beil: kerfstok van de bakker.
Brocaard, Brocard, Brocart, Brocar, Brocas, Broccard, Brocca, Broccart, Brocka, Brockaret, Brockart, Broka, Brokart, Broucquart, Brocha, Brochard, Brochart, Brutsaert. 1. Vadersnaam uit het Germaanse burg-hard, Burchardus. 2. Of afleiding van het Oudfranse broc, broche: puntig voorwerp, spijker, (doek)speld, haak. Beroepsbijnaam.
Brocaille, Brocal, Brocalle: Hypercorrect voor broussaille: struikgewas?
Brocatus: 1. Latinisering van Brugman(s). 2. Latinisering van Brocard of van Brocadet, van Brocard, Brocades = Brocadet, immigranten uit Frankrijk.
Broche, Brochet, Broxhez, Broch, Brocher, Brocquet, Broquet, Brock, Brokk: Oudfrans broc(he): puntig voorwerp, (doek)speld, haak; en afleiding op -et. Vergelijk Brocard 2.
Brochier, Brocher, Brukier, Britsiers, Lebrocquy: Oudfrans brocher, Oudpicardisch brokier: maker van spijkers, naalden, haken, wapens (lansen). Vergelijk Brochard, Broche.
Brock, de, de Broeck: Eigenlijk Debrock, Debroc(q), Debrouck, van Dubrocq. Plaatsnaam Broc, Romaanse vorm van Nederlands Broek ‘moeras’.
Brok, Brock, Brocq, Broc, Brocken, Brocke, Brokken, Brok, Broks, Brokx, Brox, Brockx, Broek, Broeke, Broecke, Broeken, Brouck, Broucke, Broeckx, Broex, Broecks, Brouckx, Broux, Broeks, Broeksz, Broekx, Brux; Vadersnaam. Germaanse voornaam Brucco, Brucho, een metathetische vorm voor Burgo ‘Burg’een korte vorm naast de voornaam Burghard, vergelijk Bruchardus, Brokardus = Burcardus. Vergelijk Serbrock.
Brcker, Brocker: Nederduitse afleiding van plaatsnaam Brock ‘Broek, moeras’.
Brockhaus, Brockhans, Broeckhaus, Broeckhans, Broekhaus: Verspreide plaatsnaam Brockhaus(en) (Duisland). Vergelijk Van Broekhuizen.
Brocking, Brecking: Vadersnaam. Zoals Nederlandse familienaam Brokking, afleiding van Germaanse voornaam Brucco. Zie Brock.
Brocteur. Waals broqueteur: werkman in debrouwerij, slechte werkman, (ook) vrouwenloper Of Re-interpretatie van Bricteux.
Brocvielle, de Broqueville, Brocquevielle, Broquevielle, Broequevielle: Deze familienaam kwam in 1820 in Pas-de-Calais ook in volgende varianten voor: Brocquevie(i)lle, Broc(q)vielle, Brocuvielle, Brocviel, Broquevielle. Waarschijnlijk niet de plaatsnaam Bricqueville (Calvados, Manche), maar veeleer een variant van Brecville.
Broddin, Brodin. Afleiding van Brode.
Brodahl. Plaatsnaam Brudahl, Noorwegen of Brudal, Denemarken.
Brodbeck, Brobeck, Brobecker: Beroepsnaam. Middenhoogduits brotbecke: broodbakker.
Brode. Binaam. Oudfrans brode: laf, verwijfd.
Brodel. Brodelle, Brodelet, Brodeau, Brodeaux, Broddelet, Broddele, Broddelez, Broddel, Broddl: Afleiding van Brode.
Broden. Midden Hoogduits Brode: gebrekkig, zwak. Of hypercorrecte (vernederlandste) vorm van Brode.
Broder, Broders, Brders: Nederduits voor Bruder: broer.
Brodesser. Duits Brotesser: broodeter, gast. Vergelijk Broothaer(t)s.
Brodeur. Beroepsnaam van de borduurder.
Brodhaag. Duitse familienaam Brothag, Bijnaam voor een broodeter; vergelijk Brodesser.
Brodie, Brody: Brodier, synoniem met beroepsnaam Brodeur.
Brodur, Brodure. 1. Beroepsnaam van de borduurder. Of zelfs variant van Brodeur. 2. Oudfrans burdure: toernooi. Vergelijk Tournoy.
Brodehoux, Brodeehoux, Broudeou, Broudeoux, Brodoux, Broudiol, Broidioi, Brodioi, Brodeaux. Familienaam uit het zinwoord broude hourt: uit het Oudfranse vlecht-hek. Wellicht beroepsnaam voor de heggenvlechter.
Broecheler. Afleiding van de plaatsnaam Brogel. Vergelijk Duits Brugler, van plaatsnaam Brgel, Brhl: Brogel, Broel.
Broechem. Plaatsnaam Broechem (Antwerpen).
Broeder, de(n), Broeders, Brouder, Broer, Broere, Broertjes, Broeren, Broere, Broers, Broerse, Bruers, Bruers, Bruurs, Brieders, de Brier, Briere, Brire, Briers, Bryere, Bryer, Broersen, Broersma, Broersema: Bijnaam, Middelnederlands broeder ‘Broer, ambtsbroeder, confrater, collega; ordebroeder, geestelijke’. Bijnaam. De vorm met u is gepalataliseerd, die met ie ontrond (vergelijk dialect broer/bruur/brier).
Broer, Broers, Broeren, Broersma, Broersema, Broderssen, Borders, Broren, Breuren, Breure, Brren, Brorks, Brorken, Brrkens (van de verkleinvorm Brrke), enz. Vadersnaam Brothar.
Broederlam. Vadersnaam. Broeder Lambrecht.
Broedermans, Brodermans, Broermann, Broerman: Afleiding van broeder. Vergelijk Broers. Ook Duits Brudermann.
Broekaart, Broeckaart, Broeckaert, (de) Broekert: Afleiding met achtervoegsel –aard van van den Broek(e).
Broek, Broeke, Brok, den, Brokken: verkort uit van den Broek(e). Of vadersnaam van de voornaam Brok, van Bruco, Bruchardus, Brokardus.
(van de(n), der Broeck, Broeke, van (de(n), ten Broek, ten Broeke, van (den) Broeck, van de(n) Broecke, van den Broucke, Broekema, Broeksma, Broekstra, Broeksema, van de(n/r) Broeck, Broecke, van Broeck, van den Broech, van den Broecx, van den Brock, van den Brocke, van den Brouc, van dem Broucke, van de(n) Brouck, Boucke, van de(m) Broucq, van den Broucque, van den Brouche, van Broucq, Vambrouck, Wanbrouck, Vanebrouck, Wannebrouck, Vambroug, Wandebrouk, Wandebroucq, Wannebroucq, van den Breuck, van der Breucq, Verbreucken, Verbreuk, Verbreuken, Verbrouck, Verbroekken, Verbroeken: Heel verspreide plaatsnaam Broek ‘moeras, waterland’.
Broekaert, Broeckaert, Broechaert, Broekhaer, Broekaer, Broukart, Brouckaert, Brouckaers, Broucquart, Brouchaers. 1. Variant van Broeck (van de(n), Zie daar. 2. Of van Brocard. Zie bij Broca(rd).
Broekhoven, (van) (van) Broeckhove, Broeckhoven, (van) Brockhoven, Broechoven, Brochoven, de Brouckhoven, de Brouchoven, Broekhof, Broekhoff. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (hoeve in of bij het broek): Plaatsnaam Broekhoven in Noorderwijk, (Provincie Antwerpen), Morkhoven (Provincie Antwerpe)n, Riethoven (Noord-Brabant), Tilburg (Noord-Brabant), Meersen (Nederlands Limburg).
Broekhuizen, van, Broekhuis, Brookhuis, Broekhuijs, Broekhuys, Broekhuijsen, Broeckhuysen, Broekhuyzen, Brockhus: Plaatsnaam Broekhuizen; huis bij een moeras Plaatsnaam in St.-Omaars (Pas-de-Calais): 1300 Brouchus; in Maldegem (Oost-Vlaanderen). Broekhuizen (Nederlands Limburg, Drenthe, Overijssel, Utrecht), Broekhuysen in Straelen (Duitsland). Vergelijk Brockhaus.
Broekkamp, Brokamp: Broekkamp is de naam van landen ten zuidoosten van Mierlo (Noord-Brabant). Ook plaatsnaam Brokamp (Nedersaksen).
Broekman, Broekmans, Broeckman, Brockmans, Broeckmans, Brockman, Brokman, Brockmann, Broicmans, Brueckman, Breuckman, Bruekmann: Afleiding met man-achtervoegsel van van den Broek(e).
Broekmeijer, Broeckmeyer, Broeckmeijer, Broeckmaeyer: Beroepsnaam. Meier, pachter, boer bij een broek, moeras.
Broeksma, Broekstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Broek, onder andere in Akkerwoude en Joure (Friesland).
Broeksmit. Smid die aan een broek (moeras) woont. Duits Brokschmied.
Broeksteeg. Familienaam naar de woonplaats Broeksteeg, Haaren: wegje naar het broek (lager gelegen moerassig gebied).
Broele, van de(n), vanden Broele, van den Brole, Broel, van den Broere. Familienaam uit de plaatsnaam Broel (met varianten Brogel, Bruul, Briel): moerassig terrein. Onder meer in Kortrijk, Izegem, Menen.
Broelinckx. Afleiding van de plaatsnaam Broel?
Broguet, Broget. Waarschijnlijk variant van Broquet.
Broens, Bron, Broen, Broenen, Bron, Brons, Broonen, Broun, Brounts, Brouns, Brouhns, Brooms, Bruhn, Brauns, Brounx. Vadersnaam: Limburgse vormen van de Germaanse voornaam Bruno. Zie ook Bruinen, Brone.
Brognet, Brognez, Brogn, Brogniet, Brogniez, Broigniez, Bronet, Brognaux, Brognaux, Brogniaux, Brognion, Brognon: Afleiding van Oudfrans broigne: kuras. Beroepsnaam van de harnasmaker. Vergelijk Brognier.
Brognier, (de) Brogniez, Broigniez, Bronier, Brogniard, Brognard, Brogniart, Brognart, Brongniart, Brogna: Afleiding van Oudfrans broi(g)ne: kuras, pantser. Beroepsnaam van de harnasmaker of bijnaam voor een geharnaste ridder.
Brogniez, Broigniez: Spellingvariant van Brognier of Brognet.
Brohart, Brouha, Broussard, Brossard, Brousart, Brussaard, Brussa: Afleiding van Waalse plaatsnaam Broh, Frans Brousse, Latijn bruscia: struikgewas. Zie Brohet.
Bohet, Bohe, Boh, Bohee, Bohez, Bohette: Plaatsnaam. Afleiding van Waals Broh, Frans Brousse, Latijn bruscia: struikgewas. Brohet in Rouveroy (Henegouwen).
Broich, Broichmann. Noordwestduitse plaatsnaam Broich, Duits Bruch, Nederlands Broek: moeras. Vergelijk Broekman(s).
Broier. Spelling van Duits Breuer of Frans Broyer.
Bronchart, Bronchard, Bronchaert, Bronsard, Bronsart, Broncar, Broncard, Broncart, Bronkart, Bronkaer, Bronkaerts, Broncaerts, Bronckaert, Broncars, Broncaars, Broncaers, Broncart, Broncers, Bronquart, Brondchaer. Bijnaam uit het Picardische Bronquart, het Franse Bronchard, afleiding van Oudfrans broncher; buigen, nijgen, knikken. Picardisch Bronquart; halsstarrig, koppi, dwars. Soms ook afleiding van Middelnederlands bronken; pruilen. Bijnaam voor een buigzaam, koppig of een pruilerig iemand.
Broja. Pools-Russische familienaam.
Brokk: Spelling voor de Franse familienaam Broquet, verkleinvorm van brocq ‘Broek(land)’.
Brokking, Breukink, Brukin, Brukink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse burg-naam.
Brolet. Plaatsnaam. Afleiding van breuil: broel, moeras; of van Waals brol: slijk.
Broman, Bromans, Broomans, Brooymans, Broymans, Brooijmans, Brodmann, Brodman. Beroepsnaam voor de bakker of de broodverkoper.
Brokmeier: Beroepsnaam Meier, pachter, boer bij een broek ‘moeras’.
Brom, Bronne, Brooms, Brum, Brons, Bron: Middelnederlands broem, brom ‘Brem’. Bijnaam voor een bromboer, bremboer, een arme boer bij wie veel brem op de akker groeit. De voorouders van Joh. Brahms (1833-97) heetten Bramst en waren dus bremboeren.
Brom, van den. Plaatsnaam Bro(e)m: brem, bijvoorbeeld in Leffinge, Middelkerke, Ruddervoorde (West-Vlaanderen).
Brombacher: Afkomstig van Brombach (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen).
Brombard, Brombart. Verfransing van Duitse Braunbart; bruine baard.
Bromberg, Bromberger. Plaatsnaam Bromberg. Duitsland, Polen.
Brommelle, Brommels, Broumels: 1. Plaatsnaam Brommelen (Nederlands-Limburg). 2. Zie Brummel.
Bromley. Plaatsnaam Bromley (Essex, Hertfordshire, Kent, Staffordshire).
Bron, Bronne: 1. Germaanse voornaam Bronno, Bruno. 2. Zie Brom.
Bronchain, Bronsain, Bronsin, Bronzin: Afleiding van Oudfrans bronche: stronk, stam, tak, struik. Vergelijk Strobbe.
Brondeel. 1. Vadersnaam, Vlaamse aanpassing van de Germaanse voornaam Brando (ook Brandel(let), Brondel(et). 2. Later verward met Blondeel door de r/l-wisseling (bijnaam naar de blonde haarkleur).
Brondsema, Brontsema komt met Bruntink, Brunten en Brunt, Bronnema, Bronsema en Brons van de vadersnaam Bront of Brunt, van Bronnert, Brunnart of Brunhart.
Bronkema; vadersnaam Bronke, Brunnico, Bronno.
Brone, de, Brne, Bronne, Bron, Broonen: Luiks-Waalse aanpassing van Duits Braune of Limburgs Broen. Vadersnaam of bijnaam.
Bronfort. Duitse familienaam en plaatsnaam Bromfort; bremvoorde.
Brongers, Brongersma: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Brunger. 2.Variant van Bronder, met kustdialectische wisseling van nd/ng tussen twee klinkers.
Bronius: Latinisering van de familienaam Brone, Braun ‘Bruinՠof Brnjes, verkleinvorm van de Bruin.
Bronninge, Bronninga, Bronnema, Bronkema, Bronsema, Brondsema, Brontsema en Brons van de persoonsnaam Bronno.
Bronk, Bronke: Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bronk (mogelijk uit Brord). Zie Bron 1.
Bronkhorst, Bronkers: Plaatsnaam Bronkhorst. (Gelderland).
Brons: Afleiding van Bron? Of uit Bronts.
Bronsdijk: Plaatsnaam. Misschien reinterpretatie van Bronswijk.
Bronsveld. Plaatsnaam Braunsveld in Keulen.
Bronsvoort: Plaatsnaam Groot Bronsvoort aan de Bronsvoorderdijk in Bathmen, Overijssel.
Bronswijk: Plaatsnaam Brunswijk, Duits Braunschweig (Nedersaksen). Maar er is ook een Bronswijk ten oosten van het Pekelerhoofddiep (Groningen).
Bronze. Plaatsnaam in Laroche.
Bronzwaar, Bronzwaer, Bronswaer. Bijnaam in Limburg: brn-zwart. Vergelijk Duits Braunschwarz.
Brood, Broods, Brod, Brodt, Brot: Beroepsbijnaam van de broodbakker.
Broodhaers. Zie Broothaerts. Broodhuis, Broodhuys: Hypercorrecte Re-interpretatie van Broodhaers, aangezien ui in het Brabantse vaak a
uitgesproken wordt. Er bestaat ook in het Duits geen familienaam Brothaus.
Brooke, Brookes. Engelse plaatsnaam Brook(e); broek(land), moeras, beemd.
Broodman, Brooymans: Beroepsnaam van de broodbakker of –verkoper. Ook Vlaamse familienaam Bromans.
Broos, Bros, Brosens, Broses, Brose, Broese, Broes, Breus, Breuze, Brosch, Brsch, Breus, Breuse, Breuze, Brues, Brus, Brooze, Broze: Vadersnaam. Korte vorm van Ambroos, de heiligennaam Ambrosius. Vergelijk Brozius.
Brootcorens, Brootcoorne, Brootcorne, Brocorens, Broodcoorens, Broodcooren, Broodcoren, Broodcorens, Brood-koorn, Brodescoren, Brodcorne, Brodkom, Broetcorne, Brotcorne, Brottecorne, Brotecorne, Bratcorne, Broctkooren, Brocktcooren, Brockthoren: Middelnederlands broodcoren: tarwe. Bijnaam voor bakker of mulder.
Broothaerts, Broothaers, Broothaars, Broothars, Broodhaers Broodthaerts, Broodthaers, Broodthaerts. Naam uit het Middelnederlandse brootate: kostganger, inwonende bediende (letterlijk: broodeter). Vergelijk Duits Brodesser.
Broquet, Brocquet, Brock, Brokk: 1. Plaatsnaam. Afleiding van brocq: broek(land). Vergelijk Dubrocq, Dubruqu. 2. Zie Broche.
Brselmeijer. Een meier of pachter met de voornaam Brsel, van Ambrosius.
Brosens, Brusin: Vadersnaam. Vleivorm van heiligennam Ambrosius. Vergelijk Broos. Ook Broset is er een afleiding van.
Brsicke, Brosicke, Braesicke: Nadersnaam. Nederduitse afleiding van Sint Ambrosius. Braeseke, Brseke is een ontronde vorm.
Brosig, Brusich Brussich: Vadersnaam. Afleiding van Sint Ambrosius.
Brosius, Broosus, Brosi, Brusis: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Ambrosius.
Brosse, Bross, Brosette, Brossez, Brousse, Bruss, Brussee, Brusse: 1. Oudfrans bro(u)ce, van Latijn bruscia: struikgewas. Bross = afleiding Brosset. Vergelijk Brohet. 2. Bross, Brossez, Bruss, Brusse kan eventueel uit Broch worden verklaard.
Brossel, Brusseel, Brusselle, Bruselle, Bruselles, Naam uit het Oudfranse bro(u)ce: struikgewas.
Brost, Brosten. Saksische variant van Duits Prost(en).
Brtler, Brettler: Middelhoogduits broetelaere: bakker.
Brotman, Brotmann. Broodbakker.
Brotsztein. Waarschijnlijk verhaspeling van Bronstein.
Brouard, Brouart, Bruard, Bruaart, Bruwaert: Afleiding van Oudfrans brou, Middelnederlands bru: brij, brouwsel, soep, pap. Bijnaam voor de bereider of eter ervan. Vergelijk Bru, Brouaux.
Broucker, Brouckere de, de Brouckre, Broucker, Broekers, de Brueucker, de Breuckere, de Breuker, Breukers, Breucker, de Bruecker, de Brueker, Bruekers, Desbreucers, de Bruyckere, de Bruycker, de Bruyker, de Bruijker, de Bruiker, de Bruijckere, de Bruijcker, de Brucker, Bruckers, de Brycke, de Brycker. 1. Het Middelnederlandse broker, broeker, breuker betekent misdadiger, wetsovertreder. In dit geval een bijnaam dus. 2. Beroepsnaam voor de opzichter of bewoner van een broek of moeras, Engels brooker. 3. Volgens Lind uit het Latijnse brocarius: beroepsnaam voor een pachter, een (klein)handelaar. Middelnederlands bruker: pachter, kleinhandelaar.
Brouckmeersch. Plaatsnaam Broekmeers: moerassige beemd.
Broucson, Brouckxon, Broxson: De oudste naamdrager van de Oostendse famille Brouckxon werd in 1756 in Oostvleteren geboren als Broucksou / Brouckxau; de vader was afkomstig van Stabroek. Zie Broucksou.
Broucksou, Brouckxou, Broucqsault, Broquesoy: Plaatsnaam Broucksou in Jalhay (Luik).
Brouerius: Latinisering van (de) Brouwer.
Brouet, Brouez, Brouwet, Browet, Brouwez, Brouhouet, Bruet, Bruez, Bruey, Brewee, Brewe, Browaeis, Broways, Browayes, Browaeijs, Brouwaeys, Bruwaeys, Brewaeys, Breways, Brevvaeys. Naam uit het Oudfranse brouet, het Middelnederlandse brou(w)et: vloeibare spijs, bouillon, brouwsel. Beroepsbijnaam voor. (en dat kan gaan van bier, over soep tot saus).
Brouette, Berwette. 1. Frans brouette: kruiwagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of de voerman, de kruier. 2. Eventueel vrouwelijke vorm van Brouet.
Broughton. Frequente Engelse plaatsnaam.
Brouillard, Brouilliard. Zie Breuillard. 2. Eventueel afleiding van Oudfrans broillier: mengen. Midden Frans brouillard: die de zaken in de war brengt.
Brouillaud, Brouyaux, Bruyaux, Bruliau: Plaatsnaam. Afleiding van bruil, breuil: broel, moerassig terrein.
Brouillet, Brouill, Bruillet, Bruiez: Plaatsnaam. Oudfrans brueillet: bosje, van brueil, broil: bos, struikgewas. Zie Brl 2.
Broumels: 1. Plaatsnaam Brommelen(Nederlands Limburg. 2 Duitse bijnaam Brummel, Nederduits Brmmel ‘Brombeer, knorrepot’.
Brousmiche. Waarschijnlijk van Frans Brisemiche: breekbrood (mik). Bijnaam voor iemand die het brood met hompen afbreekt, die uit het vuistje eet. Vergelijk Scheurwegs. Of van Waals brouser: zwart maken? Bijnaam voor een bakker die het brood te zwart bakt, laat aanbranden.
Broust, Brout: 1. Oudfrans broust, Frans brout: jonge scheut. 2. Oudfrans brost: het weiden. Beroepsnaam van de veehoeder; vergelijk Broutin.
Brouta, Broutta. Waalse vorm van Broutard, afleiding van Frans brouter: weiden. Beroepsnaam van de veehoeder, herder.
Broutin, Broutain, Brutin, Brutyn, Brutijn, Bruteyn, Brutein, Brutting, Bruttin: Naam voor de veehoeder, die het vee naar de wei brengt; afleiding van Oudfrans brost: het weiden (Frans brouter).
Brouw, De Brauw, De Broeu, De Breeuw: Van het werkwoord brouwen. Beroepsnaam van een brouwer. Vergelijk Duits Bru. Zie ook Debroeij.
Brouw, op den: familienaam op Ellemeet (Schouwen). Brauw ‘mpgehoogd stuk grond met gewas bezaaid’‘Smal hoog pad tussen akkers’. Vergelijk Engels brow ‘meverrand’.
Brown, Browne, Brouwne, de Browne. Engelse familienaam Brown; bruin. Kan zoals Bruin, Braun zowel vadersnaam Bruno als bijnaam zijn.
Brouwer, Brouwers, Brouer, Browers, Brouvers, de Brauwer, Brauwere, Brauwers, Brauers, Brauer, Bruer, Brawers, Breeuwers, Breeuwer, Breeur, Breuwer, Breuer, Breur, de Brler, de Bruir, Bruiers, Bruier, Bruyers, Bruyer, de Broeyere, Broyer, de Broeijer, Dombrower: Beroepsnaam van de brouwer. Uit de Middelnederlandse variant van bruwer is bruier te verklaren (vergelijk duwen/douwen, dialect duien) en daaruit Bro(e)ijer.
Brouwershaven, (van): Plaatsnaam Brouwershaven (Zeeland).
Browaeis, Brouways, Browayes, Browaeijs, Brouuwaeys, Bruwaeys, Brewaeys, Breways, Brevvaeys: Deze naam heeft hetzelfde spreidingsgebied als de familienaam Brouet, namelijk Henegouwen en het zuiden van Oost-Vlaanderen. Moeten we uitgaan van Browet, waarvan Broways een Romaanse spellingvariant is, vervolgens in Oost-Vlaanderen door spellinguitspraak Browaais uitgesproken. Vergelijk plaatsnaam Brouet = Brou(w)ay, Pas-de-Calais.
Broyard, Broyart. Afleiding van Oudfrans broier: braken, breken. Beroepsnaam van de vlas- of hennepbraker.
Brozius: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Ambrosius.
Bru, Brue, de Brue, Debrue, Debru: 1. Middelnederlands bru: brouwsel, brij, soep. West Vlaams bru: deeg van meel, gegeten met botersaus. Bijnaam. 2. Zie Debru.
Bruck, Bruk, Brcken, Brck: Verspreide Duitse plaatsnaam Brcke(n): brug.
Bruch. Duitse plaatsnaam Bruch: broekland, moeras. Vergelijk Broich, Van den Broeke, Brooke.
Bruchem, van. Plaatsnaam Bruchem, Bommelerwaard.
Brcher, Brucher: Bewoner van broekland. Zie Bruch. Vergelijk De Broucker(e) 2.
Brucherseifer. Afleiding van de plaatsnaam Bruchertseifen. Duitsland.
Bruchhage. Plaatsnaam Bruchhagen, Duitsland.
Bruckenburg. Duitse plaatsnaam.
Brucker, Bruckers, De Brucker. 1. Zie bij Broucker(e) de. 2. Naam uit het Duits Brucker: wie aan de brug woont, inner van de tol.
Bruckert. Vadersnaam. Duits Brukhard, klankverandering van Burchard.
Bruckman, Bruckmann, Bruckmans, Brukmann: 1. Afleiding van de plaatsnaam Brcke: brug. Vergelijk Bruggeman. 2. Variant van Brockmann, afleiding van Brok, Broick, Bruch: broekland, moeras. Vergelijk Broekman. Bruckner, Bruckner: Afleiding van Duitse plaatsnaam Brucke(n): die aan een brug woont of van die plaats afkomstig is.
Bruder, Brder, Brouder, Bruderer, Bruderlin: Duitse familienaam Broeder. Bruderlin is afleiding.
Bruel, van den Bruele, Bruil, Broijl: Verspreide plaatsnaam Bruul (Broel, Brhl, Briel, Brogel) ‘Hvaak bosachtig) moerassig terrein’.
Brug, van der, van (der) Bruggen, Verbruggen, Verbrugge, ten Brugge, ten Bruggen, Aangeenbrug: Heel verspreide plaatsnaam ter Brugge(n).
Bruge, Bruges, de, Bruge: Plaatsnaam Bruges, Franse vorm voor Brugge.
Brugge, Brugghe, Bruegghe, Breugghe, Breughe, Bruige, Bruge, Bruges, Brugs, Bruggen, Brggen: Korte vorm van Van Brugg(h)e of Van der Brugg(h)e(n).
Brugge, Brugghe, Brugghen, Bruggen, van der, den, van der Brigghe, Brigge, van der Breggen, Verbrugghe, Verbrugghen, Verbrugge, Verbruggen, Verbreugghe, Verbreugh, Voorbruggen, Vorbruggen, Vertbrugghe, Verlrugghe, Verbrigghe, Verbrigge, Ter Bruggen: Heel verspreide plaatsnaam ter Brugg(h)e. Brigge met tot i ontronde u is de Vlaamse-kuststreek vorm; vergelijk Engels bridge.
Bruggeling, Bruggink: 1. Familienaam van de bewoner van de stad Brugge. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam brigh-inga.
Bruggeman, Bruggemans, Brugman, Bruggheman, Brugghemans, Brughman, Brugmans, Brugemans, Bruggemann, Brugemann, Brugeman, Bruggeman, Brugman, Brugma, Briggeman, Bregman, Breggen, van der, Breg: Afleiding met het achtervoegsel –man van Brugge of van der Brugge. Briggeman met kustdialectische ontronding (u van i), vergelijk Engels bridge. Of voor iemand die bij een brug woont of een brugwachter.
Bruggencate, ten: Plaatsnaam Kate ‘kotՠbij een brug.
Brugghen, Brugge, Bruggen, van der/n, van der Brigghe, Verbrugghen, Verbrugghe, Verbrugge, Verbreugghe, Verbreugh,Voorbruggen, Vorbruggen, Vertbrugghe, Verlrugghe, Verbrigghe, Verbrigge, Ter Bruggen. Familienaam afgeleid van de (woonplaats of beroep dat te maken had met) zeer verspreide plaatsnaam ‘Brug(ge)/brig(ge)Օ.
Bruggink: Plaatsnaam in Lochem (Gelderland):
Brugsma, Brugma, Bruggema, Bruchtink, Bruggink, Bruchts, Brugs, Borgrink, Burgerding, Burgers, Borcherts, Burga en de plaatsnaam Burchum (Burch’s heim), een dorp op het noord Friese eiland Fhr, vadersnaam Brucht, Brugt en zelfs als Brug geschreven, ook als Bruchtert, Burgert (Burghart, Borchart).
Brhann. Nederduits bruwhan: brouwjan, brouwer Jan, brouwknecht.
Brhl, Bruhl, Brohl: Plaatsnaam Bruhl: natte wei, moerassig terrein; vergelijk Broel. Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld Bruhl, Brohl (Duitsland).
Bruhwijler, Bruhwyler. Plaatsnaam Bruchweiler, Duitsland.
Bruin, de, de Bruine, de Bruijne, de Bruijn, Bruijns, de Bruyn, de Bruyn, de Brun, Bruns, Bruynsz, Bruins Slot, de Brunne, de Brune, (de) Broen, Debruyne, Braun. Bijnaam naar de bruine kleur (van huid, haar of.).
Bruin, (de); Bruinen, de Bruine, de Bruijn, (de) Bruijne, Bruyn, Bruynen, Bruijnen, Bruijn, Bruijns, Brunne, Brune, Bruiyninckx, Bruininckx, Bruininckx, Bruinincx, Bruininks, Bruyninckx, Bruyninck, Bruynings, Bruynincx, Bruyninx, Bruynix, Bruijninckx, Bruijnincx, Bruijnings, Bruynninck, Brunings, Bruning, Brunink, Bruninckx, Bruninx, Brunninx, Breuning, Breunig, Broenink, Bruins, Bruyns, Bruijns, Bruens, Bruun, Brun, Bruns, Bruijnooge, Bruynooge: 1. De vormen zonder lidwoord kunnen vadersnaam. zijn, de Germaanse voornaam Bruno ‘Bruin’. Denk aan Bruun de beer in de Reinaert. 2. Bijnaam naar de bruine kleur (van haar, huid of kleren).
Bruin, de, de Bruine, de Bruijn, de Bruijne, de Bruyne, de Bruyn, de Brun, de Brunne, de Brune, (de) Broen: Bijnaam naar de bruine kleur (van haar, huid of kleren).
Bruinaars: Vadersnaam. Germaanse voornaam brn-hard ‘Bruin-sterk’. Brun(h)ardus.
Bruinenberg, Bruineberg, Brunenberg. Plaatsnaam Brunenberg, onder andere te Grathem, Limburg.
Bruinhorst, van de. Plaatsnaam Bruinhorst: bruin kreupelhout, bruine begroeide hoogte.
Bruinings, Bruijning, Bruning, Bruijn, Bruijne, Bruyne, Bruining, Bruintjes, Bruin, de, Bruins, Brunen, Bruinsen, Bruna, Bruinema, Bruinsma, Brunings, Brunia, Brunsema, Bruininkweerd, van Bruyningen, Bruyninckx, Bruinink, Bruininga: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bruno.
Bruinishof, Bruinshoofd: Vermoedelijk plaatsnaam, een hof-naam, vergelijk Duits Braunshof.
Bruinisse, Bruinissen, van; Bruines, (van) Bruinesse, Bruinessen, Breunisse, Breunesse: Plaatsnaam Bruinisse, Zeeland.
Bruinoge, Bruinooge, Bruijnooge, Bruinooghe, Bruynooghe, Bruyynoghe, Bruynooge, Bruijnooghe: Bijnaam voor iemand met bruine ogen.
Bruinsslot, Bruinslot. 1789 Jan Bruins Slot, Hoogeveen (zoon van) Pieter Egberts Slot en Femmegien Jans Bruins.
Bruire, van de. Plaatsnaam Bru(w)iere: heide. Of gewoon vertaling van De la Bruyre. Zie Bruyre.
Bruinsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Bruno.
Bruinzeel, Bruijnzeel: Vadersnaam. Romaans afleiding op –icellus van Germaanse voornaam Bruno. Frans Brunseaux.
Bruis, Bruijs: Vadersnaam. Zeeuwse voornaam.
Bruisschaert. Afleiding van Middelnederlands bru(i)schen: bruisen, stormen. Bijnaam voor iemand met bruisend karakter.
Brujeere, la: Labrujeere is een spelling van de Frans familienaam Labruyre. Plaatsnaam Bruyre ‘Heide’.
Bruk: Duitse plaatsnaam Brcke ‘Brug’E Of de Bruk, van Dubrucq, Dubreucq ‘Van den Broek’E
Brukin: Variant van Brokking of uit Bruunkin (zie Brunke).
Brulmans, Brullemans, Bruellemans, Bruelemans, Bruelman, Brolman: Afleiding van Van den Brle. Vergelijk Brielman.
Brul, de. 1. West Vlaams br(e)ul, briel: rommel. 2. Zie Van den Brule.
Brulard, Brulart, Brulaert, Bruelaert: Afleiding van Van den Brule of Dubrule. Ook Waalse plaatsnaam Brle: Broel, Bruul.
Brul, Brl, Brulet, Brule, Brule, Brulee, Brulez, Brlez, Brullez, Brull, Brulle. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Burl: verbrand land.
2. Familienaam uit de plaatsnaam Bruillet, afgeleid uit Bruil, Broel. 3. Zie ook Brulez.
Brule, van den, van den Brulle, van den Brul, van den Breul, (van den) Brul, (van den) Bruel, Bruele, (van den) Bruelle, Bruil, Bril, Bruijl, Dubrulle, Dubrul, Debrule, Debrusle, Debruille, Debrulle, Dubruille, Debruel, Debruelle, DeBruler, Dubruel, Breuil, Bruels, Bruls, Brl, Brlle, Brul, Brulle, Brulls, Brull, Brlls, Brll, Bruil, Brullemans, Brulmans, Bruellemans, Bruelemans, Bruelman, Brolman. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Bruul, Brl: verbrand land, blijkens brler, van brusler, van Latijn brustulare; bosachtig moerassig terrein. 2. Plaatsnaam Bruillet, van Bruil, Breuil: broel. Zie Brouillet. 3. Zie Bruiez.
Brule, van den, van den Brul, Brulle, (van de) Brui, (van den) Bruele, Bruel, (van den) Bruelle, Oubrulle, Dubrule, Dubrul, Debrusle, Debruille, Debrulle, Dubruille, Debruelle, Debruel, Dubruel, Breuil, Bruels, Bruls, Brlle, Brl, Brulle, Brul, Brulls, Brull, Brulls, Brull: Verspreide plaatsnaam Bruul (= Broel, Bruhl, Briel, Brogel): (vaak bosachtig) moerassig terrein. Romaans Bruille, Brulle, Breuil. Vergelijk Van den Broele.
Brulez, Brul, Bresch, Brees, Bres, Brys. 1. De Waals-Vlaamse familie Brulez stamt af van De Bur. Dit uit de plaatsnaam Bur in St-Pancr (Meurthe en Mos.) of Bur (Orne). Of Burey (Eure, Meuse). We kunnen ons de evolutie als volgt voor-stellen: de Burees, (de) Brees, gerenterpreteerd als de al bekende familienaam, respectievelijk Brys en Brl. 2. Zie ook Brul.
Brulin, Brulein, Bruling: Wellicht van Oudfrans brasier, Frans brler. Plaatsnaam; verbrand land. Plaatsnaam Brulin in Blaimont (Namen), Les Brulins in Wiesme (Namen) en Jumet (Henegouwen). Le Brulin in Drocourt (Pas-de-Calais). Brulain (Deux-Svres).
Brulje, de: Aanpassing van Debruille, Dubruille. Plaatsnaam Bru(i)lle, Breuil, Romaanse variant Van Bruul, Broel; zie Bruel.
Bruloot, Brullot: Plaatsnaam Le Brlot in Terwanen (Pas-de-Calais). Of brlot: afleiding van breuil: broel.
Brumagne. Plaatsnaam in Lives (Namen).
Brumant. Brimant: Oudfrans brument: verloofde, bruidegom; trouwens, van Middelnederlands bru(ut)man: bruid-man. Vergelijk Bruygoms.
Brummelaar, ten: Afkomstig van Brummelen (zie op dat woord) of van Brummen (Gelderland).
Brummelen, van, Brummel, Brummelman, Brummelhuis, Prummel: Plaatsnaam Brommelen (Nederlands Limburg).
Brumenil. Plaatsnaam, wellicht Brmnil (Meurthe-et-Moselle).
Brumloop. Plaatsnaam. Oude vorm van Braunlauf in Thommen (Luik).
Brummel, Brommels, Broumels: Duitse bijnaam Brummel, Nederduits Brummel. Bijnaam voor een brombeer, knorrepot.
Brummelen, van: Plaatsnaam Brommelen (Nederland).
Brmmer, Brummer, Brum)er, Brum, Brumme: 1. Bijnaam voor een brombeer, knorrepot. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam brun-mer; ‘Bruin-beroemd’. 1066 Brumarus, Brumerus, Domesday Book.
Brunard, Bruynaert, Bruijnaers. Vadersnaam, uit het Germaanse Brun-hard; bruin-sterk, Brunhardus.
Brun, van den: Vermoedelijk een van reinterpretatie van de Bruin.
Brunchault, Brundseaux, Bruynsseels, Bruynseels, Bruynzeels, Bruynzeel, Bruijnseels. 1. Vadersnaam uit de Franse naam Brunseaux, of de Romaanse afleiding op –icellus van Germaanse voornaam Bruno. 2. De verklaring kan ook zijn: een Ңruine’ sella. Dat is de vestiging van Bruno of een bruine berg. Deze verklaring lijkt voor de Vlaamse vormen het meest logisch.
Brunclair, Brunclaire. Re-interpretatie (met n-epenthesis) van Broquelaire, Franse spelling voor de dialect uitspraak (met o-achtige a) van Brakeleer.
Brunebarbe. Bijnaam naar de bruine baard.
Bruneere, la: Verhaspeling van la Brujeere.
Brunelle, Brunel, Brunelles, Bruneel, Bruniels, Bruniel, Bruineel, Bruyneels, Bruyneel, Bruyniel, Bruyneil, Bruynneel, Bruijneels, Bruijneel, Bryneel, Brugniel, Brunaux, Brunau, Bruneau, Brunieuz, Bruneau, Brunaux, Brunouw, Brugnaut, Brugniau, Brugniaux, Breniaux. Bijnaam naar het Franse brunel: de bruine. Bruneel is een Vlaamse aanpassing van Frans Brunel: de (kleine) bruine. Afleiding op -el, Frans -eau, Picardisch -iau.
Brunke: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam Bruun, Bruno.
Brunenberg, Bronnenberg, Bronneberg. Familienaam uit de plaatsnaam Brauneberg (Rijnland-Palts) of uit Brunembert (Pas-de-Calais).
Bruneval, Brunneval, Brunevalle: Plaatsnaam (Saint-Jouin-) Bruneval (Seine-Mar.).
Brunfaut, Dubrunfaut: Plaatsnaam Brunfaut in Opzullik (Henegouwen).
Brunier, Bruinj, Bruynj, Bruijnse, Bronier, Brunie, Bruni, Burnier, Burny, Bornier, Bornij, Beurnier. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam brun-hari; bruin-leger.
Brunin, Brunnin, Brunain, Brunin, Bruenin, Breuinin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Bruno.
Brunner, Brnner, Bronner, Broner: Duitse familienaam: iemand die aan een waterput woont.
Brunninghausen. Plaatsnaam Brninghausen. Duitsland.
Bruno. 1. Germaanse voornaam Bruno. Vergelijk Bruin(en). 2. Verschrijving voor Bruneau of Brunot.
Bruno, Brunot, Burnod, Burnotte: Bijnaam. Afleiding van brun: bruin. Of vadersnaam van de voornaam Bruno.
Brunon, Burnon: vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Bruno. Bruinssins; zoon van Bruno.
Brunquers. Waalse aanpassing van Bruckers (zie De Brouckere), met n-epenthesis.
Brunschot, van. Plaatsnaam in Boxtel en Esch, Noord-Brabant.
Brunselaar, Bronselaer: Plaatsnaam Brunslar in Westfalen, Brunselaar in Raalte (Overijssel).
Brunskog. Plaatsnaam in Vrmland (Zweden).
Brunson. Vadersnaam. Afleiding Bruneon van Germaanse voornaam Bruno.
Brunsperger. Afleiding van plaatsnaam Brunsberg, Duitsland.
Brunswijck, Brunswyck, Brunswick, Bruynswijck, Bruynswyck, Bronswijk, Brosswick, Branswijck, Branswijk, Branswyck, Branswyk, Branswick, Bransewijck, Braenswyck: Plaatsnaam Brunswijk, Duits Braunschweig.
Bruon. Waarschijnlijk variant van Brouhon.
Brus, de, Brusche: Middelnederlands broosch, West Vlaams brusch: broos, breekbaar, zwak.
Brussaard: Variant van Frans Broussard, Brossard, afleiding van Frans brousse, Latijnse bruscia ‘Struikgewas’.
Brussel, van; van Brusselen, van Brusselt, van Breussel, van Bruyssel, van Bruysel, van Bruijssel: Plaatsnaam Brussel.
Brusselaars, Brusselaers, Brusseleers, Brusseler, Brusselers, Brusselairs. Brusselaar, afkomstig van Brussel.
Brusse, Brussee, Brusse, Brussen, Bruss, Brus, Bruijs, Brys, Brusche, Bros, Bruss: Oudfrans bro(u)ce, van Latijnse bruscia ‘Struikgewas’. Bruss, van Bross, Brosset, verkleinvorm.
Brusselman, Brusselmans, Brusselmanne, Bruselman, Bruxelman, Bruxelmans, Brucelmane: Brusselaar.
Brusteghen Van, Van Bruysteghem, Van Bruystegem. Familienaam uit de plaatsnaam Brussegem (Vlaams-Brabant).
Brustem, van, van Brustum: Plaatsnaam Brustem (Limburg).
Brusten, Bruisten, Bruystens, Bruijstens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Bruinsteen. Zie bij Bruynsteen. 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Brustem.
Bruviere: 1. Bijnaam naar de vogelnaam, Middelnederlands bruwier, van Oudfrans bruhier, bruier ‘Buizerd’. 2. Plaatsnaam Bruyre, Oudpicardisch bruwire ‘Heide’ zie la Brujeere.
Bruwaene, van, van (de) Bruane, Bruaene, van den Bruane, Bruwaene, Bruwaene, van den Bruwaen, van Brouaene. Familienaam uit een plaatsnaam in Meulebeke, Rumbeke, Ruiselede en Beveren. Uit beider-waen: wachter op hoop.
Bruwier, Bruwiere, Bruwire, Bruwiers, Bruweer, Bruvier, Bruyer, Bruyere, Bruyre, Bruyerre, Bruyeer, Bruhire, Bruhiere, Bruhiery, Brui. 1. Bijnaam uit het Oudfranse bruhier: buizerd of het Middelnederlandse brewier, bruwier, brouwier: wouw (vogel). Iemand met zeer scherpe ogen bijvoorbeeld 2. zie ook Bruyre.
Bruyre, Bruyr, Bruyres, Bruyrere, Bruyrer Bruyrre, Bruyreeer, Brure, Bryre, Bruhire, Bruhiere, Bruyr, Bruyre, Bruwier, Bruwiere, Bruweer, Bruvier, Broyre, Brouyir, Brouir, Brouwier, Brouwir, (de) La Bruyre, De(l)bruyre, (de la) Brire, Labrujere, Delbrayre, Delbrouir, Delbrouwire, Desbruyres, Desbrueres. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Bruyre: heide. Zeer verspreide plaatsnaam.
Bruyant, Bruant, Brouand: Frans bruyant: luidruchtig, lawaaierig. Bijnaam.
Bruygoms, Bruijgoms: Verwantschapsnaam Bruidegom. Vergelijk Duits Brutigam, Nederduits Brd(i)gam.
Bruyland, Bruylandts, Bruylant, Bruyland, Bruylants, Bruyllants, Bruijlants, Bruijlant, Bruijlands, Bruijlandts. Vadersnaam uit de naam Brulant: naam uit ridderromans (een Saraceense koning).
Bruynbaert, Bijnaam naar de bruine baard. Vergelijk Brunebarbe, Duits Braunbart. Of naar de huisnaam.
Bruynbroeck, van, Bruynbroeck, Brunbrouck, Bruyenbroeck, Bruyenbroek, Bruyenbrouck, Bruyenbrouk; Plaatsnaam Bruinbroek: bruin moeras, in Langemarik en Torhout. Bruinsbroek in Galmaarden (Vlaams-Brabant).
Bruyndonck, Bruyndoncx, Bruyndonc, Bruyndonx, Bruyndonck, Bruyndonckx, Bruijndonck, Bruijndoncx, Bruyendonck. Familienaam uit de plaatsnaam Bruindonk: bruine (donkere) verhevenheid uitstekend boven het landschap.
Bruynkens, Bruyntjens, Brunjes: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Bruno, Middenenderlands Bruun.
Bruynooghe, Bruynoghe. Bijnaam; bruine ogen.
Bruynserade. Waarschijnlijk aanpassing van Duitse plaatsnaam Braunsrath; 1202 Brunsrode.
Bruynsteen, Bruijnsteen, Bruijnesteijn. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam brn-stain ‘Bruin-steen’. Brunstenus.
Bruijcker, Bruijckere, de; de Bruickere, de Bruijcke, Bruker: Middelnederlands bruker ‘achter, kleinhandelaar’. Middel-Latijn brocarius, Engels broker.
Bruijnede: Vermoedelijk van de Bruijne.
Bruijs, Bruijs: Bijnaam voor iemand met bruisend karakter, een levendige kerel. Vergelijk Bruisschaert, Duits Braus. Middenhoogduits brus: lawaai, ge(d)ruis, gebruis.
Bruijsschaard, Bruisshaard: Ook Vlaamse familienaam Bruisschaert, afgeleid van het Middelnederlands werkwoord bruuschen ‘Bruisen, stormen’. Bijnaam voor iemand met een bruisend karakter.
Brydorpe, van, (van) Breijdorpe: Plaatsnaam Brijdorpe (Schouwen-Duiveland, Zeeland).
Brijs, Brijsse, Brijsens: Vadersnaam. Uit Brice, de Franse vorm van de heiligennaam Brictius.
Bryselbout, Brysebout, Brisbout: Middelnederlands britse: borstplaat, armplaat + bout: ijzeren bout. Beroepsnaam van de wapenmaker, harnasmaker.
Bryskere. Middelnederlands brisscere, briesschere: brieser. Bijnaam voor iemand die briest, huilt, brult.
Brijssinck: Vadersnaam. Afleiding van Brijs.
Bubb. Engelse naam van Viking origine. De eerste spelling was wellicht Buh: een plaats om schapen en vee te houden. Soms kan het door verschrijving ook afgeleid zijn van de familienaam Budd: Oudengelse bijnaam voor een dikkerd.
Bubbe. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Bovo of knuffelvorm van Robrecht (=Poppe).
Bubberman: Afleiding van vadersnaam. Bubbert, van Robert; vergelijk Engels Bob, van Rob.
Buch, Buche. Duitse plaatsnaam Buch(e); beuk, beukenbos.
Bucher: Duits familienaam afgeleid van Buche ‘Beuk’.
Buche, Oudfrans buce, Noordfrans bche, Middelnederlands buse, buusse: breed schip met twee masten voor het vervoer van zware lading, haringschuit. Vergelijk Buis. Beroepsnaam voor de schipper.
Buchler, Buchler, Bcheler, Bchler, Buecheler: 1 Van plaatsnaam Bchle: kleine beuk. 2. Zoals Buchner van plaatsnaam Buche: beuk. 3. Buhler, afleiding van Bh(e)l: heuvel.
Buchalter. Duitse afleiding van de plaatsnaam Buchhalde : beukenhelling.
Buchbinder, Buhbinder: Niet de beroepsnaam van een boekbinder, maar van een kuiper, die de duigen tot kuipen bindt. Middennoordduits bkbant: hoepel; vergelijk biebuuc: bijenkorf. Vergelijk Duits Fassbinder, Bddenbender.
Bucheister. Duits Buchheister; beukenheester, beukenbosje.
Buchel, Buchau, Busseau, Bussieaux, Bussiaux: Oudfrans boucel, Middelnederlands butseel: vaatje, leren wijnzak, pens, buik. Bijnaam.
Buchelet, Buchelot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Burchard.
Buchem, van. 1. Variant van Van Boegheim, - Boechem, -Bugheym. Verspreide Duitse plaatsnaam Buchheim. 2. Zie van Bodeghem.
Bucher. 1. Duits Buche: beuk. 2. Frans Bcher: houthakker. Beroepsnaam.
Buchert. Vadersnaam. Variant van de Germaanse voornaam Burchard.
Bucholtz, Bucholz, Bchholz, Bucholc, Buchole: Verspreide Duitse plaatsnaam Buchholz: beukenbos. Vergelijk Boeckhout, Bocholt.
Buchin, 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Buchard. Vergelijk Busquin, Buchelot. 2. Afleiding van busk-. Zie Busquin 1. = Bouquin.
Buchkremer. Duitse beroepsnaam van de boekhandelaar. Duits Krmer, Kremer: kleinhandelaar. Vergelijk Cremer.
Buchman, Buchmann, Bucheman, Bochmann, Bckmann: Duitse afleiding van de plaatsnaam Buche: beuk(enbos).
Buchmller, Buchmuller. Duitse beroepsnaam van een molenaar bij een beuk(enbos).
Buchner, Bochner, Buckner: Afleiding van Duitse plaatsnaam Buche(n), Bchen: beuk(enbos).
Buchsbaum, Buxbaum, Buesbaum, Buschbaum: Plaatsnaam. Duits Buchsbaum: buksboom. Vergelijk Boksenboom, Bosboom.
Buchsenschmidt. Bucksenschmidt: Duitse beroepsnaam Bchsenschmied: smid die schietbussen, geweren maakt.
Buchwald. Verspreide Duitse plaatsnaam; beukenbos.
Bucker, Buecker, Bueckers, Bucker, Buckers, Bukkers, Bukers. 1. Zie Beudeker. 2. Of uit het Picardische Bouquier: slager.
Buckerier. Verhaspeling van van den Buerie. 1754 J.B. vanden Burri, Gothem = 1778 J.B. Bucarierrrie, Sleidinge; zijn 5 kinderen heetten Bucarier en in 1811 genoteerd als Buckerier.
Buckhurst. Plaatsnaam: met beuken begroeide hoogte. Bukhorst in Gendringen, Putten (Gelderland), Bukhorst, Zalk. Vergelijk Van Bokhorst.
Buckley. Plaatsnaam, Somerset.
Buckman: Afleiding van beuk of van bok.
Budde, Budding, Buddingh: Vadersnaam. Van de Germaanse voornaam Bod(d)o, Buddo.
Buddenbruck. Plaatsnaam Buddenbrock, Buddenbrook (Pommeren, Silezi). Bekend door de roman Ԃuddenbrooksՠvan Thomas Mann.
Budenaers, Budenaerts, Budeners, Budennaers: Duitse Bdener, Budner: keuterboer, kleine boer. De naam gaat soms terug op Buteners; zie Buttenaere.
Budinger, Buddinger: Afkomstig van Budingen (Vlaams-Brabant) of Bdingen (Duitsland).
Budke.Vadersnaam. afleiding van Nederduitse voornaam Budde. Vergelijk Buttgen.
Budna. Slavische familienaam.
Bue, de: Debue, van Debus, van Dubus. Plaatsnaam (le) Bus, van Germaans busku ‘Struikgewas, bosje’.
Buekenberghs, Buckenberghs, Bukenberghs, Bukenbergs, Bikkenbergs, Bikkembergs: Plaatsnaam Beukenberg in Everberg (Vlaams-Brabant), Tongeren (Limburg), B(e)ukenberg in Olmen (Antwerpen). In de parochieregisters van Beverlo en Oostham (Limburg) komen de ontronde vormen (Bik-) als variant voor van Bueken- en Buckenbergs.
Bul, van; van Buul: Plaatsnaam Budel (Noord-Brabant): 1573 Buel.
Bueri, van de, Bueri, van de, van den Buerie, van de(n) Beurie, van de(n) Burie, Vandenburie, van de Bourie, van de Borie, (van de(n) Bourry, van den Buverie, Debunderie, van de Bunderie, van de Bundrie, van de Benderie, van de Binderie. Naam uit het Picardische burie: wasserij, washuis. Beroepsbijnaam.
Buet, Bu, Bue, Buwez, Buez: 1. Afleiding van Oudfrans buie, bue: kruik. Beroepsnaam of bijnaam. 2. Of Oudfrans bue: was, gewassen linnen. 3. Variant van Bouet, Bo’t.
Buffa, Buffat, Buffard: 1. Afleiding van Oudfrans buffer: blazen. Vergelijk Boufard. 2. Eventueel vadersnaam. Zie Buffin.
Buffel, Buffels, Boffel: 1. West-Vlaams buffel: slag, stoot; Frans buffle, afleiding van Middelnederlands buffe, boffe: slag. Bijnaam. 2. Bijnaam naar de diernaam. 3. Of buffel: beul, scherprechter.
Buffet, Dubuffet, Dubuffez, Puffet: 1. Oudfrans bufet: tafel, buffet, aanrecht, kabinet. Beroepsnaam van de meubelmaker. 2. Beroepsnaam van de bufetier: wijnhandelaar.
Bufkens, Beufkens, Bufquin: Vadersnaam van Boffe/Buffe.
Bugg, Bugge. Vadersnaam. Duitse korte vorm van de Germaanse voornaam Burkhard. Vergelijk Duits Buggensohn.
Buggenhout (van), Buggenhoud, Buggenhoudt, Buggenhaut, Buggenhout, van Bugenhout, (van) Buckenhout, Buckenhoudt, Buekenhoudt, Buekenhout, Bueckenhoudt, Bueckenhout, van Buekenhout, Beukenhoudt, Beukenhout. Familienaam uit de plaatsnaam Buggenhout (Oost-Vlaanderen). Of gewoon uit een plaatsnaam Beukhout: beukenbos.
Buggenum, van, (de) Buggenoms: Plaatsnaam Buggenum (Nederlands-Limburg).
Bugghensele, van. Plaatsnaam in St.-Michiels (West-Vlaanderen).
Bugnard, Bougniart: Afleiding van Oudfrans buigne: buil op het hoofd, veroorzaakt door slagen.
Bugnits. Slavische familienaam Bugnitz, Bognitz, Bognic.
Buguin, Bughin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Buggo, bakervorm van Burghard.
Bhl. Heuvel. Bielman is dialect ontrond, vergelijk Pilmeyer, Bielmair.
Buhl, Buhler, Bhl, Bhler, Bueler: Twee verschillende namen, die vaak verward worden. Buhler, van Buhle: geliefde. Bijnaam voor een minnaar.
Buhler, van plaatsnaam Buhl: heuvel.
Buhlmann, Buhlmann, Bielman: Duits Buhlmann, van plaatsnaam.
Buhne, Buhner, Bhne Bhner, Buhnen: Plaatsnaam Bhne, Buhnen, Bhner, Buhn. Duitsland.
Buhren, Buhr, Bhring, Bhrmann, Burman, Brmann: Nederduits Buhr, Bur: boer; en afleiding Buhrke, Buhrke, Bu(u)rke: Nederduits van Buhr: boer.
Buick, Buik, Buyckx, Buyck, Buijckx, Buijck, Buycx, Buijks, Buycks, Buyck. Bijnaam voor iemand met een dikke buik. Vergelijk Duits Bauch.
Buicke, van den, van den Bulk, Bulke, van (den) Buick, van dem Bulcke, de Buicke, van den Bulte, Bulten, van den Beulck, Beulcke, (van den) Bilcke, Beulcke, (van de) Beulque, (van de) Beuque, Beulques, Bullock, Buluk: Plaatsnaam, Middelnederlands blok, bile, bulc: omsloten weide, ingesloten land.
Buijlaert, Buylaert, Buylaere, Builaert, Beulaert, Bullaert. 1. Bijnaam voor iemand met een buil, een bochel. 2. Of variant van Boelaert.
Buijtendorp. Plaatsnaam Butendorf in Bottrop.
Buirette, Burette, Burettes, Burrettet, Burrettez, Burrett. Familienaam uit het Oudfranse buiret(te): kleine kruik. Beroepsnaam van bijvoorbeedl de pottenbakker.
Buis, Buise, Buisen, Buisse, Buize, Buist, Bust, Buijs, Buijsse, Buijse, Buijsen, Buijze, Beuijs, Buys, Bueys, Buyse, Buse, Buysens, Buysens, Buyze, Buyzens, Buize, Buijze, Buissin, Buissink: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Buso/Boso (=boos-trots) die voorkomt in de plaatsnaam Buizegem, Antwerpen, Buizingen, Vlaams-Brabant. 2. Een enkele keer korte vorm voor Van Buysingen.
Buisine, Buiseine, Busine, Busyne, Buseine, Buseyne, Buseijne, Beusinne, Bussene, Bessine, Besene: Oudfrans buisine, boisine, Middelnederlands basune, basine; ‘Bazuin, trompet’. Beroepsbijnaam van de muzikant.
Buisman, Buijsman, Buysmans: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Buso/Boso. Zie Buis.
Buisset, Buissez, Buissin: Vadersnaam. Afleiding van Frans buis: buksboom; of van bos, bois: bosje. Vergelijk Boset.
Buisson, Bouisson, Dubuisson, Dupusson, Dupisson, Debuisson, Debisson, Desbuissons, Desbuisson, Debusson, Dubuson, Dubousson, Albuisson: 1. Erg verspreide plaatsnaam Buisson: struik, heester. 2. Later ook Re-interpretatie van Italiaanse familienaam Buzzone.
Buitelaar. Beroepsnaam van de buitelaar, jongleur, kunstenmaker.
Buitendag. Wellicht Re-interpretatie van Duits.
Buiter, Buter: Afleding van Middelnederlands buten: ruilen, buit maken. Middelnederlands buter. Beroepsnaam van de (ruil)handelaar. Of bijnaam voor wie op buit jaagt; vergelijk vrijbuiter.
Buitinga, Butinga, Buitenga. Afleiding van de voornaam Buite.
Buitink, Buijtink, Buytink, Buijink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Boudewijn. Vergelijk Buytaert.
Buisma. Van de voornaam Busscha, Busch.
Buisrogge, Buijsrogge: Zinwoord: Middelnederlands busen ‘kloppen, slaanՠ+ rogge. Beroepsnaam van de man die de rogge klopt, dorst. Vergelijk Duits Klopperoggen, Stoterogge.
Buissing, Buysing, Buesink: Vadersnaam. Afleiding van Buis.
Buitendijk, Buytendyk, Buytendijk, Buijtendijk. Plaatsnaam Buitendijk, bijvoorbeeld bij Enter, Overijssel. Ook Butendiek (Sleeswijk-Holstein, Nedersaksen).
Buitenhuis, Buitenhuys: Frequente Gelderse familienaam. Ook plaatsnaam Buitenhuizen (Drenthe, Assendelft, De Wolden).
Buitenkamp, Buitkamp. Plaatsnaam, bijvoorbeeld Buitenkampen bij Notter (Wierden, Overijssel). Plaatsnaam Buitenkant in Beilen (Drenthe). Maar wellicht veeleer van Buitenkamp; zie Buitkamp.
Buitenkant, Buitekant. Familienaam uit de plaatsnaam Buitenkant (buurt in Amsterdam).
Buiter, Buter, Bter, Buijter, Buyter, Vrijbuiter. Wanneer de familienaam Buiter uit het middelnederlandse werkwoord buten/bueten/buyten kan worden verklaard, kan de naam verwijzen naar de betekenissen ruilhandelaar, iemand die buit maakt (vergelijk vrijbuiter) of, als variant van boeter, een hersteller, bijvoorbeeld van netten of zeilen (vergelijk nettenboeter, ketelboeter). Vanuit het Duits (Bter/Beuter) zou daar de betekenis ԩmkerՠbij kunnen komen.
Buitink, Buiting: Vadersnaam. Afleiding van Buit, van Boit, Boid, van Boldwin, Boudewijn. Zie Boidin.
Buizer, Buyser: In de middeleeuwen was de buizer of buccinator de ambtenaar die het jus cornandi had. Bij het afbakenen van woeste grond, bij schenking of verkoop, moest hij op de vier hoeken op de hoorn of buse blazen.
Bukkens, Buck, de, Bck, Bucks, Buckman, Bckman, Bcking, Bucking: Vergelijk Vlaamse familienaam Bueken(s), Buckens, Bucken, Buckinx. Vadersnaam. Germaanse voornaam Bucco, Bocco, een bakervorm van een Germaans burg-naam.
Bukviel, de: Vervorming van de Belgische familienaam de Broqueville, Brocvielle, een vooral in het Pas-de-Calais frequente naam. Misschien de Plaatsnaam Bricqueville (Calvados, Manche). Of gewoon een variant van Brecville (zie Breviel).
Bul, (de): Middelnederlands bulle’Stier’.
Bulck, van den, Bulk, Bulcke (van den), Vandenbulcke, van den Bulke, van den Bulk, van (den) Bulck, van dem Bulcke, de Bulcke, van den Bulten, van den Bulte, van de Bult, van de Bulten, van den Beulcke, Beulckee, (van den) Bilcke, Beulcke, (van den) Beulque, (van de) Beuque, Beulques, Bulckaert, Bulkaert, Bolkaerts, Bolkaers, van den Bloke, van den Block, Blockmans: Plaatsnaam. Middelnederlands blok, bilc, bulc ‘mmsloten weide, ingesloten land’.
Bulckaert, Bulkaert, Bolkaerts, Bolkaers: Afleiding van Van den Buicke.
Bulckmans, Bulkmans, Bultman, Bolckmans, Blackmans, Blockman, Blocman. Afleiding van Van den Bulcke, Van den Blocke (zie daar).
Bulder. Bijnaam uit bolderen/bulderen: een luidruchtig of boos iemand.
Bullach, Bulach, Bullaft: Plaatsnaam Bullach (Beieren) of Bulach (Duitsland).
Bulcourt. Plaatsnaam Bullecourt (Pas-de-Calais).
Bulle, Buis: 1. Middelnederlands bulle: stier. Bijnaam. Vergelijk Engels Bull. vergelijk Stier. 2. Karel Buis, burgemeester van Brussel (1881-99), stamt evenwel af van Cornlius Boels (1734-1811).
Bullekens, Bulckens, Bulkens, Beullekens: Beulkens, van Boelkens, afleiding van Boel.
Bullynck, Bultynck, van de oude naam Bulle (Boele).
Bully. 1. Plaatsnaam, onder meer in Pas-de-Calais. 2. Zie Boulier.
Bulpa, Bulpas. Misschien Waalse aanpassing van Bulpaep.
Bulsing: Frequente familienaam in de Achterhoek. Afleiding op –ing van de vornaam Bulso, Bolso, een -so-afleiding van de Germaanse voornaam Bolo.
Bult, Bulte, Bulten, Bulthe: Middelnederlands bult(e): bult, buil, bochel. Bulten kan een afleiding zijn van Bulte, maar ook van Bultin (zie Bultinck).
Bult: Andere spelling voor de Franse familienaam Bultet, verkleinvorm van Oudfrans buletel; zie Bulteel.
Bulteel, Bultel, Bultheel, Bulthielle, Bultielle, Bultau, Bulteaux, Bulteau, Bulteux, Bultiaux, Bultiau, Bultiauw, Bulteeuw, Biltiau, Biltjauw, Byltiauw, Balteaux, Balteau, Balthau, Baltiauw, Baltia, Bluteau, Bultet, Bulth, Bult, Bulthez, Bultot, Bulto, Bulton: Oudfrans buletel, Frans bluteau, Middelnederlands bulteel ‘Zeef, voor meel’. Beroepsbijnaam van de zevenmaker of de meelzever. De vormen met bal-door voortonige versterking uit Balutel (van Oudfrans beluter). Vergelijk Franse familienaam Balluteau.
Bultena: Zoals Bultema, Friese afleiding van Bult, van Bold, van Germaanse voornaam, bijvoorbeeld Boudewijn.
Bultet, Bulth, Bult, Bultez, Bulto, Bultot, Bulton: Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans buletel; zie Bulteel.
Bulthuis: Plaatsnaam Bulthuis in Denekamp, Overijssel.
Bultena, Bultema, Bultsma, en Bultynck in Vlaanderen. Het wordt gedragen door een geslacht van vrije Friese boeren, dat gezeten is in de buurschap De Bult bij Bellingewolde in Groningerland. Oud Friese vadersnaam Bult, bijvorm van Bulle, Bolle, Boele en Bole als minder gunstige betekenis. Bultinge bij Ruinen en mogelijk Bulthusen bij Jemgen in Reiderland.
Bultinck, Bulting, Bultijnck, Bultynck, Bulthynck. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse ‘Raldը:stoutmoedig)-naam. (bijvoorbeeld Boudewijn), zoals Nederlandse familienaam Bolding(h), Boltinck.
Bulwick, Bulwik. Plaatsnaam Bulwick in Northamptonshire.
Buma: Friese afleiding van de mansnaam Bouwe, Buwe.
Bun: Vadersnaam. Germaanse voornaam Bun(n)o.
Bun, de, Bunne, de, de Buyne: 1. Zie Beugnies. 2. Eventueel Middelnederlands bunne, bonne: opgeslagen kraam of tent voor koopwaren. Beroepsnaam. 1471 Cornelis de Bune, Aalter
Bun, van Bunnen, van. 1. Plaatsnaam Bunne (Drenthe). 2. Vertaling van Debu(i)gne.
Bundel, de, de Bunder: Korte vorm voor Van den Bunder.
Bunder, van den; van Bunder, van Bunderen, Bundere, van Buynder, van Buynderen, van Buijnderen: Verspreide plaatsnaam Bunder, een landmaat.
Bundervoet. Bijnaam voor iemand met grote voeten, zo groot als een bunder.
Bungenberg. Plaatsnaam in Kall, Duitsland.
Bungeneers, Bongenaar. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse bongenaar, bungener: trommelaar.
Buning, Beuningh, Buenen: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Buno. Zie Beun(s). Bunning(us).
Bunjes, Buntjesn, Buntgens, Buntgens, Bundgen, Budgens, Boentgens: Vadersnaam. Verkleinvorm van Bun. Of variant van Buntjens, verkleinvorm van voornaam Bonte, Bontko (Friesland, Groningen). Vergelijk Bonten(s), Bontinck, Bontyes, Beunkens. Nederduits Bntgens, Friese voornaam Buntje.
Bunk, Buunk, Buenk, Beunk, Boonk, Beun, Beunke, Bunckens, Bunck, Bonk, Beunink: Vadersnaam. Oude Nederduitse voornaam, afleiding van de voornaam Bunno.
Bungeneers, Bongenaar. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse bongenaar, bungener: trommelaar.
Bunn. Oudfranse bijnaam uit bon (de goede). Deze naam kreeg in Groot-Brittanni een nieuw leven.
Bunneghem. Naam uit de plaatsnaam Bunegem (Vlaams-Brabant).
Bunnik, van, Bunnig. Plaatsnaam Bunnik, Utrecht.
Bunschoten, Bunschooten. Plaatsnaam Bunschoten, Utrecht.
Bunt, van der, Verbunt, van der Bont, Bonte, van Bondt, Verbond, Verbondt, Verbong: Plaatsnaam Bent, Bunt, Beunt, Bong, plaats waar veel (bunt) gras groeit’. Plaatsnaam Bunt in Soest (Utrecht), Ede (Gelderland), bij Nunspeet (Gelderland).
Buquet, Buket: Buquet, van Busquet. Oudfrans bosquet, Oudpicardisch busquet ‘Bosje’verkleinvorm van Oudnederlands bosk, Germaans busku ‘Struikgewas’.
Buquoi, Buqoit, Buqoy, Buckquoit, Bucquoi, Bucquoi, Buckqoie, Becoye, Bequoye, Becquoye, Becqouye, Boucquoy, Debuquois, Debuqoy, Debucquoi, Debucquois, Debucqoy, Debuicois, Desbuquois, Desbuq-oit, Desbucquois, Dubuquoit, Dubucquoy, Dubuquoy, Dubuqnoy, Bubuquoit, Bubuquoit: Plaatsnaam Bucquoi, van Latijn busketum: plaats waar kreupelhout, struikgewas groeit. Bucquoy bij Atrecht, in Nchin (Henegouwen).
Burman, Burreman, Burremans, Burmans. Variant van Borremans. Maar variant van Buurmans is niet uitgesloten.
Buras, Bura, Burat : Waarschijnlijk. variant van Baras, met voortonige klinkerwijziging (vergelijk variant Boraet). Of Waaalse variant van Bureau?
Burch, van Burg, Burgh, Burgt: 1.Plaatsnaam Burgh op Schouwen (Zeeland). 2. Variant van van der Burch.
Burchard, Burchardt, Burchart, Burkhardt, Burkhard, Burkhardt, Burkhard, Burkhas, Burkert, Burckhardt, Burgard, Burga, Burghardt, Burghard, Burghartz, Bourcart, Borcard, Borchardt, Borghart, Borgart, Borchert, Bourgard, Bourgart: Vadernaam. Germaanse voornaam burg-hard; ‘Burcht-sterk’ vergelijk Bochart. Burc(h)ardus, Borcardus, Borgardus.
Burchelmans, Burgelman: Moedersnaam. Afleiding van Burgele, van een burg-naam.
Burck, du; den Burck: Du Burck is de vernederlandste uitspraak van du Burg, van Dubourg. Franse plaatsnaam Bourg, van Germaans burg ‘Burg, burcht; versterkte plaats, dorp, gehucht’. De variant den Burck door re-interpretatie van Franse Duits als het Nederlands lidwoord de.
Burdinne. Plaatsnaam, Luxemburg.
Burel, Bureille, Burelle, Bureaux, Bureau, Buria, Buriau: 1. Oudfrans burel: grove bruine stof. Beroepsnaam. Of afleiding van bourre, Latijn burra: grove wol (zie Bourillon). 2. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse br-naam. Borellus.
Buren, van, van Buuren, van Bueren, van Buere, van Beuren. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Buren (op een paar plaatsen in Nederland).
Zie ook Beuren (Van der).
Buret de Longagne. Dubbele familienaam uit Buret (zie bij Buirette) en uit Longagne (plaatsnaam onder andere in Henegouwen). Mogelijk verwijst de naam naar een pottenbakker, afkomstig uit Longagne. De Logagne kan ook ook een lager-adelijke verwijzing hebben.
Buretier. Afleiding van Bu(i)rette. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Burg, van, Burgh, van. 1. Plaatsnaam Burgh op Schouwen (Zeeland). 2. Van de Burg, zie (van der) Borgt.
Burge, Burgue: Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse burg-naam, zoals Adalburga, Odburga, Hildeborch, Walburgis. Of vadersnaam. Variant van Burke.
Burgeon. Vadersnaam. Afleiding van een burg-naam.
Burgel: 1. Moedersnaam, voornaam Burgele, verkleinvorm van een burg-naam. 2. Uit Burger, met wisseling van r/l. Burger, (de); Burgers: Middelnederlands burger, borger ‘Burger, poorter’.
Burger, Burgers. Duitse equivalent van Nederduits Burger. Zie (de) Borger 1.
Burger, van den, Burgers: Contaminatie van de Burger en van den Burg.
Burgerhoff: Ook Borgerhof(f), Borghoff. Plaatsnaam Burghof (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts).
Burgerman, Borgermans: 1. Afleiding van De Burger. 2. Variant van Borchmans. 3. Variant van Burgelman.
Burgess. Engelse familienaam, van Oudfrans, Frans bourgeois.
Burgert: 1. Germaanse voornaam burg-hard: Burchard, Borchert. 2. Vermoedelijk veeleer variant van Burger, met anorganische eind-t.
Burghuser. Plaatsnaam Burghausen.
Burgho. Variant van Borgoo (= Bourgeois) of verschrijving voor Burgaud.
Burghoudt, Burghold, Burgold: Vadersnaam. Germaanse voornaam burg-wald; ‘Burg-heerser’. Burgoaldus.
Burgisser. Ontronde vorm van Burghilser.
Burgmeyer, Burgmaier: Pachter van een goed dat tot een burcht behoort.
Burgos. Plaatsnaam. Spanje.
Burgs: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam Burgo.
Burhenne, Burhain, Burhin. Nederduits Br Henne: boer Jan. Vergelijk Boerjan.
Buringa: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Buro, Burowardus, Burwaldus.
Buridant. Bijnaam voor een onstuimige kerel.
Burio, Buriot, Beuriot: Afleiding van Oudfrans bourre, van Latijn burra: grove wol, vlokwol, wolafval, vulsel. Beroepsnaam.
Burke, Buurke, Burque: 1. Engels-Ierse familienaam. Plaatsnaam Burgh (Suffolk). 2. Duitse familienaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Burkhard. 3. Zie Buhrke.
Burkel, Burckel, Brckel, Burquel: Vadersnaam van Germaanse voornaam Burkhard.
Burken, van; van Burkunk: Ook van Borkum, van Burkom. Plaatsnaam Borken (Hessen, Noordrijn-Westfalen) of Borkum (Nedersaksen).
Burki, Burky (Kanton Fribourg), Bourqui, Burket. Vadersnaam uit Brki, dat is een Allemannische (West-Oostenrijk, Oost-Zwitserland, Z. W. Duitsland) knuffelvorm van de voornaam Burchard. Andere varianten komen voor in Z. O. Frankrijk.
Burlandy. Beroepsnaam. Frans brelandier, Waals brland: wever.
Burm: Plaatsnaam Bornem (Provincie Antwerpen), met dialectische uitspraak burrem.
Burnel, Burnelle, Beurnel, Burniaux, Burniar, Burnyeat, Burnay, Berneel. Variant van de naam Brunel(le): de bruine (op basis van haar of huidskleur).
Burnet, Burnett, Burbey, Burnez. Metathetische var.iantvan Brunet. Vergelijk Burnel(le).
Burnon. 1. Zie Brunon. 2. Plaatsnaam Burnon in Hollange.
Buron, Buuron, Beuron, Boron, Bouron, Bouronne. 1. Oudfrans bu(i)ron: hut, huisje, schamele woning. 2. Oudfrans buiron: donkerbruin. Bijnaam.
Burrekers. Variant (met svarabhaktivocaal) van Burkers, afleiding van Burker, afgesleten vorm van Burkert.
Burst Van, Verbust, Verbuyst. Familienaam uit de plaatsnaam Burst (Oost-Vlaanderen).
Bursztein, Bursztejn, Bursztyn, Burstin, Burkstein, Burgsteiner: Pools-Joodse vorm van Duits Bernstein.
Burrckers: Wellicht afleiding van Burkert, de Germaanse voornaam Burchard.
Burtombois, Burtom-boy, Burtonboy, Burtembois: Plaatsnaam Burtonbur in St-Georges (Luik):
Burtscheidt, Bourtscheid: Plaatsnaam Burtscheid (Duitsland). Zie ook Bourscheid.
Burvenich, Burvenick, Burvenich: Plaatsnaam Brvenich (Duitsland).
Bus, Busch, Busck, de Bussche, Debusse: Korte vorm voor van den Bussche. Ook Duitse familienaam Busch. Plaatsnaam Busch; bosje, struikgewas. Ook Busch.
Buschgens: Noord-Rijnlandse familienaam Bschgen, Bschgen, verkleinvorm van plaatsnaam Busch.
Busecom. Naam uit de plaatsnaam Beusichem (Gelderland).
Bussel: 1. Middelnederlands bossele, bussele ‘Bundel, schoof, bussel’. Beroepsbijnaam. 2. Of veeleer vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Boso of Burghard.
Buseniers, Busseniers. Beroepsnaam van de bossenier: de schutter (met vuurwapens). Vergelijk Duits Bchsner, Bchsenschtz.
Busbeke, van. Plaatsnaam Busbeke/Boesbeke, Bousbecque (Frans-Vlaanderen). Wellicht ook plaatsnaam in Noord-Brabant; 1389 Heinric van Buesbeke, Den Bosch.
Buscher, Bscher: Duitse familienaam. Naar de woonplaats bij een Busch of bosje. Buschgens, Buschen: Noord-Rijnlandse familienaam.
Bschgen, Bschgen. Afleiding van de plaatsnaam Busch: bosje.
Bsching, Busching: Westfaalse afleiding van de plaatsnaam Busch.
Buschman, Buschmann. Duitse afleiding van de plaatsnaam Busch, vergelijk Boschman(s).
Busco, Buscot, Biscoe: Afleiding van de plaatsnaam busk-: bosje, struikgewas. Vergelijk Busquet.
Busecom. Plaatsnaam Beusichem (Gelderland).
Buselin, Busolin, Buslain, Buslin, Busselin, Busselot, Buslot, Busselen, Bussel, Bussels, Busselez. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Boso.
Busiau, Busiaux, Busia, Busieau, Busieaux, Busio, Bussieuaux, Bussiaux, Busseau, Buziaux: Vadersnaam. Afleidng van Germaanse voornaam Boso.
Busigny, Busegnies: Plaatsnaam Busigny (Nord).
Buss, Busse, Busse: Vadersnaam. Duitse roepnaam voor Burkhard. Vergelijk Bossens.
Busschbach, van. Re-interpretatie van Duitse familienaam Bussbach, van de plaatsnaam Butzbach, van Bussbach.
Bussedom, Bosadon, Baugedon. Verdwenen naam, wellicht vadersnaam uit boso + doma.
Bussemaker: Beroepsnaam van de maker van buksen, schietgeweren. Vergelijk Duits Bchsenmacher.
Busselen, Bussel, Bussels. 1. Middelnederlands bossel, bussele: bundel, schoof, bussel. Beroepsnaam. Of vadersnaam van Germaanse voornaam Boso (vergelijk Buselin) of Burghard (vergelijk Buss, Bussens).
Bussens, Bursens: Vadersnaam. Bussens, Bossens, afleiding van Middelnederlands Borsin, Bossin, vleivorm van de voornaam Borsaert, Bossaert, van Burchard.
Bussing. Vadersnaam. Afleiding van Buss(e)=Burchard.
Busslinger. Afleiding van plaatsnaam Bsslingen (Baden).
Bussem. Plaatsnaam, Noord-Holland.
Bussy, Bussi: 1. Beroepsnaam. Oudfrans buschier: houthakker, houthandelaar. 2. Plaatsnaam Bussy (Aisne, Marne, Meuse, Oise, Somme).
Buster. Familienaam uit Allgu en Tirol, van Buste: zweer, blaar, puist. Bijnaam.
Bustraan, Bustram: Bustraan door omwisseling ts/st uit Butsraen, van Butseroen, van Picardisch bcheron ըouthakker’.
But, (de) De Budt, De Butte, Buth: 1. Middelnederlands botte, but(te) ‘Draagkorf, koffer’vergelijk Beun. Beroepsnaam. 2. Bot(te), but(te)’Bot, botvis’. Vergelijk Pladijs.
Butaye, Butaeye, Butaeije, Butaije, Buttaye: Waalse en Franse plaatsnaam Butay in Stavelot en Rotheux (Luik). Le Butay in Erneuville, Butay in Maissin en Halanzy; Le Butay bij Nantes (Loire-Atl.), bij Lac-de-Grand-Lieu, bij Chapelle-Basse-Mer en bij La Regrippire (Loire-Atl.).
Buteux: Frans familienaam, van Oudfrans bouteor, afleiding van bouter ‘kloppen, slaan’.
Btgenbach, Btgenbac, Buttgenbach, Butgenbach, Buttgenbach: Familienaam Butgenbach (Luik).
Butheer: Verhaspeling van Buthfer, Buthfer: Bijnaam of beroepsnaam van de vuuraansteker?
Butin, Butein, Buteyn, Buttin, Bustin: Frans butin: buit. Bijnaam voor een dief, een rover.
Butlern Budler, Butteler: Engels familienaam Butler of Duits Buttler, Bttler, van midden Latijn buticularius. Beroepsnaam van de bottelier, keldermeester, wijnschenker.
Buto, Butoe, Butoi: Limburgse (vanaf 1750) familienaam. Door g-syncope van Butoge: bot-oog, met ogen als van een platvis (bot). Bijnaam voor iemand met visogen. Ook Buttauge. Butoi zou evenwel een Roemeense familienaam zijn.
Butor, Bethoor: 1. Oudfrans butor, Middelnederlands butoor: roerdomp. Bijnaam voor iemand met schreeuwerige stem. 2. Vadersnaam. Butoir de Montferrand; Butoir enfan Johans de Liers, Luik.
Butsel, van: Plaatsnaam Butsel bij Boutersem (Vlaams-Brabant).
Butseraen, Butsraen, Butstraen, Bustraen, Bustraan. Familienaam uit het Picardische bcheron; houthakker. Beroepsnaam.
Butsel, van, van Butseele, Butsele, van Butzeele, van Butsels: Plaatsnaam Butsel bij Boutersem (Vlaams-Brabant).
Butt. 1. Duits Butt: bot(vis). Vergelijk (de) But 2. 2. Duitse bijnaam voor een dwerg.
Buttenaar, Buttenaere, Buttenaers, Butenaerts, Butenaers, Buteneers, Buteners, Buttenners. Afleiding van de Duitse familienaam Bttner: kuiper.
Butter, de, Buttersn: Beroepsnaam. Middelnederlands boeter ‘Hersteller’bijvoorbeeld Ketelboeter, Ketelbutter.
Butterdrogghe. Beroepsnaam van de boterdroger, die het water uit de boter perst?
Butterman: Beroepsnaam van de boterhandelaar. Duits Buttermann.
Butterweck. Beroepsnaam van de boterhandelaar, vergelijk Duits Botterklot, Middelnederlands boterwegge: kegelvormige boterklomp. Of van de fjne bakker, vergelijk Duits Butterbro(d)t.
Bttgen, Bttgens, Buttgen: 1. Variant van Butjens, zie Boutkens. 2. Plaatsnaam Bttgen bij Dusseldorp (Noordrijn-Westfalen).
Buttgereit. Oost-Pruisisch-Litauwse vorm voor Duits Bttcher: kuiper.
Bttner, Bottner, Bottner: Duitse beroepsnaam Bttner: kuiper.
Butijn, Buteijn: Frans butin ‘Buit’. Bijnaam voor een dief, een rover.
Butz, Butzen, Botz, Botzen, Btz: Vadersnaam. Duitse voornaam, meestal roepnaam voor Burkhard.
Buur, de; Buers: 1.Bijnaam. Middelnederlands buur ‘Buurman’. Vergelijk familienaam Geboers, Gebuers, Duits Gebuhr. 2. Gepalataliseerde variant van (de) Boer. Duits Bauer, Nederduits Buhr.
Buurema, Buruma. Friese afleiding van de plaatsnaam Burum (Friesland).
Buurman, Buurmans, Buerman, Buermans, Burman, Burmans, Brmann: 1. Middelnederlands buurman ԩnwoner, rechtsgenoot, ingezetene, rechtsprekende in het burengerecht’. 2. Afleiding van Nederduitse Buhr, Bur ‘Boer’. Duits Bauermann.
Buurmeester, Boermeester, Burmeister: Schout of burgemeester van het dorp. Duits Bauermeister.
Buuron: Andere spelling voor Buron. 1. Oudfrans bu(i)ron ‘Hut, huisje, schamele woning’. 2. Oudfrans buiron ‘Donkerbruin’. Bijnaam.
Buurrigter, Boerrigter: Beroepsnaam van de gerechtelijke ambtenaar in het dorp. Duits Bauerrichter, Burrichter. Ook Buurmeijer.
Buursink: Afleiding van plaatsnaam Buurse in Haaksbergen, Overijssel.
Buuse, van den: Vervorming van van den Bussche.
Buvelot. 1. Deze naam die van oorsprong uit de Champagne komt, is mogelijk afgeleid van beuvable, buveur: drinken, drinker. In dit geval een bijnaam.
2. Evengoed uit de Champagne kan hij een afleiding zijn van Beuve, de Franse vorm van de Germaanse voornaam Bovo, wat jongen betekent. In dit geval een vadersnaam.
Buyck, de. Door naamsverwarring, van De Buck.
Buwalda. Adresnaam, Buwalda state te Tjerkwerd, buurtschap met vier boerderijen. Ԃuՠis verwant aan ‘By’wat ‘Dorpՠbetekent. Kijk maar eens iets naar het noorden op de kaart en je ziet in Denemarken heel veel dorpsnamen op ‘Byՠeindigen. Ook het tragisch bekende Ԍockerbieՠin Schotland heeft dezelfde oorsprong, en misschien ook de Friese dorpsnamen die op ‘Burenՠeindigen. ԗaldaՠheeft te maken met ‘macht, bestuur’ in het Duits is het terug te horen in ‘Verwaltung’‘staatsanwalt’ en misschien klinkt het ook door in het Nederlandse woord ‘geweld’. Samengesteld zou ‘Buwalda’ dan ‘Dorpshoofd’ betekenen.
Buijck, Buijks: Bijnaam voor iemand met een dikke buik. Vergelijk Duits Bauch.
Buijens: Vadersnaam. Uit Buidens, van Buidins, Boidins, afleiding van Boidin, vleivorm van Boudewijn. Zie Boidin, Buitink.
Buijl, Buijle, Buyl, Buyle, Buylen, Buyls, Buil, Buils. 1. Bijnaam voor iemand met een buil/bult, meestal een bochel. 2. Heel soms is Buyl afgeleid uit de beroepsnaam: beul.
Buylaere, van. 1. Plaatsnaam Builare in Zeveneken (Oost-Vlaanderen). 2. Dialect vorm voor Van Boelaere.
Buylen, van, van Buul, van Buel, van Beul: Plaatsnaam Budel (Noord-Brabant).
Buijn: Germaanse voornaam Buno. Zie Buning.
Buys, van den, van den Buijs. Brabantse vorm van Van den Bus(sche). Zie bij Bosch.
Buyser, Buysere (de), de Buijser, de Buyzere, de Buyzer, de Boysere, de Boyser, de Boijser, de Beysere, de Beyser, de Bayser, de Buysser, de Buisser. Beroepsnaam van de ‘Buser’de hoornblazer die in de middeleeuwen bij het afbakenen (bij schenking van grond) op de vier hoeken op de hoorn (buse) blies.
Buysscher, de, Buyscher, de, de Buijsscher, de Buysschere, Buysschre, de Buyssere, de Buysser, de Buisser, de Buyssher, de Beusscher, Beusker, de Buisschert: 1. Afleiding van Middelnederlands buusschen: slaan, kloppen, lawaai maken. Bijnaam, vergelijk Buysschaert. Of beroepsnaam van de ketelslager, de ketelbuusscher. 2. Variant van De Busscher.
Buijsse, van: Vermoedelijk vervorming van Buijsse.
Buys, de. 1. Waarschijnlijk = De Buyser. Of = Buis (met secundair lidwoord)? 2. Of lees: Debuys = Debuy = Dubus.
Buijs, van den, Buys, Buis, Buijze, Buyze, Buijsen, Buysen, Buijsman, Buysman. Vadersnaam, van de persoon Buso, Boso, vergelijk Bos, Buijssink en Boshart en Buizer. 1. Mogelijk naar de plaatsnaam Buizingen bij Brussel. Buis als naam voor een kledingstuk, mouwloos jasje, vergelijk Dwangbuis. De maker of drager er van. 3. Buis als een schip, de haringbuis. Familienamen als Op den Buis, Van de Buijs en Buisman verwijzen mogelijk in die richting. Uithangbord als in Enkhuizen Inden Vergulde Buys. Brabantse vorm voor Van der Bus(ch).
Buysaert, Busard, Busar, Buzzard, Buzard: Afleiding van Middelnederlands busen. Zie De Buyser.
Buyser, de, Buysere, de, de Buijser, de Buyzer, de Buyzere, de Boysere, de Boyser, de Boijser, de Beysere, de Beyser, de Bayser, de Buysser, de Buisser: 1. In de middeleeuwen oefende de buser of buccinator een ambt uit, het buizerschap. De bu(y)ser had het juis cornandi; bij het afbakenen, omrijden of inrijden van woeste grond bij schenking of verkoop moest hij op de vier hoeken op de hoorn (buse) blazen. Er moet in het
Middelnederlands een zelfstandig naamwoord buse ‘Hoornՠen een werkwoord busen ‘Hde hoorn) blazenՠbestaan hebben. Ook Nederlands pijp, Duits Pfeife; Ԧluitՠbetekende oorspronkelijk buis. 2. De betekenis drinker, slemper is secundair en overdrachtelijk.
Buysing, Busing, Busink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Boso. Zie Buis 1.
Buyskens. Afleiding van Buis.
Buysrogge, Buijsrogge: Zinwoord: Middelnederlands busen: kloppen, slaan + rogge. Beroepsnaam van de man die de rogge, klopt, dorst, eventueel plet. Vergelijk Duits Klopperoggen, Stoterogge.
Buyst (de), (de) Buijst, Bust. Naam uit het Middelnederlandse buust, buyst: knuppel. Bijnaam.
Buytels, Buijtels: Wellicht van Buiters (met r/l-wisseling).
Buijtaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam bald-hard ‘Stoutmoedig-sterk’. Baldhard. Buit-, buid, van boid, van bold.
Buijtelaar, Buijteler, Buijtler, Buitelaar: Beroepsnaam van de buitelaar, jongleur, kunstenmaker.
Buijten, van, van Buiten, Buyten, van, van Buitenen: familienaam voor iemand die buiten woonde, dat is buiten de stadsmuren, op het platteland. Zo ook Buitendijk.
Buzeijn, Buzeyn: Uit Frans Bus(a)in, van Bousin, vleivorm van een Germaanse voornaam Boso. Beantwoordt normaal aan Busain (zie Bousin), maar kan toch ook een variant zijn van Buseyne (zie Buisine).
Bij, van der, Bijma, Beima, Bijstra, Bijman: Afgesleten vorm van van der Bijl? Of van Derbij, van Daerbij?
Bykens, Bykans: Vadersnaam. Friese voornaam Bike, Bijke. De spelling Bykans geeft de Waalse uitspraak weer.
Bijkerk, Bijkerke, Beijkirch, Beykirch: Naar de woonplaats bij de kerk. Vergelijk Nederduits Biekark, Biederkark(en).
Bijl, (de); (de) Beijl: 1. Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Belia, Bilia= Amabilia, Sibilia. 2. Beroepsbijnaam de Bijl voor de houthakker.
Bijl, van der: Plaatsnaam (de) Bijl, voor een bijlvormig veld.
Bijlenga, Bijlsma: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans bl-naam.
Bijleveld, van Bijlenvelt, van Bijlevelt, Bylevelt, van, Byleveld, Beijleveld: Waternaam, afwatering, polder, Bijleveld (Utrecht). Of aanpassing van Plaatsnaam Bielefeld (Noordrijn-Westfalen).
Byltjes. 1. Berroepsnaam van de bijlenmaker of de houthakker. 2. Bijnaam naar de huisnaam Ҵ Bijltje’. 3. Variant van Biltjes. 4. Zie Beyltjens.
Bijlhout: Beroepsbijnaam van de bijlenmaker?
Bijlo, Bijloo: Aanpassing van Frans Billot, van Billoo, Bylloo. Vleivorm op –illot van een Romaans naam op –bert, bijvoorbeeld Robillot.
Bijnagte, Bynagte: Bijnaam bij nacht voor een nachtuil, nachtridder. Vergelijk Middernacht en Duits Nachtraven.
Bijnen, van: Plaatsnaam Bienen in Achel (Belgisch-Limburg).
Byrom. Plaatsnaam Bierum, Groningen.
Byst, Bijst: 1. Korte vorm voor Van der Bi(e)st. 2. Verschrijving voor Beyst.
Bytebier, Byttebier, Bijttebier, Bijtebier, Bittebierre: Bijnaam voor een bierproever, bierdrinker. Vergelijk Duits Bizeber, Peispier.
Bijster: Bijnaam. Middelnederlands bijster, bister ‘Berooid, arm, uitzinnig, verbijsterd’.
Bijsterbosch: Een bos ten oosten van Norel (Epe, Gelderland).
Bijsterveld: Plaatsnaam Bijsterveld ‘Verwilderd, woest veld, hongerlandՠin Noord-Brabant. Biesterveld in Nederlands Limburg.
Byttere, de, Bytter, de, de Beyter, de Bitter: Bijnaam voor iemand die graag bijt, eet, proeft; of iemand die bijtend spreekt, afsnauwt, grieft, kwetst.
Byvanghe, van den, Byvang, van den, van den Beyvanghe, Bijvanck, Bijvank: Plaatsnaam. Middelnederlands bivanc: afgepaald stuk land, erf, rechtsgebied, banmijl. Plaatsnaam in Landskouter en Zonnegem (Oost-Vlaanderen).
Bijvoet, Bijvoets, Beyfusz. Bijvoet, Artemisia, Duits Beifuss, beroepsnaam voor een kruidenhandelaar of kruidendokter.
Bykens. Vadersnaam uit de Friese voornaam Bike, Bijke.
Bykersma, Fries byker of ook ymker; man die bijen of ymen, immen houdt.
Bylen, van, van Bijlen, van Beijlen, van Beylen. Familienaam uit de plaatsnaam Bijlen in Olen (Antwerpen).
Byttebier, Bytebier, Bijttebier, Bijtebier, Bittebierre. Bijnaam voor een bierproever, -drinker.
Bywater. Engelse familienaam; die bij het water woont.
C.
Ca, (de), Deca, de Cae, Decae, de Kaey, de Kay, Kai, Kay. Het Middelnederlandse cade (in het dialect kaai) betekent gebraden vet, uitgebakken vetkorst. Het kan dus gaan om een bijnaam (bijvoorbeeld een mager iemand) of een beroepsnaam (bijvoorbeeld vetsmelter).
Caasbeek, van, van de Caetsbeek, van de Caesbeek, van de Kaetsbeek: Plaatsnaam Gaasbeek in Tielt en Reningelst.
Caauwe, zie Kouwen. Spelling van de Vlaamse familienaam Cauwe. Middelnederlands cauwe ‘kraai’. Bijnaam, ook huisnaam.
Cabout, Cabbout. 1. Variant van Cobbaut, met voortonige a (vergelijk kabouter / Cobboud). 2. Spellingvariant van Cabaux, Cabeau(x).
Cabads, Cabadais: Streeknaam Cabards (Aude).
Cabaert, Kabbert: Wellicht variant van Cobbaert. Vergelijk Cobbaut/Cabbaut.
Cabal. Occidentaals cabal; machtig, rijk.
Cabanier. Bewoner van een cabane; hut.
Cabaraux. Frans Cabarel, van Oudfrans cabar: korf van gevlochten biezen.
Cabaret, Cabarez, Cabret: Frans cabaret ‘kroeg, drankhuis’. Beroepsbijnaam van de waard.
Cabarteux. Afleiding van Cabaret. Beroepsnaam van een waard.
Cabeau, Cabeaux, Cabiaux, Cabaux, Cabbai, Cabai, Cabaye, Cabay: Afleiding van cab-: kop, hoofd. Cabal/Cabau(x)/Cabaud van Occidentaals cabal: machtig, rijk? Of Cabel/Cabeau: haar (Gascogne)? Of Romaanse vorm van Nederlandse familienaam Cobbout/Cabbaut? Voor de voortonige vocaal, vergelijk kabouter = Middelnederlands cobboud, Duits Kobold. Cabai kan Luiks-Waals zijn, of de Picardische vorm.
Cabeke, van, Cabbeke: Plaatsnaam Kabbeek in Tienen, (Vlaams-Brabant) of Cabbecq in Roosbeek (Waals-Brabant).
Cabernel. Uit Caberel = Gabriel?
Cabie, Cabye, Caby), Cabij, Cabit: Waals cabye: kamille)?
Cabillau, Cabillaud, Cabilliau, Cabliau, Backeljauw, Backeljau, Backeliau. Bijnaam uit de huisnaam of beroepsbijnaam van de kabeljauwvisser- of -verkoper. De variant Bakeljauw komt uit het Baskische bacallao, wat uiteindelijk hetzelfde betekent.
Caboche, Cabotse, Kabouche: Oudfrans caboc(h)e: bult, hoofd. Middelnederlands cabootse: vis met grote kop. Bijnaam voor iemand met groot hoofd.
Cabolet, Caboullet: afleiding van Cabeau, Cabbaut. Voornaam of kabouter? In Marche-lez-Ecaussines is Cabolet het mannetje in de maan (kaboutermannetje?).
Cabooter, de, de Caboter, de Cabootere: 1. Bijnaam voor een kabouter, iemand met de gestalte van een dwerg; vergelijk Cobbaut. 2. Re-interpretatie van Caboot. Zie Cabot.
Cabosart, Cabossart. Afleiding van Caboche.
Cabotaire. Verschrijving van de Franse uitspraak van Caboter.
Caboor, Caboort, Cabboort, Kabboord, Kaboord: Verzwaarde vorm van Caboot, van Cabot, Picardisch variant van Frans Chabot ‘Vis met grote kop’.
Cabooter (de), De Caboter, De Cabootere. 1. Bijnaam voor een kabouter: een klein persoon. 2. Zie ook bij Chabot.
Cabour, Cabourg. Plaatsnaam Cabourg, Calvados.
Cabouy, Caboi: Bijnaam. Noord Waals cabouyi: gedeukt, geblutst.
Cabri, Cabrit, Cabrissiau: Middenfrans cabril, cabrit: geitje.
Cabron. Frans cabron: geitenvel. Maar waarschijnlijk van Cambron.
Cabu, Cabus, Cabut, Cabouy, Cabuy, Cabuij, Cabuil. Naam uit het Franse cabus: cabuis(kool). Beroepsbijnaam van de kolenteler of bijnaam voor iemand met een groot hoofd.
Cachard, Cachart. Beroepsnaam. Picardische varian van Chassart 2. Vergelijk Cacheux.
Cachet. Oudfrans cachet: verborgen hoekje, schuilhoek.
Cacheux, Lecacheur, Lecacheux, Casseur, Casseus: Picardisch voor Frans chasseur: jager. Beroepsnaam.
Cachoir, Cachoire. Picardisch cachoir(e): uiteinde, touwtje van een zweep, zweep. Hieruit dialect kletsoor, klassoor: zweep. Beroepsnaam voor koetsier of herder.
Cackaert, Caeckaert, Caekaert, Cacquaert, Cakar, Kackert, Kakkert, Kakert. Vadersnaam door ҡnticipatie’ van de k ontstaan uit Jacquaert. Zie verder bij Jacquard.
Cadzand, van, van Cadsant, van Kazant: Plaatsnaam Cadzand (Sluis, Zeeuws-Vlaanderen):
Cadeau, Cadel, Cadiat: Oudfrans cadel, van Latijn capitale: hoofd-, sierletter. Beroepsnaam van de illuminator, kopiist.
Cadet, Cadez, Cade, Cadei: Fran cadet: de jongste van het gezin. Bijnaam.
Cado, Cadot. Picardisch cadot: stoel. Beroepsnaam.
Cador, Cadoret. Bretonse naam, Catdoret, Cadored(us) ‘Hulp in de strijd.
Caducque. Niet van Oudfrans caduque: vallende ziekte, maar Re-interpretatie van Cadyck.
Cadyck. Afleiding van Bretons cat: strijd, gevecht. Cadic.
Caeldries. Plaatsnaam Kaaldries in Hamme, Oost-Vlaanderen.
Caelen, Caelens, Calens, Kaelen, Kalen, Kalin. 1. Vadersnaam uit Caerlen, een knuffelvorm van de voornaam Karel. 2. Misschien ook wel eens een variant van Callens. Zie Callens.
Caenen, Kaanen, Caanen, Kanen. Vadersnaam uit het Middelnederlandse Canin: een knuffelvorm van Kerstiaen of Christianus.
Caeselem Caeseelem, van: Door assimilatie rz van z uit plaatsnaam Kaarzele in Waregem (West-Vlaanderen). Caersele; Kaerle; kerel, Germaanse sali; uit 1 ruimte bestaand huis.
Caes, Kaas, Kaes, Quaas, Kees. 1. Beroepsnaam van de kaashandelaar of - maker. 2. Vadersnaam, verkorte vorm van Nicasius.
(de) Caesstecker, (de) Caestecker, Caesteker, de Caesteeker, (de) Kaestecker, Kaesteker, Kastekker, Kastekkere, Kastekerre, Caistiker. 1. Beroepsnaam van de beambte die de kaas kwam keuren: er in steken. 2. Beroepsnaam van de kade-steker. Hij die kades, cades, cae stak (aanlegde) in het kustgebied.
Caesar, Csar, Csar, Cezard, Cezar, Cesarini, Cesari, Cesarinio: Vadersnaam. Als voornaam gebruikte cognomen Caesar, de naam van Gaius Julius Caesar (Rome 100-44, v. Chr.).
Caesbroeck, van. Vermoedelijk niet de plaatsnaam Kaasbroek in Westvleteren en Ichtegem (West-Vlaanderen), maar door Brabanse dialect uitspraak van Van Causbroeck.
Caessens, Casen, Casens, Caasen, Caessens, Kaesens, Kaesen, Kaezen, Kesenne, Kesen, Kaeses, Cassen, Kessens, Kessen, Casin, Cazin, Kaisin, Kaisen, Ouaisin, Kaysen, Kaizen, Keisen:. Casin, vleivorm van de heiligennaam Nicasius.
Caesstecker, de, (de) Caestecker, Caesteker, de Caesteeker, de Castecker, (de) Kaestecker, Kaesteker, Kastekkere, Kastekker, Kastekerre, Caistiker: Beroepsnaam van de kaaskeurder, die in de kaas steekt, prikt om hem te keuren. Vergelijk Duitse familienaam Kasbohrer: kaasboorder, Ksestecher.
Caeymaex, Caymax. Afleiding van Kaai (= kassei)-make: beroepsnaam voor kaaienmaker, bestrater, straatmaker.
Caezeele, van, (van) Caeseele, (van) Caeyzeele, Cayzeele, van Cayzele, Caysele, van Cayezeele, (van) Cayeseele, Cayseele, Caijseele, van Cacyzecle, van de Cayseele, Cayzeele. Naam uit de plaatsnaam Kaarzele (Waregem, West-Vlaanderen).
Caffieaux, Caffiau, Caffiaux: Oudfrans chafaut, volkslatijn catafalicum: schavot, podium, steiger. Plaatsnaam.
Caflers. Plaatsnaam Cafflers, Pas-de-Calais.
Cafmeyer (de), (de) Caffmeyer. Beroepsnaam voor een kafboer; wellicht een dorser. Vergelijk Caf, Duits Spreuer, Strohmeier.
Cagni, Cagnie, Cagniet, Cagnet, Cagniez, Caignie, Caigny, Cagny, Caignet, Caignez, Caigniet, Caigni. 1. Naam uit het Oudfranse ca(i)gnet: hondje. Bijnaam. 2. Zie ook Decagny. 3. Zie ook Coigne.
Cagnon, Canion, Caniot, Kignon, Quingbon, Quignon, Quinon, Kinon, Kinjo, Kenyon: Picardische afleiding van volkslatijn cania: hondin. Vergelijk Caignaert.
Cahour. Plaatsnaam Cahors (Lot). De cahorsijnen, afkomstig van Cahors, waren in de middeneeuwen bekende bankiers, geldschieters en woekeraars. Of plaatsnaam Caours (Somme)?
Cahu. Vorm van Picardisch caiie, Oudfrans choe, chue: (kerk)kauw, bosuil, (kat)uil.
Caignaert, Cagnard, Cagna, Cagnart, Cagniart, Kaignaert, Quanjard, Keyngnaert, Keygnaert, Keingnaert, Keignaert, Keynaert, Cingnaert, Cigniaert, Cinjaere: Frans cagnard: luiaard, afleiding van volkslatijn cania: hondin. Hieruit ook Nederlands kanjer: zelf ingenomen iemand, baas, onhebbelijke.
Caignau, Cagneau, Cagniau, Cagneaux, Cagniaux, Canieau, Cania, Caniaux, Kinjo, Cagnell, Caniel, Quanjel, Canjels: Middenfrans caignel, van Middenfrans caigne, volkslatijn cania: teef; of van Picardisch kain: hond. Dialect caniau: hondje. Bijnaam.
Cail, Caille, Caeylde: 1. Frans caille: kwartel. Bijnaam. Caeylde is Oost-Vlaams. 2. Korte vorm van Van Caille.
Caille, Caillie, van, van der Caillen, van der Cailde, van Caille, Cuaille, van Callie, van Qualle, Qualle, Verqualie, Vercayie, Qualy, Cailly: Plaatsnaam. Variant van Coillie die in West-Vlaanderen kwalie wordt uitgesproken.
Caillau, Caillaux, Caillaud, Cailleau, Caillaux, Caillieau, Cailliaux, Chaillaut, Chaliaud, Calliau, Callau, Calliauw, Caliouw, Caljouw, Kaljouw, Caljon, Cailleeuw, Cailleuw, Calleeuw, Caillou, Cailloux, Cailliou, Callou, Calloud. Bijnaam uit het Oudfranse caillel, calieu: kleine kei. Of uit caillou: kei, steen. Eventueel een plaatsnaam ?
Caillet, Caill, Caillez, Cailliet, Cailliez, Callier, Chaillet, Chayet, Cailleton, Lecaillez, Lecaill, Lecailli, Leciallie, Lecailliez, Lecaillier: Afleiding van Oudfrans c(h)ail, Frans caillou: kei, steen.
Cailleux, Callieux, Callieu: Afleiding van Oudfrans cail-: steen, kei. Plaatsnaam: met stenen bedekte bodem.
Caillier, Cailliet, Cailliez, Lecaillie, Lecaillier, Lecailli, Lecailliez, Lecaille, Lecailli: 1. Beroepsnaam. Oudfrans quaillier: jager op kwartels. Zie Caillet.
Caillon, Calyon: Korte vorm van Lecaillon of Decaillon.
Caillot, Chaillot, Chayot: afleiding van Oudfrans c(h)ail: kei, steen. Vergelijk Caillet.
Caillou, Cailloux, Cailliou, Callou, Calloud: Frans caillou: kei, steen. Vergelijk Caillau(x).
Caise, Caisse, Kaisse, Kaise, Kayse, Quaise: Vadersnaam. Korte vorm van Nicaise, Franse vorm van Sint Nicasius.
Cajot, Clajot, Ducajo, Ducaju, Ducazu, Ducassou, Ducousso. Cajot en Cageot zijn afleidingn van cage, dit uit het Latijnse cavea: kooi. Beroepsbijnaam van de kooienmaker, de kooier/kooiker.
Cak, de, Kack: kak, drek, stront. Waarschijnlijk scheldnaam.
Calafato, Calefati, Calfat, Calfas: Italiaans calafato van (sinds 1371) Middenfrans calefas. Beroepsnaam van de kalfateraar, breeuwer, die de naden van een vaartuig dichtmaakt, teert.
Calais, Decallais, (van) Calays, (van) Cales, Cals: Plaatsnaam Calais, Nederlands Kales (Pas-de-Calais).
Calame. Middenfrans calame: schrijfpen. Beroepsnaam van de klerik of kopiist. Vergelijk Callemein.
Calandre, Calander, Calande. Oudfrans calandre: leeuwerik. Bijnaam.
Calant, Callandt, Callant, Callant, Klant. Picardisch, Middelnederlands en West-Vlaams calant: klant, kerel, kapoen. Bijnaam.
Calay, Calai, Callaey, Callay, Callaij: Wellicht variant van Colloy/Collei, vleivorm van de voornaam Nicholaus.
Calbecq, Callepeck: Plaatsnaam Kallebeek in Hemiksem (Antwerpen) en Bazel (Ooost-Vlaanderen).
Calberson, Calverson: Engelse vadersnaam. Cuthbertson, zoon van Cuthbert, Oudengels cd beorht; ‘Beroemd-schitterend’.
Calboutin. Vadersnaam, afleiding van Callebout.
Calbrecht, Calbert, Callebert, Callbert, Calembert, Kalber, Kalbert, Kelbaert, Caliber: Vadersnaam. Germaanse voornaam kald-berht; ‘koud-schitterend’. Caldobertus. Vergelijk Chaubert.
Calcken, van, van Calck, van Kalk, van Kalken, van Kalck: Plaatsnaam Kalken (Oost-Vlaanderen).
Calcoen, Calkoen, Callecoen, Kalkoen. Verschrijving uit Kalkoven: beroepsbijnaam van de kalkbrander.
Calcus. Latinisering van Van Calcken?
Caldenborgh, van. Limburgse vorm van Koudenburg; zie Van Couwenburgh. Waarschijnlijk variant van Kaldenberg (berg en burg werden vaak verward). Zie Cauberg.
Caldenhoven, van. Plaatsnaam ,1208 Caldenhoven bij Dusseldorp.
Calembert. 1. Zie Calbrecht. 2. Romaanse aanpassing van Calenberg.
Calemont, van, van Caelemont, van Callemont: 1. Plaatsnaam Calemont: kale berg, in Dottenijs (Henegouwen). 2. Plaatsnaam in Limburg.
Calenberg, van, Calenberge, van, van Calenberghe, van Calenbergh, van Calemberge, (van) Caelenberhe, Caelenbere, van Caenenberg, Caenenberghe, Caenenbergh, van Callenberge, Callenberghe, Callenbergh, van Calbergh, Calberg, van Colberg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ka(a)lberg (onbegroeide berg). Er is een Kalberg in West Vlaanderen of Maarheeze, 1348 Valeberghen, in Oostrozebeke (West-Vlaanderen), Kaalberg in Moorsele, Kalenberg/Kaaldenberg in Zarlardinge en St.-Blasius-Boekel (Oost-Vlaanderen). 2. Er is een Kallenberg in St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant). 3. En er zijn nog (bijna) gelijkluidende plaatsnamen op diverse plaatsen in Nederland en Duitsland.
Calebout, Callebout, Calebaut, Calbeau, Calibaut, Caillebeau, Caillibaud: Lijkt wel een Germaanse bald-naam te zijn, maar er is nergens een naam Kaldbold bekend. Is Callebout een aanpassing van de Franse familienaam Caillebeau, of is het omgekeerd? Of Caillebeau als caillebot: gewrongelde melk.
Calet, Caley, Cales, Callet, Callez, Calles, Call, Kalee, Kalley: Afleiding van Oudfrans cale: platte ronde muts. Bijnaam.
Calf, Calf, de: Met verscherpte v/f voor Calv, spelling voor Calvet, Frans verkleinvorm van Latijnse calvus ‘kaal’. Middelnederlands caluw: kaal. 2. Zie Kalf(f).Bijnaam.
Califice, Calificis. Afleiding van Latijn calefacere: heet maken, verwarmen, aanvuren. Beroepsnaam van een stoker of bijnaam voor brandstichter.
Calie, Calj: Beroepsnaam, Picardisch Callier, van Carlier, Carrelier, Frans Charlier ‘Wagenmaker, voerman’.
Calim, Calimez. Afleiding van Picardisch calame, van Latijn calamus: riet, schrijfveer, pen. Vergelijk Callemein. 2. Plaatsnaam Kales, Frans Calais (Pas-de-Calais).
Calkeren, van. Plaatsnaam Kalkar, Duitsland.
Callaert, Callaerts, Callaars, Kallaert, Kallaerts, Kallert, Calaerts, Calaes, Callar: Afleiding van Middelnederlands callen ‘raten’. Bijnaam voor een prater, babbelaar.
Calle, Kalle: Moedersnaam. Korte vorm van Sint Catharina, Katelijne.
Callebaut, Calebout, Calbeau, Calibaut, Caillebeau, Callibaud: Onzeker. Of een Middelnederlandse afleiding van de meisjesnaam Calle. Het zou ook een afleiding kunnen zijn van caillebot: gewrongelde melk. Een beroepsnaam in dit geval.
Callenfels: Plaatsnaam Kallenfels (Rijnland-Palts).
Callemein, Callemeyn, Callemeijn, Callemien, Callemin, Callemijn, Callemyn, Calemyn, Calemijn, Calemein, Calemeyn, Camein, Cameyn, Camyn, Camijn. Naam afgeleid uit het Picardische calame: riet, schrijfveer, pen. Beroepsbijnaam voor de schrijver of de pennenmaker.
Callenaere, Callemaers: = 1723 Kellenaere = 1730 Callenaere, van 1633 van de Kellenaere. Middenenderlands kelnare: kelder. Vergelijk Van de Kelder.
Callenfels. Plaatsnaam Kallenfels, Duitsland.
Callens, Kallen. Moedersnaam afgeleid van Calle, een verkorte vorm van Katelijne, Griekse Sint Catharina.
Callewaert, Calewaert, Calewaerts, Caelewaert, Caluwaerts, Caluwaert, Calluwaerts, de Caluwaert, Calwaert, Caluwaers, (de) Collewaert, Colwaert, Colloart, Calvaer, Calvert: Bijnaam voor een kaalhoofdige, afleiding van De Caluwe.
Callewier, Caluwier, Cailluyer, Calluire: Plaatsnaam La Caillouire: plaats waar keien, stenen liggen. La Callewiere in 1429 in Moeskroen; 1231 al Caliuire in Wattrelos.
Calliber: Spelling voor de Franse uitspraak van de familienaam Callebert, Calbert, naast Calbrecht. Germaanse voornaam kald-berht ‘koud-schitterend’. Caldobertus.
Calliste, Calicis, Calis, Colicis, Calice:Vadersnaam, Sint Calixtus, Waals Calisse.
Callot, Calotte, Calottens, Calottens, Calot, Caloo: Vadersnaam. Variant van Carlot, door assimilatie rl/ll, vergelijk Challes = Charles.
Calmeau, Chalumeau: Oudfrans/Oudpicardisch c(h)almel, Frans chalumeau, van Latijn calamus: rietje, (schrijf )veer, pen. Vergelijk Callemein, Calmet en Franse familienaam Chalemel.
Calmet, Calmes, Caumette, Chalmette, Chaumette, Chaumet, Chaumetel. Afleiding van Oudpicardisch calme, Oudfrans chalme, van Latijn calamus: riet, stro, (schrijf)veer, pen. Beroepsnaam. Vergelijk Callemein, Calmeau.
Calon, Caloen Van, Calonne, Calon, Calloens, Calloons, Caloone, De Callone, De Calonne, Calomne, Calomme: Plaatsnaam Calonne (Henegouwen, Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Calogne, Calloigne, Callogne, Callongie, Calange, Schaloigne, Lacollonge: 1. Oudfrans, Oudpicardisch c(h)allonge: rechtsvervolging, geschil. Engels challenge. 2. Verspreide Franse plaatsnaam Collonge(s), ook Calonges. Of van Cologne; Keulen. 3. Calogne kan hypercorrect zijn voor Calonne. Afleiding van Calogne is Calongette.
Caloin, Caloine, Caluyn, Callewyn: Duister. 1528 Catharina Calluyens, Schelle; 1617 Hans Calluijns, Aarts; 1766 quod scribitur in registre Calluyn (Antwerpiensis) ponitur in baptismali ejus ex parochie Sti Georgii Antw. Caloin.
Calonger, Calanger: Oudfrans chalengeor: eiser, klager (in rechte). Engels challenger.
Calozet. Bijnaam. Afleiding van calleux: eeltig. Zie Calu(s).
Calseijde, van de; van de Calsoij: Plaatsnaam Calseide, van Picardisch cauchee, Frans chausse ‘Straatweg, steenweg’van Latijnse calciata.
Calster, van: 1. Plaatsnaam Kalster (Leuven, Vlaams-Brabant). 2. Zie ook Van Caster. Zie Caster. 3. Zie ook Van Calsteren. Zie Calsteren.
Calsteren Van, Vercalsteren, Kolster, Kolsteren. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Kalsteren (Vlaams-Brabant en Antwerpen). 2. Variant van Van Calster. Zie Calster.
Cateau, Calteuax. Calleteaux. Afleiding van Calet.
Calu, Calus, Calut, Callut, Callu, Kalut, Calluy, Caluy, Calluij, Caluij: Bijnaam. Frans calleux, van Latijn callosus: eeltig. Of Picardisch gedemouilleerde vorm van Cailleux? Maar zie ook Decalut.
Caluri: Verhaspeling van Caluw?
Calus: Bijnaam. Frans calleux, Latijnse callosus ‘aeltig’.
Caluwe (de), (de/van) Caluw, Calluw, De Calw, Callewaert, Calewarts, Calewaert, Caelewaert, Caluwaerts, Caluwaert, Calluwaerts, De Caluwaert, De Calwaert, Caluwaers, (de) Callewaert, Colwaert, Colloart, Canvaer, Calvert. Met verschoven accent uit de Caluwe. Bijnaam voor een kaalkop. Caluwe is de verbogen vorm van Middelnederlands calu ‘kaal, pover, mager’.
Calvaer, Calvat: Picardisch Calvard, afleiding van Latijn calvus: kaal. Vergelijk Callewaert.
Calvet, Calvt, Calvetti, Cavet, Cavez, Cav, Cavey, Calvez, Le Calv, Le Calvez, Caluet, Collewet, Chauvet, Chauv, Chauvez, Chavet, Chavez, Chav, Chaves: Afleidng van Latijn calvus: kaal. Bijnaam.
Calvi, Calvy, Calvo. Bijnaam, van Latijn calvus; kaal.
Calvin, Calvijn, Calvino, Calvin, Cauvain, Cauvin, Chauvain, Chauvin: Afleidng van Latijn calvus, Frans chauve: kaal. Vergelijk De Caluwe.
Camargo, de, Cammargo, Comergo: Spaanse plaatsnaam.
Cambeen: Aanpassing van Cambien, variant van Cambier.
Cambier, Cambiez, Camby, Cambie, Cambien, Canbien, Cambeen, Canbein, Kambier: 1. Beroepsnaam van de (bier)brouwer. Oudfrans cambier. Vergelijk Delcambe.1199 Terrici le Cambier, Doornik. 2. Beroepsnaam van de geldwisselaar, van Latijnse Cambium;’ ‘Wissel’.
Camblain. 1. Plaatsnaam Camblain (Pas-de-Calais). 2. Variant van Comblain.
Cambre, Chambre, Schembre,Chambers, Cambers, Schampers, Sampers, Samper, Sampe: Picardisch cambre, Frans chambre: kamer, eenkamerwoning. Vergelijk Delchambre, Kamers.
Cambrechts. Re-interpretatie van Kaembergs.
Cambrsier, Cambresier, Cambrsy, Cambresy, Cambrusier, Cambruzzi, Cambroisier: Afkomstig van Le Cambrsis, de streek van Kamerijk (Cambrai/Nord).
Camelbeke, van, Camelbecke, Camelbeck, (van) Caemelbecke, Caemelbeke, van Cammelbeck, Camelbeeck, Camelbeek, Camelbecq, Cammelbeke, Cammelbeeck, Cammelbeek, (van) Caemerbeke, Camerbeke, Kamerbeek, van Comelbeke, van Comerbeke, Comerbecq, van Comlebeke, van
Kemmelbeke: Waternaam de Kemmel: 1317 Kemmelbeke.
Cameleyre. Kemmelaar, afkomstig van Kemmel (West-Vlaanderen).
Camenier, Camerier, Cameriere: Middelnederlands cameniere = cameriere: kamenier, hofdame.
Camerman, Camermans, Cammerman, Cammermans, Kamermans: Afleiding van Van der Kamer.
Cami. Een vooral Aalsterse familienaam en aangezien ook Cam(m)u in Aalst vrij frequent is, zal Cami wel ontrond zijn uit Camu.
Camin. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jacques, Jacqueme, korte vorm van Jaquemin.
Camion. Picardische vorm voor chamion: wagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of voerman.
Cammaart, Cammaert, Cammaerts, Cammaer, Cammart, Cammers, Camart, Caemaert: 1.Afleiding van werkwoord kammen. Beroepsnaam van de wolkammer. 2. Afleiding van Middelnederlands Cam ‘Brouwerij’. Beroepsnaam van de brouwer.
Cammeren, van. 1. Variant van Van der Kamer. 2. Variant van Van der Cammen, Vercammen. Zie ook Van der Kamer 3.
Cammelot: Oudfrans chamelot, camelot ‘.aam van en soort stof (oorspronkelijk van kameelhaar)’. Beroepsbijnaam.
Camnitzer. Variant van Kemnitzer, afkomstig van Chemnitz (Saksen, Bohemen).
Camp, Camps. Van Latijn Campus; vlakte, veld, vadersnaam, Germaanse voornaam kamp-hari, adresnaam.
Camon, Camoen. Plaatsnaam Camon, Seine.
Campagne, Campagnie: 1. Plaatsnaam Campagne (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). 2. Variant van Compagnie.
Campanella, Campanelli. Italiaanse beroepsnaam van de klokkenluider.
Campbell. Schotse familienaam van Galisch caimbeal: scheve mond. Bijnaam.
Campen, van, Kampen. Plaatsnaam Kampen, Overijssel.
Campenhout, van: Plaatsnaam Kampenhout (Vlaams-Brabant).
Campeert. 1. zie Kampert. 2. Vondelingnaam. Een vondeling kreeg die naam in Brussel op 17 augustus 1787, met de betekenis van het werkwoord kamperen, in verband met het Oostenrijkse leger.
Camper: 1.Middelnederlands camper, kemper ‘kampvechter, kampioen’. Duits Kempfer. 2.Vadersnaam. Germaanse voornaam kamp-hari.
Campignon, Campenon: Variant van Campion?
Campin, Campain. Bijnaam. Frans compain: kameraad, gezel.
Campin, Campinne. Plaatsnaam Campine in Wizernes, Pas-de-Calais.
Campion, Champion: Bijnaam. Picardisch/Frans c(h)ampion: kampioen, kampvechter. Vergelijk Kampers.
Campion, Campione, Campioni is een Italiaanse familienaam, afgeleid van Campion.
Campisi. Italiaanse-Siciliaanse familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (tegenhanger van Van de Velde).
Campistron. Franse aanpassing van plaatsnaam Campistrous (Htes-Pyr.). De dramaturg Campistron (Ҕoulouse 1656) was afkomstig van Armagnac.
Campmans. Afleiding van Van der Kamp.
Campo, del, van, Campa: De volledige naam luidt del Campo genaamd Camp. Italiaanse pendant van van der Kamp.
Campstein, Campsteyn, Campsteijn. Naam uit kantsteen. Beroepsbijnaam van de metselaar. Of uit de plaatsnaam Kampstein (Oostenrijk).
Campus. Romaanse afleiding van plaatsnaam Camp; veld.
Camu, Camus, Camut, Cammu, Cammue, Le Camus, Camusat, Camusot, Camusel, Camulselle, Camuzet: Bijnaam Frans camus: iemand met korte, platte neus.
Canard, Canart, Kanaar. Frans canard; eend, Bijnaam, naar de waggelende stap.
Canaux, Cannau, Cannaux, Cannea, Canneaux. Naam uit het Oudfranse canel, het Middelnederlandse caneel: riet, kaneel. Beroepsbijnaam van de kaneelhandelaar of de rietsnijder.
Cancelier, Cancellier, Cancelierre, Cancillier, Canseliet, Chancelier: Picardisch cancelier, Frans chancelier, Middelnederlands canselier: kanselier, uitvaardiger van oorkonden, zegelbewaarder. Zie ook (de) Kestelier.
Canck, de, de Cancq: 1. Spelling voor De(s)camp(s). Zie Decliamp(s). 2. Toch kan de een lidwoord zijn.
Candal, Candalle, Candael, Candaele, Quandalle, Quandal: Plaatsnaam Quendal(l)e in Racquinghem en Quelmes (Pas-de-Calais).
Candel, Candelle, Candeel, Candiau, Candau: Oudpicardisch candel, Oudfrans chandelle, van Latijnse candela ‘kaars, toorts’. Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Candelaerem van de(n), van de Candelaer, van de(n) Kandelaere, van de(n) Kendelare, Kendelaere, de Kandelaer, de Candeleer. 1. Beroepsnaam voor de maker van kandelaars. 2. Er is ook een plaatsnaam Kandelaar in Rotterdam.
Candelier, Candellier, Candeiller, Chandelier: Beroepsnaam. Oudfrans chandelier, Picardisch candelier: kaarsengieter.
Canderbeek, Canderbeeke, Canderbeke. Familienaam in Waals-Brabant. Verhaspeld uit Vanderbeek?
Candillon, Chandelon: Beroepsnaam. Oudfrans chandelon, chandillon, Picardisch candillon: kaarsengieter.
Candries, Candrix. Familienaam uit de plaatsnaam Kandries in Marik (Henegouwen), Kamdries in Hofstade (Vlaams-Brabant) en vooral de Kamdries/Kandries in Berg (Vlaams-Brabant). Candry door Franse spellingsuitspraak van Candrix?, een Dries (land dat om de zoveel tijd gewas droeg) in Edingen (Henegouwen, of van Kamdries; Dries in Hofstade.
Canelle, Caneele, Canel, Canelle, Canneel: 1. Beroepsnaam van de kaneelhandelaar, kruidenier. Zie ook Canaux. 2. Canneele was in de draperie de naam van de rosgrijze kleur. Beroepsnaam van de lakenverver.
Caneghem, van Canegem, van, van Caeneghem, van Caenegem, van Cannegem, van Caemeghem, van Coneghem, van Konnegem: Plaatsnaam Kanegem (West-Vlaanderen).
Canet, Kan, Kaneez, Canneyt, Caneyt, Canneijt, Chanet, Chanez, Chanes, Chaney: afleiding van Oudpicardisch cane, Oudfrans chane: kruik, kan, vochtmaat. Beroepsnaam.
Canevat, Canva, Canvat, Canvasse: Picardisch/Frans canevas: grof linnen, hennep, kanevas. Beroepsnaam.
Canfin, Canfyn, Canfijn, Camfyn, Camfijn, Camphin, Camphyn, Camphijn, Camphens, Campfens, Camfens: Plaatsnaam Camphin (Nord).
Cang. 1. Plaatsnaam in Gaurain (Henegouwen). 2. Variant van Cange, met secundair accent.
Caniau, Caniaux, Canieau, Caniel. 1. Zie Caignau. 2. Variant van Canaux.
Caniere: Door assimilatie rn van n uit Carnire. Decannire, van Decarnire. Plaatsnaam Carnires bij Morlanwelz (Henegouwen) of bij Kamerijk (Nord). Carnire, van Latijnse Carpinaria ‘Haagbeukenbos’.
Canipel, Caenepeel, Canepeel: Picardische variant van Canivel, van canif: mes.
Canneijt, van: Vooral West-Vlaamse familienaam. 1. Wellicht van Casnoit, plaatsnaam in Hrin bij Valensijn. Romaans cassanetum, Frans chnaie’eikenbos’. Of Canet in Marquise (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). 2. Of plaatsnaam van Romaans cannetum ‘laats waar riet groeit’bijvoorbeeld Keneit, Caneit in Graach (Trier).
Canils, Caniel, Caniau, Caniauz, Canieau. 1. Naam uit het volkslatijn cania, het Picardische cain: hond(je). Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Variant van Canaux: zie daar.
Canis, Kanis, Cansius, Canisius: Latiniseringen van De Hond(t) of Lechien. Raphal de Hond, van 1583 tot 1585 Latijns schoolmeester in Arnemuiden, noemde zich Canisius. De vader van de Jezuiet Petrus Canisius (Nijmegen 1521 - Freiburg im Freiburg im land 1597) heette Jakob Kanis.
Canivet, Canivez, Kaniv, Kenniv, Caenevet, Canivet, Ouenivet, Ouennevet: Frans canivet, van canif: mesje. Beroepsnaam van de messenmaker. Vergelijk Meskens.
Canler, Canlers, Canlaire: Plaatsnaam Canlers (Pas-de-Calais).
Cannaert, Cannaerts, (de) Cannart, Kannaerts. 1. Familienaam afgeleid van Җan der Canne.’ Het Goed ter Kanne op Kortrijk-Buiten, Marke en Zwevegem heeft lange tijd aan de familie Cannaert behoord. 2. Zie ook Canard; eend.
Cannepin, Caenepenne, Canepenne: Afleiding van Latijn cannabis: hennep. Oudfrans canepin: (hennepen) beurs, tas, zak. Beroepsnaam.
Canneyt, van, (van) Canneijt, van Caneyt: 1. Plaatsnaam, wellicht van Casnoit in Hrin bij Valencijn, Romaans cassanetum, Frans chnaie: eikenbos. Of Canet in Marquise (Pas-de-Calais) 2. Of Plaatsnaam van Romaans cannetum: plaats waar riet groeit, bijvoorbeeld Keneit, Caneit in Graach (Trier).
Cannie, Canny: 1. Gedemouilleerde vorm voor Cagnie. 2. Eventueel plaatsnaam Canny (Oise).
Cannoo: Cannoo is de dialectische uitspraak van Canoy, door assimilatie rn van nn uit Carnoy (vergelijk Caniere). Uit Latijnse Carpinetum ‘Haagbeukenbosje’. Plaatsnaam Carnoy (Nord, Somme), Carnoie (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Cannuyre, Cannuyer: Variant van Calluyre (n-wisseling): plaats met keien; zie Callewier.
Canon, Canone, Canonne, Canoen, Quanonne, Quanone: Picardisch cano(i)ne, Frans Chanoine ‘kanunnik’.
Canonniers, Canoniers: Beroepsnaam van de kanonnier, de bediener van het kanon, het geschut.
Canse, Cansse, Kanse, Kansen, Lchante: Frans chance, Picardisch cance, van Latijn cadentia: val van de dobbelsteen, van gelukkige worp bij het dobbelen, geluk, kans. Bijnaam voor de dobbelaar.
Canseliet. Variant de Cancelier (=chancelier)
Cansier, Cannesier, Quansier, Ouensier, Kensier: Canissier: rieten mand. Beroepsnaam van de mandenvlechter.
Cansire, Cansiere, Kensire, Quennessire: Plaatsnaam Canessire: plaats waar riet groeit. Ook plaatsnaam Cannessires (Somme).
Canson, Chanson, Chainson: Picardisch Canson, Frans chanson: lied, zang. Bijnaam voor een zanger. Maar de oudste vormen wijzen veeleer op een plaatsnaam op -eon.
Cant (de), de Candt, (de) Kant, Cans. 1. Naam uit het Middelnederlandse cant: kant, zijde, rand, werkwoord kanten; afzomen van laken. Beroepsbijnaam voor de kleermaker. 2. Zie ook Dechamp(s).
Cante, van: Vlaamse familienaam ook van de Kant, van de Cant. Plaatsnaam Kant ‘Rand, grens, oever’.
Cantaert, Cantoort: Afleing van Picardisch canter: zingen. Naast Canteclaer komt in de Reinaert ook Cantaert als naam van een haan voor. Naam van een zanger. Vergelijk De Canter.
Cantamessa, Cantamesse, Cantamessi. Naam voor een kerkzanger, die de mis zingt.
Cantarel, Cantarell, Cantarella, Cantarelli, Cantareul. Bijnaam voor een zanger.
Cante, de. Kan een variant zijn van Decant = Dechamps, maar ook een Waalse aanpassing van De Canter.
Canter, de, Cantere, de, Canter, Canters, Kanters, Canther, Kantere, (de) Cantre, Conters, Conter, Decante, Cantr, Chantre, Kantor, (de) Kanter, Cahnter, de Quanter, Quanters, Lecantre, Lecante, Lechantre, Lechante, Luchantre, Lacante. Beroepsnaam voor de cantor/zanger/voorzanger in de kerk. De Franse vorm is Lecantre, de Waalse Lacante.
Cantfort, van, van Campfort, van Camfort, van Kantvoorde: Plaatsnaam Kantvoort ‘Voorde aan de kant, de rand, de grens’. Plaatsnaam Kampfort (-Akkers) in Tielen, (Provincie Antwerpen).
Cantillion, Cantillon, Cantilland, Chantillon: Verzwaarde vorm (door n-epenthesis) van C(h)atillon; vergelijk Nederlands rantsoen, van Frans ration. Zie Castillion. Zie ook Cantineau(x).
Cantin, Cantyn. 1. Plaatsnaam Cantin (Nord). 2. Verschrijving voor Picardisch Frans Quentin, Sint Quintinus. 3. Variant van Cattin (met n-epenthesis). 4. Zie ook Cantens.
Cantineau, Cantineaux, Cantinaux, Cantiniau, Cantiniaux, Cantinieaux, Cantinieau, Cantigneuax, Cantigneau, Cantigniau, Cantignieaux, Cantignieau, Cantinjaeu, Cantinjau. Moedersnaam, knuffelvorm van de voornaam Catin, een knuffelvorm van Catharina.
Cantinier. Waarschijnlijk variant van Cantinieau.
Canton, Cantoni. Oudfrans canton: hoek. Voor wie aan de hoek woont.
Cap, (de): Vlaams ook Cappe, Kappe. Middelnederlands cappe, Latijnse cappa’Hmantel)kap’. Bijnaam voor iemand die een kap draagt of beroepsbijnaam voor de maker van kappen. Vergelijk Cappaert.
Capelaere, Cappelaere. Afkomstig van Kappel. Zie van Cappel.
Capals. Limburgse familienaam. Duister.
Capan, Capanne, Capanna, Cappan: Italiaans capanna: hut. Naar de woonplaats. Franse familienaam Caban(n)e.
Capel, Cappel, Kapel, Chappel, Chapel, Capeel, Cappeele, Capeau, Capau, Capiaux, Capiau, Cappiau, Capieaux, Capieau, Chapaux, Chapeaux, Chapeau. Naam uit het Oudpicardische capel, het Oudnederlandse capeel, het Franse chapeau: hoed, hoofddeksel. Beroepsbijnaam van de hoedenmaker of bijnaam (bijvoorbeeld voor de drager ervan).
Capellot, Capelot, Coplo. Afleiding van Picardisch capel; hoed.
Capelle, van, de van Cappelle, van der Capel, Cappellen, vande Kapelle, van de Caperles: Plaatsnaam Kapelle (Zeeland) of Kapelle-op-de-Bos, Vlaams-Brabant. Ook verspreide plaatsnaam ter Capelle, Kapel(le) ‘kapel’.
Capelleman, Capellemans, Cappeleman, Cappelleman, Cappelman, Cappelman, Cappeleman, Capellman, Kapelman: 1. Beroepsnaam van de kapelmeester, opzichter over een kapel; of kapelaan. 2. Afleiding van Van de Capelle.
Capello: Italiaans capello ‘Hoed’. Beroepsbijnaam voor de hoedenmaker.
Capenberg, Capenberghe, Capenbergs, Capenberghs. Plaatsnaam Kapenberg in Mortsel (Antwerpen), Capenberg, Opwijk (Vlaams-Brabant) en Oostakker (1234 Capenberghe). 2. Plaatsnaam Kapenberg in Hxter (Duitsland) of Cappenberg in Selm (Duitsland). Ook Kappenberg in Borik (Munster).
Capet, Capette, Cap, Chappey, Chapey: Bijnaam: kapmanteltje, kapje.
Capiaumont, Capiomont: Plaatsnaam Chapeaumont, Chapeau-Mont, Quenast (Waals-Brabant).
Capier. Zoals de Franse familienaam Chapier. Beroepsnaam van de maker van kappen, kapmantels.
Capillon, Capilion. Afleiding van Oudfrans capel; hoed.
Capiot, Capiod, Capiio, Capio, Capyo. Afleiding van cape; kap of verschrijving voor Capiau.
Capl, Capelet. Afleiding van Capel.
Capmaker, de de Capmaecker, de Capmaeker. Beroepsbijnaam voor de maker van (mantel)kappen.
Capon, Capone Cappon, Caponio, Caponi, Chappon, Chapon, Cappon, Kapon, Cappoen, Capoen, Cappuyns, Capuyns: Daarnaast Vlaamse Capoen, Middelnederlands capoen ‘kapoen, gesneden haan, stakkerd, van deugniet, schurk’van Picardisch capon, Oudfrans chapon.
Caporal, Caporale, Caporali, Korporaal: Frans caporal, van Italiaans caporale: korporaal, brigadier.
Capouet. Capou is een Zuidfranse variant van Capon.
Capouilliez, Capouillet, Capouill, Capouillez: Afleiding van Franse familienaam Capoul, van Occidentaals capolar: in stukjes hakken. Beroepsnaam van de kok die gehakt maakt.
Cappaert, Cappart, Capaert, Capart, Caphaert, Kapper, Kappert: Bijnaam voor iemand die een kap draagt, bijvoorbeeld een kloosterling, monnik, broeder, ook uitgetreden kloosterling.
Cappe, Kappe, (de) Cap. Bijnaam voor een kapdrager of beroepsnaam voor de maker van kappen. Cappelle.
Cappel, van, Kappel. Familienaam uit de plaatsnaam Kappel (kappel), korte vorm van Sint-Janskappel, (Frans-Vlaanderen) Oostkappel en Westkappel (Frans-Vlaanderen)
Capello, Capelli Capellini, Capelletti, Capelletto, Capello, Capeli, Capelini Capelluto, Capelouto: Italiaans capello: hoed. Vergelijk Capel.
Capper, Cappers, Capers, Kapers, Kaper: Bijnaam voor de drager van een kap (vergelijk Cappaert) of Beroepsnaam voor de maker van kappen.
Cappucio, Cappuci, Capucci, Capuccio. Italiaans cappucio; kap. Bijnaam of beroepsnaam.
Capras, Caprasse, Caprace. Vadersnaam, Sint Caprasius, Frans Caprais.
Capron, Cappron, Caperon, Capront, Caproens,Craproen, Crapoen, Chaperon, Chapron, Chapiron, Chapeyron: Oudfrans chaperon, Picardisch capron van Middelnederlands caproen: muts, (mantel)kap. 1. Beroepsnaam van de kapmaker. 2. Bijnaam voor de drager van een kap, eventueel een zotskap. Denk aan de opstand van de Witte Kaproenen in 1382.
Caquant, Caquan, Caucamps, Cocamps, Coquant, Carcan, Carkan, Karkan: Plaatsnaam Cacamp en variant met epenthetische r.
Caqueue, Quaqueux, Cacqueux, Chaqueue, Schaqueue: Plaatsnaam Caqueue in Ogy (Henegouwen), Chatqueue in Seraing (Luxemburg).
Cara, Carra, Karra, Kara: Waarschijnlijk Waalse vorm van Carraud/Carreau.
Carabin, Karabin, Caramin. Beroepsnaam voor een lichte ruiter met een karabijn gewapend.
Carafa. Italiaans caraffa; karaf. Beroepsnaam.
Caramin. Wellicht variant van Carabin, door wisseling b/m.
Carbon, Carbonne, Carbone, Corbonne, Charbon, Schabon: Picardisch carbon, Frans charbon: (houts)kool. Beroepsnaam van de kolenbrander, die houtskool maakt. Vergelijk Carbonnier.
Carbonel, Carbonnel, Carbonnelle, Carbonelle, Carbonez, Carboneel, Carboneil, Carbonneaux, Charbonnel, Charbonel, Charbonneau: Afleidng van Frans, Picardisch c(h)arbon: kool. Beroepsnaam van de kolenbrander. Vergelijk Carbon.
Carbonnet, Carbonez, Corbonn: Afleiding van c(h)arbon: kool. Beroepsnaam van de kolenbrander. Vergelijk Carbon-nel(le).
Carbot, Carbotte. Aferesis van escarbot: tor, kever. Bijnaam.
Carcassonne. Plaatsnaam, Aude.
Cardea, Cardeau, Cardia: Vadersnaam. Korte vorm van Ricardeau, van Ricard. Vergelijk Cardin.
Cardijn, Cardyn. 1. Zie Cardin. 2. Vadersnaam. Uit Conradin, vleivorm van de Germaanse voornaam Koenraad. Zo blijkt de familie Cardijn uit Halle af te stammen van de Italiaanse militair Corradini, die in de laatste jaren van de 16de eeuw militair gouverneur van die stad was.
Cardin, Cardijn, Cardyn, Cardinet, Cardini, Chardin, Carden: Vadersnaam. Korte vorm van Picardisch Ricardin, Frans Richardin, vleivorm van Ric(h)ard, de Germaanse voornaam Rijkaard.
Cardinael, Cardinaels, Cardinaal, Cardinaals, Cardinal, Cardinale, Cardinaud, Cardinaux, Cardinas, Chardinal, Kardinaels, Kardynal, Caerdinael, Cardenal, Cardenas, Cardeynaels, Cardeijnaels, Cardinael, Cardinal, Caerendael: Bijnaam naar de gelijkenis of het verband met een kardinaal. Vergelijk Bisschop. Of naar een huisnaam, bijvoorbeeld 1699 Au Cardinal, Luik.
Cardock, Plaatsnaam Caradoc (Herefordshire) of de erin besloten Britse voornaam Cradoc.
Cardon, Cardoen, Cardoens, Caridon, Chardon, Cherdon, Sardons, Sardon, Serdongs, Serdons1. Familienaam afgeleid van het Frans-Picardische c(h)ardon (nog herkenbaar in de groente kardoen): kardoen, kaarddistel. Frans chardon ‘kaarddistel, wolkam’. Beroepsbijnaam van de wolkammer of van de kaardenmaker. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Ricardon, vleivorm van Ric(h)ard, de Germaanse voornaam Rijkaard. 3. Zie ook Serdon.
Cardot, Chardot, Sardo: Vadernaam. Korte vorm van Ric(h)ardot, vleivorm van Ric(h)ard. Vergelijk Cardon.
Cardozo: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ricardo.
Cardron, Chardron Chardeyron: Variant van C(h)ardon met gepersevereerde r.
Car: Oudfrans, Frans carr ‘Vierkant’. Bijnaam voor iemand met geblokte gestalte, of iemand die vierkant, brutaal zijn mening zegt.
Careel, Careels, Carel, Carelle, Carreel, Carrel, Queyrel, Cairel, Carreaux, Carreau, Carraud, Caraux, Carriaux, Cariaux, Carrio, Cario, Cariat, Caria, Lecareaux, Quaireaux, Quairieau, Quaireaux, Quaria, Quariat, Qureaux, Kero, Kro, Querio, Quero, Querriaux, Querriau, Qurriaux, Quriat, Queriat, Caira, Careelman, Coreelman. 1. Naam uit het Oudfranse carrel, het Franse carreau, het Middelnederlandse quareel: tegel, gebakken steen. Beroepsbijnaam van de tegelbakker. 2. Of beroepsnaam uit het Oudfranse carrel: schoeisel.
Carette. Familienaam uit het Frans-Picardische carette: kar of wagen. Beroepsnaam van de wagenvoerder.
Carire, Carrire, Cariere, Quairire, Quariere, Guerrire, Descarrire, de Carrire: Verspreide plaatsnaam (Nord, Wallonië): steengroeve. Naam voor de eigenaar van een steengroeve of voor een steenhouwer.
Careelman, Careelmont. Verhaspeling van Karreman?
Carelsberg, Carelsbergh. Plaatsnaam Carlsberg bij Grnstadt, Duitsland.
Carme, Carme, Caremme, Careme, Quaremme, Quareme, Quaresme, Quareme, Quarenne: Oudfrans quaresme, van Latijn quadragesima: veertigste dag voor Pasen, vasten, (ook) vastenavond. Bijnaam, vergelijk Vastenavond. Ook als voornaam .
Carette, Carrette, Carret, Charette, Charret: Picardisch carette, Frans charrette: wagen, kar. Beroepsnaam van de voerman. Vergelijk Carre.
Carillon, Corrillon, Corillon: Beroepsnaam van de beiaardier, die het carillon bespeelt.
Caron, Carron, Caroen, Lecaron, Quron, Cayron, Charron, Charon, Charont, Charbon, Sarron, Saron, Cheront, Cheron, Chron, Cherron, Siron, Cheronneaux: Beroepsnaam. Oudfrans/Picardisch carron, Frans charron: wagenniaker, voerman; Waals tchron.
Caris, Karys, Karisse, Kairis, Keeris, Kerris, Keris, Kerres, Keres. Vadersnaam, verkorte vorm van de Griekse heiligennaam Makarios.
Carissimo, Carissimaux, Carrissemaux, Carissemaux, Carrissimo, Carissemou, Carrisemou: Italiaans carissimo: liefste.
Carit, Charit, Charite, Queritet, Sarite: Oudpicardisch caritet, Picardisch carit, Frans charit: liefde, liefdadigheid. Bijnaam. Vergelijk Engels Charity.
Carkers. Middelnederlands carker: kerker. Beroepsnaam van de gevangenbewaarder?
Carlaire, Carleer, Carler, Charleer. Vadersnaam: noordoost-Franse variant van Charlier. Zie hieronder bij Carlier.
Carlebur: Misschien de plaatsnaam Karlburg (Beieren).
Carles, Carless, Carls: 1. E.ngelse familienaam Carless, Carelesse: zorgeloos. 2. Vadersnaam. Picardisch vorm voor Charle(s).
Carlier, Carli, Carliez, Carly, Callie, Callier, Calli, Callies, Calliez, Calier, Cali, Calie, Caliez, Calj, Calje, Lecarlier, (le) Charlier, Charliers, Charlie, Chalier, Chali, Chaliez, Challier, Scharlier, Schallier, Schallie, Sarlie, Sarly, Serlier, Serlie. Naam uit het Oudfranse charlier en het Picardische carlier: wagenmaker of voerman. Beroepsnaam van de wagenmaker of voerman.
Carlison: Vadersnaam. Zoon van Karel.
Carlot, Carlo, Carloo, Chariot, Charelost, Chalot, Charloteau, Charloteaux, Charlotaux, Charlotiaux, Charlotiau, Charlteaux, Charloteau, Charlotiaux: Vadersnaam. Vleivormen op -ot(el) van de voornaam Charles, Picardisch Caries.
Carls, Carlsen, Carlsohn, Carlsson, Carlson: Vadersnaam. Zoon van Karel.
Carlton. Fequente Engelse plaatsnaam Carl(e)ton uit Karlatn: omheinde vesting (town, tuin, Zaun) van de vrije kerel.
Carlu, Carlus. Familienaam uit de plaatsnaam Carlus (Tarn), Carlux (Dordogne).
Carluccio, Carlucci, Carlozzi, Carlotti: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Carlo = Karel.
Carme, de, Carmen, Carmes, Carme, Lecarme, Lecanne, Lecane, Lekanne, Lekane, Lekaene: Bijnaam Frans carme, Waals cane, van came: karmeliet. Vergelijk Carmeliet. Zie ook Ducarme, Van Carmere.
Carmeau, Carmaux, Carmiau, Carmiaux, Quarmeau, Quermia, Quernia, Karmel: 1. Afleiding van Picardisch carme, Latijn carpinus: haagbeuk. 2. Eventueel van Quaremiaus, van quadragesima, quaresme, quarme; zie Carme. Picardisch quaresmel, carmi(s) vastenavond.
Carmelez, Carmelet, van Picardisch carme: haagbeuk.
Carmejoole: Plaatsnaam Carmagnole (Pimont).
Carmeliet, Karmelita: Bijnaam voor een pater karmeliet of ex-karmeliet. Vergelijk Kermer, De Carme.
Carmen. Moedersnaam. Spaanse voornaam naar de feestdag van Nuestra Sefiora del Carmen: Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel. Zie de Carme.
Carmere, van. Middelnederlands carmer: karmeliet. Hier wellicht: van de Karmel.
Carmichael, Carmiggelt: Schotse Plaatsnaam Carmichael in Lanarks. Brits ker; Ԧort, vesting’.
Carmois, Carmoy, Ducarmois: Picardisch Carmoit, van Latijn carpinetum: plaats waar haagbeuk groeit. Plaatsnaam in Zullik, Meslin-l’avque, Moustier-lez-Frasnes en Stambruges (Henegouwen), Bever (Vlaams-Brabant). vergelijk Carnoy.
Carmon, Ducarmon: Plaatsnaam Carmont in Couthuin (Luxemburg).
Carnail, Carnaille, Carneillie: Oudpicardisch carnaille: het geheel van spieren. Bijnaam voor een gespierde kerel.
Carnas, Carna, Carnat. Plaatsnaam Carnas (Gard?)
Carnawal, Carnewael, Carnewal, Carnuwal, Carnevale, Carnevali. 1. Veel voorkomende Italiaanse familienaam uit Carnevale. Ene Vincenzo Carnaval verhuisde in 1592 van Genua naar Antwerpen. Wellicht een bijnaam voor een fervent feestvierder. 2. Zie ook Cornewal.
Carneillie. Wegens de a ligt een variant van Carnaille het meest voor de hand, maar een variant van Corneille is heel goed mogelijk, vanwege de
onvaste voortonige klinker (vergelijk Carrin = Corijn, Carael = Corael).
Carnel, Carniel, Carneau, Carneuax, Carneaud, Carniau, Carniaux, Charnel, Charnelle, Charneau, Charniau, Charniaux: Oudfrans charnel, Picardisch carnel: bloedverwant, vriend.
Carnevale, Carnevalli, Carnevali, Carnovale, Carnovali: Italiaanse bijnaam. Vergelijk Vastenavond. Ook voornaam, Carnevalis del Bene, Brescia.
Carnie, Carnier, Charnier, Charni, Karnier, Karny, Lcharny: Picardisch carnier, Oudfrans charnier: slager; ookslagerij, vleeshuis. Beroepsnaam.
Carnonckel, de, de Carnonkel, (De)carnoncle: Verhaspeling van een onbegrepen naam. Waarschijnlijk een plaatsnaam. Hypercorrect voor Quaregnon (Henegouwen)?
Carnotensis. Afkomstig van Chartres (Eure-et-Loir): 1127 Carnotum.
Carnoy, Carnoye, Ducarnois, Canoy, Cannoo, Cano, Carnotte, Carnot, Cannot, Cannoodt, Cannoot, Cannooo, Canoot. Familienaam uit de plaatsnaam Carnoy (uit het Latijnse carpinetum: haagbeukenbosje). Zie ook Cannois. Plaatsnaam in Bossuit (West-Vlaanderen).
Caro: Spelling voor Picardisch Carot, Frans Charot, verkleinvorm van car, char ‘Wagen’. Beroepsbijnaam van de voerman.
Carol, Caral: Vadersnaam. Carolus, Latijnse vorm van de Germaanse voornaam Karel
Carolus, Caroli, Carol, Caroly, Carollo, Carolo. Vadersnaam uit Carolus, de Latijnse vorm van de Germaanse voornaam Karel.
Caron: Beroepsnaam. Oudfrans/Oudpicardisch carron, Frans charron ‘Wagenmaker, voerman’.
Carot, Caro, Carroot, Karro, Karo, Charot, Sarot, Saro, Sarro: Picardisch, Franse afleiding van car/char: wagen. Beroepsnaam van de voerman.
Carous, Caroes. Variant van de Zuid Franse familienaam Carroux: wagenmaker.
Caroy, Carroy, Carroys: Picardische vorm van Franse charroi: wagenvervoer, wagen. Beroepsnaam voor de voerman. Of voor de ploeger, zoals Caroyer.
Caroyer, Caroyez, Carroyer, Carruyer, Carrouhy, Carouhy, Carouy, Karoui, Carovis, Cheruwier, Chruwier, Cheruvier, Chruvier, Cherruy, Cheruy: Beroepsnaam. Oudpicardisch caruier, Oudfrans cheruwier: landbouwer, van ploeger. Afleiding van Frans charrue: ploeg.
Carp, Carpe, Karp, Karpe, Karpen: Bijnaam. Frans carpe: karper. Vergelijk De Kerpel, Carpiaux.
Carpent. Oud-Picardisch carpent: timmerwerk, gebint. Beroepsnaam van de timmerman. Vergelijk Carpentier. Of Waalse hypercorrecte verschrijving voor Carpin?
Carpentier, Carpentiez, Carpantier, Cerpentier, Charpentier, Scharpentier: Beroepsnaam. Picardisch carpentier, Frans charpentier ‘Timmerman’.
Carpiaux, Carpeaux, Carpeau, Carpay, Carpaij, Carpreua, Carpreaux, Carpraux, Carprau, Carpriaux, Carpriau, Carpriaux, Karpiel, Capreaux, Capriau, Copriau, (de) Caprio: Afleiding van Frans carpe, Oudpicardisch carpre: karper. Vergelijk Carpe, De Kerpel.
Carpin. Afleiding van Oudfrans, Frans carpe: karper. Vergelijk Carpiaux.
Carpreau: Uit carprel, verkleinvorm van Oudpicardisch carpre ‘karper’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Carre, Caer, Caere, Karre, Kerr, Kerre: Beroepsnaam van de voerman.
Carr, Carre, Carree, Carret, Carrez, Carrey, Car, Carez, Cares, Carey, Carey, Careje, Quarr, Quar, Quarez, Qur, Quer, Qure, Kairet, Kerr, Cayr, Lequarr, Lecarr, Lacarr: Oudfrans carr, quareit, Frans carr: vierkant. Vergelijk De Viercantte. Bijnaam voor iemand met geblokte gestalte, of iemand die vierkant, brutaal zijn mening zegt.
Carreer, Carrer, Carer, Carrere, Chareyre: Noordoostfranse ontwikkeling van -ariu tt -eir, -er; vergelijk Carlaire. Variant van Carrier.
Carrier, Carriers, Carier, Carrie, Cary, Quairier, Querier: 1. Beroepsnaam. Frans carrier: steenhouwer. Soms variant van Carrire. 2. Picardisch carrier: voerman. Zie Charier.
Carrire: Verspreide plaatsnaam (Nord, Walloni) met betekenis ‘Steengroeve’. familienaam voor de eigenaar van een steengroeve of voor een steenhouwer. In 1454 bezit Jehan Quairire een steengroeve in Ecaussines (Henegouwen).
Carrin, Carin, Caryn, Carijn, Carein, Carreyn, Quaring, Quarin, Kerryn, Kerrijn, Carens, Karen, Corrin, Corin, Corain, Kooring, Corijns, Corijn, Coryn, Coryns, Corijnen, Coreynen, Corynen, Corryn, Corrynen, Corrijn, Corrijnen, Correynen, Creins, Creyns, Cryns, Creijns, Crijns, Crine, Crins, Creyne, Crynen, Crijnen, Kryn. Krynen, Krij, Krijen, Krijn, Krijns, Kriens, Krins, Kreynen, Creyne, Kreins, Krein, Kreings, Kringhs, Krings. Vadersnaam uit de heiligennaam Quirinus (Korijn is de West-Vlaamse vorm van Quirinus).
Carroen, Caron, Caroen, Lecaron, Quron, Cayron, Charron, Charont, Charon, Charhon, Sarron, Saron, Cheront, Cheron, Chron, Cherron, Siron, Cheronneaux. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse carron of het Franse charron: wagenmaker, voerman.
Carruet. Afleiding van Picardisch carue: ploeg. Zie Charue.
Carruthers. Plaatsnaam. Dumfriesshire.
Carsten, Carstens: Vadersnaam. Carsten is een variant van Kersten. van heiligennaam Christinus, verkleinvorm van Christianus of Christus.
Carsau, Carsauw, Cassauw, Cassauwers: Plaatsnaam Karsau (Duitsland).
Cartage, Cartache, Courtauche: Oudfrans quartage: meting, recht om het zout te meten. Beroepsnaam van de zoutmeter.
Carte, Carth, Cart, Quartey: Oudfrans quarte: inhoudsmaat (kwart), vloeistofmaat (twee pinten). Vergelijk Cartel. De vorm Cart(h) is waarschijnlijk afleiding vam quartet, maar ook samengetrokken zijn uit Carit.
Cartel, Cartia, Cartiaux, Carta: Oudfrans quartel, Middelnederlands quarteel, carteel: korenmaat (1/4). Beroepsnaam.
Carter: Engelse beroepsnaam, van Picardisch-Normandisch cartier ‘Voerman’.
Carteron. Oudfrans quarteron: vierendeel (1/4 pond); ook wijnmaat. Vergelijk Vierendeel.
Carteus, Carteur, Kerteux: Bijnaam voor een kartuizer of iemand die zo ascetisch is als een kartuizer. Carteur is hypercorrect.
Cartier (de), Quartier, Quarteer, Quertier, Querter, Lequertier, Charetier, Chartier, Carty. Naam uit het Oudfranse c(h)arretier: voerman. Beroepsnaam.
Cartigny, Cartignies: Plaatsnaam Cartigny (Somme), Cartignies (Nord).
Cartilier, Cartillier. Afleiding van Oudfrans quartel: inhoudsmaat (1/4), korenmaat. Beroepsnaam van de gezworen (koren)meter. Variant van Franse familienaam Cartelier, Cartheillier.
Carton, Charreton, Charton, Chariton, Querton, Cherton, Sertons, Serions: Beroepsnaam. Picardisch car(re)ton, Frans char(re)ton ‘Voerman’.
Cartreul. Picardisch Cartreux, Frans chartreux: kartuizer. Vergelijk Carteus.
Cartuyvels, Cartuijvels: Limburgse familienaam. De oudste vorm, namelijk Cortuvel, kan het best als ‘kort uvelՠworden ontleed. Oudnederfrankisch uvel = Middelnederlands ovel, euvel, evel, Nederlands euvel, Duits bel: kwaad, slecht; kwaal. Bijnaam: korte kwaal?
Caruso, Carusone, Carusu, Carussi, Caruzzi. Italiaans caruso; jongen, knecht, boerenknecht.
Carvalho, Carwalho, Carvalheira: Plaatsnaam. Spaans Carballo, dialect carvallo, Portugees carvalho: eik.
Carver, Carvers, Carvels, de Kervel, de Kelver, Kelvert, Deckelver. 1. Afleiding van het Middelnederlandse carven: cerven. Beroepsnaam voor de kerver, die op de kerfstok kerft, die de boete bepaalt, die de belasting bepaalt. Wellicht ook de beeldsnijder. Vergelijk Kerfyser, De Kerf, Duits Kerber, Engels Carver. Let op de dissimilatie r/l en de klankverandering in Kelver, zoals in Engels Calver, van Carver en Brits kelver, van kervel 2. De familienaam is in de 19de eeuw verward met Ceurvels (familienaam uit de plaatsnaam Keurvels in Kontich, Lint en Boom.
Carville. Plaatsnaam, Seine-Mar., Calvados.
Carvin, (de) Kervyn, Kervijn, Kervine, Carwin, Kerwyn, Kerwijn: Plaatsnaam Carvin (Pas-de-Calais).
Cas, Casse, Case, Caese, Kas. Vadersnaam verkorte vorm van Nicasius.
Casaer, Casaert, Casa, Cassaert, Cassaer, Cassard, Cassar, Cassart, Quassaert, Quassart, Kassar. 1. Vadersnaam uit de Griekse heiligennaam Nicasius. 2. Of beroepsbijnaam van een bakker uit de oude gebaksnaam: Kassaerd.
Casagrabde, Casagrande. Italiaanse plaatsnaam; groot huis.
Casal, Cazal, Chazal, Zuidfranse en Spaanse afleiding van Casa.
Casanova, Casanovas, Cazanove, Chazanova: Italiaanse plaatsnaam: nieuw huis.
Casback, Kasbach, Cachbach: Plaatsnaam Katzbach (Beieren).
Casembroot, de: Plaatsnaam. 1514 Casenbroot, naam van een redoute bij Oostburg (Zeeuws-Vlaanderen). Vergelijk Duits Ksundbrot. Zie ook Wynenbroot.
Casert, Caserta, Cassert. Italiaanse familienaam uit de plaatsnaam Caserta in Campani.
Caset, Cazet, Caz, Casset, Casette, Cassez: Vadersnaam. Afleiding van Sint Nicasius.
Casetta: Door assimilatie rt van tt uit Caserta, van casa; huis, de plaatsnaam Caserta in Campani (Itali). 1297 Aczo Casertanus (bisschop van Caserta, Frans Caserte).
Casier, Casiers, Kasier, Kasiers, Cazier, Casie, Casiez, Casy, Cazy, Cassier, Cassiers, Cassir, Chasier, Chazy. Familienaam afgeleid van het Oudfranse casier: kaashandelaar, kaasmaker. Beroepsnaam.
Casimir, Casiemier, Kasimier, Kasimir, Kazimierczak, Kazimierzak, Kazmierczal, Kazmirczak, Kazmirzak: Vadersnaam. Poolse Sint Casimir(us).
Casio, Casselo: In Pas-de-Calais komen in 1820 Casseloote en Casteloot voor. Wellicht van Casselot, van Casteloot; zie Kesteloot.
Casneuf, Casenave, (de) Cazenave, Cazeneuve, Cazeuneuve: Oudfrans case: landhuis + neuf: nieuw. Plaatsnaam Nieuw Huis. Vergelijk Casanova.
Casparie: Spelling voor Caspari. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Caspar, een van de drie koningen.
Casseel, Cazeel, Cazeaux, Cazaux, Caziaux, Casseau, Caussiau, Caussiax, Cassauwers, Carsau, Carsauw. 1. Vadersnaam (knuffelvorm) afgeleid van de heiligennaam Nicasius. 2. Mogelijk ook afgeleid van de plaatsnaam ԣaseՠ= huis.
Caspeele, van de. Plaatsnaam. Middelnederlands kerspel, karspel: kerspel, parochie.
Cassagne, Cassagnes, Cassan: Plaatsnam Cassagne (Dordogne, Hte-Garonne, Aveyron, Lot, Pyr.-Or.) of Cassaigne (Aude, Gers), Cassaignes (Aude) van Latijn cassanea: eikenbosje. Vergelijk Chassagne.
Cassalette. Wellicht Middenfrans casselette: kistje voor waardevolle voorwerpen.
Cassasus, Casasus, Cazassus: Variant van Zuidfrans Casadessus: huis daarboven.
Cassaubon. Plaatsnaam Cazaubon (Gers). Occidentaals Cazalbon: casal bon: goed huisje.
Casse. 1. Middelnederlands cas(se): kist of kast, vooral voor relikwien of geld. West-Vlaams kasse: persoon die rondloopt met een kas op de rug om kleine waren te verkopen. Beroepsnaam van de cassenaer: bedelmonnik die met relikwieënkastjes rondliep of marskramer. Vergelijk Cassenaer. 2. Zie Cas.
Casseel, Cassel, Casel, Cazeel, Cazeaux, Cazaux, Caziaux, Casseua, Caseau, Coussiaux, Caussiau: 1. Vadersnaam van Sint Nicasius. 2. Plaatsnaam, afleiding van case: huis, bijvoorbeeld Ferme du Cazeau in Froyennes (Henegouwen)
Cassel, Kassel: 1. Vadernaam van Nicasius. Zie Casseel. 2. Korte vorm voor Van Cassel.
Cassel, van. 1. Plaatsnaam Kassel (Frans-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Kassel, Duitsland.
Casselman, Kasselman: Herkomstnaam van de Kasselaar, afkomstig van Kassel. 1. Plaatsnaam Kassel (Frans-Vlaanderen). 2. Kassel (Duitsland).
Casseman, Cassiman, Cassimans, Cassimon, Cassimons, Kasman, Casman. Afgeleid van het Middelnederlandse casse = kist, kast, relikwieënkastje, geldkist. Beroepsnaam van de cassenaer : bedelmonnik of marskramer.
Cassenaer. Ook Nederlands Kassenaar, Beroepsnaam van de man die met een casse rondliep, een bedelmonnik of marskramer. Vergelijk Casse, Casseman. Is Carsenaer hypercorrect of oorspronkelijk? Dan eventueel uit Duits Karchner, Kirchner: koster.
Casserie, van de. Plaatsnaam Caserie: stel samenhorende woningen. Caserie bij Celles (Henegouwen).
Casseyen, Casires, Casieres, Casleris, Casiries, Casires, Cassiere: Oudfrans casire: kaasmakerij. Vergelijk Casier(s).
Casseyen, van der, van de Caseyde, Calseyde, Calseijde, van de Cassye, Casseye, van de Caseyn, van de Casyn, van der Cassyen, van de Catseye, Catseyen, Catseyn, Catseyne, Catsye, Catseyen, Catsijen, Castseij, Catsijne, Catsyne, Van de Katsey. Naam uit de plaatsnaam ter Calseide (Picardisch cauchee, Frans chausse: plaats waar kasseien liggen). Varianten van deze naam komen onder andere voor in Komen, Moorsele, Waasten, Adegem.
Castaigne, Castagne, Castagne, Castanie, Korstanje, (van) Corstanje: Plaatsnaam. Picardisch casta(i)gne, Frans chtaigne: kastanje(boom).
Castado, Castadot. Middenfrans castadot: pionier, soldaat.
Castagna, Castagnaro, Castagne, Castagnera, Castagnetti, Castigni, Castagnini, Castagnino, Castagno, Castagnola, Castenetto: Italiaans castagna: kastanje.
Castain, Castaing, Castin, Castan, Chastin, Chastang, Chtain, Chtinn: Picardisch castain, Frans chtain: kastanjebruin. Bijnaam. Of eventueel gedemouilleerde vorm van Casta(i)gne.
Castan. 1. Vadersnaam. Variant van de voornaam Gaston. 2. Variant van Castaing.
Castaneda, Castanheta: Spaanse, Portugese plaatsnaam: plaats met kastanjebomen.
Castanheira. Portugese plaatsnaam: plaats met kastanjebomen.
Castano, Castanon. Spaans castano; kastanje.
Casteele, van de(n), van de Casteel, van de Kasteele, van de Castel, van Castelle, van der Casteelen, van de Castecle. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Kasteel.
Casteele, van de, den, van de Casteel, van de Kasteele, van de Castel(le), van de Casteelen, van de Casteele: Verspreide plaatsnaam Kasteel.
Castegnier, Chastanier, Chastagner: Oudpicardisch castegnier, Oudfrans chastaignier: kastanjeboom. Plaatsnaam.
Castel, Castell, Castelle, Kasteel, Casteel, Casteele, Casteels, Castiels, (de) Catel, Catelle, Cattel, Cattell, (de) Cattelle, Casteau, Castiaux, Castau, Castieau, Cattiau, Cattiaux, Catiau, Catieau, Catteau, Catteaux, Cateau, Cattaux, Catteauw, Quateau, Catteeu, Catteuw, Catteuw, Kattouw, Chastel, Chtel, Chattel, Chatelle, Chteau, Chateau, Chateaux. Oudpicardisch castel, Oudfrans chastel, Frans chteau ‘kasteel’. Bijnaam voor de kasteelbewoner of voor iemand die in de buurt van een kasteel woont.
Castelain, Castellain, Casthelain, Cathelain, Castelein, Casteleyn, Castleyn, Casteleijn, Casselein, Kastelein, Kasteleyn, Kasteleijn, Kastelyn, Kastelijn, Castellin, Castelin, Castelyn, Castelyns, Castelijn, Castelijns, Kesteleyn, Kesteleijn, Kestelijn, Kestelyn, Kestelin, Cesteleyn, Castellan, Catellan, Cateland, Cattelain, Catelain, Cattelein, Catelein, Cattelin, Catelin, Catelyn, Catelyns, Cathelin, Catlin, Catelijn, Cathelijn, Cathelijns, Cathelyn, Cathelyns, Katlin, Chtelain, Chtelin, Chattlain, Chateleyn, Chatteleyn, Chattelin. Familienaam uit kastelein, uit het Picardische castelain, het Oudfranse chastelain: kasteelheer, slotvoogd, plaatsvervanger van de heer en later ook herbergier.
Castelberg, de. Huisnaam Kasselberg in Brugge en St.-Omaars. De heuvel waarop Kassel (Frans-Vlaanderen) gebouwd is. Plaatsnaam in Steenvoorde.
Castelet. Afleiding van Oudpicardisch castel: kasteel. Le Chtelet is een bekende plaatsnaam. Vergelijk Duchatelet.
Castellano, Castellan, Castellani, Castellana, Castellanos. Romaamse vormen van Latijn castellanus: kastelein, kasteelheer.
Castelman. Afleiding van plaatsnaam Castel in Attenhoven, Tienen, Zoutleeuw (Vlaams-Brabant). Vergelijk Casselman.
Castemiller, Castenmiller: Ontrond uit Duits Kastenmller ‘molenaar die maalt voor de Kasten of graanschuur, tiendschuur’.
Caster, (van), van Kaster, van Kaester, van Caester, Castre, van Casteren, van Kasteren, van Calster, van Calsteren, Vercalsteren, Kolsteren, Casterman, Castermans, Castermane, Castermant, Castreman, Castremanne. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Kaster/Caster (diverse plaatsen). 2. Zie ook Calster en Calsteren.
Casteren, van, van Kasteren: Plaatsnaam Kasteren heette eerder evenwel Kirckasterle en Casterlo. Variant van Van Caster?
Casterman, Castermans, Castermanne, Castermant, Castremanne, Castreman: Afleiding van Van Caster.
Castiglia, Castiglione, Castiglioni. Afleiding van Italiaans Castelli; kasteel.
Castillion, Castillon, Chatillon, Catillon, Cattellion, Chattelion, Chatelion, Ducatillion, Ducatillon, Ducattillon, Du Castillon, Dechatillon: Oudfrans chastillon, Picardisch castillon: klein kasteel. Verspreide plaatsnaam, onder meer Castillon (Namen), Catillon-sur-Sambre (Nord). Omstreeks 1300 was Jacques de Chtillon landvoogd in Vlaanderen.
Catille. Bijnaam. Picardisch catille; twist.
Castricum, Castrikum, Kastercum. Plaatsnaam Castricum, Noord-Holland.
Castrique, Castricque, Castryck, Castrijck, Casterick, Castrickx, Catrycke: 1. Plaatsnaam Questrecques (Pas-de-Calais). 2. Variant van Le Castre.
Castro (de), Castri, de Castri, lo Castro, li Castri, li Castro. Spaans-Portugese-Italiaanse-Joodse naam uit de veel voorkomende naam Castro: kasteel, versterking, burcht, legerplaats. Naar plaats van afkomst, bewoning.
Castrunuovo, Castronovo. Italiaanse plaatsnaam; nieuw kasteel. Vergelijk Neufchteau.
Castrop, Costrop. Plaatsnaam Castrop, Duitsland.
Cat (de), De Cadt, (de) Kat, Katte, De Catte, Cats, Kats, Kets, Kadz. 1. Bijnaam naar de eigenschap van lenigheid/valsheid. 2. Bijnaam naar de huisnaam ‘De Cat, of ‘ In de Cat’.
Catrij: Ook Catry, Catrie. Korte vorm van Oudfrans cocatris ‘krokodil, draak (fabeldier)’. 14de eeuw Catris, Caterie.
Catshoek, Cashoek, Kaashoek: Plaatsnaam Katshoek, zuidoostelijk van Kats (Zeeland). Cashoek door assimilatie (ts van s), Kaashoek door volksetymologie.
Castus. Latinisering; kuis. Vergelijk Castulus.
Casus. Vadersnaam. Variant van Casis, verkorte vorm van Nicasis, de heiligennaam Nicasius.
Cat, de, de Cadt, (de) Kat, (de) Kadt, Katte, de Catte: 1. Bijnaam naar een eigenschap (lenigheid, valsheid) van de kat. Vergelijk Dhondt. 2. Bijnaam naar de huisnaam.
Catel, Catelle, Decatel, Decatelle, (de) Cattelle, Cattell, Cattel, Cattle, Katiel: 1. Oudfrans c(h)atel, van Latijn capitale, Engels cattle, Middelnederlands cateel, cateil: stuk vee, roerend goed. 2. Zie Castel.
Catfolis. Catefolie. Misschien zinwoord uit Oudfrans catir, quatir. verbergen en faillie: loof, gebladerte. Bijnaam voor een landloper, vergelijk Sluphaghe.
Catoir, Catoire, Cattoire, Cattoir, Cathoir, Cotoire, Cathoor, Catoor, Cattoor, Cattoors, Cator, Catthoor, Descatoire, Descatoires, Decatoire, van de Cantoore: Oudfrans catoire ‘Bijenkorf’. Beroepsbijnaam van de imker. Ook plaatsnaam.
Catoul, Catoulle, Cattoul: Moedersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Catharina.
Catrels, Cattrel, Catereels, Quatereel: Caterel, variant van Oufdrans couterel. Zie Coutereel(s).
Catry, Cattery, Catty, Cathry, Catrie, Catrix, Chatry, Cartry, Carthery. Familienaam uit de verkorte vorm het Oudfranse cocatris: draak (fabeldier), krokodil. Bijnaam of naar huisnaam.
Cathenis, Kathenis: 1. Plaatsnaam Cattignies in Pecq (Henegouwen). 2. Zie Kettenis(z).
Catherin, Catherine, Caterin, Caterina, Catrain, Catrin, Cattarain, Cathelain, Cathelin, Cathelyn, Cathelyns, Cathelijn, Cathelijns, Catelin, Catlyn, Catlyns, Catlijn, Catlin, Katlin, Cathelineau: Moedersnaam. Griekse heiligennaam Catharina, een van de populairste meisjesnamen in de middeleeuwen. Katelijne door wisseling van de liquidae l/r. Trynes, Tryneke, Trynekens, Trines, Trienekens zijn afleiding van Catharina.
Carthuyser. Bijnaam van de kartuizermonnik, of de ex-kartuizer. Vergelijk Karthauser, Carteus.
Catin, Cattin, Cattyn. Moedersnaam. Vleivormen van de voornaam Catherine.
Catinus, Katinus: Latinisering van Catin.
Catsberg. 1. Plaatsnaam Katsberg in Berten (Frans-Vlaanderen) en Godewaarsvelde (Frans-Vlaanderen). 2. Maar de Limburgse familienaam Catsberg zal wel teruggaan op de plaatsnaam Katsberg in Nederlands Limburg.
Cattaert. Afleiding van Middelnederlands catte: kat. Bijnaam.
Cattebeke (van). Naam uit de plaatsnaam Kattebeek in Bellegem (West-Vlaanderen), Anzegem, Deerlijk (Oost-Vlaanderen) of Kersbeek (Vlaams-Brabant).
Catteloin. Plaatsnaam blijkens: 1460 de Kateloin, Aubigny. Of variant van Cattelain of Cattellion?
Cattendijck, van, Cattendyck. Plaatsnaam Kattendijke (Zeeland), Kattendijk in Antwerpen (Antwerpen), Handzame, Oedelem (West-Vlaanderen) en St.-Margriete (Oost-Vlaanderen).
Cattenstadt, Catenstad, Cartenstart, Cartenstadt, Cartenstat, Carstentaet: Plaatsnam Cattenstedt (Duitsland) of Kathenstedt (Duitsland).
Cattermole. Engelse familienaam (Londen), ook Cattermoul. Wellicht uit Frans Quatre Moles: vier molens. Kan een plaatsnaam zijn, vergelijk Quatre-Moulins in Pecq (Henegouwen).
Catteville. Plaatsnaam, Manche.
Cattier, Cattie, Cattiez, Catty, Caty, Cathy, Canty, Kenty, Kentie: Frans Cat(t)ier, van Cathare, van Grieks katharos: ketter; vandaar Luiks-Waals cat: vagebond, landloper. Canty met n-epenthesis.
Cattoen, Cotoen, Caton, Katoen, Cathoin: 1. Oudpicardisch caton, Oudfrans chaton: jonge kat, katje. Bijnaam. Vergelijk Frans Chato. 2. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Catharina.
Caulaert, Cauwelaert, van. Plaatsnaam Koude Laar: koude, verlaten laar. Plaatsnaam, 1271 Coudelaer in Wommelgem (Antwerpen), Couwelaar in Deurne (Antwerpen). Couwelaar of Kouwelaar in Bavel en Ginneken (Noord-Brabant).
Caubergh, Cauberg(van), Cauberghe, Cauberghs, Caubergs, Caubergts, Cauwberghs, Cauwbergs, Couwberghs, Couwbergs, Coubergs, Kaldenberg, Caldeberg, Caudenbergh, Caudenberg, van Kaudenberg, van Caudenberg, van Cautenberg, Kouwenbergh, Kouwenberg, van Couwenberg, Couwenberghe, Couwenbergh, Couwenberg,Couwenberghs, Couwenbergh, Van Kovenberghe, van Cowenberghe, Cowenbegh, (van) Cauwenberghe, Cauwenbergh, Cauwenberg, (van) Cauwenberghs, Cauwenbergs, Kauwenberghs, Kauwenberhs, Kauwenberghs, Kauwenberhs, Kauwenberchs, van Cauwemberg, Cauwenberghe, Cauwenbergh, Vancauwenberghe, van Kavemberg, van Canvenberghe, van Canverberghe, Coebergh, Cobergh, Koeberge, Kaembergs, van Camberg, Cambergue, Camberge, Caenberghs, Cabergs, Caberg, Caberghs, Caeberghs, Caebergs, Kaberghs, Kabergs, Caeynbergh, Caeenberghs, Cayenbergs, Caeyberghs, Caeybergh, Caeybergts, Cayberghs, Caybergts, Kayembergh, Kayeberg, Kayenbergh, Kayebergh, Kaeyenbergh, Kaijebergh,. De plaatsnaam ԋoudenbergՠkomt op zeer veel plaatsen voor (Brussel, Ninove, Nukerke, Pervijze, Zarren, Schelle, Hoeselt, St.-Blasius-Boekel, Molenstede, Lanaken, Diepenbeek, Maastricht,..). Vandaar dat de familienaam verspreid over België in veel variaties voorkomt (kaat = koud of verlaten).
Caucheteur, Caucheteux, Causcheteux, Chausteur, Causteur, Caustur, Casteur, Cocheteux, Cochteux, Cousteux, Costeur, Costeux: Beroepsnaam van de kousenmaker. Vergelijk De Cousemaker.
Cauchie, Cauchies, Cauchi, Cauchy, Decauchy, Caussy, Couchie, Cochie, Chausse, Chaussy, Chaussis, Lachaussie, Duchausse: Plaatsnaam. Oudfrans chalcie, Picardisch cauchie, Frans chausse: straatweg, Zuid Nederlands. kassei. Vergelijk Van de Calseyde. La Cauchie is een plaatsnaam in Komen en Waasten en frequent in Pas-de-Calais, ook Cauchy (Pas-de-Calais).
Cauchois. Afkomstig van het land van Caux in Normandië.
Caudmont. Plaatsnaam Caumont (onder meer Aisne, Pas-de-Calais): kale berg, in Amengijs, Gallaix en Maulde (Henegouwen). Vergelijk Chaumont.
Caudrelier, (de) Caudrelier, Caudelier: Beroepsnaam. Oudfrans caudrelier: ketelslager. Vergelijk De Ketelaere.
Caudron, Caudront, Coudron, Coddorn, Codron, Codrons, Chaudron, Calderon, Calderone, Kalderon, Cadron, Gaudron, Gadron, Caudront, Codron.
Beroepsnaam uit het Picardische caudron, Frans chaudron; ketel; ketelsmid, ketellapper.
Caudry. Plaatsnaam Caudry (Nord).
Caufrier, Cauffrier, Caufriez. Beroepsnaam van de kalkbrander, eigenaar van een kalkoven. Picardisch Caufourier, Frans chaufournier.
Caule. Wellicht spelling voor Coole.
Caulet, Caulleit, Caullet. Afleiding van Oudpicardisch cals, caus: kalk. Beroepsnaam van de kalkbrander, kalkmaker. Vergelijk Caulier.
Caulier, Caulie, Cauliez, Caullier, Caulliez, Cauwelier, Couwelier. Familienaam uit het Picardische caulier: kalkmaker. Beroepsnaam. Zie ook Cavelier.
Caumartin, Camertijn, Camertyn, Cambertin, Cambretin: Plaatsnaam Caumartin (Somme).
Caupain, Caupin: Picardisch caud pain, Frans chaud pain: warm brood. Bijnaam.
Caure, Core: Plaatsnaam. oudfrans caure, van Latijn corylus, colurus: hazelaar.
Caurette, Corette, Corete, Coret, Corrette. 1. Naam uit Caure, dit uit het Oudfranse caur, van Latijnse corylus: plaats waar hazelaars groeien. 2. Variant van Carette: zie daar.
Caus: Vlaams ook Cousse, Causse, Kousen. Beroepsbijnaam van de kousenmaker. Middelnederlands couse, cause, van midden Latijn calcia, Picardisch cauce, Oudfrans chauce ‘Beenbedekking of broek, kousen, schoenen’.
Causin, Caussin, Caussain, Caussyn, Causyn, Causijn, Calsyn, Calsijn: Frans Cahorsin, van plaatsnaam Cahors (Lot). Meestal in de betekenis van Middelnederlands cahorsijn, cauwersijn: geldschieter, woekeraar.
Causbroeck, van, van Causbrouck, van Causenbroeck, Kousbroeck en de Brabantse dialectvariant Van Caesbroeck. Naam uit de plaatsnaam Cousbrouck (wellicht ergens op de grens Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant). Dit uit kalwa? + broek.
Causijn: Caussin, van Frans Cahorsin, van plaatsnaam Cahors (Lot). Meestal in de betekenis van Middelnederlands cahorsijn, cauwersijn ‘geldschieter, woekeraar’.
(van) Cauter, Van de Cautere, van de Cautre, van de Kauter, van Cauter, van Cauteren, van Couter, van Couteren, van Kouter, van Kouteren, van Kauter, van Kauteren, van Caeter, Verkauter, Verkouter, Vercauter, Vercautere, Vercauteren, Vercautter, Vercouter, Vercoutere, Vercoutteren, Vercouteren, Vercoutter, Vercouttere, Vercoustre, Vercoutre. Plaatsnaam Kouter: bebouwd land, akker, van Latijn cultura. Verspreide plaatsnaam.
Cauwe, Caauwe, Kauw, Kouwen, Cauwel, Cauwels, Couwel, Couwels. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse cauwe: kraai, bijnaam (haarkleur, stem?) of huisnaam. 2. Cauwe, cuwe, keuwe komt ook uit het Oudfranse cuve: kuip. Beroepsbijnaam van de kuiper.
Cauwegom. Naam uit cauwe ( = ton, kuip, vat of koude, verlaten laar) + heim. Naam naar de woonplaats of beroepsbijnaam van de kuiper.
Cauwel, Cauwels, Couwel, Couwels. Afleiding van Cauwe.
Cauwelaars, Cauwelaers. 1. Bijnaam Kauwelaar, afl. van kauwelen, frequentatief van werkwoord kauwen: langzaam en langdurig kauwen, met lange tanden eten. Vergelijk West Vlaams kneeuwelen. 2. Korte vorm voor Van Cauwelaert.
Cauwen, van, Plaatsnaam Ten Kouden/Kouwen: koude, aan de wind blootgestelde plaats, verlaten plaats. Coude is de oorspronkelijke naam van Koudekerke (Frans-Vlaanderen). Ook plaatsnaam Couden, in 1655 Coudeheyde, 1456 Coude heyde, in Moorsele (West-Vlaanderen).
Cauwelaert, van, Caulaert, van. Familienaam uit de plaatsnaam Laer: koude, verlaten laar. Komt op diverse plaatsen voor.
Cauwer (de), de Couwer, Kouwer, de Cauwere, de Cauwert, de Cauwers, Covers, Kauer, Cauwert, Cauwerts, Kauert, Kauertz. Beroepsnaam voor kuiper, afgeleid van het Middelnederlandse cuwe of cauwe = ton, kuip, vat.
Cauwera, Caura. Bijnaam voor iemand die snel kauwt. Een rappe eter dus.
Caux, Decaux, Cau, Kaux: Plaatsnaam Caux (onder meer Somme). Ook het land van Caux in Beneden-Normandi.
Cerenne, Cavrenne, Cavraine: Plaatsnaam Cavraine in Furfooz (Namen).
Cavalier. 1. Beroepsnaam. Frans cavalier: ruiter, bereden krijgsman. 2. Re-interpretatie van Cavelier.
Cavelier, Caveliers, Cauwelier, Couwelier. Familienaam uit het Oudfranse chevelier: keldermeester. Beroepsnaam. Zie ook Caulier.
Cavenaile, Cavenaille, Cavenel, Cavenelle, Gavenelle: Wellicht plaatsnaam Couvenaille, bijvoorbeeld in Slins (Luxemburg) van Latijn communalia: algemene grond, gemene weide. Waals ls kv’.ayes in Dampicourt.
Cavalli, Cavallo, Cavallone, Cavalin, Cavalini, Cavalina, Cavalucci. Italiaans cavallo; paard, bijnaam of beroepsnaam.
Cavanna, Cavanas: Italiaanse plaatsnaam Cavanna, Italiaans capanna: hut.
Cave. Middelnederlands cave; kelder, gewelfd vertrek.
Caveel. Bijnaam. Picardisch cavel, van Latijn calvus: kaal. Vergelijk Chauvel.
Cavel, de, Cavele, de, de Caevel, de Caevele: Middelnederlands cavel(e): lot, loting, deel, aandeel (in grond), kavel. Beroepsnaam van de verloter, (ver)kavelaar. Vergelijk Kavelaars.
Cavens, Cavents. 1. Wellicht Brabants uitspraak van Cauwens. Zie bij Cauwe. 2. Mogelijk ook een variant van Coven(t)s. Zie bij Convent(s).
Caverne. Frans caverne; uitholling, holte. Plaatsnaam? Of klankverandering van Cavrenne.
Caverneels, Cavereel. Afleiding van Frans caverne; holte.
Cavers. 1. Afleiding van Middelnederlands caven: begroten, ramen. Beroepsnaam van een schatter? Of van werkwoord caven; van kaf ontdoen. Beoepsnaam van de wanner? 2. Schotse plaatsnaam in Roxburgshire.
Caversoons. Wellicht Plaatsnaam Caverson bij Caveronval in Chocques (Pas-de-Calais).
Cavestro: Spaans Cabestro: halster. Beroepsnaam.
Cavey, Caveye, van de Cavey, Vandecaveye, van de Caveije, van de Cavaye, van de Cavez, van de Cav. Naam uit het Picardische cave: holle weg. Er is onder andere een Cavei/ye in Onnaing (Nord) en in Menen.
Cavigneaux, Cavignaux, Cavigniaux, Caviniaux: ook Cauvignaux. Bijnaam. Afleiding van Cavin, Calvin; kaal.
Cavillon, Wellicht plaatsnaam Caverson bij Caveronval in Chocques (Pas-de-Calais).
Cavestro: Spaanse Cabestro: halster. Beroepsnaam.
Cavillot, Cawillot: afleiding van Oudpicardisch caville, Oudfrans cheville, Latijn cavicula: pen, bout, spil. Beroepsnaam.
Cavin, Cavyn, Cavynt, Cavijnt: Variant van Calvin, Picardisch Cauvin. Vergelijk Caveel, Calvin.
Cavro, Cavrot, Cavirot: Lees Caurot? Afleiding van Picardisch caure: hazelstruik. Vergelijk Cavrois.
Cavrois. Verschrijving voor Caurois: plaats waar hazelaren groeien. Afleiding op -oit, Latijns -etum van Picardisch caure: hazelstruik. Plaatsnaam Cauroy (Pas-de-Calais). Vergelijk Colruyt, Caure.
Caxton. Plaatsnaam, Cambridgheshire.
Cayau. Oudfrans caiel: hondje.
Cayeux, Kayeux, Keyeux: 1. Plaatsnaam Cayeux (Somme) of (Monchy-) Cayeux (Pas-de-Calais).
Cayphas. De Bijbelse voornaam Caiphas.
Caytant, Caytan, Cayton, Caijtan, Caeytant, Gaytant, Gatan, Gatan, Gaetano, Gaetani, Caetano: De West-Vlaamse Caytan (en varianten) stamt van Cesare Caetano = Gaetano, een soldaat in een Italiaans infanterieregiment die in 1626 in Kortrijk trouwt. Italiaans Gaetano/Caetano: uit Gata. Vadersnaam is uit te sluiten, aangezien de Italiaanse geslachtsnaam ouder is dan de H. Cajetanus (1480-1547).
Cazabonne, Casabona: Occidentaals, Italiaanse plaatsnaam Casa bonne/bona: goed huis. vergelijk Goedhuys.
Cazaerck. Verhaspeling van Casaert, door associatie metkazak of kozak. 1
Cazemier, Kazemier: Vadersnaam. Poolse heiligennaam Casimir(us).
Cecco, Cecconi, Ceccon, Cecconello, Ceccotti, Ceccano, Ceccarelli, Ceccarello, Ceccarini, Ceccaroli, Ceccaroni, Ceccato, Cecko, Cecchi, Cecchin, Cecchini, Cicchinato, Cecchelani, Cecchetelli, Cecchetti, Cecchetto, Cecotti: Italiaans Cecco, korte vorm (en afleiding) van Francesco.
Cecere. Zuid-Italiaanse familienaam. Wellicht zoals Cecco afleiding van de voornaam Francesco.
Celen, Celens, Celent, Clant, Celant, Ceelen, Seele, Seelen, Seelenne, Selen, Selens, Selenne, Slenne, Sellens, Cillen, Cielen, Chielens, Sillen, Celis, Clis, Celisse, Celissen, Clissen, Selis, Slis, Cellis, Celus, Cielissen, Cillis, Cilis, Cilissen, Cillissen, Zelis, Zelissen, Zlis, Sillis, Silles, Sel, Sell, Cel, Cels, Seel, Seels, Zels, Sells, Sels, Selles, Selle, De Selys. Vadersnaam, verkorte vorm van Marcelis, Sint Marcellus. Zie ook Sillen.
Cleste, Celeste, Celestre, Schelest: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Celestis. 2. Plaatsnaam Chelers (Pas-de-Calais):
Celie, Clie, Cellie, Celly, Scillie. 1.Moedersnaam uit Cecilia. Korte vorm van de heiligennaam Cecilia of Marcilia. 2. Mogelijk een dialectische vervorming van Cellier: kelder (uit de woonplaats).
Celik, elik. Turkse naam; staal.
Celis, Clis, Celisse, Celissen, Clissen, Selis, Slis, Cellis, Celus, Cielissen, Cillis, Cilis, Cilissen, Cillessen, Zelis, Zelissen, Zlis, Sillis, Silles, Sel, Selle, Cels, Cel, Seel, Seels, Zels, Sells, Sels, Selle, Selles, de Selys: Vadersnaam. Korte vorm van Marcelis, van Latijnse heiligennaam Marcellus. Ca. 1600 wordt Seels in Balen tot Zels en Zeels.
Celle, Clie, Cellie, Celi, Celly, Scillie: 1. Moedersnaam. Korte vorm van heiligenaam Cecilia. Of korte vorm van de voorrnaam Marcilia. 2. Eventueel dialect variant van Cellier of Sellier.
Cellerier, Clrier, Celerier, Cleri,Callarier, Celarier: Frans cellerier, van Latijn cellerarius: keldermeester.
Clot, Celot, Cellot. Vadersnaam. Korte vorm van Marcelot, afleiding van de voornaam Marcel.
Cenant, Cnant: Plaatsnaam Cenan = Senan (Yonne), Snans = Cnans (Hte-Sane).
Cencigh. Plaatsnaam Sinzig, Duitsland.
Cendrier, Sandrie, Sandri: Beroepsnaam. Oudfrans cendrier: zeepzieder, leerlooier, die werkt met uitgeloogde as, potas. Vergelijk Duits ˳cher.
Cense, Centse, Sentse: Frans familienaam Cense, bijnaam voor iemand die een pachtgoed huurt, een cijnspachter, cijnsboer. Frans ook Censier, Delacenserie.
Cenier, Ceni, Cenie: Variant van Frans Chnier: eikenbos. Plaatsnaam Cheniers (Marne).
Censer. Engelse familienaam, van Frans censier; pachter.
Censier, Censi, Sencie, Sensier, Senci, Sensier, Sensir, Sansier, Sancy, Chancy: Frans censier: cijnspachter, cijnsboer. Senci, Sensie, Sensi en (hypercorrect) Chancy kunnen spellingvarianten zijn van Sancy.
Cent. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Vincent.
Centner. Variant van Duitse familienaam Zentner, van Zehntner. Beroepsnaam van de tiendenaar of tiendheffer. Vergelijk Tindemans.
Cepeda, Cepedal, Cipido, Cipedo, Sipido. Spaanse familienaam uit de plaatsnaam cepo: boomstronk. Zou dus ook wel een bijnaam kunnen zijn. Maar de volgende familienaam komt uit Italie. Italiaans scipito: flauw?
Cercelet. Oudfrans cercelet, afleiding van cercel, Frans cerceau: ring, band, hoepel. Beroepsnaam van de kuiper.
Cerckel. Oudfrans cercle: band, hoepel. Beroepsnaam van de kuiper. vergelijk Cercelet.
Cerexhe, Serex, Serexhe: Plaatsnaam (Luik).
Cerezo. 1. Spellingvariant van Ceressiaux. Zie Srssiat. 2. Spaans, Italiaans cereza, ceresa: kers. Beroepsnaam.
Cerfaux. Plaatsnaam Cierfa in Bovigny. Of variant van Franse familienaam Cherfault, van Gerfaud, Gerfault: giervalk?
Cerfon, Cerfont. Wellicht korte variant van Cerfontaine.
Cerfontaine, Cerfontein: Plaatsnaam Cerfontaine (onder meer Namen, Nord).
Cerise. Frans cerise; kers. Beroepsnaam van de verkoper ervan. Vergelijk Kriek.
Cerisey. Uit Franse familienaam Cerizet, afleiding van Cerise.
Cerisier, Cerisier, Serrisier, Serusier, Cherissier: Plaatsnaam Cerisier: kersenboom. Vergelijk Kriekeboom.
Cerny. Plaatsnaam Cerny (Seine-et-Oise, Aisne).
Cerouter, Cheroutre, Chirouter, Chiroutte: Vadersnaam. (Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen) Serwouter. De varianten met ch zijn hypercorrect.
Certijn, Certyn, Sertijn, Sertyn, Sertin, Serteyn, Sirtaine, Certain, Certin. Bijnaam naar het Middelnederlandse certein uit het Franse certain: zeker, zelfverzekerd, vastberaden.
Cerulus, Carulis, Cerules, Serulus: Latijn caerul(e)us (van caelum: hemel): hemelblauw, azuurblauw. Bijnaam. Latinisering.
Ceunebroec, van, Ceunebroecke Van, Ceunebroek, Ceunebroeke, Ceunebrouck, Ceunebroucke, (van) Ceulebroeck, Ceulebroek, Ceulebrouck, van Cuynebroeck, Cuynebrouck, van Ceunenbroeck, van Keunenbrouck, van Keulenbroeck, de Koninckbroeck, Keunebrock. Familienamen afgeleid van Koningsbroek, broek van de koning, in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen).
Ceunen, Ceuppens. 1. Van Kuiper, 2. Van Germaans Cono.
Ceurvels, Ceurvelt, Ceurvelts, Keurvels: Plaatsnaam Keurveld in Kontich, Lint en Boom (Antwerpen). Zie ook Carver(s) 2.
Cevaal: Uit Frans cheval ‘aard’. Bijnaam naar de huisnaam of beroepsbijnaam van de paardenkoopman.
Ceyssens, Ceysens, Ceijssens, Seyssens, Seyssen, Seysen, Sijssens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Vincent. 2. Kan ook een knuffelvorm zijn van Franciscus: zoon van Seys (Franceis).
Ceyskens. Vadersnaam. 1. Afleiding van Ceys, van Franceis: Franois. Zie Seys. 2. Afleiding van Vincent; zie Ceyssens.
Chaam, van, van Kaam, van Kaem, van Caem: Plaatsnaam Chaam (Noord-Brabant).
Chabalier. Zui-Franse vorm van Chevalier: ruiter, ridder. Vergelijk Chaballe.
Chaballe, Chabalet. Occidentaalse vorm van Chebal(et).
Chabanne, Chabane, Chavanne, Chavane. Variant van Cabane; hut.
Chabaneau, Chabannel, Chabanel, Schabanel: Afleiding van chabane, cabane: hut.
Chabaud, Chabeau, Chabeaux, Chabault. Uit Occidentaals chabal; paard.
Chabot, Cabo, Cabot, Caboot, Cabotte, Chabote, Chaboteau, Chaboteaux, Chabotaux, Chabottaux, Chabotteau. Het Franse chabot is een vissoort met een grote kop. Bijnaam voor iemand met een groot hoofd.
Chabre. Franse dialect vorm van Chvre: geit.
Chacon, Chacun: Frans chacun: iedereen. Vergelijk Alderweireldt, Toulmonde.
Chaffette, Chafette. Bijnaam Chaufette; stoofje.
Chaineux, Cheneux, Dechaineux, Dechneux: Plaatsnaam Chaineux (Luxemburg), Cheneu in Villers-le-Tour (Henegouwen), Cheneux in La Gleize en Stavelot (Luxemburg): eikenbos.
Chainnieaux, Chameaux: 1. Franse variant van Picardisch Caignau. 2. Zie Chnau.
Chais, Chaix, Chait: Plaatsnaam Chaix (Vende, Ain).
Chaland, Chalant, Chalanton. Oudfrans chalant: vriend, kennis, klant, (later) minnaar, vrijer. Equivalent van Picardische, Middelnederlandse Calant.
Chalbert, Schalbert, Scalbert, Escalbert: Vadersnaam. Niet-gevocaliseerde vorm van Germaanse voornaam Calbrecht, of variant van Chabert met epenthetische l.
Chaleur. Hypercorrect voor plaatsnaam Chaleux in Hulsonniaux (Namen).
Chaffart: Uit Frans Chauffard, afleiding van Frans chauffer ‘Stoken’. Beroepsnaam van de stoker.
Chaigneau: Andere spellingen in België zijn: Chagnaud, Chaignaud, Chainniaux, Chainiaux, Chainnieaux, Chaineaux. 1. Franse variant van Picardisch caignau, middelfrans caignel, verkleinvorm van Middelfrans caigne, van volks Latijnse cania ‘Teefՠof van Picardisch kain ‘Hond’. Dialect caniau ‘Hondje’. 2. Verkleinvorm van Frans chne ‘aik’. Oudfrans chesneel ‘aikenbos’. Plaatsnaam Cheneau in Estinnes-au-Mont (Henegouwen) en Bonlez (Waals-Brabant).
Chalon, Chalhon, Chalom, Scalon, Schallon: Plaatsnaam Chalon-sur-Sane of Chlons-sur-Marne.
Chalsche, Chalsge, Chalseche, Chalsege, Charlesche: Plaatsnaam Chalsche in Pepinster (Luik).
Chamaillard, Chatnillard: Afleiding van Oudfrans chamaillier: slaan, vechten.
Chamart. Plaatsnaam Chamard (Ardèche, Hte-Sane), Chamars (Eure-et-Loir).
Chambard, Chambart, Chambaere, Sambaer, Sambaere, Samba, Sambas, Chombar, Chombart, Chombaert, Chombaere, Sombaert. Chambard is een Frans dialect (oosten en Central Massif), een vorm van Oudfrans Jambart: bijnaam voor iemand met zware benen.
Chambaud, Chambeau, Chamaut, Chambault, Chombeau: Oudfrans chambal: beenbekleding, scheenplaat. Bijnaam.
Chambellan, Chambelland, Chambellant, Chamberlan, Chamberland, Chamberlant, Chamberlin, Chamberlain, Chambrelant. Chambrelan, Chambrelent, Chamburland, Chamburlant, Camberlin, Camberlijn, Camburlyn, Camburlain, Camburlein, Cambrelin: Oudfrans Chamberlain, Picardisch camberlin, Frans chambellan, van Nederlands kamerling: kamerheer. Beroepsnaam.
Chambon, Chanbon, Sambon: Verspreide plaatsnaam Chambon (onder meer Cher, Hte-Loire, Loiret). Maar blijkens de familienaam Chambonnet, Chambonneau naast Cambonnet, Cambaut veeleer bijnaam, afleiding van Zuidfrans cambe, chambe, Frans jambe: been. Vergelijk familienaam Longchambon: langbeen.
Chambrier, Schembri: Beroepsnaam Chambrier: kamerknecht, kamerdienaar.
Chamelot, Camelot: Oudfrans chamelot, camelot: naam van een soort stof (oorspronkelijk van kameelhaar). Beroepsnaam.
Chamizo, Chamizot, Chamisot: Afleiding van chamise (Auvergne) van Latijn camisia: klein hemd. De Duitse dichter Adalbert von Chamisso (1781-1838) was een geboren Fransman; von is het Duitse adelspartikel.
Chamois, Chamoy. Oudfrans chamois; kneuzing, buil. Bijnaam.
Chamon, Chamont. Plaatsnaam Chamont: chauve mont, kale berg (onder meer in Isre). Ook variant van Chaumont.
Chamorro, Chamorre, Chamorin: Spaanse bijnaam voor een kaalgeschoren of kort geknipt man. In de middeleeuwen een bijnaam voor de Portugezen, omdat ze hun haar kort droegen.
Champaigne, Champagne. 1. Naam uit de oude Franse provincie Champagne. 2. Of uit de verspreide gelijknamige plaatsnaam Champagne: veld.
Champagnac. Plaatsnaam. (Cantal, Char.-Mar., Corrze, Dordogne, Hte-Loire, Hte-Vienne).
Champclaux. Plaatsnaam Champclos: afgesloten, omheind veld.
Champeaux, Champault, Champel, Campeau, Campel, Campeas: Verspreide plaatsnaam, afleiding van Frans champ, Picardisch camp: veld.
Champenois. Afkomstig van Champagne.
Champiomont. Plaatsnaam in Charneux, Limburg.
Champluvier. Wellicht Champlivier, uit plaatsnaam Champlive (Doubs).
Champon. Plaatsnaam afgeleid van champ: veld.
Champseix, Chansay: Plaatsnaam. Rotsachtig veld. Seix, van Latijn saxum; rots.
Champt. Verschrijving voor Champ; veld. Plaatsnaam.
Champy. 1. Plaatsnaam in Warnant (Namen). 2. Middenfrans champis: onwettig kind, bastaard.
Chalumeau, Calmeau, en wellicht ook Chamuleau: Door omkering van volgorde van klanken uit Chalumeau, van Oudfrans/Oudpicardisch c(h)almel, verkleinvorm van Latijnse calamus ‘Rietje, (schrijf)veer’. Beroepsbijnaam van een schrijver, klerk.
Chan, Chen, Chang, Cham. Chinese naam; koning.
Chan. Verschrijving voor Champ; veld.
Chandel, Chandelle. Frans chandelle: kaars. Beroepsnaam van de kaarsengieter. Vergelijk Chandelier.
Chandesais, Chandeson: Zoals Frans Chandeysson afleiding van streeknaam Chandesse (Puy-de-Dme).
Chandler. Engelse beroepsnaam: kaarsengieter.
Chanoine, Lechanoine, Canon, Canonne, Canone, Canoen, Quanonne, Quanone. Naam uit het Franse chanoine, het Picardische cano(i)ne: kanunnik.
Chanterie, Chantrie, Chantrey, Chantry, Sentrie. Misschien Oudfrans chanterie: kerkzang. Beroepsnaam. Maar waarschijnlijk veeleer dialect variant van Franse familienaam Chantrier: zanger.
Chantecler, Chanteclaire: Bijnaam naar de naam van de haan, voor iemand die helder zingt.
Chantel, Chantelet, Saintelet, Saintlet, Santels, Santel, Santele, Tjantel, Tjantele, T’.antele, T’.antle, Sandel, Sandele: Oudfrans chantel, Picardisch cantel, Middelnederlands canteel: kant, rand, uitgetand metselwerk, borstwering, schietgat; (ook) bodem, spon van een kuip. Afleiding op -et. Beroepsnaam.
Chantelou, Canteloup, Chantelot: Plaatsnaam Chanteloup: waar de wolven huilen. Vrij verspreid.
Chanterau, Chanteroux, Chantreau, Chantrel, Chantell, Chantrelle, Cantrelle, Contreau: Afleiding van Frans chantre, Picardisch cantre: zanger. Vergelijk Engels Chantrell.
Chantrain, Chantraine, Chantraint, Chantren, Chantrenne, Cantraine, Cantrijn, Cantryn, Cantrin, Contryn, Contrijn, Contraint, Contrain, Quantrain: 1. Oudfrans chanteraine, Picardisch cantraine: kikker, boomkikvors. Bijnaam naar de kwakende stem, het springen of het uitzicht. Vergelijk De Puydt. 2. Plaatsnaam: plaats waar kikkers kwaken, kikkerpoel; bijvoorbeeld; Cantraine, 1275 Canteraine, Lessen. Henegouwen.
Chapele, Chapelle. 1. Beroepsnaam van de kapelaan, bedienaar van een kapel. 2. Variant (vrouwelijk) van Chapel; zie Capel.
Chapelet, Chopplet: Afleiding van c(h)apel: kapje, hoed. Bijnaam.
Chapelier, Chapellier, Chaplier, Lechapelier, Lechaplier, Sapelier, Sipelier, Capelier, Capeliez, Cappelier, Caplier, Cappeliez, Cappliez: 1. Beroepsnaam van de hoedenmaker.; 2. Oudfrans c(h)apelier uit capellarius, Middelnederlands capellier: kapelaan.
Chapitre, Capitte, Capite, Capit, Sapit, Cappittel: Oudfrans chapitre, chapitle, Picardisch capitle: kapittel (van kanunniken). De reductie tre/tle tt -t(e) is Waals. Bijnaam naar een verband met een kapittel. Kapittel kan als plaatsnaam op grondbezit van een kapittel wijzen, zoals in de in Ronse.
Chaplain, Chaplin, Chapelain, Caplain, Caplin, Cappellin, Keplin, Lecaplain, Kapelan, Kaplan, Kablan: Frans, Picardisch en Duitse vormen voor kapelaan, Oudfrans c(h)apelain, van Latijn capellanus.
Chapman. Engelse beroepsnaam; koopman.
Chapoix. Plaatsnaam Chapois in Gosselies (Henegouwen) en Leignon (Namen).
Chapoteau, Chapotel, Chapotot, Chopitea: Afleidng van Oudfrans chape: kap(mantel). Vergelijk Chapel, Capet. Bijnaam voor de drager van een kapje of de maker.
Chapuis, Chappuis, Chaput, Chapux, Chapuzier: Oudfrans chapuis(ier): timmerman, meubelmaker. Beroepsnaam.
Chapusette, Chapuzette. Beroepsnaam, afleiding van Chapuis.
Charanson. Frans charanon: kever, kalander. Bijnaam.
Charante, van. De eerste naamdrager, die zich in de Nederlanden vestigde, namelijk Adrien Isaacz, was afkomstig van La Rochelle aan de Charente (Charente-Mar.)
Charbout, Charbel, Carbo: Afleiding van charbe: hennep.
Charbonnier, Charbonier, Charbonnire, Carbonnier, Cherbonnier, Corbanie: Frans charbonnier, Picardisch carbonnier: kolenhandelaar, kolenbrander.
Chardavoyne. Met epenthetische r van Champ dաvoine: haverveld. Vergelijk Haverkamp.
Chardez. 1. Vadersnaam. Chardet, van Richard. 2. Zie Xhardez, Lexhard.
Chardըomme, Chardhomme, Chardome, Chardme, Chardonne: Waals tchr dՉme: (letterlijk) vlees van een ziel, mensenziel; (negatie) pas char dՉme: geen mensenziel, niemand. Of Re-interpretatie van Chardon, of plaatsnaam Chardonne in Vaud.
Charier, Charrier, Charri, Charry, Chary, Chari, Cherrier, Cherry, Chery, Chry. Beroepsnaam van de voerman.
Chariot. Frans chariot: wagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of voerman.
Charit: Bijnaam. Frans charit ‘Liefde, liefdadigheid’. Engels Charity.
Charitius, Charisius, Oost-Duitse (Dantsig) vorm van Karius, Macharius. Of Charisius is een van de Corinthische martelaren (legende van Callistus).
Charle, Charles, Challe, Challes, Chasles, Chaerle, Chaerel, Chaerels, Charel, Sarels. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Karel.
Charlemagne, Charlemain, Chalmagne, Chamagne, Chalaman, Charmanne, Chermanne, Chermane: Bijnaam Charlemagne: Karel de Grote, grote Karel.
Charlet, Charlez, Charl, Charlets, Charley, Chalet, Chalez, Challet, Carlet, Carl, Carley, Carletti, Carletto, Cherlet, Sarlet, Sarlette, Sarleti, Sarlee, Sarle, Charley, Scharl, Scharly, Schalley, Schalleij, Schalle, Serle, Serlet, Serleth, Serletz. Vadersnaam uit de voornaam Charles. Zie daar verder. Carlet is Picardisch, Carletti Italiaans.
Charlin, Chalin, Charlent, Sarlin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Charles. Charlent is Waals hypercorrect.
Charmanne. 1. Verwaalsing van Nederlands Karreman: voerman. Waals crmane. 2. Zie Charlemagne.
Charmant. Hypercorrecte en volksetymologische variant van Sermant.
Charment. Plaatsnaam Charmont (Marne, Seine-et-Oise).
Charmot. Afleiding van Frans charme; haagbeuk?
Charneux, Decharneux, Ducharneux, Sarmeux, Sarmeus: Plaatsnaam Charneux (Luik) van Latijn carpinetum: haagbeukenbos. Le Charneux in Fraipont, Jalhay (Luxemburg) en Harsin.
Charpentier, Lecharpentier, Charpantier, Cerpentier, Serpenti, Serpentier, De Carpentier, Carpentier, Carpentiers, Carpentiez, Kerpentier, Carpantier, Carpenter. Beroepsnaam naar het Franse en Picardische Charpentier, Carpentier: timmerman.
Charrault. Afleidng van Frans char: wagen. Oudfrans charreau: kuipwagen voor de wijnoogst, ook schuur, van plaatsnaam Le Charaud, Le Charault (Vienne).
Charrire, Cherrire, Cherriere: Frans charrire: dorpsstraat, straat waar wagens rijden. Vergelijk Waals Vlaams kariere, van Picardisch carrire: wagenweg.
Charrin, Sarin. Naam uit het Oudfranse charin: vervoer per kar. Beroepsbijnaam van de voerman.
Charrion, Sarion, Carrion, Carion, Carreon, Corion, Coron: Afleiding van Frans char, Picardisch car: wagen. Beroepsnaam van de wagenmaker of de voerman. Vergelijk Carron.
Chartrain, Chartrin. Afkomstig van Chartres (Eure-et-Loir).
Chartron, Charteron, zoals Char(re)ton. Beroepsnaam van de voerman.
Chartry. Luxemburg Waalse vorm van Oudfrans chartrier: gevangenbewaarder. Beroepsnaam.
Charue, Charrue, Carrue, Carru, Carrus, Querut: Frans charrue, Picardisch carrue: ploeg. Beroepsnaam van de ploeger of ploegsmid. Of bijnaam naar de huisnaam.
Charvet, Chervet, Charvoz, Charvat: Bijnaam. Afeiding. van Zuidoostfrans charve: chauve, kaal.
Chase, Chasse. Frans chasse: jacht. Beroepsnaam voor de jager of jachtwachter.
Chaslain, Chaslin, Cheslain, Chasselein: Waals tchslin, Frans chtelain: kasteelheer, kastelein. Vergelijk De Casteleyn.
Chassagne, Chasseigne. Plaatsnaam Chassagne(s) (diverse in Frankrijk) van Latijn cassanea: eikenbosje, of kastanjebosje. Vergelijk Cassagne(s).
Chassaing. Oudfranse plaatsnaam chassain, van cassaneus: eik.
Chassard, Chassart. 1. Plaatsnaam Chassart in Mellet en St-Amand (Henegouwen). 2. Afleiding van Oudfrans chacier: jagen, achtervolgen. Synoniem met Cacheux, Casseur, Chasseur.
Chassepierre, Chaspierre, Chaspire: Plaatsnaam Chassepierre: stenen huis.
Chasseur. Frans chasseur: jager. Beroepsnaam. Vergelijk Cacheux.
Chastre, Chaste. Verspreide plaatsnaam Chastre, van Latijn castra: legerkamp. Chaste door Waalse reductie.
Chastreux. Afleiding van Oudfrans chastrer, Frans chtrer: castreren. Beroepsnaam van de castreerder.
Chatelard. Plaatsnaam Chtelard (Savoie, Hote-Savoie, Creuse, Allier).
Chaton, Chatton. Afleiding van chat; kat. Bijnaam.
Chatorier, Chatterjee: Afleiding van Oudfrans chastoire: bijenkorf. Beroepsnaam van de maker ervan. Vergelijk Catoir(e).
Chtr, Chtre, Chtrer, Chtry. Oudfrans chastr, chastris: gecastreerd dier, schaap. Bijnaam voor een zachtaardige, zonder fut.
Chatterjee. zie Chatorier. Chatterjee zou evenwel uit Azi stammen.
Chau, Chiau, Choo. Familienaam uit de verspreide Franse plaatsnaam Chaux.
Chau, Chiau, Choo. 1. Verspreide Franse plaatsnaam Chaux. Zie Dechaux. 2. Misschien korte vorm van Michaud.
Chaubert, Chaubet, Cobert, Chaber, Chabert, Chabi, Chabier, Chabar, Chabart, Scabers: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Kal(d)brecht, zie Calbrecht.
Chauderlot. Beopesnaam. Afleiding van c(h)auderlier: ketelsmid.
Chadier, Chaudiez, Chaudy, Chdy, Chody: Beroepsnaam. Frans chaudier: kalkbrander.
Chaudire. Oudfrans caudire, Frans chaudoire: ketel. Beroepsnaam van de ketelslager. Vergelijk Ketels.
Chaudoir, Chodoir, Chodoire: Frans chaudoir: broeibak, broeivat, wasplaats van slager of verver. Beroepsnaam.
Chaudry, Chaudhary, Chaudhry, Choudhry, Choudry: Plaatsnaam, gehuchtnaam (Cher, Oise, Val-d’Eise).
Chauffard, Chouffart, Chuffart, Chaffart, Saffar, Safar, Saffa: Beroepsnaam van de stoker. Afleiding van Frans chauffer.
Chauffeur, Frans chaufour: kalkoven. Beroepsnaam van een kalkbrander. Vergelijk Chaufouraux, Decofour.
Chaufheid, Chauveheid, Chauveh, Chauff, Chafweh, Chaweh, Chawehez: Plaatsnaam Chaufheid in Theux (Luik), Chauveheid in Chevron (Luik), Chauveheis in Bellevaux (Luik) van chauve heis, van Germaans haisj; ‘kaal beukenbos’.
Chaufouraux, Chaufoureau, Chaufoureaux, Chauffeaux, Chauffouraux, Chanfreau, Cafriau, Souffreau, Souffriau, Souffreaux, Souffriou. Naam uit het Franse chaufour: kalkoven. Beroepsbijnaam van de kalkbrander.
Chauland. Beroepsnaam van de kalkmaker.
Chauliac. Plaatsnaam Chaulhac (Lozre, Ardèche, Hte-Vienne) van Latijn Cauliacum.
Chaumon, Chaumont, Schaumont: Verspreide plaatsnaam Chaumont: kale berg. Ook Romaanse vorm van Kolmont in Overrepen (Limburg): 1125 de Calvo Monte; zie Colmont.
Chaussard, Chaussart, Chaussa, Saussard: Afleiding van chausse: broek, kous. Beroepsnaam van de kousenmaker. Vergelijk Cousse.
Chaussegroux. Variant van Franse familienaam Chaussegros: die te grote kousen draagt of maakt. Vergelijk Corthose.
Chaussepied. Beroepsnaam van de schoenmaker of kousenmaker.
Chauset, Chausette. Afleiding van Frans chausse; kous. Bijnaam of beroepsnaam.
Chaussier, Chaussiez. Oudfrans chalcier, chaucier: kousenmaker. Vergelijk Chausse. Beroepsnaam.
Chousson. Afleiding van Oudfrans chais, chaus; schoen.
Chautnier, Chomy, Chomis: Afleiding van chaume: riet, dakstro. Beroepsnaam van de strodekker.
Chauvel, Chaveaux, Chaveau, Chavaux, Chaviaux, Chauwel, Chavel, Chavaux, Chouvel, Chovau, Chovaux. Naam uit het Frans-Romaanse chauve: kaal. Bijnaam.
Chauvenne. Variant van Chavenne, van chavne, chavane: hut.
Chauvier, Schavier, Schavy, Schaveye: Afleiding van Frans chauve: kaal. Bijnaam.
Chauvon. Afleiding van Frans chauve: kaal. Bijnaam.
Chavagne, Chavane, Chavanne. Plaatsnaam Chauvagne in Andenne (Namen), Chavanne (Hte-Sane, Loire, Savoie), Chavannes (Ain enz.), Chavagne(s) (llle-et-Vil., Maine-et-Loire, Vende).
Chavais. Plaatsnaam, Maine-et-Loire.
Chave, Chavee: 1. Plaatsnaam. Frans chave: holle weg. Vergelijk Caveye, Schavey. 2. Eventueel verschrijving voor Chavet, Chav.
Chavepeyre, Chavepeyer, Chaveperey, Chavepierre, Chavrepierre: De famille is in 1819 uit Cantal naar Roeulx (Henegouwen) gekomen. Plaatsnaam Cave pierre: holle steen; vergelijk Peyrecave.
Chavriat, Chavriat, Chavaria, Chavareau: Plaatsnaam Chavria (Jura), Chaveyriat (Ain). Chavareau is dan hypercorrect (aangezien N. Waals ~ia, van -eau). Chaves Daguilar: Chaves is een Portugese plaatsnaam in Tras-os-Montes, van (aquis)Flaviis ‘Bionn ; van Flavius’. Zie ook Aguilar.
Chavet, Chavez, Chav, Cavet, Cavez, Cav, Cavey: 1. Afleiding van Oudfrans cave, chave: hol. 2. Zie Calvet.
Chavot. Verschrijving voor Chavaux.
Chayriguet, Cheyriguet: Zuidwestfranse familienaam Chayrigus. Chai de Riguet: (wijn)kelder van Hendrik? Of Chez Riguet.
Chawet. Bijnaam. Variant van Cha(u)vet.
Chaze van. Plaatsnaam Kasen, Nederlands Limburg?
Chazo: Plaatsnaam Chasot (Doubs).
Chechelen, van. Vanchechelen komt voor in Frans Vlaanderen en is waarschijnlijk een verhaspeling van Van Mechelen, door anticipatie van de ch.
Chef, Ch: Franse bijnaam Chef, uitspraak ch: hoofd.
Cheffer, Cheffert. Romaanse spelling van Duitse familienaam Schaffer. Beroepsnaam Schafer: schaapherder.
Chefneux. Plaatsnaam in Cheratte en Saive-et-Wandre (Luik).
Chehet. Plaatsnaam Jehay, Luxemburg.
Cheling. Romaanse uitspraak voor Duits Schilling; de muntnaam.
Chelli, Chelly: Waarschijnlijk variant van Celli of Celly, Luiks-Waals voor Cellier of Sellier.
Chemineau, Cheminay. Afleiding van Frans chemin; weg. Plaatsnaam. Vergelijk Duchemin.
Chnau, Chenaux, Chenaud, Chenault, Cheneau, Cheniau, Cheniaux, Chenneaux, Chennaux, Schena, Chainniaux, Chainiaux, Chainnieaux, Chaineaux, Chaignaud, Chaigneau, Chagnaud, Chesneau, Chesnaux, Chesne, Chene, Chena, Chenal, Quesnel, Quenel, Quennelle, Kenel: Afleiding van Frans chne, Picardisch que(s)ne: eik. Of Oudfrans chesneel: eikenbos. Plaatsnaam Chainia in Crehen (Luik) en Meux (Namen); Chenia(t) in Baisy-Thy (Waals-Brabant), Huccorgne (Luik) en Somze (Namen). Cheneau in Estinnes-au-Mont (Henegouwen) en Bonlez (Waals-Brabant).
Chenaye, Cheney, Chainaie, Chainaye: Plaatsnaam Chnaie: eikenbos. Chenay (Marne, Sarthe) en in Pondrme (Namen).
Chenemont. Plaatsnaam Chnemont in Baisy-Thy (Waals-Brabant) en Corroy-le-Chteau (Namen).
Chenet, Cheney. Plaatsnaam Chenet in Honnay, Namen, en Remagne.
Cheneval, Chenevet. Afleiding van Oudfrans cheneve: hennep. Waarschijnlijk plaatsnaam: hennepveld. Vergelijk Chenevaz (Hte-Savoie), Chenevey (Frans Comt).
Chenevire. Plaatsnaam Chenevires (Meurthe-et-Mos.), Chennevires (Meuse, M.-et-Mos., Seine-et-Oise): hennepveld, hennepkwekerij.
Chennevier. Beroepsnaam van de hennepteler.
Cheneval, Chenevet. Afleiding van Oudfrans cheneve: hennep. Waarschijnlijk plaatsnaam: hennepveld. Vergelijk Chenevaz (Hte-Savoie), Chenevey (Frans Comt).
Chenevire. Plaatsnaam Chenevires (Meurthe-et-Mos.), Chennevires (Meuse, M.-et-Mos., Seine-et-Oise): hennepveld, hennepkwekerij.
Chenot, Cheno, Chesnot. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam (onder andere België en Frankrijk) Chne: waar eik groeit.
Chenu, Chenut, Quenu, Schernus, Schenus, Chanu, Chanut: Oudfrans chenu, Oudpicardisch quenu: grijs. Bijnaam. Vergelijk De Grijze.
Cheppe. Plaatsnaam Cheppes, Marne.
Cher, Chre: 1. Franse bijnaam Cher: geliefd. 2. Verschrijving van Cherf : Cerf.
Cherequefosse, Cherquefosse. Oudfrans cherque, van Latijn circum; fosse: gracht, sloot. Vergelijk Oudfrans cherquemanage: grensbepaling. Waarschijnlijk plaatsnaam: omringende gracht, ringgracht, omwalling.
Chradame, Aanpassing en Re-interpretatie van vadersnaam Seradaem: ‘S heren Adam.
Chraft. Arabische familienaam. Wellicht van Cheri(e)f. Cherain: plaatsnaam.
Cherami, Cheramy: Bijnaam Lieve Vriend. Vergelijk Bonami, Goedvriend, Duits Lieberfreund.
Chrel, Cherelle, Chereau: Afleiding van Oudfrans cher, char: wagen, kar, (ook) karrenweg.
Cheret, Chairez, Seret, Sere, Serez, Serey, Ser, Sr, Serre, Serr, Serre, Serree, Serret, Serr, Serrs: 1. Variant van Charet, van char: kar. 2. Plaatsnaam Cheret in Embourg (Luik), Cheret (Aisne).
Cherfils. Bijnaam Lieve, geliefde zoon. Vergelijk Liefsoons 2.
Cherif, Cherief, Chrif, Chrief: Arabische familienaam, voornaam Cherif, van sharff;եdel’.
Cherik. Misschien Germaanse voornaam Zierik (Zegerik).
Cherix. Zwitserse familienaam. Misschien van plaatsnaam Chereix (Limousin).
Chrot, Cherot: Variant van Charot, van char: kar, wagen.
Cherpion. Dialect Frans charpillon, Luzemburg Waals tchrpion, van Frans charpie: wolvlok. Beroepsnaam van de wolbewerker.
Cherret, Cherette, Cherte, Chere, Cherette, Chertt. Uit het Waalse tchrtte: (charette) wagentje. Beroepsbijnaam van de voerman of de wagenmaker.
Cherubin, Cherubini, Cherubino, Chrubin: Vadersnaam. Voornaam naar de engelennaam: cherub, cherubijn, engel van de tweede rang na de serafijnen.
Cherville. Plaatsnaam, Marne, Eure-et-Loir.
Chesaux, Chessa, Chessaux, Chesseaux, Cheza: Verspreide plaatsnaam, Waals tchz, Oudwaals chesal, afleiding van Latijn casa: huis.
Cheslet, Chesselet: Dialect vorm voor Chtelet.
Chession, Cession: Plaatsnaam, dialect vorm van Castillon, in Dinant (Namen), Flron (Luik), Lorc (Luik), Malonne (Namen) en Rendeux.
Chtine, Chetinne, Chetine: Plaatsnaam in Flmalle-Grande (Luik) en Rhisnes (Namen).
Cheu. Plaatsnaam, Yonne, of Cheux, Calvados.
Cheung, Chung, Yeung. Chinese naam; waar men naar hunkert.
Cheuva, Cheuvart. Variant van Frans Chauvard, afleiding van chauve; kaal.
Cheval, Cevaal, Cavael, Wuaval, Queva, Chavalle, Chaval, Chavalle, Chevaux, Chevau, Cheveau, Chvau, Chvaux: Frans cheval: paard. Bijnaam naar de huisnaam of beroepsnaam van de paardenkoopman.
Chevalier, Chevaliez, Chevaillier, Chevallier, Chevailliez, Chevailli, Chevaill, Chevallie, Lechevallier, Lechevalier, Quavallier: Frans chevalier ‘Ridder’.
Chevallard. Afleiding van Cheval. Beroepsnaam van ruiter of paardenkoopman.
Chevet, Chvez: Oudfrans chevet: hoofdkussen.
Chevign, Chevigne, Chevenier: Plaatsnaam Chevignet (Savoie), Chevigney (Doubs, Hte-Sane).
Cheville. Fans cheville: spil, plug, spie, bout. Beroepsnaam.
Chiapparo, Chiara, Shiara. Varianten uit het vadersnaam/moedersnaam Clarus/Clara.
Chevolet. Waals-Brabants tchivolt, Frans chevalet (paardje): (schilders)ezel, drievoet, schraag. Bijnaam.
Chevreaux, Chevreau, Chevriaux, Chevreul, Chevreulle, Chevreuil, Chevreux, Cheuvreux, Chevere, Chevre), Quivraux, Quivrauxeux, Quievreux, Quivreux, Queverue: Oudfrans chevrel, Frans chevreau: geitenjong, geitenlam. Bijnaam De vorm op –euil verraadt verwarring met Frans chevreuil: ree. De vormen met qu- zijn Picardisch.
Chvremont, Chevremont, Chvremont: Verspreide plaatsnaam, bijvoorbeeld Vaux-sous-Chvremont (Luik).
Chevrier, Cheverier, Chevry: Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk De Geiter.
Chevrolet. Kan afleiding zijn van Chvre of Chevreuil, maar is wellicht een Re-interpretatie van Chevalet/Chevolet.
Chevron, Cheveron, Quiveron, Quivron, Cuvron: 1. Plaatsnaam Chevron (Luxemburg). 2. Afleiding van Frans chvre, Picardisch qui()vre: geit. Vergelijk Chevrot.
Cheyns, Cheys. 1. Vadersnaam. Variant van Gheyns, door verscherping g/ch. 2. Zie Seyns.
Chiaramonte, Chiaramonti, Chiaromonte: Italiaanse plaatsnaam, equivalent van Clermont.
Chiaro, Chiaru, Chiara, Chiradia, Chirel Chirello, Chirellaz, Chirelli, Chiretto, Chirini, Chirot, Chirotto. Italiaanse vaders-, moedersnaam. Chiaro/Chiara, Latijn Clarus/Clara ‘Helder, schitterend, illuster’.
Chibert. Vadersnaam. Waarschijnlijk hypercorrect voor Sibert.
Chicery. Plaatsnaam, Yonne.
Chicco. Spaanse vadersnaam uit Franciscus.
Chico, Chicot. 1. Franse bijnaam voor iemand met een korte gedrongen gestalte. Vadersnaam. Vleivorm van Michiel. Zie Celen.
Chieux. Bijnaam. oudfrans cieu: blind. Franse familienaam Lecieu(x).
Chielens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Michiel. 2. Zie ook Celen.
Chif, Chiffe, Chiff: 1. Waals tchf. Hoofd, van Oudfrans chief, Latijn caput. 2. Frans chiffe: chiffon: lor, vod. 3. Waals tchife: wang.
Chigny. Plaatsnaam, Aisne, Marne.
Chiliade, Chiliatte: Wellicht zoals Chillard afleiding van Achille.
Chilot. Vadersnaam. Afleiding van (wellicht) de voornaam Achilles.
China. Vadersnaam. Oude voornaam. 1391 Chinnaez le Clerc, Kortrijk.
Chinet. Plaatsnaam Ciney (Namen) of Chiny.
Chlarie. Brugse familienaam die wellicht ontstaan is uit een verschrijving. Mogelijk uit Clarier. Of uit Charier. Zie daar verder.
Chinitor. Spaans ceidor: gordel, band, buikriem. Beroepsnaam van de gordelmaker, riemsnijder. Vergelijk Duits Grtler, Grdeler.
Chinon. Plaatsnaam. Waals chinon: struiken als afscheiding van velden.
Chinval. Plaatsnaam Sainval in Tilff, Luxemburg.
Chior. Vadersnaam, verkort van Mekhior.
Chirieleison. Bijnaam naar het kerkgebed Kyrie Eleison.
Chirillo. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Cyrillus.
Chiry. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Cyriacus.
Chisogne. Plaatsnaam in Tillet. Luik.
Chivoret. Afleiding van Oudfrans civoire; dak, gewelf.
Chmiel, Chmill, Chmielecki, Chmielenk, Chmielevski, Chmielina, Chmielnik, Chmielova, Chmielowice, Chmielowiec, Chmielowna: Slavisch smilny: liefdevol. Duitse spelling Schmie(h)l, Schmil(l).
Chobaux: Franse familienaam Chobeau(x) van Chobel, afleiding van het werkwoord chober ‘graan dorsen door de halmen ergens op te kloppen’. Het woord is oostelijk en is afgeleid van Duits schob, van schieben.
Chod, Chode: Spellingvariant van Chaude, Chaudet, korte vorm van Michaudet, Franse afleiding van Michel/Michaud.
Choffray, Choffroy: Plaatsnaam Xhoffraix in Bverc (Luik).
Choiset, Choisis, Plaatsnaam Choisy (Oise, Seine, Seine-et-Marne, Hte-Savoie), Choisies (Nord).
Chokier, Chquier, de Chokier: Plaatsnaam Chokier (Luik).
Cholat. Vadersnaam. Variant van Collard.
Cholet, Chollet, Cholley, Choulet, Scholey, Cheullet, Cheulet, Chollot, Cholot: 1. Oudfrans cholet: kleine bal. Bijnaam. 2. Afleiding van Oudfrans chol, chou: kool. Beroepsnaam. 3. Soms wellicht van Jeho(u)let; vergelijk Choul.
Chollier, Choly: Afloeiding van Oudfrans chol: kool. Beroepsnaam van de kolenteler.
Chom, Chomez, Chmete, Chometon, Chometton. Spellingvariant van Chaumet, van chaume; riet, stro.
Choner. Franse spelling voor Duitse familienaam Schoner.
Chonquerez. Plaatsnaam Joncret, Henegouwen.
Chopin, Copineau, Choppin, Choppinette, Choupin, Chupin: 1. Oudfrans chopin: harde klap, slag. 2. Vooral de var. op -et en -eau kunnen afleidingen zijn van Oudfrans chopine, van Duits Schoppen: wijnmaat, -vat. Beroepsnaam van wijnhandelaar.
Choquart, Choucard, Choucart, Chukart, Chukchart: Bijnaam. Afleiding van Frans choquern van Middelnederlands schocken: schokken, stoten. Vergelijk Schokkaert.
Choquel, Choquelle,Schockeel, Sockeel, Schokel, Schockel, Schokkel: 1. Afleidng van Oudfrans choque, coche, suche, Frans souche: boomstronk, wijnstok. Bijnaam naar de gedrongen gestalte (vergelijk Strobbe) of beroepsnaam voor de inner van de wijnaccijns (vergelijk Socquet). 2. Plaatsnaam Coquel, verspreid in Pas-de-Calais, onder meer Arien, Maresville, Rebecques, Wizernes.
Chot, Chots, Chotte, Chotin, Chotinet, Chotteau, Choteau, Chotiaux: Vadersnaam. Korte vorm van Michot, vleivorm van de voornaam Michel.
Chou, (le) Choux: Beroepsnaam van de kolenteler; groenteteler. Frans chou: kool.
Chouard, Choua, Chouartz: Afleiding van Oudfrans choue, Frans chouette: uil.
Chouiter. Waalse aanpassing van Duits Schwitter, van Germaanse voornaam Swindher; zie Swier(s).
Choupeaux, Choupaud. Waarschijnlijk variant van Chapeau.
Chrisnach. Plaatsnaam Christnach.
Chrisotomus. Vadersnaam. Griekse Sint Chrysostomus.
Christ, Christe, Krist, Kriste, Kriszt, Cristea, Christie, Christty, Christtis, Christou, Kriston, Kerst, Korst, Kost, Karst, Karste: 1. Vadersnaam. Korte vormen en afleidingen van de heiligennaam Christianus. 2. Bijnaam Christus.
Christiaans, Christiaansen, Christiaanse, Christiaens, Christijans, Christiaan, Christiaans, Christiaansen, Christiaanse, Christiams, Christiaen, Christiaens, Christiaenssen, Christiaensen, Christijans, Christiansssen, Chrisiansen, Christian, Christiaenen, Chritanne, Christiane, Christians, Christian, Christeaens, Christeans, Kistiaens, Cristiaens, Cristiaensen, Cristihiaens, Crystiaens, Kristiansen, Christian, Christiani, Christiany, Cristiano, Crestani, Chrtien, Crtien, Christien, Christ, Cerstiaens, Certiaens, Corstiaens, Costiaens, Corstiaans, Corstiaensen, Corstiansen, Caerstiaenssen, Caerstiaensen: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Christianus.
Christleven. Duitse pitistische (18de eeuw) voornaam Christlieb; ԃhristus-liefde’.
Christman, Christmann, Krismann: Vadersnaam. Duitse afleiding van de voornaam Christiaan.
Christoffel, Christoffels, Christofle, Cristophel, Christoff, Christoph, Christope, Kristoff, Kristof, Christopher, Cristoffers, Cristoffersen, Kristoffersen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Christophorus.
Christolijns, Christoleyns. Vadersnaam Vleivorm van een Christ-naam als Christoffel, Christiaan.
Christyn, Christyns, Christijn, Christijns, Christien, Christin, Christine, Kristink, Krisztin, Christeyns, Krastins, Christen, Christens, Cristen, Cristens, Kersting, Kesting, Kersten, Kerstens, Kersteens, Kersteyns, Kerstein, Kerstenne, Kestens, Carsten, Carstens, Carstensen, Karsten, Karstens, Kastens, Castens, Corsten, Corstens, Korsten, Korstens, Krsten, Kursten, Kosten, Kostense, Costens, Coste, Costes, Custyns, Kusten, Christensen, Christensson, Christenson, Kristensen, Kristensson, Chrestensen, Krustinson. Vadersnaam uit de heiligennaam Christinus, een afleiding van Christianus of Christus.
Chumaher. Duits Schuhmacher; schoenmaker.
Churlet. Afleiding van Oudfrans churel: afval. Bijnaam voor een straatreiniger.
Chvartzman. Duits Schwarzmann. Bijnaam.
Chynsmans, Sysmans, Sijsmans, Seysmans. Beroepsnaam van de ontvanger van de (grond)rente, de schatting.
Citerne, Cisterne. Plaatsnaam Citerne (Somme), Cisternes (Puy-de-Dme).
Ciardo, Ciardelli. Vadersnaam. Korte vorm van Ricciardo, Italiaans voor Rijkaard, Richard.
Cibois. Plaatsnaam in Niort-la-Fontaine (Mayenne).
Cibon, Cipont: Vadersnaam. Variant van Sibon, vleivorm van de Germaanse voornaam Sibert, Ze(ge)brecht.
Cicco, Ciccone, Cicconi, Ciccotto, Ciccotelli, Ciccarelli, Ciccarella, Ciccarello, Ciccaroni, Cicchini, Cicchielli, Cicchetti, Cichitti: Italiaans cicco: jongetje, knaap.
Cicou. Vadersnaam uit Sigoux, dit is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sigi-wulf.
Cieremans: Vadersnaam. Afleiding op –man van Germaanse voornaam Zierik. Zie Sierens.
Cicero, Ciceron, Cicron: Naam van de Romeinse redenaar en staatsman Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.) van Grieks kiker : erwt, zou zoiets op zijn neus hebben.
Cicogna. Bijnaam. Italiaans cicogna: ooievaar. Vergelijk Ovaere.
Cicou. Vadersnaam. Sigoux, Romaanse vorm van Germaanse voornaam sigi-wulf; ‘zege-wolf: Segulfus, Siculfus.
Cierkens, Cirquin, Serkyn, Serkeijn, Serkijn, Serkeyn, Serkeym, Surkyn, Surkeijn, Surkijn, Surkeyn, Surquin. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Zierik of Sier (sigi-rik). zie Sieren(s).
Cig, Cige: Vadersnaam. Spelling voor Siger, Romaanse vorm van de voornaam Zeger.
Cigrand, Cigrang: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sigi-hrabn; ‘Zege-raaf: Sig(i)ramnus.
Cijnsmans, Cynsmans, Cynman: Beroepsnaam van de ontvanger van de accijnzen, renteheffer.
Cilleman. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Cecilia.
Cimetire. 1. Plaatsnaam: kerkhof. 2. Re-interpretatie van Semmertier.
Cineger. Tsjechische naam Cinger, Duits Zinger: zigeuner. Vergelijk Italiaanse familienaam Zingarello: kleine zigeuner.
Ciot. Variant van Chiot; hondje?
Ciparisse. Oudfrans ciparis; cipres. Of uit Cyprus.
Cingel, van der: Variant van van Sing(h)el. Plaatsnaam Singel ‘muur of weg om een stad, rondlopende afsluiting’.
Ciplet, Siplet. Plaatsnaam Ciplet, Luik.
Ciply, Cieply, Siply, Sipli: 1. Plaatsnaam Ciply (Henegouwen). 2. Zie Supply.
Cipolla, Cipolat, Cipoletta, Cipoletti, Cipolina, Cipolini: Italiaans cipolla: ui.
Cipriano, Cipriani, Cyprien: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Cyprianus ‘van Cyprus afkomstig’.
Cirefice, Cirafici: Beroepsnaam van de wasmaker, kaarsengieter, ceras;was.
Cirillo, Cirilli. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Griekse heiligennaam Cyrillus.
Ciselet. Afleiding van Frans ciseau; beitel. Beroepsnaam.
Ciss. Plaatsnaam Ciss, Vienne.
Citron, Citroen. Beroepsnaam van de handelaar in citroenen.
Cirkel: Ook Cerckel, van Oudfrans cercle ‘Band, hoepel’. Beroepsbijnaam van de kuiper.
Citters, van: Sitters zijn landen aan de Zandwetering noordoost van Olst, Overijssel. De Van Citterspolder is een polder aan de Westerschelde en de ingang van het Sloe bij Goes en Borsele (Zeeland). Maar deze polder blijkt vernoemd naar ene van Citters. Volgens Meertens kwam Cornelis van Ceters in de 16de eeuw uit Antwerpen naar Middelburg, waar zijn nageslacht zich van Citters noemde. Eventueel plaatsnaam Citterd, van Sittard (Nederlands Limburg, uitspraak zittert.
Civil, Civile, Civiel. Frans civil; burgerlijk, eenvoudig.
Claisman, Claeisman, Kleysman, Claeyman, Klajman: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Claeis, Nikolaas.
Clart, Claert. Plaatsnaam De Klaart in Menen en Wevelgem, Clart in Neerwaasten, Kleert in Diegem: heldere, open plaats in het bos, laar.
Clabaud, Clabau, Cabault, Clabaux, Clabeaux, Clabeau, Clybouw, Clibouw, Clabou, Clabout, Clabots, Clabot, Clabodts, Clabotz, Clabos, Clabost, Claebots, Glabots, Claerboets, Clarboets, Clareboets, Clarebots. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hlud-bald; beroemd-moedig. De d-anlaut van Germaans hl- is Romaans. In 745 komt de naam Clodbaldus voor in een cartularium van de Sint-Bertijnsabdij in Sint-Omaars. De klinker a is wellicht te verklaren door contaminatie met Oudfrans clabaud(er). De i/y door voortonige positie. Clabots komt ook voor als Cla(e)rboets en Claerbots, door verwarring met de familienaam Claerbout en door r-epenthesis (vergelijk kornijn, vernijn).
Clabeck, (van) Clabecq, Clarebeek: Plaatsnaam Clabecq/Klabbeek (Waals-Brabant).
Claerbout, Claerboudt, Claereboudt, Clarebout, Clareboudt, Clarebout, Cleerebout, Cleerbaut, Clairebout, Clairbout, Clairbaut, Kleerbaut, Cleirbaut, Cleirbout, Clerebout, Clerbout, Clerbaut, Clerbaux, Claerboets, Clarboets, Clareboets, Clarebots, Clarembaux, Clarembau, Clarembeau, Clarembeaux, Clarenbeaux, Clarambaux, Clairambourg, Clairembourg, Clarenburg: Vadersnaam. Germaans naam waarvan het eerste lid van Latijnse clarus ‘Luisterrijk, beroemd’.
Claerenberge, van. Plaatsnaam Klarenberg, Duitsland.
Claerhout, Claerhoudt, Claerhout, Clarhout, (van) Cleerhout: Plaatsnaam Claerhout, Klaarhout ‘Helder bos’bijvoorbeeld in Pittem (West-Vlaanderen).
Claes, Claessens, Claesen, Claesens, Claas, Claasen, Classen, Classens, Clasen, Clasens, Claens, Clasens, Klaas, Klaes, Klaesen, Klaessens, Klaese, Klaesen, Klaasse, Klaasen, Klaase, Klaassens, Clahsen, Class Classe, Classen, Classens, Claszen, Klassen, Klasen, Klasens, Clees, Klees, Kleszcz, Klescz, Clesens, Clesse, Clessens, Klessens, Cloos, Kloos, Clos, Klos, Klose, Cloose, Cloosen, Cloese, Cloesen, Close, Closen, Cloes, Clos, Clos, Clohse, Closse, Clossen, Clossens, Cleus, Cleusen. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Nicolaas.
Claeswinnen, Claesswinnen. Zoon van Claes Winne.
Claeskens, Clasquin, Claskin: Vadersnaam. Claeskin, van Claes.
Claeys, Claeis, Claeijs, Clays, Clay, Clayes, Clais, Claie, Klai, Klaye, Claeye, Kleij, Klej, Kley, Kleyens, Claey, Claisse, Claise, Glaisse, Glaise, Claix, Cleis, Cleys, Cleij, Cleijs, Kleys, Kleisz, Kleis, Kleiss, Klys, Klysz, Klais, Klaiss, Klaeysen, Klaysen, Klaaijsen, Klaijsen, Claeissone, Clayssen, Clayssens, Claeysen Clayens, Claeyen, Claeijssens, Claeysoone, Kleijssen, Kleijsen, Klijssen, Klijsen, Klis. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Nicolaas die in West-Vlaanderen nogal eens Sint Niklaai genoemd wordt.
Claeissone komt van Claei, Claeis, wat in West-Vlaanderen de verkorting van Nicolaas is. Deze geslachtsnaam is dus de zelfde als Klaassen in Holland, Klasema in Friesland, Clausson in Neder-Duitsland, Nicholson in Engelland.
(van) Clappelaer, Clappelaers. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam (en hoeve) Clappelaer onder Lier.
Claikens, Claykens, Cleykens, Klaikens, Klaiklens, Klaykens, Kleikens, Kleijkens, Klykens, Klijkens: Vadersnaam. Claikin, van Clais, Niklaais.
Clain, Claine. Bijnaam, verfransing van Nederlands of Duits Klein.
Clairbos, Clairbois, Clerbois, Clerboix, de Clairboy: Plaatsnaam Clairbois: helder bos, in Boursin (Pas-de-Calais). Clorbus in Moeskroen.
Clairet, Claret, Cleret, Clret, Cleray: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Clair, heiligennaam Clams.
Clairfays, Clairfayt, Declairfay, Declairfayt, Clerfays, Clerfayt, Clerfaijt, Clerfeyt, Declerfayt: Plaatsnaam Clairfayt (Namen), in Waudrez (Henegouwen). Clairfayts (Nord): helder beukenbos.
Clairot, Clero. Vadersnaam van de voornaam Clair.
Clamar, Clamart. 1. Plaatsnaam Clamart (Seine). 2. Afleiding van Oudfrans clamer: roepen, uitroepen, verklaren.
Claparde. Plaatsnaam (Aveyron): Occidentaals clapareda: rotsachtig terrein.
Clapron, Claperon: Franse familienaam Clapeyron, afleiding van plaatsnaam Clapier (Hrault): steenhoop, rotsachtig terrein.
Claphouwer, Claphouwers. Beroepsnaam voor iemand die hout klooft, houwt. Middelnederlands claphout: gekloofd eikenhout, eikenplank. Vergelijk Klapholz.
Clappaert. Bijnaam voor een babbelaar of kwaadspreker. Zie ook Klapper(t).
Clapuite, Clapuyt: Beroepsnaam van de man die Եteclept’d.w.z. de klokluider, of die Եteclopt’de omroeper, die bekendmaakt met geklop, geklap.
Clara, Claras, Clarat, Claren, Clare, Klaar, Klaren, Klare, Clarenne, Clarenn, Claerens, Claeren, Cleuren, Kler, Kleren, Kleer, Kleeren, Cleeren, Cleerens, Kleiren, Cleire, Cleiren, Cleirens, Cleren, Clerens, Verclaire, Verclairen, Vercleren, Verkleeren. Moedersnaam naar de Latijnse heiligennaam Clara.
Claret, Clarez, Clarez, Clar, Clarret: 1. Oudfrans claret: wijn met honing en kruiden. Vergelijk Clarier. 2. Zie Clairet.
Clarier, Clari, Clarie, Clairy, Clary. Beroepsnaam voor de bereider van claret (wijn met honing en kruiden).
Clarisse, Clarissen, Clarijse, Clarijs, Clarys, Clarysse, Claryss, Claris, Clarist, Cleris, Clerisse, Clairis, Clarizia: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Claricia, van Clara.
Clarijne: Moedersnaam De meisjesnaam Clarine is afgeleid van Clara.
Clark, Clarke, Clarck, Clarkson: Engelse pendant van De Klerk.
Clary. 1. Plaatsnaam Clary (Nord). 2. Zie Clarier.
Clason. Vadersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Nikolaas.
Classet, Classiot, Glacet, Glac, Glace, Glachet, Classet, Classe, Classez: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nicolas; vergelijk Closset.
Claude, Clade, Clode, Glaude, Glauden, Gelaude, Geloude, Glouden, Gilaude, Galaude, Glauw, Glad, Glade, Geladen, Gelad, Geladi, Gloden, Glode, Glod, Glod, Glodt, Glodyn. Vadersnaam uit de Franse voornaam Claude uit het Latijnse Claudius. Franse uitspraak Claude, vergelijk Waals-Vlaams rinneglod, van reine claude.
Claudel, Claudin. Vadersnaam, afleiding van Claude.
Claudepierre. Vadersnaam dubbele voornaam Claude Pierre.
Claudisse. Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Claude.
Claudo, Claudot, Glaudo, Glaudot. Vadersnaam. Afleiding van Claude.
Claus, Clause, Clausen, Claussen, Clauses, Clauss, Clausse, Claussen, Claussenn, Claussenne, Claussem, Clous, Cloude, Clauw, Clauws, Claux, Clouw, Klous, Klaus, Klauss, Klausz, Klauwens: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Nicolaus.
Clausier, Claeysier, Claysier. Franse familienaam Closier, Clausier, Clousier. Oidfrans closier: bewaker, portier, (ook) tuinman. Afleiding van clos: omheinde plaats. Claeysier is Waals Vlaams hypercorrect, wegens Claus =Claeys.
Clausset, Claussin, zie Closet. Claustriaux, Clautriau, Clautriaux: Afleiding van Oudfrans cloistre, van Latijn claustrum: omheining, klooster. Clautier: Franse beroepsnaam Cloutier: nagelmaker, nagelsmid.
Clausman, Clausmann. Naam afgeleid uit Claus, voor iemand die wellicht bij de groep/aanhang van ene Claus hoorde.
Clauwaert, Clauwaerts, Clauwaerdt, Clauwert, Clauwers, Clouwaert: Bijnaam van de klauwaard, de Vlaamsgezinde, naar de klauwende leeuw in het wapen van Vlaanderen.
Clauwens. Vadersnaam. Waarschijnlijk van Claus of Klawes.
Claux. 1. llaatsnaam, Frans Clos: omheining. Zie Duclos. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Niclaux, Nicolaus.
Clauz. 1. Closet, afleiding van Oudfrans clos: perkje, kleine afgesloten plaats. 2. Vadersnaam, afleiding van heiligennaam Nicolaus. Zie Closet.
Clavareau, Clavaveau, Clavero: Beroepsnaam. Afleiding van clavier: portier, de man die de sleutels houdt.
Claveaux, Clavel, Clavelle, Clavaux: Uit Oudfrans clavel ‘Nagel’. Beroepsbijnaam.
Claverie, Clavery. Oudfrans claverie: plaats waar de sleutels bewaard worden.
Clavers. Waarschijnlijk variant van Lavers/Lauwers.
Clavie, Clavier, Clavir: Beroepsnaam van de portier, die de sleutels houdt.
Clayton. Engelse plaatsnaam. (Lancashire, Staffordshire, Sussex, Yorkshire).
Cl, Cle, Clee: 1. Zie Leclef. 2. Moedersnaam. Korte vorm voor Cleme = Clementia. 3. Cls, korte vorm van de voornaam Nicolas?
Clear, Cleare, Clears, Clearman. Engelse naam. 1. Moedersnaam uit de naam Claire, Clara. 2. Naam uit de plaatsnaam Clare (Suffolk, Oxfordshire) of uit Clere (Hampshire).
Clban, Clbant, Cleban, Clebant, Clevan: Latijn clibanus: oven. Beroepsnaam voor iemand die een oven heeft, een bakker.
Cleda, Clda: Plaatsnaam Clda(t), Occidentaalse vorm van claie: gevlochten omheining, rijshout.
Clee, van, de, van (de) Clee, van Cl: 1. Plaatsnaam Klee in Kuttekoven (Limburg). 2. Hypercorrect voor Verclemen.
Cleempoel, van, Cloempoel: Plaatsnaam Kleempoel: leempoel, bij Aalst, in Zemst (Vlaams-Brabant).
Cleemput, van Cleemputte, van Cleemput, van Klemput, van Kleemput, van Clemput, van Clemputte: Plaatsnaam Kleemput ‘kleiputՠin Adegem, Elverzele, Lokeren, Lovendegem (Oost-Vlaanderen).
Cleenewerck, Cleenewerk, Cleenwerck: Beroepsnaam voor de vervaardiger van klein werk, precisiewerk, fijn afgewerkte artikelen.
Cleer, de, de Kleer, de, Cleire, de Cleir, de Cleyre, Decler, Declre, Declair, Duclaire, de Claere: 1. Bijvoeglijk naamwoord cleer/claer: helder, schitterend, stralend. Vergelijk Leclair. 2. Zie Leclerc.
Cleijen, van der, van der Cleyen, vvan der Klijn, van der Kleij, van der Kley, van de Caleye, Vercleyen, Vercleyn, Verklije, Verkleij: Plaatsnaam Ter/Ten Kleie: kleiachtige, leemachtige plaats. Waals-Vlaams kaleie: klei. Plaatsnaam in Zuidpene (Frans-Vlaanderen), Adegem (Oost-Vlaanderen), Koolskamp, Lichtervelde (West-Vlaanderen) Appelterre, Zonnegem (Oost-Vlaanderen).
Cleinge, Clainge, Clinse: Waalse aanpassing van Kleine.
Clelland. Schotse familienaam Cleland. Plaatsnaam Clelland ԣlay landՠbij Motherwell (Glasgow).
Clem, Clemm, Clam: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Clemens.
Clembos. Waarschijnlijk plaatsnaam Klein Bos.
Clmer, Clmeur, Clemur, Clemer: Waalse aanpassing van Duits Klemmer: gierigaard, vrek. Of van Middelnederlands klemer: leemwerker, leemplakker.
Clemen, van. Hypercorrect voor moedersnaam Verclemen.
Clemens, Clemense, Clemense, Clemente, Clementi, Clementz, Clement, Clements, Klement, Klemens, Klement, Cleyman, Cleymans, Climent, Klimens, Kleman, Klemans, Klemann, Clemans, Clemang, Clemmink: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Clemens ‘Zachtmoedig, genadig’.
Clemhout, Clemhaut. Plaatsnaam in Erwetegem, Oost-Vlaanderen.
Clemme. Moedersnaam, vrouwelijke vorm van Clemens.
Clemmen, Clemmens, Clemen, Klemen: 1. Vadersnaam. Vlaams Clemmin, vleivorm van heiligennaam Clemens. 2. Moedersnaam van vrouwelijke Clemme.
Clemmersseune. Moedersnaam. Zoon van Clemme.
Clemminck: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Clemens.
Clmot, Clamot, Glmot, Glemot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Clemens.
Clomde. Kleomedes is een Griekse sterrenkundige uit de 1ste eeuw voor. Chr.
Cleopater, Cleopatre: Kleopatra is de naam van zeven Egyptische koninginnen.
Cleophas, Clefas. Vadersnaam afgeleid van de Griekse heiligennaam Cleofas.
Clep, Cleppe, Kleppe, Klep, Clippe, Clip, Klippe, Klip. Het Middelnederlands cleppe betekent klep, ratel. Vermoedelijk betreft het de beroepsnaam van een omroeper of klokkenluider. Er bestaan nog een aantal varianten die allemaal naar die omroeper/klokkenluider verwijzen. Clepkens en Clipkens zijn aflleidingen van Cleppe.
Cler: Spelling voor Frans Clair, van Latijnse heiligennaam Clarus? Of spelling voor Frans Clerc ‘klerk’.
Clerck, (de), (de) Clerc, de Clercq, de Clerq, Declercq, de Clercque, de Clerque, de Klerck, de Klerk, de Klercq, de Klercq, de Clersk, Declercq, Clerckx, Clerq, Clerc, Clerq, Clercx, Clerx, Klerckx, Klerkx, Klerks, Klerx, Clercxkens. Uit het Latijn clericus: geestelijke die de lagere wijdingen (en dus een opleiding) ontvangen heeft. Aangezien in de middeleeuwe de geestelijkheid de enige geletterde stand was, kreeg klerik de betekenis; geleerde, dichter, schoolmeester, student, geletterde, geheimschrijver, griffier, schepenklerk, secretaris. Een beroepsnaam dus.
Cleijman, Cleijmans, Clijman: 1. Uit Kleinman(s). Bijnaam voor een kleine (man). 2. Zie Klemans.
Cleijn Brem, de: Plaatsnaam ‘klein bremveld’E
Clerdent, Clerdant, Clerdain, Clerdain, Clairdain, Clairedent, Clerdy, Klerdan. Bijnaam voor iemand met schitterende tanden (dents clairs).
Clerix, Clerinck, Clerinck, Clerink, Clerinsx, Clerick, Cleriyck, Clarick, Clierick, Clierik. 1. Vadersnaam uit de heiligennaam Clarus of uit Claerbout (Latijns-Germaans). 2. De vormen op -ick, -yck kunnen varianten zijn van Clerck.
Clerf. Franse spelling voor Clerc.
Clerfond. Plaatsnaam; heldere bron. Vergelijk Clairfontaine.
Clergeon. Afleiding van Frans Clerc.
Clericy, Clairicy: Afleiding van Clericus: klerk.
Clrin, Clerin: Vadersnaam. Vleivorm van Clair, heiligennaam Clarus.
Clerinck, Clerincx, Clerinx, Clerinsx, Clerick, Clerix, Cleryck, Clarick, Clierieck, Clieriek, Clierinck: 1. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Clarus of van Claerbout. Vergelijk Nederlandse familienaam Klaring. 2. De vormen op -ick/-yck kunnen eventueel varianten zijn van Clerk, met svarabhaktivocaal.
Clermont, de, Clermon, Clermonts, de Claremont: Erg verspreide plaatsnaam Clermont: schitterende berg (onder meer Oise, Luik, Namen). Clermont-sur-Berwinne (Luik).
Clerquin, Clairquin: Moedersnaam van de voornaam Clara, Frans Claire.
Clerson. Vadersnaam. Vleivorm op -eon van heiligennaam Clarus.
Cleser, Clseur, Cleseur: Waalse aanpassing van Duitse familienaam Gleser= Glaser: glazenmaker.
Clesse, Clessens, Waals. (Bastogne) Clsse.
Clette. Middelnederlands clitte: klit, klis. Bijnaam voor iemand die overal blijft hangen; of voor een doorzetter?
Clty, Clety. Plaatsnaam, Pas-de-Calais.
Cleutjes. Afleiding van Cloot, zie Cloetens.
Clevenbergh, van Cleuvenberg, Cleuvenbergen: Plaatsnaam. Misschien Kleverberg in Wingst (Duitsland).
Clever, Clevers, Cleveur. Naam die wellicht komt uit het Kleber: 1. Variant van het Duitse Klaiber: metselaar. Beroepsnaam. 2. Verduitste vorm van klever: beven. Bijnaam. 3. Of uit de plaatsnaam Kleef: zie Kleef.
Clewes, Clews, Cleves, Cleves, Clvis, Clevis: Vadersnaam. Variant van Nicolaus.
Cleyberch, Cleybergh. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam in Wulpen (Zeeland = verdronken eiland bij Cadzand), Bissezele (Frans-Vlaanderen) of Oedelem (West-Vlaanderen).
Cleymaet, Cleymoet: Plaatsnaam Kleimaat in Erwetegem (Oost-Vlaanderen): maailand op kleibodem.
Cleyman, Cleymans, Cleijman, Clijmans, Clymans, Clyman: 1. Afleiding van der Cleye. 2. Uit Cleinman(s). Zie Kleinmann. 3. Zie Clemens. 4. Cleyman(s) kan variant zijn van Claeyman.
Clibouw, Clybouw, Clijbouw: 1. Uit Clibaud, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Clidebald. 2. Zie Clabau(d).
Clicheroux. Bijnaam van cliceroul; klokgelui.
Clicteur, Clicteux; Cliqueteur, van cliqueter (vergelijk Cliquet): rinkelen, rammelen, ratelen. Beroepsnaam van de belleman.
Clignet, Clignez, Cligniez, Cliegnet, Clygnet, Clinier, Clinet, Clinez: 1. Vadersnaam van Colli(g)net, afleiding van de voornaam Nicolas. 2. Eventueel van Frans clignet, Oudfrans clinet: clin d’oeil, oogwenk, knipoogje. Bijnaam.
Clijnen, Clynen, Klynen, Klijnen, Kleinen, Kleynen, Kleijnen, Cleynen, Cleijnen, Cleenen, Klenen. 1. Vadersnaam uit Kolijnen, van Colijn: knuffelvorm uit de heiligennaam Nicolaes. 2. Of vorm van Klein: zie daar.
Climme, de, Climmer, de, de Clinner: Middelnederlands climmer: klimmer; ook muntnaam.
Clin. 1. Plaatsnaam van Oudfrans clin; helling. 2. Waalse aanpassing van Klein.
Clinckspoor, Clinkspoor, Klingspor, Klinspoort, Klinsport: Beroepsnaam van de smid, die ruitersporen maakt, klinkt.
Clinard, Clinaz. Afleiding van Oudfrans cliner; zich buigen, groeten.
Clinkemaille, Clinkemaillie, Clinkemallie, Clinkemalie, Clinckmaillie, Clynkemaillie, Clynckemallie, Klinckemaillie, Klinkemaillie, Klinkemallie: Bijnaam. Zinwoord: klinken: doen rinkelen + maille/malie: muntstuk ter waarde van een halve penning. Bijnaam voor iemand die het geld laat rinkelen. Vergelijk Pincemaille, Gaingnemaille.
Clinquant. 1. Clincamp Picardische variant van plaatsnaam Clinchamp (Hte-Marne), Clinchamps (Calvados): hellend veld. 2. Oudfrans clinquant: lawaaimakend.
Clipet. Oudfrans clipet: klepel; ook Picardisch clipet: luide stem. Beroepsnaam voor de belleman, omroeper.
Crement, Cremens, Cremmens. Wellicht schrijfvariant van Clement, Clemens. Zie verder bij Clemens.
Cliblouw, Clybouw, Clijbouw. Vadersnaam uit Clibaud, dat is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Clidebald (: beroemd-moedig).
Clichthove (van). Familienaam naar een hoeve in een dal gelegen, of hoeve met hoge wallen. Er was een Clichthove gelegen in Pervijze-Ramskapelle.
Clicteur, Clicteux. Naam uit het Franse cliqueteur, uit cliqueter: rinkelen, ratelen, rammelen. Beroepsnaam van de belleman.
Clijsters, Clysters. Uit het dialectisch Middelnederlands klijster: lijster (de zangvogel). Bijnaam voor een goede zanger.
Clinkspoor, Clinckspoor, Klingspor, Klinspoort, Klinsport. Beroepsnaam van de smid die ruitersporen maakt, klinkt.
Clippel, De Clippel, Clippele, (de) Klippel, Kluppels, Cluppel, Cluppels. 1. Bijnaam voor een kluppelaar. Iemand die zich verdedigt met een kluppel. 2. Bijnaam naar de gedrongen gestalte. 3. Naam uit het Middelnederlandse clepel, clippel: klepel van de klok. Beroepsbijnaam voor de klokkenluider.
Cliquart. Afleiding van Oudfrans cliquier; lawaaimaker. Bijnaam.
Clique, Clique, Clicq, Clycq. 1. Naam uit het Oudfranse clique: klokgeklep. Beroepsbijnaam van de klokkenluider. 2. Of uit het Oudfranse clique: deurklink. Beroepsbijnaam.
Cliquet, Cliquot. 1. Oudfrans cliquet: gerinkel, geratel. Beroepsnaam voor de belleman, ratelaar. Vergelijk Ratel, Clicteur. 2. Afleidnig van Oudfrans clique: deurklink, grendel. In het ‘Jeu de Saint-Nicolasՠuit de 13de eeuw heet de dief Cliquet.
Clisse, Clissa, Clissen, Clissens, Clessens, Clesse: Moedersnaam van Latijnse heiligennaam Clarissia.
Clisse, van de, Clissen, van de, van der Chlissen, van der Klissen: Plaatsnaam. Middelnederlands clisse: klis, Middelnederlands; leem, kleiige aarde.
Clitandre, Clithander, Clithandere. Vadersnaam, Griekse voornaam.
Clits. Wellicht afleiding van Clette.
Cloarec, Clorec: Bretonse beroepsnaam: klerk.
Clobert, Cloubert, Globert: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hluth-berht; ‘Beroemd-schitterend’. Hlodebertus, Glotbertus.
Clobours, Clobourse. Gesloten beurs. Bijnaam voor een gierigaard.
Clobus, Glabus: Vadersnaam van Clobes, Nederduits Klabes, van Klawes, Nikolaus.
Clochet, Clochette, Cloch, Cloquet, Cloquette, Clocquet, Cloqu, Closquet, Klock: 1. Beroepsnaam van de klokluider of de belleman. Frans clochette, Picardisch cloquette: klokje. 2. Huisnaam. 3. Bijnaam voor een blinde, naar zijn belletje:
Clocheret, Clocherez, Clocherieux, Clochereux. Afleiding van clocher; torentje.
Clock, van der. Plaatsnaam in Duffel, Antwerpen.
Clockman, Clockmans, Decloquement, Descloquement: Beroepsnaam van de klokluider of de stadsbeambte die het stadshorloge onderhoudt.
Clodion, Claudin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Nicolas.
Cloeckaert, Cloeckaerts, Cloekaerts. 1. Naam uit het Middelnederlandse cloec. Bijnaam voor een schrander, vernuftig, verstandig, krachtig mens. 2. Mogelijk soms ook bijnaam uit het Middelnederlandse clocker: klokkenluider.
Cloet (de), Kloet, Cloutte, Clout, (de) Cloedt, Cloudt, Cloud, Cloets, Cloodts, Cloots, Cloot, Clooth, Kloote, Kloot, Kloots, Kleuts, Clot, Cloth, Clotte, Kloth, Kluth, Clot, Kluit, Kluits, Cludts, Cluyts, Cludts, Cluts, van de(n) Cloot, van de Cloodt, van der Kloot, van de Kleut. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse cloot: klomp, kluit, (speel)bal. Soms als scheldwoord voor een lummel, een sukkel. 2. Plaatsnaam uit het Middelnederlandse cloot: kluit, klomp, klei, turf. Dit voor de namen met VAN. 3. Mogelijk ook vadersnaam uit een Germaanse clodo, hlue, hluth naam, vergelijk Clothilde (Chlodehilde) en Clovis (Chlodovech, Lodewijk). De familienaam Cloet moet als Kloot worden uitgesproken.
Cloetens, Clooten, Clootens, Clootz, Cloots, Kloots, Klootsema, Clootens, Cloetens, Cluytens, Kloos, Klosma, Clotinck, Cloetingh, (dorp Kloetinge bij Goes) Clotes, Clottens, Cleutinx, Cluyten, Cluytens, Cluijten, Cluijtens, Cluten, Kluten. Vadersnaam met Romaanse invloed uit een Germaanse hluth naam, vergelijk Clothilde (Chlodehilde) en Clovis (Chlodovech, Lodewijk).
Clotre, Frans clotre: klooster. Plaatsnaam. Vergelijk Van Clooster.
Cloix, Clais, Clos; omheining, afsluiting.
Clokeur. Waalse aanpassing van Cloker, zie Cluckers.
Clonen. Beroepsnaam voor de klompenmaker. Dialect kloon (Kempen): klomp. Nederduitse familienaam Klhn, Klonhammer.
Cloof. Beroepsnaam van de (hout) klover, lattenklover.
Cloo, du: Spelling voor Duclos. Franse plaatsnaam Clos ‘mmheining, omheind terrein’. Zie ook de Kloe.
Cloosterin. Na de afschaffng van de kloosters werd op 8 juli 1787 in Brussel een vondeling Bruno Cloosterin genoemd: Klooster in!
Cloostermans, Kloosterman, Kloostermans, Klostermann, Closterman, van (der) Klooster, van (der/n) Clooster, ten Klooster, van ‘t Klooster. 1. Afleiding van Van den Clooster. 2. Knecht, horige of pachter van een klooster.
Closter, Kloster. Familienaam uit de betrekkingen (knecht, horige, pachter of zelfs vondeling) met of de woonplaats bij het klooster.
Cloot, van de, den, van de Cloodt, van der Kloot, van de Kleut: Plaatsnaam. Middelnederlands cloot: kluit, klomp, hoop (aarde, klei, turf). Kloot in Hoeselt (Limburg).
Clooter, de Clootere, de, Kleuters, Cleuter, Cleuters, Kloter, Kloters: 1. Middelnederlands cloter: balspeler. Bijnaam. 2. De Clooter(e) kan ook de Vlaamse uitspraak weergeven van De Clotre.
Clopper De, Klopper, Kloppert. Bijnaam of beroepsnaam van een klopper. Dit kan vele betekenissen hebben: Bijvoorbeeld beroepsnaam van de klokluider; dialect kloppen: luiden (bijvoorbeeld de koster van Knokke klopt de Knokse klokke; Waals Vlaams de drie klopkes: de drie klokslagen). Vergelijk Klepper.
Clopterop. Re-interpretatie van een plaatsnaam op -trop, klankverandering van -torp, -dorp. Vergelijk Hoenderop, Oosterop, van Klapdorp.
Closkin, Closquin. Vadersnaam uit Clos, die is dan weer afgeleid uit de heiligennaam Nicolaas.
Closet, Close, Closon, (de) Closset, Closson, Clausset, Claussin, Clauz, Klos: Vadersnaam. Vleivormen van Clos, de heiligennaam Nicolaus.
Closjans. Vadersnaam Clos, Claus + Jan. Vergelijk Duits Claushans.
Closkin, Closquin: Vadersnaam. afleiding van Clos, heiligennaam Nikolaas. Vergelijk Claeskens.
Clospain, Cloespin: Vadersnaam. Vleivorm op -epin van de voornaam Nicolas. Vergelijk Closkin enerzijds en Hannep(a)in, Colpin anderzijds.
Closquet, Closket: Vadersnaam. Afleiding van Clos, Claus, heiligennaam Nikolaus. Vergelijk Closkin.
Clossart, Clossa, Closa. Vadersnaam van Clos, van Nicolaus.
Clotman, Clottemans, Cluytmans, Cluitmans, Kluitman, Kluitmann, Klutman. Naam uit het Middelnederlandse clot(te): bol, klomp. Mogelijk bijnaam voor een bol iemand.
Clowting: Engels familienaam Clouting, van middel Engels clouting, van het werkwoord to clout ‘mplappen, herstellen’.
Clumpkens: Verkleinvorm van klump ‘klomp’. Bijnaam naar de geblokte, gedrongen gestalte, naar het lompe voorkomen. Of beroepsbijnaam van de klompenmaker.
Cluny. Plaatsnaam Cluny, (Sane-et-Loire).
Cluyse, Cluysen, Cluyssen, Cluyssens, Kluysse. Vadersnaam, Limburgse vorm van Claes. Zie aldaar.
Clijneke: De Vlaamse familienaam Clyncke, spelling voor Clincke; zie Klink.
Cnevelaere, de, Cnevelare, de, Cnevelre: Beroepsnaam van de beul die de gevangenen knevelt, boeit. Duitse familienaam Knebeler.
Cnobloch. Duits Knoblauch; knoflook. Bijnaam.
Cnocke, van de, Verknocke, Vercnocke, Vercknoske: Verspreide plaatsnaam Knok(ke): kruispunt, heuveltop, bocht. Knokke (West-Vlaanderen).
Cnodder, de. Van Middelnederlands cnodden: knopen. Beroepsnaam van iemand die draden in weefsels bond of knoopte, die grove weefsels of matten knoopte. Vergelijk Engels Knotter, Duits Knutter.
Cnodtenberg. Duitse familienaam Knottenberg. Plaatsnaam; als een rots oprijzende berg, in Essen.
Cocquibus, Coquibus, Decoquibus, Decoquibut, Cogibus: Bijnaam. Oudfrans coquibus: gek, dwaas, idioot, sul, kwibus. Jehan Quoquibus, Soisson. In 1397 was er in St.-Omaars een Kokibusstraete. Vergelijk Coquillart.
Coderc, Couderc, Couder, Coudert, Coudre, Couder: 1. Ook Coudeyre. Provencaals couderc: algemene weide. 2. Zie ook Coudroy.
Cosquer, Cousquer,Couscheir, Coucheir: Bretonse plaatsnaam Cosquer, van cozh ker : oude stad.
Covin, Couvin, Covyn, Covijn. Plaatsnaam Couvin, Namen.
Coates. Variant van Engelse familienaam Cote(s) van plaatsnaam Cote(s): kot, hok, hut, huisje.
Cobaux, Coubeau, Coubeaux, Coubaux, Coubauw, Cobo, Cobos: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Kobboud; zie Cobbaut 2.
Cnossen, Knossen, Knossens. Vadersnaam. Plaatsnaam Knossens bij Bolsward, eerder Knozens; van de bewoners van Knodso.
Cobbaut, Cabbaut, Cabaut, Cobaux, Coubeau, Coubeaux, Coubaux, Coubauw, Cobo, Cobos. 1. Naam uit het Middelnederlandse cobbout: kabouter. Bijnaam voor iemand met een kleine gestalte. De vijf laatste zijn wellicht Romaanse vormen. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam cuth-bald. 3. Her en der is Cobbaert ook ontstaan uit Cobbaut. Zie Cobert.
Cobben, Cobbe, Cobb, Koben: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Kodbert of Kodboud.
Cober, Cobert, Caubert, Kobert, Kobbert, Cobbaert, Cobbaerts, Cubert, Cuthbert, Cutburth: Vadersnaam. Germaanse voornaam Kodbrecht, naam van St.-Cuthbert (687). Zie ook Cobbaut.
Coblence, Comblence: Plaatsnaam Coblence, Franse vorm van Koblenz.
Cochet, Coch, Coche, Cocher, Cochey, Cocheyt, Ducochet, Ducoche, Ducochez, Decochez, Couch, Coucheez, Coussee, Cousse, Cosset, Coss, Cossee, Cossey, Coxet, Cocquet, Koket, Coquet, Coquette, Cockett, Cocket, Cockheit, Cockheyt, Cockheijt, Cocqueydt, Coetzee. Bijnaam afgeleid van het Franse coq: haan. Zie ook Cosset.
Cock, de, Cok, Cockx, Cock, ter, Hancock, Peacock. Beroepsnaam voor iemand die met hanen of pluivee werkt. Zie ook de volgende.
Cockaert, Cockaerts, Cockaers, Cocquaert, Cocquart, Coquart, Cocart, Cocca,Cokkaerts, Cokaerts, Kokaert, Kokart, Koka, Kokas, Kockaerts, Kockaer, Kockarts, Kockartz, Cochard, Cochart, Coukard, Koekaerts, Coekaert, Coekaerts, Coeckaerts, Couchart, Couchard, Kuckart, Kuckarts, Kuckaertz, Kuckartz, Kuckertz, Kukart. 1. Bijnaam uit het Oudfranse coc (haan), het Oudfranse cocart: onnozele hals, verwaande, opschepper. Of uit het Middelnederlandse cockaert: suffer, sul. 2. Vadersnaam uit Cochoul. Betekenis ? 3. Zie ook Crokaert(s).
Cockman, de. Beroepsnaam, van De Cock.
Cockmartin. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Caumartin.
Cockroft. Engelse familienaam Cockcroft, naar de woonplaats bij een neerhof. Engels cock: haan; croft: hoevetje.
Coclers. Wellicht Luikse aanpassing van Duitse familienaam Kugler.
Coclico. Middenfrans coquerico: haan, hanengekraai. Vergelijk Hanekroot.
Coco. Vadersnaam. Door reduplicatie van Colin.
Cocquereau, Cocquereaux, Cockqueriaux, Coquereau, Coquereaux, Coqueriaux, Quoquriaux, Cocquerelle, Cocquerel, Coquerel, Coquerelle, Coquerelles: Afleidng van Frans coq: haan. Bijnaam. Hieruit eveneens Engels Cockerill.
Cocquereaumont, Cocriamon, Cocriamont, Cocramon, Cocramont, Cocreamont, Cocreamon, Cauquereaumont, Cauqueraumont, Coquereelmont: Plaatsnaam Cocquereaumont in Moustier-lez-Frasnes (Henegouwen), Cocriamont in Blandain (Henegouwen), Verlaine (Luik), Mettet (Namen), Sart-Dame-Avelines (Waals-Brabant), Elzele (Henegouwen).
Coehorst, Cuhorts, Cohorst, Coehors, Koehorst, Kohorst, Kohors. Familienaam uit de plaatsnaam Koehorst (Dinklage, Duitsland). Koe: plaats waar koeien graasden. Horst voor hoogte, versterking en dikwijls overgegaan op boerderij. Koeienhoogte.
Codde, Codden, Coddens, Codd, Codd. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Cuddo, zie bij Codde. 2. Of uit het Middelnederlandse codde: knots, knuppel. Bijnaam naar het voorkomen of voor de coddenaer: met een knots bewapende krijger.
Coddeville, Coudeville, Codeville, Coudevylle, Cudeville, Codevelle, Codvelle: Plaatsnaam Coddeville (Pas-de-Calais).
Codemus. Vadersnaam. Korte vorm van Griekse heiligennnaam Nicodemus. Vergelijk Italiaanse familienaam Nicodemi, Coderai.
Codts, de. Wellicht hypercorrect voor Middelnederlands cuts: koopman, verkoper.
Coduys, Coduijs: Onzeker. Spelling voor plaatsnaam Koudhuis? Vergelijk Duits Kalthausen. Of Waalse aanpassing van Coudyser?
Coe, de Koe; Bijnaam naar het rund, de koe. Vergelijk Kalf, Bontekoe.
Coekaert, Coekaerts, Coukart, Coukard, Coeckaerts: 1. Afleiding van koek. Bijnaam voor koekeneter of-bakker. 2. Zie Cockart.
Coelmont, Coulmont, Coulmant, Colmont, Colmonts, Colmon, Coelemonts, Coelemont, Colemonts, Colemont, Colemons, Colmont: 1. Plaatsnaam Co(e)lmont in Overrepen (Limburg), Colmont in Voerendaal (Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Col(le)mont (Henegouwen?).
Coelus, Coeleis, Coelis, : Waarschijnlijk aanpassing van Engelse vadersnaam. Coles, Collis, zoon van Nikolaas. De vorm Coelens naar analogie van de talrijke namen op -ens. Coelen, Koelinga, Coeingh, Colinck, Koelinck, Koolsma, Coolsma, Coolen, Coole, Engelse Coles met Coleshill in Warwickshire, Koolskamp in West-Vlaanderen, met Kooltjes van de voornaam Kool en Cool.
Coemaet, Coemoth, Comoth, Comouth, Comuth, Koumoth, Komuth: Uit Quade maet. Bijnaam voor een bedrieglijk koopman, die een vervalste maat gebruikt.
Coemelck, Koeyemelk: Koeyemelk door volksetymologie van Coemelck, van koude melk. Voor de d-syncope, vergelijk Coebergh. Vergelijk Koldewey en Duits Khlbrei.
De Coen, De Coene, De Coun, De Coene. Bijnaam voor iemand die koen, dapper is. Vermoedelijk eerst uit de voornaam Koen.
Coenaert, Coenaerts, Coenart, Coenaers, Coenaes, Kunhart, Conaert, Conaerts, Conard, Conart, Connart, Connaert, Connaet, Coonar, Coonard, Coonaert, Coonart, Konat. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam kn-hard: koen; sterk.
Coenegracht, Cenegrachts, Coengrachts, Coenegras, Koenegracht. Naam uit de plaatsnaam Koenegracht in Riemst (Limburg).
Coenemans. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Coen, Koen.
Coenraet, Coenraets, Coenraads, Konraad, Coenraads, Koenders, Coenders, Koenderman, Koendertse: Vadersnaam. Germaanse voornaam Koenraad: kn-rd’koen-raad’. Conradus.
Coensel, de, de Cunsel: Verhaspeling, misschien van Duconseil die in 1820 in Pas-de-Calais voorkwam.
Coerdes: Vadersnaam. Duits familienaam Kordes, van de voornaam Konrad.
Coertjens, Courtjens, Cortjens, Cortiens, Kortges, Kortgs, Cartiens: Vadersnaam, afleiding van Koert : Koenraad.
Coester, de. 1. Bijnaam, Waals-Vlaams kwelster, kooster: grote lijster, bloklijster. Vergelijk Middelnederlands qualster: lijsterbessenboom. 2. Eventueel verschrijving van De Coster of aanpassing van Lecoester.
Coetsier, Coetsiers, Coutsier, Coutsiers, Koetsier. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse cautsir, cauchier: stratenmaker, zuid Nederlands kasseier, Picardisch cauchie; straatweg.
Coeurderoi, Coeurderoy. Bijnaam coeur de roi: koningshart. Bijnaam voor een grootmoedig, royaal mens?
Coevorden, van. 1. Plaatsnaam Coevorden (Drenthe). Vancouver (Canada) werd in 1792 verkend door Georges Vancouver, die afstamt van Van Coevoorden. 2. Plaatsnaam Koevoort in Atrecht, Helmond.
Coeyer, de, Coeyere, de, de Coeijer, de Coyer, de Coyer, Coyere, de Koeyer, Koeyers: Middelnederlandse beroepsnaam co(o)yer: eendenhouder, die de eenden in de kooi opsluit. Vergelijk Kooyman.
Coeyghem, van, van Coyghem: Plaatsnaam Kooigem (West-Vlaanderen).
Coffez, Coff, Coffey, Cuffez, Couffez. Vadersnaam uit de knuffelvorm van Godefrois.
Coffigniez, Coffinier: 1. Lees Coffi(g)net, afleiding van Coffin. 2. Eventueel beroepsnaam Coffinier: mandenvlechter, verkoper van korven.
Coffineau, Coffernils: Vadersnaam van Coffinel, afleiding van Coffin.
Cogghe, Cogge, Cogen, Coghen, Cogh, (de) Coge, Coghe, Kog, Kogge, Coget, Cogez, Cog, Cogee, Couget. 1. Naam uit het Middelnederlandse coge: pest. Bijnaam. 2. Middelnederlands cogge ‘Breed platrond schip, oorlogs-, koopvaardij-of konvooischip’. Beroepsbijnaam van de schipper of huisnaam.
Cohen, Cohn, Kohen, Kohn, Cahen, Cahn, Cahan, Kahn, Kahan, Kahane, Kahana: Joodse naam van een priesterkaste.
Coheur. Afleiding van Waals cohe: tak; coh(e)ure: snoeisel, het snoeien. Familienaam voor een snoeier.
Cohrs, Chrs, Cors: Vadersnaam. Duitse familienaam van Kohrt, Koenraad.
Cohy, Cowie: Franse familienaam Coyer, Coyez, Waals co(h)t: slijpsteenbakje (voor zeis) Beroepsnaam.
Cognard, Coignard, Congnard, Cognaerts, Cognarts, Ceugnart, Conjaerts, Conjaarts, Conjers, Coenjaerts, Conyard, Gougnart, Gouugnard, Coiffard. Afleiding van Oudfrans coife: hoofddeksel. Oudfrans coifart: maker, verkoper, drager van hoofddeksels. Vergelijk Cappaert.
Goignard: 1. Afleiding van Oudfrans coignier; stoten, slaan. Bijnaam. 2. Vadersnaam van Col(i)gnard; vergelijk Colgnet van Colinet. 3. Variant van Caignaert.
Coignau, Coigneau, Cogneau, Cogneaux, Cogniaux, Cogniau, Cogniat, Cognaut, Cognaux, Cougneau, Quignaux: Afleiding van Oudfrans coing: hoek.
Cognioul, Coignoul, Ouoniou: Bijnaam. Waals cognole: kornoelje, Cornus.
Coigne, Coignet, Coign, Goigni, Coignez, Coognies,Ceugniet, Ceugniet, Ceugniez, Coeugnie, Coeuge, Cougnet, Cognie,Coisne, Coine, Coinne, Coynnie, Coyne, Coenye, Coeny, Coenije,Counye, Coye, Couneye, Cugny, Cugnet, Cuigniet, Cuignet, Cuigni, Cuignez, Ceuignet, Coeugriet, Cuingnet, Quignet, Quiniet, Cuiniez, Cuinie, Cuin-i, Kygne, Kynee, Kinnie, Kinjet, Kinget. 1. Naam uit het Oudfranse coing, coinget: hoek, hoekje. Naar de woonplaats. Coing, coinget is ook hak of bijl: beroepsbijnaam van de houthakker. 2. Sommige namen kunnen komen uit Caignet. Zie Cagni(e).
Coillie, van, van Coille, van Coile, Coille, van Collie, van Coeillie, van Coullie, van Collie, van Couillie, van Couille, van der Ceuille, van der Koille, van der Colle, van der Coilden, van der Colden, van der Coelden, Vercoille, Vercouillie, Vercouille, Vercoullie, Verkouille, Verkolje: Plaatsnaam in Oostnieuwkerke: Romaans collia, van collis: heuvel. Coilde is Oost Vlaams.
Cointre, de; le Coentr: Hypercorrecte vorm voor Lecointe. Oudfrans cointe, van Latijnse cognitus ‘Wijs, ervaren, bevallig, aardig’. Bijnaam.
Cointrel, Cointreau. Bijnaam. Oudfrans cointerel: ijdel, behaagziek, koket, galant.
Coipel. Beroepsnaam. Oudfrans coispel: gesp. Vergelijk Beuckels.
Coja, Cojan, Cojean, Coia, Coa: Bretons Cojan: oude Jan of Cojen: jonge stier?
Cokaiko, Cokaik, Cockaicko, Cocaiko, Kokaiko: Plaatsnaam in Profondvaux en Saive (Luik): klanknabootsing van het hanengekraai.
Coksay. Luiks-Waalse afleiding (van -icel) van Coq: haan. Vergelijk Haantjes Col: 1. Zie Kool(e). 2. Bijnaam. Middelnederlands col(le): witte plek op het voorhoofd van paard of rund.
Colaes, Colase, Cola, Collache, Collage, De Colage, Collasse, Collas, Colla, Collassin, Colassin. Vadersnaam, verkorte vorm van Nicolaes. Collasin is de knuffelvorm.
Calagiovanni, Colaianni, Colajanni: Italiaanse dubbele vadersnaam. Nicolaas + Johannes.
Colans, Collant, Colland. Vadersnaam uit het Germaanse kun-land; geslacht- land.
Colantoni, Colantonio. Italiaanse dubbele vadersnaam, Nicolaus + Antonius.
Corad, van, Waarschijnlijk de vadersnaam Collard met secundair voorzetsel. De plaatsnaam Kolaard in Gistel (West-Vlaanderen) of Collard in Geldenaken (Waals-Brabant) is waarschijnlijk de familienaam zelf.
Colardyn, Colardijn, Colardin. Vadersnaam. Vleivorm van Nikolaas met dubbel suffix arad-in.
Colaris, Collaris, Collaro: Latinisering van Collard? Of Italiaanse vorm?
Colau, Colaut, Coleau, Coleaux, Colau, Colaux, Colleaux, Colleau, Colliaux, Colliau, Colliay. Vadersnaam van Collel, van de voornaam Nicolas.
Colbach, Colback, Colbag, Colbecq: Plaatsnaam Colpach of Kollbach (Duitsland, Beieren).
Colbert, Colbers, Collebert. Romaanse vorm van Germaanse voornaam: Colobert; Colbert.
Colldenhoff. Plaatsnaam Coldenhove, Gelderland.
Colders, Coldre: Middelnederlands colre: ringkraag (Frans collier), kolder, kuras. Bijnaam of beroepsnaam.
Colditz. Plaatsnaam bij Leipzig.
Colry, Colery, Collery. Vadersnaam, van Nicolas?
Coles, Colles, Cols, Colls: Vadernaam. Verkort van Nikolaus.
Colet, Col, Colette, Coleye, Coley, Coleille, Collet, Collette, Collt, Collettee, Collettez, Colletteit, Collettey, Coletteye, Kollee, Koll, Coulet, Colige, Collige, Colige, Coliche, Coulisse, Collge, Calge, Callge: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nicolas.
Coletti, Coleto, Coletto. Italiaans van de heiligennaam Nicolaus.
Coley, Colley, Colleye, Colleije: Vadersnaam van de heiligenaam Nikolaus. 1. Zie Colet. 2. Uit Colai (Nikolaai): 3. Afleiding met suffix -ei/-oi.
Coulleit, Cule. Vadersnaam en moedersnaam uit de heiligennaam Nicolaus.
Colfmaker, de, Colfmacker, de, Colfmaecker, de, Covemaeker, Covemacker, Covemaecker. Beroepsnaam voor de maker van geweerkolven, knuppels. Vergelijk Colfs. De vorm cove van Waals-Vlaamse uitspraak van kolve.
Colfs, Kolf, Kolff: 1. Middelnederlands colve: kolf, knuppel, knots. Beroepsnaam voor de kolfdrager, een klovenier. Vergelijk De Colvenare. 2. Beroepsnaam voor de kolvenmaker. Zie De Colfmaecker. 3. Overdrachtelijke bijnaam voor een dikke kerel, een lomperd. 4. Huisnaam. Wouter Colf (1550), stamvader van het geslacht Kolff, woonde in Nijmegen in ‘De Drie Colven’. Er was ook een huis ‘De Colveՠin Bg.
Colhoven. Verspreide plaatsnaam Koolhof.
Colienne, Collienne: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Nicolaus. De vrouwelijke uitgang –ienne.
Colin, Colins, Collin, Collins, Kolins, Calin, Colis, Colling, Collings, Colling Coling, Colijn, Colijns, Collyn, Collyn, Colyn, Collijn, Collijns, Colein, Colleyn, Coleyn, Collijs, Collys, Kolyn. Familienaam uit de heiligennaam Nicolaus.
Collaert, Collaerts, Collarts, Colaert, Colaers, Colaes, Colar, Colard, Colart, Collar, Collard, Colla, Collart, Collaer, Collaers, Coelarert, Coelart. Vadersnaam uit de heiligennaam Nicolaas.
Colina, Colnard, Colinia, Calingaert: Vadersnaam. Coli(g)nard, van Colin, van Nicolas. Vergelijk Colinet.
Colinet, Colinez, Collinet, Collinez, Colnet: Vadersnaam. Afleiding van Colin, vleivorm van de voornaam Nicolas. Vergelijk Colins.
Colinvaux. Plaatsnaam Gol(l)invaux in Ciney en Dorinne (Namen).
Coljon. Frans couillon; teelbal.
Colle, Colles: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Nicolaus.
Collet: Vadersnaam Colet, verkleinvorm van de heiligennaam Nicolas.
Colleville. Plaatsnaam Colleville, Seine-Mar. Calvados.
Collie, van, van Coille, van Coile, van Coille, van Collie, van Coeillie, van Coullie, van Collie, van der Ceuille, van der Koille, van der Colle, van der Coilden, van der Colden, van der Coelden, Vercoille, Vercouillie, Vercouille, Verkouille, Verkolje, van Caillie, van Caille, van der Caillen, van der Cailde, van Quaillie, van Quaille, Vanquaille, van Callie, van Quaelle, van Qualle, Verqualie, Vercayie, Qualy, Cailly. Familienaam uit de plaatsnaam Coillie in Oostnieuwkerke.
Collier, Colliers, Collie, Colli, Colier, Colie, Coliez, Colje,Coulier, Coulie, Couliez, Couly, Coullier, Coulliez, Couillier,Cullier, Culier, Culi.
Naam uit het Middelfranse collier: halskraag; het Oudfranse colier: lastdrager, kruier. Beroepsnaam. Oudfrans colier: lastdrager, kruier (die lasten op zijn hais draagt)
Collignon, Colignon, Colinon: Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Nicolas.
Collot dՅscury: Zoals Colet is Colot een vleivorm van de heiligennaam Nicolas. DՅscury gaat terug op de plaatsnaam cury (driemaal in het departement van de Marne). David Collot was in 1607 heer van Escury en kwam in de 17de eeuw in Staatse dienst.
Collu. Bijnaam. Afleiding van Frans col, cou: hals. Vergelijk Lanchals.
Colma: Vadersnaam. Friese afleiding van de heiligennaam Nikolaas.
Colmadin. Wellicht van Coladin. Of afeiding van Colmant? Of Zwitserse familienaam Kolmodin?
Colman, Colmans, Colmann, Colmant, Colment, Coolman, Cooleman, Coolman, Colleman, Coleman, Colemans, Koolman, Koolmann, Koelman, Koelmans, Koulmans, Kuylmans, Keulemans, Ceulemans, Kuilman: Vadersnaam. 1. Vleivorm van de heiligennaam Nikolaas. 2. Beroepsnaam voor de maker of verkoper van houtskool. 2. Zie ook Keulemans.
Colnot. Vadersnaam Colinot, van Colin, voornaam Nicolas.
Cologne, Coloigne, Colonne, Collogne: 1. Plaatsnaam Coulogne (Pas-de-Calais). 2. Cologne, Franse naam van Keulen.
Colombet, Collombon, Coulombez, Coulombel, Coulembeau: Afleiding van Oudfrans colomb: duif.
Colombier, Colenbie, Colenbier, Colembier, Colembie, Coulembier, Coelenbier, Coelembier, Coelumbier, Calenbier, Colonbie, Colomier, Coulommier, Colombie, Colombien, Collumbien, Colombeen, Colanbeen, Colombin, Ducoulombier, Ducolombier, Ducoulembier. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnamen Colombier en Coulommiers, van columbarium: duiventil. Vergelijk Duifhuizen. 2. Beroepsnaam Coulombier: duivenkweker.
Colombin. 1. Vadersnaam, variant van Colombain, heiligennaam Colombanus. 2. Variant van Colombien = Colombier.
Colon, Colom, Colomb, Collomb, Coulomb, Coulombo, Couloume, Coullon, Collon, Coulhon: 1. Oudfrans colon, colomb: duif. Vergelijk (den) Duyver. Bijnaam voor een duivenkweker. 2. Oudfrans colon, Latijn colonus: boer, landbouwer. Beroepsnaam. 3. Vleivorm van de voornaam Nicolas. Vergelijk Colin(s).
Colonerus, Colonius, Colonis: Humanistennaam. Latinisering van De Keulenaer, Van Keulen. Pieter van Ceulen, de Gentse theoloog (16de eeuw), werd Petrus Colonius genoemd.
Colot, Coulot, Collo, Collot Coll, Colloz, Coloos, Coolos: Vadersnaam. Romaanse afleiding van de voornaam Nicolas.
Colpaart, Colpaert, Colpart, Colpor. Een kolpaard is en was een paard een paard met een kol, dat is een witte vlek of bles op het voorhoofd. Maar aangezien geen familienaam in de vorm Colpeert aangetroffen is, gaat het niet om een samenstelling met ‘aard ‘maar om een -aarad-afleiding van Oudfrans colper: slaan. Bijnaam voor een vechtersbaas.
Colpin, Colpijn, Colpyn, Colpaint, Culpin, Colp, Colpe, Colphijn, Colphyn: Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Nikolaus.
Colruyt, Corluyt, Corluy, Corley, Corroy, Coroy, Conroy, Ducoroy, Ducourroy, Conruyt, Corruyt. Familienaam uit de Romaanse plaatsnaam Corroit, dit uit coruletum: plaats waar hazelaren groeien. Heel wat plaatsnamen zijn hieruit ontstaan: Corroit (Henegouwen), Corroy (le Grand) (Somme, Marne, Namen, Waals-Brabant), Cauroy (Ardennes, Marne, Pas-de-Calais) en zelfs Koeruit in Opwijk en Koereit in Asse (Vlaams-Brabant).
Colsaerts, Collesaer. 1. Vadersnaam uit Collesard, dit is een Romaanse knuffelvorm van Nicolas. Zie daar verder. 2. Zie ook (mogelijk) Coolsaet.
Colsaux, Colsiat, Colsenet, Colsigneaux, Colsineaux. Vadersnaam. Vleivormen op -ecel, -inet, -i(g)nel van heiligennaam Nicolaus. Vergelijk Colsoul.
Colsen: Vadersnaam. Van Colson, Waalse vleivorm op –eon van de voornaam Nicolas.
Colson, Colleson, Collisson, Coulson, Calson, Colsoul, Colsoulle, Colsaux, Colsiat, Colsenet, Colsigneaux, Colsineaux. Vadersnaam, knuffelvormen van de voornaam Nicolas, zie vorige.
Colucci. Vadersnaam, Italiaanse familienaam die afgeleid is uit de naam Nicolaes.
Colsaoul, Colsoulle. Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Nicolas.
Colvenaer, de, Colvenaere, de, Colvenaert, Colvenaar, Calvenaere: Beroepsnaam van de kolfdrager, klovenier.
Colver (De). Beroepsnaam voor de kolvenmaker, kolvendrager.
Com, van. Plaatsnaam Kemexhe, Luik.
Comandant. Beroepsnaam; bevelhebber, commandant, vergelijk Frans Commandeur.
Combel (de), Combelle, Decombel, Decombe, Decomble, Delcombel, Descombel. 1. Naam uit het Oudfranse combel(le): kleine vallei, dalletje. 2. Decombel kan ook komen uit de plaatsnaam Combles (Somme): top, heuvel.
Combescure. Plaatsnaam (Hrault, Lot).
Comblain, Comblein, Comblin, Comblen, Coblyn: 1. Plaatsnaam Comblain (Luik). 2. Eventueel = Camblain.
Comblet, Combe, Comblez, Combl: Afleidng van Oudfrans comble: korenmaat; combl: tot de rand gevulde maat. Beroepsnaam van de korenmeter. Combrexelle. Plaatsnaam, van Oudfrans combre; samenvloeiing.
Combris. Plaatsnaam Combris (Puy-de-Dme), Combrit (Finistre). Oudfrans combre: samenvloeiing.
Combrouse. Plaatsnaam Combrouze, Aveyron.
Comelia, Comliau: Van Oudfrans comblel: heuveltje?
Comeyne, Comeijne, Commeyne, Commeijne, Comein, Commeine, Comeine, Commenne, Commeene, Decommene, Delcommenne, Delcomenne, Delcomene, Delcommeune, Delcomenune: Plaatsnaam Commne, van Latijn communia: algemene weide.
Comhair, Comhaire, Camhaire: 1. Volgens Here, verwaalsing van Duits Kommher: kom hier. De familie zou uit Beieren stammen. Haar devies is ‘Viens et trouverez’ 2. Eventueel = Commaire.
Cominette, Comminette. Moedersnaam, afleiding van Jacomin, vleivorm van de voornaam Jacques.
Commaire, Commre, Comre Commer, Comer, Comere, Comerre. Bijnaam uit het Franse commre: doopmeter.
Commandeur, Komdeur, Commadeur, Kommandeur: Frans familienaam voor een chef, een bevelhebber, die commandeert ‘Bevelen geeft’.
Commee: Spelling voor Frans Commet, verkleinvorm van plaatsnaam Comme, van Combe, van Latijnse cumba ‘klein dal’.
Commer, de, Commere, de, Commers,Kommer, Corner: 1. Middelnederlands commer: kommer, zorg, behoefte, schuld. Vergelijk Duits Sorge en familienaam Sorgeloos. 2. De familienaam wijst veeleer op een beroepsnaam: kommaker, maker van kommen, schotels. Commerce is een Waalse weergave van Commers. Of oude Nederlandse vadersnaam Kommer.
Commelin: Frans familienaam Commelin, afgeleid van de plaatsnaam Commelle (Sane-et-Loire, Isre, Loire) van Latijnse colomella, verkleinvorm van columna ‘kolom’. Maar vermoedelijk is Commelin hier veeleer vervormd uit Crommelin.
Comminne, Commine, Commien, Commyn, Comyn, Comijn, Comin. 1. Naam uit de plaatsnaam Comines (Nederlands Komen). 2. Verschrijving van Comeyne/Commenne. Zie daar. 3. Zie ook Comyn.
Commissaris, Comissaris: Middelnederlands commissaris ‘gelastigde, ambtenaar, commissaris’.
Commijs: Beroepsnaam Frans commis, Nederlands commies ‘Bode, postmeester’.
Compagnes, Compagner, Compagne, Compaan, Compain, Compin, Compant, Compeyn, Kompan: Bijnaam. Oudfrans compaigne, Frans compagnie ‘gezelschap’. Middenhoogduits kompn, Latijn companio: gezel, kameraad.
Compagnon, Compagnion. Beroepsnaam compagnon; gezel. Vergelijk Gezelle.
Compagni, Compagnie, Compignie, Companie, Companjen, Company. Oudfrans compaigne, Frans compagnie: gezelschap. Bijnaam. Zie ook Campagn(i)e.
Comparin. Frans dialect variant van Compre; vergelijk Compar, Compeyron.
Compas. Waals compas; compagnon.
Compeer, Compre, Comper, Compere, Compper, Compeeren, Compeer, Compeers, Compart: Spelling voor Frans Compre ‘Doopvader, peter’.
Compernol, Compernolle: 1. Middelnederlands kompernoel ‘kampernoelie’. 2. Door invoeging van m en r uit Coppenolle; zie Koppen(h)ol.
Compiegne. Plaatsnaam Compigne (Oise).
Compiet: Wellicht variant van Kompier.
Complmentaire, Complmenple. Wellicht vondelingnaam: gevonden op een van de vijf bijkomende dagen van de republikeinse kalender.
Comte, Conte, Lecompte, Lecomte, Lecontre, Leconte, Lacompte, Lacomte, Lecompt, Laconte, De Compte. Naam uit het Franse comte: graaf. Dit voor een werknemer van de graaf, afstammelingen van de graaf. De graaf kan een edelman zijn, maar evengoed de verantwoordelijke voor een bepaald gebied.
Comt, Compt, Cont, Kont: Plaatsnaam Comt: graafschap, in Atrecht (Pas-de-Calais), Geldenaken, Petrem, Petit-Roeulx (Waals-Brabant), Vellereille-le-Brayeux (Henegouwen), Vielsalm. Vergelijk Van Graefschepe.
Comtesse, Contesse: Frans comtesse: gravin. Bijnaam, vergelijk Comte.
Comyn, Comijn, Comin, Commyn, Commien. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van Jacomijn, knuffelvorm van Jacques. 2. Zie ook Commine.
Con: Vadersnaam. Frans Counet, Con(n)et, verkleinvorm van de voornaam Koen(raad), Frans Conrard.
Contzen, Conzen, Kontzen, Kunze, Koncz, Konz, Kunzi, Kuntze, Kuntz, Cuntz: 1. Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Koenraad, Conrad. 2. Con(t)zen en Kontzen kunnen ook teruggaan op de plaatsnaam Konzen (Duitsland).
Concannon. Picardisch concanon, Latijn concanonicus: medekanunnik.
Condyts, Condys, Condijts: 1. Condit, voltooid deelwoord van Oudfrans condir: kruiden. Beroepsnaam van kruidenhandelaar. 2. Quկn dit, Oudfrans con dist: die men zegt, die men noemt, genoemd, bijgenaamd.
Conem. Waarschijnlijk Waalse spelling voor Conen.
Coniac. Plaatsnaam Cognac (Charente, Hte-Vienne).
Coniglia. Italiaans coniglio; konijn. Bijnaam.
Conil, Conill, Conilh, Ouonils: Oudfrans conil: konijn. Catalaans Conill. Vergelijk Konijn. Bijnaam.
Conijn, Konijn, Cenijn, Knijn, Lapien. Bijnaam, naar het dier naar een eigenschap.
Confurius. Zeldzame Nederlandse en Noord-Duitse familienaam. Wellicht schrijfvariant van de Bourgondische (vluchtelingen) familienaam Confuron waarvan de betekenis onbekend is. Tenzij in volgende ? Mogelijk verlatijnste naam uit confugere (vluchten), confundere (vermengen, verwarren). Of een Latijnse schrijfvariant van het Franse confu(s) (verward, verlegen, onduidelijk, duister, vaag,..).
Conobert. Vadersnaam. Germaanse voornaam kun-berht ‘geslacht-schitterend’. Con(i)bertus.
Conod, Conot, Conotte, Conotte, Connot. Vadersnaam. (moedersnaam -otte). Vleivorm van Germaanse voornaam Koen(raad).
Conscience. Bijnaam uit het Oudfranse conscience: kennis, bedoeling, verlangen.
Consquence. Waarschijnlijk Re-interpretatie (van Conscience?).
Conserire, Conserrire, Conserriere, Consarriere, Coucharire: Waarschijnlijk beroepsnaam cousurire: naaister, kleermaakster. Zie Couturier.
Considrant. Van Frans considrer: in overweging nemen, overwegen. Bijnaam voor iemand die attent, coulant is.
Consigli, Consiglio. Italiaanse beroepsnaam consiglio; raad, raadsman.
Consemulder: Plaatsnaam Knsemller bij Bielefeld (Noordrijn-Westfalen).
Console, Consoli, Consin, Consini, Conso. Italiaans console; consul.
Constant, Constandt, Constans, Constantin, Constatini, Constantinnidis, Constantino, Constandin, Constandindu, Costan, Costantin, Costentin, Coussantien, Konstant, Konstandin, Constantse, Constandse: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Constans ‘Standvastigռspan style='color:black'> en afleiding Constanti(n)us. 2. De vormen op -in kunnen teruggaan op de plaatsnaam Constantin in Kain (Henegouwen).
Constance. Moedersnaam van Latijnse heiligennaam Constancia.
Consten, Konsten, Construm, Constum: Hypercorrect voor Costen; zie Costens? Of door klankverandering uit Contzen?
Contamin, Contamine. Plaatsnaam Contamine(s) (Isre, Hte-Savoie) van Latijn condominium: gemeenschappelijk eigendom.
Contant, Content, Contan, Contin: 1. Vadersnaam. Variant vande voornaam Constant. 2. Variant van familienaam Content. Bijnaam. Frans content ‘Tevreden’.
Contard, Contat, Comptard, Comptaert, Comptaer, Comptdaer: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gund-hard ‘Strijd-sterk’. Guntardus, Cundhar. Ook Italiaanse familienaam Contardo. 2. Afleiding van Oudfrans conter, Latijn computare: tellen, rekenen; ook (zoals esconter): vertellen. Vergelijk De Rekeneire, De Telder.
Conte, le: Franse familienaam Lecomte, Leconte. Frans comte ‘graaf’ vergelijk de Graaf.
Contempr, Contempre. Plaatsnaam Cantimpr (Nord).
Conti, Conte, Contini, Contino. Italiaanse conte; graaf. Vergelijk Leconte.
Contignac. Plaatsnaam Cantillac, Dordogne?
Contois, Comtois, afkomstig van Franche-Comt.
Contor. Oudfrans conto(u)r: graaf, Edelman, van middenlatijn comitor.
Contreau. Variant van Cantreau, Picardisch voor Chantereau.
Contreras (de), Decontrerasse. Familienaam afgeleid van van Contreras een plaats in Burgos (Spanje). Contreras is dan weer afgeleid van ‘mmgevingկ’streek’.
Convent, Convents, Convens, Covent, Covents, Covens, Couvent. 1. Naam uit het Middelnederlandse co(n)vent, Oudfrans convent, Fans couvent: kloostergemeenschap; bijeenkomst. Bijnaam voor iemand die op n of andere manier verband had met een convent of klooster. 2. Mogelijk afgeleid uit Coveliers: zie Cuvelier.
Convers, Converse, Convert, Convi: Middenfrans, Middelnederlands convers: lekenbroeder; converse: lekenzuster. Bijnaam.
Contzen, Conzen, Kontzen, Kunze, Koncz, Konz, Kunzi, Kuntz, Kuntze. 1. Duitse vadersnaam uit de Germaanse voornaam Koenraad (kuni-rad), Conrad.
2. Con(t)zen en Kontzen kunnen uit komen op de plaatsnaam Konzen (Noordrijn-Westfalen).
Cook, Cooke: 1. Engels familienaam Cook, Cooke(s). Beroepsnaam van de kok. Vergelijk (de) Kok. 2 Variant van Koek.
Coolegem. Familienaam uit de plaatsnaam Kolegem, Mariakerke (Oost-Vlaanderen).
Coolkens, Kulkens, Culquin: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Nikolaus.
Coolput, van, Colput, Coolpot, Koolput. Put van de kolenbrander (plaatsnaam die onder andere voorkomt in Tielt (West-Vlaanderen) en Duffel/Weelde (Antwerpen).
Cools, Kools, Cool, Coolsen, Coolsma. 1. Leenwoord uit Engels; tof, kalm. Ambachtsheerlijkheid Cool bij Rotterdam. Zie volgende.
Coolsaet, Coolzaet, Koolzaed, Colsaet, Colzaerts, Kohlsaat. Beroepsnaam voor de teler of verkoper van koolzaad.
Coolsens, Coulsen: Vadersnaam. Vleivorm op -sin van Nicolaus.
Coombs: Uit Coombes, van Descombes. Plaatsnaam Combe ‘klein dal’. Of gewoon de Engels familienaam Coombs, Coombes, Combes, van plaatsnaam Combe, Coombe, Oudengels cumb ‘klein dal’.
Coop, Coops. 1. Bijnaam voor iemand die veel koopt, voor een koopman. 2. Zie Cop.
Cooper, Coopers. 1. Engelse beroepsnaam van de kuiper. 2. Zie Copers.
Coorde, de. 1. Middelnederlands coorde: touw. Beroepsnaam voor de touwslager. Vergelijk Cordier. 2. Zie Decordes.
Coorebyter, de, Coorebijter. Middelnederlands cornbiter: graanopkoper, graanhandelaar. Beroepsnaam.
Cooreman, Cooremans, Coreman, Coremans, Coorman, Corman, Cormann, Cormanne, Cormant, Korenman, Kornmann, Korman, Kormann,
Kooreman, Koremans, Koreman, Korremans, Koriman, Correman, Corremans, Coeremans, Ceurremans, Keuremans, Keuremennen,
Keuremenne, Kurman, Kurmann. 1. Uit het Middelnederlandse cornman: korenkoper, graankoopman. Beroepsnaam. 2. De namen zonder -n en de namen met eur wijzen ook op de betekenis keurmeester. Een aantal van de namen werden wellicht daarvan afgeleid.
Cooremeter, de. Beroepsnaam van de korenmeter.
Cooren, Coorens, Coren, Corens, Correns, Kooren, Koren, Koorn, Korn, Corne, Keuren, Ceuren, Ceurens, Ceuran, Cuerens, Curens. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Cornelius. 2. Of uit het Franse corne: hoorn. Beroepsnaam voor de hoornblazer of bijnaam voor de hoorndrager. 3. Of uit het Middelnederlandse corn(e): coren, graan. Beroepsbijnaam van de graankoopman.
Coorevits, Coorevitz, Correvits, Corevits: Vanwege het ontbreken van oude attestaties vermoedelijk aanpassing van Slavische familienaam Kor(o)vic, Korvits, Horowitz. Boheemse plaatsnaam Horovice, afleiding van Slavisch gora: heuvel.
Coornaert, Coorenaert, Cornaer, Cornaert, Cornardt, Cornard, Corna, Cornart: 1. Frans cornard: qui a des cornes. Bijnaam van de hoorndrager, de bedrogen echtgenoot. 2. Afleiding van coren: koren. Beroepsnaam van de korenkoopman, graanhandelaar. Vergelijk Cooreman. 3. Vooral Oost Vlaamse plaatsnaam Coornaert: korenmarkt. De Gentse Korenmarkt heette oorspronkelijk Koornaard: 1276 in loco qui dicitur Cornard; 1337 an den Coernaert. Coorne, de. Waarschijnlijk Vlaamse aanpassing van Frans Dcerne. Bijnaam voor een hoorndrager? Zie Coorens 2.
Coornhert. Plaatsnaam in Frans-Vlaanderen. Verhaspelde verschrijving van Coornhert, Coornaert.
Coos, Coose, Koos: Bijnaam. Middelnederlands cose: gevlei; of van Middelnederlands cosen: vertrouwelijk praten, liefkozen. Vergelijk Cosemans.
Cop, Copp, Coppe, Coppens, Copp, Cops, Coppius, Kop, Kopp, Koppe, Koppen, Koppes Kops, Koop, Kopinga, Copinga, Koopsma, Koops, Coops, Kopen, Coop, Coops, Kopf, Kopff, Keup, Keups, Kuyps, Kups. 1. Het Middelnederlandse cop(pe) betekent: vaatwerk, schaal, beker, schedel, top, kruin, laatkop. Ook werd het als huis(herberg)naam gebruikt als in Ieper en Kortrijk. Bijnaam, beroepsnaam of huisnaam. Vadersnaam. 2.Vadersnaam, verkorte vorm van Jacob. Coppingsyke in Lincolnshire van de vadersnaam Coping.
Copier, Kompier: Kompier met epenthetische nasaal van Copier ‘kreupelbos’.
Coppejan, Coppejans, Copejan, Copejans, Koppejan, Koppejans, Copyans: Vadersnaam. Dubbele voornaam Coppe ‘Jakobՠen Jan ‘Johannes’.
Copain, Coppein, Coupain, Couppin, Coupin, Cospain, Cospin: 1. Romaanse spelling van Coppin=Jakob. Zie Coppyn. 2. Variant van Compain.
Copay, Copaye, Coupaye: Luiks-Waalse vorm van Oudfrans copel: top, hoogte; vergelijk Coppet 2.
Copeland, Coupland, Copland: Zinwoord: die land koopt. Bijnaam.
Copeleu, Couplent, Coupleux, Coupleur: Zinwoord: co(u)pe leu: snijd de wolf, steek de wolf neer. Bijnaam voor een wolvenjager. Vergelijk Duits Wolfschlger.
Coperbac. Beroepsnaam van de kopersmid, koperslager, Joodse familienaam.
Copermans, Kouperman, Copperman, Coupremanne: Beroepsnaam van de koperslager, kopersmid. Nederduits Koppermann.
Copers, Coopers: 1. Middelnederlandse beroepsnaam coper: koopman. 2. Beroepsnaam van de kopersmid. Nederduits Kopper.
Coperslagers. Beroepsnaam van de koperslager, kopersmid.
Copersmet, Coppesmet: Beroepsnaam van de kopersmid.
Copienne, Coupienne: Vleivorm van de voornaam Jakob.
Copier, Coppy, Coppye, Coppije, Copy, Coppuy, Koppier: plaatsnaam Copier: kreupelbos.
Copine, Copinne, Coppine, Copinne. Vrouwelijke vorm van Copain.
Copineau, Copenaut, Copennaux: vadersnaam. Afleiding van Copin.
Copis, Cupis, Decupis, Kopinga: Vadersnaam Copus, korte vorm van Jacobus.
Coppeaux. 1. Oudfrans copel: hoogte; zie Copaye. 2. Oudfrans cospel, Frans copeau: punt, (schaaf)krul. Beroepsnaam.
Coppel, de. 1. Bijnaam voor een koppelaar. 2. Zie Kopel.
Coppenberghe, van. Plaatsnaam Koppenberg in Etikhove en Melden (Oost-Vlaanderen).
Coppenolle, (van), van Coppenole, van Copenolle, van Copenol, Vannecoppenolle, (van) Coppenholle, Coppenhol, Coppennolle, Copenolle, van Copernolle, van Coppernolle, Vancoppernolle, van Compernolle, (van) Compernol, Compernolle, van Capernolle, Koppenol, Capenol, Capenolle, van Coppenael. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Koppenol: inzinking met bolvormige heuvelrug. Zie ook Koppenaal.
Coppenrath. Wellicht oude vorm van laatsnaam Kuffenrath in Duren, Duitsland.
Copper, Coppers, Koppers, Koppert: 1. Beroepsnaam van de beul, de scherprechter. Afleiding van coppen: onthoofden. 2. Beroepsnaam van de aderlater. Afleiding van Middelnederlands cop: laatkop, laatbus. 3. Variant van Copers.
Coppet, Coppette, de Coppet, Copette, Copet, Copp, Coppe, Cop, Cope, Coppez, Coppey, Coup, Coupet, Coupez, Coupp, Couppe, Coupez: 1. Oudfrans coppeis: met een groot hoofd. Bijnaam. 2. Oudfrans coupet, Waals copte: top.
Coppieters, Coppitters, Coppiters, Coppiers: Vadersnaam. (Ja)cob-Pieter. Maar mischien wel Re-interpretatie van Copier.
Coppola. Italiaans coppola; kap, hoofddeksel. Bijnaam.
Coppyn, Coppin, Copin, de Coppin, Coppijn, Copijn, Kopin, Coppins, Couppin, Coupin, Coppen, Ceppens, Copens, Koppen, Koppens, Koppenen, Koppes, Ceuppens, Ceupens, Cueppens, Keuppen, Keuppens, Cuppen, Cuppens, Coppens, Kuppens, Cuypens, Quppens. De Brabantse vormen zijn: Keppens, Keepen, Keepens, Keppenne, Kepenne, Keppene. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Jacob.
Coppoolse, Copoolse: Vadersnaam. Dubbele voornaam Cop ‘Jakob’ en Poolse ‘Pauwels, Paulus’.
Copus, Copuse. Vadersnaam. Wellicht van Jacopus.
Coquebert. Oudfrans Coquebert: domoor, gek. Bijnaam.
Coquel, Coquelle, Cocquelz, Coqueau, de Cocqueau, de Cocquau, Coquay, Coquelet, Cocquelet, Cocqlet, Coqlet, Coclet, Coclez, Couquelet, Couclet,
Coquelin, Cocle, (de) Cokele, Cokl, Keukelinck, Keukelink, Keukeling. Naam uit het Oudfranse coc: haan. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Coquenet. Afleiding van Coquin of van Coq.
Coquenpot, Cocquempot, Coquempot, Cockenpot, Kockenpoo: Middelnederlands cokenpot: keukenpan, kookpan. Beroepsnaam voor de kok. Vergelijk Middelnederlands cokenvat.
Coquidez, Cockedy, Cokedy. Bijnaam van Oudfrans coquidet; gek, zot.
Coquillart, Coquillart, Coquillat, Coquilhat, Coquiart: Bijnaam. Oudfrans coquillart: gek, dwaas, idioot; bedrogen echtgenoot, (maar ook) minnaar, rokkenjager. Vergelijk Cocquibus.
Corba: Afleiding van Oudfrans corb, van Latijnse corvum, zoals ook Frans corbeau ‘Raaf’. Bijnaam.
Coquin, Quequin, Coquoin: Oudfrans coquin, Middelnederlands cockijn: leegloper, landloper.
Coroy, Corroy. 1. Zie Colruyt. 2. Frans courroie: riem. Beroepsnaam voor de riemmaker, leerbewerker. Vergelijk Corroyeur.
Corael, Coraux, Corral, Carael, Caral, Kraal: Oudfrans chorial, Picardishc coral: (koor)zanger, koorknaap. Waals-Vlaams koraal: misdienaar.
Corbay, Corbaye, Corbey, Corbeij, Coirbay: 1. Plaatsnaam Corbais (Waals-Brabant, Nederlands Korbeek). 2. Luiks-Waalse vorm van Corbeau.
Corbeel, Corbeels, Corbel, Corbelle, Corbiel, Korbiel, Corbaeu, Corbaeux: Oudfrans corbel, Frans corbeau ‘Raaf’. Bijnaam naar het zwarte haar of huisnaam.
Corbi, Corbie. 1. Plaatsnaam Corbie (Somme). 2. Zie Corbier.
Corbier, Corbie, Corbi, Corbire: Plaatsnaam Corbier (Corrze, Hte-Savoie, Seine-et-Marne), Corbire (verspreid): plaats waar raven nestelen.
Corbin, Corbineau. Afleiding van Oudfrans corb; raaf. Bijnaam.
Corbion, Corbillon, Coibion, Coibon, Ouoibion: Plaatsnaam Corbion en in Leignon (Namen); Coibion in Niverle (Namen); Corbillon in Clermont (Luik).
Corda, Korda. Vondelingennaam: Macarius Corda werd op 2 februari 1823 gevonden in Antwerpen.
Cordeel, Cordeels, Cordel, Cordell, Cordeau, Kordel, Quardel: Oudfrans cordel, Middelnederlands cordeel, cardeel: touwtje. Beroepsnaam.
Cordeleeuw. Wellicht gebrekkige weergave van kordeke, Waals Vlaamse uitspr. van de Franse familienaam Cordelet, afleiding van Cordel.
Cordemans, Cuddeman, Cuddemans. 1. Beroepsnaam van de touwslager. 2. Of ook bijnaam Korteman: korte man.
Corbreun. De familienaam Corbr(e)un kwam ca. 1825 in Kontich voor, van familienaam Corberon. Plaatsnaam Corberon (Cte-d’Er).
Corbusier, Corbusiere, Corbusy, Corbugy, Corbisier, Corbisez, Corbise, Corvoisier, Corvisier, Corbesiers, Corbesier, le Corbusier, le Corbesier, le Corbisier: 1. Beroepsnaam Corbisier: schoenmaker, van Oudfrans corvois: Corduaans leer, van Cordova. 2. Eventueel van Oudfrans corbisier: mandenvlechter.
Corcevay, Cucheval: Zinwoord: corche veau: vil het kalf. Beroepsnaam van de runderviller. Vergelijk Poilv.
Cordier (de), Le Cordier, Lucardie, Cordiez, Cordie, Cordy, Cordi, Cordie, Cordis. Beroepsnaam van de touwslager.
Cordijn, Cordyn, Cordeyn, Courdain: 1. Vadernaam. Frans Cordin = Corradin. 2. Door verzachting t/d van Co(u)rtin.
Codoba, Cordova. Spaanse plaatsnaam, Andalusie.
Cordon, Cordons. 1. Oudfrans cordon: koord, touw, lint. Beroepsnaam. 2. Variant van Cardon.
Cordonnier, Cordonni, Cordonier, Cordonny, Cordenier, Cordeny, Cordenij, Le Cordenner: Beroepsnaam. Frans cordonnier, door associatie met cordon, van Oudfrans cordoanier, van cordoan: Corduaans leer. Als naam voor de schoenmaker verdrong dit woord het Oudfranse sueur, van Latijn sutor, de schoennaaier (vergelijk De Zutter).
Corduant, Corduan, Cordevant: Middelnederlands cordu(w)aen, Oudfrans cordoan: Corduaans leer. Beroepsnaam van de bewerker van corduaan. Vergelijk Cordonnier.
Corduwener, Cordewener, Cordewiener, Cordewiner, Cordewin: Beroepsnaam. Middelnederlands corduanier, cordewanner: bewerker van Corduaans leer, maker van geitenleren schoenen, schoenmaker. Vergelijk Cordonnier.
Coreelman. Beroepsnaam van de tegelbakker. Zie Careel.
Corenbergh, van. Plaatsnaam Korenberg in Diegem. Vlaams-Brabant.
Corenland, van. Plaatsnaam Koreland; korenakker, bijvoorbeeld in Hooglede, Steenkerke, West-Vlaanderen.
Corenwinder, Corebunders, Colenbunders, Colebunders, Coolbunders. Beroepsnaam voor de winner, teler van koren, graanboer.
Corewijn, Corewyn, Correwyn, Correwijn, Carrewijn, Carreweyn, Carrewyn, Korwin, : Beroepsnaam van de graanboer, de korenwinner; winner, teler van koren’. Misschien = Carwin, Carvin.
Corff, Corfs, Curfs: Middelnederlands corf: korf, mand. Beroepsnaam van de mandenvlechter of van de korfdrager, sjouwer.
Corhay, Corriat, Coriat, Coria, Corrias, Corrieaux, Corriaux, Correas, Correa, Correia: Plaatsnaam. Afleiding van Waals cre: hazelstruik. Corhumel. Duits Korhummel; fokstier.
Corley. 1. Vadersnaam. Variant van heiligennaam Cornlius. 2. Zie Colruyt.
Cormenier. Plaatsnaam (Deux-Svres).
Cormier. Plaatsnaam Cormier: sorbeboom, peerlijsterbesboom (onder meer Eure, Seine-et-Oise, Seine-et-Marne).
Cormont, Cormon, Cormond. Plaatsnaam Cormont (Pas-de-Calais, Aisne, Loiret) en in Grune, Longlier.
Cornand, Cornant. Beroepsnaam van de hoornblazer, vergelijk Cornet.
Corneau, Cornia, Corniaux: 1. Variant van Cornaud: hoorndrager. Vergelijk Cornard. 2. Vadersnaam van Cornel.
Cornlius, Cornelis, Cornelius, Cornelus, Cornelussen, Cornelisse, Cornelissen, Cornelissenss, Cornelessen, Kornelis, Cornely, Corneli, Cornelisz, Cornelissens, Cornelisses, Cornelissis, Corneleze, Corneels, Corneel, Cornel, Cornelle, Coeurnelle, Curnel, Curnelle, Crnel, Cornelis, Kornelius, Korneliussen, Cornelsen: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Cornelius.
Corneille, Corneillie, Cornellie, Corneli, Cornellie, Cornel, Cornelly, Cornely, Cornelje, Corneilde, Cornaille, Cornille, Cornil, Cornile, Cornillie, Cornet, (de) Cornette, Coronet, Corn, Cornez, Cornee, Lescornez, Lecornez: 1. Oudfrans cornet, Middelnederlands cornet(te): hoorn(tje), hoofdsieraad of kapsel in de vorm van een hoorn, muts met hoorntjes. Bijnaam naar de hoofd- of haartooi. 2. Bijnaam voor de hoorndrager. 3. Een kornet was ook de officier die in de ruiterijcompagnie de standaard droeg.
Cornier, Corniere. Middelnederlands cornier(e): hoek van een gebouw; Oudfrans cornire: hoekhuis.
Cornilleau, Cornliau: Vadersnaam van de heiligennaam Cornlius.
Cornilli, Cornilier, Corniellie, Cornilly, Corniel, Cornilde. Vadersnaam uit de Franse vorm van de Latijnse heiligennaam Cornelius. Corn(e)ilde is de Oost- Vlaamse vorm.
Cornewal Van, Cornuwal, Carnuwal, Carnewael, Carnewal, Carnawal. Naam uit de Keltische plaatsnaam Cornwall (Groot-Brittani). Frans Cornouailles. Zie ook Carnawal.
Cornips. Plaatsnaam Karnap (Duitsland)?
Corniquet. Afleiding van corne; hoorn, vergelijk Cornet.
Cornoedus. Wellicht latinisering van Carnoy, Carnot. Maar vermoedelijk verhaspeling van Carnotensis.
Cornoelje: Frans cornouille, van kornoelje. Bijnaam.
Cornu, Cornut: Middelnederlands cornuut, van Frans cornu, hoorn’. Bijnaam van de hoorndrager, bedrogen echtgenoot; dwaas, sukkel’.
Cornuel, Cornuwel, Cornwell: Frans Cornuel, van Cornu: hoorndrager, bedrogen echtgenoot; Waals-Vlaams kornuweel: mens van gemengd ras, bastaard.
Corombel, Corombelle. Oudfrans colombelle; kleine zuil, kolom.
Coron, Corron, Cauron, Curon: 1. Oudfrans coron: hoek, uiteinde dorp. Verspreide plaatsnaam. 2. Variant van Caron.
Corouge, Courouge, Courange, Courage: Plaatsnaam Carouge, van Latijn quadruvium: viersprong.
Corradin, Corradini. Vadersnaam. Frans, Italiaanse vleivorm van Germaanse voornaam Koenraad.
Corrado, Corradi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Germaanse voornaam Koenraad.
Correa, Correas, Correia. 1. Zie Corhay. 2. Portugese familienaam:
Corput, van de, den, der, Cornput, Kornput, Korput, van de, der. Naam naar een put, korren kan naar het geluid zijn of een soort net dat langs de bodem wordt voortgeduwd of naar een vlechtwerk, plankenwerk.
Corr: Vadersnaam. Door assimilatie uit Conr, Frans vorm van de Germaanse voornaam Ko(e)nraad.
Corroyeur, Conreur, Correur, Courreur, Coureur, Coreur, Cureur. Beroepsnaam uit het Oudfranse conreor, Frans corroyeur: lederbewerker.
Corset, Coursez: Oudfrans corset, afleiding van cor(p)s: lijfje. Bovenkledingstuk. Bijnaam.
Corstius, Corsius, Corsus, Kerstius. Vadersnaam, verlatijnste vorm van Cors(t) = Kerst = Christianus. Zie Christiaan.
Corswarem, (de), Corswaren, Coswarem. Familienaam uit de plaatsnaam Corswarem (Nederlands Korsworm) (oorsprong onbekend) Luxemburg of Luik.
Corsyn, Corsin. Van Middenfrans caorsin, van Middelnederlands ca(h)orsijn: geldschieter, woekeraar, wisselaar, eigenlijk afkomstig uit Cahors (Lot).
Cortail, Cortaille, Corteil, Corteille, Courteille: Verspreide plaatsnaam. Oudfrans cortille, courtil: tuin, omheind terrein.
Cortbeen, Kortebein: Bijnaam voor iemand met korte benen.
Cortebeeck, Cortebeek, Kortbeek. Familienaam uit de plaatsnaam Korbeek (Vlaams-Brabant) of Kortbeek in Aalten (Gelderland).
Corteborst. Waals-Vlaamse familienaam. Volksetymologisch en hypercorrect voor Cortenbosch.
Cortenberg, van Cortenbergh, van, (van) Cortembos, Corteborst: Plaatsnaam Kortenbos in Brustem, Kozen (Limburg), Hekelgem (Vlaams-Brabant), Hillegem, Massemen, Moorsel, Ophasselt en Roborst (Oost-Vlaanderen).
Cortenraede, Cortenraedt, Cortenray, Corteenray, Corteenraij: Plaatsnaam Korte Rade: korte rode (gerooid terrein). Vergelijk Langenrade, Brederode/Breidenrade.
Cortenstraten, van. Verspreide plaatsnaam Kortestraat.
Corteville, Courteville: 1. Middelnederlands cortwile: tijdverdrijf, amusement, plezier. Duitse familienaam Kurzweil. Bijnaam voor een onderhoudend mens. 2. Zie Courteville en Cortewilde.
Corthals, Korthals: Bijnaam voor iemand met een korte hals. Vergelijk Duits Kurzhals.
Corthose. Bijnaam voor de drager van korte kousen, laarzen. Duits Kurzhose.
Cortigny. Plaatsnaam Cartignies (Nord) of Cartigny (Somme)? Waarschijnlijk van Cottigny (r-epenthesis).
Cortis, Cortisse, Cortise: Plaatsnaam Kortijs (Limburg).
Cortvriend, Cortsvriendt, Cortvrient, Cortvrindt, Cortvrint, Corturint, Ceurtvriend. Familienaam, afgeleid van de bijnaam ԣortvriendՠ= iemand met een slecht karakter, waarmee je dus maar voor korte tijd bevriend kunt zijn.
Corveleijn, Corvillain, Corvilain, Corvellain, Corvelain, Corveleyen, Corvelyn, Corvelijn, Corvelijn: Uit de Franse familienaam Corvillain. Bijnaam court villain ‘kleine (korte) boer, dorper’.
Corijn, Coreen, Koorin, Quarin, Krijn, Krijnen, Crijnen, Krijnse, Krijnsen, Kriense, Krijntjes, Crijns, Crijnse, Crinse, Crince: Vadersnaam. Krijn, van Korijn, de volksnaam van de H. Quirinus.
Cosaert, Cousaert, Cousart, Cozar: Afleiding van Middenenderlands cosen: spreken, praten, liefkozen, vleien. Bijnaam voor een vicier.
Cost Budde: Dubbele toenaam. Vadersnaam. Cost, van Constantijn en Budde.
Cosemans, Coosemans, Coosmans, Cozemans, Koosemans, Kosemans, Coesemans, Coesman, Coisman, Coismans, Coysman, Kosman, Cosman, Cosmans, Cosaert, Cousaert, Cousart, Cozar, Coos, Coose, Coos. Bijnaam afgeleid van het Middelnederlandse cosen: praten, liefkozen, vleien.
Cosen, van. Van Cosem. Plaatsnaam Kozen, Limburg.
Cosme, Cosmes, Cosme, Cosm, Cme, Cmes, Comes, Come, Coms: Vadernaam Corne. Franse vorm van Griekse heiligennaam Cosmas.
Cosijn, Coesijns, Koesen: Frans cousin, Zuid Nederlands kozijn, dialectisch kozen ‘Neef’.
Cosnefroy. Vadersnaam. Hypercorrect voor Confroy, Romaanse vorm van Germaanse voornaam kn-frd ‘koen-vrede’. Gonfredus.
Cossart, Cossard, Cossaer, Cossaert, Coussart, Coussaert. Vadersnaam: Pikardische (Franse streek) variant van Gossaert, afgeleid van Goos, Goswijn.
Cosse. Misschien Waals cosse: gezel, makker, kameraad. Of Oudfrans cosse: peul, dop; zie Cosset.
Cosseaux, Cossiaux, Cossay, Decossaux, Decosseau, Decosseaux: Picardisch cossiau: peul, dop (van peulvruchten).
Cosset, Coss, Cossee, Cosse, Cossez, Cossey, Coussee, Couss, Coussee. 1. Naam uit het Oudfranse cosse: peul, dop (van erwt). Bijnaam voor een erwtendopper. 2. Cosset, van Cochet, tenzij Cochet hypercorrect is. 3. Vadersnaam Cosset = Gosset; vergelijk Cossart.
Cosson, Cossonnet, Cossonneau: 1. Waarschijnlijk van Frans cochon(net): varken(tje). 2. Eventueel van Oudfrans cocon, cosson, van Latijn cocionem: makelaar, koopman, opkoper, voortverkoper.
Costa, Da Costa, Kosta, De Costa. Italiaans, Spaans en Portugese naam uit Costa: helling, bergflank, kust, oever.
Costard. Afleiding van Oudfrans coste: oever. Vergelijk Delacoste.
Costes, Costens, Custyns: 1. Zie Christyn. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Augustijn. 3. vadersnaam. Vleivorm van Latijnse heiligennaam Constaninus.
Costenoble (van), (van) Costenobel, Coustenoble, Coustenobbe, Constenoble, Croustenoble. Naam uit de oud Vlaamse vorm van Constantinopel: afkomstig van, meegedaan aan een kruistocht.
Costerman, Costermans, Kosterman, Kostermans, Kostermann, Kuestermann, Kustermann, Keustermans, Kustermans, Ceustermans, Custermans, Kuystermans, Kuijstermans, Ceurstemont: Beroepsnaam. Afleiding van (de) Coster, de Kuster.
Costiaux, Cottiaux, Coteau, Cotteau, Cotteaux: 1. Plaatsnaam, Picardisch costel: kust, oever, helling. Vergelijk Delacoste. 2. Oudfrans costel, coltel, Frans couteau: mes. Zie Couteau. 3. Costiaux kan hypercorrect zijn voor Cottiaux (zie Cottel).
Costier, Costy, Costi, Corstier: 1. Oudfrans costier: verwant in een zijlinie. 2. Waals costier, costy: kleermaker.
Cot, de, de Codt, de Cotte: Middelnederlands cote, Oudfrans cot(t)e, Engels coat: mantel. Franse familienaam Cotte, Lacotte. Bijnaam voor de drager er van of beroepsnaam.
Cotard, Cotar, Cotart, Cottart, Cotta. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Jacotard of Nicotard. 2. Uit Costard.
Cote, Cte: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Romaanse vleivormen Francote of Pirecote enz. Plaatsnaam Cte; zie Delacoste.
Van de Cotte. Familienaam uit het Middelnederlandse cot: hok, hutje, arme woning. Uit de woonplaats.
Coter, de, Keuter, Keuters, Keuther, Keutter: Middelnederlands coter, keuter: bewoner van kleine boerderij, keuterboer.
Cotil, Cottils, Cotils, Cottille, Cotille, Cotyle, Coutil: 1. Plaatsnaam Cortil (Waals-Brabant, Namen), Cortils in Mortier (Luik) van Latijn curtile, van curtis: hoeve, hof. Vergelijk Cortaille, Decourtil. 2. De naam Cotyle werd in de 20ste eeuw door een familie gekozen ter vervanging van Cocu.
Cotte, van de. Plaatsnaam. Middelnederlands. cot: hok, hutje, arme woning.
Cottel, Cotelle, Cottele, Cotteaux, Cotteau, Cottiaux, Coteau: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jacot of Nicot. 2. Afleiding van Oudfrans cote (Germaans kotta, Engels coat): overkleed. Oudfrans cotel: malinkolder; of ctel: dames- of herenkleed, korte mantel. 3. Zie Costiaux.
Cottem, (van), van Cotthem, van Cothem, van Cottom, van Cauthem, van Cautem. 1. Familienaam uit de plaatsnaam (Kottem), Cotthem in Oombergen, Erpe en Zonnegem (Oost-Vlaanderen). 2. Of uit gelijknamige plaatsnaam in Oudenburg (West-Vlaanderen).
Cottet, Cotte. Vadersnaam. Korte vorm van Jacotet, van voornaam Jacques.
Cottiels, Cotteel, Cotteels: 1. Var. van Cottel 2. Waarschijnlijk variant van Cottils.
Coton, Cotton, Cottong, Couton: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Jacoton of Nicoton. 2. Frans coton, Middelnederlands cot(t)oen: katoen. Beroepsnaam voor de wever of verkoper van katoen. Vergelijk Coutenier.
Cotrez, Coutrez: Franse familienaam Cottret, van coteret, Oudfrans costerez: takkenbos. Beroepsnaam van houthakker.
Cotroux. Plaatsnaam in Sovet, Namen.
Cottijn, Cottyn, Cottin, Cotin, Couttin, Coutin, Cotten, Cottens, Cotens. Vadersnaam, verkorte vorm van Nicotin of Jacotin. Dit zijn knuffelvormen van Nicolas of Jacques.
Cottry, Cottrij: 1. Deze hoofdzakelijk Waals-Vlaamse familienaam = Catry. 2. Misschien variant van Franse familienaam Couterie, van Cousterie: kosterij, kosterswoning, kostersgoed. Vergelijk plaatsnaam Costerie;
Coubronne. Frequente plaatsnaam in Nord en Pas-de-Calais: koude bron. Vergelijk Duits Kaltenborn.
Coudeville: Plaatsnaam Coddeville (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Couchet. Oudfrans couche; draagbaar, draagbed.
Couchie, Couchy. Plaatsnaam Coucy (Aisne, Ard.). 2. Zie Cauchie(s).
Coudekerque, Couckercke, Couquerque: Koudekerke (Frans-Vlaanderen), uitspraak koekerke.
Coudrier. Plaatsnaam. Frans coudrier; hazelaar.
Coudroy, Coudray, Coudr, Coudre, Couder, Coudre, Coudre, Couldrey, Caudroit: Franse plaatsnaam Coudraie: plaats waar hazelstruiken staan. Ook Ducoudray, Ducoudr.
Couet, Couez, Cou, Cot, Couwet, Couwez, Kowet, Cow, Cowez, Kouw, Cauwet, Cauuet, Cauet, Cawet, Cawez, Caut, Keuwet, Keuwez, Cu, Quewet, Quewez, Quwet. Naam uit het Oudfranse cou, dit uit het Latijn caudatus: met een staart. En uit het Luiks-Waalse cowt: duivel, nietsnut. Bijnaam of huisnaam.
Couillard. 1. Afleiding van Oudfrans coille: teelbal. Scheldwoord als bijnaam. Vergelijk Nederlands kloot. Vergelijk Couilleit. 2. Re-interpretatie van Collard.
Couilleit, Couillet, Coullez. Afleiding van Oudfrans coille; teelbal. Scheldwoord als bijnaam.
Coullet: Vadersnaam. Variant van Frans Colet, verkleinvorm van de voornaam Nicolas.
Coulaie, Coulle, Coule, Coule: Luiks-Waals coulye, Frans cule: het achterste (cul), het meest afgelegen deel van een dorp, afgelegen gehucht, gat. Verspreide plaatsnaam, Luik.
Coulange. Plaatsnaam Coulange(s), Allier, Loir-et-Cher, Nievre, Yonne.
Coulbaut, Coulbeau, Coulbeaux. Hypercorrect voor Coubeau.
Coulon: Variant van Colon. 1. Oudfrans colon, colomb ‘Duif’. Bijnaam voor een duivenkweker. 2. Oudfrans colon, Latijnse colonus ‘Boer, landbouwer’. 3.V leivorm van de voornaam Nicolas.
Coulonval, Coulonveaux, Coulonvaux, Collonval, Colonval: Plaatsnaam Coulonval in Villers-le-Gambon (Namen).
Coumont. Plaatsnaam in Nassogne en Mohiville (Namen).
Coumou: Wellicht de Zuidoost-Franse familienaam Coumoul, van Occitaans comol ‘Volle maat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter.
Couneson, Counson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eon van voornaam Koen.
Couniot, Counot. Vadersnaam. Afleiding van voornaam Koen.
Counachamps. Plaatsnaam in Louveign en Rouvreux (Luxemburg)
Counet, Connet, Conet, Kon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam voornaam Koen.
Counhaye, Connehaye: Plaatsnaam in Hendrikkapelle en Clermont (Luxemburg).
Counotte. Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Koen.
Coupigny, Coupiny, Decoupigny: Plaatsnaam Coupigny (Aisne, Marne, Pas-de-Calais).
Coupillie, Coupille, Coppillie, Copily: Oudfrans coupille: kleine tak. Bijnaam. Vergelijk Tack en Franse familienaam Coupillaud. Of een een verschrijving voor Coupigny.
Couplet, Couplez. Afleiding van Oudfrans copel: top, hoogte; Middenfrans coplet: top. Vergelijk Copay(e).
Couprie: Plaatsnaam Couperie (Gironde, Maine).
Courant, Curant, Kurandt, Kurant, Kurent: Oudfrans corant: vlug, levendig. Bijnaam.
Courault, Coureaux, Couraux, Courraud: 1. Plaatsnaam Coureau. Vergelijk Frans Ducoureau. 2. Oudfrans coral: lopend, vlug. Bijnaam.
Courbain, Courbin. Bijnaam naar de kromme, gebogen rug.
Courbe. 1. Bijnaam voor iemand met kromme rug. 2. Plaatsnaam: kromming, bocht (Aisne, Orne..).
Courbet, Courbez, Corbet, Corbett, Corb, Corbe, Corbey, Corbeij, Corbex, Korbee: Bijnaam voor iemand met gebogen houding, een kromme.
Courbois. Plaatsnaam in Cond (Nord).
Courbon, Courbot. Bijnaam naar de gebogen houding, zoals Courbet.
Courden, Courdent, Courdain, Cordang, Cordens: Bijnaam Courte dent: korte tand.
Coureur, Courreur, Cureur. 1. Beroepsnaam van de loper, de bode, de koerier. 2. Zie ook Corroyeur.
Courjaret. Frans jarret, van Oudfrans. gare: been, dij. Vergelijk Courtecuisse, Cortbeen.
Courmont. Plaatsnaam, (Aisne, Hte-Sane).
Couronn, Cournet, Couronne, Corroene, Coroenne: 1. Oudfrans coron: met tonsuur, kruinschering. Bijnaam voor een geestelijke. 2. Couronne is een verspreide huisnaam: De Kroon.
Courouble, Courouppe, Couroupe, Caroubel, Carobel, Corruble, Kordupel, Croubels, de Croebele, de Croubele, Kroebel: Plaatsnaam Quarouble (Nord), uitspraak couroupe.
Courrges. Zuidfrans van Latijn corrigia, van Frans courroie: lint, band. Beroepsnaam.
Courrier, Courrire, Courier, Corriere, Corrier, Corriez, Corier, Corry, Courroyer, Couroyer, Corroyer, Corroyez, Curier: Beroepsnaam van de koerier, de bode.
Courroux. Variant van Coureur; loper, bode.
Coursier, Courcy: Beroepsnaam van de loper, bode. Vergelijk Courrier.
Court, de la: Frans equivalent van van den Hove. Oudfrans cort, curt, van Latijnse curtis, cortis ’Hof, hoeve’.
Courtant. Cotant met epenthetische r? Of= Courdent?
Courte. 1. Vrouwelijk van court: kort. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Courte: hoeve.
Courouble, Couroupple, Courouple, Caroubel, Carobel, Corruble, Kordupel, Croubels, de Croebele, de Croubele, Kroebel. Familienaam uit de plaatsnaam Quarouble (uitspraak couroupe - in Nord).
Courteau, Courteaux, Courtaut, Courtiaux, Courtial, Courtay, Courtel, Corteel. Naam uit het Franse court: kort. Bijnaam voor een klein persoon.
Courtecuisse, Courtequisse, Cortequisse: Bijnaam Courte cuisse: korte dij. Bijnaam voor iemand met korte bovenbenen. Oudfrans cul: (ook) benen.
Courtejoie, Courte joie: kortstondige vreugde. Kan een bijnaam zijn, misschien naar een huisnaam. Maar het oudste voorbeeld bevat geen t, zodat de familienaam weleens op een Re-interpretatie kan berusten. Misschien Oudfrans coroie, Frans courroie: riem, band.
Courtenay. Plaatsnaam (Loiret).
Courteville, Corteville: 1. Plaatsnaam Courteville in Tubersent en Ferques (Pas-de-Calais). 2. Zie Corteville.
Courthoux, Courtheoux, Courthoux, Courtehoux: Plaatsnaam Courtioux (Hte-Vienne, Rhône) van courtil: afsluiting, hoeve.
Courtier, Cortier, Corti, Corthier, Courty, Corty, Lecourtier: Oudfrans corder, Frans courtier: makelaar. Beroepsnaam.
Courtin, Courtaein, Courtheyn, Courteyn, Courtyn, Courtijn, Cortin, Corteyn, Curtin, Carteyn: Bijnaam. Afleiding van Frans court ‘kort’voor iemand die niet groot is.
Courtois, Courtoit, Courtoy, Cortois, Cortoys, Cortoos, Cartois, Cartoos, Lecourtois. Bijnaam uit het Franse courtois: hoffelijk, fijn, beschaafd. Het hondje in de Reinaert heette Cortoys.
Cousement, Coussement, Coussemant, Cossement, Couchement, Couchman: Beroepsnaam voor een schoenmaker. Oudfrans chakement, Picardisch cauchement: schoeisel.
Cousebant. Bijnaam naar de kousenband.
Couson, Cousson: Plaatsnaam Couson (Aisne, Montfaucon), Couzon (Allier, Loire, Rhône, Hte-Marne).
Cousot. Vleivorm van Cousin?
Cousse, Kouws, Cauche, Chauche, Chausse, Causse, Caus, Kaus, Kauss, Kausse, Kaussen, Kousen. Familienaam uit het Middelnederlandse cous, cause, van Middenlatijn calcia, Picardisch cauce, Oudfrans chauce: beenbedekking of broek, kousen, schoenen. Beroepsnaam. Van de kousenmaker.
Coussemaker (de), (de) Coussemaecker, Couesemaeker, Cousemaeker, de Coussemaeker, de Coussemaker, de Kousemaeker, Kousemaker, Coussmaker, Coussemacker, Coussemaque, de Cosemaeker, de Cosemaker, de Coessemacker, Coessemaecker, de Causemaecker, de Causemaker, de Causemmaeckre, de Causemaecker, de Causmaecker, de Causmaeker, de Cauwsemaecker, de Cauwsemacker, Couwsemaeker.
Beroepsnaam van van de kousenmaker. De kous was een leren of zijden/stoffen beenbedekking.
Cousser, de. Beroepsnaam van de kousenmaker.
Cousine, de la: Occitaanse variant van de la Cuisine. Beroepsnaam van de keukenmeester. Vergelijk van der Keuken.
Coussement, Cousement, Coussemant, Cossement, Couchement, Couchman. Beroepsnaam van de schoenmaker uit het Oudfranse chalcement: schoeisel.
Coustry, Coustris. Beroepsnaam. Waals coustry, van coust(u)rier: naaier, naaister, kleermaker. Zie Couturier.
Cotant, Cotand, Courtant: Vadersnaam. Romaanse vorm van Latijnse heiligennaam Constans.
Coutard, Coutart, Coutaert, Cautaert, Coutaers, Coutaerts, Cotard, Cotar, Cotart, Cottart. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornamen Jacotard of Nicotard. 2. Mogelijk een beroepsnaam afgeleid van het Oudfranse ԣotteՠ= wapenrok/ herenrok: soldaat of kleermaker(handelaar).
Couteele, Couteel, Couteelle, Coutteel, Koutiel, Coutteau, Couteau, Couteaux, Coulteaux, Couttouw, Cultiaux: Oudfrans coutel, Frans couteau, van Middelnederlands couteel: mes. Beroepsnaam van de messenmaker. Vergelijk Coutelier, de Mesmaker.
Coutelier, Coutellier, Couttelier, Cotteleer: Beroepsnaam van de messenmaker. Vergelijk De Mesmaker.
Coutenier: Beroepsnaam. Oudfrans couttenier, cotonier ‘katoenhandelaarՠof ‘kantoeneerder, die met katoen vult of voert, die watteert’.
Coutereel, Coutereels, Couttreel, Coutreel, Coutureels, Coutiau, Cotau, Coutaux, Coutarel, Cautreels, Cauttreel, Cautreels, Cautreel, Cotereels, Cottereel, Cotereel, Cottriel, Coterelle, Corelle, Cottereaux, Cottereau, Cotrau, Cottriau, Coturiau. Naam uit het Oudfranse coterel: wapenrok, huurling die een wapenrok draagt, bandiet, rover. Beroepsnaam of bijnaam.
Couterman, Coutermans, Cauterman, Cautermans, Coetermans, Cotermans, Kautermans: Afleiding van Van de Cauter.
Coutier, Coutiez, Couti, Courtier, Couthier, Couty, Cuttier: Afleiding van Oudfrans cote: matras, gestikte deken, bedsprei. Beroepsnaam van de matrassenmaker, dekenstikker, Middelnederlands culctsticker.
Coutisse. 1. Plaatsnaam, Namen. 2. Plaatsnaam Coutiches (Nord).
Couttenier, (de) Cottenier, Cottenj, Cottenje, Cottenji, Cottenie, Cottenies, Cottenye, Cotteny, Coteny, Coutteeye, Couttenye. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse couttenier, cotonier: katoenhandelaar of katoeneerder (watteerder). 2. Zie ook Decottignie(s).
Couture, Coutuer, Couteur, Coutteure, Coteur, Cotur, Coture: 1. Plaatsnaam Couture, van Latijn cultura: akkergrond, landbouwgrond. La Couture (Pas-de-Calais). Vergelijk Van de Cauter. 2. Beroepsnaam van de kleermaker. Zie Couturier.
Couturier, Lecouturier, Cousturier, Cousserier, Couserier, Aucouturier: Beroepsnaam van de kleermaker.
Couvelaere, de, Couvelard, Couvelaire, Cuvelard: Middelnederlands covelaer: maker of drager van een kap, mantelkap (covel); ook geestelijke broeder, monnik.
Couv, Couvee, Cov, Kevee: Spelling voor Frans Couvet, voltooid deelwoord van Oudfrans cover ‘koesteren, vertroetelen, verwennen’. Bijnaam.
Couvelance, Couvelence. Plaatsnaam Koblenz. Contaminatie van Frans Coblence en oude Nederlandse vorm Covlents.
Couvert. Voltooid deelwoord van Frans couvrir: bedekken, verbergen, veinzen. Vandaar Waals covirt: geveinsd, achterbaks.
Couvet, Couvez, Couvee, Covet, Lecouvet, Lecovez, Lecover: Voltooid deelwoord van Oudfrans cover: koesteren, vertroetelen, verwennen. Bijnaam.
Couvreur, Couvruer, Couvreux, Coufreur, Couuvreur, Covereur, Dcouvreur. Couvreur is een Franse beroepsnaam couvreur: (lei)dekker.
Couwenburgh, van. Plaatsnaam Koudenburg: koude burg, burcht. 1. Coudenborch, Cauwerburg in Temse (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam op Schouwen (Zeeland). 3. Plaatsnaam in West-Vlaanderen, onder meer Esen en Werken. Zie ook Van Caldenborch.
Coux, du: Frequente Franse plaatsnaam Coux, van Latijnse cotes ‘untige rots, klip’.
Couyon, Coyon: verschrijvingen voor Couillon, Oudfrans coillon, van coille: teelbal. Scheldwoord als bijnaam. Vergelijk Couillard.
Coward, Coaert, Coart, Couard: Oudfrans couart, coart, Engels coward, van Latijn cauda: staart. Bijnaam voor een bangerd, lafaard.
Coyet, Coyez, Coyette. Vaders-, moedersnaam.
Cryns, Creyns, Creijns, Crijns, Crine, Crins, Creyne, Crynen, Crijnen, Kryn, Krynen, Krijnen, Krijn, Krijn, Krijns, Kriens, Krins, Kreynen, Creyne, Kreins, Krein, Kreings, Kringhs, Krings: Vadersnaam. Heiligennaam Quirinus. Korijn is de Waals Vlaamse volksnaam van de heilige. Sint-Korijn of Sint-Corinus wordt vereerd in Hooglede en Kortrijk. De vorm Krings is te vergelijken met Frings. Zie ook Quirin.
Crabbe, Crabb, Crab, Krab, Crabs, Crabts, Craps, Krabbe, Krabben. Bijnaam naar het dier ‘krabՠ= wellicht iemand met een rare manier van lopen.
Er is natuurlijk ook de mogelijkheid van een beroepsnaam: verkoper of visser van schaaldieren.
Crabeel, Crabeels, Crabau. Bijnaam uit het oude woord crabeel: tegenslag. Voor een pechvogel.
Crabus. Wellicht Bijnaam: ruig, ruw.
Craco, Cracco. Plaatsnaam Cracco in Bellinzona (Tessin, Tjechie). Jacobus del Cracho, Bellinzona. Jacob Cracc(h)o, Bellinzona, vestigt zich 1767 in Roeselare.
Cracau: 1. Plaatsnaam Krakau in Galici, Pools Krakowaalse. Ook plaatsnaam Cracau, Krakau, Krackow (Mecklenburg-Vorpommern, Pommeren). 2. Ook andere naam voor Kalkar (Noordrijn-Westfalen).
Craegs, Craeghs, Craeght, Craggs. Het Middelnederlandse craech betekent: hals, keel, strot. Ook ringkraag of halskraag. Een familienaam die wellicht afgeleid is van een bijnaam verwijzend naar een opvallende hals of naar het dragen van een opvallend kledingstuk. Bijnaam.
Craen, van (de). Familienaam uit de plaatsnaam Kraan (Nederlands-Limburg), De Kraan (Noord-Brabant) en wellicht nog op andere plaatsen.
Craenhals. Bijnaam voor iemand met een lange hals, naar de kraanvogel. Vergelijk Waals Vlaams kraanhalzen: trots het hoofd oprichten. Duits Kranhals.
Craesbeek, van, Craesbeekc, Craesbeck. Plaatsnaam Kraasbeek in Tielt (Vlaams-Brabant).
Craet, de, Kraat, Crate: Middelnederlands craet: het kraaien van de haan. Bijnaam. Vergelijk Kraai.
Craeyelmans. Afleiding van plaatsnaam Kraaiel in Wommelgem (Antwerpen)? Zie ook Kreyelmans.
Crayeveldt, van Craeyevelt, van, Craeyeveld, (van) Craeyveld, Crayeveldt, Craeyvelt, van Crayveld, Kraayeveld: Plaatsnaam Kraaiveld, bijvoorbeeld in Lauwe, Passendale, Waregem, Wingene.
Craeymeersch, van, Crayemeersch: Plaatsnaam Kraaimeers, als in Emelgem, Merkem, Zedelgem (West-Vlaanderen), Maldegem (Oost-Vlaanderen).
(van) Craeynest, Craeijnest, van: Verspreide plaatsnaam Craenest/Kraai(en)nest.
Crahay, Crahaij, Crahai, Crahait, Crehay, Krahay, Krah: Plaatsnaam in Grupont: afgebrande grond, gerooid bos.
Crainich. Duitse bijnaam Kranich; kraanvogel.
Crakaert. 1. Afleiding van Middelnederlands craken: kraken, krakend geluid maken, lawaai maken, babbelen. Vergelijk De Craeker. 2. Zie Crokaert(s).
Cram, Crame, Cramm, Cramme: Middelnederlands cram(me), crame: kram, haak. Beroepsnaam voor iemand die krammen maakt of slaat.
Crama, Cramailh. Waals crama; Oudfrans cramail: heugel, haal, hangijzer. Beroepsnaam van de smid.
Cramazou, Cramazone. Italiaanse familienaam?
Crampon, Crampont. Plaatsnaam Crampon, Nord.
Crne, (de), Crane (de), Craane, Cran, de Craen, Craene, de Craan, Craens, Kraan, Krahn, Kraenen, Craen, Craenen, Krane, Kranen, Krannen, Schraen, Schaenen, Lecrane. 1. Bijnaam naar de kraanvogel voor iemand met lange benen of lange hals. 2. Variant van Van Craen, zie bij Craen.
Cranem, van, van Craenem, van Craenen, van Crannem, van Cranen, van Craynhem, van Crnom, Crnon, van Crenom, Crenon: Plaatsnaam Kraainem (Vlaams-Brabant) of Kranem in Vissenaken (Vlaams-Brabant).
Cranenbroeck, van, Cranenbroek, van, van Craenenbroeck, Craenenbroek, Craenenbrouck, van Craenbroeck, van Kraenenbroeck, Cranembrouck, Craenembroeck, Cranenbrouck: Plaatsnaam Kranenbroek ‘moeras waar kraanvogels verblijven’. Plaatsnaam bij Mierlo, Steenberg en (Noord-Brabant), in Attenrode, Lembeek (Vlaams-Brabant), Ninove (Oost-Vlaanderen).
Craninx, Craninckx, Craeninckx, Kraninckx: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hraban-naam, vergelijk Hrabanolt/Kranhold.
Cransberg: Duitse plaatsnaam Kransberg (Hessen) of Kranzberg (Beieren).
Cranshof, Cranshoff. Duitse plaatsnaam en familienaam Kranzhoff.
Crappe, Crapet, Crappez, Crapez, Crap, Crapp, Krapez, Craps: 1. Middelnederlands crappe, crapmede: meekrap, kleurstof voor weefsels. Beroepsnaam van de lakenverver of bereider van meekrap. 2. Frans crape: puist, schub; crapet. Bijnaam naar de schubbige huid.
Craquelin. Frans craquelin van Nederlands krakeling: knappend gebak, koek. Beroepsnaam.
Cras, Kras: Bijnaam. Oudfrans cras: vet, dik.
Crasborn, Cratsborn, Cratzborn: Plaatsnaam in Weerst (Luik).
Cranzbhler: Afleiding van de Duits Plaatsnaam Kranzbhel. Bh(e)l ‘Heuvel’.
Crassaert, Crassaerts, Crassart, Crasaert, Craessaert, Craessaerts, Crassa, Crassart, Crytsaerts. Familienaam afgeleid van het Oudfranse cras (gras): vet, dik. Wellicht een bijnaam. Of een aanpassing zijn van een Britse familienaam.
Crasset, Cresset, Gress, Krass: 1. Afleiding van Oudfrans cras, Frans gras: vet. Bijnaam voor een zwaarlijvige. 2. Oudfrans crasset: kaars, olielamp; craisset: lamp, toorts. Beroepsnaam.
Crassier, Gressier, de Crassier: Middelnederlands crassier, Frans graissier: vettewarier, handelaar in vetwaren.
Crassin, Crasson: Afleiding van Oudfrans cras: vet, dik. Vergelijk Grasset.
Crauwels, Crauwers, Crouwels, Krouwel, Kraul, Krauweel, Kreuwels, Kreuls, Creuwels, Creuels, Kruyels, Kruijels, Cruywels, Cruwels, Krhle, Kroell, Krell. Met Middelnederlands ԣrauwelՠen het Middelhoogduits ‘kruwelՠbetekenen: drietand, kromme gaffel, vleeshaak. De familienaam is wellicht een beroepsnaam (boer of beenhouwer) of mogelijk een huisnaam (de naam van een huis/herberg werd dikwijls overgenomen door de bewoners als familienaam).
Cravat, Cravatte, Cravate, Chravatte, Crawat: Volksnaam. Frans Cravatte: Kroaat.
Cravillion, Cravillon, Cramillion, Cramilion: Afleiding van Frans crawille: haak.
Crawford. Plaatsnaam, Lanarkshire.
Craybeek, van, van Craybeck, van Craybek, van Crayebeck, (van) Craybex, Craeybeeckx, Craeybeckx, Crayebeckx, Craybeekx, Craybeek, Craybeckx, Craybeck, van Crabeekx, Crabeek, Crabeeck, Crabeck, Crabecq, Crabbeck, Crebeek, Crebeck, Crebec, Crebeyckx, Crebeyck, Crebeek: Plaatsnaam Kruibeke (Oost-Vlaanderen). Maar de familienaam is vooral Limburgs en zou dus wel op een Limburgse plaatsnaam terug kunnen gaan. 2. Beeknaam Kraaibeek in Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen.
Crayelynghe, van. Misschien plaatsnaam Kralingen, Zuid-Holland.
Crayer, de, Creyers: Bijnaam voor een kraaier, schreeuwer, roeper, omroeper.
Cr, Cre, Crede, Creed, Crez, Decr, Decre, De Cree, De Cre. Bijnaam of beroepsbijnaam (voor koster of voorbidder) voor wie het credo (die 12 artikelen opzegt.
Crebouw. Aanpassing waarschijnlijk van Crabau.
Creel, Crel Crelle, Crehel. 1. Naam uit het Franse en Duitse grille: krekel. Bijnaam. 2. Variant van de voornaam Kerniel, Corneel. 3. Zie ook Kraai.
Crem, (de), Crème, Creme, de Crem, Decraim, de Krem, Decrme, Decrm, Decrem, Decreme, De Creem, (de) Criem, Decrenne. Via Walloniëontstane varianten van (de) Cremer. Zie verder bij Kramer De.
Cremens, Crement, Cremmens: Misschien variant (l/r-wisseling) van voornaam Clemens, Clment.
Cremery, Cremerye, Cremmery, Cremmerye, Cremerije, Cremmelie, Cremelie, Cremelie: Plaatsnaam Crmery (Somme).
Creminger. Duitse familienaam Greminger?
Crener. Waarschijnlijk variant van Cremer.
Crpez, Creppe, Creppez. Bijnaam. Oudfrans crespet, afleiding van crespe: met kroeshaar. Vergelijk Crispel.
Crpieux, Crepieux: Plaatsnaam (Ain, Rhône).
Creplet, Crplet: Afleidng van Oudfrans crespe: gekroesd. Bijnaam voor een kroeskop. Vergelijk Crispel.
Crpy. Plaatsnaam Crpy (Pas-de-Calais, Aisne, Oise).
Crequy, Crequit, Crequie, Criqui, Kreki, Kerrikie: Plaatsnaam Crquy (Pas-de-Calais).
Cresen, Cresens, Crsens, Cresis, Cres, Crcs: Variant van Gresens.
Crespeigne. Oudfrans crespigne: zondag voor de vasten, waarop pannenkoeken (crpes) gegeten worden.
Cressely. Plaatsnaam, Seine-et-Oise.
Cressin, Quersin: Afleiding van Oudfrans cras, crais: dik, vet. Vergelijk Grasset, Gresset. Vergelijk Cresson/Querson voor de klankverandering in Quersin.
Cresson, Querson: Oudfrans cresson, Oudpicardisch kerson: waterkers, tuinkers. Beroepsnaam van de teler ervan.
Cressonnier, Croissonnier, Croisonnier, Croisonier: Beroepsnaam voor de teler of verkoper van waterkers (zie Cresson, Lacressonnire).
Cretel: Vadersnaam. Romaans Cretel, van Crestel, Cristel, vleivorm van de heiligennaam Christianus.
Creten, Cretens, Crtens, Crten, Creeten, Creytens. Bijnaam uit het Oost Middelnederlandse creten, creiten: plagen, kwellen. Vergelijk Nederduits Kre(e)ter, Kreiter: ruziemaker, twistzoeker.
Creteur, Crteur, Crteur, Crteur, Cretteur, Creteux: Afleiding van Oudfrans crester: het hoofd (de hanenkam) verheffen, trots zijn, hoogmoedig zijn. Bijnaam.
Crtin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Christianus.
Creton, Decreton: Oudfrans creton: stukje vet, stukje gebakken spek, uitgebakken vet. Bijnaam. Vergelijk Speck.
Creuz, Creutz. Duitse familienaam Kreutz, Kreuz. Huisnaam of plaatsnaam.
Creveau, Creveaux, Crviaux, Crviau, Cravau, Crebaels, Crebals. Variant van de Franse familienaam Crevel uit het Latijnse cribellum, het Franse crible: kleine zeef. Beroepsbijnaam van de zevenmaker.
Cretsaert, Creytsaert, Creytsaerts. Naam uit het Oudfranse crisser/grincer. Bijnaam voor een knorrig iemand.
Crvecoeur, Crevecoeur, Crvecoeur, Crvecoeur, Crefcoeur, Crfcoeur: Verspreide plaatsnaam. Naam van kastelen en burchten: die het hart doet barsten, breken.
Crevel, Crevels. Middelnederlands crevele; jeuk, kriebeling. Bijnaam.
Creytsaerts. Crijtsaert, van Oudfrans crisser: grincer. Bijnaam voor een knorrig mens. Vergelijk Grignard.
Criar. Waarschijnlijk verschrijving voor Gruillard.
Crickemans. 1. Afleiding van Cricke. Zie Kruck. 2. Zie Kriekemans.
Cri, Criez. Afleiding van Oudfrans cri: faam, blaam, aankondiging. Bijnaam van de omroeper?
Crickx: 1.West-Vlaamse, midden Vlaams cricke, ontronde vorm van Middelnederlands Crucke (zie Crucke). 2. Variant van Crieckx; zie Kriek.
Criel, Krill, Kril, Krielen: 1. Frans en Duits Grille: krekel. Vergelijk Grillard/Krielaart. 2. Vadersnaam. Samengetrokken vorm van Kerniel, Corniel, van Cornelius. Vergelijk Kreel, Krelis.
Crikeler, Crikelaire, Crikelhire, Criquelire: 1. Kriekeleer, -laar: kersenboom, pruimenboom. Vergelijk Kriekeboom. 2. Eventueel variant van Krekeler.
Crimmers. Waarschijnlijk variant van Cremers.
Crimont. Plaatsnaam Crimont in Baisy, Neerheilissem, Waver (Waals-Brabant), Elzele, Gosselies, Lessen (Henegouwen).
Criquet, Krick: Middenfrans criquet: naam van verschillende insecten, als de krekel. Vergelijk Krekel(s).
Criquillon, Criquillion, Criquilion, Criquielion, Criquielon, Criquellion, Criquelion, Crickillon, Crikilion, Krikillion, Krikilion, Krkilion, Crekillie: Oudfrans Criquillon, crikellon: krekel. Vergelijk Krekel(s).
Crismer, Crisner: Stamt van een Beierse familie. Griesmeier: boer op een hof met kiezel.
Crispeels, Crispel, Crispeel, Crispeele, Criespiel, Crispiels, Krispeels, Chrispeel, Chrispeels, Chrispiels, Chrisels, Crespel, Crespaeu, Crespo, Crispoux, Crepel, Crepelle, Crepeele, Crepeau, Crepeaux, Crepaux, Crpaux, Crippiau, Cripiau, Crpillon: Bijnaam. Frans Crispel, Crespel, verkleinvorm van cresp(e), Frans crp, crpu’met kroeshaar, met borstelig haar’.
Crispin, Crispyn, Crispijn, Crispen, Chrispeyn, Crispeyn, Cruspin, Cryspin, Crespin, Crpin, Crepin, Crepain, Crepet, Creppy, Crpey, Crepule, Crepelle, Crepeele, Crepel. 1.Vadersnaam uit de heiligennaam Crispinus. 2. Familienaam uit de plaats Crpin in Pommeroeul (Henegouwen) of Crespin in Valencijn (Nord). 3. Oudfrans crepin: wafel.
Cristael, Cristaels, Christaels, Christael, Cristal, Kristal: 1. Vadersnaam. Afleiding van een Christ-naam, zoals Christophorus of Christianus. 2. Beroepsnaam voor wie bergkristal opgraaft?
Cristel, Kestelle, Kestel, Crestel, Cretelle, Cretel, Crteau: Patr. Vleivorm van heiligennaam Christianus. Kestel, van Kerstel.
Cristofori, Cristodfoli, Cristofalo, Cristofaro, Cristofani, Cristofano, Cristofoletti. Vadersnaam. Italiaanse vormen en afleidingen van Griekse heiligennaam Christoforus.
Crisveldt, Crisvelte. Plaatsnaam in Nukerke, Oost-Vlaanderen, Duitsland.
Crits, de, de Cridts: Middelnederlands krits: krab, kras; Waals Vlaams schurft. Bijnaam.
Crocaerts: Afleiding van Crook (zie op dat woord); vergelijk familienaam de Croock, de Kroock. Bijnaam voor iemand met lange, krullende lokken.
Crochard. Afleiding van Oudfrans croc: haak.
Crochon. 1. Afleiding van Oudfrans croc: haak. Beroepsnaam. 2. Vadersnaam?
Croegaert. 1. Afleiding van Middelnederlands croech: kruik. Beroepsnaam van de pottenbakker of kruikenhandelaar? Vergelijk Duits Kruger, Kriiger. 2. Misschien een variant van Croekaert.
Croeser, de. Afleiding van Middelnederlands croes(e), Middennoordduits krs, krs: kroes, kan, kruik, drinkbeker. Bijnaam voor een kroezenmaker, pottenbakker; of voor de drinkebroer, zuiper. Middelnederlands croesen: zuipen. Vergelijk Nederduits Schwenkkros, Leerenkraus, Fllekroes.
Crohin, Crohain, Croain, Cron, Crouin, Crowin, Croin: Variant van de Belgische (Henegouwen) familienaam Crohin, Cron, Crouin, Crowin. Herkomst onduidelijk. Wel niet van Oudfrans groin; geknor.
Croibien, Croibier: Bijnaam naar iemands lijfspreuk ‘Je crois bienՠ(ik geloof wel)? Waarschijnlijk een Re-interpretatie (Cambien, Crombain).
Croisaerdt, Croeisaerdt: De Franse familienaam Croizard, van croix: kruis. Wellicht een muntnaam.
Croiseau, Croisiau, Croisiaux, Croisseaux, Croissieaux, Croisaux: Afleiding van Frans Croix. Plaatsnaam in Arquennes (Henegouwen), Bornival (Waals-Brabant).
Croiselet, Croizlet: Afleiding van croix: kruis. Of van croisel: lamp in kruisvorm.
Croiset, Crois, Croisez, Croizet, Croisse: 1. Afleiding van croix: kruis. Eventueel. muntnaam. 2. Plaatsnaam Croisse (Seine-Mar.), Croisette (Nord, Pas-de-Calais).
Croisier, Croisy, Kroysier, Crosiers, Crozier, Creuhy, Krusy: 1. Frans croisier, Waals creh: kruisheer, kruisbroeder. 2. Of van Croisi, voltooid deelwoord van Oudfrans croisier: zich aanmelden voor de kruisvaart, een kruis als kenteken dragen. Bijnaam voor een kruisvaarder.
Croisille. Plaatsnaam Croisilles (Pas-de-Calais).
Croissant, Cressant, Cressent, Dcroissant, Dcroisson, Decresson: 1. Bijnaam naar het uithangbord ԁu Croissantՠ(In de halve maan). 2. Zie Cressent. 3. Plaatsnaam Croissant (Finistre).
Croix, Crois, Croy, Croij, Croye, Crooy, Crooij, Croo, Croos, Croes, Cros. Familienaam naar de plaatsnaam Croix : kruis.
Crombeke, Crombeecke: Plaatsnaam Krombeke (West-Vlaanderen), Krombeek (Susteren, Nederlands Limburg).
Crokaert, Crokaerts, Krockaert, Krokaert, Krokkaerts, Krokaerts, Crokart, Crocaerts, Croukaert, Crockaert, Crockart, Crockaerts, Croeckaert, Croekaert, Crakaert. Naam uit De Croock: bijnaam voor iemand met lange, krullende lokken. Of variant van Crochard: dit uit het Oudfranse croc: haak. Beroepsbijnaam of naam uit n of andere lichamelijke eigenschap.
Crollet, Crolet. Vondelingnaam. Antonius Crollet werd op 10 juli 1833 in Antwerpen gevonden. Hij overleed in 1904 in Wommelgem, waar de familienaam nu nog geconcentreerd is.
Crollard, Crola, Crollaer, Croulard: Bijnaam van Oudfrans croller: beven, bewegen, schudden.
Crolop. Duitse vadersnaam Krolop, Krolof, van Ro(e)lof.
Crombach, Crombag, Crombags, Crumbach: Plaatsnaam Crombach in Richterich (Duitsland) en bij Sankt Vith (Luxemburg). Ook verspreide Duitse plaatsnaam Krumbach.
Cromben, Crombeen, Crombain, Crombin. Bijnaam voor iemand met kromme benen. Duits Krummbein, Krumbeen.
Crombecq, Crombecque, Krumbeck, Crobeck: 1. Bijnaam naar de kromme bek, scheve mond. Vergelijk Middelnederlands crombecte: krombekkig. 2. Zie ook Van Krombeke.
Cromberge. 1. Bijnaam uit n of ander krom lichaamsdeel (bijvoorbeeld beck: mond). 2. In West-Vlaanderen is ook een plaats Krombeke die de oorsprong zou kunnen zijn.
Crombois, Crombel: Afleiding van Oudfrans cron, cromb, van Nederlands krom. Bijnaam voor een kromme, bochel. Vergelijk Crombet.
Crombrugge. 1. Bijnaam voor iemand met een kromme rug, een bochel. 2. Zie (van) Crombrugge.
Crombrugge, (van), van Crombruggen, van Crombrugghe, van Crombrughe, van Crombreucq, de Crombrugghe, de Crombrugge. Familienaam uit de plaatsnaam Krombrugge (Oost-Vlaanderen). Crombe; gebogen, krom, rucghe (heuvel)rug.
Crom. Variant van Cromb (assimilatie mb/m) of van Crome.
Cromheeke, Cromheecke, Cromheeke: Vlaamse familienaam Cromeecke, van Vlaamse plaatsnaam Kromme Eik, bijvoorbeeld in Bellem, Lotenhulle (Oost-Vlaanderen), Sijsele (West-Vlaanderen), Nijlen (Antwerpen).
Crommelin, Cromlin, Crommelinckx, Crommelinck, Crommelijnck, Crommelink, Crommelynck, Crommelynckx, Cromelynck: In België ook Crommeling, Crommelinck. Afleiding van Romaans bijnaam voor een kromme, misgroeide.
Crommenhelleboogh, van. Plaatsnaam Kromme Elleboog, vrij verspreide naam voor een krom stuk land of een wegkromming.
Crommentuyn: Plaatsnaam: kromme afsluiting.
Crompvoets. Bijnaam voor iemand met kromme voeten.
Cromstrien, (van): Plaatsnaam Cromstrijen (Zeeland), sinds 1763 uitgestorven.
Crone, von der. Verspreide huisnaam Zur Krone, In de Kroon. Vergelijk Kroon.
Cronier, Crosnier. Beroepsnaam van de visser met de fuik?
Cronselaer, Cronselaar. Waals Vlaamse bijnaam kronselaar: knoeier? Of uit Duits Kranzler: kransenbinder?
Croo, de, du Croo, de Kroo, de Croot: Vlaamse uitspraak van Frans Decroix, Ducroix. Verspreide plaatsnaam Croix (Henegouwen, Nord).
Crook, (de) Croock, de Croocq, de kroock, de Krock, (de) Crock, (de) Crocq, Krook, Krok, Crok, Crokke, Kroken, Lecroq: 1. Middelnederlands crook, croke ‘Lange lokken, krullende lokken, kuif’. Bijnaam, familienaam. 2. Aanpassing van Ducrocq. Zie aldaar.
Croonenbroeck. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Croonenborch.
Crooijmans: Een man-afleiding van de Cruyer, Kruijer ‘kruier, die met de kruiwagen kruit, vrachten vervoert’.
Crop, de, De Croppe, Croppen, Kropp, Krops: Bijnaam naar de krop, het kropgezwel onder de kin of naar de uitstekende adamsappel.
Croquesel, Croquecelle: Oudfrans croque oisel: die vogels slaat, klopt, vangt. Vergelijk Croquison.
Croquet, Croqeette, Croquez, Croquey, Crocquez, Croket, Croucquet, Crouquet, Crochet, Croche, Croch, Chrochelet, Ducroquetz, Ducroquet. 1. Familienaam uit croc: haak. Picardisch croquet, Frans crochet, crochelet, Beroepsbijnaam. 2. Familienaam uit de gelijknamige verspreide plaatsnaam in het Picardisch gebied, Atrecht, Vieil-Hesdin (Pas-de-Calais), Kamerijk (Nord), (Henegouwen)
Croquison. Oudfrans croque oison: die gansjes (ganzen) slaat, klopt, vangt. Vergelijk Hurtecant, Croquesel.
Cross, Crosse, Lacrosse, Crousse: Frans crosse: kruk, stelt. Bijnaam voor een gebrekkige. Vergelijk Kruck, Stelten.
Crosset, Crouset, Crous, Crouzet, Crouz, Croze, Crozee, Crozet: Oudfrans creuset, afleiding van creux, van Latijn crossum: holte. Plaatsnaam.
Crotteux, Croteux. Plaatsnaam in Crotteux in Mons, Luik.
Crouc, Croughs, Crougs, Croughe, Croegs, Kroeg, Kroegs, Croux, Crox, Kroog, Kroch, Kruch: Middelnederlands croech, Duits Krug: kruik, boterpot. Beroepsnaam van de pottenbakker of van de waard. Vergelijk Cruycke, Kroegman.
Crouet, Crou, Crowet: Plaatsnaam, afleiding van crou(x), creux: holte.
Croufier, Croufer. Zinwoord. Beroepsnaam; ijzergieter.
Crousel, Crouzeau, Crusel, Crusiaux, Crusiau, Crusio: Afleiding van creux: holte? Of = Croiseau?
Croutelle, Crutelle, Crutel: Franse plaatsnaam Croutelle: grot (Vienne)? Of veeleer variant van Cretel. De naam komt ook voor als klankverandering van Courtel:
Croy, Croij: 1. Plaatsnaam Crouy (Somme). 2. Zie Croix.
Croymans, Croimans, Crooymans, Crooijmans: Beroepsnaam van de kruier; vergelijk De Cruyer 1.
Crozaz, Crouzat: Plaatsnaam Crozat in Alboussire (Ardèche), La Crosaz in Cognin, Le Crozat (Savoie).
Cru, de, Cruw, de, de Cruy, Cruw, Cruyen, Cruen: De glijders w/j verraden een vroegere intervocalische d. Uit Middenenderlands cmde = cruder: kruier. Zie De Cruyer.
Cruchon, Cruchot, Cruchet, Crusson: Afleiding van Frans cruche: kruik. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Cruchten, (van), van Crughten, (van) Kruchten, van Krugten. Familienaam uit de plaatsnaam Krochten in Princenhage (Noord-Brabant), Kruchten (Rijnland-Palts), Cruchten (Groothertogdom Luxemburg) of Kruchten, Maasbracht (Nederlands Limburg).
Crucifix, Cruxifix, Kruysifix: Plaatsnaam Crucifix: plaats waar een kruisbeeld staat.
Crucis. Latijn afleiding van crux: kruis. Latinisering van Vercruysse of Del(a)croix.
Crucke, Crucq, Crickx: Middelnederlands crucke ‘kruk, staf, stelt’. Bijnaam voor iemand die op krukken loopt.
Crucq: 1. Crucq, Cruque is Picardisch voor Frans Cruche ‘kruik’. Vergelijk Kruik. 2. Zie Crucke.
Crugenaire, Crusemaire, Crusnaire, Cruseneer, Crusener, Crusnire, Crusniere: Waals en vervolgens Brabantse aanpassing van Nederduitse familienaam Krgener: (kroeg)waard, kastelein, (of ) pottenbakker. Zie ook Cruquenaire.
Cruisbeck, Crusbeeck, Crusbeck: Waarschijnlijk Waalse aanpassing van Nederduitse familienaam Krusbecker: kroezenbakker, pottenbakker.
Cruquenaire. Beroepsnaam van de kruikenbakker. Nederduits Krgener. Vergelijk Crugenaire.
Crusio: Spelling volgens de uitspraak van de Picardisch familienaam Crusiau(x) van Crusel, Crousel. Wellicht variant van Croiseau, afleiding van Croix.
Crusnire. 1. Plaatsnaam. Waals crusnre: plaats waar waterkers groeit. Vergelijk Lacressonnire. 2. Crusnaire met ander suffix.
Cru De, Cruw De, De Cruy, Cruw, Cruyen, Cruen. Naam uit het Middelnederlandse crude: kruier. Beroepsnaam.
Crutsen, van, Cruts, Crutsens, Crutzen, Crutze, Crutzen, van Crusten: Plaatsnaam Krutsen.
Cruveiller, Crivilliers: Franse beroepsnaam Cruvelier, van Zuidfrans cruvel, crevel, Frans crible: zeef. Beroepsnaam van de zevenmaker.
Cruyenaere, Cruynaere, de, de Cruijnaere, de Crueynaere, de Crayenaere, Crudenaire, Crunaire, Kruyner, Kruidenier, Kruyniers, Cruyeniers: Beroepsnaam van de kruidenier, de handelaar in kruiden, kruiderijen of specerijen, de drogist of apotheker.
Cruybeke, Cruybeeck, Cruybeek, Cruijbeeck, Crubeck. Naam uit de plaatsnaam Kruibeke, Oost-Vlaanderen.
Cruycke, Cruque, Crucq, Kruuk, (de) Kruijk, Kruyk: Beroepsnaam voor de maker van kruiken, de pottenbakker, of een waard. Vergelijk Crouch, Krug, Kruger.
Cruyer, de, Cruder, Kruijer, de Kruyter: 1.Beroepsnaam van de kruier, die met de kruiwagen kruit, vrachten vervoert. 2. Afleiding van kruiden: met kruiderijen bereiden. Handelaar in kruiden. Vergelijk De Cruyenaere, Duits Kruter.
Cruynaere, Cruyenaere, (de), De Cruijnare, de Crueynaere, de Crayenaere, Crudenaire, Crunaire, Kruyner, Kruidenier, Kruyniers, Cruyeniers. Beroepsnaam van de kruidenier, de handelaar in kruiden of specerijen, de drogist of apotheker.
Cruypelandt, Cruypelant, Cruyepants, Cruyplandt, Cruyplant, Cruyplants, Creupeland, Creupelant, Creupelandt, Crupelandt. Bijnaam voor iemand die door het land kruipt, sluipt, loopt: een zwerver, een landloper.
Cruypelinck, Creupeling: Verhaspeling van de familienaam Cruypen(n)inck in de streek van Ronse.
Cruypenninck, Cruypennick, Cruypeninck, Crupeninck, Cruypeninck, Cruypeninck, Cruyppeninck, Cruypenlinckx: Kruidepenning: die zijn penningen kruidt. Bijnaam voor een vrek, die gierig is op zijn geld.
Cruyper, de. Bijnaam voor een kruiper, sluiper. Middenenderlands cruper: bespieder, spion.
Cruysbergh, Cruysberghs, Crusbergs, Cruijsberghs. Naam uit de plaatsnaam Kruisberg (berg met een kruis erop) in Brunssum, Kessel (Nederlands-Limburg), Doetinchem (Gelderland) en verspreid in de provincie Antwerpen.
Cruyskens. Afleiding van Cruys; kruis. Vleivorm van Van der Cruysse.
Cruyslant. Veldnaam van land door de gelovigen geschonken ter bestrijding van de kosten van een door Filips de Goede te ondernemen kruistocht. Kruisland. Plaatsnaam in Damme (West-Vlaanderen) en Komen (Henegouwen). Maar de plaatsnaam terra de cruce komt al in 1305 voor in Audinghen (Pas-de-Calais). Zie ook Kruislander.
Cruysman, Cruysmans, Kruisman: Afleiding van Van der Cruysse.
Cruyssaert. Afleiding van Van der Cruysse.
Cruysse, van der, Cruyssen van der, van der Kruisen, Kruissen, Kruisse, van de Kruis van (der) Kruyssen, van Kruijsse, van Cruijsen, van der Cruys, van der Cruyssen, van der Cruijs(sen), van de Cruijs, van der Cruijce, Cruijcen, Cruycen, Cruyce, van der Chruysse, van der Cruiyssen, van der Chruche, van de Crux, van de Cruys, van de Cruyce, (van der) Kruys, van den Kruijs, van der Crussen, van der Creuse, van der Creusen, Creusen, Kreusen, Kruysse, Kruyssen, Vercruysse, Vercruyssen, Vercruijsse, Vercruijsssen, Vercruyse, Vercruysen, Vercruyce, Voorcruyce, Voorcruijce, Verkruysse, Vercruyssen, Vereruysse, Verkruijsse, Verchruijsse, Vercrusse, Vercrusse, Verkrusse, Vercrysse, van den Cruys, van den Cruijs, van den Cruyce, van den Cruijce,van den Cruysen, van den Cruyse, van den Cruche, Wandercruyssen, wan der Cruyssen, Kruijs, Kruysse, Kruys, Cruys, de Cruyssens, de Cruycens, de Cruyce, Cruisse, Crusse,.. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam Kruis, ter Cruce, Cruysse: kruis (vaak strafwerktuig, galg of schandpaal). Kroese, Kroeze kan er ook afgeleid zijn of van kroes; krullend. Kroeseklaas is de kroese, de kroes- of krulharige Klaas of Nicolaas.
Cruysweegs, Cruyswegs, Cruijsweegs, Gruysweegs, Kruysweegs, Kruiswegt: Verspreide plaatsnaam Kruisweg: viersprong. Plaatsnaam Kruisweg (Zuid-Holland, Utrecht, Groningen).
Cuber, de, Cubber (de), Decubber, de Kubber, Decubre. 1. Naam afgeleid van het Middelnederlandse cubbe = mand. Beroepsnaam van een mandenvlechter. 2. Of uit het Oost-Vlaamse en Brabantse kubber: mannetjesduif, doffer. Bijnaam voor bijvoorbeeld een fier iemand.
Cubas, Cubat, Cubba: Variant van Franse familienaam Cubeau, van Cuveau: vat, kuip, ton. Beroepsnaam van de kuiper.
Cuche, Cuchet, Cusse, Cusset, Kuss, Kus, Kuzee: Waals cuche: tak.
Cudell, Quidel: Middelnederlands cudele, cudel, cuil: bodem van een visnet of viskorf. Beroepsnaam.
Cueninberge, van, van Ceunienberghe: Waarschijnlijk plaatsnaam Koningsbergen (Duits Konigsberg, Russisch Kaliningrad) in Oost-Pruisen. Of plaatsnaam Konigsberg (Duitsland op vele plaatsen). Vergelijk evenwel de Nederlandse familienaam Van Konijnenburg.
Cuesta. Spaanse familienaam en plaatsnaam Cuesta; helling.
Cuf, de. Aanpassing van Frans Descuves?
Cugnion, Cugnon, Kunion, Ouingnon, Ouignon, Coignon, Cognon, Cougnon: 1. Plaatsnaam Cugnon. De plaatsnaam Cornillon (Luxemburg wordt in het Waals avgnon uitgesproken. 2. Oudfrans coignon: hoekje. Vergelijk Coignet. 3. Soms wellicht variant van Cagnon.
Cugnot, Cugnod. Afleiding van Oudfrans coing; hoek.
Cuijvers, Cuyvers, Cuyvers, Kuyvers. Beroepsnaam van de kuiper.
Cuisenaire, Cuisener, Cuisenier, Cuisinier, Cusenier, Quisenaire, Quisenaerts, Quizenaarts: Beroepsnaam. Frans cuisinier ‘keukenmeester, kok’.
Cuisin, Cuisine, Cuisinet: Beroepsnaam van de kok, de keukenmeester. Vergelijk Cuisenaire.
Cuissard. Afleiding van cuisse: dij. Bijnaam voor iemand met stevige dij en of naar het deel van het harnas dat de dijen bedekt.
Cuisset. Afleiding van Frans cuisse; dij. Bijnaam.
Cuitte. 1. Oudfrans cuite: vrij, bevrijd, vrijgesproken; zonder schulden. 2. Zie Kuit(en).
Cukier. Joodse familienaam. Pools cukier; suiker. Beroepsnaam.
Cukierblum. Joodse familienaam; suikerbloem.
Cukierfajn, Cukierfain. Joodse familienaam Zuckerfein: suikerfijn.
Cukierman: Joodse familienaam Zuckermann: suikerman, suikerverkoper.
Cuj: Spelling voor Cugnet, Cuini, waarbij de palatale nasaal gn [?] tot palatale fricatief’ gereduceerd is. Variant van Coignet, Coign, verkleinvorm van Oudfrans coing ‘Hoek’ook ‘Hak, bijl’. Beroepsbijnaam van een houthakker.
Culin, Cullin, Culling, Cillin, Cilling, Cullen, Culens. Vadersnaam, variant van Colin, knuffelvormen van Nicolaus.
Culit. Kuil. De vormen op -aerts zijn hypercorrect.
Culliford. Plaatsnaam Culford in Suffolk.
Culus, Culusse, Cullus, Cullusse: Volgens Carnoy latinisering van Cools. Of korte vorm van voornaam Hercules.
Cumming, Cummings, Cummins: Engelse vadersnaam van Bretonse oorsprong.
Cumont, Decumont: Plaatsnaam Cumont in Gosselies (Henegouwen), Roly (Henegouwen), Coulonvillers (Somme), Candor, Ecuvilly (Oise). De Aalsterse familie Cumont stamt uit Oisemont (Somme).
Cumptich, de. Plaastnaam Kumtich (Vlaams-Brabant).
Cunche. Misschien Waalse adaptie van Duits Kun(t)z.
Cunibert, Cuniberti. Vadersnaam. Germaanse voornaam kun-berht ‘geslacht-schitterend’. Cunibertus. H. Cunibert was bisschop in Keulen.
Cunningham. Engelse plaatsnaam, Ayrshire.
Cupido: De naam van de liefdegod Cupido is als familienaam totaal onwaarschijnlijk. Vermoedelijk een reinterpretatie van de Spaanse familienaam Cipido, Cipedo, een collectieve plaatsnaam, van cepo ‘Boomstronk’.
Cur, Curet, Curez; Frans cur: pastoor.
Curiel, Curia, Curias: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans kur-naam (bijvoorbeeld in Curinckx) of van Koenraad (over Curardus).
Currinckx, Currinckx, Ceurinckt, Kurinckx. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam kuri; keuze. Of Kurin(g) evenwel van de heiligennaam Quirinus. Of afleiding van de heiligennaam Cornlius; vergelijk Coorens?
Curio, Curioz. Familienaam uit Savooi. Afleiding van Curie, van Ecurie; paardenstal. Hoeve-naam.
Currie, Curry: Frans curie, van Latijn curia: curie (kerkelijke bestuursinstelling).
Curth, Curt. 1. Bijnaam; kort, 2. Duitse voornaam Kurt; Koenraad.
Curtis, Curtiss. Engelse familienaam van Oudfrans corteis, curteis, Frans courtois: hoffelijk, hoofs. Vergelijk Courtois.
Curtius. Humanistennaam. Latinisering van Kort, Kurz.
Cussac. Plaatsnaam Cussac (Cantal, Dordogne, Gironde, Hte-Loire, Hte-Vienne).
Cusse, Kusse: Waalse cuche ‘Tak’E Of door verscherping (z/s) uit Middelnederlands cuse, cuese’knots, kolf’. Bijnaam voor de knotsdrager. Ook familienaam Kuse, Keus.
Custine, Custinne. Plaatsnaam Custinne, Namen.
Cuthbert, Cutburth: Engelse familienaam. Germaanse voornaaum, Oudengels cuth-berht ‘Beroemd-schitterend’. Vergelijk Cobert, Calberson. St.-Cuthbert was abt en bisschop van Lindisfarne.
Cutsem, van, van Cutsen, van Coetshem, van Coetsem, van Koetsem, van Koetsen. Familienaam uit de plaatsnaam Kutsem (Cutsegem) in St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant).
Cutserode, van. Plaatsnaam in Opwijk (Vlaams-Brabant).
Cuvel, Cuvele: Misschien Cuvelet, afleiding van cuve: kuip. Maar waarschijnlijk veeleer variant van Cuvelier.
Cuvelette. Afleiding van cuve; kuip. Beroepsnaam van de kuiper.
Cuvelier (de), Cuvelie, Cuveli, Cuvelj, Cuveliers, Cuvellier, Cuveiller, Kuveiller, Cuvelliez, Cuvelliez, Cuverlier, Cuvillier, Cuvilier, Cuvilliez, Cuvillez, Cuville, Ceuvelier, Covelier, Coveliers, Covillers, Couvelier, Couvillers, Curveiller, Quveliers: 1. Beroepsnaam. Frans cuvelier, Waalse co(u)velier ‘kuiper’. 2. Sommigen (Cuvillier, -iez) gaan mogelijk terug op de plaatsnaam Cuvillers (Nord). 3. Een zoon van Joannes Quadflege (Quadflieg) trouwt in 1690 in Herme (Luxemburg). De familienaam werd in de Voerstreek ‘ko:vli: uitgesproken en Kofly, Couv(e)ly geschreven. De pastoor noteert de familienaam als Cuvelier. In 1775 krijgt de familienaam in Haacht de afleidingvorm Cuveliers.
Cuvelle, Cuveele, Cuvele. Oudfrans cuvele: kuipje. Beroepsnaam van de kuiper.
Cuvereau. Afleiding van cuve; kuip? Of Picardische variant van Chevreau.
Cuvry. Plaatsnaam Cuvry (Moselle)? Variant van Chevrier?
Cuyl, van. Plaatsnaam Kuil in Merkem, West-Vlaanderen, Belsele, Oost-Vlaanderen.
Cuylits, Cuylaerts, Kuylaerts, Kuijlaars, Kuijlaerts: Plaatsnaam.
Cuysens, Queysen, Quyssens, Quissens: 1. Duistere naam. 2. Kan een Bretonse vorm zijn van Coussen.
Cuytmans, Koytmans. Brouwer of verkoper van kuit, een lichte biersoort.
Cwaigenbaum. Jiddisch=Duits Zweigbaum.
Cwieczkenbaum. Duits Zwetschgenbaum: pruimenboom.
Cyfer, Cyffers, Cyfveer: Vadersnaam. Germaanse voornaam sig-frid ‘Zege-vrede’. Vergelijk Duits Sievers, Seif[f)ert, Seyffer.
Cygan, Cyganck. Familienaam Zygan, Czygan, Pools Cygan: Zigeuner, van dakloze, rondtrekkend reiziger.
Cygelman. Jiddisch Ziegelmann: tegelman. Beroepsnaam van de tegelbakker of tegeldekker.
Cygler. Jiddisch = Duits Ziegler, Nederlands Tegelaar. Beroepsnaam van de tegelbakker of tegeldekker.
Cymberknopf, Cymberknopff. Joodse familienaam = Duits Zimmerknopf.
Cymerman. Joodse familienaam. Duits Zimmermann.
Cymlich. Duitse bijnaam Ziemlich; betamelijk, passend, aangenaam.
Cypers. 1. Zie Sebrechts. 2. Afleiding van de voornaam Cipriaan.
Cytryn. Oudfrans citrin; citroen. Beroepsnaam.
Czajkowski, Czajkowska. Afleiding van Pools czajka; kieviet.
Cijsouw: West-Vlaamse familienaam Sissau, Syssauw, Cyssau. Uit Frans chincsaulx, Frans cinq saules ‘Vijf wilgen’. Plaatsnaam Cissauin Eke (Frans-Vlaanderen) en Borre.
Czech, Czeck, Czeh, Cseh, Czekaj. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de Slavische voornaam: Ceslav. 2. Volksnaam voor een Tsjech.
Czerny, Czernysz, Czarny, Cserny, Csernik, Cserni, Csernok: Bijnaam. Tsjechisch cerny, Pools czarny: zwart.
D.
Da Cunha, Dacuna: Portugese plaatsnaam Cunha. Dacus, Daku: Plaatsnaam Acul in Tillet.
Da Silva, Silva, (da) Sylva: Portugees Joodse familienaam: van den Bos.
Da Via. Italiaanse pendant van Van de Wege.
Daal, van, van (den) Daelen, Vandaele, van den Dale, van de(n) Dael, Daele, Vandandaele, van Daalen, van Daale, van Dael, van Dallen, van Dael, van Dalle, Dal, Dallen, van Dalen, van Dale, Van (den) Daul, Daule, van Dacle, Vandale, Vandal, (de) Daele, Dendal, Dendale, Dendaele, Dendalle, Dindal, Deledalle, Deldalle, Deldaele, Daldal, Ddal, De Dael, Dudals, Dudals. Familienaam afgeleid naar de zeer verspreide plaatsnaam ‘Ten dale’, dal.
Daalder: Vermoedelijk niet de munt naam. De Duits familienaam Thaler kan niet ter vergelijking gebruikt wordt, aangezien die een afleiding is van Tal ‘Dalՠvoor de dalbewoner, zoals Berger ‘Bergbewoner’. Wellicht is Daalder, evenals Daalman, een afleiding van van Dale(n). Er is ook een plaatsnaam Daalder in Nuth (Nederlands Limburg.
Daalhof: Plaatsnaam Daalhof in Maastricht (Nederlands Limburg).
Daalhuizen: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Dahlhausen (Brandeburg, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Daalman, Daaleman, Daelman: Afleiding van van Dale(n).
Daane, Daanen, Daane, Daansen, Daans, Daan, Dansen, Daenens, Dhaenens, Dhaenen, Daen, Danel, Daens, Dhaens, d’Laens, Dane: Vadersnaam. Verkorte vormen en afleiding van de Bijbelse voornaam Daniel.
Daarnhouwer. Darnauer uit Darnau in Rdinghausen. Duitsland.
Daasdonk, van, Daasdonck, van, Verdaasdonck, Verdonk, Verdaas, Verdaesdonk, Verasdonck, Daas den. Naam uit de plaatsnaam Daasdonk in Waarschoot (Oost-Vlaanderen) en Dentergem (West-Vlaanderen), bij Galder in Noord-Brabant.
Daatselaer, van. Plaatsnaam in Stoutenburg (Utrecht) en Renswoude (Utrecht).
Dael. Familienaam uit de samentrekking van De aal. Bijnaam voor een glad iemand.Zie ook Dale, Daal.
Dabbadie, Dabadie. Zuidwestfranse familienaam Dաbadie: Dաbbaye. Plaatsnaam: abdij.
Dabe. 1. Plaatsnaam Aubel (Luik). 2. Verschrijving voor Dabe.
Dabe, Dabeye, Dabaye: Plaatsnaam Abe (Luik).
Dabernat. Vadersnaam Debernard; zoon van Bernard.
Dabertrand. Vadersnaam Debertrand; zoon van Bertrand.
Dabin. Plaatsnaam Aubin in Neufchteau (Luik).
Dablain. Plaatsnaam Ablain-St-Nazaire (Pas-de-Calais).
Dable, van. Plaatsnaam Dabbelo in Ede (Gelderland)
Dablon. Plaatsnaam Ablon (Calvados, Seine-et-Oise).
Dabois, Da Boit, Dabo, Dabos. Luiks-Waalse variant van Daubois.
Dabolin. Plaatsnaam Abolens (Luik).
Dabompr, Dabompre, Dabomprez: Plaatsnaam Abompr in Stoumont (Luik), Haut-le-Wastia (Namen).
Dabremont. Waarschijnlijk variant van Dapremont.
D’Absolon, D’Absalmon, Dabsalmont: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Absolon/ Absalom, gecontamineerd met Salomon.
Dachelet, Dacelet, Daxhelet, Daxheler, Daxhlet, Daxelet, Daxchelet, Daschelet: Plaatsnaam Naxhelet in Wanze (Luik).
Dach, de, Dage: Bijnaam : dag. Wellicht voor iemand die vroeg opstaat.
Dache. Plaatsnaam (Grand-)Axhe (Luik) of Arche, Waals ache in Maillen (Namen).
Dachet, Dachez, Dach, Dacet: Plaatsnaam Achet (Namen).
Dacheville. Plaatsnaam Acheville, Pas-de-Calais.
Dachicourt, Darchicourt, Assecour: Plaatsnaam Achicourt (Pas-de-Calais). Zie ook Dansercoer.
Dachouff, Dachouffe. Plaatsnaam Achouffe in Wibrin.
Dachs, Dacks. Duitse bijnaam Dachs; das.
Dachsbeck. Duits Dachspeck, van plaatsnaam Dachsbach, Beieren.
Dacier. Beroepsnaam. Oudfrans dacier: inner van de octrooirechten.
Dack, de. 1. Waalse uitspraak van De Dach. 2. Waalse aanpassing van De Decker. Zie Dedecq.
Dack, van ‘T. 1. Uitspraak Van Tack? Zie Van den Tak. 2. Plaatsnaam Het dak.
Dackweiler. Plaatsnaam in Titz, Duitsland.
Dacos, Dacosse. Plaatsnaam Acosse (Luik)
D’Acoz, Daco, Dac, Dacos, da Col: Plaatsnaam Acoz (Henegouwen).
D’Acqut, Daquin, Plaatsnaam Acquin (Pas-de-Calais).
Dacy, Dachy, Dassy, Dassij, Dacis, Dassis, Dassi, Dachies, Dassie: Plaatsnaam Acy (Aisne, Oise, Ard.).
Dadamfort. Wellicht van De Damfort. Plaatsnaam Damfort. In 1026 was Warrin de Belesme heer van Damfort, Mortaigne en Nogent.
Dadseux, Daudeseux: Plaatsnaam Adzeux in Louveign (Luik): au-dessus. Vergelijk van Ginderboven.
Dael, Daels: 1. Dael = de Ael. Bijnaam naar de eigenschappen van de paling, bijvoorbeeld de handigheid van een gladde aal. Of beroepsnaam voor de verkoper.
Daele, Dale, Daelen: Korte vorm voor Van den Dale. Zie ook Dhalle.
Daem, Daems, D’Laem, Daams, Damps, Dams, Daam, Daamen, Daemen, Damen, Dhamen, Dammen, Dammes, in Friesland Damminga en Damsma, Daum, Daumens, Daumen, Daume, Doem, Doemps, Doems, Doum, Dohm, Dome, Dme, Dme, Doom, Doome, Domme, Dom, Dommes, Dom, Domps, Doomst, Dooms, Dըooms. Vadersnaam: korte vorm of knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Adam. Of van Damianus, Damiaen.
Daenekindt, Daenekint, Daenekindt, Daenekynt, Daenekijnt, Dhaenekindt, Dhaenekint: Volksetymologische reinterpretatie als ‘kind van Daan, Danielՠuit oorspronkelijk Danekin, de Middelnederlands verkleinvorm van de Bijbelse bijnaam Daniel.
Daeninck, Daeninckx, Daenick, Daenich, Daninck, Dhaeninck, D’Laeninck, Dըaening: Vadersnaam. Afleiding van de Bijbelse voornaam Daniel.
Daer, Daar: Lees D’Aer: de Arend?
Daerden, Daarden, Darden, Daeren, Daeden, Dearden. 1. Uit de plaatsnaam Aarden (Pas-de-Calais). 2. In Zuid-Limburg knuffelvorm van de voornaam Medard of aanpassing van Dardenne?
Daes, Daas, D’Aes, Daese, Daeze: Middelnederlands daes, dase: paardenvlieg. Vergelijk Vliege. Bijnaam.
Daetwyler, Datwyler, familienaam Dettweiler, plaatsnaam (Elzas).
Daffe, Plaatsnaam Ave-et-Auffe, Namen.
D’Affnay. Plaatsnaam Affnay in Neufchteau (Luik).
Dagand, Dagant: Variant van Degand? Dagbert, zie Dagobert.
Dageleer, Dըaegeleer: Hypercorrecte verschrijving van Daeseleer, waarbij z als zj wordt opgevat.
Dafner. Samengetrokken van Duits Daferner = Tavernier, de waard, kroeghouder.
Dag: Ook Vlaamse de Dach. Wellicht een bijnaam voor iemand die graag vroeg opstaat.
Dagelinckx, Daghelinckx, Daglinckx, Daggelinckx: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse dag-naam (=heerser) naam. Vergelijk Duits Tg(e)lin.
Daghelet. Frans daguelet, van Oudfrans dague: dolk, Middelnederlands dagge. Franse familienaam Daguenet.
Dagevos: Vadersnaam.? Misschien Germaanse dag-naam. Vergelijk Tachifusus.
Dagnelie, Dagnelies, Dagnely: Plaatsnaam Agnele in Perwez (Waals-Brabant).
Dagnicourt. Plaatsnaam Agnicourt (Somme, Aisne) en in Tilly-Capelle (Pas-de-Calais) en Mru (Oise). Eventueel Hagnicourt (Ardeche).
Dagnies, Dagniesse, Dacgnies: Moedersnaam Dagns: zoon van Agnes.
Dagobert. Vadersnaam. Germaanse voornaam dag-berht ‘Dag-schitterend’. Dagobertus.
Dagonneau, Dagonnier. Afleiding van Oudfrans dagon, augmentatief van Oudfrans dague: dolk. Beroepsnaam of bijnaam.
D’Agostini, D’Agostin: Vadersnaam, Latijnse heiligennaam Augustinus.
Dagraed. Middelnederlands dageraet: dageraad. Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat? Vergelijk Middernacht, Noens, Middag. Eventueel oorspronkelijk Germaanse voornaam dag-rd ‘Dag-raad’. Dagradus. Dagarada.
Daguijt, Daghuyt, Daguyt: Zinwoord: daag uit. Die dagvaardt, uitwint, het goed van een schuldenaar verkoopt.
Dahin. Plaatsnaam (Ben) Ahin, Luik.
Dahlem. Plaatsnaam in Duitsland. Zo ook Dahlen.
Dahlmann, Dahlman, Dahlmans. Duitse familienaam Talmann, pendant van Daleman.
Dahnke: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Daniel.
Dahm, Dahmen, Dahms: Duitse vadersnaam van de voornaam Adam. Vergelijk Daems.
Dahy, Da: Vermoedelijk spellingvariant van Dailly.
Daiche. Plaatsnaam Aische, Namen.
Daigremont, Daigmont. Plaatsnaam Aigrement (Gard, Hte-Marne, Seine-et-Oise, Yonne), in Awirs (Luik), Dampicour, Elzele (Henegouwen). Vergelijk Eggermont. Daigmont is Waals. Frans d’Aigmont, Oostende.
Daigneux, Dagneux, Variant van Da(i)gnaux, Daneau. Eventueel spelling voor Dayeneux.
Dailly. 1. Plaatsnaam Ailly (Somme, Meuse, Eure). 2. Plaatsnaam Aillies, weiden in Moustier (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Dailly (Namen).
Daimeries. Plaatsnaam Aymeries, Nord. Zie Daumerie.
Daine, Daisne, Dhaine, D’Leyne, Deyne, Denne: 1. D’Aine. Aine, Romaanse vorm van plaatsnaam Eine (Oost-Vlaanderen): 1225 Aines. 1261 domini Arnulphi de Landast, quondam domini de Ainnes; 2. Plaatsnaam Aisne in Hrinnes (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Haisnes/Aisne (Pas-de-Calais). 1383 Loys d’Ayne = Dayne = Daysne. 4. Plaatsnaam Aisne in Heyd of Ereze.
Daineffe, Dainef, Daineff: Plaatsnaam Aineffe (Luik).
Dainville. Pplaatsnaam Dainville (Pas-de-Calais, Seine-et-Marne, Meuse).
Dairomont, Dairmont. Plaatsnaam Dairomont in Grand-Halleux.
Daisomont, Daissormont: Plaatsnaam Aisomont in Wanne (Luik).
Daisy. Plaatsnaam Aizy, Aisne.
Daive. Plaatsnaam Eve (Oise) en in Evelette (Namen), Itter (Waals-Brabant).
Daivier, Davire: Plaatsnaam Aywiers in Maransart (Waals-Brabant).
Daiwalle. Plaatsnaam Aywaille (Luxemburg).
Daix, d’Ayx: 1. Plaatsnaam Aix-la-Chapelle, Franse vorm van Aken. 2. Plaatsnaam Aix (Nord), Aix-en-Ergny (Pas-de-Calais), Aix-en-Fampoux, Aix-en-Issart, Aix-Noulette (Pas-de-Calais).
Dal Pont. Waals Dաl Pont: van aan de Brug. Vergelijk Dupont.
Daly, Dally. Plaatsnaam Ally, Cantal, Hte.-Loire, Morb.
Dalbion. Van Albion, oude naam van Groot-Brittanni? Of plaatsnaam Albion bij Metz.
D’Alcantara, Alcantara: Spaanse plaatsnaam Alcantara.
Dalcette. Waternaam Alzette.
Dalck, Dalcq, Dalk, D’Alcq. Plaatsnaam Alken (Limburg): 1155 Alleke. Vergelijk Dalken.
Daldrup, Daalderop: Plaatsnaam Daldrup (Dillmen, Duitsland).
D’Angeli, d’Angelo, de Angelis, de Angeli, Dangelie. Italiaanse vadersnaam uit de Latijnse naam Angelus.
Dake: Germaanse voornaam Daco.
Dale, van, van Dal, van Dalen, van Daalen, van Dael, Dahl, Dahlen, van Daele: Frequente plaatsnaam Dal, ten Dale, Tal; dal. De Duitse varianten op D zijn afkomstig uit Odal (deel van de huidige naam Frankenthal (Duitsland): Franken-Odal). Vergelijk Uijttendaele. Zie ook Daal, Dael.
Dalebroux, Dallebroux: Dաl brou of Grand brou. Plaatsnaam in Waals-Brabant: in het Broek. Eventueel plaatsnaam Alliebroux in Dongelberg (Waals-Brabant).
Dalebout: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dalbaldus.
Dalechamp, Dalechamps. Waals dաl champs: van de Velde.
Daleiden, Daleidenne, Dalaiden, Dalaidenne: Plaatstnaam Daleiden (Duitsland).
Dalem, van, Daelem, Dalhem, Dalemme: 1. Plaatsnaam Dalem (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Dallem in Aaigem (Oost-Vlaanderen).
Daleman, Dalemans, Daaleman, Daalman, Daelemans, Daelemans, Daelman), Dallemans, Dalman, Dalmans. Familienaam afgeleid van (Van) Daal of Uyttendaele: zie daar.
Dalemont, Dalmont, Dal(i)mont: Waals dաl mont: van den Berg.
Dalen, van. 1. Plaatsnaam Dalen, Nederland. 2. Zie van Daal.
Dalessandro, D’Alessandro: Vadersnaam Alessandro, Italiaanse vorm van de Griekse heiligennaam Alexander.
Dalfsen, van; van Dalsen, van Dalsum: Plaatsnaam Dalfsen, Overijssel.
Dalie, (de): Misschien de plaatsnaam Dailly (Namen).
Dalier, Daliers. Plaatsnaam Allier, Htes-Pyr, of in Maulde, Henegouwen.
Dalimier. Franse familienaam Delimier; twistzoeker.
Dalhausen, Dahlhausen. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (huis in het dal) op diverse plaatsen in Duitsland.
D’Alkemade. Plaatsnaam Alkemade, Zuid-Holland.
Dalken, Dallken, Dalkenne: Plaatsnaam Alken (Limburg).
Dalkin, Dallequin: Waalse uitspraak van Dalken.
Dalle: Dalle. van Dhalle, van de Halle, van Halle. Plaatsnaam Halle (Vlaams-Brabant).
Dalinga, Dallinga: Friese variant van de Drentse familienaam Dalling, afleiding van een oude voornaam. Vergelijk Engelse plaatsnaam Dalling (Norfolk): 1086 Dallinga, afgeleid van Oudengels dealle’ trots’.
Dallecourt. Waals dաl court; van den Hove.
D’Alleine, Dallennes, Dallenne, Dallenes, Dhalleine, Dhallenne: 1. Plaatsnaam Allmes (Somme) of Allennes (P-as-de-Calais, Nord). 2. Zie Dhalleine.
Dallemagne, Dalemagne, Dalmagne, D’Almagne: Uit Duitsland, Frans Allemagne.
Dallet, Dallez, Dalez, Dall, Dalet, Daled, Daley, Dhall: Plaatsnaam Dallet (Puy-de-Dme)? Of D’Alet. Plaatsnaam Alet (Aude, Indre-et-Loire). Of plaatsnaam Allez (Lot-et-Garonne)?
Dalleur. Plaatsnaam Alleur (Luik).
Dallire. Plaatsnaam Allires (Arige, Rhône, Isre).
D’Allinville, De Lainville. Plaatsnaam, Seine-et-Oise.
Dallon, Dallons, Dalon. Plaatsnaam Dallon, Aisne.
Dalloz, Dallo, Dallos, Daloze, Daloz, Dalose. Dal(l)oz is een familienaam uit Savooie en de Jura. Plaatsnaam Allos (B.-Alpes)
Dalmatius, Dalmas, Dalmasso, Dal Maso, Dal Mas, Damase, Damas: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Dalmatius, Dalmasius. Italiaanse familienaam Damaso = Dalmasso, Frans Da(l)mace.
Dalmeijer, Daalmeijer. Naam uit het Nederduitse Daalmeyer, het Duitse Dallmayer, Talmeier: boer in het dal.
Dalmijn: Misschien uit Dalmaigne, van d’Allemagne ‘Van Duitsland’. Of variant van wellicht Daleman(s) of ook Dalmeijer.
Dalmolin, Dal Molin. Waals dաl molin: van aan de Molen. Vergelijk Vermeulen.
Dalmote, Dalmotte. Waals dաl motte: van der Moten. Of variant van Delmotte.
Dalrue: Uit Delrue, van de la Rue ‘Van der Strate(n)’.
Dalsace, Dalsass: Uit de Elzas, Duitstalig gebied in Frankrijk (Duits Elsass, Frans Alsace).
Dalschaert, Daelschaert: Bijnaam voor een stommelaar. Afleiding van Middelnederlands, Nederduits dalschen, delsken: stommelen. Vergelijk Stommeleer.
Dalstein. Plaatsnaam Dalstein in Lotharingen.
Dalvelde, Dաl Velde: van aan het veld, van de Velde. Of Dele Velde.
Dam, Damme, (van, den); ten Dam, van den Dam, van Dame, Vendamme, van Daem, van Danne, van Daene: Verspreide plaatsnaam Dam, ten Damme. Plaatsnaam Dam (Noord-Holland, Nederlands Limburg).
Damry, Damery. 1. Plaatsnaam Amry in Heure-le-Romain (Luik). 2. Plaatsnaam Aumerie in Kain (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Aymeries (Nord): 1176 Ameries. Zie Daimeries. 4. Soms Damerie: Dame Marie; zie Damarey.
Damade. Moedersnaam, Dame Ade; vrouw Ada.
Damagnez, Damanet, Demanet, Demanez, de Mannez, Desmanet: Moedersnaam. Dame Agns, Dame Anet: vrouw Agnes.
Damanne. 1. Franse uitspraak van Damman; zie Amman(n). 2. Moedersnaam. Dame Anne.
Damave: Moedersnaam Dame Ave ‘Vrouw Evaՠ(Bijbelse voornaam) of ‘Vrouw Avaՠ(Germaanse voornaam).
Damar, Damard, Damart: Plaatsnaam Damar in Dinant (Namen).
Damarey, Dammerey, Darnmaretz, Darnmarez, Dameret: Moedersnaam. Damaroy, Dame Maroie: vrouwe Maria.
Dambruin, Dambruine: Vadersnaam. Frans dam, dom, van Latijnse dominus ‘Heerՠen Germaanse voornaam Bruno.
Damen, Daamen, Daemen: Vadersnaam. van de Bijbelse voornaam Adam.
Damas. 1. D’Amas. Plaatsnaam Amas in Ocquier (Luxemburg). 2. Zie Dalmatius.
D’Amato, Damato: Italiaanse vadersnaam van Latijnse heiligennaam Amatus ‘De beminde’.
Damay. Plaatsnaam Amay (Luik).
Dambermont, Dambiermont, Dambremont, Dembiermont, Dimbiermont: Plaatsnaam Lambermont (Luik, Luxemburg).
Damblon, Danblon, Demblond, Demblon, Dimblon: Plaatsnaam Nblon in Ouffet (Luik).
Dambly. Plaatsnaam Ambly (Namen, Ard., Meuse).
Dambois. Met epenthetische nasaal van Dabois.
Damhof. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam (wellicht op de grens Groningen met Duitsland): hoeve bij een dam.
Dambre, Damber, Duhembre: 1. Plaatsnaam Ambres (Tarn). 2. Dambre = De Hambres. Plaatsnaam in Elnes (Pas-de-Calais). 3. Wellicht een andere plaatsnaam in: 1352 Gaffrois de Membre, Stavelot.
Dambrem, Dambreme, Dambremmez, Damprim, Damprime: 1. Plaatsnaam Dampremy (Henegouwen). 2. Variant van Daubrem met ingelaste nasaal.
Dambreville. Plaatsnaam Embreville, Somme.
Dambricourt. Plaatsnaam Ambricouurt, Pas-de-Calais.
Dambrine, Dambrines, Dambrin, Dambrinne: 1. Plaatsnaam Ambrines (Pas-de-Calais). 2. Ontronde vorm van Dambrunne.
Dambroise, D’Ambros, D’Ambrosio, D’Ambroso: Vadersnaam, heiligennaam Ambrosius.
Dambruch, Dambrucq: 1. Plaatsnaam Dambroek, bijvoorbeeld in Evergem (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Dambrug. Zie Van Dambrugge.
Dambrugge, van. Plaatsnaam in Lichtervelde, Ruddervoorde, Torhout, Vladslo.
Dambrun, Dambrunne, Dambrune, Dambruyn, Dambruyne, Deombrun, Dombrun, Dambrinne, Dambrin, Dambrines, Dambrines, Dambrenne, Dambrene, Dambrain: 1. Vadersnaam. Frans dam, dom, van Latijn dominus: heer; Germaanse voornaam Bruno. Heer Bruin. Vergelijk Serbruyns. Picardisch brin = brun. 2. Variant van Dambrine(s); de u is dan hypercorrect.
Dame, Ladame: Bijnaam voor een dame. Oudfrans ook: schoonmoeder.
Dam, Dame, Damee. 1. Plaatsnaam Ame in Jambes (Namen). 2. Zie Damet.
Damenstein. Waarschijnlijk Joodse naam.
Damerose. Moedersnaam Dame Rose; vrouw Rosa.
Damerval. Plaatsnaam Amerval, Nord.
Damet, Damaalseee, Dam, Dame, Damey: Afleiding van daim: damhert. Vergelijk Ledain.
Damhaut. Waalse vorm van Frans Damoiseau: jonker.
Damhoff, Danhof. Plaatsnaam Dammhof, Duitsland.
Damhouder, de. Beroepsnaam van de beambte belast met het toezicht op de dammen en dijken.
Damhuis: Plaatsnaam Damhuis (Denekamp, Overijssel).
Damiaens, Damiaans, Damian, Damiani, Damiano, Damiany, Damiean: Vadersnaam. Heiligennaam Damianus.
Damide, Damit. Moedersnaam Dame Ide.
Damien, Damiens. 1. D’Amiens. Plaatsnaam Amiens (Somme). 2. Franse vadersnaam Damien, van Latijnse heiligennaam Damianus.
Damilot. Oudfrans damelot; jongeman.
Damin, Daminette, Daminet, Damain: Vadersnaam. (Moedersnaam). 1. Vleivormen van Damien. 2. Of van Dame Agnas zoals Damagnez.
Damis, Dաmi. Frans ami: vriend.
Damm. Duitse plaatsnaam Damm; dam, dijk.
Dammaert, Dammaerts, van. Afleiding van den Darn(ne).
Dammekens. Afleiding van Van (den) Damme.
Damme, (van) Dam, van (den), Damme, Vandamme, van Dame, Vendamme, van Daem, van Danne, van Daene, van Dams: 1. Plaatsnaam Damme (West-Vlaanderen). 2. Uit van den Damme; zie (van) Dam. 3. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam Dam, Dammeɮ
Dambre, Damber, Duhembre. Familienaam uit de plaatsnaam Ambres (Tarn) of Dambre (Pas-de-Calais). Wellicht is er in de buurt van Stavelot nog een gelijkaardige plaatsnaam.
Dammers, Dammer: Bijnaam van de dammer, damspeler.
Damoiseau, Damoiseaux, Damoisiaux, Damoisaux, Demoiseau, Damuzeaux, Damuseau, Damseaux, Damseau, Danseaux, Damzo: Oudfrans damoisel: jonge edelman die nog geen ridder is. Vergelijk De Jonckheere.
Dաmour, Damour, Damours, Amoes, Dammous: Plaatsnaam (Saint)Amour.
Damoutte. Moedersnaam. Waals Dame Oute = vrouw Oda.
Dampsin, Damsin, Damsaint. Plaatsnaam Ampsin, Luik.
Damsma, Damstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Dam, Van Damstera, van Damster. Damstra sate te Eagum
Damst: Variant van Damsteeg.
Damster. Middenenderlands damsater; die bij een dijk of dam woont.
Damoun. Naam uit Iran en het Kaspische zeegebied met als betekenis: dicht bos.
Dancet, Dancette, Dansette, Danset, Dansey: 1. Afleiding van Oudfrans dance, danse: dans. Vergelijk Dansaert. 2. Variant van Doncet.
Danchin. Plaatsnaam Anchin, Nord.
Danco, Dancot. Variant van Daco, D’Acoz met n-epenthesis.
Dancoisne, Dancoine. Plaatsnaam Ancoisne, Nord.
D’Ancre. 1. Plaatsnaam Ancre in Ogy (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Encre, oude naam van Albert (Somme).
Dandelot, Dendelot, Dandelooy: Plaatsnaam Andelot (Hte-Marne, Jura).
Dandenne. Plaatsnaam Andenne, Namen.
Dandoy, Dandoi, Dandois, Dandoit, Dandoe, D’Ando, Dendoy: Plaatsnaam Andoy in Wierde (Namen).
Dandifrosse. Plaatsnaam Andrifosse in Robertville (Luik).
Dandrimont, D’Andrimont, Dandremont: Plaatsnaam Andrimont (Luik).
Dandumont, Dadoumont: Plaatsnaam Andoumont in Gomz (Luik).
Daneau, Daneaux, Danieau, Dannaux, Dannau, Danaux, Danaut, Daniaux, Daniau,Danneaux, Danneau, D’Aneaux, Danna, D’Anna, Danio, Danhieu, Danhieux, Denhieu, Deneu, Deneux, Donneu, Donneus, Doneu, Deniaud, Deniau, Denaux, Denhaut, Denaut, Denneau, Deneau, Denau, Dennauw, Denauw, Denoo, Deno, De No, Donaux, Donneau, Donneuax, Donniaux, Donnaux, Doniaux, Doniau, Donia, Dogna, Dogneaux, Dognaux, Dogniau, Dogniaux, Dougniau, Dougniaax, Douniau, Dougna, Donea, De Donnea, Dannay, Donnai, Donnais, Donnay, Donay, Dounay, Daunay, Daunau, Daunno, Dagneau, Dagneaux, Dagniaux, Dagniau, Dagnie, Daniauax, Daignaux, Dagneau, d’Agneaux, Daigneux, Dagneux, Daugnaix, Dagniaux, Dagnaux, Dagneau, Dinau, Dinaut, Dinaux, Dhinaut. Vadersnaam, Romaanse vormen van de Bijbelse voornaam Daniel waarbij de uitgang -(i)el evolueerde zoals het Latatijnse suffix -dlu van Frans -(e)au, Picardisch-iau, Centrum-Waals -ta, Luiks -ea(l), -ay.
Danen, Danens, Daenen, Daenens, Dhaenens, Dhanen, Dhanens, d’Lanens, Dannin, Dhanyns, D’Lanijns, d’Lanins. Vadersnaam, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Daniel.
Danet, Danes, Daney, Dannet, Dann: Afleiding van de voornaam Daniel.
D’Angeli, D’Angelo, De Angeli, De Angelis. Italiaanse vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Angelus.
Dangez, Danger: 1. D’Angers. Plaatsnaam (Maine-et-Loire). 2. Danger van Middelnederlands dangier: macht, geweld, onbeschoftheid, gevaar. Bijnaam. Vergelijk familienaam Dangereux.
Dangien. Plaatsnaam Enghien (Henegouwen), Nederlands Edingen.
Dangleterre. Van Engeland, Frans Angleterre.
Dangleur, Dongleur: Plaatsnaam Angleur (Luik).
Dangmann. Vadersnaam. Duitse afleiding van een Germaanse dank-naam zoals Dankaard.
Dangot, Dangotte. Vadersnaam. (Moedersnaam) Angot(te) Germaans ans-gaut?
Dangoxhe, Dangoisse: Plaatsnaam Angoxhe in Rotheux (Luik).
Dangre. Plaatsnaam Angre, Henegouwen.
Dangreaux, Dangreau, Dangrau, Dangraux, Dangreiau, Dangriau, Dangriaux: Plaatsnaam Angreaux (Henegouwen).
Dangremont, Dengremont: Variant van Dacremont of Daigremont met n-epenthesis.
Danguillaume. Vadersnaam. Dan Guillaume: heer Willem. Danguy: Vadersnaam Dan Guy: heer Wijt.
Danhaive. Plaatsnaam Enhaive in Jambes (Namen).
Danhier, Danhiez. Plaatsnaam Anhiers, Nord.
Danhieu, Danhieux. Danheux. Spelling voor Da(i)gneux.
Daniel, Daniels, Danielse, Dani, Danneels, Danneel, Daneels, Daneelt, Danel, Danil, Danils, Daniele, Danielse, Danielsen, Danielssen, Danielsson, Danielson, Danihel, Danheel, Danel, Danaels, Danieli, Danilis, Deniel, Deniels, Denniel, Deneels, de Neels: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Daniel (=mijn rechter is God).
Danhuysen, Daenhuysen, Danhausen, Danhauser, Donhuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Dannhausen (Nedersaksen-Beieren). De Duitse variant is Tannhauser. Dit uit de plaatsnaam Tann: groot woud.
Danire. Franse verspreide plaatsnaam Asnires (onder meer Seine).
Danis, Dannis, Dhanis, Dannijs, Danijs, Danys, Danisse, Daunis. 1. Vadersnaam uit Denijs. 2. Of uit Daniel. Zie verder bij Danen. 3. Of naam uit de plaatsnaam Anixhe in Fexhe-lez-Slins (Luik).
Danjou, Danjoux. Plaatsnaam Anjou, oud hertogdom, streek van Angers.
Dankaart, Dankaert, Dankaerts, Dankaart, Danka, Dankers, Danker, Danckaart, Danckaert, Dancart, Danchart, Danckaerts, Danckaerts, Danckaers, Sanckaers, Danchaerts, Dancker, Danckers, Danker, Danchaerts, Danekaert, Tanker: Vadersnaam. Germaanse voornaam thank-hard ‘gedachte, dank-sterk’. Danker kan theoretisch uit thank-hari worden verklaard, maar het ligt meer voor de hand dat Danker(s) door verdoffing uit Dankaer(t)(s) ontstond
Dankelman. Vadersnaam. Afleiding van Dankel, van Germaanse dank-naam zoals Dankaard. Duits Danckelmann.
Dankemeier. Re-interpretatie van Duitse familienaam Dannenmeier: meier in een Tann: groot woud.
Dankhof: Misschien re-interpretatie van de Slavische familienaam Dankov, van Daniel.
Danks, Dancs: Vadersnaam Dank, korte Germaanse voornaam Danco ‘gedachteՍ of korte vorm van welke Dank-naam ook, Dankaard of Dankward.
Dankwardt, Dankwart, Dankwort. Vadersnaam. Germaanse voornaam thank-ward ‘gedachte-bewaarder’. Tanquardus.
Danle, Danlee, Danloi, Danlois, Danloy, Danloye. Plaatsnaam Anloy, Waals Anl.
Danlie, Danlier, Danlieu, Dannely, Danly, Daulies, Daulie, Daullye, Daully: Plaatsnaam Anlier.
Dannenberg, Danneberg. Plaatsnaam in Duitsland.
Dannenhauer. Houthakker in het bos (im Tanne, Middenenderlands dan).
Dannequin, Danquin: 1. Vadersnaam. Geromaniseerde spelling van Middelnederlands Danekin, afleiding van de voornaam Daniel. Zie Daenekindt. 2. D’Annequin. Plaatsnaam Annequin (Pas-de-Calais).Vergelijk Dennequin.
Danner. 1. Beroepsnaam afgeleid van het Middelnederlandse en Middelsduitse danne: houthakker (ook Dannenhauer). 2. Familienaam verwijzend naar de plaats van afkomst: Dannemarik (Denemarken) of Dannenberg (plaatsnaam in diverse Duitse plaatsen). Waarschijnlijk een familienaam met Duitse wortels.
Dannevoye, Dannevoie, Danvoie, Danvoy, Danvoye: Plaatsnaam Annevoie (Namen).
Dannoot, Dano: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Daniel. Vergelijk Danon. 2. Plaatsnaam Annot (B.-Alpes). 3. Variant van Danois. Vergelijk Lannoot, van Lannoi. Danosset, Dannoset: Vadersnaam D’Lannoset: afleiding van Jehan? Of vleivorm van Daniel?
Danois, Dannoy, Dannoi: 1. Danois: Deen. Vergelijk De Dene. 2. Plaatsnaam Annois (Aisne), Annoix (Cher), Annois (B.-Pyr.).
Danon, Dannon, Dennon, Denon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Daniel.
Danquegny, Danckenie, Dankenie: Plaatsnaam Hacquegnies (Henegouwen), met n-epenthesis.
Dans, D’Ans, d’Ans, Danse, Danze, Danz, Dance: 1. Bijnaam. Oudfrans dan(t), dam: heer, meester; Vergelijk De Heere. 2. Korte vorm van Daniel: 3. Dans = d’Ans. Plaatsnaam Ans (Luik).
Dansaert, Dansart, Dansard, Danssaert: 1. Afleiding van het werkwoord dansen. Bijnaam voor een danser. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Ansart in Tintigny (Luxemburg).
D’Ansembourg. Plaatsnaam Ansemburg.
Danseray. Middenfrans dansereau: danser. Vergelijk Dansaert. Dansercoer: Dachicourt met epenthetische n en r.
D’Anstaing. Plaatsnaam Anstaing, Nord.
Danschutter, de: Deze naam bevat tweemaal het lidwoord de, want Danschutter = de Handschutter, van de Hantsetter. Beroepsnaam. Middelnederlands hant(scoe)zutter ‘Handschoennaaier, handschoenmaker’.
Damsum (Damsheim, Dammo’s woonplaats), dorp bij Esens in Oost-Friesland.
Dantand. 1. Waalse spelling voor Den Tand. 2. Verschrijving voor Dan tan, dat is dաntan, van Latijn ante annum: vorig jaar, eertijds. Bijnaam.
Danthe. Plaatsnaam Anthe (Namen).
Dantoing, Dantoin, Dantoint, Danthoin, Danthuin. Familienaam uit de plaatsnaam Antoing (Henegouwen).
Danthinne, Danthinnes, Danthine, Danthines, Dhantinnes, Dhantinne, Dhantine, Dentinne, Danthisnes: 1. Plaatsnaam Anthisnes (Luik). 2. Plaatsnaam Emptinne (Namen). Zie Demptinne.
Dantoing, Dantoint, Dantoin, Danthoin, Danthuin: Plaatsnaam Antoing (Henegouwen).
D’Antoni, D’Antonio, D’Antuono: Italiaanse vadersnaam, heiligennaam Antonius.
Dantzig, van, Danziger, Dancygier: Plaatsnaam Dantsig (Duits Danzig, Pools Gdansk) in West-Pruisen, nu Polen. De Nederlandse vorm was evenwel Dansik of Danswijk.
Danvain, Danvin. 1. Plaatsnaam Anvaing (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Anvin (Pas-de-Calais).
Danvers, d’Anvers, D’Anvers. Familienaam (Franstalige variant Anvers) uit de plaatsnaam Antwerpen.
Dany, Danni, Dani: Waarschijnlijk variant van Deny/Deni, met voortonig versterkte klinker.
Danzin, Danzain: Plaastnaam Anzin (Nord, Pas-de-Calais).
D’Aoust, d’Aoust, Davoust, Daoust, Doust, Dhoest, D’Loest, Dehoest, D’Aot, D’Aout, d’Aout, Daou, Daout, Dawoud, Daoud, Dahout, D’Loedt, D’Loe, Dapfontaine. Plaatsnaam Arbrefontaine.
Daplincourt. Plaatsnaam Applaincourt in Noyon, Oise.
Daponte. Spaanse familienaam= van der Brugge.
Dapper, de, Daper, Daper, Dapperen: Bijnaam voor wie dapper was, die snel, vlug, flink, sterik gebouwd was.
Dapsence, Dapsens: Moedersnaam. Voorzetsel de + Germaanse voornaam Absendis?
D’Loust, D’Lou, Dehoust, Dhoust. Naam uit het Oudfranse aost: augustus, oogstmaand. Wellicht bijnaam voor een oogster.
Darc, Darck, Darque, Darcq, Darcque, Darques. 1. Naam uit de plaatsnaam Arc (diverse plaatsen in Frankrijk en ook in Henegouwen). 2. Of uit Arques (Nederlands Arken in Pas-de-Calais). 3. Zie ook Arq.
Darche, Darge, D’Arge: Plaatsnaam (lթ rche in Maillen (Namen) en Haltinne (Namen); Arche(s) (Ardèche).
Darchennes. Plaatsnaam Archennes, Waals-Brabant, Nederlands Eerken.
Darchis, Darcis: 1. Plaatsnaam Archis in Milmort (Luxemburg). 2. Zie Darcy.
Darcon: Variant van Dercon. Op 3 juli 1813 werd een Cornelis Dercon te vondeling gelegd in Antwerpen. Zijn familienaam stond op een briefje. Vermoedelijk van de Recogne, Plaatsnaam (Luxemburg).
Darcy, d’Arcy, Darsi, Darchis, Darcis, Arcyz, Arcy: Plaatsnaam Arcy (Aisne, Yonne), Arcis (Marne, Aube) of Arsy (Oise).
Dardar, Dardart. Hypocoristische reduplicatie van een naam op -ard, bijvoorbeeld Mdard. Een klok in de Luikse Sint-Pauluskerik heette Dardar.
Dargent, D’Argent. 1. Naam uit de plaatsnaam Argent-sur-Sauldre (Cher - de naam heeft wellicht te maken met zilver of zilverwinning). 2. Beroepsbijnaam van de zilversmid.
Dargenton. Plaatsnaam Argenton (Namen, B.-Alp., Finistre, Lot-et-Gar., Deux-Svres, Mayenne, Indre).
Darding. Vernederlandsing van D’Ardenne.
Darentsen. Frans voorzetsels de + vadersnaam Arentsen.
Darigny. Plaatsnaam Arrigny, Marne.
D’Arimont, Darimont, Arimont: Plaatsnaam Arimont in Bverc (Luik), Malmedy (Luik).
Darius, Daris, Dario: Voornaam uit de Oudheid (Perzië), ook heiligennaam.
Darleux. 1. Plaatsnaam Arleux (Nord). 2. Plaatnaam Arleux (Pas-de-Calais, Somme).
D’Arlhac. Plaatsnaam Arlac, Gironde.
Darlier. Plaatsnaam Arlier uit Oudfrans argilier: kleigrond, in Jalhay (Luik).
Darmon, Darmont, Darmond. Plaatsnaam Darmont, Meuse.
Darms. Verkorte vorm (afleiding) van Gendarm(e);
Darmstaedter, Darmstadter. Van Darmstadt, Duitsland.
Daron. Oudfrans daron: huisheer.
Darquenne, Darquennes, Darkenne: Plaatsnaam Arquennes (Henegouwen).
Darrien. Plaatsnaam Arrien (Basses-Pyr., Arige).
Dart. Oudfrans dart: pijl. Het familiewapen vertoont twee pijlen.
Darthet, Darthe, Darthez, Dartet, d’Artet, Dart, Darte: 1. Plaatsnaam Artey in Rhisnes (Namen). 2. Plaatsnaam Arthez (Landes, Pyr.-Atl.)
Dartienne. Plaatsnaam Retinne (Luik), Waals R’tne.
Darville, Dervil, Derville; Plaatsnaam Arville (Luxemburg, Seine-et-Marne).
Das, den Das, Dasse, Dassen. 1. Bijnaam naar de diernaam, de das, haarkleur, lichaamsbouw, gedrag. Vergelijk Duits Dachs. 2. Variant van Stas/Staes (zie daar).
Dasbach. Plaatsnaam Dasbach, Duitsland.
Daschot: Uit d’Arschot, dat is van Aarschot (Vlaams-Brabant).
Daskal. Bulgaarse familienaam. Beroepsnaam van de schoolmeester.
Daskalides. Griekse beroepsnaam van Didaskalos; schoolmeester.
Dasmoy, Dasmois. 1. Hoofdzakelijk Luxemburgse familienaam; zie Dassenoy. Ook de plaatsnaam Asnois (Nivre, Vienne) komt in aanmerking. Zelfde betekenis: plaats waar takken groeien. 2. Verschrijving van Danois.
Dasoul. Plaatsnaam Daussoulx (1384 Dasoul) of Daussois (1558 Dassoul) (Namen).
Daspremont, d’Aspremont, D’Apremont, Appermont, Apremonts: Verspreide plaatsnaam A(s)premont: ruwe berg.
Dassargues. Plaatsnaam Aussargues in Lunel (Harault).
D’Assche, Dasque: 1. Plaatsnaam Asse, vroeger Assche (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Ascq = Asques (Nord).
Dasse. 1. Plaatsnaam Asse in Julmont (Luxemburg). 2. Een andere plaatsnaam in: 1333 Margrite Dasse, Doornik.
Dassel. Plaatsnaam Dassel, Duitsland.
Dasselaar, van, Daselaar. Adresnaam. Boerderij die vroeger bij Vanenburg behoorde.
Dasnoy, Dassenoy, Dasnois: Plaatsnaam Assenois.
Dassesse. Plaatsnaam Assesse (Namen).
Dasset. Beroepsnaam. Oudfrans dasset: kleine zeef.
Dasseville, Darcheville: Plaatsnaam Acheville (Pas-de-Calais).
Dasthy, Dasty. Plaatsnaam Hastire (Namen)?
Dastrevelle. Uitspraak Datrevelle, klankverandering van Dartevelle.
Dastroy, Dastrois. Plaatsnaam Hastroit in Pessoux, Namen.
Datema: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans dad-naam; zie Datthijn.
Dath, D’Ath: Plaatsnaam Ath (Henegouwen), Nederlands Aat.
Dathenus. De hervormingsgezinde predikant Pieter Dathenus (1588) heette eigenlijk Pieter van Bergen. Zijn humanistennaam is de vertaling van d’Athnes. 1570 Pieter Daten (predikant), Iper.
Datthijn, Datthyn, Dattin: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse dad-naam, zoals Datbert, Dadwin of korte vorm Dato.
Dattiches. Plaatsnaam Attiches (Nord).
Dauzenberg, Dautzenbergh, Doutzenberg, Doutsenberg: Pplaatsnaam van Totzenberg, van Trotzenberg bij Aken?
Daubach. Plaatsnaam, Duitsland.
Daube. 1. Plaatsnaam Aube (Moselle, Orne). 2. Variant van Dabe.
Daubechies, Daubeschies, Daubchies, Dopchies, Dopchie, Dobchies: Plaatsnaam Aubechies (Henegouwen.
Daubenton, Daubanton: Plaatsnaam Aubenton (Aisne).
Daubercie, Daubercies, Daubersy, Daubercy, Daubersies: Plaatsnaam Aubrechies (Pas-de-Calais) en in Sint-Vaast (Nord). Aubercy in Triaucourt (Meuse). Ook Bois d’Aubrechies in Solre-sur-Sambre (Henegouwen). Maar het kan best een variant zijn van Daubechies.
Daubigny, Daubigney, Dobbenie, Dobbeni, Dobbonie, Dobbini: 1. Plaatsnaam Aubigny in Doornik (Henegouwen). 2. Verspreide plaatsnaam in Frankrijk (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme).
Dauchy, Dauchie, Dochy, Dossi, Dosy, Duchi, Duci, Ducy, Dusi. 1. Naam uit de plaatsnaam Auchy (Pas-de-Calais en Nord). 2. Zie ook Douchy.
3. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Haussy (Nord).
Daubioul, Daubioulle. Voorzetsel de + vadersnaam. Aubioul, Waalse vleivorm van Germaanse voornaam Aubert.
Daublain, Haublain, Haublin: Plaatsnaam Aublain (Namen).
Daubois, D’Aubois, d’Au Bois: van aan het Bos.
Daubr, Daubre, Daubrez, D’Aubrey: Plaatsnaam Auberaie: plaats waar abelen groeien. Franse familienaam Aubraye, Aubre.
Daubrem, Dobrem, Dobrometz, Dabremez, Dappreme, Dapprem, Dappree, Dappremee, Dapremez, Dapreme: 1. Plaatsnaam Aubrem in Grand-Rosire (Waals-Brabant). Plaatsnaam Aubrometz (Pas-de-Calais). 3. Wellicht ook plaatsnaam in Vloesberg (Henegouwen) of in de buurt. Daubresse. Onzeker, van aux Bresses?
Daubry. Plaatsnaam Aubry (Nord, Orne).
Dauby, Daubie, Daubies, Daubit: Plaatsnaam Auby (Nord).
Dauchot. Waarschijnlijk variant van Douchot (vergelijk Dauchy/Douchy) = Doussot, van doux: zacht, teder. Bijnaam.
Dauchy, Dauchie, Dochy, Dossi, Dosy, Duchi, Duci, Ducy, Dusi: 1. Plaatsnaam Auchy (Pas-de-Calais, 3 maal in Nord). 2. Soms hypercorrect voor Daussy. Zie ook Douchy.
Daudenthun. Plaatsnaam Audincthun (Pas-de-Calais).
Daudeij: Uit de Zuid-Franse familienaam Daudet, Daud, van Deusdet. Latijnse voornaam Deusdedit ‘God gaf’.
Daudergnies, Dodergnies: Plaatsnaam Audregnies (Henegouwen).
Daudrez, Dodr, Doderay. Vadersnaam d’Audrez, Germaanse voornaam ald-rd ‘mud-raad’. Aldradus. Of dod-rd?
Daudruy. Plaatsnaam Audruicq (Pas-de-Calais).
Daufresne. Variant van Dufrne of dաu fresne: van aan de es.
Dauge. Plaatsnaam Auge, Ardèche.
Daugimont, Daugeumont, Daujeumont, Dausimont: 1. Plaatsnaam Agimont (Namen). 2. Spelling voor Dogimont.
Daulne, Daun, Daune, Daine: Plaatsnaam Aulne in Goze (Henegouwen).
Daumerie, Daumeries, Daumery, Deaulmerie, Daulmerie: Plaatsnaam Aumerie in Kain (Henegouwen) of Aymeries (Nord): De familienaam kwam voor in de varianten Daimeri, d’Aymeries, d’Aulmerie, Damerie(s), d’Aulmery.
Daumont, Domont: 1. Plaatsnaam Aumont (Jura, Oise, Somme, Lozre). 2. Plaatsnaam Hautmont in Dison (Luxemburg) en Ophain (Waals-Brabant) of Hautmont (Nord). 3. Plaatsnaam Omont in Sclessin (Luxemburg).
Daunau. 1. Plaatsnaam Auneau (Eure-et-Loir). 2. Zie Daneau.
Daunay. 1. D’Aunay. Plaatsnaam Aunay. Frans aunaie, van Latijn alnetum: els. 2. Zie Daneau.
Dauphin, Dauphine, Dalphin, Le Dauphin. Bijnaam naar de gelijke huisnaam (onder andere in Luik).
Dauriac, Dauria, D’Auria, D’Aurea: Plaatsnaam Auriac, verspreid in Z.-W.-Frankrijk.
Daurmont. Plaatsnaam Dauremont in Graux (Namen).
Dauron. Plaatsnaam Auron (Alp.-M.) of Aurons (B.-du-Rhône).
Daury. Plaatsnaam Daurys in Dison (Luik), Dauris in Houyet (Namen).
Dausse, Dause. Plaatsnaam Ausse? Bois d’Ausse in Courrire (Namen)?
Daussogne, Dausogne. Plaatsnaam Ossogne in Havelange (Namen) en Thuillies (Henegouwen).
Daussain, Doussaint, Daussin, Dausin, Dossin. 1. Naam uit de plaatsnaam Ausseing (Haute-Garonne). 2. Zie ook Douchain.
Daussort. Plaatsnaam Waulsort. Namen.
D’Austerlitz. Plaatsnaam Austerlitz (Slavkov) in Moravie.
Dautel, Dothel, Dotel, Dhtel, Dhtel: 1. Plaatsnaam Autel: altaar, kleine kerk, bijvoorbeeld Autelbas. 2. Plaatsnaam Ostel (Aisne).
Dautrebande. Plaatsnaam Outre-Bende in Ampsin (Luik).
Dautreloup, Dautreloux. Plaatsnaam Outrelouxhe (Luik).
Dautreppe. 1. Plaatsnaam Autreppe (Henegouwen) en in Blicquy (Henegouwen) en Ormeignies (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Autreppes (Aisne).
Dautricourt. Plaatsnaam Autricourt (Cpte-d’Or).
D’Autry. Plaatsnaam Autry (Ardeche, Allier, Loiret).
Dautun. Plaatsnaam Autun (Sane-et-Loire).
Dautzenberg, Dautsenberg, Doutzenberg. Naam uit de Elzas, samenklontering autzenberg met de persoonsnaam ansila; een goddelijkheid eens per jaar.
Dauvergne, Dovergne: Streeknaam Auvergne in Frankrijk.
Dauvill, Dauville, Dauvillaire, Dauville, Doville, Doville: Plaatsnaam Auvillers (Ardeche), in Wattrelos (Nord), Jeneffe (Luik).
Dauvrain, Dauvrin. Plaatsnaam Douvrain in Baudour (Henegouwen).
Dauw (de), Dendauw, Dauwe, Daue, Dhauwe, Dhauw, D’Lauwe, D’Lauw, Dauwens, Dauwen, Douwen, Douwe, Douws, Douw, Doeven, Dauven, Daven, Dave en de Friese variant Douwstra. Vadersnaam uit Dauwin, Dauwen, knuffelvormen van de Bijbelse voornaam David. Of uit de Germaanse voornaam Dauo, Dawin, Davo. Het lidwoord is dan secundair, omdat de naam achteraf niet meer als vadersnaam begrepen werd. 3. Eventueel bijnaam ‘Dauw’. Vergelijk Frans Rose.
Dauwels. 1. Variant van Dauwens? 2. Middelnederlands damwilt, danwilt, dauwilt: damhert.
D’Auxy. Plaatsnaam Auxi (Pas-de-Calais), Auxy (Loiret, Sane-et-Loire).
Davain, Davin. 1. Plaatsnaam Avains in Laon (Aisne). 2. Zie Davin.
Davagle. Plaatsnaam Navaugle in Buissonville (Namen)
Daval, Davaux, Davau, Davay, Aveau, Avaux, Avau, Avoux, Havaux, Havaut, Haveau, Haveaux, Havai, Havia, Davaud, Davaz, Laval, Lavat, Lavau, Lavaud, Lavoz, Lavalle, Lavalley. Familienaam uit het Franse val, het Latijnse ad vallem: vallei, stroomafwaarts. In diverse Franse dialecten is val trouwens vau.
Er zijn ook diverse plaatsnamen die hieraan wellicht hun ontstaan danken (onder andere Avaux (Ardeche) en Aveau (in Rouvery, Henegouwen). Zie ook Hauweel.
Davay is Luiks-Waalse vorm van Davau(x). Plaatsnaam Havay, Henegouwen.
Dave, D’Lve: 1. Plaatsnaam Dave (Namen). Zie Dedave. 2. Plaatsnaam Ave(-et-Auffe) (Namen). 3. Zie (de) Dauw.
Davelaar, van. Plaatsnaam bij Woudenberg, gebied bij Veghel, Utrecht.
Davellois, Davelois. Plaatsnaam Auvelais (Namen).
Daveluy. Plaatsnam Aveluy (Somme) of Haveluy (Nord).
Davepon. Plaatsnaam Davipont in Mortroux (Luxemburg).
Daveraet, Daverat, Daveraes: Franse familienaam Daverat uit de Landes. Plaatsnaam Avra ‘Notenboom’.
D’Avernas. Plaatsnaam Avernas-le-Bauduin (Luik) of (Cras-) Avernas (Luik).
Daverveldt. Plaatsnaam. 16de eeuw van Daverveld, Uden.
Davesne, Davenne, Davenes, Davaine, Daveyne: 1. Plaatsnaam Avesnes (Nord, Pas-de-Calais, Somme enz.). 2. Plaatsnaam Avennes (Luik).
David, Davids, Davidse, Davits, Davidt, Davits, Davit, Davieds, Daviet, Davies, Davie, Davidson, Dawidson, Dawid, Davy, Davyt, Davoson, Davis, Davio, Davisson; Vadersnaam uit de Bijbelse voornaam David: lieveling, vriend.
Davignon, Avignone, Avognon. Familienaam uit de plaatsnaam Avignon (Vaucluse).
Davila. Spaanse plaats- en streeknaam Avila.
Davin, Davain: 1. Plaatsnaam Avin (Luik) of Avins-en-Condroz (Luik). 2. Zie Davain.
Davox. Waarschijnlijk verschrijving voor Davis.
Daviron. Plaatsnaam Aviron, Eure.
Davoine. 1. Frans avoine: haver. Beroepsnaam voor een haverkoopman. 2. Plaatsnaam Avoine (Indre-et-Loire, Orne).
Davister, Davisters, Dauvister: Plaatsnaam Avister in Esneux (Luxemburg).
Davoise. Plaatsnaam Avoise, Sarthe.
Davranche. Plaatsnaam Avranches, Manche.
Davreux. Plaatsnaam Avreu/Avroy in Luik.
Davril, Dapvril, D’Aprile, Daprile: 1. Naam van de maand april. Vergelijk April, D’Aoust. 2. Plaatsnaam Avril (Nivre).
Davroux. Plaatsnaam Avroult. Pas-de-Calais.
Dawagne. Plaatsnaam Awagne in Lisogne, Namen.
Dawans, Dawant, Dawand, Dawanse, Dawance, Dawange, d’Awans, Davans, Hawanx: Plaatsnaam Awans (Luik).
Daws, Dawson. Vadersnaam. Zoon van Dawe: David.
Dawyndt, D’Awoingt. Plaatsnaam Awoingt (Nord).
Dax. Duitse familienaam Dachs; das. Vergelijk Das.
Daxbeek, Daxbeck, Daxbek: Nederduitse familienaam Dachsbeck, Dachspeck. Waternaam Dachsbach: dassenbeek.
Day, Daye, Daij, Daije, Daeye, Dae, D’Laeye, Dhaeye: Henegouwse aanpassing, met reductie van de uitgang, van d’Laeyer.
Dayeneux. Plaatsnaam Ayeneux (Luik).
Dayez, Dayet, Dayes, Daijez, Daij, Dajez, Dahiez, Dahier: Vadersnaam van de voornaam David: Daviot = Dayot = Dayet.
Days, Dayse. 1. Wellicht variant van Daix. 2. Plaatsnaam Ays, oude vorm van Aische-en-Refail (Namen)
Dazard, Dazert: Middelnederlands dasaert: gek, dwaas.
Debats, Debets, Dibbets, Deben. Vadersnaam van de voornaam Debet, van Germaans Dietbald; volk, bald; dapper, of uit Dietbert, bert; stralen, schitteren.
De Almeida. Plaatsnaam, Portugal.
Deak, Deakin. Engelse familienaam Deacon; deken. Beroepsnaam.
Dean, Deane. Engelse familienaam Dean; deken.
Debachy, Bachy, Bachie: Plaatsnaam Bachy (Nord).
Debahy. Variant van Debeffe?
De Badrihay, de Baudrihaye: Plaatsnaam Badrihaye in Ayeneux en Soumagne (Luik).
De Bagenrieux. Plaatsnaam Bagenrieux in Neufvilles (Henegouwen).
De Billon, Baillion, Baillon, Ballion: Plaatsnaam Billon in Achicourt (Pas-de-Calais), Fresnicourt-le-Dolmen (Pas-de-Calais), Warloy-Baillon (Somme), Barisis (Aisne).
Debailleul, Debailleux, Deballieu, Debailliu, Debaillue, Baillieux, Baillieu, Bailieux, Baillieul, Bailleul, Bailloeuil, Bailloeul, Ballieul, Bayeul, Bailleur, Bailleux, Bailleu: Plaatsnaam Belle, Frans Bailleul (Frans-Vlaanderen). Maar ook Bailleul (Henegouwen, Somme, 3x Pas-de-Calais). Zie ook Van Belle.
Debaisieux, Debaissieux, Baisieux, Baisieu, Boisieux, Boisieu, Basieux, Basiu, Besieux: Plaatsnaam Baisieux (Henegouwen, Nord), Baizieux (Somme).
Debaive, (de) Bve: Plaatsnaam Baives (Nord).
Debaix, Debaisse, Debaise, Debaize, Dubay, Dub: Plaatsnaam Bais, van Germaans bald: beek.
Debande, Bande: 1. Plaatsnaam Bande (Luxemburg). 2. Verschrijving voor Debende.
De Banterl, De Banterle. Plaatsnaam Banterl in Baisy-Thy (Waals-Brabant).
Debapaume, Debapaumes, Bapume. Plaatsnaam Bapaume (Pas-de-Calais).
Debaque. Kan een variant zijn van Debacq, De Baeke of uit Lebacq.
Debar, Debarre, Debard, Debaert, Debart, Debaar: Plaatsnaam Bat, wellicht de oude jaarmarktstad Bar-sur-Aube in Champagne; of Bar-sur-Seine (Aube), Bar (Aveyron, Ardeche, Corrze).
Debarbieux, Desbarbieux: 1. Plaatsnaam Barbieux (Nord, Rhône). 2. Zie Barbier(s).
Debarge. Plaatsnaam Barges (Henegouwen).
De Barse. Plaatsnaam, Luik.
Debarleduc. Van Baarle-Hertog (Antwerpen) of Bar-le-Duc (Meuse).
Debarsy. Plaatsnaam Barsy in Flostoy (Namen).
Debary, Barry, Bary, Barrie, Barri, Bari: Plaatsnaam Barry (Henegouwen).
De Bassompierre, De Bassompire, Bassompiere, Massompierre: Plaatsnaam Bassompierre (Moselle).
Debattice, Debatice, Debatis, Debatisse, de Batist, Battice, Btisse: Plaatsnaam Battice (Luik).
Debauce, de Beausse, Debaus, Baus, Debasse: Plaatsnaam Bauce in Malonne (Namen). Of variant van Dbauche.
Debauche, Beauche, Bauche, Debauge: Plaatsnaam Bauche in Evrehailles (Namen) en Montignies-le-Tilleul (Henegouwen). Of variant van Debauce.
Debaudrenghien, Baudrenghien, Boudranghien, Boudringhien, Derbaudringhien, Debaudringhien, Derbaudrenghien, Derbaudringhiem, Derbaudendrien, Derbaudrendhien, Derbaudrendien, Boudrenghien, Boudringhien, Boudringhin, Bouderenghien, Boutringain, Bondringhien, Bodringhien, Bodranghien, Bodrenghien, Bodronghien: 1. Plaatsnaam Bauderghem, Boudergem, Boudenghien in Vloesberg Flobecq (Henegouwen), Germaans Balthaharingahaim: woning van de lieden van Baldhari/Bouder. 2. Plaatsnaam Bau- (..)
Deben, Debing, Debin, De Bing, De Bin, Dubin, De Beyn. Familienaam afgeleid van ofwel de plaatsnaam Ben (Luik) of de plaatsnaam Eben (-Emael) (Luik).
Debeaune, Beaune, Baune. Familienaam uit de plaatsnaam Beaune (Bourgondi) of Baune (in St.-Georges - Luik).
Debattij: Ook Debatis, Dubaty, Debatthy. Verspreide Waalse plaatsnaam bati ‘Begane grond, algemene grond, dorpsplein’.
Debbout, Debbaudt, Debbaut: Vadersnaam. Dibboud. Germaanse voornaam theud-bald ‘Volk-moedig’. Thietbaldus, Tieboldus, Tebaudus.
Debeen: Vermoedelijk een spelling voor Debien. Wellicht plaatsnaam Bien in Kasteelbrakel (Waals-Brabant).
Deberlaer, De Beleir, De Beleyer, De Beleyr. Naam met dezelfde betekenis als Van Berlaer. Zie Berlaer Van. Zie ook Berleere Van.
De Bille, De Bielde, De Bilde, De Beelde, De Belie. 1. Naam uit de Oudfranse plaatsnaam Bille: boomstronk. 2. Het kan soms ook een variant zijn van De Belder (zie bij Belder (de).
De Biesme, Debiem, Debiemme, Desbiesme: Plaatsnaam Biesme (Henegouwen, Namen).
De Bivre, Debievre, Debive, Debieve, Debieuvre, Bivre, Biever: 1. Plaatsnaam Bivre (Namen). 2. Plaatsnaam Bivres (Aisne, Ardeche, Seine-et-Oise).
De Bihl. Duitse plaatsnaam Biehl (Beieren), ontronde vorm van Bhl: heuvel.
Debinche. Plaatsnaam Binche (Henegouwen).
Debist, de Bist: Plaatsnam Biest. Zie Van der Bi(e)st.
Deborne, de Borne, de Beurne, de Beurme, de Burme, Debeurme, De Beume. Familienaam uit de plaatsnaam Born (:bron) (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen), Borne (Overijssel), Born(e) (Frankrijk). Borne is ook grenspaal in bijvoorbeeld Ragnies (Henegouwen).
Debou, Bou, Dubou, Deboe. 1. Schrijfvarianten van Dubos. 2. Zie ook bij Boe (de).
De Bille, de Bielde, de Bilde, de Beelde, de Belle: 1. Plaatsnaam. Oudfrans bille: boomstronk. De gemouilleerde / wordt in het Oost Vlaams Id. Zie ook Van de Bielde. 2. Soms variant van De Belder.
De Biolly. Plaatsnaam Biolley in Salenches (Vaucluse): plaats waar berken groeien. De familie kwam in de 18de eeuw van Savooie naar Verviers.
De Biourge. Plaatsnaam Biourges in Orgeo.
De Bissy. Plaatsnaam Bissy, (Sane-et-Loire).
De Bisthoven. Plaatsnaam Bi(e)sthove: hof bij een biest, plaats waar biezen groeien.
Debled, Desbleds, Dubl, Du Bled, Dublet: 1. Plaatsnaam. 2. Debl. Oudfrans bled, Frans bl, van Latijn bladum: koren. Beroepsnaam.
Debleumortier, de Blommertier, Desbleumortiers, Dubleumortier: Re-interpretatie van plaatsnaam Blanc Moutier: witte (klooster)kerk; vergelijk Blanche-Eglise en familienaam Blamoutier.
Debliqui, Debliquit, Debliquy, Debliquis, Deblicquit, Deblicquy, Dubliquy, Bliki, Blquit, Blequit, Blequy, Blicqui, Bliqui: Plaatsnaam Blicqui (Henegouwen).
De Bocarm. Plaatsnaam Bocarm in Bury (Henegouwen).
De Bourdere, De Bourdre, De Bourder. Familienaam uit de plaatsnaam Bordres (Pyr.-Atl., Hotes-Pyr. en Landes).
De Boev. De Boeve (met accent) of Bouvet (met lidwoord).
De Boi; 1. Spelling voor De Bois. 2. Zie (de) Boy(e).
Debodinance, Debodenance, Debaudenance: Misschien verwaalsing van Van den Boeynants.
Deboeur, Deboeure, de Boeure, de Boeuer, Boeur: 1. Plaatsnaam Boeur in Tavigny. 2. Een enkele keer kan het wel om een oude schrijfwijze (u = v) gaan van De Boevre.
Debognies, Debongnie, Debogne, Debogneet, de Boungne, de Bougne: Plaatsnaam Bougnies (Henegouwen), Boignies in Fontaine-lՅvque (Henegouwen) of Bogny (Ardeche). De Bougnies, (de) Buignies en Beugnies werden door elkaar gebruikt; zie ook Debuigne, Debeugny.
De Bolland, Bolland, Boland, Bouland, Boulan, Boulant, Boulent, Bulland: Plaatsnaam Bolland (Luuik). Zie ook Boelanders.
Debomy, Bomy: Plaatsnaam Bomy (Pas-de-Calais).
Debon, Debonne, Deboone: 1. Variant van Debogne (zie Debognies); vergelijk Debunne = Debuigne, waarvan Debonne ook zelfs variant kan zijn. 2. Door rn/nn-assismilatie van Deborne. Vergelijk Longuebonne in Marik (Henegouwen): 1466 loncq bonne.
Debondues, Debondue, Debondu, Debonduwe, de Bonduwe, de Bonduw, Bonduwe, Bondue: Plaatsnaam Bonduwe, Frans Bondues (Nord).
Debondy. Plaatsnaam Bondy, Seine.
Debonnaire, Debonnaires, de Bonnaires: 1. Vrij verspreide plaatsnaam Bon-Air. Bonnaire in Gouy (Aisne). Bijnaam. Oudfrans debonaire, van de bon aire: edel, van goeden huize, goed, zacht, hoofs.
De Bonnay. Plaatsnaam Bonnay (Somme, Sane-et-Loire, Doubs).
Debonnet, Debonn, Debonnez: 1. Zie Bonet. 2. Plaatsnaam Bonnet in Havay (Henegouwen) en Niverle (Namen); Bonnet (Meuse).
De Bonneville. 1. Plaatsnaam Bonneville (Namen). 2. Plaatsnaam Bonneville in Frankrijk (onder meer Somme, Manche).
Debonnier, Debonny, Debony, de Bony, Deboni, Debouny: 1. Heel waarschijnlijk variant van Debognies. 2. Eventueel plaatsnaam. Frans bonnier: bunder. Le Bonnier in Popuelles (Henegouwen). Vergelijk Van den Bunder.
Deboos, Deboes, De Bos: 1. Aanpassing van Debois, Dubos. 2. Zie de Boose.
Debor, Debord, Desbord; Plaatsnaam Borcq (Deux-Svres) of Bor (Aveyron) of Bord (Creuse, Puy-de-Dme)? Of variant van Debourg?
De Borgie, De Borgies, De Bourgie: Plaatsnaam Borgies bij Doornik (Henegouwen)
De Borl, de Borle, Borlez, Borlet, Borl, Borle, Borlee; Plaatsnaam Borlez (Luik).
Deborne, de Borne, de Beurne, de Beurme, de Burme, de Beume: Plaatsnaam Born: bron (Nederland en Duitsland enz.), Borne (Overijssel), Born(e) (Frankrijk); Borne: grenspaal, in Ragnies (Henegouwen). Voor rn/rm, vergelijk Van Doorne = Van Doorme.
Deborre. Plaatsnaam Borre (Nord) of in Argenteau (Luik).
Deborsut, Deborsu, Borsut, Borsu, Borsus: Plaatsnaam (Bois-et-) Borsu (Luik), Borsu in Verlaine (Luik) en Gesves (Namen).
Debosque, Deboske, de Bosch: 1. Franse vertaling van Van den Bossche. 2. Romaanse aanpassing van De Bosscher.
Debossines. Plaatsnaam. Waals bossne: graszode. Les Bosennes in Francorchamps (Luik).
Debotte, Desbottes: Plaatsnaam? Bijvoorbeeld La Botte in Fraire en Yve-Gomeze (Namen)? Of Waalse verschrijving voor De Bot?
Debou, Bou, Duboe, Deboe: 1. Verschrijvingen voor Desbous, Dubou, Dubos = Dubois. 2. Zie de Boe.
Debouche, Desbouche: Plaatsnaam, Luxemburg. Luiks-Waals bouhe: struikgewas, bosje.
De Boubers. Plaatsnaam Boubers (Pas-de-Calais).
Debouge, Bouge: Plaatsnaam Bouge (Namen).
Debougnard. Plaatsnaam Bougnoux in Charneux, Luik.
De Boulard. Plaatsnaam Boulard in Pipaix, Henegouwen.
Deboule, Deboulle, Duboule: Plaatsnaam Boule, van Latijn betula: berk.
De Bourdere, de Bourdre, de Bourder: Plaatsnaam Bordres (Pyr.-Atl., Htes-Pyr., Landes)?
Debourg, Debourgh, Dubourg, Du Burg: Franse plaatsnaam Bourg, van Germaans burg: burg, burcht; versterkte plaats, dorp, gehucht.
De Bournonville. Plaatsnaam Bournonville (Pas-de-Calais, Marne).
Debourse, Debources, Desbourse: Plaatsnaam Bourse in Limal (Waals-Brabant).
Deboutez, Debouter: Spellingen voor Debouxhtay? Of Boutez met voorzetsel?
De Bousies, Debouzy: Plaatsnaam Bousies (Nord).
Debouverie, Debouvry, Debouvries, Debouvrie, Debouvry, Deboeverie, Delbouvry, Desbouvries, Desbouvrie, Desbouvry, Bouverie, Bouvery, Bouvry, Bouvrij, Bouvrie, Bovrie, Bovrie, Boverie, Bovry, Beuvry. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Bouverie: runderstal, veebedrijf. 2. De vormen op -y kunnen ook komen uit de plaats Beuvry (Nord, Pas-de-Calais).
Debouxhtay, Duboutay, Boutay: Plaatsnaam Bouxhtay in Vottem (Luik): struikje, bosje.
Debove, Debauve, Desbeauve, Debaurve: Plaatsnaam Boves (Somme).
Deboyer. Plaatsnaam Boyer, (Loire, Sane-et-Loire).
Debra, Debrae, Debras, Debraz. 1. Plaatsnaam Bra (Provincie Luik) of Bras (Provincie Luxemburg). 2. Moedersnaam. Samengetrokken uit de Bijbelse voornaam Debora.
Debraine, Debraisne, Debreyne, de Briijne, de Briyne, Braine, Brain, Breine, Breyne, Breijne, Bereyne. Naam uit de plaatsnaam Braine-le-Comte (‘S Gravenbrakel - Henegouwen), Braine-l’Alleud (Eigenbrakel -Waals-Brabant), Wauthier-Braine (Woutersbrakel - Waals-Brabant), Braine-le-Chteau (Kasteelbrakel, Waals-Brabant) of Braine (Aisne (Pas-de-Calais) of Breyne in Geluwe (West-Vlaanderen).
Debray, Debraye, (de) Brey, Breij, de Braey, Debraie, Dubrai, Dubray, (van) Bray: Plaatsnaam Bray (Henegouwen, Somme, Seine-et-Marne, Nord, Pas-de-Calais, Aisne enz.), Braye (Aisne).
Debreffe, Debref. Plaatsnaam Braives, Luxemburg?
Debreu, Debreux, Debreus: Plaatsnaam Breux (Meuse, Seine-et-Oise, Eure).
Debreus, Debreuse. Plaatsnaam Breuze in Kain, Mourcourt (Henegouwen). Zie Van Breuze.
Debrichy, Debrissy: Plaatsnaam Brichy in Seraing (Luik).
Debricon. Plaatsnaam Bricon, Hte-Marne.
Debrie, de Brie: 1. Plaatsnaam Brie (Seine-et-Marne, Somme, Aisne). 2. Verschrijving voor Debry(e). 3. In Webbekom wordt De Brier nu nog als Debrie uitgesproken.
De Brier. 1. Plaatsnaam Briey (Meurthe-et-Moselle). 2. Spelling voor Debrie.
De Brigode. Plaatsnaam Brigode in St-Amand-lez-Fleurus (Henegouwen).
Debrix, Debris, Debrit. Plaatsnaam Brix, Manche.
De Broich. Plaatsnaam Broich; broek (land)
Debroeij, Debroey, Debroye. 1. Variant van Debrou. Zie daar. 2. Mogelijk ook uit Brouw. Zie daar. 3. Of uit het Middelnederlandse broeyen: branden, schroeien, met kokend water begieten, geroosterd worden. Beroepsbijnaam (er zijn wel een aantal beroepen waarin gebroeid wordt) of bijnaam.
Debrou, (de) Brou, de Broe, de Bro, Debroux, Debroex, De Broux, Dubroux, Dubron, Broux. Naam uit de verspreide plaatsnaam bro: moeras, broekgebied. Er is onder andere een Brou in Bitsingen, Limbourg, Wonk (Luik), een Broux in Ophain (Waals-Brabant); zie ook Debroeij.
Debru, Debrue, (de) Bru(e): 1. Varaint van Debru(e)cq =Dubreucq. Vergelijk Pabbruwe. 2. Zie Bru.
Debruge, Debruges, Desbrugge, Debruche: Plaatsnaam Bruges, Frans vorm voor Brugge.
Debrun. Variant van Lebrun of De Bruin(e).
Debrus. Plaatsnaam Brus in Glons (Luik), Heure-le-Romain (Luik).
Debruxelles, Bruxelles, Desbruxelles, Brusselle, Bruselle, Brusseles: Plaatsnaam Bruxelles, Frans vorm voor Brussel.
Debry, Debrye, Dubry, Bry, Debrije: 1. Plaatsnaam Bry(e) (Henegouwen) of Bry (Nord, Seine). 2. Verschrijving voor Debrie. 3. Debrye kan een oorspronkelijk Nederlandse naam zijn, blijkens 1397 Jan den Brye.
De Buisseret, Buisseret, Buisserez: Plaatsnaam Buisseret in Seneffe (Henegouwen). Zie ook Boseret.
Deburbure. Plaatsnaam Burbure (Pas-de-Calais).
Debure, Bure, Burre: Plaatsnaam Bure (Namen, Meuse, Moselle).
Deburges, Deburge. 1. Variant van Debouge. Plaatsnaam Bouge (Namen): 1221 Burges. 2. Plaatsnaam Bourges (Cher) of in Momignies (Henegouwen). 1392 Jan de Bourges, Kortrijk.
De Burlet, Burlet, Burley: Plaatsnaam Burlet.
Debury, Deburie, Burry, Bury, Burri, Buri: 1. Plaatsnaam Bury (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Bury (Oise). Eventueel Burey (Eure, Meuse).
De Busserolle. Plaatsnaam Busserolles, Dordogne.
Debut. 1. Naam uit de plaatsnaam But in Moulbaix en Hacquegnies (Henegouwen). 2. Zie But (de). 3. Spellingvariant van Dubus.
Debye, Deby. 1. Plaatsnaam. Waals b, Oudfrans bief: kanaal. 2. Zie de Bie.
Decaerl, Decaerle, de Caerl, Caerle: Verhaspeling van De Ka(a).
Decagny, Decaignie, Decagnie, Decaigny, Dekany, Caignie, Cagnie, Caigny, Cagny: Plaatsnaam Cagny (Aisne, Calvados, Somme).
Decaillon, Decalion: Plaatsnaam Ecaillon (Nord).
De Callatay, de Callataij: Hongaarse familienaam Kalatay, van plaatsnaam Kalata. Het voorzetsel is adelspartikel.
Decagny, Decaignie, Decagnie, Decaigny, Dekany, Caignie, Cagnie, Caigny, Cagny. Familienaam uit de plaatsnaam Cagny (Aisne, Calvados, Somme).
Decalut, Decallu, Decallut. Verschrijving van De Caluwe. Kijk bij Caluwe.
Decmbray, Cambray, Cambraye, Cambrai, Cambr: Plaatsnam Cambrai (Nord), Nederlands Kamerijk.
Decambron, Cambron, Ouabron, Cambron, Cameron: Plaatsnaam Cambron (Henegouwen).
De Cambry: Plaatsnaam Cambry in Isires (Henegouwen) en Wasmes (Henegouwen).
Dcante. Adaptie, Noordfrans, van De Ganter.
De Carel, de Corel: Du Carel = Ducarreau. Oudfrans carrel, Frans carreau: tegel, baksteen. Beroepsnaam voor een steenbakker. Vergelijk Careel.
De Caritat. Familienaam Caritat; liefde, liefdadigheid.
De Carnin. Plaatsnaam Carnin, Nord.
Decarnire, Decarnires, De Carnires, De Carnire, Carniere, Decannire, (de) Cannire, Canniere, Caniere, Caunre, Caure. Familienaam uit de plaatsnaam Carnires bij Thuin, Henegouwen, of bij Kamerijk. Carnire, van Latijn carpinaria: hagenbeukenbos.
Decarpentrie, Decarpentries, Decarpenteries, Decarpenterie, Decarpentry, Descarpenterie, Descarpentrie, Descarpentries, Descarpentris, Descarpentry: Picardisch carpenterie: timmerwerk. Vergelijk Carpentier. Beroepsnaam van de timmerman. Of naar de plaatsnaam: timmermanswerkplaats.
Decarte, Decartes, Decart, Descartes, Descarte, Discarte, Discart, Disca: Plaatsnaam Quartes (Henegouwen), Quarte in Pont-sur-Sambre (Nord).
De Castella. Plaatsnaam Castellane, Basses-Alpes.
De Casterl. Plaatsnaam Kasterlee, Antwerpen.
De Castro. Italiaanse plaatsnaam, van castrum; burcht.
Decaudaveine. Plaatsnaam Camp dաveine: haverveld. Vergelijk Haverkamp.
Decaux. 1. Dcaux, van Oudfrans descaus : ongeschoeid. Zie Dechaux. 2. Zie Caux.
Decelle, Decelles, Deselle: Plaatsnaam Celles (Henegouwen, Luik, Namen) of Selles (onder meer Pas-de-Calais).
Dcembre, Decembry: Naar de naam van de maand december? Of volksetymologisch van Dechambre, respectievelijk Dechambry. Plaatsnaam Chambry (Aisne, Seine-et-Marne).
Decercq. Plaatsnaam Chercq (Henegouwen).
De Chabannes. Franse plaatsnaam Chabanne = Caban(n)e: huisje, hut.
De Chaffoy. Plaatsnaam Chaffois, Doubs.
Decelle, Decelles, Deselle. Naam uit de plaatsnaam Celles/Selles (Henegouwen, Luik, Namen en Picardi): kluis.
Decerf. 1. Zie Lecerf(f). 2. In de Westhoek ook spelling voor De Kerf.
Deceur, Deceurt, Decoeur, Decour, Decourt, Duchoer, Ducoeur, Choeur, Coeur. 1. Naam uit de plaatsnaam Koeur (-la-Grande en la-Petite (Meuse). Naam uit het Latijnse corylu (hazelaar). 2. Of uit de huisnaam Le Coeur (het Hart).
Dechaine, waarschijnlijk =Dechaine.
Dechainois. Verspreide plaatsnaam Chnois: eikenbos. Vergelijk Picardisch Duquesnoy.
Dechamp, Dechamps, Dechand, Deschamp, Deschamps, De Schamp, Desschans, Deschans, De Schans, Deschanck, Derschamp, Dersjant, Duchamp, Duchamps, Duschampts, Duschampt, Duchant, Dichamp, Dichant, Decamp, Decamps, Decams, Descamp, Descamps, Dcomp, Dcomps, Descampe, Descampt, Decam, De Kamp, De Kam, Decanck, Decancq, Decanq, Decang, Decamk, Dcant, De Cang, De Candt, De Cant, Descans, Descan, Ducamps, Ducamp, Dequant, Dequan, Dequand, le Cam, le Quang, le Quan, Lescan. Familienaam uit de veel voorkomende Franse plaatsnaam camp: veld, Picardisch camp; veld. Soms verward met Touchant.
Dechange, Duchange, Ducange, Cange, Cang: Frans change, Picardisch cange: wissel. Beroepsnaam van de geldwisselaar. Plaatsnaam Cange in Villers-Pol (Nord); Le Change (Luik).
Dechany. Plaatsnaam Chany in Cordes, Henegouwen.
De Changy. Plaatsnaam Changy (Loire, Marne, Sane-et-Loire, Loiret).
De Chanxhe. Plaatsnaam Chanxke in Sprimont. Luik.
De Charbonnires. Plaatsnaam Charbonnire: plaats waar houtskool gebrand wordt. Vergelijk Charbonnier.
De Chavonnes. Plaatsnaam Chavonne, Aisne.
De Cherisey. Plaatsnaam Chrisy (Pas-de-Calais).
Dechau, Dechaux, Deschaux, Duchau, du Chau, Duau, Chau. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Chaux. 2. De(s)chaux kan een spellingvariant zijn van Dchaux: ongeschoeid, blootsvoets. Zuidnederlands diskals: ongeschoeide karmeliet.
Dechentenne, de Chentinnes, Chantinne: Plaatsnaam Chentinnes in Jandrain (Waals-Brabant).
De Chestret. Plaatsnaam Chastrs, Waals tchstr (Namen).
Dechevez. Plaatsnaam. Oudfrans chave, Waals cheve: holle weg.
De Chevilly. Plaatsnaam Cheville, Seine, Loiret.
Dechevis. Plaatsnaam Le Chevis in Chimay, Henegouwen.
Dechvre, Dechivre, Deschiever, Dechevres, Decheiver, Dechef, Delcheffe, Delchef), Dechief, Dechif: 1. Frans chvre, Waals tchtve, chief; geit. Bijnaam voor een geitenhoeder of naar de huisnaam. 2. Dechvre = De Chivres. Plaatsnaam Chivres (Henegouwen).
Dechmann. Duitse familienaam Deichmann: dijkman, dijker of bewoner van een dijk.
De Chilly. Plaatsnaam Chilly, Somme, Seine-et-Oise, Ardèche, Hte-Savoie, Jura.
Decin, Dessin, Dessain, Dessains, Desains, Desain, Dessaint, Desaint, de Saint: 1. Plaatsnaam (Ramegnies-) Chin (Henegouwen). Zie ook Desein. 2. Zie Dessain(s). Vergelijk Deckenpfronn.
De Chou. Plaatsnaam Choux, Jura, Loiret, Orne.
Deck, Decke, Decken, Deckens, Deckx, Decq: Vadersnaam. Bakervormen van Germaanse diet-naam. Vergelijk Dickens.
Deckemin, Deckmyn, Deckmijn, Deckin, Deckinck, Dacqmine, Dacmine. Familienaam uit het Picardische Du Kemin, Du Camin, het Franse Duchemin; Van de Wege.
Deckenbrunnen, Deckdenbronden, Deckdenbranden: Duitse plaatsnaam.
Declaye. Plaatsnaam Eclaye in Pondrme (Namen) of Claye (Seine-et-Marne).
Declerque, Declercque. 1. Spelling voor De Clerck. 2. Plaatsnaam Clerques (Pas-de-Calais). 3. Eventueel plaatsnaam Klerken (West-Vlaanderen).
De Clercy, Clersy. Plaatsnaam Clercy, Seine-et-Oise.
Declty. Plaatsnaam Clty (Pas-de-Calais).
Declve, Declves, Decleve, Clve, Declaive, Desclve, Delclve: 1. Plaatsnaam Kleve (Duitsland). Vergelijk Van Kleef. 2. Zie de Cleve.
Decloitre, Declotre: Plaatsnaam. Oudfrans cloistre: omheining, omheinde plaats; klooster (Frans clotre). Vergelijk Van Clooster.
Declusin. Plaatsnaam Clusin in Wandre, Luik.
Decobert, Degobert, Degoberts, Degombert: Plaatsnaam (Mareuil-)Caubert (Somme).
De Come, Come, Come, Coeme: 1. Plaatsnaam Cosmes (Ille-et- Vilaine). 2. Of plaatsnaam Cohem in Wittes (Pas-de-Calais)?
Decofour, du Caufour: van de Kalkoven. Beroepsnaam van de kalkmaker, kalkbrander. Vergelijk Chaufouraux.
Decohynck. Verschrijving (Noord-Frans) voor Deconynck (de Koning).
Decol, Decolle, de Col, de Cool. Verspreide Franse plaatsnaam Col, van Latijn collis: heuvel, berg.
Decollombs, Decolon: Frans colon: duif. Plaatsnaam in Thimister (Luxemburg). La Colombe in Jouy (Soissons) of Columba (Hesdin-Auxi).
De Colnet. Vadersnaam. Lotharingse familie die sinds 1422 Colinet heette.
De Combarieu. Zuidfranse familienaam Combarieu/Combourieu, Combe rieu: dal met waterloop.
Decomines, de Commines: Plaatsnaam Komen, Frans Comines (Henegouwen). Zie ook Van Komen.
Decond, Deconde, Cond, Conds, Condez, Conde, Condes: Plaatsnaam Cond (Nord, Marne enz.).
De Conchy. Plaatsnaam Conchy (Pas-de-Calais, Oise).
De Conseth. Plaatsnaam Consett in Durham, Engeland.
Decoo, Dco, de Coo, Deco, de Koo, de Ko, Koo, Decoox, Decooz. Familienaam uit de plaatsnaam Coo (Luik).
Decorde, Decordes, de Cordes, Decoorde: Plaatsnaam Cordes (Henegouwen).
Decormon. Plaatsnaam Cormont (Pas-de-Calais).
Decorwe, Decorvet, Dcorvet: Plaastnaam Corwes in Gilly (Henegouwen).
De Couve. Plaatsnaam Couves in Clermont. Luik.
Decottignie, Decottignies, Decottigny, Decottegnie, Decotegnie, Decotenie, Decottenier, Decottenie, Decotignies, Decotignie, Cottignies, Cottignie, Cottigners, Cottigny, Cottegny, Cottegnoe, Cottegnies, Coutigny, Cotigny, Cottegnye, Cottenies, Cottenie, Cottenye, Cotteny, Coteny, Cottenie, Cottini, Coutteneye, Couteneye, Couttenye, Couttenier, Cottenier, Cottenje, Cottenj, Cottenji, Coudenys, Coudenijs, Coudenis, Coudenie, Codenys, Codenie, Codnis. Familienaam uit de plaatsnaam Cottignies uit Wasquehal (Nord).
Decoudin. Plaatsnaam Coudun (Oise). Vergelijk familienaam Decodyn in Pas-de-Calais.
Decourcelle, Decourcelles, Decourselle, Decaurcelle, Courcelles, Courcelle, Courselles, Coursel, Courselle, Corselle, Courchelle, Corcellis, Corcelis, (van) Corsellis, van, Corselis: Plaatsnaam Courcelles (Henegouwen, Pas-de-Calais). Ook gemigreerde plaatsnaam in Wevelgem en Rollegem.
Decourrire, Decourrires. Plaatsnaam Courrire (Namen, Henegouwen), Courrires (Pas-de-Calais).
Decourtil, Decourtit, Decourtis, Decourty, Decortils, Decortis, Decorty, Courtil: Plaatsnaam Co(u)rtil, van Latijn curtile: kleine hoeve. Cortil-Noirmont (Waals-Brabant), Cortils in Mortier (Luik), Courtil in Bovigny, Courtils (Manche).
Decourtray, Courtray: Plaatsnaam Courtrai : Kortrijk (West-Vlaanderen).
Decout. 1. Plaatsnaam Ecoust-Saint-Mein (Pas-de-Calais). 2. Eventueel spelling voor Decoux. 3. Plaatsnaam Ecout in Tilques en St.-Omaars (Pas-de-Calais).
Decouvreur. 1. Zie Couvreur. 2. Plaatsnaam Couvreux in Dampicourt.
Decoux, Decoulx, Decout: Plaatsnaam Coux in Maillen (Namen), Coux (Ardèche, Char.-Mar., Hte-Vienne, Dordogne), Coulx (Lot-et-Garonne).
Decq. 1. DՅcque(s). Plaatsnaam Ecque in Lapugnoy (Pas-de-Calais) of Ecques (Pas-de-Calais). 2. Zie Deck.
De Crawhez. Plaatsnaam Crawhez in Clermont, Luik.
De Craeyencour. Plaatsnaam Craincourt, Moselle?
Decresy, Decressy, Decresij: Plaatsnaam Crcy (Somme, Aisne, Seine-et-Marne).
De Cressac. Plaatsnaam Cressac, Charente, Dordogne.
Decroix, Decroy, Decroij, Decroie, Descroix, Decroos, Decroo, Decroes, Decros, Decrose, Ducroix. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Croix, Henegouwen, Nord, Dour, Henegouwen, Solesmes, Nord: kruis, kruispunt. Decroo is soms ook een aanpassing van Lacroix.
Decrolier, Decolire, Decrollier, Decroly: Plaatsnaam. Oudfrans cro(u)lire: modderpoel, moeras. Croly in Saintes en Haut-Ittre (Waals-Brabant).
Decrotty, Decroty. Plaatsnaam Crottier: moeras, van crotte: slijk. Plaatsnam Crottire in Frasnes-lez-Buissenal (Henegouwen).
Decroupet, Decroupette. Plaatsnaam. Luiks-Waals croupet(te): hoogte, verhevenheid. Plaatsnaam Croupet in Flmalle-Grande, Fexhe-le-Haut-Clocher en Flron (Luik).
Decroyre, Decroyere, Decroyer. Plaatsnaam La Croyre in La Louvire (Henegouwen).
Decryse. Waalse uitspraak van De Gryze.
De-Cuite. Korte latinizering van den Hove, Van Hof.
De Cunchy. 1. Waarschijnlijk variant van De Conchy. 2. Of plaatsnaam Cuinchy (Pas-de-Calais) of Cuincy (Nord).
Dedave, Dave: Plaatsnaam Dave (Namen).
Dedding. Nederlandse familienaam uit het Germaanse tehud + inga.
Dede, Dedee, Dde: Vervormd van Didier, Didi?
Dedene. Kan worden gelezen als De Dene of als Deedene (zie Dheedene).
De Dessus. Franse equivalent van Van Boven.
Dedessuslesmoutiers, Dedessuslemoutier, de Dessulemoustier, Dedessuslesmoustier: Die hoger dan de (klooster)kerik woont. Vergelijk Dessous-le-Moustier in Lens-Saint-Remy (Luik).
De Dier, Dedier. Vernederlandsing van Dedier, dit is dan weer een variant van Didier. Zie verder bij Didier.
De Diesbach. Plaatsnaam Dies(s)bach in Zwitserland.
Dediest, Dediste, Dedister, Dedisse, Didesse: Plaatsnaam Diest (Vlaams-Brabant).
Dedieu, Dudieu: 1. Plaatsnaam Dieu in Hacquegnies (Henegouwen). 2. Zie Dieu.
De Doetinchem. Plaatsnaam Doetinchem, Gelderland.
Dedonck. Kan een vertaling zijn van Van Donck, maar is waarschijnlijk de Waalse aanpassing van De Donker.
Dedouaire, Ddouaire, Dedoyard, Dedoyart, Dedoijard, Dedoard: Plaatsnaam. Frans douaire, van Latijn dotarium, Luiks-Waals doir; weduwengoed, lijftocht, goed van de pastorie. Plaatsnaam in Ligne, Marche (Henegouwen).
Dedouppe. Plaatsnaam Dourbes, Namen.
Dedours. Plaatsnaam Dour, Henegouwen.
De Dre. Plaatsnaam Dre (Cte-d’Er, Sane-et-Loire).
Dedrie: Andere spelling voor Waalse Dedrixhe, Dedry(e). Deze plaatsnaam drixhe is de Waalse vorm van Nederlands driesch, dries.
Dedreu. Plaatsnaam Dreux, Eure-et-Loire.
Dedrixhe, Dedry, Dedrye, Dedrije, Dedrij, Dedrie: Plaatsnaam. Waalse vorm van Nederlands dries(ch); zie Detrie = Detrixhe.
Dee, van, Daij, Day, De, Vande, Wande: Van Dee, van de Ee (water) of van de Hee, zie van Ee, van Hee(de).
Deelen, (van, der) van Deile, van Del, van Delen: 1. Plaatsnaam Deel ‘Stuk grond, plaats, erf’. 2. Re-interpretatie van Van der Dellen? Zie Verdellen.
Deelman, Deeleman: Middelnederlands deelman ‘Rechter of scheidsman in zaken van boedelscheiding’.
Deelstra, Delstra, Deelman. Deelman is rechter in boedelscheidingen, Friese afleiding.
Deen, dՅen: Ook de Dene. Volksnaam van de Deen.
Deen, van der: Plaatsnaam?
Deenen, Dennen. Vadersnaam, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Daniel.
Deenik: Vadersnaam, van Denink, van Degenink, afleiding van Germaanse degen-naam: þegna ‘Dienstman, held’.
Dees, Deesen: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Desiderius.
Deetens. Vadersnaam. Vleivorm van Diederik.
Defache, Fache, Faches: Plaatsnaam Fches (Nord). Zie ook Fache(s).
Defacque, Defacques, Defacqz, Defacq, Defac, de Facq, Defaqz, Defasques, Defasque: Plaatsnaam Facque in Verchoq (Pas-de-Calais).
De Faestraets, de Foestraets: Vadersnaam. Germaanse voornaam Vastraad. Zie Vastrade, Fastr.
De Failly, Dufailly, Failly, Faelli, Fally: 1. Plaatsnaam Failly (Moselle). 2. Fa(i)lly zonder aanloop eventueel van Middenfrans failly: zwak.
Defalle. Plaatsnaam Val(-Meer) (Limburg).
De Falloise. Variant van plaatsnaam Falaise. Faloise in Neufchteau (Luik), Falloise in Resteigne.
Defat, Defas, Defaaz, Dufaz: Waalse variant van Defau. Waals f, van Fagus: beuk.
Defau, Defaut, Deffaux, Defaux, Defeau, Defauw, De Fauw, Defauwes, Defauwe, Defawes, Defawe, Dessefawes, Desfawes, Dufaux, Dufault, Duffaut, Duffau, Duffaux. Familienaam naar de Oudfranse plaatsnaam fou/fau = beuk (van Fagus). Er is een Faux in Court-St.-Etienne (Waals-Brabant), een Faulx in Frankrijk (Nord), een Faux in Frankrijk (Pas-de-Calais (2x) en Ardennes). En er zijn er wellicht nog meer.
De Fauconval. Plaatsnaam Fauconval in Huppaye (Waals-Brabant).
De Faudeur. Beroepsnaam van de houtskoolbrander.
Defaweux. Plaatsnaam Faweux: beukenbos, in Charneux, Ernonheid, Flron en Olne (Luik)
Defche, Defche, Defesche, Defeche: Plaatsnaam Fexhe (Luik).
Defegne, Defne, Defgne, Defnet: Plaatsnaam Evegne (Luik).
Defeldre, Defeld, Defelde, Defelle, Deffeld: Verwaalsing van DeVelder.
Defenin, Defenain, Desvenain, Deveneyns, Deveneijns, Devenijn, Devenijns, Devenyn, Devenyns. Familienaam uit de plaatsnaam Fenain (Nord).
Defenfe. Deffenfe, Defeinve: Plaatsnaam Fenffe in Ciergnon (Namen).
Defense, Dfense, Deffensse, Deffense: Wel. niet van Oudfrans defens, Middenlatijn defensum, defensa: afgesloten, verboden terrein, maar een Re-interpretatie van Defenfe, waarbij de gelijkenis van de vroegere letters 5 en/een handje geholpen heeft (vergelijk Verftraete van Verstraete).
Defer, Dufer, Dufert, Defert: Plaatsnaam Frans fer: ijzer. Beroepsnaam voor een smid of plaatsnaam: ijzermijn, plaats waar ijzer gevonden wordt.
Deferire, Defferiere, Defferire, de Ferrerre, de Ferrere. 1. Familienaam naar de verspreide plaatsnaam Ferrire: ijzermijn. 2. Ook plaatsnaam Fraire (Namen) gaat terug op Romaanse ferarias: ijzermijn
Deferm, Deferme. Plaatsnaam Faimes: 1220 Ferme bij Borgworm (Luik).
Defernez, Deferney, Deffernez: Vadersnaam. Zoon van Fernet.
De Fernelmont. Plaatsnaam Fernelmont in Noville-les-Bois (Namen).
De Ferrare. Italiaanse plaatsnaam Ferrara.
Defeu, de Feu, Defoeux: Hypercorrect voor Defau.
Defvrimont, Defevrimont, Fivremont: Plaatsnaam.
Defiennes. Plaatsnaam Fiennes (Pas-de-Calais).
De Fierlandt, De Fierlant. Plaatsnaam?
De Filette, Defillet: Variant van De Villette, met v/f-verscherping. Verspreide plaatsnaam Villette, van ville: dorp, stadje.
Defise, Defize: Plaatsnaam Fize(-Fontaine) (Luik).
Deflavion. Plaatsnaam Flavion (Namen).
Deflem, Flem. 1. Naam uit de plaatsnaam Flemme in Jallet (Namen). 2. Zie ook Flem.
Deflines, Defline, Deflinne, Deflinnes: Plaatsnaam Flines (Nord).
De Flmalle, De Flmale, Flmal, Flemalle, Flemal, Flmale: Plaatsnaam Flmalle (Luik).
Deflory, Flory, (de) Fleury: Verspreide plaatsnaam Fleury (Pas-de-Calais, Oise, Somme).
Defoor, Defoord, Defoort, Defoordt, zie Dufort, Lefort. Defooz, de Fooz, Dufooz, Fooz, Foos, Dafos: Plaatsnaam Fooz (Luik) of in Wpion.
Deforchaux, Deforchaud, Deforseau, Deforsau: Plaatsnaam Forceau in Templeuve (Henegouwen). Vergelijk Franse familienaam Fourchaud. Van Oudfrans forche, Frans fourche: vork, wegsplitsing, tweesprong.
(de) Forceville, Farceville. Familienaam uit de plaatsnaam van herkomst Forceville (Somme).
De Formanoir, Formanoi, Formanoir, Formano, Formanie, Formannoy, Fourmanoir, Fourmanois, Fourmanoit, Fourmanoy: Plaatsnaam Formanoir in Templeuve (Henegouwen) van fort manoir: versterkt kasteel.
Deforge, Deforges, Desforges, Desforche, Deforche, Deforce. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Forges (Henegouwen). 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Forge: smidse. Beroepsbijnaam.
Defosse, Desfosses, Defosses, Defosze, Delafosse, Delfosse, Delefosse, Delfos, (del) Fosse, Delfasse, Lafosse, Dufosse, Dufosset, Dufosssez, Dufossse, Defosset, Defosss, Defoss, Defossez, Defossz, Deffossez, Desfossez, Desfosss, Fosset, Fossez, Foss, Fossey, Foscez. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Fosse: gracht, sloot. Verspreide plaatsnaam Fosse (onder meer Luik, Namen).
Defosseux. Plaatsnaam Fosseux (Pas-de-Calais).
De Foux. Oudfrans fou, fau, van Latijn fagus: beuk. Vergelijk Defaux. Zie ook Defoy 2.
Defoy, Dufoix: 1. Plaatsnaam Foy-Notre-Dame (Namen).
Defraire. 1. Plaatsnaam Fraire, Namen. 2. Zie de Frre.
Defraity. Plaatsnaam Fraity in Pepinster (Luik) en Roly (Namen). Oudfrans fraitis: braakland.
Defranc, Defranck, de Franc, Defrancq, Defranq, de Frangh: 1. Plaatsnaam Frencq (Pas-de-Calais). 2. Eventueel vertaling van Lefranc(q).
Defrance. Afkomstig van het ԉle de France’. van Frankrijk.
De Frahan. Plaatsnaam in Corbion en Rochehaut.
De Franceschi, de Francesch, de Francesco, de Francesci. Italiaanse vadersnaam Francesco; de Fransman.
De Francqueen, De Francquen. Vadersnaam. Adelspartikel de + vadersnaam Vranken/Franken.
De Fr, de Fre, De Frez: Verscherping van De Vr. Zie deWree(de).
De Freitas. Portugese plaatsnaam (pedras) freitas: gebroken stenen. Keiachtige bodem.
Defretin, Fretin, Fertein, Fertin, Fertens. Naam uit de plaatsnaam Frtin (Nord).
De Freminville. Plaatsnaam Frmainville (Seine-et-Oise).
De Frsart. Plaatsnaam Frrissart in Villers-le-Temple (Luik).
Defrville, De Freville, Freuville, Freville, Frville. Naam uit de plaatsnaam Frville (Seine-Marne, Vosges, Loiret).
Defrise, Defrize: Waalse aanpassing van De Vrieze of De Frise: van Friesland.
Defroidmont, Defroidmond, Desfromont, Defromont, Deffromont, Defraumont, Defremont, Dufraimont, Dufremont, Dufermont, Dufromont, Duffromont, Dufourmont, Froidmont: 1. Plaatsnaam Froidmont (Henegouwen). 2. Ook vertaling van Van Caudenberg.
Defroyenne, Defroyennes. Plaatsnaam Froyennes (Henegouwen).
Defroyer, Defroyers, Defroyre: Plaatsnaam Froyres in Obigies (Henegouwen).
Defruit, Defru, Defruydt, Defruyt. Beroepsnaam voor de fruithandelaar.
Defuisseau, Defuisseuax. Re-interpretatie van Defchaux. Plaatsnaam Fichaux in Pont--Celles (Henegouwen).
De Fumal. Plaatsnaam Fumal, Luik.
Defurneaux, Defurnaux, Furnal, Furno, Fnat, Fenat: 1. Plaatsnaam Furnaux (Namen): 2. Variant van Defourneaux.
Defurne. Plaatsnaam Fmes, Franse vorm voor Veurne (West-Vlaanderen).
De Frstenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam.
De Gaiffier. Vadersnaam. Voornaam ontleend aan de ridderliteratuur. Of Gaifier van Germaans Waifari.
Degageur. Middenfrans dgageur: die een pand inlost.
Degaille, Degaile, Degalle: Waals gaye: noot. Of spellingvariant van Degaillaix, Degalet.
Degain, Desgain, Desguin, de Ghein, Degeyn: Plaatsnaam. Oudfrans gain: landbouwland.
De Galembert. Plaatsnaam Galenberg, Duitsland.
Degallaix, Degallair, Degaillaix, Degalet, Degalez, Dgalet, Dgale, Degallez: Plaatsnaam Gallaix (Henegouwen).
Degandt, Degand, Degan, Degant, Deghandt, Degang, Deguent, Gaand, Gand: Plaatsnaam Gand, Franse vorm voor Cent (Oost-Vlaanderen). Zie ook de Gent.
Degauque, Degaugue, de Coque: Picardisch gauque: noot. Beroepsnaam van de notenhandelaar.
Degavre, Degave. Plaatsnaam Gaver, Oost-Vlaanderen, zie van Gaver.
Degay, Degaye, Deghaye, Ghaye, Dighaye, Dighaie. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Gay in Auvelais, Biesme en Falisolle (Nord). 2. Zie ook Legai.
Degbomont. Plaatsnaam Egbomont in Stavelot (Luik) of Exbomont in La Gleize (Luik): Waals 駢mont.
Dege, de Gee, Degeye, Degey, Dejaie, Ge: Plaatsnaam Ge in Tihange (Luik).
Degeert, Deger, Deguerre, Degaire. Plaatsnaam Geer (Luik, Utrecht). Zie van Geer.
Degehet, Deget, Dejeher, Dejeet, Dejet, Dejejet. Plaatsnaam Jehay, Luik.
De Gebsattel. Plaatsnaam Gebsattel, Beieren.
Degel, Degels, Deghels, Degehel, Degeel. 1. Beroepsbijnaam van de (Middelnederlandse degel) degelmaker: maker van potten, tegels, of ook ketels. 2. Bijnaam uit Degel (de egel), naar de diernaam: een prikkelbaar, stekelig, iemand ? 1. De Tiense familienaam Dgel wordt dgel uitgesproken. Waarschijnlijk variant van Deg(u)elle, Waalse aanpassing van Degueldre.
Degen, Degens, Deege, Deegen: 1. Middelnederlands degen: knaap, ridder, held. 2. Vanwege het ontbreken van een lidwoord waarschijnlijk vadersnaam, Germaanse voornaam Degen ‘Dienstman’met bewaarde intervocalische g; vergelijk Degenaers.
Degenhardt, Degenhart, Degenaers, Degener: Germaanse voornaam Degenhard: thegn-hard ‘Dienstman, held-sterk’.
Degne, Degenne, de Ghein, Degeyne, Degeyn, Degin: Plaatsnaam Gnes, Franse vorm voor Italiaans Genova (Nederlands Germa). Vergelijk ook Degain.
Degenve, Degeneve: 1. Variant van Degeneffe. 2. Wellicht een andere herkomst voor: 1273 Jakemon de Jenneves, of de naam van een Scheldearm; 3. Plaatsnaam Genve (Zwitserland).
Deger: 1. Uit d’Leger, deHeeger. Middelnederlands (h)eiger, he(e)ger ‘Reiger’. Bijnaam voor iemand met spillebenen. 2. Eventueel Romaans, van Degeer. Plaatsnaam Geer (Provincie Luik). 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-gaiz’diet, volk-speer’. Theotgerus, Tetgerus.
Degerickx, Diegerick, Diegerink, Deegerink, Diegerick, Diegerink: Vadersnaam. Germaanse voornaam dag-rik ‘Dag-heerser’. Dagaricus, Degericus.
Degesves, Degve, Degves, Degeves, Degeve, Degeaive, Dejaive, Dejaifve, Dejaiffe, Dejeaifve: Plaatsnaam Gesves (Namen).
Deghilenghien. Plaatsnaam Ghislenghien (Henegouwen), Nederlands Gellingen.
Deghislage, Deghislages, de Ghislage, Deghillage, Deghilage, Deguislage: Plaatsnaam Ghislage in Havre.
Deghorain. Plaatsnaam Gaurain (Henegouwen).
De Germay, Germay, Germai: 1. Plaatsnaam Germay (Hte-Marne). 2. Wellicht plaatsnaam in Luxemburg.
De Gersem, De Gusem, De Gusseme, De Gussem, Gusseme, (de) Gussem, Degussme, De Guisseme, De Guism, De Guisseme, De Guisme, De Guissm, Guissme, Degissem, (de) Gisseme, Gissem. Vertaling naar het Frans van Van Geetsom = Van Geersom = Van Gussem. Zie bij Geetsom Van.
De Germiny. Plaatsnaam Germiny (Meurthe-et-Moselle) of Germigny (onder meer Marne). Germignies in Pottes (Henegouwen):
De Gevy. Plaatsnaam Givry, Henegouwen?
De Ghelcke, Degelcke: Plaatsnaam Gellik, Guelque in Rty bij Bonen (Pas-de-Calais).
De Ghelderode. Plaatsnaam Gelrode, Vlaams-Brabant.
De Giey. Plaatsnaam Giey, Hte-Marne.
De Gimne, Dejumn, de Jumne: Plaatsnaam Gimme (Namen).
Degive, Degives, Degisves: Plaatsnaam Gives in Ben-Ahin (Luik), Flamierge.
De Gintowt. Plaatsnaam Gintoft, Duitsland.
De Givenchy. Plaatsnaam Givenchy (Pas-de-Calais).
Deglain, Deglin, Deglein, Degeleing, Degelin: 1. Plaatsnaam Glain (Luik). Degelin wordt in Waals-Brabant als De Glin uitgesproken met klemtoon op Glin. 2. Plaatsnaam Glin in Rixensart of Ghlin (Henegouwen).
De Glimes, Deglime, Deglim, Deglismes, de Glimme, Deglumes, Deglume, Deglinne, Degline, Glime, Glimes, Glume: Plaatsnaam Glimes (Waals-Brabant).
Deglise, DՎglise: van der Kerken. Naar de woonplaats of voor een kerkdienaar.
Degloire, de Glorie: Plaatsnaam Glore (Henegouwen).
Degognie, De Goignies, De Gognies: Plaatsnaam Gognies in Anderlues (Henegouwen), (Houdeng-) Goegnies (Henegouwen), Go(e)gnies-Chausse (Henegouwen) of Goegnies in Gommegnies (Nord).
Degolla. Plaatsnaam Golart in Noduwez, Waals-Brabant. Zie Golard 2.
De Gomre. Plaatsnaam Gomray in Fraiture (Luik) of Gomere in Ham-sur-Heure (Henegouwen).
Degonhier, Degonhir, Deganhy: plaatsnaam. Waals gonhre: beboste helling. Les Gonhires (Luik).
Degossely, Gochely, Degosserie: Plaatsnaam Gosselies (Henegouwen).
Degotalle, de Gottal, Delgotalle: Verspreide plaatsnaam Gotale, afleiding van Waals gote: kleine vijver door een bron gevoed. Gotalle in Louveign (Luik).
Degotte, Dgante: Verspreide plaatsnaam. Waals gote: kleine vijver door een bron gevoed. La Gotte in Nandrin.
Degou. Plaatsnaam (le) Goul in Raulhac (Cantal).
De Gourcy. Plaatsnaam Gorcy, Meurthe-et-Moselle.
De Goussencourt, Degossencourt: 1. Plaatsnaam Goetsenhoven (Vlaams-Brabant) of Gutschoven (Limburg), allebei Gossoncourt in het Frans. 2. Plaatsnaam Goussancourt (Aisne). 1487, de Goussencourt, Montreuil.
Degouve. Plaatsnaam Gouves (Pas-de-Calais).
De Goyet. Plaatsnaam Goyet in Jemeppe, Moustier en Mozet (Namen).
Degouy, Degouys, Degouis, De Ghouys, De Ghouy, De Ghoy, De Goy, Degoy, Degouhys, Du Gouy, De Gowie. Familienaam uit de plaatsnaam Gouy. Deze naam komt op zeer veel plaatsen in Frankrijk en ook een paar keer in Wallonië voor. (6x Pas-de-Calais, Somme, Aisne, Oise, Seine-Mar.)
De Goze, Degouse: Plaatsnaam Goze (Henegouwen).
Degrace, de Grasse, Degrassi, de Gratie: Plaatsnaam Grce (-Berleur) (Luik).
De Grady. Variant van De Gr; zie Degrez 2, de Greyt(e).
De Graide, Grde, Grde, Grde, Grede, Greden: Plaatsnaam Graide (Namen).
Grain De, Degrein, (de) Grein, Dagrain, Dagrin, Grin, Greyn, Greijn. 1. Naam uit de plaatsnaam Grain in Lanaye (Luik). 2. Zie ook Legrain.
De Grandsaigne. Plaatsnaam Grandsaigne (Corze).
Defenin, Defenain, Desvenain, Deveneyns, Deveneijns, Denevijn, Devenijns, Deveny, Devenys. Naam uit de plaatsnaam Fenain (Nord).
Degraux, Decraux, Graux, Grau, Graus: Plaatsnaam Graux (Namen).
Degrelle. 1. Plaatsnaam Grelle, Romaanse vorm van Grendel in Attert. 2. Zoon van Legrelle.
Degreny. Plaatsnaam Greny (Ain, Seine-Mar.), Le Greny in Martelingen.
Degrez, De Grez, Degr, Degre, Des Gres, (De) Grs, (De) Gres, Degret, Degrey. 1. Naam uit Grez (-Doiceau): in het Nederlands plaatsnaam = Graven. 2. Of uit het Oudfranse gr, Latijn gradus: trap, trede. Bijvoorbeeld trappenmaker.
Deguet, Doget: Bijnaam. Waals dogut: koppig.
Dehan, Dehant, Duhant, Duhan, Duhent, Duhen: Verspreide plaatsnaam Han als Namen,..), zelfde etymologie als Ham.
Dehanne, Dehane. Verwaalsing van De Hane. Zie de Haan.
Dehansez. Plaatsnaam Hansez in Olne, Luik.
Deharre, Dehare, Dehar, Dehard, Dehart: Plaatsnaam Harre.
Dehareng, Deharenc. 1. Plaatsnaam Hareng (Luik). Zie Dehrand. 2. Zie Harang.
De Haspe, Dehaspe, Deaspe, Dasp, De Asp: Waalse uitspraak van De Haspres. Plaatsnaam Haspres (Nord).
Dehasse, Dehasque: Plaatsnaam Hasse, Luiks-Waalse vorm van Hasselt (Limburg).
De Hassonville. 1. Plaatsnaam Hassonville in Aye. 2. Hypercorrect voor Dassonville.
De Hauleville. Plaatsnaam Haut (de) la Ville: bovenstad, hoogste punt van de stad. Vergelijk Somville.
Dehault, Dehaudt, Dehaut, Dehaux: 1. Plaatsnaam Halle (Vlaams-Brabant) 2. Variant van Duhaut.
Dehean, de Hean: Waarschijnlijk verschrijving (Henegouwen) van Dehaen, De Haen.
De Havay, Havai: Plaatsnaam Havay (Henegouwen).
Dehecq, Deheck: Plaatsnaam Hecq (Nord, Pas-de-Calais). Nederlands hec, heck; afsluiting.
De Heinzelin. Vadersnaam. Duitse vleivorm van Germaanse voornaam Hein.
Hemptinne, de, de Hemptine, Hemptinne: Plaatsnaam Hemptinne (Namen).
De Hemricourt, (dթHemricourt, Henricourt: Plaatsnaam Hemricourt, van Remicourt (Luik).
Dehennin, Dehenin, (de) Hennin, Dehaynin, Dehonin, Dhenin, Dhnin, D’Lenin, Dhennin, Dehenain, Dhenain, Dhinnin, Dhainin, Dainin: Plaatsnaam Hnin (2x Pas-de-Calais).
Dehen, Dehenne, de Hen: Plaatsnaam Henn in Chaudfontaine of Vaux-sous-Chvremont (Luik). Wellicht ook plaatsnaam in Henegouwen. De naam Dehenne werd in Amsterdam aangepast tot De Hen. Zie ook De Hen.
Dehenau, de Henau, de Hnau, De Heneau, Dehennault, De Henauw. Variant van de Dehainaut.
Dehenouw, de Henauw. Streeknaam Frans Hainaut Ԉenegouwen’.
De Hepce, Heptia: Plaatsnaam Hepse in Verlaine (Luik). Heptia is een latinisering. Verschillende Heptia’s hebben bij gerechtelijke uitspraak de wijziging van hun naam in De Hepce verkregen.
Dehrand. 1. Plaatsnaam Hareng in Herstal (Luxemburg). 2. Eventueel plaatsnaam Hron (Luxemburg):
Deherripont, Deherripon. Plaatsnaam Henripont (Henegouwen).
De Hertefelt, D’Lertefeldt, D’Lertefelt, Dhertefelt: Plaatsnaam Hertefeld of veeleer Hartefeld (Duitsland):
Deherve, Deherft: Plaatsnaam Herve (Luik).
Dehessele, Dehesele, Dehesselles, Dehezelle: De Hesselle, Plaatsnaam in Charneux en Soiron (Provincie Luik).
Deheudange. Plaatsnaam Hodenge in Orbais, Waals-Brabant.
Dehille, Dehiles, Dehilis: Vertaling van Van Hille.
Dehing, Dehingh. 1. Zie Duhain. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Hing in Aubange (Luik).
Dehives. Plaatsnaam Hives, Luxemburg.
Dehler: Duitse ontronde vorm van Dhler, afkomstig van Dhle (Nedersaksen) of Dhlen (Nedersaksen, Saksen, Thringen).
Dehnert. Vadersnaam. Zoals Dehnhard, Denhardt, Deinhard van Germaanse voornaam Degenhard.
De Hoffarts. Adelspartikel de + Duitse familienaam Hoffart: hoogmoed, overmoed. Bijnaam. Vergelijk Hovard.
Dehogne, Hongne, Hogne, Hoigne, Hougne, Hounje, Hagne: Plaatsnaam Hogne (Namen) of in Aye (Luik) van Germaans hunja: hoogte.
Dehollain, de Hollain, Holin, Holaind: Plaatsnaam Hollain (Henegouwen).
De Hollande, Dhollande, Dolande: Van Holland; zie Holland(s). Maar de familienaam kan ook op Waalse uitspraak van De Hollander berusten.
De Hollogne. Plaatsnaam Hollogne (Luik).
Dehombreux. 1. Plaatsnaam Hombroux in Alleur (Luik: 2. Plaatsnaam Hombroeucq in Ghoy (Henegouwen).
Dehon, De Hon. Familienaam uit de plaatsnaam Hon (Nord).
De Hontheim, De Honteim. Plaatsnaam Honthem in Balen (Luik, Nederlands-Limburg) of Hontem: 1202 Huntheym (Duitsland), Hontheim.
Dehopr, Dehoepr, Dehoper, Dehopr, Deopere, Dopre, Diopere,dՠd’Epr, d’Eper, d’Epr, Doper, Dopere, d’Epar, van Oppr, van Oppre, van Opr, van Opre, van Opre, Opr, Oprei, Opreye, Oprey, Opreij, oՐrey: (De) Haut Pr. Plaatsnaam Haut Pr (Luik): hoge wei.
Dehorez, Dehor, Dehore: Plaatsnaam Houret in Carly (Pas-de-Calais).
Dehornois. Plaatsnaam Hornoy (Somme).
Dehossay, Dehosay. Plaatsnaam Le Hosay in Jamoigne (Luik).
Dehoteur. Plaatsnaam Hoteux in Ayeneux (Luxemburg).
Dehottay. Plaatsnaam Hottay in Vielsalm, Luxemburg.
Dehotte. Plaatsnaam Hotte in Fauvillers, Luik.
De Host, de Hoste, D’Loste: Wellicht plaatsnaam Hoogstade (West-Vlaanderen): 857 Hostede, door d-syncope Hostee. Vergelijk Host in Deurne (Vlaams-Brabant) en Waver (Waals-Brabant).
Dehoul. Plaatsnaam Houlle, Pas-de-Calais.
Dehous. Spellingvariant van Dehoux of Dehousse.
Dehouse, Dehousse, Housse, Dehosse, Dehos, Dehus: Plaatsnaam Housse (Luxemburg).
Dehoux, Dehout, Dehou, Dehoe, Dehoust, Duhoux, Duhou, Duhout, Delhoux, Deloux, Delloue, Delloup, Houx, Lahou, Lehoux: Plaatsnaam Houx (Namen, Eure-et-Loir). Houx: hulst. Vergelijk Verhulst.
De Hove, Dehove, Dehovre, Dehauve: Plaatsnaam Hove (Henegouwen), Hoves in Chivres (Henegouwen), Hove (Antwerpen). Dehovre is hypercorrect. Vergelijk Van Hove.
Dehoux, Dehou, Dehout, Dehoe, Dehoust, Duhoux, Duhou, Duhout, Delhoux, Deloux, Delloue, Delloup, Houx, Lahou, Lehoux. Familienaam uit de plaatsnaam Houx: hulst. Onder andere in Nord en Eure-et-Loire.
Huccorgne, de, de Huccorne, (de) Hucorne, Hicorne: Plaatsnaam Huccorgne (Luik).
Dehuit. 1. Aangezien de t uitgesproken wordt, kan de familienaam een Waalse spelling zijn van Dewit(te). 2. Zie De Huy.
Dehullu, Dhullu: Plaatsnaam Hulluch (Pas-de-Calais).
De Huy, Dehuy, Dehuit, Dehut, Dehu, Dhut, Dehus, Dehoy, Dhoy, D’Loye, Dehout, Dehou, de Hou, Deheu, de Heuy, de Heu, Dheu, D’Lu, Dhuy, Dhui, Dui, Houy, Hou, Howie, Howy, Hoy, Hui. Familienaam uit de plaatsnaam Huy (Luik, Nederlands Hoei).
Deigentasch, Degendesch, Degendesht: Duitse familienaam Deigendesc, van Stgendesch: steig in die Tasche. Beroepsnaam voor een zakkenroller.
Deinze, van, van Deynse, Deinse van, van Deynze, van Duisen, van Duysen, van Duyse, van Duijsen, van Duijse, van Duyzen, van Duyze, van Dusen; van Duijse: Plaatsnaam Deinze (Oost-Vlaanderen).
Deinum, van, Deinema, Dignum. Plaatsnaam Deinum, Friesland.
Deisz. Vadersnaam. Korte vorm van Matthus of Matthias.
Dejaille, Dejalle. Spelling voor Dejaie?
Dejace, Dejas, Dejasse, Dejase, Dejaes, Dejeas, Dejosse. Naam uit de plaatsnaam Jauche (in het Nederlands Geten) (Waals-Brabant) of Jace in Grce-Berleur of Jemeppe (Luik).
De Jaerme. Verhaspeling van De Haerne, met glijdklank j tussen twee klinkers (aangezien de h niet uitgesproken wordt) en wisseling rn/rm.
De Jamblinne. Plaatsnaam Jamblinne inVillers-sur-Lesse (Namen)
De Janne. Plaatsnaam Janne in Pessous en Scy, Namen.
Dejehansart, Jehansart, Jhansart: Plaatsnaam Trieu Jean Sart in Blaugnies (Henegouwen), Saint-Jean-Sart in Outrelouxhe en Aubel (Luik).
Dejembes, Dejembe, Degembes, Degembe, Degeimbre, Degembre, Degimbre, Degimbe, Dejimbe: Plaatsnaam Jambes (Namen) of Gembes (Luik): Waals djimbe.
Dejemeppe. Plaatsnaam Jemeppe (Luik, Namen).
Dejeneffe, Degeneffe, Degenve, Digneffe, Dignef, Digneff, Dignief, Dighneef, Dineff, Danef, Ganeff. Familienaam uit de plaatsnaam Jeneffe (Waals-Brabant) en in Dinant (Namen).
Dejesus, Dejezus. Portugese vadersnaam Jezus.
Dejet. 1. Plaatsnaam Jet in Sovet (Namen). 2. Zie Degehet.
Dejoie. Dejoye: Frans joie: vreugde. Bijnaam naar het blije karakter. De is niet noodzakelijk vz., aangezien de familienaam net als ? t.joie in het Luiks-Waals djye uitgesproken wordt.
Dejolier, Dejollier. Plaatsnaam Juliers, Franse vorm voor Gulik, Duits Jiilich.
Dejon, Dejonc, Dejond, Dejeond, Dejeon, Degeond: 1. Waalse aanpassings van De Jong. 2. Variant van Dujonc. Plaatsnaam. Frans jonc; bies.
De Jonage. Plaatsnaam Jonage (Isre).
De Jonquires, Dejonckre: Verspreide plaatsnaam Joncquire: plaats met biezen, bies. Zie ook Jonckiere 2.
De Julmont, (De) Julmont, Julemont, Julenon: Plaatsnaam Julmont (Luik).
Dejos, Dejosee, Dejose, Dejose, Dejosez, Dejoz, Dejoze: Plaatsnaam Jos in Battice (Luik).
Dejuzaine, Juzaine: Plaatsnaam Juzaine in Bornai (Luxemburg) en Rose (Namen).
De la Boessire, Verspreide plaatsnaam La Boissire, van Latijn buxaria: met Buxus beplant terrein (Somme, Oise).
Dekairelle, Karelle, Karel, Querelle: Plaatsnaam Querelle in Gosselies (Henegouwen), Quairelle in Jumet (Henegouwen), Les Quairelles in Wakourt (Namen). Waals Quairire, Frans carrire: steengroeve.
Dekaise, De Kaise, Kaise. Waalse aanpassing van De Keizer.
Dekemeck, Dekemexhe: Plaatsnaam Kemexhe (Luik).
(de) Deken, Dekens, Deekens. Beroepsbijnaam voor het hoofd van een kapittelkerik of van een gilde.
Dek: Wellicht verkort uit Dedek, Dedecq, Waalse reductie van de Decker.
Dekker, (de/den), (de(n) Decker, de Deckere, de Deckre, de Deker, de Deckel, de Deckker, (de) Deckers, Deckkers, Dekkers, Dekers, de Dacker. Beroepsnaam van de leidekker, de strodekker, de rietdekker: kortom de dakdekker.
Dekonty. Plaatsnaam Conty. Somme.
Dekyen, Dekijen. Spellingvariant van Dekeyn of Dekien?
Del, Dell. Duitse familienaam Dell, van Middenhoogduits telle: kuil, kloof, inzinking, afgrond, ravijn. Ook plaatsnaam Dell bij Aarlen (Luxemburg).
Delevoet, Dellevoet. Re-interpretatie van Dellevaux, Delvoy?
Del Marmol. Spaanse familienaam. Spaanse plaatsnaam Marmol: marmer. Andras del Marmol kwam uit Andalousie naar de Nederlanden.
Del Monaco, Del Monego: Plaatsnaam Monaco, vorstendom aan de Middellandse Zee.
Delabarre, Dellebarre, Delebarre, Delebaere, Delbaerre, Delabre, Delbar, Delbarre, Dellebart, Delbaert, Delbart, Delbard, Delabart, Labarre, Labar, Labaere, Labare, Labart. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam La Barre: slagboom, verschansing.
Debascule. Beroepsnaam van de stadsweger, beambte bij de waag, Frans bascule.
Delabastita. Plaatsnaam (la) Bastita, Spaanse provincie bastida, Oudfrans bastide: (versterkt) gebouw, vesting.
Delablancherie. Plaatsnaam Blancherie in Bois-d’Laine (Henegouwen) of La Blanckerije in St.-Omaars (Pas-de-Calais).
Delaborde, Laborde, Laborderie, Labordery, Borde: Plaatsnaam. Oudfrans borde: landhuis, boerderij.
Delacharlerie, Delcherlerie. Oudfrans charlerie: wagenmakerij, wagenhuis.
Delabroy, Delabroye, De lաrbroie. Plaatsnaam Arbroie, van Latijn arboretum: plaats waar bomen groeien. Larbroye (Oise), Labroye (Pas-de-Calais), La Broy in Ennevelin (Nord).
Delacave, Delcave, Lacave. Plaatsnaam. Frans cave: kelder. Plaatsnaam Lacave (Arige, Lot).
Delacuvellerie, Delcuvellerie, Delacovellerie: Plaatsnaam Cuvellerie: kuipenmakerij.
Delacenserie, Delcenserie, Delacencerie, Delsencerie: Plaatsnaam Censerie: cijnshoeve, cijnsgoed.
Delachapelle, Lachappelle, Lachapelle: Plaatsnaam Chapelle: kapel. Vergelijk Van der Capelle.
Delachausse, Lachausse: Plaatsnaam Chausse, van Latijn calciata: met kalk gepleisterde weg (vergelijk Duits Strafienpflaster), straatweg. Vergelijk Cauchie.
De la Chevalerie, Delchevalerie, Delchevalrie: Plaatsnaam Chevalerie: paardenstal, paardenfokkerij, stoeterij.
Delacloche. Bijnaam naar de huisnaam La Cloche: In de Klok.
Delacoste, Delacosse, Delacotte, Lacoste, Lacte, Coste, Cost. Familienaam afgeleid van de Oudfranse plaatsnaam coste: helling. Deze naam komt uiteraard op veel plaatsen voor.
De la Boullaye, La boulais: Plaatsnaam Boulaie: berkenbos. La Boulaye (Sane-et-Loire).
De la Bourdonnaye. Plaatsnaam Bourdonnay (Moselle), Bourdonnaye (Morbihan), Bourdonn (Seine-et-Oise).
Delacre, Del Ackre. Romanisering van Van den Acker.
Delacroix, Delecroix, Delcroix, Delcros, Laccroix, Lacroix, Lacrois, Lacroi, Lecroix. Familienaam afgeleid van de zeer veel voorkomende plaatsnaam La Croix (kruising van wegen of plaats waar een kruis stond).
Delacuwe, Delacauw: Aanpassing van Delcuve. Frans cuve: Middelnederlands cuwe, cauwe.
Dela Ruye, Delaruye, Laruywe, De la Roy: Plaatsnaam Ruy(e): beek. Ruy in La Gleize (Luik) en Mons (Luik).
Deladrire, Deladerrire, Deladrier, Laderier, Laderrire, Ladryere, Ladrire, Ladrier, Ladrie, Ladry: Plaatsnaam L-derrire: ginderachter. Vergelijk Van Ginderachter.
Delaer, van, van Delaar. Naam uit de plaatsnaam Dedelaar in Lier, Antwerpen.
Delain, Delin, Deleyn, de Leyn, Deleine, Delein, de Lijn, Dulaing: Waternaam L’Ain, zijrivier van de Rhône. Of plaatsnaam Lain (Yonne).
Delhave, Delchave. Plaatsnaam. Waals chavye: holle weg.
Delafontaine, de la Fontaine, de la Fontayne, Fonteyne, Delfontaine, Deffontaines, Defontaines, Defontaine, Desfontaines, Desfontaine, Delafonteyne, Defonteyne, van den Fontyne, Fonteyne, Lafontaine, la Fontaine, la Fontijn, Fontyn, Fontaine, Fontayn, Fontayne, Fonteijne, Fontein, Fontyn, Fontijn.
Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Fontaine: fontein, bron, waterput. Er bestaan ook zuiver Vlaamse vormen met ‘Van den’.
Delaforerie, Delafortrie, Delafortry, Deleforterie, Delefortrie, Delforterie, Delfortrie, Deleforery, Fortrie, Fortrie, Fortrye, Fortrij: 1. Plaatsnaam La Porterie: versterkte plaats, vesting, fort. Misschien is de oorspronkelijke vorm: de le Foresterie, Rijsel. Plaatsnaam Foresterie: bos waarin niet gejaagd mag worden.
Delagarde, De Garde: Plaatsnaam La Garde: wachtpost, uitkijkpost. Vergelijk Delwarde.
De la Glisolle. Afleiding van Frans glise: kerk. Plaatsnaam in Bever (Vlaams-Brabant).
Delagrange, de Lagrange, Delegrange, Delagrainge, Delagrense, Delgrange, Delgranche, Degranges, Degrange, Desgranges, Lagrange, Lagranche, Lagrainge, Legrange, (La) Grange. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Grange: schuur.
Delahaie, Delahay, Delahaye, de la Haije, Delayee, Dela Hay, Delahaye, Delehay, Delhaie, Delhaeye, Dehaye, Dehay, Delhaije, DelՠHayes, Del’Laye, Delheie, Delai, Delaye, Delay, Deshaies, Deshayes, Deshaye, Deshays, Lahaie, Lahaije, Lahaeye, Lahaye, La Haye, Laheye, Lahey, Laheij. Naam uit de veel voorkomende plaatsnaam La Haie: haag, bosje. Of ook uit Den Haag (Zuid-Holland).
Delahaut, Delahault, Deslahaut, Lahaut, Lahau, De La Hoz, Lahot, Laho: Plaatsnaam L-haut: daarboven. Vergelijk Derboven, Van Ginderboven.
Delahautemaison. Plaatsnaam Haute Maison: hooghuis. Vergelijk Hooghuys.
Delahousse, Lahousse, Lahouste, Lahausse, Lahoese, Laousse, Lehousse: Plaatsnaam. Vrouwelijke vorm van Oudfrans hous, Frans houx: hulst. Delaigle. 1. Huisnaam L’Aigle: In de Arend; bijvoorbeeld in Luik: 1432 maison del Ayle.
Delaire, Delair, Deler, Delhaire: Plaatsnaam Air in Horrues (Henegouwen) of Laires (Pas-de-Calais).
Delaive, Delve: Plaatsnaam. Oudfrans aive, Frans eau: water. Vergelijk Deleau.
Delin, Delain, Deleyn, (de) Leyn, Deleine, Delein, de Lijn, Dulaing. 1. Familienaam uit de waternaam L’Ain: zijrivier van de Rhône. 2. Of uit de plaatsnaam Lain (Yonne).
Delalande, Delande, Deslandes, Delalonde, Lalande: Plaatsnaam. Oudfrans lande: beboste streek. (La) Lande, Landes erg verspreid in Frankrijk.
Delaleu, Delaleux, Delalieu, Delalieux, Delallieux, Delalleau, Delaleau, Dellalleau, Delalaux, Delaliau, Delaliaux, Delalliau, de Laloux, de Lalou, Delaloup, de Laloye, de Laloy, Laleux, Laleu, Lalue, Lalieux, Lalieu Lallieux, Laliau, Laliaux, Lalelau, Lalau, Lallau, Laloup, Lalou, Lalout, Laloux, Laloy, Laloi, Lalot, Lalloo, Laloo, Lalo, alloy, Aloy, Alo, Aloo, Alot, Hallot, Halot, Halloo, Allou, Alou, Delaleeuwe, Delaleeuw, Delaleuwe, Laleeuw.
Familienaam uit het Oudfranse alue(f), aloe, aleu, alieu: allodium, erfleen, vrij eigen leen waarop geen leenrechten berusten. Er bestaat zelfs een land van Alleu in de Nord.
Delalonde, Lalonde: 1. Plaatsnaam La Londe (Seine-Mar., Seine-Inf., Eure, Orne, Manche). 2. Zie Delalande.
Delalune. Huisnaam La Lune; In de maan.
Delamalle, Delmael, Delmaele, Delmal, Lamalle, Lamal): 1. Plaatsnaam Lamalle in Bas-Oha (Luik). 2. Oudfrans mle: tas, reistas. Beroepsnaam voor een bode.
Delamane. Variant van Delamar(re) of van Lamant.
De la Marche, Delmarche, de la Marck, Delmarque, Delmarcq, Lamarche, Lamarcq, Lamarq, Lamarque, Lemarque, Lemarcq, Lemarc, Lemerck, Lemerk: Plaatsnaam Marche, Picardisch Marque, van Germaans marka: Middelnederlands marke: grens, grensland. Vergelijk Van der Mark.
Delamarre, Delamar, Delamare, Delemar, Delemarre, Delemaere, Delmarre, Delmaere, Lamarre, Lamard, Lamart, Lamar, Lammar, Lemarre: Plaatsnaam Mare ‘Waterplas, poel’.
Delambre, Delembre, Delember, Lambre: Plaatsnaam Lambres (Nord, Pas-de-Calais).
Delame, de Lame. Waarschijnlijk =Delorme.
Delameillieure, Delameilleure, Delamillieure, Delamilleure: De Fameilleure? Van Oudfrans ameilleurer, Frans amliorer: verbeteren. Vergelijk Meilleur.
Delamotte, Dellemotte, Delemotte, Demotte, Demote, Lamotte, Lammoten Lamot, Lamote, Lamothe, Lamoot, Lamoote, de Mot, de Mot, Moot, Demot, Demotte, Desmottes, Desmot, Desmots. Familienaam uit de plaatsnaam Mot(t)e, van mota: hoogte, heuveltje (soms met een kasteel, gebouw erop en door gracht omgeven). Onder meer La Motte in Lessen (Henegouwen) en (Quiry-)la-Motte (Pas-de-Calais). Zie ook Termote, Van der Mot(en).
Delan. Plaatsnaam Laon, Aisne.
Delanaye. 1. Plaatsnaam Lanaye (Luik), Nederlands Ternaaien. 2. Variant van Delannay.
Delancre, Delencre, de Lancker, Lancre: Huisnaam L’Ancre: het Anker. Zie ook Ancre.
Deland, Delande. 1. Spelling voor Deslandes; zie Delalande. 2. Plaatsnaam Lande, Franse vorm van Landen (Vlaams-Brabant). 3. Franse vertaling van Van den Lande. Plaatsnaam Land.
Delandas, Delandat, Delendas, Landas, Landa, Landas, Lendasse. Familienaam uit de plaatsnaam Landas (Het Nederlandstalige Landaast in gebied Nord, Frankrijk).
Delane, de Laen, de Laene. Plaatsnaam Lasne, Waals-Brabant.
Delange, De lաnge: 1. Franse De lաnge. Naar een huisnaam, bijvoorbeeld 1425 la maison de l’Ange; 2. Zie De Lange.
Delangle, Delzongle: Plaatsnaam Lաngle: hoek(huis). Delzongle is een variant van de Franse familienaam Delzangles, contaminatie van Delangle en Desangles.
Delanglez. 1. Zie Langlais. 2. Plaatsnaam Langlais in Gonnehem (Pas-de-Calais): Waternaam Langle in Arien.
Delangre. Plaatsnaam Langres, Hte-Marne.
Delano, Delannoo, Delanoo: 1. Zie Delaunay. 2. Spaanse familienaam,.
Delanoyer. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Delanoy.
Delaoutre, Delahoutre, Laoutre, Lahouttre, Lahoutter, Lahouter, Lahout, Lahoutte, Lahoute, Loutre, Louter, Loutte, Delauttre, Delautre, Delaute, Delaut, Delhaute: Plaatsnaam L-outre: aan de overkant. Vergelijk Van Ginderover. Let op de Waalse reductie -tre/-t(e).
De la Parra. Plaatsnaam Laparra in Tournon, Lot-et-Garonne.
Delappinire. Plaatsnaam Ppinire: boomkwekerij.
De la Potterie, De la Poterie. Plaatsnaam La Poterie in Doornik (Henegouwen) en Frankrijk verspreid (onder Pais-de-Calais): pottenbakkerij.
Delaprovince. Waarschijnlijk Waalse uitspraak van Delaprovence: uit (de) Provence.
Delaps. Plaatsnaam Laps, (Puy-de-Dme).
Delarbre, de l’Arbre, Delabre, Labre: Plaatsnaam L’Arbre: de Boom.
Delarc. Plaatsnaam L’Arc in Doornik (Henegouwen).
De la Sagne. Plaatsnaam Sagne; moerassig terrein.
Delarivire, de la Rivire, Delrivire, Larrivire, Larivier, Lariviere, Larieviere, Lariviere, Rivire, Rivier, Rivierre, Rivier, Rivir. Naam uit de Oudfranse rivire: oever. Franstalige tegenhanger van de naam Van den Oever.
Delaroyre, Delaroire, de la Ruwire, Laruweere: Plaatsnaam Roire: geul, greppel. La Royre in Nchin (Henegouwen).
Delarsille, Larsil, Larsille, Larzille: Pplaatsnaam. Oudfrans arsille, Frans argile: klei, leem. Plaatsnaam Arsiles in Hemptinne (Namen).
Delarue, Dellerue, Delerue, Delrue, Delereux, Dalrue, Desrues, Desruez, Deru, Derue, Derues, Deruest, Larrue, Larue, Laruywe, Lareu. Zeer verspreide plaatsnaam uit Rue: straatje.
Delaruelle, Dela Ruelle, Deleruelle, Delruelle, Laruelle, Laruel. 1. Naam uit de plaatsnaam Ruelle: straatje. 2. Soms variant van Deleruyelle: naam uit de Oudfranse plaatsnaam ruiel(le): rui, waterloopje.
Delasaux, Lassau, Lassaux, Lassaut, Lasseua, Lasseuax: Plaatsnaam. Oudfrans saux, Waals sa, Frans saule: wilg. Vergelijk Desseaux. (Duits Weide; wilg).
Delassoye, Delassoie, Delassois, Lessoye, Lesoye, Lassoie, Lassois, Lasoie: Plaatsnaam La Soye in Grouville (Luxemburg). Maar de familienaam komt hoofdzakelijk in Henegouwen voor.
Delassus, Lassus: Plaatsnaam L-sus: daar boven (vooral Pas-de-Calais). Vergelijk Lahaut.
De la Source, Lassource: Plaatsnaam Source: bron. Vergelijk Van den Borre.
De Lairesse. Plaatsnaam Lairesse in Ougre (Luik).
De Lalaing, Delalain, Delalin: Plaatsnaam Lallaing (Nord). Of (Ecaussines-) Lalaing (Henegouwen).
De Laminne, De Lamine, Lamine, Laminne, Lamin: Plaatsnaam Lamine (Luik).
De Landsberg. Verspreide Duitse plaatsnaam; burcht die het land beschermt.
De Landy. Plaatsnaam Landy in Nandy, Seine-et-Marne.
De Langsdorff. Plaatsnaam Langsdorf. Duitsland.
De Lathuy, Lathuy, Latui: Plaatsnaam Lathuy (Waals-Brabant).
Delateur, Delatour, Deltour, Deltoer, Diltour, Latour, Latoir. Familienaam uit de plaatsnaam La Tour: de toren. Dit onder andere in Marcq-en-Baroeul (Nord), Autre-Eglise, Itter, Lillois en Virginal (Waals-Brabant), Heyd en Latour (Luik).
Delatinne, Delattin, Delatin, Latin, Latine, Latinnes, Latinne, Lattinne, Lattines, Latinus, Latinis, Latenis, Latenist, Lattenist, Latinies, Latinie, Latigny, Latignies, Lateny, Latini: Plaatsnaam Latinne (Luik).
Delattre, Delatre, De Latre, De Lattre, De Latter, Delatte, De Latte, Delastre, De Laistre, Delaitre, Delaitte, Delaite, Delait, Deleit, Delaide, Delettre, Deletre, Deletter, Delette, Delestre, De Lestre, Delettre, Delletre, Dellette. 1. Delatr, de Latre, van de lաtre. Plaatsnaam Atre, Oudfrans ai(s)tre, atr(i)e Waals t van Latijnse atrium’kerkhof’. 2. Zie ook (de) Later.
Delaunay, Delaunaij, Delausnay, Delausney, Delonai, Aunay, Delaunois, Delaunoit, Delaunoys, Delaunoy, Delaunnois, Delonnoy, De Loyay, Dulaunoy, Delannai, Delannay, Delanney, Delannes, Delannez, Delanez, Delanes, Delannoi, Delannoie, Delannois, Delannoit, Delannoi, Delannooy, Delannoy, Delannoye, Delannoe, Delannoeye, Delanois, Delanoit, Delanije, Delanoeye, Delanoeije, Delano, Delano Delanoo, Delanoir, Dellanoy, de Lannoye, de Lanoye, (de) Lanoo, Delanote, Delasnay, Delansnoy, van de Lannoitte, van de Lanoite, van de Lanoite, Lannoit, Lanoit, Lanoitte, van de Lanotte, van de Lannotte, van de Lenoitte. Naam uit de veel voorkomende plaatsnaam aunaie (dit uit het Latijnse alnetum: elzenbos). Ook van deze plaatsnaam komen veel varianten voor (onder andere Aulnois, Aulnoy(e), Aunoit, l’Au(l)nois, Aulnoit.
Delaurier, Delaurie. Plaatsnaam Au Laurier, Luik.
Dal’Auve, de Lauvre, Delauve: Familienaam in Zuid-Oost Vlaanderen. Variant van Delhauve.
Delavenne, Delavende, Delavoine, Delluvenne, Delhuvenne, Deliveine, Deliveijne, Delivijne, Livijns, Livyns, Liveyns, Lievijns, Lievyns, Liveyns, Dehuvyne, Huvenne, Huvne: 1. De lաvoine, van Franse plaatsnaam, Oudfrans aveine, avesne, avenne, vn Latijn avena: haver, haverveld. Maar een beroepsnaam een haverkoopman is niet helemaal uit te sluiten. Avenne(s), Avesne(s) is een frequente veldnaam in Noord Frankrijk. Of van Romaans avesna als pendant van Oudengels Ϧesn: weiland. 3. Voor Dehuvyne, Huvenne komt ook plaatsnaam Avesnes (onder meer Nord, Pas-de-Calais, Somme) in aanmerking.
De Lavareille. Plaatsnaam Vareille, van Valeille, afleiding van Latijn vallis: dalect Vareilles (Creuse, Sane-et-Loire).
Delbaen. Naam uit een plaatsnaam. Verkorting van De la Bane: zoiets als Van der Wege, Van der Baan. Het Luiks Waalse bne: karreweg.
Delavie, Delavier, Delevie, Lavi, Lavie, Lavier: Plaatsnaam. Oudfrans vie, van Latijn via: weg. Vergelijk Delvoye.
Delavigne, Delvigne, Delle Vigne, de le Vingne, Lavigne, Levigne, Devignes, Devigne, Dewuigne, Dewigne, Desvignes, Vigne: Plaatsnaam Vigne: wijngaard. Vergelijk Van den Wijngaerd. La Vigne was ook een wijk in Atrecht.
Delaxhe. 1. Plaatsnaam. Waals he, Frans aise: algemene weide. 2. Zie Delhax(h)e.
Delaye. West Vlaamse dialect uitspraak van Delahay.
Delbaen, De le Bane, vertaling van Van der Baan. Vergelijk Luiks Waals bne: karreweg.
Delbarge. Oudfrans barge: platte schuit, boot. Waarschijnlijk huisnaam.
Delbouche. Plaatsnaam. Oudfrans bauche; moeras, modderpoel.
Delbout. Leesfout voor Debbaut.
Delb, Delbe, Delbee, Delbey: De lաbee. Plaatsnaam. Oudfrans abee, abiee, abiet: spar, den.
De Leebeecke, de Leebeeck, de Leebeek, Leebeke: Plaatsnaam Leebeek, Leebeke in Ouwegem, Denderhoutem, Nederhasselt, Outer (Oost-Vlaanderen).
Delbeek, Delbeke, Delbeeke, Delbeecke, Dellebeke, Delbecke, Delbeck, Delbec, Delbecque, Delbecq, Delbeque, Delbque, Delebecque, Delebecq, Dilbeck, Delbelcq;: De le Beque, verfransing van van der Beke, plaatsnaam beek. Maar het Picardisch heeft het Nederlands woord beke geleend als beque.
Delberghe, Deleberghe, Delebergue, Delbergue, Dilberghe: Verfransing van Van den Berge.
Delbeuck. Verfransing van Van den Beuck.
Delblouck. Waarschijnlijk variant van Delbrouck.
Delbois, Delboy, Delebois: Plaatsnaam Bois: bos.
Delbol. Plaatsnaam. Oudfrans bol(e): berk. Of variant van Delbouille.
Delbos, Delboo, Delboe: Plaatsnaam. Oudfrans bos, van Germaans bosk: bos.
Delbosse. Verfransing van Van den Bosse of variant van Delbos.
Delchambre: Plaatsnaam Frans Chambre ‘kamer, eenkamerwoning’.
Delbouille, Debouille, Lebouille: Plaatsnaam. Oudfrans bouille: moeras.
Delbove, Delbouve, Delbeauve, Delbauve, Delbauwe, Delbauvre, Delbauffe, Delbauf, Delboeuf: Plaatsnaam. Picardisch bove: kelder, grot, onderaardse holte.
Delbrecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dalbertus. Of Dagilbert:
Delbroeck, Delbroek, Delbrouck, Delbrouk, Delbroucq, Delbrouc, Delbroucque, Delbrouque: De le Broucq, van Van den Broeke.
Delbuschche. Waarschijnlijk herinterpretatie (droog struikgewas) van Delbushaye.
Delbushaye. Waalse plaatsnaam Bushaye: bosje kreupelhout, struikgewas. In Aubel (Luik), Buhaye in Battice en Saint-Remy (Luik).
Delcambe, Delcampe, Le Campe, Lecampe: Oudfranse plaatsnaam Cambe: brouwerij.
Delcamp, Delcampe. Aanpassing van Delcambe of Delcampo.
Delcampo. Spaanse familienaam die beantwoordt aan Van de Velde.
Delcart, Delcarte, Delcaert: Oudfrans quart: kwart; quarte: inhoudsmaat, vochtmaat (kwart). Wellicht huisnaam.
Delchambre, Delcambre, Delecambre, Delechambre, Lachambre, Lacambre, Dechambre, Deschambre, Deschamber: Frans chambre, Picardisch cambre: kamer, eenkamerwoning. Of plaatsnaam Ter Kameren, Frans La Cambre. Vergelijk Van der Kamer.
Declef, Delcl: Huisnaam La Clef, La Cl: De Sleutel; bijvoorbeeld in Atrecht.
Delclisard, Delclisard. Waalse plaatsnaam clisore, van Latijn clausura: omheinde, afgesloten plaats.
Delcoeuillerie, Delcoeullerie, Delcueillerie, Delceuillerie, Delecoeuillerie, Delecueillerie, Delculerie, Quellerie, Quellerye, Quelerij, Quellery, Quelderie, Queldry. Familienaam uit het Oudfranse cueillerie: oogst. Als plaatsnaam wellicht de naam van de oogst-, tiendenschuur. Naam van wie ze beheert, er werkt.
Delcoigne. Plaatsnaam. Oudfrans coigne, vrouwelijk van coing: hoek.
Delcombe, Delgombe, Descombes, Decombes, Decombe, de Combe, Combes, Combe, Coombes, Coombs, Lacombe, Lacomme: Franse plaatsnaam Combe: klein dal. Eventueel variant van Delcambe.
Delcomte, Del Conte, Del Cont, Delcon. 1. Variant van Del Comt, uit de plaatsnaam La Comt (Pas de Calais). 2. Zoon van Lecomte; De Grave.
Delcour, Delcourt, Delacourt, Delacour, Delecourt, Delecour, Delcourte, Dallecourt, Dalcourt, Dellcourt, Dellicour, Delcor, Decourt, Decour, Delcorps, Delcorde, Delcord, Delcordes, Delkord, Delcorte, Delcort, Lacourt, Lacour, Lakor, Lacor, la Coere, Laceur. Franstalige equivalent van Van (den) Hove: court; hove/hoeve. Frans La Cour, door foute associatie met Latijn curia; eigenlijk uit Oudfrans cort, court, van Latijn curtis, cortis: hof, hoeve.
Delcule. Plaatsnaam Cules in Rosires? Waals cule: afgelegen plaats.
Delcuve, Delcuvre, Delcuppe, Dekuppe, Dekupe, Delcupe, Delacuwe, Delacauw. Naam uit het Franse cuve, het Middelnederlandse cuwe/cauw: kuip. Huisnaam of beroepsbijnaam van de kuiper.
Delden (van). Familienaam uit de plaatsnaam Delden (Overijssel en Gelderland).
Delderenne. Plaatsnaam Elderen, Genoels- of ‘S-Heren-Elderen (Limburg).
Deldime, Deldimme, Deldinne, Deldine: Plaatsnaam Dme, van Latijn dcima: tiend(land), tiendschuur.
Deldycke, Dedique, Deledicque, Deledique, Deledicq, Deldicque, Deldicq, Dildick, Daeldyck, Deledecque: Plaatsnaam. Oudfrans dike, van Nederlands dijk. Of vertaling van Van den Dijke. Vergelijk Dudicq.
Deleau, Deleaux, Delleau, Delleaux, Dellau, Dellaux, Delliaux, Delaux, Delau, LՅau: Plaatsnaam Lեau: water. Vergelijk Van de Water.
De Lger, Delegher: Plaatsnaam St-Lger (Henegouwen, heel verspreid in Frankrijk).
Deldycke, Dedique, Deledicque, Deledique, Deledicq, Deldique, Deldicq, Dildick, Daeldyck, Deledecque. Familienaam afgeleid van de Oudfranse plaatsnaam ‘Dike’. dijk. Of mogelijk ook een vertaling van Van Dijcke (met dezelfde betekenis dus).
Deleclos, Delecloos, Delecloz, Delcloo, Delclaux, Desclous, Desclos, Declat, Desclaux, Descla, Duclos, Duclot, Ducloux, Ducloy, Decloo, Decloux, Declou, de Kloe, de Cloe, Declau, Doclot, Doclo, Docclot, Docclo, Declus. Franse naam uit Clos: omheining, omheind terrein.
Delecluse, Delecluze, Delecluyse, Delecluijse, Delescluses, Delescluse, Delescluze, Delacluyse, Delacluse, Lecluse, Leclus, Lcluse, Leclusse, Lecluyse, Lecluijse, Lecluijze, Lecluyze, Lecluysse, Lacluyse, Cluyse, Cluze, van de Lacluze. Familienaam uit de plaatsnaam LՅcluse: sluis. Op diverse plaatsen. LՅcluse is ook de Franse naam van Sluis (Zeeland).
Delcole,Delcolle, Delecolle, Delecole, Delcol, Delescolle: Plaatsnaam. Oudfrans escole, Frans cole: school; speelhuis (dobbelschool, kegelschool).
Delecoq, Delecocq, Delcoucq. Naar de huisnaam Le Coq: In de Haan. Of zoon van Lecoq?
Delecosse. Re-interpretatie (onder meer door de o-kleur van de a) van Delcace. Oudpicardisch escac(h)e, Oudfrans eschace, Frans chasse: schaats, stelt, kruk, houten been. Wellicht huisnaam. Vergelijk Verschaetse, Dezecache.
Deleers, Delhers, Delers: Plaatsnaam Leers (2 x in Henegouwen); Lers (Nord).
Deleeus, De Lau: van Zoutleeuw (Vlaams-Brabant). Vergelijk Van Leeuw, Deleuw.
Delefolly, Delfolly, Delfoly, Delfolie, Deleflie, Delflys, Delfly, Lafolie: Plaatsnaam La Folie: lusthuis, buitenhuis. In Arien (Pas-de-Calais), Audregnies (Henegouwen), Ramegnies-Chin (Henegouwen), Ecaussines (Henegouwen), St-Fergeux (Ard.), in Aisne, Seine-et-Oise enz.
Deleglise, De lՅglise, Lglise, Leglise: Vergelijk Van der Kerken.
Delegnies. Plaatsnaam Ellignies (Henegouwen).
De Lescaut, Delescaut, Lescaut, Delescault, Delescaut, Lcaut, Lecaux, Lecho, LՅcho: Waternaam LՅscaut: de Schelde.
De Lescure, Lescur, Lescure: 1. Plaatsnaam Lescure (Arige, Cantal, Tarn, Aveyron). 2. Verfransing van Van der Schure.
De Lesdain. Plaatsnaam Lesdain (Nord), Lesdins (Aisne).
Delforge: Plaatsnaam la Forge ‘Smidse, smisse, smederij’.
Delehouz, Delehouze, Delehouzee, Deleouze: Plaatsnaam. Oudfrans houssoie, Frans houssaie: plaats waar hulst groeit. La Houze in Thuillies. Vergelijk Hosset 2.
Delehoye. 1. Plaatsnaam. Oudwaals hoye, Waals hoe, van Oudhoogduits skolla: heuveltje. 2. Vertaling van Van der (H)oye; zie van Ooyen.
Deleixhe, de Leixhe. Plaatsnaam. Luiks-Waals lyhe: stilstaand water in een rivier.
Delielienne. Vertaling van Van de Leene. Plaatsnaam Leene in Herne (Vlaams-Brabant)
Delelis, de Lellis, de le Lys, de Lelys, de Llys, de le Lijs: La Lys is de Romaanse naam van de Leie. Pendant van Van der Leie, Verleye.
Delem, Dellemme, Dellemes, Delemme, Delemmes, Delenne: 1. DՅlesmes. Plaatsnaam (Nord). 2. Zie Delhem. 3. Spelling voor Dhellemme(s).
Delenclos, Desenclos: Plaatsnaam Enclos: omheining, omheinde plaats.
Delengaigne, Lengagne: Oudfrans engaigne: list, bedrog, handigheid. Afleiding van Oudfrans enganer: bedriegen.
Delnin, Delennin, Delenin: Del + voornaam Henin?
Delo, de Lo: Plaatsnaam Lau, Nederlands Zoutleeuw (Vlaams-Brabant).
Delepee, Delepe, de Leppe, de Lepp, de Lupp: De lՎpe. Frans pe: degen, zwaard. Naar de huisnaam of bijnaam voor een zwaardvechter of schermer.
Delepierre, Delepier, Delepiere, Delepire, Delapierre, Delpierre, Delespierre, Delpier, Delpiere, Delpire, Dolpierre, Dolpire, Depier, Depierre, Depire, Lapire, Lapiere, Lapierre, Lepierre. Familienaam naar woonplaats pierre: steen (ondergrond, gebouw). Nederlandstalige tegenhanger: Van der Steen.
Delpine, Delpinne, Delepinne, Delepine, de lՅpine, Delespinne, Delapyne, Lespinne, Lpinne, Lpine, Lepinne, Lepine, Lapinne: De lՎpine, Frans pendant van Van (den) Doorne.
Delepoulle. Franse vertaling van Van den Pole, Poele.
Delerive, Delrive, Derive, Larive: Plaatsnaam. Frans rive: oever.
Delerne. Plaatsnaam Leernes, Henegouwen.
Deleroux. Plaatsnaam Leroux, Namen.
Deleruyelle, Lariel, Larielle: Plaatsnaam. Oudfrans ruiel(le), afleiding van rui, van Latijn rivum: beek, waterloopje.
Delerzy, Delersy, Lersy: Plaatsnaam Lerzy (Aisne).
Delescaille, de lՅscaille, Delecaille, Discailles, Lescaille, Lescale, Lescal: Plaatsnaam Lescaille in Gembloers (Namen), lՅscaille in Feluy, Mignault, Solre-St-Gry, Thuin (Henegouwen). Picardisch escaille: schalie, lei.
Delespeaux, Delespaux, Delespaul, Delesple, Delepaut, Delepaux, Delepaul, Delepo: Plaatsnaam. Oudfrans espal: reservaat in een bos. Plaatsnaam LՅpaule in Hautecte, Rebreuve-sur-Canche, Fressin en Conchy-sur-Canche (Pas-de-Calais).
Delespesse, Delespes, Delespes, Delsipech, Delsipe, Delcipe, Delsipexhe, Delsupexhe, Delsupehe: Plaatsnaam. Oudfrans espoisse, espesse: kreupelhout. Waals sphe. Supexhe in St-Remy-lez-Dalhem (Luik).
Delespiere, Delepierre: 1. Plaatsnaam Espierres, Nederlands Spiere (West-Vlaanderen), ook waternaam, leengoed LՅspierre in Moeskroen. 2. Spellingvariant van Delepierre.
Delespinette. 1 Plaatsnaam Espinette, afleiding van espine, Frans pine: doornstruik. 2. Oudfrans espinette: steekspel, vereniging van ridders in Rijsel die vermaarde steekspelen hield.
Delestienne, Delestenne, Delestinne, Delestine, Lestienne: 1. Plaatsnaam Estinnes (Henegouwen). 2. De le Steene/Stine = Van den Steene.
De Lessine, De Lessines, Lessinne, Lessinnes, Lessines, Lessine, Delsinne, Delsine, Delsin, Delsinnes, Dellusinne, Delusinne, Lusyne, Delzinne: Plaatsnaam Lessines, Waals l’sine, Nederlands Lessen (Henegouwen).
Delestrain, Delestraint, Deletrain, Deltrain: Oudfrans estrain: stro, strooisel. Bijnaam voor een stroboer, strohandelaar? Of plaatsnaam Lestrin in Blaringhem (Nord)?
Delestre, De Lestre, Delettre, Deletre, Delette, Deleter, Delletter, Delletre, Dellere, Dellette. 1. Familienaam uit de Oudfranse plaatsnaam estre, van Latijn extera: tuin, woonplaats, erf, pendant van Van der Erven. 2. Mogelijk ook uit het Oudpicardische hestre: heester, jonge boom, beuk. 3. Zie ook Delattre.
Delestre, Delestree, Delestr, Delestrs, Delestrez, Delestret, Delestrai, Delestrait, Delestray, Delettrez, Delettr, Deletr, Deletrez, Delistre, Delistrie, Delstret, Destre, Destr, Destree, Destres, Destrez, Destrais, Destrait, Destraix, Destray, Detrait, Detrai, Detray, Distre, Lestre, Lestrez, Listr, Listrez, Listray, Stre, Stree: Verspreide plaatsnaam Estre/Stre, van Latijn (via) strata: (straat)weg, (Romeinse) heerweg. Stre (Henegouwen, Luik). Estre in Vloesberg (Henegouwen).
Delet. Waarschijnlijk variant van Belette.
Deletaille. Verspreide plaatsnaam La Taille: hakbos, kreupelbos.
Deltang, LՅtang: Plaatsnaam. Frans tang: vijver. Vergelijk Destain(t).
De lՅtoile. Huisnaam LՅtoile: de Ster.
Deleusire, De la Heusire, de la Housire. Plaatsnaam: plaats waar hulst groeit.
Deleuw, Deleuve: Plaatsnaam Zoutleeuw, Frans Lau (Vlaams-Brabant).
Deleuze, Deleus, Deleuse, Delleuse, Delleuze, Leuse: 1. Plaatsnaam Leuze (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Leuze (Aisne).
De Leve, de Lve: 1. Plaatsnaam Zoutleeuw: 2. Plaatsnaam Lesves (Namen). 3. Zie Delaive.
Delfanne, Delafagne. Plaatsnaam Fagne: veen, ven, moerland. Fagne-Famenne, Henegouwen, Namen.
Delfant, Delfante, Delfanti. Bijnaam Fante, van Latijn infans; jongen, knaap.
Delfau, Delfaud., Lafaut. 1.Familienaam afgeleid van de Romaanse plaatsnaam Fau: beuk. 2. D’Lelfaut: plaatsnaam in Pas-de-Calais of Picardi.
Delfeld. 1. Vertaling van Van de Velde. 2. Hypercorrecte spelling voor Deffeld.
Delforge, Deleforge, Delaforge, Delforche, Delforce, Laforge, Laforce, Forges, Forge, Deforges, Deforge, Desforges, Deforche, Deforce, Desforche.
Familienaam uit de plaatsnaam La Forge of beroepsbijnaam: smidse, smisse, smid.
Delferrire, Delferrier, Delfairire, Delferire, Delfrier, Delferire, Delferiers, Delferier, Delferiere, Delferire: Plaatsnaam. Oudfrans ferrire: smederij, smid.
Delfgauw, Delfgaauw. Plaatsnaam Delfgauw (Zuid-Holland).
Delfin. Plaatsnaam. Frans Fin: Eind. Vergelijk Van den Einde.
Delfini, Delfin, Delfinis, Delfino. Italiaans delfino; dolfijn. Vergelijk Dauphin. Ook vadersnaam, heiligennaam Delphinus.
Delflache, Delflas, Delflasse: 1. Plaatsnaam Flache: waterplas, poel. 2. Re-interpretatie van Delplace, metpl/fl-wisseling (vergelijk pleuritis/fleurus).
Delforce, Delforche, Laforce, Lafourche, Deforche, Deforce, Desforche: 1. Plaatsnaam La Force: versterkt kasteel. 2. Variant van Delforge.
Delgado. Spaans, Portugese naam van Latijn delicatus; slank, tenger, bevallig, sierlijk.
Delgambe, Delgombe. Variant van Delcambe, Delcombe.
Delgat, Delgatte, Delegat, Deilgat, Deylgat, Dylgat, Dijlgat. Franstalige variant van Van den Gate. De le Gte, vertaling van Van den Gte. Plaatsnaam Ten Gte, als in Kortrijk of Romaanse plaatsnaam La Gatte, bijvoorbeeld in Grand-Manil, Namen. Gate (= bres, opening, kuil, haven, weg).
Delgaudene, Delgaudenne, Delgaudin, Delgaudinne, Degaudinne, Degaudine, Degoudenne, Degodenne, Gaudenne, Gaudinne, Gadenne, Gadeyne, Gadeijne, Godenne, Godinne, Godeynne, Godeyne, Goddeyne, Goudenne. 1. Plaatsnaam uit het Oudfranse gaud: woud, Germaans wald; bos. La Gaudaine (Eure-et-Loir). 2. Of uit de plaatsnaam Godinne, Waals godn, Namen, behalve voor de vormen met Del-.
Delge, Delgey, Delgeye, Delgaye, Delgay: Plaatsnaam. Waals djye: noot. Vergelijk Van der Noot, Noteboom.
Delgeniesse, Delginiesse: Plaatsnaam. Waals Djinis, Frans gent: ginst, brem. Vergelijk Van der Ginste.
Delgeyr, Delgehier, Delgehir: Wellicht hypercorrect voor Delgeye, van delge. Waalse djye ‘Noot’.; zie Delge.
Delgleize, Gleize, Gleizes, Glaise, Glise: Plaatsnaam. Waals Gleize, Frans glise: kerk. La Gleize (Luik).
Delgof, Delgoffe, Delgove, Delgouffre, Delgouffe: Plaatsnaam. Waals gofe, Frans gouffre: waterval, kolk.
Delgorgue. Plaatsnaam. Fans Gorge; bergengte, bergpas.
Delguste, Delgutte, Delghust, Delghutte: Plaatsnaam Guste, romanisering van Gucht, Gehucht. Vergelijk Van der Guste (Van Gehuchten). Plaatsnaam in Melden (Oost-Vlaanderen).
Delhache, Dellache, Delache, Delhasse, Dellas, Dellasse: 1. Huisnaam La Hache. 2. Zie ook Delhaxhe.
Delhage, Delage: Franse vertaling van Van der Hage.
Delhaise, Delhaize, Delhaisse, Delais, Delaisse, Dellaisse, Dlhasse, Delhase, Delhaze, Delhaas, Delhaes, Lahaise: Plaatsnaam. Oudfrans haise, hase, van Germaans haisia: haag, heg, afsluiting van gevlochten twijgen. Plaatsnaam Haise in Quenast (Waals-Brabant) en Opzullik (Henegouwen).
Delhal, Delhalle, Delal, Delal, Delahalle: Plaatsnaam Halle: hal; vergelijk Van der Hallen.
Delhase, Delhasse, Masse, Delhaes, Delhaas, Delhaze, Delhausse, Delhause: Plaatsnaam. Waals Hase, van Germaans hasi, haisj: beuk.
Delhauteur, Delhoteur: Plaatsnaam Hauteur: hoogte; (ook) rechtsgebied van een heer, heerlijkheid.
Delhauve. Verschrijving voor Delhove of Delhauwe.
Delhauwe, Delhauve: Vertaling van Van den Hauwe.
Delhaxhe, Delhaxe, Delaxhe: 1. Plaatsnaam. Waals Haxhe, hhe: slagboom, afsluithek. 2. De naam werd ook verward met De la Haye, Delhaye. 3. Zie ook Delhache.
De Lichtervelde. Plaatsnaam Lichtervelde, West-Vlaanderen.
De Limbourg, de Limburg. Plaatsnaam Limburg (Luik), Frans Limbourg, dat zijn naam gaf aan het oude hertogdom Limburg (ongeveer Nederlands Limburg). Ook nog Limburg an der Lahn (Duitsland).
De Limelette, Limmelette, Limelette, Limemette: Plaatsnaam Limelette (Waals-Brabant).
De Littry. Plaatsnaam Littry, Calvados.
Delft, van, Delfs: Plaatsnaam Delft (Zuid-Holland). Zie ook Helt De.
Delheid, Delhey, Delhez, Delhet, Delhe: Plaatsnaam, Waals h: met kreupelhout of heide begroeide helling.
Delheille, Delheylle. Waarschijnlijk van Delhelle.
Delhelle, Delehelle: Vertaling van Van der Helle.
Delhem, Delem, Dellemme, Dellemmes, Delemme, Delemmes, Dehem, de Heem, Dheem, d’Leem, Dhem, Dըem, Duhem, Duheym, Wannem, van der Hem: 1. Plaatsnaam Hem, Germaans hamma: landtong uitspringend in overstromingsgebied, hoek buitendijks land uitspringend in het water of in land dat nog onderhevig is aan ebbe en vloed. Hem in Nord en Pas-de-Calais; in Oudenburg en Ramskapelle (West-Vlaanderen). 2. Hem, Noord-Holland, van haim, Engels home; huis.
Delhougne, Delhogne, Dehongne, Delhoune, DՅlhoungne. Familienaam uit de plaatsnaam Hougne, Hogne (Luik), de Waalse variant van het Germaanse hunia.
Delherbe. Plaatsnaam Herbe; grasland.
Delheusy. Plaatsnaam. Luiks-Waals hezi, Frans houssier: hulstbos.
Delhomme. Plaatsnaam Lomme (Nord). Romaans ulmus, Frans orme: olm, iep. Zie ook Delorme.
Delhonte, Delehonte: Plaatsnaam Honte in Zuid-Oost Vlaanderen, aan de taalgrens.
Delhotellerie, de l’Ltellerie, Delhottellerie, Lhotellerie, Lhotellery: Oudfrans (h)ostellerie, afleiding van ostel, van Latijn hospitale: woning, gasthuis, herberg.
Delhotte, Delhoute, Deloute: Plaatsnaam. Waals hte, houte: hut, schuilplaats.
Delhougne, Delhougne, Delhongne, Delhoune: Plaatsnaam. Luiks-Waals hougne, Naams hogne, van Germaans hunja: heuveltje. Vergelijk Dehogne.
Delhoulle. Plaatsnaam. Waals houle: glooiing, helling, berm.
Delhoussire. Plaatsnaam (la) Houssire: hulstbos, Vosges.
Delhoute, Deloute, Delhaute, Delaute: 1. Vertaling van Van den Houte. 2. Zie Delhotte.
Delhoutre. 1. Hypercorrect voor Delhoute. 2. Eventueel variant van Dela(h)outre; vergelijk Loutre.
Delhove, Delhauve, Delhoff: Nederlands, Picardische plaatsnaam Hove: hof, hoeve.
Delhoye, Delhoy, Delloye, Delloy, Deloye, Deloie: 1. Vertaling van Van der Hoye (Verhoye), Van der Oyen. 2. Zie Delloy(e).
Deli, Dely, Delij, Delie, Dlie, Delehy, Delhy, Delhij, Delly, Delli. Bijnaam uit het Latijnse delicatus: zwak, tenger.
Delicaet, Delicaat; Bijnaam. Middelnederlands delicaet: teder, teer, zorgvuldig, tenger. Misschien wel een aanpassing van familienaam Delicado of Delicata.
Delicourt, Dellicour: Plaatsnaam Licour in Herstal (Luxemburg), Licourt (Somme).
Deliaerd: Uit Frans Dillard, wellicht verkort uit Frans Odillard, Romaanse vorm van de Germaanse naam Odil(h)ardus, Odilhart.
Delige, (de) Lige, Deljche: Plaatsnaam Lige (Luik), Nederlands Luik.
Delire, Delier, Delierre, Dellier, Delliere, Dellire, Delhier, Delhire, Delire, Dullier, Dulier, Dullire, Dulyre. 1. Naam uit de plaatsnaam Lieres (Pas-de-Calais) of uit Lier (Antwerpen). 2. Of uit de huisnaam De LըH)Ierre (klimop). Atrecht.
Delignire, Delignre, Delignere, Legnire, Leinre. Naam uit de plaatsnaam Lignires in Roy (Luik, Somme).
Deliers, Liers: Plaatsnaam Liers (Luik, Isre).
Deliessche. Aanpassing van Delige? Of van Delisse?
Delieu, Delieux, Dellieux, Dellieu, Deliewe: Plaatsnaam Lieu (Nord) en in Lamain (Henegouwen).
Deligne, Delligne, Deleigne, Deligny, Ligny, Liny, Delini, Lini, Leny, Lenie, Leni, Lanni, Lani, Lannie, van Lany, van Lani. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ligny, Henegouwen (nogal verspreid in Frankrijk). 2. zie ook Lanier.
Delignie, Delignies. 1. Plaatsnaam Ellignies (Henegouwen). 2. Spelling voor Deligny.
Delignire, Delignre, Deligre, Legnire, Leire, Leniere: Plaatsnaam Lignire in Roy (Luxemburg).
Deligny, Ligny, Liny, Delini, Lini, Leny, Lenie, Leni, Lanni, Lani, Lannie, van Lany, van Lani: 1. Verspreide plaatsnaam Ligny (onder meer Namen, Nord, Pas-de-Calais). Ook Ligny in Gaurain (Henegouwen. 2. Spellingvariant van Delignies.
Dellaert: Afleiding van plaatsnaam Delle ‘Laagte’.
Delille, De Lille, Delile, Delil, Delisle, Delylle, Dellile, De Lil, Lile. Familienaam uit de plaatsnaam Lille (Nord - de stad Rijsel).
Delime, Delimme, Limme, Lime: Plaatsnaam Limes in Grouville (Luxemburg). Gaumais lime: leem, klei.
Delimal, Delimar, Delima, Lima: Plaatsnaam Limai (Waals-Brabant).
Delimont, Delimon, Dlimont, Limont, Limon: Plaatsnaam Limont (Luik, Nord).
Delimoy. Plaatsnaam Limoy in Loyers, Namen.
Delinc, Linc, Lincez, Lincer, Lyncee: Plaatsnaam Linc in Sprimont (Luik) of Linchet in Modave (Luik). Zie Linchet.
Delinchamp. zie Linchamps. De Linge: Waarschijnlijk spelling voor Deligne.
Delint, Delinte, Delainte: 1. Plaatsnaam Linthes (Marne). 2. Plaatsnaam Lint. Zie Van Lint. 3. Zie (de) Lint.
Delis, Delisse, Delijs, Delys, Delysse, Dellys, Dellis, Delisse. Familienaam afkomstig uit de plaatsnaam Lys-lez-Lannoy (Nord) of uit de plaatsnaam Lies (Nederokkerzeel - Vlaams-Brabant, Terschilling, Breda). 3. Zie Dielis(sen). 4. Eventueel variant van Delise.
Delis, Delise, Dlis, Delise, Delisee, Delize, Delieze, Deliezee, Lize, Lise: Plaatsnaam Lize in Crupet (Namen).
Delit, Delitte. Plaatsnaam Lit, Vlaams-Brabant.
Dellache, Dellas, Dellasse, Delache: Plaatsnaam. Waals ltche: moerasland, laag gelegen land, slijk. Plaatsnaam La Lche in Floriffoux (Namen), Roux (Henegouwen) en Heure-le-Romain (Luik). Zie Delhache.
Dellacherie, Dellacheri. Plaatsnaam Laccerie in Herquegies (Henegouwen).
Dellaert. Familienaam uit de vrij veel voorkomende plaatsnaam Delle: laagte, dal.
Dellamaria. Italiaanse moedersnaam. Bijbelse voornaam Maria.
Dellem, van. Plaatsnaam Dellem (Vlaams-Brabant).
Delloiter: Plaatsnaam Loutre (Aisne).
Dellemans, Delmans: 1. Afleiding van de plaatsnaam Dlie: laagte, dal. Vergelijk Dellaert. 2. Meestal wel = Dillemans.
Dellen, Dellens, Delle: Vadersnaam van Dallin, vleivorm van Dalbert, Dalboud? Waarschijnlijk variant van Dillen(s).
Delleur, Delleure. Plaatsnaam El Heur: schuur in Romse (Luik), Heure-le-Romain (Luik). Ook riviernaam Heure, bijrivier van de Ourthe en van de Samber.
Delling. Vadersnaam. Vleivorm van Diederik.
Delloiter, Delloitte: Plaatsnaam Loutre (Aisne). Zie ook Deloit(te).
Delloy, Delloye, Dellois, Delloi, Deloye, Deloy, Deloie, Delhoye, Delhoy: 1. Plaatsnaam (Cense) delle Loye in Moelingen (Limburg), wellicht dezelfde plaatsnaam als de Preit delle Loye, de naam die de famille dՙve in de 16de eeuw aangenomen heeft na het verwerven van dit goed. 2. Soms variant van Deloge. 3. Zie Delhoye.
Delmael, Delmaele, Delmal: 1. Vertaling van Van de Maele. 2. Zie Delamalle.
Delmarcel, Delmarcelle, Marcelle: Plaatsnaam. Waals marcel(le), afleiding van Waals marche, van Germaans marka: grens(land), mark. Marcelle in Fleurus, Erbaut, Wiheries, Haulchin (Henegouwen), Vodece (Namen).
Delmarle, Delemarle: Plaatsnaam. Picardisch marie = marne: mergel.
Delmarquette, Delmarguette, Demarquette: Plaatsnaam Marquette (2x Nord).
Delmartino. Italiaanse vadersnaam Martine. Latijnse heiligennaam Martinus.
Delmay, Delmaye, Delmey, Delm, Delme, Demay, Demaij, Demaj: 1. Plaatsnaam. Waals me: trog. 2. Zie Dumet(s).
Delmel, Delmelle. Plaatsnaam Ellemelle (Luik).
Delm: Andere spelling voor Delmez. Plaatsnaam. Oudfrans mes, meis, van Latijnse mansus ‘Woning, landhuis’.
Delmre, Delamer, Delemer, Demer, Demert, Delemaire, Delmaire, Delmaire, Delmairen, Delmeiren, Delmeire, Dalmeiren. Naam uit de plaatsnaam mer: plas, stilstaand water.
Delmeule, Delmeul, Delmeule, Delmeulle, Delemeule, Delmulle, Delmuyle, Dermul, Dermulle. Familienaam uit de Franse plaatsnaam meule: molen.
Delmotte, Delmote, Delmot, Delemotte, Dellemotte: Verspreide plaatsnaam Mot(t)e, van mota ‘Hoogte, heuveltje, gewoonlijk met kasteel erop en door gracht omgeven’. Bijvoorbeeld La Motte in Lessen (Henegouwen) en (Quiry-) la-Motte (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Delmoiti, Delmoitier, Delmoitiez, Delmoitti, Demoiti, De Moiti, Desmoitiers: Plaatsnaam (La) Moiti: helft, half hof, halve hoeve. Naam voor de pachter van zo’. hof. Zie ook Moitier.
Delmouse, Delmousee, Delmouze, Delmouzee: Plaatsnaam mouse, van Germaans musa: mos(grond) : plaats waar mos groeit, vochtige plaats. La Moze in Villers-le-Gambon (Namen).
Delnat, Delnad: Vertaling van van der Naet. Plaatsnaam ter Naet ‘Naad, scheidingslijn’bijvoorbeeld Ternat (Vlaams-Brabant).
Delnau, Delnaux, Delneaux, Delnooz, Delnoz, Delnoy, Delnoije, Delnoij, Delnois: Plaatsnaam. Oudfrans noe, Luiks-Waals n, Frans noue, van Middenlatijn nauda: drasland, vette en vochtige weidegrond, moerassige wei. Plaatsnaam Elnooz in Saint-Andr (Luik); Les Naux = ls Nau(y)e in Alle (Namen). In Robelmont (Luik) en Seneffe (Henegouwen).
Delnaye, Delnaaij, Delnaay. Familienaam uit de plaatsnaam Lanaye (Nederlands Ternaaien) (Luik).
Delnest, Delneste, Delnesse: Vertaling van Van (den) Neste.
Delneufcourt. Plaatsnaam Neuve Court: nieuw hof. In Battice, Clermont, Tihange (Luik), Flore (Namen), Lillois, Tubeke, Vieux-Genappe (Waals-Brabant), Ploegsteert (Henegouwen).
Delo, Dello, Dellot, Delot, Dulot. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Lo; klein bos. 2. Zie Delot. 3. Uit Deleau: plaatsnaam uit lեau: water.
Delob, Delobbe. Plaatsnaam Lobbes (Henegouwen).
Deloffre, Deloffer. Plaatsnaam Loffre (Nord).
Deloeil, Deleuil, Deleul, De Loeuil, De Loeul, de l’Eel: Plaatsnaam, bijvoorbeeld Oeil in Tihange (Luik). Of huisnaam.
De Lon. Plaatsnaam Lon in Lixhe (Lieze) (Luik).
De Loenen. Plaatsnaam Loenen, Utrecht, en in Apeldoorn en Valburg, Gelderland.
Deloge, Deloges, Desloges, Delogge, Delogi, Delogie, Delosie, Delesie, Delezie, Lesy, Lezy, Dezij, Lusy, Lizy. 1. Familienaam uit de Oudfranse plaatsnaam loge, het Middelnederlandse log(i)e: prieel, tent, loods, keet. 2. Familienaam uit de plaatsnaam (Beaumetz-) les-Loges (Pas-de-Calais).
Delogne. Plaatsnaam Logne in Vieuxville (Luik).
De Loisne, Deloine. Plaatsnaam Loisne in Beuvry, Pas-de-Calais.
Deloit, Deloitte, Delloitte: 1. Plaatsnaam Louette (-Saint-Pierre), Waals louwate (Namen). 2. Variant van Delloiter.
De Longre, (de) Longree, de Longrs, Longr, Longre, Longrie: Plaatsnaam Longre in Hoei (Luik), L’Engre in Itter (Waals-Brabant). Betekenis La Hongrie: Hongarije.
Delongueil. Plaatsnaam, Seine-Mar. Oise.
De Lorenzi, De Lorenzo. Vadersnaam. Italiaanse heiligennaam Laurentius.
Delooije, Deloie, Deloye, van Delloy, Delloye. 1. Plaatsnaam (Cense) delle Loye in Moelingen (Belgisch-Limburg). 2. Vertaling van van der Oyen.
Deloos, Delos. 1. Naam uit de plaatsnaam Loos (Nord, Pas-de-Calais). 2. Zie ook Los (de), Looz, (de), Delooz.
Delooz, (de) Looz, De Loz. Familienaam uit de plaatsnaam Looz of Grand-Looz (Franse vormen van Borgloon of Groot-Loon (Luik).
Delor, Delord, Delort, Delors: Plaatsnaam Lor (Aisne).
Delore. Spellingvariant van Delord, of De Lore (zie de Loore).
Delorge, Lorge, Lorges, Lorje: De lկrge? Frans orge: gerst. Beroepsnaam van de gersthandelaar? Of plaatsnaam Lorges (Loir-et-Cher), Lorgies (Pas-de-Calais)? Maar de familienaam zou wel een Re-interpretatie kunnen zijn van Deloge, met r-epenthesis.
Delorgne. Waarschijnlijk variant van Delogne.
Delori, Delorie, Delory: 1. Waalse variant van Delorier. 2. Plaatsnaam Lorris (Loiret) of Lorry (Moselle).
Delorier, Delori, Delori, Delorie, Delory: Plaatsnaam Laurier.
Delorme, Lorne, Delourne, Lourme, Desormes, Desorme, Dezorme, Desorne, Delormel, Delormeau, Delommel, Delomel, Delhomelle, Delhomel, Desormeaux, Deshormes, Deshormes, Deshorne, Deshommes. Naar uit de Franse plaatsnaam orme, ormeu: olm, iep.
Delot, Delotte, Dello, Dellot, Delo, Deloot. 1. Moedersnaam. Wellicht knuffelvorm van de voornaam Adelot (dit uit Adela). 2. Zie ook Delo.
Delouche. Plaatsnaam Louches (Pas-de-Calais).
Delours, Delors, Delous: Huisnaam A l’Eurs: In de Beer.
Delouvain, De Louvien: Plaatsnaam Louvain, Franse vorm van Leuven (Vlaams-Brabant). 1
Deloyer, Deloyers. Plaatsnaam Loyers, Namen.
Delpart, Delparte. Waarschijnlijk van Delport(e).
Delpature. Franse plaatsnaam pture: weide.
Delpere, Delpre, Ferre, Pre, Pere, Perrey, Perey: Franse plaatsnaam perre, van Middenlatijn petrata: stenige bodem. Plaatsnaam in Libin (Luik) enVottem (Luik).
Delpiedsente. Plaatsnaam. Oudfrans pie(d)sente: voetpad, wegje. In het Frans verdrongen door sentier. Vergelijk Mampaey.
Delplace, Delaplacie, Delaplace, Deleplace, Laplace, Laplasse, Laplaese, Deplacie, Deplace, Delaplaecie, Deplaecie, de Plasse, de Plas, Deplasse, Place: Plaatsnaam Place: plaats, dorpsplein, plein. Vergelijk Verplaetse.
Delplan, Delplans, Delplang: Plaatsnaam Plan, van Latijn planum: vlakke bodem, plein, viersprong.
Delplanche, Deplanques, Delplanque, Delplancq, Delplanq, Delplans, Delaplanque, Deleplancque, Deleplanque, Delplancken, Delplanken, Delplank, Deplanck, deplancke, Deplancq, Deplanques, Deplanque, Desplanches, Deplanche, Desplanches, Desplanques, Deplanque, Deplanques, Desplancke, Desplancq, Planche, Plancke, Planque, Laplanche. Naam uit de Franse plaatsnaam planche, het Picardische planque: loopplank, vlonder. Een (nogal veel voorkomende) plaats waar kon overgestoken worden.
Delplante, Laplante: Plaatsnaam Plante: plant, aanplanting, (vaak een) wijngaard.
Delpommedor, Delpomdor. Huisnaam Pomme d’Er; gouden Appel.
De Louvroy. Plaatsnaam Louvroy in Nalinnes (Henegouwen), Tarcienne (Namen). Door dissimilatie van Rouvroy, van Latijn roboretum: bos met rode eiken, steeneiken.
De Lovinfosse, Lovinfosse, Lovenfosse: Plaatsnaam in Ougre, Herstal, Herme (Luik).
Delport, Delporte, Delaporte, Deleporte, Laport, Laporte, Deportes, Deporte, Desport, Desportes, Porte. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam (la) Porte = de poort, de deur. Kan dus kort bij de stadsport gewoond hebben, of een vondeling zijn.
Delpre. Plaatsnaam Pre: weiland, grasland.
Delputz. Plaatsnaam. Nederduits Ptz, Duits Pftze: plas, poel.
Delqueue, Delqueux: Plaatsnaam Queue: staart, eind.
Delquignie, Delquignies, Delquiny: Plaatsnaam Cugny in Montreuil (Pas-de-Calais):
Delraux. Plaatsnaam Le Rault in Lestrem en La Couture (Pas-de-Calais)
Delsaert: Vernederlandste spelling van Waals Delsard, Delsart. Romaanse plaatsnaam Sart, Frans Essart, van Latijnse exsartum ‘gerooide plaats, rode’. Vergelijk Dusart.
Delsing, Delsin, Delsinne, Delsine, Delsin, Delsinnes. Naam uit de plaatsnaam (De) Lessines: Lessen.
Delroisse, Delroise. 1. Plaatsnaam. Oudpicardisch roisse: braamstruik. Vergelijk Delronche. 2. Variant van Delrose. Plaatsnaam of huisnaam Ros: roos.
Delsoir, Dusoir. Familienaam uit soir: avond: Vondelingennaam naar tijdstip van vinden of bijnaam naar moment waarop iemand bijvoorbeeld erg actief werd.
Delsol, Delsool. 1. Variant van Delsaut. Zie bij Desseaux. 2. Of uit Dussol. Dit uit de plaatsnaam Le Sol. 3. Of uit het Oudfranse sole: kelder. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Delst: Uit de Elst. Plaatsnaam Elst ‘alzenbos’.
Deltour: Delatour. Plaatsnaam La Tour ‘Toren’.
Delvenne. Plaatsnaam. Middelnederlands Venne: ven, veenland.
Delvere, Delver. Beroepsnaam van de delver, graver.
Delviemaison, Delviesemaison, Delviesmaison, Delviezemaison: Plaatsnaam Vise Maison: oud huis.
Delvienne. Plaatsnaam. Waals vne, Frans dialect verne: els (boom). Vergelijk Lavergne, Verne. Maar 18de eeuw Andr Devienne is de vader van ca. 1700-1775 Dieudonn Delvienne, ‘S-Gravenbrakel. Alle afstammelingen heten verder Delvienne.
Delville, Deleville: Plaatsnaam Ville: stad, dorp, hoeve.
Delvinck, Delvynck, Delvijnck, Delvin, Delvingt: Plaatsnaam. Picardisch vinque, Latijn vinca, Frans pervenche: maagdenpalm. Vergelijk Delvinquire.
Delvincourt, Vincourt: Plaatsnaam Levincourt in Pevelenberg (Nord) of Vincourt (Seine-et-Oise).
Delvinquire, Delvinquiere, Delvainquire, Delvonquire, Vincker, Vinkier, Vincquier, Vinquier, Vybcker, Vynkier, Wijnckier, Vainquier, Venquier, Winckier, Vincqueer, Vainqueur. Naam uit de plaatsnaam, Vinquiere in Frasnes of St.-Sauveur (Henegouwen). Plaats waar maagdenpalm groeit.
Delvoye, Delvoie, Delvoije, Delevoye, Delevoy, Delevoie, Delevois, Lavoix, Levoye, Lievois: Plaatsnaam Frans voie, van Latijnse via ‘Weg’. Vergelijk van de Wege.
Delvoorde, Delvordre: Vertaling van Van den Voorde.
Delvosal, Delvosalle, del Vozal, del Vausal. Plaatsnaam. Waals vocale, afleiding van Latijns vallis; dal.
Delwaide, Delweye, Dewaide: Plaatsnaam Waide in Trembleur (Luik), (les) Waides in Cheratte, Evegne, Neufchteau, Petit-Rechain (Luik). Waals wde van Nederlands of Duits weide: wei, grasland.
Delwale, Delwaulle: Vertaling van Van de Walle.
Delwarde, Delwart, Delwarte, Delvar, Delvart, Delvarre, Delewarde, Deward, Dewar, Dewart, Dewarre, Deware, Wart, Warte: Plaatsnaam. Picardisch warde, Middelnederlands wa(e)rde, Frans garde: wacht, uitkijkpost. Vergelijk Van der Waerde. Plaatsnaam Lewarde (Nord).
Delwiche, Delwick, Delmiche, Wiche: Plaatsnaam. Oudfrans guiche, Picardisch Waals wiche, van Latijn vitica: wingerdrank.
Delwit. Waalse aanpassing van Dewit? Variant van Delwick?
Delzant, Delzandre, Delsante, Delsant, Delsandre: Vertaling van Van den Zande. De vormen op -are zijn Waalse regressievormen (vendre=Waals vent), waarbij associatie met Sandre een handje geholpen heeft.
Delzelle. Plaatsnaam Ellezelles (Henegouwen), Nederlands Elzele.
Delzen, van: Ook van d’Lelsen. Uit van de Elzen.
Delzenne: De Lezennes, Plaatsnaam (Nord).
De Magne, Demagne: Plaatsnaam Magne (Luik).
De Malaise. Plaatsnaam Malaise, van Latijn mala adjacens: slechte omgeving, oncomfortabele plaats. Zie ook Malaise.
De Marcken. 1. Plaatsnaam Marken, Noord-Holland. 2. Variant van Demarke.
Demanez: Moedersnaam Damagnez, van dame Agns, dame Anet ‘Vrouwe Agnes’.
De Marneffe, Marnef, Marneff, Marneffe, Marnhef: Plaatsnaam Marneffe (Luik).
De Marnix. Plaatsnaam Marnix, Savoie.
De Marotte. Plaatsnaam ‘T Marot in Wormhout en de Marote in Lichtervelde. Ook Marottes in Klabbeek (Waals-Brabant).
De Mars, Demars. 1. Plaatsnaam Mars, Ardeche. 2. Aanpassing van Demarche.
Demary, Demaury, Demory, Demori, Demari, Demarie: Plaatsnaam Mory = Maury (Pas-de-Calais).
Demacq. Waalse uitspraak van De Maker.
De Mathelin. Vadersnaam. (zie Mathelet) met later adelspartikel de. De familie werd geadeld in 1671 en zou afstammen van Mathieu, schepen in Bastenaken in 1640.
De Maubeuge, Maubeuge, Mabuse: Plaatsnaam Maubeuge (Nord).
De Meaux, Plaatsnaam Meaux, Seine-et-Marne.
De Mdias. Pietro de Medicis, geboren in de burcht van Guardasone (Parma) in 1787, vestigde zich alhier na de slag bij Waterloo. Italiaanse beroepsnaam Medici, van Latijn medicus: geneesheer.
De Meerendr. Plaatsnaam Merendree, Oost-Vlaanderen.
De Mentock. Verfransing van Van Meentodu, plaatsnaam in Rumst (Antwerpen). Middelnederlands meentocht: gemeente, burgerij, vergadering van gerechtigden.
Demming: Vadersnaam. Afleiding op –ing van een Germaanse voornaam, bijvoorbeeld Dagmar.
Demadril, Demadrille, Madryl, Madry, Madrijl, Madreyl, Desmadrille, Desmadril, Desmadryl, Desmadrijl, Demandrille, de Madril. Plaatsnaam Madril, variant van Madrid (Castili). Vergelijk Madrileen.
Demagny, Magny, Magni: Magny, verspreide plaatsnaam in Frankrijk.
Demaiffe. Plaatsnaam Meeffe, Luik.
Demain. 1. Bijnaam naar de zegswijze ‘Demain’. morgen. 2. Bijnaam naar de huisnaam, bijvoorbeeld 1655 La Main bleue, 1669 A la Main d’Er, Luik.
Demaire. Variant van Lemaire. Vergelijk ook de Meyere.
Demaison, Maisson, Maison: Plaatsnam Maison: huis, onder meer in St-Grard (Namen) en Pruwelz (Henegouwen).
Demal, Demalle, Mal, de Maele, de Mael: 1. Franse vorm voor Van Ma(e)le of Van Mal(le). 2. Plaatsnaam Mal (Limburg). 3. Zie de Mal.
DՅmal, Dmal: Plaatsnaam (Eben-)Emael (Luik).
Demale; Welicht de Maele.
Demaline, Desmalines, Desmalaine: Plaatsnaam Malines, Franse naam van Mechelen (Antwerpen).
Demalzy, Demalsy, Demaelsie, Demalgie: Plaatsnaam Malzy (Aisne).
Demande. Plaatsnaam Mande in Longchamp en Sibret (Luik) Demandre, Demander: Waternaam de Mandel (vergelijk Vermander).
Demange, Demenge, de Monge, Dommange, Domange, Domaige, Domage, Dumange: Vadersnaam. Franse vorm van Latijnse heiligennaam Dominicus. Vergelijk Dimanche 2.
Demangel, Demangeon, Demanghon. Vadersnaam. Afleiding van Dmange.
Demarbaix, Marbaix, Demarbais, Demarbay, Marbaise, Marbais, Marbait, Marb, Morbe, Morb, Morbee, Morob, Morobe. Familienaam uit de plaatsnaam Marbais, (Waals-Brabant) of Marbaix (Henegouwen).
Demany, Many, Manit, Mannyt, Mannijt: 1. Plaatsnaam Masny (Nord): 2. Zie Dumnil.
Demarbaix, Marbaix, Demarbais, Demarbay, Marbais, Marbaise, Marbait, Marb, Morb. Morbe, Morbee, Morob, Morobe: Plaatsnaam Marbais (Waals-Brabant), Marbaix (Henegouwen).
Demarch, du Marchie, de Marchi, Demarch, Demarche, Marche, Marc, Mars, Marsee, Marzee. Familienaam uit de plaatsnaam March: Marktplein, Luxemburg. Naam naar woonplaats of activiteit op..
Demarcin, Demarchin, Demarsin, Marchin, Marcin, Marsin. Naam uit de plaatsnaam Marchin, het Luiks Waalse Marcin.
Demarcq, Demarck, Demarcke, Demarke, Demark, Dmarque, Desmark: 1. Plaatsnaam Marck (Pas-de-Calais), Marcq (Henegouwen, 2x Nord, Seine-et-Oise, Ard.). 2. Zie ook Demarke.
Demareuil. Plaatsnaam Mareuil (Somme, Marne, Aisne, Oise, Seine-et-Marne enz.) of Maroeuil (Pas-de-Calais).
Demark, Demarke, Demarcke, Demarque: 1. Plaatsnaam Marke (West-Vlaanderen). Zie Van Marke. 2. Zie Demarcq.
Demarle, Demmarle: Plaatsnaam Marie (Aisne), Maries (Pas-de-Calais, Seine-et-Marne).
Demarly, Marly: 1. Plaatsnaam Marly (Nord, Aisne). 2. Zie Van de Marliere.
Demarquay, Dumarquez: Plaatsnaam Marquay (Pas-de-Calais) of Marquaix (Somme).
Demarquilly, Marquilly, Marquillie, Marquillier: Plaatsnaam Marquillies (Nord).
Demary, Demaury, Demory, Demori, Demarie, Demari, de Marie. Familienaam uit de plaatsnaam Maury (Pas-de-Calais).
Demarre. Spelling voor de Maere.
Demarthe, Demart, Demarte: Moedersnaam. Zoon van Martha.
Demasires, Demazire, Demazires, Demaziere, Demazier, Desmazires, Desmaisires, Mizires, Maizires, Mzires, Mzire, Mzierre: Plaatsnaam Maisires (Henegouwen) of Maizires (onder meer Pas-de-Calais). Eventueel Mzires (Ardeche).
Demassieux. Plaatsnaam Massieux (Ain) of Massieu (Isre). Demassue: Plaatsnaam Massul in Longlier (Luxemburg).
Demathieu. Vadersnaam. Zoon van Mathieu.
Demaude, Demode: Plaatsnaam Maulde, ook Maude (Henegouwen, Nord).
Demazy, Demasy, Demasi, Dumasy, Dumazy, Dumazie, Masi, Masit, Masy, Mazy: Plaatsnaam Mazy (Namen), Masy in Horrues (Henegouwen), Neufvilles (Henegouwen), Mazy in Itter (Waals-Brabant).
Dembly. Plaatsnaam Ambly, Namen.
Dembour, Dembourg, Dimbour, Dimbourg, Dambour, Dambourg: Plaatsnaam Embourg (Luik).
Demelin, Demellin, Demelen. 1. Familienaam uit Melin, het Waals-Brabantse Malen. 2. Of uit de plaatsnaam Molins-sous-Orche (Cte-d’Er). 3. Ook uit de plaatsnaam Melen (Luik).
Demeffe, de Meef: Plaatsnaam Meeffe (Luik).
Demel, Demelle, Demeel: 1. Plaatsnaam Melles (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Melle (Oost-Vlaanderen, Uden).
Demelenne, Demelinne, Demlenne: Plaatsnaam Melinne in Soy-lez-Durbuy (Luik).
Demelin, Demellin, Demelen: 1. Plaatsnaam Melin, Nederlands Malen (Waals-Brabant). 2. Plaatsnaam Molins-sous-Orche (Cte-d’Er) = Melin. 3. Zie Demelen.
Demellier, Demeillier, Demeilliez, De Meileir, Demelier, Demelie, Dumelie, Demely, Demolie. 1.Familienaam naar de plaats- waternaam Mellier (Luxemburg).
2. Familienaam naar de plaatsnaam Mellier-Essart in Auxi-le-Chteau (Pas de Calais). 3. Of uit de gewone plaatsnaam Dumellier (uit het Oudfranse Meslier: mispelboom).
Dementis. Waarschijnlijk spellingvariant van De Monty.
Demerbe, Demerbes, Demierbe, Demierpe, Demarbre, Demarbe, Merbes: Plaatsnaam Merbes (Henegouwen).
Demerchy, Dumercy, Mercy: Plaatsnaam Mercy (Meurthe-et-Moselle, Allier, Yonne).
De Merechy, de Meirichy, de Meurechy, De Meurichy, de Meuricy, Meuricie, Merecy. Familienaam uit de plaatsnaam Morenchies of Morchies (Pas-de-Calais).
Demerie, Dumery, Demery, Demeurie, Demurie, Merry, Mery, Mrie, Merrie, Meri, Meery: Plaatsnaam Mry (Aube, Oise, Seine-et-Marne, Marne, Calvados, Cher), in Tilff (Luik), Merri (Orne), Merry (Yonne).
De Merken. Variant van De Marcken of plaatsnaam Merkem (West-Vlaanderen). De naam komt voor in de samengestelde familienamen De Marcken de Merken.
De Merkline. Duitse familienaam Mrklin, Merklin. Afleiding van Germaanse voornaam Markward of heiligennaam Marcus.
De Merten. 1. Plaatsnaam Mertenne in Castillon (Namen). 2. Vadersnaam Merten = Maarten.
De Merville, de Merveilde: Plaatsnaam Merville, Nederlands Meregem (Frans-Vlaanderen).
De Merxem. Plaatsnaam Merksem, Antwerpen.
Demessine, Demessines, Messines, Messinne, Messine, Missinne, Missine, Myssynne, Myssyne, Messeine, Messeyne: Plaatsnaam Mesen (West-Vlaanderen), Frans Messines.
De Meurers. Misschien Duits Meurer/Maurer: metselaar. Of verhaspeling van De Meurs.
De Meurs. Franse vorm voor Van Meurs.
Demeur, Demeure, De Muer, De Meur, De Muur. 1. Uit het Oudfranse demeure: vertraging, verblijf. Bijnaam. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Meure(s) (diverse plaatsen in Frankrijk, Meure(s) (Jura, Hte-Marne, Nivre). 3. Mogelijk Oost-Vlaamse variant van De Moor. Zie bij Moor.
Demeuse. In geen geval de riviernaam de Maas, La Meuse, want dan zou de familienaam Del(a)meuse luiden. Een nog niet gedentificeerde plaatsnaam M(e)use.
Demeyre. Spelling voor De Meyere Demman(e), zie de Man of Demaire, wat naar de betetekenis op hetzelfde neerkomt.
Demi, Demy, Dmy: Plaatsnaam My (Luik).
Demies, Demiesse, Demisse: Waalse uitspraak van De Mister=De Meester, met dialect reductie.
Demily, Demilly. Plaatsnaam Milly (Seine-et-Oise).
Demillie, Demillier. Waarschijnlijk variant van Demilly. Demilier kan hypercorrect zijn.
Demille, Demylle: Plaatsnaam (Hamme-) Mille (Vlaams-Brabant).
De Milliano. Uit Italiaanse familienaam Milano, Milan, 1. Uit Sloveense of Servo-Kroatische familienaam Milan, afleiding van mil, van Oudslavisch milu: goedhartig, vriendelijk. 2. Plaatsnaam Milaan, Italiaans Milano.
De Miomandre. Plaatsnaam Miaumandre (Creuse) of Miaumande (Hte-Vienne).
Demir, zdemir, Demirci, Aydemir, Demirtas, Kandemir. Naam uit Turkije, oz; puur, demir; ijzer.
De Modave, Modave, Modaf: Plaatsnaam Modave (Luik).
Demogue, Demgue: Plaatsnaam Mogues (Ardèche).
De Molinari. Italiaanse beroepsnaam van de molenaar.
Demoiny. Plaatsnaam Moisnil in Maizeret (Namen), Moinil in Burdinne (Luik) en Orchimont (Namen).
Demoisy. Plaatsnaam Moisy, Loir-et-Cher.
De Moll, Demolle: 1. Plaatsnaam Mol (Antwerpen). Zie Van Mol. 2. Romaanse spelling voor De Mol.
Demole. Franse verschrijving voor De Mol of De Moll.
Demolon. Plaatsnaam Molon (Gers).
Demolire, Demoulire: Plaatsnaam Molire (Ardèche, Lot, Tarn), ook Molires (verspreid).
Demolon. Plaatsnaam Mlon, Waals mlon, in Ecaussines (Henegouwen).
De Montalembert. Plaatsnaam (Deux-Svres).
De Montblanc. Plaatsnaam (Basses-Alpes, Hrault).
Demonchy, Dumonchy, Monchy, Monsy. Familienaam uit de plaatsnaam Monchy (4x Pas-de-Calais, 2x Oise, Somme, Seine-maritime).
Demons. 1. Plaatsnaam Mons, Nederlands Bergen (Henegouwen).
De Montjoie, de Montjoye, Montjoie, Monjoie, Menjoie: Verspreide plaatsnaam Montjoie, onder meer in Sibiville (Pas-de-Calais): Ook de oorspronkelijke naam van Monschau (Duitsland):
De Montpellier, Montpellier, Montpelier, Monpellier: Plaatsnaam Montpellier (Hrault), in Cambron (Somme).
De Monty, Demonthy: Plaatsnaam Monty in Charneux (Luik) en elders, van Latijn montile: overstap.
De Moorsel. Plaatsnaam Moorsel. Vlaams en Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen.
De Moriam. Plaatsnaam Morialm (Namen).
De Morroy. Plaatsnaam Maurois, Nord.
Demorcy, Demorsy. Demorsy: Plaatsnaam Morchies (Pas-de-Calais).
Demoricour, Demoricourt. Plaatsnaam Moncourt (Moselle, Seine-et-Marne), Montcourt (Haute-Sane, Seine-et-Marne).
Demory: Ook Demaury. Plaatsnaam Mory = Maury (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
De Morteul. Plaatsnaam Morteuil (Cte-d’Er).
De Mossenau. Klankverandering van De Monceau?
De Mouchy, Mouchie: Plaatsnaam Mouchy (Oise).
Demoucelle, Demousselle, Demouselle, Desmoucelles: Plaatsnaam Moucelle, van Moncelle/Monc(h)eau: heuvel. Moncheaux bij Rijsel: Voor de ou, vergelijk Poncin/Poucin, Pouseele, van Ponchel.
Demoussaud, Mousseau, Moussault, Moussiaux: 1. Verspreide plaatsnaam Mousseaux (als in Eure, Seine-et-Oise, Seine-et-Marne), afleiding van mousse: mos, lidwoord als Mossiat. 2. Eventueel variant van Demonceau. Vergelijk Poncin = Poucin, Demoucelle.
Demptinne, Dentinne, Dentine: Plaatsnaam Emptinne (Namen).
Demus. Niet ‘De Mus’maar de Duitse familienaam Demus. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Nicodemus.
Demuth. Duitse familienaam, Middenhoogduits dmuot: deemoedig, bescheiden. Bijnaam.
Denaes. Spelling voor Den Haes. Zie de Haas.
Denage. Hypercorrecte spelling (Henegouwen) voor Denaes.
Denaive. 1. Waalse spelling van De Neve. 2. Plaatsnaam Naives of Naive (Meuse).
Denancy, Denasi, Denaetie, Denatie, Nancy: Plaatsnaam Nancy (Meurthe-et-Moselle).
Denderen, van: Waternaam de Dender. Of plaatsnaam; 1371 tgoed ter Denren, Oudegem.
Denard, de Nard, de Naert, de Naer: Vadersnaam. (zoon) de Nard: Bernard. Vergelijk Naert.
Denays, Denayse, Denayst, Denaisse, Naisse: Waalse verschrijvingen van vadersnaam Denijs, Nijs.
Denckel. Duitse familienaam Denkel, van een Germaanse dank-voornaam, zoals Dankaard, Dankward. Vadersnaam Denckens, zie Dennekin.
Dender, van Denderen, van. Waternaam de Dender. Vooral plaatsnaam, 1371 tgoed ter Denren, Oudegem.
Dendermonde, van, van Dermonde, Vermonden, Dendermonden, Dermonde. Familienaam uit de plaatsnaam Dendermonde - Der(re)monde (Oost-Vlaanderen).
Dene, de, de Deene, Deene, Deen, DՅen, Dene: Volksnaam van de Deen.
Deneboud, Deneboude. Vadersnaam. Germaanse voornaam Deinboud, thegn-bald ‘Held-moedig’. Theginboldus. Thegenbold.
Deneck, Denecke, Deneque: 1. Waalse aanpassing van De Necker. 2. Vertaling van Van Neck. 3. Lidwoord als De Neck(e).
Dene: 1. Plaatsnaam Dene (Namen). 2. Spellingvariant van Denet.
Deneffe, Denef, Denefves, Denefve, Deneft: 1. Plaatsnaam Neffe in Anseremme (Namen), Arbre-lez-Fosse (Namen), Dinant (Namen) en Wardin (Luxemburg). 2. Zie (de) Neve.
Dengre, Denaigre: Naar een huisnaam ‘Le Ngre’. in de Moor.
Deneil, Deneille. Plaatsnaam Eneille in Grandhan (Luxemburg)
Denekamp: Plaatsnaam Denekamp, Overijssel.
Deneke, Denekens. 1. Afleiding van De Dene. 2. Variant van Denkens; zie Dennen.
Denen, van, van Deene, van Deenen: Plaatsnaam Denen in Lochristi (Henegouwen).
Dennequin, Denquin. 1. Zie Dennekin. 2. Plaatsnaam Ennequin in Loos (Nord) of Annequin (Pas-de-Calais) of Enquin (Pas-de-Calais).
Deneken, van: Duits familienaam von Dniken. Plaatsnaam Dnikon bij Zrich (Zwitserland).
De Nesle, Denelle, Denele, Dennel, Denel, Denelle: Plaatsnaam Nesle (Somme, Seine-Mar., Marne); Nesles (Pas-de-Calais, Aisne enz.).
Denet, Deneet, Dene, Denez: vadersnaam van Adenet, afleiding van Adam.
De Nettancourt. Plaatsnaam, Meuse.
De Neunheuser. Verspreide Duitse plaatsnaam Neuhausen.
Deneu, Deneux, Denoeud: 1. Plaatsnaam Noeux (2x Pas-de-Calais). Zie ook Denoe. 2. Zie Daneau.
Deneubourg, Denenbourg, Denebourg, Denneubourg, Deneufbourgt, Deneufbourg, Denoeufbourg, Neubourg, Nubourgh, Nubourg: 1. Plaatsnaam Neubourg (Eure, Manche). In Lessen (Henegouwen). 2. Eventueel verfransing van Neuburg, verspreide plaatsnaam in Duits taalgebied, onder meer in de Elzas. (Waarschijnlijk een vertaling van Deneubourg).
Deneufmoustier, Deneumoustier, Deneumostier: Plaatsnaam Neufmoustier in Hoei, Huy (Luik). Nieuw klooster.
Deneumolin. Plaatsnaam Neuf-Moulin, neufmoulin: nieuwe molen, in Andenne (Namen), Aarlen (Luxemburg), Bertrix (Luxemburg), Charneux (Luik), Noville (Luxemburg), Ste-Marie-lez-Etalle (Luxemburg). Neufmoulin (Somme).
Deneuville, Deleneuville, Delneuville, Neuville: 1. Plaatsnaam Neuville (Luik). Zie Van Neuville. 2. Plaatsnaam Neufvilles in Bergen (Henegouwen). 1365 Maroie de Nuefville, Bergen. 3. Plaatsnaam Neuville (Pas-de-Calais etc.).
De Nevele. Plaatsnaam Nevele, zie van Nevel.
Denevers: De Nevers. Plaatsnaam Nevers (Nivre).
Denewet, Deneweth, Dinneweth, Dinnewet, Denevet. Klankverschuiving uit Denouette: familienaam uit de plaatsnaam Nouette (onder andere in Halleux-Luxemburg). Afgeleid uit noue: drasland, moeras.
Denijs, Denys, de Nijs, Deneijs, Deneys, Dennis, Denis, Denissen, Denisse, Denise, Denies, Deni, Denie, Deniz, Denny, Dinissen, Dinis, Dnissen, de Neijs, De Neys, Denes, de Nes, Denessen. Vadersnaam uit de heiligennaam Dionysius (tot Dionysos behorend).
Denfer, Denfert. Plaatsnaam Enfer: bel, lage plaats. Ook huisnaam.
Dengel, De Engel. Bijnaam, zie Ingels 2.
Denghien. Plaatsnaam Enghien, Nederlands Edingen (Henegouwen).
Dengis, Dengiz, Dingis, Dangis: Plaatsnaam Engis (Luik).
Dengler. Duitse beroepsnaam: scherper, slijper van sikkels, zeisen.
Dengreux. Plaatsnaam Engreux in Mabompr (Luxemburg).
Deni, Denie. Franse uitspraak van Denis, zie Denijs.
Deniel, Deniels, Denniel: 1. Zie Daniel(s). 2. Plaatsnaam Nielles (Pas-de-Calais). 3. Zie ook de Nul/ de Nil.
Denier, Dni, Dnie, Deniers, Deniere, Denyer: 1. Frans denier, van Latijn denarius: denier, penning (muntnaam). Vergelijk Penninck(x). 2. Plaatsnaam Denier (Pas-de-Calais)
Denieul. Plaatsnaam Nieul, Hte-Vienne.
Denken: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Bijbelse voornaam Daniel.
De Noidans. Plaatsnaam Noidan (Cte-d’Er).
De Nonancourt. Plaatsnaam. Eure.
Dentz: Vadersnaam. Duits vleivorm van de voornaam Degenhard.
De Oliviera, de Oliviera: Plaatsnaam. Portugees Oliveira: olijfboom.
Denijs, Denys, de Nijs, Deneijs, Deneys, Dennis, Denis, Denie, Denies, Denisse, Denise, Denies, Deni, Denie, Deny, Denye, Deniz, Dinissen, Dinis, Dnissen, de Neijs, de Neys, Denes, de Ns, Denessen, Denissen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Dionysius ‘Tot Dionysos behorend’.
Dennekin, Dennequin, Denquin, Denckens, Denkens, Denkers, Deynckens, Deynkens, Deijnckens, Dennecke, Denneck. 1. Vadersnaam uit de Bijbelse voornaam Daniel. 2. Vadersnaam uit een Germaanse Dein-naam, zoals Deinert, Deinbout.
Denil, Denille, Denile: 1. Plaatsnaam Nil (Waals-Brabant). 2. Zie De Nul.
Denimal, Nimal: Plaatsnaam Limal (Waals-Brabant), ouder Nimal.
Denison, Denizon, Dennison, Denisot: Vadersnaam. Vleivormen van de voornaam Denis. Zie Denijs.
Denisty. Wellicht Du Noisetier. Plaatsnaam Notenboom. Picardisch neuchetier, Waals nuceti.
Denivel, Denivelle, Nivelle, Nivelles: 1. Plaatsnaam Nivelles, Nederlands Nijvel (Waals-Brabant). Vergelijk Van Nyvel. 2. Plaatsnaam Nivelle in Lixhe, Lieze, (Luik). 3. Nivelles (Nord).
Denizard. Vadersnaam. Afleiding van Denis.
Dennekin, Dennequin, Denquin, Denckens, Denkens, Deynckens, Deynkens, Deijnckens, Dennecke, Denneck: Vadersnaam. 1. Afleiding van de Bijbelse voornaam Daniel. 2. Uit Germaanse dein-naam, zoals Deinert, Deinboud, Dein(h)ard.
dՅnnetires, Dennetire: Plaatsnaam Ennetires (Nord).
Dennstedt. Plaatsnaam Denstedt (Duitsland).
Denoe. Noe is een oude (1176) vorm van de plaatsnaam Noeux-les-Mines (Pas-de-Calais).
Denoiseux, Denoiseur, Denoisieux: Plaatsnaam Noiseux (Namen).
Denolin, Denollin, Denneulin, Deneulin, Desneulin: 1. D’Annoeullin (Nord). 2. Eventueel vadersnaam Nolin, vleivorm van Germaanse voornaam Arnoul; vergelijk Denolet.
Denomerange, Denomrange, Denomerenge, Nomerenge, Nomerange, Nombrange, Nonbrange: Plaatsnaam Nomerenge in Thys (Luik).
Denon. Zie Danon.
Denoncin. Plaatsnaam Loncin, Luik.
Dennonne, vrouwelijk bij Denon.
Denonvil, Denonville. Plaatsnaam Nonville (Seine-et-Marne, Vosges).
Denooz, Denoz: Verspreide Waalse plaatsnaam n, Frans noue: drassig land.
Denotte, Denott, Denoth. Moedersnaam afgeleid van de voornaam Denis.
Denouchamps. 1. Plaatsnaam Nouchamp: nouveau champ: nieuw veld. 2. Variant van Dernouchamps.
Denouette. Plaatsnaam Nouette, onder meer in Halleux (Luxemburg). Afleiding van noue: drasland, moeras. Vergelijk Denoyette.
Denoyel, Denoyelle, Noyelle, Noyel, De Nol, Nolle, Denoelle, Denoel: Plaatsnaam Noyelle(s) (Pas-de-Calais, Nord, Somme).
Denoyette, Denoeyette: Zoals Noyelle afleiding van noue: drasland. Wellicht van Denouette.
DՅnschede, dՅnsched: Plaatsnaam Enschede (Overijssel).
Densen, van. Van Deinze (Oost-Vlaanderen)? Of Deinsen (Duitsland)?
Denswil. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Zwitserland.
Denteneer, Dentener. Waarschijnlijk = Duits Dentner: goochelaar, kunstenmaker.
Denterghem, van. Plaatsnaam Dentergem (West-Vlaanderen).
Denuc, Dnuc. De familienaam Denuc (de Nuce) komt uit Nuce (noot). De naam is afkomstig uit Vouvry.
Denthie, Denti: Variant van Frans Danti, Dantier, dat is d’Antier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Anthari: Antherus.
Dentijn, Dentyn: Duister. Vadersnaam? Of den Tijn? Vernederlandsing van Dentine?
Dentz. Vadersnaam, Duitse vleivorm van de voornaam Degenhard.
Denuc, Dnuc: Wellicht West-Vlaamse verhaspeling van Frans Deniset over Deniss.
Denuit. Plaatsnaam Nuits-Saint-Georges in Bourgondie’.
Denvoz. Plaatsnaam Envoz in Couthuin, Luik.
Denyft, Denijft, Denuyft: Wellicht uit Deneft; zie daar.
Deogracias. Bijnaam naar de woorden uit de mis: Deo gratias: God zij dank.
Deolet. Variant van de Franse familienaam Diolet. Bijnaam uit het Latijnse dolus: smart, verdriet.
De Paduwa. Plaatsnaam Padua. Italie.
Depagne. 1. Zie Doppagne. 2. Eventueel Depagne = dՅspagne; van Spanje.
De Pahlen. Plaatsnaam Pahlen bij Heide in Holstein.
Depaifve, Depaive. Plaatsnaam Paifve (Luik).
De Paire, Depayre, Depre, de Perre, Depere, Deper, Depeer, Depert: Plaatsnaam Paire in Wegnez, Vottem (Luik) en Pair in Clavier (Luik).
De Paiva. Spaanse plaatsnaam.
De Palma, Palma, Plaatsnaam Palma, een van de Canarische Eilanden, of Palma de Mallorca.
Deparis. Plaatsnaam Paris, Nederlands Parijs.
Deparon. Waarschijnlijk variant van Deperon, Duperron. Eventueel plaatsnaam Paron (Yonne).
De Parti. Verspreide plaatsnaam Parz in Oostenrijk. Deze adellijke familie liet zich in 1822 erkennen als burggraven van Kortrijk, van de Partz de Courtrai.
De Pture, Despatures, Despature, Pture, Pasture, Pastur, Pture: Plaatsnaam. Oudfrans pasture, paisture, Frans pture: wei(de), weiland.
De Penerande, de Peneranda: Het geslacht De Peneranda kwam in 1549 naar ons land. Plaatsnaam Peneranda de Bracamonte bij Salamanca en Penaranda de Duero.
De Perthuis, Dupulthys, Dupultys, Pertuis, Perthuis, Perthot, Pertot, Pertus, Pertuzon: Plaatsnaam Permis (Vaucluse), Le Pertuis (Hte-Loire), Le Perthuis (Char.-Mar., Indre-et-Loire), Pertus (Puy-de-Dme), Le Perthus (Pyr.-Or.). Oudfrans pertuis, van Latijn pertusium: hol, holte, spelonk.
Depau, Depaux. Plaatsnaam Pau (B.-Pyr.)? Of Epaux-Bzu (Aisne)? Of verschrijving voor Depaul? Of Oudfrans pal: paal?
Depaul, Depauld, Depolt, de Pol: Vadersnaam. Zoon van Paul. Julien Paul uit Stavelot werd door keizer Franz geadeld in 1745. In 1820-67 werd aan de familie het adelspartikel de toegekend: de Pau.
Depde, de Pee: Plaatsnaam Pede. Zie Pede.
Depenbrock. Verspreide plaatsnaam Depenbrock in Westfalen, van Diepenbrock: laag broekland.
Deperne. Plaastnaam Pernes (Pas-de-Calais). Zie ook van Pernis 2.
De Pieri, Deprit, Dprit: Plaatsnaam Pierry (Marne).
Depienne. Plaatsnaam Pienne, Franse vorm van Noord- en Zuidpene (Frans-Vlaanderen). Eventueel Tiennes (Meurthe-et-Moselle, Somme).
Depiereux, Depierreux, Depireux, Depireux, Dupierreux, Dupiereux, Dupireux, Pierreux, Pierreu, Pierreuse, Pierrieux, Piereux, Pireuse, Pierru, Pierrus, Pireu, Pireux, Pirreux, Piriux. Naam uit de verspreide plaatsnaam Pierreux, het Waalse pres: stenige bodem. Pierreux in Clermont (Luik), Piereux in Roosbeek bij Nij el (Waals-Brabant), Pierreuse in Luik.
Depiesse. Plaatsnaam. Waals al pice, dat is la perche: bij de staak, in Wierde (Namen).
Dpinay. Verspreide plaatsnaam Epinay (Seine, Seine-et-Oise): plaats waar doornstruiken groeien. Vergelijk Despinoy.
Depinchart. Plaatsnaam Pinchart in Ottignies (Waals-Brabant).
Deplaie, Deplee, Deple, Deplet: Plaatsnaam Plaie in Louveign (Luik).
Deplaigne. Plaatsnaam Plagne in Montignies-le-Tilleul (Henegouwen).
Deplechin, Desplechin, Despelchin, Desprechin, Desprechins, Deperchin, Depelchin, Depelchen, Dupercijn, Dupercyn, De Pelecijn, Pelecyn, De Pelegyn, De Pellecyn, (de) Pillecijn, Pillecyn, Dispersijn, Dispersyn, Percyn, Persijn, Persyn, Persine, Perseyn. Familienaam uit de plaatsnaam Esplechin (Henegouwen) of uit Esperchin in Wattrelos (Nord).
Deploige. Waalse aanpassing van De Ploeger. Beroepsnaam.
De Pierpont, Pierpont. Plaatsnaam Pierpont in Marchin (Luik), Pierrepont (onder meer Somme, Aisne).
Deplu, Deplus, De Plus, De Pleux, Depluet, Depluis, Depluys. Variant van de plaatsnaam Duplouy, Dupuis (Van de Putte).
Depluverez, Depluvrez, Deplorez: Misschien plaatsnaam Pouvrai (Orne), met epenthetische 1?
Depoilly. Plaatsnaam Poilly (Marne, Loiret, Yonne).
Depoitier. Plaatsnaam Poitiers (Vienne). Zie ook Poitier(s).
De Poix. Plaatsnaam Poix (Nord, Somme, Marne).
Depommier, Dupommier, Pommier, Pomer, Pommiez: Plaatsnaam Pommier: boomgaard; ook appelboom, ooftboom. Latijn pomarium: boomgaard.
De Pompignan. Plaatsnaam, Tarn-et-Garonne, Gard.
Deponthier, Deponthire, de Ponthire, Depontier, Depontire: Plaatsnaam Ponthire in Ombret-Rawsa (Luik).
Deponthieux, de Pontieu, Depontieu, Duponthieu: Plaatsnaam (le) Ponthieu is een streek in Picardie (Somme).
Depoorte. Waalse aanpassing van De Poorter.
De Portemont, Deportemont: Plaatsnaam Portemont in Moeskroen, Henegouwen.
Deposson, Posson: Plaatsnaam Pousson (Ardèche?).
Depotte. Plaatsnaam Pottes (Henegouwen).
Depoucques. Plaatsnaam Poeke (Ooost-Vlaanderen). Zie Van Poeke.
Depouhon, Depouchon: Plaatsnaam Pou(x)hon in Ernonheid, Harz, Sart (Luik): minerale bron. Waals pohon, Oudfrans puison, Frans poison, van Latijn potionem: drank.
Depouille, Despouilles: Plaatsnaam, mogelijk een huisnaam: De kip(pen). Vergelijk Lapouille.
Depouillon. 1. Platsnaam Pouillon (Marne, Landes) of in Theux (Luik). 2. Zie Pouillon.
Depozzolo. Italiaanse plaatsnaam Pozzolo, afleiding van poggio, van Latijn podium: heuvel. Francisco de Pozzolo is geboren in Landris (sic) bij Milaan en sterft in 1637 in Vladslo.
Deppe, Depp: 1. DՅppe. Plaatsnaam Eppe (Nord, Henegouwen), Eppes (Aisne). Jean dՅppes was prins-bisschop van Luik (1229-38). 2. Eventueel vadersnaam van Deppo, Debbo, bakervorm van Germaanse voornaam Die(t)boud.
Depraete, Depratte, Depraute, Deproot, Deproote; Voornamelijk Henegouwse familienaam. Aanpassing van De Praeter. De au/oo geeft de Vlaamse dialect uitspraak weer. Oepra, Oeprat, Oepraz, de Praet, Delprat, Duprat, Dupraz, Leprat, Prat: Plaatsnaam Prat, Zuidfranse vorm voor Pr, van Latijn pratum: weide. Zie ook Depr.
Depr, Depre, Depre, Depree, Depreez, de Prez, Deprez, Deprs, Depres, Deprest, de Prest, Deprets, Depret, Depretz, de Preit, Deprey, de Pruyt, de Pruyst, Depriez, Despres, Desprs, Dasprez, Despret, Desprets, Despretz, Desprez, Despriz, Dupr, Dupre, du Pre, du Pr, de Pree, de Prie, Duprs, Dupres, Duprs, Dupret, Duprt, Duprez, Duprey, Dupretz, Prez, Lepre: Plaatsnaam (le) Pr, van Latijn pratum; ‘Wei(de), weiland, beemd’. Romaans pendant van van der Meers(ch)? Van de Weijden.
Deprelle, Deprel, Duprel: 1. Plaatsnaam Prelle in Flamierge (Luxemburg) 2. Plaatsnaam Presles (Henegouwen): 1165 Praella, van Latijn pratella: kleine wei. Zie ook Duprel.
De Prmont, Prmont, Preumont, Prumont: Plaatsnaam Prmont (Aisne).
De Prmorel. Plaatsnaam Prmor: zwarte wei in Bouillon.
Deprel, Deprelle, Duprel, de Pril, Prils. 1. Naam uit de plaats Prelle in Flamierge (Luxemburg), 2. Of uit Presles (Henegouwen).
Depresbourg. Plaatsnaam Pressburg, Duitse naam van Bratislava, de hoofdstad van Slowakije.
Depresseux, Depresseur. Plaatsnaam Presseux in Sprimont (Luik), St-Pierre (Luxemburg). Presseur, Waals prsse: pers voor olie of wijn. Zie ook Dupressoir.
Depreux. Plaatsnaam Preux (Nord, Pas-de-Calais, Luxemburg).
De Prille, De Priele. 1. Variant van Prieels. Zie daar. 2. Of van Deprel(le). Zie hierboven.
Depriest, DePriest. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Pry (Nord) of Prix (Ardennes). 2. Familienaam uit Priez (dit uit pr: weide) in Aisne en Nivre.
Deput. Variant van 1. Put(te) Van de(n) Zie daar. 2. Of van Dupuis. Zie daar.
Depriez, Dupriez, Dupri: Plaatsnaam Priez (Aisne, Nivre). Plaatsnaam Priez, afleiding van pr: wei.
Deprovins. Plaatsnaam Provins (Seine-et-Marne) of Provin (Nord). Vergelijk Provyn.
Depry, Deprix, Depris, Deprit, Duprix, Dupry: Plaatsnaam Pry (Namen) of Prix (Ard.).
Dept. 1. Variant van Deppe. 2. Plaatsnaam in Noorderwijk (Antwerpen).
De Quebedo, de Quevedo: Spaanse adellijke familie uit Salamanca.
De Quirini. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quirinus met adelspartikel de.
Dequvy, Dequevy, Quvy, Quevy, Quevis, Quevit, Ouivy, Ouivit, Quivy, Quivit, Kivy: Plaatsnaam Quvy (Henegouwen).
Dequin, Duquin, Dequint, Dekeyn, Dekein, Dekeijn, Kain, Quain, Quin, Kein: Plaatsnaam Kain (Henegouwen).
Dequinnemar, Dequinnemare, Dequinnemaere, Dicquemare: Vadersnaam. Zoon van Guinemer, Germaanse voornaam win-mr ‘Vriend-beroemd’. Guinemarus.
Dequinze. Quinze? Waarschijnlijk een renterpretatie, misschien verwaalsing van Dekens?
Dequirez. Familienaam in Henegouwen en (vooral) West-Vlaanderen/ Wellicht spelling voor de Franse familienaam Dcurey. Plaatsnaam Ecurey (2x Meuse).
Derachinois, Deracinois. Plaatsnaam Racinoit: plaats waar boomstronken staan. Vergelijk Van der Stockt.
Derache, Drache: Plaatsnaam Raches (Nord). Zie ook Deraes.
Deracourt, Raccourt, Raccurt, Racour, Racourt, Racou, Racoux: Plaatsnaam Racour (Luik), Nederlands Raatshoven.
Deraes, de Raes, Derasse, Deras, Derras, Derraz, de Rase, de Ras: 1. Plaatsnaam Raches (Nord): 1221 Rasse. Zie ook Derache. 2. In het land van Asse werd het lidwoord pas vanaf ca. 1600 aan de oorspronkelijk familienaam Raes toegevoegd.
De Radigues, de Radigus: Spaanse adellijke familie.
De Radoux. 1. Plaatsnaam Radoux in Bierk, Kasteelbrakel en St.-Renelde (Waals-Brabant). 2. Vadersnaam. Zie Radoux.
De Radzitzky. Pools adellijk geslacht Radzitzky, van Radziecki ‘Van de raadsheer’.
Deraes, de Raes, Derasse, Deras, Derras, Derraz, de Rase, de Ras. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Raches (Nord). 2. Soms werd aan Raas, Raes een ҄e’ toegevoegd. Zie bij Raas.
Deraideux. Plaatsnaam in Comblain-au-Pont (Luik).
De Raikem. Plaatsnaam Rekem, Limburg.
Deramaix, de Ramaix, Deramay, Dramaix, Dramaais, Drame, Ramais, Ramaix, Ramay: Plaatsnam Ramais in Moeskroen, Henegouwen en Aalbeke (West-Vlaanderen).
Derame, Deramee, de Rame, Duram: Plaatsnaam La Rame: loof, gebladerte; in Jauchelette (Waals-Brabant), Ter Hulpen (Waals-Brabant), Neufvilles (Henegouwen).
De Rameignis. Paatsnaam Ramegnies (Henegouwen).
Derancourt. Plaatsnaam Rancourt (Somme, Vosges, Meuse).
Derancy. Plaatsnaam Rancy (Sane-et-Loire).
De Rappard. Adellijk geslacht uit Dorsten in Westfalen. Nederduits Rappert is een vadersnaam van Germaanse voornaam rad-berht ‘Raad-schitterend’.
Drard, Derard, Derare: Vadersnaam DՅrard? Zie Eraerts.
De Rassenfosse, Rassenfosse, Rassinfosse: Plaatsnaam Rassenfosse in Andrimont, Bilstain, Charneux, Ampsin (Luik).
Derau, Deraux, Dereau: Romaanse spelling voor De Roo.
Deravet, Deravais: 1. Plaatsnaam (le) Ravet: kaatsbaan in Niverle (Namen), Froidchapelle (Henegouwen) en Carnires (Henegouwen). 2. Waarschijnlijk veeleer zoon van Ravet.
Derbaix, Derbais, Derbaisse, Derbaise, Derebey, Rebaix, Rebai, Reb: 1. Plaatsnaam Rebaix (Henegouwen) of Rebais (Seine-et-Marne). 2. Zie D’Lerbais.
Derbecque, Derbeque, Derbque, Derbeeck: 1. Plaatsnaam Rebecques (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Rebecq, Nederlands Roosbeek (Waals-Brabant).
DՅrbe, Darb, Darbe: Variant van Derbais, D’Lerbais.
Derboven, Verboven, Verbover, (van) Boven. Familienaam uit de plaatsnaam Daar Boven: hoger/verder wonend.
Derbre. Plaatsnaam Erbre (Ile-et-Vilaine). Derchain: Plaatsnaam Erchin (Nord). 2. Zie De Rechain.
Derche: Plaatsnaam Erches (Somme).
Derck. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Diederik. Vergelijk Derks. 2. Variant van Dercq.
Derclaye. Plaatsnaam Eclaye in Pondrme (Namen):
Darcon, Dercon. Volgens J. Dercon (Herenthout) stamt zijn famille van een vondeling. Er werd op 3 juli 1813 inderdaad ene Cornelis Dercon te vondeling gelegd in Antwerpen. Maar dat was zijn echte familienaam die op het briefje opgegeven stond, geen vondeling naam dus. Waarschijnlijk door demouillering van Derecogne.
Dercourt. 1. Plaatsnaam Ercourt (Somme). 2. Derecourt.
Dercy. Plaatsnaam, Aisne.
Derdaele, Deldaele, met /r- wisseling.
Derdelinck, Derdelincx, Derdelincx, Derdelinch, Derdelinghen. Naam uit derdelinc: neef in de derde graad, achterachterneef. Relatie gebonden bijnaam.
Derdeyn, Derdeijn, Derdyn, Derdin: Derdeyn gaat terug op: 1685 Adriaen Dardeyne, 1687 Jacobus Dardein, Lotenhulle. Aanpassing van Dardenne.
Dereere, Derere. Middnennederlands erre: driftige, woedende, opvliegende. Vergelijk Duits Irr(e).
De Rechain, Derchain, Dorchain, Dorchin, Dorcean: Plaatsnaam Rechain, petit en grand (Luik).
Dereck, Derek: 1. Variant van Dierick.- 2. Zie Derecque.
Derecogne. Plaatsnaam Recogne (Luxemburg).
Dercourt, Deerecourt, Derecourt: 1. Plaatsnaam Rcourt (Hte-Marne, Pas-de-Calais, Meuse). 2. Zie ook Recour.
Derecque, Dereck, Derek, Dercq, Derck, Drecq, Dereke: Plaatsnaam Recq in Mainvault en Ogy (Henegouwen); of Recques (Pas-de-Calais).
Derefat. Plaatsnaam Refa(t) in Stavelot (Luik).
Deregnaoucourt, Deregnaoucour, Deregnoncourt, Derenoncourt, Dernoncourt, Dernoncour, D’Lernoncourt, Dernaucourt, Dernacourt, Dernancourt: Plaatsnaam Renaucourt in Rivire (Pas-de-Calais).
Deregnieaux, Deragniaux, De Renau, Dernau; Platsnaam Dergneau (Henegouwen).
De Rgny. Plaatsnaam Rgny (Loire-et-Cher), Regny (Aisne).
Derely, Rely, Derly: Plaatsnaam Rly (Pas-de-Calais).
Derme, Derme, Dereme, Derem: 1. Zie Derume. 2. Plaatsnaam Raismes (Nord). Zie Deresme.
Deremetz. Plaatsnaam Erimetz, Pas-de-Calais.
De Rmont, de Remont, de Raymond, Drmont, Dremont: Plaatsnaam Rmont in Porcheresse-en-Condroz (Namen).
Deren. Vadersnaam. Variant van Dierin, vleivorm van Germaanse voornaam Diederik.
Derenbach. Plaatsnaam in Uckerath, Hennef en Ruppichteroth (Duitsland).
Derenchy, Derensy, Derenzis: Plaatsnaam Rancy (Calvados).
Derenne, Dereinne, Dereine, Dereyne: Plaatsnaam Rennes in Hamoir (Luxemburg).
De Renneville, de Reneville, Renville: Plaatsnaam Renneville (Ard., Eure, Hte-Garonne).
Derendorp: Plaatsnaam Derndorf (Beieren).
De Renty, Renty, Deranty, de Rentiis, Duranti, Duranty: Plaatsnaam Renty (Pas-de-Calais).
Dereppe, Derept, Derep, Dreppe: Plaatsnaam Reppe in Andenne (Namen), Couthuin (Luik), Ohey (Namen), Seilles (Luik).
Derse, Derze, Dereize: 1. Verfransing van De Rese. 2. Plaatsnaam Rse in Thisnes (Luik).
Deresme, Draime: Plaatsnaam Raismes (Nord).
Dereu, Dereux, de Reux, de Reul, Deroeux, Dreux, Dreu, Desroeux, Desreux, Derreux, Dureulx, Dureux, Deltoeux, Delreux, Reulx: 1. Plaatsnaam. Waals re, van rode: gerooid land. (Le) Roeulx (Henegouwen), Roeulx (Nord), Roeux (Pas-de-Calais), Reux in Conneux (Henegouwen). Zie ook Deruez. 2. Soms verward met De(l)rue, bijvoorbeeld in Dottenijs.
Derez, Der, Dere, Derh, Derhet, Derret, Derrez, Derre, Derrey, Derey, de Rey, Dereys, de Reys, Delree, Delre, Delre, Delr, Delrez, Deller, del Rey: 1. Plaatsnaam Le Rez/Le R in Sivry (Henegouwen); La Reid (Luik); of Reye (l reye) in Meeffe (Luik). 2. Zie ook De Rede. Bijnaam voor een bereidwillig iemand. 3. Derh en Derhet kunnen ook komen van de plaatsnaam Derh in St.-Pierre-en-Ardenne (Luik), 3. Derh en Derhet kunnen teruggaan op de plaatsnaam Derh in St-Pierre-en-Ardenne (Luxemburg).
Dergeloo. Ontrronde (e van o) vorm van Duitse familienaam Drgelo, van plaatsnaam Dorrieloh (Duitsland).
Dergent. Der Gent, uit Van de Gent: zie Gent, met Middellimburgs lidwoord der (vergelijk Duits der), variant van De Cent.
Dericbourg, Dericquebourg, Ricbourg, Ricquebourg, Rigbourg, Rijckebier, Rijkeboer, Rijckeboer, Ryckenboer, Ryckeboer, Richeborg, Risbourg, Derisbourg, Derisbourque. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Richebourg-l’Avou (2x Pas de Calais - in 1200 Rikeborc), Richebourg-Saint-Vaast of Ricquebourg in Maresquel bij Montreuil. Ryckeboer is een vervlaamsing van de Franse basisvorm.
Derick, Dericke, Dericq, de Rick: 1. Verschrijvingen voor De Rijk(e). 2. Derick, Dericq kunnen varianten zijn van Dierick; zie Diedericx.
Deridez. Plaatsnaam Ri d’Lez in Baisy-Thy (Waals-Brabant)?
Deriemont. Plaatsnaam Rimon (Drme), Rimons (Gironde), Rimont (Arige).
Derigat. 1. Vadersnaam Riga. 2. Plaatsnaam Riga (Letland).
Derikum, Derkum, Dericum: Plaatsnaam in Neuss, Duitsland.
Derinne, Derine. 1. Plaatsnaam Rhisnes (Namen). 2. Zie Dhrinnes.
De Riolet. Plaatsnaam Rieulay, Nord?
Derivau, Derivaux, Deriveau, Deriveaux, Durivaux, Durivault: Plaatsnaam Riveaux in Fraipont (Luik), Geten (Waals-Brabant). Riveau, afleiding van rive: beek, oever.
Derivire, Derevire, de Reviere, Revire, Derivre, Derieviere: Plaatsnaam Rivire (Namen).
Derixhon, Derihon, Derison, Deryhon: Plaatsnaam Rixhon in Harz (Luik).
Derkenne, Derkene, Derckenne: Plaatsnaam Erquennes (Henegouwen).
Deruitte, Deruyte, Deruyt, Derruitte, Druitte, Druite, Deruth, Durutte, Drutte, Drutti. Waalse aanpassing van De Ruiter.
Derdeyn, Derdeijn, Derdyn, Derdin. Derduyn gaat terug op 1685 Adriaen Dardeyne - Lotenhulle. Een vervorming van Dardenne (Uit de Ardennen).
Derenne, Dereinne, Dereine, Dereyne. Naam uit de plaatsnaam Rennes in Hamoir (Luik).
De Renette, De Rennette, Rennete, Remet, Renet, Renete, De Renette. Familienaam uit de plaatsnaam Renette in Longchamps (Luik), Reinette in Yves-Gomeze (Namen).
DՅrkenteel. Plaatsnam Erkenteel, Frans Argenteau (Luik).
Dereu, Dereux, de Reu, De Reul, de Roeux, Dreux, Dreu, Desroeux, Desreux, Derreux, Dureulx, Dureux, Deloreux, Delreux, Reulx. 1. Naam uit de Waalse plaatsnaam re: rode, gerooid land (diverse plaatsen in Walloniëen Frankrijk). 2. Soms verward met De(l)rue. Zie daar.
De Ripainsel. Plaatsnaam Riepensell in Drensteinfurt (Duitsland). Laurent de Ripainsel werd op 12 april 1819 in Mechelen te vondeling gelegd. Ripainsel was een bijnaam van officieren en onderofficieren van de intendance.
Derkoningen, Derconingen: Waarschijnlijk aanpassing van Derecogne.
Derkson; vadersnaam Derk., Gedlerse vorm van Dirk, Durk, Diederik, Theodorik.
Derlyn, Deleyn, Derlijn: Kan theoretisch zowel van Dorlin (Dorleijn) als van Derluyn.
Derlinchant. Plaatsnaam Erlinchamps in Stavelot (Luik).
Derluyn, Derluijn, Derleyn, Derlyn, Derlijn. Darlon : d’Arlon? Plaatsnaam Aarlen, Frans Arlon (Luxemburg). Of van Derlon = dՅrlon. Plaatsnaam Erlon (Aisne).
Derm, Derme, Dermee, Dermez, Dermey: 1. Plaatsnaam Herme (Luik). 2. Eventueel van Demine.
Dermine, Dermyn, Termine. Naam uit de plaatsnaam Emines (Nord).
Dermont, Dermon, Dermond, Derremont: Plaatsnaam Remont in Porcheresse (Namen) of Amay (Luik).
Dermonde, van, Vermonden, Dermonde, Dermonden, Dermonne, Dermone: Plaatsnaam Der(re)monde door assimilatie uit Denremonde, Dend. (Ooost-Vlaanderen).
Dermonne. Variant de Dermonde, van Nederlands Termonde?
Dernecourt. 1. Plaatsnaam Rainecourt (Somme). 2. Zie Dernicourt.
Dernelle. Moedersnaam. Voornaam Ernelle, Ernle, Waakse vorm van Germaanse voornaam Renilde. Sainte-Ernle wordt aangeroepen in Crupet en Anne (Namen). Sainte-Ernle is ook een andere naam van Saintes (Waals-Brabant), Nederlands Sint-Renelde. De Henegouwse beeknaam Ernelle is minder aangewezen voor deze vooral Naamse familienaam.
Dernest. Variant van Ternest? Zie Van den Neste. Of Re-interpretatie van Derniest = Dernier?
Derneville. Plaatsnaam Ernouville (Henegouwen) of Erneuville (Luxemburg).
Dernie, Dernier, Dernee, Derne, Dern, Dernies, Dernist, Dernis, Derni, Derny, Dernys. 1. Wellicht allemaal bijnamen uit het Franse dernier: het laatstgeboren kind. 2. Mogelijk ook uit het Franse plaatsnaam; la derrire: achter(aan). Franstalige tegenhanger van Җan Achteren.’
Dernicourt, Dernecourt: 1. Plaatsnaam Hernicourt (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Rgnicourt (Aisne, Ard.).
Dernie, Dernier, Dernies, Derniest, Dernis, Derni, Dernys, Derny: Frans dernier: laatste, laatstgeborene. Bijnaam.
Dernivois, Dernivoix, Dernivoy, Dernievoix, Dernovoi: Plaatsnaam Renauvoid (Vosges)?
Derniwez. Plaatsnaam Renowelz in Mainvault (Henegouwen).
De Robiano. Plaatsnaam Robbiano bij Milaan (Italie).
De Rochele. Plaatsnaam. Plaatsnaam Robertmasure: woning van Robert; waarschijnlijk in het noorden van Henegouwen.
Deroanne, Derouane, Deronne, Rouane: Plaatsnaam Roanne in La Gleize (Luik).
Derobertmasure, Derobermasure. Plaatsnaam Robertmasure: woning van Robert; waarschijnlijk in het noorden van Henegouwen.
Derochart. Plaatsnaam Rochart in Rebreuves-sous-les Monts (Pas-de-Calais).
Derochette, Larochette: Plaatsnaam Rochette: rotsje.
Derogg, Derogy: 1. Vadersnaam Droger, zoon van Roger; zie Roger(s). 2. Plaatsnaam Rogy (Somme).
Deroissart, Deroisart. Plaatsnaam Ruchaux.
Deroisy. Plaatsnaam Roizy, (Ardeche)
Deroitte, Deroite, Derroitte: Hypercorrecte verschrijving voor De Ruette of De Rouette (uitspraak derwte).
Derol, Derolet, Derollez, Derolez, Deroulers, Deroulez, Deroul, Droulers, Droulez, Drolez, Drolet, Droletz: 1. Plaatsnaam Roulers, Franse naam van Roeselare (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Rollez in Verchocq (Pas-de-Calais):
De Romagnoli, Romagnolo, afkomstig van Romagna, Italiaanse provincie.
De Romanet. Vadersnaam Romanet, afleiding van de voornaam Romain, Romanus.
Derome, de Ron, Deraume, Derme, Deromme, Deroome, de Rom, de Rom, de Roem, Deronne, Derone, de Ronne, de Ron, Derosne, Drome, Drme.
Familienaam uit de plaatsnaam Rome in Lahamaide (Henegouwen) of Grandhan (Luik).
De Romre. Plaatsnaam Romere (Namen).
Deronchne, Deronchne, Deronchene, Deronchaine: Plaatsnaam Rond-Chne in Esneux (Luik), Dinant (Namen) en Vedrin (Namen).
Deronet. Plaatsnaam Ronet in Flavinne, Namen.
De Ronchi. Plaatsnaam Ronchy in Hennuyres (Henegouwen).
De Roncq. Plaatsnaam Roncq (Nord).
Deronquier. Plaatsnaam Ronquier: plaats met braamstruiken.
De Rose. Plaatsnaam Rose, Namen.
Derons. 1. Plaatsnaam, wellicht heerlijkheid Ront in Ecques (Pas-de-Calais): 2. Plaatsnaam Ronse (Oost-Vlaanderen).
Derooven. Aanpassing (Henegouwen) van De Roover.
Derooz. Waalse verschrijving van De Rooze.
Deropsy, Dropsy: Plaatsnaam Robechies, rop’sh(ye).
De Rosen. Familienaam Rosen (zie Roose) met adelspartikel de.
Derot, de Rodt, de Rot: Wellicht spellingvariant van Durot. Of Romaanse verschrijving voor De Ro?
Deruoa, Derouau, Derouaux, Derouwaux, Derouar, Deruard, Derua, Derrouaz, Derwae, Derwa: Plaatsnaam. Luiks-Waals rouwa: beek, waterloop.
Deroualle. Plaatsnaam. Waals wu(w)alk, Frans ruelle: straatje, steegje; in Tavier-en-Condroz (Luzemburg, St-Servais (Namen).
Derouan, Rowan, Roaen, Roan, Rohan, Rohen, Rouen, Rouan. Familienaam uit de plaatsnaam Rouen (Seine-Marne). De Nederlandstalige naam was Rowaan.
Deroubaix, De Roubaix, Droubaix, DՒoubaix, Derobaix, Derubaix, De Rubels, Roubaix. Naam uit de plaatsnaam Roubaix (Robeke in Nederlands) Nord. Zie verder bij Robaeys Van.
Derouette. Plaatsnaam Rouette in Longchamps (Luxemburg). Ruette: straatje.
Deroulou, Derouloux, Roloux, Rollus, Rolus: Plaatsnaam Roloux (Luik).
De Rouville. Plaatsnaam Rouville (Oise, Seine-Mar., Puy-de-Dme).
Deroux, Durou, Duroux, Deroe, Derous, Deroust, Deroes, Deroest. 1. Naam uit de plaatsnaam Roux (Henegouwen), Le Roux (Namen) of in Avins (Luik), Buzet, Frasnes-lez-Gosselies (Henegouwen) en Gembloers (Namen). Dit uit Waals rou: gerooid land. 2. Of als zoon van Leroux: de roodharige.
Deroy, Deroye, Des Roys. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Roy(e) (Somme). 2. Of uit de plaatsnaam Roy (Luik). 3. Zie ook Ro De.
Deroyre. Plaatsnaam Royre in Nchin (Henegouwen).
Derre, Dherre, DՅre. Naam uit de plaatsnaam Ere (Henegouwen).
Derozier, Desrozier, Durosier: Plaatsnaam Rozier (Loire). Zie ook Rosier(s).
DՅrp. Plaatsnaam Erp (Arige) of Erpe (Oost-Vlaanderen)?
Derpin, Derpen: Plaatsnaam Erpent (Namen), Waals rpint.
Derre, DՅre. Plaatsnaam Ere (Henegouwen).
Derrien. Vadersnaam. Bretonse voornaam Deryan(us), Dergen; ‘aik-ras’.
Derscheid. Plaatsnaam in Much (Duitsland). Volgens Herb. is deze Rijnlandse famille uiteindelijk van Hongarije (Dershay) afkomstig.
Derselle, Derzelle: Plaatsnaam Herzele (Oost-Vlaanderen, Frans-Vlaanderen).
Dersin, D’Lersin. Plaatsnaam, Pas-de-Calais.
Dertho, Derthoo. Variant van Duthoo: Dutoit, met epenthetische r.
Deru, Derue. 1. Zie Duru. 2. Of uit de plaatsnaam Rue (Somme). 3. Zie Delarue.
Deruelle, Derwel, Derul, Druelles, Oruelle, Oruel, Druwel, Desruelles, Desruelle, Deruelles, Deruelle, (de) Ruelle, Ruweel, Ruwel, Rouelle: Verspreide plaatsnaam Ruelle(s), afleiding van rue, dus: straatje, steegje. Soms eventueel ruel: beekje.
De Rubercy. Plaatsnaam Rubercy (Calvados).
Deruets, Deruetz: Spellingvar. van Derues(t) (zie Delarue) of Deruez.
De Ruette, Derruette: Plaatsnaam Ruette: straatje.
Deruez, Deruwelz, Deruwez, Deruw, Druw. Familienaam uit de Oudfranse plaatsnaam ruez: rode, gerooid land, braakland. Roeulx (Nord).
Deruitte, Deruyte, Deruyt, Derruitte, Druitte, Druite, Deruth, Durutte: Waalse aanpassing van De Ruiter. Vergelijk Leruitte.
Derulle, de Rulle, Derille, Derhille: Plaatsnaam Rulles (Luik).
Derume, Derme, Derme, Derem, Deren, Dereusme, Dereume, Derusme: Plaatsnaam Rumes (Henegouwen), dialect Rme.
Derumez, (van) Drumez, Drum, (van) Rumes, Rum. Familienaam uit de plaatsnaam Rumez in Ramegnies-Chin en Templeuve (Henegouwen).
Derumier, Derumiere, Derumire, Deremier, Dremire, Dremier, Dremiere: Wellicht plaatsnaam Roumi, Romie in Arbre (Henegouwen).
Derungs, Derunz. Plaatsnaam Runs in Breil, Zwitserland.
De Ruy, Ruy, Deruij: Plaatsnaam Ruy in La Gleize of Mons (Luik): beek.
Derveau, Derveaux, Dervaux, Derwaux, Desreveaux, Derreveaux, Derrevaux, Derreveau, Dervieaux, Derviaux, Durveaux, Durviaux, Durvaux, Derveeuw, Darvaux, Darvas, Dervael, Derval, Dervel, Dervaes: Plaatsnaam Reveau in Chapelle--Oie (Henegouwen). Zie ook Revel.
Dervill, Dervilleer, Dervillers: Plaatsnaam Ervillers (Pas-de-Calais).
Dervin, Durvin, Dervyn: De Revin. Plaatsnam (Ardèche).
Dervoigne, Dervaigne. Plaatsnaam Revogne, Namen.
Derwael, Derwahl, Derwall, Durwael, Durwal. Bijnaam, volksnaam voor iemand uit Walloni, Wael of de Waal.
Derwaeren. Beroepnaam. Deurwaarder.
Derweduwen, Derweduwe (van), der Weduwe, de Weduwe, Weduwen, Terweduwen, Terweduwe, Derweduwe, Derwedu, Derweduwez, Derweduez, Derwduez, Derveduez, Derwidu, Derwidue, Derwiduee: Kind van een weduwe.
De Ryckel. Adellijke familie de Ryckel. Plaatsnaam Rijkel (Limburg). Of uit Rijckholt (Nederlands-Limburg).
Des Arcades. Vondelingnaam. Gevonden in portaal van caf Les Arcades in Kortrijk (ca. 1900).
Desablens, Desablence, Desablain, desablinfs, Desoblin, Sablain, Sabelin, Sablin, Saublens, Saublen, Saublains, Saublain, Saublun, Saubain, Sauboin: Plaatsnaam Les Sablons in Grandmetz (Henegouwen).
De Saeger: Sager.
Desair, Desaire, Dessaire, Dezaire: Plaatsnaam Saires (Orne, Vienne) of Serre (onder meer Pas-de-Calais).
Desaive, Dessaive, Sve, Sve, Saive: Plaatsnaam Saive (Luik) van Latijn silva: bos.
De Salaberry. Baskische familienaam. Plaatsnaam; nieuwe hoeve.
De Salency. Plaatsnaam Salency, Oise.
De Saligny. Plaatsnaam Saligny (Allier, Cher, Vende, Yonne).
Desalles, Desalle, Desales, Dessalles, Dessalle, Dessales, Dessale, Desal, Desaele, Dezael: Plaatsnaam Salles (Henegouwen en Frankrijk) of Salle in Flamierge (Luxemburg), Houdeng (Henegouwen), Rotheux (Luik).
Desalm, Desame: Plaatsnaam Vielsalm of Salm(-Chteau) (Luik). Salm (Duitsland).
De Salmo, Desalmont, Salmont, Salmon, Saulmont, Saumon, Saumon: 1. Bijnaam naar de huisnaam Au Salmon: In de Zalm. Vergelijk Zalm. 2. Plaatsnaam Saumont (Seine-Mar.).
Desmblanc, Desamblanx, Desamblaux, de Samblanc, Samblanx, Samblanx, Samblancx: Variant van Desablens met epenthetische nasaal.
Desambre, Desamber, Dessambre: Spellingvariant van Dcembre.
Desan, De San: Aanpassing van Dechamp/Duchamp.
De Sandre. Re-interpretatie van Desand(e)re.
Desanlis. Plaatsnaam Senlis (Pas-de-Calais, Oise).
De Sante, Desante, Desant, De Sancte: 1. Plaatsnaam Xanten (Duitsland). 2. Eventueel plaatsnaam Sants (Nord).
De Sany. Plaatsnaam Sany in Romse (Luikg). Vergelijk De Saulnier. De familie De Sany kreeg haar naam naar het uithangbord in de Rue Grande Bche in Luik ԁu Sani d’Er’dat is In het gouden Zoutvat of in de gouden Zoutpan (van zoutziederij). Matthieu de Sany d’Er was burgemeester van Luik in 1614 en 1629.
Desarbres, Desharbes, Desabres: Plaatsnaam Les Arbres (bijvoorbeeld Puy-de-Dme): boomgaard.
Desarcy. Plaatsnaam Sarcy. Marne.
Desart, Desard, Desars, Desar, Desaer, de Saert, de Saer, de Saar, Dessart, Dessard, Dessars, Dessaart, Dessaer, Dissart, Dusart, Dusar, Dusaer, Dusaert, Dusa, Dusartz, Dussart, Dussard, Duzar, Delsart, Delsard, Delsardt, Delsarte, Delsaer, Delsaert, Delsaerdt, Delzaert, Sart. Familienaam uit het veel voorkomende Romaanse Sart, het Franse Essart (uit het Latijnse exsartum: gerooide plaats, rode).
Desarzens. Plaatsnaam Sarzens, Vaud, Zwitserland.
De Saulnier, Solny. Plaatsnaam. Oudfrans salnier: zoutziederij. Vergelijk De Sany.
De Saulty. Plaatsnaam Saulty (Nord, Pas-de-Calais).
Desausoi, Desausois, Dessausois, Dusaucois, -Dusaucoit, Dusaussois, Dusausois, Dusaussoit, Dusaussoy, Dusausoy, Dusaussoir, Dusaulsoit, Dusauchoit, Dusochoir, Dussaussois, Dussaussoit, Dusoswa, Dusoso, Dusesoi, Ducessoye, Dussessoye, Duchaussoy, Duchaussoir, Duchossois, Duchassois, Dussussois, Saussoy, Sausoit, Sossois, Sassoye, Sasso, Sessoye, Sesoye, Chaussois, Chaussoy, Chauchoy, Chochois, Chochoy: Plaatsnam Sauoi, van Latijn salicetum: plaats waar wilgen groeien (Frans saulaie).
De Saunois, de Saunnois, Desaunoy, Desanois, Desonais, Desonai, Desonay, Desonnoaux, Desonnay, Desonay: 1. Plaatsnaam Saulnois (Moselle). 2. Des Aunois. Zie Delaunay.
De Saveur, de Savoye, Sauveurs, Sauveur, Seveur: 1. De Sauveur. Plaatsnaam Saint-Sauveur (Henegouwen), waarvan de Nederlandse vorm in 1396 Sente Savoers luidde wat de verwarring met Savoye mogelijk maakt. Zie De Savoye. 2. Of (met vertaling van het lidwoord) van Le Sauveur: de redder.
Desaveines. Plaatsnaam. Oudfrans aveine, Frans avoine; haver (veld).
De Savignac, Savignac: Plaatsnaam (Aveyron, Gironde, Lot-et-Garonne, Dordogne, Arige, Gers).
De Savoye, Savoi, Savoie, Savoy, Savoye, Savooy, Savoey, Savoir: Kan theoretisch verwijzen naar plaatsnaam Savoye in Thieu (Henegouwen) of Laplaigne (Henegouwen) of naar het oude hertogdom Savooie (Savoie). Maar aangezien deze familienaam in dezelfde streek voorkomt als De Saveur, kunnen de twee namen met elkaar verward zijn.
Desbarax. Zuidfranse familienaam = Desbarreaux. Plaatsnaam Barreau: balie, tralie.
Desbarre. Plaatsnaam Barre; slagboom, balie, hek, vergelijk Delabarre.
Descamps: Picardische pendant van Frans Deschamps. Plaatsnaam Frans champ, Picardisch camp ‘Veld’.
Desbeek, Desbeck, Desbecke. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Esbeek in Hilvarenbeek (Noord-Brabant) en Enschede (Overijssel). 2. Of verschrijving van Debeck, dat is een verwaalsing van De Becker: zie bij Backer.
Desberg. 1. Plaatsnaam Esberg in Merksplas (Antwerpen). 2. Verschrijving voor Debergues.
Desbessel, Desbesselle, Desbesel, Desbesehl: Luiks-Vlaams bsl: beschoeiingsplank?
DՅsbly. Plaatsnaam Esbly, Seine-et-Marne.
Desboeufs, 1. Plaatsnaam Lesboeufs (Somme). 2. Re-interpretatie van Desbos = Desbois.
Desbouiges. Plaatsnaam Bouige: braakland.
Desbouillons. Plaatsnaam Bouillon, Luxemburg.
Desbrosses, Desbrosse. Plaatsnaam. Frans brosse, brousaille; struikgewas.
Desbulleux, Desbuleux. Picardische beroepsnaam Buleux: die oorkonden zegelt.
Descampagnes, Descampagne. Plaatsnaam. Picardisch campagne; vlakte, open veld.
Descanton, Descantons. Plaatsnaam. Oudfrans canton; hoek(huis).
Descendre, Dessendre, Desendre, Decendre, Decender, Desender, Desendere. Spellingvariant van Desandre, die ook in Pas-de-Calais in 1820 voorkomt naast Descendre, Descendres, Dessendres, Dessendre. Vadersnaam: zoon van Sandre (Picardisch van Alexander).
Descharmes. Plaatsnaam Charme; haagbeuk.
Deschame, Deschaumes. Plaatsnaam Chaume, van Latijn calamus: riet(veld), stoppelveld. Plaatsnaam in Roly (Namen).
Deschreye. Verwaalsing van de Schreyer.
Desclee, Descle, Desclez, Desclef, Desclefs, Disclez, Discley, Desle, Desel, Desle, Deslee. 1. Naam uit de geromaniseerde vorm van de plaatsnaam Schleiden (Noordrijn-Westfalen) ca. 1200 Sleida met dezelfde etymologie als 1201 Scleda in Houtave (West-Vlaanderen): glibberige plaats. 2. Of uit de plaatsnaam Scleys in Man (Namen).
Desclin, Disclyn: 1. Plaatsnaam Slins (Luik): 1146 Sclins 2. Plaatsnaam Sclayn (Namen).
De Schlippe, de Schlipp: Plaatsnaam Slijpe (West-Vlaanderen).
De Schlutterbach. Plaatsnaam Schluttenbach, Duitsland.
Descornet, Descornez. 1. DՅscornaix. Plaatsnaam Escornaix, Romaanse vorm voor Schorisse (Ooost-Vlaanderen). 2. Aangezien ook de familienaam Lescornez (le Cornet) voorkomt, kan Descornez als De Cornez worden gelezen (zie Cornet, Ducornet).
Descotte, Dcotte, Decotte, De Cte, Decot: Plaatsnaam. Oudfrans coste, Frans cte: oever, helling. Vergelijk Delacoste.
Descourouez. Verhaspeling van Descurieux.
Descouvemont. 1. Plaatsnaam Scouvmont in Zinnik (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Xhovemont in Luik.
De Scoville, Descoville: Plaatsnaam Scoville in Mohiville (Namen).
Des Cressonnires. Plaatsnaam Cressonnire: plaats waar waterkers, tuinkers groeit.
Descry, Discry: Plaatsnaam Scry in Abe (Luik).
Deseins, Desein, De Seins, Deseint, Deseyns, Deseijn, Deseyn, de Seyn, (de) Sijn, Deseijn, Dessein, Desseins, Desseyn, Deseyn, Dessing, Dussein, Dezyn, Deseine, Desseyne, Deseyne, Deseigne, Desseigne, Desenne, (de) Seyne, (de) Seine, (de) Zeine. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Seyn in Reinland-Pfalts of Seine of Sain in Bendorf, of een plaatsnaam in Vlaams-Brabant? De familienaam Desseyn wordt in Kortrijk desing uitgesproken, net zoals Decin/Dessain, waarvan hij trouwens de aanpassing is. Zie Dessains, Decin. 2. Variant van Duchne (Van Eycken). 3. Aanpassing van familienaam Decin. Plaatsnaam (Ramegnies-)Chin (Henegouwen). 4. Aanpassing van familienaam Dessains. Plaatsnaam Sains (Somme, Pas-de-Calais, Nord, Aisne) of Sin (Nord).
De Serano, Deserranno, Deserrano, Desserrano, Desarranno, Desaranno, Serrano, Serano. Naam uit de plaatsnaam Serrano in Carpignano Salentina (Itali).
De Seilles, de Seille, Deseille, Desilles, Desille, Dsil: Plaatsnaam Seilles (Luik).
De Selsaeten, de Selsaten. Plaatsnaam Zelzate, Oost-Vlaanderen.
Desenfans, Desenfants, Desenfant, Desanfant, des Enffans, Lesanfans, Lesenfants, Lesenfans, Lesenfents, Auxenfans, Desenfauts: Vergelijk De Kinder(en). Voor een vader van veel kinderen.
Deserable, Dzrable: Des Erables. Plaatsnaam. Frans rable: esdoorn.
De Seranno, de Serano, Deserranno, Deserrano, Desserrano, Desarranno, Desaranno, Serrano, Serano: Plaatsnaam Serrano in Carpignano Salentino (Italie). Afleiding van Provencaals serre ‘Heuvelrug’.
Dsert, Dsert, Desert: 1. Frans dsert: verlaten, in de steek gelaten. Bijnaam? Of plaatsnaam Le Dsert: verlaten oord, woestenij? 2. Of spellingvariant van Decerf?
Desesquelle. Oudpiardisch eskele, Frans chelle: ladder. Plaatsnaam, vergelijk Van Steeger.
Desessart. Plaatsnaam Les Essarts (onde rmeer Pas-de-Calais), Essars (Pas-de-Calais). Essart, van Latijn exsartum: rode, gerooide plaats. Vergelijk Desart.
Deseure, Dezure, de Zeure. 1. Naam uit de plaatsnaam Seurre (Cte-d’Er). 2. Zie ook Zuur.
Desfarges, Lafargue, Lafarge, Lafages, Laffargue, Lafarque: Plaatsnaam Farg(u)e, Zuidfrans voor forge: smidse.
Deshorties, des Orties. Plaatsnaam. Frans ortie: netel. Vergelijk Lortiois. Deshuy: Spelling voor De Huy.
Des Grottes. Plaatsnaam Grotte; grot, hol.
De Sicard. Vadersnaam Sicard, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sig-hard ‘Zege-sterk’. Sicardus.
Desicy, Dessicy: Plaatsnam Sissy (Aisne).
Deside, Dside: Wellicht variant van Dsire, Dsire (allebei Henegouwen).
Desiderio, Desideri. Latijnse heiligennaam Desiderius.
Desie. Variant van Desier of spellingvariant van Dessy of Descy.
De Siena. Plaatsnaam Sina in Toscane (Italie).
Desilly, Desily, Dessilly, Dessily, Dezillie, Dezille, Dezellie: 1. Plaatsnaam Silly (Henegouwen), Nederlands Opzullik. 2. Plaatsnaam Silly (Orne, Moselle, Aisne, Oise).
Desilve, de Sylva, de Selva: Plaatsnaam Silve, Latijn silva: woud, bos.
Dsir, Desirs, Desir, Desire, Dsire, Desier, Desiere, Desie. Vadersnaam uit Dsir, dat is de Franse vorm van Desiderius; vol verlangen. Vaak verward met Dsir/Desideratus.
Desini. Plaatsnaam Chiny (Luxemburg), Chigny (Aisne).
Dsir. Vadersnaam. Frans voor Latijnse heiligennaam Desideratas ‘De begeerde’. Vergelijk Dsir.
Dsiron, Dsiront, Desiron(, Desiront, Dsirant, Desirant, Desira, Deziron: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Dsir.
Deskeuvre, Deskeuve, Deskoeuvre, Diskeuvre, Diskeuve, Desqueuve: Plaatsnaam Skeuvre, Skeuve in Natoye (Namen).
Desl, Desle, Deslee. Variant en aanpassing van Desclee.
Deslins, Dislins. Plaatsnaam Slins, Luik.
De Soissons, Soisson, Soissong: Plaatsnaam Soissons (Aisne).
Desmae. Spellinguitspraakvan Desmas = Demas/Dumas.
Desmarceaux. Spellingvariant van Demarsaux. Plaatsnaam Marsaud (Char.-Mar., Dordogne), Les Marseaux (Charente).
Desmartins. Spellingvariant van Demartin.
Desmettre, Desmette: Desmettre (six H) is in elk geval een variant van Desmette (103 x Henegouwen). Desmette kan een Romaanse spelling zijn voor De Smet; Desmettre is dan hypercorrect. Eventueel is Desmettre een aanpassing van De Smeytere (zie de Smijter); dan is Desmette de weergave van de Waalse reductie tr/te.
Desneux. 1. Plaatsnaam Esneux (Luik). 2. Plaatsnaam Esneus in Celles (Aisne).
Desnos, de Snoo: Franse hypercorrecte verschrijving voor Denneau; vergelijk Desnault. De Snoo is een Re-interpretatie op basis van spellinguitspraak.
Desoer. Plaatsnaam Solre (Henegouwen, Nord). (Waals dssr)
Desoignies, de Soignies, de Soignie, Dessoignies: Plaatsnaam Soignies (Henegouwen), Nederlands Zinnik.
Desoil, Desoille, Dessoille: Picardisch soil, Frans seigle: rogge. Plaats- of beroepsnaam.
Desole, Desolle, Desolre, Dessole: Waarschijnlijk een variant van Desoil(le). Of plaatsnaam Solre (Henegouwen, Nord).
Desomberg, Desombergh, Dezomberg, Somberg, Desemberg. Familienaam uit de plaatsnaam Zomberg (ues) (Artesi-Frankrijk).
Desombre, Desombere: Plaatsnaam Sombres in Wissant (Witzand) (Pas-de-Calais).
Desombiaux. Plaatsnaam Ombeau: abeel, witte populier.
Desomme, (de) Somme, Dessomme. 1. Naam uit de plaatsnaam Somme (Namen). 2. Of variant van Deshommes. Zie bij Delorme.
Desombry. 1. Plaatsnaam Sommery (Seine-Mar.). 2. Variant van Desobry, met n-epenthesis.
Desonne. Spellingvariant (zonder accent) van Desonn, Desonai? Of van Dessonnes, plaatsnaam Essonnes (Seine-et-Oise)?
Desorbais, Desorbaix, Desorbay: Plaatsnaam Sorbais (Aisne).
Desoroux, Dessourous, Desouroux: Plaatsnaam Serou inThimister (Luik).
Desort, Desors, Desorte, Dessort: Waalse variant van Desart(e).
Desoudre. Waarschijnlijk verwaalsing van De Souter.
De Sousa, de Souza: Portugese plaatsnaam en niet Susa in Pimonte (Italie).
De Soye, de Soie: Plaatsnam Soye (Namen).
Despa, Despas, Despat, Despeaux, Dispeaux, Dispaux, Dispa, Dispas, Duspeaux, Spoo. Familienaam uit de plaatsnaam Spa (Luik).
Despace. 1. Plaatsnaam Spa (Luik): 1308 Spasse, van Latijn spatium, Frans espace ; ruimte. 2. Plaatsnaam Spase in Gesves (Namen), Waals spaus(s)e, sps(s)e.
Despagne, Despaigne, Dpagne: 1. Naam van een Spanjaard: uit Spanje, Frans Espagne. 2. Plaatsnaam Epagne (Aube, Somme), Epagny (Aisne, Somme), Epaignes (Eure). Ook de naam van een leen in Ponthieu, afhangend van de abdij van Epagne.
Despars. Plaatsnaam Espars in Blharies (Henegouwen).
Despert, Desper, Disper, De Speer, de Sper, Despeer, Dexpert: Bijnaam. Oudfrans despers, despert: ruw, grof, wreed, wild.
Despierres, Despeire, Despierres, dՅspierres. Naam uit de plaatsnaam Espierres, Nederlands Spiere (West-Vlaanderen).
Despineux. Plaatsnaam Spineux: plaats waar doornstruiken groeien, Frans epinaie, in Wanne (Luik), Bornai (Luik), Tohogne (Luik).
Despinois, Despinoy, Depinoy, Depinois, Despeneto, Despenito, Delespinay, Delepinois, Lespinoy, Lespinois, Spinoit, Spinoy, Spinoye, Spinnoy, Pinnoye, Pinoy, Pinoye, Pynnoi, Pinoit, Pinonie, Pino, Pinnoo, Pynoo, Penoit, Penoy, Penoey, Pennoit: 1. Plaatsnaam Espinoit en Espinoy (Nord), lՅspinois (Henegouwen), Epinoy (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Epinois (Henegouwen). Uit Latijnse spinetum ‘laats waar doornstruiken groeien, dorens’. 2. Sommige namen kunnen ook een bijnaam zijn uit het Oudfranse espine voor een stekelig mens.
Desplaire, Displaire: Plaatsnaam Espeler in Thommen (Luik).
Desplantes. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Desplanques.
Desponstin, Despontin, Despontain: Plaatsnaam Spontin (Namen).
Desson: Frans Dessonnes, van plaatsnaam Essonnes (Seine-et-Oise).
Despinoy, Depinoy, Depinoys, Despinoys, Despineto, Despinito, Delespinay, Delepinois, Lespinoy, Lespinois, Spinoit, Spinoy, Spinoye, Spinnoy, Pinnoye, Pinnoy, Pinoye, Pinoy, Pynnoi, Pinoit, Pinoie, Pino, Pinnoo, Pynoo, Penoit, Penoy, Penoey, Pennoit: 1. Plaatsnaam Espinoit en Espinoy (Nord), lՅspinois (Henegouwen), Epinoy (Pas-de-Calais), Epinois (Hehegouwen). Latijn spinetum: plaats waar doornstruiken groeien, dorens. 2. De vormen van het type Lespinoy/Spinoit (zonder voorzetsel) kunnen ook als bijnaam worden opgevat. Afleiding van Oudfrans espine, Frans pine: stekel. Bijnaam voor een stekelig, lastig mens. In de Roman de Renard heet de egel Espinarz.
Despradel. Plaatsnaam. Oudfrans pradel, van Latijn pratellum: kleine wei. Pradeels bij Duinkerken (Frans-Vlaanderen).
Despy, Dispy, Spy: Plaatsnaam Spy (Namen).
Desquiens, Desquin: 1. Plaatsnaam Eskiens in Ghoy (Henegouwen). Picardisch qui(e)n, Frans chien: hond. Bijnaam.
Desquilbot, De Quilbot. Plaatsnaam Quilboeuf-sur-Seine (Eure):
Desroche, Desroches, Deroche, Deroches: Plaatsnaam Roche: rots. Ook huisnaam.
Desrumaux, Desrumeaux, Desreumeaux, Desremeaux, Desremaux, Derreumaux, Dereumaux, Derumeaux, Derumaux, Dremaux, Dremeau, Dremeaux, Drumaux, Druma, Drumeaux, Deremaux, Desrameaux, Desramaux, Desramaut, Desramoudt, Desramaul, Desramaults, Deramaux, Derameaux, Deramaudt, Deramaut, Deramoudt, Deramouth, Deramout, DՅramo, Dermo, Dermaux, Dermaut, Dermout, Dermauw, Der Mouw, Duremaut, Remaut, Ramault, Ramaut, Ramaeux, Rameau, Rameout, Rameoudt, Rameoud, Reumaux, Rumeau. Plaatsnaam Les Rumaux in het Oudfrans betekent rumeau: uiteinde. Het is dus wellicht een familienaam afgeleid van een plaatsnaam: de weide of de akker gelegen aan het einde. In het Nederlands ‘Van den Eynde’.
Dessain, Dessains, Dessaint, Desain, Desains, de Saint, Desaint, Decin, Dessin, Desiens, Desein, Deseyns, Deseyn, de Seyn, Deseijn, Desseins, Dessein, Desseyn, Dessyn: Plaatsnaam Sains (Somme, Pas-de-Calais, Nord, Aisne) of Sin (Henegouwen, Nord). Zie ook Desein, Decin.
Dessalines. Plaatsnaam Salines: zoutziederij; in Sangatte (Pas-de-Calais), Verton (Pas-de-Calais), Salinne in Leers-Nord (Henegouwen).
Dessalive. Plaatsnaam Salives (Cte-d’Er)? Of Re-interpretatie en verkeerde lezing van Dessalines? Beide namen komen in Henegouwen voor.
Desseaux, Deseau, Desaux, Dessau, Dessaux, Dessauw, Desauw, De Sauw, Desoo, Delsaut, -Delsud, Delseaux, Delsaux, Delsool, Delsol, Dussaud, Dussaul, Dussault, Dusseaux, Dussaux, Duau, Duseauxn, Duseaun, Duseaulx, Dissaux, Dissouw. Familienaam uit de plaatsnaam Sault (Ardeche) of in Nchin (Henegouwen). Ook Saulx (Meuse) en in Dalhem (Luik). Namen uit het Oudfranse sals, sauz, Frans saule: wilg. In het Nederlands: Verwilgen.
(van) Dessel. Familienaam uit de plaatsnaam Dessel.
Dessaucy. Plaatsnaam Sausy in St-Nicolas (Luik), Saucy in Grand-Leez, Berze, Corenne, Fontenelle (Namen). Le Saucy (Aisne), Saulcy (Aube, Vosges), Saussy (Cte-d’Er). In Luik: Afleiding van Latijn salix: wilg.
Dessauw. 1. Plaatsnaam Dessau; zie Dessauer. 2. Aanpassing van Desseaux.
Dess, Desset, Dessed, Dessez: 1. Spellingvariant van Desees. 2. Plaatsnaam Esse (Ille-et-Villaine)?
Dessecker. Waarschijnlijk de Secker, dialect. (Brabant, Oostnederland) variant van Middelnederlands sacker: die zakken vult, zakkendrager. Beroepsnaam. Vergelijk Duits Secker. Middenenderlandse familienaam de Zackere.
Desseile, Desseilles, Desselle, Dessele: Plaatsnaam Seilles (Namen).
Dessel, van. Plaatsnaam Dessel, Antwerpen.
Dessenibus. Italiaanse familienaam? Of uit Dessenius?
Dessenius, Dessinius. Latinisering van Decin, Dessain?
Dessens, Dessent: Waarschijnlijk niet De Sens (plaatsnaam Sens/Yonne), maar hypercorrect voor Dessains.
Dessers. 1. Naam uit het Middelnederlandse derscher: dorser. Beroepsnaam. 2. Zie ook Esser(s).
Dessiennes. Plaatsnaam Sienne, Franse naam van Siena, stad in Toscane (Italie). Vergelijk De Siena.
Dessoy, Dessoye, Dessois: DՅssoyes (Aube) of De Soy (Luxemburg).
Dessureau. 1. Plaatsnaam Sureau: vlier. 2. Afleiding van Sureau.
Destailleur, Destailleurs. Afleiding meervoud van Tailleur? Of veeleer hypercorrect voor Detailleur.
Destain, Destaint, Destin, Dustin, Dtang: Plaatsnaam. Oudfrans esta(i)ng: vijver. Franse familienaam Destaing. Etaing (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Stain in Sombreffe (Namen). 3. Eventueel Estaing (Aveyron, Htes-Pyr).
Destair, Dester, Dister: 1. Plaatsnaam Estaires (Nord). 2. Zie Dester.
Destappes. 1. Plaatsnaam Etaples (Pas-de-Calais), met Waalse pl/p-reductie. 2. Vertaling van Van der Stappen.
Destardt. Deze familienaam komt alleen in Henegouwen voor. Variant van Destate met ingevoegde r.
Destatte, Destate, Destat, Distatte, Distate: Plaatsnaam Statte in Hoei (Luik).
Destefano, Destefani, Destefanis, de Stephanis, di Stefano: Italiaanse vadersnaam. Heiligennaam Stefanus. Vergelijk Stevens.
Desteg, Desteghe. Spelling (in Limburg) voor Destexhe.
De Stein. Verspreide Duitse plaatsnaam Stein: steen, burcht, kasteel, rots.
De Steinbachberick, de Steinbacberick. Duitse plaatsnaam Steinbachbrick, ontrond van Steinbachbrcke: brug over Steinbach (steenbeek).
Destel, van. Plaatsnaam Destelbergen (Oost-Vlaanderen), samenvoeging van twee nederzettingen: Dessel (Destel) en Bergen.
Desteldonck, van, van Dijsseldonk, Verdesseldonck. Familienaam uit de plaatsnaam Desteldonk (Oost-Vlaanderen).
Destenay, Destinay, Destin, Destinn, Destinez: 1. Plaatsnaam Stenay (Meuse). 1277 2. Plaatsnaam Estin in Ereze (Luik).
Dester, Destair, Dister: 1. Plaatsnaam Ster in Ans (Luik), Francorchamps (Luik), Serville (Namen), Vaux-sous-Chvremont (Luik). 2. Zie Destair.
Destexhe, Desthesche, Destche, Distexhe, Distche, Distque, Desteghe, Desteg: Plaatsnaam Stexhe in Horion-Hozmont (Luik). Luiks-Waals dsthe, disthe, in Hoei distche. Uit Middelnederlands stege, steeg.
Desti, Disty: Plaatsnaam Stier, Waals st, in Donceel (Luik).
Destieux, Dethieuw, Duthieuw, Thieuw, Thieu: Plaatsnaam Thieu (Henegouwen) of in Tigne (Luik). Thieux (Nord, Oise, Seine-et-Marne).
Destoky, Destoqui, Destoquy, Stockys, Stocky, Stockis, Stocki, Stokis, Stoky, Stoquis: Waalse plaatsnaam Stokis, van stok: boomstronk. Plaats met boomstronken, Stokt.
Destombes, Destome, Detombe, Detombes: Verspreide plaatsnaam. Frans tombe, van Latijnse tumba ‘Tumulus, heuvel’.
Destoquay, Destockay, Destokay: Plaatsnaam Stocquay in St-Georges (Luik), Stockay in Mormont (Luik), Sart (Luik), Banneux (Luik) enz. Uit Stocois, van stoketum, alles van stok, Germaans stucca. Plaats met boomstronken. Vergelijk Lestoquoy, Destoky.
Destrain, Detrain, Detraint, Detrin, Detreint, Detrent, Dutrain: Waarschijnlijk verschrijving voor Destrehem. Franse familienaam Destrem.
Destrebecq, Destrebecqz, Destrobecq, Desterbecque, Desterbecq, Desterbeck, Esterbecq, Sterbecq: Henegouwse familienaam. 1. Plaatsnaam Estrebecq in Twee-Akren, Bascles en Ligne (Henegouwen). 2. Eventueel plaatsnam Sterrebeek (Vlaams-Brabant).
De Streel, Streel, Plaatsnaam Streel in Fexhe (Luik). Zie (van) Streels. Uit Latijn stratella, afleiding van strata. Zie ook Destreille(s).
Destrehem. Plaatsnaam Etrehem in Leulinghem-los-Etrehem (Pas-de-Calais).
Destreille, Destreilles. 1. Plaatsnaam Estrelles (Pas-de-Calais), Estrayelles in Taintignies (Henegouwen), Estraiele in Artres (Nord). Van Latijn stratella: kleine straatweg. 2. Zie Destreel.
Destrun. Plaatsnaam Estrun (Nord), Etrun (Nord, Pas-de-Calais).
Destruvaux. Plaatsnaam Strivay in Plainevaux (Luik).
De Surlemont, Desurlemon, Desurlemont, Surlemont, Sulmon, Sulmont, Desurmondt, Desurmond, Surmon, Surmont. Franstalige tegenhanger van Opdenberg. Er is onder andere een Sur-le-Mont inTilff (Luik).
Desudde. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Wellicht aanpassing van De Sutter(e), met reductie van de auslautcluster tre.
De Surville. Plaatsnaam Surville (Calvados, Manche).
Desurmon, Desurmont, Surmont, Surmon: Franse pendant van Op de(n) Berg. Vergelijk De Surlemont.
Desurpalis. Oudfrans palis; paalwerk.
Desursulines. Vondelingnaam: bij het Ursulinenklooster.
Desy, Desij, De Sy, Dezi, Descy, Scy, Dessy, Dessi, Dessis, Discy, Disi, Dissy, Disy, Dizy. Familienaam uit de plaatsnaam Scy (Namen).
De Taffe. Plaatsnaam Taffe in Barvaux.
Dete, Det, Detais, Dt, Dethe, Detez. Henegouwse familienaam. Romaanse uitspraak van Det(h)aye: zie bij Taeye.
De ten Hamme. Plaatsnaam Ten Hamme, ham: landtong die in inundatiegebied uitsteekt. Vergelijk van Hamme.
Desvilettes. Plaatsnaam Villette, afleiding van ville, Latijn villa: boerderij, landhuis, landgoed, gehucht, dorp. Plaatsnaam onde rmeer in Muille-Villette (Somme).
Desy, Desij, De Sy, Dezi, Descy, Scy, Dessy, Dessis, Dessi, Discy, Disi, Dissy, Disy, Dizy: Plaatsnaam Scy (Namen), Scy = Sy (Ardeche), Scy (Moselle) of Sy in Vieuxville (Luik).
Detail, Detaille, Dutailly: Verspreide plaatsnaam Taille, Taillis: hakhout, kreupelhout, kreupelbos.
Detailleur, Destailleurs, Destailleur: Beroepsnaam. Oudfrans detailleor: kleermaker; kleinhandelaar.
Dtalle, Detalle, Detal, Dtale: Plaatsnaam Etalle (Luxemburg).
Det, Dete, Detais, Dt, Dethe, Detez: Familienaam in Henegouwen. Spelling voor de Romaanse uitspraak van Det(h)aye; zie deTaeye.
De Tenbossche. Plaatsnaam Ten Bossche; bos.
Deter, Determann, Deters: Vadersnaam. Nederduitse vorm van de Germaanse voornaam Dicter.
Determe, Duterme, Duterne, Desternes, Leterme, Leterm: Plaatsnaam Terme, van Latijn terminus: grens, einde; hoogte. Bijvorbeeld Termes (Luxemburg, Ardeche). Ook vertaling van Van den Ende.
Deterville. Plaatsnaam Terville, Moselle.
Deteve, Detheve: Vadersnaam. Zoon van Estve. Heiligennaam Stefanus.
De Thanhoffer. Bewoner van Thanhof: hof bij een Tann of groot woud.
De Theux. Plaatsnaam Theux (Luik).
Dethier, Dethiers, de Thier, Dethi, Dethie, Dethire, Detier, Detiere, Detierre, Lethier, Letier, de Tier, Latiers, Verthiers. Plaatsnaam uit het verspreide Waalse tir: helling. Verthiers is wellicht een verdwenen Vlaamse vorm. T(h)ier is ook de oude naam van Thieu (Henegouwen); zie Destieux.
Dethinne, Detine, Detine, Detinne, Thisnes, Tines, Thinnes, Thines, Thinuns: 1. Plaatsnaam Thisnes (Luik), Thines (Waals-Brabant), Thynes (Namen). 2. Variant van Detienne.
Dethiou, Dethioux, Detillous, De Tilloux, Detilloux. Familienaam uit het Waalse tiyou: linde. Iemand die bij, ... woonde.
De Thouars. Plaatsnaam Thouars (Arige, Deux-Svres, Lot-et-Gar.). (De)Thuin: Plaatsnaam Thuin (Henegouwen).
Dethune. Vertaling van Van den Tune/Van Tuyne.
Dethyse, Dethise, Dethis, Detise, Detisch, Detiste: Plaatsnaam Thys (Luik).
Detienne, Dethienne, Dethiennes, Dutienne. 1. Naam uit de Waalse plaatsnaam tine: heuvel (Tienne in Ciney - Andenne (Namen), Thynes (Namen). 2. Of uit Thiennes (Nord) en in Lambes (Pas-de-Calais). Betekenis onzeker. Ook Tienen (zie daar) heette vroeger Thiennes.
Detif, Detiffe. Plaatsnaam Tilff (Luxemburg), Waals tif.
De Tige, Detiege, Detige, Dethige, Dethige, Detige, Tige, Tiege, Tige: Verspreide plaatsnaam, Waals tdje: aardeweg. Tige in Sart-lez-Spa, Beaufays, Tavier-en-Condroz (Luik) enz.
Detiger: Misschien de Duitse familienaam Dettinger, van de frequente plaatsnaam Dettingen.
De Tilire. Plaatsnaam Tilire in Fexhe-Slins (Luik): plaats waar linden groeien.
De Tillese. Plaatsnaam Tillesse in Abe (Luik).
Detlef, Detlefs, Detlev, Detlofs, Dethloff, Detloff, Dettloff, Diatloff, Ditlefsen, Ditlofs, Detelfs, Detlefsen, Detheleven: Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-wulf’volk-wolf: Dietholf.
De Toeuf. Deteuf komt in 1820 in Pas-de-Calais voor. Plaatsnaam Toeufles (Somme)?
Detombay. Plaatsnaam Tombay in Grivegne (Luik).
De Tombeur, Tombeur, Tombeux, Tambeur: 1. Plaatsnaam Tombeux in Andrimont, Vivegnies, Hognoul (Luik) enz.
Deton, Duton. Plaatsnaam Thon, Namen.
Detongres, Detongre, Tongres, Tongre: 1. Plaatsnaam Tongre (2 x in Henegouwen). 2. Plaatsnaam Tongres, Franse vorm voor Tongeren (Limburg).
De Tornaco. Humanistennaam voor De Tournay of Van Doornik.
Detournay, Detournai, Detournaij, Dtournay, Tournay, Tornay, Torney, de Tornaco: 1. Plaatsnam Tournai (Henegouwen), Nederlands Doornik. 2. Plaatsnaam Tournay (Luik) en in Saive en Vivegnies (Luik).
Detourpe, Detourbe, Detouppe, Tourpe: Plaatsnaam Tourpes (Henegouwen): 947 Dorp.
Detours, Dutour: Plaatsnaam Tours (Frankrijk).
(de) Trannoy, Tranoit, Tranoy, Dutrannoy, Dutranoy, Dutranoij, Dutranois, Dutranoit, Dutranoix. Familienaam uit de plaatsnaam trannois: espen-, ratelpopulierenbos. Er is onder andere een Trannoy in Pas-de-Calais en in Quaregnon (Henegouwen).
Detr, Detre, Detrez, Detre, Detrs, Detrey, De Trey, Du-Tr, Dutre, Deutre, Dutriz, Tre, Tr, Tre, Tree. 1. Familienaam uit de Luiks-Waalse plaatsnaam Trez. Dit uit het Latijnse traiectum dat in het Nederlands evolueerde naar trecht/tricht. 2. Soms variant van Detrie. Zie daar.
De Trazegnies, Trsegnie, Tresegnie, Treseignies, Trzegnies, Trezegnies, Trezenies, Trsignie, Trsignies, Treisignies, Tresignies, Tresignie, Trisinie, Trsinie, Trsini, Trewsinie, Tresini, Trsini, Trsinic, Trsini, Treseni, Tresnie,Tresonie, Tresseniers: Plaatsnaam Trazegnies (Henegouwen).
Detrembleur. Plaatsnaam Trembleur, Luik.
Detremont, Destremont: Plaatsnaam Tremont (Maine-et-Loire, Orne, Meuse), Trmont in Noyales (Aisne).
Detrey, de Trey: 1. Zwitserse familie. plaatsnaam Trey in kanton Vaud. 2. Zie Detr.
Detrie, Detrij, Detri, Detry, Dutry, Dutrij, Dutrie, Ditrie, Destriez, Doutry, Doutrij, Detre, Detr, Detre, detrez, Detrs, Detrey, Dutre, Dutr, Du-Tr, Dutriz, Detrische, Detriche, Detrix, Detrixhe. 1. Familienaam uit de Romeinse plaatsnaam Trie, dit uit het Germaanse thriwiski: dries. Zie ook Detr.
Detrilles. Variant van Detreille. Plaatsnaam Treille(s).
Detrooz, de Trooz, Detroz, Detro, Dotrooz, Dotroz: 1. Plaatsnaam Trooz in Fort-lez-Chaudfontaine (Luik). 2. Variant van Detraux.
Detrou, Detroux, Dutroux, Dutrou, Detraux, Detreaux, Detreau, Dotraux: Plaatsnaam Trou: put, hol. Vergelijk van den Hole. Verspreide plaatsnaam, onder rmeer in Hody (Luik).
Detroy, Detroye, Detroije, Detroij, de Troeye, Destroyes, Destroye, van Troy, Troyes, van Troye, Troyen, van Trooyen, van Troeye, Troeyen, van Troeijen, van Troys, van Troois, van Trois, van Troos, Troost, van Treus. Familienaam uit de plaatsnaam Troyes (Aube). Zie ook Truyen.
Detru, de True, de Tru, Detruck, Truc: Familienaam Dutruc, Dutrut, Dutru. Plaatsnaam Truc: hoogte, heuvel.
Detruf. Familienaam vooral in Henegouwen. Grafe voor Detru? Variant van Detrif?
Detter, de: Vadersnaam met secundair lidwoord. Germaanse voornaam Dieter: theud-hari ‘Volk-leger’. Tetherus.
Detmar, Detmaring, Detmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dietmar, theud-mr ‘Volk-beroemd’. Tedmarus.
DՅttore, Dettori, dՅttorre: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Ettore: Hector.
Deubel. Bijnaam. Variant van Teufel; duivel. Vergelijk Den Dievel.
Deudon. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dodo.
DՅugenio. Italiaanse vadersnaam Eugenia. Griekse heiligennaam Eugenius.
Deugd, de: Vermoedelijk een volksetymologische vervorming.
Deulin, Deullens, Dheulin, Deullin, Deuling: Vadersnaam Dira van Germaanse voornaam Dodo: Dodelinus.
Deum, Dum, Deom, Deome, Dom, Dome: Woord uit Latijnse kerkzang (bijvoorbeel Te Deum). Bijnaam voor een kerkzanger. Deom geeft de Waalse uitspraak weer.
Deumer, Deumers. Afleiding van de plaatsnaam Deumen bij Weifienfels, Duitsland.
Deuninck, Deunink: Vadersnaam, afgeleid van de Germaanse voornaam Duno.
Deuquet: Variant van Franse familienaam Duquet, verkleinvorm van duc ‘Hertog’.
Deurbroeck. Naam uit De Rubroeck. Dit uit de plaatsnaam Rubroek (Nord).
Deurlo, Deurloo, Duerlo, Duerloo, Duurloo: Plaatsnaam Deurlo, een zeegat ten zuidwesten van Walcheren. 2. Zie ook Dorelot.
Van Deurne, Van Deur, Deuren, Van Duer Dueren, Van Durne, Van Duren, Van Drunen, Druenen, Van Deurme, Van Duerm, Van Durm, Durme, Durmen, Van Dooren, Doren, Van Doorn. Familienaam uit de plaatsnaam Deurne (Antwerpen en Noord-Brabant). Bepaalde varianten komen uit de plaatsnaam Dren (Noordrijn-Westfalen).
Deurre, DՅure. Plaatsnaam Heure (Luxemburg). Zie ook D’Leure.
Deurwaarder, de, (de) Deurwaerder, Deurwaerdere, Deuwaerder, Deuwaerder, den Deurwaerder, de Deurwardere, de Deurwarder: Beroepsnaam van de deurwaarder, portier.
Deurzen, van, Vandeurzen, van Deursen, van Deurs, van Deurse. Familienaam uit de plaatsnaam Deursen (Noord-Brabant) of uit Deurne, dat vroeger ook Deurze en Deursen heette (Antwerpen, Noord-Brabant).
Deusing: Vadersnaam. Uit een so-afleiding van Germaanse voornaam Theudo ‘Diet, volk’.
Deutekom, van, van Deudekom, van Deutencom, van Duytenkom, van Duijtenkom: Plaatsnaam Doetinchem (Gelderland), uitgesproken Deutekom.
Deutsch, Deutscher. Familienaam van een Duitser.
Deutz. Plaatsnaam (Kln-) Deutz, Duitsland.
Deutzmann. 1. Afleidnig van plaatsnaam Deutz. 2. Variant van Deutschman: Duitser.
Deuvier. Spelling voor Duveiller?
Deuwel, Deywel. Nederduitse familienaam Dwel: duivel.
Deuxbouts. Re-interpretatie van Dubos.
Deuxville, Deuwille: Plaatsnaam Deuxville (Meurthe-et-Moselle), Deux-Villes (Nord, Ardeche).
Deuzan, Deuzans, Deuzon, Deuxans, Deuxant, Duysan, Dusong, Duson, Dussong, Dusson, Dusonq, Deuson, Duzont: 1. Oudfrans duisant: behoorlijk, passend. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Duisans (Pas-de-Calais).
Devahif, Devahive: Plaatsnaam Lavaux (-Sainte-Anne)in Hives (Luiks-Waals al va HzVe, Waals Li V-Sinte-An.
De Valensart. Plaatsnaam Valansart in Jamoigne.
De Vallejo. Plaatsnaam Vallejo de Mena in Burgos (Spanje). De Spanjaard Frans de Vallejo was burgemeester van Veurne in 1609.
Devaivre. Plaatsnaam Vaivre (Doubs, Hte-Sane).
Devnne, Devannes, Devan: Plaatsnaam Vannes (Meurthe-et-Moselle, Morbihan, Loiret).
Devard. Romaanse spelling van De Vare, zie Vader(s).
De Vanssay. Plaatsnaam Vanais (Deux-Svres).
Devarenne, Varennes, Varenne, Delavarenne, Wargne, Wargne, Waregn, Wareigne, Waregne, Wrenne, Werenne: Verspreide plaatsnaam (la) Varenne, Varennes. Oudpicardisch warande, warenne, waregne, Oudfrans garande, Frans garenne, varenne, Nederlands warande: gereserveerd jachtgebied, jachtterrein, park. De stam van het woord is Frankisch (Oudnederlands) warn: bewaren, behoeden.
De Varez, de Var, Warez, Varet, Var, Worr: Plaatsnaam Wart (Namen, Luik).
Devel, Develle. Plaatsnaam, dialect velle = Frans ville: dorp, stad, hofstede, landgoed. Vergelijk Deville.
Devemy, Devemie: Plaatsnaam Vimy (Pas-de-Calais).
Deventer, van, van de Venter: Plaatsnaam Deventer, Overijssel.
Devenijns, Deveneijns: Uit Frans Defen(a)in. Plaatsnaam Fenain (Nord).
Deverchin, Deverchain, Dewerchien, Diverchin, Verchain, Dauverchain, Deversain, Deversin, Doverchain, Doverchin, Doverchein, Dovercheim.
Naam uit de plaatsnaam Verchain-Maugr (Nord) of Verchin (Pas-de-Calais).
Deverdenne. Plaatsnaam Verdenne in Marenne (Luxemburg).
Devergnies, de Vergnies, Duvergnies: Plaatsnaam Vergnies (Henegouwen).
DՅverlange. Romaanse vorm van plaatsnaam Everlingen in Useldingen.
Deversaine, Deversenne. Plaatsnaam Versainnes in Beauraing (Namen).
Devesse. Plaatsnaam Vesse (Allier)? Waarschijnlijk Waalse aanpassing van De Vester.
De Vestibule, Vestibule, Frans vestibule: voorportaal, portiek, gang. Naam van een vondeling op 23 Germinal XIII (april 1805) gevonden in het voorportaal van de abdij van Mesen.
Deveu, Deveux, Devue: Plaatsnaam Eveux in Mormont (Luxemburg).
Devze. Oudprovencaals deveza, van Latijn defensa: verboden terrein, afgesloten, besloten gebied. Devze, verspreide plaatsnaam in Z.-Frankrijk.
Devezon. Plaatsnaam Vezon (Henegouwen).
De Vialmont, Vinaimont, Vinamont: Plaatsnaam Vinalmont (Luik).
De Vichenet. Plaatsnaam Vichenet in Bossire (Namen).
De Vicq, Devick, Devic, Deveyck, Deveycx: 1. Verspreide Romaanse plaatsnaam Vic(q) vanLatijn vicus: wijk, dorp, straat. 2. Romaanse verschrijving voor De Wicke.
Devigna, Devignat. Plaatsnaam Vigna in Seilles (Luik) van Latijn vinietum: wijngaard.
Devign, Devigne, Devignez. Plaatsnaam Vigne in Villers-sur-Lesse (Namen). Variant van Delavigne ‘Van den Wijngaard’.
De Vigneux. Plaatsnaam Veigneux in Amay, Luik.
De Villa de Castillo. Don Juan de Castillo kwam als majordomus van Karel V naar de Nederlanden. Een afstammeling trouwde met Diego de Villa, zodat het geslacht voortaan de Villa de Castillo heette. Een Tieltse tak hield alleen de naam de Villa over.
(De) Villegas, Villegua. Spaanse familienaam uit de plaats Villegas (Murcia).
Devillard, Devillar, de Villaer, Villard, Villar, Vilar, Vila, Villa: Verspreide plaatsnaam Villar(d) in Frankrijk, van Latijn villare, afleiding van villa: gehucht.
Deville, Dvil, Devilee, Devile, De Vill, Ville, Defilet, Dewille, Deuwille, De Will, Duville. 1. Naam uit het Franse ville: dorp, stad, hoeve, landgoed. 2. Of soms uit de plaatsnaam Ville (Atrecht of Vyl) (Luik).
Devin, Le Devin: Bijnaam. Frans devin: tovenaar, pejoratieve betekenis, van Oudfrans devin: theoloog.
Devise. Spelling (Henegouwen) van Dewyse, de Wijze.
De Villenfagne. Plaatsnaam Villers-en-Fagne (Namen): 915 Uilla: dorp in het ven.
De Vinalmont, Vinamont. Familienaam uit de plaatsnaam Vinalmont bij Hoei (Luik).
De Vincentis, Devincenzo, Devincenzi: Italiaanse vorm van de Latijnse heiligennaam Vincentius.
De Viron. 1. Plaatsnaam Viron (Deux-Svres). 2 Oudnaams viron: echtgenoot.
De Vis. Plaatsnaam Vis (Luik), Nederlands Wezet.
Devisme, Devismes, Devine: Plaatsnaam Vismes (Pas-de-Calais, Somme).
De Vliringhe. Plaatsnaam Vlieringen in Halle (Vlaams-Brabant). Devo, zie Val.
Devoge, Devouge, Vouche: Variant van Franse familienaam Devosge, Desvouges. Les Vosges: de Vogezen.
Devoir. Plaatsnaam Voir in Tournay (Luxemburg). Devoisin, zie Voisin.
Devoitille. Vervorming van Devoitinne? Devoitinne, zie van de Wattyne.
Devred. 1. Plaatsnaam Vred (Nord). 2. Zie de Wree(de).
Devresse. Plaatsnaam Vresse, Namen.
Devrire, De Verrire. Plaatsnaam Verrire(s) (passim in Frankrijk).
De Waha, Waha, Plaatsnaam Waha.
De Wailly, Wailly, Dewally: Plaatsnaam Wailly (Pas-de-Calais, Somme) of in Taintignies (Henegouwen).
Dewald, Diwald, Devalte: Vadersnaam. Duitse variant van Diebold. Zie Dibbaut.
De Waleffe, Dewalleffe, Dewallef, Dewalleff, Dewalef, Dewaleff, Waleffe, Walef, Wallef: Plaatsnaam (les) Waleffes (Luik).
Dewalheyns, Dewalhens, Dewalheijns, Dewaleyne, Dewaelheyns, Dewaelhens, Dewalheijns, Dewallens, de Wallens, Dewallens, Dewaellens, Dewalens. Naam uit de plaatsnaam Walhain (Waals-Brabant). Maar de eind-s is moeilijk te verklaren, tenzij als afleiding -s. Zie Walhin.
Dewalle, Dewaulle: 1. Aanpassing (Henegouwen) van De Waele, met Romaanse klinkerverkorting. Dewaulle is de weergave van de Waals Vlaamse o-klank. 2. Vertaling van Van de Walle is alleen theoretisch.
Dewandre. Plaatsnaam Wandre (Luik).
Dewannain, Dewanin, Wannehain: Plaatsnaam Wannehain (Nord).
De Walque, de Walch. Plaatsnaam Walk in Waimes, Luik.
De Wargny, Wargnies, Wargnie, Wargnye, Wargny: Plaatsnaam Wargnies (Nord, Somme).
Dewaricheit, Dewrihas, Dewrixhas, Dewerixhas, Dewerihas, Warichet, Warichait: Plaatsnaam Warichet, Warichez, Warihay, erg verspreid in Wallonie, van Germaans wari-skapi, Nederlands waarschap, Middelnederlands waersp: algemene weide.
De Warnaffe. Plaatsnaam Warnaffe, Henegouwen.
De Waroux. Plaatsnaam Waroux in Alleur, Luik.
Dewasmes, Dewasme, Dewasnes, Dewames, Dewame, Dewamme, Dewam, Dewan, Diwan, Wammes, Wasmes, Wasmus. Naam uit de plaatsnaam Wasmes (Henegouwen): naam uit de beeknaam Wasmes/Wamii.
Dewasse, Delwasse, Dewache, Dewasch, Dewas, de Wasch, Dewaste, Dewaest: Plaatsnaam. Picardisch wasse, wache, Oudfrans gace, gasche: moeras.
De Wasseige, Wasseige, Waseige, Wasseigne: Plaatsnaam Wasseiges (Luik).
De Wavrans, Wavrant. Plaatsnaam Wavrans, Pas-de-Calais.
Dewavre. Plaatsnaam Wavre, Nederlands Waver (Waals-Brabant).
De Wavrin, Wavrin, Waverijns, Waveryns, Wauwerijns, Wauwereyn, Wauweryns: Plaatsnaam Wavrin (Nord).
De Wazires, Deswazire, Deswazires: Plaatsnaam, Nord.
De Weissenbruch. Plaatsnaam Weissenbrchen, Duitsland.
De Wergifosse, Wergifosse, Plaatsnaam in Soumagne (Luxemburg).
Dewrie, Dewerie: 1. Plaatsnaam Wry in Cerexhe-Heuseus (Luxemburg). 2. Eventueel plaatsnaam Wairy in Crepy (Aisne).
Dewerpe, Dewerbe, Deweppe, Dewippe, Weppe: Plaatsnaam Werp, le Werppe in Gonnehem (Pas-de-Calais).
De Wespin, Wespin, Plaatsnaam Wespin in Dinant (Namen).
Dewidehem. Plaatsnaam Widehem in Etaples (Pas-de-Calais).
Dewire, Dewiere, Dewier, Dewiers, Devire, Devier, Deviere: 1. Plaatsnaam Wiers: Waals wiyre (Henegouwen); ook Wierre-au-Bois (Nederlands Wilder) (Pas-de-Calais) en Wierre-Effroy (Heimfriedswilder) (Pas-de-Calais). 2. Wierre is ook de Romaanse vorm van Weyerbij Aken.
Dewitterlaeken. Vertaling van Van Westerlaken.
Dewitz. Duitse plaatsnaam.
De Woelmont. Plaatsnaam in Grimbergen, Vlaams-Brabant.
Dewonck. Plaatsnaam Wonk (Luxemburg).
De Woot, Woot, Plaatsnaam Wooz, Woo(t), romanisering van Woud, in Bilstain (Luik), Anseremme (Namen) en Rozieren-Overijse (Rozierbos, Rosierbois).
De Wull. Variant van Dewillez, met ronding van i tot u na w (vergelijk Willems/Wullems).
De Wykerslooth, de Wijkerslooth: Plaatsnaam Wijkersloot in Wijk-bij-Duurstede (Utrecht).
Dexelle, DՅxelle: Plaatsnaam Eksel (Limburg).
Dey, Deij, Deyen: Vadersnaam. Korte vorm van een naam op -dei, kustzee variant van een Germaanse dag-naam (Everdei = Everdag).
Deyaert, Deijaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dagihard of-aarad-afleiding van dag-naam (vergelijk Dagibertus = Daibertus, Daigisilus, Daihildis.
De York. Plaatsnaam York, Engeland.
Deyn, Deyne (de), de Deijn, Deijne, de Deine, de Dyn, de Dijn, Dedain. Bijnaam uit het Middelnederlandse dein(e), het Oudfranse dain(e): damhert. Bijnaam voor de jager, de leerbewerker of naar uitzicht (van de persoon in kwestie).
Deynoodt, Deynoot, Dynoodt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Deinoud, thegn-wald ‘krijgsheld-heerser’. Thegonaldus. Het tweede lid kan ook Germaans naudi zijn: Theinothus.
Deyns, Dennes, Dens. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Gaudentius, Gaudens. 2. Of vadersnaam uit Dein. Dit is een verkorte vorm van Deinard, Deinbert, Deinboud of Deinoud.
Deyster, de, Deystere, de, de Deijstere. Volgende de literatuur onduidelijk. Maar de betekenis zou best kunnen te vinden zijn in het Middelnederlandse duuster: zie bij Duyster(s). Of een plaatsnaam Deister bij Hannover:
Deij: Vadersnaam. Korte vorm van een naam op dei-, kustzee variant van een dag-naam, zoals de Zeeuwse voornaam Everdei, van Everdag.
Deijaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dagihard of een -aarad-afleiding van een dag-naam; vergelijk Daigibertus = Daibertus, Daigisilus, Daihildis.
Deijer: Uit D’Leyer, door g-uitstoting van een klank in het midden van een woord, van D’Leyger, de Heyger. Middelnederlands heiger, heeger ‘Reiger’. Bijnaam voor iemand met spillebenen.
Deijnen: Vadersnaam. Van Germaanse voornaam Deinard, Deinbert, Deinboud, Deinoud.
Dezecache, Deccache: Des caches/dՅcache. Oudfrans escace, Picardischcache, Frans chasse: stelt, kruk. Huisnaam, bijvoorbeeld in Atrecht. Vergelijk Schaetsaert, Verschaetse, Franse familienaam Descaches.
De Zan, de Zen. Wellicht variant van Dejean.
Dezoteux, Desoteux, Desautez, Dezothez, Osteux, Asteux, Asteur, Steux: Plaatsnaam Zoteux (Pas-de-Calais): les Auteulx, 1142 Altaria. Of plaatsnaam (les) Autheux (Somme): altaria.
Dhadamus. Vadersnaam. DըH)adamus. Latinisering van Bijbelse voornaam Adam. Ook Duitse familienaam Adamus.
D’Laeger. Afleiding van haag.
D’Laeveloose, de Havelooze, Dhaeveloose, Dhaveloose, d’Laveloose, d’Lavelooze, Daeveloose, Daveloose, Davelose, Davelouse: 1. Bijnaam voor een haveloze, arme, zonder have of goed. 2. Ca. 1600 komt de familienaam in Desselgem voor als Re-interpretatie van de immigrantennaam (H)averloix. Dit is niet de familienaam Haverlois, die in 1820 in Tilques viermaal voorkwam. Waarschijnlijk de plaatsnaam Haveluy (Nord): 1095 Haveloi.
D’Laeyzeele. Lees Daaizele, plaatsnaam Dadizele (Waals-Vlaanderen).
Dӈaillecourt. Plaatsnaam Haillicourt (Pas-de-Calais).
Dhalhausen. Plaatsnaam Dahlhausen, Duitsland.
Dhalle, Dըalle, Dalle, Daele: 1. D’Lalle = de Halle, van Halle (Vlaams-Brabant). Ook wel = Van der Halle. 2. Misschien korte vorm voor Van Daele.
Dhalleine, Dhalenne, Dhalen, D’Alleine, Dallennes, Dallenne, Dallenes: 1. Plaatsnaam Hallennes in Merville en Houplines. Hallennes-ls-Haubourdin (Nord). 2. Zie D’Alleine.
D’Lalluin, Dhalluin, Dhaluin, d’Laluwin, d’Laluin, Daluin, Dըalluweyn, Dըalluweijn, Dhalluweyn, Dhallewin, d’Lallewin, d’Lalleweyn, Dhallewijn, Daluwein, d’Laelewyn, D’Lalewin, Daelewijn, Dalewyn, D’Alwein, Dalewijn, Dalewyn, Delme, d’Alewyn, d’Alewijn, Dalloin, Daloi, Daloick, Dalmain. Familienaam uit de plaatsnaam Halluin, Halewijn (Nord). Zie ook (van) Halewijn.
Delputte, Deputte. Vartaling van Van de Putte.
Dhanis, d’Lanis, Dըanis: 1. D’Lanis van de plaatsnaam Henis (Luik): 1224 Hanis. 2. Danis = Danijs, variant van Denijs. 3. Danys = d’Anys. Plaatsnaam Anixhe in Fexhe-lez-Slins (Provincie Luik). 4, zie Hanis.
D’Larte, d’Lerte: 1. Middelnederlands harr, herr: hard(vochtig), wreed, onhandelbaar. Bijnaam, zie de Harde. 2. Zie de Herr.
D’Laufayt, D’Laufaijt: Plaatsnaam Haut-Fays (Luxemburg) en in Villers-devant-Orval (Luxemburg): hoog beukenbos.
Dhaussy, D’Laussy, Dhosy, Dosy, Dossi, Daussy, d’Aussy, Deausy, Dausy, Aussy, Auci, Haussy: 1. Plaatsnaam Haussy (Nord). 2. Variant van Dauchy.
D’Lautcourt, DՠHautcour, Dautcour: Plaatsnaam Haucourt (Aisne, Oise, Pas-de-Calais, Nord, Meuse). Zie ook Hautecourt.
D’Lve, Dhav, Dav, Davey, Davet, D’Lve, Dave, Davay: Plaatsnaam Havay (Henegouwen).
Dheedene, D’Leedene, Deedene, Dedene, D’Leeden, Dheedens, D’Leedens. Bijnaam uit de Middelnederlandse heidijn, hedijn: heidebewoner, plattelandsbewoner, maar ook heiden.
Dhellemmes, Dhellemme, d’Lellemme, Dhellem, Dhellemes, d’Lellem: 1. Plaatsnaam Hellemmes (Nord). 2. Spelling voor Delemme. Zie Delem.
D’Lendecourt. Plaatsnaam Hendecourt (Pas-de-Calais).
D’Lennezel. Plaatsnaam Hennenzel, Vosges.
D’Lerbais, Dherbes, Derbais, Derbaix, (de) Herbais, Herbays, Herbay, Herbaye: Plaatsnaam Herbais, Nederlands Harbeek in Petrem (Waals-Brabant).
Dherbecourt, Derbecourt, Plaatsnaam Herbcourt (Somme).
Dherbometz, Dherbomez, Derbomez, Herbommez, Herbomel, Harrebomee: Plaatsnaam Herbaumez: woning van Herboud.
D’Lerck. Plaatsnaam Herk, Limburg, zie van Herk.
Dըerkers, d’Lerckers, Dըerckers. Naam uit het Middelnederlandse harken, herken, horken: luisteren. Bijnaam naar een eigenschap van de drager ervan.
Dhrinne, Dhrinnes, Dherinne, Dherinnes, D’Lrinnes, Derinne, Derine: Plaatsnaam Hrinnes-lez-Pecq (Henegouwen) of Hrinnes = Herne (Vlaams-Brabant).
D’Lerissart. Plaatsnaam Hrissart (Somme).
D’Lernoncourt. 1. Plaatsnaam Hernoncourt in Florennes (Namen). 2. Zie Deregnaucour(t).
D’Leure, D’Leur, Dheur, Dheure, Deurre: Plaatsnaam Heure-le-Romain (Luik) of Heur-le-Tiexhe/Diets-Heur (Limburg).
D’Luerter. Heurter, Hurter, van Middelnederlands hu(e)rten, horten: stoten, duwen. Bijnaam.
D’Leyger, d’Leygher, d’Leyghere, d’Leijgher, d’Leijgher, d’Leijgere, de Heygere, de Heyger, Dheygere, d’Leygre, d’Leygers, Deigers, Dեigers, Deygers, Deijgers, dՅygre, de Heegher, Heger, Heger, Dheeger, d’Leyere, d’Leyer, (de) Heyer, den Heijer, Heier, Heyer, Heijers, (de) Heyder, Heijjer, Heiyer, Heijder, Heyder, de Heijder, de Deyger, de Deyere, Deygere, de Deijgere. Naam uit het Middelnederlandse (h)eiger, he(e)ger: reiger. Wellicht bijnaam voor iemand met lange of dunne benen.
Dhillon. Plaatsnaam Hillion (Ctes-du-Nord).
Dhoenders, Hoendermans, Hoen, Hon, Hoens, Hons, Huens, Ons, Oen. Beroepsnaam van de pluimveehouder of de poulier.
Dhoore, D’Loore, Dhoere, D’Lor, D’Loir, Doore, Dore. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse hoor, hoir: erfgenaam. Vergelijk Frans Hritier, Duits Erber. 2. Of uit het Middelnederlandse door, dore: dwaas, gek. 3. Soms uit O(i)re: de plaatsnaam Heure in Luik.
D’Loossche, Dhoosche, Doosche, d’Lose, Doos, Doose, Dooze, Dose, Dosen, Hoos, d’Lossche, Dhossche, Dhosche, d’Loste, Dossche, Dose, (de) Heusch, Heus, D’Leus, Heusche, Heuch. Bijnaam voor iemand die hoofs, hoffelijk, gemanierd, beschaafd is.
Dhouailly. Waarschijnlijk verschrijving voor De Wailly.
Dhoudemont, d’Eudoumont: Plaatsnaam Houdemont (Luik), Oudoumont in Verlaine (Luik), Houdoumont in Jallet (Namen).
Dhout: Vermoedelijk door verkeerde lezing van Dhont.
Dhuart, Duart, Duwaer, Duward, Duwaert, Duwaerts: Variant van Douard; zie Doudard. Eventueel de + vadersnaam Huard.
Dhumerelle. Plaatsnaam Humeroeuille (Pas-de-Calais).
Dhur. Nederduist dhr, Nederlands duur, Duits teuer. Bijnaam.
D’Luys, Dhuys: 1. Zie Duis. 2. Spelling voor Dhuy.
Dhyne, Dhynes. Plaatsnaam Isnes: 1289 Ynes (Namen).
Dhyon, D’Lyon: Plaatsnaam Hyon (Henegouwen).
Diaz, Dias: Vadersnaam. Spaanse-Portugese voornaam Diaz ‘Jakob’.
Di Benedetto. Vadersnaam. Italiaans Benedetto, Latijnse heiligennaam Benedictus.
Di Felice. Vadersnaam. Italiaans, Latijnse heiligennaam Felix.
Di Francesco. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Francesco=Franciscus.
Di Franco. Vadersnaam. Italiaans voornaam Franco=Germaanse voornaam Vranco.
Di Gennaro. Vadersnaam. Italiaans, Latijnse heiligennam Januarius.
Di Giovanni. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Giovanni=Johannes.
Di Girolamo: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Girolamo = Hieronymus.
Di Giugni: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Giugno = Junius.
Di Giuseppe: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Giuseppe=Josephus.
Di Giusto: Vadersnaam. Italiaanse voornaam Giusto = Justus.
Di Gregorio. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Gregorio-Gregorius.
Di Liberto. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Liberto=Germaanse voornaam Liebrecht.
Di Marco. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Marco-Marias.
Di Maria. Moedersnaam. Italiaanse voornaam Maria.
Di Martine. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Martino, afleiding van Martinus.
Di Martinelli, Di Martinelly. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Martinello, afleiding van Martine,
Di Matteo. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Matteo=Mattheus.
Di Piazza. Italiaanse plaatsnaam Piazza; plaats, plein.
Di Pietro. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Pietro=Petrus.
Di Placido. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Placido=Placidus
Di Silvestro. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Silvestro=Silvester
Di Tulli. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Tullio=Tullius.
Di Vincenzo. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Vincenzo=Vincentius.
Diestelmans, Distelmans, Disselmans: 1. Afleiding van Distel; vergelijk Distels, Duits Diestelmann. 2. Re-interpretatie van Dies(t)mans, afleiding van Van Diest.
Dineur, Disneur. Afleiding van Oudfrans disner, Frans dner: (oorspronkelijk.) ontbijten, (later) dineren, de hoofdmaaltijd gebruiken. Bijnaam voor een tafelgenoot, eter, kostganger.
Diacre, Diagre: 1. Frans diacre: diaken. 2. Zie de Jager(e).
Diana. Italiaanse moedersnaam. Latijnse naam van de godin Diana.
Diant. Plaatsnaam, Seine-et-Marne.
Diard. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Diethard: theud-hard ‘Volk-sterk’. Diardus.
Diasson. Zoon van Tiasso, Franse familienaam, afleiding van Germaans d iet-naam.
Diaz, Dias, de Jas: Vadersnaam. Spaanse Portugese voornaam Diaz: Jacob.
Dibbaut, Dibbout, Debbaudt, Debaut, Debaud, Debboudt, Deboudt, D’Lebboudt, Debout, Dabaut, De Beau, Tiebout, Tiebaut, Tiebos, Tieborts, Tibbaut, Thibau, Thibaud, Thibault, Thibbaut, Thibeaut, Thebaut, Thibeau, Thibeaux, Thibaux, Thibo, Thibos, Thibou, Thibou, Thibouw, Tibau, Tibaut, Tibaux, Tibeau, Tibo, Tobos, Tibou, Tibout, Thibout, Thiebaud, Thiebauld, Thiebau, Thiebault, Thiebaut, Thiebeau, Thiebeaux, Thiebaux, Thiebout, Thieboux, Thybaut, Thybeau, Thebaut, Thbaut, Thbaud, Thbaux, Thbault, De Thibault. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam theud-bald; volk-moedig.
Dibbets, Debets: Vadersnaam van Diebouds; zie Dibbaut.
Dichter. 1. Naam van een dichter, schrijver. 1664 Nicolaus Dichters, Delft. 2. Maar de Duitse familienaam Dichter gaat terug op Middenhoogduits diechter: kleinzoon, nakomeling.
Dickbol. Wellicht volksetymologische vervorming van Diebold.
Dickelen, van Dickel, van, van Dikkelen, Dickele, Dickel, van Dichele, van Dichel, van Diggele, Verdikkelen: Plaatsnaam Dikkele (Oost-Vlaanderen).
Dicken, Dickens, Dykens: Vadersnaam. Afleiding van bakernaam van Diederik (of Richard)?
Dickenscheid, Dekenscheid: Plaatsnaam Dickenschied (Duitsland)
Dickerboom. Nederduitse familienaam Dicker Bohm: dikke boom. Plaatsnaam. Vergelijk Nederlandse familienaam Dik(ke)boom.
Dickert. Duitse familienaam. Afleiding van de plaatsnaam Dick: struikgewas.
Dickhout: Vernederlandste spelling van de Duitse familienaam Dickhaut ‘Dikke huid’. Bijnaam voor een dikhuidige, die een olifantshuid heeft.
Dickmeis. Duitse familienaam Dickmeiss. Misschien uit Dkmeister: dijkmeester.
Di Cosola, Cosola. Italiaanse naam (regio Puglia) uit de gelijknamige plaats Cosola.
Dickten. Plaatsnaam Dickten (Westerwald, Noordrijnland).
Dicop. Bijnaam voor een dikkop, dikhoofd. Vergelijk Nederlandse familienaam Dikhooff, Duits Dickopf, Dickopp, Dikob.
Dicque. Variant van Dicke of korte vorm van Deldique.
Dictus, Dittus. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Benedictus. 2. In het verleden (17de eeuw en vroeger) werden dubbele familienamen soms geschreven als Үaam dictus (:genaamd) naam.’ In een aantal gevallen is dictus zelf familienaam geworden.
Dideberg. Plaatsnaam Diedenberg, Frans Thiaumont (Luxemburg) of Dideberg in Amel (Luik).
Didden, van: Plaatsnaam Dieden in Ravenstein (Noord-Brabant)?
Didelet, Didelez, Didelot. Vadersnaam. Franse afleiding van Didier.
Didembourg. Plaatsnaam Diedenberg (Luxemburg, zie Dideberg):
Didenhoven, van. Plaatsnaam Diedenhofen, Frans Thionville (Lotharingen).
Die, de: Vermoedelijk veeleer Dedie, waarbij de als lidwoord begrepen werd. Dedie, van Dedier, Didier, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Dieter.
Didie, Didier, Didi, Didy, Deydier,Disdier, Disier, Dizier, Disy, Disi, Dizy, Dedier, De Dier. 1. Romaanse vormen van de heiligennaam Desiderius. 2. Romaanse vormen van de Germaanse voornaam Dieter (theud).
Didion, Dedion: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Didier.
Didisheim. Plaatsnaam Diedesheim in Mosbach (Duitsland).
Didon, Didot: Vadersnaam. Romaanse vleivormen van Didier of van een andere Diet-naam.
Diebels, Dippel, Dibbels, Tybel, Tijpels, Tippel, Tippl, Dieben, Diep, Diepen, Tippin, Tippens, Tibbe, Tibben, Tibbens. Vadersnaam uit Germaanse voornamen, ofwel Diebolt/Dibbelt ofwel Dieboud/Diebolt/Dietbrecht.
Diebold, Diebolt, Tipold: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dieboud (zie Dibbaut).
Diedens, Dieden, Dedden, Deddens, Didens, Diddens, Didden, Ditten, Ditte: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse Diet-naam (theud), zoals Diederik.
Diederich, Diederichs, Diedrich, Diedrichs, Diderich, Didrich, Didriche, Didricht, Didrige, Dirich, Dierichs, Dietricht, Dietrichs, Diedericx, Diederick, Diederickx, Diederiks, Dierkens, Tidrick, Tieterickx, Titerickx, Titericx, Dieriks, Dierikx, Dierick, Dierickx, Dierieck, Dierieckx, Diericks, Dierick, Dierichx, Dieriex, Dieryc, Dierycx, Dierijck, Dierijcx, Dieryck, Dieryckx, Diricks, Dirick, Dirik, Diric, Diricx, Dierikx, Dirique, Diricq, Dirique, Dirikx, Diriekx, Dirrks, Dirk, Dirks, Dirkic, Dirick, Dirickx, Dericks, Deriks, Derick, Derickx, Dericq, Dericx, Derix, Derikx, Dreckx, Derekx, Derijckx, Derycks, Deryckx, Derriks, Derryks, Derryx, Diris, Derissen, Dircik, Diricken, Dirik, Diederixzone. Afleiding knuffelvormen zijn: Dierks, Dierck, Dierckx, Dierkx, Diercx, Dierkx, Dierk, Diers, Dyrks, Dirckx, Dirx, Dircksz, Dircks, Dirckx, Dirckinck, Dirkx, Dirkes, Dirks, Derks, Derksen, Derckx, Derkx, Derx, Diec, Dieckx, Dicke, Dick, Dik, Dikke, Dicks, Dick, Dics, Dickx, Dikx, Ticx, Dijke, Dyke, Dijks, Dijck, Dyc, Dyck, Dycke. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Dirck, Diederik: theud-rik; volk-machtig.
Diefenbach, Dieffenbach, Dieffembach, Dieffembacq, Diephenbach: Verspreide plaatsnaam Diefenbach: diepe beek, Duitsland.
Dieghem, van, van Digem: Plaatsnaam Diegem (Vlaams-Brabant).
Dielegom, van, Dielegon. Plaatsnaam Dielegem (Vlaams-Brabant).
Dieleman, Dieleman, Dielemans, Dielman, Dielmans, Dillemans, Dilman, Dylemans, Dillmann: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse voornaam Theudilo, verkleinvorm van theud-/diet-naam, zoals Diederik. 2. Afleiding van Dielis = Gielis.
Dielen, Dielens. 1. Moedersnaam van Diedele(n), Germaanse voornaam Diedela, afleiding van Diet-naam. 2. Zie Dielis(sen). 3. Zie Dilie(n).
Dielissen, Dielis, Diels, Dilless, Dielessen, Dielissen, Dilissen, Delissen, Delisse, Delis, Deelissen, Dilis, Dillies, Dillis, Delis, Delijs, Dellys, Delys, Dleissen, Delisse, Dellis, Dellisse, Thelissen, Thelis, Thijlijs, Thylys, Tiles, Tilis, Tilissen, Tillitse, Dillens, Dillen, Dilles, Diels, Diel, Diehl, Diele, Dils, Dielen, Dielens, Dille, Dilen. Dilens: Vadersnaam. Voornaam Dielis, Brabantse variant van Gielis, Gillis = Egidius.
Dieltje, Dieltjen, Dieltjens, Dieltiens, Dieltins, Dieltens, Dieltiels, Dielkens, Dilkens. 1. Vadersnaam uit Dielis: zie daar. 2. Of uit Diederik, zie Diedericx.
Dielwart, Dielvart. Plaatsnaam Dieu-le-Warde (Garde): God beware, in Crehen en Jehay (Luik).
Diem, van, Diemen, van: Plaatsnaam Diemen (Noord-Holland).
Diemer, Dimmers, Timar, Demmer, Dememrs, Diemeer: Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-mr ‘Volk, diet-beroemd’. Zie Ditmar.
Diender, Diener: Beroepsnaam van een dienaar.
Dien, Dienne. Oudfrans dien, vrouwelijk dienne: deken.
Dien, van. Plaatsnaam Dienem (Vlaams-Brabant)? Of variant van Van Diem?
Dienst. Middelnederlands dienst: knecht, dienaar, dienstbode.
Dienstag. Duitse familienaam; dinsdag.
Diepen, van. Plaatsnaam Diepenheim (Overijssel)? Of (verdwenen) waternaam Diepenee (Zeeland). De familienaam komt vooral in de Vechtstreek voor.
Diepenbeeck, van, Diepenbeek, van. Plaatsnaam Diepenbeek (Limburg).
Diepen, van, Diepens, Diepstra. Plaatsnaam, zie de volgende. Ook poort van Diepen in Den Bosch.
Diependaal, Diependal, Diependael, van, Diependaele, Diepdael: Plaatsnaam Diependaal in Beilen (Drenthe), bij Beegden (Nederlands-Limburg en Elzen (Markeloo, Overijssel). Ook plaatsnaam in Deerlijk, Riemst, Limburg, Elewijt, Leuven, Tervuren en Winksele (Vlaams-Brabant).
Diepeningen, van: Plaatsnaam. Misschien vervormd uit Diepenee, Diepenede, een plaatsnaam in Zeeuws-Vlaanderen.
Diepenbroek, van, Diepenbrock. Plaatsnaam bij Helmond.
Diepenhorst. Plaatsnaam Diepenhorst, oude naam van Ouddorp (Zuid-Holland).
Diepenrijckx, Diepenrijkx, Diepenryckx. Plaatsnaam Dieperik: diepte, bijvoorbeeld 1546 grond int Dieperryc, Limburg.
Dieperinck. Waarschijnlijk variant van Diepenryckx, door aansluiting bij het -ing-suffx.
Diepers. Vadersnaam. Afleiding van Diebert, met b/p-verscherping; vergelijk Dieben/Diepen. Germaanse voornaam theud-berht; Volk-schitterend’. Ditbertus, Tiebert. Duits Dibbert.
Diepstraten, Diepstraeten: Plaatsnaam in Borgloon, Herderen-Riemst, Groot-Loon (Belgisch-Limburg), Borsbeke (Oost-Vlaanderen).
Diepvens, Diepvents, Diepvints, Diepeveen: Plaatsnaam Diepenveen (Overijssel, Drenthe); Diepven (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg), bij Averbode (Vlaams-Brabant): diep ven, diepe veenplas.
Dier, de. Ongetwijfeld vernederlandsing van Ddier, waarbij de als lidwoord werd opgevat. Ddier is een variant van Didier.
Dierendonck, van, Dierdonck, van, Dierdoncq, Dierendonck, van Dierendont, Dierendoncd, Dierendounck, (van) Dierenconck, van Diedonck: Plaatsnaam Dierdonk in Helmond (Noord-Brabant), in Meulebeke en Ruiselede (West-Vlaanderen) en Vinkt (Oost-Vlaanderen).
Dieren, van, van Deeren. Familienaam uit de plaatsnaam Dieren (Gelderland).
Dierens, Diren: Vadersnaam van Dierin, vleivorm van Germaanse voornaam Die(de)rik.
Diergarten. Nederduitse familienaam en plaatsnaam: Diergaarde: dierentuin, wildpark.
Dierge. Plaatsnaam Hierges, Ardeche.
Dierinckx, Dierynckx, Dierynck, Dierijnck, Dirinck, Dierick, Dierickse, Dierickx, Dierikx, Dierikxs, Dirickx, Dirriks, Dericks, Derex, Dierkx, Dierx, Dierkxsens, Dierckx, Dirks, Dierks, Dierck, Dierckx, Dierex, Diercks, Diercks, Dierkx, Dierk, Diers, Dyrks, Dircx, Dirx, Dircks, Dircksz, Dirkes, Dirks, Derks, Derckx, Derkx, Dieckx, Diec, Dick, Dicke, Dik, Dikke, Diks, Dicks, Dickx, Dix, Ticx, Dijke, Dyke, Dijks, Dijck, Dyc, Dycke, Dyck, Dirkse, Dirkx, Dierse, Derks, Derksen, Dierken, Dierkens, Diecken, Dierckens, Dircken, Dirken, Dirkes: Vadersnaam. Dierik door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit voornaam Diederik. Germaanse voornaam theud-rik ‘Volk-machtig’. The(o)deric, Thiedericus, Dideric.
Dikke, Dicke, Dijke enz; (en afleiding op -s) zijn bakervormen van Diederik.
Dierinck, Dierings, Deerns: Vadersnaam, afgeleid van Germaanse voornaam Diederik.
Dierken, Dierkens, Dierkes, Dierckens, Dierckens, Dircken, Dirken, Dirkes: Vadersnaam. Uit Middelnederlands Dierkin, verkleinvorm van Diederik.
Diermanse, Dierman, Diermans, Dieremans: Vleivorm op –man van de voornaam Diederik.
Dierold. Vadersnaam. Germaanse voornaam diur-wald ‘Dierbaar-heerser’. Deorwaldus, Deroldus.
Diermen, van. Plaatsnaam bij Putten.
Dieryckvisschers, Dieryckxvisschers, Dierijckxvisschers: Dubbele familienaam. Vadersnaam. Dierik + beroepsnaam Visser.
Diesbeck, Diesbeq. Plaatsnaam in Huizingen, Vlaams-Brabant= Diesbeek.
Dieschburg, Dieschbourg. Wellicht de plaatsnaam Diersburg, Duitsland.
Diesch: Variant van Disch. Middelnederlands disch ‘Tafel, werktafel, armentafel, armbestuur’. Beroepsbijnaam voor een timmerman (Duits Tischler) of voor een dismeester.
Diesevelt, Diesveld. Plaatsnaam in Kessel-Lo (Vlaams-Brabant); Vliermaal (Belgisch-Limburg).
Diessen, van, van Diesen. Plaatsnaam Diessen, Noord-Brabant.
Diest, van; van Dienst, Dist, van Diste, van Dist, van Distel, van Dest, van Dists, (van) Disse: Plaatsnaam Diest (Vlaams-Brabant). Van Dienst met hypercorrecte n.
Diesveld. Plaatsnaam Diestveld in Kessel-Lo (Vlaams-Brabant), Vliermaal (Limburg).
Diet, Dhiedt, Dhiet, D’Liedt, D’Liet, D’Lyedt, Didt, Dits, Thiets: Vadersnaamr Korte vorm van een Diet-naam, zoals Diederik. Zie ook Dietz.
Dieten, Dietens: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Diederik.
Dieteren, Diederen, Didderen, Diederiks: Plaatsnaam Dieteren in Susteren (Nederlands-Limburg).
Dieterman, Dieter, Dietermann, Tieter, Dietert, Dittert, Dietje. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Dieter: theud-hari ‘Volk-leger’.
DՉetere, Dieteren, dՉeteren, Deiteren, Diederen, Didderen, Dederen: 1. Plaatsnaam Dieteren in Susteren (Nederlands-Limburg). De vormen met d als Diederik of door Limburgse klinkerverzachting. Zie Van Dieteren. 2. Plaatsnaam Itteren (Nederlands-Limburg), Opitter (Limburg) of Itter (Waals-Brabant).
Dieteren, van. Plaatsnaam Dieteren (Nederlands-Limburg).
Dietl. Vadersnaam. Zuidduitse afleiding, variant van Dietle, van een Diet-naam, zoals Dietrich.
Dietrich: Vadersnaam. Duitse vorm van de voornaam Diederik.
Dietvorst: Uit Dietvoorts, afleiding van van Dietvoort. Plaatsnaam Dietvoort in Breda (Noord-Brabant).
Dietz, Dietze, Dietsch, Dietsche, Ditz, Detz, Tiez, Tietze, Tit, Tits, Tittes: Vadersnaam. Vleivorm op -so van Germaanse voornaam Diederik. Tedso.
Dieu, Ledieu, Dieux, Dedieu, Ledeux. 1. Naam uit het Franse Dieu: bijnaam voor een machtig of hoogmoedig iemand. 2. Vertaling van een Germaanse god-naam. 3. Verkorte vorm van Dieudonn. Zie daar.
Dieuaide: 1. Bijnaam naar de zegswijze: (que) Dieu aide: moge God helpen. Vergelijk Helfgott. 2. Vadersnaam. Latijnse voornaam Deusadjuva. Vergelijk Gotthelf.
Dieudonn, De Dieudonn, Dondonn. 1. Naam uit de Franse voornaam Dieudonn. 2. Naam uit de plaatsnaam Dieudonn (Oise).
Dieusart, Dieusaert, Dieusaerd, Dieussaert, Dieussart. Familienaam afgeleid van Dieu: God. Bijnaam voor een kwezel of voor een zeer godsvruchtig iemand.
Dieumar. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germ.aanse voornaam Diemer: Deomarus.
Dieupart, Diepart, Dipart: plaatsnaam Dieu-Part, Dieupart, in Aywaille (Luik).
Dieusaert, Dieusart, Dieusaerd, Dieussaert, Dieussart, Dieussart: Afleiding van Dieu: God, met bewaarde s van Latijn Deus. Vergelijk Frans Bondieusard, Bondieuserie. Bijnaam voor een kwezel.
Dieval. Plaatsnaam Dival (Pas-de-Calais).
Dievel, den. Bijnaam. Middelnederlands dievel: duivel. De bijnaam kan gegeven zijn aan een duivel van een kerel, aan iemand die de rol van duivel in wagen- of mysteriespel speelde of naar de huisnaam. Vergelijk Nederduits Dwel, Dvel, Dubel, Frans Le Dyable, Le Diable.
Dievenboek: Volks etymologisch, van Dievenhoek?
Dievel, van, van Divel, van Dieven, Divels, Divens, Diefels, Diffels, Diffens, Verdievel. Familienaam uit de plaatsnaam Divelt in Kontich en Rotselaar.
Dievoort, van, van Dievort, van Dietvoort, van Divoet, Dievoet, Divoort, Ditvoorts, Dietvors, Dietvorst. Familienaam uit de plaatsnaam Dietvoort in Breda.
Diewart, Dievart: vadersnaam. Germaanse voornaam theud-ward ‘Volk-bewaarder’. Teudoardus, Theuuardus.
Differding, Differdange: Plaatsnaam Differdangen, Luxemburg.
Digiacomo. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Giacomo=Jacobus.
Digna. Moedersnaam, wellicht van Dymphna.
DՉgnazio. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Ignazio=Ignatius.
Dike, Dyken, Dykama, Dykema, Dikema, Dijkma, Dijksma, Diekes, Dykens, Dijksen, met Diekenga en Dikena in Oost-Friesland, en met Dicing dat reeds een stamnaam was onder de oude Engelsen, is een mannenvoornaam. in Friesland nog in gebruik, en oorspronkelijk een samentrekking van Dideke, dat weer een verkleinvorm is van Dide.
Dijk, (van (den), van (den) Dyk, van Dijke, van Dyc, van (den) Dijck, Dijcke, Dijck, Dijcks, Dijks, Dijkema, van (den) Dyck, Dycke, Dyck, van (den) Deyck, Deyck, van Deijck, van Deyck, Dijken, van Dicke, Wanduicq, Tendyck. Familienaam afgeleid van de zeer verspreide plaatsnaam Dijk, ten Dijke.
Dijker, Dijkers, Dyker, Dykers, de Dijcker, de Dycker, de Deycker, de Deyker, Deijkers, de Dicker, Dyckers, Dieker, Dickers, Dicker, Dikkers, Dikker: Beroepsnaam van de dijker, dijkwerker.
Dijkhof, Dijkhoff, Dyckhof, Dyckhoff. Plaatsnaam Dijkhof; hoeve bij een dijk, bijvoorbeeld in Overpelt.
Dijkhuis, Dijkhuizen. Plaatsnaam Dijkhuis: huis op een dijk. Dijkhuizen (Gelderland, Drenthe).
Dijksen, Dickschen, Dickson: Vadersnaam. Zoon van Dick, Dierk, Diederik.
Dijkslag. Het deel van een dijk dat in het oude stelsel van Verdijkslagingՠof Verhoefslagingՠeen dijkplichtige te onderhouden had.
Dijkwel. Plaatsnaam in Kapelle (Zeeland): kolk door een dijkbreuk ontstaan.
Dijon, Digeon: Plaatsnaam Dijon in Bourgondi. Maar de tak van de familie Dijon uit Hoei stamt van Digeon in Morvillers-St-Saturnin (Somme).
Dik, Dicke, Diks, Dieks: Vadersnaam. Bakervormen van de Germaanse voornaam Diederik.
Dikken, den: Bijnaam voor een dikke man, een zwaarlijvige.
Dikkenberg, Dikkenburg: Plaatsnaam Dikkenberg in Rhenen (Utrecht) en bij Bennekom (Gelderland).
Diktus: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de Latijnse heiligennaam Benedictus. 2. Een tweede toenaam of bijnaam werd in teksten vaak ingeleid met dictus, dat wil zeggen ‘Zo genoemd, alias, bijgenaamd’.
Dilbeck. Kan theoretisch op de plaatsnaam Dilbeek slaan, maar is ongetwijfeld een spelling voor Delbeck.
Dilbeek, van. Plaatsnaam Dilbeek, Vlaams-Brabant.
Dillard, Dilard, Dilla, Dillaerts, Deliaert, Dlia, DՅlia: De li-spelling wijst op gemouilleerde l. Wellicht verkorting van Franse familienaam Odillard; de Germaanse voornaam Odil(h)ardus, Odilhart.
Dillewijns, Dilewijns, Dillewyns, Dilewyns, Diellewijns, Diellewyns, Dellewyns, van Dillewijn: Vadersnaam. Nederlandse aanpassing van Franse familienaam Gillouin, afleiding van Gillou, Romaanse vorm van Germaanse voornaam gisil-wulf: Gislulfus. Voor g/d, vergelijk Gielis/Dielis, Dellemijn.
Dilie, Dilien, Dillien, Dillie, Dilleens, Dilens, Dillens, Dille, Dillies, Deelen, Dellen, van, Delleman, Delen, Delens, Dilen, Dillen, Dilens, Dielens, Dielen, Delien, Delie, Deliens, Delin, de Lie, Deleye, Dliens. Moedersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Odilia, Latijn voor het Germaanse Odela: ‘Vaderlijk erfgoed – bezit.’
Dilaert, Dillaert, Dilla, Dillaerts, Deliaerts, Delia, D’Elia. Verkorting van de Franse familienaam Odillard. Vadersnaam uit de voornaam Odille, van het Germaanse Odo.
Dille, Dillen Van. Familienaam uit de plaats Dill bij Koblenz.
Dill, Dille, Dillen: Vadersnaam. Brabantse variant van Gille : Gillis, Egidius.
Dillen, van: Plaatsnaam Dill bij Koblenz: 1107 Dille?
Dillenbourg, Dillenburg, Dillembourg. Plaatsnaam Dillenburg, Duitsland.
Dillman. Vadersnaam. Duitse afleiding van Diet-naam. Zie Dielmans 1.
Dilly, Dhilly. Plaatsnaam Illy, Ardeche.
Dilsen, van. Plaatsnaam Dilsen, Limburg.
Dilst, van: Wellicht de plaatsnaam Dilgt (Haren, Groningen), met wisseling cht/st, vergelijk van der Guchte = van der Guste.
Diman, aanpassing van De Man.
Dimanche, Demanche, Dumancie: 1. Bijnaam naar de dagnaam zondag, Frans Dimanche. Vergelijk Duitse familienaam Sonntag, Freitag, Sonnabend, Samstag, Montag. 2. Vadersnaam. Frans Dmanche, van Dominicus. Zie ook Demange.
Dimiaux, Dimmiaux: Afleiding van Oudfrans disme, Frans dime: tiende. Beroepsnaam van de tiendheffer.
Dimidschtein. Plaatsnaam Diemantstein, Beieren.
Dimitri, Dimitriadis, Dimitrio, Dimitriou, Dimitrio, Dimitroff, Dimitrow, Dimitriowa, Demitri: Vaders-, moedersnaam. Russische voornaam Dimitry naar de Griekse godin van de aarde, Demeter.
Dimpfel. Variant van Duitse familienaam Dimpel, Dempfle, van Oudhoogduits tumphilo, Duits Tmpel: waterplas, poel.
Din, van. Familienaam in Henegouwen. Dialect uitspraak van Van Dun. Vergelijk Henegouwse brin; brun.
Dinant, van Dionant, van Dionan, van Dianant, Dianand: Plaatsnaam Dinant (Namen):
Dinart, Dinard, Dina, Dinnaer, Dinaer, Dienaar: 1. Plaatsnaam Dinard in Bretagne. 2. Veeleer afleiding van Oudfrans disner, Frans dner: de hoofdmaaltijd gebruiken, eten. Vergelijk Disneur. 3. ook afleiding op -in-ard van voornaam op d; vergelijk Dinet.
Dindeleux. Waals dint dՠlep: wolventand.
Dinet. Vadersnaam. Korte vorm van een afleiding op -d-inet, bijvoorbeeld Audinet, Bernardinet, Grardinet, Baudinet.
Dingelstadt, Dingelstedt, DՉngelstadt: Plaatsnaam Ingolstadt (Beieren), of Dingelstadt of Dingelstadt, Duitsland.
Dingeman, Dingemans, Dingemanse, Dings, Dinghs, Dingen, Dinges, Dins: Moedersnaam Afleiding van de voornaam Dinge = Dymfna; zie Dingens.
Dingn, Dingene, Dingenen, Dingena, Dingens, Dings, Dinghs, Ding, Dinckx, Dinck, Dincq: Moedersnaam. Dingene is de volkse vorm van heiligennaam Dymfna. Digne = Dympne.
Dingenen, van, van Dingen, van Digenen, van Dingelen. Familienaam uit de Kempische plaatsnaam Dungenen, Dingenen, uit donk; hoogte in moerassig gebied.
Dingens: Moedersnaam, Dingene is de volkse vorm van de heiligennaam Dymfna.
Dingreville, DՅgreville, Plaatsnaam (Seine-et-Marne), met n-epenthesis.
Dingjan: Spelling voor Dignant, Diegenant, van de Gienanth, Guinand. Guinand is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Winand, Wijnand. Het geslacht Guinand emigreerde uit Bourgondi naar de Palts, waar de naam sinds het begin van de 18de eeuw Gienanth gespeld wordt. In België kreeg de familienaam het Frans adelspartikel de. Zo werd Degienanth tot Diegenant, Dignant.
Dinjens, Dienjes: Variant van Dingens, van Digne.
Dinkhuijsen, waarschijnlijk variant van Dijkhuizen.
Dinnecour, Dinnecoer, Dhinnecour: 1. Plaatsnaam Ennecourt (Nord). Eentueel Hinacourt (Aisne) of Hennecourt (Vosges).
Dinnewet: Variant van Deneweth, van Denouette. Plaatsnaam Nouette onder meer in Halleux (Provincie Luxemburg). Verkleinvorm van noue ‘Drasland, moeras’.
Dino, Dinot, Dinnoo: 1. Vadersnaam. Korte vorm van vleivorm op -in-onj-in-ot van een voornaam op d, zoals Bernard, Grard, Renard (Renardinon, Audinot enz.). Vergelijk Dinet, Dinaer. 2. Frans dialect dinon, Picardisch dinot: kalkoen.
Dinoir, Dinoire; Dieu nous warde/garde: God beware ons.
Dinther, van Dinter, van, van Dienderen: Plaatsnaam Dinther (Noord-Brabant).
Dintheren, van; Dinteren, Dinther: Plaatsnaam Dinhter (Noord-Brabant).
Dinzart, Dinsart, Dinjar, Dinjart, Dinjard, Dinjaert, Dinjeart: Plaatsnaam met -sart: rode?
Diodoro, Diodore: Vadersnaam. Griekse heiligennaam, zoals Theodorus.
Diolet. Mogelijk van Latijn dolus: smart, verdriet. Bijnaam.
Dion, Dyone, Dyon: 1. Plaatsnaam Dion (Namen, Waals-Brabant). 2. Vadersnaam. Variant van Drion.
Dionq, Dioncre, Diongre, Dionkre, Dyonc: Bijnaam. Waalse aanpassings van De Jong en De Joncker.
Diongre, Dionkre, Dioncq. Romanisering de De Jong et De Jonckheere (= le jeune homme).
Dionisius, Dionisio, Dionis, Dionisi, Dionigi, Dionys: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Dionysius. Vergelijk Denijs.
Diris. Familienaam uit Landes en Gascogne uit: di Ri, di Ruisseau, di Risio, Dirisio (: Ver-Beeck). Zie ook Diederickx.
Dior, Diord. Plaatsnaam Diors, Indre.
Diot. Wellicht korte vorm van Didiot, vleivorm van Didier.
Dioxippe. Vadersnaam. Griekse heiligennaam.
Dipre. Verhaspeling (West-Vlaanderen) van Diopere; zie Dehopr.
Dirks, Dirkse, Dirksen, Derksen, Dierckxsen, Diercksens, Diercksen, Dierckxens, Diercxsen, Diercxens, Dirkx, Dircksens, Dierssen, Dierssens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Diederik (died-rik). Germaanse voornaam Dirkzwager: Samengestelde familienaam, voornaam Dirik + verwantschapsnaam zwager. Vergelijk Nederlandse familienaam Dirkmaat, Janmaat en Nevejan.
Dirven. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Dierwijf (diervrouw).
Dirkzwager: Samengestelde familienaam: voornaam Dirik + verwantschapsnaam Zwager. Vergelijk familienaam Dirkmaat, Janmaat, Nevejan. Maat; verwant, vriend, een goed maatje, zie bootsmaat, koksmaat.
Dirven: Moedersnaam. Germaanse voornaam Dierwijf.
Diswiscourt, Dissewiscourt, Dissviscourt, Disiviscour, Diseviscourt, Disviscourt, Diviscourt: Plaatsnaam Sviscourt in Bras (Luxemburg).
Dis, van (den); Disch, van Dissel: Familienaam uit het Middelnederlandse disch: tafel, werktafel, armentafel, armenbestuur. Beroepsbijnaam van de timmerman of van de beheerder van de armentafel.
Discalcius. Latijn discalcius, discalceatus: ongeschoeid, blootsvoets. Bijnaam voor een ongeschoeide pater? Latinisering wellicht van Berrevoets.
Disch. Middelnederlands disch: tafel, werktafel, armentafel, armbestuur. Beroepsnaam voor een timmerman (Duits Tischler) of voor een dismeester.
Discoo: Wellicht uit een oude vorm van Frans dchaux ‘mntschoeid’. Of vervorming van Dixhoorn?
Disco, Discours. Wellicht verschrijving van Descours (naar de plaatsnaam Les Cours, Frankrijk).
Discret. Oudfrans discret; wijs, voorzichtig. Bijnaam.
Diser, Dizer, Dhyser, Dysers, Dyzers, Deisser: 1. Plaatsnaam Izel-ls-Equerchin of Izel-les-Hameaux (Pas-de-Calais): 2. Plaatsnaam Isires (Henegouwen): 1057 Iser. 3. Plaatsnaam Izier (Luik).
Diseur, Dixheures: Beroepsnaam van de spreker, redenaar, voordrager. Oudfrans diseor.
Disire. Plaatsnaam Izier. Waals izir (Luxemburg).
Dishoeck, van: Plaatsnaam Dishoek in Valkenisse (Zeeland).
Dison. Dyson, Dizon: Plaatsnaam Dison (Luik).
Disseldorf, Disteldorff : Ontronde vorm van plaatsnaam Dsseldorf (Duitsland). Vergelijk Van Disseldorp.
Disseldorp, van, Dissel. Plaatsnaam Dusseldorp bij Limmen.
Disselhof. Duitse plaatsnaam Disselhoff: distelhof.
Dissen: Plaatsnaam Diessen (Noord-Brabant)?
Dissenbergen, DՉsenberge. Plaatsnaam Izenberge (West-Vlaanderen).
Dismann. Afkomstig van Dissen, Duitsland.
Distave. Plaatsnaam Stave, Namen.
Distelblom, Dijstelbloem, Dijsselbloem: Wellicht huisnaam Distelbloem. Vergelijk Duits Bleidistel ‘Bloeidistel’Baudistel, Distel.
Distels. Bijnaam naar de distels?
Ditmar, Dithmar, Dittmar, Ditmer, Detmar, Detmers, Detmering, Dethmers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Dietmar: theud-mr ‘Volk-beroemd’. Tedmarus.
Dittgen, Ditges. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse diet-naam, zoals Diederik. Vergelijk Nederduits Detjen(s).
Dittman, Dittmann. Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-man ‘Volk-man’. Tietmannus.
Dixhoorn, (van): Plaatsnaam Dirkshorn (Noord-Holland) of Dijkshorn (Groningen), Dijkshorne (Friesland).
Divers, Diverse, Diver, Dhyvert: Oudfrans divers: vreemd, zonderling, onstandvastig. Bijnaam. zie Dՙve.
Divoire, de Voort, de Voor: Plaatsnaam Yvoir (Namen). Maar er is ook een familienaam Devoir, van plaatsnaam Voir in Tournay (Luxemburg).
Divoy. 1. Plaatsnaam Ivois, oude naam van Carignan (Ardeche). 2. Plaatsnaam Yvoy (Loir-et-Cher), Ivoy (Cher).
Divry. Plaatsnaam Ivry, Oise-Seine.
Dixhoorn, van, Dijkshoorn: Plaatsnaam Dirkshorn (Noord-Holland); Dijkshorn, Dijkshoorn (Friesland, Groningen).
Dixmude, van, de Dixmude: Plaatsnaam Diksmuide (West-Vlaanderen).
Dixon: Engelse vadersnaam. Dickson, zoon van Dick, bakervorm voor Richard.
Dizelle. Plaatsnaam Izel, 2x Pas-de-Calais. Zie Diser 1.
Dizengremel. Plaatsnaam Yzengremer, Somme.
Dizier, Disier: 1. DՉzier. Plaatsnaam Izier (Luxemburg). 2. Plaatsnaam Isires (Henegouwen). Zie ook Diser. 3. Zie Didier.
Dobbe, Dobb, Dobben, Dubbe, Dobber. 1. Adresnaam. Een dobbe is al dan niet met water gevulde laagte in het dekzand landschap. 2. Vadersnaam. Friese voornaam Dobbo, bakernaam van Dodbald of Dodberht. Wellicht veeleer bakervorm van Robert zoals Engels Dobbs.
(de) Dobbelaar, Dobbelaer, Dobbelaere, Dobbeleer, Dobbeleere, Dobbelare, Dobbeleir, Dobbeleire, Dobbelaire, Dobbeleer, Dobbeleers, Doblaerre, Dobbelmann, Doubleman, Dobbelsteen, Dobbelstein, Dobbelsteine, Dobbelsteyn, Dobelstein, Doberstein, Doblestain, Doblestaine, Doblestne, Doblusteine, Doblustene: Bijnaam van de dobbelaar, de speler van het dobbelspel. Of beroepsnaam van de maker van dobbelstenen.
Dobbels, Doebbels, Doubbe, Doubbe, Doubel, Doubels: 1. Middelnederlands dobbel ‘Dobbelspel’. Bijnaam voor de dobbelaar. 2. Bijnaam. Middelnederlands bijvoeglijk naamwoord, dobbel ‘Dubbel(hartig), vals’.
Dobbelsteen, Dobbelsteine, Dobbelstein, Dobbelsteyn, Dobelstein, Doberstein, Doblestaine, Doblestain, Doblestne, Doblusteine, Doblustene, Doblustaine, Doublustaine: Beroepsnaam voor de maker van dobbelstenen of bijnaam voor de dobbelaar. Vergelijk Teirlinck.
Dobbelsteere: Verhaspeling of leesfout voor Dobbelsteen. Bijnaam voor de dobbelaar of de maker van dobbelstenen.
Dobbertin, D’Aubertin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Aubert, Albert.
Dobss, Dobson: Vadersnaam. Zoon van Dobbe, bakervorm van Robert.
Dobie, Doby: 1. Plaatsnaam Obies (Nord). 2. Eventueel plaatsnaam Auby (Nord, Luxemburg).
Dobigies. Plaatsnaam Obigies, Henegouwen.
Dobmaier, Dupmeier, Dohmeier, Domeier: Duitse familienaam, ook Do(h)mmeier. De meier of boer die de grond van een dom/kerik bewerkt.
Dobrecourt. Plaatsnaam Aubercourt, Somme.
Dockheer: Hypercorrect voor Docker, van Germaanse voornaam Dodger? Of volks etymologisch uit Docquier, d’Ecquier, van plaatsnaam Ocquier (Provincie Luik)?
Dobry, D’Ebry. Vadersnaam, zie Aubry.
Dochain, d’Echain, Dochen, Dochin, Ochin: Plaatsnaam Ochain in Clavier (Luik).
Dochier, Dochire: Hypercorrect voor Dockier, Dockire?
Dockx, Dock, Docks, Doxkx, Doq, Dox, Doek: Vadersnaam. Bakervorm, Germaanse voornaam Doc(h)o. Friese voornaam Doeke.
Dockens. Vadersnaam. Afleiding van een bakerman, zie Docx.
Docker, Dockers. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dodger.
Docquegnies: Plaatsnaam Hacquegnies (Henegouwen). Eventueel Hocquigny (Manche).
Docquier, Docquiert, d ‘Ecquier, Docquiez, Docquiere, Docquir, Doquire, Dockire, Dockier, Dockiere, Dockir, Dokier, Dokir: Plaatsnaam Ocquier of Ocquire in Chaumont (Waals-Brabant).
Docter, Dokter, Docters, Doctor. Beroepsnaam.
Docteur, Doctor, Dottor, Douteur: Beroepsnaam, van Latijn doctor, Oudfrans doutor. Vergelijk Dokter.
Docx, Dock, Docks, Dockx, Docq, Dox, Doek: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Doc(h). Friese voornaam Doeke. Zie Dockens, Dockers.
Dodgson, Dodson. Vadersnaam. Zoon van Dodge, oude Engelse vorm voor Rodge = Roger.
Dodd, Dodds, Dodson, Doddemam Doede: Vadersnaam. Germaans bakernaam Dodo. Vergelijk Dodoens, Dodin, Dodele
Dodeigne, Dodegne. Plaatsnaam Odeigne, Luxemburg.
Dodelet, Dodel, Doudelet, Doudlet: Vadersnaam van Germaanse voornaam Dodo. Vergelijk Dodd.
Dodmont, Dodemont, D’Edemont, Dodimont, Daudemont: Plaatsnaam Houdemont: 1168 Hodemont (Meurthe-et-Moselle).
Dodet, Dod: 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Dodo. Vergelijk Dodelet. 2. Eventueel plaatsnaam Odet in Bois-et-Borsu (Luik).
Dodin, Doedijns: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse bakernaam Dodo. Zie ook Dodoens.
Dodinval. Plaatsnaam Ondenval, Waals dinv in Waimes (Luik).
Dodion. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Dodo, vergelijk Dodin.
Dodoens, Dudon. Vadersnaam Dodon, Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Dodo. Zie Dodin; 1546 Rembertus Dodonaeus.
Dodmond: Vernederlandsing van de familienaam Dodemont, D’Edemont. Plaatsnaam Houdemont: 1168 Hodemont (Meurthe-et-Moselle).
Dodrimont, Dodrmont, Dodremont: Plaatsnaam Odrimont in Lierneux (Luik), Jamioulx (Henegouwen), Ohain (Waals-Brabant). Aangezien het een Luikse familienaam is, is de plaatsnaam in Lierneux aangewezen.
Doe, van der: Plaatsnaam? Verkeerde vertaling van Frans Ledoux?
Doekbrijder: Doekbereider? Of hypercorrect voor Doekbreier?
Doel, van den; van der Doelen, van Doele: Plaatsnaam Doel (Oost-Vlaanderen) of een plaatsnaam Doel, ten Doele ‘Schietbaanռspan style='color:black'>, in Mannekensvere, Oostkerke, St.-Lievens-Esse.
Doeland: Wellicht uit Roeland.
Doelder, de(n), Dolder, Dolders: Afleiding van werkwoord doelen ‘Naar een doel schieten’. Bijnaam voor een lid van een schuttersvereniging.
Doelen, Deulen. Vadersnaam. Langlois identificeert Doolin = Doelin = Doon de Maience; Kalbow verklaart Doelin/Doolin als vleivorm van Doel, van Dodilo, van Germaanse bakernaam Dodo.
Doelhoffs, Doelofs, Doolhoff: 1. Plaatsnaam Doelhof, bijvoorbeeld in Antwerpen. Hof met de doelen, schuttershof. 2. Volksetymologisch, van Germaanse voornaam Odolf, Olof.
Doelman, Doeleman: Afleiding van van den Doel of synoniem met de Doelder.
Doem, Doemps, Doems, Doum, Dohm, Dome, Dme, Dme, Doom, Doome, Dom, Domme, Doomen, Dohmen, Dhmen, Dohm, Dahmen, Dommes, Domps, Doms, Doomst, Dooms, Dըooms. Vadersnaam, Limburgse verkorte vorm van Adam. Dooms=Dams.
Doemer, Domer: Duitse familienaam Dըmer. Middelnederlands domere: smulpaap.
Doene, Doens, Doense, Doensen, d’Loens, Dons, Donse, Donsen, Donze, Don: Vadersnaam. Korte vorm van een hybridische Germaans dn-naam, zoals Dono, Donabert, Donfredus, Donnelmus, Donaldus.
Does, van der; (de) Does: Plaatsnaam ter Does ‘moeras met bomen en struiken, licht veen, turfland, veenland’. Waternaam Does (Zuid-Holland, West-Vlaanderen). Plaatsnaam Ter Does bij Leiderdorp (Zuid-Holland).
Doesburg: Plaatsnaam Doesburg (Gelderland).
Doets, Doetjes, Dootjes: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Dodo.
Doevenspeck. Nederduitse familienaam Duwenspeck, Duits Daubenspeck, plaatsnaam bij Moers (Duitsland), met als eerste element de voornaam Dube en als tweede Middennoordduits specke: knuppeldam.
Doezie. Plaatsnaam Douzies in Maubeuge (Nord) of Douzy (Ardeche)?
Doff, Doffe. Vadersnaam. Duitse bakervorm van de voornaam David.
Doffagne. Plaatsnaam Offagne, Luxemburg.
Doffemont, Doffermont, Doffomont, Dophemont: Plaatsnaam Offemont (Terrein de Belfort).
<b>Doffigny,</b> <b>Doffiny, Dofny, Dophny, Doffenies</b>: Plaatsnaam Offignies in Dour (Henegouwen) of Offignies (Somme); eventueel Oufny, Ouffigny in Chevron (Luik).
<b>Doffoux. </b>Plaatsnaam Offoux in Havelange, Namen.
<b>Dogan, Erdogan, Aydogan, Akdogan, zdogan, Aldogan. </b>Turkse naam, Turks Doğan; geborene, dat is iemand die graag naar de wereld kwam, voor een persoon die altijd een vrolijke indruk maakt.
Dogge, Doggen, Dogger: Middelnederlands dogge’visschuit’. Beroepsbijnaam voor een scheepsbouwer of visser.
Dogimont, Dugimont, Dugimond: Plaatsnaam Ogimont in Velaines-lez-Tournai (Henegouwen).
Dogne. Spelling voor Dogn of van Dehogne of Dohogne.
Dogn, Dogne, Dognez. 1. Zie Doignies. 2. Plaatsnaam Ogne in Sprimont (Luxemburg).
Doha. Plaatsnaam Oha, Luxemburg.
Dohan, Dohen. 1. Plaatsnaam Dohan (Luxemburg), 2. Plaatsnaam Oha?
Dohen, Dohin, Doheyn. Naam uit de plaatsnaam Ohain (Waals-Brabant en Nord).
Doherty: Ierse familienaam Dougharty. O’Tochartaigh, afstammeling van Dochartach ‘Streng, hardvochtig’.
Dohet, d’Ehet, Dohey: 1. Plaatsnaam Ohet in Warnant (Namen). 2. Variant van Doheyn, Dohin, zie Dohin.
Dohey. Plaatsnaam Ohey, Namen.
Dohis, Dohy. Plaatsnaam Dohis of Ohis, Aisne.
Dohle, Dohlen. Plaatsnaam Dhlen (Duitsland als in Saksen)? Of vogelnaam kauw?
Dohogne. Plaatsnaam Ohogne in Francorchamps (Luik)
Doignies, Doigni, Doignie, Doigne, Doigny, Dognies, Dognie, Dogniez, Dognier, Dogny, Dogn, Dognee, Dognez, Donie, Denies, Doni, Donis, Donni, Donny, Dony, Donye, Donys, Douny. Naam uit de plaatsnaam Oignies (Pas-de-Calais, Namen), Aiseau (Henegouwen), Hogni in Wattrelos (Nord), Doignies (Nord) of Ogny in Archon (Aisne).
Doignon, Dognon, DՕnion: Plaatsnaam Ognon (Oise).
Doise, Doize, Doiz: Plaatsnaam Doise? Plaatsnaam Doische (Namen)?
Doisy. Plaatsnaam Oizy (Namen), Oisy (Aisne, Nord, Pas-de-Calais).
Dokens. Vadersnaam Dodekins, van Germaanse voornaam Dodo.
Dokkum, van, Dokkuma: Afkomstig van Dokkum (Friesland).
Dokter: Latijn doctor, Middelnederlands doctoor: geleerde, leraar, later doctor in de geneeskunde, arts. Vergelijk Frans Docteur.
Dol, (ten) Dolle, Dols, Dolls, Dolstra: 1. Bijnaam. Middelnederlands dol, dul ‘Dwaas, gek, dom, krankzinnig’. Ten Dolle, van den Dolle. 2. Middelnederlands dolle: dolk; of Middelnederlands dolle, dol: dol, roeipen.
Dolberg. Plaatsnaam in Klimmen, Nederlands-Limburg en bij Ahlen, Duitsland.
Dolce. Italiaanse bijnaam; zoet, lief.
Dolcemascolo, Dolcimascolo. Italiaanse bijnaam; zoete, lieve man.
Dolder, van den. Plaatsnaam Den Dolder, Utrecht.
Doldersum. Plaatsnaam Doldersum bij Vledder.
Dolendries. Plaatsnaam Doelendries. Er is een Doeldries in Geel (Antwerpen).
Dolens, Doolen, Doolun, Dolin, Dolins, Dolinckx, Dolinck, Dolings: Vadersnaam Dolin, vleivorm van Doel, Dool van Dodilo, afleiding van Germaanse voornaam Dodo. Dodolinus. Vergelijk Doolin = Doelin = Doon de Mayence.
Dolet, Dolez, Dol, Dollet, Dollez, Doll: Vadersnaam. Variant van Dodelet.
Dolferus. Wellicht vervorming van de niet begrepen Duitse familienaam Dollfufi, Bijnaam voor een klompvoet, horrelvoet.
Dolfyn, Dolfeyn, Dolfen, Dolfin, Doffijn, Dolffyn, Dofin, Dolphijn, Dolphyn, Dolphin, Dolphen, Dolphens), Dalving, Dalvinck. 1. Afgeleid van het Middelnederlandse dolphijn, dalfin = dolfijn. Beroepsnaam naar het dier dat wellicht fungeerde als huisnaam of uithangbord. 2. Mogelijk ook knuffelvorm van de Germaalse voornaam Adolf, Rudolf, Diedolf.
Dolhain, Dolhen, Dolhem; Dolhin, Dolhan: 1. Plaatsnaam Dolhain (Luxemburg). 2. Plaatsnaam Olhain in Fresnicourt (Pas-de-Calais).
Dolimont. Waarschijnlijk = D’Elmont. Plaatsnaam Hautmont (Nord).
Dolizy, Dolisy. Plaatsnaam Olizy, (Ard.).
Doll. Nederduitse familienaam, pendant van Dol, den Dullen. Bijnaam voor een gek.
Dolk, den Dulk: Fries Middelnederlands dolc(h) ‘Wond’E
Dolleman, Dolman, Dolleman, Dlleman, Dolmans, Dullemans, Dolmans: Afleiding van Dolleman, bijnaam voor een gek, domkop. Zie Dol.
Dollendorf. Plaatsnaam. Duitsland.
Dollinger. Van plaatsnaam Dolling, Beieren, of Dllingen.
Dolne, d’Elne: Plaatsnaam Olne (Luik).
Dom. 1. Zie Doem. 2. Zie Dom(b). 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam dm; oordeel zoals in Dombrecht.
Doleres, Doloris. Moedersnaam. Spaanse heiligennaam Maria de los Dolores: Maria van (zeven) smarten.
Dolvelde. Plaatsnaam Doelveld in Zichem (Vlaams-Brabant, Liezele (West-Vlaanderen), Londerzeel (Vlaams-Brabant), Oudegem (Oost-Vlaanderen), Edegem (Antwerpen), Doelenveldeke in Haaltert (Oost-Vlaanderen)
Dom, Domb. Bijnaam uit het Middelnederlandse dom(b): dwaas.
Dommershausen, Domershausen. Plaatsnaam, Duitsland.
Dombart, Dombart, Dombar. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dombert: dm-berht ‘mordeel-schitterend’. Dombertus. 2. Misschien d’Lombourg (Luxemburg), Waals hbr.
Dombeck, Dombek, D’Embeck. Plaatsnaam Ombeek in de buurt van Lessen (Henegouwen).
Domber, van. Misschien plaatsnaam Domberg in 1305 in Wimille (Pas-de-Calais). Maar Domberg staat ook wel voor Domburg (Zeeland).
Domberg. Misschien plaatsnaam Domberg; zie Van Domber. Evenwel ongetwijfeld Re-interpretatie van Dombek.
Dombier, Dombi. 1. Plaatsnaam Dombier (Ain). 2. Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam Dombert.
Dombrange, Dobrange: Plaatsnaam Ombrange, Franse vorm van Emeringen:
Dombrecht. Niet de Germaanse voornaam Dombert (zie Dombard 1.), maar een Re-interpretatie van Domberg.
Dombret, Dombre, Dombree, Dombray: Plaatsnaam Ombret (Luik).
Dombrower. Afleiding van Poolse plaatsnaam Dabrowa, waarbij de nasale klinker door -om- weergegeven wordt (Duden). Ook Tsjechisch Dembrover.
Domburg, Domburgh, (van): Plaatsnaam Domburg (Zeeland).
Domen, Doomen, Doemen, Doumen, Dommen, Dohmen, Dhomen, Duymen, Deumens: Vadersnaam. Limburgse vleivormen van de voornaam Adam. Zie ook Doem.
Domenie: Variant van familienaam Domini, Domin. Vocatief van Latijnse dominus ‘Heer’. Deel van Latijnse tekst of kerkgezang. Bijnaam voor een kerkzanger. In het Middelnederlands komt Domine ook voor als aanspreking ‘mijnheer’.
Domerque, Domerc, Domergue, Dommergues, Doumergue, Dumergue: Vadersnaam. Zuidfranse vorm van de voornaam Dominique.
Domet, Domez. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Adam.
Domien, Domin. Waarschijnlijk variant van Domine.
Domhoff, Domhof. Plaatsnaam Domhof in Erwitte, Duitsland.
Domicent, Dommicent, Dommessent, Dommesecent, Domecyns, Domecyn, Domecijn: Moedersnaam. Germaanse voornaam Domisindis: Thuomsind.
Domine, Domin, Dominet, Domini, Domeny, Domnie, Domenis: Vocatief van Latijn dominus: heer. Deel van Latijnse tekst of gezang. Bijnaam voor kerkzanger. In het Middelnederlands komt Domine ook voor als aanspreking: mijnheer.
Domingo, Domingos, Domingue, Domingues, Dominguez: Vadersnaam, Spaanse vormen van Latijnse heiligennaam Dominicus.
Dominicus, Domnick, Dominique, Dominick, Dominik, Dominiec, Dominici, Dominicy, Domenech, Domnicus, Domnick: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Dominicus.
Domken, Domkenne. Vadersnaam. Afleiding van Limburgs Dom, van Adam, zie Doem.
Dommanget. Vadersnaam. Afleiding van Domange.
Dommartin. l. Vadersnaam Heer Maarten. 2. Plaatsnaam Dommartin in St-Georges (Luik) en verspreid in Frankrijk.
Dommary: Plaatsnaam (Meuse). Of variant van Dommery.
Domme, van, Vandme: 1. Verschrijving voor Van Damme, weergave van dialect o-achtige uitspraak van de a. 2. Eventueel plaatsnaam Vendôme (Loir-et-Cher).
Dommekragt. Een dommekracht is een toestel om zware lasten op te heffen; overdrachtelijk: log, dom mens. Maar het woord is Nieuwnederlands, zodat het dan om een vrij jonge familienaam moet gaan. Vondelingnaam? Renterpretatie?
Dommisse, Domisse. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Domitius, Frans Domice.
Dommanschet, Dohmanschet: Vermoedelijk uitspraak van Frans Domenget, Demanget, verkleinvorm van de voornaam Demange, van Latijnse Dominicus.
Dommel, Dommele, Dommelen, van, Vandommele, Vandemollen, Vandommel, van Dommelle. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Dommelen (Noord-Brabant), 2. Of naar de riviernaam de Dommel in Neerpelt (Limburg).
Dommelaere, Dommeleers. 1. Afleiding van Middelnederlands dommelen: brommen. 2. Bewoner van Dommelen.
Dommerholt, Dommerhold, Dommers. Adresnaam als bij Gorssel.
Dommery. Plaatsnaam Aumerie in Kain (Henegouwen).
Dommisse, Domissen, Domisse, Domis, Dommes, Domms: Vadersnaam Domme met ‘Zoon’. Frans Domice, van Latijnse heiligennaam Domitius. De naam werd in Zeeland ook genterpreteerd als variant van Thomas.
Domna, Domisse, Doma; Friese vadersnaam Domme of Dome; doe, vergelijk verdoemen, Oudhoogduits tuom, Oudnoors tm, en judicium, oordeel, betekende.Doma sate is een hoeve in Anjum in Dongeradeel.
Domont. 1. Plaatsnaam in Meldert en Essene (Oost-Vlaanderen): 2. Zie Daumont.
Dompierre. 1. Vadersnaam Dom Pierre: heer Pieter. 2. Plaatsnaam Dompierre in Noville-les-Bois (Namen) en in Frankrijk.
Domsdorf. Plaatsnaam, Duitsland.
Domus. Re-interpretatie van Dom(me)s of Dommisse.
Don: D’En. Plaatsnaam On (Provincie Luxemburg).
Don Porto. Afkomstig van Porto in Portugal. Don: heer; porto: haven.
Don, Donn, Donne, Donnet, Donne, Donnet, Donnez, Donet: 1. Vadersnaam. Franse vorm van heiligennaam Donatus. Vergelijk Dieudonn. 2. Variant van Donnay.
Donadeo, Donadei, Donadi, Donadio, Donadieu: Vadersnaam. Italiaanse en Franse vormen van Latijnse heiligennaam Donadeus ‘geschenk van God’.
Donaire, Donnairs: Waarschijnlijk spelling van Waalse uitspraak van Donner.
Donald, Donaldson, Donaldsons: Vadersnaam. Britse familienaam. Galisch Domhnall ‘Wereldheerser’.
Donat, Donath, Donatus, Donati Donato, Donatz, Dona, Donas, Donnt, Dounas, Douna, Dunat, Dunas: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Donatus.
Donbavand. Variant van Engelse familienaam Dunbabin, Dunbavin, Dunbavand, Dunbevand. Bijnaam Dun: donker; Bobbin, van Robin.
Donche, Donce, Dons, Donse, Donz: D’Enc(h)e van Oudfrans once: ons (gewicht). Of donce is een Oudfranse gewichtnaam en lengtemaat. Beroepsnaam voor een weger of meter.
Donceel, Doncel, Doncelle: 1. Plaatsnaam Donceel (Luik). 2. Zie Donchaux.
Doncet, Donz: Afleiding van Latijn dominus. Vergelijk Donchaux.
Donchaux, Donceel, Doncel, Doncelle: Oudfrans donzel, afleiding van Latijn dominus: heer. Vergelijk Damseaux.
Donck (van), (van de, (der) Donk, Doncq, Donckx, Donks, Van der Donck, Donckt, Dondkt, Donkt, Verdonk,Verdonq, Verdonc, Verdoenck, Verdonck, Verdonckt, Verdoucq. Familienaam afgeleid van de zeer verspreide plaatsnaam Donk: een zandige hoogte in een moerassig terrein.
Donckier, Doncquier: Oude vorm van plaatsnaam Donceel (Luik). Familienaam Donckier de Donceel.
Dondaine, Dondeine, Dondeyne, Dondenne. Middelnederlands dondeine: belegeringswerktuig, catapult. Bijnaam van de man die het werptuig bediende. Of spotnaam. Vergelijk Selschotter.
Donders, Donner, Donder de, Dunder: Bijnaam ‘Donder’. Bijnaam voor iemand met zware (donder)stem? Beroepsbijnaam voor de stadsartillerist; vergelijk Middelnederlands dondercruut ‘Buskruit’. Of bijnaam voor een lelijk mens?
Donder, de, Donders, Dunder, Donner, Donners. Bijnaam uit donder. Mogelijk bijnaam voor iemand met een zeer zware (donder)stem. Of beroepsbijnaam voor bijvoorbeeld de stadsartillerist. Of misschien bijnaam voor een arm of lelijk iemand, een arme donder? Bijnaam. Middenfrans dond: dik, vet.
Done, Donen, Donnen, Donne: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse dn-naam. Zie Doens.
Dondorp: Misschien de plaatsnaam Dondorf (Noordrijn-Westfalen):
Doneu, Doneux, Donneux: 1. Plaatsnaam Oneux (Somme) of in Theux (Luik): els, plaats waar elzen groeien. 2. Vadersnaam. Varian van Daneux = Daneau.
Donfu, Donfut. Waarschijnlijk van D’Effus. Plaatsnaam Offus in Ramillies (Waals-Brabant).
Donga: Doninga, Friese afleiding van Germaanse voornaam Dono(zie Doene).
Donge, Dongen, van, Donghen: Afkomstig van Dongen (Noord-Brabant).
Dongenaers. Afkomstig van Dongen, Noord-Brabant.
Dongeren, van: Vermoedelijk variant van van Dongen.
Donges. Vadersnaam van Dongers. Germaanse voornaam Donge(e)r.
Dongrie, D’Longrie: van Hongarije.
Donguy, Donghi. Vadersnaam Dom Guy; heer Wijt.
Donick Van, Van Donninck, Van Donnick,Van Doninck, Van Donink, Donincx, Vandoninck. Familienaam uit de plaatsnaam Donik/Dornik in Geel (Antwerpen).
Donis, Donys: 1. Vadersnaam. Variant van de voornaam Denijs. 2. Zie Doignies.
Donjacour: Herverfransende verhaspeling van de Vlaamse familienaam Dansercoer, van Frans Dachicourt. Plaatsnaam Achicourt (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Donk, (van); Donken, Verdonck, Verdonk: Frequente Plaatsnaam Donk ‘Zandige opduiking in moerassig terreinՠ(onder meer Noord-Brabant, Zuid-Holland, Nederlands Limburg).
Donkelaar, van. Herkomstnaam blijkens Ten Donkelaar en: 1618 Anna Jans van Donkelaer = Anna Jans op Donckelaer, Scherpenzeel.
Donker, Donkers, Doncker, Donckers, Donckele, Donckel, Donckels, Donkels, de Donker, de Doncker, de Donckere, Dedoncker, den Doncker, den Donker, de Doncquers, de Doncken, Duncker, Dunker, Dnker, Dunkel: Bijnaam. Middelnederlands donkel, donker ‘Duister, somber’.
Donkersloot: Verdwenen plaats in Riederwaard (Zuid-Holland).
Donkersoord: Plaatsnaam Donkersvoort in Beek en Donk (Noord-Brabant).
Donkerwolke, Donkerwolch, Donckerwolcke, Donkerwolck, Donkerwolk, Donekerwolke, Donkerwold. Bijnaam uit een lijfspreuk of voor iemand met een somber karakter.
Donkmans. Afleiding van Van der Donck, Verdonck.
Donnadou. Variant van Franse familienaam Donnadieu. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam. Donadeus, Donedeus
Donnaint. Misschien variant van Dehonin, zie Dehennin.
Donning, Doninckx, de Doninck: Vadersnaam. Germaanse voornaam Doningus.
Dono, Donot. Waarschijnlijk verschrijving voor Donaux.
Donovan. Iers Donnabhain.
Dons, Donse, Donze: 1. Middelnederlands donst, donse: dons, eerste kinhaar. Bijnaam. 2. Dons van Dooms. 3. Donze kan spelling zijn voor Donze. 4. Zie Doens.5. Zie Donche.
Donselaar, van: Plaatsnaam (in Utrecht?).
Donsin. Variant van Dossin met epenthetische n.
Donvil. Donville. Naam uit de plaatsnaam Onville (Meurthe-et-Moselle) of uit Donville (Manche).
Dood, (van) de: Van der Dood(t) van van der Doorent. Plaatsnaam ter Dorent ‘laats waar doornstruiken, braamstruiken groeien’.
Doodeheefver: Nederduitse familienaam. Wellicht uit 1377 Tomas Dodengrever, Dantsig. Beroepsnaam van de lijkendrager?
Doodeman, Dodeman, Dodde, Dotman. Vadersnaam. 1. Dodeman is een Normandische achternaam die de Noorse term daudhamadhr vertegenwoordigt, een ter dood veroordeeld, bijnaam. 2. Dodeman is een dwarshout om een paal rechtop te houden. Doodeman is een heuvel bij Wijlre.
Dool, van den: Plaatsnaam Den Dool in Meerkerik en Noordeloos (Zuid-Holland).
Doolaard: Afleiding van werkwoord dolen ‘Dwalen, zich vergissen’. Bijnaam.
Doolaege, Doolaege, Doolaeghe, (van) Doolage, Dըoolaege, van Dovlaeghe, Doolaegue, Dolhaeghe, Verdoolaege, Verdoolaeghe: Plaatsnaam. Middelnederlands Do(o)lage ‘moeras, slijkpoel’.
Doom, Doome, Doomen: Doom = d’Eom. Verwantschapsnaam ‘mom’ook ‘grootvader, zwager’. Duits Ohm, Oheim.
Dooms, Doms: 1. Vadersnaam. Afleiding van Doem, Doom, Limburgse korte vorm van de Bijbelse voornaam Adam. 2. Afleiding van Doom (zie op dat woord).
Doorman, Dorreman, Dooreman, Dooremans, Dorema, Doremans, Dorman, Dormans, Dormann, Dormant, Duermans, Deurmans: 1. Afleiding van Middelnederlands dore, deure ‘Deur’. Beroepsnaam van de deurwachter, deurwaarder, portier. Nederduits Dormann. 2. Uit Doornman, afleiding van Van Doorn. Nederduitse Dornemann.
Doorent, van der/den, Verdoorent, Verdoornt, van der Doodt, van der Dood, Dot, Doot, Verdoot, Verdood, Verdoodt, Verdaet, Verdat. Naam uit de plaatsnaam Ter Dorent: plaats waar doornstruiken (bramen) groeien. Dit onder andere in Beveren, Bazel (Oost-Vlaanderen), Opwijk, Anderlecht, Heembeek, Pepingen (Vlaams-Brabant).
Doorn, (van); Verdoorn, Doorne, van (den), van (den/r) Dooren, Vanendorde, Verdoren, Vandoorne, van den Doorent, van Dooren, van (den) Doren, Doorn, van Dor, van Dorn, Doorne: Plaatsnaam Doorn (Utrecht). Maar verder verspreide plaatsnaam Doorn, ‘Doornstruik, braamstruik, haagdoorn’.
Doornbos, Doornebos, Doorenbos, Dorenbos: Frequente plaatsnaam Doornbos ‘Bos met doornstruiken’. Duits Dornbusch. Doornekamp: Plaatsnaam Doornkamp in Empel (Noord-Brabant).
Doornenbal: Ongetwijfeld verhaspelde naam, wellicht van Dorrepaal.
Doornheim: Plaatsnaam Dornheim (Noordrijn-Westfalen, Hessen, Beieren, Thringen).
Doornik, Doornick, van; van Doorninck: Plaatsnaam Doornik, Frans Tournai (Henegouwen). Of plaatsnaam Doornik (Gelderland).
Doornspeek, van: Plaatsnaam Doornspijk in Elburg (Gelderland).
Doorsselaar, van, van Doorsselaer, Doorselaere, van Dorselaar, van Dorselaer, van Dorselaere, van Dorsselaar, van Dorssellaer, van Dorsellaar, van Doosselaer, (van) Doeselaar, (van) Doezelaar, Doorselaer, Doorselaere, van, van Doorslaer, Doorslaere, Doorslaar, Doorslaert, van Doorsselaer, Doorsselaere, van Doorrslaere, (van) Dorselaer, van Dorslaer, van Dorsselaer, Dorsselaere, Dorsselaar, van Dorsseleer, van Doosselaer, Dooselaere, Dooselaar, Dooselaers, (van) Dosselaer, Dosselaere, van Dooselaere, (van) Dousselaere, Dousselare, (van) Doesselaere, van Doeselaer, Doeselaar, Dootselaere, Dotselaere, Dhoostelare, D’Loostelaer, D’Loostelaere: Plaatsnaam Doorslaar in Eksaarde (Oost-Vlaanderen) ‘Laar met doornstruiken’.
Doorsele, Doorzeele, van Doorsele. Naam uit de plaatsnaam Doornzele in Evergem (Oost-Vlaanderen).
Doosje. Plaatsnaam Doosje, Overijssel.
Doorten: Moedersnaam. Zoals Duits Dorten, Drten, van de voornaam Dorothea.
Doove, den, Dooven den, (den) Doven, Dindouve, Doof, Doeven, Doeve, Dove: Bijnaam voor een dove. Frans Lesourd.
Dooy De, De Dooij. Brabantse vorm voor De Dode. Bijnaam voor een bleek, ziekelijk, vreemd uitziend persoon, een wandelend lijk? Of voor een schrikaanjagende verschijning.3 Vergelijk Lemort.
Dop, Dops: Middelnederlands dop(pe), Nederduits dopp ‘Schotel, pot’. Duits Topf. Beroepsbijnaam van de pottenbakker of potgieter.
Doppagne, Dopagne, Doupagne, Dupagne, Depagne: Plaatsnaam Oppagne in Wris (Luxemburg).
Doppe, Doppee. Plaatsnaam Oupeye (Luxemburg).
Doppegieter, Doppegieters: Beroepsnaam van de potgieter. Zie Dop. Vergelijk Duits Topf, vergelijk Duits Dppengiesser.
Doppelt. Duitse familienaam Doppelt: dubbel. Vergelijk Dobbels 2.
Doppenberg: Plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen).
Dor, D’Er: Frans d’Er ‘Van goud’. Beroepsbijnaam voor een goudsmid.
Doraene, Dorane, Doeraene, Doeran, Doerane, Doran, D’Loraene, Dhoeraene, Dhoeraen, D’Loeraene, D’Loeraen, Dhoerane, Orhan, de Ouderaen: Plaatsnaam Ouraan in Geetbets (Vlaams-Brabant) van Ouderaan, van 1312 Oudera; dat is de Oude Aa, de Oude Gete. Zie ook Van der Ouderaa.
Dorange, Dorenge. Plaatsnaam Orange (Vaucluse)?
Doremalen, van. Plaatsnaam, waar ?
Drau, Dorieaux, Doraux, Dorigneuax, Dorignaux. Vadersnaam. Afleiding van Thodore of een Germaanse dor-naam; vergelijk Dorinckx.
D’Erbaix. Plaatsnaam Orbais (Waals-Brabant) en in Opgeldenaken (Waals-Brabant).
Dorban. Vadersnaam. D’Erban, zoon van Orban = Urbanus.
Dorbe. 1. Waarschijnlijk = Dorbaix. 2. Eventueel plaatsnaam Orbey (Haut-Rhin).
Dorchies, Dorchy, Dorchsis. Plaatsnaam Orchies, Nord.
D’Erchimont, Dorchymont, D’Erchymont, Dorcimont, Dornsimond, Dornsimont, Dorssemont, Dorssement, Dosimont, Dosimau. Familienaam uit de plaatsnaam Orchimont (Namen).
Dorelot, Deurloo, Duerlo, Deurloo, Duurloo. 1. Bijnaam uit het Oudfranse dorelot: haarlok op het voorhoofd van mannen. Van daaruit evolueerde het tot lieverd, liefje. 2. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse dorelotier: lintenwever.
Doris, Dorissen, Doresse. Vadersnaam, verkorte vorm van de Griekse heiligennaam Theodorus.
Dorgelo: Plaatsnaam Torgelo (Mecklenburg, Pommeren, Brandenburg). De Overijsselse familienaam Dorgelo, Dargelo is afkomstig uit Lingen (Noordrijn-Westfalen).
Doris, Dories: Vadersnaam. Wellicht verkort uit de Griekse heiligennaam Theodorus.
Dorq. Plaatsnaam Orcq (Henegouwen).
Dordain. Franse familienaam Dhordain. Plaatsnaam Hordain, Nord.
Dorden, van. Verhaspeling (Henegouwen) van Van Doren, met ingevoegde d.
Dore, Doure: 1. Bijnaam voor een goudsmid of vergulder. 2. Zie D’Ereye.
Dorekens, Dorckens, Dorikens, Dorrekens: Bijnaam. Afleiding van Middenenderlands door, dore: dwaas, gek. Duits Tor.
Doreleyers, Doreleijers. Misschien plaatsnaam Dourlers (Nord).
Dorland, (van) Dortland, Duurland: Misschien de plaatsnaam Doullens (Somme) of van dor; slecht land:
Doremus, Lordemus: D’Eremus, naar het woord uit het Lataijnse kerkgezang. Bijnaam voor priester, koster of kerkzanger. Vergelijk Oremus
Dorenebeck. Plaatsnaam Drrenbach (als in Saksen en verder)?
Drenberg, Deurenberg: Plaatsnaam Dorenberg of Drnberg, Duitsland.
Dorens, Doring, Dorink, Dorinckx: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse dor-naam, zoals Dorolf (Fm.).
Doret, Dor, Dorez, Dorquet, Douret: Vadersnaam. Afleiding van Isidore of Thodore of een Germaanse voornaam (zie Dorens).
D’Ereye, Doreye, Dore, Doure, Douraye, Orey: Plaatsnaam Oreye, Nederlands Oerle (Luik).
Dorfeuil, Dorfeuile. 1. Plaatsnaam Orfeuil (Ardèche). 2. Eventueel variant van Darfeuille.
Dorge: Plaatsnaam Orges (Hte-Marne).
Dorgeo, Dorgo, Dorgo, Dorejo, D’Erio, Dorjo, d’Erjo, Dorjot, Dorjon, Dorjoux: Plaatsnaam Orgeo (Luik).
Doria. Italiaanse moedersnaam D’’Oria, D’Auria. Latijnse voornaam Aureaՠgouden, gulden.ռb style='mso-bidi-font-weight: normal'>
Doring, Dorink, Dorinckx: 1. Naam van de Thuringer. Middelnederlands Doringen: Thuringen.
Doris, Dorissen, Doresse: Vadersnaam. Wellicht korte vorm en afleiding van Griekse heiligennaam Theodorus.
Dorlin, Dorleijn, Dourlein, Dourleyn, Derlyn, Derley, Derleyn, Dourleijn: Wellicht variant van Dorelot, met ander achtervoegsel. Oudfrans dorelot ‘Haarlok op het voorhoofd van mannen, van lieveling, lieverd, liefje’.
Dorleman. Duitse familienaam Dorlemann, wellicht : deurwachter.
Dorlet. Dourlet, Derlet, Derley: Variant van Dorelot, met ander suffix. Zie ook Dorlin.
Dorlodot. Afleiding van Dorelot.
Dormael, van, van Doormaal, van Dormaal, van Doormael, Doormalen, (van) Dormal, Dormals, Dormaels, Dormael, de Dormale, Duermael, van Dooremaalen. Familienaam uit de plaatsnaam Dormaal (Dorn-male) (Vlaams-Brabant en Noord-Brabant).
Dormaar: Door wisseling van de liquidae l/r uit de plaatsnaam Dormaal (Vlaams-Brabant, Noord-Brabant).
Dorme, Doorme, Dhorme, d’Lomme: D’Ermes. Veelvuldige plaatsnaam Ormes. Frans orme: olm, iep. Assimilatie rm/mm in D’Lomme; vergelijk Deshommes.
D’Erchimont, Dorchymont, D’Erchymont, Dorcimont, Dornsimond, Dornsimont, Dorssemont, Dorssement, Dosimont, Dosimau. Familienaam uit de plaatsnaam Orchimont (Namen).
Dorelot, Deurloo, Duerlo, Deurloo, Duurloo. 1. Bijnaam uit het Oudfranse dorelot: haarlok op het voorhoofd van mannen. Van daaruit evolueerde het tot lieverd, liefje. 2. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse dorelotier: lintenwever.
Dormingnies, Dorminy, Dormegnie. Plaatsnaam Ormeignies, Ormignies, Henegouwen.
Dormont, d’Ermont, Dooremont, Doremont: Plaatsnaam Ormontin Kain (Henegouwen), Buire-au-Bois (Pas-de-Calais), bij Trier.
Dorn, Dorre. Duits Dorn; doon(struik).
Dorneau. 1. Plaatsnaam Orneau in Noville-sur-Mhaigne (Luxemburg). 2. Uit Do(u)rnel; zie Dournez.
Dornon. Plaatsnaam Ornon (Isre).
Dornseiffen, Dornseiff. Plaatsnaam Dornseifen (Duitsland). Vergelijk Dornsiepen (Duitsland). Middelnederlands spe: vochtige laagte.
Dorny, Dourny. Plaatsnaam Orny, Moselle.
Dorp, Dorpe. 1. Korte vorm voor Van (den) Dorpe. 2. D’Erp. Plaatsnaam Orp-le-Grand, Nederlands Groot-Adorp of Orp-le-Petit, Nederlands Klein-Adorp (Waals-Brabant).
Dorpe, van (den), Dorp van, Vandorpe, van (den) Durpe, van Dorp, van Deurp, van den Deurpen, van den Deulpen: Verspreide plaatsnaam Dorp ‘ekker, hoeveland, landgoed, dorp, dorpsplein’.
Dorpel, van den; van den Durpel, Van den Deurpel: 1. Middelnederlands plaatsnaam dorpel, du(e)rpel ‘Dorpel, grens, landpaal’. 2. Soms 18de eeuwse vondelingennaam, onder andere in Leuven gevonden op de dorpel van St.-Kwintens. 3. Re-interpretatie van van den Dorpe.
Dorper, Drper, de Dorpel, Dorpel, Dorpels, de Durpel, Druppel: Bijnaam voor een dorper, de dorpeling, boer, met boerse manieren, soms schurk. Vergelijk Frans Vilain.
Dorpsman, Dorpman, Dorpmans, Dorsman, Dorpmanns: Bijnaam voor een dorpsbewoner of dorpeling. Of afleiding van den Dorpe.
Dorrenberg, Dorenberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Dornberg (als in Beieren) of Dornberg.
Dorrepaal: De familie heette in de 17de eeuw in Katwijk (Zuid-Holland) ook Borrepaal ‘aal bij een bron’. Dorrepaal is wellicht een oude vorm voor dorpel.
Dorresteijn, Dorrestijn: Plaatsnaam Dorrestein (Utrecht).
Dorrin. Misschien D’Erigny, Plaatsnaam (Aisne). Maar wellicht veeleer een verschrijving voor een als Derinee uitgesproken Derine.
Dorrij: Ook Dory. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Dodorik: Dottaricu.
Dors, Dorsch(, Dorscht: Duitse familienaam Dorss, van Middenhogduits torse: koolstronk. Bijnaam voor iemand met opgeschoten gestalte.
Dorscheich. Plaatsnaam, Duitsland.
Dorsinfang. Plaatsnaam Orsinfaing in Villers-sur-Semois (Luxemburg).
Dorssers, Dosses, Dosser. Beroepsnaam van de dorser.
Dorsthorst, (te), Dorshorst, (te), Dors, Dorst. Familienaam uit de plaatsnaam Te Dorsthorst: in Lichtervoorde, Harfsen, (Gelderland). Wellicht in oorsprong de naam van een boerderij (dors(t): achterzijde, moed en horst: uit vogelhorst, via versterking, vaak naar boerderij.
Dorsser, van: Plaatsnaam Dorsel in Nijlen (Provincie Antwerpen.
Dorst, (van): Plaatsnaam Dorst (Noord-Brabant).
Dort, van: Plaatsnaam Dort = Dordrecht (Zuid-Holland).
Dorthu, Dortu. Plaatsnaam Dort = Dordrecht (Zuid-Holland).
Dortmans. Afkomstig van Dortmund, Duitsland.
D’Ertona. Italiaanse plaatsnaam Ortona.
Dortan, Dortants, Dortant: Plaatsnaam Dortan (Ain)? De familienaam lijkt evenwel (althans in de 16de eeuw) uit Nederlands Limburg te stammen.
Dorts. Afleiding, zoon van Dort.
Dorval. Plaatsnaam Orval (Luxemburg, Cher, Manche).
Dorvaux. Plaatsnaam Orvault (Loire-Atl), Orvaux (Eure), Orveau (Seine-et-Oise, Loiret).
Dorvillers, Dorviler, Dorvillez. Plaatsnaam Orvillers, Oise.
Dorville, Orville. Plaatsnaam Orville, onder meer Pas-de-Calais.
Dory. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Dodorik: Dottaricus.
Dorze. Plaatsnaam Rose, Namen.
Dossaer: Uit Dosschaert, van d’Losschaert, van Middelnederlands hoveschaert ‘Beschaafd, welopgevoed man, hoofs man’. Vergelijk Dossche.
Dossche: Uit D’Loossche. Bijnaam voor de hoofs(ch)e, die hoofs, hoffelijk, gemanierd, beschaafd is.
Dossogne, Dosogne, Dossoine: Plaatsnaam Ossogne in Havelange (Namen), Matagne-la-Petite (Namen), Thuillies (Henegouwen).
Doseray, Doserai, Dosseray, Dosserai, Dossray: Luiks-Waals dozer: koorknaap, koorzanger.
Dosfel, Dosveld: Plaatsnaam Dosfeld in Brger (Duitsland) of Dorsfeld in Kerpen (Duitsland).
Dosire, d’Lozier, Dosi: Plaatsnaam. Oudfrans osire: plaats waar teenwilgen groeien. Ozires (Hte-Marne). Ook Wazires= Ozires.
Dosquet. Naam uit het (Verviers) Waalse doskt: groot stuk brood. Ook afgeleid van dos: rug. Bijnaam voor iemand met een hoge rug. De naamvarianten komen voor langs de Maas.
Dosschaert, Dossaer: D’Losschaert, van Middelnederlands hoveschaert: beschaafd, welopgevoed man, hoofs man. Vergelijk Duits Ԉoossche, Dossche.
Dosse. 1. D’Es(se). Plaatsnaam Oss (Noord-Brabant). 2. Variant van Dossche.
Doster, Dostert. Plaatsnaam Oster in Ereze en Odeigne (Luxemburg).
Dostrich, Dostriche, Dostrichs, Dotrice: D’Au(s)triche: van Oostenrijk.
Dothet, Dotet. Plaatsnaam Othet-les-Bois in Chokier (Luik).
Dothe, Dothee, Dothey, Dotheij: Plaatsnaam Othe, Elch (Luik).
Dotrange, Dotrenge: Plaatsnaam Otrange (Luik), Nederlands Wouteringen.
Dotreppe, d’Etreppe: Plaatsnaam Otreppe in Bierwart (Namen).
Dtsch, Dotsch, Doetsch, Dtsch. 1. Duitse familienaam (regio Bamberg), knuffelvorm uit de voornaam Dietrich (zie bij Diederik). 2. Of bijnaam uit de Duitse dutsch: onbeleefd, lomperd.
Dottenijs, van. Plaatsnaam Dottenijs, Frans Dottignies (Henegouwen).
Douai, Douay, Dedouai. Plaatsnaam Douai, Nederlands Dowaai (Nord). Zie ook Van Douway.
Doublecourt. Waarschijnlijk=Dobrecourt.
Doublet, Doblez: Oudfrans doblet: deken, sierdeken; gevoerd kledingstuk, wambuis. Beroepsnaam.
Doubremont. Verhaspeling van Doutremont?
Doucet, Douc, Douce, Doucez, Dousset, Dousse, Douchet, Dochet, Duchez. 1. Moedersnaam. Waarschijnlijk heiligennaam Dulcis. 2. Vrouwelijke vorm van Frans doux: zachtaardig. Vergelijk Ledoux. Zie Doucet.
Douchin, Douchain, Doucin, Dossin. Bijnaam uit doux: zacht.
Douchard, Douchar, Douchau, Doucha, Dauchaps, Dauchat, Dauchaux: Afleiding van Frans doux: zacht. Bijnaam. Vergelijk Doucet.
Douchy, Douchi, Douchie, Douchies, Doucy, Doucij, Doucie, Doussy, Dousy, Doussis, Dochy, Dossi, Duchi, Duci, Ducy, Dusi. 1. Naam uit de plaatsnaam Douchy (Nord, Pas-de-Calais, Aisne, Loiret). 2. Zie ook Dauchy. 3. Weinig warschijnlijk is de plaatsnaam Doucy (Savoie).
Doucq. Een familie Boucq liet voor 1940 haar naam wijzigen in Doucq.
Doudard, Dudard, Dudart, Duda, Dudas, Douard, Douat, Douart, Thoua, Thoa, Touat, Toua, Douhard, Douhar, Douhart, Douha, Douhaerdt, Doehaerd, Duhard, Duhart: vadersnaam. Germaanse voornaam Dodhard.
Doudou, Doudoux, Doudouh. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam dod-wulf: Dodolfus.
Douet, Douette, Douez, Thouet, Thouette, Touette, Thuet, Thuez: Vaders-, moedersnaam. Afleidnig van Germaanse voornaam Dodo.
Douffet. Plaatsnaam Ouffet (Luik).
Douglas. Engelse plaatsnaam (Lancashire).
Douhard, Dauhar, Douhart, Dauha, Douaerdt, Doehaerd, Duhard, Duhart: 1. Plaatsnaam Ouhar in Anthisnes (Luik). 2. Zie Doudard.
Douhet. Luxemburg Waals hypercorrect voor Douchet.
Douillet, Douillez, Douilli, Douillie, Douillie, Douilly, Douilliez, Douyez, Douli, Doulie, Doulier, Doulliez, Douliez, Doyez, Doyer, Doyers: Afleiding van Oudfranse bijvoeglijk naamwoord doille: teder, teer, zwak, gevoelig. Bijnaam.
Douillire, Doulire: Spellingvariant van Franse familienaam Douyre in Normandië. Oudfrans duire, doiere, Middenlatijn ducaria: pijp, afvoerkanaal, hol.
Douin. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam dod-win: Dodoinus.
Doulceron. Afleiding van doux; zacht.
Doulet, Doulex, Douley, Doulette, Doullet: 1. Variant van Dolet. 2. Variant van Douillet.
Douma, Douwma. Friese vadersnaam., afgeleid van de voornaam Douwe.
Doumier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam dm-hari ‘mordeel-leger’. Of uit Daumier, Deumier = Dimier: tiendheffer?
Doumont. 1. Heel waarschijnlijk variant van Dumont. 2. Plaatsnaam Doumont in Fosse-la-ville of Bioul (Namen).
Dour. Plaatsnaam, Henegouwen.
Dourcy. Plaatsnaam Ourcy in Wegnez, Luik.
Dourdent, Durdin, Derdin: Bijnaam. Frans dure dent, Waals durdin: harde tand. De vondeling Laurent Durdin (22 juni 1818, Antwerpen) is in 1844 in Booischot getrouwd als Derdin.
Dourdon. Plaatsnaam (les) Ourdons in Tourinnes-St-Lambert, Waals-Brabant.
Dourlent, Dourlens, Dorland: Plaatsnaam Doullens (Somme).
Dournez, Dorn, Dorne, Dornez, Durnez. Familienaam uit het Zuidfranse dourne: kruik. Bijnaam of beroepsnaam.
D’Eurson, Ourson, afleiding van Frans ours: ber. Vergelijk Lorson 2. Dours.
Dourt, Dourte. Plaatsnaam Ourthe in Ste-Marie-lez-Neufchteau (Luxemburg).
D’Eusselghem. Plaatsnaam Oeselgem, West-Vlaanderen.
Douterlot. Verschrijving voor Doutreleau of Doutrelou.
Doutrebande, Doutrebante, Doutrebente. Plaatsnaam Outre-Bende in Ampsin (Luik).
Doutreleau. Plaatsnaam Outre-LՅau: over het Water, in Buissenal, Pruwelz (Henegouwen).
Doutrelou, Doutreloux, Doutreloup, Dutreloux, Dutreloup: Plaatsnaam Outrelouxhe (Luik). 1770 Outrelouge.
Doutrelon, Doutrelong, Doutrelen, Doutrelandt: Gedemouilleerde vormen van Doutreluingne.
Doutreluigne, Doutreluingne, Doutreligne, dՠOutreligne, Doutreleigne, Douterluingne, Douterluigne, Douterluighe, Douterlungne, Douterlugne, Doutrelungne, Doutrelugne, Douterloigne, Doutreloigne, Doutrelon, Doutrelong, Doutrelen, Doutrelandt. 1. Familienaam uit Dկutre (le) Ligne: een waternaam in Doornik. 2. Of uit Dկutre La Luigne: een waternaam in Luingne (Lowingen in Henegouwen).
Doutremont, Doultremont, d’Eultremont, d’Eultremont, Dotremont, Dotrimont, Dautremont, Dotermont: Plaatsnam Outremont: outre (le) mont, ultra montem: over de berg. Vergelijk Van Overberg. Plaatsnaam in Warnant (Namen).
Doutrenne. Waarschijnlijk verkeerde lezing van Doutreuwe: Doutrwe.
Doutrepont, d’Eutrepont, Doultrelepont, Doutrelepont, Doutrebon: Plaatsnaam Outre (le) Pont: over de Brug. Plaatsnaam in Ponthieu (Somme), Kamerijk (Nord), Bever (Vlaams-Brabant) en (Marne).
Doutrewe, Doutrwe, Doutrwe, Doutrew: Plaatsnaam Outrewe in Housse (Luik): van over het water. Vergelijk Doutreuwe, Doutreleau, Doutreau(x). Of out rw: over de beek.
Douven. Deze Limburgse familienaam moet als Duven begrepen worden. 1. Bijnaam duve: duif. Voor een duivenfokker of naar de huisnaam. 2. Vadersnaam, voornaam Duive.
Douvere, Doeuvre: Plaatsnaam Douvre (Ain), Douvres (Calvados). Of Douvres = Dover (Engeland)?
Douway, van. Plaatsnaam Dowaai, Frans Douai (Nord).
Douwinga, van de Friese vadersnaam Douwe.
Douze: 1. Frans Douze ‘Twaalf’E Vergelijk Duits Zwlfer; lid van een genootschap van twaalf’. 2. Plaatsnaam Douze (Cantal, Dordogne)?
Douxchamps, Douchamps, Douchamp, Douchand, Douchant: Plaatsnaam Douxchamp (Namen).
Douze. 1. Frans douze: twaalf? Vergelijk Duits Zwolfer: lid van een genootschap van twaalf. 2. Plaatsnaam Douze (Cantal, Dordogne)?
Dovenmhle, van der. Plaatsnaam Dovenmhlen In Horst, Dovemhlen in Verden, Duitsland.
Dovenrade. Plaatsnaam Douvenrade, Limburg.
Doveren, van, Doverin, Dovern: Plaatsnaam Doeveren (Noord-Brabant) of Doveren (Duitsland).
D’Everschie. Plaatsnaam Overschie (Zuid-Holland).
Dovifat, Dovifaaz. Plaatsnaam Ovifat in Robertville, Luik.
Dozin, Dossin, Dosin, Duzijn, Dozinel. Naam uit het Oudfranse dozain: inhoudsmaat (1/12 of 12). Verwijzing naar een beroep ?
Doye. Lees: d’Eye. Plaatsnaam Oye (Pas-de-Calais).
Doy, Doyen, Doijn, Doije, Dooyes: 1. Vadersnaam, Brabantse vorm van Doeden, met j-glijder na d-syncope. Zie Dodin. 2. Zie ook Ledoyen.
Doyon. Plaatsnaam Doyon in Flostoy, Namen.
Dozie, Dozier, Dկsier. Frans osier: teenwilg, teen. Vergelijk Dosire. Beroepsnaam van een mandenvlechter.
Dozin, Dossin, Dosin, Duzijn, Dozinel: Oudfrans dozain: inhoudsmaat (1/12 of 12). Vergelijk dozijn.
Dozo, Dozot. Plaatsnaam Ozo in Izier (Luxemburg).
Dozy: Variant van Dosy, dat voor veel interpretaties vatbaar is: Douchy, Dauchy, Dhaussy.
Draaisma, Draaistra; Friese afleiding van plaatsnaam Draai, bijvoorbeeld in Heerhugowaard (Noord-Holland) en Uitgeest (Noord-Holland).
Draak, (den); Draeck, Draeckx, Drake, Drach, Drache, Drack: Bijnaam naar de draak, huisnaam of spotnaam. 1575 Simon Jansz van Roomen, apotheker in Den Draek in Middelburg, heette naar zijn huis Simon Draeck. Of voor een vaandrig ԓint-Joris met de draak’.
Draaijer, Draijer, Dreijer, Draayer, Draaier, Draayer, Drayer, Draeyers, Dreijer, Dreyers, Dreyer, Dreier, Drijmans: Beroepsnaam van de houtdraaier.
Draege, van, van Draeghen: Samengetrokken uit Van der Hage(n).
Draet, Draht, Draths: Beroepsnaam van de ijzertrekker, draadtrekker. Vergelijk Duits Eisendraht, Siebdraht.
Drabbe, Drabe, Drab, Drabb, Drabben, Drab, Drabs, Drap, Draps: 1.Vadersnaam. 2. Bijnaam voor wie op een drafje loopt, gehaast loopt, druk heen en weer loopt. Oudengels Drabba.
Drachter, Derachter, van Daarachter. Vgl Derboven.
Dradin, Dradon: Vadersnaam van Grardin, Grardon, Waals Dj(i)rdin, -on.
Drager, Dragers, Draegers, Draeger: Beroepsnaam van een drager, pakkendrager.
Dragon, Dragone, Dracon, Dragonneau: 1. Vadersnaam. Franse voorwerpsvorm (cas-rgime) van de Germaanse voornaam Drago. 2. Frans dragon ‘Draak’. Vergelijk (den) Draak. In dit geval bijnaam naar een huisnaam of voor een vaandrig (die droeg St.-Joris met de draak).
Draguet, Draguez. 1. Afleiding van Oudfrans drague: ekster. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Drago.
Draily. Plaatsnaam Raillies in Bailivre (Henegouwen); of Renlies.
Drancourt. 1. De Rancourt. Plaatsnaam (Somme, Meuse, Vosges). 2. Plaatsnaam Drancourt in Estrboeuf (Somme) of Derancourt (Meuse).
Dragt: Plaatsnaam Drachten (Friesland): Drachten bestaat oorspronkelijk namelijk uit twee dorpjes Noorder en Zuider Dracht.
Dranen, van, Draanen van: Plaatsnaam. 1852 van Dranen, Utrecht; van Draanen, Breda.
Dransart. Plaatsnaam Ransart, Henegouwen, Pas-de-Calais, Somme.
Dransfeld. Plaatsnaam, Duitsland.
Drapier, Drappier, Drapiez. Beroepsnaam van de drapenier, lakenfabrikant, lakenwever of lakenkoper.
Drapeau, Drapel: Oudfrans drapel, van drap: laken, stuk stof. Beroepsnaam.
Drau, Draux, DՒaux. Vadersnaam Raux, Raoul, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Radolf.
Draut, Draud: 1. Duitse bijnaam. Middenhoogduits trt, Duits traut: lief. 2. Duitse vaders-, moedersnaam. Korte vorm van een trth-naam.
Dravers, Draevers: Beroepsnaam van een draver, loper, bode. Vergelijk Duits Traber.
Drayton. Verspreide plaatsnaam, Engeland.
Dran, Dreano: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Adrianus.
Drau, Dreaux, Dreau, Draux: Plaatsnaam Rau (Seine-et-Marne).
Dreelinck, Drielinck, Drielinckx, Driegelinckx, Driegelinck. Bijnaam uit het Middelnederlandse dretelinck, dreelinck: troetelkind.
Dregmans: Uit Drechtmans, afleiding van een plaatsnaam op -drecht?
Dreher. Duitse beroepsnaam van de houtdraaier, vergelijk Draayer.
Dreisbach, Dresbach: Plaatsnaam Dreisbach, verschillende plaatsen in Duitsland.
Dreisziger, Dreisigh, Drescigh, Drescig: Duitse bijnaam van een boer die een goed van 30 ‘Dachwantՠ(een stuk land dat op n dag geploegd kan worden) bezit. Vergelijk Duits Dreissigacker.
Dremt, van den. Verhaspeling van Van dem Bremt.
Drenger, Drnger: Variant van Duits Trenger = Trenker: drinker.
Drenth, Drent, Drenters: Streeknaam Drenthe.
Drecher, Dreschers, Dresser, Dreser, Trescher, Trsch: Duitse beroepsnaam van de graandorser. Vergelijk Dorssers.
Dresdner, Drezner. Afkomstig van Dresden.
Dressel, Dresl. Beroepsnaam. Middenhoogduits drhsel: houtdraaier. Vergelijk Dresseleers.
Dresselhuis, Dresselhuys: Plaatsnaam Dresselhusen, Dresselhausen in Hopsten (Noordrijn-Westfalen). Naam van de houtdraaier, naar het werkhuis waar gedraaid wordt.
Dresseleer, Dresseleers, Dresselaer, Dresselaert, Dresselaerts, Dressalaers, Dresseler, Dressler, Dreseler. Familienaam uit de beroepsnaam dreselaer: houtdraaier, meubelmaker, Duits Drechsler.
Dreu, Dreuz, Dreuw, Dreu, de: 1. Eigenlijk Dedreu, van Dedreux. Plaatsnaam Dreux (Eure-et-Loir). 2. Vadersnaam. Picardisch vorm van Germaanse voornaam Drogo.
Dreuer. Beroepsnaam van de houtdraaier.
Dreumel, van. Plaatsnaam, Gelderland.
Dreumont, Drumont, Drummond. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam drug (drogo)-mund of van truth-mund. Familienaam uit de plaatsnaam Dreumont in Marbais en Tilly (Waals-Brabant). 3. Vervorming van De Reumont. Zie bij Reumont.
Dreve, Drever: 1. Plaatsnaam Drewer (Noordrijn-Westfalen), waarvan afgeleid Duits Drevermann. 2. Zie Drijver.
Drewllo. Plaatsnaam Drewelow.
Drewes: Vadersnaam. Nederduitse vorm van de voornaam Dries, Andries.
Drey, Dreye, (van) Draye, Draije, Drayes, Dray: Plaatsnaam (Warnant-) Dreye (Luik).
Dreyfus, Dreyfuss, Druyfus: 1. Duitse familienaam Dreifuss: drievoet, treeft. Beroepsnaam of bijnaam voor iemand die met zich laat sollen (die zich als voetbankje laat gebruiken). 2. Als Joodse familienaam Re-interpretatie van Trevus: uit Trier.
Driane, Driainne. Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Adriane, heiligennaam Adriana. Vadersnaam is ook mogelijk, vergelijk Anrianne.
Dreymans: Afleiding van Dreijer ‘Houtdraaier’.
Dric, Drich. Vadersnaam. Verkort van Diedrik, Diedrich.
Dricot, Drigo: Vadersnaam Driscot, afleiding van Andrieu, Andr. Vergelijk Driket van Drisket.
Driebeek. Waternaam Driebeek, bijvoorbeeld Drybeken in Zulte, Oost-Vlaanderen.
Driedijk, Drijdijk: Plaatsnaam Driedijk ‘laats waar twee polderdijken bij elkaar aansluiten’in ‘s-Heerenhoek (Zeeland). Ook in Kieldrecht, Verrebroek en Waterland (Oost-Vlaanderen).
Driedonks, Driedonkx. Plaatsnaam Driedonk in Deinze (Oost-Vlaanderen) en Zichem (Vlaams-Brabant).
Driegen, Driege, Drieghe, Driech, Drigue, Dreige: Van Middelnederlands werkwoord dri(e)gen ‘Hechten, rijgen’. Beroepsnaam van kleermaker of naaister. 2. Van werkwoord driegen ‘Bedriegen’bijnaam voor een bedrieger.
Driehuijzen, Driehuizen, Driehuis. Familienaam uit de plaatsnaam Driehuizen (of varianten) in Opdorp, Baasrode, Balen-Neet en op diverse plaatsen in Nederland.
Driehuis: Plaatsnaam in Reek (Noord-Brabant), Vessem, Wintelre en Knegel (Noord-Brabant) en Velsen (Noord-Holland).
Driel, van, van Drielen, van Triel, van Treel: Plaatsnaam Driel (Gelderland).
Drielsma: Friese afleiding van de plaatsnaam Dryls ԉJlstՠin Wymbritseradiel (Friesland).
Drien. Vadersnaam. Korte vorm van Adrien=Adrianus. Brugse voorouders van Driencourt staan in de 18de eeuw ook als De Riencourt vermeld
Driencourt, Driancourt, Dryancour: 1. Plaatsnaam Driencourt (Somme). 2. De Riencourt, Plaatsnaam (Pas-de-Calais, Somme).
Driepont, Dryepondt, Drijepondt, Drijpondt, Dreypondt: Bnaam naar gewicht of munt.
Dries, van den, Driese, van den; van Driessen, van Driessche, van den Driest, van Drusche, Verdries: Heel frequente plaatsnaam Dries, ten Driessche, met als afleiding betekenis algemene weide, schrale weide, driesprong, dorpsplein, gerechtsplaats’.
(van den) Dries, Driesse, Vandendries, van den Driesche, van den Driesch, van den Drissche, van den Drische, van den Driessche, Driesschen, van den Drieske, van den Driesen, van den Dris, Drisse, van den Drice, van den Dreschs, van den Driexhe, van den Driest, von den Driesch, Waendendries, van Dries, van Dris, Drisse, van Driesche, van Driessche, van Driessen, van Driessch, van (den) Driesshe. Familienaam afgeleid van de zeer verspreide plaatsnaam dries: gemeenschappelijke weidegrond, driesprong van wegen, dorpsplein, gerechtsplaats, braakland.
Driesen, Driesens, Driesse, Driessen, Driessens, Drissen, Dreis: Vadersnaam. Korte vormen en afleiding van de voornaam Andries (zie op dat woord). Sterkendries, Langendries, Langhendries, zoon van, dries van Andries.
Drieskens. Vadersnaam. Afleiding van Drieskin, afleiding van Dries, Andries.
Driesman, Driesmans, Dreschmann, Dreszmann: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Dries, Andries. 2. Afleiding van Van den Dries(se).
Driesprong: Plaatsnaam ‘laats waar drie wegen samenkomen’ook ‘laats waar drie bronnen ontspringen’. Driesprong in Ede (Gelderland), Haarlemerliede (Noord-Holland) en Ketel (Zuid-Holland). De Driesprong in Wateringen (Zuid-Holland).
Driesque, Drisque, Drique. Vadersnaam. Afleiding van Dries.
Driesschaert, Driscart: Afleiding van Van den Driessche.
Driessen, van, van Driesten: 1. Plaatsnaam Driessen (Nederlands-Limburg, Waalwijk). 2. Zie van den Dries(se).
Drift, van der. Plaatsnaam Drift, Dricht: doorwaadbare plaats, weg waarlangs het vee gedreven wordt.
Driftig. Bijnaam voor een driftig, onstuimig mens.
Drijberg, Dryberg, Drybergh. Plaatsnaam Drieberg: Driebergen, Utrecht.
Drijbooms, Drybooms: Plaatsnaam Drieboom: draaiboom, slagboom in Eeklo, Kaprijke, Willemskerke (Oost-Vlaanderen).
Drijkoningen, Drykoningen, Drikoningen. Bijnaam. Waarschijnlijk naar de frequente huisnaam.
Drijver, de(n), de Dryvere, de Dryver, Drijvers, Dryvers, Driver. Beroepsnaam van een drijver: ezeldrijver, schapendrijver, koeien.
Drimmelen, van: Plaatsnaam (Noord-Brabant).
Drincham, van. Plaatsnaam, Frans-Vlaanderen.
Drinck, van de, van de Drynck, Verdreng, Verdren, Verdrenght, Verdrengh: Plaatsnaam Drink, Drenke: drinkplaats voor vee, wed. Vergelijk Op de Drynck. De Drink is ook een overblijvend deel van een zeearm in Sint-Jans-Polder, ten oosten van Kadzand.
Drinckwaard. Plaatsnaam, 1229 Drencwaert in Zuidland, Zuid-Holland.
Drinkebier, Drincqbier: Bijnaam voor een bierdrinker.
Drioel: Vadersnaam. Nederlands spelling voor Waalse Drioul, vleivorm op –oul van de voornaam Andr.
Drion, Dryon: vadersnaam. Romaanse vleivorm van heiligennaam Andras, Frans Andrieu.
Drioul, Drioule, Drijoel, Dryoels, Dryoel, Dryhoel. 1. Waale vleivormen op –oui van de voornaam Andre, Andreas. 2. Mogelijk ook afgeleid uit de plaatsnaam Les Dryolles in Hargimont.
Drisket, Drischet, Driesket, Driket: Vadersnaam. Waalse afleiding van Andries.
Drobe, Drob: 1. Vadersnaam, van Drubo, bakervorm van Germaanse throth-naam, met balth of berht als tweede element, bijvoorbeeld Drodbald, Drotbertus. 2. Jongere vorm van Nederduits Drve: de bedroefd.
Drockenmuller, Drgemller: Duits ook Druck(en)mller, Truckenmller, Drgemller. Eigenaar van een droge molen, een molen op droog terrein.
Drocourt. 1. Plaatsnaam Drocourt (Pas-de-Calais, Seine-et-Oise). 2. Samentrekking van De Rocour; zie Rocour.
Drode. Samengetrokken, van de Rode.
Droesbeke, Droesbecke, Droesbeque: Plaatsnaam Droesbeek ‘Drabbige, troebele beek’.
Droeshout, Droeshoudt, Droeshaut, Droshout, Droushoudt. Naam uit de plaatsnaam Droeshout (troebel bos) in Opwijk (Vlaams-Brabant).
Droeven, Drooven, Drouven, Drouvin, Drouwen, Druvent: 1 vadersnaam Drove, van Germaanse voornaam Drogo. 2. Bijnaam. Droevig, treurig.
Droffelaar, van: Plaatsnaam. Afleiding van Droffel, land ten noorden van Iepeloo (Wierden, Overijssel)?
Drofmans. Wellicht variant van Drogmans, doorf/ch-wisseling (vergelijk Middelnederlands brulocht = bruiloft).
Droga, Drogart, Drougas: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Drogo.
Drogenbroek, van, Drogenbroeck, van, van Droogenbroeck, van Drooghenbroeck, van Droogenbroek, van Droogbroeck, van Droogenbrock. Familienaam uit de plaatsnaam Drogenbroek (droog gelegd moeras) in Woluwe (Brussel) of Droogbroeck in Hoeselt (Limburg).
Drogn, Droogn, Droogne, Drogne. 1. Naam uit de plaatsnaam Rogne (Namen). 2. Zie ook Droinet.
Droinet, Droogn, Drogn, Droogne, Drogne. Vadersnaam uit de voornaam Drouin.
Droguet, Droguest, Drouguet, Druguet: Vadersnaam. Romaanse afleiding van de Germaanse voornaam Drogo.
Droh. Plaatsnaam Grardheid, Waals Drh in Ensival (Luik).
Drhsler, Drssler: Duitse beroepsnaam Drechsler: houtdraaier. Vergelijk Draayer, Dresseleers.
Droinet, Drogn, Droogn, Droogne, Drogne: Vadersnaam. Afleiding van Drouin.
Droixhe, Droische: Plaatsnaam Droixhe in Bressoux (Luik) en Jupille (Luik).
Drolinvaux. Plaatsnaam Drolenval in Cornesse, Luxik.
Drok: Zoals Drock, Frans uitspraak van (de) Droog? Of variant van Druk, verkort uit Drukker?
Dromart, Dromard, Dromaert, Dromat, Droumart, Droumar, Dromet, Dromelet, Dromlet: Vadersnaam. Germaanse voornaam drug-mr; ‘krijgsman-beroemd’. Afleiding op -et, -elet.
Dromme, van, van Drome, van Drom, van Droemme, Vandroemme, van Daeromme. Familienaam uit de plaatsnaam Daeromme: thoff daer omme (Bekkerzeel), hof van Ginderomme, om de bocht van de weg, omde hoek.
Drommer. 1. Bijnaam voor een dromer. 2. Nederlandse vorm van Germaanse voornaam Drogmar, zie Dromart.
Dron, Drong, Druon. Vadersnaam van Drogon, Rom.aanse voorm van Germaanse voornaam Drogo.
Drongelen, van: Plaatsnaam Drongelen (Noord-Brabant).
Dronghen Van. Familienaam uit de plaatsnaam Drongen (Oost-Vlaanderen).
Dronkelaar, van: Plaatsnaam bij Putten (Gelderland):
Dronkers: Bijnaam. Middelnederlands droncker(e)’Dronkaard’.
Dronsart. Plaatsnaam Ronsard in Lahamaide, Henegouwen.
Droogh, de, Droog, de, den Droege, Droge, Droog, Drock, Drougge: Bijnaam. Middelnederlands droog ‘Droog, saai, onvriendelijk, onspraakzaam’.
Droogmans, Drooghmans, Droeghmans, Droechmans, Drogmans, Drochmans, Drugmans, Drugman, Drugmand, Drugmant, Drukman, Drockmans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam drug-mund ‘krijgsman-bescherming’. Trucmondus. 2. Deze vadersnaam werd al vroeg genterpreteerd als bijnaam voor een dorstige: droge mond. 3. Afleiding van bijvoeglijk naamwoord droog. Bijnaam voor een saaie droogstoppel. Vergelijk De Droog(h).
Droogenbosch, van. Plaatsnaam Drogenbos, Vlaams-Brabant.
Droogenbroodt, Droogenbroot, Droghenbroodt, Drogenbroodt, Drooghenbroodt, Doogenbroodt: Bijnaam voor iemand die droog brood eet, die te arm of te gierig is om boterhammen te smeren.
Droogendijk, Droogendyk: Plaatsnaam Droge Dijk ‘Binnendijk, slaperdijk’. Drogedijk in Hontenisse (Zeeland), Drogendijk in Dinteloord (Noord-Brabant).
Drooger, Droogers, de Droger: Beroepsnaam van de droger (van laken) of een kruidendroger, drogist.
Drooghaag, Droghag, Droeghaag, Droeghaeg, Droeghag: Plaatsnaam Haag betekende ook bos. Vergelijk Drogenbos.
Droogsma. Friese vadersnaam uit de (wellicht) voornaam Droon/Droog (oorsprong nog onbekend).
Drop. Middelnederlands drope: jicht, schurft, waterzucht. Bijnaam naar het ziekteverschijnsel.
Drsch, Droesch: Duitse dialect geronde vorm van Dresch(e), nomen agentis voor Drescher: dorser. Beroepsnaam.
Drossaer, Drossaert, Drossart, Drossaart, Drossard, Droessaerts, Droessaert, Droissart, Dros, Drost, Drosten, Droste, Tros: Middelnederlands drossate, drost ‘Hofmaarschalk, hofmeester, rentmeester, veldmaarschalk, stadhouder, drost’.
Drosselmeier. Duitse familienaam. Re-interpretatie (Drossel: lijster) van Dresselmeier: boer, meier op een meierij, goed Dresel, Dreesahl.
Drossens, Drossin, Drosson, Droussin: 1. Vadersnaam. Vleivormen van Germaanse voornaam Druzo, so-afleiding van Germaanse throth-naam. Vergelijk Duitse familienaam Troschke, afleiding van Truso, van Trutbert. 2.
Drosson, De Russon. Frans vorm van plaatsnaam Rutten, Limburg.
Drot, Drott. Variant van Duits Trott. Bijnaam voor iemand die moeilijk en langzaam loopt.
Drouet, Draouet, Drouhait, Druet, Druez, Druw, Druwez, Drevet: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Drogo. Vergelijk Drouart/Druard.
Drouillin, De Rouillon, plaatsnaam in Annevoie, Namen.
Drouin, Drouhin. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Drogwin.
Drouineau, Droniau. Vadersnaam, afleiding van Drouin.
Droulans, Droolans, Druylants, Druylans, Druylandt, Druylant, Draelants, Draelant, Dralants, Dralans, Dralands, Draelens, Draulans: Plaatsnaam Draland in Neerlinter en Oplinter (Vlaams-Brabant).
Droul: Variant van Derol, Derollez; Plaatsnaam Rollezin Verchocq (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen) en Hubersent (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Drouot, Drouet, Draouet, Drouhait, Druet, Druez, Druw, Druwez, Drevet. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Drogo/Drug.
Droulans, Droolans, Druylants, Druylans, Druylant, Druylandt, Draelants, Draelant, Dralants, Dralans, Dralands, Draelens, Draulans. Familienaam uit de plaatsnaam Draland in Neerlinter en Oplinter (Vlaams-Brabant).
Droy. Wellicht samentrekking van Van de Roy.
Droyers. Waarschijnlijk dialect vorm van Draayers.
Druant. Vadersnaam, Franse afleiding van Germaanse voornaam Drogo; Thurandus, Truannus, Druant.
Druard, Druart, Druaert, Drouart, Drouard, Drowaert, Drowart, Drowaer, Drovard, Drawart, Truyaert, Trouwaert, Trauwaert: Vadersnaam. Uit Druard, Drouart, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam drug-hard.
Druaux. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Drogo. Frans ook Drouault.
Drubbel, Drubbels: Bijnaam van het werkwoord drubbelen ‘Trippelen, dansen, huppelen, touwtje springen’.
Drubigny. Plaatsnaam Rubigny (Ardeche) of Rubignies in Sars-la-Bruyre (Henegouwen).
Druesne, Druesnes, Druenne. Plaatsnaam Ruesnes, Nord.
Druet, Druetz, Druez. Zie Drouet. 2. Samentrekking van Deruez.
Druinne, Druine, Druyne: Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van Drouin. Zie Droinet.
Druits, Druijts, Druyts, Truyts: Bijnnaam. Middelnederlands druut: vriend, minnaar. Vergelijk Ledru.
Druk, Drucks, Druck, Dedreuck: Korte vorm van de familienaam Drukker. Dedreuck is wellicht de Waalse aanpassing van De Drucker.
Drukker: 1. Middelnederlands drucker: verdrukker, vervolger. De familienaam duikt pas sinds de 16de eeuw op. Hij zal dus wel een beroepsnaam zijn voor een boekdrukker.
Drummen. Naam uit de plaatsnaam (De) Rummen (Vlaams-Brabant - nu deel van Geetbets).
Drumont: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam drug-mund of thruth-mund: Drudmunt.
Drunen, van; van Druenen: Plaatsnaam Drunen (Noord-Brabant).
Drunick, van: Ook Dreunick, van Druningen. Vergelijk plaatsnaam Hoge Dreunk in Hilversum (Noord-Holland).
Drusius. Gelatiniseerde humanistennaam van de orintalist Jean vanden Driessche.
Drury, Drory, Drouri: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaans naam throth-rik ‘macht-heerser’.
Druten, van: Plaatsnaam (Gelderland).
Druwe. 1. Samentrekking van De Ruwe. 2. Spelling voor Druw.
Druyve, Druyff: Beroepsbijnaam van de druiventeler of huisnaam. Vergelijk Duits Traub.
Druw, Druwez, Druwe. 1. Zie Drouet. 2. Samentrekking van Deruw: zie Deruez.
Drijfhout: Middelnederlands drijfhout ‘Wrakhout’. Bijnaam?
Dryburgh. Aanpassing van Dericbourg.
Drymael. Verschrijving van Dormael.
Drye. Vadersnaam. Korte vorm van Andry, heiligennaam Andries.
Drijger, Drijvers: Door v/g-wisseling uit Drijver.
Drijver, Dreve, Drever: Beroepsnaam van een drijver, bijvoorbeeld ezeldrijver of schaapdrijver.
Dua. 1. Franse vertaling (in de Franse tijd eind 18de eeuw) van de familienaam Van der Aa. 2. Waalse vorm van Duart. Duart, zie D’Luart.
Dubacq, Dubach: Zoon van Lebacq.
Dubail, Dubaille. Plaatsnaam Le Bail(l)e, van Latijn baculum: paal, omheining, afsluiting. Le Baile in Aulnoye (Nord) of Le Baille in Agnez-ls-Duisans (Pas-de-Calais).
Dubar, Dubard, Dubart, Dubaer, Dubaere. Plaatsnaam Le Bar; hoogte. Bar (Aube, Meuse).
Dubbeldam: Plaatsnaam (Zuid-Holland). Maar volgens Hekket heeft Dubbeldam niets te maken met de plaatsnaam in Zuid-Holland. Hij verklaart Dubbeldam als reinterpretatie van Dubbeldom, van Dubbeldman.
Dubbelden, den, Dubbel, Dubbeld, Dubbelman, Dubbeldeman: Bijnaam voor een dubbelhartige, valse. Zie ook Dobbels.
Dubbeling, Dubbeldeman, Dubbelman: Vadersnaam. Afleiding van Dubbel(t), variant van Germaanse voornaam Dieboud; zie volgende.
Dubbelink, in Friesland Dubblinga, vadersnaam. Die oorspronkelijke naam is Dietbolt in oud-Saksische, Thiebald of Thiebaut in oud-Frankische form; voluit Theodbald. Door verzachting en afslijting is die naam in de loop der eeuwen by het Nederlandse volk tot Dubbelt, Dubbel, Dobbel geworden. In Friesland komt het nog heden ten dage in de vorm Dubbelt, als mansnaam voor. Dubbelink (ook een havesate in Twente draagt die naam) is dus een versletene vorm van ‘t oorspronkelijke Theodbalding.
Dubelloy, de Belloy, Dubbelloy, Belloy, Beloy, Dubelley, Bellay, Bellai, Bellais, Belhay, Blay, Belaey, Bilaey. Familienaam uit de plaatsnaam Belloy (Somme, Oise, Orne), in Laplaigne (Henegouwen), Waver (Waals-Brabant), Bellay (Seine-et-Oise). Uit het Latijnse betulum: beukenbos.
Dubessay. Plaatsnaam Bessay; plaats waar berken groeien.
Dubbelman, Dubbuld, Dubbelt, Dubbelden, van: Bewoner van Dubbeling bij Beuningen (Gelderland): 1475 Dubbelding; in Hellendoorn Overijssel; nabij Noord-Deurningen (Denekamp, Overijssel):
Dubi, Dubi, Dubie, Dubit, Dubied, du Biez, Duby: Plaatsnaam Biez, Waals bi, Frans bief, van Middenlatijn bedum: kanaal, sluiskolk.
Duboccage, Dubocage, Duboucage, Bocaege, Bocage, Bocace: Plaatsnaam Bo(s)cage: bosje.
Dubois, De Boys, Debois, Desbois, De Boi, Deboit, Dubos, Dubosq, Dubosq, Dubosc, Dubosch, Duboc, Dubocq, Dubose, Duboze, Duboz, Dubot, Dubost, Du Boullat, Boulay. Plaatsnaam Boulay, van betulum; berkenbos. Of plaatsnaam Bois, van Germaans busku; struikgewas, bos.
Dubois, Du Boys, Desbois, Debois, De Boi, Deboit: Plaatsnaam Bois, van Germaans busku: struikgewas, bos. Pendant van Van den Bos(sche).
Duboisse, Dubusse. Plaatsnaam Rouchi baisse, Frans bche: houtblok.
Debost, Dobos, Dobo, Dobosch Familienaam uit de plaatsnaam ‘Bois’. Uit het Germaanse ‘Buskuՠ= struikgewas, bos. Franse familienaam, pendant van van den Bos(ch).
Dubos, Dubosq, Dubosq, Dubosc, Dubosch, Duboc, Dubocq, Dubose, Duboz, Duboze, Dobost, Dobot, Debost, Deboos, Dobos, Dobo, Dobosch. Picardische variant van Dubois Germaanse busku, van Picardisch bos (bo, bou) (zie daar).
Dubray, Dubrais, Dubrai, Dubraye: Plaatsnaam Bray; zie Debray. Misschien wel Le Pays de Bray in Normandië.
Dubreucq, Dubreuque, Dubreu, Dubreux, Breucq, Debreuque, Debreuck Debreuk, de Breuck, de Breuk, de Brueck, de Bruck, Debreu, de Brue, Debrucq, Debruc, Debrucq, Debru, du Bruq, Dubrus, Dubrux, Dubrecq, de Breck: Plaatsnaam Le Breucq in Fiers (Nord), Vloesberg (Henegouwen). Picardische vorm van Nederlands broek: moeras. Zie Dubrocq. Soms vertaling van Van den Broeke.
Dubrocq, Debrocq, de Brock, de Broc, Debrouck, de broeck, de Broek: Plaatsnaam Broc, Romaanse vorm van Nederlands Broek: moeras. Vergelijk Debrou, Dubreucq, van den Broeke.
Dubrui, Dubruit, Dubruy. Waarschijnlijk variant van Dubru.
Dubruine. Henegouwse aanpassing van De Bruine.
Dubruqu, Dubruncquez, Dubrunquez, Debrunquez, Brunquet: Plaatsnaam Breuquet, van Picardisch breucq, Nederlands broek: moeras. Le Breucquet in Courset (Pas-de-Calais). Let op de epenthetische n. De plaatsnaam Le Brunquet in Wierre-au-Bois gaat waarschijnlijk op Brucquet terug.
Duburg: Ook Dubourg, van Franse plaatsnaam Bourg, van Germaans burg ‘Burg, burcht, van versterkte plaats, dorp, gehucht’.
Duburque, Duburcq, Deburck, De Burck. Plaatsnaam Burques in St-Martin-au-Laղt (Pas-de-Calais).
Dubus, Dubut, Dubu, Dubusc, Dubuque, Dubuc, Dubucq, Debus, Debut, Debu, Debue, Debeu, Dubuis, Dubit, Dubuy, Debuy, Debuys, Bui, Buy. Picardisch-Normandische vormen van Dubois: van den Bos(sche). Plaatsnaam (le) Bus, van Germaans busku: struikgewas, bosje. Bus (Pas-de-Calais, Somme). Dubus is moeilijk te onderscheiden van Dubuis. Plaatsnaam Buis, van Latijn Buxus: bosboom, buksboom.
Debusy, Debussy. Variant van Franse familienaam Debussy. Plaatsnaam Bus(s)y, van Latijn boscus, buscus, Germaans busku: bosje, struikgewas. Vergelijk Boxy.
Duc, le: Frans Leduc ‘De hertog’.
Ducachet. Plaatsnaam Cachet: verborgen, afgelegen plaats. Of Re-interpretatie van Ducajo?
Ducaert, Ducart, Ducaers. 1. Zie Duikers. 2. Soms misschien analogievorming met -aerad-suffix voor Middelnederlands ducaet: ducaat, gouden munt. Bijnaam naar de muntnaam; vergelijk Penninck.
Ducarme, Ducarne, Decarme, Decarne: Plaatsnaam. Picardisch Carme, Frans charme, van Latijn carpinus: haagbeuk.
Ducarmon: Plaatsnaam Carmont in Couthuin (Provincie Luik).
Ducarreaux, Ducarreau, Ducareau, Ducarroz: Plaatsnaam. Frans Carreau, Oudfrans carrel, Middelnederlands careel: baksteen, tegel. Wellicht steenbakkerij. Plaatsnaam te Coreel in Parike (Oost-Vlaanderen), ten Correele in Zarlardingen (Oost-Vlaanderen).
Ducastel, Ducastelle, Ducasteele, Ducatel, Ducatelle, Ducastiau, Ducastiaux, Decastia, Decastiaux, Decastiaux, Decasteau, Ducatteau, Ducatteeuw, Ducatteuw, Ducatteau, Ducath, Ducat, Ducate, Ducatez. Familienaam afgeleid van ԣastel’het Pikardische voor kasteel. Zeer verspreide plaatsnaam, afkomstig van woon- of verblijfplaats, onder andere in Henegouwen.
Ducellier, Decellier, Cellier, Selliers, Selli, Celly, Dusselier, Dusslier, Duslier: Frans cellier, van Latijn cellarium: kelder. Naar de woonplaats (vergelijk Van de Kelder) of bijnaam voor de keldermeester.
Duchatel, Duchtel, Duchastel, Duchateau, Duchteau, Duchteaux, de Chtel, Dechateau: Verspreide plaatsnaam Chtel, Chteau: kasteel. Vergelijk Ducastel.
Duchatelet, Duchatelez, Chatelet, Chatelais. Verspreide plaatsnaam Chtelet die deze familienaam hielp ontstaan.
Duchemin, Chemin, Douchement, Dusemang: Plaatsnaam. Frans chemin: weg. Vergelijk Van de Wege, Deckemin.
Duchne, Dechenne, Dechene, Duschesnes, Duchsne, Ducheyne, Duchaine, Duceine, Duseine, Dussein, Dusseine, Ducenne, Ducene, Dusenne, Dusene, Dusne, Desenne, Dechenne, Dechene, Dechesnes, Dechesne, Dechaine, Dechesne, Duqune, Duquenne, Duquene, Duqueine, Duquesnes, Duquesne, Ducquesnes, Dyquenne, Dequne, Dequenne, Dequenes, Dequene, Dekenne, Dekene, Dekaine, Dekinne, Desquennes, Dequesne, Dequesnes, Desquenne, Desquenes, Quesnes, Quesne, Quenne, Quene, Qune, Chnes, Chne, Chne, Schne, Schne, Schene. Familienaam uit de Franse plaatsnaam Chaine, het Picardische caisne: eik. Franstalige variant van Van Eycken.
Ducheine: Andere spelling voor Frans Duchne, van plaatsnaam Chne, van Latijnse cassanus ‘aik’. Vergelijk van der Eiken.
Ducheny, uchenij: Plaatsnaam, afleiding van chne: eik. Eikenbos. Plaatsnaam, Waals Tchni in Arville (Luxemburg), Cherry (Yonne).
Duchesnet, Dechanet. Plaatsnaam Chenet, van chne: eik.
Duchet, Duchet, Duch, Ducs, Duc. Naam uit duc: hertog. Dit voor iemand met een leidende functie.
Duchiron. Franse familienaam. Plaatsnaam Chiron, Cheyron, Cayron : rots.
Duchou, Duchoux. Zoals Duchoul beroepsnaam van de groenteteler, die kool teelt. Vergelijk Waals-Vlaams koolkapper.
Ducobu, Ducobbu, Cobut, Cobu, Cobus. Naam uit de plaatsnaam Cobut in Lessine en Flavion (Namen).
Ducrocq, (de) Crocq, (de) Crock, (de) Krock, Crok, Krok, de Croocq, de Croock. Familienaam uit de plaatsnaam Le Croc: haak (kleine verhevenheid in het landschap). Op diverse plaatsen in Frankrijk.
Ducobu, Cobut, Cobu, Cobus: Plaatsnaam Cobut in Lessive en Flavion (Namen).
Ducoffre. Oudfrans cofre: kast, kist. Beroepsnaam voor de meubelmaker, schrijnwerker of voor de kassier, schatbewaarder.
Ducoin, Ducoing, Descoins: 1. Plaatsnaam Couin (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Coin: hoek. Vergelijk Van (den) Hoeke.
Ducomble. Plaatsnaam. Middenfrans comble, van Latijn cumulus: hoogste punt, top, hoogte, heuvel.
Ducommun. Plaatsnaam Le Commun: algemene weide, bijvoorbeeld in Lessen (Henegouwen). Vergelijk Comeyne.
Ducornet, Ducornetz, Ducornez, Ducorney, Ducornait, Descornet, Descornez, Decornet, Decorn: Plaatsnaam Cornet: hoek, hoorn. Vrij verspreid.
Ducoron, Ducoront, Ducorron, Ducron: Plaatsnaam Coron: hoek, wijk, gehucht, afgelegen buurt. Plaatsnaam Coron in Blaugies, Hyon (Henegouwen).
Ducouran, Ducourant. Re-interpretatie van Ducoron(t).
Ducouret, Doucouret: Plaatsnaam Couret, afleiding van cour: hof.
Ducrocq, (de) Crocq, (de) Crock, (de) Krock, Crok, Krok, de Croocq, de Croock: Plaatsnaam Le Croc: haak, van kleine verhevenheid. Le Croc in Domvast (Somme), Hesdin (Pas-de-Calais), Rijsel (Nord). Le Crocq in Pas-de-Calais en Delettes (Pas-de-Calais).
Ducros, Ducrot, Ducro, Ducroux, Ducreux, Ducruet: Plaatsnaam Cros, Creux: holte, kuil, groeve.
Ducrotoy, Ducrottois, Ducrotois. Plaatsnaam Le Crotoy, Somme.
Ducroux. 1. Zie Ducros. 2. Picardische variant van Ducroix.
Duculot, Culo, Culot, Deculot: 1. Plaatsnaam Culot: uithoek, uiteinde. 2. Oudfrans cul, afleiding van culot: kont, gat, achterste, zitvlak. Bijnaam. 3. Duculot kan een Re-interpretatie zijn van Duclos.
Ducuroir. 1. Plaatsnaam. Frans dialect curoir: bleekweide. Familienaam van de linnenbleker. Vergelijk De Bleeker. 2. Re-interpretatie van Ducourroy.
Dudal, Dudals. 1. Zie van Daal. 2. Bretonse familienaam Dudal: met zwart voorhoofd, met somber humeur.
Dudan, Dudans, Dudant, Dudome: 1. Oudfrans dan(s), van Latijn dominus: heer. 2. Dudam, vertaling van Van den Damme.
Dudebout. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dodbald.
Dudek. Poolse en Tsjechische bijnaam: hop (vogelnaam).
DՕdekem, dՕdekom: Plaatsnaam Udekem in Zoutleeuw (Vlaams-Brabant).
Duden. Vaders-, moedersnaam. Germaanse voornaam Dodo, Dudo, vrouwelijk Duda. Het kan een bakervorm zijn van de voornaam Diederik.
Dudicq, Dudicque, Dudique: Plaatsnaam. Oudfrans dike, Frans digue, Middelnederlands dijc: dijk. Of vertaling van Van den Dijke. Vergelijk Deldycke.
Dudink, Dudinck, Dudingh, Duding, Dtting, Duden, Dding. Adresnaam. Ink is een toevoeging als ing dat achter een kind werd gevoegd. Achterhoek?
Dudot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Dodo. Vergelijk Dudon, Duden.
Dudoute. Plaatsnaam Le Douet, Loire-Atl.
Dudzele, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen. Ook in Geluwe, Ip.
Duer: Uit van Deur, van van Deurne?
Duerinckx, Tuerlinckx, van persoonsvoornaam Dure, Ture, Thuro, Tuerle. Thuro was een gotische bevelhebber en ook het land Thringen in Duitsland ontleend zijn naam van die voornaam. Ook in Friesland treffen we deze ouden persoonsnaam nog aan in geslachts- en plaatsnamen. Te weten in de geslachtsnamen Duursma, Duursema, During en Duurs, nevens Drigen en Von Dringsfeldt in Duitsland. Verder in Duurswolde, zoals een dorp heet in Opsterland (Friesland), en een landstreek in Fivelgo (Groningerland). Dringen is de naam van een dorp bij Bremen. Van den verkleinvorm Duurke (hetzelfde als Tuerle, maar in andere spaak) stamt de Groninger geslachtsnaam Duurkens, de plaatsnaam Duurkenakker, een gehucht bij Muntendam in Groningerland.
Dust, van den: Plaatsnaam.
Duet, Du, Due, Duelz, Duez: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Dodo, variant van Douet.
Duetz: 1. Nederduits Dtsch ‘Duits, Diets, Germaans’. 2. Vadersnaam. Oude bakervorm van een Germaanse diet-naam.
Dufaisant. Dialect Frans faisant; doende, bezig, werkzaam.
Dufauquez, Dufauqiez. Plaatsnaam Fauquez in Itter, Waals-Brabant.
Dufay, Dufays, Duffay, Dufaye, Dufaij, Dufayt, Dufait, Dufeys, Dufey, Dufeijs, Duffey, Defays, Defay, Defaye, Defais, Faye, Fay, Faij, Fahy, Fahy, Lafay, Lafaye, Laffay. Familienaam uit de verspreide Romaanse plaatsnaam Fayi, dit uit het Latijnse fagetum: beukenbos.
Dufayel, Dufayet. Verspreide plaatsnaam. Afleiding van Latijn fagus: beuk.
Dufeignies. Plaatsnaam Feignies, Nord.
Dufermont, Dufourmont: 1. Plaatsnaam (Capelle-)Fermont (Pas-de-Calais), in Rivire (Pas-de-Calais) of Montigny-sur-Chiers (Meurthe-et-Moselle); in Leuze (Henegouwen), Grandmetz (Henegouwen) of Maulde (Henegouwen). 2. Eventueel door klankverandering uit Defroidmont.
Dufeu, Dufeux. Bijnaam (homme) du feu voor een smid, brandweerman of brandmeester (vergelijk de Vierman).
Duffel, van. Plaatsnaam Duffel (Antwerpen).
Duffeleer, den, (de) Duffeler, Duffuler, Duffluer: Herkomstnaam van de Duffelaar, afkomstig van Duffel (Antwerpen) of De Duffel, de streek Nijmegen-Kleve.
Duffield. Plaatsnaam, Derbyshire, East-Yorkshire.
Dufief, Dufiefs, Defief, Lefief: Plaatsnaam. Frans Fief: leen(goed). Vergelijk Van de Leene.
Duflocq, Dufloucq, Duflouck: Plaatsnaam in Izelles-Hameaux (Pas-de-Calais): Romaans floscum: vij ver, waterplas, drinkplaats. Zie ook Duflot.
Dufloer. Familienaam in Duinkerke. Waarschijnlijk re-interpretatie van Duffeleer of Duflou.
Duflot, Duflo, Duflos, Dufloo, Duflou, Dufloer, Duflon, Duflont, Defloo, Deflo, Deflos, De Floo, De Flo, De Fl, Deflou, (de) Flou, Flot, Flo, Lefflot, Leflot. 1. Naam uit de plaatsnaam le Flos: vijver, waterplas. 2. Eventueel ook uit de plaatsnaam Flot (in het Nederlands: vloet): vloed, waterloop, beek.
Dufoin, Dufoing, Defoin, Defoing, Deffoin: 1. Naams fwin, Waals faing, Frans fagne: veen. Vergelijk Van de Ven. 2. Een enkele keer Frans foin: hooi. Vergelijk 1350 Egidius de Feno (Latijn faenum: hooi), ter vertaling van Gillis van der (h)oye (volksetymologisch).
Dufont, Dufond, Dfont: Plaatsnaam. Frans font: fontein, bron.
Dufonteny. Plaatsnaam Fonteny in Bioul (Namen), Loupoigne en Vieux-Genappe (Waals-Brabant), ook in Frankrijk.
Duforeau, Duforeeuw, de Freeuw: Plaatsnaam Foreau, Oudfrans forel, van Oudfrans forest: bos, woud. Vergelijk Foureau.
Duforet, Duforez, Duforret, Duforest, Deforest, Deforet, de Freest, Drefreyst, Defryst, Defrijst, Defort, Deforeit, Laforest, Laforette, Laforet, Lafort, Lafforest: Plaatsnaam. Oudfrans forest, Frans fort: bos, woud. Vergelijk Forest; Van den Forreeste.
Dufort, Dufoor, Dufoort, Defoort, Defoor, de Foor, Defoordt, Defordt, Foort, Defort, de Foirdt. Familienaam uit de plaatsnaam fort; versterkte plaats, fort.
Dufour, Dufourt, Dufourc, Dufours, de Fourt, Defour, Defourt, de Four, de Fourt, Defoer, Dufoer, Defor, De Foere. Familienaam uit de plaatsnaam Ԧour’. oven (brood- of steenbakoven). Defoer kan een Nederlandse verschrijving zijn van Defour, maar de kan ook een lidwoord zijn.
Dufourny, Defourni, Defourn, Defourny: Plaatsnaam. Frans fournil: bakhuis, bakkerij. Naar de woonplaats of het beroep.
Dufrgne, Dufrasne, Dufrasnes, Dufranes, Dufrasme, Dufranne, Dufrane, Dufraigne, Dufragne, Dufrgne, Dufraisne, Dufraine, Dufrenne, Dufrene, Dufresne, Dufresnes, Dufraign, Dufreine, Defraine, Defraigne, Defregne, Defraene, Defranne, Defrane, Defrasnes, Defraisne, Defrenne, Defrenes, Defrene, Edfrennes, Defrnes, De Frene, (de) Frne, Defresne, Defresne, Fresne, Deffrasnes, Deffrasne, Deffranes, Defranne, Defrannes, Desfrasnes, Deffresnes, Deffrenne, Deffrennes, Desfrennes, Desfrenne, Defreine, Defrein, Defreyne, de Freyne, de Freyn, De Freijne, Freyne, Defrijn, Defryn. Familienaam uit de plaatsnamen Frasnes, Fresne, Plaatsnaam fraisne, frasnes, Henegouwen, Namen, Aisne, Nord, Pas-de-Calais, Somme. Deze namen komen allen uit het Oudfranse fraisne, frasnes, Frans frn: es, Fraxinus. Het is de Franstalige tegenhanger van Van Es(sche).
Dufrnoy, Dufresnoy, Dufrennois, Dufrenois, Dufrenoy, Dufrainoy, Fresnoy, Frenois, Frenoi, Frenoy, Frenay, Frenaij, Fragnay, Fresnais, Fresnay. Naam uit de plaatsnaam Frnaie, van Latijn fraxinetum: essenbosje. Deze naam komt op heel wat plaatsen voor. Frasnoy (Nord), Fresnoi (Nord), Fresnoy (Pas-de-Calais, Somme), Frenoit in Vloesberg (Henegouwen), Frenay in Limont (Luik).
Dugaillier, Dugailliez, Dugailliez, Dugailly, Dugaillay, Dugally, Dugalliez, Degaillier, Gailly, Gally, Cahi, Gahy, Gaillier, Gailliez, Gailliet, Gaillet, Gaillez, Galj, Galjee, Gallier, Galliez, Galli, Galli, Gallie: Plaatsnaam. Waals gaillier: notenboom.
Dugait, Dugay: 1. Franse familienaam Duguay. Gehuchtnaam Gay (Isre, Puy-de-Dme, Dordogneɮ).- 2. Eventueel spelling voor Dugu.
Dugard, Degard: Plaatsnaam Gard, van Germaans garda: gaard, tuin, omheining, omheinde plaats. Le Gard in Crouy (Somme).
Dugauquie, Dugauquier, Dugaucquier, Duquaquier, De Gauquire, Degauquie, Degauquier, Degauquieui, Du Gauthier, Dugautiez, De Gaultier, Gauqui(, Gouqui, Gauquier, Gouqie, Gouqi, Gockier, Dujacquier, du Jacquier, Dujacquire, de Jacquier, de Jacquire. Familienaam uit het Picardische Gauquier: notenboom. Naar woonplaats. De vormen met zijn regressievormen. De vormen met t door associatie met de voornaam Gautier.
Dugenest, Dugenet, Genest, Geneste, Genestre, Genesse, Geniesse, Ginestet, de la Geneste: Plaatsnaam. Oudfrans geneste, Frans gent: brem. Vergelijk Van de Ginste.
Du Gauthier, Dugautiez, Dugautier, de Gaultier: 1. Vadersnaam. Zoon van Gautier, Franse vorm van Germaanse voornaam Wouter. 2. Re-interpretatie van Dugauquier.
Dugerny. 1. Luiks-Waalse variant van Dugernier. 2. Plaatsnaam Le Gernyin, Jemelle, Namen.
Duggan. Ierse familienaam O’Tubhagain, afleiding van dubh: zwart.
Du Guesclin, Du Gueselin: Plaatsnaam Guesclin, eertijds versterking tussen St-Malo en Cancale (Bretagne).
Dugois. Plaatsnaam Ghoy (Henegouwen). Zie ook Degouy(s).
Dugu, Duguet, Duguez, Degue, Deguee: Plaatsnaam. Frans gu: wad, doorwaadbare plaats.
Duguproux. Plaatsnaam Gu Proux, dat is pierreux: met stenen, keien bezaaid wad.
Duhaien, Duhayen. Plaatsnaam Hayen, a Dolembreux,
Duhain, Duhen, Duhein, Duhin, Dehain, Dehin, Dehen, Dhen, Dehing, Dehin, Deheyn, de Heyn, de Heijn. Familienaam uit het Oudfranse ham, heim en het Germaanse haim: heem, huis, dorp.
Duhait, Dehait, Dehais, Deheid, Duhez, Dehet, Dehez, Dehe, Deh: Verspreide plaatsnaam Hez, Waals h, heid: steile helling met heide of bos begroeid. In Bolland (Luik), Queue-du-Bois (Luik, Saive (Luik).
Duhamel, Duhameau, Duhameeuw, Dehameau. Familienaam uit de plaatsnaam Hamel, die afgeleid is uit het Germaanse hamma, landtong, uitspringend in inundatieterrein, van Oudfrans hamel, Frans hameau: gehucht.
Duhannoy, Duhennois: Plaatsnaam Hannoy in Courcelles (Henegouwen) en Le Hanois in Fontaine-lՅvque (Henegouwen).
Duhappart. 1. Zoon van Happart. 2. Plaatsnaam Happart in Hautrage en Sirault (Henegouwen).
Duhautbois, Duhaubois, Hautbois, Haubois, Oboy: Plaatsnaam Haut Bois: hoog bos, in Haltinne (Henegouwen), Petit-Roeulx (Waals-Brabant), Thimon, Viesville (Henegouwen), Virginal (Waals-Brabant).
Duhayon, Dahaijon, Hayon: Plaatsnaam Hayon in Villers-la-Loue (Luxemburg), Hayons in Dohan (Luxemburg). Afleiding van Frans haie, van Germaans hagja: haag, bos.
Duhocquet, Duhoquet. Plaatsnaam Le Hocquet in Arques, Blandecques, Ferques, Oye, Tilques, Questrecques (Pas-de-Calais).
Duifhuizen, van, van Duifhuys, van Duijf huijs, van Duyfhuys, Duifhuise, Duffhauss, Duffhues: Plaatsnaam Duifhuis (onder meer Noord-Brabant): duiventil.
Duikeren van, van Duijkeren: Plaatsnaam Duiker in Rekem, Uikhoven (Limburg), Mol, Muizen (Antwerpen) (Duitsland)?
Duiker, Duikers, Duyckers, Duykers, Duijkers, Dukel, Dukers, Duker, Dukerts, Dukker, Dckers, Duckert, Duckerts, Duyckaerts, Duykaerts, Duijckaerts, Duckaert, Duckaartz, Duchaartz, Ducaert, Ducart, Ducaers: Middelnederlands duker ‘Duiker, duikvogel’. Ook Middennoordduits dker ‘Duiker, duikvogel’. Wellicht de naam van een jager op of iemand die zelf op voedsel dook. Familienaam.
Duin, Duine, Duyn, Duijn, Duijns: 1.Vadersnaam. Germaanse voornaam Duno. Vergelijk Duininck. 2. Verkort uit van Duin.
Duin, (van), Duinen van, van Duyn, van Duynen, van Duijn, van Duijne, van Duijnen, van Dun, van Deun: Plaatsnaam Duin. Duinen. Eventueel plaatsnaam Dun in Hilvarenbeek (Noord-Brabant) of De Duinen in Koksijde.
Duindam, Duijndam. Adresnaam, zie vorige met een dam. Zo ook Duijnhoven, van, Duynhoven, van.
Duinhof, Duinhove, Duinhoven, Duinhoeve, van Duynhoven, van Duijnhoven: Plaatsnaam Duinhoven in Lieshout (Noord-Brabant).
Duinhouwer, Duijnhouwer: Wellicht aanpassing van Duitse Dauenhauer ‘Duigenhouwer’.
Duininck, Duininck, Deuninck, Deuninckx, Deunynck, Deunijnck, Deunk, Donning, Doninckx, (de) Doninck: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Duno.
Duinkerke, van, Duinkerken, Duinker: 1. Plaatsnaam Duinkerke (Frans-Vlaanderen) of Oostduinkerke (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Duinkerken (Gelderland).
Duinslager, Duinslaeger, (van) Duynslager, (van) Duynslaeger, Duynslaegher, (van) Duijnslaeger, Duijnslager, van Dhuynslager, van D’Luynslager. Familienaam naar de woonplaats: een duinslag, duinpad.
Duis, Duys, Dhuys, D’Luys, Duijs, Duijsens, Duysens, Duysen, Duyssens, Duysinx, Duizings, Duyzings, Deus, Deuse, Deusings, Deuss, Deusen, Duisberg, Duesberg: Plaatsnaam Doesberg in Kleine-Spouwen, Vlijtingen en Lanaken (Limburg).
Deuszen. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Theudo: diet, volk. 2. De naam Duits, Duitz is in de tweede helft van de 18de eeuw ook ontstaan uit Duisings. Dit bij het verhuizen van ene Benedictus Duijsings van Maastricht naar Barneveld (Gelderland). Daar splitste de naam uit in vele varianten.
Kijk dus ook bij Duytsche.
Duisters: Middelnederlands duuster ‘Duister, dom, verschrikkelijk’. Hamburgs de dster, de dster ‘Duivel’E
Duits: 1. Plaatsnaam Deutz bij Keulen, door Kiliaan Duytsch genoemd. 2. Volksnaam van de Duitser.
Duivelaar, Duyvelaar, Doevelaar: 1. Plaatsnaam bij Dalfsen (Overijssel): 1381 Douveler. 2. Duivelaar: duivenfokker. Vergelijk Duits Taubler, Daubler, Middenhoogduits tbelaere. 3. In Zeeland werd de familienaam gerenterpreteerd als Duivelander: van Duiveland (Zeeland).
Duiven, Duivens, Duives, Duivis. Vadersnaam, voornaam Duif. Vergelijk Douven.
Duive: Duif, bijnaam of huisnaam.
Duiven, van; van Duven: Plaatsnaam Duiven (Gelderland).
Duivendijk, (van); van Duijvendijk: Plaatsnaam Duivendijke (Zeeland).
Duivenee, van: Naam van het in 1530 genundeerde ambacht Duivenee in het verdronken land van Zuid-Beveland.
Duivenvoorde, Duivenvoorden, van Duijvenvoorde: Plaatsnaam Duivenvoorde (Zuid-Holland).
Duivewaarde, Duijvervaardt: Plaatsnaam Duivenwaard (Zuid-Holland).
Duivis, Duyvis: Vadersnaam. Zoals Duiven(s) afgeleid van de voornaam Duif.
Duizend, Duijzend: Vergelijk Duitse familienaam Tausend, een verkorting van een van de vele met Tausend beginnende familienamen, zoals Tausendengel, Tausendfreund, Tausendfrevel, Tausendherze, Tausendpfund. Vergelijk Nederlands Duizendkunst, Duijzenddaalders.
Duizendstra: Friese familienaam, afleiding van de familienaam Duizend, Duits Tausend.
Dujacquier, Dujacquiez, du Jacquier, Dujaquier, Dujacquire, Dujacquires, Dujacier: 1. Vadersnaam. Zoon van Jacquier, vleivorm van Jacques. 2. Hypercorrect voor Dugauquier.
Dujardin, Dujardsijn, Dujardein, Dujardeyn, Dejardin, Dusarduyn, Dusardeijn, Dusarduijn, Dugardin, Dugardyn, Dugardijn, Dugardein, Dugardeyn, Degardin, Desjardin, Desjardins, Desgardin, Gardein, Gardin, Gardyn, (de) Gardeyn: Verspreide Plaatsnaam Jardin, Picardisch Cardin; tuin, zo ook Jordaan, Amsterdam. De naam beantwoordt vaak aan van den Boomgaard. Zie ook du Gardein. Mogelijk als plaats van bewoning of werkplaats.
Dujourie. Plaatsnaam jarrie: eikenbos; braakland. Franse familienaam Dujarrier, Dujarry in Midden- en West-Frankrijk: eikenbos.
Dular, Dulaar, Delard, Delart, de Laere, Delaere, de Larre en waarschijnlijk ook de Lare, de Larre. Familienaam afgeleid van het Franse lard: spek, varkensvlees. Beroepsnaam van de lardiermeester (bewaarder van de vleesopslagplaats), of van de (spek)slager.
Dulac, Dulak: Plaatsnaam. Frans Lac: meer, vijver.
Dulait, Dule: Bijnaam van een melkman, melkboer? Of spelling voor Dulet of Doullet.
Dulauroy, Duloroy: Plaatsnaam Lauroie: plaats waar laurieren groeien.
Dulcken. 1. Korte vorm voor Van Dulken. 2. Dulleken. Zie Dullekens.
Dulfeneers. Van Dulven (Gelderland)? Of door klankverandering van Duffeleers?
Dulieux, Dulieu. Franse plaatsnaam Lieu: plaats. Vergelijk Van der Plaetse.
DՕlisse. Re-interpretatie van Delisse, Delysse.
Dulken, van, Dulken, Dulcken: Plaatsnaam Dulken (Duitsland).
Dullaert, Dellaerts, Dullaers, Dullaet, Duellaert, Dulers, Dollard, Dulaart: 1. Middelnederlands dullaert, dollaert ‘Domkop, dwaas, dolkop’afleiding van Middelnederlands dul, dol ‘gek’. 2. De Dullaert was ook de naam van een polder in Hulster Ambacht. Maar dat was vermoedelijk een persoonsnaam: 1369 in Dullaerds polre in de prochye van Hulst.
Dulle, de, de(n) Dullen, Dullens, Dull, Duls, Dul, Dolle, Dol: Bijnaam. Middelnederlands dul, dol: dwaas, gek, dom, krankzinnig.
Dullekens. Bijnaam. Afleiding van Dul; zie (de) Dulle, Dullaert.
Dullemen, van, van Dulmen. Plaatsnaam Dlmen (Noordrijn-Westfalen).
Dulongpont. Plaatsnaam Long Pont; lange brug, in Ghoy en Horrues, Henegouwen.
Dulouard, du Luart, Dulewa: Dieu le warde: God beware hem.
Dult. Duitse familienaam? Middenhoogduits dult; geduld.
Dulven, van. Zeeuws dulve, van delven: sloot. Plaatsnaam Dulven (Gelderland).
Dumail. Frans mail; hamer. Smidsnaam?
Dumarais, Dumarez, Dumaret, Dumarey, Demarais, Demare, Demar, Demare, Demaree, Demars, Demares Demarey, Demarest, Demaret, Demarest, Demaretz, Demarez, Demarrez, Demarr, Demarre, Desmarais, Desmar, Desmare, Desmare, Desmares, Desmarest, Desmarey, Desmaret, Desmarets, Desmaretz, Desmarez, Mar, Marest, Mares, Marescq, Marez, Maret, Marey, Marrai, Marray, Marre, Marree, Marres, Marrs, Marret, Marrez, Marreyt. Uit de veel voorkomende Franse plaatsnaam marais, dit uit het Oudnederlandse mariska: meers, weiland langs de rivier. Pendant Van der Meersch, hoewel deze familie gewoonlijk als Deprez vertaald werd.
Dumarquez. 1. Picardische vorm voor Du March/Dmarch. 2. Variant van Demarquay.
Dumartau, Dumartaux, Dumarteuax, Dumarteau, Demarteaux, Demarteau: Verspreide plaatsnaam (le) Marteau.
Dumas, Duma, Dumat, Daumas, Douma, Demast, Demas, Demat, Delmas, Delmaet. 1. Naam uit het Oudfranse mas, van Latijn mansus: huis, landhuis, hoeve. 2. Of uit de plaatsnaam Le Mat (in 1164 Mas) in Hermelingen (Pas-de-Calais).
Dumbruch, Dumbruck: Nederduits Tombrook, Tombruck, Duits Zum Bruch: ten Broeke, aan het Broekland.
Dumenil, Dumeniel, Dumenil, Dumesniel, Dumesnil, Dumeignil, Duminy, Demenil, Demeny, de Mennie, Demany, Deminy, Mainnil, Mainil, Maini, AAnil, Menil, Menille, Manille, Manil, Manit, Many, Mainy, Mannyt, Mannijt: Verspreide plaatsnaam Mesnil, Mardi, Waals muni, van Latijn mansionile: huisje. De vormen op -ie/-y kunnen ook varianten zijn van Demonie.
Dumernit. Duits Tumirnicht(s). Bijnaam voor een kruidje-roer-me-niet.
Dumet, Dumets, Dumetz, Dumeez, Dumez, Dum, du Mee, Dumestre, Dumest, Dumay, Dumey, Dumais, Demay, Demaij, Demet, de Metz, Demez, Dem, de Mee, (de) Meyst, de Meydts, de Meyts, de Meijts, Delmez, Delm, Delme, Delmer, Delme, Delmay, Delmey, Delmet, Delmetz: Plaatsnaam. Oudfrans mes, meis, van Latijnse mansus ‘Woning, landhuis’. Zie ook Delm.
Dumtier. Re-interpretatie van Dumortier of Dumoutier.
Dumilieu. Naar de woonplaats ‘eu milieu’in het midden van.. Vergelijk plaatsnaam Milieu-de-la-ville in Chiny (Luxemburg) of Milieu-des-Champs in Saint-Vaast (Henegouwen).
Dummer, Dummers, Dumers, Dumer, Dummer, Dumm, Doumer, Dommer, Dommers, Domer: Rijnlandse familienaam. Duits Dummer: domme kerel, dwaas.
Dumon, Dumont, Dumongh, Dumong, Du Mong, Doemont, Demont, Demon, Deumont, Demonts, Desmonts, Desmont, Desmonds, Desmond, Desmons, Desmon, Demoen, de, Del Monte, Delmont, Delmon. Franstalig equivalent van Van der Berg. Zie daar.
Dumontier, Montier, Mantiers: 1. Zie Dumoutier. 2. Niet uitgesloten is een variant van Dumortier, Mortier, met wisseling dentalen r/n; vergelijk Montelmans, Montellier.
Dumoulin, Dumoulein, Dumoleijn: Dumoulin, Dumollin, Dumolin, Domoulin, Dumalin, Dumolijn, Dumolyn, Dumolein, Dumoleijn, Demollein, Demoulin, De Moulin, Demollin, Demolin, Desmoulin, De Molling, Moulins, Moulin, Mouling, Mollin, Molin, Molein, van de plaatsnaam Moulin ‘molen’. Beroepsnaam of woonplaatsnaam. Pendant van van der Molen/Meulen.
Dumourier, Dumouriez, Mourrier, Mourier, Moury, Morier, Moriez, Morrier, Morry, Mory. Familienaam uit de plaatsnaam Mourier (moerbeiboom - braamstruik) of uit Mouriez (Pas-de Calais). Wellicht beroepsnaam voor de moerbeienkweker. Zie ook Maury.
Dumoutier, Dumoutiers, Mouthier, Moutier, Moutiez, Dumotier, Mottier, Mottie, Motti, Mothy, Motty, Demotier, Demotie, Dumontier, Montier, Demoestier, Demoutier, Demoutiez, Moestiee, Moustie, Mousty, Desdemoustier, Desmoustier, Desmoutier. Familienaam afgeleid van de heel verspreide plaatsnaam ‘moustierՠafkomstig uit het Oudfranse moutier (Latijn monasterium) = munster, kerk.
Dumst. Familienaam in Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Wellicht gepalataliseerde variant van Doomst.
Dumur, Desmur: Plaatsnaam Mur: muur. Vergelijk Van der Mueren.
Dun, van: Plaatsnaam Dun in Hilvarenbeek (Noord-Brabant).
Dun, Dunn, den Dunnen: Bijnaam voor een dunne, magere. Vergelijk Duits Dnn.
Dunagie, Dunnachie: Britse familienaam Donaghie. O’Tonnchadha, Ierse versie van Duncan.
Duncan: Schotse familienaam Duncan uit oud Iers, oud Galisch Donnchadh ‘Bruine krijger’.
Dunant, Dunand, Dunan. Plaatsnaam. Keltisch nanto: ravijn, bergrivier, stortbeek (Aveyron, Meuse, Ain, Savoie).
Duncan. Schotse familienaam Duncan uit Oudiers-Oudgalisch Donnchadh: bruine krijger.
Dunesme, Dunesne, Dunaime: Vadersnaam. Zoon van Naime, Germaanse voornaam Namo? Vergelijk familienaam Naime, Nesme.
Duneufgermain. Waarschijnlijk een renterpretatie.
Dungen, van den, Dunghen, van den, Dung: Plaatsnaam Den Dungen (Noord-Brabant). Vergelijk Van Donghen, Van Dingenen. 2. Plaatsnaam Donk in Herk-de-Stad.
Dungelhoeff. Plaatsnaam Hoeve, hof op een dungel, dat is een zandige hoogte.
Dunham. Plaatsnaam (Cheshire, Norfolk).
Dunhoft. Bijnaam voor iemand met een dun hoofd. Vergelijk Duits Dnnhaupt.
Dunkelman, Dunkelmann. Afleiding van dunkel; donker.
Dunkelblum. Joodse familienaam.
Dunn. 1. Zie Dun. 2. Engelse bijnaam, Oudengels dunn: bruin, donkerkleurig.
Dunnebeil. Duitse beroepsnaam voor een smid; Dnnebeil: dunne bijl.
Dunnegem, van, Dunneghem, van, van Deuneghem, van Deunegem. Familienaam uit de plaatsnaam Dunningen (Baden-Wrttemberg, Duitsland).
Dunnen, den, te Dunne, Dunnes: Bijnaam voor een dunne, magere. Vergelijk Duits Dnn.
Dunnewijk: Misschien de Engelse plaatsnaam Dunwich (Suffolk). Of familienaam die vermoedelijk afkomstig is uit Dune-vica: duin-vestiging.
Dunnink, Dunning, Dunnik, Duenk. Afleiding van een Germaanse naam met thunra-; donder, vergelijk Thunar, Donar of oud Noors Thor. Een afleiding van een Germaanse godennaam, ink is een toevoeging als ing dat achter een kind werd gevoegd.
Dunon. Wellicht variant van Denon, Danon.
Dunoyer, Denoyez, Denoy, de Noier, Desnoyer, Desnoyers, Noyer, Noyet, Noy, Noijez: Plaatsnaam Noyer: notenboom.
Dunst. 1. Duitse familienaam. Middenhoogduits Dunst: nood, pijn, smart. Bijnaam. 2. Misschien variant van Dumst (assimilatie ms/ns).
Dunstheimer. Duitse familienaam Dunzenheimer, van plaatsnaam Dun(t)zenheim (Elzas).
Duntzer, Dunzer, Dnzer, Dnzen: familienaam Dntzer, afleiding Van Tuntz, van tunt: slijk, drek.
Dupaix, Depaix, Depays, Dupays, Dupay, Dupez: 1. Plaatsnaam Paix: weide. 2. Plaatsnaam Pesche (Namen): 1147 Peis.
Dupan, Plaatsnaam Le Pan in Montreuil-sur-Mer (Pas-de-Calais).
Dupanloup, Dupenloup: Plaatsnaam Le Panloup in Yzeure (Allier), Pimorin (Jura), Flumet (Savoie), Penloup in Aillon (Savoie), Dupanloup in E vires (Hte-Sav.). Pend loup: hang de wolf.
Dupaquet, Duplaquet: Plaatsnaam. Oudfrans Pasquet: weide.
Duparc, Duparcq, Duparque, Dupard, Dupart, Dpart, Deparcq, Deparc, Deparck: Plaatsnaam. Frans Parc: perk, omheinde plaats.
Dupas, Dupae, Dupa, Dupats, Dupat, Depasse, Depas, Depace, Depaz, Doupas, Dompas, Dumpas, Lepas: Plaatsnaam Pas, van Latijn passus: passage, doorgang, toegangsweg.
Dupasquier, Depaquier: Plaatsnaam. Oudfrans pasquier, Frans paquier: weide.
Dupav. Plaatsnaam Pav: geplaveide plaats.
Duperay, Duperray, Duperrois, Duperroy, Duperoux, Duperou, Duperroux, Pairaux, Pairou: Plaatsnaam. Oudfrans Perroit, Waals prou, van Latijn petretum: plaats met stenen, keien. Le Perray (Seine-et-Oise), Perrois in Ames (Pas-de-Calais), Perroit in Sauchy-Lestre (Pas-de-Calais). Pairois in Carnires (Henegouwen), Prou in Recourt (Luik).
Duperon, Duperron, Deperron, Deperon, Depron, Depairin, Depairon. Familienaam uit het Oudfranse perron: grote steen, stenen bank, pui, hoge stoep. De naamdragers hebben n of ander verband met het voorwerp, het huis waar het voorwerp zich bevond. Pron in Grce-Berleur (Luik), Perron in St-Amand-lez-Fleurus (Henegouwen). Le Perron is het symbool van de stad Luik. Ook Le Perron (Manche, Jura).
Dupety. Spelling voor Dupetit, zoon van Petit.
Duphnieux. Plaatsnaam Feigneux (Oise).
Dupierry. Plaatsnaam Pierry (Marne) en verspreid in Wallonie. Afleiding van pierre: steen.
Dupiton. Riviernaam Piton (Henegouwen).
Dupin, Dupain, Depin, Despin, Lepain, Lepin, Lapin. Naam uit de Franstalige plaatsnaam Le Pin; plaats waar dennen, sparren groeien.
Dupir, Dupire, Dupisre, Depire, Dupyre, Delpire: Plaatsnaam. Oudpicardisch pire: verharde, bestrate weg.
Duplessis, du Plessis, (du) Plessy, Duplaissy, Duplicy, Duplacie: 1. Verspreide plaatsnaam in Frankrijk. Picardisch Plessis: kreupelhout, kreupelbos; Frans plessis: haag, heg van gevlochten twijgen. Kardinaal Richelieu (1585-1642) heette Jean du Plessis. 2. Plaatsnaam Le Plessier (Aisne, Somme, Oise). 3. Zie Plissier.
Duploui, Duplouy, Duplouys, Duplouis, Duployez, du Plooy, Duplouich, Plouy, Duplock, de Ploey: Plaatsnaam Le Plouy (Plouich) van Latijn plicietum: omheining van gevlochten twijgen.
Duponcele, Duponchel, Duponchelle, Duponchele, Duponcheele, Duponcheel, Deponcheel, Duponselle, Van de Ponseelle, Van de Ponseele, Ponseele, Ponseel, Van de Pontseel, Pontseele, Pontsele, Pontzeele, Pontseel, Pontseele. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Poncel: bruggetje. 2. Zie ook Poncelo.
Dupon, Dupont, Dupond, Dupong, Depont, Depon, Depondt, Depond, Despons, Delepont, de Pondt. Familienaam uit de plaatsnaam Pont: brug.
Duponchelle, Duponchel, Duponcel, Duponcheel, Dupocheele, Deponcheel, Duponselle, Dupontcheel, Dupontseel, Duponscheel, van de Ponseelle, van de Ponseele, Ponseele, Ponseel, van de Pontseele, van de Pontseel, Pontsele, Pontzeele, Pontseele, Pontseel: Plaatsnaam Poncel, van Frans pont: brugje.
Duponcest. Spelling voor Duponcet, variant (met ander suffix) van Duponchel.
Dupontreau. Plaatsnaam Le Pontreau (Charente-Mar.).
Duport, Delport, Deupoor: Plaatsnaam Port: haven, stad.
Duportail, Duportal. 1. Plaatsnaam Portail: portaal, portiek, deuringang. 2. Eventueel vondelingnaam. Vergelijk Portaels.
Duposty, Posty, Posti: Plaatsnaam. Oudfrans postiz: deur, boog, afsluiting. Posty in Binche (Henegouwen). Huisnaam Le Poestich in Atrecht.
Duppen. Nederduitse familienaam. Middennnoordduits duppe, Duits Topf: pot. Beroepsnaam van de potgieter. Vergelijk Doppegieter(s).
Duppen, van. Plaatsnaam? Of beroepsnaam zoals Duppen?
Duppenbecker. Beroepsnaam van de pottenbakker. Middennoordduits duppe; pot.
Duprel, Dupreel, Deprel, Deprelle, Deprelle, Deprel, Despreaux, Depray, Depreay, Depreeuw, Depreeu, Deprouw, Praux, Prau, Prault, Priau, Preal, Prat, Pra, Preat, Preyat. Plaatsnaam. Oudfrans prael(e), Frans prau, van Latijn pratellum: kleine weide. Zie ook Deprel(le).
Dupressoir, Pressoir: Frans pressoir: oliepers, wijnpers. Naar de woonplaats of het beroep. Zie ook Depresseux.
Dupuis, Dupuich, Dupuche, Dupuits, Dupuy, Dupou, Dupouy; Despouy, Depou, Depouy, Depuits, Depuis, Deput, Depus, de Pue, Depues, Depue, Depeu, Puis, Puits, Puit, Puich, Puche, Puech, Pues, Lepuits, Lepuc, Lepeut. 1. Oudpicardisch puch, Oudfrans puis, Frans puits, Waals pu(e)s: put. Vergelijk Van de Putte. 2. Oudfrans pui, puy, van Latijn podium: hoogte, heuveltje.
Duquesnoy, Duquesnois, Duquesnoit, Duquennoy, Duquenoy, Duquenois, Duqunoy, Quesnay, Quesney, Quesnoit, Quesnoy, Quennoy, Quenoy, Quenoi, Quennay, Quisnoy. Naam uit de plaatsnaam Quesnoy (Pas-de-Calais, Nord, Somme, Henegouwen). Dit uit het Picardische kaisnoit: eikenbos.
Duquet, Duque, Duque, Deuquet, Dunquet, de Kee, de K, de Ke, Dekie: Bijnaam Duquel, afleiding van Frans duc: hertog.
Duran, Durand, Durandt, Duran, Durrant, de Durand, Durangh, Durang, Dorant, Doran, Dorang, Duron: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Durandus.
Durandard: Waarschijnlijk hypercorrect voor Durandau.
Durandau, Durondeau, Derondeau: 1. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Durandus. 2. Durandal, zwaard van Roeland. Bijnaam?
Duras, Durasse: 1. Plaatsnaam Duras (Limburg). 2. Variant van Deras(se); zie Deraes.
Durbecq, Durbercq: Plaatsnaam Durbecq in Orbais (Waals-Brabant).
Durbuy, Durbuis, Durbu, Durbut: Plaatsnaam Durbuy (Luxemburg), Waals Drbu.
Durdu, Durdus, Durdut: De Redu, plaatsnaam (Luxemburg).
Durdur, Durdure, Durduret, Durdurez: Reduplicatie van Dur, Duret.
Durel, Duriault, Duriau, Duriaux, Duria, Durai, Duray, Deurau: Afleiding van Frans dur: hard. Vergelijk Ledur. Bijnaam.
Duren, van; van Duure, van Duuren: Plaatsnaam Duren, Duits Dren (Noordrijn-Westfalen). Zie ook van Deurne.
Durenne. Plaatsnaam Durenne in St-Sauveur (Henegouwen) en Ronse (Oost-Vlaanderen).
Duret, Durez, Duretz, Dure, Dur, Dure, Durr. 1. Bijnaam uit dur: hard. 2. Durez kan ook komen uit Ҥu Rez’ dit dan uit de plaatsnaam Rez in Sivry (Henegouwen).
Dureuil. Plaatsnaam Reuil (Marne, Seine-et-Marne, Oise, Aisne), Le Reuil in Grande-Verrire en Mont-Saint-Vincent (Sane-et-Loire).
Durevelt, Duerevelt. Verdwenen familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam: Durevelt. Locatie ervan nog onbekend.
Durie, Duriez, Durier, Deriez, de Ries, Derie, Deri, Deri, Derys, Dery, Ryez, Riez: Plaatsnaam (le) Riez: woeste grond, braakland, in Kamerijk, Cauroy, Lorgies, Herlies of Louvil (Nord); Ries (Pas-de-Calais). Rieu de Riez in Dk. (Henegouwen).
Durieux, Duriue. Durieuw, Derrieuz, Derieux, Drieux, Drieu, Derieuws, Derieuw, Rieux, Rieu, Delerieux, Delreu, Delriu, Deriu: Verspreide plaatsnaam Rieu(x), van Latijn rivus: beek, rivier.
Durieuse: Eigenlijk Frans Durieux. Frequente plaatsnaam Rieu(x) van Latijnse rivus ‘Beek, rivier’.
Durigneux. Plaatsnaam Rigneux in Rouveroy (Henegouwen), Rignieu (Ain).
Durillieux, Durilleux, Derullieux, Derulleux, Derullieur, Drillieux, Drilleux, Driljeux: Plaatsnaam Rillieux (Ain).
Durin, Durein: Bijnaam. Afleiding van dur: hard.
Durinx, Durinckx, Duuring, During, Deurinck, Deuring, Duerincks, Duerinck, Deuringer, Duerickx, Durick. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Duro (Duringus).
During, Durinck, Durink, Duurinck, Deurink, Duerink, Duerincks, Duerinck: Vadersnaam. afgeleid van de Germaanse voornaam Duro: Duringus.
Durlet. 1. Plaatsnaam Ourlet in Hastire (Namen). 2. Afleiding van Frans dur: hard. Bijnaam.
Durlinger: Afkomstig van Ourler (Luik):
Durme, van, Durm, van Durmen, van Deurme, van Duerm, van Dorme, Verdurm, Verdurme, Verdurmen: Plaatsnaam, waternaam de Durme, zijrivier van de Schelde.
Durnholz. Plaatsnaam Durrholz (Duitsland).
Durniseau, Durnisseau. Plaatsnaam Renissart in Arquennes (Henegouwen).
Du Roveray. Variant van de plaatsnaam Rouvroit; eikenbos.
Duro, Duroo. 1. Waalse aanpassing van Deroo. 2. Vlaamse aanpassing van Duroy. 3. Nederlandse spelling voor Dureaux of Durot.
Durochez, Duroucher, Durocher, Derocher, Deroch, Rocher: Plaatsnaam Rocher: rots.
Duroisin. Plaatsnaam Roisin (Henegouwen).
Durondeau, Derondeau: 1. Plaatsnaam Rondeau, afleiding van rond?
Duronsoy. Plaatsnaam Ronoi: plaats met braamstruiken.
Duroselle, Durosel, Deroussel, Derouselle, Deroseau, de Rosso, Derosiaux, Derousseaux, Derousseau, Desrousseaux, Derresauw: 1. Plaatsnaam. Oudfrans rosel, Frans roseau: riet. De verscherping tot stemloze s (ss) is Picardisch. 2. Zoon van Rousseau.
Durot, Duroo, Duro: Bijnaam. Afleiding van Frans dur: hard. Vergelijk Duret, Durel.
Durou, Duroux, Deroux: 1. Plaatsnaam Le Roux (Namen): 2. Zoon van Leroux. 3. Zie Deroux.
Duroy, Duroi, Durais, Durai, Duray, Duraix: 1. Bijnaam. Zoon van Leroy. 2. Plaatsnaam Roy (Luxemburg) of Roy(e) (Somme, Hte-Sane)?
Duroyaume. laatsnaam Royaume in Beclers (Henegouwen).
Dursin, dՕrsin, Dursen: 1. Zie Oursin. 2. Bijnaam. Waals voor dur sens: traag van begrip.
Durt. Wellicht Duitse familienaam. Moedersnaam, Griekse heiligennaam Dorothea.
Durteste. Bijnaam dure tte: hard hoofd.
Duru, Deru, Derue. Naam uit het Oudfranse ru, riu, van Latijn rivus: beek.
Duruisseau, Duruisseaux, Ruiseau, Deruisseau, Deruiseaux, Derisseau, Durvisseau. Verspreide plaatsnaam Ruisseau: beek.
Durvin. 1. Bijnaam dur vin: harde, slechte wijn. 2. Zie Dervin.
Dury, Durys, Duriz, Durie, Deri, Derie, Dery, Derys. Naam uit de Waalse plaatsnaam ri: beek. 2. Naam uit de plaatsnaam Dury (Seine-et-Marne, Pas-de-Calais,Somme). 3. Of uit de plaatsnaam Ury (Seine-et-Marne)
Dus. Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Duso.
Dusaiwoir, Desuwoir, Dusewoir, Duswoir, Dussaiwoir, Dussewoir, Dusoevoir, Dusenwoir, Dusewart, Dussenwart: Plaatsnaam. Oudfrans seuwiere, Luiks-Waals sluis, afvoerkanaal.
Dusart, Dussart, Dussard, Dusaer, Dusaert, Dussaert: Plaatsnaam Frans Sart, van Latijnse exsartum ‘gerooide plaats, rode’. Vergelijk Delsaert.
Dusaucy. Plaatsnaam Saucy in Grand-Leez (Namen), Sausy in St-Nicolas (Luik), Le Saucy in Berry-au-Bac (Aisne): plaats waar wilgen groeien.
Dusautoir, Dusautois, Dusautoy, Dussautoir, Dusautoer, Dusothoit, Sautois: Plaatsnaam Le Sautoir in Ecrennes (Loiret) zou slaan op een x-vormige afsluiting op een pad, die het vee tegenhoudt, maar waarover de voorbijgangers dienen te springen (sauter). Plaatsnaam Sautois in Rosires (Somme) is een collectieve plaatsnaam, afleiding van saut, van Latijn saltus: bos.
Duschek: Tsjechische familienaam Dušek, afleiding van de Slavische voornaam Duchoslav.
Dusebout, Deusebout, Dijsebout: Waarschijnlijk vervorming van de Vlaamse familienaam Hudsebaut, van vadersnaam. Hidseboud, Idseboud, Idesboud. Germaanse voornaam, Idesboldus.
Du Seuil. Plaatsnaam (Le) Seuil, Basses-Alpes, Ard.
Duson: Variant van Deuzon, van Deuzan, van Oudfrans duisant ‘Behoorlijk, passend’.
Dussel: In 1812 in Eede (Drenthe) aangenomen naam.
Dusseldorf, Dsseldorf: Plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen), Nederlands Dusseldorp.
Dusseldorp, (van), van Disseldorp: 1. Plaatsnaam Dusseldorp (Noord-Holland). 2.Plaatsnaam Dusseldorp, Duits Düsseldorf (Noordrijn-Westfalen).
Dussen, van (der), Verdussen: Plaatsnaam Dussen, naar de rivier (Noord-Brabant).
Dussing. Nederduitse familienaam Dsing, Dusing. Middennoordduits dusink: sieraad, kostbare siergordel.
Dsterwald, Dusterwald:. Duitse plaatsnaam: duister woud.
Dutas, Dutat. Plaatsnaam Le Tas; hoop, stapel. Of Tat in Ligne, Henegouwen.
Duteil, Duteille, Dutheil, Delteil, Teil, Dutelle, Dutel, Dtelle, Thel, Telle, Tel: Oudfranse plaatsnaam Teil, Til, van Latijn tilium: linde. Vergelijk Dutil(h).
Dutellier, Dutellie, Detellier. Familienaam uit de plaatsnaam Tellier: plaats waar lindes groeien.
Dutertre, Duterte, Letertre: Plaatsnaam. Frans tertre, van Latijn termitem: hoogte.
Duthi, Duthi, Duthye, Duthy, Dethye, Dethy: Plaatsnaam. Oudfrans til: linde. Thil (Meurthe-et-Moselle), Le Thil (Pas-de-Calais. Of Thy (Namen), evenwel met andere etymologie. Vergelijk Dutilh.
Dutil, Dutilh, Detille, Duthil: Plaatsnaam Le Thil (Pas-de-Calais). Oudfrans til: linde. Vergelijk Duthie.
Dutilloy. Plaatsnaam Tilloi(t); plaats waar linden groeien.
Dutilly, Dutillie, Dutylly. Plaatsnaam Tilly. Waals-Brabant.
Du Toin. Variant van Dn Thuin of Dutoit?
Dutoit, Dutoict, Dutois, Dutoy, Duthoi, Duthoit, Duthois, Duthoy, Duthoij, Duthoo, Dutoo, Dittoo, Detoit: Frans Dutoit. Plaatsnaam. Oudfrans Toit ‘Vesting’.
Dutordoir, Dutordoit, Tordoir, Tordoire, Tordoor, (de) Stordeur, Destordeur, Desterdue, Tordeurs, Tordeur, Tordeux, Tordeus, Terdeur, der Stordair, Estordeur, Etordeu, Stordiau. Beroepsnaam voor een olieperser of een olieslager. Middenfrans tordoir, Waals Stordeur: pers, meestal een oliepers, oliemolen. Maar ook Oudfrans estordeur, estordoir, tordeor: olieslager; van estordre, tordre, van Latijn extorquere: persen.
Dutouquet. Plaatsnaam Le Touquet (Pas-de-Calais) en in Moeskroen, Waasten.
Dutr. Dutre, de Tree: 1. Ook Detr, Detrez. Plaatsnaam Luiker Waals Trez, van Latijnse traiectum, Nederlands Trecht, onder meer Romaans vorm van Maastricht (Nederlands Limburg). 2. Soms variant van Detrie uit Romaans Plaatsnaam Trie, van Germaans thriwiski ‘Dries’.
Dutreq, Duterque, Duterck, de Terck: Dutrecq is misschien de Waalse uitspraak van DՕtrecht : van Utrecht. Duterck door klankverandering. Of omgekeerd van Duterqu, van Oudfrans tercq: pik.
Duunk: Wellicht uit Buunk.
Dutremez, Dկutremez: voorbij het huis. Oudfrans mes, van Latijn mansus: woning.
Dutriau, Dutriaux, Dutreux, Dutreeuw, Trau.Treau: Plaatsnaam Triau, afleiding van trie: dries, braakland. Vergelijk Dutrieu.
Dutrieue, Dutrieu, Dutrieux, Dutrieul, Trieu: Plaatsnaam. Frans dialect trieu, van Germaans thriwiski: dries, braakland. Vergelijk Van den Driessche.
Dutron, Dutronc, Dutront, Tron: Plaatsnaam Tronc: boomstronk. Tronc in Le Transloy (Pas-de-Calais), Le Troncq (Eure, Marne).
Dutronquoy, Dutronquois, Troncquoy, Tronquo, Tronquoy, Tronco, Tronckoe, Tronkoe: Plaatsnaam Le Tronquoy in Montigny-en-Cambrsis; Tronquoy bij Avesnes, in Templeuve (Henegouwen); Tronquoy in Ways (Waals-Brabant), Tronquoy in Longlier (Luxemburg) en Wierde (Namen). Latijn truncetum: plaats waar boomstronken staan.
Duts, Dutz, Dutz: 1. Waarschijnlijk Nederduits Dtsch: Duits, Diets, Germaans. Vergelijk De Duytsche en Duitse familienaam Dutschke. 2. Vadersnaam. Oude bakervorm van een Germaanse voornaam.
Duursma, Duursema, Duurken. Vadersnaam. Afleiding van Dure, Ture of Thuro, ook in Thüringen komt de naam voor en in Duurswolde, Opsterland. Van de verkleinvorm Duurke komt de Groninger geslachtsnaam Duurkens en de plaatsnaam Duurkenakker bij Muntendam.
Duvalois: Zoals Devalois, afkomstig van de streek Le Valois, of van Vallois (Meurthe-et-Moselle).
Duvauchel, Devochelle, Devauchelle, Devaucelle, Duvocelle, Devocelle, Duvosel, Vaucelle, Vauchel: Plaatsnaam Vaucelles (Namen, Aisne, Calvados) of in Crvecoeur (Nord). Respectievelijk Vauchelles (Oise, Somme). Ook Vaucel in Brbires (Pas-de-Calais) en Lens (Pas-de-Calais). Latijn vallicella(s): klein(e) dal(en).
Duve, de, Duyf, Duyfs, Duyvis, Duifjes, Duyfjes, Duif, Duivensz: Bijnaaam of huisnaam. Soms vertaling van Coulon: duif. Of de Nederlandse plaatsnamen Duiven, Duivenee, Duivendyke, Duivendrecht, Duivenvoorde, en de namen van de dorpen Duveneck by Hoya in Hanover, Duvenstedt by Hamburg, en Dverodt bij Sieg in de Rijnprovincie.
Duvekot, Duijvekot: Familienaam in Walcheren en Goes. Verspreide plaatsnaam: duiventil.
Duvivier: Plaatsnaam Frans Vivier, van Latijnse vivarium ‘Vijver’.
Duvel, van. Antwerpse familienaam, door volksetymologie van Van Duffel.
Duven, van. Plaatsnaam Duiven (Gelderland). Eventueel Duiven in St-Denijs-Westrem (Oost-Vlaanderen).
Duverdyn, Duverdijn, Verdin, Verdijn, Verdyn, Verding, Verdingh: Plaatsnaam Verdin, afleiding van vert: groen. Plaatsnaam (Cher, Isre, Hte-Loire).
Duverger, Duverg, Verger, Vergez, Vergcs, Vergs: Franse plaatsnaam Verger: boomgaard, lusthof.
Duverlie. Variant van Duvellie, met r- epenthesis.
Duverne, Desvernes: Plaatsnaam Verne: els, in Cerfontaine (Namen),Wiers (Henegouwen).
Duvignau, Duvigneaud, Duvignead. Plaatsnaam. Oudfrans vignel, Frans vigneau: kleine wijngaard. Vignaux in Landelies (Henegouwen).
Duvignet, Duvignez. Plaatsnaam Vignet, afleiding van Vigne; wijngaard.
Duvinage, Vinage: 1. Beroepsnaam voor de wijnoogster, wijnbereider of -steker, of ontvanger van de wijnaccijns, wijnbelasting. Oudfrans vinage. 2. Ontvanger van de vervoerbelasting. Oudfrans winage, van Latijn vionagium:
Duvosquel, Duvoskeldt, Dusvoguel: Variant van Dubosquel. Zie (van den) Bosschelle. De v kan worden verklaard door wisseling van de lipmedeklinkers b/v. Bovendien werd de familienaam (du) Bosquel in Komen in de i/e e. geadapteerd en gerenterpreteerd als Verschelde, in Waals Vlaamse uitspraak Verskelde.
Duwault, Duhau, Duhaut, Duhaudt, Duhaud, Duwooz, Duhot, Duhoo: Plaatsnaam Wault in Rijsel (Nord), St-Sauveur (Henegouwen).
Duwel. Nederduitse bijnaam Dwel, Duvel: duivel. Vergelijk Den Dievel.
Duwez, Duwel, Duwelz, Duwe, Duw, Duwe, Duwee, Dew, Deuwe, Dewe, De Wee, De We, Dewez, Dewet, Dewets, Deweys, Dewey, Deswez. Naam uit de plaatsnaam Wez, dit uit het Franse Gu: wad, doorwaadbare plaats.
Duyck, Duycke, Duyk, Duijck, Dueyck, D’Lueyck, Dhuicque, Duc, Ducke, Duck, Ducq, Duch. Naam uit het Middelnederlandse duuc: eend. Vergelijk Engels duck, Of nomen agentis van Middelnederlandse werkwoord duken: duiken; dan gelijk met Duikers. Bijnaam of beroepsbijnaam voor bijvoorbeeld jager, kweker.
Duyckinck, is niet van de mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel Duike meest Friese voornamen.
Duydt. Vondelingnaam naar de duit, kleine koperen munt. In Leuven kreeg een vondeling in 1786 de naam Duydts.
Duym, Duyms, Duijm, Duems, Duim; Een duim is een lichaamsdeel, maar ook een lengtemaat. Bijnaam naar de kleine gestalte, een duim groot. 2. Mogelijk Limburgse variant van Daem(s). Zie daar.
Duym, de. Bijnaam naar het lichaamsdeel, de duim.
Duymelinckx, Duymelinck, Duimelinckx, Duijmelinck: 1. Afleiding van duim. Bijnaam naar de kleine gestalte. 2. Bijnaam naar de duimeling, bekleedsel voor de duim, afgeknipte duim van een handschoen, duimleer. Vergelijk Duits Dumling.
Duyn, Duijn: 1. Zie Duin. 2. Spelling voor Duweyn; zie De Waen.
Duynhouwer. Waarschijnlijk aanpassing van Duits Dauenhauer: duigenhouwer.
Duynstee. Plaatsnaam. Woonstede, hofstede bij het duin.
Duysburg, Duysburghe, Duysburgh. 1. Plaatsnaam Duisburg (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Duisburg (Duitsland).
Duyster, Duysters, Duijsters, Duijster, Duysers, Duisters, Deuster, Dster, Dsters. Familienaam uit het Middelnederlandse duuster: duister, dom, verschrikkelijk. In Hb. de dster ofde duuster duivel. Vergelijk De Dievel.
Duyts, Duijts, Duitz, Duits: 1. Plaatsnaam Deutz bij Keulen, door Kiliaan Duytsch genoemd. 2. Zie De Duytsche. 3. Afleiding van Duydt.
Duytschaever, (de), Duytschaven, Duytschaeve, Duytschaver, Duytschavers, Duitschaever, Duyshaver, Tuytschaver, Tuytschaever, Tuytschavers, Tuijtschaever, Tuyschaever, Tuyschaver, Tuysschaver, Tytschaever. Familienaam komende van de bijnaam ‘De uitschaverՠwat zoveel betekent als klaploper, tafelschuimer.
Duytsche, (de), de Duitsche, (den) Duyts, Duijts, Duitz, Duits, Doetsch. 1. Familienaam uit de volksnaam voor een Duitser (of zelfs voor een Nederlander). 2. De naam Duits, Duitz is in de tweede helft van de 18de eeuw ook ontstaan uit Duisings. Dit bij het verhuizen van ene Benedictus Duijsings van Maastricht naar Barneveld (Gelderland). Daar splitste de naam uit in vele varianten. Kijk dus ook bij Duis. Een enkele keer vondelingnaam.
Duyvejonck, Duijvejonck, Duvejonck, Douveyoung. Naam uit het Middelnederlandse en huidige dialect du(i)vejonc: jonge duif. Bijnaam voor een onschuldig, naef iemand. Of bijnaam voor de kweker er van.
Duijvekot, Duvekot: familienaam in Walcheren en Goes. Verspreide plaatsnaam ‘Duiventil’. Plaatsnaam Het Hooge Duivenkot in Oostkapelle (Domburg).
Duyveland, (van): Plaatsnaam Duiveland (Zeeland).
Duyvenwaardt, Duyvewaardt, Duijvewaardt, Duyvewaerdt, Duyvenaardt: Plaatsnaam Duivenwaard (Zuid-Holland).
Duijveman: Afleiding van van Duiven. Of voor een duivenhouder.
Duijvenbode, van, Duyvenbode, Duyvenboden, van, van Duijvenbode, van Duijvenboden: 1. Herinterpretatie van (van). 2. 1542-1616 Willem Cornelisz Speelman, Leiden, verzorgde met zijn broers de duivenpost tijdens het beleg van Leiden in 1574. Ze zouden in 1578 daarvoor beloond zijn met de achternaam van Duyvenbode.
Duyver, van. Wellicht variant van Van Duven of Van Duvel.
Duijvesteijn, Duijvestijn: Plaatsnaam Taubenstein (Noordrijn-Westfalen).
Duijzer: Uit d’Luizer. Vlaamse familienaam de Huisser, Dhuysser, Huizer. Afleiding van huis of van het werkwoord Huizen ‘aen huis bouwen, herbergen, onderdak verlenen’. Vergelijk Engels Houser, Duits Haus(s)er, Hus(s)er.
Dwelshauwers, Dewelshauvers, De letter w = w (dubbele v) = uu (double u) of uv. Lees dus: Duvelshauwers. Nederduitse familienaam Duvelhower, Duits Dopelheuer. Beroepsnaam van de maker, houwer van deuvels. Middelnederlands deuvel, duevel: houten pen, pin.
Dijk, Dyk, (van), (van) Dijke, van Dijken, (van) Dijck, op de Dijck, van Dijcke, Dijkema, Dijks, Dijke: Frequente plaatsnaam Dijk.
Dwey, van den, van den Dwije, van den Dwye, van den Duye: Plaatsnaam Ten Dweye (van den Dweye) in Zepperen (Limburg).
Dweyer. Ierse Familienaam (O) Dwyer, van dubh-odhar, afleiding uidhir: donkerkleurig
Dyckmans, Dyckmans, Dykman, Dykmans, Dijckman, Dijkmans, Dijkman, Diekman, Dekmans, Dieckmann, Diekmann, Dickmans, Dickman, Dickmann, Dickmanns: Afleiding van Van Dijk.
Dijkema, Dijkstra, Diekstra, Dikstra: Friese afleiding van van Dijk.
Dijker, de, de Dijcker, Dijkers: Beroepsnaam van de dijker, dijkwerker.
Dՙwalle. Plaatsnaam IJdewalle in Aardenburg, Zeeland.
Dijkerman: Beroepsnaam van de dijker of afleiding van van Dijk.
Dijkgraaf: Beroepsnaam van de dijkgraaf.
Dijkhoff, Dijkhof: Plaatsnaam Dijkhof ‘Hoeve bij een dijk’.
Dijkhuis, Dijkhuizen: Plaatsnaam Dijkhuis ‘Huis op een dijk’. Dijkhuizen (Gelderland).
Dijkman, Dijkmans, Diekmann, Dijks, Dijcks, Dijksen, Dijksma, Diks: Afleiding van van Dijk.
Dijkshoorn: Plaatsnaam Dijkshorn in Ten Boer (Groningen) Dijkshorne in Baarderadeel (Friesland).
Dijkslag: Vooral Oost-Nederlands familienaam. Een dijkslag is het deel van een dijk dat in het oude stelsel van ‘VerdijkslagingՍ of ‘Verhoefslagingՠeen dijkplichtige te onderhouden had.
Dijksterhuis: Plaatsnaam Dijksterhuis of Hondegatspolder (Groningen). Dijksterhuizen in Menaldumadeel (Friesland).
Dijkstra, Dykstra, Diekstra, Tiekstra: Friese familienaam afgeleid van de plaatsnaam Dijk. Jacob Hommes, geboren in Haskerdijken, nam de naam Dijkstra aan.
Dyksztein, Dyksztejn, Dyksztajn: Ontronde vorm van Nederduits Duckstein. Middennoordduits dukstn: tufsteen.
Dijkwel: Plaatsnaam Dijkwel ‘kolk door een dijkbreuk ontstaanՠin Kapelle (Zeeland).
Dijl, (van): Spelling voor van Deil, van Deijl. Plaatsnaam Deil (Geldermalsen, Gelderland).
Dyserinck, Dysselinck, Dyserinck, Dyserybck, Diserinck, Dijsserinck, Dysserinck, Dyselinck, Dijselinck, Duysserinck, Duijsserinck: Uit Dyserinck. Middelnederlands dթserine’De ijzeren’. Bijnaam voor wie als van ijzer is, een hardvochtige. Of voor een geharnast ridder:
Dysseleer, Disseler, Dislaire: Beroepsnaam van de disselaar: disselmaker, wagenmaker. Vergelijk Duits Deissler = Deichsler.
Dystadt, van, van Dijsstadt, van Dijstadt, van Dysstadt, van Dystaat, van Dystdadt, Dickschat: Plaatsnaam Dikstad, Dikstede: dijkplaats, in Nukerke (Oost-Vlaanderen).
Dՙve, Dives, Dive: Plaatsnaam Yves(-Gomeze, Namen).
E.
Easton. Frequente plaatsnaam (Engeland).
Eastwood: Engelse plaatsnaam Eastwood (Essex, Nottinghamshire).
Ebbecke, Ebberink, Ebbinga, Ebbinge, Ebbink, Epping (ook in Engeland, Epping forest) Epping, Eppinga, Eeling, Elink, Elinga, Elenga, Ebbes: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ebbe, Eppe, Eppo, Ebbert, Egbert. Of van Everhard, vergelijk Eppe.
Ebel, Ebele, Ebels, Ebeling, Ebling: Vadersnaam, afleiding van Germaanse voornaam Egbert, Ebbert.
Ebbelink, Ebbeling, Ebbink. Inga (= van het volk van) vadersnaam uit de Germaanse voornaam Ebben, Eben, Ebel (= speer). Zie ook Hebing.
Eben, Ebens, Ebben, Eeben, Ebend, Eyben, Eijben. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Egbrecht of Eberhard. Of uit Eibert (agil-berth: Egibert).
Eber, Ebers: 1. Duitse bijnaam naar de diernaam, de ever. Eventueel huisnaam: 2. Vadersnaam. Korte vorm van Eberhard.
Eberhard, Eberhardt, Eberhart, Eberhaerd: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Everhard. Zie Everaert(s).
Eberle, Eberlein. Vadersnaam, afleiding van Eberhard.
Ebert, Ebers, Ebbers, Ebberink, Ebbes, Ebert, Eberson, Hebertz, Hebert, Hbers, Hbert, Ebbert, Ebbers, Egbert, Egbertszoon, (zoon van Egbert) Eighbrecht, Hechbrecht, Ecabert, Hebberecht, Hebberechts, Hebbrecht, Hebbrechts, Egberghs, Eijbersen, Eyberg, Albert: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-berht ‘Zwaarad-schitterend’. Eg(ge)bertus. Zie ook Egbers.
Eberwijn, Ebroin: Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-win ‘aver-vriend’.
Ebinger. Uit Ebingen, Duitsland, of Ebing, Beieren.
Ebo, Ebode, Ebbo. Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-bodo; zwaarad-bode.
Ebraerts, Ebraert, Ebrard. Vadersnaam. Germaanse voornaam Eberhard.
Ebrant. Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-brand ‘Zwaarad-zwaard’. Ag(i)brandus, Ecbrandus.
Ebremar, Ebremare. Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-mr ‘aver-beroemd’. Ebremarus, Evremarus.
Ecarnois, Ecarnot: Waals : in + plaatsnaam Carnoit: haagbeukenbos. Vergelijk Carnoy.
Echache. Middenfrans eschace, Frans chasse: kruk. Bijnaam voor iemand die op krukken loopt. Vergelijk Schaets.
Echelpoel, van, Echelpoels, van Eggelpoel, van Eccelpoel, van Ecelpoel, van Eckelpoel, van Eecelpoel, van Aggelpoel, Eggelpoels, Ekepoels. Familienaam uit de plaatsnaam Echelpoel (poel met echels (bloedzuigers)) in Bouwel, Duffel, Wommelgem, Reet (Antwerpen).
Echement. Middenfrans, Middelnederlands achemant: bevallig, aantrekkelijk, charmant. Bijnaam.
Echeverria, Echeverri, Echevarria, Etcheverry: Baskisch Etchaberri: nieuw huis, van Xaverius.
Echevin, Echevins, Hchevin, Leschevin, Lechevin: Beroepsnaam. Frans chevin: schepen. Vergelijk Schepens.
Echt Van, Van der Hecht. Familienaam uit de plaatsnaam Echt (Nederlands-Limburg).
Echteld, van. Plaatsnaam Echteld (Gelderland) of Hechtel (Limburg).
Echterbille, Exterbille: Middelnederlands achterbillen: billen, achterste. Bijnaam naar het lichaamsdeel.
Echtermeijer. Nederduits Echtermeier: de achterste meier, zetboer.
Eck, Ek, Ekx, Ex, Eckes, Ehx: 1. Vadersnaam. Korte vorm van bijvoorbeeld Eckehart. Vormen op -x/-s zijn afleidingen. 2. Duitse plaatsnaam Eck(e): hoek; ook Middelnederlandsegge, ecke: hoek.
Eck, van. Plaats Eck en Wiel, Buren. Eck van Oudnederlands eki; wagenspoor, de route langs de Rijn.
Eckelmann, Eckelmans, Ekkelmans: 1. Vadersnaam. Afleiding van Eckel, van een agi-naam, zoals Egbert, Eckhard. 2. Variant van Eckermann, -mans (r//-wisseling). 3. Variant van Ekelmans; zie Eykerman.
Ecker, Eckers, Ekkers. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam agi-hari; zwaarad-leger. Agiharius, Acharius. Eventueel variant/afleiding van Eckert.
Eckhardt, Eckardt, Ekart, Ekardt, Ekard, Ecker, Eckert, Ekkart, Ekhart, Ekkert, van Ekke, , Eekhardt, Eckringa, Eckhardinga: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-hard ‘Zwaarad-sterk’. Aghardus, Achardus, Eckardus, Ekhart, Ekkehart, Echart, Eckart
Eckl. Vadersnaam. Afleiding van een agi-naam, zie Eckelman, 1.
Eckeman, Eckemans, Eckman, Eckmann: 1. Variant van Eekman, Eykman. 2. Vadersnaam. Afleiding van bakervorm van Germaans agi-naam.
Eckermann, Eckermans, Ekkerman, Ekierman: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Egger, Ecker. 2. Alleen als Duitse familienaam: die woont aan de Ecker, een riviertje in het Harsgebergte. De secretaris van Goethe heette Joh. Peter Eckermann (1792-1854). 3. Variant van Eykerman. 4. Variant van Ackermann, Ackermans. Vergelijk Van den Ecker.
Eckersberg. Plaatsnaam, Beieren.
Eckstein, Ekstein, Eksteen, Exsteens, Exsteen, Exteen, Eksztejn, Eksztajn: Duitse plaatsnaam Eckstein: hoeksteen, vooruitspringende rots. Maar ook Middelnederlands ecsteen, eggesteen: hoeksteen.
Edelaar: Vadersnaam. Germaanse voornaam athal-hari ‘adel-leger’. Adelarius.
Edelenbos: plaatsnaam? Misschien hypercorrect en volks etymologisch uit Elenbaas.
Edelman: 1. Bijnaam voor een edelman. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam athal-man ‘adel-man’. Adalman(nus).
Ede, (van), van E, van Ee, van Eden, van Eeden, van Eeten. 1. Naam uit de plaatsnaam Ede (=hede of heide), of Ede (Eede bij Aardenburg, deze uit de riviernaam de Ee). 2. Zie ook bij Heede (van) der.
Edens, Edes, Edema, Eding. Vadersnaam. Afleiding van Germaans adel/edel-naam.
Edom, (van), van Egdom, van Eldom. Familienaam uit de plaatsnaam Egdom in Scherpenzeel (Gelderland) of Eidum (Sleeswijk-Holstein). De familienaam komt vooral in Utrecht voor.
Edwards: Vadersnaam. Germaanse voornaam, Oudengels. Eadweard ‘Beschermer van het erfgoed’.
Ee, van, Van E, Vane: 1. Waternaam Ee ‘Water’. De Ee (West-Vlaanderen, Zeeland) 2. Zie van Hee, Heede (van) der. 3, Zie ook Ede Van.
Eeckelmans: Afleiding van van Eekelen.
Eeclo, Eecloo, van Eecloo, Eeckeloo, Eekeloo, Eeckloo, (van) Eeckeloot. Familienaam uit de plaatsnaam Eeklo (Oost-Vlaanderen).
Eeckt, van der: Plaatsnaam (ter) Eekt ‘aikenbos’.
Eefting, Eeftink, Effting, Eefsting. Adresnaam.
Eeghen, van, Eegen, van, van Negen, van Heeghe, van Heghe, van Heghen, van Hege, van Hhegen: Plaatsnaam Egem (West-Vlaanderen).
Eek, van; van Heeke: Plaatsnaam Eke (Oost-Vlaanderen) of Eke (Eecke, Frans-Vlaanderen). Of verkort uit van der Eke ‘Van de Eik’. Zie van der Eijk.
Eekelen, van, Eikelen: Plaatsnaam E(e)kel, eikel ‘aik’bijvoorbeeld in Wezemaal (Vlaams-Brabant). Of door wisseling van de liquidae r/l uit van Ekeren.1465 Jan van Eekele, Hulst.
Eekelers, Eekeleers, Eekelaers, Eekelaert, Eeklaer, Eeckeleers, Eeckelers, Eeckelaert, Eeckelaerts, Eeckelaer, Eeckelaers, Iekeler, Yekeler. 1. Gezien de geografische verspreiding wellicht uit de plaatsnaam Eeklo. 2. Variant van Eyken Van der. Zie daar. 3. Of uit Heckelers. Zie daar. 4. Of uit de plaatsnaam E(e)kelaar: eikenboom.
Eelke, Eeltjes, Eeltiges, Eelking, Eeelco, oorspronkelijk Ele, Edele, Athal): 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van een athal-naam ‘adel’ vergelijk Elen(s). 2. Vadersnaam. Afleiding van Bijbelse voornaam Elias.
Eekhoorn, Eichorn. Genoemd naar het dier vanwege bepaalde eigenschap.
Eekhout, Eekhoud, (van den) Eeckhout, Eeckhoud, van Eechoud, Eekhoudt, Eekaut, Eekautte, Eeckhoudt, Eeckhoute, Eeckhoutte, Eeckhaut, Eeckhaute, Eckhout, Eeckhautte, Eeckhaud, Eeckhaudt, Eekenhout, Eijkhout, Eikenhout, Eeckhaoudt, Eechhoute, Eechhout, Eechhoudt, Eechhaudt, Eechaut, Eechhautte, Heeckhout, Heckhout, Heeckhaut, Heekhaut, Heeckhoute, Eckhaut, Eckhout, Eckhoudt, Ecoudt, Eeckaut, Eyckenhuts, Van (den) Eekhaut, Eekhoudt, van (den) Eeckhoutte, Eeckhoute, Eeckhout, Eeckhoutte, Eekhoutt, Eekhoutte, Eeckhoudt, Eeckhoidt, Eeckhoit, Eeckhau, Eeckaute, Eeckhaut, Eeckhaudt, Van (den) Eechaute Eechout, Echaut, Eechoutte, Eechoute, van Eeckkout, van Ecckhout, van Eckhout, Eckhoudt, Eckhaut, van Eeckaute, van Eekaute, van Eeckhaudt, van Eechkout, van Heeckhaute, van Heckhoutte, van Heckoutte, Vankaut: Erg verspreide plaatsnaam Eekhout, Eikenhout ‘aikenbos’.
Eekma. Friese vadersnaam uit de voornaam Eke (verkorting van het Germaanse agi) en ma (: man).
Eelaart, van den: Plaatsnaam Edelare (Oost-Vlaanderen)?
Eelderink: Ook Eldering, Elderink. Vadersnaam. Afleiding van Eelder, Germaanse voornaam ald-hari ‘mud-leger’.
Eelen: Ook Elen. 1. Moedersnaam Germaanse voornaam Adela, Edele. 2.Vleivorm van de Germaanse voornaam Aleit, Adelheid.
Eelkema: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Eelke, vleivorm van Germaans edel-naam. Ook wel verkleinvorm van de Bijbelse voornaam Elias.
Eels, Eelsen, Eelsing, Elsensohn: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse adel-naam. Eels, van Edels; vergelijk Edel 1.
Eelsing: Vadersnaam. Afleiding van Germaans edel-naam.
Eeltiges, Eeltink: Vadersnaam. Afleiding van Eeltjes en afleiding van Germaanse adel-naam.
Eeman: Afleiding van van Ee.
Eemeren, van, van Eijmeren. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Emmeren in Berlingen (Gelderland), Hoepertingen (Limburg) of Eimeren in Elst (Gelderland). 2. Er was onder andere in Brussel op de Markt een huisnaam De Emer; emmer. Mogelijk ook huisnaam.
Eename, van, Eenaeme (van), van Eenennaam, van Eenarme. Volksetymologische vervorming van van Eename. Plaatsnaam Ename bij Oudenaerde (Oost-Vlaanderen).
Eenaerts, Eennaes, Eenhaes: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Aginhard of Einhard: Aginardus, Einhardus, Enardus. Duits Einhart. 2. Variant van Hennard.
Eenens, Eeninckx. Vadersnaam uit een Germaanse agin- of ein (bijvoorbeeld Einhard) –naam.
Eenige, van: Plaatsnaam Eningen (unter Achalm) (Baden-Wrttemberg).
Eeno, van, Eenoo, van, Vereeno, van Eeenooghe, van Eenhooge, van Eeenhooghe, Vereenooghe, Vereenhoghe: Plaatsnaam ter Eenode ‘Woestenij, woest land’Duits Einde.
Eepoel, van. Verbastering van Van Leempoel:
Eerdekens. Vadersnaam van Aerdekin, afleiding van Aart, Germaanse voornaam Arnoud. Eventueel moedersnaam.
Eerden, van. Plaatsnaam Eerde, Veghel.
Eerdenburg, Eerdenburgh, van: Plaatsnaam Aardenburg (Zeeland).
Eerdewijk, van: familienaam vooral in Noord-Brabant. Wellicht een Noord-Brabantse plaatsnaam.
Eerebout, Errebau, Heerebout, Heerebaut, Herrebauts, Herrebaut, Herrebout, Herreboudt, Heirbaudt, Heirbaut, Heirbout, Heirebaudt, Heirebaut, Heerebout, Herbout, Erbout, Herbauts, Herbaut, Herbau, Herbault, Herbaux, Herbe, Herbost, Herrebosch, Herbosch, Hierbosch, Erbo. Vadersnaam uit ofwel de Germaanse voornaam arin-balth; arend-moedig, Arinbald, Arembaldus, Ernibaldus; Erembaldus, Erembout. De vormen Herbo(d)ts, Herbo(s) wijzen veeleer op een bode-naam, maar boud- en bode-namen werden vaak verward. De vormen met h zijn in dit geval hypercorrect. De variant met -bos(ch) zijn te verklaren door renterpretatie. Of van de Germaanse voornaam hari-balth; leger-moedig : Hariboldus, Herebaldus, Heirboldus. De spellingvariant zonder h is dan fonetisch.
Eerenbeemt, van den. Plaatsnaam, bijvoorbeeld 1714 ‘S-Heerenbempden in ‘S-Herenelderen (Limburg)
Eerenst: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ernst ‘arnst’.
Eerhart: Vadersnaam. Germaanse voornaam er-hard.
Eerland, Eerlant: Vadersnaam. Voornaam Erlandus, Germaanse voornaam erla-land ‘Voorname man-land’.
Eernisse. Heernesse is een verspreide plaatsnaam aan onze kust ‘Weide, weiland’.
Eersel, van, van Essel, van Eeesel, Eersels, van Iersel, van den Ierssel: Plaatsnaam Eersel (Noord-Brabant) of De Eersel in Zolder (Limburg).
Eessen Van, Vaneessen, Esen, Van Heesen. Familienaam uit de plaatsnaam Esen (West-Vlaanderen).
Eest, van der, van (der) Heest, van der Reest, Verheest, Verhest, Verreest: 1. Plaatsnaam Eest: ast, droogoven; zie Van den Aste. Eest in Oostkamp en Torhout. 2. Of Ees(t): bijeengelegen bouwland, es. 3. Plaatsnaam Heest: beukenbos, struikgewas. Lidwoord als Van Heyste.
Eesvelde, van, van Heeschvelde, van Heesvelde, van Eerstvelde: Plaatsnaam Eesvelde in Wetteren (Oost-Vlaanderen) en Kalken (Oost-Vlaanderen). Heesvelde in Laarne (Oost-Vlaanderen). Zie ook Van Heesvelde.
Eetezonne, Eetesonne, Heetesonne, Heetesonne, Neeteson: Volksetymologische aanpassing van de Engels familienaam Edison.
Eeuwijk, van, Euwijk. Plaatsnaam Ewijk, Beuningen.
Efd, Efdee: Volgens Huizinga en Uitman de initialen F.D. van ene Fredrik Dirkszoon bijvoorbeeld.
Effelterre, van, van Effeltaire, van Effenterre, van Heffelterre, van Huffeltaire. Naam uit de plaatsnaam Effelter in Denderwindeke (Oost-Vlaanderen). Er is nog een Effelter in het Frankenwald, in het noordoosten van Beieren.
Effenberg, Effenberger. Ontronde vorm van Duits Offenberg(er). Plaatsnaam Offenberg (als in Beieren).
Efferen Van, Effermans. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam bij Keulen.
Effignier, Effinier. Wellicht Waalse uitspraak van Effinger.
Effinger. Plaatsnaam Effingen (Zwitserland) of ‘Effingen (Duitsland). Effignier, Effinier is wel Waalse uitspraak van Effinger.
Effront. Middenfrans effront: schaamteloos, driest, van front: zonder voorhoofd.
Efraim, Efrems, Ephram, Ephrem: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Efram.
Egbergen. 1. Plaatsnaam Eggenberg (Beieren). 2. Zoals Egberghs Re-interpretatie van Egbert.
Egbers, Egberts, Egbertsen, Eggink, Egberink, Engberink, Egbring, Ebbinge: Vadersnaam Egge. Germaanse voornaam agi-berht ‘Zwaarad-schitterend’.
Egberts, Eggen, Eggens, Heggen, Vereggen. Vadersnaam met de voornaam Egge, Eggo.
Egdom, van: Plaatsnaam Egdom in Scherpenzeel (Gelderland).
Egelmeers. Plaatsnaam Egelmeers: natte weide, meers met bloedzuigers. Of uit Egelmeer (Utrecht). Vergelijk Eggelpoel.
Egeraat, van: Plaatsnaam Eggerath (Noordrijn-Westfalen).
Egeren Van. Familienaam uit de plaatsnaam Eger in Appeldorn (Noordrijn-Westfalen).
Egels, Eghels, Eggels, Eigel, Egle, Eygel, Eijgel: 1. Bijnaam naar de egel, het stekelvarken? Kan een bijnaam zijn voor iemand met stekelig haar. Maar het ontbreken van het lidwoord (bij een diernaam) maakt een bijnaam minder waarschijnlijk. 2. Korte vorm van een Germaanse agil-naam: Egelbertus, Egelmundus, Egilgarius.
Eggebeen: Vadersnaam, van Eggebin, vleivorm van de Germaanse voornaam Egbert.
Eggel: Vadersnaam. 1. Variant van Vadersnaam. Egger, door r/l-wisseling. Germaanse voornaam agi-hari ‘.waarad-leger’.
Egger, Eggers, Eggert, Eger, Egers, Eggern, Hegger, Heggers, 1. Vernederlandst uit Duits Eigel, van Agilo, verkleinvorm van een Germaans agi-hari naam.
Egenolf. Vadersnaam. Germaanse voornaam agin-wulf’.waarad-wolf: Aginulfus.
Egeren, van. Plaatsnaam Eger in Appeldorn (Duitsland).
Eggeaert, Eggert, Egert, Eggerick, Eggerickx, Eggericx, Egerickx, Eggerickx, Eggricx, Egrix, Heggerinckx, Heggerick, Heyerick, Heyrick, Heijerick. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam agi-rik; zwaarad-sterk.
Eggebeen. Vadersnaam van Eggebin, vleivorm van Germaanse voornaam Egbrecht. Vergelijk Engelbeen, Egelbeen.
Eggel, van, Eggelen, van, Eggels: 1. Vadersnaam Eggel = Egger. Zie Egger. 2. Eventueel weergave van Oost Vlaamse uitspraak van Engel(en), Engels (vergelijk Egelbeen). 3. Zie ook Egels.
Eggen, Eggens, Egghe, Heggen, Hegge: Vadersnaam. Korte Germaanse agi-naam: Agio, Eggo. Of korte vorm van een agi-naam, zoals Eggebert, Eggerick, Eggibald, Eggeburch.
Eggenstein. Plaatsnaam. Duitsland.
Egger, Eggers, Eggert, Eger, Egers, Eget, Eggern, Heggers, Hegger: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-hari ‘Zwaarad-leger’. Agiharius, Egiherus. De vormen op -t kunnen ook uit Eggaert worden verklaard.
Eggerick, Eggerickx, Eggericx, Egerickx, Eggrickx, Eggricx, Egrix, Heggerickx, Heggerick, Heyerick, Heyrick, Heijerick: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-rik ‘Zwaarad-machtig’. Egericus.
Eggermont, van, Eggremont, Eggemon, van Eggermond, Degremont, Heggermont: 1. P laatsnaam Aigrement (Ennevelin, Nord). Ook (Gard, Hte-Marne, Seine-et-Oise, Yonne) en in Awirs (Luikg). Zie ook Daigmont, Dacremont. 2. Soms verward met Egmont. Een enkele keer ook aanpassing en Re-interpretatie van plaatsnaam Aigus-Mortes bij Nmes. Deze plaatsnaam werd elders (Cent, Aalst) als Eggremort, Eggermoort, Aigremort aangepast.
Eggersman: Plaatsnaam? Afleiding van voornaam Egger; zie Eggel.
Eggeslo. Plaatsnaam Eggerlo in Neerwaasten, Henegouwen?
Eggharter. Vadersaam. Afleiding van Eckhardt.
Eggink, Eggins: Vadersnaam. Afleiding van Germaans agi-naam, zoals Egbert.
Eggmann, Eggeman, Eggiman: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-man’.waarad-man’. Eggemannus.
Eghermanne. De naam komt sporadisch voor in Menen (West-Vlaanderen) en Roncq (Nord). Een Noord-Franse vervorming van Eggeman of Eggermont.
Egidy, Egedy: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Egidius.
Eglem, Egleme, Eglme: Waals aglme, inglme: aanbeeld. Beroepsnaam van de smid.
Egmond, (van): Plaatsnaam Egmond (Noord-Holland).
Egon, Egot, Ego: Frans got, verkleinvorm van Germaanse voornaam Ego, een agi-naam.
Egroo, van, van Eegroo: Plaatsnaam Eggerode (Duitsland)?
Egten,van. Plaatsnaam Echten, Duitsland.
Egt: Vadersnaam. Samentrekking van de Germaanse voornaam Eggert; zie Eckhardt.
Egts. Wellicht samentrekking van Eggerts.
Egyptien. Bijnaam voor een Egyptenaar of zigeuner.
Ehinger. Plaatsnaam Ehingen, als in Beieren en verder Duitsland.
Ehlen, Ehlend. 1. Variant van Bien. 2. Plaatsnaam Ehlen, Duitsland.
Ehlert, Ehler, Ehlers, Ehlhardt, Ehlert: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam agil-hard: Eilhard.
Ehlinger. Plaatsnaam Ehlingen, Duitsland.
Ehman, Ehmanns, Ehmans. DuitsEhemann: rechter, wetgever, van : redit, wet.
Ehouarne. Bretonse familienaam 1066-84 Ehuarn. Naam van een heilige heremiet in de negende eeuw. Samenstelling van eu-huarn ԩjzer’.
Ehrenberg, Ehrenberger, Ehrenburger. Plaatsnaam Ehrenburg, Duitsland.
Ehrenfeld. Plaatsnaam, Duitsland.
Ehrenfreund. Duitse bijnaam: eervolle vriend. Ehrenreich: Re-interpretatie (eervol) van Germaanse voornaam Ernricus.
Ehrensberger. Plaatsnaam Ehrensberg, Duitsland.
Ehrentraut, Eherentreu. Moedersnaam. Re-interpretatie van de Germaanse voornaam Irmintrut.
Ehresman, Erismann: Vadersnaam, afleiding Erizo, van Germaanse voornaam met -er.
Ehrlich, Erlichmann, Ehrlkhster, Erlick, Erlich, Ehrlkh: Duitse bijnaam Ehrlich ‘aerbiedwaardig, aanzienlijk, eervol’.
Ehrman, Ehrmann. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam die met Er- begint.
Eickelberg, Eikelberg, Eykelberg, Eijkelberg: 1. Plaatsnaam Eikelberg in Gelrode (Vlaams-Brabant), Mal (Limburg), Sluizen (Limburg). Ook Nederduitse plaatsnaam. 2. Oude naam van Bergeyk: 1283 Eikelberge.
Eich, Eicen, Aiche. Duitse plaatsnaam Eiche; eik.
Eichberger, Eichperger. Plaatsnaam Eichberg, verschillende plaatsen in Duitsland.
Eichenbaum, Aichenbaum. Duitse plaatsnaam; eik.
Eicher, Eichers, icher: 1. Duitse beroepsnaam van de ijker, ijkmeester. 2. Vadersnaam. Zie Eicker.
Eichhoff, Eichhfer, Eickhoff: Verspreide Duitse plaatsnaam Eichhof: eikenhof.
Eichholz, Eichholtz : Verspreide Duitse plaatsnaam Eichholz: eikenhout, eikenbos. Vergelijk Eykholt.
Eichhorn, Eischorn: 1. Plaatsnaam Eichhorn (Beieren). Vergelijk Van Eichinger: Plaatsnaam Eiching (Beieren).
Eichler. Afleiding van plaatstsnaam Eichel; klein eikenbos.
Eichmann, Heichman; afleiding van plaatsnaam Eiche; eik.
Eicke, Eijke: Vadersnaam. Germaane voornaam Aico. Vergelijk Eykens.
Eicker, Heykers, Heijkers, Heyckers: 1. Beroepsnaam van de ijker, ijkmeester. Zie Eicher. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam aig-hari: Aicharius. De h-spelling is dan hypercorrect. Maar Heykers kan een variant zijn van Hekkers.
Eickmayer. Nederduitse variant van Duits Aichmayer; bewoner van een goed bij een eik.
Eid, Ed: Arabische familinaam uit Damascus (Syrie). Guirguis Ed vestigde zich in 1757 in Egypte; zijn kleinzoon Jean (1819-79) werd consul van België in 1858.
Eidelman. Aanpassing van Duits Heidelmann, van Heidenmann: heidebewoner.
Eidemuller. Duitse Heidemuller; mulder op de hei.
Eidenschenck. Duitse beroepsnaam Heidenschenk, zoals Heidenkriiger een waard op de heide, landelijke kroegwaard.
Eier, Eiers, Eijer, Eijers, Eyers, Eyer: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-hari ‘Zwaarad-leger’. Agiharius, Aiherus.
Eiff: Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Agifrid, Eifert. Of spellingvariant van IJff.
Eifert. Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-frith ‘Zwaarad-vrede’. Agifridus, Aifredus.
Eiffe. Vadersnaam, van bakervorm van Germaanse voornaam Agifrid, zie Eifert.
Eilebrecht, Ellebrecht, Eilbracht. Vadersnaam uit het Germaanse agilberth.
Eiffling, Eifler: Afleiding van streeknaam Eifel.
Eigen, van der, den. Plaatsnaam (Noord-Brabant): eigendom van de hertog van Brabant.
Eijgendaal. Nederlandse famille, die in de 18de eeuw uit Xanten immigreerde, waar ze Ingendahl heette, een typische naam aan de Nederrijn: in het dal.
Eijsvogels, Eysvogels: Bijnaam IJsvogel voor een listig, sluw man.
Eilers, Eilerts, Eilts, Eils, Eyler. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam agil-hari.
Eikelenboom, Eikelboom, Eykenboom, Eijkenboom, Eijkelenboom: Plaatsnaam ‘aik’.
Eikelenberg, Eijkelenberg, Eijkelenburg, Eykelenberg: Plaatsnaam Eikelenberg in Brasschaat (Antwerpen), Dilbeek (Vlaams-Brabant), Molenstede (Vlaams-Brabant). Vergelijk Eickelberg.
Eikelenkamp. Plaatsnaam; stuk land met eiken afgeperkt.
Eikema: Friese Afleiding van plaatsnaam Eik of Vadersnaam. van voornaam Eike.
Eikenaar: Afkomstig van een plaats met een naam op –eik(en), zoals Maaseik. Vergelijk Duits Eichner, van plaatsnaam Eichen.
Eilander: Afkomstig van Eiland (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg)
Eilebrecht, Ellebrecht: Vadersnaam. Germaanse voornaam agil-berht ‘Vreselijk, lastig-schitterend’. Agilbertus, Ailbertus.
Eilenbecker. Afleiding van Nederduitse waternaam Heilenbeck; vergelijk Heilenbecker Tal. Of variant van Eilenbecker.
Eilers, Eilerts, Eilts, Eils, Eyler: Vadersnaam. Germaanse voornaam agil-hari ‘Vreselijk-leger’. Agleharius, Eileer. Mogelijk ook van Eilert, Eilaard: Agilhard.
Eindhoven, van, van Eyndhoven, van Eijndhoven, Endhoven, Enthoven: Plaatsnaam Eindhoven (Noord-Brabant) en in Brecht, Antwerpen.
Einfinger. Bijnaam voor iemand met 1 vinger.
Einhorn. De eenhoorn is een mythologisch dier dat vaak voorkwam op uithangborden, vooral van apotheken. Dus huisnaam.
Eipper, Eippers. 1. Vadersnaam, Duits Eippert, Germaanse voornaam agi-berht. 2. Eiper = Ypre (leper, West-Vlaanderen).
Eischen, Eischenne, Eisschen, Eyschen: Plaatsnaam Eischen, Duitsland.
Eischweiler, Eischweller, Einsweiller, Einsweiler: Plaatsnaam Eschweiler, Duitsland.
Eisel, Eisele, Eiselein: Vadersnaam. Zuidduitse afleiding van Germaanse san-naam.
Eisen, Eysen, Eisink, Eyssen, Eysson, Eyssens, Eijssens, Eijssen, Eussen: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse agis-naam ‘Schrik’zoals Eisboud, Eisbert. Vergelijk Friese voornaam Eise, Eisinus. Genealogisch is Eussen, van Eyssen.
Eisenacher. Afleiding van plaatsnaam Eisenach, Duitsland.
Eisenberg, Eisenberger, Aisenberg, Aizenberg, Eijzenberg, Aisinber: Verspreide Duitse plaatsnaam Eisenberg.
Eisendrath. 1. IJzerdraad. Beroepsnaam van de draadsmid. 2. Moedersnaam. Volksetymologisch van Germaanse voornaam Isandrut, Eisentraut.
Eisenhuth. Duitse bijnaam; ijzeren hoed.
Eisenstorg. Joodse familienaam. Duits Eisenstark: ijzersterk.
Eisentweig, Eisenzweig. Joods Duitse familienaam; ijzeren twijg.
Eisler, Isler, Eissner, Eisner: Duitse beroepsnaam: ijzerhandelaar.
Eitel, Eitl. Duits eitel: louter, enkel en alleen. Oorspronkelijk voor een voornaam, bijvoorbeeld Eitelhans: heet alleen maar Hans. Vooral als twee broers dezelfde voornaam dragen, is die met ԅitelՠde erfgenaam.
Eidelson. Duits Joodse familienaam Edelso(h)n, Eidelson. Het eerste lid kan de Germaanse voornaam Edel zijn, of jiddisch bijnaam Eydl, van Duits edel: edel, nobel.
Eilenberg. Plaatsnaam Eilenberg in Neustadt, Duitsland.
Eisma: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans naam met agis ‘Schrik’zoals Eisboud, Eisbert. Eise is trouwens een Friese voornaam.
Eitinge. De boer Gerlof Eitinge, die zijn persoonsnaam toenaam ontleende aan de naam van zijn voorvader Eite, en die, even als zijn voorouders, geslachten en geslachten vr hem, het erve Eitinge, zo genoemd naar de eigenen toenaam van zijn geslacht, in eigendom bewoonde,—die Drentse boer Gerlof Eitinge had twee zoons. De oudste daar van erfde, naar vaste zede, die voorouderlijke bezitting. Maar, ten einde de jongste zoon, wie hij misschien een bijzondere liefde toedroeg, enigszins schadeloos te stellen, nam de oude Gerlof nog bij zijn leven een deel van de landerijen af van het oude erve, bouwde daar op een huis, en schonk dit nieuwe gedeelte die tweede zoon. Nu waren er twee afzonderlijke landhoeven Eitinge naast elkaar; beiden ook door een Eitinge bewoond. Niets natuurlijker dus, dan dat men, ter onderscheiding, het ene, het oorspronkelijke erve met de naam Groot-Eitinge noemde en aan het andere de naam Klein-Eitinge gaf. En deze namen gingen van de hoeven weer zeer geredelijk over op de bewoners er van, die beiden oorspronkelijk reeds Eitingen waren, maar nu Albert Gerlofs Groot-Eitinge en Meindert Gerlofs Klein-Eitinge genoemd werden.
Ek, van, Eck, Ekelaar, Eeckelaer, Eijgelaar, Heijgelaar 1. Plaatsnaam E(e)kelaar ‘aikenboom, eik’. 2. Afleiding van van der Eeken. Vergelijk Duits Eichler, van Eichel.
Ekels: Middelnederlands eekel; eikel’. Beroepsbijnaam van een eikelraper of varkenshoeder.
Ekselson. 1. De West Vlaamse familie Ekelson stamt van 1670 Abraham Nichilson, Dantsig, gevestigd in Roeselare. Nichilson is Nickelsen, zoon van Nickel, Nicolaus. 2. Zie Hekelsom.
Ekendahl. Plaatsnaam, misschien Eckenthal, Beieren.
Eker. Vadersnaam. Variant van Eckers of Eicker.
Ekeren, van, Eker, van, van Eekeren, van Eeckeren, van Heeckeren, van Heeker, van Eikeren, van Eijkeren, van Eykeren: Plaatsnaam Ekeren (Provincie Antwerpen.
Ekerschot, van. De familienaam kwam in de 16de eeuw voor in Oisterwijk (Noord-Brabant). Plaatsnaam 1468 aen gheen Ekerschoet, Grote-Brogel (Limburg)
Ekert, van, van Eekert: Plaatsnaam Eikaard: eikenbos, plaats waar eiken groeien. In Wilrijk (Antwerpen), Hoeselt (Limburg). Maar vermoedelijk is het een dialect vorm voor Eekhout; vergelijk Van Endert.
Ekh, van, van Elk: Plaatsnaam Elch/Elk, Nederlandse naam voor Othe (Luik).
Ekhingen. Plaatsnaam (Beieren) en in Neresheim, Duitsland.
Ekkebus, Ekkenbus, Eckebus: Hekbos in Lendelede, Gullegem, Meulebeke (West-Vlaanderen). Of wellicht veeleer Eekenbos: eikenbos, zoals in St.-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen), Eikenbos in Diegem. Plaatsnaam Eikenbosch ten oosten van Schaasberg (Nederlands Limburg). Of Ekkelbosch ten oosten van Rolde (Drenthe).
Ekkendonk. Plaatsnaam Ekkendonk in Lummen, Limburg.
Ekkelenkamp, Ekkelkamp, Eckelkamp, Ekkel, Ekel, Ekkels, Ekkelboom. Familienaam uit ekkel (eikel) en kamp (afgebakend stuk grond voor landbouw of veeteelt). Wellicht ergens op de grens Overijssel, Drenthe, Duitsland. De Ekkelkampen zijn landen ten oosten van Mantinge in Westerborik (Drenthe).
Ekkens. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Acco, Ecko, bakervorm van een agi-naam.
Elaerts, Elaest, Ellast: Vadersnaam. Germaanse voornaam athil-hard ‘adel-sterik ‘ zie Alaert.
Eland, Elants, Elanson, Helland, Iland, Ilandts, Ilands: Vadersnaam. Germaanse voornaam athil-land ‘adel-land’.
Elaut, Elaut, Elat, Eloot, Elot, Ellaut, Helaudt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam agil-wald; lastig-heerser.
Elbers, Elbertse, Elbert, Elbertsz, Elberg, Elebaers, Elenbaas, Ellebrecht : 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam alja-berht ‘ender-schitterend’. 2. Variant van Albers. 3. Germaanse voornaam agil-berht ‘Scherp-schitterend’.
Elburg, van: Plaatsnaam Elburg (Gelderland).
Elchardus. Vadersnaam. Latijnse vorm van Germaanse voornaam alah-hard ‘Heiligdom-sterik .’
Elck, van: Plaatsnaam Elch/Elk, Nederlands naam voor Othe (Provincie Luik).
Elden, van: Plaatsnaam Elden in Elst (Gelderland).
Elderenbosch: Een bos, wellicht in de buurt van de Elderenspolder in Zevenbergen (Noord-Brabant) of bij Elderen (Belgisch-Limburg).
Elderen, van, van Elderen, van Elder, van Elders: Plaatsnaam Elderen, Genoels-Elderen of ’s-Heren-Elderen (Limburg).
Elders, Elderen: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam, van Aalders, Alders, van Aalderd, Adelhard. 2. Of Van Elders = Van Elderen.
Eldijk, van. Plaatsnaam Eldik (Gelderland).
Electre. Moedersnaam. Germaanse voornaam Elektra of een Germaanse voornaam zoals Electrudis, Electrada.
Elen, Elens, Eelens, Eelens, Eelen, Eleyn. 1. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Adela, Edele, Aleit. Blijkens Peene werden in Erps de Elens ook Heylen genoemd. 2. Vleivorm van de Germaanse voornaam Aleit, Adelheid.
Eldik, van; van Eldijk: Plaatsnaam Eldik (Gelderland).
Elegeer, Elegeert: Vadersnaam. Germaanse voornaam alja-ger ‘ender-speer’.
Elegem, van. Plaatsnaam Elegem in Dilbeek (Vlaams-Brabant) of Hombeek (Antwerpen).
Elemans. Vadersnaam. Germaanse voornaam, vergelijk Aelman. Of afleiding van Elen.
Elenbaas: Volgens Huizinga en Uitman ‘adele baas, nobele kerelՠ(?). Maar vermoedelijk veeleer een herinterpretatie van Elebaers, van Elbers, van Elberts
of Elenbos, Eijlenbosch, Heylenbosch.
Eleveld,, Eeleveld, Eliveld, Elevelt. Plaatsnaam bij Assen.
Elewout, Elewaut, Ellewaut, Helewaut, Helevaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam alia-wald ‘ender-heerser’. Of variant van Elout. Zie ook Helewaut. In Zeeland Ellewoutsdijk.
Elewoud, van, van Elewout: Wellicht Brabantse hypercorrecte vorm voor Van Elewijt. Plaatsnaam Elewijt (Vlaams-Brabant).
Elewijck, van, van Elewyck. Naam uit de plaatsnaam Heelwijk bij Heesch (Noord-Brabant).
Elfeld. Plaatsnaam. Misschien Helfern in Bad Rothenfelde. Duitsland.
Elfferich, Elfring, Elfrink, Elferink, Elfferich, Haffreinque: Vadersnaam. Elferink = Alferink, afleiding van Germaanse voornaam Alfer, van alb-hari ‘alf-leger’.
Elgershuizen. Plaatsnaam Elgershausen, Duitsland.
Elgersma, Elgers, Algersma. Middelnederlands elger; vistuig in de vom van een vork.
Elhorst: Plaatsnaam bij Zenderen (Borne, Overijssel).
Eliano, Iliano. Vadersnaam, Italiaanse vorm van de heiligennaam Elianus. Dit uit Elia(s).
Elias, Eliassen, Eliasson, Eljasz, IIias, Iliaz, Ilijas, Ilijaz, IIlias, Iljasch, Ilyas, Ylias, Eliat, Ely, Hely, Hly, Elie, Eliard, Eliert, Elierts, Eliaert, Eliaerts: Bijbelse voornaam van de profeet Elia(s).
Eliasar. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Eleazar.
Elich: Uit Ehrlich?
Eliens, Elins: Nederlands afleiding van Elie? Of Elien, Romaanse vorm van Elianus?
Eligius. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Eligius.
Eliot, Elliot, Elliott, Iliot: Vadersnaam. Franse vleivorm van Bijbelse voornaam Elia(s).
Elings: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse athil-naam ‘adel’.
Elisabeth, Elskens, Lisabeth, Lysabeth, Lisbeth, Lisbet, Lispet, Lysbettens, Leysbeth, Leysebettens, van Lysbeth, van Leysebeth, van Lysebeth, van Lyssebetten, van Lysbettens, van Lysbetten, van Lijssebetten, van Lijsebetten, van Lijsebettens, van Lysenbettens. 1. Moedersnaam uit de Bijbelse voornaam Elisabeth. Erg populair in de middeleeuwen. 2. Vadersnaam lis, Eliso, Else, Elso, geslachtsnaam Elsing, Elzing, Elsinga Elzinga, Elzenga, Elsen, plaats Elswert bij Kantens, Elsinghusen bij Vlagtwedde, Elseghem (Elsa-heim) in Oost-Vlaanderen, Elsom (Elsa-hiem) bij Antwerpen.
Elise. Moedersnaam. Korte vorm van Bijbelse voornaam Elisabeth.
Elissen: Engels Elisson, zoon van Ellis ԅlias’.
Elkes. Vadersnaam. Afleiding van Ehlert.
Ellange. Romaanse vorm van plaatsnaam Ellingen, Henegouwen.
Ellegaard, Hellegards: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam athil-gard ‘adel-gaard’. Edelgardis. De h-spelling is dan hypercorrect, zoals in: 12de eeuw. Hetheliardis. 2. Ellegaard kan ook de weergave zijn van de h-loze uitspraak van Hellegaard; zie Hildegarde.
Elkhuizen: Misschien plaatsnaam Welkenhuizen, Duits Welchenhausen (Rijnland-Palts) Of veeleer variant van van Ellinckhuijzen, Hellinghuizen. Plaatsnaam Ellinghausen (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Ellenbroek, Ellerbroek, Ellen, ter, Ellenkamp. Plaatsnaam bij Haaksbergen.
Ellemeet, van: Plaatsnaam Ellemeet (Schouwen, Zeeland).
Ellen, Ellens, Elens, Elles: Vadersnaam. van Germaans alja-naam, zoals Elbert.
Ellenbecker. Vergelijk Duitse familienaam Ellenbach, Ellenbcher, afleiding van verspreide plaatsnaam Ellenbach. Zie ook Eilenbecker.
Ellenberger. Plaatsnaam Ellenberg, verschillende in Duitsland.
Ellis: Vadersnaam. Engels vorm van de Bijbelse voornaam Alia(s).
Eller. Duitse plaatsnaam Eller, Erle; els, boom Alnus.
Ellerbrock. Nederduitse plaatsnaam Ellerbrook; elzenbroek, elzenmoeras.
Elmpt, van: 1. Plaatsnaam Elmt (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Elmpt bij Aken (Noordrijn-Westfalen).
Elling, Ellinger, Elinger: 1. Plaatsnaam Elling (Beieren), Ellingen (verschillende in Duitsland). 2. Zie ook Elyn.
Ellinghaus, Ellinghas: Verspreide plaatsnaam Ellinghausen (Duitsland).
Ellis, Elis, Elisson, Ellison, Elissen, Elisen, Elisson: Vadersnaam. Engelse vormen van Bijbelse voornaam Elias.
Elmt, van, van Elmbt, van Elmpt: 1. Plaatsnaam Elmtin, Schaarbeek. 2. Plaatsnaam Elmt (Noord-Brabant). 3. Plaatsnaam Elmpt bij Aken (Duitsland).
Elofs. 1. Vadersnaam. Variant van Alofs. 2. Plaatsnaam Althoff= Elthoff = 1680 Elofs, Niel.
Eloin. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam alji-win ‘ender-vriend’. Elewini.
Eloir, Eloire. Vadersnaam. Spelling voor Hloir. Germaanse voornaam hild-ward’strijd-bewaarder’. (H)eldoardus.
Elout: Germaanse voornaam agil-wald ‘Lastig-heerser’. Agilaldus, Eilaldus. Of variant van Elewout.
Eloy, Eloye, Eloey, Eloix, Eloi, Helloy, Elo, Iloo, Ilo: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Eligius, Frans Eloy van Nederlands Elooi. 2. Zeven van de elf kinderen van Jacobus Heuleu (1781-1835 Deinze) werden bij de burgerlijke stand (1809-1829) opgeschreven als Eloy, Eloi, Eloey.
Elper, Elpers. Vadersnaam. Waarschijnlijk variant van Elbers.
Els, van, Elsman, Elles, Eils, Elst. Plaatsnaam Els of beter Elst, Gelderland.
Elsacker, van; van Elscker, van Elsackers, van Elsakker, van Elsaker, Elzakkers, Essaker, van Elssacker, van Elsacker, van lsaker, van Yssacker, van Ysacker, van Jsacker, van Sacker, Yssackers, Eysackers, Eysakkers, Eijsackers, Eijsakkers, Eyzakkers: 1. Plaatsnaam Elsakker bij Moregem (Oost-Vlaanderen) of in Brecht (Provincie Antwerpen of Meerle (Provincie Antwerpen. 2. Of van Isacker, van plaatsnaam Disacre in Leubringhen (Pas-de-Calais). Dit is een Germaanse plaatsnaam, in Diets akker. 3. Plaatsnaam 1641 den IJsacker, Adegem (Oost-Vlaanderen);. 4. Van Is(s)acker kan ook uit Van Huusacker worden verklaard. Plaatsnaam Huisakker in Lichtaart (Antwerpen), Huusacker in Oostvleteren (West-Vlaanderen);
Elscot, Elsschot. Plaatsnaam ղuimte met elzen afgeperkt’. Elschot in Schijndel (Noord-Brabant), bij Ruurlo (Gelderland).
Elseman, Elsman, Elzerman: 1. Moedersnaam Afleiding van Else = Elisabeth. 2. Afleiding van van (den) Elzen.
Elseman, Elsemans, Elsemons, Elsmans, Elsermans, Helsemans. 1. Moedersnaam uit de voornaam Else (variant van Elisabeth). 2. Of afleiding van Van der Elzen. Zie bij Elzen.
Elsendoorn: Plaatsnaam ‘Bos met doornstruiken en elzen’.
Elsen, Elsens, Elzen, Helsens, Helsen, Helzen, Ilsen. Moedersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Elisabeth. Zie ook Elzen.
Elsen, van, van Elssen, van Elzen, van Helsen: Plaatsnaam Elzen (Noord-Brabant, Overijssel) of bijvoorbeeld in Homburg (Luik). Of van Van den Elsen.
Elsene, van. 1. Waarschijnlijk= Van Elsen. 2. Eventueel plaatsnaam Elsene.
Elseneer, Elseneers. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Elsene (Brussel) of uit de plaatsnaam Elsen (Noordrijn-Westfalen). 2. Aanpassing van Elsner.
Elser. Naar de woonplaats bij een els, elzenboom.
Elshocht, van, Elshoecht, Elshoegt, Elshogt, Elshoeght, Elshoght, Elschocht, Elshoucht, Elsocht, Elsoght, Elsoucht, van Helshoecht, Helsocht: Plaatsnaam Elsocht in Gooik (Vlaams-Brabant): elzenstruik, elzenheester. Brabants hocht: struik, kreupelbos.
Elshof, ten, Elshoff, Elshove. Plaatsnaam bij Olst-Wijhe.
Elshout, (van den) Elshoud: Plaatsnaam Elshout ‘alzenbosՠonder meer in Nieuw-Lekkerland (Zuid-Holland), Drunen (Noord-Brabant).
Elsing. Vadersnaam. Jongere vorm van oude voornaam Elsung.
Elskamp: Plaatsnaam ‘met elzen omsloten veld’. Elskampen bij Gameren (Gelderland).
Elskens, Helskens: Moedersnaam, afleiding van Els, Elisabeth.
Elslander: Afleiding van plaatsnaam Elsland ‘Land waar elzen groeien’vooral in Vlaanderen. Ook familienaam Van Els(t)lande.
Elsmoortel, Helsmoortel, Elsemoortel, Elzemoortel, Helmoortel. Naam uit de plaatsnaam Elsmoortel: drassige grond met elzen. Plaatsnaam in Aartrijke, Assebroek, Oostkamp, Sijsele en in Duffel (Antwerpen).
Elsner. 1. Van plaatsnaam Elsen (Duitsland). 2. Zuidduits Elsner: die bij de elzenboom woont.
Elsschot, Elschott, Elshot: Plaatsnaam Elsschot: ruimte met elzen afgeperkt, bijvoorbeeld Elschutten in Langdorp (Vlaams-Brabant), Helschoot in Laarne (Oost-Vlaanderen), Helschot in Herselt (Antwerpen), Elsschot in Schijndel (Noord-Brabant). Alfons De Ridder (1882-1960) koos als pseudoniem Willem Elsschot naar het gehucht waar hij zijn jeugd doorbracht.
Elst, (van (der), van (der) Elst, ter Elst, van der Elst, van (der) Helst, van der Aalst, van der Aelst, Verrelst, Verelst, Verelest, Verhelst, Verest, Voorhelst: Verspreide plaatsnaam Elst ‘laats waar elzen groeien, elzenbos’. Elst (Oost-Vlaanderen, Gelderland, Noord-Brabant, Utrecht).
Elst, van der; Verelst, Verhelst: Verspreide Plaatsnaam ter Elst ‘alzenbos’.
Elster, Elstermann. 1. Duitse bijnaam Elster: ekster. Vergelijk Axters, Agace. 2. Duitse plaats- en waternaam.
Elstlande, van, (van) Elslande, Elslander, van Elsland, van Eslande, Helslander, van Helsland, van Elshander: Plaatsnaam Els(t)land: land waar elzen groeien, in Geluwe-Wervik, Desselgem (West-Vlaanderen), Zermezele (Frans-Vlaanderen).
Elstraete, van, van der Elstraeten, van der Elstraete, vander Elstraeten, van der Helstraeten, van der Helstraete, Helstraete. Familienaam uit de plaatsnaam Els(e)straat in St.-Katelijne-Waver (Antwerpen) en in Ingelmunster (West-Vlaanderen).
Elswege, van, van Elseweghe, van Elsuweghe, van Elsuwege, van Elsuwwge, van Elsuwe, van Elsuw, van Elsue, Elsu, Elsu, van Helsewege, van Helsuwe, Helsuw, van Helsuwege. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Elswege = elzenweg, -paadje. Deze plaatsnaam komt onder andere voor in Widdingen (Limburg), Ingelmunster: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Eleutherius ‘De vrije’. Bijnaam van Zeus en Bacchus. Franse familienaam Eleuther, Eleuthre.
Elten, van. Plaatsnaam in Emmerich, Duitsland.
Eltgeroth. Plaatsnaam Elcherotch, Frans Nobressart, Luxemburg, of Elcherath, Duitsland.
Elven, van, Vanelven,vVan Halven, Elve. Familienaam uit de plaatsnaam Elleve (tussen Baaigem en Dikkelvenne Oost-Vlaanderen), of uit Elven (Voeren Limburg), of uit Alfen, Alphen (Zuid-Holland, Noord-Brabant, Gelderland) of ook nog uit Elvene (Grimbergen Vlaams-Brabant).
Elswijk, van: Plaatsnaam Elswijk in Amstelveen (Noord-Holland).
Elteren, van: Plaatsnaam Eltern (Nedersaksen).
Eltges. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam met ald-, athil- of agil-.
Elve, van Elven, van, van Halven: 1. Plaatsnaam Elleve tussen Baaigem en Dikkelvenne (Oost-Vlaanderen). De Elve is ook een waterloop in Zeeuws-Vlaanderen. 2. Plaatsnaam Elven in Voeren (Limburg). 4. Plaatsnaam Elvene in Grimbergen (Vlaams-Brabant). 5. Plaatsnaam Uileven in Tessenderlo (Limburg).
Elverdynghe, van. Plaatsnaam Elverdinge (West-Vlaanderen).
Elvers: Vadersnaam. Germaanse voornaam alb-hari ‘alf-leger’. Alfheri.
Elvetici. Latijn Helveticus; Zwitser.
Elvidge. Engelse vadersnaam. Oudengels jelf-heah ‘alf-hoog’.
Elyn, Elijn, Eleyn, Elinckx, Elinck, Elincx, Elling. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse athil-naam; edel.
Elzas, Elsas, Elssser: Streeknaam De Elzas/Das Elsass, Duits (Alemannisch en Opperfrankisch) gebied in Frankrijk (Ht-Rhin, Bas-Rhin). Elssser is de volksnaam Elzasser.
Elzen , van den, van den Elsen, van den Elschen, van (den) Elsken, van den Helsken, van Elskens, Verelzen. Familienaam uit een plaats waar veel elzen groeien.
Elzendoorn, Elsendoorn: Plaatsnaam: bos met doornstruiken en elzen.
Elzewyck, Elzewijck. Vadersnaam. Germaanse voornaam alis-wig?
Elzinga, Elzenga, Elsinga, Elsing, Elsenga, Elsmae: Vadersnaam. Friese afleiding van Else, een -s afleiding van Elle, een Germaanse edel-naam.
Emaar: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-mr ‘Zwaarad-beroemd’. Agomarus, Aimarus.
Emael, Eymael, Eymal, Eijmael, (van) Eimal: Plaatsnaam (Eben-) Emael (Luik).
Emaer, Emar, Emare, Emard. Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-mr ‘Zwaarad-beroemd’. Agomarus, Aimarus. Vergelijk Aimart.
Emanuel, Emmanuel, Emmaneel, Emanuele, Emanuelli, Immanuel, Emanuelson. Vadersnaam uit de Bijbelse voornaam Emmanuel.
Emans: Spelling voor Hemans, door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Heedeman, afleiding van van den Heede, naar de woonplaats op de heide. Eventueel variant van Emons.
Emberg, Enberg: 1. Vadersnaam. Klankverandering van Embrecht of Re-interpretatie van Embert. 2. Variant van Hemberg.
Embersin, Ambersin, Hembersin, Hambersin, Hambursin, Embursin, Hambresin: Plaatsnaam Embresin/Ambresin (Luik).
Embden, van: Plaatsnaam Emden (Nedersaksen).
Emberton. Plaatsnaam Emberton (Buckinghamshire).
Embgenbroich. Plaatsnaam Imgenbroich (Duitsland): in den Broek, in het broekland.
Emblans. Plaatsnaam Amblans-et-Velotte (Hte-Sane)? Of van Desamblanc.
Embregts, Engberts: Variant van Imbrechts. Vadersnaam. Germaanse voornaam ing-berht ‘god van de Ingweonen-schitterend’. Ingobertus, Imbert.
Emmaneel: Spelling voor Emmanuel, Bijbelse voornaam.
Embourg, Emborg: Plaatsnaam Embourg (Luik).
Embry, Enbrie: 1. Plaatsnaam Embry (Pas-de-Calais). 2. Zie Emery.
Emden, van, van Hemden, van Embden, van Empten: Plaatsnaam Emden (Duitsland).
Emen, van den. Familienaam Vandenemen. Wellicht: van den Hemel.
Emery, Emmery, Hemery, Embry, Eymerie, Imrie: 1. Vadersnaam. Verschrijving voor Aimery, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Emmerik (haim-rk); zie Hemeryck. 2. Vadersnaam.=Amery, van Amauray.
Emile, Emil, Emili, Emilien: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Aemilius, Emilianus.
Emma. Wellicht niet de Germaanse voornaam Emma/Imma, maar Luiks-Waalse vorm Ema, van Emard.
Emmelkamp: 1. Plaatsnaam in Altschermbeck (Noordrijn-Westfalen). 2. Nederlands vorm van Plaatsnaam Emlichheim in Bentheim (Nedersaksen).
Eemmen, Emmens, Emmink, Hemmen, Immen. Plaatsnaam Emmen, Drenthe.
Emmanuel, Emmaneel, Emanuelli, Emanuel, Immanuel, Emanuelsson: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Immanuel.
Emmel, Emmelen. 1. Vadersnaam. Korte vorm en vleivorm van een Germaanse amal-naam. Zie Amelryckx. 2. Plaatsnaam Emmelen = Emblem (Antwerpen).
Emmelkamp. Plaatsnaam in Altschermbeck, Duitsland.
Emmelmann. Vadersnaam. Duitse vleivorm van bijvoorbeeld Emmerich.
Emmelot. Moedersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Imma/Emma.
Emmen, Emmens, Emmenes, Hemmen: Moedersnaam. Germaanse voornaam Imma. Zie ook Imme.
Emmenecker, Hammenecker: De Brabantse familie Hammenecker stamt af van Dominicus Emmenegger, 1742 Rimbach (Elzas), in Brussel getrouwd in 1769. Het zou een oorspronkelijk Zwitserse familie zijn, met Emmenegg als bakermat.
Emmer, Hemmers: Vadersnaam. Germaanse voornaam haim-hari ‘Heem-legerՠof uit Embert, zie Embregts.
Emmerik, van, Emmerick, van, Emmerik, van, van Emrik, van Emrick, Emmerickx, Emmerix, Emmeryckx, Emmeric, Emric: Plaatsnaam Emmerich, Nederlands Emmerik (Noordrijn-Westfalen)
Emmerink: 1. Germaanse voornaam Haimirichus, Aimericus, Heimericus, Hemericus. 2. Variant van van Emmerik.
Emmerling, Emmerlinck. 1. Duits ‘Herling: geelgors. Bijnaam. 2. Zie Hemeryck(x).
Emmerloot, van, van Emmeloo, van Emmelo: Plaatsnaam Ammerlo = Amberloup (Luxemburg)?
Emmermann. Re-interpretatie van Duitse Immermann, van plaatsnaam Immer (Duitsland).
Emmerson, Emerson: Vadersnaam. Zoon van Emery.
Emmery, Hemery, Embry, Eymerie, Imrie: 1. Vadersnaam. Verschrijving voor Aimery, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Emmerik (haim-rk); zie Hemeryck. 2. Vadersnaam.=Amery, van Amauray (Emmelkamp: plaatsnaam in Altschermbeck (Duitsland).
Emmerzaal, Emmerzael: Misschien variant van van Immerseel. Plaatsnaam Immerzeel in Aalst (Oost-Vlaanderen) en Boechout, Boom, Schelle, Wommelgem (Provincie Antwerpen).
Emons, Emonds, Emond, Emont, Emonts, Emontz, Emong, Emunds: Uit Emonds, afleiding van de Germaanse voornaam Emond: agi-mund ‘Zwaarad-bescherming’.
Emontspool, Emontspohl. Plaatsnaam Emondspoel, Poel van Emond.
Emous. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam haim-wulf ‘Heem-wolf: Haimulfus, Aimulfus.
Emsbroek. Familienaam naar het Emsbroek in Harfsen, vroeger Laren, Gelderland.
Empel, van: Plaatsnaam Empel (Noord-Brabant, Noordrijn-Westfalen).
Empis. Zuidfrans empi, van empire, naam voor de linkeroever van de Rhône, eertijds keizerlijk gebied.
Emplaincourt. Plaatsnaam Amblaincourt in Triaucourt (Meuse).
Emplit, Emplis, Empis: Empli, voltooid deelwoord van Frans emplir. Bijnaam: vervuld, welgesteld, voldaan? Wellicht veeleer Re-interpretatie (met l-epenthesis) van Empis.
Emprunt. Hypercorrect voor Franse familienaam Emprin: heerszuchtig, autoritair.
Ems. Plaatsnaam Ems, Duitsland.
Emsen, Emsens, Emsems, Empsen, Empstein, Empsten, Emsten. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Immezo, dit is dan weer een knuffelvorm uit Immo dat een knuffelvorm is van een -ermin-naam. Of een moedersnaam, uit Imma/Emma, dit is ook een knuffelvorm uit een-ermin naam.
Of uit de plaatsnaam Empsen in Roermond.
Emsheimer. Plaatsnaam Eimsheim, Duitsland.
Enekens, Ennekens, Enneckens, Enkens, Enneking: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Arnoud. 2. Zie Hennekens.
Enckevort, van. Plaatsnaam in Mierlo (Noord-Brabant).
End, Ende. Plaatsnaam. Vergelijk Van den Ende.
Endels. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Andreas.
Endepols. Plaatsnaam Eendenpoel.
Enderle, Enderl, Enderlin, Andele, Andel: Duits nderle, nderlin, afleiding van de voornaam Andras.
Enderman, Endermann. Vadersnaam. Afleiding van Andras.
Endert, van. Plaatsnaam Eindhout (Antwerpen), dialect uitspraak Endert. Of plaatsnaam Eindert in Beverlo (Limburg).
Endevoets. Bijnaam voor een platvoet, naar de gelijkenis met de eendenpoot. Vergelijk Duits Entenfufss,’, Nederduits Gosevot: ganzenvoet.
Endhoven, (van): Plaatsnaam Eindhoven (Noord-Brabant).
Endre, Endres, Ender, Enders, Endr, Endersch, Endresz: vadersnaam. Griekese heiligennaam Andras.
Engerie, Engrie. Oost-Vlaamse familienaam. Verhaspeling van een Romaanse familienaam, wellicht Henri.
Eng, van den, der. Plaats-, streeknaam. Enk, Eng ‘Weiland, bouwland bij het dorpՠ(Gelderland, Overijssel).
Engbers, Engberts, Engbersen, Engberink, Engelbert. Vadersnaam Ingbert, oud Saksisch Ing dat op een Germaanse stamgod berust, oud Hoogduits beraht, oud Saksisch berth; helder, glanzend.
Engel, van (den), Engels, Engelse, Engelsma, van Ingel, Ingels, Ingelse, Inghels, van Hingel, Ongelse: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Ingelbrecht of Ingelram. 2. Familienaam uit de verspreide huisnaam Den Engel, Den Ingel (voor een hoekhuis, Latijn angelus).
Engel, van (den): Verspreide huisnaam (in) de Engel, voor een hoekhuis, Latijnse angulus.
Engelaar, Engeler, Enkelaar, Enklaar: Beroepsnaam hengelaar ‘Die hengsels maakt’ook ‘Hengelaar, visser’.
Engeland, van, van Engelandt, van Engelan, van England, van Inghelandt, van Ingelandt, van Ingueland, van Ynghelandt, van Hingeland, van Hingelandt. 1. Naam voor iemand afkomstig van Engeland. 2. Of naam uit de gelijknamige plaatsnaam Engeland in Niepkerke of Strazele (Frans-Vlaanderen) en ook in Gelderland.
Engelbel. Vadersnaam van Engelbert.
Engelbergh, Engelberg: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam angil-berg ԁngel-bescherming’. Engelberga, 2. Re-interpretaties van Engelbert, Engelbregt. 3. Plaatsnaam Engsbergen in Tessenderlo (Limburg).
Engelborghs, Engelborgh, Enghelborch, Engelborg, Engelbosch, Engelbos, Ingelbosch, Engiboust. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam angil-burg; Angel-burcht, Angelburgis.
Engelbregt, Engelbracht, Engelbert, Engelberts: Vadersnaam. Germaanse voornaam angil-berht ԁngel (volksnaam) –schitterend: Ingelbert.
Engeldorp, van: Misschien Plaatsnaam Ingendorf (Rijnland-Palts):
Engelen, (van), Ingels, Engels: 1. Plaatsnaam Engelen (Noord-Brabant). 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam angel-berth of een andere angel-naam. 3. Mogelijk ook een huisnaam (In den Inghel) of een bijnaam (zacht iemand).
Engelenburg, van: Misschien fictieve herkomstnaam, gereinterpreteerd uit moedersnaam Engelborg. Germaanse voornaam angil-burg ԁngel-burcht’. Angelburgis.
Engelhardt, Engelhard, Engelhart, Engelhert, Englert, Engielhardt: Vadersnaam. Germaanse voornaam angil-hard ԁngel-sterk’. Engilhard, Engelhart. 1070 Ingellardus.
Engelke. Vadersnaam. Nederduitse afleiding van Ingelbrecht of een andere engel- naam.
Engelkes: Verkleinvorm van Engel.
Engelmoer: Wellicht Vadersnaam, van Germaanse voornaam angil-mr’Angel-beroemd’E
Engelrelst, Engelrest, Engerelst: in der Elst. Plaatsnaam Elst: elzenbos.
Engelschenschilt. Bijnaam naar de huisnaam Engelse Schild; wapenschild van Engeland.
Engelshoven, van. Plaatsnaam Engelshoef in Ht. (Limburg) of Engels Hof. Of Duitse plaatsnaam Engelshof.
Engelskirchen. Plaatsnaam in Duitsland.
Engels, Engelse, Engelsen, den: Engelsman.
Engelsman, (de, den); van Engelsman, Engelsma, (den) Engelschman: Volksnaam van de Engelsman.
Engelstad, Engelsttter: Plaatsnaam Engelstadt (Duitsland) of Ingolstadt (Beieren). Vergelijk Duits Ingelstetter, Ingolstetter.
Engelstein. Jiddische familienaam of vervorming van plaatsnaam Engelsheim?
Engelvaart: Vadersnaam. Reinterpretatie van de Germaanse voornaam Engelward: angil-ward ԁngel-bewaarder’. Engelwardus, Engilwart.
Engen. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Ingo, de volksnaam van de Ingweonen.
Engen, van: Frequente plaatsnaam Eng ‘Bouwland, weiland’ vergelijk van den Enk.
Engering: Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Enger: ingo, ingwio-hari ‘god van de Ingweonen-leger’.
Engerisser. Duitse familienaam Engeri(e)ser: die aan een smalle vlotbeek woont.
Engert, Engher: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ingohart.
Enghien, Henghien: Plaatsnaam Enghien, Nederlands Edingen (Henegouwen).
Engin. Wellicht Waalse uitspraak van Engen.
Englander, Engelander, Englender, Engielender: Volksnaam van de Engelsman.
Englisch, Englis, Englich, Engliz, Inglis, Engles, Inglese, Engliszer, Engelszer, Engielszer: Volksnaam van de Engelsman.
Enguerand, Enguerra, Engerand, Engrand, Angrand, Agarand: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Ingrave, Ingram. Zie Innegraeve.
Engwegen. Plaatsnaam in Valkenburg (Nederlands Limburg).
Engwer: 1. Duits Ingwer: gember. Beroepsnaam. 2. Vadersnaam. Nederduitse voornaam Ingward.
Enis: Vondelingnaam in Lv. 1787, als deel van een politieke slagzin.
Enk, van den: Plaatsnaam Enk, Eng ‘Weiland, bouwland bij het dorpՠ(Gelderland, Overijssel).
Enkels, Enckels, Enckell: 1. Oost Middelnederlands en Duits Enkel: kleinzoon. Vergelijk Petitfils. 2. Spellingvariant van Henkel(s).
Enkhuizen (van); eng of enk; omheind of afgeslote weiland, zie de ridderhofstad den Engh in Linschoten en het Sticht van Utrecht, havesate Enghuizen in Hummelo, Westeneng in Ede.
Enker: Variant van Anker. Huisnaam.
Enrique, Enriquez, Erriquez: Vadersnaam. Spaanse vorm voor de Germaanse voornaam Hendrik.
Ensch. Plaatsnaam Ensch, Duitsland.
Ensens, Ensing, Ensink, Ensinck, Ensik, Ansing, Ansingh. Vadersnaam. Afleiding van Germaans ans-naam, zoals Ansbert, Ansboud, Anshelm.
Enter, Enters: 1. Plaatsnaam Enter, Overijssel. 2.Germaanse voornaam and-hari: Antherus.
Enslin, Enzlin, Enzline: Vadersnaam afleiding van een Germaanse ans-naam, zoals Anselm.
Enst, van. Plaatsnaam Enst, Duitsland.
Ente, Enten, Entjes, Ent, van den, der, Ente, Endt, Hent; Vadersnaam. Friese voornaam die teruggaat op de Germaanse voornaam Ando. Vergelijk Antebertus, Endebertus. Nederlandse familienaam Entjes. zie Entink.
Enter. 1. Wellicht vadersnaam. Germaanse voornaam and-hari: Antherus. 2. Plaatsnaam Enter (Overijssel).
Entink, den Enting: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ando, Antebertus, Endebertus.
Entrop. Naam uit de Westfaalse plaatsnaam Entrup, Entrop. Zie ook Antrop.
Enzlin: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans ans-naam, zoals Anselm.
Epena, Epen, Epema, Epesz, Friese vadersnaam Epe; zoon van Epo.
Epenhuysen, van: Plaatsnaam Eppenhuizen in Kantens (Groningen).
Eperon, Esprant: Oudfrans esperon, Frans peron: spoor. Beroepsnaam van de sporenmaker. Vergelijk Spoormakers, Spoor.
Eppen, Eppe, Eppema, Epema, Epping, Eppings, Eppinga: Vadersnaam. Eppe is de Germaans bakernaam Eppo, van bijvoorbeeld Eberhard of Everhard. 2. De Luxemburgse familienaam Eppe gaat misschien terug op Heep.
Epping, Eppinga, Epding: Vadersnaam. Afleiding van Eppe.
Epstein, Epsteins, Epsteen, Epsteyn, Epsztein, Epszteyn, Epsztain, Epsztajn, Epsztejn, Ebstein, Esteyne: Plaatsnaam Eppstein (Duitsland).
Equerme. Plaatsnaam Esquermes (Nord).
Equeter. Romaanse spelling in Henegouwen van Zwitserse familienaam: Familienaam Egerder, Egarter, afleiding van Middenhoogduits egerde, egerte: braakliggend veld. Of uit plaatsnaam Agerten (Zwitserland)
Equipart. Afleiding van Frans quiper, Oudfrans esquiper (van Nederlands schip): zich inschepen, varen en schip toerusten. Beroepsnaam.
Eraerts, Heeraerds, Eraertst, Eraers, Eraets, Eraste, Erard, Erarts, Hrard, Eras, Era, Erades, Erade, Eradus, Errard, Herrard, Eeraerts, Eeraets, Eerhart, Erhart, Ehrhardt, Ehrhart, Ehret, Erhardt, Erhard, Erhat, Errerd, Heraes: Vadersnaam. Germaanse voornaam -er-hard: de betekenis van het eerste lid is onzeker.
Erasmus, Erasmy: Humanistennaam van Desiderius Erasmus, die eigenlijk Gerrit Gerritszoon (1466-1536) heette en zijn naam in verband bracht met ‘Begeren’. Overigens heiligennaam.
Erauw: Vadersnaam. Uit Heraud, Germaanse voornaam hari-wald ‘Leger-heerser’.
Erb, Erbe. Vadersnaam. Germaanse oornaam Erbo ‘arfgenaam’.
Erblich. Wellicht Re-interpretatie van Duitse familienaam Erbrich. Plaatsnaam Erberich (Duitsland).
Erbsman, Erbsmann. Duitse beroepsnaam van de erwtenboer.
Erbstszer. Duitse beroepsnaam van de erwtendorser, erwtenhandelaar.
Erbuer. Plaatsnaam Eertbuer/Erbuer in Heusden, Oost-Vlaandern.
Erdkamp: Erdkamp, Erkamp is een re-interpretatie van van de Germaanse voornaam Erka(n) of van de Turkse naam Erkan.
Ercole, Ercolini, Ercolani, Ercolie, Ercoli, Hercoly: 1. Vadersnaam. Italiaanse Ercole: voornaam Hercules, Latijnse tegenhanger van Grieks Herakles. 2. Zie ook Van Ackeleyen.
Erculice, Erculisse, Erculiste, Herculisse: Vadersnaam Picardische vorm van de voornaam Hercules.
Erdeghem Van. Familienaam uit de plaatsnaam Eerdegem in Baardegem (Oost-Vlaanderen).
Erdewijk, van. Plaatsnaam Harderwijk (Gelderland).
Erdle: Duits familienaam. Zoals Ert(e)l ontrond uit rtel, verkleinvorm van een voornaam zoals Ortwin.
Erdmann, Erdman, Erdmans, Ertman, Erdelmann: Duits familienaam Erdmann, van Germaanse voornaam Ertmar. Zie Aertman.
Eren, Erens, Eerens, Errens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse er-naam, zoals Erhard. Zie Eraerts.
Eriks, Eriks, Eric, Ericx, Iriks, Erichs, Erich, Eris, Eriksen, Ericsen, Eriksson, Erikson, Erichson, Erichsen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Erik.
Erenberg, Eerenberk. Duitse plaatsnaam Ehrenberg.
Erkel, van Erk, van Erkel, van Arkel. Plaatsnaam Arkel (Zuid-Holland).
Erkelens, van, Erkelenz. Plaatsnaam Erkelenz, Nordrhein-Westfalen.
Erfelinck, Erffelinck, Erffelynck, Herfelin, Herphelin: Vadersnaam. Afleiding op -lin (achteraf verzwaard tot -linck) van Germaanse voornaam Erbo (zie Erbe) of van arbi-naam, bijvoorbeeld Erfman, Erbemarus, Erferich. Zie ook Herpelinck.
Erfaille. Wellicht variant van Arfeuille.
Erferst. Misschien Erverts, van Ervaerts. Vadersnaam. Germaane voornaam erb-hard: Arbardus. Of variant van Everaerts.
Erfman. 1. Van de erfman; eigenaar. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Erfman.
Eriks, Eric, Ericx, Iriks, Eriche, Erich, Eris, Eriksen, Ericsen, Erksson, Erkson, Ericson, Ericsson, Erichson, Erichsen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Erik.
Erkan, Ercan, Erdkamp, Erkamp: 1. Germaanse voornaam Erka(n); zie Erken(s). Er(d)kamp is een renterpretatie. 2. Turkse naam Erkan.
Erkelbout, Erckelboudt, Kerckelbout, Herkelbout, Herchelbout, Echerbault, Herkelboek, Ergibo, Hergibot, Hergibo: Vadersnaam. Germaanse voornaam erkna-balth ‘Rein, echt-moedig’.
Erkelens. 1. Vadersnaam Erkelin, vleivorm van een Germaanse erk-naam; vergelijk Erkens. 2. Zie Erkelenz. Erkelenz, Erkelens: Plaatsnaam Erkelenz.
Erken, Erkens, Ercken, Erkenne, Herkenne, Erkes, Erks, Eerkens, Eerkes, Herkens, Herkes, Herckens, Herck, Erck, Herks, Herckx, Herktz, Herx: 1. Korte Germaanse erk-naam.
Erkolf. Vadersnaam. Germaane voornaam erkna-wulf; rein-wolf.
Erkulf. Vadersnaam, voornaam Hercules.
Erlbaum, Erlboom. Duitse plaatsnaam Erlbaum; elzenboom, els.
Erlebacher, Erlenbach: Plaatsnaam Erlebach (als in Saksen) of Erlenbach (als in Beieren).
Erleboud. Vadersnaam. Germaanse voornaam erl-balth ‘Voorname man-moedig’. Erlebaldus.
Erlenbusch, Erlenbuch. Duitse plaatsnaam; elzenbos als in Olpe.
Erler, Ehrler: 1. Afleiding van plaatsnaam Erle: els. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam erl-hari: Erlarius, Erlerius, Erleherus.
Erlin, Merlin, Merlein, Eerlings, Eerling, Erlings, Heirlings: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse erl-naam; vergelijk Erleboud.
Erlingen, Erlinger, Eerlingen, Eerlings, Eerling, Erlings: Duitse plaatsnaam Erlingen (Beieren).
Ermel. 1. Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Ermelindis. 2. Zie Armel.
Ermen, van: Moedersnaam met voorzetsel ‘Van’. Korte vorm van de Germaanse voornaam Ermelindis of Ermgart.
Ermengem, van, van Ermengen, van Ermingen, van Ermegem. 1. Familienaam uit de verdwenen plaatsnaam Hermengem in de buurt van Gavere (Oost)Vlaanderen). 2. Uit uit de plaatsnaam Hermelgem (Oost-Vlaanderen). 3. Of uit de gelijknamige en verdwenen plaatsnaam ergens in Vlaams-Brabant?
Ermens, Ermes, Hermens, Hermes: Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Ermelindis of Ermgart.
Ermer, Ermert. Vadersnaam. Germaanse voornaam ermin-hard ‘groot-sterk’. Ermhardus, of ermin-hari ‘groot-leger’. Ermeherus.
Ermerins: Moedersnaam. Afleiding van Ermen?
Ermgodts, Armgodts. Vadersnaam/moedersnaam uit Ermengudis of Ermengaut.
Ermitage. Verspreide plaatsnaam Ermitage: woonplaats van een heremiet, afgelegen woning.
Erna. Waalse variant van Aernout, Ernout. Zie daar.
Ernaelsleen, Ernalseen, Ernalsteen. Variant de Hernal-steen, de heren ‘SireՍ + Alsteen, Van Germaanse athel-stan.
Ernekin, Erneken. Afleiding van Arnoud.
Ernemann. Vadersnaam van Germaanse voornaam Arnoud.
Ernens, Ernenst: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Arnoud.
Ernest, Erneste, Ernes, Ernst, Erns: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ernst ‘arnstխ 2. Maar de familienaam heeft zijn grootste verspreiding in Limburg en Luik waar ook Ernens(t) voorkomt. Ernest kan dus een Re-interpretatie zijn.
Ernon. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam Arnoud.
Ernots, Ernot, Ernon, Ernotte, Arnone. Vaders-, moedersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Arnoud (arn-noud).
Ernoul, Ernould, Ernoult, Ernoux, Ernou, Ernouf, Ernult, Hernould, Hernou, Hiernoux: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam arn-wulfաrend-wolf: Arnolfus, Arnulfus. Arnolf werd vaak verward met Arnoud. De verschrijvingen Ernould, Ernoult kunnen trouwens ook voor Ernoud staan.
Ernst, Ernest, Erneste, Ernes, Erns: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ernst ‘arnst’.
Erp, van, Erpe Van, Van Herp, Van Herpen, Van Herpe. Familienaam uit de plaatsnaam Erpe (Oost-Vlaanderen) of Erp (Noord-Brabant). Zie ook Herp.
Erpelding. Plaatsnaam Erpeldingen.
Erpelinck: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Erpo of Erpolf: erp-wulf ‘Donker-wolf’. Vergelijk familienaam Erpels.
Erpels, Herpels: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Erpo. Of van Erpolfs (zie Erpoul). 2. Middelnederlands erpel: mannetjeseend, woerd. Zie Herpels.
Erpicum, van Erpecum: Plaatsnaam Erpekom in Grote-Brogel (Limburg).
Erpoul, Herpoel, Herpoele, Herpol. Franse vorm van de Germaanse voornaam Erpolf (erp-wulf; donker-wolf).
Erps, van. Plaatsnaam Erps, Vlaams-Brabant.
Errembault. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam arin-bald; zie Eerebout.
Erremus, Errmus: Re-interpretatie van Hernies als Latijn eremus: eenzaam.
Errico, Errigo. Vadersnaam. Italiaanse Enrico, Germaanse voornaam Hendrik.
Ertbruggen, van, van Eerdenbrugghe, Eerdenbrugh, van Eerenbruch, Eerenbruck, van Aerdebrugge, van Hertbrugge, Hertbruggen, Erdtbruggen, Erdbruggen, Vereertbrugghen, Vereertbruggen, Verertbruggen, Verhertbrugge, Verhertbruggen. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Eerdbrugge: brug aan de aard= aanlegplaats. Plaatsnaam op diverse plaatsen in Vlaanderen en Nederland. Wijnegem, ‘S-Herenelderen, Opwijk, Serskamp, Waregem, Deurne, Lieshout, Oirschot.
Ertel, Ertle, Ertl, Ertelt: Duitse vadersnaam. Dialect variant van Ortie, afleiding van een voornaam als Ortlieb, Ortwin.
Ertgelinus. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Angelinus, van Angelus; engel.
Ertmer. Vadersnaam. Germaanse voornaam Erdmar, die eventueel op Hertmar, Hartmar terug kan gaan.
Ertryck, Ertryckx, Ertrijckx, Eirtrijckx, Erdreich. 1. Vadersnaam uit het Germaanse Harad-rik; sterk-machtig. 2. Zie ook Aertenryck.
Erven, Erve. Vadersnaam, door erven verkrijgen, erfdeel.
Erven, van, der, van der Erfven, van der Erf, Vererfven, Vererfve, Vererfen, Verherve: Plaatsnaam Erve: erfgoed, erf (grondstuk).
Ertvelde, van, van Eertvelde, van Ertsvelde, van Artevelde, Dartevelde, Dartevelle, Ertveldt, Ertveld, Ertvelt, Van Etvelde, van Etveld: Plaatsnaam Ertvelde (Oost-Vlaanderen).
Ertzinger. Plaatsnaam Erzingen, Duitsland.
Ervenne, Erwenne, Erwoinne, Erwoine: Waalse aanpassing van Erven (zie Ervinck), al kan Erwoinne een aanpassing zijn van Erwin.
Ervinck, Ervinckx, Ervin, Ervincks, Ervyn, Ervynck, Ervijn, Ervijnck, Erven, Ervens, Hervinck, Hervens, Hervyns, Hervijns, Hervein: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse arbi-naam; ‘arfgenaam’ zie Erbe, Erffelinck.
Erwin, Irwin: Vadersnaam. Germaanse voornaam Everwin.
Erwteman. Nederlandse Joodse beroepsnaam van de erwtenboer, -teler. Vergelijk Duits Erbsmann.
Erz, Ertz, Ersch, Ers: Vadersnaam. Oude vleivorm van Germaanse aro-naam.
Es, van, van Esch: Plaatsnaam Es ‘as (boom)’. Plaatsnaam Esch (Noord-Brabant, Gelderland).
Es, van der. Naam uit Groningen en Drenthe, waarvan de dragers allemaal aan elkaar verwant zijn, vernoemd aan het Es-land of de Essen rondom het dorp Onnen bij Haren.
Esbach. Plaatsnaam in Duitsland.
Esbeek, van, Esbeck. 1. Plaatsnaam Esbeek (Noord-Brabant). 2. Zie Van Heesbeke.
Esbeen, van, (van) Hesbeen: 1. Plaatsnaam Esbeemd: beemd met essen. 2. Zie Heesbeen.
Esberg. Plaatsnaam; berg met essen, in Merksplas, Antwerpen.
Esbeukman: Afleiding van plaatsnaam Esbeuk, misschien uit Esbeek in Hilvarenbeek (Noord-Brabant).
Esbroeck, Esbroek, van, van Esboeck, van Hesbroeck, van Hesbrock: Plaatsnaam Esbroek in Echt (Nederlands Limburg), moeras waar essen groeien.
Escalier, Escallier, Lescallier, Lescall, Scaillie, Scallier, Schalli, Schallie, Schallier. Beroepsnaam uit het Oudfranse escallier: schaliedekker, leidekker.
Escarmelle. 1. Plaatsnaam Escarmelle = Escarmeste in Naast (Henegouwen) Maar de familienaam komt hoofdzakelijk in Luik en Namen voor. 2. Misschien Oudfrans escabelle, eschamel, Frans escabeau, van Latijn scabellum, scamellum. Middelnederlands schameel: voetbank.
Escaux, Seaux, Scaut: Escaut, Romaanse vorm van de riviernaam Schelde.
Eschbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Eschler, Esch, Esche, Eschen: Afleiding van plaatsnaam Esche ‘as’.
Eschemann, Eschtnann, Eschtment, Esmans, Esman, Esmanne: Afleiding van de plaatsnaam Es, Esche: es.
Eschenroder. Plaatsnaam Eschenrod of Eschenrode, Duitsland.
Escher. Duitse vadersnaam. Germaanse voornaam ask-hari; es-leger, Ascarius, Ascherius.
Eschler. Afleiding van de plaatsnaam Esche; es.
Eschlimanne. Vadersnaam Duitse ˳chlimann, Eschlimann, afleiding van Eschli, ontronde variant van ﳣhli, afleiding van Oschwald.
Eschrich. Vadersnaam. Duitse vorm van Asscherick, Germaanse voornaam.
Eschweiller, Eschweiler. Plaatsnaam Eschweiler, Duitsland.
Escobar. Afleiding van Spaans escoba: bezem. Beroepsnaam. De naam van een Spaanse Jezuet-casust, zodat de naam een bijnaam werd voor een hypocriet, die gewetensbezwaren handig van tafel veegt. Vergelijk Escoube. Ook Picardisch.
Escoffier, Escofier, Excoffier: Zuidfranse beroepsnaam: leerbewerker, leerhandelaar.
Escolle, Escole. Oudfrans escole, Frans cole: school. Beroepsnaam van de schoolmeester of scholaster. Zie Delecole.
Escolas, Escolasse, Escolar, Ecolasse, Scolasse, Scolas, Scholasse, Scholasch, Skolaster: Beroepsnaam. Oudfrans escolastre, Middelnederlands scholaster, Middenlatijn scholasticus: opzichter over de kloosterscholen van het kapittel, zegelbewaarder.
Escoube, Escoub, Escoubet: Oudfrans escobe, escove, van Latijn scopa: bezem. Beroepsnaam van de bezembinder.
Escoyer, Escoyez, Escohier, Lescouhier, Lescohier, Lescohiers, Lescouwier, Lescowier, Lecouyer, Lecoyer, Scoyer, Scoyez, Scoyet, Scohier, Scohiez, Scohi, Scohir, Scohy. Beroepsnaam uit het Oudfranse escohier: bontwerker, bonthandelaar, leerlooier, schoenmaker, van Germaans skh, Middelnederlands scoe(ch): schoen. Scohir en Scohy zijn Waals.
Escudero. Spaanse beroepsnaam; schildknaap.
Esder, Esders. Vadersnaam. Esder(t), door klankverandering van Friese voornaam Edser(t), Edsart, van Germaanse voornaam agi-hard.
Esdeuren, van. Plaatsnaam Esdoorn.
Eselbrugge: Ook Esselbrugge. Plaatsnaam Eselbrcke in Soest (Noordrijn-Westfalen)?
Esghaen, Esgain. Plaatsnaam es gain: in het veld, in de wei, op de akker. Vergelijk Ingeveld.
Eshof, van den, Heshof. Plaatsnaam; waar essen groeien.
Eshuis: Plaatsnaam ‘Huis bij een es’bij Goor Overijssel en Rektum (Wierden, Overijssel).
Esinkbrink. Plaatsnaam. Brink van Esink, Germaanse voornaam, Saksisch brink: grasrand, open ruimte bij een erf, dorpsplein.
Esink: Vadersnaam. Afleiding van Germaans bakernaam, wellicht uit Adzo. Beroepsnaam. Essink, Groningen, Antwerpen.
Esken, Eskens, Eskes, Eskin, Eyskens, Heskes, Iskes, Askes. 1. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Aska, dit uit het Germaanse aski: es. 2. Vadersnaam uit een Germaanse agis-naam, zie Eisen.
Eshuis, Eshuijs, Eshuys, Essenhuis, Esmyer, Esmeijer. Familienaam uit es (de boom) en meyer (zie daar). Zoiets als toezichthouder op de (essen)bossen. Vergelijk Duits Eschenmeier ‘meier bij een es’.
Esnault, Esnol, Esnal, Esnoult, Esnout, Esnouf: Vadersnaam. Verschrijving voor Romaanse Enault, van Germaanse voornaam agin-wald ‘Zwaarad-heerser’. A(g)inaldus. 2. Ennault door assimilatie van Ernault enz.
Espagne, Espagnet: Afkomstig van Spanje, Frans Espagne.
Espalard, Epaillard, Spalard, -Spalart, Spalar: Zoals de Franse familienaam Epaulard, van Oudfrans espaulart, afleiding van Oudfrans espalle, Frans paule: schouder. Bijnaam voor een breedgeschouderde.
Espeels, Hespel, Hespeels, DՅspeels. Plaatsnaam Hespel in Sperleke (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Espenhout, Espehout, Espenoudt, van Espenhoudt, van Espenhout: Plaatsnaam Espenhout: espenbos.
Espelveld. Plaatsnaam Espenveld; veld met espen, Espenfeld in Duitsland.
Espen, van, van Hespen, van Nespen, Vannespenne: 1. Plaatsnaam Espen ‘asp (boom)’. 2. Zie van Nispen. 3. Familienaam uit de plaatsnaam Neer- of Overhespen (Brabant). 3. Zie Van Hespen.
Espinosa, Espinoza. Spaanse familienaam. Plaatsnaam Espinosa in Burgos. Vergelijk Spinosa.
Esposito, Esposto, Espositot, Esposti, Exposito, Sposito: Italiaans esposito: vondeling.
Espreux, Spreux, Spreu. Oudpicardisch espreu; profijt, voordeel. Bijnaam.
Esprit, Espriet: Frans esprit: geest. Vergelijk De Geest, Spiritus.
Espt, van der. Plaatsnaam Espt: espenbos, in Tielt, Torhout (West-Vlaanderen).
Esquedin, Squedin, Schedein, Schedin: Plaatsnaam Sequedin (Nord).
Esquelin, Squelins, Squelin: Oudfrans escalin, Waals sklin, van Middenenderlands schellinc: muntnaam schelling. Vergelijk Schellinck(x).
Esquenet, Equinet: Bijnaam. Norm qun: zwak, tenger
Esschenbrouck, Hesschenbrouck: Plaatsnaam Essenbroek: moeras waar essen groeien.
Esschentier, Hesschentier, Lusschentier: Aanpassing vanMiddenfrans escutier, respectievelijk van amer; ‘Schilddrager, maker van schilden’afleiding van Oudfrans escut, van Latijn scutum ‘Schild’.
Esschoten, van. Plaatsnaam Eschoten in Ede, Gelderland.
Esse, van, den, van der Ese, van der Essen, van Essche, van Esche, van Hesschen, van Hessche, van Heessche, van den Esch, van Denesse, (van) Es, Esch, van Nesse, van Nes, van Nesche, von Esschen, von Eschen, Veres, Veresse, Veress, Verhesschen, Verhessen, van Essens, van Esse, van Hessen, van Hes, Essenius, Wanesse, Vanse, Vonnche, Vonche, Vonche, Vonnche, Vonneche, Voneche. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Es, Ten Es: boom of essenbos. Of uit de plaatsnaam Essen (Antwerpen) of Esch (Noord-Brabant, Gelderland). Deze plaatsnamen komen dan weer uit Es, Ten Es.
Essel. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Azilo. Zie Asselijn. 2. Spelling voor Hessel.
Esselaar Esselier. 1. Variant van Haeseleer? 2. Zie Wisseler.
Esseldeurs. Verhaspeling (van Resteleur?). Of= Esdeuren.
Esselhout. Plaatsnaam Essenhout: essenbos, in Kapellen en Ekeren (Antwerpen).
Essemaeker, Essemackers, Essemacker. Beroepsnaam Assenmaker, smid, wagenmaker, zie Assenmaker.
Essen, van, van Hessen, von Essen, Essens: 1. Plaatsnaam Essen (Antwerpen, Overijssel, Groningen, Duitsland), Essingen (Luxemburg) . 2. Zie Van Hessen. 3. Variant van Van den Esse.
Essenberg, Estenbergh: Plaatsnaam Essenberg in Passendale (West-Vlaanderen), Homberg (Duitsland), Hessenberg (Nederlands-Limburg).
Esserink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Adzo. Vergelijk Esink.
Esser, Essers, Esses: Beroepsnaam. 1. Nederrijnse familienaam Esser(s) ‘essenmaker, wagenmaker’. 2 Duitse scher ‘Bereider van as, potas’. 3. Zie ook Dessers.
Esseveldt, van, Esveld van: Plaatsnaam Esveld in Barneveld (Gelderland) en bij Diepenheim, Overijssel.
Essig, Essique: Duits Essig: azijn. Beroepsnaam van de azijnmaker of -verkoper.
Essing. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Adzo. Vergelijk Asselijn.
Essinger, Eszinger: Plaatsnaam Essingen (Duitsland), Essing (Beieren).
Est, van der, van de Rest, van de Reest, van Heste, van Est, van Este, (van) den Hest, Verhest, Verest: 1. Plaatsnaam Est ‘assenbos’bijvoorbeeld in Neerijnen (Gelderland). 2. Plaatsnaam Est, variant van Ast ‘Droogovenՠ3. Uit Els; Elzenbos. 4. Zie ook Nest. 5. Van Hest kan ook afkomstig zijn uit Van Heist. Bijnaam uit het Oudfranse estor: toegerust, welgesteld.
Estalrrich, Estalrich. Spaans. Estalrich is een variant van Estelrich, een naam uit Majorca, ook Esterlich, Estarlich. Vermoedelijk van Hostalric, Catalaanse plaatsnaam. 2. Estarlich, oude Catalaanse naam voor Oostenrijk, ﳴerreich.
Estaquier. Afleiding van Oudfrans estache, Oudpicardisch estaque, van Oudnederlands staka: staak, paal. Beroepsnaam van de heier van palen.
Estas, Estache: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Eustachius.
Esteban, Estebanes, Estebanez, Estepan. Vadersnaam. Spaanse vorm van Griekse heiligennaam Stefaan.
Ester, van: Plaatsnaam Ester in Ahlen (Noordrijn-Westfalen en Beieren).
Ester, Esters, Esther, Esthers, Estersohn, Esterzon: Vadersnaam. Germaanse voornaam ast-hari; ‘Tak-leger’. Astharus.
Estercam. Plaatsnaam Heesterkamp: veld met heesters. Duits Heisterkamp.
Esterq. Waalse aanpassing van Sterck.
Esterman, Estermann. 1. Afleiding van vadersnaam. Ester. 2. Afleiding van plaatsnaam Ester, Beieren.
Estevenon. Vadersnaam, afleiding van heiligennaam Stefanus.
Esther, Esthers. 1. Zie Ester. 2. Moedersnaam. Bijbelse voornaam Esther.
Estienne, Estenne, Esteve, Estves, Estevens, Esteves, Estevez, Etve, Etienne, Etien, Ethienne, Etiennot, Lestienne, Lethienne, Letienne, Lethien, Letient, Etinne, Itienne: Vadersnaam, Etienne is de Franse vorm van de heiligennaam Stefanus.
Estoret, Estorez, Estores, Storet, Storez, Letoret, Letorey: Bijnaam. Oudfrans estor: uitgerust, toegerust, gegoed, welgesteld. Letoret, van lՎtor, van lեstor.
Estrach. Jiddisch Estraich(er): ﳴerreicher, Oostenrijker.
Estrada, Oudfrans estrade, Italiaanse strada; straat(weg).
Estryn. Oudfrans estrin; vreemd, vreemdeling.
Esveld, Esvelt. Plaatsnaam Esveld in Kalken, Oost-Vlaanderen, Barneveld; veld met essen.
Etoc. 1. Oudfrans estoc, van Nederlands stok: paal, stam, zwaard. Vergelijk Stock. 2. Plaatsnaam Estocq in Ostiches (Henegouwen).
Etsen, van: Plaatsnaam Etzen in Amelinghausen (Nedersaksen).
Etten, (van): Plaatsnaam Etten (Noord-Brabant), nu Etten-Leur. Ook Eten in Gendringen (Gelderland).
Ettendorff. Plaatsnaam Ettendorf, Elzas.
Etterbeeck, van. Familienaam uit de plaatsnaam Etterbeek (Brussel).
Ettinger, van. Plaatsnaam Etting, Beieren.
Ertvelde, van Ertveld, van. Variant van Van Ertvelde of Van Heetvelde.
Etz, Ets, Etzel: Vadersnaam. Germaanse voornaam Atzo, -so-afleiding van een ad- of athal-naam. Etzel is een -el- afleiding van Adzo, Azzilo, Ezzilo.
Eubelen, Heubel: Vadersnaam van de voornaam Obin; vergelijk Eubben.
Eucher, Euchre, Echer: Vadersnaam. Germaanse voornaam Eucharius, Eucherius.
Eude, Eudes, Heude: Vadersnaam. Picardisch vorm van de Germaanse voornaam Odo.
Eudier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam aud-hari ‘Bezit-leger’. Audaherus. Vergelijk Eude.
Eugne, Eugene. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Eugenius.
Eukem, van, van Euckem, Waneukem, Wanekem, Waneuken, van Euckem, van Eukem, van Eukenne, van Heuken, van Heucke, Heukem, vande Neuken, van Huychem, van Huijchem, van Huyghem, van Unchem. 1. Naam uit de plaatsnaam Udekem in Zoutleeuw (Vlaams-Brabant). 2. Soms mogelijk ook uit de plaatsnaam Euken (St.-Genesius-Rode - Vlaams-Brabant).
Eulaerts, Eulaerts, Eulaert. Vadersnaam uit de voornaam Eulard (Picardisch vorm van Willard (wilja-hard)?
Euler, Eulers, Euler, Eler: Afleiding van Middenhoogduits l, aul, van Latijn olla: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Eupen, van, van Heupen: Plaatsnaam Eupen (Luxemburg).
Euphrosine. Moedersnaam. Griekse heiligennaam Eufrosyne; vrolijkheid, blijmoedigheid’.
Eusbe, Eusebio, Eusepi: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Eusebius; vroom’.
Euskirchen. Plaatsnaam in Duitsland.
Eustache, Eustace, Eustaze, Hustache, Hostache, Istasse, Istas, Istae, Istas, Istaes, Istase, Istasse, Istace, Istaces, Istaz, Ista, Istat, Itace, Histace, Histas, Histasse, Ystas, Estache, Estachas, Astaes, Vitasse, Witas, Witasse. Vadersnaam uit de Griekse naam Eustacius. Istaes uit Justaes (vergelijk dialect iefrouwe, van juffrouw).
Evaert, Evard: Vadersnaam van Everaert, of oude Germaanse voornaam: Ewardus.
Evaldre. Waals hypercorrect voor Ewald? Of uit Walder?
Evans: Vadersnaam. Evan is de Welse vorm van John, Jan.
Evarist, Evariste. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Evaristus; welgevallig.
Eve, Eves; Moedersnaam. Bijbelse voornaam Eva.
Eveillard, Evilard, Hvellard: Bijnaam, van Frans veill: wakker, levendig, alert.
Evekink, is niet van een mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel van Eveke.
Evelein, Eveleens: Ook Eveling, Everling. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse ever-naam Everaard, Everaardt, Everaars, Everaart, Everaarts, Everaerd, Everaers, Everaerts, Everaers, Everors, Everhard, Everharsus: Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-hard ‘aver-sterk’.
Evelghem, van Evelgem, van, van Evelgom: 1. Plaatsnaam Evergem (Oost-Vlaanderen)? 2. Of plaatsnaam Euvelgunne (Groningen)?
Evenhuis, van. Plaatsnaam, adresnaam, even of gelijk aantal huizen.
Evenpoel, Evenpoel, Everdepoel. Naam uit de plaatsnaam Evenpoel: effen vlakke poel (mogelijk ergens in het zuiden van Vlaams-Brabant).
Even, Evens, Evin, Evinck, Evinckx, Evick, Ewing. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam ebur: ever.
Even, van. Plaatsnaam. Middelnederlands Even(e): zwarte haver. Vergelijk Van Haver.
Evenblij. Re-interpretatie van Everdey? Vieubled (vergelijk Waterbley)? Of even-bl: haver-koren; vergelijk Van Everco(o)ren?
Evenboer. Beroepsnaam van de haverboer, haverteler.
Ever, (de), Dever, Devers. 1. Bijnaam de ever: dierennaam. 2. Engelse familienaam.
Everaert, Eeveraerts, Everaardt, Everaarts, Everaart, Everaerd, Everaerdt, Everardts, Everards, Everart, Everarts, Everhard, Everard, Everaed, Everaedt, Everaet, Everaets, Everats, Everatt, Everaer, Everaere, Everats, Everaers, Evaers, Evars, Evera, Evraerd, Evaert, Evarts, Evart, Evard, Evad, Evaere, Evaerst, Evaets, Evas, Evat, Evats, Euvrard, Eurard, Ewerhard, Heveraerdt, Heveraedt, Heveraet, Euerard, Ewrard. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ebur-hard; ever-sterk.
Everbroeck Van. Familienaam naar de gelijknamige plaatsnaam uit ebur-broek. Wellicht in de omgeving van Lier.
Everdey: Vadersnaam. Een oorspronkelijk typisch Zeeuwse familienaam die nu blijkbaar uitgestorven is. Noordzee-Germaanse variant van Everdag.
Everbecq. Plaatsnaam Everbeek, Oost-Vlaanderen, Frans Everbecq.
Everboud. Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-balth ‘aver-moedig’. Everboldus.
Everbroeck, van. Plaatsnaam Everbroek: broekland met bevers.
Evercooren, van, Evercoren, van. Plaatsnaam; plaats waar haver (koren) groeit. Vergelijk Duits Evenstroh en Haverkorn.
Everdye, Everdy. Vadersnaam. Everdey geen vleivorm op -ei van Everd. maar is Ever-dei een kustvorm vorm van Everdag.
Everding, Everdien: Vadersnaam. Afleiding van Everd, Everhard. Vergelijk Duits Eberding.
Everdingen, van: Plaatsnaam (Zuid-Holland).
Evered, Everett: Vadersnaam. Engelse vormen voor Everhard.
Evergem, Everghem, van. Plaatsnaam Evergem, Oost-Vlaanderen.
Everix. Engelse familienaam Everix, Everiss, van Franse plaatsnaam Evreux (Eure).
Evers, Everse, Eversen, Evertse, Everts, Evertsen: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Everhard.
Everling, Eveling: vadersnaam. Afleiding van Ever-naam.
Evermans. Vadersnaam. Afleiding van Ever, Germaanse vooornaam Everhard.
Eversdijk: Plaatsnaam in Kapelle (Zeeland). Dijk van Everdei: 1271 Eversdeysdic.
Everstijn. Plaatsnaam Everstein in Wondelgem (Oost-Vlaanderen). Vergelijk Duits Eberstein. Maar Everstijn is een Amsterdamse familie in de18de eeuw, wellicht uit het Duitse graafschap Everstein.
Everts, Evertse, Everaarts, Everaedts, Eberhardi, Everda, Evers, Evert, Evertz, Everst, Ewertz, Evertszen, Eversma, Ewert, Hevers, Hever, Eevers, Eversen, Efers, Effertz, Efferz: Vadersnaam. 1. Korte vorm van de Germaanse voornaam Everhard, Ever en hart. 2. Variant van de Germaanse voornaam Einverd: agin-frith. Einfridus.
Everwijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-win ‘aver-vriend’. Eberwinus.
Evlard. Samentrekking van Evilard of variant van Evrard (wisseling r/l).
Evraud, Evraut. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Everwoud: ebur-wald ‘aver-heerser’. Eburoldus, Ev(e)raldus.
Evremont, Evrenont: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam ebur-mund ‘aver-bescherming’. Ebermundus, Evermundus.
Ewald, Ewalds, Ewals, Ewalts, Evaldre, Ewold. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Ewoud (wa -wald).
Ewals: Vadersnaam. Uit Ewalds, afleiding van de Germaanse voornaam Ewald, Ewoud: wa-wald ‘Wet, recht-heerser’. Ewaldus. Eward en Ewert zijn nog Friese en Groningse voornamen.
Ewbank. Engelse familienaam en plaatsnaam Yew-bank: helling, oever met Taxus bomen.
Ewe, is Fries Groningese voornaam.
Ewen. Vadersnaam, afleiding van Germaanse voornaam Ewoud of Eward.
Ewijk, (van) van Heewaek: Plaatsnaam (Gelderland).
Exaerde, van. Plaatsnaam Eksaarde (Oost-Vlaanderen).
Exel, van, van Exsel, Exelam, Exelmans, Excelans: Plaatsnaam Exel in Lochem (Gelderland), Eksel (Belgisch-Limburg).
Exter, (den); de Exster: Bijnaam naar de vogelnaam ekster, voor een babbelaar, praatvaar, die praat als een ekster. Vlaamse familienaam Axters.
Exter, van: Vervorming van van Ester.
Exsteyl. Beroepsnaam. Middelnederlands hecstijl, heckepost ‘Stijl van een hek’.
Exterdael. Plaatsnaam Extertal, Duitsland.
Extergem, van, Exterghem: Re-interpretatie van Hongaarse plaatsnaam Es(z)tergom?
Extra. Spelling voor Fries Eikstra of Ekstra; van Eik.
Eijck, van, Eyck, van, Eijk, van, van Eijck, Eyk, van, van Eychm, van Uk, van Yck. Adresnaam, naar een opvallende eik. Plaatsnaam Maaseik, Limburg.
Eijckmans, Eekman, Eykman, Eykmans, Eikmans. Afleiding van van der Eeke/Eike.
Eydam, Eydems, Eydens: Middelnederlands eidom: schoonzoon. Vergelijk Duits Eidem, Eidams, Frans Beaufls.
Eyden, van den, Eyde, van den. Waarschijnlijk variant van Van den Eynde.
Eijelink: Ook Eyling. Vadersnaam. Afleiding van Germaans agi-naam,
Eyen, van, waarschijnlijk variant van Van Eygen.
Eyerman. Beroepsnaam van de eierkoopman.
Eijk, (van); van IJk: Plaatsnaam Maaseik (Belgisch-Limburg): Of verkort uit van der Eijk.
Eijk, van der; Vereijke, Vereijken, Verheijke, Verijke, Verrijk, Vreijke: Plaatsnaam ter Eik/Eek ‘aik’. Zie ook Vereeke(n).
Eijke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Aico.
Eijkhof, van den: Plaatsnaam ‘Hof met eiken’. Vergelijk Eikelhof in Olst, Overijssel, Eikenhof in Apeldoorn (Gelderland).
Eijmeren, van: Plaatsnaam Eimeren in Elst (Gelderland).
Eijnde, van den, (van den) Eijnden, van de(n) Ende, van der Ende, van den Enden, van der Ent, van der Endt, van Hende, van de(n) Hende: Plaatsnaam ten Einde ‘aind, uiteinde, afgelegen plaats’.
Eygen, Eyghen, Eyghene, van, van Heyghen, van Heygen, van Eijgen, van Eighen, van Eigen, van Eyghem, van Eygem, van Egghen, van Heyghem, van Heygem, van Heyghen, van Heygen, van Heghen, van Hege, van Hegen, van Negen. Familienaam uit de plaatsnaam Eyghene in Egem, Pittem, Tielt, Wingene. Of uit Eigen in Neerijse (Vlaams-Brabant), Oud-Turhout (Antwerpen), Zepperen (Limburg). Plaatsnaam Eigen: allodiaal, niet-leenroerig goed.
Eygelshoven, van Eijgelshoven. Plaatsnaam Eygelshoven, Nederlands-Limburg.
Eygemans, Eygeman. 1. Afleiding van Van Eyg(h)en. 2. Bijnaam van de eigenman: horige, lijfeigene.
Eygen, Eijgen, Eyen: 1. Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Aigin ‘aigendom, bezit’. 2. Duitse familienaam Eigen = Eigner: eigenaar, die eigen bezit heeft.
Eykelenstam. Plaatsnaam Eik. Vergelijk Eykenboom.
Eyken, van der, ban der Eijk, van (der) Eycke, Eycken, Eyke, van (der) Eijcken, Eijke, Eijken, van der Reycken, van den Reijcken, van den Reyken, van der Ick, Icken, van der Ickx, van der Ieck, Vandric, van (der) Eecken, Eeken, Vonderhecken, van der Reken, van (der) Ecken, (van) Heecke, van Heek, Heeke, Verheijke, Vereycke, Vereyckem, Verijcken, Vereijken, Verreijken, Verreijke, Verreijcken, Verreycken, Vereycken, Vereyken, van der Yken, van der Ycken van der Ryken, van de Rijck, Rijcken, van de Rijke, Rijken, van de Ryck, Rycke, van de Ryken Rycken, van Drick, van Driken, Veryke, Verijke, Verijken, Verrijck, Verryck, Verryke, Verryken, Vereeke, Vereeken, Vereeck, Vereecken, Verecken, Verecke, Verreck, Verrek, Verrecken, Vereckens, Vereecque, Vereque, Vreeke, Vreeken, Vreycken, Vreyken, Vreijken, Verheecken, Verheecke, Verheeke, Verheck, Verhecken, (van der) Eycken, (van) Eycken, (van) Eyck, van Eecke, Eijkenboom.. Zeer verspreide plaatsnaam afgeleid van Ԕer Eeke’Ԕer Eyck’. plaats waar eiken groeiden.
Eykenbos. Plaatsnaam Eikenbos, in Schaasberg, Nederlands-Limburg, Tongeren, Limburg.
Eykens, Eycken, Eyckens, Eykans, Eyking, Eikens, Eijkens, Eken, Eke: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse aig-naam: Aicardus, Eichardus, Aicharius, Aiculfus, Aico. 2. Vergelijk ook Heiken.
Eykerman, Eyckermans, Eyckerman, Eyckermans, Ekermans, Ekerman, Hekerman, Neykermans, Ekelmans, Eikelmann, Eckelmans: 1. Eikelman: Bijnaam voor iemand die eikels raapt, die varkens met eikels voedert. 2. Variant van Eekmans.
Eyckholt, Eijckholt, Eyckholt, Eijkhout, Eycholt: Eikenhout: eikenbos. Vergelijk Eekhou(d)t.
Eykman, Eykmans, Eykmann, Eyckman, Eyckmans, Eekeman, Eekman, Eeckeman, Eeckmans, Eekman, Eekmans, Eckeman, Eckmann, Eckman, Ekman, Heyckmans, Heykmans, Heijckmans, Heeckman, Ykman, Eikema. Afleiding van Eyken Van der. Zie daar.
Ekema, Eekma, Ekama; Friese vadersnaam Eke, Eco, vleinaam zoals Eelke of Eelco, vrouwelijk Eelke, Eelkje en Eeke, Eekje, Hollands Eeeltjen van Ele, Elo; edel, ouder Athal en vandaar Ekama, Ekema, Ecoma, Eekma, Eelkinga, Eelking, Eelkema, elkes, eltjes, Edeling, Adeling, Adelen; zoon van Athal.
Eykveld, van Eijkveld: Plaatsnaam Eikveld: veld waar eiken groeien. Eikerveld in Rumst (Antwerpen), Eikenveld in Wilrijk (Antwerpen).
Eyland, Eylan, Eland, Elants: Vadersnaam. Germaanse voornaam agi-land ‘Zwaarad-land’. Ailandus.
Eyletten, Eyletters. Moedersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Ida, Ide.
Eynatten, Eyratten, van Nijnatten, van Nynatten, van Nijnanten: Plaatsnaam Eynatten (Luik).
Van (den) Eynde, van den Eynden, van (den) Eijnde, van Eijnden, van der Eijnden, van den Einde, van den Einden, van (den/der) Ende, van Enden, van de Hende, van (den) Hende, Henden, van den Inde, Ivan den nden, van (den) Eynt, Eyndt, van den Eijnt, van Endt, van Eijndt, van Endt, van der En, van der Endt, van den En, Eng, van In, van Nin, van Ing, van Ingh. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam ‘Ten Einde, Inde.ՠ: eind, afgelegen plaats.
Eyndonck, van. Plaatsnaam Heindonk, Antwerpen.
Eijndhoven, van Eyndhoven, van, Eijndthoven, van, Eijnthoven, Eynthoven, Eijnden, van den, Eynden, van den. Plaatsnaam Eindhoven.
Eynhouts. Vadersnaam. Germaanse voornaam agin-wald ‘Zwaarad-heerser’. Agenoldus, Ainoldus.
Eijnwachter: Duitse beroepsnaam Einwchter ԅinzelwchter’die alleen op wacht staat.
Eyns. Vadersnaam. Variant van Heyns.
Eijs,van, van Eys, van Eijs. Plaatsnaam Eys (Nederlands Limburg).
Eijsden, van, Eysden, van: Plaatsnaam Eijsden (Nederlands Limburg of Eisden (Belgisch-Limburg).
Eysenbach. Plaatsnaam Eisenbach, Duitsland.
Eysenrode, van. 1. Plaatsnaam Nijsselrode in Meensel-Kiezegem (Vlaams-Brabant): 1422 Ysenroede. 2. Plaatsnaam Etsenrade in Jabeek (Nederlands-Limburg).
Eijsink: Ook Eisink, Eising, Eisinga, Eissing. Vadersnaam. Afleiding van Germaans agis-naam ‘Schrik’zoals Eisboud, Eisbert.
Eisinga, Eisinga, Van Eysinga, Eisenga, Van Eisenga, Eizenga, Van Eizinga, Eising, Eisink, Eysinger, Eyssema, Eizema en Eisma, Eissen en Eises, met het verlatijnst Eyssonius; van de vadersnaam Eise. En de plaatsnamen Eisink, een gehucht bij Haren in Groningerland; Eisinghusen, een gehucht bij Loppersum, en een ander bij Nttermoor, in Oost-Friesland; Eysinghem, een dorp in Zuid-Brabant; Eisingen, een dorp bij Pforzheim in Baden, enz.
Eyssartier, Issartier, Eyssautier: Frans Essartier, Essertier, van Oudfrans essart: rode, gerooid bos; essartier: rooier. Beroepsnaam van iemand die (bossen) rooit.
Eysscher. 1. Middelnederlands eischer: eiser (in rechte). Beroepsnaam. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam agis-gaiz ‘Vrees-speer’. Eiskeri.
Eysselinck, Eysselinckx, Eysselinch, Heysselinckx, Hijsselinckx, Hysselinckx, Hysselinck: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse agis-naam; vergelijk Eisen. Of van san-naam (s-ling). Zie ook Asselijn.
Eytorff, Eijtorff. Plaatsnaam Eitorf in Duitsland.
Eijzeren, van: Plaatsnaam IJzeren in Valkenburg aan de Geul (Nederlands-Limburg).
Exaerde, van. Familienaam uit de plaatsnaam Eksaarde (Oost-Vlaanderen).
Ezendam: Plaatsnaam tussen Almelo en Wierden, Overijssel, met varianten Essendam, Eesendam.
Ezinga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans agis-naam; vergelijk Eijsink.
F.
Faak, Fak, Fagg: Vadersnaam. Germaanse voornaam Facco, van Falco.
Faas, Faase, Fase, Faasse, Faassen, Faesen, Faessen, Faasen, Faes, Facen, Foes: Vadersnaam. 1. Korte vorm van de voornaam Servaas, heiligennaam Servatius. 2. Korte vorm van heiligennaam Bonifatius, Bonifaas. Fries Faes, Faasma, ie Faasma state, Faasma-tille.
Fabbricatore, Fabricatore. Italiaanse beroepsnaam; hand-werkman, vakman.
Fabeck. Plaatsnaam Vaalbeek, Vlaams-Brabant.
Fabel, Fable. Bijnaam naar de Ҧabel’ voor een fabeldichter of een fabel-, sprookjesverteller.
Faber, Fabre, Faber, Fabre, Fabr, Fabri, Fabris, Fabbri, Fabbro, Fabrij, Faberij, Fabry, Fabrys, Favry, De Faveri, Favre, Faver, Favere, Faveere, Faveers, Faur, Faure, Defaure, Fore, Foor, Fevrij, Favery, Favry, Feverijs, Feverij, Faivre, Lefevre, Lefvre, Levevre, Lefever, Lefevere, Lefaivre, Lefeuvre, Lefeure, Lefeve, Lefver, Lefve, Lefebvere, Lefebvre, Lefbre, Lefbe, Lefefvre, Lefeivre, Leffebure, Lefebure,Leffebvre, Lefbre, Lefebre, Lafbre, Lefeber, Laffeber, Lafeber, De Feuer, Fevre, Fvre, Fever, Fevere, Defevere, Defever, Defvre, Defebvre, Defevre, Dufebvre, Defebere, Defebure, Feber. Beroepsnaam van de smid uit het Franse fvre, het Latijnse faber. Faberij is een spelling voor Fabri, de afleidingvorm. Ofschoon faber tt fvre gevolueerd was, hebben 16de eeuwse humanisten ten onrechte de b van faber opnieuw in de naam ingelast, zodat de hypercorrecte spelling Lefb(v)re onstond. Aangezien vroeger voor de v en de u slechts n letterteken bestond, werd de naam ook als Lefebure gelezen.
Fabersma; van Latijn faber; smid.
Fabert. 1. Romaanse spellingvariant van Faber. 2. Zie Faubert.
Fabes: Uit Fabers?
Fabian, Fabiano, Fabiani, Fabbian, Fabjan, Fabien: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Fabianus.
Fabribeckers, de. Samengestelde familienaam Fabri = Beckers.
Fache, Faches. 1. Zie Defache. 2. Of verkorte vadersnaam uit de voornaam Bonifache/Bonifaas/Bonifatius.
Fabrice, Fabrici, Fabrizio, Fabrizi, Frabrizzi: Italiaanse familienaam: werkman, vakrnan, smid.
Fabrikant. Vergelijk Italiaans Fabricante, Fabricatore. Beroepsnaam van een fabrikant, werkman, handwerkman, vakman.
Fabrique, Fabriek: Oudfrans fabrique, Latijn fabrica: gebouw, werkplaats; ook handwerk. Beroepsnaam voor de handwerkman, smid. Vergelijk Fabrikant.
Fabris, Fabrys: Spelling voor Fabri of van Fabrissa, Latijnse vrouwelijke vorm van faber: smid. Vergelijk Favresse.
Fabritius, Fabritus, Fabricius: Humanistennaam, bijvoorbeeld naam van de Nederlandse schilder Carel Fabritius (Beemster 1622 - Delft 1654). Latinisering van De Smit/Lefvre. Latijn faber: smid.
Fabron, Fabronius, Fabrono, Fabronot. Beroepsnaam. Romaanse afleiding van Faber; smid.
Faccio, Faccioli, Facciolini, Facciolo, Facciotti, Faccini, Faccinetto, Facciani, Facchini, Facchinetti, Facchiano, Fazioli, Fazio, Fazius, Fazzini, Fazzi, Fazzino, Fassino: Italiaanse vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Bonifatius, Bonifazio, Bonifacio.
Fch. Vadersnaam. 1. Afleiding van de voornaam Boniface. 2. Zie Fauquet.
Fache, Faches. 1. Zie Defache. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Bonifac(h)e.
Fachin: Vadersnaam. Variant van Fassin, Romaans vleivorm van de voornaam Boniface, heiligennaam Bonifatius.
Fack, Facq, Facques, Facqu, Fake, Fak, Faque, Faack, Faeck, Faecq: 1. Plaatsnaam Facque; zie Defacque. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Facco, van Falco.
Fackelman. Duitse familienaam Fackelmann. Beroepsnaam van de fakkelmaker, vervaardiger van toortsen.
Fackere, van de. Misschien vertaling van Defacq(ue)of van Delavacquerie?
Facon: Variant van Faucon, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Falco ‘Valk’.
Fadda, Faddar. Misschien Engelse familienaam Fadder; Father.
Faduer, Fedaeux, Faudeux: Beroepsnaam. Waals fde, Frans faudeur: kolenbrander.
Fadli. Beroepsnaam van de kleermaker. Zwitsers-Duitse afleiding van Duits Faden: draad. Vergelijk Duits Faden, Fedele.
Faelen. Van Middelnederlands Falin, Fallein, van Romaans Falin.
Faems. Bijnaam Faam? Vergelijk Frans Fam.
Faenza, Faienza. Plaatsnaam in Italie.
Faffin, Fafin. Bijnaam voor een hakkelaar, babbelaar.
Fafchamps, Fafchams, Fafchand, Fafichamps: Plaatsnaam Favechamps, Fafchamps in Trembleur en Mortier (Luik).
Fafournoux. Plaatsnaam in Vallore-Montagne (Puy-de-Dme).
Fagard, Fagart, Fagas, Faga, Fagat, Faguard, Fagardo. 1. Afleiding van Fagot (uit het Oudfranse mutsaard, bos rijshout). Bijnaam voor een houthakker, een sprokkelaar. 2. Of van een Germaans-Scandinavische Fagi-naam. 3. Of variant van Fagnard (zie daar).
Fagardo. Italiaanse familienaam. Germaanse voornaam Faghard?
Fagel, Faghel: 1. Oudfrans Fagel ‘Reistas, bedelzak’. Bijnaam voor een pelgrim of rondtrekkend bedelaar. 2. Eventueel Duits familienaam Vagel, Fagel ‘Vogel’.
Fags, Fages, Fagis: Frans dialect variant van Latijn fagea: beukenbos.
Fagginger: Wellicht spelling voor Fachinger, afkomstig van Fachingen (Rijnland-Palts).
Fagnard, Fagart, Fagniart, Fagniard, Fania, Faniard, Faignaert, Faignart, Faignard, Faignaert, Finjaer, Fanar, Fana. Naam uit de plaatsnaam Fagne: veenland.
Faggio, Faggioli, Fagioli, Fagioletti, Faggiai, Faggiano, Faggian, Faggiana, Fagiana, Fagotto, Fa, Fae, Faedo, Faieta, Faiet: Italiaanse plaatsnaam Faggio: beuk.
Fagneaux, Fagnaux, Fanneau, Faneau, Feigneaux, Feigneau: Afleiding van plaatsnaam Fagne, Waals fgne: veenland.
Fagneray, Fagnray. Afleiding op -re van plaatsnaam Fagne, Henegouwen, Namen. Bewoner van veenland.
Fagnant, Fagnan, Fagniant. Oudfrans faignant: slordig, lui. Bijnaam.
Fagnard, Fagbiart, Fagnart, Fagniard, Fainiard, Fania, Faignaert, Faignart, Faignard, Faingnaert, Finjaer, Fanard, Fanna: Afleiding van plaatsnaam Fagne: veenland, ven. Bewoner van een ven.
Fagne. Plaatsnaam. Romaanse fagne; veenland.
Fagnolle. Plaatsnaam Fagnolle, Namen. Zie ook Fagnoul.
Fagnot, Faignot, Faignond, Faniot, Fanio, Faino: Afleiding van plaatsnaam Fagne: veenland, ven. Vergelijk Fagneaux.
Fagnoul, Fagnoull, Fagboule, Fagnou, Fanjul, Faenoul: Plaatsnaam. Waalse afleiding van fagne: veen. Zie ook Fagnolle.
Fagny. Plaatsnaam Fagny (Luxemburg), Faigny (Aisne) of Feignies (Nord).
Fagot, Fagoo: Oudfrans fagot: mutsaard, bos rijshout. Bijnaam voor houthakker of-sprokkelaar.
Faguenne, Fguenne, Feuenne: Waals fagune: houtbos, takkenbos.
Fahn, Faen, Fahnert: Plaatsnaam. Nederduits fan, van: veenland, ven.
Faict, Fait, Feijt, Feyt. Naam uit de plaatsnaam Fay, dit uit het Latijnse fagetum: beukenbos.
Fahrenberg. Plaatsnaam in Duitsland.
Fahrenholz. Plaatsnaam in Duitsland.
Faict, Fait, Feijt, Feyt, Faiet, Fayet. Plaatsnaam Fay, van Latijn fagetum; beukenbos. Verkleinvorm van Waals fay ‘Beuk’. Zie ook Fait.
Faidherbe, Faidherbes, Faiderbe, Federbe: Frans faix dըerbe: grasbundel. Beroepsnaam van de hooier.
Faigniet, Faignet. Afleiding van plaatsnaam Fagne; veenland, ven.
Faille, (van der), van der Faeillie, Verfaille, Ferfaille, Verfaillie, Verfaellie, Verfallie, Delafaille, delle Faille, (de) Lafaille, Faillie, Failly, Faelli. Familienaam naar de plaatsnaam Faille, Falie: perceel grond in falie; mantel, kap (L) vorm. Verspreide naam in West-Vlaanderen.
Failon. Plaatsnaam Failon in Barvaux, Namen.
Fainke, Feinquen: Waalse aanpassings van Vinke(n).
Fairon. Plaatsnaam (Comblain) Fairon, Luik.
Faisant, Faizant: Frans faisan: fazant. Bijnaam. Vergelijk Duits Fasant.
Fait: Romaanse plaatsnaam Fay, Waalse Fayi, van Latijnse fagetum ‘Beukenbos’.
Falet: Franse familienaam Fallet, verkleinvorm van Oudfrans falve, van Oudnederlands falw ‘Vaal(kleurig), rossig’.
Faitre. Plaatsnaam. Frans fate: top, spits.
Faithful. Engelse bijnaam; oprecht, eerlijk.
Faitro, Ftrop, Ftro, Ftrot, Fetro: Bijnaam. Fait-trop: die te veel doet, die overdrijft. Vergelijk Faitot.
Fajerman. Duitse dialect vorm van Fuermann; vuurman, brandmeester. Beroepsnaam. Vergelijk De Vierman.
Fajgenblat. Joodse familienaam Feigenblatt; vijgenblad.
Fajngold. Joodse familienaam Feingold. Beroepsnaam van de vergulder. Middenhoogduits fnen: polijsten, vergulden.
Fajnholc. Duits Joodse familienaam Feinholz.
Fajnzylber, Fajnzylbergh. Duits Joodse familienaam Feinsilber; fijn zilver.
Fajtman, Fajtmann. Variant van Duits Vogtmann: voogd. Duits Veit, Feit = Voit, Vogt.
Falhaber: Duits familienaam Faulhaber, bijnaam voor een landbouwer die slechte haver op zijn akker heeft.
Falke: Duits pendant van Valke (zie op dat woord).
Faloise, Falloise, Falloisse. 1. Variant van Falaise. 2. Oudfrans faloisse: zandige plaats (etymologisch = Falaise, Falise).
Falaise, Falaize, Fallaise, Falloise, Falloisse, Falesse, Faleys: Plaatsnaam. Frans falaise: steile rots. Zie Falise.
Falau, Falaux, Fallaux, Falleau, Fallea, Fallay: Vadernaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Falwald.
Falcier. Bretonse beroepsnaam Falch(i)er: maaier.
Falck, Falcq: 1. Zie Valck(e). 2. Vadersnaam. Slavische vleivorm van Valentin.
Falcman. Spelling van Duitse familienaam Folzmann, van de voornaam Volz, vleivorm van Germaanse volk-naam.
Falco, Falcone, Falconi, Falcotti, Falconetti, Falchi, Falchetto: Italiaanse vadersnaam. Germaanse voornaam Falco Valk’.
Falconieri, Falcomer, Falconer: Beroepsnaam. Italiaanse pendant van Valkenaar.
Faleme. Komt naast Falewee voor in Duinkerke. Waarschijnlijk variant met wisseling m/w.
Falgoneer, Falcomer: Verhaspeling van Valkeneer. Of Italiaans Falconer, van Falconieri.
Falleyn, Fallein, 1. Uit Follein, zie Follin. 2. Zie ook Falin.
Falin, Faling, Fallein, Falleyn, Faelen. Faelens, Faeles. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Falho, naam van oost- en Westfalen.
Falise, Falisse, Falize, Falis, Falys, Falyse, Fallise, Lafalise, Lagalize, Laffalize, Valise, Valis, Valijs, Valij, Valys, Valy: Plaatsnaam. Waals falise, Frans falaise, van Germaans falisa, Duits Fels: steile rots. Falize in Suarle (Namen), Falise in Rinxent, Wissant, Torbinghen, Ostrohove (Pas-de-Calais).
Falkenbach, Falkenback, Falckenbach. Plaatsnaam. Beieren en meer in Duitsland.
Falkenberg, Falkembergh: plaatsnaam (verschillende in Duitsland, Lotharingen). Eventueel variant van Valkenberg. Vergelijk Falkenburg.
Falkenburg: Plaatsnaam, (verschillende in Duitsland). Of Valkenburg (Zuid-Holland, Nederlands-Limburg).
Falkenstein. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Fallet, Phalet. Afleiding van Oudfrans falve, van Oudnederlands falw; vaal (kleurig) rossig. Bijnaam.
Falleur, de. Luikse glazeniersfamilie die afstamt van: 1650 Martin Faller, Forbach/Lotharingen.
Falleyn, Fallein. 1. Uit Follein - met verzwaarde voortonige klinker – van Frans Foll(a)in, van fol, fou: gek. Vergelijk Follet. 2. Zie Falin.
Fallon. Fallot, Falot. 1. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Falho. 2. Wellicht achteraf gereinterpreteerd als bijnaam. Afleiding van Frans falot, van Middelnederlands vaal: grijs(geel), grauw.
Fallourd. Bijnaam voor een bedrieger. Oudfrans falorde; bedrog.
Falmagne. Plaatsnaam, Namen.
Falter, Felterre, Felter: 1. Duitse familienaam Velltor, van Falltor: valdeur, ophaalbrug. 2. Vadersnaam. Velter = Walter.
Faltin, Feltin. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Valentin.
Famechon, Famchon. Plaatsnaam Famechon, Somme, Pas-de-Calais.
Famere, Fammere Fammeree, Famerie, Famre, Famery, Fmery: Dissimilatie van plaatsnaam Frameries (Henegouwen).
Famais, Fameis, Famaey: Oudfrans fameis: uitgehongerd. Bijnaam.
Famel, de. Middelnederlands famel, van Latijn famulus: dienaar.
Famelart, Famelard, Faemelaer, Famelaer: Oudfrans famelart: uitgehongerd.
Famenne. Streek tussen Condroz en Ardèche, Luxemburg.
Fament. Variant van Famenne?
Fanal. Franse familienaam Fenal, van foin. Beroepsnaam van de hooier.
Fanchamps. Variant met voortonige n van plaatsnaam Fauchamps in Mortier (Luik).
Fanon, Fanson, Fanchon: 1. Oudfrans fanon, van enfanon: klein kind. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Fanson in Xhoris (Luik).
Fang, Fanger, Fnger: Van Duitse plaatsnaam Fang.
Faniel, Fanielle, Phaniel: Fagniel, afleiding van plaatsnaam Fagne: veenland.
Fanius, Fanis. Vadersnaam, van heiligennaam Epifanius?
Fank, Fanck. Luxemburgse variant van Duitse Fink.
Fannes, van Ns, van Es. 1754 Jan Baptist van Nes, Leuven.
Fanoy, Fannoye, Fannoy, Fannoije: Fagnoy, Waals fanw, collectieve plaatsnaam van fagne ‘Veenland’.
Fanon. Waals (Malmedy) fanon; banier, vaan.
Fanselow, plaatsnaam Vanselow, Pommeren.
Fant, Fante, Fantini, Fantino, Fantozzi, Fantuzzi, Fantuzzo: Italiaanse bijnaam: knaap, jongen, jongeman.
Fanthorpe. Nederduitse equivalent voor Van Dorpe.
Fantinel, Fantin, Fantinon. Afleiding van Frans enfant; kind.
Fanuel, Fanul, Phanuel, Falluel, Fallul: Bijbelse voornaam Fanuel, Phanuel? Of veeleer verschrijving voor Faniel.
Farable, Frabel: Oudfrans ferable, foirable, bijnaam feest-. Wellicht met betekenis feestdag.
Faraud, Feraut, Fraux, Fereau, Fraud, Frau, Fray, Feray: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Feraldus.
Farazijn, Farazyn, Farasyn, Farasijn, Farrazijn, Farezyn, Faresin, Faresyn, Faresijn, Pharazyn, Pharazijn, Pharasyn, Pharasijn: Waals-Vlaamse familienaam, aanpassing dsParizij van Frans Parisien ‘Parijzenaar’door wisseling van de labialen p/f en suffixsubstitutie.
Zie ook Formesyn.
Farber, Frber, Ferbert, Ferber: Duitse beroepsnaam Frber: verver.
Farcy, Farchy, Farci, Farsi: Oudfrans farsi: (op)gevuld. Bijnaam naar de dikke buik.
Fardeau, Fardeuax, Fardel: Oudfrans fardel, Frans fardeau: pak, last, lading. Beroepsnaam van de drager.
Fardoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Fardulfus.
Farges, dialect variant van Forge; smederij.
Farin. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Faro. 2. Zie Ferin.
Farina. Italiaanse beroepsnaam; bloem, meel. Vergelijk Farine.
Farine. Frans farine: bloem, meel. Beroepsnaam van mulder of bakker.
Farineua, Farineaux, Farinaux, Farinas, Farina, Farinas, Farinelle, Farinelle, Farinon, Fareneau: afleiding van Frans farine: bloem, meel. Beroepsnaam voor een molenaarof bakker.
Fariseau, Phariseau: Pariseau, variant Parisseau(x) van Parisel, metp/f-wisseling, afleiding van de voornaam Paris, van Patricius.
Farkas, Farcas: Hongaars farkas: wolf. Bijnaam. Ook met verengelste (Farkash) en verfranste (Farkache) spelling. Zie ook Verrecas.
Farla: Variant van de familienaam Ferla(t), naar een plaats waar de Ferula ‘Schermbloemige plantՠgroeit.
Farmer. Engelse beroepsnaam. Pachter (van belastingen) landbouwer.
Farnir. Waalse vorm van Farnires, plaatsnaam in Grand-Halleux (Luxemburg).
Faroux, Farous, Farouz, Farroul: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam fara-wulf; Varen-wolf: Farulfus.
Faro: De Engels familienaam Farrar, Farrer, Farrow, Faro, variant van Ferrer ‘Smid’.
Farx, Farks, Faringa, Farnia, mogelijk ook Vaartjes, Engelse Faringdon en Farrington; vadersnaam Farre, Fare, Faro; smid.
Farstad. Plaatsnaam Fahrstedt, Duitsland.
Farvaque, Farvacque, Farvacques: Plaatsnaam Farvacq in Ellignies (Henegouwen) of Fervaques in Fonsommes (Aisne); La Fervaque in Pronne (Somme).
Fasano, Fasanotti. Italiaanse bijnaam; fazant.
Fasold, Fahsold, Fasoul, Fasol, Fasoel, Fassold: Vadersnaam. Germaanse voornaam Fasold uit de sage. Fasoul, romanisering van Fasolf.
Fasquel, Fasquelle. Plaatsnaam Fasquelle in Campagne-les-Boulonnais, Pas-de-Calais.
Fas, Vass, Fasz. Duitse familienaam Fass; vat, ton. Bijnaam of beroepsnaam.
Fassbender, Fassbinder, Fassbaender, Fasbender, Fasbinder, Faszbender, Fahsbender, Fatzbender, Vasbinder, Vasbindre, Vassbinder, Vastbinder, Vastbinders, Vastenbind. Duitse beroepsnaam Fassbinder: kuiper.
Fasseel, Fasseaux, Fasseau, Fassiaux, Fassiau, Fassieaux, Fassieau, Fasciaux: Middelnederlands fasceel, Oudfrans faissel, Frans faisceau, van Latijn fascellus, afleiding van fascis: (takken)bos, bundel. Beroepsnaam.
Fassin, Fachin, Facin, Facchin, Faccin, Facchim, Faxcim, Fachinat. Vadersnaam, knuffelvorm van Bonifacius.
Fssler, Fessler, Fesler, Fassmann: Duitse beroepsnaam van de kuiper.
Fasol: Vadersnaam. Germaanse voornaam Fasold uit de sage.
Fasotte, Fasot. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Boniface.
Fastr, Fastre, Fastres, Fastrs, Fastrez, De Fastr, Fastrez, Festr, Festre, Fatrez, Fautr, Fautrs, Fautre, Fautrez, Fautret, Fautray, Fautres, Ftr.
Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vastraad (fast-red).
Fat, de. Oudfrans fat: gek, zelfvoldaan, zelfngenomen mens.
Fatoux, Fatou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam fast-wulf; Vast-wolf: Fastulfus.
Fattore, Fattorini, Fatori. Italiaanse beroepsnaam; rentmeester, meier die een landbouwbedrijf leidt.
Fatzinger. Waarschijnlijk van Faschinger, van Fasching: Faschang, vastenavond.
Faubel, Fauxbel: Vadersnaam. Spelling van Fobel, afleiding van Fobert.
Faubert: Spellingvariant van Fobert. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Volkbrecht.
Faucard, Faucaer, Fackaert, Facca, Faquaet, Fauchard, Fauchart: Vadersnaam. Germaanse voornaam falk-hard ‘Valk-sterk’.
Faucher, Fauquier, Fouquier: Vadersnaam. Franse en Picardische vormen van Germaanse voornaam, respectievelijk falk-hari; Valk-legerՠen fulk-hari ‘Volk-leger’. Maar de namen werden wel verward (vergelijk Fauconnier = Fouconnier).
Faucheur, Faucheux, Focheux, Fauqueur, Fauqueux, Faucqueur, Focqueur, Foqueur, Fockeu, Facqueur, Fackeure, Fasseur, Faseur. Beroepsnaam uit het Franse faucheur, het Picardische fauqueur: maaier.
Fauchille. Frans faucille: sikkel. Beroepsnaam voor de maaier.
Fauchon, Fochon: Hypercorrect voor Faucon.
Faucogney. 1. Plaatsnaam Faucogney (Hte-Sane). 2. Spelling voor Fauconnier.
Faucompret, Faucomprex, Faucompert, Fauconprez, Facompr: Plaatsnaam Faconpr in Evelette. Weide, meers van Falco.
Faucon, Falcon, Facon, Facko, Fauconneau, Faucouneau: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Falco; Valkՠen afleiding. Vergelijk Valck(e). 2. Eventueel beroepsnaam van de valkenier, Frans Fauconnier.
Fauconier, Fauconnier, Fockenier, Fockeni, Fosquenier, Faulconer, Fouconnier, Faucogney. Beroepsnaam van de ambtenaar die voor de jachtvalken zorgde. Equivalent van De Valkenare.
Faufra, Fafra: Waalse variant van Favreau; zie Faverel.
Fauque, Fauck, Faucq, Fauche. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Falko (valk).
Fauquembergue, Defaucambergue, Fauquembert, (van) Fockenberghe, Fockenbergue, Fouquemberg, Fouquem-bert, Vonkenberg: Plaatsnaam Fauquembergues (Valkenberg) bij St.-Omaars (Pas-de-Calais).
Fauquenoy, Fauquenoi, Fauquenois, Fauquenoit, Fauquenoy, Fockenoy, Focquenoy, Focquenoey: Plaatsnaam Eikenbos (Quesnoy) van Falko.
Fauquet, Fauquez, Fauquette, Fauqe, Fauchet, Fauch, Fauchey, Faquet, Faket, Fch: 1. Vadersnaam, van Falquet, afleiding van Germaanse voornaam Falko. 2. Eventueel plaatsnaam Fauquez, bijvoorbeeld in Itter en Virginal (Waals-Brabant).
Faus. Variant van Faust of van Faux?
Faussemagne. Plaatsnaam Faussimagne, Hte-Loire.
Faust. Duitse familienaam Faust; vuist. Vergelijk De Vuyst.
Faut, Faute. Faut kan een spellingvariant zijn van Faux, maar Faute niet. Misschien weergave van Waalse uitspraak van Fautre, variant van Fautr.
Fauter. Variant van Falter. Middenhoogduits vout, oude variant van Vogt: voogd.
Fauvart, Fauvaert, Favard, Favart, Fava: Bijnaam. Afleiding van Frans fauve: rosachtig, vaalrood. Vergelijk Fauvaux.
Fauvaux, Fauveau, Fauveaux, Faviau, Fauviaux, Favieau, Fauviel, Fauvielle, Fauxvaux, Favaux, Favay, Faveau, Faveaux, Faveeuw, Faveuw, Fovelle, Fovel, Foveau, Foveaux, Foviaux: Oudfrans fauvel, dira, van fauve: rosachtig, vaalrood; (ook) bedrieger.
Fauvil, Fauville, Fauvie, Faville: Plaatsnaam Fauville (Eure, Seine-Mar.).
Faux, Faulx, Faut: 1. Verspreide plaatsnaam Faux, van Latijn fagus: beuk. Faux in Court-St-Etienne (Waals-Brabant) of (Bois de) Faux in Marchiennes (Nord). 2. Plaatsnaam Faulx, van Germaans falisa: rots.
Favejee: Vernederlandste spelling van Frans Favier, van Fauvier, afleiding van fauve ‘Vaalkleurig’.
Faverel, Favrelle, Favrel, Faurel, Favoreel, Favorel, Favorelle, Faveraeu, Favereaux, Favreau, Favriau, Favray, Favraux, Faveriau, Faveriaux, Favriau, Faverio, Favero, De Favereau. Familienaam uit het Oudfranse faverel: smidje. Beroepsnaam voor de smid.
Faverge, Fauvergue, Fauverghe, Fauvergenne, Fauverque, Fauvercq, Fauvarque, Fauvage, Favauge, Favache: Oudfrans favarge: smidse. Plaatsnaam of beroepsnaam voor de smid. Favergeon is een afleiding van Faverge.
Faverly. Afleiding op -elier van fvre: smid.
Faversienne, Fauvergenne: Plaatsnaam Farciennes, Henegouwen, 1314 Favrechines. Eventueel plaatsnaam, 649, Fabricinio (Pas-de-Calais).
Favet, Favette, Favez, Faveijts, Favyts, Faveijts, Favijts, Favaits. 1. Naam uit het Oudfranse fave, het Franse fve: boon. Of het Waalse favte: paardenboon. Beroepsbijnaam voor de kweker, de handelaar. Of bijnaam: zie verder bij Boon. 2. Of variant van Fauvet. Zie bij Fovet.
Faveur. Re-interpretatie van Favaux.
Favier, Faviez. Variant van Franse familienaam Fauvier, van fauve: vaalkleurig.
Favos, Favot, Favotte. 1. Afleiding van Oudfrans fave: boon. 2. Favot, Favos kan spellingvariant zijn van Faveau.
Favresse. Beroepsnaam. Vrouwelijk voor favre, fvre: smid.
Favret, Fauret, Faur, Faures, Fevret: Beroepsnaam. Afleiding van favre, fvre: smid.
Favril, Favry, Fouvry: 1. Plaatsnaam Favril, Favry, van fabrile: smidse of fabarile: bonenveld. Plaatsnaam (Nord) en in Festubert (Pas-de-Calais), Noiseux (Namen) en Transinne (Luxemburg). 2. Dat de familienaam Favril nu nog in Bellegem en Rollegem (West-Vlaanderen) voorkomt, waar Fav(e)reel vroeg voorkwam, zou Favril veeleer van Faverel te verklaren zijn.
Fayen, Fayens, Feyen, Feyens, Fey, Feijs, Feyenne, Fey, Feye. Knuffelvorm van een frithu-naam.
Feber, de; le Feber: Lefeber door een verkeerde lezing van Frans Lefbvre, een humanistisch hypercorrecte spelling voor Lefvre ‘De smid’.
Feddema, Feddinga, Feddema, Fedden, Feddens: Vadersnaam. Friese naam Fedde, een afleiding van een Germaans frithu-naam, zoals Frederik.
Federmann: Duitse familienaam afleiding van Fede ‘Veer, pluim’. Beroepsnaam van de Federer ‘Handelaar in pluimen, ganzenveren, schrijfveren’.
Feelders: Verscherpte vorm van Veelders, wat een variant kan zijn van Velders ‘Vilderՠof van Vijlders ‘Vijler’.
Feenstra, Veenstra: Friese afleiding van plaatsnaam Veen, bijvoorbeeld Het Veen (Oosterbroek, Groningen).
Feest, van der: Door v/f-verscherping uit van der Vest. Plaatsnaam Vest ‘Versterking, bolwerk, kasteel, burg’.
Fehres: Afleiding van de Duits familienaam Fehr, van Middelhoogduitse vere ‘Schipper, veerman’.
Feiertag, Fajertag, Faiertag, Fairtag: Duits Feiertag: feestdag. Bijnaam.
Feig, Feige, Faik, Fak, Fajga, Fajka: Duitse dialect en Jiddische vormen van Duits Feige. Zie Vijgen.
Feigenbaum, Faigenbaum, Fajgenbaum: Duits Feigenbaum: vijgenboom, maar ook een perenboom met vlezige vruchten.
Feijtel. Waarschijnlijk verschrijving van Duits Veit(e)l, van de voornaam Veit, heiligennaam Vitus of Oostmiddenduits van Voit = Vogt: voogd.
Feike, Feickens: Vadersnaam. Afleiding van Feie, bakervorm van Germaanse frithu-naam
Feikema: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Feie, Feike, bakervorm van Germaans frith-naam, zoals Frederik, met r-reductie.
Feile, Feilen, Feilner, Feiler, Feihle: Duits Feile: vijl. Beroepsnaam van de vijlder of vijlensmid.
Feiner, Fajner: Duits Feiner, van Middenhoogduits fnen: fijnmaken, polijsten, vergulden. Beroepsnaam.
Feinschneider, Fajnsznajder: Duitse beroepsnaam van de houtsnijder.
Feinstein, Faynsztein. Duitse (Jiddische) familienaam. Beroepsnaam van de slijper van edelstenen.
Feist, Feis, Faist, Faist, Faihst, Feest, Fees, Fajs: Duitse bijnaam Feis(t), Middenhoogduits veisst: vt, dik, zwaarlijvig.
Feiter, de, (de) Feijter: 1.Vadersnaam. Foiter/Feiter met f door hypocoristische verscherping uit Wouter/Woiter. 2. Maar aangezien de naam al vroeg met een lidwoord voorkomt, is de naam vermoedelijk veeleer te verklaren uit een soortnaam. Middelnederlands feyte r’Dader, misdadiger’.
Feitsma: Vadersnaam. Zoals Feitema een Friese afleiding van de voornaam Feit, bakervorm van Germaans frith-naam.
Fel, Lefel: Bijnnaam. Oudfrans en Middelnederlands fel: wreed, hardvochtig, ruw, fel.
Feldhaus: Duitse plaatsnaam (Nedersaksen).
Felens, Feleus: Vadersnaam. Afgeleid van Germaanse voornaam Velo, van filu ‘Veel’. Vergelijk de Limburgse (Belgisch-Limburg) familienaam Veling(s). Of te lezen als Felius?
Feleus: Feleus door verkeerde lezing van de n in Felens? Of veeleer te lezen als Felius = Filius.
Felisi: Vadersnaam. Foute spelling van de Italiaans familienaam Felici. Latijnse heiligennaam Felix.
Felix: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Felix.
Felon, Fellon, Felloen, Felhoen, Lefelon: Oudfrans fellon, Middelnederlands felloen: verschrikkelijk, wreed. Bijnaam. Vergelijk Fellot.
Felot, Fellot, Fillot, Filot: Afleiding van Oudfrans fel: verschrikkelijk, wreed, fel. Vergelijk Fellon.
Feller, Fell. 1. Naam van Duitstalige origine uit fell (huid) voor de huidenkoopman of de vilder. 3. Naam uit de plaatsnaam Fell (bij Trier - Rijnland-Palts) of Fellen/Felln (Beieren). 3. Vadersnaam uit de Luikse variant van Valre.
Felber, Felberbaum, Felberman: Plaatsnaam. Middenhoogduits veլwe: wilg.
Felbier: Bijnaam voor de brouwer of drinker van sterik bier.
Felczer. 1. Duitse beroepsnaam Velzer: passementmaker. 2. Variant van Pfalzer, afkomstig van de Pfalz: Palts.
Feld, Felden, Felde. Duitse familienaam naar de woonplaats aan een veld. Vergelijk Van de Velde.
Feltz, van der: Duitse plaatsnaam Fels ‘Rots’. Feltz is ook de Duitse naam van La Roche (Provincie Luxumburg).
Feldberg. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Feldbusch, Feldbsch: Plaatsnaam.
Felder. Afleiding van plaatsnaam Feld; veld.
Feldhaus, Feldhausen. Plaatsnamen, Duitsland.
Feldheim. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Feldhun, Feldhuns. Duitse Feldhuhn; patrijs.
Feldkamp. Duitse plaatsnaam.
Feldman, Feldmann, Feltman. Duits Feldmann; die op het veld woont, werkt.
Feldstein. Duitse, waarschijnlijk Joodse, familienaam; veldsteen.
Felgenhauer. Beroepsnaam; velgenmaker, wagenmaker.
Felier, Feliers, Filliers, Filiers, Filie, Felies, Fliers, Flier, Flies, Fleers, Fleer, Vliers: Beroepsnaam van de spinner. Afleiding van Frans filer: spinnen.
Flix, Felix, Phlix, Felis, Flis, Felice, Felicio, Felici, Felicque, Felique, Flique: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Flix.
Fell. Duitse beroepsnaam van de huidenkoper, bontwerker.
Felleman, Fellemans, Fellemann. Afleiding van De Felle. Zie ok Fellman.
Fellens, Fellens, Fellin, Felling, Fellingue, Felingue, Felinque. Vadersnaam Fellen/Fllin, vleivorm van de voornaam Valentin. Zie ook Felling(er).
Feller, Faller: Vadersnaam. Luikse vorm van de voornaam Valre.
Fellin, Fellinger, Felingue, Fellingue, Felinque: Plaatsnaam Felling (Beieren).
Fellman, Fellmann, Felleman, Fellner, Felner: Duitse beroepsnaam van de huidenkoper of van de vilder.
Fels, Feltz, Felz, Velz, Felsen: Duitse plaatsnaam Fels: rots. Feltz is ook de Duitse naam van La Roche (Luxemburg).
Fels, van der. Waarschijnlijk=Van der Felt.
Felsenhart. Duitse familienaam; hard als rots.
Felsenstein, Felzenstajn, Felzenstein, Felztajn: Duitse Joodse familienaam: rotssteen.
Felt, van der. Waarschijnlijk variant van Van der Velde.
Feltin, Feltrini. Italiaanse afleiding van plaatsnaam Fltre.
Felu, Flu: Plaatsnaam Feluy (Henegouwen).
Femont. Waarschijnlijk variant van Ferment.
Fenaille. Bijnaam; vod, prul.
Fenard, Fenaert, Fenart, Fena, Fenat, Fanard, Fanna: Afleiding van Oudfrans fener, Middenfrans faner: hooien. Beroepsnaam.
Fenasse, Fennaes: Pejoratieve afleiding op -acia, -asse van Frans foin, Latijn fenum: hooi. Ook plaatsnaam La Fenasse, Les Fenasses (Hrault).
Fenaux, Fnaux, Feneau: Afleiding van Frans foin: hooi. Beroepsnaam van de hooier of hooihandelaar.
Fendrych. Duitse beroepsnaam Fhnrich: vaandrig.
Fenendael. Plaatsnaam Veenendaal, Utrecht.
Fenet, Fenez. Oudfrans fen: van geelroze kleur als van een verlepte roos, van fener, Frans faner: verwelken.
Feneuil, Feneulle: Oudfrans fenoil, fanueil, Frans fenouil: venkel. Bijnaam of beroepsnaam.
Fenger. Limburgse vorm van Middelnederlands vanger, venger. Vergelijk Duits Fnger. Naam van een dierenvanger, vogelvanger.
Fenier. Franse beroepsnaam van de hooier of hooihandelaar.
Fenix. Fenicx: Naam van de mythologische vogel die uit zijn as herrijst. Bijnaam voor een buitengewoon, fenomenaal mens, iemand met zeldzame gaven. De familie stamt van Venicx, Vennix, Ven(n)ickx, zie Fenlon: Franse familienaam Fnelon. Plaatsnaam in Ste-Mondane (Dordogne).
Fennema: Vadersnaam. Friese afleiding van een bakervorm van Frederik of een andere frith-naam.
Fenner, Fenners, Fender: Middelhoogduits venre, venner: vaandrig.
Fennet: Misschien door assimilatie rn van nn uit Fernet, van Ferronnet, verkleinvorm van Frans Ferron ‘Smid, ijzerhandelaar’.
Fens, Fenske, Vens, Fesny, Fennis: Vadersnaam. Korte vorm van de Latijnse heiligennaam Vincent(ius). Vergelijk Feys.
Fenijn: 1. Frans venin ‘gif, venijn’. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Vleivorm van Vene, bakervorm van Germaans frith-naam.
Fer. 1. Frans fer: ijzer. Beroepsnaam van de ijzerhandelaar of smid. 2. Vadersnaam. Korte vorm van bijvoorbeeld Ferrand.
Ferbuijt: Variant van Ferbu(s) van Ferrebo, van ferre bos Ԧerre boeuf’naam van de hoefsmid die ossen beslaat.
Ferdinand, Ferdinant, Fernandes, Fernand, Feridnande, Fernande, Vernant, Ferdinandus, Ferdinandusse, Fernande, Fernandez, Ferand, Ferrand, Ferand, Ferrando, Ferrandz, Ferrandi, Ferrandio, Ferrant, Ferrante, Fierant, Ferant, Verant, Virant, Vrand, Farran, Farrant, Farrand, Frand, Frant: Vadersnaam. Zoon van Ferdinandus, de Latijnse vorm van Ferdinand, geromaniseerd uit de Germaanse voornaam Vredenand: frith-nand ‘Vrede-moedig, dapper’.
Feremans, Ferremans, Ferman, Fermans, Ferdman: Vadersnaam. Afleiding van Ferdinand of van Ferri, Romaanse vorm van Vrederik.
Ferage, Ferauge, Feroge, Froce, Ferauche, Farauche, Faroche, Fourage, Fouraschen, Vorage, Ferange, Ferasse, Ferras, Farasse, Varrase, Varasse, Varras, Varas, Warasse, Waras: 1. Bijnaam. Oudfrans ferage, ferasche, farasche, forasche: wild, hard, ongevoelig. 2. Plaatsnaam Ferage: smidse, in Hulsonniaux (Namen).
Ferain, Ferrain, Firain, Firain: 1. Plaatsnaam Firain in Lambermont, Jalhay en Wegnez (Luik), Frin (Nord). 2. Oudfrans fer(a)in: wild, woest, hard. Bijnaam.-3. Vadersnaam. Zie ook Ferin.
Feraine. Vrouwelijke vorm van Ferain 2.
Ferard, Fera, Ferat, Ferard, Ferrard, Farard, Farrar, Feeraert, Feeaerdts, Frard: Vadersnaam. Variant van Frrard.
Ferbu, Ferbus, Ferbuyt:, een zinwoord ferre bos = ferre boeuf, naam van de hoefsmid, die ossen beslaat.
Fercocq, Fercot: Bijnaam Ferre Coq? Vergelijk 1398 Bilgecoc.
Ferdin, Ferdyn, Verdin, Verdingh, Verding, Verdijn, Verdyn: Vadersnaam. Korte vorm of vleivorm van voornaam Ferdinand.
Ferdinand, Ferdinant, Fernand, Feranndes, Ferdinande, Fernande, Vernant, Ferdinandusse, Ferdinandus, Fernandez, Fernande, Ferran, Ferrand, Ferand, Feran, Ferrando, Ferrandez, Ferrandi, Ferrandiono, Ferrante, Ferrant, Fierant, Ferant, Verant, Virant, Vrand, Farrent, Farran, Farrand, Frand, Frant: Vadersnaam. Romaanse en korte vormen van de Germaanse voornaam frith-nand ‘Vrede-dapper’. Fredenand. Fer(di)nande kan moedersnaam. zijn.
Ferenc, Ferincz, Ferencz, Ferencz, Ferencak: Hongaarse vadersnaam van de voornaam Frans.
Ferguson: Vadersnaam. Ferguson is de zoon van Fergus, Ferguut, naam uit de Brits-Keltische romans. Keltisch fer gusti ‘mannelijke keuze, hoogste keuze’.
Ferens, Feringa, Ferenga, Veringa, Feeringa, Feersema, Veersema. 1. Vadersnaam, Fere, Feer of Veer; overzetten of veer, ing; behorend tot. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse frithu-naam. Vergelijk Ferremans.
Ferhildema, Fries ver; vrouw, zoon van vrouw Hilde. Hildema als geslachtsnaam van oud Germaans Hildis, Hilda.
Ferin, Feryn, Ferijn, Ferrin, Ferryn, Ferring, Farin, Vrin, Verein, Verin, Frin, Fryns, Frijns, Frings, Frins. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Severinus. 2. Soms is het ook een knuffelvorm van een Germaanse fer- far of frithu naam.
Fergloute. Verfranste spelling voor Vercloete, van van der Cloete; zie van de(n) Cloot.
Ferin, Feryn, Ferijn, Ferrin, Ferryn, Ferring, Farin, Vrin, Verein, Verin, Frin, Fryns, Frijns, Frings, Frins: 1. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Severinus. 2. In sommige gevallen kan Ferin een vleivorm zijn van een Germaanse fer- of far- of frithu-naam. Vergelijk Ferens, Ferremans.
Ferket: Vadersnaam. Variant van Firket, Firquet, verkleinvorm van Fier, van Olivier.
Ferla, Firla, Farla, Verlae, Verla: Naar een plaats waar de Ferula groeit. Vergelijk Ferlt.
Ferleu. Misschien van Filleux, met r-epenthesis (vergelijk Fernijn, van venijn). Of door klankverandering, van Frans Frileux?
Ferlin, Ferling, Ferlings. Naam uit het Oudfranse ferlin: kleine munt ter waarde van ¼ penning. Bijnaam of beroepsnaam.
Fermie, Fermier. Frans fermier: landbouwer, boer. Beroepsnaam.
Fermine, Ferminne. 1. Plaatsnaam Fermine in Izier (Luxemburg). 2. Moedersnaam. Vrouwelijk bij Latijnse heiligennaam Firminus. Zie Firmin.
Fermin: Vadersnaam. Van Firmin, Latijnse heiligennaam Firminus.
Fermont, Fermondt, Vermondt, Vermont, Vermon, Vermond, Vermonden, Vermoes, Dufermont, Dufourmont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam far-mund of frith-mund: Feremundus, Fri(du)mundus. 2. Familienaam afgeleid (vooral de twee laatsten) van de plaatsnaam Fermont( ijzerberg) die op diverse plaatsen in het Franstalige deel van de wereld voorkomt. Uit de stamboom Vermonden blijkt dat hij ontstond van Vermont, van Fremond. 3. Plaatsnaam. Zie Dufermont 1.
Fernagut, de, Ferragut, Vernagut, Ferguson, Vergisson, Vergison: Vadersnaam. Ferguut, naam uit de Brits-Keltische romans. Keltisch fer gusti ‘mannelijke keuze, hoogste keuze’.
Fernmont, Fernemont: Plaatsnaam in Franc-Waret (Namen), enz.
Fernet, Fern, Fernez, Ferney: 1. Ferronnet, afleiding van Ferron, Ferroni. Van Oudfrans werkwoord ferner: straffen, berispen.
Ferneuse, Fermeus, Fermeuse: Plaatsnaam Fosse Ferneuse in Amiens (Somme) enz.
Ferney. 1. Fernay, van Frenay (klankverandering). 2. Zie Fernet.
Fernhout, Fernholz. Plaatsnaam Vernhout (Noord-Brabant) en bij Wisch (Gelderland). Fernholte in Attendorn (Duitsland).
Fernie, Fernier, Ferny. Beroepsnaam van Frans ferronnier: smid.
Ferooz. Plaatsnaam in Beuzet, Namen.
Ferot, Frot, Ferooz, Ferro, Ferroz: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam zoals Ferrand, Ferry of Feraud.
Froumont, Feroumont: Plaatsnaam in Les Avins en Bois-et-Borsu (Luik).
Ferraille, Feraille, Ferailles. 1. Familienaam uit het Franse ferraille: schroot, oud ijzer, klein grut. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Ferailles in Biesme.
Ferrari, Ferraro, Ferraris, Ferari, Ferary: Italiaanse beroepsnaam van de smid.
Ferrasse: 1. Bijnaam. Oudfrans ferage, ferasche ‘Wild, hard, ongevoelig’. 2. Plaatsnaam Ferage ‘Smidseՠin Hulsonniaux (Namen).
Ferr, Ferret, Ferrette, Ferrest, Fers, Fr, Fer, Ferette, Ferey. Familienaam uit het Oudfranse ferr: ijzer. Bijnaam naar een karaktertrek of misschien ook wel de beroepsnaam van iemand die met ijzer werkt.
Ferreira, Ferreiro, Ferreyra, Fereyra, Ferera, Ferere, Ferreras, Ferrerro, Ferrero: Portugese beroepsnaam van de (hoef)smid.
Ferremans, Feremans, Ferman, Fermans, Ferdman. Vadersnaam uit Ferri, Ferrand (uit Ferdinand).
Ferrer, Farrer, Farrow: Engelse beroepsnaam: smid. Ferrer kan ook Zuidfrans zijn.
Ferri, Ferry, Fery, Ferrij: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam frith-rik ‘Vrede-machtig’Nederlands Vrederik, via Ferricus metathetische vorm van Fredericus: Frideric, Frerricus.
Ferrie, Ferrier, Ferri, Ferler: Franse beroepsnaam van de (hoef)smid.
Ferrire, Ferriere, Ferrre, Ferire, Ferir, Feryr: Plaatsnaam Ferrires (Luik). Verspreide plaatsnaam: ijzergroeve.
Ferro, Ferroz, Fierro: 1. Zie Ferot. 2. Italiaanse beroepsnaam Ferro: ijzer.
Ferron, Ferront, Feron, Feront, Ferond, Ferong, Faron: Oudfrans ferron: smid (voor grof smeedwerk), ijzerhandelaar. Beroepsnaam.
Ferry, Ferrij, Fery: 1. Zie Ferri. 2. Luiks-Waalse vorm van Ferrier.
Ferstenberg, Fersztenberg, Firsztenberg: Ontronde vorm van de verspreide Duitse plaatsnaam Frstenberg.
Fert. Verspreide plaatsnaam Fert, van Latijn firmitas: versterking, vesting.
Fertig. Duitse bijnaam; klaar voor de vaart, vaardig, gereed.
Fertin, Fertein, Fertens, Fertinel, Fretin. 1. Naam (beroepsbijnaam of bijnaam) uit het Oudfranse fretin: kleine munt. 2. Of variant uit Ferdin (= Ferdinand, die daar). 3. Zie ook Defretin.
Fertom, Ferton, Fertons. Oudfrans ferton: kleine zilveren munt. Ook Middelnederlands vi(e)rdonc: zilvergewicht, kleine munt. Niet helemaal te onderscheiden van Middenenderlands vierdinc: vierde deel van een maat of gewicht.
Festjens, Festiens, Festyens, Feskens, Feske, Festen, Vestjens, Vestens. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam: bijvoorbeeld Vast-raad.
Ferwerda: Afleiding van de plaatsnaam Ferwerd (Friesland).
Fesingher. De familienaam is al aanwezig in Holsbeek vanaf 1721. Uit Duits Fiefnger, ontrond uit de plaatsnaam Fussingen, of Fssing (Beieren), Fssinger (Duitsland).
Fessard. Bijnaam voor iemand met flinke billen.
Feteris. Mogelijk schrijfvariant van de knuffelvormen Fe(i)ter, Fouter: uit Wouters (zie daar. Of naam van vreemde origine (Middellands-Zeegebied).
Fessel, Fesel, Fesl: Duits Fssle, van Fafi: vat, ton. Beroepsnaam of bijnaam.
Fest. Duitse familienaam Fest. Middenhoogduits veste: sterk, standvastig, vast. Bijnaam.
Festjens, Festiens, Festyens, Feskens, Fesken, Festen, Vestjens, Vestens: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam zoals Vastraad, vergelijk Festraets? Of = Vaeskens?
Fette, de la: Frans Delafte? Volks etymologische vertaling van van der Feest?
Feunekes, Feuneman, Funneman, Fohn, Fun. Vadersnaam uit de voornaam Fenne.
Feyaert, Feynaerts, Feynarts, Feijnaerts, Feijaert, Fayaerts, Fayard, Feyants, Feynants, Fijan. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fagi-hard. 2. De naamvarianten zijn in de regio Berg-Nederokkerzeel (Vlaams-Brabant) echter gevolueerd uit Feyens. Dus zie bij Fayen en Fyen(s).
Fetis, Fettis, Fidis: Bijnaam. Oudfrans faitis: mooi, welgemaakt.
Fett, Fetten, Fets, Fettes: Vadersnaam. Zoals Nederlandse familienaam Fessens, Fedden, Feddes, van een bakervorm van Germaanse frith-naam. Feddo = Fredo; Feddo = Fretherik.
Fetter. Duitse verwantschapsnaam Vetter: oom (vaders broer), neef.
Fettweis, Fettweiss, Fetteweis: Duitse plaatsnaam Vettweiss.
Ftu, Ftu: Frans ftu: strootje, strohalmpje. Bijnaam voor een schrielhannes, kriel.
Feuchaux. Plaatsnaam Feschaux, Namen.
Feucht. Plaatsnaam. Beierse vorm van Fichte; spar, den.
Fuer, de, Fajr: Duits Feuer, dialect Faier: vuur. Beroepsnaam voor de vuurmaker, eventueel de smid.
Fuereisen, Feiereisen, Feyereisen: Vuurijzer. Beroepsnaam van de smid.
Fuerstein, Fajersztajn, -Fajerzstein, Fajerstein, Fajersztejn, Feierstene: Vuursteen. Beroepsnaam van de vuurmaker.
Fuerwerker. Beroepsnaam van de vuurmaker, werker.
Feuillet, Feuilette, Fueillard, Feuilat, Feuilleaux, Feuillaux, Fouillot: Afleiding van Oudfrans foil(le), fueil(le): blad, tak, lover; blad papier.
Feussels, Feusels. Duister.
Feutry, Fautrier, Foutry: Beroepsnaam. Oudfrans feutrier: viltwerker.
Fvrier, Fevrier, Feuvrier, Fevery, Fevry, Fevrij, Feverijs, Feverij: Frans, respectievelijk Waalse naam van de maand februari. Vergelijk Janvier.
Feyaert, Feyaerts, Feyarts, Feijaert, Feijarts, Fayaerts, Fatard: Vadersnaam. Germaanse voornaam fagi-hard? Of synoniem met De Feyer? Of Waals fayart: sukkelaar, zwakkeling?
Feyants, Feynants, Fijan: Wellicht variant van Feyens of Feyaerts.
Feyenklahsen, Feyhenklassen. Vadersnaam. Dubbele familienaam, Fayen + Klasen.
Feyer, de, Feyer, Feyers: Uit De Feyder? Zie ook Feyaerts.
Feyerick. Vadersnaam. Germaanse voornaam Vegerik.
Feij, Feijen: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse frith-naam.
Feijtel, (de): 1. Zonder lidwoord kan Feijtel een variant zijn van Duits Veit(e)l, verkleinvorm van de voornaam Veit, heiligennaam Vitus. 2.Variant van de Feijter.
Feyer De, Feyer, Feyers. Mogelijk een beroepsnaam voor de handelaar in veren, schrijf(ganzen-)veren. Ook een vondelingennaam. Of variant van Feyens.
Feys, Feijs, Feis, Veis, Veys, Veijs. 1. Vadersnaam uit Veis, Feis, Feinse, verkorte vorm van Vincent (vergelijk veinster, van venster). 2. Vadersnaam: verkorting van de Franse voornaam Gervais/ Servais. 3. Vadersnaam: knuffelvorm uit een Germaanse frithu-naam: bijvoorbeeld Feike.
Feyt, Feyts, Feijt, Feijts, Feith, Feit, Feidt, Feitt, Feydt, Feyth, Fuyts: Vadersnaam. 1. Korte vorm van Feiter, van Wouter. 2. Duitse familienaam Feit = Veit(h) van heiligennaam Vitus.
Feyten, Feytens, Feijten, Feiten, Fuytinck. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Wouter (waldan). Wouter evolueerde in de 12de 13de en 14de eeuw naar Fouter, Feiter.
Feyter, de, Feyere, de, Feiter, de Feyteer, de Feijter, (de) Feyder, de Fuytere. 1. Vadersnaam uit Foiter/Feiter. Dit evolueerde in de 14de eeuw (en vroeger) uit Wouter/Woiter. Zo werd onder andere Wouter van Wesenpoele. Foitre van Wesenpoele. 2. Het meestal en reeds vroeg voorkomen van het lidwoord ‘Deՠkan er echter op wijzen dat de naam van het Middelnederlandse feyter komt. Feyter: dader, misdadiger.
Feytmans, Feytema, Feites. Vadersnaam. Vleivorm op -man van Feiter, Feites, Feit.
Feytons, Feytong, Feytongs, Feyetons, Feytand. Wellicht vadersnaam uit de Franse vorm Vitton van de heiligennaam Vitus.
Feytray, Feijtraij: Deze zeldzame familienaam komt alleen in Wg. (West-Vlaanderen) voor. Waarschijnlijk verhaspeling van de familienaam van een vrij recente immigrant. Misschien van Ftr of Vitrey. PlaatsnaamVitrey (Hte-Sane, Meurthe-et-Moselle); of Vitrai (Orne) of Vitray (Allier, Eure-et-Loir).
Fheilde, Fheile. Franse familienaam Feuille, plaatsnaam De l van gemouilleerde is Oost-Vlaander portefuilde, van portefeuille. Vergelijk Feillet, van Feuillet.
Fiacre. Vadersnaam. Heiligennaam Fiacrius, Ierse heilige.
Fias, Fiasse. Oudfrans fillastre, Luiks-Waals fiyasse: schoonzoon. Vergelijk Beaufils.
Fibbe: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse naam, bijvoorbeeld Fidubert, Filibert.
Fichant. Tegenwoordig deelwoord van Frans ficher: steken met puntig voorwerp.
Fiche. 1. Beroepsnaam. Frans fiche: ijzeren pin. 2. Zie Fisch.
Fichefet. Naam uit het Oudfranse zinwoord fichier (vastbinden) + Oudfrans fe(d) (duivel). Bijnaam voor iemand die niet voor de duivel vervaard is, een onverschrokken iemand.
Ficher, Fichre, Fichers: Verwaalsing van Duits Fischer.
Fichet, Ficquet, Fiquet, Ficot, Fikot: afleiding van Oudfrans fiche: ijzeren pin, punt. Beroepsnaam.
Ficheux. Plaatsnaam Ficheux, Pas-de-Calais.
Fichof, Fishof. Duitse familienaam Fischhof, plaatsnaam in Allersberg en Iphofen, Beieren.
Ficheroux: Variant van Ficheroulle, van Fcheroulle, verkleinvorm van Waals fetchre ‘Varen’.
Ficht, Fichte, Fichten, Fichtner, Fichter, Fiechtner: Duitse plaatsnaam, boomnaam Fichte: spar, den.
Fick, Ficks, Ficq, Fix, Fieckens, Fiekens: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Frederik. Vooral Nederduits Vicko. Vergelijk Fecken.
Ficker, Fickers, Fiekers, Ficquere, Ficqure, Ficart. Naam uit het Middelnederlandse ficken: slaan, beuken. Bijnaam of ?Beroepsbijnaam.
Fictels. Aanpassing van Duitse familienaam Fichtel, van de boomnaam Fichte: spar, als plaatsnaam.
Fidle, Fedele, Fedeli: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Fidelis. 2. Bijnaam, Frans Fidle; Italiaans fedele: trouw.
Fidelman. Duitse beroepsnaam Fiedelmann: vedelspeler, vedelaar.
Fiddelaar, Fiddelaer, Vedeleer. Beroepsbijnaam voor de vedel- of vioolspeler.
Fidder, Fedder. Klankvariant van de Duitse naam Fedder, Vedder?
Fiebig, Fibich: Duitse familienaam Viebig: die aan een veeweg woont.
Fieder, Fiederer, Fiedermann: Duitse beroepsnaam van de man die pijlen van veren voorziet. Of variant van Feder(er). Fiedermann kan ook een herinterpretatie zijn van Fiedelmann.
Field, Fields. Engelse plaatsnaam Field; veld. Vergelijk Van de Velde.
Fielding. Engelse familienaam. Afleiding van field; veld.
Fiegen: Variant van familienaam Vijgen, Viegen, Fijgen. Beroepsbijnaam van de vijgenhandelaar.
Fielz. Duitse familienaam. Variant van Filz. Bijnaam voor een gierigaard.
Fieman: Variant van Fijman, Feijeman. Afleiding van Feij.
Fiere, Fierens, Fierse: Vadersnaam. Verkort uit de voornaam Olivier.
Fieret: Vadersnaam. Franse verkleinvorm op –et van de voornaam Olivier.
Fierloo, Fierloos, Fierlous: De naam gaat terug op Vierloos, vermoedelijk een voornam, een afleiding van Olivier.
Fierman, Fiermans, Fieremans, Firemans. Vadersnaam, variant van Fier, dit uir Olivier.
Fiers, Fierz, Fies. Vadersnaam uit Fier (met v/f verscherping), een verkorte vorm van de voornaam Olivier. Zie ook Vierin.
Fieu, Fieux, Fieuw, Fieuws, Lefieuw, Fiey, Duffieux, Defieu, Defieuw. Naam uit het Picardische fieu: zoon, knaap. Zoiets als Ҥe zoon van,’ waarbij in de loop van de tijd weggevallen is.
Fivet, Fiv, Fivez, Fivetz, Fievet, Fiev, Fieve, Fievez, Fievey, Fievyts, Fievijts, Fiefvet, Fiefvez, Fivet, Fiv, Five, Five, Fivee, Fivez, Fyv, Fivey, Fevez, Vivet, Vivez, Vive, Vivex, Vivey, Vivey, Vyvey, Vyveij. Het Oudfranse fif/fivet is leenman, leenknecht. Een soort beroepsnaam dus. Deze familienaam werd trouwens in de middeleeuwen gebruikt ter vertaling van De Leenknecht
Figelet: Verfransende reinterpretatie van de Elzassische familienaam Figel, van Duits Figele, van Latijnse heiligennaam Vigilius.
Figliolo, Figlioli, Figliola. Afleiding van Italaainse figlio, figlia; zoon, dochter.
Figueira, Figuera, Figueras, Figueiredo, Figuereo, Figuerola, Figueroa: Spaanse Portugese plaatsnaam: vijgenboom.
Figuet, Figg, Figge, Figgeys, Figys, Figijs: Figuet, afleiding van Frans figue: vijg.
Figuier. Plaatsnaam Figuier; vijgenboom.
Fijak, Fiesack, Fisack: Aanpassings van Franse familienaam Figeac, plaatsnaam (Lot, Gironde, St-Emilion).
Fikkert: Afleiding van Middelnederlands ficken ‘Slaan, beuken’. Bijnaam. Of plaatsnaam,1675 Viccert ‘Vicariegoedՠbij Almelo, Overijssel.
Fikman. Vadersnaam. Zoals Duits Fickemann, afleiding van de voornaam Ficke. Zie Ficks.
Fikse: Vadersnaam. Zoon van Ficke, bakervorm van de Germaanse voornaam Frederik. Vooral Nederduits Vicko.
Filak: Misschien verkorting van de Russische familienaam Filakhtov, Filatov, verkort uit Feofilaktov. Grieks Theophylaktos.
File: Spelling voor Frans Filet. 1.Verkleinvorm van fil ‘Draad’. Beroepsbijnaam. 2. Oudfrans fillet ‘klein kind’. 3. Plaatsnaam File in Goesnes, Jallet (Namen).
Filemon: Vadersnaam. Voornaam uit de Griekse mythologie: Filemon en Baukis. Ook Bijbelse voornaam.
Filibert: Vadersnaam. Germaanse voornaam fil-berht ‘Veel-schitterend’. Filbertus.
Filippone. Italiaanse vadersnaam (knuffelvorm) afgeleid uit de voornaam Philip.
Filius, (van) Felius, Feleus: Latijnse filius ‘Zoon’. Vergelijk Nederlands Zoons, Frans Lefils.
Filkin, Filtjens, Philtjens, Philtiens. Vadersnaam uit Filips. Zie verder bij Philippus.
Filleul, Filhol, Fillieul, Filieul, Fillieux, Filieux, Filieu, Filleux, Filleur. Naam uit het Oudfranse fileul, variant van fils: zoon, petekind.
Findhammer: Zinwoord ‘Vindt de hamer’. Bijnaam voor een smid. Vergelijk Findeisen.
Filot, Fillot, Filo: 1. Piardisch fillot, synoniem met filleul: zoon, petekind. 2. Soms variant van Fel(l)ot.
Fillemotte, Filmotte, Philemotte. Vadersnaam Villemot(te)= Willemot.
Filaine. Plaatsnaam Filaines, Indre.
Filans, Filanse, Filaens, Filansif. Onduidelijk.
Filbig, Filbiche, Filbrich: Duitse familienaam Vilbig (Mnchen). Plaatsnaam Velbich, van Middenhoogduits velwe: wilg.
Filet, Filez, Filee, File, Filleft, Fill, Fille, Fillee: 1. Afleiding van fil: draad. Beroepsnaam. 2. Oudfrans fillet: klein kind. 3. Plaatsnaam File in Goesnes, Jallet (Namen).
Filia, Filiaert, Filliaert, Filliard, Fiaert, Fiard, Fia: Frans Fillard. Afleiding van Oudfrans fil: zoon, jongen.
Filibert, Filiber, Philbert, Philibert, Philleberts, Fielibert: Vadersnaam. Germaanse voornaam fil-berht ‘Veel-schitterend’. Filbertus.
Filkin, Filtjens, Philtjens, Philtiens: Vadersnaam. Afleiding van Filips.
Fillion, Fillon, Filon, Flion, Flon, Fyon, Fioen, Fion: Afleiding van Oudfrans fil: zoon, jongen.
Fillatre, Filhastre, Lefilliatre: Oudfrans fillastre: schoonzoon. Vergelijk Fiasse, Fillatreau, Beaufils.
Fillatreau, Filiatreault: Afleiding van Fillatre.
Fillaud. Afleiding van Oudfrans fil; zoon, jongen.
Fillebeen. Franse familienaam Fil(le)bien. Zinwoord file bien: die goed spint.
Fillenbaum. Duitse familienaam Fellenbaum: slagboom.
Filleul, Filhol, Fillieul, Fillieux, Filieux, Filieu, Filleux, Filleur: Oudfrans filuel, van fil(s): zoon, petekind.
Filsfils, Fifils, Fifis, Fifi, Fifies, Fify, Vivys, Vivijs: Bijnaam, verdubbeling van fils: zoon.
Filz. Duitse bijnaam voor een gierig, grof mens.
Fimmere, Fimmers. Vadersnaam. Variant van Wimmer.
Fin. 1. Vondelingnaam ca. 1800 in Leuven. 2. Zie Lefin.
Fincour, Faincoeur, Faincoeur, Fancoeur, Vainqueur: Bijnaam voor iemand met een fijngevoelig hart.
Findeisen, Findeis, Finneisen, Finqueneisel: Duitse bijnaam van een smid: die het ijzer vindt.
Finel, Fineau, Finaut, Fynaut, Fijnaut: Afleiding van Frans fin: fijn, geslepen; ook voortreffelijk, keurig. Vergelijk Fynaerts, Finet.
Finet, Fin, Finez, Finn, Fynet, Finit, Finot, Finel, Fineau, Finaut, Fijnaut. Bijnaam uit het Franse fin: fijn, geslepen, wijs (bedachtzaam, verstandig, schrander, slim), volmaakt, voortreffelijk, verfijnd, zacht, beminnelijk, keurig, teder.
Fineuse. Plaatsnaam in Grandvoir. Luxemburg.
Finfe. Plaatsnaam Fenffe in Ciergnon, Namen.
Fingerhut, Fingrhut. Beroepsnaam van de kleermaker of maker van vingerhoeden.
Fink, Finke, Finken, Finck, Fincke, Fincken, Finck, Finkh, Finche: Duits bijnaam Fink ‘Vink’.
Finkel, Finkels, Finckel. Beierse afleiding van Fink; vink.
Finkelmans. Afleiding van Middenenderlands vinkel: venkel. Beroepsnaam van de venkelkweker, -verkoper. Vergelijk Venckeleer.
Finkelstein, Finkchtein, Finksztajn, Finksztein, Finkszteyn, Finksztejn, Finchelstein, Finkielsztein, Finkielsztejn, Finkielstejn, Finkeilsztajn: Joods-Duitse familienaam: fonkelsteen. Misschien van Silezische plaatsnaam Finkenstein.
Finkenflugel, flugel: Duitse bijnaam. Vergelijk Vinckevleugel.
Fino, Finot. 1. Zie Finet. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Goffinot?
Finocchio, Finocchiaro, Fenocchi. Italiaans Finocchio; venkel.
Finoulst, Finoelst, Vinoulst: Finoul? Korte vorm van Goffinoul (vergelijk Goffioul)?
Finson: Vadersnaam. Frans Vinon, Vinchon, Vinson. Romaans vleivorm van de voornaam Vincent. Zie ook Vintioen.
Finsy, Finsij, Finschi: Wellicht plaatsnaam Vincy (Aisne, Seine-et-Marne).
Fintelman: Wellicht Duits Findelmann ‘Vondeling’ vergelijk Duits familienaam Findelkind.
Fiocchi, Fiocco: Italiaans fiocco: vlok, strik.
Fiol, Fiolle, Fiole, Fioole, Fiolet. Verschrijving en Re-interpretatie (fiole: flesje) van Filleul, Filhol. Vergelijk Fion = Fillon en familienaam Fillol.
Fiore, Fiori, Fiorio, Fiorelle, Fiorellini, Fiorello, Fioretti, Fiorido, Fiorilli, Fiorin, Fiorini, Fiorine, Fiorito, Fioriti, Fioroni, Fiorot, Fiorotto: Italiaaans flore: bloem. Ook vaders-, moedersnaam, van Latijn Flos, Floris, Florentius.
Fiorentin, Fiorentini, Fiorentino. Italiaanse herkomstnaam; Florentijn, van Florence/Firenze.
Fir, Fire, Firre: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Olivier; vergelijk Firket, Firlet. 2. Waals fr: fief, leen.
Firket, Firquet, Ferket, Fekte, Verket. Vadersnaam afgeleid van Fier (afkorting van Olivier).
Firlefijn, Firlefeyn, Firlefyn, Fierlafijn, Fierlfyn, Fierlefyn: Vadersnaam van Philippin, met p/f-wisseling en r-epenthesis.
Firlet, Firley, Firlej: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Olivier.
Firman, Firmans, Firmani: 1. Middenhoogduits vierman: lid van een groep, collge van vier. 2. Variant van Fiermans.
Firmin, Fermyn, Farmin, Frumin: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Firminus.
Firnkes. Duitse bijnaam Firnks, ontrond uit Frimks: die de kaas vormt (in een kaaskop).
Firoel. Vadersnaam Firoul, Waalse vleivorm van Olivier.
Fis, Fisch, Fiche, Fix, Fischels, Fischel, Fischell, Fishel, Fiszel: Duits Fisch en afleiding Fischel: vis(je). Vergelijk De Visch.
Fischbach, Fischback, Fichbach, Fisbach: Verspreide Duitse plaatsnaam. Ook Fisbach in Xhoffraix (Luxemburg)
Fischenich. Plaatsnaam in Duitsland.
Fischer: Duitse beroepsnaam van de visser.
Fischgrund. Duits Joodse familienaam; visgrond.
Fischler, Fixler: Duitse beroepsnaam van de vishandelaar.
Fischli, Fischlin. Duits Zwitserse afleiding van Fisch.
Fischman, Fischmann, Fiszman, Fixman: Duitse beroepsnaam van de visser of vishandelaar.
Fischweiler. Duits Joodse familienaam: visdorp. Misschien herinterpretatie van Fischweiher: visvijver.
Fisenne, Fizaine. Plaatsnaam Fisenne in Soy, Luxemburg.
Fishburn. Plaatsnaam, Durham.
Fisher. Engelse beroepsnaam van de visser. Of=Fischer.
Fisse. Spellingvariant van Fils; zoon.
Fissel, Fichelle, Fichel, Fixelles, Fissieuax, Fissiaux, Fichaux, Fichaud: Bijnaam naar de diernaam, de bunzing, wellicht vanwege de sluwheid. Oudfrans fissel, Oudpicardisch fchel, Picardisch fichau, Middenenderlands fissau.
Fiol, Fiolle, Fiole, Fioole, Fiolet. Verschrijving van Filleul of Filhol. Zie bij Filleul.
Fisset, Fissete, Fisette, Fiset, Ficette: Variant van Fichet(te).
Fisson. Dialect vichon; das.
Fisbin, Fiszban. Duits Fischbein. Beroepsnaam voor de verkoper van walvisbeel, baleinen.
Fitdevoye, Fitdevoie, Fitvoye, Futvoye, Futvvoie, Fudoye, Fudvoy: Plaatsnaam Fidevoye in Yvoir (Namen).
Fittelaer, Fittelaere, Fitellaer, Fittler, Feteler, Fethler, Fetler: Limburgse vorm van Vedelaer? Vergelijk Fi(e)deler. Zie de Vedeleer.
Fitters. 1. Vadersnaam. Variant van Witters (v/fj. Vergelijk Fimmers. 2. Duits Vitter: a. Alemannisch Vetter: neef. b. Variant vanViktor.
Firket, Firquet, Ferket, Verket. Vadersnaam afgeleid van Fier (afkorting van Olivier).
Fitzgerald. Vadersnaam. Engels fitz, van Oudfrans fiz: zoon. Zoon van Gerald, Geroud.
Fitzke, Fitschen: vadersnaam. Afleiding van Fitz, heiligennaam Vitus of Vincentius.
Fitzpatrick. Vadersnaam. Zoon van Patrick.
Flaas, van der, van de Flaes, Vervlaest: Plaatsnaam Vlaast (vooral Antwerpen en Noord-Brabant), collectief voor Vlaas: waterplas, poel, ven. Vergelijk Vlaas.
Flabart, Flaba, Flabat, Flabo: Vadersnaam. Germaanse voornaam flath-balth; vergelijk Fla(d)bertus.
Flach, Flack, Flak: Duits Plaatsnaam Flach ‘Vlak, effen’. Flachet, Oudfrans flachet; flesje, vergelijk Flacon.
Flachs, Flaks, Flakss, Flahs, Flaes, Flass, Flas, Fiasse: Duits Flachs, Middenhoogduits fla(h)s: vlas. Beroepsnaam van de vlaskweker, handelaar.
Flacon, Flasschoen: Oudfrans flascon: kleine fles. Beroepsnaam.
Flagey. Franse familienaam Flaget, afleiding van Oudfrans flajel; fluit.
Flagothier, Flagothiers, Flagontier, Flagotier: Plaatsnaam Flagothier in Esneux (Luik).
Flahau, Flahaut, Flahault, Flaux, Flahou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam flad-wald, Fletuualdus.
Flaherty. Verengelst van Galic OՆlaithbheartaigh, afstammend van Flaithbheartach ‘Die zich edelmoedig gedraagt’.
Flame, Flam, Flame, Flamee, Flamey, Flameyghe, Flameigh, Flamez. Franstalige variant van Flamand, Flamain: Vlaming.
Flahou. Vadersnaam. Rommanse vorm van Germaanse voornaam flad-wulf: Flidulfus. Of variant van Flahau.
Flajolet, Flajollet. Afleiding van Oudfrans flajol, Frans flageolet; bekfluit, kleine fluit. Bijnaam voor de fluitspeler.
Flam, Flamme, Laflamme, Flaam, Flama, Flam, Flamme: Frans flamme: vlam. Vergelijk De Vlam.
Flamache, Flamasche, Flamaxhe. Luiks-Waals flamaha; vonk. Bijnaam.
Flamand, Flamang, Flamant, Flaman, Flamang, Flamend, Flament, Flamen, Flameng, Flamain, Flamaing, Flamein, Flameyn, Flammand, Flamment, Flammang, Flammant, Flement, Flamien: Frans naam voor de Vlaming, afkomstig van het graafschap Vlaanderen. Zie (de) Vlaminck.
Flambeau. Beroepsnaam. Frans flambeau; fakkel, toorts.
Flambert, Flamberd. Vadersnaam. Germaanse voornaam Flambertus of Flandebertus.
Flamcour, Flamcourt, Flamencourt, Flamecourt, Flammecourt: Plaatsnaam Flamecourt in Vloesberg (Henegouwen).
Flam, Flame, Flamee, Flamez, Flamey, Flameygh, Flameyghe. Via de variant Flamein, Flamain geadapteerd van Flamen, Flamand.
Flamerie. 1. Plaatsnaam Vlamerie in Clermont-lez-Aubel (Luik). 2. Variant van Frammery (r/z)?
Flaminne, Flamine. Plaatsnaam Flamine in Ligny, Namen.
Flaming, Flaminck, Flamming: Nederduitse variant van Vlaming. Flam(m)ing kan ook de Vlaamse aanpassing zijn van Flamain(g).
Flanagan. Iers OՆlannagain, afstammeling van Flannagan ‘Rood-moed’.
Flandre, Flandres, Deflander, Deflandre, De Flander. Uit het Frans: herkomstbenaming vor wie afkomstig is van Vlaanderen.
Flanderin, Flanderinck, Flanderinck; Vlaming.
Flandois, Flandroy, Flandroyt, Flandroit. Herkomstnaam van Flandre; Vlaanderen.
Flanquart. Misschien variant van Planquart met wisseling pl/fl, vergelijk fleurus van pleuritis.
Flapper, Flap. Bijnaam, voor iemand die veel beweegt of ganzenvanger?
Flausch. Middenhoogduits vls(ch), vlies: schapenvacht. Beroepsnaam.
Flauw, Flouw: Waals Vlaamse familienaam. Waarschijnlijk aanpassing van Franse familienaam Flaud/Floud. Germaanse voornaam Flodowald/Hlodowald.
Flaveau. Oudfrans flavel: klepper van een melaatse; bekfluit, flageolet.
Flavien. Latijnse heiligennaam Flavianus.
Flavigny, Flavignie. Plaatsnaam Flavigny (Aisne, Cher, Marne, Meurthe-et-Mos., Cte-d’Er).
Flavion. Plaatsnaam Flavion, Namen.
Flawinne, Flawine. Plaatsnaam Flawinne, Namen.
Flaux. Franse beroepsnaam Flau: vlegel.
Flche, Fleche, Flechet, Flchet: Frans flche: pijl, en afleiding en beroepsnaam.
Flcheux. Beroepsnaam van de boogschutter.
Fleck, Flecken. Duitse familienaam. middenhoogduits vlc: stuk land, plaats.
Fleckenstein. Duitse plaatsnaam.
Flecy, Flessie, Flaisie, Deflchy. Naam uit de plaatsnaam Flchy (Oise).
Flecyn, Flecijn, Flesyn: Familienaam Flechin in St.-Omaars. Plaatsnaam Flechin (Pas-de-Calais)
Fleisch, Fleis, Fleix, Flesch, Fles, Flaitz, Flaiz: Duitse beroepsnaam Fleisch, voor de Fleischer: slager.
Fleischacker, Fleiszaker, Flajszakier: Duitse beroepsnaam.
Fleischer. Nederduitse familienaam van de slager.
Fleischhacker. slager. Vergelijk Fleischhauer. Fleischaur, Fleisch(h)euer, Fleischhuiers, Fleisheuer: Duitse beroepsnaam Fleischhauer, equivalent van De Vleeschhouwer.
Fleischman, Fleischmann, Fleischner. Duitse beroepsnaam van de slager.
Flem (de). 1. Zie Deflem. 2. Zie Vlam De.
Flemal: Plaatsnaam Flmalle (Provincie Luik).
Fleming: Volksnaam van de Vlaming.
Flener, Floener, Floenert. Duitse vadersnaam Flehnert, van Flanhardt.
Flere. Plaatsnaam Flre in Cornesse (Luik).
Flron, Fleron, Flairon: Plaatsnaam Flron (Luik)
Flesch, Fleschen, Fles, Flasque: Bijnaam. Middenenderlands flassche (flaske): fies. Vergelijk Flasschoen.
Flessenkemper, Flessenkmper: Afleiding van Nederduits Flaskamp: vlasveld. Ook familienaam Flaskamp. Plaatsnaam Flasskamp in Schalksmuhle (Duitsland).
Fletcher, Flitser: Engelse familienaam, van Oudfrans flcher: maker van pijlen.
Fleteren, van, Vanfleteren, van Vleteren, van Sleteren. Familienaam uit de plaatsnaam Vleteren (Oost- en West-Vlaanderen) of Vleteren (Fltre - Frans-Vlaanderen).
Fleurbayx, Fleurbaey, Fleurbay, Fleurbaay, Fleurbaaij, Fleurbaeij, Fluerbieijs: Plaatsnaam Fleurbaix (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Fleuriot, Fleurot, Floriot, Florio: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Florentius.
Fleurbayx, Fleurbaey, Fleurbay, Fleurbaay: Plaatsnaam Fleurbaix (Pas-de-Calais)
Fleurinck, Fleurynck. 1. Vadersnaam. Afleiding van Fleuris, Florentius. Vergelijk Florin. 2. Variant van Vlerick met suffxsubstitutie; vergelijk Fleurick.
Fleurkens: Vadersnaam/moedersnaam. Verkleinvorm van voornaam Floris, respectievelijk Flora.
Fleuru, Fleurus. Plaatsnaam Fleurus, Henegouwen.
Fleusus, Fleussu, Flusu, Fleusy, Flussie, Flossie, Flossy, Flossij: Plaatsnaam Fleussu in Raatshoven (Luik).
Fleuvy. Plaatsnaam Flvy (Moselle).
Fleyt De. Variant van De Fruyt. Zie bij Fruit.
Flick, Flicx: Ook Duitse familienaam Flick(e). Wellicht bakervorm van oude Germaanse voornaam, bijvoorbeeld. Frederik.
Flieg, Flieger. Duitse bijnaam voor een onrustig mens; vergelijk Vliege 1. Maar wellicht beantwoordt de Duitse familienaam Flieger aan De Vlieger(e).
Flier, van de, der, Fliers, Flierman, Fleer, Fliervoet, Flies: Flier is samengetrokken uit Felier, van Filier ‘Spinner’. Beroepsnaam.
Flierenburg, (van): Plaatsnaam Vlierenberg bij Groesbeek (Gelderland).
Flierman, Fledderman: Afleiding van Flier, Vlier, naar de woonplaats bij een vlierboom. Of een vorm van Fierman?
Flikweert: Afkomstig uit Noord-Duitsland.
Flindt, Flind. Bijnaam. Middelnederlands vlint: kei(steen), Engels flint: vuursteen.
Flink, Flinker, Flinck: Bijnaam voor een flinke kerel.
Flinsback. Plaatsnaam Flinsbach, Duitsland.
Flips, Flipse: Vadersnaam. Samengetrokken uit Philips.
Flisch, Flis. Duits flitsch: werpspeer, pijl. Beroepsnaam van de schutter.
Flise. Plaatsnaam Flize, Ardèche.
Flissebaalje: Frans fichebaille?
Flobert, Flaubert: Vadersnaam. Noordfranse vorm (fl<hl) van Germaanse voornaam hluth-berht ‘Beroemd-schitterend’. Hlodebertus, Flo(de)bertus.
Floch, Floche. Oudfrans floche, vlok, wolafval, ruwe stof. Beroepsnaam. Vergelijk Vlok.
Floegel, Flgl, Fliegel: Duitse familienaam Flgel: vleugel. Soms veldnaam. Vergelijk Vleugels.
Flohil, Flohel: Het tweede lid ‘Hilՠis de Noordzee-Germaanse variant van hul ‘Heuvel’.
Flohimont, Flohimond, Floymont, Floymon: Plaatsnaan Flohimont in St-Pierre-en-Ardenne (Luxemburg).
Floin, Flon: Plaatsnaam Floing (Frans departement Ardèche ).
Flokman, Flockman, Flockmans: Beroepsnaam van de handelaar in vlokken, wolafval, ruwe wollen stof. Vergelijk Vlok.
Flon, Flont. 1. Uit het Provenaalse flon: beek. 2. Bijnaam uit het Waalse flon: taart, vla. Of beroepsnaam voor de bakker.
Flonet. Oudfrans fla(o)net, afleiding van flan: via. Bijnaam of beroepsnaam.
Floo, du: Frans familienaam Duflot, Duflos, Duflo, Deflo. Plaatsnaam Le Flos ‘Vijver, waterplas’.
Floor, Flor, Flore, Floors, Fleur, Fleurs, Flouhr, Flour, Floers, Floes, Vloors. Vadersnaam. Korte vorm van Floris, van Latijnse heiligennaam Florentius (zie Florus). Of moedersnaam voornaam Flora, Flore.
Floreal, Florea, Floral, Florial, Fleurial: Vadersnaam, afleiding van de Latijnse heiligennaam Florentius.
Florizoone, Forison, van de vadersnaam Floris.
Floorman, Floerman, Floermans, Fleurman: Vadersnaam. Afleiding van Floris, Floreins, Florentius.
Floquet, Flouquet: Oudfrans flocket: vlok, kuif. Beroepsnaam voor de koper van vlokken, wolafval. Of bijnaam voor iemand met een kuif. Vergelijk Oudfrans flocu.
Floren, Flooren, Fleuren. Moedersnaam van Flore, heiligennaam Flora, zie Flore.
Florance, Florence, Flaronage, Florentie. 1. Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van Latijnse heiligennaam Florentina. Vergelijk Florens. 2. Plaatsnaam Florence, Firenze in Italie, soms Florenti genoemd.
Florens, Flourens, Flourent, Florenti, Florent, Florentty, Florentz, Fleurent, Fleuren, Fleurant, Fleran, Floris, Florus, Flores, Floru, Florue, Floruc, Fleurus, Fleuru, Flrs, Fleres: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Florentius, van Latijn florens ‘Bloeiend’. Florens kan ook afleiding zijn van Floren.
Florentijn, Florenty, Florentyn, Florentin, Florenten: Vadersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Florentius.
Florie: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Floria.
Florentz. 1. Zie Florens. 2. Florenz, Duitse naamvorm voor Firenze (Italie), Florence.
Florenville, Florville. Plaatsnaam Luxemburg.
Florisse, Floris, Floresse, Florus, Florussen, Florusse: Vadersnaam. Voornaam Floris, van heiligennaam Florentius, van Latijnse florens ‘Bloeiend’.
Floret, Flore, Flore, Flor, Floree, Fleuret, Fleur. Vadersnaam afgeleid van de Latijnse heiligennaam Florentius.
Florian, Floriaen, Floreani, Floreanckh, Floreancgh, Floreancig: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Florianus.
Floridor. Vadersnaam. Waarschijnlijk hybridische voornaam, contaminatie van een Flor-naam met Alidor, Polydor, Theodoor enz. Floridor was ook de acteursnaam van Josias de Solas, sgr. de Primefosse (Parijs 1608-1671).
Florijn, Florein, Florin, Florins, Floreyn, Florijn, Florine, Florines, Floury, Flory, Fleury, Flooren, Floren, Fleuren: Vadersnaam. Uit Florin, vleivorm van de heiligennaam Florentius. Deze komt uit het Latijnse florens: bloeiend, van aanzien.
Florimont. Plaatsnaam (Belfort, Dordogne), in Les Waleffes (Luik).
Florines, Florine. 1. Plaatsnaam Florennes (Namen): 2. Moedersnaam van Florin.
Florisoone, Florizoone, Florizone, Florissoone, Florisse, Florissen, Florussen: Vadersnaam. Zoon van Floris, Florens. Moedersnaam. Zoon van Flore.
Florival. Plaatsnaam Florival in Ottenburg (Vlaams-Brabant), Eerken of Orbais (Waals-Brabant). Eventueel Florivaux in Villers (Namen).
Florkin, Florquin, Florquins, Florquyn, Florkan, Florequin, (de) Fleurquin, Fleurke: Vadersnaam, afleiding op Middenenderlands kin, van Frans quin, van heiligennaam Florentius.
Flos, Floss: 1. Duits familienaam Floss ‘Vliet, vloed, stromend water’. Duitse tegenhanger van Vervloet. 2. Uit Frans Duflos, zie du Floo.
Flossie, Flossy, Flossij, Flussie. Familienaam uit de plaatsnaam Fleussu in Raatshoven (Luik) of Florsies (Henegouwen). Zie Fleusus.
Flostroy, Fostroy: Plaatsnaam Flostoy (Namen).
Flothman, Flothmann. Nederduitse vorm van de Duitse familienaam Flossmann: houtvlotter, vlotvoerder. Beroepsnaam.
Flotow, von, de. Plaatsnaam Vlotho (Duitsland) of (Grofi) Flotow (Duitsland).
Flotte. Plaatsnaam. Char.-Mar.
Fluchard. Afleiding van Luiks-Waals siflutchi: binnensluipen.
Fluche, Flucher. Duits Flucher, Flher, van plaatsnaam Fluh, Middenhoogduits Fluoh: kale, steile rotswand.
Fluckiger, Fluckiger: Plaatsnaam Fluckigen in Rohrbachgraben (Zwitserland).
Fluder. Variant van Duitse familienaam Floder. Zwabische plaatsnaam Vlader, Vloder: moeras.
Flgge, Floge, Fluck, Fluk: Duitse bijnaam, ook Fluck. Middenhoogduits fluck: wakker, kwik, vlug.
Fluhr, Flouhr, Flou)r: Duitse familienaam Flur: veld. Meestal voor de Flurer: veldwachter.
Fluit, Fluijt, Fluyt, Fleeijt, Flte: Bijnaam van de fluitspeler, Beroepsnaam van de muzikant.
Fluiter, de: Beroepsnaam van de fluitspeler, muzikant.
Fluks, Flux: Afleiding van Duitse bijnaam Fluck, Flck, van Middelhoogduits fluck ‘Wakker, kwik, vlug’.
Flusin, Fluzin: Occidentaals floissina, van Latijn fluxina: kussensloop. Beroepsnaam?
Flute, Flte: Bijnaam voor iemand met lange benen.
Fobe, Foppen: Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Volkbrecht/Volkbert of Volkboud.
Foblets, Fobelets, aubelets, Vobelet, Fouble. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Fobert (fulk-brecht).
Fobe, Fobb, Fob, Foppen Foppens, Foppema, Fopma, Foppes, Foppens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Volkbrecht of Volkbout.
Fober, Fobert, Foubert, Fouber, Foebert, Faubert, Fabert, Fauberg. 1. Vadersnaam, Fries Foppe, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam fulk-brecht. 2. Of uit het Oudfranse Fobert, Fobaert: nar, dwaas, lobbes.
Fonsny, Fosny. Waalse plaatsnaam; modderpoel.
Fobelets, Foblets, Faubelets, Vobelet, Fouble: Vadersnaam. Afleiding van Fobert.
Fobert, Fober, Fouber, Faubert, Foebert, Faubert, Fabert, Fauberg: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Volkbrecht. Zie Volbrecht. 2. Achteraf wellicht geherinterpreteerd als Oudfrans fobert, Middenenderlands fobaert: nar, dwaas, sul, lobbes.
Foccroulle, Focroulle, Focroule, Fockeroulle, Focroul: Plaatsnaam Focroulle in Rouvreux (Luik).
Focant, Focan, Fokan, Faucan, Faucant, Fauquant, Fauquand, Vacant, Vakante: 1. Plaatsnaam Focant (Namen). 2. Eventueel vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Falko ‘Valk’. Falcoanus.
Fockedeij, Fockedey, Fackeldey: Vadersnaam. Zeeuwse familienaam Noordzee-Germaanse vorm van de Germaanse voornaam fulk-dag ‘Volk-dag’.
Fodor. Vadersnaam. Russchische voornaam Fe(o)dor; Theodoor.
Foekking. Vadersnaam van Germaanse voornaam Fulco.
Fogelbaum. Duits Joodse familienaam; vogelboom.
Fogielhut. Dialect van Vogelhaupt; vogelkop, bijnaam.
Fofuenne. Waalse uitspraak van Limburgse familienaam Fogen.
Fohal, Fohalle, Foxhalle, Foxhal: Plaatsnaam. Luiks-Waals fohale; kleine sloot, gracht.
Foidar, Foidart. Plaatsnaam Foidart in Luik.
Foiret. Afleiding van foire; jaarmarkt?
Foissey, Foissy. Plaatsnaam Foissy (Cte-d’Er, Yonne).
Foissac. Plaatsnaam, (Aveyron, Gard).
Foix, Foi, Fois. Plaatsnaam Poix (Arige).
Fokke, Focke, Fok, Focque, Fokke, Fokken, Fokkens, Foeke, Foeken, Foucque, Fouque, Fouques, Foex, Fox, Vock, Vok, Fukken: Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Fulco, Folko ‘Volkՠmet assimilatie lk/kk.
Fokke, Fokk: Vadersnaam. Spelling voor Focquet, Romaanse verkleinvorm van Germaans fulk-naam (zie Fokke).
Fokkelman, Fokkeman: Vadersnaam. Afleiding van Fockel, verkleinvorm van Nederduits-Fries Focke of van Fockel van een Volk-naam. Christiaan Jans Vockelman, geboren in 1754 in Warburg (Noordrijn-Westfalen), vestigde zich in Pieterburen (Groningen).
Fokkema: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Fokke.
Fokker, Fokkers: 1. Bijnaam. Middelnederlands focker ‘Bedrieger, fopper’. 2. Vadersnaam. uit Folker.
Fol. Oudfrans fol, Frans fou; gek. Bijnaam.
Folbroeck. Plaatsnaam Volbroek; vergelijk Am Vollbruch in Bielefeld (Duitsland).
Folichon. Plaatsnaam in Provence.
Folie, Folli, Folly: 1. Bijnaam. Oudfrans folie: waanzin, zotheid. 2. Middelnederlands foelge, folie, van Oudfrans foille: blad (onder meer geslagen metaal); ook verfstof, aluin gebruikt door lakenververs en verfmakers, aluin uit Foglia in Klein-Azi, Frans alun de feuille. 3. Plaatsnaam La Folie; zie Delefolly.
Folkersman, Folkerman, Folkersma, Volkersma, Folkertsma. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Volker of Volkert.
Folkner, Flgner, Foelgner: Vadersnaam. Duitse familienaam Volkner, fulk-naam.
Folkringa, oorspronkelijk Fulkhardinga, van de vadersnaam Fulkhart, Folkert.
Follaets, Folla, Follart, Follard, Folliard, Foulard, Foulart: Afleiding van Middelnederlandse werkwoord folen: grappen maken, stoeien, schertsen, spotten. Of afleiding van Frans fou: gek.
Folland. Bijnaam Folant, van Oudfranse werkwoord foler; gek doen.
Follens, Folens, Foele, Foelen, Vollens, Vollen. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse voornaam zoals bijvoorbeeld Volboud (vol-boud) of Volbrecht (vol-brecht).
Follet, Follez, Foll, Follett, Folley, Foley, Folliet, Folliot, Foliez: Afleiding van Oudfrans fol, Frans fou: gek. Bijnaam.
Follette. Bijnaam folle tte: dwaashoofd, gek.
Follin, Foulain. Familienaam uit het Oudfranse fol, Frans fou: gek. Bijnaam.
Follman, Follmann, Folman: Vadersnaam. Germaanse voornaam Volkmann; vergelijk Vollmar, van Volkmar.
Fondse, Fonse: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Alfons, van adel-funs of al-funs ‘De alles wagende’.
Flsinger, Folzinger: Vadersnaam. Afleiding van Vlz, vleivormvan Germaanse Volk-naam.
Foltin, Folletin. Afleiding van Oudfrans fol; gek.
Folville. Plaatsnaam Folleville, Eure, Somme.
Fonrijn, Fonrijn. Naam uit het Duitse Җom RheinӺ van de Rijn. Naar de vroegere woonplaats.
Fombelle. Plaatsnaam Font belle; mooie bron. Vergelijk Schnbrunn.
Fomin. Waals faumin; steel van de zeis. Beroepsnaam.
Fonbonne. Plaatsnaam Fontbonne (Cantal, Ardèche): goede bron.
Foncez, Fonc, Foncin, Fonchain, Foncon, Fonson: Afleiding van Oudfrans fons, van Latijn fundum: grondbezit, landbezit.
Foncoux. Waals voor Froncourt, plaatsnaam in Fumay.
Fondaire, Fondair, Fonder, Fondeur, Fondu: Beroepsnaam. Frans fondeur: (ijzer)gieter. De vormen op -aire/-er gaan terug op de onderwerpsvorm (cas-sujet), die op -europ de voorwerpsvorm (cas-rgime) fundorem.
Fonderie, Fodderie. Plaatsnaam Fonderie; ijzer gieterij.
Fongers. Vadersnaam Fonger, van funs-ger; wagend-speer.
Fonlupt. Plaatsnaam (Puy-de-Dme) van Font Luc: bron in het bos. Luc, van Latijn lucus: bos.
Fonrijn, Fonryn: Duits Vom Rhein: van de Rijn.
Fonseca, da, de. Spaanse en Portugese familienaam. plaatsnaam Fonseca, dat is fons sicca: uitgedroogde bron.
Font, Fond. Plaatsnaam Font; bron.
Fontier, Fonthier. Wellicht synoniem met Fontenier.
Fontan, Fontana, Fontanella, Fontanel. Italiaanse familienaam; fontein; bron.
Fontebasso. Italiaanse plaatsnaam; diepe bron.
Fontaine, Fonteine, Fonteijnen, Fonteijn, Fontijn, Fontijne, Fonteyne: Frequente plaatsnaam, Frans Fontaine, van Nederlands Fontein(e)Ԧontein, bron, waterput’. Ook Delafontaine.
Fontenai, Fontenay, de Fontenay, Fontenoij: Frequente plaatsnaam Fontenoy, Fontenay, collectief bij fontaine ‘laats waar veel bronnen zijn’. (Aube, Yonne, Seine, Manche, Seine-et-Oise, Eure enz.),
Fonteneau, Fontenelle. Verspreide plaatsnaam (onder meer Namen, Aisne), afleiding van fontaine: bron.
Fontenier. Beroepsnaam. Frans fontainier: toezichter over de waterputten, waterfitter.
Fontenoy, Fontinois, Fontinoy: Plaatsnaam zoals Fontenai, van Latijn fontanetum: plaats met bronnen.
Fonteny, Fontini, Fontiny: 1. Plaatsnaam Fonteny in Loupoigne, Thines of Oud-Genepin (Waals-Brabant). Ook in Frankrijk (onder meer Moselle).
Fontes, Fontesse. Waarschijnlijk plaatsnaam, van Frans font; bron.
Fonteyne, van den, Fonteyn, van den, van de Fonteyne, Fonteijne, Fonteijn, van de(n) Fontyne, Fontijne, Fontein, Fontyne, Fontyn, Fontijn: Verspreide plaatsnaam Fontein(e): fontein, bron, waterput. Zie ook Delafontaine.
Fontignie, Fontignies, Fontigny, Fontiny, Fontini, Fonteignie, Fontenie: Plaatsnaam Fontignies in Buvrinnes (Henegouwen) of Fontigny in Ransart (Henegouwen).
Fonville. Plaatsnaam Fonville, Eure-et-Loir.
Fonz, Fonze: Plaatsnaam Fonz in Aywaille en Nandrin (Luik). Frans dialect fonze: kloof.
Foo. Verschrijving voor Faux? Of Vlaamse uitspraak van Foi?
Foole: Verscherpte (f < v) vorm van Middelnederlands vole, vo ‘Veulen’. Beroepsbijnaam voor een paardenkoopman of bijnaam voor een levendige kerel.
Fooij: Uit Frans Foy. 1. Oudfrans foie ‘Lever’. Vergelijk Duits Leber. Bijnaam voor een slager 2. Middelnederlands fooye, foy(e), voye, van Frans voie, Latijnse via ‘Weg, reis, tocht’.
Foquet, Foqu, Focuet, Fokk, Focket, Foket, Foucquet, Fouquette, Fouchet, Fouch, Fourchet, Focketijn, Focketyn: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse fulk-naam.
Forain, Forin, Faureins: 1. Frans forain: vreemdeling; wellicht bijnaam van een bourgeois forain: buitenpoorter. Ook Middenenderlands forein, forijn. 2. Vondelingnaam van 1808 Joseph Albert Forain, Opvelp.
Fordel. Nederlandstalige variant van de Duitse familienaam Vordel : voordeel (bijnaam).
Forbras. Bijnaam Fort bras; sterke arm. Vergelijk Brasfort.
Forc, Force, Forcez. Waals Vlaams hypercorrect voor Foss, Fossez.
Fordel. Duitse familienaam Vordel; voordeel.
Fordham. Plaatsnaam (Cambridgeshire, Essex, Norfolk).
Fore: Spelling voor Frans Fort, Forez, For, van Oudfrans forest ‘Woud, aan de vorst toebehorend domeingoed’.
Foreest, van. Plaatsnaam Foreest, van Oudfrans forest: woud, aan de vorst toebehorend domeingoed. Vergelijk Forest.
Forest, Forrest, Fort, Foret, Forez, For, Fore, Forret, Forrz, Forr, Forre, Fouret, Fourez, Four, Fourr. 1. Naam uit het Middelnederlandse foreest (dit uit het Oudfranse forest): woud, aan de heer behorende domein. Zie Van Foreest. Forest is ook de Franse naam voor Vorst. 2. Forest/Fort kan hypercorrect zijn voor Foret/Fourez, -et. A. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Folradus. B. Variant van Fauret; zie Favret.
Forestier (de), Fourestier, Forissier: Beroepsnaam. Oudfrans forestier: vorster, boswachter.
Forgeot, Fourgeot, Fourgeau, Fourgeaux, Fourgo, Forgo. 1. Naam uit forge: smidse, beroepsbijnaam van de smid. 2. Of door vervorming van forge naar Fargeau, van Latijnse naam Ferreolus: bijnaam, de ijzeren.
Forgeron. Franse beroepsnaam van de smid.
Forges. Spellingvariant voor Forge of Forget.
Forget, Forg, Forger: afleiding van forge: smidse. Beroepsnaam van de smid; vergelijk Forgeot.
Forgeur, Fourgeux, Leforgeur: Beroepsnaam. Middenfrans forgeur: smid.
Forgon, Fourgon: Oudfrans forgon: pook, haardijzer. Beroepsnaam.
Forman, Formann, Fourman, Fourmann, Formans: 1. Duitse familienaam Formann, Vormann = Fuhrmann, dat is voerman. 2. Zie Froment.
Formanoy, Formenoy: Zonder lidwoord, van De Formanoi. Plaatsnaam Formanoir in Templeuve (Henegouwen). Fort manoir ‘Versterkt kasteel’.
Formesyn, Formesijn, Formeseyn: Variant van Farazijn met epenthetische nasaal.
Fornasier. Afleiding van Oudfrans fornage: oven, fornuis. Beroepsnaam van stoker, bakker, kok. Vergelijk Fournage.
Forneville, Fornoville: Plaatsnaam Fourneville (Calvados).
Fornhoff. Duitse familienaam, ook Vornoff, dat is vorm Hof: vor dem Hof, voor de hoeve.
Fors, Forst. Verspreide plaatsnaam Forst, Vorst, zoals Frans fort, van Latijn forestis: bos, foreest.
Forseille, Forseilles, Forcielle, Forcelle: Plaatsnaam Forseille in Hron (Luik).
Forssman. Duits Forstmann, afleiding van Frster: vorster, boswachter, houtvester.
Frster, Forster, Foerster, Ferszter, Ferster: Duitse beroepsnaam van de vorster, boswachter. Frster is ook Engels.
Forsthoff. Verspreide Duitse plaatsnaam Forsthof: hof in het bos.
Forsythe, Forsyth. Vadersnaam. Verengelste vorm van de Galische voornaam fear-sithe ‘man-vrede’.
Fortgens: Fortjen, van midden Nederlands Voordekin, afleiding (verkleinvorm) van van den Voorde.
Fortemps (de), Fortems, Fortamps, Fortan. Bijnaam uit het Franse fort temps: sterik weer. Bijnaam voor iemand met een goed humeur.
Fortez, Fortes, Forte, Fortes, Fort: Middenfrans fortet, van fort: sterk.
Forthomme. Frans Fort homme: sterke man. Bijnaam.
Fortier, Fortie, Fortje, Fourtier: Oudfrans fortier: boswachter. Beroepsnaam.
Fortimps. Spelling voor Fortemps of Fortin.
Fortin, Fortain. Bijnaam. Afleiding van fort; sterk, krachtig.
Forton, de. Bijnaam. Afleiding van fort; sterk, krachtig.
Fortpied. Bijnaam voor iemand met zware voeten.
Fortrie, Fortry, Fortrei: Verkort uit Delaforterie. Plaatsnaam la Forterie ‘Versterkte plaats, vesting, fort’.
Fortuin, Fortun, Fortuijn: De Oost-Vlaamse familienaam Fortuin is een aanpassing van de Henegouwse Fortun, een hypercorrecte vorm voor Fortin (vergelijk Picardisch brin ‘Brunթ, ook benvloed door Fortun Ԇortunatus’. De vraag is wel of al die Nederlandse Fortuins uit Oost-Vlaanderen komen.
Fortun, Fortunato, Fortunati, Fortuna, Fortunas: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Fortunatus ‘Door het lot begunstigd’.
Fortz. Duitse bijnaam Vorz, Duits Furz: wind, scheet, veest.
Forville, Forvilly: Plaatsnaam Forville (Namen).
Forze. Plaatsnaam Forze in Buissonville (Namen).
Foschi, Fosco, Foscolo; Latijn fuscus, Italiaans fosco: donker(kleurig).
Foskoms. Wellicht variant van plaatsnaam Vossem, Vlaams-Brabant.
Fossard, Fossart, Fossaert, Fossa, Fassaert, Fassart: Afleiding van Oudfrans fosser: graven, delven. Beroepsnaam van de delver.
Foss, du: Frans Dufoss, Dufosset. Plaatsnaam Fosset, verkleinvorm van Fosse ‘gracht, sloot’.
Fosselard, Faslart: Afleiding van Middenfrans fosseler: sloten graven. Vergelijk Fossard.
Fosselle. Plaatsnaam. Afleiding van Fosse: sloot, gracht; bijvoorbeeld in Chtelet (Henegouwen).
Fossen: 1. Zie Vossen. 2. Fosse(n) van Forse, van Fortse, of uit Frans Force ‘Versterkte plaats, vesting’. Of de ui de voornaam Wilgefortis in Wemeldinge?
Fosspr, Fosseprez, Fossprez: Plaatsnaam.
Fosseur. Beroepsnaam van de graver, van Oudfrans fosser.
Fossi, Fossier, Fossy. Beroepsnaam van de graver, delver.
Fossion, Fossillon, Focillon. Van Faucillon, afleiding van Frans faucille: sikkel. Beroepsnaam. Zie Fauchille.
Fossoul. Plaatsnaam Fosseroulle in Huccorgne (Luik).
Fossum: Noorse familienaam. Plaatsnaam Fossum in Soknedal.
Fost, Falst, Vost, Voste: Waarschijnlijk van Fossetet, afleiding van Fosset.
Fostier, Fostiers, Fostiez, Fosti, Fostie, Fosty, Vostier: Beroepsnaam. Frans fossetier: graver, delver.
Fteler, Foeteler: Misschien gerond van Fedler: vedelaar.
Fouad Abd El Aal. Egyptische naam, Fouad; koning van Egypte, abd; slaaf, El Aal; God.
Fourmarier, Foumarier. Oudfrans formari: iemand die een formariage gesloten heeft, dat is Latijn foris maritagium, huwelijk met een horige van een andere heer.
Fouarge, Fouage. Oudluiks, li fwadje: smidse. Vergelijk Faverge.
Fouassier, Fouassin: Beroepsnaam: bakker van haardkoeken. Zie Fouache.
Fouache. Frans fouace: haardkoek, askoek. Bijnaam voor een bakker van zulke koeken.
Fouant. Bijnaam. Oudfrans fouan; mol. Vergelijk De Mol.
Fouard, Fouat, Fouyat, Fouya, Fuyat, Fuya: 1. Afleiding van fouer: graven. Beroepsnaam. 2. Frans foyard: beuk.
Foucaud, Foucault, Foucaut, Foco, Fourcault: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam fulk-wald: Fulcaudus.
Foucher, Fouchier, Fouch, Foussier, Foesier, Focquier: Vadersnaam. Frans/ Picardische vorm van Germaanse voornaam Volker.
De Fouschier: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Volker: fulk-hari ‘Volk-leger’.
Foucoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam fulk-wulf: Folculfus.
Foudelman. Wellicht van Duits Vodermann: hij die voedert.
Fourdin, Fourdain, Fordijn, Fordeyn, Fordyn. Vadersnaam uit een Germaanse froth-naam.
Fougre, Faugre: Plaatsnaam Fougre: varen.
Founie, Fougnies. Plaatsnaam Foigny, Aisne.
Foulon, Foulont, Foullon, Folon, Follong, Follon, Lefoulon: Beroepsnaam. Frans foulon: volder, voiler.
Fourbisseur, Forbiseur: Beroepsnaam van de zwaardveger. Vergelijk Swertvaeger.
Fourcart. Variant van Foucart met epenthetische r.
Fourcroy, Fourcroye, Fourcroix, Fourcroi, Fourquoy. Plaatsnaam Fourcrois in Blandain (Henegouwen), Fourcroy in Conteville en Wancourt (Pas-de-Calais)
Fourdin, Fourdain, Fordijn, Fordeyn, Fordyn: Vadersnaam. Klankverandering van Frodinus, afleiding van Germaanse frth-naam ‘Vroed, wijs’. Vergelijk Fourment.
Fourdinier, Fourdrinier, Fourdrignier, Fourdigniez, Fourdriniez: Plaatsnaam Fourdinier: pruimenboom.
Fourdrain, Fourdaine: Plaatsnaam Fourdrain (Aisne).
Foureau, Foureaux, Fouriau, Forro, Fourreaux, Furaux, Fourre: Oudfrans forel: bos, woud; vergelijk Duforeeuw.
Fourie, Fourier, Foury, Fourrier, Foerie, Foerier, Foriers, Forier, Foriez, Forrier, Forys, Fory, Fourier, Forir. 1. Naam uit het Middelnederlandse fourrier: foerier, beamte die belast was met de zorg voor ligging en slaapplaatsen in het kasteel. Beroepsnaam. 2. Beroepsnaam van de stoffeerder die zitting en ruggen van meubels opvult.
Fourfooz. Plaatsnaam Furfooz, Namen.
Fourleignie, Fourleignie, Fourleignies, Fourlinnie: Bijnaam voor een ontaarde, van Oudfranse werkwoord forligner: afwijken van de voorvaderlijke deugden.
Fourmestraux, de, Fourmentreau, Fourmentraux, Fourmaintraux, Fourmantrauw, Fourmantrau, Fourmantrouw, Formantrouw, Voermantrouw: Plaatsnaam Fourmestraux (Nord).
Fourmoi, Fourmois, Fourmoy. Picardisch fourmoi; houtbijtel. Beroepsnaam.
Fourmy. 1. Frans fourmi: mier. Bijnaam voor een vlijtig mens. Vergelijk Miere, Duits Ameis. 2. Eventueel plaatsnaam Fourmies (Nord). 3. Variant van Fourmier = Fournier.
Fournage, Fournaise: Oudfrans fornage: oven, fornuis. Beroepsnaam van bakker of kok. Vergelijk Fornasier.
Fournel, Fournell, Fournelle, Fournal, Furnelle, Fourneau, Fournaux, Fourneaux, Ferneeuw, Fernoo, De Fornel, Defourneaux, Fourmeau, Fourmeaux, Fourmau, Fourmaux, Fourmaut, Formeau, Forno, Furno. Naam uit het Oudfranse fornel, Frans fourneau: oven. Beroepsbijnaam van de bakker. Mogelijk ook van de potten- of tegelbakker.
Fourner, Forner: Variant van Fournier of spellingvariant van Fournet.
Fournet, Fournez, Fornet, Formet: Oudfrans fournet: oven. Beroepsnaam.
Fournie, Fournier, Fourniez, Fourni, Fourny, Fourni, Fourgny, Foursny, Fornier, Forni, Furniere, Furnier, Furnire, Fourmier: Oudfrans fournier, afleiding van four ‘mven’. Beroepsnaam van iemand die een oven heeft, bakker. Ook beroepsnaam van de ovenbouwer:
Fourni, Fournil, Fourny. Frans fournil; ovenhuis, bakhuis.
Fourniret, Fourneyron: afleiding van Fournier.
Fournival. Plaatsnaam. Oise.
Fourquin. Vadersnaam. Afleiding van een oude Germaanse voornaam zoals Formarus, Formundus.
Fourr, Fourrez, Fourrey, Fouret, Fourez, Four: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam fulk-rd ‘Volk-raad’. Fulradus, Folradus.
Fouss, Fousse. Waarschijnlijk spelling van Duits Fuss; voet.
Foutre. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wald-rad ‘Heerser-raad’. Waldradus.
Foutrel. Plaatsnaam Fourreau, Seine-Mar.
Foutrin, Foutrein, Foutren, Foutreijn. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wouter. Vergelijk Wautrin, Feytens.
Fouw, (de): familienaam Defauw, de Fauw, van Defau, Dufaux. Plaatsnaam. Oudfrans fou, fau, Waalse faw van Latijnse fagus ‘Beuk’.
Fouw. 1. Oudfrans fouet (met glijder w), van Oudfrans fou, fau: beuk, van beukentwijgje, zweep. 2. Oudfrans foee, Frans foue (van feu): brandstapel, houtstapel, bos brandhout (vergelijk Fagot). Of Oudfrans foee: het graven, sloot, heerlijk recht (op werik in de wijngaard).
Fouwels. Wellicht Engelse familienaam Fowls, Fowells; Vogels.
Fovet, Fov, Fouvez, Fauvet, Fauvette, Fauvet. Bijnaam uit fauve: rosachtig, vaalkleurig.
Fouyon. Luiks-Waals foyon; mol. Bijnaam.
Foy, Fooy, Fooij: 1. Oudfrans foie: lever. Vergelijk Duits Leber. Bijnaam voor een slager? 2. Middelnederlands fooye, foy(e), voye: reis, weg, tocht. 3. Variant van Foix.
Fraboni. Italiaanse beroepsnaam van Frabroni, afleiding van Fabro; smid.
Fraassen, (van): Plaatsnaam Frassem in Bonnert (provincie Luxemburg), Fransum (Groningen) of veeleer Vrasene (Oost-Vlaanderen).
Fraayenhove, van Fraaijenhove, van Fraaijenhoven, van Fraeijenhove: Uit van Froyenhove(n). Plaatsnaam Vroonhof, Vroenhof ‘Herenhof’.
Fradciewicz, Frachowicz, Frackowiack, Frackowiak: Vadersnaam. Poolse afleiding van heiligennaam Franciscus.
Frade, de. Hypercorrect voor De Fraeye.
Fraenen, van der. Oost-Vlaamse familienaam. Vermoedelijk vertaling van Dufrane (Henegouwen).
Fraey, de, Fraeye, de, de Fraije, Fraeuje, de Fray, Fraye, Fraeye, Fraeije, (de) Fraeys, Fraeijs, Freys, (de) Vray, de Vraij, Vraie, Vrais. Bijnaam uit het Middelnederlandse fra(e)y, vra(e)y: waar, oprecht, flink, mooi, pronkerig, behaagziek.
Fraeybaert. Bijnaam voor iemand met fraaie, mooie baard. Vergelijk Schoonbaert.
Fraeyman, Frayman, Fraeijman, Fraijman, Freyman, Froeyman, Froyman: Afleiding van De Fraeye
Fragnire, Freni, Frenier, Frenire: Plaatsnaam Frainire (Namen): essenbos. Vergelijk Fraigneux.
Fraichefond. Plaatsnaam Fraichefont: frisse bron. Vergelijk Duits Kaltenbrunn.
Fraiermauer, Frajermauer: Waarschijnlijk van Freimeier: bewoner van een vrijhof.
Fraikin, Fraiquin, Frquin, Friquin. 1. Bijnaam afgeleid uit De Fraeye. Zie verder bij Fraey(e) De. 2. Vadersnaam uit een Germaanse frith-naam als Vrederik.
Fraineux, Fraisneux, Fraigneux: Plaatsnaam Fraineux in Nandrin, La Reid, Yerne (Luik): essenbos.
Fraipont, de, Fraipon, Fraiponts, Freypons, Frpont, Fripont, Fripons, Fripon, Frimpong, Frempong: Plaatsnaam Fraipont (Luik).
Fraiture, Fraiteur, Frateur, Fretteur, Freteur, Defraiture, Defraiteur, Defrtur. Familienaam uit de plaatsnaam Fraiture (Luxemburg, Luik), dit uit het Latijnse fractura: braak(land).
Frajdenrajch, Fraidenraich, Frajderajh, Fraideraih. Duits Freudenreich: rijkaan vreugde.
Frambach, Frambachs, Franback, Framba. Duitse Re-interpretatie van Waals frambhe: framboos, blauwe bosbes.
Frammery, Frambry, Fremery, Framere: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam fram-rik ‘moedig-heersend’. 2. Eventueel plaatsnaam Frameries (Henegouwen).
Frammont. Variant van Fromont of Froment.
Francella: Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van Italiaans Francello, verkleinvorm van de voornaam Francesco, van Franciscus.
Franchier, Franhier, Francher: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam frank-hari ‘Vrij-leger’. Francherius.
Francaux. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Franco.
Franchimont: Plaatsnaam Franchimont (Namen) en in Theux (Provincie Luik).
Francesco, Francisco, Francescato, Francescatto, Francescone, Francescon, Francesconi, Franceschi, Franceschini, Franceschin, Franceschino: Vadersnaam. Italaainse vorm en afleiding van heiligennaam Franciscus. Italiaans Francesco: Fransman.
Franchimont. Plaatsnaam, Namen en in Theux, Luik.
Franchini, Franchin, Franchino, Franchioly, Franchitti. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Germaanse voornaam Franco.
Francissej: Vadersnaam. Vervorming van een of andere vorm van de voornaam Franciscus.
Franco: Vadersnaam. Latijnse, Italiaanse, Spaanse of Portugese vorm van de Germaanse voornaam Frank, Vrank. Of spelling van Frans Francot, vleivorm van de Germaanse voornaam Frank.
Franckson, Franckon, Frankson, Francson: Vadersnaam. Zoon van Frank, Germaanse voornaam Franco: Vrank. Vergelijk Duits Frankensohn. Of Romaanse afleiding op -eon:
Franclemont, Frankelemont, Franckelemon, Franklemon: Plaatsnaam. Misschien van Franchimont of Francemont in Lambermont (Luik).
Franco, Francot, Francotte, Francotay, Frango, Frangot: Vadersnaam. Franse vleivormen van Germaanse voornaam Frank.
Franois, Francoisse, Francoise, Francoy, Fransooijs, Fransoo, Franso, Franzo, Francoys, Fransoey, Franoise, Franoys, Francooy, Francoil, Franchois, Francoo, Francooijs, Fransois, Fransooi, Defranois, Francis, Francisse, Francisse, Fransis, Frantzes, Frantzis, Franceus, Franceux, Franus, Franssus, Franssema: Vadersnaam. Franse vorm Franois van de heiligennaam Franciscus, met de betekenis ‘Le Franois, le Franais, de Frank, de Fransman’.
Francon, Franon: Vadersnaam Francon, van Franconem, verbogen vorm van Germaanse voornaam Franco.
Francus, Franki, Frankie, Frans, Franckie, Francqui, Franqui, Franchi, Franci. Vadersnaam, de Latijnse vorm van de voornaam Frank (zie daar).
Francoul, Francou, Francout, Froncoux: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam frank-wulf; ‘Vrij-wolf of vleivorm op -oui van Frank. 2. Plaatsnaam Francourtin, Geldenaken (Waals-Brabant)
Francus, Franki, Frankie, Franckie, Francqui, Franqui, Franchi, Franci, Frangi: Vadersnaam. Latinisering (en afleiding -i) van Germaanse voornaam Franco, Frank.
Franeaux, franaeu, Franiau, Franiaux, Franneau, Fragnaud, Fragniaux, Fragneau, Fragnay, Frasnay, Frenay, Frenaij, Fresneau: Afleiding op -el, Frans -eau, Picardisch-iau, Luiks-Waals -ay van Frans frane: es. Vergelijk Dufrne.
Franek: Vadersnaam. Tsjechische vorm Francek, van de voornaam Frank, Franciscus.
Franje, Fraanje, Freijne, Freen: Nederlands spelling voor Fragne, Frne, van Defragne, Dufragne, Dufraigne, Dufrgne, Defrne, de Frene, de Freijne. Plaatsnaam Oudfrans fraisne, Frans frne ‘as’.
Frank, Franke, Franken, Frankenne, Frankema, Frenken, Franck, Franc, Franckh, Francken, Francke, Francque, Frencken, Frenck, Frenk, Frenks, Frenk, Frinke, Frinken, Francq, Francque, Franque, Francquen, Franko, Franco, Franckx, Francks, Franks, Francs, Francx, Franx, Vrancken, Vranckenne, Vranken, Vranckx, Vranck, vrancx, Vranx, Vranchx, Vrans, Vrencken, Vrenken,Vrinck, Wrincq: Vadersnaam. Germaanse voornaam Franco, volksnaam van de Franken/Vranken ‘De vrijen, de stoutmoedigen’. Nederlands Vrank.
Frank, van; van Francken: 1. Plaatsnaam Franck in Welkenraedt (Luxemburg). 2. Streeknaam Franken (Beieren).
Frankaert, Frankar, Franckaert: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Franco; zie Frank.
Frankel, Frankl, Frnkel, Fraenke, Frenke, Frenkiel: Vadersnaam. Afleiding van Frank.
Frankaert, Frankaerts, Francard, Francar, Franca, Francort, Franckaerts, Franckaert, Franckard, Frankart, Frankart, Franchard, Francard, Fransaerts, Fransaert, Francart, Francart, Franqaert, Franqaer, Vranckaerts, Vranckaert, Vrankaert, Vrancaert: Afleiding van Germaanse voornaam Franco, Vrank. Fransaert is de Vlaamse aanpassing van Franchard. In de 18de eeuw werd ook de naam Frossar(d) (waarschijnlijk van Froissard) als Fransaer(t) geherinterpreteerd. Maar Frossaert kan net zo goed van Fronsaert = Fransaert zijn ontstaan. Zie ook Franquet.
Frankenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam, onder meer in Aken.
Frankenthal, Frankental. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Frankehout: Plaatsnaam? Wellicht volksetymologisch voor Frankoud, Vrankoud, van Germaanse voornaam frank-wald.
Frankenhuis, van Frankenhuijsen, Frankhuisen: Plaatsnaam 1381 Frankenhuys bij Saasveld (Overijssel) 1381 Vrankenhuys bij Eibergen (Gelderland) Of Frankhuis in Zwolle Overijssel.
Frankignoulle, Frankignoul, Frankinoulle, Frankinouille, Franckinioulle, Frankinioulle, Franquignoul, Franquenoul: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Frank.
Frankin, Franckinet, Frankinet, Franquinet, Franquin, Franquien: Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse voornaam Franco, Vrank.
Frank, Franke, Franken, Frankenne, Franck, Franc, Franckh, Francke, Franckn, Frencken, Frencken, Frinke, Frinken, Francq, Francque, Franque, Francquen, Franko, Franco, Franckx, Francks, Franks, Francs, Francx, Franx, Vrancken, Vranckenne, Vranken, Vranckx, Vranck, Vrancx, Vranx, Vranchx, Vrans, Vrencken, Vrenken, Vrinck, Wrincq. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Franco, volksnaam van de Franken (de vrijen, de stoutmoedige).
Frankevijlle, Frankevijle: Plaatsnaam Franqueville (Aisne, Eure, Somme).
Franklin, Francklin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Frank.
Frankvort, Frankefort, Frankfurter: Plaatsnaam Frankfort, Duits Frankfurt am Main of Frankfurt an der Oder.
Frankreter. Duits Frankenreiter, van plaatsnaam Frankenreuth (Beieren( Frankenreute (Duitsland).
Frankrijker, de, Fransman, van Frankrijk.
Franquet, Franqu, Francket, Franket, Francqu, Fransquet, Fransket, Francet, Frances, Frances, Franc, Franshet, Franchet, Franchetti, Froncquet, Fronquet, Fronket: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Franko, Vrank.
Franqueville, Francq)ville, Francqueville, Franckeville, Francville, Frankeveyele, Frankevyle, Frankevijle, Francavilla: Plaatsnaam Franqueville (Aisne, Eure, Somme).
Franquien. 1. Plaatsnaam Franquien in Wannebecq, Wannebeek (Henegouwen) .2. Eventueel variant van Frankin.
Frans, Franse, Fransche, Fransens, Fransen, Franssens, Franssen, Franses, Fransing, France, Francen, Francenne, Frache, Frach, Fransck, Franz, Franze, Franzen, Frantzen, Frantz, Frandsen, Frantsen, Fraenz, Frensch, Frens, Frenssen, Frensen, Frenzen: Vadersnaam. Vernederlandste korte vorm van de voornaam Franois, Franciscus.
Franskin, Fransquin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Frans.
Fransman. 1. Naam van de Fransman. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Frans.
Fransolet, Franzolet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Franois.
Franson, Frasson. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Franois.
Franzin. Wellicht Waalse uitspraak van Duits Franzen.
Franzl, Franzil, Frentzel, Frenzel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Franz.
Frapper, Frapier. Oudfrans frapier: lawaai, drukte. Bijnaam voor een lawaaimaker.
Frapart, Frappart, Frappas, Frappat: Afleiding van Frans frapper: slaan, kloppen.
Frappez, Frappet, afleiding van Oudfrans frap: slag, stoot. Bijnaam.
Fraselle, Frasselle, Frazelle, Frizelle: Zoals Franse familiemaam Fresel(le), Frezel van Oudfrans fresel(e): franje, versiering, lint, galon. Bijnaam of beroepsnaam.
Fraser: Schotse uit Normandi afkomstige familienaam.
Frass, Frasse, Fraas, Fraats, Frahs, Fras: Duitse familienaam Frass, Bijnaam. Middenhoogduits vrss, Duits Frass: veelvraat, vreter.
Frater, Fraters, Fraeters: Brabantse uitspraak van Fr(e)yters.
Fraueberg, Frauenberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Frauenberg.
Frauenfelder: Afleiding van de frequente Duitse plaatsnaam Frauenfeld.
Frauenhofer. Verspreide Duitse plaatsnaam Frauenhofen, vaak van Fro(h)nhofen; vroonhof.
Frauenkrone. Duitse bijnaam; vrouwenkroon.
Frauenrath. Duitse plaatsnaam.
Frauman. Re-interpretatie van Fraymann of Vromant.
Frayssignes. Plaatsnaam Fressignes (Creuse) of Frayssinhes (Aveyron, Lot), van Latijn. fraxinea, Frans frnaie: essenbos.
Frebourg. Plaatsnaam Fribourg, Franse naam van Freiburg im Breisgau of Freiburg im ��land (Zwitserland). Eventueel Freiburg in Lotharingen.
Frbute, Frbutte, Frebutte: Oud-Luxemburg Waals vribute, zoals Frans flibustier, van Middelnederlands vributer: vrijbuiter, straatrover.
Frech, Freches, Frechet, Frechette, Frch, e Frchet, Frches, Freh: 1. Plaatsnaam Frch in Bioul (Namen) van Waals frh van Germaans frisk, Middelnederlands versch: vochtig. 2. Of veeleer variant van Fri(s)quet/Frichet. Bijnaam voor een fris, levendig, levenslustig mens.
Frechen. Plaatsnaam Frechen, Duitsland.
Frechier. Plaatsnaam Frch: moerassige plaats, in Cerfontaine (Namen), Jamioulx (Henegouwen).
Frechkop. Verwaalsing van Duits Frischkopf. Bijnaam voor iemand met een helder, fris hoofd.
Freckwinkel. Plaatsnaam in Knigswinter (Duitsland).
Frecourt, Friscourt: Plaatsnaam Frcourt (Hte-Sane) of Frecourt (Luxemburg).
Frederiks, Frederiksen, Frederikse, Freriks, Fridericks, Frederix, Frederyck, Frederi, Frederickx, Frederik, Frederi, Frederricks, Frederic, Fredericq, Frederirique, Frederico, Frederici, Freder -ricy, Frderix, Frdric, Frdrich, Frdri, Frdricq, Frdricx, Frdririex, Frederiksen, Fredriksen, Frederikson, Frederikssons, Fredich, Fredichson, Fryderyk, Frydryck, Frydrak, Freriks, Frerichs, Freerickx: Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-rik ‘Vrede-machtig’. Een Zeeuws geslacht Frederiks stamt af van 1792 Johann Samuel Friedrichs uit Merseburg en liet zich in 1811 Frederiks noemen. Freerkszen; zoon van Freerk.
Free, Fre: Deze familienaam alleen in Antwerpen (lox). Eengelse familienaam Free: vrij?
Freeke: Vadersnaam. Roepnaam bij de voornaam Frederik.
Freekenhorst: Plaatsnaam, samengesteld met horst ‘Begroeide hoogte, kreupelhout’.
Freeling. Engelse equivalent van Vrielinck.
Freeman: Engels familienaam ‘Vrij man’. Vergelijk Freiman.
Freest, de, Defreyst, Defryst, Defrijst: Samengetrokken van De Foreest/Duforest? Of variant van De Vreest = De Vreese? Vergelijk Fryst.
Fregeres: Fregres, van Frans Frugires, plaatsnaam (Haute-Loire).
Frehen, Vrehen. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Frederik (Frithu-rik).
Freher: Wellicht hypercorrecte spelling voor Freer, van voornaam Frederik.
Frhis, Frhisse, Frehis, Frehisse: Plaatsnaam Frehisse in Queue-du-Bois (Luik). Van Waals frch: vochtig, van Oudnederlands frisk: vers, fris.
Frei, Freye, Frey, Freij, Frej, Fry, Frye. Duitse familienaam uit frei: vrij. Bijnaam die zowel ‘Wrijgeboren’ als Һorgeloos’ kan betekenen.
Freiermuth. Freimuth. Duitse bijnaam Freier Mut. Bijnaam voor een vrijmoedige.
Freiberg, Freyberg, Friberg: Plaatsnaam (Beieren).
Freidt, Freid, Freyt: Vadersnaam van Godefreid: Godefroid.
Freifeld. Duitse plaatsnaam.
Freiheit. Duitse plaatsnaam.
Freihoff. Plaatsnaam Freihof in Stdtlen (Baden-Wurtemberg) en Bchlberg (Beieren).
Freilich, Frajlich, Frajlick, Fraylich, Freylich, Frejlich: Bijnaam voor iemand die vrij en ongehinderd is, vrijelijk leeft.
Freilinger, Freyling, Freylinger: Duits Freiling, pendant van Vrielinc.
Freiman, Frijman, Freyman, Freymann, Frayman, Fraymann, Frajman, Friman, Frimann, Frieman: Duits Freimann, Freier Mann ‘Vrije man, niet-horige’. Vergelijk Freeman.
Freitag, Freytag, Freijtag. Duitse familienaam naar de weekdag vrijdag. Bijnaam of vondelingennaam.
Frel, de: Uit Frans Duforel, Duforeau, variant van Dufort, Defort ‘Van den Bos’. Oudfrans forel, verkleinvorm van Oudfrans forest ‘Bos, woud’.
Frelier: Met r-invoeging uit Felier, van Filier. Beroepsnaam van de spinner. Afleiding van Frans file ‘Spinnen’.
Freling, Frelin, Frelink, Frelinckx, Frelinex, Frelinx, Frelik, Vadersnaam. Afleiding van Germaanse Vrede-naam, zoals Frederik.
Framault, Fremaul, Frmal, Frmalle, Frmolle, Fremolle, Fremaut, Frmaut, Fremaux, Fremau, Fremeaux, Fremeau, Frmeaux, Fromeau, Fremat, Frema, Frmat, Frimt, Fremout, Frimaut, Frimout, Fremouw, Fermaut, Vermout: Vadersnaam. Romaanse vormen en Vlaamse aanpassings ervan, van Germaanse voornaam frum-wald ‘Nut-heerser’. Frumold, Fromoldus, Fromout, Vromaut.
Fremersdorff. Plaatsnaam Fremersdorf (Duitsland).
Fremerij: Fremery, variant van Frammery. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam fram-rik ‘moedig-heersend’. 2. Eventueel plaatsnaam Frameries (Henegouwen).
Frmicourt. Plaatsnaam Frmicourt (Pas-de-Calais).
Fremineur, Frmineur: Frans frre-mineur: minderbroeder. Bijnaam. Middelnederlands fremineur.
Frmon, Frmont, Frimont, Frimonts, Fremond: 1. Plaatsnaam Frmont in Harsin (Luxemburg) van froid mont: koude berg. 2. Zie Fremund.
Fremund, Fremond, Frmon, Frmont, Fraimund, Frimonts, Frimont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-mund Vrede-bescherming’. Fri(du)mundus. Zie ook Fermont. 2. Zie Frmont.
Fremouw, Frima: Aanpassing van Fremaul(t), Fromeau. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam frum-wald ‘Nut-heerser’. Fumold, Fromoldus, Frolmout, Vromaut.
Fremy, Frmy, Fremie: Variant (Luik) van Premier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam fram-hari: Framerius.
Frenaai: Plaatsnaam Frnaie, van Latijnse fraxinetum ‘assenbos’.
Frenchum. Misschien variant van Franchomme.
Frendag. Variant (met epenthetische n) van Nederduits Friedag: vrijdag. Vergelijk dialect vrindag.
Frennet, Frenet, Frainet. 1. Afleiding van frne: es. Franstalige variant van Van Es. Zie bij Esse. 2. Schrijfvariant van Frnaie: zie bij Dufrenov.
Frensdorff: Duitse plaatsnaam Frensdorf (Beieren, Nedersaksen).
Frrar, Frrard, Frerar, Frerart: 1. Vadersnaam. Afleiding van Frry, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Vrederik. 2. Afleiding van Frans frre: broer.
Frere De, Defrere, Defrre, Defraire, Desfrre, Frres, Frre, de, Lefrre, Fraire. 1. Naam uit het Franse frre: kloosterbroeder, minderbroeder, broer. 2. Uit de Romaanse vorm van de Limburgse plaatsnaam Vreren.
Frrejean, Frjean: Bijnaam + vadersnaam. Broer/Broeder Jan.
Frret, Frres, Frar, Frare: afleiding van frre: broer.
Frrot, Frrot, Frrotte: 1. Frrot, afleiding van frre: broer. 2. Vadersnaam. Afleiding van Frry.
Frry, Frry, Frri, Frrie, Frderie: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam Vrederik, Frederik.
Fresard, Frsart, Fressart, Frissard, Frissart, Frissaer: Vadersnaam. Afleiding van Fr(dric)
Freschel, Freichel, Freichels: Duitse bijnaam Frechel, Frechle, afleiding van frech: levendig, moedig, durvend.
Frsinaux, Frsinaut, Frsina, Frecinaux: Plaatsnaam Frhinia, Waalse vorm van Klein-Vorsen in Montenaken (Limburg), afleiding van Fresin, Nederlands Vorsen.
Frsing. Plaatsnaam Friesing (Beieren, Stiermarken).
Frson, Freson, Fraison, Frsom, Fresson, Fersons, Ferson, Frcon, Frechon: Bijnaam. Afleiding op -eon van Frans frre, Waals fr: broer. Waals fron: kameraad.
Fret: Verkleining van Foret; zie Fore.
Frter. Nederduitse bijnaam, Nederlands vreter, Duits Presser.
Freudenberg, Freudberg, Frajdenberg: Plaatsnaam Freudenberg (als in Beieren).
Freundt, Freund, Frajnt, Frunt: Duitse bijnaam Freund: vriend.
Freundlich, Freindlich. Duitse bijnaam; vriendelijk.
Freusberg: Re-interpretatie van de Plaatsnaam Freusburg (Rijnland-Palts).
Frevelshausen. Plaatsnaam Frebershausen, Duitsland.
Freij, Frei, Frije: Bijnaam. Duitse Frei ‘Vrij .’
Freydiger. Duitse familienaam Freidiger, van Middenhoogduits vredic: (over)moedig, trouweloze, misdadiger.
Freysen: Vadersnaam. Uit Vreysen, van Lavreysen, Laureisen. Zoon van Laureis, Laurens, Laurentius.
Freijser, Freijzer, Frijser, Freyser, Freyzer: Duitse familienaam Freiser ‘Woesteling’.
Freyters, Frijters, Fryters: 1. Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands friten, froyten: roosteren, braden, fruiten. 2. Variant van Fruyter, zie Fruitier.
Frezin, Fresin, Frchin: 1. Plaatsnaam Fresin, Franse vorm van Vorsen (Limburg). 2. Variant op -in van Oudfrans fresel: franje, galon, lint.
Friant, Friand. Bijnaam uit het Oudfranse friant: levendig, gulzig, vurig.
Friart, Friar, Friard, Friat, frias, Friadt, Frard, Frart, Freart: Vadersnaam Romaanse vorm van Germaanse voornaam Fridohart.
Frich, Friche. 1. Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Frederik. Vergelijk Frick. 2. Plaatsnaam. Oudfrans fresche, Middenfrans friche van Germaans frisk, Middelnederlands versch: braakland.
Frick, Ericke, Ericq, Fric, Frikx, Frik, Fricq, Frix, Frieg, Frique, Frich, Friche, Fricot, Frigo, Frcot, Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Frederik (frithu+rik).
Frickel, Frickele, Frickelo: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Frederik, Duits Frick.
Fricker. 1. Vadersnaam. Afleiding van Frick. 2. Afleiding van plaatsnaam Frick (Aargau).
Fricot, Frigo, Frcot: Vadersnaam. Romaanse verkleinvorm van Germaanse voornaam Fricco, bakervorm van Frederik, Vrederik.
Frie: Nederlands spelling van Engels Free ‘Vrij’.
Fried, Freidr, Friet, Frieden, Friede, Frid, Frit, Fritte,, Frite: Vadersnaam. Duitse korte vormen van een Fried-naam, zoals Friedrich of Gottfried.
Friederichs, Friedrichs, Friedrich, Friederichsen, Frydrych, Friedenreich: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Frederik.
Friedberg, Friedberger. Fridenbergs. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Friedhoff, Friedhofen. Duitse plaatsnaam Friedhof; omheinde hof, van kerkhof.
Friedland, Friedlander, Friedlnder, Friedlender, Fridlender, Frydland, Friland: Plaatsnaam Friedland (Duitsland).
Friedlich. Bijnaam voor iemand met vreedzaam karakter? Of Re-interpretatie van Friedrich?
Friedlingstein. Duitse plaatsnaam.
Friedman, Friedmann, Frydman, Fridmann, Fridman: Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-man ‘Vrede-man’. Vredeman.
Frires. Plaatsnaam Prires (Aisne).
Fries, de. De klankwettige Nederlandse vorm voor de Fries (van Friesland) is De Vries(e). Daarom: De Fries vermoedelijk van Dfrise.
Friesen, Friese, Fries, Fris, Frist, Fryst, Frys, Frijsen, Friesema: Vadersnaam. Germaanse voornaam Friso Ԇries, Vries’. Of gewoon de volksnaam van de Fries. Duits Friese.
Friesewinkel. Plaatsnaam in Busum en Westerdeichstrich (Duitsland).
Frigne. Wellicht korte vorm van Defraigne.
Frikkee: Nederlandse spelling van de Frans familienaam Friquet, van Frisquet. Bijnaam. Middelfrans frisquet ‘Levendig, opgewekt’verkleinvorm van Oudfrans frique, frische, van Oudnederlands, dat is Middelnederlands frisch.
Friling, Frieling: 1. Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse voornaam Frederik; -ing-afleiding van Frilo, Friedilo. 2. Middelnederlands vrilink: vrij man. Vergelijk Vrielinck.
Frints. Duitse vadersnaam Frinz, van heiligennaam Severinus.
Frinzel. Vadersnaam. Afleiding van Frinz, van Severinus.
Friob. Ontronde vorm van Nederduits fruh op: vroeg op. Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat. Vergelijk Fruhauf.
Friskorn: Duitse familienaam Frischkorn, voor een graanteler of korenkoopman.
Frion. Oudfrans frion: groenvink, kneu. Bijnaam.
Frison, Frisone, Fryson, Friesson, Frisson, Frisan, Friso, Fritzson. 1. Naam uit het Franse Frison: de Fries. 2. Vadersnaam uit de Franse vorm van de Germaanse voornaam Friso. Friso, Frise, Frese, Friese, in verkleinvorm ook als Frieske en Vrieske, is een oud-Germaanse mannenvoornaam, die ook thans nog wel in gebruik is en dan nog meest in Friesland. Behalve Frisia zijn van deze naam nog de volgende vadersnamen ontleend: Friesenga, Vriesinga, Vriesenga, Friesinga, Fresing, Friesema, Friezema, Friesma, Vriesema, Frezema, Fresema, Fresena, Friesen, Friese en Vriese; verder nog Friso, en misschien ook, althans in sommige gevallen, Vries en Frese, benevens het verlatijnste Fresenius, dat oorspronkelijk de vadersnaam Fresen is.
Frippiat, Fripiat, Frupiat: Waalse afleiding van Frans fripier: oudekleerkoper.
Frisch, Frisz, Frysz, Frischen, Frische, Frisschen, Frischmann, Frischman, Friszman: 1. Vadersnaam. Duitse korte vorm en afliding van Germaanse voornaam Friedrich. 2. Frisch kan spellingvariant zijn van Fris; zie Friesen. 3. Bijnaam Fris, Middelnederlands en Duits frisch: fris, levendig, monter. Vergelijk Frisque, Frisquet.
Frischer. Duitse beroepsnaam: die het ruwe ijzer tot staven verwerkt
Frise, Frize: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Friso.
Frise, Frisee, Frisaye, Firs, Fres, Fresez: Plaatsnaam Frise in Schaltin (Namen).
Frising. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Friso ‘Pries’. Vergelijk Friese familienaam Friesinga. 2. Plaatsnaam Friesing (Beieren).
Frisof: Aanpassing van Duitse familienaam Frischauf, Bijnaamvoor iemand die fris opstaat; vergelijk Duits Frhauf voor iemand die vroeg opstaat.
Frison, Frisone, Fryson, Friesson, Frisson, Frisan, Friso, Fritzson: 1. Frans Frison: Pries. Vergelijk De Vrieze. 2. Vadersnaam. Franse vorm van Germaanse voornaam Friso ‘Pries’.
Frisque, Frique: Bijnaam. Middenfrans frisque: fris, levendig. Vergelijk Frisch 3.
Frisquet, Fresquet, Friquet, Frichet, Frich: Bijnaam. Middenfrans frisquet: levendig, opgewekt. Afleiding van Oudfrans frique, frische (Middelnederlands frisch, Nederlands fris).
Frissyn, Frissijn, Frissen, Frisse: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Friso of van Germmaanse bakernaam Frizzo, van frithu-naam (bijvoorbeeld Frederik, vergelijk Frisschen).
Frist. Variant van Fris of klankverandering van Fritz.
Frits, Fritz, Fretz, Fryckze, Frycz, Fritzsche, Fritsch, Fritsche, Fritsche, Fritschke, Fritschk, Fritzius: Vadersnaam. Duitse afleiding van de Germaanse voornaam Friedrich, Frederik.
Frobel, Frobe, Frebel, Friebel, Friebe: 1. Plaatsnaam Frbel, van Slavisch vrba: wilg. 2. Slavisch wrobel: mus.
Frberg: Duits familienaam Frohberg, van plaatsnaam Frohburg (Saksen).
Frocz, Frosz, Froesch, Froes, Fros, Fros, Frois: 1. Frosch, zie hiervoor. 2. Duits Fross, Frohs, dialect variant van Frass.
Froehlich, Frlich, Frhlich, Frohlich, Frolich: Duitse bijnaam frhlich: vrolijk.
Froeling, Frhling, Frhling, Froehlinger, Froeliger: Nederduits Fr(h)ling: vrolijke kerel. Zie ook Froehlich.
Froger, Froget: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam frad-ger; ‘Wijs-speer’.
Frogneux, Frognu, Frongnut, Frognet, Frognier: Bijnaam naar het stuurse karakter.
Frhling. zie Froeling. Frohman(n): Duitse familienaam van Frommann, Fronmann: 1. Vroonman, horige. 2. Vrome, degelijke man. 3.Voornaam Vroman.
Froidebise, Froidbise. 1. Plaatsnaam Froidebise: koude wind, een plaats die aan de noordenwind blootgesteld is; in Amay, Hoei, Borgworm (Luik), Andenne, Floreffe, St-Servais (Namen), Leuze (Henegouwen). 2. Zonder voorzetsel wellicht een bijnaam voor iemand met een koud karakter. Vergelijk Duits Kaltwetter.
Froidecoeur, Froudcoeur. Bijnaam voor een koel, ongevoelig mens, koel van hart. Of van Froidcourt?
Froideville, Froidville. Plaatsnaam Froidville in Stavelot en Rahier (Luik).
Froidart, Froidar. Variant van Foidart, met r- epenthesis.
Froidcourt, de, Fradcourt, Fradcour. Plaatsnaam Froide-Cour in Stoumont (Luik).
Froidevaux. Plaatsnaam Froidvau in Dinant (Namen).
Froidthier, Fradier: Plaatsnaam in Clermont-sur-Berwinne (Luik).
Froissard, Froissart, Frossard, Frouchart, Fruchart, Frutsaert, Froissan, Froisan: Afleiding, respectievelijk tegenwoordig deelwoord van Oudfrans froiss(i)er: breken, van Middelnederlands frotseren: kneuzen, kwetsen, verbrijzelen.
From, Fromm, Frommen, Fromme, Frommert, Frommer, Fromes, Froner, Frumer, Frahm: Duitse bijnaam Fromm, van Middenhoogduits vrum, vrom, zoals Middelnederlands vroom: flink, rechtschapen, braaf. Vergelijk Frohmann, de Vroom.
Fromage, Formage: Beroepsnaam van de kaasmaker of -handelaar.
Froment, Fruman, Fromentin, Fromantin, Fourment, Fourmon, Fourmont, Formont, Forment, Formans, Forman, Ferment, Fourmentin, Fourmantin, Formatin, Formentini, Formentin, Fermentin: 1. Frans froment: tarwe. Door klankverandering: fourment. Beroepsnaam van molenaar of bakker. 2. Reinterpretatie van Fromont.
Fromentau, Fromental, Fromanteau, Fourmentel, Fourmantel, Fermentel, Fermantel, Dufourmantelle, Dufourmantel, Dufourmentelle, Dufourmentel, Duformentelle: 1. Plaatsnaam Froidmanteau in Micheroux (Luik), Buvrinnes, Maulde (Henegouwen), Fromenteau (Cte-d’Er), Le Fromentel in Auchy-au-Bois (Pas-de-Calais). Le Formentelle in Monchy-Lagache en Mons-en-Chausse (Somme). 2. De vormen zonder du-aanloop kunnen afleidingen zijn van Froment.
Fronsacq, Fromsacq: Plaatsnaam Fronsac (Gironde, Hte-Garonne).
Fronse, Fromsee, Fronze, Fronzee: Variant van Francet, afleiding van de voornaam Frank of Franois.
Front, Fronteau, Frontin, Frontain. Bijnaam. Oudfrans front; voorhoofd.
Fronville, Franvil: Plaatsnaam Fronville (Namen, Hte-Marne).
Frosch, Frosz, Fros, Frusch, Fruch, Vrusch, Froes, Froesch, Frschel, Frszel: Duitse bijnaam Frosch ‘kikvors, kikker’. Bijnaam voor iemand die springt? Of naar de huisnaam?
Froyen, Froeyen, Froeijen, Froyman, Freyens, Freyen: 1. Vadersnaam. Korte vorm van een naam die op -froy eindigt, zoals Godefroid. 2. Middelnederlands froy is een oudere variant van Middelnederlands fra(e)y. Zie deFraeye, Fraeyman. 3. Brabants-Limburgse variant van Vroyen. Zie De Vroede.
Froyenhoven, van, van Fraeyenhoven, van Fraeyenhove, van Frayenhove, van Fraevenhoven: Plaatsnaam Vroonhof, Vroenhof: herenhof. Zie Van Vroenhoven.
Froyere, de, Froyer, de, De Froyer van de Fraeyer: die zich mooi maakt, zich oppronkt.
Frucht, Fruchter, Frchter, Frugte: Duitse familienaam: vruchtgebruiker.
Frh, Frih: Duits Frh: vroeg, en dialect ontronde vorm frih. Bijnaam.
Frhauf: Fruhauf, Frieauff: Duitse bijnaam voor iemand die vroeg op is. De vorm met ie is ontrond.
Frhbauer: Duitse bijnaam: boer die vroeg aan het werik gaat.
Frhschulz: Schout die vroeg aan het werik gaat.
Frhwirth: Vroege waard, die vroeg werkt.
Fruit, Fruyt, De Fruydt, Fruijt. Brabantse variant van Froyt: dit is een verkorte vorm van Godfried.
Fruit, de (de) Fruyt, de Fruydt: 1. Beroepsnaam van de fruithandelaar. Vergelijk (de) Fruytier. Maar waarschijnlijk is de niet het Nederlandse lidwoord, maar het Franse voorzetsel de en gaat het om een Frans naam Defruit. 2. Eventueel Re-interpretatie van vadersnaam Fruit.
Fruitema: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaanse voornaam Frudo.
Fruithof, Fruythof: Plaatsnaam Fruithof: fruittuin, boomgaard; in Berchem en Boechout (Antwerpen)
Fruitier, de, Fruytier, Dufruytier, Fruytnier, Fruijtier, de: Beroepsnaam van de fruitverkoper, fruitboer. De fruitier was in de Middeleeuwen ook de beambte die belast was met de zorg voor het fruit voor de vorstelijke of grafelijke tafel, de dessert meester.
Fruitman. Beroepsnaam van de fruithandelaar.
Frulleux, Fruleux. Wellicht variant van Franse familienaam Frileux, met ronding van i > u of l (vergelijk Frupiat). Bijnaam: kouwelijk.
Frumy. Bijnaam Dialect variant van Fourmey; mier.
Fruy. Variant van Froy, van Godefroy.
Frijters: Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands friten ‘Roosteren, braden, fruiten’.
Frylinck, Frijlinck. Variant van Vrielinck of Friling.
Fuchs, Fucks, Fuks, Fucz, Fux, Fuscks: Duits Fuchs: vos.
Fuente. Spaanse plaatsnaam Fuente, van Latijn fons; bron.
Fuger. Middenhoogduits vuoger; die zich voegt, schikt, organiseert.
Fhrer, Fuehrer, Fuhrer, Furrer, Furre, Fuhrmann, Fuhrman, Fuhrmans, Furman: Duitse beroepsnaam van de voerman.
Fuggle: Duitse bijnaam Fg(e)le, verkleinvorm van Fug, Fge. Middelhoogduits vuoc, vege ‘eangenaam, passend, behoorlijk, fatsoenlijk’.
Fulbert. Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-berht ‘Volk-schitterend’. Fulbertus.
Fulco, Fulgoni. Vadersnaam. Germaanse voornaam Fulco; Volk.
Fulcra, Fulcran. Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hrabn ‘Volk-raaf : Fulcranus.
Fller, Fuller: Duitse beroepsnaam: voiler, volder.
Flop, Fulop: Hongaarse vadersnaam Flop: Filip.
Fumal, Fumalle. Plaatsnaam Fumal. Luik.
Fumet. Afleiding van Oudfrans fum; rook, damp. Bijnaam.
Fumier, Fumire, Fumiere, Fumire: Plaatsnaam. Frans fumier: mesthoop, mestvaalt, drekhoop. Of overdrachtelijke bijnaam.
Funk: Duits familienaam Funk(e) ‘Vonk’. Bijnaam voor een smid, naar de vonken bij het smeden.
Fund, Funder. Duitse bijnaam voor een vondeling.
Funfschilling. Duitse bijnaam; vijf schellingen (munt).
Furdelle. Bijnaam. Waals furdle: dwaze streek.
Furet, Furez. Bijnaam. Frans furet; fret, snuffelaar.
Furlan, Fulano, Furlani, Furlanis, Fulanetto, Forlani. Afkomstig van Friuli.
Furnemont, Furnmont: Plaatsnaam Fernelmont in Noville-les-Bois (Namen).
Furnon. Vadersnaam. Korte vorm van Godfurnon.
Frst, Furst: Duitse bijnaam. Oudhoogduits furisto, Middenhoogduits vurste: de voorste, de eerste, de voornaamste.
Furth, van, Fuhrt, Verforth, Verfort, Verfrth, Verfrt, Verfuurt, Verfuurden, Vervuurt. Varianten van de veel voorkomende Duitse plaatsnaam Furt(h): voorde, doorwaadbare plaats. De meeste aan de Neder-Rijn.
Fusillier, Fusilier, Fusulier, Fusiller, Fusill, Fuzellier, Fuzeiler: Beroepsnaam. Middenfrans fuselier: maker van spillen, klossen, spoelen.
Fuss. Duitse bijnaam Fuss; voet.
Fuster, de. Afleiding van Oudfrans fust: vat, ton, kuip. Beroepsnaam van de kuiper.
Fustin. Afleiding van Oudfrans fust; vat, ton?
Fuykschot: Misschien de waternaam Fuiksloot in Haarlemmerliede (Noord-Holland)
Fukkink, Fokkink. Saksische vadersnaam afgeleid van de voornaam Fokke (Friese verkorting van de Germaanse voornaam folk).
Fusyck. Beroepsnaamvan de fysicus, de arts, geneesheer.
Futer, Futterman: Duits Futter: voeder. Beroepsnaam van de voederaar, voederhandelaar.
Futselaar, Futselaer. Middelnederlands futselare: beuzelaar, knoeier.
Fyen, Fyens, Fijen, Feijns, Feyens, Feyen, Feyenne, Feijens, Feijen, Feyes, Feye, Fey: Moedersnaam van Sofien, afleiding van Griekse heiligennaam Sophia.
Fijma: Vadersnaam. Andere spelling voor Feima, Friese afleiding vanFei. Zie Feij.
Fijn, de, Vijn, du, Ven, Fyn, de: Bijnaam voor wie fijn, keurig, voortreffelijk is.
Fijnaerts, Fynnaert, Fijnaerts, Fijnnaert: 1. Afleiding van Middenenderlands fjn: voortreffelijk, keurig, edel. 2. Plaatsnaam Fijnaart (Noord-Brabant).
Fijn van Draat: Bijnaam voor een draadtrekker, die fijne draden maakt.
Fijnaut, Fijnout, Fijnhout, Fijnhaut: Uit Finaut, van Fineau, van Finel. Verkleinvorm van Frans fin Ԧijn, geslepen; voortreffelijk, keurig’.
Fijneman: Bijnaam voor iemand die fijn is, zie de Fijn. Vergelijk Duits Feinemann
Fyen, Fyens, Fijen, Fijens, Feyen, Feyens, Feyenne, Feijen, Feijens, Feyes, Fey, Feye. Moedersnaam uit de Griekse naam Sophia.
Fijma: Vadersnaam. Andere spelling voor Feima, Friese afleiding van Fei. Zie Feij.
G.
Gaack. Waarschijnlijk Duitse familienaam Gack. Bijnaam voor een tateraar.
Gaag, van der: Waternaam de Gaag (Zuid-Holland).
Gaal, van, van Gal, Gaalen, van Gael: Plaatsnaam Gaal (Noord-Brabant).
Gaanderse: Vadersnaam. Zoon van Gander, Germaanse voornaam gand-hari: Gantharius.
Gaascht, Gaasch, Gascht: Plaatsnaam Gaasch bij Diedenhofen (Lotharingen).
Gaasterland: Plaatsnaam Gaasterln (Friesland).
Gaastra: Friese afleiding van van der Gaast. Sommige families van de Middelgaast of Gaasterland noemden zich zo.
Gaasbeek, van, Gaasenbeek. Plaatsnaam Gaasbeek, Vlaams-Brabant.
Gabant, Gaban. Bijnaam. Frans dialect gaban; vagebond, zwerver.
Gabaret, Gabarr, Cabre: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gabriel. 2. Variant van Cabaret.
Gabel, Gabell, Gabelle, Gabele, Gabay, Gabai, Gabais, Gabia: Oudfrans gabel, Middenfrans gabele: spot. Bijnaam. Vergelijk Gabill(i)a.
Gbel, Gbele, Gaebel, Gabel. Duitse vadersnaam van de voornaam Gabelo, afleiding van Gabo.
Gaber, Gabert, Gabard: Vadersnaam. Germaanse voornaam gada-berht ‘gade-schitterend’.
Gabet, Gabez. Vadersnaam. Afleiding van Gabert.
Gabillia, Gabilla. Afleiding van Oudfrans gabil; spot. Bijnaam.
Gabinet, Gabin, Gabbin. Afleiding van Oudfrans gabe; spot, grap, plagerij. Bijnaam.
Gabon, Jabon: Vadersnaam. Vleivorm van Gabert of verbogen vorm van bakernaam Gabo.
Gabreau, Gabreaux, Gabriau, Gabriaux, Gabrieau, Gabrio, Cabaraux: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Gabriel (vergelijk Oudpicardisch castiel, Frans chteau).
Gabriels, Gabriek, Gabrilse, Gabrils, Gabrille, Gabril, Gabrilli, Gabrielson, Gabrielse, Gabrieelse: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam van de aartsengel Gabriel; sterke man van God.
Gabrin. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Gabriel.
Gabrio. Spelling voor Gabriau, zie Gabreuax.
Gabryl, Gabry, Gabrys: Vadersnaam. Variant van de voornaam Gabriel.
Gaby. Vadersnaam. Vleivorm van Gabriel.
Gacet, Gachet, Gasse, Gassee: Vadersnaam. 1. Afleiding van de Germaanse voornaam Wazo. 2. Variant van Gocet.
Gach, Gachertz. Bijnaam. Middenhoogduits gch: onstuimig, opvliegend.
Gachard. Afleiding van Oudfrans gaschier: wassen, doorweken; vuil maken, verknoeien. Bijnaam.
Gadaen, Gaudaen, Gadan, Gadant: Variant van Gaudaen. Vadersnaam. Gaudan, van Gaudon, Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Waldo.
Gade. Afleiding van Oudfrans gade; geit?
Gadely. Frans Ga(u)delet, afleiding van Germaanse wald-naam.
Gadisseur, Gadisseux, Gardisseur, Gatisseur, Gatiseur, Gaudisseur, Gaudisser: Luiks-Waalse gdisse: vrolijke gezel, leuke kerel, verliefde.
Gadpaille. Zinwoord Gte paille: die stro verspilt.
Gadt, de, de Ghadt: Degate, vertaling van Van den Gte.
Gaelens: Vadersnaam. Galin, oude vleivorm van de Germaanse voornaam Gale, van Galo. Zie Galle.
Gaemers. Waarschijnlijk hypercorrect voor Gommers.
Gaeng. Duitse familienaam Gang, van de voornaam Wolfgang. Vadersnaam Gaens, (de), zie (de) Gans.
Van de Gaer, van de Gaar, Gaart, van de Gar, Gard. Familienaam uit de plaatsnaam Gaar: hek aan een weiland (onder andere Gader in Hasselt).
Gaesbeek, van, van Gaasbeeck, van Gasbeck, van Gasbecq, Gaasbeek, Carsbeke, Gorsebeek: Plaatsnaam Gaasbeek (Vlaams-Brabant) of in Itter (Waals-Brabant). Gaasbeke in Moeskroen. (Henegouwen), Proven, Stavele, Veurne (West-Vlaanderen), St.-Winoks (Frans-Vlaanderen). Garsbeke is hypercorrect.
Gaeters. Bretonse dialect vorm van Guiters?
Gaethof, Gaethofs, Gaethafs, Gaetofs, Gathof, Van Gaethoven, Gaetaf, Gadaf, Gaetshof, Gasthofs. Familienaam uit de plaatsnaam Gaathoven in Herk-de-Stad (Limburg).
Gageldonk, van: Plaatsnaam Gageldonk in Breda (Noord-Brabant).
Gagelmans. Afleiding van de plaatsnaam Gagel.
Gagnage, Gaignage: Frans gagnage: weide, landbouwgrond, akkerland. Bijnaam voor landbouwer.
Gagnebin. Zinwoord Gagne bien: die zijn goed verdient.
Gagnepain. Zinwoord: die zijn brood verdient. Vergelijk Wannepain.
Gahilde, Gahide, Gahyde, Gahylle, Gahitte, Gahete: Moedersnaam. Germaanse voornaam Wadhaida, Wathaid, geromaniseerd tot Wadhida.
Gahier, Cahier: Nederduitse plaatsnaam Ghle: vochtige laagte.
Gaiemet. Vadersnaam Gaillemet van Guillemet. Vergelijk Gaillemain.
Gaier. Duitse bijnaam Geier; gier.
Gaiger, (de) Gyger, Giger: Afleiding van Middelnederlands gige, Duits Geige: luit, viool. Naam voor de vioolspeler, vedelaar.
Gaigerick. Lijkt een Germaanse rk-naam te zijn. Vergelijk Gaganricus.
Gaignaux, Gaigneaux. Variant of afleiding van Cagneux. Beroepsnaam van de landbouwer.
Gaignie, Gaignier, Gasnier, Ganhy, Gany, Gangn, Ganj, Ganje: 1. Beroepsnaam. Oudfrans gainier: maker van scheden, tuis, leren foedralen. Vergelijk De Scheemaker. 2. Variant van Gagneur: landbouwer, boer.
Gaikhorst: Plaatsnaam op -horst.
Gaillard, Gaillart, Gaillaert, Gaillat, Gaillardon, Gaia, Gailliard, Gailliart, Galliaerdt, Galliaet, Galliaerd, Galliaerde, Gailjaard, Galjaard, Galjaart, Galliaerd, Galliaerde, Galliaert, Gallaerdt, Gallaert, Galla, Gallard, Galard. 1. Bijnaam uit het Franse Gaill(i)ard voor een lustige, vrolijke kerel. 2. Vadersnaam, maar etymologisch hetzelfde, uit de Germaanse voornaam ‘gail-hard; ’geil, lustig-sterk’. Gailhard. Een Brugse drukker, Willem Gailliaert, trok in 1553 naar Emden als Gheilaert.
Gaillemaille. Bijnaam Gagnemaille: die geld verdient.
Gailliet, Gaillez, Cayet, Gaijet, Gailliet, Gailliez, Gallez, Gallier, Gallier, Galliez, Galli, Galli, Gallie, Galj, Galjee: 1. Vleivorm van Gaillard. 2. Zie ook Galet 2. 3. Zie Dugaillier.
Gaillot, Galiot, Gailliot, Galliot, Gaiot, Gaio, Jaillot: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse gail-naam ‘Vurig, levendigՠ(van Nederlands geil): Gailo, Geilo. 2. Afleiding van Gaillard.
Gaillourder. Spelling voor Gaillourdet, variant van Gaillardet, van Gaillard.
Gaimant. Van Oudfrans werkwoord gaimanter: weeklagen, zuchten; gaimant: lamentatie, gezucht. Bijnaam.
Gain, Ghin, Ghins, Ghain, Legain, Legein, Lagein. Naam uit het Oudfranse gain: weiland, akkerland, oogst. Bijnaam voor een landbouwer.
Gainvorst, Gainvorste. Waalse verhaspeling van Gevaerts, over de Waalse uitspraak Guvorts, door klankverandering Guvorsten door n-epenthesis Gainvorste.
Gakeer, Gaakeer, Gaaker, Gaakier, Geschiere, de Gesquires, de Ghesquire, (de) Guesquiere, de Guesquire, Guequierre, Guequierra: In België komen meer dan 50 varianten van deze naam voor: Gakyere, Gackiere, Gaquere, Gaquierre, Gaquiere, Ghiekere, Ghekier, Gekier, Ghequiere, Gykiere, Gesquire, Gheskiere, Geskiere, Geschiere, Geschier enz. De naam gaat terug op de Picardische plaatsnaam ga(s)quire, g(i)esquire, Frans jachre, van Volks Latijnse gascaria ‘Braakliggend veld’.
Galand, Galan, Galant, Galante, Galent, Galland, Gallant, de Galan, de Galant, Degallan, de Galaen, Degelaen, de Gelaen, de Gelan, Gelande, Gelan: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wieland. De voornaam kon achteraf als bijvoeglijk naamwoord galant worden geherinterpreteerd.
Galas, Galasse, Gallace, Callas: Aanpassing van Gerlach(e).
Galba, Galban. Plaatsnaam Galba, van Galbe, Pyr-Or.
Galbert, Jalbert: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam Walbrecht.
Galder, van. 1. Plaatsnaam Galder (Noord-Brabant). 2. Variant van Van Gelder, metklinkerronding voor /.
Galdermans. 1. Afleiding van Van Galder. 2. Variant van Geldermans.
Galderoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van een Germaanse voornaam waldr-wulf?
Galema, Galama, Galen, Gales, Galis, Gaaljema; Friese vadersnaam Gale, Geale.
Galen, van; van Gaalen, van Gaelen: 1. Plaatsnaam Gaal (Noord-Brabant): 2. Plaatsnaam Galen in Welver (Noordrijn-Westfalen).
Galens, Gaelens, Gallen, Gallens. Vadersnaam uit Galin, een oude knuffelvorm van de Germaanse voornaam Gale. Zie ook Galle.
Galenkamp: Ook Gallenkamp, Kalenkamp. Plaatsnaam. Galis, zie Kalis.
Galer, Galre, Galler, Galerin: Afleiding van Oudfrans galer: zich amuseren. Galer is een variant (van cas-sujet op -or) van Middenfrans galeur (van cas-rgime -orem): vrolijke kerel.
Galet, Galez, Gallet, Gall, Galle, Gallee, Gallez, Galles, Galley: 1. Oudfrans galet: vrolijke gezel. 2. Ook variant van Gaillet: 3. Soms van Cailliez = Dugaillier. 4. Eventueel vadersnaam. vergelijk Gallon, Gallot.
Galhaut. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse wald-naam.
Galichet. Afleiding van Oudfrans galesche, van volkslatijn gallisca: Gallische.
Galicia, Galizia: Spaanse streeknaam Galici.
Galin, Gallin. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse voornaam Walo. Zie Galens.
Galjard: Ook Galjaard, Galjaart, Galliaerd, Gailjaard; van Gaillard, Gailliard. 1. Franse bijnaam Gaill(i)ard ‘Lustige, vrolijke, montere kerel’. Etymologisch hetzelfde als geilaard 2. Vadersnaam., maar etymologisch hetzelfde. Germaanse voornaam gail-hard ‘geil, lustig-sterk’. Gailhard.
Galjoen. Frans Gaillon, afleiding van Gaillard.
Gallagher. Ierse familienaam O Gallchobair, afstammeling van Gallchobhar Vreemde hulp’.
Gallaix, Gallait, Galais, Gallais, Galay, Gallay, Galai: Plaatsnaam Gallaix (Henegouwen).
Galle, Gale, Gal, Gall: Vadersnaam. Germaanse voornaam Galo, Gallus, wellicht een Romaans vorm van Germaans Wal(l)o ԗaal, Romaan’.
Gallebaert (van). Wellicht verschrijving van Van Gallemaert. Zie daar.
Gallemaert Van. Familienaam uit de plaatsnaam Galmaarden (Vlaams-Brabant).
Gallemaert, Gallemaerts, Gallemaers, Galimard, Galmart, Gallemin: Vadersnaam. Romaanse vorm (g van Germaans w) van de Germaanse voornaam Walamar; Ԓomaans-beroemdՠof Waldmar ‘macht-beroemd’Waldmarus. Gallemin is een vleivorm.
Gallemaert, van. Plaatsnaam Galmaarden, Vlaams-Brabant.
Gallego, Gallegos. Spaanse familienaam. Afkomstig uit Galici.
Galleman, Galmans. Afleiding van Galle.
Gallerand. Vadersnaam. Franse vorm van Germaanse voornaam walh-hrabn ԗaal, Kelt-raaf: Walaramnus, Waleran(d)us, Gallerannus.
Gallien, Gallienne. Vadersnaam. (Moedersnaam). Latijnse heiligennaam Galienus. Galien is een literatuurnaam, naam van een Moorse koning, admiraal van Perzi,1382.
Gallois, Galloy, Galois, Galoy: 1. Oudfrans galois: levendig, bevallig, mooi, galant. Bijnaam. 2. Herkomstnaam: van Wales, Frans Galles.
Galot, Gallot, Galos, Galo, Galloo, Gallo, Gallos. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Galo/Walo.
Galoux, Galloux, Galloo, Gallo, Galo: 1. Oudfrans galois: levendig, bevallig, mooi, galant. Bijnaam. 2. Herkomstnaam: van Wales, Frans Galles.
Gallon, Galon: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam Walo.
Gallus, Gallis: Latijn gallus: haan. Latinisering van De Haene of Lecocq.
Galmiche. Frans dialect galmiche: loopjongen, bode.
Galoche. Oudfrans galoche; klompschoen. Beroepsnaam.
Galoppin, Galopin, Gallopin, Gallopijn, Gallopyn, Galpin: Frans galopin, Middenenderlands galopijn: bode, kleine jongen als boodschapper, harddraver. De haas in de dierenfabels heette Galopin, van werkwoord galoper, van Nederlands werkwoord lop. Zie ook Walop.
Galoux, Galloux, Galloul: 1. Oudfrans galou: Frans sprekend. 2. Zie Gallois.
Gamache, Galmache, Galmace: Plaatsnaam Gamaches (Somme).
Gamart, Gammar, Gama: Vadersnaam. Picardisch hypercorrecte verschrijving voor Jamart=Jaquemart.
Gambee. Verschrijving voor Frans Gambet, afleiding van gambe, jambe: been.
Gambert, Jambert, Jambers: 1. Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam Gan(d)bertus. 2. Variant van Jambart/Gambart.
Gambier, Gamby: Beroepsnaam Gambier = Cambier.
Gamblin, Jamblin, Jamelin: Vadersnaam. 1. Vleivorm van Gambert. 2. Eventueel vleivorm van Germaanse voornaam met gamal; ‘mud’.
Gameren, van; Gamerre: Plaatsnaam Gameren (Gelderland).
Gamme, Gaume: 1. Vadersnaam. Waalse vorm van Jacqueme, van Jacques. Voor Gaume, vergelijk Jaume. 2. De WaalsVlaamse familienaam Gamme is een willekeurige familienaam, ter vervanging van de oorspronkelijke Gat, die aanleiding gaf tot hilariteit.
Gampelaer, van Gampelaere, van. Plaatsnaam Gampelaar in Astene (Oost-Vlaanderen).
Gamradt, Gamrath, Gamrat: Vadersnaam. Variant van Duitse familienaam Gamuret, Gamaret, Jam(m)rath. Literatuurnaam Gahmuret uit de graalsage.
Ganhy, Gany. 1. Plaatsnaam Gagny (Seine-et-Oise). 2. Zie Gaignier.
Gancberg. Verspreide Duitse plaatsnaam Gansberg. Vergelijk Van Gansberghe.
Gandier, Gantier, Gantiez, Ganty, Gentier: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gand-hari: Gantharius. 2. Zie Gantier.
Gandolf, Gandolfo, Gandolfi, Gandoul: Vadersnaam. Germaanse voornaam gand-wulf: Gandulfus.
Gangel, Gangl. Duits ook Gngl(e). Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gango, gewoonlijk korte vorm van Wolfgang.
Gang, de, de Ganck, de Gank: 1. Middenenderlands ganc: gang, wijze van lopen, spoed, tocht, wijze van doen. Bijnaam. 2. Degang kan ook de Vlaamse uitspraak van Frans Degand weergeven.
Gang, van der, van Gangh: Plaatsnaam Gang: watergang, weg, vaarweg. Plaatsnaam Gang bij Tessel, Texel (Noord-Holland).
Gangelt, van, van Ganghel, Van Gangel: Plaatsnaam Gangelt (Duitsland).
Gangler, Ganglir, Gengler: Duitse familienaam. Middenhoogduits gangelaere: landloper, zwerver, rondtrekkend koopman.
Gangolf, Gangloff, Geangoux, Gengoult, Gengout, Gengoux, Jangoux, Jeangout, Jangoux, Gingoux, Gingout: Vadersnaam. Germaanse voornaam gang-wulf’wang-wolf: Gangulfus. De vormen op -ou(l)t, -oux zijn Romaans.
Gankema. Friese vadersnaam, afkomstig uit de voornaam Jan, Jakke of Gang (Germaans).
Ganoote, Gano, Ganneau: 1. Vadersnaam Ganot, Romaanse afleiding van een Germaanse voornaam zoals Wanboldus, Wanbertus, Wanolfus. 2. Of variant van Jeannot, Jeanneau; vergelijk Ganne, Gamme.
Ganore. Wellicht korte vorm van de Bijbelse voornaam Nikanor.
(de) Gans, (de) Gaens, Gansen, Ganse. 1. De vogelnaam wijst naar de beroepsnaam van ganzenhoeder of ganzenverkoper. 2. Mogelijk is het ook een huisnaam (of uithangbord) bijvoorbeeld in Ieper, die overging op de bewoners. 3. Het is zelfs mogelijk de een wiebelende stap de bijnaam gaf, die dan weer overging in een familienaam.
Gansbek,van, Gansbeke, van, Gansbeke, van Gansbeek, Gansbeck, Gansbecke. Naam uit de plaatsnaam Gansbeke in St.-Denijs-Boekel, Munkzwalm en Etikhove (Oost-Vlaanderen).
Gansberghe, van, Gansbergh, van, Gansberg, van, van Gansbergt, Gansberghe, Gansberg: Plaatsnaam Gans(en)berg in Velzeke en Schorisse (Oost-Vlaanderen), heuvel bij Piringen (Limburg).
Ganse, van, Gansen, van, van de Gans, van Gaans, van Gaens, van de Ghens, van de Ghen, van de Cent, van de Ghem: 1. Plaatsnaam Ganze in Diepenbeek (Limburg). De Gans in Huise, St.-Maria-Horebeke (Oost-Vlaanderen), Ieper, Torhout (West-Vlaanderen), St.-Truiden (Limburg), Brecht, Geel (Antwerpen), Diest, Grimbergen, Leuven, Mollem (Vlaams-Brabant), St.-Gillis. Wellicht huisnaam, vergelijk Gans 3. 2. Of naar de plaatsnaam in het Ganzenven in Geel (Antwerpen).
Ganseman, de, Gansman, Ganseman, Gansemans, Ganserman, de Ganzeman, Ganzeman, Ganzemans: Beroepsnaam van de ganzenhoeder of ganzenkoopman.
Ganser. Beroepsnaam van de ganzenhoeder of koopman.
Ganses. Waarschijnlijk van Gansers. Zie Ganser.
Ganseveurder. Beroepsnaam van de ganzenhoeder?
Ganshof. 1. Bijnaam Ganshoofd, ganzenkop. Naar de gelijkenis of voor een dwaas. Vergelijk Nederduits Gosekop, Frans Ttedoie, Duits Gensekopf. 2. Eventueel plaatsnaam: 16de eeuw curtis vocatur dye Gansehoff, Wijlre, Nederlands-Limburg.
Gantelme. Vadersnaam. Germaanse voornaam gant-helm; gans-helm, Gantelmus.
Ganter. Engelse beroepsnaam Ga(u)nter van de handschoenmaker. Zie Gantier.
Gantier, Gantiez, Ganty, Gentier, Wantier, Wantiez: Beroepsnaam. Frans gantier, Picardisch wantier: handschoenmaker. Nederlands want: handschoen.
Gantman. Afleiding van Middelnederlands gant, gent: gander, mannetjesgans. Zie De Gent. Beroepsnaam van de ganzenhoeder. Vergelijk Ganseman.
Gantois, Gantoy, Gantoise, Gandois: Franse herkomstnaam van de Gentenaar, respectievelijk de Gentse.
Ganz, Gantz. Duitse variant van Gans.
Ganzenwinkel, van, Ganzewinkel, van, van Gansenwinckel, van Gansewinkel: Plaatsnaam Ganzenwinkel (Noord-Brabant).
Ganzeboom. Plaatsnaam Ganzeboom in Lettele, Overijssel.
Ganzevoort: Plaatsnaam Ganzevoorde ‘Wad voor ganzen’in Oostnieuwkerke. Goezevoorde in Houtave (West-Vlaanderen). Eventueel reinterpretatie van de bijnaam Ganzevoet. Vergelijk Duits Gansfuss, Nederduits Goesevoth.
Ganzwajch. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ganswig, Ganzwic.
Gappaert. 1. Bijnaam voor de gapaard, gaper, kijker. Ook huisnaam: Mathijs in den Gapaert, Diest. 2. Eventueel variant van Geppaard, door contaminatie met Gaper.
Gaquiere, Gaquierre, Gakyere, Gackiere, Gacqure, Gacquiere, Gaquere, Gacquerre, Gacquerre, Gaquer, Gaquert, Guequier, Guequierre, Ghekier, Ghekiere, Gekier, Ghequire, Gequire, Ghequiere, Gheker, Gherquiere, Gijkiere, Gikiere, Gykiere, (de) Guesquire, Guesquierre, Guesquiere, Gesquiere, Gesquire, Ghesquiere, Ghesquier, (de) Ghesquire, Ghesquiers, Ghesquiers, Gesquire, Gesqueire, Ghesquirre, Ghesquire, Ghesqueyre, Gesqueire, Gesqueir, Gehesquire, Gheskiere, Geskiere, Gesch, Geschiere, Geschier, Ghiskier, Gisquire, Ghisquire, Gehesquire, Gheguiere: Plaatsnaam. Picardisch ga(s)quire, g(i)esquire, Frans jachre, van vulgair Latijn gascaria: braak liggend veld.
Garant, Garan, Garand, Gareng. Frans garant; garant, borg.
Garaud, Garault, Garaut, Gara, Garat, Garay, Garai, Garraux, Garreau, Garriau, Garray, Garrais, Varrault: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam war-wald ‘Hoede-heerser’. Waraldus, Guaraldus. Of afleiding van Waro:
Garbe, Garber. Oudfrans gerbe, garbe: graanschoof. Beroepsnaam van de schovenbinder.
Garbin. Oudpicardisch garbain: naam van het zwaard van Fierabras.
Garcet, Garcez, Garz: Franse afleiding van gars: jongen, knaap, knecht.
Garcia (de) 1. Spaanse bijnaam: vos. 2. Ook Spaanse vadersnaam uit het Baskische artz: beer.
Garon, Garson, Carchon, Carson, Garzon, Legarcon, Legarcon, Garcous, Garcous, Garsoux, Garsou, Garsous, Carsoel, Kaersoel, Karsoel, Gersoulle, Guersouille: Frans garon, Oudfrans garson, dialect garsou: (schild)knaap, knecht. Vergelijk Knapen. Zie ook Gerson.
Garcy, Garsy, Garcie: Variant van Garcier, afleiding van gars; jongen; vergelijk Garcin? Of plaatsnaam Garchy (Nivre)?
Gard. 1. Oudpicardisch gart: gaard. Vergelijk Dugard. 2. Oudfrans gars: jongen, knecht.
Garde, van de: Plaatsnaam Gaard.
Gardabou. Wellicht Frans Garde About. Oudfrans abot: uiteinde, grens. Die een grens bewaakt? Vergelijk Gardavoir. Of Arabische naam?
Gardavoir, Wardavoir: Bijnaam voor iemand die zijn bezit (avoir: hve) bewaakt (Frans garde = Picardisch warde).
Garde. Frans garde; wacht.
Gardebled, Gandibleu, Gandibleux: Re-interpretatie en verhaspeling van Gtebl: die het graan verkwist. Zie Wastable.
Gardedieu. Waarschijnlijk bijnaam naar de zegswijze Garde Dieu: Godbehoede. Ook plaatsnaam.
Gardein, du, (de) Gardeijn: Dugardin is de Picardisch tegenhanger van Frans Dujardin. Frequente plaatsnaam Gardin, Jardin ‘Tuin, boomgaard’.
Gardellin, Gardelein, Gaerdelen: Variant met epenthetische r van Gadelin, van Gatelin. Afleiding van Oudfrans gastel, Frans gteau: koek. Beroepsnaam.
Garden. Engels Garden; tuin, boomgaard. Vergelijk Dujardin.
Gardenier, Gardener, Gardeniers, Gardeneers, Gardinier, Gardiner, Gardner, Jardinier, Jardini: Oudpicardisch gardinier, Frans jardinier: minier, (boom)gaardenier. Vergelijk Duits Gartner, Engels Gard(i)neris.
Garderen, van. Plaatsnaam Garderen, Gelderland.
Gardesal, Gardesalle, Quardesalle: Beroepsnaam Garde (de) salle: zaalwachter, deurwaarder.
Gardet, Gardette. Afleiding van garde: wacht.
Gardeur. Beroepsnaam. Oudfrans gardeor: bewaker.
Gardien, Legardien: Frans gardien: bewaker, gardiaan, kloosteroverste. Beroepsnaam.
Cardier: Middenfrans gardier: die waakt over iemands bezit.
Gareel, Gereels, Garrels: Beroepsnaam van de gareelmaker.
Gardin, Gardyn, Gardijn, Gardine. Italiaanse (maar ook Franse en Engelse (met heel wat varianten)) naam die wellicht via het Frans in Italië terechtkwam. Hij komt uit het Germaanse gard. De betekenis kan verwijzen naar de woonplaats (zie bij gard) of naar het beroep (teelt van geneeskrachtige kruiden) dat er uitgeoefend werd. 1. Zie Dujardin. 2. Variant van Cardin, Cardijn. Vergelijk Cardinael.
Garemynck, Garemyn, Gaereminck, Gaeremijn, Gaermyn, Gaermynck, Gaereminck, Carmijn, Carmyn: Middelnederlands gaderminne: die minne liefde of minnen ‘Liefjes’ verzamelt. Bijnaam voor een vrouwenjager. Vergelijk 1284 Salemoens Quisteminne, Iper ; die zijn liefde kwistig uitdeelt; 1289 Tierkinus Lockeminne, Bg.: die tot liefde verleidt.
Garet, Garez, Garey, Garret, Garrez, Garr, Garre, Guret, Guretz, Guerret, Gueret, Gheret, Warez, Varet, Var, Worr. Vadersnaam afgeleid van een Germaanse Waro naam (= hoede/hoeder) zoals Garin, Garret.
Garfunkel, Garfinkels, Garfinliel, Gurfinkiel, Gurfinkel, Gorfinkelis: Beroepsnaam van de kaarsenmaker.
Gargour. Waarschijnlijk variant van Oudfrans gargote, gargole: keel. Bijnaam.
Garin, Garain, Garein, Gareyn, Garrein, Garreym, Garryn, Guerain, Guerin, Gurin, Guerrin, Werrin, Woirin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam met Waro ‘Hoede’zoals Warmond, Werard.
Garit, Garitte, Gurit, Guritte, Gueritte, Guerit, Guerrit: 1. Middelnederlands en Oudfrans garite, Frans gurite: wachthuisje op een muur, wachttoren, schildwachthuisje. Beroepsnaam van de stadswachter, torenwachter. 2. Of moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Margarit, Marguerite.
Garland, Gaarlandt: Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-land ‘Speer-land’. Gerlandus.
Garlick, Garlic. Engels garlick; knoflook. Bijnaam of beroepsnaam.
Garnaeij: Variant vanGerna(e)ij, Gerna(e)y. Van de plaatsnaam Gournay (Pas-de-Calais, Seine-Mar., Eure, Oise, Seine-et-Oise), Gournai (Henegouwen).
Garnier, Garner, Garnir, Garny: 1. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Werner. 2. Franse vorm van Picardsich warnier, Oudfrans warrenier, garenier: boswachter. Zie Warnier.
Garo, Garot, Garroy, Garro, Garrot, Garroit, Garroi, Garroy: Vadersnaam. Vleivorm van Garin.
Garoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam war-wulf ‘Hoede-wolf: Warulfus, Guarulfus.
Garrebeek, Garrebeck, Garrebeeck: Plaatsnaam: spits toelopende beek. Misschien Geertbeek in Asse (Vlaams-Brabant). Of Garbeck bij Arnsberg (Duitsland) van Gaverbeek.
Garrevoet: Doorg/v-wisseling uit Gaergoet, van Gadergoet ‘Die goederen vergadert’.
Garseaux, Garseault, Gerseau, Gersay,Geerseau, Geersau: Afleiding van Oudfrans gars: knecht, jongen, knaap.
Garsse, van, van Casse, van Cas, van Cassen: Plaatsnaam Gars: gras.
Garsel, van: Hypercorrect, van van Gassel. Plaatsnaam Gassel in Beers (Noord-Brabant).
Garsse, van, van Gasse, van Gas, van Gassen. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Gars = gras (zoals weps=wesp).
Garskamp: Plaatsnaam samengesteld uit gars ‘grasՍ en kamp ‘Veld’.
Gartner, Gartner, Gaertner, Gertner, Gertler: Duitse beroepsnaam Gartner: tuinier, tuinman.
Garwig. Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-wg ‘Speer-strijd’. Gerwich.
Gary. Vadersnaam. Variant van Wary, zie Warrier 1.
Gascard, Gasquard, Gasquet. Volksnaam voor iemand uit Gascogne.
Gasch: Plaatsnaam Gaasch bij Diedenhofen (Lotharingen).
Gascoigne, Gascon, Gascoin, Le Goascoing, Gacons, Gacon, Gacoms, Jacoms: Gascogner: afkomstig van Gascogne, oud hertogdom in Frankrijk.
Gase, Gasch: Volksnaam. Onderwerpsvorm van Gascon.
Gaseau, Gasia, Gasiaux, Gazeau, Gazia, Gaziaux, Gaziau, Gassiaux: 1. Bijnaam. Picardisch gasiau: keel, strot. 2. Variant van Gosseau, -ia(u), Gosiau(x).
Gason, Gazon, Gazonnot, Gazonot, Gazin, Gazot, Gazo: Vadersnaam. Gason/Gazon is de Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Waso. Gazonnot is een afleiding en Gazin/Gazot zijn vleivormen.
Gaspar, Gaspard, Gaspars, Gaspart, Gaspers, Gasper, Gastpar, Gespert, Jaspard, Jaspar, Jaspaert, Jaspart, Jaspaers, Jaspars, Jasperse, Jaspers, Jaspert, Jasper, Jespersen, Jespers, jՅspre, Caspar, Caspers, de Casper, Kaspers, Kasper, Kaspaers, (de) Gaspari, Gasparo, Gasperi: Vadersnaam. Caspar, naam van een van de Drie Koningen.
Gasparin, Gasparini, Gasparon, Gasparotto, Gasbarrini, Gasperini, Gasperin, Gasperoni: Vadersnaam. Franse en Italiaanse vleivorm van de voornaam Gaspar.
Gasse, van; van Gassen: Door assimilatie rs/ss uit van Garse. Plaatsnaam Gars ‘gras’.
Gassen, Ghassens: 1. Vadersnaam. Uit Garsen = Geersen, afleiding van Germaans ger-naam. 2. Variant van Gossen. 3. Uit van Gassen.
Gassesmet. Vervlaamsing van Duitse familienaam Gassen-schmied: Schmied aus der Casse, smid uit de steeg.
Gassman, Gassmann, Gasman, Gasmanne, Gasmane: 1. Afleiding van Duits Casse: steeg, straatje. 2. Soms wellicht van Gastmann.
Gast, de, Legast, Lagast: Middenenderlands gast: vreemdeling, bezoeker, klant, gast, vijand, persoon. De familie Lagast heette ca. 1600 in Oostkamp nog De Gast. Associatie met Lagace kan hiertoe hebben bijgedragen.
Gastermans, Gastemans. 1. Oorspronkelijk Gansterman(s), afleiding van Middelnederlands ganster, genster: vonk. Vergelijk Middenhoogduits ganster en Duitse familienaam Ganster(er). Wellicht beroepsnaam voor een smid; vergelijk Vonk, Funk. 2. Eventueel variant van Gastmans met epenthetische r.
Gastel, van. 1. Plaastnaam Gastel (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Gestel (Antwerpen), uitspraak gaastel. 3. Plaatsnaam Moergestel (Noord-Brabant), vroeger Gastel genoemd.
Gastelaars: Afkomstig van Gastel (zie op dat woord).
Gastelier, Gatellier, Gatelier, Gateiller, Gathelier, Watellier, Wattelier, Watteliez, Woitellier, Watelier: Beroepsnaam. Oudfrans gastelier, Oudpicardisch wastelier: banketbakker, koekenbakker. Matelier met wisseling bilabialen w/m, zoals in mastel van Picardisch wastel. Vergelijk Wasteel(s).
Gasten, Gastens. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Vaast, Vedastus, Frans Gaston? Variant van Cassen, Ghassens?
Gasteren van. Plaatsnaam, Drenthe.
Gasthuis, Gasthuys, Gesthuizen: Plaatsnaam Gasthuis: gasthuis, godshuis, armenhuis, ziekenhuis, herberg. Vergelijk Spitaels.
Gastmans, Gastemans: Synoniem met gastmeester: die in een klooster met de ontvangst van de vreemdelingen belast is, gastheer.
Gaston, Gastout, Gatoux: Vadersnaam. Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Gasto ‘gast’. De vorm op -ou is de zuidelijke variant.
Gastuche. Plaatsnaam in Grez-Doiceau, Waals-Brabant.
Gat, Gath, Gats: Plaatsnaam Gat: doortocht, doorgang, poort, steeg.
Gathin, Gatin. Vadersnaam. Vleivorm van Ga(u)tier.
Gateaux, Gateau, Gataux, Gastiaux, Gosteau, Gostiaux, Gostiau, Gotteaux, Gotiaux: Oudfrans gastel, Frans gteau: koek. Beroepsnaam. Vergelijk Wasteel(s).
Gatebois. Gte bois: die het bout verkwist. Vergelijk Quisthou(d)t.
Gatet, Gat, Gatez, Gates: Vadersnaam. Afleiding van Ga(u)thier.
Gathem. Plaatsnaam in Lissewege (West-Vlaanderen)? Of lees: Goethem?. Wellicht een variant van Ghettem.
Gathon. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Ga(u)tier. 2. Variant van Gaston.
Gatin. Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Ga(u)thier.
Gatry. Wellicht variant van Catry.
Gatsonides, Latijnse vorm van Friese vadersnaam Gatse.
Gatto, Gatti. Italiaanse bijnaam; kat, kater.
Gatzen, Gatz. Waalse aanpassing van Duitse familienaam Katz (vergelijk Gatzweiler).
Gatzweiler. Duitse plaatsnaam Katzweiler.
Gau: Variant van de Gauw, de Gouw, Gauwe. Middelnederlands gauw ‘Snel handelend, haastig, voortvarend’.
Gaublomme, Gaubloeme, Goublomme, Goudbloem. Naam uit het Middelnederlandse goudbloeme: kleine zonnebloem, goudsbloem. Bijnaam voor de kweker of de drager van goudgebloemde kleren. Of voor de wever van dat laken. Ook huisnaam.
Gaucet, Gauchet, Gauchez, Gauche, Gaucher, Gauch, Gausset, Gauset: 1. Variant van Gacet, of wellicht veeleer van Gosset. 2. Gaucher, Gauchez, Gauchet, Gauch kunnen ook spellingvarianten zijn van Gauchier.
Gaudens, Gaudenz. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Gaudentius.
Gaudin. 1. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Germaanse wald-naam. 2. Spellingvariant van Godin.
Gaudisaubois, Gaudisiaubois, Guadissiabois, Gaudisiabois, Gaudissabois, Gaudisabois, Gauditiaubois, Gauditiabois, Gaudesaboos, Goudesaboos, Gaudiobois, (de) Goditiabois, Godisiabois, Godsiabois, Godichiabois, Godichiabos, Godisiabois. Familienaam uit de plaatsnaam Godescaubos (bos van Godschalk) in Herne (Pajottenland - Vlaams-Brabant).
Gaudius, Gaudeus. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Gaudius. Zie bij Gaudens.
Gaudoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam wald-wulf ‘Heerser-wolf: Waldolf.
Gaudry. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam wald-rik ‘Heerser-machtig’. 2. Variant van Godry.
Gaufriez, Gafry, Gafri: Beroepsnaam van de wafelbakker. Vergelijk Waffelaert.
Gaugain. Afleiding van Frans gaugue, van Latijn gallicus; walnoot.
Gauger. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wal-ger: Walagerius, Walgaer
Gaukema. Vadersnaam. Afleiding van de Friese voornaam Gouke, afleiding van een Germaanse voornaam, bijvoorbeeld Goubrand.
Gaul. Duitse familienaam, Middelhoogduits gal, Duits Gaul: beest, paard, knol; (overdrachtelijk) groot, lomp, plomp mens.
Gaulet, Gaullet. 1. Afleiding van Frans gaule: lange staak. Bijnaam voor een opgeschoten kerel. 2. Of veeleer = Galet.
Gaullier, Gaulier. 1. Afleiding van Frans gaule: lange staak, roede. Beroepsnaam. 2. Of veeleer = Galet.
Gaume. Waals-Picardische variant van Jaume, zie Gamme.
Gaune, Gaunois, Gauniaux: 1. Picardisch gaune, Frans jaune: geel. Bijnaam. 2. Waals Picardiscg variant van Ja(u)ne, Jauniau(x)/Jeanneau.
Gaupin. Middenfrans gaupe, gaupinet; luiaard, leegloper.
Gauquelin. Vadersnaam. Afleiding van Gauquier=Walker.
Gaus, Gausse, Gause. Vadersnaam. Waalse verschrijving voor Goos(se).
Gaussen, Gaussin, Gausin. Vadersnaam. Waalse spelling voor Goossen.
Gauthoye, Gathoye, Gatoie, Gathaye: Vadersnaam. Luiks-Waalse afleiding op -ye van Gauthier.
Gautier, Gautiers, Gauti, Gautiez, Gauthier, Gauthiez, Galtier, (de) Gaultier, du Gauthier, Gauthy, Gauty, Gauthey, Gathier, Gathy, Gaty, Gatti, Gati, Gothier, Gotti, Jotthier, Jottier, Gaudier, Gaudir, Gaydy, Gady. Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam Wouter.
Gautot, Gauthot, Gathot, Gatot: Vadersnaam. Afleiding van Gautier.
Gautron, Gautheron, Gautreaux, Gautreau, Gotreau, Gautrot: Vadersnaam. Vleivormen van Gautier.
Gauvain, Gauvin, Galvin, Gavin, Galvan: Vadersnaam. Franse vorm van de voornaam Walewein uit de ridderroman.
Gauw, de, de Gouw, Gauwe: Bijnaam. Middenenderlands gauw: snel handelend, haastig, voortvarend, onbedachtzaam.
Gauweloos, Gauweloose, Gauwloos, Gouweloose, Gouweloos, Gouveloos: Middelnederlands gauweloos: slordig, achteloos, zorgeloos. Bijnaam.
Gaverenne, Gavrenne, Gaverens: Plaatsnaam Gaverenne in Druhance (Namen).
Gaveren, van; van Caveren, van Gaever, Gaver van, van Gavere,van Gaeveren: 1. Plaatsnaam Gavere (Oost-Vlaanderen). 2. Uit van den Gavere. Frequente Vlaamse plaatsnaam Gaver ‘moeras, drassige grond’. 3. Een enkele keer werd de naam verward met van Gameren.
Gavache, Gavage: Provencaals gavach: vreemde arbeider, bergbewoner, bewoner van de streek Gabach/Gavache (Languedoc, Gascogne).
Gavart, Gavard. Afleiding van Oudfrans gave: keel, strot. Bijnaam voor een schrokker?
Gaveriau, Gaveriaux. Middenfrans gaveriau: meeuw. Bijnaam.
Gavray, Gavroy, Gavroye. Luiks-Waalse variant van Gaveriau?
Gay, Gaj: Dialect variant van Duits Gu (vergelijk Allgu), de oorspronkelijke en klankwettige vorm van Gau: gouw.
Gaydoul. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Gaidulfus of Gedulfus.
Gayenet. Waarschijnlijk variant van Guillemet. Vergelijk Gaillemain.
Gayet, Gaijet, Gayetot, Gayot, Gayo: 1. Afleiding van Frans gai: vrolijk. 2. Spelling voor Gaillet, respectievelijk Gaillot.
Gayse, Gaijse, Gaisse: Dialect vormen voor Gijs.
Gazan: Zuid-Franse familienaam Gazane, van Gazagne ‘Landbouwgrond, bouwland, hoeve’.
Gebbink. Afleiding van Germaanse voornaam Gebhard.
Gebhard, Gebhardt, Gebhart, Giphart, Gebardt, Gebbert, Gebert, Geber, Gebers: Vadersnaam. Germaanse voornaam. Duits Gebhard, quivalent van Gevaert.
Geboers, Geboes, Gebauer, Geboors, Gebuers. Naam uit het Middelnederlandse gebuur, geboer: medebewoner, gebuur, maar ook boer, plattelandsbewoner. Duits Gebauer, Gebuhr.
Gebraad, Gebraat: Volksetymologische vorm, wellicht door omkering van volgorde van klanken uit Gebhard. Vergelijk de Belgische familienaam Gebreude, van Grebeude, van Gerbode.
Gebreude. Vadersnaam. Variant (met klankverandering) van Grebeude. Germaanse voornaam Gerbode.
Gebruers, Gebruurs is een Brabantse vorm van Gebroers: gebroeders. Maar wellicht is de naam teverklaren door Re-interpretatie van Gebuers.
Gebuis, Gebuijs: Misschien uit Gebuus, van Gebuurs. familienaam Geboers, Gebuers, Duits Gebuhr.
Gdon. Gdon is de Franse vorm en Gedeon ook de vorm uit de Vulgaat voor de Bijbelse voornaam Gideon.
Gedopt. Misschien Re-interpretatie van Godot.
Geebergen, van, Geerbergen, van. 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam ger-berg ‘Speer-bescherming’. zie Gerberga. 2. Variant van Van Geenberghe of van Van Geelbergen.
Geel, van, van Geele, van Gele, van Geelen, Geels, Gels, Geils, van Gheel, van Ghelle, van Ghele, Vangeel: Plaatsnaam Geel (Provincie Antwerpen).
Geel, de. Degeel kan een variant zijn van De Gheele, maar mogelijk veeleer spellingvariant van Dgel.
Geelens, Geelen, Ghelen: 1. Noord-Limburgse variant van Gielen. 2. Zie Geylen(s).
Geelhand. Kan een bijnaam (geel-hand) zijn, vergelijk Nederduits Witthand, maar is misschien een Re-interpretatie van Geland = Galand. Zie Gelan.
Geelhoedt, Geelhoed; bijnaam naar de gele hoed. Vergelijk Duits Gelbhut.
Geelmans, Geleman, Gellman, Gelman: 1. Afleiding van de plaatsnaam Geel (Antwerpen). 2. Re-interpretatie van Gillemans.
Geels. Vadersnaam. Variant van Gils, Gillis. Vergelijk Geelissen, Geelkens.
Geem, van, van Gheem: Plaatsnaam Geem in Hamme (Oost-Vlaanderen).
Geene, Geensen, Geense, Gheens, Gense, Gensen, Gens, Giens, Gien, Ghins, Gins, Geyns, Gijns, Gyns, Gints, Genne, Ghenne, Ghene, Ghone, Gheyne, Geenen, Genens, Genen, Geens, Gheenen, Gheens, Gennen: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de Germaanse voornaam Ger(h)ard. Zie ook Geyns. 2. Geens en Giens kunnen ook Limburgse vormen zijn van Goens, van Godens.
Geenen, van, Geene van, Geen van, van Gen: Vermoedelijk van van Gemen, van Geem. Of plaatsnaam Gne in Vreren (Belgisch-Limburg)?
Geenberghe, van, van Gheenberghe, van Geebergen, van Geneberg: Plaatsnaam Genenberg (Nederlands-Limburg) en in Oostham en Herderen-Riemst (Limburg): gne (gindse)berg.
Geenhoven, van. Plaatsnaam, Noord-Brabant.
Geenhuizen. Plaatsnaam. Vergelijk Van Geenderhuysen.
Geeninckx. Afleiding van de voornaam Grard. Zie Geene.
Geenis, Genis, Genijs, Guinis, G(nis, Genus, Gyenes, Gyenis: 1. Spelling voor Genesse, Geniesse? 2. Vadersnaam. Heiligennaam Genesius (vergelijk Gnie), De gemeente St.-Denijs (West-Vlaanderen) heet in het Frans St-Genois.
Geenjaar. Nederlandse spelling van Guignard.
Geenman, Geenmans. Vadersnaam. Afleiding van Geen = Grard.
Geentjes, Geentjens, Geentiens, Geenkens, Gentjens, Gentjes, Geintjes, Guenquen: 1. Vadersnaam. Afleiding van voornaam Geen = Grard. Zie Geene. 2. Sommige vormen kunnen varianten zijn van Jentges, Gentgen.
Geergat, Geeregat, Gerregat, Geirregat, Geiregat, Geirecat, Gieregat: Plaatsnaam, waarschijnlijk in Surques (Pas-de-Calais): Er zijn een tiental voorbeelden van Garengat(e) in Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland. Wellicht dezelfde naam als de Picardische familienaam Gargate: keel, strot, wellicht overdrachtelijk als plaatsnaam: afvoerbuis.
Geenre: Wellicht een afleiding van Geen, Gerard.
Geer, van de, Van de Geer, Van de Geerde, Vergeer; Vergeer: Frequente plaatsnaam Geer ‘Spits toelopend stuk land (Luik, Zuid-Holland)’.
Geeraard, Geeraerts, Geeraert, Geerards, Gerardi, Gerhardt, Gerhards: Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-hard ‘Speer-sterkՠ
Geerdeghom, van, van Geirdeghom: Plaatsnaam Geerdegem in Mechelen (Antwerpen).
Geerdens, Geerdes, Geerdink, Gerding, Gerten, Gierten, Girten. Vadersnaam uit de voornaam Geert/Gerard.
Geerebaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ge(e)rbrecht, Gerbert: ger-berht ‘Speer-schitterend’.
Geerens, Gerens, Gurens, Guerens, Girens. Vadersnaam uit Geeren, een knuffelvorm van een Germaanse ger-naam.
Geergat, Geeregat, Gerregat, Geirregat, Geiregat, Geirecat, Gieregat. Familienaam die waarschijnlijk afkomstig is uit een min of meer gelijkaardige plaatsnaam in Surques (Pas-de-Calais). Er zijn een tiental plaatsnamen Garengat(e) in Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland). Wellicht dezelfde naam als de Picardisch familienaam Gargate ‘keel, strot’wellicht overdrachtelijk als plaatsnaam ‘efvoerbuis’.
Geerick, Geerickx, Geeurickx, Gericke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gerik: ger-rik ‘Speer-rijk’.
Geerincha, Gerens, Geerinck, Geerinckx, Geerincks, Geerink, Geerinkx, Geering, Geeringh, Geerings, Geerung, Gerinckx, Gering, Gehring, Geringer, Gering. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gerard of ander ger-naam. 2. Soms kan het ook een vadersnaam zijn uit de Germaanse voornaam Gerik (ger-rk: speer-rijk).
Geerken, Geerkens, Geercken, Giercken, Gierken, Geertjes, Giergen, Gerckens, Gerrekens, Gerken, Gerkens, Gerkes, Gertgen, Girckens, Girkes, Gerke, Gerkenne, Geraket, Gerkinet, Gereckke, Gerecken, Gereke, Gehercke, Gehrke, Guercke. Vadersnaam uit Geerlin, een afleiding van een Germaanse ger-naam. 2. Door -inck/-ick- verwarring met Geerick.
Geerlandt, Gerling, Gerelings, Garlinck, Gierling: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ger-naam.
Geerlings, Geerling, Geerligs, Geerlig, Geerlinc. Vadersnaamn van Germaans ger; speer, linck; van Gotisch lekeis; tovernaar, beter als ing, ink namen, behorend tot de familie.
Geernaart, Geernaert, Geernaet, Geirnaerdt, Giernaert, Girnaert, Gernaert, Giernaert, Gernhard: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gernhard.
Geerolf, Gheerolfs. Vadersnaam uit de Germaanse naam Gerolf, ger-wulf; speer-wolf.
Geersdaele, van, Geersdael, van, van Geersdeaele, van Ghersdaele, van Geursdaele, van Geesdalle, van Gheesdaele, van Ghesdaele, van Guersdaele, Ghisdal, Ghisdale, Ghisdalle, Ghijsdael, Ghysdael, Geetsdale: Plaatsnaam Geersdal, Gheesdale in Kwaremont (Oost-Vlaanderen).
Geertsema, Geertsma, Geertis, Geertes, Geertisma, Geertesma; vadersnaam; zoon van Geert. In Groningerand werd het tot Jeltesma en Jeltsema
Geersens, Ghersin, Garssen, Gassen, Ghassens, Gissens. Vadersnaam uit Geersin, knuffelvorm van een ger(= speer)-naam.
Geert, de: Vadersnaam. Geert met secundair lidwoord.
Geerts, Geerdts, Gerdts, Geedts, Geets, Gets, Gert, Gerth, Geers, Geerse, Geerst, Geerts, Gheers, Gheerst, Gers, Girs, Girst, Geirs, Gierts, Giers, Geersheuvels. Hypercorrecte Re-interpretatie van plaatsnaam Geestheuvels: heuvelachtig hoger gelegen, droog en zandig gebied in polderland. Vooral Nederduits-Westfaals.
Geerstelynck, Ghistelinck, Gistelinck, Gistelynck, Gistelijnck: Afleiding van Middelnederlands ge(e)rste: gerst. Vergelijk Gerstmans. Beroepsnaam van de brouwer van gerstebier of de bakker van gerstebrood. Vergelijk Duits Girsteling. De vorm Ghistelinck door assimilatie rs/s en door associatie met gist, Gistel en Giselinck.
Gierst, Gees, Ghierts, Ghiers, Gyr, Gyre, Gijre. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Ger(h)ard.
Geertruij, Geertryden, van Geertruyde, van, van Gertruy, van Gertruyden, van Geertruyden, van Geertruyen, Geetruyen, Gertruijden, van Geertruijden, van Geertruij, van Geerteruy, van Geertruy, van Geertruen, van Geertruye, van Geetruye, Geetruyen, van Geeteruyen, Geteruijen, van Geetruy: Moedersnaam. Germaanse voornaam ger-throth ‘Speer-macht’.
Geertruij, van; van Geertrijde: Moedersnaam Geertruij met secundaire van-aanloop. Vermoedelijk werd ver ‘VrouwՍ als vander genterpreteerd.
Geertse, Geerts, Geerse, Geers, Geertsema, Gerdts, Geerdts, Geedts, Geets, Gets, Gerth, Gert, Ceerst, Gheerst, Gheers, Gers, Girst, Girs, Geirs, Gierts, Cierst, Ciers, Gees, Ghierts, Ghiers, Gyre, Gyr, Gijre: Vadersnaam. Korte vormen van Germaanse voornaam Ger(h)ard. Geets en Gees door assimilatie rt/t en rs/s.
Geertse, Geertsen, Geersens, Gertsen, Gjertsen: 1. Vadersnaam. Geertszoon, dat is de zoon van Geert/Gerard. Of variant van Geersens. 2. In het Waasland komt Gheertsoons voor als verwarring met de daar frquente naam Geertsom/Geetsem.
Geervliet, Geerevliet: Plaatsnaam Geervliet (Zuid-Holland).
Geerwaert, Gerwert, Gerwer: Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-ward ‘Speer-bewaarder’.
Geesbergen, van, Geesberghen, van, van Gisbergen, Giesbergen, van Ginsbergen: Geestbergbos in Londerzeel (Vlaams-Brabant), Gijsberg in Oetingen (Vlaams-Brabant) Geesberg in Lubbeek (Vlaams-Brabant), Geertsbergveld in Moerbeke (Oost-Vlaanderen).
Geesing, Geessink, Geesink, Gesink. Friese vadersnaam uit Geeske, een vrouwelijke knuffelvorm van een Germaanse Ger-naam.
Geest, de, de Gheest: Bijnaam naar een geestelijke of religieuze eigenschap. Vergelijk Esprit, Spiritus.
Geest, van de, der, van Gest, van Gheest, van der Gaast: Plaatsnaam Geest (Noord-Holland, Vlaams-Brabant) ‘Hoog gelegen zandgrond’. Volgens D. Van den Geest zou het verwijzen naar de Geestgronden achter de duinen, die rijk waren aan geheimzinnige nevels en wolken. Er is dus tussen beiden een duidelijk verband. Gaast (in Wnseradiel, Friesland) is de Friese vorm.
Geestman: Afleiding van de Geest of van van der Geest.
Geet, van, van Geijten, van Geijt, van Geedt, van Geete, van Geit, van Geiten, van Geyte,van Geyt,van Geijt, van Geijte, van Gheit, van Gheyt, van Gijte, van Gyte, van Guyt, van Geyts, van Geert, van Geirt: Plaatsnaam Geten (Frans Jauche, West-Brabant).
Geeter, de, Geetere, de, de Geitere, de Geijter, de Geytere, de Geyter, de Gyter, de Geitre, de Getter. Beroepsnaam van een geitenhoeder.
Geetmans, Geetemans, Getteman, Gettemans, Geitmann. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Geten (Waals-Brabant) of uit de waternaam Gete. 2. Beroepsnaam van de geitenhoeder.
Geetsem, van, Geetsom, van, van Geetsum, van Geertsom, van Geersom, van Geersaem, van Gussem, van Gerfsom,: Plaatsnaam in Haasdonk (Oost-Vlaanderen).
Geeve: Moedersnaam. Germaanse voornaam Geva. Of vadersnaam. Germaanse voornaam Gebo/Givo. Germaans geb ‘gave’zoals in Gevaert.
Geeverding, Geuverink, Geverink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Gevard.
Geffen, van, van Geffel, van Geffelen, van Geffelen: Plaatsnaam Geffen (Noord-Brabant).
Geffens. Vaders-, moedersnaam. Vleivorm met verscherping v/f van Germaanse geb-naam. Vergelijk Gevens.
Geffrard. Contaminatie van Geffard en Geffroy.
Geffrault, Geffriaud: Hypercorrect voor Geffray of van Geoffroy.
Gehl, Gehlen. Vadersnaam. Friese familienaam Geele, Geelke. Germaans gail; vrolijk. Vergelijk Geylen(s).
Gehre. Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Gero.
Gehrenbeck. Wellicht de plaatsnaam Gehrenberg (als in Beieren).
Gehrmann: Vadersnaam. Variant van Duitse familienaam Germann, van heiligennaam Germanus.
Gehuchten, van, van Gehugten, van de Gehuchte, van de Geuchte, van de Gehucte, van de Gehugte, van de Gejuchte, van (den) Gucht, van (de Gucht, Guchte, van der Guchte, Guchten, van (der) Gught, van der Gugten, van Gugte, van de Guste, van der Gunst, de Gucht, van der Guth, Verguchen, Verguche, Vergught. Familienaam uit de plaatsnaam gehucht, Ten Gehuchte. Van der Gunst is hypercorrect en volkserymologisch voor Van der Guste.
Geier, Geiger, Geyer, Gejer, Geyr, Gajer, Gayer: Duitse familienaam Geier: gier. Bijnaam of huisnaam.
Geijtenbeek.Wellicht plaatsnaam bij Scherpenzeel (Gelderland).
Geilfus. Duitse familienaam Geilfuss; dat wilzeggen geile voet. Bijnaam voor een uitgelaten man, die vrolijke, lustige sprongen maakt.
Geilenkirchen: Duitse plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen).
Geilings, Geling: Vadersnaam. Afleiding van Germaans gail-naam ‘geil’. Gaili, Geilin.
Geill: Wellichtbijnaam de Geile ‘Vrolijk, lustig, dartel, wulps’.
Geilman: Bijnaam. Afleiding van Germaanse voornaam gail. Of Vadersnaam., variant van Geelman, van Gilleman, van Gillis.
Geiman: Vervormd uit Geilman? Of Duitse familienaam Geimann, van Gaumann ‘lattelandsbewoner’E
Geimer, Ghemar, Gemar, Ghmar, Gemart, Guemard: Vadersnaam. Germaanse voornaam gagin-mr: Geinmar.
Geinger. Misschien Oost Vlaamse verhaspeling van Geiger.
Geiseler, Geiszler, Geisler, Geissler, Geizler, Gajzler, Giessler, Giesler: Duitse familienaam Geis(s)ler: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam gisil-hari. Gisleharius, Gislarius. 2. Gijzelaar. Bijnaam voor de gijzelaar, de gegijzelde. Vergelijk Gyselaers.
Geismar, Geysmar: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gaismar: Gaizmarus.
Gekiere, Gequiere, Ghequire, Gequire, Ghequiere, Gheker, Gherquiere, Gijkiere, Gikiere, Gykiere, (de) Guesquire, Guesquiere, Guesquiere, Gesquiere, Gesqure, Ghesquier, Ghesqueiere, (de) Ghesquire, Ghesquieres, Ghesquiers, Gesquire, Gesqueire, Ghesquirre, Ghesquire, Ghesqueyre, Gesquiere, Gesqueir, Gehesquire, Gheskiere, Geskiere, Gesch, Gechiere, Geschier, Ghiskier, Ghisquire, Gisquire, Gisquiere, Gichesquiere, Gheguiere, Gaakeer. Naam uit de Picardische plaatsnaam ga(s)quire, g(i)esquire, dit uit het Latijnse gascaria: braakland.
Gelabert. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gail-berht ‘geil, vrolijk-schitterend’. Gilabertus; of variant van Gilbert.
Gelan, Gelande: 1. Door klinkerverdoffing van Galan(d). Vergelijk Gelandus = Galandus. Zie Galand. 2. Maar in Gb., waar de familienaam Gelan voorkomt, lijkt De Gelans te identificeren met De Ghelas (zie Gerlach):
Gelardi, Gelardo. Italiaanse vadersnaam. Variant van Gherardi.
Geldens. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Geldolf.
Gelder, de: Beroepsnaam. Middelnederlands gelder(e) ‘Betaler, vergelder, koper’.
Gelder, van de, van Gelderen, Gelder, de, de Geldre, van Ghelderen, van de, Ghelder, de Geldere, de Gelder, de Gheldre, de Geyldre, (de) Gueldre, Gelders, Gelder, Guelder, Gulders, de Cheldere, de Celdere, de Cuelder, de Cheldre, de Geyldre, de Cueldre. 1. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse gelder(e): betaler, vergelder, koper. 2. Plaatsnaam Gelder, Middelnederlands Gelre, oude naam van Gelderland. Eventueel plaatsnaam Geldern (Noordrijn-Westfalen).
Geldolf, Gheldolf, Gheldof, Geldof, Geldhof, Geldhove. Vadersnaam, familienaam uit de Germaanse voornaam geld-wulf: betaling-wolf.
Gelderblom: Gelderse bloem, het wapen van Gelre.
Gelderland, Gelderlant: Afkomstig van het oude hertogdom Gelderland.
Gelderman, Geldermans, Ghelderman, Galdermans: Afkomstig van Gelder(land).
Geldersma; vadersnaam Gelder.
Geldmaker, Geldwaker: Beroepsnaam van de (geld)munter? Of van de betaalmeester? Vergelijk Geldmeyer, Duits Geldzahler.
Geldmeyer, Geldrmeyer, Geltmeyer. Beroepsnaam van de geldmeester, betaalmeester.
Geldof, Geldhof, Gheldolf, Geldof, Gheldof, Geldhove, Gelthooft, Guldolf, Guldof: : Vadersnaam. Geldolf. Germaanse voornaam geld-wulf ‘Betaling-wolf’.
Geldrop, van, van Geldorp: Plaatsnaam Geldrop (Noord-Brabant)
Geldzahler, Geldzachler, Geldzahler: Duitse beroepsnaam van de betaalmeester.
Gel, Gele, Gelee, Gelle, Gellee: 1. Zie Gillet. 2. Plaatsnaam Gele in Battice (Luik) of Gelle in Petit-Rechain (Luik).
Geleedst: Schrijffout in de burgerlijke stand in 1828 voor Geleedts, ‘s-Heer Arendskerke. Misschien uit Oudfrans Galet; vrolijke gezel’.
Geleen, van, van Gelen, van Geleyn, van Gueleyn: Plaatsnaam Geleen (Nederlands-Limburg).
Geleijne, Geleijn, Geleinse, Geleijnse, Geleijns, Gelen, Gelein, Gilleyns, Gheleyns, Gheleyn, Geleyn, Geleyn, Gallein, Galein, Galleyn, Galeyn, Geleleens: 1. Aanpassing van Frans Gi(s)lain, van Latijnse Gislenus, Latinisering van Germaans gisil-naam. 2. Soms voornaam Julianus.
Geleyn, van, van Gueleyn. 1. Aanpassing van plaatsnaam Ghlin (Henegouwen). 2. Zie Van Geleen.
Geleyte. Dialect variant van Gelaude. Geleyte=Gleide=Gelaude, Waarschoot.
Gelekerken, Geilenkirchen: Gele(n)kerken is de oude en ook Nederlandse naam van de Duitse plaatsnaam Geilenkirchen.
Gelep. Plaatsnaam Gileppe in Jalhay, Luik.
Gelerenter, Gelentern, Gelender: Duitse beroepsnaam Gelehrter, Gelernter: schriftgeleerde.
Gelhausen. Duitse plaatsnaam Gelnhausen.
Gelhorn. Duitse bijnaam voor iemand die zijn hoorn laat schallen, gillen, Duits gellen. Ook Gellshorn.
Gelibter. Duitse bijnaam Geliebter; geliefde, minnaar.
Gelin, Gelain: Vadersnaam. 1. Variant van Gillin, zie Gillijns. 2. Variant van Geslin, dat is Giselin, vleivorm van de Germaanse voornaam.
Geline, Gelinne, Gelinotte, Gelinet, Gelinne, Gelline, Glinne, Gline, Glinnes, Gelenne: 1. Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van Gelin. 2. Oudfrans, Oudpicardisch g(h)eline, gline: kip, hen. Vergelijk Kiekens. Bijnaam.
Gelkop, Gelkopf. Duits (Nederduits -kop) Bijnaam: gele kop. Vergelijk Wittkop, Rodekopp, Schwarzkopf.
Gellaert, Gellaerts, Gellard. 1. Vadersnaam uit het Germaanse gail-hard; ‘Vrolijk-sterk’. 2. Variant van Gelard. Vadersnaam uit Egidius.
Gelleke, de: In België ook Degelcke, De Ghelcke. Plaatsnaam Gellik, Guelque in Rty bij Bonen (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Gellens. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Geldolf (gel+olf). 2. Zie ook Geylen(s).
Geller, Gheller: Gelre, de oude vorm van Gelder: Gelderland of Geldern (Duitsland).
Gelleroy, Gilleroy: 1. Plaatsnaam Gelrode (Vlaams-Brabant). Vergelijk Van Rooy = Van Rode. 2. Eventueel Romaans, zie Gilleron. Of Schots Gilroy?
Gellert. 1. Variant van Duits Gehlert, a. Gelhard = Gelhaar: geel, blond haar; b. Plaatsnaam Gehlert, (Duitsland). 2. Verzwaarde vorm van Geller.
Geltmeijer: Beroepsnaam van de geldmeester, betaalmeester.
Geloven, van, Gelooven, van, van (‘T) Geloof. Familienaam uit de plaatsnaam Loven, een ven in Bladel (Noord-Brabant) of een plaats (goed) in Tilburg (Noord-Brabant). In Oost Noord-Brabant heet de familie Van Gelooven, in Waals Noord-Brabant Van (‘T) Geloof.
Gelper. Bijnaam voor een druk iemand. Uit het Middelnederlandse gelpen: schreeuwen, gillen, drukte maken.
Gelpke, Gelpkens, Gelbecke, Gelbke, Gelbe. Vadersnaam uit de voornaam Gelbert/Gelbrecht.
Geluykens, Geluyckens. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaans gel(olf) of gisel(bert)-voornaam.
Geluk, Geluck, Gellok, Gelok: Bijnaam voor iemand die geluk heeft.
Geluwe, van, van Gheluwen, van Gheluwe, van Gheluw, van Gheluwer, van Ghelluwe, van Gheluve, van Ghelue, van Ghelu, van Gheluven, van Ghluv, van Ghelewe, van Gilluwen, van Gilluwe, van Gilwen, van Gilwe, van Gilw, van Ghillewe, van Gilve: Plaatsnaam Geluwe (West-Vlaanderen)
Geluyckens, Geluykens, Gelijkens: Vadersnaam. Vleivorm en afleiding van een voornaam die met gel- of gil- begint, zoals Gilbert of Geldolf.
Gelijns, Gelijn, Gelyns: Heel waarschijnlijk een spellingvariant van Geleijns. Mogelijk is ook een variant van Gillijn(s), vleivorm van de voornaam Gillis.
Gemberling. Duitse variant van Gamberling, doork/g-verzachting uit Kamberlin, Kemberling. Middenhoogduits kemmerlinc: kamerling, kamerdienaar.
Gemeiner, Gmajner: Gemeenschappelijk eigenaar (van algemene weide bijvoorbeeld), medebezitter.
Gemels. Waarschijnlijk variant van Gemers (r//-wisseling).
Gemert, van;, van Gemeren, van Gemerden: Plaatsnaam Gemert (Noord-Brabant).
Gemenick. Nederlandse vorm van plaatsnaam Gemmenich, Luik.
Gemin, Gemine, Gemen, Gemenne, Gimine, Giminne, Gimenne, Jeminne, Jemine: Plaatsnaam Geminne in Natoye (Namen).
Gemmeke. Moeders-, vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Gemma of Germaanse voornaam Gemmo.
Gemmink. Saksische vadersnaam (-ink: Saksische vadersnaamuitgang) van de voornaam Gemke/Gemmo (uit de Latijnse heiligennaam Gemmulus).
Gemoets. Wellicht Re-interpretatie van Jamot(te), Jaumot(te) via spelling Gemot.
Gna: Waalse variant van Gnard, van Jeannard, afleiding van Jean ‘Jan’.
Gemst, van, van Gimst: Van Genst, van Van der Ginste?
Genbrugge, Gendbrugge. Plaatsnaam Gentbrugge (Oost-Vlaanderen).
Genabeek, van. Plaatsnaam. Wellicht Gne (gindse) beek. Vergelijk Genebroek, Genegoor, Geeneinde.
Genabet, van: Plaatsnaam.
Gendarme, Gendarm, Jeandarme, Darms: Beroepsnaam van de gewapende ruiter.
Gendebien, Jeandebien: Gen(t) de bien. Oudfrans gent: individu. Bijnaam voor een gegoed, eerbiedwaardig man.
Genderen, van, van Ginderen, van Ginder, van Ginteren, van de Gender: 1. Plaatsnaam Genderen (Noord-Brabant). 2. Van Ginderen: van ginder, van daar. Vergelijk Van Ginderdeuren.
Gendre, Legendre, Jander: Frans gendre: schoonzoon. Verwantschapsnaam.
Gendreau, Gendraud, Gendrault, Gendreot, Gindraux, Gindroz, Gindrat: Afleiding van Gendre
Gendrin. 1. Afleiding van Gendre. 2. Zie Jandrain.
Gendt, de: Middelnederlands gent ‘gent, mannetjesgans, gander’.
Genechten Van, Van Genegten, Van de Genachte, Genachten, Genachte, Van Geneugden, Vangeneugden, Van de Genuchte. Het Middelnederlands genachte, genechte betekent rechtsdag, rechtszitting. Naam van iemand die bij een gerechtszitting betrokken was of die er woonde.
Genegem, van, van Genegen, van Geneygen, van Geneijgen, van Genesen: Plaatsnaam Ginnegem in Oelegem (Antwerpen).
Genefaas, Geenevasen: Vadersnaam. Dubbele voornaam, Geenen Faas.
Genenbos. Plaatsnaam Genebos in Kwaadmechelen en Lummen (Limburg).
Gnraux, Gnraux. Bijnaam. Oudfrans gnral: van hoge geboorte, edelmoedig.
Generet, Jenneret: 1. Zie Jeanneret. 2. Eentueel plaatsnaam Genneret=Jenneret in Bende (Luxemburg).
Genesse, Genest, Geneste, Genesestre: 1. Zie Dugenest. 2. In Tienen is Genesse een variant van Ge(e)nis, in het Tiens als zjaines uitgesproken.
Genestet, de, Ginestet: Naam van de Nederlandse dichter Petrus Augustus de Genestet (1829-1861). Variant van De Genestay. Plaatsnaam: plaats waar brem groeit. Zie Dugenest.
Genevois, Genevay, Gennevoise, Genevasen: Afkomstig van Genve (Zwitserland).
Genvrier, Genvriez, 1. Plaatsnaam. Frans genvrier: jeneverstruik. 2. Re-interpretatie van Genevier.
Genevrois, Ginevro: Plaatsnaam; plaats waar jeneverstruiken groeien. Maar waarschijnlijk Re-interpretatie van Genevois.
Geniets, Waarschijnlijk van Geniesse of Genest. Een Haagse familie Geniets was in de 16de eeuw afkomstig uit Mechelen als Genits = Ghenyets.
Genin, Gennin, Ghenin, Genyn, Genijn, Gning, Genain, Gheneyn, Geneyn. 1. Moedersnaam uit Janin. 2. Genin kan ook een knuffelvorm zijn uit de voornaam Gerard.
Geninden, van, Vagenende, Vagenhende, Vaegenhende: Verspreide plaatsnaam Geen E(i)nde: ginds uiteinde, gindse uithoek.
Gennip, van, van Gennip: Plaatsnaam Gennep (Nederlands Limburg). Ook in Zelem, Limburg.
Genk, van, van Genck, van Gink: Plaatsnaam Genk (Limburg)
Genonceaux, Gennesseaux: Vadersnaam. Afleiding van Genon, van Jean.
Genotello, Genetello: Vadersnaam. Uit Italiaans Giannotello, verkleinvorm van Gianni ‘Jan’.
Genoux, Genoud, Genoe, Genoel, Genouw, Ginoux: Vadersnaam. 1. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Godenulfus.2. Eventueel Janoul/Jenoul, vleivorm op -oui van Jean. Zie Jeannot.
Genquinne. Vadersnaam. Waalse aanpassing van Geenkin. Zie Geentjens. Of Jeanquin (Jannekin, Jantje).
Genske, Genzke: Afleiding van gans. Bijnaam voor een ganzenhoeder of naar fysieke eigenschap.
Gensterblum, Gastelblum, Gynsterblomme, Gynsterblom: Duits Ginsterblume: bloem van de ginste, brem. Duits Ginster.
Gent, Gente, Gentens, Genten, Gentes: Vadersnaam. Misschien korte vorm en vleivorm van Germaanse voornaam met gand-, zoals Genthardus, Gendradus, Gendulfus.
Gent (de), De Gendt, De Gend, Gendt, De Ghendt, De Geijndt, De Geyndt, Gheyndt, De Gand, Gandt, De Gant, De Ghandt, Gand, Gaand. Naam uit het Middelnederlandse gent: mannetjesgans, gander. Bijnaam.
Gent, van, Van Gend. Van Gendt, Gendt, Van Ghendt, Van Ghent: Plaatsnaam Gent (Oost-Vlaanderen).
Gent Van de, Van de Ghen, Van de Ghem, Dergent. Variant van Van de Gans (een gans=gent, uit de plaats Of plaatsnaam (de) Ganze in diverse provincies) of uit de gelijknamige plaatsnaam Gent in Leuven, Strijtem (Vlaams-Brabant) en Ieper (West-Vlaanderen).
Gent, Gente, Genten, Gentens, Gentes. Vadersnaam, wellicht knuffelvorm van een gand-naam.
Gentil, Gentils, Gentile, Gentili, Jentil, Legentil, Gentis, Genty, Jeantis, Jeanty, Janty, Legenty: Bijnaam. Oudfrans gentil, gentis: van goede familie, edel, (edel)moedig.
Gentilhomme. Welgeboren, edel man.
Gentin, Gentinne, Chentinne, Chintinne: Plaatsnaam Gentinnes (Waals-Brabant).
Genton, Genthon, Canton, Janton. Spelling voor Jeanneton, Genneton, vleivorm van de voornaam Jean.
Gentry. Engelse familienaam voor wie tot de voorname, betere stand behoort.
Genva, Genval. Plaatsnaam Genval, Waals-Brabant.
Geoffre, Joffre, Joffr, Jaffres, Jaffre, Jaffr, Jaffer, Jafer, Jof, Joffe, Joffe, Jaffe: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van Geoffroy. De gereduceerde vormen op -fe zijn Waals.
Geoffroy, Geoffrois, Geoffroit, Geofroid, Geoffrey, Giffroid, Giffroi, Giffroy, Jeoffroi, Jeoffroy, Jeoffray, Geffroid, Geffroy, Geffray, Geffrey, Jeauffredt, Jeffroid, Jouffroy, Joffroy, Jeufroy, Jeffreys, Jefferies, Jefferis, Jeffry, Jeffrys: Vadersnaam. Franse (en van Engelse) vormen van Germaanse voornaam Godfried. Zie ook Govaert(s), Godefridi(s).
George, Georges, Georg, Degeorge, Degeorges, Desgeorges, Georgen, Gorins, Goriens, Georgi, Georgy, De Georgio, de Georgi, Giorgi, Jorge, Jorgense, Jorgens, Jorgenson, Jrgenne, Jrgen, Jrgensen, Jurgen, Jurgens, Jurgensen, Joaris, Jeurgen, Jurriens, Jurjens, Georis, Joris, Joresz, Jorise, Jooris, Joeris, Jeoris, Joaris, Joirise, Joiris, Jorus, Ioor, Joor, Joors, Jeuris, Jurres, Juris, Jurisse, Jorissen, Jorissens, Jorissenne, Jorrissen, Joerissen, Jorssen, Jorssens, Jorsen, Georgis, Georgissen, Georgis, Jeurissen, Jeursen, Juersen, Jeuring, Jeurink, Jhring, Juressen, Jorre, Jore, Joire, Joren, Jorens, Joore, Jooren. Vadersnaam uit de Griekse heiligennaam Georgius die over Yoryus tt Jorges evolueerde. Joris werd ook wel verward met Goris uit Gregorius. Jooren, komt van de oud-Nederlandse mansnaam Jore, die ook aan de geslachtsnamen Joors (aan de Zaan) en Jorink (in Twente), en aan de plaatsnaam Jorum (Jora-heim, woonplaats van Jore), zoals een state heet te Kubaart in Friesland, oorsprong gaf.
Georget, Georgette, Georgion, Georgin, Georgeon, Georgiou, Georgelin, Georlette, Joarlette, Geortay: Vadersnaam. (Moedersnaam -ette). Vleivormen van Georges.
Georgissen, Georgis. Vadersnaam. Zoon van Georges. Naar de vorm contaminatie van Georges en Joris(sen).
Gepkens. Vadersnaam. Afleiding van bakernaam Gep, van Germaans geb-naam. Zie Gypen(s), Geppaard.
Geppaard, Geppaart. Vadersnaam. Wellicht de Germaanse voornaam Gevaard, met verscherping (vif, vergelijk draven/trappen).
Geradin, Geradain, Gradain: Vadersnaam. Franse vleivorm van Germaanse voornaam Gerard. Vergelijk Gerardijn.
Geradon, de, (de) Gradon, de Gerdon: Vadersnaam. Franse vleivorm van Germaanse voornaam Grard.
Gerard, Gerards, Gerardts, Grard, Gra, Gera, Gere, Gerrard, Gerrards, Gerratz, Gerrartz, Geerard, Geraerdt, Geraerts, Geeraerd, Geerarts, Geraart, Geraerts, Geeraers, Geerars, Geerart, Geerard, Geerards, Gerar, Gerars, Gras, Gret, Gayrard, Gheeraert, Geeraerts, Gheeraerts, Geeraerdts, Geerard, Geerarts, Geirhart, Giera, Gieraerts, Garrard, Geraads, Gaart, Graat, Graadt, Graats, Graatsma, Gratema, Gratama, Gerads, Geraets, Geraedt, Gierath, Gieraths, Geeraets, Geraedts, Geraet, Gerhard, Gerhardt, Gerhards, Gerharts, Gerharz, Gerardi, Gerards, Gerardie,Geerink, Geerdink, Gerardy, Jrard, Zeerards, Zrard, Zerard, Zerar, Zeraa, Zerra, Serar, Serat, Seraerts, Seeraert, Sceraert, Sceraert, Syrardt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ‘ger-hard’. speer-sterk.
Grardeau, Grardeaux, Gerday, Jerday, Jortay: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Grard. Luiks-Waals Ger(a)day = Geradeau.
Gerardijn, Gerardyn, Gerardin, Geraardijn, Geerardijn, Geerardyn, Geeraardin, Gheeradijn, Geradijns, Gheradijn, Gheradyn, Gheradyns, Gherardin, Gherardini. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Gerard: ‘Ger-hard’.
Graud, Graut, Grault, Grald, Grodel, Grodes, Giraud, Girault, Giralt, Giraudon, Giraudeau, Girodo, Giraudier, Giraudy, Girod, Girodet, Giraudot, Guiraud, Guiraudon, Gayraud, Guiro. Vadersnaam, afgeleid uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam ger-wald: speer-heerser.
Gerbais. 1. Plaatsnaam Gerbaix (Savoye). 2. Variant van Gerbehaye.
Gerbaud. Gerbeaux, Gerbaux, Gerbeaut, Cerreboutjarbaux, Gerbaulet, Gerboux, Girboux, Grebaut, Grebaux: Vadersnaam. Germaanse voornaam Geerboud: ger-bald ‘Speer-moedig’. Gerbald(us), Gerbold.
Gerbes, Gerbens. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Gerbert, zie Gerber. Vergelijk Nederlands Gerbenzon, van Gerbenson.
Gerbedoen. Vadersnaam van Gerbodon, Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Gerbodo, zie Gerbo.
Gerbehaye, Gerbyhaie, Gerbayhaie, Gerbenaye: Plaatsnaam Gerbehaye in Jehay (Luxemburg).
Gerber, Gerbers, Gerberson: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-berht ‘Speer-schitterend’. Gerbertus.-2. Duits Gerber: leerlooier.
Gerbo, Gerbosch, Gerrebosch, Gerrebos, Guerboo, Guerbaa, Gebode, Gebots: Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-bodo ‘Speer-bevelhebber, bode’.
Gerbrands, Gerbrandsz, Gerrebrandt, Gerbranda, Gerbrandy, Garbrands: Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-brand ‘Speer-zwaard’. Gerbrand.
Gercama; Friese vadersnaam Gerke, van Ger, Gero en ma; man.
Gerdes, Gerde: Vadersnaam. Duits Korte vorm van de voornaam Gerardus.
Gerdinge, van, van Gardinge: Plaatsnaam Gerdingen (Limburg).
Gerdon, Gerdom. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Grard of Geraud.
Gre. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Grard.
Gerem, Gerems, Geerem, Geerooms, Geeroms, Gerooms, Gerom, Geron, Gerum. 1. Vadersnaam uit de het Germaanse ger-helm; speer-helm. 2. Kan ook een variant zijn van de Franse naam Jrme (dit uit de heiligennaam Hironymus).
Gron, Grion, Gereon, Gerion: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Gereon ‘grijsaard’.
Grez, Giret. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gerard.
Gergay, Gergeay, Gergeaij, Jergeay: Luzemburgse Waalse variant van Frans Gergaud, afleiding van garg ‘Strot, keel’.
Gericke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gerik: ger-rik ‘Speer-rijk’.
Grimaux. Gerimaux: Variant van Germaux of Grimont?
Grimont. Plaatsnaam in Longlier en Tillet, Luxemburg.
Gerin, Grin, Gerrin, Grain, Gerain, Gerein, Gerein, Gearain, Geairain, Geairin, Gerryn, Gieryn, Girain, Girin. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse ger-naam zoals Gerard.
Geringel, de; Giringel: Wellicht volks etymologische vervorming van Gering. Vergelijk Duits Geringer.
Gerits, Geerits, Gerritz, Gerrit, Gerets, Girits, Gierit, Geeriets, Geenrits, Gerris, Geris, Gerres, Gerresch, Gerrits, Gerritse, Gerritsen, Gerritsma, Geritsen, Gerretsen, Gerretz, Gerretzen, Geritzen, Geritzem, Garritsen, Gartzen, Gerrissen, Girretz, Geurts, Geerdink, Geertsema, Geertsma, Gerdes, Geertse. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gerard.
Gerlach, Gerlag, Gerlage, Gerlack, Gerlasche, Gerlaxhe, (de) Gerlache, Guerlache, Deglace, De Glas, (de) Gelas), Deglas, Deglasse, Gelaes, Gelaesen, (vander) Glas, Glaes, Glaes, Gallas, Gallace. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gerlach. 2. De vormen met De kunnen komen uit de plaatsnaam Voroux-Goreux (Luik).
Gerlo. Naam uit Graubunden (Zwitserland):
Germ. Vadersnaam. Germs is een Duitse variant van Bijbelse voornaam Jeremias.
Germaine. Moedersnaam, Latijnse heiligennaam Germana. Vergelijk Germain.
Germanus, Germanes, German, Gerreman, Germain, Germing, Germanus, Germanes, Germans, Germann, Germano, Germen, Gierman, Germain, Gremain, Germeyn, Germeyns, Germeijns, Germeijs, Germeys, Germin, Germijns, Germyns, Garmain, Garmein, Garmijn, Garmyn, Germein; Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Germanus (die betekent: dezelfde ouders hebbend). Germain is de Franse vorm en Germing is er de aanpassing van (vergelijk dialectisch tring < train).
Germeersch, van, Germersch, van, Germer: Vlaamse aanpassing en Re-interpretatie van Vangermez van Wangermez. De bakermat van Wangermez is Anvaing (Henegouwen), op nauwelijks 10 km van Ronse, waar Vangermeersch geconcentreerd is.
Germeau, Germeaux, Germau, Germaux, Germai, Germay, Germiat, Germeys, Germeijs, Germeis, Germis, Germijs, Germys, Gmis, Gmis, Gms, Gomis, Geemers, Gemers, Jerm, Jermei, Jermeys, Jermis, Jermus: Luiks-Waals djrm, Frans jumeau, Latijn gemellus: tweeling. Vergelijk Jumel, Duits Zwilling.
Germentier. Wellicht Middenfrans gernetier, grenetier: ambtenaar belast met het toezicht op de graan-of zoutschuur.
Germinal. Vondelingnaam. Gevonden in Germinal, een maand in de republikeinse kalender.
Germonpr, Germonprez, Germonpree, Germonpree, Guermonprez, Grimmonprez, Grimonprez, Grimonpre, Grimonprez, Grimmonpr, Grimmondrez, Grymonpre, Grymonprez, Grymonpr, Grijmonpr, Grymmonprez, Grimonprez, Gremonprez, Grimmelprez, Gremmelprez, Grimpret. Familienaam uit de plaatsnaam Germonprez in Cerfontaine (Namen), Grimmonprez of Grymonprez in Magne, Flron, Beyne-Heysey, Huccorgne (Luxemburg). De West-Vlaamse familienaam gaat wellicht terug op de plaatsnaam Grimaupr (weide van Grimoud) ergens in Henegouwen/Nord: Pironne de Ghermanpret, Doornik;
Germont, Germond, Guermont: Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-mund ‘Speer-bescherming’. Germunt.
Germy. Variant van Germys of Grmy.
Gern, Gerne. Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Gernot, Gernand, Gernhard.
Gernand. Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-nanth ‘Speer-moed’. Gernandus.
Gerniers, (de) Gernier, Dugernier, Dugerny. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Werner. 2. Dugerny is mogelijk ook afkomstig uit de plaatsnaam Le Gerny in Jemelle (Namen).
Gernler: Alemannische beroepsnaam van de nettenvlechter.
Gerlo. Naam uit Graubnden (Zwitserland). Vadersnaam uit de voornaam Gerlo.
Grodel, Grodez: Vadersnaam. Afleiding van Graud.
Gerolt, Gerold, Gerhold, Gerholt, Gerrolluma, Gerroltsma, van Gerolsma, Gralda, Graalda, Grolda, Groldama, Greults, Gerelts, Gehrels, Gerrelts, Gerlsma, Geerlsma., Vadersnaam. Germaanse voornaam Geroud, Gerout. Zie Graud. Friese voornaam Greult.
Gromboux, Grombous. Grombeau. Plaatsnaam Groboux met n-epenthesis.
Geron, Giront, Giron: 1. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Gero; of vleivorm van een ger-naam, bijvoorbeeld Grard. 2. Zie Gerem(s).
Grondal, Grondal, Gerondal, Gerendal, Grindal, Gerindal: Plaatsnaam Grondal in Petrem (Waals-Brabant).
Geronnez, Jeronnez, Gerons, Geren, Gren, Gernee, Gerne, Gern, Cernez: Vadersnaam. Afleiding van Geron.
Grono, Gerono, Geronooz: Vadersnaam Gronnot, afleiding van Geron.
Gronsart. Plaatsnaam in Jambes (Namen), Frasnes (Namen), Boussu-en-Fagne (Namen).
Grouville, Jrouville: Plaatsnaam (Luxemburg).
Gerrebrands: Vadersnaam. Variant van Gerbrands. Germaanse voornaam ger-brand ‘Speer-zwaard’.
Gerregroot. Familienaam die wellicht gevormd is uit het Germaanse voornaamdeel ger speer en groot (gestalte dus).
Gerreweij, van, Gerreweij: Plaatsnaam. De Middelnederlands plantnaam gerwe, gerrewe ԁchillea millefolium’? Het accent moet dan wel verschoven zijn. Of van Van Gerwen.
Gersemeter, Gersmeter, Gessemeter: Beroepsnaam van een landmeter? Middenenderlands gerse, garse: landmaat, 1/3 morgen of 200 roeden; (ook) weiland, grasland. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Gersemeuter.
Gersdorff. Plaatsnaam Gersdorf, als in Beieren.
Gerrits, Gerritsen, Gerritse, Gerritzen, Gerres, Gerretsen, Garritsen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gerard.
Gersemeuter. Familienaam uit de plaatsnaam Gertsmoortere in Meise (Vlaams-Brabant).
Gersie, Gersi, Gersis: Moedersnaam. Germaanse voornaam Garsedis.
Gerson, Gherson, Gerszon, Gherschon: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -eon van Germaanse ger-naam, zoals Grard. 2. Variant van Garon.
Gersoulle, Guersouille: 1. Moedersnaam. Waalse vleivorm op -e-oule van Germaanse ger- of war-naam, bijvoorbeeld Grard of Gurard. 2. Zie Garon.
Gerst, Gerste, Gersten, Ghiste: Middelnederlands gerste: gerst; gerstin: van gerst, gersten. Beroepsnaam voor een molenaar of gersthandelaar. Vergelijk De Taerwine.
Gerster, Gerstner, Gerstler: Beroepsnaam van de boer die gerst teelt.
Gerstel: Hypercorrect voor Gestel.
Gerstman, Gerstmans, Gersteman, Gerstemans, Ghersman, Garstemans, Geerstman, Gertsmans: 1. Beroepsnaam van de boer die gerst teelt of de gersthandelaar. Vergelijk Gerste(n), Duits Gerstenmann, Gerstenmeier. 2. Ghersman kan Grasman zijn. Beroepsnaam van de grasmaaier of-wieder. Vergelijk Duits Grasmann.
Gerszensohn, Ghersenzon, Gersztenzang, Gerinroze: Duitse familienaam Gersensohn. Bijbelse voornaam Gerson.
Gertruda, Gertru. Moedersnaam. Germaanse voornaam Gertrudis. Truyens is de vrouwelijke vorm van Geertrui. Zie van Geertruyden.
Gruzet. Naam van Spaanse Joden (Gruzet, Gruzez, Gruz), die zich in de Franse Pyreneen kwamen vestigen.
Gervais, Gervaise, Gervasi, Gervasio, Gervoyse, Gervoise, Gervois: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Gervasius.
Gervaiseau. Vadersnaam, afleiding van Gervais.
Gerval, Gervale, Gervalle. Plaatsnaam in Geroval in Wibrin, Luxemburg?
Gerven, van: Plaatsnaam Gerven (Gelderland). Of variant van van Gerwen.
Gervy, Gervys, Gervis. Plaatsnaam Gervi(es) in Maillen, Namen.
Gerwen, van: Plaatsnaam Gerwen (Noord-Brabant).
Gerwin, Geerwijn. Vadersnaam. Germaanse voornaam ger-win ‘Speer-vriend’.
Gerwig: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gerwig.
Gry, Gerry, Giry, Jery, Geary: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Gerik; zie Geerick(x).
Geryl, Gerijl, Geril, Gerils: De naam komt eind 18de eeuw in Nieuwpoort voor als Gerilo, Gerile. Wellicht Italiaanse familienaam, afleiding Gri, van Ruggeri.
Geschwindt, Gschwindt: Duitse bijnaam: gezwind, onstuimig.
Geserick, Gesierich: Duitse familienaam Geserich, Geserick, afleiding van Wendisch jesor: vijver.
Gesnot. Spellingvariant van Genot=Jeannot.
Gesp. Beroepsnaam van de gespenmakmer.
Gessele, van Gesselen, van, Gessel, van: Plaatsnaam Gastel (Noord-Brabant). Of variant van van Gestel.
Gessler, Geszler, Gessner: Spellingvariant van Duits Gssler, Gassner, afleiding van Gasse: steeg.
Gestel, van, Gestels, Van Geystelen, Van Gestelen, Van Geijstelen: Plaatsnaam. Gestel (Provincie Antwerpen, Noord-Brabant) of Sint-Michielsgestel, Moergestel (Noord-Brabant).
Geszajt, Geszait. Duitse bijnaam Gescheit: verstandig, slim, sluw.
Geten, van der, Van der Geeten, Van der Geyten, Verghetem. Naam uit de riviernaam Gete.
Getlkhermann. Ontrond van Duits Gttlichermann.
Geubbelmans, Gubbelmans, Geubels, Gubbels: Vadersnaam. Zoals Gobel en Duits Goebbels, Gbbels, verkleinvorm van Germaanse voornaam Go(de)brecht of Go(de)boud.
Geudin, Guedin, Geudens, Gudin, Guden, Geuens, Gheuens, Guens,Geunes, Geuns, Geunis, Guns, Gunst, de Gunst. Vadersnaam: vleivorm van de Germaanse god-naam, zie Godin. Zie ook Guens.
Geukens, Guekenne, Geudkin, Guyken, Guijken: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse god-naam, zoals Godevert. Zie ook Goukens, Gdecke.
Geuliaerts, Geullaerts: 1. Vadersnaam. Variant van Guillard; zie Willaerts. 2. Zie Goulliart.
Geuns, van: Plaatsnaam Gdens in Oost-Friesland (Nedersaksen). Het nageslacht van 1688 Jan Stevens uit Gdens heette in Groningen Van Geuns.
Geuquet. Vadersnaam: Romaanse vorm van een Germaanse God-naam, vergelijk Geukens.
Geure: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Geuder van Goeder. Germaanse voornaam gud-hari ‘god-leger’. Godeharius.
Geurink, Guurink: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Gregorius of van een Germaanse voornaam, zoals Goder(t) of Go(de)rik.
Geurtjens: Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Gortjens, verkleinvorm van Goort, van Godert of Govaart. Zie Geurts.
Geurts, Geurtse, Geurtsen, Geurdes: Vadersnaam. Geurts, Geurds, van Goorts. 1. Goort, van Govaart. 2. Uit Godert, Godhart.
Geus, de, Geuze, de Gheus, Gheuz, Geux,: Bijnaam. Frans Gueux, Legueux; ‘Bedelaar’.
Geusebrouwers. Waarschijnlijk een latere Re-interpretatie ‘Brouwer van geuzebier’van een oorspronkelijke andere familienaam, wellicht Gerstenbrouwer: brouwer van gerstebier. Vergelijk Duits Gerstenbru.
Geuspeure, de: Verhaspeling door verkeerde lezing van de Guesquiere (zie Gakeer).
Geuten, Geutens, Geutjens, Geutjes, Gutgens, Guetens. Vadersnaam of moedersnaam uit een Germaanse God-naam (bijvoorbeeld Godevaard, Goedele).
Geuvens. Vadersnaam. Vleivorm van Geudevert, Godevert; zie Govaert. Eventueel geronde vorm van Gevens.
Geuzaine. Plaatsnaam in Waimes, Luxemburg.
Geuzebroek, Geusebroek: Plaatsnaam Geusebroek in West-Friesland. 1600 Pieter Jacobsz Geusebroeck, Hoorn.
Geuzinge, Geuzinghe. De Nederlandse familie Roelofs neemt in 1811 de familienaam Geusinge aan, omdat ze op het gehucht Geuzinge woonde in Ruinen (Drenthe).
Gevaert, Gevaeraers Gevaerts, Gevart, Gevaere, Geevaert, Ghevaert, Geivaerts, Gvart, Gva, Gvas, Gefaert, Geffard, Geffert, Giffard, Givard, Givart, Givord, Givort, Gievors, Guevaer, Guevar, Guevart, Gevoorts, Gevorts, Gevirst, Guvirst, Gainvors, Gainvorste: Vadersnaam. Germaanse voornaam geb-hard ‘gave-sterk’. Gebahardus, Gevardus. 11de eeuw Gevehardus.
Gevel, van de: 1. Plaatsnaam, huisnaam ‘De Gevel’. 2. Naam uit het Middelnederlandse gevel: gevel, huismuur, nok, beroepsbijnaam voor de gevelmaker. 1406 Aert van den Gevelle, Kampenhout. Vergelijk Geveleers, Duits Giebler.
Gevel, van de. Pllaatsnaam, waarschijnlijk huisnaam: de Gevel. Of beroepsnaam voor de gevelmaker; vergelijk Gevels.
Geveleers, Gevelers. Beroepsnaam van de gevelmaker of metselaar.
Gevels, Geevels, Ghevel, Geuvels. 1. Naam uit het Middelnederlandse gevel: gevel, huismuur, nok. Beroepsbijnaam voor de gevelmaker, de metselaar. 2. Vadersnaam uit een Germaanse geb-naam (Gebhard, Gevaert).
Geven, Gevens, Ghevens, Geeven, Geuens, Gheuens, Geefs. 1. Moedersnaam van de Germaanse voornaam Geva. 2. Vadersnaam van de Germaanse voornaam Gebo of Givo (= gave) zoals in Gevaert.
Gvenois, Gevenois, Jvenois, Jaivenois, Juvenois, Juvenoit, Juvenoy: Wellicht is Juvenois de grondvorm, afleiding van Oudfrans jovene: jong.
Gevers, Geivers, Geuvers. 1. Naam uit de plaatsnaam Gesvres, deel van Crouy-sur-Ourcq (nabij Soissons); dorpje dat stamvader Gevers verliet rond 1410 om naar de Kempen te emigreren. 2. Vadersnaam uit het Germaanse geb-hari ‘gave-leger’. Giverius. 3. Of uit Geverts, van Gevaerts. 4. Bijnaam voor een gever, een milde schenker.
Gewelt, Gewald, Giewald: Bijnaam voor een krachtig, gewelddadig, hartstochtelijk iemand.
Gewillig. Kan een bijnaam zijn voor een inschikkelijke. Of door assimilatie van Geweldig; zie Gewelt.
Gey, Geyen, Geyens, Geijen: 1. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam, eventueel Gerhard. 2. Bijnaam. Verbogen vorm, zonder lidwoord van De Geye.
Geylen, Geylens, Geile, Gheyle, Gelin, Geelen, Gelen, Gelens, Ghelen, Gellens, Ghellynck, Gellynck, Gellinck, Gelling, (de) Ghellinck. Vadersnaam uit een Germaanse gail-naam; geil. Geile, Geielen, eventueel moedersnaam. Gail, de meisjesnaam Geile, soms ook van Geertrude.
Geyns, Gheyns, Gheys. Vadersnaam, variant van Geens, korte vorm van Grard. Zie Geene. Vergelijk dialect vei(n)ster= venster. 2. Gheys kan ook een spellingvariant zijn van Ghys. Zie Gijs.
Geijn, van: 1. Plaatsnaam Gein in Jutfaas (Utrecht). Ook waternaam Het Gein (Utrecht-Noord-Holland).
Geijp, Gips: Spellingvariant van Gijp. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Gijzelbrecht of een geb-naam, zoals Gevaard.
Geysen, Geysens, Geijzen, Geissen, Geisen, Gheysens, Gheysen, Gheyssens, Geyssen, Geyssen, Geyssens, Gheijssens, Gheijssen, Geijsens, Geijsens. 1. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Geisin (mogelijk afgeleid van de Germaanse voornamen Gaiso, Geiso, Gaisericus). 2. Zie ook Gijsen(s).
Geyser, de. Middelnederlands geyser: genezer.
Geyts, van, Plaatsnaam Geets = Gits. Maar waarschijnlijk veeleer variant van Van Geyt(e).
Geijtenbeek, van; Gijtenbeek: Wellicht plaatsnaam Geitenbeek bij Scherpenzeel (Gelderland):
Geijter, de; de Geeter: Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk Duits Geisser.
Gezelle, Gazelle, Gasille, Gezel, Gezele, Gesel, Gesell, Gesellen, Gessel, Gesselle, (de) Gheselle Geselle, De Ghezelle, De Gezelle, Gsel: Naam van de gezel in het ambachtswezen, handwerksgezel.
Gezelle, van de; van de Gazelle: Toponymische re-interpretatie van de familienaam Gezelle.
Ghayssens. Brabantse dialect uitspraak van Gijssens; zie Gijsens. Vergelijk Gayse.
Gheegher, de. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Ongetwijfeld weergavevan de Waals-Vlaams (hypercorrecte) uitspraak van De Heegher.
Gheele, de, de Gelle, Gheyle, de Geel: Geil, geel: vrolijk, lustig, wellustig, geil. Bijnaam.
Gheermans. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gerard.
Gheylen, van den, Van der Ghylen, Vergeylen, Vergeyle, Vergheylen, Vergheijlen, Vergels. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Geile, onder andere in Zedelgem (West-Vlaanderen). 2. Zie ook Vergeyle(n).
Ghellinck is afgeleid van de mannenvoornaam Gelle, die nog heden in Friesland in gebruik is. Dezelfde vadersnaam komt ook nog voor in den samengestelde geslachtsnaam Gellinckhuysen, en in vele plaatsnamen; b. v. in Gellekom of Gellicum (Gellink-heim), een dorp in de Tielerwaard, Gelderland.
Gheyn, van den, van ‘T Geyn, van Geijn: Plaatsnaam Gein in Jutfaas (Utrecht). Ook waternaam Het Gein (Utrecht, Noord-Holland).
Ghem. Waarschijnlijk variant van G(h)enne. Ghem/n, van de, zie van de Gent.
Ghettem, Ghestem: Aanpassing van Franse familienaam Gutan = Gaitan = Gai temps: vrolijk, mooi weer. Bijnaam voor een vrolijk mens. Vergelijk Laitem, Engels Merryweather, Duits Gutweter.
Gheude. Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse god-naam. Zie Geudin.
Ghilardi, Ghelardi: Latinisering van Gillaert.
Ghildengersel. Verhaspeling van Middenenderlands gildekerse: door een gild geschonken kaars bij de dood van een van de leden.
Ghisbain, Gusbin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Gisbert(us).
Ghislandi, Ghuisoland, Ghisoland. Vadersnaam. Germaanse voornaam Gislandus.
Ghiste, van Ghist, van. Variant van Van Ghise of Van Geest.
Ghyberlinck. Vadersnaam. Afleiding van voornaam Gijzelbrecht, vergelijk Gijpers.
Ghynnebeire. Middenenderlands gingebere: gember. Bijnaam of beroepsnaam naar de kruidnaam.
Ghuijs: Kan een variant zijn van Goos, maar vermoedelijk veeleer van Gijs.
Giacomi, Giacomini, Giacominii, Giacomino, Giacomello, Giacomelli, Giacometti: Vadersnaam Giacomo, Italiaanse vorm van heiligennaam Jacobus/Jacomus.
Giard, Giart, Giar(t), Gyard, Giardin: Vadersnaam Guiard, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam wid-hard ‘Bos-sterk’. Wi(h)ardus, Gui(h)ardus. Voor gui= gi, vergelijk Ghyoot, Gys.
Gibault. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam geb-wald of gs-balth; vergelijk respectievelijk Geboldus, Gisbaldus.
Gibbon, Gibbons, Gibon: Vadersnaam. Franse afleiding van Germaanse geb-naam. Of van Gibert.
Gibbs, Gibson. Vadersnaam. Engelse familienaam; Zoon van Gibb, Gilbert.
Gibert. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gijsbrecht. Gi(s)bertus. 2. Zie Guibert.
Gibis. Wellicht spelling voor Gibbes=Gibbs.
Giblet, Gibelin. Vadersnaam. Afleiding van Gibert of Giboux.
Giboux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam geb-wulf; gave-wolf. Gibulfus, Gebolf.
Gich, van, van Gigch. Plaatsnaam Giech, Beieren?
Gicquel, Giquelet, Jicquel: Bretonse naam. Samentrekking van Jzquel, volkse vorm van Judical, naam van een Bretonse koning uit de 6de eeuw Oudbretons iud ‘Heerՠ+ ic + hael ‘adel (moedig)’.
Gide, Gyde: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Giddo; of spelling voor Guide, van Germaans Wido. 2. Verschrijving voor Gide, Gidet.
Gideonse, Giedziun: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Gideon, vooral in het Land van Cadzand en op Walcheren.
Gids de: Wellicht uit van Gits, Plaatsnaam (West-Vlaanderen).
Giel, Giele, 1. Zie Gillis. 2. Korte vorm van de voornaam Michiel. Vergelijk Gielen(s).
Giel, van. Plaatsnaam Gierle, Antwerpen.
Gieleghen. Plaatsnaam Ghislenghien, Nederlands Gellingen, Henegouwen.
Gielens, Gielen, Ghielens, Ghielen: 1. Zie Gillijns. 2. Vleivorm van Michiel.
Gipkes, Gepkes, Gebken. Oude knuffelvorm van een gysel of geb naam. Zie bij Gypen.
Giel (van). Familienaam uit de plaatsnaam Gierle (Antwerpen).
Gielen, Giele: Vadersnaam. De naam kan teruggaan op Gillis, maar ook op Michiel.
Gielfeer. Verdwenen familienaam. Hij kwam in 1683 voor in Leiden. Wellicht vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gyselfriet (uit gysel+frith).
Gieling, Gielink, Gielinger, Gyling. Vadersnaam uit Gielis, Gillis, Egidius. Zie Gillis.
Gier, de, Gier, Giers, Giers: De vogelnaam gier. Bijnaam voor een hebzuchtige, die zich als een aasgier op bezit stort.
Gierche, Ghierche: 1. Hypercorrecte aanpassing (Henegouwen) van G(h)iers: Geers (Waals-Vlaamse uitspraak girs). 2. Plaatsnaam La (..).
Gierdeghom, van Gierdegom, van, van Giedergom: Plaatsnaam Geerdegom in Mechelen. (Antwerpen).
Giersbergen, van: Plaatsnaam in Drunen (Noord-Brabant).
Gierse, Giers: Waarschijnlijk spelling voor Giers.
Giesendorf. Duitse plaatsnaam in Elsdorf.
Giesenfeld. Plaatsnaam Geisenfeld, Beieren.
Gieter, de, Gies)er, Giesser: Beroepsnaam van een tingieter, loodgieter, potgieter.
Giethoorn: Plaatsnaam in Brederwiede Overijssel.
Giessen, van (de); van (de) Giesen, van (der) Giezen, van Gijzen: Plaatsnaam Giessen (Noord-Brabant, Zuid-Holland). De variant van de Giessen verwijst veeleer naar de rivier de Giessen in de Alblasserwaard.
Gigli, Giglia, Giglio, Giglione, Giglioli, Gigliotti, Gilioli, Gilio, Giliotta: 1. Italiaans giglio: lelie. 2. Vadersnaam. Verschrijving voor Gil(l)io, van Egidius.
Gigounon, Gigonon. Afleiding van Gigon, zie Gigot.
Gigot, Gigault, Ghigo, Ggo, Ggot, Gegot, Gego, Gigon, Giglot: 1. Bijnaam voor een muzikant. Afleiding van Oudfrans gigue (Duits Geige): viool. Vergelijk Duits Geige, Geigle. 2. Bij uitzondering eventueel Frans gigot: bout. Beroepsnaam voor een slager.
Gijbels, Gyebels, Gybels, Geybels, Geipel, Geebels, Geebelen, Gebel, Gebele, Gebbe, Giblen, Giebel, Giebelen, Gibbels, Giebels. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gijsbrecht, Gode-brecht of Goude-boud.
Gijkens, Gykens. Vadersnaam. Friese voornaam Geike. Vergelijk Friese familienaam Gaaikema.
Gijs, Gys, Gyss, Gijse, Ghijs, Ghyse, Ghys, Giese, Gies, Giess, Gieze, Gisz, Gis, Ghise, Ghis, Ghisse, Gheis, Gheys, Geys, Geijs, Geis, Geise,Giezing, Gyssen, Giezen, Geyst, Geijst, Guis, Guis, Guisse, Ghuys, Guys, Ghuisse. 1. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Gyzelbrecht. Gys, Gise, Gisil kan een spellingvariant zijn van Guys of Guy, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Wido, afleiding van Guy, Guys.
Gijsel Van, Van Gysel, Van Gijzel, Van Gyzel, Van Giesel, Van Geyssel, Van Geysel. Familienaam uit de plaatsnaam Gijsel (Noord-Brabant).
Gijselinck, Gijselinckx, Gijselynck, Gijseling, Gijselings, Gijselyngs, Gyselincks, Gyselinck, Gyselincx, Gyselinck, Gyselinckx, Gyselynkx, Gysellings, Gijzelijngs, Gijzelelinck, Ghyselynck, Gyselynck, Ghijsselinck, Ghijselinckx, Ghijselinck, Ghijselings, Ghijselincks, Ghijselynck, Gysseling, Gysselings, Gyssellink, Ghyzelings, Gyzelings, Ghijzelings, Gyzelyngs, Ghyselincks, Ghyselinck, Ghysselinck, Ghyselinckx, Ghyselinck, GieselinkGheyselinck, Geyselinck, Geyselings, Gheijselinck. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gijzel (brecht) (giso).
Gijsel, Gijsels, Gijzels, Gyzels, Ghysel, Ghijssels, Gijssels, Gijsels, Ghijsel, Ghyssel, Gyssels, Gyssel, Giesel, Ghisle, Geysel, Geysels, Geijsels, Gheijsels, Gheijssels, Gheyssels, Geyssel, Geysels, Geyzels, Geesels, Geesels, Gsel, Gesel, Gesels, Gezels, Ghesels, Ghezels. 1. Vadersnaam: korte vorm van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht (= speer-schitterend). 2. Mogelijk ook uit het Middelnederlandse ‘giselՠ: gijzelaar.
Gijsemans, Gysemans, Gyzemans, Geysemans,Geijsemans, Geijsmans, Ghiesmans, Gijselman, Gyselman, Gyzelman, Gysermans, Gysemans, Gijsermans, Gijzermans, Gyzermans, Geysermans, Gieshelmann, Gieshelmans. Vadersnaam uit de voornaam Gijs (gijzel).
Gijsen, Gijsens, Gysens, Gysen, Gysin, Ghyzens, Ghijzen, Gijzens, Gijzen, Ghijssens, Gijssen, Gijsens, Ghyssens, Geysens, Gyssen, Gisen, Giesen, Giesens, Ghiezen, Giezen, Giessen, Giesen, Geissen, Geisen, Gheyssens, Gheyssens, Geyssen, Gheijssens, Gheijssens, Geijssen, Geijsen, Geijzen, Geyzen, Guisen, Guissen, Guissenne. 1. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Gisoof Gijzelbrecht, (kernwoord van de naam Gyzelbrecht).
2. Zie ook Geysen(s).
Gijskens, Gieskes, Gieske, Giskes, Giskin, Gheyskens, Geyskens, Geysckens, Geijskens, Geskens: Vadersnaam. Afleiding van Gijs, Gijzelbrecht.
Gijswijt. PLaatsnaam Geisweid (Siegen, Duisland).
Gijzelbrecht. Vergelijk Gijselinck.
Gilloteaux, Giloteaux, Giloteau, Gilotay, Gilta, Giltia, Giltay, Giltaix, Giltais, Giltait, Gilt, Gilte: Vadersnaam. Afleiding op -el/-eau, Luxemburgs-ay, Namen -ia, van Gillot.
Gilekens, Gillekens, Gllekes, Gilkinet, Gilkin, Ciltjes, Gielkens, Geelkens, Gilkain, Gilquain, Gilquint, Gilquin: Vadersnaam. Afleiding van Gillis.
Gilbau, Gilbeau, Gilbout, Gilbaux, Gilbou, Gilbos: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam gisil-balth ‘gijzelaar-moedig’. Gislebaldus. 2. Spellingvariant van Guilbaud.
Gilbergen (van), Gilberg. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Gilbergen in Hoeleden, Vlaams-Brabant.
Gilbert, Gilberg, Ghilbert, Gilberti, Gilberto, Gilberttz, Gylbert, Guillebert, Guilbert,Gillebeert, Gillebert, Gilabert, Gilabet, Giiberti, Gilibert, Giliberto, Ghijllebert, Ghyllebert, Gillebertus, Ghillebaert, Ghillebert, Guilbart, Gilbart, Gelbard, Gelbart, Gelber, Gelbert, Gilbert, Glebert: Vadersnaam. Romaanse vormen van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht. Zie Gyselbrecht. Gilebertus = Giselbertus. Zie ook Guilbart.
Gilbin. Vadersnaam, vleivorm van de voornaam Gilbert.
Gilde, (‘T); Gilden: Misschien verkort uit Gildemeester, Gildemeijer, Gildemacher. Of gereinterpreteerd uit Gilden, van Gillen, Gillis of uit Gelden, een vleivorm van voornaam Geldo(l)f.
Gildemeester. Beroepsnaam. Hoofd, deken van een gilde of broederschap.
Gillaert, Gillaert, Gillaerts, Gillard, Gillart, Gilliard, Giliard, Gilliart, Gilliaert, Gilliaerts, Gilar Gilard, Gilaer, Gylaer, Gylaers. 1. Vadersnaam uit Gillis, vorm van Egidius. 2. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam gilsil-hard.
Gilisquet, Gilliquet: Romaanse afleiding van Gilles/Egidius.
Giljean, Gilgean, Gilyan: Vadersnaam. Dubbele voornaam Gil(les) + Jean. Vergelijk Gillisjans.
Gillaert, Gillaer, Gillarts, Gillard, Gillart, Gilliard, Giliard, Gilliart, Gilliaerts, Gilliaert, Gilard, Gilar, Gilaer, Gylaers, Gylaer: Vadersnaam. Afleiding van Gillis/Egidius. 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gisil-hard: Gis(i)lardus.
Gillan, Gillant, Gillent, Gilian, Gilant. Vadersnaam, latinisering van een Germaanse gisil-naam. Of variant (met ander suffix) van Gillard:
Gillau, Gillaux, Gilleau, Gilleaux, Gillieaux, Gilliaux, Gelai, Gelay, Gelhay, Gelh:Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gilles/Egide.
Gillebert, Gillebaart, Gillebaard: Vadersnaam. Gilbert is de Romaans vorm van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht. Gilebertus = Giselbertus.
Gillegot. Waarschijnlijk verschrijving voor Gilliot.
Gilleir. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gilles. Vergelijk Waals Giltaire naast Giltay.
Gilleman, Gillemans, Gielemans, Gilmans, Gilman, Gilmand, Gilmant, Gielmans, Gielman, Chilman, Gillmann: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gillis.
Gillemon, Gilmont, Gilmond, Willemoens, Willemoons, Vilmon, Wilmont: 1. Vadersnaam. Guillemon/Willemon, vleivorm van Guillaume/Willaume, Frans Picardische vorm van Germaanse voornaam Willem.
Gilleron, Gilleran, Gillieron, Gilron, Gillerot, Gilleroy, Gelleroy: Vadersnaam. Vleivormen van Gillis of Gillier.
Gilkens, Gillekens, Gllekes, Gilkin, Gilkenet, Giltjes, Gielkens, Geelkens, Gilkain, Gilquain, Gilquin, Gilquint. Vadersnaam uit Gillis, dit is de vernederlandste variant van de Latijnse naam Gilles (Egidius).
Gilleman, Gillemans, Gielemans, Gilmans, Gilmand, Gilman, Gilmant, Gielman, Gielans, Ghilman, Gillmann. Vadersnaam uit de voornaam Gilles (Egidius).
Gillet, Gilet, Gelette, Giellet, Gielliet, Gielleit, Geilliet, Geiliet, Geilleit, Gill, Gillez, Gillehet, Gilliet, Gile, Gele, Gel, Gelee, Gelle, Gellee: Vadersnaam. Franse verkleinvorm op –et van de voornaam Gilles, Gillis, van Egidius.
Gilli, Gilly, Geli, Gelly, Gely, Jully, July: 1. Vadersnaam. Romaanse variant van Gidi, Giry, van Egidius. Zie Gillis. 2. Variant van Gillier (onder meer Luxemburg Waals). 3. Plaatsnaam Gilly (Henegouwen).
Gilliad, Giliade, Gillade, Gillias, Gillas, Gilias: Vadersnaam Gillat, vleivorm van voornaam Gilles. Ook wel Waalse variant van Gillard.
Gillier, Gillie, Gilliers, Giller: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gisil-hari ‘gijzel-leger’. Gisleharius, Gislarius.
Gilliland. Ierse familienaam (Oost-Ulster) van Schotse oorsprong Mac Gilliland, van Mac Giolla Fhaolin (MacLysaght).
Gillis, Gillessen, Gillisse, Gilissen, Jilesen, Gillesse, Gilles, Gill, Gils, Gilst, Gielis, Gilis, Gillies, Gilys, Guilis, Guiliz, Gelis, Gelise, Gylis, Gijlis, Gille, Degilles, Giles, Gil, Ghils, Gils, Gel, Giele, Gieles, Giels, Gillissen, Gilis, Gilisse, Gilis, Cilissen, Gilisse, Giellisen, Ghielissen, Gilessen, Gillessen, Gillesen, Guillissen, Guilisen, Geelissen, Gelissen, Gelisen, Jilesen, Gylsen, Gile, Gel, Gele, Gele, Gelle, Gellee Jelijsɼ/span>: Vadersnaam. Gillis is de vernederlandste vorm van Frans Gilles, via een gelatiniseerde vorm Gilius, van Egidius. Griekse heiligennaam Aegidius.
Gillisjans, Gillesjans. Dubbele vadersnaam uit Gillis + Jan.
Gillon, Gielon, Gilon, Geljon, Jilon, Gillion, Gellon, Gelon, Geloen, Gelon: Vadersnaam. Geljon is de Nederlands uitspraak van de Franse familienaam Gillon, vleivorm van de voornaam Gilles = Egidius. Gillon en Guilllon werden soms verward. Guillon kan een vleivorm zijn van Guillaume ԗillem’.
Gillot, Gilot, Gilloots, Gillo, Gilodts, Gilotin, Gilliot, Gilio, Gilioiodts, Gelo, Gelot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gilles/Egidius.
Gillyns, Gillijns, Gillin, Gilin, Gillen, Gillens, Ghielen, Ghielens, Gielens, Gilen, Gilens, Guillen. Vadersnaam, knuffelvormen van Gilles (Egidius).
Gilmaire, Gilmre: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gisil-mr’ gijzel-beroemd’. Gislemarus. 2. Spelling voor Guilmaire, Picardisch voor Germaanse voornaam Wilmar.
Gilnay, Gilnaits, Gilniat: Vadersnaam. Vleivorm van Gilles.
Gilops, Gillop: Verhaspeling van Gilots, Gillotet?
Gilquart, Gilcart, Gilka: Vadersnaam. Afleiding van Gillis of Gilbert.
Gilse, van, Van Gils, Van Gilsen, Van Gilst, Van Giels: Plaatsnaam Gilze (Noord-Brabant).
Gilsemans, Ghilsmans: Afleiding van Van Gilse.
Gilson, Gielson, Gilsonnet, Gilsonet, Julsonnet, Julsonet: Vadersnaam. Gilleon, vleivorm op –eon van de voornaam Gilles.
Gilsoul, Gilsourt: Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eoul van Gilles.
Gimbrere. De familie Gimbrre kwam uit Bordeaux via Antwerpen naar Nederland. Waarschijnlijk de Franse familie- en plaatsnaam Gimbrde.
Giltaij, Giltay: Vadersnaam. Giltay, Giltais, van Gillotay, Luiker Waalse variant van Gilloteau(x), verkleinvorm van Gillot, vleivorm van de voornaam Gilles, Egidius.
Gimmenich. Plaatsnaam Gemmenich, Luxemburg.
Gimpel, Guempel: 1.Vadersnaam. Duitse voornaam Gimpold. 2. Duitse bijnaam Gimpel, Gimbel, Duits Gimpel ‘goudvink, bloedvink’. Bijnaam voor een onnozele hals, sufferd.
Gimst, van; (van) Gemst: Uit van der Ginst?
Ginderachter, van. Naar de woonplaats ginder achter (een weg, een waterloop).
Ginderboven, van. Naar de woonplaats ginder boven, daar boven, op een hoogte.
Ginderbuyten, van. Naar de woonplaats ginder buiten de dorpskom. Plaatsnaam onder meer in Mol, Antwerpen.
Ginderdeuren, van, van Geenderdeure: Plaatsnaam Ginderdeure in Erembodegem (Oost-Vlaanderen), Ginderdoor (Noord-Brabant): ginder door.
Ginderhuysen, van, Ginderhuysen, van Geenderhuysen, Geenderhuijsen, Geenderhuyzen: Naar de woonplaats in gene, gindse huizen. Of ontrond uit plaatsnaam Gundernhausen, Gundenhausen (Beide in Duitsland).
Ginderneder, van, Naar de woonplaats ginder beneden, in de laagte; bijvoorbeeld plaatsnaam in Hofstade.
Ginderom, van. Naar de woonplaats om de hoek, achter de bocht.
Ginderen, van: 1. Variant van van Genderen. Plaatsnaam Genderen (Noord-Brabant). 2. Van Ginderen ‘Van ginder, van daar’.
Ginderover, van. Naar de woonplaats ginder aan de overkant. Ook plaatsnaam Ginderover (Noord-Brabant).
Gindertael, van, Gindertalen, van, van Geendertaelen, van Gindertaele, Gintertaelle: Naar de woonplaats ginder te dale, in het dal, in de diepte.
Gingelen, van. Plaatsnaam Gingelom, Limburg.
Ginhoorn, van: Plaatsnaam Geenhoven in Valkenswaard (Noord-Brabant)?
Ginhoven, van. 1. Plaatsnaam in Baarle-Hertog, Merksplas, Wuustwezel. 2. Variant van Van Geenhoven.
Gink, van: Plaatsnaam Genk (Belgisch-Limburg). Of wellicht Ginneken (Noord-Brabant).
Ginkel, van, Van Ginckel, Ginckels, Ginkels: Plaatsnaam De Ginkel (Gelderland, Groningen).
Ginneberge: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Ginbergia. 2. Eventueel plaatsnaam De Genenberg (Nederlands-Limburg).
Ginneken, van, Van Genneken: Plaatsnaam Ginneken (Noord-Brabant).
Ginsbach. Plaatsnaam Ginsbach in de Elzas.
Ginsberg: Wellicht ontrond uit de Beierse Plaatsnaam Gnzburg, met de bekende burg/berg-verwarring.
Ginst, van de, van de Ghinst, Ghinste, van der Ginst, Verginst, van de Gienste, van Deginste, van der Gheynst, Geynst, Gheijnst, Vergheynst, Vergeynst, van de Ghens, de Ghenst, de Geynst, de Ghynst, Gynst, de Gijns, Gijnst: Plaatsnaam Ginst ‘Brem’van Oudfrans geneste, Frans gent, Latijnse genesta. Plaatsnaam in Bellegem (Kortrijk, West-Vlaanderen).
Gintelenberg. Gintelenberg komt in 1900 in ‘S-Hertogenbosch voor. Duitse familienaam Guntlisbergen, Guntlisberer, van plaatsnaam Guntlisberg bij Zurich (Zwitserland).
Giondelaers. Door dissimi;atie van Middelnederlands grondenaer: grondeigenaar. Vergelijk Duits Grundherr.
Giordan, Giordano, Giordani, Giordanino. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de voornaam Jordanus.
Giovanni, Giovani, Giovalelli, Giovanetti, Giovani. Vadersnaam. Italiaanse vorm en afleiding van heiligennaam Johannes.
Giraldo, Giraldi, Giraerts, Jirard,Girardini, Girardi, Giradino, Girardin, Giradeau, Giradon, Girardot: Vadersnaam. Franse vorm en afleiding van germaanse voornaam Grard.
Girardin: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Gerard.
Gicour. Plaatsnaam Gircourt, Vosges, of Gercourt, Mesue.
Girlot. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse ger-naam.
Girmes. Duits dialect variant van Kirmes; ker(k)mis.
Girodrouz. Waarschijnlijk van Giraudeau.
Giroud, Giroux, Giroul, Giroulle, Groux. Vadersnaam, Romaanse vorm van Gerolf.
Girondal, Girondeau, Girondin, Girondon. 1. Afleiding van Zuidfrans gironde: zwaluw. 2. Variant van Giraudeau, -on, met epenthetische n.
Girot. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ger-naam, zoals Grard. 2. Verschrijving voor Giraud.
Girresch, Girs, Girrs: Duitse bijnaam Girsch, van Middenhoogduits girisch: gierig, hebzuchtig.
Girtler: Ontronde vorm van de Duits Beroepsnaam Grtler ‘gordelmaker’.
Gisbierre, Guisbier, Guisbiers: Vadersnaam. Picardisch vorm voor Gisbert (vergelijk Ghisbain). Zie Gyselbrecht.
Gisbrandt, Gisbrand, Gisbrant: Vadersnaam. Germaanse voornaam gs-brand ‘ijl-zwaard’. Giseprandus.
Giselet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Gijzelbrecht/Giselbertus.
Gisgand, Guisgand, Ghisgand, Gigante, Gigant, Ghiga, Cigas, Cigas, Giegas, Gieghase, Gygax: Oudfrans gigant, Frans gant: reus. Vergelijk (de) Reuse, de Reese.
Gislain, Guislin, Guislain, Guiselain, Guiselin, Guisoland, Gislen, Ghisselain, Ghislain, Ghiselin, Gissalin, Geslain, Geslin, Gislini, Ghisleni, Jeslein, Ghillain, Ghilain, Gillain, Gillin, Gillaint, Gilain, Gylain, Guillain, Guilain, Guilin, Ghilin, Gelain, Gileen: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Latijnse voornaam Gislenus, latinisering van Germaanse gisil-naam, zoals Gijzelbrecht. 2. Sommige vormen kunnen Romaanse verschrijvingen zijn van Gyselen (Middelnederlands Giselin), andere eventueel vleivormen van Giles. 3. Guil(l)(a)in en homoniemen kunnen ook vleivormen zijn van Guillaume. Vergelijk Willens, Guillin.
Gisquet: Vadersnaam. Afleiding van Gijs, Gijzelbrecht.
Gistel, van. Plaatsnaam Gistel, West-Vlaanderen.
Gistelaere, de, Gistelare, de. Afkomstig van Gistel, West-Vlaanderen.
Gistelman. Afleiding van Van Gistel.
Gistman. Beroepsnaam van de gistbereider of verkoper.
Gittenberger: Ontronde vorm van Duits Gutenberger, afleiding van de frequente plaatsnaam Gutenberg.
Gittler, Gitler. Duitse ontronde vorm van Gttler. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Gtel: Goedele.
Gits, van, Gidts: 1. Plaatsnaam Gits (West-Vlaanderen). 2. Zie Giedts.
Gitsels. Wellicht van Gijssels.
Gittenaer, Gietenaar. Plaatsnaam Gieten, Drenthe?
Gittens. Vadersnaam vleivorm van Germaanse voornaam Giddo, bakervorm van Gidbertus.
Giudici. Italiaanse beroepsnaam Giudice: wetheer, rechter; vergelijk Schepens.
Giuliano, Guliani, Guliana: Vaders-, moedersnaam. Italiaanse vormen van Latijnse heiligennaam Julianus, Juliana.
Giunta, Giunti. Italiaans van Bonag(g)iunta, buona aggiunta: goede aanwinst. Bijnaam voor een gewenst kind.
Gjaltema, Gialts, Gjeltema, Galtema, Galtama. Vadersnaam Gjalt. Plaatsnaam Galts, Oldenburg.
Giusto, Giusti, Giust: Vadernaam. Italiaanse vormen van Latijnse heiligennaam Justus.
Givert, Giviar: Vadersnaam. Waarschijnlijk van een Germaanse geb-naam. Vergelijk Giverius.
Givron, Givront, Giveron. Plaatsnaam Givron, Ardèche.
Givry. Plaatsnaam, Ardèche, Marne.
Glady, Glaudy. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Claudius, zie Claude.
Glab, Gelap: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam glad-berht: Glabert.
Glabbeek, van, van Glabbeeck, (van) Glabbeke, Glabeke, van Gelabbeek: Plaatsnaam Glabbeek (Vlaams-Brabant), Neer- of Opglabbeek (Limburg).
Glachant. Waalse aanpassing (met hypercorrecte ch) en Re-interpretatie van Claassen; vergelijk Claens.
Glacz, Glatzel. Duits Glatz, bijnaam voor een kaalkop.
Gladdines: Ook Gladin, Gladine(s), Gladinez. Vadersnaam., verkleinvorm van voornaam Glade, Glaude = Claude.
Gladiuex. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Glaude-Claude.
Gladin, Gladine, Gladines, Gladinez: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Claude = Claude. Vergelijk Glade.
Gladon. Vadersnaam Gla(u)don, vleivorm van Claude.
Gladpootjes: Volks etymologische vervorming (van Clabots?).
Gladsteen. Wellicht Re-interpretatie van Glitzenstein.
Gladys, Gladysz. Gladisz: 1. Moedersnaam. Engelse voornaam Gladys, oorspronkelijk Wels Gwladus, gewoonlijk afgeleid van Claudia. 2. De verschrijvingen op –sz suggereren veeleer Slavische namen. Brech. verklaart de familienaam Gladis, Gladitz, Gladitsch, Gladisch van Slavische voornaam Gladu.
Glahn, von: Plaatsnaam Glan-Mnchweiler (Rijnland-Palts).
Glande: Met n-invoeging uit Glade, Glaude, Claude? Of leesfout voor Glaude = Claude. Zie Gloude.
Glandy. Waarschijnlijk variant van Glady, met n-epenthesis. Of afleiding van gland: eikel?
Glandorff. Plaatsnaam Glansdorf in Rhauderfehn, Duitsland.
Glanz, Glane: Duitse bijnaam: glanzend, schitterend.
Glanzer, Glaenzer: Duitse bijnaam voor iemand die (graag) schittert, glanst. Of beroepsnaam voor iemand die voorwerpen poetst, doet glanzen.
Glas, (de): Plaatsnaam Gerlache in Voroux-Goreux (Provincie Luik).
Glasbergen, Glazenburg, Glasberg. De familienaam Glasbergen is in 1637 voor het eerst (met het voorzetsel ‘Vanթ in Noordwijk-Binnen geschreven door de kleermaker Claes Willemssoon van Glasbergen. Hij was een zoon van de glazenmaker Willem Claesz, die in 1587 in Leiden is getrouwd. Zou de naam duiden op herkomst uit Glasberg in Duitsland, nu Glazewo in Polen, een centrum van glasblazers? Vergelijk eventueel de namen Glazenburg, Glazenborg en Glazenberg in Groningen.
Glaser, Glasser, Glaszer, Glezer: Duitse beroepsnaam van de glazenmaker.
Glass. Vadersnaam. Duitse vorm voor Nicolaus, zoals Glas, Glaas, Glass, variant van Klas.
Glasmacher: Duitse beroepsnaam van de glazenmaker.
Glasz, Glas: Vadersnaam. Duits Glass, Glas, korte vorm van Nikolaas.
Glasson. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Nicolas. Vergelijk Glasset. 2. Afleiding van Oudfrans glace: ijs, spiegel. Bijnaam.
Glat, Glatt. Duitse bijnaam, wellicht voor een gladde aal.
Glatigny. Plaatsnaam (Oise, Manche, Seine-et-Oise) en in Ransart (Henegouwen) en Thorembais (Waals-Brabant).
Glaubrecht: Spelling voor de vadersnaam. Globrecht, Globert. Germaanse voornaam hluth-berht ‘Beroemd-schitterend’. Hlodebertus, Glotbertus.
Glaudemans, Gloudemans: Vadersnaam. Afleiding van Claude = Claude. Vergelijk Gelaude.
Glaudin. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Claude.
Glautier. Picardisch clauti, Frans cloutier: nagelmaker. Beroepsnaam.
Glavier, Glavie, Glavieux. Oudfrans glavier; zwaardenmaker. Beroepsnaam.
Glazemaeker, Glazemaekers, Glazemaker, Glazemakers, Glazemackers, Glasemakers, Glasemaekers, Glazenmakers, Glaesmakers, Glasmacher: Beroepsnaam van de glazenmaker.
Glebbeek: Variant van Glabbeek. Plaatsnaam Glabbeek (Vlaams-Brabant) of Neer-en Opglabbeek (Belgisch-Limburg).
Glecer. Spelling voor Duits Glatzer, van plaatsnaam Glatz in Silezi.
Gleich, Gleicher. Duits Gleich: gelijk, even, passend. Gleis(s)ner, Glaisner: Duitse bijnaam. Middenhoogduits gelchsenaere: veinzer, huichelaar.
Glenet. Wellicht van Glinet, Gelinet, afleiding van Gelin.
Glenisson, Glnisson: Vadersnaam. Afleiding op -eon van G(e)lin.
Glerum, Glerom: Noorse familienaam Glaerum, Glerum, van plaatsnaam Glaerum, Glerem in Surnadal, van Oudnoors Gljfarheimr.
Glesener, Glesner, Glaessner, Glaesener, Glaesner, Glasner, Gloesener: Duitse beroepsnaam: glazenier, glazenmaker.
Gleton. Oudfrans gleton; klis, klit, kleefkruid.
Glibert: Vadersnaam. Omkering van volgorde van klanken van Gilbert, Guilbert, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht.
Gliksberg, Glcksberg, waarschijnlijk verward met Duitse plaatsnaam Glcksburg.
Glinneur, Glineur, Glinoer, Ghilneux, Glaneur: Afleiding van Frans glinne, glne, van Latijn gallina: kip, hen. Beroepsnaam van de kippenkweker, poelier.
Glissoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Glissulf, wellicht door klankverandering van Gisilwulf: Gislulf, Gislolf.
Glitzenstein, Glicenstein, Glicensztein: Duits Galitzenstein: zinkvitriool.
Glckner, Glockner, Glockemann, Glockmann: Duitse beroepsnaam van de klokkenluider.
Glopper, (de): Variant van de Clopper. Bijnaam voor een klopper, in een van de vele betekenissen, bijvoorbeeld ‘klokluider’.
Glorian. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Glorius? Of van Florian?
Glorie, Gloria, Gloire, Gloer, Glore, Glor, Gloor, Verglorie: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Gloria, ver; vrouw.
Glorieux, Glorieus, Glorie. Bijnaam voor iemand die op eer of roem gesteld is.
Gloris. 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Glorius. 2. Uit Floris. 3. De Duitse familienaam Glorius wordt verklaard uit Hilarius.
Glotzer, Gltzer: Duitse bijnaam voor een gaper.
Gloude, Gloudemans, Gloudie: Vadersnaam. Glaude = Claude.
Gluck, Gluck, Glik, Glick: Duitse bijnaam Gluck: geluk.
Gluckman, Gluckmann, Glickman, Glicksmann, Gliksman, Glikerman: Duitse familienaam Glcksmann. Bijnaam voor iemand die geluk brengt of heeft.
Glusmann. Duits Klussmann, afleiding van plaatsnaam Klus; kluis.
Gnirrep: Anagram van Perring. Friedrich Elias Perring, afkomstig uit Pyrmont, deserteert in 1804 en trouwt in Amsterdam onder de naam Gnirrep.
Gormans, Gorman, Goorman, Goormans, Goremans, Gooremans, Gorremans: 1. Afleiding van Van Goor. 2. Uit Go(e)dermans.
Gordon, Gourdon, Guerdon: Afleiding van Oudfrans gort, Frans gourd: lomp, log, onhandig. Bijnaam. Vergelijk Gourdin.
Goblet, Gobelet, Gobled: Vadersnaam. Franse afleiding van Germaanse voornaam Gobrecht of Gobboud.
Gobbelschroy, van. Plaatsnaam in Kortrijk-Dutsel (Vlaams-Brabant).
Gobau, Gobaux, Gobeaux, Gobeau, Goubault, Goubaut, Goubauw, Gaubout, Jaboud, Gobbo, Gobo: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germanse voornaam Godeboud. Zie Godbolt.
Gobbaerts, Gobbaert, Gobart, Gobaer, Gobba, Goba: Vadersnaam. Variant van Gobert (ar/er-wisseling). Of afleiding van de bakernaam Gobbe.
Gobbe, Gobe, Gob, Gobes, Gobbens, Goube, Gaube: Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Go(de)brecht of Go(de)boud, of zelfs Godefried.
Gobeijn: Vadersnaam. Andere spelling voor Gobijn, Gobin, vleivorm van de Germaanse voornaam Go(de)brecht of Go(de)boud.
Gobel, Gbel, Gbels, Goebels, Goebel, Goebbels, Gobbels, Gobels, Gobbels, Gubbels, Gubel, Geubels, Geubel, Geubbels, Geubelle, Guebels, Guebel, Guebelle, Gubel, Gubels, Gebel, Guebelle, Gueubel, Goppel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Go(de)brecht of Go(de)boud.
Gobet, Gobets, Gobiet, Goubet, Gob, Gobez: vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Gobert of Gobau(x).
Gobillard, Gobillon: Vadersnaam. Franse vleivormen van Germaanse voornaam Gobrecht of Go(de)boud.
Gobin, Gobyn, Gobijn, Gobeyn, Gobbin, Goubin, Gauwbeen, Gaubeen, Gaubeyn, Gobien, Gubin, Guypen, Gbenne, Gbene, Gueben, Guebenne, Gubin. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Gode-brecht of Gode-boud.
Gobraiville. Plaatsnaam Cobraiville in Nives, Luxemburg.
Goblin, Gobelin, Gobeleyns, Gablin, Joblin. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Go(d)brecht of Gobboud. Vergelijk Gobel.
Gobert, Ghobert, Gobbert, Godbert, Gobiert, Gobier, Gobierre, Goubert, Goubeir, Gaubert, Goebeert, Gobbers, Gobers, Goppert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Godebrecht (god-brecht).
Gobrecht, Godebrecht, Godebrechts: Vadersnaam. Germaanse voornaam Godebrecht: Godebertus.
Gobron. Vadersnaam. Afleiding van Gobert.
Gocar, Goka. Variant van Jacquart. Vergelijk Jadot-Godot.
Goch, Goche, . Vadersnaam. Picardisch vorm voor Gosse. Vergelijk Cochet.
Goch, van, van Gogh: Plaatsnaam Goch (Duitsland).
Gochard, Gocha, Gochart. Vadersnaam. Picardische vorm voor Gossard; zie Gossaert.
Gochon. Vadersnaam. Picardische vorm voor Gosson, Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Go(d)zo, Gosso.
God, Got, Godde, Goede, Gudde, Gods, Godts, Gots, Goots, Goidts, Goedts, Guets, Guedes, Guets. 1. Vadersnaam, korte vorm van de Germaanse voornaam Godo (god). 2. Vadersnaam, variant van Gort(s), Guert(s). Zie Goorts. Vergelijk Brabants met: markt, zwet: zwart, kut: kort.
Godemont, Godmont, Gaudemont, Goedemont, Goedemond, Goudemant, Goudemand, Goudeman, Godmond: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-mund ‘god-bescherming’. Gotmundus.
Godalier, Godallier, Godelie, Godeliez, Gonderlier, Goddeliere, Godelire, Godailliez, Goudaillier, Goudailler, Goudalier, Goudali, Goudaliez, Goudaill, Goudailliez, Goudaillez, Goudelis, Goedeljee: Oudfrans go(u)dalier, van Middelnederlands goedale: goed bier. Beroepsnaam van de brouwer van goed, sterik bier.
Godbille, Godbil, Godbils, Godtbil, Gadbil, Godbolt, Godbuls, Goubille: Bijnaam ontleend aan het balspel. Gode bille: goede bal.
Godbolt, Godbuls, Goubout: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-balth ‘god-moedig’. Godeboldus. Nederlandse Godeboud. Zie ook Gobau.
Goddaer, Goddaert, Goddard, Goddart, Godaert, Godaer, Godar, Godard, Goda, Godat,Godehardt, Gotthardt, Gotthard, Gdert, Gaudart,Goddar, Godart, Goddar, Goard, Gouard, Gouat, Goudart, Goudaer, Goudar, Goedart, Goedert, Goedhart, Goethaert, Goutard, Goyaerts, Goyarts, Goijaerts, Goijarts, Jodard, Joudart, Joudat, Jottard. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam gud-hard; god-sterk, Godardus. 2. Ook afleiding van of verwarring met Godevaard; vergelijk Goorts.
Godden. Vadersnaam. Verbogen vorm van Godde of variant van Godin (in verdoft tot en).
Goddre, Godder, Goderey, Cadr: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-hari ‘god-leger’. Godeharius. 2. Als we uitgaan van Godder: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gud-rd ‘god-raad’. Godrada. 3. Godder kan eventueel spelling zijn van Middelnederlandse uitroep: God Heren. Vergelijk Goderis 2, Godhair(t).
Goddoud, Godau, Godaux, Goddeau, Godeaux, Godeau, Goudeau, Gouault: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-wald ‘god-macht’. Gudualdus, Godaldus.
Goddro. Spelling voor de Franse familienaam Godreau, afleiding van Godier, de Germaanse voornaam Goeder.
Godechal, Godiscal, Godichal, Godicel, Godicej, Godichaux, Godchaux, Godicheau, Gaudicheau, Gaudicheau, Chaudicaud, Godechard, Godichard, Godessart, Godesar, Godissart, Gaudissart, Gaudisart, Godecharles, Godecharle, Godeschalk, Godschalk, Gosschalk. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Godschalk, gud-skalk (God-knecht) Godesscalc. Godecharle(s) is volksetymologisch en hypercorrect (Charles van Challes).
Godechoul, Gochoul, Godchoul, Godsoul: Vadersnaam. Waalse afleiding van Germaanse god-voornaam.
Gdecke, Geudeker, Goettgens, Gttgens, Gottgens: Vadersnaam. Nederduits Gdeke, afleiding van god-naam.
Gdden: Vadersnaam. Verbogen vorm van de Duits naam Gde, korte vorm van een Germaans god-naam, zoals Godfried, Godhard. Vergelijk Godin.
Godderis: Vooral West-Vlaamse familienaam Gode(e)ris. 1.Vadersnaam. Goderi, Godry, zie Goderie. 2. van Godhereons, een bijnaam naar iemands lijfspreuk ԇod heerse over ons’.
Godee, Goedee: Vadersnaam. Nederlands spelling van Frans Godet, verkleinvorm van een Germaans god-naam, zoals Godefroid.
Godefridi, Godefridis, Godfrydt, Godefroi, Godfroi, Godfroid, Godfroidt, Godfroit, Godfrois, Godfroy, Godfroij, Guffroy, Gotfryd, Deguffroy, De Guffruy, Goedefroy, Goedefroi, Goddefroy, Goddefoy, Godfrey, Godefroot, Godefroo, Godefroodt, Godefrood, Goedefroidt, Goedefroit, Goedefroo, Goedefroot, Gaudefroy, Gaudfroy, Gaudefroij, Goudefroue, Gouttefroy. Vadersnaam uit de Latijnse en Franse vorm van de Germaanse voornaam Godevaard (god-vrede), zie Govaert(s). Go(e)defroo(d) geeft de Vlaamse uitspraak weer van Godefroi(d).
Godefrin, Godfrin, Godfrind, Godfrint, Godfrain, Godfraind, Godfrine, Gofdrinne, Gaudfrain, Gaudfrin, Goedvriendt, Goedvriend, Goedvrient, Goetvrindt, Goddevriendt, Goddevrint, Goddevrind, Gourfriend, Goutfrind, Goutvrind: Vadersnaam. Niet noodzakelijk een vleivorm van Godefroid, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Godevaard. Zie Godefridi(s). Blijkens de oudste vindplaats is Godefrindus veeleer door n-epenthesis te verklaren uit Godefridus.
Godefroimont. Re-interpretatie van Godfrmont, van Godfernon.
Godelaer, Gotelaere, Godtler: Vadersnaam. Germaanse voornaam Godalharius, Godelarius.
Godelaine. Moedersnaam. De Vlaamse Heilige Godelieve wordt in het Frans Sainte-Godelaine genoemd, dus eigenlijk een afleiding.
Godelet. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse god-naam.
Godenir, Goeddner: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-in-hari; vergelijk Godenardus, Godenulfus. Duitse familienaam Gottner.
Goderis, Godderis, Godeeris, Godeeris, Goderis, Goderus, Gauderis, Gadeeris. 1. Familienaam afgeleid uit de voornaam Goderi, Godry: dit zijn Romeinse vormen van de Germaanse naam Goederik. 2. Of van Godhereons, een bijnaam naar iemands lijfspreuk ԇod heerse over ons’. Vermoedelijk gaat het om twee verschillende namen, die achteraf als Goderis samengevallen zijn. Ofwel is Godher(e)ons uitgestorven.
Goderniaux. Plaatsnaam Goderneau in Montroeul (Henegouwen).
Godet, Goddet, Godd, Goudet, Goedee, Goedheid, Gaudet, Gaud, Goude, Cadet, Jou, Juet, Juez: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse gud-naam, zoals Godefroid.
Godfernon, Godfirnon, Godfurnon, Godfurneau, Godfrmont, Godefroimont, Godfrain, Godfraind. Vadersnaam uit Godfrin: dit is een variant van Godefroid (zie bij Godfried).
Godfreaux, Godfriaux. Vadersnaam. Godefrel, afleiding van de voornaam Godefroid.
Godfriedt: Gottfried is eigenlijk de Duitse vorm naast Nederlands Godevaard. Germaanse voornaam guda-frithu ‘god-omheining, vrede’. God(a)frid, Godefridus, Godeverd; zie Govaerts.
Godhair, Godhaird. Oudfranse uitroep: godehere, van Oudnederlands God heere: Heer God. Vergelijk Goderis 2.
Godhelp: Vadersnaam. Voornaam ԇod helpe mij’vergelijk Duits Gotthelf, Helfgott, Frans Dieuaide.
Godier, Godiet, Goodier, Goudie, Gody, Goddi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Goeder. Zie ook Gohir, Goor.
Godimus. Keukenlatijn Gaudimus?
Godin, Godyn, Godyns, Godijn, Godijns, Godens, Goddijn, Goddyn, Goddin, Godding, Godden, Goeden, Goetens, Goodens, Goeyens, Goyen, Goyens, Goijen, Goijns, Ghoijens, Goen, Goens, Goense, Goons. Vadersnaam, knuffelvorm (-ing) van de Germaanse god-naam (= goddelijk of goed).
Godineau, Godina, Godinas, Godinache, Godino, Godinho. Vadersnaam. Afleiding van Godin.
Godinus, Godimus. Vadersnaam, latinisering van Godin.
Godon, Goedons, Joudon, Guedon, Gudon, Jadon, Godot, Gadot, Jadot, Jados, Jaddoo: Vadersnaam. 1. Romaanse vleivormen van Germaanse god-naam. Vergelijk Godet, Jadoul. 2. Eventueel van Grard.
Godron, Gaudron, Gaudront. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Godier. 2. Zie Caudron.
Godschalck, Godschalk, Godschalx, Godtschalck, Godtsschall, Gottschalck, Gottschalk, Godeschalk, Godeschalckx, Goetschalckx, Goetschalck, Goetschakx, Goetschalx, Goetchalk: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-skalk ‘god-knecht’. Godesscalc.
Godsdeel, Goosdeel. Deel slaat op een plaatsnaam, een tiende, een stuk land dat aan de kerik (God) behoorde.
Godu, Gaudu: Moedersnaam. Variant van Godeus; vergelijk Mahu/Maheu. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gud-hild ‘god-strijd’. Godildis.
Godwin, Goodwin, Godevin: Engelse vadersnaam. Germaanse voornaam gud-win ‘god-vriend’.
Goebert: Vadersnaam. Gobert, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Godebrecht.
Goedbloed, Goetbloet, Goetsbloets, Goedsbloeds: Bijnaam voor iemand met een goed karakter.
Goede, de; de Goeij, de Goij, de Goe, de Goedt, de Godt, de Goodt, de Goeje, de Goeij, de Goeye, de Goey, de Ghoy, de Goy: Bijnaam voor een goed(aardig), zachtaardig, lief mens.
Goedem, Goedeme, Goudemez, Goedemey, Godm, Godmay: Beroepsnaam voor de brouwer van goede mede, dat is mee, honingdrank. Vergelijk Goedhals. Duits Gutbier, Gutwein, Engels Goodale, Goodbeer, Frans Bonvin.
Goedegebuure, Goedegebuur, Goedegeburen, Goedegebure, Goedebure: Bijnaam voor een goede buur. West-Vlaamse ook Goe(t)gebeur. Vergelijk het antoniem Quagebeur.
Goedemond, Goedemondt, Goedemont: Vadersnaam. Godemont, Germaanse voornaam gud-mund ‘god-bescherming’. Gotmundus.
Goeden. Verbogen vorm van Goede of van Godin.
Goedendorp. Plaatsnaam. Misschien Godorf in Rondorf (Duitsland).
Goeder, Goeders, Goeyer, Goeyers, Goeijers, Goyers, Goyer, Gooijers, Gooijer, Gooyer, Ghoyere, Gouders, Gouder, Gauders, Gauder, Goters, Goeters, Geuder, Gueders, Guders, Gueuder, Gueudre, Guedr, Gudders, Goors, Goor, Gors, Gheur, Geur, Gueur: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-hari ‘god-leger’. Godeharius. De voornaam Goder evolueert klankwettig door d-syncope tot Goor en in Brabants dialect tot Go(e)yer. Goeyers kan ook van Goeyerts worden verklaard, zoals ook Goor een regressievorm kan zijn voor Goors, van Goorts; zie Goddaert, Goorts.
Goudeseune, vadersnaam Goue, verkleinvorm Gouke waarvan Friese geslachten Goukema en Goukes en de dorpen Dola-Goutum, nu meestal Goutum en Scharne-Goutum, van gouwe; streek?
Goederen, de: Misschien met secundair de uit vadersnaam. Goeder, van gud-hari.
Goederickx, Goericke, Godrix, Goorik, Goorickx, Goorix, Goorieckx, Guerickx, Gurickx, Curies, Godry, Godrie, Godderie, Godderi, Coderie, Gaudry, Goudry, Goutry, Goetry, Gorry, Gori, Goorie, Ghori, Chory, Goeury, Coeuriot, Gueury, Geury, Cheury, Ceury, Geurie: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-rik ‘god-rijk’. Godricus. De vormen op -ry/-ri zijn Romaans.
Goedermans, Godermans, Goorman, Goormans, Gooremans, Goremans, Gorman, Gormans, Gorremans, Guerman, Guermant, Gurman, Gurmann. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Goeder (gud-hari). Zie ook Goor.
Goederson. Vadersnaam. Zoon van Goeder. Vergelijk Goedson. Of van Go(e)dert.
Goedertier. Bijnaam voor een zachtmoedig, barmhartig, welwillend mens.
Goedeweeck, Goedeweek. Wellicht Re-interpretatie van plaatsnaam Goodwick (Wales) of Goodwich (Godewyk) in Eaton.
Goedgebuure, Goedgebuer, Goedgebeur, Goegebeur, Goegebuer, Goetgheneur, Goetgebeur, Goetgebuer: Bijnaam voor een goede buur. Vergelijk Quaegebeur.
Goedgeluk, Goedgeluck, Goedtgheluck, Goetgeluck, Goetgeluk, Goetgheluck, Gotgheluck, Goutglik, Goukenleuque, Gougheleucq. Bijnaam voor iemand die geluk heeft of geluk brengt. Vergelijk Bonneure, Duits Gutglck.
Goedgezelschap. Bijnaam voor een goed gezel, een gezellige kerel. Vergelijk Bonnecompagnie.
Goedhals, Goethals, Goetals, Goethaels, Gothaels, Gothals: Beroepsbijnaam Goedaels, waarbij de h hypercorrect en volks etymologisch is. Middelnederlands goedael, goed ale ‘goed bier’. Voor de brouwer van sterik bier, lagerbier, Engels goodale, Duits Gutbier en het tegendeel Frischbier.
Goedhart, Goedhard, Goethart: Volks etymologisch voor Godaard. Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-hard ‘god-sterk’. Godardus.
Goedheer, Goetheer: Bijnaam ‘goede heer’. Vergelijk Duits Gutherr, Italiaans Buonsignore.
Goedheid, Zie Godet. Op 4 juli 1825 werd evenwel in Antwerpen ene Elisabeth Goedtheidt te vondeling gelegd; de naam stond op een vastgespeld briefje.
Goedhuys, Goedhuijs, Goethuys, Goethuysen, Goethuijs, Goethoys, Goethys, Gothuys. Familienaam uit de plaatsnaam Goedhuis (gud-husa). Vergelijk Duits Gutheim, Frans Bonnemaison.
Goedkindt, Goetkint, Goekint, Goedkindt, Goekindt. Bijnaam voor een goed kind, een goede (edel)knaap, knecht. Vergelijk Engels Goodchild, Frans Bonenfant.
Goedkoop: Bijnaam voor handelaar die de waar goedkoop verkoopt.
Goedleven, Goetleven, Goeleven: 1. Bijnaam voor een levenslustige, levensgenieter. Vergelijk Blylevens, Duits Gutleben, Schnleben, Frans Bonnevie, Italiaans Buonavita. 2. Moedersnaam. Re-interpretatie van voornaam Godelieve is niet waarschijnlijk.
Goedman, Goemans, Goeman, Gommans, Gommers: Vadersnaam. Germaanse voornaam op -man. Het eerste lid kan zowel god als goed zijn. Gudmannus. De toenaam werd later opgevat als bijnaam ‘goed man, eerzaam, fatsoenlijk burger’.
Goedson, Goodson, Goodison: Vadersnaam van Godisson, vleivorm van een Germaanse god-naam. Of Engelse Goodson, Godeson: zoon van Godo (vergelijk Goudeseune).
Goedstouwers: Moedersnaam. Germaanse voornaam Godes-diu ‘Dienares Gods’.
Goedvinck, Goetvinck. Verkeerde lezing van Goetunck (van Goetinck), vanwege de vroegere letter u=v. Er bestaat evenwel een Engelse familienaam Goldfinch: goudvink.
Goedvriend, Goedvriendt, Goedvrient, Goetvrindt, Gourgriend, Goutfrind, Goutvrind: 1. Bijnaam goede vriend. Vergelijk Bonami, Gutfreund.
Goedvolk: Goed volk? Vermoedelijk een volksetymologische vervorming. Goedvriend: 1. Bijnaam ‘goede vriend’. Vergelijk Bonami, Gutfreund. 2. Eventueel uit Godefrindus met n-invoeging uit Godefridus.
Goeiff, Gueiff, Guelfmann, Guelfman, Gelf: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-wulf’wod-wolf: Godulfus.
Goelen, Goelens, Goelhen, Goehlen, Goole, Goolen, Golle, Gole, Gol, Geulen, Geulle, Geullen, Guelenne, Guelen, Gulenne, Gulen, Guelinckx, Gullinck, Gulinck, Gulin, Gulinx, Guylink. Vadersnaam of moedersnaam. Kan een verbogen vorm zijn van Goele of Godilo. Of van Goelin. Afleidingn van een Germaanse god-naam. Vergelijk Goelkens.
Goelkens. Vaders-, moedernaam. Afleiding van Germaanse voornaam Godila (Goe(de)le) of Godilo.
Goemaere, Goemare, Goemarre, Goddemaere, Godemaer, Godemare, Goddemar, Gommaerts, Goemaes, Goumar, Goumard, Goumas, Gomer, Gommer,
Gommers Goemers, Gommerts, Gommers, Gottmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gummarus, Gotmarus, Gothomarus, God(e)marus, Guntmarus. Het tweede lid is mr ‘Beroemd’ het eerste kan zowel guda ‘god’gd ‘goedՠals gunth ‘Strijdՠzijn.
Goeman, Goemans, Goemanne, Goudeman, Goudemand. Goudemant, Goudmant, Goudman, Godman, Gioudemans, Goedemans, Gommans, Gouman, Goumans, Goman, Gomanne, Gomand, Gomant, Goument. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam: god of goed +man. Gudmannus. De naam werd later opgevat als bijnaam: goed man, eerzaam, fatsoenlijk burger.
Goeminne, Goemine, Goemeyne, Goemyne, Goemmine. Bijnaam goede minne uit het Middelnederlandse minne: aandenken, liefde, genegenheid. Of uit het Oudfranse godemine: goede sier, plezier.
Goense: Vadersnaam. Zoon van Goen, van Goden, van Godin (zie op dat woord).
Goeree: Plaatsnaam Goedereede (Zuid-Holland).
Goeres, Goerres. Vadersnaam. Duitse familienaam van de voornaam Gregorius.
Goergen, Goerg: Vadersnaam. Duits familienaam, van Georg, heiligennaam Georgius.
Goerke, Goericke. Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Georg.
Goerlandt, Goerlant, Goerland, Gourlant, Gourlandt: De Franse familienaam Gourland komt voor in departement Oise en Ain.
Goerlich. Vadersnaam, variant van de voornaam Gerlach.
Goes, de, (de) Gos, de Gos: Middenenderlands goes: gans; vergelijk Engels Goose. Bijnaam. Zie De Gans.
Goes: 1. Spellingvariant van Goos. 2. Korte vorm voor van der Goes. Plaatsnaam Goes (Zeeland). 1440-1482 Hugo van der Goes, de bekende Vlaamse primitieve schilder.
Goetelen. 1. Moedersnaam Goedele, Germ. Godila, met d/t-verscherping. Vergelijk Goeters. 2. Eventueel vadersnaam van Goedelin, afleiding van god-naam.
Goeth: Vadersnaam. Duits Goethe, korte vorm van een Germaans god-naam.
Goethem, van, van Gouthem, van Goethemd, van Goothem, van Gottom, van Gotum: Plaatsnaam Gottem (Oost-Vlaanderen), Gotem (Belgisch-Limburg) of Goetem in Sint-Gillis-Waas (Oost-Vlaanderen).
Goetheyn, Goethijn, Goethyn, Goeteijn, Goeteyn, Goitein. Combinatie van een bijnaam (goede) en een voornaam (Hein: Hendrik). Vergelijk Duits Gutheinz.
Goetinck, Goetynck, Goetunck, Gotinck, Gotinck, Gotink, Goetting, Gotting. Vadersnaam uit een Germaanse God-naam. Vergelijk Godin.
Goetjaer. Bijnaam, wellicht naar de nieuwjaarswens voor een goed jaar. Vergelijk Duits Gutjahr, Engels Goodyear.
Goetz, Goetzke, Gtzl, Gtz, Goetze, Goetz, Gtze, Gtzen, Gotz, Gotzen, Gecze, Gootzen, Geutzen. Vadersnaam, Duitse afleiding van een god-naam (Godevaert).
Goeije, van: Plaatsnaam Gooi in Hengelo (Gelderland) of Het Gooi in Houten (Utrecht).
Goetsenhoven, van, van Goedsenhoven, van Goedtsenhoven, van Goeidsenhoven, van Godtsenhoven, van Goidtshoven, van Godtsnoven, van Goidsenhoven, van Goidsenoven, Goidsenhove, van Goidtsenhoven, van Goidtsenoven, van Goitsenhoven, van Goietsenoven, van Goitsenhoven, van Soitsenhoven: Plaatsnaam Goetsenhoven (Vlaams-Brabant).
Goetstouwers, Goetstauwers, Goedstouwers: Moedersnaam. Germaanse voornaam Godes-diu ‘Dienares Gods’.
Goetz, Goetzke, Gtz, Gtzl, Goetze, Goetz, Gtz, Gtze, Gtzen, Gotzen, Gotz, Gecze, Gootzen, Geutzen: Vadernaam. Duitse afleiding van een god-naam.
Goey, van, van Goeye, van Goeyen, van Goeije: 1. Plaatsnaam Ten Goede: (leen)goed, bezit. 2. Eventueel plaatsnaam Het Gooi (Noord-Holland, Gelderland, Utrecht).
Goeyenbier, Beroepsnaam voor de brouwer van goed hier. Vergelijk Duits Gutbier.
Goeyse, de, de Goeijse: Aanpassing - met vertaling van lidwoord (le/d) van de Picardisch Legouge.
Goffete, Gofette. Afleiding van de voornaam Godefroid. Niet noodzakelijk moedersnaam.
Goff, Goffe, Goffin, Goffins, Goffint, Goffijn, Goffyn, Goffing, Goffings, Goffinghs, Goffing, Goffinge, Geuffens, Gueffens, Gueuffen, Geuyffene, Guffens, Guffin, Coffin, Coffyn, Coffijn, Juffin, Juffens: Vadersnaam. bakervorm van de Germaanse voornaam Goovaard, Godfried, uit gud-frith.
Goffau, (de): Vadersnaam. Goffeau, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam wulf-wald ‘Wolf-heerser’. Wulfaldus, Gulfaldus.
Goffioul Goffoul, Goffoel, Goffol: Vadersnaam. Waalse vleivorm van Germaanse voornaam Godevaard, Godefroid. Vergelijk Goffin.
Goffelot, Goflot, Gofflot, Gofflo, Gofflette, Goflette: Vadersnaam. (Moedersnaam -ette). Afleiding van de voornaam Goffart, Goffaux of Godefroid. Vergelijk Goffette.
Goffin, Goffins, Goffint, Goffijn, Goffyn, Goffing, Goffings, Goffinge, Goffing, Geuffens, Gueffens, Gueuffen, Geuyffenne, Guffens, Guffin, Goffin, Goffyn, Goffijn, Juffin, Juffens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Govaard, Godfried, Godefroid. Vergelijk Goffoy.
Goffinet, Gaufinet, Gauffinet, Goffinon: Vadersnaam. Vleivorm met de stapelsuffixen -inet/-inon van Govaard. Zie Goffin.
Goffroy, Goffoet, Goeffoet: Vadersnaam. Variant van Goffroy, Godefroy. Vergelijk Goddefoy, van Goddefroy.
Gog, van, Gogh, van, Gogherman: Plaatsnaam Goch, Nederlands Gogh (Noordrijn-Westfalen).
Goggeljoen. Aanpassing van Goguillon, zie Gogo.
Gogneau, Gogneaux, Gogniaux, Gogniat, Gonieau, Goignaux: 1. Hypercorrect voor Jonniau(x). 2. Jongere vormen voor Gonel. 3. Variant van Coignau (vergelijk Gougnart)?
Gogny, Goinnie, Goiny, Goigne, Gogne: Plaatsnaam Goegnies (Henegouwen), Gognies (Nord), Gogny (Seine-Mar.).
Goguillot, Gogo, Gogos, Goguet, Goguin, Goguillon, Goggeljoen, Engelse afleiding van Oudfrans gogue: scherts, spot; of van bijvoeglijk naamwoord gogue: vrolijk.
Goheer. Pakistaans (?). Of variant van Gohir? Gohimont: Plaatsnaam in Beverc (Luik).
Gohir, Gohy, Gouhier, Gouhie, Gouhy, Gouwy, Gouy, Gouvy, Gowie, Gowy, Goy, Ghewy: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gud-hari ‘god-leger’ zie Godier, Goor.
Gohman, Gohmann. Bewoner van het open veld, open land. Variant van Duits Gaumann, G(h)mann.
Gohorry, Gohory. Plaatsnaam Gohory, Eure-et-Loir.
Gohr. Duitse vadersnaam, wellicht uit Gregorius. Mogelijk ook uit George, Joris. Duitse variant van Goris: zie daar.
Goietsen, van. Verkorting van Van Goitsenhoven?
Goire. Vadersnaam. Spelling voor Go(u)ard.
Goister. Afkomstig van eve Elisabeth Goister, geboren in Antwerpen 1773; Onduidelijk.
Gokel, Goekels, Gockel, Goggels: Middelnederlands gokel, Middenhoogduits gogel: uitgelaten, vrolijk, overmoedig. Vergelijk Gokelaere, Duits Gockel naast Gockeler.
Golberg, Goldberg, Goldenberg, Goldenbarg, Golbert, Goldberger, Goldbeter, Goldberszt, Goltzberg: Frequente plaatsnaam Gold(en)berg. Vergelijk Van Goubergen.
Gola, Golard, Gollard, Golla, Gollaer, Goolaerts: 1. Zie Goulliart. 2. Plaatsnaam Golart in Noduwez, (Nodevoorde) (Waals-Brabant). 3. Variant van Colard.
Gold. Duitse naam. 1. Beroepsnaam voor een goudsmid. 2. Vadersnaam. 3. Huisnaam.
Goldblat, Goldblatt. Duits (Joodse) Beroepsnaam van de goudsmid, die bladgoud maakt. Vergelijk Duits Goldschlger.
Goldbrenner. Duitse beroepsnaam; goudsmid.
Gold. Waarschijnlijk van Godd, met 1-epenthesis.
Goldenbeld: Plaatsnaam Olde Goldenbeld ‘gouden hoogte’ in Bathmen, Overijssel.
Goldenrath. Plaatsnaam Goudenrath. Limburg.
Goldfarb, Goltsfarb. Beroepsnaam voor de vergulder.
Goldfinger. Duitse bijnaam: gouden ring. Middenenderlands goutvinger: ringvinger. Bijnaam voor iemand met opvallende gouden ring(en) aan de ringvinger.
Goldflam. Duits (Joodse) familienaam.
Goldhaar, Goldhar. Duitse bijnaam; gouden, hoogblond haar.
Goldhausen. Duitse plaatsnaam.
Goldin, Goldine, Goldyn. Waarschijnlijk variant van respectievelijk Godin, Godinne, Goddyn, met 1-epenthesis. Vergelijk Gold.
Goldklang. Bijnaam; goudklank.
Goldman, Goldmann, Golmann: Duitse beroepsnaam van de goudsmid, in de middeleeuwen nog niet Joods.
Goldmuntz, Goldmunz, Goldmnz: Duits Goldmnze: gouden munt. Maar misschien Re-interpretatie van Goldmund. Vergelijk Godemond.
Goldschlger, Goldschlager: Beroepsnaam van de goudsmid die bladgoud slaat. Vergelijk Goldblat(t).
Goldschmid, Goldschmitz, Goldschmidt, Goldschmidt, Goldsmit, Goldsmith, Goldschmied, Goldschmeding: Duitse, respectievelijk Engelse beroepsnaam van de goudsmid.
Goldschneider. Duitse beroepsnaam: goudsnijder. Vergelijk Middenenderlands goutsnider: ciseleur.
Goldstein, Goldstayn, Goldschstein, Goldchstein, Goldsztein, Goldszteyn, Goldsztein, Goldsztain, Goltstein, Golstein, Golsteyn, Golsteijn, Goldenstein: 1. Vadersnaam. Oude voornaam. 2. Plaatsnaam bij Frankfort (Main). 3. Middenhoogduits goltstein: edelsteen, topaas. Beroepsnaam of bijnaam. Een Belgisch-Joodse famille veranderde deze familienaam in Gol.
Goldwasser. Duits-Joodse familienaam; goudwater.
Goleman. Vadersnaam. Afleiding van Gole, van Godilo, afleiding van Germaanse god-naam.
Golin, Golain. Variant van Colin. Vergelijk Golard 3.
Golinvaux, Golinval, Golinvaeuax, Golinveau, Gollinvaux, Glenveaux, Golenvaux: Plaatsnaam Golinvaux in Ciney (Namen).
Gollier, Gollire, Gollire, Gollre, Gollre, Goller, Goullier, Goullire, Goulier, Gouli, Gouillre: Variant van Gorlier, met rl/ll-assimilatie. (vergelijk Carlier/Callier).
Gllner, Gollner: Duitse beroepsnaam Gldner: vergulder.
Goltfus. Duitse bijnaam Goldfuss: gouden voet, wellicht naar de gouden gesp aan de schoen. In Haacht famille van Duitse orgelbouwers.
Golvers. Variant van Govers (met 1-epenthesis); vergelijk dialect kolfer voor koffer.
Golverdingen: Plaatsnaam Goilberdingen in Culemborg (Gelderland).
Golvet. Wellicht Waals-Vlaamse aanpassing van Calvet.
Gombaud, Gombault, Gombeau, Gonbault: Vadersnaam. Germaanse voornaam gunth-balth ‘Strijd-moedig’. Gundobald.
Gombert, Gomberd, Gombeer, Gombeir, Gomberg, Gomber, Gombar, Gomba, Gommaerts, Gommers, Gommer, Gompers, Gomper, Gomperts, Gompertz, Gumpert, Gumprecht, Jumpertz, Jumbert: Vadersnaam. Germaanse voornaam gunth-berht ‘Strijd-schitterend’. Gundebertus, Gumbertus.
Gom, Gomet, Gomez, Gomes, Gomm, Gomme, Gommes, Gommet, Goumet, Goem, Goeme: Vadersnaam. Variant van Gomer, met spelling volgens Franse uitspraak Zie Goemaere. Vergelijk Orner=Orn. Of Gomet, afleiding van de voornaam Gomar(us).
Gomes, Gomez, Gmez, Comes. Vermoedelijk van oorsprong een Spaanse of Portugese naam. Spellingvariant van Gom. Aan de basis ervan staat de van oorsprong Germaanse persoonsnaam Gomesindus, samengesteld uit de componenten guman = ‘man, bruidegomՠen sintha = ‘Weg’. Hieronder wordt ook de mogelijkheid naar voren gebracht dat Gomes een op Texel ontstaan vadersnaam is uit de voornaam Come, welke naam aldaar omstreeks 1500 voorkwam. Come is vermoedelijk ontstaan uit Commer (= Kommer), naast Gommer een vorm van Gomarus. Men zou dan ook naast Come tevens een vorm Gome kunnen verwachten, maar deze naamvorm is vooralsnog niet uit de bronnen te voorschijn gekomen. De voornaam Come heeft in Noord-Holland wel de vadersnaam Komen, Koomen opgeleverd.
Gomm, Gom, Gomet, Goumet. Hypocorrect de Gombert?
Gomme, de, Ghomme: 1. Waarschijnlijk oorspronkelijk Germaanse voornaam Gommo, bakervorm van een gum-naam of van Gundmar/Gommaar. Achteraf gerenterpreteerd als Middenenderlands gome, goom: opmerkzaamheid, aandacht. 2. G(h)omme eventueel verschrijving voor Gamme/Gaume.
Gommeren. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Gommaar. 2. Mogelijk uit de plaatsnaam Gameren. Uit de Brabantse dialectische uitspraak van deze plaatsnaam.
Gompel. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Gombert. Vergelijk Duits Gumple.
Gompel (van), Van Gompen. Familienaam uit de plaatsnaam Gompel in Mol (Antwerpen).
Gompelman: Afleiding van van Gompel. Plaatsnaam Gompel in Mol (Provincie Antwerpen).
Gomre. Plaatsnaam Gomere in Ham-sur-Heure (Henegouwen).
Gomz, Gomze, Gonz: Plaatsnaam Gomz (Luik).
Gonce, Gonze, Gouns, Gounse, Gons, Goncet, Goncette, Gonset, Gonsette. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam gund-so.
Gondar, Gondat, Gonda, Gunthardt: Vadersnaam Gondhard. Germaanse voornaam gunth-hard ‘Strijd-sterk’. Gontardus.
Gondon. Vadersnaam. Variant van Godon, met n- epenthesis.
Gondraet, Gondraets. Vadersnaam. Germaane voornaam gunth-rd ‘Strijd-raad’. Gundradus.
Gondrand, Gonrand, Gontran. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam gunth-hrabn; strijd-raaf. Gundramnus, Gondrannus.
Gondrexon. Plaatsnaam in Lotharingen (Meurthe-et-Moselle).
Gondry, Gonry, Goundry: Vadersnaam. Germaanse voornaam gunth-rik ‘Strijd-machtig’. Gundricus.
Gonel, Gonay: 1. Oudfrans gonel, van gone: lang kleed, tuniek, rok. Zie Gonnella. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Hugonel, van Hugo.
Gonella, Gonnella. Bijnaam naar de kleding. Oudfrans gonele: overkleed boven de wapenrusting. Vergelijk Grisegonnelle.
Gonet, Gonnet, Gonn: Vadersnaam. Verkorting van Hugonet.
Gonfroid. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gunth-frith ‘Strijd-vrede’.
Gonin. Vadersnaam. Korte vorm van Hugonin.
Gonon. Vadersnaam van Hugonon, vleivorm van Hugo.
Gonnissen, Conissen. Vadersnaam; zoon van Gonnis=Geunis: zie bij Gunning.
Gonaerts, Gonard. Vadersnaam. Waarschijnlijk door assimilatie en klankverandering van Gondraets. Of van Gondhard (vergelijk Gondar).
Gonry. 1. Plaatsnaam Gonrieux (Namen), Waals gonri. 2. Zie Gondry.
Gonsales, Gonsalez, Gonzalvez, Goncalves, Gonsalves, Gonzalvo, Gonzalo, Gonzail, Gonsaeles, Gonsales, Gonsalis, Ganzales, Conzalez, Constales, Consael, Gonssens. Vadersnaam. Spaanse Portugese voornaam, van Germaans gunth ‘Strijdՠen Latijn salvus ‘mngedeerd’.
Gonthier, Gonthiez, Gontier, Gontie, Gonties, Gontis, Gonty: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gunth-hari ‘Strijd-leger’. Gunt(h)arius, Gunt(h)erus, Guntar, Gonter(i)us. Duitse voornaam Gunther. 2. Verward met Gautier (door n-epenthesis).
Good: 1. Engelse bijnaam Good ‘goed’. Vergelijk De Goede. 2. Vadersnaam. Germaanse god-naam. Vergelijk God.
Goodman. Engelse naam. Vgl Goeman.
Gool, van, van Goel, van Goolen, van Goylen: Plaatsnaam Goirle, Goorle (Noord-Brabant), uitgesproken Gool.
Goole: Vaders/moedersnaam Uit Godilo/Godila, verkleinvorm van Germaans god-naam.
Goolenaerts, Goolenaers. Tweeledig vadersnaam. Goolen + Aerts. Vergelijk Goossenaerts.
Goolis. 1. Vadersnaam uit Goly/Golys, een voornaam die ca. 1400 in Leuven en Tienen voorkwam. 2. Soms variant van Joli(s), bijnaam uit het Franse joli: mooi, lief, aardig.
Van de/n Goor, van de Ghoor, van der Goor, Goore, van den Ghoer, van Gor, van Cor, Goorman, Gorman, Gormans, Gooremans, Goremans, Gorremans. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Goor; waterig gebied, moeras. Zeer verspreid. Noord-Brabant, Overijssel.
Goor: Vadersnaam. Germaanse voornaam gud-hari ‘god-leger’. Godeharius. Goor door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Goder.
Goorden, Goorde, Gort, Goords, Gooren, Geurden, Geurde, Geurten, Grden, Grdens, Gueurden, Geurten, Gurtenne, Gurten: Vadersnaam. Goort uit Govaart of Godert. Of goorden van gaarde, Hoogduits garten; tweede deel van boomgaard en Gotisch gards; huis.
Goore, van de: Frequente plaatsnaam Goor ‘Waterig moeras’.
Gooren: Vadersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Gregorius of van een Germaanse voornaam, zoals Goder(t)(zie Goor) of Go(de)rik.
Goorhuis. Volksetymologisch voor Gooris.
Goorlaecken, van Goorlaeken, van. Plaatsnaam Goorlaken: moerassige plas.
Goormachtig, Goormachtighe, Goormachtigh, Goormachtigd, Goormachtigh: Bijnaam uit het Middelnederlandse goor (laagland, broek, geur) of goede (eigendom, goed, ) en machtich (vermogend, krachtig, sterk, bevoegd). 1. Bijnaam voor iemand die verantwoordelijk was voor een broekgebied, machtig was aan goederen, vermogend, krachtig was van geur. 2. Gerenterpreteerd als ԇod almachtig’.
Goorman, Gooormans, Gorman, Gormans, Gooremans, Goremans, Goreman, Gorremans. 1. Naam uit Van Goor: zie Goor. 2. Of uit Go(e)dermans: zie Goedermans.
Goorsenberg: Met hypercorrecte r uit Gossenberg. Plaatsnaam Gossenberg (Beieren).
Goort, Goorts, Gorts, Gort, Gordts, Gors, Geurts, Geurs, Geurds, Goors, Gourts, Geurtse, Geurtzen, Geurtzen. 1. Vadersnaam uit Godevaert (gud-frith). 2. Vadersnaam uit Godert/Godhart (gud-hard).
Goos, Ghoos, Goes, Geuse, Geus, Geuze, Gos, Gos, Gose, Gosz, Goosse, Goosen, Gosse, Goisse, Goise, Goies, Ghuuse, Gus, Guss, Geus, Geuse, Geuze, Gheus, Gheuse. : Vadersnaam.1. Korte vorm van de Germaanse voornaam Goswin of van Godso, afleiding van een god-naam. 2. Mogelijk variant van Joos.
Gooskens, Geuskens, Gueusquin: vadersnaam. Afleiding van Goos.
Goossenaerts, Goosennaarts, Goosenaerts. Vadersnaam uit de dubbele voornamen Goossen (zie Goossen) + Aert (zie Aerts).
Goossens, Goossen, Goosens, Goosen, Goozens, Goozen, Gossens, Gosses, Goissen, Goyssens, Gosin, Gossin, Gozin, Gossijs, Gossen, Gossens, Goessens, Goesens, Goussen, Goussens, Gussen, Gussens, Geussen, Geusen, geusens, Geuzens, Choosen, Chooessens, Goofsens, Gosens, Goissen, Goysens, Gossin, Gosin, Gozin, Gossijns, Gossen, Gossens: Vadersnaam. Vleivorm van Goos, Goswijn (=God/goed),
Gozens, Gosens, Goosen, Goossens, vadersnaam van Gosewyn, Godeswyn, Godswin, (Gods vriend) Gosenzon van Gosenzon.
Goot, Goote, Goots, Goedts: Korte vorm voor van der Goten?
Gooijen: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Goden(zie Godin).
Gooijer, de, Gooijers, Gooyers, Gooijert, Gooyert, Goijer, Goyer, Gooyer, den. Ghoyere: Afkomstig uit ‘t Gooi, Gooiland (Noord-Holland).
Gool, van, Gol, Goole, Gooolaerts, Cool, Gohl. Gool is Brabants dialect voor Goirle, bij Tilburg.
Goor, van Goorhuis, Goorman, Overgoor. Plaatsnaam Goor, Overijssel, naam voor moeras of drassig gebied.
Goque, de. Middelnederlands. gooc: koekoek, domoor, gek, dwaas. Bijnaam.
Gordier. Waarschijnlijk variant van Cordier.
Gordion. Afeiding van Oudfrans gort: lomp. Vergelijk Gourdon.
Gordon, Gordons. Engelse familienaam. De Schotse Cordons komen van een Schotse plaatsnaam. Maar 1204 Adam de Gurdun kwam vermoedelijk van Gourdon (Sane-et-Loire). En 1220 Geofrrey Gurdun, 1279 Adam Gordon komen waaarschijnlijk van een oorspronkelijke Franse naam, Gourdon.
Gordijn, Gordyn, Gordeijns, Gorduyn: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Goort, van Godert. 2. Aanpassing van Cardin, Cardijn. 3. Uit Gourdin.
Goret, Gor, Gore, Gorez, Gorret, Gorr, Gorree, Gorre. Vadersnaam uit ofwel Grgoire (zie Gregorius), ofwel een Germaanse voornaam als Gorik.
Goreux, Gorreu, Gorreux: Plaatsnaam Goreux, van Romaans grossa robur: grote eik, bijvoorbeeld (Voroux-) Goreux (Luik).
Gorge, Gorgens, Grg, Grgen, Grgens, Grge, Gorges: Vadersnaam. Duitse familienaam van de voornaam Georg.
Gorgemans. Waarschijnlijk variant van Gorremans.
Gorgon. Vadersnaam. Heiligennaam Gorgonius, patroonheilige van Hoegaarden.
Gori, Ghori: 1. Italiaanse vadersnaam van Gregori. 2. Zie Goederickx.
Gorin, Gorijns, Goren, Gorens, Ghorain, Goorens, Goerens, Gorrens, Gorren, Geurinckx, Guerinckx, Gurinckx, Goring, Gourin, Gurin: Vadersnaam. Vleivormen van de heiligennaam Gregorius of van een Germaanse voornaam zoals Goder(t) of Go(de)rik.
Goris, Gooris, Ghoris, Goorissen, Gorissen, Gorisse, Goiris, Gorius, Gorus, Gores, Gres, Grres, Gorissen, Gorrisen, Grrissen, Grris, Gorsen, Gorsse, Guerisse, Gurisse: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Gregorius, een voornaam die al in de 8ste eeuw in de Nederlanden voorkwam, George, Joris.
Gorkum, van, van Gorkom, van Gurchom: Familienaam uit de plaatsnaam Gorinchem (Zuid-Holland) waarvan de uitspraak Gorkum is. De naam Gorinchem vindt dan weer zijn oorsprong in Gor-in-chem: Gor (Gore/Joris: mansnaam - in(g): afstammend van/horend bij/zoon van - hem/heim: woonplaats/huis). Er is ook een Gorgem in Vissenaken (Vlaams-Brabant) dat aan de bron kan liggen.
Gorlee: Nederlands spelling van Gorl, Gourlet, verkleinvorm van Oudfrans gorle, van Nederlands gordel ‘gordel, beurs’. Beroepsbijnaam van de gordel-of beursmaker.
Gorlier, Gorly, Corlier, Gorleer: Oudfrans gorrelier: zadelmaker, maker van jukken, garelen, leerbewerker. Vergelijk Gourlet.
Gorne, van de. Waalse aanpassing van Van de Goor.
Goron, Goeron: Vadersnaam. Afleiding van Grgoire of een Germaanse voornaam zoals Gorik. Vergelijk Goret, Gorin.
Gorp, van; van Gurp: Plaatsnaam Gorp in Hilvarenbeek (Noord-Brabant).
Gorrevod. Plaatsnaam Gorrevod, Aisne.
Gorsel, van: Plaatsnaam Gorssel (Gelderland).
Gorsen, Gorsse, Gorssen: Vadersnaam, van Gorissen. Zie Goris.
Gortack. Vadersnaam. Vleivorm van Go(o)rt=Goedert.
Gortebeeck, Gortebeek, Gortebecke, Gortebeke, Gordebeke, Gorrebeeck, Gorrebeek, Gurdebeke. Familienaam afgeleid van de Waaslandse plaatsname Temse, St.-Niklaas, Vrasene.
Gorteman, Grutman, Gottemans: Beroepsnaam van de koopman in gort, grut of de gortmaler. Vergelijk Gorter.
Gorter, (de), Gorte, Gort, Gordt, Gortmans: Beroepsnaam van de gruitmeester, die gruit ‘gagelՠleverde of er bier mee brouwde. Vergelijk De Gruiter. Of ‘koopman in gort, grut’.
Gortjens, Grtjens, Goertjens, Geurtjens: Vadersnaam. Afleiding van Goort. Zie Goorts.
Grtler, Gorlier: Duitse beroepsnaam Grdeler, Grteler: gordelmaker.
Gortworst. Beroepsbijnaam voor de maker en verkoper van gortworst. Deze werd eeuwen geleden goed gekruid gegeten met bijvoorbeeld spek. In Neder-Saksen, maar wellicht op vele andere plaatsen in Europa, werd gortworst gemaakt met havergort. Wellicht zullen verspreid over West-Europa vele varianten met smaak naar binnen gewerkt zijn.
Gortz, Gortz, Goerts, Gorz, Gorz, Goeritz, Goerentz: Verspreide Slavische plaatsnaam Gr(t)z, Goritz.
Goslar. Duitse plaatsnaam.
Gossaert, Gossart, Gossard, Goossaert, Goessaert, Goesaert, Goesaer, Goussaert, Goussart: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Goos.
Gosseau, Gosseaux, Gossiau, Gosiau, Gosiaux, Gosieau, Gosieuax, Gossia, Gozea, Gousseneaux, Gousseau, Gousseeaud, Goisseniaux, Gouchau, Gochel, Goessels, Goeseels, Goessel, Goetseels, Goedseels, Goidzeels. Vadersnaam uit Gosse, een afleiding van de Germaanse voornaam Goos. Sommige namen kunnen ook teruggaan op Godsdeel: zie daar.
Gosselaar: Plaatsnaam Goslar (Nedersaksen).
Gosselet, Gossel, Gossele, Gorsel, Gorsele, Gosseleez: Vadersnaam. Afleiding op -let van Germaanse voornaam Goos.
Gosselink, Gosselin, Gossellin, Goselain, Goslain, Gosseling, Gosselinckx, Gasseling: Vadersnaam. Gosselin, vleivorm van Gosse, Germaanse voornaam Goos, van Godzo. Plaatsnaam Gorsem, Limburg.
Gosserie, Gosseries, Gossery, Goussery: Waarschijnlijk plaatsnaam Gosselies (Henegouwen).
Gossez, Goss, Gossey, Gosseye, Gossye, Gossije, Goset, Gosez, Gose, Gozet, Gos, Gose, Gosee, Ghosez, Gooset, Gochet, Gocet, Goiset, Goucet,
Goten, van der, van der Ghloten, van der Ghote, van der Gooten, van der Goot, van der Gothen, van der Goeten, Vergoote, Vergote, Verghote, Vergothe, Vergotte, Verhote, Gotemans, Goetemans, Gootmans, Gottemans. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Goos. 2. Vooral de varianten op -e en -ey(e) kunnen teruggaan op de plaatsnaam Goze; zie Gouze.
Gossing. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Goos.
Goswin. Gosuin, Gossuin, Gossoin: Vadersnaam. Germaanse voornaam Goswijn: god-so-win ‘god-vriend’. Go(d)zuinus, Gosewinus.
Gotthelf, Gothelf. Vadersnaam. Duitse voornaam Gotthelf of Helfgott: God helpe mij. Vergelijk Dieuaide.
Gottrand, Gotrand. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gud-hrabn ‘god-raaf’. Godrandus.
Gotajner. Duits Joodse familienaam Got(t)einer. Uit Gottinger, van plaatsnaam Gotting of Gttingen?
Gatal, Gotale, Gotalle, Gottal, Gueuthal, Gueutal: Verspreide plaatsnaam Gotal(le) (Luxemburg, Luxemburg). Gotale, afleiding van Frans goutte: druppel. Naam voor smal waterloopje.
Gotemans, Goetemans, Gootmans, Gottemans: 1. Afleiding van Van der Cote. 2. Beroepsnaam voor de maker van goten.
Goten, van der, van der Ghote, van der Ghoten, van der Gooten, van der Goot, van der Gothen, van der Goeten, Vergoote, Vergote, Verghote, Vergothe, Vergotte, Verhote: Verspreide plaatsnaam (ter) Gote: goot, riool, greppel; bijvoorbeeld tgraefscip ter Cote buuten Doornickpoorte, Kortrijk.
Gotha, van. Plaatsnaam Gotha.
Gothe, Gthe, Geuth, Geth: Vadersnaam. Nederduits Gode, korte vorm van Germaanse god-naam, zoals Gotfried.
Gthel, Gothel: Vadersnaam. Duitse afleiding op –el van Gothe.
Gothot, Gotto, Gottot. Vadersnaam. Afleiding van Gothier.
Gotta. Waalse plaatsnaam got, afleiding op -ard van goutte: druppel. Waternaam.
Gouberge, van, Goubergen, van, vn Gouwbergen, van Gauwbergen, van Gaubergen, Gauwberg. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Goudberg: gouden berg. Variant Verhote.
Goud, Gout, Waalse plaatsnaam got, afleiding op -ard van goutte: druppel. Waternaam.
Gottcheiner. Afleiding van de plaatsnaam Gozschin = Gottscheina bij Leipzig.
Gottesdiener, Gotesdyner: Duitse familienaam: godsdienaar.
Gottesfeld. Plaatsnaam Gottesfeld, Beieren.
Gottesman, Gottesmann, Gottsmann, Gotesmann, Gotesman: Bijnaam voor een geestelijke: man van God.
Gottfried, Gottftreid, Gotzfried: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Godevaard. Zie Godefridi(s).
Gotthold. Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam gud-wald ‘god-heerser’. Gotholdus.
Gottignies, Gottigny, Gotegnies: Plaatsnaam Gottignies (Henegouwen).
Gottlob, Godeloffe, Goudeloup, Goudelouf: Bijnaam Gottlob, Godelof: God zij lof, goddank. Godelof kan wel een metathetische en gerenterpreteerde vorm zijn van de Germaanse voornaam Godolf (god-wolf); vergelijk Rolof =Rodolf. Zie Goelff.
Gottman. Vadersnaam. Germaanse voornaam Godman. Vergelijk Goemans.
Gouberge, van Goubergen, van, van Gouwbergen, van Gauwbergen, van Gaubergen, Gauwberg: Verspreide plaatsnaam Goudberg: gouden berg. Zie ook Gouwenberg.
Goubinat. Vadersnaam. Afleiding van Goubin/Gobin.
Gouchau. 1. Variant van Gousseau. 2. Uit Goudchaux, Romaanse vorm.
Gouchez, Gouche. Hypercorrect voor Gosse/Gousset.
Gouchie. Wellicht variant van Gauchier.
Goud, Goudt, Gout: 1. Beroepsnaam van de goudsmid. 2. Vadersnaam. Variant van God.
Goudbeek. Plaatsnaam; gele beek. Vergelijk Duits Goldbach.
Goudbeen, Goudepenne, Gaudepenne: Vadersnaam. Re-interpretatie van Goubeen/Gaubeen = Gobin.
Goudsmit, Goudsmedt, Goudsmet, Goudsmedt, Goudsmet, Gould, Goudt. Beroepsnaam voor een goudsmid.
Goudeket, Goudeketting. Beroepsbijnaam voor een goudsmid.
Goudenhooft, Goudenhoofdt, Goudenhofft, Gouden hoost, Goudenove. Bijnaam naar een huisnaam (In het Gouden Hoofd).
Goudeseune, Goudesone, Goudesonne, Goudezeune, Goudezone, Verguldezoone: Moedersnaam. Zoon van Goude, de Germaanse voornaam Golda, korte vorm van bijvoorbeeld Goldburga. Duits Goldensohn. Vergelijk Vergult, Vergouts.
Goudket. Joodse familienaam. Duits Goldkette ‘gouden ketting’.
Goudmaeker, Goudmacker. 1. Middelnederlands goutmaker: alchimist, goudsmid. 2. Of veeleer Re-interpretatie van Goetmaeker; zie Gutmacher.
Goudman, Goudmant, Goutman, Goutmann: 1. Beroepsnaam van de goudsmid. Vergelijk Goldmann. 2. Vaak Re-interpretatie van Goeman(s).
Goudriaan, Godrian. 1. Nederduitse familienaam Gud(e)rian: Guderjahn, Guter Johann: goede Jan. Vergelijk Nederduits Godejohann, Duits Guthans, Groterjan = Grodrian. 2. Plaatsnaam, Zuid-Holland.
Goudstikker: Beroepsnaam van de goudgraveerder. Middelnederlands steken, Duits stechen: etsen, graveren; vergelijk Goldschneider.
Goudvis. Bijnaam. Een gfamilienaam waarvan geen equivalenten bekend zijn. Misschien Re-interpretatie van Duis Goldfuss.
Gouffau, Gouffaux, Goffeau, Gouffeau, Goffaux, Goffaut, Goffay, Goffo: Vadersnaam. Franse vorm van Germaanse voornaam wulf-wald ‘Wolf-heerser’. Wulfaldus, Gulfaldus.
Gougeard, Goujard, Goujart, Gaujard, Goga, Gogaert. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse gouge: knecht, knaap, bode. Vergelijk Zuidfrans Goujat, Gougeat: knecht.
Gouin, Goin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm Gohin, van een Germaanse god-naam. Vergelijk Gohir. Vornaam Gouhinus.
Gouix. Waarschijnlijk spelling voor Gouhie.
Goujon, Goujean, Gougeon, Gojon: Frans goujon: grondel(ing). Bijnaam naar de visnaam. Vergelijk Grondel, Grondelings. Er was een familie Goujon de Grondel.
Goukens, Gouwkens: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse god-naam, zoals Godevaard.
Goulancourt. Plaatsnaam, Oise.
Gouland, Goulem. Wellicht Waalse spelling voor Goelen.
Goulet, Goulez, Gouley. Afleiding van Oudfrans gole; keel, bek. Bijnaam.
Goulevant. Middenfrans angoulevent; dronkaard.
Goulin. Afleiding van Oudfrans gole, Frans geuele, keel, strot. Bijnaam.
Goulliart, Goullard, Gouilliart, Gouillart, Gouillard, Goullard, Golja, Golias, Goulard, Goulart, Gaulas, Golard, Gola, Gollard, Gollaer, Golla, Goolaerts, Geuliaerts, Geullaerts. Bijnaam uit het Oudfranse goliaert (dit uit het Oudfranse gole: keel): slokker, schrokker, gulzigaard, luidruchtige, gemene kerel.
Gounod. Vadersnaam van Gonot, van Hugonot.
Goupil, Gouppy, Goupy, le Goupil: Bijnaam. De oude naam van de vos (goupil, van Latijn vulpiculus, van vulpes) werd in het Frans verdrongen door renard, door de bekendheid van Renard in de Roman du Renard, waarin Renard eigenlijk de (Germaanse) naam van de vos is (Reinaert). Vergelijk De Vos.
Gourbillon. Wellicht (met epenthetische r) van Goubillon, Gobillon; zie Gobillard. Of variant van Corbillon.
Gourdange. Wellicht plaatsnaam Gonderange/Gondringen.
Gourdin, Gourdain, Gourden, Gordien, Gourdien, Gurdain, Guerdin: Oudfrans gourdin: gek, dwaas. Bijnaam.
Gourdinne, Gordenne, Gordinn: 1. Oudfrans gourdine: vrouw van slechte zeden. 2 Afleiding van Gourdin. 3. Plaatsnaam Gourdinne (Namen).
Goureman. Spelling voor Goorman of Gourmand.
Gourgue. Plaatsnaam in Wiers (Henegouwen): afgrond.
Gourlay, Gorlia, Gorlias, Gorloo: Luiks-Waalse vorm en Vlaamse aanpassing van Gourleau, van Oudfrans gorle/gorel; zie Gourlet.
Gourlet, Gourl, Gourles, Gourlain, Gourlint, Gorl, Gorle: 1. Afleiding van Oudfrans gorle, ban Nederlands gordel: gordel, beurs. Beroepsnaam van de gordel- of beursmaker. 2. Afleiding van Oudfrans goherel, gor(i)el: halsjuk, gareel. Beroepsnaam. Vergelijk Gareel, Gorlier.
Gourmand. Bijnaam voor een gulzige slokker.
Gourmet, Gurmez, Gourmez: Beroepsnaam van de knecht van de wijnhandelaar. Oudfrans gormet.
Gourmeur. Samentrekking van Gouverneur?
Gourmont. Vadersnaam. Voornaam uit het heldendicht ‘Gormont et Isembart’.
Gournay, Gernay, Gernaey, Gernaeij, Gernaeye, Gernaij: Plaatsnaam Gournay (Pas-de-Calais, Seine-Mar., Eure, Oise, Seine-et-Oise); Gournai (Henegouwen).
Gournon. Waarschijnlijk variant van Gourmont.
Gousset, Gouset, Gousse, Goussey, Goessey, Goesseye: Vadersnaam. Frans verkleinvorm van de Germaanse voornaam Goos/Gos. 2. De varianten op -e en -ey(e) kunnen teruggaan op de plaatsnaam Goze, Gouze (Henegouwen) met als uitspraak go(t)zye. Zie bij Gouze.
Goten, van der; van der Goot: Verspreide plaatsnaam (ter) Gote, Goot ‘goot, riool, greppel’.
Gtz, Goettsch, Gtsen, Gotzke: Vadersnaam. Duits verkleinvorm van een Germaanse god-naam.
Goud: 1. Beroepsbijnaam van de goudsmid. 2. Vadersnaam. Variant van een god-naam.
Goudkamp: Plaatsnaam in Ootmarsum, Overijssel, en heideland ten oosten van Tubbergen, Overijssel.
Goudoever: Plaatsnaam in Utrecht.
Goudriaan, (van): Plaatsnaam (Zuid-Holland).
Goudswaard, (van); Goudzwaard: Plaatsnaam Goudswaard in Korendijk (Zuid-Holland).
Gouka: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit plaatsnaam Goudkade ‘kade van de Gouweՠin Gouda (Zuid-Holland).
Got, Goux:; Oudfrans gos: hond met afhangende oren, waakhond; ook scheldwoord.
Coutaeu, Gouteaux, Goutelle, Goutteau, Gouttau: Waarschijnlijk variant van Couteau/Coutelle. Zie Couteele.
Goutier, Goutiers, Goutire, Goutires, Goethiere, Gouthier, Gouthierre, Goutierre, Gouttier, Gouttire, Goutier, Goutierre, Gouty: Vadersnaam. Romaanse vormen van germaanse voornaam gud-hari ‘god-leger’. Gotharius. De vormen op -ierre zijn te verklaren door associatie met Frans gouttire: goot.
Goutkine. Russische familienaam.
Goutswilders. Dialect vorm van plaatsnaam Woutwilder = Waltwilder (Limburg)? Of uit Goudschilders?
Gouttengre. Zuidfranse variant van plaatsnaam Gouttenoire: zwarte bron.
Gouttermans. Waalse aanpassing van Goedermans of Gotemans.
Gouverne, Gouvernet, Gouvienne, Govienne: Oudfrans governe, Waals govine: bestuur. Beroepsnaam van de gouverneur.
Gouverneur, Dugouverneur, Goeverneur. Beroepsnaam van een gouverneur, magistraat, kerkelijk ambtenaar en ook stuurman op een boot.
Gouvy, Gouwy: 1. Zie Gouwy. 2. Plaatsnaam Gouvy of Gouwy in Limerl (Luxemburg).
Gouw, (de), de Gauw, de Gouw, Gauwe. Bijnaam. Middelnederlands gauw ‘Snel handelend, haastig, voortvarend’.
Gouwe, van der,Vergouwen, Vergouwe, Vergauwen, Vergauwe: Plaatsnaam Gouwe (Noord-Holland). De Gouwe is ook de naam van de rivier die Gouda bespoelt en van een waterloop die Schouwen scheidde van Bommenee, Dreischor en Duiveland. Of Van Tergouw, dat is Gouda (Zuid-Holland). Zie ook Vergouwe(n).
Gouwenberg, Gauwenbergh: Plaatsnaam Goudenberg, in Gaternisse (Zeeland), Houtave, Wevelgem (West-Vlaanderen). Vergelijk van Gouberge(n).
Gouweleeuw. Bijnaam naar een huisnaam (In de Gouden Leeuw).
Gouweloos, Goulooze: Bijnaam. Middelnederlands gauweloos ‘Slordig, achteloos, zorgeloos’.
Gouwij, Gouwy, Gouvy, Gouy, Gouye, Gowy, Goewie, Gowie, Goi, Goyi, Goy, Ghoy, Ghewy, Ghewij, Guwy. 1. Korte vorm van Degouy (plaatsnaam Gouy op diverse plaatsen in Noord-Frankrijk). 2. Familienaam afgeleid van de voornaam Gauvain (= de Franse vorm van de Brits-Keltische voornaam Walewein). 3. Vadersnaam afgeleid van Romeinse vorm van de Germaanse voornaam guda-haria: Godeharius. 4. Moedersnaam van de Romeinse vorm van de Germaanse voornaam Godiwidis.
Gouze, Gousee, Gouse, Gousee, Goz, Goze, Gozee, Gose, Goeseije: 1. Plaatsnaam Goze/Gouze (Henegouwen), uitspraak goye. 2. Zie ook Gosset.
Gouzu, Gaouzou, Goezu: Vadersnaam. Go(u)zoul, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gausulfus.
Govaert, Govaerts, Govaart, Govaarts, Govard, Govart, Govart, Goverts, Goverse, Govers, Goovers, Gover, Goverde, Geudevert, Geudvert, Gueudevert, Geudewert, Goevaerts, Goevaert, Goevaers, Goovaerts, Goovaers, Goovaert, Gouvart, Gouvars, Gouvaerts, Gouvaert, Godeyvaert, Goyvaerts, Goyvaes, Goeijvaerts, Goijvaerts, Gooyvaerts, Govaere, Govare, Govaers, Govars, Goovers, Govers, Goverse, Goversen,, Goevers, Goeffers, Goffaert, Goffaerts, Goffard, Goffar, Goffar, Goffard, Goffart, Goffert, Coffard, Coffart, Gowaerts, Govoorts, Govorts, Govoerts, Gowoerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam Godevaard: gud-frith ‘god-vrede’. God(a)frid, Godefridus, Godeverd. Sommige varianten komen misschien uit Godardus, gud-hard. Govaerts, Goevaert en Govertz; van de oud-Germaanse naam Godfried, vernederlandst tot Godefert, Godevaert, Govert, Govaert is de naam waarvan de geslachtsnaam Schoevaerts ontleend is. Deze zelfde naam komt ook als Schovaers, Schoovaert en Schoevaart voor. Schoevaerts is een wanspelling voor Sgoevaerts, Փ Goevaerts, dat is: Goevaertՠs zoon of van Godfried.
Goven, Goeven, Goovens: vadersnaam Vleivorm van Germaanse voornaam Go(de)vaard. Vergelijk Goffin.
Goij, de: 1. Zie de Goede. 2. De Goy uit de plaatsnaam Gouy (zie Gouwij).
Graindorge, Grindorge, Graind’Erge, Graindourze: Frans grain dկrge: gerstekorrel. Beroepsnaam van de gerst- of graanhandelaar.
Graefschepe, van Graefschepe, van, van Graesschepe, Graeschepe, Graescepe: Plaatsnaam Graafschap in Hondegem, Houtkerke, Meteren (Frans-Vlaanderen), Ieper, Watou (West-Vlaanderen). De Graafschap (Gelderland). Duitse familienaam Grafschaft.
Graaf, de, de Graaff, de Graef, (de) Graf, Graeff, Graeffe, Grffe, de Graeve, (de) Grave, Legrave, Legrave, de Greef, Greef, Greefs, (de) Greeve,
Greeven, Greeve, Greven, de Greve, Greves, (de) Grv Greevens, Greve, Greves, Grevens, Degreeffe, Degreffe, Degrves, Degraive, Degraiffe, Legreve, Gref, Greff, Gref, Grefen, de Greif, Greift, Graeven, Graven, Graefen, Grafen, Schraeven. Dit zijn allemaal varianten van dezelfde familienaam die wellicht op heel wat plaatsen tegelijk ontstond. Het is waarschijnlijk een afleiding van de beroepsnaam van de voorzitter van de schepenbank of mogelijk een aanduiding dat de persoon in kwestie voor de graaf werkte. Het is ook mogelijk dat deze familienamen naar een (caf)uithangbord verwijzen: bijvoorbeeld in(bij) de graaf:
Graaf, van de, van de Graaff: Plaatsnaam Grave (Noord-Brabant), een plaats die in de middeleeuwen ‘De(n) Graveՠheette. Graven in Waals-Brabant.
Graafeiland, van: Plaatsnaam.
Graafhuis: Plaatsnaam Gravenhuis in Denekamp, Overijssel.
Graafland: Plaatsnaam Graafland in Liesveld (Zuid-Holland).
Graafmans: Beroepsnaam van de graver, delver, vergelijk Gravemaker. Duits Grabmann.
Graefschepe, van, Grafschepe, van, van Graesschepe, Graeschepe, Graesepe. Naam uit een (gelijknamig) graafschap in Hondegem, Houtkerke, Meteren (Frans-Vlaanderen) en in Ieper en Watou ( West-Vlaanderen).
Graag, de: Vermoedelijk variant van de Graaf door wisseling van f/ch.
Graat, de Graet, Schraets: Middelnederlands graet: visgraat. Bijnaam voor een graatmagere?
Graauw, de; de Greeuw: Bijnaam naar de grauwe, grijze kleur (van huid, haar of kleren). Vergelijk Grijs.
Graaij, de: Aanpassing van Waals Legraie, Legraye. Waalse grye ‘Smal, tenger’.
Graber, Graber. Duitse beroepsnaam van de graver, delver.
Gracht, van de, der, van der Gragt, van der Graft, Vergracht, Vergrackt, Vondegracht, von der Gracht: Verspreide plaatsnaam ter Gracht: gracht, kanaal, sloot, wal.
Grad, Grade. Vadersnaam Gerad(e). Variant van de voornaam Gerard.
Grader: Middelnederlands gerader ‘Waarzegger, wichelaar’. Vergelijk familienaam Wichele(e)r.
Graddon, Gratton, Graton: Vadersnaam Gradon, van Geradon, Gerardon, afleiding van de voornaam Grard.
Grades. Bijnaam Gros dos: grote, brede rug. Vergelijk Duits Breitrck.
Graen, van der. Plaatsnaam Grazen, Brabant.
Graefschepe, van: Plaatsnaam De Graafschap(Gelderland). Ook frequente plaatsnaam in Frans Vlaanderen en West-Vlaanderen. Vergelijk de Duitse familienaam Grafschaft.
Graer, de, Degraer. Vadersnaam uit de Franse naam: Grard = Grare =Gerard.
Graesen, van der, Vandergraesen. Familienaam uit de plaatsnaam Grazen (Brabant?).
Graevenitz, Duitse plaatsnaam Grvenitz (Saksen-Anhalt).
Grafhorst, van: Plaatsnaam Grafhorst in IJsselmuiden, Overijssel.
Graeye, de. Aanpassing van Legraye?
Graeymeersch. Vervorming van Craeymeersch.
Graffart, Graffar, Graffard, Graffaux. Afleiding van Middenfrans grafer: vastklampen, klemmen.
Grafmeyer. Meier die aan een graaf of gracht woont, of graver. Vergelijk Graafmans, Duits Grabmeier.
Graft, van: Plaatsnaam Graft (Noord-Holland, Zeeland) ‘gracht’.
Grafteaux, Graftiau, Graftiaux: Gravetel, afleiding van gravet: haak. Zie Gravet.
Grahame, Graham: Britse familienaam Graham. Plaatsnaam Grantham (Lincolnshire).
Grailet, Graillet, Grayet: Bijnaam. Oudfrans grailet, greslet, van Oudfrans gresle, Frans grle: spichtig, tenger.
Grainday. Waals grind: kleine grindweg, of Waals voor grande eau: groot water.
Graindor. Frans grain dկr: grein goud (goudgewicht). Beroepsnaam van een goudsmid.
Graisse, Graisse, Gress, Gresse: Oudfrans craisse, Frans graisse: vet. Bijnaam voor een vet, dik man of beroepsnaam voor een vethandelaar.
Graller. Duitse bijnaam Grallert, Greller(t), voor iemand die woest schreeuwt.
Gramm, Gram, Gramm, Gramme, Grams, Grammen, Grammens: 1. Frans Grammet, verkleinvorm van gram ‘Vergramd, boos, kwaad, droevig’ook Duitse familienaam Gramme, Frans Gramme, ook Oudfrans grame gaat terug op Germaanse gram. Middelnederlands gram, vergramd, boos. 2. Vadersnaam, verkorting van IIram, (Iggelramnus) of Ingelram, angil + hrabn.
Grambeeck, van. Plaatsnaam Grambeek. Duitsland.
Grambergen. 1. Plaatsnaam Grambergen (Duitsland). 2. Zie Van Gremberghen.
Grambezen, van, van Grambesen, van Grambeeren, van Gramberen: Plaatsnaam Grambais (Nijvel, Waals-Brabant).
Grambras: Bijnaam Grand(s) bras: grote arm(en).
Grammet, Gramet, Grameth, Gramme: Bijnaam. Afleiding van adjectief gram: vergramd, boos, kwaad, droevig; vergelijk Gram.
Grammont. 1. Plaatsnaam Grammont, Romaanse vorm van Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen) van Geraldmont, Graumont. 2. Plaatsnaam Gramont in Pousset (Luxemburg) van Gerarmont. 3. Door assimilatie van Grandmont. 4. Plaatsnaam Grammond (Loire), Grammont (Hte-Sane).
Gramtin, Gramtine. Plaatsnaam Grantine in Sore (Namen).
Grand, le/la: Franse bijnaam le Grand ‘De grote’.
Grandchamps, Grandschamp, Granchamp. Verspreide plaatsnaam Grandchamp(s): groot veld.
Grandcluade, Granclaude, Gran(laudon, Grandclaudon: Bijnaam (grand: groot) + voornaam Claude (en afleiding-on).
Grandfils, Granfils. Bijnaam grand; groot + fils; zoon, jongeman.
Grandgagnage, Grangagnage, Grandgaignage, Degrandgagnage: Plaatsnaam Grand Gagnage: grote hoeve, in Warnant-Dreye (Luik).
Grandsire, Gransire, Grandserre: Bijnaam Grand Sire: grootvader, Middelnederlands groothere.
Granacher. Afleiding van plaatsnaam Kronach, Beieren.
Granat, Grana, Granas: Oudfrans grenat, van Latijn granatum: granaat (edelsteen of vrucht)? Bijnaam of beroepsnaam.
Grand. Familie in Noord-Brabant, afstammend van 11825 Joseph Franz Grand, ‘S-Hertogenbosch, zoon van Laurent Grand/Grandi, een Italiaanse handelaar die in het Zwitserse Sitten woonde.
Grandabre. Plaatsnaam Grandarbre; grote boom.
Grandamme. Bijnaam; grootmoeder. Middelnederlands grootvrauwe.
Grandelet, Grandel: Bijnaam. Afleiding van bijvoeglijk naamwoord grand: groot.
Grandgrard. Bijnaam Grote Grard.
Grandhenry, Grandhenri, Grand’Lenry, Grand’Lenri, Legrandhenri, Legrandhenry: Bijnaam Grote Hendrik.
Grandhomme, Grandon, Gradom: Bijnaam voor een grote man, van grote gestalte.
Grandi, Grandis, Grandys. Afleiding van grand; groot.
Grandidier. Bijnaam Grote Didier; Desiderius.
Grandin, Grandain. Bijnaam Grandin, afleiding van grand; groot.
Grandjaques. Bijnaam Grote Jacques.
Grandjean, Gandjean. Bijnaam Grote Jan. In het Nederlands Grootjans.
Grandjenet, grandjenette, Grandgenet, Grandgenette. Bijnaam Groot Jantje, Jannetje, Jenet, afleiding van Jean.
Grandmaire. Bijnaam Grote Meier. Of spelling voor verwantschapsnaam Grand-Mre: grootmoeder. Vergelijk familienaam Grandpre.
Grandmaison, de Grandmaison: Plaatsnaam Grande Maison: groot huis.
Grandmaitre, Grand Matre: Bijnaam Groot meester.
Grandmont. 1. Plaatsnaam Grandmont: grote berg, bijvoorbeeld in Conneux (Namen). 2. Spelling voor Grammont.
Grandmoulin. Plaatsnaam Grand-Moulin: grote molen, in Biesme (Namen), Saive (Luik), Samart (Namen), Villance (Luxemburg).
Grandon. 1. Afleiding van Grand. Vergelijk Grandin. 2. Variant van Gradon, van Geradon, met n-epenthesis. 3. Variant van Grandhomme.
Grandpierron. Bijnaam Grote Pieter.
Grandprez. Plaatsnaam Grand Pr: grote beemd, wei, in Ans, Chne, Theux (Luik), Faulx (Namen).
Grandrieux, Grandrieu. Plaatsnaam Grandrieu, Henegouwen.
Grandry, (de) Grandy: Plaatsnaam Grand-Ry in Cornesse, Fraipont, Wegnez en Bierset (Luik): grote beek.
Grandsart, Grandsard, Degrandsaer, Degransart, Grandsaert, Grandsaerd, Gransaerd: Plaatsnaam Grand-Sart ‘grote rode, grote gerooide plaatsՠin Bomal (Luxemburg), Flne, Lierneux (Luik), Limal (Waals-Brabant).
Grandvallet, Grandvalet. Bijnaam; grote knecht, dienaar. Vergelijk Granvarlet.
Grandville. Plaatsnaam (Sane-et-Loire).
Grangier, Grainger, Granger, Grang, Grange, Gring: Afleiding van Frans grange: schuur. Beroepsnaam voor de houder van een (graan)schuur.
Granier, Granj, Grenier, Greniers, Greni, Grenie, Greniez, Grunier, Gurny, Gorny: Frans grenier, Waals gurn, van Latijn granarium: graan- of zoutzolder. Beroepsnaam van de graan- of zouthandelaar.
Granje, de: Aanpassing van Frans Degrange, variant van Delagrange ‘Van der Schuren’.
Granse, le: Aanpassing van Lagrange, van Delagrange ‘Van der Schuren’.
Granville, Degranville, Grandville. Familienaam uit de plaatsnaam Granville (onder andere in Manche) op diverse plaatsen in Frankrijk.
Grapin, Grappin, Grapignon: Afleiding van Oudfrans grape: haak, klauw. Beroepsnaam. Of overdrachtelijke bijnaam voor een gierigaard? Vergelijk Oudfrans grapiner: plunderen.
Grappe. Oudfrans grape; haak, klauw. Vergelijk Grapin.
Grare, Grar: Vadersnaam. Grafe voor Grard.
Grard, Grardel. Vadersnaam Grard, van Grard. Grardel is een afleiding.
Gras, Graas: 1 Bijnaam voor de grasbaas, of voor iemand die gras maait of aan een wei woont? 2. Van Frans Legras. Frans gras ‘Vet, dik’.
Gradorf, Grasdorff. Duitse plaatsnaam Grasdorf.
Grashuis: Plaatsnaam Grashuispolder bij Delfzijl en Slochteren (Groningen).
Graser, Grasser, Graeser, Grser: Duitse afleiding van Gras: gras. Beroepsnaam van wieder of hooier.
Grasmeijer: Meier bij een grasweide.
Grasmichel. Waarschijnlijk verhaspeling van Duitse familienaam Grossnickel: grote Klaas. Vergelijk Groteclaes.
Grasseels, Graseels, Grasselts: Grassel, afleiding van gras: dik, vet. Bijnaam. Vergelijk Frans Grassaud.
Grasser, Grassre, Grassair, Grassaire, Grassairt: Duits Grasser = Graser. De vormen op -re geven de Waalse uitspraak weer.
Grasset, Grassin, Grassins, Grasso, Grasson, Grassiot, Gration: Bijnaam. Franse afleiding van gras: dik, vet. Vergelijk Legras.
Grasso: Italiaanse bijnaam voor een dikke, zwaarlijvige. Vergelijk Frans Gras, Legras.
Gratepanche, Grattepanche, Gratpanche: Bijnaam gratte panche: die zijn buik krabt. Ook plaatsnaam (Somme).
Gratia, Gracia, Grazia: 1. Moedersnaam. Latijnse voornaam Gratia ‘Bevalligheid, grade’. 2, Vondelingnaam. Een kind dat in 1717 voor de kerik van O.-L.-Vrouw van Genade in Brussel gevonden werd, kreeg de naam Gratia.
Gratiaen, Gratien, Gracien, Graziano, Graziani: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Gratianus.
Gratie, de. Volksetymologisch van Degrace.
Gratinga, Grtinga of Grettinga, dat op de nog bestaande Grettinga-state te Almenum (Barradeel, Friesland) gezeten was en waarvan de buurt Gratinga- of Grettinga-buren, bij Harlingen, zijn naam ontleend heeft, in oude oorkonden zowel Gratinga als Gretnia genoemd wordt.
Gratoir. Afleiding van Frans gratter: krabben? Bijnaam. Vergelijk Grattacul, Grattepanche.
Gratry, Grattery: Plaatsnaam Grattery (Hte-Sane).
Gratwol, Gradwohl, Gratvol, Grattvoll, Grathwohl: Duitse bijnaam naar de wens ‘as gerate wohl’. het moge goed lukken, op goed geluk. Duitse familienaam Grat(h)wo(h)l, Gerathewohl.
Graubart. Bijnaam voor iemand met een grijze baard.
Grauer, Duitse bijnaam. Vergelijk (de) Grauw(e).
Grauff. Duitse gediftongeerde vorm van Graf.
Graumans: Afleiding van Grauw, de Grauwe. Bijnaam.
Grauw, de, Grauwe, de, de Graauw, Degraa, de Graeuwen, de Graw, Grau, Graue, Grauwen, Graumans, Schrauwen, Schrauwens, Schrawen, Schrawen, Schrauwers. Bijnaam naar een grauwe, grijze kleur (huid, haar of kleren). Middenenderlands ook; grijsaard.
Grauwels, Grouwels, Grawels, Grauls, Grouls, Gruyls, Graulus, Groulus, Grolus, Graus, Grausz. Bijnaam uit het Middelnederlandse gruwel: schrik, afgrijzen. Bijnaam voor iemand die dit oproept. Vergelijk Greuel, Greulich.
Grauwinkel. Plaatsnaam Grauwinkl. Beieren.
Grauwmans, Graauwmans, Graumans, Grauman, Graumann, Grumans, Gruman, Grouman: Afleiding van De Grauwe. Bijnaam.
Grauwwerker De. Beroepsnaam van de bontwerker, de pelsmaker.
Graux, Grau, Graus: 1. Vadersnaam van Geraux, Germaanse voornaam Geroud; vergelijk Grart.
Gravel, Gravelle, Graveleau, Graveel, Grve, van de Graveele: Oudfrans gravele, Middelnederlands graveel: zand, grind, kiezel. Plaatsnaam.
Graveland, Graafland, Noord en Zuid Holland.
Gravelein, Gravelijn, Graveline, Gravelines, Gravelaine, Graveline, (de) Degraeveleyn, Degraveleyn: Ongetwijfeld moet onderscheid gemaakt worden tussen plaatsnaam op -Une en -lin, want -in wordt Vlaams ein (niet ine). 1. Plaatsnaam Gravelines, Nederlands Grevelingen (Frans-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Gravelinne in Beaumont (Henegouwen). 3. Plaatsnaam Gravelain in Illies (Nord).
Gravemaker: Beroepsnaam van de grafmaker, grafdelver, of graver van de stadsgracht. Vergelijk Duits Grabenmacher.
Gravendeel. Plaatsnaam, Zuid-Holland.
Gravener. Nederduitse variant van Duits Grabner, naar de woonplaats bij een Graben: sloot, gracht; of plaatsnaam Graben, Graven.
Gravenkamp, Grauenkamp: Vermoedelijk Westfaalse plaatsnaam.
Gravensteen, Gravenstein, Gravensteyn, Gravesteijn: Plaatsnaam Gravenstein (Sleeswijk-Holstein). Vergelijk Grefenstein. Gravestock: Engelse familienaam.
Grave, de, Graven, Grve, Gravers: Beroepsnaam van de graver. Zie Graaf.
Gravet, Grav, Graver, Gravez, Gravey, Grevet, Grawet, Grawez, Grauwet, Grouwet: Picardisch gravet, grauwet: haak. Vergelijk Haeck. Bijnaam.
Gravier, Gravy, Grvy: Plaatsnaam. Frans gravier: grind(weg), zandgroeve. Vergelijk Savelkoel. Afleiding van Oudfrans grave, grve: zand, grind. Wellicht beroepsnaam van de zandhandelaar of zandstrooier.
Gravigny. Plaatsnaam (Eure, Seine-et-Oise).
Greebe: Grebe is een Middelduitse (Hessen) variant van Graf.
Gray, Graye, Graij, Grey, Greij: 1. Engelse bijnaam. Vergelijk De Grijze. 2. Zie ook De Graeye.
Grant, Grant: Tegenwoordig deelwoord van Oudfrans grer: behagen; dialect grant: aangenaam. Bijnaam.
Grban, Greban, Greben, Grebende: Vadersnaam. Romaanse metathetische vorm van de Germaanse voornaam Gerbrand. Gerbannus. Grebende berust waarschijnlijk op verkeerde lezing van Grebeude.
Grebet, Grebert. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Klankverandering van Gerbert (zie Geerebaert); vergelijk Grebeude.
Grebeude, Gebreude: Vadersnaam. Picardische vorm van de Germaanse voornaam Gerbode (zie Gerbo), met klankverandering.
Geck, Grec, Grech, Grek, Greco, Greca: Frans Grec, Italiaans Greco: Griek. Vergelijk De Grieck.
Grcourt, Grecourt: 1. Plaatsnaam Grcourt (Somme). 2. Variant van Gricourt.
Grday, Greday: Luiks-Waalse metathetische vorm van Gerday, van Graday = Gradeau.
Greefhorst. Plaatsnaam Greef: graaf + nom: struikgewas, begroeide hoogte. Grevenhorst (Duitsland).
Greefkens. Afleiding van Greef; graaf. Bijnaam.
Green, Greene. Engelse plaatsnaam Green; landelijk groen.
Greenwood. Engelse plaatsnaam Greenwood; groen bos.
Grer, Grez, Griez: Vadersnaam. Variant van Franse familienaam Grehier, van Germaanse voornaam Griherius, wellicht door klankverandering, van Gerhari(us).
Grefenstein. Plaatsnaam Grevenstein (Duitsland) of Griffensteyn (Utrecht).
Greffier. Hypercorrect voor Groffy/Groffi.
Greffier, Greffiers, Grieffier, Griffi, Greffiers, Greffier: Middenfrans greffier, Latijn graphiarius: griffier, klerk. Beroepsnaam.
Gregoire, Gregorii, Grgoir, Grgoire, Grgoire, Gregoir, Gregoor, Grgoor, Gringoir, Gregor, (de) Gregori, Gregorio, Gregory, Gregoli, Gregely: Vadersnaam. Roaanse vormen van de Griekse heiligennaam Gregorius.
Gregoric, Grogorics, Gregorits, Gregorcic, Gregorczyk, Gregorzyk, Gregorzuk, Gregorowicz. Vadersnaam. Slavische afleiding van Gregorius. Gregorius, Gregoris, Gorgoris: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Gregorius ‘De waakzame’.
Greif, Greiff. 1. Duitse familienaam, beantwoordt aan Gryp. 2. Eventueel variant van Graaf/Greef.
Greimann, Greymans. Vadersnaam. Germaanse voornaam grim-man ‘Woedend-man’. Grimannus
Greimers, Greimes, Grimmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam grim-hari; woedend-leger’. Grimharius, Grimerus.
Greindl. Beierse afleiding van Grein=Greiner.
Greiner, Griner, Grinner: Duitse bijnaam, van Middelhoogduits grnen ‘grienen, huilen, janken’ ook ‘Twisten, ruziën’.
Greisch, Greischer. Plaatsnaam Greisch, Duitsland.
Greitemann: Ontrond uit Greutemann, afleiding van Greuter ‘Bosrooier’.
Greivelding, Greiveldinger, Greiweldinger: Plaatsnaam Greiveldingen (Duitsland).
Grellet, Grelet, Grlait: Dimafleiding van Oudfrans graile. Zie Grelot.
Grelin, Grelen. Grelen: Afleiding van Oudfrans graile, grle: mager, tenger. Vergelijk Grelot.
Grell. Duutse bijnaam. Middenhoogduits grl: ruw, kwaad, boos.
Grelo, Grelot, Grlot: afleiding van Oudfrans graile, grle, van Latijn gracilis: mager, spichtig. Bijnaam.
Gremberghen, van Gremberghe, van, van de Gremberghe, Gremberge, Grimberghe, Grimberge, Grimbergen, van Grenberghe, Grambergen: Plaatsnaam Grimbergen (Vlaams-Brabant) of Grembergen (Oost-Vlaanderen).
Gremling. 1. Vadersnaam afleiding van voornaam. Zie Gremmens. 2. Duitse familienam Gremlinger, Beroepsnaam van de gerechtsdienaar
Gremme, Gremmen. Gremmens: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germ. grim-naam; zie Grimminckx. 2. Varint van Gramme(n), -ens.
Gremmighen, van, van Gremmegen: Plaatsnaam Grimminge (Oost-Vlaanderen).
Grenade, de, Gurnade. Spaanse plaatsnaam Granada.
Grendel, (de), de Grendele. Beroepsnaam naar het beroep van grendelmaker, portier of deurwachter.
Grenelle, Grunelle: afleiding van grain: graan, korrel. Vergelijk Grenet.
Grenet, (de), Grenez, Grenn, Gren, Groenn, Groen, Groenez, Gurnet, Gurn, Lagrenet, Lagren, Lagrenez. Bijnaam uit het Franse grenet: graantje, korrel, puist, wrat.
Grenon. Oudfrans grenon: snor, bakkebaard. Bijnaam.
Grenouille, Grenouilleau. Frans grenouille: kikker. Bijnaam naar de kwakende stem of voor een springer. Vergelijk Duits Frosch.
Grenu. Oudfrans grenu: met manen (zoals van een paard). Bijnaam voor iemand met welige haarbos.
Grepdon, Grypdon, Grypdonck, Grijpdonck, Gryfdonck: Vadersnaam. Aanpassing van Grbodon, van Gerbodon, Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Gerbodo. Zie Gerbo, Gerbedoen, Grebeude.
Gresillion, Gresillon. 1. Afleiding van Oudfrans grsil: hagel. Oudfrans gresillon, Frans grlon: hagelsteen. Vergelijk Hagelsteens. 2. Of van gresillon: krekel. Bijnaam. Vergelijk Criquillon.
Gresnich. Duitse plaatsnaam Gressenich.
Gresse, Gressens, Gresens, Gresens, Gressiens. Vadersnaam uit de Latijnse naam Gratianus.
Grtry. Plaatsnaam in Bolland, Luxemburg.
Gruel, Gruell, Greubel: Duitse bijnaam Greuel: gruwel. Vergelijk Grauwels.
Greulich, Graulich, Grolig: Duits Greulich: gruwelijk, schrikwekkend. Bijnaam.
Greunen, van. Vertaling van De Grune?
Greus, Greuse, Greusen, Greuze, Degreuse, Degreus: Oudfrans greuse: twist, betwisting. Bijnaam.
Greus, de. Variant van De Creus of van Creuse?
Greveling, van, van Grevelinghe, van, Grevingh, van Grevelynghe, van Greveninge. Naam uit de plaatsnaam Grevelingen = Gravelinnes. Frans-Vlaanderen. Vergelijk Gravelin.
Grevendael, Grevendal, Grvendal, Grvendael: Plaatsnaam Grevendel in St.-Joris-Winge (Vlaams-Brabant) of Grfenthal (Duitsland).
Grevendonck, Grevendonk. Plaatsnaam Gravendonk in Zoersel, Antwerpen?
Grevenstuk. Familienaam uit de min of meer gelijknamige plaatsnaam Greven/Gravenstuk: stuk grond van de graaf. Gravenstuk in Ardooie.
Grever. Beroepsnaam. Brabantse vorm voor graver, delver.
Greveraars, Greveraerts, Grevelaer, de Greveleer: Afleiding van Duitse plaatsnaam Grevel.
Grvill, Griviller, Grivillers, Grivillier: Plaatsnaam Grvillers (Pas-de-Calais).
Grevinchovius is verlatijnst van Grevinkhof, hof van Grevink.
Grevinge, Greving, Greevingh, Grevinga, Graafsma, Greven, Greeven, Laijnse Grevinchovius en mogelijk ‘s Graauwen met Borchgrevink, van greve, graaf.
Grewal. Duitse familienaam Grewald, Grewold, van Krebold.
Greyte, de, Greyt, de. Aanpassing van Degrez.
Gribaumont, Gribomont. Plaatsnaam in St-Mdard (Luxemburg).
Gribben, Gribbens. Vadersnaam van Germaanse voornaam Griboldus.
Gricourt. Plaatsnaam, Aisne, of in Berchem, Oost-Vlaanderen.
Gridelet, Gridlet. Variant van Griselet, afleiding van gris: grijs. Zie Grisolet. Voor de z/rf-wisseling, vergelijk Bazelaire, van Ba(u)delaire.
Grie, de, Degry. Waarschijnlijk vertaald uit Legris.
Griebel, Griebeling, Gribling: Griebel, van Middenhoogduits grbel: dodengraver.
Grieck, de, de Gryck, Griek. Volksnaam van de Griek.
Griegers, van. vadersnaam. Grieger, Silezisch voor Gregor.
Grieken, van, van Griecken, van Gricken, van (der) Krieke, Krieken: Plaatsnaam Grieken (Vlaams-Brabant).
Grieden. Variant van Grieten, met verzachting t/d?
Grielen, Grielens, Moedersnaam. Griele = Griete, van heiligennaam Margareta.
Griensven, van, Griens van, van, Grinsven, Grunsven, van, (van) Grinsven: Plaatsnaam Griendtsveen (Nederlands-Limburg). Maar de genealogie van de Nederlandse familie Grinsven verwijst naar ‘T Griensvenne bij Den Dungen (Noord-Brabant)
Griepentrog. Nederduitse familienaam: grijp in de trog. Bijnaam voor een bakker.
Gries, Griess. Duitse plaatsnaam. Middenhoogduits Griess: zandige oever.
Grieteman. Friese familienaam Grietman: hoogste rechterlijke en burgerlijk-administratieve magistraat in een grietenij, rechtsgebied.
Grieten, Grietens, Grietjens, Griten, Gritte, Grit, Grethen, Greten, Vergrieten, Vergriete, Vergriette, Vergrietens. (ver; zoon van) Moedersnaam uit Griete, de verkorte vorm van Margriete, Margaretha, zowat de populairste meisjesnaam in de middeleeuwen.
Griethuisen, van, van Griethuyzen, Griethuijsen: Plaatsnaam Griethausen (Noordrijn-Westfalen).
Grieve, de, Grieven: waarschijnlijk van De Grve.
Griffard, Griffart. Afleiding van Oudfrans grif, Frans griffe: klauw.
Griffel. Middenenderlands griffel; schrijfstift, griffel, ent. Beroepsnaam? Of van Grevel?
Griffet, Griff, Griffees: Afleiding van Frans griffe: klauw. Bijnaam.
Griffin, Greffin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Griffo? Of van Griffith?
Griffioen, Griffon, Gryffon: Vadersnaam. De Griff(i)oen of grijpvogel is een mythologisch dier met het bovenlijf van een adelaar en het onderlijf van een leeuw. De naam van deze heraldische figuur was in de ridderliteratuur gebruikelijk als voornaam.
Griffith, Griffiths. Familienaam uit Wales. Oudwels Griph-iud. Het tweede element is iud: leider.
Grift, van der: Plaatsnaam Grifte. Middelnederlands grifte ‘gegraven vaart’.
Grignac. Plaatsnaam (Cantal, Char.-Mar.)
Grignard, Grinnaert, Grinaert, Grinaert, Grigniet, Grignet, Grgnard, Degrignard, Degrignart: Afleiding van Oudfrans grign(i)er: knarsetanden, grijnzen. Bijnaam voor een kniesoor.
Grigor. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Gregorius.
Grignon, Grignet, Grigniet: Afleiding van Oudfrans grigne: tandengeknars, gegrijns, slecht humeur. Bijnaam voor een grijnzer, kniesoor. Vergelijk Grignard.
Grijp, Gryp, Gryps, Griep, Gripe, Greps, Grep: 1. Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Grip(p)o, wellicht bakervorm van Grimbert. 2. Bijnaam naar de vogelnaam grijp: griffoen.
Grijsman. Afleiding van De Grijze.
Grikman. Volksnaam voor een Griek, naar analogie van Engelsman, Fransman.
Grillard, Grillaerd, Grillaert, Grillaerts, Crielaard, Krillaerts, Krielaert. Bijnaam uit het Franse grillon: krekel. Iemand met een bijzonder stemgeluid of een zeurderig iemand, waarschijnlijk synoniem met Middelnederlands crekelaer.
Grillet, Grillo, Grillot. Afleiding van grillon: krekel. Bijnaam. De familie Grillet stamt uit Bourgondi.
Grillon, Grion. Bijnaam. Frans grillon; krekel.
Grimonpont, Grimmonpont, Grimonpon, Grymonpon, Grymonpont, Grymondon, Grimmelpont, Grimmelpon, Gremelpont: Plaatsnaam Grimaupont in Wattrelos (Nord)
Grimonprez, Grimmonprez, Grimonpre, Grimonprez, Grimmonpr, Grimmondrez, Grymonprez, Grymonpre, Grymonpr, Grijmonpr, Grymmonprez, Grimonprez, Gremonprez, Grimmelprez, Gremmelprez, Grimpret: Plaatsnaam Grimmonprez, Grymonprez in Magne, Flron, Beyne-Heusay, Huccorgne (Luik). Maar de Waals-Vlaanse familienaam gaat waarschijnlijk op een plaatsnaam Grimaupr (meer van Grimoud) terug.
Grim, de, de Grem, (de) Grom: 1. Bijnaam. Middenenderlands grim, grem: grimmig, boos, toornig.
Grimaldi, Grimoldi: Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Grimwald. Zie Grimau.
Grimar, Grimard, Grimart. Vadersnaam. Germaanse voornaam grim-hard ‘Woedend-sterk’. Grim(h)ardus.
Grimau, Grimaud, Grimia, Grimiaux, Grimait, Grimaux, Grimmaux, Grimeau, Grimmiaux, Grmaud, Gremeaux, Gremo: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam grim-wald ‘Woedend-heerser’. Grimaldus.
Grimbauer: Uit Duits Geringbauer ‘kleine boer’.
Grimberg, Grimberger. Duitse plaatsnaam Grimberg.
Grimbrieux. Plaatsnaam in Saint-Nicolas bij Luik.
Grimbert, Grembert, Grimbers, Grimbergs, Grimberg, Grimberghs: Vadersnaam. Germaanse voornaam grim-berht ‘Woedend-schitterend’. Grimbert(us).
Grimde, van. Plaatsnaam Grimde in Tienen.
Grime, Grimee, Gremez, Gremes, Grem: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse grim-naam, zoals Grimbert.
Grimm, Grimme, grimmen, Grim, Grims: Vadersnaam. Germaanse voornaam Grimmo.
Grimminckx, Grimmins, Grimminck, Gremmen: Vadersnaam. Afleiding van Germaans grm-naam: Grimo.
Grimmondrez. Verhaspeling van Grimmonprez.
Grimon, Grimont, Grimmon: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam grim-mund ‘Woedend-bescherming’. Grimund(us). Of Franse verbogen vorm van Grimo. 2. Plaatsnaam Grimont in Ciney en Evelette (Namen).
Grimmonprez, Grimonprez, Grimonpre, Grimmonpr, Grimmondrez, Grymonpe, Grymonpez, Grymonpr, Grijmonpr, Grymmelprez, Gremmelprez,
Grimpret, Grimmondrez. Familienaam uit de plaatsnaam Grimmonprez, Grymonprez in Magne, Flron, Beyne-Heysay en Huccorgne (Luik).
Grimonster. Plaatsnaam in Ferrires (Luik).
Grimoult, Grimoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam grim-wulfՠwoedend-wolf : Grimulfus.
Grimwald: Duits Grinwald, ontrond uit de frequente Duitse plaatsnaam Grnewald ‘groen woud’. Vergelijk Groenewoud.
Gringhuis: Uit Geringhuis? Of Engels? Greenhouse? Of ontrond uit Duits Grnhaus?
Grinson, Grinsson, Grenson, Grenon, Grainson, Graison, Grainon, Graitson, Granson: Afleiding op -eon van gr(a)in: graankorrel, greintje.
Grinten, van der, van de Griend: Plaatsnaam. Middelnederlands grient, greent ‘Zandgrond, strook grond met bomen, buitendijkse gronden met rijshout bezet’. De Greent(e) was een stadsweide bij Kampen en in Genemuiden, Overijssel. Griend was een eiland in de Waddenzee.
Grinwis: Aanpassing van de Engelse plaatsnaam Greenwich (Kent).
Gripekoven. Duitse plaatsnaam.
Grippa, Grippard. Afleiding van gripper, van grijpen.
Grippeling: Afleiding van Middelnederlands grippe, greppe ‘Sloot’E
Grizell: Frans Grisel, verkleinvorm van gris ‘grijs’. Bijnaam.
Grisar, Grisard, Grisart. Familienaam uit het Franse gris: grijs. Bijnaam voor een grijsharig iemand.
Grisel, Gryseel, Gryseels, Grijseels, Grizeau, Grisay, Gruselle, Grouzelle, Gruzelle, Grouselle: Afleiding van Frans gris: grijs. Vergelijk Grisard.
Griselain, Grislain, Grislein, Grisselin, Gryseleyn, Greselin, Grusseling, Grusselin, Gruslin, Grusling: 1. Griselin, dira, van gris: grijs. Bijnaam. 2. Greselin, afleiding van gras. 3. Gruselin kan een geronde vorm zijn van Griselain, maar Grus(e)lin(g) kan ook teruggaan op Gruselin.
Griset, Gris, Grisez, Griser, Grouset, Grousez: Afleiding van Frans gris. Bijnaam.
Grisolet, Gruslet, Grisolle, Grisole, Grysolle, Grysole, Grijsolle, Grysouille, Gresolle, Grousolles: 1. Bijnaam. Afleiding van Frans gris: grijs. 2. Vadersnaam. Heiligennaam Grisolius.
Grison, Gryson, Gryzon, Greyson, Greijson, Grijson: 1. Bijnaam. Afleiding van Frans gris: grijs. Vergelijk Grison(net) en Legris. 2. In West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Henegouwenis Grison evenwel een Re-interpretatie van Gruson.
Grispen, Crispen. Variant van Crispen, van Crispiaan? Zie bij Crispin.
Grivegne, Grivegne, Grifgne, Grifne, Grifnee, Grifnaie: Plaatsnaam Grivegne (Luik).
Grob, Grobben, Grobe, Groebbens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse berth-naam (Grobert bijvoorbeeld). 2. Grob(e) kan ook een Duitse bijnaam zijn: De Grove.
Grobecker. Beroepsnaam. Bakker van roggebrood, grof brood.
Grober, Grobert. 1. Duitse bijnaam: de grove. Vergelijk De Grove. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Grobert.
Grobet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Grobert.
Grosman, Groosman, Grosemans, Gruysmans: Afleiding van Van (der) Groesen.
Grodens, Grosdent, Grodant: Bijnaam voor iemand met grote tanden.
Grojean, Grosjean, Gros-Gean, Crosjean: Bijnaam: Grote Jan. Vergelijk Grootjans, Grandjean.
Groe, van der: Plaatsnaam Groede (Oostburg, Zeeuws-Vlaanderen) of De Groe in Borsele en Goes (Zeeland).
Groen, (de), te Groen, de Groene, Groenen: Bijnaam naar de groene kleur van de kleren.
Groen, van, der, van der Groeden. Plaatsnaam Groede (Zeeland):
Groenderbeek, van, Groenderbeck, van Grunderbeeke, van Grunderbeek, Grunderbeeck, Grunderbecke, Grunderbeck, van Grinderbeek, van Grundelbeke, van Grundenbeek, Grundenberck, van Gunderbeek: Plaatsnaam Groene Beek, bijvoorbeeld 1518 Groenebeke = 1598 ter Groenderbeke, Beernem.
Groene, Groenne: 1. Variant van De Groene. 2. Spelling voor Groene (zie Grenet).
Groenenberg, Grunenberg, Groneberg: Plaatsnaam in Vlezenbeek (Vlaams-Brabant), Sint-Winnoksbergen (Frans-Vlaanderen) en Nukerke (Oost-Vlaanderen). Vergelijk Grnberg.
Groeneboer. Re-interpretatie van Cronenbourg of Groenenborg.
Groenegem, van. Familienaam in Henegouwen en Namen. Re-interpretatie van Van Groeninge.
Groenemeyers. Vergelijk Duits Grunmeier. Meier in het groen of groenteboer.
Van Groenderbeek, Vangroenderbeek, van Grunderbeek, Grunderbeeke, Grunderbeeck, Grunderbeck, Grunderbecke, van Grundelbeke, van
Groenen. 1. Vadersnaam. Germaansee voornaam grn. 2. Zie (de) Groen.
Groenenboom, Groeneboom: Plaatsnaam ‘groene boom’.
Groenendael, van, Groenendaals, Groenendaels, Groenendaal, Groenendal, van de, den. Plaatsnaam Groenendaal bij Apeldoorn, Heemstede. Maar ook verspreide plaatsnaam.
Groenendijk, Groendijk, Groenendyck, Groenendyk: Plaatsnaam Groenendijk (Noord-Holland, Zeeland, Zuid-Holland), ook verspreid in Vlaanderen.
Groeneveld, Groeneveldt, Groenevelt, Groenveld: Plaatsnaam Groenveld in Grimbergen en Steenokkerzeel (Vlaams-Brabant). Groenveld (Schagen, Noord-Holland).
Groenenrode, van. Plaatsnaam Groene Rode.
Groenescheld, Groneschild, Gronescheld: Bijnaam naar het uithangbord: Groen Schild. Vergelijk Duits Grnschild.
Groeneweg, Groenewegen, Groenewege: Plaatsnaam Groeneweg (Noord-Holland, Zuid-Holland). Ook vondelingnaam. In 1819 werd aan de Groene Weg in Hijken (Drenthe) een kind gevonden. Het werd Teodoor Groeneweg genoemd.
Groenewoud, van het, van t Groenewolt, Groenewout, Groenwoet, Groenwont, Groenewold: Plaatsnaam Groenewoud (Gelderland, Noord-Brabant, Zuid-Holland), ook in Aardenburg (Zeeland). Vergelijk Duits Grnewald.
Groenhagen: Plaatsnaam Groenenhagen in Rotterdam (Zuid-Holland).
Groenhart, Grunhard, Grohnert, Gronert, Grunert: Vadersnaam. Germaanse voornaam grn-hard ‘groen-sterk’. Gronhart.
Groenheide: Plaatsnaam ‘groene heide’. Het geslacht heette blijkbaar oorspronkelijk Groeneveld.
Groenhoff, Groenhof: Plaatsnaam.
Groening, Groeninck, Groeninckx, Groenink, Groenings, Groeninx, Groeninks, Gronenga, Groeninga, Groenia, Groenje: Vadersnaam. Afleiding van Germaans grn-naam, Grono of Gruno. Vergelijk Groenhart en Groningen.
Groeningen, van, Groeninge, van, van Groningen: Plaatsnaam Groeningen in Vierlingsbeek (Noord-Brabant) Groeninge in Kortrijk, West-Vlaanderen, Groeningen in Nazaret, Oost-Vlaanderen of Groningen (Groningen). Grninger (in Duitsland ook Grning) Groeningen, dorp in Noord-Brabant; Grons, sate by Burgwert in Friesland; Groonhusen, gehucht bij Grootkerik in Oldenburg; Grningen, vlek in Zwaben en Grningen, stadje bij Oschersleben in Neder-Saksen.
Groenland, van. Plaatsnaam, Driebergen.
Groenleer: Volksetymologisch uit Grondeleer of Duits Grund(e)ler ‘grondeigenaar’.
Groenman: Afleiding van de Groen of van der Groen. Of beroepsnaam van de groenteteler; vergelijk familienaam Groenteman.
Groenouwe: Plaatsnaam Gronau/Groenouw in Bathmen Overijssel of Gronau (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Rijnlnd-Palts, Sleeswijk-Holstein).
Groens, van. Plaatsnaam Grons in Wonseradeel (Friesland).
Groenteman, Groenemans: Beroepsnaam van de groenteteler of -handelaar.
Groenvynck. Bijnaam naar de vogelnaam, de groenvink, grasvink. Vergelijk Duits Grnfnk.
Groenweghe, van, Groeneweg, Groenewegen, Croenweghe: 1. Verspreide plaatsnaam Groen(en)weg. 2. Plaatsnaam Groeneweg (Zuid en Noord-Holland).
Groep, van, de, Groenwoet, de Group: Plaatsnaam De Groep in Amerongen en Renswoude (Utrecht).
Groesbeek: Plaatsnaam Groesbeek (Gelderland).
Groesen, van, Vergroesen, Groeseman, Groesmans, Groosman, Grosman, Grosemans: Plaatsnaam Groessen in Duiven (Gelderland). Groese is een weiland.
Groesenicke, Groeseneeke, Groeseneken, Groesenek, Groezenek: Aanpassings van Duitse familienaam Grofinickel: grote Klaas.
Groetelaars. Afleiding van plaatsnaam Grotel, Noord-Brabant.
Groesser: Duits verbogen vorm van Gro ‘groot’.
Groet. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Groet (Noord-Holland). Dit wordt ondersteund door de verspreiding er van. 2. Zie ook Groot.
Groffen, Groff, Groven, Grovens, Groeven: 1. Vadersnaam. Grof, Grolf, van Gerolf; ger-wulf (speer-wolf), Germaanse voornaam. Variant van De Grove.
Grogna, Grognard. Afleiding van Frans werkwoord grogner: knorren. Oudfrans grognard: knorrepot.
Grognet, Grogniet, Grognier, Groignet, Gronier, Groniez, Groenier: Afleiding van Oudfrans groin: varkenssnuit; gemor, gegrom. Bijnaam voor een brombeer. Vergelijk Grognard.
Groine, Groyne, Groynne: 1. Bijnaam, van Oudfrans gro(g)nir, groignier: grommen, knorren. Voor een knorrepot. Vergelijk Grognet.
Groix, Grois. Misschien van Oudfrans grez; grind.
Grol, de. Aanpassing van Degroult, zoon van Groult, Gerolf.
Grol, van: Plaatsnaam Groenlo (Gelderland), Groll (Noordrijn-Westfalen).
Groleau, Grolaux, Groleaux, Groilleau, Grollo, Grollet, Grolet, Groulez: 1. Vadersnaam. Afleiding van Groult, Romaanse vorm van Gerolf. 2. Eventueel klankverandering van Gourleau/Gourlet, Gorl.
Grollenberg. Plaatsnaam Am Grollenberg in Grotzingen, Duitsland.
Grolman, Grollmann. Afleiding van Van Grol.
Grolleman: Afkomstig van Grol.
Grom, Groom, Gromme, Grommen, Gromenn, Gromment, Groment. Vadersnaam uit de Germaanse naam Gromberth.
Gromar, Gromard, Grommar, Grommar, Gromar, Gromas: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam grn-mr ‘groen-beroemdՠof van Grosmarus?
Grombeer. Re-interpretatie van de Germaanse voornaam Grombert. Vergelijk Gromme.
Gromme, Grommen, Gromenn, Gromment, Groment: Vadersnaam. Germaanse voornaam Grombertus.
Grommes, Grommesch, Gromerch, Grommers. Vadersnaam. Duits Grammes=Grolms, van heiligennaam Hieronymus.
Grommet. 1. Waarschijnlijk verfranste uitspraak van Grammes. Oudfrans gromet: molenaarsknecht.
Gronckel, de. Afleiding van werkwoord grongen: brommen, knorren. Bijnaam voor een brompot.
Grondel: Bijnaam naar het zoetwatervisje grondel(ing), stekeling. Vergelijk Duits Grundel. Voor een visser of voor wie niet helemaal volwassen is of een klein, onooglijk mens.
Grondelinghs, Grondelings, Greunlinx: Bijnaam naar de visnaam grondeling. Zie Grondel.
Grondhout, Groenhout. Vergelijk Grnholz.
Grondin. Bijnaam voor een kniesoor, van Frans gronder
Grondstra: Volksetymologisch uit Fries Gronsstra, afleiding van de plaatsnaam Grons in Hichtum (Wonseradiel, Friesland).
Gronier, Groniez, Crognier: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam grn-hari ‘groen-leger’. Grunerius. 2. Spellingvariant van Grognet. 3. Eventueel zelfs variant van Grainier, Grenier.
Grondijs: Vermoedelijk uit de familienaam Grandis, Grandys, afleiding van Frans grand ‘groot’.
Grnefeld, Grnefeld, Grneveld. Variant van Groeneveld. Ook Duitse plaatsnaam Grnefeld (Brandenburg).
Groningen, van: Plaatsnaam Groningen (Groningen).
Gronkel, de; de Gronckel: Afleiding van werkwoord grongen ‘Brommen, knorren’. Bijnaam voor een brompot.
Grnloh: Plaatsnaam Grnloh (Nedersaksen).
Gronsveld, van, Gronsvelt, van Gronsveld, Gronsfeld: Pllaatsnaam (Nederlands-Limburg), in St.-Martens (Limburg) en bij Bilstain (Luxemburg).
Groode, de, de Groede, Degroide: Waalse aanpassings van De Groote. Vergelijk Le Grode.
Groof, de; de Groff, de Grof: Bijnaam. Middelnederlands grof ‘Dik, groot, grof, sterk’. Bijnaam naar de lichaamsbouw. Vergelijk Duits Grob.
Grool: Zoals Grol bijnaam voor een grolpot.
Groosman: Duits familienaam Grossmann ‘grote man’.
Grooss, Groos: Duitse bijnaam Gro ‘groot’.
Groot, (de); (de) Groote, (de) Grote, Groten, Grooten, Grootten, Grotens, Groth, Groet, Grothe, Grothen, de Groodt, (de) Groot, Grootte, Degrot, Degrotte, Schrooten, Schroeten: Bijnaam naar de grote gestalte. Vergelijk Legrand.
Grootaert, Groothaert, Grootaerd, Grootaert, Grootaerdt, Grooters, Grootaers, Groers, Grotaers, Groetaers, Groutaers, Grouters, Groothaerd,, Groothaert, Groeidaerdt, Grooters: Bijnaam. Grote Aert ԇrote Arnoud’.
Groot Battave, van. Naam die verwijst naar Batavia, dit is de Latijnse variant van De Betuwe (Gelderland). Hij die zijn naam liet registreren, meende wellicht dat de Betuwe GROOT was.
Grootbod: Bijnaam? Vergelijk Duits Gros(s)bodt, vermoedelijk uit Grobrot ‘groot brood’.
Grootenboer: Bijnaam; ԇrote boer’. 1530 Cornelis Dieric Pauwelsz die men noemt Grootenboer, Heiningen (Fijnaart, Noord-Brabant).
Grootenbruel, van, Grootenbruelle, Grootenbruele, Grootenbruille, Grootenbriel, Grootenbril, Grootenbrill, Grootendruel, Groetenbriel, Groetenbril, Groetembril, van Grutenbrule: Plaatsnaam Grote Bruul, Grote Briel: grote broel. Zie Broel, Bruul. Vergelijk Plaatsnaam Grote-Brogel (Limburg). Groten Briel in Adegem (OostVlaanderen), Herzele (Oost-Vlaanderen). Groten Bruul in Hombeek.
Grootendorst. Bijnaam voor iemand met grote dorst, drinkebroer.
Groothedde, Grootherder, Heddet ter, Luttikhedde. Hedde; heide, groot en klein.
Grootheest, van: Plaatsnaam Groote Hees bij Donk (Noord-Brabant) of Groote Heze, bos bij Heze (Bergen, Nederlands Limburg).
Groothuis, Groothuys, Groothuyssen, Groothuysen, Grothausen, Groothausen, Groothuijzen, Grotenhuis:: Plaatsnaam Groot Huis.
Groothoed: Bijnaam voor de drager van een grote hoed? Veeleer uit Groothoofd. Vergelijk Duits Grohaupt, Grokopf. Middelnederlands hoot, van hovet.
Groothof: Vermoedelijk volks etymologisch uit Groothoofd. Vergelijk de Vlaamse familienaam Ganshof, van Ganshoofd.
Grootjans, Grootjeans, Grootejans: Bijnaam. Grote Jan, in tegenstelling tot een andere, kleinere Jan. Vergelijk Frans Grosjean, Grandjean. Ook wel om vader van zoon te onderscheiden
Grootjen: Verkleinwoord van de Groot. Of wellicht van Grootjan.
Grootloon, van. Plaatsnaam Groot-Loon (Limburg)
Grootveld: Frequente plaatsnaam Groot Veld.
Grootven, van. Plaatsnaam Groot Ven, bijvoorbeeld in Brecht (Antwerpen).
Grootvriendt. Bijnaam. Grote vriend. Vergelijk Cortvriendt.
Grosberg, Grossberg, Grossberger. Plaatsnaam Grossberg, Beieren.
Grossbodt, Grosbodt. Duitse bijnaam Grossbrot.
Grosfeld, Grossfeld: Plaatsnaam Grossfeld in Stallwang (Beieren).
Grosfils, Groffils, Grofils, Groffi, Groffy, Groffij. Bijnaam voor een grote zoon of een grote jongen.
Groswasser, Grosswasser. Duitse plaatsnaam Groliwasser; groot water.
Grosbois. Plaatsnaam Gros Bois; groot bos.
Grosch. Duitse muntnaam Groschen, van Italiaans grosso: stuiver.
Groschet. Lees Crochet, zie Croquet.
Groscol. Bijnaam Gros Col: Grote Nikolaas. Vergelijk Groteclaes, Legroscollard.
Grosdidier, Legrosdidier: Bijnaam Grote Didier, Desiderius. Vergelijk Grandidier.
Grosfils, Grofils, Grofils, Groffi, Groffy, Groffij: Bijnaam Gros fils: grote zoon, grote jongen. Vergelijk Grandfils.
Grosgogeat. Bijnaam Gros + Frans goujat; jongen.
Groshenry, Grosheny. Bijnaam Grote Hendrik.
Gross, Grosz, Grosze, Grosse, Grosse, Groos, Groes, Groesz, Grousse, Groesser, Grosser, Grois, Groise. Duitse bijnaam uit gro: groot. Een tegenhanger van het Nederlandstalige ҄e Groot.’
Grossaux, Grosseels, Grossiels. Bijnaam. Afleiding van Frans: groot. Vergelijk Grossard, Grosset.
Grossemy. Bijnaam Gros + Waals semi. Beroepsnaam; messenslijper.
Grossen, Groessens, Gruisen: Vadersnaam. Misschien van Germaanse voornaam Grosbertus of Grosmarus.
Grosseret. Afleiding van Frans gros. Vergelijk Grosset.
Grosset, Gross, Grossey: Bijnaam. Afleiding van Frans gros: groot.
Grossi, Grosso: Italiaanse bijnaam Grosso: groot, dik. Vergelijk Legros.
Grossier. Beroepsnaam. Oudfrans grossier: groothandelaar.
Grosskopf, Grosskoph, Grojskop: Duitse bijnaam voor iemand met groot hoofd.
Grossman, Grosmann, Groszman, Groszmann, Groosman, Grosman, Groisman, Groysman, Grozmani, Gruzman, Grusmann: Duitse familienaam Grossmann: groot man. Bijnaam.
Grosvarlet. Frans Gros varier: grote knecht, dienaar. Vergelijk Grandvallet.
Groteclaes, Groteklaes, Groteklas, Grooteclaes, Groeteclaes, Groeteglaes, Grotenclaes, Grotenclas, Grotenklaes: Bijnaam Grote Klaas, Nikolaas. Vergelijk Duits Grossklaus, Frans Grandcolas, Groscol(as).
Grotel, van, van Grootel. Plaatsnaam Grotel, Noord-Brabant.
Grotenbreg. Bijnaam Grote Brecht. Vergelijk Duits Groteberlt, van Grote Berchtold.
Groterjan, Grotrian, Grodrian: Nederduitse bijnaam Groter Jan: grote Jan. Vergelijk Grootjans.
Grotius. Gelatiniseerde humanistennaam van Hugo de Groot (Delft 1583- Rostock 1645).
Grotz. Middenhoogduits grosse: spruit, scheut, jongboompje. Bijnaam voor iemand die klein of tenger is.
Grout, Groult, Grot, Grouls, Groux, Groust. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Gerolf. 2. Hier en daar kunnen namen ontstaan zijn uit Gros: groot, zwaar, als bijnaam dus. Zie ook Legros.
Groulard, de Groulard, Groelart, Groulaer, de Groelard, Degrolard, Dgrolard: Bijnaam. Luiks-Waals gwula: brombeer, knorrepot. Afleiding van Waals grler: brommen.
Group. Aanpassing van Duitse familienaam Graupe: gort, gepelde gerst. Beroepsnaam van de Graupner: Gorter.
Grovanius, Grovonius: Latinisering van Groven?
Grove, de, de Groeve, de Groof, Groof, de Groef, (de) Grouve, Schroeven, Schroven, Schrovens, Schroeven, Grove, Groven, Grovens. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse grof: dik, groot, fors, sterk, vergelijk Duits Grob. Naar de lichaamsbouw. 2. Groven(s) kan een vadersnaam zijn. Zie Groffen. 3. In Limburg kan de familienaam ook komen uit De Grave/Greve: zie Graaf.
Groverman. Afleiding van grof. Vergelijk De Grove. Graves: Engelse plaatsnaam Grove: bosje.
Gruard, Gruart, Grujart, Gruyaert, Cruaert, Grouard. 1. Familienaam afgeleid van het Franse grue: kraanvogel (een bijnaam ?). 2. Afgeleid van het Oudfranse gru en het Franse gruau: gort. In dit geval een beroepsnaam (gortverkoper).
Grub, Grube. 1. Duitse familienaam en plaatsnaam Grube: groeve. 2. Zie Grubben. Gruber, Grber: Naar de woonplaats in of bij een Grube: groeve, gracht.
Grubben, Grub, Grubb, Grube, Gruben, Gruppen, Grubben. Vadersnaam. Variant van Grobben, Grob (vergelijk schop/schup, Coppens/Cuppens). Bakervorm van Germaans berht-naam, zoals Grobert.
Gruchot. Variant van Cruchot, zie Cruchon.
Grudenberg, van. Plaatsnaam Grudenberg in Halberstadt (Duitsland).
Gruel, Gruielle, Gruyelle, Gruau, Gruais: Oudfrans gruel, Frans gruau: gort, mout. Beroepsnaam van de gorter. Vergelijk Gorter, de Gruyter.
Gruet, Gru, Gruez, Gruwet, Gruw, Gruwe, Gruwez, Grou. Afleiding van het Franse grue: kraanvogel. Mogelijk naar een huisnaam of een bijnaam naar een lichamelijke eigenschap. Vergelijk De Crne.
Grugeon, Grugeom. Hypercorrect voor Gruson.
Gruget. Variant van Cruchet, afleiding van cruche: kruik. Beroepsnaam van de pottenbakker. Vergelijk Cruchon.
Gruisen: Variant van Grossen. Vadersnaam. Misschien van Germaanse voornaam Grosbertus of Grosmarus.
Gruiter, van, de, de Gruijter, de Gruytter, de Gruyter, de Gruytere, de Gruytters, Gruyters, Gruijters, Gruijter, (de); Grutter, Gruter, Grters, Grtter, Grutterink, Grter, Grters, Gritter, Gritters, (de) Gorter, Joorter (dit laatste is wellicht een verschrijving van het voorgaande): Beroepsnaam van de man die gruit leverde en verkocht of in het brouwsel mengde. Gruit, dat is gagel, kruidde het bier. Karel Lievensz van de Gruiter naam deze naam aan in 1812. Hij was de zoon van Lieven Klaasse, Arnemuiden (1734-1781). Maar de vader droeg de naam al vroeger blijkens: 1787 Lieven van de Gruiter, Arnemuiden.
Grulois, Gruloy, Gruloos, Grulois: Gruloir, afleiding van Waals gruler: brommen, knorren. Bijnaam. Vergelijk Groulard.
Grumbers. Ofwel van Grumbergs (zie Grunberg) ofwel van Grumberts (zie Grombeer, Grommen).
Grumeau, Grumiau, Grumiaux, Grumieaux, Gruniaux, Grumel, Gremeaux, Grmaud, Gremo: Oudfrans grumel, Frans grumeau: klonter, deegknoedel. Beroepsnaam.
Grn, Gruen, Grnn, Grne, Grun, Grn, Gryn: Bijnaam. Duits Grn: groen. Vergelijk (de) Groen.
Grnbaum, Grunbaum, Grunebaum, Grynbaum, Grinbaum: Duits Joodse familienaam: groene boom.
Grunberg, Grunberger, Gruenberg, Gruneberg, Grunberger, Grunberg, Grumberg, Gromberg, Greenberg, Grinberg, Grinbarg, Grynberg, Grijnberg, Gronemberger: Verspreide Duitse plaatsnaam Grunberg. Vergelijk Groenenberg.
Grunblat, Grunblatt, Grynblat, Grynblatt, Grinblat: Duitse familienaam Grunblatt, wellicht een huisnaam.
Grunchard. Franse familienaam Grinchard. Bijnaam voor een kniesoor.
Grud, Grundeken, Grnd, Grndeken: Nederduitse familienaam. Afleiding van Grund: dal.
Grundhoven, Grundhfer: Duitse plaatsnaam Grundhof.
Grundmann, Grundeman, Grondman, Grundmeier: Man, meier die in het dal woont.
Grnebach, Gronbek: Duitse, Nederduitse plaatsnaam: Groene Beek.
Gruner, Grner, Griner, Grinner, Groener, Gronner. Van Middelhoogduits gruonen ‘Vooruitkomen, geluk hebben’. Of verbogen vorm van grn ‘groen’.
Grnewald, Grunenwald, Grunenwaldt, Grunewaldt, Grunewald, Grunwald, Grunvald, Grunwald, Grunenwaldt, Grunenwald, Gronwald, Groenewald, Groenewael, Groenwalt, Groenwals, Grinwald, Grinevald, Grinvald, Grynwald: Zeer verspreide Duitse plaatsnaam Grnewald: Groene woud.
Grnfeld, Grunfeld, Grinfeld, Grnnfeld: Verspreide Duitse plaatsnaam Grunfeld. Vergelijk Groeneveld.
Grunhage, Grunhagen, Grunhagen: Duitse plaatsnaam Grnhagen.
Grunholz, Grunholz, Grynholt: Duitse plaatsnaam.
Grnhut, Grunhut: Bijnaam voor iemand met een groene hoed, vergelijk Nederduits Grnho(o)dt.
Gruniger, Groninger. Afkomstig uit Groningen.
Grunspan, Grunspan, Grinszpan, Grinspan, Grynszpan, Grinszpun, Greenshpoon: Duits Grunspan: groenspaan, kopergroen.
Grunstein, Groensteen, Grinsztajn, Greenstein: Duits Joodse familienaam Grunstein.
Grunzweig. Duits Grunzweig: groene twijg.
Grupping. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam zoals Grobert (zie Grob), met verscherping b/p.
Grusenmeyer, Grussenmeyer. Beroepsnaam van een gruisboer; vergelijk Cafmeyer, Duits Gersten-, Habermaier.
Gruson, Cruson: Plaatsnaam Gruson (Nord).
Gruwier. Beroepsnaam. Frans gruyer: boswachter, vorster.
Gruythuysen, Gruijthuijsen, van den Gruijthuijzen: Plaatsnaam Gruithuis, Gruuthuse, onder meer in Tielt en Aarsele. De heren van Gruuthuse in Brugge hadden het gruitrecht.
Gryffroy. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam grm-frith ‘masker-vrede’.
Grijff: Duits Greif(f), pendant van Grijp.
Grymel, Gremel, Gremmels: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse voornaam Grimo. 2. Zoals Duits Greimel, van Germaanse voornaam Grimwald.
Gryn, Grynen, Grijns: Middelnederlands grijn ‘grijns(lach), mom, masker’. Bijnaam.
Grijnrock, Grynrock. Duits Grnrock: groene rok.
Grijp, Griep, Gryp, Greep: 1. Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Grip(p)o. 2. Bijnaam naar de vogelnaam grijp ‘griffioen’.
Grijp, van de: Plaatsnaam, Groningen.
Gryselier. Variant van Degrugillier.
Grijpdonck: Vadersnaam. Uit Grepdon, van Grbodon, van Gerbodon, Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Gerbodo.
Grijpstra: Friese afleiding van Grijp. Of afgeleid van plaatsnaam Grijpskerik (Groningen) of Garijp, Hardegarijp (Friesland).
De Grijze, de Grijs, Grijse, de Grise, de Grieze, (de) Grisse: Ook Vlaamse de Gryze, de Gryse. Bijnaam naar het grijze haar of voor een grijsaard. Vergelijk de Graauwe.
Gryspeerdt, Grysperre, van, van Grijsperre, Gryspeert, Grijspeerdt, Gruyspeirt, Gryspeiert, Grijspaardt: Zonder voorzetsel uit van de Grijspaarde, volksetymologisch uit van Grijsperre. West-Vlaamse plaatsnaam Grijsperre ‘grijze omheining’onder meer in Heule, Hulste, Gits, Lendelede.
Grezegorek, Gregorczyk, Gregorzewski, Grzelak, Grzelka, Grzesiak, Grzesik, Grzesinski, Grzeskowiak: Vadersnaam. Poolse afleiding van heiligennaam Gregorius.
Grzyb, Grzowski, Grozowska: Poolse bijnaam: paddenstoel.
Gualteria, Gialtieri, Gualtiero. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Germaanse voornaam Wouter.
Gualtherie. Verfranste verschrijving van Italiaans Gualteri.
Guarini. Vadersnaam. Italiaanse vorm van de Germaanse voornaam Werner.
Guastavino. Italiaanse bijnaam; die de wijn verspilt, verknoeit.
Guccione, Guccio, Gucciardi, Gucciardo, Guzzi, Guzzardi: Italiaanse vadersnaam. Korte vormen van vleivormen als Arriguccio (van Arrigo), Berlinguzzo (van Berlinghiero) of Uguccio (van Ugo).
Guchez, Guchet, Guss, Gussee: Variant van Gauchez.
Gucht, van der, van de, Guchte, de, Guchten: Plaatsnaam Gucht, van Gehucht.
Guchtenaere, de; de Guchteneire, Gichteneere, Guchtenere, Guchtenerre, Gichtenaere: Bewoner van een gehucht. Vergelijk van der Gucht.
Gudanski, Gdanski. Van Pools Gdansk; Danzig.
Gudegoven, Guydegoven: Plaatsnaam Guigoven (Limburg).
Gudenkauf, Gutenkauf: Hypercorrecte Re-interpretatie van Nederduits Godekopp: goede kop, goed hoofd. Vergelijk Engels Goodhead.
Gudde, Guddens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Godo of uit welke god-naam ook.
Guelette, Gueulette: 1. Plaatsnaam Gue(u)lette in Vedrin (Namen). 2. Zie Guillette.
Guenoden. Familienaam in Frans-Vlaanderen, van Guinaud(eau)?
Guens, Guns, Geudin. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse gud/(god)-voornaam.
Gurand, Guirand, Guiran, Guiron: Vadersnaam. Vermoedelijk leesfout voor Guraud, Guiraud. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam war-wald ‘Hoede-heerser’. Weraldus, Guaraldus. Of variant van Graud, Giraud, Germaans ger-wald’speer-heerser’.
Gurard, Guerard, Guerra, Guerrar, Wrard, Wra, Werard, Wera, Weeraat, Wirard, Wira, Wirat. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam: war-hard; hoede-sterk. Werardus.
Guraud, Wreau, Wereau: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam war-wald ‘Hoede-heerser’. Weraldus, Guaraldus.
Gurs, Gueres, Gueres: Vadersnaam = Geers? Gurisse? Gurez?
Guierfal. Misschien Oudfrans gerfalc, Frans gerfaut, van Nederlands giervalk. Vergelijk familienaam Gerfaud.
Guriat, Gueriat, Guerriat: Vadersnaam. Vleivorm van Gury.
Guerin, Guerain, Guerrin: 1. Zie Garin. 2. Gapalataliseerde variant van Gorin.
Guerlain, Guerlet, Guerlot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gurard of Guraud.
Guerlement, Guerlemant, Garlement, Garlemant: Afleiding van Oudfrans gorle, gurie, van Nederlands gordel: gordel, beurs. Beroepsnaam. Vergelijk Gourlet, Gorl.
Guerlus. Bijnaam. Frans grelu, dialect guerlu: ellendeling, bedelaar.
Guernard. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Werinhard. Zie Wernaerts.
Guerni, Guernier, Guerny: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Werner.
Guiernisson, Goarnisson. Familienaam in Bretagne. Vadersnaam. Franse afleiding op -eon van Germaanse voornaam Warin.
Gurot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse war-naam, zoals Guraud, Gury.
Guerre. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Gurard, Guraud enz. 2. Bijnaam voor Guerrier 2.
Guerrero, Guerrera, Guerreiro. Spaans, Portugees equivalent van Frans Guerrier.
Guerrier, Gueri, Guerri, Guerry, Guery: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam war-hari ‘Hoede-leger’. Warherus. 2. Zie Leguerrier.
Guerrouche, Guerrroud, Guerroudj, Gerousse, Girousse, Garrousse: Wellicht variant van Giroux, Groux, Garoux, Gurou. Voor -ouche, vergelijk Andouche, Pigouche.
Gury, Guerry, Guerri, Gueri: 1. Zie Wery. 2. Spellingvariant van Gueury. 3. Eventueel Luiks-Waalse vorm voor Guerrier.
Gueudr, Guedre. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gildrad of Godrad.
Guggelmeyer, Gokemeijer: Duits Gugelmeier, zoals Gugelmann, van Middenhoogduits gugel: kap, hoofddeksel ? Of Gggelmann = Gaukler, Gckler: goochelaar?
Guglielmi, Guglielmo, Guglielmetti, Guglielmino. Italiaanse vadersnaam en afleiding van Germaanse voornaam Willem.
Guianotte. Wellicht van Guillemotte.
Gui: Vadersnaam. Romaanse onverbogen vorm van de Germaanse voornaam Wido.
Guiau, Guiaux, Guyaux, Guyaut, Giaux, Viaud, Viau, Wiaux, Wyaux: Romaane vorm van Germaanse voornaam wid-wald ‘Boom-heerser’. Widaldus, Vuialdus.
Guibaud. Vadersnaam. Romaanse vorm van Wiboud.
Guibert, Guibard, Guybert, Gibert: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wg-berht ‘Strijd-schitterendՠof wid-berht ‘Boom-schitterend’. Wibertus, Gui(d)bertus, Widbertus.
Guichard, Guichart, Guichaux, Gicard. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam wg-hard ‘Strijd-sterk’. Wichardus, Guichardus.
Guibourt. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wg-burg ‘Strijd-burgՠof wid-burg ‘Boom-burg’. Wiburcli, Gui(d)burgis, Widburga.
Guidet, Guid, Guide, Guidee, Guidez, Ghidez, Gid, Gyd, Gijd, Guiet, Guitte, Guyette, Ghiette, Gyet, Giet, Viette, Videz, Videx. Vaders-, moedersnaam uit de Germaanse voornaam Wido (= het Franse Guidon).
Guido, Guidon, Guyon, Guion, Ghion, Gion, Gijon, Gyon, Guide, Gui, Guy, Guwy, Ghewy, Ghewij: Vadersnaam. Romaanse, respectievelijk verbogen (-on) en onverbogen vormen van de Germaanse voornaam Wido). Vergelijk G(e)wijde van Dampierre = Guy de Dampierre.
Guidoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-wulf’Room-wolf: Widulfu. Zie ook Quidouce.
Guienne. Waarschijnlijk Guillem, Guillen, van Guillaume.
Guignot: Vadersnaam. Variant van Guinot, verkleinvorm van Germaanse voornaam Wini; vriend.
Guigny, Guignies, Ghigny, Gigny, Ghiny, Ghegny: Plaatsnaam Guigny (Pas-de-Calais), Guignies (Henegouwen).
Guigue, Guiguen, Guigon: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wigo.
Guily, Guilly, Gully: 1. Zie Guillier. 2. Romaanse vorm van Willick. 3. Eventueel variant van Guilluy.
Guilbart, Guilbert, Guillebert: 1. Vadernaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wil-berht ‘Wil-schitterend’. Wilbertus, Guilibertus. 2. Spellingvariant van Gilbert.
Guilbaud, Guilbau, Guilbaut, Guilbeau, Guillebault: 1. Zie Wilbaux. 2. Eventueel spellingvariant van Gilbau.
Guilbot, Wellicht jongere spelling van Guilbaut.
Guilielmus. Vadersnaam. Latinisering van Willem.
Gauillaud. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam wil-wald ‘Wil-heerser’. Willaldus.
Guillini. De familie stamt af van Joannes Gilino, in Cent getrouwd in 1782 en geboren in Torno (Lombardije). Italiaanse vleivorm van Egidius.
Guillemoteau. Vadersnaam. Afleiding van Guillemot.
Guiljam, Giljamse, Giljam, Gilijamse: Vadersnaam. Guill(i)aume is de Frans vorm van de Germaanse voornaam Willem.
Guilleray, Guilleret. Vadersnaam. Afleiding van Guillaume of Guillier, of (vanwege de frequente h/l-verwarring) van Gilles of Gillier; vergelijk Gilleron, Gillerot.
Guillermaz. Vadersnaam. Afleiding van Guillerme.
Guillery, Guillory: Vadersnaam. Franse variant van Picardisch Willery; zie Wilryck.
Guilleton, Gelton, Guelton, Gueltont, Geultont, Geulton: Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Guillaume. Vergelijk Guillette/Guelette.
Guilliet, Guilette, Guilit, Guilitte, Guilittre, Guilitre, Guilittre, Gilit, Guulette, Geulette, Guelette, Guillot: Moeders-vadersnaam. Vleivorm (verkleinvorm) van de Germaanse voornaam Guillaume, Franse vorm van Willem. Afleiding van Gilles is niet uit te sluiten.
Guillier, Guily, Guilly: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam wil-hari; Vil-leger’. Williharius.
Guillin, Guilin, Guilain, Guillain: 1. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Guillaume. Vergelijk Willens. 2. Spelling voor Gislain.
Guillo, Guillot, Guilhot, Guillotin, Guilloton: Vadersnaam. Vleivormen van Guillaume. Zie ook Williot.
Guillon, Guillion, Guilon, Guillonnet: 1. Vadersnaam. Variant van Gillon. 2. Zie Willion.
Guilotte. Moedersnaam, vrouwelijk van Guillot.
Guillou, Guilloux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wil-wulfշil-wolf : Willolf, Wilulfus.
Guillouard, Guillouart, Guillouet. Vadersnaam. Germaanse voornaam gisil-ward ‘gijzel-bewaarder’. Gisloardus.
Guilluy, Guilly, Guily, Guelluy, Gueluy, Gillewy, Gillewij, Gillewie, Geluwie. Moedersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam gild-wid (geld-boom). Johannes Guyluy uit Harnes (Pas-de-Calais) trouwt in Tielt in 1629 als J. Guillewy. Zijn kinderen heten in 1664 en 1669 respectievelijk Geluwy en Geluwie.
Guilmont, Guillemont, Guillamon: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wil-mund ‘Wil-bescherming’. Willemundus, Guillemundus.
Guimard, Guymard, Guemard: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wg-mr ‘Strijd-beroemd’. Wimarus.VergelijkWimmers.
Guimbert. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam win-berht ‘Vriend-schitterend’. Wimbertus, Guimbertus.
Guimin. Variant van Guillemin.
Guinand, de Gienanth, von Gienanth, Diegenant, Dignant: Vadersnaam. Guinand is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Wijnand (zie Wynants). Het geslacht Guinand emigreerde uit Bourgondi naar Faits, waar de naam sinds het begin van de 18de eeuw Gienanth gespeld wordt. In België kreeg de familienaam het Franse adelspartikel de. Zo werd Degienanth tot Diegenant.
Guinard, Guignard, Guignarde, Guinyard, Gunard, Guenard, Guenar: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam win-hard ‘Vriend-sterk’. Win(eh)ardus, Guinardus. Guignard kan zelfs variant zijn van Gagnard, blijkens Guignepain = Gagnepain.
Guinau, Guinaudeau, Guenault: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam win-wald; vriend-heerser: Winewaldus.
Guincho, Ginchon: Vadersnaam. Afleiding op -eon van Germaanse win-naam.
Guinet, Guine, Guinee, Giuinez, Guignet, Gigniez, Gignez, Ghignet, Ghinet, Guenet, Guen, Guene, Guaisnet, Guenin, Guenot, Guenoun, Guesnon: Spelling voor Frans Guinet, verkleinvorm van Germaanse voornaam Wini; vriend’ of van Guinard. Of verkorting van Hug(ue)net, Hug(ue)nin.
Guiot, Guyot: Vadersnaam. Vleivorm op –ot van Gui, Romaans onverbogen vorm van de Germaanse voornaam Wido.
Guinier. Vadersnaam. Germaanse voornaam win-hari ‘Vriend-leger’. Winiheri, Winerius.
Gulden: Bijnaam. Gulden ‘gouden, verguld’. Misschien voor een goudsmid.
Guinot, Guinotte, Gignot: Vadersnaam. (Moedersnaam.). Afleiding van een Germaanse win-naam; vergelijk Guinet.
Guiomar, Guiomard, Guyomard: Vadersnaam. 1. Waarschijnlijk variant van Guimard. 2. Er is ook een Bretonse familienaam Gwionvarch ‘Waardig een goed paard te bezitten’die in 1633 Guyomaren in 1672 Guyomard werd.
Guirs, Guirsch, Guirche, Giersch: Plaatsnaam Guirsch (Luxemburg).
Guisch, Guischer. Wellicht van Guirsch.
Guisez, Guizet, Ouizet, Guisset, Guiset, Gisset: Vadersnaam. Afleiding van Geraanse voornaam Wiso: Guiso.
Guiso, Guisot, Guison: Vadersnaam. Van Germaanse voornaam Wiso.
Guissart, Guissard, Guisard, Guizard, Gyssaert, Ghyssaert. 1. Familienaam uit de Germaanse voornaam wis-hard: wijs-sterk. 2. Variteit van Guichard. Zie daar.
Guisse, Chuisse. 1. Waalse weergave van Gijs. 2. Zie Guys.
Guisson. Vadersnaam. Variant van Frans Guichon, afleiding van Guichard. Of Picardische variant van Guison, van Germaanse voornaam Wiso; vergelijk Cuisez, Guisot.
Guitton, Guiton, Witon, Voiton. Variant van Guidon.
Guitte, Deguit, Deguitte, Deguide: Vadersnaam. Romaanse onderwerpsvorm Guide/Guite van de Germaanse voornaam Wido. Nederlands Wijt.
Gul, Gl: Vadersnaam, Duitse familienaam Gll, gerond van Gill: Egidius.
Gijt, Guyt, Guit. Guth. Middelnederlands guit, snaak.
Guldenmeester: Samenstelling met Middelnederlands gilde, gulde ‘gild(e)’. Beroepsnaam van de gildemeester, deken van een gild of broederschap.
Guldemond, Guldemont. Bijnaam naar een ‘gouden mondՠvoor een zeer welbespraakt iemand. Vergelijk Bdoret, Duits Gldenmund, Grieks Chrysostomos.
Gulden. Bijnaam Gulden: gouden, verguld. Misschien voor een goudsmid. Vergelijk Doret.
Guldenbergh, van. Plaatsnaam Guldenberg in Marke, Westrozebeke, Wevelgem (West-Vlaanderen), Asse (Vlaams-Brabant). Vergelijk Van Gouwbergen.
Guldenpfennig. Bijnaam Gouden Penning.
Guldentop, Guldentops, Gullentops, Guldertops, Guldetops. Bijnaam voor iemand met een gouden/rood haar. Het Middelnederlandse woord top = hoofdhaar (denk aan het gezegde: van top tot teen). Duits Zopf.
Gulik, van; van Gulick, Gulikes, Gulikers, Gulkers, Gulekers, Gelker, Gulicher, Julikers, Julicher, Julich, Julicher, Van Geleuken, Van Gulick,, Gullick, Gulix, Gulickx, Gullick: Afkomstig van Gulik (Noordrijn-Westfalen).
Van Gulk, Van Gulck 1. Plaatsnaam Glke, Nederlands Gulke, Duits Jlich (bij Eupen). 2. Zie van Gulik.
Gullickx, Gullix. Waarschijnlijk=Guli(ck)x )met d-epennthsis)
Gulielmi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam Wilhelm.
Gulpen, van, (van) Glpen, Gulpenne: Plaatsnaam Gulpen (Nederlands-Limburg) en in Homburg (Luik).
Gummels: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Gombert of Gommer.
Gultekin: Vadersnaam. Afleiding van voornaam Geldolf/Gildolf, met geronde klinker (vergelijk Guldolf ).
Gultens. Variant van Geldens. Vergelijk Gultekin.
Gummersbach. Plaatsnaam, Noordrijn-Westfalen.
Gumminck: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Gombert of Gommer.
Gunning, Gueuning, Geunens, Geunes, Geunis: Vadersnaam. Wellicht afleiding van Germaanse gunth-naam. Vergelijk Gonne = Aldegonde.
Gunst, (de): Vermoedelijk volks etymologisch gereinterpreteerd uit Guns, van Geuns, van Geudens, van Godens; zie Godin.
Gunsberg, Gunsberger, Ginsberg: De als bergnaam gerenterpreteerde familienaam Gunzburg(er). Gunsbourg, zie Gunzburg(er).
Gunsch, de. Variant van De Gunst.
Gunsel, van. Plaatsnaam. Vlaamse uitspraak van Van Hunsel?
Gunsing. Vadersnaam. Duitse familienaam Gnzing, van de voornaam Gunzo, afleiding van gunth-naam.
Gunter: Vadersnaam. Germaanse voornaam gunth-hari ‘Strijd-leger’.
Gunst, van der. Van Van der Gucht/Van der Gust (zie van Gehuchten); maar een variant van Van der Ginste is niet uit te sluiten.
Gunther, Gunter, Guenter, Conter: Vadersnaam. Germaanse voornaam gunth-hari ‘Strijd-leger’.
Gunzburger, Gunzburg, Gunsbourg, Ginsburgh, Ginsburg, Guinsbourg, Ginsbourg, Ginzbourg: Plaatsnaam Gnzburg (Beieren). Vergelijk ook Gusenbourg.
Gusenbourg, Gousenbourger: Waalse verhaspeling van Gnzburg(er). Gusenbourg door klankverandering ns/sn.
Guske, Gusken, Gsken: Vadersnaam. 1. Afleiding van Gus = Goos. Zie Gooskens. 2. Duitse familienaam Guschke=Juschke, Litauws voor Georg.
Gussenhoven, Gustenhoven, Gutsenhoven: Plaatsnaam Gussenhoven in Orsmaal (Vlaams-Brabant).
Gust, waarschijnlijk-Gus, met paragogische t.
Gust, van (der): Uit van der Gucht.
Gustave, Gustafsson: Vadersnaam. Zweedse voornaam Gustaf.
Gustin, Gusting, Gustings, Gustinn, Gustina, Gustinne, Guestin, Gusting, Gsting. Vaders-, moedersnaam, verkorte vorm van Augustus, Augustinus.
Gustot. Vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Augustus.
Guth, Gth, Gutt, Gutter. Duitstalige familienaam. Bijnaam voor een goedgemutst, goedhartig iemand.
Gutwein, Guttwein, Gutwien: Duitse bijnaam: goede wijn.
Guterman, Gutermann, Guterman, Gutemann, Gutterman, Guttermann, Gutelman, Gutmann, Gutman, Gutmanss, Guttmann, Guttman: Duitse familienaam, equivalent van Goeman(s).
Gutfreund. Duitse bijnaam. Vergelijk Goedvriend, Bonami.
Guth, Gutt, Gutter: Duitse bijnaam: goed(gezind).
Gutierrez, Guterries, Guttierez: Spaanse vadersnaam. Voornaam Gutierre, van West-Gotische voornaam op -hari.
Gutteling, Guttelink: Vadersnaam. Zoals Duits Guttling afleiding van Germaanse voornaam Godilo, verkleinvorm van god-naam.
Gutkint, Gutkind, Gutkin. Duitse equivalent van Goedkindt.
Gutknecht, Guthknecht. Duitse bijnaam voor een goede ridderknaap.
Gutmacher, Goetmakers, Goetmaeckers, Goetmaekers, Goetmaeker, Goetmaeckere, Goetmaekere, Goedmakers: Russisch-Joods Gutmacher: Hutmacher: hoedenmaker.
Gutmer. Vadersnaam, Germaanse voornaam gud-mr; vergelijk Gommer, Goemaere.
Gutschoven, van, (van) Gutshoven, (van) Gutscoven: Plaatsnaam Gutschoven (Limburg).
Gutsman, Gutsmann, Guzman, Gusman, Gtz: Duitse familienaam Gutsmann, Gu(t)zmann. Vadersnaam. Afleiding van voornaam Gutz, van Germaanse god-naam, bijvoorbeeld Gottfried.
Gutte, van. Plaatsnaam Gutte in Ronse, Oost-Vlaanderen.
Guttekoven, Guytecoven: Plaatsnaam Kuttekoven (Limburg), Guttecoven (Nederlands-Limburg).
Gutweter. Duitse bijnaam Gut(es) Wetter: goed weer. Vergelijk Engels Fairweather; Middenvlaams Scoonweder.
Gutwirth. Duitse bijnaam; goede waard.
Gutzeit. Bijnaam; Goede tijd, goed weer. Vergelijk Bontemps.
Guyonnaud, Guyonnet, Guyonnot. Vadersnaam. Afleiding van Guyon.
Guypen. Vadersnaam. Variant van Gobin/Gubin; of variant van Gypen, met ronding van i tot u (Brabants ui) onder invloed van bilabialep (vergelijk Waals-Vlaams pupe: pijp, familienaam Puype).
Guys, Guijs, Ghuys, Ghuisse, Guisse, Guise, Ghuusse, Ghuysens, Ghuysen, Guyssens, Guysens: 1. Variant van Goos(sens). 2. Zie ook Gijs.
Guijtenaere, Guijtenaer, de; de Guijthenaer: Vermoedelijk variant van de Guchtenaere.
Guyse, van, van Guijse, van Guysse, van Guyze, van Guijze. 1. Familienaam uit de heerlijkheid Guysen (Oostende) en een leengoed Guysen in Gistel (West-Vlaanderen). 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Gehuse, Guse: gehucht.
Guz, Guze. Vadersnaam Variant van Goos of Duits Gutz, zie Gutsmann.
Guijze, van: Plaatsnaam Guize, van Guze, van Gehuse ‘gehucht’.
Guytter, de, Guyter, de, (de) Guiter, Guitter: Bijnaam voor een spotter. Afleiding van Middelnederlands guten: guiten, spotten, de gek steken.
Gvirtman. Romaanse aanpassing van Duitse Wirtmann: waard. Vergelijk Gwalter = Walter.
Gyemant. Spelling voor Guillemant; zie Willemans.
Gyes, van, van Geys, van Geijs, van Ghise: Variant van Van Guyse? Plaatsnaam Guyse in Vervins (Aisne)?
Gypen, Gypens, Gijpen, Gijpens, Geypens, Geypen, Geijpens, Geijpen, Gieben, Giebens, Gibens, Geib, Geiben), Gueibe, Gueiben, Gijps, Gips, Gepts, Geps, Gebts, Gebs, Guebs, Gueib. Vadersnaam uit Gijsel-brecht of een geb-naam (bijvoorbeeld Gevaert).
Gypers, Gijpers: vadersnaam van Gijberts, Gijbrechts; zie Gyselbrecht. Vergelijk Gypen(s).
Gyseghem, van, Gysegem van, (van) Gijseghem, Gijsegem, van Gyzegem, Gyzeghem, van Gijzegem, van Gijzeghem, van Geyseghem, van Ghysegem, Ghyseghem, van Ghijseghem, Gysegom, Gijsegom, Geysegom, Geysegoms. Familienaam uit de plaatsnaam Gijzegem (Oost-Vlaanderen).
Gyselaers, Gijselaer, Gijselaers, Gyzelaers, Gieselaere, Gieselare, Gieseler, De Geyselaer, Geyselaer, Geyseler, Geijselaers, Geyselaers, De Geyseleer, Gyseleer, De Geijselaer, Geijseleer, Geisseler, Gisselaire, Gisseleire. 1. Bijnaam voor de gijzelaar, de gegijzelde. 2. Re-interpretatie van Germaanse voornaam gsl-hari ‘gijzel-leger’. Gisleharius, Gislarius.
Gyselbrecht, Gyselberghs, Ghyselbrecht, Ghijselbrecht, Gijsbrechts, Gijsbrecht, Gijsbreghts, Gijsbrgts, Gijsbregts, Gyesbrechts, Gijesbrechts, Gyesbregts, Gyesbreghts,Ghysebrecht, Ghysbrecht, Ghysbrechts, Ghijsebrecht, Ghijsebrecht, Ghijsbrechts, Ghisbreght, Geysbreght, Geysbreghts, Geysbregts, Geijsbregts, Gijbrechts, Ghijbrecht, Ghiesbreght, Giesbrecht, Giesberts, Giesbers, Gysberts, Gysbertsen, Gijsberts, Gijsbertsen, Gijsberts, Gijsbertsen, Gisbert, Gisberts, Gisbers, Gisbertz, Gysbergh, Gysberghs, Gysbergs, Gysbers, Gijsberghs, Gijsbers, Ghysbergh, Gyesberghs, Gyzebergs, Gyseberghs, Gysebergs, Gysebergt, Gijsebergs, Geysebergs, Gijsenberg, Gisenbergs, Gijsenberght, Gijsemberg, Gijsembergt, Geysembergh, Geysemberghs, Gheysenberghts. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam gisl-berh: ‘gijzel-schitterend’.
Gyssaert, Ghyssaert: Aanpassing van Cuissard.
Gyselen, Ghijselen, Gijselen, Ghyselen, Gislen, Ghiselin, Ghijselijns, Ghijselyns, Ghijselyms, Ghyselijns, Ghyselyns. 1. Vadersnaam van Gizelin, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht. 2. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Gisela vormen op –en.
Gijs, Ghijs, Geijs, Gieze: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht.
Gijsberts, Gijsbertsen, Giesbertsen, Gijsbers: Vadersnaam. Germaanse voornaam gsl-berht ‘gijzel-schitterend’. Gisilbert, Gislebertus.
Gijsel, de: Middelnederlands gisel ‘gijzelaar’. Maar vermoedelijk is het lidwoord secundair en is de naam oorspronkelijk het patroniem Gijsel.
Gijsel, van: Plaatsnaam Gijzel (Noord-Brabant).
Gijselink, Gijselings, Giesselink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gijzelbrecht.
Gijselman: Vadersnaam, uit Gijseman, afleiding van de voornaam Gijs.
Gijsels, Gijsel, Ghijssels, Ghijsels, Gijssel, Gijzels, Gijzel, Ghijzels, Geijssels, Geijsels: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Gijzelbrecht.
Gijsen, Gijzen, Ghijsen, Geijsen, Gijezen, Geijssens, Gheijsens, Giesen, Giezen: Vadersnaam. Afleiding van de Germaans eenstammige voornaam Giso of Gijzelbrecht.
Gijskens, Gieskes, Giesche: Vadersnaam. Verkleinvorm van Gijs, Gijzelbrecht.
Gyter, de. Waarschijnlijk spelling voor De Geyter, maar kan ook als De Gieter worden gelezen.
Gythiel. Aanpassing van Tsjechische (Moravische) naam Chytil ‘Die (dieren) vangt’.
H.
Van Haack, van Haeken, van Haeke, van Hacke, Haecke, Vanhaecke, van Hack, van Hacken, van Haken, van Haeeke. Familienaam naar de plaatsnaam ‘Haak’. een hoekvormig perceel land. Deze naam komt op diverse plaatsen in Vlaanderen voor, bijvoorbeeld in Wilrijk, Zichem en Waals-Vlaanderen.
Haaf, Van/ten; van ‘t Haaff, Verhaaf, ten Have, van der Have, (van der) Haven, Van Haeff: Plaatsnaam Nederduits haaf ‘Hof’bijvoorbeeld 1356 then Haeff in Lochem (Gelderland), Ten Have ‘Ten Hove’.
Haafakker: Plaatsnaam ‘Hofakker’E Of veeleer van Haasakker.
Haaften, van, van Haeften: Plaatsnaam Haaften (Gelderland).
Haag, Haghe, Hag)e, Hague, Haech: 1. Korte vorm voor Van der Hage.
Haagsma: 1. Vadersnaam. Friese afleiding bij de mansnaam Hage. Zie Hagen. 2. Afleiding van de Friese plaatsnaam Heeg.
Haak, Haack, Haeck: 1. Beroepsbijnaam naar de metalen of houten haak, ook vishaak. Eventueel bijnaam naar de (hoekige) eigenschap. 2. Vadersnaam. Afgeleid van de voornaam Johannes.
Haak, van der: Plaatsnaam Haak ‘Haakvormig perceel’.
Haake: Vadersnaam. Germaanse voornaam Haco.
Haaksman, Haakman, Haalsma, Haakma, Haaxma, Hacquemans: Vadersnaam. Zoals Fries Haaksma afgeleid van de Germaanse voornaam Hacco, Haco, Ha(a)ke, Haex, bakervorm van Hag-naam.
Haalmeijer. Duits Hallmeier, van Halbmeier: meier die slechts een halve hoeve in bedrijf heeft.
Haalboom, Alboom, van, Album, Albume. Naam uit de plaatsnaam Alboom: plaats waar witte abeel groeit.
Haamstede, van; van Haemstede: Plaatsnaam Haamstede (Westerschouwen, Zeeland).
Haan, de, den Haan, de Haen, d’Laen, d’Laan, d’Laane, d’Laen, Haane, Haanen, Hanen, Haans, Haens, Haen, Haenen, de(n) Haen, Haene, de Naene, Dehanne, Dehane, Dehaene, d’Laene, Dhaen, Dhaene, d’Lane, Dhane, Lehaen, Lehanne, Lehane, Hahn, Hahne, Hahn, Ahn, Jahn, Wetterhahn, Wiesehahn: Bijnaam naar de eigenschappen van de haan: trots, mooie kleding. Ook wel huisnaam (bedrijfsnaam, caf-uithangbord, of gewoon huisnaam). (zie Haentjens). 16de eeuw Jan Van Haelen gaat wonen in het huis ԉn ‘T Haenkenՠen zijn naam verandert in Jan De Haen. D’Laen enz. kan eventueel een spelling zijn voor Daen, van Daniel.
Haan, van, van Haen: Plaatsnaam Haan in Betekom, Grimbergen, Steenhuffel (Vlaams-Brabant), Eernegem, Wielsbeke, Wijtschate (West-Vlaanderen). Vaak huisnaam.
Haanappel. Duitse plaatsnaam Honnepel.
Haandel, van. Plaatsnaam Handel, Noord-Brabant.
Haanen, Haenen, Hanen. 1. Vadersnaam van germaanse voornaam Hano ‘Haan’. Vergelijk Hannebau, Hennebert. 2. Moedersnaam van voornaam Hane, van Jehane, Johanna. 3. Zie (de(n) Haan.
Haantjes, Haentjes, Haentjens, Hantges, Aantjes: 1. Afleiding van (de) Haan. Bijnaam. 2. Vaders-, moedersnaam van Hannekin (Jan) of Haenkin (Jehane, Johanna). Meisjesnaam Haenkin.
Haandrikman, Hendrikman. Adresnaam, boerderij, buurtschap als in Gramsbergen, een Hendrik was ooit pachter.
Haange, Haantjes, Haentjes, uit Haninga, van de persoonsnaam Haning.
Haaps, van. Plaatsnaam Haps, Noord-Brabant.
Haar. Beroepsnaam van de haarwerker, maker van haren kleden of kleren. Vergelijk De Haermaker.
Haar, ter; van der Haar, Haarman, Haarmans, Haarhuis, Haarmann, Haarmeijer, Haarmeyer: Plaatsnaam ter Haar (Groningen) of de Haar (Drenthe, Gelderland, Overijssel) ‘Zandige heuvelrug’.
Haarband. Beroepsnaam van de haarbinder of bijnaam voor wie een haarband draagt? Vergelijk Halsband.
Haarbosch: Plaatsnaam. Haardt, de: Wellicht met secundair lidwoord uit Haart, van Aart = Arnoud.
Haaren. Vadersnaam van Germaanse voornaam Haro of afleiding van welke hari-naam ook (vergelijk Harinck 2.).
Haarlem, van, van Haerlem, Herlem, Haarlemmer. Plaatsnaam Haarlem. Noord-Holland.
Haarler. Afleiding van een plaatsnaam, wellicht Aarle (Noord-Brabant).
Haarman, Beroepsnaam van een haarwerker.
Haarscher, Haarscheer. Duitse familienaam Harscher: lid van een Harsch, een gewapende groep, krijgsschaar.
Haarselhorst. Hypercorrect van plaatsnaam Hazelhorst: hazelarenbos. Duits Haselhorst, Engels Hazelhurst.
Haarsma, van, van Haersma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Haro, Hare.
Haas, de, den, Haas, de Haes, (de) Haze, Hazen, Dhaeze, Dhaese, Dըaese, Haaze, Haas, Haass, de(n) Haese, de(n) Haeze, Denaes, Denage, de Haze, de Hase, de Haasse, Dehaese, d’Laes, d’Laese, Dhaes, Daese, Dhaeze, Daeze, d’Lase, d’Laze, Hase, Haaze, Haze, Haase, Haasen, Haese, Haesen, Haazen, Hazen, Hasen: 1. Bijnaam naar de eigenschappen van de haas: vreesachtigheid, lafheid, snelheid. 2. Huis/caf naam. 3. Re-interpretatie van Van Raes?
Hazeleger, Haselager, Hazelagerm Haseleger. Adresnaam, Cuijk, Zeewolde etc.
Haaren, van. Plaatsnaam Haaren, Noord-Brabant.
Haasdonk: Plaatsnaam Haasdonk (Provincie Antwerpen, Oost-Vlaanderen) of Hazedonk (Gelderland).
Haasen, van. Plaatsnaam Haasen, Beieren, Hasen, Beieren.
Haasdijk: Plaatsnaam Hazendijk bij Petten (Noord-Holland).
Haasjes: Bijnaam. Verkleinvorm van Haas.
Haasl. Duitse familienaam Hasel; hazelaar. Plaatsnaam.
Haasnoot: Hypercorrecte re-interpretatie van de Franse familienaam Asnot, verkleinvorm van Oudfrans asne ‘azel’.
Haasrode Van. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam Haasrode.
Haast, Haest, Hast. Bijnaam uit het Middelnederlandse haest: haastig.
Haaster, van, Haster. Oorspronkelijk 1630 Van Haestrecht. Plaatsnaam Haastrecht.
Haastrecht: Plaatsnaam Haastrecht (Zuid-Holland).
Haavekost. Nederduitse familienaam Havekost, van Havekhorst: horst waar haviken nestelen.
Haaij, de, Hay, de: 1. Bijnaam naar de naam van de roofvis, de haai. Wellicht naar het inhalige karakter. 2. Haaij zonder lidwoord kan een vadersnaam zijn, zie Haijen.
Haaijer: Afleiding van Middelnederlands haeyen ‘Begeren, verlangen; verdragen, verduren’.
Haaijman: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Haie; zie Haijen. 2. Afleiding van Van der Haeyen. 3. Plaatsnaam Haaiman op Walcheren en Schouwen ‘Duinpan; minderwaardige grond’.
Habarue, Habaru. Plaatsnaam Habaru in Assenois, Luxemburg.
Habay, Hab: Plaatsnaam Habay (Luxemburg), Duits Habich.
Habets, Habits, Habes, Apetz. Limburgse afleidingvorm voor Van der Habet, naar een plaatsnaam in Wijnandsrade (Nederlands-Limburg).
Habeaux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hath-bald ‘Strijd-moedig’. Hathubaldus.
Haberer. Afleiding van Haber (-li is Zwitsers)
Haber, Haberl, Haberman, Hber, Hbhaberfeld. Plaatsnaam Haverveld.
Habejan. Familienaam Haber + voornaam Jan. Duits Haberhans.
Haberlin, Haeberli: Duitse beroepsnaam.
Haberscheidt. Duitse plaatsnaam Haberscheid.
Habert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hath-berht; strijd-schitterend.
Habex, Abeck, Habig: Nederduits Habeck, Duits Habicht: havik. Bijnaam voor iemand met haviksneus? Of beambte die haviken voor de jacht africht; vergelijk Havecker.
Habig: Duits Habicht ‘Havik’. Bijnaam voor iemand met haviksneus? Of beambte die haviken voor de jacht africht.
Habil, Habils. Wellicht spelling voor Abeels.
Habing. Vadersnaam. Afleiding van Habert.
Habost, van, van Haebost: Plaatsnaam Haagbos, bos van haagdoorn.
Habraken, Habraeken, Habracken, Houbraeken, Habraken, Houbracken, Houbracker, Houtbraken, Houraeken: Plaatsnaam Habraken in Eersel en Veldhoven (Noord-Brabant), Houbraken in Asten (Noord-Brabant) of Habraken/Hobbraken in Olen (Provincie Antwerpen).
Habrand, Habran, Habrant, Habranc, Hbrand, Hbrant, Hbrans: Vadersnaam. Germaanse voornaam hath-brand ‘Strijd-zwaard’. Hadubrant.
Habsch. Samengetrokken van Habisch, Rijnlandse uitspraak van Habich: havik; vergelijk Habex.
Hacourt, Haccourt, Haccou, Haccuria: Plaatsnaam Haccourt (Luik).
Hacardiau, Hacardiaux. Afleiding van Hacard.
Hacboister, Halboister: Plaatsnaam Hacboister in Bolland (Luik).
Hache, Ache, Hatse, Haxhe. Beroepsnaam naar de naam van het werktuig. Het Franse hache: bijl.
Hachenberg. Duitse plaatsnaam in Kurten.
Hachenburg. Duitse plaatsnaam.
Hack, Hacke, Hak, Hakke, Haque, Haq, Hackx, Hacks, Acke, Ackxx, Acx, Acs. 1. Bijnaam voor iemand met een bijl of beroepsnaam van een houthakker. 2. Vadersnaam uit Hanke, een vorm van Johannes. 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Hacco.
Hackelbracht, Hakelbracht: Nederduitse plaatsnaam Hackenbracht: struikgewas, bosje op moerassige bodem. Vergelijk Hackbusch, Hackenbroick.
Hacken, Hackens, Hakken, Hakkens, Hacke, Hack, Hak, Hakke, Haeck, Haack, Haak, Hake, Haekens, Haquenne, Haex, Hacks, Hackx, Acken, Acke, Aekens, Akens, Ackx, Acx, Acs, Aeck, Aex: Vadersnaam. Germaanse voornaam Haco, bakervorm van een hag-naam. Vergelijk Haakman.
Hackenberg: Plaatsnaam (Beieren, Noordrijn-Westfalen). Volgens Meertens stamt de Middelburgse familie Hackenberg uit Zwitserland. De Hacken zou een berg zijn in de buurt van Schwyz.
Hackenjos. Duitse dubbele naam, ook Haggenjos, van Jos Hagg, Judocus Haak.
Hacket, Hackett, Hack, Haquette, Haquet, Acket, Acqut, Hach, Hachez, Ach: Vadersnaam. Afleiding van Hake, Hanke, afleiding van Johannes.
Hackethal. Duitse plaatsnaam; modderig dal.
Hachmack, Hackemack: Nederduitse bijnaam Hack un Mack, dat is Hans(je) en Griet(je), de twee populairste voornamen in de middeneeuwen, dat wil zeggen Jan en alleman, Jan, Piet en Klaas, het gepeupel, van Mischmasch: poespas, knoeiboel.
Hackray. Inwoner van Hacq in Herve (Luik)?
Hackselmans. Haxelmans: Afleiding van Axel, voornaam of plaatsnaam.
Hacquin, Haquin, Ackein, Hacking, Hackin: Vadersnaam. Vleivorm van Hake, Hanke, Jan. Vergelijk Hacket, Hanck.
Haddou. 1. Arabische voornaam Ara Hadd. 2. Spelling voor Hadoux.
Hademar, Ademar: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hath-mr ‘Strijd-beroemd’. Hadumar. 2. Plaatsnaam.
Haderman, Hadermann, Hademann: Duitse familienaam, van bijnaam Hader(er): twister, ruziemaker.
Hadoux, Haddou: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hath-wulf ‘Strijd-wolf : Hadulf.
Haecht, van, van Haeght, van Hacht, van Hocht. Familienaam uit de plaatsnaam Haacht (Vlaams-Brabant).
Haeck (de), Haecx, Haex, Dehacq, Haecke, Hake, Haek, Haeke, Haack, Haa, Hac, Haecx, Haex, Aeck, Aex. 1. Beroepsbijnaam naar de metalen of houten haak, ook vishaak. Eventueel bijnaam naar de (hoekige) eigenschap. 2. Zie Hanck. 3. Zie Hacken(s). Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse hag/haggo/hacco-naam. 5. Bijnaam voor de drager van, of beroepsbijnaam voor de gebruiker van een ax/aks: bijl.
Haedens. Vadersnaam, van Germaanse hathu-naam, zoals Hademar. Of hypercorrect voor Adens.
Haefs. Moeders-, vadersnaam van Ave, Germaanse voornaam Ava/Avo.
Haefskerke, van, de Haveskercke, de Haverkescke: Plaatsnaam Haafskerke / Haverskerque (Frans-Vlaanderen).
Haeghen, van der, Haghen, van der Hagen, Haegen, Haaghe, Haaghen van der, Haeghem, Vanderaegen, van Draeghe, Draege, Draegen, Draeghe, Derhaag, Derhaeg, Verhaag, Verhaage, Verhaagen, Verhaecg, Verhaeghe, Verhaege, Verhaegen, Verhaeghen, Veraeghe, Verhaygen, Verhayge, Verhacghe, Verraghen, Veraghen, Verhague, Verague, Voragen, Vornhaegen, Vorhagen Vorhaegen, Vornhagen, Varnhagen, Verhaegh, Verhaeghem, Verhage, Verhaegem Verhaeghem, Vraeghe, Verraghene, Verraghene, Veraghaenne, Veraghaene, Hagemans, Hageman, Hagemann, Haegheman, Hagheman, Haghemans, Hagueman, Haegeman, Haegemans, Agemans, Haagmans, Haegman, Haegmans, Haeghmans, Haechmans, Hagmans, Haegsman, Hacgueman, Hacgeman. Zeer verspreide plaatsnaam die op veel plaatsen tegelijk ontstond en die bovendien vanuit de diverse dialecten op steeds andere wijzen geschreven (en vervormd) werd, Haag, Hage : heg, omheining van levend hout, kreupelhout (verwijzend naar de plaats van afkomst of waar men woonde).
Haegenbergh, van Haegenberg, van. van Hagenborgh, van Haegenborgh: Plaatsnaam.
Haeldermans, Halremans, Haldermans. 1. Zie Aldermans. 2. Ook familienaam uit de plaatsnaam Hallaar (Heist o/d Berg).
Haelendyck. Hypercorrect van plaatsnaam Hollendijk. Bijvoorbeeld Holledijken in Koolskamp (West-Vlaanderen)
Halterman, Haelterman, Aelterman, Alterman, Aelderman. 1. Beroepsnaam afgeleid van het Middelnederlandse ha(f)ter: halster, leren paardenriem. 2. Zie ook Aelter.
Haelters, Haelsters, Halter, Halters, Halders, Alster, Alsters. 1. Naam uit het Middelnederlandse halfter, ha(e)lter, halster: leren halsriem voor paarden. Beroepsbijnaam. 2. Zie ook Aelter.
Haeltert, van Haelter, van, van Altert: 1. Plaatsnaam Haaltert (Oost-Vlaanderen). 2. Hypercorrect voor Van Aelter.
Haelterman, Halterman, Aelterman, Alterman, Aelderman: 1. Afleiding van Middelnederlands hal(f)ter: halster, leren halsriem van paarden. Beroepsnaam. 2. Voor de vormen met s ook wel Middelnederlands (h)a(e)lster: schepel, graanmaat. BerBoepsnaam van de korenmeter.
Haems, Haem, Aems: 1. Middelnederlands (h)ame ‘Wijnvat, maat voor vloeistoffen’. Beroepsbijnaam. Vergelijk Stoop. 2. Middelnederlands ham(m)e; ha(e)m ‘knieschijf, (achter)schenkel’. Bijnaam. Vergelijk Schinckel.
Haemstede, van: Plaatsnaam Haamstede (Westerschouwen, Zeeland).
Haendel, Haendle, Haendl, Hnel, Hanel, Hanl, Hhnel, Hahnel, Handl, Handl, Handel, Handels, Hendel: Vadersnaam. 1. Zuidduitse dialect van de voornaam Johann. 2. Soms afleiding van Heinrich.
Haenebalcke. Bijnaam naar de hanenbalk, de horizontale balk van het dakgebint. Vergelijk Duits Hahnbaum, voor de bewoner van een huis met uitstekende hanenbalk.
Haenen: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hano ‘Haan’. 2. Moedersnaam. Voornaam Hane, van Jehane, Johanna. 3. Bijnaam de Haan.
Haenhout, van den, van den Haenaut, Haemhout, Haemhouts: Plaatsnaam Haanhout in Destelbergen (Oost-Vlaanderen).
Haentjens: Bijnaam, verkleinvorm van de Haan. Ook wel huisnaam: 16de eeuw Jan van Haelen gaat wonen in het huis ԉnt Haenkenՠen wordt Jan int Haenken = Jan uyt Haenken =Jan de Haen, Tienen.
Haeren, van, (van) Haren, (van) Haaren, van Haerents, van Haerens: 1. Huisnaam Ten (H)aerne = In de Arend, in Brugge. 2. Plaatsnaam Haren (Vlaams en Noord-Brabant, Groningen) en in Bommershoven (Limburg)
Haerhout. Hypercorrect voor Haroud. Zie Harou.
Haeringen, van: Plaatsnaam Haringe (West-Vlaanderen).
Haerkens. Variant van Herkens? of =Haertjens?
Haerlingen. Plaatsnaam Harlingen, Friesland.
Haermaker De, Haremaker. Beroepsnaam van de haarwerker, de maker van dekens en stoffen (die vroeger veel met haar gemaakt werden). Duits Haarmacher.
Haerne, de. 1. Middelnederlandse (h)aren, aern: arend, adelaar. 2. Zie Dehaerne.
Haert, van der, Hart, van der: 1. Plaatsnaam Haart (Boxmeer, Noord-Brabant). 2. Van der Aert. Zie Van der Aerden.
Haertel, Hertel: Duitse vadersnaam Hartel, afleiding van Germaanse harad-naam.
Haerten, van den: Variant van van der Herten. Plaatsnaam Herten (Belgisch-Limburg, Nederlands Limburg). Of plaatsnaam ter Hert in Lebbeke (Oost-Vlaanderen).
Haesebaert, Haesebart, Haezebaert: 1. Bijnaam voor iemand met een hazensnor, met lange, stijve snorharen. Vergelijk Duits Hasenbart, Engels Hareberd. 2. Eventueel Germaanse voornaam Hasbert.
Haesebroek, van, van Hazebroeck, Hazebroek, (van) Haesbroek, Haesbroeck, van Hasenbroeck, van Hasenbroeck, Hasenbroecke, Haesenbroek, Hasenbrouche, van Haesebroucke, Haesbrouck, Haesbroucke, Vanhaesebrouck,van Haesesbrouck, Haesebroucke, Haesesbroeck, Haesebrocke, van Hasbroeck, Hasbroek, Hasbrouck, Hazenbroek, Hazebroek, Hazebrouck, Hazebrouk, Hazebroucq, Hazebourcq, Hasebrouck, Haesebroek, Haesebrouck, Haesbrouck, Haezebrouck, Haezebroek, Haezbroeck, Hasenbroeckx, Hasenbroekx, Hasbrouck, Hassebroucq. Hasbroucq, van Asbroeck, Asbroek, van Asbrouck, Asbroucq. 1. Naam uit de plaats Hazebroek /Hazebrouck (Frans-Vlaanderen). 2. Van ook Asbroek Van.
Haeseleer, (d’de), Haeseler, (de) Haseleer, Haselair, Haselaars, Haselaers, Haseleers, Haezeleer, de Haezelaer, Hazelaere, Hazelaers, Haezelaere, Hazalaers, d’Lazelaer, d’Lazeleer, d’Lazeleire d’Laeseleer, d’Laeseler, d’Laeseleir, Dըasseler, Daeseleer, Daeseleire, Daseler, Azelart, Azelaire, Hasselaire, Haselaire: Naar de hazelaar, als plaatsnaam, huisnaam of uithangbord. Vergelijk Duits Hasler. Zie ook Van Asbroeck.
Haesen, Haazen, Haasen, Hasen, Haezen, Hazen, Hazes, Heesen: 1. Vadersnaam Hasin, vleivorm van Germaanse voornaam Haso ‘grijs, bleek’. 2. Verbogen vorm van de Haese. Zie De Haas.
Haesenne. Waalse aanpassing van Haesen.
Haeserijn, Haeseryn. Middelnederlands azurijn; azuurblauw.
Haesevoet, Haesevoets, Haesenvoets, Hasevoets, Hasevoet, Hazevoets, Haesvoets: Bijnaam voor iemand die snel kan rennen, zoals een haas. Vergelijk Hazeloop, Duits Hasenfuss.
Haesmans. Vadersnaam, afleiding van Germaanse voornaam Haso; vergelijk Haesen. Of afleiding van De Haes. Vergelijk Duits Hasemann.
Haetsdaele, van. Plaatsnaam Arents Dal in St.-Blasius-Boekel (Oost-Vlaanderen).
Haeve. Korte vorm van Van der Have? Of van Van Haeven?
Haeven, Haevens, Haven, Havenne, Havens, Avenne, Aven, Auvenne, Auvens, Hovens, Hoven, Hovent: Middenhoogduits, Nederduits haven, Duits Hafen: pot. Beroepsnaam voor de pottenbakker. Vergelijk Hafner.
Haeven, van der. Limburgse variant voor Van der Hoeven. Nederduits tom Hve = ten Hove. Vergelijk van Haaf.
Haerverback. Waarschijnlijk Nederduitse plaatsnaam Haverbeck. Vergelijk Haverbeke.
Haeyen, van der, Haeye, van der; van der Haije: 1. Veldnaam haeije ‘Hooiveldՠop Walcheren en Schouwen (Zeeland). 2. Hypercorrect voor Van der Raay.
Haeyer, Haeyere, d’D’Laeyers, Dhaeijere, Dhaeyere, Dhaeyer, d’Laeyre,d ‘Laere, d’Layer, D’Laijere, Dayers, Dayer, Ayers, Hayers. Afleiding van het werkwoord haeyen: begeren, verlangen, verdragen, verduren. Bijnaam die n van de werkwoorden illustreert.
Haeze, Denaes, Denage, de Haze, de Hase, de Haasse, Dehaese, D’Laese, D’Laes, Dhaese, Daese, Dhaeze, Daeze, D’Lase, D’Laze, Hase, Haaze, Haze, Haasen, Haase, Haesen, Haese, Haazen, Hazen, Hasen. 1. Bijnaam naar de eigenschappen van de haas: vreesachtigheid, lafheid, snelheid. 2. Naar de huisnaam.
Haezebout, Haezebout. Vadersnaam. Germaanse bijnaam Hasbold. Vergelijk Haesebaert 2. Haspald.
Haezewindt, Hazewindus: Bijnaam: vlug als een hazewind. Vergelijk De Wint.
Hfele, Haeffele, Haeffel: Zuidduitse afleiding van Hafen: pot. Beroepsnaam van de Hafner.
Haffmans, Haveman, Havemans: Duitse familienaam Hafemann, Nederduits Havemann = Hofmann. Vergelijk Hofmans.
Hafkamp, Hofkamp, Hafakker, Haffkamp. Adresnaam, boerderij etc. Plaatsnaam Haffkamp in Gromitz, Duitsland.
Hafkenscheid. Duitse plaatsnaam Havkenscheid.
Hafner, Hfner, Hafener, Haffener, Haffner: Duitse beroepsnaam van de pottenbakker. Middenhoogduits havenaere.
Hagaert, Hagaerts, Haegaert, Haggart, Hagoort, Agard, Agart: Afleiding van Van der Hage.
Hagberg, Hagelberg. Duitse plaatsnaam Hageberg.
Hage, van der, Hagen, van der, van der Haaghen, van der Haeghe, van der Haeghen, van der Haegen, van der Haege, van der Haeghem, Vanderaegen, van Draege, van Draeghen, Derhaeg, Derhaag, Derhacq, Verhaag, Verhaagen, Verhaghen, Verhaghe, Verhage, Verhagen, Verhaegh, Verhaeg, Verhaeghen, Verhaeghe, Verhaege, Verhaege, Veraeghe, Verhacghe, Verraghen, Veraghen, Verhaegue, Verhague, Verague, Verhaygen, Vorhagen, Voragen, Verhaeghem, Veraghem, Veraghe, Vraeghe, Verraghenne, Verraghene, Veraghaenne, Veraghaene: Verspreide plaatsnaam Haag, Hage: heg, omheining van levend hout, kreupelhout. ‘S-Gravenhage (Zuid-Holland) is 1242 die Haga. Ook Terhagen (Antwerpen).
Hage, Hagens, Hagen: 1.Vadersnaam. Germaanse voornaam Haga ‘Haag’. Haco, Hagil? 2. Moedersnaam. Bakervorm van de voornaam Hadewijch. 3. Eventueel verkort uit van der Hage(n).
Hagebaum, Hagerbaum, Hagerbaumer, Hgerbaum, Hgebaum: Duits Hagebaum: doornstruik, doornhaag. Vergelijk Hagedoorn.
Hagebeuk. Plaatsnaam, bijvoorbeeld Haghebouck. Vergelijk Hambucken.
Hagebos: Plaatsnaam: door een heg omheind bos.
Hagedoorn, Hoogendoorn, Hagethorn, Hagedorn, Haghedooren, Hagdorn, Haagdoorn, Haagdorens, Haagdoren, Haegdorens, Haegdoren, Haegdons, Hagendoorn, Haegendorens, Hagendorens, van Haegendoren, van Hagendoren, van Hagedoren: Verspreide plaatsnaam Hagedoorn ‘Dooornhaag’. Plaatsnaam Hagendoorn in Waalwijk (Noord-Brabant). Hoge Doorn, Almkerk, land van Altena, 1868; de Hoge Oude Doorn. Met de benaming Ҥoorn’ werd in de middeleeuwen mogelijk (ook) bedoeld: 1. een poldergebied/uiterwaard tussen een splitsing van twee rivieren (met vorm van een doorn/punt/driehoek; landtong). o.a. De Doornwaard bij Nederhemert. Gebied bij oude (afgedamde) verbinding Maas–Waal. De (voormalige) Doornwaard tussen Lexmond en Vianen. (niet ver van Jaarsveld/Ameijde). Plaatsje Deurne (gemeente Antwerpen). Deze plaats lag in de 7de eeuw op zandheuvels ingesloten tussen toestromende rivieren: Schelde en Schijn. Vergelijk Oudengels thorn; driesprong. Vergelijk Durgerdam met de er bij liggende polder IJdoorn.
Hagel, Hagels. Bijnaam naar het weersverschijnsel, hagel. Vergelijk De Donder.
Hageland. Noorse familenaam naar plaatsnaam Haegeland.
Hagemans, Hageman, Haegeman: Afleiding van van der Hage.
Hagelin, Hagelen: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hagen.
Hagelsteen, Hagelsteens, Hagelstein, Hagelsteyn, Hagelstijn, Haglestein, Haegelsteens, Haegelsteen, Hagenstein, Hafgelsteen, Haghelstein, Hauglustaine, Haugustaine, Vanguestaine, Vanguestenne: 1. Bijnaam Hagelsteen. Voor een driftig en opvliegend mens. 2. Plaatsnaam Hagelsteen in St.-Katelijne-Waver (Antwerpen), Hagelstein in Aubel (Luik) en Voeren (Limburg).
Hageman, Hagemans, Hagemann, Haegheman, Haghemans, Hagheman, Hagueman, Haegemans, Haegeman, Agemans, Haagmans, Haegmans, Haegman, Haeghmans, Haechmans, Hagmans, Haegsman, Hacgueman, Hacgeman: Afleiding van Van der Hage(n).
Hagen, Hagens, Haagen, Haagensen, Haeghens, Haeghen, Haegen, Haegens: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Haga ‘Haag’. Haco, Hagilo. 2. Moedersnaam van bakervorm van de voornaam Hadewijch.
Hagen, van, van Haagen: Plaatsnaam Hagen (Goot hertogdom Luxemburg, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts). Of plaatsnaam in Doetinchem (Gelderland). 2. Uit van der Hagen.
Hagen, Hage, van der, von der Hage, van den Haagen, van der Haegen, van der Haege, Verhagen, Verhage, Verhaagen, Verhaage, Verhaagh, Verhaegen, Verhaege, Vrage: Verspreide plaatsnaam Haag, Hage ‘Haag, heg, omheining van levend hout, kreupelhout’. ‘s-Gravenhage is in 1242 die Haga.
Hagenaar, Hagenaars, Hagenaers, Haagner, Hagenier, Hageniers, Hagener, Haagner: Herkomstnaam van de Hagenaar/Hagenees, afkomstig van Den Haag, dat is ‘s-Gravenhage (Zuid-Holland) en soms gewoon uit de plaatsnaam Haag/Hagen.
Hagenauer, Hagenoer, Haguenoer: Afleiding van de frequente Duitse plaatsnaam Hagenau.
Hagenbeek, Haghenbeeck, Haegenbeek: Beeknaam in Doetinchem (Gelderland) en Lochem (Gelderland). Ook Hagebeke in Roeselare en Woumen (West-Vlaanderen). Vooral bekende Nederduitse familienaam Hagenbeck, Hagenbeek.
Hagendijk: Plaatsnaam Haagdijk in Breda (Noord-Brabant); Hagedijksken in Cadzand (Zeeland).
Hagendorf. Duitse plaatsnaam.
Hagenmeier, Hagenmeyer, Hagenmeijer, Hagenmayer, Hagemeyer, Hagemeijer, Hagemeier, Hagmeijer, Hagmajer: Duitse familienaam. Meier (boer) aan de haag, heg, omheining.
Hagenus: Latinisering van Hagen of Hagenaar? 1727 Pieter Clasens liet zich na zijn huwelijk Hagenus of Hagenos noemen.
Hager, Hagers, Haager: Afleiding van plaatsnaam Haag of Germaanse voornaam hag-hari ‘Haag-leger’. Hager.
Hagesteijn: Plaatsnaam Hagestein in Vianen (Zuid-Holland).
Haggenmacher. Duitse beroepsnaam van de hakkenmaker, die ijzeren hakken, bijlen maakt.
Haghebaert, Haeghebaert, Haegebaert, Hackbart, Hacbart, Haegenbarth. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hag-bard; haag-bijl. Hagabard. Of door associatie met -aarad- of-baarad-namen, van Germaanse voornaam hag-barn; ‘Haag-kind’.
Hagner. Afleiding van Hagne = Hogne 2. Bijnaam voor een kniesoor. Of van Oudfrans h(a)ignier: bijten, mopperen. Bijnaam.
Hagon, Hacon, Hacoen: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Haco.
Hagoort, Haagoort, Hagman. Plaatsnaam Hagoort in Noord-Brabant, bij Drongelen, door het graven van de Bergsche Maas bestaat het sinds 1894 niet meer.
Haguinet, Hagenet: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hag-naam. Vergelijk Hagon, Hagelin.
Hahn, Hahne, Hhn, Hhne: 1. Duitse bijnaam: haan. Vergelijk De Haan. 2. Vadersnaam van de voornaam Johann(es).
Haibette. Plaatsnaam Hbette in Champion (Namen).
Haid. 1. Plaatsnaam Haid in Serinchamps (Namen). 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Zie Haidon.
Haider, Hader, Hajder: Duitse afleiding van plaatsnaam Heid(e).
Haidon, Haydon: 1. Plaatsnaam Haidon in Villers-le-Bouillet (Luik). 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Haido. Vergelijk Heiden.
Haikes. Vadersnaam. Friese voornaam Haie, Haike, wellicht van een hag-naam.
Hailot, Haillot, Haot, Hayot: 1. Plaatsnaam Haillot (Namen). 2. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hail-naam; vergelijk Haillet.
Haillet, Haillez, Hailliez, Hailez, Hayez, Hayet, Hayette, Hajee, Heyez, Heyes: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hail-naam, zoals Heilaard.
Haimburger. Middenhoogduits heimburger: dorpshoofd, dorpsschout.
Hainaut, Hainault, Haineaux, Hainaux, Haineaut, Hainnaut, Hainnaux, Ainaux, Haynau, Henau, Henaux, Henault, Henaut, Henaut, Henaux, Heneau, Henauw, Hennau, Hennaut, Hennaux, Hennault, Henneaut, Heinnaux, Duhainaut, De Hainaut, Deheinau, Deheinaux, De Heneau, De Hennault, De Hennau, Hennenauw, Henauw, Henau, Dhainaut, Dainaut, D’Lainaut, D’Lainaux, Dhenaut, Denaut, Denhaut, D’Lenau, Dhaynaut, Dhennau, Dhennaux, Dhinaut. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Hainaut, het graafschap Henegouwen. 2. Zie ook Henau.
Haine, Haines, Hayne, Haynes: Vadersnaam van de voornaam Henry.
Hainzelin, Henselin, Hanselin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Heimezo, van haim-rik (Hendrik).
Hainzelmayer. Vadersnaam Heinzel ( van Heinz) + Beroepsnaam Meyer: meier, boer.
Haisch. Duitse vadersnaam uit de oude Germaanse naam Haije (dit mogelijk uit aq, hagan, of uit de heiligennaam Hyacinthus (dit is een naam uit de Griekse godenwereld).
Haiverlain, Haiverlin, Hainverlain: Luiks-Waals Hvurlin, afkomstig van Herv (Luik), Waals Hve.
Hajenus. Latinisering van Hajen, zie Hayen. Alle naamdragers stammen van Johannes Hajen, die op 23 oktober 1651 toegelaten werd tot het Gymnasium Illustre in Bremen.
Haitsma, Haitsema; Friese familienaam afgeleid van de Friese voornaam Haitje, Haitske, van Haie.
Hak, Hack: Bijnaam naar de hak, de bijl, wellicht beroepsbijnaam voor de houthakker.
Hakbijl: Beroepsbijnaam voor iemand die met de bijl hakt. Vergelijk Duits Hackebeil.
Hakendover, van, van Haekendover, van Hackendover, van Hakendeuven, van Akendoven: Plaatsnaam Hakendover (Vlaams-Brabant).
Hakken, van: Variant van ten Hacken? Of te lezen als van Haken = van Aken?
Hakkenes: Plaatsnaam op Nes ‘Landtong’.
Hakkert, Hakker, Hakkers, Hackert, Hacker, Hackker: 1. Beroepsnaam van een hakker, houwer. 2. Variant van Hackaert?
Haksbeen: Beroepsnaam van de beenhakker ‘Slager, beenhouwer’.
Hakvoort: Plaatsnaam Hakvoort ten oosten van Nispen (Roozendaal, Noord-Brabant). Ook kasteel bij Vorden (Gelderland):
Haladyn. Voornaam uit het oosterse sprookje Duizend-en-n-nacht. Franse familienaam Aladin. Zie Allentin.
Hal, van, Hall: Plaatsnaam Hall (Noord-Brabant), Hallen Halle (Gelderland).
Halasi, Halazy: Plaatsnaam Halanzy (Luxemburg).
Halbach. Plaatsnaam in Remscheid (Duitsland).
Halbardier, Halbardien. Beroepsnaam van de hellebaardier.
Halbart. Beroepsnaam van de hellebaardier.
Halbeek, van. Plaatsnaam Halbeek in Donk, Limburg.
Halberstadt. Duitse plaatsnaam.
Halbertsma; Friese ma; man, zoon van Halbert.
Halberstam. Duits, Joodse familienaam; halve stam.
Halberthal. Duits, Joodse familienaam; half dal.
Halbleib. Duitse bijnaam naar de cijns die erin bestond een half brood af te staan: Duits halber Leib.
Halbreich, Halbrecq: Vadersnaam. Duitse Re-interpretatie en Waalse aanpassing van Germaanse voornaaam Albrecht, Helmbrecht, Hellbrecht of Hilbricht.
Halconruy. Plaatsnaam Halconreux in Bovigny, Luxemburg.
Haldrich: Vadersnaam. Uit Duits Heldrich, Hildrich, Germaanse voornaam hild-rik ‘Strijd-machtig, rijk’.
Halen, Halens, Hales, Haelens, Haelen: Vadersnaam. Misschien van Halin, Hadelin, afleiding van Germaanse had-naam; of met hypercorrecte h = Alens (zie Alain)?
Halen, van, van Haalen, (van) Haelen, van Haele, Vanhaelen, van Aelen, van Hael, van Haele, Hahlen, Haale: Plaatsnaam Haelen (Nederlands Limburg) of Halen, Houthalen (Belgisch-Limburg).
Halet, Hal, Hales, Haley, Haley, Haleydt, Haeleydt, Hallet, Hall, Hallett, -Hallz, Haulet, Haulai, Haulait, Haulez, Auleyt, Aulet. 1. Bijnaam afgeleid van Waalse hal = mank. 2. Vadersnaam, afgeleid van een Germaanse hal-naam (bijvoorbeeld Halin). 3. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam (Grand-, Petit-) Hallet in Luxemburg.
Halvy, Halevy: Joodse familienaam Ha Levy. Lidwoord ha + levi: priester.
Halewijck, van, (van) Halewyck, van Haleweyck, van Halewyk, van Halewy, Halewijk, (van), Haelewyck, Haelewijck, Halewijk, Haleweyck, van Aelewyck, Veraleweck, Verralewyck, Verraleweek: Plaatsnaam Halewijk in Werchter (Vlaams-Brabant).
Halewijn, Halewyn, Hallewijn, Hallwyn, Haelewijn, Haeleweyn, Haelewyn, Haelewyndt, Halwijn, Allewyn, Allewijn, Alewijnse, Allewind, Alluyn, Allouin, Alluin, Hallouin, Halluin, Hollewijn, Holluyn, Olluyn, Haloin, Halloint, Halloin, Halluent: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam al- of adal-win ‘el/adel-vriend’. Allowinus. 2. Zie (van) Halewijn, Halluin.
Halewijn, van, (van) Haelewijn, Haelewyn, van Haellewijn, (van) Hallewyn, Halewyn, Halewijn, van Halluwyn, van Halwyn, Halwijn, Allewyn, Allewijn, Allewind, Alluyn, Allouin, Alluin, Haloin, Halloint, Halloin, Halluent, Halluin, Holluyn, Olluyn: 1. Plaatsnaam Halewijn/Halluin (Nord).
Halfkan. Nederduitse bijnaam Halfkann: halve kan. Bijnaam voor wie maar een halve maat, niet de volle maat geeft.
Halflants, Halland, Hallant, Hallans, Halans: Bijnaam voor de boer op een half stuk land. Vergelijk Duits Halbenmorgen.
Halffman, Halfman, Hallmann: Nederduits Halfmann, Duits Halbmann, synoniem met Middelnederlands halvenaere ‘achter die een hoeve bebouwt, maar de helft van de opbrengst moet afstaan’.
Halfmaerten, Halfmaertin. Bijnaam Half maart; vergelijk Vastenavond, April. Achteraf geassocieerd met de voornaam Maarten.
Halford. Plaatsnaam (Devonshire, Shropshire).
Halin, Hallin, Halling, Haling, Halain, Hallein, Halin, Halain, Hallein, Halein, Haleing, Hallen, Halen, Halleng, Haleng, Haulain, Haulin. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse had-naam (bijvoorbeeld Hadelin). 2. Mogelijk een verschrijving van Alain. Zie daar. 3. Zie ook Hellin en Hallynck.
Halipr, Halipre. Re-interpretatie van Franse familienaam Alpe, Hallpe. A lՎpe: met het zwaard.
Halkes, Halkus, Halkema. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hal+ulf.
Halkett. Schotse familienaam, van Hackett, van plaatsnaam Halkhead, Hawkwood.
Halkin, Halkein: Vadersnaam.Variant van Hellequin; zie Hellin.
Halle Van, Van Hal, Van Hall, Hal. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Halle (Antwerpen en Vlaams-Brabant), Hal (Noord-Brabant), Hall en Halle (Gelderland). Duitse en Engelse familienaam.
Hallaert, Hallard, Hallart, 1. Afleiding van Van (der) Halle. 2. Hypercorrect voor Allaert.
Hallam. Engesle familienaam, van plaatsnaam Hallam (Sheffeld), Kirik Hallam, West Hallam (Derby).
Hallaux. Waarschijnlijk variant van Hallard.
Halleman, Hallemans, Halmans, Halma, Hallema, Halman, Alma. 1. Beroepsnaam van de beambte bij de stadshalle, de hallenmeester. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Halle, Hal. Zie bij Halle. 3. Naam uit het Duitse Halfmann, Hallmann: pachter die een hoeve bebouwt, maar de helft moet afstaan.
Hallen, van der, Halle, van der, Verhalle, Verhallen, Vrai, Verholle, Verolle, Verholen: Verspreide plaatsnaam ter Halle: hal.
Halle, van, van Hal, van Hall, Hal: Plaatsnaam Halle (Vlaams-Brabant, Antwerpen), Hal (Noord-Brabant), Hall en Halle (Gelderland).
Hallegraeff. Door assimilatie en Re-interpretatie uit Halfgraef. Vergelijk Duits Halbmeier, van Hallmeier, Halfpape, van Hallpape, Halbmann, van Hallmann, Halbherr, Halbbauer; Nederduits Halfridder: die als een ridder leeft zonder het te zijn. Een halve graaf is misschien iemand die zich de allures van een graaf aanmeet.
Hallers, Haller. Duitse familienaam. 1. Afleiding van plaatsnaam Hall. 2. Muntnaam Heller: duit.
Halleux. Familienaam uit de plaatsnaam Halleux (Luik) en in Charneux, Comblain-au-Pont, Nandrin (Luik). Afleiding op -etum van Germaans hasal: plaats waar hazelaren groeien.
Hallier, Halliez, Hallez, Haley. Beroepsnaam van de hallenmeester.
Hallmann. Duitse variant van Halbmann, zie Halfmann.
Halloua. Naam van Algerijnse, sefardische Joden. Arabische familienaam Hal(l)ioua: kleine koek, vandaar: aangenaam, vriendelijk.
Hallumier, Hallumiez, Halleumieux: Oudfrans helmier, van Oudnederlands helm. Beroepsnaam van de helmmaker.
Hallynck, Halling, Fries Hallinga, Hellinga en Hellenga en samengestelde naam Hellingerhuizen, Allinck, Allinckx, Hellingh, Helling, Hellings, Hellynck, Hellinck, Hellinckx, Hellinx, Helincks, Helinck, Helincks, Helinckx: 1. Bijnaam naar de muntnaam, Middenenderlands hallinc, hellinc, van halvelinc: kleine (halve) munt, mijt. Vergelijk Duits Helbling, Helling. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hello; zie Hellin, Halin. Hello geeft tevens oorsprong aan vele andere geslachts- en plaatsnamen. Te weten aan Hellema en Helma, Hellen en Helles; aan Hellum, een dorp in Fivelgo, en aan Helwert, een gehucht bij Rottum in Hunsego, beide in Groningerland; aan Hellingen, een dorp in Luxemburg; aan Hellinghen, een gehucht by Hrinnes-lez-Enghien in Henegouwen; aan Hellinghill in Northumberland (Engeland); aan Hellinghausen, een dorp bij Lippstadt in Westfalen, enz.
Halot, Hallot, Halloo, Allot, Alloo, Allo, Haulotte, Haulot, Aulotte: 1. Oudfrans halot: tak, struik, stronk, struikgewas. Plaatsnaam of beroepsnaam voor de hakker van hakhout. Vergelijk Allosserie. 2. Zie Delaleu.
Halperin, Halpern, Halporn: Joodse en over Oost-Europa verspreide familienaam: Halpern, Heilprun. Zuidduits Heilporn = Heilbronn.
Halpouter. Plaatsnaam Appelterre (Oost-Vlaanderen).
Hals, Haels: Bijnaam naar de opvallende hals. Vergelijk Lanchals.
Halsband. Bijnaam voor de drager van een halsband of beroepsnaam voor de maker ervan.
Halsberghe, Halsberge, Alsberge, Alsberghe, van Halsberghe: Beroepsnaam voor de maker van halsbergen. De halsberg was dat deel van de wapenrusting dat hals en bovenlijf bedekte, borg.
Halsdorf. Duitse plaatsnaam.
Halse, van: Hals is de naam van een geul in de Slikken ten westen van Flakkee (Zuid-Holland).
Halsen, Halzen: Variant van Helsen/Helzen, met e/a-ronding voor de l (vergelijk dialect malk: melk).
Halster, de: Beroepsbijnaam. Middelnederlands halfter, ha(e)lter, halster ‘Leren halsriem voor paarden’. Of Middelnederlands (h)a(e)lster ‘Schepel, graanmaat’.
Halteren. Rostock. Zie Haelterman.
Halteren, van. Plaatsnaam Haltern, Duitsland. Of Halsteren, Noord-Brabant.
Halterman, Haltermann, Haelterman, Holtermann, Aelterman, Alterman, Aelderman. 1. Beroepsnaam afgeleid van het Middelnederlandse ha(f)ter: halster, leren paardenriem. 2. Nederduitse familienaam van plaatsnaam Haltern. 3. Zie ook Aelter.
Halvorsen. Noore vadersnaam, van Germaanse voornaam Halvor, van Oudnoords Hallvarr. St.-Hallvard is de beschermheilige van Oslo.
Hamerschmidt, Hammerschmidt, Hamerschmitt. Beroepsnaam Hammerschmied: smid die hamert of hamers smeedt.
Ham, van (den), van der Ham, (ten) Ham, Hamme, van, van Hame, Wanham, Vahamme: Verspreide plaatsnaam Ham ‘Landtong uitspringend in inundatiegebied’. Ham (Belgisch-Limburg) en in Veghel en Wanroij (Noord-Brabant), Den Ham Overijssel en in Aduard en Bellingwedde (Groningen). De Brabantse familie Van Hamme stamt uit Hamme bij Wemmel (Vlams-Brabant)
Hamtia, Hamptia, in Floreffe, Namen.
Hamage, Hamague. Plaatsnaam Hamahe, Nord.
Hamaide, de la, de la Hamayde, de, Hamaide, Delamaide, Delahamette, Delamethe, Delameth, Delameyde, Delhamende, Delhamente, Delmaminte, Hamende, Hamente, Hamande, Hamainte, Hamaite: Oudfrans hamede, Waals haminde: slagboom, afsluiting. Plaatsnaam Lahamaide (Henegouwen) en La Hamaide in Beaudour en Hautrage (Henegouwen). Zie ook Van Ameyde.
Hamakers, Hamaeckers, Hamaekers, Haemaekers, Hamacker, Hamackers, Hamache, Hamacher Hammaecher, Hammache, Hamaque, Amaeckers, Amacher, Amacker. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse hamaker, haemmaker: maker van hamen (= leren of houten halsjukken voor paarden).
Hamal, Hamael. Familienaam afkomstig uit de Romaanse vorm van de plaatsnaam Hamel in Rutten (Limburg).
Hamann, Haman, Hammans, Hammas, Hamans, Hamane: Vadersnaam. uit Hanemann, afleiding van de voornaam Johannes.
Hamaque. Waalse uitspraak voor Hamaker.
Hamard, Hamar. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam haim-hard ‘Heem-sterk’. Henmardus.
Hambach. Duitse plaatsnaam.
Hamb. Vadersnaam Hambet, afleiding van Hambert, Germaanse voornaam han-berht. Zie Hennebert.
Hambeeck Van, Van Hambeke. Familienaam uit de plaatsnaam Hambeek (omgeving Rijmenam – Antwerpen, Roermond).
Hambenne. Plaatsnaam in Flawinne, Namen.
Hamberg, van. Duitse plaatsnaam. Meestal wel voor Hamburg.
Hamblok, Hambloch: Plaatsnaam in Poederooien en Zuilichem (Gelderland).
Hambrouck. 1. Plaatsnaam Hambroek in Ekelsbeke (Frans-Vlaanderen) en Hambreucq in Tardinghen (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam in Prinsenhage (Noord-Brabant).
Hambucken, Hambcken, Hahnbcken, Hahnbck, Haambuckers, Hambuckers, Hambckers, Hanbuckers, Hanbckers. Familienaam uit de plaatsnaam Hambuch(en) (Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts), Hambchen (Noordrijn-Westfalen). Komt uit Hagenbuch: haagbeuk. Nederduits Hag(e)(n)bock, -bker, -buck.
Hamburg, van, Hamborg, Hamburger, Haneborg: Plaatsnaam Hamburg, de hanzestad.
Hambye, Hambije. Plaatsnaam Hambye, Manche.
Hameeteman, Hameete: Zeeuwse plaatsnaam Hameete, op Westvoorne Haaimete ‘Stuk zandgrond, begroeid met gras, aan de rand van de duinen’.
Hameka, Hamke, Hamming, Hammingh, Hammink, van Hammama, Hamje, Hammes, Hamkema, vadersnaam, Germaanse naam Hamo, in Friesland Hamme, Hamke.
Hamel, Hamels, Mamelle, Haemel, Haemels, Haamel: 1. Bijnaam naar de diernaam hamel ‘Hamel, gesneden ram’. Vergelijk de Ram, Schaap. Ook Duits Hammel. 2. Plaatsnaam Hamel; zie Van Hamel.
Hamel, van. Plaatsnaam Hamel in Lummen en Rutten, Limburg.
Hamelers, Hameleers, Hammeler: Afkomstig van Hamel (Limburg).
Hamelot. 1. Vadersnaam. Variant van Hannelot, vleivorm van de voornaam Johannes. 2. Zie Ameloot.
Hamerelle, Hammerel: Plaatsnaam, afleiding van hameau: gehucht.
Hamers, de, den, Hamer, Hamers (de), Haemers, Hamers, Dhaemers, Dhamers, Hammer, Hammers, d’Laemers,dD’Laemer, Dhaemers, Dhamer, Dhammers, Dhamers, Daemers, Thamers, (den) Hamer: 1. Beroepsbijnaam van de smid, naar de hamer die hij gebruikt of maakt. 2. Vadersnaam. Zeeuwse voornaam Hamer.
Hames, Hamesse, Hams, Halms, Hammes: Variant van Hannes(se). Voor de wisseling n/m, zie Hamelot, Janne(s) = Jasme(s)=Jamme.
Hamet, Hames, Hamez, Hamey. 1. Hypercorrect (met h) voor Amez; zie Aim. 2. Hannet, afleiding van de voornaam Johannes; vergelijk Hames(se).
Hamer, van den: familienaam den Hamer met secundaire voorzetsel? Of huisnaam; In den Hamer.
Hamlincourt. Plaatsnaam Hamelincourt, Pas-de-Calais.
Hamerlinck, Hamerlink, Hamerlijnck, Haemerlinck: Vadersnaam. Hamerlink, van Hamelrik door omkering van volgorde van klanken lr/rl, door associatie met hameren door associatie met het achtervoegsel –ing. Amelrik is de Germaanse voornaam amal-rik ‘Bedrijvig, ijverig-rijk, machtig’. Amalric(us), Amelric(us).
Hamerpagt: Vermoedelijk een volksetymologische vervorming van de Duitse plaatsnaam Hammerbach (Beieren).
Hamersma, Hammersma, Hamringa, Hameringa, Hammerga, Hammers, en de plaatsnaam Hammerum (Hammara-heim), dorp in Jutland by Ringkibing, vadersnaam, oud-Germaanse naam Hamar (Hamr, Hammer) ; hamer.
Hamersveld, van. Plaatsnaam bij Leusden, de kern werd tot 1970 Hamersveld genoemd.
Hamerslag: Bijnaam voor een smid. Vergelijk Duits Hammerschlag.
Hamilton, Hamelton, Hammerton. Naam uit de Engelse plaatsnaam Hamilton (=boomloze heuvel/thuis/versterkte plaats) in Leicestershire, en ook elders.
Hamme, van. Waalse verhaspeling van Van Hamme.
Hammacher: Ook Vlaamse familienaam Hamakers. Beroepsnaam. Middelnederlands hamaker, haemmaker’maker van hamen, leren of houten halsjukken voor paarden’.
Hamme, (van), van der Ham, van Hame, Wanham, Vahamme, Ham, Verhamme, Verham, Veramme, Veremme, Voorhamme, Verheem. Een ham is een zeer verspreide plaatsnaam voor een landtong in een overstromingsgebied, een meander, een rivierbocht. Ooit bij een ham gewoond of er wat mee te maken gehad ? Plaatsnaam Hamme (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant). Vergelijk van Ham.
Hammel, Hammels. Duitse bijnaam Hamel. Vgl. Hamels 1.
Hammelburg. Bijnaam. Beieren.
Hammen, Hammens, Hammingh, Hamming, Hammink, Hamminga; Vadersnaam. Afleiding van een Germaans naam, zoals Hademar, Haduman. Hammingus.
Hammerer. Duitse beroepsnaam van iemand die hamert, de smid. Vergelijk Hammerschmidt.
Hmmerlein, Hammerl, Hammerlin, Hemmerling, Hemmerlin: Duits Hmmerle(in), afleiding van Hammer: hamer.
Hamoir. Familienaam uit de plaatsnaam Hamoir (Luik).
Hamonet, Hamon, Hamont, Hammond: 1. Vadersnaam. Verbogen vorm en afleiding van Germaanse voornaam Hamo. 2. Zie Amon.
Hamont, van, van Hamond, Hammond, Hamonts, Hamont: 1. Plaatsnaam Hamont (Limburg). 2. Zie Hamon(et). Hamori, zie Amaury.
Hampel, Hampl, Hempel. Afleiding van Hampe, Hampert.
Hampe: West-Vlaamse familienaam Hampe, Ampe. Vadersnaam. Germaans bakernaam. Ofwel Ampo, van Ambert, Amalbrecht, Andbert, Ambold of Hampo, van Haginbert, Hamabold Of Hamabert. Zie Ampe.
Hampert, Hamper. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hambert. Duits Hamprecht, van Haganprecht. Vergelijk Ampe.
Hampson. Engelse vadersnaam. Zoon van Hamo of Hamond.
Hamptiaux, Hamptaux, Hamtiaux: Plaatsnaam Hampteau (Luxemburg) en in Opheilissem (Waals-Brabant).
Hampton. Plaatsnaam (Cheshire, Gloucestershire, Herefordshire).
Hamstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Ham.
Hamza. Arabisch naam uit hamuza: sterk, standvastig.
Hanappe. 1. Oudfrans hanap: drinkbeker, kruik. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Hanappier. 2. Plaatsnaam Hannappes (Aisne, Ard.), Annappes (Nord).
Hanau, Hanauer. Duitse plaatsnaan Hanau.
Hanchir, Hanzir, Hansirs, Henchir, Henchyr: Vadersnaam. Waalse afleiding op -essier van de voornaam Johannes.
Hanciau, Hanciaux, Hanchaus, Hansseuw, Hanseeuw, Hansay, Anseau, Anceuax, Anceau, Ansseaux, Ansseau, Anciaux, Anciau, Ansieau, Ansiaux, Ansiau, Ansia, Ancia, Ansay, Anseeuw: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -e-el van Johannes. 2. Hanciau(x) kan hypercorrect zijn voor Anciau(x). Zie Ancel.
Hancisse, Hansis. Vadersnaam. Waalse afleiding van de voornaam Johannes.
Hanck, Hanke, Hancke, Handke, Henke, Henek, Haneke, Hancq, Hanc, Anken, Anke, Hangx, Hacke, Hack, Hackens, Hacken, Haquenne, Haeck, Haack, Haak, Hake, Haekens, Haeken, Haex, Hacks, Hackx, Hak, Acken, Acke, Ackens, Akens, Ackx, Acx, Acs, Aeck, Aecq, Aex: Vadersnaam Hanke en gedenasaleerde vorm Hakke, van Johannes. Zie Hacket.
Hancock. 1. Middenenderlands hanecoc: alikruik. Vergelijk Slecke. 2. Reany verklaart Hancock als afleiding van Hann =Johannes. Maar 1297 Hannecok le Nunne wordt ook Henricus genoemd.
Hancotte, Hanicotte, Hanicot, Ancot: Vadersnaam. Vleivorm van Johannes.
Haneca: Vadersnaam. Uit Hannecart, Hanecard, afleiding op -ik-ard van de voornaam Johannes.
Hancre. Spelling voor Ancre of hypercorrect voor Hancq, Haneke.
Hanegem, (van); van Haneghem: Niet gesitueerde plaatsnaam.
Handekijn, Handekyn, Handequin. Variant van Hondekijn.
Handel, den. De Handel is een poldernaam in Oosterhout (Noord-Brabant). Plaatsnaam Handel in Gemert.
Handelberg, Handelbergh. Re-interpretatie van Aan de Berg?
Handelsman. Beroepsnaam van de handelaar: bemiddelaar, zaakwaarnemer. Vergelijk Duits Handelmann.
Handenhuysen, van, Van aan den Huize: aan het huis? Of door verkeerde lezing (u=n) van Van Haudenhuyse.
Handgraaf. Re-interpretatie van Hanegraaf.
Handig. Bijnaam; handig, bedreven.
Handler, Hndler, Hendler: Duitse beroepsnaam Hndler: handelaar. Vergelijk Handelsman.
Handsaeme, van, van Handzaeme, van Hantsaeme: Plaatsnaam Handzame (West-Vlaanderen).
Handschoewerker, Handschoewercker, Handtschoewercker, Handschouwercker, Handschouwerker, Handtschdewercker: Beroepsnaam van de handschoenmaker.
Handstanger. Verhaspeling van Hanfstengel.
Handwerker. Beroepsnaam van een handwerker.
Hanebeck, Ennebeck: 1. Bijnaam ‘Hanenbek’. 2. Zie Hannebicque.
Haneborg. 1. Spellingvariant van Hamborg: Hamburg. 2. Noorse familienaam naar plaatsnaam Hanaborg.
Hanegem, van. Vervorming van Van Andelgem, plaatsnaam in Desselgem (West-Vlaanderen)? Of Duitse plaatsnaam Hanhnheim?
Hanegraaf, Hanegraaf, Hanegraef, Hanegraeff, Annegrave, Haenegreefs, Hanegreefs, Hanegrifs, Hamegreefs, Hennegrave, Hennegrave: Beroepsnaam van de opzichter van hanen en ander pluimvee. Vergelijk pluimgraaf: bediende die vogels verzorgt.
Haneffe, Anaf, Heneffe: Plaatsnaam, Luik.
Hanekroot. Middenenderlands hanencraet: hanengekraai, dageraad. Duits Hahne(n)kratt: Bijnaam voor een vroege opstaander.
Hanegoor, Hangoor: Plaatsnaam Hannocourt (departement Moselle) of Hancourt (Somme)? Of variant van Hangard?
Hanegraaf: Beroepsnaam van de opzichter van hanen en ander pluimvee. Vergelijk pluimgraaf’bediende die vogels verzorgt’.
Hanenburg: De familie was eigenaar van het huis Hanenburg, nu Berlikumermarkt 19 in Leeuwarden (Friesland).
Haneron. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Johannes.
Hanet, Hannet, Henet, Hennet, Anneet, Annet, Ann, An, Annez, Honet, Hone, Honee, Honnee: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes. Zo ook Hanniet, Haniet.
Hanff, Hanf. Duitse beroepsnaam van de hennepteler, -boer. Vergelijk Duits Hanfbauer.
Hanfstengel, Hanefstingels, Haeneefstingels: Duitse bijnaam: hennepstengel, voor een opgeschoten kerel.
Hangard: Plaatsnaam Hangard (Somme)? Of uit Hannecard, afleiding van de voornaam Johannes. Zie ook Han(e)goor.
Haniche. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes.
Hanisch. Vadersnaam Oostduitse vleivorm van de voornaam Johann.
Haniet, Haney, Honlet, Hanolet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes.
Hanin, Henin, Hnin, Hnan, Henein, Henning, Hennin, Henninck, Henninckx, Hennings, Henningsen, Hanninck, Hannin: Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Johannes.
Haniset, Hanizet, Hanozet, Hanuset Hanuzet, Honnos, Hanos, Hanosset, Hanosset, Hannoset Hannuzet, Henuset, Hanuzet, Hunuzet, Enuset, Hanset, Hansets, Hancet, Hans, Hanse, Hansez, Hanz, Inz, Inze, Inse, Aniset, Anizet, Anuset, Annuzet, Anuzet. Vadersnaam, Waalse knuffelvormen van de voornaam Johannes.
Hanut, Hannut. 1. Plaatsnaam Hannut, Nederlands Hannuit (Luik). 2. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Johannes.
Hankin, Hankins, Annequin, Hanquinet, Hanquin, Henquinet, Henquin, Henquinez, Henquiniaux, Hanquiniaux, Hanquinaux, Anquinaux, Anquinet: Vadersnaam. Hannekin, afleiding van de voornaam Johannes; Romaanse afleiding op -et, -el/(i)au(x).
Hanlon. Vadersnaam Hannelon, vleivorm van Johannes.
Hannoff, Hanoff. Wellicht Waalse uitspraak van Hannover.
Hanon, Hannon, Henon, Hennon, Hinon, Hannoun, Annon: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Hano ‘Haan’. 2. Vleivorm van de voornaam Johannes.
Hanken, Hankes: Vadersnaam. Hanke, verkleinvorm van de voornaam Johannes.
Hannaart, Hanhart, Annaart, Annaert, Hannaert, Hannaerts, Hannard, Hanard, Hannart, Hanart, Hanaerte, Hanard, Hannard, Hanarte, Hannart, Hanarte, Hanna, Hana, Anaerts, Annaerts, Annart, Anard, Hennaerd, Hennaert, Hennard, Hennart, Hnard, Honnaert, Honnart, Honnart, Honna, Hoonaert: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Johannes.
Hanne, Hanna, Hana, Hannesse, Hannes, Hanesse, Hannise, Hannus, Hanus, Hanusse, Hanuse, Anus, Hanneus, Haneuse, Aneuse, Hanause, Hannuise, Hanuise, Hanusz, Hennes, Hennus, Henusse, Hans, Hansen, Hanse, Hance, Hanssenne, Hansenne, Hensenne, Ansennes, Ansenne, Hanssen, Hanssens, Hansen, Hansens, Hensens, Hensen, Anssens, Ansens, Ansen, Hanze, Hanzen, Hens, Hense, Hennissen, Henissen, Henneuse, Heneuse, Henssen, Hensen, Henze, Henzen, Henzene, Hins, Hinsen, Hinssen, Hinsens. Vadersnaam, verkorte vorm uit diverse vormen van Hans, Hannes, Johannes. Hansates; de zoon van Hans-Ates.
Hannebau, Hannebou, Hannebouw, Hannebuer, Hennebaut, Hennebaux, Hennebo, Hennebois, Hennebot, Hennebl, Hennebelle, Hennebil, Henbaut, Hinnebaut, Hinnebo, Hunebelle, Hunbelle, Humbel, Hendboeg. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hen-bald: haan-moedig. Hanubaldus. Hennebel(le) is hypercorrect (vergelijk Frans beau/belle).
Hannecart, Hannecard, Hannekaert, Hanecard, Hanecart, De Hannecard, Hannicart, Haenecaert, Hannequart, Hanquart, Hankar, Hankard, Hankart, Hancart, Hanchar, Hanchard, Hanchart, Annicaert, Anckaert, Anckaerts, Anckaer, Anckaar, Ankaer, Ankaert, Ancard, Ancart, Ancaer, Anecaert, Encart, Enkart, Hanicka, Hanika, Hanneca, Haneca, Aneca, Anyca, Anica, Anca. Vadersnaam op -ik/-ard van de heiligennaam Johannes.
Hannekin, Haniken, Hanikenne, Hankenne, Hannequin, Hanquin, Hankin, Hankins, Annequin, Hanquin, Hanquinet, Henquin, Henquinet, Henquinez, Henqouniaux, Hanquiniaux, Hanquinaux, Anquinaux, Anquinet. Vadersnaam, Romaanse afleiding knuffelvorm van de voornaam Johannes of uit Arnekin (knuffelvorm van Arnoud-Arnolf).
Hannemans, Hanneman, Henneman, Hennemans, Anneman, Annemans, Hannemann, Hanemann: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes. 2. Zie Anneman(s).
Hannen, Hennen: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Johannes. Ook afleiding van Hanne. Zie Hennen.
Hannema, Hansma, Hansema: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Johannes, Hans.
Hanepain, Hannepin. Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Johannes.
Hannenwijk, Hannewijk: Plaatsnaam Hannewijk, zuidoost van Bakkeveen in Opsterland (Friesland).
Hannert, Hannerts, Hannard, Hanard, Hannart, Hanart, Hanarte, Hannarte, Hanna, Hana, Annaert, Annaerts, Annaart, Annart, Anard, Hennaerd, Hennaert, Hennard, Hennart, Hnard, Honnaert, Honnart, Honna, Honart, Hoonaert. Vadersnaam afgeleid uit Johannes.
Hannet, Hanet, Hennet, Henet, Aneet, Annet, Ann, An, Annez, Honet, Hone, Honee, Honnee. Vadersnaam afgeleid uit Johannes.
Hannosette. Moedersnaam, uit de voornaam Hanoset (Johannes).
Hanneton, Hantoon, Hanton, Henneton, Henton: Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Johannes.
Hannevart, Haneveer, Haneveir, Hennebaert, Henebaert, Henvard: Vadersnaam. Germaanse voornaam haim-frid ‘Heem-omheining’.
Hannick, Hannicq, Hanicq, Hanique, Haneke, Hannecke, Annick, Anique, Annycke, Unique: Vadersnaam. afleiding van Han, voornaam Johannes.
Hannier, Honnier, Hony, Hani, Heini, Heni, Heinny, Heny: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam han-hari ‘Haan-leger’.
Hanno, Hannot, Hano, Hanot, Hannot, Hanott, Hanotte, Anno, Annot, Annoot, Annoote, Anote, Annothe, Hannotel, Hannotiau, Hanotiau, Hanotiaux, Hanoteau, Hanoteuax, Hanotieau, Hanotaux, Annotiau, Hanotin. Vadersnaam uit knuffelvormen van de heiligennaam Johannes.
Hannosette. Moedersnaam. Vrouwelijk vorm van Hanoset.
Hanoque, Hanocq, Hannocq, Henocque, Henocque, Hennocq, Henocq, Henoch, Annocque, Annocqu, Anoque, Anocq: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Johannes.
Hanotier, Hanotire, Hannotier: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes.
Hanoulle, Hanoul, Hanould, Anoul, Hannoul, Hnaouille, Hanoulle, Hanouille, Henoeille, Hagnoul, Hainol, Hanjoul, Hanjoel, Hanjool, Hignoul, Hignoule, Xhignoulle, Hinoul, Ignoul. Vadersnaam, Waalse knuffelvorm op -ole van Johannes.
Hanoy, Hannoy, Hanois, Hanoir, Annoye: Vadersnaam. Vleivormen van de voornaam Johannes.
Hanozin. Vadersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Johannes.
Hanquet, Hanquez, Henquet, Henquez, Henket, Hanck, Anquet, Anquez: Vadersnaam. Afleiding van Hanke, van Johannes.
Hanquier, Hanquiez. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ans-ger ‘ens (godheid)-speer’. Anscarius, Hanscherius. Vergelijk Anquetil, van ans-ketil. Of van Hauquier (eveneens in Limburg) met epenthetische n.
Hanraets, Haanraats, Haanraads, Haenraets, Hahnnraths, Hanraths, Henraat, Henraath, Hanratty, Hanre, Hanrez, Hanr. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hand-red; haan-raad. 2. Een Heerlens geslacht Haanraads is echter afkomstig uit Haanrade in Kerkrade (Nederlands-Limburg).
Hanre, Hanrez, Hanr: 1. Plaatsnaam Hanret (Namen). 2. Zie Hanraets.
Hansbout, Hansebout. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Ans(e)boud (ans-bald; godheid-moedig).
Hansaert, Hansa, Hansart, Henissart: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Johannes.
Hansel, Hensel, Hensels, Handzel: 1. Vadersnaam. Duits Hansel, afleiding van Hans. 2. Zie ook Ancel; Hanselaere, van; Hanselaer, Hanselaar: Plaatsnaam Hanselaar in Lokeren (Oost-VlaanderenV).
Hanselman, Hanselmann. Vadersnaam. Duitse vleivorm van Hans.
Hansen, Hanse, Hanssens, Hanssen, Hanzen: Vadersnaam. Zoon van Johannes, Hans.
Hanseval, Hanzeval: Plaatsnaam Xhenseval in Ouffet (Luxemburg).
Hanskamp: Vergelijk plaatsnaam Hanekamp bij Radewijk (Hardewijk, Overijssel).
Hanskens, Hansquine: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hans, Johannes.
Hansma, Hansman, Hansmann, Ansman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hans.
Hansoel. Spellingvariant van Hansoul.
Hanson, Hansson, Hantson, Anisson, Unissons, Anson, Antson, Henson: Vadersnaam. Uit Hanesson, Romaanse vleivorm op –eon van Johannes.
Hansotte, Ansotte, Hanuzot, Henchoz,Hansoulle, Hansoul, Hansoel, Hansol, Hensotte, Hensoul: vadersnaam. Romaanse vleivormen met stapelsuffx -eot, -eoul, -eoi van de voornaam Johannes.
Hanstater. Vadersnaam van Noors Hansdatter, Johannesdatter: dochter van Johannes. Vergelijk Deens Hansdotter, Duits Hanstochter.
Hanswijk, van, Hanswyck, van, Hanswijck, Hanswijk, van Hansewijck, Hansewyck: Plaatsnaam Hanswijk in Mechelen (Provincie Antwerpen).
Hantekees. Vervorming van Hautekees.
Hantschmann. Vadersnaam. Duitse vleivorm van Johann.
Hantsetter, de, de Handsetters, Handschutter, de Handschutter, de Handscutter, (de) Handtschutter, Hantschutter, Dedanschutter, Deanscutter, Dantschotter, Danschotter, Danschutter, Dhantschotter, d’Landschotter, d’Lantschotter, d’Lantshotter, Dandschotter, Damschotter, Handschoote, Hantschoot, Hantschootte, Handtchootte, Hanscoote, Hanscotte, Anscutter. Beroepsnaam van de hant(schoe)zutter: handschoenennaaier, -maker.
Hantz, Hantzen. Vadersnaam. Duitse vleivorm van de voornaam Hans.
Haond, Haon, Haot: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm en van Germaanse voornaam Hado. Vergelijk Haous, Hatton.
Haoud. Variant van Haous? Algerijnse naam?
Haous. Vadersnaam. Romanse vorm van Germaanse voornaam hath-wulf ‘Strijd-wolf: Hadulf(us).
Hap, Happe, Haep, Haps, Heppe, Hepp, Hepts, Heps: 1. Middelnederlands happe: (hak)bijl. Beroepsnaam van de houthakker. Vergelijk Happaert, Duits Beil, Hackebeil. - 2. Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Herbrecht of Hebbrecht.
Hapers, Haepers, van Haperen, van Haeperen, van Aperen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Hapert (Noord-Brabant) of Haperen in Olen (Antwerpen). 2. Zie ook Aper.
Haperen, van; van Aperen, van Haeperen, van Apers: Plaatsnaam Hapert (Noord-Brabant). De overgang naar Van Haperen is in de eerste helft van de 18de eeuw gebeurd in de streek van Breda, Prinsenhage, Etten-Leur. De familienaam werd Van Apers in Schoten.
Hapet, Happ, Happe: Afleiding van Oudfrans hape: haak. Beroepsnaam. Een Hollands-Joodse familie Hartog liet haar familienaam wijzigen in Happe.
Hapleteer, van. Plaatsnaam Appelterre, Oost-Vlaanderen.
Happaert, Happaerts,, Happaer, Happaers, Hapart, Happart, Appaerts, Appart, Apard, Happers, Appers: Afleiding van Middelnederlands, Oudpicardisch happe: hakbijl. Beroepsnaam van wie de bijl hanteert, wellicht een houthakker. Vergelijk Hap(pe).
Harang, Harant, Harent, Harrang, Harran, Dehareng, Hereng, Herent, Hrant, Herreng, Herrent, Herren: Verschrijvingen voor Frans hareng, Oudfrans harenc: haring. Beroepsnaam voor een haringvisser of-verkoper. Of huisnaam.
Harbant. Vadersnaam. Germaanse voornaam Harebannus of Hardobannus, wellicht gereduceerd van Herbrand, Harbrand.
Harbers, Herbers, Harberink, Harberts. Of Joodse naam, of van Frans Herber; kruiden, weiden, kruidenhandelaar? Of Germaanse naam van Her, Har; leger, bert; stralend, dus schitterend in het leger.
Harbon, Harbonnier. Waals hypercorrect voor Charbon(nier).
Harbrink, Harperink: Vadersnaam. Afleiding van Harbrecht.
Harchies, Harchy, Deharchies: Plaatsnaam Harchies (Henegouwen).
Harcourt, D’Larcour, D’Larcourt, Darcourt: Plaatsnaam Harcourt (Eure).
Hardas, Hardat: Misschien Middenfrans hardas: strop. Beroepsnaam?
Harde, de, Hardt, Hard, Harte, Hart, Art, Arte, d’Larte, ‘T Hart, Herte, de Herde,d’Lerde, Derde, Derden, Herd, Herden, Herd, Herd. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse hart, hert: hard, sterk, gevoelloos, hardnekkig. 2. De vormen met d kunnen ook teruggaan op het Middelnederlandse harde, herde: herder. 3. De naam Arte bestaat ook in Italië (Campani en omgeving). Vadersnaam uit Arthur, bijnaam.
Hardebil. Bijnaam naar de lichaamseigenschap: harde bil. Vergelijk Hardebolle, Harteschene.
Hardebolle. Bijnaam voor iemand met een harde kop, een stijfhoofd. Duits Hartkopf.
Hardeel, Ardeel. 1. Familienaam uit hardel: touw. Bijnaam of beroepsbijnaam voor hij die de strop verdient of ze hanteert. 2. Eventueel vadersnaam. Afleiding van een Germaanse harad-naam; vergelijk Harteel.
Hardekaas: Bijnaam of beroepsbijnaam. Vergelijk Duits Hartkse.
Hardeman, Haerdeman, Hartman, Arteman, Hardman, Hardmans, Hartman, Hartmans, Hertmans, Herteman, Hertemans, Hertelmans: Vadersnaam. Germaanse voornaam hard(u)-man ‘Sterk-man’. Ook Duits Hartmann.
Hardemee: Naam van een poldertje bij Oosterland (Duiveland, Zeeland), in 1695 genundeerd.
Hardenberg, von, Hartenberg, Hartemberg: Plaatsnaam Hardenberg (Noordrijn-Westfalen, Nedersaken, Overijssel). Ook 1475 Hardenberch in Wierden en 1382 Hardenberge in Warnsveld.
Hardenne. 1. Plaatsnaam Hardenne in Houyet (Namen). 2. Zie van Aardenne.
Hardeweg. Vadersnaam. Re-interpretatie van Hard(e)wig, Germaanse voornaam Hartwig.
Hardewijn, Hardewyn, Herdewijn, Herdewyn, Hardouin, Harduin, Ardewijn, Ardouin, Ardhuin, Herdhuin: Vadersnaam. Germaanse voornaam harad-win ‘Sterk-vriend’. Hardwinus, Ardoinus.
Hardi, Hardie, Hardies, Hardis, Hardij, Hardy, Lehardy, Ardies, Herdies, Hordies, Hordiez, Ordies: Oudfrans hardi: moedig, durvend. Bijnaam.
Harding, Hardijns, Hardyns, Ardyns, Ardijn, Ardijns: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Hardo ‘Sterk’.
Hardiquest, Hardiquet. Aversnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hardo. Vergelijk Harding.
Hardyzer, Hardijzer. Beroepsbijnaam van de smid. Duits Harteisen.
Harel, Harelle. Oudfrans harele: tumult, lawaai, opschudding. Bijnaam.
Harelbeke, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.
Hardlooper, Hartlaub: Bijnaam voor iemand die snel loopt. Ook Duits Hardelauf.
Hardon: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Hardo.
Hardoux, Ordou: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam harad-wulf ‘Sterk-wolf: Hardulfus.
Harduineau. Afleiding van Hardouin.
Haren, van; van Harn: Plaatsnaam Haren (Noord-Brabant, Groningen, Vlaams-Brabant).
Haringman: Beroepsnaam van de haringvisser of haringhandelaar.
Hariot: Vadersnaam. Uit Henriot, verkleinvorm en vleivorm van de voornaam Henri.
Harizanova. Moedersnaam uit het Slavisch (Russisch) taalgebied: dochter van Hariza. Hariza komt mogelijk uit het Sanskriet: geluk.
Harford. Plaatsnaam Harford (Devonshire).
Harfst. Nederduits voor herfst, het jaargetijde. Duits Herbst.
Harhuis, Haarhuis, Harrus: Harhs, Nederduitse vorm van Duitse plaatsnaam Haarhausen en Harhausen. Duitse familienaam Haarhaus.
Hrig, Haerigs: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hari-naam.
Harinck, den, Haring, Haringh, Haringhs, Haerinck, Haering, Haerynck, Haerijnck, De Harijnck, Harynck, (de) Heering, Hering, Heerings, Heerinckx, Herinck, Herinckx, Herinx, Herincx, Herincs, Harrings, Herring, Heerinck, den Haring, de(n) Haerinck, Haerijnck, Haerynck, Haerynck, Haerinckx, Haerunckx, Heering, Herinck, Heringa: 1. Beroepsbijnaam van de haringvisser of -verkoper. 2. Het kan een oorspronkelijk vadersnaam zijn, een afleiding van een Germaans hari-naam, Hairingus, Arincus.
Haringhe, van. Plaatsnaam Haringe (West-Vlaanderen).
Harkay. 1. Plaatsnaam Harkai in Flomalle-Grande (Luik). 2. Zie Herquet.
Harkema: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Harko, Harke, verkleinvorm van Germaans hari-naam.
Harkink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Harke (zie Harkema). Ook plaatsnaam, 1356 Herkinc in Lochem.
Harlange. Plaatsnaam Harlingen, Frans Harlange, Luxemburg.
Harmelen, van: Plaatsnaam Harmelen (Utrecht).
Harlaux. Vadersnaam. Spelling voor Arlaud, Romaanse vorm van germaanse voornaam erl-wald ‘adelman-heerser’. Herlevaldus, Arlaldus.
Harlepin, Arlepin, Arlepain: Variant van Hannep(a)in, met n/l-wisseling en r-epenthesis.
Harlet, Harlez, Harley, Harlay, Harl, Arlet, Arlay, de Harlez: Bijnaam. Oudfrans harl, voltooid deelwoord van harler, haler: uitdrogen, branden.
Harlophe, Arloff: Vadersnaam. Verfranste spelling van de Duitse familienaam Harloff. Germaasne voornaam harad-wulf’sterk-wolf; vergelijk Harou.
Harmelen, van. Plaatsnaam, Utrecht.
Harmer, Harmert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-mr ‘Leger-beroemd’. Harmar, Hermerus.
Harmignies, Harmignies, Harmegnie, Harmegnies, Hermignies: Plaatsnaam Harmignies (Henegouwen).
Harmsen, Harmsel, ter, Harms, Harmes: Vadersnaam. Zoon van Harm, Herman. Adresnaam.
Harmsma: Vadersnaam. Friese afleiding vande voornaam Harm, Herman.
Harneauaux, Harnequeau, Arlequeeuw: Vadersnaam. Afleiding op -iquel van de voornaam Arnaud.
Harnet, Harntiaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arnaud.
Harneveldt, van, Harnevelt, van. Wellicht plaatsnaam Harreveld, Gelderland.
Harnier, Harnier. Plaatsnaam Hargnies, Nord, Aisne.
Harnisfeger. Duitse beroepsnaam Harnischfeger: harnaspoetser. Vergelijk Sweertvaegher.
Haro, Harot, Harotte, Harotin. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hari-naam, bijvoorbeeld Harou, Harrou.
Harou, Haroux, Hrou), Hroult, Hroux, Hiroux, Hirouf, Hyroux, Herrou, Herroes, Heroes: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam hari-wulf; ‘Leger-wolf: Herolf.
Harpe, Harpen, Herper, Herpers, Herpels, Harps: 1. Bijnaam van de harpspeler. Middelnederlands harper ‘Harpspeler’. Vergelijk Duits Harfner. 2. Vadersnaam. Harpe, van Harpert, Harbert, Herbert.
Harperscheidt. Duitse plaatsnaam Harperscheid.
Harpigny, Harpignies, Harpignit, Harpegnies, Herpigny, Arpigny: Plaatsnaam Harpigny in Robelmont (Luxemburg).
Harpman. Beroepsnaam van de harpspeler, vergelijk Harper.
Harrathi. Arabische naam.
Harrau, Aeraut, Harreau: Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-wald ‘Leger-heerser’. Herold.
Harray. 1. Spellingvariant voor Haret; zie Harr. 2. Luiks-Waalse vorm voor Harel of Harrau.
Harr, Harre: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hari-naam, zoals Harou.
Harren: Vadersnaam. De naam kan een afleiding zijn van een hari-naam, zoals Herbert, Herman, maar kan ook een spellingvariant zijn van Harm.
Harris, Harrison, Harrisson, Harry: Engelse vadersnaam = Hendrik.
Harroy, Harrois. Plaatsnaam Harroy in Hour, Namen.
Harsch, Harsche, Harst: Middenhoogduits harsch, harst: legerschaar, krijgsbende. Bijnaam voor een lid van een legerbende.
Harsdorf. Plaatsnaam, Beieren.
Harshagen. Vadersnaam gecombineerd met plaatsnaam: de afsluiting van hard.
Harsin, Harsini. Naam uit de gelijknamige naam in Luxemburg.
Harskamp, van, Hartskamp, Hartkamp, Herskamp. Plaatsnaam bij Ede, Gelderland.
Harst. 1. Middelnederlands harst: rugstuk van een geslacht dier, stuk gebraden vlees, lendenstuk van een rund. Beroepsnaam.
Harst, van der: 1. De Scheveningse naam Hart werd in de afleiding Harts, door omkering Harst en ten slotte van der Harst. In 1784 verhuisde Leendert van der Harst van Scheveningen naar Middelburg. 2. Zie van der Horst.
Hart: 1. Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Hardo. 2. Bijnaam ‘Hard, sterk’.
Hart, van der; van der Hert: 1. Van der Haert. Plaatsnaam Haart in Boxmeer (Noord-Brabant). 2. Van der Aert (zie op dat woord).
Hartbrojt. Bijnaam voor de bakker van te hard brood.
Harte: Bijnaam ‘De harde, de sterke’.
Harteel, Hartiel, Arteel, Artiel, Artielle, Artels, Hertay, Hartaud, Arthau, Artaud. 1. Vadersnaam uit Hartaud: Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hart-wald, sterk-heerser. 2. De familienaam werd in Ronse in de 17de en 18de eeuw verward met Sarteel. Zie dus ook Sarteel.
Hrtel, Hartel, Hartl, Hrtlein: Vadersnaam. Duitse afleiding van een Germaanse harad-naam.
Harten, Haerten, Horten: Vadersnaam. Afleiding van een Germaans harad-naam, zoals Hartwin, Hartman.
Harten, van. Plaatsnaam in Renkum, Gelderland.
Hartendorp. Duitse plaatsnaam.
Hartenhof, Hartenhoff. Naam die terug te voeren is op Hartenhoeve. Hart komt wellicht van een Germaanse hart-eigennaam (de hoeve van ene Harte). Deze hoeve was wellicht gelegen in Oost-Groningen (de naam komt ook (zelden) voor in Duitsland.
Hartert. Duitse vadersnaam. Klankverandering van Hartrat, harad-rd ‘Sterk-raad’.
Harteschene, Arteschene, Harschene, Harschne. Bijnaam hard + Middenenderlands schene: scheenbeen, scheenplaat. Naar de harde scheenplaten van de wapenrusting. Zie ook Scheen.
Harteveld, van, van Hartesveldt, van Hartingsfeldt, Hardeveld van: Plaatsnaam Harteveld, boerderij in Stoutenburg (Leusden, Utrecht). Ook Hartefeld bij Geldern (Noordrijn-Westfalen).
Hartgerink: Vadersnaam. Hartgering, afleiding van Germaanse voornaam Hardger. Ook plaatsnaam, 1188 domus Hertgherinc in Bentelo.
Hartgers, Hertgers. Vadersnaam, afgeleid van de Germaanse voornaam Hardger: hardu-gaiza (wat zoveel betekent als sterik met de speer). Hartgerus.
Harth, Harths, 1. Bijnaam Hard; zie De Harde. 2. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse harad-naam. 3. Duits Hardt: hert.
Harthaldus, Artaldus. Of -el- afleiding van Germaanse harad-naam. 2. De familienaam werd in Ronse verward: Sarteel = Charteel = Harteel.
Hartig. 1. Vadersnaam van Germaanse voornaam Hartwig. 2. Variant van Hartog.
Hartholt: Deze naam zou een hypercorrecte spelling kunnen zijn voor Hardolt, Germaanse voornaam harad-wald ‘Sterk-heerser’. Maar de naam Hardholt werd pas in 1811-12 aangenomen door Harmen Johannes in Donkerbroek (Ooststellingwerf). De kinderen van Roel Geert namen de naam Hardhout aan.
Harthoorn, Hartoor: Bijnaam, wellicht naar een huisnaam of molennaam.
Harting, Hartong, Hartung, Hartjes, Hartjens, Haertjens, Haertjes, Hartke, Hertkens, Hortien: Vadersnaam. Afleiding en verkleinvorm van een Germaanse harad-naam.
Hartkamp. Plaatsnaam Hertenkamp; hertenveld?
Hartskeerl. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Hart (hard) en keerl (man). Zoiets als sterke man.
Hartkopf. Bijnaam voor een stijfhoofd. Nederduits Hardekop. Vergelijk Hardebolle.
Hartleib, Hartleb. 1. Vadersnaam. Duitse voornaam Hartlieb. 2. Duits Leib: brood. Vergelijk Hartbrojt.
Hrtling, Hertling: Duitse vadersnaam. Afleiding van Germaanse harad-naam.
Hartlooper, Hardelauf. Bijnaam voor een hardloper.
Hartmann, Hartman, Hartmans, Hartmaans, Harthmann, Haertman, Artmann, Artman. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Zie Hardeman.
Hartmeyer, Hardmeier, Hartemeier: Duitse beroepsnaam, boer aan een hard: algemene weide.
Hartsteen, Hertstein: Bijnaam. Hardsteen voor een steenhouwer? Plaatsnaam?
Hartsuiker: Vermoedelijk een volksetymologische vervorming, misschien van Duits Herzik, van Herzig.
Hartung: Vadersnaam. Duits afleiding van een harad-naam.
Hartwig, Hartwich: Vadersnaam. Germaanse voornaam harad-wg ‘Sterk-strijd’. Harduuich.
Harveng, Harvegt, Harvang, Harvangt, de Harven, de Harveng, de Harvengt, d’Larveng, d’Larvant, dՠHarvent, Hervent, Hervengt, Arveng, Arvant: Belgische familienaam d’Larveng, de Harven(g), Harveng(t). Plaatsnaam Harveng (Henegouwen).
Harvey, Harvie: Vadersnaam. Oude Britse voornaam die aan Fran Herv beantwoordt.
Hary, Harrie, Harri: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hari-rk;լeger-machtig’. Haririchus. 2. Gesproken vorm van Henri.
Harz, Harze, Harzee, Harse, Herzet, Herz, Hers, Herse, Arze: Plaatsnaam Harz (Luik) of in Francorchamps (Luik). Harze in Cortil-Wodon (Namen), Lens-St-Remy (Luik) of Beausaint (Luxemburg).
Harzimont. Plaatsnaam Arsimont, Namen of Hargimont, Luxemburg.
Hasenberg, Hazenberg, Hassenberg. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Zandvliet (Antwerpen) en op heel wat plaatsen in Duitsland.
Hasler, Hassler, Hesler, Hessler, Heseler: Duitse afleiding van plaatsnaam Hasel: hazelaar. Vergelijk De Haeseleer.
Hasdenteufel. Duitse bijnaam; haat de duivel.
Hartsuiker, Hartsuijker, Hartzuiker. 1. Beroepsbijnaam voor de suikerbakker of -handelaar. 2. Of misschien wel bijnaam voor iemand met een goed hart (een hart van suiker).
Hasekamp. Hasenkamp in Minden (Duitsland), Hazenkamp (Gelderland).
Haselbauwer. Planter en kweker van hazelaren. Vergelijk Duits Haselmann, Haselmayer.
Haseldonckx, Haeseldonckx. 1. Plaatsnaam Hazeldonk (Noord-Brabant) en in Schaffen (Vlaams-Brabant), Berlaar (Antwerpen). 2. Variant van Hazendonk.
Haselkamp, van den. Waarschijnlijk Re-interpretatie van plaatsnaam Hazenkamp. Zie Hasekamp.
Haselmeyer. Duits Haselmeyer. Vergelijk Haselbauwer.
Haselton, Hasselton: Eigenlijk Haselton. Engelse plaatsnaam Hazleton (Gloucestershire).
Hasenberg, Hazenberg, Hassenberg: 1. Plaatsnaam Hazenberg in Zandvliet (Antwerpen, Noord-Brabant). 2. Verspreide Duitse plaatsnaam Hasenberg.
Hasinck, Hassing, Hassink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Haso of Hasso, van Hadzo. Ook plaatsnaam in Haaksbergen (Gelderland) en Hengelo Overijssel.
Hasenbusch. 1. Plaatsnaam in Hllhorst (Duitsland). 2. Zie Hazenbosch.
Hasenclever. Afleiding van plaatsnaam Hasenclev in Remscheid, Duitsland.
Haslinger. Afl.eiding van plaatsnaam Hasling (Beieren) of Hassling(en) (Duitsland).
Haspels: Middelnederlands haspel’haspel; hengsel, haak’. Beroepsbijnaam.
Hasoppe. Waalse aanpassing van Ascoop?
Hassan. Arabische naam die zoveel betekent als: mooi, knap.
Hassel, van: Plaatsnaam Hasselt (Belgisch-Limburg).
Hasquin. 1. Middelnederlands hasekin: haasje. Bijnaam. 2. Moedersnaam. Nederduits Hasseke is dira, van Hadewig.
Hass, Has, Hasse, Hassen; Vadersnaam. Germaanse voornaam Hasso, vleivorm bij een hath-naam zoals Hadebert.
Hasse. Hypercorrect voor Asset? Of variant van Haz(e) met verscherping z/s?
Hasselaar: Naam van de Hasselaar, de inwoner van Hasselt.
Haselbach, Hasselbach, Hazelbach: Duitse plaatsnaam (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen). Hasselmeijer: Duits Haselmaier, -mayer ‘meier in Haslach (Beieren, Baden-Wrttemberg)ՠof ‘meier op een hazelarenhof’.
Hasselt, van (der), Vanhassel, Vanhasselt, Verasselt, Verassel, Verassel, Verasselt, Verrassel, Van Assel, van Asselt, van Hascel, van Hasselle, van Hastel, van Astele. Familienaam afgeleid van een plaatsnaam waar ‘Hasseleirenՠof hazelaren groeien. Hasselt in Limburg, Ophasselt, Oost-Vlaanderen, Neerhasselt bij Aalst, Oost-Vlaanderen
Hasseleer, de, Hasseler, de, de Hasselair, de Hasselaire, Dasseleer, Dasseler, D’Asseler: Naam van de Hasselaar, de inwoner van Hasselt (Limburg). Eventueel variant van De Haeseleer.
Hasselle. Moedersnaam. Hypercorrect voor Asselle. Germaanse voornaam Ascela of Adzila, Azela.
Hasselman, Hasselmans, Asselman, Asselmans: 1. Afleiding van Van Hasselt of Van der Hasselt. 2. Zie Asselman(s).
Hassenberg. 1. Zie Hasenberg. 2. Plaatsnaam in Stolberg (Duitsland).
Hassert. Waarschijnlijk = Hasert = Hasart.
Hassing, Hassink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hasso. Zie Hass.
Hast: Variant van Haast. Bijnaam voor een haastige.
Hastat, Hastedt. Plaatsnaam Hastedt, Duitsland.
Hasthorpe. Duitse plaatsnaam Hastrup.
Hastir, Hastier, Haestier, Hastire, Hastire: Plaatsnaam Hastire (Namen).
Hastinckx, Hastings, Haestinckx, Haestincks, Haestings: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam, zoals Hastbertus, Hastadus, Hastulphus.
Hastray, Hastrais. Luiks-Waalse vorm van Oudfrans hasterel: nek, hoofd. Bijnaam.
Hastry. Misschien hypercorrect voor Hatry.
Hatersel: Afleiding van plaatsnaam Hatert in Nijmegen (Gelderland)?
Hattem, van,: Hattem, van. Plaatsnaam Hattem (Gelderland).
Hatet, Hat, Hatt, Hateau: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse had-naam, zoals Hatier, Hatr.
Hatier, Hattiez, Hatje: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam had-hari ‘Strijd-leger’.
Hatr. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam had-rd ‘Strijd-raad’. Hadarat.
Hattink: Vadersnaam. Zoals Hadding afgeleid van een Germaans naam met hathu ‘Strijd’.
Hatriva. Plaatsnaam, Luxemburg.
Hatry. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hathu-rik ‘Strijd-machtig’. Zie Arickx.
Hatton. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Hado ‘Strijd’. Zie ook Haon(d).
Hattum, van, Hattuma. Plaatsnaam. Hetzelfde als Hattem?
Hatzmann: Vadersnaam. Duits afleiding van Germaanse voornaam Hatto, van hathu ‘Strijd’.
Haub, Haube, Hauppe: Vadersnaam. Limburgs-Duitse vorm voor Huib, van de voornaam Hu(i)brecht. Vergelijk Hauben, Hupp.
Haubecq, Haubec, Haubeck: Plaatsnaam Haubecq in Ghoy (Henegouwen) of variant van Aubecq.
Haubourdin, Haubourdijn, Haubourdyn, Obourdin, Auverdin, Auvertin. Familienaam uit de plaatsnaam Haubourdin (Nord).
Hauber, Haubert. 1. Zie Aubert. 2. Oudfrans halberc, hauberc, van Nederlands halsberg. Zie Halsberghe. 3. Zie Hubert. Vleivorm is Haubertin.
Haubold. Duitse vadersnaam van Germaanse voornaam Hugbald.
Haubourdin, Haubourdijn, Haubourdyn, Obourdin, Auverdin, Aevertin: Plaatsnaam Haubourdin (Nord).
Haubrug, Haubrugge, Hautbruge: Plaatsnaam Hobruge in Tubeke (Waals-Brabant).
Haubursin, Obersin. Wellicht variant van Hambursin.
Hauchamps. Plaatsnaam Haut Champ; hoog veld.
Haucotte. Moedersnaam. Afleiding van Hauquier.
Haucourt, Hautcour, Hautcourt: Plaatsnaam (Aisne, Oise, Pas-de-Calais, Seine-Mar., Nord, Meuse, M.-et-Mos.)
Haudecoeur, Hautecoeur, Hautcoeur, Hauttecoeur, Hauteceur, Hautekeur, Hautekeer, Hautekier, Houttekier, Houtekier, Hautecourt, Haultcoeur, Autecoeur. 1. Bijnaam uit Haut de Coeur voor een hooghartig iemand. 2. Zie ook Hautecourt.
Haudegand. 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Aldegonde. 2. Plaatsnaam Haut-de-Gan (Basses-Pyr.)?
Haudering. Vadersnaam Aldring, van voornaam Aalder, Alaard.
Haueis. Variant van Duits Haueisen. Smid, die ijzer houwt. Vergelijk Eisenhower.
Hauenstein, Hausstein, Haustein, Haustenne, Haudestaine, Haudestne: Verspreide Duitse plaatsnaam.
Hauet. Wellicht variant van Havet.
Haufe, Hauffen, Haufmann, Hauffman, Haufman: Plaatsnaam Haufe(n): steenhoop, aarden wal.
Haug, Hauck, Hauk: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Hugo.
Haughem, van. Romaanse spelling voor Van Hagen?
Hauldebaum. Waalse spelling van Duits Holderbaum, Holunder: vlier(boom). Vergelijk Holder.
Haulez: Variant van Halet. 1. Bijnaam. Waals hal ‘mank’. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm op –let van een Germaanse hath-naam. 3. Plaatsnaam Hallet (Provincie Luik).
Haumont, Hautmont: Plaatsnaam Hau(t)mont (Nord), in Dison (Luik) of Ophain (Waals-Brabant). Zie Daumont 2.
Haupt, Haupts. Duitse bijnaam. Vergelijk Hooft. Ook huisnaam.
Hauptman, Hauptmann, Hoptman: Duitse familienaam: hoofdman (van een vereniging).
Hauregard, Hautregard, Horward, Horwar, Horwart, Hoorewart: Plaatsnaam. Waals Haut-Reward = Frans Hautregard, Haut-Regard: hoge uitkijkpost, in Battice en Chaineux (Luik).
Haurens. Waalse weergave van dialect uitspraak van Haerens.
Haus, Hause. Duitse plaatsnaam Haus: huis. Vergelijk Van Huise 2. Een Gentse famille Haus heeft als stamvader ұ796 J. J. Haus,Wrzburg.
Hause, Hausse. Waalse spelling voor Duits Haus. Haussen, Haussens zie Aussems.
Huschen, Heuschen, Heuschenne, Heusschen, Heuchenne, Heusghens, Heusgens, Heusghiens, Heusghem: Afleiding van Haus: huis. Of van Germaanse voornaam Huso. Vergelijk Huyskens.
Hauschild. Duitse familienaam Hau(en)schild. Bijnaam voor ridder of krijger die op het schild loshouwt.
Hausdorff, Hausdrfer: Plaatsnaam Hausdorf (Saksen).
Hausemer. Wellicht van Duits Hausner, van plaatsnaam Hausen.
Hausen, Hauser, Huser, Hauzen, Hauzer: Afleiding van de frequente Duitse plaatsnaam Haus(en).
Hausmann, Hausman, Hausanne, Haussemanne, Husemann, Houseman, Housman, Houmans: Respectievelijk Duitse, Nederduitse en Engelse familienaam. Tegenhanger van Huisman.
Haussens: Spellingvariant van Aussems. Plaatsnaam Aussem, namelijk Oberauem en Niederauem (Noordrijn-Westfalen).
Haust, Aust: Duitse familienaam (Eifel). Rijnlandse plaatsnaam Haust: hoogste punt, top van de heuvel.
Haustermans. Aanpassing van Duits Ostermann: migrant uit het oosten. Vergelijk Oosterlynck.
Haustraete, Haustrate, Hauwstraete, Austraete, Austrate, Austraet, Hostraete, Hostrate, van Audestrade: Plaatsnaam Houtstraat: straat door het bos.
Haut, Hauth, Hault, Haux, Lehault, Lehaut, Lըaut, Lhaut, Lahaut, Lahau, Lahot, Laho: Bijnaam. Frans haut: hoog(moedig), trots. Vergelijk De Hoog.
Hautin, Hautain, Autin: Bijnaam. Frans hautain: hoogmoedig.
Hauteberque. Moedersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam Aldeberga, Altberga.
Hautechire. Bijnaam. Frans haut: edel + Oudfrans chire: aangezicht, gelaat. Vergelijk Haudecoeur.
Hauteclair, Hauteclaire, Hautecler, Hautclair: Plaatsnaam Hauteclaire in Hollogne-aux-Pierres (Luik).
Hautecloque, Hautclocq: Plaatsnaam (Pas-de-Calais).
Hautecourt. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Hautecourt (Meuse, Moselle, Ain, Aisne) 2. Zie ook Haudecoeur.
Hautefeuille. Plaatsnaam, Seine-et-Marne.
Hauterloot: Vadersnaam. Met hypercorrecte h uit Auterloot, spellingvariant van Outerloot, van Wouterloot (vergelijk Houterman(s). Vleivorm van de voornaam Wouter.
Hauw, Hau, Hauwe, Haeuw. 1. Verkorte vorm van Van den Hauwe, uit de plaatsnaam Hau. 2. Zie Houwen.
Hauw, de, De Houw. Waarschijnlijk uit Dauw: zie daar. Er is ook een mogelijkheid dat het een variant is van Hauw. Zie daar.
Hauwaert, Hauwaerts, Hauward, Hauwarth, Hawaert, Hawart, Houwaert, Houwaer, Houwaert, Houward, Houard, Houwaert, Houwart, Auwaert, Auwaerts. 1. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hug-hard. 2. Verkorte vorm van Van Hauwaert: uit de plaatsnaam Houwaart (Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen).
Hauwer, de, Hauwere, de, de Houwer, de Houwere, den Houwer, d’Lauwers, d’Lauwer, d’Louwer, den Auwer, Auwers, Dauwers, Dauwer, Dauer, Daver: Beroepsnaam van de houwer, houthakker of steenhouwer.
Hauwe, van (den); van de Hauwe, van den Houwe, van Houe: Plaatsnaam de Hauw/Houw ‘Bos dat geregeld gehakt wordt, gerooid bos’. Ook Uijtdenhouwen.
Hauwermeir, van, Hauwermeiren Van. Familienaam uit de plaatsnaam Oude Mere: oude waterplas.
Hauweel, Hauweele, Hauwel, Havel, Houel, Holle, Hol, Hoelle, Hoel) Huwel, Huel, Houyaux, Hoyaux, Hoyau, Hoyas, Howell, Aveau, Avau, Avaux, Avoux, Havaux, Havaut, Haveau, Haveaux, Havai, Havia, Havien, Daval, Davau, Davaux, Davaud, Davaz, Laval, Lavat, Lavau, Lavaud, Lavoz, Lavalle, Lavalley. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse houweel, hauweel of het Oudfranse houel: hauw, hak, houweel (dit uit het Oudnederlandse hauwa). Een beroepsbijnaam dus. 2. Hauweel bestaan ook als vadersnaam, zie bij Houwe. 3. Avaux, Avoux en varianten zijn zeker ook ontstaan uit Aval, Avaux,: dit uit het Franse val, het Latijnse ad vallem: vallei, stroomafwaarts. In diverse Franse dialecten is val trouwens vau. Zie ook bij Daval.
Hauwelaert (van), Van der Rauwelaert. Naam uit de plaatsnaam Ouden Aert (de oude aanlegplaats, kade). Soms verward met Van der Auweraert. Zie dus ook Ouderaa.
Hauzeur, Hauseux, Hazeu: Plaatsnam Hauzeur in Chaineux (Luik).
Haveron, Havron, Avoiron, Aviron: Plaatsnaam Havron in Obigies (Henegouwen).
Havai. 1. Luiks-Waalse vorm voor Havaux. 2. Plaatsnaam Havay (Henegouwen).
Havard, Havart, Havar, Havaert, Avaert, Avart. Afleiding van Oudfrans haver: vasthaken, vastgrijpen.
Havas, Havasse. De stichter van het persagentschap Havas was van Normandische afkomst. Luiks-Waals havasse: grote spijker. Beroepsnaam.
Hve, van der, Verhaeven, Verhaven, Verhaaf : 1. Variant van Van (den) Hauwe. 2. Rijnlandse plaatsnaam (ten) Hve = (ten) Hove.
Havecker, Hvecker: Beroepsnaam van de africhter van haviken. Vergelijk De Valkenare. Duitse familienaam Habicher.
Havegheer, Havegeer. Door verkeerde scheiding van de n (vergelijk Achtergael) van Middenenderlands navegeer: timmermansboor (om naven te boren). Beroepsnaam.
Havelaerts, Haevelaerts. Brabantse uitspraak van (van) Hauwelaert. Zie verder daar.
Havelange, Havelanges, Havlange, Avelange: Plaatsnaam Havelange (Namen), ook in Harz (Luik).
Haveman, Have, dՠHavekes, Haeve: Afleiding van ten Haaf, ten Have. Nederduits Havemann = Hofmann.
Haven, (van der): 1. De Havene was de naam van verschillende waterlopen, onder meer de IJzer. Ook het vaarwater van de Brugse Vaart in Oostburg: 1567 de Havene met huer dijcken an beede sijden boven de riole ofte waterganck. 2. Zie ten Haaf.
Havenaar: Beroepsnaam. Oostelijk Middelnederlands havenare, Middelhoogduits havenaere ‘ottenbakker’. Duits Haffner.
Havenberghe, van, Havenbergh, van, Havenberg, van. Plaatsnaam Havenberg in Temse (Oost-Vlaanderen).
Haveneers, Haeveneers: Oostelijk Middelnederlands havenare, Middenhoogduits havenaere: pottenbakker. Zie Hafner.
Havenith, Haveneth. Nederduitse bijnaam voor iemand die weinig of niets heeft. In het Duits: Habenicht.
Havenstein. Plaatsnaam Hafenstein, Beieren.
Haver, van, Havere, van, van Haever, Haevere, van Haevre, Havre, Haverkamp, (van) Hover: Plaatsnaam Haver ‘Haver, haverland’. Deze familie kwam omstreeks 1620 vermoedelijk uit Frans-Vlaanderen naar Colijnsplaat in Noord-Beveland en werd afwisselend als Van Gavere en Van Haveren opgeschreven). Dat lijkt erop te wijzen dat de g in het West-Vlaams en het Zeeuws toen al als h uitgesproken werd.
Haverals, Haveraels, Haverhals, Averhals, Averals, Haeverans, Haverans. Familienaam uit de plaatsnaam Haverels: lijsterbes.
Haverbeeke, van, Haverbeke, van Haverbeeck, van Haeverbeeck, van Haverbeek, van Haeverbeke, van Aeverbeke, van Haverbecke, Haverbecque, Haverbeque, van Averbeke, van Averbek, van Averbecque, (van) Averbeck, Averbeek, Averbeke, Wanaverbecque, Wanaverbecq, Verhaeverbeke, Verhaverbeke, Veraverbeke, van Averberghe: Plaatsnaam Haverbeek ‘Beek waarlangs haver groeit’bijvoorbeeld in Sint-Andries (West-Vlaanderen).
Haveren, van: 1. Plaatsnaam Haveren in Lubbeek (Vlaams-Brabant). 2. Van Haveren is ook de naam van afstammelingen van van Haver. 3. Aanpassing van Havrenne.
Haverhoek: Plaatsnaam, bijvoorbeeld in Herzele (Frans-Vlaanderen).
Haverkamp, Haferkamp, Haberkamp: Plaatsnaam Haverkamp: haverveld.
Haverkate. Nederduitse plaatsnaam Kate: stulp, keuterij met haverland.
Haverkoek: Ongetwijfeld een leesfout voor Haverhoek.
Haverkorn, Haberkorn: Duitse familienaam Haberkorn. Nederduits en Middelnederlands haverkorn,-coren ‘Haver (graan)’. Beroepsbijnaam van de haverboer of ‘Handelaar.
Haverkort, Haverkotte. Verhaspeling van Haverkate, Haverkotte. Haver en kate, kote; kot of kleine boerderij.
Haverland, Haverlant, Averlant, Averland, Hoverland, Hoverlant: Plaatsnaam Haverland ‘Haverveldՠbij Markelo Overijssel, Halle (Gelderland) en Oosterhout (Noord-Brabant).
Havermaet (van), Van Havermate, Havermaete, Van Avermaat, (van) Aevermaete, Aevermate, (van) Aevermaat, Avermaet, Van Haevermaet, Haevermaete, Van Hanvermat, Haevermaet, Haervermaete. Naam uit de plaatsnaam Havermaat (Zele - Oost-Vlaanderen): havermaailand.
Havermans, Haverman: Beroepsnaam van de haverboer of afleiding van van Haver.
Havers: Afleiding van van Haver.
Haverteler. Haverkoopman, bereider van havergortpap.
Haversin. Plaatsnaam in Serinchamps (Namen).
Havet, Havez, Avet, Avez, Av, Ave. Naam uit het Oudfranse havet: haak(je). Beroepsbijnaam voor de maker ervan.
Havinga, Havenga. 1. Friese vadersnaam uit de voornaam Ave. 2. Of uit de plaatsnaam hofa.
Havrenne, Haveren: Plaatsnaam Havrenne in Humain (Namen), Havrenne in Vinalmont (Luxemburg).
Havrez, Havret. Plaatsnaam Havre, Henegouwen.
Hawinkel, Hawinkels. Duitse plaatsnaam Hamminkeln.
Hawkins. Vadersnaam. Oudengelse voornaam.
Hawotte. Moedersnaam. Afleiding van Hawis, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Hadewidis.
Hay, van, Haye, van, van Heie. Plaatsnaam. Romaans haie, van Germaanse haag?
Haye, Hayen, Haeye, Haeyen, Haijen, Haij, Hayens, Hay, Heye, Heije, Heyen, Heynens, Heynen, Heijens, Heyink, Heijing. 1. Vadersnaam uit de Friese familienaam Hajo, van het Germaanse Haio, van Germaanse hag-naam. 2. Moedersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Hadewig. Hajonides is een Latijnse vorm van Hajo.
Hayaert, Hayaer, Hayard, Hayat, Hayart, Haia, Haiart, Haijaert, Haijart, Haeyaert, Xhayard, Heiard, Heia, Heyard, Heya, D’Laeyaert, Dhaeyaert, Daeyaert: 1. Variant van Hagaert. 2. Vadersnaam. Zie Heyert, Haye(n). De xh-spelling is hypercorrect.
Hayaux, Hahaut. Variant van Hayard?
Haxel: Plaatsnaam Axel (Zeeuws-Vlaanderen) met hypercorrecte h. Het Ambacht van Axel, een van de Vier Ambachten, grensde aan dat van Hulst.
Haije, van der; van der Haeyen, van der Haeye: 1. Wellicht Romaanse plaatsnaam haie ‘Haag’vertaald uit de la Haye. 2. Zie van der Haeye(n).
Haijen, Hajen, Haaij: Vadersnaam. Germaanse voornaam Haio, Fries Hajo uit Germaanse hag-naam.
Hayenbeck, van. Waalse aanpassing van Hagenbeek.
Hayette: Spelling voor Haillet, verkleinvorm van een Germaanse hail-naam, zoals Heilaard.
Haymans, Hayman, Haeyman, Haeymans: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Haie. Zie Haye(n). 2. Variant van Heymans.
Hayois, Hayoit. Haioit, collectieve plaatsnaam, afleiding op -etum van Germaans hagja van Frans haie: haag. Plaats waar haag, bos groeit.
Hayon. 1. Oudfrans haion: kleine haai. Bijnaam. 2. Germaanse voornaam Haio. Zie Haye(n).
Haytinck, Haytink, Haijtink: Vadersnaam. 1. Afleiding van de Friese voornaam Haie; zie Haikes. 2. Zie Heits.
Hazaer, Hazaert, Hazar, Hazard, Haza, Hazart, Hasaert, Hasaert, Hasaer, Hasaers, Hasard, Hasart, Haesaert, Haesaerts, Haezaert, Haezart, Haezaerts, Haasert, Azaert, Azaerts, Asaert, Asa, Asard, Aesaert, Azar, Azard, Duhazard. 1. Naam uit het Middelnederlandse hasaert, het Oudfranse hasart: kansspel, geluk. Bijnaam voor een kansspeler, een dobbelaar. 2. Soms ook variant van De Haas. Zie bij Haas (de).
Haz, Haze, Hazee, Hase, Hasey: 1. Plaatsnaam. Waals hazye: landelijke slagboom. Afleiding van Oudfrans ha(i)se: afsluiting, heg, van Germaans hasi: beuk. 2. Haset, hazet, afleiding van Oudfrans ha(i)se: heg. Van de laatste ook Hazel, Hazeel.
Hazebroek: 1. Plaatsnaam Hazebroek/Hazebrouck (Frans-Vlaanderen). 2. Gerrebrant Cornelisse noemde zich in het begin van de 17de eeuw naar de hofstede Groot Haesebroeck in Wassenaar. Ook plaatsnaam Hazenbroek in Maashees (Noord-Brabant).
Hazelhoff, Hazelof: Plaatsnaam Haseloff (Brandenburg), Haselhof (Beieren, Baden-Wrttemberg), Haselhoff (Noordrijn-Westfalen).
Hazeloop. Nederduitse familienaam Ha(a)seloop, Haslop. Bijnaam voor iemand die snel holt. Ook naam van een volksdans.
Hazen, Heesen: 1.Vadersnaam, van Hasin, vleivorm van Germaanse voornaam Haso ‘grijs, bleek’. 2. Verbogen vorm van de Haze, zie Haas.
Hazenboom: Plaatsnaam, misschien Hazelboom.
Hazenbosch, Hasenbos, Hasenbusch: Plaatsnaam Hazenbos in Meulebeke en Wingene (West-Vlaanderen). Of Hasenbusch in Hllhorst (Noordrijn-Westfalen).
Van Hazendonk, van Haesendonck, van Haesdonck, (van) Haezendonck, Hazendonck, Azendonck, Asendonck, Haesendoncks, Haesendonck, Hasendonck, Hasendonks, Hasendonckx, Hasendonkx, Haesdonckx, Aesdonck: 1. Plaatsnaam Haasdonk (Antwerpen, Oost-Vlaanderen), Hazedonk (Gelderland) of Hazendonk in Koningshooikt (Antwerpen). 2. Variant van plaatsnaam Hazeldonk; zie Haseldonckx. Familienaam uit de plaatsnaam Haasdonk, Hazedonk, Hazendonck, Haesendonck: opstekende heuvel waar wellicht hazen leefden.
Hazette. Plaatsnaam in de Ardèche. Afleiding van Oudfrans hase: afsluiting, heg, van Germaans hasi: beuk. Vergelijk Haze.
Haze: Variant van Hauseux, Hauzeur. Plaatsnaam Hauzeur in Chaineux (Provincie Luik).
Hazelaar, Hazel, van den. Plaatsnaam Hazelaar, Noord-Brabant.
Hazeveld, Hazevelde, Haeseveld, (van) Haesevelde, van (den) Haezevelde, van (den) Haesevelde, van Asveldt, van Asveld, van Asfeldt, Hassevelde: Plaatsnaam Hazeveld in Ronse (Oost-Vlaanderen).
Hazevoet, Hasevoet: Bijnaam voor iemand die snel rent, zoals een haas. Duits Hasenfuss.
Hazewinden, Hazewindus: Bijnaam: vlug als een hazewind.
Hazewinkel. Duitse plaatsnaam Hasenwinkel.
Hazewold: Plaatsnaam. Vergelijk Hazerswoude (Zuid-Holland), Hazewaal, Hazeweel (Noord-Holland).
Healey: Engelse plaatsnaam Healey (Lancashire).
Hearn, Hearns. Engelse familienaam, variant van Hern(e), Hurn(e). Plaatsnaam: hoek.
Haethcote. Plaatsnaam in Derbyshire en Warwickshire.
Hebing, Hebbinck, Hebinck, Hebling, Hebbelinck, Hebbelynck, Hebbelijnck, Hebelynck, Hebb, Hebben, Hebbe, Ebben, Hebberecht, Hebberechts. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hebbrecht of Herbrecht. Zie ook Ebbelink en Hebben.
Hebben, Hebb, Hebbe, Ebben: Vadersnaam. 1. Korte vorm van Germaanse voornaam Hebbrecht of Herbrecht. Zie Hebbelinck, Herbrecht. 2. Hebben kan ook hypercorrect zijn voor Ebben.
Hebbelinck, Hebbelynck, Hebbelijnck, Hebelynck, Hebling: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Herbrecht.
Hebbeninckhuys, Hebbinckuys, Hebbinkhuys: Plaatsnaam Hebbinghaus in Lennep, Duitsland.
Hebborn. Plaatsnaam Hebburn in Durham.
Hebenstreit, Hebestreit. Bijnaam voor een vechtersbaas; die de strijd aanheft.
Heberl: Vadersnaam. Verkleinvorm Heberle van Germaanse voornaam Hebert, Hebbert, Herbert. Of veeleer hypercorrecte spelling van Eberle, verkleinvorm van Eberhard.
Hebette, Hbette: 1. Plaatsnaam Hbette in Champion (Namen). 2. Moedersnaam, afleiding van Hbert.
Heblij; Heblij Hebly; De eerste met deze naam zou als een Aebli in 1785 in Middelburg (Zeeland) als soldaat neergestreken zijn. Aebli komt dan wellicht uit de Zwitserse naam Haeberli (dit uit Haberle, -li is Zwitsers): beroepsbijnaam voor een haverteler, -koopman, bereider van havergort.
Hbrant, Hbrand, Hbrans. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Herbrand. Zie Habrand.
Hebregods. Vadersnaam. Germaanse voornaam ebur-gaut; ‘aver-Goot (volksnaam)’. Ebregaudus.
Hecart, Hecquard, Hecka: Afleiding van plaatsnaam Heck, Hecq.
Hecht, Hegt: Middelnederlands heect, hecht, Nederduits He(e)ckt; snoek. Bijnaam naar een eigenschap van de snoek. Beroepsnaam voor de verkoper of visser van snoek. Of huisnaam. Vergelijk Snoek.
Hechtermans, Hechtelmans. Van Plaatsnaam Hechtel (Limburg). Zie van Echteld.
Heck, Hecq, Hecque, Hecke: 1. Korte vorm van Van (den) Hecke. Ook Picardisch hec(que) betekent: hek. 2. Plaatsnaam Hecq (Nord).
Hecke, Heck, van; (van der) Hek, van den Hekke, van Hecken, van Heck, van Hek, (van) Hekken, van Eck, van (den) Ecke, van Ecken, van Ek, van Nek, Vank, Vank, van Ecq, van Ec, van Ecken, van Hekken, van Nekke, van Nekken, van Necke, van Neck, Wanecq, Wanecque, Vamecq. 1. Naam uit de plaatsnaam Hekke: hek, afsluiting. 2. Mogelijk soms ook afleiding van Van Eik. Zie bij Eycken. Sommige vormen kunnen variant zijn van van Eeke.
Heckelers, Hieckeleers. 1. Beroepsbijnaam uit het Middelnederlandse hekelaer: vlas- of hennepkammer. 2. 2. Hypercorrect voor Eekeleers. Maar ook alle onder Eekeleers vermelde varianten kunnen verschrijvingen zijn voor Hekeleers.
Hecking: Vadersnaam. Afleiding van Germaans hag-naam.
Heckmans, Heckmann, Heckmanns, Eckmann, Eckemann, Eckman, Heckemann, Heckmann, Ekman: Afleiding van Van Hecke.
Hecquet, Hequet, Hequets, Hekket, Hequette, Hquet, Hquette: Vadersnaam. Variant van Racket?
Hector, Hectors, Ector, Ectors, Heckters, Hekters, Hectr, Heikters, Hictor, Hicter, Hictaire, Octors. Vadersnaam uit de Griekse voornaam Hecto(o)r.
Hedde, Heddinga, Heddema, Heddes, Engels Hedding, Hidden: Vadersnaam van Germaanse bakervorm Haddo, Heddo.
Heddeghem, van, Heddegem, van, van Heddegen, van Heydegem: Wellicht plaatsnaam Edegem (Vlaams-Brabant, Antwerpen) of Hedegem in Avelgem en Dentergem (West-Vlaanderen).
Hedebouw, Heddebaut, Heddebault, Hedebout, Hedebauw, Hedebouw, Edebauw, Edebau, Edebouw: Vadersnaam. Germaanse voornaam hath-bald ‘Strijd-moedig’. Hadebaldus.
Heden, Hedent, Vahe, Vahee, van (den) Eeeden, Eede, van Ee, van E, van (den) Ede, Ten Eede, Tenheede: Plaatsnaam Ten Heede: heide.
Hedges. Familienaam naar de woonplaats bij Engels hedge: heg.
Hdon, Hdont, Hedont, Edon, Edom: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Haido.
Hedouin. 1. Vadersnaam. Rommanse vorm van Germaanse voornaam haid-win ‘Heide-vriend’. 2. Hypercorrect voor Edwin; zie Eduin.
Heede, van, den, Hede Van (den), (van) Hee, Vann, Vanne, van Heden, van Hedent, Vahee, Vahe, van (de) Eede, Eeden, van E, van Ee, van (den) Ede, Vandeneede, Ten eede, Tenheede, Heedeman, Heidemann, Heideman, Heitman, Heyman, Heymans, Heijman, Hijmans, Hemans, Heeman, Heemans,
Heemann, Eenman, Eenmans, Emants, Emans. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ter Heide (op de heide).
Hee, van; van Ee: Uit van Heede. Plaatsnaam Heede ‘Hei(de)’.
Heeffer: Hefer, Duits variant van Hafer ‘Haver’. Beroepsbijnaam. Vergelijk Duits Hefermann = Hafermann.
Heeg. Plaatsnaam.
Heegde, van. Plaatsnaam in Ukkel en Vorst.
Heeghe, van. 1. Plaatsnaam Heeg: haag. 2. Zie Van Eeg(h)en.
Heegstra: Friese afleiding van Fries heeg ‘Hoog’. Plaatsnaam Heeg (Wymbritseradeel, Friesland).
Heel, (van), Van Eel, Van Hedel: 1. Plaatsnaam Heel of Panheel (Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Hedel (Gelderland).
Heelen, van. Plaatsnaam Helen(-Bos) Vlaams-Brabant.
Heemers, Hemmer, Emer, Emere, Emre, Emmer, Emmers. 1. Familienaam uit de Germaanse voornaam haim-hari.; heem-leger. Duitse familienaam Heimer. 2. Zie ook Imbrecht(s).
Heemshuizen: Plaatsnaam, vergelijk Duits Heimhausen (Nedersaksen, Baden-Wrttemberg), Heimertshausen (Hessen).
Heemskerk, van, Van Humskerke, van Humskerken, Van Hunskerken: Plaatsnaam Heemskerik (Noord-Holland).
Heemst, van, Heems, van; van Himste, van Himst, van Humst, Heimst, Verhimst, Verhumst, van Hems, van der Henst, Vanderhenst. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Heems(t), Hemst (op diverse plaatsen voorkomend). De Heems in Ekeren, Antwerpen en Duitsland. Deze plaatsen werden genoemd naar de plantennaam heemst of witte malve (onder andere de Heems in Ekeren). 2. Of mogelijk ook gewoon uit het Germaanse heim, woning.
Heemstra, Hiemstra: Friese afleiding van plaatsnaam Hiem ‘Heem, woonplaats’. Zo ook Hooghiemstra, Hooghiem, Hooghiemster.
Heenen, van. Misschien plaatsnaam Eine (Oost-Vlaanderen).
Heer, de; de Heere, d’Leer, D’Leere, Dheere, dՅer, dՅere, Deeren, Sheeren, ‘s Heeren, ‘s Heerens, ‘S’Leeren, Sըeeren: Een heer kon een leenheer zijn, maar die droeg gewoonlijk de naam van zijn heerlijkheid. Een heer was ook een legeraanvoerder, een geestelijke, een vader, een baas, een echtgenoot of een held.
Heeren, van der, Heere, van der, van der Heren, Verheire, Vererre: Plaatsnaam Hre, Heer: zandige heuvelrug. Heer (Limburg).
Heer, van, Her, van, Heers, van. Plaatsnaam Heers (Limburg).
Heers, Hers, Eers: Afleiding van korte vorm van hari-naam, zoals Herbert, Herboud.
Heerde, van. Plaatsnaam Heerde, Gelderland.
Heerebout: Vadersnaam. 1. Hypercorrecte spelling voor Eerebout. Germaanse voornaam arin-balth ‘erend-dapper’. Arinbald, Ernibaldus, Erembout. 2. Germaanse voornaam hari-balth ‘Leger-moedig’. Hariboldus, Herebaldus, Heirboldus.
Heerema, Herrema, Heeroma: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Heer, Here, van Hari.
Heeren, Heere, Heer, Heeremans, Heerens, Heerdes, Heeres, Heeringa, Heringa, Heering, Heerink, Heerdink, Herink, Heerema, Heerkens, Heertjes, Eerkens, Heerkes, Hirdes, Hirders: Vadersnaam. Afleiding van Germaans hari-naam: Herin.
Heerenthals: Plaatsnaam Herentals (Provincie Antwerpen).
Heereveld, van, van Heirveldt, Herreveld: Plaatsnaam Here-veld in Deerlijk en Wingene (Frans-Vlaanderen). Herveld (Gelderland).
Heerewaarden, Heerwaarden, van; van Herwaarden: Plaatsnaam Heerewaarden (Gelderland).
Heerick, Herickx, Hericks, Herich, Herix: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-rik ‘Leger-rijk’. Vergelijk Harinck 2. 2. Hypercorrecte spelling van Eriks.
Heerik, van den. Wellicht variant van Van den Herck.
Heeringen, van. Duitse plaatsnamen Heringen en Herringen.
Heerkens, Herkens, Herckens, Herquin, Herkes, Heertje, Hierckens, Hiergens, Irgens: Verkleinvorm van Heer. Vergelijk Duits Herrlein.
Heerle, van, Van Heirle, Van Herle, Van Herl. Familienaam uit de plaatsnaam Heerle in Meerle of Poederlee (Antwerpen). Of Heerlen (Nederland).
Heerldt: Vadersnaam. Herold, Germaanse voornaam hari-wald ‘Leger-heerser’.
Heers, van. Plaatsnaam Heers, Limburg, zie van Heer.
Heersema, Heersma: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans hari-naam, vergelijk Heeren, Heerema.
Heerspink: Plaatsnaam bij Den Dam in Hellendoorn, Overijssel.
(van) Heerswijnghels, van Heerswynghels, van Heerswynkels. Familienaam uit de plaatsnaam Herswinkel (winkel: hoek) in Brussegem (Vlaams-Brabant). De oudste vormen hebben evenwel geen voorzetsel en zijn Limburgs. Dit wijst op de mogelijkheid dat ook daar een gelijkende plaatsnaam voorkwam.
Heervelde, van; Herreveld: Plaatsnaam Herveld (Gelderland).
Hees, van, van Heesch, van Hese, van Ees, Heesen, van, Hesen, Heessen, Heezen, Wielheesen, Verhees, Verheesen, Verhesen, Verheezen, Verhezen, Verrees, Verresen, Verrezen. Familienaam, afgeleid van een plaatsnaam: Hees of Hese. Een hese is een jong beukenbos of ook struikgewas (als plaatsnaam op vele plaatsen in Vlaanderen, Kempen, voorkomend). Evengoed bestaat het dorp Hees in Nederland op verschillende plaatsen.
Heesakker, Heesakkers, Heersakkers, Haasakker: Plaatsnaam Heesakker in Budel, Haaren en St.-Oedenrode (Noord-Brabant). Overpelt, Limburg, Drenthe.
Heesbeen, (van) Hesbeen, Hesbeens, Hesbain, van Esbeen: Plaatsnaam Heesbeen (Noord-Brabant).
Heesbeke, van, van Eesbeeck van Eesbeek, Eesbek, Eesbeck, Eesbeke, Eesbeecke, Eesbecq, Esbeecq, Eesbeck, van Esbeek, Esbeck. Familienaam uit de plaatsnaam Heesbeek in Nieuwenhove (Oost-Vlaanderen).
Heesman, Heesmans, Hesemans, Hesmans, Hezenmans, Hezemans, Heselmans, Hezelmans, Heezemans, Eessemans, Hismans. Naamsvariant van Van Hees. Zie bij Hees Van.
Heester, van, van Hesteren, van Eester, Heesters, Hesters, Hester, Heijsters, Heijster, Heister: Plaatsnaam Heester: heester, jonge boom, beuk, in Duffel en St.-Pieters-Lille (Antwerpen). Heister (Duitsland).
Heestermans, Eestermans: Afleiding van van Heester. Plaatsnaam Heester ‘Heester, jonge boom, beuk’.
Heesterbeek. Plaatsnaam. Vergelijk Duits Heisterbach.
Heestermans, Hestermans, Hestermann, Eestermans: Afleiding van Van Heester.
Heestert, van. Plaatsnaam Heestert, West-Vlaanderen.
Heesvelde, van. 1. Plaatsnaam Heesveld in Bilzen (Limburg). 2. Maar de huidige familienaam van Heesvelde is Oost-Vlaams; zie dus Van Eesvelde.
Heeswijck, van, Heeswijk, van, van Heeswyk, van Heeswyck, van Heesewijk, van Heseweyk: Plaatsnaam Heeswijk (Noord-Brabant, Utrecht), Hezewijk in Olen en Noorderwijk (Antwerpen).
Heeten, den: Bijnaam. Wellicht volks etymologisch uit een andere naam.
Heethem. Deze Waals-Vlaamse familienaam komt vanaf 1630 in Moere voor, ook als Hetem. Aangezien ook Ghettem een Waals-Vlaamse familienaam is, zou dit een vroeg voorbeeld kunnen zijn van de Waals-Vlaamse h-uitspraak van de g.
Heetveld, van, Heetvelde, van, van Eetveld, van Eetvelde, van Eetveldt, van Eetvelt, Heijtveld, Heetfeld, Ietveld, Ietvelt, Jetveld, Jetvelt: Plaatsnaam Heedveld, Heitveld ‘Heideveld’. Heetveld in Leusden (Utrecht), Ambt-Vollenhove Overijssel, Akersloot (Noord-Holland).
Heezius, Hesius: Latinisering van Van Hees of Heese.
Hefer, Heeffer: Duitse variant van Hafer: haver. Beroepsnaam. Vergelijk Duits Hefermann = Hafermann.
Heffen, van, Van Effen, van Effe. Naam uit de plaatsnaam Heffen (Antwerpen) of Effen (Noord-Brabant).
Heffinck. Vadersnaam uit een knuffelvorm van het Germaanse Hegfridus (frithu) of Helfridus.
Hefting: Vadersnaam. Vermoedelijk variant van Heffing, afgeleid van een Germaans bakernaam uit Hegfridus, Helfridus. 1
Hegberg: Vadersnaam. Met hypercorrecte h voor Egberg, door berg/bert-verwarring uit Egbert.
Hegelmeers. Wellicht plaatsnaam Echelmeers: meers met echels; bloedzuiger. Deze bloedzuigertjes hebben hun naam aan veel poelen, vennen en plassen gegeven.
Hegelsom, van. Plaatsnaam in Horst, Nederlands-Limburg.
Hegener. Duitse afleiding van plaatsnaam Hagen: heg, omheind hof.
Hegenscheid, Hegenscheidt. Duitse plaatsnaam Hegenscheid.
Heger, Hger. Romaanse aanpassing van Duits Heger, Hger, Hger ‘Boswachter’.
Hegh: Plaatsnaam Heg(ge) ‘Heg, haag, omheining’.
Heggeler, ten: Plaatsnaam Heggeler bij Hengevelde, Overijssel, Heggelder in Markelo Overijssel.
Heggen, van der, Van der Hegghen,Verhegghen, Verhegge, Verheggen, Verheghe, Vereggen, Veregeen, Terheggen, Hegman, Hegmans, Heegman, Hegeman, Hegemann. Familienaam uit de plaatsnaam Hegge, Heggen: heg, haag, omheining. Deze plaatsnaam komt onder andere voor in Balen (Limburg), Overhespen (Vlaams-Brabant), Poederlee en Weelde (Antwerpen), Schinnen, De Hegge, Epe.
Hegman, Hegmans, Heegman, Hegeman, Hegemann. Afleiding van Van der Hegge, Verhegge.
Heibeek. In Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen. 2. Waarschijnlijk vaak variant van Van Heymbeek.
Heibeken. Vadersnaam. Afleiding van Heibe, korte vorm van Germaanse voornaam Hagibertus, Heibertus.
Heiber. Duitse dialect vorm van Heuber: Haubenmacher: huifmaker.
Heiberg. 1. Zie Heuberg(er). 2. Plaatsnaam De Heiberg: heideberg; vergelijk Heibrink. Plaatsnaam in Veldhoven (Noord-Brabant).
Heiblom, Heyblom, Heijblom. Familienaam uit de plaatsnaam Heibloem in Herenthout, Olen (Antwerpen) en Roggel (Nederlands-Limburg).
Heichele. Aanpassing (met hypercorrecte h) van Duits Eichele, afleiding van Eiche: eik.
Heiboer; (van) Heijboer: Boer op de hei(de). Vergelijk Duits Heidemann, Heidelmeier, Heid(en)bauer.
Heidbuchel. Duitse plaatsnaam Heidbuhel; heideheuvel.
Heida: Friese familienaam afgeleid van de Germaanse voornaam Haido, Heide.
Heidbrink, Heibrink, Heibrinck, Heitbrink, Hietbrink: Duitse plaatsnaam Heidbrink: heuvel, dorpsplein met heide.
Heide, van der, ter Heide, van der Heiden, van der Heijden, van der Heijde, van der Hijeden, van der Heijdt, Heidema, Heideman, Heijdeman, Heydeman, Heidemann, Heddema, Eide, van der, Verheijden, Verheij, Verheijen, Verheije, Verheijn, Verhey, Verheij, Hey, Heij, de, Heijen, Heyen, Heijt, Heyt, Verreijen, Verreij, Verrijn, (van der) Heyden, Heyde, van der Heijden, van Terheyden, von der Heyden, van der Eyden, van de Reyde, van der Reijde, Reijden, van der Ayden, van der Hijden, -Hyden, van Heie, ter Heide, Verheide, Verheiden, Verheyde, Verheyden, Verheijde, Verheijden, Verheye, Verheyen, Verhije, Verheijen, Verhijen, Vreeyde, Verreye, Vreydhen, Vereyden, Verreyen, Vereyen, Verryden, Heydeman, Haaiman, Heyman, Heymans, Heijman, Heijmans, Heiden, van der, Heiden, Heide, Heijden, Heyden. Plaatsnaam Heiden in Noordrijn-Westfalen. Een heiden was iemand die op de heide woont, onbeschaafd. Heide, onbebouwde zandgrond, vlak veld, veld met heide begroeid. Vergelijk Van den Heede.
Heidecker, Heidger: Plaatsnaam Haideck, Heideck (Beieren).
Heidebroek. Plaatsnaam; moeras op de heide, heideven.
Heidemann, Heidelmeier, Heidenbauer, Heidbauer, Heych, Heyche: Spelling voor Aicher, Germaanse voornaam Aicharius? Of = Hach? Heyckers, zie Eicker.
Heimans, Heimann, Heimanns, Hyman, Hymans, Hijman, Hijmans, Eyman, Eymann: 1. Plaatsnaam ter Heide(n)’Heide, onbebouwde zandgrond, vlak veld, veld met heide begroeid’. Zie ook Heyman(s).
Heiden, Heijde, Heijden, Heijdens, Heydens, Heyden, Eydens, Heyens, Heyen, Heijens, Heijen, Heide, Heyde, Heyd, Heye, Hey, Heije: Vadersnaam. Germaanse voornaaaam Haido, van vleivorm Heidin, Heedin.
Heidenstecker. Nederduitse familienaam; turfsteker op de heide.
Heidenthal, Heidendal. Duitse plaatsnaam Heidental.
Heiderhoff. Duitse plaatsnaam Heiderhof.
Heiderscheidt, Heiderscheid, Heidersheid,: Duitse plaatsnaam Heiderscheid.
Heidingsfeld. Plaatsnaam in Wurzburg en Beieren.
Heidkamp, Heitkamp. Duitse plaatsnaam.
Heidkamp, Heydendal, Heydendael, Heydendahl, Heyendael, Heyendal, Hijdendal, Hydendal: Plaatsnaam Heiendaal: dal in de hei, in Teuven (Limburg) en Homburg (Luik). Vergelijk Heidenthal.
Heidrick, Heiderk, Hedrick, Hedrich, Heederik, Hederics, Haydrick, Heijdenrijk, Heyerick, Heyrick, Heijerick, Heiderich, Heidrich, Hajdrych, Heidenreich, Heidenrech, Heydenreich: Vadersnaam. Germaanse voornaam haid-rk; verschijning-machtig’. Haidrich, Heidrich.
Heidt, Heyd, Heydt: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Heido. ZieHeits. 2. Duitse korte vorm van Vonder Heidt: van der Heide.
Heihoef, in Meerle. Pulderbos, Wechelderzand, Antwerpen.
Heikamp, Heijkam, Heykamp, Heidekamp, Heidkamp. Plaatsnaam, onder andere Bakkeveen, Scherpenzeel.
Heiken, Heykens: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Haio: Haikin.
Heikhaus. Duitse plaatsnaam Heckhaus.
Heijligers, Heyligers, Heiliger, Heiligers, Heilijgers, Heligers, Hylgers. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hail-ger.
Heikens, Heijkens: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam Haio: Haikin.
Heikoop, Heicoop, Heijkoop. Plaatsnaam bij Vianen, Zuid-Holland.
Heilbron, Heylbron, Heilbrunn, Heilporn: Verspreide Duitse plaatsnaam Heilbronn, Heilbrunn. Heilporn is Zuidduits.
Heilemans, Heilman, Heilmann, Heylemans: 1. Moedersnaam. Afleiding van voornaam Heile. Zie Heilen. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam hail-man ‘Heel-man’. Heilman.
Heiler. Duitse beroepsnaam Hailer, Heiler, afleiding van heilen; snijden, Castrator, dierenarts.
Heilmar, Helmer, Helmers, Helmersma, Helmering, Helmar: Vadersnaam. Germaanse voornaam hail-mr ‘Heel-beroemd’. Heilmar, Helimar.
Heim, Haim. Duitse vadersnaam van Germaanse voornaam Heimo.
Heimberg. Duitse plaatsnaam.
Heimerdingen. Duitse plaatsnaam Heimerdingen.
Heimes, Heijmen, Heymes, Heimsch, Heims, Hmes, Hmis, Heems, Hems: Vadersnaam. Germaanse voornaam Haimo, Heimo, van haim ‘Heem, tehuis’.
Heimessen. 1. Plaatsnaam Hemiksem (Antwerpen). Zie van Hoo(i)missen. De Antwerpse schilder Jan van Hemessen (1505-1566), eigenlijk Jan Sanders, was geboren in Hemiksem. 2. Eventueel Zoon van Heimes.
Heimst, Heynst: 1. Zie Van Heemst. 2. Misschien variant van Heims of Heins.
Heine, Hein, Heijn, Heijne, Henn, Henne, Hinne, Hene, Heen, Heene, Heines, Hins, Heins, Heyns, Heijns, Hens, Heens, Eyns, Eens, Heijnens, Heijnen: Vadersnaam. Korte vorm vande voornaam Hendrik, Heinrik. Middenenderlands Heinric.
Heindl, Haindl, Heinel, Heinle, Heinl, Heinlein: Vadersnaam. Zuidduitse afleiding van Hein(rich). Zie Haendel 2.
Heineman, Heimemann, Heyneman, Heynemans, Heinemann, Heijnemans, Heneman, Henemans, Henemann, Heeneman, Heinermann, Eneman, Heyman, Heymans, Heijman, Heijmans, Heimanns, Heimann, Heimans, Eyman, Eymann, Hyman, Hymans, Hijmans. Vadersnaam, knuffelvorm van het Germaanse Hendrik, Hein, Heinric (heima)ric.
Heinen, Heinnen, Heynen, Heyenne, Heijnen, Heenen, Henen, Hnen, Hnenne, Hennens, Hennen, Hyenen, Hyne: Vadersnaam van Germaanse voornaam Hendrik.
Heiners, Heinertz. Vadersnaam. Zuidduits voor Heinrich.
Heinicke, Heinig, Heinix, Heynig, Heynx, Heynickx, Heijnix. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Heinrich. Maar Heyni(ck)x eventueel van Heininckx (zie Heyninckx).
Heiningen, van, Heijningen, van, Heyningen van: Plaatsnaam Heiningen in Fijnaart, Wurttemberg, en Heijningen (Noord-Brabant).
Heinitz: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Heinrich.
Heinkens, Heineken, Heinckiens, Heinckens, Hainque, Heintjes, Heintje, Heintjens, Heintges, Heyntjens, Heyntgens, Heyntjes, Heijntjens, Hintjens, Hintjes, Hintje, Hindsches, Hentiens, Hentjens, Hentgen, Hentgs. Vadersnaam afgeleid uit de Voornaam Hendrik.
Heinrich, Heinrichs, Heinrych, Heimrich, Henrichs, Henrich, Henrriche, Hennrich, Henrichman, Hinrichs: Vadersnaam. Duitse vormen van de voornaam Hendrik en afleidingen.
Heinsen, Hensen, Hense, Hensema: Vadersnaam. Heinse is een -so-afleiding van de voornaam Heinrich, Hendrik.
Heinsberg, van Heinsbergen, van, (van) Heynsbergen, (van) Hensbergen, Hensberge, van Hinsberg, Hinsberghe, Hinsberge, van Heemsbergen, van Eijnsbergen.van Eynsbergen, van Eensberghe, van Insberghe: 1. Plaatsnaam Heinzenberg (Hessen, Rijnland-Palts) of plaatsnaam Heinsberg (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen) of Heinsberg in Gastel (Noord-Brabant). 2. Eentueel Hengsberg in Tielen (Antwerpen) of Hingsberg in Gooik (Vlaams-Brabant).
Heinsdijk, Heijnsdijk: Plaatsnaam Hengstdijk in Vogelwaarde (Zeeland).
Heinskyl, Heinskyll. Heinskil, Heinskill, Heniskill. Plaatsnaam in het Rijnland. Waarschijnlijk Rijnland-Palts.
Heisen, Heijse, Heijs: Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Haiso. De Duitse familienaam Heise wordt als een afleiding van de voornaam Heinrich verklaard.
Heintzenberger, Duitse plaatsnaam Heinzenberg.
Heinz, Heintz, Heintzen, Heinze, Heinzen, Heynze, Hentzen, Hentz, Henze, Henz, Henzen, Heinzel, Heinzl, Heinzelmann, Heinzmann, Hainzelmayer: Vadersnaam Duitse vleivormen van Heinrich.
Heip, Heep: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Heibertus, Heilbertus, Heilbold of Hecbertus, Herbert. Vergelijk Hebb.
Heirbeeck, van. Plaatsnaam Herbeek in Hoboken, Antwerpen.
Heise, Heys, Heyse, Heijse, Heysens, Heysse, Heyze: Vadersnaam van een oude Germaanse voornaam Haiso.
Heisterborg: Plaatsnaam Heisterberg (Hessen, Saarland)? Of Heisterbrug in Schinnen (Nederlands-Limburg?)
Heistercamp, Heisterkamp. Duitse plaatsnaam Heisterkamp; beukenbos.
Heithausen, Heithuisen. Duitse plaatsnamen Heidhausen, Heidhsen, Heithsen.
Heits, Hijts, Heijt, Hayt, Haijt, Heite, Heytens, Heyte, Heyting, Heiting, Heytenis, Heijtenis, Heijtens, Haytinck, Haytink, Haijtink, Hoytink, Huyttens, Huytens, Huijten, Huiting, Heuten, Heuts, Huijts, Huydts, Huyts, Huidts, Huits. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Haito, Heit, Heido.
Heitzmann, Heitz: Vadersnaam. Heitzmann is een Alemannische of gedenasaleerde vorm van Heinzmann.
Heivens. Vleivorm van Heiver, Heyvaert? Of variant van Heivers?
Hek, van, Heck, de, Hecken, Hekke, Buijtenhek, Buytenhek, Hekman, Heckman, Heckmann. Vadersnaam, vorm van Hector, adresnaam Hek, Heck, Duits Hecke; haag, bos.
Hekelaar: 1. Beroepsnaam van de hekelaar ‘Vlas-of hennepkammer’. 2. Plaatsnaam E(e)kelaar ‘aikenboom’.
Hekelsom, Ekelson: Plaatsnaam Hegelsom (Nderlands-Limburg).
Hekhuis: Plaatsnaam. 1381 Hechuys in Ommen Overijssel, 1495 Heckhuis’Bij een hek staand huis’.
Hekkebus: Middelnederlands haecbusse, hakebus ‘Haakbus, vuurwapen’. Beroepsnaam of beroepsbijnaam.
Hekkema: Afleiding van Plaatsnaam Hekkum in Adorp (Groningen).
Hekkens, Hecking: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hag-naam; vergelijk Hekker(s).
Hekker, Hekkers, Hecker, Heckers, Hekkert, Heckert, Hekkens, Hecking: Vadersnaam. Germaanse voornaam hag-hari ‘Heg-leger’. Hager, Hacharius.
Hekkert, Heckert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hag-hard ‘Heg-sterk’. Hegihardus.
Helaerts, Helaers, Helaers, Helard, Hlas, Helas, Hella, Hellas. 1. Vadersnaam uit hail+hard; heel-sterk. 2. Helaes was in 1787 in Leuven ook een vondelingennaam als woord uit een politieke slagzin.
Helbecque. Plaatsnaam Hellebecq (Henegouwen).
Helberg, Hellberg: Duitse plaatsnamen Helberg en Hellberg.
Helber, Helbers, Helbert: Vadersnaam. 1. Afleiding van Helbert, de Germaanse voornaam hail-berht ‘Heel-schitterend’. Heilbertus, Helebertus. 2. Hypercorrect voor Elbert. Zie Elbers.
Helbicq, Helbyq: Romaanse uitspraak van Helbig.
Held, den; de Heldt, Helt, Heldt, Krijgsheld: Bijnaam. Middelnederlands Helt ‘Held, dapper strijder’.
Heldens, Heldens, Helding, Helten: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam met halid ‘Held’. Heldolfus of Helotbertus, Helitgerus, Helidmunt of van een hild-naam: Hildebrant, Hildegarius = Heldegarius 2. De afleiding Heldens kan in Limburg op Van Helden teruggaan.
Helden, van, Heldens: Plaatsnaam Helden (Nederlands-Limburg).
Heldenberg, Heldenberghe, Heldenbergh, Heltberg. 1. Moedersnaam of vadersnaam uit de Germaanse voornaam hilt-berg: strijd-bescherming. 2. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Huldenberg (Vlaams-Brabant). Of uit Heldenberg in Bellegem (West-Vlaanderen). Zie bij Huldenberg.
Heldens: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam met halid ‘Held’bijvoorbeeld Heldolfus of van een hild-naam, zoals Hildebrant, Hildegarius = Heldegarius. 2. Aangezien deze familienaam heel frequent is in Limburg, kan hij best een afleidingvorm zijn van van Helden.
Heldenstein. Duitse plaatsnaam.
Helder, Heldere, Helders: Vadersnaam. Germaanse voornaam halid-hari ‘Held-legerՠof hild-hari ‘Strijd-leger’.
Helder, van. 1. Plaatsnaam Den Helder (Noord-Holland). 2. In Noord Frankrijk waarschijnlijk verschrijving voor Van Gelder (vergelijk Verhote = Vergote). 3. Variant van Van Helderen.
Helderen, van. Plaatsnaam Hellendoorn, Overijssel.
Helderman: Afleiding van vadersnaam Helder of van van Helderen. Plaatsnaam Hellendoorn, Overijssel.
Helderweert, Helderweirdt, Helderweird, Helderweirt, Helderwert, helderwerd, Heldewerdt, Elderweirdt, Elderweirt, Elderweert: Middelnederlands helde, hulde: genade, gunst, hulde; weder: tegen, terug. Betekenis.: wederkerige gunst, wederdienst. Vergelijk Duits Widerhold, Wederhold.
Heldewijs, Eldeweys, Eldeves, Helouis, Heluy: Moedersnaam. Germaanse voornaam hail-wid ‘Heel-boom’. Heiluid.
Helding, Heldinge. Plaatsnaam Helding, afleiding van Duits Halde; helling.
Heldmaier. Variant van Beierse familienaam Hellmeier: meier, boer in de hel(ling), ravijn.
Heldoorn. Wellicht plaatsnaam Hellendoorn, Overijssel.
Hlne, Helene. Moedersnaam. Griekse heligennaam Helena; de schitterende.
Helenus. Hellenus: humanistennaam, latinisering van De Griek of Legrec.
Helewaert, Heluwaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-ward ‘Strijd-bewaarder’. Hildiward.
Helewaut, Elewaut, Helevaut. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hail-wald; heel-heerser. Helewoldus. 2. Zie ook Elewaut.
Helfensteyn, Helfensteijn. Duitse plaatsnaam Helfenstein.
Helfgott. Bijnaam naar de zegswijze: helfe mir Gott: moge God me helpen. Vergelijk Gotthelf, Dieuaide.
Helholtz, Helholz, Helhok: Duits Joodse familienaam: hel hout.
Helier, Hellier, Heilier, Hilyer, Helli, Hilarides, Hielema, Hylen, Hieltjes, Hylkema, Hielkema, van Hylckama, Hielkes, Hillinga, Hillenda, Hillema, Hilma, Hillingh, Hilles, Hillen, Hillenius, Hillens, Hillekens: Vadersnaam. 1. Romaanse vorm van Latijnse heiligennaam Hilarius. 2. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hild-hari, Friese naam Hile, Hyle, Hylco. Zie Heller(s) 2.
Heling: Vadersnaam. Variant van Helling, Hellinck(x). De voornam Hillin/Hellin is een vleivorm van een hild-naam, zoals Hildeboud = Helleboud.
Helon, Hellon. Vadersnaam. Afleiding van een hild-naam. Vergelijk Hellin.
Hell, Helle. Duitse plaatsnaam Holle: hellende plaats, beboste helling. Vergelijk Van der Helle.
Hell, van (der), van der Helle, Verhelle, (van) Elle, van Nelle, Vannelle, Vannella, van der Hel, Terhell, Verhelle, Verelle, Verellen, Verrellen, Varelle. Plaatsnaam Hel, ter Helle ‘Dieper gelegen plaats, helling’. Ook vaak huisnaam.
Hellebaut, Hellebout, Helleboid, Elleboudt, Ellebaut, Elebaut, Elebode, Elleboode, Ellebode, Elleboedt, Elbode, Elbo, Eelbo, Helbot, Helbo, Helboz, Helleboogh, Helleboog, Hellebooge, Elleboog, Hellebois, Helbois: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-bald ‘Strijd-moedig’. Hildibald, Hillibold, Hellebold(us). Boud- en Bode-namen werden in de Middeleeuwen steeds verward. De vormen met E (Elleboudt enz.) kunnen primair zijn en die met H hypercorrect. Dan moeten we van Adalbode/Athilboldusof Eilboldus/Eilbodo uitgaan.
Hellebrekers. Middelnederlands die helle breken: de poorten van de hel openbreken. Bijnaam.
Hellebroeck. 1. Plaatsnaam Hellebroek in Waregem (1639) en Melden (Oost-Vlaanderen), Nuth, Limburg. 2. Bijnaam. Waals Vlaams hellebrok(ke): duivelse jongen, schelm. Broek is waarschijnlijk een Re-interpretatie van Middelnederlands brac(ke): speurhond, jachthond. Vergelijk familienaam Bracke, Waals-Vlaams knechtebrokke=knechtebrakke.
Hellebuck, Hellebuyck, Ellebuyck. Familienaam ontstaan uit de (scheld)bijnaam hellebuk: hellebok, duivel.
Helleman, Hellemans, van Helleman, Hellemans, Hellemann, Helemanns, Hellman, Helman, Helmans, Helmann, Ellemans: 1. Afleiding van van der Helle. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-man ‘Strijd-man’. Hildimannus, Heldemannus.
Hellemond, Hellemont, Hellemonds, Helmons: 1. Vadersnaam. Afleiding van Hellemond, Germaanse voornaam hild-mund ‘Strijd-bescherming’. Hildemundus, Hilmunt. 2. Plaatsnaam Helmond (Noord-Brabant). Zie van Helmond.
Hellendorff. Duitse plaatsnaam Hellendorf.
Hellendoorn, Heldoorn: Plaatsnaam Hellendoorn, Overijssel.
Helleputte, van: Plaatsnaam Helleputten in Tilburg (Noord-Brabant), Helleput in St.-Denijs-Boekel, St.-Maria-Horebeke en Welden (Oost-Vlaanderen).
Heller, Hellers: 1. Duitse muntnaam Heller ‘Duit’. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-hari ‘Strijd-leger’. Heldierus.
Helleweegen, van Helwegen: Middenenderlands hellewech: grote heerstraat. Duitse plaatsnaam Hellweg(e).
Hellin, Hellyn, Hellijn, Hellens, Hellingh, Hellinge, Hellynck, Hellings, Hellinx, Hellinck, Hellinckx, Hell-inchx, Hlin, Helin, Helinck, Helinckx, Helincks, Helyn, Helynck, Heleyn, Heleijn, Hellein, Helain, Hileyn, Hillen, Hallyn, Hallijn, Hellequin, Halkin, Halquin. 1. Vadersnaam uit de voornaam Hillin/Hellin, dit is een knuffelvorm van een hild-naam zoals Hildeboud=Helleboud. 2. Zie ook Hallynck. 3. Zie ook Halin.
Hellinga: Vadersnaam. Friese afleiding van hild-naam; zie Heling.
Hellingwerf: Plaatsnaam. Vergelijk Hellingweg in Hunsingo (Groningen).
Hellofs. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-wulf’strijd-wolf.
Hellriegel. Middenhoogduits hellerigel; duivel. Bijnaam. Vergelijk Hellebuck.
Helm, Helms, Elms, Hellem: 1. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaans helm-naam, zoals Helmbald, Hemlbert, Helmger, Henlmolf. 2. Beroepsbijnaam van de helmmaker. 3. Huisnaam.
Helmbacher. Duitse plaatsnaam Helmbach.
Helmendag, Helmendach: Vadersnaam. Germaanse voornaam helm-dag: Helmdagus.
Helmer, Helmers. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam helm-hari ‘Helm-leger’. Helmierus. 2. Zie Heilmar. 3. Zie Almaer. 4. Zie Helmert.
Helmert, Helmers. Vadersnaam. Germaanse voornaam helm-hard; helm-sterk. Duitse familienaam Helmhart.
Helmhout. Vadersnaam. Germaanse voornaam helm-md ‘Helm-moed’Helmoed, Duits Helmut. Of moedersnaam Hellemodis. Ook de Duitse familienaam Helmholz is een oorspronkelijke vadersnaam van Germaanse voornaam Helmold die inderdaad de vorm Helmhout (Helmoud) makkelijker verklaart.
Helmink, Helming, Helminck, Helmes, Hellemink. Bewoner van een boerderij met de naam Helmink, die zijn naam te danken heeft aan een middeleeuwse bewoner met de naam Helm, Helme of Helmo, waarin we het woord helm herkennen, dat oorspronkelijk de betekenis ‘Beschermerՠhad.
Helmich, Hellmich, Hellmig, Helmich, Helmecke, Helmecki: Duits Vadersnaam. Hellmich, Hellmig. Germaanse voornaam helm -wg ‘Helm-strijd’. Of afleiding van welke helm-naam ook.
Helmond, van, Van Hellemont, Van Helmont, Van Hellemond, Van Hellemondt: Plaatsnaam Helmond (Noord-Brabant).
Helmsing: Vadersnaam. Afleiding van Germaans helm-naam. Zie Helm.
Helmus, Hermus. Vadersnaam van Wilhelmus, Wilhermus.
Helmstrijd: Vermoedelijk een volksetymologische vervorming.
Heloma, van: Winkler noemt de Helomavaart en Helomasluis in Slochteren (Groningen).
Helpap. Nederduits Hellpape, van Hall(e)pape, Halfpape. Hoogduits Halbpfaff: Bijnaam voor een kwezel, die zich als priester gedraagt; vergelijk dialect ‘N halvepaster.
Helpen, Van der, Verhelpen. 1. Familienaam uit de waternaam Helpe (twee zijrivieren van de Samber). 2. Zie ook Hulpen Van der.
Helpens. Vadersnaam van Germaanse help-naam, zoals Helprad, Helprant, Helpericus, Helpholt.
Helpers. 1. Bijnaam voor een helper. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam help-hari: Elpharius. Vergelijk Helpens.
Helseviers, Elsevier, Elseviers, Elzevier: Middelnederlands helsche vier: ‘T helse vuur, hellevuur. Huisnaam. De Leuvense Helscheviers werden zo genoemd naar hun uithangbord. Via Antwerpen verhuisde Lod. Helscheviers naar Leiden.
Helsdingen, van: Plaatsnaam Helsdingen in Vianen (Zuid-Holland).
Helshoek, van. Re-interpretatie van Van Helshoecht.
Helsland, van; Helseland: Plaatsnaam Els(t)land ‘Land waar elzen groeien’. Vergelijk Elslander.
Helsloot. Plaats-, adresnaam, slot in Grootschermer en Dordrecht, bij Gasperden, Vianen heette ooit Heelsloot, van hel; woest, moerassig gebied met een sloot. Nederlandse familienaam van Helslooten.
Helson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eon van Germaanse hild-naam (vergelijk Hellin) of hail-naam.
Helt (de), Held, Heledt, (de) Heldt, (de) Heel, d’Leldet, d’Lelt, d’Lelft, d’Lelf, Dhelft, d’Lelft, Helfft, Helft, Helf, Delft. Bijnaam uit het Middelnederlandse helet, he(e)lt: held, dapper strijder. Aangezien heelt/heilt variant was van helt en helft, werd de familienaam hypercorrect gerenterpreteerd als D’Lelft, Delft.
Helteren, van: Uit van Helderen, dat is een plaatsnaam Hellendoorn, Overijssel.
Helvenstein. Duitse plaatsnaam Helfenstein.
Helvetius. Latinisering; Zwitser.
Helvoort, van, van Helvert, van Helvoirt: Plaatsnaam Helvoirt, uitspraak Helvoort (Noord-Brabant) van hel; woest, moerassig gebied met een voort of voorde.
Helwi, Hluin: Vadersnaam. Germaanse voornaam hail-win ‘Heel-vriend’. Heilwin.
Helwig, Helweg, Helvig, Helbig, Helbin, Helbing, Hillewig, Hilwig, Hilbig, Hellwig, Hellweg: Moedersnaam. Germaanse voornaam hail-wg ‘Heel-strijd’.
Helzie, van. Plaatsnaam Elsi in Zittert-Lummen, Waals-Brabant.
Hmar, Hmard, Aimart, Aimar, Eymard, Eymar, Aymard: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam haim-hard ‘Heem-sterk’. Henmardus, Aimardus.
Hembaut, Hembauf. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam haim-bald ‘Heem-moedig’. Haimbald.
Hemberg, Hembergch, Hem berq: 1. Plaatsnaam als in Beieren. 2. Klankverandering van Hembrecht. 3. Variant van Emberg.
Hembise, Hembize, Embise: Plaatsnaam Hembise in Cambron-St-Vincent (Henegouwen) of Embise in Mainvault (Henegouwen).
Hemblenne, Hamblenne: Plaatsnaam Hemblinne in Emptinne-lez-Ciney (Namen).
Hembrecht, Hembrechts, Himbrechts, Himbrecht, Himberecht, Hemmerechts, Hembert, Himbert. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ‘Haim-berht’. heem - schitterend. 2. Hypercorrecte spelling van Imbrecht(s)/Embrecht(s).
Hemel, van (den), van der Hemele, van Hemelen, van Hemele, (van) Heumel, van Emelen, van Immelen, van Hummelen. 1. Familienaam uit een huisnaam (caf bijvoorbeeld) In de Hemel. 2. De vormen op -en gaan wellicht terug op een plaatsnaam: Tremelo, Emelo, Emblem ? 3. Of uit de plaatsnaam Hemert (diverse plaatsen in Nederland).
Hemelaar, Emeleer, Hemerlaer, Hemelaare, Hemelare, Hemelaere, Hemelers, Hemeleers, Emeleer, Hemleers, Hiemeleers, Himeleers, Himmler, Himler: 1. Afleiding van Middenenderlands hemelen, himmelen. Beroepsnaam naar een plafonneerder, iemand die hemels of zolderingen maakt, schildert. 2. Een familienaam afgeleid van het Middelnederlandse he(i)melen : wegbergen, wegstoppen, schikken, opknappen, schoonmaken, omheinen. Vergelijk Duits Himmler. In dit geval kan het een bijnaam, maar ook weer een beroepsnaam zijn.
Hemelberghs. Duitse plaatsnaam Hemelberg.
Hemeldonck, van, van Hemeledonck, Verhemeldonck. Familienaam uit de plaatsnaam Hemeldonk in Gierle (Antwerpen).
Hemelhof. Plaatsnaam Hemelhof in Gullegem, West-Vlaanderen, Hemelhof in Bornem, Antwerpen.
Hemelrijck, Hemelrike, Hemelryk, Hemelryck, Van Hemelrijk, van Hemelrijck, van Hemeleyck, van Hemelrayck, van Hemelryck, van Hemelrycx, van Emelryck: Familienaam afgeleid van de plaatsnaam of huisnaam (herberg) Ԉemelrijk’. Oder meer in Webbekom, Diest, Henis, Riksingen, Bilzen, Hasselt, Ninove, Welden, Paulatem, St.-Denijs-Boekel.
Hemelsdaele, van, Hemelsdael: Plaatsnaam. De Brugse Hemelsdaleabdij was oorspronkelijk gevestigd in Esen, 1237-1270.
Hemelsoen. Aanpassing van 17de eeuwse Engelse familienaam Emelson?
Hemelsoet: Moedersnaam. Reinterpretatie van de oude meisjesnaam Immezoete. Zie Immesoete.
Hemert, van: Plaatsnaam Hemert (Gelderland, Friesland, Groningen).
Hemery. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Hemerijk (zie Hemeryckx). Zie ook Emery.
Hemeryck, Hemeryckx, Hemerijck, Hemerijckx, Hemerijk, Hemeryk, Hemerycke, Hemerick, Hemerik, Heemeryck, Heemerijck, Hemelrijk, Hemelrik, Hemelrick, Hemelrike, Hemmeryck, Hemmeryckx, Hemmerijckx, Hemmerijck, Hemmerijkx, Hemmerykx, Hemmerich, Emmeryckx, Emmerickx, Emmerich, Emmerichts, Emmerig, Emmrich, Emrich, Hemelinckx, Hemelings, Emelinckx, Hemmerlin, Hemmerling, Emmerlinck, Emmerling. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam met als tweede lid -rik ‘machtig’. Het eerste element is onzeker; misschien ermin- ‘grootՠof amal- ‘Strijdՠof haim-’Heem’. Haimirichus, Aimericus, Heimericus, Hemericus. Zie ook Amelryckx. De uitgang -ick kon als -ing-suffix worden gerenterpreteerd. Hemelinckx kan variant zijn van Hamelinckx.
Hemetsberger. Plaatsnaam Hemetsberg bij Aurolzmunster.
Hemgenberg, Hemgenbergs, Hemgesberg, Hingenberchs: Plaatsnaam bij Dren.
Hemkes: Door assimilatie uit Hermkes. Verkleinvorm van Herman.
Hemme, van, Van Hemmens, Van Hemens, van Hemmen, van Hemmes, Vanhemmens. Naam uit de plaatsnaam Hem(me), landtong die in inundatiegebied uitspringt. Vergelijk Van Hamme, Van de Hem. Zo is er een Hemmen in Zonhoven (Limburg ook in Gelderland).
Hemmerding, Hemmerdinger. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hemmert; haim-hard.
Hmon, Hmonet. Vadersnaam. Franse verbogen vorm van Germaanse voornaam Haimo.
Hemmingson; zoon van Hemmo.
Hemminga. Friese vadersnaam die zoveel betekent als Եit het geslacht van Hemme’. Hemmingson; zoon van Hemme.
Hempenius: Latinisering van van Hempens. Plaatsnaam Hempens in Leeuwarden (Friesland).
Hemroulle. 1. Plaatsnaam in Longchamps (Luxemburg). 2. Zie Henrioulle.
Hemstedt, Himstedt: Duitse plaatsnaam Helmstedt.
Henau, Henaux, Henault, Henaut, Heneau, Heneaux, Heneaut, Henauw, Henao, Hneau, Hneaux, Enaux, Henno, Heno, Hennault, Hennaut, Hennau, Hennaux, Hennay, Henneau, Henneaux, Henn, Hanaut. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hagin-wald; haag-heerser. 2. Zie ook Hainaut.
Henceval, Henseval, Hensival: 1. Zie Xhenseval. 2. Hypercorrecte verschrijving voor plaatsnaam Ensival (Luik).
Henckaert, Henckaers, Henckaerts, Henckard, Henckart, Henkart, Henkard, Henkaert, Henkaerts, Henkaars, Hencart, Hencard, Hennechart, Hennecart, Hennechar, Henneqart, Henquart: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hendrik. 2. Afleiding van de voornaam Johannes. Vergelijk Hannecart.
Henebert, Hennebert, Henneberd, Hennenbert, Hennebert: Vadersnaam. Germaanse voornaam han-berht ‘Haan-schitterend’. Henbertus.
Hendriks, Hendriksen, Hendrikse, Hendricks, Hendrikx, Hendrickx, Hendreikx, Henderikse, Henderiks, Henderick, Henderrikx, Henderrijks, Hindriks, Hinrichs, Heijnderickx, Heijndrickx, Heijndricks, Heijndrikx, Hendricks, Hendrick, Hendrix, Hendricx, Hendyck, Hendryckx, Hendrijckx, Henrieckx, Hendrijcks, Hendrickz, Hendrixch, Hendrycs, Hendryks, Hendrik, Hendrich, Hendrerick, Hendrickze, Hendrikse, Hendriksen, Henrick, Henrix, Henriksen, Heinderyckx, Heindrickx, Heindrikx, Heindryckx, Heindrick, Heindrijck, Heindrijckx, Heindrycx, Heindrichs, Hendrichs, Heijnderickx, Heijndrickx, Heynderi, Heyndri, Heyndricx, Heyndrik, Heindryc, Heindrycx, Heindriks, Heyndriks, Heyndrikx, Heyndrieckx, Hinderickx, Hinderrijckx, Hinderrijck, Hinderrickx, Hinderrykx, Hindrick, Hindrics, Hindricw, Hindericw, Hindericq, Hinderiks, Hinderikx, Hinderix, Hinderijckx, Hinderiycks, Hinderyck, Hinderyckx, Hinderykx, Hindrickc, Hindrikx, Heendrickxen, Henrickx, Endrick, Hendric, Hendrice, Hentrick, Hentrich, Hentrix.: Vadersnaam. Germaanse voornaam haima-rik ‘Heem-machtig’. Haimirich, Heinric.
Hendboeg. Re-interpretatie van Hennebo.
Hendens. Vadersnaam van de voornaam Hendrik. Vergelijk Hente.
Henderson, Heinderson: Engelse vadersnaam. Zoon van Hendrik.
Hendliz. Plaatsnaam Xhendelesse, Luik.
Hendry. Vadersnaam. Variant van Henry, met d-epenthesis. Of spellingvariant van Andry.
Henfling. Middenhoogduits henfelinc: Hanffnk, vogelvanger.
Heng, Hengge, Hengtgen: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Heng, van Heinrich of Johann.
Hengel, Hengels, Hengelen: 1. Spellingen voor Engels, Engelen; zie Ingel(s). 2. Duits Hengel(s), afleiding van Heng, van Hendrik of Johann.
Hengel, van (den): Plaatsnaam Hengelo (Gelderland, Overijssel) of Hengel bij Houthalen (Belgisch-Limburg).
Hengeveld: Plaatsnaam Hengeveld in Wijhe, Overijssel.
Hengsdijk, Hensdijk, Heinsdijk, Heijnsdijk: Plaatsnaam Hengstdijk (Hulst, Zeeuws-Vlaanderen).
Hengst, (van): Beroepsbijnaam van de paardenkoopman. Vergelijk Hengstmangers.
Hengstmangers, Hengstmengel: Beroepsnaam van de hengsten-of paardenkoopman. Vergelijk Hinckstmans, Paardekooper.
Henis, van, (van) Enis, van Enys, van Mens, van Inns, van Innis, Enes, Enhus: Plaatsnaam Henis (Limburg).
Henixdael, Hennixdal, Hennixdael: Plaatsnaam Henisdaal in Vechmaal.
Henke, Henek: Vadersnaam. 1. Nederditse-Westfaalse vorm van Hendrik. 2. Zie van Hanck.
Henkel, Henkels, Henckel, Henkelmann, Henkelman, Hinkels, Hinkel: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Heinrich.
Henkinbrant, Henquibrant, Henquinbrant, Hicquebrand, Hiquebrant: Vadersnaam. Waalse aanpassing van Germaanse voornaam Ingebrand.
Hennard, Hennaert Hennart, Hennaerd, Hnard, Heniaert, Henejaert, Hinnaert, Ennaert, Ena: Vadersnaam. 1.Germaanse voornaam hagin-har d’Haag-sterk’. Heinhard. 2. Afleiding van de voornaam Hendrik, Henry. 3. Afleiding van de voornaam Johannes.
Henneberg, Henneberg, Hinneberg: Duitse plaatsnaam Henneberg, ook in Lederzele (Frans-Vlaanderen).
Hennencker, Henker: Vadersnaam van Henke: Hendrik.
Henneguin, Henneghein, Henneghien. 1. Variant van Hennequin. 2. Vooral de laatste vorm kan variant zijn van Enghien.
Hennejonck. Re-interpretatie van Hennion.
Hennekam, Hemmekam: Waarschijnlijk plaatsnaam op- kamp. Of verschrijving van Hennekens (zie hieronder), Hannecart of Hannekin, zie daar.
Hennepe, te: Plaatsnaam 996 Hunnippe bij Deventer, Overijssel.
Hennekens, Henneke, Hennekinne, Hennekein, Hennequenne, Hennecke, Hennecken, Henekens, Henike, Henikenne, Hnique, Hinnekens, Hinnekint, Hennekei, Hennekij, Henken, Henckens, Henke, Henkens, Henkes, Hinkens, Hintjens, Hintjes, Ennekens, Enneking, Enneckens, Enkens, Henkin, Henkinet, Henquin, Hennequin, Henquinez, Henqiaux, Hencquin, Hanquine, Hanquinet, Hanquiaux, Hanquaux: Vadersnaam. 1. Hennequin is de verfranste vorm van Middelnederlands Hennekin, van Hannekin, verkleinvorm van de voornaam Johannes, soms van Hendrik. 2. Moedersnaam uit Johanna. De familie Henkens komt uit Nederlands-Limburg, waar ze Heynckens heette.
Hennes: Vadersnaam. Afleiding van Hennen, vleivorm van voornaam Johannes of Hendrik.
Hennens, Hennen, Hinnens, Hinninck, Henns, Ennen: Vadersnaam. 1. Afeiding van heiligennaam Johannes. Zie ook Hannen. 2. Afleiding van de voornaam Hendrik. Vergelijk Heinen.
Hennendaels. Plaatsnaam. Vergelijk Hennethal (Duitsland) en Duitse familie-, plaatsnaam Hennetal (Duitsland).
Hennequire. Afleiding van Jean of Henri?
Henneresse. Afleiding van Jean of Henri?
Henneron. Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Johannes (zie Haneron) of Henri.
Hennessy, Hennesey. Ierse familienaam: afstammeling van Aonghus ‘aen-keus’.
Henneveld. Re-interpretatie van Henvaux of Henneville.
Henneville. Plaatsnaam Henneville = Hainneville (Manche); eventueel Henoville (Pas-de-Calais) of Hnouville (Seine-Mar.).
Hennevin. Spellingvariant van plaatsnaam Anvin (Pas-de-Calais)?
Hennico, Henneco, Hennicotte: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van voornaam Johannes. Moedersnaam: -otte.
Hennig. Duitse vadersnaam van de voornaam Johannes of Heinrich.
Henning, Hennink, Hanning, Annink, Johannink, Hennink, Hannen: Vadersnaam. Afleiding van voornaam Johannes of Hendrik. Zie Hennes.
Henninger. 1. Afleiding van de plaatsnaam Henning (Beieren) of Henningen (Duitsland). 2. Afleiding van de voornaam Henning.
Hennion, Hinnion, Hinion, Inion, Injon, Hunion, Union. Vadersnaam uit de Romaanse knuffelvorm van Johan(nes) of Henri.
Hennij: Vadersnaam. Vermoedelijk uit Henri.
Henniot. Vadersnaam. Vleivorm van Jean of Henri.
Hennion, Hinnion, Hinion, Inion, Injon, Hunion, Union: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Je(h)an of Henri.
Henniquiau. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes of Hendrik.
Henno, Hennot, Hnot, Henot, Heno, Ennot: Vadersnaam. 1. Romaanse vleivorm van Jean of Henri. Zie ook Hannot. 2. Spellingvariant van Henau.
Hennuy, Hennuit, Henuy: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam haim-wid; ‘Heem-boom’. Haimoidis. 2. Zie Hennuy(er).
Hennuy, Hennuyer, Hennuit, Hennuyez, Hennuiez, Hannoyer, Henuy: Hennuyer: Henegouwer, afkomstig van het oude graafschap Henegouwen.
Henrard: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Henri.
Henoit. Vadersnaam. Romaanse afleiding van de voornaam Johannes.
Hnonin, Henonin. Vadersnaam, afleiding van Henon.
Henoumont, Hnoumont, Heneumont, Hennemont, Hunnumont: Plaatsnaam Henoumont/Heneumont in Aywaille (Luik); eventueel Xheneumont in Battice (Luik).
Hnoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam; han-wulf- haan-wolf. Henolfus.
Henrar, Henrard. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Henri.
Henraut, Henreau, Henraux. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Henri of Je(h)an.
Henri, Henrie, Henris, Henrist, Henriss, Henrisse, Henry, Henrij, Dhenry, Herry, Herrie, Arrie, Harrie, Harri, Hary, Enrij, Enrijs, Hanrijs, Hanrij, Amri, Hamri, Amrij, Amry, Anry, Anrys, Anrijs, Anris, Arijs, Arijse, Ariis, Aris, Aryse, Areys, Rijs, Rys, Ris: Vadersnaam. Henri, de Romaans vorm van de Germaanse voornaam Hendrik.
Henrici, Henricy, Hennericy. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Henricus, Hendrik.
Henricourt. 1. Plaatsnaam Haricourt (Pas-de-Calais). 2. Zie De Hemricourt.
Henriet, Henriette. Vaders-, moedersnaam van Henri.
Henrijean. Vadersnaam. Dubbele voornaam Henri-Jean.
Henriksen, Henriksson. Vadersnaam. Zoon van Hendrik.
Hensius, Heinsius, Heinzius: Vadersnaam. Latinisering van Heins. Humanistennaam: Daniel Heinsius (1580-1655).
Henrinckx. Contaminatie van Henderiks en Heerinckx.
Henrion, Henrionet, Henryon, Herion, Hrion, Herrion, Hairion, Harion, Hanrion, Arrion, Arion, Arjoun: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Henri.
Henriot, Hariot, Hanriot, Henryot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Henri.
Henrioul, Henrioulle, Henroul, Hemroulle, Hamrol, Hinroulle, Hairoulle, Herroelen, Erroellen, Erroelen, Eroellen, Eroelen, Erol: Vadersnaam. Waalse vleivorm op -oui van voornaam Henri.
Henriquet, Henriquez, Herriquet: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Henri. 2. Henriquez kan Spaans zijn.
Henrivaux. Plaatsnaam in Jandrain, Waals-Brabant.
Henrkot. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Henri.
Henrot, Henroz, Henrothy, Henroset, Henrottay, Henrotay, Henrothay, Henrottin, Henrotin, Henrotte, Henrotel, Henroteuax, Henroteuax, Henrotau, Henrotaux. Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Henri.
Henroy, Henroye. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Henri.
Hens, de. Spellingvariant van De Hans? Plaatsnaam Hans (Marne).
Hensay. Hypercorrect voor Ansay.
Hensbroek, Hensbrouck. Plaatsnaam Hensbroek (Noord-Holland), Hengs-broek in Brecht (Antwerpen), Hensbroek in Westmalle (Antwerpen).
Henche, Henschel, Henschen, Hendschel, Hendsel, Hentsch, Hentschel: Vadersnaam. Duitse afleiding van Hans.
Henseler, Hensler, Henssler. Vadersnaam. Duitse afleiding van Hans.
Hensums, Hensen, Hensens. Vadersnaam Hendrik. Zie verder bij Hendriks.
Henskens, Henskes, Hensgen, Hensgens, Hinskens: Vadersnaam. 1. Afleiding van de Germaanse voornaam Hendrik. Hens, van Heins, van Heimezo, een -so-vleivorm. 2. Afleiding van Hens, Hans, van Johannes.
Henst, van der. Variant van Van Heemst?
Hente, Henten. Vadersnaam van de voornaam Hendrik.
Henten, van. Verkort van Van Hentenryck. Zie Aertenryck.
Hentenaar: Afleiding van van Henten.
Hentreep. Duitse plaatsnaam Hentrup?
Henvaux, Henvaeux, Hennvaux, Hennevaux, Henneveld: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Henvert; zie Hannevart.
Henveryck. Vervorming van Henderyck.
Heppner, Hepner. Beroepsnaam. Duits dialect, ontronde vorm van Hoppner: hopteler of hopbrouwer.
Heppert, Hepers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Herbrecht of Hadebert.
Her. 1. Spelling van Duits Herr. 2. Plaatsnaam Heer (Namen) of Heers (Luiks-Waals Hr).
Hery, Herry, Herrie, Hrie, Herie: Vadersnaam. 1. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hari-rik ‘Leger-machtig’. Herricus. 2. Zie Henri. Zie Herrier, waarvan Hery de Luiks-Waalse vorm kan zijn.
Hersoen, Herstoen, Hersson, Herson, Hairsont, Hairson, Hertsens, Hertsen, Herssens, Hersens, Hersschens: Vadersnaam. Hersson, Romaanse afleiding op -eon van Germaanse hari-naam of verbogen vorm van Germaanse voornaam Herzo, Herizo.
Hertum, van; van Hertom, van Hertem, van Heertum, van Hirtum: 1. Friese of Nederduitse plaatsnaam op -um (heem). Plaatsnaam Hartum (Duitsland)? 2. Eventueel variant van Van Herten. Plaatsnaam Herten. Duitsland.
Herail. Wellicht variant van Heraly.
Heraly, Eraly, Erali: Wellicht vadersnaam van Heraldi, Latijnse afleiding van Germaanse voornaam Herald. Zie Hraut 1. Vergelijk familienaam Herady.
Hrard. 1. Germaanse voornaam hari-hard ‘Leger-sterk1: Herardus. 2. Zie Eraerts.
Heraut, Heraud, Herau, Heraux, Herauw, Hrau, Hraut, Herold, Erauw, Eyraud, Ayraud, Ayraut. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ‘Hari-waldս leger-heerser. 2. Beroepsnaam voor de heraut, de man die de openbare aankondigingen doet.
Harauville. Plaatsnaam Hrouville (Seine-et-Oise, Calvados).
Herbage. Plaatsnaam; weiland, weide.
Herbeek, Herbeck, Herbec, Herbecq, Herbeecq, Hierbeck, Hirbee: Plaatsnaam Herbeek in Hoboken (Antwerpen) en St.-Renelde (Waals-Brabant). Herbecq in Le Parcq, Herbecque in Nortkerque (Pas-de-Calais), Herbecques in Fruges (Pas-de-Calais). Herbeek in Dusseldorp (Duitsland).
Herbel, Herbelin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Herbert.
Herberg, Herberghs. 1. Plaatsnaam. Zie Van Herberghen 1. Of beroepsnaam van de herbergier. 2. Re-interpretatie van Herberigs of Herbert.
Herbergier, Herberrier: Beroepsnaam van de herbergier, de waard. Vergelijk Duits Herberger.
Herbet, Herb, Herbez, Herbes, Herbiest, Herbiet, Herbits: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Herb(i)ert.
Herbeto, Herbetot. Vadersnaam. Afleiding van Herbet.
Herberink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Herbrecht. Eventueel plaatsnaam, van dezelfde voornaam afgeleid: 1475 Harbarting in Stokkum, Overijssel; 1339 Harbartinck in Usselo Overijssel.
Herbeuval. Plaatsnaam (Ardenne) of Herbovalles in Bainghen en Nabringhen (Pas-de-Calais)
Herbillon, Harbion, Herbigniaux, Herbiniaux, Herbinaux, Herbigeau, Herbigneaux, Herbigniat, Herbignat, Herbiniat, Herbinia: Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Herbert.
Herbin, Herbint, Herbain, Herbein, Herben, Erbain, Arbyn, Arbijn, Aarbijn. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Herbert.
Herblot, Herbulot: Vadersnaam Herbelot, afleiding van de voornaam Herbert.
Herbold. Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-bald, zie Eerebout 2.
Herbosch, Herbos, Herrebos, Herreboshc, Herebos, Haerbosch, Haerbos, Heirbosch: 1. Plaatsnaam Herbosch in Tubeke (Waals-Brabant). 2. Re-interpretatie van Herbo(t)s, van Herbo(de).
Herbost. Klankverandering van Herbots of verzwaarde vorm van Herbos(ch) (vergelijk Van Habost).
Herbrand, Herbant, Herbrandt, Heerbrant, Heirbrand, Heirbrandt, Heirbraendt, Heirebrant, Heirbrant, Herrebrandt, Herrebrant, Herrenbrandt, Heersbrandt, Heersbrant. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hari-brand; leger-zwaard. Heribrand(us).
Herbrecht, Herrebrecht, Harbrecht, Herberigs, Herberich, Herbrik, Hebberechts, Hebberecht, Hebbrechts, Hebbrecht, Herberts, Herbert, Herbertz, Herbertz, Heribert, Hribert, Hebertz, Hebert, Hebers, Harbert, Harbers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-berht ‘Leger-schitterend’. Herebertus, Heribertus.
Herbrugge, van, Herbruggen, van, Verbrugghen, Verherbruggen, Verheirbrugge. Familienaam uit de plaatsnaam Heerbrugge, onder andere in Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Herbst, Herbszt, Herbster, Herbts, Herbstmann, Herbstman: Bijnaam naar het jaargetijde, de herfst. Wellicht voor een oogster (vergelijk Engels harvest).
Herbut. Variant van Herbet of Herbot?
Herchuez, Herchue, Herchuel, Herchuelz, Herchuels, Hercheux: Plaatsnaam Helchuwez of Herchuwez. Het tweede lid is Picardisch wez, Frans gu, Latijn vadum, Nederlands wad: doorwaadbare plaats.
Herckman, Herckmans, Hercman, Erckman, Harckmans, Harckman, Harkemanne, Harkemann, Harquemanne: Afleiding van Van Herk.
Hercules: Vadersnaam. Voornaam uit de oudheid.
Herdenel: Fout gelezen Herdevel, zie Herdewel.
Herwijn, Herrewijn, Herwyn, Harrewijn, Harrwyn, Harvyn: Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-win ‘Leger-vriend’. Haruinus, Herwinus.
Herder, de, den, Herder, (de) Harder, Derder, Derders, Dըerder, de Herde,dD’Lerde, Derde, Derden, Herd, Hedern, Herd, Herd: 1. Beroepsnaam van de herder. Middelnederlands herder, harder ‘Herder’. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse hart, hert: hard, sterk, wreed, gevoelloos, hardnekkig.
Herdewel, Herdenel: Bijnaam. Middelnederlands herde evel ‘Zware ziekte’.
Heredia. Spaanse plaatsnaam van Latijn heredium; erfgoed, erf.
Herendael, van. Plaatsnaam Herendale in Lubbeek, Vlaams-Brabant.
Herenthals, van, Herentals, van, van Heerentals, van Heerenthals, (van) Herrentals: Plaatsnaam Herentals (Antwerpen).
Herent, van, Heirend, Heirendt, Heyrendt: Plaatsnaam Herent (Vlaams-Brabant), ook in Neerpelt, Boutersem, Cent.
Herdink: Plaatsnaam 1475 Herding bij Wierden, Overijssel.
Heres. Vadersnaam uit de Griekse naam Hero (uit Hare: held) of uit de Germaanse voornaam Heribert (hari/heri-berth).
Hereygens, Herrijgers; zoon van eer Eige, Germaanse naam Eigen, Agin.
Herroelen; zoon van heer Roel, Regingar, Ragingar.
Herreilers; zoon van heer Eiler, Agilheri. Waarvan de geslachtsnaam Eilers.
Herf, Herfs, Herffs, Herff, Erffelinck, Erfelinck, Erffelynck, Herfelin, Herphelin. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Erbo: erfgenaam.
Hergarden: Plaatsnaam Hergarten (Noordrijn-Westfalen).
Herftijd, Herftyd. Verhaspelde naam, wellicht plaatsnaam blijkens 1858 van Erftijd, Sint-Pietersrode.
Herfurth, Herfort. Plaatsnaam Herfurth, Beieren, Herford, Duitsland.
Hergarten, Hergaden. Duitse plaatsnaam Hergarten.
Herger, Hergert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-ger ‘Leger-speer’. Harigerus, Heregerus.
Hergert, Ergeerts, Erregeerts, Ergert, Argeerts: 1. Vadersnaam. Heer Geert: heer Gerard. 2. Variant van Herger.
Hrial. Vadersnaam. Variant van Hraut, Hriaud.
Herik, van den, Hederik, Herink, Herikhuisen. Duidt deze naam op herkomst uit Herike, een dorp in de gemeente Markelo, Overijssel? Of hebben we hier toch te maken met de boerderijnaam He(e)rink?
Herin, Hrin, Herrin, Hrain, Heerins, Heeren, Herens, Heirens, Heeres. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse hari -naam.
Herinckx, Herincx, Herinx, Herincs, Hering, Herings, Heerings, Heerinckx: 1. Dialect variant van Haerinckx.
Hrinne, Hrinnes, Herinne, Herinnes, Erinne: Plaatsnaam Hrinnes (Waals-Brabant, Henegouwen).
Hripret. Platsnaam Hripr in Gauchain (Pas-de-Calais)
Heris, Hris, Herijs, Herys. 1. Uit het Franse herisse (rechtopstaande haren, hrisson= egel). 2. Naam uit de plaatsnaam Heris in Kleine-Brogel (Limburg).
Hrisseau, Hrisson. Bijnaam voor iemand met stekelig haar. Frans hrisson; egel.
Heriwesma. Heer Ivo Johannis was de laatste roomse priester van de kerik van Oldehove te Leeuwarden. Hij overleefde lange tijd de ommekeer in het kerkelijke, die in Friesland in de 16de eeuw plaats greep. Hij bleef aan de roomse kerik getrouw en woonde te Leeuwarden in de Groote-Kerkstraat, op de hoek van het straatje dat naar den Boterhoek voert. Hij was zeer bekend en zeer bemind bij de burgerij der Friese hoofdstad. Het volk maakte zelfs een rijmpje op zijn naam: ‘’Her Ief—Heth it folk lief,’ zeiden de Leeuwarders van dezen waardige man. Zijn naam is te Leeuwarden nog in dagelijks gebruik. Immers het straatje naast zijn huis draagt nog naar hem de naam van ‘s Her-Ive-straatje. Er staat wel op het naambordje aan het hoekhuis Hero-Ivo-straatje, als of de naam van zekeren Hero Ivo afkomstig was (Hero is een Friese mansnaam); en zo is ook de geijkte spelling die het gemeentebestuur van Leeuwarden volgt. Maar het volk blijft voor en na, en zeer te recht, spreken van Serivestraatsje, met voorgevoegde s. Ser; heer.
Herk, van, van den Herke, van Hercke (van) Herke, van Herck, van Hercke, van Hercq, van Herque, van Erk, (van) Erck, Vannercq, van Harcke, van Harck, Hrack, Hark, Harcq, Herckx, Herks, Herx: Plaatsnaam St.-Lambrechts-Herik of Herk-de-Stad (Belgisch-Limburg). Waarbij de Herik de rivier is die er stroomt.
Herkenrath, Herckenrath: Plaatsnaam Hergenrath, Nederlands Hergenraat (Luik) of Herkenrade (Nederlands-Limburg).
Herkenrode, van, (van) Herckenrode, de Herckenrode, van Eckenrode,van Eeckenrode, van Eekenrode: Plaatsnaam Herkenrode in Kuringen (Limburg) of Herkenrade (Nederlands-Limburg).
Herla. Vadersnaam. Afleiding op –ard van Germaanse voornaam Herilo. Vergelijk Herlin.
Herlaar, Harlaar: Plaatsnaam Herlaar (Halder) in Sint-Michielsgestel (Noord-Brabant) of Grimbergen (Vlaams-Brabant).
Herlant, Herlan, Herlem: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-land ‘Leger-land’. Harilandus, Herlandus. 2. Plaatsnaam Herlen in Wissant (Pas-de-Calais).
Herl: Vadersnaam. Herlet, verkleinvorm van Germaanse voornaam Herilo.
Herlemont, Herlaimont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam erl-mund ‘adelman-bescherming’. Erlemundus. 2. Plaatsnaam (Chapelle-lez-) Herlaimont (Henegouwen).
Herlenvaux, Herlinvaux: Plaatsnaam Herlenval in Crvecoeur (Pas-de-Calais), Herlenvaux in Spontin, Villers-lez-Heest (Namen). Of Erlenvaux in Durnal (Namen).
Herlez. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Herilo, zie Herlin.
Herlin, Herlein, Heerlein, Herling, Herlinkx, Herlicq, Erlings, Erlin, Eerlings, Eerling, Heirlings: 1.Vadersnaam van Germaanse voornaam Herilo, afleiding van hari-naam. 2. Zie Erlin.
Hermal, Hermalle, Hermail: Plaatsnaam Hermalle (Luxemburg).
Herman, Hermans, Hermann, Hermanssen, Hermans, Hermanse, Herreman, Heirman, Heijerman, Hermens, Harreman, Hermsen, Herms, Hermam, Hermann, Hermanns, Herrman, Herss, Hemmans, Hermand, Hermnides, Hermat, Hermnt, Hermane, Hermanne, Harmant, Harman, Harmand, Harment, Harmans, Hermanus, Hermanussen, Heerman, Heereman Hereman, Heremans, Heremand Hairemans, Haremans, Heireman, Heiremans, Heiremans, Heyrman, Heyrmans, Heijerman, Heijrman, Heijermans, Hyermans, Erman, Ermans, Ermand, Hirmann, Hirman. 1. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam ‘Harai-man = ‘Heer/leger-man’. 2. Er bestaat ook een Antwerpse familie Hermans, afstammend van een Keulse Hartmann-familie (hardu-manս’sterk-manթ. Heremannus, Hermannus.
Hermandesse. Waarschijnlijk Spaanse familienaam Hernandez, afleiding van de voornaam Ferdinand.
Hermanides: Vadersnaam. Griekse afleiding van de voornaam Herman.
Hermanson, Hermanse, Hermansen, Ermansons, Hermsen: Vadersnaam. Zoon van Herman.
Hermelaer. Variant van Hemelaar, met r- epenthesis.
Hermeling: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Herman.
Hermelin, Hermelink, Harmelink, Harmeling, Armellin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Herman.
Hermen, van; van Herman: Vadersnaam of moedersnaam met secundair voorzetsel van. Vadersnaam. Hermen = Herman of moedersnaam Ermen, voornaam Ermelind of Ermgard.
Hermenet: Vadersnaam. Frans verkleinvorm van de voornaam Herman.
Hermes, Hermesse, Hermet, Hermetz, Herm, Hermise, Hermisse, Hermys, Hermijs, Hermus, Hersmus, Hormes, Ermers, Hermers, Ermes: Vadersnaam. Germaans heiligennaam Hermes, beschermer van Ronse.
Hermia. Plaatsnaam Hermia in Fosse-la-ville (Namen).
Hermie, Hermier, Heremy, Herremy, Hermij: Vadersnaam. Hermier, Romaans vorm van de Germaanse voornaam hari-m ‘Leger-beroemd’. Herimarus.
Hermin, Hermine, Herminne, Herminette, Herminet: Vaders-, moedersnaam. Germaanse voornaam Irmina, Ermina, Hermina, Hermino, Ermenus.
Herminaire. Vadersnaam. Germaanse voornaam ermin-hari; groot-leger. Hermenarus.
Hermkens, Hermkes. Vadersnaam. Afleiding van Herm, van Herman.
Hermon, Hermont, Armon: Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-mund ‘Leger-bescherming’. Harimundus, Herimunt.
Hermon, van: Verhaspeling van van Helmond of van Nerom, van Nerum.
Hermoniers. Waarschijnlijk aanpassing van Hermignies.
Hermoye. Plaatsnaam Hermoye in Mazy, Namen.
Hermus. 1. Vadersnaam van de voornaam Wilhermus. Zie ook Helmus. 2. Eventueel verschrijving voor Herms.
Hernaert, Hernat, Hernadi, Heernaert, Hiernard, Haarnaert, Arnaerts, Arnaert, Arnaets, Aernaert: 1. Vadersnaam. Over Hernaet, van Herraet. Germaanse voornaam hari-rd ‘Leger-raad’. Heriradus, Herradus. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam arin-hard ‘erend-sterk’. Arnadus. 3. In de Westhoek is een familienaam Arnaert door klankverandering uit Renard ontwikkeld.
Hernandez, Hernandes, Ernands: Vadersnaam. Spaanse voornaam Hernando = Fernando.
Hernel. Vadersnaam. Spelling voor Ernolet, afleiding van Arnaud of Ernoux (Arnoud/Arnolf).
Hernie. Vadersnaam. Picardische variant van Hernier, van Ernier. Germaanse voornaam arin-hari ‘erend-leger’. Ernarius.
Hernu, Heernu. Naam uit het Oudfranse hernu (maand juli). Bestaat ook als vondelingennaam.
Herode, Hro, Hrode, Herod: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Herodes.
Hron. Frans hron: reiger. Bijnaam, vergelijk De Reygher(e).
Hrouard, Erouart: Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-ward ‘Leger-bewaarder’. Heruardus, Eroardus.
Hrouet. Vadersnaam. Afleiding van Hrou.
Heroufosse. Plaatsnaam in Theux en Fort (Luik).
Herpen, Herp, Herpe, van: 1. Plaatsnaam Herpen (Noord-Brabant). 2. Variant van (van) Erp, zie daar.
Herpaix, Herpay: Luiks-Waals hrp: houtbeitel. Beroepsnaam.
Herpelinckx, Herpelinck. Variant van Erfelinck, door fl/pl-wisseling(vergelijk dialect Plutol/Flutol, perplex/perflex, pleuritis = fleurus).
Herpels. 1. Zie Erpels. 2. Variant van Herpers, met l/r-wisseling (Vergelijk De Pestel, van Pester).
Herpigny. 1. Zie Harpignies. 2. Plaatsnaam Erpigny in Ereze (Luxemburg).
Herpin, Herpain, Herpens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Erpo. 2. Of idem van Herbert.
Herpoelaert. Afleiding van Herpoel. Zie Erpoel.
Herps, Harps. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Erpo, erpo/erbo vergelijk Herpin 1.
Herquet, Harkay, Herket, Herkt: Vadersnaam. Afleiding van hari-naam.
Herrebout, Errebout, Arrebout: 1. Germaanse voornaam hari-balth ‘Leger-moedig’. Hariboldus, Herebaldus. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam arin-balth ‘erend-moedig’. Arinbald, Arembaldus, Ernibaldus;
Herregode, Herregods, Herregodts, Herregots, Herregat, Hergo, Hergot, Hercot, Heregots, Hargot, Erregots, Erregat, Ergo, Ergot, Argot, Argos. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hari-gud: leger-god.
Herregraven. Bijnaam Heer Graaf? Of plaatsnaam, vergelijk Herrengraben (Duitsland).
Herremerre. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hermaar; zie Harmar(t).
Herrero, Herrera, Errera: Spaans herrero: metaalbewerker, smid. Beroepsnaam.
Herreygers, Erreygers, Hereygers, Hereijgers, Herygers, Herrygers, Herijgers, Heriges, Hersygers, Errygers, Errijgers, Herygers. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hari-ger; leger-speer.
Herreyns. Vadersnaam. Heer Hein of Heer Rein; vergelijk Serreyn(s).
Herrel: Wellicht Duits familienaam Herl(e), verkleinvorm van Herman of Herr.
Herrick. Vadersnaam van Henrick.
Herrie, Herrier, Herie, Herry, Hery: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam die tweemaal uit hari ‘Leger’ bestaat. Harierus, Herierus.
Herrschaft, Herchaft, Herszaft: Duitse equivalent van Herschap.
Hersbach: Plaatsnaam Herzbach (Rijnland-Palts) of Herschbach (Rijnland-Palts)
Herschap, Hertschap: Middelnederlands heerschap: heerlijkheid, gebied van een heer. De bijnaam wijst op leenroerig verband, verplichting, tiendplicht. Vergelijk Herrschaft.
Herschdrfer, Herschdorfer: Plaatsnaam Hirschdorf (Beieren).
Herschkowitz, Herschokowicz, Herschkowvitz, Hershkovitz, Hershkowitz, Herscovici, Herscovic, Herscovitch, Herscovivi, Herskovic, Herscovicova, Herscowitschova, Herszkovicz, Herszkoviez, Herszkowicz,Herszko-likowkz, Hirschovitz, Hirscho-kowitz, Hirchovitch: Bijnaam. Slavische afleiding van Duits Hirsch, Hersch: hert.
Hersecke, van Herseke, van, van Hersecker: Plaatsnaam. Wellicht Ierseke (Zeeland), door contaminatie met Herzele, Herzeele (Frans-Vlaanderen).
Hersenbergh. Plaatsnaam Hersenberg in Oudenaken, Vlaams-Brabant.
Hersens. 1. Zie Herssens. 2. Eventueel moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hari-sind ‘Leger-weg’. Hersendis.
Herskamp. Plaatsnaam Herzkamp in Sprockhovel (Duitsland): hertenkamp, -veld. Vergelijk familienaam Hertekamp.
Hersleven. Duitse plaatsnaam Herschleb.
Hersoux, Hirsoux, Hirsoil, Hiersoux, Hiersoul, Hiersou: Vadersnaam. Afleiding op -eoul(e) van Germaanse hari-naam; vergelijk Herson.
Herst. Plaatsnaam. Variant van Horst. Verspreide plaatsnaam in Pas-de-Calais.
Herstik, Herstig. Variant van Nederduitse familienaam Harstick: hart stidj, stich, die hard steekt, prikt. Vergelijk Faulstich, Vuylsteke.
Herstraten, van, Herstraten (van), Herstraets, (van) Heirstraeten, Heirstraten, van Heerstraeten, Heirstrate, Verheerstraten, Vereerstraeten, Verheirstraeten, Verherstraeten, Verherstraeten, Verhestraeten. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Heerstraat: heerweg, brede weg. Vgl. Van Herwegen.
Herszkorn. Duits Hirschkorn: Hirsekorn, gierstkoren, -korrel. Beroepsnaam van de gierstteler.
Hert, d’de, den, Dըert, de/dՍ Herdt, Dert, Denert, de Nert, d’Lerdt, Dherdt, Dhert, Dert, d’Lerte, d’Lert, d’Larte, Herd, Herth, Herts, Lehert, Leherte, van der Hert, van ‘T Hert, van Hert: Middelnederlands Hert ‘Hert’. Bijnaam naar de dierennaam, vaak naar de huisnaam.
Herte. Beroepsnaam. Duitse variant van Herder.
Herteleer, Herteler, Hertleer, Hertel, Hertele: Beroepsnaam. Aanpassing van Artillier ‘Schutter’.
Herteweg, Hertenweg. Duitse plaatsnaam Hertewegen in Duisburg of Hertenweg in Zoninbos bij Brussel.
Hertebaut. Vadersnaam. Germaanse voornaam harad-bald ‘Sterk-moedig’. Hartbaldus.
Herten, van, Herten, Hertens. Familienaam uit de plaatsnaam Herten (Limburg en Nederlands-Limburg).
Herten, van der. Plaatsnaam ter Hert in Lebbeke.
Hertigers. 1. Misschien Germaanse voornaam harad-ger ‘Sterk-speer’. Hardgerus. 2. Of Duitse familienaam Hertinger, van plaatsnaam Hertingen (als in Beieren)?
Hertog, de, den, (de) Hertogh, Hertoghe, Hertogs, Hertoghs, Hertogh, (de) Hartog, Hartogs, Hartoog, den Hartigh, Hertooghe, Herthoge, Hertoge, Hertogen, Herthogs, d’Lertog, d’Lertoghe, d’Lertoge, Dhertogen, Dertoghe, Dertocle, den Hertog, (den) Hartog, den Hartogh, Hartoch, den Hartigh, ten Hartog, ‘s Hertogen, s’ Hertogen, Ertug: Bijnaam ‘Hertog’ wellicht naar een leidende functie. Vergelijkde Grave, Duits Herzog, Frans Leduc. Sertogen; zoon van de hertog.
Hertrooij, van, Hertroijs. Familienaam uit de plaatsnaam Hertenrode, dat is de oude naam van Attenrode (Vlaams-Brabant).
Herts. Variant van A(e)rts? Afleiding van Duits Herz?
Hertsberghe, van. Plaatsnaam Hertsberge, West-Vlaanderen.
Hertsen, van. Plaatsnaam Hertsum bij Doesburg, Gelderland?
Hertveld, Hertveldt. Plaatsnaam Hertvelde in Herfelingen (Vlaams-Brabant). Zie ook De Hertefelt.
Hertsoen, Hersoen, Hersson, Herson, Hairsont, Hairson, Hertsen, Hertsens, Hersschens, Hersschens, Herssens, Hersson, Herson. Vadersnaam afgeleid van het Germaanse hariaՠ(= leger).Dit via de naam ‘Herzoՠdie reeds van harja was afgeleid.
Hertum, van: Friese of Nederduitse plaatsnaam op -um ‘Heem’. Plaatsnaam Hartum (Noordrijn-Westfalen)? Of Herten (Noordrijn-Westfalen):
Herv, van, van Herf. Plaatsnaam Herve (Luik).
Herv, Herve, Hervey, Hervez, Hervet, Herveet. Vadersnaam uit de Franse voornaam Herv: dit uit het Bretoense Haerveu. Dit komt dan weer uit het Keltische aer+uiu. Of uit de Bretoense vorm van Hartwig (harad-wig).
Hervel, Hervelle, Xhervelle, Herveau, Hervault, Hervo: Luiks-Waals hrv, afleiding van Nederlands scherf. Vergelijk Duits Scherb(el).
Herwarts, Herwats. Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-ward ‘Leger-bewaarder’ zie Hrouard. Of hari-frid; ‘Leger-vrede’. Harfridus.
Herwaarden, van Herwaarde, van. Plaatsnaam Heerewaarden, Gelderland.
Herwegh, van, Herewegh, van, Herreweghe, van, Herrewegh, van, Heirwegh, van, Herwegen, van, Vanherwegen, van Herweghe, van Herweghen, van Heerweghe, van Hereweghen, Herrewegen, van Herreweeghe, van Herweghem, van Herweck, van den Hereweghe, van (de) Herrewege, Herrewegen, van (den) Herreweghen, Herreweghe, van den Herrenegen, Herrenwegen, van Herrewegge, van den Herremeghe, van Herrenege, van den Herreweyen, van Heirweghe, van Heireweghe, Heirrewegh, van, Heerwegh, van, Heerweg, Herweg, Herwegen, van, Herwege, Herweght, Herwegh, Herewegh, Herreweg, Herrewegh, Hereweghe, Heireweg, Heirweg, Heirwegh, Heirewegh, Heirweght, Heirwegth, van Erweghen, van Erwegen, Errewegen, van Eerdeweg, Eerdewegh, van Arwegen: Heel frequente plaatsnaam Heerweg ‘Belangrijke, brede weg, verkeersweg’.
Herweyers, Herweier, Herweijer, Herweijen, Herreweijers, Herrewijers, Hereweijen, Erreweyaert: Naam van iemand die het weiderecht op de heide had.
Herwig, Erwich, Herbig, Harbig: Vadersnaam. Germaanse voornaam hari-wg ‘Leger-strijd’. Heriwic(us).
Herwijnen, (van): Plaatsnaam Herwijnen (Gelderland).
Herz, Hertz, Hercz, Herc, Herch: 1. Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Herzo (zie Hertsoen). 2. Variant van Hirz=Hirsch: hert.
Herzberg, Herzberger, Hertzberger, Hercberg. Duitse plaatsnaam Herzberg.
Herzeele, van, Herzele, van, van Heirseele, Heirsele, van Heirzeele, Heirzele, van Hersle, Herseele, Herzeel, Herzeele, Erseel, Erzeel, Erzeele, Errezeel, Herrezeel, Horseele. Familienaam uit de plaatsnaam Herzele (Frans-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen). Of ook Herseaux (Henegouwen).
Herzfeld, van Hertsfeld, Herczfeld: Duitse plaatsnaam Herzfeld.
Herzhoff. Plaatsnaam Herzhof (Wipperfrth).
Herzl, Herzeli, Herczl: Vadersnaam. Oude voornaam Herzelo, afleiding van Herzo; zie Herz.
Herzlich. Re-interpretatie (hartelijk) van familienaam Herzig = Herzog.
Herzog, Hertzog, Hercog, Herczeg, Herceg, Hercek, Herzig: Duitse pendant van De Hertog.
Hes, Hess, Hesse, Hesz: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hesso. Vergelijk Hessens. 2. Afkomstig van Hessen.
Hesbignon. Naam van de Haspengouwer.
Heschbourg, Heschburg, Heusburg, Heusbourg, Heisburg, Hensbourg: Variant van de familienaam Hersburg. Duitse plaatsnaam Hirschburg.
Hese, van; van Heese, Verhees, Verheezen: Plaatsnaam Hees (Belgisch-Limburg, Gelderland Noord-Brabant, Drenthe, Utrecht), De Hees (Noord-Brabant, Nederlands Limburg.
Hees; ter Hese ‘Jong beukenbos, struikgewas’. Verspreide plaatsnaam in de Kempen. Nijmegen. De bakermat van de Oost-Vlaamse en Zeeuwse familie Van He(e)se is de plaatsnaam Hese in Waasmunster (Oost-Vlaanderen):
Heselle. Plaatsnaam as hzles in Charneux (Luik, Luxemburg).
Hesp: Beroepsbijnaam voor een slager.
Heselwood. Engelse familie- en plaatsnaam Hazelwood: hazelarenbos.
Heske, Heskes, Heskin: Moedersnaam. Nederduitse Heseke, afleiding van de voornaam Hedwig.
Hespel, Hespeel, Hespeels, Hespelle, d’Lespeel, dՅspeels, Despeels, Espels, Despeele, de Speele, Espeel, Espel, Haspeel, Haspel, Aspeele, Aspeel, Expeels, Expeel, Expels. 1. Bijnaam uit het Oudfranse haspel: dief. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Hespel in Sperleke (Pas de Calais).
Hespelgem, van, van Helspelgem, van Mespelgem: Plaatsnaam Espelgem in Zemst (Vlaams-Brabant).
Hespen, van, van Espen, van Nespenne, van Nespen,Verhespen: 1. Plaatsnaam Neer- of Overhespen (Vlaams-Brabant). 2. Zie Van Espen.
Hesse: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hesso. 2. Afkomstig van Hessen.
Hessels, Hessel, Hesseling, Hesselink, Heessels, Esselink, Esseling, Esserink, Essink, Heslinga, Fries Hesslinga, Vlaams Hesselynck: Vadersnaam. Afleiding op -z-ilo van Germaanse hath-naam of van Hendrik of van Herman.
Hesselberth. Duitse familienaam Hesselbart, Hselbart. Onduidelijk.
Hessel. Verschrijving voor Issel?
Hesselmann, Hesselmans. Afleiding van Hesseln.
Hesseln. Duitse plaatsnaam.
Hessen, van, van Essen: 1. Streeknaam Hessen. 2. Zie Van Essen.
Hessens, Hessing, Heessens: 1. Vadersnaam, van-so-afleiding van hath-naam. Vergelijk Hessels. 2. Assimilatie rs/s van Herssens.
Hessmann. De Duitse familienaam is een afleiding van de voornaam Hesso; zie Hes. Pierre Hessmann (Cent) is inderdaad de kleinzoon van de Elzasser Heinrich Hessmann, die afstamde van 1822 J.B. Hessmann, ҏrbey 1779. Maar die is een afstammeling van 1749 Jean Hesman fils de Henry Hesman, de Lommel = Jean Hesemans, Orbey (Elzas). Het gaat dus om een Brabantse Hezeman (zie Heesman), die in de Elzas aan de bestaande Duitse familienaam Hessmann werd aangepast.
Hesselingen, van: Plaatsnaam Hesselingen in Staphorst, Overijssel.
Hesselius: Latinisering van Vadersnaam. Hessel (zie Hessels, Hesseling).
Hesselman, Herselman: Duits familienaam Hesselmann, afleiding van plaatsnaam Hesseln (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts)
Hessels: Vadersnaam. Hessel, verkleinvorm op –ilo van Hesso, -zo-afleiding van een Germaans hathu-naam ‘Strijd’.
Hessig: Duits bijnaam Hessig, Hssig ‘Hatelijk, vijandig’.
Hessing, Hes, van, de, Hesse, Heskes, Has: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hesso (zie Hessels). Plaatsnaam De Nieuwe Hes, Oosterbeek en -Hes plaatsen, als Keur-Hes, in Duitsland.
Hesters, Heesters, Heestermans, Heester, Hesters, Heesterbeek: Afleiding van plaatsnaam heester ‘Heester, jonge boom, beuk’.
Heeswijk, van, Heeswijck, van. Plaatsnaam Heeswijk, Noord-Brabant.
Heteren, van. Plaatsnaam Heteren, Gelderland.
Hetwer, Hettwer. Vadersnaam. Waarschijnlijk Germaanse voornaam Hildwar.
Hetman, Hetmans, Hettmann, Hettema: Vadersnaam, van Hette.
Htru, Htrus. Plaatsnaam. Romaanse voor Heestert: plaats waar heesters (jonge beuken) groeien. 1. Hestrus (Pas-de-Calais). 2. Hestrud (Nord). 3. Heestert (West-Vlaanderen), waarvan de Romaanse vorm ook Hestrud is (Hertrue in Henegouwen).
Hette, Hetten, Hett: Vadersnaam. Germaanse voornaam Hatto, bakervorm van een hath-naam.
Hettel. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hatto, zie Hette.
Hettenbergh. Plaatsnaam in St.-Omaars (Pas-de-Calais)
Hetterscheid. Duitse plaatsnaam in Hetterscheidt in Velbert.
Hettich. Vadersnaam. Hattich afleiding van Germaanse voornaam Hatto; vergelijk Hette(n).
Hetzel. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hermann.
Heuberg, Heuberger, Heiberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Heuberg.
Heuff: Variant van Heuft, van Hooft.
Heuchamps. Plaatsnaam Huchamp in Martouzin, Namen.
Heudebert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-berht ‘Strijd-schitterend’. Hildebertus.
Heudens. Vadersnaam. Van Germaanse voornaam Odo. Vergelijk Uydens, Eude.
Heuer. Duitse beroepsnaam. Middenhoogduits huwer: maaier, hooier.
Heuertz. Vadersnaam. Germaanse voornaam hug-hard ‘Verstand-sterk’.
Heugem, van, van Heugen, van Eughem: Plaatsnaam Heugem (Nederlands-Limburg).
Heugten, van; van Hugten: Plaatsnaam. Middelnederlands hogede, hoochte, hocht, hucht ‘Hoogte’.
Heukmes, Heukemes, Heuckemes: Vadersnaam van Huckmanns, afleiding van de voornaam Huck: Hugo.
Heukelom, van; van Heuckelom, van Heykelom, Heijkelom, van Heukelen, Heuclin, Heuclen: Plaatsnaam Heukelom (Noord-Brabant, Nederlands Limburg) of Heukelum (Gelderland).
Heukels. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hug-naam. Vergelijk Hukili.
Heukeshoven: Vermoedelijk verkeerd gelezen Henkeshoven. Plaatsnaam Henksthoven in Duffel (Provincie Antwerpen).
Heul, van der, Verheul, Verheulen, Verheule: Plaatsnaam Ter Heule in Kuurne, Meulebeke, Dadizele, Oostvleteren en Moorsele. 1470 Hendrik Geryts op de Heul, de Heul is een buurtschap in Houten. Waternaam Heul. De Heule is een zijriviertje van de Leie.
Heulaerts, Heulaert. Afleiding van Van Heule.
Heule, (van); (van) Heulen, van Heulle, van, Huele, van Uel: Plaatsnaam Heule (West-Vlaanderen).
Heulebrouck, van, van Heulenbroucke, van Heulenbrouck, van den Eulebroucke, Hullebroeck, Hullebroek, Hullbrouck: 1. Plaatsnaam Hollebroek / Hoolbroek in Wingene, Pittem, Rumbeke, Ardooie: in een uitholling gelegen moeras.
Heulemans. Afleiding van Van (der) Heule. Of variant van Holemans. De volkstelling van Betekom vermeldt 9 maal Heulemans en 6 maal Holemans.
Heulen, Heulens. Waarschijnlijk variant van Ulens.
Heulenberghe, van. Plaatsnaam Uilenberg in Herenthout (Antwerpen) en St.-Genesius-Rode (Vlaams-Brabant).
Heuman, Heumann. Vadersnaam. Geronde vorm van Haimann, van oude voornaam Hago, van Heinemann.
Heumen, van: Plaatsnaam Heumen (Gelderland).
Heun, Heune. 1. Middenhoogduits hiune: reus. 2. Zie Huens.
Heungens, Hungens: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Huno. Vergelijk Heuninck, Heunen.
Heureux, Leureux, Lheureux, l’Leureux, Leheureux, Lawoureux, Laoureux: Bijnaam. Frans heureux: gelukkig.
Heurion. Spellingvariant van Herrion of Horion.
Heurne, van. 1. Plaatsnaam Heurne (Oost-Vlaanderen, Gelderland) of in Emelgem. 2. Gepalataliseerde variant van Van Hoorn, van Horne.
Heursel, Eursels, Eurssels, Hurssel, Hursel: 1. Middelnederlands horsel, hu(e)rsel: horzel, paardenvlieg. Bijnaam naar het gebrom. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Ursula.
Heusch, van. Waarschijnlijk spelling voor Van Huys.
Heusch, de, (de) Heus, Heuch, Doossche, Dossche. Familienaam uit het Middelnederlandse hovesch, heusch, hoofsch: hoffelijk, beschaafd. Afkomstig uit ‘Het hof’. Bijnaam.
Heuschneider. Broepsnaam; hooisnijder, grasmaaier.
Heusden, van, Vanheusden, Heusden, Heusdens, Heuysdens: Plaatsnaam Heusden (Noord-Brabant, Belgisch-Limburg) of Hesdin (Pas-de-Calais, Nederlands Heusden).
Heuser, Heusers, Heusser, Heuzer, Heiser, Euser: Duitse familienaam Hauser, Huser, afleiding van frequente plaatsnaam Hausen.
Heuseveldt, Heusevelt, Heusinkveld: Gelderse familienaam. Plaatsnaam.
Heusling, Heuslich, Heuschling: Duits Hussling, afleiding van Haus: huis. Keuterboer, dagloner.
Heusy. Plaatsnaam, Luxemburg.
Heutink, Heuting, Huetink, Heutinck. Genoemd naar een vis (?), in Duits Heuting of Houting, de riviergrondel, Gobio.
Heuts, Heutz, Heudt, Huidts, Huits, Huydts, Huyts, Huijts: Limburgse familienaam. Limburgs heut/huit; ‘Hoofd’. Bijnaam. 2. Zie ook Heits.
Heuvel, Heuvels, (de) Hoevel: 1. Middelnederlands ho(e)vel, heuvel: huit, bochel, hoge rug. Bijnaam. 2. Korte vorm voor Van den Heuvel.
Heuvel van den, (van den) Neuvel, Verheuvel, van Heuveln, van Heuvel, Heuvelmann, Heuvelmans, Heuvelmanns, Hovelmans, Hvelmann. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam ’Heuvel’. In heel wat dorpen zijn er heuvels. Dus deze naam is op heel wat plaatsen ontstaan op basis van de woonplaats van wie er woonde.
Heuvelman, Heuvelmans, Heuvelmann, Hovelmans, Hvelmann: Afleiding van Van den Heuvel. Nederduits Hvel.
Heuvels: 1. Middelnederlands ho(e)vel, heuvel bult, bochel, hoge rug’. Bijnaam. 2. Korte vorm voor van den Heuvel.
Heuven, van: Plaatsnaam in Beek (Noord-Brabant), Rheden (Gelderland), Wisch (Gelderland), Zonhoven (Belgisch-Limburg).
Heuveneers. Middenhoogduits hvener: hovenier, eigenaar van een hof. Duits Hfner. Zie ook Hoevenaar(s).
Heuver, Hover, Heuwer, Euverman. Adresnaam, beroepsnaam, zie volgende. Of van heuver; hoog, verhogen (in rang).
Heuverzwijn, van, Heuverzwyn, Heuverswijn, Heuverswyn, Heuverzuyn, Heuversuyn, Heuverszyn, van Houverswijn. Wellicht bijnaam afgeleid van ‘averzwijn’. naar karakter of uitzicht. De 12de eeuwse aartsbisschop Heinrich von Cluny had de bijnaam Hendrik het Everzwijn of Hendrik de Ever.
Heuvinck, Heuvick, Heuvicq, Verhevick. Vadersnaam/moedersnaam uit de naam Hiltwigis, Hiltiwic, Hiltewigis(hild-wich).
Heuzel, Heusele: 1. Middenenderlands hosel: laars. 2. Plaatsnaam Hoeselt (Limburg).
Hevele, van: Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van Nevele. Plaatsnaam Nevele (Oost-Vlaanderen).
Hewitt. Engelse familienaam Hewet(t), Hewit(t), Howitt, Huet(t), van Frans Huet. Vadersnaam.
Hex (van) (van) Ex, Van Exe. Naam uit de plaatsnaam Heks (Limburg)
Hey, Heye, Heij, Heije, Heyens, Heyen, Heijens, Heijen, Heyink, Heijing: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Haio, wellicht=Herman. 2. Zie Haye(n). 3. Zie Heiden.
Heyerick, Heyrick, Heijerick, Heyerich, Eyerick. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Haid-rik, zie Heidrick. 2. Naam afgeleid uit Hendrik. Zie bij Henderiks. 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam agi-rik. Zie Eggerick.
Hey, de, de Heij, D’Leye: Aanpassing van Dehaye of Duhait.
Heybeeck, van, Heybeek, van Heijbeek. Waternaam.
Heyboer, Heyboers, Heijboer. Boer op de heide. Vergelijk Duits Heyd.
Heydeman, Haaiman, Heymans, Heyman, Heijmans, Heijman, Heimans, Heimann, Heimanns, Hymans, Hyman, Hijmans, Hijman, Eymann, Eyman: Afleiding van Van der Heiden.
Heydencamp, Heitkamp: Plaatsnaam Heidekamp: een afgesloten op de heide gewonnen land. Heikamp in Opglabbeek (Limburg).
Heyenroth, Heyenrath. Plaatsnaam Heienrade in Slenaken, Nederlands-Limburg.
Heyer, de, den Heijer, d’Leyere, d’Leyer, Heier, (de) Heyder, de Heijder, Heier, Heyer, Heijers: 1. Beroepsnaam van de heier, die palen heit. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam hagi-hari: Hager: Heier. Vergelijk Heyert. Of haid-hari: Heider. 3. Zie D’Leyg(h)er(e).
Heyert, Hayertz. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hag-hard: heg-sterk. Hegihardus.
Heygele, Vadersnaam. Zuidduits Heigl, van Heugel, afleiding van de voornaam Hugo.
Heyhoff. Plaatsnaam Heihof; hoeve op de heide.
Heykants, Heijkants: Plaatsnaam Heikant (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg, Zeeland), verspreid in de Kempen. Heidekant in Houwaart (Vlaams-Brabant) en Schoten (Antwerpen): uithoek van de heide.
Heylaerts, Heylaers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hail-hard ‘Heel-sterk’. Heilhart.
Heylandt, van. Plaatsnaam Heideland, van Eiland in St.-L.-Houtem (Oost-Vlaanderen): Ook plaatsnaam Heideland in Udenhout (Noord-Brabant).
Heylbroeck. Familienaam uit de plaatsnaam Heilbroek in Berchem (Oost-Vlaanderen).
Heylbroeck. Plaatsnaam Heilbroek in Berchem, Oost-Vlaanderen.
Heylenbosch, Heylembosch, Heylebosch, Hellenbosch, Hellebosch, Hylebos, Eylenbosch, Eylenbosh, Eylenbossche, Eijlenbosch, Elebosch, Elenbosh, Ellebos, Dellebosch. Naam uit de plaatsnaam Hellebos in Zegelsem (Oost-Vlaanderen), Eylenbosch in Kester (Vlaams-Brabant) of Hellebos in Lubbeek (Vlaams-Brabant). Alle namen wellicht uit: bos + helle-delle (= helling - inzinking in het terrein).
Heylen, Heylens, Heil, Heyl, Hel, Heijlens, Heijlen, Heijl, Heelen, Hle, Helen, Hele, Heyelen. Moedersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Heila = heel, ongedeerd.
Heylen, van, van Eylen, van Eijlen, van Eyll. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Heile (Zeeland). 2. Zie ook Nijlen Van.
Heylesonne, Heijlesonne, Verheylezoon, Verheylesoon, Verheylesonne, Verheylesenne, Verheylsone, Verhelesonne: Moedersnaam. Zoon van vrouw Heile. Zie Heylen(s).
Heylighen, Heyligen, Heijligen: Vadersnaam, Germaanse voornaam heilig ‘gewijd’ vergelijk Heligbertus.
Heyligers, Heijligers, Heiligers, Heiliger, Heilijgers, Heligers, Hylgers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hail-ger ‘Heel-speer’. Heilgerus. Of variant van Hillegeer.
Heymeijer, Heijmeijer: Beroepsnaam van een meier, boer op de hei(de). Vergelijk Duits Heidelmeier.
Heynaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hagin-hard: Heinhard, Heginardus.
Heynold. Vadersnaam. Germaanse voornaam, zie Henau.
Heynsens, Heynssens, Heijnssens, Henssens, Henssen, Hinsen, Hinssens, Hinssen: Vadersnaam. Afleiding met -sin-suffix van de voornaam Hendrik.
Heysbroeck, van. Plaatsnaam Heisbroek in St.-Kat.-Waver, Duffel (Antwerpen) en St.-Pieters-Kapelle (Vlaams-Brabant).
Heyselbergh, Heyselbergh, Heyselbergs, Heyselberghs. Eyselbergs: Wellicht variant van Huygelberghs.
Heynsman, Heynsmans, Hensmann, Hensmans, Hensmanns. Vadersnaam uit Heins, een afleiding van Hendrik: haim-rik.
Heyst, van, Heyste, van, van Heijst, Heijste, van Heest, Hest, van Heste. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Heist (= struikgewas, bos). Deze naam komt op heel wat plaatsen als gemeentenaam en als gehuchtennaam voor. Plaatsnaam Heist-op-den-Berg (Antwerpen). 2. De migratienaam Heist-aan-Zee, oorspronkelijk Koudekerke (West-Vlaanderen).
Heystman, Heystmans. Afleiding van Van Heyst.
Heystraten, van, Eystraeten: Heistraat: straat door of naar de heide. Plaatsnaam in Hulshout, Duffel (Antwerpen), St.-Niklaas (Oost-Vlaanderen), Borst. Er is verwarring met Heirstrate.
Heythuyzen, Heijthuijzen: Duitse plaatsnaam Heythuysen. Eventueel met Heidhausen.
Heytselaer, Heysselaer: Afleiding van Brabants heitselen: het hakhout in bundels binden; ook snoeien, bout hakken. Brabants heidsel: takkenbos, van heide. Of plaatsnaam Heisselaar bij Aarschot?
Heyvaert, Heyvaerts, Heijvaert, Hyevaert, Heivers, Heyvers. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hagi-frid: ‘Heg-vrede’. Hecfridus. Duits Heinfried. Plaatsnaam Wierre-Effroy, Pas-de-Calais.
Heijblom: Plaatsnaam Heibloem in Roggel (Nederlands Limburg, Herenthout, Olen (Provincie Antwerpen).
Heijbroek: Plaatsnaam in Someren (Noord-Brabant).
Heijde, Heijden, Heijdens: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Haido. 2. Heijde kan ook wel verkort zijn uit van der Heijde.
Heijdeman, Heijman, Heijmanns, Heijmans, Hijmans, Hijman, Heitman: Afleiding op –man van van der Heiden.
Heije, Heij, Heijens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Haio.
Heijer, (den): 1. Beroepsnaam van de heier, die palen heit. 2. Afkomstig uit Berkheij (Wassenaar Zuid-Holland).
Heijeriks: Vadersnaam. Heyerick. 1. Uit Heiderik, Germaanse voornaam haid-rik ‘Verschijning-machtig’. Haidrich, Heidrich. 2. Uit Heinrik.
Heijerman: 1.Variant van Heijdeman. 2. Zie Herman.
Heijgen: Hypercorrecte spelling voor Eijgen. Plaatsnaam Eigen ‘ellodiaal, niet-leenroerig goed’.
Heijink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Heie, Heije.
Heijkoop: Plaatsnaam Heikop (Zuid-Holland).
Heijl, van: Plaatsnaam Heile (Zeeland).
Heijlbroek: Plaatsnaam Heilbroek in Berchem (Oost-Vlaanderen).
Heijligers, Heijliger: Vadersnaam. Germaanse voornaam hail-ger ‘Heel-speer’. Heilgerus.
Heijman, Heijmanns, Heijmans, Hijmans: 1. Vadersnaam. Heiman, van Heineman, afleiding van Heinric Ԉendrik’. 2. Zie Heijdeman.
Heijne, Heijnen, Heynen, la: familienaam Lahaine, Laheyne, van Lahaigne. Bijnaam. Oudfrans haigne ‘grimas, grijns’.
Heijninck, Heinink, Hijnen, Heinen, Heins: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hein, Hendrik.
Heiningen, van, Heijningen, Heyningen. Plaatsnaam Heijningen in Moerdijk, Heiningen in Nedersaksen en Wurttemberg.
Heijstek: Plaatsnaam: plaats op de hei?
Heijt, Heijting: Vadersnaam. Germaanse voornaam Haito, Heito, van Haido.
Heytze: Vadersnaam. Gedenasaleerd uit Heinz.
Heijzen, van: Ontrond uit van Huijzen. Plaatsnaam Huizen (Noord-Holland).
Hezel, van. Plaatsnaam Herzele (Ooost-Vlaanderen), lokale uitspraak (h)eezel. Zie Van Herzeele. Eventueel plaatsnaam Hersel (Noord-Brabant)
Hicketick, Hicketik, Hiketik, Hikketik, Hikketik: Speelse naamvorm bij de familienaam Hicke of Hicket, met reduplicatie en rijm? Vergelijk Nederduits Strickstrack, Trictrack, Schnickschnack, Pickenpack.
Hiance. Franse uitspraak van Jans.
Hiann, Hianne: Vadersnaam. Hypercorrect voor Jann, Jannet. Vergelijk Yannart.
Hiard, Hia, Hiar, Hias, Hyard, Hyart, Hyat, Hyar, Hya; Afleiding van Oudfrans hier: (palen) heien (vergelijk (de) Heyer), of stoten.
Hibaude, Hibeau, Hibo, Ibo, Hybaude: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Hildeboud. Zie Hiddebout. Als de h hypercorrect is: vaders-, moedersnaam van Germaanse voornaam Idbaldus, Itbolda.
Hibbelen, Hibel, Hiben, Hibben, Hippel, Ippels: Vadersnaam. Verkleinvorm bij de bakernaam Hibbo, van Hildebert of Hildebrand. Vergelijk de Friese voornam Hibbe(l), Hibert.
Hibert, Hippert, Hippertchen, Hybrecht: Vandersnaam van Hil(de)bert. Voornaam Hibbert.
Hiblot. Vadersnaam. Afleiding van Hibert of Hibeau.
Hibon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse bakernaam Hibbo; vergelijk Hibbelen.
Hickethier. Voornaam Hictarius, Hicterius, variant van Hector met -arius-suffix.
Hickey. Ierse familienaam (O)Hickey, Iers iceadh ‘genezer’.
Hidalgo, Hildalgo, Idalgo, Fidalgo: Spaans Hidalgo: edelman, ridder.
Hiddebout. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-bald ‘Strijd-moedig’. Hildibald.
Hidden, Hiddes, Hiddink, Hidding, Hiddinge, Hiddinga, Hiddenga: Vadersnaam. Hiddo, bakervorm van een Germaans hild-naam; vergelijk Hidda = Hildiberga. Friese voornaam Hidde.
Hie, van, (van) Hye, van Ye, van Y, Vanye, Vany: 1. Plaatsnaam Hide, Hyde: haven (aan de kust), bijvoorbeeld in Koksijde, Lombardsijde, Raversijde. Plaatsnaam bij Duinkerke (Frans-Vlaanderen), in Heist, Nieuwpoort (West-Vlaanderen) en Schoondijke (Zeeland). 2. Waternaam Het IJ (van Ie, Ye) in Noord-Holland.
Hiebendaal: Plaatsnaam. Vernederlandsing van de ontronde vorm van Duitse plaatsnaam Hbenthal (Hessen, Nedersaksen).
Hieftje: Vadersnaam. Hypercorrecte spelling voor Ieftje, verkleinvorm van Ieve, Ivo. Germaanse voornaam Ivo. Zie ook Ivens.
Hiel, Hiehle, Hiele, Hiels, van, Hille: 1. Bijnaam naar het lichaamsdeel, de hiel; of naar de hak. 2. Familienaam uit Van Niel: plaats in provincie Antwerpen/Limburg/Vlaams-Brabant.
Hiele, van (der): 1. Plaatsnaam Hille, Noordzee-Germaanse variant van Hul(le) ‘Heuvel’Engels hill. 2. Uit van Hiel.
Hielkema, van, Hijlkema, Hylkema, Hielken, Hielema, Hieltjes, Hielckers. De Friese familienaam Hylkema/Hijlkema/Hielkema is afgeleid van een vadersnaam dat teruggaat op een hild-naam zoals Hildebrant, Hildeboud. De voornaam Hylke/Hielke. Uit een van de onderstaande referenties blijkt ook dat dit type familienamen via via werd aangenomen, in dit geval door een landbouwer op een boerderij die aan een (middeleeuwse) familie Hylkema toebehoorde.
Hiero, Hierro. Spaanse familienaam Hierro, Fierro. Italiaanse Ferro; ijzer. Beroepsnaam van de smid.
Hieronymus, Hironymus, Jeronimo: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Hieronymos; ‘met een heilige naam’. Zie ook Jrme.
Hieronsens. Vadersnaam. Zoon van Jeroen.
Hiers, Hierse, Iers: 1. Beroepsnaam voor de teler of handelaar van gierst, Middenenderlands hirse/herse. Vergelijk Duits Hirse, Hirsekorn, Hiersemann. 2. Misschien wel aanpassing van plaatsnaam Hierges (Ardèche).
Hietbrink: Plaatsnaam Heetbrink, Heitbrink: 1480 Hietbrink bij Almelo, Overijssel; 1417 ten Hiedbrinke in Bergh (Gelderland). Ook plaatsnaam Heidbrink (Nedersaksen).
Hietink. Vadersnaam. Afleiding van bakernaam Hiddo, zie Hidden.
Hiffe, Hieff: Waals hfe nootschaal.
Higgins, Higginson. Engelse vadersnaam. Afleiding van Higg, van Hick, bakervorm van Ric(h)ard.
Higny, Hienny: Plaatsnaam Higny in Jamoigne (Luxemburg).
Hijzen. Vaders-, moedersnaam. Germaanse voornaam Iso/Isa.
Hikspoors, Hexspoor: Zinwoord: Middelnederlands hicken: pikken + spoor: ruiterspoor. Bijnaam voor iemand die met de sporen prikt, die het paard de sporen geeft.
Hiligsmann, Hilligsmann, Hilkman, Hilkmann: Nederduitse Hilligmann, Hilgemann, Duits Heiligmann. Lid van de kerkraad.
Hilarius, Hillario, Hillaire, Hilaire, Hislaire: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam.
Hilberink: Vadersnaam. Uit Hilbertink, afleiding van de voornaam Hilbert. Vandaar ook plaatsnaam, bijvoorbeeld 1387 Hilberting in Weerselo Overijssel.
Hilberts, Hilbert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-berht ‘Strijd-schitterend’. Hildebertus.
Hild, Hilde, Hilden, Hildgen, Hilte, Hilt: Vaders-, moedernaam. Germaanse voornaam Hildo/Hilda, korte vorm van een hild-naam.
Hildenbrandt, Hildebrandt, Hildenbrand, Hildebrand, de Hildebrandt, Hiltenbrand, Childebrand, Hillebrand, Hillebrandt, Hillenbrand, Hellebrandt, Hellenbrandt, Hellenbrand: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-brand ‘Strijd-zwaard’. Hildebrandus.
Hildebert, Hilbert, Hilbert, Hilpert, Hullebert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-berht ‘Strijd-schitterend’.
Hildegarde, Hilgardt, Hellegards, Ellegaard: Moedersnaam. Germaanse voornaam hild-gard ‘Strijd-gaard’.
Hildering. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hilder(t), zie Hiler of Hilderik.
Hildermans, Hillermans: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Hilder(t); vergelijk Hildering. 2. Zie Hillemans.
Hildernisse: Hildernisse bij Woensdrecht (Noord-Brabant) werd eind 15de eeuw door de Schelde verzwolgen.
Hilderson, van, Hildersom: Plaatsnaam Hindersom (Noord-Brabant, Gelderland, Nederrijn?).
Hildesheim, Hildeschayn, Hillescheim: Duitse plaatsnaam Hildesheim.
Hileijn, Hillen: Vadersnaam. Voornaam Hillin/Hellin, vleivorm van een hild-naam, zoals Hildeboud = Helleboud.
Hileghem Van, Hillegems, Hielegems, Hieleghem, Hillegoms, Hullegems, Ilegems, Ilegoms, Illeghem, Illgegem, Ylegems, Ylegoms, Illegems, Ielegems, Willeghems, Willegems. 1. Naam uit de plaatsnaam Hillegem (Oost-Vlaanderen). 2. Of uit Hillegom (Zuid-Holland).
Hilereau. Vadersnaam. Afleiding van Hilaire.
Hilfert. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-frid ‘Strijd-vrede’. Hildefredus, Helfridus. 2. Of plaatsnaam Helford (Cornwall)?
Hilgerdenaar: Vadersnaam. Afleiding van de Germaans naam Hilgert, Hilger, Hillegeer.
Hilgert, Helgert: Variant van Hilger (zie Hillegeer) of van Hilgardt.
Hilhorst. Plaatsnaam, in Hoevelaken, Amersfoort, Utrecht; bosje op een heuvel.
Hilke, Hilkens, Hilleke, Hilge. Vadersnaam uit een Germaanse hild-naam zoals Hillebrand.
Hill, Hille, Hills: Engelse plaatsnaam Hill; heuvel’. Zie ook van der Hille.
Hillaert, Hillaerts, Hilaerts: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-hard ‘Strijd-sterk’. 2. Familienaam uit Hille. Zie Hille. 3. Familienaam uit de plaatsnaam Hillaer in Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Hille (van), Verhille, Verrielle, Verriele. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Hille (Noordzee Germaans Huile voor heuvel), Engels Hill. 2. Hiel(e) (van) en Van Hille kunnen ook afkomstig zijn van de plaatsnaam Niel bij Antwerpen.
Hillegeer, Hilger, Hilgers, Hilker, Hilgert, Illegeer, Hellegeer, Hellegers, Helgers, Helegeert, Helegeer, Helgert, Helguers, Ellegeert, Elegheert, Elegheer, Elegeert, ElegeerEllegeest, Elegeest, Eligeest, Eligeet, Elgers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-ger ‘Strijd-speer’. Hildegarius, Hilgerus.
Hillem. Variant van Hillen? Plaatsnaam Hellemmes (Nord)?
Hillemans, Hillemanns, Hildermans, Hillermans, Illemans: 1. Moedersnaam. Afleiding van Hille, van Hilde. 2. Afleiding van Van Hille.
Hillen, Hille, Hillenga, Hillenius, Hillenaar, Hilling. Vrouwelijke naam, vleivorm van Germaans χildjō- ‘Strijd’. Zie ook vorige.
Hiller, Hillert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hilder(t): hild-hari ‘Strijd-legerՠof hild-hard ‘Strijd-sterk’.
Hillebrand, Hilbrands, Hilbrants, Hillebrands, Hilbrandie, Hilbrand, Hollebrand, Hollebandse, Hollebands: Vadersnaam. Germaanse voornaam Hildebrand: hild-brand ‘Strijd-zwaard’. Hildebrandus. Hilebrantssoen.
Hillege: Vadersnaam/moedersnaam Uit Hilligje, verkleinvorm van een hild-naam.
Hillegeer, Hilger, Hilgers, Hilker, Hilgert, Hilgerink, Hillegers, Illegeer, Hellegeer, Hellegers, Helgers, Helegeert, Helegeer, Helgert, Helguers, Ellegeert, Elegheer, Elegeer, Elegeert, Elegheert, Ellegiers, Ellegeest, Elegeest, Eligeest, Eligeet, Elgers: Vadersnaam. Hillegeer, Hilleger, Germaans naam hild-ger ‘Strijd-speer’. Hildegarius, Hilgerus.
Hilleman, Hillemans, Hillemanns, Hildermans, Hillermans Illemans, Hillema (Fries): 1. Moedersnaam. Afleiding van voornaam Hille, van Hilde. 2. Afleiding van van Hille (zie van Hiele).
Hillinga: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaanse hild-naam.
Hillinger. Afleiding van plaatsnaam Hilling, Beieren.
Hillewaere. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hild-war.
Hillewaert, Helewaert, Hillewaere, Heluwaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hild-ward; ‘Strijd-hoede’.
Hilmer, Illmer, Ilmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-mr ‘Strijd-beroemd’. Hil(de)marus.
Hilse. Duitse ontronde vorm van plaatsnaam Hulse; hulst.
Hilson. Engelse vadersnaam; zoon van Hild.
Hilst, van: Plaatsnaam Hilst in Hasselt (Belgisch-Limburg).
Hilton. Plaatsnaam (Derbyshire, Dorset).
Hiltrop. Frequente plaatsnaam in Westfalen.
Hilven, Heleven, Helven, Helfen. 1. Moedersnaam, knuffelvorm van Heilwig. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van Hildevert.
Hilwerda, Hilverda, Hilverdink, Hilverink, vadersnaam Hilwert, Hillewaert, Hildiward, Hildoard. Plaatsnamen Hilversum (Hilwarthisheim, Hilwart’s woonplaats), Hilwartshausen, dorp bij Einbeck in Hannover, enz.
Himbeeck, Himbeek,(van), van Imbeeck, Imbeek, Himbeke, Hinnebeke, (van) Heymbeeck, Heymbeek, van Heijmbeeck, van Heymbeke, (van) Eembeeck, Eembeek, Eembeck, Embeck. Naam uit de plaatsnaam Hembeke (Oost-Vlaanderen), (Neder-Over) heembeek (Vlaams-Brabant), Himbeke in Paulatem of Embeke in Viaene (Oost-Vlaanderen).
Himelfarb, Himmelfarb. Duits Joodse familienaam; hemelkleur, hemelsblauw.
Himbeeck, van, Himbeek, van, van lmbeek, van lmbeeck, Himbeke, Hinnebeke, (van) Heymbeeck, Heymbeek, van Heijmbeeck, van Heymbeke, (van) Eembeeck, Eembeek, Eembeck, Embeck: Plaatsnaam Hembeke (Oost-Vlaanderen), (Neder-Over)heembeek (Vlaams-Brabant), Himbeke in Paulatem (Oost-Vlaanderen) of Embeke in Viaene (Oost-Vlaanderen).
Himbergen, van. 1. Hypercorrect voor Van Imbergen, van Van ledenberge. Plaatsnaam in Asse (Vlaams-Brabant). Zie ook Tinbergen. 2. Duitse plaatsnaam Himbergen.
Himbrecht: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam haim-berht ‘Heem-schitterend’. Haimbert, Heimbertus. 2. Hypercorrecte spelling voor Imbrecht.
Himmel, Himmelman, Himmelmann: Duits pendant van van den Hemel. Hemelman.
Himmenck, van: Misschien de Zwitserse Plaatsnaam Emmenegg, waarvan de Brabantse familie Emmenecker afkomstig is.
Himschoot, (van) Imschoot, Hemschoote, Van Nienschoot: Plaatsnaam Himschoot in Eksaarde (Oost-Vlaanderen). Himst(e), van, zie van Heemst.
Himmer. Beierse ontronde vorm van Hummer, van He(b)mer, van Hubmaier: kleine boer. Hube, Hufe: hoeve.
Himschoot, (van) Imschoot, Hemschoote, van Nienschoot: Plaatsnaam in Eksaarde (Oost-Vlaanderen).
Hinand, Hinant: Vadersnaam. Germaanse voornaam hild-nand ‘Strijd-moed’. Hiltinand.
Hinchliffe. Engelse familienaam Hincliff, Yorkshire.
Hinckstmans, Hingstman: Beoepsnaam van de hengsten- of paardenkoopman. Vergelijk Hengstmanger.
Hincourt. 1. Plaatsnaam, Meurthe-et-Mos. 2. Zie Incour.
Hinderdael, van, van Inderdael, Henderdael: Duitse plaatsnaam Hintertal.
Hindersmann: Duits familienaam Hindermann, Hintermann, naar de woonplaats ergens achter.
Hindlet. Hypercorrect en met rc-epenthesis voor Idelet. Zie Hit(t)elet.
Hingst, Hin(xt, Hinckxt: Bijnaam naar de eigenschappen van de hengst; vergelijk werkwoord hengsten: hard werken. Of beroepsnaam voor fokker of koopman van hengsten. Vergelijk Hinckstmans.
Hingston. Plaatsnaam Hinxton, Cambridgheshire.
Hink, Hinck, Hincq, Hinc, Hinque, Inck: 1. Vadersnaam Henk. Duitse korte vorm van de voornaam Heinrich. 2. Bijnaam voor iemand die hinkt.
Hinloopen, van, Hinlopen: Plaatsnaam Hindelopen (Friesland).
Hinnebeen. Verdwenen familienaam. Wellicht uit de Germaanse voornaam han + berth. Of is het toch een bijnaam voor iemand met dunne benen?
Hinneman, Hinnema: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes of Hendrik.
Hinnes, Hinssen: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van voornaam Johannes of Hendrik.
Hinfeld, Hinfeld, Hinsfeldt, Hinsfeld. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam: dit uit het Germaanse hangista + felda Ergens (?) in het Duitstalige gebied.
Hinninghofen. Eberhard Hinninghofen werd in 1717 in Kettwig geboren als zoon van Gotzen Oberhinninghofen en Anna Unterhinninhofen. Hinninghofen is een straatnaam in Kettwig.
Hinnisdael, van, Hinnisdaels, Hinnesdaels, Hinnendaels: Plaatsnaam Hinnisdaal in Vechmaal (Limburg).
Hinsenkamp. Plaatsnaam Kamp (veld) van Hinse (Heinso).
Hinte, van: Plaatsnaam Hinte (Nedersaksen).
Hinten. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit Heinrich (haim-rik). 2. Vadersnaam of moedersnaam uit Johannes of Joanna.
Hinterberger. Plaatsnaam Hinterberg (Beieren).
Hintermaier, Hindermeyer: Duitse naam voor een meier die ergens achter woont.
Hintertur: Misschien de plaatsnaam Hinterthrn (Beieren).
Hinthel. Plaatsnaam Hintel: veen, broekland in Oldenburg-Hannover.
Hintzen, Hintze, Hinr, Hinze, Hinzen, Hinsch: Vadersnaam. Duitse vleivorm van H(e)inrich.
Hion. 1. Plaatsnaam Hyon (Henegouwen). 2. Zie Yon.
Hippe, Hipp, Hipke, Hipken: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Hildebert of Hildebrand. Vergelijk Hibbelen.
Hippolite, Hippolyte, Hippoliti, Ippolito, Ippoliti: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Hippolytus ‘aardentemmer’.
Hiquet, Hicquet, Hicket, Hiket, Hicguet, Higuet, Higuez, Iquet, Icket, Iket: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse bakernaam Hicko. Zie Icke.
Hirsch, Hirch, Hirz, Hirtz, Hiertz, Hirsz: Duitse bijnaam Hirsch: hert. Vergelijk De(n) Hert.
Hirardin. Vadersnaam. Vleivorm van Herard.
Hiroix, Volksnaam Irois; Ier?
Hirschhorn, Hirshorn, Herschhorn, Herszhorn: Plaatsnaam (als in Beieren). Ook huisnaam: de Herthoorn.
Hirschberg, Hirschberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Hirschberg.
Hirschbuhler, Hirschbichler. Plaatsnaam Hirschbhl, Hirschbichl (Beieren).
Hirschel, Herschel: Duitse afleiding van Hirsch: hert. Bijnaam.
Hirschfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam Hisfeld.
Hirschler. Afleiding van Hirsch; hert.
Hirschman, Hirschmann, Hersman, Herszman, Herzman, Hercman: Duitse beroepsnaam. Variant van Hiersemann: teler van gierst.
Hirt, Hirth, Hirtt, Hirter: Duitse beroepsnaam Hirt: herder.
Hirtz, van den. Plaatsnaam Hirtz in Moresnet, Luik.
Hisdes: Wellicht vervormd uit Hirdes.
Hisette, Hizette, Hisstette, Hissete, Hyzette: Plaatsnaam. Oudfrans haisette, afleiding van haise, van Germaans haisia: haag, heg, afsluiting.
Hispallie, van der, Hispaillie, van der. Zie van de Raspaille.
Missel: Waarschijnlijk van Duits Hirschel of van Hitzel, afleiding van Germaanse voornaam Hizzo, afleiding van hild-naam.
Hissink, Hessink, Hishink, Hissing. Adresnaam, boerderij op de Veluwe en wel 5 erven, boerderijen. in de Achterhoek. Een ink naam met de betekenis zoon van Hisso of Hizo, tot de stam hildo; strijd.
Hitelet, Hittelet, Itlet, Ittelet, Hutlet: Vadersnaam. Afleiding van een bakervorm van een Germaanse voornaam, een hild-naam (zie Hidden) of een id-naam (zie Ide).
Hitchinson, Hitchins. Engelse vadersnaam. Zoon van Hitchin, vleivorm van Hi(t)ch, van de voornaam Richard.
Hitter, Hitters: Hitter is een ontronde vorm van Duits Htter, van plaatsnaam Htte ‘Hut’. Of uit Hter ‘Hoedenmaker’.
Hiver, Hivert, Yver, Yvert: 1. Vadersnaam. Yver was een voornaam in Amiens. 2. Bijnaam. Frans hiver: winter. Vergelijk De Winter.
Hivre. Hypercorrect voor Hiffe?
Hizette, vervorming van Van Hex?
Hitzert: Duits Hitzer, afleiding van hitzen ‘Heetmaken, stoken’.
Ho, Hoo, Ho-Sam-Sooi, Ho-A-Hing, Sie Dhian Ho, Ho Tjon Hen. Chinese of oosterse naam, mogelijk naar Ho Chi Minhstad, Vietnam.
Hobart. Vadersnaam. Variant van Hubert.
Hobbel, Hobbels, Obbels: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Hubrecht.
Hobbelink. Vadersnaam. Afleiding van Hubrecht. Vergelijk Hobbel(s).
Hobberstad. Noorse plaatsnaam Hobberstad.
Hob, Hoebee, Houb, Houbey: 1. Oudfrans hob, hobet: roofvogel, kleine valk.
Hobe, Hobee, Hobbe, Hobbs, Hop, Hoppe, Hopp, Hoeppe: Vadersnaam van Germaanse voornaam Hubrecht. Vergelijk Hubin.
Hoberg, Hooberghs, Hoobergs, Hooiberg, Hooyberg, Hoobergh, Hooberghs, Hoberg, Hobergh, Hoberghs, Hooijbergh, Hoijbergh, Hoybergen, Hoeyberghs, Oberg, Oberge, van Hauberg, (van) Hoeberghen, Hoebergen, Hoeberg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ho(ge)bergh in Reet (Antwerpen) en Zulzeke (Oost-Vlaanderen, Hoberg in Bakel en Zon (Noord-Brabant) en Hooiberg (dit wellicht ook uit hoge berg) in Oostmalle (Antwerpen). 2. Familienaam uit de plaatsnaam Opbergen of Obberge. 3. Er zijn ook diverse plaatsnamen met Hohberg in Duitsland. Afleiding is Hoberger.
Hobleu, Hombleu, Houbleu: Oudfrans hobeleur: deserteur, vluchteling, plunderaar, rover. Bijnaam.
Hobohm. Nederduitse vorm van Duits Hohbaum, Nederlands Hoogboom. Naar de woonplaats.
Hobscheid. Hobschette, Hopchet, Obchette, Obchet, Obchitte: Duitse plaatsnaam Hobscheid.
Hobus, Hobusch, Hoebus, van Hoebost, Hobost, Van Obost, Obus. Naam uit de plaatsnaam Hobos(ch): hoog bos, een naam die op vele plaatsen voorkomt. Velzeke, Tielt. Ook Hoebuschvijver in Dentergem.
Hocedez, Hochede, Hochedez, Hoscedz, Hosced, Hossedez, Hosd, Hosdez, Hosdey, Hosday, Auched, Auged, Augedet, Augedez, Hauchedez, Hauged: Frans hoche d: die de dobbelstenen schudt. Bijnaam voor een dobbelaar. Vergelijk Duits Schttenwiirfel.
Hocepied, (de) Hochepied, Hossepied, Hospied, Houspie, Hauspie, Hauspye, Hauspy: 1. Frans hoche pied. Bijnaam voor iemand die de voeten schudt, slingert. 2. Haussepied: die de voet optilt; of Oudfrans haussepi: instrument om een kruisboog met de voet aan te spannen. Oudfrans halcer: Frans hausser.
Hocevar. Variant van Kocevar, Sloveens voor de bewoner van de streek rond Kocevje.
Hoch, Hochs. Duitse bijnaam. Vergelijk De Hoog.
Hochart, Hochard, Hossart, Hossaert, Hauchard, Hauchart, Houchard, Houchau: Afleiding van Oudfrans hochier: schudden. Bijnaam.
Hochberg, Hochberger. Duitse plaatsnaam Hochberg.
Hoche. Bijnaam van Frans hocher: schudden. Vergelijk Hutse, Hochart.
Hochstenbach, Hostenbach, Oostenbach, Hochstenbag. Plaatsnaam Hchstenbach in Rijnland-Palts.
Hochecorne, Hauchecorne: Frans Hoche corne: die de hoorn beweegt, blaast.
Hochhaus, Hochhauser, Hochhuser, Hochheiser, Hohaus, Hoheiser, Hoheisel: Verspreide Duitse plaatsnaam Hochhaus(en).
Hochmont. Plaatsnaam Ho(o)gmont in Tg.
Hochmuth, Hogmout: Duits Hochmut had oorspronkelijk een positieve betekenis: hoge, edele gezindheid; later: hoogmoed, trots, overmoed. Bijnaam.
Hochschuler. Bijnaam voor student aan een hogeschool, een scholaster. Vergelijk Scholiers, Escolas.
Hochstein, Hochsteyn, Hoogesteyn, Hoogesteijn, Hoogsteyn, Hoogsteyns, Hoogsteijns, Hoogstijn, Hoogstijns, Hoogstyns, Hoogstyn. Naam uit de plaatsnaam Hoge Steen, bijvoorbeeld in Kortemarik en Kachem (West-Vlaanderen), Hochstein (Rijnland-Palts, Noordrijn-Westfalen en Beieren).
Hochstenbach, Hochstenbag, Hockstenbach, Hochtenbach: Duitse plaatsnaam Hchstenbach.
Hochstras, Hochstrass, Hochstrasser; Plaatsnaam Hochstrasse; hoge straat.
Hocht, van. 1. Plaatsnaam Hogt in Lanaken (Limburg). Zie ook Van der Hoeght. 2. Zie Van Haecht.
Hochwald: Plaatsnaam Hochwald (Noordrijn-Westfalen, Baden-Wrttemberg).
Hocke, Hock, Hokke, Hokkeling, Hokke, Hoc, Hocque, Hocq, Hoque, Houke, Hocks, Hockx, Hox, Houkx, Houx, Houckx, Houck, Hoeks, Hoek,Hoekx, Hoex, Hoecks, Hoeckx, Hoeck, Houcque, Houque: 1. Vadersnaam Hocke, van Hucco, bakervorm van een hug-naam, zoals Hugo, Hugebert. 2. Zie Houck(e). 3. Hock(e), Hokke, Hoc, Hoque, Hocq(ue) eventueel = Hoke.
Hockemuler. Aanpassing van Duits Hochmuller: molenaar op een hoge molen.
Hockers, Hockertz. 1. Duitse beroepsnaam Hocker, Hker, Hockner: kramer, venter, kleinhandelaar. 2. Zie Ockers.
Hocking, Hockins. Vadersnaam. Afleiding van Hocke 1.
Hocquard, Hoquart, Hocquart, Hoccart, Hockaert: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hughard. Duits Huckart. 2. Afleiding van Oudfrans hoc: ha(a)k, houweel?
Hocquet, Hocquette, Hocquez, Hocqu, Hoquet, Hoqez, Houquet, Houques, Hockett, Hockett, Hockettay, Hoket, Ocquet, Ocket. 1. Bijnaam uit het Oudfranse hoquet: schok, stoot, twist, valstrik, haak, kapmantel. 2. Vadersnaam uit de Germaanse knuffelnaam Hucco of Occo. Uit Odger.
Hocquinghem. Plaatsnaam Hocquinghen (Pas-de-Calais) en oude naam van St-Lonard (Pas-de-Calais).
Hodelet, Hoddelet. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse aud-naam, zoals ook Houdet = Oudet. Of van een hild-naam.
Hodde: Vadersnaam. Bakervorm.
Hod. Middelfrans hod: moe, vermoeid. Bijnaam.
Hodeige, Hodge: Plaatsnaam (Luik).
Hodges, Hodge, Hodgson: Vadersnaam. Engels Hodge, roepnaam voor Roger.
Hodiaumont, Haudiamont. Plaatsnaam Hodiaumont in Thimister (Luik).
Hodimont. Plaatsnaam, Luxemburg.
Hodister, Hoedister, Audistre: Plaatsnaam Hodister (Luxemburg).
Hdl: Hdl, Hdler, Opper Duits beroepsnaam voor een kleinhandelaar.
Hodzelmans. Duitse familienaam Hutzelmann. Vergelijk Hutzelbeck: bakker van Hutzelbrot, brood met gedroogde vruchten.
Hoebancx, Hoebanx, Hoebanckx, Hoebankx, Houbanckx, Hoebank: Re-interpretatie van Hoebampts. Plaatsnaam Hoebampt: hoge beemd.
Hoeb, Hoebee, spelling voor Hob. 1. Oudfrans hob, hobet ‘Roofvogel, kleine valk’. 2. Vadersnaam. Variant van Hubet, verkleinvorm van de voornaam Hubert. Zie Hoebert.
(van) Hoebeke, (van) Hoebeeck, Hoebeek, Hoebeck, Hoebek, Hoebecke, Oebbeke, Hoebecq, Hobeck, Hubeek. Familienaam uit de plaatsnaam Hoebeke: hoge beek.
Hoeberghen, Hoebergen (van). Familienaam uit de plaatsnaam Hoeberg(en): hoge bergen. Zie verder Hoberg.
Hoebert, Hubers, Huiberts, Huibers, Hubrechts, Hubregtse, Huiversma: Vadersnaam. Hoebert is de oostelijke variant van de Germaanse voornaam Hubert. Zie Hubrechtsen.
Hoeboer. De kinderen van ene Mathias Hophouwer uit ҂eieren’ (volgende akte van ondertrouw 19.07.1710 in ‘S-Hertogenbosch) worden vermeld als Hoeboer of een variant daarvan. Hophouwer is dan wellicht de weer verbasterde basisnaam met als oorsprong: hopbrouwer (brouwer van hoppebier). Plaatsnaam Obourg, Henegouwen?
Hoebroeck, van Hoebroek, van, Hoebrouck, Hoebrouk, van Hoobrouck, Hoobroucq, van Houbroeck, van Haubroeck, Hubrouck, Huybroeckx: Plaatsnaam Hobroek: hoog rnoeras, in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen), Hoebroek in Ezemaal (Vlaams-Brabant).
Hoed, den, (de) Hoet, D’Loe, D’Loet, D’Loedt, Hoedt, Hoedts: 1. Bijnaam naar het hoofddeksel of beroepsbijnaam voor de hoedenmaker. Ook uithangbord, wat vaak verwijst naar het beroep. Vergelijk Engels Hat, Frans Chapeau, Picardisch Capiau. 2. In Nederland is minstens n familie waar de naam teruggaat op (schapen)hoeder.
Hoedemaeker, Hoedemaekers, Hoedemaker, Hoedemakers, Hoemaeker, Hoemaecker, Hoemacker, Hoeymakers, Heutmekers: Beroepsnaam van de hoedenmaker.
Hoeden, van der, van Hoe, van Hoo, van Hou. Van den Hoede. Naam uit de huisnaam Ten Hoede: in de hoed.
Hoeder: Beroepsnaam. Middelnederlands Hoeder ‘L hoeder, bewaker’. Vergelijk Duits Hter.
Hoefakker: Plaatsnaam Hofakker in Dentergem, Koolskamp, Meulebeke, Pittem, Wingene (West-Vlaanderen), Hofakkers in Vries (Drenthe).
Hoef, Hoefs, Hoes: Bijnaam. Variant en afleiding van Hooft. Hoes, van Hoefs door zss.fs/s
Hoef (de), Houf. Beroepsbijnaam van de hoefsmid. Variant van Van (den) Hoef? Aanpassing van De Hove? Zie ook Hoefs.
Hoefhamer: Beroepsbijnaam van de hoefsmid.
Hoeffler, Hoeffel, Hoeffelman, Hfel, Hfelmann: 1. Duitse familienaam Hfler, van plaatsnaam Hof: hof, hoeve. Hfelmann zoals Hoflmeier: boer op een hoeve. 2. Afleiding van Nederduits Hvel, Hfel: heuvel.
Hoefflijn. 1. Aanpassing van Duits Hoflin. Duitse familienaam Hofle(in), afleiding van plaatsnaam Hof. 2. Uit Houplines, met pl-, fl-wisseling. Zie Houfflin.
Hoefkens, Hofkens, Hufkens: Verkleinvorm van van der Hoeven of van Hove.
Hoefmans, Hoefman, Homan, Hoffmann, Hoffman, Hooftman, Hoofman, Hoofmans, Hofman, Hofmans, Hoffeman, Hoffeman, de Hoffmann, Hoffmann, Hoffmanns, Hoffman, Hofment, Offman: 1. Afleiding van van der Hoeven, van den Hove. 2. Beroepsnaam ‘Dienstman, hofdienaar, landbouwer, boer, tuinman, hofmeester’.
Hoefnagels, Hoefnagel, Hoefnaegels, Hoefenagel, Hoeffnagel, Hoevenagel, Hoevebaeghel, Hoevenagel, Hoevenaeghe, Houvenaeghel, Houvenaghel, Hoevenagel, Houwenaeghel, Houwenagel: Beroepsbijnaam van de hoefsmid.
Hoef, Hoefs, Hoes. Varianten van Hooft. Zie daar.
Hoefsloot. Plaatsnaam bij Berkhout, Noord-Holland.
Hoefsmit. Beroepsnaam van de hoefsmid.
Hoefijzers, Hoefijzer, Hoefeijzers, Hoftijzer: Beroepsbijnaam van de hoefsmid.
Hoegaerden, van, Hoegaarden, Hoegarden, Van Hougardine. Familienaam uit de plaatsnaam Hoegaarden (Vlaams-Brabant).
Hoegee, van. Door verkeerde uitspraak met lange e van Van Hoege.
Hoegen: Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Hugo.
Hoeght, van der, van der Hoeft, van Heugten, van Hooghten, van Hoogten, van Hoften, Verhogt, Verhocht,Verhoft, Veroft, Verheugd, Verhuyght, Verhuyt, Verhuyck. Naam uit de Middelnederlandse plaatsnaam hogede, hoochte, hoch, hucht: hoogte.
Hoehn, Hoehne, Hohn, Hohnke, Hhne, Hhnel, Hnen, Hnes: Vadersnaam. Duitse korte vorm van voornaam Johann; of oude voornaam H(h)n, van germaans Huno.
Hoek, Hoeke, de Houck: 1. Bijnaam naar een dierennaam; Middelnederlands Houck ‘Zeevis (geen snoek)’. Ook Middelnederlands hoekijn, hoecksken ‘geitenbokje, lam, geitje’verkleinvorm van Middelnederlands hoec, houck ‘Bok’. 2. Verkort uit van den Hoek.
Hoek, van (den) Hoeck, Hoecke, van der Hoek, van den Hoecq, van (den) Houck, Houcke, van den Hock, Verhoeke, Verhoeks, Verhoek, van Houche, van Ouche, van den Ouc, van Oek, van Nouque, Hoek, van Hoeke, Hoeck, Houck, Houcke, Houcque, Houque: Plaatsnaam Hoek in Gent, Hoek (Zeeland), Hoeke (West-Vlaanderen). Of een van de talrijke Hoek-toponiemen.
Hoeken. 1. Hoedeken, afleiding van Hoed. Bijnaam of beroepsnaam. Zie Hoed, Hoeykens. 2. Middelnederlands hoekijn: bokje van schaap of geit. Bijnaam. Vergelijk De Houck(e).
Hoekendijk: Plaatsnaam. Plaatsnaam Hoeks in Dudzele, Houtave, Klemskerke, Zandvoorde. Of variant van Van Hoek.
Hoekman, Hoekmans, Hoeckman, Hockman, Houcmant: Afleiding van van (den) Hoek.
Hoekmeyer. Meier op een plaats genaamd de Hoek. Vergelijk Duits Eckmeier.
Hoeks, van. Hoeksema, Hoekzema, Hoeksma, Hoex, Hoekstra, Hoek, van, Hoks: Friese afleiding van van (den) plaatsnaam Hoek.
Hoelbeek, Hoelbeekx. Plaatsnaam Hoelbeek (Limburg).
Hoen (‘T), Hon, Hoens, Hons, Huens, Oms, Oen. 1. Bijnaam uit hoen, kip. Bijnaam naar gedrag, dwaas kuiken, vergelijk Kiekens, of beroepsbijnaam. 2. Vadersnaam uit de Germaanse naam Huno. Zie Honin.
Hoencamp: Door g-uitstoting van een klank in het midden van een woord, van plaatsnaam Hogenkamp ‘Hoog veld’.
Hooendermans. Beroepsnaam van de pluimveehouder of poelier.
Hoendermis. Hoedermarkt? Of uit Hoendermans?
Hoendero. Plaatsnaam Hogendorp. Hntrop, Hontrup, Hundorp (Duitsland). Ook Deense plaatsnaam Hunderup. Vergelijk Duitse familienaam Hondorf, van plaatsnaam Hoh(e)ndorf.
Hoendervangers, Hoendervanger: Bijnaam voor een kippenvanger, kippendief. Vergelijk Duits Hhnerfnger.
Hoene: Vadersnaam. Germaanse voornaam Huno.
Hoendervoets. Bijnaam naar een lichamelijk kenmerk. Vergelijk Duits Huhnerbein.
Hoenshoven, van. Plaatsnaam in Hoepertingen (Limburg).
Hoenselaars: Plaatsnaam Hoenselaar, bijvoorbeeld Honselersdijk in Naaldwijk (Zuid-Holland).
Hoepels, Houpels. Beroepsnaam van de hoepelbinder, kuiper. Vergelijk De Hoop.
Hoepen, van: Wellicht hypercorrecte spelling voor van Oepen. Plaatsnaam Eupen (Provincie Luik).
Hoeppermans. Beroepsnaam. Opperman: metselaarsknecht.
Hoerster. Duits Hrster, van plaatsnaam Horst: bosje, struikgewas.
Hoes: Hoes, van Hoefs, door assimilatie fs van s. Afleiding van Hoeft, Hooft.
Hoesel, van, Hoessels: Plaatsnaam Hoeselt (Limburg).
Hoeserlande, van. Plaatsnaam Ogierlande in Gits, Torhout, Roeselare.
Hoestlandt: Hypercorrecte spelling voor Oestland, van Woestland ‘Woest land, braakland’.
Hoetmans, Hoeman: 1. Hoedeman, bijnaam voor de drager van een hoed. 2. Beroepsnaam van de hoedenmaker.
Hoetten. Wellicht spelling voor Otten.
Hoevell, van: Nederduitse plaatsnaam Hvel ‘Heuvel’.
Hoeven, van der, den, (van) Hoeve, ten Hoeve, van der Hoeff, Verhoeff, Verhoef, Verheuf, Verhoeven, Verhoeve, Van der Hoven, Houven, Houven, Van der Oeven, Terhoeven, Van der Hoef, Van der Hoff, Vandrouf, Veroeven, Verhoven, Verove, Veroven, Verhoef, Verhoeff. 1. Familienaam naar de zeer verspreide plaatsnaam Hoeven = boerderij, hofstede. Middelnederlands ho(e)ve is vaak niet te scheiden van hove, hof. 2. Zie ook bij Hoefman.
Hoevenaars, Hoevenaar, Hoevenaers, Huveneers, Huveners, Huyveneers: Middelnederlands hovenare ‘Tuinman, hovenier’hoevenaer ‘achter van een hoeve, bewoner van een leenhof’. Vergelijk Duits Huber, Hubner, Hbner, Hufner.
Hoeij, van, Hoey, van, van Hoeye, van Hoeyen, van Hoeij, van Hoeijen, van Hoy, van Hoye, van Hoeygen: Plaatsnaam Hoei, Frans Huy (Provincie Luik). Zie ook d’Luy en Van Ooyen.
Hoeykens. Brabantse afleiding van hoed: hoedje. Vergelijk Hoekeni.
Hoeylaerts, Hoeylaerds, Hooylaerts, Hoylaerts, Hoyelaerts. Familienaam uit de plaatsnaam Hoeilaart (Vlaams-Brabant).
Hoeyveld, van Hoeyveldt, van, van Hoeyvelt, Hooiveld, van Hooveld, van Hoovels, Hoogveldts, Hoogvelts, Hoogvelst, Hoovelts. Naam uit de verspreide plaatsnaam Hogeveld, Hoogveld: hoog gelegen veld.
Hoeyweghen, van, Hoeywegen, van, van Hoywegen, van Hoyweghen, Hoyweghem, van Hoijweghen, Hoijwegen, van Hoyenweghen, van Ooyweghen, Ooyweghem: Verspreide plaatsnaam hoge Weg. Hooweg = Hooyweg in Itegem.
Hoezen, van, (van) Hoesen: Plaatsnaam Huizen (Noord-Holland).
Hof, Hoff. Waarschijnlijk plaatsnaam Hof (zie Van den Hoven); eventueel door t-apocope, van bijnaam Hooft.
Hof, van ‘T; op ‘t Hof, van der Hof, van ‘t Hoff,: Verspreide plaatsnaam Hof; hoeve, hofstede, herenhuis, kasteel.
Hoffmeister, Hofmeister. Middenhoogduits hovemeister: opzichter van de hofhouding, over het hof, de hoeve, hofmaarschalk, tafelmeester.
Hafbauer, Hoffbauer: Beroepsnaam. Boer op een hof, hoeve.
Hofele. Bijnaam; hoffelijk.
Hofenboom, Hoffenboom, Hoffenbom. Duitse plaatsnaam Halvenboom in Uedem.
Hofenk. Variant van Hoving.
Hfer, Hofer, Hfern, Hoffer: Duitse afleiding van Hof. Bewoner of bezitter van een hof, hoeve.
Hoferlin, Hofferlin, Hauferlin: 1. Hofurlin: inwoner van Xhoffraix in Bverc (Luik) 2. Duits Hferle(in), van Middenhoogduits hover: bochel, bult. Bijnaam.
Hoffait. Plaatsnaam Haut-Pays. Luxemburg.
Hoffelt. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Hoffem. Plaatsnaam? Verkeerd gelezen Ophem?
Hffgen. Variant van Nederduits Hffken, van plaatsnaam Hof: hof, hoeve. Vergelijk Hoefkens, Hofkens.
Hoffius. Latinisering van een Hof-naam.
Hofman, Hofmans, Hoffman, Hoffmann, Hoefman, Hoefmans, Hoofman, Hoffmans, Hofmeijer, Hofmeyer, Huffman. Pachtheer van een hof, vergelijk Haveman, Havemann.
Hoffreumon, Hoffreumont. Plaatsnaam Hoffroimont in Thimister, Luik.
Hoffsommer, Hoffsummer, Hoffsmmer: Duitse bijnaam Hoff auf den Sommer: hoop op de zomer. Vergelijk Opsomer en de Duitse familienaam Bringesommer.
Hofhuis. Plaatsnaam.
Hofinger, Hofinger, van plaatsnaam Hfing (Beieren) of Hfingen (Duitsland).
Hoflack, van Hoeflaken, Hovelaque, Ovelack, Ovelacq, Ovlaque, Houfflack: Plaatsnaam Lake (plas, (grens)water) bij een Hof.
Hofland, Hoffland. Plaatsnaam, als in Utrecht. Hofland: land dat bij het hof van de heer behoorde.
Hoffius: Latinisering van van ‘t Hof, van den Hove.
Hoflijk, Hoflyck, Auvelick: 1. Middelnederlands hovelijc: hoofs, hoffelijk, beschaafd. Bijnaam. Vergelijk Duits Hflich. 2. Misschien wel Brabants hypercorrect voor Hoflack.
Hfling, Hflinger, Hofling: 1. Middenhoogduits hovelinc: hoveling, die aan een hof(houding) verbonden is. Vergelijk Hovelynck. 2. Plaatsnaam Hofling (Beieren, Oostenrijk).
Hofmeyer, Hoffmeister, Hofmeister, Hoffmeijer, Hofmeijer, Hoffmeir, Huffmeijer. Beroepsnaam uit het Middelhoogduits Hovemeister: opzichter van de hofhouding, over het hof, de hoeve. Ook hofmaarschalk, tafelmeester. Bezitter van een hof, hoeve, zoals Hofbauer.
Hofs, Hfs: 1. Afleiding van plaatsnaam Hof. 2. Hoofs, afleiding van Hooft.
Hofstadt, van, der, Hofstat (der), Hoffstadt, Hofstad, van Hoofstat, Hoofstadt, Verhofstad, Verhofstadt, Verhoofstad. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Hofsta(d)t, variant van hofstede: plaats met en hoeve. Er is onder andere een Hofstade in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant.
Hofsttter, Hofstatter, Hofstetter, Hofsteter: Kan teruggaan op plaatsnaam Hofstetten (Beieren), maar ook op welke hofstede ook; vergelijk Hofbauer, Hofmeyer, Hofstede.
Hofstede, van der, Hofstee, Hofste, Hofst, Hoefste, Verhofste, Verhofstede, Verhofst, Hoffstedde: Verspreide plaatsnaam Hofstede ‘laats met hoeve’.
Hofsteenge. Waarschijnlijk verhaspeling van Hofstede.
Hofstra: Friese afleiding van Hof, van ‘t Hof.
Hofstraten, van. Verspreide plaatsnaam Hofstraat.
Hofstrssler. Geronde variant van Duits Hofstrssler, van plaatsnaam Hofstrafse.
Hofte Ter, Ter Hfte. Familienaam die afkomstig is uit de huisnaam/plaatsnaam Ter Hofte, Ter Hooft (omheinde ruimte, hoeve). Mogelijk uit Twente afkomstig.
Hoften, van: Plaatsnaam Hfte in Onstwedde (Groningen)? Of door wisseling cht/ft van Hooghten?
Hofwegen, (van); van Ofwegen: Verspreide plaatsnaam Hofweg.
Hogard, Hoggart: Beroepsnaam. Oudengels hogg-hierde: varkensherder, -hoeder.
Hoge, Hogge, Hogh, Hooghen, Hooge, Hoogen, Ooghe, Ooge, Hoe, de Hoog, de Heug, de Hooghe, Dehoe, Dhoe, de Hoey, de Hoe, Dhooghe, Dhooge, Dhoogh, d’Looghe, d’Looge, d’Looghe, d’Loogh, d’Loe, d’Loeye, d’Loey, Dhoey, Dooge, Dogghe, Doggh, d’Eoghe, Sooghen, Soogen, Soeghen. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse hooch: aanzienlijk, voornaam, edel, ridderlijk. 2. Mogelijk ook een bijnaam voor iemand met een opvallend oog/ogen, zie Ooghe.
Hogenboom, Hoogenboom. Familienaam uit de plaatsnaam Hoogboom in Ekeren, Hogenboom in Stabroek (Antwerpen).
Hogendoorn, Hoogedoorn, Hogedoorn, Hogendorn. Plaatsnaam de polder de Hoge Doorn te Almkerik en bij Doeveren. Re-interpretatie van Hagedoorn, door o-achtige uitspraak van de a.
Hogeloon, van: Plaatsnaam Hoogeloon (Noord-Brabant).
Hoge, van der; Verhoog, van Hoogen: Plaatsnaam ter Hogen ‘mp het Hoge’bijvoorbeeld in Budingen en Geetbets (Vlaams-Brabant), Hoogen in Reek (Noord-Brabant).
Hgen, von, von Hoegen: Plaatsnaam Hgen: hoogte. Vergelijk Van den Hoogen.
Hogenbirk. Waalse aanpassing van Hogenberg.
Hogendorp, Hogendorf: Plaatsnaam Hogendorp in Zandvoorde bij Ieper (West-Vlaanderen), Hoogdorp (Noord-Holland) of de frequente Duitse plaatsnaam Hohendorf.
Hogenhout: Plaatsnaam Hooghout in Tilburg (Noord-Brabant).
Hogenkamp, Hoogkamp, Hoogenkamp, Honenkamp, Hoenkamp. Plaatsnaam Hogenkamp, bij Hattem, ‘Hoog veld’. Vergelijk Duits Hohenkamp.
Hogenraad, Hoogenraad, Hoogenraat, Hochrath. 1. Beroepsnaam voor een lid van de hoge raad, een gerechtshof in Mechelen in de Spaanse tijd. 2. Hypercorrectie van Hoenraet (want hoen komt van hogen).
Hogenstein: Plaatsnaam Hoge Steen, bijvoorbeeld in Kortemarik en Kachtem (West-Vlaanderen). Duits Hochstein (Rijnland-Pals, Noordrijn-Westfalen, Beieren).
Hogerheide, Hogerheid, Hogerheijde, Hogereije, Hoogerheide, Hoogerheijde: Frequente plaatsnaam Ho(o)ge Heide. Ook Hoogerheiden in Oosterhout en Woensdrecht (Noord-Brabant). Kessel, Antwerpen en Hoeilaart, Vlaams-Brabant.
Hogerhuis, van; (van) Hoogerhuis, van Hoogenhuizen: Plaatsnaam Hooghuis. Hoogenhuis in IJsselmuiden Overijssel, Hoogenhuizen in Moergestel (Noord-Brabant). 1284 Hogehuis bij Zuidlaren (Drenthe) Hogenhuis in Turnhout (Provincie Antwerpen).
Hogerland, Hoogland, Hoogerland: Plaatsnaam Hoogland (Utrecht), Hoogelande in Grijpskerke (Zeeland) en frequente plaatsnaam Hooge Land, Hoogland.
Hogervorst, Hoogervorst: Plaatsnaam Hoogvorst: hoog bos, in Kraainem, Tervuren (Vlaams-Brabant), Hovorst (Antwerpen) en in Boekel (Oost-Vlaanderen), Hogevorst in Bassevelde (Oost-Vlaanderen).
Hogers, Hoogers, Hoogaars, Hoogerman: Volks etymologisch uit Hoegaerts, Hoogaerts, Hoogaars, van Hugaerts. Vadersnaam. Germaanse voornaam hug-hard ‘Verstand-sterk’.
Hogesteger, Hoogesteeger, Hoogesteger, Hoogersteger, Haagesteger: Plaatsnaam Hoge Steger ‘Hoge trap’.
Hogeveen, Hoogeveen: Plaatsnaam Hoogeveen (Drenthe). Gelijk als Lageveen.
Hogewind: Plaatsnaam: hoge aan de wind blootgestelde plaats.
Hogewoning, Hoogewoning, Hoogewoonink, Hoogevoonink, Hoogevoonink. Plaatsnaam, hoge woning(en).
Hogguer. Spelling voor Nederduits Hogger. Germaanse voornaam hug-hari.
Hogie. Misschien verschrijving voor Ogier.
Hogne, Hong, Hongne, Hoigne, Hoing, Hoin, Hagne, Hougne, Hounje: 1. Zie Dehogne. 2. Bijnaam voor een brombeer, knorrepot, van Oudfrans hognier: knorren.
Hognoul, Hognoulle, Hougnou: Plaatsnaam Hognoul (Luik).
Hoguet, Hoggett: Waarschijnlijk variant van Huguet, eventueel van Hocquet.
Hohl, Hhle: Duitse plaatsnaam: hol(te). Vergelijk Vanden Hole.
Hohlstamm: Plaatsnaam: holle stam, boom.
Hohlfeld: Duits familienaam voor wie woonde aan een hol veld, veld met inzinking.
Hohlweg. Plaatsnaam. Vergelijk Holleweg.
Hohmann, Hohman: Middennoordduits Homan ‘Voornaam persoon’.
Hoimans, Hooymans, Hoyman, Hoymans, Hooijmans, Hoeymans, Hoeijmans, Heuimans. 1. Beroepsnaam van de hooikoper of de hooier. 2. Brabantse vorm van Hoedemans: beroepsbijnaam van de hoedenmaker.
Hojbjerg. Deens Hjbjerg, van plaatsnaam ‘Hoge berg’.
Hoiting, Hoitsma, Huitema, Huijten: Vadersnaam. Afleiding van de Friesevoornaam Hoite, uit een Germaanse hug-naam.
Hk, Hke, Hok, Hoke, Hokke: Berooepsnaam. Middelnederlands hoke, hcke: venter, kleinhandelaar. Vergelijk De Hoker.
Hoitsma, vadersnaam Hoite.
Hoker, de, d’Lokers, d’Loker, Dhokers, Dhoker, Dokers, Dըoeckers, Dըoekers, d’Loekers, d’Lockers, Heuker, de Neucker, de Neuker. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse hoeker: venter, kleinhandelaar. Dit naar de plaats waar de winkel zich vaak bevond: op de hoek.
Hoksbergen, Hoksberg, Hoxbergen. Plaatsnaam Haaksbergen. 1188 Hockesberghe, Overijssel.
Hol: 1.Verkort uit van Hol.? 2. Vadersnaam. Uit Germaans hold-naam?
Holeman, Hollemans, Holleman, Hollemans, Hollman, Hollmann, Hoolmans, Olemans, Holmand, Holman: 1. Afleiding van Van den Hole, Van der Holen, Van Hool.
Hologne, Hollogne, Holloigne, Holloingne, Hollon, Holonia, Houillogne: Plaatsnaam Hollogne (Luik) en in Waha (Luxemburg).
Holemaert, Hollemaert, Houllemare, Olimar: Vadersnaam. Variant van Almaer, met hypercorrecte h en Waals Vlaamse al/ol-verschuiving.
Holbrouck. Plaatsnaam Hollebroek in Ardooie, Pittem, Rumbeke, Wingene.
Holden. Plaatsnaam Holden (Lancashire, Yorkshire) of andere plaatsnaam Holden: holle, diepe vallei.
Holder, van, Holender: laatsnaam. Middelnederlands holender, Duits Holunder: vlierboom.
Holderbeke (van), van Olderbeke: Plaatsnaam Holderbeek in Sint-Martens-Lierde en Schorisse (Oost-Vlaanderen). Vergelijk Duitse synoniem Holderbach ‘Vlierbeek’. Zie Holterbach. (naar het Middelnederlandse holendere: vlier).
Holderick, Holderickx. Vadersnaam. Germaanse voornaam huld-rik ‘Trouw-machtig’. Holdricus.
Holdstock. Duitse familie- en plaatsnaam Holderstock; vlier.
Holdrinet: Vadersnaam. Verkleinvorm op -in-et van Frans Houdier, Houdr of Houdry, Romaans vormen van Germaanse voornaam respectievelijk hild-hari, hild-rad, hild-rk.
Holdijk: Plaatsnaam. Er is een Holdijksche Beek in Markelo, Overijssel.
Hole, van den, (van) Hol, van (den) Holle, van Holde, van (den) Hole, Holen, Vandenhole, van Hoele, van den Heule, Heulen. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Hol: hol, uitholling, depressie.
Holens. Eengelse familienaam Hollens, Holens, Hollings, Hollins. Oudengels holegn, holen, Middenengels holin: steeneik, hulst. Plaatsnaam.
Holewinckel, van. Plaatsnaam.
Hollweg, Holleweg. Plaatsnaam in Maldegem (Oost-Vlaanderen), Oedelem (West-Vlaanderen), St.-Omaars (Pas-de-Calais).
Holkers: Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands holc, hulc ‘Vrachtschip, groot koopvaardijschip’.
Holla, Hola. Laat Middelnederlands hola; wacht eens even, kalm nou. Voor een druk persoon.
Hollaers: 1. Afleiding van Hollaert, Hollard, wellicht afleiding van van Hol, van Holle. 2. Hollaar, samengetrokken uit Hollander, vergelijk elkaar.
Hollemaert, Holemaert, Houllemare, Olimar. Vadersnaam, variant van Almaer, naam uit de Germaanse voornaam adal-mar: adel-beroemd (hypercorrecte en Westvlaamse vorm).
Hollander, de, den, Hollander, d’Lollander, d’Lollandere, d’Lhollander, d’Lollanders, Dhollande, Dhollander, Dըollanders, de Holander, Hollaender, Hollanders, Holender, Olender, Sollanders : Afkomstig van het graafschap Holland. Noord en Zuid-Holland. 2. Zie ook Van Hoolant.
Holland, Holland, Hollands, Hollander, Hollande, Hollants, Hollandts, Hollans, van Holland, Hoolands, Hoolants, Hoolans, Holand, Honlants, Holans, van Hoolant, Hoolandt, Hooland, Hoolans, van Olande, de Hollande. 1. Familienaam naar de afkomst uit het oude Graafschap Holland. (Noord-Holland en Zuid-Holland).
Hollay. 1. Plaatsnaam Le Holai in Vaux-lez-Rosires (Luxemburg). 2. Plaatsnaam Hollain (Henegouwen).
Hollebeeke, Hollebekee, Hollebecke, Hollebeke (van), van Holebeeke, van Holebeke, Hollebeek, Hollebeque, Hollebecq, Hollebecque, Holbeeks, Holbek, Holbecq, Hollebekkers, Hollebecke, van, Hollebeke, van, Ollebek: Plaatsnaam Hollebeke (West-Vlaanderen) of in Heldergem (Oost-Vlaanderen), Boezegem (Frans-Vlaanderen); waternaam Hollebeek in Merelbeke en Temse (Oost-Vlaanderen). Hoolbeke in Tielt, Hoelbeek in Haren, Vlaams-Brabant.
Holleboom: Plaatsnaam (Zeeland).
Hollebosch: 1. Plaatsnaam Hollebos in Beselare (West-Vlaanderen). 2. Vadersnaam. Re-interpretatie van Olbous, Romaanse vorm van Germaanse voornaam dal-bald ‘Bezit-moedig’. Othelboldus, Ulbaldus.
Holleman, Holemans, Holleman, Hollemans, Holemans, Holman, Hollman, Hollmann, Hoolmans, Olemans, Holman, Holmand. 1. Zie Van den Hole. 2. Mogelijk ook Olemans.
Hollenberg, van Hollenberghe, Houlleberghs, Hoillebergh, Holderberg. 1. Naam uit de plaatsnaam Huldenberg (Vlaams-Brabant). 2. Of uit de plaatsnaam Hollenberg (Gelderland, Beieren, Noordrijn-Westfalen).
Hollenfeltz. Duitse plaatsnaam Hollenfels in Tuntingen of Hohlenfels, Rijnland-Palts.
Hollenrieder. Plaatsnaam Hollenried in Kempten, Beieren.
Hller, Holler: Plaatsnaam Holle, Helle: steile beboste helling.
Hollerer. Duitse familienaam Holderer, afleiding van Holder, Holunder: vlierboom.
Hollerich. Plaatsnaam.
Hollert, Hollert. Holert is een oude voornaam.
Hollestelle: Plaatsnaam in Ovezande (Zeeland). Ook 1504 Holstelle eylant in de Zwake op Zuid-Beveland.
Hollet, Hollez, Holley, Holl. Naam uit het Oudfranse hole: hol, kleine woning, van Nederlands hol; hol, bordeel? Vergelijk Oudfrans holete; kleine woning.
Holleville. Plaatsnaam in Offrethun (Pas-de-Calais).
Hollinck, Hollynck. 1. Waals-Vlaams voor Hallinck. 2. Vadersnaam van Germaanse hold-naam, zoals Hollebrand.
Hollinga, Holtinga, Hollenga, Holma, Hollema, Holma (Fries), Holling, Holting, (Frankisch), Hollinck, Hollink, Hollynck, Holtink (Saksisch), Hollen. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Holle (zie bij Hollstein) .
Hoolsteens, Holsteen, Holsteens, Holsteijn, Holsteijns, Hollsteyn, Holsteyns, (van) Holloway. Engelse plaatsnaam; holle weg.
Hollstein. Duitse plaats- en streeknaam Holstein.
Holm. Nederduitse plaatsnaam: klein eiland, riviereiland.
Holm, van, Holme, van. Plaatsnaam Ten (H)olme: olm (boomnaam), in Kortrijk en Moen.
Holmens. Vadersnaam. Germaanse voornaam zoals Hollemaert.
Holmgren. Zweedse familienaam; hulsttak.
Holoffe. Vadersnaam Oloffe, van Germaanse voornaam Odolf. Vergelijk Odoux.
Holoye. Plaatsnaam Holoye in Pitrebais (Waals-Brabant) en Lobbes (Henegouwen).
Holper, Holpert. Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Hodolbertus of Holdbert.
Holsappers. Duits Holzapfel, Nederduits Holtappel. Zie Houtappel.
Holsbeeck, van Holsbeek, van, (van) Holsbeke, (van) Holsbeeke, Holsbeeks, Holsbeek, Holsbeekx, Helsbeecks, Holsbecks: Plaatsnaam Holsbeek (Vlaams-Brabant).
Hlscher, Hulscher: Duitse beroepsnaam Holdschuer, Oudduits holsag: maker van houten schoenen. Zie Holschuh.
Holschuh. Nederduits Hol(t)sche, Oudduits Holzschuh: houten schoen. Beroepsnaam. Vergelijk Patyn, Hlscher.
Holslag. Plaatsnaam Holzschlag, Duitsland.
Holst, van, Holster,van Hoolst, Berkholst. Plaatsnaam Holst, Nederlands-Limburg.
Holstein, Holsten, Hulsteyn, Olstein. 1. Familienaam van Duitse komaf uit de plaatsnaam Holstein (op diverse plaatsen: holle steen/rotsholte) en ook als streeknaam. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Hoolsteen (holle steen) in Zonhoven.
Hollmann: Wellicht met verdwenen klankwijziging van een klinker, van Duits Hllmann, Hellmann ‘Die aan een helling woont’.
Holm: Nederduitse plaatsnaam Holm ‘klein eiland, riviereiland’.
Holme, van: Plaatsnaam ten (h)olme ‘mlm, iep’. Zie ook Holm. Of plaatsnaam Olmen (Provincie Antwerpen).
Holm, Holme Van, Holme, Van Halme, Van Alme. Familienaam uit de plaatsnaam (H)olme: plaats waar olmen groeien. Onder andere in Kortrijk en Moen.
Holm. Familienaam en naam uit het Nederduitse holm: klein eiland in zee of rivier.
Holmstock. Engels/Skandinavisch naam uit Holm (klein eiland (soms eik of gewoon hout)) + stock (stok-hout). Het betekent dus zoiets als: eilandje met hout/bos erop. Naam naar een plaatsnaam. De plaatsnaam Holm (eilandje) komt in gans Germaans West-Europa veelvuldig voor. Denk ook aan Stockholm.
Holster, Holst (van), van Hoolst. Familienaam uit de plaatsnaam Holst (Nederlands-Limburg).
Holsters. Nederduitse familienaam uit de plaatsnaam Holster (bij Hamburg). Variant van het Duitse Holst(e): bewoner van Holstein (wat zoveel betekent als woudbewoner). Of uit Holsten (Nedersaksen).
Holstraete, van: Plaatsnaam Hoelstraat in Hoepertingen, Mal, Sluizen, Werm (Limburg) en Mielen (Oost-Vlaanderen).
Holst, Holstye. Nederduitse familienaam, van Holtste: bosbewoner (ingezetene van het woud).
Holt, van (den, der), Op ‘t Holt. Familienaam uit de plaatsnaam Holt (op diverse plaatsen in Duitsland en in Nederland). In het Nederduits en het Limburgs is Holt: hout, bos. Plaatsnaam onder andere in Bilzen en Kortessem (Limburg), waar wellicht nog op heel wat andere plaatsen.
Holthof, Holtof. 1. Nederduits of Oostnederlandse plaatsnaam Houthof: boshoeve. Vergelijk Houthoff, Duits Holzhfer. Plaatsnaam Holthof, Holthofe (Duitsland). 2. De Holt(h)ofs in België stammen evenwel van Olthof.
Holtackers: Nederduits of Limburgse plaatsnaam. Vergelijk Duits Holzacker en zie Houtackers.
Holte, Holten, 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam met huld ‘Trouw’zoals Holdricus, Holdolfus. 2. Van Holten.
Holten, (van). Naam uit de plaatsnaam Holten (Overijssel en Noordrijn-Westfalen). Ook oostelijke variant van ҈outen Van.’ Zie bij Hout Van de(n).
Holter, (van), Holter, Hlter. Naam uit de Nederduitse plaatsnaam Holt: hout, bos.
Holterbach. Duitse plaatsnaam Holderbach; vlierbeek. Vergelijk Holderbeke en, Hollerbach.
Holterbosch, Holterbusch. Aanpassing van de Duitse familienaam Hol(un)derbusch: bos met vlierbomen. Plaats nog onbekend.
Holtgen, Hoeltgen: Nederduitse afleiding Hltje van holt: hout, bos.
Holthausen, van. Nederduitse plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen. Vergelijk Holthuysen.
Holthuyse, Holtus, Holthuis, Holthuijzen, van Holthuijsen, Holtus: Plaatsnaam Holthuizen (Gelderland, Nederlands-Limburg, Overijssel). Ook wel gewoon ‘Houten huis’.
Holtjer: Holter, afleiding van plaatsnaam Holt ‘Hout, bos’.
Holtkamp: Verspreide plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen).
Holtorf. Plaatsnaam onder andere in Noordrijn-Westfalen.
Holtrop, Holdorp. Plaatsnaam Holtrop of Holtrup. Noordrijn-Westfalen.
Holtslag: Nederduitse pendant van Duitse plaatsnaam Holzschlag (Baden-Wrttemberg).
Holtyzer, Holthiser, ontrond van Holthser, van Nederduitse plaatsnaam Holthusen. Vergelijk Duits Holzhauser.
Holtzmacher, Holtzmacker. Beroepsnaam van Holzschuhmacher: klompenmaker. Vergelijk Hutschemaekers.
Holvoet, Hollevoet, Holvoote, Hoelvoet, Olvoet, Olvoute, Alvoet, Aelvoet, Hallevoet, Halevoet, Haelevoet, Haelvoet, Alfvoet. Bijnaam naar de lichamelijke afwijking: een holle voet. Vergelijk Plaetevoet, Duits Hohlfuf.
Holty: Plaatsnaam Holtye (Sussex).
Holvast: Nederduitse bijnaam Holtfast ‘Hou vast’. Vergelijk Nederlands Houtvast.
Hlzel: Plaatsnaam Hlzel, verkleinvorm van Holz ‘Hout, bos’.
Holwerda, Holverda, Holwarda. Plaatsnaam Holwerd, Fries Holwert.
Holz, Holtz, Holt, Holc: Duitse plaatsnaam Holz, Nederduits Holt: bout, bos.
Holzaet, Holzaets, van; van Holsaets, van Holsaet: Plaatsnaam Holset (Nederlands-Limburg). Vergelijk Holst(e).
Holzenhauer, Holzhauer. Beroepsnaam Holzhauer; houtakker.
Hlzel, Hltzel, Hlzl, Hlzlein, Holzl: Plaatsnaam Hlzel, afleiding van Holz: bout, bos.
Holzem, Holzemer. Holtzem, Holzen, Hlzen: Duitse plaatsnaam Holzem.
Holzer, Holtzer, Holczer: Beroepsnaam Holzer, Hlzer: houthakker; ook timmerman.
Hlzgen, Hlzke, Hlzken, Holzgen, Holzken, Holzkenner: afleiding van plaatsnaam Holz: bout, bos(je). Vergelijk Holtgen, Houtekins.
Holzheimer, Holtzeimer, Holtzheimer: Verspreide Duitse plaatsnaam Holzheim
Holzinger, Holtzinger: Plaatsnaam Holzing(en) (Beieren).
Holzknecht. Knecht van de houtbewerker.
Holzman, Holzmann, Holtzmller, Holtzmuller: Verspreide plaatsnaam Holzmhle: houten molen.
Holzweiler, Holswilder: Duitse plaatnamen Holzweiler en in Erkelenz.
Hombach. Duitse plaatsnaam.
Hambau, Hombaut, Hombo: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hn-bald: Humboldus.
Hombeeck, van, Hombeek, Hombeck, Hombecq, Ombecq: Plaatsnaam Hombeek (Antwerpen).
Homborg, Homborch. Plaatsnaam Homburg, Luik.
Hombroek, Hombroeks, Hombroeckx, Hombroek, Hombrouck, Hombrouckx, Hombrouks, Hombroux, Hombrouckx, Hombrockx, Ombrouck, van
Hommers, Hummer, Hummers.Vadersnaam, Duitse en Friese familienaam uit de Germaanse voornaam hun-mer. Familienaam uit de plaatsnamen Hombroek (Hoeselt, Limburg), Hombroick (Piringen, Limburg) of Hombruck (Kerniel), allen in Limburg. Ook nog Hombroux (Alleur - Luik).
Homburg: Plaatsnaam (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Saarland, Luik). Zie ook Homberch.
Homerin, Hommerin, Hombrain: Vadersnaam, van Germaanse voornaam Hombrecht?
Homfeld: Plaatsnaam (Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein).
Homme, l’Lomme, Lhomme, Lomme, Homs: Frans homme: man. Vergelijk De Man. Ook vazal, leenman. Vergelijk De Lee(n)man.
Hommel, Humel, Hummel, Homel: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Humbold of Humbrecht. 2. Bijnaam naar de hommel, Duits Hummel. Naar het gebrom of voor een onrustig mens.
Hommelen. Plaatsnaam in Eigenbilzen (Limburg).
Hommerich, van. Plaatsnaam Hommerich, Noordrijn-Westfalen.
Hommers, Hummer, Hummers: Vadersnaam. Duits en Friese voornaam Hommer(s), Hummer(s). Germaanse voornaam hn-mr: Hunmarus; eventueel hn-berht: Humbertus.
Hommert, van. Plaatsnaam, Nederlands-Limburg.
Hommes: De naam kan op velerlei manieren worden verklaard. Afleiding of meervoud van Frans Homme ‘De Man’. Als spelling van Hommez, van Omez, Omer. Of uit Hommers.
Homminga, Hommema, Friese vadersnaam Homma of Homme.
Homolka. Pools, van Wendisch homola; heuvel.
Hompertz, Hompert, Hompres, Hompesch, Hompech. Vadersnaam. Germaanse voornaam Humbert.
Homwegen, van, van Hogenwegen. Plaatsnaam in Wervik (West-Vlaanderen), Booischot (Antwerpen).
Hondshoven, Hondhoven. Plaatsnaam bij Borgloon, Limburg.
Honee, Honnee. 1. Zie Hannet. 2. Verschrijving voor Honnay.
Honof, Honnof. Hypercorrect voor Onof = Onolf, Germaaense voornaam (zie Onou). Of variant van Honnef?
Honclaire, Honkeleer: Variant van Auclair=Auclerc.
Honcoop. Plaatsnaam Hoenkoop in Oudewater (Utrecht).
Honcoor, Haenecour, Annecourt, Annecour: Plaatsnaam Honnecourt (Nord).
Hond, de, den, Hondt, de Hondt, (t) de(n), de Hont, (den) Hand, d’Lond, d’Lont, d’Lond, Dըondt, Dhond, Dhondt, Dhont, Dըont, d’Loundt, Dhonte, d’Lont, Dondt, Dont, Honts, Honds, Ons: Bijnaam als scheldwoord, uitdrukking van minachting. Of huisnaam. Canisius, Kanis, Kanits, Kanes zijn verlatijnste vormen.
Hondebrink: Twentse familienaam. Plaatsnaam Hondebrink bij Almelo, Overijssel.
Hondelinghen, van der, Honderlinghen, van der. Plaatsnaam Hundelingen in Jeuk (Limburg) en Bogaarden (Vlaams-Brabant).
Hondeghem, van, Hondeghen (van). Familienaam uit de plaatsnaam Hondegem (Frans-Vlaanderen).
Hondekijn, Hondekeyn, Hondekyn Hondequin, Houdequin, Houderquin, Hondjens, Hondjes, Hontiens, Hontges, Huntgens, Huntjens: 1. Bijnaam. Afleiding van hond. Middenenderlands hondekin was ook de naam van een geldstuk. 2. Vadersnaam. Eventueel afleiding van Germaanse hund-naam, zoals Hundbold, Hundbert, Hundolf.
Hondel, van den. Plaatsnaam Hondele in Zevergem-Zwijnaarde (Oost-Vlaanderen)?
Honderbein. Duitse bijnaam Hundbein; hondenpoot.
Hondermarcq, Hondemarck, Hondermarck, Hundertmarkt: Honderd marik (de munt). Vergelijk Tienpond, Duits Hundertmark.
Honders: Vadersnaam. Germaanse voornaam hund-hari. Duits Hunder.
Hondius: Humanuisten naam. Latinisering van de Hond.
Hundlingius heeft de oud-Germaanse vadersnaam Hundo, Hunt, Hont tot oorsprong, en wel in verkleinvorm als Hundle, Hondelyn. Van Hundle, Hondele zijn ook nog de geslachtsnamen Hondelink, Hndling en Hondela, de twee laatsten in Oost-Friesland voorkomende, afgeleid. En van de mansnaam Hunt in zijn oorspronkelijken vorm: de geslachtsnamen Hondinga in Groningerland (Hondinga-sate is te Pieterburen in Hunsego), misschien ook het verlatijnste Hondius in Holland, Hunting in Friesland en Engelland, met Hunding en Huntington eveneens in Engelland. En van de zeer talrijke plaatsnamen van deze ouden mansnaam afgeleid, noemen we slechts Hondeghem (Hondinga-heim), een dorp in Frans-Vlaanderen; Hunting, een dorp in Lotharingen; Huntingdon in Engelland; Hndlingen, een dorp in den Elsasz, enz.
Hondman: Bijnaam voor een de Hond. Of beroepsbijnaam van de hondenslager?
Hondrez. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hund-rd: Undradus.
Hondschoote, van, Hontschoote, van Honschoten: Plaatsnaam Hondschote (Frans-Vlaanderen), maar ook naam van heerlijkheden in West-Vlaanderen.
Honecker, Honegger: Plaatsnaam Hoheneck (bijvoorbeeld in Beieren), Hohnegg: hoge hoek.
Honette, Honnette: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Je(h)an.
Honfrey. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hn-frid Ԉun-vrede’. Hunfrith.
Hongerloot. Waals-Vlaamse familienaamin het Brugse. Misschien naam van Duitse immigrant Hundertlot. Middelnederlands loot, Middenhoogduits lot: gewicht (van goud of zilver). Vergelijk Hondermarcq, Duits Hundertp(f )und, Hundertgulden. Maar de varianten met 1-anlaut wijzen in een andere richting: 1659 de Longerloot, 1666 Longerloot, 1675 Longheroot, 1693 Hongherloot.
Hongher, de. Honghere, de. Middelnederlands (h)onger: Hongaar, volksnaam, ook bijnaam. Zie ook Ongaro, Ongers.
Honhon, Houho, Hoho. Moeilijk verklaarbare naam. Volgens Herb uit het Middelnederlandse hoon: gevaarlijk, verraderlijk, bedrieglijk.
Honig, Honings, Honincks,Honickx, Honinx, Honninckx, Houninckx, Oonincx, Onincx, Onink, Oonk, Ooink, Toonk, Grootoonk.
Hoenings, Hoenink, Hoenig, Heuninckx, Heuninck, De Heuninck, Dheuninck: 1. Bijnaam voor een zoetekauw, honiglikker? Beroepsbijnaam voor een imker of honingverkoper. Troetelnaam ‘Sweetheart’. 2. Zie ook Honin.
Honigman, Honigmann. Duitse afleiding van Honig; Honing.
Honin, Honing, Honnin, Hoenen, Hone, Honnen, Honings, Honincks, Honinchx, Honin)x, Hoenings, Hoenink, Honninckx, Houninckx, Onink, Oonincx, Onincx, Onyn, Onijn, Heuninck, Heuninckx, Heunen, Heunene, Huenen, Huenens, Hunin, Hunink, Hunincq, Hunninck, Huinen, Huyenen, Huynen, Huijnen, Huynh: 1. Bijnaam. Variant van Honig. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Huno of een hn-naam. Sommige namen kunnen teruggaan op de Friese voornaam Onno (zie Onken).
Honk, van: Plaatsnaam Honk in Zandhoven (Provincie Antwerpen).
Honnay, Honay, Honai, Onay: 1. Plaatsnaam Honnay (Namen). 2. Zie Hannay.
Honkoop, Honcoop, Oncoop. Plaatsnaam Hoenkoop, Utrecht.
Honkema: Vadersnaam. Friese afleiding van Honke, verkleinvorm van Huno of een hn-naam.
Honnaerts: Vadersnaam. Variant Van Hannaerts. Hannaert is een afleiding van de voornaam Johannes.
Honnef: Plaatsnaam (Baden) Honnef (Noordrijn-Westfalen).
Honor, Honorez, Honoret, Honora, Honner, Honnerez, Lhonor, Honor, Hoeree, Hoere, Horr, Hor, Horez, Horet, Onr, Hoenraat, Hoenraet, Honraedt, Honraet, Onraedt, Onraet, Anraet. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Honoratus. Dit is wellicht de latinisering van de Germaanse voornaam Hunradus (huni-rad), Zie ook Onraed.
Honsebrouck, van, Honsebroeck. Plaatsnaam Honzebroek in Hooglede.
Honsem, van, van Onsem, Onsen, Onzen, van Oncem, Oncen, van Ounsem, Ounsen, van Onselen. Familienaam uit n van de volgende plaatsnamen: Honsem in Willebringen en Sint- Martens-Bodegem (Vlaams-Brabant), in Loksbergen en Honzem in Borlo (Limburg).
Honst, van, Van Honste. Familienaam uit Van Hogenstede: hoge stede, plaats. Vergelijk Duits Honstetten.
Hontel, Hontelez, Honteli: Met epenthetische n uit Otelet, Hootel. Dat kan een variant zijn van Wautelet, van Wautier ԗouterՠof een verkleinvorm van de Germaanse voornaam Otto.
Hontes, Hontens, Hontes. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hundo?
Hontenesse, van: Plaatsnaam Hontenisse in Hulster Ambacht (Zeeuws-Vlaanderen).
Hontoir, Hontoy. Pllaatsnaam Hontoir in Sommires (Namen).
Honvault, Honvoh: Plaatsnaam Honvaut in Escoeuilles en Wimille (Pas-de-Calais).
Hoomissen, van, Hooimissen, van, van Hooymissen, van Hoijmissen, van Hoeymissen: Plaatsnaam Hemiksem (Antwerpen).
Hoofdman, Hooftman, Homan, Homans, Homann, Hoomans. 1. Uit het Middelnederlandse hovet-: hoofdman, bevelhebber, 2. Variant van Hoofmans, Hoefmans(s). Zie aldaar.
Hooft, Hoofd, Hoofdt, (‘T), Ooft, Thoofdt, Thooft, t’Looft, Hoof, Hoofs, Hoft, Heuft, Hfte, Hoef, Hoefs, Hoes: 1.Bijnaam voor iemand met een opvallend hoofd. 2. Huisnaam, in ‘T Hoofd.
Hoofstadt, van; Hovestadt: Variant van van Hofsta(d)t. Plaatsnaam Hofstad, variant van Hofstede ‘laats met hoeve’.
Hooftman: 1. Middelnederlands hovet-, hooftman ‘Hoofdman, bevelhebber, voornaam persoon, raadsman’. 2. Variant van Hoofman, Hoefmans.
Hoogwijs, Hoogewijs, Hoogwys, Hogewijs, Hoogerwijs: Plaatsnaam Hoogewijst in Heesch ten zuiden van Oss (Noord-Brabant).
Hoog, (de); de Hoogh, de Hooge, d’Looghe, d’Looge, Dhooge, Dooge: Bijnaam. Middelnederlands hooch ‘Hoog, aanzienlijk, voornaam, edel, ridderlijk’.
Hoogakker: Plaatsnaam Hooge Akker in Kruiningen (Zeeland). Ook Hoge Akkers in Aarle (Noord-Brabant), Bladel (Noord-Brabant), Reusel (Noord-Brabant), Valkenswaard (Noord-Brabant), Someren (Noord-Brabant).
Hoogedeure: Plaatsnaam naar het uitzicht van de deur van een huis of landgoed. Een Middelburgs regentengeslacht in de 14e-15de eeuw heette Van der Hoogerdeure.
Hoogen, van den, van Hoegen, Verhoog, Verhoogen, Verhooghe. 1. Naam uit de plaatsnaam Ten Hogen (op den Hoge) in Budingen en Geetbets (Vlaams-Brabant). 2. Misschien Re-interpretatie van Van Heugen = Van Huyghem = Van Eukem.
Hoegenbemt, van, van den Hoogenband: Plaatsnaam Hoge Beemd, bijvoorbeeld in Wilrijk en Hoogstraten.
Hoogenboezem: Waternaam Hooge Boezem achter Haastrecht (Zuid-Holland), Hoogen Boezem in Nieuw-Lekkerland (Zuid-Holland).
Hoogenboom, Hoogeboom: Plaatsnaam Hoogboom in Ekeren (Provincie Antwerpen), Hogenboom in Stabroek (Provincie Antwerpen). Hoogeboomen in ‘s-Gravenzande (Zuid-Holland).
Hoogendam: Plaatsnaam, vergelijk Hoogendammerbeek in Nijkerik (Gelderland).
Hoogendonk: Plaatsnaam Hooge Donk in Beek (Noord-Brabant).
Hoogendorp, van, Hogendorp: 1. Plaatsnaam Hogendorp in Zandvoorde bij Ieper. 2. Plaatsnaam Hoogdorp (Noord-Holland).
Hoogendijk, Hogendijk: Plaatsnaam Hoogendijk in Maartensdijk (Utrecht), Oostburg (Zeeland), Nieuw-Vossemeer (Noord-Brabant), Wadenoijen (Gelderland).
Hoogerstraete, van der. Hoogerstraeten, van der. Verspreide straatnaam Hoogstraat, Hogestraat.
Hoogervorst, Hogervorst, van Hoogervest: Plaatsnaam Hoogvorst ‘Hoog bosՠin Kraainem, Tervuren (Vlaams-Brabant), Hovorst (Provincie Antwerpen) en in Boekel (Oost-Vlaanderen), Hogevorst in Bassevelde (Oost-Vlaanderen):
Hoogerwaard. Plaatsnaam Hoge Waarde: hoge wachtpost. Vergelijk Hoogwaerts, Horward. Hoogerwaard is een boerderij in Ouderkerik aan den IJssel (Zuid-Holland)
Hoogerwerf, Hoogenwerf, Hoogewerf, Hoogewerve, Hoogwerf: Plaatsnaam Hoge Werf ‘mpgeworpen grond voor een hoeve, opgeworpen hoogte op buitendijks land, vluchtheuvel voor herders en vee’. Hoogerwerf in Woensdrecht (Noord-Brabant).
Hoogesteeger. Plaatsnaam Hoge Steger; hoge trap.
Hoogewijs, Hoogwijs, Hoogewys, Hogewijs, Hoogerwijs. Deze familienaam verwijst naar de plaats Hoogewijst in Noord Brabant, bij Heesch ten zuiden van Oss.
Hooghart: Volksetymologisch van Hogaert, van Hugaert, Germaanse voornaam hug-hard ‘Verstand-sterk’. Of uit de Engelse familienaam Hogard, van Oudengels hogg-hierde ‘Varkensherder, -hoeder’.
Hooghkerken, van. Duitse plaatsnaam Hochkirchen.
Hooghuis, Hooghuys, van Hogerhuis. Verspreide plaatsnaam. Hogenhuis bij Antwerpen.
Hoogkamer: Plaatsnaam in Oudvosmeer (Zeeland), Temse, Oost-Vlaanderen, St.-B.-Vijve (West-Vlaanderen), Oudvosmeer (Zeeland). Een kamer was een woning met n woonvertrek.
Hoogkamp: Plaatsnaam Hoogkamp in Arnhem (Gelderland). Hooge Kamp in Ophemert (Gelderland) en Wamel (Gelderland).
Hoogland; (den) Hooglander: Plaatsnaam Hoogland (Utrecht). En in Wercher, Vlaams-Brabant, hoog gelegen land. Vergelijk Van Hoolant.
Hooglucht. Plaatsnaam Hogelucht in Langemarik (West-Vlaanderen). Lucht, locht: tuin.
Hoogmartens. Familienaam uit de bijnaam hoog (groot, edel, verheven, verwaand, hooggeboren,...) en de vadersnaam Martens (zie bij Maarten(s).
Hoogmoed: Bijnaam naar de edele gezindheid, later naar de hoogmoed, overmoed. Vergelijk Hochmuth. Ook molennaam in Dordrecht.
Hoogstad, Hoogstadt: Plaatsnaam Hoogstad in Ruinen (Oost-Vlaanderen) of Hoogstade (West-Vlaanderen) ‘Hoge plaats’. 2. Re-interpretatie van Hoofstadt, onder meer door wisseling f/ch.
Hoogsteder. Afleiding van plaatsnaam Hoogstad. Of aanpassing van Duitse familienaam Hochstetter met dezelfde betekenis. Vergelijk Hostetter.
Hoogsteen: Plaatsnaam De Hoogsteen in Prinsenhage (Noord-Brabant).
Hoogstoel, Hooghstoel. Naam uit het Middelnederlandse hovetstoel, hooftstoel: hoofdstel van een paardentuig. Beroepsbijnaam voor de maker ervan. Vergelijk Breidel, Haelters. Hoogstoel door cft-wisseling.
Hoogstra: Friese afleiding van Hoog.
Hoogstraten, van, Hoogstrate, Hoogstraate, Hoogstraete: Plaatsnaam Hoogstraten (Provincie Antwerpen).
Hoogt, van der, van der Hooft, van der Hoofde, van der Hoofd, van het Hoofd, van Hooft: Plaatsnaam. Middelnederlands hogede, hoochte, hocht, hucht ‘HoogteՠLet op de wisseling gt/ft. Sommige vormen kunnen varianten zijn van van den Hove.
Hoogterp. Friese plaatsnaam. Een terp is een vluchtheuvel tegen overstromingen, kleine hoogte waarop een hoeve gebouwd werd.
Hoogvliet: Plaatsnaam Hoogvliet (Zuid-Holland).
Hoogwaerts. Plaatsnaam Hoog + Middelnederlands waerde: wachtpost. Vergelijk Hoogerwaard, Duits Hochwart.
Hoogwijk: Plaatsnaam ‘Hoge wijk’.
Hoogwijs: Plaatsnaam Hoogewijst in Heesch (Noord-Brabant).
Hoogzand: Plaatsnaam ‘Hoge zandige plaats’. Hoogezand (Groningen), Hoogzand in Tietjerksteradeel (Friesland).
Hooimissen, van, Hoomissen, van, van Hooymissen, van Hoijmissen, van Hoeymissen, Heimissen. Familienaam uit de plaatsnaam Hemiksem (vroeger onder andere Heymissen).
Hooiveld. 1. Zie Hoeyveld(t) Van. 2. Of uit de plaatsnaam Hooiveld in Oostkamp en Zedelgem (West-Vlaanderen).
Hooijer, Hooyer, Hoijer, Hoyer, Hooijerink, Hooyerink, Hooijmans, Hooymans, Huyer, Huyers, Huijer, Huijers. Afleiding van Hooijer, Huijer: beroepsnaam van de hooier (in seizoenarbeid).
Hooijschuur. Plaatsnaam Hooischuur. Familienaam voor een hooiboer. Vergelijk Hooimeijer, Hooijer.
Hooimeijer, Hooymaayer, Hooijmeijer, Hooijmeyer, Hooijmaaijer: Vergelijk Duitse familienaam Heumeier: hooiboer. Vergelijk Cafmeyer, Houtmeyers.
Hooiveld. 1. Zie Van Hoeyveld(t). 2. Plaatsnaam Hooiveld in Oostkamp en Zedelgem (West-Vlaanderen).
Hoolant, van, van Hooland, van Hoolandt, van Hoolans, van Olande, Hoolandts, Hoolands, van Hoyland, Hoylandt, van Hoyland. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Hoogelande (Zeeland) of Hoogland (een hoger gelegen stuk land). 2. Zie ook Holland.
Hoolhorst: Plaatsnaam Hoolhorst in Stoutenburg (Utrecht).
Hoolsteens, Holsteen, Holsteens, Hoolsteijns, Hoolsteyn, Hoolsteyns, (van) Holstein, Holsten, Hulsteyn, Olstein: Plaatsnaam Hoolsteen: holle steen, in Zonhoven. Vergelijk Duits Holstein.
Hoolt: Variant van Holt, Nederduitse en Oost-Nederlandse vorm van Hout.
Hoolwerf. Waarschijnlijk Hoorwerf, van Hoogerwerf.
Hoon, de, Dhoine, d’Loinne, d’Loine, Dhoisne: Bijnaam. Middelnederlands hoon, hone ‘gevaarlijk, bedrieglijk, verraderlijk’.
Hoonacker, van, van Honakker, van Honacker, van Honnacker, Honnaeker, Honnaker, van Hoemacker, van Oenacker, Onacker, Vanonacker. Naam uit de plaatsnaam Hoonakker: hoge akker. Deze lag wellicht ergens in of in de buurt van Beveren-Leie.
Hoonderd, Hoondert: Plaatsnaam de Oude en de Nieuwe Hoondertpolders in Hoedekenskerke.
Hoop, (de): Middelnederlands hoep, hoop ‘Hoepel’. Beroepsbijnaam van de kuiper, die hoepels rond de vaten bindt.
Hoop, van der, Verhopen, Hoopen, ten: Plaatsnaam De Hoop (Gelderland), Hoop, Overijssel. Ook 1381-83 ten Hope in Brammelo/Haaksbergen Overijssel. Ook vondelingennaam.
Hoor, ten; d’Loore, D’Loore, Dhoore: Middelnederlands hoor, hoir ‘arfgenaam’.
Hoorde, van, Hoorden, van, van Oorden, Orden, van Noorden. 1. Familienaam uit de plaatsnaam horde; afsluiting van gevlochten wilgentenen. 2.Van Noorden en varianten ervan, kunnen ook komen van een woonplaats ԩn het noorden van het landՠ(kustgebied). 3. Een oord is ook ‘Het uiterste punt’buitendijks gebied en kan dus ook tot deze namen geleid hebben.
Hoorenweghe, van Hooreweghe, van Hoorewege, van. 1. Lees: Vannorenweghe. Zie Van Noorwege. 2. Zie Van Hoorneweder.
Hoorebeke, (van), van Hoorebeek, Hoorebeecke, Hoorebeeke, Vanhorenbeeck, van Horebeek, Horebeek, Horebek, van Horebeke, Horenbeke, Horebeck, Horebeek, (van) Hoorelbeeke, Hoorelbeke, (van) Hoirelbeke, Hoorenbecke, van Hoorerbeke, Hornebecq, Vanhorebeek: Plaatsnaam Sint-Kornelis-Horebeke en Sint-Maria-Horebeke (Oost-Vlaanderen) Kortrijk-Dutsel (Vlaams-Brabant), Horenbeke in Aalst.
Hoorn, (de); Horn: Middelnederlands horen, hoorn’Hoorn’. Bijnaam voor de hoorndrager of naar de huisnaam.
Hoorn, van, Hooren, van: Plaatsnaam Hoorn (Gelderland, Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland) ‘Hoek’.
Hoornaert, Hoornaert, Hoernaert, Hornard, Hornath, Oornaert. 1. Bijnaam voor een hoorndrager, een bedrogen echtgenoot. 2.Mogelijk ook afgeleid van Hoorne, zie daar.
Hoorn, (van), van Hoorne, Vanhoorne, van Hooren, van Horen, van Horn, Horne. Familienaam uit Hoorn: punt, hoek. Meestal huisnaam. Of uit de plaatsnaam Hoorn in Limburg en op diverse plaatsen in Nederland.
Hoorn, Hoorne, Horn, Horne, de Hoorne, d’Loorne, de Horne, Dhorne, Hoorens, Hoeren, Hoerens, Horrens, Horen, Horens, Oren, Orens, Hren, hoornweder, van, Hoorneweder, van, van Hooreweder, van Hoorenweder, (van) Hoorenweghe, Hooreweghe, Hoorewege: Bijnaam. Middenenderlands hoornweder: mannelijk schap, ram met horens. Vergelijk De Weer, De Ram. De familienaam werd door d/g-wisseling Hoorewege en zo als plaatsnaam opgevat.
Hoornaert, Hornaert, Hooernaert, Homard, Hornath, Oornaert: 1. Bijnaam van de hoorndrager, de bedrogen echtgenoot. Vergelijk Coornaert, Frans Cornard.
Hoorsele, van, van Hoorsele, Horseele, Verhoosel, Verhoosele: 1. Plaatsnaam Hoorzele bij Lochristi (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam in Waasmunster (Oost-Vlaanderen).
Hurn, Oreins. 1. Familienaam uit de plaatsnaam of de huisnaam ‘Hoorn’. 2. Of bijnaam voor een hoorndrager, een bedrogen man.
Hoornstra, Hornstra, Henstra, Heinstra, Hensema, Haanstra: Friese afleiding van Hoorn of van Hoorn. De variant Haanstra doordat Fries hoarne ‘Hoekՠen hoanne ‘HaanՍ homofonen zijn door wegvallen van de r. Plaatsnaam Nieuwehorne (Heerenveen, Friesland).
Hoornweder, van; van Hoorenweder: Bijnaam. Middelnederlands Hoornweder ‘mannelijk schaap, ram met horens’. Het voorzetsel van is secundair.
Hoornweg, Hoorweg: Plaatsnaam ‘Weg die leidt naar Hoorn’E Of volks etymologisch van Hoornweder?
Hoosd. Verkeerde lezing van Hoofd (Duinkerke).
Hoosemans: Beroepsnaam van de hozenmaker, kousenmaker. Vergelijk De Hoze.
Hootsmans: Wellicht verhaspeling van Hoosemans.
Hoovers. Misschien van Hoovels, Hoovelts.
Hooybant, Huybandt: Middelnederlands hoybant. Beroepsnaam van de hooibinder.
Hooijberg: Plaatsnaam Hooiberg in Bladel (Noord-Brabant). Of reinterpretatie van plaatsnaam Hoberg in Bakel (Noord-Brabant).
Hooijdonk, Hooidonck, Hooidonk (van), van Hooydonck, Hooydonk, van, (van) Hoeijdonck, van Hoijdonck, van der Hoydong, Houdonc, Houdoncks, Houdonk, Houdonks, Donckx, van Hoeydonck, van der Hoeydong, Hoydoncx, Hoydonkx, Hoydongs, van der Hoedonck, Houdoncx. Familienaam uit de plaatsnaam Hooidonk in Nuenen (Noord-Brabant), Retie, St.-Pieters-Lille, Zandhoven (Antwerpen), Hodonk in Zolder (Limburg), Geel, Grobbendonk, Nijlen (Antwerpen), Beveren (Oost-Vlaanderen). Ooidonk in St.-Martens-Leerne (Oost-Vlaanderen).
Hooijkaas: Vermoedelijk volksetymologische vervorming.
Hooijkamp: Plaatsnaam? Hooijmans, Hoeijmans: 1. Beroepsnaam van de hooikoper of hooier. 2. Brabantse vorm voor Hoedemans.
Hooijmaijers: Volksetymologisch ‘Hooimaaierՠuit familienaam Hooimeier ‘Hooiboer’. Vergelijk Duits Heumeier.
Hooijschuur: Plaatsnaam Hooischuur, familienaam voor een hooiboer.
Hooze: Middelnederlands hose ‘kous, laars’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Hop, Hoppe, Hopp, Hopf, Hopff, Oppe: Beroepsbijnaam van de hopbrouwer of hophandelaar, hopteler. Zie ook Hob.
Hopa, Hopas, Hoppa: Verschrijving voor plaatsnaam Haut-Pas: hoge doorgang.
Hopkins. Vadersnaam. Engelse afleiding van Hobb=Robert.
Hopmans, Hopman: 1. Beroepsnaam van de hoofdman van een troep soldaten. Duits Hauptmann. 2. Beroepsnaam van de hopteler.
Hoppen, Hoppe, Oppe: Vadersnaam. Variant van Hobben, vleivorm van Hubrecht. Zie ook Hop.
Hopengarten. Duitse plaatsnaam Hoppengarten.
Hoppenbrouwers, Oppenbrouwer, Opdenbrouwer: Beroepsnaam van de hopbrouwer, brouwer van hopbier.
Hoppener, Oppener, Opener, Openeer, Oppeneer. Beroepsnaam uit het Nederduitse Hppner: hopteler, -handelaar.
Hoppensztand. Nederduits Hoppenstange. Vergelijk Hopstaeken.
Hopper, Hoppers, Hoppersch. Beroepsnaam van de hopteler. Duits Hopfer.
Hoppezak. Beroepsnaam van de hopteler.
Hopstaken, Hopstaeken: Beroepsbijnaam voor een hopboer of bijnaam voor een lang opgeschoten kerel.
Hory, Horry, Horie, Horrie: 1. Ongetwijfeld spelling voor Henri. Vergelijk Harri(e). 2. Variant van Ory. Zie Aury.
Horbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Horchert, Hrchert: Afleiding van horchen: luisteren of van plaatsnaam Horach: moerassige plaats.
Horde, van den: Plaatsnaam Horde ‘efsluiting van gevlochten teenwilg’.
Hordequin, Hourdequin, Hourdain, Hourdin: Afleiding van Middenenderlands horde; vergelijk Hourdeaux, Hurtgen.
Horckmans, Heurckmans, Hurckmans, Hurkmans. Familienaam afgeleid van Van (den) Ho(o)rick, Van Heurck. Zie bij Horick.
Hordijk: Plaatsnaam Hordijk in IJsselmonde (Rotterdam, Zuid-Holland).
Horekens, Hurkens, Urkens: afleiding van Middelnederlands hor(e)n, hurn: hoorn. Huisnaam of bijnaam voor hoornblazer.
Horeman, Horemans, Hoorman, Hoormans, Hooreman, Hooremans, Horremmans, Horremans, Hornman, Hornmans, Horman, Hormans, Oremans, Orman, Urmans: Afleiding van Hoorn(e) of van Van Hoorn. Hoorn betekent hier: hoorn van dieren, drinkhoorn, inkthoorn, hoek, punt waar lijnen samenlopen. Kan dus van een plaats, een beroep, een uithangbord (caf), komen.
Horembach, Horenbach, Horrembach, Horrembaxhe, Horrenbaxhe, Hornbacher: verspreide Duitse plaatsnaam Hornbach.
Horenblas. Beroepsnaam van de hoornblazer.
Horevoets, Horevoorts: Re-interpretatie van Horrevorst, Hogervorst.
Horgue, Horge. Dialect voorm voor Forge; smidse.
Horgnie, Horgnies. Plaatsnaam Hargnies, Nord, Ardèche?
Horick, van, van Hoorick, Hoorickx, Horick, Horickx, van Hoornick, Hoorninck, van Hoorrick, van Hoornyck, van Horck, Horke, van Hurck, van (den) Heurck, van den Hurck, Hurk, Horicks, Horicx, Horrix, Hoorickx, Hornick, Hornickx, Horniks, Hornikx, Hornix, Horninge, Orinx, Orinckx, Orincx, Orins, Heuring, Horincq, Horinque. Familienaam uit de plaatsnaam Horik: hoek. Er is onder andere een Horik in Nederweerd (Nederlands-Limburg), Horrik in Budel (Noord-Brabant), Hurik (Noord-Brabant), Hooring in Zellik (Vlaams-Brabant), Horck/Horrik in St.-Huybrechts-Lille (Limburg), Hornik in Herentals, Olen en Schelle (Antwerpen), Horrink in Turnhout en Wechelderzande (Antwerpen), Horrech in Rumst (Antwerpen), Orck in Heminksem (Antwerpen), Horik in Halle (Vlaams-Brabant).
Horjus: Horreus, latinisering van de Friese mansnaam Horre.
Horion, Horions, Horrion, Horyon, Horijon, Hurion: 1. Plaatsnaam Horion (Luik). 2. Weergave van Henrion.
Horis, Horris, Oris, Orys, Hauris: 1. Oudfrans horis is een muntnaam. 2. Zie Xhoris.
Horlait, Horlay, Horley, Horlaet, Hourlay: Plaatsnaam. Waals horl: berm, glooiing, helling.
Hormidas. Vadersnaam. Heiligennaam van Iraanse oorsprong.
Hornay, Horney. Plaatsnaam in Sprimont, Luxemburg.
Hornbostel. Duitse plaatsnaam in Celle.
Hornecker, Horneck, Hrnecke: Plaatsnaam Horneck (Beieren).
Horneman, Hornemann. Afleiding van Horn. Vergelijk Horemans.
Horninck, Horninge, Hornick, Hornickx, Horniks, Hornikx, Hornix, Hornung. Bijnaam voor een bastaard, onwettig kind.
Horotte. Luiks-Waalse plaatsnaam, horote; greppel, geul.
Horr, Horez, Horrez, Hor, Horet: 1. Zie Honor. 2. Luiks-Waals hor: gered, veilig.
Horrenberger, Hornberger. Van Duitse plaatsnaam Hornberg.
Horrevorst. Afstammend van 1611 Petrus Horevorts (zoon van) Cornelis Hoirevoirts, Alphen.
Horringa: Friese afleiding Vvn de Friese voornaam Horre.
Horrockx. Engelse familienaam (met name Lancashire). Plaatsnam Horrocks, van dialect hurrock: hoop losse stenen.
Horsigh, van: Plaatsnaam Horsik in Sint-Michielsgestel (Noord-Brabant).
Horssen, van: Plaatsnaam Horssen (Gelderland).
Horst, van der, Verhorst, (ten) Horst, van (der) Host, ter Horst, Horstink, Horsting, Horstik, Horsthuis, Horsten, Horstman, Horstmans, Horstmann, Horsmans, Horsman, Hosmans, Horstermans, Hurstermans, van der Harst: Verspreide plaatsnaam Horst ‘kreupelhout, struikgewas, begroeide hoogte’.
Horsten, Horster, Horsting. Afleiding van plaatsnaam Horst.
Horstmann, Horstmans, Horsman, Horsmann, Hosmans, Hostermans, Hurstemans: Afleiding van Van der Horst.
Horta, Orta: Portugese familienaam, van Latijn hortus: tuin. De familienaam van de Belgische (H)orta’s komt evenwel uit Italie.
Hortance, Hortencia. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Hortensia.
Horter, de, Heurter, Heurterre: Afleiding van Middelnederlands horten, hurten: stoten rukken, duwen. Bijnaam.
Hortmans, Hortmanns, Hurtmans: Vadersnaam. Variant van Hartmann(s); vergelijk Hort(en) = Hart(en) en Hortmannshof.
Hortmannshoff. Plaatsnaam Hartmannshof, Beieren.
Horts, Hortz: 1. Spelling voor Orts. 2. Afleiding van Hort. 3. Zie Hurt(s).
Horwath, Horvat, Horvath, Horuath, Horuat: Hongaarse volksnaam van de Kroaat.
Horwitz, Horowitz, Horowicz, Horovits, Hourewitz, Hourevitz: Plaatsnaam Horovitz (Bohemen).
Horwood. Plaatsnaam (Buckinghamshire, Devonshire).
Hos. 1. Plaatsnaam Xhos in Tavier (Luik). 2. Variant van Hoos? 3. Hypercorrect voor Os.
Hosemans, Hosmans, Hozeman, Hozemans: Beroepsnaam van de kousen- of laarzenmaker.
Hosang. Aanpassing van Osan.
Hosbeek, van. Duitse plaatsnaam Horsbeck en Orsbeck.
Hsch, Hosch: Bijnaam. Middelnederlands hoesch, hovesch: hoofs.
Hoscheidt, Hoscheit, Hoschet. Duitse plaatsnaam Hoscheit.
Hosdain, Hosdains, Hosdin, Housdain: Plaatsnaam Houdain (Pas-de-Calais, Nord), Houdeng (Henegouwen), Hosdent in Latinne (Luik).
Hosingen, Hossingen. Duitse plaatsnaam Hosingen.
Hoskens, Hoskins, Heuskin, Heusequin, Heusquin, Heusghens, Heusgens, Heusghiens, Heusghem, Heusschen, Heuschen, Heuschenne, Heuchenne: 1. Middelnederlands hosekin, verkleinvorm van hose ‘Laars, kous’. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Voor Hoskens, zie ook Hostekens. 3. Zie ook Huschen.
Hospel. Waarschijnlijk variant van Hespel.
Hosschius. Humanistennaam van Sidronius Hosschius (Merkem 1596-1653) = De Hoossche/Hoofsche.
Hosse. Variant van Hos of spelling voor Hoss.
Hosselet, Hosslet, Hoslet, Oselet, Osselet, Ausselet. 1. Afleiding van het Oudfranse hosel: beenkap, scheenplaat, afleiding van Oudfrans, Middenenderlands hose; kous, laars. Vergelijk Housia. Beroepsnaam of drager vanɮ 2. Osselet, afleiding van os: beentje, bikkel. Bijnaam voor een bikkelspeler.
Hosset, Hoss, Hossez, Hosse, Hossey, Houzet, Hoez, Houset, Housez, Hoze, Hooze, Hozee, Hozez, Hoozee, Hooze, Osset, Oset, Os, Ose, Osei, Osi, Ohs, Ohse, Ocet, Oc, Oss, Osse, Osc: 1. Afleiding van Oudfrans hose: kous, laars. Bijnaam (gelaarsd) of beroepsnaam. Vergelijk Housiau(x). 2. Afleiding van Frans houx: hulst. Vergelijk Delehouze. 3. Eventueel van Frans os: beentje.
Hosteuax, Hosteau, Hostaux, Hotaux, Hoteaux, Hotteau, Htel, Htel, Osteaux: Oudfrans ostel: woning, herberg, gasthuis. Beroepsnaam van een waard. Vergelijk Delhotellerie. Zie ook Hottiaux.
Hostekens, Hostekint, Hostekind, Hostequint, Hoskens: Vadersnaam. Middelnederlands Ostkin, afleiding van Germaanse voornaam Oste. Zie Ost.
Hostelart, Hostelard, Hostelaert, Hottelard, Hottelart: Afleiding van Oudfrans osteler: herbergen. Beroepsnaam van de waard.
Hostert. Duitse plaatsnaam (Aubel, Balen, Eupen, Welkenraedt).
Hostettler, Hostetter, Duits Hochstetter, van plaatsnaam Hochstetten (bijvoorbeeld in Beieren). Vergelijk Hoogsteder.
Hostier, Hostie, Hostiez, Ostir: Oudfrans hostier, van Latijn ostiarius: portier. Beroepsnaam. Vergelijk De Deurwaerder.
Hotchamps, Hodchamps, Hottechamps: Plaatsnaam Hot(te)champs in Louveign (Luik).
Htelet, Hotelet.: 1. Afleiding van ostel, Frans htel: gasthuis, hotel. Vergelijk Hosteaux. 2. Jongere vorm van Hostelet = Ostelet.
Hotermans, Notermans (vergelijk Achtergael/Nachtergael) van Nokermans (zie Notermans).
Hotke, Hotting, Huttinga: Vadersnaam. Verkleinvorm en afleiding van de Friese voornaam Hotte.
Hotton: Vadersnaam. Hypercorrecte spelling van Otton, Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Otto.
Hots. Vadersnaam. Afleiding van een bakernaam, zoals Hoddo, Hotto. Vergelijk Nederduitse familienaam Hotke. Hottard, -at, zie Ottart.
Hotte, Hot, Hote. Frans hotte; korf. Bijnaam of beroepsnaam.
Hotterbeeck, Hotterbeck, Hotterbeex, Hotterbeekx: Plaatsnaam Otterbeek: beek waarin otters verblijven. Antwerpen, dergelijk Nederduits Otterbeek, -beek, Duits Otterbach.
Hottiaux, Hottia, Hottias, Hotias, Hotia, Hotiat, Hothia, Hotyat: Picardisch htel, Frans hotteau: maat. Beroepsnaam.
Hotz, Hotze. Duitse vadersnaam. Oude voornaam Hutzo, Hotze, van een hug-naam.
Hou. Korte vorm voor Dehoux of Dehou.
Houblon. Frans houblon: hop. Beroepsnaam voor de hopteler of brouwer.
Houblon. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Hubert of Hubau.
Houbotte. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Hubert, Hubau.
Houchon: Vadersnaam. Variant van Huchon, vleivorm op –eon van Hue = Hugo.
Houck, de, Houcke (de), Dehoucke, de Houk, Houke, Lehouce, Lehouck, Lehoucq, Lehouque, Lehocq, Lihouck, Hoek, Hoeks, Hoekx, Hoex, Hoecks, Hoeck, Hoeckx, Houck, Houckx, Houkx, Houx, Houcque, Houque, Houques, Hocke, Hockee, Hocks, Hoc, Hockx, Hox, Hocque, Hocq. 1. Bijnaam (of vissersnaam) uit het Middelnederlandse houck: zeevis (geen snoek). 2. Bijnaam (of kwekersnaam) uit het Middelnederlandse houc, hoekijn, houcksken: geitenbok, lam, geitje. 3. De vormen zonder lidwoord kunnen ook vadersnamen zijn uit een hug(o) -naam.
Houdenbrouck, Oudenbroek: oud broekland, moeras. Bijvoorbeeld in Oostnieuwkerke.
Houdenrogge, van. Beroepsnaam voor de graankoopman, die oude rogge verkoopt.
Houdersteijn: Zeeuws-Vlaamse aanpassing van de Waalse familienaam Haudestaine, zelf een Waalse aanpassing van Duits Hauenstein, Plaatsnaam (Beieren, Baden-Wrttemberg, Rijnland-Pals, Zwitserland).
Houdevelt. Plaatsnaam Oudeveld in Lochristi, Zaffelare en Zeveneken (Oost-Vlaanderen).
Houdijk, Houdijker, van, Oudijk, Holdijk. Plaatsnaam Oudijk, Westwoud.
Houdisse. Oudfrans hordeis, Middelnederlands hordijs: palissade, verschansing, borstwering.
Houdmont, Houdemon, Houdemond, Houtmont, Houmont, Hautmont, Hodmon, Houlmonts, Houlmont: Plaatsnaam Houdemont (Luxemburg, Meurthe-et-Moselle). Of Waalse gereduceerde vorm van plaatsnaam Houdremont, Namen.
Houdret, Houdrez, Germaanse voornaam huld-rad ‘Trouw-raad’. Huldrada.
Houet, Ho, Hot, Hoez, Hoz: 1. Afleiding van Oudfrans hoe, Frans houe: houw, hak, pik. Vergelijk Houel.
Houfflin, Houfflyn, Houfflijn, Houfflain, Ouffelin, Oufflin, Hoefflijn. 1. Waalse aanpassing van de naam Hovelynck, Hoffelinck: zie bij Hovelynck. 2. Bestaat ook als variant van Houpline: zie daar.
Houg: Vadersnaam. Variant van Huige, Huych, de Germaanse voornaam Hugo.
Hougardy, Hougardi. 1. Waalse naam van de inwoner van Hoegaarden (Vlaams-Brabat). 2. Plaatsnaam Hougardy in Perwez-le-March.
Hougrand. Misschien plaatsnaam Orp-le-Grand (Waals-Brabant),Waals lՠgrand.
Houillet, Houillot, Houilion, Houillon, Houllion, Houyon: Hypercorrect voor Ouillet afleiding van Oudfrans oil: oog. Oudfrans oeillet: oogje, opening.
Houioux, Houjou, Houyout, Houyoux, Houijoux, Hoyoux, Hoyou, Hujoul, Hujoel: Plaatsnaam Ho(u)youx, Houyou(x) in Herstal, Hoei, Bois-et-Borsu, Bilstain (Luik), Gesves, Namen.
Houis. Plaatsnaam (onder meer Nord, Aisne, Ardèche).
Houke, Ouke: Houke of Hauke is een Friese vorm van de voornaam Hugo. Bekend is de figuur van Hauke Haien in ‘Der Schimmelreiterՠ(1888) van Theodor Storm.
Houlet, Houllez: Afleiding van Oudfrans hole, van Nederlands hol: holte, bordeel, kleine woning. Zie ook Hollet.
Houllier, Hourlier, Houillier, Houiller, Houilliez: Bijnaam voor eenlosbol, losbandige.
Houlteau, Houlteaux. Plaatsnaam Houlteau in Chaineux, Dison en Thimister (Luik).
Houman, Hauman, Haumann, Hawemann: 1. Afleiding van werkwoord houwen. Synoniem met De Houwer: hout- of steenhakker. 2. Afleiding van Van den Houwe.
Houmard. Oudfrans homard: (zee)kreeft. Bijnaam. Vergelijk Ecrevisse.
Houmes: Vermoedelijk aanpassing van de in West-Vlaamse frequente familienaam Hommez, van Omez, van Omer. Germaanse voornaam Otmar, Audomarus.
Houniet, Hounjet, Hoenjet, Hougnet, Hognet. Afleiding van Hogne (zie Hogne 2.).
Houpinnes, van, Houpes, van, Houpines, van, van Hopplinus, van Hopplijnus, van Ouplines, van Oplynes, (van) Oplynus, van Oplinis, (van) Oplinus, Oplines: Plaatsnaam Houplines (Nord).
Houpline, Houpeline, Hupelyne, Houblinne, Oplynus, Houfflin, Houfflyn, Houffllijn, Houffllain, Houfflijn. 1. Houpelin komt van het Middelnederlandse houp: hoepel. Beroepsbijnaam van de hoepelbinder, kuiper. Vergelijk De Hoop. 2. Mogelijk uit Houplinnes, plaatsnaam in Nord.
Houppermans. Vadersnaam. Afleiding van Houper, van Huppert, Hubrecht.
Hourand, Hourant, Horent, Horrent: Tegenwoordig deelwoord van Oudfrans hurer: (het haar) rechtop doen staan. Bijnaam voor iemand met stoppelig, borstelig haar. Vergelijk Hurard.
Hourdeau, Hourdeaux, Hourdeax, Hourdiaux: Afleiding van Oudfrans horde, van Middelnederlands horde, hurde: staketsel, tribune, stellage, steiger.
Houriez, Hourriez, Houry, Houri: Oudfrans ho(u)rier: losbol, losbandige.
Hourman, Hourmant, Hourmont: Waalse aanpassings van Horeman.
Hourt. Plaatsnaam Hourt in Grand-Halleux (Luxemburg).
Hous. Variant van Haus? Verkort van Dehoux? Of = Hose (zie Detoze)?
Housard, Housaer, Houzard, Houssard, Houssart, Houssat, Hosaert, Hussaarts, Osaer, Osaert, Ossaer. Beroepsnaam afgeleid van het Oudfranse hose en het Germaanse hosa: laars. Een laarzenmaker dus. Zie ook Osaer.
Houssaije, de la: Plaatsnaam. Frans Houssaie ‘laats waar hulst groeit, hulstbos’.
Housiau, Housiaux, Housieau, Housieaux, Houzeaux, Houzeau, Houzieauix, Houziau, Housay, Houzai, Hozay, Hossay, Hosay, Housseaux, Housseau, Houssieau, Houssieaux, Haoussiau, Houssiaux, Houzelle, Houzel, Hosseel, Husay: 1. Oudfrans hosel, Frans houseau: hoge slobkous, kous, laars, beenkap, scheenplaat. Vergelijk Hosselet. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Houssain, zie Hussin.
Houssel. Afleiding van Frans houx; hulst.
Houssier, Houssire: Plaatsnaam Houssire: plaats waar hulst groeit. La Houssire in ‘S-Gravenbrakel en Ron-quires (Henegouwen).
Houssonloge, Houssonlonge, Housonloge: Plaatsnaam Houssonloge ook Housonlange in Harz (Luik).
Houssoy. Verspreide plaatsnaam Houssoit: plaats waar hulst groeit.
Hout, Houte. Verkort van Van Hout of Houtman.
Hout, van (den), van der Hout, van Houdt, von Hout, ten Hout, (in ‘T) Hout, van (den/der) Houte, van Houtte, van (den) Houten, van Hoynck, Hoyng, Hoijnck, Hoiinck, Hoying, hooyng, Hooyenga. Van hooi en ink.
Haute, van Haut, van (den) Hauten, van (den) Houdt, Vanhout, van Houts, van (den) Haute, van (den) Hautte, van Haudt, van (den) Hauten, Hout, van Hoet, van Hoed: Zeer verspreide plaatsnaam, familienaam Hout, ten Houte ‘Bos’.
Houtave, Houtaeve, Houthaeve, (van) Houthave, (van) Houttave, Houtthave: Plaatsnaam Houtave (West-Vlaanderen).
Houtackers. 1. Verspreide plaatsnaam Houtakker, onder meer in Turnhout. 2. Eventueel beroepsnaam Houthakker.
Houtaer, van den. Middelnederlands outaer: altaar. Re-interpretatie van Van den Outer. Zie van Outer.
Houtain, Dehoutain: Plaatsnaam Houtain (Waals-Brabant, Luik) van Nederlands Houtem, Germaans hult-haim. Houtain-lՅvque = Walshoutem (Vlaams-Brabant).
Houtappel, Holtappel, Holtappels, Holzapfel: Middelnederlands houtappel, Nederduits en Oostnederland holtappel, Duits Holzapfel: bosappel, wilde appel.
Houteghem, van, Houtegem, van, van Houtteghem, van Hautteghem, Hauteghem, Hautegem, van Hauttegem: Plaatsnaam Houtegem in Etikhove (Oost-Vlaanderen).
Houtekamer: Plaatsnaam Oudekamer in Heinkenszand (Zeeland).
Houtekiet, Houtekeet, Houtket, Houtekie, Houtekeite, Houtekeide, Houtqui, Houttekiet, Houtteuiet, Hoedekie, Hautekiet, Hautequiet, Hautekeer, Hautekeete, Hautekete, Hautekees, Hautequest, Hauttekeete, Hauttekete, Hauttequet, Haidiquet, Autekie, Autequitte. Familienaam uit een plaatsnaam 1365 den Houtekiet - Moen (?).
Houtekins, Houttekens, Houtekens, Houttekindt, Houttekint: Misschien uit Woutkin (vergelijk Houters).
Houtelmans. Afleiding van Van Houterle. Plaatsnaam Houtel (Antwerpen).
Houtem, van, van Houttem, van Houtum, van Hauthem, van Hautem, Hautem, Autem: 1. Plaatsnaam Houtem (2 x West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam St.-Lievens-Hnegouwen, Kruishoutem of Letterhoutem (Oost-Vlaanderen). 3. Plaatsnaam Walshoutem (Vlaams-Brabant). 4. Zie Van Houtum.
Houtema: Friese afleiding van van Hout, van den Hout. Vergelijk Houtman.
Houten, van, van Houtten, van Hauten: 1.Plaatsnaam Houten (Utrecht). 2. Verkort uit van den Houten. 3. Eventueel vn Van Houtem.
Houtenbos. Plaatsnaam Houtenbos in Krombeke en Dentergem (West-Vlaanderen)
Houtepenne, Houtepen: Plaatsnaam Hautepenne in Gleixhe (Luik).
Houtevelt, Houtevelde, Houtevelts, Houtevels, Houtefelt, Hautefelt, Hautevels, Auteveld: Plaatsnaam Houteveld(e) in Zle (Oost-Vlaanderen) en Beigem (Vlaams-Brabant).
Houthoff: 1.Plaatsnaam Houthof, Nederduits Holthof. Of Oud Hof? 2. Volksetymologisch uit Hoothoofd, Bijnaam of huisnaam.
Houthoofd, Houthoofdt, Houthooft. Bijnaam of huisnaam Houten Hoofd. Vergelijk Engels Woodhead, Duits Holzkopf.
Houthuys, Houdthuis, Houdthuys, Haudըuyze, Authuys, Hautus: Plaatsnaam Houthuis: houten huis. Houthuizen in Dilzen (Limburg).
Houthuijzen: Plaatsnaam Houthuizen in Huissen (Gelderland) en Grubbevorst (Nederlands Limburg). Johann Jost Holtzhausen uit het Duitse Homberg (wellicht Noordrijn-Westfalen) trouwde in 1786 in Amsterdam als Justus Houthuijsen.
Houtkamp, Houdkamp, Houkamp: Plaatsnaam, vergelijk Holtkamp.
Houtkerke, van, van Hautekerke: Plaatsnaam Houtkerke (Frans-Vlaanderen).
Houtkoper: Beroepsnaam van de houtkoopman.
Houtman, Houtmans, Houteman, Houtemans, Houtteman, Houtemane, Hautteman, Hautman, Hautmann, Hautemans, Hauteman, Autmans, Autmans, Outmans, Holtman, Holterman, Holter, Holtermans: 1. Afleiding van van Hout, van den Houte. 2. Beroepsnaam van de timmerman.
Houtmeyers, Houtmeijers, Houdmeyers: Beroepsnaam van de houtmeier, houtvester.
Houtmortels. Plaatsnaam. Mortel; drassige grond.
Houtop: Misschien door assimilatie uit plaatsnaam Houtdorp in Ermelo (Gelderland). Vergelijk Duits Holtrop (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Houtput. Plaatsnaam in Houtem (Veurne) en Ruddervoorde (West-Vlaanderen).
Houtschild. Re-interpretatie van Houwschild: Bijnaam voor een krijger die op het schild loshouwt. Vergelijk Frans Talleyrand, Duits Hau(en)schild.
Houtterloot. Vadersnaam, verschrijving van Wouterloot, een knuffelvorm van Wouter. Vergelijk Waterloos 3.
Houttum, van, Houtum, van: 1. Plaatsnaam Houtum in Son (Noord-Brabant) en Kasterlee, Antwerpen. 2. Plaatsnaam Houtem (West-Vlaanderen), Sint-Lievens-Houtem, Kruishoutem, Letterhoutem (Oost-Vlaanderen), Walshoutem (Vlaams-Brabant).
Houtvast, Hautvas, Hautvast: Bijnaam. Zinwoord: houd vast. Vergelijk Holvast.
Houtven, van, van Hautven, van Houtvin, Houtvinck, van Uytven, Uytvent, van Uijtven, van Uytvinck, Hautvenne, Houtphenne, Hautefenne, Hautfenne, Hautphenne, Hovens, Hoof, van, Hofs, Hoofs, Hoefs, Hoos. Plaatsnaam Houtvenne, Antwerpen, Hoven, Zutphen, Deventer, Duitsland.
Hautphenne, Autphenne, Hautferme, Hautefin. 1. Familienaam uit de plaats Houtvenne (Antwerpen). 2. Sommige vormen komen wellicht uit de plaatsnaam Hautepenne in Gleixhe (Luik).
Houvelez. Lees Honvelez, plaatsnaam in Bovigny (Luxemburg).
Houtzagers, Houtzager: Beroepsnaam van de (hout)zager.
Houweele, van den, van den Auweele, van den Auweelle, van den Aweele: Plaatsnaam Den Hauweel, zoals in Oekene: stuk land in de vorm van een houweel, houw, pik.
Houweling: Vadersnaam. Afleiding van de Fries-Groningse voornaam Houwe, van Hugo. Vergelijk Houwen 2.
Houwelyckx, Houwelyks, Houwelijk, Houwelijks, Houwelijkx, Houwelijckx, Houdelinckx, Heuwelyckx, Heuwelx: Bjnaam: huwelijk. Vergelijk Frans Mariage, Bonmariage.
Houwelingen, van: Wellicht de in 1421 verdronken plaats Houweningen. Vergelijk Houweningswater in Sliedrecht (Zuid-Holland) en Werkendam (Noord-Brabant).
Houwers, Houwer: Beroepsnaam van de houwer, houthakker of steenhouwer.
Houwen, Houwink, Hauwen. 1. Bijnaam naar houwe: houweel, werktuig om uit te houwen. Beroepsbijnaam van bijvoorbeeld de steenhouwer. 2. In Limburg variant van Houben. Zie Hubin. Vooral Houwink is veeleer vadersnaam, zoals Houwing. Zie ook Houweling.
Houyet, Houyez: 1. Plaatsnaam Houyet (Namen). 2. Spellingvariant van Houillet.
Houze. 1. Zie Huysse. 2. Eventueel variant van Hoze.
Hovard, Hova, Hovart, Hovaert, d’Leuvaert, Dheuvaert, Deuvaert. 1. Naam uit het Middelnederlandse hovaerde: fiere, trotse. Bijnaam. 2. zie ook Odevaer(t).
Hove, (van), van Hoove, Vanauve, Vanhauv, Vanhauve. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Hove (Antwerpen - Henegouwen). 2. Zie ook (Van den) Hove.
Hove, Hoven, van (den), Hove, Hoven, Hovens, Houven, Hovius, van Hoove, Vanauve, Vanhauve, van (den) Hoof, Hooff, van (den) Hoef, van Hoefs, van (het) Hof, Vvn ‘t Hof, Hoff, von den Hof, Hoff, Vonhoff, von den Hoofden, van den/r Hooft, van der Hoofd, van ‘T Hooft, van (den) Hof, Hoff, van Oof, Of, Hofs, Hof, Ten Hove. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam (ten) Hove.
Hovel, van, Hovell, van, Hoevel: Nederduitse plaatsnaam Hvel: heuvel.
Hovelynck, Hovelinck, Hovelijnck, Hoffelinck, Hoevelinck. Naam uit het Middelnederlandse hovelinc: hoveling, edelman. Of afleiding van Van den Hove. Vergelijk Duits Hfling.
Hoven, Hovens, Hovent, Houven, Ovens. Weergave van dialect en Waals uitgesproken Haven(s); zie Haeven(s).
Hoven, van den. 1. Variant van Van den Hove. 2. Spelling voor Van den Oven. Plaats- en huisnaam. Vergelijk Frans Dufour.
Hovenkamp. Waarschijnlijk van Nederduits Overkamp: over het veld. Of Haverkamp?
Hover, van. Van Haver. Vergelijk Hoverland.
Hovertin. Variant van Aubertin?
Hovestadt. Duitse plaatsnaam Hovestadt. Vergelijk Hofstadt.
Hovorst, van, van Hoevorst, van Hoovorst, van Ovost, van Hoyvorst, d’Looghvorst: Plaatsnaam Hovorst in Viersel (Antwerpen), Hoogvorst in Kraainem (Vlaams-Brabant), Hogevorst in Bassevelde (Oost-Vlaanderen).
Houwerzijl: Plaatsnaam Houwerzijl in Ulrum (Groningen).
Houwing, Hauwing: Vadersnaam. Afleiding van de Fries-Groningse voornaam Houwe, van Hugo.
Houkes, Houke, Houkema, Houx, (de): Franse plaatsnaam Houx’hulst’. Houx in provincie Namen en in Eure-et-Loir.
Hove, van; (van) Hoove: 1. Plaatsnaam Hove (Antwerpen, Henegouwen). 2.Variant van van den Hoven.
Hovelinck: Middelnederlands hovelinc ‘Hoveling, edelman’. Vergelijk Duits Hfling. Ook wel afleiding van van den Hove.
Hoven, van (den); ten Hove,van Hooff, van Hoof: Frequente plaatsnaam (ten) Hove, schepenen in Hulster ambacht.
Hovendaal: Plaatsnaam.
Hovens: Variant van Havens, afleiding van Middelhoogduits, Nederduits haven, Duits Hafen ‘ot’. Beroepsbijnaam voor de pottenbakker.
Hovius: Latinisering van van (den) Hove.
Hovijn, Hoveijn, Hoving, Hovinga, Hovenga en Hofma: Vadersnaam. Hypercorrecte spelling voor Ovijn. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Ovo, Hove, Houe of Haue
Howe. Engelse vadersnaam Hugh, Hue; Hugo via Oudfrans Hue.
Howet. Engelse vadersnaam Hewet(t), Huet, afleiding van Oudfrans Hue = Hugo. Vergelijk Huget, Huet.
Howson: Engelse vadersnaam, van Hughson, Huson ‘Zoon van Hugo’.
Hoyet, Hoyez, Hoyer. 1. Middenfrans en Picardisch houet: kleine hak, houw. Vergelijk Houel. 2. Spellingvariant van Houillet.
Hoyois, Hoyoit, Hoyos, Hoyost. 1. Variant van Hayois. 2. Zie Hutois.
Hoys. 1. Beroepsnaam van de hooier. Vergelijk Hooijer. 2. Een familie Hoys zou oorspronkelijk Hoyos (sloot, gracht) geheten hebben en uit Castili gekomen zijn.
Hoywegen, van: Plaatsnaam Hoge weg.
Hoze, de, (dթHose, d’Loze, Hoos, (de) Heuse, Heus: Middelnederlands hose: kous, laars. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk De Coussemaker.
Hozee, Hoezee: Spelling voor Houzet, Hous, Hoze, Hosset. Verkleinvorm van Oudfrans hose ‘kous, laars’. Bijnaam ‘gelaarsd’ of beroepsbijnaam.
Hozemont. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Osmunt. Engelse familienaam Osmond. 2. Plaatsnaam (Horion-) Hozemont (Luik).
Hozman. Spelling voor Hozeman of Hausmann.
Huon, Hugon, Huion: Vadersnaam. Franse verbogen vorm van de voornaam Hugo.
Huot, Hugot, Houot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hugo.
Huant, Huang: Tegenwoordig deelwoord van huer: schreeuwen, roepen. Bijnaam.
Huard, Huart, Hua, Huat, Huwarts, Huwart, Huwaerts, Huwaert, Huwarte, Uwaerts, Huyard, Hujar, Heuardt, Heuart, Houart, Houard, Houaert, Houa, Houat, Hoewaer, Houward, Houwaert, Houwaer, Houwaart, Hauwaerts, Hauwaert, Hawaert, Auwaerts, Auwaert, Howard, Howa: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hug-hard ‘Verstand-sterkՠof afleiding van Hue: Hugo. De w is een hiaatdelgende glijder; vergelijk Huwe = Hue. De Engelse familienaam Howard heeft dezelfde oorsprong.
Huau, Huaud, Huaux, Hugault, Hugaus, Hugaux, Ugau: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hug-wald ‘Verstand-heerser’.
Hubaille, Houbaille: 1. Plaatsnaam in Celles (Namen). 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hubert.
Hubau, Hubaut, Huba, Hubaux, Hubeaux, Hubeau, Hubieua, Hubau, Hubo, Houbau, Houbeau, Houbeaut, Hoebaux, Hoba, Hubert, Huberts, Hubetz, Heubert, Huber, Hubers, Hubertus, Huberti, Huberty, Hobert, Hobertus, Hubar, Hubart, Hubbard, Huba, Houbaer, Houbaert, Houba, Houbard, Houbar, Houbart, Houbas, Houbat, Houbba, Hauber, Haubert, Hoebaer, Hoebaers, Dehoubert, Houbier, Houbiers, Hoeby, Houbie, Huby, Huybaerts, Huibers, Vadersnaam. 1. Romaaense vorm van Germaanse voornaam hug-bald; verstand-moedig’. Hugibold, Hubaldus. 2. Afleiding van voornaam Hubert.
Hu, Hau, Hui. Chinese naam, betekent geest.
Huben. Vadersnaam Hubinet, van Hubin.
Hubeny. Tsjechisch hubeny: mager, tenger.
Hber, Huber, Hubers, Hueber, Hubner, Hubner: 1. Duitse afleiding van Hube, Middenhoogduits huobe: hoeve. 2. Zie ook Hubert.
Huberdault, Huberdeau. Afleiding van de voornaam Hubert.
Huberland, Huberlant, Uberland: Wellicht plaatsnaam: land van een Huber: bewoner van een hoeve.
Hubermont. Plaatsnaam in Celles (Namen), Montignies (Henegouwen), Neufvilles (Henegouwen), Ortho, Tillet (Luxemburg). Of Hubiermont in Maransart (Waals-Brabant).
Hubert, Huberts, Hubertz, Heubert, Huber, Hubers, Hubertus, Huberti, Huberty, Hobetus, Hobert, Hubart, Hubar, Hubbard, Huba, Houbaert, Houbaer, Houbar, Houbard, Houbar, Houbart, Houbas, Houbat, Houbba, Haubert, Hauber, Hoebaers, Hoebaer, Dehoubert, Houbiers, Houbier, Houby, Houbie, Huby, Huybaerts, Huibers, Huybert, Huyberts, Huybes, Huijberts, Huijbers, Hoebers: Vadersnaam. Hubert is de Romaanse vorm van Germaanse voornaam Hubrecht, hug-berht ‘Verstand-schitterend’.
Hubesch. 1. Zie Hbsch. 2. Uit Huberts.
Huybert, Huybertt, Huyberts, Huijberts, Huijbers, Huijbert, Hoebers. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Hug-bald.
Hubbelmeijer: Uit Duits Hubmeier ‘meier, boer op een erfleen’.
Hubin, Hubain, Hubben, Hube, Huben, Hubens, Hubenne, Huiben, Huyben, Huybens, Huijben, Huijbens, Huybrens, Huijpens, Huypens, Hauben, Haupens, Houbben, Houben, Hoeben, Hobbin, Hobin, Hobijn, Hobben, Hoben, Hoppe, Hoppen, Hoebink, Hobbing, Hobbema, Hobma, Hobbes, Hobbie, Engelse Hobson. Vadersnaam Engelse Hubbe, Hobbe, knuffelvorm van de Germaanse voornaam hug-berth, Hubrecht. Zie ook Obin.
Hubinon, Hubinont, Hubinant. Vadersnaam, afleiding van Hubin.
Hubleau, Hublau. Vadersnaam, knuffelvorm van Hubert, de Romaanse vorm van Hubrecht. Zie verder bij Hubrecht.
Hublart, Hublard, Hublaert, Hublat. Vadersnaam. Afleiding op –elard van Hubert.
Hublet, Hubled, Hubl: Vadersnaam. Afleiding van Hubert.
Hublin. Vadersnaam Hubelin. Afleiding van de voornaam Hubert.
Hubloux, Hublou, Hubloue, Hubloe. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hubert.
Hbner: Duits afleiding van Hube, Middelhoogduits huobe ‘Hoeve’.
Hubo, Hubot. Vadersnaam. Vleivorm van Hubert of Hubaud. 1
Hubrechtsen, Hubrecht, Hubrechts, Hubrechtssen, Hubregtsen, Hubregtse, Hubrechsen, Hubrechse, Hubrecksen, Hubreghse, Hubregsen, Hubregzen, Huibrechtse, Huibrechts, Huibregt, Huibrechtsen, Huibregtse, Huijbrecht, Huijbrechtse, Huijbrechts, Huijbregsen, Huijbregse, Huijbregts, Huijbregtsen, Huijbregtse, Hubreght, Hubregsen, Hubrehtsen, Hubrehtse, Huberecht, Hubricht, Hubrichts, Hubrighs, Hubrick, Huibrecht, Huibrechts, Huybrecht, Huybrechts, Huijbrecht, Huijbrechts, Huijbrechs, Huijbregts, Huijbreckts, Huijbrects, Huijbreck, Huijbreckx,, Huijbreghts, Huijbreghts, Huijbrigts, Huijbrichs, Huijbrichs, Huijbrighs, Huyberechts, Huijberechts, Heubrechts, Heubrecq, Hoebrecht, Hoebrechts, Hoebrechs, Hoebreck, Hoebreckx, Hoebrekx, Hoebregs, Hoebregts, Hoebreghts, Hoebreghs, Hoebrichts, Hoebrects, Hoebreeck, Hoeberechts, Hoebereghs, Hoebergs, Houbrecht, Houbrechts, Houbrech, Houbreghts, Houbregs, Houbrights, Houbrigts, Houbrichts, Houbreckx, Houbrix, Houbrexhe, Houberechts, Haubrechts, Haubrich, Ubregts: Vadersnaam. Zoon van Hubrecht. Germaanse voornaam hug-berht ‘Verstand-schitterend’. Hug(e)bertus. Zie ook Hoebert.
Hbsch, Hubsch, Hubesch: Bijnaam. Duits hubsch: hoofs, hoffelijk. Vergelijk De Hoofsche, Courtois.
Huck, Hucke, Hucque, Hucks, Hucq, Huc, Huch, Huke, Huk, Huque: Vadersnaam. Bakervorm van de voornaam Hugo.
Huckart, Huckert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Hughard.
Hucklenbroich. Nederduitse plaatsnaam Broich, Brook: broek(land); Huckel, Hugel: heuvel.
Hucleux, Huqueleux, Beroepsnaam Huqueleur: omroeper.
Hucliers, Huclier. Plaatsnaam Hucqueliers, Pas-de-Calais.
Hudson, Hutson: Engelse vadersnaam. Zoon van Hudd: Hugh; ook wel van Richard.
Huegenaere, de. Waarschijnlijk= Dhuygelaere.
Huelin, Heulin, Hulin, Hullein, Hullin, Ulin, Ulijn, Uleyn. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Romaanse knuffelvorm van Hue (Hugo) vergelijk Hulet, of afleiding van een hild-naam.
Heuns, Heun, Heune. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Huno. 2. Zie Hoen. 3. Zie Hugo.
Huenen, van: Plaatsnaam Huinen in Putten (Gelderland). 1764 Ot Jacobsen, Huinen, maar neemt in 1812 de naam van Huenen aan.
Huet, van: Ook van Hut, van Huut, van Huit. Plaatsnaam Hueth (Noordrijn-Westfalen).
Huffel, van, van Uffelen, van Huffeelen, Huffelen, van Hufel, van Hoffelen, van Uffel, van Offel, Offelen, van Offeren, van Oeffel, Oeffelen, van Nuffel, Nuffel, van Nuffelen, Nuffele, Nuffelen, Nuffellen, Wannuffel, Wanufel, Wanufelle. Familienaam uit de plaatsnaam Huffel: heuvel. Op heel wat plaatsen in Belgi. Steenhuffel (Vlaams-Brabant). Huffel in Loenhout, (Antwerpen), Linkebeek, Opwijk (Vlaams-Brabant), Wieze, St.-L.-Houtem (Oost-Vlaanderen).
Hufschmitt. Duite beroepsnaam van de hoefsmid.
Hugaert, Hugaerts, Hugard, Hugaes, Ugas, Huegaerts, Heugaerts, Huygaerts, Huygarts, Hougaerts, Hoergaerts, Hoegaers, Hoegars, Hoogaerts, Hoogaert, Hoogaers, Hoogaars, Hoogers, Hogers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hug-hard; verstand-sterkՠof een afleiding van een hug-naam.
Hugain. Vadersnaam. Zoals Engelse familienaam Huggins, vleivorm van Hugo.
Hugebaert, Hogbart, Huquebart, Huygebaerdt, Huygebaert, Huyghebaert, Huijghebaert, Huijgebaert, Heugebaert, Heugenart, Heugebeert, Heughebaert, Heuguebart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Huijbrecht (hug-berht).
Hugelier, Huggelier, Huvelie, Huvelier, Huyghelier, Huygelier, Huijghelier. Beroepsnaam uit het Oudfranse huchel: koffer. Beroepsnaam voor een koffermaker.
Hugemans, Huygemans: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hugo.
Hugen, Huge, Hugense, Hugens, Huugen, Huige, Huigens, Huigen, Huigh, Huijgens, Huijgen, Huijghe: Vadersnaam. Germaanse voornaam Hugo, van hugu/hugi ‘Denkende geest, verstand’zoals in Nederlands geheugen, heugenis.
Huger. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hugo; vergelijk Duits Hauger. Of hug-hari, zoals Huguier.
Huget, Houguet, Huguet, Hug, Huge, Huet, Hu, Huwez, Huez, Huwet, Huwette, Huw, Houet, Hot, Ho, Hoez, Hoz. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Hugo (hugi).
Hughes, Hugh. Vadersnaam. Engelse vorm van Germaanse voornaam Hugo.
Huglo. Vadersnaam Hugelot, vleivorm van Hugo.
Hugo, Hugoo, Huge, Huughe, Huch, Hucht, Hugens, Hug, Huggen, Hueguen,, Hugue, Uge, Ugen, Huegens, Huens, Huige, Huigens, Huyge, -Huygen, Huygens, Huijge, Huijgen, Huijgens, Huygh, Huyghe, Huyghen, Huyghens, Huijgh, Huijghe, Huuyghe, Huych, Huyghues, Heugen Heugens, Eughens, Heuck, Heugue, Heugeu, Hauge, Haugen, Houg, Houge, Hoegen, Hugue, Hugues, Ugeux, Wgeuw, Hue, Hues, Hugon, Huon, Huion, Hugonnard, Hugonnet, Hugonet, Hygonnet, Hugot, Huot, Houot, Huguenin, Huygelen, Huygels. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Hugo (hugi); denkende geest, verstand zoals in Nederlands geheugen, heugenis, heug (en meug) of uit een van de Romaanse vormen ervan. Hugo(o) kan ook een verschrijving zijn voor Hugot.
Hugonnard, Hugonnet, Hugonet, Hygonnet. Vadersnaam. Afleiding van Hugon.
Hugues, Hugue, Heugue, Heugue, Ugeux, Wgeuw, Hue, Hues, Huwe. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Hugo.
Huguenay, Hugueney. Huguenet, afleiding van Hugue.
Huguenin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Hugue, Hugo.
Huguier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hug-hari; verstand-leger of afleiding van Hugo.
Huhn. Duitse bijnaam Huhn; hoen. Vergelijk ‘t Hoen.
Huidekoper. Beroepsnaam van de huidenopkoper.
Huigevoort. Plaatsnaam Huygevoort, Noord-Brabant.
Huijsentruijt, Huysentruyt, Huysentruit, Huyzentruyt, Uyttentruys: Moedersnaam. Germaanse voornaam isan-trd ԩjzer-macht’.
Huillon. Spelling voor Willion of Huion.
Huilmand: Vadersnaam. Frans hypercorrecte spelling voor Willeman, afleiding van Willem of Germaans wil-man.
Huin, Houin, Houins, Huain: Vadersnaam. Vleivorm van Hue.
Huineman: Variant van de Overijsselse familienaam Hunneman (sinds 1628). Afleiding van plaatsnaam Hunne bij Deventer.
Huirne, ter: Plaatsnaam met varianten ter Heurne, Terhurne, Terhrne. Plaatsnaam huurn = hoorn’Hoek’.
Huisman, Huismans, Huijsmans, Huijsman: Middelnederlands huusman ‘Landman, landbouwer, huisbestuurder’.
Huis, Huijs, Huys, Huyz, Heus, Suys, Suijs, Huyst. Vadersnaam Huis, van Huus, van Huuchs, afleiding van Huge, Hugo.
Huis in het Veld. Huis in ‘T Veld, Huisintveld: Naar de woonplaats.
Huis, van, Huise, van, van Huys, van Huysse, van Huyse, van Huijsse, van Huyze, Vanuse, Vanus, Vannuse, van Nuss, van Nuysen, van Nuys: Plaatsnaam Huise (Oost-Vlaanderen).
Huising, oud Germaanse persoonsnaam Huso.
Huijerman. 1. Afleiding van Hooijer, Huijer: beroepsnaam van de hooier (in seizoenarbeid). 2. Variant van Heideman: bewoner van. 3. Vadersnaam, variant van Herman(s): zie daar.
Huisman, Huismans, Huismanns, Huysman, Huysmans, Huijsmans, Huissemans, Husemann, Hussmanns. Familienaam uit het Middelnederlandse huusman: landman, landbouwer, huisbestuurder. Ook Huiskes, Huisjes.
Huisser, de, (de) Huysser, de Huijsser, de Huyssere, d’Luysser ,d’Luijsser, Dhuysser, Huizer, Huyzers, Huijzers, Hysers: Afleiding van huis of werkwoord huizen: een huis bouwen, herbergen, onderdak verlenen. Vergelijk Engels Houser, Duits Haus(s)er, Hus(s)er.
Huisson. 1. Vadersnaam Hueon, vleivorm van voornaam Hue(s), van Hugo.
Huijsentruijt, Huysentruyt, Huysentruit, Huyzentruyt, Uyttentruys. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam isan-trud: ijzer-macht.
Huisstede, van; van Huissteeden, Hsstege: Middelnederlands huusstede ‘laats waarop een huis staat’. Plaatsnaam Huisstede ook ‘kleine harde terp’. Huisstee in Laren (Gelderland). Ook 1475 Huystede in Markelo, Overijssel, 1475 Huesstede in Wiene, Overijssel, 1456 ter Hussteden in Wijhe Overijssel. Nederduits Hustede (Nedersaksen).
Huiszoon, Huissoon, Huisson, Huyssoon, Huysson, Huijszon, Huson: 1. Vadersnaam. Hui(g)szoon, zoon van Huig, Hugo. Zie Huijs. 2 Volks etymologische zoon-naam, van vadersnaam. Hueon, vleivorm van de voornaam Hue(s) van Hugo.
Huijghebaart: Vadersnaam. Hugebaert, Huygebaer(d)t, Heugebaert. Germaanse voornaam Hubrecht, Hubert.
Huizen, (van): Plaatsnaam Huizen (Noord-Holland).
Huizer, Huijsers, Huijser, Dhuijssers, Huser: Ook de Huisser. Afleiding van huis of van het werkwoord huizen’een huis bouwen, herbergen, onderdak verlenen’. Vergelijk Engels Houser, Duits Haus(s)er, Hus(s)er.
Huizing, Huizinga, Huizenga, Huijsing, Huisinghe, Husink, Olden-Huizing, in Friesland Huisinga, Huisenga, Husen, Huyssoon, Huissen, in verkleinvorm Huyskes, Huisama en Huisma. Huisinge is een dorp in Groningerland, en Huysinghe een dorp in Zuid-Brabant. Het Friese geslacht Huizinga stamt van het hof Melkema in Huizinge (Groningen). Huizing is ook een Plaatsnaam in Anloo (Drenthe), Assen (Drenthe) Maar Huizing kan ook een vadersnaam. zijn, afleiding van de voornaam Huso.
Hullaert: Afleiding van van (den) Hulle.
Huldenberg, van, Huldenbergh (van), (van) Hullenbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Huldenberg (Vlaams-Brabant).
Hulders, Hudders. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam huld-hari.
Hulle, van (den), Hul, van (den) Hul, Verhulle: Plaatsnaam ten Hulle ‘Heuvel’.
Hulders, Hudders. Germaanse voornaam huld-hari ‘Trouw-legerՠof hild-hari ‘Strijd-leger’vergelijk Heudebert, van Hildbert.
Hulem, van, van Hulen. Waalse verhaspeling van Van Huile.
Hulet. Vadersnaam. Afleiding op –let van Hue.
Huleu, Huleux, Heuleu, Heeleu, Helu, Hlu, Elu: Plaatsnaam Huleux in Itter (Waals-Brabant) en Nry (Oise).
Hulhoven. Plaatsnaam Hulhoven, Duitsland.
Hullaert, Hulard. Afleiding van Van (den) Huile.
Hullebus, Hullebusch (van), Heulbosch. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Hulbos in Ingooigem, West-Vlaanderen, Hullebos in Loppem en Oostnieuwkerke, West-Vlaanderen, of Hullebus(bos) in Ruiselede/Zuienkerke. West-Vlaanderen.
Hullegems. Hypercorrect voor Hilegems.
Hulleman: Afleiding van van (den) Hulle.
Hullenkremer. Duitse beroepsnaam Hullenkremer; verkoper van hoofddoeken, kapmantels.
Hullmann: Duits Hlmann, die bij een Hle woont, dat is Middelhoogduits hlwe, hulwe ‘las, poel’.
Hulot, Heulot: Vadersnaam. 1. Vleivorm van Hue: Hugo. 2. Of van hild-naam; vergelijk Hulin.
Hullu, (de); van Hullu: Plaatsnaam Hulluch (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Hulpen, van der, van der Helpen, Verheulpen, Verhulpen, Verulpen, Verulpens, Verhelpen. Naam uit de plaatsnaam Terhulpen (Waals-Brabant).
Hulpiau, Hulpiaux, Hulpia, Hulphia, Hulpio: Oudfrans hurepel: met borstelig, stekelig haar. Bijnaam.
Hulsbergen, Hulsberg: Plaatsnaam Hulsberg (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen).
Hulsebos, Hulsbos, Hulzebos, Hulsebosch, Hulsebosch, Hulsbosch: Plaatsnaam Hulsbos ‘Hulstbos’. Hulsbosch in Weerd (Nederlands Limburg, Duitsland, Vollezele, Vlaams-Brabant, Borgloon, Limburg.
Hulsebosch, Hulsebosch, Hulsebos. Plaatsnaam Hulsbos; hulstbos, Hulsebosch in Norg (Drenthe).
Hulse, van, Hulsen, van. Plaatsnaam Hulsen, Nederlands-Limburg, Overijssel.
Hulsebaet. Waarschijnlijk verhaspeling van Hutsebaut.
Hulsel, van, Verhulsel. Plaatsnaam Hulsel in Mierde, Vlaams-Brabant, Poppel en Retie, Antwerpen.
Hulselmans. Afleiding van Van Hulsel.
Hulsen, Hulsens, Heulsen. Vadersnaam, knuffelvorm op –sin van een Germaanse huld-naam. Of moedersnaam van Hul(de)sendis.
Hulshaegen, Hulshagen. Plaatsnaam Huls(t)hage: haag met hulst.
Hulsenboom: Plaatsnaam ‘Hulstboom’.
Hulshoff, Hulshof: Plaatsnaam ‘Hof waar hulst groeit’. Ook frequente Duitse plaatsnaam Hlshof(f) (Hessen, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Hulshout: Plaatsnaam (Provincie Antwerpen).
Hulshorst. Plaatsnaam, Gelderland.
Hulsing. Plaatsnaam Hulsing, Nedersaksen.
Hulsken, Hulskens: Afleiding van plaatsnaam Huis: hulst.
Hulsman, Hulsmans, Hulsmann: 1. Afleiding van van den Hulse, van Hulst. 2. Afleiding van Duitse plaatsnaam Hlsede (Nedersaksen).
Hulst, van der, de, Verhulst, van der Hust, van der Rusten, Vandeusten, Vanderusten, Vanderuste, Vanderust, Vanderusse, Vandereus, Vanderuse, Vanderus, Verhulst, Verulste, Verhust, Verroeurlst, Hulse,: Verspreide plaatsnaam Ter Hulst: plaats waar hulst groeit. Ook = Van Hulst of Van Hulste.
Hulstaert, Hulstaart: Afleiding van Van Hulst(e)/Van der Hulst.
Hulste, van. Plaatsnaam Hulste, West-Vlaanderen.
Hulscher, ten, Hlscher, Hulsker, Hilscher. Plaatsnaam Het Hulscher, Zenderen.
Hulster, (de); de Hulsters, Dhulster, Dhulsters, Dulster, Dhulster, d’Lulster, d’Lulstere, Dulster: Afkomstig van Hulst (West-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen). Familienaam Hulster van plaatsnaam Hulst.
Hultberg. Duitse plaatsnaam Holtberg in Schneverdingen.
Hultman, Hultermans. Afleiding van Van Hulten?
Hulstman: Afleiding van van (der) Hulst. Of variant van Hulsman.
Hulten, van; van Hilten: Plaatsnaam Hulten (Noord-Brabant).
Hulster (de); de Hulstere, de Hulsters, Dhulsters, Dhulster, Dulsters, Dulster, D’Lulster, D’Lulstere, Dulsster, De Hults, Dhulst, Dulst, Dust, Dhulst, Dulst: Afkomstig van Hulst (Zeeuws-Vlaanderen).
Hulten Van, Van Hilten. Naam uit de plaatsnaam Hulten (Noord-Brabant).
Hultink, Hulting, Holtink. Naam uit de plaatsnaam Hult/Holt.
Hulzen, van: Plaatsnaam Hulsen (Nederlands-Limburg, Overijssel).
Hlzenbecher. Duitse plaatsnaam Hulsenbecke.
Humartus. Latinisering van Humart.
Humbeek (van), (van) Humbeeck, Humbeck. Naam uit de plaatsnaam Humbeek (Vlaams-Brabant).
Humbert, Humber, Hombert, Hombrecht, Ombrecht, Ombregt, Humpert, Humpers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hn-berht: Hunbertus, Humbertus, Ombertus. 2. Ook verward met Hubert.
Humberg, Humborg. Duitse plaatsnaam.
Humblet, Humbled, Humbl, Hombelet, Homblet, Homblette, Hombl, Homble, Ombelet, Omblet, Omblets, Ombelets, Omeblets, Onbelet, Onbeet, Humeau, Humet, Hume, Humez, Hum: Dialect variant van Ormeau, Oumet, afleiding van orme: iep.
Humier. Plaatsnaam; plaats met olmen, iepen.
Humolet, Humblot, Himblot. Vadersnaam uit de voornaam Humbert.
Hummel, Hummelen, Hummelman: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Germaanse voornaam Humbold of Humbrecht.
Hudersmarck, Hundersmark, Hundermarsch, Hondsmerk, Houndsmeark: Ook Hondermarcq, Hondermarck. Bijnaam Honderd mark, de muntnaam. Duits Hundertmark.
Humphrey, Humphreys, Humphries, Humphryes, Humfryes, Umphray: Engelse vadersnaam van Germaanse voornaam hn-frid.
Hunaerts, Hunarts, Huenaerts, Heunaerts: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hn-hard: Hunardus. 2. Variant Van Heulaerts of Olaerts.
Hunder, Hunders, Huinder, Hnders, Honders, Heunders: Vadersnaam. Germaanse voornaam hund-hari; Duits Hunder.
Hundeshagen. Duitse plaatsnaam.
Hundhausen. Duitse plaatsnaam.
Huneke, Huneke, Hnicke: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Huno. Vergelijk Heungens.
Hunerbein. Hunerbein: Duits Hhnerbein: kippenpoot. Bijnaam.
Huneveld: Plaatsnaam Hunnenveld in Diepenveen, Overijssel, Hunneveld in Zevenaar (Gelderland).
Hung, Hungs. Hung is Alemannisch voor Duits Hund.
Hunger. Vadersnaam. Germaanse voornaam hn-ger: Hungarius, Hungerus.
Hunout, Hunold, Hounau, Honold: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hn-wald: Hunold.
Hunnik: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Huno.
Hunsel, van. Plaatsnaam Hunsel, Nederlands-Limburg en in St. Kwintens-Lennik, Vlaams-Brabant. Hunselmans is er een afleiding van.
Hunt, Hunter: 1. Engelse beroepsnaam van de jager, Engels hunter. 2. Spelling voor Duits Hund ‘Hond’. Bijnaam.
Huntjes, Hunnekens, Huntjes. 1. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Huntje, verbogen met een -s (van Huntje(n)szoon). De Germaanse voornaam Hunte is te interpreteren als ԣentenariusՠ(honderdman). 2. Bijnaam voor een persoon met een hond(je) of iemand die honden fokte of africhtte.
Huntziger. Duitse plaatsnaam Hunzingen.
Hupet, Huppez, Hupp, Huppez. Vadersnaam afgeleid uit de voornaam Hubert met verscherping b/f; vergelijk Hup.
Hup, Huppe, Huppen, Hupe: Vadersnaam. Bakervorm van Hubrecht.
Hupin. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Hubert of variant van Hubin, met verscherping b/f. 2. Eventueel plaatsnaam Huppaye (Waals-Brabant).
Hupka, Hupko. Vadersnaam. Slavisch voor Jacob.
Hupke, Hupkens, Huypkens, Heupgen, Hupgen, Hpchen: Vadersnaam. Afleiding van Hubrecht. Ook Hbgen.
Huppert, Hupperts. Huppertz, Huppers, Hupperten, Hupperetz, Hupert, Houppertz, Houpperets, Hopperets, Haupert. Vadersnaam, Duitse vormen van de Germaanse voornaam Hubrecht: hugi-bertha (wat betekent verstand-schitterend).
Hurard. Afleiding van Oudfrans hurer: het haar rechtop doen staan. Bijnaam naar het stoppelige, borstelige haar. Vergelijk Huret, Hurel en de familienaam Hurlet uit Hurard.
Hurbain, Hurbin. Vadersnaam. Hypercorrect voor Urbain.
Hurchon. Variant van Huchon met epenthetische r.
Hurck, van; van Hurek, van den Hurk, Hurkens, Hurks, Hurckens, zie van Horrik. Plaatsnaam, huis Ter Hurkens, Aarle-Rixel.
Hurel, Hureau, Hureaux, Huriau, Huriaux, Hurreau, Ureel, Oreel, Orel, Oorreel, Norreel, Noreel, Norrel, Norel. Naam uit het Oudfranse hur: borstelig haar, stekelhaar. Bijnaam. Vergelijk Huret.
Huret, Hur, Hurez, Hourez: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans hur: borstelig haar, stekelhaar. Vergelijk Hurel.
Hurlet, Hurley. Afleiding van Hurel.
Hurlez. Variant van Horlait of Hurlet?
Hurkmans: Afleiding van van Hurck.
Hurner. Afleiding van plaatsnaam Hurn; poel. Ook Hirner.
Hurtado, Furtado. Oude Spaanse familienaam uit hurtar, dit uit het Latijnse furtare: beroven. Bijnaam die zoveel kan betekenen als gekidnapt (en teruggevonden) kind, illegitiem kind, beroofde. Heel wat Hurtado’s en Furtado’s behoorden rond 1600 tot de Spaanse adel.
Hurt, Hurts, Hurtz, Hort, Horts, Hortz. 1. Het Middelnederlandse hort, hurt betekent hort, stoot, botsing, aanval. Vandaar als bijnaam. 2. Het Middelhoogduits hurt betekent ook vlechtwerk, horde. Vandaar mogelijk als beroepsnaam.
Hurtebise, Hurtebize, Hurdebise, Urtebise, Heurtebise, Hourdebise, Hordebise, Xhurdebise, Hurbedise: Plaatsnaam Hurte-Bise: plaats die aan windstoten blootgesteld is; vergelijk Hurtevent. In Aubechies, Gibecq, Robechies (Henegouwen), Malmedy (Luik).
Hurtecant, Hurtekant, Hurtecam, Hertecant, Hertegonne: Zinwoord: Oudfrans hurter: slaan + cane: eend. Bijnaam voor een eendenvanger, -dief, die eenden klopt, slaat. Vergelijk Duits Entenfnger, Entenmrder. Frans Hurteleux: die wolven slaat.
Hurteux. Picardisch voor Franse familienaam Heurteur, van heurter: stoten, slaan.
Hurtevent, Heurtevent: Plaatsnaam Hurtevent (Somme), Heurtevent (Calvados): plaats die blootgesteld is aan de wind. Vergelijk Hurtebise.
Hrtgen, Hurtgen: Afleiding van Middenhoogduits hurt: gevlochten rijshout, horde. Vergelijk Hourdequin.
Hurxkens. Afleiding van Van Hurck.
Hus. 1. Dialect vorm voor Haus. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam.
Husden, Husdens, Husdent, Husdin, Heusdent, Heusdain, Heusdaint: Plaatsnaam Heusden (zie Van Heusden) of Houdain, Houdent of Hosdent (zie Hosdain).
Hsing, Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Huso. Vergelijk Huysse.
Husniaux, Husnoo: vadersnaam. Afleiding van Husson?
Hussaarts: Vernederlandsing van Frans Housard, Houssart, afleiding van Oudfrans hose, Germaans hosa, Frans housse ‘Laars’. Bijnaam of beroepsbijnaam. Zie Housard.
Hussel, van. 1. Door assimilatie van Van Hulsel. 2. Zie Van Ursel.
Husselman, afleiding van Van Hulsel.
Hussem: Plaatsnaam Hussen (Rijnland-Palts) Of vervormd uit van Uxem?
Hussey. Engelse familienaam, van Oudfrans hoset, hous, afleiding van hose: laars, kous.
Hussin, Hussain, Hussein, Husin, Husain, Huseyin, Houssin, Houssain, Houssin, Houssein, Hossain, Hossein: Vadersnaam. Vleivorm op -ecin van Hue: Hugo. Ook Huchin.
Hut: Duits Hut. Vergelijk den Hoed.
Hustin, Husting, Hustings, Hustink, Hustinx, Hutin, Hutinet: l. Vadersnaam. Misschien afleiding van de voornaam Hue (Hugo).
Hutcheon, Hutchins, Hutchings, Hutchinson, Hutchison, Hutchinson, Hutcheson: Engelse vadersnaam van Huchon.
Hutchinson. Engelse vadersnaam uit Hutch, dit dan weer uit het Normandisch Franse: ziel.
Hutereau, Houtrelle, Houtreille: Afleiding van Frans hutte: hut(je),
Hutjes. Afleiding van Hoed, Duits Hut.
Hutmacher, Huthmacher, Huttmacher, Hutmaeker, Huttemacher, Huttemacker: Beroepsnaam van de hoedenmaker.
Hutois, Hutoy, Hottois, Hottoit, Hotua, Ottoey, Ottoy, Lehutois, Hoyois, Hoyoit, Hoyos, Hoyost. Naam uit het Franse hutois: inwoner van Huy. Ook familienaam Hoyos uit Hoyois.
Huts, Hutse. Naam uit het Middelnederlandse hutsen: schudden, schommelen. Bijnaam voor iemand met een bijzondere gang.
Hutschemaekers, Hutschmemakers, Hutschemackers, Hutsemaikers, Hutsemakers, Hutsemekers, Hutzemaekers, Hutzemakers, Hutzemackers: Beroepsnaam. Nederduits Hultschenmaker, Duits Holzschenmacher: klompenmaker. Nederduits Hultsch, Duits Holzschuh: houten schoen, klomp.
Hutsebaut, Hudsebaut, Hutsenband. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Hitseboud, Idesboud. (baut; moedig).
Hutten, Htten. Naam uit het Middelnederlandse hutte, het Duitse Htte: hut, schuurtje. Plaatsnaam.
Huttener, Huttner, Hutterer: Afleiding van Hutte: hut.
Httinger, Hutting, Huttinger: Duitse plaatsnaam Huttingen.
Huurman, Huurdeman, Huurneman, Huure, van der. Huurder, beroepsnaam, oud Fries hr Luurman, landman’ Oudengels gehr Ңewoner, landman.
Huvaere. 1. Variant van Ovaere. Zie Odevaer(t). 2. Zie Huyvaert.
Huvel, Huvele. Afleiding van Oudfrans huve: hoofddeksel; vergelijk Huvet, Huyvaert.
Huvers: Afleiding van Middelnederlands huve, huyve ‘Hoofddeksel’.
Huvet, Huv: 1. Oudfrans huvet: hoofddeksel. Bijnaam. 2. Veeleer variant van Hu(w)et; vergelijk Huvenea = Huweneau, Luik.
Huvier, Uvier: Beroepsnaam huvier: maker van huiven, hoofddeksels, hoeden.
Huwel, Huwels, Heuwelz: Waarschijnlijk Nederduits Hvel, Duits Hgel: heuvel.
Hweler, Huweler: Nederduits Hveler, Duits Hbler, naar de woonplaats.
Huzemeijer: Beroepsnaam. Huismeier ‘Beheerder van huis, hof’.
Huybs, Huijbs, Huyps, Huijps: Vadersnaam. Korte vorm van Hu(i)brecht.
Huy, d’ de Hoy: Plaatsnaam Huy, Nederlands Hoei (Provincie Luik). Zie ook van Hoeij.
Huybens, Huybs, Huijbs, Huyps, Huijps: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Hubrecht.
Huijboom: Dialectisch variant van Hoboom, van Hoogboom.
Huyck, Huycke, Huick, Huicq, Huyque: 1. Bijnaam voor de drager van een huik, kapmantel of beroepsnaam voor de maker er van. 2. Vadersnaam. Variant van Huck(e).
Huyck, van, van Hucq. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Huik in Hasselt (Limburg), Oostmalle en Edegem (Antwerpen), Leuven en Ottenburg (Vlaams-Brabant). 2. Dialect voor Van Eyck.
Huyck, Huycke, Huick, Huicq, Huyque. 1. Bijnaam voor de drager van een huik, een kapmantel, of beroepsnaam voor de maker ervan. 2. Kan ook een variant zijn van Huck(e), een knuffelvorm van de voornaam Hugo.
Huyens, Huijens. Vadersnaam. Door g-syncope van Huygens.
Huijer: Beroepsnaam. Dialectisch variant (palatalisering) van Hoijer, Hooijer ‘Hooier’.
Huygelaere, dռ/span> Dhuygelaere: Huycheler: huichelachtige vicier, pluimstrijker, flikflooier. Bijnaam.
Huygelberghs. Plaatsnaam Hukkelberg in Kasterlee en Lichtaart (Antwerpen).
Huygelen, Huygels: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hugo.
Huygevelt, Huygevelde, Huyghevelde: Plaatsnaam. Vergelijk Huigevelstraat in Sint-Antelinks (Oost-Vlaanderen).
Huygevoort, van, den, van Huijgevoort, van Huygevoet: Plaatsnaam Huygevoort (Noord-Brabant).
Huyneghem, van, Huynegem, van, van Huijnegem, van Huijneghem: Plaatsnaam Hunegem, oude kern van Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen)
Huijs, Huss, Huijsen, Huijssen, Huijsse, Huizen, Huijzen, Huissen, Heuse, Heuzen, Huys, Huyse, Huysse, Huyssen, Huyssens, Huijsse, Huijssen, Huijssens, Hussen, Husse, Huis, Huijs, Huys, Hus, Huse, Uys, Us, Use, Heus, Heuse, Heusen, Heuss, Heusse, Heussen, Heuze, Heuzen, Hous, Housen, Houze, Housse, Houssen. Hoessen, Hoesen, Hoezen: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam Huso. 2. Huis, van Huus, van Huughs, afleiding van de voornaam Huge, Hugo.
Huysegems, Huyseghem, Huysegoms, Huysecom, Huijsegoms, Heusecom, Heusicom, Heysecom, Heysicom, Hysecom, Hysecome, Hisecom. Familienaam uit de plaatsnaam Huizegem in Asse (Vlaams-Brabant).
Huyshauwer, Huishouder: iemand die zijn eigen huis bewoont, die zijn huis beheert. Vergelijk Engels Household.
Huijsheere: Middelnederlands Huusheere ‘Heer des huizes, huisheer, eigenaar van een huis’.
Huijskens, Huyskens, Huiske, Huiskes, Hsken, Hskes, Husken, Huskens, Huskin, Huskinet, Husquin, Husquinet, Husques, Usquin. 1. Familienaam uit huis. Vergelijk Duits Huschen, Husle. Naar de verspreide plaatsnaam. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Huso. 3. Vadersnaam uit Huigsken, uit Huig/Hugo. Zie bij Hugo.
Huyssoon, Huyssoone, Huysseune, Huyssuyne, Huisseune, Huisson: Vadersnaam. Hui(g)szoon, zoon van Huig, Hugo, Huso. Zie Huis.
Huyst. Waarschijnlijk variant van Huis, met paragogische t. Of van Hust, van Hulst?
Huysveld. 1. Plaatsnaam Hulsveld in Meulebeke (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Huisvelde in Tetegem, Frans-Vlaanderen.
Huyter, de, Heyters: Middelnederlands hoiter (vergelijk Wuyts uit Woit-, Wouter), houter: houthakker, houtbewerker.
Huyvaert, Huvaere: 1. Middelnederlands huve, huyve: hoofddeksel. Bijnaam. 2. Dialect vorm van respectievelijk Hovaert, Hovaere.
Huijvetter, d’ Dhuijvetter, de Huijvetter, de Huyvetter, Huyvetters, D’Luyvettere, D’Luyvetter, Dhuyvettere, Dhuijvetter, Dhuyvetters, D’Luyveter, D’Luvettere, Duvetter: Beroepsnaam van de leerlooier.
Hyde, Hye, Hij, Hijde: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Hida. 2. Hypercorrect voor Ide. 3. Spelling voor Heide, Heye.
Hybrecht, 1. Zie Hibert. 2. Evtentueel variant van Hebbrecht of Hubrecht.
Hijbeek: Spelling voor Plaatsnaam Heibeek in Kessel (Nederlands Limburg), Heijbeek, Roosendaal, (Noord-Brabant).
Hyeulle, Hyolle: Plaatsnaam. Frans hible, van Latijn ebulum: kruidvlier, Sambucus ebulus. Les Hieulles (Oise).
Hijfte, van, Hyfte van: Plaatsnaam Hijfte in Lochristi (Oost-Vlaanderen).
Hykenberg, van. Plaatsnaam Eikenberg in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen).
Hylkema: Vadersnaam. Friese afleiding van Hilke, Hilleke, verkleinvorm van Germaans hild-naam, zoals Hillebrand.
Hyntens. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Hendrik. Vergelijk Hente, Hentiens.
Hijpers: Vadersnaam. Van Hijbers, van Hijberts, Hijbrecht, van Hibbert, voornaam Hildebert.
I.
Iacobelli, Iacabellis, Iacobitti, Iacobelucci. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Jacob.
Iacomini, Iacomelli. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van heilgennaam Jacomus/Jacobus. Vergelijk Jacquemin.
Iacopucci, Iavovelli, Iavovella: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Jakob.
Iacuzzi. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Jakob.
Iannello, Ianielle, Iannelli, Iannetti, Iannino, Iannitto, Iannizzi, Iannone, Iannucci, Iannuzzi: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van lanni/Gianni, heiligennaam Johannes.
Iannetta, Iannett. Moeders-, vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan.
Iban, Ibanez, Ibaez: Vadersnaam. Spaans Iban: heiligennaam Johannes.
Ibens. Vadersnaam van Germaanse voornaam id-berht: Idbertus. Friese voornaam Ibe.
Ibbena, Ibben. Plaatsnaam Ibbenhusen, bij Weser, Oldenburg.
Ibsen: Duitse familienaam Ibisch, van Middenhoogduits besch, Duits Eibisch: heemst (plantnaam).
Ibrahim, Ebrahim, Rahim, Brahim, Ibrim, Ibrahimi, Ibraim. De familienaam Ibrahim is ondermeer afkomstig uit Irak, Egypte, Suriname, Somali, Syri en Ethiopi. Ibrahim is voor de moslims wat Abraham is voor de Christenen. De naam heeft een Hebreeuwse oorsprong naar de naam Avraham (Abraham) en betekent vader van een menigte.
Iburg. Duitse plaatsnaam.
Ichterhaussen. Duitse plaatsnaam Echtershausen.
Icke, Ickx, Ichw, Iw, Yckx, Yx, Hicks, Hick, Hyk. Vadersnaam uit de Germaanse knuffelvoornaam Icco. Of de Friese voornaam Hikke, van Hilke, afleiding van een hild-naam.
Ickler: Wellicht zoals Iekeler variant van Ekelaar? Of Duits Hickler իleinhandelaar’.
Ickroth. Plaatsnaam Ickerrodt in Olfen (Duitsland)
IIde, Idens, Ides, Yde, Ydens: Moedersnaam. Germaanse voornaam Ida/Isa.
Ide, Idee. Vaders-, moedersnaam. Ydet/Yde, afleiding van Germaanse id-naam.
Ideler: Misschien aanpassing van Duits Hi(e)dler, (van Hitler), van Beiers Hi(e)dl ‘Tijdelijk uitdrogende rivier’.
Idema, Iedema, Jedema. Vadersnaam., van Ide.
Idemans, Iemans, Iemants, Imants, Imant, Imandt, Imanse, Imans, Ymans, Yman, Ymanse: Vadersnaam. Germaanse voornaam id-man: Itemannus.
Idiers, Ydier, Ydiers, Ytier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam id-hari.
Idomon. Vadersnaam. Germaanse voornaam id-mund? Vergelijk Idemans.
Idon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de voornaam Ido.
Idserda, Idsardi: Vadersnaam. Friese voornaam Edsart, Edsert, Idsert, Idsart. Germaanse voornaam agi-hard.
Idserda. Itsweire, Ietswaard: Beroepsnaam. Middelnederlands eetsweerre: gezworene, gerechtelijk ambtenaar, letterlijk: die een eed zweert.
Ie: Vadersnaam. Io? Maar vermoedelijk veeleer door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Germaans Ido.
Ieders. Vadersnaam. Germaanse voornaam id-hari. Zie Idiers.
Ieghem, van, van Ighem: Plaatsaam Idegem (Oost-Vlaanderen) en in Lemberge (Oost-Vlaanderen).
Ieman, Iemants. 1. De Oost Vlaamse familie Iemants stamt van 1751-1805 Joannes Baptiste Imens alias de Staerke, onwettig kind van Catharina de Stercke en vader van 1805 Carolus lemens alias de Staerke, St.-Maria-Oudenhove-Michelbeke. 2. Zie Idemans.
Ieperen, van, Iperen. Plaatsnaam Ieper, Belgie.
Ierland, van. 1. Herkomstnaam, Ierland. 2. Plaatsnaam Eierland, Texel.
Ierseke, van: Plaatsnaam Yerseke (Reimerswaal, Zeeland).
Ierssel, van, Iersel, van. Familienaam uit de plaatsnaam Eersel (Noord-Brabant). Vergelijk Eersels.
Igalson. Vadersnaam. Zoon van Igal, Ingold.
Iegier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam id-ger: Idgerius, Itgier.
Igl: Duits familienaam Igel ‘agel’. Bijnaam.
Iglesia, Iglesias. Spaans iglesia: kerk. Vergelijk Delglise.
Ignatius, Ignace, Ignaes, Ignazio, Inacio, Ignazio: Vadersnaam. Heiligennaam.
Ign, Igne, Igner. Vadersnaam. Spelling voor Hanniet of Hannier, vergelijk Hignoul, Ignoul-Hanoulle.
Igodt, Igot, Igo, Ygodt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Idegod, Itgaudus (betekenis voorlopig onbekend).
Igosse. Moedersnaam. Waalse vleivorm van Germaanse voornaam Igod of Igo.
Ihmsen. Vadersnaam. Zoon van Ihm(e), Imme. Friese voornaam, Germaans Imo.
Ikkink: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam Icco, een bakervorm. Of van de Friese voornaam Hikke van Hilke, verkleinvorm van een hild-naam. Of van de Engels familienaam Hick(s), Hix, van Richard. Of bij verkleinvorm van Ido?
Ilcken: 1. Vadersnaam/moedersnaam Eelke, verkleinvorm van een athal-naam ‘adel’. 2.Vadersnaam. Verkleinvorm van de Bijbelse voornaam Elia.
Iliaens, Ilans. Vadersnaam uit de heiligennaam Julianus.
Ilg, Ilgen, Illien, Illen, Ille, Illies, Illes, Ilyes, Illing, Illich, Illig, Illik: 1. Vadersnaam. Duitse voornaam Ilg, Gilg, van Aegilius, Aegidius. Vergelijk Sankt Ilgen. 2. Illies en Illyes eventueel van Elias.
Ilroy. Waarschijnlijk van Eloy.
Ilmer: Spelling voor vadersnaam. Hilmer. Germaanse voornaam hild-mr ‘Strijd-beroemd’. Hil(de)marus.
Imanse, Hijman, Hijmans: Vadersnaam. Ook Iemants, Iemans, Imans, Idemans. Afleiding van Germaanse voornaam Ido/Ida.
Ilsbroeks, Ilsbroeckx, Ilsbroekx, Ilsbroukx, Ilsbroux, Ilsbrouckx, Ilsbroucks, Ilsbrouks, Ilsbroks. Familienaam uit de plaatsnaam Elsbroek: moerasgebied met elsen (Zuid-Holland en wellicht ook elders).
Imbaud, Imbo, Embo, Emboo. Vadersnaam uit het Germaanse ing-bald ‘god van de Ingweonen - moedig’. Ingeboldus.
Imbrecht, Imbrechts, Imberecht, Imberechts, Imbreckx, Immerechts,Immerix, Imerix, Imbert, Imer, Immer, Immers, Himbrech, Himbrechs, Embrecht, Embrechts, Embreghs, Embregts, Emmerecht, Emmerechts, Emmeregs, Emmerich, Emmerichts, Emmerig, Embert, Emmert, Embers, Emmer, Emmer, Hembrecht, Hembrechts, Hemmerechts, Hemmer, Emer, Emere, Emre, Heemers. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ԩng-berhtռb> : god van de Ingweonen-schitterend, Ingobertus, Incbertus. Maar de naam werd vaak verward met Ingelbrecht. 2. zie ook Hembrecht(s).
Imfeld, Infeld. Duitse plaatsnaam Im Felde.
Imhauser. Duitse familie- en plaatsnaam Imhausen.
Imhoff, Imhoff: Duits familienaam Im Hof ‘mp de hoeve’.
Imkamp. Duitse familienaam; in het Veld.
Imme, Immeln, Immelen: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Immo.
Imme, Immen, Immens. Moedersnaam of vadersnaam uit de Germaanse voornaam Imma/Immo (ermin).
Immenkamp. Duitse plaatsnaam in Seppenrade.
Immer, Immers, Imer: 1. Vadersnaam van Imbert, door assimilatie mb/mm. -t. Voornaam Imerius, populair in Alemannisch gebied; vergelijk plaatsnaam Sankt Immer.
Immerseel, van, Immerseels, van, van Immerzeel, Immerzeele, van Hemmeseel. Familienaam uit de plaatsnaam Immerzeel in Aalst (Oost-Vlaanderen), Bouchout, Boom, Schelle, Wommelgem (Antwerpen).
Immesoete: Moedersnaam. Germaanse voornaam ermin-swt ‘groot-zoet’.
Imming, Immink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Immo.
Immissen, van, van Ummissen: 1. Plaatsnaam Imhuizen in Molenbeersel (Limburg). Misschien Hemmessen in Bad-Neuenahr, Duitsland.
Impatient. Bijnaam voor een ongeduldige. Vergelijk Duits Ungeduld.
Impe, Himpe: Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Imbrecht. Zie Impens.
Impe, van, van Imp, van Himpe, van Himme, van Himphen. Familienaam uit de plaatsnaam Impe (Oost-Vlaanderen).
Impekoven. Duitse plaatsnaam in Alfter.
Impel, van. Plaatsnaam Empel in Eppegem, Vlaams-Brabant.
Impens, Imbens, Ympens, Himpens, Hempen, Impincs, Impines: Vadersnaam van Impin, vleivorm van Impe, Imbert.
Imperatore. Italiaanse bijnaam; keizer.
In. Verkort van Van In?
Inckel: Volks etymologische re-interpretatie van Ingel? Of aanpassing van Oost Middelnederlands en Duits Enkel ‘kleinzoon’E
In de Braek. Plaatsnaam Braak; braakliggend terrein.
In den Bosch. Plaatsnaam Bos of Den Bosch, Noord-Brabant.
In ‘t Veld. Woonplaats in het veld.
In ‘t Ven. Woonplaats op het ven; veengrond, veenland.
Immler, Imler. Duitse beroepsnaam Immler; imker.
Inbroukx, van, Entbroekx, Entbroukx, Entbrouxk: Plaatsnaam In ‘T Broek: in het moeras. Endbroek in Gotem en Hoepertingen (Limburg).
Inconstant; bijnaam; onstandvastig.
Incoul, Incolle: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ing-wulf; ԉngweoon-wolf: Ingulfus.
Incour, Hincourt, Haincourt: Plaatsnaam Incourt (Waals-Brabant).
Indebetouw, Indebetow, Indebetho: In de Betuwe (Gelderland). Of Betuwe bij Tongeren, Limburg.
Indefrey. Vadersnaam van Infroid, Romaanse vorm van Germaanse voornaam ing-frid ԉngweoon-omheining, bescherming, vrede’. Ingefridus, Infredus.
Indeganck, Ingedank, Ingang: Plaatsnaam Gang: doorgang, steegje. Vergelijk Indesteeg.
Indegracht. Naar de woonplaats aan de gracht.
Indeherberg, Indeherbergh, Indeherberghe, Indeherberge. Familienaam naar de woonplaats of voor de waard. Mogelijk ook een vondelingennaam. Naam gesitueerd in en rond Zonhoven.
Indekeu, Indeku, In de Keu; Naam uit de plaatsnaam ҉n de KooiӺ eendenkooi, schaapskooi. De bron van de naam is wellicht Limburgs.
Indemans. Variant van het Duitse familienaam Endemann: die aan het eind woont. Duitse variant van Van den Eijnde.
Indenbom. Plaatsnaam Bo(o)m: slagboom. Vergelijk Van den Boom.
Indenkleef, Indencleef: Plaatsnaam Kleef (Sevenum, Nederlands-Limburg).
Indesteeg, Indesteege, Indestege, Indestegh. Naar de woonplaats: in de steeg. Vergelijk Van der Stegen, Duits In der Cassen.
Indevuyst, Indeuvijst, Indervuyst, Indervuijst. Bijnaam naar een huisnaam.
Indigne. Frans indigne; onwaardig. Bijnaam. Antoine Indigne werd te Leuven (Rue de le Pelletier - devant la porte de la Maison des enfants de la Patrie) gevonden op 01.07.1811.
Indri. Vadersnaam van Inri, van Henri (vergelijk de d in Hendrik). Vergelijk Enrijs.
Indriets. 1. Estse familienaam Indritz, Undritz ? 2. Of van Duits Indrist, van plaatsnaam Inderst (Tirol), Innerst: binnenste hof?
Ineke. Familienaam die wellicht komt uit de plaatsnaam Ele of Ecke.
Infante, Infantes, Infantez, Infanti, Infantinoo, Infantinellino, Infantolino. Bijnaam. Italiaans Infante: kind, jongetje.
Inferrera. Italiaans. In Ferrera; in de smidse.
Ing, van den, van Ingh: 1. Plaatsnaam Ing, Ink ‘ekkerland’. 2. Zie van den Eynden.
Ingber, Ingberg, Engbers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ingbert; zie Imbrechts. 2. Duits Ingwer: gember. Beroepsnaam.
Ingebos, Ingelbosch: 1. In den Bosch: in het bos. 2. Re-interpretatie van Ingelborgs; zie Engelborgh(s); of van Ingebouds.
Ingeboudt, Angebaud: Vadersnaam. Germaanse voornaam ing-bald ԉngweoon-moedig’. Ingeboldus.
Ingebrest, Verkeerd gelezen Ingelrest, gecontamineerd met Inge(l)brecht.
Ingel, Ingels, Inghels, Engel, Engels, Enghels, Enghel, Engelen, Engle, Hengel, Hengels, Hengelen. 1. Vadersnaam naar een Germaanse eingel-naam (Ing = afstammeling van de Germaanse stamgod Ingwio). 2. Bijnaam naar het zachte karakter van de persoon. Het lidwoord kan door Re-interpretatie te verklaren zijn.
Ingelaere, Engelaar, Engelaer, Engelaere, Engeler, Engler. 1. Beroepsnaam voor de ‘Hingelaar’. de man die hengsels maakt of een visser. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ‘angil-hari’. speer-dapper’. Engelarius.
Ingelbinck, Engelbinck, Ingelbien, Ingelbeen, Engelbeens, Engelbeen, Egelbeen, Engelbienne, Engebienne, Angheben, Englebin, Englebienne: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ingelbrecht.
Ingelbrecht, Inghelbrecht, Engelbrecht, Engelbracht, Engelbregt, Ingelbert, Ingelberts, Engelbert, Engelberts, Engelbertz, Engelbel, Engelberg, Englebert, Anglebert, Inglebert, Ingelbinck, Engelbinck, Ingelbien, Ingelbeen, Engelbeen, Engelbeens, Egelbeen, Engelbienne, Engebienne, Angheben, Anglebin. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam angil-berth, Angel (volksnaam); schitterend. Ingelbert.
Ingelghem, van, Ingelgem, van, Ingelhem, Van Ingelgom, Van Engelghem, Engelgem, Engelgom. Familienaam uit de plaatsnaam Ingel-heim. Deze naam komt in Vlaanderen en Duitsland voor. De Vlaamse variant komt wellicht uit een Brabants Ingelheim waarvan de plaats helaas onbekend is.
Ingelman, Engelman, Engelmann: Vadersnaam. Germaanse voornaam Angil-man: Engilman.
Ingelram, Inghelram, Ingelrans, Eygenraam: Vadersnaam. Germaanse voornaam Angil-hrabn ԁngel-raaf: Ingelramnus.
Ingen, van: Plaatsnaam (Gelderland).
Ingenbeek. Re-interpretatie van Ingenbleek.
Ingenbleek, Ingenbleck. In den Bleek. Verspreide plaatsnaam Bleek: bleekweide, blekerij van linnen.
Ingendael, Ingendahl: Limburgs: in het dal.
Ingenhoes, Ingenhousz. Limburgs In den Hoes; huis.
Ingenhoven: In den Hove. Vergelijk Imhoff.
Ingenhuis, In den Huus; in het huis.
Ingenleuf. Rijnlands Ingenleuf: In dem Lն: in het prieel, in het tuinhuis.
Ingenmey, Innemee, Inneme: In dem Mai: in het huis geheten de Mei.
Ingerelst, Ingelrelst, Ingerest. Vervorming van de plaatsnaam ԉn den Elst’. elzenbos, plaats waar veel elzen groeien, variant van Van der Elst/Verelst.
Ingersoll. Plaatsnaam Inkersall, Derby.
Ingeveldt, Ingeveld. Plaatsnaam Veld. Vergelijk Imfeld.
Ingham. Plaatsnaam Ingham (Lincolnshire, Norfolk, Suffolk).
Ingleton. Plaatsnaam (Durham, West Yorkshire).
Ingold. Vadersnaam. Germaanse voornaam ing-wald ԉngweoon-machtig’. Ingaldus. Engels Ingall.
Ingouf. Vadersnaam. Germaanse voornaam ing-wulf; Ingulfus.
Ingram, Ingrand, Hingrand. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ingiramnus.
Inhof, Inhoffen, Inthof: In ‘T Hof. Vergelijk Van Hoof.
Inia: Friese familienaam Inia, Ynia, samengetrokken uit Ynema, Inema, afleiding van de voornaam Ine, Ino, Yne.
Inkelberghe. Plaatsnaam Inkelberg in Vlezenbeek (Vlaams-Brabant).
Ikink, niet van de mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel Ike, in deze vormen, meest Friese mannenvoornaam.
Inkman: Afleiding van van den Ing.
Inland. Duits Imland; in het land, gebied.
Innegraeve. Vadersnaam. Germaanse voornaam ing-hrabn ԉngweoon; raaf.
Inniger. Duitse familienaam Inninger, van plaatsnaam Inning(en) (Beieren).
Innocent, Innocente, Innocenti. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Innocentius; onschuldig.
Insel. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Inselberger. Plaatsnaam Inselsberg, Beieren.
Inslegers, Inslgers, Inslegher, Insleghers, Enslegers, Henslegers. Al wie bovenstaande naam draagt, stamt af van Joannes Georgius Insleger (Brugge). Bij zijn overlijden in 1776 wordt hij Ңohemus (uit Bohemen of rondtrekkend)’ genoemd. Wellicht uit de Duitse familienaam Inzlinger. Dit uit de gelijknamige plaatsnaam in Baden-Wrttemberg.
Instael. Vondelingnaam. Jacobus Instael werd op 30 september 1857 in Antwerpen te vondeling gelegd. Vergelijk ook de vondelingnaam van Arcadius Instal, 28 maart 1823 Antwerpen.
Install, Installe: Vondelingnaam. Flix Install kreeg deze achternaam als vondeling in Mechelen op 25 november 1809.
Interwoel. In Terwolde? Plaatsnaam Terwolde, Gelderland.
Inthout, van, van Inthoud, Van Inthoued, Inthoud. Familienaam uit de plaatsnaam Eindhout (Antwerpen).
Inzlicht, Inslicht. Voorzetsel en plaatsnaam Schlicht, Beieren?
Ioan, Ioannidis, Ionanidis. Vadersnaam. Heiligennaam Johannes.
Iolants, Ioelants, Joelants, Volants, Toelandts, Yoelants: Moedersnaam. Voornaam Yolande, Jolanthe. Oudfrans lolente, romanisering van Germaanse voornaam aud-lind ‘Bezit-linde’. Audelindis, Odelinda.
Ionescu, Jonescu: Vadersnaam. Roemeense afleiding van de voornaam Johannes.
Iori, Iorio. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Gregorius.
Ip, Ips. Vadersnaam. Voornaam Ibbe, Iep, Ippe, Ipe. Bakervorm van Germaanse voornaam Idbert, zie Ibens.
Iper, van, van Yper, van Yperen, Ipers: Plaatsnaam Ieper (West-Vlaanderen), dat eigenlijk IJper of Iper zou moeten heten.
Ipermans, Yperman: Afeiding van Van Iper. Naam voor de Ieperling.
Ippel, Ibel. Naam die wellicht komt uit de (Friese vorm van de) heiligennaam Ibarus, wat staat voor: de nauwgezette, de preciese.
Ipskamp, Ipskamps. Waals-Vlaamse familienaam uit Gelderland. Plaatsnaam. Kamp van Ippe/Eppe.
Iren, van: Plaatsnaam.
Irkeller, Inkeleer: Duits Imkeller, In dem Keller: in de kelder.
Irvin, Irving. Plaatsnaam Irvine (Ayrshire) of Irving (Dumfries). De naam werd verward met Erwin.
Isacs, Isaac, Isaak, Izaack, Izak, Izaks, Hyzak, Isaken, Isaki, Isako, Isaacson, Isacson, Ishaque, Izsak. Vadersnaam uit de Bijbelse voornaam Izaak.
Isaebeau, Isabeaux, Ysabeau, Ysabeaux, Isabelle, Isabel, Isabella, Ysabel: M oedersnaam, voornaam Isabel(la) van Elisabel, Elisabeth. Isabele komt eind 12de eeuw in Vlaanderen in zwang.
Isaie, Isay, Isaye, Ysaye, Usa, Usai: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jesaja, Isaias, Frans Isaե.
Isaksen: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Izaak.
Isbeque, Isbecque, van Isbeck, Hisbecque, Hisbeque, van Hiesbecq, van Hisbeck, Hisbecq, van Niesbecq: Plaatsnaam in Asse (Vlaams-Brabant).
Isberg, van, Isbergue, Isberque, Isenberg.van Huisberg: 1. Plaatsnaam Isbergues (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam Izenberge (West-Vlaanderen).
Ischebeck. Duitse waternaam in Schwelm.
Isecke, Isgen, Ischen: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Iso/Isa, van san ԩjzer’.
Iseghem, van, Isegem, van, van Yseghem, van Ysegem: Plaatsnaam Izegem (West-Vlaanderen).
Iseger: Vadersnaam. Germaanse voornaam san –ger ԩjzer –speer’. Isanger.
Iseman, Isman, Misman, Hysman, Isenman, Issenmann, Isemann, Issmann, Issman, Isselmann: Vadersnaam. Afleiding van s-naam, zoals Iso, Isboud, Isewijn.
Isenbaert, Isembaert, Isenbaert, Isebaert, Ysebaert, IJsebaert, Ysenbaert, Ysenbaerdt, Ysenbaard, Ysenbaardt, Ysembaert, Yzebaert, Eisembart, Eisbart, Iesberts. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam isan-bard; ijzer-bijl. Isanbart. Later in Holland en Friesland ook Ysbrecht, waar van de plaatsnaam Ysbrechtum, dat is: Ysbrechta-heim, dorp bij Sneek in Friesland).
Isenborghs, Isenborgs, Isenborghts, Isemborghs, Isenborght, Isanbourg, Isambourg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Isenburg (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts, Baden-Wurtemberg). 2. Moedersnaam/vadersnaam uit de Germaanse voornaam isan-burg; ijzer-burg.
Isenguerre. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam san-ger ԩjzer-speer’. Isanger.
Iser, Isern, Izer, Yser, Yzer, Yssers, Hysers: 1. Middelnederlands iser: ijzer. Beroepsnaam van smid of ijzerhandelaar. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam s-hari: Isheri.
Iserbyt, Iserbijt, Iserbiet, Yserbyt, Yserbijt, IJserbijt, IJzerbijt, Yzerbyt, Yserbijt. Middelnederlands iserbitere ԩjzervreter, vechtersbaas; (ook) goochelaar’. Vergelijk Duits Eisenbeiss.
Iseux, Yseux: Moedersnaam. Romaanse vorm van de literatuurnaam Isolde.
Isfort. Duitse plaatsnaam in Hof.
Isidore, Isidori. Vadersnaam. Griekse heiligennam Isidorus.
Ising, Isin. Vadersnaam van Germaanse voornaam Iso, Isboud of Isewin.
Ismal, Ismal, Ismali: Vadersnaam. Hebreeuwse voornaam Ismael; ԇod verhoort’.
Isor, Isorez: Vadersnaam. Voornaam Ysored, die zijn verspreiding dankt aan de literatuur. Er komt een hertog Ysoreit voor in Ԓeinout van Montalbaenՠen Isor de Boulogne speelt een roi in het Chanson des Loherains.
Isral, (van), (van) Isral, Israelle, Israls, Israelin, Isralin: Vadersnaam. Bijbelse, Hebreeuwse voornaam Isral.
Isschot, van, Vaniscotte, Van Ierschot, Vanierschot, van Eerschot, Vanescotte, Vanescote. Naam uit de plaatsnaam Isschot in Itegem en in Kasterlee (Antwerpen).
Issele, Issel, Issele, Isselee, Yssele, Yssel, Essel, Iseli, Isely, Iselle: Voltooid deelwoord van Oudfrans essillier, van Oudfrans essil (= issil), Frans exiler: verbannen. Bijnaam voor een banneling. Vergelijk Familienaam Essilard.
Isselt, van. Plaatsnaam bij Amersfoort, Utrecht.
Issenhove, van, Issenhoven, van, van Hissenhoven, van Ishoven. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Aishoven bij Kruishoutem. 2. Een andere visie verwijst naar de plaatsnaam Isenhofen (Beieren).
Isserstedt, Issersterdt. Plaatsnaam bij Jena.
Issum, van. Duitse plaatsnaam.
Isterdael, van, van Istendael, Istendaal. Familienaam uit de 14de eeuwse plaatsnaam Heysterdaele in Essenbeek (Halle - Vlaams-Brabant).
Ista, Istha: Vadersnaam. Ista, variant van Eusta, Eustas, Eustace, Istace, Ystas, Romaanse vormen van de Grieks heiligennaam Eustachius.
Isterdael: Ook van Isterdael, van Istendael. Plaatsnaam 14de eeuw Heysterdaele in Halle (Vlaams-Brabant).
Isterdael, van, van Istendael, Istendaal: Plaatsnaam Heysterdaele in Essenbeek (Halle, Vlaams-Brabant).
Istrate. Aanpassing van een Roemeense familienaam.
Isvelde, van, van Isveldt, Ysveld, Iesveld, Wijsevelde: Plaatsnaam. Vergelijk Eisfeld. Ene Joh. Chr. W. Hisfeld, ұ763 Gimborn (Noordrijn-Westfalen), migreerde naar St.-Martens-Lennik; zijn kleinkinderen heetten Van Isveldt.
Italie, van: Afkomstig van Italië.
Itier, Ithier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germanse voornaam id-hari; zie Idiers. Iterius.
Italiaander, Italianer, Italiano, Italiani: Volksnaam: Italiaan. Nederlands-Joodse familienaam Italli, van: Herkomstig van Itali.
Itegem, van; van Nietegem, van Itehem, Itergem: Plaatsnaam Itegem (Provincie Antwerpen).
Item, van. Plaatsnaam Eethen, Noord-Brabant?
Iterbeeke, van, Itterbeeck, Itterbeek, Itterbeke, Iterbeke, Iterbeck, van Isterbeek, Isterbecq, van Uitterbeeck, Uitterbeek: Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Itterbeek (Vlaams-Brabant, Limburg, Nedersaksen). Maar ook (de) Itterbeek tussen Lier en Duffel. Dit is wellicht de bron van de naam.
1356 Gilijs van Jetterbeke, Brussel.
Iterson, van. Waarschijnlijk een Schotse naam, zoon van Iter? Plaatsnaam Ittersum, Zwolle, Overijssel.
Itschert. Vadersnaam. Duitse variant van Friese voornaam Idsert.
Itterbeeck, van, Itterbeek, van, Iterbeke, Itterbeke, Iterbeck, van Isterbeek, Isterbecq, van Utterbeeck, van Utterbeek: Plaatsnaam Itterbeek (Vlaams-Brabant) of Itterbeck (Duitsland).
Itters. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam id-hari. Zie Itier, Idiers. 2. Plaatsnaam Itter (Frans Ittre, Waals-Brabant).
Ittman: Vadersnaam. Germaanse voornaam Itemannus. Zie Imanse.
Iuliano, Iuliani. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Latijnse heiligennaam Julianus.
Iva. Moedersnaam. Germaanse voornaam Iva, vrouwelijk van Ivo. Eventueel Bijbelse voornaam Eva.
Ivan, Ivanof, Ivanov, Ivanow, Iwan, Iwankiw, Iwanow, Ivankovk, Ivanko, Jevanoff: Vadersnaam. Iwan, Russische vorm van heiligennaam Johannes.
Ivanowa: Moedersnaam Movierung, feminisering van de voornaam Ivan, Iwan, de Russische vorm van Johannes.
Ivens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ivo.
Ivergneau, Ivergniau, Yvergneau, Yvergneaux, Ivergeniaux, Yvernaux. Livernaux, Lhyvernay. Bijnaam naar het jaargetijde (hiver: winter): haarkleur, seizoen waarin de vondeling gevonden werd, seizoen waarin de marktkramer langs kwam.
Ivers, Iversen, Iwersen, Ivarsson, Ivars: Vadersnaam Friese en Nederduitse voornaam Iwar, Ivarus.
Ivo, Iven, Ivens, Ive, Ives, Iwens, Iwes, Iven, Yven, Yvens, Yves, Yvon, Hyvon, Yvoz. Naam uit de Germaanse voornaam Ivo.
Ivor. Vadersnaam. Voornaam (Iers, Schots en Wels) ‘Heer’. St-Ivory is een Ierse heilige.
Iwaarden, Iwaarde, van: Frequente plaatsnaam. Middelnederlands gewade, iwad ‘gewad, wed, ondiepe plaats in het water, doorwaadbare plaats, drenkplaats’.
Iweins. Vadersnaam. Keltische voornaam Iwein, verspreid door de ridderliteratuur.
Izard, Isa, Isard, Isaert, Isaer, Ysaert, Izzard: Vadersnaam. Germaanse voornaam s-hard ԩjzer-sterk’. Isardus.
Izeboud, Izebout: Vadersnaam. Germaanse voornaam san-balth ԩjzer-moedig’. Bijnaam.
J.
Jaans. 1. Zie (de) Jans. 2. Eventueel korte vorm van Adriaans.
Jaarsma, Jarigsma, Jaasma, Juursema. Oorspronkelijk ‘De kinderen van ene Jaar/Jare/Jarich, van Germaans ger; speer. Landgoederen Jaarsma van de middeleeuwse geslachten Jaarsma onder andere bij Holwerd.
Jarigse, Jariga, Jarichsma, Jarigsma, Friese vadersnaam Jarich, in Holland tot Japikse en tot Japik, Jappick in zover het een Friese verbastering is van Jacob, meest van de grote Friese dichter Gysbert Japicx, de geslachtsnaam Jacobsma en Փ Jacob.
Jaarsveld, van: Plaatsnaam Jaarsveld in Lopik (Utrecht).
Jaas, Jas: Vadersnaam, waarschijnlijk variant van Joos.
Jabenau. Vadersnaam Jobineau, Gobineau, afleiding van Jobin, Gobin.
Jablonski, Jablonowski: Poolse familienaam. Afleiding van jablon: appelboom.
Jackman, Jacmans, Jacqmans: Vadersnaam. Afleiding van Jack.
Jacmay. Spellingvariant van Jaquemet.
Jack, Jackson, Jakson, Jaksons, Jacqueson, Jacquesson, Jackens: Vadersnaam. Zoon van Jack, dat is John (soms Jakob).
Jacob, Jacobs, Jakobs, Jacobs, Jacobse, Jacobsen, Jakobse, Jacobussen, Jacobusse, Jacobi, Jacobovits, Iacob, Iacobs, Jacops, Jakobsen, Jakobsche, Jacobsoone, Jacobson, Jacobsons, Jacobsohn, Jacobsson, Jacobszoon (zoon van Jacob) Jacub, Jacobus, Jacobis, Jacoby, Jacobij, Jakobi, Jacobides, Jakoby, Jacopi, Jacovy, Yacoubi, Yacobi, Yagoubi: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jakob, Grieks Jakobos, Latijnse Jacobus/Jacomus.
Jacobeus, Jacoebe: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Jakob.
Jacobin, Jacobien. Vadersnaam, vleivorm van de voornaam Jakob.
Jacobsberg. Plaatsnaam Jakobsberg, onder andere in Beieren.
Jacobsthal. Plaatsnaam Jakobstal in Andernach (Rijnland-Palts), Jakobsthal, Beieren.
Jacolet, Jacolin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jacques.
Jacowick. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Jakob.
Jacqmot, Jacquemot, Jacquemotte, Jammot, Jamotte, Jamot, Gamot, Jeanmotte, Jaumotte, Jaumot, Jamotton, Jamoton, Jomot, Jomouton: Vaders-, moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Jacques. Ja(cque)motte was in Luik ook mannennaam.
Jacquard, Jacquaert, Jaquart, Jaccard, Jackaert, Jackert, Jackers, Jaekers, Jakers. Vadersnaam uit de voornaam Jacques. Zie daar verder.
Jacqueloot, Jaqueloot, (de) Jacquelot: Vadersnaam Jaquelot, afleiding van de voornaam Jacques.
Jacquemar, Jacquemard, Jacmart, Jacquemart, Jacqmard, Jacmard, Jacmart, Jacmaer, Jackmaert, Jackmaer, Jackmar, Jamart, Jamar, Jamard, Jamaerts, Jamaert, Jamaer, Jammert, Jammerts, Jammar, Jammaerts, Jammaer, Jammaers, Jamaa, Jama, Jeaumart, Jaumart, Jeanmart, Janmart, Jeammart, Jaymaert, Jasmer, Jaemers, Jamers, Jambers, Jaemaels, Jamaels, Jema, Jemhar, Jomaa, Joumaa: 1. Vadersnaam. Afleiding van Jaqueme=Jacques, Jacobus/Jacomus. 2. De varianten van Jamart kunnen ook varianten zijn van Janaert; vergelijk Jamme=Janne.
Jacquemet, Jacmay, Jacqmay, Jamet, Jamez, Jamais, Jame, Jamee, Jamees, Jaumet, Jemet: vadersnaam. Franse afleiding van Jacques. Vergelijk Italiaans Giacometti.
Jacquemin, Jacquemain, Jacmin, Jacqmin, Jacqmain, Jasquemain, Jacomin, Jacqumain, Jacquemijn, Jacquemijns, Jaquemijn, Jacquemyn, Jacquemyns, Jacquemeyns, Jacquemeyn, Jacquemein, Jacquemeijn, Jacquemeijns, Jakemeyn, Jakemeyns, Jakemyn, Jakemyns, Jaecquemeyns, Jokemeyn, Jacomen, Jacome, Jamain, Jamin, Jeanmenne, Jammeng, Jomen, Jaumain, Jaumin, Jaumenne, Jasmin, Janmain, Janmin, Jaminet, Jamin, Jaminon: Vadersnaam. Vleivormen van Jaqueme, Jaques, Franse vormen van heiligennaam Jacobus/Jacomus.
Jacquemon, Jacquemont, Jamon, Camon, Jaumonet, Jaumont, Jeaumonnet, Jeaumonet: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jacques.
Jacquerez, Jacqueray, Jacquerie, Jacquery, Jacquerye, Jacri, Jacry: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jacques.
Jacques, Jacque, Jacques, Jaecque, Jeacques, Jaeques, Jaques, Jacqu, Jaque, Jacq, Jaakke, Jaxx, Jax, Jaxque, Jaxques: Vadersnaam. 1. Franse vorm van de heiligennaam Jacobus. 2. Oorspronkelijk is Jake, Jacques een verkleinvorm van Jan, Jean geweest.
Jacquet, Jacqu, Jaquet, Jagu, Jaucquet, Jauquet, Jocquet, Jocku, Jouquet, Joncquet, Jonquet, Junqu: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jacques (Jan of Jakob). Vergelijk Engels jockey, van jackey: Jantje.
Jacquier, Jaquier, Jacquier, Jacqui, Jacquiez, Jacquy, Jacquij, Jockir: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jacques.
Jacquot, Jacot, Jaco, Jacotot, Jacottet, Jaucot, Jacoud, Jakout: Vadersnaam. Vleivormen van Jacques.
Jacxsens, Jacxens, Jakse. De vadersnaam Jaksin is afgeleid op –sin van Jakke, Jan.
Jadin, Jadinon, Jadinot: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse god-naam; vergelijk Jadot, Jadoul. Of van Grard, Waals Djad, vergelijk Jardin.
Jadoul, Jadoule, Jadouille, Jadoulle, Jaddoulle, Cedoelst, Gedoelst. Vadersnaam uit de Waalse vorm van de Germaanse voornaam Geldolf. (zoals ook Jodoigne=is Geldenaken van Geldonia). Eventueel voornaam Godolf.
Jaeck, de. Wellicht hypercorrect voor plaatsnaam Jauche (Geten, Waals-Brabant).
Jaedeke. Vadersnaam. Nederduitse variant van Gdeke, ontrond van Gdeke, afleiding van Godfried.
Jaeken, Jaken, Jaecken, Jaeckens, Gaekens, Gakens, Jacken, Jacquens, Jaax, Jaecks, Jaeckx, Jaekx, Jackes, Jacke, Jack, Jaks, Jax, Jaxx, Jac, Joch, Jochen, Iockens, Jooken, Joken, Joecken, Goockens, Jouck, Jouk, Jauck, Jouke, Jouken, Youck, Youcken, Iouck, Jeuken, Jeukens, Jeukenne, Jeucken, Jeuckens, Jeuckenne, Jucken. Vadersnaam uit ofwel Jake (knuffelvorm van de voornaam Jan. Vergelijk Engels Jack, Brabants Jakke), ofwel uit Jake (Jacques, de Franse vorm van Jacobus).
Jael. 1. Vondelingnaam. Petrus Jael werd op 3 maart 1856 in Antwerpen gevonden. 2. Zie Jal.
Jafart, Jafaar: Waalse variant van Joffard = Goffart (zie Govaerts). Vergelijk Jaffr = Geoffre.
Jager, de, Jagere, de, Jagers, de, Jagersma, de Jaeger, de Jaegher, de Jeagere, de Jaegheer, de Jeager, de Jaecher, Jaeger, Diacre, Diagre, Jaeghers, Jaeger, Jaegers, Jeagers, Jeger, Jeegher, Jeegher, Jeeger, Jeger, Jegers, ‘S Jegers, s’.egers, Jgers, Jger, Lajaeghere, Lajaegere, Liagre, Lyagre, Liacre, De Jaer, Lejaer, Liaer, Lagre: Beroepsnaam van de jager.
Jagerink; zoon van de jager.
Jaillot. Hypercorrect voor Caillot.
Jakobovici, Jakobovies, Jokabwiczjakobczyk, Jakubowich, Jakubowic, Jakubowicz, Jakubowics, Jakubowitz, Jakubowski: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Jakob.
Jagt, (van der): Plaatsnaam.
Jagtenberg: Plaatsnaam Jagdberg (Beieren)?
Jahneke, Jahncke, Jahnke: Vadersnaam. Nederduitse verkleinvorm van de voornaam Jan.
Jakont. Leesfout voor Jakout? Of Jacon?
Jakubka. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Jakob.
Jakus, Jakusch. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Jakob.
Jal, Jalle, Jael: 1. Oudfrans jal, jau, gai, van Latijn gallum: haan. Bijnaam. Vergelijk Jalet. 2. Eventueel Oudfrans jaal, jael: prostituee.
Jalet, Jallet, Jallon, Jalon, Jallin, Jallo. 1. Naam uit het Oudfranse jal, jau: haan bijnaam. 2. Jal(l)et komt mogelijk uit de plaatsnaam Jallet (Namen). 3. Jallo bestaat ook als vondelingennaam in Leuven.
Jalhay, Jallay: 1. Plaatsnaam Jalhay (Luik). Eventueel verschrijving voor Jalet.
Jalink. Vadersnaam. Friese voornaam Jalle, Jaldert. (Galhard).
Jamaerk: Vadersnaam. Vervorming van Jamard, variant van Jacquemard, afleiding van Jaqume = Jacques, Jacobus, Jacomus.
Jamagne, Jamaigne. Plaatsnaam Jamagne (Namen) en in Marchin (Luik).
Jambart, Jambaer, Jambaere, Cambart: 1. Afleiding van Frans jambe, Picardisch gambe: been. Bijnaam voor iemand met lange of zware benen. Vergelijk Chambard.
Jambe. Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van Gambert.
Jambloes, Jambroes, Jambroers, Janbroers, Janbroes, Jambour, Jambor: Nederlandse verschrijving van plaatsnaam Gembloux (Namen), Nederlands Gembloers.
Jambon, Jeanbon: Frans jambon: ham. Beroepsnaam. Vergelijk De Baek(e), Bacon.
Jame, Jaume. Van Jacomus, variant van heiligennaam Jacobus. Vergelijk Engels James.
Jameau, Jaumaux, Jouaud, Jomaux, Jemea: Vadersnaam. Afleidig van de voornaam Jame, Jaume, Jaque: Jakob.
James, Jamesse, Jamees, Jamme, Jammes, Jam, James, Jasmes, Jasme, Jaime. 1. Vadersnaam uit het Romaanse Ja(u)me. Dit uit Jacomus, een variant van Jacobus. 2. Zie ook Jane.
Jameson, Jamieson. Vadersnaam. Zoon van James; Jakob.
Jamilloux. Plaatsnaam Jamiouls= Jamignoul, Henegouwen?
Jamin: Vadersnaam. Variant van Jacquemin, vleivorm van de voornaam Jaqume = Jacques, Jacobus, Jacomus.
Jamolet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jacques, Jacomus.
Jamsin, Jampsin. Vadersnaam. Vleivorm op -ecin van Jame, Jacomus.
Jamoul, Jamoulle, Jamous, Jaumol, Jomol, Jaumouille, Jaumoulle. Vadersnaam, Waalse knuffelvormen van James, Jacques.
Janaert, Janart, Yannart, Yana, Yanart, Jaunard, Yaunaert, Yaunart, Jonard, Jona, Jonart, Jonaerts, Jonas, Jonnard, Jonnaert, Jonart, Jina, Jenar, Jenard, Jena, Jenart, Jennar, Jennart, Jennard, Genard, Geraert, Genna, Gennard, Gennar, Genar, Genart, Gnard, Gnar, Gnart, Geenard, Geniar, Gana, Ganard, Gaunard, Junaert. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Jean.
Jancart, Jancquart, Jenquart, Jeanquart, Jencart: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean.
Janclaes, Jancloesjanklaes: Vadersnaam. Jan Klaas (Nikolaas).
Jandewiele. Verhaspeling van Van de Wiele.
Jandin, Jandien, Jeandin: Vadersnaam. Vleivorm van Jean.
Jandrain, Jandrin, Jendrin, Jeandrin, Jeandrain, Jentrain, Cendrin, Jeandriens: 1. Plaatsnaam Jandrain (Waals-Brabant). 2. Zie Gendrin.
Jandrez, Gendret. Afleiding van gendre. Zie Gendrot.
Jane, Jaenen, Yan, Yanne, Jeanne, Jeannes, Jehanne, Jouanne, Janne, Jannes, Ganne, Jaune, Gaune, Jasme, Jasmes, Jame, James, Jam, Jamme, Jaume, Gaume, Jenne, Jennen, Jene, Jenn. Moedersnaam uit Johanna, Jeanne, Jane. Middenfrans Jehane, Frans Jeanne, Latijn Johanna.
Janin, Jannin, Janain, Jannings, Janning, Jennings, Jenyns, Jehannin, Jeannin, Jenin, Jenen, Ghenin, Genin, Genain, Gheneyn, Genijn, Genyn: Vadersnaam. Vleivormen van de voornaam Jan, Jean.
Janisset. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan of Jean.
Janisse: Vadersnaam. Zoals Janse(n) van de voornaam Jan.
Jankovich, Jankovic, Jankovitch, Jankovits, Jankowicz, Jankolovics, Jankowski, Jankowska, Jankowiak: Vadersnaam. Slavische afleiding van Jan.
Janlet, Janl, Janle, Jonlet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean.
Janmaat. Re-interpretatie van Janmart.
Jannonne. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Jan.
Janquin, Janequin, Jannequin, Jeannequin, Jannekeyn, Jennequin, Jenquinne, Jenquin, Jonnekin, Jonequin, Jonquin, Joonnekindt, Joonnekind, Joonekin, Joonekindt, Jonnekyndt, Jonkind, Jonckint, Jonneskindt, Jonskin, Zannequin, Zonnequin, Zonnekein, Zonnekeyn, Zunquin, Zonnekindt, Zoonekind, Zoonekindt, Zoonekindt, Zoonekyndt, Zoonekynd, Soonekindt, Soonckindt: Vadersnaam. Middenenderlands Jannekin: Jantje; of moedersnaam. Janekin: kleine Jane, Johanna. Zie ook Jennekens.
Jans, (de) (de) Jan, Janse, Jansen, Jansens, Janszen, Janzee, Jens, Jensen, Yan, Yans, Janz, Janss, Ians, Jaans, Jahns, Jhne, Jon, Dejaen, Dejean, Jannes, Jannis, Jansingh, Jennes, Jennis, Jenniskens, Jenissen, Jenneskens, Jens, Jense, Janszone, Janssoone, Jansoone, Jansonne, Jansseune, Janseune, Yanssen, Yansen, Yanssens, Yanssens, Janses, Janson, Janssen, Janszen, Jansenius, Janssans, Janszen, Janzen, Janshen, Janssem, Jancen, Janssis, Yancis, Yanssis, Janissen, Ianssens, Ianssen, Iansen, Jaunzems, Jeance, Jensen, Jenssens, Jensens, Jenzen, Jones, Johnson..: Vadersnaam. Zoon van Jan, Frans Jean, heiligennaam Johannes.
Jansenne, Jansemme, Jeanssens, Jeansenne, Jeansene, Jeansn, Jenchenne, Yancenne, Yeansenne, Yansenne: Vadersnaam. Waalse aanpassings van Jansen(s).
Jansen op de Haar, naar een boer Jansen die op een boerderij in de Haar woonde en zijn naam veranderde in Jansen op de Haar.
Janssenswillen. Tweeledig vadernaam, Janssens + Willen= Willem. Vergelijk Johannwille.
Jansingh, Jansink, Jannink, Janning, Johannink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan.
Janter. Spelling voor Santer?
Jntsch. Vadersnaam. Vleivorm van Jan.
Jansma, Jensma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Jan.
Janson, Jansone, Janssone: Vadersnaam. Janszoon. Eventueel spelling voor Frans Jeanson, afleiding op –eon van de voornaam Jean.
Janssenswillen. Dubbele familienaam uit Janssens (zie Jans) en Willem(s) (zie Willem).
Januarius, Januar, Janvier, Jeanvy, Genevier, Genvier: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Januarius. 2. In Latijnse teksten staat Januarius voor portier, deurwaarder.
Janus, Janusz. Vadersnaam. Oostduitse vorm van Jan, Johannes.
Januth, Janutt, Janhutte: Waalse afleiding van de voornaam Jean. Vergelijk Jehu.
Janzegers, Janseghers, Jansegers, Jeansegers. Vadersnaam uit de dubbele voornaam Jan en Zeger, de zoon van.
Janzing. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan.
Jap, Japsenne, Japson, Jappens, Joppen, Jopen, Jop, Joppe, Joppin, Jaupain, Jaupin, Jaupen. Vadersnaam uit Jap, dit is een afleiding van de voornaam Jaspar of van Jacob.
Japar, Jappait, Jaupart, Joppart, Jopart: Vadersnaam. Variant van Jaspard.
Jaquet: Vadersnaam. Jacquet, verkleinvorm van de voornaam Jacques (zie op dat woord).
Jaradin. Vadersnaam Geradin, vleivorm van Gerard.
Jarbinet. Vadersnaam Gerbinet, afleiding van Gerbaud of Gerbert.
Jardez. Vadersnaam Geradet, afleiding van de voornaam Grard.
Jardinart, Jardin, Jardinet, Jardon, Jardonnet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Gerard, Gerad.
Jarlot. Afleiding van Jarle; wijnkuip, wijnvat.
Jaros, Jarosik, Jarosch, Jaroschenko, Jarosinski, Jarosinska, Jaroslawicz, Jaroslawska, Jaroszzek, Jarosz, Jaroszewicz, Jaroszewski: Vadersnaam. Slavische voornaam Jaroslav, waarvan de stam ‘moedig, sterkՠbetekent.
Jarvis, Jervis: Engelse vadersnaam van Franse voornaam Gervais, van Latijn Gervasius.
Jarreau, Jarro. 1.Beroepsnaam afgeleid van het Oudfranse jarres, jarrons: bewaarkruik. Handelaar of producent. 2. Familienaam afgeleid van het Franse gebied Jarrons in de buurt van Beaune.
Jayrich, Jarijch. Zoals Oostduitse familienaam Jarick, Jarisch, van Slavische voornaam Jaroslav.
Jas: Variant van Jaas, variant van de voornaam Joos, van Judocus. Of verkort uit Jasper?
Jaspard, Jaspar, Jasparse, Jaspers, Jasper, Jasperse, Gaspar: Vadersnaam. Caspar, naam van een van de Drie Koningen.
Jaspin, Jospin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jaspard.
Jaspis. Beroepsnaam voor juwelenhandelaar, naar de edelsteen jaspis?
Jasser: Variant van Jasper?
Jasset, Jassin, Jassiaux: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Joce, Josse, Germaanse god-zo of gaut-so-naam.Vergelijk Franse familienaam Jassin. 2. Waalse vleivorm van voornaam Jean.
Jassogne, Jasoigne, Jassoigne, Jassagne, Jasoing: Plaatsnaam Jassogne in Crupet (Namen).
Jauffrit, Jeauffredt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Godfried.
Jaumaux, Jaumaud, Jomaux: 1. Zie Jameau. 2. Plaatsnaam Jaumaux in Flawinne en Suarle (Namen).
Javel, Javelle, Javeau, Javeaux, Jevaux, Javay, Javeline, Gavel, Gavelle, Gaveele. Naam uit het Oudfranse javel(e), het Picardische gaviel, het Franse javelle: bos, bundel (ook koren). Het kan dus een naam uit een plaatsnaam zijn of een beroepsbijnaam van een boer.
Jaworski, Jaworsky, Jaworska, Jaworsek, Jaworowska, Jawerbaum. Pools jawor; esdoorn.
Jayet, Jay, Jayot: Spelling voor Jaillet, Jaillot?
Jaz. Plaatsnaam Jace, Luxemburg, of Jauche, Waals-Brabant.
Jean, Jeans, Jehan, Jouant, Jouan, Jouhan: Vadersnaam. Romaanse vormen van de voornaam Johannes.
Jeanbaptiste. Vadersnaam. Heiligennaan Johannes Baptista. Johannes de Doper.
Jeance. Vadersnaam. Waalse uitspraak van Jans.
Jeancourt, Jeancour. Plaatsnaam Jeancourt in Walshoutem (Vlaams-Brabant).
Jeandat, Janda: Vadersnaam. Luiks-Waalse variant van Jeandard, van de voornaam Jean.Vergelijk Jandin.
Jeandel, Jeandon. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean.
Jeanfils, Janfils, Genfils. Vadersnaam; zoon van Jan.
Jeangette, Jeanjot, Jeanguette: Vadersnaam. Vleivorm van Jean.
Jeanhille, Jeangilles. Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean-Gilles; Johannes-Egidius.
Jeanhenri. Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean-Henri.
Jeanjean. Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean.
Jeanlin, Jeanlain, Genlain, Janlin, Jeannolin: Plaatsnaam Jenlain (Nord).
Jeanmaire. Vadersnaam Jean + beroepsnaam Maire; meier.
Jeanmichel. Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean-Michel.
Jeanmougin. Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean-Mougin; Dominique.
Jeanmoye. Vadersnaam. Afleiding op –oie van Jaques.
Jeanneau, Jeannaud, Jeanniau, Jeanniaud, Janneau, Janniau, Janniux, Janiaud, Jania, Jagniau, Janyoo, Jagenau, Jagenau, Jagueneaud, Jaguenaud, Jennau, Jennaux, Jenaux, Jenau, Jennaud, Cenel, Jenel, Geneaux, Geneau, Geniaux, Genaux, Gennaux, Geheniaux, Geheniau, Gehniau, Gehniaux, Jeuneau, Jeuniau, Jeuniaux, Jeuniau, Jeuniau, Jusniaux, Juniaux, Jeusniaux, Jauneau, Jauniau, Jauniaux, Jauniay, Gauniaux, Jeauneaux, Jeaunnaux, Jaugnaux, Jaugnau, Jaugneau, Jonau, Jognaux, Jonnieaux, Jonniau, Jonniaux, Joniaux, Joniau, Joanneaux, Joaneaux, Joanaux, Jounniaux, Jouniaux, Joinau, Joinneau, Joigneaux, Joignaux: Vadersnaam Jeanel, Jennel, afleiding van de voornaam Jean.
Jeanneret, Janray, Jeanray, Jenneret, Genneret, Generet, Genray, Genreith: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jean.
Jeannet, Jeanne, Jeannee, Jannet, Johanet, Joann, Joanns, Joannez, Jouhannet, Jouannet, Zanette, Zanet, Zannette, Jenet, Jenn, Jenne, Jeunet, Genette, Genet, Gennez, Genne, Genne, Chenet, Genn, Gen, Gne, Geonet, Jaunet, Jonet, Jonn, Jon, Junet, Junn, Jun, Juniet, Gine, Ginee: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean.
Jeannier, Jani, Janiez, Janny, Jany, Jauny, Gnie, Geni, Genie, Ceny: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jean.
Jeannot, Jannot, Janot, Jehanno, Jano, Janou, Jenot, Jennotte, Jenotte, Genot, Genotte, Geno, Genotte, Gehenot, Ghnot, Ginot, Jeunot, Jusnot, Joinnot, Jonot, Genio, Jeannon, Janion, Janon, Jenion, Jeunion, Jenion, Jounion, Junion, Jugnon, Ginion, Jenon, Genon. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Jean, Jan, Johannes.
Jeanpierre, Jeampierre, Jeanperrin: Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean-Pierre.
Jeanrichard. Vadersnaam. Dubbele voornaam Jean-Richard.
Jeanselme, Jeanselle: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ganshelm: Gancelmus, Jenselmus.
Jeanson, Janson, Jehanson, Jehenson, Jeannessons, Jennesson, Genson: Vadersnaam. Afleiding op -eon van voornaam Jean.
Jeantot. Vadersnaam van Jeannetot, afleiding van Jeannet.
Jebben: Vadersnaam. Variant van Gebben, afleiding van Germaanse voornaam Gebhard.
Jeckel, Jackel, Jaekel, Jecelle, Jeekel, Jekel, Jekelers, Jekeler, Jecqueler: Vadersnaam. Duitse familienaam Jackel, Jackle, Jekel, Jckler. Afleiding van de voornaam Jakob.
Jeddens. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Jelder? Vergelijk Nederduits Gedde, van god-naam.
Jedras, Jedraszak, Jedraszyk, Jedros, Jedroszkowiak, Jedrysek, Jedryczek, Jedrzejski, Jedrzejczak, Jedrezejzyk: Vadersnaam. Poolse afleiding van heiligennaam Andreas.
Jeener. Vadersnaam. Duits Janer of Jahner, van de voornaam Johann, Jahn.
Jeelof: Slavische familienaam op -ow, -ov? Of plaatsnaam op –hof?
Jeffroid, Jefkenne: Vadersnaam. Waalse afleiding op -kenne (van Middelnederlands -kin) van Geoffroy.
Jeha, Jeges, Jehae, Jehaes, Jehasse, Jeheas, Joha, Joa, Johae, Jouard, Jouas, Jowat, Jowa, Juhasz, Juhas, Juwa: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Je(h)an.
Jegen: Zwitserse familienaam. Vadersnaam. Van de voornaam Jakob. 1769-1847 Leonard Jegen kwam als huursoldaat naar Nederland en trouwde in 1797 in Bokhoven.
Jehay. Plaatsnaam Jehay (-Bodegne) (Luik).
Jehin, Gehain, Gehin. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Je(h)an.
Jehot Jehotte, Gehot, Cehot, Ghot, Guho, Gihotte. Vaders-, moedersnaam: knuffelvorm op -otte uit de voornaam Je(h)an (Johannes).
Jehoul, Jehoulet, Jeholet, Jehoel, Giholet, Jihoul, Choul, Gihoul, Ghoule, Gihoux, Gihousse, Gehoulet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Je(h)an.
Jehu, Gehu. Vadersnaam. Waalse afleiding van de voornaam Je(h)an.
Jeitz. Rijnlands voor Geifi (Vadersnaam Gijs of bijnaam Geit)?
Jekel: Vadersnaam. Duits familienaam Jckel, verkleinvorm van de voornaam Jakob.
Jekermans, Jeckermans: Afleiding van Van den Jeker. Waternaam Jeker (Limburg).
Jelderda, Jilderda, Gelderda: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Jeldert/Jildert, variant van Geldert, de Germaans naam geld-hard ‘Betaling-sterik of vergelding door de dappere’. Geldiert.
Jelen, Jelinek, Jelinic, Jelinski: Tsjechische bijnaam van jelen: hertenbok.
Jelking, Gelinga, Gelleken, Ghellynck. Vadersnaam. Afleiding van Friese voornaam Jelle, Jelke/Gelle, Gelke, Gellkene, korte vorm van een Germaanse geld-naam, zoals Gelbert of een gail-naam.
Jellema, Friese vadersnaam Jelle; is mannen van Jelle.
Jelen, Jelies, Jilleba, Jille: Vadersnaam. Afgeleid van een Germaanse geld-naam, zoals bijvoorbeeld Geldolf.
Jelijs. Friese vadersnaam, variant van Gilles. Meer info aldaar.
Jellema, Jelluma, Friese afleiding van de plaatsnaam Jellum (Friesland) of van Jelle, zie Jelking.
Jellinga, naar de Friese persoonsnaam Jelle, aan de Weser Jelliestede of Jellie-stede, woonplaats van Jellinga. Eene sate bij ‘t dorp Grootkerik (Hohenkirchen) in Wrangerland (Oldenburg) heet alzo.
Jelsma: Friese afleiding van de plaatsnaam Jelsum (Friesland).
Jensch, Jentsch, Jenzsch: Vadersnaam. Slavische vleivormen van de voornaam Jan.
Jendot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean.
Jendrysek, Jendryszek, Jendrzejak, Jendrezejczyk, Jendrezejewski: vadersnaam Poolse afleiding van heiligennaam Andreas.
Jeneson, Jenezon. Vadersnaam. Zoon van Jan.
Jengember. Beroepsnaam. Frans Gingembre: gember. Vergelijk Ghynnebeire.
Jenico, Jenicot, Jnico, Jnicot, Genicot, Genico, Gennicot, Genicq, Genique, Cenique: Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Jean.
Jenik, Jeninga, Jenman: Vadersnaam. Afleiding bij de voornaam Jan.
Jennebauve, Jennebauffe, Gembauve, Genbauffe: Tweeledige familienaam. Vergelijk Jeandeboeuf.
Jennekens, Jennekes, Jannekeyn, Jammekens, Jenke, Jennequin, Jenkinson, Jenkins, Jenneskens, Jeunekens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan: Jannekin, Jennekin.
Jenner: Duites familienaam. Middelhoogduits Jenner ‘Januari’ nog altijd Beierse naam van die maand. Maar er is ook de heiligennaam Januarius. Jenner kan ook een afleiding zijn van de voornaam Jan.
Jennerich. Plaatsnaam Jendrich/Jindrich, Wendische vorm voor Heinrich.
Jentgens, Jentgs, Gentgen, Gentges, Gehentges, Jenniches, Jennigens, Jenniges,Jennigs, Gennigens: Vadersnaam. Limburgs-Rijnlands afleiding van de voornaam Jan. Vergelijk Nederduits Genke, Jenike. Zie ook Geentjens, Jennekens.
Jenting, Jentink: Vadersnaam. Afleiding van de vornaam Jan.
Jentjens. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan.
Jeppesen, Jepsen, Jepps: Vadersnaam. Zoon van Jeppe, Friese korte vorm van Jakob.
Jeral, Jral: Vadersnaam. Germaanse voornaam Gerald, Geroud. Zie Graud.
Jeras: Vadersnaam. Zeeuwse naam, van Erasmus.
Jeremie, Jeremies, Jeremy, Jramie, Jramy, Jeramie, Juramie, Grmi, Grmie, Grmy, Jeremias, Ceremia, Cerami: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jeremia.
Jeremiasse, Jermiasse, Jerhems: 1. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jeremia. 2. De Zeeuwse familienaam Jeremiasse is evenwel een volks etymologische Re-interpretatie van Mieras. Twee zonen van Pieter Mieras noemden zich ca. 1730 Jeremias(se). Ze stammen van 17de eeuw Cornelis Mieraards, Yerseke.
Jerichow. Duitse plaatsnaam Jerichow. Ook familienaam Jerichauer.
Jernander. Zweedse familienaam.
Jrme, Jrme, Jrosme, Jeronne, Geromme, Gerom, Grme, Jeromin: 1. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Hieronymus, ook Jeronimus, Geronimus, Nederlands Jeroen, Frans Jrme. 2. Kan samengevallen zijn met Graume/Giraume, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gerelm; zie Gerems.
Jeronimus, Jeroen, Jeroense: Vadersnaam. Grieks heiligennaam Hironymus, Jeronimus.
Jerosch. Vadersnaam. Wendisch voor de voornaam Georgius of Jeronimus.
Jesoirens: Vadersnaam. Joodse voornaam Jeshurun of uit Jesaja of Jesus. Hebreeuws Jeschurun ‘De rechtschapene’.
Jerphanion. Franse familienaam Jerphagnon, Gerphagnon. Plaatsnaam Gerfagnon in St-Maurice-de-Lignon (Hte-Loire).
Jrusalem, Jerusalem. Kan een bijnaam zijn voor een bedevaarder naar Jeruzalem (vergelijk Costenoble) of een kruisvaarder. Maar er zijn verschillende plaatsen met die naam, bijvoorbeeld in Geluwe, Passendale (West-Vlaanderen), Rouvroy, Thuin (Henegouwen), Rijkel (Limburg).
Jeschke, Jeske, Jeszke: Vadersnaam. Slavisch-Boheemse afleiding van de voornaam Jan.
JՅspre. Vadersnaam. Re-interpretatie van Jesper.
Jess, Jesse, Jessen, Jessing: Vadersnaam. Friese voornaam Jesse. Of Jesse, de vorm in de Vulgaat voor Isa, de vader van koning David.
Jsupret, Jesupret, Jsuspret: Plaatsnaam.
Jsus. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jezus.
Jetten, Jetses, Jutten. Vadersnaam. Friese voornaam Jette. Of mogelijk een vorm van de g=j, Geete, de rivier te Tienen die in 959 Gatia heette, van gat, kuil.
Jetter. Duits Jter: wieder.
Jetteur. Beroepsnaam. Luiks-Waals djte: kopergieter.
Jetzen. Vadersnaam van Germaanse voornaam Ulrich.
Jeugd, van der; van der Jeugt, (van der) Jeuch, van der Jeugdt, Jeughdt, Jeught, Jeugcht, van der Yeugt, Yeught, : Plaatsnaam Ter Jocht, jokt ‘Stuk land dat met n juk ossen op n dag kan worden geploegd’.
Jeukendrop. Plaatsnaam op –dorp. Nederlands ook –trop.
Jeumont. Plaatsnaam, Nord, en in Gouy, Henegouwen.
Jeunehomme, Jeunhomme. Bijnaam voor een jongeman, vrijgezel. Vergelijk Jonkman.
Jeun, van, van Jean: Plaatsnaam in Brabantse taalgrensstreek.
Jeuneau, Jeunieaux, Jeunieau, Jeunau, Jeunaux, Juniaux, Jusniaux, Jeusniaux, Jonau, Joniau, Joniaux, Jonniaux, Jonniau, Jonnieaux, Joinau, Joinneau, Joigneaux, Joignaux, Jounniaux, Jouniaux: 1. Vadersnaam. Variant van Jeanneau. 2. Afleiding van Frans jeune, Oudfrans jone; vergelijk Jouvenel.
Jeunechamps, Jennechamps: Re-interpretatie van Jeunejean.
Jeunejean. Bijnaam + voornaam. Vergelijk Jongejan, Vieuxjean, Oudejans, Althans.
Jeunen, Juen, Johnen, Johne, Joine, Join, Jounen, Jonen, Joenen, Jeuninckx: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Jan(e).
Jeurink, Jeuring: Vadersnaam van de voornaam Joris. Vergelijk Duits Goering, Gring.
Jimenez, Gimenez, Giminez: Vadersnaam. Spaanse voornaam Jimeno.
Jimmink: Vadersnaam. Wellicht afleiding bij Jakob. Vergelijk Engels James, van Jim.
Jirofle, Jiroff, Jirofl, Jiroflee, Jiroff: Frans girofle: kruidnagel; girofle: anjelier, giroffel; Duits Nelke betekent ook zowel kruidnagel als anjer. Anjer is naar zijn geur met de kruidnagel vergeleken.
Jiskoot: Variant van Eijskoot, Yskoud. Vondelingnaam. Silvester Yskoud werd op 31 december 1834 in Antwerpen gevonden.
Jovet, Jouvet, afleiding van Zuidfrans jouve: jong.
Joachim, Joachims, Joachem, Joachain, Jaochum, Joakim, Joackims, Joackim, Joaquim, Joaquin, Jockin, Joacim, Youakim, Joachian, Joachin, Joassinft, Joassaint, Jochem, Jochems, Jocheme, Jochim, Jochoms, Jochum, Jochums, Joch-hum, Joguenne, Jockems, Joegen, Jouchoms, Juchem, Juchems, Juchemes, Jugghen: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Joachim.
Joassin, Joassain. 1. Spelling voor Jossin. 2. Zie Joachim(s).
Job, Jobse, Jobses, Jobsen, Jop, Diop, Jobe, Jobses, Jobse, Jobss, Jbses: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Job. De spelling Diop geeft de dialect uitspraak dzjop weer; vergelijk Dioos=Joos.
Jobard, Joba, Jobart, Jabart, Jabas. 1. Bijnaam. Oudfrans jobard: grapjas. 2. Vadersnaam Jobert.
Jobert, Jabert, Jaubert, Jubert, Joubert: Vadersnaam. Romaanse vorm van Gobert.
Jobet, Job, Jobb, Jab, Jabe: Vadersnaam. Afleiding van Jobert.
Jobin, Jabin, Jaubin, Jubin: Vadersnaam. Vleivorm van Jobert. Vergelijk Gobin.
Jockman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Joachim, Jochem.
Jobkin, Jobken, Jobkenne, Jobchen: Vadersnaam. Afleiding van Job.
Jocqmeyer, Jocmeyer. Duitse familienaam Jakobsmeier: Jakob, meier op een hoeve. Vergelijk Boerjan.
Jocueau, Jockeau, Jonkeau, Jonckeau: Vadersnaam Jacqueau, afleiding van de voornaam Jacques.
Jode, de, Joden, de Joode, de Yode, de Jeude, de Jude: 1. Bijnaam voor een Jood, eventueel figuurlijk. 2. In Noord-Brabant zou de Jode een vorm van Judas zijn.
Jodin: Vadersnaam. Variant van Godin.
Jodens, Iodens. 1. Variant van Jorda(e)ns. Zie daar. 2. Bijnaam voor een Jood. Mogelijk figuurlijk.
Jodoci, Jodocy, Jodozi, Jodozy, Jedoci: Vadersnaam. Latijnse afleiding van Bretonse voornaam Judocus. Jodo(i)gne: plaatsnaam Jodoigne (Geldenaken, Waals-Brabant).
Jodts, Jots, Joets, Yodts, Yot: Misschien moedersnaam. Afleiding van de voornaam Jote, Juta.
Jol, Joel. 1. Bijbelse voornaam Jol ‘Jahweh is God’. 2. Eventueel Friese voornaam Jolie.
Joenerboy, van. Plaatsnaam?
Joensson. Vadersnaam Janszoon. Vergelijk Johnson.
Jogchems, Jochems: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Joachim.
Johannes, Johanessen, Johanesen, Johannesson, Johannesma, Johansen, Johanssen, Johansson, Johanson, Jogansing, Johanninck, Johannsen, Joanes, Johan, Johannisse, Johanninck, Jannink, Jansingh, Janninga, Johanningmeyer, Joanns, Joanes, Joanesse, Yohannes, Jeunesse: Vadersnaam, heiligennaam Johannes.
Johannwille. Tweeledig vadersnaam. Johannes-Willem. Vergelijk Janssenswillen.
John, Johns, Johnson, Johnson, Johnsson: Vadersnaam. Engelse, oostduitse, Slavische en Nederduitse vorm van de voornaam Jan.
Johnston, Johnstone. 1. Vadersnaam. Met t-epenthesisvan Johnson. 2. Plaatsnaam Johnson, Hall.
Joie, Joye, Joije, Jouy, Jouye, Joyci. 1. Moedersnaam uit de voornaam Gaudia of uit de Waalse vorm van Jehane (Joanna). 2. Of naam uit het Oudfranse joie, het Middelnederlandse joye: vreugde, genot, genoegen. Vergelijk Frans Joyeux. Bijnaam.
Joksch, Joksz: Vadersnaam. Jok(i)sch, Jokusch, Silezische afleiding van Jokof=Jakob.
Jole, van: Plaatsnaam.
Jolet, Jolez, Jol, Jollet, Jolley: 1. Bijnaam. Afleiding van Joli. 2. Vadersnaam van Jeholet, vleivorm van Je(h)an
Joli, Jolie, Jolis, Jolli, Jolly, Joly, Jolij, Jolyt, Jelyt, Jelijt, Lejoly. Bijnaam uit het Franse joli: mooi, knap, lief, aardig.
Jolibois. Plaatsnaam in Waterloo, Waals-Brabant, Horrues en Fontaine-lՅvque (Henegouwen).
Jolicour. Franse bijnaam; lief, hartelijk, goedaardig.
Joliet, Jolliet, Juillet. Bijnaam. Afleiding van Joli.
Joliment. Plaatsnaam in Bois-d’Laine, Haine, Fayt-lez-Seneffe (Henegouwen), Glabais (Waals-Brabant).
Jolivet, Jolive, Jollivet, Joliffe: Bijnaam. Verkleinvorm van Oudfrans jolif ‘mooi, lief’.
Jolles, Joele, Jolink, Joling: Vadersnaam. Friese voornaam Jolle.
Jolling, Jollings. 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Julianus. 2. Vadersnaam van Friese voornaam Jolie.
Jolmers: Vadersnaam. Friese voornaam Jolmer, van Adelmar.
Jolijt: Bijnam. Frans Joli ‘mooi, knap, lief, aardig’.
Jonas, Younas, Jonasse, Joniasse: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jonas. De naam werd ook verward met Jonathan.
Jonathan. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jonathan.
Joncheray. 1. Plaatsnaam, van Frans jonc: bies. Plaats waar biezen groeien, biest. 2. Spellingvariant van Joncret?
Jonckheer, de, Jonckheere, de, Jonkheer, (de) Jonkheere, Dejonkhaere, (de) Joncheere, (de) Jonchkeere, (de) Jonckeer(e), Jonckheers, Deyonckheere, Deijonckheere, Deijonckherre, Jonckheerer, Yonckheer, Jonckiere, Jonckire, Jonckiers, de Jonckere, de Joncker, Joncker, Joncker, Jonker, Jonckers, Juncker, Juncker, Junker, de Juncker, Jungers, Junger, Jungers, Yungers, lunker, Yunker, Yunkes, ‘S Jongers, Siongers,sS’.ongers, Sjongers, s’.onkers, Dioncre, Dionkre, Diongre: Bijnaam van een jonkheer, jonker, jong edelman, jonkman van aanzienlijke stand; jonger: jonge man, jonkman.
Jonckheid, van der, van der Jonckheijd, Jonckheyd: Re-interpretatie van plaatsnaam Jonckhout in Bilzen en Hoelbeek (Limburg).
Jonckiere, Jonckire, Jonckiers: 1. Plaatsnaam Jonquire. Zie De Jonquires. 2. Spelling voor Jonckheere (i = scherplange e).
Jonckleer. Waalse verhaspeling van Jonckheer.
Jonet, Jonette, Jonnet, Jonn Jon, Geonet, Youns, Younes. Vadersnaam afgeleid uit Jan/Jean.
Joncour, Joncourt. Plaatsnaam Joncourt, Aisne.
Joncret, Joncheray. Plaatsnaam Joncret. Henegouwen.
Jones. Vadersnaam. Engelse familienaam van voornaam John, Johannes.
Jonet, Jonette, Jonnet, Jonn, Jon, Geonet, Youns, Younes: Vadersnaam van Jehonnet, variant van Jeannet.
Jonkind, Jongkind, Jonckint: Bijnaam. Vergelijk Kint, Duits Jungknecht.
Jong, (de); d’.ong, (de) Jonge, Jongh, de Jonghe, deJong, de Jongh, de Jonck, de Joncke, Jonk, Jonkhart, Jonkheid, Jung, de Iongh, de Ionghe, de Ionge, Deyonghe, Dejoughe, d’.ong, de Jond, Jong, Jonge, Jongen, Jongens, Jonghen, Jongh, Jonck, Jonck, Jonk, t’.onck, Jonckx, Junck, Junk, Jung, Yonck, Yong, Yung, Yunck, Junge, Junge: Bijnaam de Jonge, om de zoon van de vader (de oude) te onderscheiden.
Jongbeis, Jongbeys, Jongbuys: Renterpretatie, misschien van jambloes?
Jongbloed, Jongbloedt, Jongbloet, Jongbloets, Jonghbloet, Jonckbloedt, Yongbloet, longbloed, Jombloode, Jungbluth, Jungblut, Yungbluth, Yungblut, Yungbludt, Yungblut: Deze Nederlandse en Nederduitse (Jungeblo(o)dt) bijnaam werd verhoogduitst tot Jungblut(h): jong verdorven.
Jongboer, Jungbauer: Bijnaam en beroepsnaam: jonge boer.
Jongejan, Jongejans: Bijnaam. Jong en vadersnaam. Jan. Vergelijk Frans Jeunejean.
Jongeling, Jongelinghs, Jungling, Jungling, Junsling: Bijnaam: jongeman. Vergelijk Jonkman.
Jongeneel, Jongeneelen, Jongeneel Jongenelen, Jongelis: Bijnaam + vadersnaam. Jonge Nelen, Nelis, Neel, van Cornelis.
Jongenengel: Bijnaam. Jong en familienaam Engel.
Jongepier, Jungpeter, Aupiers (zoon van de oude Pieter): Bijnaam. Jong + vadersnaam. Per, Pierre, Peter.
Jongerius, Jongerden, Jungerius. Latijn, Griekse naam, van Junger; jonger, kwam eerst Jungerius en vervolgens Jongerius. Of uit Duitsland afkomstig als Junger, dat waren schoolmeesters en voorzangers, vandaar de geleerde Latijnse toevoeging –ius.
Jongert. Vadersnaam. Germaanse voornaam junk-hard ‘Jong-sterk’. Junchardus.
Jongeryck. Vadersnaam. Germaanse voornaam jung-rk.
Jongkees; zoon van Kees, van Cornelis met Jong. Keesom; oom Kees.
Jongkind: Bijnaam. Jong kind. Vergelijk Duits Jungknecht.
Jonglet, Jonglez, Jouglet: Variant van Jonlet.
Jonks, Joenkema, Jongema, Jongma, Jongsma, Jonges, Jonks, Jonx; vadersnaam, Friese voornaam Jonke, Joenke.
Jonste, de, Jngst: Bijnaam voor de jongste, benjamin.
Jongtien, Jongetjes: Bijnaam. Afleiding van Jong.
Jonis, Jonisz, Jonist, Jonius, Yunus: 1. Vadersnaam Junius, latinisering van Yoen; zie Yon. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jan.
Jongschaap: Bijnaam ter onderscheiding van een jongere die ook Schaap heet.
Jongsma: Bijnaam. Friese afleiding van de Jong.
Jongste, (de): Bijnaam voor de jongste in een gezin of groep. Vergelijk de Jong.
Joniasse: Contaminatie van Jonasse en Joziasse.
Jonkergouw. Plaatsnaam? Er zijn veel Duitse plaatsnamen met Junker-.
Jonkheym, Jonkheijm, Jungheim: Plaatsnaam Jonkem in Mons (Luik)? Of veeleer van Junghein: jonge Hein. Vergelijk Jungheinrich.
Jonkheer, Jongheer, Jonckheere, Jonkers, Jonker, Jonckers: Bijnaam van een jonkheer, jonker, jong edelman, jonkman van aanzienlijke stand; (later) jonge man, jonkman.
Jonkheid: Misschien volks etymologisch voor Jonkheijm. Maar er is ook van der Jonckheid, wellicht uit van Jonchout, Plaatsnaam in Bilzen en Hoelbeek (Belgisch-Limburg).
Jonkhoff. Plaatsnaam, vergelijk Duits Junghof: jong, nieuw hof.
Jonkhout. Plaatsnaam Jonchout in Bilzen en Hoelbeek (Limburg).
Jonkman, Jonkmans, Jonckman, Jonckmans, Jonghmans, Jongmans, Jongman, Jungman, Jungmann: Bijnaam voor een jongeman of jongman, vrijgezel. Vergelijk Jonckheere, Jongeling.
Jonkvrouw. Middelnederlands joncfrouwe: ongehuwde jonge vrouw, jong meisje (van juffrouw), meisje van goede stand, vrouw van stand.
Jonlet. 1. Bijnaam. Afleiding van Waals djne: jeune, jong. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean. Vergelijk Jonnard, Janlet.
Jonquois, Jouquois, Jucquois: Plaatsnaam Joncquoi, onder meer in Vloesberg (Henegouwen): biest, plaats waar biezen groeien.
Jonsen, Jnssen, Jonsson, Jnsson: Vadersnaam. Nederuits en Skandinavisch. Zoon van Jan.
Jonval, Jonveau: Plaatsnaam Jonval (Ardèche).
Jonvel. Plaatsnaam Jonvelle. (Hte-Sane).
Jonville. Plaatsnaam Jonville (Eure-et-Loir, Meuse). De naam werd verward met Sonneville (zie Somville).
Jonxis. Latinisering van Dujonc: van der Biezen.
Joode, de: 1. Bijnaam voor een Jood, eventueel figuurlijk. Zie de Jode.
Joole. Friese voornaam Jolie?
Joos, Joose, Joosen, Joosse, Joossen, Joossens, Joosens, Joosten, Ioosen, Ioossen, Ioos, Joessen, Josents, Jossens, Jussen, Joosse, Josse, Joce, Jous, Jousse, Joussen, Yasse, Jassem, Jassens, Gehasse, Josz, Joszt, Joes, Joesten, Joosten, Joostens, Joostema, Jost, Joste, Josten, Joisten, Joust, Jouste, Jousten, Joustenne, Dioos, D’.oos, D’zoos, Just, Juste, Justen, Justens, Justin: Vadersnaam. 1. Voornaam Joos, van Bretonse naam Judoc(us). Soms ook uit Jozef of Josse. De naam Joos werd achteraf tot Joost verzwaard en in de renaissancetijd als Justus vertaald. 2. Sommige Joosten zijn ontstaan als verschrijving uit Van Oosten (onder andere in Oostmalle).
Joosken, Jooskens, Joskin, Joskins, Josquin, Josqui, Joski, Jusgen: Vadersnaam, afleiding van de voornaam Joos.
Jopke, Jopken. Vadersnaam. Afleiding van Slavisch Jobek: Jakob.
Joppe, Jopse: Vadersnaam. Van de voornaam Jasper, Jaspard.
Jorant, Jorand, Jourand: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Enjorand, Engerand, Enguerrand. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Ingram. 2. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Godram.
Jorda, Jourda, Jourdat: Vadersnaam. Korte vorm van Jordanus. Zie Jordaens.
Jordaens, Jordans, Joordens, Jordens, Jaerdens, Jordan, Jordant, Joordens, Jordens, Jaerdens, Jourdain, Jourdin, Jourdan, Jourdanne, Jourdant, Jourde, Jourden, Jourdren, Jurdan, Jurdant. Familienaam uit de voornaam Jordanus. Of een Bijbelse naam, Jordaan, die als Germaans werd opgevat en aanleiding gaf tot hybridische vormen als Jorad-oinus, Jorad-ildis.
Jorens: Vadersnaam. Vleivorm van Joris.
Joret, Jorez, Joiret, Jouret, Jouretz, Jourez, Jauret, Jur, Jure, Jurez. Vadersnaam afgeleid van Joris, Georges.
Jorger: Afleiding van de voornaam Jorg: Georgius.
Jori, Joary, Juri, Jury: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Georgius.
Jorio, Joriot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Joris, Georges.
Jorion, Jurion, Jourion: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Joris, Georges.
Joris, Jorissen, Jeurissen, Jeursen, Jurrisen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Georgius.
Joriskes. Vadersnaam. Afleiding van Joris. Middelnederlands Joorskin.
Josch, Joschke, Joschko: Vadersnaam. Westslavische vleivorm van een voornaam die met Jo- begint, zoals Joseph, Johann, Jodocus, Joachim.
Jorna, Jurna: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Jorrit, van Jorhart, van Everwin of Eburwin, Eberwin in Duitsland en Everwijn in Nederland. Zie Jorwert en de geslachtsnaam Jorwerda van de Friese naam Jorrit en waarvan Jorritsma en Jurritsma. In de middeleeuwen heette Jorwert Everwert of Everwirth. De hedendaagse naam toch van de Engelse stad York, in het Latijn Eboracum, schreven de oude Engelsen Eurewic (Evrewic), de Angelsaksen Eforvic, dat is I(v)oric of York. De Friese plaatsnaam Jorwert en de Engelse plaatsnaam Yorik moeten dus eigenlijk in goed-Nederlands geschreven worden Everwert en Everwijk. Werkelijk schreven dan ook de oude Nederlanders aldus; Kiliaan b. v. heeft: ȅberwijck of Jork.’ En de Friese geslachtsnamen Jorna en Jorritsma zijn letterlijk dezelfde namen als de Zeeuwse geslachtsnaam Everwijnse, Everijnsz en als Everaarts, Eberhardi, Eberhardts, enz.
Jorritsma, Jurritsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Jorrit, van Everhard of Everfried.
Joseph, Josephs, Josephi, Josephy, Josephson, Joosep, Yoseph: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Jozef, die in de middeleeuwen zelden voorkwam.
Josi, Josis, Josy: Vadersnaam. Waarschijnlijk van de voornaam Joos, Joce.
Josiasse, Josiassen, Joziasse: Eventueel de Bijbelse voornaam Josias, of een re-interpretatie van Joos(sen).
Jospa. Vadersnaam. Waalse vorm van Jaspard. Vgl Jospin.
Josp, Jospe: Vadersnaam Jospet, afleiding van Jaspard.
Jossaer, Jossaerts, Joddaer, Jossaers, Jossar, Jossar, Jossart, Jossa, Joassart, Jousssaert, Joussart, Jossa. 1. Vadersnaam uit de voornaam Josse, Joos. 2. Soms een schrijfvariant van Gossaert: Vadersnaam uit Goos.
Jossel, Jossels, Josseaux, Jossiaux, Jossiau, Josel, Jozeau: Vadersnaam. Afleiding van Jos(se), Joos.
Josselet, Josselette, Joslet, Jasselette: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Josse: Judocus. Vergelijk Jasset.
Josselin, Jocelyn, Joslin, Jousselin, Jusselin, Jezelin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Josse; Joos.
Josset, Jossey, Jossez, Joset, Josez, Jos, Jose, Jousset, Jeussette, Jeusette, Dieusette (uit Jeusette), Jusette: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Josse: Judocus.
Jossin, Jossein, Joissains: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Joce: Joos. 2. Eventueel Joassin = Joachim.
Josson, Josso, Jossot. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Joce.
Jottay. Waalse afleiding van Dlie Jotte. Jotte: kool (groente).
Jottrand. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gud-hrabn ‘god-raaf: Gotrandus.
Jouandeau, Jouanneau: vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jean.
Joublain. Vadersnaaam Joublin, afleiding van Joubert.
Joudou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam gud-wulf ‘god-wolf: Godulfus.
Jouen, Jouenne. Misschien Waalse variant van Godenne, met d-syncope.
Jouffreau. Vadersnaam. Afleiding van Jouffroy.
Jouk, Jouck: 1. Vadersnaam van Jouken=Jaeken. 2. Friese voornaam Jouke. Zie Joukes. 3. Middelnederlands joc: grap, scherts?
Joukes, Joukens: Vadersnaam. Friese voornaam Jouke, van Iwe, Ive.
Joukoff, Joukovsky, Joukowsky, Jucovici, Jukowicz, Jukowski: Vadersnaam. Slavische afleiding van Jokuff: Jakob.
Jourdevant. Bijnaam Jour devant: de vorige dag, gister. Vergelijk Jourdois.
Jourdois, Joirdheuil: Jour dըui: vandaag. Hui, Oudfrans ui, oi, van Latijn hodie: vandaag. Vergelijk Jourdevant.
Journeau, Journeaux, Journaux, Journel: Oudfrans jornal: landmaat, zoals Middelnederlands dachwant: stuk land dat in n dag kan worden geploegd.
Journet, Journez, Journ, Journe, Journee, Dejourn: Oudfrans jorne, Picardisch jornet: landmaat, stuk land dat in n dag geploegd kan worden. Vergelijk Journeau(x).
Jourquin, Jourquoin, Joirkin, Jurquin: Vadersnaam. Afleiding van Joris.
Joustra, Jouwstra, Jousma. Plaatsnaam (?)
Jouve. Bijnaam. Zuidfrans vorm voor jeune; jong.
Jouvel, Juvel. Afleiding van Oudfrans jovene of Oudfrans jovle; jong.
Jouvenel, Jouvenelle, Jouveneau, Jouveneaux, Jouvenia, Jouveniaux, Jovenaux, Joveniaux, Jovenau, Joveneau, Joveneaux, Jovenay, Juvenelle: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Juvenalis. 2. Afleiding van Oudfrans jovene, Frans jeune: jong. Bijnaam.
Jovanov, Javanovic, Jovanovitch. Vadersnaam. Russische afleiding van Ivan; Jan, ook Ivanov, Ivanovitch.
Jovenet, Jouvenet, Jouvenez, Juvenet, Juvenez, Juvene, Juven: Afleiding van Oudfrans jovene, Frans jeune: jong. Bijnaam voor een jongeman of ter onderscheiding van een oudere naamgenoot.
Jovin, Jouvin, Jouin, Jevin, Jevain, Jovijns, Joven, Juvin, Juvijns, Juvyns, Juveyns, Juveijns, Juvens, Juweyns, Jeveyns, Geveyns, Jevens, Jijvens, Juuyns. Vadersnaam van de Franse naam Jovin, Juvin (Uit Latijnse heiligennaam Juvinus, Jovinus).
Joyeux. Bijnaam voor iemand met een vrolijk karakter. Vergelijk Joie.
Jozefczak, Jozefcziak, Jozefczowicz, Josefczowski. Vadersnaam. Slavische afleiding van heiligennaam Jozef.
Joziasse, Josiassen. Vadersnaam. Wellicht niet de Bijbelse voornaam Josia(s), maar een Re-interpretatie van Joos(sen).
Jubiler. De naam van de oppergod Jupiter uit de Romeinse mythologie. Vergelijk Duitse familienaam Jupiter.
Jublou. Waals Djiblou = plaatsnaam Gembloux (Namen). Vergelijk Jambloes.
Juchtmans, Juchmans, Jughmans, Jugmans, Jughtmans, Jeugmans, Jochman, Jochmans, Iochmans, Jouchmans, Joeghmans, Jockmans. Vadersnaam uit de voornaam Joachim, Jochem. Of Jochmann/Jachmann als Silezische en Boheemse afleiding van Johannes. Vergelijk Jackman.
Juchter, Juchters, Jugters, Jughters: Beroepsnaam. Middelnederlands juchter, gichter: beul.
Judas, Judasz, Judah. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Judas, niet Judas de Machabeer of de apostel Judas Thaddeus; maar vanwege Judas Iskarioth. Hier werd de voornaam nooit populair. Hij komt toch al n keer voor in West-Vlaanderen.
Jude. 1. Duitse bijnaam Jude; Jood. 2. Zie Jude.
Jude, Judes. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Judo of Bijbelse voornaam Judas. Vergelijk Judon(g).
Judex. Latijnse humanistennaam: rechter.
Judicq. Uit Dudicq, naast Zinnik.
Judon, Judong, Jeudon. Vadersnaam van Germaanse voornaam Judo of afleiding van Judas.
Juffer, Juffermans: Uit Juffrouw, van Middelnederlands joncfrouwe ‘mngehuwde jonge vrouw, jong meisje, meisje van goede stand, vrouw van stand’. Ook familienaam Jonkvrouw, Duits Jungfer.
Juge. Beroepsnaam. Frans juge; rechter, vergelijk De Rechter.
Juglaret. Afleiding van Oudoccidentaals Jouglar, Joglar; jongleur.
Juhr. Vadersnaam, Oostduitse vorm voor Georg.
Juif. Franse volksnaam van de Jood.
Juillet, Julie, Julie, Jullet, Julle: 1. Vadersnaam. Verschrijving voor Juliet (vergelijk Juillard=Juliard), afleiding van heiligennaam Julius of Julianus. Vergelijk Juliot. 2. Verschrijving voor Gillet; vergelijk Julson.
Jules. Latijnse heiligennaam Julius.
Julez, Jullet, Julet. 1. Waals Djul = Juliers, Romaanse vorm van Julich, Gulik. 2. Vadersnaam. Afleiding van Jules. Zie Juillet.
Juliam, Juliams, Julian, zie Williaume. Juliard, Julliard, Juilliard, Juillard, Julia: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Julianus. 2. Spellingvariant van Gill(i)ard. Vergelijk Julson
Julianus: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Julianus.
Julien, Juliens, Jullien, Joliens: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Julianus, Frans Julien.
Julius: Latijnse heiligennaam Julius.
Julin. Vadersnaam. 1. Vleivorm van de voornaam Julius of Julianus. 2. Variant van Gillin, Gelin. Vergelijk Julson = Gilson.
Jullion, Julliot, Julio: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Julianus of Julius. 2. Spelling voor Gillion, Gilliot.
Jumaucourt. Plaatsnaam Jumioncourt in Baisy-Thy (Waals-Brabant) of Jumencourt (Aisne)?
Jumel, Jumelle, Jumeleau, Jumeliaux, Jumelet, Jumelek. Oudfrans jumel, Frans jumeau: tweeling. Bijnaam.
Jumentier. Afleiding van jument: lastdier, merrie. Beroepsnaam van de paardenknecht of voerman.
Jumet. Plaatsnaam, Henegouwen.
Jungbeker, Jongbeker: Duits Jungbecker ‘De jongere bakker’.
Junius, Junus, Junes. Latinizering van De Jong.
Jungels, Jungelsohn. Vadersnaam. Duitse voornaam Jngel, afleiding van Junk, Jungo.
Junger, Jungers, Jnger: Bijnaam voor de jongere, junior, zoals De Jong(e). Zie ook (de) Jonckheer(e).
Jungerhans. Duitse bijnaam + vadersnaam. Jonge Hans, Johannes, zoon van Hans. Vergelijk Jongejan, Jeunejean.
Junghnel, Junghans: Bijnaam + vadersnaam. Hnel, afleiding van Johann, respectievelijk Hans. Vergelijk Jungerhans.
Jungheinrich. Duitse bijnaam + vadersnaam. Jonge Hendrik.
Junglas, Junglass. Bijnaam = vadersnaam. Jonge Klaas, Nikolaas.
Jungnickel. Duitse bijnaam + vadersnaam. Jonge Nikolaas.
Jungslager, Jungschlger: Bijnaam + beroepsnaam. Jonge slager.
Jungwirth. Bijnaam + beroepsnaam. Jonge waard.
Jupil, Jupille. Plaatsnaam, Luik.
Juprelle. Plaatsnaam Luik.
Jupsin, Luiks-Waals joupsin, van gyptien: Egyptenaar, zigeuner.
Juranic: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Joris, Georgius.
Jurewicz. Jurewyts, Jurewytz, Jorwitz, Jerwitz: Vadersnaam. Poolse afleiding van de voornaam Georgius.
Jurgers: Vadersnaam. Afleiding van Jurgen, van Georgius.
Jurot, Juros. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Jorges, Georges.
Jurquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Joris, Georges.
Jurrians, Jurrins: Vadersnaam. afleiding van voornaam Joris, Georgius.
Jurrij: Door voortonige klinkerverschuiving uit Frans Jarry. Plaatsnaam ‘Woest land, land met struikgewas’gehuchtnaam (Cantal, Indre, Maine-et-Loire), Le Jarry (Charente-Maritime, Dordogne).
Juseret, Jusret, Jusseret: Plaatsnaam Juseret (Luxemburg).
Jussiant. Vadersnaam. Wellicht afleiding van de voornaam Josse; vergelijk Jossien, Jossion.
Jussy, Jussij: Verspreide plaatsnaam (onder meer Aisne, Moselle).
Justaert. Variant van Jossaert, met Re-interpretatie van Joos(t) als Justus. Vergelijk Joostens/Justens.
Justers. Variant van Jug(h)ters? Voor de st, vergelijk Van der Gust. Of van Justens?
Justin. Aanpassing van Justen.
Justus. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Justus ‘Rechtvaardig’die vaak als Latijnse vorm van Joos(t) werd beschouwd.
Juszczak, Juszczakiewicz, Juszczyk: Vadersnaam. Poolse afleiding van de voornaam Jozef.
Juten, Jutten, Juttens, Jutte, Uten, Utens. Moedersnaam. De voornaam Juta wordt gewoonlijk verklaard van Juditha. Hebreeuwse voornaam Judith, van Jehudith ‘Vrouw uit Judea’. Of dat de Bijbelse naam makkelijker ingang vond, omdat hij geassocieerd werd met inheems Judinta, Judita, Jutta, Germaanse jud-stam. Of Romaanse ontwikkeling van de Germaanse voornaam Ode (zie Oyen).
Juttermans. Moedersnaam. Afleiding van Jute.
Juvent. Waarschijnlijk van Juvenet.
Juvign, Juvignee, Juvegne: Plaatsnaam Juvign (Mayenne) of variant van Juvigny.
Juvigny. Plaatsnaam (Aisne, Marne, Meuse....), Juvignies (Oise).
Juwel, Joyeaux, Joyaux, Joya, Joway, Joay, Johai, Jouaux, Jouay: Oudfrans joiel, joel: juweel, geschenk; (ook) minnaar.
Juwet, Juw, Juwe. Naam uit het Latijnse judaeus: jood.
K.
Kaa, van der; van der Kaaij, van der Caaiy, van der Kaay, Kade, van der, Verkade, Kaymans, Caemans, Cayman, Cayeman, Cayman, Caymant. Plaatsnaam. Middelnederlands ca(e), caeye ‘kaai, kade, lage dijk, aanlegplaats’.
Kaai, Kaye, Kayen, Kai, Fries Kaei. Vleivorm van Klaas, Nicolaas.
Kaag. Familienaam uit de plaatsnaam Kaag, Koog: polder. Afleiding er van is Kaagman.
Kaaks: 1. Middelnederlands cake, caec ‘kaak, kin, wang’. Bijnaam. 2. Middelnederlands cake, caek ‘Schandpaal’. Bijnaam voor wie aan de kaak gestaan heeft of voor een gerechtsdienaar.
Kaak. 1. Middelnederlands cake, caec: kaak, kin, wang. Bijnaam naar het lichaamsdeel? 2. Middelnederlands cake, caek: kaak, schandpaal. Bijnaam voor iemand die aan de kaak gestaan heeft of beroepsnaam voor een gerechtsdienaar? 3. Nederduits Kaak: kok. Beroepsnaam.
Kaal, de Kale, de Cale, Cael. I. Bijnaam voor een kaalhoofdige, een kale. Vergelijk de Caluwe. 2. Kale, Kaal en Cael kunnen ook varianten zijn van Karel.
Kaam, van; van Caem: Plaatsnaam Chaam (Noord-Brabant).
Kaan, Caan: Oudfrans cane ‘Wijfje van de eend’. Bijnaam.
Kaandorp, van. Plaatsnaam Kaandorp, bij Heiloo.
Kaar: Wellicht spelling voor de Franse familienaam Cart, verkort uit Ricart, Picardisch vorm van de voornaam Richard.
Kaart, de: Spelling voor Decarte, van plaatsnaam Quartes (Henegouwen) of Quarte in Pont-sur-Sambre (Nord).
Kaas, Kas, Caes, Kees. 1.Beroepsbijnaam van de kaasmaker of kaashandelaar.. 2.Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Nicasius.
Kaashoek. Veldnaam, Zeeland.
Kaaskooper. Beroepsnaam van de kaashandelaar.
Kaastra. Volgens overlevering zou deze geslachtsnaam niets anders zijn dan een quasi-verhollandsching van de geslachtsnaam Keestra; even als kaas de Hollandsche vorm is van Kees.
Kabbedijk, Cappendijck, Cappendijk: Wellicht verhaspeling van de plaatsnaam Krabbendijke (Zeeland).
Kaboort: wellicht variant van Chabot. Zie daar.
Kabus: Vernederlandste spelling van Cabus. Frans cabus ‘kabuis(kool)’. Beroepsbijnaam van de kolenteler. Of bijnaam voor iemand met een groot hoofd.
Kachele, Kaechl: Afleiding van Middenhoogduits kachel(e): aarden pot, vaatwerk. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Kaczmar, Kaczmarek, Kaczmarczyk, Kaczmarcyk, Kaczmarzijk, Kaczmarczowski, Kaczmarczski, Kaezemareck, Kaezmareck: Beroepsnaam. Pools kaczmarz: waard, kastelein, van Duitse familienaam Kretschmar, Krechtsmer.
Kadijk. Kadijk: lage dijk, kade. Plaatsnaam in Bergambacht (Zuid-Holland), Teteringen (Noord-Brabant), Hoofdplaat, Poortvliet (Zeeland en Voorst (Gelderland).
Kaefer, Kefer, Kefert. Duitse bijnaam Kafer; kever.
Kaekebeke, Kaeckenbeeck, Kakebeke, Kakebeeke, Kaeckebeke, (van) Caekebeke, Kaekebeke, Caeckebeke, Cackebeke, Caekelbeke, van Ouaekebeke, van Ouackebeke, van Ouakebeke, van Ouaquebeke: 1. Plaatsnaam Kokebeke/Kakebeke in St.-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen), Kakebeeke, Kloetinge, Zeeland: 2. Plaatsnaam Kwakenbeek in St.-Kw.-Lennik (Vlaams-Brabant). 3. Plaatsnaam Kwaakbeek in Westerlo (Antwerpen).
Kaekenberg, van, Kaekenbergh, van, Kaekenberghe, van Cakenbergh, Cakenberghe, Cakenberge, van Caekenberg, Caekengergh, Caekenberghe, van Caekenberghe, Cackenbergh, Cakenberghe, Kakenberg, Cakembergh, Cakelbergh, Caekelberg, Caekelbergh, Caekelbergh, Caekelbergs, Caeckelberghs, Kaekelbergh, Kakelbergh, Kaekelbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Kakenberg in St.-Gillis-Dendermonde, Kakelenberg in Schendelbeke of Kakerberg in Nederbrakel (Oost-Vlaanderen).
Kaemmel. Duitse familienaam Kammel. Beroepsnaam van de wolkammer. Duits Kammel: wolkam.
Kaer, van, Kaert, van, van Caer: Plaatsnaam Kaart in Brasschaat (Antwerpen). Eind18de eeuw werd de familienaam Van Kaer gerenterpreteerd als Fouquart: de afstammelingen heten verder allemaal Fouquaert
Kaers, Caers, Quaars, Keersse, Keerse, Keirsse, Keirse, Keisse, Kersse. Beroepsnaam van de kaarsengieter. Vergelijk Frans Chandelle.
Kaertkemeyer. Nederduits Karkmeier, Duits Kirch(en)meier: beheerder van kerkgoed.
Kaerts, Caerts, Kets: Samentrekkingen van Keyaerts.
Kaesemans, Kasman, Keseman, Caesemans, Cazeman, Chasman: Beroepsnaam van de kaasmaker of kaashandelaar.
Kaesteeker, de; Kaaisteker, Kaaijsteker: Variant van de Vlaamse familienaam Kaestecker, (de) Caesstecker. Beroepsnaam van de kaaskeurder, die in de kaas steekt, prikt om hem te keuren. Vergelijk Duits Ksbohrer ‘kaasboorder’Ksestecher.
Kaethoven, (van) Caethoven. 1. Naam uit de plaatsnaam Kaathoven (Noord-Brabant). 2. Zie ook Queathoven.
Kaezemaeker, de, de Kaezemaker, de Kaezemacker, (de) Caesemaecker, Caesemaeker, de Caesemacker, de Caesemaker, de Casemacker, de Caesmaeker, Kaesmacher, Keesemaecker, Keesemaeker, Keesmekers: Beroepsnaam van de kaasmaker.
Kaf, Caf: Het woord kaf werd gebruikt voor wat weinig waarde had. Of beroepsnaam voor een kafboer, vergelijk Cafmeyer.
Kagelmann, Cagelmans: Nederduits Kagelmann, variant van Kogelmann. Beroepsnaam voor de maker van kapmantels. Middelnederlands cogel: kap(mantel). Vergelijk Duits Kagelmacher.
Kagenaar: Beroepsnaam voor een kaagschipper, schipper op een caegh, kaag(schuit), kaagman, schip waarmee men op haringvangst ging in 1500-1700.
Kahl, Kahle, Kahlerft, Kahlmann. Duitse bijnaam voor een kale.
Kahlen, Kalen, Kalhen. Plaatsnaam Kahlen (Nedersaksen, Pommeren, Mecklenburg).
Kahlenberg, Kallberg, Kalberg: Verspreide Duitse plaatsnaam: kaleberg.
Kaho: Spelling voor Frans Cahot, van Cadot ‘kleine hond’.
Kahn, Kahne, Kahnes, Kaens: 1. Zie Cohen. 2. Vadersnaam. Duitse variant van Kohn, Konrad. 3. Vadersnaam. Friese voornaam Kaan, van Johannes of moedersnaam Johanna. Hamburgse familienaam Kahnke.
Kaibeck, Keibeck, Keybeck: Plaatsnaam op beek, wellicht keibeek, beek met keien. Maar vergelijk Duits Kaibach.
Kain, Kains, Kaim, Ouain, Ouin, Oueins, Gain, Can: 1. Picardisch (le) Kain = le Kien, Lechien. Bijnaam de Hond. Vergelijk Lekain. 2. Zie Dequin.
Kainscop. Waalse vervorming van Kaaskoper.
Kaiserergruber, Re-interpretatie van Kiesgruber, die bij een Kiesgrube ‘kiezelgroeveՠwoont. Duitse plaatsnaam Kiesgrube.
Kaison, Keeson: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nicaise.
Kaiss, Kaisz, Kaisse: Kais, Kayss is een West-Zwabische diftongering van Duits Kse: kaas. Zie ook Caise.
Kakert, Kakkert, Kackert: 1. Zie Cackaert. 2. Of variant van Kaker, met paragogische t.
Kaker, Kaaker, Kaacker: 1. Variant van Nederduits Kaak, Kock, Duits Koch: kok. Beroepsnaam. Zie Kaak 3. 2. Nederduits Kker, Middennoordduits kker, Duits Kcher: koker, foedraal. Beroepsnaam. Vergelijk De Koker.
Kalbfleisch. Duitse beroepsnaam van de slager.
Kalbusch, Kalbus, Kalbush. Duitse plaatsnaam; kaal bosje.
Kalderckerken, van, Kaldeckerke, van, Kalderkerke, van. Duitse plaatsnaam Kaldenkirchen.
Kaldenbach. Plaatsnaam; koude beek. Zie Kaltenbach.
Kaldenberg. Plaatsnaam; koude berg. Vergelijk Cauberg.
Kaket, Kaquet, Vaquet, Caque. Vadersnaam romaanse afleiding met anticipatie van de k - van de voornaam Jacques, Jakob.
Kaland, Kalland, Caland, Calant: Middelnederlands en Picardisch calant, kalant ‘klant, kerel, snaak’.
Kalb, Calb. Duitse bijnaam Kalb; kalf.
Kaldenberg: Plaatsnaam ‘koude berg’. Vergelijk Kouwenberg. Caldenberch in Hoeselt (Belgisch-Limburg), Duits Kaltenberg (Beieren, Noordrijn-Westfalen).
Kalhorn: Duits familienaam ook Kallhorn, variant van Gellhorn ‘Die de hoorn laat klinken’.
Kalf, Kalff, Calf, Calff, de Calf, Kelfkens, Kalb. Bijnaam voor een kalf van een mens, een eenvoudige van geest, naeveling. Plaatsnaam ‘t Kalf in Zaandam, ‘t Kalf in Sint-Gillis-Waas. Bijnaam naar de huisnaam.
Kalfsvel: Beroepsnaam voor de viller van kalveren. Vergelijk Duits Kalbfell, Frans Poilv.
Kalhauge, Kallehauge, Kallage: Wellicht variant van Slavisch Kallauka, Kallauke: Sorbisch kalawka: wilde peer.
Kalhfer. Duitse naam Kalthofer, van plaatsnaam Kalthof.
Kalis, Calis, Galis: 1. Vadersnaam. Calis is een Waalse vorm van Calliste, de heiligennaam Calixtus. 2. Plaatsnaam Kales, Frans Calais (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Kalisch, Kaliz, Kalisz. Poolse plaatsnaam; moeras.
Kalishoek. Plaatsnaam in Zedelgem (West-Vlaanderen) en Zevenbergen (Noord-Brabant).
Kalisvaart. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam: de vaart van ene Kalle (wellicht ergens in Zuid-Holland).
Kalj: Spelling voor Frans Caillet, verkleinvorm van Oudfrans cail, chail, Frans caillou ‘kei, steen’.
Kaljouw, Caljouw: Aanpassing van de Frans familienaam Cailleau, van Oudfrans caillel, caliel, caliau, Frans caillau ‘kleine kei’. Bijnaam.
Kalk: Beroepsbijnaam van de kalkmaker, kalkbrander, kalker.
Kalker, Kalcker: Beoepsnaam van de kalker, pleisteraar, stukadoor, of van de kalkmaker.
Kalkebren, van. Verhaspeling van Van Kalken.
Kalkhuis. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (waar?): plaats waar je kalk kon kopen, of een witgekalkt huis.
Kalkeren, van: Verhaspeling van van Kalken, Plaatsnaam (Oost-Vlaanderen)? Of Plaatsnaam Kalkar (Noordrijn-Westfalen).
Kalkhoven: Hypercorrecte spelling voor Kalkoven. Beroepsbijnaam voor de kalkbrander, eigenaar van een kalkoven. Kalkoven is ook een plaatsnaam in Dordrecht (Zuid-Holland).
Kalkmaker, de. Beroepsnaam van de kalkmaker- brander.
Kalkman, Kalkmann, Kalechman, Kalichman: Beroepsnaam van de kalkmaker, kalkbrander.
Kalkoven, Kalkhoven, Calcove, Calcve: Beroepsnaam naar de kalkoven van de kalkbrander.
Kalksteen. Vondelingnaam. Op 13 februari 1822 werd in Antwerpen om 5.15 uur Scholastique Kalksteen gevonden.
Kalle, Calle: Moedersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Catharina, Katelijne.
Kalleman, Calmant, Kalmans, Kalman: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Kalle, Calle = Katelijne.
Kallemein, Kallemeijn, Kallemijn, Kalmijn, Callemeijn: Afleiding van Picardisch calame ‘Riet, schrijfveer, pen’. Beroepsbijnaam.
Kallenbach. Duitse plaatsnaam.
Kallenberg: Ook familienaam van Calenberg(e). Plaatsnaam Kaleberg ‘kale, onbegroeide berg’bijvoorbeeld Kalenberg (Drenthe, Overijssel).
Kallewaard, de Caluwaert: Bijnaam voor een kaalhoofdige, afleiding op –aard van de Caluwe.
Kaller, Caler, Calers: 1. Van Middelnederlands callen: spreken, praten, babbelen. 2. Eventueel variant van Kallert.
Kalman, Kalmans, Kalmann Kallmann: 1. Duitse Joodse familienaam, Callomon. 2. Aflleiding van plaatsnaam. 3. Voornaam Koloman.
Kalmeijer, Kalmar: Duits Kaltmeier, Kahlmeier of Kallmeyer, van plaatsnaam Calne: vuil water?
Kalmthout, van; (van) Calmhout: Plaatsnaam Kalmthout (Provincie Antwerpen).
Kals, Kalse, Cals: Vadersnaam, voornaam Kal, van Karel (vergelijk Caelens)? Of van Calbert, Calleboud?
Kalsbeek, van, Calsbeek, Kalfsbeek: Misschien de plaatsnaam Kalsbach (Noordrijn-Westfalen).
Kalscheur, Kalschuer: Duitse plaatsnaam Kaltscheuer ‘koude schuur’.
Kalstad. Duitse plaatsnaam Kallstandt.
Kaltenbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Kalter: Middelhoogduits kalter, Duits Kelter ‘Wijnpers’. Beroepsbijnaam van de druivenperser.
Kaltenberg. Duitse plaatsnaam. Plaatsnaam Caldenberch in Hoeselt, Limburg.
Kaltenborn, Kaltenbrunner. Duitse familienaam van frequente plaatsnaam Kaltenbronn, Kaltenbrunn, Kaltenborn: koude bron.
Kalter. Middenhoogduits kalter, Duits Kelter: wijnpers. Beroepsnaam van de druivenperser. Vergelijk Keltermann.
Kalterherberg. Plaatsnaam in Monschau. Duitsland.
Kaltofen: Duitse plaatsnaam Kaltofen (Saksen).
Kamler, Kammler. Duitse beroepsnaam Kmmler: (wol)kammer.
Kam, de, de Cam, Kamm: 1. Beroepsbijnaam van de kammaker of kammer. 2. Decam kan een spelling zijn voor Frans Decamp(s), Descamps.
Kam, van der, van (der) Cam, van der Camme, Camme, van der Cammen, Vercamme, Vercammen, Vercam, Verkammen, Verkem: 1. Plaatsnaam. Middelnederlands camme ‘Brouwerij’. 2. Van Kam/Van Cam kan een variant zijn van Van Chaam.
Kamel, Kamele, Kamel dit Camel: Bijnaam naar de huisnaam: kameel.
Kamenter: Misschien verhaspeld uit Duits Kemenater, Kemeneder ‘Bewoner van een (Middelhoogduitse) kemente, dat is een kamer met stookplaats’. Vergelijk familienaam van Kemenade, de Kemmeter.
Kamer, Kamers. Verkort van Van der Kamer of Kamerling.
Kamer, van (de); van de Kammer, van der Camer, van Caimere, Verkaemer, Verkamer, Vercaemer, Vercamer, Vercamere, Vercammer, Vercambre: 1. Frequente plaatsnaam ter Kamer եenkamerwoning’. 2. Van de Kamer is ook de naam voor de kamerdienaar, kamerling, 3. Uit Ҕer Kameren’ bij Brussel: abdij, bos. 4. Verschrijving van Vercammen. Zie Kam.
Kamerbeek, Cammelbeeck. Plaatsnaam?
Kamerik: Plaatsnaam Kamerik (Utrecht).
Kamerling, Camerlinck, Camerlinx, Camerlinckx, Camerlynck, Camerlijnck, Camerlengo, Caemerlynck, Kemerlinkx, Kemerlinc, Kemeling, Kmmerling. 1. Naar uit het Middelnederlandse camerlinc: kamerdienaar, kamerheer, schatbewaarder. Beroepsnaam. Vergelijk Frans Chambellan, Engels Chamberlain. 2. Zie ook eventueel Kamer Van der.
Kamerman, Kamermans: Afleiding van van de Kamer, ook wel beroepsnaam van de kamerling, kamerdienaar.
Kaminski. Afleiding van Poolse plaatsnaam Kamien.
Kamhout, Kamhoot: 1.Volgens Meertens naam van een schippersfamilie. Een kamhout was een deel van een houten zeilschip, een schegbord. 2. Beroepsbijnaam van een wever, of de maker van weefkammen.
Kammaker, de. Beroepsnaam van de maker van haar-, wol- of weefkammen.
Kamman, Kammans, Cammans, Camman: 1. Beroepsnaam van de kammaker. 2. Afleiding van van der Cammen, Vercammen.
Kammellander, Kammerlander. Van Duitse plaatsnaam Kamerland.
Kammen van. Plaatsnaam (? ) beroepsnaam.
Kammer (de), Cammers, Kammer, Kmmer. Beroepsnaam van de wolkammer.
Kammerer. Duitse beroepsnaam van de kamenier, kamerheer.
Kammeraad: Aangezien het woord kameraad ‘gezelՍ niet voor het eind van de 16de eeuw voorkomt, verklaart Brechenmacher de familienaam Kamerad, van Kammrad ‘molenkamradնan Middelhoogduits kamprat. Bijnaam voor een molenaar.
Kamminga, Kammenga, Cammenga, Kamstra, Kampstra, Kamsma, Camstra, Kamst: Friese familienaam, eerder Cammingha, Cammenga, 13de eeuw Canga, Kanga tot Kamga, wellicht door assimilatie uit Kampinga, afleiding van de voornaam Kamp(e), Kemp(e).
Kamoen, Kammoun, Kamoun, Camoen: De oudst bekende voorvader is Arnoldus Camun, ca. 1630 in het Spaans garnizoen in Sint-Niklaas (Oost-Vlaanderen). Zeldzame Spaanse familienaam Camn, variant van de frequentere familienaam Camon. (Cataloni, Aragon). Mogelijk afkomstig uit de bijnaam Camne, de plaatsnaam Camos (Galici) of Camon (Arige) ?
Kampl, Kampfl. Afleiding van Kamp(f), zie Kemp.
Kamp, Kamps, Camps, Camp, Camp: 1. Beroepsnaam voor de kammaker. 2. Zie Kemp. 3. Korte vorm en afleiding van Van (de) Kamp.
Kamp, van de, der, van (den) Camp, Campe, (van de) Camp, van der Kemp, op den Camp, Opdekamp. Familienaam uit de plaatsnaam Kamp: (uit het Latijn Campus): open veld, afgeperkt stuk land. Plaatsnaam Kampen (Zeeland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein).
Kampenhout, van, van Campenhout, Vampenhoud, Campenhoudt, Campenhault, Campenhaut, van Camphenhoudt, Kappenhoudt. Familienaam uit de plaatsnaam Kampenhout (Vlaams-Brabant).
Kamper, Kampers, Campe, Kamp, Campers, van der Kemp, op den Camp, Kemper, Kempers, Kempeers, De Kemper, Kimpers, Kijmpers, Kympers. 1.Uit het Middelnederlandse camper: kampvechter, kampioen. 2.Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ‘kamp-hari’. Kampert.
Kamp, van der, Campen. van der Kemp, op den Camp: Plaatsnaam Kamp, Latijnse campus ‘mpen veld, afgeperkt stuk land’. Plaatsnaam Kampen, Zeeland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Duitsland.
Kamperdijk. Plaatsnaam Kampdijk in Uithoven, Limburg?
Kampert, Kempart, Campaert, Campeert: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam kamp-hard. Duits Kamphert. Vergelijk Kemp, 2. Variant van Kamper; zie Kampers. 3. Afleiding van Van Camp.
Kampfrooth: Verschoven vorm van Middelhoogduits kamprat; zie Kammeraad.
Kamphoff, Kamphof: Plaatsnaam, vermoedelijk in Overijssel of plaatsnaam Campow?
Kamphuis, Kamphuys, Kamphuijs, Kamphuisen, Campheus: familienaam uit de plaatsnaam ‘Huis op een kamp of veld’. Plaatsnaam Kamphuis bij Deurningen, Raalte, Overijssel en Veldwijk (Gelderland), Kamphuizen bij Oestgeest (Zuid-Holland). Vgl. Duits Kamphaus.
Kamphorst, Camphorst, Kemphorst, zie Kamp van den, der. Adresnaam.
Kampman, Kampmann, Kamperman, Kampen, van Kemperman, Camperman, Kamper, Kampermann: Afleiding van Plaatsnaam Kamp ‘mmheind veld’.
Kamps, Kamp, Camp, Camps, Campe, Camp, Camp: 1. Uit Kams, afleiding van Kam. Beroepsbijnaam van de kammaker. 2. Afleiding van van de Kamp, uit de plaatsnaam Kamp. 3. Zie kempt.
Kampscher: Plaatsnaam kampschuur ‘Veldschuur’.
Kampwart: Beroepsnaam ‘Veldwachter’.
Kamsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Kamp(e). Vergelijk Kamminga.
Kan, (de); (de) Canne, de, Can, Kann, Kannen: Beroepsbijnaam van de tingieter, potgieter. Vergelijk Duits Kannegiesser, Kannekens. Zie ook Dechamps.
Kan, van de, van de Can, van Kann, van Kan, van Cann, van Can, van Cangh, van Cang, Vanckan, Vanekan: 1. Plaatsnaam De Kan in Vn.; ter Kanne in Ktr.-Marke.2. Plaatsnaam Kanne (Belgisch-Limburg). 3. Eventueel variant van Van (de) Kamp.
Kanaar: Nederlands spelling van de Franse familienaam Canard ‘aend’. Bijnaam naar de waggelende stap.
Kandel: 1. Duits familienaam Kandel van Middelhoogduits kanel, kandel ‘Watergeul’. 2. Oudpicardisch candel, van Latijnse candela ‘kaars, toorts’. Ook de spelling Kandl komt trouwens voor. Beroepsbijnaam van de kaarsengieter.
Kandlbinder. Duitse beroepsnaam van de krammer van vaatwerk, hechter van aardewerk, kannen. Vergelijk De Napbinder. Middenhoogduits Kandel: Kanne.
Kandouche, Kandouz. Marokkaanse vadersnaam uit de voornaam Kandouz (betekenis nog onbekend).
Kane, Caen, Caene, Canne, Cane, Kaan, Caan, Kaens: Wellicht Oudfrans cane: wijfje van de eend.
Kanel, von. Waarschijnlijk een jongere von-naam. Bijnaam Kanel: kaneel. Beroepsnaam van de kruidenier. Vergelijk Caneele.
Kanger: Vervorming van Kanner ‘kannengieter, tingieter’E
Kanguis, Kanguise. Waalse aanpassing van Duits Kanngieser.
Kannegieter, Kannegiesser, Kanngiesser, Cannegieter, Kannengiesser, Kannengieser, Kannegieser, Kangiester, Kangister, Kangheister, Kangeister: Beroepsnaam van de potgieter, tingieter. Vergelijk familienaam Potgieter, Duits Kanngiesser.
Kannekens, Kanninga, Cannenga. Afleiding van vadersnaam Kanne, Kanneke, Cankena, Canning en Cannington in Engeland, plaatsnamen Cantrup (Kandorp) bij Bassum in Hannover, Kanning, dorp bij Ernshofen in Oostenrijk, Caneghem (Kaningheim) in West-Vlaanderen, Canum (Kanna-heim) en Canhusen in Oost-Friesland. Of bijnaam naar de huisnaam of beroepsnaam voor de potgieter.
Kannemans, Kennemans. 1. Beroepsnaam van de pot-, tingieter. 2. Afleiding van plaatsnaam Kanne (Limburg).
Kannenberg. Plaatsnaam. Saksen-Anhalt.
Kanner. Beroepsnaam van de kannengieter, tingieter. Vergelijk Duits Knnler.
Kanning, Kanninga: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Johannes.
Kanora. Willekeurige vondelingennaam. Alle naamdragers stammen af van Ambrosius Kanora die op 08.12.1838 in Antwerpen te vondeling werd gelegd.
Kanse: Frans chance, Picardisch cance, van Latijnse cadentia ‘Val van de dobbelsteen, door gelukkige worp bij het dobbelen, geluk, kans’. Bijnaam voor de dobbelaar.
Kant, van de, der, van Cant, van Cante, van de Cant: 1. Plaatsnaam Kant: rand, grens, oever. 2. Eventueel variant - met paragogische t - van Van de Kan.
Kant, (de): Middelnederlands cant ‘kant, zijde, rand’. Werkwoord kanten ‘efzomen van laken’. Beroepsbijnaam voor een kleermaker.
Kanters, Canters, Kenters, Kenter, Cantel: Beroepsnaam van de cantor, zanger, voorzanger in de kerk. Picardisch Lecantre.
Kanzler, Knzler, Kenzeleer, Kenzeler: Duitse beroepsnaam Kanzler, Kenzler: kanselier, hoofd van de kanselarij. Vergelijk Cancelier.
Kapler, Kappler, Kappler, Keppler, Kappeler, Kppner, Keppner, Kepener, Kepner: Duitse beroepsnaam. 1. Kappler, Kappler: kapelaan. 2. Hoedenmaker, maker van kappen. Vergelijk C(h)apelier.
Kap, Kappen, Cap, Kapma, Kaap, Kapp, Kappenmaker. Beroepsnaam voor de kappenmaker.
Kapelle, Kapel, Capelle, Cappele: 1. Beroepsbijnaam voor de kapelaan of kapelmeester, iemand aan wie de zorg voor een kapel is toevertrouwd. 2. Korte vorm voor van der Capelle, de la Capelle. 3. Plaatsnaam Kapelle (Zeeland).
Kapias: Aanpassing van de Picardisch familienaam Capiaux, Cappiau, van Oudpicardisch capel, Frans chapeau ‘Hoed’. Beroepsbijnaam voor de hoedenmaker of bijnaam.
Kapper, Kappers, Kappert, Kaper, de, Kapers, Kapper, Kapr, van Middelnederlands Cappaert. Bijnaam voor iemand die een kap draagt, bijvoorbeeld een kloosterling, monnik, broeder, ook uitgetreden kloosterling.
Kapsenberg: Verhaspeling van plaatsnaam Kapenberg (Noordrijn-Westfalen)?
Kapitein, Kaptijn, Kapiteyn, Kapiteijn, Kapitan, Kapitany, Kapitanj, Capitaine, Capieyn, Capityn, Capiteyns, Capitanio, Capitano, Capitani, Capitanio, Capitanini, Capitant, Capitaao, Capteyn, Kaptein, Kapteyn, Lecapitaine: Beroepsnaam van de kapitein: bevelhebber, aanvoerder.
Kapp. Duitse familienaam. Middenhoogduits Kappe: kapoen. Zie Capon.
Kappel. 1. Duitse plaatsnaam Kappel: kapel. 2. Zie (van) Cappel.
Kappenburg. Duitse plaatsnaam Kapenberg.
Kappenstein. Duitse plaatsnaam.
Kappes, Kaps: Duits Kappus, van Middenhoogduits kabess: kabuis (kool). Beroepsnaam.
Kar, van de, der, Verkarre, Vercarre, Vercaeren, Verkaeren, Verkaar. Naam uit een zandig stuk land, onder andere De Karre (Maldegem, Oost-Vlaanderen).
Karbowiak, Karbownik, Karbowski. Poolse beroepsnaam. Karbowy; opzichter.
Karcher. Duitse beroepsnaam van de voerman. Afleiding van Middenhoogduits karrech, van Latijn carruca: kar, wagen.
Kardol, Kardal: Misschien de Zuid-Franse familienaam Cardol(le), Cardoux ‘Soort steenkool’.
Kardos: Hongaarse beroepsbijnaam voor de zwaardenmaker. Hongaars kardos ‘Zwaard’een Turks leenwoord.
Kardux: Vervorming van Kardos?
Karels, Karel, Karelse, Karelsen, Carel, Carelse, Carels, Caarls, Caals, Carl, Carle, Carles, Karl, Karlsson, Karlson, Carli. : Vadersnaam, Germaanse voornaam Karel.
Karfloi. Zuidduits, Oostenrijk, voor bloemkool.
Karg. Duitse bijnaam. Middenhoogduits karc: slim, leep; (later) karig, krenterig.
Karger, Kerger, Karriger, Kariger: 1. Verbogen vorm van Karg. 2. Variant van Karcher, Kercher.
Karhof: Plaatsnaam Karhof (Beieren, Hessen).
Karlberger, Karlberg. Plaatsnaam Karlberg, Saksen-Anhalt.
Karler. Duitse beroepsnaam Kerler, Karrer: voerman.
Karlin, Carlens, Caerlens, Caerlen: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Karel.
Karlowski, Karlovic, Karlicsek, Karliesek, Karlisek. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Karel.
Karlshausen. Duitse plaatsnaam. Rijnland-Palts.
Karmalker; Beroepsnaam voor de bereider van karnemelk.
Karman, Karremans, Karreman, Karman, Karmane, Kerremans, Kermans, Carremans, Carmans, Careman, Caremans, Carmanne, Carmane: Beroepsnaam van de karreman, voerman, vergelijk Carre, Cartier, zie ook Keereman.
Karm. Spelling voor Picardisch Carmet, afleiding van carme, van Latijn carpinus: haagbeuk.
Karolinski, Karolinsky, Karolczak, Karolczuk, Karolczyk: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Karel.
Karp, Karpf: Nederduitse en Hoogduitse vorm van Duits Karpfen: karper. Bijnaam voor visser of vishandelaar.
Karpenkopf. Bijnaam voor iemand met een kop als van een karper. Vergelijk Duits Karpfenhaupt.
Karpinski, Karpinsky. Afleiding van Poolse plaatsnaam Karpin(o), Karpno.
Karpoff, Karpowitz, Karpowicz. Russische afleiding van karp; kaper.
Karrenberg. Plaatsnaam Karnberg.
Kars, Quaars: Kars met verkorte klinker uit Kaars. Beroepsbijnaam van de kaarsengieter.
Karsman, Karsmans, Kersemans, Kersmans. 1. Beroepsnaam van de kaarsengieter. 2. Beroepsnaam van de kersenteler of -verkoper. Vergelijk Kriekemans.
Karsens, Karssens, Karssen, Karsen, Karsing. Vadersnaam uit de oude voornaam Karst, een afleiding van Christianus.
Karstaedt. Duitse plaatsnaam Karstedt.
Karthauser, Karthaus, Karthuser, Karthaeuser, Kartheuser, Kartheiser, Karteuzer, Corteyzer, Cortyzer, Cortyser: Bijnaam van de kartuizer. Vergelijk Carteus, Cathuyser.
Kasander: Moedersnaam van de voornaam Cassandra. In de Griekse mythologie dochter van Priamus en Hecuba.
Kasberg, Kasbergen, Kasberger. Plaatsnaam Kasberg, Beieren, Noordrijn-Westfalen
Kasdorp: Duitse familienaam Castorp, van plaatsnaam Castrop (Noordrijn-Westfalen).
Kasegem, van. Plaatsnaam.
Kaslander. Afleiding van plaatsnaam.
Ksmacher. Duitse beroepsnaam van de kaasmaker.
Kasman, Cassimans, Catseman, Catsman: Afleiding van Middelnederlands casse ‘kist, kast, relikwiekast, geldkist’. Beroepsnaam van de cassenaer’bedelmonnik; marskramer’. Catseman is hypercorrect.
Kaspar, Kaspers: Vadersnaam. Caspar, naam van een van de drie koningen.
Kasparmans, Caspermans: vadersnaam. Afleiding van Kasper, naam van een van de Drie Koningen.
Kaspereit. Vadersnaam. Litouwse afleiding van de voornaam Kaspar.
Kasprzak, Kasprzyk, Kasprzijk, Kasprzycki, Kasperczak, Kasperczyk, Kasperski, Kasparowicz, Kasparow, Kasprowiak, Kasprowski: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Kaspar.
Kasse, Casse. Middelnederlands cas(se) ‘kist of kast, vooral voor relikwien of geld’. Beroepsbijnaam van de cassenaer ‘Bedelmonnik die met relikwienkistjes rondliep of marskramer’.
Kasselaers. 1. Kasselaar, van plaatsnaam Kassel (Frans-Vlaanderen). Vergelijk Casselman. 2. Variant van Kesselaers, van Kerselaer(s).
Kasseyeman. 1. Beroepsnaam van de ‘kasseier’de straatmaker. 2. Afleiding van Van der Calseyden, Van der Kasseien.
Kassirer, Kaszirer: DUits Joodse familienaam Kassierer: kassier.
Kasteele, van de; van de Kassteelle, van de Kassteele, van Kasteel, Kasteelen, van de Casteel, van de Casteele, Casteels: Verspreide plaatsnaam Kasteel.
Kastelein, Kasteleijn, Kastelijn, Casteleijn: Oudfrans chastelain, Picardisch castelain, van kastelein ‘kasteelheer, slotvoogd, plaatsvervanger van de heer; bedrijfsboer, herbergier’.
Kstner. Zoals Kastmeister, Kastmann, beambte belast met het toezicht op de graanschuur, later rentmeester, tienden inner.
Kat, de; Katte: Bijnaam naar een eigenschap (lenigheid, valsheid) van de kat. Vergelijk (de) Kater.
Kate, ten, ten Cate, ten Kaate, Kaat, ten Katen: Plaatsnaam Kat’kade, aarden wal’ Saksische kate ‘kleine boerenwoning, hut, huisje’. Vergelijk Ten Cate, Ten Kate, Barnkothe, Doornkate, Damkot.
Kater, (de) Cater, de Caters, Chater, Kather: 1. Bijnaam naar de dierennaam, de kater. 2. Middelnederlands cater: proviandmeester.
Katerbeck. 1. Plaatsnaam Katerbeek in Herent (Vlaams-Brabant). 2. Zie Katterbach.
Kathagen. Frequente naam van afgelegen steegjes en hoekjes.
Katoen, Cattoen. 1. Oudpicardisch caton, Oudfrans chaton ‘Jonge kat, katje’. Bijnaam. Vergelijk Frans Chaton. 2. Moedersnaam. Vleivorm van de vornaam Catharina.
Kats, (van) Cats, Katz,, Kaatz, Kadz, Katc, Kets: 1. Joodse familienaam, van Kahen-zedek ‘riester van de gerechtigheid’. 2. Bijnaam. Duits Katze. Vergelijk De Cat. 3. Plaatsnaam Kats (Zeeland).
Katt. Verkort van Ducat; zie Ducastel(le).
Kattenburg. Plaatsnaam in Beilen, Drenthe, en Leens, Groningen, Amsterdam.
Katterbach, Katerbeck: Plaatsnaam Katterbach (Noordrijn-Westfalen, Beieren).
Katterberg, Katerberg, Plaatsnaam Katernberg, Noordrijn-Westfalen
Kattus. Latinisering van Kat.
Katsman: Afleiding van van Kats.
Kattekamp: Plaatsnaam Katenkamp (Nedersaksen).
Kattenberg: Plaatsnaam in Oirschot (Noord-Brabant).
Kattouw: Nederlands spelling van de Picardisch familienaam Catteau(x), Cattaux, van Catteauw, Catteeuw, Kattouw. Uit Oudpicardisch castel, Oudfrans chastel, van Frans chteau ‘kasteel’. Vergelijk van de Kasteele.
Katvis: Volks etymologische reinterpretatie.
Katwijk, van: Plaatsnaam (Zuid-Holland).
Katzenellenbogen, Katzenelenbogen, Kacenelebogen, Kacenelenbogen: Plaatsnaam Katzenelnbogen (Rijnland-Palts).
Katzenstein, Katzensteiner. laatsnaam Katzenstein (Beieren).
Katznelson. Volkseytmologisch van Katzenelnbogen.
Kauffeld: Re-interpretatie als feld-naam van de Duits familienaam Kaufel. Beroepsnaam van Middelhoogduits kufe l’Handelaar, makelaar’.
Kaufer, Kufer: Beroepsnaam van de koopman, Kaufmann.
Kaufman, Kauffman, Kauffmann, Caufman, Cauffmann, Cauffman: Duitse beroepsnaam Kaufmann ‘koopman’.
Kaul, Kaulen. Duitse plaatsnaam. Middennoordduits Kule: kuil, groeve, holte. Ook familienaam Terkuhlen, Zurkaulen.
Kauwer, de; Kouwer, (de) Cauwer: Afleiding van Middelnederlands cuwe, cauwe ‘kuip, vat’. Beroepsnaam van de kuiper.
Kavelaars, Cavelart: Beroepsnaam, afleiding van Middelnederlands cavelen ‘Loten, het lot werpen, bij loting verdelen of toewijzen; ramen, begroten’. Vhl. De Cavel.
Kay, Kaye, Kaie, Caye, Cay, Kaije, Caije, Lakaye, Lakay, Laquaye, Laquay, Lacquaye, Laquaie, Lequay, Lakeye. 1. Beroepsnaam voor een lakei (oorspronkelijk een voetsoldaat). 2. Bijnaam ook het Waalse caye: lor, vod. Bijvoorbeeld voor iemand die zich slecht gedraagt. 3. Kay(e) en Caye kunnen soms een variant zijn van De Kaey. Zie bij Ca. 4. Mogelijk ook moedersnaam uit de Middeleeuwse voornaam Kaye. 5. Of een verschrijving van Lacaille. Zie daar.
Kayarts, Kayaerts, Kayarts, Caeyers. Brabantse variant van Keyaerts.
Kaya, Kaija, Kaynak, Karakaya, Kahya, Akkaya. De familienaam Kaya is afkomstig uit Turkije. Kaya is een mannelijke naam van Turkse afkomst en betekent klif of rots massa. De vrouwelijke naam Kaya is van Syrische afkomst enbetekent mooi.
Kaymans, Caemans, Caeyman, Cayeman, Caymant, Cayman: Afleiding van Van der Kade, Van der Kaai.
Kazemi. Arabische naam naar Musa al-Kazim (+1183), de zevende imam van de Sjiieten, die als een heilige vereerd wordt. Kazim betekent: hij die zijn angst onder controle heeft.
Kazemier: Vadersnaam. Casimir. Poolse heiligennaam Casimir(us).
Kebers, Keber. Duitse dialect variant van Kefer: Kfer, Nederlands kever (vergelijk Haber = Hafer, Nederlands haver).
Keck, Kech, Kesche, Kesch: Duitse bijnaam Keck: levendig, moedig, energisch.
Kedzia, Kedziora, Kedzier, Kedzierawki: Poolse bijnaam, van Russisch kudravy: met gekruld haar.
Kee: Vadersnaam. Korte roepnaam voor Cornelis.
Keeble. Engelse familienaam, van Oudengels cybbel: knuppel. Bijnaam voor een lomperd; vergelijk De Clippel.
Keeleman: Afleiding van van der Kelen.
Keelhoff. Plaatsnaam Kehlhof in Bruckberg, Beieren.
Keeling. Variant van Nederduitse familienaam Kelling. Middennoordduits kelling: smart, pijn. Of van Nederduitse plaatsnaam Kel: moeras.
Keels. Aanpassing van Duitse familienaam Koelsch, Klsch, dat is Keuls, uit Keulen.
Keen, Keene, Keens, Keenes, Keane, Kean, Kan: Vadersnaam. Korte vorm van Oudengelse voornaam zoals Kenward, Kenway. Oudengels cne, Middenengels kene: wijs, moedig, trots.
Keepers. Wellicht afleiding van Engelse beroepsnaam Keeper: bewaker, (gevangen)bewaarder.
Keer, van, de, Keere, van de, van Kier, van der Keren, van de Kerre, van de Keire, Verquere, Verqueren, Verquerre, Verqueire, Verquiere, Verkeert. Verspreide laatsnaam Keer: bocht, wending.
Keerman, Keereman, Kerremans, Kermans de: 1. Afleiding van Van (de) Keer. 2. Variant van Karreman.
Keer, de, de Keere: Verkort van Van de Keere? Of regressieve spelling voor De Kiere?
Keerberghen, Keerbergen, van, van Kerberghen, Kerberghem, van Keerberg, van Kebergen, Keerberghs, Keerbergs. Familienaam uit de plaatsnaam Keerbergen (Vlaams-Brabant).
Keereweer. 1. Bijnaam voor iemand die altijd weerkeert, terugkeert? Ook herbergnaam in Rekkem (West-Vlaanderen). Vergelijk Duits Wiederkehr. 2. Uit Kerwer, Kerver.
Keerle, de, (de) Keirel, (de) Keirle, de Keyrel, de Kerle, Kerrels, Kerels, Cheyrels, Kierle, Mekerle, Mekeirle, Mekeirle, Mekeirel: Bijnaam. Een kerel was een vrij man die niet tot de ridderstand behoorde, een man van lage geboorte, plattelandsbewoner.
Keersbilck (van), (van) Keersebilck, van Keersbulck, van Keirsbilck, Keirsbilk, Keirsbilcke, Keirsbelck, van Kiersbilck, (van) Keirsbulck, Keirsebilck, Keirsbilck, Keirsbelik, Keirsebilk, van Kersbilck, Kiersebinck, (van) Kersbulck, van Kesbeulque, van Keirsebinck, van Keirsdelck, Kisbilck, Kesbulg, Kisbulck, Verkeersbilck. Naam uit de plaatsnaam Kers-bilk: omheinde plaats waar waterkers groeit.
Keersgieter (de), de Kersgieter, (de) Kerschieter, (de) Keirsgieter, de Keerschieter, Keersgieter Keerchieter, (de) Keirsschieter, Keirschieter, De Keirgieter, de Kerchiester, Kerchieter, Kergieter. Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Keersmaecker, de, Kaersmaeker, de, de Keersmacker, Keersmaker, Keersmakers, (de) Keersemaeker, Keersemaker, De Keirsmaeker, Keirsmaker, de Kersmaeker, Kersmacker, Keersemaekers, Keersemekers, Keersmaeckers, Keersmaekers, Keersmackers, Keersmakers, Kersemaekers, Kerssemakers, Kersemaekers, Kersemakers, Kersemaekers, Kersemakers, Kersmackers, Keirsmaeckers, Keirsmackers, Keirsmakers, Keerssemeeckers, Keerssemeeckers, Keesmekers, Keerssemeckers, Keesemaecker, Keesemaeker, Kaarsemaker, Karssemakers, Karsmakers: Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Keerssen, van der. Waarschijnlijk Waalse verhaspeling (van der Keere?)
Keerstok, Keerstock. Keerstockt. Keernstok: stok waarmee gekarnd wordt in de staande karn. Vergelijk dialect ererf=karnemalk. Beroepsnaam. Duitse familienaam Kernstock.
Kees, Keesen: Vadersnaam. 1. Variant van Kaesen, Caesen, vleivorm van de heiligennaam Nicasius. 2.Vleivorm van Kees, van de voornaam Cornelis.
Keesje. Vadersnaam, afleiding van Kees. Zie Kees 2. Keesman: Keersman, met assimilatie rs/s. Beroepsnaam van de kaarsenrnaker, kaarsenman.
Keetbaas: Beroepsnaam Keetbaas ‘Baas van een keet, voorlopige hut van dijkwerkers’.
Kef. Duitse variant van Middenhoogduits kaf; kaf. Zie Caf.
Kefel. Middelnederlands kevel; kever, rups. Bijnaam.
Kefer, Kefert, Keefer, Kfer, Keffer: 1. Kefer spellingvariant van Kfer. Zie Kaefer. 2. Waalse aanpassing van Keiffer.
Kegel, (de) Kegels, De Keghel, Keghels, Keghel, Keighel: Bijnaam voor de kegelaar, kegelspeler.
Kegelaar, Kegelaer, Kegelaers, Kegelaars, Kegeleers, Kegeleirs, Kegelart, Kegelaert, de Kegelaer, Kegeleer, Kegelaire: Bijnaam van de kegelaar, kegelspeler. Duits Keg(e)ler.
Kegemeutter. Verschrijving van Regemeuter. Zie van Regenmortel.
Kehl. Keel: 1. Plaatsnaam Kehl in Baden. 2. Verspreide plaatsnaam Kehl: enge, smalle kloof, smal watertje.
Kegge, Keg: Ook Kiggen. Middelnederlands kegge, kigge ԩjzeren wig’. Beroepsbijnaam.
Keiem, van. Plaatsnaam Keiem, West-Vlaanderen.
Keiffer. Duitse bijnaam Keifer; kijver, twistzoeker, ruziemaker.
Keijdener, Keijdeners, Keydener, Keydeners. 1. Verschrijving van het Duitse Ktner: keuterboer (beroepsnaam). Dit volgens Debrabandere. 2. Volgens de heer Tom Keijdener, werd de naam voor het eerst gebruikt in 1778 in Borgharen. De oorspronkelijke stamvader heette Nicolaus Geidler, die afkomstig was uit Deidesheim in de Pals. Het zou dan weer een verschrijving kunnen zijn van Geissler wat zoveel betekent als flaggelant, geselbroeder.
Keijman. Variant van Kooyman, (ontronding oi/ei) of Kaymans (palatalisering ai/ei).
Keikes: Bijnaam. Keikens, verkleinvorm van Kei, zie Keij.
Keil, Keyl, Keyls, Keijl, Keylen. 1. Duitse familienaam uit het Middelhoogduitse kl, het Duitse keil. Bijnaam voor een lomperd, een kortaangebonden iemand. 2. Variant van Kegel (vergelijk Middelnederlands segel, van seil, regen, van rein), maar dit is eigenlijk hetzelfde woord als Duits Keil. Middelnederlands kegel/keil: kegel; keg, wig.
Keim, Keime, Kiehm: 1. Vadersnaam. Voornaam Kmo ‘Spruit, afstammeling’. 2. Bijnaam. Middelhoogduits kme ‘kiem, scheut, spruit’. Vergelijk Spruit.
Keimes, Keymis, Keijmis, Kimus, Kimmes, Kimesse. Keimis/Kimus zijn latiniseringen van het Rijnlandse keim: weg, straatweg. Een uit Duitsland afkomstige variant van zoiets als Verstraten.
Keinath, Keinert. Vadersnaam. Duitse vormen van Konrad.
Keiserie. Wellicht reinterpretatie van plaatsnaam Caserie in Gaternisse (Zeeland), Passendale (West-Vlaanderen), bij Celles (Henegouwen).
Keisman, Kejzman, Kejsman: Aanpassing van Duits Ksmann, Kesemann: kaasman, kaasmaker, kaashandelaar. Vergelijk Kaesemans.
Keister, de, de Keyster, de Keysder, de Keesters, de Kester, Kuysters, Cuesters, Keusters, Ceusters, Ceuster, de Cuester, de Keuster, de Ceuster, Cersters, Kersters, Kesters, Kester, Cesters, Cester: Beroepsnaam. Oudfrans coistre: koksjongen. Vergelijk Middelnederlands keisterlinc: soort gebak.
Keitelman. Beroepsnaam Ketelman; ketelslager. Duits Kesselmann.
Keizer, (de), Keiser, (de) Keisere, de Keyser, Deckeyser, Dekeyzer, Keijzere, Keijzer, de Keijser, Keijzer, Keijzers, Keisers, Keysers, Keyzer, Keyzers, Keijsers, De Kijser, de Kyser, Kyzer, Kaier, Kaiser, Kayser, Kaijser: 1. Bijnaam, wellicht voor de keizer in een schuttersgild. Vergelijk de Koning. 2. Naar de huisnaam als ԉn den Keiser’. Pieter Jacobsz vestigde zich in Geervliet (Zuid-Holland) en werd in 1636 herbergier van het huis De Keijser. Hij noemde zich voortaan Pieter Jacobsz Keijser.
Kekem, van, Kekum Van: Plaatsnaam Kedichem in Leerdam, (Zuid-Holland), uitspraak kekum.
Keeken, van. Plaatsnaam Keeken bij Kleef.
Kekenbosch. Plaatsnaam Kiekebos in O.-L.-V.-Tielt (Vlaams-Brabant) of Kickebougsveld in St.-Laureins-Berchem (Vlaams-Brabant). Kiekenbos ook in Ichtegem, Lendelede en Snellegem.
Kekens. Variant van Kiekens of Keykens.
Kelber. Plaatsnaam Kelbra, Saksen.
Kelborg, van. Deze familienaam komt slechts nmaal voor (Luik). Waarschijnlijk verhaspeling van Van Keerberg.
Kelchtermans, Kelgtermans, Kelkermans: Afleiding van plaatsnaam Kelchteren in Houthalen (Limburg). Keldenich: Plaatsnaam (Duitsland).
Kelder, van de, Kelder, Kelders, Kalders, Calders. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Kelder: kelder, herberg, wijnhuis. Of beroepsbijnaam van de keldermeester. 2. Jan Kelder werd op 13.05.1636 gevonden in de Kelderstraat te Antwerpen.
Kelderman, Keldermans: Afleiding van van de Kelder. De stamvader van de architectenfamilie Keldermans, namelijk Jan van Mansdale die men heet Kelderken, ca. 1400 steenhouwer, woonde in ‘t Kelderken in Brussel.
Kele. Variant van Kehl 2 of van Van der Kelen?
Kelebek. Plaatsnaam Keelbek, Saksen-Anhalt.
Kelegom, van, (van) Kelekom, (van) Kelecom, van Killegem, van Keilegom. Familienaam uit de plaatsnaam Kelegem in Schepdaal (Vlaams-Brabant).
Kelem. Kelem is een variant van Kelen = Kielen= Kuylen. Zie Koolen.
Keleman, Kelemans, Kelemen. Afleiding van Van der Kelen.
Kelen, van der; van der Keelen, van der Keel, van der Kellen, van der Keilen, van der Kel, van der Ceelen, van der Celen: Plaatsnaam Keel, Kel; ‘Buis, pijp, geul; (ook) smalle strook, stuk land tussen twee sloten’. De familie stamt van het hof ter kelen in Gaasbeek (Vlaams-Brabant). Keel onder meer in Pulle en Massenhoven, Antwerpen.
Keles. Variant van Keels, Keyls of Regels?
Kelf, van, van Keleffe, van de Kelft, van Kelst, van Quelef, Quelefs, Queleff. Familienaam uit de plaatsnaam Kelfs in Herent, Wakkerzeel (Vlaams-Brabant) en Wijchmaal (Limburg).
Kelfkens. Afleiding van Kalf. Bijnaam.
Kelle, Kelle. 1. Nederduitse plaatsnaam Kel, Oostnederlands kelle: watergeul, kloof, holle weg, moeras. Vergelijk Van der Kelen. Plaatsnaam Kell in Angerlo (Gelderland). 2. Duits Kelle: scheplepel. Beroepsnaam van de lepelmaker.
Kellen, Kellens, Kellinckx, Killens, Kilkens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam ‘Rik-wald’machtig-heersend. Ricaldus of Ricoaldus, vergelijk Kallen.
Kellemers, Kelleneers, Kellner, Kelner, Kellener, Kallner, Kenler: Beroepsnaam. Middenenderlands kel(le)nare, Duits Kellner: keldermeester.
Keller, Kellers, Kellerman, Kellermann: Duits Keller ‘kelder’.
Kelleter, Kellenter: Duits Kelter: wijnpers, druivenpers. Beroepsnaam van de wijnperser. Duitse beroepsnaam Ritrer, Keltener.
Kelly, Kelley: Iers O’elly, O’Seallaigh, afstammeling van Ceallach ‘morlog’ op het eiland Man MacKelly; in Schotland plaatsnaam Kelly: in Engeland plaatsnaam Kelly in Devon, Cornisch cell iԻ bos(je)’.
Kelmes. Plaatsnaam Kelmis, Luik.
Keltermann. Duitse beroepsnaam van de Keltener; wijnperser.
Kmlel, de, Kemele, de, Kernels: Bijnaam naar de eigenschappen van de kameel, dialect kernel, bijvoorbeeld lange benen of grote gestalte. Ook huisnaam, bijvoorbeeld in Ieper.
Kemenade, van, Vankemenade, Van (de) Kimmenade, van Cimmenaede, Kiemeneij, Kiemeney, Kemna. Familienaam uit het Middelnederlandse kemenade, kimmenade: kamer met stookplaats, later ook hofstede. Frans chemine, van Latijn caminata; hofstede, (boeren)woning. Nederduits Kemna(h), van Kemnade. Huisnaam. Kemenade is onder andere een plaatsnaam in Son (Noord-Brabant).
Kemink, Keemink. Vadersnaam. Waarschijnlijk = Fries Kamminga.
Kemland. Plaatsnaam Kammeland in Michelbeke (Oost-Vlaanderen) en Vollezele (Vlaams-Brabant): land van de kam of brouwerij.
Kemme. Nederduitse naam Kempe? Plaatsnaam Kemme? Beroepsnaam van de wolkammer?
Kemmelbeke, van: Waternaam de Kemmel. (West-Vlaanderen).
Kemmel, van, Kemmele, van, van Keemel: Plaatsnaam Kemmel (West-Vlaanderen).
Kemmers, Kemmer, Kemmeren: Beroepsnaam van de (wol)kammer. Middenhoogduits kemmer, Duits Kammer.
Kemmerich. Duitse plaatsnaam in Lingenbach.
Kenmeter, de. Duitse familienaam van Kemenater, Kemeneder: bewoner van een (Middenhoogduits) kemente. Zie Kemenade.
Kemnitz. Verspreide Slavische plaatsnaam, Kemnitz in Ostprignitz of Chemnitz (Saksen) (zie Camnitzer).
Kemp, Kempe, Kempen, Kampf, Kmpfe, Kampf, Kemps, Kems, de Kemp, De Kempe, (de) Kimpe, Kimpen, Kimps, Lekimpe, Camp, Campe, Camp, Camps, Cams, Kamp, Kamps, Kampen, Campen, Campens, Caems, Kump, Kumpen, Kumps, Kums, Cumps, Cums, Compe, Compen, Compens, Compes,
Comps: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Campo ‘kamper, vechter’. Vooral Zeeuwse voornaam Kempe. 2. Middelnederlands kampe, kemp(e), kimpe ‘kamper, (kamp)vechter, kampioen, strijder’. 3. Middelnederlands kemp(e)’Bijzit’. Bijnaam voor het kempekind, onecht kind, bastaard. 4. Kemp, variant van Middelnederlands canep ‘Hennep’. Bijnaam voor de hennepteler. Vergelijk Duits Hanf, Hanfstengel, Hanfbauer.
Kempen: Kempen kan de verbogen vorm zijn van Kempe, of een korte vorm van van Kempen.
Kempen, van, der, van der Kimpen, Verkimpe, Verkimpen, Verkimpinck, Verkempinck, Verkempynck: 1. Streeknaam de Kempen in Brabant en Limburg. 2. Plaatsnaam Kempen (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Kempenaar, Kempenaars, De Kempenaer, Kempenaere, Kempenaert, Kempeart, Kemepeneer, Kempener, Kempeneers, Kempenheer, Kempenaer, Kempenaers, Kempenart, Kempenaerts, Kempeneer, Kempeneers, Kempener, Kempeners, Kempenaire, Kempenire, Kempeniere, Kempner, Kempineers, Kempiners, Kempinaeire, Kempinair, De Kampener, De Campenaere, Campeneere, Campeneire, Campenaire, Campenaerts, Campenart, Campenaere, Campener, Campinaire, Campenaire, Campenire, Kimpinaire, Kimplaire: Naam van de Kempenaar, afkomstig van de Kempen.
Kempers, Kemper, Kempermans: Variant van Kamper(s). Middelnederlands camper, kemper ‘kampvechter, kampioen’. Duits Kempfer.
Kemperink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Kamper. Vergelijk Kampers 2, Kampert.
Kempinck, Kempynck, Kempijnck, Fries Kempinga. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Campo. Zie Kemp 1. Fries Kamping. 2. Plaatsnaam Kemping (Gelderland).
Kempken, Kempkens, Kempkes, Kempgens, Kempchen, Kempk: 1. Afleiding van Kemp. 2. Plaatsnaan, afleiding van kamp: veld. Kempgen, Kempchen in Gilsdorf, Duitsland.
Kemplaire. Waalse verhaspeling van Kempinaire.
Kempter, Kimpter: Aflleiding van plaatsnaam Kempten (Beieren).
Kemsbeeck, van. Re-interpretatie van Van Kemseeck.
Kemseke, van, van Kemseeck, van Kemscke, van Kemsche, Kimzeke, Kemzeke, van: Plaatsnaam Kemzeke (Oost-Vlaanderen).
Kendra, Gendera. Poolse familienaam Kendera.
Kenens, Keenen, Kenen, Keenens, Kenes, Kens, Kenees, Cenens, Kennens, Kennes, Kennis, Kenis, Ouenis, Keynen, Kynen, Kienen, Kiene, Kinnen, Verkennis: Vadersnaam Kenen, vleivorm van de voornaam Christianus.
Kengen, Kenge: Misschien ontronde vorm van Noors-Deens Kongen ‘koning’.
Kenhove, van, Kenhoven, van, Kennof. Familienaam uit de plaatsnaam Keunhove in Hondegem (Frans-Vlaanderen) of Keunhof in Sluis (Zeeland).
Kenkel. Waarschijnlijk ontronde vorm van Duitse familienaam Kunkel. Middenhoogduits kunkel, van Latijn conucula: spindel, klos, spil. Bijnaam voor een lang opgeschoten man. Vergelijk Duits Kenkelin, van Kunkelin. Zie ook Konkel.
Kenler. Klankverandering van Kelner.
Kenne, van, van Kinne: Aanpassing van De Kenne, Duquenne.
Kennedy: Ierse familienaam C(e)inneidigh ‘Lelijk hoofd’.
Kenner, Kenners. Hypercorrect voor Kennes.
Kenneth, Kennet, Kennett: Vadersnaam. Engelse voornaam Kenneth, van Galisch Caioneach ‘mooi, knap’.
Kense, Kenze: Bij vadersnaam. Kenen, vleivorm van de voornaam Christianus.
Kent. Plaatsnaam. Engels graafschap. Of plaatsnaam Keent (Nederlands-Limburg, Noord-Brabant).
Kentane. Wellicht aanpassing van de Franse familienaam Quintana, Quintaine: pop gebruikt bij het oefenen voor het steekspel.
Kentie: Wellicht aanpassing van de Franse familienaam Quintier. Beroepsnaam van de ambtenaar die de cijns ontvangt, namelijk le quint of het vijfde van de opbrengst.
Kentin: Vadersnaam. Frans Quentin, de Latijnse heiligennaam Quintinus.
Kepiro, Kipero: Misschien (?) door verkeerde uitspraak van Chapiro, Schapiro, Jiddische familienaam: afkomstig uit Spiers, Duits Speyer (Rijnland-Palts)
Keppel, van, Keppels, Kippel, Kappel. Plaatsnaam Keppel, Overijssel.
Keppens, Keepen, Keepens, Keppenne, Kepenne: Vadersnaam. Brabantse vorm van Cuppens, Coppens.
Kepper, de, Keppers. Beroepsnaam van de kapper, houwer.
Kerbusch. Plaatsnaam Kehrbusch in Erkelenz (Duitsand).
Kerckx. Afleiding van Kerk(e), korte vorm van Van (der)Kerk(en).
Kerdraon. Bretonse familienaam Ker + Traon ‘Dal’.
Kerf, de, Kerf, Kerff, Kerfs. 1. Bijnaam voor iemand met een kerf, een litteken in het aangezicht. 2. Of variant van Carver(s).
Kerchaert, Kerckhaert, Kerckaert, Kerkaert, Kerchaert, Kerckx, de Kerk, de Kerck, de Kerken: Kerkaert is een -aarad-afleiding van van der Kerke(n).
Kerf, de: 1. Bijnaam voor iemand met een kerf, een snee, een litteken in het gezicht. 2. Beroepsbijnaam van de kerver. Vergelijk Carvers.
Kerfyser, Kervyser, Kersyser: Zinwoord: die het ijzer kerft. Bijnaam van een ridder, krijger die in het ijzer (harnas, schild) kerft. Vergelijk Taillefer.
Kergen. Verscherpte en ontronde vorm van Gorgen? Of van Gerken?
Krignard. Bretonse familienaam Kerignard, plaatsnaam in Sarzeau (Morbihan) of Keringar (Finistre).
Kerjouan. Bretonse plaatsnaam: landgoed van Jouan, Jean.
Kerk, de, de Kerck, de Kerken: Korte vorm voor Van der Kerken. Zie Kerckx.
Kerkaert, Kerckaert, Kerckhaert, Kerchaert: Afleiding van Van der Kerken.
Kerken, van der, van Kerck, van Kerck, Van Kerk, Kerik van de, Kerke, Verkerk, Verkerken, Verkercke, Verkerke. Verspreide familienaam, afgeleid van de woonplaats in de buurt van de kerik of een beroepsactiviteit die met de kerik te maken had: Plaatsnaam ter Kerke, Kerk.
Kerkeneers, Kerkeners, Kelkeneers, Kelkeners, Kerckenaere, Kerkenaere. Naam uit het Middelnederlandse kerkenaer: kerkdienaar, koster.
Kerkens, Kerkenne: Kerreken, Brabantse afleiding van kar.
Kerkhof, van de, den der Kerkhove, van de Kerckhove, van de Kerckhoven, van de Kerchove, (van) van der Kerchove, Kerckhof, Kerckhove, van Kerckhoven,, Kerkhoff, Van de(n) Kerkove, Van Kerchhove, Van de Kerhove, Kerckhove, Kerkhoven, Kerkhofe, Kerkchof, Kerkckhofs, Kerkhofs, Kerckhoffs, Kerckhoff, Kirkhoven, Kirkhove, Kircove, Kerchove, Kerckhoven, Kerhove, Kerchoeve, Kerckhoove, Kerckhoeve, Kerhofs, Kerkovre, Kerkove, Kerkoff, Kerkofs, Van Kerkhoven, (van) Kerkchoven van Kerchove, van Kerchoven, van Kerckoven, van Kerckove, van Kerkove, van kerkoven, (van) Kerkckhove, van Kerkckhoven, van Kerchove, van Kerchoven, van Kerckove, van Kerkcoven, van Kerkoven, van Kerkchove, de Kerckove, de Kerkchove, de Kerchove,....1.Familienaam naar de verspreide plaatsnaam: kerkhof, begraafplaats rond een kerk. 2. Familienaam naar de plaatsnaam Kerkhove (Oost-Vlaanderen) of Kerkhoven (Nederland en Limburg). 2. Plaatsnaam Kerkhove (Oost-Vlaanderen), Kerkhoven (Noord-Brabant, Nederland-Limburg, Belgisch Limburg).
Kerkman, Kerkmans, Kerckmans. 1. Uit het Middelnederlandse kercman: geestelijke. 2. Afleiding van Van der Kerken. Zie Kerken.
Kerkdijk, Kerdijk. Adres-, plaatsnaam.
Kerkmeer, Karmeyer, Kergenmeyer, Kiermeyer, Kiermeer, Kiermer, Kiermaire, Kermaire, Kermer: Beroepsnaam van de kerkmeier: meier in een kerkgebied, beheerder van kerkelijk goed. Vergelijk Duits Kirchmeier, Kerchmeier. Voor de vorrn Karmeyer, vergelijk karspel, kerspel = Duits Kirchspiel: parochie. Kierme(e)r wellicht Oudduits Kirmer, van Kirmeier (vergelijk Kirmes, van Kirchmesse: ker(k)mis).
Kerkmeijer: Beroepsnaam van de kerkmeier ‘meier in een kerkgebied, beheerder van kerkelijk goed’. Vergelijk Duits Kirchmeier, Kerchmeier.
Kerkom, van, van Kerkem, van Kerckhem, van Kerckem: 1. Plaatsnaam Kerkom (Vlaams-Brabant). 2. Kerkom (Limburg).
Kerkovius. Latinisering van Kerkhof.
Kerkovre. Waals hypercorrect voor Kerkove.
Kerkstoel. Vondelingennaam.
Kerkvliet: Waternaam bij Polsbroek (Utrecht).
Kerkvoorde, van, den, van Kerkvoort, (van) Kerckvoorde, van Kerkfort, van Kerkvoort: Plaatsnaam Kerkvoorde bij Evergem (Oost-Vlaanderen).
Kerlen, Kerling: Vadersnaam. Afgeleid van de Germaanse voornaam Karel.
Kerm, van, Kerme, van. Plaatsnaam Kermt, Limburg.
Kermarrec. Bretonse familienaam. Plaatsnaam; gehucht, domein van de ruiter.
Kermesse, Kermis, Kermisch, Kermiche: Bijnaam naar de ker(k)mis, voor een kermisvierder of iemand die op kermissen optreedt. Vergelijk Nederduits Selemisse, Vromisse, Hogemisse.
Kern, Kernen, Keerns, Kerns, Kerren, Kerrens, Kerres, Kerris, Kerens, Keren, Keerens, Keeren, Kehrens, Kehren, Keirens, Cerrens, Kernus, Kirens: Middelnederlands kern(e), keern(e)’it, kern, zaadkorrel’. 1. Beroepsbijnaam of bijnaam voor een puike kerel. Vergelijk Duits Kern. 2. Vadersnaam Keren, van heiligennaam Quirinus. Vergelijk Carrin, Kerinckx.
Kerner: Duitse beroepsnaam van de voerman = Middelnederlands carrenere.
Kerpel, de, Kerpelt, de Kelper, (van) Carpels, Kalpers. Bijnaam of beroepsnaam naar de visnaam karper. Fervent visser, verkoper, kweker. In het Westvlaams karpel of kerpel, in Brabant kelper.
Kerpel, van. Plaatsnaam. 1343 Carpen.
Kerrebijn: Variant van de familienaam Carabin, Karabin ‘Lichte ruiter, gewapend met karabijn’.
Kerrebroeck, van, Kerrebroek, van, (van) Kerrebrouck, van Karrebroeck, Carrebrouck: Plaatsnaam Karrebroek, Kerrebroek: moeras met teenwilgen; in Lokeren, Aalst, Lebbeke (Oost-Vlaanderen).
Kerremanshoek. Plaatsnaam naar de familienaam Kerremans.
Kerrinck, Kerrinckx, Kerinckx. Vadersnaam uit de heiligennaam Quirinus. Vergelijk Carrin.
Kersschaever, van, Kerschaever, van, Kerschaver, van, van Kershaver, Kersehaver, Kerschaven: Plaatsnaam Kersgaver: gaver waar waterkers groeit. Een gaver in drassige grond. Vlaamse familienaam (van) Kers(s)chasser.
Kersavond, van, Kersvont. Bijnaam Kerstavond, vergelijk Kersdag. (vondelingennaam).
Kers, Kerssens, Kersse, Kerssen, Kersjes, Kessens: 1. Beroepsbijnaam van de kersenteler of –handelaar. Vergelijk Duits Kirsch. 2. Spelling voor Keers ‘kaarsՠof van Kers-Kerres.
Kersbergen, van, Kersberg, Kersberger, Kerszberg, Kersberch, Karsbergen, Carsbergen. 1. Plaatsnaam, ridderhofstad bij Zeist, nu Kersbergen. 2. Duitse familienaam Kerschberg(er) van plaatsnaam Kerschberg (Beieren).
Kersbulck: Vlaamse familienaam (van) Keersۢilck, van Keersbulck, met nog veel andere spellingvarianten. Plaatsnaam Kersbilk ‘Bilk, blok, omheind stuk waar waterkers groeit’.
Kerschkamp. Duitse plaatsnaam Kirskamp in Velbert.
Kerschot, Kersschot: Plaatsnaam Ke۲schot in Hoogstraten en Rijkevorsel (Antwerpen).
Kersdag. Naam van de kerkelijke feestdag: Kerstdag. Vergelijk Duits Weihnacht, Engels Christmas.
Kersebeeck, van, Kersbeeck, Kerssebeeck, (van) Kersbeeck, Kersbeek, Ksebeeck, Kesbeke, van Kesbeeck, Kissembeek: 1. Plaatsnaam Kersbeek (Vlaams-Brabant): beek waar waterkers groeit. 2. Een enkele keer Re-interpretatie van Kors.
Kerseboom, Kesseboom, Kersseboom, Karsseboom: 1. Naar de woonplaats bij een kersenboom of bijnaam voor kersenteler. Vergelijk Kerselaer(s), Kirschenbaum.
Kerselaer, Kerselaers, Kerslaers, Kerseleers, Kersselaers, Keselaer, Keyseler, Kersclaers, Kesselaers. Bijnaam voor de kersenteler/-verkoper of uit de verspreide plaatsnaam Kerselaer: kersenboom. Zie ook Kesselaers.
Kersteman, Kesteman, Questeman, Kasteman, Casteman, Castaman: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Kerstiaan, Latijnse heiligennaam Christianus. Vergelijk Duits Christmann; Kesteloot = Casteloot (van kerst = karst). 2. Eventueel bijnaam. Christen.
Kerstens, Kersten, Kerstjens: Vadersnaam. Kersten is de Nederlands vorm voor de heiligennaam Christinus, verkleinvorm van Christianus of Christus. Kerstjens is de verkleinvorm.
Kerstgens, Kerstges, Kerschgens, Keschtges, Keischgens, Kersjes, Kerstjes, Kerskens, Karskens: 1. Vadersnaam. Afleiding van Kerst, Christ, van heiligennaam Christianus. Vergelijk Duits Christle, Christel, Krischke. 2. Afleiding van kerse: kers. Bijnaam voor kersenteler of-koopman. Vergelijk Duits Kirschenbeifier, Kirschenesser. Familienaam Kirschke (Silezi).
Kerte, de. Dekerte is waarschijnlijk een Waals/Oost-Vlaamse aanpassing van Descarte(s).
Kerten, Kertens. Waarschijnlijk variant van Krten, Cortens.
Kerzman, Kerzmann. Duitse beroepsnaam van de kaarsengieter.
Keser, Kzer, Kezer: Beroepsnaam. Nederduits Keser = Kieser: keurder, proever.
Kesnig. Plaatsnaam, Duitsland, Limburg.
Kesselaers, Kesselaar: 1. Inwoner of afkomstig van Kessel. 2. Door assimilatie rs/ss uit Kerselaar, bijnaam voor een kersenteler of verspreide plaatsnaam Kerselaar ‘kersenboom’.
Kessner, Kessener, Kesneer, Kesner: Variant van Duitse familienaam Kastner, Kestner. Middenhoogduits kastenaere, kestener: beheerder van de graanschuur (Kornkasten), inner van de graantienden, belastingen, rentmeester.
Kes: Door assimilatie rs/s uit Kers? Variant van Kees? Of van Kos, Kors (Corstiaan, van Christiaan)?
Kest. Door assimilatie rs/s van Kerst.
Keskin. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nicasius.
Kestelier, de. Middenvlaams kenselier, Middelnederlands canselier, Picardisch cancelier: hoofd van de kanselarij, uitvaardiger van oorkonden, grootzegel-bewaarder, kanselier.
Kesteloot, Kestelot, Kersloot, Casteloot, Castelot, Cerstelotte: Vadersnaam. Kersteloot, afleiding op –lot van de voornaam Kerstiaan, Christianus.
Kestenbaum, Kesztenbaum, Ksten: Duitse plaatsnaam Kestenbaum: kastanjeboom.
Kesteren, van. Plaatsnaam Kesteren (Gelderland) of Kester (Vlaams-Brabant).
Kestermans, Kestetnont, Kestertnont, Kestremond, Kestremont: Afleiding van Van Kester(en).
Kesternich, Kesternick. Duitse plaatsnaam Kesternich.
Kesters. 1. Plaatsnaam Kester (Vlaams-Brabant). 2. Zie De Keister.
Kestier. 1. Zie Questier. 2. Variant van Kastier, van Casier.
Kesting. Door assimilatie rs/ss van Kersting; zie Christyn.
Kestre. Plaatsnaam Kester (Vlaams-Brabant) of variant van De Keister?
Kervink, (van) Kervinck, Korving, Kurvink: Plaatsnaam Carvin (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Kesbeke: Door assimilatie rs > s uit plaatsnaam Kersbeek (Vlaams-Brabant) ‘Beek waar waterkers groeit’.
Kessel, Kexel: Duitse beroepsbijnaam Kessel van de ketelsmid. Vergelijk Ketel.
Kessel, van; van Kesselen, Kessels: Plaatsnaam Kessel (Provincie Antwerpen Noord-Brabant, Nederland Limburg, Vlaams-Brabant, Noordrijn-Westfalen). Of Kessel-lo (Vlaams-Brabant).
Kest: Door assimilatie rs > s uit Kerst.
Kesteloot, Kesteloo, Kestelot, Kersloot, Castelot, Casteloot, Cerstelotte: Vadersnaam. Kesteloot, van Kersteloot, verkleinvorm op –lot van de voornaam Kerstiaan, Christianus. (zoon van).
Kert: Variant van Krt of Kort?
Ketel, van den. Huisnaam De Ketel, naar het uithangbord van de ketelsmid of de brouwer (brouwketel).
Ketel, Ketele: Beroepsbijnaam van de ketelsmid. Of bijnaam naar de huisnaam.
Ketel, van, Ketel, Ketele (de), Quetel, Ketels, Kettel, Kettels, Kettelle, Ketelle, Ketelsen: Huisnaam de Ketel, naar het uithangbord van de ketelsmid of brouwer (brouwketel). De Ketel was ook de naam van een polder bij Moerdijk (Noord-Brabant).
Ketelare, de, (de) Ketelaere, De Ketelacre, de Keteleer, de Keteler, Ketelaar, Ketelaars, Ketelaer, de Ketelaere, Ketelaers, Ketelaerts, Ketelars, Keteleers, Keteleer, Ketelers, Ketelair, Keetlair, Ketelaire, Kettelair, Kettler, Kesseler, Kessler, Keszler, Kesler. Beroepsnaam van de ketelaar, ketellapper, ketelsmid. Duits Kessler.
Ketelbant. Beroepsnaam van de ketelbinder, kuiper, die hoepels maakt om ketels en vaten. Vergelijk Duits Fassbinder.
Ketelbutter, de, Ketelbuters, Ketelbueters: Middelnederlands ketelboeter, ketelbueter: ketellapper. Beroepsnaam.
Ketellaper. Beroepsnaam van de ketellaper.
Ketelslagers, Ketelslegers, Kettelslegers, Keterslegers: Beroepsnaam van de ketelsmid.
Keter, de, Keters. Onduidelijk.
Kethulle, de la, Catulle: Plaatsnaam Keithulle in Huise (Oost-Vlaanderen).
Kets, (van); Ketz: Plaatsnaam Kets (Noord-Holland).
Ketser, Katsers, Katzer: 1. Beoepsnaam. Middelnederlands ketser: onderverkoper, koopman. 2. Bijnaam voor een kaatser, balspeler.
Ketsman, Keytsman: 1. Afleiding van Van Kets. 2. Beroepsnaam van de ketser; zie Ketser.
Kettenmann. Kettmann. Beroepsnaam van de smid die kettingen maakt.
Kettenhoven. Plaatsnaam Kattenhofen, Moselle.
Kettenis, Kettenisz, Ketteniss, de Kettenis, Kathenis, Cathenis. Plaatsnaam Kettenis, Eupen.
Kettenmeyer. Ontronde Re-interpretatie van Oudhoogduits Kottemeier: eigenaar van een kotte: graanschuur. Familienaam Kettemer.
Ketter, Ketzer: Bijnaam. Middenenderlands catter, Duits Ketzer: ketter, iemand die afwijkende meningen verdedigt, ongelovige, slecht mens.
Ketterer. Moedersnaam, van Katharina?
Ketteridge. Engelse vadersnaam. Germaanse voornaam ketil-rk, Angelsaksisch Cytelric.
Ketterizsch. Ontrond van plaatsnaam Ktteritzsch.
Ketterij, van de: 1787 Cornelis Jacobse van de Ketterij, Arnemuiden, was zoutmeter en dus werkzaam in de keterie, namelijk in de zoutketen.
Ketting: Aanpassing van Frans Qutin, van de voornaam Quentin.
Keufgens. Afleiding van Middelnederlands, Middennoordduits kuve: kuip, vat. Beroepsnaam van de kuiper.
Keukelaer, Keukelaere, de, Keukelare, Keukeleere, Keukelaire, Keukeleire, Keukelaar, Keukeleire, Keukelier, de Keuckelaere, Keuckeleire, de Ceukeleer, Ceukelaere, Ceukelaire, Ceukeleire, Ceukelier, De Ceuckelare, Ceuckeleire, Ceuckelier, Cucelaire, Kokelaere, Cocllelaer, Colelaer, Colelaere, Coquelaere, de Koekelare, Koekeloere, Koeckelaers, Gokelaere, Kokenler. Familienaam uit het Middelnederlandse cokelare: tovenaar, goochelaar. Duits Gaukler.
Keukenbroeck, van: Plaatsnaam, misschien Kogenbroich (Noordrijn-Westfalen).
Keukelinck, Keukelin, Keukeling. 1. Zie Coquelin. 2. Ook variant of afleiding van Keukelaere.
Keuken, van der, van Kueken, van Kuiken: Beroepsnaam voor de kok, iemand verbonden aan de keukendienst, aan een gaarkeuken. Vergelijk (de) Kok.
Keulebroek, van: Door wisseling van n/l van van Keunebroeck. Plaatsnaam Koningbroek in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen).
Keuleers, Keulers, Keuller, Ceulaers, Keulartz, Ceuleers, Ceulers, Cuelers, de Ceulaer, de Keulhart, de Ceulaerde, de Ceular, Culer. Vadersnaam. Variant met gepalataliseerde vocaal (o/eu) van Colaerts. Zie Collaert(s).
Keulemans, Ceulemans, Ceulemants, Cuelemans, Cuelemants, Culemans: 1. Afleiding van de stadsnaam Keulen: Keulenaar. Vadersnaam. 2. Variant van Colemans, afleiding van Nikolaas. Zie Colman
Keulen, (van); Ceulen, van Colen, van Kolen, van Kol, van Koll: Plaatsnaam Keulen, Duits Kln (Noordrijn-Westfalen).
Keulenaar (de), Keulenaer, Keulenaere, de, (de) Keuleneer, de Keuleneir, Keuleneire, Keuleneers, Keulener, de Kueleneer, Keulenner, Ceulenaere, Ceulenaers, Cuelener, (de) Ceulenaer, Cueleneer, (van) Culemaere, Cuelenaire, de Ceulener, Ceuleneere, Cueleneire, Cuelenaere, Cullenaire, Culnaire, Deculenaire: Keulenaar, afkomstig van Keulen.
Keur: 1607 Herman den Cuer = 1609 Herman Melchiors Cour = Harmen de Dachcour, Zutphen. Het voorzetsel de is dubbelop, want Dachicourt = d’Achicourt, Plaatsnaam in Pas-de-Calais.
Keurentjes: Vadersnaam. Verkleinvorm bij voornaam Cornelius.
Keurlinckx, Ceurlinx: Keurlingen waren door het lot aangewezen soldaten. Maar wellicht gaat het om een variant van Curinckx (met diss. r/rl en invloed van het -ling-suffix).
Keuterick, Keuterickx, Ceuterick, Cueterickx, Ceutrick, Ceutrickx, Kotterinck, Kotterik. Afleiding van het Middelnederlandse coter, keuter: bewoner van een kleine boerderij, keuterboer.
Keutgens, Koetje, Kuetgens, Keutiens, Kttgen. Vadersnaam. Verkleinvorm van de vornaam Kurt, Konrad.
Keuvelaar: Middelnederlands covelaer ‘geestelijke broeder, monnik’die een covel, cuevel իap, mantelkapՠdraagt’.
Keuwer, de. Afleiding van Middelnederlands cuwe, keuwe: kuip, vat. Beroepsnaam van de kuiper.
Kevelaer, Kevelaerts, Kevelaers, Kevelaars, Keevelears: Afleiding van Middelnederlands kevel: tandeloos. Bijnaam.
Kevelar, van. Plaatsnaam Kevelaer. Duitsland.
Kevenaar: Misschien door wisseling l/n uit Kevelaer, afleiding van Middelnederlands kevel ‘Tandeloos’.
Kever, de, Kevers, Kever, Kaivers: Bijnaam naar enige gelijkenis of verband met een kever.
Keij, Key, Keij, Keyen, Keijen, de Keye, de Key: Bijnaam naar een of andere gelijkenis met een kei (bijvoorbeeld kale schedel)? Of vroeg Nederlands keye ‘Dwaas’. Of West-Vlaamse kei ‘gierigaard, koppigaard’.
Keyaert, Keyaerts, Keyaertz, Keijaerts, Keijrts, Keijers, Keyerts, Keyers, Kayaerts, Kayart, Kayarts, Caeyers zijn Brabantse vormen van bovenstaande. 1. Bijnaam voor een dwaas, een gek. 2. Verkorte vorm van Van de Keyaert: plaatsnaam die duidt op de aanwezigheid van veel keien. Vergelijk Callewier. 3. Vorm van Keyngnaert. Plaatsnaam in Oudenburg, uitgesproken Keiaard.
Keyberg, Keybergh, (van) Keyenberg), (van) Keyenbergh, (van) Keijenberg, Keijenbergh: 1. Verspreide plaatsnaam Keiberg. Maar deze Brabantse familienaam gaat waarschijnlijk op een Brabantse plaatsnaam terug, bijvoorbeeld 1328 supra Keybergh, Lv. 2. Keienberg soms dialect van 1340 Coudenberghe, Kumtich.
Keybus, van den, Vandekeybus, van de, (den) Keijbus. Familienaam uit de plaatsnaam Keebus(ch) in onder andere Dikkebus (West-Vlaanderen) en mogelijk ook in de Noorderkempen.
Keyderner, Keydeners, Keijdern, Keijdeners. Wellicht aanpassing van Duits Ktner: keuterboer.
Keykens, Keykens, Keijken, Keijkens, Keikens: Afleiding van Key. Bijnaam.
Keymacker. Beroepsnaam van de kaaimaker; stratenmaker. Vergelijk Caeymaex.
Keymolen (van), (van) Keymeulen, (van) Keijmolen, Keijmeulen, van Keijmeulen, van Kemeulen, Keymol, Keimeul, Ceymolen, Ceymeulen, Keymolden. Familienaam uit de plaatsnaam Keimolen in Kaster (West-Vlaanderen) en Kruishoutem (Oost-Vlaanderen). Of wat het meest logisch lijkt op basis van de verspreiding van de naam Keymolen en varianten: naar de wijk Keimolen in Moorsel bij Aalst (Oost-Vlaanderen). In datzelfde dorp was ook een steengroeve voor zandsteenwinning. Dit maakt deze locatie nog waarschijnlijker.
Keijl: 1. Duits familienaam Keil, Middelhoogduits kil, Duits Keil’wig, keil’. Bijnaam voor een lomperd. 2. Variant van Kegel (vergelijk Middelnederlands segel, van zeil). Middelnederlands kegel, keil ‘kegel; keg, wig’.
Keijmel: Spellingvariant van de familienaam (de) Kemel. Bijnaam naar de gelijkenis met een kameel (lange benen?). Ook huisnaam, bijvoorbeeld in Ieper. De Zeeuwse Keijmels stammen van Salzburgse immigranten. De Zeeuwse naam is een aanpassing van Duits Kaimel, Kmel, Kaiml, Kambl ‘kameel.
Keyn, de, de Keyne, Dekeijn, Dekeine, Dekein, Kein: 1. Vlaamse aanpassing van De Kain. Zie Dequin. 2. Misschien aanpassing (met vertaling van lidwoord) van Picardisch Lekain : Lechien, de Hond. Zie (de) Kien. 3. Eventueel Vlaamse. aanpassing van Duquaine. Zie Duchne.
Keijn: Uit Dekeijn, Dekein, aanpassing van De Kain, Dequin. Plaatsnaam Kain (Henegouwen).
Keijster, de: Ook de Keister. Beroepsnaam. Oudfrans Coistre ‘koksjongen’.
Keyzerswaard, van, van Keyserwer: Plaatsnaam Kaiserwerth (Duitsland).
Kezel, de; de Kesel, Kesele; Bijnaam. Middelnederlands Kezel ‘kiezelsteen, kei’. Een behendige werper? Vergelijk Keij. Vergelijk de Duits familienaam Kesel = Kiesel.
Khan, Nanhekhan, Hassankhan, Ramlakhan, Khanna, Mahawat Khan, Qan. De familienaam Khan is ondermeer afkomstig uit Pakistan, Afghanistan, India, Brits Guyana en Suriname. Betekent heerser in Mongools en Turks, vrouwelijke vorm is Khatoun.
Khaouiry. Arabische naam met ‘mogelijkՠbetekenis: weldadig, gul of priester/imam.
Kibbe, Kiebbe: 1. Vadersnaam. Bakernaam. 2. Variant van Kiepe?
Kicheleer. Beroepsnaan. Duits Kiechler, Zwabische ontronde vorm van Kchler: koekenbakker.
Kichelmcher. Duits dialect ontronde vorm van Kchelmacher: koekenbakker. Beroepsnaam. Vergelijk Kicheleer.
Kichels, Kiggels, Kikels. Verdwenen familienaam die wellicht teruggaat op het Duitse kchel (: koek). Beroepsbijnaam van de koekenbakker.
Kick, Kickx, Kicq, Kiek, Kik, Kiec, Kix: Afleiding van werkwoord kikken: een kik geven. Bijnaam voor een zwijgzaam iemand?
Kiebach. Ontronde vorm van Duitse plaatsnaam Khbach (Beieren).
Kieboom, van den, Kieboom, Kiebooms: Plaatsnaam Kieboom, van Kienboom ‘Dennenboom, sparrenboom’.
Kieffer, Kiefer, Kifer: 1. Nederduitse en Oudduitse bijnaam. Afleiding van Middenhoogduits kfen: kijven, twisten. Vergelijk Keifer. 2. Duitse ontronde vorm van Kufer: kuiper. Of van Kiefer; dennenboom?
Kiehl, Kihl: Ontronde vorm van Duits Khl: koel, rustig, onverschillig, onverstoorbaar. Bijnaam.
Kieft, van der: Plaatsnaam Kieft(e)in Raalte, Overijssel en Deventer Overijssel.
Kiekebosch: Volksetymologische vervorming van de Vlaamse familienaam Kiekepoos, die zelf al een aanpassing is van Frans Quiquempois, Quiquenpois, Quinquenbois. Plaatsnaam Quicampois, een molen in Bazuel bij Kales (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen): Oudfrans cui quեn post ‘Tot spijt van wie ‘t benijdt’.
Kiekeman, Kiekemans. Beroepsnaam van de poelier, pluimveehandelaar. Vergelijk Kiekens.
Kieken, Kiekens, Kiecken, Kieckens, Kicken, Kickens, Kuiken, Kuyken, Kuykens, Kuyckens, Kuijken, Kuijckens, Cuijkens, Cuyken, Cuykens, Cuyckens, Scuijkens, Keukens. Zuidnederlands kieken, Nederlands kuiken. Beroepsnaam van de poelier, de pluimveehandelaar.
Kieken, van. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Plaatsnaam?
Kiekheben. Nederduits Kiekheben: kiek hven. Nederduits heven, hven, Engels heaven: hemel. Bijnaam voor iemand die naar de hemel kijkt. Vergelijk Duits Sternldker, Himmelseher.
Kiel: Middelnederlands kidel, kedel ‘kiel, wijd en kort overkleed’. Bijnaam naar het kledingstuk.
Kiel, van. 1. Plaatsnaam Kiel (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Kiel (Duitsland). Kielbaey: Engelse familienaam.
Kiela: Misschien aanpassing van Frans Quillard, Quillat ‘kegelaar, kegelspeler’.
Kielder: Misschien uit Duits Kieler, afkomstig van Kiel (Sleeswijk-Holstein).
Kieldonck, van, van Kildonck, Kilsdonck: Plaatsnaam Keldonk (Noord-Brabant).
Kielen: Wellicht vadersnaam, van Kilianus.
Kielich. Ontronde vorm van Duits Kulich, van Oostduits-Slavisch Kulicke, afleiding van Pools kula: bol of kulik, kulig: meeuw.
Kielman: 1. Killeman, afleiding van kil ‘koud’. 2. Afleiding van Plaatsnaam Kiel (Coevorden, Provincie Antwerpen, Sleeswijk-Holstein).
Kielstra: Friese afleiding van Kielen of van Kiel.
Kien, de. Aanpassing van Picardisch Lekien: de Hond.
Kienhuis, Kienhorst, Kien, Kienhuize. Adres-, plaatsnaam.
Kienzel, Kincel, Kinczel, Kinzl, Kienzle, Kienzl, Kintzele, Kintzel: Vadersnaam. Duits dialect (Zwaben) ontronde vorm van Knzel, Kunzel, afleiding van Kunz, Konrad.
Kiep, Kiepe, Kip, Kipp, Kippes, Kips: 1. Middenenderlands kiepe: korf, mand, rugkorf. Beroepsnaam van de mandenvlechter. Vergelijk De Kieper. 2. Middelnederlands kip, kijp, Middennoordduits kip: pak of bundel huiden of vlas. Beroepsnaam.
Kieper, de, de Kieber, (de) Kiper, Kippers, Kippes: Afleiding van Middelnederlands kiepe: korf, mand. Beroepsnaam van de mandenvlechter. Vergelijk Corvers, Nederduits Kieper, Kiepenheuer.
Kieret: Nederlands spelling van de Frans familienaam Quiret, verkleinvorm van de heiligennaam Quirinus.
Kiers, Keers, Keersch, Krijnen, Krynen. Vadersnaam bij de voornaam Kier/Keer, verbogen met een -s (van Kierszoon). De oorsprong van deze voornaam is onduidelijk. De naam is mogelijk in verband te brengen met Quirinus, al zou men dan eerder de naamvorm Krien of Krijn verwachten. Kan afgeleid zijn van kaars of van kers, de laatste twee met Quirinus.
Kierszenczweig. Joods-Duitse familienaam Kirschenzweig: kersentwijg.
Kies, Kis, Kiss, Kisz, Kiz. Naam uit de verspreide Duitse plaatsnaam Kies: kiezelgrond.
Kiesecoms, Kiesekoms: Plaatsnaam Kiezegem (Vlaams-Brabant).
Kiesel, Kissel, Kiessel, Kieszl, Kieselstein, Kisselstein, Kiselstein: Bijnaam. Middenhoogduits kisel: kiezelsteen, hagelsteen. Vergelijk De Kezel.
Kiesenberg: Plaatsnaam (Beieren).
Kiesewetter, Kizeweter: Bijnaam voor iemand die het weer observeert, weerprofeet. Duits kiesen: keuren.
Kiesler, Kisler, Kissler: Afleiding van plaatsnaam Kies, Kiesel: kiezel.
Kiessling, Kisling: Duits Kiesling, Middenhoogduits kiselinc: kiezelsteen. Vergelijk Kiesel, De Kezel.
Kieviet, (de) Kievit, Kievitt, Kievith, Kievits, Kiewiet, de, Kiewit, Kiewitz, Kiewitt, Kiviet, Kivits, Kivit, Kieft: Bijnaam naar de vogelnaam, de kieviet. Vergelijk Duits Ki(e)bitz. De vogel speelde een grote rol in het volksgeloof.
Kiggen, Kegge: Middelnederlands kigge, kegge: ijzeren wig. Beroepsnaam.
Kijvere, de, de Kyver, de Kyvere: Aanpassing (met vertalingvan lidwoord) van Picardisch Laquivre, Frans Lachvre: de geit. De Re-interpretatie ‘kijverՠis te begrijpen via Picardische uitspraak kivre.
Kik: Afleiding van het werkwoord kikken ‘aen kik geven’.
Kikkert, Kickert, Kikker, Kikkers: 1. Familienaam afkomstig van de plaatsnaam Kikkert, die voorkomt bij Delft (Zuid-Holland), bij Enkhuizen (Noord-Holland) of een andere plaatsnaam elders (Kikkert zou een rustig gelegen plaats in n van voorgaande gemeentes kunnen zijn). 2. Mogelijk is de familienaam afgeleid van de voornaam Kik, een koosvorm van Keke (Cornelis). In dit geval een vadersnaam. 3. Mogelijk verwijst de naam ook naar de kikker (het dier), dat in de vorm van een huisnaam, hetzij een uithangbord, hetzij een bijnaam overgegaan is op een familienaam.
Kil: Bijnaam, kil ‘koud’. Vadersnaam, bakernaam? Of korte vorm van heiligennaam Kilianus.
Kilbaert, Kilbert. Misschien variant van Gilbert, metg/k- verscherping.
Kilesse, Kileste, Kelles: Waalse familienaam. Misschien Waalse aanpassing van Duits Kilius = Kilian.
Kilianus, Kilian, Kilians, Killian: 1. De lexicograaf Cornelis van Kiel (Duffel 1530, Antwerpen, 1607) latiniseerde zijn naam tot Cornlius Kilianus Dufflaeus. 2. Vadersnaam. Heiligennaam Kilianus, van Keltische oorsprong.
Kili, Kilic, Kiliaslan, Kilikaya, Kilioglu, Ercili, Karacili. De familienaam Kili of Kilic is afkomstig uit Turkije, betekent zwaard.
Killem, van. Plaatsnaam Killem, Frans-Vlaanderen.
Killemaes, Kilemoes, Killemoes, Kielemoes, Kielmoes: Uit Killemans, Kielemans. 1. Bijnaam. Afleiding van kil: koud. 2. Afleiding van plaatsnaam Kiel (Antwerpen, Duitsland). 3. Drager van een kiel. Vergelijk Kiel.
Killingbroeck. Engelse plaatsnaam Killingbrook?
Kilsdonk, van. Plaats- adresnaam, Dinther, Oosterhout.
Kimenai: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord (ai < ade) uit Kimmenade, van van Kemenade, ook Kemna. Middelnederlands kemenade, kimmenade ‘kamer met stookplaats; hofstede, boerenwoning’uit Latijnse caminata, waaruit ook Frans Chemine ‘Schoorsteen’. Nederduits Kemna(h) van Kemnade. Plaatsnaam in Son (Noord-Brabant).
Kimmel, Kimel, Kiemmel: Ontronde vorm van Duits Kmmel ‘karwij, komijn (kruid)’. Bijnaam.
Kimmer. Duitse beroepsnaam van de kuiper.
Kimmlingen. Plaatsnaam. Rijnland-Palts.
Kin, Kinne: 1. Bijnaam voor iemand met opvallende, uitstekende of scherpe kin. Engels Chin(n).
Kinaple, Kinable, Kinabel. 1. Familienaam in Limburg en Luik. Nederduits kienappel, Duits Kienapfel: pijnappel. Ook Scandinavische familienaam Kienapel, Kinapel, 2. De naam kan hypercorrect zijn voor Kinappe, aangezien -ape als -able werd opgevat.
Kinappe, Kinappen, Kinapen, Kinapenne, Kinaupenne: 1.Verwaalsing van Knapen. 2. Eventueel door Waalse pl/p-reductie, van Kinaple.
Kinard, Kinart, Kinaert, Kinarz, Kinat, Kina, Kinas, Kinnard, Kinnar, Kinnart, Kinnaer, Kinnaert, Kinnear, Kinnaes, Kinna, Quinard, Quinart, Quinna, Quenard. Vadersnaam uit voornamen als Jacquin/Jackin, Florquin/Florkin, Rasquin/Raskin, Josquin/Joskin, waarbij het voorste naamgedeelte wegviel. De verkleinvorm kin/quin bleef bewaard en groeide uit tot een zelfstandige familienaam.
Kind, (de); (de) Kindt, Kindts, Kints, Kint: Ook Kint, naast logischer ‘t Kint, Tkint. Middelnederlands kint’kind, jongeling; jong ridder, knecht, dienaar’.
Kindekens, Kindgen, Kintgen, Kentjens: Bijnaam. Afleiding van Kind. Middelnederlands kindekin was ook een maat, een vaatje, ton.
Kinderdijk: Plaatsnaam in Alblasserdam en Nieuwlekkerland (Zuid-Holland).
Kinderen, (van) der Kinderen, Kinder, de Kindere, (de) Kinders, Kinder, Derkinderen, (van) der Kindere, Kinderen, van de Kinderen, Verkindere, Verkinderen, Verkindre, Verkindet, Verkindert, Verkyndere, Verkynderen, Verkyndt, Verkainder, Verkaindere,: Eigenlijk Derkinderen, afleiding meervoud ‘Van de kinderen’(vanɠde vadersnaam zelf is weggevallen) vergelijk Frans Desenfants, Lesenfants, Auxenfans.
Kindermans, Kindermann. Afleiding van de vorige familienaam.
Kinet, Kinnet, Quinet, Quinez. Verkorte vorm/knuffelvorm van Jacquinet, Frankinet, Rasquinet.
Kinique, Kiniques. Waals kinike: balletje, teelbal. Bijnaam. Vergelijk Cloet.
Kinkartz, Kickartz, Kinker, Kinck: Afleiding van Middelnederlands quinken: zich snel bewegen, op en neer gaan, flikkeren, schitteren. Vergelijk Quinke.
Kinkin, Kikin: Vadersnaam. Dubbel suffix -kin. Dus vleivorm van een vleivorm op -kin, zoals Florkin, Raskin enz. Vergelijk Kinet.
Kinon, Quinon, Quiingnon, Quignon, Kignon: Vadersnaam. Afleiding op -kin (-quin), bijvoorbeeld Florkin, Renkin, Wilkin; of korte vorm van bijvoorbeeld Jacquinon, Hackinon. Voor Quignon, vergelijk Quinet = Quignet.
Kinot, Kinots, Kino, Kinoo, Quino. 1.Vadersnaam, knuffelvorm van een -kin,-quin-uitgang, zoals bijvoorbeeld in Florquin, Josquin. 2. In de Westhoek wordt Kino(o) met een scherpe-lange O uitgesproken, zodat het daar ook een afleiding kan zijn van Quesnoy: plaatsnaam uit het Picardisch kaisnoit: eikenbos.
Kingma, Kingmans: Vadersnaam. Afleiding van de Friese voornaam Kinge, vleivorm uit de kindertaal voor Rinse, Rinske, van Rein-naam.
Kinket: Vernederlandsing van de Frans familienaam Quinquet. Verkleinvorm van Oudfrans quinque ‘kolfspel’. Bijnaam voor een speler. Oudfrans quinquette is ook de naam van een vis. De quinquet ‘mlielamp, petroleumlampՠ(1789), werd uitgevonden door de fysicus Argand omstreeks 1782, maar vervaardigd en geperfectioneerd door de apotheker Quinquet, die er zijn naam aan gaf.
Kinsbergen. Plaatsnaam. 1391 Kinsberghe bij Dalfsen (Overijssel).
Kinsch. Wellicht spelling voor Kins-Kints.
Kinschot, van den, Kinschots: Plaatsnaam Kinschot in Tnh. en Hoogstraten (Antwerpen).
Kinsman. Middelnederlands kinne; verwant. Vergelijk Engels kinsman.
Kinsy, Plaatsnaam Quincy (onder meer Meuse, Seine-et-Marne, Aisne)?
Kint, Kints, Kins, Kyns, Tkinddt, Tkindt, Tkindt, Tkint, t’indt, t’int, Ԕkindt, ‘T Kint, Kinds, Kintz, Kindt, Kindts, D’indt, (de) Kyndt, Dekindt, de Kijndt, Kyndts. Dit zijn allemaal varianten van dezelfde Middelnederlandse naam kint. Dit kan onder andere afgeleid zijn van: kind, aankomende jongen of meisje, jong ridder, jongeman van aanzienlijke geboorte, dienaar, adellijke bastaard.
Kintz. 1. Zie Kints. 2. Vadersnaam. Duits Kinz, ontrond van Kunz, Knz van Konrad.
Kip, Kips: Middelnederlands kip, kijp, Mnd. Kip ‘ak of bundel huiden of vlas’. Beroepsbijnaam.
Kipgen. Rijnlands afleiding van Kip(p) (zie Kiepe) of van Middennoordduits kipp: punt, tip (bijvoorbeeld van muts, vandaar vaak veldnaam).
Kippenberger. Limburgse of Nederrijnse plaatsnaam?
Kippersluis (van), Kippersluys. Familienaam naar de plaatsnaam Kippersluis: een sluis met een kantel(kipper)mechanisme. De plaats moet gelegen zijn (of is) in de buurt van Utrecht.
Kiraly. Hongaarse afleiding van Pools Krol: koning, van Karol; Karel de Grote.
Kirbach, Kirpag. Duitse plaatsnaam van Kirchbach, onder meer in Beieren.
Kirberg, Kirberger. Duitse plaatsnaam.
Kirbis, Kirbisch. Ontrond van Duits Kurbis: pompoen. Beroepsnaam.
Kirch. Duitse plaatsnaam Kirche: kerk. Of hypercorrect voor Kirsch?
Kirchberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Kirchberg.
Kirchen, Kirchens. Verspreide Duitse plaatsnaam Kirchen, van Kirchheim.
Kirchhof, Kirchhoff, Kirchhofer, Kirchhfer: Duits Kirchhof: kerkhof. Plaatsnaam.
Kirchman, Kirchmann. Pendant van Kerkman.
Kirchner. Duitse beroepsnaam van Middenhoogduits kirchenaere: koster. Vergelijk Kerkeneers.
Kirkels, Kierkels: Duitse plaatsnaam Kirkel.
Kirkland, Kirtland, Kertland: Plaatsnaam Kirkland.
Kirkpatrick. Kerik genoemd naar Sint Patrick.
Kirpestein, Kerpestein: Vermoedelijk met ingelaste pe uit Kirstein.
Kirstein: Spelling voor Duits Kirschstein. 1. Re-interpretatie van Kirsten, Kersten. 2. Bijnaam Kirschenstein ‘kersenpit’. Vergelijk ook Kryksztein.
Kirschstein, Kirsstein, Kirchenstein: 1. Vadersnaam. Re-interpretatie van Kirsten, Kersten. 2. Bijnaam Kirschenstein: kersenpit. Vergelijk Kryksztein.
Kirschen, Kirsch, Kirsz, Kiers, Kiersz: Duitse bijnaam Kirsche: kers. Vergelijk Kers. Maar verwarring met Kirch(en) is in het Rijnland niet uitgesloten.
Kirschfink, Kirschvinck, Kirschvink, Kirschwink, Kirsfinck: 1. Bijnaam naar de kersvink: groenling, vlasvink. 2. Of in N.-W.-Duitsland Kirchvink: kerkvink, bijnaam voor iemand die een kerkelijke prebende heeft.
Kirschke. Re-interpretatie en klankverandering van Krischke, afleiding van Krischan, Christian. Vergelijk Kerstgens, Kerskens.
Kirschner, Kirsner. 1. Rijnlandse uitspraak van Kirchner. 2. Ontrond van Krschner: bontwerker, pelswerker.
Kirsten, Kirstein, Kirscht, Kirschten: Vadersnaam. Voornaam Christianus.
Kirth, Kirt, Kirten: Vadersnaam. Ontrond van Kurt, Krten: Konrad.
Kirvel, Kirfel: Wellicht Middenhoogduits, Nederlands kervel. Bijnaam.
Kiser: Hypercorrecte spelling voor Keiser.
Kisner, Kistner. Duitse beroepsnaam van de kisten-, kastenmaker.
Kisling, Kiessling. Duitse familienaam uit het Middelhoogduitse kiselinc: kiezelsteen. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Kissen. Waarschijnlijk variant van Kessen.
Kist, Kiste. Beroepsnaam van de kistenmaker.
Kistenmaker, Kistemaker, Kistemaeckers, Steenkist: Beroepsnaam van de kistenmaker, timmerman, meubelmaker.
Kisteman, Kistemann, Kisterman: Duitse beroepsnaam van de kistenmaker.
Kistenborgh. Waarschijnlijk een Nederlandse plaatsnaam.
Kistenkas. Beroepsnaam voor de kistenmaker.
Kisters. 1. Beroepsnaam van de kistenmaker. Vergelijk Kistenmaker. 2. Variant van Kesters.
Kiters: Verhaspeling van Gieters? Verkeerde lezing van de familienaam Cieters.
Kits. Vadersnaam. Afleiding van een bakernaam. Vergelijk Kitzen.
Kitslaar. Wellicht aanpassing van Duits Kitzler, Kitschler, afleiding van Kitschold, Kitzo = Christian.
Kittel. Duitse bijnaam Kittel: kiel, overkleed? Vergelijk Kiel.
Kitzen: Vadersnaam. Duitse voornaam.
Klaerchen, Klrgen: Moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Clara.
Klaasen, Klaasse, Klasen, Klaassen, Klaassens, Klaaszens, Klaessen, Klasema, Klazes, Klasinga, Klasing Clausing, Nicolai, Claassen, Claassens, Claes, Claessens, Claessen, Classen: Vadersnaam. Van de korte vorm Klaas van de heiligennaam Nik(o)laas.
Klaaijsen, Klaaijssen, Klaaijzen, Klaeijsen, Claeijs, Claeijsens, Clais, Claij, Claijes: Vadersnaam. van Klaais, korte vorm van de voornam Niklaais, de heiligennaam Nikolaas, die in het West-Vlaamse ook wel Sint-Niklaai genoemd wordt.
Klagsbald. Vervorming van Duitse plaatsnaam Glaswald?
Klainbaum. Duits Kleinbaum; kleine boom.
Klajnhendler. Bijnaam en vadersnaam. Duits Kleinhendl: klein Jantje. Vergelijk Kleinjans, Duits Kleinhendlin, Kleinhenne, Kleinhensel.
Klammer, Klammers. Vadersnaam. Nederduitse voornaam Clamer.
Klanderud. Plaatsnaam in Eldskog Vinger (Noorwegen).
Klap, Klappe: 1. Bijnaam voor een prater, babbelaar. Middelnederlands en Vlaamse klap ‘gepraat’Zeeuws klapper ‘klikspaan’. 2. Bijnaam voor iemand die met een klap of klepper rondloopt? Melaatsen moesten hun komst aankondigen met een ratel.
Klapdoor, Klapthor: Nederduits Klapdor ‘klapdeur in een afsluiting’.
Klapdorp, van, (van) Clapdorp, van Clapdurp. Familienaam uit de plaatsnaam Klapdorp, de oude naam van Sint-Pauwels (Oost-Vlaanderen).
Klaperzon. Duits Klapperzahn. Bijnaam voor iemand die klappertandt.
Klapholz. Hoogduitse vorm van Nederduits Klapholt, Middelnederlands claphout: stuk gekloofd eikenhout, eikenhouten plank. Beroepsnaam, wellicht van de duigenklover.
Klapper, Klappert, Klafert, Klaffert, Kleffert, Klefer: Middelnederlands, Nederduits klapper, Hoogduits Klaffert: babbelaar, kletser, kwaadspreker. Vergelijk Clappaert.
Klaps, Klapp. 1. Bijnaam voor een prater, een babbelaar. 2.Bijnaam voor iemand die met een klep, een klapper rondloopt. Melaatsen moesten hun aankomst bijvoorbeeld met een ratel aankondigen.
Klapwijk: Plaatsnaam (Zuid-Holland). De Klapwijkse Vaart loopt ten oosten van Pijnakker (Zuid-Holland).
Klaren, Cleeren: Moedersnaam. Verbogen vorm van de meisjesnaam Clare, Clere, van heiligennaam Clara.
Klarenbeek, Clarebeeck: Plaatsnaam Klarenbeek in Apeldoorn (Gelderland), ook in Middelburg (Zeeland), Voorst (Gelderland) en Doornspijk (Gelderland).
Klares. Vadersnaam. Rijnlandse vorm van Latijnse heiligennaam Hilarius,
Klarfeld. Duitse plaatsnaam.
Klashorst, van de: Variant van de familienaam Glashorst. Plaatsnaam.
Klatte, Klatt, Klatter: Nederduitse bijnaam voor iemand met borstelig haar, een klattenkopp, iemand die er verwaarloosd uitziet.
Klausener, Klausner. 1. Duitse bijnaam voor een kluizenaar. 2. Naar de woonplaats aan een Klause: kluis. Plaatsnaam Clausen (Zuid-Tirol).
Klausing. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Klaus.
Klaver: Bijnaam naar de klaver. Naar de woonplaats bij een klaverveld of voor de klaverboer (Duits Kleebauer). Of naar het bijgeloof aan het gelukbrengende klaverblad. (Duits Kleeblatt). Vergelijk Duits Klee.
Klaveren, van: Naar een van de vele plaatsnamen met klaver, bijvoorbeeld Clavere in Wimille (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). Of naar de klaverwei van een veehouder.
Kleef (van), (van) Cleef, van Cleven, van Cleve, Cleven, van Clve, van Cleff, van Clef, Kleve, Vercleven. Familienaam uit de plaatsnaam Kleef/Kleve aan de Neder-Rijn (Noordrijn-Westfalen).
Klawitter. Litouws-Oost-Pruisische familienaam. Afleiding van plaatsnaam klava: esdoorn of van vadersnaam Klawa, van Nikolaus?
Klawuhn, Klawunn, Klawonn, Klawon; Vadersnaam. Litouwse afleiding van de voornaam Nikolaus.
Kleber, Klber, Klbert, Kliber: 1. Variant van Duits Klaiber: metselaar. Beroepsnaam. 2. Verhoogduitste vorm van Klever (Vergelijk beben/beven) van plaatsnaam Kleve: Kleef (Nederrijn).
Kleck, Klecker, Kleker, Klak: Plaatsnaam Kleck, Middenhoogduits Mac: spleet, kloof.
Klee. 1. Duits Klee: klaver. Vergelijk Klaver. 2. Vadersnaam Klee, van Klewe/Clewi, van heiligennaam Nikolaus.
Kleeblatt. Bijnaam naar het bijgeloof aan het klaverblad.
Kleefeld. Verspreide Duitse plaatsnaam Kleefeld: klaverveld; vaak verward met Kleifeld: kleiveld.
Kleemann: 1. Afleiding van Duits Klee ‘klaver’zoals familienaam Claevermans. 2. Afleiding van Duits Vadersnaam. Klee, van Klewe, Clewi, van heiligennaam Nikolaus. 3. Variant van Clment. Vergelijk Clemans, zie Clemens.
Kleerkoper, Kleerekoper. Beroepsnaam van de opkoper van oude kleren.
Kleermaecker, de, Kleermaeker, de, Kleermaker, de, de Cleermaeker, de Cleermaecker: Beroepsnaam van de kleermaker.
Klei, van der; van der Kleij: Plaatsnaam Klei in Ulrum (Groningen, Zuid-Holland).
Kleiboer, Kleijer, Kleyer, Klijer: Beroepsnaam van de boer op leemgrond, vergelijk Nederduitse Kleibauer.
Kleibrink. Nederduitse plaatsnaam open ruimte, plein met klei.
Kleikers, Kleijers. Vervorming van Kleikens.
Klein, van der, Kleins, Kleine, Kleyn, Klijn, van der Kleijne, (de) Cleijn, Kleijn, de Klein, de Kleine, de Kleijn, de Kleyn, (de) Clein, de Cleyn, Clayn, Kleen, Cleen, De Cleene, De Cleen, Clens, (de) Klyn: Bijnaam naar de kleine gestalte. Vergelijk Frans Petit. Zie ook Klyn. Kleynhens, Cleynhens; zoon van Hens, Hans, Johannes.
Klein, van der; van der Kleijn: De familienaam Klein met secundaire vander-aanloop? Of reinterpretatie van van der Klei?
Kleindop, Kleindopp. Familienaam uit de plaatsnaam Kleindorp, Nederlands-Limburg en Gelderland.
Kleinbannink: Bijnaam. Klein en Vadersnaam. Bannink (zie op dat woord).
Kleinbard. Bijnaam Klein + voornaam Bart. Vergelijk Duitse Kleinbrecht.
Kleinberg, Kleineberg, Klejnberg, Clemberck, Colnebert: Plaatsnaam Kleine Berg. Kleinberg (Beieren).
Kleinblatt. Wellicht re-interpretatie van Kleeblatt.
Kleinbongartz. Plaatsnaam Kleine Boomgaard.
Kleienbreugel, van Kleynenbruegel, van Cleynnenbreugel, van Cleyenbreugel, van Cleynenbrugel, van Cleijnenbreugel: Plaatsnaam Kleine-Brogel (Limburg).
Kleinendorst: Bijnaam voor iemand die weinig dorst heeft. Vergelijk de familienaam Grootendorst.
Kleinepier: Bijnaam. Klein en Vadersnaam. Pier, Frans Pierre ‘Pieter’. Vergelijk Jongepier.
Kleiner, Klaine, Klainer, Klaines, Klenner, Klener, Cleners, Klenes, Cleenders, Klinder, Kliner: Bijnaam voor de kleinere. Kleiner kan ook Duitse verbogen vorm zijn van klein. Vergelijk Klein.
Kleinfeld, Klajnfeld, Klainfeld: Duitse plaatsnaam Kleinfeld (Beieren).
Klein Hisselink: Bijnaam. Klein en Vadersnaam. Hisselink, afleiding van Hissel, van Hitzel, verkleinvorm van de Germaanse voornaam Hizzo, verkleinvorm van een hild-naam.
Kleinhout. Plaatsnaam Klein Hout: klein bos? Of Re-interpretatie van Kleinod?
Kleinjan, Kleinjans, Kleijnjans, Kleynjans, Clenjans, Cleynhens, Cleijnhens, Cleijnhens, Clynhens, Clynans: Bijnaam. Klein en voornaam Jan. Bijnaam voor een kleine Jan of voor de zoon van een Jan, kruising van bijnaam en vadersnaam.
Kleij, van der, Kley, van der, Kleij, van, Kley van, Klei, Kleijer, Kleyer, Verkleij, Verkley. Adres-, plaatsnaam als bij Leens, de grondsoort.
Kleinman, Kleinerman, Kleinermans, Kleinermann, Kleinermanns, Klemans, Klemann, Cleymans, Clynmans, Clijmans, Clyman, Clymans. Kleinman, bijnaam voor een kleine man.
Kleinod. Duitse bijnaam Kleinod: kleinood, juweel.
Kleinpeter. Bijnaam Kleine Peter.
Kleinpoort. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Ongetwijfeld een verhaspeling. Van Clinckspoor?
Kleynnaert, Kleynaert, Kleinert, Clenaert, Kleijn, Kleyn, Klijn, Kleijnen, Kleynen. 1. Bijnaam voor een klein iemand. 2. Bijnaam en vadersnaam voor kleine Aart.
Kleinschmidt, Kleinschmit, Kleinschmiede: Duits. Beroepsnaam van de kleinsmid, slotenmaker.
Kleinsimon. Bijnaam Kleine Simon.
Kleinsorge, Kleinsorg. Bijnaam voor iemand met weinig zorgen, een onbezorgd man. Vergelijk Sorgeloos, Ohnsorg.
Kleinstck, waarschijnlijk synoniem met Kleinod.
Kleinveld, Klynveld: Plaatsnaam Klein Veld. Vergelijk Kleinfeld.
Kleipas. Duitse familie en plaatsnaam Kleinpass; kleine doorgang.
Klein Wassink: Bijnaam. Klein en vadersnaam. Wassink (zie op dat woord). Ook plaatsnaam Kleinwassink, Grootwassink (Gelderland, Overijssel).
Kleisma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornam Kleis, van Klaais, van heiligennaam Nicolaas.
Kleist: Duitse familienaam, van plaatsnaam Kleist in Pommeren (nu Polen).
Klels. Luxemburgse naam. Wellicht klankverandering van Klesl, afleiding van Nikolaus.
Klemans, Kleemans: 1. Afleiding van Duits Kleemann. 2. Uit Kleenman ‘kleine man’. 3. Vadersnaam. Clemans = Clemens.
Klemkerk: Plaatsnaam Klemskerke (West-Vlaanderen).
Klemm, Klemme, Klemming: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de voornaam Clemens.
Klepfisch. Duits Kleefsch, van Clevisch, afleiding van plaatsnaam Kleef, Kleve.
Kleppe: Middelnederlands Cleppe ‘klep, klepper, ratel’. Beroepsbijnaam voor een omroeper of klokluider.
Klepper, Klippert, Klipper, Cleppert: 1. Bijnaam voor iemand die kleppert, klappert; of beroepsnaam van de klepper, die de klok klept, klokluider. 2. Middelnederlands clepper, clipper: muntnaam. 3. Variant van Klapper(t), blijkens Middelnederlands clapper = clepper.
Klepzig. Duitse plaatsnaam.
Klerer. Duitse beroepsnaam van de bleker, ook vervaardiger van stijfsel (voor de was).
Klerk, (de); (de) Klerck, Klercq, Klerks, Klerkx, de Clerck, de Clerk, (de) Clercq, de Clerq, Le Clerqx, le Clerq, Clerqx, Clerx: Uit Latijnse clericus ‘geestelijke die de lagere wijdingen heeft ontvangen’. Aangezien in de middeleeuwen de geestelijkheid de nagenoeg enige geletterde stand was, die kon lezen en schrijven, kreeg klerik de betekenis ‘geleerde, dichter, schoolmeester, student, geletterde, geheimschrijver, griffier, schepenklerk, secretaris’.
Klerken, van. Plaatsnaam Klerken, West-Vlaanderen.
Klesper, Klespert. Duitse plaatsnaam Klespe, Noordrijn-Westfalen.
Klesser. Duitse beroepsnaam Kleszer, Klsser, Glszner, van Glsz(n)er ‘glasblazer, glazenier’.
Klettenberg. Plaatsnaam Klettenberg, Keulen.
Kleunen, van, van Kluijne. Nog ongedentificeerde plaatsnaam. De naam zou begin 19de eeuw in ‘s-Heerenhoek (Zeeland) aangenomen zijn.
Kleutghen, Kleutgen, Kltgen, Kltgens, Klttgens: Bijnaam. Afleiding van kloot. Zie Cloet. Vergelijk Nederduits Klutke.
Kleven, van; van Kleef, Cleven: Plaatsnaam Kleef/Kleve aan de Nederrijn (Noordrijn-Westfalen).
Klever, Kleuver: 1. Middennoordduits klever: klaver. 2. Afleiding van plaatsnaam Kleve: Kleef, Noordrijn-Westfalen.
Kleveringe, Klevering, Clevering, Cleveringa, samengetrokken van Klefhardinga Cleringa en Klering, vadersnaam van oude Germaanse voornaam Klefhart, Cleffehart, van Cleffo, Clafo en de naam Hart. Het was reeds bij de Langobarden in gebruik. Immers Claffo, zo heette de zesde, en Cleph (wat de- zelfde naam is in een andere spelling), de elfde koning van dat oud-Germaans volk. Oudhoogduitse woord klaphn, in het oud-Noorse woord klappa, waar het begrip van slaan, stoten in ligt opgesloten en waar ook het woord anaklaf, dat aanval betekent, van afgeleid is. Die oude woorden hebben dus een krijgshaftige betekenis. Maar ook het hedendaagse woord kleven, ofschoon nu slechts in een zeer gewyzigde betekenis in gebruik, zal er wel oorspronkelijk mee samen hangen. Van den mansnaam Klefhart, Klevert zijn niet enkel de twee bovengenoemde bijzondere Friese vadersnaam ontleend, maar ook de vadersnamen in algemene vorm Klevering en Clevering, benevens het nog meer samengetrokken Cleringa en Klering, alle vier nog hedendaagse geslachtsnamen. Opmerkelijk is het dat al deze zes zo na verwante geslachtsnamen in Groningerland inheems zijn. Zeer waarschijnlijk stammen al deze nu verschillende geslachten van n en hetzelfde oorspronkelijke geslacht Klefhardinga af en dus ook van n en dezelfde stamvader Klefhart, die dan de eerste grondvester was van de sate Cleveringa-heert te Uithuizen in Hunsingo. Het schijnt dat een tak van dit oud-Friese geslacht, of misschien een enkele man er van, deelgenomen heeft aan de gemeenschappelijke uittocht van Angelen, Saksen en Friezen naar Groot-Brittanni. We vinden althans ditzelfde vadersnaam, in de vorm Clavering, nog heden ten dage als de naam van een Engels geslacht. Van Cleffo is de hedendaagse geslachtsnaam Kleefsma ook afkomstig en van den verkleinvorm Kleefke de geslachtsnaam Kleefkens. Deze zelfde vadersnaam gaf ook oorsprong aan de plaatsnaam Kleffens (dat is waarschijnlijk een samentrekking van Kleffingen), zoals een gehucht heet bij ‘t dorpje Raart in West-Dongeradeel bij Dokkum. En weer door middel van die plaatsnaam aan de naam van het in Oostergo gezeten geslacht Van Kleffens, waarvan de voorouders, omstreeks het midden der vorige eeuw, als landeigenaars op de sate Kleffens woonden en toen die geslachtsnaam aannamen. Nog zijn als plaatsnamen, aan de vadersnaam Klefhart ontleend, bekend: Cleverns, een dorp in Jeverland (Oldenburger Friesland); Klieverink, een havesate bij Oldenzaal in Twente, en Kleverskerke, een dorp op ‘t eiland Walcheren.
Klewais. De familienaam is geconcentreerd in Tienen, naam van een immigrant uit Burgenland in 1870. Waarschijnlijk van Klewes, van Nicolaus. Vadersnaam.
Kleijkamp: Plaatsnaam Kleikamp ‘kleiveld’.
Kleynaert, Kleynnaert, Kleinert, Clenaert: 1. Bijnaam. Afleiding van Hein. 2. Bijnaam + vadersnaam. Kleine Aart: kleine Arnoud. Vergelijk Grootaert.
Kleijnenberg: Plaatsnaam Kleine Berg, bijvoorbeeld Kleinberg (Beieren).
Kleijnis: Wellicht spelling voor Kleins, afleiding van Klein.
Kleijweg: Plaatsnaam Kleiweg ‘ad op leemgrond’. Of Kleinweg?
Klich, Kliche. Slavische korte vorm van de voornaam Clement.
Kleire, de. Wellicht uit De Cleire.
Klift, van der, van der Clift, Klif: Plaatsnaam. Middelnederlands Clif ‘Hrots) helling, steilte, klip’. De Klif was een zandbank voor Duinkerke.
Kligsberg. Waarschijnlijk variant van Kling(s)berg; zie Klingenberg.
Klijnstra, Klijnsma, Kleinsma. 1. Friese afleiding van klein, voor een klein iemand. Klijn, klien of klyn, in het oosten ook bekend als kluun of kluin, is de benaming van zekere soorten veen, zowel laagveen als hoogveen, waarvan turf van goede kwaliteit wordt gemaakt. De naam zou kunnen zijn aangenomen door een klijntrekker of baggeraar. Beroepsnaam.
Klima, Klimas, Klimis, Klimesch, Klimes, Kliems: Vadersnaam. Zuid-Oostduits dialect vorm van de voornaam Clemens.
Klimke, Klimek, Klimmek: Vadersnaam. Slavische vleivormen van de voornaam Clement.
Klimmenboom: Bijnaam voor iemand die in de bomen klimt. Vergelijk Duits Baumsteiger.
Kling, Klinge, Clinge: Plaatsnaam (De) Klinge ‘Binnenduinՠ(Zeeland, Oost-Vlaanderen).
Klinck, Klincke, Klincken, Klink, Klinke, Clinck, Clincke, Clinckx, Clynck, Clyncke, Clijncke, Clijnk. Beroepsbijnaam voor de maker, de smid van een (Middelnederlandse) clincke: ijzeren staaf, bout, (deur)klink. Ook Engelse familienaam Clink.
Klinckaert, Klinkers, Klinkert, Klingaers, Klinger, Klingers, Klingert, Clinckaert, Clinckart, Clenckaerts, Clinquart, Clinckers, Clainquart: 1. Bijnaam naar de clinkaert, de oude Bourgondische muntnaam, de goudmunt. 2. Afleiding van werkwoord clinken: weerklinken, doen klinken, een naam zijn voor een klokluider. Of een bijnaam voor een smid of voor iemand die het geld laat rinkelen, vergelijk Clinckemaille. 3. Clinken betekende ook: omroepen, luid verkondigen, bekendmaken. Beroepsnaam voor een omroeper of belleman, Middelnederlands clincker. Zie ook Klingele. 4. Middelnederlands clinkaert: klinker, straatsteen. Beroepsnaam voor een stratenmaker. 5. Beroepsnaam voor iemand die nagels klinkt. Vergelijk Klinkc(e).
Kling, Klinge, Klingen: Plaatsnaam Klinge (Zeeland, Overijssel), Klingen (Groningen, Beieren en meer in Duitsland). Verspreide plaatsnaam: dal, ravijn in bos.
Klingbeil, Klingbiel, Klinkenbijl: Beroepsnaam van de bijlsmid, naar de klank bij het smeden. Vergelijk Klinkhammer.
Klingberg, Klingenberg, Klingenberger, Klinenberger: Verspreide Duitse plaatsnaam Klingenberg (als in Beieren).
Klingele, Klingels: Beroepsnaam voor de omroeper, de belleman, die klingelt. Vergelijk Klingeleers, Klinckaert 3.
Klingeleers, Klingler. Bijnaam voor iemand die klingelt, luid klinkt. Of beroepsnaam van de omroeper, de bellenman.
Klingelhoets: Bijnaam voor een nar of grappenmaker die eenhoed met (klinkende) belletjes draagt. Vergelijk Klingelvoets en Duits Klingelhut.
Klingelvoets, Klingenfuss: Duits ook Klingelfuss. Bijnaam voor iemand die zijn voetstappen laat weerklinken; of naar de mode om aan de gebogen schoenneus belletjes te dragen.
Klink, Klinken, van: Plaatsnaam Klink in Wessem (Nederlands-Limburg).
Klinkenberg: Plaatsnaam Klinkenberg (Gelderland, Zuid-Holland), Sleeswijk-Holstein).
Klingenbach. Duitse plaatsnaam in Ruppenrod.
Klingenbeck. Plaatsnaam klinkende, schallende beek; vergelijk Klingenberg(er), zie Klingberg.
Klingestijn. Duitse plaatsnaam Klingenstein.
Klinkenberg, Klinkenberg, Klenkenberg, Kleinkenberg: Plaatsnaam Klinkenberg (Zuid-Holland, Gelderland, Duitsland).
Klinkerland. Veldnaam, Zeeland.
Klinkhamer, Klinkhamers, Klinkhammer, Klinkhommer, Klinckhaemers, Klinckhamers. Beroepsnaam voor de smid. Zinwoord: die de hamer laat weerklinken. Vergelijk Duits Klinghammer, Klingebeil.
Klinkspoor: Beroepsnaam van de smid die ruitersporen maakt. Clinckerspours, Beoostenblide;
Klint. Hamburgse familienaam Klindt. Verspreide Duitse plaatsnaam Klint: steile oever.
Kliphuis: Plaatsnaam op -huis? Ook Klippus.
Klip, van der, Klippe, van de. Plaatsnaam. Middelnederlands clip(pe)’klip, rots, grot, hol’. Plaatsnaam Klip in Bierum (Groningen). Ook Klippe in Balegem (Oost-Vlaanderen), Dadizele, Sint-Pieters-op-de-Dijk, Westende (West-Vlaanderen).
Klippel: Ook (de) Clippel, Clippele. 1. Bijnaam voor een knuppelaar. Vergelijk Klippelaar. 2. Bijnaam naar de gedrongen gestalte. 3. Middelnederlands clepel, clippel ‘klepel van ene klok’. Beroepsnaam van de klokluider, klepper.
Klippelaar, de; Klippelaer, de Klippeleyer, de Clippelaar, Clippelaar, Clippeleiere, Clippeleir, Clippeleyr, de Cleppeleir, de Cleppelaar: Bijnaam voor een knuppelaar, iemand die een knuppel hanteert of maakt. Ook wel klepper, klokluider.
Klockaerts, Clokaerts, Clockaerts, Cloeckaert, Cloekaerts: Afleiding van Middelnederlands clocken, synoniem met docker: klokluider. Beroepsnaam. Vergelijk Cluckers.
Klocke, Klock, Kloc, Kloks, Klok, de Clock, de Klock: 1. Beroepsnaam van de klokgieter of klokluider. 2. Spellingvariant van Kloek.
Klockhaus, Klokhuis. Bijnaam voor de klokgieter.
Klockner, Klcker, Klckner, Kluckers, Klucker, Kluckers: Duitse beroepsnaam. Variant van Glckner: klokkenluider.
Kloe, de: Zoals Decloe, Decloo, vernederlandste vorm van Declou(x), Desclous, Ducloux, Desclos. Franse plaatsnaam Clos ‘mmheining, omheind terrein’. Zie ook du Cloo.
Kloek, Kloeck, Kloick, Klock, Kloc, Klok, Kloks, Cloeck, Kloekke, Kluck, Kloeg: Nederlands spelling van Duitse bijnaam Klug, van Middelhoogduits kluoc ‘’Fijn, teder’ van ‘Slim’. Middelnederlands cloec, clooc, doc: slim, gevat, behendig, dapper, kloek. Bijnaam.
Kloen. Indien spelling voor Duits Kln: vooral Hamburgse familienaam Klhn. Bijnaam van klnen: kloppen. Vergelijk Klnhammer.
Kloevekorn: Nederduitse familienaam Klvekorn, Klfkorn ‘Die koren klooft’. Beroepsnaam van een graanpletter.
Klok, Klokke: Beroepsbijnaam van de klokgieter of klokluider. 1636 Pieter Gerritsz Clock (woonde in) ‘De Gulden Clock’Hoorn, Noord-Holland.
Klokgieters. Beroepsnaam van de klokkengieter.
Klomp, Klompe, Clomp, Clompen, Klumpen: 1. Bijnaam naar de geblokte, gedrongen gestalte, naar het lompe voorkomen. Vergelijk Blok. 2. Beroepsbijnaam van de klompenmaker.
Klompenburg, van: Met epenthetische nasaal (m) uit van Kloppenburg (zie op dat woord).
Klompers, Clompers, Klumper, Clumper: Beroepsnaam van de klompenmaker, Middelnederlands clomper.
Klompkes. Afleiding van Klomp.
Klnhammer, Klonhammer: Beroepsnaam van een smid, die met de hamer klopt. Nederduits klnen: slaan.
Kloof, van der. Plaatsnaam Kloof?
Kloos, Klos, Klosse, Klosges, Klohs: Vadersnaam. Variant van Klaas, van Nikolaas.
Klooster, (ten, der); van (den) Klooster, van de Klooster, van ‘t Klooster, van (der, den) Clooster, Vanclooster, ten Klooster, van ‘t Klooster, Closter, Kloster: Naar de betrekkingen met of de woonplaats bij een klooster.
Kloosterdam: Plaatsnaam ‘Dam bij een klooster’E Of veeleer vervorming van Kloosterman.
Kloosterman, Kloosterboer: Afleiding van van (den) Clooster. Of knecht van een klooster of pachter van kloostergoed.
Kloostermeyer. Duitse familienaam Klostermeyer: beheerder van de inkomsten van een klooster.
Kloosterziel: Vooral Overijsselse familienaam. Plaatsnaam Kloosterzijl, een sluis bij het Zwartewaterklooster (Rouveen, Ooverijssel). Oostelijk Middelnederlands sijl ‘Waterloop; afwateringssluis, schutsluis’. Ook plaatsnaam Kloosterzelstrang, water ten zuiden van Klooster in Zwartsluis en Staphorst, Overijssel.
Kloot, Kloote, Kloet, (de) Cloet, Cloedt, (de) Clout: Ook de familienaam Cloet/Kloet met Middelnederlands oe-spelling moet als kloot worden uitgesproken. Middelnederlands cloet, cloot ‘klomp, kluit, (speel)bal’. Vaak een scheldwoord voor een lummel, sukkel, sul.
Kloot, van der; van de Kleut: Plaatsnaam. Middelnederlands Cloot ‘kluit, klomp, hoop (aarde, klei, turf)’. Kloot in Hoeselt (Belgisch-Limburg), de Kleut in Barneveld (Gelderland).
Klootwijk: Plaatsnaam Klootwijk in Woudrichem (Noord-Brabant).
Klop, Klopp: Bijnaam voor iemand die klopt, slaat. Mogelijk beroepsnaam. Vergelijk Kloppert.
Klopfenstein. Beroepsnaam van iemand die met de hamer op steen klopt, steenhouwer. Ook Kloppstein.
Klopfer, Klopfert, Klopper, Kloppert: Duitse beroepsnaam, ook Klopfer, Klpper. Vergelijk De Clopper.
Klopman, Klopmann, Kloppmann. Beroepsbijnaam voor iemand die beroepshalve met een hamer werkt.
Klopmeijer: Beroepsnaam.
Klppel, Klpfel: Beroepsnaam. Nederduits Klppel, Duits Klpfel: houten hamer, klopper, klepel.
Kloppenburg: Plaatsnaam Cloppenburg (Nedersaksen). Ook 1475 Cloppenborch bij Dulder, Overijssel, 1453 Kloppenborch bij Oldenzaal, Overijssel.
Kloppert, Klupper, de Clopper. Bijnaam of beroepsnaam van een klopper. Dat kan een klokkenluider zijn, vergelijk Klepper.
Kloprogge: Beroepsnaam: die de rogge klopt, dorst.
Kloss, Klosz. 1. Duitse pendant van Klo(o)t; zie (de) Cloet. 2. Vadersnaam. Variant van Klos : Klaas.
Klossok: Vadersnaam. Slavische Klossek, afleiding van Klaus, Nicolaus, Niklaas.
Klotz, Klutz, Glotz: Duitse bijnaam Klotz ‘klomp’. Bijnaam voor een lomperd.
Kluytten. Waalse uitspraak van Cluyten.
Klouwers: Afleiding van Middelnederlands Clauwen ‘klimmen’.
Kluber, Klubert. Duitse beroepsnaam van de houtklover.
Kluft, van der, van der Klugt, Kloft. 1. Duitse plaatsnaam Kluft; kloof, spleet, ravijn. Ook Zaanse plaatsnaam Kloft: gespleten stuk land.
Kluge, Klug, Kluger, Klugmann, Klugman: Duitse bijnaam Klug, van Middenhoogduits kluoc: (oorspronkelijk) fijn, teder, (later) slim.
Klugkist. Bijnaam Klug + voornaam Kist = Kerst, Christiaan.
Kluit, Kluits: 1. Zie de Cloet, Middelnederlands clute, cluut ‘kluit, klont, bal, kogel’ablautende vorm van kloot. 2. Kluits is ook de naam van een familie in De Panne die Kltsch heette, maar haar naam liet wijzigen.
Kltsch. Van Sorbisch kluc, Tsjechisch klfc: sleutel.
Kluitman, Kluitmans, Kluytmans, Kluijt, Kluyt, Gludemans. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hlue/hluth. 2. Zie zeker ook bij Clotman.
Kluiver, (de) Klivers, Kluvers, Kluvers, Kluivert, Klver, Kluwer, Knuvers, Knver, Knuiman, Knuivers: Beroepsnaam van de kluiver, oorspronkelijk de gerechtsbode, de beul die de gevangene de (duim)schroeven aanzet, in de klauw (Middelnederlands cluve, Middennoordduits kluve, kluwe) spant, in het blok zet.
Klumper, Klompers. Beroepsnaam van de klompenmaker, Middelnederlands clomper.
Klunder, de, de Clunder: Bijnaam. Afleiding van Middelnederlands clonen, cleunen ‘kloppen,vechten’ Middennoordduits Klundern ‘Stommelen, lawaai maken’.
Kluin, Kloen, Kluinhaar, Klijnstra, Klunder. Klijn, klien of klyn, in het oosten ook bekend als kluun of kluin, is de benaming van zekere soorten veen, zowel laagveen als hoogveen, waarvan turf van goede kwaliteit wordt gemaakt. De naam zou kunnen zijn aangenomen door een kluintrekker of baggeraar; vergelijk de familienaam Kluinsteker.
Klundert, van de: Plaatsnaam Klundert (Noord-Brabant): Ook plaatsnaam De Klundert in Edam (Noord-Holland).
Klunker. Duitse bijnaam van Middelhoogduits glunkern: bengelen, slingeren.
Kluppenberg: Variant van Kloppenberg = Kloppenburg (zie boven) (Berg-en burg-namen worden vaak verward).
Klupsch, Klups. Variant van Oostduits-Slavisch Klopsch: boertje of van Tsjechisch chlup: haar.
Klser, Klsener, Kluser: Kluizenaar. Vergelijk Klausner.
Klusmeier. Synoniem met Duits Klusemann, afleiding van plaatsnaam Klus: kluis.
Klut, Klutsch, Kltsch: Sorbisch kluc, Oudsorbisch kluc, Tsjechisch kli’s: sleutel.
Kluijfhout: Bijnaam, zinwoord ‘Die hout klooft’. Vergelijk Nederlands kloofhout, Duits Klobenholz.
Kluvers, Klver, Kluwer, zie (de) Kluiver, Kluysen, van der; van der Kluizen, van der Kluyzen, van (der) Cluyzen, van Cluysen, van der Cloosen, van der Clause(n): Middelnederlands cluse: kluis, kluizenaarswoning, klein huis. Verspreide plaatsnaam.
Kluyskens, Kluijskens, Kluskens. 1. Afleiding vander Kluysen. 2. Limburgse vadersnaam uit Claus, Clauskens.
Klyn, Klijn, Klein, Kleyn, Kleijn. 1. Vadersnaam uit Kolijn, Colijn: knuffelvorm van de heiligennaam Nicolaes. 2. Zie ook Klein.
Klijberg: Plaatsnaam Kleiberg in Wulpen (Zeeland), in Brunssum (Nederlands-Limburg), Oedelem (West-Vlaanderen) en Bissezele (Frans-Vlaanderen).
Klijn, Klyn, Klein, Kleyn, Kleijn, Klijnsoon: Vadersnaam. Klijn, van Kolijn, vleivorm van de heiligennaam Nicolaas. Klijnsoon is dus niet ‘kleinzoon’maar de zoon van K(o)lijn.
Klynhoff. Plaatsnaam Kleinhof.
Knaack. Nederduitse vorm voor Knoke, Duits Knochen. Beroepsnaam voor de beenhouwer: slager.
Knaap, Knaape, Knape: Een knape was een knaap of schildknaap, maar ook een handwerksknecht, in de leer bij een meester.
Knaap, van der: Zoon van een Knaap.
Knabel, Knaebel. Duits Knbel, afleiding van Knabe. Zie Knapen.
Knaepkens, Cnaepkens, Cnapkens, Kneepkens. Familienaam uit Knaap: knaap, schildknaap, handwerik leerling.
Knaff, Knaf. Wellicht verschoven vorm van Knapp(e); zie Knapen.
Knapen, Knaap, Knaapen, Knaab, Knaep, Knaepen, Cnapen, Knab, Knabe, Knabben, Knappe, Knap, Knapp, de Knaap, de Knaep, (de) Cnaep, Knaeps, Knaps, Cnaeps. Beroeps(bij)naam voor een schildknaap of voor een handwerik knecht in leer bij een meester.
Knappenberg, Knappenbergh, Knaepenberg, Knaepenbergh: Duitse plaatsnaam Knappenberg in Tating.
Knauer. Silezische familienaam. Middenhoogduits knre: knoop, knoest. Bijnaam voor een lomp, knoestig man.
Knauf, Knauff, Knoeff, Knof: Duitse familienaam. Middenhoogduits knouf: knoop. Vergelijk Knoop, Knopf.
Knaus, Knaust, Knausz, Knoest: Duitse bijnaam Knaus, van kns; knoest, knoop, knuist, stronk’. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte, of voor een knoestige kerel.
Knebel. Duits Knebel; knevel.
Knegt, (de), Knecht, De Knegt, Knegtel, Knechtel, Knights, Knight. Een knecht was een jongeman (vergelijk West-Vlaamse knecht ‘Jongenթ, een ondergeschikte, handwerksgezel, knecht of schildknaap (Engels knight). Vergelijk Leenknecht.
Kneip, Kneipe, Kneipp: Middenhoogduits knp: (schoenmakers)mes. Beroepsnaam. Vergelijk De Knijf.
Kneissler, Kneisel, Kneizl: Duits Kneissel, Kneussel, Knussel, afleiding van Knaus. Bijnaam naar de kleine gestalte. Vergelijk Strobbe, Stubbe, Knuysen.
Knelissen. Vadersnaam van Cornelissen.
Kneller, Knel, Knell: Duitse bijnaam voor een lawaaimaker
Kneppel. Variant van Middenenderlands cleppel, clippel: knuppel. Bijnaam. Zie De Clippel 1. en 2, Knuppel.
Knetsch: Sorbisch knez, knjez ‘Heer, leenheer; geestelijke, pastoor’.
Knevels, Kneuvels, Cneuvels, de Kneuvel, de Kneuvele, de Cneuvel, Kneffel. 1. Beroepsnaam van de knevelaar: de beul. 2. Bijnaam voor een knoestige, sterke kerel.
Knez, Knezevic, Knes, Knezovic: Tsjechisch Knize: prins.
Knibbe, Knibber, de, Kribbe, de Kribber: Zoals de Knibber, afleiding van Middelnederlands cnibben, waarvan knibbelen frequent is. Bijnaam voor een kibbelaar, kijver. Let op de wisseling n/r. De naam zou evenwel teruggaan tot een in de 12de eeuw uit Engeland naar Vlaanderen gevluchte Knib.
Knieper, Knipper, Knippert, Knepper: Nederduitse beroepsnaam van een knijper of knipper, die met de kniptang werkt, zoals een riemmaker, schoenmaker. Vergelijk Knip(p).
Knieriem, Knierim, Cnyrim: Beroepsbijnaam van de schoenmaker.
Knijf, de, de Knyf, (de) Knijff, Kinif, Quinif, de Kneef, de Cnijf, de Cnyf, de Cneef. Naam uit het Middelnederlandse cnijf: lang, puntig, mes, dolk. Engels Knife. Bijnaam voor een lang, mager iemand. Of iemand met een scherp gezicht. 2. Of beroepsbijnaam van de messenmaker.
Knijpijzer. Wellicht naam uit cnijt+isan. Wellicht beroepsnaam voor een smid die messen, scharen en/of brandhaken maakte.
Kniknie. 1. Bijnaam voor iemand met een (knik) knieprobleem of iemand die beroepshalve veel moet buigen. 2. Naam die duidt op een verwantschap (lid-horend bij) met (denk aan evenknie) ?
Knippen, Knipper, Knip, Knipp, Knips, Kniebs, Knipping. Beroepsbijnaam voor iemand die knipt, met een knipschaar of kniptang werkt. Vergelijk Knipscheer.
Knippenberg, van, Knippenbergh, Knippenburg: Voormalige plaatsnaam Knippenberg ten noorden van Essen (Noordrijn-Westfalen).
Knipscheer: Middelnederlands cnipschare, cnipscheer ‘Hknip)schaar’. Beroepsbijnaam. Maar de naam komt ook voor als Re-interpretatie van de Duits familienaam Knippschild.
Knobbaert, Cnobbaert: Afleiding van knobbe: knoest, dikte, uitwas. Bijnaam voor een knoestige, iemand met een bult. Vergelijk Knobbe.
Knobbe, Knobe, Knoben, Knubbe, Knubben, Knobel, Knbl. Bijnaam uit het Middelnederlandse knobbe, knubbe: knoest, knoop, knobbel. Bijnaam voor een knoestig, kortgebouwd iemand.
Knobelsdorf, van. Verspreide Duitse plaatsnaam Knobelsdorf(f ) (ook in Silezi).
Knock, de, Knoche: Middelnederlands cnoke: knook, kneukel, been, knoest, knobbel. Bijnaam naar iemandsknokig voorkomen of naar een uitwas of bult. Vergelijk Knobbe.
Knockaert, Knockert, Knockaers, Knookaert, Knocquaert, Cnockkaert, Cnockaert, Cnocquarts. 1. Naam uit het Middelnederlandse cnoke: knook. Bijnaam. 2. Of een afleiding van Van de Cnocke. Dit uit de nogal verspreide plaatsnaam Knok(ke): kruispunt, heuveltop, bocht. Zoals in Knokke (West-Vlaanderen).
Knoden, Knodt, Knood, Knoodt, Knot, Knott, Knotgen. Familienaam uit het Middelhoogduitse knote: knoop, knoest. Bijnaam voor een knoestig, gedrongen mens.
Knoester: Afleiding van knoest. Zie Knausz.
Knokenhouwer. Beroepsnaam. Middenenderlands cnokenhouwer: beenhouwer, vleeshouwer, slager.
Knol, Knoll, Knols, Knolle: Middelhoogduits knolle ‘knol, aardklomp’. Bijnaam voor een plompe, logge dikkerd, boer.
Knollenberg, Knollenburg. Duitse plaatsnaam Knollenberg.
Knook: Middelnederlands Cnoke ‘knook’. Bijnaam naar iemands knokige uitzicht, uitwas of bult.
Knoop, (de) Knoops, Knops, Knop, Knops, Knopjes, De Cnoop, Cnoops, (de) Knop, Knopp, Knopes, Cnop, Cnops, Knopf, Knof: 1. Middelnederlands cnoop; cnop(pe)’knoop, knobbel, knoest’. Bijnaam. Vergelijk Knuijt, Knoester, Knook. 2. Beroepsbijnaam voor de knoper of knopenmaker.
Knooren, Knoors, Knorr, Knor, Knorsch, Knors, Knarren: Middenederlands cnorre: knoest, kwast, uitwas, bult, knobbel. Bijnaam voor een knoestig mens, met bult of knobbel. Vergelijk Knobbe, Knoop, De Knuyt.
Knpfler. Duitse beroepsnaam van de knopenmaker.
Knopfmacher. Duitse beroepsnaam van de knopenmaker.
Knpke. Afleiding van Knop.
Knopman, Knufman: Beroepsnaam van de knoper of knopenmaker. Vergelijk Knoop 2.
Knopper, de, Knoppersen: 1. Beroepsnaam van de knopenmaker. Vergelijk Knopfmacher, Frans Boutonnier. 2. Beroepsnaam van de knoper of wever van grove weefsels, of van de afnopper, de man die het weefsel ontdoet van nopjes of knoopjes.
Knopsgerits. Dubbele familienaam, Knops + vadersnaam Gerrits.
Knotterus: Wellicht latinisering van Knot, de Knoot.
Knudsen, Knutson, Knutsson: Vadersnaam. Zoon van Knud, Deense voornaam van Latijnse Canutus.
Knuit, (de) Knuijt, Kneut, Knoot: Middelnederlands cnote ‘knoest, klomp, knuppel’ Middelhoogduits knode, knote, Duits Knoten ‘knoop, knoest’. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte; ook lomperd.
Knulst: Familienaam uit het Middelnederlandse cnuust: knoest, knots. Bijnaam, wellicht naar lichamelijke eigenschap. Vergelijk Knausz.
Knppel, Knuppel: Nederduitse bijnaam: knuppel. Vergelijk Kneppel, De Clippel. Bijnaam voor een lomperd.
Knttel, Knittel, Knitelius: Middenhoogduits knttel: korte dikke knuppel, vergelijk Knuppel. Bijnaam voor een lomperd, lompe vlegel, boerenkinkel.
Knuysen, Knuyzen: 1. Bijnaam naar het knoestige uitzicht, iemand met knoest of bult. Vergelijk Knobbe. 2. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte: ‘aen knuist groot’. Vergelijk Knaus(t), de Knuyt.
Knuyt, (de), Knuijt, de Knuydt, de Cnuydt, de Kenuydt, de Kneudt, (de) Cneudt, (de) Cneut, de Cnud, (de) Knudde, de Knud, de Knudt, (de) Cnudde, Cneude, Knuth, Knuts, Knust, Cnuts, Kneuts, Knuets. 1. Naam uit het Middelnederlandse cnot(t)e: knoest, knuppel. Bijnaam voor een gedrongen iemand. 2. Mogelijk ook uit cnuut: kraai. Bijnaam naar bijvoorbeeld haarkleur.
Knijff, (van), de Knijf, de Cnyf, de Kneef. Middelnederlands Cnijf ‘Lang puntig mes, dolk’Engels Knife. Bijnaam voor een lang mager mens, met een scherp gezicht. Of beroepsbijnaam voor de messenmaker. Het voorzetsel van is secundair.
Kobus: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Jacobus.
Kolgraf, Kohlgraf. Re-interpretatie van Nederduits Kohlrave: koolraaf.
Korevaar, Koorevaar. Nederduits Kordvahr: Kord der vater : Koenraad de vader.
Kberl, Koeberl: Afleiding van Middenhoogduits kober: draagkorf. Beroepsnaam.
Kobia. Moedersnaam. Korte vorm van Jakobia.
Koblenzer. Afkomstig van Koblenz.
Kobus, Kobessen, Kobs: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Jacobus.
Ko, Koak, Akko, Alko, Aslankoc, Aslanco. Turkse naam die geassocieerd wordt met een schild.
Koch: Duitse beroepsnaam, pendant van (de) Kok. Zo ook Kok, Kock, de, Kocken.
Kockerols. Familienaam uit de plaatsnaam Cocroux in Biez (Waals-Brabant) of Cockroux in Oupeye (Luik).
Kockhoven: Plaatsnaam Kokhove. Er is een Cocove in Recques (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen):
Kockuijt, Cockhuijt, Cockguijt, Cocquit, Coquit, Kockuyt, Kochuyt, Koekuyt, Koeckhuyt, Koeckuyt, Couckuijt, Couckuit, Couckhuyt, Couckuyt, Couchuyt, Coucquyt, Koukuyt, Kouckhuyt, Cocquit, Coquyt, Cocquydt, Cocquyt, Cocquijt, Cockuyt, Cockhuyt, Cochuyt, Coequyt, Cockheyt, Cocheyt, Cocqueydt, Cocqu, Cocu, Cochu, Coqu: Variant Kockuyt, Koekuyt, Cockuyt, Couckuyt. Middelnederlands cockuut, cockuyt, cochuut, Oudfrans cocu ‘koekoek’. Aangezien deze vogel in een vreemd nest eieren legt, werd de vogelnaam een bijnaam, scheldnaam voor een luiaard. Deze opvatting zou dan zijn verschoven tot ‘Die vreemde eieren uitbroedt’vandaar ‘Bedrogen echtgenoot’le Cocu. Of koekoek en cockuut zijn twee verschillende woorden (Vergelijk Frans coucou en cocu, Engels cuckoo en cuckold), die achteraf voor n woord werden gehouden. Oudfrans cucut betekende: hoorndrager, gehoornd.
Kodde, Code, Codde en met accent Codd. 1. Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Cuddo. 2. Middelnederlands Codde ‘knots, knuppel, kodde’. Bijnaam naar het fysieke voorkomen of voor de koddenaar, de met een knots gewapende krijger. Beroepsbijnaam voor de koddenmaker ‘knotsmakerՠof de knotsdrager, de gerechtelijke ambtenaar.
Koeckhoven, van Koekhoven, van, van Cochoven, Koekhoven, Koekhofs, Koeckhofs: Plaatsnaam Koekhoven in Merksplas en Rijkevorsel (Antwerpen).
Koedam. Plaatsnaam Kuhdamm in Bahrenfleth (Duitsland).
Koedijk. Plaatsnaam bij Alkmaar. Noord-Holland, Terneuzen, Zeeland, Armboutscappel, Duinkerke, Frans-Vlaanderen, Audruicq, Pas,-le-Calais.
Koegmans. Samenstelling met Middelnederlands cooch, coich: buitendijks land? Waarschijnlijk veeleer Re-interpretatie van Coemans.
Koejemans. Koeymans, Koeiman. Volksetymologische re-interpretatie van Koemans, doordat Koeman als ‘koemanՠgelezen werd, in plaats van ‘koman’.
Koek, de; Coeck, Couque, Couqu, Kokke, Koke, Kooken, Koek, Koeke, Koeken, Kocken, Kokke, Kokken, Kook, Koeck, Koecke, Kocke, Koke, Koeks, Koeckx, Koekx, Coeck, Coecke, Coeke, Coeckx, Coekx, Couck, Coucke, Couque, Coucq, Caucke, Cooke, Cooken, Koock, Kuck, Kuk, Kck, Kuke. 1. Beroepsbijnaam van de koekenbakker. 2. Mogelijk ook uit Kok, naar het beroep.
Koekebakker: Beroepsnaam van de koekenbakker.
Koekelberg, Koekelbergh (van), Koekelbergs, Koeckelberg, Koeckelberghs, Coekelberg, Coekelbergh, Coekelberghs, Coekelgerghs, Coeckelberg, Coeckelbergh, Coeckelberghs, Couckelberq, Coukelbergs, Koeckelelenberg, Koecklengerbergh, Koecklenberg, Koecklengherh, Koeklenberg, Coeckelenberg, Coeckelenbergh, Kokelberg, Cockelbergh, Cockelbergh, Cokelberghs, Cokelberg, Kokkelenberg, Kokelenberg, Kocklenberg, Koklenberg, Kockelberg, Kockelbergh, Cokkelberg, Cokkerlbergh, van Quoklenbergh, van Conkelberghe, van Conkelberge. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam Koekelberg in Brussel, Berchem, Haacht, Kester, Herfelingen (Vlaams-Brabant), Herzele, Melsele, Munkzwalm (Oost-Vlaanderen) en Kokelberg in Ronse (Oost-Vlaanderen).
Koekelkoren, Koekelcoren, Koekkelkoren, Kokkelkooren, Kokkelkoren, Kokkelkorn, Kockelkoren, Kockelkorn, Kuckelkorn: Duitse familienaam Kuckel-korn, Kockelkorn. Duits Kockelskrner, Nederlands kokkelkorrels, -zaden, Middenlatijn coculae orientales of indici, dat is oosterse of Indische korrels. Kockel, van Cocculus, afleiding van coccus: kern, zaad, graantje. Het zijn de zaden van de Anamirta cocculus, die op Malabar en de Indonesische eilanden groeit. Deze korrels worden gebruikt in de homeopathie en om vissen en vogels te bedwelmen.
Koekenbeek, van. Plaatsnaam Koekenbeek in Sint-Renelde (Waals-Brabant).
Koekendorp: 1540 Arie Jansz Couckendorp woonde op de boerderij Couckendorp in Zuidland (Zuid-Holland), vermoedelijk zo genoemd omdat er veekoeken werden gemaakt.
Koekoek, Koekoeks, Koekkoek, Koukoek, Koeckoeck, Koekoex, Koekoeckx, Koeckoeckx. Bijnaam voor een luiaard of een bedrogen echtgenoot. Vergelijk Kockuijt.
Koekman: Beroepsnaam van de koekenbakker.
Koelewijn: Varianten zijn: Kollewijn, Collewijn, Koldewijn, Koldewey. 1. Middelnederlands wey ‘Wei, hui van de melk’. De naam is dus een re-interpretatie als ‘koele wijnՠin plaats van ‘koele wei’. Vergelijk Zoetemelk, Zoetewei. 2. Plaatsnaam Koelewei in Hontenisse (Zeeland).
Koelink, Klling: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nikolaus; vergelijk Colins, Koolen.
Koelman, Koelmans. Zie Colman(s). Maar een Nederlandse familie Koeleman stamt van Anthonius Kuhlman, 1715 in Goldenstadt. Afleiding van plaatsnaam Kuhle: kuil, groeve.
Koelhuis: Re-interpretatie van Koolhuis ‘Huis bij een koolhof of moestuin’. Vergelijk plaatsnaam Koolhof, bijvoorbeeld 1496 den Coelhoff in Voorst (Gelderland); Duitse plaatsnaam Kohlhaus (Beieren, Hessen).
Koelman, Koeleman: 1. Zie Colman. 2. 1735 Johann Heinz Kuhlemann (kwam uit Ehrenburg (Nedersaksen) naar Edam en heette hier) Jan Hendriksz Koeleman (vader van) Kuhleman is een afleiding van Duits Kuhle ‘kuil, groeve’.
Koen, Koene, Koenen, Koens, Koone, Koonen, Kuenen, Coen, Coene, Coenen, Coens, Koenn, Kon, Konne, Knn, Koens, Kons, Coen, Coensen, Coone, Con, Cone, Coohn, Coune, Counen, Couenen, Coun, Couns, Kohn, Kohnen, Koohn, Kohne, Khon, Khone, Khonen, Koonen, Konen, Coonen, Cohn, Cohnen, Conen, Conens, Keune, Keun, Keunen, Kun, Kunnen, Kune, Kuen, Kuenen, Cunin, Cuenen, Cunen, Ceunens, Ceunen, Ceunis, Cuens, Koeune, Kuin, Cuinen, Cuynen, Cuyns, Khne, Khn, Kuhne, Kuhn, Kuehn, Kuhnen, Kuenhen, Kuhnhenn, Kuhni: 1. Vadersnaam. De Germaans eenstammige naam Cono, Kono;’koen, dapper’. 2. Zie ook de Koene, Coen(e). Koen (Kuno) kan echter ook als naamstam op zichzelf gedacht worden. Kuene (en Kuenen, dat ook voorkomt, naast Khnen, Khne en Khn op Hoogduitse wijze gespeld) is de Brabantse uitspraak en spelwijze van dezelfde naam.
Koener, Koeners, Koenders, Konder, Coenders, Kohner, Kuunders: Vadersnaam. Germaanse voornaam kn-hari ‘koen-leger’. Gonherus.
Koenders, Koendertse, Kuunders: Vadersnaam. Met ingevoegde d (vergelijk donder, van donre) uit Koeners. Germaanse voornaam kn-hari’koen –leger’.
Koene, (de), (de) Coene: Bijnaam voor wie koen, dapper, moedig is. Wellicht oorspronkelijk vadersnaam. Koen, maar achteraf als bijnaam opgevat, met lidwoord.
Koenig, Koenigs, Knig, Knigs, Konig, Konigs, Kongs, Konik, Konic, Koniq, Konyk, Conicq: Duitse bijnaam Knig: koning. De vorm Konik is Zuid-Duits.
Koenigsfeld. Duitse plaatsnaam Knigsfeld (verspreid).
Koenraad, Koenraads, Koenraadt, Koenraets, Coenraad, Coenraard, Coenraed, Coenraet, Coenraets, Coenraard, Coenraerds, Coenderaet, Coendraet, Coenderaert, Condaert, Conderaerts, Konrath, Konrad, Konradt, Conraads, Conrad, Conrads, Conradt, Conratd, Conrath, Conraths, Conratte, Conradi, Conradie, Conrady, Conrard, Conrardy, Conrod, Conroth, Conrotte, Coonraat, Conradi, Conradie, Canrady, Conrard, Canrardy, Conerardy, Connerade, Connerotte, Counerotte, Condrotte, Cornerotte, Corneroutte, Connrot, Contrardy, Couraet, Couraets, Coura, Courrar, Courrard, Courard. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Koenraad; kn-rd ‘koen-raad’. Conradus.
Koentges, Kontges: Vadersnaam Koentje, afleiding van Germaanse voornaam Koen.
Koerhuis, Koertshuis, Koer. Plaatsnaam, als Koert-huis te Deventer, van koeren, koerter; torenwachter.
Koert, Coort, Koerdt, Koertge: Vadersnaam van Germaanse voornaam Koenraad.
Koers, Koerts, Kurtz, Coerts, Koertssma, Koordes, Kordes, Cordes, Kortenga, Korting, Corty, Corting, Korten, Corten, Koens, Koenen, Coenen, Koene, Kundersma, Kuindersma, Kuinders, in Brabant Kuenen, Kuene, Kune: Variant van Kors. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Koenraad; kn-rd ‘koen-raad’. Conradus.
Koert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Koenraad, Konrad.
Koert, van: Wellicht de naam Koert met secundair voorzetsel van.
Koerver, Koeruer, Korver, Korver, Koerfer: Beroepsnaam. Nederduits Krver: mandenvlechter. Vergelijk Krber, Corvers.
Koesemans: Variant van Kosemans, Cosemans. Afleiding van Middelnederlands cosen ‘Spreken, praten, liefkozen, vleien’. Bijnaam.
Koether. Duits Kter, Kther: keuterboer.
Koetsdijk: Plaatsnaam. Koets(e): 1. Vadersnaam. Zoals Duits Kotz(e), vleivorm van de voornaam Konrad. 2. 1782 Johannes Matthias Koets, Groningen (is de zoon van een Duitser) Johannes Kutsch. Wellicht van Pools kucza ‘Loofhut, tent’Slowakisch kuca ‘Hut’.
Koetsenruijter: Uit Duits Kutschenreiter, Kotschenreiter, Kotschenreuter, afleiding van plaatsnaam Katschenreuth (Beieren).
Koetsier: 1. Beroepsnaam van de stratenmaker, Zuid Nederlands kasseier, van Middelnederlands cautsir, cauchier, van Picardisch cauchie, cauche ‘Straatweg’. 2. Aangezien het woord koetsier in het Nederlands pas in 1627 opduikt, kunnen alleen jonge familienamen op dit beroep teruggevoerd worden.
Koetsveld, van, van Koersveld: Plaatsnaam Koesveld in St.-Gillis-Waas (Oost-Vlaanderen); eventueel Coesfeld (Duitsland).
Koettlitz. Plaatsnaam Kttlitz (Beieren).
Koeveringe, Koeveringen, van: Plaatsnaam Koevering in Sint-Oedenrode en Steenbergen (Noord-Brabant). Koeveringe is ook de dialectische vorm van Coevorden (Drenthe).
Koevoet, Koevoets, Coevoet, Coevoets, Koeijvoets, Koeyvoets, Koefoed, Covoet: 1. Bijnaam naar het lichaamsgebrek, de horrelvoet, klompvoet, paardenvoet. Of huisnaam. In Keulen ‘De Pede bovis; naar de huisnaam ‘ed Pedem Bovis’Vergelijk Duits Kuhfuss, Pferdefuss, Rindsfuss, Frans Piedboeuf.
Koeymans, Koeijmans, Koeiman: Re-interpretatie van Coemans.
Koeijer, (de); Koeijers, de Coeijer: Middelnederlands beroepsnaam co(o)yer ‘aendenhouder, die de eenden in de kooi opsluit’.
Koffeman, Kofman, Koff, de, Kofferman. Beroepsnaam. Variant van Duits Kaufmann.
Kofler. Duits Koffler, Kofler, oude vorm van Kaufler: uitdrager, opkoper, kleinhandelaar.
Kgel. Duitse hypercorrecte vorm voor Kegel; zie Kogelenberg, van: plaatsnaam, misschien Kugelberg in Ludwigsburg.
Kogel, Kogels, Cogels: Middelnederlands cogele: kap, mantelkap. Bijnaam, vergelijk Cappe.
Kgelsberger. Duitse hypercorrecte vorm voor Kegelsberger, van plaatsnaam.
Kogelenberg, (van): Misschien de plaatsnaam Kugelberg in Ludwigsburg (Baden-Wrttemberg).
Kogeler: 1. Afleiding van Middennoordduits kogel, Middelhoogduits gugel ‘kap, hoofddeksel’. Beroepsnaam voor de hoedenmaker. 2. Spellingfout voor Kgeler. Kgeler: Door klinkerronding uit Kegeler ‘kegelaarՠ(zie boven).
Kohl, Kohle, Kohlen, Khl, Khlen: 1. Bijnaam van de kolenteler, koolbouwer. Vergelijk Waals-Vlaams koolkapper, Keuls Kappesboor: kleine boer aan de rand van de stad die zijn groenten in de stad verkoopt (Keuls kappes: (kabuis)kool). 2. Vadersaam. Korte vorm van de voornaam Nikolaus; zie Kool(e), Koolen.
Kohlberger, Kohlenberger, Kolberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Kohlenberg.
Khler, Kohler, Koller, Kller: Duitse beroepsnaam van de kolenbrander.
Kohlman, Kohlmann, Kaulman, Kaulmann: Afleiding van Kohl.
Kohlmeyer. 1. Afleiding van Kohl. Vergelijk Kohlmann. 2. Variant van Kollmeyer.
Kohlschein, Kohlscheen. Verhaspeling (door verscherping) van Gol(d)stein.
Kohnemann. Vadersnaam. Afleiding van Kohn.
Kohnenmergen. Misschien verhaspeling van Duits Kohlmorgen, Kaldemorgen (Essen): koude, koele morgen. Bijnaam.
Kohschulte: Duits Kuhschulte ‘Beheerder van een boerderij met koeien’ vergelijk Duits Khmeier.
Kok, (de); (de) Kock, (de) Cok, (de) Cock, de Cocq, le Cocq, le Coq, Koks, Kokke, Cox, de Koch, (de) Cok, (de) Cocq, de Cook, Decooq, Koock, Kook, de Koek, (de) Couck, (de) Cok, Coc, Coq, Koq, Koks, Cox, (de) Coux, Cocks, Cocx, (de) Cockx, Kokx, Kox, Kocks, Kokx, Ko, Kocx, Koch, Kochs, Choxkx, Koksma: 1. Beroepsnaam van de kok. 2. Beroepsnaam Middelnederlands coc, scarpcoc ‘Beul, scherprechter’. 3. Le Cocq kan een vertaling zijn van de Cock, maar de Cock is ook soms vertaald uit Lecocq ‘De haan’. Het wapenschild van de families De Cock vertoont vaak een haan.
Kokelaar, Keukelaar: Middelnederlands cokelare ‘Tovenaar, goochelaar’. Duits Gaukler.
Koker, de; de Cooker, de Coker, (de) Kooker, De Kocker, de Koecker, de Cocker, de Cockere, de Kokere,dDe Kokert, Decockre, Keucker, Keuker, de, Kocker, de, Kockere, Keuker: 1. Beroepsbijnaam naar de koker, het foedraal, bijvoorbeeld pijlkoker, naaldenkoker, brievenkoker. Het kan een bijnaam zijn voor de bode, die de brieven in zijn koker draagt: 2. Eventueel afleiding van werkwoord coken’koken’. Synoniem met (de) Kok. 3. Mogelijk zijn er ook mensen uit Coker in Somerset (Engeland) het kanaal overgestoken en hebben zo de naam naar Vlaanderen gebracht.
Koker, van den. Deze familienaam komt in Luxemburg voor. Verhaspeling van De Koker.
Kokje: Wellicht uit te spreken kokjee en te begrijpen als Nederlands spelling van de Normandische familienaam Coquier ‘oelier’afleiding van coq ‘Haan’.
Kokkelink: Verkleinvorm van Kok. Ook plaatsnaam; 1475 Kokeling in Nutter, Overijssel.
Koldenhof: Oost-Nederlands Plaatsnaam Koldenhof ‘koud hof’. Koldenhave in Brummen (Gelderland). Er is ook de Duitse plaatsnaam Koldenhof (Mecklenburg-Vorpommern). Vergelijk Kolthof, Kouwenhoven.
Kolb, Kolbe, Kolp: Duitse bijnaam, pendant van Kolff, Colfs.
Kolbach, Kohlbacher: Plaatsnaam Kolbach im Breisgau.
Kolbus, Kolbusch, Kolbusz: Plaatsnaam Kohlbusch in Stolberg, Duitsland.
Kolchmidt, Koschmider, Korsmit, Corrsmit, Corsmit: Kolschmidt, van Nederduits Koldeschmid: koudsmid, dat is een ketelsmid, kopersmid (die zonder vuursmeedt), Duits Kaltschmied. De verhaspeling tot Korsmit door de bekende //r-wisseling.
Koldewey, Koldewijn, Koldewwyn, Kaldewaij, Kollewijn, Collewijn, Colluyng, Koelewijn: 1. Middelnederlands wey: wei, hui van de melk. Koele wei. Vergelijk Coemelck, Soetemelk, Soetewey. De vormen met-wijn kunnen jongere volksetymologische renterpretaties zijn. 2. De oostelijke vormen (kolde-) kunnen op een plaatsnaam Koude Wei teruggaan. of Koldewey van plaatsnaam Kaltenweide. Er is een plaatsnaam Coudeweede in Duinkerke (Frans-Vlaanderen). Bovendien zijn er talrijke plaatsnamen Koldewey/Koldewee (als in Overijssel, Gelderland). 3. Er is ook nog een plaatsnaam Colwde, een bos tussen Pihen en Rodelinghem (Pas-de-Calais).
Koldijk. Plaatsnaam Koldijk in Grouw (Friesland).
Kole, Kol, van, Kool, Koolen, Kolen, Koole, Kolman, Koll, Kollen, van, Akol, Kul, Kl, Kuyl, Cuijle, Kools, Coolsen, Cools, Colle, Coll, Kolner: 1. Vadersnaam. Korte vormen van de voornaam Nikolaas, Nikolaus. 2. Naast de van oudsher in Nederland aanwezige familienaam Kol is er door immigratie een Turkse naam Kol bijgekomen.
Kolenberg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Kolenberg in Zelem (Limburg). 2. Variant van Kohlenberg: een verspreide Duitse plaatsnaam. 3. Variant van Koelenberg: plaatsnaam in Broekom, Val-Meer en Kerniel (Limburg), Koulenberg in Klimmen (Nederlands-Limburg) en Koelberg in Geluwe (West-Vlaanderen).
Kolenbrander, Colenbrander. Beroepsnaam van de kolenbrander, de houtskoolbrander.
Kolfer: Beroepsnaam van de kolvenmaker of kolfdrager.
Kolff: Middelnederlands colve ‘kolf, knuppel, knots’. Beroepsbijnaam voor de kolfdrager of voor de kolvenmaker. Of overdrachtelijke bijnaam voor een dikke kerel, lomperd. 1550 Wouter Colff, woonde in Nijmegen in ‘De Drie Colvenՠen is stamvader van een geslacht Kolff.
Kolfschoten. Familienaam, vooral in de Gelderse vallei.
Kolgen, Klgen: Vadersnaam. Afleiding van Koll.
Kolibos. Griekse familienaam.
Kolk, van Kolk, van de, der Kolk, Kolkman: Plaatsnaam Kolk ‘kolk, diepte, kuil’.
Kolkman. Afleiding van Van der Kolk.
Koll, Kolle. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Kolo. 2. Bijnaam. Nederduits kole: hoofd, kop. 3. Variant van Kohl(e).
Kollaart, Kolar, Koolhaard, Koolaard: Vadersnaam. Nederlands spelling van Frans Collard, afleiding van voornam Nicolas.
Kollem, van, van Collem: 1. Plaatsnaam Kolem (Antwerpen). 2. Variant van Van Kollum.
Kollenberg, Kollenburg, van: Aangezien berg en burg vaak verward worden, misschien de plaatsnaam Kallenberg (Baden-Wrttemberg, Noordrijn-Westfalen): Of variant van Kolenberg of Kohlenberg.
Kllmann, Kollman, Kollmann, Kolman: 1. Vadersnaam. Voornaam Coloman. 2. Variant van Kohlmann.
Kollros. Duitse bloemnaam Kohlrose: onder meer klaproos, kollebloem.
Kollum, van. 1. Pllaatsnaam Kollum. 2. Variant van Van Kollem.
Kolmeijer, Kollmeyer, Kolmer, Collemeijer, Collemijer, Corlemeijer en de verdwenen vorm De Comer, De Colmere: Nederduitse familienaam Kollmayer, wellicht uit Kohlmeier ‘meier op een koolhof, hoeve waar kool geteeld wordtՠof uit 1430 Koldemeyer (Denemarken) ‘meier op een koudenhof’. Of een naam van Duitse origine uit Koldemeyer/Kohlmeyer: toezichter bij het kolenbranden.
Klner, Kolner, Kollner, Koellner, Klln, Kllner: Keulenaar.
Kolp: Andere spelling voor Duits Kolb ‘kolf’. Zie Kolff.
Kolsteeg, Kolsteegje, Kolst, Te Kolst: Kolsteeg is een Re-interpretatie (‘Steegթ van plaatsnaam Kolstee, van Kolstede. Vergelijk Duitse familienaam Kohlstetter, van plaatsnaam Kohlstetten.
Kolthof: Oost-Nederlands Plaatsnaam Kolthof ‘koud hof’. 1297 Coldehof in Denekamp, Overijssel, 1385 Coldehof in Delden, Overijssel, 1475 Coldehof in Wierden Overijssel, 1401, Kolthof in Enschede Overijssel.
Kolvenbach. Duitse plaatsnaam.
Kolijn, Collijn, Colijn: Vadersnaam.; Vleivorm van de heiligennaam Nikolaas.
Kome,van, Komen van: plaatsnaam Komen, Henegouwen.
Komejan: Bijnaam Koman Jan ‘koopman Jan’E
Komkommer. Nederlandse/Joodse familienaam. Bijnaam of beroepsnaam voor de eter of teler van komkommers.
Kammander. Beroepsnaam van de commandeur, hoofd van eencommanderij (Duits Kommende), ridderorde. Duits Komtur, Nederduits Kommdr, Van Latijn commendator.
Kommer, Kommers, van den Kommer: Door dialectische uitspraak van van den Kamer. 1. Middelnederlands commer ‘kommer, zorg, behoefte’. 2. Met lidwoord veeleer beroepsnaam van de ‘kommaker, schotelmaker’. Afkomstig van Kommerscheidt (Noordrijn-Westfalen).
Kompels: Zoals Duits Kmpel, verkleinvorm van Kunibald, Kunibert?
Kompier. Met epenthetische nasaal uit Copier.
Kondr, Kondre, Condereys, Condreys, Condrys: Vadersnaam Gondrez, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gondraad (zie Gondraet).
Knecke. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Konrad.
Konhuser, Konheiser: Kornhuser, afleiding van Kornhaus: korenhuis, graanhalle, korenschuur.
Konieczy, Konieczij, Konieczna, Konietzny, Konietna: Oudpools konieczny: op het eind wonend.
Koning, (de); (de) Kooning, de Konink, Konings, de Coninck, Kning, Knig, de Keuning, de Keuninck, de Koninckx, de Koninck, Konink, d’e Konning, Konninck, de Kooning, Kooninck, de Coninck, de Coning, de Coningh, Conincq, Conynck,Con-ijnck, de Cooninck, De Conninck, de Connink, Conningh, Conninckx, Decninck, Deconincke, Deconinque, (de) Keuninck, de Keunynck, Keunijnck, de Ceuninck, Ceunynck, Ceunijnck, Ceuninckx, de Cueninck, Ceununck, de Ceuminck, de Keninck, Kenninck, Keuningh, Keunings, Ceuninckx, Ceuninkx, Ceunique, Konings, Koninckx, Koninckx, Koninck, Konix, Konicx, Koning, Koningx, Knings, Coninck, Conin, Conynck, Coninckx, Conincx, Coninsx, Coninx, Coning, Conings, Coning, Coningx, Cooninx, Koonings, Conninckx, Conninx, Coninck, Conckx, Conix, Konix: Bijnaam ‘koning’bijvoorbeeld voor het hoofd van een gild of de koning in een boogschuttersgild.
Konijn, Konyn, Keun, Keunen, Conijn, Conin; Middelnederlands conijn, cuennijn, Waals-Vlaams keun: konijn. Beroepsnaam voor een konijnenfokker of bijnaam voor prognatie of de manier van kauwen.
Konijnenburg, van, Knijnenburg, Knijnenberg: Plaatsnaam Konijnenberg in Biervliet, Oostburg (Zeeland) en in Apeldoorn (Gelderland).
Konijnendijk: Plaatsnaam, wellicht in Geervliet (Zuid-Holland).
Knigsdorff, Kningsdorf: Plaatsnaam Knigsdorf (Beieren).
Koningstein, Konigstein, Knigstein, Kenigstein, Kenigsztejn, Koningstein: Plaatsnaam Knigstein (Beieren, Hessen, Saksen, Sleeswijk-Holstein).
Koningsveld, van: Plaatsnaam Koningsveld bij Pijnakker (Zuid-Holland).
Koningswinter. Nederlandse vorm voor Duitse plaatsnaam Knigswinter.
Konkel, Kunkel, Kunkels. Laatmniddennederlands konckel, kunkel, Duits Kunkel: spinrokken. Beroepsnaam.
Kono. 1. Japanse naamvariant van Kawano (betekent ‘Veld bij de rivier ‘ - naam uit West-Japan, het eiland Shikoku en het eiland Ryukyu) of van Takano (betekent ‘hoog gelegen veld‘ naam uit Oost-Japan). Kawano en Takano worden in Japan dikwijls uitgesproken als Kono. Indiaanse naam: eekhoorn die een pijnboompit doorbijt. Ook als voornaam. 3. Nigeriaanse naam: mijn beurt.
Konsdorf, Konsdorff. Duitse plaatsnaam Consdorf.
Knst, Konst, Kunst: Vadersnaam. 1. Door omkering van volgorde van klanken ts/st uit Duits Knz, Konz, Kunz, vleivorm van de voornaam Konrad. Kunst kan trouwens ook volksetymologisch worden verklaard uit Cuns = Koens. 2. Verkort uit Constant.
Konter, Kunder: Bijnaam. Middelnederlands conder ‘mndier, wangedrocht’. Vergelijk Duits Kunter, Kunder, van Middelhoogduits kunder, kuntier’ondier’.
Koninckxloo, van, Koninxloo, van, van Koningsloo, van Coningsloo, van Coninckxloo, Conincksloey: Plaatsnaam Koningslo in Vilvoorde (Vlaams-Brabant).
Konteyne. Misschien aanpassing van Cantraine, Cantrijn, van Contryn. Ook benvloed door Fonteyne.
Koob, Koop, Koops, Coops, Koppe, Koppen, Kopinga, Copinga, Koopsma: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Jacobus.
Kooger: Afkomstig van De Koog op Texel (Noord-Holland).
Kooy, Kooy, Kooij. Vaders-, moedersnaam of beroepsnaam, zie Kooyman.
Kooi, (van der) Kooij, van der Kuij: Voor de eendenfokker of kooienmaker, of die woont bij een plaatsnaam De Kooi Gorinchem, Zuid-Holland. De Kooy, Den Helder, Noord-Holland.
Kooiman, Kooijman, Kooijmans, Cooijman: 1. Afleiding van Middelnederlands Kooye ‘Schaaps)kooi, eendenkooi’. Beroepsnaam van de kooier, die loslopend vee in de kooi opsluit. Of eendenfokker of kooienmaker. 2.Variant van Coman = Koopman.
Kooistra: Friese afleiding van Kooi; zie Kooiman.
Kooken: 1. Verbogen vorm van Koeke ‘koek’zie de Koek. 2. Uit van der Koken/Keuken, bijnaam voor een kok.
Kool, de: Bijnaam voor een kolenbrander of kolenteler? Of Vdersnaam. Kool met volks etymologisch secundair lidwoord?
Koole, Kool, Coole, Cool, Cole, Coel, Col, Col, Colle, Coll, Ceule, Kuijl, Kuijle, Kuylle, Kuyl, Kools, Cools, Cols, Coelst, Coels, Couls, Ceuls, Kuyls, Cuijl, Cuyl, Cuyls, Cuylle, Cuyle, Kuyle, Kulle. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Nikolaas.
Koolen, Kolen, Coolen, Coolens, Koelen, Coellen, Coelen, Coel, Colen, Colens, Keulen, Ceulen, Kuylen, Kuijlen, Cuylen, Collen, Collens. Vadersnaam uit Kolen/Colin, een knuffelvorm van de heiligennaam Nikolaus/Nicolaus.
Koolbergen, van, van Colenberghe, van Collenberghe, van Collenberg: 1. Plaatsnaam Koelenberg in Geluwe (West-Vlaanderen). 2. Kolenberg in Zelem (Limburg). 3. Plaatsnaam Colembert (Pas-de-Calais).
Koolbrant, Koolbrandt, Coolbrand, Coolbrandt, Colebrants, Colebrant, Colbrandt, Colbrandt. 1. Beroepsnaam van een kolenbrander of houtskoolmaker. Ook Duits Kohlbrandt. 2. Mogelijk ook afgeleid van Germaanse voornaam: Colbrand.
Koolegem: Plaatsnaam Kolegem in Mariakerke (Oost-Vlaanderen).
Koolhaas, Kohlhaas: Middennoordduits Klhase ‘Sprinkhaan’. Bijnaam voor een levendig, beweeglijk mens.
Koolmees, Koolmoes. Duitse familienaam Kohlmeise, van Middennoordduits koilmoese: koolgroente, koolmoes.
Koolstra, Coolsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Nikolaas.
Koolwijk: Plaatsnaam Koolwijk in Herpen (Noord-Brabant) en Stolwijk (Zuid-Holland).
Koop, Koops, Koopen, Koopstra, Kop: Bijnaam voor een koper of koopman. Vergelijk Nederduits Drekoop, Duits Teuerkauf.
Koopal. Bijnaam voor iemand die alles koopt. Vergelijk Duits Kaufauf.
Koophamel. Beroepsnaam van de handelaar in hamels. Vergelijk Paardekooper.
Koopman, Koopmans, Koopmansch, Koopmann, Coopman, Coopmans, Koppeman, de Copman, de Coopman, Kopman, Copmans, Copman, Kooman, Koomen, de, Komen, Koomand, de Cooman, de Coman, (de) Cuman, de Cueman, Coman, Comans, Cooman, Coomans, Comanne, Commane, Commans, Coeman, Coemans Koemans, Koeman, Kouman, Koman, Couman, Coumanne, Coumans, Coumant, Kouhmane: Beroepsnaam van de koopman. De vormen zonder p door assimilatie pm > m. In Koemans staat de Middelnederlandse oe-spelling voor lange o. Zie ook Kooyman.
Koopstra: Friese afleiding van Koop, van de voornaam Jacob.
Koorde, van der: Vermoedelijk, zoals de Vlaamse familienaam Decoorde, een vertaling van de Henegouwse familienaam Decorde(s), de Cordes, van plaatsnaam Cordes (Henegouwen).
Kooring. Weergave van de dialect Franse uitspraak van Corin; vergelijk Vlaams Firmin(g). Zie Carrin.
Koorn, Koornstra, Koorstra, Korenstra: 1. Vadersnaam, van Latijnse heiligennaam Cornelius. Bijnaam voor de hoorndrager. 3. Middelnederlands corn(e), coren’koren, graan’. Beroepsbijnaam van de graankoopman.
Koornhuyse, van den, van den Koarnhuyse, van den Koornuise: Plaatsnaam Korenhuis: korenhalle, waar het graan verkocht werd. Ook wel beroepsnaam.
Koornneef, Koorneef, Koreneef, Pierneef, Marneef. Uit ‘Neef van een persoon met de familienaam Koornՠof wellicht uit ‘Neef van Cornelis’welke voornaam bij de eerste generaties in de 17de eeuw voorkomt. Zou Koornneef en spellingvarianten de tegenhanger kunnen zijn van Korevaar? Andere samenstellingen van een voornaam met -neef: Pierneef en de niet meer voorkomende achternaam Arendneven. Wat te denken van de Russische naam Korneev (spreek uit Kornejev)?
Koot, De Coodr, De Coot, Decoodt, Decoot, Coots, Coet, Cot, Coets, Koets: Middelnederlands coet ‘koet’. Bijnaam naar de vogelnaam. Mogelijk afgeleid van een vogelvanger of iemand die de vogelgeluiden goed kon nabootsen.
Koot, van; van Kooten, van Koote, van Koten: Plaatsnaam. Middelnederlands Cote ‘Hut, huisje, schuur’. Plaatsnaam Koten in Aardenburg, Zeeland: 1351 buten Ardenburch ten Coten. 1300 Pieters land van Coten, Ozemondskerke (verdwenen dorp bij Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen). Cothen, Utrecht.
Kooter, de, Koter, Ktter, Koote. Beroepsnaam, vergelijk Keuterboer; koter; kind.
Kootstra: Friese afleiding van van Koot. Eventueel van Koten.
Kooyman, Kooijman, Kooijmans, Kooiman, Kooiker, Cooyman, Cooymans, Cooijmans, Cooijman, Koymans, Coyman, Coymans, Coemans, Coeyman, Coeijmans, Coeimans, en de Friese vorm Kooistra, Kooi, Kooy, Kooij. 1. Vadersnaam of moedersnaam uit n of andere knuffelvorm op -koie, als Alecoya, Odecoia. 2. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse kooye: schaapskooi, eendenkooi. Beroepsnaam van de kooier, kooiker: wie loslopend vee opsluit, eenden vangt in een eendenkooi, kooien maakt. 3. Variant van Coman: koopman.
Kop, Koppe: 1. Het woord Middelnederlands cop(pe) had verschillende betekenissen ‘Vaatwerk, schaal, schotel, drinkschaal, beker; schedel, kruin, top, kop; laatkop’. Vaak ook huisnaam. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Jacob.
Kop, van de: Plaatsnaam Kop in Heerewaarden (Gelderland).
Kopacs, Kopacsi, Kopacz, Kopacki, Koppatz, Kopatz, Koppatsch, Poolse bijnaam van kopac: hakken, graven
Kopec, Kopecky, Kopetzh, Kopetzki, Kopetzsky, Kopetsky. Pools kopec: rook, roet. Bijnaam.
Kopeinig. Familiemaan in Luxemburg. Waarschijnlijk van plaatsnaam Kppernig aan de Neisse.
Kopel. 1. Duits Koppel, Kppel, afleiding van Jakob. 2. Middelnederlands coppel: maat voor droge waren (vijgen, rozijnen), wijn. 3. Middelnederlands coppel, Nederduits. koppel: algemene weide.
Koper, Kooper, Kopper: Nederlands koper, Nederduits kopper: koper. Beropepsnaam van de kopersmid. Vergelijk Duits. Kupfer.
Koperberg, Koperenberg, Kooperberg: Plaatsnaam Koperberg bij Oldenzaal (Overijssel), Koperenbergpolder bij Willemsdorp (Zuid-Holland).
Koperdraad. Beroepsnaam van de draadtrekker, maker van koperdraad.
Kpke, Kopke: 1. Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Jakob. 2. Afleiding van Kop.
Kpp, Kppe, Kppen, Koppe, Kopp, Koepp, Koep, Koepges: Vadersnaam. Duitse korte vorm van de voornaam Jakob. Zie ook Cop.
Kopmels: Vadersnaam. Kop, van Jakob en Vadersnaam. Mels, van Melis. Vergelijk Koppejan.
Koppelen, van. Duitse plaatsnaam Koppeln.
Koppel, van de, der, Koppels, Koppelman, Koppelmans, Koppele te, ten, Koppelle, Koppelmann, Ossenkoppele, Kppel, Goppel. 1. Beroepsnaam. Afleiding van coppel: koppel, band, juk. 2. Afleiding van plaatsnaam Koppel: algemene weide. Ook Duits Koppelmann. 3. Bijnaam voor een koppelaar.
Koppelaar: Bijnaam voor een koppelaar. Maar het kan natuurlijk een afleiding zijn van het werkwoord Middelnederlands coppelen ‘Verbinden, vastmaken, koppelen; samenvoegen’. Of, zoals Duits Kuppler, afleiding van plaatsnaam Koppel ‘elgemene weide’.
Koppen, van: Noorse plaatsnaam Koppen in Hordaland?
Koppenhagen, van, Cobbenhagen, Coppenhague, Copenhague: Plaatsnaam Kopenhagen (Denemarken).
Koppenaal, Koppenhol, Koppenol. Vadersnaam uit de dubbele voornaam Koppe (van Jacob) en Nol (uit bijvoorbeeld Arnold). Zie ook Coppenolle.
Koppendrayer: Beroepsnaam van de draaier van houten koppen.
Koppenhol, Koppenol, Coppenolle: Vlaamse varianten zijn van Coppernolle, van Compenolle, (van) Compernolle. Verspreide plaatsnaam Koppenol ԩnzinking met bolvormige heuvelrug’.
Koppers, Koppert, Koppes, Coppers, Kappers. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Jacob, of van midden Noord-Duits kopper, van Latijn cuprum; koper, een koperslager of bereider?
Korb. Duitse beroepsnaam van de korvenmaker. Vergelijk Corff.
Krber, Korber, Koerber, Korper, Corper, Kerber, Krfer, Koerfer, Korfer: Duitse beroepsnaam Krber: mandenvlechter. Vergelijk Koerver, Corvers. Kerber is ontrond (o/e).
Korbmacher, Korfmacher: Duitse beroepsnaam van de korvenmaker, mandenvlechter.
Korbijn, Corbijn: Franse familienaam Corbin, afleiding van Oudfrans corb ‘Raaf’. Bijnaam.
Kordelaar, van. Limburgse familienaam. Plaatsnaam Korteraar (Zuid-Holland)?
Kordes, Kordus, Kordys: Vadersnaam. Duitse vorm van de voornaam Konrad.
Kordt, Korth: 1. Spellingvariant van Kort; zie (de) Korte. 2. Vadersnaam. Variant van Kurt = Konrad.
Koreman, Kooreman: 1. Middelnederlands cornman ‘korenkoper, graankoopman’. Beroepsnaam. Oost-Vlaanderen, Baarland, Zeeland. 2. Beroepsnaam van de keurmeester, keurder.
Korenberg, Kornberg: Plaatsnaam in Diegem (Vlaams-Brabant).
Korenblit. Duits/Joodse familienaam, ontrond van Kornbliite: korenbloesem, korenbloem. Vergelijk Korenblum.
Koreneef, Koorenneef: Vermoedelijk volks etymologisch voor de Duits familienaam Korneffel, van Middelhoogduits Karnffel ‘Naam van een kaartspel’.
Korenhof. Plaatsnaam in Herentals en Geel, Antwerpen, Duitsland.
Korevaar: Nederduits Kordvahr ԋord der Vater, Koenraad de vader’.
Korf, Korff: Beroepsbijnaam van de korvenmaker, mandenvlechter. Zie de Korver.
Korhuyt: Hypercorrecte spelling voor Korruit, de in België voorkomende familienaam Corruyt, van Colruyt. Romaans plaatsnaam Corroit, van coruletum ‘Hazelarenbosje’.
Koridon: Corydon is een herdersnaam bij Publius Vergilius Maro (-70). De naam komt ook voor bij Vondel.
Korlvinke. Soort vink die kornel, kornoelje eet? Vergelijk Duitse familienaam Kurlbaum, Middelnederlands corneboom, Cornus. Vergelijk Kirschfink.
Krndrffer: Duitse familienaam Korndrfer, afkomstig van Korndorf (Nedersaksen).
Kormannshaus. Huis van de Kor(n)mann: korenman.
Kormeier. Duitse beroepsnaam Kornmeier: beambte belast met het toezicht op de korenschuur, het korenhuis.
Kornberg. 1. Plaatsnaam in Duitsland, bijvoorbeeld Beieren. 2. Zie Korenberg.
Kornblum, Korenblum, Corbloem: Duits/Joodse familienaam: korenbloem.
Korne, de: Spelling van de West-Vlaamse familienaam Decoorne, van Frans Decorne. Bijnaam voor de hoorndrager? Of uit Decorme, van Franse Plaatsnaam Corme(s)?
Krner, Korner: Duitse beroepsnaam van de korenhandelaar.
Kornfeld. Duits/Joodse familienaam; korenveld.
Korngold. Duits/Joodse familienaam.
Korngut. Duits/Joodse familienaam.
Kornreich. Bijnaam voor iemand die rijk werd door de graanhandel? Vergelijk Kornt(h)euer.
Korntheuer, Kornteuer. Bijnaam voor een graanwoekeraar; letterlijk: duur koren.
Kornwolf. Duitse bijnaam voor een graanwoekeraar.
Korpak. Waalse uitspraak van plaatsnaam Korbach. Duitsland.
Korpel: Frans Corpel, zoals Oudfrans corbel, van Frans corbeau, verkleinvorm van Oudfrans corp, corb ‘Raaf’.
Korperich, Koerperich: Plaatsnaam Korperich (Rijnland-Palts) of Krprich (Duitsland).
Korpershoek, Kurpershoek: Plaatsnaam Korpershoek bij Schipluiden (Zuid-Holland). Vergelijk Familienaam Kerpershoek.
Korporaal, Corporaal: Frans caporal, van Italiaans caporale ‘korporaal, brigadier’.
Korput, van de, van den, der Corput: Plaatsnaam. Middelnederlands correput: put, poel waarin krengen en dierlijkafval gegooid werden. Middelnederlands corre: kreng. Synoniem met Oost-Vlaams Pensenpoel
Kors, Cors, Korres, Koersen, Koers, Coors, Cours: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Christianus (vergelijk Corstjens) of eventueel Cornelis.
Korshuize, Korsehuijse, Korsuize: Vermoedelijk geen plaatsnaam, maar een volksetymologische vervorming. Misschien Duits Kurzhose?
Korsman, Kors, Kortsen, Koers, Korssen, Kos, Koors: Vadersnaam. Afleiding van Kors(t), van Corstiaan, van Kerstiaan ԃhristianus’.
Korstanje, Korstanije, Corstanje, Karstanje: Met epenthetische r uit kastanje, van Picardisch casta(i)gne, van Latijnse castanea. Naar de woonplaats bij een kastanjeboom.
Korsten, Kosten, Kostense, Kossen, Kosse, Kosten, Korssen: Vadersnaam, van Kersten, vleivorm van heiligennaam Christinus, Christianus.
Korstjens, Corstjens, Corstins, Corsiens, Kurstjens, Cortsjens, Carstgens, Castien: Vadersnaam. Variant van Kerstiaan(s), Christiaens. Zie ook Corstiaens, Christyn. Castien uit te spreken: kastjen.
Kortbeek, Cortebeek: Plaatsnaam Kortbeek in Aalten (Gelderland). Of Korbeek (Vlaams-Brabant):
Kort, van, Van Kut. Naam uit de plaatsnaam ҈et Kort’ in Wommelgem (Antwerpen).
Korte (de), (de) Kort, Korten, de Corte, de Cort, Corte, de Cordt, de Cord, Korth, Kordt, De Curte: Bijnaam ‘De korte’naar de kleine gestalte.
Kortekaas: Bijnaam. Vergelijk Duits Hartkse, Schneks, Halbkes.
Kortenbout. Waarschijnlijk vervorming van Kortenhout. Bijnaam Korte Boud Ԃoudewijn’E
Kortenhorst. Plaatsnaam Kort + Horst; struikgewas, begroeide hoogte.
Kortenhof: Plaatsnaam Kortenhoef (Noord-Holland).
Korteknie: Bijnaam. Vergelijk Kortbeen.
Korteland: Plaatsnaam Kortland bij Alblasserdam (Zuid-Holland).
Kortelink: Bijnaam, afleiding van (de) Kort.
Korten, Kort, Courtens: Vadersnaam. Van de voornaam Koenraad, Konrad.
Korter, de: Vervorming van de Korte.
Korteweg: Frequente plaatsnaam Korte Weg, bijvoorbeeld in Oostburg en Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen):
Korthals, Corthals, Cothals, Corthols. Bijnaam voor iemand met een korte hals. Duits Kurzhals.
Korthof: Plaatsnaam Kortenhoef (Noord-Holland), plaatselijk ook Korthoef.
Korthout, Korthoudt, Corthout, Corthouts, Corthoudt, Corthaut, Corthauts, Kortenhout: Plaatsnaam Korthout ‘kort bos’. Vergelijk Langhout.
Korthuis, Korthuys, Kortus: Plaatsnaam Korthuis in Diest (Vlaams-Brabant).
Korting: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Kort, Kurt, van Koenraad.
Kortjanse; de zoon van Kort-Jan, van Koenraad-Johannes.
Kortland. Plaatsnaam Kort land.
Kortlang: Vermoedelijk volks etymologisch uit Kortland; zie Korteland.
Kortleve, Kortleven, Corteleven, Cortleven: Bijnaam voor iemand die zich vaak over het korte leven beklaagt? Vergelijk Duits Kurzleben.
Kortman, Kortmann, Cortman, Corteman, Courtrnans, Curteman: Bijnaam naar de kleine gestalte. Vergelijk De Corte.
Kortschot: Plaatsnaam.
Kortvriend, Cortvriendt, Cortvriend: Bijnaam voor iemand met een slecht karakter, met wie je slechts korte tijd bevriend kunt zijn.
Kortwijk. 1. Soms variant uit de plaatsnaam Kortrijk (West-Vlaanderen). Ook de familienaam Kortrijk komt in Nederland verspreid voor. 2. Ook afgeleid uit de plaatsnaam (in Drenthe) Cortewijcke (wijk: smal verveningskanaaltje) in Hoogeveen.
Kortzorg. Bijnaam voor iemand met weinig zorgen. Vergelijk Sorgeloos, Ohnsorg.
Korven, van. Wellicht plaatsnaam Korvel, Noord-Brabant.
Korver, Korvers, (de); Corver, Coerver, Coervers, Corvers, Corfers, Curver, Curvers, Curfs, de Kurver, Kurvers: Beroepsnaam van de korven-of mandenmaker; of mandendrager, sjouwer. Curvers kan mogelijk terggaan op Carvers, zie daar.
Korvorst, Ceurvorst: 1. Middelnederlands coorvorst, cuervorst: keurvorst; (ook naam van) gouden munt. Vergelijk Duitse familienaam Kurfurst. 2. Bijnaam. Korte Vorster? 3. Re-interpretatie van Korvers/Kurvers is niet uit te sluiten.
Kos, Kost, Cos: Vadersnaam. Kosse is een Zeeuwse voornaam, waarschijnlijk van Constantinus. Of door assimilatie van Kors, Kerst, Corstiaan: Kerstiaan.
Kosch, Kosche, Kosc: Bijnaam van Pools-Tsjechisch Kos: korf.
Kosinski, Kosynski, Kosijnkski, Kosijnssky: Van Poolse plaatsnaam.
Kosman, Kusman, Kossmann, Cosmann, Cosman, Cohsmann, Costnans, Cossmann, Kostman: 1. Vadersnaam. Zuid-Duits Kosmann, van heiligennaam Cosmas. 2. Variant Van Kos, Ko(o)semans, Coesman, Cosemans. Afleiding van Middelnederlands cosen ‘Spreken, praten, liefkozen, vleien’.
Koster, (de), Kosters, Ksters, de Coster, Kusters, de Kostere, Kosters, Kster, Koester, Costers, de Coster, de Costere, de Costerd, de Costre, de Coester, de Cuester, de Keuster, de Ceuster, Keusters, Kuster, Kster, Ksters, Ceuster, Custer, Custers, Cuesters, Ceursters, Kuysters, Cursters, Costerman, Costermans, Kosterman, Kostermans, Kostermann, Kuestermann, Kustermann, Kuestermans, Kustermans, Ceustermans, Custermans, Kuystermans, Kuijstermans, Ceurstemont: Beroepsnaam van de koster.
Kostering, Kosterink, Kosterinks. Plaatsnaam in Weerselo, Wilsum (Overijssel).
Kot: Middelnederlands cote, Oudfrans co(t)e, Engels coat ‘mantel’. Franse familienaam Cotte, Lacotte. Beroepsbijnaam of bijnaam.
Kotemans, Cotemans, Kotmans, Cotman, Cotmans, Cootman, Cootmans, Coetmans. Afleiding van Koot. Bewoner van een kot, een hut, een huisje.
Kther. Duits Kother, Koter (Westfaals), zoals Nederduits Kt(h)er: keuterboer, bewoner van een stulpje, keuterij.
Kotkamp: Plaatsnaam. Uit Kortkamp?
Kotoun: Spelling voor Coton. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Jacoton of Nicoton. 2. Frans coton, Middelnederlands cot(t)oen ‘katoen’. Beroepsbijnaam voor de wever of verkoper van katoen.
Kottenhoff. Plaatsnaam. Misschien Kotterhof in Krten; Kotthoff in Meschede (Duitsland).
Kotting. Misschien variant met -ing-suffix van Cottijn.
Kottman, Kottmann. Bewoner van een kot, stulpje. Duitse pendant van Kotemans.
Kottong. Indien inheems: aanpassing van Coton?
Kotvis: Volks etymologische aanpassing van de Poolse familienaam Kotwitz, Kotowicz, afleiding van Slavische kotu ‘kat’.
Ktz, Kotz, Koetz, Kotzmann: Vadersnaam. Duise vleivorm van Konrad.
Kotzer: Beroepsnaam van de vervaardiger van (Middenhoogduits) kotze: grove wollen stof. Familienaam Kotze.
Koudstaal, Koutstaal. Beroepsnaam van de koudsmid, de ketel- of kopersmid, die zonder vuur smeedt. Vergelijk Koudyzer. Nederduits Koldenagel.
Koudyzer, Koudijzer, Koudijs, Koudeijs, Koudeys, Kaltschmidt, Kouijzer, Koudzer, Kouwijzer, Coudijzer, Coudyzer, Coudijser, Coudyser, Caudijzer, Caudyser, Couwyzer, Couyzer, Couwijzer, Couwyser, Couhysder: Beroepsbijnaam van de koudsmid, de kopersmid, ketelsmid. Duits Kalteisen.
Kauhmane. 1. Zie Koopman(s). 2. Marokkaanse familienaam.
Koulberg. Plaatsnaam. Koulenberg in Klimmen (Nederlands-Limburg). Koelberg in Geluwe (West-Vlaanderen) of Duitse plaatsnaam Kohlberg.
Koulischer. Verbogen vorm van Duits Kaulich = Keilich, Oostmiddelduitse bijnaam: kleine man van gedrongen gestalte.
Kouprianoff. Vadersnaam. Slavische afleiding van heiligennaam Cyprianus.
Kousmaker, Kouseemaker, de Kousemaeker, Koussemaker, de Cousemacker, de Coussemaker, de Cousemaker, de Cousemaeker, de Causemaker, de Causeaecker, de Causmaecker: Beroepsnaam van de kousenmaker. De kous was de leren of zijden beenbekleding. Zie Caus.
Kouter, de: Wellicht verkort uit van de Kouter. Of aanpassing van Frans Lecoutre ‘De koster’.
Kouteren, van, van Cauteren, Vercouteren, Vercautere, Vercauteren: Frequente plaatsnaam Kouter ‘Bebouwd land, akker’van Latijnse cultura.
Kouters. Plaatsnaam Kouter, zie de Cauter.
Kouwen, Kouwe, Kouwes, Caauwe, Cauven: Middelnederlands cauwe ‘kraai (vogel)’. Bijaam of huisnaam.
Kouwenberg, (van); Couwenbergs, Cauwenberghs: Plaatsnaam Kouwenberg (Tilburg, Noord-Brabant). Verspreide plaatsnaam Koudenberg, onder meer in Brussel.
Kouwenhoven, Couwenhoven, Koldenhof, Van Koldenhoven, Kollenhof. Oude familienaam van de Nederlands-Duitse grens (?) waarvan de betekenis niet geheel duidelijk is: 1. Uit de plaatsnaam Koudenhove(n)/Kaldenhof (verlaten hoeve of hoeve met zware, natte grond (?)): diverse bij de Duits-Nederlandse grens en Coudenhove in Delft (Zuid-Holland). 2. Beroepsbijnaam voor een bakker: koude bakker (naar de koude oven).
Kouwenoord: Plaatsnaam Koude Oord bij Oeffelt (Noord-Brabant).
Kver, Kover: Bijnaam van de keuterboer, die een Nederduitse kove, een stulpje, bewoont.
Kowac, Kowatz, Kowatsch, Kovacs, Kovac, Kovats, Kovacic, Kovacevic: Kroatische en Hongaarse afleiding van Kowal: smid
Kowal, Kowalik, Kowalska, Kowalski, Kowalsky, Kowlzik, Kowalczyk, Kowalczykowski, Kowarski, Kowalewski, Kovalewsky, Koval: Beroepsnaam Pools, Sorbisch, Wendisch kowal: smid.
Koyermans, Kuyermans, Keyerman: Beroepsnaam van de kooier, die het loslopende vee in de (gemeente) kooi opsluit, schut, kooit.
Kozak, Kozakevich, Kozakiewicz, Kozakiewitz: Volksnaam: Kozak.
Kozelj, Koziej, Kozielski, Koziel: Bijnaam. Oudpools koziel: geitenbok.
Kozijns, Kozyns, Cozyns, Cosijns, Cosens, Koosens, Cosyn, Cosyns, Cosijn, Cosijns, Cosin, Cosins, Cosijnse, Cossyns, Cossijns, Coseyns, Coezijn, Cousin, Cousins, le Cousin, Cousinne, Cossin, Cousain, Cousein, Couzyn, Cousun, Cousijns, Coussin, Coussens, Cousens, Coessens, Coesens, Coossens, Cossens, Koesen, Kosen. Familienaam afgeleid van het Franse cousin, het Zuid-Nederlandse kozijn en het West-Vlaamse kozen: neef.
Kozlowski, Kozloff, Koslowski, Koslovski, Kosolosky, Koziol: Van Poolse plaatsnaam Kozlow.
Kraai, (de) Kraay, de Kraey, Kraeye, Kraaij, (de) Craey(e), de Craie, de Crae, de Cra, (de) Craye, Craueije, Craije, Vercraeye: 1. Bijnaam naar een eigenschap van de kraai, bijvoorbeeld een prater, zwartharig. Of bijnaam naar het stemgeluid. 2. Huisnaam. Of plaatsnaam.
Kraaijenbrink, Kraaienbrink, Kraayenbrink, Kragenbring: Plaatsnaam. Vergelijk Nederduits Krei(en)nbrink.
Kraaijenvanger. Bijnaam Kraaienvanger. Vergelijk Nederduits Kraagvanger.
Kraaikamp, van, Kraaykamp, Kreijkamp: Plaatsnaam. Vgl. Kraayeveld. Nederduitse familienaam Kreienkamp(f ), Krakamp. Kreyenkamp in Zwischenahn (Duitsland).
Kraak, Kraack, Krack, de Craecke, de Craeke: 1. Middelnederlands crake, craek ‘Schip, kraak’. 2. Van het werkwoord craken ‘krakend geluid maken, babbelen’. Vergelijk de Kraker. Middennoordduits Krack; ‘kraai’synoniem met de Kraker.
Kraakman. Afleiding van Kraken. Synoniem met De Kraker.
Kraal, Kral, Krale, Kraall. Beroepsnaam, voor een kralen,-, koralenmaker.
Kraan, Krane, de Craene, (de) Crane, Cranen: Bijnaam naar de kenmerken van de kraanvogel: lange benen, lange hals, slankheid.
Kraan, van der. Plaatsnaam De Kraan, Noord-Brabant, of Kraan, Nederlands-Limburg.
Krnzl, Kraentzel: Duitse afleiding van Kranz. Zie Krans.
Kraass. Duitse familienaam Krass(e), van Middenhoogduits krasse: grondeling. Bijnaam.
Kraats, van der; van de Craats: Plaatsnaam De Kraats in Ede (Gelderland).
Kraay, van, van Kraaij. Plaatsnaam.
Kraaijenbrink: Plaatsnaam Kraijenbrink in Varsseveld (Gelderland). Vergelijk Nederduits Krei(e)nbrink.
Kraaijenoord: Plaatsnaam ,597 Creyenoert in Barneveld (Gelderland).
Kraaijeveld: Plaatsnaam Kraayenveld bij Delden (Gelderland): Ook Kraaienveld in Zandvoort (Noord-Holland).
Kraayenhagen. Plaatsnaam Kreyenhagen in Schnega (Duitsland).
Kraaijenoord. Plaatsnaam. 1597 Creyenoert, hofstede in Barneveld, Gelderland.
Kraaijmes: Door assimilatie rs van s uit plaatsnaam Kraaimeers, onder meer in Emelgem, Merkem, Zedelgem (West-Vlaanderen), Maldegem (Oost-Vlaanderen).
Krabbe, Krabb, Krabben, van der, Crabbe: 1. Bijnaam naar het schaaldier, de krab. Wellicht naar de eigenaardige manier van lopen. 2. Plaatsnaam, Zuid-Holland.
Krabben, van der, van der Crabben, van der Krap, van der Crab: Plaatsnaam De Krabbe, bijvoorbeeld in St.-Jan-in-Eremo (Oost-Vlaanderen); ook De Crab(be), streek ten westen van Dordrecht.
Krachmans, Krachtmans, Kraghmann, Kragmans, Craecmans, Cracman: Middenederlands crake: voetboog. Beroepsnaam van de krakenmaker.
Kracht, Kragt, Kragten, Kraft, Krafft: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Kraft ‘kracht, weermacht’. Kraft; 2. Bijnaam naar de lichaamskracht.
Kracht, van der, van de, der Kragt: Variant voor Van der Gracht. Vergelijk Nederduits Von der Kracht = von der Gracht.
Krakeel: Plaatsnaam Krakeel in Hoogeveen (Drenthe) en Nijeveen en Meppel (Drenthe).
Krah, Krahe, de Krahe, Krhe: Duitse familienaam Krahe: kraai. Vergelijk Craeye.
Krhenbhl. Nederduitse plaatsnaam: kraaienheuvel. Vergelijk Duits Krayenberg, Kraibuhler.
Krher. Duitse bijnaam voor een schreeuwer.
Krahy. Waalse beroepsnaam die beantwoordt aan Frans graissier: vethandelaar.
Krajweski. Pools: die aan het eind van een dorp woont.
Krakau, Krakow, Krakowsky, Kroakowski, Krakowczyk: 1. Plaatsnaam Krakau (Galici), Pools Krakow. Ook verspreide plaatsnaam Cracau, Krakau, Krackow (Pommeren).-2. Ook andere naam voor Kalkar (Duitsland).
Kraker, de de Cracker, de Craeker, de Craekere, de Craecker, de Craeckere. Naam uit het werkwoord kraken: kraken, krakend geluid maken, lawaai maken,ledebraken, martelen. Bijnaam voor een lawaaimaker of beroepsnaam van een beul?
Kralingen, van. Plaatsnaam, bij Rotterdam.
Kram: Middelnederlands cram(me), crame ‘kram, haak’. Beroepsbijnaam voor iemand die krammen maakt of slaat.
Kramer, (de), Krmer, Kramers, Kraamer, Krahmer, de Craemer, (de) Cramer, Cramers, Kremer, Kremers, Kraemer, de Kremer, Kremers Kreemers, Kremeer, de Craemere, Craemers, Crammer, Krammer, de Creemer, de Cremer, de Cremers, Creemers, de Creymer: Beroepsnaam van de kramer, kleinhandelaar, winkelier.
Kramerkrings. Luikse familienaam, verhaspeling van Kamerlings.
Kramerhoffer. Afleiding van Duitse plaatsnaam Kramerhof.
Kramp, Krampe, Krampen, Kremp, Krempp, Krempf, Cramp, Crampe: Middelnederlands crampe ‘kramp’. Bijnaam voor iemand die aan krampen leed of voor een misgroeid mens. Duits Krampf.
Krampiltz. Uit Krampitz, Krampetz, van Pools krepy. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte,
Kranck, Kranckx. 1. Nederlands krank: ziek, zwak, armoedig, pover, ellendig. 2. Nederduits Krank(e), van Nederduits Kraneke, Duits Kranich: kraanvogel.
Kranenborg, Kranenburg: Plaatsnaam Kranenburg (Gelderland, Gelderland). Huisnaam in Brugge.
Kranendonk, Van Craenendonck: Plaatsnaam Cranendonck ten zuiden van Sterksel (Noord-Brabant), Kranendonk (Vlaams-Brabant) en in Mnchen-Gladbach (Noordrijn-Westfalen).
Kranewitter. Afleiding van Beiers-Oostenrijkse plaatsnaam Kranewitt, Oudhoogduits kranawitu: jeneverstruik, letterlijk: kraanvogelboom.
Kranich. Duitse bijnaam Kranich: kraanvogel. Vergelijk (de) Crne.
Krans, Crans,Craens, de Crans, Kranskens, Cranskens, Crasquin, Cransquint, Crasquin, Krantz, Kranz, Kranc, Cranz, Kranzen, Krens. Plaatsnaan (?) Krans: Bijnaam naar een hoofdkrans, haarkrans. Of naar het uithangbord.
Kransvelt, Kransveld, Kransfeld, Cransveld, Cransfeld: Plaatsnaam Kransveld in Mol (Antwerpen) (Duitsland).
Kranzler, Krnzler, Krnzler, Krenzler: Beroepsnaam van de kransenmaker, kransenbinder.
Kras: Spelling voor de bijnaam Cras. Oudfrans cras ‘Vet, dik’.
Krasilnikov, Krassilchikoff: Afleiding van Russisch krasilnik: lakenverver
Krasnik, Krasnici, Krasnicki, Krasnikoff, Krassnikof: Russische bijnaam Krasnik: mooi, knap.
Krat, Cratte: Variant van Kraat, (de) Craet, Crate. Middelnederlands Craet ‘Het kraaien van de haan’. Vergelijk Kraaij.
Kratz, Kratzer. Bijnaam voor iemand die krabt.
Krau. Bijnaam voor iemand die krauwt, krabt, die jeuk heeft, schurftige. Vergelijk Crowin, Krouwer.
Kraus, Kraussen, Krausen, Krausz, Krauz, Krauze Kruse: Duits familienaam met iemand met kroeshaar. Kruse is Nederduits Vergelijk Kroes.
Krauskopf. Duitse bijnaam voor iemand met kroeshaar, een kroeskop. Vergelijk Kraus.
Kraut, Krauth, Krutli, Craut: Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Kruid. Krutli is een Zwitserse afleiding.
Krautstengel. Bijnaam naar de gestalte. Zuidduits Kraut: kool. Vergelijk Duitse familienaam Kohlstock.
Krauwel, Krouwel, Crauwels, Crouwels. Middelnederlands crauwel ‘Drietand, kromme gaffel, vleeshaak’. Beroepsbijnaam of huisnaam.
Krawiecki, Krawczyk: Beroepsnaam. Pools krawiec: kleermaker; krawczyk: (leerling) kleermaker.
Krawinckel, Krawinkel, Krawenkel, Craewinkels, Kraewinkels, Kranwinkel, Kraamwinkel, Krewinkel, van Craywinckel, van Craywinkel,van Craijwinkel: Plaatsnaam Kraaiwinkel: kraaienhoek. Krawinkel in Geleen, Neerbeek, Neunkirchen (Duitsland); Krehwinkel in Velbert, Kramwinkel in Bochum (Duitsland); Kreiwinkel in Molenstede bij Diest; Cruijwinkel in Vorst (Antwerpen).
Krayem. Plaatsnaam Kraainem, Vlaams-Brabant?
Krazenberg: Varianten van de plaatsnaam zijn Kraassenberg, Kra(a)ssenburg, Kratsenberg, allemaal in de Achterhoek.
Krebbers. Variant van krabber? Middelnederlands crabben: 1. krabben; 2. krakelen.
Krebs, Krebes, Kreps, Kripps, Krips, Kriebs, Krieps: Duitse bijnaam Krebs: kreeft; vergelijk Kreeft.
Kreef, Kreeft, Kreft, De Creeft, Creyf, Creve, Crve, Crve. Uit het Middelnederlandse creeft, creift: kreeft. Bijnaaam voor de kreeftenvanger, of naar de rode gezichtskleur, of naar de wijze van lopen. Of huisnaam, zoals in van der Kreeft. Vergelijk Ecrevisse, Crabbe, Krebs. Nederduits Kreft, Krevet.
Kreeft, van der. Huisnaam. Vergelijk Krebs.
Krefeld, Kreveld, Kreevels: Plaatsnaam Krefeld (Duitsland).
Kreglinger, Kreglinge. Slavische plaatsnaam Kregelin, Pommeren.
Kreijl, van. Plaatsnaam Kreiel (Limburg), Kreil (Noord-Holland), Kreyl (Noord-Brabant), Kreyel (Nedelrands-Limburg).
Kreikamp: Door sluiting van de a tot e voor i uit de plaatsnaam Kraaikamp ‘kraaienveld’. Kraayenkamp in Barneveld (Gelderland). Nederduitse familienaam Kreienkamp(f), Krakamp.
Kreike. Nederduitse variant van Kreke, Kreeck: kriek.
Kreilman. Afleiding van Krail, Duits dialect ontronde vorm van Kreuel, Middenhoogduits kruwel: krauwel, haak met omgebogen tanden. Vergelijk Crauwel(s).
Kreis, Kreiss, Kreisz, Kraize, Kriese, Kries, Kreisman, Krajzman, Krajsman: Duitse familienaam Kreis(z), Kraisz: grensscheiding.
Kreisch, Kreischer, Kriescher, Krischer. Duitse bijnaam van een krijser, schreeuwer.
Kreisel, Kreyssel, Kreyhsel, Kreiszels, Kriesels: Afleiding van Middenhoogduits kreiz: geschreeuw, geroep, lawaai. Vergelijk Kreischer. Bijnaam.
Kreit, Kreydt: Bijnaam. Middennoordduits krte, kreit: twist, strijd, ruzie, vete. Dan stond men in het krijt, rondte omgeven door krijt.
Kreitz. Plaatsnaam bij Neufi (Duitsland).
Kreke, van de, der, van de Kreeke: Waternaam Kreek in IJsselmonde (Zuid-Holland), Standdaarbuiten (Noord-Brabant), ‘s-Gravenzande (Zuid-Holland), Oud Heinenoord (Zuid-Holland), Nieuw Beijerland (Zuid-Holland).
Kreker, Krekels, Krickel, Krickels, Kriekels, Kreckel, Krichel: Middenenderlands crekel, criekel: krekel. Bijnaam naar het stemgeluid als van een krekel, of voor een knorrig mens. Vergelijk Criquillon, Krekeler.
Krekelberg, Krekelbergh, Krekelberghe: Plaatsnaam Krekelberg in Ronse, Oost-Vlaanderen, Hoeven, Boom, Antwerpen, St. Kornelis-Horebeke, St. Maria-Oudenhove, Velzeke, Oost-Vlaanderen, in Cadier en Keer, Banholt. Ook familienaam in Nederlands-Limburg naar een plaatsnaam in Echt, Schinnen, Schinveld.
Krekeler. Bijnaam voor een knorrig, gemelijk mens. Afleiding van Middelnederlands crekelen: murmelen, knorren, gemelijk zijn.
Krello: Spelling voor Crelot, Crlot, Grelo. Verkleinvorm van Oudfrans graile, grele, van Latijnse gracilis ‘mager, spichtig’. Bijnaam.
Krentz, Krenz, Kreintz, Kreinze, Krainz, Kranjc, Krens, Krenc: Oostduitse-Slavische plaatsnaam Kreinitz, Krentsch, van Middenhoogduits greniz(e): grens.
Krengel, Kringels: Middenhoogduits kringel, krngel: krakeling. Beroepsnaam.
Krepel: Bijnaam. Middelnederlands Crepel ‘Verminkt, gebrekkig; kreupel’. Vergelijk Duits Krppel.
Kress, Kresse. Duits Kresse; grondeling. Bijnaam of huisnaam. Of van Kres; waterkers, plant.
Kretels, Krettels. Vadersnaam. Ontrond van Krtel, dafleiding van Germaanse hrad-naam.
Krets, Kretz, Crets, Cretskens, Krits. Bijnaam (omwille van jeuk of huiduitslag) of huisnaam (het dier) uit het Middelnederlandse kretsen: krabben, Duits kratzen. Vergelijk Waals-Vlaams krits: huiduitslag, schurft. Vergelijk Kretzer(s), Kratz(er).
Kretschmann: Verduitste vorm van Kretschmer, van Middelhoogduits kretschmar, van Slavisch, Tsjechisch krcmr ‘Waard, kastelein’.
Kretschmer, Kretschmar, Kretzschmar, Krcmar, Krichmar: Beroepsnaam. Middenhoogduits kretschmar, van Slavisch, Tsjechisch krcmar: waard, kastelein.
Kretzer, Kretzers, Cretser, Gretzer, Gretser: Afleiding van Middelnederlands cretsen: krabben. Bijnaam.
Kreukniet, Kreuk, de, Kreukels, Krook: Bijnaam: zinwoord ‘Die niet kreukt’.
Kreule, Kreulen: Vergelijk Duits familienaam Kreul, Kreuel, van Middelhoogduits kruwel, krewel, kreul, Middennoordduits en Middelnederlands crauwel ‘Drietand, kromme gaffel, vleeshaak’. Beroepsbijnaam of huisnaam.
Kreuzer, Kreutzer, Kreutser, Creutzer: 1. Afleiding van plaatsnaam Kreu(t)z. 2. Middenhoogduits kriuzer: kruisvaarder. 3. Muntnaam.
Kreuer. Variant van Keuls Kreuder, Nederduits Krder: kruidenier, kruidenhandelaar.
Kreupeling. Bijnaam voor een kreupele.
Kreusch. Waarschijnlijk Duitse regressievorm van Kreisch.
Kreuteler. Variant van Duits Kreuterer, Kruterer: kruidenier, kruidenhandelaar.
Kreutz, Kreuze: Duitse plaatsnaam Kreuz: Kruis. Kreu(t)zberg: verspreide Duitse plaatsnaam.
Kreutzkatnp. Duitse plaatsnaam Kreuzkamp.
Krevelen, van: Plaatsnaam Krefeld (Noordrijn-Westfalen)?
Kreye, Kreyen. 1. Afleiding van kraaien: schreeuwen. Vergelijk de Crayer. 2. Variant van Kraai, Craeye (door palatasering ai/et).
Kreyelmans, Creygelmans, Creyelmans, Creylman, Krelman, Crijleman, Krijgelmans, Krygelmans, Cregelman, Kregersman. 1. Naam uit de plaatsnaam Kreiel (Limburg) of Kraaiel in Wommelgem (Antwerpen). 2. Variant van Kreilman: dit uit het Duitse krail (krauwel, haak met omgebogen randen). Beroepsbijnaam. Zie verder bij Crauwels.
Kreyenberg. Plaatsnaam Kraaienberg (Gelderland) en in Berendrecht (Antwerpen) en Berlare (Oost-Vlaanderen).
Krichelberg. Plaatsnaam in Kerkrade, Nederlands-Limburg. Vergelijk Krekelberg 2.
Krick, de, (de) Crick, Kricke, Krick, Krick, Krickx, Krix, Krikke, Krikken, Kruk, Kriek. 1. Familienaam uit het Waals-Vlaamse cricke, uit cruck: kruk, stelt. Bijnaam voor iemand die op krukken loopt. 2. Kan ook een spellingvariant zijn van Kriek: bijnaam voor een kersenteler.
Kriekaard, Krieckaart, Kriekckaert, Kriekeert, Krieckaert, Crikart, Crickard: Afleiding van kriek. Beroepsnaam van een kersenteler of -koopman. Vergelijk Kriekemans.
Kriegel, Kriegels, Krigel: 1. Middelnederlands crigel: hardnekkig, koppig, lichtgeraakt, korzelig, kregelig. Bijnaam. 2. Eventueel variant van Krekel(s).
Krieger, (de), Kryger Kriger, (de) Krijger, de Kreijger, Kriger, Krier, Kreij: 1. Duitse bijnaam, Middelhoogduits krieger ‘kamper, vechter, krijger’. Ook Middelnederlands criger ‘Doorzettend mens, strijder, krijgsman’. 2. Duitse Krieger kan een ontronde vorm zijn van Krger.
Kriegsman, Krijgsman: Beroepsnaam van de krijgsman. Vergelijk Krieger, Krijger.
Kriek, Krieken, Crieckx, de Kreek: 1. Middelnederlands krieke, Nederduits kreke, kreek ‘kriek; kers, pruim’. Beroepsbijnaam voor de kersenteler of -handelaar, fruithandelaar. 2. Een enkele eer naar de woonplaats.
Kriekeboom, Crikboom, Crickboom, Cricboom, Cricquebaume, Criquebaume, Krichbaum: Plaatsnaam Kriekeboom: kersenboom. Zie ook Kerseboom.
Kriekemans, Krieckemans, Crieckemans, Criekemans, Krikemans, Crickemans, Crikemans. Beroepsnaam van de kersen/kriekenteler of handelaar.
Krieken van: Vermoedelijk volks etymologisch voor van Grieken. Plaatsnaam Grieken bij Rijnsburg (Zuid-Holland) of Grieken in Vlaams-Brabant.
Kriekenberg. Plaatsnaam in Duisburg en Heverlee (Vlaams-Brabant).
Kriekinge, van, Kriekingen, van, van Krikingen, van Criekingen, van Criekinge, van Cricckinge, van Crickinge, van Krieckenge: Plaatsnaam.
Krielen: Vadersnaam. Samengetrokken uit Kerniel, Corniel, van Cornelius.
Kriesels: Duits Kreisel, verkleinvorm van Middelhoogduits kreiz ‘geschreeuw, geroep, lawaai’. Bijnaam.
Krift, van der: Misschien uit van der Kraft, van van der Graft/Gracht.
Krijger, (de), De Kreyger, de Kreijger, Kryger, Criegers, Krijgsman, Krygsman. Beroeps of beroepsbijnaam voor de krijgsman uit het Middelnederlandse criger: doorzetter, strijder, krijgsman, soldaat.
Krijgh, Krieg: Middelnederlands crijgh, crijch, Middennoordduits kriec, Duits Krieg: strijd, twist, tweedracht, halsstarrigheid. Bijnaam.
Krijgsman, Krygsman: Bijnaam van de krijgsman, strijder; vergelijk De Krijger.
Krijntjes. Vadersnaam. Afleiding van Krijn, heiligennaam Quirinus.
Krikken. Spelling voor Krieken.
Krimpen van. Plaatsnaam Krimpen aan den IJssel.
Krings, Kringhs, Krink: 1. Plaatsnaam Kring, De Kring in Kortrijk. Ringvormige weg of sloot. Duitse familienaam Kring: dorpsplein. 2. Kring(h)s kan zoals Krins op Carrin teruggaan.
Kringels. Middelnederlands cringel: krul. Vergelijk Krul. Bijnaam. 2. Zie Krengel.
Krinkelen, van. Plaatsnaam Krinkel; bocht, kronkel.
Krinkels, Krenkel: Middenenderlands crinkel: vouw, plooi. Of een variant van Kringels/Krengel?
Kripeler, Krippeler. Variant van Duits Krippner. Beroepsnaam van de maker van kribben, voederbakken.
Krippendorff. Duitse plaatsnaam Krippendorf.
Krisinger. Variant van Duits Kreisinger, Krusinger, van plaatsnaam Creufien, vroeger Krussingen (Beieren).
Kristelijn, Kristalijn, Christ, Krist: Vadersnaam. Verkleinvorm op –lijn van de voornaam Christiaan. Wellicht uit Duits Christlein.
Kristus. Vadersnaam. Christelijke voornaam naar Jezus Christus.
Krber. Plaastnaam Krbern of plaatsnaam Kroben (Posen).
Krock, Krokk: Spelling voor Frans familienaam Croquet. 1. Picardisch croquet, Frans crochet ‘Haak’. 2. Verspreide plaatsnaam in Noord-Frankrijk.
Kroegman: Afleiding van kroeg ‘kruik’. Beroepsnaam van de pottenbakker of de handelaar in vaatwerk.
Kroes, Kroese, Kroesen, Kroeze, Kroezen, Kroeske, Croes, Croese, Cros, Crous, Crousse, Crouse, Croze, de Crose, Kroos, de Kroes, (de) Creus, Kreus, Creuse, Creuz, Creuze. 1. Beroepsnaam naar het Middelnederlandse croes: kruik, kroes. Waard of handelaar in vaatwerk. 2. Bijnaam naar croes: krullend. Iemand met krulhaar. Vergelijk Kraus.
Kroeseklaas: Bijnaam van een Klaas met kroeshaar.
Koesemeijer, Kroesemeier. Meier die kroezen maakte of verkocht. Vergelijk Nederlands Kruikemeier, Duits Krugmeier.
Kroezen, Creuse, Creusen, Kruijzen, Kruissen. Familienaam uit croes: krullend, met kroeshaar. Een bijnaam dus.
Kroft, van der, Kruft, Croft, Krogt, van der, Vercroft. ҅en aardige parallel met donk levert krocht (kroft) op, Angelsaksisch, Engels croft ‘Small enclosed field, pasture’. In Noord-Holland betekent het ‘Tussenveld, nog niet uitgegraven stuk land te midden van veenderijen’maar ook ‘Hoge zandgrond, akker in de duinen’. Le Franck van Berkhey noemt onder de ‘Veele groote valleijen en moerassenՠin Kennemerland ‘De vlakke Kroften’. Behalve in Noord-Holland (vooral de Zaanstreek, Tessel, Terschelling, Wieringen), waar het woord inheems is, komt het hier en daar in veldnamen voor in Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Brabant.
Krohmer, Kromer, Kroemmer: Krmer, Westfaalse geronde variant van Kremer, Kramer.
Krohn, Krohne. Middennoordduits krn, krn: kraanvogel. Bijnaam. Vergelijk De Crne.
Krom, (de), (de) Kromme, (de) Crom, Crommen, Crome, Crom, Cromps, Crompt, Crump, Crum, Crombe, Cromb, Crombet, Crombez, Lecron, Lecrond, Lecront, Lecrompe, Lacrampe, Lecromp, Lecrompe, Lecrombs, Lecrom, Lecroms: Bijnaam voor een kromme. Vergelijk Crommelinckx. Middelnederlands crom, ook cromb en cromp, van Frans Crombet en Lecrompe.
Krombach, Krumpak: Verspreide Duitse plaatsnaam Krumbachals in Beieren.
Krombeke, Crombeke, Crombecq, Crombecque, Decrombecque, Decrombque: Plaatsnaam Krombeke (West-Vlaanderen).
Krombeen, Crombeen, Krambeen: Bijnaam voor iemand met kromme benen. Vergelijk Duits Krummbein.
Kromboom, Cromboom. Familienaam uit de plaatsnaam Kromme Boom (waar een kromme boom groeide), onder andere in Poperinge.
Kromhout, Cromhout, Cromphoudt, Cromphout, Cromphaut, Cromphouldt, Crompaute, van Cromphout, Cromphaut, Crompot, Crouphaut, Krumholz: Beroepsbijnaam van de wagenmaker, velgenhouwer, scheepsbouwer, wielmaker, kuiper, naar het ervoor gebruikte kromhout. Vergelijk Duits Krummholz, Krumphold(t). Het Kromhout was er, namelijk een scheepsbouwwerf. Soms huisnaam, wellicht van een wagenmaker. 2. Plaatsnaam inSteenhuize (Oost-Vlaanderen).
Krommedam: Plaatsnaam Crommendam bij Enter Overijssel.
Krommenhoek: Plaatsnaam Kromme Hoek in Baarle-Nassau (Noord-Brabant), Kruisland (Noord-Brabant), Made (Noord-Brabant), Scherpenzeel (Gelderland). Krommenhoeke in Biggekerke (Zeeland).
Kromschee: Plaatsnaam Krumscheid (Rijnland-Palts).
Kronacker. 1. Plaatsnaam Kronacker (Beieren). 2. Bewuste wijziging van Kronacher, van plaatsnaam Kronach (Beieren).
Kronemeijer: Meier op een goed ‘De Kroon’E
Kronenberg, Kronenberger: 1. Plaatsnaam Kronenberg (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen), ook op De Peel. 2. Variant Van Kronenburg.
Kronengold. Waarschijnlijk Duits/Joodse familienaam.
Krner, Kroner: Nederduitse bijnaam van de kletser, twister.
Kroonenburg, van, (van) Kronenburg, van Kroonenborg, van Cronenborch, Croonenborch, Croneburg, Croonenburg, Kronenberg, Kroenenberger, Kroonenberg, Croonenborg, Croonenborghs, Croonenberghs, Crooneberghs, Cronenbergh: Plaatsnaam Kronenburg, Noordrijn-Westfalen.
Kroonberg, Kronenberger, Kronenberg, Cronenberg, Kroonenberg, Croonenberghs, Crooneberghs, Crunemberg, Crunenberg: 1. Plaatsnaam Kronenberg (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen). 2. Variant van Van Kroonenburg.
Kroon, (de), Kroone, Kroonen, Kronen, (de) Croon, Croone, de Cronne, Croonen, Croone, Croonne, Croon, Croons, Croene, Croenen, van der Crone: Naam uit de gelijknamige veldnaam of de heel verspreide huisnaam (In de Kroon). Duits Ԛur Krone’.
Krooshof: Bijnaam Kroeshoofd?
Krooswijk. Plaatsnaam in Zevenbergen, Noord-Brabant
Kroothoep: Spelling voor Zuid-Duits Kruthaup, Duits Kohlkopf’Hkrop van de ) kool’. Zuid-Duits krt ԋraut’dat is ‘kool’vergelijk Sauerkraut ‘Zuurkool’. Bijnaam.
Kropman. Bijnaam voor iemand met een kropgezwel of opvallende adamsappel. Vergelijk De Crop, Duits Kropfman.
Krott, Crott. Middenhoogduits krot, krot(t)e, Duits Krte: pad, kikvors. Oud scheldwoord.
Krouwer, Crauwers: Bijnaam voor iemand die krabt, klauwt, Vergelijk Krau.
Krucke, Kruk, Crucke, (de) Crucq, Krux. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse crucke, cricke voor iemand die op krukken loopt. 2. Kan ook een variant zijn van Cruycke: beroepsbijnaam voor pottenbakker of waard. In Henegouwen is Crucq trouwens een Picardisch vorm (Craque) voor Frans Cruche.
Krcker. Bijnaam voor iemand die op krukken loopt; vergelijk Kruck.
Kruf, Kruft,: Plaatsnaam Kruft (Rijnland-Palts).
Krug, Krugt,
Krgel : Duits Krug ‘kruik’. Beroepsbijnaam voor de pottenbakker. Krger, Kreugel: Kreugel is een variant (r/l) van Kreuger, Krger, Krueger, Krger, Kruger, Krueger, Kreuger, Kroeger, Kroger, Croger, Krugers, Kruiger, Hakenkruger: Beroepsnaam van de handelaar in vaatwerik (Duits Krug ‘kruik, kroeg), de pottenbakker of kastelein (Middennoordduits Krch ‘kroegթ.
Kruid, Kruit, Kruys, Kruyt, Kruydt, Kruijt, Kruth, Krut, Cruydt, Cruyts, Cruyt, Cruits: Beroepssnaam van de kruidenhandelaar, kruidenier. Vergelijk De Cruyenare.
Kruidenier, Kruyniers: Beroepsnaam van de kruidenier, kruidenhandelaar, drogist.
Kruidl. Aanpassing van Duits Krutl, afleiding van Kraut: kruid, kool. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Kruid.
Kruif, de, (de) Kruijf, de Kruyf, de Kruyff, Cruijff: Middelnederlands Cruuf ‘krullend, kroes’. Bijnaam voor iemand met kroezen haar, krulhaar.
Kruijer, Kruyer, Turfkruijer, Turfkruyer, Tafelkruijer, Tafelkruyer, Hourkruijer, Houtkruyer, Kreuijer. Cruyer, Kruijer ‘kruier, die met de kruiwagen kruit, vrachten vervoert’. Beroepsnaam.
Kruijne, Kruijntjens, Kruyntjens: Variant en afleiding van Krohn(e): kraanvogel. Vergelijk Kruyen. Vergelijk Nederduits Kro(h)nke.
Kruik, (de) Kruijk: Beroepsbijnaam voor de maker van kruiken, de pottenbakker of een waard. Vergelijk Krug, Krger.
Kruiningen, van; van Cruijningen: Plaatsnaam Kruiningen (Zeeland).
Kruip. Bijnaam voor een kruiper, sluiper. Zie Cruyper.
Kruis, Kruize, Kruse, Kruijs, van der, Kruys, van de, der. 1. Persoon wonend bij een plek die bekend staat als (Het) Kruis, wellicht in verband met een kruis ter plaatse of met een afbeelding van een kruis op een uithangbord; bijvoorbeeld een huisnaam als het Dubbele Kruis, het Gulden Kruis, het Andrieskruis of het Jeruzalemskruis (zie hieronder). 2. Beroepsbijnaam voor de vervaardiger van kruisen (die wellicht een pand bewoonde alwaar een kruis uithing en daarom Het Kruis werd genoemd, zodat naamsverklaring 1 en 2 samenvallen).
Kruisbrink, Kruisselbrink: Verspreide plaatsnaam (Gelderland, Overijssel): dorpsplein met een kruis. Ook Kruisbrinkse Laak, zijtak van de Wolfstraatse Laak (Gelderland).
Kruisdijk, van, van Kruysdijk: Plaatsnaam Kruisdijk in Groede (Zeeland), Herwen (Gelderland), Oostburg (Zeeland), Sluis (Zeeland), Oudenburg, Nieuwpoot, Vlamertinge, Zandvoorde, West-Vlaanderen.
Kruisen, van der, van (der) Kruijssen, Kruijssen, Kruijsse, Kruijs, Kruijsen, Kruijze, Kruis, Kruisse, Kruissen, Kruse, Vercruijsse, Vercruijssen, Verkruijsse, Verkruijssen: Verspreide plaatsnaam Kruis, ter/ten Cruce/Kruise, Cruijsse ‘kruis (vaak het strafwerktuig, de galg, de schandpaal).
Kruisifikx, Kruysifiks: Plaatsnaam Crucifix ‘laats waar een kruisbeeld staat’.
Kruisinga, Kruizinga: Friese afleiding van Kruis, Kruising, Kruissink, Kroesinga, Krusinga, Kroezinga. Cruisema, huis Cruisema bij Hoogkerk.
Kruiskamp. Plaatsnaam in Den Bosch (Noord-Brabant). Veld aan een kruispunt. Vergelijk Kreutzkamp.
Kruislander. Plaatsnaam Kruisland, Noord-Brabant.
Kruis Voorberghe, Kruijs Voorberge, Kruijsvoorberge: Dubbele toenaam.
Kruiswijk: Misschien van Kruisdijk.
Kruit, van der, van der Kruijt: Plaatsnaam? Vergelijk De Cruijt in Koolskamp (West-Vlaanderen). Of beroepsnaam van de kruidenhandelaar; vergelijk Kruid.
Kruit, Kruijt, Kruid. Beroepsbijnaam van de kruidenhandelaar, kruidenier.
Kruithof: Plaatsnaam. Middelnederlands cruuthof ‘moestuin, (planten)tuin’. Bijvoorbeeld in Nukerke, Oost-Vlaanderen.
Kruitwagen, Krutwage: Middenederlands crudewagen: duwwagen, schuifkar, (later) kruiwagen. Beroepsnaam van de voerman.
Kruthffer, Kruhffer. Hffer betekent eigenaar van een hoeve. Een Kruthffer is dus de eigenaar van een kruidentuin. Een soort beroepsnaam dus. Vergelijk met het Nederlandse Kruidhof.
Krul, Kruls, Crul, Cruls, Crulle, Krols, Krol, Krll, Krlls, Crols, Crol, Croels, Crals, Cruyl: Bijaam voor iemand met krullend haar. Duits Kroll.
Krummeich: Duitse plaatsnaam Krummeich ‘kromme eik’. Vergelijk de Vlaamse familienaam Cromeecke, Cromheeke.
Krumm, Krumme, Krummes, Krumers, Krumpen: Duitse bijnaam voor een kromme, bochel.
Krummenacker. Plaatsnaam Kromme Akker.
Krumpman. Duitse bijnaam van een kromme, gebochelde.
Krunkelsven, van, (van) Krunckelsven, van Crunkelsven, van Kriekelsvenne, van Kreunkelven, van Krunkelveldt, van Krunkeveld, van Krinkelveldt: Plaatsnaam Kriekelsveld in Zonhoven (Antwerpen), Krickensveld in Nieuwerkerken (Oost-Vlaanderen).
Krupa, Kruppa: Pools krupa: gepelde gerst, gort. Vergelijk Schelhaver. Of Slavisch: grof, lomp, onbehouwen. Bijnaam.
Krupp. Duitse bijnaam voor een kruiper, sluiper. Vergelijk Kruip. Deze familienaam komt al in de 16de eeuw in Essen (Roer) voor.
Kruseman. Bijnaam voor een man met kroeshaar. Vergelijk Kruse, Kraus(e).
Krtgen, Krutgen, Kruttgen: Afleiding van Krut = Duits Kraut. Vergelijk Kruid.
Kruthoffer. Houder van een Kruthof: moestuin. Vergelijk Kruithof.
Krutmann. Afleiding van Krut, Duits Kraut: kruid. Beroepsnaam van de kruidenier.
Krutwig. Vadersnaam. Germaanse voornaam hrad-wg ‘Roem-strijd’. Hrodwig.
Krutzen: Variant van Duits Kreuzen, van Kreuz ‘kruis’.
Kruyder, Kroeders: Beroepsnaam van de kruidenbereider, kruidenhandelaar, kruidenier. Duits Kruter. Kroeders is oostelijk.
Kruyen, Kruijen: Deze familienaam komt vooral in Luik voor, afkomstig uit Limburg. Gerond uit Krijen, van Krijn, van heiligennaam Quirinus; zie Carrin.
Kruyfhooft, Kruijfhooft: Bijnaam voor iemand met kroeshaar, krulhaar. Vergelijk Kruif.
Kruijter, de; Kreiter: Duits Kreiter, ontrond uit Kreuter, Kruter ‘kruidenhandelaar, kruidenier’.
Krygier. Poolse familienaam, van Krger.
Kryksztein. Duitse pendant van Middelnederlands criekensteen: kersenpit, kriekensteen. Bijnaam.
Krijntjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Krijn.
Krysztofiak, Krystofiak. Vadersnaam. Poolse afleiding van Griekse heiligennaam Christophorus.
Krystek, Krijstek, Krstic: Vadersnaam. Poolse afleiding van heiligennaam Christianus.
Krijtenberg: Plaatsnaam Krijtenberg in Bakel (Noord-Brabant), Vechel (Noord-Brabant) en Wijhe, Overijssel.
Krzesinski, Kresinski. Wellicht Slavische vadersnaam uit de voornaam Kristaen (=Kresin).
Kuba, Kube, Kubiack, Kubiak, Kubik, Kubicki, Kubeczka, Kubitza, Kubitz, Kubisz, Kubis, Kubaszijnski: Vadersnaam. Slavische afleiding van heiligennaam Jakob.
Kbbeler, Kubbeler: Duitse beroepsnaam Kbler: kuiper.
Kbel, Kibel: Duits Kubel: kuip. Beroepsnaam van de kuiper.
Kubben, Kube: Middelnederlands cubbe: mand, ben; ook aalfuik. Beroepsnaam voor een mandenvlechter of visser.
Kubber, (de); de Cubber, de Kobber, Cobbers: Bijnaam. Oost-Vlaamse en Brabants kubber ‘Doffer, mannetjesduif’.
Kuborne, Kuborn. Plaatsnaam Kuhborn bij Diekirch (Duitsland).
Kucharczyk, Kuchareck, Kucharski. Poolse beroepsnaam; kok.
Kchler, Kuchler. Duitse beroepsnaam van de koekenbakker.
Kucinski, Kuczynski: Poolse beroepsnaam: keukenmeester?
Kues. Plaatsnaam Cues, nu Bernkastel-Cues (Duitsland).
Kuetgen, Koetgens. Kchenberg: Duitse plaatsnaam.
Kuetgens, Keutgen, Keutgens, Keutiens, Koetgens, Koetgen, Kttgen, Kottke: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Kurt, Konrad.
Kfer, Kuffer, Kuffner, Kufner. Duitse beroepsnaam van de kuiper.
Kufferaht. Duitse plaatsnaam.
Kugler, Kugener: Bijnaam van de balspeler, kegelaar.
Kuhl, Kuhlmann, Khlmann, Khl, Kuehl, Kuhlen: 1. Duitse bijnaam Khl ‘koel, rustig, onverschilligռspan style='color:black'> 2. Plaatsnaam Kuhle: kuil, groeve.
Khneweg: Duitse plaatsnaam, wellicht van Kuhweg (Nedersaksen).
Kuhlewind, Kuhlevind: Duitse bijnaam Khl(e)wind: koele wind
Khmayer. Beroepsnaam van de boer die koeien houdt; vergelijk Nederduits Kohmann.
Khnemann, Kuhnemant: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Kuhn: Koen.
Kuhnemund, Kuhnemund: Vadersnaam. Germaanse voornaam Kunimund.
Kuhnert, Kunert, Khnert: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam kn-hard. Zie Coenaert(s).
Kuhweide. Duitse plaatsnaam Kuhweide; koeweide.
Kuif. Bijnaam voor iemand met een kuif.
Kuick, Kuijcks: Middelnederlands kuuc ‘goochelaar’.
Kuik, van, van Kuyck, van Kuyk, van Kuijck, van Kuijk, van Cuck, van Cuyk, van Cuijck van Cuijk, van der Koijk, Verkijk, van Kooijk, van Queuk. Familienaam uit de plaatsnaam Kuik, Cuijk (Noord-Brabant).
Kuil, van der, van Kuijl, van der Kuyl: Plaatsnaam Kuil(e)’kuil, groeve, holՠin Schijndel (Noord-Brabant), Texel (Noord-Holland), Udenhout (Noord-Brabant), Zaandam (Noord-Holland).
Kuilenburg, van: Plaatsnaam Kuilenburg, Culemborg (Gelderland).
Kuiler: Afleiding van plaatsnaam Kuil.
Kuip, van der: Wellicht naar de huisnaam van een kuiper.
Kuiper, de, de Kuyper, de Kuypere, de Kuijper, de Cuyper, de Cuypere, de Cuijpere, de Cuijper, de Cuiper, de Cueper, Decuypre, Dequiper, de Cupere, de Cuupere, Kuipersma, Kuipers, Kuypers, Kuyper, Kuijpers, Kuijper, (de) Cuyper, Cuypers, Cuijpers, Cuipers, Cuiper, Cuppers, Cupers, Cpper, Keupers, Ceuppers, Cuepers, Keubers, Kuper, Kupers, Kper, Kpers, Kupper, Kuppers, Kppers, Kpper, Cuperus, Kuperus, Kuiperi, Couperus: Beroepsnaam van de kuiper, kuipenmaker.
Kuit, Kuiten, Kuyt, Kuijtte, Kuijten, Kuijt, Kuyte, Kuyten, Cuyt, Cuijt, Cuitte, Keuten: Beroepsbijnaam van de kuitenbrouwer, dun bier zonder hop.
Kuitenbrouwer, Kuytenbrouwer: Beroepsnaam van de kuitbrouwer, brouwer van dun bier zonder hop.
Kuiters, Kuiter. Beroepsnaam van de kuitbrouwer; zie Kuitenbrouwer.
Kuitert: Ook Kuiter, Kuiters. Beroepsnaam van de kuitbrouwer.
Kuivenhoven: Plaatsnaam (Zuid-Holland)?) Dialect voor Kouwenhoven?
Kuklik: Afleiding van Tsjechisch kukla ‘kap, hoofddeksel, hoed’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Kulbertus. Vadersnaam. Latinisering van Germaanse voornaam Colobert.
Kulderij. Wellicht vervorming uit kuil: leemkuil, zandkuil, Naar plaats van afkomst, woonplaats.
Kulenkamp. Duitse plaatsnaam Kuhlenkamp.
Kulincx, Kuling: Vadersnaam. 1. Kulling van oude voornaam Kollo. 2. Afl.eiding van heiligennaam Nikolaas. Zie Culin 2.
Kullman, Kullmann, Kulmann: Vadersnaam. Duitse vleivorm van Konrad.
Kulzer. Afleiding van plaatsnaam Klz (Rijnland-Palts) of Kulz (Beieren).
Kumberger. Plaatsnaam Kumberg, Beieren.
Kummel, Kmel, Kmmel, Kummich: Duits Kmmel: karwij, komijn. Bijnaam naar de kruidnaam, wellicht voor de kruidenier.
Kunder, de: 1. De Kunder is een riviertje in Stellingwerf en een dorpje in Overijssel. 2. Zie Konter.
Kummer, Kummert. Duitse bijnaam Kummer; kommer, zorg.
Kumpf. Middenhoogduits kumpf: kleine maat. Bijnaam voor een kleine grove kerel.
Kunisch, Kunsch. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Konrad.
Kunstner, Kunster. Middenhoogduits kunster, knstener: die kunde, kennis bezit, kunstenaar.
Kunst, de. Re-interpretatie van Cuens, gepalataliseerde afleiding -vorm van Koen.
Kuntzel: Vadersnaam. Duits Kunz(e)l, verkleinvorm van Kunz, vleivorm van de voornaam Konrad.
Kuntziger, Kuntzinger, Kuntziger, Kuenstlinger, Kunstlinger, Kintzinger, Kintziger, Kinzinger, Kentziger, Kinsinger: 1. Vadersnaam Kunzi(n)ger: iemand uit het geslacht van Kunz: Koen. Kinzinger is een ontronde vorm; vergelijk Kinz = Kunz. 2. Plaatsnaam Kuttnzig (Duitsland). De familienaam is trouwens erg frequent in Luxemburg.
Kunzle, Kunzli, Kunzel, Kuntzmann, Kunzmann: Vadersnaam, afleiding van Kunz.
Kuperman, Kupferman, Kuppermann: Duitse beroepsnaam: kopersmid.
Kuperblum. Duits, Joodse familienaam; koperen bloem.
Kuperszmidt. Beroepsnaam van de kopersmid, koperslager.
Kupersztein, Kupersztejn. Duits, Joodse familienaam; kopersteen.
Kupersztyck. Nederduits Joodse vorm voor Duits Kupferstich; ets, gravure.
Kuperus: Beroepsnaam. Zoals Couperus latinisering van Kuper, de Kuiper.
Kuperwaser. Duits, Joodse familienaam.
Kupferberg, Kuperberg, Kupperberg: Verspreide Duitse plaatsnaam.
Kupfermunz. Duitse bijnaam (Joods?): koperen munt. Vergelijk Duits Kupfergeld, Kupferhelbling.
Kupfferschlaeger, Kofferschlger, Kofferschlager: Beroepsnaam van de koperslager, kopersmid.
Kurowski, Kurkowski. Poolse plaatsnaam, van kurcze: kip.
Kurec, Kurkiewicz: Poolse bijnaam kurek: haan.
Kuringen, van, Verkuringen: Plaatsnaam Kuringen (Limburg).
Kurfmakers: Beroepsnaam van de korvenmaker, mandenvechter. Vergelijk Duits Korbmacher.
Kuringen Van, Verkuringen. Familienaam uit de plaatsnaam Kuringen (Limburg).
Kurlandsky, Kurlenda: Slavische afleiding van Kurland.
Kurrels. Dialect voor Karels?
Kurrer. Afleiding van Middenhoogduits kurren: onduidelijk spreken, mompelen.
Kurt, Kurth. Vadersnaam. Duitse korte vorm van de voornaam Konrad. Kurtzen: Verbogen vorm van Kurz? Of klankverandering van Kursten?
Kurtem. Waarschijnlijk spelling voor Kurten, Krten, Kurt(h)en, Korten, Corten(s), Courtens, Coerten: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Kurt: Koenraad. Vergelijk Coertjens.
Krten, Kurthen, Kurten, Korten, Corten, Cortens, Courtens, Coerten. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Kurt.
Kurtz, Kurz, Curtz: Duitse bijnaam Kurz ‘kort’. Vergelijk (de) Kort.
Kurtzweg. Duitse plaatsnaam. Vergelijk Korteweg.
Kurz, Kurtzemann, Kurts, Kurc, Kurdz, Curtz: Bijnaam. Duits kurz: kort. Vergelijk De Corte, De Kort.
Kuse, Keus, Kuys, Kuijs. Uit het Middelnederlandse cuse, cuese: knots. Bijnaam voor de cusendragher: knots- of roededrager als teken van waardigheid. Vergelijk oude familienaam die Cusere.
Kusee, Kuzee, Cusee: Plaatsnaam Cutsee ‘Water van Kudoՠin Wemeldinge (Zeeland).
Kusseler. Waarschijnlijk de Nederduitse familienaam Kseler, bijnaam voor een leegloper, nietsdoener. Vergelijk Ledeganck.
Kusemeier: Meier die als teken van zijn waardigheid een cuse ‘Roede, knotsՠdraagt; zie Kuus.
Kussen, van der. Verhaspeling van Van der Kruissen?
Kusseneers, Kussner, Kussener, Kusners, Cusseneers, Cusner, Cusnir, Kuszner, Kuzner: Beroepsnaam. Middelnederlands curseneer: pelswerker, bontwerker, van Middelnederlands corsene, cursene: pels. Duits Krschner, Krssner, van Oekraens Kushnir.
Kustermans: Ook Kostermans, Kosterman, Costermans, Costerman, Custerans, Custerman. Afleiding van koster/kuster.
Kut, van. Wellicht variant van ofwel Van Kort (zie Kort Van), ofwel Van Koot (zie daar).
Kuterna. Vondelingnaam?
Kuth, Kutt, Ktt: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse voornaam, bijvoorbeeld Koenraad, Kurt.
Kutsch, Kutscher, Kutschera, Kutsche, Kutscherat. Tsjechisch kucera: haarlok.
Kttner, Kutner, Kuttner, Kittner: Middenhoogduits kuttener: drager van een pij, monnik.
Kustusz: Spelling voor Kustos, Latijnse Custosi ‘Wachter; koster’.
Kutz, Ktz: Vadersnaam. Duits vleivorm van Konrad.
Kuup: Beroepsbijnaam van de kuiper, kuipenmaker.
Kuus, Kuijs, Keus, Keuss, Keuskamp: 1. Ook Vlaamse Kuse. Middelnederlands cuse, cuese ‘knots, kolf’. Bijnaam voor de cusendragher ‘knotsdrager, iemand die als teken van zijn waardigheid een roede of knots draagtՠ(vergelijk Kusemeier). Familienaam die Cusere. 2. De toenaam van 1740 Johannes Wilhelmus Harminhuys werd verbasterd tot Kuys.
Kuyer, de, (de) Kuijer: Beroepsnaam van de kooier, de eendenhouder of de man die loslopend vee kooit, opsluit. Vergelijk Koyermans, Kuyermans.
Kuvel. Wellicht uit het Frans afkomstige naam, verhaspelde vorm van Cuvelier (de). Zie daar.
Kuyk, Keuk, Kuyck, Kuik, Kuijck, Kuyks, Kuyckx, Kuykx, Cuk, Cuick, Cuyckx, Cuykx, Cuyck, Cuycks, Cuyx, Cux, Ceulx, Ceux, Kux. Familienaam uit het Middelnederlandse kuuc: goochelaar.
Kuylen, van der, van der Cuylen, van der Keulen, van der Koelen, Verkuil, Verkuijl, Verkuijlen, Verkuylen, Verkoelen, Verkoulen, Vercoelen, Vercoulen. Familienaam uit de plaatsnaam Kuil. Kuil in Belsele (Oost-Vlaanderen), Kuilen in Genk (Limburg).
Kuijer, de: Beroepsnaam van de kooier ‘aendenhouder, man die loslopend vee kooit, in de kooi opsluit’.
Kuijk, (van); van Kuyck, van (der) Kuik, van Cuijck: Plaatsnaam Kuik (Noord-Brabant).
Kuijken, Kuiken, Cuijkens: Daarnaast Vlaamse Kieken(s). Beroepsbijnaam van de poelier, pluimveehandelaar.
Kuyp, van der. Plaatsnaam Kuip in Lier (Antwerpen), De Kupe in Geluwe, Volkerinkhove (West-Vlaanderen), Pollinkhove (Frans-Vlaanderen)
Kuysscher, de, Kuyscher, de. 1. Afleiding van Middelnederlands cuusschen: schoonmaken, opruimen. 2. Of veeleer Re-interpretatie van Kuyser? Of van De Kuyssche?
Kuyser, Keusser, Keuser: Middelnederlands cusere, cusendrager: knotsdrager, iemand die een staf draagt als teken van zijn waardigheid. Vergelijk Kuse.
Kuyssche, de, de Cuis: Bijnaam. Middelnederlands cuusch: zuiver, zindelijk, schoon, rein, kuis, eerbaar. Vergelijk 839-848 Gerbertum qui cognominabatur Castus, (Grieks voor rein, zuiver) Werden.
Kwaaitaal. Bijnaam voor een kwaadspreker? Of veeleer volksetymologisch van Catal: Catalaan.
Kwaak, de, Kwak, Kwakman, Quaak, Quaek, Quaeck, Quach, Quax, Quak: Bijnaam voor iemand met een kwakende stem.
Kwaak, van der: Plaatsnaam, polder in Nieuw-Helvoet (Zuid-Holland).
Kwaden, van der, van der Quaden: Plaatsnaam Kwade: kwaad, slecht terrein.
Kwadrat. Duitse plaatsnaam Quadrath.
Kwakernaat, Kwakernaak. Plaatsnaam Kwakernaak in Meerkerik en Arkel (Giessenlanden, Zuid-Holland). Quakernaec is ook de naam van een kade in Rotterdam.
Kwakkel, Quackels. Bijnaam naar de vogelnaam kwakkel, kwartel. Nu nog spotnaam.
Kwakkelaar, Quakkelaar, Quakelaar: Afleiding van vroeg Nederlands quackelen ‘Schudden, trillen’ook ‘Beuzelen, kletsen’. Wellicht veeleer frequent van quacken ‘kwaken, kwekken’. Vergelijk Kwaak.
Kwakkelstein: Plaatsnaam. 1591 Pieter Claesse van Quackestein, Nootdorp (Zuid-Holland).
Kwakkenbos: Plaatsnaam. 17de eeuw Jan Claasz Quackenbos, Oud Ade (Zuid-Holland).
Kwant, Kwanten, Quandt, Quant, Quanten, Quantens, Quante,: Middelnederlands Quant ‘gezel, kameraad, guit, snaak’. Bijnaam.
Kwanters: Met hypercorrecte r van Quantes, afleiding van Quant.
Kwast, (van der): Plaatsnaam Kwast ‘Tak met blaren, pluim, kwast, knoest’. De Oost-Duitse plaatsnaam Quast betekent ‘Bosՠ
Kwekelberg, van Kwikkelberghe, (van) Quekelberghe, Quekelberge, van Queckelberche: Plaatsnaam Kwikkelberg in Binkom (Vlaams-Brabant). Maar de oudste vindplaatsen van de familienaam verwijzen naar Oudenaarde (Oost-Vlaanderen).
Kwekkeboom: Zeeuwse plaatsnaam ‘Lijsterbes, rode kornoelje’. Vergelijk Twents kwekweboom, Fries kwitsebeam, Engels quickbeam, Duits Quickenbaum.
Kweldam: Plaatsnaam. 1635 Queldam in de Wieringerwaard (Noord-Holland).
Kwembeke. Misschien aanpassing van Duitse plaatsnaam Nieder-of Oberquembach.
Kwik, Kwick, Kwiek, (de) Quicke, Quick, (de) Quik, Quix, de Quyck, Quicken, Quicque, Quique, Qvick, Queck, Quecq, Quek, Quekke, de Quidt, Dequidt, Ouix. Bijnaam uit het Middelnederlandse quic, quec: levendig, vlug, kwik. Vergelijk Engelse familienaam Quick, Quicke, Duits Quck, Quick.
Kwikenborne, (van) Ouickenborre, van Quickemborne, van Quickeborne, van Quickelborne, Quickelborn: Plaatsnaam Kwikborre: levendige bron. Quecborn in Diest, Kwikkeborre in Dendermonde en Lede (Oost-Vlaanderen).
Kwikkelberghe, van, Kwikkelberge, van, van Kwikelberge, Kyquemberg: Plaatsnaam Kwikkelberg in Binkom (Vlaams-Brabant).
Kwist, Quist: familienaam uit Tholen afkomstig, ontleend aan de Walcherse veldnaam ‘t Quistken, een stuk grond waarover een kwestie bestond, waarover getwist werd.
Kyquemberg. 1. Plaatsnaam Kiekenberg (Friesland). 2. Zie Van Kwikkelberghe.
Kytspotter, de, de Kydtspotter: Familienaam in Frans-Vlaanderen. De oudste vorm Quitspotter wellicht door klankverandering uit Quistpotter, misschien vervormd uit Quisteboud, Cent.
Kwisthout: Bijnaam voor een timmerman die kwistig omspringt met het hout, die het hout verkwist. Vergelijk Frans Gtebois.
L.
Laager-Scherer. Dubbele Duitse familienaam uit: Laager/Lager: uit de plaatsnaam lage (lager gelegen of gewoon Ұlaatsө en Scherer: beroepsnaam van de baardscheerder, lakenscheerder, droogscheerderɮ.
Laagland: Plaatsnaam in Idaarderadeel (Friesland) en Doniawerstal (Friesland).
Laak, van (de, van Laecke, van Laeke, van Laecken, van Laeken, van Lake, van Laken, van der Laaken, van Laerken, van Larken, Lake, van de Laeken, Verlaecke, Verlaeken, Verlaeken, Verlaek, Verlaak, Verlaeck, Verlaeckt, Verlack, Verlackt, Verlaet, Verlat, Lakeman, Lakemans, Laekemans, Laekemans, Laackmann, Laeckmann, Lackman, Lackmann, Lacman, Lacqueman, Lacquemans, Lacquemanne, Lacquemant, Lacquement
Familienaam uit de plaatsnaam Lake/Laeck: Plaatsnaam ten/ter Lake ‘oel, plas, waterloop in moerassig terrein’. Laak (Drenthe, Gelderland Nederlands-Limburg, Overijssel), in Ruinen (Drenthe), Den Haag (Zuid-Holland), enz., ter Lake in Dinslaken (Noordrijn-Westfalen), in Assebroek, Knesselare, Prmesques (Nord), Quelmes (Pas-de-Calais).
Laan, (van der, vander), Terlaan, van (der) Laenen, Verlaan, Verlanen, van Lanen: Plaatsnaam Laan ‘Laan, weg met bomen, akkerweg’. De Laan in Limmen (Noord-Holland), Pijnakker (Zuid-Holland), Ter Laan (Groningen), De Laan (Noord-Brabant).
Laar, van (de); van Laare, van (de) Laer, (van) Laere, van Lare, van de Lair, von der Lahr, van Lafejre, van Laere, van Lare, Laarman, Laarmans, Laarmann, Laermans, Laremans, Laeremans, Laeremens, Laermemans, Leerman, Leirman, Verlare: Verspreide plaatsnaam Laar ‘mpen plek in een bos, bosweide, bosachtig moerassig terrein’. Plaatsnaam Laar (Gelderland Noord-Brabant, Nederlands-Limburg, Overijssel, Utrecht, Vlaams-Brabant).
Laarhoven, van, van Laerhoven: Plaatsnaam Laerhoef (laar-hove) in Hoogstraten (Provincie Antwerpen).
Laarhuis: Plaatsnaam in Woolde (Hengelo, Overijssel) 1538-1563 Herman Laerhuis, Delden-Deventer (hij bezit het Laarhuis in Woolde).
Laarman, Laarmans, Laarmann, Laermans, Laremans, Laeremans, -mens, Laermemans, Leerman, Leirman: Afleiding van van (de) Laar.
Laarschot, van de, van de Laerschot: Plaatsnaam in Liempde (Noord-Brabant).
Laat, de; de Laet: Middelnederlands laet ‘Laat, horige, vrijgelaten eigenhorige’.
Laat, van der, van (der) Laet. Plaatsnaam De Laat in Geel, Antwerpen, en Zoninbos (Vlaams-Brabant) Waarschijnlijk van Van der Laakt.
Labalue, Laballue, Leballue, Lebalue, Lebalus: Bijnaam. Luiks-Waals Abalowե kever.
Laban, Labanc: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Laban.
Labarbe. Bijnaam voor een gebaard man.
Labarque. Oudfrans, Frans barque: boot(je). Beroepsnaam voor een zeevaarder of visser? Maar misschien variant van de familienaam Labarge, Bargue: hooimijt.
Labarerrie, Labarrre: Plaatsnaam Barrire: slagboom. Vergelijk Delabarre.
Labarthe, La Barthe, zie Labat, Labath. Labasse: Plaatsnaam. Waals basse: kleine poel, plas.
Labath, Labate, L’Abbate, Labarthe, La Barthet: L’Abat(e), Zuid-Franse vorm voor l’Abb. Zie l’Abe.
Labay, Labaye, Labaij, Labaeye, Labaie, Delabaye, Delabaije, de Labais, Delabb, Delabbe, de Labeij, de Labey, Labeye, Labey, Labe: Lաbbaye: naar de woonplaats in of bij een abdij.
Labb, L’Abb, Labbe, Lab, Labee, L’Abee, Labedz, Labed, Labeye, Labey, Ab: Oudfrans abb: abt. Vergelijk Dabt.
Labbeke: Als beke-naam Labeke gereinterpreteerde Franse naam Lebecq, Lebque. Bijnaam. Frans bec ‘Bek’.
Labeeuw: Vlaamse aanpassing van Picardisch Labiau, van Frans Labeau, Lebeau. Bijnaam. Frans beau ‘mooi’.
Labehaut. Plaatsnaam in Ghoy, Henegouwen.
Labenne. Frans benne; rieten mand. Beroepsnaam.
Labens, Laebens, Labijn, Labyn, Labeen, Lebyn: Vadersnaam. Vleivorm van de Bijbelse naam Laban; vergelijk 1655 sente Labekens boom, Tielt.
Labe, Labesse, Laibaisses: Frans Labbesse, abes(se), Labaisse ‘ebdis’.
Labeur: Frans labeur ‘Werk, landbouwarbeid’. Beroepsbijnaam.
Labhaie, Labhaye, Laphaye: Plaatsnaam, 1350 Labehaie in Xhendremael (Luik).
Labout, Labots: 1. Uit Lapout, het zinwoord laphout’die hout lapt, met hout werkt’. 2. Vadersnaam. Met voortonig versterkte klinker uit Germaanse voornaam Lieboud.
Labi, Labie, Laby, Labye, Labby, Labbie, Delabie, Delaby, Delabye, Delabij, Delabby. Familienaam uit het Oudfranse abie/abeie: abdij. Naar woon- of werkplaats.
Labiche, Labis, Labisse, Labiese, Labies, Labieze, Lebiest: Frans biche: hinde. Bijnaam naar de zachtheid.
Labil, Labille. Oudfrans bille: boomstronk. Bijnaam naar de gedrongen gestalte. Vergelijk Strobbe, Stubbe.
Labiouse. Plaatsnaam La Biousse in La Versanne (Loire).
Labit, Labitte, Labyt, Labyte, Labijt: Oudfrans bite: grof gekanthouwde steen. Beroepsnaam van de steenhouwer.
Labiwez, Labiwoit, Labyois, Laboit, Labioit, Labioi, Labiois, Labio, Labiod, Labilloy: Plaatsnaam Labyw in Baulers (Waals-Brabant). De vormen op -oi zijn Waalse hypercorrecties.
Lablanche, Lablans: Bijnaam. Vrouwelijke vorm van Leblanc: de Witte.
Labonne. 1. Vrouwelijke vorm van Lebon. 2. Waalse variant van Laborne.
Labont, Labonte. Variant van Bont met volksetymologisch lidwoord.
Laborge. Variant van Labarge (zie Labarque)? Of Labourse?
Laborie, Labourie, Laboury, Labory, Laboyrie, Lambori, Lambory, Lambry: 1. Variant van Labo(u)rier, synoniem met Laboureur. 2. Franse plaatsnaam Borie: landhuis, boerderij.
Laborne, Labonne: Plaatsnaam La Borne in Thuin (Henegouwen) en Nijvel (Waals-Brabant): grenspaal.
Laboucher, Labouchere, Labouchre, Labuchere, Labucher, Labuchre, Labusire: Plaatsnaam La Bouchre (Nord, Orne) en in Chimay (Henegouwen) of Labuissire (Henegouwen) van buxarias: plaats waar buksboom groeit, Buxus. Vergelijk familienaam Labusquire, Bussire.
Laboue, Laboux. Plaatsnaam Boue; moeras, slijk.
Laboul, Laboulle, Leboulle: Bijnaam Boule: bol, naar de rondheid, of voor een speler. Vergelijk Bolle.
Labour, Labours. 1. Oudfrans labor, Frans labeur: arbeid, labeur, landbouw. Bijnaam van een arbeider of landbouwer. 2. Labours kan een spelling zijn voor Labourse.
Labourdette. Plaatsnaam. Afleiding van Oudfrans borde: landhuis. Vergelijk Delaborde.
Labouret, Labour, Laboureix: Afleiding van Oudfrans labor: arbeid, labeur, landbouw. Bijnaam van een landbouwer.
Laboureur, Lelaboureur: Beroepsnaam van een werkman, meestal een landbouwer.
Labourse. Beroepsnaam van de beurzenmaker.
Labrie: Samengetrokken uit Laborie, Labourie, van Labourier ‘Landbouwer’.
Labout. Beroepsnaam van timmerman. Zinwoord laphout ‘Die hout lapt, met hout werkt’.
Labrique. Plaatsnaam La Brique in Vloesberg (Henegouwen) en Sore (Namen).
Labrouck, Labro dit Labrouck, Labrot, Labreau: Plaatsnaam Labroek in Ninove (Oost-Vlaanderen), Labrouck in Foret (Luik). Br is Waalse variant van brok, broek: moeras.
Labrousse, Labroche, Labrouche, Labrosse, Labroue, De Labrouhe: Plaatsnaam Bro(u)sse: struikgewas.
La Broy, Labroy: Plaatsnaam Labroye (Pas-de-Calais), Labroie in Rozenaken (Henegouwen) van arboreta: boomgaard.
Labruijre, Labrujre: Franse plaatsnaam Bruyre ‘Heide’. Pendant van van der Heide, waarvan de naam soms als vertaling voorkomt.
Labry, Labrie, Labrie, La Brijn, Labree, de Brie, Labrijn. Naam uit Sane-et-Loire en Lotharingen. Naam uit de plaatsnaam lաbri: beschermde plaats. Of uit la brie: moerassig gebied of heuvel (afhankelijk van de Franse regio). Vele varianten in Nederland. Misschien soms vadersnaam uit de Latijnse naam Laberius.
Labrijn: Uit Labrin, samengetrokken uit Frans Labourin ‘Landbouwer’E Of uit Lebrin, Picardisch uitspraak van Frans Lebrun ‘De Bruin?ՠVolgens Meertens zou Labrijn van de Normandische eilanden afkomstig zijn en oorspronkelijk Le Brit ‘De Bretonՠgeheten hebben.
Labuche. 1. Frans bche: houtblok. Beroepsnaam van de houthakker, Frans bcheron. 2. Plaatsnaam La Bche in Harchies (Henegouwen). 3. Variant van Labouche (vergelijk Labouchere=Labuchere).
Labus. 1. Door assimilatie van laetbus: laatbus, bus gebruikt bij het aderlaten. Beroepsnaam van de aderlater, arts. 2. Aanpassing van Labuche.
Labijt: Frans Labi(te). Oudfrans bite ‘grof gekanthouwde steen’. Beroepsbijnaam van de steenhouwer.
Lacaf, Lacaff, Lakaff: Waarschijnlijk variant van Lacave (met verscherping v/fj.
Laage, Lacafejyse, Lacaeijse, Lacaes, Lacaze: Plaatsnaam La Cage in Neufvilles (Henegouwen): holte, diepte. De Vlaamse aanpassing met -aai-klank is te verklaren uit Picardisch caige.
Lacaille, Lecail, Lecaille, Lakaille. Bijnaam uit het Franse caille: kwartel. Bijnaam naar een bepaald ? gedrag.
Lacanne. Oudfrans cane: kan, kruik, vochtmaat. Beroepsnaam. Vergelijk (de)Kan.
Lacant, Lacante: Waalse vorm voor Picardisch Lecantre. Beroepsnaam van de cantor, zanger, voorzanger in de kerk.
Lachaert. Familienaam afgeleid uit het werkwoord lachen. Bijnaam voor een lacher, een vriendelijk iemand.
Lacart, Lackar, Lacquart, Lacqua: Afleiding van Van de Laak, van den Lake.
Lacassaigne, Lacassagne, Laccasaigne: Zuidfrans cassaigne, Frans cassagne, Romaans cassanea: plaats waar eiken groeien. Laasse: 1. Plaatsnaam Zuidwest-Frans casse: eik. 2. Oudfrans casse: kookpan. Beroepsnaam.
Lacaze. 1. Variant van Laage. 2. Plaatsnaam Lacaze (Lot, Tarn).
Lach. Vadersnaam. Tsjechische vleivorm van Slavisch Ladislav.
Lachaert. Afleiding van werkwoord lachen. Bijnaam voor een lacher.
Lachaise, Lachaize. Plaatsnaam Lachaise (onder meer Charente).
Lachard, Lascar, Laskar, Lasker (deze laatste hoort misschien niet in het rijtje) naam uit het Oudfranse lasche: los, ontspannen, zacht, maar laf. Bijnaam. Zie ook bij Lasker.
Lachaud, Lachaux: Verschrijvingen voor plaatsnaam La Chau(d), Chaux in Massif Central en Z.-W.-Frankrijk. Calm, chaume: stro, riet. Waarschijnlijk ook een plaatsnaam in Luik.
Lachenal, Lassinal: Frans chenal: irrigatiekanaal.
Lcher, Lacher. Bijnaam voor iemand die graag en veel lacht.
Lacheron, Lacharon, Lacharron, Lasseront, Lasseron: Oudfrans laceron: veter, snoer, strik, strop, lus, band, lint. Beroepsnaam.
Lachman, Lachmann. 1. Bijnaam voor een lacher? 2. De Duitse familienaam van Middenhoogduits lche: grensteken, grenspaal. Of van Middenhoogduits lche: plas, poel en dus Hoogduitse pendant van Nederduits Laackmann; zie Lakeman(s).
Lachner. Duitse afleiding van de plaatsnaam Lachen, onder andere in Beieren.
Lachterman. Variant van Lachman? Of van Middelnederlands lachter: schande, krenking, smaad. Bijnaam voor de lachteraer: kwaadspreker.
Lackner, Lakner, Duitse afleiding van plaatsnaam Lacken (Beieren). Of Waalse uitspraak van Lachner.
Lacomble, Lacomblet, Lacombl, Lacomblez: Plaatsnaam Comble, Oudfrans combele: klein, smal dalletje. Vergelijk Combel. Lacomble kan ook wel een Waalse hypercorrecte vorm zijn voor Lacombe.
Lacoppe. Waals cope: koppel, zwenghout, inhoudsmaat; ook uithangbord.
Lacour, Lacourte, la Corte, Lacourt, Lacor: 1, Korte vorm van Delacourt ‘Van den Hove’. 2. Vanwege de frquente verwarring van la/le kan de familienaam ook een variant zijn van Lecour(t). De uitgang -te kan dan worden verklaard door congruentie met het vrouwelieke La-. Eventueel invloed van Nederlands De Corte.
Lacouronne. Bijnaam naar het frequente uithangbord.
Lacreman. Waarschijnlijk door verkeerde lezing van Laeremans.
Lacres, Lacrs: Plaatsnaam Lacres (Pas-de-Calais)?
Lacressonnire. Plaatsnaam Cressonnire (Nord, Pas-de-Calais): plaats waar waterkers, tuinkers groeit.
Lacroix, Lacroi, Lacrois, Laccroix, Lacroux: 1. Zie Delacroix. 2. Lաcrois. Oudfrans acros: wreed, verschrikkelijk. Bijnaam.
Lacus. Duitse plaatsnaam Lackhausen: 1200 Lachusen?
Ladavid. Moedersnaam. Vrouw of dochter van David.
Laddyn. Vadersnaam. Korte vorm van Coladin, van Colardin. Vergelijk Ladon.
Lademacher. Duitse beroepsnaam van de timmerman die Middennoordduits laden, dats is kisten, kasten, schrijnen maakt.
Ladenberg: Wellicht de plaatsnaam Ladenburg (Baden-Wrttemberg).
Laden, Ladent, Ladan, Ladant, Ladang, Ladangh, Ladam, Ledent, Ledens, Ledant, Ledain. 1. Bijnaam uit het Franse dent: tand (opvallende tanden of tandarts?). 2. Zie ook Ledain.
Ladeuze. Plaatsnaam Ladeuze, Henegouwen.
Ladon, Ladot, Lados. Vadersnaam. Korte vorm van Coladon, Caladot, van Colardon, Calardot, afleiding van Colard. Vergelijk Geradon, van Grardon.
Ladrague. Bijnaam. Oudfrans drague; ekster. Vergelijk Lagace.
Ladrie, Ladry, Ladril, Ladrille: 1. Zie Deladrire. 2. Eventueel van Oudfranse plaatsnaam Ladrie: leprozenhuis.
Ladsous, Ladesou, Ladrisou, Deladessous, De Ladessous, De Ladersous, Laderjoes. Familienaam uit de plaatsnaam L-dessous: daar beneden. Dit in Blaregnies en in Goze (Henegouwen).
Ladure, Laduree, Laduron, Lաdur. Oudfrans adur: gehard, krachtig, moedig.
Laekemaeker. Beroepsnaam van de lakenwever.
Laemmle, Lammelin: Verschrijving van Duits Lmmle, afleiding van Lamm. 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lambert. Vergelijk Lammekens. 2. Bijnaam naar het lam of huisnaam.
Laender, de, de Lander, Landers, Laeners, Laner. Naam uit het Middelnederlandse laenre: slechtvalk of lannervalk (ook wel steenvalk genoemd). Bijnaam naar de vogel of beroepsbijnaam van de valkenier.
Laenen, Laenens, Lanens, Lanen, Lane, Lanes, Laanen, Laane, Laan. Moedersnaam Lane, verkorte vorm van de Latijnse heiligennaam Juliana.
Laerbeke, van, van Larebeke, van Laerebeke, van Laerbeecke: Plaatsnaam Laarbeke in St.-Martens-Lierde (Oost-Vlaanderen), Jette, Elsene. Laarbeek bij Vlezenbeek (Vlaams-Brabant). Leerbeek (Vlaams-Brabant).
Laere, de, Delaere, de Larre. Waarschijnlijk vervlaamste vorm van Delard, Pas-de-Calais. Zie bij Dulaar.
Laeren, van. Plaatsnaam Laarne, Oost-Vlaanderen.
Laeres, van, van Laeris: Misschien plaatsnaam Laires (Pas-de-Calais).
Laes, Laas, Las. Verkorte vorm van de Bijbelse voornaam Elia(s) of korte vorm van Colaes=Nicolaas.
Laet, de, de Laat, de Laedt, Laets, Laatsch, Slaets, Slaats, Slaedts, Sladts, Slaes,Sluydts, Sluyts, Sluijts. Familienaam uit het Middelnederlandse laet: horige, laat, vrijgelaten eigenhorige.
Laethem, van, van Latem. Plaatsnaam Latem in Bierbeek (Vlaams-Brabant), St.-Maria-Latem of St.-Martens-Latem (Oost-Vlaanderen). Eventueel Plaatsnaam Lathum (Gelderland).
Laey, de, de Laei, de Laeij, de Laeye, de Laye, de Lay, de Laije, de Laij, Lay, Laye. Frans lai, lay: leek, burger, sculier; onkundige in een vak. Vergelijk De Leeck.
Laface. Re-interpretatie van Lafosse.
Lafartin, Lafertin: Waaarschijnlijk door verscherping familienaam Lavardin, Laverdin, naar plaatsnaam Lavardin/Laverdin (Loir-et-Cher, Sarthe). Veeleer dan La Fertin, vrouw van Fartin, vleivorm van Germaanse farad-naam.
Lafaut. 1. Korte vorm van De la Fau; zie Delfau(d) 2. Zie Lefau(l)x.
Lafre, Lavre, Lafarre: La Fre, Lafere, Lefer(e). Frans Bijnaam Lefer voor een levenskrachtige of hardvochtige figuur.
Lafeuillade. Plaatsnaam La Feuillade (Dordogne, Charente), Frans feuille: gebladerte, loof.
Lafeuille. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Lafaille.
Laffolay. Bijnaam Lաffol: radeloos, wanhopig; of Oudfrans lաfol: gewond, verminkt.
Lafille, Laffile: Verwantschapsnaam La Fille: de dochter. Vergelijk Lefils.
Lafineur, Laffineur, Laffineux, Laffineuse: Beroepsnaam van de affineur. Wellicht in ruimere betekenis van Oudfrans afiner: zuiveren, verfijnen.
Lafit, Lafitte, Laffite, Laffitte. Plaatsnaam Lafitte (Tarn-et-Gar., Lot-et-Gar., Hte-Gar.).
Laflere, Laflre, Leflere: Waals-Vlaamse familienaam. Waarschijnlijk variant van de eveneens Waals-Vlaamse familienaam Lafere, met l-perseveratie.
Lafleur, de Fleur, Delfleur, de Floor, Duffluer, Dufloer: Frans fleur: bloem. Bijnaam, wellicht naar een huisnaam.
Lafon, Lafont, Lafond, La Fong, Laffon, Laffont. Familienaam uit de Oudfranse plaatsnaam font: bron.
Lafollete. Afleiding, vrouwelijk van fou; gek. Bijnaam. Vergelijk Follet.
Lafon, Lafont, Lafond, La Fong, Laffont, Laffon: Plaatsnaam. Oudfrans font: bron.
Lafooij: Aanpassing van Lavoye, van Delvoie ‘Van den Wege’.
Laforce, la Fors: Uit Delaforce, van Delforce. Plaatsnaam La Force ‘Versterkt kasteel’.
Lafortune. Bijnaam. Frans fortune; fortuin, geluk.
Lafrance. Herkomstnaam La France; Frankrijk.
Lafruit, Lafrut, Lafru, Lafrux: Waalse plaatsnaam afru, van Latijn adfrictum: gerooid land, rode. Lafrut of Lafry in Ferrires (Luik).
Lafuste, Laffut, Laffutte, Lafut: Wellicht van Lefust. Oudfrans fust, Frans ft: vat. Beroepsnaam van de kuiper. Vergelijk (de) Fuster.
Laga, Lagae, Lagha, Lagauw. Volgens onderzoeker Peene komt het uit Del Aga. Gilis Van der Vaet, overleden ca. 1547 te Heule had voorgaande schrijfwijze. Deze evolueerde in 1579 in Heule tot Jan Van le Haet. Die naam werd dan weer het slachtoffer van de West-Vlaamse g/h verschuiving: Jan van le Gaet. Via een aantal tussenvormen was het in 1604 al Jan Lega. Het veelvuldig voorkomen van naamvarianten in het Scandinavisch gebied zou kunnen wijzen op een oorsprong in (zuid) Scandinavi. Het zou dan een soort vadersnaam zijn: beschermer van (Gods) wet Zie ook Lava.
Lagaaij, Lagaij: Ook Lagay, van Legaey, van Frans Legai. Bijnaam. Oudfrans gay, gai ‘Vrolijk, levendig, lustig, opgewekt’.
Lagace, Lagac, la Gasse: Lagace, Lagasse = l’Agace. Oudfrans agace ‘akster’. Bijnaam voor een prater. Vergelijk Vlaamse familienaam Axters.
Lagacysse. Verkeerde lezing van Lagaeysse.
Lagaert, Lagard, Lagaet. 1. Komt mogelijk uit het werkwoord lagen: ruilen, verruilen. Bijnaam. 2. In veel gevallen zal de naam echter afkomstig zijn uit het voornamelijk Oost-Vlaamse Laga(e). Zie bij Laga(e).
Lagage, Lagagie, Lagaese, Lagase, Lagaize, Lagaisse, Lagaise, Lagerisse, Lageirse, Lagaeysse, Lagaysse, Lagayesse, Lageiste: 1. Oudfrans gage: pand. Beroepsnaam van de pander, de gerechtsbode of beambte die een panding verricht. Vergelijk Louage, Pandelaers. 2. Uit Delaga(i)ge. Plaatsnaam Gage in Neufvilles (Henegouwen), Ga(i)ges (Henegouwen) en in Gondregnies (Henegouwen3. Lagaisse en Laga(e)ysse kunnen eventueel op Lagache teruggaan; zie Lagasse. Maar een verwarring is net zo goed mogelijk.
Lagalis, Lagaly: Oudfrans agali: beleefd. Bijnaam.
Lagamme, Moedersnaam. Lajeanne van de voornaam Jeanne: Johanna. Vergelijk Gamme, Jamme.
Lagappe, Lաgab. Oudfrans agab: grap, scherts, plagerij, spotternij; of Oudfrans la gabe: zelfde betekenis. Bijnaam.
Lagarde: Verkort uit Frans Delagarde. Plaatsnaam La Garde ‘Wachtpost, uitkijkpost’.
Lagasse, Lagache, Lagace, Laguasse, Lagaesse, La Gaesse, Lagauche, La Gauche, Lagatie, Lagassy, Legacie, Lagac, Lagas, Lagast, Lagaste dit Lagasse, Legas, Legasse, Legast, Legaste, Laguesse, Lagesse, Lages, Agache, Agasse, Aguesse. Naam uit het Oudfranse agace, het Picardische agache, het Luiks-Waalse agusse: ekster. Bijnaam voor een prater.
Lagaune. Picardische variant van Lejaune, Lejeune: de jonge (niet: de gele).
Lagauw. 1. Zie Legau(lt). 2. Zie Laga(e). 3. Waals-Vlaamse verwarrring met Lahaut.
Lagemaat, van de; Legemaate, Legemate, Leegemate: Plaatsnaam Lage/Lege Maat ‘Laag liggend maailand, weiland’. Vergelijk Lage Meten in Bergen-op-Zoom (Noord-Brabant).
Lageman, Lagerman: 1. Bijnaam van de belager; vergelijk Lagers. 2. Variant van Lachman?
Lagendijk, Lagendyk: Plaatsnaam Lagedijk in Katwoude (Noord-Holland), Schagen (Noord-Holland), Wervershoof (Noord-Holland) en Lage Dijk in Haarlemmerliede (Noord-Holland).
Lagenhoek: Plaatsnaam in Geertruidenberg (Noord-Brabant).
Lageot, Lajot, Lajeot: Afleiding van Lage, van plaatsnaam l’Age: haag.
Lagerwaard, Lagerwaart, Hoogerwaard, Waard, van der. Plaatsnaam Waard als Hoeksche Waard.
Lagers, Laager: Middelnederlands lager: belager.
Lagerwey, Lagerweij: Plaatsnaam Lage Wei(de) in Cadzand (Zeeland), Lage Weide in Utrecht, Lage Ween bij Oldemarkt, Overijssel.
Laget: Deze familienaam komt vooral in Oost-Vlaanderen voor, maar blijkt toch Waals te zijn: Wellicht uit Frans Laguet, van lաguet ‘Wachtpost’.
Lageuse. Spelling voor Laguesse?
Lagneau, Lagneuax, Lagnau, Lagnaux, Lagna, Lagniau, Lagniaux, Lagnieaux, Longneaux, Longniaux, Laigneaux, Laigneoux, Laignelle, Laignele, Lenjou, Lainel, Leaignel, Leignel, Lengyel, Lenyel, Lingnau, Ligneel, Lignel, le Nel, Lynneel, Lyneel, Lijnneel, Lognay, Lognais. Naam uit het Oudfranse a(i)gnel. Frans agneau: lam, schaap. Bijnaam voor iemand met een zacht karakter of huisnaam.
La Grappe. Oudfrans grape; haak, klauw. Bijnaam.
Lagrave. 1. Zie (de) Graaf. 2. Pllaatsnaam (Tarn, Isre): grind.
Lagraviere, La Gravire: Plaatsnaam. Oudfrans gravire: plaats met grind.
Lagrillire, Lagrilliere. Plaatsnaam Grillre: plaats met krekels.
Laguerre. Frans guerre: oorlog, strijd. Bijnaam voor een strijdlustig, combattief mens? Vergelijk Krieg, Bataille.
Lahaine, Laheyne, La Heijne: Wel niet de waternaam La Haine, Nederlands de Hene (Henegouwen), maar variant van Franse familienaam Lahaigne. Oudfrans baigne: grimas, grijns. Bijnaam.
Lahak, Lahac, Lahacque, Lahaque: Oudfrans hache, Oudpicardisch en Waals hake: haakbus; ook hak, bijl. Beroepsnaam.
Lahanier. Beroepsnaam. Oudfrans ahanier; landbouwer.
Lahey: Uit Lahaie, korte vorm naast Delahaie. Plaatsnaam La Haie ‘Haag, bosje’. La Haie is ook de Frans naam voor Den Haag (Zuid-Holland). Meestal Frans pendant van van der Hage(n).
Laheijne: Uit Lahaine, van Franse familienaam Lahaigne. Oudfrans haigne ‘grimas, grijns’. Bijnaam.
Lahr: Plaatsnaam (Beieren, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Lahier, Lahy, Lahye, Lahire, Lahir, La, Lai: Een variant van Laillier (zie Lailler) is vanwege de oude h-vormen vrij twijfelachtig.Of een afleiding van Waals lahe, Frans laisse ‘Lijn, band’.
Lahnstein. Plaatsnaam Ober- en Niederlahnstein, Duitsland.
Lahon. Afleiding van Oudfrans lasche, van Latijn lascus, laxus, Frans lche: los, ongespannen, zacht, laf.
Lahor. Verschrijving voor Lahors, van Delahors, de l-hors: van Ginderbuiten.
Lahorte, Laherte, Laheurte: Plaatsnaam. Oudfrans horde: paalwerk, palissade?
Lahousse. Plaatsnaam Houssaie: plaats waar hulst groeit.
Lahr. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Lahure. 1. Bijnaam Hure voor iemand met borstelig haar. Vergelijk Huret, Hurel. 2. Plaatsnaam La Hure in Vloesberg (Henegouwen).
Laigle. Frans aigle; arend. Bijnaam of huisnaam.
Lailler, Lalli, Lallier, Laly: Beroepsnaam Lաiller: verkoper of teler van look (Frans ail).
Laime. Vervorming van Laine.
Lainier, Leyniers, Laignez, Leigne, Laygnez, Leny, Lenie, Leni, Liny, Lini: Beroepsnaam. Frans lainier: wolbewerker. Vergelijk Lanier.
Lair, Laire, Lhair, L’Lair, Leir, Leire, Leirens, Leyre, Leer, Leerens, Lere, Lerens. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Hilarius.
Lairesse, Lresse, Le Reste: Plaatsnaam in Ougre (Luik).
Lairin, Lairain, Lairein. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Hilaire. Vergelijk Laire en familienaam Hilairin.
Laisnez, Laisn, Laine, Lainet, Lainez, Laine, Lenez, Lenn: Bijnaam: de oude(re), de oudste. Vergelijk De Oude.
Laitat, Laitar. Afleiding van lait: melk. Vergelijk ltat: melkvarken.
Laitem, Laithem, Delaitemps, Letems, Lethem, Letent, Leutem, Lietem, Litem. 1. Naam uit het Franse laid temp: slecht weer. Bijnaam voor iemand met een slecht humeur. Vergelijk (de) Fortemps, Duits Roweder 2. Zie ook Latem Van. Deze mogelijkheid is voor een aantal varianten (Lait(h)em, Leutem, Lethem) niet uit te sluiten.
Laixheau, Laixhau, Laixhay, Laixhaye: Plaatsnaam in Herstal en Jupille (Luik).
Lake, van, Laken, van, van laecken, van Laeken, van Lacken, van Laerken, van Larken, van Larcken. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Laken (Brussel). 2. Uit Van den Laken, zie ook van de Laak.
Lakeman, Lakemans, Laekeman, Laekemans, Laackmann, Laeckmann, Lackmann, Lackman, Lacman, Lacquemansm Lacqueman, Lacquemanne, Lacquemant, Lacquemment: Afleiding van Van (der) Laak. Ook Nederduits. Vergelijk Lacart.
Lakerveld: Plaatsnaam ten zuiden van Laak in Oh en Laak (Nederlands Limburg), Lexmond (Zuid-Holland) en de Vijfherenlanden (Zuid-Holland).
Lakiere, Laquire, Lacquire, Dekire, (de) Kiere, Dequire: Plaatsnaam. oudfrans quiere: kant, hoek.
Lakk: Frans familienaam Lacquet, verkleinvorm van lac ‘meer’.
Lako, Laco: Naam van een hofstede Le Quoy in West-Zeeuws-Vlaanderen.
Lal, Lale. Van werkwoord lallen. Bijnaam voor een laller, die onduidelijk praat.
Lalkens: Vadersnaam. Lallekens, regressievorm voor Lollekens, verkleinvorm van de Friese voornaam Lolle. Zie Lolkema.
Lalouette, Lallouette, Lաlouette: leeuwerik. Bijnaam.
Laloyer, Lalloyer, Laluy, Laluyer: Lաloet, afleiding van Oudfrans aloe: leeuwerik. Vergelijk Laloyaux.
Lala. Luiks-Waalse verschrijving voor Lalau of Lallard.
Lalanne. Plaatsnaam. (Gers, Htes-Pyr.).
Lalbrecht. Verhaspeling van Lambrecht.
Laliere, Lalierre. Vrouwelijke vorm van Lailler?
Laline, Lalinne, Lalienne. Moedersnaam L’Alienne van de voornaam Aline, Adeline.
Lalisse. Waternaam La Lys; de Leie?
Lalleman, Lallemand, L’Allemand, Lalleman, Lallemant, Lallemang, Lallemens, Lallement, Laleman, Lalemand, Lalement, Lalmand, Lalman, Lalmant= l’Allemand ‘De Duitser’. Alleman is oorspronkelijk de volksnaam van de Alamannen. Aangezien deze Duitsers (Elzas) de naaste buren waren van de Fransen, werd Allemand is de Franse naam voor de Duitser.
Laloire, Laleure, Lalor: Lաloire, Waals alre, Frans alouette: leeuwerik. Bijnaam. Vergelijk Lallouette, Leeuwerck.
Laloubee, Laboubee: Wellicht met accentverschuiving van de familienaam Lalobe.
Laloyaux, Lalouel: Oudfrans aloel: leeuwerik. Bijnaam.
Lamain: 1. Plaatsnaam Lamain (Henegouwen). 2. Bijnaam. Frans main;’’Hand’.
Laloyaux. Familienaam afgeleid van het Oudfranse ‘mloelՠ= leeuwerik. Wellicht een bijnaam komende van muzikale eigenschappen.
Lamacq. Ongetwijfeld van Lamarque.
Lamaille, Lamaye: Bijnaam. Waals maye: muntstuk.
La Mari. Bijnaam. Frans mari: pas getrouwd.
Laman, Lamant, Lamand, Lamend, Laemant: 1. Franse bijnaam. Lաmant ‘De minnaar’. 2. Soms van Leman, vertaling van de Man.
Lamaurice, Lamauris, Lamaurisse: Moedersnaam bij de voornaam Maurice? Of Re-interpretatie van Lamouris.
Lamb. Engelse vadersnaam. Korte vorm van Lambert.
Lambelin, Lamblin, Lamblain, Lemblin, Lambelein, Lamelyn, Lamlin, Lamelyn, Lamelijn, Lemmelyn, Lemmelijn, Lemmerling, Lemmerlijn. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Lambrecht.
Lambach. Duitse plaatsnaam, Beieren.
Lambaux, Lambeau, Lambeaux, Lombeau, Lambay: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam land-balth ‘Land-stoutmoedig’. Lan(t)boldus. 2. Afleiding op -el van de voornaam Lambert (Lambel/ Lambeau).
Lambe de Harewude. 1. Plaatsnaam in Sheffield. 2. Engelse bijnaam Lamb: Lam.
Lambeens. 1. Zie Langbeen. 2. Zie Lambin. Vergelijk Engelbeen = Ingelbin.
Lambenne. Moedersnaam bij de voornaam Lambert?
Lambercy, Lambersy: Plaatsnaam Lambrechies in Gaurain (Henegouwen) of Lamberchies in La Bouverie (Henegouwen).
Lamberg. Variant van Lamberg, door klankverandering, van Lambrecht.
Lambermon, Lambermont, Lambemont, Lambremont: Plaatsnaam Lambermont (Luik).
Lambert, Lambertz: Vadersnaam. Romaans vorm van de Germaanse voornaam Lambrecht.
Lambertijn, Lambertyn, Lammertijn, Lammertyn, Lammertin, Lammertini, Lammerteyn, Lamertin, Lamerteyn, Lamertyn, Lamerten, Lammertink. Vadersnaam, vleivorm van Lambert, Lammert, Lambrecht.
Lambertus, Lambert, Lamberty, Lamberta. Vadersnaam. Italiaanse, respectievelijk Latijnse vormen van de Germaanse voornaam Lambrecht.
Lambier, Lambiet, Lambi, Lambie, Lamby, Lambij. 1. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Lambrecht. Picardisch Lambiert, Waals lambi. Zie Lambrecht. 2. De familienaam Langbeen uit Zuid-Oost-Vlaanderen werd in de 19de eeuw verschreven tot Lambier.
Lambillion. Lambillon, Lambion, Lambilliotte, Lambiliotte, Lambilliot, Lambiliote Lambiliote, Lambilotte, Lambilot, Lambiotte, Lamblotte, Lamblot: Vadersnaam. Vleivorm op -illon, -illot(e), -lot van de voornaam Lambrecht.
Lambin, Lambein, Lambeens, Lombin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Lambert, Lambrecht.
Lambinet, Lambinon: Vadersnaam. Vleivormen met de stapelsuffxen –in-et en -in-on van de voornaam Lambrecht. Vergelijk Lambin.
Lamblet, Lambel, Lambolet, Lambley, Lambley, Lambele, Lamble: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lambert.
Lamboo, Lambo, Lambot, Lambotte, Lembo, Lampo, Lampo: Vadersnaam. Frans verkleinvorm Lambot van de Germaanse voornaam Lambert (landa-berth).
Lambois, Lambooy, De Lamboy, Lombois, Lonbois, Lambooij: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Lambrecht.
Lamborelle, Lemborelle, Lambrau, Lamprau, Lamboray: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lambert. Vergelijk Lambret. 2. Of veeleer van Oudfrans lapriel, Frans lapereau, Middenenderlands lampreel: konijntje. De m is de zo frquente epenthetische nasaal (vergelijk pampier). De b is te verklaren door associatie met de voornaam Lambert.
Lambori, Lambory. Variant met epenthetische nasaal van Laborie.
Lambrecht, Lambrechts, Lambrechtse, Lambrechtsen, Lambrechs, Lamberechts, Lamberegts, Lambregt, Lambreght, Lambregts, Lambrecht, Lambregchts, Lambregtse, Lambreghts, Lambreghs, Lambreghse, Lambrexhe, Lambreckx, Lambrecks, Lambreck, Lambrecq, Lambretchts, Lambrecth, Lambrecths, Lambrichts, Lambricht, Lambrichs, Lambrich, Lambrigtse, Lambrigt, Lambrights, Lambright, Lambericts, Lambricks, Lambriks, Lambricks, Lambrick, Lambrix, Lambrik, Lamprecht, Lemberechts, Lembrechts, Lembreght, Lembreghts, Lembregt, Lembrik, Lombrechts, Lambert, Lamberts, Lambertz, Lambertz, Lambers, Lambeir, Lamber, Lamberg, Lambart, Lambaere, Lambaerts, Lambaert, Delambert, Lampers, Lember, Lembert, Lempere, Lemper, Lamperth, Lampert, Lampaert, Lampert, Lampertz, Lempart, Lempert, Lambaets, Lambeets, Lamerichs, Lamerigts, Lammerich, Lammerts, Lammert, Lamert, Lammerz, Lemmaert, Lammer, Lammers, Lamers, Laemers, Lemmer, Lemmers, Lemmerz.: Vadersnaam. Germaanse voornaam land-berht ‘Land-schitterend’. Landebert, Lambertus, Lambrect, Lambret. De vormen met Lem- zijn Brabants-Limburgs; die met -m(m)- zijn ontstaan door assimilatie, mb/mm.
Lambremont: Plaatsnaam Lambermont (Provincie Luik).
Lambret, Lambrette, Lambr, Lambrey, Lambre, Lembrez, Lombrez, Lombri, Lombrette, Lampret, Lampre, Lompret: Afleiding van Germaanse voornaam Lambert. Vadersnaamr. De vormen op -ette kunnen moedersnaam zijn, maar ook de verwaalste uitspraak van Lambrecht weergeven.
Lambreth. Spellingvariant Lambrecht of Lambret.
Lambrey. 1. Zie Lambret(te). 2. Eventueel van plaatsnaam Lambrey (Hte-Sane).
Lam, Lame, Lamee, Lamm, Lamme, Lametz, Lammey, Lamey: Oudfrans lաm: de beminde, geliefde. Bijnaam. Vergelijk Laim.
Lameijer. 1 Grafe voor Lameir; zie Lemaire.- 1. Er is een Duitse familienaam La(h)meyer: Lohmeyer, dat is meier in een bos.
Lameijn, Lameijns: 1. Vadersnaam. Spelling voor Lamyn(s), van Lammin(s); zie Lammens. 2. Eventueel Lameijn, Lamein, van Lamain.
Lamelle, De la Mole: van der Molen. Vergelijk Delmeule.
Lamette. Oudpicardisch mette: grens (van terrein)
Lametz. 1. Plaatsnaam, Ardèche, 2. Zie Lam.
Lamesch. Waarschijnlijk door assimilatie van Lamensch.
Lami, Lamis, Lamisse, Lamie, Lamy: Bijnaam Lաmi: de vriend. Oudwaals amice.
Lamiable. Bijnaam. Oudfrans amiable, Frans aimable: vriendelijk, beminnelijk.
Lamin. Variant van Laminne met secundair accent.
Lamiot. Bijnaam afleiding van Frans ami: vriend. Zie ook Amiot, Amiet 2.
Lamirand, Ladmirant, Lamerandt, Lamerand, Lammerant, Lamerant: Oudfrans amirant: mir, admiraal. Vergelijk Lamoral.
Lamiroy. Regressievorm van Lamire, die niet lաdmir: de bewonderde betekent, maar Middenfrans lաmir: admiraal, bevelhebber.
Lamme, Laame, Lamm, Lam, Lamps, Lams, Lans, Lampe, Lamp, Lemme, Lemm, Lems: Vadersnaam. Korte vormen van de voornaam Lambrecht.
Lammekens, Lamkin, Lemke, Lemkens, Lemken, Lamquin, Lampke, Lembcke, Lmmchen: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lambrecht.
Lammen, Lammens, Lamens, Lamensch, Laamens, Lamyns, Lamijns, Lameyn, Lameyns, Lemmen, Lemmens, Lemmes, Lamping, Lampin, Lampens, Lampen, Lempens, Lempen: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Lambrecht.
Lammer, Lammers, Lamer, Lamers, Laemers, Lemmers, Lemmer, de Lamper, Lampers, Lempere, Lemper, Lempre: 1. Afleiding van Middelnederlands lam(p): lam. Beroepsnaam van de schaapherder, die lammeren hoedt. Vergelijk De Geeter.
Lammeretz, Lameretz, Lamerets: Vadersnaam. Spelling voor Duits Lammertz, Lambertz, Lampertz.
Lmmerhirt, Lammerhiert: Duitse beroepsnaam van de schaapherder.
Lammerinks, Lammersma, Lammertsma. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lambrecht.
Lammerman. Beroepsnaam van de schaapherder. Vergelijk Lammers, Duits Lmmermann.
Lamittens. Verdwenen familienaam: mogelijk vadersnaam, knuffelvorm van Lamyns, dat is weer een knuffelvorm van Lambrecht.
Lamiroy. Verschrijving van Lamir, dit uit het Middelfranse lաmir: admiraal, bevelhebber.
Lammens, Lammen, Lamens, Lamensch, Laamens, Lamyns, Lamijns, Lameyn, Lameyns, Lemmen, Lemme, lemmens, Lampin, Lamping, Lampen, Lampens, Lempe, Lempens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Lambrecht.
Lammere: Vadersnaam. Door assimilatie mb/mm uit Lambr, Lambret, verkleinvorm van de voornaam Lambert.
Lammeren, van: Plaatsnaam Lamperen (Noord-Brabant).
Lammerink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lambrecht. Ook verspreide plaatsnaam in Overijssel. 1341 Lambertus Lambertynck, leenman van het goed Lambertinck in Markelo Overijssel.
Lammerts, Lammertsma, Lammers, Lammer,Lam, Lamme, ‘t Lam, Lem, Witlam, Cheuk-A-Lam, Lammerse, Lemmers, Lamer, Lamers, Laemers, Lemmer, Lemmers, De Lamper, Lampert, Lamper, Lampers, Lemper, Lepere, Lempre: 1. Vadersnaam. Uit Lamberts, Lambrecht)s), respectievelijk met assimilatie mb/mm en verscherping b/p. 2. Afleiding van Middelnederlands lam(p) ‘Lam’. Beroepsnaam van de schaapherder, die lammeren hoedt. 3. Toename van de familienaam, of de familienamen, Lam is mede te danken aan immigratie uit Hongkong, China en Vietnam; Lam is ook een Aziatische naam.
Lamont, Lammont, Lamon, Lamond, Lamonte, Laemont, Van Lamoen, Lamoen, Lamoens. Familienaam uit de plaatsnaam Lաmont: stroomopwaarts, hoger gelegen land. Er is onder andere een Lamont in Kwaremont (Oost-Vlaanderen).
Lamoot, Lamot. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Lambrecht. 2. Zie Delamote.
Lamote: Verkort uit Delamote. Plaatsnaam Mot(t)e, van mota ‘Hoogte, heuveltje’gewoonlijk met kasteel erop en door gracht omgeven.
Lamor, Lamort, La mort: de dood. Bijnaam voor iemand die er als de dood (Vaams Pietje de Dood, Nederlands Magere Hein) uitziet. Of variant van Lemort.
Lamoral, Lamiral, L’Amiral, Amirault, Lamiraux: Middenfrans amira(i)l, amir, van Arabisch emir, mir: bevelhebber, admiraal.
Lamouche, Lemouche, Lamoque, Lamocq, Lamock, Mouche, Mouque, Moucq, Mouck, Moxhe, Mox: Bijnaam. Oudfrans mosche, Latijn musca, Picardisch mo(u)que, Frans mouche, Waals mo(x)he: vlieg. Vergelijk Vliege. Vergelijk ook Mouchet/Mo(u)quet.
Lamouline, Lamoline, Lamolinne: Plaatsnaam La Mouline: de molen in Izel en St-Pierre-Chevigny (Luxemburg). Waarschijnlijk ook elders.
Lamour, Lamouret, Lamourette, Lamoret, Amor: Frans amour: liefde. Bijnaam voor een verliefde, minnaar. Vergelijk Lamoureux.
Lamoureux, Amoureus: Bijnaam voor een hartstochtelijke minnaar, een Don Juan.
Lamoury. Lamourij, Lamouris, Lamory, Lamury: L’Amoury. Vadersnaam Amoury, zie Amaury.
Lamovte. Verkeerde lezing van Lamonte, of van Lamoute, van Lamote?
Lampaert: Vadersnaam. Variant van Lambert, Lampert.
Lampe: Vadersnaam. Uit Lambe, korte vorm van de voornaam Lambrecht.
Lamperen, van, van Lammeren. Plaatsnaam Lamperen, Noord-Brabant.
Lampier: Frans Lampire. Plaatsnaam Lempire (Aisne, Meuse).
Lampoie, Lambol: Vadersnaam. Waalse vleivorm van Germaanse voornaam Lambert.
Lamproi, Lamproie, Lamproy, Lamproye, Lamproe, Lamploy, Lemploi, Lempoy: Vadersnaam. Afleiding op -ye van voornaam Lambert. Vergelijk Lambois.
Lamprou. 1. Variant van Lamprau. Naam uit het Oudfranse lampriel, het Franse lapereau, het Middelnederlandse lampreel: konijntje. Bijnaam of beroepsbijnaam (kweker). 2. Vadersnaam uit een Franstalige variant (bijvoorbeeld Lampreu) van Lambert. 3. Naam uit het Oudfranse emperere, het Franse empereur (lեmpereur): keizer. Bijnaam (bijvoorbeeld uit een schuttersgilde).
Lamquet, Lenquet, Lenquette: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Lambrecht.
Lamrinck, met Lamring en Lammerding, is oorspronkelijk Lammerdink, Lambrechting, Landbrechting, van Landbercht, Lambrecht, Lambert, Lammert, een bekende mannen voornaam.
Lams, Lamse, Lamsens, Lems, Lemse, Lemsen, Lemzen, Lemson, Lemsom, Lensom, Lansens, Lanssen, Lanssens: Vadersnaam. 1. De vleivorm op –sin van de Germaanse voornaam Lambrecht. 2. De varianten met Lem kunnen ook korte vormen zijn van Adelem of Willem.
Lamson, Lampson, Lamsoul, Lamsoulle: Vadersnaam. Vleivormenop -eon, -eoul van de voornaam Lambrecht.
Lamstaes. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Onduidelijk.
Lamswaard, van: Plaatsnaam Lamswaarde in Hontenisse (Zeeuws-Vlaanderen).
Lamury. 1. Beroepsnaam. Waals lաmury: lաrmurier, Middenfrans armeurier: wapenmaker. Vergelijk Larmoyer. 2. Of veeleer variant van Lamoury.
Lamusse, Lameuse: Waals voor Lաumusse. Middenfrans aumusse, van Middenlatijn almutia: kapmantel van kanunnik, van muts.
Lan. Romaanse spelling voor Lang? Of plaatsnaam Laon?
Lannoye, Lanoye, Lanoy, Lanoij, Lanije, Lanois, Lanoyt, Lanoi, Lanoit, Lannootje, Lanootje, Lanotte, Lano, Lannoo, Lanoo, Lannoeye, Lannoey, Lanoey, Lanoeye, Launay, Launois, Launoy, Lonnay, Lonay, Lhonai, Lhonnay, Lonnoy: 1. Plaatsnaam Lannoy (Nord, Oise): Latijn alnetum, Frans aunaie: elzenbos. Zie ook Delaunay. De verschrijvingen Lannoo(t) en Lanotte zijn Vlaamse aanpassingen, aangezien Picardisch oi ongeveer samenviel met onze scherplange o (vergelijk foire: foor). 2. In Verrebroek komt Lannoey voor als Re-interpretatie van Lernould.
Lancaster, Lankester; de Lancastre: Engelse plaatsnaam.
Lance. Lans, Lanse. 1. Beroepsnaam voor de maker of drager van lansen. Vergelijk Lancet. 2. Van Lanzo, Lantso, afleiding van Germaanse land-naam. 3. Lաnce. Middenfrans anse: handvat?
Lancel, Lancelle, Lanselle, Lanciaux, Lancia, Lansiaux, Lansay: Vadernaam, voornaam Ancel met proditisch lidwoord. (!թ.
Lancelev. Bijnaam voor iemand die de lans opneemt, naar de lans grijpt? Vergelijk Duits Zuckmesser, Zuckschwert.
Lancelin. Vadersnaam. Voornaam Ancelin met proditisch lidwoord. Of afleiding van Lancelot.
Lancelot, Lanselot, Lansloot, Lanslots, Landslots: Vadersnaam. Lanseloot, Lancelot, naam uit de ridderromans.
Lancereau. Oudfrans lancerel, afleiding van lance: lans. Bijnaam voor een slanke.
Lanchals. Bijnaam voor iemand met een lange hals.
Lancier, Lanciers, Lanssiers, de Lansier. Beroepsnaam uit het Middelfranse lancier: lansier (soldaat die met een lans vocht), maker van lansen.
Lanckaert, Lankart, Lancart, Lanquart: Picardisch hypercorrect voor Lanchart. Vergelijk Middenpicardisch Lankier = Lancier. Afleiding van lance: lans.
Lancke. Hypercorrect voor Loncke, wegens de o-achtige klank van korte a, vooral voor velare nasaal.
Lancker, van, Lanckere van, van Lanker, van Lanckeren, van Lancre. Familienaam komende uit de samentrekking van de plaatsnaam Langacker (onder andere in Oudenaarde).
Lancker, de, Lankers, Lanckers. Variant van De Lonker. Vergelijk Lancke. 2, De Lancker van Delancre.
Lanckmuer. Vondelingnaam: (gevonden aan de) lange muur? Schotse familienaam Langmoor?
Lancpaep. Bijnaam voor een lange, grote paap, priester.
Lanckriet (van), Langkriet, Lankriet, Lancriet. Deze familienaam die na 1620 in Vlaanderen verschijnt wordt dan geschreven als Lancry, Lancly, Lancryet en Lancriet. Zie hieronder bij Lancry. Zie ook Langerijt Van de.
Lancksweirdt, Lancksweirt, Lanczweirt, Lancsweerd, Lancsweerdt, Lancksweert, Lancsweert, Lanksweerdt, Lanckxweerdt, Langsweirdt, Langsweirt, Lanszweert, Lansweerdt, Lansweert, Landsweerdt, Landsweert, Landssweers: Middelnederlands lanc zweert: lang zwaard. Bijnaam voor de zwaardenmaker of zwaard vechter. Vergelijk Longuepe.
Lanckvrind. Bijnaam voor iemand met vriendschappelijk karakter, met wie je lang bevriend kunt zijn. Vergelijk Cortvriend.
Lankweerd. Verhaspeling van Lancksweert.
Lanon, Lancon, Lanson: 1. Vadersnaam Lanon (Ardèche). 2. Spellingvariant van Lamson. 3. Vadersnaam Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Lanzo (zie Lance 2.).
Lancry, Lancri. Vadersnaam: Romaanse vorm (Pas-de-Calais) van de Germaanse voornaam lang+rik; lang-heerser.
Land, van der,’t: 1759-1815 Lippe Lucas nam in 1811 de naam van der Land aan.
Land, Lande: Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Lando.
Landa: Tsjechische familienaam, van Mikulanda, variant van Mikulš ‘Nikolaas’.
Landegem, Landeghem, van; Landegent: Plaatsnaam Landegem (Oost-Vlaanderen).
Landau, Landauer, Landeau, Landouw: Plaatsnaam Landau in de Faits.
Landdreter, Landtreter: Duitse familienaam Landreiter: bereden bode, bode te paard, landruiter. Vergelijk Minnebo.
Landeck. Duitse plaatsnaam.
Landeloos, Landerloo, Landerloos: Bijnaam voor iemand zonder landbezit.
Lande, Landen, van de, der. 1. Naam die verwijst naar ‘Landՠ(plaatsnaam). 2. Of uit de plaatsnaam Landen (Vlaams-Brabant).
Landenberg, Landeberg, Lanberg. Duitse plaatsnaam in Winterthur.
Landenne. Plaatsnaam. Luxemburg.
Landers, Lander. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam land-hard ‘Land-sterk’. Landardus, 2. Zie De Laender.
Lander, van. Waarschijnlijk van Van Landen.
Landerwijn, Landerwyn. Vadersnaam. Landewijn, met epenthe-tische r. Germaanse voornaam land-win ‘Land-vriend’. Landuinus.
Landewijck, van, Landewijk, van, van Landwyck, van Landewyck: Plaatsnaam Landwijk in Donk (Limburg).
Landgoed. Plaatsnaam? Waarschijnlijk een renterpretatie.
Landgraf, Landsgraeve: Familienaam van een landgraaf.
Landi, Landier, Landy, Lanthier, Lantier, Lantiez, Lanty, Lenti, Lentier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam land-hari ‘Land-leger’. Landarius.
Landman, Landmann, Landtman, Lantman, Lanesman, Landsman, Lansmans, lansman, Lansmanne: Middenenderlands lant(s)man: landman, buitenman, landbewoner; ingezetene, landsman.
Landmeter, (de), Landtmeeters, Landtmeters, Landmeters, Delantmeter, Landmeeters, Landmesser: Beroepsnaam van de landmeter.
Landmeyer. Beroepsnaam van de meier, boer te lande. Of Re-interpretatie van Langenmeyer.
Lando. Spelling voor Frans uitspraak van Landau.
Landolphe, Landolfi, Landolsi. Vadersnaam. Germanse voornaam land-wulf ‘Land-wolf : Landulfus.
Landouzy. Wellicht verhaspeling van Landercy/Landurcy.
Landoy. Uiterst zeldzame naam met een onduidelijke betekenis, mogelijk: 1. Naam uit de Oudengelse plaatsnaam Landon: lange heuvel. Of uit Land: bosrandbewoner, iemand die op het land woont. Gezien het bijna gesoleerd voorkomen op n plaats aan de Belgische kust betreffen het hier mogelijk afstammelingen van een Engelse inwijkeling. Dan is de naam wellicht een variant van Lando (mogelijke betekenissen hierboven). 2. Familienaam afgeleid van de Franse plaatsnaam Lannoy (Nord, Oise). Komt van het Latijnse alnetum en het Franse aunaie: elzenbos. 3. Of uit de Germaanse naam Andoward(and+wardan).
Landr: Vadersnaam. Frans L’Andr ԁndreas’.
Landre, Landres. Plaatsnaam Landres (Ardèche, Meurthe-et-Mos.) of Romaanse vorm van Landen (Vlaams-Brabant).
Landrecy, Landercy, Landurcy: Plaatsnam Landrecies (Nord) of eventueel Landrecy in My (Luxemburg).
Landrie, Landrieux, Landerieu, Landurieux, Landreau, Landrieau, Landriau, Landureau, Landrin, Landurain, Landrain, Landresse: Vadersnaam L’Andrieu, L’Andreau, L’Andrin. Zie Andr. Landr(a)in kan ook vleivorm zijn van Landry.
Landroux. Vadersnaam L’Androu. Franse vorm van de voornaam Andr.
Landru. Moedersnaam. Germaanse voornaam land-throth ‘Land-macht1: Landetruda.
Landry, Landri, Landrie, Landerie: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam land-rik ‘Land-machtig’. Landrik, Landricus.
Landschoote, van, Landschoot, van, van Landtschoote, van Lantschoot, van Landtschoote, van Lanschot, Landschoot, Landschot, Lantschot, Lanscotte: Plaatsnaam Landschoot volketymologisch uit plaatsnaam Langschoot ‘Lange afgeperkte ruimte, lange beboste hoek hogere grond die in moeras uitspringt’. Plaatsnaam in Eksaarde (Oost-Vlaanderen) en Berlaar (Provincie Antwerpen.
Landser, Lanser. Duitse familienaam Lanzer, van plaatsnaam Lanz.
Landsberg, Landesberg, Landsbergier, Langsberg, Lansberg, Lansbergh, Lansbergen. Familienaam afgeleid van de in Duitsland veel voorkomende plaatsnaam Landsberg. Landsbergier, van Landsberger.
Landsheer, (de), Landsheere, de, (de) Landshere, (de) Landtsheer, Landtsheere, (de) Lantsheer, Lantsheere, Lantheere, Lansheer: Middelnederlands lanthere ‘Vorst, heer, landheer, landeigenaar’.
Landstra. Friese vadersnaam uit de Germaanse voornaam Land(o).
Landsuser. Middelnederlands land(s)huzere: bewoner van het landhuis (van een kasteleel).
Landsvreugt, Landsvreugd. Waarschijnlijk een renterpretatie, misschien van Lantsoght / Landsucht.
Landuit (van), (van) Landuydt, Landuyt, (van) Landuijt, Landeut. Naam uit de plaatsnaam Landuit in Denderleeuw, Lede, Melsele, Mere en Zegelsem (Oost-Vlaanderen), Kasteelbrakel (Waals-Brabant).
Landvogt. Beroepsnaam naar het middeleeuwse ambt van landvoogd: stadhouder.
Landwehr, Landwier: Middenhoogduits lantwer: landverdediger, grenswachter.
Landzaat. Middelnederlands lantsate: ingezetene van het land, cijnsboer, pachter.
Lane, Laanen: Moedersnaam Lane is de korte vorm van de meisjesnaam Juliane, Latijnse heiligennaam Juliana.
Langbein: Duitse bijnaam voor iemand met lange benen.
Lanfroy, Lanfroot: Vadersnaam Lanfroit, Romaanse vorm van Germaanse voornaam land-frith ‘Land-vrede’. Landefred, Lantfridus.
Lanfry. Vadersnaam. Romanse vorm van Germaanse voornaam Lamfricus.
Langaskens. Vadersnaam + bijnaam. Verschrijving van Langhanskens: lange Hans.
Langbeen, Langbehn, Langben, Langbein, Lanckbeen, Lankbeen, Lambeens. Bijnaam voor iemand met lange benen.
(de) Lang, Lange, (de) Langen, Delanghe, de Langh, Langhe, (de) Leng, Langman, Lelangue, Delangue, Langh, Lanck, Langens, Slanghen, Slangen: Bijnaam voor iemand van grote gestalte.
Langerhans, Langhans. Bijnaam + vadersnaam. Lange Hans.
Langanke. Lang Hanneke. Vergelijk Langehenkel.
Langebeek, Langebeke, Langebeeke: Plaatsnaam Lange Beek, onder meer veldnaam in Walcheren.
Langaskens. Waarschijnlijk van Langhanskens : lange Hansje. Vergelijk Langhans, Langehenkel.
Langbank. Bijnaam of beroepsnaam. De betekenis van bank is hier niet duidelijk: zitbank, rechtbank, toonbank? Er is een plaatsnaam Langbank in Schotland.
Langbeen, Langbehn, Langbin, Langbein, Lanckbeen, Lancbeen, Lambeens: Bijnaam naar de lange benen.
Langbord. Verhaspeling van Langborst. Bijnaam voor iemand met groot bovenlijf. Vergelijk Nederduits Hoborst.
Langbroek, Langbroeck. Plaatsnaam Langbroek: lang moeras.
Langewerf, Langerwerf. Plaatsnaam Langewerf bij Pereboom (Dussen, Noord-Brabant).
Lange, van. Plaatsnaam Lange, Gelderland.
Langebeeke. Plaatsnaam Lange Beek. Onder meer veldnaam in Walcheren.
Langehenkel. Bijnaam Lange + voornaam Henkel, afleiding van Johannes.
Langejan: Bijnaam Lang+ voornaam Jan.
Langelaan van, Langerlaan. Plaatsnaam in vele plaatsen.
Langeler, Langelaar: Plaatsnaam Langelaar in Nunen (Noord-Brabant).
Langelet, Langelez, Langeles, Langele, Longel, Longelez, Longeles, Longele, Longeles, Lengell, Lengelle, Linguelet, Lingelet: 1. Afleiding van Oudfrans angel, Frans ange: engel. Bijnaam of huisnaam. 2. De n mouill (gn) werd in het Picardisch vaak met ng weergegeven, bijvoorbeeld ligne/linge, agnelin/angelin zodat wellicht ook Lagnelet gelezen kan worden. Agnelet, afleiding van Oudfrans aignel: lam (zie Lagneaux).
Langelund: Plaatsnaam Lang(e)land, Longland?
Langemaire: Spelling voor Langmeier, Langenmayer ‘grote meier’. Er is ook een plaatsnaam Langmair in Beieren.
Langen, de, van, Lange, Slangen, Langens. Bijnaam naar de lange gestalte.
Langenacker, van, van Langenaker, van Langenakker, Langenaeker, Langenaeken, Langenaken, van Languemackers, van Languemakers, van Lanquenakers, Langenaeken, Langenaekens, Langenaken, Langenakens, Langenacken, Langenackers, Langenakers, Langenaeker, Languenakers, Languenaeken, Langenhaek, Lanckacker, Lanckaker: Familienaam uit de plaatsnaam Lang(en)akker (letterlijk een lange akker) in Geluwe (West-Vlaanderen), Helderen en Wellen (Limburg).
Langenauer. Frequente Duitse plaatsnaam Langenau.
Langenbach: Frequente Duitse plaatsnaam Langenbach (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts)Vergelijk Langebeek.
Langenberg, (van den) (van den) Langenbergh, Langeberger, Slangenberg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Langenberg in Lichtaart en Wortel (Antwerpen). 2. Familienaam uit de verspreide Duitse plaatsnaam Langeberg. (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen, Rijnland-Palts, Sleeswijk-Holstein.).
Langendam: Plaatsnaam Langendam in Hulst (Zeeland): Zie ook Slangenburg.
Langenbick, van. 1. Verspreide plaatsnaam Lange Bilk, Bulk. Vergelijk van den Bulke/Bilke. 2. Plaatsnaam Langenbick in Wipperfurth (Noordrijn-Westfalen)
Langenbruch. Noordrijn-Westfalen. Vergelijk Langbroek.
Langendoen, Langedoen: Geapocopeerde (weglating van een klank op het eind van een naam) vorm van de plaatsnaam Langendonk. Lange(n)donk in Haacht (Vlaams-Brabant), Kampenhout, Kasterlee, Herentals, Olen (Provincie Antwerpen, Knesselare, Schellebelle, Wetteren (Oost-Vlaanderen), Lummen, Paal (Belgisch-Limburg). Plaatsnaam Langdonk (Noord-Brabant).
Lagendijk, van, Langedijk, Langendijck van, Langendyck : Plaatsnaam Langendijk (Noord-Brabant, Roosendaal en Nispen, Rucphen, Noord-Holland), Langedijk (Zuid-Holland), Eveneens een verspreide plaatsnaam in West-Vlaanderen, Pas-de-Calais.
Langendonk, van, Vanlangendonck, van Langhendonc, Langendonck, Langendonckt, Langhendonck, Langendock, Langendonck, Langedock, van Lagendock. Familienaam afgeleid uit de plaatsnaam Langedonk, Langendonk (lange zandrug) in Haacht (Brabant), Kampenhout (Brabant), Kasterlee (Antwerpen), Herent (Brabant). Ook in Nederland is er een Langdonc in Rozendaal-Langdonk.
Langendorf. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Langendries, Langhendries, Langhedries, Langhendris, Langhenaries, Landries. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Langdries in Ulbeek (Nederlands-Limburg), Landries in Aaigem (Oost-Vlaanderen). De plaatsnaam komt wellicht uit lange (uitgestrekte) + dries. 2. Mogelijk is het soms een vadersnaam uit Lange Dries, van Andreas. Vergelijk Langewauters, Duits Jungandreas, Langheinrich, Langjorg, Langmartin.
Langenhaeck. Re-interpretatie van Van Langenacker.
Langenhof: Plaatsnaam Langenhof (Nedersaksen). Vergelijk van Langenhove.
Langenhorst: Plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein) en in Ottersum (Nederlands Limburg) en Wassenaar (Zuid-Holland).
Langenhove, van, Langenhoven, van, Lanhove, Lanove, van Languenhove, van Langenhof, Langenhoff. Familienaam uit de plaatsnaam Langenhove (lange hoeve), onder andere in Opwijk (Vlaams-Brabant) en Langenhof (Nedersaksen).
Langenhuijsen. Plaatsnaam. Vergelijk Langenhausen (Nedersaksen).
Langenkamp. Verspreide Duitse plaatsnaam; lang veld.
Langemayer, Langenmayr, Langenmeier, Langmeier, Langemeier: Duitse bijnaam; grote meier.
Langenscheid. Plaatsnaam Langenscheid (Rijnland-Palts). Verspreide Nederduitse plaatsnaam Langenschede: lange scheiding, grens.
Langensieper. Westfaalse plaatsnaam : lange moerassige plaats. Vergelijk Langensiefen, Noordrijn-Westfalen.
Langenstrass. Duitse plaatsnaam; lange straat.
Langenus, Lanckneus, Langnese. Bijnaam naar een lange neus. Middelnederlands nese; neus. Duits Langnase.
Langer, Langers, Lenger, Lengers, Lenges: Bijnaam voor een lange.
Langeraad, van: Plaatsnaam Langenrade (Overijssel, Sleeswijk-Holstein).
Langeraap. Friese familienaam; lange raap.
Langeraar, Langeraert: Bijnaam lang + vadersnaam. Gerard. Zie van Langerak.
Langeraert, van, Langeraerd, Langeraar: 1. Plaatsnaam Langeraar in Ter Aar (Zuid-Holland). 2. Zie Langerak.
Langeraet, Langenraedt: 1. Plaatsnaam Langenrade (Overijssel). 2. Zie Langera.
Langerak, van Langeraert, Langeraert, Langeraet, Langeraar, Langenaerde, Langenraedt, Langeraet: Plaatsnaam Langerak ‘Lang recht gedeelte van een vaarwaterՠ(Drenthe, Gelderland, Zuid-Holland).
Langereis, Langerijs, Langereijs, Langereys. Plaatsnaam en kanaal Langereis bij Opmeer.
Langeroiert: Bijnaam Lang + voornaam Roeier, Royer, de Germaanse voornaam hroth-hari ‘Roem-leger’.
Langerijt, van de, van de Langeryt, (van) Lanckriet. Familienaam uit de plaatsnaam Lange Riet/Rijt: lange waterloop, langwerpig nat land (onder andere Lange Rijt in Brecht (Antwerpen). Vergelijk Langenried (Beieren).
Langerock, Lanckrock, Landrock: Bijnaam voor iemand met lange rok; vergelijk Blontrock, Duits Langenmantel.
Langeslag: Plaatsnaam Langeslag in Heino, Overijssel.
Langeveld, (van) Langeveld, van Lankveld, Lankvelt, Langeveld, Langevelte: Plaatsnaam Lange Veld in Noordwijk en Noordwijkerhout (Zuid-Holland) en Wierden Overijssel. Ook frequent Langeveld, St.-M.-Bodegem, Merchtem, Wilsele, Opwijk (Vlaams-Brabant), Ressegem, Zle (Oost-Vlaanderen).
Langevin, L’Angevin; bewoner van Anjou.
Langewauters, Langewouters. Vadersnaam, zoon van Lange Wouter.
Langewisch: Duits amilienaam Langewiesche, plaatsnaam samengesteld met Middennoordduits wisch(e), Duits Wiese ‘Weide’.
Langezaal, Langesaal. Duitse plaatsnaam Langensall.
Langford. Plaatsnaam Langford, Norfolk.
Langfuss, Langfus. Duitse bijnaam Langfuss; lange voeten.
Langhor, Langhoor, Lanckohr, Langohr, Langhorne: Bijnaam naar de lange oren.
Langhout: Plaatsnaam Langhout ‘Lang bos’. Vergelijk Korthout.
Langlais, Langlet, Langleit, Langlez, Langley, Lenglais, Lenget, Lenglez, Longiez, Longl, Langlois, Langloys, Lenglois, Linglez, Linglet, Delanglez: Franse herkomstnaam L’Anglais: de Engelsman.
Langlands. Langlant: Engelse familienaam, ook Longland. Plaatsnaam: lang stuk land.
Langlart, Lenglaert, Lenglaert, Linglart, Langelaar, Langelare, Lenselaer: L’Anglard. Vadersnaam. Germaanse voornaam angil-hard ԁngel-sterk’. Angelhardus.
Lngle: afleiding van Lang.
Langmak. Nederduits Langmaack, lange Markward.
Langman, Langmans, Langhmans, Longmans, Lancmans, Lancman, Lankman, Langermann, Langerman: Bijnaam voor een lange man, man met grote gestalte. Vergelijk De Lange.
Langmulller. Bijnaam + beroepsnaam. Lange Mulder.
Langouce. Bijnaam. Oudfrans angouche, angoisse: angst.
Langrand, Lengrand, Lingrand: Vadersnaam. Voornaam Engrand met lidwoord. Zie Enguerrand.
Langsam. Langzam. Bijnaam voor een langzame, trage.
Langsdorf. Plaatsnaam.
Langstraat: Heel frequente plaatsnaam Langstraat in Bergen (Nederlands Limburg), Ooltgensplaat (Zuid-Holland), Meijel (Nederlands Limburg, Deurne (Noord-Brabant), streek tussen Geertruidenberg en Den Bosch (Noord-Brabant). Langestraat in Menaldumadeel (Friesland).
Langue. Romaanse aanpassing van Lang. Vergelijk Delangue.
Langui, Languy, Langie, Langhi, Langhuie. Bijnaam uit het Middelfrans languis: kwijnend, ziekelijk.
Languillier. Beroepsaam van de palingvisser of handelaar.
Langwith, Langwieder: Plaatsnaam Langwied (Beieren), Langwieden (Rijnland-Palts).
Langwagen: Beroepsbijnaam van een wagenmaker?
Langwerden: Plaatsnaam Langwerd in Baarderadeel (Friesland).
Laniau, Lanniaux, Lanniau: 1. Zie Lanneau. 2. Verschrijving voor Lagneau.
Lanier, de, Lani, Laniez, Lannier, Lanni, Lannie, Lenie, Leni, Leny, Liny, Lini, Delaneer, (de) Lanneer, De Lanner, Lanners. 1. Beroepsnaam van het Oudfranse lanier = wolbewerker. 2. De vormen zonder lidwoord, beroepsnaam afgeleid van l’anier = de ezeldrijver. 3. Het Oudfranse lanier, lenier = soort valk. Mogelijk een bijnaam of zelfs afgeleid van de beroepsnaam valkenier. 4. Het Oudfranse lanier en lenier betekent ook lui, traag, schuchter, laf: in dit geval een bijnaam. Zie ook Deligny.
Lanin, Laning, Lanning. Vadersnaam. Afleiding van Julianus. Vergelijk Laenen.
Lanius, Lanis. Latinisering van vleeshouwer.
Lankamp: Plaatsnaam Lankamp in Denekamp, Overijssel; lang veld. Of spelling voor plaatsnaam Langkamp. Lange Kampen in Hardenberg Overijssel en Duiven (Gelderland), Langekampveen in Gasselte (Drenthe).
Lankes, Lankens, Langhkens: Modersnaam Laenkens, afleiding van de voornaam Lane, Juliane. Zie Laenen(s).
Lankester, Langkester: Spelling voor de Engels plaatsnaam Lancaster.
Lankhorst: Plaatsnaam in Staphorst, Overijssel en Olst, Overijssel.
Lankveld, van. Plaatsnaam.
Lanneau, Laneau, Lannaud, Lannaus, Lannaux, Lanaux, Lonniaux, Lanniaux, Lanniau, Laniau, Lanneeuw, Lanneuw, Leneeuw, Laneuw: 1. Oudfrans anel: ketting, ring. Frans lաnneau: de ring. Beroepsnaam of huisnaam. Vergelijk Ring, De Rinck. Zie ook Lonay. 2. Lաuneau, afleiding van aune: els. Plaatsnaam. 3. Heel wat vormen kunnen ook teruggaan op Lagneaux.
Lannoo, Lano, Lanoo. Vanwege de tweetoppige o veeleer een verschrijving van Lanoi dan van Lanneau. Zie Lannoye.
Lannoy, Lannoy, Lannoye, Lanoy, Lanoye, Lanoij, Lanoije, Lanois, Lanoyt, Lanoi, Lanoit, Lannoot, Lannoote, Lanoot, Lanoote, Lanotte, Lano, Lannoo, Lanoo, de Lannoie, Lannoeye, Lannoey, Lanoey, Lanoeye, Launay, Lanois, Lanoy, Lonnay, Lonay, Lhonai, Lhonnay, Lonnoy: Plaatsnaam Lannoy (Nord, Oise): 1211 del Ausnoi. Latijnse alnetum, van Frans aunaie, aunoie ‘alzenbos’.
Lanoizel, Lanoizelet, Lanoizele: Plaatsnaam Lanoisele: plaats waar notenbomen groeien.
Lanquetot. Plaatsnaam, Seine-Mar.
Lans, van der, Lensink, Lansing, Lansink: Plaatsnaam. Lanse(n): Vadersnaam. 1. Zoon van Lam, van Lambrecht. 2. Van de voornaam Lancelot.
Lansens, Lanssens, Lanssen, Lansen. 1. Spellingvariant van Lamsens. 2. Vleivorm van Lancelot.
Lansenbergh, Lanzenberg: Lantzenberg in Welkenraedt (Luik) en Duitse plaatsnaam Lanzenberg (Beieren, Oostenrijk).
Lanser: Uit Landser. Duits familienaam Lanzer, van plaatsnaam Lanz.
Lansquenet. Beroepsnaam van Duits Landsknecht.
Lansu, Lansue, Variant van Lassue met epenthetisch n.
Lansu, Lansue, Lanut: Met epenthetische n uit Lassue uit Laseu, Picardisch voor Laseur, Leseur(re) ‘Naaier, schoenmaker’.
Lantair, Lanteir. Waalse aanpassing van Landheer.
Lantenois, Lantenoy, Lantonnois, Lentenois: Bijnaam. Oudfrans antenois: een jaar oud, van dom, dwaas.
Lantarens. Middelnederlands lanterne: lantaarn. Bijnaam (eventueel huisnaam) of beroepsnaam. Vergelijk Lanternier.
Lantermann. Uit Duits Latermann; (ader) laten.
Lanternier. Beroepsnaam van de lantaarndrager of –aansteker.
Lantez. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse land-naam. Vergelijk Lantin 1, Lantier.
Lantin, Lantain, Lanthin: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse land-naam (vergelijk Lantheaume). 2. Plaatsnaam Lantin (Luik).
Lanting, Lantinga: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ҍande’ Land.
Lantoine, Lantoin, Lanthoine. Vadersnaam L’Anthoine; Antonius.
Lantheaume. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam land-helm; land-helm. Lantelmus.
Lantremange. Plaatsnaam, Luik.
Lantsoght, Lansoght, Landsoght, Lantshoght, Landtsucht: Middenenderlands lancsocht: ingewandspijnen, koliek, buikkrampen. Bijnaam.
Lanuit. 1. Bijnaam. Frans nuit: nacht. Vergelijk Middernacht. 2. Variant van Lanoit.
Lanvenhote, van. Verhaspeling, Frans-Vlaanderen, van Van Langenhove?
Lanvin, Lenvain: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam land-win ‘Land-vriend’. Landuinus.
Lanzendorf, Lanzendrfer: Verspreide plaatsnaam (Beieren).
Lanzke. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Lanzo, zie Lance.
Laoust, Laout: 1. Oudfrans aost, Middenfrans aoust, Frans aot: oogst, het oogsten. Beroepsnaam van de oogster. 2. Eventueel spelling voor Lhoest.
Laout. Eventueel Waalse spelling voor Laoutre.
La Paglia, Lapaglia: Italiaanse beroepsnaam: stro. Vergelijk Lapaille. strobinder. Vergelijk Stroobant, Lepailler. 2. Plaatsnaam La Paille (Hte-Marne, Puy-de-Dme).
Lap, Lapp, Laps, Labs, Lappe, Lappen: Beroepsbijnaam voor een kleerlapper of schoenlapper. Of bijnam voor een in lappen, lompen gekleed man. Vergelijk Frans Lambeau.
Lapaix. Wellicht bijnaam voor een vreedzaam mens.
Lapidaire: Oudfrans lapidaire ‘Steenhouwer’. Beroepsnaam.
Laperche, Laperches, Lapers, Laperse, Le Percq, Lapercque, Lapercq, Leperck: Frans perche: pers, staak, mast, roede. Bijnaam of beroepsnaam; zie Perche 2.
Laperteaux, Lapertaux. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans apert; open, handig, slim, levendig.
Lapetite. Bijnaam voor een kleine vrouw.
Lapidaire. Oudfrans lapidaire; steenhouwer. Beroepsnaam.
Lapie, Lapy: La Pie: ekster. Bijnaam, vergelijk Lagache, Axters.
Lapien: Nederlands spelling voor Lapinne, van Delpine, dat is de lՎpine, Frans pendant van van (den) Doorne.
Laplagne, Laplane. Plaatsnaam La Plagne, van Latijn planea: vlak terrein, plein.
Laplume. Beroepsnaam van de pluimenhandelaar of pluimer. Vergelijk Pluim.
Lapman, Lappeman. Beroepsnaam. Synoniem met De Lapper.
Lapomme, Lepomme, Lapon: Re-interpretatie van Frans Lapaume. Oudfrans paume: palm(tak), pelgrimstocht. Bijnaam voor een pelgrim. Vergelijk Palmen.
Laporta, Porta. Italiaanse familienaam, equivalent van Laporte.
Laport, Laporte: Frans Laporte, van Delaporte, Delporte. Plaatsnaam. Frans Porte ‘oort, deur’. Pendant van van der Poorten.
Lapostol, Lapostolle, Laptre, Lapotre, Lapot, Lapouter: Oudfrans Apostel.
Lapouille, Lapoulle, Fouille: Oudfrans poille, Waals pouye, Frans poule: kip. Bijnaam, beroepsnaam of huisnaam.
Lapouyade, Lapougeade, Lapuyade: Occidentaalse plaatsnaam: helling. Ook Poujade. Lapouyade (Gironde).
Lapper, de, de Lepper, de Leppere, Leppers: Beroepsnaam van de kleer-of schoenlapper, die kleren of schoenen oplapt, opknapt. Eventueel ketellapper.
Lapraille, Laprle, Leprail: Plaatsnaam praille, prle, van Latijn pratella: kleine weide.
Lapr, Lapre. Variant van Lapraye, plaatsnaam, weide.
Laprudence. Moedersnaam. Heiligennaam Prudentia?
Lapsin, Lapsins. Vadersnaam van Lampsin, Lamsin. Zie Lamsens.
Larbalette, Labalette: Lաrbalte: de kruisboog. Beroepsnaam van de kruisboogschutter. Vergelijk Larbale(s)trier.
Larbanais, Larbanoix, Larbanois. Volksnaam Arbanoix, Frans Albanais; Albanees.
Larbouillat. Bijnaam. Luiks-Waals harbouya; treuzelaar.
Larbrisseau. Frans arbrisseau; boompje. Plaatsnaam.
Larbuisson. Plaatsnaam in Charneux, Limburg.
Larcher, Larch, Larcier, Larcy, Larsy, Archer, Archie: Franse beroepsnaam archer: boogschutter, of boogmaker.
Larchevque. Bijnaam. Frans archevque: aartsbisschop.
Larciel. Variant van Larsil?
Larcier. 1. Zie Larcher. 2. Plaatsnaam Larcier in Kasteelbrakel (Waals-Brabant).
Larcin, Larcint, Larsin: Lաrsin. Oudfrans arsin: brandhoop kolen.
Lard. Frans lard: spek. Bijnaam voor een spekslager of speketer.
Larda, Lardat. Waals Lardard, afleiding van Lard.
Lard, Lardet. 1. Oudfrans lard: stuk vlees. Vergelijk Lard. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Alardet, afleiding van Alard. Vergelijk Lardin.
Lardel, Lardau, Lardaux, Larda, Lardat. 1. Oudfrans lardel: stuk spek, stuk vlees. Vergelijk Lard, Lard. 2. Afleiding van de voornaam Alard.
Lardeur. Beroepsnaam van de lardeerder of spekslager.
Lardin, Lardon, Lardot, Lardo, Lardoz. 1. Afleiding van lard: spek, varkensvlees. Vergelijk Lard(). Lardon. 2. Korte vorm van Alardin, Colardin, -on,-ot.
Laren, Laerens. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Hilarius. Zo ook Laret?
Lareppe. Plaatsnaam in Ohey (Namen); rouchi reppe: kreupelhout.
Larger, Largher. Wellicht spelling voor Larget.
Largefeuille. Waarschijnlijk Re-interpretatie van L’Aigrefeuille, van Latijn acrifolium: hulst. Vergelijk Arfeuille en Larfouillut.
Largent. Frans argent; zilver, geld. Bijnaam voor de zilversmid.
Largepret. Plaatsnaam Large Pr: brede wei; vergelijk Breemeersch? Maar wellicht volksetymologisch voor Largepied: brede voet. Vergelijk Duits Breitfuss.
Larget, Largetaeu, Largeais. Afleiding van Large.
Largillier, Largilier, Largillire, Larzillire: 1.Beroepsnaam argilier: kleiwerker, lemer, leemwerker. 2. Plaatsnaam Argilire: kleiput, kleigroeve. L’Argillier (Puy-de-Dme), L’Argillire (Oise), Arziilires (Marne).
Laridaen: familienaam Laridan, van Loridan, van Frans Lordan, van Italiaans Loredano, Loretano ‘efkomstig van Loreto in Itali’.
Larisch. Vadersnaam Larsch. Duitse korte vorm van Laurentius.
Larmande. Moedersnaam. Vrouwelijk bij Remond, Germaanse voornaam Reimond.
Larminiaux, Larmignat, Lerminiaux, Lerminiau, Lerminieau, Lermineau, Lermigneau, Lermigneaux, Lerminiaux, Lerminaux, L’Lerminiaux, L’Lermignaux, Lhermigneaux: LՅrminaus. Frans erminaus: tovenaar. Bijnaam.
Larminier, Lherminier, Lerminier, Larmonier, L’Lerminez, Lherminez, Lerminez, Lըermenez. Naam uit het Franse hermine: hermelijn. Het Oudfranse herminet: hermelijnen mantel. Beroepsnaam van de bontwerker, de pelsenmaker.
Laarmoyer, Larmoyeux, Lermoyeux. Oudfrans armoier, armoieur; wapenmaker.
Larmuseau, Larmusia, Larmusiaux, Larmusieau, Larmusseau, Lermusiau, Lermusiaux, Lermusiau, Lermuseau, Darmusiau, Darmusieau: Afleiding van Frans larmuse: kleine grijze hagedis. Bijnaam voor een klein behendig mens.
Larnau, Larno, Lerno: Vadersnaam L’Arnaud, Germaanse voornaam Arnoud. Of variant van Lernould.
Laroc, Larock, Laroche, Larocque, zie Laroche. Delaroche, Delaroque, Delrock, Delroc, Delrocque, Delrocq, de Larroque, Larock, Laroc, Larocque, Larroque: Verspreide plaatsnaam La Roche: rots (onder meer Luxemburg). Roc, Roque is Picardisch, Laroque in Chercq (Henegouwen).
Larochaymond. Paatsnaam La Roche Aymond: rots genoemd naar Eimond of Heimo (vergelijk le Rocher Bayard in Dinant en de Vier Heemskinderen). Plaatsnaam in Mainsat (Limousin)?
Laroes, Laros, Laernoes, Laernaes: 1. Frans Larousse, bijnaam voor een roodharige vrouw, een rosse. 2. De familie Laros uit Delft en Noordwijk stamt van 1630 Pierre Petyt = Petit de la Roche, Breda. De naam is hier een aanpassing van Frans Laroche. Laernoes met n-invoeging.
Laroij, Larooij: 1.Variant van Lerooij, van Leroi ‘De koning’. Zie Leroy. 2.Verkort uit de la Roy, de la Ruye; Plaatsnaam Ruy(e)’Beek’.
Larmuseau, Larmulau, Larmulaux, Larmuleau, Larmusseau, Lermusieau, Lermusiau, Lermusieaux, Lemuseau, Darmusiea, Darmusiau. Naam uit het Franse larmuse: kleine grijze hagedis. Bijnaam voor een klein behendig mens.
Larondelle, La Rondelle: Oudfrans arondel, afleiding van Oudfrans aronde: zwaluw. Bijnaam.
Larose, la Rose, Larroze, Laroose, Larooze, Larosse: 1. Bijnaam naar de bloemnaam, de roos, vaak huisnaam. 2. Variant van Larousse, met name Larosse.
Larouillre. Waarschijnlijk spellingvariant van Laroyre; zie Delaroyre.
Laroumagne. Zuid-Franse plaatsnaam (la) Roumagne, van villa Remania. Roumagne (Tarn-et-Garonne), La Romagne (Ard., Maine-et-Loire). Ook familienaam Laroumanie, Laromanie.
Larousse, Larosse: Bijnaam voor een roodharige vrouw, een rosse.
Laroussel, Larouselle: Bijnaam: roodharige vrouw. Vergelijk Ro(u)ssel.
Laroussi, La Rtie: Plaatsnaam La Roussie (Dordogne).
Larraign, Larang, Larrang, Larrange, Larange: Spellingvariant van de Franse familienaam Laragne, Laraigne, variant van Ara(i)gne. Oudfrans ara(i)gne: spin. Bijnaam.
Larroumetz. Plaatsnaam Larroumet (Z.-W.-Frankrijk): braamstruik.
Larsson, Larson. 1. Zie Larson. 2. Variant van Larsen.
Larsen, Larssen. Vadersnaam. Scandinavische vorm voor voornaam Lars.
Larsimont. Lasimont, Larcimont: Plaatsnaam Arsimont (Namen).
Larson, Larcon, Larsson, Lerson, Larsonneur, Larsonnier: Oudfrans aron: boogje. Beroepsnaam van de bogenmaker. Ook Laronneur.
Larsy, Larcy. 1. Zie Larcher. 2. Plaatsnaam. Luiks-Waals arzi: kleiput.
Lartigue, Lartige, Larticle: Plaatsnaam Lartigue (Gironde). Lաrtigue: braakland; zie Artigues. Larticle is Waals hypercorrect.
Lartillier, Lartiller, Latelier, Lartelier: Beroepsnaam. Oudfrans artillier: maker van schiettuigen, van geschut, (ook) schutter. l’Artilleur (arbaltrier: kruisboogschutter).
Larzarin. Vadersnaam. Lazarin (met r-epenthesis), vleivorm van de voornaam Lazarus.
Lasance, Lassance, Lassence: Verspreide plaatsnaam in Luxemburg. Accense: gepacht of gegeven goed.
Lascar, Laskar. Variant van Frans Lachard. Afleiding van Oudfrans lasche: los, ongespannen, zacht, laf. Bijnaam.
Laschet, Laschette, Lachet, Lachette, Laeschet. Familienaam uit de plaatsnaam Laschet, dat is Latescheid: laathof, in Eupen en in Homburg (Luik).
Lascot. Anagram van Colas.
Lasker, Lask, Laski, Laska, Lasky (Poolse variant). Joodse naam uit de Poolse plaatsnaam Lask(o) (in Sieradz). Hij komt ondertussen in heel wat landen voor. Zie ook bij Lachard.
Lasne. Bijnaam. Oudfrans asne, Frans ne, van Latijn asinus: ezel. Vergelijk Lasnet.
Lasnet. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans asne; ezel.
Lassau, Lassaux, Lassaut, Lasseu, Lasseux, Lassauw, Lassouw: 1. Zie Delasaux. 2. Uit Lassel; zie Lasseel.
Lassche: Heel frequente Overijsselse familienaam met name in Enschede en Vollenhove. Bijnaam. Middelnederlands lasch ‘slap, los, zwak’. Vergelijk Duits Lasch.
Lasseel, Lassau, Lassuax, Lassaut, Lasseau, Lasseaux, Lassay. Familienaam uit de plaatsnaam Assel (Hasselt) of Lassay in Luik. Vadersnaam Assel met lidwoord, L’Assel. Vergelijk Lasselin.
Lasselin. Vadersnaam. L’Asselin. Zie Asselin, Lasseel. Of van Lancelin.
Lassen, Lassens, Lahssen, Lahcene, Lahcen, Lhassen: Vadersnaam. Door assimilatie rs/ss van Lahrsen, Larssen.
Lasser, Laszer. Duitse beroepsnaam van de (ader) later.
Lasseret, Lasserez. Afleiding van Oudfrans laceur: maker van linten. Zie Lacheron.
Lasserre, Lasser, Lasseer: Plaatsnaam Lasserre (Arige, Aude, Hte-Gar., Lot-et-Gar. Basses-Pyr., Ardèche, Aveyron).
Lasset, Lassez, Lass, Lacet, Lacey, Lachet, Lazet: 1. Oudfrans lasset: ongelukkig. Bijnaam. 2. Middenfrans lacet: strik, strop, lus. Beroepsnaam.
Lassiaz. Naam uit Savooie. Plaatsnaam Siaz, van Latijn seca: bergkam.
L’Asiette. Re-interpretatie van La(s)chette.
Lassine. Waarschijnlijk verkort van De la Sinne, als Re-interpretatie van Delsinne, de Lessines.
Lassmann, Lassman, Lassman. Vadersnaam. Duitse vleivorm van Slavische voornaam Ladislav.
Lassoudris, Lassoudry, Lasudry, Lassudry: Occidentaalse familienaam Lassudr(er)ie, afleiding van sudre, Occidentaals cas sujet van Frans sueur: schoenmaker.
Lassue, Lasu, Lassuyt, Lasuyt, Lassuyt: Het ligt bijna voor de hand om deze familienaam als variant te beschouwen van Lassus (zie Delassus). Maar de familienaam komt in de 18de eeuw in het Tieltse voor, duidelijk als variant van Laseur, via Picardisch Laseu. Mogelijk daarom dat Lassue en Las(s)uy(t) spellingen zijn voor Laseu. Het omgekeerde is niet uit te sluiten: 18de eeuws Laseur in Ruiselede kan een Re-interpretatie zijn van Las(e)u.
Last: Beroepsbijnaam van de lastdrager of bijnaam voor een lastig mens.
Lastdrager. Beroepsnaam van de lastdrager.
Lasters. Vervorming van Lasschaerts, afleiding van Middenenderlands lasch: slap, zwak. Vergelijk Lascar.
Lat, de. Beroepsnaam van de lathouwer.
Latache, Lataque, Lattaque, Latak: Oudfrans tache, Picardisch taque: vlek. Bijnaam voor iemand met een vlek.
Latair, Lateir, Laterre: Waalse uitspraak van Later.
Latapie. Z.-W.-Franse plaatsnaam Latapie: lemen muur.
Lataster: Latastre, Plaatsnaam in Tilh (Landes)? Of wellicht veeleer plaatsnaam Lutaster in Thimister (Provincie Luik). Ster ‘Rode, gerooid land’.
Latair, Lataire, Lateir, Laterre. Waalse variant van Later De.
Latdorp: Plaatsnaam Lattrop in Denekamp, Overijssel of Latrop (Noordrijn-Westfalen), met matathesis.
Latem, van, van Lathem, van Laeten, van Laten, van Laethem, van Laetem, Laethem, van Latum, van Laethum, van Laethen, (van) Lautem, (van) Lauten, Laton, van, Latton, van Laton, Verlathem, Verlaten, Verlaten. Familienaam uit de plaatsnaam Latem (Bierbeek -Vlaams-Brabant), St.-Maria-Latem en St.-Martens-Latem (Oost-Vlaanderen) of uit Lathum (Gelderland).
Later, de; de Laater, de Laeter, de Laetere, de Latere: 1. Beroepsnaam van de bloed-of aderlater, chirurgijn. Zie ook Delattre. 2. Soms ook Frans de l’Atre ‘Van den Kerkhove’.
Lateste. Bijnaam. Oudfrans teste, Frans tte: hoofd. Vergelijk Hooft.
Latet. Van Oudfrans lat(e), van Nederlands lat. Beroepsnaam. Vergelijk Lateur.
Lathouwer, de, de Latthauwer, (de) Lathauwer, Lathouwers, de Laethauwer, Lathouders: Beroepsnaam van de lathouwer, lattenklover, Uttenklover. Zie ook Delattre.
Lathrop. Plaatsnaam Latrop (Noordrijn-Westfalen), Lattrop (Overijssel).
Latignies, Latigny, Lattignies, Latinies, Latinie, Latinis, Latini, Lateny: Er is een plaatsnaam Latigny in Saint-Pre (Nivre): Maar aangezien deze familienaam hetzelfde spreidingsgebied heeft als Lattinne, is het er waarschijnlijk een regressievorm van; zie Delatinne.
Latombe, Latomme, Deletombe, Deltombe, Deltomme, Letombe: Plaatsnaam Tombe: tumulus, (graf )heuvel.
Latomme: Door assimilatie mb/mm van Latombe. Plaatsnaam Tombe ‘Tumulus, (graf)heuvel’.
Latouche, Letouche, des Touches, Destouches. Familienaam afgeleid van de Oudfranse ‘Tosche/tousche’. bosje. Zo is er onder andere de plaats Estouches in het gebied Seine-Oise.
Latr, Latre, Latrez, Latre, Lattr, Lattre, Lattrez. Naam uit Letteret, uit het Franse latte: lat. Uit het Luiker Waalse lat(e)r: plafondlatje. Beroepsbijnaam van de lathouwer of bijnaam voor een lang, mager persoon.
Latrche, Latrech, Latreche, Latrach: Plaatsnaam La Trace (Seine-et-Marne, Sane-et-Loire), van Latijn trichia: gevlochten haag.
Latruwe. Vervlaamsing van de Franse naam La Truie. Kijk bij Letroye.
Latte (de), Latten. 1. Naam uit het Middelnederlandse latte: lat, daklat, panlat. Beroepsbijnaam van de lathouwer of bijnaam voor een lang, mager persoon. 2. Delatte kan een Waalse variant zijn van Delattre of De Later (zie Later).
Latter, de. 1. Afleiding van Middenenderlands latten: (een dak) van latten voorzien. Vergelijk Latteur. 2. Vernederlandste spelling voor Delattre.
Latteur, Latteux, Lateur,Lelatteur, Lelateur, Delatteur, Delateur. Beroepsnaam uit het Oudfranse latter: met latten beslaan, latten klieven. Waalse variant van (de) Lathouwer.
Latz. Duits Latz; klep (van broek) gulp. Bijnaam.
Lau, la, de, Laue, Lauer. Bij de al langer in Nederland aanwezige familienaam Lau, die mogelijk van Duitse oorsprong is, heeft zich de Chinese naam Lau gevoegd. 1. Zie De Lauw(e). 2. Middennoordduits louwe, lowe, Duits Lwe: leeuw. Bijnaam. 3. Vadersnaam van de voornaam Laurentius.
Laub. Verspreide Duitse plaatsnaam; loofwoud.
Laubain, Laubin. Oudfrans albain, Middenfrans aubain, van Germaans ali-ban: tot een andere stam behorend, vreemdeling.
Laubach, Laubacher. Verspreide Duitse plaatsnaam Laubach. Lau-bach: lobeek, bosbeek.
Laubenthal, Lobental. Plaatsnaam Laubenthal, Beieren.
Laublin. Zuidduitse familienaam, sinds de 16de eeuw in Zwitserland. De gezusters Loveling zijn trouwens van Zwitserse afkomst. Afleiding van Duits Laube: luifel, uitbouw (Middenenderlands love).
Laubner, Laubener, afleiding van Duitse plaatsnaam Lauben.
Laude. Naam uit de Germaanse voornaam Ludo, Lode (naam uit het Germaanse Liud).
Laudens, Laudes, Laudus. Schrijfvariant van Lodens. Zie bij Lodens. Of uit de voornaam Lode.
Laudert. Plaatsnaam Luderode in de Hunsruck (Duitsland).
Laudet, Laudin, Ladin, Lodez. Vadersnaam. Afleiding van Laude.
Laudisoit, Lodigeois: Audigeois, wellicht vleivorm van Germaanse voornaam Audigier, Aldger.
Laudus, Laudy, Laudij. 1. Latinisering van Laude. Zie daar. 2. Verschrijving van Laude(n)s. Zie daar.
Lauenstein. Plaatsnaam (Beieren, Saksen, Nedersaksen), van Lwenstein.
Lauer. Duitse bijnaam. Middenhoogduits lre: sluw, listig mens.
Lauff, Lauf, Laufer, Lauffer, Laeufer, Laeuffer, Laoufer, Laufert, Lauffs, Laufs: Bijnaam, beroepsnaam van de loper, bode.
Laufenberg. Duitse plaatsnaam.
Laukens, Laukes, Lauwkens: vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Laurentius.
Lauks, Laugs, Laux: Vadersnaam. Duitse gediftongeerde vorm van de voornaam Lukas. Ook Lauke(s), Lauxmann.
Lauman, Laumans, Laumen. Vadersnaam uit de heiligennaam Laurentius.
Laumont, Laumond. Plaatsnaam in Eben-Emael (Luik) en Wavreille (Namen).
Launer. Duitse familienaam Lohner; dagloner.
Lauptman. Waalse verhaspeling van Laubmann.
Laure. 1. Moedersnaam van Laura, vooral populair geworden door Petrarca ‘S sonnetten voor Laura. 2. Spelling van Laur; zie Laurel.
Laurence, Laurensse, Delorance, Deleurence: Moedersnaam Laurentia.
Laurenceau, Laurencin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Laurens.
Laurentius, Laurens, Laurense, Laurensse, Laurents, Laurensis, Laurencis, Lourens, Lourense, Lourus, Lawcence, Laurent, Laurand, Laurent, Laurend, Leaurent, Laurenti, Laurenttii, Laurenty, Laurensy, Laureins, Laureyn, Laureyns, Laureijn, Laureijns, Laureeys, Laurenynssen, Laurenssens, Laureyssen, Laureyssens, Laureysen, Laureysens, Laureijssen, Laureijsen, Laureijssen Laureijssens, Laurijsen, Laurijsens, Lavrijssen, Lauryssen, Vrijsen, Laurijssen, Laurijssens, Lauryssen, Lauryssens, Laurysen, Lauryssens, Laurys, Laurysse, Lauwrijs, Lauwrys, Lauwreys, Lauwreyssen, Lauwreyssens, Louwerens, Lauwereins, Louwereyns, Louwereijns, Louwerens, Louwerijns, Louweryns, Louweres, Louwe, Lauwerensens, Lauwerenssens, Lauwerensen, Lauwereys, Lauwereyssen, Lauwereijs, Lauwerijs, Lauwerijsen, Lauwerijssen, Lauwerijssens, Lauwerys, Lauweryst, Lauwerysen, Lauweryssen, Lauweryssens, Lauvrys, Lauvrijs, Lavreys, Lavreysen, Lavreeijsen, Lavrys, Lavrysen, Lavrijs, Lavrijs, Lavrijssen, Lorent, Loran(, Lorand, Lorreng, Lorang, Lorent, Lorend, Lorens, Lorentsen, Lorentz, Lorentzen, Lorentzzen, Lorenzon, Lorenzo, Lorenzi, Lorensi, Lorinz, Lorinc, Lorincz, Lorenc, Lrincz, Loreis, Leurent, Leurant, Leuris: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Laurentius; Եit Laurentum, stad in Lati’. De vorm Lauwerijns kan worden verklaard uit de vleivorm Lauwerin, maar kan ook een Brabantse spelling zijn voor Lauwereins, Laurens.
Lauret, Louret, Louweret, Laur, Loret, Lor, Lorr, Lorrez, Lorez, Lores, Laures, Laurez, de Laur: Vadersnaam. Franse verkleinvorm op –et van de voornaam Laurent, Laurentius.
Laurette, Lorette, Lourette: Moedersnaam. Vrouwelijke afleiding van de voornaam Lauren.
Laurier, Lauriers, Laurie, Lauwerie, Lauwerier, Lauwerire, Lauwarier, Lauwrier, Loriers, Lorie, Lori, Lori, Lori, Leurier. Uit het Franse laurier: laurier. Vergelijk Duits Lorbeer. Beroepsbijnaam voor de kruidenhandelaar of bijnaam naar de huisnaam.
Lauriks, Lauweriks, Lauwerikx, Lawriks: Vadersnaaam. Waarschijnlijk van de voornaam Laurentius, Vergelijk Oost-Duits-Silezisch Lauri(s)ch, Duits Lar(i)sch.
Laurin, Laurinc, Leurin, Lurinckx, Lurinx, Lorin, Loryn, Lorein, Loreing, Loreyn, Laeveren. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Laurentius.
Laurin, Laurinc, Leurin, Lurincx, Lurinx, Lorin, Lorrijn, Lorryn, Lorein, Loreing, Loreyn, Laeveren: Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Laurentius.
Lauritzen, Loorits: Deens-Sleeswijks vadersnaam. Zoon van Laurentius.
Laus, Lause, Lauws, Slaus. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornaam Nicolaus. 2. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Laurentius. Zie Lauwer.
Lausberg. Plaatsnaam Lausberg (Duitsland). Of variant van Lousberg.
Lausch, Lauscher. Duitse bijnaam voor een luisteraar, spion. lausers: Duitse fmailienaam Laus(s)er: wildstroper.
Lausee: Spelling van de Franse familienaam Lauzet. Plaatsnaam (Alpes-de-Hte-Provence) ?
Laut, Laute, Lauthe, Lauth. Duitse bijnaam voor de luitspeler.
Lautenbach, Loutenbach: Verspreide Duitse plaatsnaam Lautenbach.
Lauter, Lauters, Lauterman, Lautermann, Lautermans, Louterman, Luttermann, Lotterman, Loterman: Lauter/Lutter: verspreide Duitse waternaam.
Lauterbach. Erg verspreide plaatsnaam; heldere beek.
Laterboren. Plaatsnaam Lauterborn; zuivere, heldere bron.
Lauvau, Lauvaux, Lauveaux, Delauvaux: 1. Centraal Waals lauvau: daar beneden. 2. Zie Laval.
Lauvergnat, Lauverjat: Plaatsnaam Lavergnat, afeleiding van de boomnaam verne: els. Lavernat (Sarthe).
Lauwe, de, (de) Louw, de Lou ,Lauw, Lau, Laue, Lau: Bijnaam naar het lauwe, onverschillige karakter.
Lauw, van, Lauwe, van, van Louwe. Plaatsnaam Lauwe, West-Vlaanderen.
Lauwers, Louwers, Louwerse, Louwers, Louwes, Louws, Louwe, Louw, Lowes, Lauer: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Laurentius. 2. Beroepsnaam de Lauwer ‘Leerlooier’. 3. Beroepsnaam van de advocaat ԣausidicus’. Vergelijk Engels lawyer.
Lauwaert, Lauwaerts, Lauwaers, Lauwaet, Louward, Louwaert, Louwart, Loward, Lowart, Lowaertz, Lorwartz, Louard, Louart, Louat, Luwaert, Lovaert, Lavaert, Lavaerts, Laevaerts. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse laeu: lauw, vadsig, onverschillig, lui. Ook Luiks-Waals loy: lui. 2. Vadersnaam uit de heiligennaam Laurentius.
Lauwen, Lauwens, Laeven, Laevens, Laven, Lavens, Lauvens, Louwinck, Louwink, Lovink. Vadersnaam uit de heiligennaam Laurentius.
Lauwer, Lauwers, Lauersen, Laursen, Louwers, Louwerse, Lauer, Lauers, Laevers, Lavers, Laus, Leuwer, Leuwers, Leurs, Leus. 1. Vadersnaam: verkorte vorm van Laurentius. 2. Zie ook (de) Lauwer.
Lauwer, de, de Laever. 1. Beroepsnaam van de leerbereider, de looier. Middelnederlands: lauwer. 2. Zie ook Lauwers.
Lauwick, Lauwyck, Lauwijck, Lauwych, Louwyck, Lowyck, Lowijck, Lawik. 1. Zie Lodewick(x). 2. Familienaam uit de plaatsnaam Lawik/Lowik. Lawik in Woumen (West-Vlaanderen) en Lowik in Markelo (Overijssel).
Lave, Lavens, Laevens. Vleivorm van een Germaanse voornaam, zoals Lavoldus.
Lavinne, de: Variant van de familienaam Delavenne, Deliveine. 1. De lաvoine, van plaatsnaam Oudfrans aveine, avesne, avenne, van Latijnse avena ‘Haver, haverveld’. Het kan ook een beroepsnaam zijn van een haverkoopman. 2. Avenne(s), Avesne(s) is een frequente veldnaam in Noord-Frankrijk. Romaans avesna ‘Weiland’vergelijk Oudengels fesn.
Lava, Leva. 1. Variant van Laga. 1632 Charles Laga (Heule) is de vader van Petronella Laga, maar de volgende kinderen heten Lava en Leva. (Zie Laga). 2. Zie Laval.
Lavache, Livache: Bijnaam. Frans vache: koe.
Lavachery, Vacherie, Fcherie, Vacquerie: Plaatsnaam Vacherie: koestal. Lavacherie (Luxemburg), Vacquerie (Pas-de-Calais).
Laval, Lawal, Lavalle, Vale, Lava, Lavaud, Lavau, Lavaut, Lavea, Laveaux, Laviaux, Lavaux, Lavay, Delaval, Delavalle, Delava, Delavaud, Delavault, Lelavaux, Lelavau, Lalavaud, Lelavault, Lavalette. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Laval, Lavau(x): lager, stroomafwaarts gelegen plaats. Zie Val, Leveau.
Lavanc, Lavanch, Lavancier, Lavancy, Lavency: Plaatsnaam Lavancy in Montriond (Hte-Savoie), Lavancher in Chamonix.
Lavandըomme, Lavendhom, Lavendhomme, Lavendըomme, Lavendըome, Lavendomme: Hoofdzakelijk Henegouwse familienaam. Waarschijnlijk aanpassing met lidwoord van familienaam Van Domme.
Lavandier, Lavandy, Lavendy, Lavender: Beoepsnaam. Oudfrans lavandier, Middenendelrands lavendier: (was)bleker, wasser.
Laven, Lavens, Laevens, Laeven, Lauvens, Lauven, Leavens. 1. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Lavoldus (uit de oude Germaanse mannennaam Laaf, Lave + old. Vergelijk Waals-Vlaams Lavekensakker 2. Zie Lauwen(s).
Laventure, Laventurier, Lavanturier: Bijnaam vooreen aventurier, rondtrekkend koopman, reiziger, trekker. Vergelijk Aventure.
Laverdisse. Misschien d’Averdisse met substitutie van d’toor /’. Plaatsnaam Averdisse (Namen).
Laveren. Vadersnaam. Brabantse vorm voor Lauwerin, vleivorm van Laurentius. Vergelijk Lavers.
Laverge, Le Verge, Laverze, Leverze. Plaatsnaam of huisnaam uit het Franse verge: roede (oude landmaat). Of beroepsnaam van de landmeter.
Laversin, Laverseyn. Plaatsnaam Laversine(s) (Aisne, Oise). Plaatsnaam Laversenne: landmaat, stuk land.
Lavet, Laveyt. Vadersnaam? Afleiding van een Germaanse voornaam? Vergelijk Laven.
Laviane, Lavainne. Plaatsnaam La Viane in Ronquires (Henegouwen).
Lavieillle, Lavielle. 1. Bijnaam. Variant of vrouwelijke vorm van Le Vie(i)l: de oude. 2. Bijnaam voor de vedelaar. Vergelijk De Vedelaere. Oidfrans viele: vedel.
Laville. 1. Korte vorm van Delaville; zie Delville. 2. Varian van Lavie(i)lle.
Laviolette, Laviollette. Frans violette: vaak naam van soldaat of knecht, ook uithangbord.
Lavin: Ook Lavain, van Levain. Bijnaam. Oudfrans vain ‘Zwak, uitgeput, leeg’.
Lavis, Lavisse. Plaatsnaam. Waals lavi: bevloeid, gerrigeerd terrein.
Lavit. Plaatsnaam, van Latijn vitis: wijngaard (Tarn-et-Garonne).
Lavocat. Beroepsnaam Lաvocat: advocaat.
Lavoine, Lavaine, Laveine, Laveyne, Lavenne, Lavennes, Lavennen. 1. Frans avoine, Oudfrans aveine; haver. Beroepnaam van de haverteler of –kooopman. 2. Plaatsnaam, zie Delaynne.
Lavoir, (van, de) de Lavoir: Plaatsnaam Lavoir (Provincie Luik). Of (le) Lavoir ‘Wasplaatsՠin Zutkerque (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Verlaine (Provincie Luik), Floreffe.
Lavoisier, Lavogez: Dialect variant (en hypercorrecte g-spelling) van lաvaissier: notenboom.
Lavooij: Spelling van Lavoye, van Levoye, van Del(e)voy(e) ‘Van de Wege’. Frans voie, van Latijnse via ‘Weg’.
Lavoine, Lavaine, Laveine, Laveyne, Lavenne, Lavennes, Lavennen. 1. Naam uit het Franse avoine (: haver) voor de teler of de koopman. 2. Mogelijk uit de plaatsnaam Delevenne.
Lavol, Lavollle, Lavollle: Frans avol: verwaande, vreemdeling.
Lavril, Lavrit, Lavry, Lavery: Lաvril. Familienaam naar de naam van de maand april. Zie April.
Lavrill, Lavrille. Variant van Lavril, met secundair accent.
Law, Laws. Plaatsnaam. Oudengels hlaw; heuvel.
Laware, Lawarre, Lawaree, Lawarie, Lawalre, Lawalrree, Lawaire, Lavare, Lavarie: Bijnaam. Waals war: verbaasd, verstomd.
Lay, Lays, Laijs, Laijs: Korte vorm van Nikolaais, Nicolaas. VgL Laes.
Laycock. Plaatsnaam Laycock, Yorkshire.
Layton. Plaatsnaam Layton (Lancastershire, Yorkshire), Leyton (Essex).
Lazonder: Plaatsnaam Lasonder bij Enschede, Overijssel.
Lazaron, Lazaroms, Lazeroms. Vadersnaam. Oudfrans lazaron; melaats.
Lazeu. De vorm Lazeu ontstond uit de Spaanse familienaam (de) Lazon.
Lebacq, Lebacqz, Le Bacq, Leback, Lebac. 1. Verfranste vorm van De Baek(e). Zie bij Baek(e). 2. Of verfransing van De Back. Zie Bak. 3. Of Waalse verschrijving van De Backer. Zie bij Backer(e) (de).
Leander: Vadersnaam. Griekse voornaam Leander.
Leautaud: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam leud-wald ‘Lieden-heerser’. Leutaldus, Leotaldus.
Le Boulch. Bretonse familienaam Le Boulcը, Le Boulh. Bretons boulcը: gewond, met hazenlip.
Le Bussy. Luiks-Waals voor Le Boucher of Le Bcher: slager, beul of houthakker.
Le Calv, Le Calvez: 1. Zie Calvet. 2. Bretons Calvez: timmerman.
Le Castre. Van Middelnederlands quaet streke. Bijnaam voor een kwade strijker, een koren- of lakenmeter die bij het strijken fraude pleegt. Wellicht bijnaam voor iemand die een vervalste kan of maat gebruikt. Castricque kan eventueel hierop teruggaan.
Le Chatelier. Plaatsnaam Le Chtelier (nder meer Marne).
Le Clair, Leclair, Leclaire, Leclairq, Leclre, Leclerre, Lecler, Lecleire, Lecleir, Lecleer: 1. Frans bijvoegijk naamwoord clair: helder. Vergelijk De Cleer. 2. Zie Leclre.
Le Clech, Leclecq: Bretonse familienaam Le Clecը, Le Clech. Beroepsnaam van de klokkenluider.
Lebbe: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Liebrecht of Lieboud.
Le Clment. Vadersnaam Clment met lidwoord.
Le Corre. Variant van Lecoeur?
Le Cos. Bretons Cozh; oud.
Le Docte, Ledocte, Ledocq, Ledoc, Ledock, Ledoque, Ledacte, Ledac: Franse bijnaam docte: geleerd.
Le Du. 1. Zie Leducq. 2. Bretons Du: zwart.
Le Gain. 1. Zie Lechien. 2. Ook Bretonse familienaam Le Cain: mooi, moedig.
Le Gal, Le Gall. Bretonse familienaam Gall: vreemdeling, Fransman.
Le Goff, Legoff: Bretonse beroepsnaam Goff: smid.
Le Grode. Waalse aanpassing van De Grote.
Le Guen. Bretonse familienaam Gwenn: blank, wit, rein.
Le Hanaff, Hnaf, Hnaff): Bretonse familienaam Le Hna(n)ff: de oudste.
Le Hir. Bretonse familienaam Hir; lang leven.
Le Hodey. Bijnaam. Oudfrans Waals hod: vermoeid.
Lehon: Oudfrans bon, Frans homme: man. Vergelijk De Man.
Le Jean, Lejan, Lejean: Re-interpretatie van Lejon(g)/Lejosne.
Le Landais. Afkomstig van de Landes (Z.-W. Frankrijk).
Le Lorrain, Lelorain, Lelaurain, Lorraine, Lorrain, Loraine, Lorain, Lauraine, Loreing, Lorein, Loreyn, Lorreyn, Loreynen, Loreyne: Volksnaam: Lotharinger, Frans Lorrain.
Lelsz, Friese voornaam Lelle, Lello, zie het dorp Lellens in Fivelgo en lellingen in Luxemburg en Lelm (Lella-heim), een dorp by Knigslutter in Brunswijk.
Le Maguer, Le Magueresse. Bretonse familienaam mag: voeden, opvoeden.
Le Mainsons. Afkomstig van Le Mans, Sarthe.
Le Mare. Bretonse familienaam Mardi; paard.
Le Marinel. Afleiding van Oudfrans marin; zeeman, matroos. Beroepsnaam.
Le Moal. Bretonse familienaam Moal; kaal.
Le Nel. Verschrijving voor Leignel, Laigne ?
Le Nezet. Bretonse familienaam; krom, scheef.
Le Paon, Lepan, Lepaon: Bijnaam. Frans paon: pauw. Vergelijk De Pauw.
Le Pare. Bretonse familienaam Park; omheind veld, perk.
Le Paul. Lepaulle, Le Poole, Lepeau, Lapeau, Lapauw, Lapouw: Vadersnaam Paul met lidwoord le. Pau is een Franse dialect vorm van Paul.
Le Paulmier, Paumier: Bijnaam naar de palm van pelgrims of kruisvaarders. Vergelijk De Palmenaere.
Le Poigneur. Bijnaam van de vuistvechter. Vergelijk Poignard.
Le Pyge. Oudfrans pige: bil. Bijnaam naar het lichaamsdeel.
Le Rigoleur. Waarschijnlijk een schertsend bedoelde Re-interpretatie (grappenmaker) van Rigole, Rigolet.
Le Serrurier. Bretonse familienaam. Afkomstig van Le Berry. Vergelijk Berruyer.
Lewenkron, Leuwenkron, Levenkron: Waarschijnlijk huisnaam Leeuwenkroon: gekroonde leeuw. Of plaatsnaam Lwenkrone (Duitsland).
Lal, Lale, Leale, Leal. Oudfrans le(i)al, Frans loyal: legaal, wettelijk, van goede hoedanigheid.
Landre, Leandrin, Leandri. Vadersnaam. Griekse voornaam Leander.
Lanne, Leanne: Moedersnaam. Korte vorm van Valriane of Juliane.
Lebbinck: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Liebrecht of Lieboud. Zie Lebbe.
Laecourt, van, Leaucour, Laucour, Laucourt: Plaatsnaam Leaucourt in Hrinnes (Henegouwen).
Lautier, Liottier: Vadersnaam. Rommanse vorm van Germaanse voornaam leud-hari ‘Lieden-leger’. Liut(h)arius, Leotarius.
Lebacq, Lebeacqz, Leback, Lebac. 1. Bijnaam. Vertaling van De Baek(e). 2. Vertaling van De Back. Zie Bak. 3. Waalse aanpassing van De Backer.
Lebain. Oudfrans bai(e)n: gespleten (erwt, boon). Bijnaam?
Lebar, Le Bars: 1. Bretonse familienaam: bard, zanger, minnestreel. 2. Zie Baars.
Lebas. Bijnaam. Frans bas: laag, klein, zwak. Vergelijk Lehaut.
Lebay. Waalse variant van Lebeau.
Lebbe, Leb, Lebe. Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Liebrecht of Lieboud.
Leb, Lebe, Lb, Lebe, Lbe, Lbe: 1. Variant van Lebecq. B = Bec. 2. Zie Lebbe. 3. Zie Lebay.
Lebecq, Lebec, Lebecque, Lebque, Lebesque, Lebeque, Le Beck, Lebecke, Lebeck, Lebeke, Lebek, (van) Labeke, Labbeke, Labik: 1. Bijnaam. Frans bec: bek. Vergelijk Bek. 2. Waalse aanpassing van De Becker.
Lebedelle. Oudfrans bedel, Frans bedeau: pedel, bode. Zie Bidaud.
Lebedew, Lebedewa, Lebedeff, Lebedof. Russisch Joodse familienaam, van lebed; zwaan.
Lebegue, Lebgue, Lebegge, Bgue, Lebaigue: Bijnaam voor een stotteraar of broddelaar.
Lebel, Bel, Lebelt, Lebelle, Labelle, Lebeaux, Lebeau, Lebau, Beaud, Beau, Beaux, Leb, Labeau, Labaut, Labiaux, Labiau, Labeeuw, Labeeu, de Bel, de Beil, (de) Beyl: Bijnaam. Oudfrans bel, Frans beau: mooi. Vergelijk Moeyaert, de Fraeye.
Leber. Duitse afleiding van plaatsnaam Le of Lew. Middenhoogduits le; heuvel. Vergelijk Law.
Leber, Lebert, Lebeer, Le Berre, Le Ber: 1. Oudfrans ber van Germaans baro: belangrijk, aanzienlijk, moedig; zelfstandig naamwoord baron. 2. Verfransing van De Ber. 3. Verfransing van De Bert. 4. Eventueel Re-interpretatie van Libert, waarin li als lidwoord werd opgevat. 5. Bretons Berr: kort.
Lebbing, Lebbink, Leppink. Vadersnaam uit de voornaam Leppe/Lebbe, een Noord Nederlandse, Friese vorm van een Lieb-naam. - ink is Saksisch, -ing is Germaans: lieden van.
Lebecq, Lebec, Lebecque, Lebque, Lebesque, Lebeque, le Beck, Lebecke, Lebeck, Lebeke, Lebek, (van) Labeke, Labbeke, Labik. 1. Bijnaam uit het Franse bec: bek. 2. Verschrijving van De Becker: zie Backer. 3. Uit de plaatsnaam Lebbeke.
Leber, Lebert, Lebeer, le Ber, le Berre. 1. Naam uit het Oudfranse ber (dit uit het Germaanse baro). 2. Verfransing van De Beer. 3. Verfransing van De Bert: uit baert, bert, zeevis, beroepsbijnaam. 4. Verschrijving van Libert (Romaanse vorm van de Germaanse vorm Liebrecht- (liede-brecht). 5. Naam uit het Bretonse berr: kort, klein.
Lebeseur, Besure, Bizeur: Bijnaam Le Baiseur: kusser, zoener.
Lebichot. Bijnaam. Frans dialect bichot; geitje.
Lebire, Lebire, Lebiere: Oudfrans bire: draagbaar. Beroepsnaam.
Lebigre. Normandisch bigre, van Germaanse bikari; imker.
Lebis. Bijnaam. Oudfrans bis; donkergrijs. Vergelijk Biseau.
Leblouck. Vertaling van De Block.
Lebon: Bijnaam. Frans bon ‘goed’.
Leboeuf, Lebuf, Duboeuf, (de) Boeuf, Lebeuffe, Lebeuf, Debeuf, de Beuf, de Buf. 1. Bijnaam of huisnaam uit het Oudfranse buef: os. 2. De varianten met de of du komen mogelijk ook uit een plaatsnaam: Boeuf in Dottenijs (Henegouwen), Lesboeufs (Somme).
Lebois, Leboy, Le Boey: Plaatsnaam Bois: bos.
Lebon, Debon, Bon, Libon, Libong. Bijnaam uit het Franse bon: goed. De Goede.
Leborgne, Leborne, Borgne, Laborne: Bijnaam voor een schele.
Lebordais, Lebourdais. Bewoner van een borde: landhuisje, hoevetje. Vergelijk Bordier.
Lebouc, Leboucq, Boucque, Boucq, Leboc, Lebosq, Lebucq: Bijnaam naar de diernaam, de bok. Vergelijk De Bock.
Lebout, Leboutte, Lebutte, Lebot, Lebotte: 1. Oudfrans bot(e): pad. Bijnaam. 2. Zie (de) Boute.
Lbre, Lebre: Bijnaam. Occidentaals voor Frans livre: haas.
Le Brech, Lebrec: Bretonse familienaam. Bijnaam; gevlekt, gespikkeld, of: arm (lichaamsdeel).
Lebret: Bret, Breton, volksnaam van de Breton.
Lebrun, Lebrum, Lebron, Labrune, Le Bruyn: Bijnaam naar de bruine kleur van haar, huid of kleren. Vergelijk De Bruyne.
Lecaill, Lecailli, Lecailliez, Lecallez, Lecallie, Lecallier. 1 Zie Caillier. 2. Beroepsnaam Lescaillier; zie Escallier: leidekker. Of Lեscaillet, afleiding van Oudfrans escaille: schalie, lei. Beroepsnaam. Vergelijk Lcaillon.
Lcaillon, Lecaillon: Lեscaillon. Oudfrans escaillon: trede, trap. Of Oudpicardisch escaillon, van Oudnederlands skalja, Zuidnederlands schalie: lei. Beroepsnaam. Ook Oudpicardisch escaillon: notendop; vergelijk Notschaele.
Lecart, Lecarte, Lecaer, Lecarr, Lekar: Lequart(e). Oudfrans quart(e): inhoudsmaat (1/4). Vergelijk Vierendeels.
Lecerf, Lecerff, Lecher, Lecherf, Leser, Leserf, Cerf, Decherf, Decerf, Deserf, Dechert, Decher, Deschres, Decercq, Ducerf, Dussert: Frans cerf: hert. Bijnaam of huisnaam. Vergelijk De Hert.
Lecervoisier. Beroepsnaam. Oudfrans cervoisier: brouwer.
Leceuvre, Leceuve, Lecoeuvre, Lecuivre: 1. Oudfrans cuevre: pijlkoker. Beroepsnaam. 2. Zie Lecuivre.
Lecuex. Indien met uitspraak lekeu, zie Lekeu(x). Met uitspraak lesseu, zie Leseur(re).
Lechner: Duitse familienaam. Middelhoogduits Lhenre ‘Bewoner van een leenhof, leengoed’.
Leclerc, Leclercq: Frans clerc, van Latijnse clericus ‘geestelijke, klerk’. Zie (de) Klerk.
Leclou: Oudfrans cloe, Picardisch clau, van Latijnse clavus, Frans clou ‘Spijker, nagel’. Beroepsbijnaam.
Lecluse, lՅcluse, le Kluse, Lecluize, Lecluijse, Lecluijze: Plaatsnaam LՅcluse ‘Sluis’. Lcluse (Nord), LՅcluse, Nederlands Sluizen (Waals-Brabant). LՅcluse is ook de Franse vertaling van de gemeente Sluis in Zeeuws-Vlaanderen. Vergelijk van der Sluis.
Leceuvre, Leuceuve, Lecoeuvre, Lecuivre. 1. Familienaam uit het Oudfranse cuevre: pijnkoker. Beroepsnaam van de maker of de gebruiker. 2. Uit het Franse cuivre: koper. Beroepsnaam van de kopersmid.
Lechanteur, Chanteur, Chanteux: Frans chanteur: (kerk)zanger. Beroepsnaam. Vergelijk Lechantre.
Lcht, Lcht, Lasat, Lecat, Lecae, Leca, Lecas, Lekas, Ducat: Frans chat, Picardisch cat: kat. Bijnaam. Vergelijk De Cat.
Lechne, Lechein, Lekenne, Lekene, Lekne, Lequesne, Lequenne, Lequene: Plaatsnaam Le Chne, Picardisch kne: eik. Vergelijk Duchne, Duquenne.
Lechien, Lechein, Lekien, Lesquien, Lequien, Lekain, Le Cain, Lequain, Lequen, Lequint, Lequin, Lequim: Bijnaam. Frans Le Chien, Picardisch Le Kien: de Hond.
Lechner, Lehner: Middenhoogduits lhenaere, van Lehen: leen. Bezitter van een leengoed. Vergelijk De Leenheer.
Lechopier. Beroepsnaam. Oudfrans eschopier; winkelier.
Leck, Lecq: Bijnaam voor een smulpaap. Vergelijk Duits Lecker.
Leclef, Lecle, Leclet, De Cleve, Declves, Declef, Clef, Cle, Cl, Cle, Clee. 1. Familienaam uit het Franse clef, cl: sleutel. Beroepsnaam voor de slotenmaker. Vergelijk Duits Schlussel. 2. Zie ook Cl.
Leclre, Leclerk, Leclerck, Leclercque, Leclercq, Leclercque, Leclercqz, Leckerlcqs, Leclers, Leclre, Lecler, Leclerre, Lecleire, Lecleir, Leclaire, Leclair, Le Clair, Leclaircq, Leclairq, Lecleer, Declre, Decler, Declair, de Cleer, de Kleer, de Cleire, de Cleir, de Cleyre, de Cleyr: Frans clerc, van Latijn clericus: geestelijke, klerk. Zie De Clerck. Bovenstaande naamvormen kunnen ook varianten zijn van Le Clair. Zie ook De Cleer.
Leclipteur, Leclipteux, Clipteux, Sclipteux: Beroepsnaam. Middenfrans clipteur: maker van duigen, kuiper.
Leclou, Lecloux, Leclau: Oudfrans cloe, Picardisch clau, van Latijn clavus, Frans clou: spijker, nagel. Beroepsnaam. Vergelijk De Nagel.
Lecluselle. Plaatsnaam LՅcluselle, afleiding van cluse: sluis.
Lecoq, Lecoq, Lecok, Lecoque, Lecock, Lacocque, Lacoque, Ducocq, Ducoq, Duquoc, (de) Cocq, Coq, Koq: 1. Frans Coc: haan. Vergelijk De Haan. Bijnaam. 2. Vertaling en aanpassing van De Coc(k).
Lecoeur, de Ceur: 1. Le Coeur: het Hart. Bijnaam of huisnaam. 2. Picardisch hypercorrect voor Lekeu.
Lecointe, Lacointe, Lecontere, Lecointre, Cointe, Coint, Cointre, Cointr, Coindre. 1. Naam uit het Oudfranse cointe: wijs, ervaren, aardig. Bijnaam. 2. Soms variant van Lecomte. Zie bij Comte.
Lecole, Lecolle. Beroepsnaam van de scholaster, schoolmeester. Vergelijk Lecol(l)ier.
Lecolier, Lecollier. Frans colier: scholier, leerling. Vergelijk Scholiers.
Lecomartin, Le Comartin, Lecomarteyn. Verdwenen familienaam uit de buurt van Mons die mogelijk teruggaat op Lecot (uit het latijn cocus: kok) en Marteyn (een oude variant van de voornaam Martinus). Zoiets als Martijn de kok. Beroepsbijnaam, kruising van beroeps- en vadersnaam.
Leconnetable. Beroepsnaam. Oudfrans conestable, van Latijn cornes stabuli: stalmeester, grootofficier. Engels Constable.
Lecossois. Frans LՎcossais; de Schot.
Lecot. 1. Spellingvariant van het Waalse Lecoustre (zie Lekeu(x) of van Lescot (zie bij Lescot). 2. Volksvertaling van De Coot. Zie bij Koot.
Lecoste. Waarschijnlijk variant van Lecoustre (met Waalse reductie van -tre), of variant van Lacoste.
Lecot. 1. Spellingvariant van Lecos (zie Lekeu(x) of van Lescot. 2. Vertaling van De Coot. Zie Koot.
Lecouffe, Lacouf, Lacoffe: 1. Waalse variant (met r-reductie) van Le Coffre. Beroepsnaam van de schrijnwerker, meubelmaker, die koffers maakt. 2. Waalse variant (met l- reductie) van Franse familienaam Lecoufle, van Oudfrans escofle: wouw (roofvogel). Bijnaam.
Lecourt, Lecour, Court, Lacourte, Lacourt: Bijnaam naar de kleine gestalte. Vergelijk de Corte.
Lecoutre, Lecouttre, Lecouttere, Lecoutere, Lecouter, le Coter, Lacoutere, Lecoustre, Lecoester, Lecouester, Lecoste, Lecosse, de Coutere, de Couter, de Couttere, Lequestre, Lequeutre: Oudfrans coustre, costre, van vulgair Latijn custor(em) van custodem: bewaarder, koster. Beroepsnaam.
Lecrique. Waalse vertaling van De Kricke of De Krieck.
Lecris, Lecrit, Lecry: Beroepsnaam van de (om)roeper.
Lcrivin, Lcrivain, Lecrivin, Lecrivain: Beroepsnaam van de schrijver, griffier, geheimschrijver, klerk.
Lectius. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Alexius.
Lecuivre, Leceuve, Leceuvre, Lecoeuvre: 1. Frans cuivre: koper. Beroepsnaam van de kopersmid. 2. Zie, Leceuvre.
Lecutier, Lecutiez. Beroepsnaam. Middenfrans escutier, van Latijn scutarius: (wapen)schilder, maker van schilden.
Lecuy, Lecuit: Waarschijnlijk een variant van de familienaam Lecoy. Bijnaam. Oudfrans coi(te), van Latijn quietus: rustig, kalm.
Lecuyer, le Cuyer, Lecuyer, Lecouyer, Lecoyer: 1. Beroepsnaam. Oudfrans escuier, ecoier, Frans cuyer: schildknaap. 2. Variant van Lescouhier; zie Escoyer.
Leda, van. Plaatsnaam? Variant voor Lede? Of verhaspeling?
Ledain, Ledin, Ladeyn, Dain, Ledaine, Ledeine, Ledne, Ledeene, Ledene. 1. Bijnaam uit Frans daim: damhert (jager, kledingstuk ? 2. Zie ook Laden.
Ledaine, Ledeine, Ledne, Ledeene, Ledene: Variant van Ledain en aanpassing. Vergelijk (de) Deyn(e) 2.
Lede, van, van Lee: Plaatsnaam Lede (2x in Oost-Vlaanderen), Lendelede of Hooglede (West-Vlaanderen).
Lede, Ledez, Leddet, Ledet: Oudfrans d: dobbelsteen. Beroepsnaam voor de maker of bijnaam voor de dobbelaar. Vergelijk Teirlinck.
Ledeboer. Oost-Nederlandse familienaam uit Lengerich (Westfalen), Ledebur in Tecklenburg (Duitsland). Plaatsnaam: buurtschap van Lede? Of Ledeburg (Duitsland). Vergelijk Engelse plaatsnaam Ledbury, 1241 Ledebur.
Ledecq, Ledeck, Ledque: Waalse aanpassing van De Decker.
Ledeghem, van, Ledegem, van. 1. Plaatsnaam Ledegem (West-Vlaanderen). 2. Ledeg(h)em kan een Re-interpretatie zijn van Ledeg(h)en.
Ledeganck, Lediggang, Bijnaam voor een leegloper, een burger zonder betrekking of ambacht. Waals-Vlaams leegganger.
Ledegen, Ledeghen, Ledeighen, de Leeg: Bijnaam voor een leegloper, die ‘LeegՍ is, werkloos.
Leder, Leers: Beroepsnaam van de leersnijder of leerbewerker.
Leder, Lederer. Duitse beroepsnaam van de leerlooier.
Lederhandler. Duitse beroepsnaam van de leerhandelaar.
Lederman, Ledermann, Leerman. Duitse beroepsnaam van de leerbewerker of leerhandelaar.
Ledewyn, Ledewijn. Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-win ‘Lieden-vriend’. Ledoinus, Ledevinus.
Ledit, Ledy: Frans le dit: de genaamde, bijgenaamd. Bijnaam. Vergelijk Dictus 2.
Ledosseray, Ledoseray. Waals dozղ: koorknaap, sopraan.
Ledouble, Ledouppe, Double, Doubbel, Doubel: Frans double: dubbel; vergelijk Dobbels, Den Dubbelden.
Ledoux, Ladou, Ladoe. Bijnaam gegeven aan iemand met een zachtaardig, zoet karakter. Van het Franse doux; zacht, zoet.
Ledoyen, Doyen: Frans doyen: deken. Vergelijk De Deken.
Ledroit, Le Dret: Bijnaam. Frans droit: recht, in fysieke of morele zin.
Ledrun, Ledrus, Ledrut, Ledroux, Ledrou: Oudfrans dru: vriend, geliefde, minnaar, minnares. Bijnaam. Vergelijk Druits.
Leducq, Leduc, Leduck, le Duck, le Duc, Ducq, le Duc, le Du, Deduc: Frans duc: hertog. Bijnaam.
Ledune: Wellicht vertaling van de Dunne, zie Dun.
Ledure, Ledur, Dur. Bijnaam. Frans dur: hard, hardvochtig, ongenadig.
Lee, Ley. Engelse plaatsnaam Lee; bos, laar.
Lee, (de), (de) Lee, Dele, Delee, de L, Dele: Middelnederlands bijvoeglijk naamwoord leet, (verbogen) leede (vergelijk met lede ogen): onaangenaam, hatelijk, gehaat, verwenst. Bijnaam.
Lee, van der, van der Leede, Vanderle, van Dirl, Verlee, Verle, Verl, Verlez, Virlee, Virle, Virlet, Virlez, Verleden, Verledens. 1. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Lede: gegraven waterloop of kanaal. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Lede: helling, bijvoorbeeld in Oedelem.
Lee, Leeh, Lie, Lee Kon Hing. De Chinese achternaam Lee is in Nederland ondermeer afkomstig uit Hongkong, China, Suriname, de Nederlandse Antillen, Singapore, Taiwan en Malakka, betekent pruim.
Leebeeck, de, Leebeecke, de, de Leebeek, de Leebeke. Naam uit de veelvuldig voorkomende plaatsnaam: Leebeek, Lebeke (onder andere in Ouwegem, Denderhoutem, Outer).
Leeck, de, Deleeck, de Leek, Sleecks, Sleeckx. Bijnaam voor een leek, een niet-geestelijke, een ongeletterde.
Leefdael, van. Plaatsnaam Leefdaal, Vlaams-Brabant.
Leeflang: Bijnaam, vergelijk Duits Leblang.
Leegenhoek. Plaatsnaam Lege, dat is Lage Hoek, in Heist en Kachtem.
Leegte. Plaatsnaam Leegte; laagte.
Leegganger: Bijnaam voor een leegloper, een burger zonder betrekking of ambacht. West-Vlaamse Leegganger ‘Leegloper, luiaard’. Vergelijk de Lege.
Leegte, (van der): Plaatsnaam Leegte ‘Laagte’onder meer in Niewolda (Groningen).
Leegwater: Jan Adriaensz. (1575-1650) was drooglegger van de Beemster en werd naar zijn beroep Leeghwater genoemd.
Leek, van der, Lek, van der, Lekke, Lekx.: Waternaam de Leek in Beilen (Drenth), Monnickendam (Noord-Holland), Westerborik (Drethe), ook polderwater dat door Medemblik (Noord-Holland) stroomt. Deze laatste plaatsnaam heette trouwens ca. 1312 Medemleke, dat is medeme laca ‘middelste waterloop’.
Leekwyk, van, Leekwyck, Leekwijck, Leekwijk, van Leecwyck, van Leckwyck, Leckwyck. Plaatsnaam aan de Lek, Zuid-Holland?
Leeman, de, Leemans (de), Leenman, Leman, Lemans, Leijman, Leyman, Leeuwman, Leeuman, Lieman, Liemans, Limans, Limance, Liman, Limanne, Limane. Beroepsbijnaam uit leenman: iemand die van de Heer gronden in leen kreeg.
Leemeijer: Duits Lehmeier, Lehmaier ‘meier die leenman is, die een leen heeft’.
Leemen. Wellicht Waalse aanpassing van Leeman.
Leemhorst: Plaatsnaam in Tegelen (Nederlands Limburg) en Aalten (Gelderland).
Leemplakkers. Beroepsnaam Lemer, die de muren van vakwerkhuizen met leem bestrijkt.
Leempoel, Leempoels, Leenpoel: Plaatsnaam Leempoel ‘oel in leemgrond’bijvoorbeeld in Berkel (Noord-Brabant). Vergelijk Leemput.
Leemput (van den), van Leemputte, van Leemputten, van Leemput: Frequente plaatsnaam leemput ‘Leemkuil’.
Leemrijse, Leemreis, Leemreise. Plaatsnaam in Vorden, Gelderland.
Leender, de, (de) Leener, Deliner, Deliener: Afleiding van Middelnederlands lenen: te leen geven of houden. Vergelijk De Leenheer.
Leendert, van. Familienaam in Wallonie. Vadersnaam Leendert met secundair voorzetsel, van Leonhard? Of plaatsnaam Liendert (Utrecht)? Ouweleen; zoon van de oude Leendert, Leentvaar; vader van Leendert.
Leenen, Leene, Lenen, Leen, Len, Leenes, Leens, Lehnen, Lhenen, Leinen, Leine, Leinne, Lienen, Lienne: Moedersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Magdalena, Middelvlaams Madeleene, Maaeleene, Leene.
Leene, van. 1. Plaatsnaam Leen in Herne (Vlaams-Brabant). 2. Zie Van de Leene.
Leene, van, de van der Leenen, van der Leenden, van der Leen, van der Lienen, Verleene: Verspreide plaatsnaam het Leen, ten Leene: leen(goed), feodum. Achteraf opgevat als Ter Leene: leuning.
Leenesonne, Leenezonne. Moedersnaam. Zoon van Leene, Magdalena; zie Leenen. Of aanpassing van Lieneson?
Leenheer, de, (de) Leeneer, de Leenheir, de Leenher, de Leenaire, de Leener, Leenheere, Leenherre, Leneer: Leenheer. Vergelijk Leenman.
Leenhouts: Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-naud ‘Volk-nood’.
Leenhouder, Leenhouwers: Middelnederlands leenhouder: leenman. Vergelijk Leeman(s).
Leenhouts. Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-naud Volk-nood’. Li(e)tnodus.
Leenhuis, Leenhuys. Plaatsnaam. Friesland? Beroepsnaam voor ingebrachten panden?
Leenhove, van. Naam uit de plaatsnaam Leenhof: leenhof, gerechtshof in leenzaken, hofstede.
Leenknecht, Leenknegt, Leenkneght, Leenknegd: Middelnederlands leencnecht ‘Leenman, tolbeambte’.
Leenman, Leeman, Lienman: Naam van de leenman, de bewoner van een leenhof, leengoed, die leenverplichtingen verschuldigd is aan de leenheer.
Leensel, van de, Plaatsnaam Leensel, Noord-Brabant.
Leent, van, van Lent. Plaatsnaam Lent, Gelderland.
Leentjes, Leentjens. Moedersnaam. Afleiding van de voornam Magdalena.
Leeraer, Leeraerts. Waarschijnlijk niet van Middelnederlands leeraer: leraar, onderwijzer. Veeleer Re-interpretatie van Lenaert(s), met r/n-wisseling.
Leerdam, (van): Plaatsnaam (Zuid-Holland).
Leereux, Lecru: Bijnaam. Oudfrans cru, crues: ruw, wreed. Vergelijk De Wree.
Leerg. Waarschijnlijk aanpassing van Lerch.
Leermakers. Beroepsnaam van de laddermaker. Middelnederlands leider, le(e)der, Zuidnederlands leer: ladder. Vergelijk Duits Leitermacher.
Leers, Leirs, Leder, Lederer. 1. Beroepsnaam afgeleid van leers/laars: schoenmaker. Of de bijnaam voor een laarzendrager (en niet arm dus). 2. Leder en Leers kunnen ook de beroepsnaam zijn van een leersnijder/-bewerker. Leder(er) is ook de Duitse beroepsnaam voor leerlooier. 3. Vadersnaam. Zie Leer, Lere.
Leersum, van; van Leerzum, van Leerzem: Plaatsnaam Leersum (Utrecht).
Leerbyls, Lederbyl, Leerbels, Lerebels. Familienaam uit het Nederduitse leer (leer/schede) en het Middelnederlandse/Oudsaksische bijl/bil/byl (bijl/zwaard). Wellicht beroepsnaam.
Leersnijder, (de), (de) Leersnyder, de Leerfnyder, de Lesneyder, (de) Lissnijder, (de) Lissnyder. Beroepsnaam van de leer-, de riemensnijder.
Leertouwer, Leermaker, Leerlooijer, Leermans: Beroepsnaam van de leertouwer.
Lees, de, Leesen, Leesens. Vadersnaam. Variant van Leys.
Leesberg. Nederlandse familienaam, ook Le(e)seberg, Lesberg, Leseburg, die uit het Hannoverse zou stammen.
Leeson. Engelse moedernaam. Zoon van Lees, Leece. Oudfrans Lece, Latijn Laetitia.
Leest, (de). 1. Beroepsnaam voor een leestenmaker. Of beroepsnaam van de schoenmaker of kleermaker, die de leest gebruikt. 2. Plaatsnaam Leest; zie volgende familienaam.
Leest, van de, der: 1. Plaatsnaam De Leest in Veghel (Noord-Brabant), Leest (Provincie Antwerpen). 2. Beroepsbijnaam van een schoenmaker, naar de door hem gebruikte schoenmakersleest. 3. Vondelingnaam van 1656-57 Lambrecht van der Leest in Kontich (Provincie Antwerpen).
Leestemaker. Beoepsnaam: maker van schoenmakers- of kleermakersleesten.
Leestmans. Beroepsnaam van de leestenmaker.
Leeters. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam leudi-hari; lieden-leger, Leuterius, Letrius. Vergelijk Letens.
Leeuwmans, Leeumans. Afleiding van De/Van Leeuw? Of veeleer Re-interpretatie van Leeman(s).
Leeuw, (de), Leeuwe, (de) Leu, Leuw, Leeuws: Bijnaam naar de eigenschappen van de leeuw (kracht, trots, onstuimigheid) of naar de huisnaam.
Leeuw, van, van Leeuw, van Leeuwen,: Plaatsnaam Leeuw en Leeuwen ‘Hgraf)heuvelՠin Nuth (Nederlands Limburg), St. Pietersleeuw en Zoutleeuw (Vlaams-Brabant) of Denderleeuw (Oost-Vlaanderen).
Leeuw, van der, Verleuw, Verleuwe. Plaatsnaam Leeuw: (graf )heuvel, in Grobbendonk (Antwerpen), Nieuwmunster, Vlissegem (West-Vlaanderen).
Leeuwarden, Leeuwaarden, van: Plaatsnaam Leeuwarden, Fries Ljouwert (Friesland).
Leeuwe, Leeuwen, Leeuwens, Leeuw, Leeuws, Leeuwin, Leewen, Leewens, Leeuwis: 1. Vadersnaam. Eenstammige Germaanse voornaam leuba ‘Lief’E Vergelijk Friese voornaam Leeuwe. 2. Zie (de) Leeuw, van Leeuwe(n).
Leeuwe, Leeuwen, van, (de) Leeuwen, van Leewe: Plaatsnaam Leeuwen in Bezel (Nederlands Limburg), Maasniel (Nederlands Limburg), Wamel (Gelderland).
Leeuwenburg, Leeuwenburgh, (van) Leeuwenberg, Leeuwenborgh, Levenbergh, Lewenberg: Plaatsnaam Leeuwenburg in Voormezele, West-Vlaanderen, Lewenborg (Groningen), Leeuwenbergh in Leidschendam (Zuid-Holland).
Leeuwenkamp, van, Leeuwenkamp. Familienaam uit de plaatsnaam Leeuwenkamp (Germaanse voornaam leuba- en kamp). Mogelijk lag Leeuwenkamp ergens op de grens van Noord- en Zuid-Holland.
Leeuwerck. Bijnaam naar de leeuwerik. Vergelijk Lerch.
Lefaux, Lefaulx, Lafaut, Faulx, Faux, Faut, Lefaulx, Lafaux, Lafaut. Bijnaam afkomstig uit het Franse Fau, vals: een vals iemand dus.
Leever, de, De Leeuwer: leeuwenoppasser?
Lefai, Lefait, Lefaist, Lefaix: Plaatsnaam Lefay (onder meer Sane-et-Loire): beukenbos. Vergelijk Dufay, Dufait.
Lefaible. Hypercorrecte Re-interpretatie ‘De zwakkeՠvan Lefbre (Waalse uitspraak lfp).
Lefeber, Lefebre, Laffeber, Lafeber: Beroepsnaam. Uit Frans Lefbvre, hypercorrecte spelling voor Lefvre’de smid’.
Lefebure: Deze naamvorm ontstond door verkeerde lezing van de hypercorrecte spelling Lefebvre in plaats van Lefvre ‘De smid’omdat in oud schrift de het letterteken u zowel voor u als voor v gold.
Lefer, Lefere, Lefert, La Faire, La Fre, Lafere, Lafaire. Familienaam uit het Franse lefer. Bijnaam voor een levenskrachtig of hardvochtig iemand.
Leferme. Bijnaam ferme; krachtig, flink?
Lefvre, Lefever, de Fever: Beroepsnaam. Frans le fvre ‘De smid’. Vergelijk Frans orfvre ‘goudsmid’.
Leffinghe, van. Plaatsnaam Leffinge, West-Vlaanderen.
Lefilon. 1. Afleiding van Oudfrans fil: zoon, jongen. Vergelijk Filion. 2. Variant van Lefelon.
Lefils, Fils, Lefi. Frans fils; zoon.
Lefin, Fain, Fin. Bijnaam: fijn(zinnig), fijngevoelig, volmaakt.
Lefland, Leflan, Leflem: Oudfrans flaon, Frans flan: eierpudding. Bijnaam.
Lefler, Leffler, Leffleur, Leffelaere, Leffelaer, Loeffler: Middenhoogduits leffeler, Duits Lffler: lepelmaker. Beroepsnaam. Vergelijk De Lepeleer.
Leflon, Flon, Flont: 1. Bijnaam. Waals flon: taart, via. Vergelijk Leflan. 2. Samentrekkingvan Lefelon, Fel(l)on, (le) Foulon of Lefilon. Foulon wordt in het Waals-Vlaams als flong uitgesproken.
Lefort, Lafort, Laforte, Lafourte, Lafourt, Lafour, Laffoort, Lefour, (de) Fort, (de) Foort, de Foordt, de Foirdt, de Fordt, de Foor, de Foere, de Foer, Defoer, Defor. Het Franse Lefort betekent een sterik iemand. Bijnaam voor een sterke, krachtige man.
Lefranc, Lefrancq, Lefrant, Defranck, Defranck, Defrancq, Defranq, de Frangh, Frangh, Defranc, de Franc. Bijnaam uit het Oudfranse franc, het Germaanse frank;. vrank, vrij, vrijmoedig, stoutmoedig.
Lefranois, Franais, Leufranois: 1. Volksnaam. Oudfrans Franois, Frans franais: Fransman. 2. Vadersnaam van de voornaam Franois.
Lefroid. Bijnaam. Oudfrans froit: koud, droevig; (of ) geweldig. Isfur, Bretonse familienaam Fur: wijs.
Legaet, Lega, Legat, Lgat, Lgaz: Beroepsnaam voor een legaat, afgezant, bode. Vergelijk De Bo(de).
Legai, Le Cai, le Caye, Le Cait, Le Caitte, Gaie, Gai, Gaij, Lgale, Lgalais, Lgalait, Lgalaix, Legaie, Legais, Legait, Legaix, le Gaye, le Gay, Lagaye, Lagay, Legaey, Leghait, Leghai, le Guay, Leguaie, Legu, (de) Gaye, Gay, (de) Ghaye, de Geye, de Gey, de Ghey, de Gheij, Lagaye, Lagay, Lagaey, Delagaije, Delagaye, Delagay, Lagey, Lageij, la Gije, la Gye, Delagey. Naam uit het Oudfranse gay, gai, dit uit het Middelnederlandse gay: vrolijk, levendig, opgewekt. Bijnaam.
Legau, Legault, Lgaux, Laigaux, Lagauw: Bijnaam. Oudfrans gai, gau, van Latijn gallus: haan.
Legrave. Wellicht klankverandering van Legrave, vertaling van De Grave.
Legbedje, Leghbeche: Arabische naam.
Legeais, Legeay, Lejaye, Leget, Lege, Leg: Bijnaam. Oudfrans jal, jau, Picardisch jai: haan. Vergelijk Lecoq.
Legaite. Variant van Legait of Legeay?
Legemaate. Plaatsnaam Lege Maat: laag maailand, hooiland, lage wei. Legemaat in Stuivekenskerke (West-Vlaanderen).
Lege, de; de Leege: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de Ledige. Bijnaam. Middelnederlands ledich ‘Werkloos, ambteloos, vrij’. Vergelijk Leegganger.
Legein: Frans Legain. Oudfrans gain ‘Weiland, landbouwgrond, akkerland, oogst’. Bijnaam van de landbouwer.
Legendal: Plaatsnaam ‘Laag dal’.
Leger, de, Lger, de, de Legher, Legers: Middelnederlands legger, ligger ԣommissaris van de graaf met de bevoegdheid van dijkmeester, klerik die de rekening met legpenningen natelt, ontvanger, rekenaar; handelsagent, zaakwaarnemer.
Lgre, Lgerre, Legerre, Legere: Vrouwelijk bij Lger.
Legg, Legge. 1. Engelse bijnaam leg: been. 2. Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Liedger.
Legerstee: Vermoedelijk volksetymologisch uit lege stede ‘Laag gelegen plaats’.
Legierse, Lisierse, Lizierse: Vadersnaam. Legier, van Frans Liger, de Germaanse voornaam leud-ger ‘Lieden-speer’. Liudgerus, Ligerus.
Legipont, Lgipont: Plaatsnaam in Saive (Luik).
Legius, Lgius: Latijnse naam van de Luikenaar.
Leglay, Leglaye, Legley, Legleye: Gedenasaleerde vorm van Langlais, Langley, Lenglet.
Legois, Legoui, Legouis, Legoit, Lagois, Cois: Oudfrans goi: mes als kuipersgereedschap. Beroepsnaam.
Legon, Legond, Legand, Legan. 1. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse gond: hengsel (voor de maker ervan). 2. De Brugse familie Legon stamt af van de Spaanse familie Leon (dit uit de Spaanse plaatsnaam Leon). Het zijn afstammelingen van een Spaanse militair die hier eind 17de eeuw terecht kwam.
Legos, Le Cost, Legot, Lgo, Lagos, Lago, Legout, Legoux, Dugot, Dugo, Dogot: Bijnaam. Oudfrans gos: hond, waakhond; ook scheldwoord.
Legouge, Lagouge, Couge, Lagouche, Lagousse, Langouche, Cooge, Goeghe, Gough: Oudfrans gouge: dienaar, knecht, bode. Zie ook De Goeyse.
Legourd. Oudfrans gort: zwaar, dik, log, lomp. Bijnaam.
Legraie, Legraye: Waals grye, Frans grle: smal, tenger. Bijnaam.
Legrain, Lagrain, Lagrin, Lagring, Dugrain, Grin, Greyn, Greijn, Grein, Greins: Bijnaam. Oudfrans graim, grain, van Oudnederlands gram ‘Bedrukt, droevig, bedroefd, kwaad’.
Legran, Legrand, Legrang, Lagrand, (de) Grand, Grande, Degraen, Grant, Grang, Schrans, Schrant, Schrantz. Bijnaam naar de grote gestalte, uit het Franse grand: groot.
Legras, Gras, Graas: Frans gras: vet, dik. Bijnaam.
Legrelle, Le Grelle, Degrelle: Bijnaam. Oudfrans graile, Frans grle: smal, slank, spichtig.
Legris, Gri, Gris, Legrix, Legry: Bijnaam naar de grijze haarkleur. Vergelijk De Grijze.
Legros, Degros, Legrou, Legraoux, Legroe, Lagrou, Groux, Degroux, Degrou, Degrox, de Grox, de Groe, Degroe, de Groo, Gros, Cros. Bijnaam uit het Franse gros: groot, flink, zwaar, dik.
Legroscollard, Legros Collard: Bijnaam Gros + vadersnaam Collard. Vergelijk Groteclaes, Groscol. Ook Franse familienaam Groscolas.
Legru, Legrue, Legrux: 1. Met verwisseling van lidwoord van Lagrue. Oudfrans grue: kraanvogel. Vergelijk De Craene. Bijnaam. 2. Eventueel gepalataliseerd van Legroux.
Leguebe, Legube, Legueube: Misschien Picardische gepalataliseerde vorm van Oudfrans gobe: ijdel, hoogmoedig.
Leguelle. 1. Zie Degueldre. 2. Bretonse familienaam Le Guell: rood, ros.
Leguerrier, Guerrier. Beroepsnaam van de krijgsman, de soldaat. Vergelijk De Krijger.
Lguillier, Leguillier, Lgulier, Legulier, Lewillie, Lewyllie, Wyllie, Willi, Willy: Beroepsnaam Lաiguiller, Oudpicardisch lաiwiller: naaldenmaker.
Leguillon, Lewillion, Lewillion, Lewillon. Oudfrans aguillon, Picardisch awillon, Luiks-Waals awion: prikkel, stekel, doorn, angel. Bijnaam.
Lehaire. Bijnaam. Oudfrans haire: arm, ellendig.
Lehamaoui, El-Hamaoui, Hamaoui. Naam uit de plaatsnaam (Bordj) Hamaoui (kustplaats in Algerije).
Lehembre, Lehambre: Onduidelijk.
Leherte: Halve vertaling van de(n) Hert. Bijnaam of huisnaam.
Lehue, Leheut, Leheux, Leheuwe, Lehue, Lehu: Oudfrans hos, hues: laars. Bijnaam of beroepsnaam.
Leheze. Plaatsnaam (la) Heze in Soiron (Luik).
Lehman. Lehmann. Duitse equivalent van Leeman.
Lehning, Lehniger, Lehninger: Plaatsnaam Lehning (Beieren), Lehningen (Duitsland).
Lehrer. Duitse beroepsnaam; leraar, leermeester.
Lehwald. Plaatsnaam, Oost-Pruisen.
Lehyme, Lehime, Lekimmen Lekime, Lekim, Lequime, Leshime, Lexhime: Oudwaals xhime, Latijn simia: aap. Bijnaam.
Leib, Leip: Vadersnaam. Germaanse voornaam Liubo.
Leibbrand, Leipprand, Leibrandt: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam leudi-brand ‘Lieden-zwaard’. Lietbrandus, Liutbrandus.
Leibkind. Duits Liebkind: lief kind. Vergelijk Liefkint.
Leibnitz. Plaatsnaam Leubnitz (Saksen). De filosoof Wilhelm Leibniz (1646-1716) stamt uit Leipzig.
Leibold. Vadersnaam. Germaanse voornaam leudi-balth ‘Lieden-moedig’.
Leicher. Middenhoogduits leicher: speelman, muzikant.
Leich, Leicht; Bijnaam. Middenhoogduits lht, Middennoordduits lcht: behendig, beweeglijk, onstandvastig, lichtzinnig.
Leichter, Leuchter: Duitse beroepsnaam. middenhoogduits lhten: castreren.
Leidensdorf, Leidensdorff. Plaatsnaam Leidersdorf (Oberpfalz/Beieren).
Leider, Leidert, Leiderman, Leidermann. Vadersnaam, oude voornaam. Vergelijk Leydens.
Leiendekker, Leiendecker, Leyendeckers, Leijdekker, Leijdekkers; Beroepsnaam van de leidekker.
Leifer. Ontrond van Lufer: loper. Zie Lauffer.
Leifgen, Leif, Leifke: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Liutfrid.
Leijenhorst, van, Leyenhorst: Plaatsnaam Lewenhorst in Holland.
Leijnen, Leyne, Leynen: 1. Moedersnaam van de voornaam Geleine (Gisilena) of Madeleine (Magdalena). 2. Verschrijving voor Lijnen.
Leimbach, Leimack, Leimbacq, Leimbeck. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Leineweber. Duitse beroepsnaam van de linnenwever.
Leinfelder. Duitse plaatsnaam Leinfelden.
Leininger. Afleiding van Duitse plaatsnaam Leiningen.
Leinse, Leijnse: Vadersnaam. 1. Zoon van Lein, korte vorm van Gelein, van Frans Ghi(s)lain, Latijnse Gislenus, latinisering van Germaanse gisil-naam. 2. Zie Lens.
Leinwand. Beroepsnaam van de lijnwaad-, linnenwever. Vergelijk familienaam Leinwandschneider, Leinwander.
Leisman, Leijdsman, Leysmans: Vadersnaam. Afleiding van Leys.
Leist, Leisten. Duitse equivalent van Leest. Beroepsnaam.
Leistra: Friese afleiding van plaatsnaam, waternaam Lei in Alphen (Noord-Brabant), Bladel (Noord-Brabant), Graft (Noord-Holland) en Lienden (Gelderland).
Leitenberger. Plaatsnaam Leitenberg (Beieren) of Leutenberg (Beieren).
Leithaeuser. Plaatsnaam Leitenhausen, Beieren.
Leithaeuser, Leithuyser. Familienaam uit de plaatsnaam Leitenhausen (Beieren).
Leitner. Afleiding van Beierse plaatsnaam Leite: (berg)helling.
Leitz. Vadersnaam. Ontrond van Leutz, afleiding van leudi-naam.
Leivers. Vadersnaam. Germaanse voornaam liub-hari ‘Lief-leger’. Liubheri. Vergelijk Leffering = Lieferink.
Leiyckx. Vadersnaam. Ontronde vorm van Luyke.
Lejacques. Re-interpretatie van Lezaack.
Lejar, Lejard, Lejear, Lejeard, Leja, Legeard, Legear, Lejaerd, Lejaer, Lejaire: Bijnaam. Frans jars: gent, gander. Vergelijk De Cent.
Lejaxhe. Waals djahe: soort leisteen. Beroepsnaam.
Lejeune, Lejeusne, Legeune, Liseune, Lezeune, Lejosne, Lasoone: Bijnaam. Frans jeune: jong. Vergelijk De Jong(e).
Lejoint. Bijnaam. Oudfrans joint: bevallig, vlug, slank.
Lejonc, Lejoncq, Lejong, Lejon, Lejond, Lejoncque. Bijnaam, verfransing van de Vlaamse naam De Jonge.
Lejour, Lesjours: Bijnaam Le Jour: de Dag. Vergelijk De Dach.
Lejuge. Beroepsnaam Le Juge: de Rechter. Vergelijk De Richter.
Leke, van. Plaatsnaam Leke (West-Vlaanderen).
Leken, Lekens, Leeken, Leekens: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse leud-naam, zoals Ledbert, Ledboud. Zie Liekens. 2. In Limburg ontrond van Leukens, afleiding van Lodewijk.
Lekeu, Lekeux, Laqeux, Laquex, Laqueue, Laqueu, Laqueut, Laqueut, Lekue, Leceux, Lecot. Beroepsnaam uit het Oudfranse cou(s), coeu, queu, van Latijn cocus: kok.
Lekeuche, Lecoeuche, Lekoeuche, Lekoeuge: Picardisch cauche, keuche, Frans chausse: schoeisel, kous. Vergelijk Causse.
Lekkerkerk, Lekkerker: Plaatsnaam Lekkerkerik (Zuid-Holland).
Lekman: Afleiding van van der Lek.
Lelait. Bijnaam. Oudfrans laid: lelijk.
Lelarge, Delarge, Large: Bijnaam. Frans large: breed. Vergelijk De Bree.
Leliaert, Leliard, Lelieart: 1. Een Leliaard was een aanhanger van de Franse koning in het middeleeuwse graafschap Vlaanderen, tegenhanger van de Klauwaard. 2. Middelnederlands leliaert ‘Zilveren munt’.
Lelie, van der: Huisnaam. 1449 Albert in die Lelie, Zwolle.
Lelie, de, Leli, Lely, Lelij, de Lelys: 1. Moedersnaam van de voornaam Lelia. Het lidwoord is dan secundair.
Leliendael, (van): Naam van een vrouwenklooster in 1231 in Hombeek gesticht.
Lelieur, Lelieu, Lelieux, Lellieu: Beroepsnaam. Frans lieur: binder. Vergelijk Binder.
Lelivre, Livre, Lelieuvre, Lelivre, De Livre, Deliever, de Liever. 1. Bijnaam uit het Franse livre: haas. Naar de eigenschappen van de persoon: snelheid, schichtigheid. 2. Familienaam naar de huis(caf)naam.
Leliveld, van, Lelieveld, van, Lelyveld: Plaatsnaam Lelieveld, Lilienfeld. Vergelijk Lilienfeld in Oostenrijk.
Lelij: 1. Moedersnaam, van voornaam Lelia. 2. Huisnaam, vergelijk van der Lelie.
Lelij, van der, Lely van der. Adres-, plaatsnaam, vergelijk Lelystad.
Leloire, Leloir, Loir, Loire: Frans loir: zevenslaper, relmuis. Bijnaam van een luiaard.
Lelon, Lelong, Loong, Long, Lelan, Lilongh, Longhe, Longe, Longue. Bijnaam voor een lang iemand.
Le Lorrain, Lelorain, Lelaurain, Lorraine, Lorrain, Loraine, Lorain, Lauraine, Loreing, Lorein, Loreyn, Lorreyn, Lorreyne, Lorreyn. Volksnaam voor een Lotharinger.
Lelouchier, Louchier, Louchie, Lochiez, Lochie, Louchy, Lochy: Oudfrans louchier: lepelmaker. Beroepsnaam. Vergelijk De Lepeleere.
Leloup, Loup, Leloux, Leleu, Leleup, Leleux, Deleu, Deleux, Deleuve. Familienaam uit het Oudfranse leu, lou, Frans loup: wolf. Bijnaam zoals bij het Nederlandse De Wolf.
Lelubre, Lelupe: Bijnaam. Middenfrans lubre: wulps, wispelturig.
Leluron. Frans luron; vrolijke kerel.
Lemable. L’Aimable; de beminnelijke?
Lemache. 1. Beroepsnaam. Oudfrans mche (onderwerpsvorm) naast machon (voorwerpsvorm), Frans maon: metselaar, steenhouwer. 2. Zie Limage.
Lemaigre, Maigre, Demaigre, le Meigre: Bijnaam voor een magere. Vergelijk Magerman.
Lemaine, Lemagne. Bijnaam. Oudfrans maine, magne: groot.
Lemair, Lemaire, Lemeire, Lemeir, Lemeer, Lemerre, Lemer, Lemere, Lamaire, Lamair, Lamre, Lameere, Lameir, Lameire, La Meir, Lameijer, Lamer, Limre, Limere, Demeer, Demeere, Demerre, Demaire, Demeire, Meire, Meer, Meere, Merre: Beroepsnaam. Frans maire, van Latijnse maior ‘meier, burgemeester’.
Lemaitre, Lematre, Lemaitre, Lemaistre, Lemaitte, Lemeiter, Lemistre, Lemattre, Lematre, Lemestre, Lemettre, Lemette, Lemet, (de) Matre, Demaitre, Maiter, Demaitere, Demaiter, Demetter, Demette, Demettre, Demetre, de Maistre, Demestres, Demestre, Demeiter, Maystre, Meystre, Mestre, Mestres: Oudfrans maistre, Frans matre, van Latijnse magister ‘meester’als academische graad of meester in een vak. Vergelijk de Meester.
Lemal, Lemaux, Lema, Lemalle, Lemiau, Lemiaux. Bijnaam uit het Franse mal: kwaad.
Lman, Lemaen, Lemant, Le Men, Liman Limanne, Limane: 1. Zie Leeman(s). 2. Vertaling van De Man.
Lemanissier, Manechez, Mannechez: Beroepsnaam: ontginner van een mergelgroeve.
Lemaresquier. Normandisch, Picardische afleiding van maresc, Germaans marisk: meers, beemd. Beroepsnaam van groenteboer.
Lemasson, Masson, Machon, Maon, Massun: Beroepsnaam. Frans maon: metselaar.
Lemaur, Lemaure. 1. Bijnaam; De Moor. 2. Zie Lemort.
Lemay, Lemaye, Lemai: 1. Zie De Mey. 2. Plaatsnaam Le May-sur-Evre (Maine-et-Loire).
Lembeke, van, Lembeck, Lembecq: 1. Plaatsnaam Lembeke (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam in Boezinge (West-Vlaanderen). 3. Plaatsnaam in Oostkerke (West-Vlaanderen). 4. Plaatsnaam in Tielt, Ooigem, St.-B.-Vijve, Wielsbeke, S. Lembeek (Vlaams-Brabant).
Lemberg, van, Lembergier: Plaatsnaam Lemberg, Silezisch voor Lwenberg.
Lembergen van, van Lemberghe, Lemberghe, Lemberghe, Leimbergen, Leinbergen, van Limberghen, van Limbergen, van Linberghe, van Lombergen, van Lomberghen. Familienaam uit de plaatsnaam Lemberge (Oost-Vlaanderen).
Lem, van der, Lemmen, Lam, Lemstra, Lemm. 1. Lemmen is een schaap, verkleinwoord lam, beroepsnaam. 2 Grondsoort, lemmen, lemen, leem.
Lembre, Lembrez, Limbre: Plaatsnaam Lembre in My (Luxemburg).
Lembrez: 1. Zie Lembre. 2. Zie Lambret(te).
Lemersre, Lemesre. Hypercorrect voor Lemerre.
Lemeiter, zie Lematre. Le Men: 1. Zie Lman. 2. Bretonse familienaam Le Menn, Le Men: jong van een dier.
Lemer: 1. Beroepsnaam van de lemer, leemwerker, die muren van huizen met leem bestrijkt. 2. Zie Lemaire.
Lmeret. Bijnaam. Oudfrans lեsmer: bevallig, voornaam. Vergelijk Lmeray.
Lemmen, Lemmens, Lemmes, Lemens, Lemense. 1. Vadersnaam. Brabantse vorm van Lammens: knuffelvorm van de Germaanse voornaam Lambrecht (: land-berth). 2. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Adelhem.
Lemmens, Lems, Lemson, Lemkes, Lams. Zie Lem. Lemmens is afgeleid van de voornaam Lambert of Lambrecht (in het Germaans land-berht, in het Latijn Lambertus). Lamberts zoon werd Lambertszn.
Lemerle, Lemille Lemielle, Lemesle: Frans merle: merel. Bijnaam naar de vogelnaam. Vergelijk De Meirel, Merlan(d).
Lemestr, Lemestre, Lemestrez, Lemester, Mestr, Mestrez, Mestray, Mestreit, Mistr: Waals mestr, van Mnestrel.
Lemhouer. Variant van Leenhouder? Of Arabische familienaam?
Lemi, Lemiez, Lemy, Lemye, Lemy: Miet, afleiding van Oudfrans mie, van Latijn medicus: arts, geneesheer.
Lmiengre, Lemiegre. Bijnaam. Oudfrans mingre: zwak, spichtig, mager. Franse familienaam Lemaingre.
Lemieuve. Oudfrans mivre: levendig, guitig, schalks.
Lemieux. Bijnaam Le Mieux? Waarschijnlijk veeleer Re-interpretatie van Lemi of samentrekking van Lemailleux.
Lemin. Variant van Lamain of Le Men?
Lemire, Lemir, Lemirre, Lemire, Lemierre, Lemiere, Mire, Mir, Lamiere, Lamire: 1. Oudfrans mire: arts, geneesheer. 2. Uit Lormier.
Lemmen, Lemmens, Lemmes, Lemense, Lemens: Vadersnaam. 1. Brabantse vorm Lammen(s). 2. Vleivorm van Germaanse voornaam Adelem (Adelhelm).
Lemmer, van den. Plaatsnaam Lemmer, Friesland.
Lemoine, Lemone, Lemonne, Lemounes, Lemoisne, le Moigne, le Moine, Lemogne, Lemoign, Lemoyne, Moinne, Moine: Oudfrans monne, moine: monnik. Vergelijk De Munck.
Lmont, Lemon. 1. Plaatsnaam Le Mont: de berg. 2. Variant van Limon(t). 3. Variant van Lamont.
Lemor, Lemort, Dumord, Dumort, Lemeur, Lemur, Lemaure, Lemaur: Bijnaam voor een lijkbleke, die er als de dood uitziet.
Lempereur, Lempreur, Lampereur, Lampreu, Empereur, Lemprire, Lempiere, Lempire, Lamperjee: Oudfrans emperere, empereor, Frans empereur: keizer. Bijnaam. Vergelijk De Keizer. Lamperjee is een Nederlandse spelling voor Lemperier.
Lempel. Vadersnaam Lmpel. Afleiding van de voornaam Lamprecht, Lambrecht.
Lemton: Vervorming van Lemson?
Lempr, Lemprez, Lempr, Lempret; Mogelijke Waalse Re-interpretatie (met accentverschuiving) van Lemper(e).
Lempernesse. Plaatsnaam Lampernisse (West-Vlaanderen), maar ook verspreide plaatsnaam in Waals en Frans Vlaanderen.
Lems. Vadersnaam. 1. Brabantse vorm van Lams. 2. Lem, van Adelem. Zie Lemmens 2. 3. Korte vorm van Willem.
Lemyze. Aanpassing van Franse familienaam, waarschijnlijk van Le Mige. Oudfrans mige, van Latijn medicus: arts. Vergelijk Lemi.
Lena. Vadersnaam. Waalse vorm van Lnart.
Lenain, Nain, DeNeyn, de Nyn, Denyn, de Nijn, Denijn. Naam uit het Middelnederlandse naen: dwerg, kabouter. Bijnaam voor een klein iemand.
Lenardon. Vadersnaam. Vleivorm van Leonard.
Lenclus, Lenclu, Lenclud, Lanclus, Lanclu, Lanclud. Bijnaam uit het Franse enclus: teruggetrokken.
Lenczner. Afleiding van plaatsnaam Lenzen, onder andere in Beieren.
Lendecker, de, Lendeker, de, de Lendtdecker, de Lentdecker, de Lentdekker, de Lintdecker, (de) Lentacker, Lintacker. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse lmdecker, leemdekker, lemer (ook leemplacker genoemd).
Lendel. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Landolf of andere land-naam.
Lenderink, Klein Lenderink. Plaatsnaam, hoeve.
Leneffe, Lenaif, Naif, Naive: Verwaalste vorm van Duits Neffe/Nf. Nf en Naif komen allebei in Cent voor.
Lenel, Lenelle, Lnel, Lnelle, Leneau, Leneeuw: Variant van Lai(g)nel?
Leneuf. Bijnaam voor een nieuw aangekomen inwoner, nieuweling. Vergelijk Nouvel.
Lenfant, Lanfant, LՅnfant: Frans lեnfant: hetkind. Bijnaam. Vergelijk Tkint.
Lenfranc. Vadersnaam. Germaanse voornaam Landfrancus.
Lengeler, Lengler. Afleiding van veldnaam Lngele: lang smal stuk land.
Lengauer. Plaatsnaam Lengau, Beieren.
Lenglin, Langlin, Lenglain, Lenglen, Linglin: Vleivorm van L’Anglais: de Engelsman ?
Lenjou. Vlaamse spelling voor Laignoux.
Leniere, Lenire; voorzetselloze vorm naast Delignire. Plaatsnaam Lignire in Roy (Provincie Luxemburg).
Lenneberg. Plaatsnaam in Budenheim, Duitsland.
Lennep, van, von. Plaatsnaam, Nordrein-Westfalen.
Lenoir, Lenoor, Noir: Bijnaam naar de zwarte kleur (haar, huid). Vergelijk De Zwarte.
Lenos: 1745-1816 Herman Bernd Lienesch, Ttingen (Nedersaksen) vestigde zich in 1773 in Rotsterhaule (Friesland) en is de stamvader van de Nederlandse tak Lienesch. Zijn voorvader, Bernard von Denne uit Osnabrck, was in 1598 beleend met de Lienesch Erbe in Ttingen. Harmen Lienesch (1775-1853), staat ook geregistreerd als Lenes, Lenos en is voorouder van Leenes, Lenes, Lenis.
Lens, Lense, Lensen, Lenssen, Lessens, Lenze, Lenz, Lentz, Lensch, Leynse, Leyns, Leinse, Lijnse, Leijnse, Lins, Linssens, Linsse, Linsens, Linssen, Linsen, Linse, Lincens, Lincen, Lentzen, Lenzen, Linsingh, Linsing, Lensink, Linsing, Linsingh: Vadersnaam. Lens, samengetrokken uit de voornaam Laure(i)ns.
Lenseclaes, Lensclaes. Dubbele vadersnaam uit Lens+Claes.
Lens, van, de Lens, Delens: 1. Plaatsnaam Lens Henegouwen, Pas-de-Calais. 2. Plaatsnaam Lens, Luik, Frankrijk.
Lenselink: 1. Vadersnaam. Lenselin, verkleinvorm van Landzo, afleiding van Germaanse land-naam. Vergelijk Lentzel. 2. Plaatsnaam Lenselink bij Hengelo (Gelderland).
Lenshoek: Veldnaam (Zeeland).
Lenskens, Linskens, Lenzkes, Lenzke: Vadersnaam. Afleiding van Lens/Laurens.
Lentjesn, Lentjes. Vadersnaam. 1. Afleiding van Lambrecht, niet Lemmekin (zie Lammekens). 2. Zie Lindekens.
LՅntre, Delentre: Waarschijnlijk Re-interpretatie van Landr.
Lentrebecq, Lantrebecq, Lantrebec, Lanterbecq, Lantreibecq: Plaatsnaam, Henegouwen?
Lenstra, Leenstra, Leensma: Vadersnaam. Friese afleiding van Lens.
Lent, van: Plaatsnaam Lent (Gelderland).
Lentjes, Leentjes, Lent, Lentz. Moedersnaam, zie volgende en Lenting, vadersnaam.
Lente: Moedersnaam Lente, van Iolente.
Lenting: Vadersnaam. Zoals Lantink afleiding van Germaanse land-naam. Ook plaatsnaam in Gorssel (Gelderland), Vorden (Gelderland).
Lenzer: Afkomstig van Lenz (Beieren, Saksen).
Leo, Lo, Lon, Leong, Leyon, Layon, Leoen, Leone, Leoni, Leonis, Lion, Lioni, Leons, Lyon, Lyons, Lioen, Lyoen. 1. Vadersnaam uit de Latijnse naam Leo. 2. Bijnaam naar het karakter: leeuw. 3. Huisnaam naar: ln de Leeuw.’
Lodet. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse leudi-naam. Vergelijk Leotard.
Lonard, Lonardy, Lonardo, Lonardi, Leonard, Leonardi, Leonardy, Leonardo, Leonhard, Leonhardt, Lienhard, Lionnard, Lienardy, Leonaers, Leonaer, Leonnaer, Leenaards, Leenaarts, Leenaert, Leenaerts, Leenaers, Leenard, Leenards, Leenarts, Leenars, Lenart, Lenaars, Lenaaats, Lenaar, Lenaars, Lenars, Lenaert, Lenaerts, Lenaertz, Lenard, Lenardt, Lenart, Lenartz, Leners, Lenders, Lenertz, Lehnert, Lehner, Lenerts, Lenerz, Lenartz, Lehenerz, Lenhardt, Lenhard, Leynaert, Leynaerts, Leynarts, Leener, Lener, Leiner, Leiners, Leinert, Leinarts, Leinardi, Leender, Leenders, Leender, Leenderts, Leenders, Leendertse, Leinders, Lenders, Lendertz, Lennerts, Lenners, Lennertz, Lennaerts, Lennarts, Lennartz, Lennaerts, Lennartson, Lannaert, Linhart, Linhard, Linnert, Linnertz, Linnetz, Liner, Liners, Linert, Linder, Linders, Lindert, Lindaart, Lienhard, Liennard, Lienard, Lienarts, Lienart, Linard, Linart, Linaert, Liesnard, Lenoerts, Lenorst, Loenhard, Lunhardi, Lima, Leenesonne (zoon van) ɻ Vadersnaam. Hybridische voornaam, Latijnse leo ‘Leeuwՠen Germaans hard ‘Sterk’.
Leonet, Lonet, Lionet, Lionnet, Lionnez, Lyonnet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lon, Lion.
Lepeleer, de, Lepeleere, de, de Lepeleire, de Lepelaere, Lepelaire, Lepelaers. Beroepsnaam van de lepelmaker, de lepelgieter.
Lepre, Lepre, Lepere, Leperre, Leper, Lepers, Lepert, Lepair, Lepaire, Lepaire, Lepeer, Lapre, Laperre, Lapere, Lapers, Laper, La Perre, Lappre, Lapperre, Lapeer, Lapeere, Lapeirre, Lapeire, Lapeyre, La Peyr, Lapeere, Lapaire. 1. Van het Franse Le Pre, de vader. Verwantschapsnaam om bijvoorbeeld het verschil in afkomst met een gelijk genoemde zoon aan te duiden. 2. Uit Lepair. Het Middelfrans pair, betekent: pair, hoge vazal, paladijn, edelman.
Lepez, Lepee. Familienaam uit het Oudfranse peiz: borst. Bijnaam naar het lichaamsdeel.
Lpinois, Lepinoy, Lepinois, Lepinoo, Lippenois, Lippinois, Lippenoo. Franstalige tegenhanger van Van Dooren. Uit pinaie: plaats waar doornstruiken groeien.
Leplat, Plat, Leplae, Lepla, Leplas, Duplat, Douplat, Desplat, Desplas, de Pla, de Plae. Bijnaam naar de platte buik voor een mager iemand.
Lepoeter, la Poutr: Spelling voor Frans Lepoutre. Oudfrans poutre ‘merrie’. Ook familienaam Lapoeter.
Lepolard. Lees Fpaulard, van Oudfrans lեspaulart: breedgeschouderd. Bijnaam.
Leponce, Leponge: Waarschijnlijk Re-interpretatie (ls Le Ponce, voornaam Ponce: heiligennaam Pondus) van Lepouce of Lepouse. Hier spelen uiteraard hypercorrectie (vergelijk Pouchelle = Ponchelle) en n-epenthesis mee.
Leporcher. Beroepsnaam van de varkenshoeder.
Leporcq, Leporc, Leporck, Lepork, Leporcq, Leport, Lepor, Lepore, Lepourc, Lepour, Lepourcq, Porcq, Porc, Deporcq, de Pourck, Pourcq, Depourcq, Depourq, Depourque, de Poerck, de Peurck: Frans porc: varken. Bijnaam, beroepsnaam of huisnaam. Vergelijk Verken(s).
Lepouce. 1. Frans pouce: duim. Bijnaam. Vergelijk Duym. 2. Of spelling van Lepouse.
Lepouse. Bijnaam lՎpouse: echtgenote.
Lepoutre, Lepouttre, Lepouttere, Lepoutere, Lepouter, Lepoutre, Lepoetere, Lepoutte, Lepoudre, Lepoudre, Lapouter, Lipouter, de Poutre, Deptre, Poutre, Poutte: Oudfrans poutre: merrie. Vergelijk Poutrain.
Leppen, Leppens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Lieboud (lied-boud) of Liebrecht (lied-brecht); vergelijk Lebbe.Of een variant van Lippens. Zie daar. 2. Eventueel variant van Lippens.
Lprevier. Bijnaam. Frans pervier: sperwer.
Lepropres, Lepropre, Proper; Bijnaam. Frans propre: net, rein, zindelijk, schoon.
Lequi, Lequis, Lequy, Licki: Wellicht van Oudfrans lեsquis, voltooid deelwoord van Latijn exquaerere, Oudfrans esquerre. Bijnaam: gezocht, in trek. De huidige betekenis van exquis dateert pas van de 18de eeuw.
Lequieu. Variant van Lequeu of verkeerde lezing van Lequien.
Leraar, Leeraart, Leeraert: Vermoedelijk niet Middelnederlands leeraer ‘Leraar, onderwijzer’maar veeleer van Leenaart, met n/r-wisseling.
Larat, Lera, Leras, Lerate, Durat, Dura, Douras, Doura: Bijnaam naar het knaagdier, de rat. Vergelijk Muis.
Lerberghe, Lerberge, (van), van Lerenberghe, van Lerberge, Lerberger, (van) Leerberghe, Larenbergh, Larenbergh, van Leerbergen, van Lerbeirghe, van Leersberghe, van Leirsberghe, Leirberghe, (van) Lersberghe, Lersberge, van Lesbergh, Leberghe, Lesbergen. Familienaam uit de plaatsnaam Laarberg in Kortrijk en Marke.
Lerbier, Larbi, Larbie, Larbire, Larbiere: Franse familienaam Lherbier: kruidenier, kruidenhandelaar.
Lercang, Lercange, Lercance: Picardische familienaam Larcanger. Germ.aanse voornaam Erkenger: Ercangarius.
Lerch, Lerche, Lerchs. Duitse bijnaam Lerche; leeuwerik.
Lere, Leer, Leers: Spelling voor Lair(e), Leir. Vadersnaam. Korte vorm van Hilaire, Latijnse heiligennaam Hilarius. Ook Duits Lehr, van Hilarius.
Lergner: Zuid-Duitse familienaam Lerchner, Larcher ‘Die bij de lorken woont’.
Leribeaux, Leribaux. Oudfrans ribaud: vagebond, landloper, schurk, vrouwenloper. Bijnaam.
Leriche, Lerich, Lericq, Lericque, Lerique, Lerycke, le Rijcke, le Rijke, Lerick, Larik, Riche, Rich, Rice, Rische, Risch, Risse, Riss, Rits: Frans riche, Picardisch rique, van Oudnederlands rk: rijk, vermogend, machtig. Vergelijk De Rijk(e).
Lerinckx, Lerinck, Lerink. Middenenderlands lerinc; leerling. Bijnaam.
Lerius, van. Re-interpretatie van heiligennaam Valerius.
Lerisson. Lees Lըrisson: egel. Vergelijk Egels, Dgels. Franse familienaam Hrisson.
Lermitte, Lermyte, Lermytte, Lermijtte, l’Lermitte, l’Lermite, Lhermitte, Lhermite, Larmit, Delhermite, Hermitte: Bijnaam van de (h)eremiet, kluizenaar.
Lerner. Duits Lerner; scholier, leerling.
Lernons. Waarschijnlijk variant van Lerno of Lernois, met -on-suffix. Of verkeerde lezing van Lernous?
Lernout, Lernould, Lernouldt, Lernout, Lernou, Lernous, Lernoux, Lernourd, Lhernould, Larnould, Larnou, Larnout, Larnoe, Larno: Vadersnaam. Frans lidwwoord lՠ(le)+ voornaam Ernoul, Ernous, Arnouls, Romaans vorm van de Germaanse voornaam Arnolf. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Lierneux (Luik).
Leroux: Bijnaam naar de rode, rosse haarkleur.
Leroy, Lerooij; Larooij, Laroij, Leroi, Leroie, Le Roi, Leroye, Leroerye, Leooy, Leorij, Laroy, Laroye, Le Ray, Lerey, Larey, Lerho, Lerh, Leroo, Lerot, Lerro, Lereu, Laroo, Laros. Bijnaam afgeleid van het Franse roi, Waals r, het Oudfranse rei: Franse bijnaam le Roi ‘De Koning’. Vergelijk de Koning (hoofd van een gilde of boogschuttersgilde.
Leroisse, Roisse. Oudfrans roiste, Luiks-Waals rwsse: stijf, stram, stug. Bijnaam.
Lerond. Frans equivalent van De Ronde.
Lerou, Leroux, Liroux, la Rou, Roux, Rous: Bijnaam naar de rode haarkleur. Vergelijk Lerouge.
Lerouge, Rouge, Rouges: Bijnaam naar de rode kleur (haar, kleren). Vergelijk Lerou(x), De Ro.
Leroyer, Royer, Rouyer, Deroyer: Beroepsnaam. Frans royer: wielmaker, wagenmaker. Vergelijk Ramakers.
Lersberghe: Variant van de Vlaamse familienaam van Leersberghe, (van) Lerberg(h)e. Plaatsnaam Laarberg in Kortrijk en Marke (West-Vlaanderen).
Lersch, Lerschen, Leerschen, Lersmacher. Duitse beroepsbijnaam en beroepsnaam voor de laarzenmaker.
Lersman. Beroepsnaam van de laarzenmaker.
Lerijs: Reductie van de Achterhoekse familienaam Leemreis(e), Leerijze. Plaatsnaam in Vorden (Gelderland).
Lerude. Bijnaam. Frans rude; ruw.
Leruite, Leruitte, Leruith, Leruithe, Lerut, Laruth, Leruthe, Leruth, Lerutte, Lerute: Waalse aanpassing van De Ruyter.
Leruse, Lerusse. Volksnaam. Frans russe: Rus.
Lerustre, Leruste. Bijnaam. Oudfrans ruste, Middenfrans rustre, van Latijn rusticus: boer, boerse kerel, lomperd.
Lerut. Variant met epenthetische r voor Levant; zie Lvent.
Lery. Plaatsnaam Lry (Marne, Cte-d’Er, Eure).
Lesaffre, Lesafre, Lesaffre, Lesaffer, Lesafer, Saffre, Saffer, Saffers, de Saffel, de Saever, de Saver, De Seffer. 1. Het Oudfranse ‘Safreՠbetekent gulzigaard, slokop. 2. In Moeskroen werd Sabbe genterpreteerd als Saffre. Dus zie ook Sabbe.
Lesage, Lesaege, Lessage, de Sage, Oesage: Bijnaam. Frans sage: wijs, verstandig. Vergelijk De Vroe(de).
Lesandre, Lesandr: Lidwoord. + vadersnaam Sandre: Alexander. Of van Lissandre, Alissandre?
Lescanne. Waarschijnlijk spellingvariant van Lecane.
Lescapet. Bijnaam lեscap, Frans. lՎchapp: gered, ontsnapt?
Lescart, Lescarts. 1. Plaatsnaam. Oudfrans escart, Frans cart: afgezonderde plaats, straathoek. In Florent (Marne). Lescar (Basses-Pyr.). 2. Spelling voor Lecart.
Lescieux, Lesieux, Lesileur, Lecieux, Lecieu, Leyssieux, Scieur, Sieur, Scieux, Sieux, Scyeur, Syeur, Sieuws, Sieuw: 1. Beroepsnaam. Frans scieur: zager; ook maaier. 2. Deze vormen kunnen ook verschrijvingen zijn van het homonieme Lesieur, Sieur, Sieux. Zie Lesieur. 3. Bijnaam. Oudfrans cieu, ciu, van Latijn caecus: blind. In dit geval zijn de vormen op -eur Picardisch en hypercorrect.
Lescot, Lesceu, Lesceux, Lecot, Lecho, LՅcho. Afkomstbenaming voor een Schot.
Lescoat. Spelling voor Lescaut?
Lescornez, Lecornez: 1. Lեscorn, voltooid deelwoord van Oudfrans escorner: onthoornen, beroven. 2. Lescornez kan hypercorrect zijn voor Lecornez; zie Cornet.
Lescot, Lesceu, Lesceux, Lecot, Lecho, lՅcho: Lեscot: de Schot, volksnaam.
Lescrinier, Lescrenier, Lescrainier, Escrinier, Crenier, Lecrignier, Lecrinier, Lecriniez, Lecrenier, Lecreniere, Lecrenire: Beroepsnaam. Oudfrans escrinier: schrijnwerker, meubelmaker.
Lescroart, Lecroart, Ecrohart, Lescrauwaert, Lescrauwaet, Lescrouwaet, le Scrauwaet, Lescrooat, Ascrawat: Beroepsnaam van Oudfrans escroer: inschrijven op het Oudfrans escroe: perkament, register; dat gaat terug op Oudnederlands skrda, Middelnederlands schrode: strook perkament. Beroepsnaam voor een klerk. In de Dauphin was Le(s)croart een ambtelijke klerk. Frans crouer: inschrijven op het (gevangenis-) register; dus ook: gevangenisklerk.
Lescouhier. Naam uit het Franse Couillet (Noord Franse (Sommegebied) vorm voor heuveltje). Tegenhanger van het Nederlandse Van den Heuvel.
Lescurieux, Descurieux, Lecureuil, Lecureur: Middenfrans escurieu, Frans cureuil: eekhoorn. Bijnaam naar de handigheid, beweeglijkheid.
Lescut, Lecu, Lecut, Lecul: Oudfrans: lեscut, Frans lՎcu: schild. Beroepsnaam.
Lesdanon. Familienaam die wellicht afgeleid is van Daniel. Zie daar.
Lse, Lesecq, Lesecqu, Lesque, Leseck: Bijnaam. Frans sec: droog. Vergelijk De Droog.
Leseigne, Lesseigne: 1. Waarschijnlijk variant van Lesenne. 2. Eventueel = Lesigne. 3. Zie ook Lenseigne.
Lesenne, Lesenne, Licenne, Lesne, Lessne, Lessene, Lessenem, Lessennes, Lessenne, Lescenne, Lesseine, Leseine, Lesaine, Lesseigne, Leseigne: Volksnaam. Oudfrans saisne: Sakser.
Lesens, Lessens. 1. Vadersnaam. Middennedelrandse voornaam Lessin. Zie Leskens. 2. Lees: Le Sens. Oudfrans sens: verstand, zin, wijsheid. Bijnaam.
Lser, Lezer: Beroepsnaam van de voorlezer, of wijnlezer.
Leseul. Bijnaam. Frans seul; alleen, eenzaam.
Leseultre. Waalse aanpassing van De Sutter.
Leseur, Leseure, Leseure, Lezeure, Lesur, Lesure, Lesseurs, Lesseur, Lesseux, Lesceu, Lesceuz, Leceux, Leseux, Laseur, Laseure, Lazeure, Lazeur, Laceur, Laseux, Lasure, Lazoore. Beroepsnaam uit het Oudfranse seurre, sure, van Latijn sutor: naaier, schoenmaker.
Lesgardeur. Beroepsnaam. Oudfrans esgardeur, Oudpiardisch eswardeur, Middelnederlands waerderre: opzichter, keurmeester.
Lesier: Vernederlandste spelling van Frans Lesire. Frans Sire is de onderwerpsvorm uit Latijnse senior, van Frans seigneur ‘Heer’. Vergelijk de Heer(e).
Lesieur, Lesieux, Leyssieux, Sieux, Sieu, Sieuws, Sieuw, Sieur, Syeur, Desyeux: 1. Oudfrans, Oudpicardisch sieur, sieux, van Latijn senior(em): seigneur. Vergelijk De Heere. Zie Lescieux.
Leseigne, Lecigne, Suigne, Signe: Bijnaam of huisnaam. Oudfrans ci(s)ne, Frans cygne: zwaan.
Lesir, Lesire, Lessir, Lessire, Lecire, Leyzier, Lezier, Lazier, Sirre, Sire: Frans sire, onderwerpsvorm van Latijn senior. Vergelijk Lesieur, De Heere.
Leskens. Vadersnaam uit een Germaanse Lezzo-naam. Deze is dan weer afgeleid van het Germaanse leudi.
Lesley, Leslie. Plaatsnaam Lesley.
Lesman, Lesemann, Lesmeister, Lessmeister: Beroepsnaam. Middenenderlands lesemeester, lesmeister: geestelijke die kloosterlingen in godgeleerdheid en wijsbegeerte onderwijst, leraar, lesgever.
Lesne, Lesnes, Lesn: 1. Moedersnaam. Korte vorm van Alne of Hlne. 2. Lees Lesn? Zie Laisnez.
Lesneuck. Aanpassing van De Snoek?
Lesoyer, Soyeur, Soyeurt, Soyeux: Beroepsnaam van zager, van Oudfrans soier: zagen.
Lesoil, Lecoil, Lesoille, Lesoile, Lessoille, Leswal: Oudfrans soile, Frans seigle: rogge. Beroepsnaam.
Lesoin, Lesoing, Lessoin, Lessone, Soins, Soin: Oudfrans soigne, soing: zorg, kommer. Bijnaam. Vergelijk Sorg.
Lesoinne, Soinne: Bijnaam of huisnaam. Waals swne, Frans cigogne, van Latijn ciconia: ooievaar.
Lesoir. 1. Oudwaals soir: schoonvader. Vergelijk Beaupre. 2. Frans sor, Waals soir: bruingeel. vergelijk Lesort 2.
Lesort. 1. Oudfrans sord, sort, Frans sourd: doof. Bijnaam. Vergelijk Dendooven. 2. Bijnaa, oudfrans sor: bruingeel, blond, kastanjebruin.
Lesot, Leso: Bijnaam voor een zot, gek. Vergelijk De Sot.
Lesouple. Bijnaam. Oudfrans sople: nederig, onderworpen, onderdanig, terneergeslagen.
Lespaganard, Lespagne: Spanjaard, uit Spanje.
Lespagnoul, Lespagnol, Lpagnol, Spanos, Spano, Spanneut, Spannuet, Spannet, Spanu: Volksnaam van de Spanjaard. Oudfrans espagnol, espagneul, espagnot.
Lեsp, lՅsp, Lespes, Lepee, Lepe, lՅpe, Lepez: 1. Oudfrans espeis, espes, Frans pais: dik, breed. Bijnaam. Zie ook Lespoix. 2. Oudfrans lեspe, Frans lՎpe: het zwaard. Huisnaam. Vergelijk Delepee.
Lesperoy. Onduidelijk. Verhaspeling van Lespinoy? Of Lեspr: de verhoopte? Vergelijk Lesprat.
Lespineux. Plaatsnaam. Waals Spine: plaats waar doornstruiken groeien. Vergelijk Despinoy.
Lespir, Lespire, Lespier: Oudfrans espir, Frans esprit: geest. Vergelijk Espri(e)t, De Geest.
Lesplingart Lesplingard. Oudfrans espringale, espringarde, Frans espingard: belegeringstuig, katapult. Zie Springael.
Lespoix, lՅspoir, Despois, Lepoix, Lepoir: Oudfrans espois, espes, Frans pais: breed, dik. Vergelijk De Bree, Lեsp. Bijnaam.
Lesquoy, Lesquois: Spelling van de Franse familienaam Lequoy, Lecoy, dat is le coi, van Latijn quietus: kalm, rustig. Bijnaam.
Lessart, Lessard. Plaatsnaam Lեssart: rode; zie Desart.
Lessen, van. Plaatsnaam Lessen, Frans Lessines, Henegouwen.
Lesser, de. Afleiding van Middelnederlands lesschen, lessen: blussen, uitdoven. Beroepsnaam van de blusser, brandweerman. Vergelijk Duits Lescher, Lscher, Lesch(en)brand.
Lessine, Lessines, Lesine, Lesines. 1. Zie De Lessines. 2. Verschrijving voor Le Sine. Oudfrans ci(s)ne, Frans cygne; zwaan. Zie Lesigne. 3. Eventueel variant van Lesenne.
Lessine, de: De Lessines. Plaatsnaam Lessines, Nederlands Lessen (Henegouwen).
Lessius. Humanistennaam van de theoloog Lonard Leys (Brecht 1554 - Leuven 1623).
Lessmllmann: Beroepsnaam Mllmanni, dat is Meuleman ‘molenaar’. Het eerste lid is onduidelijk. Wellicht een dubbele familienaam.
Lestable, Lestabel, Lestavel, Lastavel: Bijnaam. Frans stable: stabiel, vast. Vergelijk (de) Stabel.
Lestaeghe, Lestage, Lesthaeghe, Lesthaege, Listhaeghe, Lesschaeve, Lesschave: Plaatsnaan, van lեstage: estrade, podium, steiger. Frans tage. Maar aangezien in oud schrift de c en de t erg gelijkend waren en aanleiding gaven tot verkeerde lezing, kan De lՅstage ook wel een verkeerde lezing zijn van De lեscage, verfransing van Van der Schage (zie Verschaeve).
Lestarquis, Lestarquit, Lestarquy, Lesterquy: Bijnaam. Oudfrans estargi, Picardisch terqui: stram, stijf.
Lestez, Leste: 1. Zie Delestre. 2. Oudfrans estreit: smal. Bijnaam.
Lestiboudois. Normandische familienaam les Tiboudois, afgeleid van de voornaam Tiboud, Dibboud.
Lestoquoy. Plaatsnaam LՅstoquoy in Fournes (Nord), Fruges (Pas-de-Calais), van stoketum, Nederlands Stokt, van stok: boomstronk. Vergelijk Destoquay.
Lestraede, Lestrade, Lestraete, Lestrate, Lestrat, Strade: Plaatsnaam. Middenfrans estrade: straat. Vergelijk Delestre.
Lesueur, Sueur: Beroepsnaam. Oudfrans sueur, van Latijn sutor: Middelnederlands zutter, schoenmaker. Vergelijk De Sutter, Leseur(re).
Lesuise, Lesuisse, Lessuise, Lessuisse, Suisse: Volksnaam Frans Suisse: Zwitser.
Letainturier, Leteinturier: Franse beroepsnaam van de (laken)verver. Vergelijk Taintegnier.
Letanche, Letange: Plaatsnaam Ltanche (Savoie).
Letangre, Tangre, Tanger: Bijnaam. Oudpicardisch tangre: verlangend, ongeduldig.
Ltard, Letar, Letard, Leta, Lataer: 1. Zie Lotard. 2. Lեstard: treuzelaar, die te laat komt. Bijnaam.
Ltargez, Letargez: Bijnaam voor iemand die altijd te laat komt. Ltargez, van lեstarg, voltooid deelwoord van Oudfrans estargier: zich verlaten.
Letawe. Plaatsnaam. Luiks-Waals tawe; tufkrijtsteen.
Lt, Lete, Leth, Lett: Frans t: zomer. Bijnaam. Vergelijk De Zomer.
Letecheur, Leteheux. Beroepsnaam, Waals tche, Luiks-Waals the: wever.
Letendre, Letenre, Tandre, Le Tanter: Bijnaam. Oudfrans tenre, Frans tendre: teder, zacht.
Letens, Leten, Letten, Lettens, Leeten: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse leudi-naam, zoals Lietaard: Lettardus.
Letesson. Bijnaam. Luiks-Waals tesson: das? Of veeleer Re-interpretatie van Letisson (zie Letihon): Dietser.
Leteuil, Leteul. Plaatsnaam Letheuil, Letheux: thil, tilleul: linde.
Ltv, Ltuv: Variant van Letev, Letvet, Lestevet, Leuteuv in Pas-de-Calais. Vadersnaam. Franse lidwoord. le+ Estevet, afleiding van de voornaam E(s)tienne; zie Estevez,. Estienne. Vergelijk Franse familienaam Thevet.
Lethen. Spelling van Leten of Lethem.
Lethueur, Le Tueur: de doder? Of. veeleer renterpretatie, bijvoorbeeld van Letilleu (zie Lethielleux).
Letihon, Letixhon, Letiexhe, Tixhon, Tihon,Texhon,Tyhon, Tichon, Tychon: Volksnaam Waals tthe, tihon, Picardisch tichon, Frans thiois: Diets, Duits.
Ltique, Bijnaam. Frans tique: mager, slecht uitziend.
Letist, Letiste, Lethist, Lethis, Tiste, Tist, Lothist, Lothis, Tis. Beroepsnamen, Waalse vormen van het Oudfranse tistre: wever.
Letocard, Letocart, Ltoquart: LՅstocard, van Oudfrans estoc, van Oudnederlands stok: boomstronk, stok, zwaard. Bijnaam. Vergelijk Stockart.
Ltoff, Letoff. Bijnaam lՎtoff: goed voorzien, gestoffeerd.
Leton, Letont, Le Teun; Oudfrans ton; donder. Bijnaam.
Letor, Letors, Letort, Letord: 1. Oudfrans tor: stier. Bijnaam. Vergelijk Stier. 2. Bijnaam. Oudfrans tort: misvormd, mismaakt.
Letot, Leto: 1. Plaatsnaam Le Tt (Normandië). 2. Ltot, van lեstolt, Germaans stolt (Duits stolz, Nederlands stout): stoutmoedig, durvend.
Letronne. Waals tronne, Frans tremble; esp, ratelpopulier.
Letroye, Letrouit, la Truie. Naam uit het Waalse trye: zeug, katapult. Vermoedelijk beroepsbijnaam voor de bedienaar van een katapult.
Letsch. Duits Ltsch, bijnaam voor iemand met neerhangende lip.
Letschert. Duits Latscher, van latschen: slenteren, traag en lomp lopen.
Lettani, Lettanie, Lettany, Lattenanu, Lietanie, Litannie, Littanie, Littani, Litani, Lutanie, Delitenie. Wellicht een familienaam afgeleid van Lettonia: Letland (naar plaats van afkomst).
Letten, van der, Verlet. Naam uit de plaatsnaam Lette bij Detmold en bij Munster (Noordrijn-Westfalen) en Lete in Snellegem.
Letter, de, de Lettre, Letters: 1. Bijnaam naar de kleine gestalte. Middelnederlands luttel, little, lettel ‘klein’. Letter door r/l-wisseling, vergelijk West-Vlaamse letter ‘Luttel, weinig’. 2. Deletter, van Delettre, van Delestre. Plaatsnaam. Oudfrans estre, van Latijnse extera ‘laats, tuin, woonplaats, erf’. Zie ook Delestre.
Letz. 1. Bijnaam. Middenhoogduits letz: links, verkeerd. 2. Afleiding op -so van Germaanse leud-naam: Le(u)zo.
Letzer, Letzter: Duits familienaam afleiding van een plaatsnaam, Middelhoogduits letze ‘Verhinderen, beroven, verwonden’.
Leuber: Vadersnaam. Germaanse voornaam leub/liub-hari ‘Lief-leger’. Liubheri.
Leuchtenberg: Plaatsnaam (Beieren).
Leue, Leu. Bijnaam. Middenhoogduits leu; leeuw.
Leufgen, Leufkens, Loefgen, Lofgen, Lfgen: Vadersnaam. Rijnlands L(e)uffgen, Nederduits Lofken, afleiding van Luff, Loff, bakervormen van Germaanse voornaam zoals Ludolf of Luffrid, Ltfrid. Zie ook Loef 2.
Leugenhagen, van, Leugenhage, van, van Leugenhage, van Leugenhaege, van Leugenhaeghe, van Leughenhagen, van Leuvenhaege, van Leuvenhage: Plaatsnaam Leugen-haag: valse, onechte haag. Plaatsnaam in Aarts en Wilrijk (Antwerpen).
Leujes: Vadersnaam. Uit de voornaam Luwe, van Ludwin.
Leunen, van: Plaatsnaam Leunen in Venray (Limburg).
Leupe, Leupen: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Lodebert of Liebert, Lieboud. Vergelijk Leupert.
Leuper, Leupert: Vadersnaam. Duits Leupart. Germaanse voornaam leud-berht (Liebrecht/Liebert) of leub-hard: Leobardus, Leopardus.
Leur, van de, der, Verleure, Leurink, Leuring, Leerink, Leuijerink, Leiyrink, Luirink: Plaatsnaam (Etten-)Leur (Noord-Brabant).
Leurart, Leuraert, Leuraers. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Leurent.
Leurent: Vadersnaam. Picardisch variant van de voornaam Laurent.
Leurgans, Leuregans: Bijnaam van de ganzenhoeder, die met een lokgans de ganzen naar de kooi lokt. Vergelijk Middelnederlands lorevogel ‘Lokvogelՠen Nederlands lokduif, lokeend.
Leurere, de. Re-interpretatie van De Leur?
Leurmans, Lormans, Loermans: Vadernsmaa. Afleiding van Germaanse voornaam Loderik/Lorik of van heiligennaam Laurentius.
Leurs, Leus. 1. Vadersnaam uit Luider, Luidera, een vorm van de Germaanse voornaam Lutheri, hluth-hari: beroemd-leger. Hlotarius, Lothar, Chlotar, Lotharius. Duits Luther. 2. Zie ook Lauwers.
Leue, Leu. Bijnaam of huisnaam uit het Middelhoogduitse leu: leeuw.
Leurmans, Loermans, Lormans. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Loderik/Lorik (leude-rik) of uit de heiligennaam Laurentius.
Leushuis: Plaatsnaam. 1756 van ‘t Leushuijs, Almelo; 1792 Luijshuijs, Tubbergen.
Leusink, Leussink: Frequente plaats- boerderijnaam Leussink, Lusink in Twente en de Achterhoek, Leusinc bij Usselo, Twente. Mogelijk vadersnaam van de Germaanse voornaam Ludzo, Luzo, vleivorm van Ludo, van lud; volk, krijgsvolk, zie Ludger, Ludolf en Ludwin.
Leusche, Leusch. Vadersnaam. Duitse vleivorm van Germaanse leudi-naam, bijvoorbeeld Leuther.
Leussen, van: Wellicht uit van Leusden, plaatsnaam (Utrecht).
Leusden, van. Plaatsnaam Leusden. (Utrecht)
Leuse, Leusen. Gepalataliseerde variant van Loose(n).
Leussler, Leisner. Duits Leuchsner, van Middelhoogduits liuhse: deel van de as. Beroepsnaam van wagenmaker.
Leutenez. Spelling voor Le Thenet, afleiding van de voornaam Etienne. Vergelijk familienaam Thenet en Ltv.
Leuther. Vadernaam. Germaanse voornaam leudi-hari ‘Lieden-leger’.
Leutenis: Variant van de Belgische (met name Oost-Vlaanderen) familienaam Leutenez, van le Thenet, verkleinvorm van de voornaam Etienne.
Leutscher: Duitse bijnaam Leutscherer Ԍeuteschinder, die de lui (lieden) plaagt, pest, een pestkop’.
Leuvelink: Plaatsnaam Leuvelink in Twente en de Achterhoek. Leuvelt bij Hasselo, Overijssel.
Leuven, van, van Looven, van Loven: Plaatsnaam Leuven(Vlaams-Brabant).
Leuvenaar, de, Leuvenaer, Lovenaer, Leuwener. Leuvenaar, inwoner van Leuven (Vlaams-Brabant).
Levain, Levin, Vain, Vaine, Lavain, Lavin: Bijnaam. Oudfrans vain: zwak, uitgeput, leeg.
Levaq, Levaque: Picardisch vaque, Latijn vacca, Frans vache: koe. Bijnaam. Vergelijk Kalf, Stier.
Leveau, Leveaux, Levau, Levaux, Levay, Level, Levo, Levooz, Levoz, Levoz, Levo, Vaux, Veaux, Veau: 1. Bijnaam naar het kalf, Frans veau. Vergelijk Calf.
Lveillard, Lveill, LՅveill, Levillez, Leveille, Levayer: Bijnaam. Frans veill: wakker, levendig, monter.
Leux, de: Deleux is een Frans hypercorrecte spelling voor Deleu, vertaald uit Leleu(x), Picardisch voor Leloup ‘De Wolf’.
Leven, van ‘T: Misschien door ontronding (eu van e) en volksetymologie uit van Leuven?
Levenstond. Aanpassing van Nederduitse familienaam Levestund, Duits Liebenstund; vergelijk Nederduits Levedag, Duits Liebe(n)tag, Lieb(e)zeit: ogenblik, tijd, dag voor de liefde. Bijnaam.
Lvent, Lavent, Levant, Levan, le Van, Lervant: Bijnaam voor iemand die vlug is als de wind.
Leveque, Levesque, Levecque, Levecq, lՅvcque, Levecke, Leveke, Levke, Lavesque, Vque, Vque, Vque: Bijnaam. Oudfrans (e)vesque, Frans vque, van Latijn episcopus: bisschop.
Lever, Levert, Leverd, Levers, Deverth, Devert, Dever, Devers, Deverd, Deverre, Deveer. 1. Bijnaam uit het Franse vert: groen, fris. 2. Of uit het Franse ver: worm.
Leveugle. Frans aanpassing van De Veugle.
Levez, Lev: Bijnaam. Oudfrans vies, vez: oud.
Levi, Lvi, Lvie, Levie, Levy, Levij, Lvy,Levyssohn, Lewi, Lewy: Vadersnaam. Joodse voornaam. Naam van de derde zoon van Jakob en Lea, stamvader van de Levieten. In de Friese taal werd Levi Levisma en Leefsma, Leefmans.
Levien: Spelling van de Engels familienaam Levin, zie Levinson.
Levieil, Levieux: Oudfrans vie(i)l, Frans vieux: oud. Bijnaam. Vergelijk Levez.
Levionnois, Loevionnois: Afleiding (Normandië) van de voornaam Vion.
Levin, Levinson, Levison, Levisson, Levysohn, Leefsohn, Levine, Lewine, Lewin, Lewien, Lewinson, Lewenso: Vadersnaam. Germaanse voornaam leub-win ‘Lief-vriend’zie Lievens(e).
Levis, Levise, Livis: Waalse aanpassing van De Visch of De Visscher.
Levistre, Leviste. Waals hypercorrect voor Levisse (vergelijk Waals minisse, van ministre).
Levita, Lvite: Italiaans levita, Frans lvite: Leviet.
Levitre. Hypercorrect voor Levisse of Lvite?
Levrai, Levraey, Levray, Levrau, Levreault, Levreau, Levraut, Lavreau, Lavrauw, Lavrouw, Levrouw, Lievrauw, Livrauw, Lievrouw, Livrouw, Lievrouw, Livrauw, Lyvrouw, Lievevrouw, Lievevrauw. Uit het Franse levraut: haasje. Een bijnaam dus naar n of andere eigenschap (snel bijvoorbeeld). De Lievrouwskapel in Olsene werd ca. 1873 door Jules Levrau gebouwd.
Levray, Levrai, Levraey, Livraey, Vray: Frans vrai: eerlijk, rechtschapen. Bijnaam.
Lvrier, Levrie, Levrier, Levril, le Lepvrier: Frans lvrier: windhond, hazewind. Bijnaam voor een vluggerd.
Lew. Plaatsnaam. Oudengels hliew: lo, heuvel.
Lewahert. Verhaspeling van Lewaite)?
Lewaite, Lewette: Oudpicardisch waite, Oudfrans gaite: wacht(er), waker. Beroepsnaam.
Lewalle. Verfranst van De Wale.
Lewandowski, Lewandowsky, Lewandowska, Lewendoski:1. Poolse afleiding van plaatsnaam Lewandowka. 2. Bijnaam bij Pools Lewanda; lavendel.
Lewille, Lewylle. Bijnaam uit het Franse aiguille, het Picardische aiwille: naald. Beroepsbijnaam van de naaldenmaker of van iemand die beroepshalve met naalden werkte. Of variant van Lewillie.
Lewis, Lewison. Vadersnaam. Engelse, Franse voornaam Louis.
Lekkowicz, Lewkowitz, Lewkowitsch, Lewkovitz. Poolse afleiding van de voornaam Lew; leeuw, Leo.
Lex. Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennam Alexius.
Lexcellent. Bijnaam. Frans excellent; uitsekend, uitmuntend.
Lexhard, Lexharde, Lexhardez, Lexaerde, Xhardez, Xhard, Hardez, Chardez: Bijnaam. Luiks-Waals hard: met afgebroken tanden, met een gat tussen de tanden. Middelnederlands. sc(h)aerde: opening.
Ley, de, Leye de, de Leij, de Lei, Delej. Bijnaam uit het Middelnederlandse lei: lui.
Leybold. Duitse Germaanse voornaam Leibold=Lieboud.
Leydecker, Leidekker, Leijendeckers, Leyendeckers, Leyendecker, Leyendekkers, Laeijendecker: Beroepsnaam van de leidekker.
Leijdens, Leijding, Leijten, Leyten, Leijtens, Leytens, Leijte, Leyte, Lijten, Leiten, Leyden, Leydens, Leyde, Leydinck, Leiding, Leidinger: Vadersnaam. Germaanse voornaam, van Laitho: Leiting, Laydingus.
Leyden, van, van Leijn: van Leijden, Leijden van: Plaatsnaam Leiden (Zuid-Holland), uitspraak leie.
Leije, van de; van der Ley, Verleije, Leye, Leyen, van der, van der Leyden, van der Luyden, Verley, Verleyen, Verleij, Verleijn, Verlijen, Verlye, Verlyen: Plaatsnaam ter Leie, aan de rivier de Leie (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen). Maar ook verspreide waternaam, ook in Nederland. Zie van der Leye.
Leyder, Leijder, de Leyer, de Leijer, Leyers, Leijers. Bijnaam uit het Middelnederlandse leider: geleider, gids.
Leye, van Leyen, van, van der Leyden, Verley, Verleye, Verleyen, Verlijen, Verleije, Verlijen, Verlyen, Verlye: Plaatsnaam Ter Leie aan de Leie (West-Vlaanderen), maar ook verspreide waternaam. Van der Leyden is hypercorrect, vergelijk Nederlands kastij(d)en. Plaatsnaam Ter Leiden in Avelgem.
Leyemberg, Leyenberg, Leyenberger. Familienaam uit de plaatsnaam Leienberg (Zeeland en Zuid-Holland) of Leyenberch (Zuid-Holland).
Leyen, Leyens. 1. Vorm van Loyen. Zie Loy(e). 2. Of van Leydens. 3. Verschrijving van Leyns. Zie Lens. 4. Verschrijving van Leyers: Zie Leyder.
Leyen, Leyens. Vadersnaam. 1 Gepalataliseerd, van Loyen(s). 2. Door d-syncope, van Leydens. 3. Verschrijving voor Leyns.
Leijen, van, Leyen, van, Leijs, Leys, Leeijen. Duidt wellicht evenals Van Leijden op herkomst uit Leiden of op bewoning van een huis met de plaatsnaam Leiden, bijvoorbeeld Het Wapen van Leiden/Leijen (vergelijk Van Leijen). Daarnaast kan sprake zijn van een vadersnaam bij de voornaam Lei, ontronde vorm van Loi uit Elooi.
Leyenaar, Leijenaar. Afkomstig van Leiden, Zuid-Holland.
Leygraaf, Leygraf, Leijgraaff: Plaatsnaam Leigraaf (Noord-Brabant, Gelderland).
Leyn, Lein, Leijnse, Leyense, Leyns, Leys: Vadersnaamr. Korte vorm van Gelein, van Frans Ghi(s)lain, Latijn Gislenus, latinisering van Germaanse gisil-naam.
Leyne, Leynen, Leijnen. 1. Moedersnaam uit de voornaam Geleine of Madeleine. 2. Verschrijving van Lynen.
Leynseele, van, van Leijnseele, van Leynseels, Leyseele, Leysele, Leyzeele, Valynseele, Linseele. Familienaam uit de plaatsnaam Linzele (het Franse Linselles - Nord) of Leisele (West-Vlaanderen).
Leijn, de: Vernederlandsing van Frans Delain. Waternaam l’Ain, zijrivier van de Rhône. Of plaatsnaam Lain (Yonne).
Leys, Leijs, Leyss, Leis, Leiss, Lys. 1. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Laurei(n)s. 2. Vadersnaam, afleiding Lei van St.-Elooi. 3. Vadersnaam, afleiding van Leyn (Gislenius). 4. Moedersnaam uit Lijs: Elijsabeth. 5. Vadersnaam afgeleid uit Nicolaus. Dit via Calleys.
Leysen, Leysens, Leijsens, Leijsen, Leise, Leisen, Leyse, Leijzen, Leyzen, Leyssen, Leyssens, Leijssens, Leijssen, Leisse, Leissen, Verleysen, Verlysen, Verleyzen, Verlijsen, Verlies. Moedersnaam. Zoals Lijsen, Lissens. Ver Leysen: vrouw Lijse, Alice, Aleidis. Moedersnaam Elisabeth.
Leyskens, Leijskens: 1. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Alice of Elisabeth. Zie Lissens, Liskens en Leysen. 2. Vadersnaam. Afleiding van Laurei(n)s; zie Leys1 en Lenskens.
Leysten. Waarschijnlijk Luikse verzwaarde vorm van Limburgse familienaam Leyssen.
Leyten, Leytens, Leijten, Leite, Leit, Leyte, Lijtens, Lytens, Leyts: Moedersnaam. Leite, vanAleit(e), Germaanse voornaam Adelheid.
Leijsenaar: Zoals de Duits familienaam Leissener, van de plaatsnaam Leissen, Leiszen.
Lezaack, Lejacques: Waalse aanpassing van De Saeger.
Lezaire. Vadersnaam van de voornaam Lazaire (Lazarus)? Of door suffixsubstitutie van Lezeure?
Lezer: Beroepsnaam van de voorlezer of wijnlezer.
Lezin. Plaatsnaam Lezin in Queux, Pas-de-Calais.
Lezwijn. Beroepsnaam. Aanpassing van Lechevin.
Lhair, L’Lair, L’Laire: 1. Oudfrans haire: ellendig, arm, ongelukkig. Bijnaam.
L’Lerbette. Mmoeddersnaam. Frans lidwoord en voornaam Herbette, vrouwelijke afleiding van Herbert. Vergelijk Herbet.
Lherondelle. Bijnaam. Frans hirondelle; zwaluw.
Lhiver, l’Liver. Bijnaam. Frans hiver; winter. Vergelijk De Winter.
Lhoest, Lըoest, l’Loest, Lhost, Lhouest, Lhoez, Los, Loes, Loest, Loust, Lousth, Lhost, Loist, Lhoost, Loost, l’Looste, l’Loost, Lhoas, l’Loyst, lӈoste, l’Lost, Loste, Lhoste, Lhost, Lhostte, Lhte, Lhoth, Lhotte, Lhote, Lothe, Loth, Lotte, Lote, Lhoute, Loutte, Loute, Louthe, Hte, Hote, Lohest, l’Loiest, l’Loys,lL’Loyest,lL’Loyes, Louyest, Louyet, Louet, Louillet, Louesse, Louisse, Loues, Louies, Lowis, Lowist, Loust, Louist. Naam uit het Franse hte:, van Latijn hospes, Waals Iewesse; gast(heer), waard. Beroepsnaam.
Lhoir, l’Loir, l’Loir, l’Loire, Lhoirs, Loire, Loir, Lhor, l’Lort: Oudfrans hoir: erfgenaam. Vergelijk Dhoore.
Lhoireai is een afleiding van hoir; erfgenaam.
Lhommel, Lhomel, Lommel,lL’Lommelet, Lhommelet: Plaatsnaam. Oudpicardisch hommel: kleine iep, olm. Hommel(et) door assimilatie van Ormel(et). Franse familienaam Lhommeau.
Lhonneux, hLoneux, l’Loneux, l’Lonneux, Deloneux, Delonneux, de Lhoneux, Lonneux, Lonneu, Loneux: Waals lՙne, Frans aunaie: plaats waar elzen groeien, elzenbos. Verspreide plaatsnaam Lon(n)eux (Luik).
L’Lpital, L’Lospital, Lhopiteau, Hospital: Bijnaam voor iemand die bij een hospitaal woont of ereen beroepsverband mee heeft. Vergelijk Spitaels, Lobbestael.
Lhuissier, Lhussier, Luisier, Luissier: Beroepsnaam. Frans huissier: deurwaarder.
Lhuillier, Lhuilier, l’Lullier, l’Luillier, Loilier, Hully, Huly, Leulier, Lullier, Lully: Beroepsnaam. Frans huilier: olieslager, oliehandelaar.
Liben, Libens. 1. Zie Lieben(s). 2. Moedersnaam uit Libe: verkorting van Elisabeth.
Liber, Libert, Libeert, Libeer, Liebert, Lieber, Liebbertz, Lybeer, Lybeert, Libier, Libiez, Liberton. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam leud-bertht.
Liberton, Labberton: Vadersnaam. Afleiding op –on van de voornaam Libert, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Liebrecht. Labberton met voortonig versterkte klinker (a).
Libling, Liebling. Duits Liebling: lieveling. Maar de familienaam kan gerenterpreteerd zijn, van vadersnaam Lieblin, Lieblein, afleiding van Germaanse lieb-naam. Lieblein = Liebhart.
Liard, Liart, Lia, Liaer, Lias, Leaerts, Learts, Lear, Leas, Lea: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam leud-hard ‘Lieden-sterk’ vergelijk Lietaer(t).
Liben, Libens. 1. Zie Lieben(s). 2. Moedersnaam Liebe, van Elisabeth.
Liber, Libert, Libeer, Libeert, Libert, Lieber, Liebertz, Lybeert, Lybeer, Libier. Libiet, Liberton: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Liebrecht.
Liberge, Liberg. 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam leud-berg ‘Lieden-bescherming’. Leutberga, Litberga. 2. Plaatsnaam. Zie Van Liebergen.
Liberloo, Lieberloo: Plaatsnaam Leveroy (Nederlands-Limburg), waar de familie De Liverlo vandaan komt, die zich in Luik vestigde. Zie Van Lieverlo.
Liberm. Plaatsnaam Liberm in Kettenis (Luik).
Libersart, Libessart: Plaatsnaam Libersard in Tourinnes-St-Lambert (Waals-Brabant).
Libertiaux, Liberton. Vadersnaam. Vleivorm van Libert.
Libois, Liboit. 1. Zie Libot(on). 2. Plaatsnaam Libois in Evelette (Namen).
Libon, Libong. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Libert. Zie Libot(on). 2. Zie Lebon.
Liborelle, Libourel: Vadersnaam. Afleiding van Libert.
Liborius. Vadersnaam. Heiligennaam Liborius, bisschop van Le Mans (4de eeuw), Nederduits Brries, Slavisch Boris.
Libot, Libotton, Liboton, Libouton, Liboutton, Delibouton, Libotte, Libost, Liboutin, Libout, Libois, Liboit, Liboy, Libion, Libon, Libong, Libon, Libioulle, Libioul, Libihoul: Vadersnaam. Romaans vleivormen van Germaanse voornaam Liebrecht/Libert of Lieboud.
Libre. Waarschijnlijk niet van Frans libre: vrij, maar een Re-interpretatie van Liber(t).
Libront, Librot, Lieberon. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Libert.
Lichtaert, Lichtert: 1. Plaatsnaam Lichtaart (Antwerpen), lokale uitspraak Lichtert. 2. Zie Lechtherte.
Lichte (de), Lich, Licht, de Ligt, (de) Locht, Lochten, de Loght, de Logt, de Loecht, Lucht, Luchte. Bijnaam voor een licht, tenger iemand.
Lichteblau. Waarschijnlijk Re-interpretatie van de Duitse familienaam Lichtenau, verspreide plaatsnaam.
Lichtenberg, Lichtenberger, Ligtenberg, Lichterberg: Plaatsnaam Lichtenberg (Nederlands Limburg, ook frequent in Overijssel en Gelderland, Duitsland); Ligtenberg in Hellendoorn, Overijssel.
Lichtendahl: Duits Lichtental(er), Lichtendahl, van plaatsnaam Lichtental.
Lichtenknecker. Duits Lichtenecker, Lichtenegger, van plaatsnaam Lichteneck, Lichtenegg in Stiermarken.
Lichtenstein. Lichtensztain, Lichtenstajn, Lichtensztjen, Ligtenstein. Verspreide Duitse plaatsnaam Liechtenstein.
Lichter, de. Afleiding van werkwoord lichten: licht geven, met kaarsen verlichten; helpen, bijstaan. Beroepsnaam voor iemand die voor het licht zorgt.
Lichterman, Lichtermann, Lichtman, Lichtmann. Afleiding van Licht of Lichter.
Lichtervelde, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.
Lichtfus, Lichtfous, Lichtfouse: Duitse bijnaam Leichtfuss. Vergelijk Ligtvoet.
Lichtherte, Lichtert, Ligthart, Lichtertens, Lichterte: Lichthart, Bijnaam voor een lichthartige, lichtzinnige, opgewekte, zorgeloze.
Lichtwark. Duitse beroepsnaam van de lichtwerker, kaarsengieter.
Licker. Duitse bijnaam voor een likker, lekkerbek, smulpaap.
Lico, Licot. Variant van licol, licou? Beroepsnaam van de zadelmaker.
Lie, Li. Chinese bijnaam die pruim betekent.
Lidolf. Moedersnaam. Germaanse voornaam leud-wulf ‘lieden-wolf: Leodulfus, Liedulphus.
Lidou, Lidouh, Lydou: 1. Romaanse vorm van Lidolf. 2. Variant van Ledoux (vergelijk Liblanc).
Liebaert, Liebaers, Liebar, Liebart, Libaert, Libar, Libart. Libaers, Libat, Libairt, Lybaert, Lijbaert, Leybaert, Leijbaert. 1. Vadersnaam, variant van Liber(t) (zie daar) of uit het de Germaanse voornaam leub-hard. 2. Of bijnaam uit het Middelnederlandse liebaert: luipaard, leeuw (voor een Vlaming, patriot).
Liebecq, Libecq: l. Plaatsnaam Libeek (Nederlands-Limburg). 2. Plaatsnaam Lubbeek (Vlaams-Brabant). Zie Van Lubbeek.
Lieben, Liebens, Lyben, Liben, Libens, Libin, Libijn, Libijns, Libyn, Libyns, Liebin, Liebing, Libin, Lipin, Lebbeninck, Lebbink, Lebens, Leben: Vadersnaam. Van de voornaam Liebrecht of Lieboud.
Liebenguth. Alemannische familienaam Leibundgut: lijf en goed. Naam voor een provenier die levenslang levensonderhoud geniet.
Liebenstein, von. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Liebergen, van, van Libergen: Plaatsnaam Liedberg bij Dusseldorf.
Liebergeseli. Duitse bijnaam van een lieve, goede gezel.
Lieberman, Liebermann, Liebermensz, Liberman, Libermensz, Liebmann, Liebman, Libeman, Leibman: Duitse bijnaam voor een lieve man.
Liebers: Vadersnaam, van Lieberts. Libert is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Liebrecht.
Liebesens, Libersens, Liebersens: Vadersnaam. Liebertzoon of Liebenzoon: zoon van Liebrecht/Lieboud.
Lieberwerth: Duits Lieberwirth, bijnaam voor een vriendelijke waard.
Liebhaberg. Duitse bijnaam Liebhaber: vriend, minnaar. Vergelijk dialect liefhebber: vrouwenloper.
Liebig, Liebing: Silezische familienaam van Tsjechische voornaam Libnik, van Slavisch Ijub ‘Liefՠ+ k-suffix. Liebing kan natuurlijk een afleiding zijn van de Germaanse voornaam Lieb-hard of een andere lieb-naam.
Liebkind, Lipkind, Lipskind, Liebeskind, Libeskind: Bijnaam. Vergelijk Liefkint.
Lieblich. Duitse bijnaam Lieblich; liefelijk.
Lieboud, Liephout, Lyphout, Liebau, Liebauut, Liebaux, Libaux, Liebeaux, Libeau, Libau, Libaut, Liebold. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam leidi-bald: lieden-moedig.
Liebrand. Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-brand lieden-zwaard’. Lietbrandus.
Liebrecht, Liebrechts, Liebreghts, Liebregt, Liebreigh, Liebreight, Bregt, Liebreks, Lybrecht, Librech, Libregs, Libregts, Libbrecht, Librecht, Libberecht, Lebbrecht, Lebrecht, Leberecht, Leybrecht, Luybregts, Luijbregts, Liebersma, Lybering, Libbers, Lubberts, Lubbers, Lubberden: Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-berht ‘Lieden-schitterend’. Lietbertus, Letbertus.
Liebshardt. Vadersnaam. Duits Liebhard, Germaanse voornaam.
Lieburg, van: Uit van Liemburg = van Limburg.
Liedekerke, van, de Liedekerke, Liedekerken, Likerque: Plaatsnaam Liedekerke (Vlaams-Brabant).
Liedel, Lieder, Liedtke, Lietge, Litke, Litjens, Leidjen, Leidgens. Vadersnaam afgeleid van een Germaanse leudi-naam: luiden/stam zoals Liebrecht. Of ontronde vorm van Ludel, afleiding van Ludolf of Ludwig.
Liedtke, Lietge, Litke, Litjens, Leitjen, Leidgens: vadersnaam. Afleiding van leudi-naam; vergelijk Liets.
Liefboer: Samenstelling van lief en boer.
Liefferink, Liefrink, Lieffering, Liefferinck, Lieffring, Lieffrin, Liffring, Leffering, Lefring, Liefferinckx, Lieferinckx, Leverink, Levering, Leverings, Leeferink, Leferink, Lefers, Lefering: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam leud-frith ‘Lieden-vrede’. Leudefridus, Lifrid. Of van Lieverd, Liebhard.
Liefferinghen, van, van Liefferinge, Lieferinghen, van Lieferingen, van, van Lifferinge, van Lifferinghe: Plaatsnaam Lieferinge (Oost-Vlaanderen).
Lief, de, de Liefde: Bijnaam lief: geliefd, bemind. Vergelijk Duits Lieb.
Liefferts. Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-frith; zie Liefferinckx.
Liefgen. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lieven of Lieffert.
Liefhebber: Zoals Duits Liebhaber ‘Vriend, minnaar’.
Liefkind, Liefkint. Bijnaam voor een lieveling, bevoorrecht kind, iemand die bij nalatenschap bevoordeeld wordt.
Liefting, Lieftink, Lieffering, Lufting. 1. Adresnaam, vooral van boerderijen. 2. Vadersnaam, van Germaanse voornaam als Lievoud, Lieverd. Vergelijk Leeftinc.
Liefland, van. Van Lijfland in Estland en Letland.
Liefman, Liefmans. Vadersnaam. Germaanse voornaam leub-man ‘Lief-manՠLiebman, Liupman. Wellicht zoals Liebermann achteraf als ‘Lieve manՍ opgevat.
Liefooghe, Liefooghe, Liefhooge, Liefhoge. Bijnaam voor iemand met lief kijkende ogen, die liefelijk oogt.
Liefting. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam zoals Lievoud, Lieverd (Liebhard). Vergelijk Leeftinc.
Liefsoons, Lievesoons, Liefsoens, Lievezoons, Lievesoons, Lievesoens: 1. Vaders-, moedersnaam. Zoon van Lieve, Liwijn, Liefwin, Germaanse voornaam Leubo/Leuba. Vergelijk Lievens.
Ligois, Ligeois. Naam voor de Luikenaar.
Liegeart. Moedersnaam. Germaanse voornaam leud-gard ‘Volk-hof: Liega(i)rt = Leutgardis.
Liegle: 1. Duits Liegl, afleiding van liegen, lgen ‘Leugenaar’. 2. Ontrond uit Lgle, van de voornaam Lugelinus.
Liekendael, Lieckendael: Plaatsnaam Lisquendal in Acquin (Pas-de-Calais). Of Duitse plaatsnaam Ligenthal?
Liekens, Lieckens, Lickens, Likens, Likin: Vadersnaam, uit Liedekin= volk(mensen) kind, zoiets als kind van het volk, verkleinvorm van Germaans leud/lied-naam, zoals Liebrecht, Liederik, Liedolf, Liedelm.
Lielens. Moedersnaam. Afleiding op -ila van Germaanse leudi-naam: Liudila, Liutila.
Liem, Lim, Liens. De Chinese familienaam Liem is in Nederland voornamelijk afkomstig uit Nederlands-Indi of Indonesi en betekent bos.
Liem, Liems, Limme, Lime, Lim: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Lieman of Liemaar?
Lieman, Liemans, Lymans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-man ‘Lieden-man’. Liutman, Liedman. Eventueel leub-man ‘Lief-man’. Liebman, Liuman. Vergelijk Liefmans. 2. Zie ook Leeman(s). De ie in Liemans kan de scherplange e (i) in Leemans weergeven.
Limance, Limans: Waalse spelling en uitspraak van Liemans = Leemans.
Liemard, Leemaerts, Leemars: Wellicht is de -ard/-aert-uitgang hier secundair voor oorspronkelijke Liema(e)r. Zie Limer. Vervorming van Lienard, Leenaerts is evenwel niet uit te sluiten.
Limer, Liemer. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Zie Limer 1.
Liempt, van, Liempd, van Limpt. Plaatsnaam Liempde. (Noord-Brabant).
Lien, Liem. Frans lien; band. Beroepsnaam voor een binder.
Lien, van, van Lienen. Plaatsnaam Lienden (Buren, Gelderland).
Liens, Lien, Lijen, Lyen: vadersnaam van Lieden(s), Middelnederlands Liedins, vleivorm van Germaanse leudi-naam, zoals Liedwin, Liedhard. Vergelijk Liekens, Lietaert.
Linaux, Lienaux: Vadersnaam. Waalse variant van Lienard.
Lieneson, Lienasson: Vadersnaam. Waalse afleiding op -eon van de voornaam Lonard, Lienard.
Lienne. 1. Plaatsnaam in Ciney, Namen. 2. Zie Leenen.
Liepach. Oostmiddelduitse bijnaam Liepack, Lieback, van Pools lepak: schrandere kop.
Lier, van, (van) Liere, van Lieren, Lijre: Plaatsnaam Lier (Provincie Antwerpen).
Lierde, van, van Lirde, Van Liefde, Van Lielde: Plaatsnaam Sint-Martens-Lierde of Sint-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen).
Lierdeman. 1. Afleiding van Van Lierde. 2. Eventueel = Lier(e)man.
Lierman, Liermans, Liereman: 1. Bijnaam voor de muzikant, de lierspeler. 2. Afleiding van plaatsnaam Lier: Lierenaar. 3. Eventueel van Lierdeman.
Lierneux. Delierneux. Plaatsnaam Lierneux, Luik.
Lierop, van: Plaatsnaam Lierop (Noord-Brabant).
Lies, Liesen: Moedersnaam uit Alice of Elisabeth; zie Leijs 4, Leijsen.
Liesegang. Dialect variant van Duits Leisegang. Bijnaam: die zacht, langzaam, voorzichtig stapt.
Liesenberg, Liesenborg, Liesenborgh, Liesenborgs, Liesenborghs, Liezeborgh, Liezeborghs, Lisenborg, Lissenberg, Lissenburg. 1.Moedersnaam naar de Germaanse voornaam Liezeburch. 2.Mogelijk afgeleid van een plaatsnaam met Liese: lis, riet (onder andere Liesenberg, Lieseberg, Liesberg in Duitsland en Denemarken).
Lieshout, van: Plaatsnaam Lieshout (Noord-Brabant).
Liess, Liesse, Liessens: 1. Zie Lissens. 2. Liessens later ook van Liefsoons.
Liestert. Plaatsnaam Liettres, Pas-de-Calais?
Liesting, Listing: Wellicht met st van ft uit Liefting, afleiding van bijvoorbeeld Lievaart. Vadersnaam.
Liet: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaans lied-naam.
Lietaer, Lietaert, Lietard, Litard, Lietar, Lietart, Litar, Litart, Litaer, Litar, Lita, Lietor, Liotard, Liotta: Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-hard ‘Lieden-sterk’.
Lieten. Vadersnaam uit Lietin, Knuffelvorm van een Germaanse leudi-naam zoals Liederik.
Litout, Lautaud, Leautaud, Lieutaud: Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-wald ‘Lieden-heerser’. Leutaldus, Leotaldus.
Liets, Lietz, Liedts, Lieds, Lits: Vadersnaam. Korte vorm in de afleiding van Germaanse lied-naam; vergelijk Lieten.
Liette. Plaatsnaam Liettres, Pas-de-Calais.
Lietzmann, Lietz. Vadersnaam. Afleiding op –so van Germaanse leud-naam.
Lieu, Lieuw. 1. Kan teruggaan op Picardisch Lieu, Frans lieur: binder. Beroepsnaam. 2. Of korte vorm van Deliew= Delieu.
Lieutenant, Ludinant, Luidinant: Oudfrans lieutenant: plaatsvervanger. Beroepsnaam van een ambtenaar, bestuurder. De militaire betekenis pas 16de-eeuws.
Lievaart, Liva, Livar, Lifart, Liefaard: Vadersnaam. Germaanse voornaam leub-hard ‘Lief-sterk’. Leobardus, Leuvardus.
Lieve: Vadersnaam/moedersnaam van de voornaam Lieve, van Leubo, Leuba.
Lievegoed: Zoals Duits Liebengut, van Leib und Gut ‘Lijf en goed’.
Lieveld, Levelt, Levelts: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam leub-hildlief-strijd’. Leobhilt. 2. Plaatsnaam Lieveld (Noord-Brabant).
Lievemont, de, Delivemont: Plaatsnaam Livremont (Doubs)? Of variant van Livremont (met Waalse vr/v-reductie).
Lievendael, van. Familienaam uit de plaatsnaam Lievendaal (Noord-Brabant).
Lieven, Lievens, Lievense, Liven, Livens, Lievin, Livain, Livin, Livain, Lievyn, Lievyns, Livijns, Livyns, Livijns, Lieveyns, Liveyns, Leiven, Leven, Levens, Lieuwen, Leuvens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Liefwin, Liwijn, Oudengels Leofwine, Saksisch Liafwin’lieve vriendՠ: Liobuuinus.
Lievenoogen, van. Waarschijnlijk aanpassing van Duitse plaatsnaam Liebenau (als in Beieren). Vergelijk Liebaug, waarin aug = aue, ouwe: beemd is. Of Liebenhofen(Duitsland)?
Lieverlo, van, Lieverloo, van. Naam uit de plaatsnaam Leveroij (Nederlands-Limburg).
Lievers, Liffers, Lieverst: Vadersnaam. Met paragogische t uit Lievers. Germaanse voornaam leub-hariԍ lief-leger’. Liubheri.
Livin, Livain, Livin, Lievin, Lievain: 1. Plaatsnaam Livin (Pas-de-Calais). 2. Zie Lievens.
Lievisse: Veranderde spelling van Waals Levisse, een Waalse aanpassing van De Vis(ch) of De Visser.
Lievois. Zie Delvoie. Lievoud: Vadersnaam. Germaanse voornaam leub-wald ‘Lief-heerser’. Livoldus.
Livrard. Waarschijnlijk variant van Lvrard. Vadersnaam Evrard met Frans lidwoord Livre, zie Lelivre.
Liezinga, Lyzenga, Lysen, Friese Germaanse vadersnaam Lisse, Lise. Zie Liesbttel, dorp bij Itzehoe in Holstein; Liessem (Lise-heim), dorp bij Bonn aan den Rijn; Liesing, welbekend dorp bij Wenen in Oostenrijk, enz.
Liffrange, Lifrange. Plaatsnaam Liefrange/Lieffringen. Duitsland.
Liger, Ligier, Ligy, Lger, Lege, Leger, Leg, Legier, Legiers, Lgier, Legiest. Vadersnaam, Franse vorm van de Germaanse voornaam leud-ger; liedne-speer, Liudgerus.
Ligna. Waalse vorm voor Lienard?
Lignian. Plaatsnaam Lignan, Gironde?
Lignie, Lignier, Liny, Ligny, Lini: Beroepsnaam. Oudfrans linier: vlasbewerker, linnenwever.
Lignon. 1. Plaatsnaam Lignon (Marne)? 2. Vadersnaam. Korte vorm van Collignon
Lignoul, Lignoulle. Waals lignole, van Latijn lineola: breidel. Beroepsnaam.
Ligon. Variant van Legon? Ligot, -o(s): Middenfrans ligot: kousenband. Bijnaam.
Ligny, de, de Lignie: Verspreide plaatsnaam Ligny (onder meer Namen, Nord, Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Ligt, de: Andere spelling voor de Lichte. Bijnaam voor iemand die licht weegt, een tenger mens.
Ligtelijn: Volk etymologische vervorming? Samengestelde naam?
Ligtendag: Bijnaam ‘Heldere dag’. Vergelijk Duits Schntag.
Ligteringen: 1. Achterhoekse familienaam Lichterink, Ligteringe. Plaatsnaam in Aalten (Gelderland): 2. Afleiding van de voornaam Lichtward. 3. Vervorming van Liefferinck (via Liefterinck met ft/gt-wisseling)? Vergelijk Nederlandse familienamen Leverding, Lieftink.
Ligtermoet. Bijnaam voor een zorgeloze, onbezorgde. Vergelijk Duits Leichtermut.
Ligthamer, Ligthamers. Bijnaam of beroepsnaam uit licht (van gewicht) en hamer: mogelijk een smid met een sterke arm.
Ligthart: Bijnaam voor een lichthartige, lichtzinnige, opgewekte, zorgeloze. Vergelijk Nederduits Lichthard, Duits Lichtherz.
Ligtvoet, Lictevoet, Lictevoute, Lictevout, Linktevoet: Bijnaam voor een lichtvoetige.
Lijcke, Lyck, Lycke, Lickes, Licke, Leick: Vadersnaam. Germaanse voornaam Lideco, afleiding van leud-naam. Vergelijk Liekens, Lickens.
Lijnden, van. Plaatsnaam Lijnden, Noord-Holland.
Lijnen, Lynen, Leijnen, Leyne, Leyne, Lienen: Moedersnaam. Korte vorm van Katelijne, Pauwelijne of een andere voornaam.
Liket, Liquet, Lequette, Lequet, Lequez, Lacquet: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse leudi-naam. Zie Liekens, Lekens.
Lil, van. 1. Plaatsnaam Lille, St.-Huibrechts-Lille (Limburg) of St.-Pieters-Lille (Antwerpen). Ook gehucht in Berg bij Kh. (Vlaam-Brabant). 2. Zie ook Van Lul(le).
Lilar, Lilla, Lillard: Plaatsnaam Li(e)laar in Gavere (Oost-Vlaanderen), St.-Maria-Oudenhove (Oost-Vlaanderen).
Lileire. Plaatsnaam Lillers, Pas-de-Calais?
Lilet, Lilot, Lillot, Lillo, Lillon, Lylon: Plaatsnaam. Afleiding van Frans le: eiland: llet, lՔlot, lՔlon? Vergelijk plaatsnaam Lil(l)ette (Pas-de-Calais).
Lilien. Duitse familienaam Lilie; leleie. Huisnaam of meisjesnaam.
Lilienfeld. Duitse plaatsnaam; Lelieveld.
Lilienthal. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Liling. Vadersnaam.a fleiding van Germaanse voornaam Leudilo, afleiding van leudi-naam. Vergelijk Liedel.
Lille, de: Lille is de Franse naam van de stad Rijsel in West-Vlaanderen (Nord).
Lilouche, Lelouche, Bijnaam voor een schele. Vergelijk Louchard.
Liman: Variant van Leman, verfransing van de Man.
Limbeek, van, Limbach, Lembeek. Plaatsnaam Lembeek (Vlaams-Brabant).
Lime, Limme. 1. Zie Delim(m)e. 2. Zie Liem(s). 3. Variant van Lamme. Vergelijk Limpens = Lampens.
Limage, Limauge, Limoges, Lemage, Mage, Lemache, Lemagie, Lamaugie, Lamagie, Lamongie, Lameize, Lameyse, Lameyze, Lamoise: Frequente plaatsnaam LՉmage, die verwijst naar een heiligenbeeld. Limauges in Croux-Mousty (Waals-Brabant). Of beroepsnaam voor een beeldhouwer. Li werd gerenterpreteerd als lidwoord le/la. Picardisch Limaige werd in Vlaanderen Lameyse (vergelijk Lapeyse, van Lapaige). De Lameyse werd later met De Lameyde verward. Sommige vormen kunnen hypercorrect zijn voor Limoges.
Limbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Limbioul. Vadersnaam. Waalse afleiding van de voornaam Lambert.
Limbos, Limbosch. Familienaam uit de plaatsnaam Limbos in Meise (Vlaams-Brabant).
Limburg, van, Limbourg, Limborg, Limborgh, Limboerg, Limborg, Limborgs, Limbort, Lemborg, Lembourg, Lembours, Lambour, Lambouf, Lambou, Lamboux, Liemburg. Plaats-, streeknaam Limburg ook in Luik, in Frans Limbourg.
Limmen, van, van Lemmens: Plaatsnaam Limmen (Noord-Holland).
Limnander. Vergrieksing van (wellicht) Moerman.
Limoges, Limauge: Oudfrans limoge: fazant. Bijnaam of beroepsnaam. Zie ook Limage.
Limol. 1. Vertaling van De Mol. 2. Dialect uitspraak van plaatsnaam Limai (Waals-Brabant). Zie Delimal.
Limonard: Variant van Lemonard, lidwoord leen. Vadersnaam. Monard, afleiding van de voornaam Simon? Of vervorming van Lionard?
Limousin, Limouzin. Afkomst van de Limousin, de streek van Limoges.
Limpach. Plaatsnam bij Bern en Konstansz.
Limpe, Limpens. 1.Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Lindberth, Limbertus. 2. Variant van Lammens.
Limperg: Verspreide Duitse plaatsnaam Limberg, van Lindberg.
Limer, Limere, Limre, Limeer, Limmer: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam leud-mr ‘Lieden-beroemd’. Leutmarus, Letmerius. Zie ook Limer. 2. Eventueel variant van Lemaire.
Limerkens. Afleiding van Limeer.
Limet. Plaatsnaam in Vierset-Barse, Luik.
Lin. Vadersnaam. Korte vorm van een voornaam met afleiding –lin. Of Paulin, Colin. Vergelijk Linet.
Lin, van der, van der Lijn, van der Lyn, van der Lynck, van der Lieck, van der Lick, Lin; 1. Beroepsnaam naar het linnen. 2. Waalse aanpassings van Van der Linden. Vanderlieck, Vanderlick= van Van der Linck.
Linard, Linart, Linaer, Lina, Lyna. Vadersnaam, Waalse vorm van de voornaam Leonard.
Linares. Spaanse plaatsnaam linar; vlasakker.
Linchet, Lincet, Linshhet: Plaatsnaam Linchet (Luik).
Linchamps, Linchant, Lenchant, Delinchamp: Plaatsnaam Linchamps in Resteigne (Luxemburg) en Tellin (Namen).
Linckenheld. Verhaspeling van Duitse bijnaam Linkerhand?
Liclauw, Linclau. Waals-Vlaamse familienaam van Delenclos.
Lincz. Spelling voor Linckx of Linz.
Lindau, Lindauer. Plaatsnaam Lindau, Beieren.
Linde, van de, der, van der Linden, van der Linde, van der Lindt, Verlinden, Verlinde, ter Linden, onder de Linden, van der Lynden, van Terlinden, Verlynde, Verlijnde, Verlende: Frequente plaatsnaam ter Linde(n).
Lindeboom, Lindenbaum: Plaatsnaam of huisnaam Lindeboom.
Lindenlauf, Lindelauf, van den Lindenloof, van den Lindeloof. Plaatsnaam Lindeloof, Nederduits Lindenlauf, Lindeloff, Linloff. Duits Lindenlaub. Middenhoogduits lindenloub was een beeld van onbeduidenheid, futiliteit. Bijnaam? Mogelijk is Lindlar (Linde-lauha : lindenbos op een heuvel) bij Keulen de bron. Wellicht zijn er wel meerdere bronnen.
Lindebringhs, Lindebrings, Linnebrits: Plaatsnaam Lindebringen in het Hageland (Limburg). Zie ook Linnenbrink.
Lindekens, Lindekers, Lindenkens, Linnekens, Linckens, Linkens, Lintjens, Lentjens, Lentjes: 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse lind-naam; zie Linden. 2. Afleiding van Van der Linden.
Lindeman, Lindemans: Afleiding van van der Linde(n).
Linden, Linten, Lind, Linde, Lynde: Vadersnaam/moedersnaam. Germaanse voornaam met –lind ‘Linde, schild’. Lindevretus, Godelindis, Gerlinda, Herlint.
Linden, van, van Lijnden: Plaatsnaam Linden (Noord-Brabant, Vlaams-Brabant).
Lindenberg, Lindenbergh, Lindenburg, Lindberg, Lindbergh, Linnenberg: Verspreide -vooral Duitse plaatsnaam Lindenberg. In Malle (Provincie Antwerpen):
Lindeman, Lindemans, Lindemann, Linmans, Lindmans, Linderman, Linnemann, Linneman: Afleiding van Van der Linde(n), Verlinde(n).
Lindenmeyer, Lindemaier, Lindmayer, Linimeier: Meier of boer op een Lindehof.
Linderhof. Plaatsnaam in Nederlands-Limburg. Duitse plaatsnaam als in Beieren.
Linders, Linder: 1. Afleiding van plaatsnaam Linde(n). 2. Variant van Lenders. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam lind-hari ‘Linde-leger’. Lindhari.
Lindhout, Lindhoud, Lindhoudt, Linthout, Lindthout: Plaatsnaam Lindhout in Schaarbeek (Brussel), Brussegem (Vlaams-Brabant), St.-Martens-Lierde (Oost-Vlaanderen).
Lindner, Lintner: Variant van Linder, van plaatsnaam Linden.
Lindonk, van: Plaatsnaam Lijndonk in Nieuw-Ginneken (Noord-Brabant).
Linelau. Verkeerde lezing van Linclau.
Lindt, de Lint: 1. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse lind-naam; zie Linders 3. 2. Beroepsbijnaam van de lintenwever of -verkoper.
Linet, Linette, Linnet, Linn. Vadersnaam, verkorte vorm van bijvoorbeel Colinet.
Lineveldt. Plaatsnaam Lindeveld. Vergelijk Duits Lindefeld, Lindefelder.
Ling. De Duitse familienaam Ling is vaak een variant van Link.
Lingbeek: Duits. Plaatsnaam Lingenbecke in Herscheid (Noordrijn-Westfalen).
Lingeman. Variant van Lindeman.
Lingen, Lingens. 1. Nederduitse plaatsnaam Linge: smalle strook land of water. 2. Variant van Linden(s)? Vergelijk Lingeman.
Lingen, van: Plaatsnaam Lingen in Buren (Gelderland). Ook in Duitsland.
Lingen, van der: Variant van van der Linden, met de bekende wisseling nd/ng tussen twee klinkers, typisch voor het Zeeuwse kustdialect.
Lingier, Lingiez, Lingy, Lingij: Bekende West-Vlaamse familienaam Lingier, West Vlaamse vorm van Ligier, zie daar. Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam leud-ger ‘Lieden-speer’. Liudgerus, Ligerus.
Linguelet. 1. Zie Langelet. 2. Verschrijving voor Linglet= Langlais.
Linhoff. Plaatsnaam Lindenhof.
Linibach, Linnenbank: Plaatsnaam Lingenbach (Noordrijn-Westfalen).
Link, Linke, Linker, Linck, Lincke, Linckx: Bijnaam voor een links- of onhandige.
Linkweiller, Linkweiler, Linckweiler. Duitse plaatsnaam Lindweiler.
Linnenbrink. Door assimilatie van plaatsnaam Lindenbrink (vergelijk Lindebringhs)? Of Nederduitse familie-, plaatsnaam Lingenbrink.
Linnenkohl. Duits Linnenkugel: linnen kapmantel. Bijnaam.
Linnewiel. Plaatsnaam Lunville (Meurthe-et-Moselle).
Linon, Lenon, Lenom, Lennon: Vadersnaam. Verkorting van bijvoorbeeld Colinon.
Linot, Linotte, Lino, Lenotte, Oelinotte, Oelimotte: Vaders-, moedersnaam. 1. Korte vorm van bijvoorbeeld Colinot; vergelijk Linet, Linon. 2. Afleiding van de voornaam Lonard.
Linschoten, Linschote (van): Plaatsnaam Linschoten (Utrecht).
Linsler. Duitse beroepsnaam van de linzenteler. Duits Linsenmann.
Linsmeau, Linsmeaux, Linsmaux: Plaatsnaam Linsmeau, Nederlands Linsmeel (Waals-Brabant).
Linster. Duitse plaatsnaam Altlinster en Junglinster.
Lint, (de) Lints, Lindt, Lins: 1. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse lind-naam. Zie Linden. 2. Beroepsnaam van de lintenwever of -verkoper.
Lint, van (der), van Lindt. Familienaam uit de plaatsnaam Lint (Antwerpen).
Lintel. Duitse familienaam uit de Elzas, naar plaatsnaam Lintal in de Elzas.
Lintelo. Plaatsnaam in Aalten, Gelderland. Vergelijk Lindelo, Overijssel.
Linter, Linters, Lenters. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam lind-hari ‘Linde-leger’. Lindhari. 2. Plaatsnaam Linter. Zie Van Linter.
Linter (van). Familienaam uit de plaatsnaam Linter (Oplinter of Neerlinter) (Vlaams-Brabant). Lintermans is er een afleiding van.
Linthorst. Plaatsnaam, als bij Stokkum, Drenthe, en andere.
Linthout, van, Linthoudt (van), (van) Linthaut, van Lithaut, Linthoud, Linthaud, Lindthout. Familienaam uit de plaatsnaam Linthout (lindenhout) in Schaarbeek, Brussegem (Vlaams-Brabant), St.-Martens-Lierde (Oost-Vlaanderen).
Lintmeijer, Lindenmeyer. Meier of boer op een lindenhof.
Lintvelt: Plaatsnaam Lintvelde in Eibergen (Gelderland).
Linval. Vadersnaam. Voornaam uit de ridderliteratuur.
Liny, Lini: 1. Luemburgse Waalse vorm van Linier, van Lignier of Lainier/Lanier. 2. Zie Deligny.
Linz, Linze, Lintzen, Linzen, Leintz: Vadersnaam. Afleiding op –so van Germaanse lind-naam. Linzo.
Linz, Linzer. Plaatsnaam Linz, Oostenrijk, Rijnland-Palts.
Lio, Liot. Vadersnaam. Afleiding van een leudi-naam. Vergelijk Liottier=Leautier.
Lioen, Lion, Lyons: 1. Vadersnaam. Lon is de Frans vorm van de Latijnse heiligennaam Leo.
Liouville. Plaatsnaam, Meuse.
Lipchits: Een van de vele varianten: Lipszyc, Lipsitz, Lipschutz, Lipschitz, Libschitz, Liebschutz, Lifchitz, Lifshitz, Livschitz, Liwszyc, Liwschitz, Liwsitz. 1. Plaatsnaam Liebschtz (Thringen), Leobschtz (Oppersilezi), Liebeschitz (Bohemen) van Slavische lipa ‘Linde’. 2. Variant van de Oudsorbische naam van Leipzig (Saksen): 1329 Lypzic, van Lipsk(o), Lipc ‘laats waar linden groeien’.
Lipjes, Liplijn: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Lip, van Filips.
Lipinski, Lipinsky, Lipinska, Lipinszki. Afleiding van Poolse plaatsnaam Lipa; linde.
Lipert, Lippert, Leppert, Lipperts, Lippertz, Lipphardt: Vadersnaam. Germaanse voornaam leub-hard ‘Lief-sterk’. Liubardus. Vergelijk Liebaert.
Lipkens. Vadersnaam. Middelnederlands Lipkin, afleiding van de voornaam Filips. Zie Lippens.
Lip, Lipp, Lippe, Lips, Lipskind, Leps, Lepsch, Lepsche: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Philipp, Filips.
Lipman, Lipmanne, Lippmann: 1. Vadersnaam. Afleiding van Philips. Zie Lippens. 2. In Bremen is Lipman=von der Lippe. 3. Variant van Liebmann.
Lipp, Lippe.
Lipowski: Zoals Lipski, Slavische afleiding Van Lipsk Ԍeipzig’.
Lippe, van der. Westfaalse rivier de Lippe.
Lippens, Lijppens, Luppe, Lupens, Luppuns, Luppus, Lyppens, Lijppens, Serlippens: Vadersnaam. Vleivorm van de Griekse heiligennaam Philippus, Philips. Ser betekent hier gewoon ‘Heer’. Soms is het gewoon een knuffelvorm van de Germaanse voornaam Liebrecht (lied-brecht).
Lippevelde, van, Lippeveld, Lippeveldt, Lippeveldts, Lippevelt, Lippevels, Lippevelts, Lippevelst: Plaatsnaam Lippevelde in Elverzele en Hamme (Oost-Vlaanderen).
Lippo. Vadersaam. Korte vorm van Filippo, Griekse heiligennaam Philippus.
Lippold. Vadersnaam. Duitse variant van Leopold.
Lippus. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Philippus.
Lips, Leps, Lepsche, Lepsch: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Filips. Vergelijk Lippens.
Lipsin, Lipsen, Lupsin, Lupsen, Lupcin: Vadersnaam. Waalse vleivorm op -ecin van de voornaam Libert. St-Lupicin wordt vereerd in Lustin, zodat de familienaam vooral in Namen voorkomt.
Lipsius. 1. Humanistennaam van onder meer Justus Lipsius (1547-1606), latinisering van Lips. 2. De Duitse familienaam Lipsius is een latinisering van Von Leipzig.
Lipski, Lipsky, Libsky: Afleiding van Lipsk, de Sorbische naam van Leipzig.
Lipstadt, Lipszstadt: Plaatsnaam Lippstadt (Nordrein-Westfalen).
Lipszyc, Lipzyc, Lipczyc, Lipszic, Lipsitz, Lipschtz, Lipschtz, Lipschitz, Lipschits, Libschitz, Liebschutz, Lifschitz, Lifshitz, Livschitz, Liwszyc, Liwschitz, Lifsics, Liwsitz: 1. Plaatsnaam Liebschutz, Leobschtz (Oppersilezi), Liebeschitz (Bohemen) van Slavisch lipa: linde. 2. Variant van de Oudsorbische naam van Leipzig (Saksen): Lypzic, van Lipsk(o), Lipc: plaats waar linden groeien.
Liroux. 1. Zie Lerou(x). 2. Plaatsnaam Liroux in Dinant en Suvenire (Namen).
Lis, Lys. Lys: 1. Frans lis: lelie (of lis). Bijnaam naar het uithangbord, wapenschild. 2. Eventueel De le Lis = van der Leie. 3. Moedersnaam. Korte vorm van Alice of Elisabeth; zie Lissens.
Lis, van; van Lys, van Lijs: Plaatsnaam Lixhe (Luik), Nederlands Lieze:
Lisar, Lisart, Lisarde, Lisaerde, Liesaerde, Lixaerde: Vadersnaam. Hybridische voornaam: Elisardus.
Lisbourg. Plaatsnaam Lisbourg, Pas-de-Calais.
Lisdonk, van, de. Plaatsnaam Lijsdonk in Sinaai, Oost-Vlaanderen.
Lise. 1. Plaatsnaam Lise of Lize in Marchin en Seraing (Luik). 2. Moedersnaam. Korte vorm van Alice of Elisabeth. Vergelijk Lissens.
Lishout, van, (van) Lieshout: Plaatsnaam Lieshout (Noord-Brabant).
Lisken, Liskens, Liesken, Leyskens, Leijskens: Moedersnaam. 1. Afleiding van Alise, Alice. Zie Lissens. 2. Afleiding van de voornaam Elisabeth.
Lisman. 1. Moedersnaam. Afleiding van Lisse, zie Lissens. 2. Variant van Lismont?
Lismont, Lismonte, Lismond, Lismonde, Liesmons, Lysmont. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Lismont, Limont (Luik), Limont (Nord). 2. Of moeders-, vadersnaam uit het Germaanse liud+mund; volk-bescherming.
Lison, Lisons, Lisoen, Lixhon, Lixon, Luxon, Lizoen, Lizon, Lyson, Luzon, Lisson, Lissons, Lasoen, Lason, Lazoen. Moedersnaam uit Alison, een knuffelvorm van Alicia.
Lisot. Moedersnaam. Korte vorm van Alisot, vleivorm van Alice. Vergelijk Lison.
Lissenburg: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Liezenburch. 2. Door assimilatie uit Litsenburg, Litsenborch voor Letzeburg, lokale naamvorm van Luxemburg.
Lisseveld: Plaatsnaam Liesveld in Brakel (Gelderland). Of Liesenfeld (Rijnland-Palts)
Lissens, Lisse, Lissen, Liesens, Liesen, Liesse, Liessens, Liese, Lies, Liess, Lys, Lijs, Lijsen, Lizen, Lize, Lysen, Lysens, Lisens, Lisen, Lijssens, Lyssens. 1. Moedersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelheid, van Adelis, van Alis(a). 2. Moedersnaam uit Elisabeth. Zie ook Leysen(s), aangezien ijկei vaak verward werd.
Lissfelt. Plaatsnaam Lisveld.
Lissoir, Lisoir, Lizoir: Plaatsnaam Lissoir (Namen).
Lissum, van, van Leysen, van Leyssem: Plaatsnaam Lincent, Nederlands Lijsem (Luik).
List: Bijnaam voor een listig mens.
List, van der: Plaatsnaam ter List ‘laats waar lis groeit’onder meer in Schoten.
Lith, van, van Lidth, Lit, van Litjens, Liet, Littoij, Littink, Litz: Plaatsnaam Lith (Noord-Brabant).
Litauer, Litouwers: Afkomstig van Litouwen. Er is ook een plaatsnaam Littau bij Luzern (Zwitserland).
Litire, Letiere: Oudfrans litire, afleiding van lit: draagstoel. Plaatsnaam?
Litsemborgh, van, van Litsenborg, van Litsenborgh, Litsenborch, Litsenburgh, Litsenburg, van Litzenburg, Litzenburger: Letzeburg is de lokale vorm van de naam van de stad Luxemburg.
Litsermeyer, Lissermeyer: Litzelmeyer, Ltselmeyer: kleine meier. Vergelijk Duits Litzelmann.
Litt, Lith: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse lied-naam. Vergelijk Lietens, Liets, Lits.
Little. Engelse bijnaam Little; klein.
Littmann. Vadersnaam. Ontrond van Luttmann, afleiding van Germaanse voornaam met Lud-, zoals Ludolf of Ludwig.
Littr, Littre: Oudfrans letr, van Latijn literatus: geletterd. Bijnaam voor een klerk.
Littooij, Littoy, Littoi, Littoyen: Plaatsnaam Lithoijen, in Lith (Noord-Brabant), rond 1300 Littoyen.
Litwin, Littwiens, Litvine, Litvin, Litvinenko, Litvinoff, Littwinenko, Littwinow, Littwinowa, Littwinski: Pools Littwin, de volksnaam van de Litouwer.
Liveau, Liveaux, Liviau: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Oliveaux, afleiding van de voornaam Olivier. Vergelijk Livet. 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam leub-wald ‘Lief-heerser’.
Livet. Vadersnaam. Korte vorm van Olivet, afleiding van de voornaam Olivier.
Livremont, Livemont, Livemont: Plaatsnaam Livrumontin Malmedy (Luik). Zie ook Lievemont.
Liu, Lao, Lau, Low, Lauv, Lieh, Lieu, Liew, Loo, Lew, Liou of Yu. Bijnaam voor de regerende Han dynastie.
Litzau: Plaatsnaam Litzau (Beieren).
Lizire. Plaatsnaam. Frans lisire: bosrand.
Lizin, Lisin, Lising, Lisein, Lizein: Plaatsnaam Lizin, Lizen in Ouffet (Luik).
Lizy, Lysy: 1. Zie Dloges. 2. Plaatsnaam Lizy (Aisne, Seine-et-Marne).
Ljungberg, Ljngberg: Zweedse, kunstmatige familienaam: heideheuvel, heideberg.
Lo. Weergave van Waalse uitspraak van Lau? Of gewoon plaatsnaam Lo; zie Van Loo.
Lobbe, Lobbens, Lobbes, Lobe, Lob, Lobin, Lobijn, Lobyn, Loubin, Lubbe, Lubben: Vadersnaam. Bakervormen en vleivormen van de Germaanse voornaam Lodebert, van Chlodebert: hluth-berht’Reroemd-schitterend’.
Lobbedey. Lobbedei is een Waals-Vlaams scheldwoord: sul, lomperd, maar ook de naam van een personage in een rederijkersklucht. Waarschijnlijk gaat het om een oorspronkelijke voornaam, wellicht een afleiding van de Germaanse voornaam Lubbert, Lobbrecht (vergelijk Everdey). Er is ook een familienaam Lobd, Lopid, die in 1820 in Pas-de-Calais voorkwam. Lobbedey kan de normale Vlaamse aanpassing zijn van Lobd, tenzij Lobd zelf een Franse verschrijving zou zijn van Lobbedey. Maar de familienaam zou wel eens een jongere aanpassing kunnen zijn van Lobeie = Labeye. Lubberden in Aalsmeer komt van de voornaam Lubbert, Ludbert, Ludbrecht.
Lobbestael, Lobbestal. Verhaspeling van de naam Lospetael, L’Lospital (zoals wesp/weps). Beroepsnaam voor iemand die werkte in of te maken had met een verzorgingsplaats/hospitaal.
Lobbezoo: Aanpassing van Lobjois, van Laubegeois. Frans albigeois ԁlbigens, iemand uit Albi’.
Lobbinger. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lobbrecht.
Lobbrecht, van Lobbregt, Lobert, Loubert, Loubers, Loubier, Laubert, Lobber: Vadersnaam. Germaanse voornaam Lodebrecht: hluth-berht ‘Beroemd-schitterend’. Chlodobert, Lotbertus.
Lob: Spelling voor Frans Lobet, verkleinvorm van de voornaam Lobert.
Lobel, de, Lobelle, Laubel, Loubelle, Loubele, Delobelle, Delobele, Delabelle, Delobbel, Dellobel, Delobal, Delobeau, Lobeau, Labeau, Labaut, Labiaux, Labiau, Labeeuw, Labeeu: Plaatsnaam L’Aubel, van Latijnse albellus ‘Witte populier, abeel’. Vergelijk van den Abeele. Plaatsnaam L’Aubel in Atrecht, Dowaai, Rijsel en Wattrelos.
Lobbe, Lobbens, Lobbes, Lob, Lobe, Lobin, Lobijn, Lobyn, Loubin, Lubbe, Lubben. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Lodebert: hlutt-berth.
Lobet, Lobez, Lob, Lobb, Lobe, Loubete, Loube: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lobert.
Lobreght, Lobrecht. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hluth-berth.
Lobjois, Lobjoie, Lobjoit, Objois: Frans albigeois: Albigens, uit Albi.
Lbl, Loebl, Lbel: 1. Variant van Leupold, Leopold. 2. Afleiding van Lob, Lwe: leeuw.
Lobleau. Afleiding van Lobel.
Lobry, Lobrie, Loubry, Loubris, Loubri: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam lob-rk; zie Loverix.
Lobsien. Plaatsnaam Lbzin in Mecklenburg en Pommeren, Lopsienen in Oost-Pruisen.
Lobsiger. Afleiding van de plaatsnaam Lobsigen bij Bern, Zwitserland.
Locatelli. Plaatsnaam Locatello.
Loch: 1. Duitse plaatsnaam Loch ‘gat, hol, diepte’. 2. Variant van Locht, door t- weglating van een klank op het eind van een naam.
Loche. 1. Oudfrans losche, Frans louche: scheel. Bijnaam. Zie Louche. 2. Oudfrans loche, Frans louche: grote lepel. Vergelijk Louchier.
Lochegnies, Lochegnie, Lochegnies, Lochegny, Locqueny, Locquegnies: Plaatsnaam Lochegnies in Gaurain-Ramecroix (Henegouwen).
Lochem, van, Lockem: Plaatsnaam Lochem (Gelderland).
Lochschmidt. Waarschijnlijk Duitse Re-interpretatie van Engelse Locksmith: slotenmaker.
Locht, van de, der, van der Logt, de Locht, van der Lucht, (de) Lugt, de Locht, de Logt, de Loght, van der Lochten, van Logten: Plaatsnaam Locht(en) ‘Tuin’Waals-Vlaams lochting. (Noord-Brabant, Antwerpen, Limburg, Nederlands Limburg).
Lochtenbergh, Lochtenberg, Logtenberg, Loghtenbergh, Loegtenburg, Logtenburg: Plaatsnaam Lochtenberg in Merksplas en St.-Job-in’t-Goor (Antwerpen), Lochtenburg (Noord-Brabant), Luchtenberg in Wermelskirchen en Wassenberg (Duitsland).
Lochmans, Lochtmans, Logmans, Luchtmans, Luftman: Afleiding van van der Locht.
Lock, Lok, Locke, Locks, Lokken,Locq, Luk, Witlox: 1. Wellicht bijnaam naar de haarlokken, krullen. 2. In de meeste gevallen variant van Loock(x).
Lockefer, Lockefeer, Lockefeir, Loekefeier, Locufier, Loccufier, Locefier, Lecufier, Loquiffier, Loquifer, Lottefier, Lodefier, Lodifier, Lotf, Lottfi, Lotfi, Loutfi: Picardisch Loque fier, Oudfrans loche fer ‘Die de lans zwaait’. Zinwoord met Oudfrans lochier ‘Zwaaien’. Vergelijk Engels Shakespeare, Shakelance, Nederduits Schddespeer.
Lockhart. Engelse beroepsnaam van de veeschutter, die het vee opsluit, ‘Who locks th herd’.
Lockkamper, Lochkampers: Afleiding van plaatsnaam Lokkamp: ingesloten, besloten veld.
Lockman, Locman, Locmane, Locmant, Locment: Waalse aanpassing van Lochtman.
Locoge, Locoche: Look oog: die zijn ogen ‘Lookt, luikt’sluit, dichtdoet, die doet alsof hij niets ziet. Vergelijk Nederlands oogluikend.
Locon, Lochon, Losson, Loson: Blijkens de oudste Henegouwse bewijsplaatsen voor deze hoofdzakelijk Henegouwse familienaam is de aanvang, het, Franse lidwoord, dus: lկon, lկdion. Wellicht afleiding van Oudfrans o(s)che: snee, kerf, keep, houw. Bijnaam. Vergelijk De Kerf.
Locqueneux. Plaatsnaam Locquignol, Nord.
Locus. Bijnaam. Oudfrans locu: ruig, harig
Lodder, de, Loddere, de, Lodders, Delodder, Deloddere, Deloddre, Lodder, Lodders: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-hari ‘Beroemd-leger’. 2. Bijnaam. Middelnederlands lodder ‘Losbol, wellusteling, gemene kerel, deugniet, vagebond’Nederlands loeder.
Lode, Lude, Ludes. Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Lodewijk, Ludwig.
Lodeman, Looman, Loomans, Loeman, Loemans, Lomans, Loman, Looymans, Loymans, Loyman, Leumans. Vadersnaam uit Lodewijk.
Lodens, Loens, Loyen, Loyens, Loijens, Loeyen. Vadersnaam, van Middelnederlands lodin, knuffelvormen van de Germaanse naam Lodewijck.
Lodewic, Lodewick, Lodewickx, Lodewijck, Lodewijckx, Lodewyck, Lodewyckx, Lodewyck, Lodewycks, Lodewykx, Lodewijk, Lodewijks, Loodewijk, Lodewijkx, Lodewyc, Lodewikus, Lodeweyck, Lodeweyckx, Lodeweijck, Lodeweijckx, Loddewyck, Loddewyckx, Loddewyx, Loddewykx, Loddewijck, Loddewijckx, Loddewijkx, Loddewijx, Lowyck, Lowijck, Lowikx, Loywyck, Louwyck, Louwijck, Lauwyck, Lauwijck, Lauwick, Lauwych, Leeuwis, Leewis, Leeuwes, Leeuwe, Lodovici, Lodovisi, Ludovic, Lodovic, Lodovicy, Lodovico, Lodovisi, Lodowig, Ludewig, Ludewigs, Ludwich, Ludwig, Ludwigs, Ludvig, Ludivig: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-wg ‘Beroemd-strijd’. Chlodowich, Hlodowicus, Ludovicus, Lodewicus.
Lodiers: Bijnaam. Oudfrans lodier ‘Redelaar, deugniet, schelm’.
Ldige, Lodige. Middelnederlands lodig; volwaardig.
Lodomez, Lodom: Plaatsnaam Lodomez in Stavelot (Luxemburg).
Lodrigo, Lodriguez. Vadersnaam. Spaanse vorm van de Germaanse voornaam Loderik, zie Lory.
Loeb: Duits Lb, dialectisch voor Lwe ‘Leeuw’.
Loeckemans, Lockeman, Leukemans. Naam uit Van Look. Zie bij Look.
Loecker, de, de Louker. 1. Naam uit het Middelnederlandse loeken: kijken, turen, schouwen, gluren. Bijnaam voor een loerder, gluurder. 2. Eventueel spelling van Loeker, van Middelnederlandse werkwoord loken: sluiten, bergen, verstoppen. Zie Lokere, De Luycker, Slockers.
Loedeman. Naamvariant uit het Duitse Ludemann: dit is een vadersnaam uit de voornaam Ludwig(=Lodewijk) of uit Ludolf.
Loef, Loeffen, Louf, Loufs, Loefs, Lof, (de) Loof. 1. De betekenis van Middelnederlandse loefe/louve; botterik, lomperik, loebas, lomperd, lelijke man of vrouw, lummel gaat wellicht terug op Picardisch lof, louf, Oudfrans lou: wolf. 2. Zoals Duitse familienaam Luff, Loff is het wellicht oorspronkelijk een vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Lotfrid, Lutfrid of Ludolf. Vergelijk Loffens.
Loekemeijer: Volks etymologische vervorming van Loekefeier.
Loems. Variant van Loens?
Loen: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Apollonius.
Loenen, van, Loen, van: Plaatsnaam Loenen (Gelderland, Utrecht).
Loendersloot. Plaatsnaam Loenersloot in Loenen (Utrecht).
Loeners, Loenertz, Loenders, Londers, Lunders: Vadersnaam = Leenders. Zie Lonard. Ook Duits Lhnert = Lehnert, Lehnhart, Leonhard.
Loenhout, van; van Loenhoud: Plaatsnaam Loenhout (Provincie Antwerpen).
Loerke, Lohrke: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van Laurentius.
Loesberg, Loesebergh, Loesebergh, Loesenborgh: Plaatsnaam Lousberg in Voeren (Belgisch-Limburg), Homburg, Membach (Provincie Luik), Haren (Vlaams-Brabant), in Aken (Noordrijn-Westfalen).
L’Eeuille, Loeuil, Loeuille, Loeul, Loeile: Bijnaam. Frans lկeil: oog. Vergelijk Ooge, Oeuillet.
Loessaert: Nederlands spelling van Frans Louchard, van Oudfrans loschart, afleiding van lois, losch, van Latijnse luscus, Frans louche ‘Scheel’. Hieruit ook Losschaert, Luyssaert.
Loeve, Loeven. 1. Zie Loven(s). 2. Spelling van Loewe(n).
Loeven, Louvin, Lovin, Bijvoeglijk naamwoord, van Frans loup ‘Verschrikkelijk, dreigend’.
Loewe, Loewen, Lw, Lwe, Loeven, Loeve, Lwen, Lowen, Lowe, Low: Bijnaam. Duits Lwe: leeuw. Vergelijk De Leeuw.
Loewitz, Loebisch: Verspreide Slavische plaatsnaam Lowicz in Pommeren.
Loffaut, Loffet: Bijnaam. Waals lofa, loft; schrokker, gulzigaard.
Loffelman. Duitse beroepsnaam Lffelman: lepelmaker.
Loffelt, van, van Loffeld, van Loffeldt, Loffeld, van Lofvelde, van Lofveld: Plaatsnaam Lafelt in Vlijtingen en Hoeselt (Limburg).
Loffens, Loeffen, Loeffens, Looffen, Luffin, Lufin, Louffin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Roelof of Olof. Of bij bakernaam Luffo (zie Luff, Loef).
Lffler, Loffler: Duitse beroepsnaam Loffler: lepelmaker. Vergelijk De Lepeleer(e).
Lfgren, Lofgren, Lovgren: Zweedse familienaam: loof-tak.
Lofthouse, Lofthus. Plaatsnaam, Yorkshire.
Loge, Loog, Looghe. 1. Zie Logghe. 2. Of naam uit het Oudfranse loge, het Middelnederlandse love: prieel, schuurtje met begroeiing, lover, tent.
Logelain, Logelin, Logeot. Vadersnaam. Afleiding van Logier 1.
Logemann, Laugeman, Logman, Logmans: Afleiding van Middennoordduits loge: bosje, struikgewas. Of van Middelnederlands loge, looch, loech: woonplaats, woning, plein.
Loget, Logez, Log, Loger. 1. Afleiding van Oudfrans loge: tent, hut, luifel, huisje, kamer. 2. Spelling voor Logier.
Logghe, Lugghe, Loggen, Logen, Logue, Loge, Loog, Looghe. Bijnaam voor iemand die log en traag is.
Logger, Loggers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-ger ‘Beroemd-speer’. Hlodeger.
Loghem, van, Lochem, van: Plaatsnaam Lochem (Gelderland).
Logie, Logier, Logi, Log, Loger, Loget, Logez, Logies, Logiest, Logist, Logiste. 1.Vadersnaam, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hluth-ger’ beroemd-speer: Hlodeger, Lodegarius. 2.Beroepsnaam naar het Oudfranse logier, log: verhuurder van logies. Of als bijnaam voor een huurder.
Logjes. Variant van Logies (door spellinguitspraak)?
Logmoens: Vermoedelijk vervorming van Logmans.
Logna, Lognard. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans lonc, lo(i)ng: lang. Vergelijk De Lange.
Lognon, Lonjon: Bijnaam. Frans oignon: ui.
Lognoul, Lognoule, Lognoulle. Plaatsnaam Lognoul in Ferrires (Luik).
Logtenberg, Lugtenberg, Lochtenberg, Logt, van de, der. Plaatsnaam Logtenberg op verschillende plaatsen.
Lohan: Variant van de Schotse en Noord-Ierse familienaam Logan. Galisch lagan, verkleinvorm van lag ‘Hol’.
Lohaus, Lohuis, Lhausen: Plaatsnaam Lohaus (Nedersaksen, Beieren).
Lohier, Lowier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hluth-hari ‘Beroemd-leger’. Hlotarius. Vergelijk Loyer.
Lohman, Lohmann, Lahmann: Afleiding van Duitse plaatsnaam Loh, Lah: lo, bosje. Vergelijk Logemann.
Lohner. Beroepsnaam van de dagloner.
Lohuizen, van, ten, Lohuis, Loohuis, Lohuis. Zie Lohaus, Loohuis, plaatsnaam?
Loicq, Loix: 1. Vadersnaam. Samentrekking van Lodewijk(s). 2. Spelling voor Loock(x).
Loin, Loing. Bijnaam. Oudfrans loing = long, lonc: lang. Vergelijk Lelong.
Lointier, Lontie, Lonthie: Beroepsnaam. Oudfrans ointier: vethandelaar.
Loise, Loisse, Vandeloise. 1. Vadersnaam/moedersnaam uit Louis/Louise. 2. Naam uit de plaatsnaam Leuze (Namen, Henegouwen).
Loiseau, Loiseaux, Loisel, Loiselle, Loiselet, Loisseau, Loizeau, Oiseau, Oiseaux, Doiseau: Bijnaam. Oudfrans oisel, Frans oiseau: vogel. Bijnaam voor de vogelvanger. Vergelijk Vogelaar, Loiseleur.
Loiseleur, Loiseleux, Loizelier: Franse bijnaam Oiseleur: vogelvanger, ook die vogels africht voor de jacht. Vergelijk De Vogelaere.
Loison, Loyson, Loijson, Loisson, Deloison, Doison. Familienaam uit het Oudfranse oison: gansje. Bijnaam naar gedrag of knuffelnaam. Of beroepsnaam van de kweker van..
Loiter, de: Variant van Delloiter. Plaatsnaam Loutre (Aisne).
Loker, van. Plaatsnaam Loker, West-Vlaanderen.
Lokere, Lokker: Afleiding van Middelnederlands loken ‘Sluiten, bergen, afsluiten, omheinen’.
Lokeren, van, van Loqueren, van Lockeren: Plaatsnaam Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Lokerman, Lokermans, Lookermans: Afleiding van Van Lokeren of De Loecker.
Loket, Loquet, Locquet, Lockey. Naam uit het Franse loquet: slot, klink en uit het Nederlandse loket: loket, vak, verborgen hoekje. Franse afleiding van Middenenderlands loke; aflsuiting. Beroepsbijnaam van de slotenmaker.
Lokere. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse loken: sluiten, opbergen, afsluiten, omheinen. Familienaam wellicht afgeleid van n of andere beroepsactiviteit. 2. Er is ook een kansje dat het de vereenvoudigde vorm uit ‘Van Lokeren’naar de plaatsnaam.
Lokhorst: Plaatsnaam Lockhorst in Leusden (Utrecht).
Lokkee: Aanpassing van Frans loquet ‘Slot, klink’Nederlands loket ‘Vak, verborgen hoekje’. Frans verkleinvorm van Middelnederlands loke ‘efsluiting’. Beroepsbijnaam van een slotenmaker.
Lokven, van: Plaatsnaam, vergelijk Lokvenen in Vessem (Noord-Brabant).
Lolkema: Vadersnaam. Afleiding van de Friese voornaam Lolle, die teruggaat op Lodewijk.
Lollier, Loly, Lly: Beroepsnaam. Oudfrans olier, Frans huilier: olieslager. Vergelijk Lhuilier.
Loman, Lomans. 1. Naam afgeleid van Loo, zie daar. 2. Vadersnaam uit Lodewijk: uit het Germaanse hluth-wig.
Lombaard, de, Lombaert (de), (de) Lombaerde, (de) Lombaerd, Lombaerdt, De Lombard, Lombaerts, Lombaers, Lombaes, Lombarder, Lomberder, Lommaert, Lomma, Lombardo, Lombardi, Lombar, Lombard, Lombart, Lombarts, Lombat, Lomba, Lumba: Een Lombard/Lombaert was een inwoner van Lombardije. Aangezien de Lombarden gespecialiseerd waren in de geldhandel, kreeg Lombard de betekenis ‘Bankier, wisselaar, geldschieter, woekeraar’. Het woord lommerd ‘Bank van lening, pandjeshuisՠis eruit ontstaan.
Lombeek, van, Lombeeck, van, Lumbeek, Lumbeeck. Familienaam uit de plaatsnaam Lombeek (Vlaams-Brabant).
Lombois. Zie Lambois. Taibosch, waarschijnlijk van Lombois.
Lombril, Lombry, Lombary, Lombarij: Bijnaam. Oudfrans lombril: Eren; of lonbril, Frans nombril: navel?
Lomeijer: Duits familienaam Lohmeier ԍeier am Loh’dat is ‘meier bij het bosje’.
Lommel (van), van Lomm, van Lommen, van Lommeren: Plaatsnaam Lommel (Belgisch-Limburg).
Lommelaars, Lommelaers. Afkomstig van Lommel, Limburg.
Lommer, Lommers, Lommerse, Lommerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-mr ‘Beroemd–beroemd’. Hlutmarus, Lotmarus.
Lomr, Lomry: Plaatsnaam Lomr, Waals ook lomղ, in Mont-le-Ban (Luxemburg).
Lonton, Longton, London, Longdon: Plaatsnaam Longton (Lancashire, Staffordshire). Longdon (Staffordshire, Worcestershire).
Lonay, Lonnay, Lhonai, Lhonnay: 1. Waals on, Frans anneau: ring. Vergelijk De Rinck. Bijnaam. 2. Zie Lan(n)oy(e).
Loncar, Loncart, Lonchard. Variant van Longard.
Loncel, Loncelle, Lonhay, Lonchay, Lelonchay: Bijnaam. Oudfrans lemoissel, Oudpicardisch Loinseau, Waals lonh: garenkluwen, -klos. Beroepsnaam.
Loncin, de Loncin: 1. Plaatsnaam Loncin (Luik). 2. Romaanse vorm van plaatsnaam Lontzen (Luik).
Loncke, Loucke, Lonque, Lancke: Bijnaam vooriemand die lonkt. Vergelijk De Lonker.
Loncle. Verwantschapsnaam Lկncle: de oom. Vergelijk Doom.
Loncke, Lonke, Loucke, Lonque, Lancke, de Lonker, de Lancker, Lanckers: Bijnaam voor iemand die lonkt, scheel kijkt.
Loncol. Bijnaam Long Col, long cou: lange hals. Vergelijk Lanchals.
Loncour. Re-interpretatie van Longcou; zie Loncol.
Londen, van: Afkomstig van de Engelse hoofdstad Londen.
Londerseele, van, Londersele, van, van Londerzele, van Londerzeele: Plaatsnaam Londerzeel (Vlaams-Brabant).
Londs, Londes: Variant van Frans Londais, afleiding van plaatsnaam La Londe (Seine-Mar.).
Londner. Herkomstnaam: Londenaar. London: 1. Engelse naam van Londen. Engeland. 2. Zie Longton.
Loneux: Verspreide Waalse plaatsnaam Lon(n)eux (Provincie Luik). Waalse lՙne, Frans aunaie ‘laats waar elzen groeien, elzenbos’.
Lonez, Lon, Lonn, Lonnee: 1. Lկnet: afleiding van Oudfrans on, om, Frans homme: man. Vergelijk Mannekens 2. 2. Eventueel jongere spelling voor Lonay.
Long, Longe, Longhe: Variant van (de) Lange.
Longa, Longard. 1. Middenfrans longard: slenteraar. 2. Eventueel variant van Lognard.
Longatte, Longat, Longate, Longautte, Longaute: Plaatsnaam Longatte in Ecoust-St-Mein (Pas-de-Calais).
Longaver, Longavert. Oostduitse familienaam Longaver = Longauer, Langauer, van plaatsnaam Langau (Oostenrijk).
Langasvesnes, Longasvesne, Longavenne: Plaatsnaam Longavesnes (Somme).
Longchamp, Longchamps, Lonchamp, Lonchamps, Longschamps, Longuecand: Verspreide plaatsnaam Longchamp(s): lang veld. De vorm -cand is Picardisch.
Longdos, Longdot, Longdoz, Londos, Londot, Londoz: Plaatsnaam Longdoz in Luik. 1151 Longum Dorsum: lange (heuvel)rug.
Longequeue. Bijnaam: lange staart, wellicht erotisch bedoeld.
Longerich. Duitse plaatsnaam Longerich.
Longerstaey, Longerstay. (Van) Langerstade of-stede.
Longfils, Longfis, Lonfils: Bijnaam Long: lang + fils: zoon, jongen.
Longie, Longue: Oudfrans ongle, Waals ongue: klauw. Vergelijk Clauw.
Longiez, Longie: 1. Lկnglet, afliding van ongle: klauw, Vergelijk Longie. 2. Variant van Langiez; zie Langlais.
Longin, Longhin, de Longie, de Longhi, Deloenzien, Delonzien. Bijnaam uit het Picardische longin: traag, sloom, lui.
Longo. Italiaanse bijnaam Longo; lang. Vergelijk De Lange.
Longpr, Long Pretz, Longpretz, Lompret, Lomprez, Delompr: Plaatsnaam Long Pr. Vergelijk Langemeersch. Lompret (Henegouwen), Lomprez (Luxemburg).
Longtain, Longtin, Longtin, Longtings: 1. Oudfrans lontin, lointain: ver, verwijderd. Bijnaam. 2. Paatsnaam Longtain in La Louvire (Henegouwen of Lantin (Luxemburg).
Longuehaleine. Bijnaam voor iemand met lange adem.
Longuepe, Longuepe, Longuespe, Longuepe, Longuepee, Longuepez, Longepee, Langepee: Frans Longuez pe: lang zwaard. Bijnaam voor wapensmid of zwaardvechter. Vergelijk Lanszweert.
Longuet, Longuez, Longhe, Longe, Longhez, Long: Bijnaam. Afleiding van long: lang.
Longueville (de), Dallongeville, Delongeville, Longheville, Longeville, Lonneville. Familienaam uit de gelijknamige verspreide plaatsnaam in Waals-Brabant, Nord, Pas-de-Calais.
Longuich, Lunquich. Plaatsnaam bij Trier.
Longval, Longueval, Longheval, Longeval, Longcheval, Loncheval. Familienaam uit de plaatsnaam Long Val: lang dal. Dit onder andere in Longueval (Somme, Aisne) en als plaatsnaam in Ghoy (Henegouwen).
Lonhienne. Plaatsnaam in Fort-les-Chaudfontaine (Luik).
Lonker, de, de Lancker, Lanckers: Bijnaam voor iemand die lonkt, loert, gluurt, scheel kijkt.
Lonsdorfer. Duitse plaatsnaam Lohnsdorf.
Lonte, Lont, van der, Londt. Beroepsnaam voor iemand die een lont maakt, Duits Lunte.
Lonys, Lonijs, Loni, Lonie, Loonis, loones, Loonus, Loons, Leunus, Leunis, Leunissen, Leunessen, Lunis. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Apollonius. 2. Vadersnaam uit de heiligennaam Leonius.
Loo, van, van Loe, Lo, van Looy, van Looij, van Loey, van Loeij, van Loye, van Loy, van Loij: Plaatsnaam Lo (West-Vlaanderen), Korbeek-Lo, Kessel-Lo (Vlaams-Brabant), Venlo (Nederlands-Limburg). Zie ook van der Loo.
Loo (van der), van de Loo, van Loe, van Looy, van Looij, van Loey, van Loye, van Loy, van Loij, van der Loo, van de Loo, van ‘T Loo, van Deloo, van de(der) Looy, van der Looij, Verloo, Verlooy, Verloy, Verloey, Verloes: Verspreide plaatsnaam ter Lo(o) ‘mpen plaats in een bos, bos, bosje op hoge zandrug’.
Loobeek. Plaatsnaam in Venray, Nederlands-Limburg.
Looberghe, van. Plaatsnaam Loberge, Frans-Vlaanderen.
Loobuyck, Loobuyk, Loobuijck, Loobuych. Bijnaam voor iemand met een loodzware buik.
Loock, Loockx, (van) Look, Looch, Loocx, Loeckx, Lox, Louckx, Loukx, Loicq, Loix. Bijnaam naar knoflook voor de kweker, eter of verkoper.
Loodsteen. Plaatsnaam. Ook familienaam Lootsteen, Lodesteijn, Lodestijn, Looijensteijn, Looijestijn, Looijestein.
Loof, de. Ongetwijfeld variant van Loef.
Look, van, van Looch, van Loock, van Loocke, van Loke, van Looken, van Looke, van Locke, van Leuken, van de (der) Loock, van der Look, van Loco, Verloock: Plaatsnaam Look ‘mmheining, omheinde ruimte’.
Loof, de Looff, de Loof, de Loff: Picardisch lof, louf, Oudfrans lou ‘Wolf’. Daaruit Vlaamse Loef ‘Loebas, lomperd, lelijke man of vrouw, lummel’.
Looghe: Variant van Logghe, bijnaam voor iemand die log en traag is.
Lookeren, van: Plaatsnaam Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Lookman: Bijnaam voor de looketer of lookteler.
Looman, Loomans, Lookman, Loeman, Loemans, Loman, Lomans, Leumans, Loyman, Loymans, Looymans, Looijmans: Afleiding van van (der) Loo. Zie ook Lodeman.
Loonbeck, Loonbeek. Plaatsnaam Loonbeek (Vlaams-Brabant). Of spelling voor Lombeek (Vlaams-Brabant).
Loon, van (den), Loonstra: Plaatsnaam, het graafschap Loon, of Borgloon (Belgisch-Limburg).
Looneman. Afleiding van plaatsnaam Loon.
Loonen, Loonens, Leune, Leunis, Leunens, Leunen, Lons, Loonss, Loones, Laune, Launens, Loens, Luns, Lunssens, Lonys, Lonijs, Loni, Lonie, Loonis, Loonus, Leunus, Leunis, Leunissen, Leunessen, Lunis, Loontjes, Loontjes, Loontiens, Leuntjens, Leuntjes, Leinckens, Lunkes, Lunken, Loones, Loonus: Vadersnaam. Spelling voor Loonis of van Loonens.
Loonsteen, Loonsteijn. Duitse plaatsnaam Lahnstein? Of door d-syncope van Lodenstein, zie Loodsteen?
Loontjens, Loontjes, Loontiens, Leuntjens, Leuntjes, Leunckens, Lunkes, Lunken, Lunskens: Vadersnaam. afleiding van Lonys, van Apollonius.
Loop (van der), Verloop, Voorloop. Familienaam uit de plaatsnaam loop: onder andere in Herentals en Vorselaar (Antwerpen). De familienaam Verloop is wellicht te analyseren als ‘Van der Loop’waarbij Loop verwijst naar een bepaalde waterloop. Aangezien ook de variant Voorloop voorkomt is het evenwel verleidelijk om, indien Voorloop de oorspronkelijk naamvorm betreft, een verklaring te formuleren die op het woord voorloop(er) gebaseerd is. Zeker omdat de eerste generaties timmerlieden waren, zou men ondermeer aan een beroepsbijnaam kunnen denken op basis van de benaming voorloper voor een bepaald type schaaf. Of aan voorloop(er) in de betekenis voorman of voorganger.
Looper, de, Bijnaam voor een hardloper of beroepsnaam van de loper, bode.
Loopuit, Loopuyt: Zinwoord voor Middelnederlands uteloper: die een gewapende uitval doet, ontvluchter.
Looper, (de) Loopers, Loeper: Bijnaam van een hardloper of beroepsnaam van de loper, de bode. Maar Loper kwam in Zeeland ook voor als voornaam..
Loopstra: Friese afleiding van de mansnaam Lope, zoals Lobe, Lobbe, bakervorm bij de Germaanse voornaam Lodebert.
Loor, de, Loore, de, de Lore, Looren, de Loorde, de Leur: Middelnederlands lore, luere: lor, vod. Beroepsnaam voor de voddenkoopman, oudekleerkoper. Ook bijnaam voor een schelm, loer, Waals-Vlaams leure.
Loorius. Ongetwijfeld een aanpassing van een oorspronkelijke Franse familienaam (Lorjoux, Lorilleux?).
Loos. 1. Zie (de) Loos(e). 2. Soms een verschrijving van Lhost(e); zie Lhoest. 3. Verschrijving voor Lois. 1.
Loos, de, Loose, de, (de) Looz, Looze, Loze, Looses, Leuse; Bijnaam voor iemand die loos is: vals, arglistig, sluw.
Loos, van der: Plaatsnaam Loos ‘efwatering’.
Loosbroek, van. 1. Plaatsnaam Loosbroek (3x in Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Oostbroek in St.-Omaars (Pas-de-Calais, Utrecht) met lidwoord k.
Loosen, Loossens, Loozen, Loisen, Leusen: Afleiding of afleiding van (de) Loze. Zie (de) Loos(e).
Loosveldt, Loosvelt, Loosveld, van Loosveldt, van Loofsvelt, Loosvel, Loosveelde, Loosvelde, Loosfelt, Loosfeldt, Loosfeld, Losfels, Losfeldt, Losfelt, Losfveldt. Familienaam uit de plaatsnaam Loosvelt, Loosveld (uit lauha + velde) (onder andere in Rumbeke).
Loot, van. Plaatsnaam Lot, in Vlaams-Brabant of in Ramskapelle, West-Vlaanderen?
Looten, Lootens, Lotens, Loete: 1.Moedersnaam. Meisjesnaam Lote, korte vorm van voornaam met achtervoegsel -lote, zoals Emmelote, Heilote, Jaquelote, Carlote. 2. Vadersnaam. Lotin, vleivorm van Germaans hluth-naam.
Lootgieter. Beroepsnaam; loodgieter.
Loots,Lootz, Looten, Loten, Lotinga, Lootsma, Loth, Loodts, Lood, Lot, Lott: 1. Vadersnaam. Korte vorm van een voornaam met achtervoegsel -lot, zoals Berteloot, Boudeloot, Hugelot, Kesteloot, Lanseloot, Robeloot, Willoot, Jakeloot. 2. Beroepsbijnaam van een loodgieter of looddekker.
Lootvoet, Lotvoet: Bijnaam voor iemand met loden, loodzware voeten.
Loovere, de, Loover, de. Ongetwijfeld een renterpretatie, wellicht van Deloffre.
Loove, van der, Looven, van der, van der Loeff, van Loef, Verloof, Verloove, Verlooven: Plaatsnaam ter Love, bijvoorbeeld in Slijpe (West-Vlaanderen), Aalter (Oost-Vlaaanderene). Middenenderlands love: luifel, uitbouwsel, schuur, keet, galerij, tuin, villa.
Looveren, van; van Leuverden: Plaatsnaam Loveren in Baarle-Nassau (Noord-Brabant), Vught (Noord-Brabant), Westerhoven (Noord-Brabant).
Looij, Looijen, Looyen, Looij, Looy, Looijmans, Looymans, Looijse, Looijsen, Loois, Looisse, Looise, Looi, Looisen, Loeijs: Vadersnaam. 1. Uit Louis, Franse vorm van de voornaam Lodewijk. 2. Looi, korte vorm van Elooi, heiligennaam Eligius.
Looy, van, Looij, van, van Loij, van Loey van Loeij, van Loy, van Loye: 1. Variant van van Loo. Of uit Venlo (Nederlands Limburg. 2. Plaatsnaam Lauw (Belgisch-Limburg): 1146 Lude.
Looijenga: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Looij.
Looyschelder, Looijschelder, Looijscheider. Variant van het Duitse Leuschelder: familienaam uit de plaatsnaam Leuscheid (Noordrijn-Westfalen).
Looze, de; (de) Loos, Loose: Bijnaam voor iemand die loos is ‘Vals, arglistig, sluw’.
Loozen, van: Plaatsnaam Loozen in Gramsbergen, Overijssel.
Lopes, Lopez, Lpez. Familienaam die de Spaanse of Portugese wolf vertegenwoordigt, van Latijn Lupus, naar de oude naam die gepopulariseerd werd door Sint Wolf, of een bijnaam naar het dier van een felle man.
Lopik, van; van Loopik: Plaatsnaam Lopik (Utrecht).
Loppe, Loppens, Lopp, Loupe, Louppen, Louppe, Leupen, Leupe: Vadernaam. Loppin is een vleivorm van Loppe, bakervorm van Lodebert, met assimilatie en verscherping bb/pp. Zie Lobbens.
Loppem, van, de Lophem: Plaatsnaam Loppem (West-Vlaanderen) of Lophem (Oost-Vlanderen).
Loppersum. Plaatsnaam, Groningen.
Lor, Loor. Vadersnaam, korte vorm van Lorent, Laurent.
Lorange, Lorenge: Aangezien de sinaasappel (Frans orange) bij ons pas in de 16de eeuw bekend raakte, zal de familienaam wel een jongere Re-interpretatie zijn van Lorance: Laurence. Moedersnaam.
Laraux, Lorea, Loreaux, Loriau, Loriaux, Lorriaux, Laureau, Leurelle, Leuriaux, Lorea, Lora, Loria, Loral: 1. Vadersnaam. Afleiding op -el (-eau) van heiligennaam Laurentius. 2. Oudfrans lorel: teugel, breidel. Beroepsnaam. Vergelijk Breydel.
Lorabch, Lorbecher. Duitse plaatsnaam Lorbach.
Lorberg, Lorbeg. Re-interpretatie van Lorbach of Lorber?
Lorber, Loberblatt. Duits Lorbeer(blatt): laurier(blad). Beroepsnaam van de kruidenhandelaar.
Lorc, Lorce, Lors, Lorse: Plaatsnaam (Luxemburg).
Lorch. Duitse plaatsnaam; Larix.
Lorcy. Plaatsnaam in Arville, Luxemburg.
Lord: Engelse bijnaam Lord ‘meester, heer’.
Lordong. Aanpassing van Lourdon?
Lorefice. Beroepsnaam, Italiaanse orefice; goudsmid, juwelier.
Lorenzo, Lorenzon, Lorenzoni, Lorenzonetto, Lorenzutti, Lorenzi, Lorenzini, Lorenzin, Lorenzino, Lorenzetti, Lorenzet, Lorenzetto: Vadersnaam. Italiaanse vormen en afleidingen van de voornaam Laurentius.
Loreynen, van, Lorreinen. Nederlandse aanpassing van Lorraine, het oude hertogdom Lotharingen.
Lorfvre, Lorfbvre, Lorphvre: Beroepsnaam van de goudsmid.
Lorget, Lorg: Oudfrans orget, afleiding van orge: gerst. Wellicht synoniem met Frans orgelet: gerstekorrel, strontje. Bijnaam.
Loreux, Lorilleux. Oudfrans oreilleur, van orellier; luisteren.
Loridan, Loridant, Loredan, Loretan, Loridon, Leuridant, Leuridan, Leurident, Leuridon, Laridant, Laridan, Laridaen, Larridon, Laridon, Larandon: Frans Loredan, van Italians Loredano, Loretano: afkomstig van Loreto (Italie).
Lorier, Loriers, Lori, Lori, Lorrie, Lourier: 1. Bijnaam. Ԍ’Erier. Oudfrans orier ‘goudborduurder’. 2. Spellingvariant van Laurier ‘Laurier’. Vergelijk Duits Lorbeer. Beroepsbijnaam van de kruidenhandelaar of naar de huisnaam. Zie ook Larier(s)
Lorio, Loriot, Laurio: Frans loriot, van lկriol, van Latijn aureolus: wielewaal. Bijnaam. Vergelijk Auriol
Loripier, Lorriper: Tweeledig vadersnaam. Lory + Pier(re).
Lorjou, Lorjoux, Lorgeoux: Variant van Loriot.
Lormeau, Lorneau: Plaatsnaam Ormeau, afleiding van orme: jonge iep. Vergelijk Delorme, Delormel.
Lormier, Lormiez, Lorimier, Lorrimier, Lorumier, Lorniez: 1. Oudfrans lor(e)mier, Middenenderlands lormier: kleinsmid, vervaardiger van harnas, breidels, sporen. 2. Eventueel Lկrmier: plaats waar iepen groeien. Plaatsnaam in Wervik (West-Vlaanderen).
Lormoy, Lornoy: Plaatsnaam. Oudfrans ormoi: plaats waar olmen, iepen groeien.
Loroy. 1. Plaatsnaam Le Lorroir in Solre-Saint-Gry (Henegouwen). 2. Variant van Leroy.
Lorphelin. Bijnaam. Frans orphelin; wees.
Lorquet, Lorguet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Laurent.
Lorquin, Leurkin, Leurquain, Leurqin, Luerquin, Lurquin, Lurkin. Vadersnaam, op -kin afleiding vorm van de heiligennaam Laurentius, Lurent=Leurent.
Lorrendopt, Lorrentop, Leurentop. Familienaam uit de plaatsnaam Ludendorf (Nederrijn-Westfalen).
Lorrens. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Loderik.
Lorscheider. Afleiding van de Duitse plaatsnaam Lorscheid.
Lorsom. Spelling voor Lorson of plaatsnaam?
Lorson. 1. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eon van de voornaam Laurent. 2. Lկrson, afleiding van Oudfrans ors, Frans ours: beer. Bijnaam.
Lorthiau, Lortiaux, Lorteeuw, Lourtioux: Plaatsnaam. Oudwaals ortiaul: tuin; afleiding van Latijn hortus.
Lortiois, Lortioy, Lortio, Lorthiois, Lorthioy, Lorthior, Lorthiors, Lortilloir, Lorthios, Lorthio, Lorthois, Lorthoy, Lotthior, Lodrioor, Lathioor, Lathior: Plaatsnaam Lկrthiot: plaats waar netels (Frans ortie) groeien. Plaatsnaam Orthiois bij Hucqueliers (Pas-de-Calais).
L’Ertye, L’Ertije, L’Erthyie,Lourthie, Lourtie: Plaatsnaam. Frans ortie: netel. Vergelijk Lortiois.
Lory, Leury, Laurie, Lori, Loris, Lories, Lorie, Lorri, Leuris, Loiris. Vadersnaam, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Loderik: hluth-rik.
Los (de), (de) Losse: Middelnederlands en West-Vlaamse losch ‘Loens, scheel, eenogig’. Zie ook Deloos.
Losange, Lozange: 1. Oudfrans losange: lof, gevlei, bedrog. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Losange in Villers-la-Bonne-Eau (Luxemburg) of Hompr (Luxemburg).
Losbaert. Bijnaam voor iemand met een valse (loze) baard.
Losci. Familienaam die wellicht afkomstig is van de plaatsnaam Loski Potok in Sloveni.
Loscau, Loscaux. Variant van Franse familienaam Lascaux? Plaatsnaam (Corrze, Hte-Vienne). Of variant van Lescaut?
Losdyck, Losdijck. Plaatsnaam Loosdijk; valse dijk, Schagen.
Losenoord, van. Familienaam in Gelderland, van plaatsnaam bij Ermelo, Gelderland.
Losier, Losie, Lausier, Lozie, Osier, Osy: 1. Frans L’Esier ‘Teenwilg, teen’. Beroepsbijnaam van de mandenvlechter.
Losken. Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Ludwig.
Loslever, Loosleber. Bijnaam : die erop los leeft, die onbekommerd leeft. Vergelijk Lebsanft, Lebschn.
Losman. Afleiding van Los.
Losseau, Lossau, Lohay, Loxhay, Lowhay, Lexhay, Loixhai, Losselet: Bijnaam. Oudfrans ossel, afleiding van os: been; Waals oh. Vergelijk Franse familienaam Losset.
Losschaert. Middenenderlands losscaert: scheeloog, eenoog. Bijnaam.
Lossery. Verkorting van Allossery.
Lossez, Losse, Losset: lկsset, afleiding van Frans os: been.
Lossie: 1. Moedersnaam. Variant van Luchie, Lussie, de Latijnse heiligennaam Lucia.
Lostie: Vermoedelijk uit Lossie, met t-invoeging.
Lostrie. Verkorte vorm van Allostery. Zie bij Alloserie.
Lotar, Luta, Lutaert, Luthart, Lutgart, Lutgaart, Lutgard, Lutgaard, Luedtgers, Lutgert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hluth-hard: ‘Beroemd-sterk’.
Lotaire, Lothaire, Lother, Lothier, Lauthier: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-hari ‘Beroemd-leger’. Hlotarius, Lotharius, Lotherus.
Lot, Lots, Lodt, Lodts, Loedts, Loedt, Loidts, Loits, Lutsch, Luts, Lotze, Lotz, Lutze, Lutz, Loutz, Loutsch, Ludze: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Lodewijk. Lutz is meestal Duits.
Lote, Loete. Moedersnaam, zie Lotens en Lotte.
Lotemans, Lottemans. Vadersnaam. Afleiding van Lanceloot of van Lote. Zie Lotens.
Lotens, Looten, Lootens, Loetens, Lotten. 1. Moedersnaam uit de meisjesnaam Lote. Dit is de verkorte vorm van Emmelote, Jaquelote. Lote is in dit geval een betekenisloze verkleinvorm. 2. Vadersnaam uit Lotin, dit is een knuffelvorm van eenGermaanse hluth-naam.
Loter, de. Beroepsnaam van de loter, de man die loot, die de staanplaatsen op de markt en in de hal verloot. Vergelijk De Cavelaer.
Lotfeld. Henegouwse verhaspeling van Losfeld.
Lotgering, Lotgerink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Lotger: hluth-ger ‘Beroemd-speer’. Hlodoger.
Lotigier, Lotigie, Lotigiers, Lottegier, Lustygier: Lկstegier, van Oudfrans ostage: gastvrijheid, logies; waarborg, pand. Beroepsnaam van de waard of de pander.
Lotin, Lottin: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse hluth-naam, bijvoorbeeld Lodewijk
Lotiquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lotin.
Lotry, Loterie, Lotteriet: Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Loderik; zie Lory.
Lotte, Lote. 1. Moedersnaam, korte vorm van een Lotte/Lote naam: Jacquelotte. 2. Spellingvariant van Lhte. Ze Lhoest.
Loucas, Lukas, Lukasse, Luka, Lucca, Lukacs, Lukac, Lukaszewski, Lukasz, Lukkesen: Vadersnaam. Apostelnaam Lucas.
Loubry: Vadersnaam. Ook Lobry, Romaanse vorm van Germaanse voornaam lob-rk.
Louis, Louist, Louies, Louys, Louy, Louijs, Louij, Louix, Lois, Lowijs, Lowys, Lowy, Lowie, Louwie, Louwies, Loewy, Louwye, Louwije, Lowis, Lowist, Lohisse. Vadersnaam, Franse vormen (en de Vlaamse interpretaties ervan) van de Germaanse voornaam Lodewijk.
Louisse, Lowiesse: 1. Vadersnaam. Variant Van Louis of van Looisse. 2. Variant van Waals Louesse, namelijk Lwsse ‘gast(heer), waard’.
Lous: Door assimilatie rs/s uit Frans L’Eurs ‘De beer’. Bijnaam voor een nors, onvriendelijk man. Of huisnaam. Op het zegel van Watier Lous in 1308 (Kortrijk) staat LOVRS met drie beren.
Louter: Bijnaam. Frans Loutre ‘mtter’.
Louvigny, Louvegnies, Louvegny, Lovigny, Loviny. Naam uit de plaatsnaam Louvignies (Henegouwen, Nord), Louvigny (Calvados, Moselle, Basses-Pyr.).
Louvrier, Louvry, Louvri, Looverie, Looverier, Lovvrier, Loverie, Loverier, Loveri. Beroepsnaam uit het Franse ouvrier: werkman, arbeider.
Loveniers. Schrijfvariant van Lovigny, Louvrier of Leuvenaar. Zie bij alle drie. Onzeker.
Louw, (de); Louwe: Ook de Lauwe. Bijnaam naar het lauwe, onverschillige karakter.
Louwaard: Ook Lauwaert. 1. Bijnaam voor een luiaard. Afleiding van Middelnederlands laeu ‘Lauw, vadsig, onverschillig’. 2. Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Laurentius.
Louwagie, Lauwagie: Spellingvarianten van de familienaam Louage, Louagie, van le wage, Picardische pendant van Frans Lagage. Picardisch wage, Frans gage, van Germaans waddi ‘and, onderpand, wedde’. Beroepsbijnaam van de pander, de weddebode, de beambte die pandingen verricht, de gerechtelijke beslaglegger’.
Louws: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Nikolaus of uit Lauwers.
Loxinger, Luchsinger. Van plaatsnaam Luchsingen, Glarus.
Love, de. Spelling voor Delhove.
Loveke, van: Waarschijnlijk een verschrijving voor van Loocke.
Loven, Lovens, Loeve, Loeven: Lo(u)vin, adjactief van Frans loup: verschrikkelijk, dreigend.
Lvenich, Lovenich, Lvenisch: Plaatsnaam Lvenich in Keulen, Erkelenz of Zlpich, Duitsland.
Loveniers. Waarschijnlijk aanpassing van Louvigny.
Loverius, Leverius: Latinisering, waarschijnlijk van Lauwers.
Loverix, Lovrix, Louvricx, Louvriex, Louvrex, Louwerix: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam lob-rik ‘Lof-rijk’. Middelnederlands loverijc: roemrijk, glorierijk. 2. In Luik is Loverix ontstaan van Lauwerins: Lawrins, Lauweris, Lauwerix, Leuwerix, Louwerix, Louv(e)rix, Louvrex, Loverix.
Lovet: Variant van Louvet, verkleinvorm van Frans loup ‘Wolf’.
Low, Lowes, Lowe: Eengelse familienaam. 1. Oudfrans. lou: wolf. 2. Engels low: kort. Bijnaam. 3. Low(e) kan ook een geadapteerde spelling zijn (zonder umlaut) van Lw(e).
Lwenberg, Loewenberg, Lovenberg, Louvenberg, Leuenberger, Leunenberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Lwenberg, Leuenberg. Vergelijk Leeuwenberg.
Lwensteyn, Lwenstein, Loewenstein, Loebenstein, Leeuwenstein, Leeuwestein, Leeuwenstijn, Leeuwenstyn, van Leuvensteijn, Lovenstein: Verspreide Duitse plaatsnaam Lowenstein (Baden-Wurttemberg, Sleeswijk-Holstein).
Lowenwirth, Lowenweent, Lovenweent: Bijnaam van de ‘wirt zum Lowen’de waard in het gasthof in de Leeuw’.
Loxhar. Luiks-Waalse vorm voor Louchard.
Loy, Loye, Loie, Loi, Loyen, Loyens, Loeyen, Looyen, Looyens, Looijen, Looijens, Loijn, Loijens, Lojen, Loys, Loeys, Luy, Luyens. 1. Vadersnaam uit Louis. De Franse vorm van Lodewijk. 2. Vadersnaam uit Elooi (van de heiligennaam Eligius).
Loyaerts. Middenenderlands loyaert; luiaard.
Loyal, Loyau: Bijnaam. Frans loyal: loyaal, eerlijk.
Loyer, Loyet, Loier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hluth-har ‘Beroemd-leger’. Chlodocharius. Vergelijk Lohier.
Loyer, de, de Loyers, Looijer, Loier, Luyers: Beroepsnaam van de (leer)looier. Vergelijk Dhuyvetter.
Loykens, Looijkens: Vadersnaam. Afleiding van Looi. Zie Loy(e).
Lozanne, de: De Zwitserse plaatsnaam Lausanne.
Lozet, Loz: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans los: ellendig. Of van Waals lusse: lui?
Lozin. Afleiding van Oudfrans los; ellendig. Zie Lozet.
Lub, Lubig, Lubbinge, Lubking, Lubsen: Vadersnaam. Bakervorm (en afleidingen) van Germaanse voornaam Lubbert, Lubbe.
Lubbeek, van, van Loubbeeck, Liebecq: Plaatsnaam Lubbeek (Vlaams-Brabant).
Lubsen, Lube: Vadersnaam. 1 Korte vorm en afleiding van Lubber. 2. Zie Lobbe(ns).
Lubbekens, Lupkens. Verdwenen variant van: 1. Lubber, zie daar. 2. Lippens, zie daar. 3. Lubbens, zie daar.
Lubber, Lubbers, Lubberts, Lbbert, Lubbersen, Lubberding, Lubbering: Vadersnaam. Germaanse voornaam Lubbert: leud-berht ‘Lieden-schitterend’. Leu(t)bertu, dat is Liebrecht; of Lodebert, zie Lobbens.
Lbeck, Lubeck: Duitse plaatsnaam Lbeck.
Lbke, Lubke, Lubcke, Lubcke: Vadersnaam Lubbeke, Nederduitse afleiding van de voornaam Lubbe, Lbbert.
Lublin, Lubliner. Plaatsnaam Lublin in Polen.
Lubrez. Wellicht spelling voor Lebret; de Breton. Lucullus.
Lucardie. Spelling voor Lecordie; zie Cordier. Vergelijk Lufiacre (voor le/lu)? Of Italiaanse familienaam Lucardi?
Lucas, Lukassen, Lukasse, Lukaes, Luca, Lucat, Lucats, Lucasse, Lucassen, Loucas, Lukas, Luka, Lucca, Lukac, Lucacs, Lukasz, Lukaszewski, Lukessen, Luiks, Luickx, Luycks, Luiks, Luiken, Luycken, Luike, Loeks, Lukenga, Luikenga, Luikinga, Lken: Vadersnaam. De naam van de evangelist Lucas.
Luchen (van), van Luchene, Vanluchene, van Luchne, van Lucchene, van Luggene, van Luechene, (van) Luchem. Familienaam uit de plaatsnaam Luchen in Mierlo (Noord-Brabant) of Luchem (Noordrijn-Westfalen).
Luchie, Luchies, Lussie, Lussis, Lucy, Louchy, Lochie, Lossie, Lochy, Locy, Lossy, Lachie, Lachi. Moedersnaam uit de Latijnse heiligennaam Lucia, van Latijn lux; licht.
Luchier, Luchie, Lhussier, Lhussiez, Lussier, Lussie, Lussiez, Luciez, Lucyer, Lucieer: Beroepsnaam. Oudfrans huchier: timmerman, meubelmaker.
Lucidarne, Lucidarme: Uit louche-darne: slikt vismoten? Vergelijk Loucefeve, Loucepoiez ‘Louche fves, poisՠOf lըuchier dաrmes: die de wapens afroept bij een toernooi?
Lucien, Lucian, Luciano, 1: Vadersnaam. Italiaanse en Franse vormen van Latijnse heiligennaam Lucianus.
Luchtmeijer, Luchtmeyer: Door volksetymologie en omkering van volgorde van klanken uit Lutkemeijer? Een meier met de voornaam Lutke, van Ludeke; zie Lutjens. Of volks etymologisch uit Duits Lu(e)gmeier ‘Boer, meier van een Lueg of verborgen plaats, holte, hol’.
Lucht, Lugt, de Hooglugt, Lugtig. Zie voorgaande, ook plaatsnaam.
Lucieer: 1. Variant van Luchier, van L’Luchier. Beroepsnaam. Oudfrans huchier ‘Timmerman, meubelmaker’. 2. Eventueel Frans Lhuissier ‘De Deurwaarder’.
Lucion. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lucien.
Lucius. 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Lucius. 2. Humanisten-naam. Latinisering van Lutz = Ludwig. Lucius was bijvoorbeeld de humanistennaam van Ludwig Lutz (1577-1619).
Luck, Lucke, Lck, Lcke: vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Ludeke. Soms van Lucas.
Lucker, Lcker. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam leud-ger: lieden-speer. Leudgarius.
Lckerath, Luckerath: Plaatsnaam Luckerath, Noordrijn-Westfalen.
Ludden: Vadersnaam. Afleiding van Germaans hluth-naam, zoals Ludwig.
Luckermans, Lukermans. Variant van Lokermans.
Luckers, Lukers: 1. Afleiding van Duits Lucker. 2. Afleiding van De Luyker.
Luckmans, Luckman. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Luce of van Lucke.
Luckner. Afleiding van Duitse plaatsnaam Lucke; opening, smalle doorgang.
Lucullus. Vadersnaam. Latijnse voornaam Lucullus.
Luddens, Ludding. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ludwig.
Ludema: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse hluth-naam; vergelijk Ludden.
Luderich: Vadersnaam. Duits rk-naam Luttrich, Lutterig, pendant van Loderik, met als eerste lid Germaans Leud of hluth.
Ludikhuize, Ludikhuyze, Ludikhuizen, Ludikhuijze, Ludekuse: Plaatsnaam Ldinghausen (Noordrijn-Westfalen).
Ludioff, Ludiow, Ltolf: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ludolf. Zie Lulof.
Ludmann. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam met Lud- zoals Ludolf, Ludwig.
Ludwig, Lode, Lodewijk: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Lodewijk. Zie Ldecke. Vergelijk Duits Ldeckens, dat (met d-syncope) in het Nederlands aan Luikens beantwoordt.
Luermans: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Loderik/Lorik of van heiligennaam Laurentius.
Luetkemann. Vadersnaam. Afleiding van Lttke; zie Lutgen(s).
Luff. Vadersnaam. Germaanse bakernaam Luffo bij een voornaam zoals Ludolf. Zie ook Luffin.
Luffelen, van, van Leuffel, van Leuffelen: Plaatsnaam, door dissimilatie van Van Nuffel(en) (vergelijk Van Lerius, van Valerius).
Lufiacre. Verschrijving voor Lefacre (vergelijk Lucardie). Vadersnaam. Heiligennaam fiacrius. Franse familienaam Fiacre.
Lugen, Lugens, Lugentz, Luges. Moedersnaam. Vrouwelijke vorm van de Germaanse voornaam Lutgard. Vergelijk Duits Lugelin.
Lugil, Lugli: 1. Vadersnaam. Afleiding van Ludwig. 2. Moedersnaam. Afleiding van Lutgard. Vergelijk Lugen.
Lugtenburg: Plaatsnaam Luchtenburg in Rolde (Drenthe), Eelde (Drenthe) en Lienden (Gelderland).
Lugtmeijer, Lugmeier, Luegmeier: boer, meier van een Lueg: verborgen plaats, holte, hol. Plaatsnaam in Tirol.
Luhr, Lhr, Lhrman, Lurmann: Duitse plaatsnaam Lur, Lr: hoogte, hoog veld of bos.
Luib. Vadersnaam. Korte vorm van een Germanse voornaam.
Luidenga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Ludo, Lude.
Luidens, Luyens: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse lied-naam.
Luijs, Luys, Luysch, Loysch, Loys, Luyce, Luyssen: 1. Vadersnaam van Los, Frans Louis. Vergelijk Luysmans. 2. In Limburg is Luys een veldnaam: hooiland.
Luik, Luijk, Luiken, Luikens, Luijken, Luyken, Leuiken: 1. Vadersnaam. 1. De voornaam Luc, heiligennaam Lucas. Zie Luijks(e). 2.Variant van van Luik. 3. Vadersnaam met achtervoegsel -ken (= -tje) bij de voornaam Lui, van Ludo.
Luik, van; van Luijck, van Luijk: Plaatsnaam Luik, Frans Lige (Provincie Luik).
Luiken, Luikens, Luyken, Lueken: Vadersnaam Ludekin/Ludiken, afleiding van een Germaanse leud- of hluth-naam (Ludolf).
Luikenaar, Luijkenaar: Afkomstig van Luik (Provincie Luik).
Luikfasseel, Luickfasseel, Luyckfasseel, Luycfassel, Luyckfassel, Luyckfassel, Luyckfazeel, Luyckrasseel, Luyckfessel, Luyckvanzeel, Luykfasseel: Zinwoord: Middenenderlands luken: toedoen, dichtknijpen, sluiten. Middenenderlands fasceel: bos, takkenbos. Beroepsnaam: die de houtbundels dichtbindt.
Luilcke, van de. Verhaspeling van Van den Bulcke.
Luijn, van. Limburgs hypercorrect voor Van Loen.
Luinge, Ludinge, Fries Ludinga, Lunia, Gronings Luinga, in Holland Luding, Ludink, van Ludinge, van de vadersnaam Lude, Lode, Hlude, Hlode, Chlodo.
Luinstra: Friese afleiding van plaatsnaam ter Luine, Ter Lune in Kollum (Friesland).
Luipen, van: Vermoedelijk niet een herkomstnaam, maar de vadersnaam. Luipen, Luijpen met secundair voorzetsel. Luyben, Luijpen, van. Germaanse voornaam Liebrecht/Luibrecht of Lieboud.
Luisterburg, Luijsterburg: Plaatsnaam Luisterburg bij Nispen (Noord-Brabant) en in Beerse (Provincie Antwerpen).
Luiting, Luyting: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse leud-naam; vergelijk Luyten(s).
Luitwieler: Duitse familienaam Ltwiler, Leutw(e)iler, van plaatsnaam Leutwil (Aargau, Zwitserland).
Lukaart, Luikaart: Duitse moedersnaam Laukhart, van Lukart, van Liutgard.
Luksberg. Plaatsnaam. Variant van Luksenberg of van Loksbergen, Limburg?
Luksenberg. Waarschijnlijk variant van Luksenburg, plaatsnaam Luxemburg. Burg- en bergnamen werden vaak verward.
Lukus: Vermoedelijk vervorming van de voornaam Lucas.
Lul, van, Lulle, van, de Lulle, van Lil: Variant van Van Lil of van Delille?
Lulle, de. 1. Lees Delulle: del Huile, vertaling van Van Huile. 2. Zie Van Lul(le).
Lulof, Lulofs: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-wulf ‘Beroemd-wolf’Cholodulfus, Duits Ludolf.
Llsdorf. Duitse plaatsnaam in Niederkassel.
Lulsens. Warschijnlijk regressievorm van Lussens.
Lumanne. Spelling voor Lemanne : Lman.
Lumay, Lumaye, Loumaye, Lumey: Plaatsnaam Lumay (Waals-Brabant), Nederlands Lummen.
Lumeau, Lumia: Wellicht variant van Franse familienaam Lhomeau, zoals Lhommel afleiding van orme: olm, iep. Lumen(s), zie Lummens.
Lummen, Lummens, Lmes, Lumens, Lumen, Lumes, Lommens, Lommen, Lomme. 1. Germaanse voornaam met Leude + mar zoals Leudemar, Leudemond of Hlodmar. 2. Of uit de plaatsnaam Lummen (Limburg, eventueel Waals-Brabant).
Lummerzheim. Plaatsnaam Lommersum bij Keulen.
Lundstrm. Scandinavische plaatsnaam; rivier in een bos.
Luneau, Luneaut. Plaatsnaam Luneau. (Allier, Hrault)
Lnebach, Lunebach. Duitse plaatsnaam.
Lunenberg: Plaatsnaam Lunenberg in Langbroek (Utrecht).
Lunenburg. Duitse plaatsnaam Lneburg.
Lunskens. 1. Vadersnaam: verkorte vorm of knuffelvorm van de Heiligennaam Appolonius. 2. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Leonius.
Lunteren, van. Plaatsnaam Lunteren (Gelderland).
Lupker: Duits Lbecker, afkomstig van Lbeck (Sleeswijk-Holstein).
Lupo, Loupo, Loupot: Vadersnaam. Wellicht van Liebrecht; vergelijk de Fries-Groningse vormen Lubbe, Luppe, Luppo. Of van Lipo, Philippot. Vergelijk Luppens = Lippens.
Luppen, van der. Variant van Van der Lippe, met ronding van de i voor p (vergelijk Luppens)? Of variant van Nederlandse familienaam Van der Lubben ?
Luquet, Luckett: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Luc, heiligennaam Lucas.
Luquiser. Vertaling van Lockefeer. Frans fer; ijzer.
Luremonde, Lurmonte, Luremonte: Waalse dissimilatie van Ruremonde, plaatsnaam Roermond (Nederlands-Limburg).
Lurge, Lurje. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Laurentius. Vergelijk Lurkin.
Luron, Lurot. Bijnaam. Frans luron; vrolijke kerel.
Lus, Lusse, Lussens: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-so: Luzo. Vergelijk Lots, Luts.
Lusignan. Plaatsnaam, Vienne, Char.-Mar.
Lussanet, de: Andere spelling van de Franse familienaam Delucenay. Plaatsnaam Lucenay (Cte-d’Er, Nivre, Rhône, Sane-et-Loire).
Lust (de): Bijnaam voor een lustig man of voor iemand die zich aan de lusten (eten, drinken) overgaf. Vergelijk Lustig.
Lusson, Lussot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Lucien. Lusson kan door assimilatie van Lurson worden verklaard.
Lust, de. Bijnaam voor een lustig man of voor iemand die zich aan de lusten (eten, drinken..) overgaf. Vergelijk Lustig, Duits Lust, Lust(ig)mann
Lustbader. Beroepsnaam van een badmeester, exploitant van een ‘Badstoof of badhuis. Wijst ‘Lustՠop de reputatie van de badhuizen?
Lustenhouwer, Lustenouwer. Duitse familienaam Lustnauer, van plaatsnaam Lust(e)nau (Vorarlberg).
Lustgarten. Duitse plaatsnaam; lusthof.
Lustig: Bijnaam naar het lustige, vrolijke karakter.
Lustman, Lustmann. Zoals Duits Lustigmann bijnaam voor een lustig, vrolijk man.
Lutaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-hard ‘Beroemd-sterk’.
Lutaster. Plaatsnaam in Thimister, Luik.
Luteijn, Lutijn: Frans lutin ‘Dwerg, kabouter’.
Luteraan. Joodse familie. David Levie.
Lutgens, Lutgen, Lutgens, Lutge, Litje, Lutje, Lutjens, Lutjes, Ludgen, Lttgen, Lttgens, Luttgens, Luttiens, Ludecke, Ludik, Luttke, Lutke, Liittke, Ludtke, Luctkens, Lucktens, Luchtens: Vadersnaam Lute, Lude, Lode, Hlude, Hlode, in Friesland nog als Luut, Luit, Luutzen en Luitsen. Afleiding van een Germaanse leud-naam, zoals Lie(d)boud, Lie(d)brecht of van een hluth-naam, zoals Ludolf, Lodewijk/Ludwig, Lodebrecht, Luther.
Luther, Luthers, Luters, Luter, Lutter, Lutters, Ltter, Luder, Lders, Lder, Loeters. Vadersnaam. Germaanse voornaam hluth-hari ‘Beroemd-leger’. Hlotarius.
Lutherau, Leuthreau: Vadersnaam. Afleiding van Luthier, Romaanse vorm van Luther.
Luthringer, Lutringer, Luttringer: Lothringer: Lotharinger, uit Lotharingen.
Lutin, Luttin, Luteyn, Luteijn: 1. Frans lutin; dwerg, kabouter. Vergelijk Cobbaut. 2. Vadersnaam. Zie Luttens.
Lutjeharms. Vadersnaam. Dubbele voornaam. Zie Lutgens en Harms.
Lutjens, Lugten: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans leud-naam, zoals Lie(d)boud, Lie(d)brecht, of van een hluth-naam, zoals Ludolf, Ludwig, Lodebrecht, Luther; Lugten, van Lutgen.
Lutman. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van een Germaanse hluth-naam.
Luttikhuizen (van), (van) Ludikhuizen, (van) Luttikhuis, (van) Luttjehuizen. Familienaam uit een plaatsnaam ergens in Noord-Holland-Friesland uit lutttik (klein)-huis.
Luton, Louton, Lutton: Oudfrans luiton: dwerg, kabouter. Vergelijk Lutin.
Lutsen. Waarschijnlijk spelling voor Luitgen, met erg palatale uitspraak van g, zoals in het Rijnland.
Lutte. Vadersnaam. Germaanse bakernaam Lutto, zie Luttens.
Luttenberg. Plaatsnaam Leutenberg, Beieren.
Luttens, Lutens, Luten: Vadersnaam van Luttin, vleivorm van Lutto, bakervorm van een Germaanse hluth-naam, zoals Hludbert/Lodebert.
Luttwiller, Luitwieler: Duitse familienaam Ltwiler, Leutweiler, Leutwiler, van plaatsnaam Leutwil (Zwitserland).
Lutzemburg. Stad of Hertogdom Luxemburg (Luxemburg).
Luuberg. Plaatsnaam Luberg, Beieren.
Luuring: Vadersnaam. Variant van Leurin, Lorin, van Laurin, vleivorm van de heiligennaam Laurentius.
Luurts, luurs, Luursema, Luutrsema, Luirs, Lhrs, Luyrin; vadersnamen Luithart, Ludehart en van Luiter, Luther, Lothar of Liudheri, waarvan Luurt en Luur.
Luwema, Luiwema: Friese familienaam Luwema, afleiding van de voornaam Luwe.
Luxen, Luxem. Plaatsnaam Luxem, Rijnland-Palts. Eventueel Loksem, Vlaams-Brabant.
Luxenburg, (van): Afkomstig van stad of hertogdom Luxemburg.
Luijben, Luijpen: Vadersnaam. Van Germaanse voornaam Liebrecht/Luibrecht of Lieboud.
Luycker, de, Luyker, de, Lukers, Leukers: Afleiding van Middelnederlands luken: (af )sluiten, dekken. Beroepsnaam van de dekker, leidekker, of van de stucadoor die de muren dichtpleistert:
Luyben, Luijben, Luijpen: Vadersnaam van Germaanse voornaam Liebrecht/Luibrecht of Lieboud. Vergelijk Luib.
Luyck, de, Deluk, Deluc: Variant van De Luycker?
Luyck, van, van Luijk, van Luck: Plaatsnaam Luik, Frans Lige.
Luijendijk: Plaatsnaam Luiendijk, nu Binnenluiendijk in Hoorn (Noord-Holland).
Luijens: Vadersnaam. Van Luidens, vleivorm van een Germaans lied, van leud-naam.
Luijken, van: Plaatsnaam ‘efgesloten, beloken plaats’E Of reinterpretatie van van Luik.
Luijks, Luijkse, Luijcks, Luijckx, Luycx, Luykx, Luijex, Luyck, Luycks, Luykx, Luycx, Luyx, Luyx, Luijks, Luijckx, Luijcx, Luijcx, Luickx, Leuyckx, Luuk, Luc, Lucq, Luk, Luks, Luque, Luckx, Luck, Lux, Luxque, Leugs (Fries), Leuk, Leuck, Leuckx, Leux, Leuxe, Lueck, Luynckx, Leiyckx. 1. Vadersnaam uit de heiligennaam Lucas. Zie ook daar. 2. De vormen met ui/eui kunnen varianten zijn van Loix. Zie bij Loock(x).
Luymoyen, Luymoeyen, Laymoei, Laymoeien: Moedernaam. Germaanse voornaam leud-md ‘Lieden-(ge)moed’. Liutmod.
Luijmes, Luimes: Boerderijnaam Klein Luimes.
Luypaert, Luypaerd, Luypaert, Luypaerts, Luipaert, Luijpaert. 1. Uit het Middelnederlandse lupart: luipaard, leeuw. Waarschijnlijk een huisnaam, of mogelijk ook een bijnaam. 2. Een enkele keer een familienaam uit een plaatsnaam.
Luys, Luysch, Luijs. 1. Vadersnaam uit Los (uit het Franse Louis). 2. In Limburg is Luys een veldnaam: hooiland.
Luijpen, van: Plaatsnaam? Vermoedelijk vadersnaam. Luijpen met secundair voorzetsel.
Luysmans. Lueysmans, Luijsmans: vadersnaam. Afleiding van Los, Frans Louis. Vergelijk Luys.
Luyster, van de, Luijster, van de: Plaatsnaam Luister, kreek in de Oude Polder (Zeeland).
Luysterborg, Luysternorgh, Luysterborgs, Luysterborghs, Luysterburg, Luijsterborg, Laustrebourg: Plaatsnaam Luisterburg bij Nispen (Noord-Brabant) en in Beerse (Antwerpen).
Luysterman, Luystermans, Lystermans, Loostermans, Losterman, Lostermans. Afleiding van Middelnederlands luusteren: luisteren. Vergelijk Duits Lauscher, Lauster(er), Nederduits Lustermann.
Luyt, van, van Luijt, van Luijten, van Luyten, van Lud, van Ludt. Plaatsnaam Leut, Limburg, of in Ubbergen, Gelderland.
Luyen, Luytens, Luijten, Luijtens, Luyte, Luyetenem Lutte, Luyttens, Luite, Luten, Lutens, Luthen, Lute, Verluyten: Moedersnaam Luite, van de voornaam Lu(i)tgard. Verluyten; vrouw Luite.
Luytgaerens, van de Luijtgaarden, van de Luitgaarden: Moedersnaam. Germaanse voornaam leud-gard ‘Lieden-omheining’.De aanloop van der is te verklaren als hypercorrectie voor ver ‘Vrouw’geherinterpreteerd als van der.
Luyts, Luijts, Luitsz, Luits, Luites: Vadersnaam. Brabantse ontwikkeling uit Loots of Lots.
Luymoeyen, Luymoyn, Laymoei, Laymoeien. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam leud-mod.
Luysterman, Luystermans, Lystermans, Loostermans, Losterman, Lostermans. Bijnaam uit het Middelnederlandse luusteren: luisteren (voor bijvoorbeeld iemand die goed kon luisteren/horen) en fluisteren (bijvoorbeeld iemand die stil praatte). Mogelijk ook uit luuster: glans (beroepsbijnaam voor een poetser).
Luyten, Luytens, Luijtens, Luijten, Luytenne, Luyte, Luytte, Luyttens, Luiten, Luit, Luten, Lutens, Luthen, Verluyten. Moedersnaam (via Luite) naar de voornaam Lu(i)tgard.
Luzar, Luzot, Luzeaux, Lusiaux, Lusiau, Loza, Losa: Bijnaam. Picardisch lozard: luiaard; Boons lusot: leegloper; eventueel Waals lsard: vicier.
Lij, de: Spelling voor Delie, van Dilie. Moedersnaam. Korte vorm van heiligennaam Odilia.
Lijbaart, Lijbaert: Spelling voor Liebaert. 1. Vadersnaam. Variant van Libe(e)rt, van Germaans leud-berht ‘Lieden-schitterend’of Germaans leub-hard ‘Lief-sterk’resp. Lietbertus Of Liubardus, Leopardus. 2. Overdrachtelijk naar Middelnederlands liebaert ‘Luipaard, leeuwՠvoor een Vlaming, Vlaamse patriot.
Lycklama, Friese vadersnaam Lykle; van Nicolaas, ma; man.Zie Ԍikelsgea of St. Liklesgea aan het dorp St. Nicolaasga (ga of gea is dorp in het Friesch) in Doniawarstal.
Lycoops, Lycop, Lycops, Lijcops, Lykops, Licop, Licops, Licoppe, Licope, Lecop. Naam uit het Middelnederlandse lijfcoop, licoop: wijnkoop, handgeld, godspenning of fooi bij het sluiten van een koop. Beroepsbijnaam voor de veilingmeester.
Lyftochts, Lijftocht, Lijftochts, Lijftochs, Lyftoghts, Lyftoghs, Lijftoghts, Lijftochts. Verdwenen naam uit het Middelnederlandse lijftocht: levensonderhoud, vruchtgebruik, lijfrente, weduwegift. Bijnaam voor iemand die daar op enige manier mee te maken heeft.
Lijk, Lijcke, Lyck, Lycke.Vadersnaam. Germaanse voornaam Lideco, verkleinvorm van leud-naam. Vergelijk Liekens.
Lijke, van der; van der Lijcke: Plaatsnaam Lijk in Heesch (Noord-Brabant)?
Lijn, van der: Zoals van der Lin een Waalse aanpassing van van der Linden.
Lynch. Variant van Engelse familienaam Linch. Plaatsnaam. Oudengels hlinc: heuvel.
Lynckeman. Afleiding van Van der Linck.
Lynen, Lijnen, Leijnen, Leyne, Leynen, Lienen. Moedersnaam, verkorte vorm van Katheline, Pauweline of een andere voornaam.
Lijnbach: Duitse plaatsnaam Leimbach (Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts, Saksen, Thringen) of Leinbach (Beieren, Baden-Wrttemberg).
Lijs, de le: Spelling voor Frans Delelis. La Lys is de Franse naam van de rivier de Leie.
Lijsen, Leijsen: Moedersnaam. Spelling voor Lijsen. 1. Voornaam Lijse = Alice, Aleidis. 2. Lijse, Lise = voornaam Elisabeth.
Lyser, de, (de) Liser, Leiser, Leizer, (de) Letser, Leijzer, Leijser, Leijzers. Naam uit de plaatsnaam Lyss bij Bern (Zwitserland).
Lijtle: Wellicht van Engels Little ‘klein’.
Lijtsman: 1608 Hans Lietsman, Zutphen. Duits Lietzmann, afleiding van Lietz, afleiding op –so van een Germaans leud-naam.
Lijzer, de; de Leijser, de Lijser: Afleiding van plaatsnaam Lyss bij beroepsnaam.
M.
Maagd, de; de Maagt: Volksetymologisch uit Middelnederlands maech, mage ‘maag, bloedverwant’.
Maagdenberg, van den, van den Maegdenbergh, van den Maagdenburg: Plaatsnaam Maagdenberg in Oostburg (Zeeland) en in Venloo (Nederlands Limburg. Eventueel de Duitse plaatsnaam Magdeburg, Nederlands Maagdenburg.
Maagen: Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Mago.
Maaikens, Maaykens, Maayen, Maeyen, Maayens: Moedersnaam. Afleiding van Middenenderlands Maeye, Maai: Maria. Vergelijk Maeyens.
Maalderije: Volksetymologische aanpassing van de familienaam Malderez, Maldr, van Frans male denre ‘Slechte, minderwaardige waar’. Bijnaam voor de verkoper ervan.
Maaldrink, beroepsnaam, van maalder, maler, mulder of molenaar.
Maan, de, de Maen: 1. Variant van De Man, met Oost-Vlaams gerekte a. 2. De Maan was ook een verspreide huisnaam. In Bs. werd in 1717 een vondeling De Maen genoemd, omdat hij voor het huis ‘De Maenՠgevonden was.
Maandag: Bijnaam voor de naam van de weekdag, de maandag. Vergelijk Vrijdag, Duits Montag.
Maanen, Maene: 1. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Mano, variant van Manno ‘man’vergelijk Manekin = Mannekin. 2. Huisnaam. 1600 Cornelisz Meesz bijgenaempt ‘t Manneken in de Maen, Zouteveen.
Maanenschijn: Bijnaam ‘maneschijnՠvoor iemand die vooral ‘s nachts actief was? Vergelijk Duits Sunnenschein.
Maanhout, Maenhoudt, Maenhout, Maenhaut, Manhoudt: Vadersnaam. Germaanse voornaam man-wald ‘man-heerser’. Manolt, Manvaldus.
Maarelen, van; van Marle: Plaatsnaam de Marel’mergel, mergelgroeve’. Plaatsnaam Maarle in Poppel (Provincie Antwerpen), Noordwijk (Zuid-Holland). Marle, Overijssel.
Maarleveld, (van): Plaatsnaam ‘mergelveld’.
Maarschalck, Maarschalk de, de Maersschalck, Marschalk, (de) Maesschalc, Maeschalck, Maeschalk, de Maarsschalck, de Maarschalck, (de) Maerschalcke, Maerskalck, Maerskalcke), (de) Maesschaelck, Maeschaelck, Maeschalk, Demaerschalet, Masschalck, Maesschalkc, Maesschal, Maessckal, Maescalck, Maesschalck, Maelschaelck, Maelschalk, Mayschalk: Beroepsnaam van de maarschalk. Middelnederlands maerscalc ‘aardenknecht, stalknecht, hoefsmid, paardenarts, stalmeester’meestal ‘Hoefsmid’. Ook gewoon smid.
Maarschalkerweerd, van. Plaatsnaam bij Houten, Utrecht.
Maarse, Maarsen, Mare : Vadersnaam. Afleiding van een mr-naam. Of moedersnaam: korte vorm van Marcilia of Martiana.
Maarsman, Marsman, Meersman, Mersman, Meirsman, (de) Meersseman: 1. Afleiding van plaatsnaam Mars, Meers, Middelnederlands ma(e)rsch, me(e)rsch ‘Beemd, laag nat eiland’Vlaamse meers. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands merseman, meerseman, maers(e)man ‘Rondtrekkend koopman, marskramer’.
Maartens, Maarten, Maartense, Maerten, Maertens, Maertins, Martens, Martense, Martenssen, Martin, Martina, Martins, Martyn, Martijn, Marteyn, Mareijn, Marting, Maringsen, Martinsse, Meertens, Mertens, Mertin, Meerten, Mertes, Mertus, Mert, Meert, Meerts, Merts, Meerte, Meirt, Meirte, Meets, Martinus, Martinussen, Martinis, Martinissen, Marthunussen, Demartain, Demartin. Vadersnaam afgeleid van de Latijnse voornaam en heiligennam Martinus. Martein is een variant van de Franse voornaam Martin. Martinia kan Italiaans en ook Latijns zijn.
Maas, Maass, Maes, Mas, Mees, Moos, Moes, Mos, Mos, Mues, Mus, Moeys, Moies, Mois, Mous, Maassen, Maassene, Maasen, Masen, Maessen, Maessens, Maesen, Maesens, Maahsen, Mahsen, Mausen, Meessen, Mesen, Mesens, Meses, Meezen, Mezen, Meehsen, Moesens, Moesen, Moessens, Moesse, Moosens, Moosen, Mohsen, Mosen, Muesen, Musen. Vadersnaam, afgeleid van de apostelnaam Thomas (wat in het Aramees tweeling betekent).
Maas, van der; van der Mas, Vermaas, Vermazen: Naam van de rivier, de Maas, maar ook van talrijke waterloopjes.
Maasdam, (van): Plaatsnaam Maasdam (Zuid-Holland).
Maaskant, (van): Plaatsnaam Maaskant in Vessem (Noord-Brabant).
Maasland: Plaatsnaam Maasland (Zuid-Holland).
Maasmans: Vadersnaam. Afleiding op –man van de voornaam Maes = Thomas.
Maassen, Maassenne, Maasen, Masen, Maessens, Maessen, Maesen, Maahsen, Mahsen, Maussen, Meessen, Meesen, Mesen, Meessens Meesens, Mesens, Meses, Meezen, Mezen, Meehsen, Moesens, Moesen, Moessens, Moesse, Mossens, Moosen, Mohsen, Mosen, Muesen, Musen: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Maes = Thomas; of van Maaszone. Moesen is Zuid-Limburgs.
Maastricht, van; van Mastrigt, Maastrigt, van: Plaatsnaam Maastricht (Nederlands Limburg).
Maat, (de): Middelnederlands maet ‘maat, makker, gezel’. Bijnaam. Vergelijk Janmaat, Kesmaat, Janknecht.
Maathuis, Maatman, Madhuizen. Plaatsnaam.
Maatjes, Maats, Maetens, Matena, vadersnaam Mate.
Maaijen, Maeijens: Moedersnaam, Voornaam Maaie = Maria.
Maaijer, de; de Maeijer, (de) Maijer: 1. Beroepsnaam van de maaier. 2. Eventueel een Brabantse variant van de Meijer. Maijer kan zelfs een spelling zijn van Duits Maier, Meier.
Mabe, Mabbe, Maebe, Mabesoone, Mabezoens, Smabers. Moedersnaam afgeleid van de voornaam Mabe = Mabelie = (A)Mabelia.
Mabille, Mabil, Mabile, Mabelis, Mabelus, Mabele, Mabel, Mabilde, Maubille: Moedersnaam. Mabelie van Frans Mabille, van Latijnse Mabilia, Amabilia.
Mabesoone: Moedersnaam. Zoon van Mabe=Mabelie (zie Mabelis).
Mabillon, Mabilotte, Mabiloot: Moedersnaam. Vleivorm van Mabille.
Mabilot: Moedersnaam. Vleivorm op –ot van de voornaam Mabille (zie Mabelis).
Mabit, Maby, Mabyt, Mabeyt: Moedersnaam. Waalse afleiding van Mabille.
Macar: 1. Franse familienaam, ook Macarez, Macrez, Zuid-Franse variant van Macarel, Maquerel, van Maquereau ‘makreel’. Bijnaam naar de visnaam. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm van Macaire, de Franse vorm van de Griekse heiligennaam Makarios.
Mac Donald. Vadersnaam. Zoon van Donald, Galisch Domhnall, Oudiers Domnall ‘Wereld-machtig’.
Macadam. Vadersnaam. Zoon van Adam.
Macaigne. Variant van Macaine. Oudfrans macain; wijs, slim. Bijnaam.
Macar, Macart, Macarz, Machart, Mackart, Macka, Macquart, Macquaert, Maccart, Maquart, Maqua, de Macar, Makart, Makar, Maka, Macca, Maca: Vadersnaam. Germaanse voornaam mag-hard ‘maag, verwant-sterk’. Machardus, Machart. Of Germaanse voornaam mark-hard (zie Merckaert).
Macau, Macaud, Macaux, Maccaut, Macaut, Maquaut, Makau: Vadersnaam. Germaanse voornaam mag-wald ‘maag, verwant-heerser’. Vergelijk Duits Macholt. Of Germaans mark-wald, vergelijk Macar(t).
Macdoine. Herkomstnaam, van Macedoni.
Macharis, Marcharis, Macaire, Maquaire, Maquair, Makaire, Marquaire, Maquer, Maquere, Masscharis. Vadersnaam uit de Griekse heiligennaam Makarios. De Latijnse vorm is Macharius, van Macharis.
Machart, Matsaert: 1. Zie Macar(t). 2. Beroepsnaam van de metselaar; afleiding van Middelnederlands mche, matse, Picardisch mche, van Middenlatijn macio.
Machelart. Verschrijving van Makelaar. Zie bij Makela(e)re De.
Machelen, van. Plaatsnaam Machelen, Oost-Vlaanderen.
Macherot, Macheroux, Machiroux, Machurot, Machureau, Machra, Machuraux: Bijnaam. Oudfrans mascheros: vuil, vies, smerig. Vergelijk Mascr.
Machetourte, Mchefer = Masquefer. 2. De mansnaam Mascardus komt al in het Polyptique dՉrminon voor.
Machin. Waarschijnlijk hypercorrect voor Massin.
Machkour. Arabische familienaam.
Machtelinck, Machtelinkx, Machtelynck, Machtelings, Machtelinckt, Machtelinks, Machtelinkx, Magtelinck, Matelinck, Matelinckx, Mactellinck, Mactelinck, Mastelinck, Masteling, Maechtelinkx, Machelinckx, Machline, Magelinck, Magelincx, Mechelinck, Mechelynck. Afleiding van een Germaanse macht-naam. Zoals Machtildis of Machtolf. V. D. Schaar noemt als vormen voor Mathilde: Machelina, Machtelina, Machtelijn, Magcheltje, Maggeltje, Mechelina, Mecheltsje, Mechtelina, Megcheltien. De afwisseling van vormen met cht/ch en ach/ech pleit voor afleiding van een macht-naam.
Machtens, Masten. Moedersnaam of vadersnaam: knuffelvorm van de Germaanse voornaam Machtild of Machtolf.
Machu, Machut, Machue, Machus, Masut, Masu, Massu, Mossu, Metsue, Metsu, Missue, Missu, Missuwe, Messuwe: Oudfrans mac(h)ue, massue, messue, Middelnederlands matsu(w)e: knots, kolf, knuppel.
Mack, Mac, Macke, Mace, Mak, Makkes, Macken, Mackens, Maack, Maeck, Macq, Mauque, Maque, Maucq. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Macco, een knuffelvorm van een Germaanse mag(in) of mark-naam. 2. Vader/moedersnaam, vrouwelijke vorm uit dezelfde naam: Macca, Makka.
Mackel, Mackels, Makels, Maukels: Vadersnaam. Afleiding van Mack. Vergelijk Duits Mackle, Mackle.
Mackenzie, Mackersy: Schotse familienaam: zoon van Coinneach.
Macker, Mackers. Bijnaam. Middelnederlands macker; makker, deelgenoot, compagnon.
Maclaine: Schotse familienaam McLane, Mclean ‘Zoon van de dienaar van Sint-Jan’.
Mackis, Mackus: Stamt van een Schotse soldaat die ca. 1600 in Nederlands Limburg gebleven is. Waarschijnlijk een vervormde Mac-naam.
Mac Leod: Schotse familienaam ‘Zoon van Leod’. Leod gaat terug op Oudnoors Ljtr ‘Lelijk’.
Maclet, Mauclet, Maclot: Vadersnaam. 1. Vleivorm van de voornaam Macharius. 2. Vleivorm van heiligennaam Remadius.
Mackintosh, Makintosh. Schotse familienaam Mac an toisich: zoon van de hoofdman.
Macoigne, Macogne. Plaatsnaam Macogny, Aisne?
Macocq. Engelse familienaam Maycock, Meacock, afleiding van May, Mayhew, van Matthew.
Macor, Macorps, Macors, Macoir, Macours, Macourt, Maucourt, Maucort, Macoers, Marconi, Marconit, Marcour, Marcourt, Malcorps, Malcorp, Macoy, Macoye, Macquoi, Maquoi, Macguoy, Macquoij, Manquou, Manquoy, Manquoij, Maugqoi, Maucquoy, Mauquoy, Macquet, Maquet, Mackee: Vadersnaam. De oudste voorbeelden wijzen duidelijk op een voornaam. Maar welke? Macharius wordt normaal Macaire en lijkt dus uitgesloten. Wellicht een Germaanse voornaam, bijvoorbeeld Markolf (vergelijk Marcou) of Markward (Macoir?). De vorm Malcorp(s) kan een Re-interpretatie zijn. De Luikse familie Ma(l)cors, Maucors is trouwens verwant met Macoir. Of afleiding van Oudfrans maque, mche: hamer, strijdknots, kolf. Ook de staf van de deurwaarder. Beroepsnaam. Vergelijk un serjans mace.
Macot, Machot, Macho, Macco: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Macharius of van Mack.
Macours, Macourt, Macoers, Maucourt, Maucort, Marcourt, Marcour: 1. Plaatsnaam Macourt (Nord). 2. Zie Macor.
Macpherson. Galisch Mac an Phearsain: zoon van de parochiepriester, de pape (Middenenderlands persoon, Engels Parson, vergelijk Persoon(e).
Macquenhem, Macquenhen. Plaatsnaam Mackenheim, Elzas.
Macquoi, Maquoi, Maquoy, Macguoy, Macquoij, Manquoi, Manquoy, Manquoij, Mauquoi, Maucquoy, Mauquoy. De oudste voorbeelden wijzen duidelijk op een vadersnaam. Mogelijk uit Macharius (dat evolueerde tot Macaire)? Maar wellicht uit de Germaanse voornaam Marcolf (marik + olf = Marcou) of Markward (=Macoir).
Macron. Franse familienaam Macqueron, Maqueron, van Oudfrans masqueron, variant - met ander suffx - van Oudfrans mascheros: vuil, zwart. Vergelijk Mascr en Middelnederlands Masscheroen, naam van de duivel, dus ‘De zwarte’.
Madam, Madame. Bijnaam Madame: Mevrouw. Vergelijk Monsieur.
Madden, Maddens, Meddens, Mattens, Mettens, Matens, Maetens, Methens, Metens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaans mathal-naam, zoals Madelbert.
Madder. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam math-hari: Madaharius. 2. Eventueel variant van (de) Mader.
Madera, Madeira. Plaatsnaam, eiland ten westen van Marokko.
Madjera: Variant van Made(i)ra, eiland ten westen van Marokko.
Made, van de(der), van der Maden, van der Matten, Vermaat: Verspreide plaatsnaam Made, Maet(e) ‘maailand, hooiland, weiland’vergelijk Engels meadow, Duits familienaam Matt(e).
Madelein, Madeleine, Madeleyn, Madelijns, Maddelein, Maddelin, Maddeleyn, Madalyns, Madalijns, Majolyn, Maseleyne, Maselyne, Mazelijne, Mazelyne, Maeseleyne, Maeselyne, Maeselijne, Majelijne, Majelyne, Marjelijne, Mardulyn, Mardeelyn. Moedersnaam van Madelaine, de Franse vorm van heiligennaam Magdalena.
Madelet. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Madelaine? Of vadersnaam. Afleiding (-elet) van Germaanse math-naam; vergelijk Madder, Madou.
Madenspacher, Maderbacher; Duitse familienaam Mdenbacher, van plaatsnaam Medenbach.
Mader, de, de Madr, Madder, Maeder, Mader: Middenenderlandse ongesyncopeerde vorm mader: maaier. Ook Duits Mader/Mder: maaier. Vergelijk De Maeyer. Beroepsnaam.
Madet, Madey, Madde, Madion, Madiot: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse math-naam. Vergelijk Madelet.
Madoc, Maack, Maeck: Oudwels Matc, Wels Madog: aanzienlijk, flink. Ook Moaddocks, Maddock, Mattocks, Mattock.
Madon. Vadersnaam. Variant van Madou of afleiding er van.
Maduro. De van oorsprong Iberische familienaam Maduro is in Nederland vooral afkomstig uit de Nederlandse Antillen en Aruba, betekent rijp, rijpen en mano; vroeg in de morgen, dus vroeg wakker.
Madou, Madoux, Madoets, Madoe, Madoue, Maudoux. Vadersnaam, Franse vorm van de Germaanse voornaam mathal-wulf; vergaderplaats-wolf.
Madoulet. Vadersnaam. Afleiding van Madou.
Madrid, Madry. Plaatsnaam Madrid, Spanje.
Maegd, de, Maegdt, de, Demaegd, de Maagd, de Maeghdt, de Maeght, de Maegt, de Maght, Maag, Maege, Maeghe, Maegh, Mage, Maeght, Maegh, Maghe, Maghue, Smagghe, Smagge, Smacghe,Smaegge, Smaege, Smaegghe, Smaeghe, Smagghue, Smague. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse maech, mage: bloedverwant. 2. Ook een vondelingennaam is mogelijk: Peerken De Macht is gevonden op 14.03.1636 bij het Machdenhuys te Antwerpen.
Maegdewinkel. Verhaspeling van Muysewinkel?
Maeck, Maeck: 1. Zie Mack. 2. Door d-syncope, van Madoc.
Maelcamp. Plaatsnaam Maelcampe, Malcamp, Mollekant in Anzegem
Maele, (van de) van de(der) Maelen, van de(der) Malle, van Maele, van Mael, (van) Male, (van) Mle, van Malle, Vammale, Vermaele, Vermael, Vermaelen, Vermaele, Vermalen, Vermal. De plaatsnaam Male (Mle) betekent inzinking of depressie in het landschap. Deze plaatsnaam komt op zeer veel plaatsen voor.
Maelsaeke, van, Maelsaecke, Maelsacke, Maelzaeke, Maelsacke, Maelsaele, van Malsake, Malsaeke, Malsack, Molzaette, Molzaete; Plaatsnaam Maalzake in Etikhove (Oost-Vlaanderen) en Kaster (West-Vlaanderen).
Maelstaf, Malstaf: Beroepsnaam van de mulder of molenbouwer, naar een onderdeel van de molen.
Maene, Maenen, Maenens, Maanen, Maane, Manen, Manens. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam Mano, een variant van Manno: man.
Maenhoudt, Maenhout, Maenhaut, Manhaut, Maenaut, Manhoudt, Manhout, Meenhout, Maernhout, Marnhout, Maernhoudt, Maernoudt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam man-wald; man-heerser.
Maere, Maeren, Maerens, Maar, Maers: Moedersnaam. Vorm van de voornaam Maria.
Maere, (de), Maer, de, de Mare, de Marre, Lemarre, Maar, Maere: Bijnaam. Middelnederlands mare ‘Beroemd, vermaard, voornaam’.
Maesen, van der, van der Maes, van der Maessen, van der Maas, van der Massen, van der Masen, Vermasen, Vermaesen, Vermaes, Vermaasen, Vermaas, Vermasse, Vermassen. 1. Familienaam uit de naam van de rivier of uit n van de vele waterloopjes die dezelfde naam droegen. 2. Het kan ook een moedersnaam zijn uit de Germaanse naam Masse.
Maerel, de, de Meirel: Middenenderlands meerle, maerle: merci. Bijnaam naar de vogelnaam, wellicht voor een zanger.
Maerschalck, de, Maerschalk, de, de Maersschalck, Maarschalk, de Maarsschalk, de Maarschalck, (de) Maerschakke, Maerskalcke, Maerskalck, (de) Maesschaelck, Maeschalck, Maeschahelck, Maesschalk, Demaerschalet, Masschalck, Maesschalkc, Maesschal, Maessckal, Maescalck, Maelschalck, Malschalck, Maelschaelck, Maelschalk, Mayschak: Beroepsnaam Maarschalk. Middelnederlands maerscalc: paardenknecht, stalknecht, hoefsmid, paardenarts; stalmeester. Meestal: hoefsmid.
Maesbroeck. Plaatsnaam, bijvoorbeeld in 1711 in Zedelgem. Maar waarschijnlijk gaat de naam terug op plaatsnaam Meersbroek, bijvoorbeeld in Tielt.
Maeseman, Maesman, Maesman, Maasmans, Mazeman, Maseman, Meesman, Moesman, Mosmans, Mousemanne, Mousseman, Musman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maas =Thomas. Moies is Limburgs.
Maesen, van der, van der Maes, van der Maessen, van der Maas, van der Massen, van der Masen, Vermasen, Vermaesen, Vermaes, Vermaasen, Vermaas, Vermassen, Vermasse: 1. Naam van de rivier, de Maas; ook naam van talrijke waterloopjes. 2. Moedersnaam Vermasse: vrouw Masse. Aflleiding op -sa van Germaanse math-naam: Masa. De vander-vorm is dan hypercorrect.
Maeshout: Vermoedelijk verhaspeld uit Maenhout.
Maeskens, Maske, Maskens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maes: Thoma(e)s.
Maestricht, van, van Mastricht. Plaatsnaam Maastricht, Nederlands-Limburg.
Maet, de, (de) Maat: Middenenderlands maet: maat, makker, gezel. Bijnaam.
Maeten, van der, van der Maat, van der Maath, van der Made, van der Maden, van der Matt, Vermaete, Verma, Vermaat. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam made; maet: weide, hooiland. Vergelijk Engels meadow, Duits Matt, Matte.
Maeter, Mater, plaatsnaam Mater, Oost-Vlaanderen.
Maeterlinck. Afkomstig van Mater, Oost-Vlaanderen.
Maeyaert, Mayaert, Mayart, Maeyhaert. 1. Moedersnaam uit de voornaam Maeye. Zie Maria. 2. Variant van Maillard. Zie bij Mallard.
Maeyens, Maeijens, Maeyns, Mayens, Mayen: Moedersnaam. Afleiding van Maeye, van Maria.
(de) Maeyer, de, Maeijer, de Maaijer, de Maayer, de Mayer, Majer, Mayers, Mayer, de Meyer, (de) Moyer,dDe Muyer, Muyere. 1. Beroepsnaam voor een maaier in de landbouw. 2. Secundair is De Maeyer ook wel eens door Re-interpretatie van De Mare ontstaan.
Maeyman, Mademan: 1. Beroepsnaam van de maaier. Vergelijk De Maeyer. 2. Afleiding van Van der Made.
Maezeele, Maezele, Maezelle, Maseele, Masele, Maeseele, Maesele, Maeselle, Maisel, Maizel, Mayseel, Mazel, Mazeau, Mazay. 1. Naam uit het Middelnederlandse masel (vleeshuis, slachthuis) of het Oudfranse maissel, maisel (slagerij, slager). Beroepsnaam van de slager. 2. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Madala.
Mafit. Biijnaam. Waals ma fi, dat is Maufils, kwade zoon. Vergelijk Monfils.
Magalhas, Magallanes: De grote Portugese ontdekkingsreiziger heette eigenlijk Ferno de Magalhas (1480-1521). Het voorzetsel de wijst op een plaatsnaam.
Magazynier. Renterpretatie, misschien van De Maeseneer.
Magdaleens, Magadalena, Magdelyns, Magdaleyns, Magdeleijns, Magdelijns, Magdelaine, Magdeleens, Magdeleyns, Magdelyns, Magdeleijns, Magdelijns, Magdaleens, Megdaleens, Maddalena: Moedersnaam. Bijbelse voornaam Magdalena. In werkelijkheid werden Magdaleens en Madelein wel door elkaar gebruikt.
Mage. 1. Franse uitspraak: zie Limage. 2. Met Nederlandse uitspraak: zie De Maegd(t).
Magendans: Bijnaam. Volk etymologisch uit makedans ‘Die een dans uitvoert’. Ook Nederduits Mackedanz.
Mager, Maeger, Magr, Mageren, Meegers: Bijnaam voor een mager mens.
Maggen. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Mag(g)o (zie bij Magin).
Magera, Magerat. Moedersnaam van Marg(u)erat, van de voornaam Marguerite.
Magerman, Magermans, Magermann, Magermanns, Magherman, Maegherman, Maegerman, Magremanne: Bijnaam voor een mager man.
Magerott, Magerotte. Plaatsnaam Magerotte in Tillet (Luxemburg).
Magery, Maugeri; Plaatsnaam Magery in Tillet, Luxemburg.
Maget, Magette, Mag, Magee, Magez, Maghet, Maguet, Maguez, Majet: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marguerite.
Maggelet. Moedersnaam Magelet, afleiding van de voornaam Marguerite parel.
Maggen. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse bakernaam Mag(g)o.
Maggi, Magy, Maguy: Moedersnaam. Waalse vleivormen van Marguerite.
Maggio, Maggiolino: Bijnaam. Italiaans maggio: mei(maand). Vergelijk De Mey.
Maggiordomo. Italiaans, Latijn majordomus; hofmeester.
Maghin, Maghain, Magain, Magein, Maghuin, Maguin, Magin, Magien. 1. Knuffelvorm van de voornaam Marguerite (Margareta). 2. Of knuffelvorm van Marie (Maria).
Maginel, Maginelle, Maginet; Moedersnaam. Afleiding van Magin.
Magirus, Magerus, Magerus, Mageres: Humanistennaam, latinisering van Kok, de Cock.
Magis, Magits, Maugis, Mauguis, Mauguit, Mauguy. Vadersnaam, Waalse vorm van de Germaanse voornaam Madelgijs. Deze naam van de tovenaar Malegijs werd in het Waals soortnaam met betekenis deugniet, nietsnut.
Magloire. Bretonse heiligennaam Maglorius. Vadersnaam.
Magnaud. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam magin-wald; kracht-macht, Magnaldus, Meinaldus.
Magn, Magne, Mangne: 1. Plaatsnaam Magne (Luik). Zie De Magne. 2. Zie Magnet.
Magnel. Moedersnaam. Afleiding van Magne/Marie. Zie Magnet.
Magnery, Mannerie: Plaatsnaam in Clermont-lez-Huy (Luik).
Magni, Magny: 1. Afleiding van Magnus. Eventueel van Italiaanse. Magni. 2. Luiks-Waals voor Magnier. 3. Zie Demagny.
Magnin: Variant van de Franse familienaam Magnien ‘Rondtrekkend ketellapper’.
Magnet, Magnez, Magney, Magn, Magne, Magnes, Magnette, Magniet, Magniette, Magnier, Magles, Magnies, Maigney, Mangnet, Mangne, Maniette, Maniez, Manniette, Manette, Manet, Man, Man: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Magne = Maria.
Magnien, Magnan, Magnant, Maignent, Mahiant, Mahian, Meignant, Meignan, Meignen, Le Maignent, Lemaignen: Beroepsnaam. Frans raagnien: rondtrekkend ketellapper.
Magnier, Magnies, Magniez, Mangnier, Mannier, Manier, Manie, Maniez: 1 Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam magin-hari ‘kracht-leger’. Maginharius, Magnarius.
Magnon, Manon. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Magne: Marie.
Magnus, Magnusson, Magnes Mangnus, Mannus, Mannes: Vadersnaam. Latijnse vooraam Magnus (groot).
Magoche, Magoge, Magosse, Margosches: Moedersnaam. Waalse vleivorm van Marguerite, heiligennaam Margareta.
Magon, Magonet, Magonette, Majon: Moedersnaam. Vleivorm van Marguerite.
Magos, Magot, Magotte, Magotaeu, Magoteuax, Magotiaux, Magottieau, Magotieau, Magotteaux, Majot: Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Marguerite.
Magree: Spelling voor Magret = Maigret, verkleinvorm van Frans maigre ‘mager, tenger’. Bijnaam.
Magschap. Verhaspeling, waarschijnlijk van Walschap.
Magtige, de. Bijnaam; machtig.
Magyar. Volksnaam van de Magyaar of Hongaar.
Mahabier, Mahabir, Mahabali. De familienaam Mahabier is afkomstig uit Suriname.
Mahassin. Moedersnaam. Vleivorm op –ecin van Mahaut.
Mahau, Mahaut, Mahaux, Mario, Mahiaux, Mahiat, Mahia, Mauhaud, Mahaudens, Mahauden, Mahoudens, Mahouden, Mehoudens, Mehauden, Mehoudens, Maudens, Maud, Moudden, Moudens, Moude, Mehaut, Mhaux: Moedersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam Machtild: macht-hildխacht-strijd’. Mahthildis, Mahelt. Mahau = Mahthild.
Maheu, Maheux, Maheur, Mahu, Mahut, Mahute, Mahe, Mah, Mahet, Mhu, Meheus, Mehuis, Mehuys, Meyhui, Meyhuys, Meyus, Meyes, Meyhiu, Meyhi, Meijhui, Meijhiu. 1. Vadersnaam uit de Franse vorm van de apostelnaam Mattheus. 2. Of moedersnaam van Maheut (Franse vorm van Machtild-Matilda).
Mahiels, Mahil: Vadersnaam. Oude Picardische hypercorrecte vorm voor Mahieu = Mathieu.
Mahiet, Mahiez. Vadersnaam. Afleiding van Mahieu.
Mahieu, le, Mahieux, Mahieus, Mahieur, Maiheu, Mahyeu, Mahieuw, Maieur, Maieu, Maieux, Mayeux, Mayeu, Mayeur, Mahie, Mahi, Mahy, Mahij, May, Maij, Mai, De Mahieu, Mhu, Mehuis, Mehuys: Mahieu is de Franse vorm van de apostelnaam Mattheus of van Matthias. Vadersnaam. Volgens H. Nelis was in de 13de eeuw Saint-Mahieu nog synoniem met Saint-Matthieu (Mattheus) en Mathieu met Mathias. Vanaf de 14de eeuw werden de namen Mahieu en Mat(t)hieu verward. Maar vanwege het lidwoord is le, de, Mahieu, Mahieur, veeleer op te vatten als de Picardisch uitspraak eur=eu van le Mayeur ‘De meier’.
Mahillon. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Mathild/Mahaut.
Mahin. Moedersnaam. Vleivorm van Mahaut.
Mahlberg. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Mahler, Mhler: Duitse beroepsnaam Maler; (glas)schilder.
Mahlmann, Mahlman. Duitse beroepsnaam van de mulder, vergelijk Meuleman, of van de schilder (Mahler).
Maho, Mahot. Moedersnaam, afleiding of verschrijving van de voornaam Mahaut.
Mahon, Mahoney, Mahonie: Ierse familienaam Mahon, OՍahone, OՍahon, van O Mochain, afstammeling van Mochan, afleiding van moch: vroeg.
Mahou, Mahoux. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam maht-wulfխacht-wolf: Mahtulfus, Mahdolf. 2. Moedersnaam. Variant van Mahaut. Mahout = Mahou(s) = Mahaut = Mahthild. 3. Plaatsnaam Mahoux in Mesnil-St-Blaise (Namen).
Mahoval, Mahovald, Mahowald. Plaatsnaam op Howald; hoog woud.
Mahr. Plaatsnaam Mahr, Maar: meer, waterplas, moeras. Vergelijk Duits Andermahr.
Mahu: 1. Vadersnaam. Variant van Maheu(x) = Matthaeus. 2. Moedersnaam Variant van Maheut = Mahaut ԍachtild’.
Mai, May, Maij: 1. Bijnaam naar de maand mei. Vergelijk De Mey. 2. Zie Mahieu(x).
Maiburg, Meijburg, Meijborg: Plaatsnaam (Nedersaksen). Zie ook Meyenborg.
Maichle, Maichl, Meichl: Elzassische variant van Duits Maichel, bijnaam voor een bakker. Middenhoogduits mouchelm: broodje, weg(ge).
Maiersdorf, Majersdorf. Plaatsnaam. Beieren.
Maiglet. Verfransing van Duitse familienaam Maegl, afleiding van Magg, Germaanse voornaam Markwart.
Maigret, Maigray, Maigraij, Maigat, Maigri, Maigron, Magret, Magrez, Megret: Bijnaam. Afleiding van maigre: mager, tenger.
Mailen: Plaatsnaam Maillen (Namen).
Mailly, Maily, Maillie, Maillis, Demailly, de Maillij: 1. Plaatsnaam Mailly (Somme, Marne, Aube). 2. Soms is Mailly een spellingvariant van Mahy.
Maillard, Maillart, Maillat, Maillar, Maillaert, Mailliard, Maiart, Maillard, Maylaers, Maljaars, Maljerse, Maljers, Maillard, Mailla, Maillar, Maeljaert, Maelliaert, Mayart, Mayar, Mayat, Mayaux, Mayaoud:1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Magilhard. 2. Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans mail: hamer. Vergelijk Hamers, Maillet.
Maille. Oudfrans maille: munt (halve denier, penning).
Maillen, Maillain, Maillien, Maillin, Malien, Mallien, Mauyen, Mayen, Mauen, Maun, Mauen: Plaatsnaam Maillen (Namen), Waals mauyin.
Maillet, Maill, Maille, Maillez, Mailliet, Mailliez, Mailli, Mailler, Maillet, Maill, Mayet, Mayez: 1. Oudfrans maillet: (houten) hamer. Beroespnaam voor de smid of de krijger die er met de strijdhamer op losslaat. 2. Huisnaam, bijvoorbeeld in Atrecht.
Mailleur, Mailleu, Mailleux, Maillieu, Maillieux, Maillieux, Mallieu, Maliens, Lemailleux: 1. Middenfrans mailleur; maker van malinkolders. 2. Spellingvariant van Mayeur, Mayeux, Lemayeur, Lemahieu. 3. Spellingvariant van Mahieu. Variant op -eur is dan hypercorrect. 4. Soms eventueel plaatsnaam Mailleux = La Mallieu in Hermalle-sous-Huy (Luik). Zie Mallue.
Maillo, Maillot, Mayo, Mayot, Maillot: Oudfrans maillot: hamer. Beroepsnaam.
Maimin, Maimon. Frans Mesmin, van Latijnse heiligennaam Maximinus (us).
Main: Frans Main ‘Hand’. Bijnaam of huisnaam.
Maincent. Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam magin-sinth ‘kracht-weg’.
Mainferme. Naam van hoeven en lenen in niet-adellijk bezit (Aisne, Loiret, Orne).
Mainfroid, Mainfroy, Meyfroidt, Meyfroid, Meyfroit, Meyfroyd, Meyfroyt, Meyfroots, Meyfroot, Meyfroodt, Meyfrood, Meyfroet, Meijfroidt, Meijfroit, Meijfroodt. Vadersnaam, Franse vorm (en de vervlaamsing ervan) van de Germaanse voornaam magin-frith; kracht-vrede. Maginfridus, Mainfredus, Megenfridus.
Mainguy, Maingie: Bretonse familie die onder het Keizerrijk naar Henegouwen gekomen is. Bretonse familienaam M(a)inguy, Menguy ‘Sterke hond, krachtige strijder’.
Maennemare. Plaatsnaam (in Normandië?).
Mainville. Plaatsnaam, Seine-et-Oise.
Mainz, Maintz, Mayntz, Maijntz, Meyntz: Plaatsnaam Mainz.
Mainzer, Meynzer. Afkomstig van Mainz.
Maipauw. Weergave van een met Zuid-Duitse verscherping (b/p) uitgesproken Duitse familienaam Maibaum. Vergelijk Meiboom.
Maire, Meir, Meire, Meirens, Meiren, Merens, Merens. Moedersnaam uit het Franse Maire, de volksnaam voor Maria.
Mairesse, Meresse, Mresse, Meeresse, Mayeresse, Mayeres: 1. Beroepsnaam. Vrouwelijke vorm van maire: meier. 2. Plaatsnaam Mairesse-en-Bennes in Warfuse (Luik).
Mairiaux, Marieaux, Mairiat, Mairia, Merriaux, Merreau, Mriaux, Meraud, Meraeux, Mereau, Meireaux, Maeriaux, Mrat: Beroepsnaam. Afleiding van Frans maire: meier.
Mairy, Mairie: Plaatsnaam Mairy in Man (Namen).
Mais, Mas, Maiss, Maijs, Mays: 1. Duitse familienaam Maiss, Mais, van Middenhoogduits meiss: gevelde bout. Plaatsnaam. 2. Zie Mais(s)e.
Maisse, Maise, Maissen, Maiss, Mais: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Thomas. 2. Zie Mais.
Maisocq, Maisoq. Beroepsnaam. Frans matre-coq, matre-queux: meester-kok. Waals maisse.
Maishman. Misschien verhaspeling van Engelse Marshman, Mashman: naar de woonplaats aan een meers, beemd; vergelijk Meerschman, Nederlands Marsman. Maar er is ook een familienaam Maizman, die veeleer in Duits Joodse richting schijnt te wijzen.
Maisondieu. Plaatsnaam Maison-Dieu (Nivre, Yonne). Of huismeester of bewoner van een godshuis.
Maisonneuve. Plaatsnaam in Floreffe (Namen), Beho (Luxemburg): nieuw huis. Vergelijk Van Nieuwenhuize.
Maistriau, Maistriaux, Mestriau, Maitrias, Metraes, Mtreaud: Afleiding van Oudfrans maistre, Frans matre: meester. Vergelijk Lematre.
Maitrejean. Meester Jan.
Maitrot, Metrot: Afleiding van Matre.
Majdoub (al). Arabische naam uit mahjub: verborgen, bedekt.
Majerczyk, Majerovic, Majerowicz, Majorovic: Beroepsnaam. Slavische afleiding van Duits Maier/Meier.
Majoie, Majois: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marguerite.
Majorin, Majoras. Afleiding van de beroepsnaam Maior; meier.
Mak: Vadersnaam/moedersnaam Macco, Makko/Macca, Makka, bakervormen van Germaans mag-naam of mark-naam, zoals Markward.
Makelaere, Makelare, de, Maclart, Machelart. Beroepsnaam van de makelaar, koppelaar.
Makelberge (van), Makelberghe, (van) Maeckelberghe, Maeckelberg, Mackelberghe, Makelberg, Maeckelberghe, van Mackelberg, (van) Mackelbergh, Mackelberghe, van Mackelenbergh, Mackelenberghe, Mackelberge, Mackelberg, Mackelbert, Maechelberghe. Familienaam uit de plaatsnaam Makenberge in het dorp Nomain (Nord).
Maker, de, de Maaker, de Maecker, de Maeker, Maekers: Beroepsnaam. Die iets maakt, vervaardigt, repareert.
Makereel, Maeckereel, Maquerel: 1. Bijnaam naar de visnaam makreel. 2. Eventueel vadersnaam. Afleiding van de voornaam Makarios, Frans Macaire.
Makin, Makins, Makkink, Mackin, Macquyn, Macquin, Maquinay, Maquinoy, Maquin, Makinay, Maquenne: Vadersnaam Makke. Vleivorm en afleiding van de Germaanse voornaam Macco, bakervorm bij mag-naam. Zie Mack.
Makkinga, Makkink: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Makke, zie Mak. Makkink is de Saksische variant.
Makow, Makowski, Mackowiak, Mackovie: Poolse familienaam van plaatsnaam Makow, van Pools mak: klaproos.
Maksem, Maksym, Maksymow, Maksimow, Maksomovic: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Maximus.
Mal, de, (de) Malle: 1. Middenenderlands mal; dartel, mal, dwaas. Bijnaam. 2. Zie Demal.
Malaboeuf. Gedemouilleerd van Mailleboeuf. Zinwoord met Oudfrans maillier: slaan (met hamer) en boeuf: koe, rund. Beroepsnaam van de slachter van runderen. Vergelijk Duits Kuhschlger.
Malacord, Malacor, Malacort: Plaatsnaam Malacord in Ferrires (Luik).
Maladry, Maledrie, Malledrie, Malderie, Maldrie: Plaatnaam, van maladrerie, maladerie: leprozenhuis.
Malaine, Malainne. Moedersnaam. Waalse Malaine; Madeleine, heiligennaam Magdalena.
Malaise, Malais, Malaisse, Maltaise, Malhaise, Malhaize, Malhache, Malhage, Malaxhe, Malax, Malasche, Malas, Malache, Malach, Mallach, Mallahe, Malay: 1. Frans malaise: onpasselijkheid, onbehaaglijk gevoel. 2. Zie De Malaise.
Malaive, Maleve, Malef: Plaatsnaam Malves (Waals-Brabant).
Malanion. Bijnaam + vadersnaam. Mal Hannion: kwade Jan. Vergelijk Maljean, Quaetannens.
Malanne, Malan: Bijnaam Mle anne: kwaadjaar. Vergelijk Quaetiaer.
Malaquin. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse mathal-naam, zoals Madelbert.
Malardeau, Malardon. 1. Bijnaam. Afleiding van Frans malade, Luiks-Waals malrdes: ziekelijk; of Middenfrans maladrel: melaats. 2. Afleiding van Malard; zie Mallaerts.
Malarme, Malarm, Malherm, Malerm. Bijnaam Mal arme: slecht wapen; mal arm: slecht bewapend.
Malatrait. Franse bijnaam Mal Atrait: slecht gezelschap.
Malbaut. Vadersnaam. Germaanse voornaam mathal-balth ‘Vergaderplaats-moedig’. Madelbaldus.
Malbec, Malbecq. Plaatsnaam Malbecq in Quenast, Nederlands Kenast, (Waals-Brabant) of Neufvilles (Henegouwen). Eventueel Maalbeek (Vlaams-Brabant).
Malbert, Malobert, Maubert, Malbrecq, Moberts, Mobers, Mober, Moberg, Mobertz: Vadersnaam. Germaanse voornaam mathal-berht ‘Vergaderplaats-schitterend’. Madalbert, Malbertus.
Malbranche, Maelbranche, Malbranque, Mallebrancke, Mallebranche, Maelbrancke, Malbrancke. Naam uit het Picardische malbranke: kwade tak, kwaad bos. Of uit akant, een geneeskrachtige plant. In het eerste geval uit een plaatsnaam, in het tweede mogelijk een beroepsbijnaam.
Malbrant, Malbrand. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Madal-brand.
Malbrouck, Malbroeck, Mabrouck, Mabrouk, Mabrut, Mabru: Plaatsnaam, 1274 Willelmus dictus Mallebrouke, Val-Dieu. De plaatsnaam Maalbroek in Anzegem, Machelen en Bavegem komen wellicht niet in aanmerking voor deze Luikse familienaam.
Malbrun, Malbrain, Malbrenne: Bijnaam + vadersnaam Mal Brun: kwade Bruno. Vergelijk Maubrun, Malbrunot. Brun, uitspraak brin in Henegouwen. Maar Re-interpretatie van Malbrand is niet onmogelijk.
Malburny. Bijnaam + vadersnaam. Mal Burny/Brunier.
Malcause: Zinwoord mal + werkwoord causer, van Latijn causari: beschuldigen, praten. Bijnaam voor een kwaadspreker. Vergelijk Nederduits. 1355 Redequt, Hameln.
Malchair, Malchaire, Malechair, Mauchard: Mle chair: slecht vlees. Bijnaam voor iemand met lelijke huid.
Malchus, Malcus,Malkus: Bijbelse voornaam Malchus. Petrus hakte Malchus een oor af. Vandaar Waals malais: eenorig.
Malcolm. Schotse familienaam van Galisch Mael Colum: toegewijd aan Sint-Columba.
Malcontent: Franse bijnaam ‘mntevreden’.
Malcorp, Malcorps: Bijnaam, letterlijk ‘mismaakt lichaam’. Maar misschien Re-interpretatie van Macor.
Malcotte, Malecot. Bijnaam Mle cotte: slecht kledingstuk?
Malcourant, Maucourant, Moucourant: Bijnaam voor een slechte bode, loper.
Maldague. Bijnaam mle dague: slechte dolk.
Maldeghem, van, Maldegem, (van), van Maldechem, van Malleghen, van Mallegen, van Mallegen: Plaatsnaam Maldegem (Oost-Vlaanderen).
Malderghem, van, Maldergem, van, van Maelderghem, van Maeldergem, van Moldergem: Plaatsnaam Maldergem in St.-Denijs-Boekel (OVost-Vlaanderen. Verwarring met Van Maldeghem is altijd mogelijk.
Malder, de, Maldere, de, Smalders, de Maldere, de Maldre, de Maldr: 1. Beroepsnaam van de maalder, molenaar. 2. De Mald(e)r kan variant zijn van Malderez.
Malder, van, Van Maldere, van Malderen, van Maelder, van Molder: Plaatsnaam Malderen (Vlaams-Brabant).
Malderez, Maldr, Maldre, Maire, Mairay, Mairait, Molderez: Frans mle denre: slechte, minderwaardige waar. Bijnaam voor de verkoper ervan.
Maldermans. 1. Afleiding van Van Malder. 2. Beroepsnaam van de maalder, afleiding van De Malder. Vergelijk Muyldermans.
Maldoy, Mauduit: Bijnaam. Oudfrans mal duit, van Latijn mle doctus: slecht opgevoed. Franse en Engelse familienaam Mauduit.
Male, van; van Maale, van Maele: Plaatsnaam Male bij Brugge (West-Vlaanderen). Zie van de Male.
Male, van de, van der Malen, van der Maale, van der Maal, van Maalle, van Male: Plaatsnaam Male ‘Zak, depressie’.
Malec, Malicky: Pools en Tsjechisch malec ‘Jongeman’afleiding van Tsjechisch maly ‘klein’Oost-Slavisch malo ‘klein’.
Male, Mallee: Spelling voor Frans Malet. 1. Verkleinvorm van Oudfrans male, Frans malle ‘Tas, kofferՠvan Middelnederlands male. Beroepsbijnaam van de malendrager, bode of koffermaker. 2. Vadersnaam. Franse verkleinvorm van Germaans mathal-naam, bijvoorbeeld Ma(de)lbert.
Malefaon, Malefason, Malefasow: Malfaison, van Oudfrans male foison, fuison. Oudfrans foison, van Latijnse fusio ‘geldstorting, later rijkdom, overvloed, bestaansmiddelen’. Bijnaam voor wie in slechte papieren zit. Later geherinterpreteerd als male faon ‘Slecht fatsoen, kwaad gedrag’.
Malempr, Malempre, Malemprez. Plaatsnaam Malempr (Luxemburg) en in La Reid (Luik).
Maler: Ook Mahler. Duitse beroepsnaam van de schilder, glasschilder.
Malesieux. Afleiding van Mallsi.
Malesis, Malesys. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Malzy (Aisne). 2. Variant van Mallsi. Zie daar.
Malet, Maley, Mallet, Malette, Malet, Mallez, Malez, Maulet: 1. Afleiding van Oudfrans mle, Frans malle: tas, koffer, van Middenenderlands mle. Beroepsnaam van de malendrager, bode of koffermaker. 2. Vadersnaam uit een Germaanse mathal-naam, bijvoorbeeld Madelbert.
Malfait, Malfayt, -Malfyt, Maelfait, Maelfeyt, Maelfaet, Mailfait, Malefijt, Mallefait, Mallefet, Mallefeydt, Mallefeyt, Mollefait. Bijnaam uit het zinwoord Ҥie kwaad doetӺ boosdoener.
Maleyn. Aanpassing van de Franse uitspraak van Malin.
Malfiet, Malfliet, Mafliet. Variant van de familienaam Mafit: dat is Mau/lfils, kwade zoon.
Malfaire, Malfre, Malfer, Malfert: Mogelijk niet van mal faire: kwade daad, maar Re-interpretatie van Malfrre.
Malfaison, Malfeson, Malefason: Oudfrans mle foison, fuison. Oudfrans foison, van Latijn fusio: geldstorting, van rijkdom, overvloed, bestaansmiddelen. Bijnaam voor wie in slechte papieren zit. Later gerenterpreteerd als mle faon: slecht fatsoen, kwaad gedrag. Hieruit ook familienaam Malfison, Malfuson, Malfuzon.
Malfait, Malfayt, Malfeyt, Malfet, Maelfait, Maelfeyt, Maelfaet, Mailfait, Malefijt, Mallefait, Mallefet, Mallefeydt, Mallefeyt, Mollefait: Zinwoord: die kwaad doet, boosdoener, misdadiger.
Malfiltre, Malfilatre, Malfilade. Bijnaam. Oudfrans mal filastre: kwade schoonzoon. Vergelijk Mafit.
Malfoy, Monfoi: Malfroy met r-syncope.
Malfrre. Bijnaam Mal frre: slechte broer of broeder. Zie ook Monfrre.
Malfroid, Malfroidt, Malfroit, Malfroy, Malfroij, Malfrooit, Malfroot, Malfrooid, Mallefroy, Mayffroy, Maufroy, Moffroid, Monfroy: Vadersnaam. Malfroid, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Madalfridus, Madalfred, Malfredus.
Malgar, Maugars: 1. Plaatsnaam Mal/mau gard: slechte gaard. 2. Mau/mal gars: slechte knecht, jongen.
Malgaud. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam mathal-gud/gaut; vergadering-god/Goot’. Madalgaudus, Maalgodus, Madalgodus.
Malgo: Uit Malego, reductie van familienaam Malingreau, afleiding van Frans malingre ‘Zwak, ziekelijk’.
Malherbe, Malherbes, Malerp, Malherp: Plaatsnaam Mle herbe: kwaad kruid (Waals-Vlaams), onkruid. Malesherbes.
Malhomme, Malone, Malonne, Mallems: Bijnaam Mal homme: kwade, slechte mens, man. Oudfrans (h)ome = omne.
Malice, Malis, Malisse, Malise Malys, Malysse, Malijsse, Mallisse, Molisse. Bijnaam uit het Franse malice: boosheid, list(igheid). Wellicht verwijzend naar een karaktertrek.
Malichmann. Duits-Joodse afleiding van Malik?
Malien. 1. Beroepsnaam van de mulder, afleiding van Middenhoogduits main: malen. 2. Variant van Ma(h)ler: schilder.
Mallery: Vadersnaam. Germaanse voornaam mathal-rk; zie Maudri.
Maliepaard, Malipaard, Malipaart, Mallipaard, Malepaard: Nederlandse aanpassing van Oudfrans malapert ‘mnhandig, lomp’E Blijkens 1623 dըeer Lowijs de Malepert is de plaatsnaam Malpart (Somme) meer aangewezen.
Malige. Waarschijnlijk hypercorrect voor Malice.
Malik, Malick: 1. Vadersnaam. Afleiding van Slavische voornaam Malomir. 2. Ook plaatsnaam, van Oudslavisch malo: klein, vergelijk Malecki, Maletz(ki), Malitz.
Malin, Mallen, Mallens: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse mathal-naam, zoals Madelbert.
Malingret, Malingrez, Malingreau, Malingreaux, Malingraux, Maligria, Malgriaux, de Maleingreau, Maleingrau, Malengret, Malengre, Malengrez, Malengr, Malengraux, Malengreau, Malengreaux, Malongre, Malongr, Malomgr, Malumgr. Bijnaam uit het Franse malingre: zwak, ziek, ziekelijk.
Malinowski, Malinsky, Malinovsky: Poolse plaatsnaam, van malina: frambozenstruik.
Malisart, Malissart, Malissard: Afleiding van Malice. Bijnaam voor een snoodaard, listige.
Malisoux. Plaatsnaam Malihoux: 1085 Malisoil, in Havelange (Namen).
Maljaart, Maljaars, Maljers: Aanpassing van Frans Maillart. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Magilhard. 2. Beroepsbijnaam. Afleiding van Oudfrans Mail ‘Hamer’.
Malkus: Bijbelse voornaam Malchus. Petrus hakte Malchus een oor af. Vandaar Waalse malcus ‘aenorig’.
Mallaert, Mallaerts, Mallard, Mallart, Mallat, Malla, Malard: 1. Afleiding van Middenenderlands malien: dwaasheden uithalen, tijd verbeuzelen. Bijnaam. 2. Afleiding van Van (de) Malle. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam mathal-hard ‘Vergadering-sterk’. Madelhardus.
Malland, van; Mallander, Mallant, van, Mallants, Mallans, Mallens, Maliens: Plaatsnaam Malland op Tholen (Zeeland).
Mallard, Mallart, Mallat, Mallar, Mallaert, Malliard, Maiart, Mailiard, Maylaers, Maljaars, Maljer, Maljare, Malliard, Malliar, Mallia, Maeljaert, Malle, van, de, der, van Mal: 1. Plaatsnaam Oost- of Westmalle (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Mal (Limburg). 3. Zie ook Van de Maele.
Malleghem, van, Mallegem, van, van Mallegen, Malghem: 1. Zie (van) Maldeghem. 2. Door wisseling van de bilabialen m/w=Van Walleghem.
Mailliaert, Mayar, Mayart, Mayat, Mayaux, Mayaud. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam magin-hard. 2. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse mail: hamer.
Mallego, Mallegho, Malego, Maligo. Waarschijnlijk Henegouwse en Oost-Vlaamse vereenvoudiging van de familienaam Malingreau (eveneens in Henegouwen en Oost-Vlaanderen). Zie bij Malingret.
Mallekoote, Mallekote: Spelling voor Malcotte. Bijnaam. Frans male cotte ‘Slecht kledingstuk’.
Mallsi, Malaizier, Mallesie, Mallezie. 1. Bijnaam uit het Franse malais: moeilijk, misvormd. 2. Of variant van Malesis: zie daar.
Malleville. Plaatsnaam Malleville (Isre, Seine-Mar., Eure), Maleville (Aveyron), Mal ville (Loire-Atl.).
Mallie, Mallier, Mali, Malli, Mally, Maly, Malie, Mali: Variant van Mallier, Malli. Oudfrans mal(l)ier: postpaard, lastpaard. Beroepsnaam voor een voerman. Ook drager van reistassen, koffers, lastdrager.
Mallinger. 1. Met Franse uitspraak malling, zie Mauger. 2. Afleiding van plaatsnaam Mailing (Beieren).
Mallory. 1. Engelse familienaam van Oudfrans maloret: ongelukkig, onfortuinlijk. Bijnaam. 2. Variant van Mallery.
Mallue, Mallut, Malu, Demalue: Plaatsnaam, 1405 all Malue, Merdorp (Luik): mle lieue: kwade mijl. Vergelijk Mailleu 4.
Malmedy, Malmdy, Malmdier, Malmendier, Malmedier, Mamend, Mamdy, Mandy, Mandi: Plaatsnaam Malmedy (Luik), oorspronkelijk Malmendier: Malmundarium. Waalse uitspraak mm’tt.
Malmont. Bijnaam. Frans mal mont: slecht voorzien.
Mallis: Uit Mal(l)isse, van Franse familienaam Malice. Bijnaam. Frans malice ‘Boosheid, list(igheid)’.
Malnoury. Bijnaam. Frans mal nourri: slecht gevoed, ondervoed.
Malo, Malot, Malotaux, Malota, Malotaeau, Maloteaux, Malotiaux, Malotteau, Malotteaux, Mallottau, Malloteau, Maltaux: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse mathal-naam, zoals Malou.
Maloir. Vadersnaam. Germaane voornaam mathal-ward?
Malon, Maloen, Maloens: 1. Oudfrans malon: wilde eend. 2. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse mathal-naam, zoals Malou.
Malone, Malonne. Deze Henegouwse familienaam gaat niet terug op de plaatsnaam Malonne (Namen), maar op Malhomme.
Malou, Maloux, Malous, Mahlous: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam mathal-wulfնergaderplaats-wolf’. Madalaulfus, Mallulfus = Madelulfus.
Malotaux, Malta: Vadersnaam. Verkleinvorm van Malot, verkleinvorm van Germaanse mathal-naam. Malta geeft de Waalse uitspraak weer. Malta: 1. Plaatsnaam Malta in Strijen (Zuid-Holland) en Made (Noord-Brabant). 2. Zie Malotaux.
Malpas, Malpasse, Malpats, Malpas, Maupas: Mal Pas: slechte, moeilijke doorgang. Plaatsnaam in Bergilers (Luik) en Malonne (Namen). Ook Malpas, Maupas in Frankrijk. Vergelijk (de) Maupassant.
Malpierre. Bijnaam + vadersnaam. Mal Pierre; kwade Pieter.
Malpoix, Malpaix: Bijnaam naar het lichaamsgebrek. Oudfrans mle poe: slechte poot, voet. Vergelijk Duitse Quadfuss. De verschrijving Malpoix wijst op Re-interpretatie als mal poids: slecht gewicht.
Malrain, Malrin: Regressievorm van Maurin = Morin?
Malrchauff, Malrechauff: Bijnaam voor een kouwelijk mens.
Malschaert, Malschaerts. Afeiding van Middenederlands malsch: overmoedig, laatdunkend, drukdoend. Bijnaam.
Malsche, de. Re-interpretatie van De Walsche, met wisseling van lipmedeklinkers m/iv.
Malsen, van, Malssen: Plaatsnaam Malsen (Gelderland).
Malt. Moedersnaam. Engelse vorm van de voornaam Machtild, zoals ook Mald, Mault, Maud.
Malta, Maltha. Waalse uitspraak van Maltaux.
Maltaux. Uit Malotaux; zie Malot.
Malter, Maltere, Maltre, Maltaire: 1. Duits Malter: koren- en houtmaat. Beroepsnaam van de koren- of houtmeter. 2. Engelse beroepsnaam van de mouter. 3. Franse familie- en plaatsnaam Maleterre: slechte, arme grond.
Maltier, Maltir, Maltjers: Malletier, afleiding van Malet. Beroepsnaam van de lastdrager of menner van een lastpaard
Maluin. Germaanse voornaam mathal-win ‘Vergaderplaats-vriend’. Madalwinus, Maluinus.
Malvaux, Malvaut, Malvault, Malva, Malvoz, Mavaut, Maveau, Mavoudt: 1. Plaatsnaam Malvaux: slecht dal. Malevauin St.-Omaars (Pas-de-Calais). 2. Bijnaam Mal le vaut: weinig waard.
Malvoisin, Malvesin, Mauvoisin, Mauvisin, Monvoisin: Kwade buur; vergelijk Ojiaeghebeur. Monvoisin met epenthetische n (vergelijk Monballiu).
Malvoz. 1. Plaatsnaam Malvoz in Amay (Luxemburg). Oudfrans mle voe: ramp, teleurgang. 2, Variant van Malvaux; vergelijk Levai=Levoz.
Malwarant. Mal warant/garant: slechte garant, borg.
Malyster. Waalse hypercorrecte vorm voor Malice; vergelijk Waals miniss voor ministre.
Malzer, Maizer, Meltzer, Melzer, Melczer, Melcer: Duitse beroepsnaam van de mouter. Vergelijk Malz.
Mameren, van: Duitse plaatsnaam Mammern in Thurgau.
Mambour, Mambourg, Manbour: 1. Moedersnaam magin-burg ‘kracht-burg’. Mamborgis. 2. Plaatsnaam Mambour in Pruwelz (Henegouwen) en Itter (Waals-Brabant). 3. Oudfrans manbor (Middelnederlands montboor, momboor): voogd. Vergelijk De Voocht.
Mamer, Mamert, Mamre, Maumert: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Mamertus. 2. Duitse plaatsnaam Marner waarnaar de 16de eeuwse humanist Nicolas Mameranus genoemd werd.
Mamertin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Mamertus.
Mamet, Marnes, Marnais, Mamay, Mammez, Mammes: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Mammes, Mammetis, die nog voorkomt in plaatsnaam St-Mamms (Seine-et-Marne), St-Mamet (Hte-Garonne). 2. Plaatsnaam Mametz (Pas-de-Calais, Somme). 3. Middenenderlands en Oudfrans ma(u)met: Mahomet; Mohammed. Bijnaam.
Mampaey, Mampaeij, Mampay, Mampaye, Manpaey, Mampaert, Mampart, Mampuys, Mampuy, van Moppes. Familienaam uit de Brabantse plaatsnaam Manpad: voetpad.
Maniquet, Manniquet, Manket, Marniquet: Waalse afleiding van Nederlands man: mannetje. Of vadersnaam. Vergelijk Mannekens.
Man (de), Manns, Mans, Maens, Smans, De Manne, de Mann, Demmane, Demman, Demaen; Middelnederlands man ‘mens, man, knaap; echtgenoot; leenman’. Duits Mann.
Manacker, van de, den, Manakers: Plaatsnaam Mannecker (Sleeswijk-Holstein)?
Manand, Manant, Manent, Manente, Maenant. Oudfrans manant; inwoner.
Manandise. Oudfrans manandise; verbljf, woonplaats.
Manchier, Mancier, Mansier, Mansiere, Mencier, Mensier, mensiers, Mincier, Meinsier, Minsier, Mancy, Mentzy, Mentzij. Beroepnaam van de maker van handvatten voor werktuigen. Vergelijk Manser.
Mancar, Mancard. Foute spelling voor Manceaux?
Mancel, Manceau, Manceaux, Manciaux: Naam van de inwoners van Le Mans (Sarthe): les Manceaux.
Manchion, Manchon, Menson, Monson: 1. Oudfrans manchon: arm van de kruiwagen. Beroepsnaam. 2. = Mansion? Manck, de; Mank: Bijnaam voor een manke, kreupele, lamine, verminkte.
Manche. Beroepsnaam van de maker van handvatten. Vergelijk Manchier.
Manchel. Afleiding van Manche? of hypercorrect voor Mancel?
Mand, Mandt, Mant. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Amand(us).
Mandart, Mandart, Mandat. Afleiding van Oudfrans mander: bevelen, verordenen, manen, boodschappen. Beroepsnaam van bode, deurwaarder.
Mande, de, de Mandt, de Mant, de Mand: Beroepsnaam van de mandenmaker, mandenvlechter.
Mande, van de, Vermanden. Huisnaam De Mande, huis van een mandenvlechter.
Mandemaker: Beroepsnaam van de mandenvlechter.
Mandegout. Vadersnaam. Nederlandse vorm van Germaanse voornaam Mangold. Manda-got.
Mandel, Mandels, Mendel, Mendels, Mandil, Mandl: 1. Duitse vadersnaam. Afleiding van Germaanse -man-naam (bijvoorbeeld Herman); vergelijk Duits Hndel, van Hhnel, Hannel, afleiding van Johannes. Of korte vorm van Bijbelse voornaam Emmanuel. 2. Zie ook Mandel(s).
Mandel, Mandels, Mangel, Mangels, Manders, Mander, Maanders, Monders, Monder: 1. Middelnederlands mandel(e): een aantal (12-15) schoven graan en bossen stro. Vergelijk Schoof(s). 2. Middenenderlands mandel, mandere: amandel. Bijnaam naar de amandelboom. Vergelijk Mandelbaum.
Mandelaers. 1. Zoals Duits Mandler, van Middenhoogduits mandel = mangel: mangel (om linnen glad te strijken). 2. Mandelaar, van Middelnederlands mandelen; het graan in schoven zetten; zie Mandel(s) 1. 3. Mandelaar is wellicht de beroepsnaam van de mandenvlechter. 4. Hypercorrect voor Mangelaars.
Mandelaire, Mandelier, Manderlier, Manderrier, Monderlier: Beroepsnaam. Oudfrans mandelier: mandenvlechter.
Mandelbaum, Mendelbaum: Duitse familienaam naar de huisnaam: Amandelboom.
Mandelblat. Duitse familienaam; amandelblad.
Mandemaker. Beroepsnaam van de mandenmaker.
Mandeman. Beroepsnaam van de mandenvlechter.
Mander, van der, Vermandel, Vermandele, Vermander, Vermandere, Vermanden. Familienaam uit de plaatsnaam Mander/Mandel in St.-Baafs-Vijve (West-Vlaanderen), dit naar de riviernaam de Mandel.
Manderbach. Duitse plaatsnaam.
Manderfeld, Manderveld, Mandervelt, Maendervelt, Maenderveld. Plaatsnaam Manderfeld, Luik.
Manderick, Manderyck, Manricqus, Manrique, Mandrycus, Mandrick, Mandryck, Mandryxs, Mandrincx, Mendrik, Mendriks, Mammerickx, Mammerinckx. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam man-rik; man-machtig, Manricus.
Manders, Maanders: Door r/l-wisseling uit Mandels. Middelnederlands mandel, mander ‘emandel’. Bijnaam naar de amandelboom. Vergelijk Duits Mandelbaum.
Manderscheid. Duitse plaatsnaam.
Mandeville. Plaatsnaam Mandeville (Eure, Calvados).
Mandiau, Mandiaux, Mandieau, Maindiaux, Mendiaux, Mendiau: Afleiding van de voornaam Amand of Germaanse voornaam (Manduin, Mandewig, Mandulfus).
Mandler. Beroepsnaam, van Middenhoogduits mandeln: door de mangel draaien.
Mandou, Mandoux, Mantoux, Mantou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Mandolf, Mandulfus.
Manen, van; van Maanen, Vermaanen: Plaatsnaam Manen (Gelderland).
Manenschijn. Bijnaam: maneschijn. Bijnaam voor iemand die vooral ‘S nachts actief was? Vergelijk lmpinus Sonnescien, Oud. Duits Regenbogen, Sunnenschein, Morgenroth.
Manes, Manesse. 1. Bijnaam van een maanzaadeter. Middenhoogduits mn, Duits Mohn. Vergelijk Duits Manfrass. 2. Misschien vadersnaam, van de Bijbelse voornaam Mariasses. Zie Mennessier 2.
Manet, Manette, Manez, Man, Man: 1. Korte vorm van Demanet. 2. Zie Magnet.
Manfrin. Vadersnaam. Vleivorm van Manfroid.
Manfroid, Manfroy, Manfredi, Manfr, Manf, Menfroid: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam man-frith ‘man-vrede’. Manfridus.
Mange: Vadersnaam. Korte vorm van Demange, Franse vorm van de Latijnse heiligennaam Dominicus.
Mangelaer, de, Mangelaers, (de) Mangelaars, (de) Mangeleer, Mengeleers, Mangeleir, de Mangeleire, Mandelaers, Mondelaers, Mengelers, Mingelers, Menger, Mengers, Mengerink, Oldenmenger; 1. Beroepsnaam Mangelaar, synoniem met Middelnederlands manger, menger, Engels monger ‘Handelaar, koopman’. Afleiding van mangelen ‘Ruilen, handel drijven(afgeleid van mangelen=ruilen). 2. Beroepsnaam afgeleid van het woord mangel: rol om het linnen glad te strijken. 3. Mandelaar kan ook een afleiding zijn van het Middelnederlands mandelen: het graan mandelen/zetten. Ook hier een beroepsnaam. 4. Mandelaar is mogelijk als beroepsnaam voor een mandenvlechter.
Mangelinck, Mangelinckx, Mangelinckx, Manghelinckx, Mandelings. Wellicht een -lin afleiding van de Germaanse voornaam Mangold of Manger. Vergelijk Duitse familienaam Mengele, van Mangold. Of variant van Mingelinckx. Mandelings is hypercorrect (vergelijk Mandelaers).
Mangelschot, Mangelschots, Mangelschotz, Manguelschots. Bijnaam voor iemand die een mandeel (het aan de heer toekomende deel) als rente betaalt aan de heer. Middenenderlands mandelschot. Middenenderlands mandel: 12 tot 15 schoven graan en bossen stro; schot: rente verschuldigd aan de heer.
Mangeot, Maingeot, Mainjot, Manjot, Mengeot, Menjot, Mentjot, Mentjosse, Mentjox, Mingeot. Vadersnaam, knuffelvorm uit Demange, een Franse variant van Dominicus.
Manger, Mangers, Mengers, Menger, Mingers: Middelnederlands manger, menger: handelaar, koopman. Vergelijk De Mangelaer, Engels Manger, Monger.
Mangez, Mang, Menger, Meng, Menge, Menges: Vadersnaam Manget, afleiding van Dmange, Dominicus. Vergelijk Mangeot, Mangin.
Mangnay. Spelling voor Magnay. 1. Lees Magne of Magnet. 2. Luiks-Waals voor Magnaud of Magnel.
Mangodt, Mango, Mangot: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam man-gud ‘man-god’. Mangodus. 2. Variant van Margo(d)t, met r/n-wisseling. 3. Zie ook Mangeot.
Mangold: Vadersnaam. Germaanse voornaam Manegold(us), Mangold, Manegaud.
Mangon. Beroepsnaam. Waals-Picardisch mangon: slager.
Manhaeghe, Manhaeve, Manhave. Familienaam uit de plaatsnaam Manhage in Deerlijk, Tielt en Wingene (West-Vlaanderen).
Manhaye, Manhay: Plaatsnaam Manhay (Provincie Luxemburg).
Manheimer, Mannheim, Mannheimer, Mannheims, Manheims, Maheim, Naam uit de plaatsnaam Mannheim (Baden-Wrttemberg).
Manheulles. Plaatsnaam, Meuse.
Manire. Bijnaam; die zich fatsoenlijke, gemanierd gedraagt.
Manigard, Manigart, Manigot: Beroepsnaam. Oudfrans manigaut: werkman, arbeider.
Maniouloux. Spellingvariant van de Franse familienaam Magnoulous, van Magnoux/Magnol, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Maginwulf.
Manis, Manise, Manys: Er is een plaatsnaam ‘elleu de ManiseՍ in Haybes (Ardèche), maar die bevat waarschijnlijk niet de familienaam die we moeten verklaren. Variant van Manes(s)e Malis(s)e?
Manj, Manni: 1. Franse familienaam Manier, Magnier. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam magin-hari ‘kracht-leger’. Maginharius, Magnarius. Soms is Ma(u)nier een variant van Meunier ‘molenaar’. 2. Manj kan een spelling zijn voor de moedersnaam Magnet, verkleinvorm van Magne ԍaria’.
Mankes. 1. Bijnaam voor de zoon van de manke. 2. Variant van Mencke.
Mann. Duitse bijnaam Mann: moedig man; vergelijk De Man.
Mannaert, Mannaerts, Mannaers, Mannart, Mannart, Mannhard, Manard, Manertz, Manaar, Mana, Manaa: Vadersnaam. Germaanse voornaam man-hard ‘man-sterk’.
Manne. Verwaalsing van Mann of (de) Man. Of variant van Mannen; vergelijk Menne.
Manneback. Plaatsnaam Mannebach, Rijnland-Palts.
Mannee, van: Waternaam Mannee op Zuid-Beveland.
Manneke, Mannekens, Mennekens, Menneken, Menkens, Mennicken, Menniken, Mannequin: Vadersnaam. Verkleinvorm van een Germaans man-naam. 2. Bijnaam voor een kleine man.
Mannens, Manne, Mannes, Meaning, Manninckx, Manin, Mennens, Mennen, Mennes, Menninckx: Vadersnaam. van de Germaanse voornaam Manno. Vergelijk Mannaert, Manneke.
Manners. Engelse familienaam van plaatsnaam Mesnires (Seine-Inf.).
Mannesberg. Duitse plaatsnaam Manzenberg (Beieren)? In de middeleeuwen was er evenwel een adellijke familie von Man(n)sberg.
Mannetsttter, Mannetstatter. Duitse plaatsnaam Mannstedt. Ook Duitse familienaam Mannstedt, Mannstdt.
Mannien, Mannin: Uitspraak manjen, afleiding van Man zoals Mannekens? Of spelling voor Magnien?
Mannus, Manes, Mannes: 1. Variant van Magnus. 2. Mannus = Mannes = Mannens. 3. Korte vorm van Germanus/Germanes.
Manon. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse man-naam zoals Herman. 2. Zie Magnon.
Manouvrier, Manouvriez. Beroepsnaam van de handarbeider.
Mansens, Manssens. Vadersnaam. 1. Afleiding op -sin van Germaanse man-naam. 2. Manszone.
Mansart, Mansard, Mensard, Mensart, Manchard: 1. Oudfrans mansart: houtduif. Bijnaam. 2. Afleiding van Oudfrans mans, vrouwelijk manche: verminkt, mismaakt. 3. Plaatsnaam. Zie Van Mansa(e)rt.
Manschot. Waarschijnlijk variant van Mangelschot.
Manse. 1. Vadersnaam. Germaanse -so-afleiding van man-naam. Manzo. 2. Frans manche: handvat. Beroepsnaam. Vergelijk Manchier.
Manser. Engelse beroepsnaam, afleiding van Oudfrans manche: handvat. Vergelijk Manchier.
Manset. Vadersnaam. Korte vorm van Clemencet, afleiding van Clemens.
Mansfeld (van), Mannsfeldt, Mansvelt. 1. Naam uit de plaatsnaam Mansfeld (Brandenburg, Sachsen-Anhalt). 2. Of uit Mansveld in Elingen (Vlaams-Brabant). 3. Of uit Mansfield (Nottinghamshire).
Manshande. Waarschijnlijk verhaspeld van Massant, van Marchand.
Manshoven (van), Manshof. Familienaam uit de plaatsnaam Manshoven in Borgloon, Berbroek en Broekom (Limburg).
Mansion, Mension, Maintion, Mantion, Mention, Monsion, Monsinjon: Oudfrans mansion, van Latijn mansio, van maison: huis.
Mansot, Menso: Vadersnaam. Korte vorm van Clmenot, afleiding van de voornaam Clemens. Mensonides is een Latijnse vorm van Menso.
Mansy, Mansis, Mancy: 1. Plaatsnaam Mancy (Marne). 2. Romaanse vorm van Germaanse man-naam? 3. Mancy, Mansy kan Luiks-Waalse vorm zijn van Mander.
Mantel, Mantels, Mantell, Manteau, Mantaux, Menteau, Mantia, Manteas: Middelnederlands mantel, Frans manteau ‘mantel’. Bijnaam of beroepsbijnaam voor de maker ervan.
Manteleers, Mantelers. Naam uit het Middelnederlandse mantelaer, mantelere en het Middelhoogduitse manteler: maker of verkoper van mantels. Duits Mntler.
Manten. Vadersnaam. Vleivorm van de Latijnse heiligennaam Amandus.
Manternach. Duitse plaatsnaam.
Manteufel. Duitse bijnaam, van manduwel: manduivel, duivelskerel.
Mantulet, Montelet, Montulet: Variant van de Franse familienaam Mantelet: (schouder)manteltje. Bijnaam.
Manuel, Manu, Manuelli, Manuello: Vadersnaam. Verkort van de voornaam Immanuel.
Manville. Plaatsnaam Menville, Hte-Garonne.
Mantz: Vadersnaam. Duits Man(t)z, van Manzo, vleivorm op -zo van Germaans man-naam.
Manzo, Manzone, Manzoni; Bijnaam, Italiaans manzo; os, rund.
Maon, Maons, Maont, Maonette: Moedersnaam. Waalse vleivorm van Maria.
Maquest, Maquestiau, Maquestiaux, Maquieau, Maquriau, Mauquestiau: Oudfrans ma, mal: kwaad + Oudfrans questel (van questiau), afleiding van queste: kist, koffer, kast. Beroepsnaam voor een slechte timmerman. Vergelijk Duits Quadfass.
Maquelin, Maquilin: Vadersnaam. Met voortonig versterkte klinker uit Miquelin, vleivorm van Miquel, de Picardisch vorm van Michel.
Marage, Marache: Plaatsnaam. Oudfrans marage: moeras. Marache in Ohain, Waterloo (Waals-Brabant).
Marain. Spelling van Franse uitspraak van Marin.
Maraldo. Italiaanse familienaam Moraldo, afleiding van Moro, Latijn maurus; zwart, moor.
Maranus: Spelling voor de Vlaamse familienaam Marannes. Oudfrans marran ‘Bekeerde jood of moor’.
Marbach, Marbacher, Marbaque: Verspreide Duitse plaatsnaam Marbach.
Marbehan, Marbehant. Plaatsnaam Marbehan in Rulles, Luxemburg.
Marblie. Beroepsnaam Marblier, door dissimilatie van marbrier: marmer werker.
Marboux, Marbotin: Vadersnaam. Franse familienaam Marbaud, Marboud. Germaanse voornaam mr-balth.
Marbus: Wellicht verkeerd gelezen Markus.
Marc, Marcq, Marq, Marcus, Marcuse, Marks, Markus, Merkus, Marcussen, Markusse, Markus, Markussen, Marckus, Marck, Marcks, Mark, Marks, Marckx, Marcx, Maerckx, Marx, Merk, Merks, Merkx, Merkx, Merks, Merkens, Merx, Merckx, Merck, Mercks, Mercx, Mercs.. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Marcus.
Marcadet, Marcad, Markadieu: Afleiding, recpectievelijk Re-interpretatie van Oudfrans mercadier: koopman. Beroepsnaam.
Marcaillou. Plaatsnaam; met stenen bezaaid.
Marcas, Marcasse. Oudfrans marcas: moeras. Plaatsnaam Marcasse in Wasmes (Henegouwen).
Marcassin. Frans marcassin; jong everzwijn.
Marcel, Marcelle, Marsel, Mersel, Marceaux, Marceau, Marseau, Marsaud, Marsaut, Marciat, Marsiat, Marsia, Marchel, Marcille, Marcil, Marsille, Marsil, Marseille, Marcelis, Marcelissen, Marcelisse, Marcellis, Marsselle, Marselis, Masselis, Maselis, Masselus, Maselus, Masselles, Masselink, Masseling, Masselman, Mercelis, Messelis: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Marcellus/Marcilius.
Marcelier, Desmarchelier: Regressievorm van Maschelier/Messelier; zie Masquelier.
Marcelin, Masselin, Mocellin, Messelyn, Maslyn, Masschelin, Masschlein, Masscheleyn, Masquelin, Masculin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Marcel. Assimilatie rs/ss zoals in Marcelis/Masselis. Maar het is de vraag of de interpretatie als Marcelin niet een jongere Re-interpretatie is (zie Masselin), temeer omdat 1567 Jan Maselin, Lauwe een oudere vorm is en in een buurgemeente voorkomt.
Marcelis, Marcelisse, Marcelissen, Marcellis, Marseelis, Masselis, Maselis, Masselus, Maselus, Masselles, Mercelis, Messelis: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Marcellus = Marcilius (ius, van is).
Marcelot, Marcelo, Mercelot, Marcello, Marcelo, Marseloo, Masselot, Masselos: Vadersnaam. Franse vleivorm van heiligennaam Marcel(lus). Marcello eventueel Italiaans.
Marcette. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marcel.
Marcfeld. Plaatsnaam Markfeld, Beieren.
March: Marche, van Demarche. Plaatsnaam Marche (Provincie Luxemburg).
Marchais. Plaatsnaam (Aisne, Yonne, Loiret): moeras.
Marchand, Marchandt, Marchant, Marchans, Marchamp, le Marchand, Merchant, de Marchant, Merchan, Maerschand, Maerchand, (de) Marecham, Marschang, Marcant, Marcan. Marcand, Marquand, Marquant, Lemarquand, Mercan, Massant, Missant, Missante, Mechant, Michant. Beroepsnaam voor een koopman. Dialectische verschuivingen zorgden onder andere voor een verschuiving naar Massant.
Marchandet, Marchandier. Beroepsnaam. Afleiding van Marchand.
Marchandisse, Marchandise. Oudfrans marchandise: handel, groep kooplui. Beroepsnaam voor een handelaar.
Marchau, Marchoux, Marchaud. 1. Zie Marchal. 2. Variant van Marceau.
Marchetti: Vadersnaam. Italiaans verkleinvorm van de voornaam Marco, de heiligennaam Marcus.
Marchie, du: Lees du Marchi = de/du March. Plaatsnaam (le) March’Hhet) Marktplein’.
Marchot, Marso: Moedersnaam. Vleivorm op -e-ot van Marie; vergelijk Marsoul(le) Of veeleer, van Marcot, van Marc (Vergelijk Lucart/Luchart).
Marchoul, Marchouh, Marschou. 1. Vadersnaam, Picardische variant van de Germaanse voornaam Markolf. 2. Zie ook Marsoul. 3. De naam werd ook verward met Marchau/Marceau.
Marcial, Martial, Mercial, Mertial: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Martialis / Marcialis. 2. Soms regressievorm voor Marceau.
Marck, van, Marcke, van, van Marque, van Marcq, van Marcken, van Maercken, van Maerken, van Maerche. Familienaam uit de plaatsnaam Marke (West-Vlaanderen) of Maarke (Oost-Vlaanderen).
Marck, van, van Marcq: Plaatsnaam Langemark, Kortemarik (West-Vlaanderen), Marck (Pas-de-Calais), Marcq-en-Baroeul (Nord).
Marckelbach: 1. Plaatsnaam Merkelbeek (Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Merkelbach (Rijnland-Palts)
Marcl: Met epenthetische r uit Maclet, Romaans verkleinvorm van de heiligennaam Macharius of Remaclius.
Marco, de: Vadersnaam. Italiaans Marco = heiligennaam Marcus.
Marcon, Marcoen: Vadersnaam. Franse afleiding van Germaanse mark-naam (Markolf) of heiligennaam Marcus. Zie Marcou.
Marconneau, Marconneau: vadersnaam. Afleiding van Marcon. Vergelijk ook Marson.
Marcos. Vadersnaam. Spaanse vorm van heiligennaam Marcus.
Marcorin: Afleiding van de voornaam Marc?
Marcotte, Lemarcotte: Moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Marc.
Marcou, Marcoux, Marcoup, Marcour, Marcourt, Markou, Marcoen: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Markolf: mark-wulf ‘merk, grenssteen-wolf. Sint-Marculfus (Saint-Marcou) wordt in West-Vlaanderen Sint-Markoen genoemd.
Marcour, Marcourt. 1. Plaatsnaam Marcourt (Luxemburg). 2. Variant van Marcou of Macours.
Marcy, Marci, Marcie: 1. Vadersnaam. Variant van Marcil. 2. Latijnse afleiding van Marcus. 3. Plaatsnaam Marcy (Aisne, Rhône).
Marcus, Morcus, Marcusse, Markusse, Markus, Marks, Marckx, Mercks, Mercx, Merks, Merkx: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Marcus.
Markens, Marks, Merks, Merkens, vadersnaam, Germaanse naam Marx, Marco Mark, Merk, Markwart, Markolf.
Marchal (de), Marechal, Marechale, Marcal, Marrecau, Marcaux, Marecaux, Marecauw, Demarecaux, Desmarescaux, Desmarecaux, Desmaricaux, Mareschal, Maresceau, Marescaux, Marescau, Maresca, Maresska, Marescot, Maresko, Marichael, Marichal, Maricaux, Maricau, Marcault, Marcaud, Mareco, Maricot, Marico, Mariko, Marchot, Marigot, Maricou, Marischal, Mariscal, Marischael, De Marichal, Demareschal, Masschael, Masschal, Marissael, Marissal, Maryssael, Marysael, Marijssael, Marijsael, Marissel, Marisa, Marissiaux, Marchal, Marchale, Demarchal, Marchaux, Marchau, Marchaud, Masscho, Masco, Masso, Marsal, Marschals, Marschal, Marschall, Marshall. Beroepsnaam uit het Franse marchal, uit het Nederlandse maarschalk: paardenknecht, hoefsmid, smid, stalmeester.
Mardegan, Mardaga, Margaga: Door afstandsklankverandering (d/g-omwisseling) uit Margedant, een in de16de eeuw door Italiaanse landsknechten ingevoerd woord, mercatante: handelaar, zoetelaar, marketenter.
Mardens. Vadersnaam. Waarschijnlijk een afleiding van de Germaanse voornaam Medard, Madard. Mard is trouwens de Franse gewone vorm voor Medard; Saint-Mard = Saint-Mdard.
Mare, de; (de) Marre, Marree. Moedersnaam. Waalse vorm Marye: Marie. Plaatsnaam Frans marais, van Oudnederlands mariska ‘meers’.
Mareen. Oost Vlaamse aanpassing van Marain/Marin.
Marel, van der. Plaatsnaam De Marel: mergel, mergelgroeve. Plaatsnaam Maarle in Poppel (Antwerpen).
Marem, van, (van) Maerrem, van Maerhem, van Marhem, Maerem: Plaatsnaam Marem in Moorsele, Oudenburg (West-Vlaanderen), Dottenijs/Moeskroen, Henegouwen.
Maren van, van Maaren. Plaatsnaam Maarn, Utrecht.
Maren, van der, van Maaren, van Maare, van (der) Maeren, van der Maere, van der Maren, Vermaere, Vermaerenɼ/span>: Plaatsnaam Maren in Alem (Gelderland) en Hemelum (Friesland) of van Maar(n) op diverse plaatsen en mogelijk terug te voeren is op maar, mare, meer, waterplas, waterloop. Of verkort uit van der Maren, zie van der Meer.
Marenne, Mrenne, Merenne: Plaatsnaam, Luxemburg.
Mares. 1. In het notariaat van Tourcoing kwam Mares als korte variant van Desmarets voor. 2. Zie Maris.
Maret, Mar, Mare, Marre, Marr, Marree, Maree, Marez, Mareydt, Marey, Marret, Marreyt, Marrez, Maerheyt, Maerheyd: 1. Zu Dumarais. 2. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie.
Mareteau. Moedersnaam. Afleiding van Maret 2. Marette.
Marette, Maraite, Maraitte, Merrette: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie.
Mareussen. Leesfout voor Marcussen.
Marfoutine. Wellicht plaatsnaam Marfontaine, Asne.
Marga, Margas, Margat, Margae. 1. Waalse uitspraak van Margaux. 2. Korte vorm van Margareta.
Margadant: Duits familienaam Margedant, een in de 16de eeuw door Italiaans landsknechten ingevoerd woord, namelijk Mercatante ‘Handelaar, zoetelaar, marketenter’.
Margam, Margan, Marganne, Mergam, Mergan, Mergen, Marghem. 1. Beroepsnaam die mogelijk afgeleid is van het Middelnederlandse margant: haak, gesp. Een soort handelaar ? 2. Plaatsnaam, afgeleid van Meregem (Merville in Frans-Vlaanderen). 11de eeuw Merengehen.
Margaron. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Margareta.
Margeotte. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marguerite.
Margerin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Margareta.
Margery, Margerison, Margory: Moedersnaam. Engelse vorm vande voornaam Margareta. Zie ook Marguerite.
Marges, Margue: Moedersnaamr. Korte vorm van de voornaam Margareta.
Marget, Margaux, Mergaux, Mirgaux, Mirgau, Murgo, Marjaux, Margoux, Mourgoux: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Margareta.
Marghem. Misschien plaatsnaam Meregem (Merville, Frans-Vlaanderen). Zie ook Margam.
Margheritina. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Margarita.
Marginet, Margenat, Marginelle. Moedersnaam uit de voornaam Margareta.
Margodt, Margot, Margos, Margo, Alamargot: Moedersnaam. Afleiding van Marguerite.
Margraf, Margraff, Markgraf, Markgraaf, Marggraf, Margrve, Marnegraven, Malgrve: Middelnederlands marcgrave, marcgrve, Nederlands markgraaf, Duits Markgraf, van Frans margrave: bestuurder van een marik of grensgebied.
Marguillier, Margullier, Margulies, Mardulier, Marguillier. Naam uit het Oudfranse marraglier, marlier: koster, pedel (toezichter bij jongeren). Vergelijk Marlier.
Marguerit, Marguerite, Margarit, Margriet, Marguerie, Margerie, Margris, Magritte, Magrit, Magriet: Moedersnaam. Griekse heiligennaam Margareta; parel.
Mariceaux, Marico: Beroepsnaam Picardisch Marcau(x) van Marescau(x) tegenover Frans Marchal, van maarschalk ‘aardenknecht, hoefsmid, smid, stalmeester’.
Mar, Marie, May, Marye. Moedersnaam. Franse vorm van heiligennaam Maria.
Mari, Marie, de: Variant van Demary, Demaury, Demori. Plaatsnaam Mory = Maury (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Mariacour, Mariacourt, Mauriaucourt. Naam uit de plaatsnaam Maricourt (Somme).
Mariage, Mariages, Mariatie: Oudfrans mariage: huwelijk, (ook) echtgenoot. Vergelijk Houwelyckx.
Mariam. Plaatsnaam Morialm (Namen).
Marian, Mariani, Mariano. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Marianus.
Mariavelle. Wellicht door verkeerde lezing van u als v, van Mariaul(l)e.
Mari, Maricq, Marique, Marik, Marickx: Vadersnaam. Germaanse voornaam math-rik of mr-rk: Marricus? Maar -rk-namen worden Romaans -ry. Dus veeleer een Romaanse afleiding op -ique (vergelijk Hannick) van een Germaanse mr-naam of van Marie.
Mari, Marier, Mariez. 1. Spelling voor Mariet. 2. Frans mari: gehuwd. Bijnaam.
Mariel, Mariau, Mariaud, Mariault, Mariaule, Mariaul, Mariaulle, Maria, Marias: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie.
Marin, Marien, Mariens, Marrien, Maerin, Maurin, Morin, Morien, Morriens: Moedersnaam, Bijbelse voornaam Maria.
Mariette, Mariet, Marier, Mari, Mariez, Mariest: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie.
Marievoet, Marivoet, Marevoet, Marvoet, Maerevoet, Maervoet, Maerievoet, Maerivoet, Morvoet. Familienaam uit de plaatsnaam Marievoorde in Pollickhove (Frans-Vlaanderen), Marivoorde in Westkapelle en Gistel-Ambacht (West-Vlaanderen).
Marigot. Variant van Zuid-Franse familienaam Mrigot, afleiding van Mric, verkort uit Aymeric; zie Emery.
Marik. 1. Vadersnaam. Slavische vorm van de voornaam Marcus. 2. Zie Maric(q).
Mariman, Maereman, Maeremans, Maerman: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Maria. Zie ook Maere.
Marin, Marinus, Marinussen, Marino, Marini, Marrin, Marijn, Maring, Marijns, Maryn, Maryns, Marrijns, Marincx, Marijnen, Marynen, Marinens, Marynes, Marinis, Marijnissen, Marynisssen, Marain, Mareen. Vadersnaam. Afleiding van Germaans naam op –mar, van mrja- ‘Beroemd’gelatiniseerd tot heiligennaam Marinus.
Marine, Marinne. 1. Moedersnaam, vrouwelijk bij Marin. 2. Plaatsnaam Marines (Seine-et-Oise).
Maringer. Duitse familienaam Mhringer. Duitse plaatsnaam Mhringen.
Marinussen, Marinusse, Marinissen, Marinisse, Marinessen, Marinnissen, Marijnissen: Vadersnaam. Zoon van Marinus, latinisering van Marin (zie op dat woord).
Marion, van, Marion, Marionex, Marrion, Mayon: Het voorzetsel Van is vermoedelijk secundair. Marion is een moedersnaam, afleiding op –on van de voornaam Marie.
Mariot, Mariotte. Vaders-, moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Marie.
Maris, Marris, Marres, Mares, Marissens, Marissen, Marist. Marijs. 1. Moedersnaam uit de Bijbelse voornaam Maria. De stamvader van onder andere het Wase geslacht Maris/Mares was in 1295 Willem ver Marien. Marissen(s) kan uit Mariensoens, Marisone worden verklaard. 2. In sommige gevallen kan het ook een vadersnaam zijn uit de voornaam Maurits. 2. Een uit Tsjechi gemmigreerde familie Maresch liet haar naam in Nederland aanpassen als Maris. 3. Soms variant van Vadersnaam. Maurice.
Maris, van: 1. Plaatsnaam Maris (Nederlands-Limburg). 2. Plaatsnaam Merris (Frans-Vlaanderen).
Marit, Maritte, Marits: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie.
Marius. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Marius.
Marjanen. Vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Marianus.
Marjolet, Marjollet, Marjole, Marjolle, Majollee, Majoulet, Margalet, Mirjolet: Moedersnaam. Afleiding op -elet van de voornaam Marguerite. Voor de i, vergelijk Mirguet, Mirgain, Mirgau.
Mark, van der, van de, der, Marck, van der Marken, van der Marcken, van der Marcke, van de(der) Marker, Vermaercken, Vermaerken, Vermarcke, van der Mercken, van der Merken, van der Merck, van der Merk, Vermaurke, Vermorcken, Vermorgen Vermogen: Plaatsnaam. Middelnederlands marke, merke ‘grens(paal), grensland’vandaar van naam van een (grens)waterloop. De Marke is een bijrivier van de Dender, de Marik is een riviertje van Rijkevorsel (Provincie Antwerpen) voorbij Breda (Noord-Brabant), ook bij Waardenburg (Gelderland).
Markadieu. 1. Plaatsnaam Marcadieu (Htes-Pyr.). 2. Zie Marcadet.
Markensteijn, Markesteijn, (van): Plaatsnaam Markstein (Rijnland-Palts).
Markert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Markhard (zie Merckaert) of van Markward.
Markies: De adellijke titel markies.
Markiewicz, Marcovic, Marcovic, Marcovitch, Marcowicz, Markovics, Markovic, Markovitz, Markovits, Markovitch, Markowicz, Markowitch, Markovic. Familienaam uit de verspreide Slavische plaatsnaam Markowitz, Markowice.
Markscheid, Markschat: Plaatsnaam. Middenenderlands markescheit: grens tussen twee marken, grensgebieden.
Markvoort: Plaatsnaam in het graafschap Zutphen (Gelderland).
Marlair, Marlaire, Marier: Plaatsnaam. Waals madre, Oudfrans marlire: mergelgroeve. Vergelijk Van der Marlire.
Marland, Meerland, Merland, (Maerlant ?) 1. Plaatsnaam Maarland in Eijsden (Nederlands-Limburg). 1282 inter villas de Merlant et Bitle inter duas vias jacentes versus Merlant..pars terrarum Heymanni de Merlant. 2. Eventueel variant van Merlan; zie Merlan(d).
Marleghem. Waarschijnlijk (Henegouwen) van (van) Malleghem, met epenthetische r. Of variant van Morleghem.
Marlie, Marlier, Marly, Merlier, Merli, Morlie, Marlire, Marliere, Marrire, Morlire: Het gaat om twee in oorsprong verschillende namen, die achteraf ongetwijfeld verward werden. 1. Oudfrans marlier: koster, pedel, kerkmeester. Beroepsnaam. Vergelijk Marguillier. 2. Plaatsnaam. Oudfrans marlire: mergelgroeve. Zie Van de Marlire.
Marlire, van de(der), van de Marlire, van der Maliere, Demarlier, Demarlie, Demarly, Demarlire, Demerlier, Demerlie, Demerlire, Desmarlire, Desmarlires: 1. Verspreide plaatsnaam. Oudfrans marlire, Frans marnire: mergelgroeve, mergelput. Zie ook Marlier 2. 2. Demerlie/Demarlie eventueel van Demellier.
Marliot. Variant van Merliot; vergelijk Merlhiot. Afleiding van merle: merci. Vergelijk Marlot 1.
Marloie, Marloy, Marloye. Plaatsnaam in Waha, Luxemburg.
Marlot. 1. Variant van Merlot. 2. Bijnaam. Picardisch marlot; kater, vrouwenloper.
Marmagne. Plaatsnaam (Cher, Cte-d’Er, Sane-et-Loire).
Marmaneu. Waarschijnlijk (zoals Marmenout) variant. van Marmignon (met demouillering ft/n en palatalisering o/eu). Zie Marmillion. Of Spaanse familienaam?
Marmelstein, Mermelstein. Duite plaatsnaam; marmersteen.
Marmet, Mermet, Mermod, Mieremet: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans merme, van Latijn minimus: heel klein.
Marmier. Waarschijnlijk van Marnier, met vaak voorkomende ra/rm wisseling.
Marmillion, Marmillon, Marmignon, Marmillot, Merminod, Marmenout: Afleiding van Oudfrans merme; vergelijk Mermet.
Marmitte. Bijnaam. Oudfrans marmite; zwak, flauw, sukkelachtig, verdrietig.
Marmont. Plaatsnaam (Ain, Aveyron, Lot-et-Garonne).
Marmus, Marmuse, Marmu, Marmoy, Mermuys. Bijnaam afgeleid van het Oudfranse marmouser, marmuser: grommen, knorren. Het daaruit afleiding Middelnederlandse marmoset, marmoeyse betekende: aap, vervormde figuur.
Marnef: Plaatsnaam Marneffe (Provincie Luik).
Marnet, Marnette, Marnest, Marneth, Marney: Moedersnaam van Maronet(te); zie Maron(g).
Maron: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie of Mahaut.
Marnot. Vadersnaam, van Marinot, afleiding van de voornaam Marin.
Maroil, Maroille. Plaatsnaam Maroilles, Nord.
Maroldt, Marolt. Vadersnaam. Germaanse voornaam mr-wald ‘Beroemd-machtig’. Maroaldus.
Marolle, Marole. 1. Moedersnaametr. Vleivorm van de voornaam Maria. -2. Plaatsnaam Marolles (Marne, Oise, Seine-et-Oise, Seine-et-Marne enz.).3. Dialect uitspraak van Maroille.
Maron, Marong, Marron, Marrong, Maronet: Moedersnaam. 1. Afleiding van de voornaam Marie. 2. Afleiding van de voornaam Mahaut.
Maronnier, Marnier, Mernier, Mornie. Beroepsnaam uit het Oudfranse mairenier: handelaar in hout voor dakwerken, timmerman.
Maroquin, Marroquin, Maroqune: 1. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie. 2. Marokkaan.
Marossi: Variant van Italiaans Marussi, uit Kroatisch Marušic of Sloveens Marušic,van Maruša, verkleinvorm van Mara, van Maria.
Marot, Marote, Maroten, Marotte, Marotta, Maroo: Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Marie.
Maroy, Maroij, Maroie, Maroye, Maroyen, Maroi, Marois, Maroit, Marroy, Marroy, Marroyen, Marro, Maroe, Maroo. Moedersnaam uit Maroie, dit is de Franse vorm van Maria. De tegenhanger van het Vlaamse Marien.
Marpaux, Marpeaux: Oudfrans marpaud: deugniet, boef, schelm.
Marquard, Marquardsen, Marquardt, Marquart. Vadersnaam. Germaanse voornaam mark-ward ‘Teken-bewaarder’. Marcwardus, Marquardus. Duitse familienaam Markwart.
Marque. 1. Spellingvariant van de voornaam Marc. 2. Plaatsnaam.
Marquebreuck, Marquebreucq, Marquebrucq. Plaatsnaam Markebroek. Merkenbroek in Denderwindeke of Merkbroek in Moerbeke-Geraardsbergen. (Oost-Vlaanderen).
Marquet, Marquette, Marwuttez, Marguett, Market, Markey, Merket. Vadersnaam/moedersnaam uit de heiligennaam Marcus.
Marquegnie, Marquegnies, Marquinie, Marquerrie: Plaatsnaam Marquigny (Franse departement Ardèche).
Marquet, Marquette, Marquez, Marqu, Market, Markey, Merket: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Marcus.
Marqueteken, Marqueteeken, Marqueteecken, Marquetecken: Naam voor de merkmeester, die merktekens aanbrengt? Vergelijk Duits Merkenschlager. Of verhaspeling?
Marqui, Marquis, Markie, Marki, Marky, Marquise. De adellijke titel markies, markiezin.
Marquier, Merkier, Marqui, Markie, Marki, Merki: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam mark-hari ‘Teken-leger’. Marc(h)arius.
Marquilly, Marquillie, Marquillier. 1. Zie Demarquilly. 2. Variant van Marguillier.
Marannes, Marranes, Marannes: Oudfrans marran: bekeerde Jood of Moor.
Mars. Vadersnaam. 1. Korte vorm van de voornaam Marsilius. Mars, voornaam en familienaam in Sint-Omaars. Met Mars wordt hier hoogstwaarschijnlijk de Germaanse god Tīwaz bedoeld.
Marsbergen, van. Plaatsnaam Maarsbergen, Utrecht.
Marschall, Marschell: Duitse beroepsnaam Marschall ‘maarschalkՠ(zie op dat woord).
Marschner. 1. Vadersnaam. Afleiding van de Tsjechische voornaam Maresch, van Maroslav. Of moedersnaam van de voornaam Marusch (Margareta). 2. Aflleiding van plaatsnaam Marsch: meers, beemd; of van plaatsnaam Marschen bij Teblitz/Teplice in Tsjechi.
Mars, Marsee, Marze, Marzee. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Marse in Bende (Luxemburg) en Ocquier (Luik). 2. Zie ook Demarch.
Marselaer, van. Plaatsnaam Marselaar: open plaats in een bos aan een grensscheiding.
Marsfelder: Afleiding van plaatsnaam Marsfeld.
Marsenille, van, van Marsnil, van Marsnille, Machenih. Plaatsnaam Masnil in Gelinden (Limburg), van mansionile: kleine woning. Vergelijk Frans Mesnil.
Marsigny. Plaatsnaam in Cousolre, Nord.
Marsili, Marsilli, Marsily, Marchyllie: 1. Vadersnaam Marcille, Latijn Marcilius. 2. Plaatsnaam Marsilly (Moselle) of verspreide plaatsnaam Marcilly.
Marsille, Marsilje, Marsielje, Marsie, Massielje, Masseille, Masseilje, Missielje, Misilje: Vadersnaam. Frans Marcille, de Latijnse heiligennaam Marcilius.
Marsman, Mars, van de, der, Maarse, Mors, Marsch, Overmars. 1. Afleiding van plaatsnaam Mars, Middenederlands marsch, mersch, Zuidnederlands meers: laag nat weiland. Pendant van Meerschman. 2. Zie (de) Meersman.
Marson. Moedersnaam. Afleiding op -eon van de voornaam Marie.
Marsoul, Marsoulle, Marchoul. Moedersnaam op -coule uit de naam Marie.
Marsula. Plaatsnaam Marsoulas (Hte-Garonne)?
Martus, Marthus, Marthy, Marti: Vadersnaam. Latinisering van Martin, Maarten.
Martel, Marteel, Martelle, Mertel, Martelli, Martello, Marteaau, Marteaux, Martaux, Marto, Martiat, Martay: Oudfrans martel, Frans marteau: hamer. Beroepsnaam voor een smid. Vergelijk Hamers.
Martelaer, de, Martelaere, de, Martelaere, Marteleere, Martelaire,dDe Martelare, Marteleire, de Maertelaer, Maertelaere, Marteleere. 1. Bijnaam voor een martelaar, sukkel of naar de rol in de processie of toneel. 2. Soms kan de naam ontstaan zijn door Re-interpretatie van Mattelaer. In Kortrijk werd een dr. Mattelaer in de volksmond Martelrke genoemd.
Martelange. Plaatsnaam Martelingen, Luxemburg.
Martel, Martelez, Martele, Martl, Marthle, Martle. Naam uit het Oudfranse martel: hamer. Beroepsbijnaam voor de smid.
Marteleur, Martelleur, Martheleur: Beroepsnaam van de smid, die hamert.
Martello, Martelli, Martellini, Martellino, Martelo. Italiaanse pendant van Martel.
Marter. 1. Bijnaam naar de diernaam, de marier. Beroepsnaam voor een bonthandelaar? Vergelijk Duits Marder. 2. Oudfrans martre: martelaar. Vergelijk De Martelaer(e).
Martha, Marth, Marthe, Marte: Moedersnaam. Bijbelse voornaam Martha.
Marthaler. Afleiding van een plaatsnaam. Wellicht Marthalen, Zwitserland.
Martherus: De vroegste voorbeelden komen uit Nederlands Indi begin 19de eeuw. De stamvader, Galestan Martherus, zou afkomstig zijn uit Isfahan (Iran).
Marthoud, Martou: Vadersnaam. Hybridische voornaam Martulf? Of Mart(h)oaldus?
Martien, Marciano, Marcian, Massien, Messien: Vadersnaam Latijnse heiligennaam Mardanus, Frans Marcien. Zie ook Messiaen.
Martigue. Plaatsnaam Martigues, (Bouches-du-Rhône).
Martin, Marteijn, Martijn: Vadersnaam. Middelnederlands Martin ԍaarten’zie Maartens(e). Maar vooral de vorm Marteijn gaat terug op de Franse vorm Martin.
Martinage, Martinache. Oudfrans martinage: rente, cijns die op Sint-Maarten betaald werd.
Martine. 1. Spellingvariant van Martinet. 2. Spaanse afleiding van heiligennaam Martinus.
Martineau, Martinaux, Martinaud, Martinat, Martinel, Martinelle, Martinelli, Martinello, Martinellon, Martinellot, Martinellet, Martinellez. Vadersnaam (van Italiaanse, Franse, Spaanse,.. komaf) uit de voornaam Martin. Zie verder bij Maarten.
Martinet: Vadersnaam. Verkleinvorm van op –et van Frans Martin.
Martini, Martiny: Vadersnaam. De heiligennaam of uit Italiaans Martinus.
Martinier. Plaatsnaam Martigny (Aisne, Manche, Seine-Mar., Sane-et-Loire, Vosges, Calvados).
Martinquet. Vadersnaam. Waalse afleiding van heiligennaam Martinus.
Martl, Martle, Martl, van Martel, Martelet, verkleinvorm van Martel, van Frans Marteau ‘Hamer’. Beroepsbijnaam van de smid.
Marton, Martony, Martot, Marto, Marthoz, Martho, Maurtot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Martinus.
Martougin. Plaatsnaam Martouzin, Namen.
Martron. Afleiding van martre, zie Marier.
Martroye. Naam uit het Oudfranse plaatsnaam Martroi: executieplaats. Er is onder andere een Martrois in de Cte-d-’mr.
Marville, Marvel, Marvelle, Marveillie, Marveillie, Marvielle, Marvilde, Marvillier: 1. Plaatsnaam Marville (Meuse, Eure-et-Loir). 2. Zie Merveille.
Marvin: Engelse familienaam Marvin Mervin ‘Beroemd-vriend’.
Marxer. Vadersnaam. Afleiding van Marx = Marcus.
Mas. 1. Zie Maas. 2. Occidentaal mas, van Latijn mansus: woning, hoeve, pachthof.
Mason, Masson, Massun, Massonnet., Massonet: 1. Vadersnaam. Vleivorm van voornaam Thomas. 2. Zie Lemasson. 3. Eventueel van Marson (assimilatie rs/ss).
Mascart, Mascard. 1. Afleiding van Oudfrans maschier, Oudpicardisch masquier, Frans mcher: kauwen. Vergelijk Frans Machard, Machavoine, Macheboeuf.
Maccaux, Mascu, Mascaud, Mascaut, Masco. Vadersnaam. Germaanse voornaam Maskwald? Vergelijk Mascart.
Mascl, Masclee, Maselee, Masele: familienaam Masquelet, verkleinvorm van Oudfrans macecle ‘Slagerij’. Beroepsbijnaam van de slager. Masele(e) door verkeerde lezing van de c.
Mascr, Mascre, Mascret, Mascrez, Mascrer, Massacret, Macrez, Macherey: Bijnaam. Oudpicardisch masquer, mascur: vuil, vies. Vergelijk Macherot.
Masculus. Humanistennaam. Latijn masculus: mannelijk. Misschien vertaling van De Man.
Maseneer, de, de Maseneir, Maseneire, de Maesenaar, Maesenaere, Maeseneer, Measeneir, Maeseneire, Maesennaere, Maesenaere, de Masseneer, (de) Maeseleer. Vermoedelijk is maseleer de oorspronkelijke vorm van mazelen. Bijnaam voor iemand met een puistig gezicht, iemand die mazellittekens droeg.
Masfranc, Masfranck, Masfranckx, Masfrancx, Maesfranck, Maesfrankx, Maesfranx, Mafranckx, Mafranc, Mafran, Mafrans, Mafrand, Mafrant, Maffrand. 1. Vadersnaam uit de dubbele voornaam Maes (Thomaas) + Vrank/Frank. Zie verder bij Maes en Vranckx. 2. Naam uit de Romaanse plaatsnaam Mas franc: vrij landgoed. Er zijn er een aantal in Frankrijk. Masfrand in Saint-Frejoux (Corrze) of Masfrant in Blanzac.
Masi, Masit, Masy, Mazy, Masil: 1. Uit Latijn mansicius: pachter van een hoeve, hof. Vergelijk Masoi, Massuir. 2. Zie Demazy.
Masier, de, Mazier, Maziers, Mazzer, Mazzier, Maisier, Maizier, Mzier. Familienaam uitmasie, mazie van mas: landhuis. Bewoner van een landgoed. Ook Demazier, Demaziere, Demasires. Plaatsnaam Maisires (Henegouwen) of Maizires (onder meer Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Masingarbe. Plaatsnaam Mazingarbe (Pas-de-Calais).
Masoin, Mazoin, Masuin, Mazuin, Maswiens. Naam uit het Latijnse mansuinus: pachter van een hoeve, een hof (manse). Beroepsnaam.
Masood. Paksistaanse naam.
Masoy. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Thomas.
Masquelet. Afleiding van Oudfrans macecle: slagerij. Beroepsnaam van de slager; vergelijk Masquelier.
Masquelier, Masquelie, Masqueliez, Masquelire, Masquellier, Masquely, Masquillier, Masquilier, Masqueiller, Masquiller, Masquille, Maschellier,
Maschelier, Masselier, Meslier. Familienaam uit het Oudfranse maceclier, maskelier, mecelier: slager. Beroepsnaam.
Massar, Massard, Massart, Massa, Massat, Massaert, Massaer, Massaad, Maussart, Mossa. 1. Vadersnaam uit de voornaam Thomas. 2. Naam van de schatbewaarder in Henegouwen en West-Vlaanderen. Massa is Luiker Waals.
Massabuau. Occidentaals voor Masseboeuf: runderslachter, -slager. Zie ook Malaboeuf.
Massange, Massanges. 1. Oudsange masenge, msange: mees, vogel. Vergelijk Meese. 2. Plaatsnaam Massange in Bas-Oha (Luik), Massanges in Baileux (Henegouwen).
Massard, Massar, Massart, Massa, Massat, Massaer, Massaert, Massaad, Maussart, Mossa: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thomas. 2. Naam van de schatbewaarder in Henegouwen en West-Vlaanderen.
Massau, Massaux, Massaut, Massault, Massauw, Masseaux, Masseau, Massay, Masay, Masseeuw: 1. Afleiding van Thomas. 2. Soms door assimilatie van Marceau.
Masse, Massen, Massem: 1. Middennedelrands masse: klomp, knots. Beroepsnaam van de knotsdrager? 2. Vadersnaam van de voornaam Thomas. Zie Masset.
Masselaert. Vergelijk Franse familienaam Machelard, afleiding van Oudfrans mche: metselaar (zie Lemache). Zie Metselaar.
Masselin, Masselink, Masschelin, Masquelin, Masculin, Masschelein, Masscheleyn. 1. Vadersnaam wellicht afgeleid van een Germaanse mathal-naam. Mascelinus 2. Familienaam uit de Romaanse vorm van de plaatsnaam Machelen-bij-Deinze. 3. Sommige vormen komen mogelijk uit Marcel (vadersnaam uit Marcellus).
Massemin, Massemyn: Plaatsnaam Massemen (Oost-Vlaanderen).
Massenaux. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thomas.
Massenet, Massenon, Massenot: Vadersnaam. Vleivormen van de voornaam Thomas. Zie Massin.
Masset, Masse, Mass, Massez, Massar, Massei, Massey, Mat, Machet, Massin, Massein, Massinon, Massinond, Massion, Masion, Maussion, Massillon, Massignon, Massiot: Vadersnaam. Franse afleiding van de voornaam Thomas. Machet met hypercorrecte ch. Zo ook (?) Massop, Mastop, Maschhaupt, Massup.
Masseus, Maesseus: Vadersnaam. Latinisering van de voornaam Thomas, wellicht onder invloed van Matheus.
Masseurs: Vermoedelijk uit Monseur(s) van Monsieur(s)ԍijnheer’.
Massin, Massein, Massinond, Massinon, Massion, Masion, Maussion, Massillon, Massignon, Massiot: Vadersnaam. Franse vleivormen van Thomas.
Massis, Massy, Massij, Massie, Massi, Metsys: Oudfrans massi: massief, stevig, belangrijk; Luiks-Waals mass: vuil. Middenenderlands massijs, matsijs: massief. Bijnaam. De naam werd in de Kempen ook wel als Mathijs begrepen.
Massoth, Massot, Massote, Masotte, Masso, Maso, Masood: Afleiding van de voornaam Thomas.
Massoul, Massol, Massoud, Massoz, Massoels, Mossoux, Mossou: 1. Afleiding op -oui van de voornaam Thomas. 2. Bijnaam. Frans mal saoul/sol, Waals maso: slecht verzadigd. Vergelijk Malnoury.
Massuir, Massuyr, Massuy, Massuij, Massuit, Masuit, Masuir, Masui, Masuis, Masuy, Masuyr, Masuyer, Maswie, Mazui, Mazuir, Mazuy, Mazoyer, Masuger, Massuger, Masouy, Masoy, Lemassuy, Lemasuy. Beroepsnaam uit het Oudfranse masuier (dit uit het Latijnse mansuarius), uit het Luiks-Waalse masuy: pachter van een hoeve, cijnsboer.
Mast, (de): 1. Middelnederlands mast ‘mast, stang’. Bijnaam voor een lange opgeschoten kerel. 2. Middelnederlands mast ‘Voedering, varkensvoer’. Beroepsbijnaam voor een varkenshoeder. 3. Demast kan ook een verschrijving zijn van het Franse Dumas/Demas: huis, landhuis, hoeve.
Mast, van de, der; Vermast: Plaatsnaam ter Mast ‘laats met veevoer, bijvoorbeeld eikels’.
Mastboom, Mastbooms, Marstboom, Marsboom, Masbaum. Uit het Middelnederlandse mastboom: pijnboom, boom geschikt als mast. Bijnaam voor een opgeschoten kerel of uit de plaatsnaam Mastbos in Ginneken (Noord-Brabant). De naam kan ook komen uit het Nederduits waar Mastboom slaat op eik en beuk waaronder de varkens aten. Bomen waaronder de varkens gemest werden. (mast: voer, van mesten):
Mastenbroek: Plaatsnaam, Overijssel.
Master, Masters. Engelse equivalent van De Meester.
Masterton. Plaatsnaam in Fifeshire (Schotland).
Masthoff: Plaatsnaam.
Mastin, Mastyn, Mastijn. 1. Oudfrans mastin: waakhond, huisknecht. Zie Matin. 2. Variant van Wastijn of Bastijn door wisseling van bilabialen (b/m/w).
Masto. Ongetwijfeld een verhaspeling (Oost-Vlaanderen en 5x West-Vlaanderen), wellicht van Masscho (frequent in Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen, uitspraak masko, met k als stembandocclusief die met t verward wordt.
Masure (de), Delemazure, Delmazure, Delemasure, Delmasure, (de) Meseure, (de) Mazeure, Mazure, Demazures, Desmasure, Desmasures, Masur, Mazur, (de) Mesure, de Mezure, de Messure, Meseure, Mesuere, Messur, Messure. Naam uit de Franse plaatsnaam Masure: woning, huis.
Masurellem, Masurel, Masureel, Mazurel), Mazurelle, Masureau, Mazereeuw, Madereel, Mazereel, Masereel: Wellicht geen afleiding van Frans masure: woning, maar van Madere(e)l; vergelijk Picardische familienaam Mad(o)urel(le). Afleiding van Oudfrans ma(s)dre, masre: houten drinkbeker. Vergelijk d/z-wisseling in Bazelaire, Maselyne, Madelene = Mazeleene.
Mat, le: Franse familienaam Lematte, Lemathe. Plaatsnaam La Matte, van Middelnederlands maet, mate ‘Weide’. Matelart, Mathelart,
Matebroek: Plaatsnaam broek ‘moerasՠbij een mate ‘Weide, beemd’.
Maten, Maaten: Waarschijnlijk variant van Matten(s).
Matena: Plaatsnaam Matena in Papendrecht (Zuid-Holland) en bij Herike, Overijssel: 1475 Mathena. De plaatsnaam betekent ‘matig nabij, niet al te nabij’vergelijk Altena.
Mater, Maters: 1. Plaatsnaam Mater (Oost-Vlaanderen). 2. Latijn mater ‘moeder’.
Materman: Afleiding van Mater.
Matern: Vadersnaam. Frans Materne, van Latijnse heiligennaam Maternus.
Mathey: Vadersnaam. Uit Matet, Franse verkleinvorm van Matthieu. Of variant van Mathei, afleiding van Mattheus.
Mathelet, Mattelet, Mattlet, Mattel, Matlet, Matholet, Matolet, Mattelin, Mattelein, Mathelin, Mattelon, Mathelot, Matelot. Vadersnaam, knuffelvorm van Mathieu: zie verder bij Matheus.
Mathemeier. Duitse familienaam uit matt + meijer. 1. Matt: dit naamdeel kan verwijzen naar weide, melk, stro (dakbedekking), molen. 2. Meijer: uit het Latijnse maior: meier, rentmeester, vertegenwoordiger van de heer, ambtenaar, pachter. De mathemeijer had dus wellicht toezicht op of beroepshalve te maken met, n van de in 1 genoemde zaken.
Mathijs, Mathijse, Mathijsen, Mathijssen, Matthies, Mattheijssen, Mattheijsen, Matthijse, Matthijs, Mathijssens, Mathijsse, Matthyssen, Mattijsse, Mattijse, Matheus, Mattheus, Matheussen, Matheusen, Matheussens, Matheusens, Matheussen, Matteussen, Matteus, Matteeusen, Matteteusen, Mateusen, Matheeus, Matteeus, Mateeus, Mateeuse, Mateeusen, Matteeusen, Mattheeussen, Mattheeussens, Mattheus, Mattheuse, Matheus, Matheuse, Matheeuwese, Matheeuwissen, Mattheeuws, Mattheeusen, Matteesen, Matheeuwsens, Mattheum, Mattheusen, Matheuws, Matheus, Matheusen, Matheuwezen, Mathewe, Mathaiwe, Mataiwe, Mattheeff, Matheve, Mathieuwis, Matheesen Mathees, Mattheesen Mattheessen, Mattheessens, Mattheesens, Matyhew, Mathyews, Mathew, Mathews, Matthessen, Matthes, Matheu, Mateu, Matteu, Motheu, Motteux, Motteu, Matthie, Matthieux, Mathieu, Matieux, Mathius, Mattyus, Matyus, Matthus, Matthu, Mathu, Mathus, Mathuis, Mattues, Matthue, Mattues, Mathuvis, Mattei, Matthey, Mattheij, Matthij, Mathei, Matei, Mathey, Mathyi, Mathy, De Matteis, Mateo, Mateos, Metus, Tiesma. 1. : Vadersnaam. Voornaam Matthias, de naam van de apostel die Judasՠplaats innam. Maar de namen Matthias en Mattheus werden altijd verward. 2. Er zijn ook Matheeuws die afkomstig zijn uit de familienaam Marteau: hamer; beroepsbijnaam voor de smid.
Matthias, Matias, Matthias, Matthia, Mattia, Mattias, Mathiasz, Mathia, Matyas, Matijas, Mathie, Mathij, Mathy, Mathyi, Mathise, Mathisen, Mathiss, Mathisse, Mathhiis, Matthis, Mathissen, Matthiss, Mathysens, Mathysen, Matthijzen, Matthysen, Matthijsse, Matthij, Matthijssen, Matthijssens, Mathijs, Mathijsen, Mathijsens, Matysen, Matys, Matysse, Matyssen, Matyssen, Mattys, Matysses, Mateijsen, Mattheys, Matheise, Matheisen, Matheis, Mattheys, Mattheysses, Matheys, Matheyses, Meths, Methse, Mathre, Matre, Mathaise, Mataisse, Matyn, Matyns, Mattyns, Mattijns, Matthijns(sens), Mattynssens, Mattyns, Matthieu, Matthiuex, Matieu, Matieuz. Vadersnaam naar de naam van de apostel Matthias, die Judasՠplaats innam.
Mathurin, Maturin, Matorin, Mathurel, Mathurai, Mathorel, Mattrel, Matray, Matrai, Matroye: Vadersnaam. Niet van de familienaam Mathurinus, maar gerenterpreteerde spellingen voor Mat(e)rin, Mat(e)rel, afleiding met dubbel suffix -erin, -erel (-ereau, Luiks-Waals -eray) van Matheus.
Matagne, Mataigne, Mattagne, Mattaigne: Plaatsnaam Matagne (Namen).
Mateljan. Kroatische familienaam. Waarschijnlijka fleiding van de voornaam Mattheus / Matthias.
Matens, Maetens, Methens, Metens: Waarschijnlijk variant van Matten(s).
Mater, Matere, Mather, Mathere: Latijn mater: moeder?
Matern, Materne, Matern, Materna, Matterne, Mattern, Mathienne: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Maternus, vooral vereerd in het Naamse. Waals Matine. 2. Materne: moeder overste.
Maters, Maeters, Mathers: Afleiding van d eplaatsnaam Mater; zie Maeter? Variant van Matters?
Matet, Mathet, Mattet, Mathez, Mathe, Mattez, Matez, Math, Mat, Matth, Matt, Matthe, Matthee, Matthey, Mathey: Vadersnaam. Franse afleiding van Matthieu.
Matharys. Vadersnaam. Leesfout voor Macharis; of gewoon contaminatie van Macharis en Matheus.
Mathay, Mathays, Mataey. Vadersnaam. 1. Luiks-Waals afleiding, (-el = -ay) van Mathieu. Waalse pendant van Matt(e)au. 2. Verschrijving voor Brabantse uitspraak van Mathey(s).
Mathelet, Mattlet, Mattelet, Mattel, Matlet, Matholet, Matolet, Mattelin, Mattelein, Mathelin, Mattalon, Mathelot, Matelot: Vadersnaam. Vleivormen van de voornaam Mathieu.
Matheson, Matson, Mattson. Vadersnaam. Zoon van Mattheus/ Mathias.
Matheus, Mattheussens, Mattheusens, Mattheusen, Matheussens, Matheusens, Matheusen, Matteussen, Matteus, Matteeussen, Matteeusen, Mateusen, Matheeus, Mattheusen, Mattheeussen, Matheeusen, Mattheeussens, Mattheeussen, Mattheuse, Matheuse, Matheus, Matheeuwese, Matheeuwissen, Mattheeuws, Mattheeuwsen, Mattheewsen, Matheeuwsens, Mattheuwsen, Mattheuws, Matheuws, Matheuwsen, Matheuwezen, Mathewe, Mathaiwe, Mataiwe, Mattheeff, Matheve, Matthieuwis, Matheesen, Mathees, Mattheessen, Mattheeussens, Mattheesens, Mattheesen, Matthews, Matthew, Mathews, Mathew, Matthesen, Matthes, Matheu, Mateu, Matteu, Motheu, Motteux, Motteu, Matthiuex, Matthieu, Mathieux, Mathieu, Mathius, Mattyus, Matyus, Matthus, Matthu, Mathus, Mathu, Mathuis, Matthues, Mathues, Matthue, Mattues, Mathuvis, Mattei, Matthey, Matteij, Matetij, Mathei, Matei, Mathey, Mathi, Mathy, de Matteis, Mateo, Mateo: 1. Vadersnaam. Naam van de apostel en evangelist Mattheus, Hebreeuws ‘geschenk van Jahweh’. Zie ook Mathias. 2. Zoals zo vaak (vergelijk Benoit) werd Matheeu(w)s gent op een naam van totaal andere oorsprong. 1631 Egidius Marteau = 1694 E. Matheus, Tielt. Tot 1665 werden zijn kinderen als Marteau in het doopregister ingeschreven, vanaf 1668 als Matheeu; die trouwden evenwel allemaal als Matheeu(w)s. De Picardische uitgesproken familienaam Marteau werd hier Marteeuw en als Matheeuws begrepen.
Mathivet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Mathieu.
Matgen. 1. Moedersnaam, afleiding Matte (Machteld). Voornaam Matkin. 2. Vadersnaam. Afleiding van Matheus.
Matillard. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Matheus of Mathias.Vergelijk Mateljan.
Matin, Matyn, Mathyns: 1. Frans mtin, van Oudfrans mastin ‘Waakhond, huisknecht’. 2. Vadersnaam. Vleivorm van Matheus of Mathias.
Mativa, Mativat, Mathivat, Matival: 1. Plaatsnaam (le pr) Mativa in Fetinne (Luik): val (de) Mathieu. 2. Afleiding van de voornaam Mathieu. Vergelijk Mathivet.
Maton, Matons, Matton, Mathon, Mathonnet, Mathonet, Matonnet. 1. Naam uit het Oudfranse maton: gewrongelde melk, kwark, wrongel. Voor handelaar of boer. Vergelijk Wittevrongel. 2. Vadersnaam, knuffelvorm uit Mathieu. 3. Soms uit Mouton, zie daar.
Matot, Mattot, Mathot, Matos: Vadersnaam. Vleivorm van Matthieu (Mattheus, Matthias).
Matoul, Mathoul, Metoul, Metoel: 1. Moedersnaam. Waalse vleivorm op -oue van heiligennaam Mathieu. 2. Vadersnaam. Zie Matout.
Matout, Matoux, Matoui, Mathouul, Mathou, Mathoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam macht-wulf. Mahtulfus, Mahdolf.
Matriche, Matrice, Matrise, Matrige. Bijnaam. Oudfrans matrix, meautris, meretris, van Latijn meretrix: lichte vrouw, prostitue.
Matringhen, Matringhend. Plaatsnaam Matringhem (Pas-de-Calais).
Matroul, Matroulle. Moedersnaam. Afleiding van Mathieu.
Matsaert. zie Machart. Beroepsnaam van de metselaar; afleiding van Middelnederlands mche, matse.
Mattard, Mattar, Mattart, Maat, Matha, Mathar, Matart, Mata, Matas: 1. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Mattheus. 2. Zie Meddaerts.
Mattau. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Mathieu.
Matte, Mat, Mats Mate, Matthe, Mathe, Mathen, Mattens, Matten, Mattes, Met, Metten, Mettens, Mettenius, Mettinga, Mets, Metz (soms ook de stad) Metting, Mettjes, Metsema, Metzen, Metskes, Vermetten, Vermet, Matens, Maetens, Methens, Metens. 1. Moedersnaam (voormoedernaam). Matte/mette is een korte vorm van de Germaanse meisjesnaam Machteld, Methilde. Mechtild=Metke=Matke= Matta. 2. Vadersnaam Matto
Mattelaer, Mattelaere, Mattelart, Matelart, Mathelart. Naam uit het Middelnederlandse madelaer: zaakwaarnemer, boedelredder. Beroepsnaam.
Mattel: Vadersnaam. Spelling voor Frans Mathelet, verkleinvorm van de voornaam Mathieu.
Matten, Mattens. 1. Zie Matte. 2. Verscherping van Maddens.
Matter, Matters. 1. Beroepsnaam van de mattenmaker. 2. Oudhoogduits Matter, van plaatsnaam Matte: grasveld, weide (made, maat, meet).
Mattheeuws: Vadersnaam. Hebreeuwse naam van de apostel en evangelist Mattheus ‘geschenk van Jahweh’.
Matyns, Mattyns, Matthyns, Matthijns, Mattijns: Soms wellicht afleiding van Matyn, maar meestal wel hypercorrecte spelling voor Mat(t)hijs; vergelijk Matthy(n)ssens.
Matz, Maats. Duitse vadersnaam van Mathias of Matheus.
Matzen, Madsen, Madtson: Vadersnaam, Skandinavische/Nederduitse naam van heiligennaam Matheus of Mathias. De Deen Lauritz Madsen (ұ863) vestigde zich ca. 1890-1900 in Brugge en stichtte er de stomerij Madsen.
Matzinger: Afleiding van plaatsnaam Matzing (Beieren).
Matzner. Afleiding van de verspreide Duitse plaatsnaam Matzen, ook in Oostenrijk.
Maubach, Maubacq: Duitse plaatsnaam Maubach.
Mauchamps, Mauchant, Monchamps, Mochamps, Mouchamps: Plaatsnaam Malchamps in Sart (Luik): slecht, kwaad veld. Mochamps in Tenneville (Luxemburg). Vergelijk Quatacker.
Mauchien. Bijnaam mal chien; kwade hond.
Maucler. Bijnaam Mau clerc: slechte klerk. Vergelijk Monbailli.
Maucolin. Bijnaam + vadersnaam. Kwade Colin. (Nicolaas).
Mauconduit, Monconduit: Bijnaam. Oudfrans mau conduit: slecht opgevoed, die zich slecht gedraagt. Vergelijk Maldoy.
Maucq. Waarschijnlijk Waalse variant van Maque.
Maudoigt. Bijnaam; kwade vinger.
Maudoux, Modoux: 1. Zie Madou(x). 2. Bijnaam mal doux: weinig zacht, ruw.
Maudry, Modery, Modderie, Modrie: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam mathal-rik vergadering-heerser’. Madalricus, Madelricus.
Maudron. Vadersnaam. Afleiding van Maudoux of Maudri.
Maur, Mauer, Mouwer: Duits Mauer ‘muur’. Naar de woonplaats bij een muur. Of variant van Maurer; metselaar.
Mauermeister. Duitse beroepsnaam van de metselaarsmeester.
Maufort. Bijnaam Mal fort: weinig sterik of hypercorrect voor Monfort (vergelijk Monfils, van Maufls).
Mauger, Mauger, Moger, Magier, Maelegheer, Malengier, Malingie, Maleng, Mallengier, Mallenger, Mallinger, Mallentjer, Demaillinger. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Mathalger’. vergaderplaats-speer.
Mauhin, Mauxhin, Mauwhin, Mawhin, Mausin, Mohin, Mohsin, Mosin, Mozin: Luiks-Waals ma vhin, Frans mal voisin: kwade buur. Bijnaam. Vergelijk Quaeghebeur, Malvoisin. Ook plaatsnaam Mawhin in Neufchteau-lez-Vis (Luik).
Maujean, Maujonnet, Majean, Maljean, Manjean, Monjean: Bijnaam: kwade Jan. Vergelijk Quatannens.
Maul, Mauel, Maul, Maule: Duits Maul: muil. Vergelijk Muylle.
Maulon. Plaatsnaam (Htes-Pyr., Gers, Basses-Pyr.).
Maumusson. 1. Plaatsnaam (Loire-Atl., Tarn-et-Gar., Gers). 2. Veeleer mau: kwaad + moschon, muchon, afleiding van Oudfrans mosche: vlieg. Vergelijk Duits Quadflieg.
Mauperon. Mau Peron: kwade Peron/Pierre.
Maupertuis. Plaatsnaam Mauperthuis (Seine-et-Marne), Maupertuis (Manche), Maupertus (Manche).
Maupetit, Mopty, Montpetit: Bijnaam Mau (mal) Petit: kwaad-klein. Bijnaam.
Maupin, Mopin, Monpain: Plaatsnaam Mau Pin: slechte pijnboom, den?
Maur, Meur, Maure: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Maurus of Germaanse mor-naam.
Maura. Zie Moras. Maurage: Plaatsnaam Maurage (Henegouwen).
Maurcot. Vadersnaam Marcot, afleiding van de voornaam Marc.
Maurer, Meurer, de Meurers, Murrer, Murer: Duits Beroepsnaam Maurer, Middenhoogduits mrxre: metselaar.
Mauricet, Maurisset, Morisset, Morrissey, Morissey, Morizet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maurice.
Maurichon, Morichon. Vadersnaam. Afleiding van Maurice.
Maurik (van), (van) Mourik, van Mouwerik, Mouriks, Mauriks. Familienaam uit de plaatsnaam Maurik (Gelderland).
Maurion. Vadersnaam. Afleiding van Maurice of maur-naam.
Maurits, Mauritz, Maurice, Maurich, Mauris, Maurus, Maurize, Maurizio, Mourus, Maurissens, Maurissen, Maurisse, Mourits, Mourice, Mourissen, Mourissens, Morice, Moritz, Morys, Morysse, Moris, Morisse, Morissen, Morissens, Mores, Morisse, Morris, Moeris, Moors, Mooris, Moris, Mouris, Meurice, Meuris, Meurisse, Meurist, Meurysse, Meurus, Muriche, Murice, Muris, Murysse, Marysse, Marys, Marijsse, Marissen, Marissens, Maris, Marisse, Marits, Maritz, MaretsMarist, Marris, De Maurissens, Demeurise, Demerise, Demerrisse: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Mauritius, afleiding van Maurus ‘moor, bewoner van Mauritani’.
Maurois, Mauroit, Mauroy, Mauro, Mauroo, Malrait, Malroit, Moroy, Morroir. 1. Uit de plaatsnaam Maurois (Nord). 2. Bijnaam: mal roy: slechte koning. Waarschijnlijk bijnaam voor een Leroy. Zie bij Leroi(e).
Mauron, Meuron, Mouron, Moron. Vadersnaam van de voornaam Maur.
Maurtot. Vadersnaam. Variant van Martot, zie Marton.
Maury, Mauris, Morry, Mory, Moury. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam mathal-rik (Madelricus). Sommige vormen komen wellicht uit Mourier, een plaatsnaam die moerbeiboom betekent. Of misschien een beroepsnaam is. Zie bij Dumourier.
Maus. Duitse bijnaam Maus; muis. Vergelijk Muis.
Mausen, Mauzen. Waalse variant van Mausin?
Maushammer. Plaatsnaam Mausham in Bayerbach, Beieren.
Maussion. Waalse variant van Massion, zie Massin.
Mauvais, Lemauvais, Maleve, Malev, Malevet, Malevez, Maulav, Maav, Malv, Malvet, Maeleveys, Mallevaes, Mallevaey, Malevay: Oudfrans malvais, malv, Frans mauvais: slecht, ongelukkig, gebrekkig; (ook) duivel (de kwade, vergelijk de Dievel). Bijnaam. Vergelijk De Slegte.
Mauw, de; Mau, Mouwes, Mauve: 1. Bijnaam naar de mouw. Vergelijk die ridder metter mouwen. 2. Middelnederlands mouwe ‘Dikke lip, vooruitgestoken lip’. 3. Uit de plaatsnaam Meaux, zie Demeaux.
Mauw (de), Mau. 1. Beroepsbijnaam naar de mouw. 2. Uit de plaatsnaam Meaux.
Mauws. 1. Afleiding van De Mauw: zie daar. 2. Bijnaam uit het Duitse maus. 3. Afleiding van De Mauwer: die mauwt, jankt, kwaadspreekt.
Mawait, Mawet, Mawez, Mauwet, Mauwet, Mauet, Mau: Bijnaam. Waals mavot: aansteller, veinzer.
Max, Maxe, Maex, Mex. Vadersnaam, verkorte vorm van de Latijnse heiligenaam Maxentius, Maximus.
Maxant, Maxne, Maxem, Maxen: Vadersnaam. Heiligennaam Maxentius.
Maxence, Mexence: Franse vadersnaam van heiligennaam Maxentius.
Maxheleau: Bijnaam. Waals mahe lեau: die het water omwoelt, vertroebelt. Bijnaam voor een woelwater. Vergelijk Meulewa(e)ter.
Maxi, Maxy: Vadersnaam? Korte vorm van heiligennaam Maximus, Maximinus of Maximilianus? vergelijk Max.
Maximus, Maxim: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Maximus.
Mayaud, Mayaudon, Mayaux: Oudoccidentaals maial, maiau: varken (in mei geslacht).
Maij, Mai, May, Bijnaam naar de maand mei; vergelijk (de) Meij.
Mayence, Mayance: 1. Franse vorm van plaatsnaam Mainz. 2. Maar wellicht Re-interpretatie door Waalse uitspraak van Ma(e)yens.
Mays: Duits familienaam Mais(s) van Middelhoogduits meiss ‘geveld hout’.
Mayenne. Plaatsnaam in Celles-lez-Dinant (Namen).
Mazure: Plaatsnaam. Frans Masure ‘Woning, huis’.
Maykels. Variant van Makels of Meekels.
Maynar, Maynard. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam.
Mayne. 1. Spelling voor Mayn. 2. Zie Mein.
Mayn, Mayen, Mayenez, Lemayen, Maine, Maine, Menet, Menez, Mener, Menes, Men, Menn: 1. Oudfrans main, meinsn, van Latijn minus natus: later geboren, jonger. 2. Vadersnaam. Spellingvariant (behalve Mayen) van Mainet, afleiding van Germaanse magin-naam; zie Maynard.
Mayol, Mayolet, Mayolz: Wel niet van Oudpicardisch maiole: eerste dag van mei, maar vadersnaam, variant van Mayou(x), -oul(t). Romaanse vorm van Germaanse voornaam Maiulfus, eventueel Maiolus.
Mayrhoven, von. Plaatsnaam Mayrhofen (Tirol). Verspreide plaatsnaam Meierhof.
Maystadt, Maystad, Meystadt. De familienaam zou uit Hessen stammen. Wellicht een aanpassing van de frquente Duitse plaatsnaam Neustadt, met bekende wisseling n/m en ontronding eu/ey (vergelijk Neumann/Neymann).
Mazairac. Plaatsnaam Mazeirac, (Lozre).
Mazet, Maz: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thomas.
Mazin, Masin, Masyn, Masijn, Mazijn, Mazijn: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Thomas.
Mazinghien. Plaatsnaam Mazinghem, Pas-de, Calais.
Mazijk, van: Plaatsnaam Maaseik (Belgisch-Limburg).
Mazzola: Verkleinvorm van Italiaanse familienaam Mazza, met verschillende verklaringsmogelijkheden.
Mazzon. Occidentaalse vorm voor Frans maison; huis.
Meerschaert, Merschaert, Meersschaert, Mersschaert, Meerschhaert, Meirsschaert, Meirschaert, Meeschaert, Meesschaert, Messchaert, Misschaert, Mescart: Afleiding van Van der Meersch.
Meervis, Mervis. Re-interpretatie (door r-epenthesis)van Mevis. Zie Meus.
Man, Mant, Mean, Meant, Meyant, Meyan, Myant: Plaatsnaam Man (Namen) en in Mons (Luik).
Maux, Meaux, Meau, Mau, Miaux, Myaux: 1. Plaatsnaam Meaux (Seine-et-Marne). 2. Vadersnaam. Picardiserende regressievorm van Me(e)us, korte vorm van heiligennaam Bartholomeus.
Meauxsone, Meauzoone: Vadersnaam. Zoon van Meaux = (Bartolo)meus.
Mechanicus. Latinisering van een beroepsnaam: maker van werktuigen.
Mche, Mche, Mech: Waalse spelling voor plaatsnaam Mesch, Nederlands-Limburg.
Mechele, Mechelen, Mechels, Meekels, Machels, Magele, Magel; Moedersnaam. Germaanse voornaam Machtild; vergelijk Magcheltje, Maggeltje, Macheltsje, Megcheltien. Vergelijk ook Machtelinckx = Machelinckx = Mechelinck. Eventueel vadersnaam. Afleiding van macht-naam (Machtolf).
Mechelen, van, van Meggelen, an Meghelen, van Mechgelen: Plaatsnaam Mechelen (Provincie Antwerpen). Ook Mechelen-aan-de-Maas, Mechelen-Bovelingen (Belgisch-Limburg), Mechelen in Wittem (Nederlands Limburg), Mechelen in Gendringen (Gelderland), Kwaadmechelenɮ
Mecheler, de, Mecheleer, de, Mechelaere, Mechler, de Meckeleer, de Meekeleer: Mechelaar, van Mechelen (Antwerpen).
Mechelinck, Mechelynck: Variant van Machelinck(x), Machtelinck(x). Verkleinvorm van Germaanse macht-naam, zoals Machtildis of Machtolf.
Mechelmans, Meckelmans: 1. Alfleiding van Van Mechelen. 2. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Mechele.
Meck, Mecke. Vadersnaam. Bakervorm Mago, Macco. Germaanse voornaam.
Meckeren, van. Plaatsnaam (wellicht Nederlands-Limburg). Vergelijk Meckerenweg in Gingelom (Limburg).
Mecking. Vadersnaam. Afleiding van Meck.
Mecklenburg, Meckelburg: Duitsland, Mecklenburg aan de Oostzee.
Meddaerts, Medar, Medard, Medaer, Medaerts, Medaert, Medaer, Medaers, Medaets, Medaet, Mada, Madda, Mattard, Mattar, Mattart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Medardus.
Meddaerts, Medar. Medard, Medaerts, Medarts, Medaert, Medarts, Medart, Medaer, Medaers, Medaets, Medas, Medda, Meda, Mattard, Mattart, Mattar: Vadersnaam. Germaanse voornaam Medardus; Madachart.
Medegael, van, Middegaels. Familienaam naar de plaatsnaam Middegaal in Veghel (Noord-Brabant). 1379 Jan van Middelgale, Den Bosch. Op zijn zegel staat evenwel: sigillum Johannis de Erpe. Van Medegael kwam 86 x voor in Oost-Vlaanderen.
Meddeler, Metlaar: 1. Beroepsnaam. Middelnederlands middelaer ‘Bemiddelaar, tussenpersoon, makelaar’. 2. Achterhoekse familienaam, van plaatsnaam Middelaar ‘midden laar’. In Vorden (Gelderland): 1418 Meddeler, Lochem, Gelderland: 1494 Middeler, Barneveld (Gelderland): 1325-36 Middelaer, Midlaren, Zuidlaren (Drenthe): 1264 Midlare.
Medem, de. Bijnaam zoals de Duitse familienaam Meidem. Middenhoogduits meidem: hengst, ruin.
Medeman. Middelnederlands medeman: medeleenman, deelgenoot, compagnon.
Medery. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam math-rk?
Mdot, Medo, Medot: Vadersnaam. Vleivorm van Mdard.
Mee, van der: Wellicht vertaald uit du Mee.
Meefout: Wellicht aanpassing van Mafait, van Malfait, dat is qui fait mail ‘Die kwaad doet, boosdoener’.
Meel. Wellicht beroepsnaam van de molenaar, de meelhandelaar of bakker. Vergelijk Duits Mehl.
Meel, van; van Meelen, van Meele, van Meeles, van Mele, (van der) Mel: 1. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord, van van Medele. Medele was een groot bos in Beveren-Leie en Desselgem (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Meel in Echteld (Gelderland). 3. Plaatsnaam Meerle (Provincie Antwerpen). 4. Plaatsnaam Meel in Lage Zwaluwe (Noord-Brabant) of of Meele in Nieuwleusen (Overijssel).
Meelberg, Meelbergh, Meelberghs, Meilbergs, Melberghs, Melbergs, Mellenbergh: Plaatsnaam 1. Merelberg, van Meelberg in Schaffen (Limburg). 2. Plaatsnaam Meelberg in Paal (Limburg).
Meeldijk. Waterloop in Koudeschure en Borre (Frans-Vlaanderen): 1719 Medeldicque. De Molendijk, die uit twee takken van de Aa bestaat, heet nu verfranst Meldicque: 1327 le Molendich; Meuledick alias Meldick.
Meene, van de: Vervorming van van Meenen of van der Meent?
Meenen, van, van Meenin, Wammeenen: Plaatsnaam Menen (West-Vlaanderen).
Meensel, van, van Mensel, van Minsel, van Mencxel, van Menxsel, van Menxel, van Mengsel. Familienaam uit de plaatsnaam Meensel (Vlaams-Brabant).
Meent, van der: Plaatsnaam Meent ‘elgemene grond, algemene weideՠin Barneveld (Gelderland), Blaricum (Noord-Holland), Buren (Gelderland), Hellendoorn Overijssel, Huizen (Noord-Holland), Leerdam (Zuid-Holland), Rhenen (Utrecht).
Meer, van; van Meir: Plaatsnaam Meer (Noord-Brabant, Overijssel, Antwerpen).
Meer, van der; van der Maar, van de (der) Meere, van den Meeren, Vermeer, Vermeeren, Vermeere, Vermeiren, Vermeire, Vermaire, Vermaiere, Vermare, Termeer, van (der) Meir, van der Meiren, van der Mairen, van der Mer, van der Meren, Vermeir, Vermeiren, Vermeirre, Vermer, Vermerre, Vermerren, Vermeren, Veermeer: Plaatsnaam Meer, Mre. Middelnederlands mare, maer, mere ‘las stilstaand water, poel, meer, moeras, geul’. Zeer verspreid over ons taalgebied.
Meerakker, van den: Plaatsnaam Meerakker in Oostakker (Oost-Vlaanderen).
Meerbach. Duitse plaatsnaam. Vergelijk Meerbeck.
Meerbeek, van, Meerbeeck van, Van Meerbeke, Van Meerbeck, Meerbeekx, Van Merbeeck: Plaatsnaam Meerbeek (Vlaams-Brabant) en in Assent (Vlaams-Brabant); Meerbeke (Oost-Vlaanderen).
Meerbergen (van), Vermeerbergen, Meerberghs. Naam uit de plaatsnaam Meerberg in Grote- en Kleine-Brogel (Limburg) en in St.-Kwintens-Lennik (Vlaams-Brabant).
Meerburg. Plaatsnaam in Leiden, Zuid-Holland.
Meerding, Meerdink: Vadersnaam. Afgeleid van Germaanse voornaam Medard. Derck Meerdinck, bewoners van de plaats Meerding in Winterswijk (Gelderland).
Meerdonk, van, Meerendonck, Meerendonk, van: Plaatsnaam Meerdonk (Oost-Vlaanderen), dicht bij Hulst (Zeeuws-Vlaanderen).
Meerhaege, van, Meerhaeghe, (van), Meerhage, (van) Meirhaeghe, Meirhaege, Van Merhaegen, Van Merhaege, Merhaeghe, Meyerhaeghe. Familienaam afgeleid van Meerhage (of een variant hiervan): Bosje aan een plas. Deze plaatsnaam komt op een aantal plaatsen voor: Plaatsnaam Meerhage in Wortegem (Oost-Vlaanderen), Ooike (Oost-Vlaanderen), Nieuwerleet (Frans-Vlaanderen) Houlle, Pas-de-Calais; ‘Bosje aan een plas’.
Meerheyd. Waarschijnlijk dialect van Meerhout.
Meerhof: Plaatsnaam Meerhof (Noordrijn-Westfalen).
Meerholz: Plaatsnaam Meerholz (Hessen).
Meerhout, van. Plaatsnaam Meerhout (Limburg).
Meerkens: 1. Zoals Meermans afleiding van Van der Meer. 2. Moedersnaam. Afleiding van Maria. Vergelijk Meiresone.
Meerkamp: Plaatsnaam Meerkamp in Havelte (Drenthe).
Meerkerk: Plaatsnaam Meerkerik (Zuid-Holland).
Meerleerde, de, Meerler, de Meerlaere, Meerleire, de Meereleere, de Meirler, Merleer, de Meirlaere, Meirlaen, Mereleire, Meirleire, Merleer. Bijnaam uit Waals-Vlaams merelare: merel. Wellicht iemand die goed zingen of fluiten kon.
Meerlemont, Merlemont: Plaatsnaam 1. Merlemont (Namen). 2. Merlemont in Evegne (Luik). 3. Merlimont (Pas-de-Calais).
Meermans, Meerman, Merman, Mermans, Merremans, Meeremans, Meremans, Meiremans, Meirman, Meirmans, de Meerman, Merema: 1. Meerman ‘Zeeman’. 2. Afleiding van van der Meer.
Meersbergen, van: Plaatsnaam Maarsbergen (Utrecht):
Meernhout, Mernout, Mernhout, Meernt: Variant van Meerhout? Of van Maernhout?
Meerpoel, Merpoel, Meirpoel, Mercpoel, Merkpoel: Plaatsnaam Meerpoel: waterpoel.
Meers. 1. Limburgse vorm van Meyers: zie Meyer. 2. Zie ook Meers(ch).
Meersch, van, Meers, Mers, Mersch, Meerstx: Plaatsnaam Meers in Stein (Nederlands Limburg). Of kortere variant van van der Meersch.
Meersch, van der, Vandermersch, van der Meersen, van der Meers, van der Mersch, van der Mershe, Mersshe, van der Meersche, Meerschen, Meersch, Meerschen, van Meersche, Meerssche, Vandremeersch, van der Mars, Martius, Martis, Martiszoon, van de(den) Meersch, Meersche, van de(den) Meerssche, van den Meersshe, van den Mersch, van den Meerssch, van der Meirsch, Meirch, Van de(der) Meirssche, Meirsche, van der Meirsch, Meirch,vVan de(der) Meirssche, Meirsche, van der Meirtsche, van der Meesch, van der Mesche, van Meessche, van der Messe, Messen, Misse, Missen, van der Meets, van der Meys/Meijs, van der Mest, van der Miers, Mies, van der Mise, Mis, van de Mige, Mige, Vermeers, Vermeersch, Vermersch, Vormers, Vermeerschen, Vermeerch, Vermeersch, Vermeersh, Vermeirsch, Vermeirs, Vermeirsche, Vermeirssen, Vermeissen, Vermeerssen, Vermeersen, Vermeesen, Vermesen, Vermees, Vermeesch, Vermes, Vermesch, Vermeys, Vermiesch, Vermch, Verms, Vermesse, Vermis, Vermissen. Familienaam uit versrpeide plaatsnaam Meers, Meersch: alluviaal, land vooral weiland langs de rivier.
Meerschaege. Re-interpretatie (Waals-Vlaams meerschagie: meersen) van Meerschaert.
Meerschaert, Mersschaert, Mersschaert, Meersschaert, Meiersschaert, Meirschaert, Meeschaert, Messchaert, Meesschaert, Misschaert, Mescart: Afleiding van van der Meersch. Familienaam uit Meersch; weiland langs de rivier.
Meerschman, Meerseman, Meersseman, Meersmans, Meersman, Meerssman, Mersmans, Meirschman, Meirsman, Mersseman, Merseman, Meesseman, Meesman, Meschman, Mesmans, Mesman, Misman, Meisman, Meyschamans, Meyschman, Meysman Meysman, Meysseman, Meyssman, Meyseman, Meijsmans, Meijsman, Meeysman: 1. Afleiding op -man van Van der Meersch. 2. Vorm zonder lidwoord voor (de) Meersman.
Meersman, de, de Meersmann, (de) Meersseman, Meerseman, (de) Meerschman, (de) Meirsman, (de) Meirschman, Meersmans, Mersmans, (de) Mersseman, Mersman, Meerssman, Merseman, de Merseeman, Messemans, Messeman, Meesseman, Meesman, Meschman, Mesman, Mesmans, Misman, Meisman, Meysmans, Meysman, Meijsmans, Meijsman, Meeysman, Meyschmans, Meyschman, Meysseman, Meyssman, Meyseman, Marsman: Beroepsnaam. Middelnederlands merseman, meerseman, maers(e)man: rondtrekkend koopman, marskramer.
Meerse, (van der): De Zierikzeese familie van der Meerse heette oorspronkelijk Maartense, waaruit van der Maersse, van der Meerse. Zie ook van der Meerssche.
Meerst: Verhaspelde spelling van Meers (met paragogische t) of van Meerts (met omkering van volgorde van klanken).
Meerstadt. Duitse plaatsnaam Mehrstedt?
Meerstx. Verhaspelde spelling van Meerst of Meers.
Meerschout, Meersschout, (van den) Meerschaut, Van den Merschaute, Meerschaute, (van den/r) Meersschaut, Meirsschaut, Meirschaut, Meirschout, Merschout, Merschaut, Meerchaut. Familienaam uit de plaatsnaam Meershout: bos bij het meers (lage beemd). Onder andere in Maldegem.
Meert, Meertse: Vadersnaam. Korte vorm van Meerten =Maarten.
Meerveld, (van); Meervelt, van, Meervelde, Merveld, Mervel: Plaatsnaam Meervelde (Noord-Brabant) of plaatsnaam Meerveld bij Garderen (Gelderland), in Apeldoorn (Gelderland), Emmen (Drenthe), Odoorn (Drenthe).
Meervenne, van, van Meirvenn, van. Meirvenne, de Meirvenne, Meervenu. Familienaam uit de plaatsnaam Meerven (Noord-Brabant).
Meervis, Mervis: Vadersnaam. Herinterpretatie (met r-invoeging) van Mevis, van Mewis, Meeuwis, Meeus.
Meerwein. Duitse vadersnaam. Germaanse voornaam mr-win ‘Beroemd-vriend’. Maruinus, Meruinus.
Meerwijk, van, Meerwijck, van: Plaatsnaam Meerwijk in Empel (Noord-Brabant), Koudekerik (Zuid-Holland), Groesbeek (Gelderland) en Smallingerland (Friesland).
Mees, de Meese, Meesen, Meese, Meeze, Meezen, Meessen: Bijnaam naar de naam van de vogel, de mees. Of bijnaam voor de mezenvanger.
Meesemaecker, Meesemacker, Meesmaecker, de Mesemacker, de Meesemaekers, de Meesemakers, de Meezemaeker: 1. Beroepsnaam van de mandenmaker. Middenenderlands mese: draagmand, vismand. 2. Waarschijnlijk veeleer verhaspeling van De Mes(se)maker.
Meesen, van. Plaatsnaam Mesen, West-Vlaanderen.
Meester, de, Meestere, de, de Mester, de Miester, Meester, Meesters, Mester, Mesters, Smeesters, Smeester, Smister, Meysters, Meister, Meisters, Meeter, de, Meissters, Smeysters, Smeijsters, (zoon van) Majster: Beroepsnaam meester, van Oudfrans maistre, van Latijnse magister ‘meester, leermeester, geleerde, baas, meester (in een vak)’.
Meesterink, Meestringa, Meisterinck; zoon van de meester.
Meet, van der: Plaatsnaam Meet ‘Weiland, hooilandՠis een typisch woord in de kuststreek, van West-Vlaanderen tot Friesland.
Meeteren, van. Plaatsnaam Meteren, Gelderland.
Meetkerke, van, Mekerke: Plaatsnaam Meetkerke (West-Vlaanderen).
Meeuse, Meeusen, Meeuwesen, Meeuwis, Meeuwisse, Meeuwissen, Meeuwse, Meeuwsen, Meewse, Meuwese: Vadersnaam. Meus/Mewis is de korte vorm van de heiligennaam Bartholomeus.
Meeuwe, Meeuwen, Meeuw, de Meu, de Meue, de Meije, de Meiie, de Meve : 1. Bijnaam naar de vogelnaam, de meeuw.
Meeuwen, van, van Meuwen: Plaatsnaam Meeuwen (Limburg).
Meeuwig: Vermoedelijk vervorming van Meeuwis.
Meex, Meeks, Meek, Meeken, Meekes. Vadersnaam. Variant van de Nederlandse fmailienaam Meekes, Knuffelvorm van een Germaanse mag(in) -naam of marc-naam. Vergelijk Mack.
Meganck, Megank: Afleiding van het werkwoord me(d)egaan ‘meegaan, vergezellen’. Bijnaam voor iemand met een meegaand, inschikkelijk karakter.
Megen, van, van Meegen, Vermeegen: Plaatsnaam Megen (Noord-Brabant).
Megens, Meegens, Meigen, Meugens. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse Mago (magin?)-naam.
Meghem, van. 1. Plaatsnaam Meigem (Oost-Vlaanderen). 2. Of variant van Van Mieg(h)em.
Megroot, van; Mingeroet: Plaatsnaam Migerode in de buurt van Dendermonde (Oost-Vlaanderen).
Mehaignoul, Mehagnoul, Mhagnoul: Mhaignoul: Plaatsnaam Meha(i)gnoul in Meux (Namen).
Mehauden: Moedersnaam Mahaut, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Machtild: macht-hild ‘macht-strijd’. Mahthildis.
Mehlen, Mehle, Mehlin: Spellingvariant van Meelen of van plaatsnaam Melen (zie Demelen) ?
Mehler. Duitse beroepsnaam van de meelhandelaar.
Mehlman, Mehlmann. Duitse beroepsnaam van de meelhandelaar.
Mehlwurm. Duitse bijnaam; meelworm.
Meibergen. Plaatsnaam Meiberg in Meerhout, Antwerpen.
Meiboom, Meijboom: Bijnaam naar woonplaats of huisnaam. Vergelijk Duits Maibaum, -bo(h)m, Nederduits Meibo(h)m.
Meide, van der; van der Meijden, Mei, van der, Mey, van der Meijten, van der Meij, Meyden, Vermeij, Meijboom: 1. Plaatsnaam Meie ‘meiboom’. 2. Van der Meyde, van van Ameyde.
Meidert, van, van Melderen, van Melder, (van) Meller: Plaatsnaam Meldert (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg).
Meiering, Meijering, Meijerink: Oost-Nederlands familienaam. Frequente plaatsnaam in Gelderland en Overijssel.
(de) Meijer, (de) Meyer, Meyers, Meier, Meijers. 1. Familienaam uit het Latijnse maior: meier, rentmeester, vertegenwoordiger van de heer, ambtenaar, pachter. 2. Soms is het een dialectvorm van De Maeyer: zie Maeyer.
Meihfener: Afleiding van de Plaatsnaam Maihof (Beieren, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts)
Meihuizen. Plaatsnaam Maihausen, Neder-Saksen.
Meijdenberg, van den. Wellicht plaatsnaam Maagdenburg, Duits Magdeburg. Kiliaan geeft Meydenborgh voor Maeghdenborgh. Verwarring berg/borg is heel gewoon.
Meijlink. Vadersnaam. Afleiding van een -ilo-afleiding van een Germaanse mag-naam. Vergelijk Meilke.
Meile, Meillander, Mlanders: 1. Afkomstig van Milaan, Duits Mailand. Vergelijk Duits Mailnder. 2. Maar Melander was de humanistennaam van Schwarzmann, Holzapfel en Eppelmann.
Meilke. Vadersnaam. Afleiding van Meile, van Magilo, afleiding van Germaanse mag-naam, zoals Me(g)inhard. Duitse familienaam.
Meillassoux. Zuidwest-Franse familienaam Millassous, van raillasse: gierst.
Meilleur, Meylleux, Milleur, Mileur: Bijnaam meilleur: de beste. Vergelijk Delameillieure.
Meiling, Meilink. Vadersnaam uit de voornaam Meile. Saksische vorm.
Meily, Meili. Vadersnaam. Romaanse vorm van Latijnse heiligennaam Amelius.
Mein, Meyns, Meijns, Mayne, Meinesz: Vadersnaam van een magin-naam, zoals Meinboud.
Meijnaert, Meijnaerts, Meynaerts, Meynart, Meinhard, Meinhardt, Mijnhardt, Meinard, Meinardi), Mainas, Menyhart, Meinert, Meiners, Meinertsen, Meindert, Meijndert, Meyndertz, Mynders, Minders. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam magin-hard; kracht-sterk. Meginhardus. Meindersma, vadersnaam Meindert.
Mein, Meyns, Meijns, Mayne, Meinesz, Meinema. Vadersnaam naar het Germaanse voornaamdeel ‘magin’. kracht.
Meinboud. Vadersnaam. Germaanse voornaam magin-balth ‘kracht-moedig’. Maginbaldus.
Meinecke, Meineke, Meinke, Mencke: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van een Germaanse magin-naam; vergelijk Meynckens.
Meinema. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Mein.
Meinders, Meinderink, Meindersma: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Meiner, van Meginheri: magin –hari ‘kracht –leger’.
Meine: Vadersnaam. uit magin-naam, zoals Meinboud, Meine.
Meinema, Meinsma: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans magin-naam; vergelijk Meine.
Meinen, Meynen, Meijnen. Moedersnaam naar de vrouwelijke vorm van de Germaanse magin (magin: kracht) -naam.
Meinertzhagen, Meinerzhagen. Duitse plaatsnaam Meinerzhagen.
Meines, van. Oorspronkelijk Meines, afleiding van vadersnaam Mein.
Meinholt, Meinhold. Vadersnaam. Germaanse voornaam magin-wald ‘kracht-heerser’. Maginold.
Meinig, Meiniger, Meininger: Afleiding van Duitse plaatsnaam Meiningen.
Meinster: Wellicht de Engelse plaatsnaam Minster.
Meintjes, Meyntjens: 1. Meindeken, afleiding van Mande. Vergelijk De Mande. 2. Zie Meynckens.
Meireson, Meiresone, Meiressonne, Meiresonne, Meirezonne, Meirisonne, Meirson, Meijserson, Meyerson, Myerson, Meiersons, Merison: Variant van de Vlaamse familienaam Meireson(e), Meirezonne. Moedersnaam ‘Zoon van Meer, Maria’.
Meis, Meise, Meisen, Meys, Meijs, Meijssen, Meijsen, Meyse, Meysen, Meyssen, Meyssens. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van Remigius. 2. Vadersnaam, verkorte vorm van Bartholomeus. 3. Vadersnaam uit een Germaanse magin-naam. 4. Of variant van Mys: verkorte vorm van de voornaam Amijs. Dit uit het Latijnse amicus (vriend): naam uit de literatuur. 5. Vadersnaam/moedersnaam uit de voornaam Clemens/Clementina.
Meisner, Meissner, Meichsner, Meixner, Maixner: Afleiding van plaatsnaam Meissen (Saksen), ouder Mchsen. Vanwege de bloeiende lakenhandel met Meissen werd Meissner beroepsnaam van lakenhandelaar.
Meiser. Duitse familienaam Maiser. Afleiding van de vogelnaam Meise: mees. Of van plaatsnaam Mais (Tirol).
Meisler, Meizler: Duitse beroepsnaam Meissler: steenhouwer, beenhouwer.
Meister, Meisters, Meissters, Smeysters, Smeijsters, Majster: Beroepsnaam Meester, van Oudfrans maistre, van Latijn magister: meester, leermeester, geleerde; baas, meester (in een vak). Zie ook Lematre.
Meiblum, Mejblum. Duitse bijnaam Maiblum; meibloem. Huisnaam.
Mekeirel, Mekeirele, Mekerle, Mekeirle, Mekerl: Waarschijnlijk onder invloed van De Keerle, verhaspeling van een vreemde en onbegrepen naam, bijvoorbeeld een Schotse Mac-naam, zoals MacKairly, MacKearly ‘Zoon van Karel’E
Mekenkamp. Plaatsnaam in Wierden, Overijssel. Heem van Mekinc.
Mekers, Meeckers, Meekers, Meckers, Mikkers, Mickers, Mikkes. 1. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse maker, het Brabants-Limburgse meker: maker, bewerker van. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Magerus: dat is de verlatijnste vorm van De Cock (zie bij Kok).
Mekindt. Waarschijnlijk aanpassing van de Schotse familienaam Mackinder: zoon van de vreemdeling. De familienaam Mackenzie werd in Nederland onder meer Mekinje.
Mlange, Melange: Wellicht van Melangre, Malingret.
Melchior, Melchiorre, Melkior, Melchor, Melcher, Melchers, Melcherts, Melchert, Melicher, Melger, Melgers, Melgert, Milcher, Milchers, Melkert, Melleker: Vadersnaam. Melchior, de naam van een van de Drie Koningen.
Melder, Melders, Smelders, Smellers. Beroepsnaam uit het Limburgse me(e)lder: maalder, mulder, molenaar.
Meldgaard. 1. Deense plaatsnaam Meldgard. 2. Zie Melgar.
Mele, van, Mle, van, van Meel. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Medele (groot bos in Beveren-Leie en Desselgem) (West-Vlaanderen) of Meel in Echteld (Gelderland). 2. Zie ook Merlen.
Melebeek, Melebeck, Mellebeek,Mellebeeck, Mellebeeckx: 1. Wellicht Duitse plaatsnaam Melbeck. Vergelijk Duitse familienaam Mehlbach, die teruggaat op een verspreide plaatsnaam Me(h)lbach. 2. Soms ook wel dialect vorm van Molenbeek.
Meleman, Milleman: Beroepsnaam Meelman: meelhandelaar, molenaar. Vergelijk Duits Mehlmann.
Melens, Melen: 1. Vadersnaam. Uit Melin, vleivorm van Melin. 2. Vervorming van Melis.
Melet, Mellet: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Amelius. 2. Plaatsnaam Mellet (Henegouwen).
Melgar, Meldgaard: Verspreide Spaanse familie- en plaatsnaam. Collectieve plaatsnaam, afgeleid van mielga, Latijn melica, van medica herba: luzerne. Spaanse familie in Brugge in 16de eeuw. de Melgar = Mellegaert, Melgaer.
Meliefste, Melieste: Bijnaam ԍijn liefste’E Vergelijk Frans Machre, Duits Liebster. Maar deze jonge naamvorm is misschien wel volksetymologisch ontstaan uit Mlice, Melisse, Melissen, dat is Melis (zie op dat woord).
Melick, van, van Melik, Mlique: Plaatsnaam Melick (Nederlands-Limburg).
Melin, Melinc, Milling, Melin, Melyn, Melijn, Mlain, Meleyns, Meleijns, Mlens, Mlen, Melen, Melens, Meelens, Meelen, Mle: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Ameli(u)s. Vergelijk Millard.
Melinon, Melignon, Mellignon, Melinat: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Amelius, Amilius.
Melinger, Mellinger. Afeiding van Duitse plaatsnaam Mllingen of Mellingen.
Melis, Mlis, Melius, Melys, Mlice, Melisse, Melissen, Melisen, Melieste, Milis, Milissen, Milis, Milisen, Millis, Miles, Mils, Miliche, Melich: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Amelis/Amilius, latinisering van Germaans amal-naam (=arbeid, onvermoeibaar als Amelryck) of Latijnse-Griekse voornaam Amilius/Aemilius.
Melkebeke, van, van Melkebeek, van Melkebeeck, Melkebecke, van Melckeneke, van Melckebeke, Melkebeek, Melkebeeck, Melkebeck, Melekbeke, Melckenbeke, Melkenbeke, Melkenbeeck, Melkenbeek, Melckebeke, Melckebeeck, Melekenbeek, van Melchebeke: Plaatsnaam Melkenbeek in St.-L.-Houtem, Herzele, Moorsel, Borsbeke, Ressegem (Oost-Vlaanderen).
Melker, de, Melkert, Melleker : 1. Beroepsnaam van de melker, die melkvee melkt. 2. Zie Melchior.
Meloul, Melloul. Arabische familienaam Melloul, Mellul, van malll: soort eik.
Melissant: Plaatsnaam in Dirksland (Zuid-Holland).
Melker, (de): 1. Beroepsnaam van de melker, die melkvee melkt. 2. Zie Melchior.
Mellaert, Mellaerts (van), (van) Melaert, Mellaert, Mellaers, Mellaart, Melaerts, Melaer, Melard, Melart. 1. Naam uit de plaatsnaam Mellaar in Lummen of uit Meldert (Vlaams-Brabant en Limburg). 2. Of uit de plaatsnaam Meerlaar in Vorst (Antwerpen).
Melle, van, Vamelle: Plaatsnaam Melle (Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen).
Mellema, Melles, Mellink. Vadersnaam van een persoon Melle. Verkorte vorm van naam met het Germaanse Mathla; gerechtsplaats, vergadering, het kan ook een verkorte vorm zijn van Meinolf; machtige wolf of van Aemilius; mededinger.
Mellemans, Melman: Afleiding van Van Melle.
Mellen, Mellings: Vadersnaam. Afleiding van Amelis.
Mellery, Melery, Melerys: Plaatsnaam Mellery (Waals-Brabant).
Mello, van, van Mellot, van Mlo: Plaatsnaam Mellelo, een bos bij Melle (Oost-Vlaanderen) of in Herne, Tollembeek en Vollezele (Vlaams-Brabant).
Meloen, Melio: Vadersnaam. Mil(l)on/Melon, afleiding van voornaam Amelius, Amilius.
Melon, Mlon, Mlont, Molon, Meloen, Milloen, Miloen, Millon. 1. Uit het Oudfranse melon/mollon: meloen. Bijnaam of beroepsnaam (verkoper). 2. Soms zijn ze ook wel eens afgeleid van de voornaam Amelius (van het oude Milo), in dat geval een vadersnaam.
Melot, Mlo, Mlot, Mellot, (de) Melotte. Vadersnaam uit de voornaam Amelius of uit een Germaanse amal-naam.
Melsen, Melsens, Mels, Melse, Melsem, Melz: Vadersnaam. Afgeleid van de Bijbelse voornaam Melchior, een van de drie koningen.
Melsen, van, van Melzen. Familienaam uit de plaatsnaam Melsen (Oost-Vlaanderen).
Melsie: Wellicht verkort uit Demalzy, Demalsy, Demaelsie, van plaatsnaam Malzy (Aisne).
Meltens. Vadersnaam. Wellicht zoals Mellens, afleiding van Amelis.
Melville, Melvill. Plaatsnaam Melville (Midlothian), vernoemd naar Geoffry de Mallaville uit Emalleville (Eure).
Membre, Membre, Membrez, Manbr: Oudfrans membre: verstandig, wijs, beroemd. Bijnaam.
Memelink: Achterhoekse familienaam. Plaatsnaam in Hengelo (Gelderland): 1326 Magenbolding, 1650 het erve en goet Megenboldinck, althans Memenlinck genoemd.
Memling. De schilder Hans Memling (1433-1494) stamt uit Mmlingen bij Aschaffenburg (Beieren).
Menage, Mnage, Mesnage, Mebache, Menasche, Menashe, Menase, Menasse: Frans Mnage, van Oudfrans mesnage, manage, van Latijnse mansionaticum ‘Huis, woning, verblijf’.
Mnager, Mnag, Mesnager, Lemenager, Menacer: Oudfrans mesnag(i)er: bewoner (van het huis, zie Mnage), huismeester, (zuinig) beheerder van een domein.
Menard, Menart, Mnart, Mesnard, Mennard, Mennart: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam magin-hard: Meinaard.
Menchior, Mensior, Mentzior, Mentior, Metoir: Vadersnaam. Waalse variant van Bijbelse voornaam Melchior.
Mencier, Mensier, Mincier, Mensier: 1. Zie Manchier. 2. Waalse variant van Melchior.
Mencini. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van heiligennaam Dominicus.
Mencke, Menkens, Menke, Menkes, Menk, Mink, Minke, Mincke, Minc, Myncke, Mijncke. Vadersnaam uit een magin-naam. Minncio.
Menczer. Verschrijving van Duitse familienaam Menzer, van plaatsnaam Menz, eventueel Mainz (vergelijk Meynzer).
Mende. Duitse familienaam, van Am Ende: aan ‘T Eind.
Mendelcwaig, Mendelewaig: Duits Mandelzweig: twijg van de amandelboom. Waarschijnlijk huisnaam. Vergelijk Duits Mandelreis.
Mendelson, Mendelssohn. Zoon van Mendel, zie Mandel.
Mendes, Mendez: Naam van sefardische joden, als aanpassing van Menndez, een Spaanse vadersnaam, van West-Gotisch Hermenegild.
Mendonck, van, Mandonx, Maandonks, Manendonckx, Meyndonck, Meynendonckx, Meijnendonckx, Mijnendonckx, Mynendonckx: Plaatsnaam Mendonk (Oost-Vlaanderen).
Mendoza, Mendona: Spaanse plaatsnaam (van Baskische oorsprong) in Alava. Mendona is Portugees.
Mndme, Menedeme: Vadersnaam. Griekse voornaam Menedemus.
Menegaldo, Menegalli, Menegas, Menegasso, Menegazzi, Menegato, Menegatti, Meneghelli, Meneghello, Meneghet, Meneghetti, Meneghin, Meneghinotto, Meneghini, Menegolli, Menegoli, Menegon, Menegoni, Menegotto, Menegozzo, Meneguzzi, Meneguzzi, Meneka: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Menico, verkorte vorm van Domenico, Latijnse heiligennaam Dominicus.
Mener, Mexher. Waalse spelling voor Duits Maher; maaier.
Menesplier. De dialect (Dordogne) naam van de mispelboom; vergelijk Mispoulier.
Menestret, Menestres, Menestre, Menestrey, Mnestret: Afleiding van Oudfrans menestre, van Latijn minister: dienaar, beheerder, bestuurder, beambte. Wellicht ook muzikant; vergelijk Mntrier.
Mntrier. Oudfrans menestrier: vakrnan, muzikant. Vergelijk minnestreel, Menestret.
Menve, Meneve. Waalse aanpassing van Manhaeve?
Meneveaux, Menveux, Menneveux, Menneve: Plaatsnaam Mainvault (Henegouwen).
Meng, Menge. Vadersnaam. Duits Mang=voornaam Magnus.
Mengal, Mengale. Vadersnaam. Germaanse voornaam Mangold.
Mengus. Misschien spellingvariant van Menges.
Menheer, Menheere, Mijnheer: Mijnheer was een titel voor een landsheer, een adellijk of aanzienlijk man. Vergelijk Monsieur.
Menig: 1. Duits familienaam uit de Allgu. Korte vorm van de heiligennaam Dominicus. 2. Ontrond uit Duits Mnnig, Mnnich, Mnch ‘monnik’.
Menin, Mnin: Plaatsnaam Menen, Frans Menin (West-Vlaanderen).
Menk. Kan variant zijn van Menke, met secundair accent, maar kan ook een weergave zijn van Manniquet (uitspraak mank).
Menkhorst: Plaatsnaam bij Vorden (Gelderland).
Menkveld. Nederlandse familie met stamvader ұ550 Werner Mengveld, die boerde op het Menckfelt in Zwiep (Lochem, Gelderland).
Mennen, Mennens, Mennes, Menne. 1. Zie Mannens. 2. Het Waals-Vlaamse Mennens moet uit een Germaanse megin-naam worden verklaard (Meinhard).
Mennesson, Menneson, Menesson: Vadersnaam. Vleivorm op -eon van Germaanse magin-naam.
Mennessier, Mennesiez, Mennecier, Mennechez, Mennechet, Mnessier: 1. Beroepsnaam Man(n)essier, van Marnessier: mergeldelver. 2. Vadersnaam. Afleiding van Bijbelse voornaam Manasses; zie Manesse 2.
Mennink, Menninck, Menning, Mennig: Vadersnaam. Afleiding van Germaans man-naam; vergelijk Mannen, Mannekens, Mencke.
Menninger. Afleiding van de Duitse plaatsnaam Meiningen (is van Menningen), Menningen of Menning (Beieren).
Menon, Menot: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse magin-naam, zoals Menard.
Mens, (van) Mensch, Mensen, Meens, Meems, Mensch: 1. Vadersnaam. Afleiding van korte vorm van Germaans me(g)in-of man-naam. Of oude -so-afleiding van megin-naam: Meginzo, Meinso. 2. Moedersnaam. Oude vrouwelijke—za-afleiding van megin-naam: Meginza, Meinze.
Mensink, Mensinga, Menzinga, Mensing. Vadersnaam van de voornaam Menso, zoals Meinhard.
Mensbrugghe, van, der, Mensbrugge, van (der), van der Menschbrugge, Mensbrugge, van der Minsbrugge, van der Meynsbrugge, Meysnbrugghe, van der Meijnsbruggen, van der Meysbruggen, van der Mysbrugge, van der Maesbrugghe, Mynsbrughen, Mensbrugge, Meynsbrughen. Naam uit de plaatsnaam Minsbrugghe in Zarlardinge (Oost-Vlaanderen): brug waaronder een watergeest schuilt.
Menseeren. Naam die zoveel betekent als: zoon van mijnheer, aanzienlijk persoon, ridder, grondbezitter.
Mensels. Waarschijnlijk afleiding van plaatsnaam Meensel. Vlaams-Brabant.
Mensenaers. Misschien uit Menselaars, afeiding van Middelnederlands mensel, meinsel: beslagring. Beroepsnaam voor de maker ervan.
Mentenberg: Plaatsnaam bij Arnhem (Gelderland).
Mente, Menten, Mentens, Mentink, Menting, Mennink, Mintens, Minten, Munten. 1. Vadersnaam, vleivorm van de Romeinse voornaam Clemens. 2. Moedersnaam. Verbogen vorm van Mente, verkorte vorm van Clemente, vrouwelijk van Clement. Een Tongerse familie Menten heette vanaf 1775 De Menten. Vanaf ca. 1600 ging Minten in L over naar Munters; zie De Munter.
Menten, van: Heel waaarschijnlijk hypercorrect voor Ver Menten (zie Menten 2.) of Re-interpretatie van Menten.
Menteman. Vadersnaam. Afleiding van Clment
Mentink, Menting, Mentinck: Vadersnaam. Afleiding van voornaam Clement of van Germaanse voornaam Meinhard.
Mentjens, Mentyens, Mintjens, Mintiens, Mentgen, Mientiens. Vadersnaam uit de Romeinse voornaam Clement of uit de Germaanse naam Mein (magin-hard).
Mentrop. Duitse plaatsnaam Mentrup.
Menu, Menus, Menut, Menue, Lemenu, Minu, Minuz, Miny, Myny, Mijnij, Minni, Mini, Meny, Monu, Mony: Bijnaam. Frans Menu ‘klein’.
Menz, Mentzel, Mentz, Mentzel, Mentzen, Menze: Vadersnaam. Duitse -el-afleiding van Germaanse voornaam Maginzo, Menzo). Oudduits Menz is meestal Manz, afleiding van man-naam.
Mode. Waalse verschrijving voor Mhauden?
Meppelder: Afkomstig van Meppel (Drenthe).
Meppelink, Meppeling, Mepschen. Zie voorgaande, plaatsnaam.
Mequinion, Mequignon, Mecqinion: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans mesquin: jonge (edel)man. Zie Mesquin.
Merbaix. Plaatsnaam 1. Romaanse vorm van Meerbeek (Vlaams-Brabant). 2. Marbais (Waals-Brabant) of Marbaix (Nord). Zie Demarbaix.
Merckaert, Mercaert, Merkaert, Maerckaert, Maerkaert, Marcaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam mark-hard ‘Teken-sterk’. Marc(h)ardus, Markart.
Mercator, Mercatoris. Latinisering van De Cramer of De Meersman: koopman. 1281 Joh. Mercator, Rupelmonde. Grard Mercator (1512-94) heette De Kremer en was ook van Rupelmonde.
Mercenier, Lemercinier: Frans mercenier, Middelnederlands mersenier: rondtrekkend koopman, marskramer. Vergelijk Mercier.
Mercereau, Merceron. Beroepsnaam. Afleiding van Merchier.
Merch, Merche. Waalse verschrijving van plaatsnaam Mersch.
Merci, Mercy, Mercey, Mersie, Merde, Mercij, Mersy, Mersij, Mesie: 1. Variant van Oudfrans merc(h)ier. Picardische of Luiks-Waalse vorm voor Mercier ‘koopman, handelaar, kramer’. 2. Plaatsnaam Mercy (Meurthe-et-Moselle, Allier, Yonne).
Merchier, Merchiers, Merchie, Mercher, Merchez, Mercier, Mercer, Memercier. Picardische en Luiks-Waalse vormen: Merci, Mercie, Mercy, Mercij, Mersie, Mersy, Mersij. Beroepsnaam uit het Oudfranse merc(h)ier: koopman, handelaar, kramer.
Mercini, Mercinis, Merciny. Beroepsnaam. Waalse vorm voor Mercenier.
Merckelbach, Merckelbagh, Merkelbac, Merkelbach, Merkelbag, Merkelback, Marckelbach, Markelbach: 1. Plaatsnaam Merkelbeek (Nederlands-Limburg). 2. Duitse plaatsnaam Merkelbach.
Merckenbrack, Merkenbrack, Merkenbreack: Vervorming van familienaam Marquebreuck.
Merckt, van de, van de(der) Mert, Vermerckt, Vermerkt, Vermerght: Plaatsnaam De Markt: marktplein.
Mercurio, Mercuri. Italiaanse vorm van Latijnse godennaam Mercurius.
Meredith. Welse familienaam waarvan het 2de element ‘Heerՠbetekent.
Mrel, Mrelle, Merelle, Merel: Vrouwelijk bij Mreau.
Merel, Merle, Merlen: Bijnaam naar de vogelnaam.
Merendonck, van den, van (den) Meerendonk, van Meerendonck: Plaatsnaam Me(i)rendonk in Grimbergen (Vlaams-Brabant).
Mergaert, Mergaerts, Mergard, Merregaert: Moedersnaam. Germaanse voornaam mer-gard ‘Beroemd-omheining’. Mergardis.
Mergeai, Mergeais, Mergeay, Merjay, Merjai: Vadersnaam. Waarschijnlijk Luiks-Waalse variant van Merjaux; zie Margel.
Mergel, van de, den, Mergele, van de(den), van der Mergel, van de Merghel, van de Merlen. Familienaam naar woon- of werkplaats: Mergel: mergelput. Le Merghele in Rinxent (Pas-de-Calais), Mergele in Ronse (Oost-Vlaanderen).
Mergelsberg. Misschien verhaspeling van Duitse plaatsnaam Mrschbach, eerder Mergesbach.
Merget, Mirguet. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Margareta.
Merghelynck, Vadersnaam. Afleiding van een mark-naam, zoals Markhard, Markward. Vergelijk Duits Mrklin, Merklin; Mergel = Merkel.
Mergits, Mergist: Engelse moedersnaam. Margetts, van de voornaam Margareta.
Merkem, van. Plaatsnaam Merkem, West-Vlaanderen.
Merkestijn, van: Duitse plaatsnaam Merkstein.
Merken, Merkens, Mercken, Merckens. 1. Moedersnaam uit de heiligennaam Maria. 2. Kan in Noord-Brabant en Limburg een afleiding zijn van Merckx. Zie bij Marc.
Merkle, Merkl. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Markwart.
Merksem, van. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam Merksem (Antwerpen).
Merlan, Merland, Merlaen, Meerlaen, Meerland, Meirlaen, Marland, Maerlan: 1. Afleiding van Latijn merula, Frans merle: merel. Vergelijk Waals- Oost Vlaams meerlaan: merel. Vergelijk de Meirel, de Meirleir. Bijnaam voor een goede zanger. 2. Zie Marland.
Merle. Bijnaam naar de vogel; merel.
Merlen, van, van Meel, van Meelen, van Mele, van Mle: 1. Familienaam uit de plaatsnaam Meerle (Antwerpen). 2. Zie van Mle, Mele.
Merlet, Marlet, Mari, Merl, Meirl: Bijnaam. Afleiding van Frans merle: merel. Vergelijk Merlot, Merlan.
Merlevede, Meirlevede, Mrlevede, Merlevelde. Bijnaam uit mellevede. Meluw: zacht, slap. Vede: penis. Bijnaam voor iemand met een slap lid, passieloos of penisproblemen. Soms ook wel slappeling.
Merlier, Merli: 1. Bijnaam naar de vogel, Frans merle. Vergelijk Waals-Vlaams merelare, merelere, meerlaan: merel. 2. Variant van Oudfrans marlier ‘koster, pedel, kerkmeester’.
Merlin, Merlyn, Merlijn, Merlen, Marlin, Marlein, Marleyn, Marleen: Vadersnaam. Naam van de tovenaar Merlijn in de ridderromans.
Merlis, Merlys, Merlijs: Spelling voor Merli = Merlier?
Merlo. 1. Plaatsnaam Meerlo, Nederlands-Limburg. 2. Zie Merlot.
Merlot, Merlo, Merlon, Mirlon, Merlotte, Mairlot, Marlot, Morlot, Murlot. 1.Bijnaam naar het Franse merle: merel. Iemand die mooi kon fluiten bijvoorbeeld. 2. De naam Merlo is mogelijk ook afgeleid van de plaats Meerlo in Nederland.
Mermottein, Merhottein, Merhotthein, Mormenteyn: Aanpassing van Franse familienaam Marmottin: Afleiding van mermot, van Oudfrans merme: zeer klein; vergelijk Mermet, Mermod; Marmoz = Mermoz.
Merny, Mergny. 1. Naam uit de plaatsnaam Merny in Carlsbourg (Paliseul). 2. Variant van Marnier. Zie daar.
Merode, van, Mero, van de Meroe, Van Meyroot, de Mrode, de Merode, van Meroye, van Meroy, van Maroey, van Maroeij. Deze naam komt uit de plaatsnaam Merode, dit uit Van(de) Rode= van den Rode (vergelijk Duitse vom, van von dem). Plaatsnaam Rode ‘gerooid terrein’. Plaatsnaam Merode in Lengerwehe en Dlmen (Noordrijn-Westfalen), bij Dren (Noordrijn-Westfalen): Kloosterrade (Nederlands Limburg). Roden, Drenthe.
Merrelaar: West-Vlaamse Merelare ‘merel’. Ook familienaam de Meerleer, de Meerlaere, de Meirlaere.
Merrienboer. Aanpassing van plaatsnaam Mariembourg, Namen.
Merris, van, van Maris, van Mairis, Meerris, van Meires: Plaatsnaam Merris (Frans-Vlaanderen).
Mrotte, Merotte: Moedersnaam. Afleiding van Marie.
Merselaar, Merzelaar: Hypercorrect voor Messelaar, van Metselaar.
Merst. Waarschijnlijk hypercorrect voor Mers.
Merstraeten, van. Verspreide plaatsnaam Meerstraat.
Mertgens. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Merten/ Maarten.
Mertsveld, Mersveldt: Waarschijnlijk plaatsnaam Merts Veld: Meerts (Mertens) veld. Vergelijk Mertensveldeken in Wilrijk.
Mertz, Merz: Duits Mrz.1. Maand maart. 2. Vadersnaam. Vleivorm van een mar-naam.
Mertzenich. Duitse plaatsnaam Merzenich.
Merum, van. Vondelingnaam van Michael van Merum, op 5 maart 1762 gevonden in de stal van schepen Janssen in Merum (Nederlands-Limburg).
Merveille, Merveillie, Mervellie, Mervieillie, Mervillie, Merville, Merveilde, Mervielde, Mervilde, Mervijlde, Mervylde, Mervaillie, Mervaille, Marvielle, Marville, Marvilde, Marveillie, Marvellie, Marvel, Marvelle, Marvillier. 1. Naam uit het Franse merveille: wonder. Vergelijk Frans Merveuilleux, Duits Wunder. Bijnaam voor iemand die vreemde, wondere dingen doet/vertelt. 2. Naam uit de plaatsnaam Merville, Nederlands Meregem (Frans- Vlaanderen).
Merveilleux. Bijnaam voor een wonderbaar mens.
Merwe, van de(der): Plaatsnaam (Zuid-Holland) aan de rivier de Merwede, die van Gorinchem tot Vlaardingen loopt: 1040 Mereweda. De familienaam hoorde dus eigenlijk van de Merwee uitgesproken te worden.
Merzbach. Duitse plaatsnaam, Beieren.
Merzer, Merzel. Beroepsnaam, varianten van het Duitse Merzler: kleinhandelaar, kramer.
Mes: Beroepsbijnaam van de messenmaker.
Mesman, Messeman, Messemans, Mesmans. 1. Beroepsnaam van de messenmaker. 2. Zie (de) Meersman.
Mesdag, Mesdagh, van Mesdag, Mesdach, Mestagh, Mestag, Mestack, Mestdach, Mestach, Mestdagh, Mestdag, Mestdagd, Mestdagt, Mestdaqh, Mastdagh, Merstdag, Mestdog. Bijnaam naar de misdag (het Middelnederlandse en West-Vlaamse mesdag): zondag, feestdag, kerkdag, dag waarop de gelovigen naar de mis gaan.
Mesdom, Mesdon, Meersdom, Meesdom, Misdom. Naam uit de Franse familienaam Mesdon. Deze wellicht uit de plaatsnaam Maisdon (Loire-Atl.).
Mesel, de, de Mezel. Bijnaam naar het Middelnederlandse mesel: ellendig, melaats.
Mesema: Friese afleiding van Mees, Mese. De vogelnaam of vadersnaam, van Bartholomeus of Maas, van Thomas.
Mesergue, Miserque, Misereque, Misercque: Plaatsnaam Mezergues in Cros-de-Montvert en Marmanhac.
Mesken, Meskens. Naam uit mes. Beroepsbijnaam van de messenmaker.
Mesker: Beroepsnaam. Aanpassing van Zuid-Duits Metzker, van Metzge ‘Slager’.
Mesleyn: Vadersnaam. Messelyn, van Misselijn, van Michelin, vleivorm van de voornaam Michel.
Meslin. Plaatsnaam Meslin, Henegouwen.
Mesmaker (de), de Mesmaecker, de Mesmaeker, Mesmaeker, Mesmaekers, (de) Mesmacker, de Mesmacre, de Messemaecker, de Messemaeker, Messemacre, (de) Messemaeker, Messemaker, Messmackers, Mesmacques, Mesmacque, Mismaque, Misemacque, Misemacq, Metsemaekers, Metsemakers, Metsmekers, Metzemacher, Metzmacher, Mestmacher, Metzemaekers, Metzmacker, Metzmaeker. Beroepsnaam voor de messenmaker. Smessemaeckers; zoon van de messenmaker.
Mesman, Misman, Messemans, Messeman, Meseman, Mesemans. 1. Beroepsnaam van de messenmaker. 2. Door assimilatie rs > s uit Mersman.
Mespls: Middennederrlands mespel, mispel; Mispel(boom) Mespilus.
Mespreuve, Mispreuve: Oudfrans malpreuve: oneerlijk? Waals mprov: schaamteloos? Of Oudfrans mesprovanche: afkeuring?
Mesquin, Meschain, Meskine, Mchin, Mechain, Mechin, Mischin: Oudfrans meschin, mesquin: jonge (edel)man. Oudfrans meschine: meisje, adellijke vrouw.
Messager, Messagie, Messagier, Misseghers, Messenger, Massage, Massagie, Massage, Massardier: Beroepsnaam van de (stads)bode, boodschapper, gezant.
Messgu, Meseguer: Of Messguier is een variant (Languedoc) voor Oudfrans messeillier: bewaker van de oogst. Of een zinwoord, met als tweede lid Oudfrans gai, Frans geai: gaai.
Messel, van, van Missiel, van Michel: Duitse plaatsnaam Messel,
Messely, Mussly, Mussely: Deze Waals-Vlaamse familie stamt van de Zwitser (ca. 1670) Mosle of Msli, die in 1750 in Kortrijk overleed en opgetekend werd als: Michael Joseph Mersely Helvetus. Zijn vijf kinderen werden tussen 1713 en 1725 in Kortrijk en Heule geboren als Mussels en Messelie. De naam komt verder (1736-50) in Kortrijk en Heule als Messely voor. In 1743 trouwt M.J. Mussely in Harelbeke. Jacobus Mussely spelt zijn naam vanaf 1880 Mussly. De naam Msle werd dus aangepast aan de inheemse familienaam Messelier: Mesly. Duits Mosle: klein moeras.
Messem, van, van Messen, van Messom. Familienaam uit de plaatsnaam Messem in St.-Andries (West-Vlaanderen), maar ook elders.
Messenguy, Messenguij. Variant van Messguier (zie Messgu)? Of plaatsnaam Messigny (Cte-d’Er).
Messens. Vadersnaam van Mersens, vleivorm van Germaanse voornaam Marso, afleiding van een mr-naam.
Messer, Messere: 1. Duits Messer ‘mes’. Beroepsbijnaam van de messenmaker, vergelijk Messcherschmidt. 2. Afleiding van Middelnederlands messen ‘Hbe)mesten’. Beroepsnaam.
Messerich. Duitse plaatsnaam.
Messerschmidt, Messerschmied. Duitse beroepsnaam van de messensmid, messenmaker.
Messiaen, Messeaen, Messean, Messiant, Messian, Merciant, Messant, Messien, Missiaen, Missaen, Missiant, Mestiaen, Mistiaen. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Marcianus.
Messikommer. Afeiding van de plaatsnaam Mesikon (Zurich).
Messin. Afkomstig van Metz, Lotharingen.
Messinck, van den. Waals-Vlaams messink: mesthoop, mestvaalt? Plaatsnaam Messing bij Wisch, Gelderland.
Messing, Messinger, Messings. 1. Duitse beroepsnaam van de koperslager, kopersmid. 2. Afleiding van Duitse plaatsnaam Mssingen.
Messire. Franse pendant van Mijnheer.
Mestrum, Mestrom, Mesterom: Variant van Westerum, met wisseling van de lipmedeklinkers m/w.
Mesure, Mesuere, Meseure, Messure, Messur: 1. Beroepsnaam van de meter. Zie Mesureur. 2. Vlaamse aanpassing (met verdoffmg van de onbeklemtoonde a) van Masure
Mesureur. Beroepsnaam van de meter (koren-, laken- of landmeter).
Mesyngier. Variant van Messenger/Messager. Eventueel Franse uitspraak van Duitse Messinger.
Mesz. 1. Middenhoogduits mesz, messe: messing, koper. Beroepsnaam van de kopersmid. 2. Zie Metz.
Met den Ancxt, met den Ancxt, Mettenanxt: Met de angst. Bijnaam voor een angstig mens. Maar misschien is het een volksetymologische Re-interpretatie van Mtier Ax(t): met de (strijd)bijl. Vergelijk Duits Mit der Axt.
Metdepenninghe, Metdepenninge, Mettepenningen, Metdepinningen. Bijnaam voor iemand met veel geld.
Mtayer, Mtnier, Mteyer: Beroepsnaam. Frans mtayer: pachter, boer.
Meten, van: Plaatsnaam Meten in Zevenaar (Gelderland). Vergelijk van der Meet.
Meter, van, Meteren, van, van Meeteren, van Meteren: 1. Plaatsnaam Meteren (Frans-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Meteren (Gelderland).
Meter (de), de Meeter: 1. Beroepsnaam van de laken- of korenmeter. 2. Soms een aanpassing en Re-interpretatie van Lematre (vergelijk Demeiter). Het woord meter wordt trouwens in Waals-Vlaams als meter (van Frans) uitgesproken.
Meterman, Metermans. Beroepsnaam van de meter.
Methorst: Plaatsnaam in Ede (Gelderland).
Mtillon, Mettilion: Middenfrans mtillon: masteluin. Beroepsnaam.
Mtivier, Mettewie. Beroepsnaam uit het Oudfranse mestivier: oogster.
Mets, de Mets, de Metse, Meedts, (de) Medts, Demedts, de Metz, de Mits, Smets, Smests, Smeds, Smeedts, Smeets: Vlaamse familienaam de Mets. Beroepsnaam van de metselaar. Smets is de afleiding des Mets. De Metz kan ook een herkomstbenaming zijn (Metz in Lotharingen). Smets en Smeets zijn ook afleidingn van (de) Smet.
Metselaar, Metzelaer, de Metsselaer, de Metselaer, de Metsler, de Metzeler, de Metsenaere, Messelaer, Masselaert, Messelaar, Matser, Matzer, Metsers, Matse: Beroepsnaam van de metselaar. Middelnederlands ook messelaer. Waals-Vlaams matsenare, metsenare.
Metser, de, (de) Metzer, Metsers, Smetsers: Beroepsnaam van de metselaar.
Metsers: Beroepsnaam van de metselaar.
Mettante, Mercadente, Mercatante: Italiaanse beroepsnaam: (rondtrekkend) koopman. Vergelijk Marchandt. Zie Mardegan.
Metten, Mettens. 1. Zie Matte. 2. Brabantse vorm van Mertens/Maartens. Zie bij Maarten.
Mette, Metter, de: Beroepsnaam Demette, Demaiter(e), vertaald uit Lemettre, Lematre ‘De meester’.
Metternich. Duitse plaatsnaam.
Mettie, Mettier. Franse familienaam Mtier, van Oudfrans mestier: dienst, ambt, officier van bisschop, ambt van minnestreel.
Mettioui, Metioui. Naam van Arabische origine die wellicht afkomstig is uit de voornaam Madhi/Medhi: hij die geleid wordt.
Metlen, Mettler. Verspreide plaatsnaam Mettlen, Zwitserland.
Metz, Demetz, Messe, Mesz: 1. Plaatsnaam Metz in Lotharingen. Franse uitspraak mess. 2. Zie Mets.
Metz, Metze, Metzen: Moedersnaam. Duitse vleivorm van de voornaam Machteld.
Metzdorf, Metzdorff. Verspeide Duitse plaatsnaam.
Metzer. 1. Zie Metser. 2. Afleiding van plaatsnaam Metz.
Metzgen, Mestchen: Vaders-, moedernaam. Afleiding van Matz, zoals Mtzke, van Matthias; of van Metz = Machtild.
Metzger, Metzker, Mezger, Metzler, Metsler: Duitse beroepsnaam van de slager.
Metzon: Uit Matson, zoon van Mattheus?
Meudenaer. Waarschijnlijk van Meuldenaer (vergelijk Moldenaers): Meulenaer. Zie Molenaar.
Meuderscheid. Plaatsnaam.
Meuguelande, van, Meugelande, van. Familienaam in Waals-Brabant. Ongetwijfeld een verhaspeling (Meulande?).
Meugere, de. Wellicht Waals-Vlaams hypercorrect voor Demeure?
Meukermans. Waarschijnlijk variant van Neukermans.
Meul, Meulle: verkorte vorm van Van der Meulen. Zie Molen.
Meulblok: Plaatsnaam Molenblok bij Diepenveen, Overijssel, in Dongen (Noord-Brabant), Rotterdam (Zuid-Holland), Wadenooien (Gelderland), Zaltbommel (Gelderland). De Zeeuwse achternaam gaat evenwel terug op de plaatsnaam Meulblok, Moolblok in Wolphaartsdijk.
Meulebrouk, Meulebrouck (van), Meulebroecke, (van) Meulebroucke, Van de Meulebroek, Meulebroeke, Demeulebroeke, van de Meulebroecke, Meulebrocke, (van de) Meulebroucke, Meulebrouck, van den Meulebroucke, Meulenbroeck, Meulenbroeckx, Meulenbroek, Meulenbroeks, Meulenbrouck, Meulenbruck, Meullenbrck, Mullebrouck, Mullenbruck, van den Meubroucke. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Molenbroek, broekland met molen. Het grootste gedeelte van de Җan de Meulebroecke’s’ is afkomstig uit Elsegem: de heerlijkheid Meulebroeke gelegen aan de huidige Beekstraat in Elsegem.
Meulecom, van, van Muilekom, Vermeulecom: Plaatsnaam Mullegem (Gelderland).
Meulengracht, van den. Verspreide plaatsnaam Molengracht, Meulengracht: gracht met molen. Meulenhof.
Meuldijk, Meulendijk, Meulendijks, Meulendyck, Meulendyk, Meulendeckx, Molendyckx, Molendijk: Verspreide plaatsnaam (Frans en West-Vlaanderen, Zeeland, Holland) Molendijk: dijk met molen erop.
Meulmeester, de, Meulemeester, de, de Meulemeestere, de Melemeester, Mullemeester, Meulemerster, Meulemester, de Meulemester, de Meulemeste, Muellenmeister, Mullenmeister, Meullemaestre, Meulleumiestre, Meulmiestre: Beroepsnaam van de molenmeester, de opzichter van de molens. Plaatsnaam Molenhof in Bakel en Deurne (Noord-Brabant), Koolskamp, Proven (West-Vlaanderen); Meulenhof in Th. (West-Vlaanderen) en Mullehof in Millam (Frans-Vlaanderen).
Meuleman, Meulleman, Meulman: 1. Beroepsnaam van de molenman of molenaar. 2. Afleiding van van der Molen/Meulen.
Meulenberg: Verspreide plaatsnaam Molenberg, Meulenberg ‘Verhevenheid waarop een molen staat’.
Meulenijzer, Meulenijser, Meulenyzer, Meulenyser, Meulyzer, Meulyser, Meulijzer. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse moleniser = ijzer in de molensteen, het zogenaamde klauwijzer. Deze naam kan een beroepsnaam zijn voor een molenaar of een smid. Evengoed kunnen de dragers van de naam gewoond hebben in Ԉet Meulenijzer.’
Meulenmeester, de; (de) Meulemeester, Meulmeester: Beroepsnaam van de molenmeester, de opzichter van de molens.
Meulensteen. Beroepsnaam van de molenaar of de slijper van molenstenen. Vergelijk Duits Mhlstein.
Meulebeke, van, Meulenbeke, van, Meulenbeek, Meulenbeeck, Moelibecq: 1. Plaatsnaam Meulebeke (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Molenbeek, uitspraak meulebeek.
Meulepas, Meulenpas, Mulpas, Milpas. Beroepsnaam van de molenmaker, die de molen afpast, afmeet, ontwerpt.
Meulewaeter, Meulewater. Zinwoord met Middelnederlands modelen, meudelen, meulen: troebel maken. Vergelijk Middelnederlands ghemeudelt water: troebel water. Bijnaam voor iemand die het water omroert, een visser; of overdrachtelijk voor een herrieschopper, die figuurlijk van troebel water houdt. Vergelijk Nederlands woelwater: onrustig mens. Vergelijk Maxheleau.
Meullander, Meuland, Meulande, Meulandt, Molandre: De Meulander(e), van van den Meulande(re), van van den Meulenlande/Molenlande, Berchem Oost-Vlaanderen.
Meulpolder: Plaatsnaam Molenpolder in Arnemuiden (Zeeland), Den Bommel (Zuid-Holland), Goudswaard (Zuid-Holland), Ierseke (Zeeland), Sint-Maartensdijk (Zeeland), Nieuwland (Zeeland), Numansdorp (Zuid-Holland), Oudelande (Zeeland), Vogelwaarde en Hontenisse (Zeeland), Poederoijen (Gelderland), Terheijden (Noord-Brabant).
Meulste: Vermoedelijk van Meulsteen, Meulensteen. Beroepsbijnaam van de molenaar of de slijper van molenstenen. Of huisnaam. Vergelijk Duits Mhlstein.
Meun: 1744 Hendrik Harmensz Muijn is de stamvader van het geslacht Meun, aangezien op Urik de ui als eu (deum ‘Duimթ wordt uitgesproken. Plaatsnaam Meun (Seine-et-Marne)? Of uit Moen, Moon, van Simon.
Meunier, Meuniez, Lemeunier, Dumeunier, Demeunier, Munnier, Maunier, Magnier, Magniez, Magnies, Mannier, Manier, Manle, Manlez, Meni, Menier, Mnier, Mounier, Mounir, Mouniry: 1. Beoepsnaam. Oudfrans mounier, mannier, Frans meunier: molenaar. 2. Zie ook Monnier.
Meurdefroit. Bijnaam voor iemand die ‘meurt de froid’die sterft van de kou. Vergelijk Meurdesoi.
Meurichy, de: Plaatsnaam Morenchies (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen)? Of Morchies (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen)?
Meurs, van, van Meus, Muers, Murs: Plaatsnaam Muers = Mors in Duits Gelderland.
Meus, Meeus, Mees, Meeurs, Meeues, Meues, Mees, Meves, Mewes, Mews, Meyes, Meyus, Meeuwe, Meeuwen, Meuwis, Meewis, Meeuws, Meeuw, Meuwens, Meuwes, Meuwes, Meuwse, Meuwis, Meuws, Meeuwig, Miewis, Mewis, Meuvis, Mevis, Mevisse, Mvisse, Mvihsen, Mevissen, Meevis, Meervis, Mervis, (de) Meyvisch, Meyvis, Van Meyvisch, Meyvischij, Mijvis, Mievis, Mivis, Mivis, Myvis, Mebis, Mebus, Meubis, Meubus, Meeuse, Meeusen, Meeussen, Meessen. Meessens, Mesen, Mesens, Meeuwesen, Meeuwezen, Meeuwissenn, Meeuwissen, Meewissen, Meewisse, Meussen, Meusen, Meuwissen, Meuwsen, Mevessen, Mevesen, Mevensen, Meven, Mewissen, Meevissen, Mevissen, Mvissen, De Mevius, De Meeus, De Mees, De Mees, Demeus, Demes, Meeuwssen, Meeussens, Meeuwsen, Meeuwsens, Sermeus, Neeus, Nieus, Neuwels, Neuwis, Nibbes, Nibbs, Nibes, Nibus, Niebes, Neubis, Neubus, Nobis, Nobus, Novis. Vadersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Bartholomeus, Anselmus.
Meurs, (van), Van Meus, Muers, Murs: Plaatsnaam Muers= Mrs in Duits Gelderland.
Mey (de), de Meye, (de) Meij, Mei, Smeys, Lemay, Lemaye, Lemai, Lemey. 1. Middelnederlands mei ‘mei(maand), lentemaand’. Frans mai ‘mei, plezier’. Wellicht bijnaam voor een levenslustige. Heel wat maandnamen komen voor als familienaam: Vergelijk Familienaam April, Engels May, Duits Januar, Hornung, Mrz, Engels May, Haymandt, July, Augst, Dezember. 2. Demey ook wel eens van Dumey; zie Dumets.
Meyaart, Meijaard: Vadersnaam. Germaanse voornaam Magihard.
Meybert. Vadersnaam. Germaanse voornaam magi-berth; Magbertus.
Meybos, Meybosch. Verspreide plaatsnaam Meibos.
Meijboom: Bijnaam naar de woonplaats of huisnaam. Vergelijk Duits Maibaum, Maibo(h)m, Nederduits Meibo(h)m.
Meyden, van der, van der Meijden, Vermeyden, Vermeyen, Vermeijden, Vermeijen. Familienaam naar de plaatsnaam ԍeie : mei/meiboom.
Meyen, Meyens, Meijen. Vadersnaam, knuffelvorm van een mathal-naam, via klankverandering mald- van moid.
Meyenborg. 1. Plaatsnaam Meyenburg (Bremen). 2. Moedersnaam. Germaanse voornaam magin-burg ‘kracht-burg’.
Meyendriesch. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Duitse familienaam Mairendries: Meier Andris.
Meyer, Meyere (de), de Meijer, Meijere, Meijer, Le Meijer, Meijeren, Meijers, De Mijere, De Myre, De Meiere, De Meyre, (de) Meire, Meier, Meiers, Meyers, Meyer, Meyrs, Meyr, Meyrs, Meijers, Myers, Mijers, Smeyers, Smyers, Smeijers, Smijers, Meher, Mehers, Maier, Mair, Mayr, Majer, Mayers, Mayer, Maijer, Mayerus, Mayeru, Mayeres, Mayrus, Majerus, Majrus, Majeres, Majores, Majoor, Major, Mayor, Mjor, Maijieur, Maijieu, Mayeiur, Mahieur, Mahyeu, Mahyeu, Mayeux, Mayeu, Lamajeur, Le Mayeur, Le Mahieu, Lemahieu, Lamahieu, De Mahieu, Lamaylleux: Beroepsnaam Latijnse maior, van Oudfrans maior, maieur, Middelnederlands meyer ‘meier, rentmeester, vertegenwoordiger van de heer in het hofgerecht, ambtenaar met rechtsmacht, pachter’. Uit Maior ook Frans maire, Engels mayor ‘Burgemeester’. 2. Soms is Meyer een dialectische variant van De Mayer: zie bij Mayer.
Meijerhof: Duitse plaatsnaam Meierhof (Beieren, Sleeswijk-Holstein).
Meyerink, Meyering, Meijerink. Zoon van De Meyer.
Meykens, Meijkens, Meyckens, Meike. 1. Moedersnaam afgeleid van Maria. 2. Vadersnaam uit Bartholomeus.
Meylen, van der, van (der) Mielen, Vermijle, Vermijlen, Vermijl, Vermylen, Vermyle, Vermeilen, Vermeil, Vermeijlen, Vermeylen, Vermeille. Familienaam uit de plaatsnaam Mijl. Middelnederlands ook milem miel: mijl, rechtsgebied van een stad, banmijl.
Meylender. Duits Mailander, van Mailand, Duitse naam voor Milaan.
Meijlen, Meijling: Vadersnaam. Afleiding van een -ilo-verkleinvorm van een Germaans mag-naam.
Meijler: Afkomstig van Meijel (Nederlands Limburg).
Meijl, Meijll: Plaatsnaam Meijel (Nederlands Limburg).
Meynants. Waarschijnlijk variant van Weynants.
Meynckens, Meynkens, Meynekens, Meinken, Meintjes, Meyntjens, Meijntjens: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse magin-naam, bijvoorbeeld Meynaert. Vergelijk Meinecke.
Meijnders, Meijnderts, Mijnders: Vadersnaam. Germaanse voornaam magin-hard ‘kracht-sterk’. Meginhardus.
Meyndrickx, Mendrik, Mendriks, Mindry: Vadersnaam. Germaanse voornaam magin-rik ‘kracht-machtig’. Meinricus.
Meynink, Maeyninck, Maeyninckx, Mayinckx, Maijinckx: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse magin-naam; vergelijk Meynckens. Meginungus.
Meynkercken. Wellicht de verspreide Duitse plaatsnaam Neu(e)nkirchen, met eu/aխontronding.
Meyrant. Plaatsnaam Meyran (Ardèche, Gironde).
Meijs: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Remeis = Remigius. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Bartholomeus. 3. Moedersnaam. Uit Clemeinse/Clementia.
Meyskens, Meijskens: 1. Vadersnaam. Afleiding van Meis. 2. Bijnaam: meisje.
Meysman, Meysmans, Meijsmans, Meijsman, Meysseman, Meyseman, Meyssman. 1. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Meise (Vlaams-Brabant). 2. Zie ook: (de) Meersman, Mereschmann.
Meyts, Meyten, Mijts, Meijten, Meijts. Vadersnaam. Zie bij Meyens (boven) en bij Muytten.
Meyssen, Meyssens, Meysen: 1. Middenenderlands meis(s)en: meisje, dienstmeisje, liefje. Bijnaam. 2. Zie Meis.
Meyts, Meyten, Mijts, Meijten, Meijts: Vadersnaam. Ontrond van de voornaam Moid. Zie Meyens, Muytten.
Meyvaert, Meijvaert, Mevaere, Mijwaard: Vadersnaam. Germaanse voornaam magin/megin-frith ‘kracht-vrede’. Megenfrid.
Miard. Myard, Mya, Myar. Waalse variant van Miljard of Mignard.
Micault, Mical, Micalle. Vadersnaam. Picardische vorm van Michaud.
Michiels, Michielsen, Michielsens, Miechielssens, Michel, Michels, Michalsen, Mechielsen, Machielse, Machielsen, Machgiels, Macheels, Machgeels, Machguls, Magielse, Magielsen, Maghielse, Michael, Michaelis, Michaels, Michelis, Michaili, Michailly, Michaly, Michaelson, Michalides, Michaelsen, Michels, Michel, Lemichel, Mighelsen, Migchels, Missel, Michelson, Michel, Michelsen, Michelzon, Micheli, Michelli, Micheli, Micelli, Michelly, Michely, Mixhel, Michils, Michl, Michilsen, Michilsens, Michielse, Michielssen, Michielssens, Michielsseune, Michielszen, Michielsze, Miegielsen, Mekkelsen, Micheels, Mikiels, Mikels, Mickiels, Mickils, Mechiels, Mechielsen, Machiels, Machils, Magiels, Magielsen, Magchiels, Maghiels, Machielsen, Machielse, Machilsen, Magils, Mahillissen, Magilissen, Machille, Maquille, Mackiels, Mackils, Makiels, Maquils, Mackielsens, Macheels, Macheel, Machgeels: Vadersnaam. De Bijbelse voornam van de aartsengel Michael ‘Wie is als God?’. De voortonige klinker i werd versterkt tot a.
Michalak, Michalik, Michalek. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Michael.
Michalski, Michalsky, Muchalczik, Michalzik. Vadersnaam. Poolse afleiding van de voornaam Michael.
Michaud, Michaut, Michaelt, Micheaux, Michau, Michaux, Michal, Michalle, Mitchaux, Mishalle, Migault, Migeaux, Migeal, Migale, Micha, Michat, Missal, Missault, Mesaus, Messeaux, Messeeuw, Messeauw, Meseeuw, Misseeuw, Musseeuw: Vadersnaam. Variant van de voornaam Michel (vergelijk castel - chteau). De vormen met -auw en -eeuw zijn Vlaamse aanpassingen.
Miche, Mixhe. Mixhe: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Michel. 2. Bijnaam. Frans miche: broodkruim, ook naam van een brood. Zie Mik.
Michelberg, Mikelberg. Duitse plaatsnaam; grote berg.
Michelbrink. Plaatsnaam in Gendringen, Gelderland; groot dorpsplein.
Michelot, Michellon, Michelon, Miclotte, Meclot, Mclot, Michelet, Micheletti, Micheletto, Miquelet, Michalet. Vadersnaam, Franse knuffelvormen van Michel (uit Michael).
Michelin, Michelini, Michielin, Misseleyn, Misselyn, Messelyn: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Michel.
Michelis. Vadersnaam. Aanpassing van Slavisch Michelic, Michelitz, afleiding van heiligennaam Michael.
Michelot, Michelon, Michellon, Miclotte, Meclot: Vadersnaam. Franse vleivormen van Michel.
Michem. Familienaam uit de plaatsnaam Michem in Dudzele en Oostkerke bij Brugge.
Michenaud, Michenet, Michenon: Vadersnaam. Vleivormen van de voornaam Michael.
Michens, Miggens: Waarschijnlijk een vadersnaam. Vleivorm van Michael? Of Miege als moedersnaam, korte vorm van vrouwelijke voornaam.
Micheroux. Plaatsnaam, Luxemburg.
Michet, Mich, Miche, Michez, Misset, Miquet, Miguet, Miget: vadersnaam. Afleiding van de voornaam Michel.
Michon, Misson, Missonne, Misonne, Migeon, Migon, Nigeon, Micom, Mecoen. Mecon. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Michiel.
Michot, Mischotte, Misschos, Mischoo, Migot, Migeot, Migeotte, Missoten, Misotten, Missoten, Msot, Mesot, Mesotten, Messotten, Mysoot, Mesorten, Missorten, Missorten. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Michel of de populaire vorm Migel.
Michot, Michotte, Michos, Michoo, Migot, Migeotte, Migeot, Mossoten, Misotten, Missoten, Msot, Mesotten, Mesot, Messotten, Mysoot, Mesorten, Missoorten, Missorten: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Michel/Migel.
Michout, Michou, Michoit, Michoel, Michhoudt, Missoule, Missoul, Missoel. Vadersnaam. Romaanse afleiding van de voornaam Michel.
Michy. Mitch, Waalse vorm van de voornaam Michel.
Micke, Mijcke, Mik, Mieck: Middelnederlands micke ‘Brood van tarwe en rogge’.
Micken. Vadersnaam. Picardisch Miquenet=Michenet.
Mickmans. Afleiding op –man van Mik.
Midavaine, Midevaisne: Frans muid dաvoine ‘mud(de) haver’. Bijnaam naar de heerlijke rente of voor een haverhandelaar of -meter.
Middag, Middagh, Middach: Oude vormen zoals Van der Mithaghe wekken de indruk dat het om een haag-toponiem gaat. Maar deze plaatsnaam werd nog niet gesitueerd. Aangezien samenstellingen met dag in het Waals-Vlaams door progressieve assimilatie tecft-uitspraak vertonen (Mestach, hoogtag, leegtag) kon Mittach als Mithaag gerenterpreteerd worden en een voorzetselaanloop krijgen. Vergelijk Duits Mittag, Mitternacht, Engels Midday, Midnight, Middenvlaams Middernacht, Noene.
Middelbos, Middel bos. Plaatsnaam Middelbos in Kwaremont (Oost-Vlaanderen), Ooigem en Wijtschate (West-Vlaanderen).
Middel, de, Middele, de, Middel: Middelnederlands middel: tussenpersoon. Vergelijk (de) Middelaer. Beroepsnaam.
Middel, van. Plaatsnaam Middel, Noord-Holland, Overijssel. Of een andere plaatsnaam?
Middelaer, de, de Middeleer, Middeleir, Middelaar, Middelaire, Midelaer, Mideleer, Midelair, Midelaire, Midelear, Mideleair, Midlaire: Beroepsnaam van de bemiddelaar, tussenpersoon, makelaar.
Middelburg (van); Middelberg: Plaatsnaam Middelburg, hoofdplaats van de provincie Zeeland: 1189 Middelberg. Er is ook een dorp Middelburg (Maldegem, Oost-Vlaanderen), vernoemd naar het eerste. Ook nog Middelburg (Reeuwijk, Zuid-Holland).
Middeldorp, van. Plaatsnaam in St.-Laureins (Oost-Vlaanderen). Of Middendorp, Schoonebeek (Drenthe).
Middelem, van, van Middelen, van Middelens, van Midden: 1. Plaatsnaam Middelem in Handzame (West-Vlaanderen); Middelhem (Pas-de-Calais) 2. Plaatsnaam in Limburg of Nederlands-Limburg?
Middelhoek: Plaatsnaam in Ovezande (Zeeland) en Weerselo, Overijssel.
Middeljans: Vadersnaam. De middelste van drie Jannen, namelijk Grootjans, Middeljans, Kleinjans. Vergelijk Duits Mittelhans.
Middelkamp: Naar de woonplaats te midden van het veld (kamp). Vergelijk Frans Millecamp(s).
Middelkoop, Middelkoops: Plaatsnaam Middelkoop in Zederik (Zuid-Holland) en Beusichem (Buren, Gelderland).
Middelman, Middel: Bijnaam van de bemiddelaar, scheidsrechter; makelaar. Vergelijk Duits Mittelmann.
Middelraad: Oostelijke variant van plaatsnaam Middelrode (Berlicum, Noord-Brabant)?
Middelveen: Plaatsnaam Middelveen in Zuidwolde (Drenthe), Vries (Drenthe).
Middelweerd: Plaatsnaam Middelwaard in Gorssel (Gelderland), Hedikhuizen (Noord-Brabant) en Vianen (Zuid-Holland).
Midden, van: Naar de woonplaats ergens in het midden.
Middendorp, van; Meedendorp: Plaatsnaam Middendorp in Schoonebeek (Drenthe) en Voorthuizen (Gelderland). Ook een verspreide Nederduitse plaatsnaam.
Middernacht, Medernach: Bijnaam naar het tijdstip middernacht. Vergelijk Engels Midnight, Duits Feierabend, Mittnacht.
Midi, Midy. Frans midi; middag. Bijnaam. Vergelijk Middag.
Midonnet, Midonet. Afleiding van Midon, van ma donna; Madame, Mevrouw.
Midr, Midre, Midrez. Misschien Luiks-Waals (r)mdr: verbeterd.
Midrolet. Franse familienaam Midrouillet: woning te midden van eikenbos.
Miebach. Duitse plaatsnaam.
Micret, Miecret. Plaatsnaam Micret, Namen.
Miedema, Medema, Meedema, Medendorp, Mede, van der: Friese afleiding van plaatsnaam Miedum (Leeuwarden, Friesland). Of ma-afleiding van miede ‘Hooiland, maailand’Nederlands made, maat.
Mieden. Middenenderlands miede: loon, huur, rente; beloning, geschenk, schat. Duits Miete. Bijnaam voor een huurder? Vergelijk Duits Mieter.
Mieden, van der: Plaatsnaam de Miede ‘graslandՠin Schagen (Noord-Holland), Mieden in Wnseradiel (Friesland) en Barradeel (Friesland).
Mieghem, van, Miegem, van, van Mighem, van Migem, Migom: Plaatsnaam Migem in Temse (Oost-Vlaanderen), Miegem in Bornem (Provincie Antwerpen, Mie(de)gem in Haasdonk (Oost-Vlaanderen).
Miegkens, van: Verkeerd gelezen van Mieghem?
Miehl, Mielen, Milh, Mille: 1. Vadersnaam. Oude voornaam Milo. 2. Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Emilia.
Miele, Miel, Miels, Myle, Mijlle, Mijle, Mylle, Millen, Mille, Mile, Mil, Miles, Millot, Milo, Milot, Milliot, Milio. Vadersnaam of moedersnaam naar de oude voornaam Milo/Mila (vleivorm van Amilius(Amelia) / Amelis/Emilia).
Mientjes: Ook Mientiens, Mintiens, Mintjens, van Minnekens. Middelnederlands Minnekin, verkleinvorm van Minne (zie op dat woord).
Mier, Miers: Bijnaam naar de naam van de mier. Bijnaam voor een vlijtig mens? Vergelijk Duits Ameis, De Bie, Crekel(s).
Mier, van de: Brabantse ontronde vorm van Van de Moer (vergelijk Brabants brier, van broer).
Mieras, Miras: Frans Mirard? De 18deeeuwse afstammelingen van de 17de eeuwse Cornelis Mieraards in Yerseke heten Mieras.
Mieremet. Waals-Vlaamse aanpassing van Mermet.
Mieren, van der. Brabantse ontronde vorm van Van der Mueren of Van der Moeren. Of variant van Van der Mierden (assimilatie rd/r).
Mierenet, Mieresnet: Variant van Mieremet, van Mermet, verkleinvorm van Oudfrans merme, van Latijnse minimus ‘Heel klein’.
Mierenhoucht, van. Brabantse ontronde vorm van Van Moerenhout.
Mierlo, van, Mierloo, van, van Mirlo, Mierling, Meerlo. 1. Plaatsnaam Mierlo (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Mingerlo in Neervelp (Vlaams-Brabant).
Miermans. Afkomstig van Mierde. Noord-Brabant.
Miermont. Plaatsnaam in Retinne en Saive (in Luik) Of Mielmont in Onoz (Namen).
Mierop, van (de), Mierop, van de Mieroop. Familienaam uit de plaatsnaam Mierhoop, Mierop in Nieuwenhoven (St.-Truiden).
Miert, van, van der Mierde, van der Mierden, van (der) Meert, Vanmeert, Vermierdt, Vermiert: Plaatsnaam Mierde (Noord-Brabant).
Mies, Miesen, Miesse, Miessen: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Bartholomeus
Mignon, Mignone, Mignion, Minion, Lemignon. Bijnaam uit het Franse mignon(ne): lieveling, schatje. Of uit het Oudfranse mignon: bedelaar.
Miest. Door Waalse reductie van Miester.
Miesterman. Afleiding van De Meester.
Miet, Miette. 1. Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans mie, van Latijn medicus: geneesheer. 2. Bijnaam. Korte vorm van Amiet(te), afleiding van ami(e): vriend(in).
Mievis, Mivis, Miewis, Miwis: 1. Zie Meus. 2. Plaatsnaam?
Migerode, van, van Migro, Miggerode, Micerode, van Miegroot, van Miegroet, (van) Megroot, van Meigroet, Megroedt, van Mingroot, (van) Mingeroet, Mingerhoet: Plaatsnaam Migerode in de buurt van Dendermonde (Oost-Vlaanderen). Migrodries in Schoonaarde en Migrostraat in Dendermonde.
Migliore, Miglori, Miglorini. Italiaanse bijnaam, van Latijn melior. Vergelijk Frans Meilleur.
Migniolet, Mignolet, Miniolet: Bijnaam. Middenfrans mignolet: lief.
Mignard, Mingaars: Bijnaam. Frans mignard: bevallig, lieftallig.
Migneau, Migneaux, Mignaux, Mignauw, Mingneau, Minjauw, Minjeau, Menia, Mingouw, Mingou, Minjou, Min-Jou: 1. Bijnaam, van Oudfrans mignel, afleiding op -el, synoniem met Mignon, Mignot: lief(tallig), bevallig. 2. Plaatsnaam Mignault (Henegouwen).
Mignon, Mignone, Minion, Mignion, Lemignon: Frans mignon(ne): lieveling, geliefde, minnaar (matresse), ook Oudfrans mignon: bedelaar.
Mignot, Mignotte, Miniot: Bijnaam. Oudfrans mignot: lieftallig, bevallig, vriendelijk.
Migon, Migot, Migeon, Migeot, Migeotte, Nigeon: 1. Afleiding van ami, van Latijn amicus: vriend. 2. Zie Michon, Michot(te).
Miguel, de, Miguelez: Vadersnaam. Spaans voor Michael.
Miguet, Miguez. 1. Bijnaam amiguet, afleiding van amicus: vriend. 2. Zie Michel.
Mihal, Mihail, Mihailof, Mihailov, Mihajlovic, Mihaljevic, Mihalovics, Mikhaloff, Mixailof: Vadersnaam. Slavische vorm en afleiding van de voornaam Michael.
Miick, Miicke, Mvk, Mcke, Muck, Mucke, Mckle, Muckle, Muckel, Mckel: Bijnaam. Duits Mcke: mug (en afleiding -le).
Mijlenmans, Mijlemans, Milleman, Meleman, Mylemans, Meylemans, Meijlemans. Afleiding van Van der Mijlen, Vermijlen.
Mijsbergen. 1. Plaatsnaam in Chaam (Noord-Brabant): 2. Zie Mynsberghe.
Mijter, Myter, de Mieter: Beroepsnaam van de mijter, die hout of hooi op mijten stapelt.
Mik (de), Mick, Micke, Mycke, Mijcke. Naam uit het Middelnederlandse micke: brood van tarwe en rogge. Beroepsbijnaam.
Mikkers. Afleiding van Middelnederlands micken: scherp kijken, turen? Veeleer variant van Mikels, Michiels.
Miklas: Vadersnaam. Slavische vorm van de voornaam Nikolaas.
Mikolajczak, Mikolajcoak, Mikolajczyk. Vadersnaam. Poolse vorm van heiligennaam Nicolaus.
Mil, van; van Mill, Famil: Plaatsnaam Mil (Noord-Brabant).
Milaire, Millaire, Millair, Miler: Waalse uitspraak van Miller.
Milan, Milaenen, Milang, Millan, Milland, Millang, Milants, Milans, Milaents, Mierlants, Mielants, Mirland, Mierlam, Melan, Mlang, Mlant, Mlan, Meylan, Melaen, Mullane. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Milaan, Italiaanse Milano, Frans Milan, Duits Mailand. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Milan in Longuenesse (Pas-de-Calais).
Milatz: Tsjechisch Milcek ‘Lieveling’.
Milbau, Milbaud, Milbouw, Milbou. Wellicht vadersnaam uit de Germaanse voornaam mil-balth.
Milbert, Milbers, Milberg: Vadersnaam. Germaanse voornaam mil-berht?
Milcent. Moedersnaam. Germaanse voornaam Milesendis.
Milchmann, Milchemann. Duits Milchmann; melkman.
Mil, de. Mogelijk ontrond van De Mul; mulder, molenaar. Beroepsnaam.
Milde, de; Smilde: Bijnaam ‘mild, zacht, weldadig’.
Mildaet, Mildaad: 1. Zie Millar(d). 2. Misschien met epenthetische 1, van Medaet, Medard.
Milde, (de) Mild, (de) Milde, de Mildt, de Milt: Bijnaam: mild, zacht, weldadig.
Mildijn, Mildyn. Variant van Melijn (met d-epenthesis)? Silezische familienaam Mildin?
Mileband. Waarschijnlijk variant van Milbau.
Mileghem, van. Plaatsnaam Millegem in Ranst en Mol (Antwerpen).
Miles. 1. Variant van Miels; zie Miele. 2. Spellingvariant van Milis.
Milgram, Milgrom: Milgraum Duitse dialect vorm voor Milchra(h)m, van Middenhoogduits milchroum: melkroom. Beroepsnaam voor boterkarner, melkbereider.
Milh: De Oostendse familie Milh is afkomstig van Plassac (Char.-Mar.). misschien=Mille. Zie ook Miehl.
Milhomme. Re-interpretatie van Malhomme of Milon(e)?
Milhous: Ontronde vorm van de Plaatsnaam Mhlhausen in de Elzas (Frans Mulhouse). Mhlhausen is verder een verspreide Duitse plaatsnaam ‘molenhuis’.
Milius. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Aemilius.
Milkin, Milkain, Mielke, Milckens, Milliken, Mulkin, Mulquin, Mulkiens, Mullkens, Meulkens: Vaders-, moedernaam. Afleiding van de voornaam Mille; zie Miele.
Mill, Mills. Engelse plaatsnaam Mill; molen.
Millian, Millan, Melian, Meliani: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Maximiliaan, Latijnse heiligennaam Maximilianus. 2. Variant van Milan.
Millar, Millard, Millart, Milard, Millaerts, Mellia, Melia, Mildaad, Mildaet, Mlard, Melard, Melar, Melart, Mela, Melaer, Melaerts, Melaert, Melaerst, Melardi, Melardy, Meelaet, Melaet, Mellsaerts, Mellsaert, Mellsaers, Mellsaart, Mella, Melort, Mellor, Meylaerts, Meylaers, Meijlaerts, Meijlaers, Meljaerts. Naam uit de Latijnse heiligennaam Amelius/Amilius.
Millecamp, Millecamps, Millechamps, Millescamps, Millecam, Millecaen, Millekam, Millekamp, Millequant, Millequants, Millecan, Millecant, Millecant, Milecan, Milecant, Myllecan, Milcamps, Milcamp, Milicamps, Milicamp, Milicant, Milican, Millicant, Melecaen, Demillecamps, Demilecamps, Demillequand. Familienaam uit de Picardische plaatsnaam Mi-les-Camps: te midden van de velden. De plaatsnaam komt op diverse plaatsen voor.
Millenaar, Millenaer: 1. Afkomstig van Millen (Belgisch-Limburg) of Mill (Noord-Brabant). 2. Ontronde variant van Molenaar.
Millerot, Milroud: Vergelijk Franse familienaam Millereau, Milleret, Milleron. Afleiding van de voornaam Amelius (vergelijk Millard)?
Millevert. Milleuert: Vadersnaam. Germaanse voornaam mili-berht: Melevertus.
Milleville, Millevylle, Milville, Mylleville: Plaatsnaam Mi-la-ville: midden in de stad, het dorp. Plaatsnaam in Boubers-lez-Hesmond (Pas-de-Calais).
Millevoye. Plaatsnaam Mi-la-voie: te midden van de weg.
Milliano, (de): Vadersnaam. Italiaans Miliano, van Emiliano. Maar blijkens de oudst bekende stamvader, Milan = de Milano, is de naam veeleer de Italiaans familienaam Milano, Milani, vanwege herkomst van Milaan. Volgens de overlevering is de familie afkomstig uit Italië en zou ze vertrokken zijn naar Spanje, om zich dan in de Nederlanden te vestigen. Maar volgens het ԉnstitutio Internacional de Genealogia y Heraldicaՠin Madrid zouden de Millans van Spanje naar Italië getrokken zijn.
Milliau, Miliaux: 1 Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Amilius. Vergelijk Millard, Millot. 2. Eventueel plaatsnaam Millau (Aveyron).
Millier, Millers, Muller, Mueller, Mulher, Miller, Mller, Mllers, Moller, Moeller, Mhler: Duitse beroepsnaam Mller: mulder.
Millier, Milliex, Milliez, Milli, Meli, Mellier, Mely: Vadersnaam. Germaanse voornaam mil-hari: Mileharius.
Millingen, van: Plaatsnaam Millingen (Gelderland).
Millington. Plaatsnaam, Cheshire.
Millis, van, (van) Melis: Plaatsnaam Milheeze (Noord-Brabant).
Millon, van, van Mellon, van Mellom. Duitse plaatsnaam Millun.
Millot, Milo, Milot, Milliot, Milio: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Amilius, Amelis.
Milman, Millman. Engelse afleiding van mill; molen.
Miln, Milne, Milnes. Familienaam van Engelse origine uit de verspreide plaatsnaam Mill, Oud-Engels Mylen: molen. Mogelijk is het ook een afleiding van de familienamen Լb>Milner, Millner’. molenaar. Dit verwijst dan weer naar dezelfde bron. Of ontrond uit Duits Mlner.
Milon, Milone, Mylon, Millon, Millions, Mellion, Milloen, Miloen, Meloen, Melon, Mlont Mlon : Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Amilius/Amelis of verbogen vorm van oude voornaam Milo.
Milonton. Waarschijnlijk van Millington, Cheshire.
Milos, Milosevic, Miloche, Milochevitc: Kroatische familienaam van Slavisch Mil, van Germaanse voornaam Milo.
Milot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Amilius, Amelis.
Milquet, Mulquet, Mulkai, Mulkay: Vadersnaam. Romaanse afleiding op -quet, respectievelijk -quel (Luiks-Waals -kai) van de voornaam Mille (zie Miele). Let op de ronding i/u, vergelijk Milkin/Mulkin.
Miltau, Milteau, van Mileteau, afleiding van Milet.
Miltenburg, Miltenberger: Plaatsnaam Miltenberg (Beieren). Huisnaam Miltenburg in Weesperkarspel (Noord-Holland).
Milz, Milts: Vadersnaam, van oude vleivorm Mildizo.
Mimeleers. Waarschijnlijk variant van Mingeleers.
Minon, Minnon, 1. Frans minon: kat. Overdrachtelijk Middenfrans minon: bedrieger. 2. Vadersnaam, afleiding van Jacquemin (Jamin) of Guillemin.
Min, (de), Minnen, Minnema, Minnesma, Mennema, Demin, Deminne, Demine, Demmin: Middelnederlands minne ‘geliefde, beminde, zoogmoeder, min’.
Mina, Minas. Waalse vorm van Minard.
Minaker. Slavisch-Joodse beroepsnaam Menaker, Meniker; slager.
Mince, Mincet. Afleiding van Frans mince; klein, tenger.
Minchenberg, Minkenberg: Met Beierse ontronding van plaatsnaam Mnchberg (Beieren).
Minden. Duitse plaatsnaam.
Minder, de. Minder, Minders: Middelnederlands minder: kleiner, jonger, minderjarig. Vergelijk Mineur.
Minderhout, Minderhoud, Minderhoudt: Plaatsnaam Minderhout (Provincie Antwerpen).
Minders: 1. Afleiding van de Minder ‘De kleinere, de jongere, minderjarig’. 2. Vadersnaam. Variant van Meinders.
Mindersma, Meindersma; vadersnaam Meidnert, Meinart, Meginghart.
Minekus, Manikus: Vadersnaam. Minikus, korte vorm van de Latijnse heiligennaam Dominicus.
Minet, Minette, Minez, Min, Minnee: Vadersnaam. Verkleinvorm van Jacquemin of Guillemin.
Mineur, Lemineur, Lammineur. Familienaam uit het Franse mineur: minderjarig, minder oud. Een soort bijnaam dus om iemand bijvoorbeeld te onderscheiden van een oudere met dezelfde naam.
Mingelbier, Mengelbier: Middelnederlands mingel, mengel: vochtmaat van twee pinten + bier. Maar de naam zou wel een Re-interpretatie kunnen zijn van Minnebier.
Mingelinckx. Vadersnaam. Afleiding op -lin (verzwaard tot -ling) van de voornaam Meinger. Zie Minghels, Minnegheer.
Mingels, Mengel, Mengels. 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Meinger (zie Minnegheer). Of Mengele als afleiding van de voornaam Mangold/Mengold. 2. Eventueel Middelnederlands mengel, mingel: vochtmaat. Beroepsnaam.
Minguet, Minguez, Mainguet, Manguette, Meinguet, Manguay, Mainghain, Maingain, Manguin, Mangain, Mangin: 1. Moedersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Ermengard? 2. Vadersnaamr. Vleivorm van Dmange, Latijnse heiligennaam Dominicus. Vergelijk Mangeot.
Miniaci. Italiaanse knuffelnaam, wellicht vadersnaam/moedersnaam uit de voornaam Dominico/a (Dominicus).
Minique. Vadersnaam. Korte vorm van Dominique.
Minis, Menis. Misschien variant van Menu.
Miniscloux. Variant van Franse familienaam Menesclou, Manescau, van marescal. Marchal: (paarden)smid.
Mink, Minck, Minnik: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van magin-naam, zoals Meineke.
Minkema: Friese afleiding van Mink.
Minkowicz. Plaatsnaam Minkwitz (Saksen, Bohemen).
Minnaar, Minnaard, Minnaer, Minnaert, Minnart, Minnaart, Minnaerts, Minnarse, Minard, Minart, Minaer, Minartz: Vadersnaam. Germaanse voornaam Meinhard (magin-hard: kracht-sterk). (zie Meijnderts).
Minne, Minnen, Minnens, Minnes, Mine, Mijnes: 1. Bijnaam. Middelnederlands minne ‘geliefde, beminde, min, zoogmoeder’. 2. Moedersnaam. Korte vorm van Jacquemine of Willeminne. 3. Vadersnaam, van korte magin-naam: Maino, door reductie ei, van i. 4. Bijnaam naar de min of watergeest. Vergelijk De Necker.
Minnebruggen, van, Minnenbruggen, van. Plaatsnaam in Damme, Iper en Sluis. Vergelijk Van der Mensbrugghe.
Minnebach, Minnback. Plaatsnaam. Wellicht Membach, Luik.
Minnebaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam magin-berh; tխacht-schitterend’. Meginbertus.
Minnebier. Bijnaam voor een bierdrinker, die van hier houdt. Zinwoord: die het bier mint. Vergelijk Duits Mgebier.
Minnebo, Minebo, Minneboo, Minnebois, Meneboode, Menneboo, Meneboo, Meeneboo: Beroepsnaam van een bode te paard, van Middelnederlands mennen, minnen ‘Rijden op een lastdier’. De naam werd blijkbaar al vroeg als der minnen bode ‘Liefdesbodeՠopgevat.
Minnebreuker: Bijnaam: die de minne of liefde verbreekt.
Minnecr. Variant van Munnecre, van Munnicrede. Plaatsnaam Monnikenrede (Oostkerke).
Minnegheer, Myngheer, Mijngheer, Mingers, Mngaire: Vadersnaam. Germaanse voornaam magin-ger ‘kracht-speer’. Meingerus.
Minnekeer, Minnekier. Waarschijnlijk volksetymologisch voor Minnegheer.
Minnekens, Mintjens, Mientiens, Mintiens: Uit Minnekin, afleiding van Minne.
Minnema, Minneman. Afleiding van Minne.
Minnen, van: Wellicht de familienaam Minne(n) met secundair voorzetsel.
Minnen, van der, van der Meenen: Waarschijnlijk regressievorm voor Verminnen.
Minnenbruggen, Minnebruggen, van. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam in Brugge, Damme, Ieper en Sluis.
Minner, Minners. 1. Uit het Duits afleiding naam van minnaar. 2. Vadersnaam, variant van Meiners, Meinhard.
Minnes. Variant van Minnens of Minners?
Minner, Minners. 1. Bijnaam voor een minnaar. 2. Vadersnaam van Meiner(s), Meinhard; zie Meynaerts en vergelijk Minne 3.
Minnesma; Friese vadersnaam Minne of Menno.
Minnoy, Minnoye, Minnoey, Minoi. Vadersnaam, knuffelvorm van Jaquemin of Guillemin.
Mino, Minot, Minoodt, Minnot. Vadersnaam. Vleivorm van Guillemin of Jacquemin.
Minor, Minors, Miner. Bijnaam, van Latijn minor; van Mineur; klein.
Minsaert, Minsart, Minsaer, Minchart, Minschaert, Minschart, Minskaert, Menschaert, Mensaert. Bijnaam uit het Franse Minard: een klein, tenger iemand.
Minsen. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Meginzo, Meinzo, Meinso of uit Waals M(e)inson, verbogen vorm van Meinzo.
Minsoul. Vadersnaam. Vleivorm op -eoul van Germaanse magin-naam.
Minuit. Bijnaam. Frans minuit. Vergelijk Middernacht.
Mio, Miot. 1. Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans mie: geneesheer. Vergelijk Miet. 2. Amiot, afleiding van ami: vriend.
Miocque. Picardisch voor Frans mioche: kruim(el), klein kind.
Mion, Mionnet. 1. Bijnaam. Oudfrans mion: klein. 2. Afleiding van ami: vriend.
Miotti, Miotto, Meotti, Meotto. Italiaanse familienaam, knuffelvormen van de voornaam Bartolomeo.
Miraeus. Humanistennaam van de geschiedschrijver Aubert(us) le Mire (1573 –Antwerpen, 1640).
Miranda, Mirande: Moedersnaam. Altijnse heiligennaam Miranda ‘Bewonderenswaardig’.
Miraurnont, Miramont, Miramond: Plaatsnaam Miraumont (Somme) en in Montignies-St-Chr. (Henegouwen).
Miraux, Mieroo: Wellicht korte vorm van Amiral: admiraal, vlootvoogd.
Mirbach. Duitse plaatsnaam.
Mirelman, Mirelmann. Ontronde vorm van Duits Muhremann: metselaar.
Mirck: Duits familienaam Mierke, van Oost-Duits-Slavische voornaam Mirek, van Miroslav.
Miren. Indien Nederlands! Spellingvariant van Mieren, afleiding van Miere (zie Miers) of uit Middenvlaams Mierin.
Miret, Mir: Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans mire: geneesheer. Zie Lemire, Miron.
Mirgain, Mirgaine. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Margareta. Vergelijk Marginet, Mirgau, Mirguet.
Mirgeler. Duits Mergeler: mergelaar, uitgraver van mergel.
Miris. Wellicht variant van Maris of Moris.
Mirkovic. Vadersnaam. Slavisch van Mirek, zie Mirck.
Miroir. Frans miroir: spiegel. Beroepsnaam van de spiegelmaker. Vergelijk De Spegelaere.
Miron, Miroen, Mirou, Miroux, Mirout, Muroux: Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans mire: geneesheer. Zie Lemire.
Mirvault. Plaatsnaam Mirvaux, Somme.
Miry, Myri, Miri: Waarschijnlijk variant van Mery. Zie Demerie.
Misbaer. Variant van Franse familienaam Misbert?
Mischke, Mitsch, Mitschke, Mitschk: Vadersnaam. Afleiding van Slavische voornaam Misch, korte vorm van Miloslav, Miroslav, Myslibor, Michael of Mikolai. Of Mitsche met Nitschke = Nicolaus.
Misen, Misse, Missen. Waalse aanpassing van Meese, Meesen.
Miseroy, Miseroij, Mezerey, Maiseroy, Miserez. Bijna verdwenen familienaam (sommige varianten zijn verdwenen): 1. Uit de plaatsnaam Miserez (Zwitserland), Miserey (Franse Jura), Mzires (Ardeche), Maisires (Henegouwen) of Maizires (Pas-de- Calais). 2. Of uit het Middelfranse misr: ellendig. Bijnaam.
Missaar: Aanpassing van Frans Michard, afleiding van de voornaam Michel.
Missart, Missair, Missaire, Missa, Missaar. Vadersnaam uit de voornaam Michel. Zie ook bij Massar(d).
Miserez. Bijnaam uit het Middelfranse miser: ellendig.
Miseur. Middenfrans miseur beantwoordt aan Middelnederlands setter, zetter: ambtenaar die de hoofdelijke omslag of belasting bepaalt (schat) en ontvangt.
Mispelon, Misplon, Meplomb, Mesplomb, Mplon: Plaatsnaam Mesplau in Locon (Pas-de-Calais) en in Wicres (Nord). Mesplau, van Latijn mespiletum: plaats waar mispelbomen groeien. Vergelijk Mispelter, Mispelaere.
Mispel, van der, van der Mespel: Naar de woonplaats bij een mispelboom. Vergelijk Misepelaere.
Mispelaer, Mispelaere, Mespelaere. 1. Beroepsbijnaam van de mispelverkoper. 2. Of naam uit de plaatsnaam Mespelare (Oost-Vlaanderen) of naar een woonplaats in de buurt van een mispelboom.
Mispelblom. Waarschijnlijk volksetymologisch voor Mispelon.
Mispelter, Mispelters. Middelnederlands mispelter: mispelboom. Beroepsnaam of plaatsnaam. Vergelijk Mispelaere.
Mispoulier, Mespouille, Mespouilles: Plaatsnaam mispelboom, van mespola, Occidentaals mispoula. Vergelijk Mispoulet, Mispelon.
Missel: Vadersnaam. Aanpassing van Franse voornaam Michel.
Missiaen: Vadersnaam. Variant van Messiaen, Merciant. Latijnse heiligennaam Marcianus.
Missing, Missin. Misschien Middelnederlands messine, Duits Messing: messing, geel koper. Beroepsnaam van de kopersmid. Vergelijk Messinger 1.
Missir. Waarschijnlijk een Perzische familienaam.
Missu, Mesu: Ook familienaam Missuwe, Messuwe, Metsu(e). Oudfrans mac(h)ue, massue, messue, Middelnederlands matsu(w)e ‘knots, kolf, knuppel’.
Mister, Myster, Mystre: Plaatsnaam Mister in Bovigny (Luxemburg).
Mistler. Beroepsnaam: die mest vervoert (vergelijk Duits Mistfhrer) of bij een mesthoop woont (Vergelijk Mist).
Mithridate, Mitridate. Middenfrans metridat; tegengif.
Mitoul, Mittoul. Afleiding van Oudfrans mite: kattin of muntnaam (mijt).
Mitaine. Frans mitaine: want. Beroepsnaam van de handschoenmaker.
Mitchell. Vadersnaam. Engelse vorm van de voornaam Michael.
Mitelsbach. Verspreide Duitse plaatsnaam Mittelbach.
Mittelheisser, Mitelheiser. Ontrond, van Mittelhauser. Verspreide Duitse plaatsnaam Mittelhausen.
Mittelman, Mittelmann, Mitelman: Duitse beroepsnaam. Middenhoogduits mittelman: bemiddelaar, scheidsrechter.
Mittemeijer. Duitse familienaam Mittelmeier, naar de ligging (midden) van het hof van de meier of pachter.
Mittler. Duitse beroepsnaam; bemiddelaar.
Mittman, Mittmann. Middenhoogduits mietman: dagloner, die zich verhuurt.
Mosty, Mousty, Moustie, Musty: Plaatsnaam (Croux-)Mousty (Waals-Brabant): Frans moutier: munster, kerk. Zie ook Dumoutier.
Mobach: Plaatsnaam Maubach (Noordrijn-Westfalen).
Mobelus, Mobselus: Variant van Mabelis.
Mbius, Mobius, Moebus: Vadersnaam. Duitse korte vorm van Bartholomeus. Vergelijk Mebus, Meubis.
Mobouck. Wellicht variant van Mabrouck, van Malbrouck, uitspraak molbroek met 1-elisie. Vergelijk Mobouckstraat.Plaatsnaam Moubroek in Staden.
Moccand. Spelling voor Maucamp; vergelijk Mauchamps.
Mochamps, Monchamps: 1. Plaatsnaam Mochamps in Tenneville (Luxemburg). 2. Zie Mauchamps.
Mock, Mok, Moke, Mocq, Mox, Moeckx, Mooken. Naam uit het Middelnederlandse mocke: vuile vrouw, slet, lichtekooi.
Mock, Mockel, Mockels, Mckel, Moekel, Moch: Duitse bijnaam Mock: klein, dik mens, lomperd, een mokkel.
Mockers. Bijnaam voor een pruilerig, mokkerig mens. Vergelijk Duits Mocker. Maar aangezien de familienaam net als Moeckars in Limburg voorkomt, is het daar waarschijnlijk een variant van (zie Mouchard).
Modard, Moda)rt, Modaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam VN md-hard ‘Hge)moed-sterk’. Modardus, Moathart, Motard. Duitse familienaam Mozart. Door de Romaanse klemtoon werd de naam verward met Medard (zie Meddaerts); in Wervik, waar de H. Medardus de patroonheilige is, worden de twee voornamen door elkaar gebruikt.
Modde: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaans md-naam, zoals Modwin of Modard.
Modderaar: Beroepsnaam van de vuilnisman, vergelijk familienaam Modderman.
Modderman. Beroepsnaam van de vuilnisman, man van de reinigingsdienst.
Model, Modell, Modl: Duitse bijnaam: model, voorbeeld.
Modenese, Modanese, Modanse: Afleiding van de plaatsnaam Modena (Italie).
Moder, Moders, Modders: Vadersnaam. Germaanse voornaam md-hari ‘Hge)moed-leger’. Modarius.
Moderic, Moderie, Modderie, Modrie, Modre: Vadersnaam. Germaanse voornaam md-rik ‘Hge)moed-machtig’. Modericus. Zie ook Maudri.
Modderkreke, Modderkreeke: Plaatsnaam.
Moederzoon, Moyersoen, Moeyersoon; zoon van de moeder. Mannelijke tegenhanger is Vaderszoon, Vaarzon en Vaarson; zoon van de vader.
Modest, Modeste, Modesse, Modestus, Modesti: Vadernaam. Latijnse heiligennaamModestus ‘Bescheiden, discreet’.
Modica. Italiaanse plaatsnaam Modin, Moding.
Modein, Modein: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse md-naam. Vergelijk Modard. Modl, zie Model(l).
Moed, de: Vermoedelijk een volks etymologische vervorming. Misschien uit Demode, van Demaude. Plaatsnaam Maude, Maulde (Henegouwen, Nord).
Moedbeck, Moubach, Mobach, Moubax, Mobax. Familienaam uit de plaatsnaam Maubach (Noordrijn-Westfalen).
Moederscheim. Plaatsnaam Muddersheim. Noordrijn-Westfalen.
Moeffaert, van: De frequente plaatsnaam Montfort.
Moeken, Meukens: Middelnederlands modekijn, meuken: schepel, graan- en zoutmaat. Beroepsnaam van de koren- of zoutmeter.
Moelaart, Moelaert, Molard, Mola, Molas, Molord: 1. Frans Mollard, van Oudfrans mol ̧ Frans mou ‘Zacht, week’. Frans dialectisch Moulard ‘Wekeling’. 2.Vadersnaam. Oude voornaam;
Moeland, Moelans, Moelats, 1. Plaatsnaam Mouland, de Romaanse vorm van Moelingen(Belgisch-Limburg). 2. Uit Moerland. Variant van Moer-land, door assimilatie rl/ll.
Moelijker, Moeliker, Moeleker, Moelleker, Moelker: Middelnederlands moloc, Nederlands molik, molijk, van de afgodsnaam Moloch ‘Vogelverschrikker’.
Moelleken. Spelling van Duitse familienaam Molke, een plaatsnaam of variant van Mollekens?
Moen, Moens, Mons, Moensen, Mons, Moon, Moons, Moonen, Mune, Muns: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de voornaam Simoen = Simon.
Moen, van. Plaatsnaam Moen, West-Vlaanderen.
Moenaert, Monnaert, Moennaert, Mounard, Monard, Monard, Monart, Monaers, Monar, Monart, Maunaert, Munar, Moynaert: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Simon.
Moeneclaey, Moeneclaeye, Moeneclaeij, Moeneclay. Vadersnaam uit twee voornamen Moen en Claey: Simon en Nikolaas.
Moennekens, Monnekens, Moniens, Monins, Moentjens, Moentjes: 1. Vadersnaam. afleiding van Moen, Simo(e)n. 2. Een enkele keer verward met Boeykens (wisseling bilabialen).
Moensens, Moenssens. Vadersnaam. Moens zoon.
Moentack, Montacq: Plaatsnaam Les Montacqs, sinds 1654 Les Montaqs in Landretun-le-Nord (Pas-de-Calais) van Montakker: 1286 Montacre.
Moer, van de, der, Moere, van de(der), van der Moeren, van den Moere, van de Moore, van der Moor, van Moere, Moer, Vamour, Vermoere, Vermoeren, Moerkens, Mierkens: Plaatsnaam Moer in Diever (Drenthe), Heino, Overijssel, Loon-op-Zand (Noord-Brabant), Moere (West-Vlaanderen), oorspronkelijk ten Moere, of de verspreide plaatsnaam ten/ter Moere ‘Veengrond, moeras’.
Moeraert: Vadersnaam. Germaanse voornaam maur-hard ‘moor-sterk’. Morardus.
Moerbeek, Moerbeke, van: Plaatsnaam Moerbeek in Niedorp (Noord-Holland), Moerbeke (Morbecque, Frans-Vlaanderen) of Moerbeke (Oost-Vlaanderen). 1573 Lief Andriesz van Moerbeke, afkomstig uit Vlaanderen, bouwde de eerste oliemolen op de wallen van Alkmaar.
Moercant, Moerecant, Morcamp: Plaatsnaam Moerkamp/Morcamp in Sanghen (Pas-de-Calais): 1073 Morcamp. Of Moerkant in Warhem (Frans-Vlaanderen).
Moerders, Murders: Bijnaam. Middelnederlands morder: moordenaar, rover, misdadiger. Ook Duitse familienaam Morder, Morder.
Moerdijk, Moerdyck, Moerdyk, Mordijck, Mordyck: Verspreide plaatsnaam, onder meer Moerdijk in Boostenblide bij Axel (Zeeland). In Zeeland en Zuid-Holland de naam van buitendijkse grond, die uitgemoerd werd en met een dijk omringd.
Moerenhout, Moerenhoudt, Moernhout, Moernhaut, Moernaut, Moermout, Mornout: Plaatsnaam ‘Bos bij het veen, moeras’.
Moergestel, van, Moergastel, van: Plaatsnaam Moergestel (Noord-Brabant).
Moerkens. Afleiding van Van de Moere.
Moerkerken, Moerkerk, Moerkercke, van, de, Moerkerke, van, de: Plaatsnaam Moerkerken (Zuid-Holland), Moerkerke (West-Vlaanderen). Maar er was ook een Moerkerke tussen Sas van Gent en Philippine, in de 15de eeuw verdronken: 1218 Morkerka, 1218 Mourkerke.
Moerland, Morland, Moeland, Moelants, Moelans: veel voorkomende plaatsnaam Moerland ‘Veenland, veengebied, uitgemoerd land’.
Moerloos (de), (de) Moerloose, Moerlose, de Moerlooze, Moerloze, de Moorloos. Bijnaam voor een moederloze, een wees.
Moerman, Moermans, Moeremans, Moereman, Moreman, Moremans, Moormans, Mourman, Mourmans, Mourmanne, Mourmant, Moremanne, Mouremane, Murman: 1. Afleiding Van van de Moer. 2. Beroepsnaam van de handelaar in moer of turf.
Moermond: Volksetymologisch van Moerman.
Moerzeke, van, (van) Moerseke, Moeseke, (van) Moezeke, van Moesieke, Moesick: Plaatsnaam Moerzeke (Oost-Vlaanderen).
Moes, de, de Mos. Middelnederlands moes: spijs, eten, moes, brij, moeskruiden, groente. Vergelijk Warmoes, Nederduits Moos. Bijnaam of beroepsnaam.
Moes, de, Moesker, Mous, Moos, Mouws, Maus, Moesman, Mooseker: 1. Vadersnaam. Limburgse vorm van Maas, van de voornaam Thomas. 2. Verkort uit de plaatsnaam Moespot in Ambt-Vollenhove Overijssel. 3. Verkort uit Moeskoker ‘Bereider van moes, spijs, eten, brij, groente’.
Moeseke, van, (van) Moeseke, (van) Moezeke, van Moesieke, Moesick: Plaatsnaam Moerzeke (Oost-Vlaanderen).
Moeselman, Meuselman: Beroepsnaam van de moeselaer of doedelzakspeler.
Moesick. 1. Naam uit de plaatsnaam Mosik (Noord-Brabant). 2. Zie ook bij Moerzeke Van.
Moeskop, Moeskops. Middenenderlands werkwoord moescoppen: stropen, geld aftroggelen. Bijnaam voor een afzetter. Of van Duits Muskopf als moes-kop.
Most. Verfranste spelling voor Moest; zie Van der Most(en)? Of spelling voor Mot?
Mot, Mouet,Mouvet, Movet: Afleiding van Oudfrans moe, van Germaans mauwa: lip, mond, smoel. Bijnaam.
Moetwil, Moetwiel, Moetewiel, Moeuthwil: Middelnederlands moetwille: vrije wil, opzet. Bijnaam voor een moedwillige, baldadige kerel.
Moeyensoon, Moeijensoon, Moison, Moyson, Moysons, Moijson. Familienaam uit de samenstelling moeye (tante) en soon (zoon). Kind van de tante: neef. Zoals de familienaam De Neef. Duits Muhmensohn. Middelnederlands moeye betekende ook: stiefmoeder. Vergelijk Moeyersoon(s).
Moeyersoon, Moeyersoons, Moeyersoen, Moeyersons, Moeyersoms, Moeijersoens, Moeijersons, Moyersoon, Moyerson, Moyersons, Moyersoen. Familienaam uit ҭoederszoonӽ moederskind = lieveling of mogelijk ook buitenechtelijk kind. Vergelijk Nederduits Modersohn, Duits Muttersohn.
Moeykens, Moykens. Naam uit het Middelnederlandse moeie: tante (kind van de tante).
Moeijkens: Verkleinvorm van Middelnederlands moeie ‘Tante’.
Moffaert, Mouffaert, Mouffart, (de) Moffarts, (van) Moeffart, Moffaert, van Mouffaert, Mofers, Muffat, Moffat, Moffatt. Naam uit de plaatsnaam Montfort.
Moffelein. Vlaamse aanpassing van Franse familienaam Mouflin. Afleiding van Oudfrans mofle: want, mof. Of variant van Oudfrans moflet: zacht, opgeblazen. Vergelijk Mouffe.
Mogendorff. Plaatsnaam Mogendorf, Duitsland.
Mogenet. Vadersnaam van Mongenet, afleiding van Demonge; Dominique.
Mogin. 1. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Mauger. 2. Moedersnaam. Variant van Mag(h)in. 3. Vadersnaam. Variant van Mongin.
Moguet, Moguez. Vadersnaam. Afleiding van Mauger. Vergelijk Mogin 1.
Moggr, Mogr Moggree, Moygr: Oudfrans maugr, van malgr ‘Smart, pijn, ontevredenheid’E
Mohamed, Mohammed, Mohammad. Veel Nederlanders met de familienaam Mohammed zijn afkomstig uit Irak. Andere landen waar deze naam vandaan komt zijn onder andere Somali, Soedan, Ethiopi, Syri en Afghanistan. Van de wortel Hamad; prijs, geprezen of prijswaardig.
Mohimont, Mohymont, Momont, Moimont, Moijmond, Moymond: Plaatsnaam in Daverdisse (Luxemburg).
Mohlberg: Plaatsnaam Molenberg. Vergelijk Duits Mhlberg.
Mhlich, Moehlig: Duitse bijnaam Muhlich: moeilijk (in de omgang).
Mohn, Mohne, Mohnen, Mohnssen: Vadersnaam. Duits korte vorm van de voornaam Simon.
Mohonval, Monhonval, Monhonvalle: Plaatsnaam Monhovaux, Novicastrensis.
Mohrhardt. Vadersnaam. Germaanse voornaam maur-hard ‘moor-sterk’. Morardus. Zie ook Moras.
Mhring, Mohring: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse maur-naam. Mauring. Vergelijk Morin.
Mhrle. Afleiding van Mohr; moor.
Mohy. Waals mohi, van Oudfrans muisi, van Frans moisi: beschimmeld (?).
Moignard, Monjaerts, Monniaers: Afleiding van Lemoi(g)ne: monnik. Vergelijk met ander sufx: Moigneau, Moignot.
Moignot. Afleiding van Frans moine; monnik.
Moinil, Moinnil, Moiny: Plaatsnaam Moinel in Maizeret (Namen). Zoals Mnil, van Latijn mansionile: woning.
Moindre, Moindraut: Oudfrans meindre, Frans moindre: minder, kleiner. Bijnaam. Vergelijk De Minder.
Moineau, Moineaut, Moneaux, Moineaux, Moinel, Mougneau, Moigneau:. Frans moineau: mus. Bijnaam. Vergelijk Mus.
Moinet, Moine, Moinnet: Afleiding van moine: monnik.
Moisen: 1. Vadersnaam. Afleiding van Limburgs Mois = Maas, Thomas. 2. Vadersnaam. Afleiding van de Grieks -Latijnse Bijbelse voornaam Moyses, Mozes. 3. Wellicht door verdoffing uit Moison.
Moiset, Moisez. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Mose: Mozes.
Moison, Moisson, Moysons, Moyson, Moijson: Variant van Moijson, Moeyensoon ‘Zoon van (Middelnederlands) moeye, tante’. Vergelijk Middelnederlands moeyenkint. Een moeyensoon is dus een neef, vergelijk de Neef, Duits Muhmensohn. Middelnederlands Moeye betekende ook ‘Stiefmoeder’.
Moisonnier, Meyssonnier: Beroepsnaam van de oogster.
Moitier, Moitie, Moitiez, Moiti, Moity, Montuir: Oudfrans moitoier, meiteier, Frans mtayer: pachter (van een halve hoeve, Latijn medietatem). Vergelijk Delmoiti.
Moitroux. Plaatsnaam Mortroux, Waals mwtrou (Luik).
Mol, (de), (de) Moll, De Molem (de) Molle, Moels, Demols, Mols: Bijnaam naar de eigenschappen van de mol (blind, zwart). De variant Mol(l)–zonder lidwoord –kan ook een korte vorm zijn voor van Mol.
Mol, van; Moll, Mol, van Mollel: Plaatsnaam Mol (Provincie Antwerpen).
Moldas: Door dialectisch uitspraak van Molders?
Moldenhauer, Mollenhauer: Beroepsnaam van de maker van troggen. Duits Mulde: (bak)trog.
Moldermans, Muldermans, Muyldermans, Meuldermans. Beroepsnaam van de mulder, de molenaar.
Molecot, van, van Mollekot, van Molkot, van Mollecotte, van Malcot, van Malcotte. Familienaam uit de plaatsnaam Molenkot: molenhuis.
Molegraaf: Beroepsnaam van de molenopzichter. Duits Mhlgraf.
Molem. Plaatsnaam in Mullem (Limburg). Maar de familienaam is Oost-Vlaams, daarom veeleer variant van Molen. Zie Molens.
Molema, Mollema: Friese afleiding van Molen. Beroepsnaam van de molenaar.
Molemaekers, Molemackers, de Meulemaker, de Meulemakere: Beroepsnaam van de molenmaker, molenbouwer.
Moleman, Molemans, Molmans, Molleman, Mollemans, Meuleman, Meulemans, Meulleman, Meulman, Mulleman, Mooleman, Moolman, Meul, Meulle. 1. Beroepsnaam voor de molenaar. 2. Afleiding van Van der Molen/Meulen.
Molen, van der, van der Mol, van der Moolen, (van(der) Meulen, Meul, Meule, van der Meule, van der Melen, van (der) Mullen, Vermoelen, Vermolen, Vermeule, Vermeulen, Vermuelen, Vermullen, Voormeulen, Vermelen, Vermeulin, Vermeulle, Vermeule, Vermeul, Vermoolen, Moulen: Verspreide plaatsnaam ter Molen/Meulen. 1339 Johan van der Molen, verkoopt het goed ter Molen, Hellendoorn, Overijssel.
Molenaar, (de), Moolenaar, Mooleners, Molenaer, de Molenaer, Molnar, Molmart, Moelenaerts, Molinaire, Moldenaers, Smoolenaers, Smolenaers, (de) Meulenaere, Meulenaer, Meulenare, Meuleneer, Meuleneere, Meulenaire, Meuleneir, Meuleneire, de Muelenaere, Muelenaer, de Muelenaere, Meulenaers, Meuleners, Meuleneers, Mulenaers, Mulnard, Mullenaerts, Mulleneers, Mullenders, Mullender, Mullener, Mulenders, Mulender, Mllender, Mllenders, Mulinder: Beroepsnaam van de molenaar, mulder.
Molenberg, Molenbergh. Molenberghs, Mollenberg, Meulenbergh, Meulenberg, Meulemberg, Meulembergh, Smullenberghs, Smullenberg, Smellenbergh: Verspreide plaatsnaam Molenberg, Meulenberg: verhevenheid waarop een windmolen staat.
Molenbrink. Plaatsnaam; open ruimte met een molen. Vergelijk Mhlenbrink in Springe, Duitsland.
Molenbroek, (van), Molenbroeck, Molenbruyck, Molenbruch, van Moolenbroek, Meulbroek, Meulebroeck: Verspreide plaatsnaam Molenbroek ‘Broekland met molen’.
Molendijk, Meuldijk, Meulendijk, Meulendijks: Verspreide plaatsnaam (Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Zeeland, Holland) Molendijk ‘Dijk met molen erop’.
Molenkamp, Meulenkamp: Plaatsnaam Molenkamp in Ammerzoden, Heerde (Gelderland), Emmen, Overijssel. Middelnederlands camp, van Latijn campus; afgeperkt veld. 1597 een stuck lants genaempt den Molenkamp, Kaulille, Belgisch-Limburg.
Molen, Molens, Meulens, Mullen, Mullens. 1. Verkorte vorm van Van der Molen, kijk bij Molen. 2. Zie ook Mollen.
Molenschot, Moolenschot: 1. Plaatsnaam (Noord-Brabant) en in Tnh. en Vorselaar (Antwerpen): omheind terrein waarop een molen staat.
Molenstra. Friese afleiding van plaatsnaam Molen.
Molewijk, Molenwijk Muilwijk, (van) Muilwijk: Verspreide plaatsnaam Molenwijk, wijk waar een een molen stond, staat (Noord-Brabant, Noord-Holland, Zuid-Holland).
Molhan, Molhand, Molehant, Molhant, Moeland, Moland, Mulhan, Moulan, Molland, Moelants, Moelans. Naam uit de plaatsnaam Molhan in Redu (Luxemburg) of uit Mouland (= Nederlands Moelingen). Limburg.
Molhoek, Molhok: Variant van de verspreide plaatsnaam Molenhoek, bijvoorbeeld Molhoek in Harelbeke en Keiem (West-Vlaanderen).
Molier, Molie, Mollie, Mollij: Beroepsnaam. Oudfrans molier ‘molenmaker, slijper van molenstenen’. 1655 Lodewijk Molier, Wijk bij Duurstede (Utrecht); op zijn wapen staan drie molenijzers.
Molinard, Molina, Molinar. Afleiding van Oudfrans molin; meulen, molen. Beroepsnaam van de molenaar.
Molineaux, Molinel: Oudfrans molinel, van molin: molen. Huisnaam in Atrecht.
Molinet, Mollenet, Moulinet, Moulinay, Moulinet: Afleiding van Oudfrans molin: molen.
Molineus, Molinu, Malinnus, Malinus: Beroepsnaam. Picardische vorm van Mo(u)lineur: molenaar.
Molinghen. Plaatsnaam Molinghem, Pas-de-Calais.
Molinier, Molini: Beroepsnaam molenaar, van mo(u)lin: molen.
Molinvaux. Plaatsnaam in Ans, Luik.
Moliteur, Molitor, Mollitor: Beroepsnaam. Latijn molitor: molenaar.
Molkenboer. Plaatsnaam Molkenbur in Handorf bij Munster.
Mollard, Molla, Mollaer, Mollaert, Molatte, Moulard, Moulart, Moulaert, Moelaert, Molard, Mola, Molas, Molord. 1. Bijnaam uit het Oudfranse mol, het Franse mou: zacht, week. 2. Vadersnaam uit de oude voornaam Molardus.
Mollekens, Molkens: 1. Afleiding van De Mol. 2. Afleiding van de voormaam Mollin. Zie Mollen.
Mollem, van, van Molhem. Familienaam uit de plaatsnaam Mollem (Vlaams-Brabant) of Molem in Lummen (Limburg).
Mollema, Molema. Friese vadersnaam uit de voornaam Molle. Het gedeelte -ma betekent man.
Mollen, Mollin, Molin, Molen, Molens, Meulens, Mullen, Mullens, Mulinx, Muelinck, Moling. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse mathal-naam. 2. Soms komt Mollen van de plaatsnaam Mol.
Mollenkrmer: Molenkramer?
Mollenvanger, Mollevanger: Bijnaam voor een mollenvanger.
Mollet, Mollez, Molet, Moles, Moll: Verkleinvorm van Frans mou ‘Zacht’.
Mollet, Mollez, Molet, Moles, Molle: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans mou: zacht.
Mollewinckel. Plaatsnaam Molenwinkel: molenhoek. Vergelijk Muhlenwinkel, Duitsland
Molog: Molog, van Molag, van Moorlog, Moorlach, Moorlag(e). Plaatsnaam Moorlage (Nedersaksen).
Molon, Mollon: 1 Oudfrans moulon, moilon: hooiberg, stapel. 2. Zie Melon.
Molron, Moulron, Moulleron, Moulront: Oudfrans moleron, van mole: molen. Beroepsnaam van de molenaar.
Molsberger. Duitse plaatsnaam Molsberg, Beieren.
Molter, Mlter, Moelter: Beroepsnaam van de mouter, moutbereider.
Moltgen, Mltgen: Afleiding van Nederduits molt. Beroepsnaam van de mouter.
Molu, Molue, Mollu, Moulu. 1. Bijnaam. Oudfrans moulu: pokdalig. 2. Plaatsnaam Molu in Huccorgne (Luik), Mollu in Marchin (Luik) of Moulu in Fumai (Luik).
Molzaet, Molzaete. Waalse verhaspeling van Maelsaeke.
Mom, Momm: 1. Middelnederlands momme ‘mom, masker, vermomde, gemaskerde’. Vergelijk Duits Mumm ‘Vermomde persoon’. 2.Vadersnaam, van Germaanse voornaam Mombert. Friese voornaam Momme.
Mombach. Duitse plaatsnaam in Hellertshausen. Eventueel Mompach.
Mombaert, Moombaerts, Mombaers, Mombert, Momber, Mombers. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Mombert, Mumbert; Mon(t)bertus, Mumbertus. 2. Regressievorm van Mommaert.
Mombeek. Plaats-, waternaam in Diepenbeek (Limburg).
Mombel. Door assimilatie van Montbel: mooie berg (Arige, Lozre).
Momet, Momin: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse voornaam, zoals Mombaert. Zie Mommen(s) 2.
Momigny, Momeny: Plaatsnaam Momignies (Henegouwen).
Mommaels. Plaatsnaam Momalle, Luik.
Mommaerts, Mommaert, Mommart, Mommaeers, Memmer, Mommers, Mommertz, Mommers, Monmart, Momart, Mommaas, Moemaers: 1. Afleiding van werkwoord mommen: zich vermommen, zich verkleden, een masker aandoen; Oudfrans monier: zich vermommen. Vergelijk Mommen, Mommer. 2. Assimilatie mb/mm van Mombaert.
Mommen, Mommens. 1. Uit het Middelnederlandse momme: masker, gemaskerde. Bijnaam. Vergelijk Duits Mumm ‘Vermummte Person’. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Mombert.
Mmmersheim, Moemmersheim, Moemmersheim. Plaatsnaam Mmerzheim (Nordrein-Westfalen)
Mommersteeg. In Nederland ook familienaam Mommensteeg, Rheden. Plaatsnaam Mommensteeg in Landen, Brabant.
Mommeyer. Door assimilatie van Monkmeyer: meier die het goed van monniken beheert, beboert? Vergelijk Duits Munchmeyer, Nederduits Monkemeyer ?
Momon, Momont. Familienaam uit de plaatsnaam Mmont in Celles (Namen).
Momper, Mompre: Vadersnaam. Variant van Mombert.
Monier, Monnier, Moniez, Monniez, Moni, Monny, Mosnier, Lemonnier, Limonier, Demonie, Maunier, Mounier, Mounir, Mouny, Moinier, Moinie, Moini, Moynier, Monie, Mony: 1. Beroepsnaam van de geldmunter, geldwisselaar. Oudfrans mon(n)ier. 2. Beroepsnaam. Oudfrans mounier: molenaar. Zie Meunier.
Monaco. 1. Naam van het vorstendom Monaco, of Italiaans voor Munchen (BeierenI) of Munster (Nordrein-Westfalen). 2. Italiaans monaco: monnik. Vergelijk De Munck.
Monami. Bijnaam Mon ami; mijn vriend.
Momarque, Monarc. Bijnaam Monarch: autoritair of hoogmoedig type. Maar het woord is in het Frans pas laat geattesteerd. De naam kan een Re-interpretatie zijn van Monade, een naam die Morlet als monnik verklaart. Vergelijk Remacle, van Remarque. Maar zou Monacle niet veeleer een variant zijn van Oudfrans monocle. Maar ook een oude afleiding van Simon (Moenok, Moenac) kan eraan ten grondslag liggen.
Monas, Monasse. Vadersnaam. Franse vleivorm van Simon.
Monaville. Plaatsnaam in Longchamps, Luxemburg.
Monbailli, Monbailiu, Monbailiu, Monballiu, Monbal)iu, Monbaillu, Monbaillui, Monbalui, Monballyu, Monbaillieu, Monbailleu, Monballieu,
Monbalieu, Monbaille, Monbalillieu, Momballiu, Mombaliu, Monballin, Monballyn. Familienaam uit het Franse malbaillir (: mishandelen) of uit ғlechte baljuw.’ Een bijnaam of beroepsbijnaam.
Monballin, Monballyn. Lees- of schrijffout voor Monballiu.
Monborren. Monborren, van Monborne, gedemouilleerd van Monborgne in 1820 Pas-de-Calais, van Mauborgne (vergelijk Monbailli). Mau, mal: kwaad + Oudfrans borgne: eenogig, scheel. Vergelijk Leborgne = Le Borne.
Monbrun, Monbron, Mombron: Plaatsnaam Monbrun (Gers), Montbrun (Ardèche enz.), Montbron (Charente).
Moncarnie. Variant van Moncar, met n-epenthesis? Of van familienaam Maugarny: slecht voorzien.
Moncarz. Vadersnaam. Pcardische afleiding op -card van de voornaam Simon. Of Joodse familienaam?
Monceau, Moncea, Monciaux, Monsiaux, Monchaux, Monchau, Moncheaux, Demonceau, Demonseau, Demonchaux, Demoncheux, Desmonsceaux, Dumonceaux, Dumonceau, Dumonchaux, Dumonciaux, Dumonseau, Dumonsau, Dumouchel, Monsel: Verspreide plaatsnaam Monceau, van Latijn monticellus: heuveltje (Henegouwen, Namen, Nord, Pas-de-Calais, Aisne, Somme....).
Monchen. Plaatsnaam Mnchen(-Gladbach), Duitsland.
Moncourt: Plaatsnaam Moncourt (Moselle, Seine-et-Marne), Montcourt (Haute-Sane, Seine-et-Marne).
Monchicourt, Moncecour, Monchecourt, Monsecourt, Monsecour, Monsegour: Plaatsnaam Monchecourt (Nord).
Monckhoven, van. Plaatsnaam Monnikhof, bijvoorbeeld in Herdersem (Oost-Vlaanderen).
Moncomble. Plaatsnaam Maucomble (Seine-Mar.): slechte heuveltop. Comble, van Latijn cumulum.
Moncourrier. Bijnaam, beroepsnaam Maucourrier: slechte bode, loper. Vergelijk Malcourant.
Moncousin. Waarschijnlijk Maucousin: kwade neef. Vergelijk Monfls en Frans Maugendre.
Moncoye, Monquoi. Plaatsnaam Montcoy (Sane-et-Loire).
Moncquarez, Monkerhey, Monkerheij: Bijnaam Mauquarr: vierkant, slecht gebouwd, lomp, plomp. Met n-epenthesis zoals in Monbailli.
Mondt, Mond, Mont. 1. Bijnaam naar het lichaamsdeel, voor iemand met een grote mond. Vergelijk Beck. 2. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse voornaam zoals Ramond, Reimond, Edmond.
Monde, van der, Vermond, Vermonden, Vermondt, Vermont, Termon, Termont. 1. Plaatsnaam uit Ter Monde: bij de (uit)monding. 2. Zie ook Van Dendermond.
Mondeel, Mondel, Mondele, Mondet, Mondez, Mondlin: Vadersnaam. Van Frans Mondel, verkleinvorm van Germaanse mund-naam, zoals Reimond/Raimond.
Mond, Mondt, de, De Mont. 1. Naam uit het Middelnederlandse mond: voogd. Vergelijk Duits Vormund. Familienaam De Voocht. 2. Variant van Dumon(t).
Monden: Vadersnaam. Van Germaans mund-naam, zoals Reimond.
Mondeville. Plaatsnaam (Calvados, Seine-et-Oise). Of= Mandeville?
Mondon, Mondonnet, Mondonn, Mondo, Mondot: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse mond-naam; vergelijk Mondet.
Mondria: Mondria, van Mondriaal, van Monral, waaruit ook Mondriaan. Plaatsnaam Montral (Ain, Ardèche, Aude, Drme, Gers) van Mons Regalis ‘koninklijke berg’.
Mondriaan. Plaatsnaam, 1356 Karle van Mondriaen, Lv. De schilder Piet Mondriaan (1872-1944) stamt evenwel af van 1722 Nicolas Monreal.
Mondron. Vadersnaam. Afleiding van Mondry?
Mondry. Vadersnaam. Germaanse voornaam mund-rik ‘Bescherming-machtig’. Mundricus.
Mondus. Vadersnaam. Korte vorm van Edmundus, Raimundus etc.
Moneauw: Aanpassing van Frans Moneaux, van Monel, van Simonel, verkleinvorm van de voornaam Simon.
Monel, Monnaux, Monaux, Monneaux, Moneaux, Munaut: Vadersnaam van Simonel, afleiding van de voornaam Simon. Symonel.
Moneret. Afleiding van de Mon(n)ier.
Monet, Monnet, Mon, Monn, Monney, Mone, Monnette, Monette. Vadersnaam of moedersnaam uit de voornaam Simon(ne).
Monfet. Variant van Maufait met epenthetische n; vergelijk Monfoi. Bijnaam voor een misdadiger. Zie Malfait.
Monfils. Bijnaam. Mon fils: mijn zoon? Of Maufils: slechte zoon. Vergelijk Monbailli, Malfltre.
Monfort (van), (van) Montfoort, Montfort, Monforte, Montforts, Mountford. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Montfort (sterke berg), in Nederlands-Limburg en Luik, of Montfoort (Utrecht).
Monfrans, Monfrond, Montfront, Monfront: 1. Samentrekking van verspreide plaatsnaam Montferrand. Montferrand tussen Heers en Opheers (Limburg). Plaatsnaam Monfrans in Nijkerik (Gelderland). 2. Vadersnaam?
Monfrre, Maufrre: slechte broer. Vergelijk Monfils, Malfrre. Maar toch: 1339 Jehan Minfrere, St-Quentin (door Morlet verklaard als: mijn broer).
Monfroy, Monfraix, Monfrooij, Montfroij: 1, Vadersnaam. Frans Monfroy, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam mund-frith ‘Bescherming –vrede’. Muntfrid, Monfredus. 2. Variant van Maufroid/Moffroid, met n-epenthesis; zie Malfroid(t).
Monge, Monje. Vadersnaam van Demonge, voornaam Dominique.
Monget, Mong, Monjet, Moget, Mongin, Mogin, Mongeat, Mongiat, Mongeau: Vadersnaam van Demonget, Demongin, enz., vleivormen van Demonge, voornaam Dominique.
Monguet, Mongu: Vadersnaam. Variant van Monget?
Monheim, Monhemius: Plaatsnaam (Beieren).
Monin, Monnin, Moenens, Moenen, Moone, Moonens, Moonen, Monnens, Monein, Moneyn: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Simon.
Moini, Moynier, Monie, Mony. 1. Beroepsnaam voor de geldwisselaar of geldmunter naar het Oudfranse mon(n)ier. 2. Beroepsnaam uit het Oudfranse mounier: molenaar.
Moniot, Moniotte. Vleivorm van de voornaam Simon.
Moniquiet, Moniket: Vadersnaam. Vleivorm op -iquet van de voornaam Simon. Vergelijk Moncarz.
Monis, Monise, Monisse, Monissen, Monix, Monnissen: Vadersnaam van Simonis. Mon(n)issen = (Si)moniszoon.
Monival. Plaatsnaam Morienval, Oise.
Monlaurent. Plaatsnaam Montlaurent, Ardèche.
Monlon. Plaatsnaam (Htes-Pyr.).
Monloup. Plaatsnaam Montloup, Loire.
Monna: Vadersnaam. Mona is een Waalse vorm van Monard, van Simonard, afleiding van de voornaam Simon.
Monnaie, Monnaye, Monnoy, Monnoye, Monney, Monai, Monay, Monnehay, Mooney, Mannoy, Manoy: Frans monnaie. Beroepsnaam voor de munter of geldwisselaar. Vergelijk Monnier, De Munter.
Monner, Moners, Monnertz. Duitse vadersnaam van Germaanse voornaam Moner, Monhard.
Monneveu, Monneveux, Mauneveu: kwade neef. Vergelijk Moncousin.
Monnig. Duits Monnich, Mnnich, Mnnig: monnik.
Monnier, Monj: 1. Beroepsnaam van de geldmunter, geldwisselaar. Oudfrans mon(n)ier. 2. Beroepsnaam. Oudfrans mounier ‘molenaar’.
Monnik, de; de Munnik, de Munck, (de) Muijnck, Muijnk: Middelnederlands monic, mun(i)c ‘monnik, kloosterling’.
Monnier, Monier, Monniez, Moniez, Moni, Monny, Mosnier, Lemonnier, Limonier, Demonie, Maunier, Mouner, Mounr, Mouny, Moinier, Moinie,
Mons: Spelling voor Frans Monset, verkleinvorm van Mont ‘kleine berg’. Zo ook Monsma, Mons, Monse, Montsma.
Monno, Monnot, Monnon, Monon. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Simon.
Monnom. Monhomme? Veeleer spelling voor Monnon.
Monocle. Bijnaam. Oudfrans monocle: eenoog, schele. Vergelijk Leborgne, Losschaert.
Monoyer, Monoyeur, Monnoyer, Monnoyer, Monnoyeur, Monnoijer, Monnoiey, Manoyer: Oudfrans monoier: geldmunter, geldwisselaar. Beroepsnaam. Vergelijk Mon(n)ier.
Monparler. Re-interpretatie van Monpellier.
Monprofit. Mauprofit: kwaad voordeel, (dus) nadeel. Bijnaam.
Monquignon. Beroepsnaam van Oudfrans Maquignon: paardenkoopman.
Monroe, Monroy, Munro, Munroe, Munro, Munrow, Monro: man van Ro, een rivier Roe in Derry (Ierland).
Mons, van. Plaatsnaam Mons.
Monsaert, Monsart, Montsaert: Oost-Vlaamse variant met n-epenthesis van Mouchard of Moussart.
Monschau, Mundschau: Plaatsnaam in de Eifel.
Monse, Monze: Plaatsnaam Lamontze (Luik).
Monsegour. Variant van Monchicourt of plaatsnaam Monsgur (Gironde, Landes, Lot-et-Garonne, Basses-Pyr.)
Monser, Monserez, Monsorez: Plaatsnaam Montseret (Aude).
Monset, Monsez. Verspreide plaatsnaam. Afleiding van Mont: kleine berg.
Monseweyer, Monseweije, Monseweijer. Uit Monschau, Duitsland.
Monshauwer, Monshouwer, Mondshouwer, Mondschauwer, Mondshauwer, Mondshauwer: Duits Monschauer, afkomstig van Monschau.
Monsieur, Monsieurs, Monsieux, Monseu, Monseur, Monseux, Monceu, Monceux, Moncheur, Moucheur, Moucheux. Bijnaam uit het Franse Monsieur: Mijnheer. Naar de echte of vermeende plaats op de maatschappelijke ladder.
Montagne, Montagnes, Montaigne, Montangie, Montanje, Montane, Montaan, De la Montagne, Lamontagne, Montaine, Monteyn, Monteyne, Montyne, Montijne, Monteijne: Verspreide plaatsnaam Montagne ‘Heuvel, berg’.
Montanari, Montenarie: Afleiding van Italiaans Montagna ‘Heuvel’.
Montmorency, Mommerency, Mommerencij, Mommerensy, Momerenchy, Momerency, Momrency. Familienaam naar de plaatsnaam Montmorency (in Frankrijk in het gebied Seine-et-Oise, Aube).
Monsaert, Monsart, Montsaert. Variant van Mouchard of van Moussart. Zie daar.
Monser, Monserez, Monsorez. Familienaam uit de plaatsnaam Montseret (Aude).
Monsterleet, Monsterlet. Plaatsnaam Montrelet (Somme): Waterloop Monsterleed in Watten (Frans-Vlaanderen).
Montag. Duitse bijnaam naar de naam van de weekdag, maandag.
Montagna, Mantana, Montano. Italiaanse en Spaans (Montana) plaatsnaam, Latijn, montanea; heuvel.
Montagne, Montagnes, Montaigne, Montangie, de la Montagne, Lamontagne, Montaine, Monteyne, Monteyn, Montyne, Montijne, Monteijne: Verspreide plaatsnaam Montagne: heuvel, berg.
Montagu, (van), Montaigue, Montaigu, Montagut: Verspreide plaatsnaam Montaigu: scherpe berg.
Montagner, Montagn: Franse familienaam Monta(g)nier, afleiding van Montagne.
Mont: Verspreide plaatsnaam Montet ‘kleine berg’.
Monteny: 1.Talloze plaatsnamen Montigny, Montignies, van Latijnse Montiniacum. 2. Montigny is de Romaanse vorm van de plaatsnaam Montenaken (Belgisch-Limburg).
Montezaan: Italiaans Montesano, afleiding van Mnte, Mnti ‘Berg’.
Montagu, van, Montaigu, Montaigue, Montagut: Verspreide plaatsnaam Montaigu: scherpe berg.
Montal, Montald, Montaelt, Mantaelt: Vadersnaam. Germaanse voornaam mund-wald.
Montant. Plaatsnaam Montant; helling, bijvoorbeel in Ham-sur-Heure, Henegouwen.
Montanus, Mantanus, Mantannus: Humanistische latinisering van Dumont of Van den Berg(e).
Montauban, Montalban: Plaatsnaam Montauban (onder meer Somme) en in Etalle (Luxemburg), Baudour (Henegouwen), Roeulx (Henegouwen) en bij Atrecht (Pas-de-Calais).
Montbarbon. Plaatsnaam Montbarbin (Seine-et-Marne)?
Monteil, Montel. Plaatsnaam Montel: 1208 Monteil, in Carnin (Nord).
Montellier, Monteiller: Variant met wisseling van dentalen r/n (vergelijk Montelmans) van Oudfrans mortelier: mortelmaker. Vergelijk Moortelmans.
Monten, Montens, Montes: 1. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse mund-naam, zoals Reimond, Ramond. 2. In Limburg ook korte vorm van Van der Munten.
Montenair. Waalse aanpassing van de beroepsnaam Muntenaar.
Montngro, Montenegro. Plaatsnaam Montngro; zwarte berg.
Montenet, Montenez. Plaatsnaam Montegnet in Flostoy, Namen.
Montequin. Variant van Motquin, Motkin met voortonige n-epenthesis.
Montet, Mont, Monte, Monte, Mantez, Manth, Manthee, Manthey: Verspreide plaatsnaam Montet: kleine berg.
Monteuuis, Montewy, Monthuy, Mouthuy, Mouthuij, Moutui, Monthewis, Monthuis, Montwis in Pas-de-Calais. Plaatsnaam Monthuis in La Calotterie (Pas-de-Calais).
Monteville. Plaatsnaam in Fronville (Luxemburg) en in Coupelle-Vieille (Pas-de-Calais).
Montfoort, Montfort: Verspreide plaatsnaam Mont fort ‘Sterke berg’. Montfort (Nederlands-Limburg, Luik), Montfoort (Utrecht).
Montgomery, Montgomerie. Plaatsnaam (Sainte-Foy-de- of Saint-Germain-de-) Montgomery (Calvados).
Monthaye. 18de eeuwse variant van Montai(g)ne; de gemouilleerde n (nj) ging over in 1628 Montaine, Kassel; 1648 Montaigne, Bollezele; 1695 Montainye, Montaeye.
Monthaye. 18deeeuwse variant van Montai(g)ne. Zie verder bij Montagne.
Monti, Monty, Monthy, Mothy: Plaatsnaam Monty, van Latijn montile: heuvel. Monty in Charneux (Luik) en Corroy-le-Chteau (Namen).
Montignie, Montignies, (de/von) Montigny, Montignij, Montignis, Monteignies, Montegnie, Montegnies, Montgnies, Monteny: 1. Talloze plaatsnamen Montigny, Montignies, van Latijn Montiniacum. 2. Montigny is de Romaanse vorm voor Montenaken (Limburg).
Montjardin, Monjardin, Monjardez: Plaatsnaam Montjardin in Aywaille (Luik).
Montmirail. Plaatsnaam (Marne, Puy-de-Dme, Sarthe). Vergelijk 1235 Jehans Montmiraut, Atrecht.
Montmorency, Mommerency, Mommorencij, Mommorensy, Momerenchy, Momerency, Momrency: Plaatsnaam Montmorency (Seine-et-Oise, Aube).
Montois, Montoy, Montoye, Monthoy, Moutois, Mouthoy, Moutoy, Moutoo: 1. Frans Montois: Bergenaar, afkomstig van Bergen, Frans Mons (Henegouwen). 2. Plaatsnaam Montois (Moselle) of Monthois (Ardèche).
Monton. Variant van Mouton?
Montroeul, Montreul, Monstrul: 1. Plaatsnaam Montroeul (Henegouwen): 1148 Monstrul, van Latijn monasteriolum: klein klooster. 2. Variant van Montreuil, Montreux.
Montr, Montre, Monstrey, Mostrey, Mastrey, Mostrie, Mostry. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse monstree, mo(n)tree, schouwing. Beroepsnaam van de inspecteur. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Montret (Sane-et-Loire)?
Montreuil, Montreuille, Montreul, Montroeul: Verspreide plaatsnaam Montreuil (onder meer Pas-de-Calais, Aisne, Oise, Seine-Mar.), van Latijn monasteriolum: klein klooster. Zie ook Montroeul.
Montreux. 1. Plaatsnaam Montreux (Meurthe-et-Moselle, Belfort, Haut-Rhin). 2. Variant van Montreuil of Montroeul. 3. Plaatsnaam Monstreux (Waals-Brabant).
Montrieux. Plaatsnaam, Loir-et-Cher.
Montry. Plaatsnaam (Seine-et-Marne) en in Lisogne (Namen).
Monturier, Monturie. Waarschijnlijk van Moituier. Vergelijk Montuir, van Moitier.
Monvert. Plaatsnaam Montvert. Cantal.
Monville. Plaatsnaam (Seine-Mar.) en in Fronville (Namen).
Moobers: Vadersnaam. Mobers, van Moberts, van Maubert, van Malbert. Germaanse voornaam mathal-berht ‘Vergaderplaats-schitterend’. Madalbert, Malbertus.
Mooi, de; (de) Mooij: Bijnaam ‘mooi, mooi uitgedost, fraai gekleed, keurig’.
Mooibroek: Plaatsnaam ‘mooi broekland’. 1756 Barelt Alberts, Veendam, nam de naam Mooibroek aan.
Mooiman, Mooijman: Bijnaam voor een mooie man.
Mook, (van), Moock, Moock, van Mogh, Moog: Plaatsnaam Mook (Nederlands Limburg).
Mookherjee, Mukerjee, Mukherjee: Indische namen.
Mookhoek: Plaatsnaam in Strijen (Zuid-Holland).
Mooleman, Mollemans, Molmans, Muilman: Beroepsnaam van de molenman of molenaar. Of afleiding van van der Molen.
Moolenburgh: Vermoedelijk uit Molenberg; zie Meulenberg.
Moonemans. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Moon, Simon.
Moonen, van: De naam Moonen met secundair voorzetsel. Moor, (de); Moers, Smoor(s): 1. Bijnaam voor een moor, een bewoner van Mauritani, ook (figuurlijk) voor iemand met een donkere huid, zo zwart als een moor. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Maur ‘moor’. Zie Mring.
Moor (de), de Moer, (de) Mohr, Moore, Mooren, Mohren, (de) Moors, Moers, Mors, Mooers, Moeur, Moeurs, Moorkens, Moerkens, Morkens, Muerkens, Meurkens, Meurquin, Mourquin. Bijnaam voor een moor, een bewoner van Mauritani, Noord-Afrika. Samengevat voor iemand met een donkere huid.
Moora: Mora is een Waalse vorm van Morard, de Germaanse voornaam maur-hard ‘moor-sterk’. Morardus.
Moore, Moor, Moores, More: 1. Engelse familienaam. Vadersnaam van een Germaanse maur-naam of Latijnse heiligennaam Maurus. 2. Engelse bijnaam, vergelijk (de) Moor. 3. Engelse plaatsnaam Moor: moeras, meers, veenland. Of plaatsnaam Moore (Cheshire), More.
Moorghem, Moorghen. Plaatsnaam Moregem, Oost-Vlaanderen.
Moorhem (van), van Moorem. Familienaam uit de plaatsnaam Moorhem in Tienen.
Moorkamp, Moerkamp. Familienaam uit de plaatsnaam Moorkamp. Plaats helaas niet gevonden.
Moorkens, Morkens, Moerkens, Muerkens, Meurkens, Meurquin, Mourquin: Moorken, afleiding van De Moor.
Moorlach. Familienaam uit moor (zwart) + lach (Tsjechische knuffelvorm van de Slavische voornaam Ladislav). Zoiets als zwarte Ladislav, dus, of variant van Moorlag, Moerlag. Nood-Nederlandse en Noordwest Duitse naam uit moer en lag(e).
Moorleghem, van, Moorlegem, van, van Morrelgem, Morlinghem, Morlighem, Morleghem: Plaatsnaam Morelgem in Vlierzele.
Moorman, Mohrman: Afleiding van plaatsnaam Moor ‘Broekland, moeras, veenland’. Vergelijk Moerman.
Moors, Moers, Mooers, Mors, Moeres, Moeris, Moeurs. 1. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam ԍaurՠ= moor, zie dus Moor. Daarna opgevat als korte vorm van Latijnse heiligennaam Mauritius. 2. Zie Moor.
Moorsel, van: Plaatsnaam Moorsel in Someren (Noord-Brabant) of bij Aalst (Oost-Vlaanderen).
Moorsele, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.
Moorst, van. Plaatsnaam in Woudenberg en Leusden (Utrecht).
Moort, van; van Moorten: Plaatsnaam Moort = Moordrecht (Zuid-Holland).
Moortel, van (den), (van) de Moortel, Moortele, Moorelle, Van de Mortel, Mortele, Mortelle, van (de) Moorter, van der Moortere, van (den) Mooter, (van) de Mooter, van de(n) Meutter, Meuter, De Moortele, de Moorter, de Mooter, de Moter, de Meutter, de Meuter, de Meutre, Meute, Vermoortele, Vermoortel: Plaatsnaam Moortel, Moorter ‘Drassige grond’.
Moortelmans, Mortelman, Mortelmans, Meutermans, Montelmans. 1. Afleiding van Van den Moortele/van den Meuter: zie bij Moortel Van (den). 2. Beroepsnaam van de mortelmaker.
Moortgat, Moordtgat, Mortgat, Moetgaet. Naam uit de plaatsnaam Moortgat in St.-Gillis (Dendermonde): opening, toegang van mulle aarde, gruis.
Mooy (de), de Mooij, de Mooi, de Moye, de Moey, Mouy. Bijnaam voor iemand die mooi uitgedost, gekleed is. Of die gewoon mooi is.
Moorthamer, Moorthamers, Moorthaemer: Beroepsbijnaam Moorthamer, van Middelnederlands Mortelhamer ‘Hamer waarmee steen vergruizeld wordt’.
Moosbrugger. Een geslacht dat uit het Bregenzer Wald stamt en zich later in Wurtemberg en elders verspreid heeft.
Moosdijk, van de, den, van den Moosdijck, van den Moosdyck, van de Moosdyk, van der Moesdyck. Plaatsnaam Mosdijk, Vlaanderen, Moesdijk, NederlandsLimburg, e.a.
Moosel, van: Plaatsnaam Moesel bij Weert (Nederlands Limburg).
Mootzelaar. Aanpassing van Duitse familienaam Motzler: knoeier, beunhaas.
Moossdorff: Plaatsnaam Moosdorf (Beieren).
Mooten, van der, den. Variant van van der Moten. Verspreide plaatsnaam (ter) Mote ‘Hoogte, heuveltje, vaak met kasteel of molen erop’.
Mooy, de, de Mooij, de mooi, de Moye, de Moey, Mouy: Bijnaam: mooi, mooi uitgedost, fraai gekleed, keurig. Vergelijk De Fraeye.
Mooyman. Afleiding van Mooi.
Morael, Moraal, Moral. Naam uit het Middelnederlandse mirael: admiraal, vlootvoogd. Vergelijk Lamoral, van lաmiral.
Morainville. Plaatsnaam (Eure, Eure-et-Loir).
Morainvillers. Plaatsnaam Morainvilliers (Seine-et-Oise).
Morales, Moralis. Spaanse afleiding van plaatsnaam Mora: bramenstruik.
Morand, Moran, Morant, Morandi, Morntz, Morent, Mourant, Meurant, Marant, Marrant, Maren, Marent. 1. Vadersnaam uit de heiligennaam (en literatuurnaam) Morandus. 2. Ook wel variant van Moreau: dit uit het Franse more(e)l (zwart paard), bijnaam.
Morandin, Morantin: Vleivorm van Morand.
Morange. Plaatsnaam Moranges (Puy-de-Dome). Gehucht Morange (Hote-Loire, Gironde).
Moras, (de) Moraes, Morard, Morar, Morra, Mora, Moorat, Morat, Mouras, Moura, de Moura, Mara, Maras, Maraat, Marras, Marra, Maura, Meurat, Meura, Murat, Mura: Vadersnaam. Waalse vormen van Morard, de Germaanse voornaam maur-hard ‘moor-sterk’. Morardus.
Morbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Morbois. Plaatsnaam Mort bois?
Morchain. Plaatsnaam, Somme.
Morckhoven, van. Plaatsnaam Morkhoven, Antwerpen.
Mordan, Mordant, Mordants, Mordang, Mordaunt. Tegenwoordig deelwoord van Frans mordre; bijten. Bijnaam.
Mordenfeld. Waarschijnlijk Duitse plaatsnaam Nordenfelde.
Mordon. Waarschijnlijk variant van Mordan.
Morel, Morele, Morelle, Morelus, Mooreel, Moreels, Moorrees, Moorees, Moorreels, Moorreel, Moerel, Moereels, Moureels, Maureau, Morreau, Maurel, Mareel, Mareels, Marreel, Merreel, Marelus, Marel, Moraux, Moreaux, Moreau, Morreau, Moreauw, Morauw, Morai, Morais, De Morais, Morai dit Moreau, Morray, Moray, Moureau, Moureaux, Moeraeu, Mouraux, Mourault, Mouria, Mouriau, Mourait, Moriau, Moriaux, Morieux, Moria, Morias, Moras, Mora. Morieau, Moriya, Morjeau, -Morjaeu, Morjau, Morauw, Moreeuw, Moreews, Morreeuw, De Moreau, De Morelle, De Marelle, Maureau, Maurau, Meureau, De Murel, De Muro, Mureau, Muriau, Murias, Murray, Muray: 1. Frans Morel, Middelnederlands Moreel was de naam van een zwart paard, een moor. Het paard van Robert d’Artois in de Guldensporenslag (1302) heette Morel. Bijnaam naar de donkere huidskleur. Het achtervoegsel –el werd in het Frans tot –eau gevocaliseerd, dat in het Nederlands als -auw, -eauw aangepast werd, Morel, komt ook als voornaam voor. Het kan dus ook een kruising zijn van vadersnaam en bijnaam. 2. Moreel kwam ook als voornaam voor: Morellus.
Morenier. 1. Spelling voor plaatsnaam Morigny (Manche, Seine-et-Oise) of Mauregny (Aisne). 2. Variant voor Moriniers.
Morenne, Moraine, Morrenne: 1. Plaatsnaam Maurenne in Anthe of Hastire-Lavaux (Namen). 2. Waalse aanpassing van Morren.
Moreno. Een Oostendse Moreno stamt van Josephus Maria Moreno, ұ787 Marchena in Spanje. Bijnaam. Spaans moreno: met donker haar, donkere huid, van Latijn maurus: moor.
Morenville. Plaatsnaam Moranville, Meuse.
Moresse. Plaatsnaam in Heure, Namen.
Moret, Morette, Moreth, Morey, Morez, Mores, Mors, Morex, Moree, Morest, Mor, Moretus, Moretti, Moretto, Morret, Morr, ԍorrey, Morhey, Mauret, Mouret, Mourette, Mourettey, Meuret, Meurez, Meure, Meuee, Meury, Muret, Murez, Murrez: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam met maur ‘moor’zoals Morbold, Morbertus, Morfridus. 2. Bijnaam. Oudfrans moret ‘Donkerbruin’.
Moreton, Morton. Afleiding van Moret.
Moretus. Latijnse humanistennaam van Jan Moerentorf (1543-1610), de bekende Antwerpse drukker en schoonzoon van Plantijn. Plaatsnaam Morendorp of Mhrendorf (Duitsland).
Morgan, Moragand, Norgan: Oude Keltische naam.
Morgen, Morghen. Middelnederlands morgen: landmaat (zoveel land als op een morgen omgeploegd kon worden). Duitse plaatsnaam.
Morgenroth. Bijnaam Morgenrood, voor wie vroeg opstaat?
Morgenstern, Morgensztern: Huisnaam.
Morgenthal, Morgenthaler. Door volksetymologie en ronding, van Mergenthaler / Morgenthaler. Plaatsnaam Mergenthal, van Mariental (frequent).
Morgenthau. Plaatsnaam Mergenthau, Beieren.
Morhet, Morhaye, Morrhay, Morrhey, Morrhaye, Morraye: 1. Plaatsnaam Morhet (Luxemburg). 2. Variant van Moret of Moray.
Moriaens, Moriaen, Morjaen, Morjan, Morjane, Morjean: Middenenderlands moriaen: moor. Bijnaam naar de donkere huidskleur of huisnaam. Moriaan.
Moriam, Moriame, Moriamez, Maurialm, Mourialm, Mourialme, Mouriame: Plaatsnaam Morialm (Namen).
Moriceau, Morisseaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maurice.
Morichard, Morichar. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maurice.
Morillon, Meurillon, Morlion, Morlyon, Mrillon, Meriloo. Afleiding uit het Franse maure: moor. Bijnaam voor een donkerhuidig of -harig iemand.
Morimont. Plaatsnaam Moirimont in Chevetogne (Namen).
Morin, Mourin, Maurin, Morain, Meurin, Meurein, Mooring, Moorin, Moring, Morin, Mooren, Moren, Moerens, Moerynck, Moerings, Morren, Morrens, Morrenne, Meurrens, Meurens, Muryn. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse maur-naam; moor, Mauro, Morin, Mauring, Moringus.
Moriniere. Plaatsnaam Morinire (Loire-Atl).
Mring, Meuringe, Moerings, Murijn: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse maur-naam ‘moor’. Mauro, Morin, Mauring, Moringus.
Moriot, Morioux: Afleiding van een Germaanse maur-naam; vergelijk Morin, Morel.
Morisson, Morison, Morrison, Morrisson, Moryson, Morijson, Morissonnaud, Morisons, Morisot, Morisod, Morizot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maurice, zoals Maurichon. Sommige vormen op -son kunnen Engelse vormen zijn, als. Morrison: zoon van Moris, Maurice.
Moritoen. Afleiding van Frans maure, more: donker van huid. Bijnaam.
Morival. Plaatsnaam in Vismes (Somme). Gautier de Morival is heer van Morival in 1191.
Morlet, Morley: Afleiding op -let van Oudfrans mor: bruin, zwart (van de huidskleur) of afleiding op -et van Morel.
Morlog, Morlock. Familienaam uit Duitsland. 1. Vadersnaam uit de voornaam Morlock (deze werd in de 13de eeuw in het gebied Neder-Rijn gebruikt). 2. Tegenhanger van het Nederlandse ҄e Moor.’ Zie bij Moor (de).
Mormal. 1. Middelnederlands mormael: gezwel aan de benen, open wond aan het been. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Mormal (Nord).
Mormont, Mormond. Plaatsnaam Mormont, Luxemburg.
Mornac, Mormaque: Plaatsnaam Mornac (Charente).
Mornard, Mornae, Mornet: 1. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans morne: triest, droefgeestig. 2. Uit (Si)mon Renard.
Moro, Morot, Mouro: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Maur. Vergelijk Morin. 2. Variant van Maurois.
Moronval. Plaatsnaam Morval, Pas-de-Calais.
Morphy, Morphe: Engelse familienaam, variant van Morfey, Morphey, Morphew, van Oudfrans malf, maufeit, malfait. Zie Malfait. Bijnaam voor een boosdoener.
Morre (de), Morren, Morrens, Murren, Murre, Murr, Meurrens, Meurens. Bijnaam uit murren, morren: pruttelen, morren. Een grompot. Zie ook Morin.
Morrelgem, van; van Morzelgem, van Mosselgem: Plaatsnaam Morelgem in Vlierzele (Oost-Vlaanderen).
Morres, Mors: Vadersnaam. Morris = Maurits.
Morsinkhof, Morssinkhof. Plaatsnaam Groot en Klein Morsink, op de Mors in Rectum (Overijssel).
Mors ter, Morsink, Morssink, Morsing. Plaatsnaam Mors, als in Denemarken, mors; moeras, veengebied.
Morsain, Morsaint. 1. Plaatsnaam Morsaint in Grez-Doiceau (Waals-Brabant). 2. Variant van Morchain.
Morseau, Morsiau, Morsiaux, Morciaux, Morschel, Morsel, Morsa, Morsat. Naam uit het Oudfranse morseel: beet, hap, lekker eten. Bijnaam.
Morsink. Hypercorrect van vadersnaam Mossink, Mossing, Massink, Massing. Afleiding van Ma(a)s.
Morsman, Moersmans, de Moersman: Plaatsnaam Mors(ch) is een oostelijke variant van plaatsnaam Mars(ch): laag nat weiland. De familienaam is dan een pendant van Marsman, Meerschman. Geografsch past deze verklaring evenwel niet voor De Moersman, die in Rijsel (en 2x in West-Vlaanderen) voorkomt: hier wellicht verkeerd gelezen De Meersman. Misschien hypercorrect voor Moesman, Mosmans?
Morsomme. Plaatsnaam Les Morts-Hommes in Grouville (Luxemburg): 1256 la terre de Morshommes.
Mortagne, Mortaigne, Mortaignie: Verspreide plaatsnaam (Henegouwen, Nord, Pas-de-Calais), van Mauritania.
Mortehan. Plaatsnaam in Cugnon, Luxemburg.
Mortel, van de, Mortelmans. Plaatsnaam, Gemert-Bakel.
Mortelet, Mortel, Mortele, Mortelez. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Mortelet in Rongny (Henegouwen). 2. Variant van Martele. Vergelijk Waals-Vlaams zwort, van zwart.
Mortelette. Plaatsnaam in Boussu-en-Fagne (Namen) en Ploegsteert-Waasten (Henegouwen).
Mortelle. Waarschijnlijk van Van de Moortele/ Mortelle.
Mortensen: Vadersnaam. Scandinavische pendant van Nederlands Maartens.
Mortiau, Mortiaux, Mortial. 1. Bijnaam. Oudfrans mortel: wreed, die de dood verdient. 2. Moretel, afleiding van Moret (Vergelijk Moreton). 3. Plaatsnaam. Vergelijk Mortelet. 4. Variant van Marteau; vergelijk Mortelet 2.
Mortier, Mortiers, Mortiez, Morthier, Dumortier, Dumortiez, Demortie, Demortier: Frequente plaatsnaam. Frans Mortier, van Latijnse mortarium ‘Drassige grond, moerassig terrein’. Vergelijk van de Moortel. Deze plaatsnaam komt in Walloni, Frankrijk en Vlaanderen voor, vooral Luik.
Mortimer. Plaatsnaam Mortemer (Seine-Inf.).
Morton. 1. Engelse familienaam, oorspronkelijk Picardisch. Oudengels mr-tn: omheinde woonplaats, dorp bij een moeras. Daarna ook voornaam en familienaam. 2. Variant van Marton; vergelijk Marteau/Mortiaux. 3. Zie Moreton.
Mortreuil, Mortreu, Morteux, 1. Naam uit het Oudfranse morteruel: gerecht met brood en melk. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Mortreux in Jolimetz (Nord) of Mortroux (Luxemburg).
Mortroux. Plaatsnaam. Luxemburg.
Moruanx. Schrijffout voor Moraux.
Morue, Mouru, Mourue, Murru: Beroepsnaam. Frans morue: kabeljauw.
Morval. 1. Plaatsnaam Morval (Pas-de-Calais). 2. Plaatsnaam in Horrues (Henegouwen) en Bucy-le-Long (Aisne).
Morvan. Vadersnaam. Bretonse voornaam en familienaam. Morven is ook een Schotse voornaam.
Morvilliers, Morviller: Plaatsnaam Morvilliers (Aube, Eure-et-Loir) of Morvillers (Oise, Somme).
Mos: Korte namen kunnen veel verklaringsmogelijkheden hebben. Mos kan vadersnaam zijn, van Maas, Thomas. Of Middelnederlands mos ‘oel, mos’. Of: 1647 Hidde Agges Mos, Hindeloopen, was schipper op ‘De vergulde Mos.
Mosray, Mosseray. Luiks-Waalse plaatsnaam mosղ: mos.
Mosbach, Mosbacher. Verspreide Duitse plaatsnaam Moosbach, Mosbach.
Mosberg, Moszberg: Plaatsnaam Mosberg in Tervuren (Vlaams-Brabant) of verspreide Duitse plaatsnaam Mo(o)sberg.
Mosbeu, Mosbeux, Mousbeux. Plaatsnaam Mosbeux in Gomz-Andoumont en Fort (Luik).
Moscou. Plaatsnaam Moskou, Rusland.
Mosele, Moselle, Muselle, Mousel: Plaatsnaam Mosele in Mesnil-Eglise (Namen).
Mosen, van der, van der Moosen, van der Moesen, van der Meuse, van de Mouse, van de Mousen, van der Mousse, Vermosen, Vermoese, Vermoesen, Vermoezen. Familienaam uit de plaatsnaam Mose: slijk, modder.
Moser, Mooser, Moserman, Mozer: Duits afleiding van de verspreide plaatsnaam Moos ‘moeras’.
Mosselaar, van den: Plaatsnaam Mosselaar (Noord-Brabant).
Mosselman, Mosselmans, Mossel, van: 1. Beroepsnaam van de mosselman, de mosselverkoper.
Moses, Mosses, Mozes, Moises, Moise, Moisse, Mois, Mos, Mosse, Moyses, Moyse, Moysard, Moijsard, Moizard, Moysens, Moysen, Moijsens, Moijses, Mojzis: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Mozes, Latijn/Grieks Moyses, Frans Moyse, Waals-Vlaams Mooizes. De voornaam is al in de 12de eeuw in West-Vlaanderengeattesteerd. Moysens gaat terug op Moysin.
Moshagen. Plaatsnaam Mooshaag (bi der Mosehagen) in Nederoverheembeek (Vlaams-Brabant) en St.-Lambrechts-Woluwe.
Mosheuvel. Plaatsnaam Mostheuvel in Westmalle (Antwerpen) en Vessem (Noord-Brabant).
Mosin, Mousin, Mousain, Mozin: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Bijbelse voornaam Mozes. Zie Moses. 2. Plaatsnaam Mozet (Namen): 3. Variant van Mauhin, Mausin.
Moskal, Moeschal, Moesschael: Plaatsnaam Muskaal in Didam (Gelderland).
Moskovic, Moskovics, Moscovits, Moskovitz, Moskowicz, Moskowits, Moskowitz, Moszkowicz, Moszkowitz: Herkomstnaam van de Moskoviet, van Moskou (Rusland).
Msli, Moesle: Duitse familienaam Msle, plaatsnaam Mslein: klein moeras. Zie ook Messely.
Mosmuller. Duitse familienaam Moosmller van (verspreide) plaatsnaam Moosmuhl(e): molen op het moeras.
Mosolf, Musolf: Vadersnaam. Germaanse voornaam Mosulfus.
Moson: Plaatsnaam Mozon in Fumai (Luik).
Moss. Engelse familienaam. 1. Plaatsnaam: moeras. 2. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Moses.
Mossay, Mossai, Mosay: Luiks-Waalse variant van Mousseau, van mo(u)sse: mos. Plaatsnaam. Vergelijk Mossiat.
Mossel, Mussels. Beroepsnaam van de mosselman. Kaat Mossel was in de 18de eeuw keurster van de schaaldieren op de vismarkt in Rotterdam.
Mosselbeen, van, van Morselbeen: Vermoedelijk volksetymologische vervorming. Er is een Mosveen bij Staphorst (Overijssel).
Mosselman, Mosselmans. Beroepsnaam van de mosselman, de mosselverkoper.
Mosseveld, van, Mosselvelde, van, Mosselveld: Plaatsnaam Mosseveld in Overmere (Oost-Vlaanderen), Torhout (West-Vlaanderen).
Mossiat. Familienaam uit de plaatsnaam Mossiat in Bioul en Pendrme (Namen). Naam afgeleid van mosse; mos.
Mossing, Mossink. Vadersnaam, wellicht afkomstig uit de voornaam Muus, een verkorte vorm van Bartholomeus.
Most, van der, Mosten, van der, Van der Monst, van der Moust, Vermost; Plaatsnaam (ter) Most ‘laats waar mos groeit, modderige plaats, mosveen’.
Mostaert, Mostaart, Mostar, Mostartm Mostert, Mosterd, Mostade, Moutarde: Middelnederlands mostaert ‘mosterd’. Beroepsbijnaam van de mosterdmaker of -verkoper, mosterdman.
Mosterdijk: Plaatsnaam Mosterddijk in het land van Heusden (Noord-Brabant), Mosterdijk bij Nijmegen (Gelderland).
Mosterdman. Beroepsnaam van de mosterdmaker of –verkoper.
Mosthaf. Waarschijnlijk van Duits Musaff(e). Het eerste element Middenhoogduits muos: moes, spijs.
Mostien. Deze om Antwerpen (vooral Boom) geconcentreerde familienaam is een spelling voor Mostin.
Mostin, Mostinck, Mostinckx, Mostenne, Mostene, Mostes, Moste, Mosts, Moustin, Mustin. Naam uit het Oudfranse most: gistende jonge wijn. Beroepsbijnaam voor de mostbereider.
Mostman, Mostmans. 1. Afleiding van Van der Most. 2. Bijnaam van de mostbereider. Vergelijk Mostin.
Mot, Motte, Motten, Motte, Motz, Moet, Moedts: Vaders-, moedersnaam. Korte vorm van Jacquemot(te) of Willemot(te).
Mot, Moten Van der, van der Motte, van der Motten, van der Moeten, van der Moten, Vermot, Vermote, Vermoote, Vermotte, Thermote, Termote, Motmans, Motemans, Motteman. Familienaam uit de plaatsnaam Mote: hoogte, heuveltje, vaak met kasteel of molen erop. Vermote en Delmotte werden ook door elkaar gebruikt.
Motet, Mothet, Mottet, Mott, Mothes, Moutet. Vadersnaam uit Jacquemot of Willemot. In Leuven is ook een vondeling (19de eeuw) met de naam Motet.
Motin, Mottin, Mottint: Vadersnaam. Vleivorm van Jacquemot of Willemot. Vergelijk Motet.
Motkin, Motke, Mottekin, Motquint, Motquin, Mottequin, Montequin, Moutquin, Moothien: Vadersnaam. Afleiding van Jacquemot of Willemot.
Motheu, Motteu, Motteux. Varianten van Matheu, zie bij Matheus.
Motmans, Motemans, Motteman: Afleiding van van der Mote, van den Mooten.
Moton, Mouton, Moutton, Motton: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Ja(cque)mot of Willemot.
Motoulle, Mottoul, Mottoule, Mottoulle, Mottould, Mottoel, Motoel, Motuelle, Mutuelle. Waalse vadersnaam of moedersnaam op -oul uit Ja(cque)mot (=Jacobus) of Willemot (Willem).
Mottard, Mottar, Motta, Mottart, Motard: Vadersnaam. Afleiding van Jacquemot of Willemot.
Motte, Motten. 1. Korte vorm van Delamotte, Lamotte. 1. Moedersnaam. Blijkens 1373 Mote Leeste; 1375 Moote Godscalx, Ip. zou Mote een voornaam, vorm van Maria kunnen zijn. Misschien is het een verkeerde lezing van de afgekorte M(ar)ote. 3. Zie Mot.
Mottiat, Mottiaux, Mottieaux, Motteaux, Mottaux, Mottau, Mottay, Mouteau, Mouteaux, Mouteau, Moutteau, Moutteaux, Moutiaux, Muteau: Vadersnaam. Afleiding (-el, -eau, Luxiks -ay, Namen -ia, Picardisch -iau) van Jacquemot of Millemot.
Mottrie, Mottry, Motry: Plaatsnaam Motterie, afleiding van motte: hoogte, bijvoorbeeld in Lafort (Namen).
Motz. 1. Duitse bijnaam voor een dikhoofd, warhoofd, ook stijfkop. 2. Spellingvariant van Mots. Zie Mot.
Mouchain. Plaatsnaam Mouchin, Nord.
Mouchard, Moucharte, Mouchart, Moucharde, Moucaers, Mouchars, Mouha, Moechaers, Moechars, Moehaers, Mucha, Mocaer, Mocar, Moeckars, Muquardt, Monchart. 1. Naam uit het Oudfranse mochier, Frans moucher; snuiten, van neus of kaars. Beroepsbijnaam of bijnaam. 2. Zie ook Moussart.
Mouchenier. Plaatsnaam. Waals mouchenre: plaats waar veel vogels verblijven.
Moucheron, Moucheront. 1. Plaatsnaam Moxheron/Moucheron in Moxhe (Luik): De plaatsnaam zal ook wel elders voorkomen en heeft ongetwijfeld dezelfde etymologie als Moeskroen/Mouscron (Henegouwen): 2. Bijnaam, Frans moucheron: vliegje; horzel.
Mouchet, Mouchette, Mouquet, Mouqu, Mocquet, Monqu, Mousquet, Mousset, Mouset, Moschet, Moscet, Mochez, Moxhet, Mohet, Muchez, Mucher, Musset. Naam uit het Oudfranse moschet, het Picardische mo(u)quet, het Luiks Waalse Moht: torenvalk, mannetjessperwer, een vliegje. Bijnaam voor een klein iemand, letterlijk een vliegje.
Mouchon, Moisson, Moison, Moschion, Moshon, Moson, Mohon, Mouzon, Moison, Mousson, Mouson, Moysons, Moyson, Musson. 1. Familienaam uit het Oudfranse moisson, mousson, Latijn muscionem: mus. Bijnaam. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Mousson (Meurthe-et-Moselle). 3. Mogelijk soms ook uit de plaatsnaam Mousson, Musson (Frankrijk) of Mouzon (Ardèche).
Moudt, de. Beroepsbijnaam van de mouter.
Mouffe, Mouffet, Moufflet: 1. Oudfrans mofle, Frans moufle: want, mof. Beroepsnaam van de wanten- of moffelmaker. Vergelijk Moffaert. 2. Bijnaam voor een dik, opgeblazen mens. Oudfrans moflart: bolwangig, met dik gezicht. De betekenis opgezwollen steekt ook in pain moflet.
Mougin, Mouginot, Mougenot, Mougeot, Mouget: Vadersnaam. Afleiding van Demonge, Dmange. Heiligennaam Dominicus.
Mouha. 1. Zie Mouchard. 2. Plaatsnaam Moha (Luik).
Mouillar, Mouillat, Mouillart, Moulliard, Moulias, Moulia: 1. Afleiding van Oudfrans moillier, van Latijn molliare, Frans amollir: zacht maken. Mouillard, Waals maya: zacht, log. Bijnaam voor een wekeling, een karakterloze, lomperd. 2. Afleiding van Frans mouiller. Oudfrans mouillard: vochtig, moerassig. Ook fguurlijk: dronkaard.
Mouillefarine. Bijnaam voor een bakker die zijn meel (deeg) te vochtig maakt?
Mouillet, Mouill, Mouilliez, Moulliez, Moulie, Moyiette: Voltooid deelwoord mouill, van Oudfrans moillier: week maken. Bijnaam voor een slappeling, lomperd. Vergelijk Mouillard
Mouillon, Mouillot. Afleiding van Mouillard of Mouillet.
Moujaes. Naam uit de Libanon.
Moulerot. Afleiding van Mouleur; molenaar.
Mouleur. Beroepsnaam. Oudfrans moleor; molenaar.
Mouligneaux, Mouligneau, Moulineaux, Moulineay: Afleiding van moulin: molen. Plaatsnaam in Forchies-la-Marche (Henegouwen). Vergelijk Molineaux.
Moulinas, Moulinasse. Plaatsnaam. Middenfrans molinasse; molen.
Moulinier. Beroepsnaam; molenaar.
Moulis. Plaatsnaam (Arige, Hte-Loire, Gironde).
Moull. Oudfranse plaatsnaam Mouille: vochtig terrein.
Moumal, Moumale, Moumalle. Plaatsnaam Momalle, Waals moumle.
Mourelon, Mourlon. 1. Morlon, afleiding van Morel; vergelijk Morlion. 2. Klankverandering van Moulron.
Mourik, van, Maurik, van: Plaatsnaam Maurik (Gelderland).
Mourmeaux, Mourmaux. 1. Bijnaam. Picardisch mourmaud, van mourme: loom, suf, log. 2. In de Borinage is Mourmau= plaatsnaam Mormal (Nord). Zie Mormal 2.
Mouronval: Verhaspeling –met r als verbindende glijdklank –van Mohonval. Plaatsnaam.
Mousnier, Mousny. Spelling voor Mounier.
Mousny. Plaatsnaam in Ortho, Luxemburg.
Moussa, Moussart, Mossa. 1. Naam uit het Oudfranse mosse, mossu, Frans mousse. Mos. Synoniem met Oudfrans mossu; mosset; ruig, harig. Bijnaam. 2. Of variant van Mouchard.
Moussebois. Zinwoord. Luiks-Waals moussl: binnendringen, binnengaan. Bijnaam voor een woudloper.
Mousset, Mouset, Mosset, Moset, Mosey, Mozet: 1. Oudfrans moss: harig, ruig. Bijnaam. 2. Variant van Mouchet.
Mousseux, Mossou, Mossoux; Oudwaals mossou: mossig, bemost, wellicht als bijnaam in de betekenis van Oudfrans mossu: harig, ruig.
Moust. De Brugse tak Moust, vroeger Mous, stamt van 1680 Grard Moes = Mous, Namen.
Mouten, van der, van der Mouthen, van der Moutte, van der Mauten: Waarschijnlijk spelling voor Van der Moten.
Mouthaan: Bijnaam voor een bierdrinker.
Moutier, Mouthier, Montiez. Frans moutier ‘eglise’ kerk, uit Moustier, Mousty.
Moutmaker, de, Moltmaker: Beroepsnaam van de moutbereider.
Mouton, Moutton, Le Mouton, Mouthon, Motton, Moton. 1. Bijnaam uit hert Franse mouton: schaap. Dit naar n of andere kenmerk. 2. Mogelijk vadersnaam uit Moton, een knuffelvorm van Jacquemot of Willemot. 3. Zie ook Maton.
Moutonnier. Beroepsnaam; schapenfokker.
Moutrier, Mouttry, Moutury: Frans moitrier: pachter? Of=Mottrie?
Mouwen, Mouws. 1. Bijnaam naar een (opvallende) mouw. Vergelijk Middenenderlands die ridder metter mouwen. 2. Of bijnaam uit het Middelnederlandse mouw: dikke of vooruitgestoken lip.
Mouzon, Mouson, Mousson: 1. Bijnaam. Waals-Picardisch mouzon: snuit, muil. Vergelijk Musau. 2. Plaatsnaam Mouzon (Ardeche). 3. Zie Mouchon.
Movaert. Variant van Moffaert.
Mowinckel, Mowinkel. Noorse familienaam, aanwezig sinds 1750; ook Duitse familienaam Mohwinkel in Hannover vanaf 1600.
Mox, Moxhe. 1. Zie Lamouche. 2. Plaatsnaam Moxhe (Luik).
Moyaert, Moyaerts, Mayar, Moyart, Moyaers, Moyars, Moyaen, Moya, Moijaert, Moijaers, Mooyaert, Mooijaert, Mooijaert, Mooijart, Moeyaert, Moeyaers, Moeijaert, Moeijaers, Mouyard, Mouyart. Familienaam afgeleid van mooi. Bijnaam voor een pronker, fat.
Moyaux, Mouyau, Mouyaux, Mouyal, Moy : Bijnaam. Namen maya, Picardisch mouyau : stom, lomp.
Moyen. 1. Franse bijnaam: de middelste (in een gezin). 2. Pllaatsnaam Moyen in Izel (Luxemburg). 3. Zie Moyen(s).
Moyen, Moyens, Moiens, Moijens, Moeyens, Moeyns, Moins, Moies, Muyens, Muijen : Vadersnaam van Middelnederlands moidin, van Moudin (vergelijk Boudin/Boidin/Buydens), vleivorm van Germaanse voornaam. Vergelijk Mald (Fm.). Zie Muytten. Eventueel van Eremoud (Eremboud).
Moyers. Kan afleiding zijn van De Moyer (Maeyer), maar kan (door verdoffing van –aer(t)s) ook uit Moyaer(t)s worden verklaard.
Moysen, Moysens, Moyse, Moyses: 1. Zie Moses. 2. De familienaam Moeyersoons evolueerde over Moessoons, Moessens, Moesses tot Moyses.
Mozar, Mosar, Mosart : 1. Pplaatsnaam. Waals mosse : mos. 2. Misschien Waalse aanpassing van Duitse vadersnaam Mozart. 3. Of variant van Moysard?
Mozes: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Mozes.
Mcha: Pools Mucha, Russisch Mukha ‘Vlieg’. Bijnaam.
Muchall: Vadersnaam., wellicht gerond uit Michal(l) ԍichael’E
Muckensturm, Muckensturn. Duitse plaatsnaam Muckensturm, Muggensturm.
Mudde: Middelnederlands mudde ‘mud, maat voor droge waren, graan, korenmaat’. Beroepsbijnaam van de korenmeter.
Muelberger. Verspreide plaatsnaam Mhlberg: Molenberg.
Mueren, van der, Vandermueren. 1. Naam naar de woonplaats: bij een muur. 2. Of variant van Van der Moeren. Kijk bij Moer(e).
Muermans, Meurman, Meurmans, Muurmans, Miermans: Afleiding van Van der Mu(e)ren.
Muet, Mouet: Bijnaam. Frans muet: stom.
Muffels, Meufels, Meuffels: Middelnederlands muffel, moffel, van Middenenderlands muffe, moffe: want, grove handschoen, mof. Beroepsnaam van de moffelmaker. Vergelijk Moffaert.
Mhlbach, Mhlebach. Verspreide Duitse plaatsnaam Muhlbach; vergelijk Molenbeek.
Mhlegg. Duitse laatsnaam Millecke: molenhoek.
Mhleisen. Duitse beroepsnaam. Vergelijk Meulenijzer.
Muhlinghaus, Muhlenhaus, Mhlhaus, Mhlhausen, Mhlhuser, Muhlhauser, Muhlhuser, Mulhausen: Duitse fmailienaam Mu(h)lhauser, Mulhuser, van verspreide plaatsnaam Mhlhausen: molenhuis. Vooral plaatsnaam Muhlhausen in de Elzas, met Franse spelling Mulhouse, die eigenlijk de Elzasser Duitse uitspraak hs weergeeft.
Mhlstein, Muhlstein, Milstein, Milsztajn, Milsztejn: Duits Mhlstein: molensteen. Beroepsnaam van de molenaar of slijper van molenstenen.
Muhring. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse maur-naam; vergelijk Duits Mrike. Zie ook Morin, Mooring.
Muilenburg: Plaatsnaam Mhlenburg (Noordrijn-Westfalen).
Muilwijk, Muilwyk: Plaatsnaam Molenwijk (Noord-Brabant, Noord en Zuid-Holland).
Muis, (de) Muys, Muijs: Bijnaam naar het knaagdiertje, de muis.
Muisjens, Muytjens, Muijtjens, Muutjens, Muutjes: Wellicht afleiding van de vadersnaam Muytten. Of variant van Wuytjens (w/m-wisseling)?
Muiswinkel: Plaatsnaam Muiswinkel in Ravenswaaij (Gelderland) en Dalfsen, Overijssel.
Muizelaar: Afleiding van Middelnederlands musele ‘Doedelzak’. Bijnaam van de doedelzakspeler.
Muizenbeeck, Muysenbeek, Muisenbeek, Muisenbeck, Muyzenbeek: Plaatsnaam Musembecque in Bois-Jean (Pas-de-Calais).
Mujkanovic. Vadersnaam of moedersnaam uit bijvoorbeeld het Sloveens-Kroatische Mojca (Maria), het Arabische Mukhtar (de gekozene), het Slavische Bogdan (gift van God). Familienaam uit Bosni en omgeving die in de diverse religies (veel in de Islamitische volksgroep) voorkomt.
Mukkhuyse, Mukkhuijse. Plaatsnaam, maar waarschijnlijk niet melkhuis. Ongetwijfeld variant van Nederlandse familienaam Mulhuijzen, Moolhuizen: molenhuis. Plaatsnaam Molenhuizen (Nederlands-Limburg). Vergelijk Muhlinghaus.
Mul (de). Demul is een afleiding van Demuel(le), de Waalse uitspraak van Demeuldre, de Mulder (zie ook daar). Beroepsnaam van de mulder.
Mulard, Mulas, Mula, Mular. 1. Naam uit mule: muildier. Bijnaam voor een koppig iemand. In Artesische dialecten heeft Mulart de betekenis: koppig als een muilezel. 2. Zie ook Muylaert.
Mulatier. Franse familienaam Mul(e)tier: muilezeldrijver.
Mulatin, Muletin. Afleiding van Mulet.
Mulder, van, Mulders, van, van Molder, van Muylders, van Muylder, van Muijlders, van Muijlder, van Meulder, van Milders: Plaatsnaam Te Mulders: muldershuis, molenaarshuis.
Mulder (de, den), Mulders, Smulders, (de) Meulder, De Meulre, de Meuldre, Muldre, Meulders, Smeulders, (de) Molder, Molders, Mlders, Smolders, Smolderen, de Muylder, De Muijlder, Smuylders, Smulder, Smulders, Smeulders, Muller, Mullers, Mullenders, Mulleneers, Mullender, Moller, Molers, Mueller: Beroepsnaam van de molenaar. Met s; zoon van de mulder. In de 17de eeuw werd Anton Mller uit Helmstedt (Nedersaksen) in Maaseik (Belgisch-Limburg) Anthonius Mulders.
Mulderij: Plaatsnaam Mulderij ‘maalderijՠin Enter, Overijssel en Lochem (Gelderland).
Mulet, Mule, Mullet, Muylet: Frans mulet: muilezel. Beroepsnaam van muilezeldrijver of bijnaam voor een koppigaard. Vergelijk Mulier, Mulard.
Mulfinger. Afleiding van plaatsnaam Mulfingen, Duitsland.
Mulie, Mulier, Mullier, Mullie, Mulliez, de Mulier, Demeulier, de Mullier, de Mullie, Demuliez, Desmulier, Desmulie, Desmulliez, Desmouilleres: Oudfrans mulier. Beroepsnaam van de muilezeldrijver.
Mulken, van,v an Mulcken, van Mlken: 1. Plaatsnaam Mulken in Tongeren, Limburg. 2. Eventueel plaatsnaam Mulke in Tienen. (Vlaams-Brabant).
Mulkens, Muylkens: 1. Zie Milkin. 2. Afleiding van de plaatsnaam Mulken (zie Van Mulken)
Mulkers, Moulcker, Mulckers, Milkers, Milcher, Milchers. Beroepsnaam van de melker of de melkman.
Mullejans, Mulhen: Bijnaam van een molenaar die Jan heet. Vergelijk Duits Muhlhans.
Mullem (van), van Mullen, Mullum, van Mulem, van Mulen, van Meulem, van Meulen, van Muylem, van Muijlem, van Muylen: Plaatsnaam Mullem (Oost-Vlaanderen) of Mollem (Vlaams-Brabant).
Mullenbruck, Mulenbruch, Mulenbruck: Duitse plaatsnaam. Vergelijk Meulebroek.
Mllendorff, Mullendorff: Verspreide plaatsnaam Mhlendorf.
Mullenmeyer. Beroepsnaam van molenopzichter. Vergelijk Meulemeester.
Mullens: Mullen, Molen verkort uit van der Meulen/Molen.
Mllensiefen, Mullensiefen: Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Mller, Mllers, Mller, Muller: Duitse beroepsnaam van de molenaar, mulder.
Mullewie, de. Bijnaam de Meluwe. Middelnederlands melu(w): slap, zacht. Variant de Melue, de Meluwe, de Mulu, de Meulue.
Mulli: Spelling voor Frans Mulier ‘muilezeldrijver’.
Mullins. Engelse familienaam Mullings? Bijnaam. Oudengels mulling: lieveling.
Mulock, Mullucks: Vadersnaam. Muloc is een Zeeuwse voornaam, afleiding van Germaans ml-naam.
Mulot. Franse bijnaam Mulot; veldmuis.
Multael. Afstammend van Multeel: muletel, afleiding van mulet: muilezel, Franse familienaam Multeau.
Mummenhoff. Duitse plaatsnaam; Hof van Momme, Mummo.
Muntz, Munz. Munz, Munz: Duitse vadersnaam. Vleivorm bij Muno of Mundo.
Munaron. Variant van Franse familienaam Moneron, afleiding van Monnier of Meunier.
Munaut. 1. Zie Monel. 2. Spelling voor Muno.
Munch, Mnch, Munnichs: Duits Mnch, Mnch: monnik. Vergelijk De Munck.
Munck (de), de Muncke, (de) Munk, (de) Muynck, de Muijnck, de Muinck, Muink, de Muynch, Munghen, de Muyck, Monk, Monks, Muniken, Munikens, Munikenne, Munnix, Munix, de Munnik, de Munnynck, Munnijnck, (de) Meuninck, Meunynck, de Muenyck, Meunijnck, Munincx, Munks, Smeininckx, Smeuninx, (zoon van) Munch, Mnch, Mnch, Munnichs. Het Middelnederlandse monic, moninc, muninck, munc, munk betekent monnik, kloosterling. Die hadden ook regelmatig kinderen.
Munckhof, van de, den. Plaatsnaam Monnikenhof.
Mund, Mundt, Munde, Mundel, Mundele: Duitse pendant van Mondt, De Mondt. Mundel is afleiding van Munday: Engelse bijnaam: maandag. Vergelijk Montag.
Mnd, de Munde: Middelnederlands mond ‘Voogd’. Vergelijk Duits Vormund, familienaam de Voocht.
Mundeleer, Mundelaers, Mudeler, Mondelaers, Mondelaer, Modelaers: Plaatsnaam Mundelaar in Zandhoven (Antwerpen).
Mundorf, Mundorff. Verspreide Duitse plaatsnaam Mondorf. Onder andere Noordrijn-Westfalen.
Mundus. Latinisering van een Mond-naam (Edmundus, Raimundus..) of vertaling.
Mungersdorff. Plaatsnaam Mungersdorf. Noordrijn-Westfalen.
Muni, Muhl, Muehle, Muelle, Muel, Muhlen: Duits Mhle: molen. Plaatsnaam of beroepsnaam.
Munier, Munir. 1. Variant van Meunier. 2. Variant van Milier.
Munnecom. Plaatsnaam Mijnekom in Maaseik, Limburg.
Munnekrede, van. Plaatsnaam Monnikerede in Oostkerke (West-Vlaanderen).
Munnik, van: Plaatsnaam Munnink in Weerselo, Overijssel: 1381 Monikink, in Tubbergen, Overijssel: 1298 Monekinc.
Munniksma. Friese variant van De Munck: zoon van de monnik, zo ook Munnicks, Munnickx, Munks, Munckx, Muynckx.
Muno, Munot, Munoz, Munno: Plaatsnaam Muno (Luxemburg).
Munster, de, Demunster. Variant van (Van) Munster met Frans voorzetsel? Of vervorming van (de) Munter. Zie hieronder.
Munster, van, Munster, Munsters Musters, Mnster, Minster, Monster: 1. Plaatsnaam Munster, van Latijnse Monasterium ‘munster, (parochie)kerk’. 2. Verspreide Duitse plaatsnaam Mnster (Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Pals, Elzas). 3. Engelse plaatsnaam Minster, met dezelfde etymologie en betekenis.
Mnsterberg. Duitse plaatsnaam Mnsterberg.
Munstereifel. Plaatsnaam Mnstereifel (Noordrijn-Westfalen).
Munsterman, Munstermann, Mnstermann,Musterman, Moestermans: Afleiding van Van Munster.
Munten. Hypercorrect voor Menten/Minten? Of Friese voornaam?
Muntenaer, de. Waarschijnlijk variant van Van der Meuter.
Munter, (de), Munters, Munter: Beroepsnaam van de geldmunter, bankier, die geld munt. 2. De familienaam Munters heeft zijn grootste concentratie in Limburg, net zoals Minten. Munters is daar dan ook een Re-interpretatie van Minten. Minten werd begrepen als Munters en een tijdlang kwamen de twee namen naast elkaar voor: 1603 Joannis Minten alias Munterst. Achteraf werd de stam in twee takken gesplitst, de ene behield de naam Munters en de andere de oorspronkelijke naam Minten.
Munthe. De Zweedse schrijver Axel Munthe (1857- 1949) is afkomstig van Munte (Oost-Vlaanderen).
Muntinga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans mund-naam.
Muntjewerf: Plaatsnaam Muntjewerf, Munnikewerf bij Sint-Maarten (Noord-Holland).
Munzer, Mnzer, Muncer: Duitse beroepsnaam van de munter.
Murdoch: Verengelsing van oud Iers Muireadhach, Wels Mordoc, Galisch Murdoch ‘Zeeman, matroos’.
Mura, Murat, Muras, Murrath: 1. Zie Moras. 2. Plaatsnaam Murt (Cantal, Allier..)?
Muraille. Plaatsnaam. Oudfrans murail, Frans muraille: zware muur, vestingmuur.
Muraro, Murari, Muratore, Muratori: Italiaanse beroepsnaam: metselaar.
Murdoch. Verengelsing van Oudiers Muireadhach, Wels Mordoc, Galisch Murdoch: zeeman, matroos.
Mureau. Plaatsnaam Cond-Aw. 2. Eventueel plaatsnaam. Frans mureau: kleine muur. Maar ook De Moreau komt voor naast Moreau.
Muren, van der, de Muur, Muuren: Naar de woonplaats bij een muur. Vergelijk Mauer, Frans Dumur. Muret, Murez, Murrez: 1. Zie Moret. 2. Plaatsnaam. Afleiding van mur: muur.
Murgs, Murges: Wellicht variant van Merget.
Murillo. Spaanse plaatsnaam. Afleiding van Muro; muur.
Murk: Plaatsnaam, waternaam Murik in Dantumadeel en Tietjerksteradeel (Friesland).
Murphy. Iers O’urchadha, afstammeling van Murchadh: zeekrijger.
Murrath. zie Mura. Murray: 1. Indien Luiks-Waals, zie Morel. 2. Engelse familienaam van Schotse plaatsnaam Moray (provincie).
Murre: Zoals Morre van Middelnederlands werkwoord morren, murre ‘morren, pruttelen, pruilen, grommen’. Bijnaam voor een grompot.
Murtzen, Mrtzen, Murtschen: Plaatsnaam Mrtschen (Zwitserland).
Mury, Mri: Plaatsnaam Mury (Ain).
Mus, 1. Vadersnaam. Korte vorm van Willelmus of Bartolomeus. 2. Jongere vorm van Mussche. 3. Middelnederlands muus, mues: muis. Vergelijk Muis.
Mus, Musch, Mussche, Musen, Musse, Murse: Bijnaam naar de naam van de vogel, de mus.
Musau, Musiaux, Musieaux, Musel, Musseeuw, Museeuw. Familienaam uit het Franse museau: snuit, muil. Een bijnaam.
Muschart, Muchard, variant van Mouchard? Of hypercorrect (en onder invloed van Mussche) voor Misschaert?
Muselaer, Muizelaar, Mouzelard: Afleiding van Middelnederlands muse(le): doedelzak. Beroepsnaam van de doedelzakspeler. Vergelijk Museur.
Muselet. Afleiding van Oudfrans musel, Frans museau; snuit. Bijnaam.
Museur, Museu, Museux: Oudfrans museor: doedelzakspeler. Vergelijk Muselaer.
Musin, Muzin, Muyssen, Musing, Musing, Mussen: Vadersnaam. Vleivorm van een voornaam op -mus, bijvoorbeeld Hieronymus, Willelmus.
Musique, Musiek, Musik, Musick, Music, Musich, Museyck, Muziek, Muzyk. 1. Naam uit het Franse musique, het Middelnederlandse musike, het Duitse dialectische Musich: muziek. Beroepsnaam van een muzikant. 2. Niet uit te sluiten is dat de naam soms een schrijfvariant is van Moesick: zie daar.
Muskee, Muskie. 1. Noord-Nederlandse variant van Msken: zie daar. 2. Of Noord-Nederlandse variant van Meus: zie daar.
Msken, Muske, Muskens, Msgens. Nederduitse afleiding van ms, het Duitse Maus: muis. Bijnaam, bijvoorbeeld omwille van de gestalte.
Mussche, Musch, Musche, Muschs, Mussch, Mus, Musse: Bijnaam naar de naam van de vogel, de huismus. Volgens Hagstra bijnaam voor een klein, zwak mens. Volgens DNF een levendig, kwik mens. Vergelijk Duits Spatz, Sperling.
Musschebroeck, Musschelbroeck, Musenbrock: 1. Plaatsnaam Musschenbroek (Nederlands-Limburg): moerassig veen. 2. Plaatsnaam in St.-Lievens-Esse, Ophasselt, Waasmunster en Beerlegem (Oost-Vlaanderen).
Musschoot. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Wulverdinge. (Frans-Vlaanderen).
Mussert: Middelnederlands musaert ‘Sukkel, beuzelaar, dwaas, lomperd’. Of afleiding van musen ‘mp de doedelzak spelen’.
Musseeuw. Vanwege de u denken we in de eerste plaats aan een variant van Museeuw = Musau. Maar vanwege de voortonige positie van de u en de stemloze 5 (ss) is een variant van Misseeuw = Michaud net zo goed mogelijk. Of plaatsnaam Musseau (Hte-Marne)?
Mussele, van der. Plaatsnaam Mussel, Groningen.
Musson: Oudfrans moisson, mousson, van Latijnse muscioneem ‘mus’.
Musters: Omkering van volgorde van klanken van Mutsers, afleiding van Mutsert, Mutsaard ‘Takkenbos’. Bijnaam voor houthandelaar of houtsprokkelaar.
Mut, Muth. Duitse vadersnaam, van Germaanse voornaam Mda, zoals in Modard.
Mter: De Muyter, afleiding van Middelnederlands muyten, meuten, moyten ‘mproer maken, in opstand komen’.
Mutert. Vadersnaam. Germaanse voornaam Md-hard (zie Modard).
Mutit, van. Plaatsnaam Munte, Oost-Vlaanderen.
Muts, Muste: Bijnaam naar het hoofddeksel, de muts. Of beroepsnaam. Ook huisnaam. Muste door omkering van volgorde van klanken uit Mutse.
Mutsaard, Mutsaert, Mutsaerts, Mutsaets, Mutsaars, Mutsaarts, Mutsaers, Mutsers, Musters. Naam uit het Middelnederlandse mutsaert: takkenbos. Beroepsnaam voor de houthandelaar of houtsprokkelaar.
Mutsch, Mutschen, Mutch, Moutschen, Moutshen, Mutschmann: Zwabisch Mutsche, van werkwoord mutschen: mompelen, brommen, onduidelijk fluisteren. Bijnaam.
Mutterer. Afleiding van Middenhoogduits mutte: schepel, rnud. Beroepsnaam van de korenmeter.
Mutton. Engelse familienaam Mutton, van Oudfrans mouton: schaap.
Mtzenich, Mutzenich: Plaatsnaam Mtzenich (Duitsland).
Muussers, Muusers, Muusses, Muusse. Vadersnaam, verkorte vorm uit de voornaam Bartholomeus (:zoon van Tolmai).
Muijden, van: Plaatsnaam Sint-Anna-ter-Muiden (Sluis, Zeeuws-Vlaanderen): 1273 Muda, 1334 ter Mude. Ook de Muide in Gent (Oost-Vlaanderen).
Muyderman, Muijderman: Theoretisch Mu(i)deman, van plaatsnaam Muide: mond(ing), bijvoorbeeld Muiden (Noord-Holland), Arnemuiden enz. Maar waarschijnlijk is Muyderman veeleer uit Muylderman te verklaren.
Muijen, Muijens: Vadersnaam. Van Moyens, van Middelnederlands Moidin, van Moudin, vleivorm van Germaanse voornaam.
Muijlaert, Mullaert, Mulert, Muylaerts, Muijlle, Muille, Muyllaert, Meulaerts: Afleiding van Middelnederlands werkwoord mulen ‘aen muil of snoet zetten, een zuur gezicht trekken, morren’ vergelijk muyler, muylaert ‘mokker’. Duits Mulert, Mulart ԍaulheld’. Zie ook Mulard.
Muijsenberg, van den: Plaatsnaam Muizenberg bij Breda (Noord-Brabant), in Rekem en Uikhoven (Belgisch-Limburg).
Muyle, Muijlle, Muille, Muyll, Muylle, Muyls, Muylst, Mulle, Mule, Muuls, Muls, Muls, Mulst. Naam uit het Middelnederlandse mule: muil, bek, snuit. Bijnaam voor iemand met een grote mond of voor een roddelaar.
Muylem, van, van Muijlem, van Muylen: 1. Plaatsnaam Muilera in Appelterre, Aspelare, Nederhasselt, Outer (Oost-Vlaanderen). 2. Variant van Mullem.
Muysel, van, der, van Muyzen, van Muijsen: Plaatsnaam Muizen (Antwerpen, Limburg).
Muysenberg, van den Muysenbergh, van den, van den Muijsenberg, van den Muisenberg: Plaatsnaam Muizenberg in Rekem en Uikhoven (Limburg).
Muysere, de, Muser, de, Muysers, de Muyzere, de Muyzer, Muyzers, Muijser, Muizers, Muizer, de Muzere, de Meusere, Meuser: 1. Beroepsnaam van de doedelzakspeler, van Middenenderlands werkwoord musen. 2. Afleiding van Middenenderlands musen: peinzen. Bijnaam voor een piekeraar.
Muysewinckel, Muysewinkel (van), (van) Muyzewinckel, Muyzewinkel, van (den) Muysenwinkel, (van) Muiswinkel, van den Muysewinckel, Maaswinkel, van Meysewinkel, van Mousukel, van Mousuken, van Mozuincq, van Mozuing, van Moswinck, van Mosuinck, van Mosuenck, van Mosnenck. Familienaam uit de plaatsnaam Muiswinkel in Ravenswaaij (Gelderland), Dalfsen (Overijssel) of Muyswinckel in Manegem bij Tielt. Er bestond ook een Meiswinkele in Hasslinghausen (Noordrijn-Westfalen).
Muis, Muijs, Muys, Muijsers, Muysers, Muijskens, Muyskens, Muijsson, Muysson. Vadersnaam. Zie Muijser.
Muyshond, Muyshondt, Muijshondt, Muijshond, Muyshont, Muysont, Muysond, Muysschondt, Muysoms, Muysons, Muysson. Familienaam uit het Middelnederlandse muushont: kat, wezel, muizenvanger. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Duits Mausehund, Mauschund.
Muijskens: Verkleinvorm van Muis, Muz, du: Verkeerde lezing van Dumur ‘Van de muur’E
Muyt, de, de Muijdt, de Muydt: Bijnaam voor de Muyter?
Muyter, de, de Muijter, de Muyttere, de Muytere, de Moyter, de Meutter, de Meuter, Demeutre, Muyters, Muijters, Meuter, Meute, de Muyt, de Muijdt, de Muydt; Familienaam uit het Middelnederlandse muyten: oproer maken. Bijnaam voor een oproerling, een muiter.
Muytten, Meyten: Vadersnaam van Moidin, Moitin. Misschien vleivorm van Mald-ger, van Madalger. Zie ook Meyen(s).
Muyzaert, Musard, Musar, Musa, Meysaert: 1. Middelnederlands musaert: sukkel, dwaas, lomperd. 2. Afleiding van musen, Oudfrans muser: op de doedelzak spelen. 3. Afleiding van Middenenderlands musen: peinzen, piekeren. Zie De Muyser.
Myaux, Miaux: 1. Plaatsnaam Mignault (Henegouwen), uitspraak mya. ZieMaux.
Mijer, van de: Wellicht de Meier met secundair voorzetsel? Of –met wisseling van de bilabialen w/m -uit van de Wijer.
Myklebost, Myklebust: Noorse plaatsnaam Myklebost.
Mijle, van der; Vermeijlen: Plaatsnaam Mijl ‘mijl, banmijl, rechtsgebied van een stad’.
Mynck, de. Brabants gapalataliseerd van De Munck.
Mijnheer, Minheere, Menheer, Menheere, Menhere: Mijnheer was een titel voor een landsheer, een adellijk of aanzienlijk man.
Mijnlieff: Vergelijk Meliefste.
Mynsberghe, Mynsberge, Mijnsbergen, Mijnsbergh, Mijnebergen, Minsberghe, Misbergen: Variant van van Wijnsberghe, met wisseling van de lipmedeklinkers w/m. (vergelijk dial. Manneer, van wanneer), nog bevorderd door assimilatie Van Wijnsberge, van Va(n)mijnsberge. Of hypercorrect voor Mijsbergen?
Mys, Mis, Mijs: 1. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Amijs, Oudfrans amis, van Latijnse amicus. Literatuurnaam. 2. Spellingvariant van Meijs.
Myser, de. Ontrond van De Muzere?
Mijsberg: Plaatsnaam in Chaam (Noord-Brabant):
Myten, Myte, Mijte, Mijten: 1. Bijnaam naar de muntnaam. Middenenderlands mite: kleine koperen munt. Vergelijk Penninck. 2. Vergelijk ook Meyts.
Mytenaere, de, Mytenaer, de, (de) Myttenaere, de Mijttenaere, (de) Mittenaere, de Mythenaere: Afleiding van Middelnederlands mite; mijt, kleine koperen munt. Beroepsnaam van de munter, muntmeester. Vergelijk De Muntenaer.
N.
Na, Na. Vadersnaam. Waalse verkorte vorm van Bernard, Lonard enz.
Naafs, de Nave, Naeff, Naef, Naefgen: Beroepsnaam voor de rademaker, die naven boort. Navis, van naves, afleiding van nave.
Naaktgeboren: Re-interpretatie van Middelnederlands nageboren, Duits nagebor(e)n, Middelhoogduits nchgeborn ‘Naverwant’. Vergelijk Duitse familienaam Nagebor(e)n, Middenhoogduits nchgeborn.
Naals: Door g-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Nagels?
Naas, Naase, Nasse, Nas: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Donaas. Zie Naessens.
Naastepad: Volks etymologisch uit Nissepad, een pad tussen Goes en Nisse (Zeeland).
Naaije, Naeije, Naijen: Beroepsnaam, van werkwoord naaien.
Nabbe, Nabben, Naeben: 1. Vadersnaam. Germaanse bakernaam Nabo, van de voornaam Nabout. Of vleivorm van Jakob; zie Napen. 2. Plaatsnaam Nabben in Tegelen (Nederlands-Limburg).
Naber, Nabers, Nabuurs: Nederduits naber, van nabu(h)r, Duits Nachbar ‘Hna)buur’. Nachbargauer: Contaminatie van Nachbar en Nachbauer ‘Buur’E
Nabilsi, Nabulsi. Arabische familienaam uit nabil, nabeel: edel.
Nabout. Vadersnaam. Germaanse voornaam Natboldus.
Nachbauer. Duitse bijnaam, zoals Nachbar, van Middenhoogduits nchbre: buur.
Nachet, Nachez. Nachet, afleiding van Oudfrans nache, van Latijn natica: bil? Of veeleer hypercorrect voor Nasset, van Oudfrans ns: neus. Vergelijk Neus.
Nachtegaal, Nachtegale, Nachtegaele, Nachtegael, Nachtegals, Nachtegall, Nachtergael, Nachtergaele, Nachtergaale, Nachtergale, Nachtergal, Nagtegaal, Nagtegaels, Nagtegals, de Nachtergael, Nachtegael, de Nacktergael, de Nogtergael, Nogtergal, Nactergal, Nacthergael, Nactergael, Naectergael, Nestergal, Achtergael, Achtergaele, Achtergal, Achtergal, (van) Agtergael, Actergal, Acthergalle, Hactergal: Bijnaam naar de vogelnaam, allicht voor een goed zanger. Vergelijk Engels Nightingale.
Nacke, Nacken, Nakken, de Necke, de Neck, Necken: Middelnederlands necke: nek. Bijnaam voor iemand met een dikke nek; of veeleer voor een hardnekkige (harde nek) of halsstarrige (starre hals).
Nadar, Nadard. 1. Vadersnaam. Occidentaalse vorm voor de voornaam Nol, van Natalis. 2. Vadersnaam. Afleiding van Bernard of Grard; vergelijk Nadard.
Nadel, Nadels, Nadelman: Duits Nadel: naald. Beroepsnaam van de naaldenmaker.
Nadenau, Nadenoen, Naedenoen: Familienaam hoofdzakelijk in Luik. Mogelijk Re-interpretatie (na de noen: na de middag) van Nadinon, afleiding van Nadin.
Nader, Naders. Beroepsnaam. Afleiding van Middenenderlands naden/naeyen: naaien. Vergelijk De Naeyer, Duits Nther, Nat(h)er.
Nadler. Duitse beroepsnaam. Zie Naeldemaker.
Nadrin. Plaatsnaam, Luxemburg.
Naegelin, Nagel, Nagele, Naegele: Duits Negelin, afleiding van Nagel. Beroepsnaam van de nagelsmid.
Naelde, Naalden: 1. Beroepsnaam van de naaldenmaker. Vergelijk Nadel. 2. Ene Arnoldus had in 1340 in Bakel de toenaam Naelde.
Naeldemaker, de. Beroepsnaam van de naaldenmaker. Frans Aiguillier, Engels Needler, Duits Nadler.
Naels: Wellicht door g-syncope, van Nagels.
Naene, de; Denaene: 1. Middelnederlands naen, nane: dwerg. Vergelijk Frans Lenain. 2. Lees: den (H)aene. Zie (de) Haan.
Naerebout: Vadersnaam. Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit (bijvoorbeeld Jan) Aerebout, Germaanse voornaam arin-balth ‘erend-moedig’. Arinbald, Arembaldus.
Naerhuysen, Naerhuyzen. Brabantse aanpassing van Neuhausen.
Naert, Nart, Naar. Vadersnaam, verkorte vorm van Bernhard.
Naesen, Naessens, Naessen, Naesens, Nasse, Naessens, Naessen, Nassen, Nassens, Nas, Noessens: Vadersnaam. 1. Naas, Naes is de korte vorm van de voornaam Donaas, van de heiligennaam Donatianus. 2. Naas, van Jonas. 3. In Poperinge werd de voornaam Naes als verkorting genterpreteerd zowel van Ignaes als Donaes als Thomas.
Naet, van der, Vernaet, Delnat, Delnatte, Delenatte, Delnaet, Vernaerts, Vernaert, Verneert, Vernert, Verneirt, Vernaeckt, Vernack, Vernackt, van der Nacht, Vernacht. Familienaam uit de plaatsnaam Naet: naad, scheidingslijn. Dit te Meerbeke (Oost-Vlaanderen), Dilbeek, Erps, Overheembeek, Opwijk, Anderlecht (Vlaams-Brabant) en Dentergem (West-Vlaanderen) komt in 1474 zowel de Naedt als de Nachtbuelc voor; in Waregem (West-Vlaanderen): 1572 up de noortzyde vander Naect. Vander Naert/Vernaert naar analogie van de -aert-namen. Met epenthetische stembandocclusief (> k): Vander Naect/Vernaeckt. Door Re-interpretatie Van der Nacht/Vernacht. Delnatte is vertaling. Ook de gemeentenaam Ternat (Vlaams-Brabant) heeft dezelfde betekenis.
Naets, Naetsch, Naedts, De Naet, Nads, Snaet. 1. Het Middelnederlandse naet betekent: naad, borduurwerk, gallon. Beroepsnaam voor een naaier of borduurder. 2. Zie ook Nouts.
Naeyaert, Naeyaerts, Naeijaert, Nayaert, Naya, Naiaert, Naeijaert: Afleiding van het werkwoord naaien. Beroepsnaam van de naaier, kleermaker, zie Naeyer (de).
Naeye, Naeije, Naey, Naye, Nay, de Naey, de Naye, de Ney: 1. Van werkwoord naaien. Beroepsnaam.
Nayeaerts, Naeyaert, Naeijaert, Nayart, Naya, Naiaert: Afleiding van naaien. Synoniem met De Naeyer.
Naeyer, de, de Naeijer, (de) Nayer, Nayyer, Danayer, de Nayre, Neier, de Neyer, De Nyer, Neyer, de Neijer, Smeijers, Sneyers, Snayers (zoon van) de Noier, de Nooyer, de Nuyer, Nuvere, De Nuijer, Nuyers. 1. Beroepsnaam van een naaier, een kleermaker; eventueel van een dekkersknecht die riet voor de daken naaide. 2. Bijnaam van de vrouwenloper. Afleiding van naaien: neuken.
Nf, Nff, Nfe. Alemannische variant van Duits Nefi(e): neef.
Nafteur, Nafteux. Beroepsnaam Naveteur, van Frans navette: schietspoel. Vervaardiger van spoelen.
Nagant. Bijnaam. Frans naguant; onhandig.
Nagel, Nagels, Naeghels, Naeghel, Naegel, De Naeghel, Naghel, Naghele, Nagiel, Ngele, Ngel, Nagle, Negel, Negels: 1. Beroepsbijnaam van de nagelsmid. 2. Volgens Hagstr. en Bahlow is Nagel een obscne toespeling op de penis, vergelijk Recknagel, Strecknagel, Spannagel.
Nagelere, de, Denanglaire, Ngler, Nagler, Negler, Ngler: Beroepsnaam van de nagelaar: nagelsmid, nagelmaker.
Nagelgast: Beroepsnaam van de nagelsmid.
Nagelhout: Beroepsbijnaam van een timmerman.
Nagelkerke: Vermoedelijk volksetymologisch vervormd uit de plaatsnaam Aagtekerke (Zeeland).
Nagelmacker, Naglemackers, Nagelmakers: Beroepsnaam van de nagelsmid.
Nagelman, Nagelmans. Beroepsnaaam van de nagelmaker.
Nagtzaam: Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit Achtzaam of door wegvallen van een klank of lettergreep aan het begin van een naam uit Onachtzaam? Vergelijk Duits Achtnicht, Unacht.
Nagy. Hongaarse bijnaam, uitspraak notsj; zwart.
Naime, Naim, Neime: Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam Naime, Neme. Naime komt voor in het Roelandslied.
Nairat. Variant van Mrat (m/ri)’E
Nairissen. Waalse aanpassing van Nelissen, met l/r- wisseling; vergelijk Nailis.
Naisy, Naizy: Plaatsnaam Naisey (Doubs)? Variant van Nas(s)y?
Naivin. Waarschijnlijk Waalse aanpassing van Neven.
Najhaber. Waarschijnlijk variant van Nienaber.
Nak, Nakken: Middelnederlands nac, nacke ‘Nek’. Bijnaam voor iemand met een dikke nek; of veeleer voor een hardnekkige (harde nek) of halsstarrige (starre hals).
Nakaert, Nakaerts, Nakars, Naekaerts, Nackaert, Nackaerts, Nackart, Nackaers, Naker, nakers, Nacar, Naca. Naam uit het Middelnederlandse naken: naderen, raken, bedreigen, neuken. Wellicht bijnaam.
Naline, Nalinne, Nalinnes, Nalines, Nalin, Denalinne: Plaatsnaam Nalinnes (Henegouwen).
Namazi. 1.Naam van Iraanse origine met mogelijk als betekenis: zoon van Namaz. 2. Of uit plaatsnaam Namaz in Turkije.
Namche, Nameche, Namche, Namesch: Plaatsnaam, Namen.
Namen, van, (van) Naemen, van, Amen: Stad Namen (Frans Namur) in Belgi. Maar er is ook de Polder van Namen in Hulsterambacht (Zeeuws-Vlaanderen), die in de bronnen –door verkeerde scheiding of ontleding van een naam -geregeld Polre van Amen heet. 7
Namenwerth. Plaatsnaam Nonnenwerth. Duitsland.
Namot, Namott, Namotte. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Namo?
Namur, Denamur, de Namur: Plaatsnaam Namur, Nederlands Namen (Namen).
Namurois. Afkomstig van Namen, Frans Namur.
Nandanc, Nandance, Nandancee. Misschien Plaatsnaam Ndonchel (Pas-de-Calais)? Vergelijk familienaam Nedonc(h)el(le) in Pas-de-Calais.
Nandou. Vadersnaam. Germaanse voornaam Nandolf.
Nandrain, Nandrin. Plaatsnaam Nandrin, Luik.
Nanette. Bijnaam. Afleiding van nain; dwerg.
Naniot, Nagnot, Naignot, Nangniot, Naignot, Naniot, Nianot: Bijnaam. Afleiding van Frans nain: dwerg. Vergelijk Lenain.
Nanissens. Vadersnaam. Zoon van Nanno, zie Nanne(n) 1. Vergelijk Nederlandse familienamen Nannis en Nannings
Nankman. Vaders-moedersnaam. Afleiding van Nancke.
Nannan. Bakernaam Nanon. Afleiding van een voornaam. Vergelijk Nanne(n).
Nanne, Nannen, Nannes, Nanning, Nannings, Naninck, Nanynckx, Naenen, Nancke, Nenen, nennen, Nennin, Nenin, Nanneman, Nnain, Nens, Nenningh, Nenquin, Nentjes: 1. Vadersnaam. Bakernaam: Nanno, Nennechin. In Friesland en Groningenis Nanne kindernaam voor Jan. Of van Germaans nanth-voornaam, zoals Ferdinand. 2. Moedersnaam Nanne= Adriana of Anna.
Nanninga: Friese afleiding van Nanne.
Nanoux. Moedersnaam. Waalse vleivorm van de voornaam Anne; vergelijk Nanne(n) 2.
Nanquette, Nanquez. Moeders-, vadersnaam van Anquet/Hanquet met n-anticipatie. Eventueel afleiding van Germaanse voornaam Nanno; zie Nanne 1.
Nansion. Nation, Notion: Variant van Mansion, met wisseling van de nasalen m/n.
Nanson. Vadersnaam van Anson, met n-anticipatie. Vergelijk Nanne(n) 2. en voornaam Nancy, van Anna.
Nantel. Wellicht van Nanetel, afleiding van Nanet; zie Nanette.
Nantier. Vadersnaam. Germaanse voornaam nanth-hari ‘moed-leger’. Nant(h)arius, Nanterus.
Naom, Nam, Nayom: Plaatsnaam Naom (Namen).
Nap, de, de Naph, Napp, Nab, Nabben: Een nap is een schotel, schaal, kom. Beroepsbijnaam van de schotelmaker, -draaier. Vergelijk Duits Napf, Napfdreher; of van de krammer.
Napbinder, de. Beroepsnaam van de krammer van vaatwerk, die gebroken aardewerik hecht door de scherven te binden.
Nap, (van der): Plaatsnaam De Nap in het Achterveen in Ede (Gelderland).
Napen. Vadersnaam. Vleivorm van Jakob.
Naples. Wel niet van de plaatsnaam Napels (Italiaans Napoli), maar Re-interpretatie van Nijpels, door Brabantse dialect uitspraak Napels.
Napolon, Napoleone: Vadersnaam. Italiaanse voornaam.
Napoli, Napolitano, Napolitani, Napoletano, Napoletan: Familienaam van de Napolitaan, uit Napoli/Napels (Italie).
Napper, Nepper, Neppers. Beroepsnaam van de schotelmaker. Duits Napfer. Vergelijk (de) Nap.
Narbond, Narbot. Afleiding van de Germaanse voornaam Narbaldus? Of van de Franse plaats Narbonne?
Narcisse, Narcyz, Narcisi: Vadersnaam. Heiligennaam Narcissus. Mythologische naam, van Grieks narcis.
Nardin, Naarden, Narten, de Nardin: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Bernardin.
Nardo, Nardone, Nardini, Nardi: Vadersnaam. Korte vormen van Italiaanse Bernardo, Leonardo, -one, -i(ni).
Nardon. Korte vorm van Bernardon. Vadersnaam.
Nardus, Nartus. Vadersnaam. Korte vorm van Bernardus.
Naret. Variant met -et-suffix van Middenfrans nareau: snuit.
Nargaud. Misschien Frans dialect (Dauph.) nargou: spotter.
Narmon. Franois Narmon is de kleinzoon van Joseph Charles Narmon, die op 21 maart 1852 in Bs. te vondeling werd gelegd. Narmon is een willekeurige vondelingennaam. Op 20 april 1850 was in Bs. al de naam Marie Narmont gegeven aan een vondeling; Marie overleed evenwel in het godshuis op 31 mei 1850.
Nase, Nas, Nass, Naze: Bijnaam Duitse of Oudfranse nase: neus. Vergelijk (de) Neus.
Naser, Nasser, afleiding van Duitse plaatsnaam Nassen (Beieren, Hessen, Rijnland-Palts)
Naset, Nazet, Naze, Naze: Afleiding van Oudfrans nes, Frans nez: neus. Bijnaam. Vergelijk (de) Neus.
Nash, Nasch, Nassh: Engelse variant van Ash(e), Asch(e). Plaatsnaam: Es. Fraxinus.
Nason, Nazon: Bijnaam Augmentatief van Oudfrans ns: neus. Vergelijk Naset.
Nassaj, Nasser. Arabische naam die zoiets betekent als helper.
Nassau, van, Nassauw, van, Nassau Nasseua, Nassaux, Nassaut: Plaatsnaam Nassau (Rijnland-Palts)
Nassel. Wellicht van Van Hassel, uitspraak Vanassel.
Nassheuer, Nahsheuer: Duitse familienaam Nassauer, afleiding van plaatsnaam Nassau (Rijnland-Palts).
Nassogne. Plaatsnaam, Luxemburg.
Nassy, Nassi, Nasy, Nazy: Plaatsnaam in Lorc.
Nast, Naster, Noster: Plaatsnaam Naast (Henegouwen).
Nastalij: Vermoedelijk contaminatie van Nastasi, van heiligennaam Anastasius en Natali, van Latijnse (dies) natalis ‘geboortedag van Christus, Kerstmis’.
Nastasi. Vadersnaam. Korte vorm van de Griekse heiligennaam Anastasius.
Nat, van der, Natte. Plaats- adresnaam.
Natan, Nathan, Natanson: Vadersnaam. Bijbelse voornaam. Soms verkorting van Jonathan of Nathanal.
Natali, Natalis, Natale, Nathalis, Natalys: Vadersnaam. Voornaam van Latijn (dies) natalis: geboortedag van Christus, Kerstmis. Vergelijk Nol.
Nathon. Deze zeldzame familienaam komt alleen in het Gentse voor. Grafe voor Nathan of Nothomb?
Natran. Zeldzame familienaam (alleen West-Vlaanderen). Misschien van Natan, met epenthetische r?
Natus, Natis, Nates. Vadersnaam van heiligennaam Donatus.
Nau, Naud, Nauw, Naux: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Arnaud, Renaud.
Naus, Nauws, Nous, Nouws. Vadersnaam van Nauwens of Nauts.
Naubert, Nauber. Vadersnaam. Germaanse voornaam Nodobert, Notbert. Zie Noben, Notebaert.
Naubours. Spelling voor Duitse familienaam Naubur: nieuwe boer, buur.
Naudeau. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arnaud. Vergelijk Naudet.
Naudet, Naud, Nautet, Nedee, Nede, Nde: Korte vorm van voornaam Arnaudet, Renaudet. Vergelijk Naudin.
Naudin, Noddyn, Noden: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Renaudin, Arnaudin.
Nauta, (van de) Nautena: 1. familienaam uit de voornaam Arnoud/t. 2. idem uit Nauta in de betekenis van schipper (hiervan is ook de Germaanse voornaam Naute afgeleid). De vervorming Nauta tot (Van de) Nautena is typisch voor Friesland, Nouta is een verkeerde spelling.
Nauw, de, van: 1. Vadersnaam. Re-interpretatie van Denauw, een Vlaamse ontwikkeling van Picardisch Denau = Deneau (Daniel). Zie Daneau. 2. Bijnaam voor een enge, benauwde, bekrompene.
Nauwelaerts, Nauwelaers, Nauwelaars, Nauwelaert, Nieuwelaers, Nauwlaerts, Naulaerts, Naulaers, Naelaerts. 1. Naam uit Үieuwe laatӺ iemand die pas vrijgemaakt is, een vrijgelaten eigenhorige. 2. Beroepsnaam uit Nieuwelaers, uit nieuwelare: oblieverkoper, obliebakker.
Naus, Nauws, Nouws, Nous. 1. Zie Nouts. 2. Zie Noudens. 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Nawin.
Nauwen, Nauwens, Nouwen, Nouwens. 1. Vadersnaam van Noudens (vergelijk Koude/kouwe). 2. Zie Nauwynck.
Nauwynck, Nauwijnck, Nauwyck, Nouwynk, Nouwynck, Nouwinck, Nouwijnck, Nauwens, Nauwen, Naouwens, Nouwen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Nawin.
Navarra, Navarro, Navarre, Navar, Navare: Plaatsnaam Navarra (Spanje).
Naveau, Naveaux, Naviaux, Navaux, Navau, Nava, Naval, Denaveaut, Denaveu: 1. Middenfrans naveau, afleiding van Latijn napus, Frans navet: raap. Vergelijk Navet. Beroepsnaam of bijnaam. 2. Eventueel Oudfrans navel: boot, schip. Beroepsnaam.
Naveld. Dialect variant van Nievelt?
Naverne: Plaatsnaam. Oude Vlaamse vorm van Auvergne, oud graafschap in Frankrijk.
Navet, Navez, Nav, Navest, Navette: Frans navet: raap; navette: raapzaad.
Navoij, van den: Plaatsnaam (Navooi, Avooi?). Er is een plaatsnaam le Pont Avoie in Sint-Omaars.
Naway. Luiks-Waals naw, Frans noyau: kern, pit (van fruit). Bijnaam.
Nawrath, Nawrot, Navrot: Plaatsnaam Naurath (Rijnland-Palts), Naurod (Duitsland), Nauroth (Rijnland-Palts).
Nawijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam Nawin.
Nazar, Nazard, Nasa, Nassar: Afeiding van Oudfrans ns, van Latijn nasum: neus. Vergelijk Naset. Bijnaam voor iemand met grote neus of naar de neusklank.
Nesen, Neesen, Nees, Neese, Neezen: Moedersnaam Nese, korte vorm van Agnes.
Nant, Nien: Waarschijnlijk niet van Frans nant, Oudfrans nient: niets, maar spellingvariant van Nihan(t).
Nebl, Nebel. Duits Nebel; mist. Bijnaam.
Nebe, Neeb, Neebe: Middelduitse vorm van Neffe: neef.
Nebbeling: Plaatsnaam bij Delden, Overijssel. 1346-64 een huys dat het Nytboldingh, dat licht in der kerspele to Delden. Een bewoner heette in 1485 Hinrick Nibbeltinck.
Nebenne, van, van Nbenne: Lees: Van Eben(ne). Plaatsnaam Eben(-Emael) (Luik).
Nebenzahl. Waarschijnlijk schrijffout van Duitse familienaam Rbenzahl: rapenstaart.
Nechel, van. Plaatsnaam Nechel in Oetingen, Vlaams-Brabant.
Neck, van, van Nek: 1. Zie Van (den) Hecke. 2. Plaatsnaam.
Neckelbroeck, Neckelbrouck, Neckebroeck, Neckebroek, Neckebrouck, Neckebrock, van Neckebroeck, Neckbroek, Nekkebroeck, Nekkebroek, Neekebroeck. Naam uit de plaatsnaam Nekkersbroeck; moerasland waar volgens de volksverbeelding nikkers, watergeesten verblijven. Vergelijk Neckelput. Er is een Nekkersbroek in Woumen en Wingene, en een Nekkelsbroekstraat in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen).
Neckelput, Nechelput. Familienaam uit de plaatsnaam Nekkersput, put waar volgens de volksverbeelding nikkers, watergeesten verblijven. Er is een Nechelput in Galmaarden en Herne, een Neckersput in Grimbergen en een Nekkerspoel, Neckerspoel te Mechelen.
Neckermann. Afleiding van de riviernaam de Neckar.
Nedderhoff, Neerhof: Verspreide plaatsnaam Ne(d)erhof: de lager gelegen hoeve bij een kasteel.
Nedellec, Nedelec. Vadersnaam. Bretonse voornaam van Latijn Nataliticum. Natalis, Nol.
Nedergedaelt, Nedergedaeld, Nedergedael. Re-interpretatie van Neerdael.
Nederghem, van. Plaatsnaam Nedergem in Eppegem, Brabant.
Nederhand: Wellicht Re-interpretatie van Nederland? Of leesfout voor Nederhaud?
Nederhorst. Plaatsnaam, Noord-Holland.
Nederhoud, Nederhoed, Neerhout: Plaatsnaam Ne(d)erhout ‘Laaggelegen bos’.
Nederkassel, van, van Nedercassen: Plaatsnaam Niederkassel (Duitsland).
Nederlandt, Nederlandts, Nederlands, Nederlant, Nederlangh. Verspreide plaatsnaam Nederland: laag gelegen land.
Nederlof: 1637-1720 Leendert Tijsse Boer, Sliedrecht, werd later Nederlof genoemd en is de stamvader van de naamdragers.
Nederman, Nedermann, Neerman: Bijnaam voor iemand die lager, beneden woont. Vergelijk Duits Niedermann.
Nederpel, Neders, de Nidder, de Neer, de Neire, de Neir: Bijnaam. Middelnederlands neder: laag, onaanzienlijk, nederig. Of iemand, van: plaatsnaam Neerpelt (Limburg). die lager woont, vergelijk Nedermann.
Neders, de Nidder, de Neer, Deneer, de Neir, de Neire. Bijnaam uit het Middelnederlandse neder. Dit voor iemand die ofwel lager woont, ofwel onaanzienlijk, nederig is.
Nederstigt. Plaatsnaam Nedersticht bij Utrecht.
Nederveen, (van): Plaatsnaam Nederveen in Sprang (Noord-Brabant). Of Neerven in Loenhout en Wortel (Antwerpen): laag veenland.
Nedinfur. Vergelijk Niedenzu, Hindemit ‘Hinten mit’. Wellicht plaatsnaam.
Ne, Nee: Oudfrans ne (vrouwelijk): aardig. Bijnaam.
Neeck, Neeckx, Neekxkens: vadersnaam. Of Neek als korte vorm van heiligennaam Cornlius.
Neef, (de); Neefs, (de) Neve, Neeve, Neefjes, Neven, Nefs, Nefkens, Neefkes, Neeft: Verwantschapsnaam, Middelnederlands neve ‘Neef’.
Neel, Neele, Neels, Nelen, Nellen, Nel, Nels, Niel, Niels, Nil, Nils, Nehl, Nehls, Nol, Nols: 1. Vadersnaam. Korte vorm, respectievelijk vleivorm van voornaam Daneel, Daniel. 2. Vadersnaam. Van heiligennaam Cornelius of moedersnaam van heiligennaam Cornelia, vergelijk Nelis, Nelen.
Neer, van, van Neer, van Neder: Plaatsnaam Neer (Nederlands-Limburg).
Neerbeeck, van. Plaatsnaam Nederbeek in Vlezenbeek, Vlaams-Brabant.
Neerboom, van. Re-interpretatie van Van Neerom.
Neerdael, Neerdal, Neerdaels. Plaatsnaam Neerdal in Heilissem (Waals-Brabant), Proven (West-Vlaanderen). Neerdal in Anzegem.
Neergaard. Noorse plaatsnaam Nergard.
Neerhof: Verspreide plaatsnaam Ne(d)erhof ‘De lager gelegen hoeve bij een kasteel’bijvoorbeeld Nederhof in Wijk bij Duurstede, Nederhoven in Ouderkerik aan de Amstel, Neerhoeve, van Ne(d)erhof in Berendrecht.
Neerinck, Neerinckx, Nerinck, Nerinckx, Nerincx, Nerinksx, Nerinx, de Nering, Neirings, Neiring, Neirink, Neirinckx, Nerinck, Neirincks, Neirinckx, Neirynck, Nyrijnck, Neyrinck, Neijrinck, Neyrynck, Neiyrinck, Neiryinck, Nerrinck, Ninrick, Narings, Narinx. Familienaam uit een Germaanse nar/ner-naam; voedsel. Producent of leverancier van voedsel?
Neerstraeten, van. 1. Verspreide plaatsnaam Neerstraat: lage straat. Ook dorp in Noord-Brabant. 2. Lees : Van Heerstraeten. Zie (van) Herstraeten.
Neerveldt, van, van Nedervelde, van Nedervelden, Neervelts: Verspreide plaatsnaam Ne(d)erveld: lager veld.
Neervoort. Plaatsnaam Nedere Voorde. De Nedervoort is bijvoorbeeld een brug in Leisele
Neesen, Nesen, Nees, Neese, Neezen. Moedersnaam uit Nese, een verkorte vorm van Agnes.
Neesken, Neeskens, Neskens, Nesges, Neyskens, Nijskens, Nyskens. Moedersnaam uit de voornaam Agnes. Zie ook Agneessens, Nyskens.
Neetens, Neten, Netens: Moedersnaam Nete, korte vorm van Agnete=Agnes, van de verbogen vorm van Agnes, afleiding Agnetis. Zie ook Agnees(s)ens.
Neeteson; vadersnaam, Germaanse naam Nato, Natto, waarvan ook geslachtsnamen Nettinga, Nettema, Nettes, Netten en Nettekoven als plaatsnaam van Nettinkhoven bij Bon in Duitsland, te Antwerpen als Nettesonne.
Neeus, Nieus, Neuwels, Neuwis, Nibbes, Nibbs, Nibes, Nibus, Niebes, Neubis, Neubus, Nobis, Nobus, Novis. Brecht citeert 1497-1517 Kerstan Nobis = Noebis = Nobs = Nowes, Jena. Nobis zou een naam zijn voor de duivel. Maar de bovenstaande varianten lopen zo parallel met die van Meus, dat ze wel varianten van Meeus zijn, met de bekende wisseling van de nasalen m/n. Zie dus ook bij Meus.
Neezezoone. Moedersnaam. Zoon van Neze; Agnes.
Nefkens, Neufkens, Neffke, Neffgen, Noffke: Neefken, Afleiding van Neef. Zie De Neve.
Nfontaine. Plaatsnaam Neufontaine (Ain) of Neuffontaines (Nivre).
Nefroot. Vadersnaam. Aanpassing van Neufroid, Romaanse vorm van Germaanse voornaam niw-frith ‘Nieuw-vrede’. Neufred.
Neggers, Neegers, Negers. Beroepsnaam. Middelnederlands negger, variant van navegeer: grote timmermansboor.
Negleman, Ngleman: Kan theoretisch een Brabantse variant zijn van Nagelman, maar is ongetwijfeld een vervorming van Negenman. Middelnederlands negenmannekin: kleine zilveren munt.
Negri, Negro, Negretti, Negrotto, Nigri, Nigro, Nigretti: Italiaanse bijnaam: zwart, en afleidingen.
Negrin, Negron, Nigrin: Occidentaalse afleidingen van Ngre: zwart. Bijnaam. Vergelijk Zwartjes, Lenoir.
Neidenbach. Duitse plaatsnaam bij Bitburg.
Neidhardt. Vadersnaam. Germaanse voornaam nd-hard ‘Nijd-sterk’. Nidhart.
Neige, Neiger. Neiger is een Duitse contaminatie van Nager en Neyer: naaier.
Neighbour. Engelse bijnaam; buur. Vergelijk Geboers, Voisin.
Neiherzig, Neierzug: Duits Neuherzig of Neidherzig?
Neirinckx, Neyrinckx en Neirynck zijn Vlaamse geslachtsnamen, waarschijnlijk ontleend aan het woord neier, neyer, naeyer, naaier, dat in Vlaanderen gebruikt wordt voor het hollandse woord kleermaker.
Neisius. Vadersnaam. Latinisering van Nijs, Denijs.
Neiss. Duitse variant van Neuss. Bijnaam voor een wantrouwig mens.
Nekelson. Vadersnaam. Zoon van Nikolaas. Vergelijk Nicholson.
Nekker, de, Nekkers, Neggers, Denecker, Deneker, de Neckere, de Necker, Neckers: Bijnaam. Middelnederlands necker ‘Nikker, watergeest, kabouter, duivel’.
Neleman, Nelemans, Neelemans, Neelen: Vadersnaam/moedersnaam. Afleiding van Neel.
Nele, Nelen, Neele, Neelens, Neelen, Nellen, Nelles, Nellens, Nielen, Nielens, Nieles, Niellens, Niles, Nilens, Nilles, Niles, Nille. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Daniel/Daneel. 2. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Cornelius of moedersnaam van heiligennaam Cornelia. 3. Idem van Nicolaes, Nikolaas.
Neleman, Nelemans, Nelleman, Nellemans, Neeleman, Neelemans. Vadersnaam. Afleiding van Neel.
Nelis, Nlissen, Nlis, Nelisse, Nelissen, Nelisse, Nlisse, Neles, Nlse, Nelesen, Neelissen, Neelisen, Nelisen, Nelissenne, Nelisenne, Nailis, Nelles, Nellesse, Nellsessen, Nelissen, Nellis, Nelsen, Nilis, Nilles, Niles, Nieles, Niellissen, Nielssen, Nielsen, Nilsen: 1. Vadersnaam. Van voornaam Cornelis, van Latijnse heiligennaam Cornelius. 2. Ni(e)lsen kan uit Nielissen/ Nelissen worden verklaard, maar kan ook zoon van Niel zijn; zie Neels.
Nelken, Nelleke: Vaders-, moedersnaam van de voornaam Daneel, Corneel of Cornelia.
Nelkenbaum. Waarschijnlijk Joodse familienaam. Nelke; anjer, kruidnagel.
Nelkers. Variant van Neckers met l epenthesis.
Nell. 1. Duitse bijnaam voor een dikkop, dikhoofd. 2. Vadersnaam van Cornlius.
Nelquet, Nelcquet, Nelequet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Daneel, Cornlius of Cornelia. Vergelijk Nelken.
Nelson, Nilsson: Iers-Engelse vadersnaam. Zoon van Nell.
Nelynck. Vadersnaam. Afleiding van Daneel of Corneel. Zie Nelen.
Nemegeer, Nemegeers, Nemegheer, Nimmegeer, Nimmegeers, Nimegeers, Immegerts, Immegeers, Niemegeerts, Niemeegeers, Niemeegerst, Niemeegeerst, Nemeghaire, Nemegaire, Nemghaire, Nemgaire. Naam uit het zinwoord: neem de ger, de speer. Bijnaam voor een soldaat, een jager.
Nemerlin. Kan blijkens de17de -eeuwse vorm Nemurlin een afleiding op -lin zijn van plaatsnaam Namur (Namen), vergelijk Hvurlin, van Herv.
Nemery, Neimry, Nemry. Vadersnaam, variant van Aimery. Dit is de Romaanse variant van de Germaanse voornaam Amelrijk. Of afleiding van Naimeria, Nameris.
Nemet, Nemeth, Nmet, Nmet, Nms, Nemetz, Nemee: Slavisch (Oostduits Niemetz), Pools niemiec: stomme, iemand die geen Slavisch spreekt, Duitser. Nemee is de spelling van de Waalse uitspraak.
Nempont, Nempon. 1. Plaatsnaam Nempont (Pas-de-Calais). 2. Eventueel Nampont (Somme).
Nemsdael. Ongetwijfeld van Van Hemsdael.
Nenen, Nennen. Nennin, Nenning, Nenig, Nennig. Duitse plaatsnaam Nennig.
Neomagnus. Latinisering van Van Nijmegen (Gelderland).
Nerbrugge. Plaatsnaam Neerbrugge; lage brug, bijvoorbeeld in Wervik.
Nr. 1. Zie Noiret. 2. Plaatsnaam Nr (Char.-Mar.).
Nereaux, van. Waarschijnlijk verschrijving van Romaanse uitspraak van Nrom met genasaleerde klinker.
Nerem, van, van Neerom, Nerom, van Neron, van Neroem, van Nrom, van Nerum, Nerume, van Nerun, van Nrum, van Neren, van Erum, van Erom, van Heirbom, Heirhom, van Nereaux. Familienaam uit de plaatsnaam Nerem (Vlaams-Brabant), Nerhem in Borgloon (Limburg), Nerhem in Hoegaerden (Vlaams-Brabant), Nederheem in Meldert (Vlaams-Brabant) of Neerhem bij Hoeselt (Limburg).
Nepveu, de: Hypercorrecte spelling van Frans le Neveu ‘kleinzoon, neef’. Vergelijk (de) Neef.
Neri, Nerini, Nero, Neroni. Italiaanse bijnaam Nero; zwart.
Nering, de: Met secundair, volksetymologisch lidwoord, van Nering, Nerinck. Vadersnaam. Afleiding van nar/ner-naam ‘Voedsel’zoals Nerin, Narbaldus, Neribert, Neriman, Nerolf.
Neris. Plaatsnaam Nris (Allier).
Neroven. Verspreide plaatsnaam Neerhoven in Gruitrode of Neeroeteren (Limburg), Neerove in St.-Blasius-Boekel (Oost-Vlaanderen).Vergelijk Nedderhoff.
Nerrinde. Verhaspeling van Nerrinck.
Nes, van, Ns, van, van, den, Nesse, van Denesse: 1. Plaatsnaam Nes(se) ‘Landneus, landtong’. 2. Variant van van Es, door verkeerde scheiding of ontleding van een naam.
Nescher. Middenhoogduits nescher = Duits nascher: snoeper (ook seksueel).
Neser, Nezer, Niser: Duitse moedersnaam. Zoon van Nese: Agnes.
Nesle, van den: Ongetwijfeld door leesfout van van den Neste.
Nessel. 1. Duits Nessel: (brand)netel. Vergelijk Netels. 2. Zie Nestel.
Nest, van: Van Nes met paragogische t? Of variant van van den Nest.
Nestaert. Afleiding van Van den Neste.
Nest, van den, van de(n) Neste, van, de, Nesten, van, den, de, Nester, Neste, Vanneste, van Hest, van Heste, van Est, van Este, Vernest, Vernis, Dernest, Delnest, Delneste. Verspreide plaatsnaam Nest.
Nestel, Nessel, Nestl, Nestl: Duits en Middelnederlands nestel: veter, rijgsnoer. Beroepsnaam. Vergelijk Nestler.
Nestelaar: Beroepsnaam van de nestelman, vervaardiger van veters, rijgsnoeren. Vergelijk Duits Nestler, Nessler.
Nestler. Duitse beroepsnaam van de nestelmaker: vervaardiger van veters, rijgsnoeren. Ook Duits Nessler.
Nestor, Nestore, Nestour, Netour, Ntour, Nistor, Nitor: Vadersnaam. Griekse voornaam. Vanwege de wijsheid van de Griekse koning van Pylos, Nestor, de oudste van de Grieks vorsten, wordt de naam ook overdrachtelijk gebruikt voor de oudste van een groep.
Net: Uit van ‘t Net? Bijnaam of beroepsbijnaam?
Neter, Netter. Duitse beroepsnaam Net(h)er, Nther, Nat(h)er, Middenhoogduits nter: naaier, kleermaker.
Netelbosch, van, Netelenbos. Plaatsnaam Netelbos in Santpoort (Noord-Holland) en Haaren (Noord-Brabant).
Netels. Bijnaam naar de netel, de plant. Vergelijk Nessel.
Nettelmann. Nederduitse afleiding van netel, de plant.
Netten, van. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Netten. Locatie helaas onbekend. Mogelijk uit Etten in de Nederlandse achterhoek. 2. Moedersnaam uit een Nette (Annette, Hannette).
Nettesheim, Nettersheim: Duitse plaatsnaam. Neu: Duitse bijnaam voor een nieuwkomer. Vergelijk Neumann.
Netzer. Duitse plaatsnaam Netz of Netze.
Neu, Neuer,. Duitse bijnaam voor iemand die ‘NieuwՍ is.
Neucker, de, de Neuker, Deneuker, de Nucker. 1. Neuker, Middenenderlands noker: notenboom. Vergelijk Noteboom, Notelaers. 2. Variant van de Hoker: beroepsnaam van de hoeker dat is venter, kleinhandelaar. 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Notger (nodi of naud +ger).
Neucker, van, de, den, van de(den) Neuker, van den Eucker, van de Neuken: Plaatsnaam Noker: notenboom. Vgl. Noteboom. Plaatsnaam Nokere (Oost-Vlaanderen) en in War. (West-Vlaanderen).
Neude. Plaatsnaam in Utrecht, 1350 Noide; geul.
Neuenschwander, Neuschwander. Duits Neuschwander, van plaatsnaam Neuer Schwand. Middenhoogduits swant: rode, gerooid land (letterlijk verzwonden bos).
Neuheller, Neunheller, Neuschilling, Neunschilling. Duitse familienaam Grschel, afleiding van Groschen, kleine munt, van Italiaans grosso.
Neuhard: Duits ook Neunhardt. Plaatsnaam Neuhart: nieuw woud.
Neuback, Nijbacker: Bijnaam voor een nieuwe bakker.
Neubauer, Neugebauer, Niebuhr, Niebur: Duitse pendant van Nieuwboer.
Neuberger, Neuberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Neuberg, maar vaak verward met Neuburg.
Neuber, neubert, Nuber, Nubert. Neuber is een variant van Neubauer.
Neufcour, Neufcourt: Plaatsnaam Neufcourt in Beyne-Heusay (Luik).
Neufglise: Ook neuve Eglise, Deneufglise. Plaatsnaam Neuve-Egliseis de vertaling van Nieuwkerke (West-Vlaanderen). Ook Neuvglise (Cantal).
Neufeld. Duitse plaatsnaam; nieuw veld.
Neuforge. Plaatsnaam Neuve-Forge in Theux (Luik): nieuwe smidse. De stichter van een smederij in Harz (Luik) kreeg de naam De la Neuveforge, die later De Neuforge werd.
Neufort, Nefors. Plaatsnaam; nieuw fort, versterkt kasteel.
Neugarten, Neugarter. Plaatsnaam: nieuwe (boom)gaard. Vergelijk Scandinavisch Nygaard. Neugartheim (Elzas) heette oorspronkelijk Neugart.
Neugebauer, Neubauer. Pendant van Nieuwboer, vergelijk Nieboer.
Neugroschl, Neugroschl, Neugroschel: Duits Neungrschl: negen stuivers. Vergelijk Duits Neunangster.
Neuhaus, Neuhauser, Neuhausen, Neuhuser, Neuhauzer, Neuheuser, Neuenhaus, Neuhuys, Nijhuis, Nyenhuis, Nyhuis, Nijenhuis, Neyenhuisen, Neinhaus, Nejhaus, Nienhaus, Niehaus, Nienhuis: Erg verspreide plaatsnaam: nieuw huis. Vergelijk Nieuwenhuis.
Neuhof, Neuhoff, Neunhoeffer: Erg verspreide plaatsnaam: nieuw hof, nieuwe hoeve. Vergelijk Van Nieuwenhove. Ook Neuhofer, Neuhffer.
Neuilly. Frequente Franse plaatsnaam (onder meer Oise, Seine).
Neujean. Bijnaam + vadersnaam Neuf Jean; nieuwe Jan. Vergelijk Duits Neuhans, Nederduits Niehans.
Neuken, van de. Waarschijnlijk is Van Neuken, is van Van Eukem. Of = Van den Neucker.
Neukerman, Neukermans, Neuckermans, Neuckerman, Nokermans, Nokerman, Nockerman, Nonckreman, Neukelmans, Neuquelman, Neuckelmance, Neukelmance, Nuckelmans, Nuchelmans, Nuggelmans, Nochelmans, Ukelmans, Okerman, Okermans, Ockerman, Ocreman. Naam afgeleid van de plaats waar okers, okkernoten of walnoten groeiden.
Neukom, Nackom: Duitse bijnaam Neukomm: nieuwkomer, nieuw aangekomen inwoner. Nackom is Brabantse uitspraak.
Neulen: Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Nolen, vleivorm van de Germaanse voornaam Arnold, Arnoud.
Neuleteers. Klankverandering van Neuteleers of contaminatie van Notelteers en Neuteleers.
Neumann: Bijnaam voor een nieuwkomer. Vergelijk Numan.
Neuren, van: Uit van Heuren. van van Heurne?
Neulinger. Plaatsnaam Neuling, Beieren, Neulingen, Duitsland.
Neumann, Neuman, Neumans, Neumane, Naumann, Nejman, Neyman, Neymann, Najman. Bijnaam voor een nieuwkomer. Naumann is Middelduits. Vergelijk Numans.
Neumark. Duitse plaatsnaam.
Neumuller, Neumller: Duitse beroepsnaam: nieuwe molenaar.
Neuprez. Plaatsnaam Neupr in Plainevaux, Rotheux (Luxemburg).
Neureuther, Neurauter: Duitse fmailienaam Neureuter, Neureiter, van plaatsnaam Neureut: nieuwe rode. Vergelijk Neuroth.
Neurinck, Nierinck, Nierincks, Nierinckx, Nierynck, Nierijnck: Waarschijnlijk vadersnaam. Vergelijk Neerinck.
Neuroth. Verspreide Duitse plaatsnaam, ook Neurode, Neurath: nieuwe rode.
Neus, (de). Bijnaam naar de opvallende neus.
Neuss, van: Plaatsnaam Neuss (Noordrijn-Westfalen).
Neusinger, Neusenger: nieuwe brand. Werkwoord sengen: zengen, branden. Vergelijk Neuprandt.
Neuskens. Bijnaam. Afleiding van neus.
Neustetel. Duits Neustetter, van frequente plaatsnaam Neustadt.
Neusy, Neuzy, Nosy, Noussis, Nozy, Nozij: Plaatsnaam, dialect nest (Borinage): notenboom.
Neut (de), (de) Neudt, de Nudt, (de) Nut, Nutte, De Noodt, De Nood, Denutte, Denuite, Denuyte. Het Middelnederlands note, neute betekent noot. Familienaam als beroepsnaam voor de notenhandelaar. Vergelijk Duits Nusser, Nuss, Nusskern.
Neute. Waarschijnlijk verkorting van Neuteleer.
Neutelings. Middelnederlands notelijc, nodelijc: kommervol, behoeftig? Vergelijk Nederduits Ntlich.
Neutre. Wellicht Waalse aanpassing van de Neuter.
Neuve Eglise, Deneufglise: Plaatsnaam Neuve-Eglise, vertaling van Nieuwkerke (West-Vlaanderen).
Neuville, (van), (van) Neufville, Vauneuville. Naam uit de veel voorkomende plaatsnaam (nieuwe vestigingsplaats-nieuwe stad).
Neuvroen. Vlaamse aanpassing van Nevron, waarschijnlijk van Nevelon, verbogen vorm van Germaanse voornaam Nivelo, Nevilo.
Neuwirth. Duitse bijnaam; nieuwe waard.
Neve, (de), de Neeve, (de) Nve, Denaive, Neven, Nevens, Nves, Neves, Neuvens, de Neeff, de Neef, (de) Neffe, Nef, Neff, de Neft, de Nefves, de Nefve, Nefve, Neefe, Neef, Neefs. 1. Verwantschapsnaam die familienaam werd, uit het Middelnederlandse neve: neef. 2. De in Nederland voorkomen (Hugenoten)naam De Neve/Neve is mogelijk terug te voeren op neige (naar de plaats (in de bergen) waar veel sneeuw lag of lang bleef liggen) of zelfs op het Bretonse nevez (nieuw).
Nevejan, Nevejans, Nevejant, Neveians, Neiveyans, Neuvians, Neef Jan? Aangezien de voorbeelde vrij jong zijn, rijst de vraag of Nevejan niet een herinterpretatie is van Nievejan = Nieuwejan. Vergelijk Duits Newjahn, Nederduits Niehans ‘Nieuwe HansՍ tegenover Althans/Oudejans, Frans Neujean.
Nevel,van, Nevele, van, van Hevel, van Hevele. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Nevele (Oost-Vlaanderen). 2. Of een andere plaatsnaam Nevele, in Kortrijk, Oostvleteren, Wervik.
Nevels, Nevems. Waarschijnlijk variant van Nevens.
Nevelstein, Nevelsteen, Nevelstin, Nevelstyn. Duitse plaatsnaam Nivelstein in Herzogenrath.
Nevers. Plaatsnaam (Nivre) of variant van Nevens?
Neveu, Neveux, Nepveu, Leneveu: Verwantschapsnaam van de kleinzoon of de neef. Vergelijk (de) Neve.
Neville, Nevill. Engelse familienaam van plaatsnaam Nville (Seine-Inf.) of Neuville (Calvados).
Nevraumont. Plaatsnaam in Orgeo, Luxemburg.
New, Newman, Neeman: Engelse bijnaam van de nieuwkomer. Vergelijk Neu, Neumann, Numans.
Newbery. Plaatsnaam Newbury. Berkshire.
Neyberg, Neybergh, Meijbergh, Neijberg, Nieberg, Nyberg, Neiberg. Familienaam afgeleid van een plaatsnaam: nieuwe berg of nieuwe (ver)bergplaats. Waarschijnlijk van Neuberg; vergelijk Neumaier = Neymeyr. Nederduits nie- = Duits neu-.
Neybuch: Variant van Duits Neuburg, verspreide plaatsnaam. Voor de ey: vergelijk Neyberg(h).
Neyghem, van, van Eigem, van Heyghem, Heyghem, Heygem, van Eyghem, van Eygem, van Neyghen, van Neygen, van Nijgen, van Nygen, van Eyghen, Eygen, Van Heyghen, Heygen, van Eijgen, van Eighen, Eigen, van Egghen, van Heijghen, Heijgen, van Heghem Heghen, Hege, Hegen, Van Negen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Neigem (Oost-Vlaanderen). 2. Of uit de plaatsnaam Eyghene in Pittem, Egem, Tielt, Wingene (Oost- Vlaanderen), Eigen in Neerijse (Vlaams-Brabant), Oud-Turnhout (Antwerpen), Zepperen (Limburg). Met dezelfde betekenis.
Neynens, Neijnens. Variant van Neyens.
Neijdt, Neijts, Neijt: Vadersnaam. Neijdt, Neijt, Neid, ontrond uit Noid, van Noud, korte vorm van Arnoud.
Neijenhof: Variant van Nijenhof, Nieuwenhof, verspreide plaatsnaam, zoals Nieuwenhove.
Nguyen, Ngu. Vietnamese bijnaam.
Nibelle. Plaatsnaam, Loiret.
Nibes, Nobis, Nobus: Nibes, Nobis, Neubis, van Neuwis, Nieus, Neeus, varianten van Meeus, van Bartholomeus.
Nica, Nicar. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nicasius of Nicolaas.
Nicaes, Nicaese, Nicase, Nicasens, Nikaes, Nikas, Nicaisie, Nicais, Nicasie, Nicasi, Nicasy, Nicaisse, Nicaise, Nyckees, Nykees, Nijckees, Nicks: 1. Vadersnaam van heiligennaam Nicasius, van Grieks nikao: ik overwin. 2. Soms als variant van Nicolaas beschouwd.
Nicanor. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Nikanor.
Nichol, Nichols, Nicholls, Nicholes, Nicholson, Nicolson, Nicoll, Nicol, Nicolle, Nicolin, Nicolini, Nicoli, Nicoletti, Nicolet, Niclot, Niclet, Nicloux, Niclou, Nicoud, Nicou, Nikou: Vadersnaam. Korte vormen en vleivormen van Griekse heiligenaam Nikolaus.
Nick, Nicque, Nique, Nix, Nickson, Nicks, Niks: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Nikolaus.
Nickel, Nickell, Nickel, Nickelt, Nikel, Nickels, Nikels, Nickers, Michels, Nieckels, Nichelson: Vadersnaam van Griekse heiligennaam Nikolaus.
Nickelmann, Nikelman, Nikelmann, Nickmann, Nickmans, Nicmans, Nekelman, Nekelmann. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Nikolaus.
Nicodme. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Nicodemus.
Nicolaas, Nicolaes, Nicolas, Nicolaers, Nicolae, Nicolais, Nicolaisen, Nicolaides, Nicolasse, Nicholas, Nicolas, Nicoladis, Nicola, Nicolle, Nikkels, Niks, Nikkel, Nikkelen Nicolaides, Nikolaidis: Griekse vadersnaam van heiligennaam Nicolaus. Nicolai is de Latijnse afleidingvorm.
Nicot, Nicod, Nico. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nicolas.
Nieberding. Duitse afleiding van Neubert; Nederduits nie= Duits neu. Eventueel van Neuwirt.
Nice. Verwantschapsnaam Frans nice: nicht.
Nie, de: Vadersnaam. Nederlands spelling van Frans Denis ‘Denijs’.
Nieboer, Nijboer, Neijenbuur: Die een nieuwe boerderij begint te exploiteren. Vergelijk Duits Neubauer, Niebu(h)r.
Nied, Niedt. 1 Duitse plaatsnaam Nied. 2. Middenhoogduits niet: ijver, vlijt. Vergelijk Niedlich.
Niedecken. Duitse plaatsnaam Niedeck.
Niedenfr. Silezische familienaam; beneden voor.
Nieder. Duitse familienaam; die lager, beneden woont.
Niederau. Verspreide Duitse plaatsnaam; lage beemd.
Niedergang. Plaatsnaam; nedere; lager, lagere gang.
Niederkirchner. Duitse plaatsnaam Niederkirchen.
Niederkorn, Niedercorn, Nidercorn, Nidercorne, Nidrecourt: Duitse plaatsnaam: laag korenveld.
Niederlender. Duits Niederlnder: Nederlander. Of van plaatsnaam Niederland (Beieren).
Niedermann: Die lager, beneden woont. Vergelijk de Nederlands familienaam Neerman.
Niedermeyer, Niedermair. Beroepsnaam Ondermeier, die een lagere of lager gelegen meierij heeft, ten opzichte van Obermeier.
Niedernhuber. Bewoner van een nedere, lagere hoeve.
Niehser: Afleiding van plaatsnaam Niehs, dialectisch variant van Neuhaus ‘Nieuw huis’. Plaatsnaam Niehues (Noordrijn-Westfalen), Niehuus (Sleeswijk-Holstein).
Niederprm, Niederprum, Niederprun. Plaatsnaam Niederprum bij Prum.
Niedlich. Bijnaam. Middenhoogduits nietlich; vlijtig, ijverig.
Nijenhuis, te, Nyenhuis, Neijenhuijs, Nyenhuijs, Neijenhuizen, Neyenhuizen. Plaatsnaam, Olst.
Neijssel: Variant van Neijssen.
Niekamp, Nijkamp, Nijekamp, Nyenkamp: Plaatsnaam Nieuwkamp: nieuw veld. Plaatsnaam Nieuwkamp in Hellendoorn (Overijssel), Neukamp (Duitsland).
Niekerk. Plaatsnaam, Groningen. Vergelijk Nieuwkerk.
Niekolaas, Nikolajsen, Niclaeys, Niclaes, Niclasse, Nicolaus, Nicolau, Nicolaou, Nicolaye, Nicolay, Nicolaij, Nicolaije, Nicola, Nicolai, Nikolai, Nikolaou, Niklaus, Niklas, Ninclaus, Niclaus, Deniclaus: vadersnaam. Heiligennaam Nikolaas, Nikolaus.
Niel, van; van Hiel: Plaatsnaam Niel bij As, Sint-Truiden (Belgisch-Limburg), Boom (Provincie Antwerpen), in Vollezele (Vlaams-Brabant).
Nieman, Niemann, Niemand, Niemants, Niemans, Neman, Nemann, Nman, Nmane, Nmanne: 1. Bijnaam voor een onbekende, naamloze, die niemand bekend is. Vergelijk Duits Niemandsgnoss, Niemandskind, Niemands-knecht, Niemandsfreund. 2. N(i)eman(n), Nman(n)e ook wel van Neumann.
Niemantsverdriet: Bijnaam voor iemand die niemand verdriet aandoet, die geen vlieg kwaad doet. Ook herbergnaam ‘Waar niemand last van heeft’. Vergelijk Duits Niemandsfreund, Niemandsnarr.
Niemarkt. Nederduitse vorm van verspreide plaatsnaam Neumarkt: nieuwe markt (bijvoorbeeld in Keulen).
Nienaber. Neederduits nwer nabuhr ‘Neuer Nachbar’nieuwe (na)buur. Vergelijk Naber, Nieuwboer.
Niemegen, Nimmegen, van Nimwegen: Plaatsnaam Nijmegen (Gelderland).
Niemeijer, Nijmeijer: Ook Duits Neumaier, Niemeier ‘Nieuwe meier, pachter’.
Nins, Niens. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Denys (uit Dionisius). Mogelijk uit de Waalse vorm Denih, Nih, Nig, Nies,Nins.
Niepen, van der. Naam uit de plaatsnaam Nieppe-Niepkerke (Frans-Vlaanderen). Naam naar de vroegere beek in Nieppe: Niopa.
Nieraad. Variant van Duitse plaatsnaam Neurath; nieuwe rode. Vergelijk Neuroth.
Nierenhausen, Nerenhausen, Niernhaussen: Duitse plaatsnaam Niedernhausen.
Niermans: Wellicht = Neremans. Ne(d)erman ‘Die lager woont’ vergelijk Niedermann.
Nierop, van: Plaatsnaam Niedorp (Noord-Holland). Vergelijk Nieuwdorp.
Nierijnck: Wellicht variant van vadersnaam Neerinck (zie de Nering). Of variant van vadersnaam. Neurinck.
Nierijssche: Plaatsnaam Neerijse (Vlaams-Brabant):
Niesink. Vadersnaam. Afleiding van Nijs, van Denijs.
Niesler: Duits Nissler, ontrond uit Nss(e)ler ‘Notelaar, notenhandelaar’. Vergelijk de Vlaamse Notelaers.
Niestadt. Nederduitse variant van verspreide plaatsnaam Neustadt.
Nieterbhl, Nieterbuhl. Plaatsnaam Niederbhl in Rastatt; nedere heuvel.
Niesthoven: Variant van familienaam Nysthoven, van van Nishoven, door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van Ishoven. Plaatsnaam Isenhofen (Beieren).
Niet, (de): Middelnederlands (ge)niet ‘genot, voordeel, vruchtgebruik’. Bijnaam voor de vruchtgebruiker. Vergelijk Duits Niesz.
Nietveld, Nietveldt, Nietfelt, (van) Nietvelt. Naam uit een plaatsnaam in Dinklage bij Oldenburg (Nedersaksen).
Nieuboer, Nieuwboer, den Nieuwenboer, Nouboers, Noubours, Nijboer: Die een nieuwe boerderij begint te exploiteren. Vergelijk Duits Neubauer, Niebu(h)r.
Nieunez, Nenez, Neunez, Nunez, Noefnet, Neufnet: Bijnaam nieu n: nieuw, pasgeboren. Vergelijk Duits Neugeboren.
Nieus. 1. Waals nieu: nieuw. Vergelijk Neu, New. 2. Zie Neeus.
Nieuwaal, van, van Niewaal: Plaatsnaam Nieuwaal (Gelderland).
Nieuwbourg. Verschrijving voor Nieuwboer of spelling voor N(i)eubourg.
Nieuwdorp: Plaatsnaam in Borsele (Zeeland), Goes (Zeeland), Nuth (Nederlands Limburg, Wisch (Gelderland), Reeuwijk (Zuid-Holland), Stein (Nederlands Limburg), Geetbets (Vlaams-Brabant), Moerkerke (West-Vlaanderen), Peer (Belgisch-Limburg).
Nieuwelaers, Nuwelaere: Neuwelaere: 1. Beroepsnaam. Middelnederlands niewelare, nuwelare: obliebakker, oblieverkoper. 2. Zie ook Nauwelaer(t)s.
Nieuwenbergh, van, Nieuwenberg, van. 1. Plaatsnaam Nieuwenberg (Noord-Brabant). 2. Variant van Nieuwenburg(h).
Nieuwenboom: Naar de woonplaats aan een nieuwe boom.
Nieuwenbriel, van den. Plaatsnaam in Baasrode, Oost-Vlaanderen; nieuwe beemd.
Nieuwenbroeck, van den, van(den) den Nieuwenbrouck, van de(den) Nieuwenbrouck: Plaatsnaam Nieuwe Broek: nieuw broekland.
Nieuwenburg, van, Nieuwenburgh, van, van Nieuwenborg, Nieuwenborgh, van Niewenburgh, van den Nieuwenborg, van Nieuwerburgh, van Niuwenbourg, (van) Nieuwburg, van Nieuwenberg, Nieuwenberghe, van Nuwenborg, Nieborg, Niebourg, Nieuborg, Nieuwbourg, Nieuwborg, Nieuwborgh, Nieuwborght, van Iembourg, Nijburg. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Nieu(w)burg in Assenede, Berchem, Mere, Dendermonde (Oost-Vlaanderen), Oostkamp (West-Vlaanderen). 2. Uit de plaatsnaam Nuwenborch, dat is de oude naam van Stokkem. 3. Deneubourg, Dennenbourg, Denebourg, Denneubourg, Deneufbourgt, Deneufbourg, Denoeufbourg, Neubourg, Nubourgh. Nubourg komen uit de plaatsnaam Neubourg (diverse plaatsen in Frankrijk en Walloni). Soms is er interferentie tussen Nieuwenburg, Neubourg en zelfs het Duitse Neuburg. Een Nederlandse familie van Nieuwenburg stamt van ene Heindrick Willemszoon, die geboren was in het Duitse Neuenburg en zich midden 17de eeuw in Leiden vestigde. Hij trouwde er in 1650 als Heyndrick Willemszoon van Nieuwenburg.
Nieuwendijk, van den: Verspreide plaatsnaam.
Nieuwenhoven, van, Nieuwenhove, van, van den Nieuwenhof, Nieuwenhoff, van Nienwenhove, van Niewenhove,van Nieuuvenhove, van Hieuwenhove, van Hienove, van Neijenhof, van Neuhove: Plaatsnaam Nieuwenhove (Oost-Vlaanderen); verder erg verspreid.
Nieuwenhuis, Nieuwenhuizen, Nieuwenhuijs, Nieuwenhuys, Nieuwenhuysen, Nieuwenhuyze, Nieuwenhuyzen, Nieuwenhuyse, Van Nieuwenhuise, Nieuwenhuize, Nieuwenhuyse, Nieuwenhuysse, Nieuwenhyssen, Nieuwenhuijze, Nieuwenhuijsse, Nieuwenhuijsen, Nieuwenhuijzen, van Nieuwenhuyze,vVan Nieuvenhuyse, van (den) Nieuwenhuizen, Nieuwenhuisen, Nieuwenhuysen, Nieuwenhuijzen, (van) Nieuwenhuijze, Nienhuis, Nijhuis, Nijenhuis, van Nouhuijs, Nieuwenhuyzen, van Niewenhuysen, Niewenhuyze, van Nieuwhuysen, van Nuvenhuysen, van Nimenus, Vannineuse: Erg frequente plaatsnaam Nieuwenhuis.
Nieuwenkamp, Niekamp, Nijkamp, Nykamp, Nijenkamp, Neukamp: Plaatsnaam Nieuwkamp ‘Nieuw veld’. Nieuwkamp in Hellendoorn, Overijssel, Neukamp (Noordrijn-Westfalen).
Nieuwensteed. Plaatsnaam Nieuwenstede: nieuwe (hof)stede, bijvoorbeeld in Houtave (West-Vlaanderen). Of variant van Nieuwstad. Vergelijk Duits Neustadt, Neudstedt. Of verhaspeling (Henegouwen) van Nieuwensteen?
Nieuwenweg. Verspreide plaatsnaam; nieuwe weg.
Nieuwkoop, van, Nieukoop. Plaatsnaam Nieuwkoop (Zuid-Holland).
Nieuwaert, Nieuwhart. Familienaam uit de plaatsnaam nieuw + weert (= waert).
Nieuwejaers, Nieuwjaer, Nieuwgaers, Nieuviaert, Nieuviart, Nieuviarts, Nooujaar: Bijnaam naar een persoonlijke zegswijze. Vergelijk Pincxten, Duits Neujahr, Niejahr.
Nieuwelink: Bijnaam voor een nieuweling, nieuwkomer. Vergelijk Duits Neumann.
Nieuwerleet, van der. Plaatsnaam Nieuwerleet, Frans-Vlaanderen.
Nieuwerkerk: Plaatsnaam Nieuwerkerik op Duiveland (Zeeland) en in Arnemuiden (Zeeland). Ook in Zuid-Holland).
Nieuwkerk, (van), (van) Niekerk, Nikerk, van Nieuwkerke, Niewekercken: Plaatsnaam Nieuwkerik in Goirle (Noord-Brabant), Nieuwkerke (West-Vlaanderen), Nieuwkerken-Waas (Oost-Vlaanderen), Oostnieuwkerke (West-Vlaanderen). Niekerik in Oldekerik (Groningen), Ulrum (Groningen). Eventueel Nieuwerkerik (zie op dat woord).
Nieuwesteeg, Nieuwersteeg: Naar de woonplaats in een nieuwe steeg. Vergelijk plaatsnaam Nieuwsteegse Velden in Best (Noord-Brabant).
Nieuwinckel, Nieuwienkel: Plaatsnaam Nieuwe Winkel: nieuwe hoek in Lembeek. (Vlaams-Brabant).
Nieuwhamer: Lees-of schrijffout voor Nieuwkamer.
Nieuwkamer: Volksetymologisch voor Nieuwkomer ‘Nieuw aangekomen in dorp of stad’. Vergelijk Duits Neukamm = Neukomm.
Nieuwkuijk, van: Plaatsnaam Nieuwkuik in Vlijmen (Noord-Brabant).
Nieuwland, (van), Nieuwlandt, van, van Nieulande, van Nieuland, Niewland, Nieuwlands, van Niulandt, (van) Nielandt, Nieland, Nielander, Nyland, Nijland, Neilands, van Nuland, Nuelandt, Nuelant, Neulant, Nulant, Noelants, Nieuwlands, van Neulande, Nouland: Verspreide plaatsnaam Nieuwland ‘Nieuw gewonnen land’onder meer Nieuwland (Zuid-Holland), in Biervliet (Zeeland), Nijland (Friesland), Nijlande (Drenthe), Nuland (Noord-Brabant) Nieland in Watervliet, Oost-Vlaanderen, Nilant in Lebbeke, Oost-Vlaanderen. Ook in Hulst (Zeeland): De Antwerpse schilders en dichters Van Nieuwland zijn afkomstig van Den Bosch.
Nieuwmunster. Duitse plaatsnaam Nieuwmunster.
Nieuwpoort, van, de Nieuport: Plaatsnaam Nieuwpoort, (West-Vlaanderen, Zuid-Holland) en in Heiloo (Noord-Holland).
Nieuwstadt, van. Plaatsnaam Nieuwstad(t) (Nederlands-Limburg, Groningen, Gelderland, Overijssel).
Nieuwstraten: Plaatsnaam Nieuwstraat in Baaksen (Nederlands Limburg), Kerkrade (Nederlands Limburg), Gemert (Noord-Brabant) en Stramproy (Nederlands Limburg). Ook in Hulst (Zeeland):
Nieuwveld: Plaatsnaam in Beek (Noord-Brabant), Lieshout (Noord-Brabant), Maarheze (Noord-Brabant), Zeeland (Noord-Brabant).
Nieveen: Plaatsnaam Nieuwveen (Zuid-Holland).
Nievel, Nieveler: Variant (vergelijk Brabants nieve = nieuwe) van Middelnederlands niewele: oblie; respectievelijk niewelaer: obliebakker; zie Nieuwelaers.
Nievelt, van. Nijveld, Nuveld: Plaatsnaam Nie(uw) Veld. Nije Veld (Gelderland), Nyevelt (Utrecht Vergelijk Duits Neuenfeld.
Niewald, Niewold, Niewolde, Niewoudt: Verspreide Duitse plaatsnaam Neuwald: nieuw bos, nieuw woud. Groningen.
Niezen, Niesen: 1. Zie Nijssen(s). 2. Eventueel moedersnaam van de voornaam Agnes.
Niezing: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nijs, Denijs.
Niftrik, van, van Eftrik: Plaatsnaam Niftrik in Wijchen (Gelderland). Van Eftrik door verkeerde scheiding of ontleding van een naam.
Niggemann. Duits Nigemann, van Niemann, Neumann.
Nightinghale. Engelse equivalent van nachtegaal.
Niguet. Afleiding van Nigaut.
Nigaut, Migaulx, Nigot: Bijnaam. Frans Nigaud (pas sinds 16de eeuw): domkop, uilskuiken? Of Germaanse voornaam.
Nihard, Nihar, Nihart, Nahar: Vadersnaam. Afleiding van Waals D(e)nih = Denis, vergelijk Frans Nisard.
Nihot, Nihotte, Nihoul, Nioul, Nhou, Nahoe, Nahoel, Nahol, Naho, Nahooy. Waalse vadersnaam, knuffelvormen van de voornaam Den(j)s. (Waals: D(e)nih).
Nijdam, Nieuwdam. Plaatsnaam Nieuwe dam, Niedamm, Duitsland.
Nijen, van, van Nyen, van Neijen, van Neyen, van den Nijden. Moedersnaam, sterik verkorte en veranderde vorm van Vernyden, Veren Iden: vrouw Ide.
Nijhof, Nijhoff, Nyhoff. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Nijhof: nieuw hof/hoeve. Vergelijk Neuhof, Van Nieuwenhove.
Nijkerk, Nykerk: Plaatsnaam (Gelderland, Friesland). Vergelijk Niekerk.
Nijlen, van, van Nylen, van Neylen, van Eylen, van Eijlen, van Heylen, van IJlen, van Ylen, van Eyll. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Nijlen (Antwerpen). 2. Zie ook Heylen van.
Nijpels, Nypels, Nybelen, Naepels, Niepel: Vadersnaam. Afleiding van Nip(p)o, een bakervorm van een Germaanse voornaam als Ndbold, Ndberht.
Nijs, Nys, Nyss, Nijst, Nyst, Niss, Nisse, Nis, Nise, Neys, Neijs, Neis, Neisse, Neyst, Nies, Niess, Nies, Niesz, Nijssen, Nijssens, Nijsen, Nysen, Nyssen, Nyssens, Nisen, Nisens, Nissen, Nissens, Nissene, Neyssen, Neyssens, Neysen, Neyses, Neissen, Neisen, Neihsen, Neyzen, Niesen, Niessen, Niessens, Niessen, Niesen, Niezen, Niehsen, Nieskens, Niesz, Niezing, Niezemuller. Vadersnaam, korte vorm van de voornaam Denys = Dionisius.
Nijsten, Nysten, Nieste, Niesten. Vadersnaam, variant van Nijssen. Zie bij Nijs.
Nijsters, Nysters: Spelling voor Neisters. Middelnederlands neister, naeister: naaister. Beroepsnaam.
Nikisch: Vadersnaam. Nickisch, Nikitsch zijn Slavische vleivormen van de voornaam Nikolaus.
Nimmegeest: Uit Nimmegees, door rs/s-assimilatie uit Nimmegeers, Nemegeers. Nemegeer is een zinwoord ‘Neem de geer, de speer’.
Nimmen, van. Familienaam uit de plaatsnaam Nimmen (Limburg).
Nimeskern. Duitse familienaam Nimmsgern: neem het graag. Bijnaam voor een inhalige.
Nimmervoll, Nimmerfoll. Duitse bijnaam: nooit vol. Handelaar die nooit de volle maat geeft?
Nimwegen, van. Plaatsnaam Nijmegen, Gelderland.
Ninane, Ninanne. Plaatsnaam Ninane in Chaudfontaine (Luik).
Ninforge. Met n-epenthesis van Neuforge?
Ninin, Nining, Ninnin: Vadersnaam. Vleivorm bij de vleivorm (Jean)nin.
Ninite, Ninitte. Moedersnaam. Afleiding van een verkorte vorm van Jeannin of Simonin. Vergelijk Ninet.
Ninon, Mon, Nahon, Nihant, Nihan, Nahant, Nahan, Naon: Vadersnaam. Afleiding van Waals D(e)nih = Denis. Vergelijk Nihotte, Nihoul/Nahoel, Nison.
Ninove, van, Ninauve, Ninive: 1. Plaatsnaam Ninove (Oost-Vlaanderen). 2. Uit Nieuwenhove.
Niort. Plaatsnaam (Deux-Svres).
Nippen. Vadersnaam Nippe, Nibbe, bakervorm van Germaanse voornaam Nidbert, zie Nipperts. Nippo
Nipperts, Vadersnaam. Germaanse voornaam nth-berht ‘Vlijt-schitterend’. Nidhbret.
Niquet. Vadersnaam. Afleiding van Nique, Nicolas. Zie Nick, Nicot.
Nirenstein. Duitse plaatsnaam Nierstein.
Nis. Variant van Neis, Nijs,=Denis.
Nisbet. Moedersnaam. Variant van Lisbet, voornaam Elisabeth.
Nisenkern. Duits dialect ontrond van Nusskern: nootkern. Vergelijk Nisenbaum.
Niset, Nisez, Nizetfte, Niesetten Nisette, Niezette: 1. Vaders-, moedernaam. Afleiding van Denis. Zie Denijs. 2. Eventueel moedersnaam van de voornaam Agnes.
Nishoven, van, Nijsthoven, Nysthoven: Spellingvariant van Van Ishoven, door metanalyse.
Nisin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Denis.
Nisolle, Nisol, Nisolle, Nissolle: vadersnaam. Waalse vleivorm op -ol van Denis.
Nisot, Nison, Nizot. Vadersnaam, knuffelvormen van Denis.
Nispen, van, van Nespen, van Espen, Vannspenne, van Hespen: Plaatsnaam Nispen (Noord-Brabant).
Nistelrooij, van, Nistelrooy, van, Nisselrooy, van, Nisselrooij. Plaatsnaam Nistelrode, (Noord-Brabant) of plaatsnaam Nijsserode in Meensel, Vlaams-Brabant.
Nissink. Vadersnaam. Afleiding van Denijs.
Nisslein. Afleiding van de voornaam Dionysius.
Nitelet, Nittelet: Variant van Netelet, afleiding van Jehannet.
Nitens. Waarschijnlijk variant van Neetens.
Nitsch, Nitschke, Nietzsche, Nitsky: Vadersnaam. Oost-Duitse-Silezische vorm van de voornaam Nikolaas.
Nitzge, Nischk: Vadersnaam. Uit Nitschke, Oost-Duitse verkleinvorm van Slavische vleivorm van Nikolaus.
Nitsem, van, van Nitsen: Plaatsnaam in Herk-de-Stad en Stevoort (Limburg).
Nitte, van de. Familienaam alleen in Henegouwen en Waals-Brabant. Verhaspeling, waarschijnlijk van Van den Heede.
Nivale, Nivaille: Luiks-Waals nvaye: sneeuw.
Nivard, Nivar, Nivart, Niwa: Vadersnaam. Germaanse voornaam niw-hard ‘Nieuw-sterk’. Nivhard, Nivardus.
Nivarlet. Plaatsnaam in Izier, Luxemburg.
Niveau, Nivault, Nival: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Niwald. 2. Uit Nivel. 3. Hypercorrect voor Nivard?
Nivel, Nivelles, Nivelle: 1. Bijnaam. Middenfrans nivelet: simpel, onnozel, dwaas. 2. Zie Denivel(le). 3. Zie ook Niveau.
Nivetfte, Nivetste, Nivette; Vaders-, moedersnaam van Nivard.
Niville: Variant van Neuville of Nevill(e).
Nizar, Nizard, Nisar, Nisa. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Denis.
Noach, Noak, Noack, Noah: 1. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Noach; vergelijk Noe. 2. Zie Nowak.
Nobbee: Uit Obee, met n-prothesis door metanalyse.
Nobel, (de/le); Nobels,de, Noble, Nobele de, Nobbels, Lenoble: Bijnaam. Middelnederlands nobel, Frans noble, van Latijnse nobilis ‘adel, aanzienlijk, voornaam’.
Nobelen, van: Plaatsnaam Den Nobel in Hasselt, Melveren (Belgisch-Limburg), Diest, Leuven, Tienen (Vlaams-Brabant), Herzele (Oost-Vlaanderen).
Noben, Nopens, Nop, Nopp, Noppe, Noppen, Noppens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Nobbo, Noppo (knuffelvormen van Nodobert/Notbert (Naud-berth).
Nobile, Nobilio, Nobili, Nubile: Italiaanse familienaam voor een nobel, edel man.
Noblesse. Franse bijnaam noblesse: adel. Vergelijk De Nobel.
Noblet, Noblot: Afleiding van Frans noble: edel. Bijnaam.
Noblewez, Noblu, Nobluez, Noblue, Nombluez, Mombluet: Uitspraak mbrouwt in Borgworm. Bijnaam. Mau brouet: slechte bouillon?
Noca, Nocart, Noka: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Notger. Zie Nokin.
Nocent, Nossent, Nossem, Nossin: Vadersnaam. Korte vorm van Innocent, heiligennaam Innocentius.
Nock, Nocq: Vadersnaam. 1. Bakervorm van Germaanse voornaam Notger. Zie Nocker. 2. Korte vorm van de voornaam Winnok.
Nocker, de, Nockere, de, Noecker, Nockels, Nokel: Oorspronkelijk vadersnaam. Germaanse voornaam Notger: Notkerus, Nocherus. De naam werd achteraf niet meer begrepen en werd geherinterpreteerd als een afleiding van werkwoord Nocken ‘Snikken, hikkenՠen kreeg zo een lidwoord.
Nocon, Nocquet: Afleiding van Germaanse voornaam Notger. Zie Nokin.
Nodel, Noudel: Hypercorrect voor Nol?
Nodelijk: Bijnaam. Middelnederlands Nodelijc ‘kommervol, behoeftig; benauwd’. Vergelijk Duits Nthlich, Notlich.
Noe, No, No, Not, Noz, Noez, No, Noo, Nowe, Now, Nou, Nov, Noth, Not, Nouet, Noe: Vadersnaam. 1. Bijbelse voornaam Noach, Frans No. 2.Variant van de voornaam Nol, Luiks Waals now.
Nol, Nolle, Nol, Noel, Noelle, Denol Denolle, Noul, Nul, Nuwel, Nuel. Naam uit het Franse Nol: Kerstmis. Dit zou onder andere kunnen komen van de geboortedag. Of gewoon een vadersnaam uit de gelijknamige voornaam. Of heiligennaam Natalis, zie Noe.
Noelke, Nlke, Nlken: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Aarnoud. Ook Nldeke, Nldeken.
Noels, Nols, Nolst, Nouls: Vadersnaam. Korte afleidingvorm van Hanoul of Arnould.
Noenaert. Afleiding van Middelnederlands noene: middag(eten). Vergelijk Noens.
Noens, Noen, Noon: 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Noen: moedig. 2. Afleiding uit het Middelnederlandse en het West-Vlaamse noen(e): middag(maal). Vergelijk Engels Noon, Duits Vormittag, Nederlands Middag, Een soort bijnaam, een vondelingennaam (moment van vinden?) ?
Noeninckx, Noenickx, Nonnckx, Nonninckx, Noninck, Nunninck: Vadersnaam. Afleiding van een bakervorm van een Germaanse voornaam die nog voortleeft in de Friese voornaam Noen, Non. Wellicht van een nanth-naam ‘moedig’. Nonno = Nando. Vergelijk Friese familienaam Nonninga; Nederduits Nonnen, Nonnsen.
Noensen. Vadersnaam. Zoon van Noen.
Noerdinger. Variant van Nrdlinger, van plaatsnaam Nrdlingen (Beieren).
Noson, Noeson: Vadersnaam. Waalse afleiding op -eon van No: Nol.
Noest: Wellicht spelling voor Not (vergelijk Deprest, van Depr).
Noetzel, Noez, Notzel: Duits Notz, Notzel. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Notbert.
Noey, van. 1. Van (den) Node. Plaatsnaam Sint-Joost-ten-Node. 2. Zie Van Doyen.
Nogal, Nogales, Nogalez, Nogu, Noguet, Nogueira, Noguera, Noguer, Noger, Nogheer: Spaanse, Portugees, Catalaanse plaatsnaam, van Latijn nucarius: notenboom.
Nogaret, Nogarede, Nogarde, Nougaret, Nouguerde: Plaatsnaam Nogaret (Hte-Gar., Gers), van Nogaretum: plaats met notenbomen.
Noirclaude. Bijnaam en vadersnaam; Zwarte Claude.
Noireau, Noireaux, Noirel, Neuray, Nra, Nera, Norreel, Norrel, Noreel, Norel: Bijnaam. Afleiding van bijvoeglijk naamwoord noir: zwart; Waals nor, Luiks-Waals mr.
Noiret, Noirret, Noret, Nor, Norr, Norre, Norree, Norre, Neuret, Nr: Frans noiret, Waals noret, afleiding van noir: zwart. Bijnaam. Vergelijk Zwartjes.
Noirfalise, Noirfalisse, Noirfalize. Plaatsnaam Noirfalise in Fort-lez-Chaudfontaine en Stavelot (Luik): zwarte rotshelling (Duits Fels).
Noirhomme. Bijnaam voor iemand met donker haar of donkere huid.
Noiro, Noirot, Noiron, Nro, Nron, Noiroux, Norro: Afleiding van Frans noir: zwart. Zie Noiret.
Noirsain, Noirsent, Noirsint. Plaatsnaam Noirchain, Henegouwen.
Noiseliet. Plaatsnaam. Middenfrans noisillier; notenboom.
Noiset, Noizet, Noisette, Nusette: 1. Plaatsnaam van Frans noix: noot. Noiz (Deux-Svres), Noizet in St-Georges-sur-Meuse (Luik), Noiseux (Namen). 2. Afleiding van Oudfrans noise: lawaai, twist.
Noisier, Noisiez, Noisy. Plaatsnaam Noisier; notenboom.
Nokerman, Nokermans. 1. Naam uit de plaatsnaam Nokere (Oost-Vlaanderen). 2. Variant van Neukerman(s). Zie daar.
Nokin, Nockin, Noquin, Neuckens, Neukens: 1. Vadersnaam. Afleiding van een bakervorm Nocko van Germaanse voornaam Notger. 2. Afleiding van Arnoud, variant van Noukens, is ook mogelijk.
Nol, Nole, Nollen: Vadersnaam. Verkort uit de voornaam Arnold.
Nolard, Nollas, Noulard: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arno(u)ld. Vergelijk Nolet.
Nolde, Nelde, Nold, Nolden: 1. Vadersnaam. Variant van Nolte. Nelde is dialect ontrond. 2. Beroepsnaam van Middenhoogduits nlde: naald. Vergelijk Duits Noldemacher.
Noldus. Vadersnaam. Korte vorm van Arnoldus, latinisering van Germaanse voornaam Arnoud.
Nolet, Nolette, Nollet, Noll, Nolle, Nollee, Noullet, Noulet, Noulez, Noulette, Denollet, Denolet, Denoulet, Desnoulet, Desnoulez: Vadersnaam. Romaans verkleinvorm op –et van de voornaam Arnould.
Nolf (de), de Nof. Vadersnaam uit Germaanse voornaam Nodolf, Odolf, (door verkeerde scheiding van de voornaam., bijvoorbeeld Jan Odolf, van Jan Nodolf).: Audulf, aud-wulf (bezit-wolf).
Nolibos, Oliebos: Plaatsnaam Nolivos: 1544 Noliboos, in Autevielle (Pyr.-Atl.). Ook familienaam Noulibos, Nolibois.
Noll, van der: Van der Nolle, van van der Nolde. Plaatsnaam Nolde in Zuidwolde (Drenthe).
Noll, Nll, Nlle: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Arnold.
Nollemans, Noelmans, Nolmans, Nulmans. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Arn-noud.
Nollen, Nollens, Nolens, Noelen, Nohlen, Nohl, Nolis, Nullens, Nulens, Nulis, Nuellens, Nuelens, Neulens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Arnold/Arnoud (arn-wald, noud). Nolledes is de Latijnse vorm.
Nller, Noller, Noeller: Door assimilatie van Duits Noldner, Nllner, Duits Nadler: naaldenmaker.
Nolleveaux. Nollevaux, Nolevaux, Noleveaux: Plaatsnaam Nollevaux (Luxemburg).
Nollemont, Nollomont. Plaatsnaam Ollomont in Nadrin.
Nolte, Nolten, Nolting, Noltinck, Noltinckx, Noltincx, Nolde: Vadersnaam. Korte vormen en afleiding van de voornaam Arnold. Zie Nouts.
Nolson: Vadersnaam. Zoon van Nol, van Arnold.
Nolte, Nolthenius: Vadersnaam. Verkort uit Arnold en latinisering.
Nomin. Latijn Nomine, afleiding van Nomen: naam. Bijnaam voor een kerkzanger, naar de tekst ԉn nomine Domini’.
Nona, Nonat. Vadersnaam. Luiks-Waalse variant van Monart. Vergelijk Nonet.
Noncjean. Re-interpretatie van Monjean (m/n).
Nonclerc, Nonclercq. Nonclerq, Nonclaire, Nonglaire: Bijnaam Non Clerc: niet-klerk, geen clericus.
Nondonfaz. Plaatsnaam in Esneux, Luik.
Nonet, Nonnet: Vadersnaam. Variant van Monet (m/n.
Nonkel, Nonkels, Nonckele, Nounckele, Noncle, Nonque: Verwantschapsnaam. Frans oncle: Zuidnederlands nonkel, Nederlands oom. Vergelijk Ooms, Oncle.
Nonhebel: Duits familienaam.
Nonhof, Nonnhoff, Nonhoff: Plaatsnaam Nonnhof (Beieren).
Nonneke, Nonnekes, Nonekes: Bijnaam voor een (wellicht uitgetreden) non ‘kloosterzusterՠof voor een knecht in een nonnenklooster. Vergelijk Nonneman.
Nonon, Nonnon. Vadersnaam. Variant van Mon(n)on, van Simonon; vergelijk Nonet. Of afleiding van Jeannon.
Non, de, Nonne, de, Nonn, Nonne. 1. Bijnaam voor een non (kloosterzuster) of voor een knecht in een nonnenklooster. 2. Zie ook Denon.
Nonnekens, Nonkes; zoon van een non. Of naar de vadersnaam Nonno, Nonne, Nono, in Latijn als Nonus. Friese geslachtsnaam Nonninga, Nonia, Noneka, in Groningerland Nuninga, Nuinenga, Verder Noninckx, Noeninckx, Nuninghoff en Nunninghaven. De Nonia sate te Tonnaart (dat is Ternaard) in Dongeradeel en Nnningen is een dorp by Fallingborstel in Hanover.
Nonneman: Bijnaam voor een knecht in een nonnenklooster. Vergelijk Nonneke(n)s. De Wase familie Nonneman kreeg haar naam als exploitant van de boerderij van de nonnenabdij Rozenberg in Waasmunster. Of voor iemand die met een uitgetreden non leeft.
Nonnenberg, Nomberg: Duitse plaatsnaam Nonnenberg.
Nonnenbruch, Nonnenbroich. Duitse plaatsnaam.
Nonnewitz: Plaatsnaam Nonnewitz (Sachsen-Anhalt) of Nonnevitz (Mecklenburg-Vorpommern).
Nonweiler, Nonnweiler, Nonveiler, Nonveiller, Nonuweiler, Noumweiler: Duitse plaatsnaam Nonnenweiler.
Noo, de: Denoo is een Nederlands verschrijving voor Denaux, Deneau, van Donaux, van Daneau, Romaanse vorm van de Bijbelse voornaam Daniel.
Nood, de: Beroepsbijnaam van de notenhandelaar. Vergelijk Duits Nuss.
Nood, van: Door assimilatie rd/d < van Noord. Eventueel korte vorm voor van der Nood.
Nood, van der: Plaatsnaam Noot in Zundert (Noord-Brabant).
Noolen, van. 1. Lees: Van Olen. Plaatsnaam Olen (Antwerpen, Noord-Brabant).-2. Zie Van Holen.
Noor, de. Volksnaam van de Noor.
Noorbeeck, van, Noorbeek, van, van Norbeck: 1. Plaatsnaam Noorbeek (Nederlands-Limburg). 2. Zie van Oorbeek.
Noorbergen, van, Noorenberghe, van Oorenberghe, Norberg, Norremberg, Norrenberg, Nurrenberg, Noorenberght: Plaatsnaam Neurenberg, Duits Nuirnberg (Beieren), door Kiliaan Norenbergh genoemd.
Noord, van, Noorden, van, (van, de) Noort, van Norden, van den Oord, van Oorden, van Orden, van Oordt, van Oort, van Hoorde, van Hoorden: 1. Naar de woonplaats ten noorden van een plaats. Het Noord was de naam van het kustland tussen Blankenberge en Breskens. 2. Plaatsnaam Noorden in Nieuwkoop (Zuid-Holland); Ten Oorden tussen Groede en Schoondijke (Zeeland). Zie Van Oorden. 3. Zie Van Hoorde(n).
Noordam, Zuidam. Plaatsnaam Noorddam, onder meer naam van een 16de eeuwse schans bij Zevenbergen.
Noordenbos: Plaatsnaam ‘.oordelijk bos’bijvoorbeeld Noorderbossen in Biervliet (Zeeland).
Noordegraaf, Noordergraaf. Beroepsnaam voor een toezichter, opzichter belast met het toezicht van iets dat zich Ҵen noorden’ bevond.
Noordennen, van. Door assimilatie nd/nn, van van Noordende. Plaatsnaam Noordeinde (Gelderland, Overijssel, Noord en Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland), Noordende in Merkem, Wingene.
Noordende, (van ‘T): Plaatsnaam Noordeinde (Gelderland, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland), Noordende in Merkem, Wingene (West-Vlaanderen).
Noordermeer, Noordenmeer: Plaatsnaam Noordermeer in Tietjerksteradeel. ligt ten noorden van Baarsdorpermeer. (Friesland) en Wognum (Noord-Holland).
Noordgaete, van den, van de(den) Noortgaete, Noortgate. 1. Uit Van den Oordgate. Oort/ho(o)rt: gevlochten kouterhek + gat: toegangsweg. Er was onder andere een Oortgate in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen). 2. Mogelijk uit Moortgat: plaatsnaam in St.-Gillis (Dendermonde).
Noordhoek, Noorthoek: Heel frequente plaatsnaam onder meer in Noord-Brabant.
Noordhof, Noordhoff: Verspreide plaatsnaam.
Noordijk, Noordijke: Verspreide plaatsnaam Noord(d)ijk, onder meer in Hontenisse (Zeeland).
Noordhoff. Verspreide plaatsnaam.
Noordhuis, Noordhuizen, Oorthuijs. Plaatsnaam, noordelijk gelegen huizen. Plaatsnaam Noordhuis in Ramskapelle en Vlissegem (West-Vlaanderen). Maar waarschijnlijk van verspreide Duitse plaatsnaam Nordhausen.
Noordt, van der, van der Noot. Met r-epenthesis.
Naorduyn. Plaatsnaam Noordduin, bijvoorbeeld in Callantsoog, Noord-Holland.
Noordzij, Noordsij: Plaatsnaam Noordzijde (Bodegraven, Zuid-Holland).
Nooren: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse norad-naam, zoals Nordbold, Nor(t)bert, Nortfridus = Norfredus, Nor(d)mannus, Nordolt.
Noorland, Noorlander: Afleiding van plaatsnaam Noorland in Zandvliet (Provincie Antwerpen of Noordland, een plaat in de Oosterschelde ten zuiden van het Westgat.
Noorloos, van: Plaatsnaam Noordeloos (Zuid-Holland).
Noortgaete, van den: Eigenlijk van den Oordgate. Oort/ho(o)rt ‘gevlochten kouterhekՠ+ gat ‘Toegangsweg’. Plaatsnaam, 1571 hof ten Oortgate, Sint-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen).
Noorman, Noormans, Noreman, Noordman, Noortman, Nordman, Nodmann, (de) Norman, de Normandië, Normane. 1. Bijnaam voor een Scandinavir, een Noorman dus. 2. Ofwel iemand uit het Franse Normandi.
Noortwijk, van. Plaatsnaam Noordwijk, Zuid-Holland, Groningen.
Noorwege, van, (van) Hoorenweghe, (van) Hooreweghe, (van) Hoorewege: Afkomstig van Noorwegen.
Noos, de, Noose, de, de Nooze, Noos, Noesen. Naam uit het Middelnederlandse nose, nese, nase: neus. Bijnaam voor iemand met een opvallende neus.
Noot, van der, van (der) Not, van der Notte, Ternoot, van der Neut: Plaatsnaam Ter Noot, bijvoorbeeld in Borre (Frans-Vlaanderen). Van der Noot is evenwel een Brabantse familienaam.
Nooten: Vadersnaam. Van Middelnederlandse voornaam Notin, vleivorm van Germaans nood-naam, zoals Notebaert = Noodbert.
Nooter: Variant van de Noter. Beroepsnaam van de landbouwer. Afleiding van Middelnederlands noten’bebouwen’.
Noots, Noorts, Nots: 1. Varaiant van Nouts. 2. Zie Not.
Nooij, de, Noij, Nooijen, Nooyen, Nooy, Neuj, Ney, Nooi, Nooyer, Nooijer, Nooyens, Nuijens, Nuijs: Vadersnaam. Uit Noid door palatalisering van de l in Nold, korte vorm van Arn(w)old. Door palatalisering verschoof oi tot ui in Nuijens.
Nooijer, de; de Nooyer, de Noijer: Spelling van de dialectische uitspraak van de Naaier ‘kleermaker’.
Nopre, Nopere: 1. Waals no pre: onze vader. 2. Waalse Re-interpretatie van Nopere; zie Nopers.
Nopers, Nopere, Nopre: Afleiding van Middelnederlands nopen: (een pand) aanslaan, beslag leggen op. Beroepsnaam van de beslaglegger.
Noppe, Noppen: Vadersnaam. Noppo, bakervorm van de Germaanse voornaam Nodobert, Notbert. Zie Notebaard.
Noppeney, Noppeneye, Noppeley, Noppenaai, zinwoord noppe-naai: die noppen naait, naaier van noplaken, laken van vlokwol.
Nopper, Nopre: Beroepsnaam van de nopper, die wol of weefsels van onzuiverheden ontdoet.
Norbert, Nober, Noebert: Vadersnaam. Germaanse voornaam north-berht ‘Noord-schitterend’. Norbertus.
Nord, Nordt. 1. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse naam met Nordo (Norbert, Nordwin). 2. Windstreek noorden; vergelijk Van Noorden.
Norden, van, Norder, Norde, Norren, van. Plaatsnaam in Nedersaksen.
Nordin, Norden, Noordin, Noordens, Noerdens, Nooren, Noerens, Noiren: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse norad-naam, zoals Nordbold, Nor(t)bert, Nortfridus = Norfredus, Nor(t)gaudis, Nordman, Noreman, zie Noorman(s).
Nordlohne: Plaatsnaam Nordlohne (Nedersaksen).
Nordmann, Norman, Normann: Volksnaam Noorman ԓcandinavir’.
Norel, van. Plaatsnaam, Norel (Epe, Gelderland).
Nordsiek, Nordsieck: Duitse plaatsnaam. Nederduits Siek, van Oudhoogduits sik(i); ‘Waterloopՠ(in Westfalen).
Norga, Norgard. Germaanse voornaam north-gard. Of Deense plaatsnaan Norgrd?
Norman, Normand, Normant, Lenormand, Le Norment, Normain: 1. Naam van een Normandir. 2. Noorman; zie Normandië: Streeknaam Normandi in Frankrijk, naar de Noormannen, die zich er ooit vestigden.
Normandiën. Afleiding van Normandië.
Normandië: Streeknaam Normandië in Frankrijk, naar de Noormannen, die zich er ooit vestigden.
Normond. Waarschijnlijk variant van Norman.
Norren de, de Noore: Middelnederlands norre, nomen agentis bij wwwerkwoord norren: brommen, grommen. Bijnaam voor een knorpot.
North. Engelse familienaam: noord. Naar de woonplaats. Vergelijk Van Noort.
Northam. Engelse plaatsnaam (Devonshire, Hampshire).
Northrup, Northrupp. Plaatsnaam Northorpe (Yorkshire): noorddorp.
Nortier, Nordier, Nourtier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam north-hari’Noord-leger’. Northerus, Nortierus.
Norton. Verspreide Engelse plaatsnaam.
Nosbusch, Nossbusch. Duitse familienaam Nussbusch: bosje hazelstruiken (notenbos). Vergelijk Duits Nussbuschel.
Noseda. Italiaanse familienaam.
Noske: Vadersnaam. Nederduitse voornaam, zoals Nuske, korte vorm van Janosek, Hannoske = Johannes.
Not, Noots, Noorts: Vadersnaam. Korte vorm van vleivorm Hannot, Annot (Annoots) etc. Vergelijk Notet.
Notable. Bijnaam voor een notabele, vooraanstaande.
Notaert, Notaerts, Notard, Nota, Nootaert, Notta: Vadersnaam. Germaanse voornaam naud-hard: Nothardus; Notardus.
Notar: Vermoedelijk niet Duits Notar ‘Notaris’maar veeleer spelling voor Frans Notard, Germaanse voornaam naud-hard.
Notaris, de, Noteris, Notris, Notaire, Notario, Notari: Beroepsnaam van de notaris, gerechtelijk ambtenaar.
Notarnicola. Italiaans Notaro Nicola: notaris Nicolaas.
Notarrigo. Italiaans Notaro Arrigo: notaris Hendrik.
Note, Noete, Noote, Noot: Beroepsnaam van de notenhandelaar. Vergelijk (de) Neut.
Not, Nott: Vadersnaam. Andere spelling voor Notet, verkleinvorm van Hanot(e), Ernot(e), Warnot(e).
Notebaard, Notebaart, Notebaert, Notenbaert, Notenbaert, Nottenart, Nottebaert, Nottebart, Nottebaere, Nottebar, Nattebaert, Ottebaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam naud-berht ‘Nood, gevaar-schitterend’zoiets als ‘Schitterend in het gevaarՠdus: Nodobert.
Noteboom, Notenboom, Nootenboom, Nooteboom, Neuteboom, Notteboom, Nootenboom, Nottebohm: Frequente plaatsnaam Noteboom.
Noteborn, Notteborn: Vergelijk Duitse familienaam Nussbronn, Nussborn, van plaatsnaam. Of Engelse plaatsnaam Nutbourne (Sussex)?
Noteghem, Notteghem: 1. Oude vorm van plaatsnaam Nossegem (Vlaams-Brabant): 1154 Notengem. 2. Uit Van Otegem.
Notel, Notelet, Notel, Nolele, Nottelez, Nutelet. Vadersnaam, afgeleid van een knuffelvorm van een Germaanse;noodՕ (= nood, gevaar, strijder) naam: Hannot, Ernot.
Notelaers, Noteleirs, Notelaere, Nottelaers, Neuteleers, Neuteleer, Neutelers, Neutelaers, Nutelaers: Bijnaam naar de woonplaats bij een notenboom of voor een notenverkoper. Vergelijk Noteboom, Notelteers.
Notelteers, Notelters, Notelteirs, Noteltiers. Familienaam uit het Middelnederlandse noteltere: notenboom.
Noten, Nooten, Nootens, Notten, Nottens, Neuten, Neutens, Nueten, Nuetens. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse nood-naam (bijvoorbeeld Notebaert=Noordbert). 2. Variant van Nouten.
Noten (van), van Notten, van Noote, van Nooten, van Otten, van Ooten, van Neuten, van Neutten, van Nueten. 1. Plaatsnaam wellicht afgeleid van een omgeving met veel notenbomen. Wellicht plaatsnaam Otene in Zaamslag, Zeeland. 2. Verwarring met Notten.
Noter, de, de Neuter. Beroepsnaam van de landbouwer uit Middelnederlands noten: bebouwen.
Noterman, Notermans, Nottermans, Notterman, Nouterman, Nuijtermans, Nuytermans, Nooter, Notterman, Nattermann. Variant van Nokerman(s). Zie daar. 2. Variant van Nokermans, afleiding van noker ‘Notenboom’. De grote concentratie van Notermans in de streek van Ronse, waar ook de vorm Nokerman al vroeg thuis is, wijst ook in die richting.
Noterange. Plaatsnaam Nodrenge in Marilles, Waals-Brabant.
Notet, Notez, Not, Nottet, Nott, Nottez: Vadersnaam. Afleiding van Hanot(e), Ernot(e), Warnot(e).
Nothelier. Waalse aanpassing van Notelaers?
Nthen: Plaatsnaam Nthen in de Eifel.
Nothomb, Nothum: Plaatsnaam in Attert (Luxemburg).
Notiers: Misschien van Nortiers.
Notman, Nottman: Wellicht door assimilatie rt/t van Noordman.
Notre. Romaanse vorm van Germaanse voornaam naud-rd. Of Ntre (Frans Lentre) met secundair accent aigu.
Notredame, Notredaeme, Notredamme, Noterdame, Nottredaeme, Noterdame, Noterdaem, Noterdaeme, Noterdeam, Notterdam, Notterdaeme, Notterdame. Naam uit het Franse Notre Dame: Onze-Lieve-Vrouw. Erg verspreide plaats- of bijnaam voor iemand die een functie heeft in een Lievevrouwekerk.
Notschaele: Bijnaam ‘Notendop’Een klein, gedrongen, een gesloten iemand ?Engels nutshell. Duits familienaam Nuschal.
Nott, Notten, Nottens. Vadersnaam. Bakervorm van een nood-naam: Notto, Notho.
Notting, Noten, Notten. Engelse plaatsnaam Nottingham.
Notteau, Notay: Vadersnaam. Afleiding van Not. Vergelijk Notet.
Nouailles. Plaatsnaam Nouaille, Creuse.
Nouar, Nouart, Neuwar, Neuwart, Neuwaer: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germanse voornaam naud-hard; zie Noyaert(s), Notaert(s).
Noudens, Nouwen, Nouwens, Nauwen, Nauwens, Nowens, Nuewens, Neuen, Nuens, Noijdens, Nuydens, Nooijen, Nooijens, Nooyens, Noyens, Noijens, Noijen, Noyen, Noyens, Noeyens, Noijens, Noye, Nauyens, Nuydens, Nuyen, Nuyens, Nuijen, Nuijens, Nueys, Nuijes, Neujens, Neuyens, Nijdens, Nydens, Neyen, Neyens, Neijens, Neijns, Nijen, Neyns, Neins, Nyns, Nijns, Neyes, Naeye, Naeije, Naey, Nay, Naye, Nouten, Noutens, Noitens, Nooytens,Nuitten, Nuiten, Nuytens, Nuitin, Nuitinck, Nuijtens, Nuijten, Nuythens, Nuijttens, Nuytten, Nuyttens, Naeten, Naetens, Naten, Natens, Nuttin, Nut)in, Nuttinck, Nuttinck, Nutten, Nuttens, Nuten, Nueten, Nuetens, Neuten, Neutens. Vadersnaam uit Noudin, de Middeleeuwse knuffelvorm van Arnoud (arn: arend). De / in Arn(w)old werd gepalataliseerd van Noid; vergelijk de Middenenderlandse dichter van het Esopet: (Calfstaf ende) Noidekin. Door palatalisering en ontronding verschoof oi verder tot ui/ei (vergelijk Boudens, Boydens, Buyens, Beyens). De intervocalische d werd gesyncopeerd en werd een glijder w (Nouwens) of ‘J (Neujens).
Nouil, Nouille. Vadersnaam. Verkort van Hanouille, zie Hanoulle.
Noukens, Nouwkens, Nouckens, Neycken, Neyken, Neicken, Naiken, Naaykens, Naaijkens: Vadersnaam. Middenenderlands Noudekin, afleiding van de voornaam Arnoud. Vergelijk Nuytkens, Noudens.
Noul. Vadersnaam. Korte vorm van Arnould of Hanoul.
Noulin. Vadersnaam. Verkort van Arnoulin, van Arnoul.
Nouprez, Noupr: Verspreide Waalse plaatsnaam: nieuwe wei.
Nourrisson, Nourisson. Bijnaam. Oudfrans norreon: (op)voeding, gedrag, gezin.
Nouri, Noury, Nourry, Nury: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam naud-rk’.ood-machtig’. Nodricus, Notric. 2. Bijnaam. Oudfrans norri: gevoed, van kostganger, tafelgenoot, huisgenoot.
Nourricier. Oudfrans norrecier: opvoeder, veefokker, schapenteler. Beroepsnaam.
Nouse, Noussen: Vadersnaam. Noutse(n), zoon van Nout, Arnoud.
Nout, Nouten, Noutens, Noiten, Nooytens, Nuitten, Nuiten, Nuyten, Nuytin, Nuytinck, Nuijtens, Nuijten, Nuythens, Nuijttens, Nuytten, Nuyttens, Naetens, Naeten, Naten, Natens, Nuttin, Nutin, Nuttinck, Nuttynck, Nutten, Nuten, Nueten, Nuetens, Neuten, Neutens, Nauts, Nouwt: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Arnoud. Vergelijk Noudens (ook voor oi/ut). Let ook op Brabantse fl-uitspraak.
Nouters, Nater: Waarschijnlijk van Outers (bijvoorbeeld Jan Nouters is van Jan Outers). Nater met Brabantse uitspraak (vergelijk Natens).
Nouts, Naudts, Nauts, Nuydt, Nuyt, Nuyts, Nijtes, Nuijt, Naedts, Naets, Neut, Neuts, Neid, Neydt, Neut, Neuts, Neijts, Neijt, Ney, Neij, Nyd, Nay. Vadersnaam: verkorte vorm van de Germaanse voornaam Arnoud.
Nouvart: Variant van Nouart? Armeens ?
Nouvel, Le Nouvel, Nouvelle, Nouveau: Oudfrans novel: nieuw. Bijnaam voor een nieuwkomer. Vergelijk Numans, Neu, New, Leneuf.
Nouwen, Nouwens, Nauwen: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord en hiaatvulling met w uit Nouden(s) van Middelnederlands Noudin, vleivorm van de voornaam Arnoud.
Nouwers. Waarschijnlijk variant van Nouwens.
Novalet. Re-interpretatie (no valet: onze knecht) van familienaam Novelet, afleiding van No(u)vel.
Novello, Novelli, Novella, Noviello, Novielli. Italiaanse bijnaam; nieuw.
November. Naam van de maand. Vergelijk April.
Novgorodsky. Plaatsnaam Novgorod (Rusland).
Novodny, Nowodny. Duitse vorm van een Tsjechische naam uit het Poolse nowy: bijnaam voor een nieuwkomer.
Noville. Plaatsnaam Noville (Namen, Luxemburg, Luik, Waals-Brabant); zoals Neuville: nieuw dorp.
Nowak, Nowack, Noack, Noak, Nowack, Novak, Nowakowska, Nowakoski, Nowicki. Naam uit het Poolse nowak: nieuweling, nieuwkomer.
Noyaert, Noyaerts, Noya, Noyart, Noijnaert, Noynaert: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse voornaam Arnoud. Vergelijk Noyens. 2. Brabantse vorm van Nodaard = Notaert.
Noy, Nooyens, Noyens, Noyen, Noyijen, Noijens: 1. Zie Noudens. 2. Eventueel moedersnaam van Idenoie, vleivorm van de voornaam Ida, Ide.
Noyon: Plaatsnaam Noyon (Oise).
Nozeret. Plaatsnaam; kleine notenboomgaard.
Nuenem, van, van Nunen, van Unen. Plaatsnaam Nuenen, Noord-Brabant.
Nugent. Verspreide Franse plaatsnaam Nogent.
Nugter, Nugteren, van Nugteren: Bijnaam. Middelnederlands nuchteren ‘Nuchter’. Vergelijk Duits Nchtern. De voorzetsel Van is secundair.
Nuhaan. Bijnaam nieuw + voornaam Han, Jan. Vergelijk Neujean.
Nul, de, den Hul, te Nuyl, de Nil, Tenil, Denille, Denil, Denil. 1. Moeilijk geval. Mogelijk bijnaam uit nl, nil: log mens? 2. Mogelijk afgeleid van de plaatsnaam Nil (Waals-Brabant).
Nuis, Nuus. Uit Van Nuys. Eventueel van Nuyes.
Nul, de, den Hul, te Nuyl, de Nil, Tenil, Denille, Denil, Denile, de Niel: Moeilijke naam. Vergelijk Duits Null/Nill: log, plomp mens?
Nuland, van, Nueland, Nuelandt, Nuelant, Neulant, Nulant, (van) Nieuwland, Nieuwlandt, van Nieuland, Nieulande, Niewland, Nieuwlands, van Niulandt, (van) Nieland, Nielandt, Nielander, Nyland, Nijland, Neilands, Noelants, Noelanders, Noelhans. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnamen (nieuw gewonnen land), die in het Nederlandse taalgebied heel veel voorkomen. Nulland, Nederlands-Limburg. Zie ook Van Nieuwlandt.
Nulluy. Bijnaam. Waals nullui; niemand.
Numan, Numans, Nueman, Nouman, Noeman, Nijman, Nyman, Neiman, Nejman, Najman, Noman: Afleiding van de Nuwe ‘De nieuwe’. Bijnaam van een nieuwkomer. Vergelijk Duits Neumann.
Nunez, Nunes: Spaanse afleiding van Latijse nonnus: monnik.
Nuninga, Nuininga, Nuinenga. Plaatsnaam Nüninghoff, Oost-Friesland, Nünningen, Hannover.
Nunnink, Nunninck: Vergelijk Noeninckx, Nonninckx, Noninck. Afleiding van een bakervorm van een Germaanse voornaam die nog voortleeft in de Friese voornaam Noen, Non. Wellicht uit een nanth-naam ‘moedig’. Nonno = Nando. Vergelijk de Friese familienaam Nonninga, Nederduits Nonnen, Nonsen.
Nunspeet, van. Plaatsnaam Nunspeet, Gelderland.
Nupie. Vondelingennaam in Antwerpen 1814. Nu pied: blootsvoets.
Nurnberg, Nuremberger, Nurnberger, Nurenberg, Nurberg, Nuhrenberg, Nierenberg, Nirenberg: Plaatsnaam Neurenberg, Duits Nurnberg. Ni(e)renberg is dialect ontrond. Zie ook Noorbergen.
Nusbaum, Nussbaum, Nssbaumer, Nusenbaum, Nosbaume, Nosbonne, Nissenbaum, Nisenbaum, Nisenboom: Plaatsnaam Nussbaum. Vergelijk Noteboom.
Nus, van: Vergelijk Vlaamse Vanus, Vanuse, Vannuse door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van Huus, van Huse, van Huis. Of van van Neuss?
Nss. Duitse afleiding van Nuss; noot.
Nusgens, Nusgen, Nusken: Vadersnaam. Oude Nederduitse voornaam.
Nusselein, Nusteleyn, Nusteleijn: Duits Nsslein. 1. Afleiding van Duits Nuss: noot. 2. Vadersnaam. Hypercorrect van
Nssler. Duitse beroepsnaam van de notenhandelaar. Vergelijk Notelaers.
Nutal, Nutaels, Nuthals, Niethals, Nythals: Duitse plaatsnaam Neutal in Silezi.
Nuten, van. Wellicht van Van Uden.
Nut, van, van Nutte, Vannut, Vanut, Vanuyt. Familienaam uit de plaatsnaam Nuth (Nederlands-Limburg).
Nuys, van Nuijs: 1. Duitse plaatsnaam Neuss, door Kiliaan Nuys genoemd. 2. Lees Van(h)uys, van Vannuys, van Van Nuys. Plaatsnaam Nuis in Marum (Groningen).
Nuijsenburg, van: Plaatsnaam. 1493-1519 Barthout vann Nuyssenburg, Dordrecht.
Nuytemans. Vadersnaam. Afleiding van Nuyt=Nout, Arnoud.
Nuytkens, Nuytiens, Neutkens, Neuttiens, Neutiens, Neutgens, Neutjens, Nottiens: Vadersnaam. Middelnederlands Noidekin, afleiding van de voornaam Arnoud. Zie Noukens.
Nuijten, Nuijtens, Nuijtinck: Vadersnaam. uit Noiten, afleiding van Noit, Noid, van Arnoud. Vergelijk Nuijts.
Nydrop. Plaatsnaam Nieuw Dorp. Vgl, van, Nierop.
Te Nuyl, Tenuyl, te Nuijl, te Nuil, Tennulius. Familienaam uit de plaatsnaam Nuil, een buurtschap bij Pesse bij Hoogeveen.
Nuytkens, Nuytiens, Neutkens, Neuttiens, Neutiens, Neutgens, Neutjens, Nottiens. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Arnoud (=arend-heerser).
Nyckers, Nijckers, Snijckers, Snijkers, Snyckers, Snykers, Snieckers, Sniekers, Sneykers, Snickers. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse nicken: nijgen, buigen, bukken, knikken. Bijnaam of beroepsnaam.
Nyffels, Niffels, Nijffels, Niffle, Neuffels, Noffels: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse bakernaam Nifo, Nipho. Voor de ronding i/eu, o, vergelijk Neufkens.
Nuijter, Nuitermans: Vadersnaam. Afleiding van Nuit, van Arnoud. De uitgang-er is wellicht benvloed door Wouter, vergelijk trouwens oorspronkelijk Nuytemans.
Nuijts, Nuts: Vadersnaam. Uit Noits, van Nouts, van Arnouds. Vergelijk Neijdt.
Nije: Misschien van Nijen, Nijden, Neiden, Nouden, van Arnoud. Of Nieuwe ‘Nieuwkomer’E
Nijemanting: Afleiding van Nieman(d).
Nijhof: Plaatsnaam Nijhof ‘Nieuw hof’. Vergelijk plaatsnaam Nijhoven in Baarle-Nassau (Noord-Brabant); Vlaamse van Nieuwenhove.
Nijholt, Nijhout: Plaatsnaam Nijhout ‘Nieuw bos’.
Nyland, Nylander. Zweedse plaatsnaam Nyland; nieuw land.
Nijnatten, van. Plaatsnaam, vermoedelijk uit Van Eynatten, bij Eupen in Luik.
Nypelseer, van Epperzeel, van Yperzeel, van Yperseele, van Ypersele, van Uperzeele, (van) Yperzeele, Yperzele, Ypersielle, Ypersiel,Yperzielle, Yppersiel, Ypersier, Ippersiel, Ipersiel, Ipercielle, Hypersiel, Hypersier: Plaatsnaam Niepenzele in Diegem (Vlaams-Brabant).
Nypen, van, van Naypen: Te lezen: Van Ypen? Vergelijk Veriepe. Of als herkomstnaam opgevat. Of vadersnaam Nijpen (zie Nippen)?
Nijpjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Nippe, Nibbe, bakervorm van de Germaanse voornaam Nidbert.
Nijs, de Nijs, de Neijs, Nijsen, Nijsse, Nijssen, Nijsten, Neissen, Neijssen: Vadersnaam. Verkort uit de voornaam Denijs (zie op dat woord).
Nysenholc. Duits Nssenholz: notenhout, hazelarenbosje. Vergelijk Nissenbaum = Nussbaum.
Nijskens, Nieskens: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Nijs, van Denijs.
Nyvel, van, van Nijvel, van Nuvel, Nuyvels: Plaatsnaam Nijvel, Frans Nivelles (Waals-Brabant).
Nyverseel, van, van Nijverseel, van Nijvelseel, van Nyvelseel, van Neijverseel, van Neyverseel, van Uverseel: Plaatsnaam Nijverzeel in Opwijk (Vlaams-Brabant).
Nijzink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Nijs, van Denijs.
O.
O. Wellicht bijnaam.
Obach. Variant van de plaatsnaam Ubach, Nederlands-Limburg.
Obbe, Obe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Otbert, Obrecht.
Obbels, Hobbel, Hobbels, Oebel: 1. Vadersnaam. Afleiding van Obbe. Vergelijk Oblin. 2. Zie Hobbels.
Obbiet. Vadersnaam uit de voornaam Obert/Obrecht: aud + berth.
Obin, Obijn, Obyn, Obein, Hobin, Hobijn, Obben, Obbens, Obbink, Oben, Eubben, Euben, Ubben. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Obrecht. Zie ook Hubin.
Obbrussel, van. Plaatsnaam Opbrussel, de oorspronkelijke naam van Sint-Gillis.
Ober. 1. Duitse familienaam verwijst naar de hogergelegen woonplaats. 2. Eventueel uitspraak obr, spelling voor Aubert of Obert.
Oberbrsch. Plaatsnaam in Krten (Noordrijn-Westfalen).
Oberbusch. Plaatsnaam in Much, Noordrijn-Westfalen.
Oberdorf, Oberdorfer. Verspreide plaatsnaam Oberdorf.
Oberfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Oberforster. Duitse beroepsnaam Oberfrster: oppervorster, hoofdboswachter.
Obbink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Obrecht.
Oberhauser. Frequente plaatsnaam Oberhaus, Oberhausen.
Oberholzer. Plaatsnaam Oberhold, Beieren, Noordrijn-Westfalen.
Oberg: Spelling voor Hoberg. Plaatsnaam Ho(ge)berg in Reet (Provincie Antwerpen), Zulzeke (Oost-Vlaanderen), Hoberg in Bakel (Noord-Brabant), een heuvel in Son (Noord-Brabant). Ook Duits familienaam Hoberg, van plaatsnaam Hohberg (Beieren, Hessen, Silezi).
Oberink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Obrecht.
Oberlnder, Oberlander. Duitse plaatsnaam Oberland; opper land.
Oberl. Spelling in de Elzas voor Oberle, van de voornaam Aberlin, afleiding van Albrecht.
Obermann, Oberman, Obermans. Duitse beroepsnaam: opperscheidsman, opperscheidsrechter. Vergelijk Middelnederlands overman.
Obermeyer, Obermayr, Obermayer, Obermeijer: Oppermeier: meier op hoger gelegen meierij of opperste meier.
Obermller, Obermuller. Duitse beroepsnaam van een molenaar in een ‘mbre Muhle’. hogere molen.
Oberneck. Duitse plaatsnaam: bovenste hoek. Vergelijk Duits Oberegger, Obrecker.
Oberreiner. Iemand van ober dem Rhein: van over de Rijn, van de overkant van de Rijn. Vergelijk Duits Uberrhein.
Oberrreit. Duit ‘Obreiter: berijder, politie die over de straten rijdt.
Oberst, Obrist: Duitse familienaam naar de woonplaats boven, op de hoogste plaats van het dorp.
Oberweis, Oberwoits. Plaatsnaam Oberweis. Rijnland-Palts.
Obez, Obe, Obee: Vadersnaam. Dialect vorm van Obert.
Obin, Obijn, Obyn, Obein, Hobin, Obbens, Obben, Obbink, Oben, Eubben, Euben, Ubben: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Obrecht. Ob(b)en kan ook geitief zijn van Ob(b)e.
Oblet, Obled. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Obrecht. Vergelijk Oblin.
Oboussier. Spelling van Franse familienaam Auboussier, van plaatsnaam Alboussire (Ardèche): plaats met aardbeibomen.
Obrecht, Obert, Oberts, Obbers, Obers, Oppers: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-berht ‘Bezit-schitterend’. O(d)bertus, Otbertus.
Obrie, Oubrie: Vadersnaam. Spelling voor Aubry, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam alb-rkԍ elf-machtig’Nederlands Alverik.
Obreen. Ierse familienaam O Braion, afstammeling van Braon: vocht, druppel.
Obreno. Italiaanse familienaam? Of vervorming van Iers OՂrien of Obreen?
Obst, Opst. Duits Obst; ooft, fruit. Beroepsnaam.
Obstander. Volksetymologische vervorming.
Och, van. Spelling voor Van Hocht?
Ochelen. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ochilo, van bakervorm van Otger.
Ochman, Ochmann, Ochtman, Ocman, Ocmant, Ocqueman: Ochmann is een Opperduitse-Silezische variant van Zuidduits Achmann, afleiding van Aa, Ahe, Ach: water. 2. Volgens Meertens heette de familie Ochtman oorspronkelijk Orthmann en stamt ze af van Hermann Ochtman, die in de tweede helft van de 18de eeuw van Limburch (Hannover) naar Dreischor (Zeeland) verhuisde. Ortmann is afgeleid van Ort ‘laats, oord’.
Ochs. Duits Ochs, Ochse; os. Bijnaam of huisnaam.
Ochsenmeier. Beroepsnaam van een meier of boer die ossen fokt.
Ochten, van: Plaatsnaam Ochten (Gelderland).
Ocken, van. 1. Plaatsnaam Aken (Noordrijn-Westfalen). 2. Plaatsnaam Oeken in Hoeselt (Limburg).
Ockerhout, van, van Hockerhout: Plaatsnaam Okkerhout bij Snellegem: plaats waar notenbomen groeien.
Ockeloen: Misschien Galische familienaam O Clooney. Vergelijk Iers Mac Cloon, oorspronkelijk MacClune.
Ockerman, Ocreman, Ocqueman: 1. Zie Neukermans. 2. Ook = Ackerman.
Ockers, Okker, Okkerse, Hockers, Occre: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-ger ‘Bezit-speer’. Odegerus, Autkerus.
Ockum, Oghem: Variant van Van Ocken?
Ockenburg, van: Plaatsnaam Ockenburgh in Den Haag (Zuid-Holland) of Ockenberg in Rijswijk (Zuid-Holland).
O’Sonnor. Ierse familienaam. Afstammeling van Conchobhar ‘Hoog-wil’.
Ocqu, Ock, Okk: Spelling –zonder de onuitgesproken h–van Hocquet, Hocqu, Hock. 1. Bijnaam. Oudfrans hoquet ‘Schok, stoot; twist, valstrik; haak; kapmantel’. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans bakernaam Hucco of Ucco.
Ocqueman. Familienaam in Noord-Frankrijk. Spelling voor Ocman, Ochman(n), of reductie van Ockerman, Ocreman.
Osinberg. Plaatsnaam Ochsenberg, Beieren.
Octave, Octaef: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Octavius ‘De achtste’.
Ocula. Vondelingnaam. In 1701 kreeg een vondeling die naam omdat hij gevonden was in de Brusselse Oculaijstraat.
Odaer, Odaert, Odar, Oda, Odartus, Oudaert, Oudaer, Oudarft, Oudas, Houdaer, Houdaert, Houdard, Houdart, Houtart, Houdaar, Hoedaert, Hoddaers: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-hard ‘Bezit-sterk’. Odardus, Oudard, Audardus, Autardus, Othardus. 2. De familienaam werd ook verward met Edward.
Odberg, Oberg, Oberge: Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-berg’Rezit-bescherming’. Audeberga, Odberga.
Ode. Moedersnaam. Germaanse voornaam Auda, Oda.
Od: Andere spelling van Frans Hod. Middelfrans hod ‘moe, vermoeid’.
Odegard, Odegarden. Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-gard ‘Rijkdom-gaard’. Audegarda, Otgerdis.
Odekerk, Odekerken, Oderker, Oderkeren, Odekirk. Familienaam uit de plaatsnaam Odenkirchen (Noordrijn-Westfalen).
Odem, Odens: Wellicht dialectisch variant van Adam(s).
Odemaere, Ommaerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam Omaar; zie Orner, Ottmar.
Oden, Odent. Bijnaam die zoveel betekent als (au dent): met de tand. Karakter of lichamelijke eigenschap.
Odenbach. Plaatsnaam, Rijnland-Palts, en in Toernich, Luxemburg.
Odenheimer. Duitse plaatsnaam Odenheim.
Odenhoven. Plaatsnaam Odenhoven in Ophoven, Limburg.
Oderie, Oderij: Vadersnaam. Spelling voor Audry, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam ald-rik ‘mud-machtig’. Aldricus.
Odevaer, Odevaert, Odevart, Odvart, Odvart, Ottevaere, Ottewaere, Otevaert, Hottevaert, Hottevart, Hottbart, Ovaere, Ovaert, Ovart, Hovaere, Hovaert, Hovart, Hovard, Oyevaer, Oeyervaer. Naam uit het Middelnederlandse odevare: ooievaar. Bijnaam of huisnaam.
Odijk, van, Ooik, van. Plaatsnaam Odijk, Utrecht.
Odink, Odding: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Audo, Odo.
Odou, Odoux, Odule, Odul, Houdoux, Houdou, Oudoux. Vadersnaam, Franse vorm van de Germaanse voornaam, aud-wulf.
Oudsma, Oetsma, Oetzes, Oetzen, Udinga, Udema, Udens, Udink. Friese vadersnaam Oetse, Oetzen, Oeds, Udo. In Holland als verkleinvorm Oetje, oudHollands Oetgen, Brabant Oetken, vandaar Oetjes, Oetjen, Oetgens en Oetkens. In Amsterdam is een Oetgenspad en Oetingen is de naam van een dorp in Zuid Brabant.
Oekel, van: Plaatsnaam Oekel, Groot-en Klein-Oekele (Noord-Brabant).
Oelbers: Vadersnaam. Variant van Olberts. Germaanse voornaam thal-berht ‘Vaderlijk erfgoed-schitterend’. Odilbert, Olbertus.
Oelbrandt, Oellibrandt, Oelbrandt, Hoelebrandt. Vadersnaam uit het Germaanse othal-brand.
Oele, Oole: Vadersnaam. Voornaam Oele, Oole, van Oelbert/Odelbert of van Odilo, van een andere thal-naam, zoals Odalfrid, Odelman, Odelmar, Oelbrand.
Oelofse. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Olof.
Oene, van. Plaatsnaam Oene, bij Epe.
Oenema, Unema, Oenes, Oenke, Uneke, Unico, Oentsen. Vadersnaam Uno, Oene. Oneides is de Latijnse vorm.
Oerle, van, van Oorle, van Orle, van Oorl, Orl, Van Horle, Oral, Orole. Familienaam uit de plaatsnaam Oerle (Noord-Brabant) of Oerle (nu Oreye in Luik).
Oerlemans: Afleiding van van Oerle. Plaatsnaam Oerle (Noord-Brabant) Oers (zonder van) ook variant van Ours. Zie daar.
Oers, van: Oers is de gesproken vorm van de plaatsnaam Oerle in Noor-Brabant.
Oesterreich, Oesterreicher, Oestreich, Oestreicher, Oesterrlecher, Osterreicher: Oostenrijker, uit Oostenrijk, Duits ﳴerreich.
Oestges: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ost.
Oetelaar, van den, Oetler, Oetelmans, van den Notelaer. Plaatsnaam Oetelaar in Schijndel, Noord-Brabant.
Oeter, Oeters, Hoeters, Hoeders: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-hari ‘Bezit-leger’. Audaherus, Odarius, Aut(h)arius, Otherus. Vergelijk Otthiers.
Oeteren, van. Plaatsnaam Opoeteren of Neeroeteren (Limburg).
Oetjen, Oetjes, Oetgens, Oetkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto, Odo.
Oets, Oetzen, Oetzes. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto, Odo.
Oetzmann. Plaatsnaam ﴺmann (Beieren).
Oeuillet, Oeillet, Doeuillet, Loeuillet, Leuillet, Leuliette, Leuliet, Luliet: Afleiding van Oudfrans oeil: oog.
Oevelen, van; van Oeffelen, van Hoevelen, van Ovelen, van Oeveren. 1. Plaatsnaam Oevel (Provincie Antwerpen). 2. Plaatsnaam Oeffelt (Noord-Brabant):. De namen met ‘meverՠkunnen ook wat te maken hebben met een woonplaats bij de oever, strand.
Oever, van den: Plaatsnaam ten Oever ‘mever’.
Oeveren, van, Veroeveren: Vermoedelijk variant van van Oevelen.
Oeverman, Oevermans. Afleiding van Van den Oever.
Oeynhausen. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Oeij: 1. Moedersnaam Germaanse voornaam Oda: auda ‘Bezit’. 2. De Goese familienaam Oeye, Oyee stamt van 1579-1O633 Cornelis Pieter Oeyervaer.
Ofner, Offner, ‘fner, ‘Offner: Duitse beroepsnaam van Ofen: oven, kachel. Ovenbouwer, pottenbakker, tegelbakker.
Offe. Vadersnaam. Bakernaam van Germaanse voornaam zoals Otfrid(us); vergelijk Odfn, Ofrid. Of bakervorm van een wulf-naam: Offo, Uffo.
Offenbeek, van: Plaatsnaam (Nederlands-Limburg).
Offeciers, Offizier: Middelnederlands officier: burgerlijk of rechterlijk ambtenaar. Vergelijk Nederlands officier van justitie.
Offel, van, Offelen, van, van Oeffel, van Oeffelen, van Oeffelt, van Hoffelen, van Offeren: 1. Plaatsnaam Oeffelt (Noord-Brabant): 2. Zie van Huffel. Vergelijk plaatsnaam Offelken/Uffelken in Tongeren.
Offenbeek, van. Plaatsnaam. Nederlands-Limburg.
Offenberg. Plaatsnaam, Beieren, Noordrijn-Westfalen.
Offenwert, van. Duitse plaatsnaam Offenwarden?
Offer, Offers, Offre, Offert: Beroepsnaam van de offerman.
Offergeld, Offergelt, Opfergelt: Middelnederlands offergelt: gift in de kerik of aan arme, aalmoes. Bijnaam of beroepsnaam van koster. Vergelijk Offerman(s).
Offerhaus. Plaatsnaam Offenhausen. Onder andere Beieren.
Offerman, Offermans, Offermann, Offermanne, Offermanns, Offermans, Opfermann: Beroepsnaam van de offerman ‘koster’. Duits Opfermann, kerkdienaar, koster.
Offringa, Offeringa, Offinga, Overing. Vadersnaam.
Ofwegen, van: Plaatsnaam Ofwegen in Woubrugge (Zuid-Holland). Zie ook van Hofwegen.
Ogden. Plaatsnaam, Lancashire.
Oggel, (van): Het voorzetsel van is waarschijnlijk secundair. Oggel kan een vadersnaam zijn, verkleinvorm van een naam als Ogier.
Oggenfuss. Duits Ockenfuss: platvoet. Vergelijk Plaetevoet.
Ogier, Ogiers, Ogez, Oget, Oger, Ogy, Og: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam aud-ger ‘Rijkdom-speer’. Autger.
Ogle. Opperhoogduitse vorm (zonder umlaut) van Duits 嵧le, dimafleiding van Auge: oog. Bijnaam. Vergelijk Ooghe, Oeuillet.
Ognibene. Vadersnaam. Italiaanse voornaam Omnibonus; helemaal goed.
Ogunade. Nigeriaanse familienaam.
Ogy. 1. Plaatsnaam, Henegouwen. 2. Zie Ogier.
館er, Ohler, Ohlert: Duitse beroepsnaam van de olieslager.
Ohm, Ohms, Oehm, Oehme. Duits Oheim; oom. Vergelijk Ooms.
Ohn. Friese vadersnaam. Vergelijk Duits Ohnen=Onnen, Unnen, zoon van Onno.
Ohnemus. Vadersnaam. Duits Onimus, Ohnimus, Ohnymus, van Griekse heiligennaam Hieronymus.
Ohnesorge, Aansorgh: Bijnaam voor een onbezorgde, die geen zorgen heeft. Vergelijk Sorgeloos(e).
Oiselay. Luiks-Waalse afleiding van Oisel/Oiseau. Vergelijk Loiselet.
Oitach. Plaatsnaam Ottach, Beieren.
Okeghem, van. Plaatsnaam Okegem, Oost-Vlaanderen.
O’elly. Ierse familienaam. O Ceallaigh, afstammeling van Ceallach ‘morlog’.
Okens. Vadersnaam. Germaanse voornaam Odger, zie Ockers.
Okhuysen, Okhuijsen. Okhuizen. Plaatsnaam Ockhuizen, Utrecht.
Ooijen, Ooyen, van, Oijens, Oyens, Oeijen, Oeyen. Plaatsnaam Oijen, Noord-Brabant.
Okken, Okkema, Okkens, Hokken, Ocken. Vadersnaam Ok; uk; lieveling, schatje.
Okker, Okkserse, Ockerse: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-ger ‘Bezit-speer’. Odegerus, Autkerus.
Okma: Vadersnaam. Friese familienaam Okkema, afleiding van de Friese voornaam Okko, van Germaanse voornaam Otger (zie Okker).
Olbrecht, Olbrechts, Olberechts, Olberecht, Olbreghts, Olbrich, Olbricht, Olbracht, Holbrecht, Holbrechts, Olberek, Olbert, Olbertz. 1. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam othala-berthaՠ(vaderlijk erfgoed-bezit). 2. zie ook Albrecht.
Oldekamp: Plaatsnaam ‘mud veld’.
Oldeman: Nederduitse bijnaam ‘mude man’. Vergelijk Oudeman(s).
Oldenbroek: Nederduitse plaatsnaam Oldenbrok (Nedersaksen).
Oldenburg, Oldenburger, Oldenborg, Ouburg, Altenburg. Plaatsnaam Oldenburg, Nedersaksen.
Oldenhove: Oost-Nederlands plaatsnaam, onder meer Oldehove (Groningen), ook: 1357 Oeldenhove in Hengelo (Gelderland), 1465 Oldehof in Wierden, Overijssel, 1475 Oldehoff. Vergelijk Oudenhove, Olthof(f).
Oldenziel: Plaatsnaam Oldenzijl in Uithuizermeden (Groningen).
Olemans, Oelmans. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam othal-man. 2. Zie ook Holemans.
Olffen, (van): Plaatsnaam Olfen (Hessen, Noordrijn-Westfalen). Olie: Beroepsbijnaam van de olieslager, of Picardisch-Waalse vorm van Frans Olier ‘mlieslager, oliehandelaar’.
Olier, Ollier, Olie, Oly, Olij. 1. Oudfrans olier, uillier, Beroepsnaam van de olieslager. 2. Oudfrans olier: pottenbakker, potter.
Olaerts, Olast, Olasz. Vadersnaam. Germaanse voornaam thalhard ‘arfgoed-sterk’. Odalhardus, Odil(h)ardus, Odilhart; Oilardus.
Olande, van. 1. Plaatsnaam Olland (Noord-Brabant). 2. Zie Holland(s). 3. Zie Van Hoolant.
Olanier, Olagny: Franse familienaam Alulagnier, Aulanier: notenboom.
Olausson, Olassen. Zweedse familienaam Olavsson; zoon van Olav.
Olav, Olave. Vadersnaam. Scandinavische voornaam Olav, Olaf.
Olberding. Vadersnaam. Afleiding van Olbert (zie Olbrechts). Of veeleer Alberding, afleiding van Albert.
Olbrecht, Olbrechts, Olberecht, Olberechts, Olbregts, Olbricht, Olbricht, Olbracht, Holbrechts, Holbrecht, Olberek, Olbertz, Olbert: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam thal-berht ‘Vaderlijk-erfgoed- schitterend’. Odilbert, Olbertus. 2. Zie Albrecht.
Olckers. Wellicht met /-epenthesisvan Ockers.
Olde, Olle. Nederduitse bijnaam; de oude.
Oldeboom. Nederduitse plaatsnaam; oude boom. Eventueel Friese plaatsnaam Oldeboorn.
Oldekop. Nederduitse bijnaam: oude kop, oud hoofd. Duits Althoft.
Oldeman, Oltmans, Oltmann, Oltmanns. Nederduitse bijnaam; oude man.
Oldenburg, Oldenburger. Duitse plaatsnaam.
Oliemans: Beroepsnaam van de olieslager, vergelijk Duits lmann.
Oldeneel, van, Ouweneel, D’Eldeneel. Plaatsnaam. Overijssel.
Oldenhove, Oldenhof: Plaatsnaam, bijvoorbeeld Oldehove (Groningen). Vergelijk Van Oudenhove.
Oldyck, Oldyck. Plaatsnaam; Oude dijk.
Olef, Olefs, Oleff, Oleffe, Holef. Plaatsnaam Olef. Noordrijn-Westfalen.
Olieslager, Olieslagers, d’ Olyslager: Beroepsnaam van de olieslager.
Oleinik, Olejnik, Olejnicki, Oleniczak: Tsjechische beroepsnaam: olieslager
Olek, Oleksik, Oleksiuk, Oleksy, Oleksyn, Olexak, Olexa: Pools vadersnaam van Alexius, Alexis.
Olemans, Oelmans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam thal-man ‘Vaderlijk erfgoed-man’. Odalmannus, Odelmannus, Olmannus. 2. Eventueel variant van O(e)rlemans (assimilatie rl/l), Ollemans of Holemans.
Olen, Olens, Ohlen, Oele, Ole, Oels, Dois, Hoelen: Vadersnaam van de voornaam Oele, Oole, van Oelbert/Odelbert of een andere thal-naam, zoals Odalfrid, Odelman, Odelmar, Oelbrand.
Olenaed. Verhaspeling van Ongenaed?
Oleo, Olo: Italiaans Olio: olie. Beroepsnaam van de olieslager. Vergelijk Olie.
Oleson, Olesen, Oelesse, Oolesse, Ohlson, Olsen, Olsson, Olson: Vadersnaam. Zoon van Ole. Zie Olen(s).
Olette. Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Oda/Ode.
Olffen, van, Olfen. Duitse plaatsnaam Olfen.
Olie, Oly, Olij: 1. Beroepsnaam van de olieslager. 2. Picardische en Waalse vorm voor Olier; zie Ollier.
Oliemans. 1. Beroepsnaam van de olieslager. Vergelijk Duits שּׂann. 2. Re-interpretatie van Olemans.
Oliemans, Olmans, Olmanst, Ollman: 1. Afleiding van Van Olme(n), Van den Olme. 2. Variant van Olemans.
Olieslaegers, Olieslaeger, Olieslager, Olieslagers, Olislager, Olislagers, Olislaeger, Olislaegers, d’Elieslagers, d’Elieslager, Dolieslaegers, d’Elieslaeger, Dolieslagers, Dolieslager, d’Elislaeger, d’Elislager, Dholieslaeger, Dholieslager, d’Lolieslager, d’Lolislager, Dolleslaegers, Dolleslagers, Olyslaegers, Olyslaeger, Olyslaejger, Olyslaejgers, Olijskaer, Olijslagers, Olijslager, Olijslagers, Olischlger, Olligschlaeger, Ohligschlaeger: Beroepsnaam van de olieslager.
Oliestelder. Waarschijnlijk volksetymologische aanpassing van Duits דּttter, van plaatsnaam Ohlstedt.
Olifant. 1. Bijnaam naar de huisnaam, bijvoorbeeld in Kortrijk: 1428 inden Olifant an de maerct. 2. Olifant betekende ook: ivoor, ivoren hoorn (vergelijk lphant, de hoorn van Roeland in het Roelandslied). Bijnaam van de hoornblazer.
Olikier. Wellicht van Ockier.
Olin. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse thal-naam. Vergelijk Olens.
Olink: Vadersnaam. Afleiding van Germaans thal-naam.
Olive, Olives, Oliva, Olijff, Olijf, Olyff, Olyf: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Oliva.
Olivet, Oliv, Olivetti, Ollivon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Olivier.
Olivier, Oliviers, Holiviers, Olivi, Olivie, Olivi, Olivy, Ollivier, Olievier, Olifiers, Dolivier, Lolivier, Oleviers, Ollevier, Olevier, Oliveer, Olivers, Oliver, Olivers, Ollefers, Olifer, Oulivers, Olivieri, Ollivero, Olivero, Olivari, Olivares, d’Eliviera, Oliveira: Vadersnaam. De literatuurnaam Olivier, de naam van de held uit het Chanson de Roland of Roelandslied.
Olivier, Oliviers, Holiviers, Olivi, Olivie, Olivi, Olivy, Ollivier, Olievier, Olifiers, Dolivier, Lolivier, Oleviers, Ollevier, Olevier, Oliveer, Oliver,
Ollieu, Ollieux, Ollieuz, Ollieuw, Olieux, Olieu, Leulieux. Beroepsnaam uit het Oudfranse olieur: olieslager.
Ollech. Nederrijns Ohlig, 館ig: olie. Beroepsnaam van de olieslager. Vergelijk Olligschlger.
Ollieu, Ollieux, Ollieuz, Ollieuw, Olieux, Olieu, Leulieux: Oudfrans olieur: olieslager. Beroepsnaam.
Olligschlaeger, Olligschalger, Olligschlager: Neder Rijnse variant van Duits ‘Ollschlager; zie Olieslaegers.
Ollinger, Olinger: Afleiding van plaatsnaam Olingen in Betzdorf of verspreide Duitse plaatsnaam שּׁingen, ﬩ngen, ﬩ng.
Olm, Olmen: de boomnaam olm ԩepՠof van Van Olmen.
Olman, Olleman, Ollemans, afleiding van van Olm of van Olmen, van den Olme.
Olmechette. Aanpassing van plaatsnaam Olmscheid (Rijnland-Palst); vergelijk Obchette, van Hobscheid.
Olmen van, van Olmem: Plaatsnaam Olmen (Antwerpen).
Olsem. Waarschijnlijk variant van Olsen.
Olmer. Afleiding van de plaatsnaam Oberolm (Rijnland-Palts, Olm (Nedersaksen) of Ollheim (Noordrijn-Westfalen).
Olofsen: Vadersnaam. Zoon van Olof, de Germaanse voornaam Odolf: aud-wulf’bezit-wolf’. Audulf, Odolf.
Olree: Uit Olry, Romaanse vorm van Olrik, Ulrich? Of misschien vervormd uit Alary, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Adelrik.
Olsene, van. Plaatsnaam Olsene, Oost-Vlaanderen.
Olst, van: Plaatsnaam Olst, Overijssel.
Olsthoorn: Hollandse plaatsnaam?
Oltenfreiter. Aanpassing van Nederduits Holtfreter houthandelaar. Vergelijk Nederduits Hoppenvreter, Fretholt.
Olthof, Olthoff, Holthof, Holtof, Oldenhof, Oldenhove: Plaatsnaam Olthof, Overijssel. Vergelijk Oldenhove.
Olthuis, Oudhuis, Oldenhuis, Olthuizen, Oolthuis. Ontleend aan een huis- of boerderijnaam Olthuis (= oud huis), welk huis zich met deze naam onderscheidde van een Nijhuis (nieuw huis). Hedentendage kunnen we nog boven De Lutte (Overijssel) een erve Olthuis vinden, in 1423 vermeld als Oelthues en ten Oeldenhues, en een boerderij Olthuis ten westen van Haaksbergen aan de Rietmolenweg. Verder nog een erve Olthuis bij Veldwijk (Vorden), in 1494 Oelthues. Aan het Ald Hus tussen Oosterend en Lutkewierum (Littenseradiel, voorheen Hennaarderadeel) is in 1811 de familienaam Oudhuis ontleend.
Olijrhook, Olijhoek: Olijhoek is een volks etymologische herinterpretatie van Olijrook ‘wlierook’ wellicht ook al volks etymologisch.
Olijve. Afstammelingen van Hylario Oliva uit Genua die even na 1600 in Den Haag huwde. Zijn afstammelingen kwamen in Noord-Nederland terecht. Beroepsnaam (kweker, verkoper) of bijnaam (naar huidskleur).
Olmen, van, Vanolmen, van Olmem. Naam uit de plaatsnaam Olmen.
Olst, van, Vanolst. Familienaam uit de plaatsnaam Olst (Overijssel).
Omar, Oemar, Amar, Omer, mer, Umar. De familienaam Omar is ondermeer afkomstig uit Somali, Irak en Afghanistan. Naam in de Bijbel, Genesis 36;11, 36; 15. Mogelijk van amir of emir; heerser, Afghaans ameer; heerser.
Ombergen, van, Omberg, van, Van, Hombergen, Homberg, Hombergs: Plaatsnaam Oombergen (Oost-Vlaanderen): 13de eeuw Homberge.
Omen, Oomen, Oomens, Oomes, Oome, Oomse. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Omaar (aud-mer: bezit-beroemd). 2. Verbogen vorm van Oom (nonkel).
Ombreucq. Plaatsnaam in Ghoy, Henegouwen.
Omer, Omez, Omey. Vadersnaam, met als bron de Germaanse voornaam aud-mer.
Omey, Omeye, Ommey: Aanpassing van Ornez, Orn (zie Orner) of variant van Amey(e).
Omloop, Omloo: 1. Verspreide plaatsnaam: weg of plaats die ergens omheen loopt. 2. Nederduits Umlop: Bijnaam voor een politieagent, een omroeper, die in dorp of stad omloopt. Peter Urdenbach ook Umlauf genoemd, omdat hij door de Keulse gemeenteraad tot Umlauf verkozen werd.
Ommegang, Ommeganck. Naam uit de plaatsnaam Ommegang: dat is de weg waar de ommegang of de processie langs komt. De Ommegangweg in Mesen werd in 1846 vertaald als: Chemin de Procession ou Grand-Tour. Verspreide plaatsnaam. Vondelingnaam: Op 7 januari 1648 werd in Antwerpen Cornelis Ommegancks in de ommegang van de Lievevrouwekerik achter het hoogkoor gevonden.
Ommen, van, Omme, van: Plaatsnaam Ommen, Overijssel.
Ommeren, van: Plaatsnaam Ommeren in Lienden (Gelderland).
Ommeslage, van, Ommeslaege, van, Ommeslaeghe, van, Ommslaghe, van, Ommeslage, van, Vanommeslaeghe, Vanommeslaeghe, Vanommeslaghe, Vanommeslage, Ommeslag, Omeslag, van Omeslaeghe, Omeslaghe, van Ommeslaeger, van Onneslaeghe, van Ommerslaeghe. Familienaam uit de Middelnederlandse plaatsnaam Ommeslach: wending, bocht.
Omval. Plaatsnaam Omval in Alkmaar, Noord-Holland.
Onou, Onnou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Onolf.
Onan, Onnan. Bijbelse voornaam Onan.
Onay. 1. Onay/Aunay, Luiks-Waalse vorm voor auneau, afleiding van aune, van Latijn alnus: els. 2. Zie Honnay.
Onbekend, Onbekent, Onbekendt: Vondelingnaam. In 1819 werd in Jena een vondeling Caroline Unbekannt genoemd.
Onckelet. Frans onclet, afleiding van oncle; oom.
Onclin, Enclin, Noclain, Noclin, Onclincx, Onclinx, Onckelins, Onckelinck, Onckelinc, Onckelinkx, Onckelincx, Onckelin, Onckelinx, Onkelincx, Nonckelynck, Nockelinck. Naam uit het Franse oncle: oom. Familienaam uit een familieverwantschap gegroeid.
Ondank. Bijnaam voor een ondankbaar mens. Vergelijk Kleinedank, Grotendanck.
Onder, van. Naar de woonplaats beneden.
Onderbeke, Onderbeek, Onderbek: Plaatsnaam ‘Lager stromende beek’. Vergelijk Duits Unterbach.
Onderbergen, van. Plaatsnaam Onderbergen in Gent.
Onderdonck, Onderdanck: Plaatsnaam ‘Lager gelegen donk, heuveltje’.
Onderdijk, Anderdijk: Plaatsnaam in Aardenburg en Sluis (Zeeland) Adegem Oost-Vlaanderen, Koekelare, West-Vlaanderen en Wervershoof (Noord-Holland).
Ondereet, Onderet. Waarschijnlijk aanpassing van Andr. Of hypercorrect voor Ongereet.
Onderlinden: Plaatsnaam ‘mnder de linden’. Vergelijk Duits Unter dem Baum, Plaatsnaam Unterlinden in Kolmar (Elzas).
Onderschot (van). Verdwenen familienaam verwijzend naar een plaats waar dieren onder schot (onder toezicht - in een gesloten omgeving) waren.
Onderwater, Onderwaater, Overwater. Plaatsnaam. Vergelijk Duits Unterwasser.
Ondrousek: Vadersnaam. De Slavische familienaam Ondrcek, Ondršek, afleiding van de heiligennaam Andreas.
Ongar, Ongaro, Ongers: Volksnaam van de Hongaar, ook bijnaam voor een vreemde kerel, met zonderling gedrag. Vergelijk Duits Ungar.
Ongemack. Heel waarschijnlijk Re-interpretatie van Ongena; vergelijk Ongenac.
Ongena, Ongenae, Onghena, Onghenae, Ongenaden, Ongenaede, Ongenaeden, Ongenaed, Ongenaec, Houguenade, Onghena, Onghenae, Onghenaert, Onghenaet, Ongenenaert, Hongenae, Hongenaert, Hongenaet, Hoengenaert, Hungenaert, Hoeghenae: Middelnederlands Ongenade ‘Hardheid, wreedheid, onbarmhartigheid’. Bijnaam voor iemand met ongenadig karakter. Ongenac door verkeerde lezing van Ongenae.
Ongereet: Bijnaam voor iemand die niet bereidwillig of nooit gereed, nooit klaar is.
Ongeval, van, Ongevalle, van, van Onguevalle. Verschrijving van Van Longueval. Zie Longval.
Ongewasschen, Ongewassen. Bijnaam voor een onzindelijk mens.
Onkelen, van, van Onckellen, van Onckelen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ten Onkelen in Nieuwrode (Vlaams)Brabant). 2. Of mogelijk uit de plaatsnaam Unkel (Rijnland-Palts).
Onken, Onnekes: Vadersnaam. Afleiding van Friese voornaam Onno.
Onnau. Afleiding van aune; els.
Onnekink is niet van de mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel Onneke en ook in de oorspronkelijke vormen Onno, meest Friese mannenvoornamen.
Onneweer. Middelnederlands ongeweder, Nederduits unweer: slecht weer, stormweer. Bijnaam voor een opvliegende kerel. Vergelijk Duits Ungewitter. Johan Bernard Ohnewehr uit Neuenkirchen (ұ760) vestigde zich ca. 1790 in West-Friesland; zijn nakomelingen dragen de naam Onneweer.
Onnockx, Onockx: Vadersnaam. Afleiding met k-suffix van de Friese voornaam Onno (vergelijk Onken)?
Onkruid, Onkruyd, Onkruijt. 1. Mogelijk een bijnaam voor een ‘Stekeligՠiemand (dit is de meest waarschijnlijke verklaring).
2. Misschien een vondelingennaam uit de 18de eeuw (toen waren gelijkaardige vondelingennamen nogal voorkomend). De zeldzaamheid van de naam kan dit ondersteunen. Bijnaam voor de boer die veel onkruid op zijn akker heeft. Vergelijk Duits Unkraut.
Onwijn: Vadersnaam. Germaanse voornaam hn-win: Hunuwinus.
Onraed, Onraedt, Onraet, Onraerdt. 1. Naam uit het Middelnederlandse onraet: slechte raad, onbedachtzaamheid, dwaasheid. Bijnaam. 2. Zie ook Honore.
Ons. 1. Oudfrans ons, Frans homme. Vergelijk De Man. 2. Zie Hoen.-3. Zie de Hondt.
Onselen, van. Waarschijnlijk variant van Van Onsen.
Onstwedder. Familienaam uit de plaatsnaam in Groningen, Ontswedde.
Onrust. Bijnaam voor een onrustig mens.
Onverwagt. Bijnaam of vondelingennaam.
Ooft. 1. Zie Hooft. 2. Eventueel beroepsnaam van de fruithandelaar. Vergelijk Obst.
Ooge, Ooghe, Oige, Hoge, Hooghe, Hooge. 1. Bijnaam voor iemand met een opvallend oog/ogen. 2. Zie ook Hoge.
Oogwit: Waarschijnlijk Re-interpretatie van Duitse familienaam Augenweide: lust van de ogen.
Ooheghem, van: Schrijffout voor van Ooteghem.
Ooijkaas. Nederlandse familie Hooikaas.
Ool, van. Plaatsnaam in Herten, Limburg.
Oolbout. Vadersnaam. Germaanse voornaam thal-balth ‘Bezit-moedig’. O(d)ilbaldus, Olboldus, Othelboldus.
Oolen, van, van Oelen. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam Olen (Antwerpen).
Oolingen. Plaatsnaam Olingen in Betzdorf, Duitsland.
Oolmann. Duitse familienaam Ohlmann; olieman, oliehandelaar.
Oom, Ooms, Doom, Dooms, Doem, Doems, d’Looms, Nooms, Noom: 1. De verwantschapsnaam oom, Duits Ohm, ook voor grootvader, schoonbroer. Noom door verkeerde scheiding of ontleding van een naam. 2. Eventueel vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Omaar.
Oomen, Oomens, Oomes: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Omaar. 2.Verbogen vorm van Oom.
Oor, Oors: 1. Bijnaam voor iemand met opvallende of grote oren. 2. Middelnederlands oor, oir: erfgenaam. Vergelijk Dhoore.
Oorbeek, van, Oorbeeke, Oorbeck, van Oerbeek, van Oirbeek, Oirbecke, Oirbeck, van Orbeek, (van) Orbecq, van Noorbeck, van Noorbeek, van Norbeck: Plaatsnaam Oorbeek (Vlaams-Brabant); eventueel Orbais (Waals-Brabant).
Oorden, van, van Oord, van Oort, van Oordt, van den Oord, van Noord, van Noorden, van Hoorde, Hoorden, van (de) Noort, van Orden: 1. Plaatsnaam Oort, Ort, Oord Եiteinde, uiterste punt; hoek, stuk land’. Ten Oorden tussen Groede en Schoondijke, Gaternisse (Zeeland). 2. Variant van van Noord.
Oordens, Orthen: Vadersnaam. Afleiding van germaanse voornaam orad-naam ‘Speerpunt’zoals Ortwin.
Oordman, Oortman, Ortman, Ortmans, Ortsman, Ortmanns, Ortmann, Orthmans, Oidtmann: 1. Afleiding van plaatsnaam Oord; zie van Oorden. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse orad-naam, zoals Ortwin. Zie Oordens.
Oorschot, (van, der) Oirschot, oosschot: Plaatsnaam Oirschot (Noord-Brabant).
Oort, Oorts, Orts, Oors, Orth, Ort, Outh. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van een -ort-naam. 2. Soms variant van Aerts. Zie daar.
Oortegem. Plaatsnaam Wortegem, Oost-Vlaanderen.
Oortgijsen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Oort en Gijsen, van Gijzelbrecht, Gijsbrecht.
Oortwijn, Ortwein, Oordwin, Ordwin, Aardewijn. Vadersnaam, van oord; punt, speerpunt, win; vriend, dus strijdmakker.
Oost, Ohst.: 1. Korte vorm voor Van Oost. 2. Variant van Ost, voornaam Oste.
Oost, van, van Oosts, van Oist, van Hoost, van Hooste: Plaatsnaam Oost (Noord-Brabant, Texel, Noord-Holland). Of naar de woonplaats ten oosten van een plaats of dorp, of de herkomst uit het oosten.
Oostburg, van: Plaatsnaam Oostburg (Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen):
Oostdam. Verspreide plaatsnaam.
Oostdijk, (van), Oostdyck; Oosdijk: Verspreide plaatsnaam, onder meer in Zeeland en Zuid-Holland.
Oosten, van; van Hooste, van Hoosten: Naar de woonplaats ten oosten of herkomst uit het oosten.
Oostenbrink: Oost-Nederlandse plaatsnaam.
Oostenbroek. Plaatsnaam Oosterbroek, Groningen. Verspreide plaatsnaam Oostbroek, Utrecht, Noord-Holland, Drenthe, Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Zeeland.
Oostenbrugge, van: Plaatsnaam ‘mostelijke brug’.
Oostende, van, den, van (den) Ostende: 1. Plaatsnaam Oostende (West-Vlaanderen, daar uitspraak ostende). Ook polder het Oostende bij Oude Tonge (Zuid-Holland). De vorm Van den Oostende kan op welk ‘mosteindՠook teruggaan. 2. Eventueel Duitse plaatsnaam Ostend(e)
Oostendorp, (van): Plaatsnaam in Elburg (Gelderland). Zie ook Ostendorf(f).
Oostenenk: Plaatsnaam Oosterenk bij Zwolle, Overijssel en Laren (Gelderland).
Oostenrijk, van, van Oostenrijck, Oostenryck, van Ostenryck: Herkomstig van Oostenrijk.
Ooster, Oosters: Vadersnaam. Germaanse voornaam aust-hari ‘most-leger’. Austarius, Austerius.
Oosterbaan: 1. Plaatsnaam Ostrevant, een oude gouw tussen Schelde en Scarpe: 877 in pago Ostrebanno. Oosterbant is ook een plaatsnaam tussen Binkom en Attenrode (Vlaams-Brabant) 2. Plaatsnaam Oosterbaan ‘mostelijke lijnbaanՠin Harlingen (Friesland).
Oosterboer: Oostelijke boer.
Oosterbos, Osterbosch (van) Ossterbosch: Plaatsnaam Osterbos in Meerlo-Wanssum (Nederlands-Limburg).
Oosterbroek, Westerbroek. Plaatsnaam.
Oosterdag: Oosterdag, zoals Duits Ostertag, ‘Pasen, paasdag’. Bijnaam.
Oosterdijk: Plaatsnaam Oosterdijk in Andijk, Wervershoof (Noord-Holland).
Oosterhof, Oosterhoff, Osterhoff, Osterhof. Nederlandse en Duitse naam uit de plaatsnaam oosten (gelegen ten oosten ten opzichte van) en hof(f). Wellicht op een aantal plaatsen ontstaan.
Oosterhout, (van): Plaatsnaam (Noord-Brabant).
Oosterhuis: Plaatsnaam (Den) Oosterhuis in Averreest, Overijssel en Diepenveen, Overijssel.
Oosterkerk: Plaatsnaam Oosterkerik (Friesland).
Oosterland: Plaatsnaam Oosterland op Duiveland (Zeeland) en Wieringen (Noord-Holland).
Oosterkamp, van den, Osterkamp, Westerkamp. Plaatsnaam.
Oosterlee: Plaatsnaam Oostlaar in Roosendaal: 1293 Oesterle.
Oosterlinck, Oosterling, Oosterlynck, Oosterlynckx, Oosterlijnck, Oostelinck, Oesterlinck, Oesterling, d’Eosterlinck, d’Eosterlynck, Doosterlinck, Doosterlynck: Middelnederlands oosterlinc ԩemand uit het oosten, Noord-Duitser, Oostenrijker’.
Oosterloo: Plaatsnaam bij Keppel Overijssel.
Oosterman, Ostermann, Oesterman, Oosters, Oosterling, Westerman. Bijnaam voor iemand uit het oosten, westen.
Oostermeijer: Oostelijk wonende meier, boer. Duits Ostermeier.
Oosterop. Plaatsnaam Ostrup in Herzfeld (Noordrijn-Westfalen): oostdorp.
Oosters, Hosters, Oesters, Osters. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam austi-hari. Austarius, Austerius.
Oostervink. Waarschijnlijk volks etymologisch van Oosterwijk. Vergelijk Duits Osterwick.
Oosterwaal, Oosterweel, 1. Familienaam afgeleid van de plaats Oosterweel (Antwerpen). 2. Mogelijk afgeleid van de plaatsnaam ‘weel in het oosten’ waarbij ‘Weelՠde cirkelvormige kolk achter een dijkdoorbraak is. Welen of wielen vind je op vele plaatsen.
Oosterwyck, van, van, Oosterwijk, van Oosterwycck, (van) Oosterwijck, van Oosterweyck, Vanoosterweyck. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Oisterwijck, Oisterwijk, (Noord-Brabant), Oosterwijk (Drenthe, Gelderland, Noord-Holland, Zuid-Holland) of in Tongerlo (Antwerpen). Tevens is Oosterwijck een andere naam voor Houtvenne (Antwerpen). 2. Familienaam uit de Ostruicq in Sangatte (Pas-de-Calais).
Oosterzee, van. Plaatsnaam Oosterzee/Easters in Lemsterland (Friesland).
Oosteweeghel. Plaatsnaam: oostelijk wegje. Bijvoorbeeld Oostwegelken in Wijtschate.
Oosthoek: Verspreide plaatsnaam (Frans-Vlaanderen, Gelderland, West-Vlaanderen, Zeeland, Zuid-Holland).
Oosting, Oostingh: Vadersnaam. Zoals de familienaam Ostin, Ostijn, afgeleid van de Germaanse voornaam Oste.
Oosthoven, van. Erg verspreide plaatsnaam Oosthove, Oosthoven, Oosthof (Frans en West-Vlaanderen) en Turnhout (Antwerpen).
Oosthuyse, van, Oosthuise, Oosthuyze, Oosthuijze, Oosthuysse, Oosthuijze, Oosthuizen, Oosthuize, van Oasthuyse: Plaatsnaam Oosthuize in Geluwe, Hooglede, Voormezele, Waregem.
Oostland, Ooslandt, Oestlandt: Plaatsnaam: oostelijk (stuk) land; vergelijk Oostlandhoek in Lo. Oostland is ook (Noord-Duitsland, zoals in het lied ‘naar Oostland willen wij rijden’. Vergelijk Oosterlinck.
Oostmeyer, Oostermeyer, Oostermeijer, Ostermeyer: Oostelijk wonende meier, boer. Duits Ost(er)meier.
Oostra. Friese familienaam; van Oost.
Oostrum, van; van Oosterum, (van) Oosterom, Oostrom, Oostra: 1. Plaatsnaam Oostrum (Friesland, Nederlands-Limburg) en bij Houten (Utrecht). 2. Plaatsnaam Oostrom in Herent (Vlaams-Brabant).
Oosterveld, Oostervelt, Oostenveld, Westerveld. Plaatsnaam, Drenthe, voor een veld in het oosten, westen.
Oostveen, Oosterveen, (van): Plaatsnaam ‘mostelijk veenland’. Oostveen is de oude naam van Sint-Maartensdijk (Zeeland).
Oostveldt, van, van Oostveld. Verspreide plaatsnaam; oostelijk veld.
Oostvogels. Plaatsnaam Oostvogel, die samen met Westvogel de kreek De Vogel vormt.
Ootmaes. Waarschijnlijk van Otmaers, zie Ottmar.
Ooyen, van, van Ooijen, (van) Oyen, van Oijen, van Oije, van Ooy, Oye, van Oeyen, Ojen, van Noyen, Noeyen, van Noye, van Noey, van Hoije, van Hoy, Hoye, van Hooye, van Hooije, Hooij, Hoije, van Hoey, van Hoeye, Hoeyen, van Hoeij, Hoeijen, Van Hoeygen, van de Roij, van de Roy, Roye, Verhoeije, Verhoeyen, Verhoye, Verhoeye, Verhoie, Veroyen, Verroeye, Verroye, Vroye, Vroy. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Ooie. Middelnederlands ooye, oye, vaak hypercorrect hoije gespeld ‘Hnat) weiland aan rivier, beemd’.
Op de Beeck, op de Beek. Plaatsnaam Op den Beek, departement Mettekoven.
Op de Drynck. Plaatsnaam Drink, drinkplaats, wed.
Op de Weerdt, Op de Weert. Plaatsnaam Waard/Weerd: in of aan het water gelegen land, eiland.
Op den Oordt, Opgenoort, Opgenoorth, Opgenoord, Opgenort: Naar de woonplaats op het uiteinde van het dorp. Vergelijk Van Oorden. Duits Aufm Ordt.
Op den Roemer: Wellicht Nederduitse huisnaam: Roemer, Rmer, van Rome.
Op ‘t Eynde, op ‘t Eynd, op het Eynde, op het Eijnde, op het Eyndt, op het Eijndt, op ‘T Eyndt, op ‘T Eijnde, op ‘t Eijndt, Obdein, Obdeyn, Obdien, op ‘t Ende: Naar de woonplaats aan het (uit)einde van het dorp. Plaatsnaam Op dՅynde in Waanrode (Vlaams-Brabant, Opende). Vergelijk Opeind.
Op ‘t Roodt, Opt Roodt, Op ‘T Root: Op de Rode: gerooide plaats. Vergelijk Oprooy.
Op ԔHof. Op ‘T Hof: op het hof, de hoeve.
Op Zeelandt, van. Herkomstig van Zeeland.
Op, van. Waalse aanpassing van Van Oppen.
Opbergen, van, Opberghen, van, Opberghen, van Obberghen, van Obbergen, van Obberge, van Opbergh, van Opberg, Oberg, Oberge, van Obberghem, van Oberghem, van Oberghen, van Obergen, van Hoebergh, van Hoeberg, Opdenbergh, Opdenberg, Obdenberg. Plaatsnaam Opbergen in Mollem (Vlaams-Brabant). Opbergen in Mollem (Vlaams-Brabant), Obberge in Londerzeel en Beigem (Vlaams-Brabant).
Opbroeke, van, van Opbroeck, van Opbroecke, van Opbrocke, van Obrock, Opbroek, Opbrouck: Plaatsnaam Opbroek: hoger broekland, moeras; in Erwetegem en Ophasselt (Oost-Vlaanderen).
Opde Broeck. Limburgs pendant van Van den Broek.
Opdam, Obdam. Plaatsnaam Obdam. Noord-Holland.
Opdebeek, Opdebeeck, Op de Beke, Op de Becq, Obtebeke, Opderbeck: Limburgs pendant van Vander Beke.
Opdecoul. Limburgs voor: op de kuil, op de laagte.
Opdegracht, Opdegrecht: Plaatsnaam Gracht.
Opdeheijde, Opdeheyde, Opheide, Ophey, Opheij: Plaatsnaam Heide.
Opdekam, Opdekamp, Opdecam, Opdecamp, Opden Kamp, Opdencamp: Plaatsnaam Kamp: afgeperkt stuk land, veld.
Opdelaak. Plaatsnaam Laak; meer, water, grens (water).
Opdenberg, Opdenbergh, Obdenberg. Oostelijke variant van Van den Berg. Zie Berg.
Opdelocht. Plaatsnaam Locht; tuin.
Opdenacker, Op den Akker: Limburgs pendant van Van Acker. Vergelijk Duits Auf(f )enacker.
Opdenberg, Opdenbergh, Obdenberg: Oostelijke variant voor Van den Berg.
Opdenbosch (van), van op den Bosche, van op den Bossche, op de Buys, op de Buijs. Familienaam uit de plaatsnaam Op den Bosch: aan het bos. Onder andere in Kapellen-op-den-Bos (Vlaams-Brabant), Grote Brogel (Limburg), Vlierzele (Oost-Vlaanderen).
Opdeweegh. Beroepsnaam van de bediener van een waag; of van iemand die op een weegschaal afweegt, zoals een apotheker.
Opdorp, van, van Opdurp: Plaatsnaam Opdorp (Oost-Vlaanderen) en in Leuven (Vlaams-Brabant).
Opeind, Opeynd: Plaatsnaam Opeinde in Kortessem (Limburg), Opende (Groningen), Opeinde (Friesland).
Opgenhaffen. Limburgse vorm voor Op de Hoeve, Op den Hof.
Ophaeren, van. Plaatsnaam Opharen, het hoger gelegen deel van Haren (Vlaams-Brabant).
Ophalphen, van, van Ophalfens, van Ophalfen, (van) Ophalvens, van Opalphen, Ophalfens, Ophalens, Opalfvens, Opalvens, Oppalfens, Ophals, Ophaels. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ophalfen in Ternat, Vlaams-Brabant.
Ophof, Ophoff, op ‘t Hof, Ophoven, van, Aufmhof. Plaatsnaam Ophoven, Echt, Kinrooi, Leudal, Sittard, Uphof in Duitsland, Noordrijn-Westfalen, en elders.
Ophoven, van, Opovin, van Opoen: Plaatsnaam Ophoven (Limburg) en erg verspreid in Limburg, Nederlands-Limburg en Duitsland.
Ophuizen, van, van Ophhuze, van Oppeus: Plaatsnaam Ophausen in Much (Noordrijn-Westfalen).
Opijnen, van. Plaatsnaam, Gelderland.
Opitz, Oppitz: Vadersnaam. Slavische-Oost-Duitse vorm van de voornaam Albrecht.
Oplichtenberg, Oplichtenbergh, Oplichtemberg, Opligtenberg: Plaatsnaam Lichtenberg (Gelderland, Nederland-Limburg) en verspreid in heel Duitsland.
Oplieger, Oppliger: Nederduitse variant van Duits Upleg(g)er, Aufleger: oplegger, oplader. Beroepsnaam.
Oploo, van. Plaatsnaam Oploo, Noord-Brabant.
Opmeer, van: Plaatsnaam (Noord-Holland).
Oppeel. Deze Oostvlaamse familienaam is warschijnlijk een variant van Opreel, eveneens Oostvlaams.
Oppelt. Duitse variant van Oppold, Appelt, Appold. 1. Plaatsnaam Apolda. 2. Germaanse voornaam aud-balth ‘Bezit-moedig’. Autboldus, Odbald, vergelijk plaatsnaam Oppeltshofen, Oppoldishausen
Oppem, van, van Opphem, van Ophem, van Opem, van Oppen, van Oppens, Vanoppen, van Noppen, van Hoepen, van Hoppe, van Noppen: Plaatsnaam (Wezembeek-) Oppem (Vlaams-Brabant), of Oppen (Noordrijn-Westfalen), Oppum (Saarland), Opont, (Luik).
Oppeneer, Openeer, Openneer, Op en Neer: Spelling (zonder h) van Hoppener, Nederduits Hppner, Duits Hpfner ‘Hopteler’.
Oppenheimer, Oppenheim. Plaatsnaam Oppenheim, Rijnland-Palts.
Opperdoes. Plaatsnaam, Noord-Holland.
Oppenhuis, Opperhuizen: Plaatsnaam Oppenhuizen in Wymbritseradeel (Friesland).
Opperman, Oppermann, Houppermans, Huppermans, Hupperman, Huppermans: Beroepsnaam van de opperman. Middelnederlands Opperman ‘metselaarsknecht’. Maar vergelijk Duits Obermann, van Middelhoogduits Oberman ‘Scheidsrechter’.
Opree: Frans Opr, verkort uit Dehopr, van de Haut Per ‘Hoge wei’.
Opreel, Oppeel. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Haut-Prel: hoge weide (onder andere in Vezon (Henegouwen). 2. Nederlandse familienaam Operel, Oprel. Middelnederlandse plaatsnaam oprel: hellend oplopende weg naar de kruin van een dijk. Plaatsnaam in Spijkenisse (Zuid-Holland).
Opregt. Bijnaam voor een oprecht, eerlijk man. Vergelijk Duits Aufrecht.
Oprins, Oprinsen. Familienaam uit de plaatsnaam (op) Rins(en). Op kan hier betekenen: in, bij, hoger gelegen. De locatie van Rins(en) is momenteel nog een probleem. Het voorkomen van de naam in het Antwerpse en in de omgeving van Hilvarenbeek wijst misschien om een plaats binnen dit gebied (Noord-Brabant?). Alhoewel: Rin(s) kan verwijzen naar Rijn. Of naar een Germaanse voornaam of naar een zeer plaatselijke beek.
Oprooy, van, Oproy, van. Plaatsnaam Oprode in St.-Gen.-Rode (Vlaams-Brabant): hoger gelegen rode.
Opslagh, van, van Opslaeg. Plaatsnaam Opslag, Noord-Brabant.
Opschoor: Wonend aan of op een schoor (zie van Schoor).
Opsomer, Opsomers, Opsommere, Opsommer, Opzommer, Opzomer, Opzoomer, Obsomer, Obsombre, Ocsombre. Bijnaam uit Loop op de zomer .’ Misschien voor iemand die die uitdrukking regelmatig gebruikte. Of voor iemand die in dat seizoen langskwam. Vergelijk Hoffsommer.
Opstadt. Plaatsnaam. Wellicht Oppstad (Noorwegen) of Obstadt (Beieren).
Opstal, van, (van) Opstaele, van Hopstal, Obstaele, Obstals: Frequente plaatsnaam Opstal ‘mnbebouwd land, algemene weide’.
Opsteegh: Op de Steeg. Vergelijk familienaam Indestege.
Opsteyn. Opsteijn: Plaatsnaam in Eigenbilzen (Limburg).
Opstoel. Waarschijnlijk. Re-interpretatie van Opstal, door Waalsvlaamse o-uitspraak van de a in stal.
Opstraet (van). Naam uit de plaatsnaam Opstrate: op (bij) de straat, hoger gelegen straat.
Optbroeck, Op het Broek: moeras.
Optiels. Plaatsnaam Optielt in Tielt-Winge, Vlaams-Brabant.
Opstroom: Herinterpretatie van Oostrom?
Opwijck, van, van Opwyck: Plaatsnaam Opwijk (Vlaams-Brabant).
Opijnen, van: Plaatsnaam Opijnen in Neerijnen (Gelderland).
Opzeeland, van: De oorspronkelijke naam was van Zeeland, naar het dorp Zeeland in Noord-Brabant. 1565 Willem van Zelant, Noord-Brabant; zijn afstammelingen heetten vanaf de derde generatie van Opzeeland.
Ornstein, Orenstein. Gerond van verspreide Duitse plaatsnaam Ehrenstein?
Orage. Re-interpretatie van Orange? Of spellingvariant van Engelse familienaam Horridge, naar plaatsnaam in Devon?
Orange, oranger, Orangis, Oranje: Plaatsnaam Orange (Vaucluse).
Orbach. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen. Of Urbach in Keulen.
Orbie. Vadersnaam uit Orbier. Dit is een verschrijving van Robier, een variant van Robert.
Orcel. Oudfrans orcel; kruik, beroepsnaam.
Ordon, Ordonez: Variant van Hardon(et), verbogen vorm van Germaanse voornaam Hardo.
Oreghem: Vermoedelijk een leesfout voor Otegem.
Oreglia. Moedersnaam. Italiaanse vorm van Latijnse heiligennaam Aurlia, vrouwelijk bij Aurelius. Vergelijk Aureille.
Oreins. Uit Henegouwen afkomstige familienaam uit Orens, waarschijnlijk aanpassing van Orens.
Oremus, Ormusz: Latijnse aanhef van gebed: laten we bidden. Bijnaam voor een geestelijke.
Orgers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ordger: Ortgar. Orgerus.
Orfinger. Met r-epenthesis van Offinger? Plaatsnaam Offmgen (Beieren).
Orgaer. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ordger: Ortgar.
Organ, Organe. Oudfrans organe, van Latijn organum: orgel. Vergelijk Orgels.
Orgels, Orgelt, Urgel: Beroepsnaam van de organist of orgelbouwer. Vergelijk Duits Organist, Orgler.
Orgler: Duitse beroepsnaam van de organist of orgelbouwer.
Oriaen, Oriane, Orianne: Vaders-, moedersnaam van Latijnse heiligennaam Adriana, Adrianus.
Oriens, Orient. Familienaam uit het Franse orient: oosten. Iemand die uit het oosten van de plaats kwam waar de naam werd opgetekend.
Orient, Orlens, Orlence, Orlans, d’Erlando, Orlando, Orland, Orlandini, Orlandi, Orlandinus, Horlent, Horlant, Horlaint, Horlin, Horlint: 1. Vadersnaam. Variant (met klankverandering) van de voornaam Roland. Italiaans Orlando. 2. Zie Orlans.
Origier, Origer. Beroepsnaam van de vergulder.
Origa. Latinisering Auriga; voerman.
Orinel. Middelfrans orinel; nachtpot?
Orival. Wellicht van Orval.
Orlamnder, Orlamunder. Duitse plaatsnaam Orlamnde.
Orlans, Orleans, Orlians, Orlans, Orlens, Horlent, Horlaint, Horlant, Horlin, Horllint. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Orlans in Frankrijk. 2. Zie ook Orlent.
Orlebeke: Plaatsnaam. Wellicht van Hollebeke, met invoeging van r. Of plaatsnaam Harelbeke (West-Vlaanderen), waarvan de lokale uitspraak orrelbeke is.
Orlent, Orlens, Orlence, Orlans, D’Erlando, Orlando, Orland, Orlandini, Orlandi, Orlandinus, Horlent, Horlaint, Horant. Horlin, Horlint. 1. Vadersnaam, schrijfvariant uit de voornaam Roland. 2. Zie ook Orlans.
Orley, Orlez: Plaatsnaam Urley in Urzig (Rijnland-Palts).
Orly. Plaatsnaam Orly (Seine, Seine-et-Marne).
Orloffe, Orloff, Orlow, Orlowski, Orlovski, Orlovius: Vadersnaam. Slavische vormen van Germaanse voornaam Ro(e)lof, Rudolf.
Orman, Ormando: Variant van Arman(d), Armanno (Herman)? Klankverandering van Roman? Of door metanalyse van Norman?
Ormancey. Plaatsnaam (Hte-Marne).
Ormeau, Ormeaux, Hormeau, Hormeaux: Plaatsnaam Ormeau, van orme: iep.
Ormelingen Van, Vanormelingen. Naam uit de plaatsnaam Normelingen in Lauw (Limburg).
Ormires. Plaatsnaam Ormire: plaats waar iepen groeien.
Ornelis. Naam die wellicht ontstaan is uit een verkeerde schrijfwijze van Cornelis. Zie dus bij Cornelius.
Orne: Spelling voor Hornet, verkleinvorm van horn ‘Hoorn, hoek’. Of plaatsnaam Hornay in Sprimont (Provincie Luik)?
Orner, Omers, Ornez, Orn, Omeis, Omeye, Omey, Ommey, Ommert, Homer, Homez, Homes, Homey, Hommez, Hommey, Hommes, Homm, Urne, Urne: Vadersnaam. Franse, Noord Franse (uitspraak orne) en hypercorrecte (met h) vormen van Germaanse voornaam aud-mr ‘Bezit-beroemd’. Audamar, Autmar, Ottnar, Audomarus.
Oroi, Orroi, Orroo, Orro, orroir, Oroir: 1. Spellingvariant van Franse familienaam Auroy: zoon van Leroy? 2. Eventueel plaatsnaam Orroir (Henegouwen).
Orose. Spelling voor Auxroses: bij de rozen.
Orosz. Hongaarse familienaam Orosz; Rus.
Orquevaux. Plaatsnaam Orqueveaux (Hte-Marne).
Orru. Plaatsnaam Orr (Sardini) van Latijn rubus: braamstruik.
Orchaegen, van, Orschagen, van, van Orssagen, van Orshoven: Plaatsnaam Orshagen in Heist-op-den-Berg (Antwerpen). De familie Van Orshoven stamt van Van Orshagen (g/v-wisseling).
Orsel, Orselen, van, Urselmann, Ossel, Oersels. Plaatsnaam. Vermoedelijk is deze naam aan een (Duitse) plaatsnaam ontleend. Bij Xanten in Nordrhein Westfalen ligt het gehucht Ursel. Ober- en Nieder-Ursel liggen in Obertaunuskreis, Hessen.
Orsi, Orsini, Orso, Orsolini: Italiaanse vadersnaam of bijnaam. Italiaans urso, van Latijn ursus: beer.
Orsmael, van, van Osmal, van Osmael, van Hossemael, van Hosmael: Plaatsnaam Orsmaal (Vlaams-Brabant).
Orsouw (van), (van) Oursouw. Familienaam uit de plaatsnaam Orsauw (ergens in het noorden van Noord-Brabant?).
Van Orchagen, Orhaegen, Orschgen, Orhagen, Van, Van Orssagen, Van Orshoven. Familienaam afgeleid van de plaats Orshagen in Heist o/d Berg. De Familie Van Orshoven woonde in Orshagen.
Ort: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse orad-naam, zoals Ortwin.
Ortega, Ortegat, Ortegate, Hortegat: Spaanse en Catalaanse familienaam, naar plaatsnaam in Burgos, La Coruna en Jan.
Ortelee: De voorvader heette omstreeks 1730 Urtly, Ortly, Ortel, Orteley. Misschien Zwitsers-Duits Ortli, verkleinvorm van de voornaam Ortwin.
Ortelius. Humanistennaam van Abraham Ortels, aardrijkskundige (Antwerpen, 1527-1598).
Ortibus. Bijnaam in pseudo-Latijn; vergelijk Cocquibus.
Ortin, Ortjens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Ortwin of Ortger.
Ortlieb, Ortlepp: Vadersnaam van Germaanse voornaam.
Ortmeier, Oortmeyer: Meier op een ort, het eind van een dorp.
Ortolan, Hortelan, Ortolan, Ortolano: Middenfrans hortolan: tuinder, hovenier.
Ortwerth. Plaatsnaam Werth; riviereiland.
Orval. Plaatsnaam Orval, Luxemburg, Manche.
Orwin. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ortwin.
Ory, Orye, Orij, Ourie, Ori, Oury. 1. Een soldaat Ory kwam met Napoleon mee naar Egmond. Plaatsnaam Orry-la-ville, Oise, die verwijst naar Occitaans; hut van de herder die diende als melkplaats, bergkaas. 2. Spellingvariant van Orie, Aury.
Os, den,, Osse, Oosse: Bijnaam naar de naam van het rund, de os, Middelnederlands en nog dialectisch osse. Huisnaam of beroepsbijnaam. Er is ook een plaatsnaam Den Osse in Brouwershaven (Zeeland).
Os, van, van Osch, Oss: Plaatsnaam Oss (Noord-Brabant).
Osaer, Osaert, Ossaer, Ossart, Ozaer. 1.Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Ausardus. 2. Zie Housard.
Osan, Osanne, Ozanne: Moedersnaam. Oude variant van de voornaam Susanna. Ook door associatie met Hosanna. Voornaam Osanna, Hosanna, Usanna.
Osbeeck, van. Plaatsnaam Oirsbeek, Nederlands-Limburg.
Osborn, Osborne, Osbourne, Osburn: Vadersnaam. Oudnoorse voornaam Asbiorn ‘god-beer’.
OՓheridan. Verengelst uit Galisch O Siridein, afstammeling van Siriden, met onzekere betekenis.
Osinga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse ans-naam.
Oskam, Oskamp: 1. Plaatsnaam Oskamp ‘mmheinde ossenweide’. Nederduits Ossenkmper. 2. Uit Orskam, van Roskam. Beroepsnaam van de paardenkammer of naar de huisnaam.
Osman, Osmane, Osseman, Ossemann, Oschman, Oschmann, Ousmane: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ans (Oudsaksisch s)-man ‘god-man’. Osmann(us). Voor Oschmann, vergelijk Duits Oschwald = Oswald. 2. Beroepsnaam van de ossendrijver. Vergelijk Duits Ochsentreiber, Nederduits Ossendriewer, Ossendriver.
Osmond, Osmonde, Osmont, Onsmonde: Vadersnaam. Germaanse voornaam ans (Oudsaksisch s)-mund ‘god-bescherming’. Osmundus.
Osnabrugge, van. Duitse plaatsnaam Osnabrck.
Ospitalieri. Noord-Italiaanse familienaam voor iemand die bij een hospitaal woont of er wat mee te maken heeft.
Ossel, van, van Osselt: Plaatsnaam Ossel (Provincie Antwerpen, Vlaams-Brabant).
Osselaer, van, Osselaere, van, Hosselaer, Onselaer, Onselaere: Plaatsnaam Osselaar in het Waasland (Oost-Vlaanderen).
Osseland. Plaatsnaam. Familienaam Osseland in 1912 in Sint-Omaars.
Ossendrecht: Plaatsnaam (Noord-Brabant).
Ossemerct. Plaatsnaam Ossenmarkt.
Ossenblok, van den. Plaatsnaam; ossenweide. Vergelijk De Waals-Vlaamse variant Ossenbilk.
Ossendorf, Ossendorff. Duitse plaatsnaam Ossendorf.
Ossenesse, van: Plaatsnaam Ossenisse (Hontenisse, Zeeland).
Ossewaarde: familienaam van een Zuid-Bevelands geslacht, sinds de 16de eeuw in Goes (Zeeland) gevestigd, maar afkomstig van Ossewaerden bij Bergen-op-Zoom.
Ossieur. Spelling voor Ossigneur, hypercorrect voor Ossigneu, door assimilatie rs/ss, van Orsigneux, metathetische vorm van Picardisch Rossigneux: Rossignol: nachtegaal.
Ossillioen. Door assimilatie rs/ss van Orsillon, metathetisch voor Rossill(i)on: nachtegaal. Zie Rossignol.
Ost, Oost, Oste, Osten, Ost, Ostens, Ostes, Oostens, Host, Hoste, Hoest, Hosten, Hostens, Hoostens: Vadersnaam. Germaanse voornaam austa ‘mostelijk’. Osto, Hosto.
Ost, de, de Hoste, D’Loste: De Ost kan een Re-interpretatie zijn van D’Aoust (vergelijk Doust), maar kan ook op een plaatsnaam teruggaan.
Ostaeden, van, Ostaede, van, (van) Osta, Ostade, Ousta, van Oostaden, van Ostaden, van Ostaeyen, van Ostayen, Ostaeijen, Ostayen, van Oostayen, van Oostaijen, van Oystayen, van Oystayen, van Oijstaeijen, van Hostayen, van Hostauyen, van Hostauijen, van Hostaegen, Ostaaij, van, van Ostaijen: Plaatsnaam Ostaay, Ostaai, (Nederlands Limburg), Ostaaien (Zundert, Noord-Brabant) of Ostade (Noord-Brabant).
Ostaeine. Waalse aanpassing van Osten of Ostijn.
Oste, Ost, Hoste, Ost, Oost, Osten, Ostens, Ostes, Oostens, Host, Hoste, Hoest, Hosten, Hostens, Hoostens: Vadersnaam. Germaanse voornaam austa ‘mostelijk’. Osto, Hosto.
Oster, van: Plaatsnaam Oster in Ereze (Provincie Luxemburg).
Ostaede, van, Opstaeden, van, (van) Osta, Ostade, Ousta, van Oostaden, Ostaden, van Ostaeyen, Ostaey, Ostaeijen, Ostayen, van Oostayen, Oostaijen, van Oystaeyen, Oystayen, van Oijstaeijen, van Hostayen, van Hostauyen, Hostijen, van Hostaegen. Familienaam uit de plaatsnaam Ostade (Noord-Brabant), Ostaay (Nederlands-Limburg), Hofstade (Oost-Vlaanderen/Antwerpen).
Oste. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam osta/austa.
Ostelet, Hostelet, Oustalet: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Oste/Osto.
Ostendrof, Ostendorff, Ostendorp. Plaatsnaam Ostendorf, Beieren, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen.
Oster. 1. Zie Oosters. 2. Plaatsnaam Oster in Ereze (Luxemburg).
Osterloh: Plaatsnaam Osterloh (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Osterreicher: Volksnaam Osterreicher ‘Oostenrijker’.
Osterrieth, Osterried, Osterrieder. Plaatsnaam Osterried, Beieren.
Osterweil. Plaatsnam: oostelijk dorp; vergelijk Ostendorf. Duitse plaatsnaam Weil, van Latijn villa.
Osterwind. Plaatsnaam: stuk land dat aan de oostenwind blootgesteld is. Vergelijk Duits Ostner, Ostwind.
Ostheimer. Plaatsnaam Ostheim, Beieren, Noordrijn-Westfalen.
Osthoff. Plaatsnaam Osthof: oosthof. Vergelijk Van Oosthoven.
Ostin, Ostijn, Ostyn, Osteyn, Osstyn, Osstijn, Hostijn, Hostyn, Hostin, Hostien, Ostin, Ostijn, Ostyn, Osteyn, Osstyn, Osstijn, Hostijn, Hostyn, Hostin, Hostien, Hosstijn, Hosstyn. 1. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Oste. 2. Vadersnaam uit de voornaam Austin, Augustin. 3. Afgeleid uit Wastijn, via Wostijn tot Ostijn (in Beveren-Leie).
Ostlnder, Oslender, Ostlender, Oslnder: Oostlander, Duitser. Vergelijk Oosterlinck.
Ostrowski, Ostrowska, Ostrowka.
OՓullivan. Ierse familienaam. Afstammeling van Suileabhan ‘Zwartogigռb style='mso-bidi-font-weight:normal'>
Oswald, Osvald, Oszvald, Usvald: Vadersnaam. Germaanse voornaam ans-wald ‘god-heerser’. Ansaldus, Asold. Nederlands Ansoud.
Oteghem, Otegem, van; van Ooteghem, van Ootegem, van Ootighem, van Oeteghem, van Hooteghem, van Hootegem, Ooteghem, Notteghem, Nottegem: Plaatsnaam Otegem (West-Vlaanderen).
Otjes, Ottjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Otto.
Ottenheim, Ottenheijm. Familienaam uit de plaatsnaam Otten/rheim (Noordrijn-Westfalen).
Ottart, Ottaer, Ottar, Hottard, Hottart, Hottat, Hotat. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam aud-hard.
Ottermans, Otermans, Dottermans, Hotterman. 1. Bijnaam naar de dierennaam: haar, gedrag, jager. 2. Ook variant van Ockerman: zie bij Neukerman. 3. In Steenokkerzeel is een Ottermans-gezin dat teruggaat op Van Otteghem (Otegem) (Kortrijk), Ottergem (Aalst) of Ottenheim (Noordrijn-Westfalen)?
Otter, Otten, Otte, Ott, Ottema: 1. Bijnaam voor een ‘Schele otterՠof bijnaam voor een ottervanger. 2. Ook wel eens volksetymologisch uit
Otten, Otteman.
Ot, van. Waalse aanpassing van Van Otten.
Otgaar. Vadersnaam. Germaanse voornaam Otger, zie Ockers.
Othman, Othmane. Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-man ‘Bezit-man’.
Othon, Hoton, Hotton: Vadersnaam. 1. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Otto. 2. Uit Oston, verbogen vorm van Germaanse voornaam Osto.
Otjacques. Dubbele voornaam Otto + Jacques? Vergelijk Duits Ottenjan.
Otjens, Otgens, Ottjes: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto.
Otquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto. Eventueel van Autiquet, afleiding van Wautier.
Ottart, Otta, Ottaer, Hottard, Hottart, Hottat, Hotat: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-hard ‘Bezit-sterk’. Audardus, Authardus, Othardus.
Ottaviani, Ottaviano. Italiaanse vadersnaam, van Latijnse heligennaam Octavianus.
Otterdijk: Plaatsnaam Otterdijk (Noord-Brabant).
Otterloo: Plaatsnaam Otterlo (Ede, Gelderland).
Otterspeer: Bijnaam voor een ottervanger.
Ottervanger, Ottevanger, Ottevangers: Bijnaam van de ottervanger.
Ottelohe. Plaatsnaam Ottenlohe in Schirnding, Beieren.
Ottenburg, Ottenburgh, Ottenburg, Ottenburgs, Ottenborgh, Ottenborghs, Ottenborgs, Ottenborgsen, Ottenborch, Ottenborghs, Ottenbourg, Ottenbourghs, Ottenbourgh, Ottenberghs. Plaatsnaam Ottenburg, Vlaams-Brabant.
Ottenheim, Ottenheijm. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Otter, den, Otters, Hotters, Hotter, Oter: Bijnaam voor een schele otter of beroepsnaam voor een ottervanger. Vergelijk Loutre, Otterspeer.
Otterbeen, Otterbein. Bijnaam; otterbeen. Duitse familienaam Otterbein.
Otterdijk, van, Otterdyk, van Ottendyk: Plaatsnaam Otterdijk (Noord-Brabant).
Otterloo, van. Plaatsnaam Otterlo, Gelderland.
Ottersbach. Plaatsnaam Ottersbach, Duitsland, Otterbach, Beieren, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts.
Otterspeer. Bijnaam voor een ottervanger.
Otthiers. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam aud-hari ‘Bezit-leger’. Aut(h)arius, Otharius, Otherus.
Ottinger, Otting. Plaatsnaam Otting (Beieren), Ottingen (Nedersaksen). zie Odink.
Ottmar, Ootmar, Ottomer, Otter, Othmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-mr’Rezit-beroemd’. Otmerius, Otmarus, Othomarus. Zie ook Orner.
Otto, Otte, Otten, Ottens, Ottes, Ottem, Ots, Otse, Hoete, Ott, Ote, Oth, Othe, Ott, Ottesen, Ottosen, Oddens, Utens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Otto, door verscherping uit Odo of een samengestelde aud-naam.
Ottobon. Waalse variant van Franse bijnaam Outrebon; te goed.
Ottomeyer. Re-interpretatie van Duitse familienaam Ottomer, Ottomar; zie Ottmar.
Ottoul, Otoul. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Otto.
Ottrich. Vadersnaam. Van Duitse Germaanse voornaam aud-rik ‘Bezit-machtig’. Otricus.
Otzer. Duits hypercorrect voor Otter, met toepassing van klankverschuiving? Of van Otzen: Ottensohn of Ozo, van aud-zo? Of van platsnaam Otze (Nedersaksen)?
Ouali, Oualait, El Ouali. West-Afrikaanse naam, vadersnaam uit de voornaam Ouali, of verwijzend naar de stam(oudste-dorp) Ouali.
Oubli, Oublier. Beroepsnaam. Oudfrans obla(i)er: obliebakker, banketbakker.
Oubruggen, van. Plaatsnaam Outbrugge in Bekkevoort (Vlaams-Brabant), nu Nauwbrug.
Oudakker: Plaatsnaam ‘mude akker’.
Oude, de, den Ouden: Bijnaam ‘De oude, de vader, senior’.
Oudebeeck. Verspreide plaatsnaam Oude Beek.
Oude Breuil: Plaatsnaam Breuil, Romaanse vorm van Broel, Bruul, Briel, Brogel’(vaak bosachtig) moerassig terrein’.
Oudebroeckx, Oudebroekx, Oudebrockx, Oudebrouckx, Oudenbrouck: Plaatsnaam Oude Broek: oud moeras; in Stabroek (Antwerpen), Oostnieuwkerke (West-Vlaanderen).
Oudeghem, van, van Aughem, Augem: Plaatsnaam Oudegem (Oost-Vlaanderen of in Loppem, West-Vlaanderen).
Oude Hendrikman: Bijnaam Oud + vadersnaam Hendrikman.
Oudejans, Oudejan, Ouwejan, Oljans, Audiens: Vadersnaam. Oude Jan, als bijnaam voor de vader tegenover de zoon, de jonge Jan. Vergelijk Duits Althans, Frans Vieuxjean.
Oudeman, Oudemans, Oudman, Auman, Outmans, Outmanns: Bijnaam voor een oude man, grijsaard, of iemand die er oud uitziet.
Ouden, van de(den), Oud, Out, Oudt, Oudman, Oudes, Ouddeken: Bijnaam, dat wil zeggen de oude, de vader, senior (bijvoorbeeld om vader van zoon te onderscheiden).
Oudenaeken, Hoedenaeke, Hoedenaeken, van Hoedenaeken: Plaatsnaam Oudenaken (Vlams-Brabant).
Oudenaarde,van, Oudenaerde, van, Oudenaarden, Oudenaert, van Audenaerde, Audenaerden, van Audenaarde, Audenarde, van den Audenaerde, Audenaerden, van (den) Audenaeren, Audenaarde, Audenaerdt, Audenaert, van Audenaerde, Haudenaerden, Haudenard, Haudenarde, (van) Daudenaerd, Daudenard, Daudenaert, Houdenaert, Haudenaert, Aunaert: Plaatsnaam Oudenaarde (Oost-Vlaanderen). 1. Familienaam uit de Oude Aard; oude aanlegplaats, (bijvoorbeeld in Sinaai, Stekene, ɩ.
Oudenbroek: Plaatsnaam Oude Broek ‘mud moeras’in Weerselo, Overijssel, Maasland (Zuid-Holland), Rijswijk (Zuid-Holland), Stabroek (Provincie Antwerpen).
Oudenburch, van, an Oenburch: Plaatsnaam Oudenburg (West-Vlaanderen).
Oudendycke, van, Oudendyck, van, van Oudendijk, Oudendicke, Houdendijcke, Houdendycke, Ouwendijk: Plaatsnaam Oudendijk (Groningen, Noord-Brabant, Noord-Holland, Zuid-Holland) en verder frequent.
Oudenhaege, van, van Audenhage, van Audenhaege,van Audenhaegen, van Audenhage, van Haudenhaege, van Hoedenaghen, van Hoedenaghe, Audag: Plaatsnaam Oude Haag, bijvoorbeeld Doude Haghe in Desselgem
Oudenhove, van, Oudenhoven, van, den, van Houdenhoven, Houdenhove, Odenhoven, van Audenhove, Audenhoven, van Haudenhove, Haudenhoven, van Hodenhoven, Van Hadenhove, Hadenhoven, Van Houwenhoven, Van Houwenhove, Hautenaven, Hautenave, Hautenauwe, Hotenove, Hotenauve, Houdenhove, van Adenhoven, van Anove, Verhoonhove, Verhonhove: Plaatsnaam Oudenhove (oude hoeve) (Oost-Vlaanderen), maar ook heel verspreid, als in Menen, Passendale, Steenvoorde, Steenwerk, Broekburh, Godewaarsveldeɮ zelfs in Brmes (Pas-de-Calais).
Oudenrijn, van. Plaatsnaam Oudenrijn, Utrecht.
Oudenrode, van, van Haudenrode, van Haudenroden: Plaatsnaam Ouderode in Atrecht (VlaamsBrabant). Of Aldenrade (Noordrijn-Westfalen) of Aldenrode (Noordrijn-Westfalen).
Ouderaa, van der, van der Auwera, van der Ouder Aa, van der Auderaa, van der Auweraer, van der Auweraert, van der Auweraer. van der Auwelaer, van der Hauwera, Auwelaert, Aulaerts. Plaatsnaam Oude Aa ‘mud water’Aa is een riviertje, in Duits Ach, in Geetbets (Vlaams-Brabant), Deurne (Noord-Brabant), Haren (Groningen), Nieuweschans (Groningen), Steenwijkerwold, Overijssel. Zie ook Hauwelaert.
Ouderits, Audrit, Auderitt, Auderit: Vadersnaam. Germaanse voornaam ald-rd ‘mud-rijd(en)’. Altritus. Moedersnaam Aldrida.
Ouderland: Verspreide Plaatsnaam Oudeland.
Oudesluis, Oudesluijs: Plaatsnaam Oudesluis in Zijpe (Noord-Holland).
Oudet, Oudes, Houdet, Houdez, Houd, Houdey: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse auda-naam: Odo. Voornaam Oudet.
Oudeater, van, Awater. Plaatsnaam Oudewater, Zuid-Holland.
Oudewerve, van: Plaatsnaam Oudewerve bij Koudekerke op Schouwen.
Oudheusden, van. Plaatsnaam Oudheusden, Noord-Brabant.
Oudhuis: Huisnaam ‘oud Huis’.
Oudin, Ouding, Houdin, Odin, Oudyn, Odeyn, Oudens, Oudenne: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse auda-naam: Odo, Audo.
Oudinot, Odinot, Oudinet: Vadersnaam. Afleiding van Oudin.
Oudkerk, Oudkerke: Plaatsnaam Oudkerik in Tietjerksteradeel (Friesland).
Oudot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Odo. Vergelijk Oudin.
Oudshoorn, van, Oushoorn, Oussoren, Outshoorn: Plaatsnaam Oudshoorn (Zuid-Holland).
Oudschans: Plaatsnaam Oude Schans in Bellingwolde (Groningen), Empel (Noord-Brabant).
Oudstein. Plaatsnaam Oud steen; oud stenen huis.
Oudsten, den: Bijnaam voor de oudste; vergelijk de Oude.
Oudulf, Odolphi: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-wulf ‘Bezit-wolf’. Audulf, Odolf, oud Fries Alef, vandaar Aylva, Aleva, Alofsma, Aylufsisna, Alefs, Alofs, Alofsen, Aalfs, Alvis, Alfs, Oleffs, Olfen, Aalvink, uit Alofink..
Ouin, Ouyn: Vadersnaam. Germaanse voornaam aud-win ‘Bezit-vriend’. Audoinus, Oduinus, Odwinus.
Ours, Oers. Bijnaam van het het Franse ours: beer.
Oursin, Orsin, Oussin, Ursin, Dursin, d’Օrsin: Oursin, afleiding van ours: beer. Bijnaam.
Ourti, van. Familienaam in Antwerpen. Plaatsnaam?
Oury, Ourij, Urin, Ory: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam thal-rik ‘Vaderlijk erfgoed-machtig’. Odalricus. 2. Zie Aury.
Oustric. Vadersnaam. Germaanse voornaam aust-rkկost-machtig’. Austericus. Of spelling voor Outricque.
Outer, Outers, Outters, Oeter, Auters, Autaers, Houtters, Houters, Hauters, Hauter: Vadersnaam. Variant van Wouter(s). De anlaut-w voor achterklinker valt weg, vergelijk Waals-Vlaams oensdag= woensdag.
Outer, van, van Auter, van Houtert, van Houter, van Hauter, Vanhauter, van Hoeter: Plaatsnaam Outer (Oost-Vlaanderen). Of Dranouter (West-Vlaanderen), in de streek njoutere genoemd.
Outermans, Houterman, Houtermans: Vadersnaam. Uit Wouterman(s). Zie Outer.
Outgaarden Van, Van Autgaerden, Autegarden. Familienaam uit de plaatsnaam Outgaarden (Vlaams-Brabant) en in Hoegaarden (Vlaams-Brabant).
Outrequin. Vadersnaam Wouterkin, afleiding van de voornaam Wouter.
Outrijve, van, van Outryve, van Outryven, van Outrive, van Autrive, van Autrijve, van Autryve, van Autreeve, van Autreve, van Autrve, van Autrve, van Houtryve, van Houtry, (van) Hautryve, Hautrijve, Hautrive, van Autryne, Autrve, van Houtdreve, Autrve, Autrif, Dautrive, d’Loutrijve: Plaatsnaam Outrijve (West-Vlaanderen).
Ouverleaux, Ouverlot, Overlau, Overlaux, Overleaux Overlo, Overlot, Auverlau, Auverlaux, Auverlot. Plaatsnaam Ouverleau in Hurrues, Henegouwen.
Ouvrard. Vadersnaam. Variant van Evrard, door ronding van de klinker.
Ouvrein, Avereyn, Averein, Averens, Offereins: Oudfrans ouvraine, ouvreine, overeine: werk; Oudfrans a lկvraine: bezig met het liefdesspel. Vergelijk Ouvrier.
Ouvrier, D’Euvrier, Ouvrie, Ouvry: Beroepsnaam. Frans ouvrier: ambachtsman, (hand)arbeider.
Ouwehand: Volksetymologisch uit Oudehan ‘oude Jan’of leesfout voor Ouweland (zie Ouderland).
Ouweland, van den, Ouwelant, van den Nouweland, Nouwelant, van den Nouwland: 1. Verspreide plaatsnaam Oudeland. 2. Eventueel Van den Nouweland = van den Nuweland ‘Nieuwland’.
Ouweleen: Bijnaam + moedersnaam Oude Leen ԍagdalena’.
Ouweneel: 1. Bijnaam + vadersnaam. Oude Neel ԃorneel, Cornelis’. 2. Plaatsnaam Oldeneel in Zwolle, Overijssel.
Ouwenhuysen, van, Oudenhuysen, Oudenhuijsen, Oudenhuyzen, van Audenhuyse, (van) Houdenhuyse, Houwenhuijse, Houwenhuysen, Houwenhuyse, Houwenhuyze, van Haudenhuize, Haudenhuyze, Haudenhuyse, Haudenhuyse, van Hauwenhuyse, Haud’Luyze, Hauduyse, Hauduijse, van Haudenhuyne: Plaatsnaam (ten) Oudenhuize in Oosterzele (Oost-Vlaanderen).
Ouwens: Vadersnaam. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Oudens, afleiding van Middelnederlands Oudin, vleivorm van Germaans auda-naam: Odo, Audo.
Ouwerkerk, (van), Auwerkerke, Auwekerken. Plaatsnaam Ouwerkerik in Duiveland (Zeeland), Ouderkerik (Noord-Holland, Zuid-Holland). Of Aldekerik in Duits-Gelderland (Noordrijn-Westfalen).
Ouwermeulen, van der. Verspreide plaatsnaam Oude Molen.
Ova, Ovaa: Spelling voor Hova, Waalse vorm van Hovart, van Middelnederlands Hovaerde ‘Trotsaard’.
Ovekerken. Plaatsnaam. Over de kerk?
Ovenacker, van, van Ovenaeker: Verhaspeling van Van Overacker. Plaatsnaam Overakker.
Ovenden. Plaatsnaam (Yorkshire).
Overal, Overall. Bijnaam Overal. Vergelijk Duits ‘All.
Overath, Overlaet: Plaatsnaam Overath (Noordrijn-Westfalen): over de Rode. Overlaet is een aanpassing met r//-dissimilatie.
Overbeke, (van), (van) Overbeek, Overbeeke, van Overbecke, van Overbeck, van Overbecque, van Heuverbeke, (van) Hoverbeke, Houerbeke: Verspreide plaatsnaam Overbeke ‘mver de beek’., bijvoorbeeld in Kortrijk.
Overberg, Overbergh, van Overberghe, van Overbergh, van Overberg, (van) Overberghe, van Hoverberghe. Familienaam uit de plaatsnaam Overberg: over de berg. Dit onder andere in Beuvrequen of Overboelare (Oost-Vlaanderen).
Overbosch: Plaatsnaam Overbos ‘omver het bos’. Plaatsnaam Overbosch in Kooigem, Dijkhuizen (Epe, Gelderland).
Overbroeck, van, Overbroek, van. Verspreide plaatsnaam Overbroek: over het broekland. Overbroek (Noord en Vlaams-Brabant).
Overdam, van. Plaatsnaam Overdam: over de dam, bijvoorbeeld in Tielt (West-Vlaanderen) of Evergem (Oost-Vlaanderen).
Overdenborger. Familienaam die wellicht zoveel betekent als: voorbij de borgt (burcht).
Overdeput, Overputte, Oveputte, Auverputte. Plaatsnaam Over de Put.
Overdevest. Verschrijving van Over de Vecht. Dit naar woonplaats over de rivier: de Vecht (Noord-Holland, Overijssel en Utrecht).
Overdiep. Plaatsnaam in Vlagtwedde, Groningen.
Overdorp: Naam voor wie over het dorp woont.
Overduin, Overduijn: Plaatsnaam Overduin ‘mver het duinՠin Oostkapelle (Zeeland).
Overdulve, (van): Plaatsnaam Over de Dulve. Zeeuws dulve, Middelnederlands delf ‘Sloot, gracht’.
Overdyn, van, Overdijn. Waarschijnlijk van Overduin.
Overdijk, Overdyck: Verspreide plaatsnaam ‘mver de dijk’onder meer in Azelo, Overijssel, Raalte Overijssel en Wehl (Gelderland).
Overeem, van: 1. Plaatsnaam Overeem in Renswoude (Utrecht), Overem in Meldert (Vlaams-Brabant) of Overhem in Henis (Belgisch-Limburg), Ukkel of Vorst (Brussel). 2. Over de Eem, een rivier van Amersfoort naar het IJsselmeer (Utrecht).
Overend. Plaatsnaam Overeind; over het einde, in As, Limburg, en Houthalen, Limburg. Ook Engelse familienaam.
Overeijnder: Afleiding van de plaatsnaam Overrijn in Jutphaas (Utrecht).
Overgaard. Noorse familienaam. Boerderijnaam Overgrd: opperhof.
Overgaauw: Plaatsnaam Overgauw (Zuid-Holland).
Overhand. Re-interpretatie van Overhan(s), een Jan die de meerdere is van een andere Jan. Vergelijk Ouwehand. Duits Oberhans.
Overheul. Plaatsnaam: over De Heul (Utrecht, Noord-Holland). Familienaam Overheul in Herwijnen (Gelderland) vanaf 1678.
Overheyden. Plaatsnaam: over de heide. Overheide in Puurs, Weelde (Antwerpen), Slijpe en Steenkerke (West-Vlaanderen).
Overhof, Overhoff: Plaatsnaam Overhof ‘Hoger gelegen hof’. Waarschijnlijk in Noord-Brabant. Vergelijk Duits Overhof.
Overing: Plaatsnaam Overing, Avereng in Delden (Gelderland), Borculo (Gelderland), Hengelo (Gelderland).
Overkamp: Plaatsnaam Overkamp in Olst, Overijssel en Sint-Oedenrode (Noord-Brabant).
Overloop, (van), van Overlop: Plaatsnaam Overloop ‘Doorloop, doorgang’. Plaatsnaam in Eksaarde, Hamme (Oost-Vlaanderen), Hombeek (Provincie Antwerpen).
Overmaat: Plaatsnaam in Enschede, Overijssel.
Overman, Overmans, Huevermans, Dovermans, Dovermann: Middelnederlands overman ‘Hoofdman, scheidsrechter, middelaar’. Vergelijk Duits Ubermann, Obermann.
Overmeeren, (van), Overmeere (van) Overmeir, Overmeire, Overmeiren, Overmeer, van Overmaire, van Overmairen: Plaatsnaam Overmere (Oost-Vlaanderen), Overmeer in Nederhorst-den-Berg (Noord-Holland).
Overrdder. Plaatsnaam Overoth in Balen.
Oversaghe, Oversacq: Waarschijnlijk verhaspeling van Overslagh(e). Plaatsnaam Overslag in Wachtebeke (Oost-Vlaanderen) en Axel (Zeeland): dam waarop overgeladen wordt, opslagplaats. Vergelijk Duits ��schlag.
Overschee, van, Oversche: Plaatsnaam Overschie (Zuid-Holland).
Overschelde, van, Overschelden, van, van Overskelds, van Overscherlde, van Oversckelde, van Noverschelden. Naam uit de plaatsnaam үver de Schelde’ aan de overkant van de Schelde; in Cent.
Oversier, Overzier: Rijnlands Overzier (1676), variant van Offerzier, Offizier.
Oversluis, Oversluijs: Die woont ‘mver de sluis’.
Oversteeg: Die woont ‘mver de steeg’.
Oversteyns, van, (van) Overstijns, Overstyns, Oversteijns: Plaatsnaam Oversteen, bijvoorbeeld in Rijswijk.
Overstraete, van, van Overstraten, van Overstraeten, van Ovestraet: Plaatsnaam Overstrate: aan de overkant van de straatweg. Dit Brabantse geslacht heeft zijn bakermat in het Hof ter Overstraeten in Sint-Martens-Lennik (Vlaams-Brabant).
Overtdeldt, van. Wellicht Van Over d’Lelt: over de helft. Plaatsnaam ter Helt, Kooigem.
Overtus, Overtveld, van Overveld, van Overvelt, van Overveldt, Overveld, Overfelde, Overfeld, Overtfeldt, Overtfelt, Overfelt, Overteveld, van Overtueld, van Ovesveld, Overvelde, van Ovrehetvels: Plaatsnaam Over (het) veld, in Wezemaal (Vlaams-Brabant), Bottelare, Erwetegem (Oost-Vlaanderen), Avelgem (West-Vlaanderen), Tongerlo (Antwrpen).
Overwael, Overwale, Van, Van Overwaelle, Van Overwalle. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Overwaal: over de waal. Of over de rivier Waal in Nederland. 2. Mogelijk soms uit overwalle: over de wal.
Overwater. Familienaam uit de plaatsnaam Overwater: Naam die letterlijk van de overkant van het water werd meegebracht.
Overweel: Die aan de overkant van een weel ‘Waal, poel, plas, kolkՠwoont.
Overweg: Naar de woonplaats over de weg. Plaatsnaam Overweg in Diepenveen, Olst en Raalte, Overijssel.
Overwijk, Overwiek: Plaatsnaam ‘mver de wijk’.
Ovide, Ovidio: Vadersnaam. Latijnse naam Ovidius.
Ovijn, Ovyn, Oveyn, Hoveijn, Hovijn, Hovinne, Hovine, Hoving, Ouyn, Uvin, Uvijn, Uvyn. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Ovo. Dit is mogelijk een vorm van Owein - Yvain: 1. Wels-Engelse vorm van Eugenius. 2. Welse naam uit oen (lam) of eoghunn (jeugdig). 3. Of uit de Keltische God Esos.
Ovreeide. Noorse familienaam Ovreeide. Plaatsnaam Ovre eide: opperste landengte.
Owel. Bijnaam. Engels owl; uil?
Owen, Owens. Vadersnaam. Engelse variant van Ewan, de Brits-Keltische literatuurnaam Iwein.
Oxfort. Engelse plaatsnaam Oxford.
Oyaert. 1. Vadersnaam. Brabantse variant van Odaert. 2. Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-gard ‘Rijkdom-gaard’. Audegarda, Audiardis.
Oyck, van, Oycke, van, van Oijcke, Ooik, van. Naam uit de plaatsnaam Ooike (Oost-Vlaanderen).
Oyen, Oien, Oeyen, Oeijen, Oeyen, Oye, Ooye, Oei, Ooi, Ooijen. 1. Moedersnaam uit de Germaanse Oda. 2. Familienaam uit het Middelnederlandse oye: vrouwelijk schaap. Bijnaam of beroepsnaam. 3. Mogelijk ook afgeleid uit de plaatsnaam Ooie, uit het Middelnederlandse ooye, van (der) Oyen.
Oyenbrugge, van Oyenbruggen, van, van Oijenbrugge, van Oeyenbrugge, Hoeyenbrugge: Plaatsnaam Ooienbrug in Grimbergen (Vlaams-Brabant).
Ozdemir, zdemir, z. De familienaam zdemir is afkomstig uit Turkije, betekent puur ijzer.
Ozeel, Osele, Ouzeel, Osseel: 1. Vaders-, moedersnaam. Latijnse voornaam, heiligennaam Auxilius, Auxilia, Osilius, Osilia. 2. Oudfrans hosel? Variant van Housiau(x)?
Ozturk, “ozturik betekent Oost Turk’ in Turks.
P.
Paagman. Hypercorrect voor Poggeman.
Paaimans: Beroepsnaam. Middelnederlands paeiman, paeymeester ‘Stedelijk ontvanger’.
Paal, (van der), van der Pael, Paelt, van der Paalen, Palen, van der Pal, Verpaele, Verpaelen, Verpaalen, Verpalen, Verpaelst, Verpaelt, Paalman, Palman, Paalberends, Paalmann. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Paal: op diverse plaatsen in Vlaanderen zowel als plaatsnaam. Plaatsnaam Ter Paal/Pale in Assebroek, Hoogstade (West-Vlaanderen), Broekburg (Frans-Vlaanderen), Marquise (Pas-de-Calais). Ook huisnaam in Ieper. Middelnederlands Pael(e), Pale: (grens)paal. Ook gemeente Paal (Zeeland, Limburg).
Paalvast: Door volksetymologie en omkering van volgorde van klanken, van Paalvoets, een naam die schuilt in de plaatsnaam Paalvoetsheide in Westerschouwen (Zeeland) van Paalvoetsheide.
Paalvoet vermoedelijk uit Paalvoorde, vergelijk de Vlaamse familienaam Dievoet, van Dievoort.
Paanakker. Brabantse uitspraak van Pijnacker.
Paap, Paaps, Paeps, Paape, Poep, Paepe, Paepen, (de) Pape, De Paep, Paepen, Spaepen, Spaepens, Spaken, Spapens, Spaepen, Spaapen (zoon van). Familienaam uit het Middelnederlandse pape: priester (die wellicht de vader was).
Paard, van der: Volksetymologische herinterpretatie, wellicht van van der Poort.
Paardekam: Plaatsnaam Paardekamp ‘mmheinde paardenwei’. Paardenkampen in Borger (Drenthe). Vergelijk Oskam en Duits Rosskamm/Rosskamp.
Paardekoper, Paardekooper, Paardekoper, Paerdekooper: Beroepsnaam van de paardenkoopman.
Paarlberg: Aanpassing van de Duitse plaatsnaam Perleberg (Brandenburg, Nedersaksen).
Paasschen, Paase, Pas, Paasse, Paassen, Paas, Paasch, Paech, Paes, Pas, Paese, Paze, Pas, Pass, Spaas, Pos, Poies, Poisse, Poos: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Latijnse heiligennaam Pasc(h)alis. 2. De naam van het kerkelijke feest, Pasen. Vergelijk Vlaamse Pinxten ‘Pinksteren’.
Paaschburg: Klankverandering van familienaam Paesbrugghe.
Paauwe, van, Paauw: Plaatsnaam De Paauwen in Slochteren (Groningen), De Pauw in Wassenaar (Zuid-Holland).
Pabbruwe, Pabbruwee, Padbrugge, Platbroodt, Platbrood, Platbroot, Platrood, Platbroob: De famille stamt uit Opzullik/Lessen-Bos (Henegouwen). Pabbruwe met glijder w, van Pabbrue, van Padbrue, Picardisch, Nederlandse plaatsnaam Paddebroek. Plaatsnaam Pattebroucq, Padembrouck in Opzullik/Marik (Henegouwen); Padbroek (Noord-Brabant), Paddebroek in Gooik (Vlaams-Brabant).
Pabel, Pabelick. Vadersnaam. Slavisch Pawel(ick), van de voornaam Paul.
Pabian, Pabijan, Pabion. Poolse heiligennaam, van Latijnse heiligennaam Fabianus.
Pabst, Pabisch. Duitse bijnaam Papst; Paus.
Pacan, Pacand, Packan; Oudfrans pacand; landman, boer, lomperd.
Pace. Engelse familienaam. 1. Middenengels pais, pes(e), Oudfrans pais: vrede. Vergelijk Pais. 2. Middenengels pasches, peice: Pasen. Vergelijk Pace eggs: paaseieren.Vergelijk Paas(ch).
Pacelot. Waarschijnlijk door klinkerverwisseling van Pacelot.
Pache, Pache. Waarschijnlijk variant vn Paas(ch).
Pacheco. Vadersnaam. Spaanse afleiding van Paco; Franciscus.
Pacht. Bijnaam voor een pachter; zie De Pachter. De bewoner van een pachtgoed, pachthof, dat kortweg ook Pacht kon heten.
Pachtenaar: Beroepsnaam. Middelnederlands pachtenare ‘achter, ook van belastingen; huurder’.
Pachtenbeke, van Pachtebeke, van, van Pachterbeke. Plaatsnaam in Ruiselede, West-Vlaanderen.
Pachter, de, de Pagter, Packter. Bijnaam van de pachter, huurder.
Pachy, Pahy, Paci. Plaatsnaan, Waals pahi: weide. Zie ook Paqui. (Le) Pachis in Clermont, Schaltin en Pondrme (Namen).
Pacifico, Pacifici. Italiaanse bijnaam; vredelievend.
Pcini, Pacino, Pacici. Afleiding van Italiaanse pace; vrede.
Packbier, Pakbiers, Backbier. Zinwoord voor een bierdrinker. Vergelijk Duits Schluckebier.
Packheiser. Dialect ontrond van Packhuser, van plaatsnaam Packhausen (Oost-Pruisen).
Pacolet, Packolet, Paclet, Packle, Packl, Paklee, Pakle, Pockel, Pockele, Poclet, Placlet, Plackl, Placqlez, Plaqlez. Vadersnaam uit Pasquelet, afgeleid van de Latijnse naam Paschalis of Pascharius.
Pacquetet. Vadersnaam. Afleiding van Paquet.
Pachtere, de; (de) Pagter: Beroepsnaam van de pachter, huurder.
Padberg. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Pacoux, Pacou, Paccou. Vergelijk Franse familienaam Pacaud, Pacoud, Pa(s)choud, Pachoux. Vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Pascalis.
Paddenburgh, van: Plaatsnaam Paddenborg in Zaamslag (Zeeland).
Padt, de, Pat. Bijnam naar de diernaam, de pad.
Pad, Padt, van der: Ook van ‘t Pad. Naam voor wie aan een pad woont.
Paduaert, Paduat, Paduwurt, Paduwa, Paduwat, Padva, Padwa. Plaatsnaam Padua (Italië). De vormen op -art zijn Waals hypercorrect.
Padoux, Padou, Padoue. 1. Zie Badoul. 2. Eventueel plaatsnaam Padoue, Franse vorm van de Italiaanse stad Padua/Padova.
Pae, (de). Verschrijving voor Franse familienaam Depas of Depaix.
Paeckmeyer. Duits Bachmeier: meier, boer die aan een beek woont.
Paelman, Paelmans, Paalman, Paeleman, Paelemans, Palemans, Pallemans, Palemans, Paulmans. Naam afgeleid uit Van der Paal. Kijk bij Paal.
Paeme, Paemen, Pamen, Peemen, Pemen, Peymen, Peijmen. 1. Vadersnaam uit Pamo, een oude knuffelvorm die wellicht afkomstig is uit baldmar, vergelijk Pammo, Pries Bame, voornaam Bamse. 2. Mogelijk afgeleid uit Palmen dat dezelfde oorsprong heeft als Palmaert(s). Zie daar.
Paen, Paenen, Pane, Panen, Paanen, Puynen, Puyn, Puijnen: Vadersnaam van bakernaam, wellicht van de voornaam Frans. Vergelijk Fries Panne.
Paepke, Papke. Afleiding van pape; priester.
Paerels. Beroepsnaam van de parelstikker of -handelaar. Vergelijk Duits Perl(er), Perlhefter, Perlsticker.
Paerewijck, Paerewyk, Paerewyck, Paerewyck, Parewijk, Parewyck, Parewyk, Porrewyck, Porrewijck, Porreweek: Plaatsnaam naar de parre/perre: omheinde wijk. Perrewyck in St.-Denijs (West-Vlaanderen).
Paesbrugghe, Paesbrugge, Spaesbrugghe. Plaatsnaam Paesbrugge in Zuienkerke (West-Vlaanderen), Pasbrug in Bonheiden, St.-Kat.-Waver, Westerlo (Antwerpen).
Paeschman, Paesman, Paesmans, Pasman, Pasmans, Poesmans, Poisman, Poismans, Posman. Vadersnaam uit de heiligennaam Pascalis.
Paeshuis, Paeshuyse, Paeshuys, Paeshuijs, Paeshuijse, Paeschhuys, Paeschuyzen, Paeshuijzen, Pashuyzen, Pashuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Paashuis/Peshuizen in Geel (Antwerpen) en St.-Kwintens-Lennik (Vlaams-Brabant).
Paesschesoone, Paesschezone, Paesschezoone, Pasquesoone. Vadersnaam. Zoon van Paes, Latijnse heiligennaam Pascalis. Zie Paessens.
Paessen, Paessens, Paesen, Pazen, Paassens, Passin, Paeschen, Paeschens, Paesschen, Paschen, Pachen, Poesen, Poosen, Poozen, Posen, Possen, Poissin, Peusen, Peusens, Peussens, Puissens. 1. Vadersnaam, vleivorm van de Latijnse heiligennaam Pascalis Po(e)sen en Peusen zijn Limburgs. 2. Mogelijk ook een naam afgeleid van het feest Pasen, dit zou kunnen wijzen op het vinding moment van een vondeling.
Paffenrath, Paffrath. Plaatsnaam Paffrath (Noordrijn-Westfalen). Paffenraed, Pafferaed, Paffenrade en Paffenrode, naar de stichter van de voormalige sate onder Leeuwarden.
Paffenholz, Pafenols. Plaatsnaam Paffenholz in Broichweiden bij Aken.
Pagan, Pagani, Pagano, Paganini. Bijnaam voor een landman, boer.
Page (de), Pages, (de) Pagie, de Paige, Lapagie, Lepagie, le Page, le Paige, Lapaige, Lapage, Lapaeyge, Lapaege, Lapeige, Lapeysen, Lapeijsen, Paget, Pags, Pages, Pag. Beroepsnaam van de page, edelknaap, hofknaap, ook bediende van lagere rang.
Pag, (van); van Pagee: Vermoedelijk een fictieve van-naam, wellicht een vervorming van Vanbergie, van Wamberchies, van plaatsnaam Wambrechies (Nord).
Pagel, Pagels. Vadersnaam. Nederduitse variant van Pawel=Paul.
Pagenkop. Nederduits Pagenkop: paardenkop. Naar het uithangbord.
Pagenstecher. Duitse beroepsnaam van de paardenslager, paardencastreerder.
Pageot, Pajeot, Pajot, Pageau, Pageault, Pagaud, Pageis, Pageas: Afleiding van Page.
Paggen. Mddennoorrdduits, Nederduits page: paard. Huisnaam of beroepsnaam.
Paggers. Afleiding van Paggen? Beroepsnaam van de paardenkoopman?
Pagnaerd, Pagnaer, Pagna, Paygnard, Pangaert, Panjaar, Panjaer. Naam uit het Oudfranse Espangard: Espagnol, Spanjaard.
Pagnieau, Pagneau, Panaux, Peneau, Peniaux, Penay, Peynaud, Pennel, Penel, Panneel, Panneels, Paneels, Paneel, Panel, Pannels, Paniels: Oudfrans panel, pen(i)el, Picardisch pagniau: stuk stof, lor, flard, gescheurd kledingstuk. Oudfrans Peneau: iemand die uitgerafelde, vieze kleren draagt.
Pagnier, Pagnerre: 1. Oudfrans paigniere: schilder. Beroepsnaam. 2. Zie Panier.
Pagnon, Paynjon. 1. Oudfrans paignon, afeiding van pain: broodje. Beroepsnaam. 2. Vadersnaam. Voornaam.
Pagnoul, Pagnoule, Pagnoulle, Panjoul. Waalse vorm van Espagnol; Spanjaard.
Pagnoz, Peynot. 1. Picardisch pagnot, afleiding van Oudfrans pan, pain: brood. 2. Zie Pagnon 2.
Pahault, Pahaut, Pahaux, Paheua, Pahay, Paxhia, Peseau, Pasau, Passeau, Passau: Waalse vorm van Pascaud.
Pahl, Pal, Pahlen, Palen. Vadersnaam. Duits Pahl, Pohl; Paul.
Pahot. Vadersnaam. Waalse variant van Frans Pascot, afleiding van de voornama Pascal. Vergelijk Pahau(l)t, Paquo(t).
Paijmans, Paaijmans, Peijmans, Peymans, Peiman, Puyman: Paeyman, synoniem met Middelnederlands paeymeester: stedelijk ontvanger.
Pailhe, Paille. 1. Plaatsnaam Pailhe (Luik). 2. Frans paille: stro. Beroepsnaam van de strohandelaar.
Paillard, Pailla, Paillart, Palliard. Bijnaam. Oudfrans paillart: schurk, schelm.
Pailler, Lapier, Pallier. 1. Oudfrans paillier: stro, stromijt, strooisel, strozolder, neerhof. Beroepsnaam van de strohandelaar. 2. Eventueel verschrijving voor Paillet.
Paillet, Paill, Paillez, Pailler, Paez, Paiez: Oudfrans paillet, afleiding van paille: stro. Beroepsnaam of bijnaam.
Paillon, Pailliom, Pailliot, Pailllot. Afleiding van paille; stro.
Pain, Paim. Frans pain; brood. Beroepsnaam van de bakker.
Paindavoin, Paindavaine, Paindaveine, Paindavain, Paindavin, Pendavingh: Frans pain dաvoine: haverbrood. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Roggebrood.
Painpar, Painparex, Paimparet. Frans pain par: brood waarvan de korst verwijderd is. Bijnaam.
Painvin. Franse bijnaam pain (et) vin: brood en wijn. Vergelijk Italiaans Panevino. Vergelijk Duits Bierenbrodt.
Pairiot. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.
Pairon. 1. Zie Duperon. 2. Vadersnaam. Afleiding van Pierre.
Pairon. 1. Zie Duperon. 2. Vadersnaam uit Pierre. Zie Peeters.
Pairoux: Plaatsnaam. Oudfrans perroit, Waalse prou, van Latijnse petretum ‘laats met stenen, keien’. Prou in Rocourt (Provincie Luik).
Pais, Paix, Pays, Paijs, Peys, Peijs, Peis. 1. Naam uit het Middelnederlandse pais: vrede, rust. Of uit het Franse paix (dezelfde betekenis). Bijnaam voor een rustig mens. 2. Variant van Paasch (zie daar). 3. Of variant van de Spaanse familienaam Paix (met dezelfde betekenis: vrede, rust). Ene Rodrigo Paix kwam in 1533 van Andalusi naar Antwerpen.
Paise, Paisse. Plaatsnaam. Oudfrans paisse; weide.
Paisant, Paissan, Paysen. Oudfrans paysant; boer.
Patre, Leptre, Ptre, Ptre, Ptre, Petre: 1. Beroepsnaam. Oudfrans paistre: herder. Vergelijk Pasteur. 2. Eventueel Oudfrans pestre, van Latijn pistor: bakker.
Pakens, Pakinga. Naar plaatsnaam Packensze bij Oldenburg.
Pakmans, Packmans. Beroepsnaam van de pakker. Vergelijk Duits Packschlger.
Palant, Palante, Palate, Pallant, Pallante, Pallandt, Palente. 1. Plaatsnaam Palante in Gemmenich (Luxemburg) en Anthe (Namen). Palate is de Waalse uitspraak in Ensival (Luik). 2. Voor Pal(l)ant eventueel Middenenderlands paellant: terrein binnen de palen van het schependom van een stad.
Palard, Palart, Pallard, Palard. Afleiding van Van der Paal. Vergelijk Paalman.
Palaster, Palate, Palatre, Polaster, Pelast: Veel mogelijkheden. Oudfrans palastre, van palastrel: lomp, lor, lap. Bijnaam. Oudfrans palastre, Middenfrans paltre: ijzeren doos waarin het slot steekt. Oudfrans palastre: schoenspijker. Beroepsnaam.
Palazy. Plaatsnaam Palazy (Aude, Hrault, Lot-et-Gar., Tarn).
Palemaker, de. Wellicht Re-interpretatie van De Bellemaker of Balmaker.
Palenberg. Plaatsnaam Palenberg (Noordrijn-Westfalen).
Palenge, Palange, Paleinge: Plaatsnaam Palenge in Septon (Luxemburg).
Palermo. Naam uit de gelijknamige stad in Itali.
Paladini, Paladino, Paladinos, Palladini, Palladino. Ialiaans paladino; ridder.
Palet, Palette, Paley, Pallet, Pallete. Middelnederlands palet(te): plank, bord, hakbord, kaatsplankje; Middenfrans palete: schopje. Bijnaam/beroepsnaam.
Paley. 1. Zie Palet. 2. Plaatsnaam (Seine-et-Marne).
Palffy, Palfi, Palffi. Oudfrans palfis: paal, omheining, palissade. Plaatsnaam Palfit in Ronse (Oost-Vlaanderen).
Palfijn, Poffijn, Poffyn: Middenfrans Pelfin, van Oudfrans pelfre, Engels pelf: geld.
Palfroy. Oudfrans palefroy van Latijn paraveredus, van paard, met name staatsiepaard. Beroepsnaam van de palfrenier, stalknecht, paardenknecht.
Palierne. Wellicht Picardische vorm voor plaatsnaam Palermo.
Paligot, Palicot. Middenfrans paligot; paal. Bijnaam.
Palin, Pallin. Middenfrans pallin; paal.
Paling, Palings, Paelinck, Palinckx, Palincks, Paelinckx, Paelings, Pallinckx, Palink, Palinga: Bijnaam naar het karakter, voor een handig man, een gladde aal. Of beroepsbijnaam voor een palingvisser of -verkoper.
Pallandt, van: Plaatsnaam. 1555 Floris van Pallant, graaf van Culemborg (Gelderland), van het huis Palant in Weisweiler (Noordrijn-Westfalen). Vergelijk Plaatsnaam Palandsmhle (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Palisse, Pallice, Palys, Palissons, Palisot, Paliso: Plaatsnaam Palisse: omheining met plen. Oudfrans palis, van palison, palisot. Palis (Aube) en in Blaugies (Henegouwen). (La) Palisse, Palice (Allier, Ardèche, Corrze, Char.-Mar.).
Palizeul, Palisoul, Palisoux: Plaatsnaam Paliseul (Luxemburg).
Pallanchier, Pallenchier. Afleiding van dialect Frans palance; (schouder)juk. Beroepsnaam.
Palm, Palms, Palem, Pallen, Palen. Bijnaam naar de palm van de pelgrim naar Jeruzalem.
Palm, van. Plaatsnaam Palme, Palm in Longuenesse, Notkerque, St.-Omaars (Pas-de-Calais), Zerkel (Frans-Vlaanderen).
Palmaert, Palmaerts, (de) Palmaert, Palmaers, Palmarts, Palma, Palmas, Pamart, Pallemaerts, Palmer, Palmen, Palm, Paumen, Palmers, Pemmers, Pamers, Pemers. Bijnaam voor een pelgrim, naar de palm die kruisvaarders en pelgrims meebrachten. Palmer is ook die woonde bij een zout meer, zee, slikken bij de zee.
Palmans, Pallemans. 1. Familienaam uit Palm: zie Palmaerts. 2. Zie ook Paelman.
Palmberg. Plaatsnaam, Beieren, Noordrijn-Westfalen.
Palme, Palmen, Paumen, Paemen, Paeme, Pamen, Paymen, Pamen, Peumen: Middelnederlands palme, Oudfrans paume: palm(tak), pelgrimstocht. Bijnaam zoals Palmaerts.
Palmenaer, de, de Palmeneire, de, Palmeire: Bijnaam voor een pelgrim. Kruisvaarders en pelgrims brachten palm mee uit het Heilig Land. In Oudenburg (West-Vlaanderen) heette een pelgrimsgild de palmenare ghilde.
Palmira: Italiaans familienaam Palmira, Palmira, Palmria, afgeleid van palma ‘alm’. De naam werd vaak gegeven aan kinderen geboren op de domenica delle palme ‘almzondag’.
Palmero, Palmeri. Italiaanse voornaam Palmiro, van palma: palm; domenica dlie Palme: Palmzondag.
Palmkoek, Palmcoeck, Palmhoeck: Misschien verhaspeling van Pannekoek, met l-invoeging. Of plaatsnaam Palmhoek? Vergelijk plaatsnaam 1424 te Pahoucke, Hulst.
Palmhout. Waarschijnlijk Brabantse hypercorrecte Re-interpretatie van Palmaet.
Palmus. Latiniserende spelling van Palms.
Pals, Palsen: Vadersnaam. Brabantse dialect uitspraak van Pauls(en). 17de eeuw Pauels = Paulus = Pals;
Palsenbarg: Plaatsnaam Balzenbach (Baden-Wrttemberg) of Balsbach Baden-Wrttemberg, Hessen)?
Palsterman, Palstermans, Paelsterman, Paelstermans: Palster: (wandel)stok, pelgrimsstaf. Bijnaam van de pelgrim; vergelijk Palmaerts.
Palu, Palut, Fallut. Plaatsnaam Palud of Palu, van Latijn palus: moeras
Palys. 1. Zie Palisse. 2. Variant van Polys=Paulis.
Pama: Fries-Groningse familienaam. Naam van een boerderij in Oldehove (Groningen). Haring Jans Pama vestigde zich in de 18de eeuw vanuit Friesland in Rotterdam.
Pamel, (van), van Paemel, Paemele, (van) Pamelen, Pamelaere (de), (de) Paemelaere, de Pammelaere, de Paemeleere, Paemaer, Paemeleire, Pamelaire, Pameleere, Pameleire, Pamelard, Pommelaere: Plaatsnaam Pamele (Oost-Vlaanderen) of Pamel (Vlaams-Brabant).
Pampel. Duitse bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte en levendige gebaren.
Pan, Pann, Panne, Pans: Middelnederlands Panne ‘an, zoutpan’. Beroepsbijnaam van de pannensmid (Duitse familienaam Pfannenschmied) of van de zoutzieder.
Panaye, Panait, Pannaye, Pannaije: Oudfrans panaie: pastinaak. Vergelijk Pasternak.
Pandelaere (de), Pandelaers. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse panden: beslag leggen op, verpanden. Beroepsnaam van de de pander de beambte of gerechtsbode die een panding verricht, gerechtelijk beslaglegger.
Pander. 1. Beroepsnaam van de pander, deurwaarder. Vergelijk (de) Pandelaere, Duits Pfnder, Pfander.- 2. Eentueel Middelnederlands paender: mand, korf. Beroepsnaam van de mandenvlechter. 3. Eventueel van pan: brouwpan. Beroepsnaam van de brouwer. Zie Penders.
Pandervort. Middelnederlands Paendervoet. Bijnaam voor iemand met voeten zo groot als korven. Middelnederlands paender: mand.
Pandolf, Pandolfe, Pandolphe, Pandolfi, Pandolfino: Vadersnaam. Germaanse voornaam band-wulf’Rand-wolf: Pandulfus.
Pandor. 1. Plaatsnaam Pandor (Tilff, Balen) (Luxemburg). 2. Veeleer voortonig versterkte vorm van Podor.
Paneel, Paneels, Penneels, Penneel, Paniels, Panel, Pennels. 1. Beroepsbijnaam van schrijnwerker of schilder. 2. Of uit het Oudfranse panel, peni(e)l: stof, lor, flard. Bijnaam voor iemand met versleten kleren.
Panhuizen, Panhuis, Panhuise, Panhuys, Panhuysen, Panhuyzen, Panhuijzen, Panhausen, Paenhuys, Paenhuysen, Panhuijsen, Panhuyzen, Panhuis, Poenhuys, Panisse, Panis, Pannis, Pannus, Panus, van den Panhuyzen, Panhuysen, van ‘T Panhuis, in het Panhuis, in ‘T Panhuis, int Panis, Impanis, Inpanis. Familienaam uit het Middelnederlandse met name Limburgs panhuus panhuus: brouwerij, brouwhuis. Ook de plaatsnaam Pannenhuis komt voor: 1297 Henrici dicti Panhus, Tienen; 1300 Arnouts hof vanden Panhus, Belgisch-Limburg.
Panfil, Panfilo. Vadersnaam. Heiligennaam Pamphilus, van Grieks Panflos ‘eller vriend’.
Pangrazio, Pangratz. Vadersnaam. Heiligennaam Pancratius, van Grieks pankrats ‘elbeheersend, almachtig’.
Panhorst. Re-interpretatie (oonder invloed van plaatsnaam Horst: bosje) van Westfaals Pannharst, Panhas, een volksgerecht van boekweitmeel, worst enz.
Panier, Paniez, Pani, Panie, Pannier, Panniez, Pagnier, Pani, Panny, Pany, Penniez, Pennie, Penny. Uit het Oudfranse panier, Pan(n)ier: broodkorf, Waals pany, (brood)mand. Beroepsnaam van bakker of mandenvlechter. Of misschien als huisnaam Au Panier.
Panis, Paans, Pans, Baans, Paantjens, Paenen, Panis: Panis, van Panhuis ‘Brouwerij’. Vergelijk de familienaam Impanis, van Int Panis, van In ‘t Panhuis.
Pank, Panken, Panke, Pancken. Vadersnaam van Stefanus. Of Pank, een korte vorm van Pancratius.
Pankert. Oudhoogduitse verscherpte vorm van Duits Bankert; adellijke buitenechtelijke afstammeling.
Pankow: Plaatsnaam Pankow in Berlijn en in het voormalige Brandenburg, nu Polen.
Pannaert, Pennaert, Pennaerts, Pennart, Pennartz, Penna, Penneartz: Afleiding van pan: zoutpan of brouwpan. Beroepsnaam van de zoutzieder of brouwer. Vergelijk Penders.
Panne, Panet, Paneth. 1. Paonet, afleiding van paon: pauw. Bijnaam. 2. Zie Penet.
Pann, Panne. Plaatsnaam. Waals Panye: ontgonnen stuk van algemene bossen.
Panne, van de(der): Plaatsnaam (de) Pan(ne) ‘Duinpan’bijvoorbeeld De Panne (West-Vlaanderen). Of zout-of brouwpan, naar het beroep.
Pannekoek, Pannekoeke, Pannekoeck, Pannekoecke, Pannekoucke, Pannekocke, Pannekock, Pannecoeck, Pannecock, Pannecocke, Pannecouke, Pannecouck, Pannecoucke, Pannecoucque, Pannecouque, Panneckoecke, Panneckoeke, Panneckocke, Panneckock, Panckoucke, Pancock: Beroepsbijnaam of bijnaam voor de bakker of eter van pannenkoeken. Ook Duits Pfannkuchen.
Pannemaeker, de, de Pannemaecker, Pannemacker: Beroepsnaam van de pannenmaker.
Panneman, Pannemans, Penneman, Pennemans, Panman: Beroepsnaam van de pannenmaker. Of van de krammer, pannenbinder, die aarden pannen bindt, repareert.
Pannequin, Pennequin, Pennequeine, Panquin: Middelnederlands pannekin, dim. van panne: pan. Beroepsnaam voor de pannenmaker.
Pannetier, Pannatier, Pennetier: Beroepsnaam. Oudfrans panetier: bakker, ambtenaar belast met het toezicht over de paneterie (gebak).
Panny, Penny: Oudfrans panier, pen(n)ier, Waalse Pany ‘Broodkorf, (brood)mand’. Beroepsbijnaam van bakker of mandenvlechter.
Panot, Panos. Wellicht gedemouilleerd van Pagnoz.
Pantain, Pantin. 1. Vadersnaam van Griekse heiligennaam Pantaleon. 2. Vadersnaam. Vleivorm van Band-naam, met verscherping b/p; vergelijk Pandolf.
Pantaleo, Pantaleon, Panteleon, Pantaleos, Pantalos. Vadersnaam. Griekse heiligennaam Pantaleon.
Pantebre. Afkomstig uit Spanje (Andorra). Catalaanse familienaam, met name in Andorra
Panteghem, van. Plaatsnaam in Gotenberg, Oost-Vlaanderen.
Panthfer. Oudhoogduitse variant (b/p) van Duitse familienaam Bannhofer, van plaatsnaam Bannhof: hof binnen de ban of het rechtsgebied.
Pantofel. Joodse familienaam.
Pantus: Middelnederlands literatuurnaam, die voorkomt in de Roman van Troyen. Pantus probeerde het Apollobeeld uit het brandende Troje weg te dragen.
Panuls. Waarschijnlijk verhaspeling van Panus.
Panzer, Panzner. Beroepsnaam van de harnassmid.
Polo, Paoli, Paolini. Italiaanse vadersnaam van heiligennaam Paulus.
Pap, Papp. Paps. Bijnaam voor een papeter. Vergelijk Pappaert.
Papadopoulos, Papadopoulou. Griekse familienaam; zoon van de priester.
Papageorgiou. Griekse familienaam; Priester Georgius (Joris).
Papanicolaou, Papanikolaou. Griekse familienaam; Priester Nicolaus.
Papantonio, Papatoniou. Griekse familienaam. Priester Antonius.
Papathanasiou. Griekse familienaam; Priester Athanasios.
Pape, (de); (de) Paepe, Paap, Paape, Spape, Spap: Middelnederlands pape ‘riester’. De vermelding haren ‘Den heerՠwijst erop dat beide papen werkelijk priesters waren.
Papegaai, Papegaay, Papegaey, Papegay, Papegai, Papegaix, Papeguay, Paepegaey, Papgaaij: Bijnaam voor de boogschutter, die naar de papegaai, de hoofdvogel schiet. Of bijnaam voor iemand die anderen napraat, zoals een papegaai. Of beroepsbijnaam voor de papegaaienmeester.
Papegem, van, Papeghem, van, van Paepegem, van Paepeghem: Plaatsnaam Papegem in Vlierzele (Oost-Vlaanderen). Ook Nederlandse naam van Papignies (Henegouwen).
Papeians, Pape Jan; priester Jan.
Papeleu, Papeleux, Papleux, Papleut, Papleult, Papuleu, Papeloux, Papeloer, Popeleu, Popleu, Poplu. 1. Zinwoord. Afgeleid van het Oudfranse paper (= verslinden) en leu/lou(p)(= wolf). Beroepsnaam of bijnaam voor de wolvenjager. 2. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Papleux in het gebied van de Aisne of bij Bergen.
Papelier, Papeliers, Papillier. 1. Oudfrans papelier: vervaardiger van papier. 2. Met voortonige a, van Popelier. Zie Populaire, Van de Papeliere.
Papendorf. Duitse plaatsnaam Papendorf.
Papendrecht. Plaatsnaam, Zuid-Holland.
Papenhoven, van. Plaatsnaam in Born, Nederlands-Limburg.
Papenkeels. Wellicht plaatsnaam Papenkuhle, Noordrijn-Westfalen.
Papeveld: Plaatsnaam Papenveld ‘Veld dat aan de parochiepriester toebehoort’.
Papier, Papiers, Papie, Papiez, Papy, Papij, Pappi, Papi: Beroepsnaam van de klerk, griffier, naar het papier of register waarin hij zijn officile rapporten schrijft.
Papignies, Papegnie, Papegnies, Pepegnies: Plaatsnaam Papignies (Henegouwen).
Papin, Pappyn, Papyn, Pappijn, Papijn, Paepen, Paepens, Pappens, Papen, Papens, Papes. Vadersnaam, vleivorm van de oude voornaam Papo, die nog schuilt in plaatsnaam Papegem, Papendrecht, Papenrode, Papignies, Papinglo.
Papon. Vooral Occidentaals voor; grootvader, voorvader.
Papp, Pap, Paps: Bijnaam voor een fervent papeter.
Pappaert, Pappart, Papparts, Pappert, Pappers, Papaert, Papart, Papa. 1. Bijnaam voor een papeter, iemand die magere kost eet. 2. Daarvan afleiding betekenis: klein kind, pop. Vergelijk Poupart.
Pappenheim. Plaatsnaam (Beieren). De uitdrukking ‘Hij kent zijn pappenheimersՠuit Schillers ԗallensteins Todՠverwijst naar generaal zu Pappenheim, veldheer in de Dertigjarige Oorlog (1618-48).
Pappers: Papper of Pappaert ‘apeter, die magere kost eet’.
Paqueriau, Pacreau, Paqueray: Afleiding (met dubbel suffx) van Paque.
Paquet, Paquez, Pacquits, Pacquet, Packet, Paeket, Pacque, Pacqu, Paqu, Pacque, Pacquee, Pacquer, Paquer, Pasquet, Poisquet, Poisket, Pach. Vadersnaam uit de voornaam Paque, Pa(s)quier, dit uit het Latijnse Pascalis, Pascarius.
Paquette. Moedersnaam. Vrouwelijke afleiding van Paque.
Paqui, Pasqui, Paquis, Paquit: 1. Dialect Frans pquis: weide. Zie ook Pachy. 2. Waalse variant van Paquier.
Paquin, Pauscin. Vadersnaam Pasquin, afleiding van Pasquier of Paquier.
Paquo, Paquot, Paco, Pacot, Pacco, Packo, Paco, Paucot, Pauquot: Vadersnaam. Afleiding van Paquier. Vergelijk Paquet.
Par, de: Depar, Depart zijn verschrijvingen voor Frans Deparc, Duparc. Plaatsnaam Frans Parc ‘erk, omheinde plaats’.
Parade, de, Parate: Plaatsnaam La Parade (Lozre, Lot-et-Garonne), Parata (Hte-Corse).
Paradis, Paradijs, Paradys, Paredis, Deparadis 1. Bijnaam naar een gelijknamige huisnaam. 2. Het Limburgse Paredis is een verschrijving van Parisis. Zie daar.
Paran, Parant. 1. Oudfrans parant, Middelnederlands parant: met mooi, knap uiterlijk, die er goed uitziet, die zichzelf opdirkt. Bijnaam voor een fat. 2. Zie Parent.
Paranthoen. Bretonse familienaam Paranthon. Anthon, van de voornaam Antoine.
Part, Paras. Occidentaals part, van Latijn paratus: gereed, klaar.
Parchet. Plaatsnaam. Oudfrans parchet; klein perk.
Parcy, Parsy. Dialect (Lotharingen): peterselie. Bijnaam. Vergelijk Petersil.
Pardieu, Pardi, Depardieu, Perdieu, Perdieus, Padieu, Paddeu, Pad. Familienaam uit de plaatsnaam Par(t)dieu: Godsdeel.
Pardo. Spaanse bijnaam voor iemand met donker haar.
Pardon, Pardons, Pardoen, Pardoens, Pardoms, Paradoms, Perdon, Parduyns, Partoune, Parthoens, Partoens, Parthouns, Partouns, van Paridon, Perdon, Perdoen, Perduijn: 1. Oudfrans pardon, Middelnederlands pardoen ‘engelusklok, geklep tijdens het angelus, waaraan een aflaat (pardon ‘Vergevingթ verbonden is. Beroepsbijnaam voor de luider van de pardoenklok. 2. Pardoen komt in de 18de eeuw ook voor als herinterpretatie van Pardou(x), de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Bardulf. Zie ook Preudhomme.
Pardonche, Pardonce, Pardone. Aanpassing, dus herromanisering van Pardoens, Pardons.
Par, Pare, Parr, Parre: 1. Bijnaam. Frans par: opgeschikt, getooid, gereed. 2. Zie Paret.
Paredes. Spaanse plaatsnaam: gebouw dat tegen ander huis aanleunt, van Latijn paries, parietis: huismuur.
Parel, van de; van de Perel, van de Peerle: Beroepsnaam van de parelhandelaar? Vergelijk familienaam Perelman, Perels, Peerlinck.
Parent, Paran, Parant, Pareng, Parengh, Parente, Parrent, Parren: 1. Oudfrans parent ‘Vader, ouder, verwante’. 2. Zie Parant. 3. Zie Parrain.
Parent, Parentet. Afleiding van Parent; vergelijk Parenteau. Of Parente met secundair accent.
Parenteau. Afleiding van Parent.
Paret, Paree, Pareit, Pareyt, Parez, Par, Pare: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Pierre; variant van Perret = Pierret. Vergelijk Engels Parrett = Perret(t), Engels parrot ‘apegaai’van Perot. 2. Bijnaam. Frans par ‘mpgeschikt, getooid, gereed’. Bijnaam? Vergelijk Ongereet.
Paretere, de. Verhaspeling van De Praetere.
Pareys, Pareijs, Paruys. Waarschijnlijk spelling van Parys.
Parfait. Bijnaam. Frans parfait: volmaakt.
Parfndru, Parfondu, Parfondry, Parfondy. Plaatsnaam Parfondry in Clermont (Luik), Parfondruy in Stavelot (Luik), Parfondru (Aisne). Profonde ruie: diepe beek.
Parfondevaux. Plaatsnaam Parfondvaux: diep dal, in Saive, Aywaille, Ayeneux (Luik).
Paridaen, Paridaens, Paridaans, Parydaen, Paredaens, Paredaems, Pardaan, Pardaen, Pardaens, Perdaan, Perdaen, Perdaens, Paradeng, Peridaens, Perdaen, Perdaens, Perdaems: Vadersnaam. De literatuurnaam Paridaan uit de Roman der Lorreinen. Afleiding op –an van de voornaam Paris, (Paridis), Italiaans Paride, zoon van Priamus en Hecabe.
Parigot, Pergoot. Vadersnaam Perrigot, vleivorm van de voornaam Pierre.
Paris (van), Pary, Parys (van), Parij, Parijs (van), Parijs, Vamparys, Parie, Paries, Parisse. 1. Vadersnaam van Paris, de Franse vorm van de Latijnse heiligennaam Patricius. 2. Afgeleid (afkomstig) van Paris (Parijs).
Parisis, Parissi, Parissis, Parsys, Paresys, Parezys, Parisi, Parsis, Parasie, Parasiers, Parasies, Parasis. 1. Herkomstbenaming: afkomstig uit Parijs. Ook de muntnaam Parisis is uit Parijs afgeleid. 2. Sommigen zijn zeker afkomstig uit de Latijnse heiligennaam Parisius.
Parise, Parisse. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Patricia. Vergelijk Paris.
Parisel, Parizel, Parset, Parisot, Parizot, Parisaux, Parisseaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Paris, van Patricius.
Pariser. Duitse naam voor een inwoner van Parijs.
Parisien. Franse naam van de Parijzenaar. Zeldzame familienaam. Vermoedelijk een Re-interpretatie van Parisis; vergelijk Parisien, Parasijns.
Parisis, Parissi, Parissis, Parsys, Paresys, Parezys, Parisi, Parsis, Parasiers, Parasie, Parasies, Parasis: 1. Muntnaam Parisis: Parijse munt. Vergelijk Tournois. 2. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Parisius. Zie ook Farazijn, Formesyn.
Parlevliet. Plaatsnaam, waar de vliet samenkomt, Frans parler; praten, waar de vliet murmelt, kraakt, golfslag is.
Parker. Engelse familienaam: woonhuis in het park, perk.
Parkinson, Parkins, Parkin, Perkins: Engelse vadersnaam Parkin, Perkin, afleiding van de voornaam Per = Pierre, Pieter.
Parlier, Leparlier, Lepaslier, Leperlier, Porlier: Oudfrans parlier: parleur. Bijnaam voor een prater.
Parloir, Parloo, Parloor, Duparloir: Oudfrans parloir: wat op een vergadering gezegd wordt, pleidooi. Bijnaam voor een pleiter of prater. Vergelijk Parlier.
Parlongue, Parlon, Parlongne. Frans barlong: onregelmatig langwerpig.
Parma. Plaatsnaam in Italie.
Parmentier, (de) Paermentier, de, Parmentier, Parmentiers, Parmenter, Permantier, Permentiers, Parmantier: Middelnederlandse beroepsnaam parmentier, van Oudfrans parementier ‘Bewerker van fijne en kostbare stoffen (parements), kleermaker (van mooie kleren)’.
Parmesan, Parmesani, Permesaen, Parmeggiani: Parmesaan, afkomstig uit Parma (Italie).
Parms. Stamvader is Aloysius Parms, op 9 november 1854 in Antwerpen te vondeling gelegd.
Paroche. Oude vorm van Frans paroisse: parochie.
Parochiaen, Paroissien. Middelnederlands parochiaan, prochiaen, Frans paroissien: parochiaan, parochiepriester.
Parquet, Parqu: 1. Plaatsnaam Parquet: klein perk. Zie Parchet. 2. Zie Pierquet.
Parqueur, Parcqueur: Volksetymologische herinterpretatie (als Frans par coeur) van de familienaam Pecqueur, van Oudpicardisch peskeur, Picardisch pqueur, -eux ‘Visser’. Beroepsnaam.
Parrain, Parin, Parrin, Parein, Parrein, Parrein, Pareyns, Pareijn, Parreyn, Paring: 1. De Franse verwantschapsnaam parrain, Oudfrans parin, van Latijn patrinus: peter, peet. 2. De naam Parrain (Pareyn, Parrin) werd in West-Vlaanderen verward met Parent. 3. Zie ook Parrin.
Parren: Oudfrans parin ‘gelijke’. Maar ook Oudfrans parin, van Latijnse patrinus ‘eter, peet(oom)’.
Parrin, Parin, Paring, Parren: 1. Oudfrans parin: gelijke. 2. Zie Parrain.
Parijs: 1. Vadersnaam. Franse voornaam Paris, van Latijnse heiligennaam Patricius. 2. Plaatsnaam Paris, Nederlands Parijs.
Parijs, van: Plaatsnaam Parijs, hoofdstad van Frankrijk.
Parset. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans pers: paars.
Parthon, Parton. Vadersnaam van Barton = Berton.
Partage, Partag: 1. Oudfrans partage: deling, scheiding. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Partage in Auverlais, Onoz (Namen).
Party. Oudfrans parti: gescheiden?
Parwys. Plaatsnaam (Zoerle-)Parwijs (Antwerpen), of Perwijs in Duffel (Antwerpen) of Perwez-le-March (Waals-Brabant).
Paspont, Passepont. Beroepsnaam van de veerman, man van de veerpont. Vergelijk Pasleau.
Pas, van de, der, van Passen, van Paesschen, van Paeschen, van Paassen: Plaatsnaam Pas(ch), van Latijn pascua: weide; perceel land met rijen populieren of wilgen bezet, waar onder rijshout. De Pas in Apeldoorn (Gelderland), in Noorderwijk. Zie ook Van Passel.
Pasard, Pasart, Passard. Vadersnaam. Wellicht van Pasquard, voornaam blijkens: 1402 Pirar le Stordeur fis Passar, Oreye.
Pasbecq, Passebecq. 1. Plaatsnaam Pasbeek in Moorsel (Oost-Vlaanderen). 2. Passebecq: die de beek oversteekt, veerman.
Pascal, Pascale, Paschal, Paschael, Pascual, Pasquali, de Pascale, (de) Pasquale, Pasqual: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Pasc(h)alis. Zie ook Pascaud.
Pascaud, Pacaud, Pacaut, Paquai, Paquay, Pauquai, Pauquay, Paguay. 1.Vadersnaam/moedersnaam uit Pasquel, dit uit Pasque, Paque. Zie dus ook verder bij Pasque(s) hieronder. 2. Of uit de plaatsnaam Pascau (dit uit pascuum): weide. Zo onder andere Le Pacault (in Bethune, Pas-de-Calais).
Pascharis, Paschari, Pasharis, Paskhalis, Pashalis, Pasqualis, Passalis: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Pascalis.
Paschke, Paske. Vadersnaam. Oost-Duitse en Slavische afleiding van heiligennaam Paschasius, Paschalis of Paulus.
Pascolo, Pascoli, Pascolini, Pascoletti, Pascotti, Pascottini: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pasqua.
Pasgang. Vondelingnaam. Georgius Pasgang werd op 22 april 1828 in Antwerpen gevonden.
Pasgrve. Middenenderlands paltsgrave, paltsgrve. Duits Pfalzgraf.
Pasleau, Paslot. Beroepsnaam Passe lեau: die overzet over het water, veerman. Oudfrans passelewe. Vergelijk Passalacqua, Passepont.
Pasman, Pas, van de, der, Pasch, van de, der, Pesch, Posch, Pascha, Paas, Hulspas, Berenpas, Meulepas: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Pasc(h)alis.
Pasque, Pasques, Paque, Paques, Pques, Pacque, Pauque, Pasca, Pasha. 1. Moedersnaam uit de Latijnse heiligennaam Pasca. 2. Naam naar de feestdag Pasen: Pques. 3. Vadersnaam, verkorte vorm van de Latijnse heiligennaam Pascalis of Paschasius.
Pasqualin, Pausclin. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pascal(is).
Pasqualini, Pasqualino, Pasqualone, Pasqualoni, Pasqualotto, Pasquarelli: Vadersnaam. Afleiding van Pasquale.
Pasquard, Pascard, Pacard, Paucar, Pauca, Pauchard, Pauchat: Vadersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Pascalis.
Pasquasy. Latijnse heiligennaam Paschasius.
Pasque, Pasques, Paques, Paque, Pques, Pacque, Pauque: 1. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Pasca. Zie ook Pasqua. 2. De kerkelijke feestdag Pasen, Frans Pques. Vergelijk Paessens, Pinxten. 3. Vadersnaam. Korte vorm van Latijnse heiligennaam Pascalis of Paschasius.
Pasquier, Paquier, Paqui, Paquie, Passchier, Passchierssens, Paesschiersens, Parscherssens: Vadersnaam. Romaanse vorm van Pascharis, door r//-wisseling, van heiligennaam Paschalis, Latijnse afleiding van Aramees pascha ‘Pasen’.
Passage, Passager, Passagez, Passarger: Plaatsnaam. Frans passage: doorgang, doortocht. Oudfrans passager: inner van de wegen- of watertol.
Passalacqua, Passelecq. Beroepsnaam van de veerman, die over het water overzet. Respectievelijk Italiaanse en Oudfranse vorm: Oudfrans aigu, van Latijn aqua: water.
Passau. 1. Zie Pahau(l)t. 2. Plaatsnaam Passau (Beieren).
Passchendale, van. Plaatsnaam Passendale (West-Vlaanderen).
Passchen, van; van Paaschen, van Paassen, van Paasse, van de(der) Pas: Plaatsnaam Pas(ch) van Latijnse pascua ‘Weide’. De Pas in Apeldoorn (Gelderland), in Noorderwijk (Provincie Antwerpen).
Passchier: Vadersnaam. Pasquier, Romaanse vorm van Pascharis, van de heiligennaam Paschalis, Latijnse afleiding van Aramees pascha ‘Pasen’.
Passchyn, Passchijn. Vadersnaam, knuffelvorm van de heiligennaam Pascalis (uit Pasen).
Passel, van: Plaatsnaam Paskerle bij Tongerlo (Provincie Antwerpen). Later wordt de naam verward met Van Passen/Van Paeschen.
Passenbronder. Waarschijnlijk aanpassing van een Duitse familienaam op -brunner. Afleiding van bijvoorbeeld plaatsnaam Passbrunn (Beieren).
Passenhove, van. Heel aarschijnlijk van Van Massenhove, met wisseling van de bilabialen f /m.
Passenier: 1. Middelnederlands persemier ‘Woekeraar’. Bijnaam. 2. Of een vervorming van Poissonnier.
Passet, Passez. 1. Oudfrans passet: bankje, kruk, trede. 2. Variant van Posset, van Pochet.
Passionis: Latinisering (afleiding van passio) van de Frans familienaam Passion ‘Smart, leed’.
Passy. Plaatsnaam Passy (Seine-et-Marne, Aisne, Marne), Pacy (Eure, Yonne).
Pasterkamp: Plaatsnaam ‘Veld van de pastoor’E
Pasteel, Pasteels, Pastiels, Pastels, Patel, Pasteau, Patteaux, Patteau: Oudfrans pastel, Middenfrans pasteau, pteau: koek, gebak. Beroepsnaam.
Pasteger. Beroepsnaam. Luiks-Waals pastdj: banketbakker, Frans ptissier.
Pasteleur, Pasteleurs, Pastelleur, Passeleur, Pesleux, Pesleu, Pesleut, Pessleux, Pessleu. Familienaam uit het Waalse pstle: trappelen, stampvoeten. Daaruit Waals pssde : treuzelaar. Bijnaam.
Pasternak, Pasternac, Pasterniak, Fastenaekens, Fastebaekel, Fastenaekels, Fatsenakel, Fastenakels, Fastenaekls, Fastenackels, Vastenaecken, Vastenaeken, Vastenaekels, Vastenaekel, Vastenackel, Vastenhaeck, Vanstenhaek. Bijnaam naar de oude groente pastinaak of beroepsnaam van de kweker/handelaar.
Pastor, Pastoor, Pastoors, Pasteur, Pastuer, Passtoors, Pasztor: Latijnse, Oudfrans Pastor ‘Herder’ Middelnederlands pastoor, pasteur ‘geestelijk herder, pastoor’. Beroepsnaam.
Pastijn, Pastijns, Pastyn, Pastyns, Pasteyn, Pasteyns, Pasteijns, Pasten: Variant van Bastijn, van Bastiaan, met verscherping b/p?
Pastoret, Paturet. Oudfrans pastouret, afleiding van pastor: herder. Vergelijk Patouraux.
Pasveer: Plaatsnaam Pasveer, in 1743 naam van een veer in Huizum (Leeuwarderadeel).
Pasty, Pasti, Patty, Paty, Patti: Oudfrans pastis, Frans ptis: weide, weiland.
Pataer, Patar, Patard, Pata, Patars, Patart, Patat, Patarre, Pattar, Patta, Pattas: Afleiding van Oudfrans patte: poot. BijnaamN voor iemand met zware benen, lomperd. Vergelijk Fessard.
Pat, Patt, Patheet, Pateet, Patteet, Past, Patete, Patey. Afgeleid van het Oudfranse pastet, wat zoveel betekent als pastei/gebak. Dus een beroepsnaam van pastei-, of banketbakker.
Pateer. Aanpassing van Bauthier.
Paten. Uit Duits Pte: peter?
Patent: Duitse familienaam, verkort van plaatsnaam Rheinpatent (Ravensburg).
Pater, de Paters. Bijnaam voor een pater, geestelijke.
Pateer: Aanpassing van de Frans familienaam Bauthier, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam bald-hari, Nederlands Bouter(s).
Paterno, Paterna, Paternolli. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Paternus.
Paternoster, Paternostre, Paternottre, Paternotre, Paterntre, Paternotte, Paternot. Beroepsnaam van de rozenkransmaker. Ook afgeleid uit de gelijknamige huisnaam.
Patesson, Paterson, Patterson, Pattison: 1. Engelse vadersnaam Pattisson, Patteson: zoon van Patrick. 2. Bijnaam Paterszoon? Of Ptisson, van Pastisson: gebakje?
Patfoort. Plaatsnaam Patvoorde in Dentergem (West-Vlaanderen).
Patigny, Pantigny, Pattiny, Patiny, Patini: Plaatsnaam Patignies (Namen).
Patinier, Patini, Patiny, Pattenier, Pantenier: Beroepsnaam. Frans patinier, Waals patini: patijnmaker, klompenmaker. Vergelijk Patyn.
Patiny, Patini, Pattiny: Deze familienaam kan theoretisch een Waalse vorm zijn van Patinier (zie voor). Maar Patiny is een vooral Naamse familienaam, net zoals Patigny, bovendien een plaatsnaam in Namen. Daarom is Patiny veeleer een variant van Patigny.
Patmos, Padmos, Padmoes: Plaatsnaam Patmos in Enschede, Overijssel. Vaak huis-of wijknaam, vernoemd naar het Griekse eiland Patmos, bijvoorbeeld de wijk ‘t Patmos in Oostkerke (Wolphaartsdijk, Zeeland).
Patois. Oudfrans patois: streektaal. Bijnaam voor iemand die boerentaal spreekt. Maar de Zwitserse familie Patois stamt van 1525 Bastiaing Patolz, Doubs. Afleiding van de voornaam Peter?
Patot, Patho, Patto: Wellicht van Pastot, afleiding van Oudfrans paste; zie Pt.
Patou, Patout, Patoux, Pattou, Pattoux, de Patoul, Battou: 1. Vadersnaam. Romaanse verscherpte vorm van Germaanse voornaam Badulf; zie Badoul. 2. Bijnaam. Normandisch patou: lomperd.
Patouraux, Patureau, Patureaux, Paturieaux, Paturiaux, Pasturel: Oudfrans pastorel, afleiding van pastor: jonge herder.
Patriarche, Patrias, Patrijas, Patryas: Oudfrans patriarche: patriarch, grijsaard. Of bijnaam naar enig verband ermee.
Patrick. Vadersnaam. Heiligennaam Patricius.
Patricot. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Patricius.
Patron, Patroons. Frans patron, Middelnederlands patroon: beschermer, pleitbezorger, scheepskapitein. Beroepsnaam.
Patrouillie, Patrouille, Frans patrouille, Middelnederlands patroelge: troep soldaten. Beroepsnaam voor een patrouillerend soldaat, een (nacht)wacht.
Patry, Patrij, Patrie, Patrice, Patris: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Patricius.
Patte. Frans patte: poot. Bijnaam, wellicht in de zin van Patou(t) 2.
Patteua, Patteaux. Normaal van Pasteau; zie Pasteel(s). Maar wellicht van Bateau; zie Patteeuw(s).
Patteeuw, Patteeuws, Patteuw, Pattieeuw, Pattheeuw, Pattheeuw; Beantwoordt normaal aan Pteau, Pasteau (zie Pasteels), maar is in werkelijkheid een aanpassing van Batteau.
Pattenier, Paltenier: Beroepsnaam Frans patinier ‘atijnmaker, klompenmaker’.
Patteeuw, Patteuws, Patteuw, Pattieeuw, Pattheew, Pattheeuw. Afkomstig van batteau. Beroepsnaam voor een schipper.
Pattist: Met verscherping van b/p = Battist, Baptist. De heiligennaam Johannes Baptista ‘Johannes de Doper’.
Patton, Patten, Paton. Engelse vadersnaam. Afleiding van de voornaam Patrick.
Patureua, Patureaux, Paturieaux, Paturiaux, Ptura: 1. Variant van Patouraux. 2. Afleiding van de plaatsnaam Pasture: weide. Plaatsnaam Pasturiau in Forchies-la-Marche (Henegouwen), Patureau in Meix-devant-Vir (Luxemburg).
Patijn, Patyn, Pattyn, Pattijne, Patijne, Patin, Patein, Patin, Patinet: Beroepsbijnaam van de patijnmaker. Patijn, van Frans patin ‘Schoeisel met dikke zool; (later) schaats, klomp, holblok’.
Patz, Patze. Oostduitse roepnaam voor Peter.
Pau, Paux, Peau: 1. Vadersnaam. Oudwaals P: Paul. 2. Pau= (de) pauw.
Paul, Pauli, Pauly, Paulij, Paulo, Paulit, Pouly, Poulit, Poli, Paulus, Paulusz, Pauluis, Polus, Polis, Poly, Polys, Paulisin, Paulis, Pauwels, Pauels, Pauwel, Pauwelz, Pouwels, Pouwelse, Pauls, Pouls, Pol, Pols, Poels, Poel, Pool, Pools, Paulsson, Paulson, Polson, Paulssen, Paulsen, Pals, Palsen, Poulsen, Paulusse, Paulussen, Paulissen, Paulides, Paules, Polis, Paulissens, Poulus, Poulussen, Poulisse, Palussen, Paulet, Paulez, Pauley, Pauletti, Pauletto, Polet, Pol, Polez, Poley, Pollet, Pollett, Pollez, Poll, Polle, Pollee, Polley, Polleij, Poulet, Pouley, Poullet: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Paulus.
Paulard, Pauliart, Paulart, Paulat, Paulas, Pollard, Polard, Polar, Polart, Polaert, Polaerts, Poulard, Poular, Poulart, Poulaert, Poularde, Poellaer(, Poellaert. Vadersnaam uit Paul: zie daar.
Paulet, Paulez, Pauley, Pauletti, -Paultto, Polet, Pol, Polez, Poley, Pollet, Pollett, Pollez, Poll, Polle, Pollee, Polley, Polleij, Poulet, Polley, Poullet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Paul.
Paulhan. Plaatsnaam (Hrault).
Paulin, Paulini, Paulaint, Paulijn, Pauleyn, Pauwelijn, Pauwelyn, Pollin, Polin, Pollain, Polain, Pollijn, Pollyn, Polling, Polijn, Polyn. Knuffelvorm uit de voornaam Paulus/Paul. Zie ook Poulain.
Paulon, Polon. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Paul.
Paulusma. Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Paulus.
Paumelle. Afleiding van Frans paume; palm.
Paumier, Le, Paulmier. Bijnaam van de pelgrim. Vergelijk Palmaerts.
Pauport, Pauporte. Bijnaam. Picardisch pau port: weinig, dus te korte tijd gedragen, prematuur, te vroeg geboren, tenger, achterlijk.
Pauriche. Bijnaam. Oudpicardisch pau riche; weinig rijk.
Paus (de), Pauss, Paves, Paues; Familienaam uit het Middelnederlandse paves, pawes: paus. Bijnaam door iemand die zich van zijn waardigheid bewust is.
Pausenberger. Plaatsnaam Pausenberg in Dorfen, Beieren.
Paustenbach. Plaatsnaam in Simmerath. Noordrijn-Westfalen
Pautrelle. Waarschijnlijk variant van Poutrel: jonge merrie. Vergelijk Lepoutre.
Pauvert, Pauvers. Plaatsnaam Pau vert: weinig groen, in Cogulot (Dordogne).
Pauvret, Pauvrin. Afleiding van pauvre; arm.
Pauw (de), de Pau, Paue, (de) Paauw, de Paeuw, de Pauwe, Paauwe, de Peauw, Spaus, Spauwen, (de) Pouw: Bijnaam voor iemand die zo trots is als een pauw. Ook Duits Pfau.
Pauwaert, Pouwaert. Afleiding van heiligennaam Paulus.
Pauwen. Vleivorm van de voornaam Pauwels of van Pauwe, zie de Pauw.
Pauweter. Bijnaam voor de eter van pauwenvlees.
Pavajot. Beroepsnaam Pavageot. Afleiding van Middenfrans pavage: belasting voor het onderhoud van de straatweg.
Pavard, Pavart. Oudfrans pavard: groot schild. Bijnaam of beroepsnaam.
Pav, Pavet, Plav: Oudfrans paveis: geplaveide plaats, zaal, bestrate weg. Beroepsnaam van de straatmaker. Epenthetische 1 in Plav zoals in Nederlandse plaveien, van Middelnederlands paveien.
Pavel. Noord Duits en West Slavisch voor voornaam Paul, Pauwel, Pawel.
Paverick. Vadersnaam. Waarschijnlijk (door dissimilatie l/r) van Slavisch Pawelick, vleivorm van de voornaam Pawel, Paulus.
Pavia. Oude Italiaanse naam die ondertussen over een groot deel van de westerse wereld voorkomt, verwijzend naar de gelijknamige streek of stad in Lombardije. Maar er is ook een Pavia in centraal Portugal en een Pavas in (Valencia) zuid-oost Spanje. Ook in die landen komt de familienaam al eeuwen voor. Hij stak vanuit n of meerdere van voorgenoemde landen naar diverse andere landen de oceaan over.
Pavias. 1. Naam naar het Oudfranse paveis: geplaveide plaats of weg. Beroepsbijnaam van de stratenmaker. 2. Of naar het Oudfranse pavart: groot schild. Beroepsbijnaam of bijnaam. 3. Variant van Pavia, zie daar. Het Nederlandse Pavias is mogelijk het gevolg van inwijking (zeeman ?) uit Itali, Portugal of Spanje.
Pavier. Middenfrans pavier; schild. Vergelijk Pavard.
Pavillon, Papillo, Papillon: Oudfrans pav(e)illon, Latijn papilionem, Frans papillon: vlinder. Bijnaam voor een vlinderachtig, ongestadig karakter. Vergelijk Botervlieghe.
Pavlow, Pavoff, Pavlovic, Pavlovitch, Pavlak, Pavlick, Pavic, Pavlik, Pawlowicki, Pawlow, Pawlowski, Pawlak, Pawlenko, Pawlik, Pawlyk, Pawlick, Pawlicki: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Pawel/Pavel: Paul.
Pavon, Pavone, Pavoni, Pavonet. Italiaans Pavone; pauw. Provencaals pavounet; pauwtje. Bijnaam.
Pavot, Pavos, Paveu, Paveaux. Afleiding van Oudfrans espave: verdwaald, vreemd. Bijnaam.
Pawelzik, Pawelczyk, Pawelezyk. Vadersnaam. Slavische afleiding van Pawel, voornaam Paul.
Pawlowski, Pawlowskaja, Pawvlak: Vaders-, moedersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Pawel/Pavel ‘Paul’.
Pax. Bijnaam voor kerkzanger of priester, naar een Latijnse tekst (Pax hominibus, pax vobis).
Paxion. Variant van Passion: pijn, leed.
Payneers, Payneers, Paeyneers, Paeyeneers, Paeyenaers, Puyneers, Puyners: Waarschijnlijk afleiding van Middelnederlands paeien, payen: betalen. Beroepsnaam van de betaalmeester. Vergelijk Paymans.
Paye, de, Paie, Paij, Paije, Pay, Paeye. Van Middenenderlands paeyen, Frans paier: betalen. Beroepsnaam van de betaalmeester, ontvanger. Middenenderlands paeymeester.
Payelle, Payhille. Oudfrans paele: vochtmaat. Beroepsnaam.
Paijens, Paeyn, Paeyens, Payant, Pant, Pan, Pean, Peant: Frans en Middelnederlands payen, van Latijnse Paganus ‘Landman, boer, heiden’.
Payet, Payez, Payer, Pay: Afleiding van Oudfrans paie: gift, schuldvereffening. Wellicht bijnaam van een Payeur, betaalmeester. Vergelijk Payot.
Payeur. Franse beroepsnaam; betaler, betaalmeester.
Payfa, Payfat, Payafat, Paafa: Plaatsnaam. Waals , Payfa in Bra (Luxemburg).
Payne, Paynes. Engelse familienaam van Oudfrans paien. Zie Payen? Ook vadersnaam van Latijnse heiligennaam Paganus.
Payot. 1. Afleiding van Oudfrans paie (vergelijk Payet) of Payeur. Bijnaam van de betaalmeester. 2. Waals payot: boer, lomperd.
Payraudeau. Vadersnaam Praudeau, afleiding van Praud, van Pierre.
Pazee: Spelling voor Frans Pag, Paget, verkleinvorm van Page ‘adelknaap, hofknaap’.
Paz Rodriguez. Spaans-Portugese dubbelnaam: Paz: Spaanse vorm van het Latijn pax: vrede. Bijnaam. Rodriguez: vadersnaam, Spaanse vorm van de Germaanse voornaam Roderik.
Pearce, Pearson: Vadersnaam. Engels Pierce, Oudfrans Piers =voornaam Pierre. Pearson, van Oudfrans Pieresson, afleiding op –eon van de voornaam Pierre.
Pebesma; Friese vadersnaam Pebe of Pibo.
Pechhacker: Beroepsnaam ‘Die peksteen hakt’.
Pecqueur, Pecquer, Pequeux, P, Pecceu, Peccue, Peckeu, Pickeur, Picquer, Picque, Piqueur, Piqueu, Picquer, Piquer, Picceu, Piceu, Piccu, Piku, Pacqueu, Pakeu, Paku, Lepesqueur. Van het Oud-Picardisch Peskeur: visser. Een beroepsnaam dus.
Pchet, Peschet, Pesch, Pescher, Pesquet, Pecquet, Pequet, Pch, Pech, Pcher, Pcher, Pecher. 1. Naam uit het Oudfranse peschet: klein visje. Bijnaam. 2. Of uit pcher: perzikboom. Beroepsbijnaam.
Pearson. Vadersnaam. Deze Engelse familienaam wordt vaak opgevat als ԓon of Piers’zoon van Pieter, maar gaat eigenlijk terug op Oudfrans Pieresson; zie Pierson.
Peaucoup. Wellicht bijnaam Beaucou: mooie hals. Vergelijk Duits Schnhals.
Peborgh, van. Plaatsnaam Peborghbos, Heist-op-den-Berg (Antwerpen).
Pec, Peck, Pecq, Peckx, Pcx, Peek, Peeck, Picke, Pick, Pik: 1. Middenenderlands pec, pik: pik. Beroepsnaam voor de bereider of verkoper van pik. Vergelijk Peckmans. Voor de ee: vergelijk Middelnederlands peken= pecken. 2. Middenenderlands pec, pick: benarde omstandigheden. Bijnaam. 3. Zie Pick. 4. Nederduits peek, van Middennoordduits pk ‘iek, lans’ vergelijk Piek, Pijcke. Peek & Cloppenburg komt uit Cloppenburg in Nedersaksen. Peekstok; stok om in kokende pek te roeren.
Pchard, Peccard, Pecar, Pekars, Pekar: Beroepsnaam van de visser. Afleiding van Oudfrans peschier: vissen. De vormen met c zijn Picardisch.
Pche, Pche: 1. Oudfrans pesche: perzik. Vergelijk Duits Pfirsich. 2. Oudfrans pesche, Frans pche: visvangst. Beroepsnaam van de visser. 3. Verschrijving voor Pesch.
Pchenart, Pechenart, Pchenart: Variant van Pecheny met -arad-suffix.
Pechre. Beroepsnaam; visser. Vergelijk Zuidfranse Peschaire.
Pchet, Peschet, Pesch, Pescher, Pesquet, Pecquet, Pequet, Pch, Pch, Pcher, Pcher, Pcher: 1. Oudfrans peschet, Picardisch pecquet: klein visje. Bijnaam. Vergelijk De Visch. 2. Frans Pcher: perzikboom. Vergelijk Pche.
Pechon, Pchon, Peschon: Waals-Picardisch pchon: vis. Bijnaam.
Peckelbeen. Middelnederlands pickelbeen, samenstelling met pickel/peckel: poot; (Waals-Vlaams) been. Waals-Vlaams pekkelbenen: met kleine en vlugge stappen lopen. Vergelijk Pickel.
Pecklers, Peclers, Pekler: Beroepsnaam. Middelnederlands (steen)pickelaer, bickelaer: steenhouwer. Vergelijk Steenbeckeleet.
Peckstadt, Speckstadt, Peckstards, Peckstdat: Re-interpretatie van Pexstaerts.
Pectoor, Pector. Beroepsnaam uit het Naams-Waalse pctr (dit uit het Latijnse pictor): schilder.
Pcourt, Pecout, Pecourt: Wellicht plaatsnaam Bcourt (Pas-de-Calais).
Pecq. 1. Plaatsnaam, Henegouwen. 2. Zie Peck.
Pecquereau, Pecqueriaux, Pcriaux, Piquerel, Picquereau, Piquereau, Piqueray, Picray: Oudfrans, Oudpicardisch peskerel, afleiding van Oudfrans pesche, Oudpicardisch peske: vis (vergelijk Picardie). Bijnaam. Of afleiding van Oudfrans pescheor, Oudpicardisch peskeur: visser. Beroepsnaam.
Pcret, Pecret, Pecrot: Variant van Pecquereau met andere -suffix.
Pecsteen. Beroepsnaam van de steenhouwer, Middelnederlands steenpicker. Vergelijk Duits Pechstein.
Pede, Pd, (van) Pee, Pe, Van Pede, de Pee, (van) Pe, (van) P, van Pey, Vampe, Vampee, van Pie. Plaatsnaam Pede, namelijk Sint-Gertrudis-Pede en Sint-Anna-Pede in Schepdaal (Vlaams-Brabant) of Neerpede (Vlaams-Brabant).
Pedemaker, de. Beroepsnaam van de pedenmaker. Een pede was een met ijzer beslagen stok of met spijkerpunten.
Pedeneau, Pedneault, Pedna: Variant van de Franse familienaam Beduneau, wellicht uit Bodineau, afleiding van Bodin.
Pedersoli, Pederzoli, Pedersolli. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro; Petrus.
Pedersen. Vadersnaam. Deense equivalent voor Petersen.
Pedoux. Gasconse familienaam Pdoux: luis. Bijnaam.
Pedrazzini, Pedrazzoli, Pedrelli, Pedretti, Pedrini, Pedri, Pedrolini, Pedroli, Pedroni, Pedron, Pedronotti: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Pietro: Petrus.
Peduzzi, Peduzy, Pduzy: Italiaanse familienaam.
Peel, (van, der), van Pel, van der Pelen, Peelen, Peele, van der Peijl, van der Pijl, van der Peyl, Verpeylen, Peels. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Peel (Noord-Brabant en Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Peel (Nederlands-Limburg). 3. De Peel, streek in Noord-Brabant, of De Peel in Ravels (Antwerpen). 4. Plaatsnaam Pedele in Kaggevinne (Vlaams-Brabant), later Peel(t) of Pelt, Adorp (Waals-Brabant).
Peellaert, de, Peelaerts, Peelaert, Peelaet, Peelaert, Peelaer, Pellaerts, Pellaers, Pellars: Afleiding van Middelnederlands pelen: pellen, ontschorsen.
Peeman, Peemans, Peemen, Pieman: Afleiding van plaatsnaam Pede.
Peene, van, de, Peene, van Peenen, Pene: Plaatsnaam Noordpene of Zuidpene (Frans-Vlaanderen). De Pne ook plaatsnaam in Oekene.
Peer, van: Plaatsnaam Peer (Belgisch-Limburg).
Peerdeman. Re-interpretatie van Peereman, door d-epenthesis.
Peerden, Peerdens, Pierdens. Vadersnaam. Variant van Peeren(s), Pierin(s), met epenthetische d.
Peereboom, van den, Peerboom, Peerebooms, Peereboom, Perebooms, Pereboom, Peerebom, Peerenbooms, Peerenboom, Peerenbom, Peirenboom, Perenboom, Peirreboom, Perboom, Perborne: Verspreide plaatsnaam Pereboom: een enkele keer wel perenboom, maar meestal: afsluitboom.
Peereman, Peeremans, Peremans, Peerdemans, Peerdeman, Peermans, Peireman, Peiremans, Perreman, Perremans, Permanne, Permane, Permans, Permans. 1. Vadersnaam afgeleid uit Perre; Pierre. Voornaam Peerman in 1381 in Halle. 2. Beroepsnaam voor de teler of verkoper van peren. 3. Naamvariant van ‘Van de Perre’ (Perre: omheinde plaats of afgesloten terrein).
Peerlinck, Peerlings, Peirlinck, Peirelinck, Peirlinckx: Afleiding van Middelnederlands paerle, perle: parel. Beroepsnaam van de parelhandelaar of bijnaam van iemand die zich met parels tooit. Vergelijk Perelman.
Peersman, Peersmann: Vadersnaam. Van Peertsman, afleiding van de voornaam Perceval.
Pees. Vadersnaam. Door assimilatie rs/s van Peers. Zie Pierre.
Peesmeester, Peesmeesters. Uit Peertsmeesters? Vergelijk Peerdmeester: veearts.
Peet, de. Middelnederlands pete: peet, peetoom, peettante, peetvader, peetmoeder, ook petekind. Vergelijk Parrain.
Peet, van der, Verpeet, Verpeten: Uit Verpeut(en), van Verpoot(en), van Van der Poort(en).
Peeter, Peeters, Peeteers, Peter, Peters, Peteers, Peetersen, Petersen, Peetersem, Van Peeterssen, Petes, Petersen, Petersens, Petersons, Petterson, Petterssons, Peterson, Petersson, Pettersen, Pieters, Pieterse, Piersoone, Pieter, Petersma, Pietersma, Pieterz, Piter, Piters, Pitre, Pitters Piettre. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Petrus. Pieters is Vlaams, Peeters is Brabants en Limburgs.
Peeterman, Peetermans, Petermanne, Petermann, Petermans, Peterman, Pitermann, Pieterman, Pietermans, Petremand, Petreman, Pietrement, Petrement, Petraman. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter. Familienaam uit de bijnaam die de Leuvenaars dragen. Petermannen naar hun patroonheilige St.-Pieter.
Peetz. Vooral Hamburgse familienaam. Plaatsnaam.
Peffer: Peffer is een Rijnlandse vorm voor Duits Pfeffer ‘eper’. Beroepsbijnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Peper(s).
Pegel. Middelnederlands pegel: pegel voor maten en drinkwaren. Beroepsnaam van de pegelaar, ijker. Ook Nederduitse familienaam Pegel.
Pharpr. Klankverandering van Piraprez.
Pehe, Pehee. Luiks-Waalse vorm van Oudfrans peschet: visje. Zie Pchet 1.
Pehrsson. Vadersnaam. Zoon van Peer, Pier, Pieter.
Peignt, Peigaux, Pignard, Pignat: Afleiding van Frans peigne, Oudfrans pigne: kam. Beroepsnaam van de kammer.
Peigneur, Peigneux, Peignois, Peugnieu, Pigneur, Pinneur, Pineur, Pineux: Beroepsnaam van de kammaker of (wol)kammer.
Peijen, Peyen, Peuijn. Vadersnaam, Friese knuffelvorm uit de voornaam Peije, afkomstig uit Feie, dit is weer afkomstig uit Fred.
Peirce. Waalse spelling voor Peirs, zie Pierre.
Peire: Variant van Pere, Peere. 1. Bijnaam naar de vrucht, de peer. Wellicht bijnaam voor de pereneter. 2. Vadersnaam. Variant van Pierre.
Peisker. 1. Dialect vorm van Middelnederlands pers(e)ker: perzik, perzikboom. Vergelijk Pcher, Pescher. Voor de ei: vergelijk Kortrijks. Ωe, van pers(i)ke. 2. Er is ook een Silezische familienaam Peisker, van Wendisch piskor: visser.
Peissen, Peissen, Peysen: Variant van Paessen, door ontronding van Puys-, van Pois-, Poes-. Vergelijk Poesman = Paesman, Peyskensz.
Pekel: Middelnederlands pickel, peckel, West-Vlaamse Pekkel ‘oot (van een meubel), (gemeenzaam ook) been (lichaamsdeel). Beroepsbijnaam voor de timmerman, houtdraaier. Of bijnaam voor iemand met lange benen.
Pelckman, Pelcmans, Pelkman, Pelkans, Pelkmann, Pelcman. Familienaam die wellicht uit de plaatsnaam Over- of Neerpelt (Limburg) afkomstig is.
Pel, Pelet, Pellet, Peliez, Peli: Frans pel, voltooid deelwoord van peler: schillen, pellen. Bijnaam voor een kale.
Peleheid, Peleeheid: Plaatsnaam in Chevron en Cornesse (Luik).
Pelegrie, Pellegrie. Pelegri, Pelegry is een Zuidfranse vorm voor Plerin: pelgrim.
Peleman, Pelemans, Peelemans, Peelman, Peelmans, Pellemans, Pelleman. 1. Familienaam afgeleid van Peel/Peelt = moerassige grond (in België en Nederland voorkomend). 2. Afleiding van Van Pelt.
Peletier, Pelletier, Peltier, Peltiers, Lepelletier, Lepeltier: Franse beroepsnaam van de bontwerker. Vergelijk Plissier.
Pleriau, Pleriaux, Peleriau, Peleriaux, Pelerieau, Pelleriaux, Pillariaux: Picardisch pleriau, afleiding van peler: ontschorsen, pellen, villen. Vergelijk Peellaert.
Pelfrne, Pelfresne, Pelfrene, Palfrne: Zinwoord ple frne: die de esdoorn ontschorst.
Pelger. Wellicht variant van Pelgrim.
Pelgrim, Pelgrims, Pelgrins, Pelgrem, Pellegrims, Pelgrims, de Pellegrin, Pellegrin, Pellegrins, Pellegrain, Pellegrini, Pellegrino, Pelegrin, Pellegrino, Pelgrom, Pelgroms, Pellegrom, Pellegroms, Bellegroms, Pilgrim, Plerin, Plerin, Plerin, Pellering, Pellerin, Pellarin, Pelerents: Wellicht oorspronkelijk een vadersnaam en achteraf (soms) opgevat als Middelnederlands pe(e)lgrim, Frans plerin, van Latijn pelegrinus, peregrinus: vreemdeling, reiziger, pelgrim, bedevaartganger. De strafbedevaart was een gebruikelijke straf in het middeleeuwse recht. Italiaanse familienaam voor een pelgrim.
Pelleman: Variant van Pe(e)leman, afleiding van van Peel.
Pellens, Pillens, Pellin, Pillin, Pelles, Pellis, Pel, Pelle. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Peter.
Peller, Pelders: Beroepsnaam van pellen: pellen, schillen, ontschorsen, villen. Vergelijk Peellaert.
Pelicaen, Plican, Pelikant, Pellicaen, Pellican, Pellikaan, Pelikaan. Bijnaam naar de huisnaam (deze naar de naam of uithangbord met deze vogel). Of plaatsnaam Pelikaan in Klundert (Noord-Brabant).
Pelis: Franse familienaam Pelice, van Frans Pelisse ‘els, pelsmantel’. Beroepsbijnaam van de bontwerker, pelswerker.
Plissier, Pelissier, Pellissier, Pellisier, de Pelichy, Deplichy, (du) Plessy, du Plessis, Duplicy, (de) Pellecijn, Pelecijn, Pelecyn, (de) Pillecijn, Pillecyn, Plasine. Beroepsnaam uit het Oudfranse pelicier: bontwerker, pelshandelaar. De familie van schrijver Filip De Pillecyn stamt uit Savoie, namelijk van ene Pellisi = Pellisier. De voorouders dragen de naamvormen Plessy, Pellecye, Pellesi, Pelichy, Pellecyn, Pellesijn, du Plessis. Pas later komt er de aanloop de bij, zodat de naam zich aansloot bij De Pillecijn, van Depelchin. Er is hier dus naamsubstitutie gebeurd.
Pellecom, van, Pellekaan, van Pellicom, van Pellecon, van Belkom: Plaatsnaam Pelkum in Datteln en Hamm (Noordrijn-Westfalen).
Pellitteri, Pellizzaria, Pelizaria, Pelizzara, Pleizaro, Pelizzero, Pelizero, Pelizzone, Pelizone, Pelizzoni, Pelizoni: Italiaanse beroepsnaam van de bontwerker.
Peloken. Vadersnaam. Afleiding van germaanse voornaam Pilicho. Noord-Frans Pelochin / Peloquin in de middeleeuwen.
Poloso, Pelos, Pelosi, Pellosini, Peluso, Pelusi: Italiaanse bijnaam Peloso: harig, behaard.
Pelouse, Pelousse. Franse bijnaam Pelou, Peloux; harig, behaard.
Pellemeule. Zinwoord ple mul(e): die de muilezel vilt. Vergelijk Plaboeuf, Pelchat, Pelcerf, Pellelevrault, Poilane ‘le ne’Pelv.
Pels, Pelst: Beroepsnaam van de pelswerker, bontwerker. Vergelijk Duits Pelz.
Pelseneer, de, (de) Pelsenaire, (de) Pelsener, de Pelseneire, de Pelseneir, Pelsneer, Pelseneel, Pelsneel, Polsenaere, Poossenaerts, Posenaer: Variant (met z/r-wisseling) van Middelnederlands persemare, persemaert, persemaer, persemer, persemier, persenier: woekeraar. Zie De Pessemier(e). Vergelijk (de) Percenaire.
Pelser, de, Pelssers, Pelsser, Pelser, Peltzer, Pelzer: Beroepsnaam van de bontwerker, pelzenmaker, pelzenhandelaar. Vergelijk De Pelsmaker.
Pelsmaker, de, (de) Pelsmaecker, Pelsmacker, Pelsmaker, (de) Pelsemaekcer, Pelsemaker, (de) Pelsemaecker, Pelsemacker, de Pelssemaker, Pelsmaekers, Pelsmaker, Pelsmaker, Pelsmaeker. Beroepsnaam van de bontwerker.
Pelsmans. Beroepsnaam van de pelsmaker.
Pelster: Variant van pelser ‘Bontwerker, pelzenmaker, pelzenhandelaarՠmet ingevoegde t. Of door omkering van volgorde van klanken uit Peltzer, Duits Pelzer ‘Bontwerker’.
Pelt, van: 1. Plaatsnaam Pedele, later Peelt, Pelt in Adorp Waals-Brabant (Nu Orp-leGrand en Orp-le Petit) Adorp in Groningen of Kaggevinne (Vlaams-Brabant), later Peelt, Pelt. 2. Plaatsnaam Overpelt of Neerpelt (Belgisch-Limburg). Zie ook Peel (van).
Peltenburg. Klankverandering van Plettenburg; zie Platenburg.
Peltgen. Vadersnaam. Ontrond van Pltchen, afleiding van heiligennaam Hippolytus. Vergelijk Sankt Plten (Oostenrijk).
Pelton, Peltot. Uit Frans pel(l)eton, pellotot, afleiding vanPel(l)et, van pel: huid, pels. Beroepsnaam voor de bontwerker.
Pelu, Plu, Plue, Peluch, Pellus: Bijnaam. Oudfrans pelu, Frans poilu: harig.
Pelz, Peltz, Ple, Pilz: Duitse beroepsbijnaam van de pelshandelaar, bontwerker.
Pelzer, Pelzers, Peltzer, Pilcer, Pellecer, Pellicer: Duitse beroepsnaam Pelzer: pelswerker, bontwerker. Vergelijk Pelser.
Pen, Penne: Middelnederlands Penne ‘en, veer, schrijfpen’. Beroepsbijnaam van de handelaar in schrijfveren. Vergelijk Duits Feder, Federer en Penneman.
Pender, de, Penders: Beroepsnaam. Middelnederlands penre, paenre, paender ‘Brouwer’. Naar de brouwpan.
Penguet: Variant van Pinguet, verkleinvorm van Oudfrans pingue, van Latijnse pinguis ‘Vet’. Bijnaam.
Penneman: 1. Variant van Penningman ‘enningmeester, inner, ontvanger’. 2. Beroepsnaam naar de pen of schrijfveer. Vergelijk Duits Federmann.
Penning, Pennings: Bijnaam naar de muntnaam, penning.
Penninck, Peninck, Penninckx, Pennincx, Penning, Pennings, Pennichx, Pennicx, Pennynck, Pennijnck, Pennick, Pennickx, Penin, Pening, Penein, Penincke, Peninque, Spenninck, Pfennings, Pfennigs. Naam uit het Middelnederlandse penninc: muntnaam. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Penant, Pennant. Pennant: 1. Oudfrans penant: boeteling. 2. Plaatsnaam Penant in Anseremme (Namen).
Pnard, Pena, Peenaert, Peynaerts, Peijnaerts, Peynhaert, Poinart: Afleiding van Oudfrans pener: pijn doen, doen lijden, verdriet doen, mishandelen; (ook) moeite doen, zich inspannen.
Penas, Penasse. Oudfrans penace; lor, vod. Bijnaam.
Pence, Pensez. Wellicht Franse bijnaam Pench: gebogen.
Penchenat. Occidentaals gekamd, gekaard; figuurlijk fat, dandy.
Pennock: 1. Oudfrans espinoch(e), variant van espinach, espinarde, van Spaanse espinaca ‘Spinazie’. 2. Engelse familienaam Pinnock, van Middenengels Pinnock ‘Heggenmus’.
Pendaries. Plaatsnaam Pendaris (Tarn).
Pender, Penders, Pander, Penners, Pendris, Penris, Penri: Beroepsnaam. Middelnederlands penre, paenre, paender: brouwer. Naar de brouwpan. Vergelijk Impanis.
Pendeville, Pendville, Pontdeville, Pondeville, Paindeville, Paindville, Penteville, Ponteville, Pontville, Ponville, Pindeville, Pinville, Pittevils, Pittevil, Pittevels, Puttevils, Puttevis, Buttevils: Plaatsnaam Pendeville (Meuse) en in Waterloo (Waals-Brabant) of Penteville in Grand-Manil (Namen). 1136 Pictam villam: geverfde, gekleurde hoeve.
Penelle. Moedersnaam. Waalse vorm van de voornaam Ptronille, Petronella.
Penet, Penez, Peney, Pen, Pne, Penn, Peynet, Paneth, Panet, Panne: Oudfrans panet, penet: broodje. Beroepsnaam of bijnaam.
Pnis. Misschien variant van Franse familienaam Panis, van Latijn panicium: gierst.
Pennaerts, Pannart, Pennarts, Penna, Penneartz. 1. Zie Pannaert. 2. Eventueel variant van Pnard.
Penneman, Pennemans. 1. Zie Penningman. 2. Zie Panneman(s). 3. Beroepsnaam naar de pen of schrijfveer. Vergelijk Duits Federmann.
Pennewaert, de, (de) Pinnewaert, Pennewaerde, Punnewaert: Middelnederlands pennincwert, pennewert: de waarde van een penning, een kleinigheid; winkelwaar, koopwaar. Bijnaam of beroepsnaam van een winkelier.
Penninger. Beroepsnaam van de penningmeester, inner; vergelijk Penningman, Duits Pfenninger.
Penningman, Penneman, Pennemans: Afleiding van penning. Beroepsnaam van de penningmeester, inner, ontvanger. Voor de vorm, vergelijk Waals-Vlaams penneware, van penningware.
Penny: 1. Zie Panny. 2. Engels penny ‘enning’.
Penoit, Penoey, Penoy, Pennoit. Oudluiks penois: werkzaam. Bijnaam.
Penon. Oudfrans penon: pluim, wimpel (aan een lans), Middelnederlands pennoen.
Pens. Middelnederlands pense: pens, buik, ingewand. Bijnaam voor iemand met dikke buik, een dikkerd. Of beroepsman voor de pensman: slagersknecht.
Pensaert, Pensart, Peynshaert, Peynsaert, Peijnsaert, Pansaert, Pansaert, Pansar, Pansard, Pansaers, Ponsaert, Ponsaert, Ponsart, Ponsart, Ponsar, Ponsard, Ponsaers. 1. Naam uit het Oudfranse pance, Middelnederlands pense: pens. Beroepsnaam van de penser, pensenverkoper, slagersknecht, trijpverkoper. Vergelijk in Brugge: Pentsenziedere, Pentseredere. 2. Zie ook Pinchart, Pinsard.
Penseleer. Beroepsnaam voor de maker van penselen of voor de schilder (met het penseel). Vergelijk Duits Pinsel, Penseler.
Pensis. Bijnaam. Oudfrans pensis; droevig, triest, bezorgd.
Pentecte, Pentecote. Frans Pentecte: Pinksteren. Vergelijk Pinxten. Ook voornaam.
Pentenrieder. Plaatsnaam Pentenried, Beieren.
Pepe, Peppe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Peppo. Vergelijk Ppin.
Pepels, Peppels, Pijpels. Middelnederlands pepel; vlinder kapel. Vergelijk Frans Papillon. Bijnaam voor iemand die over alleen heenvlindert?
Pepeng. Indonesische familienaam.
Peper, de, Pepers: Beroepsbijnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Frans Poivre, Lepoivre, Duits Pfeffer.
Pepercoren. Pepercoren: peperkorrel. Beroepsnaam van de peperhandelaar.
Peperkamp, Peppercamp: Plaatsnaam Peperkamp in Delden, Overijssel.
Peperman, Pepermans, Peepermans. Beroepsbijnaam van de peperhandelaar.
Peperstraten, van, Peperstraete: Peperstraat was een heel verspreide straatnaam.
Pepersack, Pepersak, Peperzak: Beroepsbijnaam van de peperhandelaar. Duits Pfeffersack.
Peperstraete, van, van Peperstraten. Peperstraat was een verspreide straatnaam.
Ppin, Pepin, Pepping, Peping, Pepinck, Pipyn, Pipijn, Pipien, Pipping, Piping: Vadersnaam. Vleivorm van oude Germaanse bakernaam. Pipinus, Pepinus.
Pepinster. Plaatsnaam. Luik.
Peppel, van de. Plaatsnaam Peppel, variant van pappel; populier.
Peppen, van. Duitse plaatsnaam Beppen?
Peppinck, Peping, Pepping. 1. Afleiding van Peppe; zie Ppin. 2. Variant van Papinc.
Peppinghaus, Pepplinkhuizen. Naam uit de plaatsnaam Peppinghausen (Noordrijn-Westfalen).
Perache, Perrache, Parache, Parage: Plaatsnaam. Afleiding van pierre: steen, kei
Perire, Perrire, Perire, Prire, Periere, Pireyre, Piederrire: Plaatsnaam Perrire: steengroeve.
Perclaes; Peter-Klaas, van Petrus en Nicolaas.
Pery, Perry. Zie Perier. Maar ook Engelse familienaam, met zelfde herkomst en betekenis.
Pera, Perat. 1. Franse familienaam Prat: straatweg, dijk, plaats met stenen. 2. Zie Pierrat.
Perbal. De familie stamt van Fidel Barball, die van Vorarlberg (Oostenrijk) naar Luik kwam.
Percenaire, de, (de) Persenaire: Beroepsnaam. middenenderlands persenaer, perchenaer, percenaer, percenare: lakenkeurder, keurmeester die het laken aan de perse keurt. Toch is het vreemd dat we van dit Midden Waals-Vlaamse woord geen attestaties hebben in oude familienamen. Daarom zou het dat het om een Re-interpretatie gaat van Middelnederlands persenier = persemier, -aert, -are; zie Pessemier(e). Vergelijk ook (de) Pelseneer.
Perceval, Percevau, Percevaut, Percevaux, Persevaux, Piessevaux, Perssegael, Persegael, Peersegaele, Peirtsegael, Peirtsegaele, Peirsegael, Peirsegaele. Vadersnaam uit Perceval, Parsival, Parsifal. Deze naam komt uit de Brits-Keltische roman van Koning Arthur.
Perchard. 1. Zie Prichard. 2. Uit Berchard = Burchard, sinds16de eeuw op de Kanaaleilanden.
Perche, Peerts, Peers, Pers. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Perceval. 2. Middelnederlands perche, pertse, van Oudfrans perche: staak, stang, roede, paal. Of Beroepsnaam voor de persenaer: lakenkeurder.
Perchet, Perch, Perchey: Afleiding van Perche.
Perck, Percque, Perque, Perc, Percke. 1. Middelnederlands parc, perc(k), Oudfrans parc, Latijn parricum: omheining, jachtterrein, perk. Vergelijk Van (de) Perck. 2. Normandisch, Picardisch perque, Frans perche. Zie Perche 2.
Perck, van (de). Verspreide plaatsnaam Perk: perk, afsluiting, afgesloten ruimte. Plaatsnaam Parik in Heverlee (Vlaams-Brabant), Perik (Vlaams-Brabant).
Perckmans. Afleiding van Van (de) Perck.
Percy. Engelse familienaam die teruggaat op plaatsnaam Percy (Calvados, Manche). Zie ook Persi.
Perdiens. Leesfout voor Perdieus.
Perdijk: Plaatsnaam Paradieck tussen Diepholz en Vechta (Nedersaksen).
Perdreau. Bijnaam. Frans Perdreau: jonge patrijs.
Perdrix, Peredery, Petry, Ptrix, Petryx, Petrisse, Petris, Ptris Ptrisse, Petery, Ptry, Petry, Ptri, Petrisot, Petrizot: Oudfrans perdriz, Frans perdrix, van Latijn perdix: patrijs, veldhoen. Beroepsnaam van de vogelandelaar of de jager. De variant Perdrix / Petry / Petry / Ptrix zijn volkomen parallel met de Middelnederlandse perdrise/pertrise/ partrise/patrise. Petrisot is afleiding zoals de familienaam Perdrizet, Perdizot.
Perdu. 1. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Perdieu = Pardieu; Oudfrans deu: dieu. 2. Eventueel Frans perdu: verloren. Vondelingnaam. Vergelijk Duits Verloren.
Pere, Pre, Peer, Peere, Peire, Peyr, Peyre. 1. Bijnaam naar de vrucht: peer. 2. Mogelijk een vadersnaam uit Pierre.
Pereboom, Peereboom: Verspreide plaatsnaam Pereboom, een enkele keer wel ‘erenboom’maar meestal wel ‘efsluitboom’. Op het verdwenen dorp Peerboom bij de Braakman in Zeeland slaat: 1240 Hugo presbyter de Perbome.
Pereira, Pereiro, Perera. Spaanse familienaam; perenboom.
Perel, Perau, Peraux, Perrault, Perraut, Pairault, Peral, Perraudin, Perraud, Perraux, Perreault, Perreaut, Perreaux, Perreau, Peraux, Pereau, Peyraud, Perea, Periaux, Perriaux, Perria, Pirault, Pirau, Piraux, Pireaux, Pireau, Pirreault, Paraut, Praud: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.
Perel, Perels, Peirels. Middenenderlands peerle, perel: parel. Beroepsnaam van de parelhandelaar of bijnaam. Vergelijk Peerlinck, Duits Perl.
Perelaer. Naar de vorm Re-interpretatie (Zuidnederlands perelaar: perenboom) van plaatsnaam Perlaar = Berlaar (Antwerpen).
Perelcwajg. Joodse familienaam Perlzweig; pareltak.
Perelgut. Duitse-Joodse familienaam.
Perelman, Perlman, Perleman, Perlmann: Beroepsnaamvan de parelhandelaar of parelrijger. Vergelijk Duits Perelmutter, Perelmiter, zie Perlmutter.
Perestam: Plaatsnaam? Vergelijk Duits Birkenstamm.
Pereti, Peretti, Peretto. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro. Vergelijk P(i)erret.
Perexempel. Par exemple: bijvoorbeeld? Bijnaam naar een zegswijze?
Perez, Prs: 1. Vadersnaam. Spaanse afleiding van de voornaam Pedro: Petrus. 2. Variant van Pret.
Perger, Pergher. Beierse variant van Duits Berger: die aan of op de berg woont.
Pricard, Prichard, Perchard. Vadersnaam. Afleiding van een k-dim. van de voornaam Pierre. Ook Perricard.
Perick, Peric, Perich. Vadersnaam Perrique, afleiding van de voornaam Pierre.
Perier, Periez, Perier, Perie, Peri, Perrier, Perri, Perriez, Perry, Pery: Plaatsnaam. Oudfrans perier: perenboom. Vergelijk van de Peereboom.
Prignon, Parion. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pre =Pierre.
Prigny. Plaatsnaam (Allier, Calvados enz.).
Perikel, Preukels. Middelnederlands perikel: gevaar. Bijnaam. Vergelijk Pril.
Pril: Bijnaam. Frans pril: gevaar. Vergelijk Prill(i)eux.
Prilleux, Prillieux, Parilleux, Pereleux, Perlaux, Perlau, Perleau: Bijnaam. Oudfrans perillos: gevaarlijk, gevreesd. Perlau, van Prillaud.
Perin, Prin, Perrain, Perain, Perrinini, Perrin, Perini, Perin, Perrins, Perijns, Perings, Peerens, Peeren, Perens, Peren, Perene, Peirens, Peiren. Vadersnaam. Vleivorm van Pierre: Petrus. Perene is de romanisering van Peren; vergelijk Pirenne. Zie ook Pierin(s).
Prinet, Perine, Perinet, Prin, Prinet, Perinot, Perino: Vadersnaam. Vleivorm (met dubbel suffix -in-et/-in-ot) van Pierre. Vergelijk Perin.
Periquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pre = Pierre. Vergelijk Franse familienaam Perrichet.
Prisse, Prissi, Prissino, Perissinotto. Vadersnaam. Afleiding van Pierre, Pietro.
Perizonius. Latinisering van Pierson.
Perk, van de, der, Park, Perks. Plaatsnaam. Vlaams-Brabant.
Perla, Perlart. Afleiding van Frans perle: parel. Vergelijk Perels? Of an Perlau? Of van Franse familienaam Parlt, van parler ?
Perlberg, Perlberger, Perleberg. Duitse plaatsnaam Perleberg of Perlberg.
Perlin. Vadersnaam. Afleiding van Pre, Pierre.
Perlmutter, Perelmutter, Perelmiter. Duits Perlmutter: parelmoer.
Perlstein, Perelsztein, Perelsztejn. Duits-Joodse familienaam; parelsteen.
Perloff: Vadersnaam. Oudhoogduitse vorm van Germaanse voornaam Berolf: Berulfus, Perolf.
Permain. Waalse aanpassing van Perman?
Permas: Misschien uit Peremans.
Permeke. Nederlandse naam van plaatsnaam Prmesques (Nord).
Perneel, Pernel, Permel, Preneel, Perinaud, Perrenoud, Perniaux, Prenau, Prnia, Pirnay, Pornel. Vadersnaam uit het het Romaanse Pernel/Perrinel. Dit is een afleiding van Pierre Perre (vergelijk Perrin) of van Pronel, afleiding op -on-el (vergelijk Pernelle). Prnia is de Naamse variant, Pirnay de Luikse.
Pernelle, Purnelle, Pronelle: Moedersnaam Pernelle, van Pronella. Petronella was een Romeinse martelares.
Pernet, Pernez, Perne, Pernetti. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre, uit Perrinet of Peronet.
Pernin. Vadersnaam van Perronin, vleivorm van Pierre.
Pernis, van. 1. Plaatsnaam Pernis (Zuid-Holland). 2. Eventueel plaatsnaam Pernes (Pas-de-Calais).
Pernot, Pernod, Purnot, Parnot, Prenot. Vadersnaam, knuffelvorm uit Perrinot, uit Pierre.
Peroni, Peyronie, Peyrouny: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro.
Perquin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Pirkin, verkleinvorm van de voornaam Pier, Peer = Pierre.
Pronnet, Promet, Prornez. Vadersnaam. Afleiding van Peron.
Perpte, Perpete, Perpette, Perpet, Perpeet, Parpaite: Vaders-, moedersnaam. Latijnse heiligennaam Perpetuus, Perpetua ‘aeuwig’.
Perpignano, Perpinien.
Perre, van de(der), van Perre, Uit Perpignan (Pyr.-Or.).
Perqui, Perquy. 1. Zie Pirkin. 2. Uit Porquin, afleiding van porc: varken.
Perrels: Spelling voor Perels, zie van de Parel.
Per, Perren, van de, der, van Perre, van der Perren, van der Pere, van der Per, van de Peer, van de Peere, van de(der) van der Pert, van (de) Paar, van de Paer, van de Par, van de Parre, Vandeparre, van der Parre, van der Parren. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Perre/Parre; omheinde plaats, afgesloten terrein.
Perette. Moedersnaam. Vrouwelijke afleiding van de voornaam Pierre. Of verschrijving voor Perret.
Perillat. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pre = Pierre.
Perroncel, Pernechele. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.
Perruche, Perrussel, Perus, Perusse. Familienaam uit de plaatsnaam Perrusse (Haute-Marne): plaats met stenen overdekt.
Persan, Persant: Familienaam Persent. Oudfrans persant ‘machtig man’.
Perschel. Duitse vadersnaam. Afleiding van Persch, van de voornaam Perthold, Berthold of Peter.
Persi, Persy, Percy. 1. Bijnaam. Oudfrans persi: bleek. 2. Zie Percy.
Persijn: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de literatuurnaam Perceval. Of vleivorm op -ecin van Pierre. 2. Verkort uit Despersyn, van dՅsplechin. Plaatsnaam Esplechin (Henegouwen), eventueel Esperchin in Wattrelos (Nord).
Perseau, Persiau, Persiaux, Persieaux, Persia, Perseo, Perso. 1. Het Oudfranse ‘ersel’vervormde tot pers: bleek, paars. Wellicht dus een bijnaam. 2. Eventueel kan het een klankverandering zijn van Prseau(x).
Persennel, Percenel, Perschenel: 1. Personnel, afleiding van Frans personne: persoon, pastoor. Zie Persoone. Vergelijk Personneau in Bonen. 2. Vadersnaam. Afleiding van Persin, Perrecin, vleivorm van Pierre.
Persoon, Persoone, Persoons, Persooms, Person, Personne, Parsons, Lepersonne, Lapersonne, Personnet, Personnel. Het Middelnederlandse persoon, het Latijnse Persona betekenen: pastoor, parochiepriester. En die hadden vroeger nogal eens kinderen. Vergelijk Engels parson. Engelse familienaam Pearsons.
Persyn, Persyns, Persijn, Persain, Perseyn, Persin, Persine, Percyn, Parcyns. 1. Vadersnaam knuffelvorm uit de voornaam Perceval (deze is een literatuurnaam) of uit de voornaam Pierre. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Esplechin (Henegouwen) of Esperchin in Wattrelos (Nord).
Pertsman, Peertsman, Peersman, Peersmans, Peirsman, Persmanne en wellicht ook Pisman. Vadersnaam uit de voornaam Perceval.
Peruzzi, Peruzzo, Peruzetto, Peruzzaro. Italiaanse vadersnaam van Pietro; Petrus.
Perveux. Waarschijnlijk een variant van Perwuelz; zie Perwez.
Perwez, Pruwelz, Perwetz, Perwuelz, Perruez, Perruw, Perruwe, Perrewe, Perrew, Perv, Perv, Parreve, Parvais, Parvaiz: Plaatsnaam Pruwelz (Henegouwen): 1187 Perewes, of Perwez, (Waals-Brabant, Namen) 1179 Perewez; ‘Wad, doorwaadbare plaats met stenen’.
Perz, Pertz. Vadersnaam. Beierse afleiding van Berthold.
Pesant, Le Pesant, Lepezant. Bijnaam voor een zwaarlijvige.
Pesch, van. 1. Plaatsnaam Pecq (Henegouwen): 2. Duitse plaatsnaam Pesch (Noordrijn-Westfalen), van Latijn pascuum: weide.
Peschel, Peschl, Peschke, Peschkes, Peszke: Vadersnaam. Oostduitse, Slavische afleiding van Petrus.
Peser, de. Afleiding van Middelnederlands pesen: van een pees (boogpees, strik) voorzien? Beroepsnaam of bijnaam?
Pesesse. Paatsnaam Pessesse in Pessoux (Namen).
Pesin, Pezin, Pezyn. Variant met -in-suffix voor Oudfrans pesel, peson: klein gewicht. Beroepsnaam voor de weger.
Peskens: Variant Peiskens Peschkes, Peschke, Peszke: Vadersnaam. Oostduitse, Slavische afleiding van Petrus. 1. Pijskens, verkleinvorm van Middelnederlands pise ‘maat, gewicht’. 2. Vadersnaam. Uit Limburgs Puisken, Paesken, Poesken, verkleinvorm van de voornaam Passchijn.
Peski, van. Plaatsnaam Peschke, afleiding van Pesch: weide.
Pessemier, de, Pessemiers, de, Pessemier, Pessemiers, de Peissemier, Depessemiez, Passemier, Passemiers, Possemiers, Posemiers, Pussemier, Passenier, Passeniers, Possenier, Posseniers, Poussenier, Puissenier. Naam uit het Middelnederlandse persemier: woekeraar. Bijnaam.
Pessendorfer, Pessendorffer. Met b/p-verscherping uit Bessendorfer.
Pesser, Pessers. Deze familienaam komt hoofdzakelijk in Luik voor, mogelijk dat Pesser(s) teruggaat op de Limburgse familienaam Plessers, wellicht hypercorrect; vergelijk Nederlands pleisteren, van Middelnederlands peisteren. Beroepsnaam van de pleisteraar.
Pestel, de: Beroepsnaam. Middelnederlands pester, pister ‘Bakker’. Duits Pfister.
Pestel, van. De Pestel, gerenterpreteerd als herkomstnaam?
Pester, de, (de) Pestele, Pestel, de Peyster, Pisters, Pister: Beroepsnaam. Middelnederlands pester, pister: bakker. Vergelijk Duits Pfister.
Pestiaux, Pestiau, Pestieau, Pestieaux, Pestiat, Petel, Petiels, Peteaux, Peteau, Petiaux, Petiau, Petieau, Ptiau, Ptiaux, Pettiaux, Pettiau, Petteau: Oudfrans pe(s)tel, petteau: stamper van een vijzel, beroepsnaam.
Pestre. Variant van (de) Pester of van Paitre.
Petac, Petack, Pijtak. Vadersnaam Pittak, Oost-Duitse afleiding van de voornaam Peter.
Ptain, Ptin, Petein, Ptein, Pietin, Pitain, Pietain. 1. Familienaam uit het Oudfranse pietin: dit is een soort wapen, een met ijzer beslagen stok. Beroeps(bij)naam. 2. Maar wellicht uit het Oudfranse piet, pi: voet, zoals piton: voetganger; pietin: voetstuk, sokkel; Oudfrans pietier, petier: te voet lopen, wandelen. Bijnaam voor een voetganger, loper, zwerver.
Pte, Pte, Pette, Pete: Waalse uitspraak van Ptre. Vergelijk de Waalse familienaam Pte uit Petre, Pte uit Ptre, Luik.
Pete, Peten, Peeten, Petten, Pettens, Peiten: 1. Uit Middelnederlands pte? Vergelijk (de) Peet. 2. Vadersnaam Vleivorm van voornaam Peter.
Peteers. Spelling van Waalse uitspraak van Peters als Ptrse.
Petegem, van, van Peteghem, Venpeteghem: Plaatsnaam Petegem (tweemaal in Oost-Vlaanderen).
Peter, de. Verwantschapsnaam: peter. Vergelijk Parrain.
Peterbroeck, Peterbrouck, Peetersbroeck, Peetersbroek, Peeterbroek, Peeterbrock, Pieterbrouck: Plaatsnaam Peterbroek in Vollezele (Vlaams-Brabant).
Peterburger, Peterburs. Uit Sint-Petersburg (Rusland). Vergelijk Petersborg.
Petereit. Vadersnaam. Litouwse afleiding van de voornaam Peter.
Peterfreund. Vadersnaam Peter + bijnaam Freund; vriend.
Peterkin, Peterkenne, Pterkenne, Petrequin, Peturkenne, Peturquenne, Peteerges, Petges: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter.
Pterl, Petterle. Vadersnaam Peterle. Oudhoogduitse afleiding van Peter.
Peterlini. Aanpassing van Italiaanse vadersnaam Petrolini, afleiding van Pietro.
Petermeijer: Naam van een meier met de voornaam Peter.
Peternelli, Peterneli. Aanpassing van Italiaans Petronelli, afleiding van de voornaam Pietro. Vergelijk Perneel.
Peters, Peterse, Petersen, Peeters, Peet, van der, Pet, Petersma: Vadersnaam. Heiligennaam Petrus. Pieters is westelijk (onder meer Vlaams), Pe(e)ters is Brabants-Limburgs.
Petersborg, (de) Petersbourg, Pieterbourg: De Russische stad Sint-Petersburg (Frans Saint-Ptersbourg), in 1914 Petrograd en van 1924 tot 1991 Leningrad.
Petersem, Peetersem, Petersheim, van Peeterssen: Plaatsnaam Petersem in Lanaken (Limburg).
Petersheim. Verspreide Duitse plaatsnaam, Silezi. Zie ook Petersem.
Petersil, Petersille, Peterseil, Petersiel, Petersille, Peetersille, Pietercelle, Pietercil, Pitersil, Perselis, Petersilie (Duits). Beroepsbijnaam van kruidenier, kweker, uit de kruidennaam Peterselie.
Peterson, Pettersson: Dit kan een Engelse familienaam zijn ‘Son of Peter’maar ook Nederlands Peters zoon (zie Peters). Pettersson kan Zweeds zijn.
Peteryns, Peterijns, Petereyns, Peterens, Petryns, Petrins, Peetrain, Pestrin, Peterreins, Petrens: 1. Bijnaam. Oudfrans peterin: klein, onbeduidend, waardeloos. 2. Plaatsnaam Pitrain (Waals-Brabant), Nederlands Petrem. 3. Dubbel vadersnaam Peter Hein.
Ptes, Petes, Petesch, Petesh, Petisch: Duitse vadersnaam van Peter.
Peteurson. Spelling voor Peterson.
Pteux, Pteur, Pteux, Pteur: Middenfrans pteux: bangerd, schijterd. Bijnaam.
Petges. Vadersnaam. Afleiding van Peter.
Petipas, Petitpas. Bijnaam voor iemand die kleine, korte pasjes zet.
Petiqueux, Petitqueux. 1. Bijnaam Petit queux: kleine kok. 2. Eventueel Re-interpretatie van petit cul, uitspraak eticu: kleine aars, anus.
Petignot, Ptignot, Petinio, Petitniot: Bijnaam. Afleiding op -in-iot van pet, van petit. Kleintje.
Petit, Petiet: Frans petit ‘klein’. Bijnaam naar de kleine gestalte.
Ptillon, Petillion, Petilleon, Pittillion, Pitillion, Pitftjeljon, Pittillioen, Pittilioen, Pittellioen, Pitellion, Pitelioen, Pitelloein, Pintelon: Oudfrans ptillon: punt, naald. Beroepsnaam van de naaldenmaker; vergelijk Lewille.
Petillot. Uit Ptillon? Of spelling voor Petiot.
Petit, Lepetit, Petyt, Pety, Petijt, Petiet, Petie, Pettit, Petti, Pettitt: Bijnaam naar de kleine gestalte.
Petitat, Petitain, Petiteau, Petito, Petiot, Petetot. Bijnaam uit petit: klein.
Petitberghien, Petitberghein, Petiberghien, Petiberghein: Reinterpretatie (petit klinkt vaak als ft) van Tiberghien.
Petitbois. Plaatsnaam Petit Bois; klein bos.
Petitbon, Pettibone. Dubbele bijnaam: Petit bon: klein en goed, dapper.
Petitdemange. Bijnaam Petit + voornaam Dmange, Latijnse heiligennaam Dominicus.
Petitdidier. Bijnaam Petit + vadersnaam Didier.
Petitfils. Verwantschapsnaam: kleinzoon, of bijnaam kleine zoon. Vergelijk Petitfrre.
Petitfrre. Bijnaam Petit frre: kleine broer.
Petitgirard. Bijnaam + vadersnaam. Petit Girard = kleine Grard.
Petithan. 1. Plaatsnaam Petithan in Grandhan (Luxemburg). 2. Bijnaam + vadersnaam Petit Han: kleine (Jo)han(nes). Vergelijk Petitjean, Duits Kleinhans.
Petithomme. Bijnaam Kleine man. Vergelijk Kleinman.
Petitimbert, Petitembert. Bijnaam + voornaam; Kleine Imbert.
Petitjean. Bijnaam + voornaam. Kleine Jan. Vergelijk Grootjans, Grosjean.
Petitpierre. Bijnaam + voornaam. Kleine Pierre: Pieter.
Petitpr, Petitprez, Petitprt, Petipr: Plaatsnaam Petit Pr: kleine wei.
Petitte. Bijnaam. Vrouwelijke vorm van Petit.
Petoud, Petoux. Bijnaam; log?
Petras, Petrasch, Petraz. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Peter.
Ptre, Ptre, Ptre, Petre: 1. Zie Paitre. 2. Vadersnaam van de voornaam Peter.
Ptr, Petr, Ptr, Petrez, Ptre. 1. Ptr is een Waalse plaatsnaam die ‘Wilde perenboomՠbetekent. Daaruit is dan weer de familienaam afgeleid. 2. Eventueel verschrijvingen voor Ptret, afleiding van Ptre. Vergelijk Ptrel
Petrenko. Vadersnaam. Oekraense afleiding van de voornaam Peter.
Petrick, Petrik, Petryk. Vadersnaam. West Slavisch van Peter.
Ptriaux, Ptrieux. Plaatsnaam. Picardisch ptriau: jeneverstruik.
Petricek. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Peter.
Petrillo, Petrilli, Petrini, Petrinoli, Petrioli, Petroci: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van de voornaam Pietro.
Petroff, Petrov, Petrow. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Peter.
Petron, Petrons, Ptrons, Petronio, Peetroons, Petroons, Peetrons, Peetroms, Petroens, Pitrons, Pietrons, Pietron, Pietroons, Pieterhons: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Petronius.
Petronella. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam. Zie Femelle.
Petropoulos. Griekse vadersnaam van Petrus.
Petrovic, Petrovits, Petrowitch, Petrovci, Petrovski: 1. Vadersnaam. Pools-Slavische afleiding van de voornaam Peter. 2. Plaatsnaam Petrov, Petrovice.
Petrus, Pietrus, Petri, Petrie, Petry, Petrij, Petery, Pittery, Pitterij, Petro, Pietri: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Petrus en afleiding Petri.
Pets. Waarschijnlijk vadersnaam. Zoals Petsch van Peter.
Petsch, Petz, Petschke, Poetsch, Ptzsch, Potz: Vadersnaam. Sorbische en Wendische afleiding van de voornaam Peter.
Petteloo, Petteloot, Petloo. Uit Pestelot, afleiding van pestel. Zie Pestiau(x)/Petiau(x).
Petteno. Gedemouilleerde vorm van Petignot. Of Italiaanse familienaam?
Petter (de). 1. Naam uit het Middelnederlandse putte, pitten, petten: water putten, scheppen. 2. Of uit De Peter: verwantschapsnaam Peter.
Pettersdorfer. Plaatsnaam Pittersdorf, Beieren.
Pettinger. Afleiding van verspreide plaatsnaam Petting/Ptting (Beieren).
Petzold, Petzel, Petsolt, Ptzold, Patzelt, Paetzhold, Paschold, Pechholt: 1. Vadersnaam. Oost-Duitse (Silezi) afleiding met secundair -old van Petz, van Peter. Eventueel Oudhoogduitse vorm van Germaanse voornaam Berchtold, Betschold.
Peuckert, Peukert, Peuker: Plaatsnaam Peuke (Silezië).
Peucelle, Puchelle. 1. Oudfrans pucelle: jong meisje, dienstmeisje, maagd. 2. Evventueel van Pelicel(le), afleiding van Oudfrans pelice: huid, bont(werk), bontjas. Beroepsnaam van bontwerker.
Peuchet, Peuche, Peuchot. 1. Afleiding van peuch, van plaatsnaam Puy, van Latijn podium: hoogte, heuvel. 2. Variant van Picardisch pauchet; zie Pochet. 3. Waarschijnlijk afleiding van Oudfrans (Normandisch, Picardisch) puch, dat is Frans puits: put. Oudfrans puchot: waterloop, kanaal.
Peugnet. Waarschijnlijk variant van Peignet, afleiding van Peigne. Of afleiding van peugn, Frans poing: vuist.
Peulen, Peulens. Vadersnaam. Limburgse variant van Paulen, vleivorm van Paulus.
Peulings, Peulinckx, Puelings, Puelinckx, Peulincx, Pulings, Pulincks, Pulinck, Pulinx, Pulinck, Pullin. Limburgse vorm van Paelings, zie bij Paling(s).
Peuman, Peumans. Limburgse variant van Palmans (vergelijk Palmen, Paumen, Peumen).
Peute: 1. Lokale uitspraak van plaatsnaam Peutie (Vlaams-Brabant). 2. Variant van Putte, in van (de) Putte.
Peurette. Variant van Poirette, zie Poret.
Peurquaet. Bijnaam voor een kwaadstoker, kwaadstichter. Vergelijk Nederduits Pinsequat: die kwaad beraamt.
Peutat. Afleiding van peute, Oudfrans pute: vuil, slecht, gemeen.
Peute. 1. Lokale uitspraak van plaatsnaam Peutie (Vlaams-Brabant). 2. Zie (van) Putte.
Peute, van de. Zie van den Putte. Peuteman(s):1. Afleiding van plaatsnaam Peutie, lokale uitspraak Peute, Vlaams-Brabant. 2. Zie Putteman(s).
Peuteman, Peutemans. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Peutie. 2. Zie ook Putteman(s).
Peuterman, Peutermans. 1. Afleiding van De Peuter. 2. Variant van Peutemans.
Peutieman. Afleiding van de plaatsnaam Peutie, Vlaams-Brabant.
Peuvrade, Peuvrate. Afleiding van Luiks-Waals peve, Frans poivre: peper.
Peve, Pevee. Plaatsnaam Pville in Alleur en Grivegne (Luik).
Pevenage (van), van Pevenaegge, van Pevenaege, Pevenaeyge, Peveneayge, Pevernagie, Pevenasse, Pluvinage, Bevernaegie, Bevernagi, Bevernagie, Bevernage, Bevernaeyge, Bevernayge, Bevernaeye. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Puvinage in Vloesberg (Henegouwen), Pevenage in Everbeek (Oost-Vlaanderen en in Verchain-Maugr (Nord), Puvinage (1348 Putsvinage in Beloeil, Henegouwen) van Puteus vicinaticus: openbare drinkplaats, waterput voor het vee.
Pexstaerts, Peckstards, Pexstadt, Peckstadt, Peckstdat, Peksteerts, Pekstards, Pexsters, Pexters, Pecters, Speckstadt, Spexstaerts: Beroepsnaam Peekstaart: steel van een piek, lans.
Pey, Peys, Peij: Middelnederlands peye, poye, van Oudfrans puy, van Latijnse Podium ‘ui, stoep, podium; hoogte’.
Peycker, Pijcker, Peijcker: Andere spelling voor Pijcker, afgeleid van Middelnederlands pike, pijcke ‘iek’zie Pijck(e). Beroepsnaam van de piekenmaker of piekenier.
Peyls, Peijls, Peil. 1. Middenenderlands pegel, peil: merkteken in maten voor vloeistoffen, graad van sterkte van het bier, pegel. Beroepsnaam van de pegelaar, de ijker van vochtmaten. Vergelijk Pegel. 2. Brabantse spelling van Pyls.
Peynhaert, Peynaerts, Peijnaerts: 1. Duitse verscherpte vorm van Beinhard, Benhard, Bernhard? 2. Zie Pnard.
Peyralbe, Peyrable: Plaatsnaam. Occidentaals Peyre albe: witte steen. Vergelijk Peyraube (Htes-Pyr.).
Peyrelongue. Occidentaalse plaatsnaam; lange steen, Basses-Pyr.
Peyeron. Waarschijnlijk variant van Peyron.
Peyskens, Peskens, Peiskens: 1. Brabantse gediftongeerde vorm van Pijskens. Pijsken, afleiding van Middelnederlands pis: maat, gewicht. 2. Zie Puystjens.
Peysmans. 1. Beroepsnaam van de peismaker, paisierer: vrederechter. 2. Ontrond van Puysmans = Poesmans, Paeschman.
Peyster, de. 1. Oudfrans paistre: herder. Beroepsnaam. Vergelijk Paitre. 2. Zie de Pester.
Peytier, Peijtier. Occidentaalse vorm voor plaatsnaam Poitiers. Vergelijk Peytieu.
Pfaff, Phaff, Paffen, Paff, Pfaeffli, Pfaffli, Pfffle. Van origine Duitse familienaam, met een betekenis als Paaps: familienaam uit het Middelnederlandse pape: priester (die wellicht de vader was). Rijnlands Paff. Afleiding -li is Zwitsers.
Pfaffenbach. Plaatsnaam, Beieren.
Pfannenstiel, Pfannestiel, Phannenstiel: 1. Verspreide Duitse plaatsnaam Pfannenstiel: langwerpig stuk land in de vorm van een pannensteel. 2. Beroepsnaam van de pannenmaker.
Pfannschmidt. Duitse beroepsnaam Pfannenschmied: pannenmaker; vergelijk (De) Pannemaeker.
Pfau. Duitse bijnaam Pfau: pauw. Vergelijk De Pauw.
Pfeffer, Pfefer, Peffer, Pfeffermann: Duits Pfeffer, Rijnlands Peffer: peper. Beroepsnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Peper.
Pfeiffer, Pfeiffer, Pfayfer, Pheyffer, Pheijffer, Pfayfer, Phyffer, Feyfer, Feifer, Fajfer, Fajfar, Fefer, Peifer, Peiffer, Peyffers, Peyfers, Peijffers, Pieffer, Pieffert, Piffert, Piffer. Duitse beroepsnaam uit het Middelhoogduitse phfer: fluiter, speelman: Duitse beroepsnaam Pfeifer, Middelhoogduits Phfer Ԧluitspeler, speelman, muzikant’. Vergelijk Pijpers, De Pyper. Peifer is Rijnlands.
Pfister, Pfisterer, Pfischter, Fiszter: Beroepsnaam. Middenhoogduits Phister, van Latijn pistor: bakker. Vergelijk Pestel.
Pfizer. Duits ontrond van Pftzer, van Middenhoogduits Phtze, Duits Pftze: waterput, bron, fontein, van Latijn puteus. Beroepsnaam van de waterfitter, die waterleidingen, waterputten aanlegt. Frans fontainier, Zuid-Nederlands fonteinier.Pfloug, Pflug, Phlok, Pfluger, Pfluger, Pflieger: Duitse beroepsnaam.
Plfeiderer. Ontrond van Duits Pfleuderer, van Middenhoogduits vludern: fladderen. Bijnaam naar het wisselvallige karakter.
Pflug. Ploeg; Beroepsnaam Pfluger, (ontrond) Pflieger: ploeger, ploegenmaker.
Phaff: Duits familienaam Pfaff, pendant van De Pape.
Phalempin, Falempin, Falepin, Fallempin, Valepin, Valepyn, Valepijn, Vallenpint, Valenpint, Vallepin. Familienaam uit de plaatsnaam Phalempin (Nord, in Frankrijk).
Phallus. Latinisering van Phal, van Latijnse heiligennaam Fidolus.
Phan, Pham. Verschrijving voor de Duitse familienaam Pfann(e). Beroepsnaam. Zie Pan.
Pharazijn, Pharasijn: Andere spelling van de West-Vlaamse familienaam Farazijn, door p/f-wisseling uit Parizijn, uit Frans Parisien ‘Parijzenaar’.
Phlizon. Vadersnaam. Afleiding van Phlis = Felix.
Phernambucq: Pernambuco, andere naam voor Recife, hoofdstad van Pernambuco, een deelstaat in Brazili.
Philifert. Waarschijnlijk variant van Philibert met f-perseveratie.
Philimon, Fillemont. Vadersnaam. Voornaam uit de Griekse. mythologie: Filemon en Baukis. Ook Bijbelse voornaam.
Philipoom: Vadersnaam. 1. Philip Oom; vergelijk Duits Clasohm, Hansohm. 2. Herinterpretatie van Philippon, afleiding van de voornaam Philippe.
Philippa: Luiker Waalse vorm van Philippart, afleiding van de heiligennaam Philippus.
Philipart, Philip, Philippaerts, Philippaert, Philipart, Phillippart, Philipparts, Philipaars, Philipaers, Philipa, Philipat, Philipaert, Flippart. Vadersnaam uit de heiligennaam Philippus.
Philippette, Philipette, Philipet, Philippeth, Philippe: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Philippe.
Philippin, Philipin, Filippin, Philippens, Philippen, Phillipens, Pheulpin, Flippen: Vadersnaam. Vleivorm van Griekse heiligennaam Philippus.
Philippekin, Philpkin, Phillipekin, Flipkens. Vadersnaam uit de heiligennaam Philippus.
Philipoom. Vadersnaam. 1. Philip Oom; vergelijk Duits Clasohm, Hansohm. 2. Re-interpretatie van Philippon.
Philippaux, Philippeaux. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Philips.
Philippo, Philippot, Phelippot, Flipo, Flipot, Philippo, Phlypo, Flypo, Flippo, Philpot, Philpott. Vadersnaam uit de voornaam Philippe.
Philippon, Philippont, Philipon, Filippone, Philipperon, Philippron, Philippront, Phlipront: Vadersnaam. Franse vleivorm van de voornaam Philippe.
Philippus, Philippy, Philipppe, Philip, Philipp, Philipe, Filpe, Philups, Phillips, Philips, Philipse, Philipze, Van Philips, Plips, Plipsen, Philippsen, Philipsen, Philipsen, Philippson, Philipson, Phillippsen, Phlips, Phlups, Phlippsen, Filipe, Filip, Falip, Filipp, Filippi, Filippy, Flipts, Flips, Flipse, Flipsen, Flyps, Fleps, Filipson, Philippi, Philippy, Filippi, Felipe. Vadersnaam uit de Griekse heiligennaam Philippos (=paardenliefhebber).
Philippo: Vadersnaam. Spelling voor Frans Philippot, verkleinvorm van de voornaam Philippe.
Philipse, Philipsen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Philippus.
Philis. Moedersnaam. Vooral Engelse voornaam Phyllis, Phillis, van Grieks phullis: tak met blaren. Phyllis was de dochter van koning Sithon van Thraci.
Philisijn, Philisyn. Variant van (de) Pillecijn in Munkzwalm.
Phimister. Engelse beroepsnaam Femisterm, van fe master: veemeester, herder.
Pholien, Phollien, Folien, Foullien, Fouillien, Fouillen, Fouilen, Foyin, Fouyn, Fouin, Foyin, Foyen, Fuyen, Feuillien, Feuillen, Feullien, Feulien, Fieullien, Defollin: Vadersnaam. Ierse heiligennaam, naam van de abt van Fossen-la-Ville. Saint-Pholien is de naam van een kerik in Luik: 1244 Sancti Foliani presbyteri Leodienses.
Pia, Piat. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Piatus (vereerd in Denemarken).
Piaget. Afleiding van Oudfrans page, Frans page: tol. Beroepsnaam van de pager: tollenaar, tolinner.
Paina, Pioano, Piani, Pianetti. Italiaanse plaatsnaam piano; vlak.
Pianet. Z.-O.-Franse vorm van Planet, afleiding van plan: vlak, effen. Vergelijk Italiaans Pianetti.
Piasecki, Piasek, Piaskowski: Afleiding van Poolse plaatsnaam Pias(ek): zand.
Piaveau, Piaveaux. Zinwoord; kalverviller?
Piazza. Italiaanse plaatsnaam Piazza; plaats, plein.
Picalausa, Picalause, Picalouse, Picalose. Pica Lausa. Naam uit het Oud Occitaans lauza: platte daktegel. Beroepsbijnaam voor de steenhouwer, de leikliever.
Picard, Picart, Picar, Picaaer, Picat, Pica, Picas, Piquard, Piquart, Liccaert, Piccart, Piccar, Piccard, Pickard, Pickar, Pickart, Picardt, Pickaer, Picaert, Picaerts, Picartz, Picquaert, Picquart, Pikaar, Pikard, Pikaerts, Pikaertert, Piekaerts, Piekarz, Lepicard. 1. Naam voor een Picardir, inwoner van Picardi. 2. Naam uit het Middelnederlandse pic(k)aert: piekenier. Beroepsnaam. Dit uit het Oudfranse picart: scherp.
Picarelle, Piccarelie, Picarrel, Pycarelle, Piquerel, Pickerell, Picherel, Pichereau, Picheret, Pickorelle, Picorelle, Spyckerelle, Spicarolen: Oudpicardisch peskerel, Middenfrans picarel: vis, (soort) snoek. Bijnaam zoals Pecquereau. Oudfrans picaret = picarel.
Picavet, Picavez, Piccavet, Pickavet, Pycavet, Pyckhavet, Pyckavet, Pyckevet, Pykevet, Pijkevet, Piekavet, Pecavet, Pijckevet: Oudfrans Picavet ‘Takkenbos’. Beroepsbijnaam van de houthakker.
Piccin, Piccini, Piccinni, Piccione, Piccioni, Piccinini, Piccinin, Piccinno, Piccino. Italiaanse bijnaam; klein.
Piccoli, Piccolo, Piccolotto. Italiaanse bijnaam Piccolo; klein.
Pichal: Oudfrans peschalle, pesc(h)aille ‘Visvangst, gevangen vis’. Beroepsbijnaam van de visser.
Pichard, Pichar, Picha, Pich, Piesschaert, Pissard, Pissart, Pisart, Pizar, Pitsaer, Pihart, Pihard, Piha: 1. Oudfrans pichard: groene specht. Bijnaam. Vergelijk (de) Spicht. 2. Picardisch pichard, Frans pissard, afleiding van pisser, Oudfrans pissier: wateren, urineren, plassen, pissen. Vergelijk Oudfrans pisseur en het volkse gezegde ԓaint-Mdard le grand pissard’de regenheilige. Luiks-Waals piha.
Pichel, Pichelle, Pichault, Pissel, Picault, Picaud, Pihay: Zoals Pchet afleiding van Frans poisson: vis. Variant met i zoals in Piqueur = Pequeur, Pichonnier, Picardie. Vanwege de Luikse ft-variant moet de naam wel op een sk-vorm teruggaan
Pichque. Oost-Duitse familienaam Pischek, van Slavisch Picek. Afleiding van heiligennaam Petrus.
Pichet, Pihet, Piss, Pisc, Pisce, Piket, Pickett, Picquet, Piquet, Piu, Picqu, Pick, Piquette, Picquette, Pinquet, Pincket, Pinket, Pyncket, Pynket, Pijncket. 1. Oudfrans pichet, Oudpicardisch piquet, Middelnederlands piket, peket: maat voor vloeistoffen, zout, graan. Beroepsnaam van de meter, korenmeter. 2. Variant van Pchet. De Waalse vorm Pihet verwijst naar een oorspronkelijke vorm met sk (piscis).
Picheyns. Middenfrans pchin, afleiding van Oudfrans pesche (Latijn piscis): vis. Vergelijk Pchet, Pichet 2.
Pichler. Beierse vorm van Duits Bhler, afleiding van plaatsnaam Bhl: heuvel.
Pick, Picke, Pick, Pik, Picque, Picq: 1. Middelnederlands picke: pikhouweel. Beroepsnaam voor de maker van pikhouwelen of voor de steenhouwer. Vergelijk De Picker. 2. Zie Peck. 3. Eventueel= Pyck(e).
Pickel, Peckel, Peckels, Pechels, Peekel, Pekel, Pyckels, Pykels, Pijkels: Middelnederlands pickel, peckel, Waals-Vlaams pekkel: poot (van meubel), (gemeenzaam ook) been. Beroepsnaam voor timmerman, houtdraaier. Of bijnaam voor iemand met lange benen. Vergelijk Schinckel, Peckelbeen.
Picker (de), Pickere (de), de Pikker, Pickers, de Pecker, Peckre, Peckers, Pecker: Middelnederlands picker, pecker: 1. steenbikker, -houwer; 2. maaier; 3. gauwdief, zakkenroller.
Pickery, Piquery, Picquery, Picry, Picrit, Picret, Pichry, Pichrist, Picherit, Pichrit, Piekry, Pecquery: Oudpicardisch peskerie, Oudfrans pescherie: visvangst, visserij, visrecht, visplaats.
Pickman, Pickmans, Peckmans, Picman: Beroepsnaam van de Picker/Pecker: steenbikker, steenhouwer.
Picon, Pikon, Piquon. Oudfrans picon: hak, pik(hamer). Beroepsnaam van de steenhouwer. Vergelijk Picot 1.
Picot, Piccot, Picquot, Piquot, Pichotte, Pichot, Pischot, Pitchot, Pitcho, Pihot: 1. Oudfrans picot: scherp voorwerp, puntig wapen, pik, houweel, pikhamer. Beroepsnaam van de steenhouwer. 2. Synoniem met Pichet/Piquet, met ander suffix.
Picou, Picoux. Oudfrans picou; kleine haak, kram.
Picrart. Hypercorrect voor Picquereau? Of van Picard?
Pictoel, Pictoul. Wellicht variant, verschrijving van Pecto(o)r. Zie daar.
Piddington. Plaatsnaam, Oxfordshire.
Pidgeon. Engelse bijnaam van Oudfrans pigeon: jong van een vogel, duifje. Vergelijk Duyvejonck.
Pijkeren, van. Plaatsnaam.
Pijncket. 1. Naam uit het Oudfranse pichet: piket, peket (maat voor vloeistoffen, zout, graan). Beroepsbijnaam voor de meter, korenmeter. 2. Variant van Pchet. De Waalse vorm van Pihet. Zie bij Pechet.
Pie, Py. Bijnaam. Frans pie: ekster. Vergelijk Lagace, Axters.
Pied, Piet. Bijnaam. Frans pied: voet. Vergelijk Voet.
Piedboeuf, Pieboeuf, Piedbeuf: Bijnaam naar het lichaamsgebrek, de klompvoet. Vergelijk Coevoet, Kuhfuss.
Piedbois. Bijnaam: houten voet. Vergelijk Duits Holzfuss/Holtfot.
Piedeloup, Piedleu, Piedeleu: Bijnaam Pied de loup: wolvenpoot.
Piederiet: De Duitse familienaam Piderit komt al in de 15de eeuw voor in Lemgo en Lippe (Noordrijn-Westfalen). Piderit, van Germaanse voornaam Bitherid.
Pieders. Vadersnaam. Waals, Brabantse vorm van Pieters
Piedfer. Bijnaam Pied de fer: ijzeren voet. Vergelijk Bradfer.
Piedferme. Bijnaam. Frans pied ferme: stevige voet.
Piedfort, Pifort, Piefort: Bijnaam voor iemand met zware, stevige voeten.
Piednoel. Franse familienaam Piednol, Pinol, waarin nol: noiel: knoop, strik, gesp. Bijnaam voor iemand met een gesp aan de schoenen.
Piedplat. Bijnaam voor iemand met platvoeten. Vergelijk Plaetevoet, Plapied.
Pifonck, Piefonck. Verzwaarde vorm van Pifort?
Pieksma: Vadersnaam. Friese afleiding van Piek, Puike, van Pieter.
Pielquin. Waarschijnlijk van Pierquin (//r-wisseling).
Pieltain, Pieltin. Bijnaam voor iemand die zijn tijd verliest. Zinwoord Piers le temps, Waals pide li timps.
Pimont, Piemont, Piemonte. 1. Plaatsnaam Pimont: voet van de berg, in Roisin (Henegouwen), Zellik (Vlaams-Brabant). 2. Pimont, streek in Italie.
Piena, Pinna, Pina, de, Pinas, Luiker Waalse variant van Pinard. Oudfrans pinard ‘kleine munt’.
Pienbroek, van: Plaatsnaam Piebrouck in Berten (Frans-Vlaanderen).
Pien, Piens, Piems, Piem, Pieyn, Pieyns, Pieheyns, Piheyns. Waarschijnlijk knuffelvorm van een vadersnaam. Wellicht uit de stamvorm Pedin, Pidin (uit Petrus ?). Herkomst nog onduidelijk.
Piening, Pienick. Afleiding van Nederduits pien: pijn. Bijnaam voor een pijniger, folteraar.
Pieplu, Pieplus, Piedplu, pied pelu/poilu. Bijnaam voor iemand met harige, ruige voeten. Vergelijk Rouwvoet.
Piera: Vadersnaam. Ook Pira, Luiker Waalse vorm van Prard, Pierrard, afleiding van de voornaam Pierre.
Pierache, Pierrache. Franse plaatsnaam Perrache: plaats met stenen.
Pieren, Pierens: Vadersnaam. Uit Pierin(s), vleivorm van de voornaam Pierre.
Pierat, Pierrat, Piera, Pierra, Pira, Piras, Pirat, Pyra, Pijra, Perat, Pera, Spira, Spyra: Vadersnaam. Waalse variant van Pierrard.
Pierie, Pier, Pieringa, Piersma, Piers, Aupiers in Brabant, Pierson, van Petrus.
Pierlet, Pierl, Pierlay, Pierle, Pirlet. Vadersnaam uit Pierre (Franse vorm van Petrus).
Pierlot, Pierloz, Pierlotte, Pierloot, Perlot, Perloo. Vadersnaam, vleivorm van Pierre of van Pieter.
Piernbaum: Zuid-Duitse vorm van Duits Birnbaum ‘erenboom’.
Pierrard, Pierrat, Pierrart, Pierar, Pierard, Pierards, Pierardt, Pierart, Pieraerd, Pieraerts, Pieraet, Pirard, Piraerd, Pirart, Pirart, Spiraers, Prard, Perrard, Peeraer, Peeraert, Peerar, Peeraerts, Peeraets, Peyrard, Peyra, Peyrat. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Pierre.
Pier, Pierre, Pir, Pire, Pyre, Pyr, Pirre, Payre, Paire, Pair, Peye, Pey, Pre, Per, Pere, Peere, Peer, Peers, Pees, Pers, Peire, Peirs, Peirce; Vadersnaam, variant van Pierre, uit de heiligennaam Petrus.
Pierre, de: Depierre, kortere vorm voor Delepierre, Delpierre, pendant van van den Steene.
Pierremont, Piermont. Plaatsnaam Pierremont (Pas-de-Calais).
Pierret, Pierets, Perrets: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Perre.
Pieraets. Vadersnaam. Variant van Pieraerts.
Pierce, Pearce. Vadersnaam. Engels Pierce, Oudfrans Piers = Frans Pierre.
Pierchaux, Pierschaux, Piersaux, Pierseaux: Vadersnaam. Afleiding op -ecel van de voornaam Pierre: Pieresel.
Pierco, Piercot, Pirco, Pircot, Pierkot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.
Pierik, ten, Perik. Plaatsnaam bij Zwolle.
Pierrian: Vadersnaam. Spelling voor Pierjan ‘Pieter Jan’Frans Perrejean.
Pierin, Pierins, Pierrin, Pierens, Pieren, Pirens, Pirenne, Pirijns, Piryns, Pireyn, Pireyns, Pirrhyn, Pirrhijn, Perijns: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre. Zie ook Perene, Perin.
Pierlet, Pierl, Pierlay, Pierle, Pirlet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.
Piery, Pierry, Piry: Plaatsnaam Pierry (Marne) en in Bra (Luik).
Pierlot, Pierloz, Pierlotte, Pierloot, Pirlotte, Pirlot, Perlot, Perloo: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.
Piermain. Vadersnaam Piernain, van Pierenin, afleiding van de voornaam Pierre.
Pierman, Piermans, Piermanne, Piermant. Afleiding van de voornaam Pierre.
Pierron, Pierront, Pierronnet, Piron, Pieron, Pieront, Pieronne, Peron, Pron, Peyron, Peyronnet, Perron, Perrone, Paron, Piron, Piront, Pirons, Pirong, Pirongs, Pironnet, Pironet, Pirononneau, Pirron, Pirrong, Pirrung, Pirroen, Pyrrhon. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Pierre (Franse vorm van Petrus).
Pierro, Pierrot, Piero, Pierot, Piro, Pirot, Pirro, Pyro, Pirotton, Piroton, Piroth, Pirothon, Pirottin, Pirotin, Piroteau, Pirotte, Pirote, Piroote, Pirrotte, Perrot, Perrots, Perrotti, Perros, Peyrot, Pairot, Perrouty, Perot, Perriot, Priot, Prijot, Priod, Priotte, Peeroo, Peero, Pero, Perro, Peiro, Pieropan, Paro, Parot, Parote, Proot. Zinwoord. Oudfrans pirer: slecht maken, bederven + Oudfrans pan: brood. Vergelijk Duits Schadebrot.
Paroot, Paro, Parotte, Parot, Proot. Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Pierre.
Pierquet, Pirquet, Parquet, Parqu: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pierre.
Pierrard, Pierra, Pierrrt, Pierard, Pierar, Pierards, Pierardt, Pierart, Pieraerd, Pieraerts, Pieraert, Pirard, Piraerd, Pirar, Pirart, Spiraers, Prard, Perrard, Peeraer, Peeraert, Peerar, Peeraerts, Peeraerts, Peyrard, Peyra, Peyrat: Afleiding van de voornaam Pierre.
Pierrehumbert. Dubbel vadersnaam. Pierre Humbert.
Pierrejoseph. Dubbel vadersnaam. Pierre Joseph.
Pierret, Pierree, Pierr, Pierre, Pierets, Pieret, Piret, Pierey, Pirets, Pirret, Piret; Pirretz, Pir, Pire, Piree, Pirez, Pirey, Perret, Perrett, Pereth, Peret, Pereht Perehte, Perehtez, Perehtets, Perehtetz, Pereytey, Pereytee, Pre, Perrais, Perrez, Perre, Perrey, Pairet: Vadersnaam. Afleiding van de boornaam Pierre.
Pierrou, Pierroux, Pieroux, Payrou, Perroux, Peyroux, Piriou, Piroux, Prioux, Priou, Proult, Prou, Proux: 1. Plaatsnaam Pieroux in Jumet, Marbaix (Heneguwen): stenige bodem. Pirou (Manche), Piroux in Petit-Roeulx-lez-Nivelles (Henegouwen). Zie ook Spiroux 2. 2. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Pierre.
Piers, Pirs. Vadersnaam, afleiding van de voornaam Pier(re).
Piersaek, Pirsack, Piersack, Pirjak: Vadersnaam. Franse dubbele voornaam Pierre Jacques.
Piersin, Piersyn. Vleivorm op –ecin van de voornaam Pierre.
Pierson, Pierchon, Pirson, Pircon, Persson, Perrichon, Perichon, Pericon, Peyrusson, Pietreson, Petrusson: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -eon (Piereon, Pieresson) van de voornaam Pierre. 2. Pietreson/Petrusson kan ook wel de Zoon van Pieter, Petrus zijn.
Piersoul, Piersoel, Pirsoul. 1 Vadersnaam. Vleivorm op -eoul van Pierre. 2. Plaatsnaam Piersoulx in Gosselies (Henegouwen).
Pierssens, Pirsens, Piessens, Piessen, Piesens, Piesen, Spiersens, Spiessen, Spiessens, Spuessens, Spuesens, Pissens, Spissens, Piers, Piersma, Piert, Pirt. Hypercorrecte spelling voor Pierre?
Piessierssens, Piessiersens, Pissierssens: Waarschijnlij Re-interpretatie van Paesschierssens onder invloed van Piessens/Pierssens.
Piet, Piets. 1. Vadersnaam. Voornaam Piet: Petrus. 2. Zie Pied.
Piet, van der. Verspreide plaatsnaam Ter Piet.
Pieteman, Pietemans. Variant van Pieterman(s).
Pietersma: Vadersnaam. Pierszoons ‘Zoon van Pier(re)’. Piessens door assimilatie rs > ss en Spiersens door s-anticipatie.
Pieteraerens, Pieteraerents, Pieterarent, Pieteraerens, Pieterarens, Piteraerens, Piteraerens, Piteraerents, Pieraerens, Pitraerens. Dubbele vadersnaam uit Petrus en Arend, Arnoud.
Pieterman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Pieter.
Pietermaat. Verhaspeling van Pieterman.
Pieters, Pieterse, Pietersen, Pieterson: Vadersnaam. Pieters is de Vlaamse vorm naast Brabants-Limburgs Pe(e)ters. Fries Pier en Engels Pierson.
Pietkin, Pietquin, Pietequin, Piquint, Piquin, Pinquin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Piet, van Petrus.
Pietowski, Pietowska. Poolse familienaam uit de plaatsnaam Pietow (waar ?). De kans is reel dat het verschrijving uit de plaatsnaam Pietrow (= Petrusdorp). De familienaam Pietrowski/Pietrowska komt veel meer voor en er zijn heel wat plaatsen die Pietrow heten.
Pietras, Pietrasik, Pietaszek, Pietraszko. Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Petrus.
Pietron: Vadersnaam. Ook Petron. Latijnse heiligennaam Petronius.
Piteruschka, Pietruska, Pietryk, Pietrzyk, Pittrzak: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Petrus.
Pietrzak: Vadersnaam. Poolse afleiding van de heiligennaam Petrus.
Piette, Pieete. 1. Afleiding van pie: ekster. Vergelijk Lagace, Pie. 2. Waalse aanpassing van Pitre = Pieter.
Pietzsch, Pietsch, Pietschmann. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter.
Pietzykowski: Russisch Pietuchowski, van Petukhov, afleiding van de bijnaam Petukh ‘Haan’.
Pivache. Franse pendant van Coevoet. Vergelijk Piedboeuf.
Pifferoen, Piferoen, Pyfferoen, Pyferoen, Pyfferaen, Pijfferoen, Peferoen, Pefroen, Phyfferoen, Phyeferoen. Beroepsnaam uit het Franse pifferon, afgeleid uit het Franse piffre, het Italiaanse piffero, van Middenhoogduits phfer (Duits Pfeifer, Middelnederlands Pijper): fluitspeler, muzikant, speelman.
Piffet. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans pif, piu, Frans pieu: vroom, barmhartig, medelijdend.
Pigault. Waarschijnlijk variant van Picault.
Pigeard, Pigeaud, Pigeot: Afleiding van Oudfrans pige, van Latijn pedicus, van pes, pedis: voet.
Pigeolet. Afleiding van Pige, zie Pigeard. Of van Pigoulet.
Pigeon. Oudfrans pigeon: jong van een vogel, duifje. Vergelijk Pidgeon.
Pigire. Oudfrans pesiere: erwtenveld. Plaatsnaam Psires in Ephy (Somme).
Pigmans: Wellicht variant van Biechtmans, afleiding van plaatsnaam Biecht bij Maastricht (Nederlands-Limburg).
Pignel, Pigneau. Afleiding van Oudfrans pigne, Frans peigne: kam. Beroepsnaam van een kammaker. Vergelijk Pignet.
Pignet, Pign, Pignez, Pigneret, Pingnet: Afleiding van Oudfrans pigne, Frans peigne: kam. Beroepsnaam van een kammaker.
Pignier, Pigniez, Pign, Peigny: Beroepsnaam. Oudfrans p(e)ignier: kammaker.
Pignolet. Frans pignolet: nougat dաmandes de pin.
Pignot, Pignon. Afleiding van Oudfrans pigne, peigne: kam. Beroepsnaam van een kammaker.
Pigou. Picardisch pigouche: zachte, overgevoelige vrouw. Bijnaam. Of variant van Picou?
Pihl: 1. Zuid-Duitse verscherpte vorm (p < b) van Bihl, Biehl, ontrond uit Bhl ‘Heuvel’. 2. Duits Piel, van Middennoordduits pl ‘ijl’.
Pijlman, Pijlmans, Pyleman, Pijllemans, Peyleman, Pilmans, Pielmans: Beroepsnaam van de pijlenmaker.
Pijnen, Pynen, Peinen, Peyne, Peenen, Peene, Penen, Pene: Dialect variant van Puynen; zie Paenen.
Pijnenburg, Pijnenburgh, Pijnenborg, Pynenburg, Pynenburgh, Pynenborg, Pynenborgh, Peynenborg, Peijnenburg, Peijnenburgh, Peijnenborg, Peijnenborgh, Peynenborg, Peyenborg, Peyrenborg: Plaatsnaam Pijnenburg (Utrecht). Maar de familienaam heeft zijn grootste concentratie tussen Tilburg en Den Bosch (Noord-Brabant). Mogelijk dan Puinenburg in Belveren (Noord-Brabant).
Pijpe, Pijpen, Pijpens, Pype, Pyp, Pypen, Pypens, Pyppe, Piep, Piepsz, Pip, Puype, Pupe. Beroepsnaam van de pijper, fluitspeler, (stads)speelman.
Pijpen, van der, van der Pypen, van der Peypen: Plaatsnaam Pijp(e): pijp, buis, afvoerbuis.
Pijpops, Pypops, Peypops, Pypendop. Naam uit het zinwoord pijp op: fluit op, fluit er op los. Bijnaam voor een fluitspeler. Pendant van Duitse Pfeifauf.
Pijsel. Afleiding van Middenenderlands Pis;’wewicht’E
Pikaar, Pekaar, Piekart, Pikkaart, Pikkart: 1. Frans Picard, volksnaam van de Picardir, inwoner van Picardi. 2. Middelnederlands pic(k)aert’piekenier’. Beroepsnaam.
Piket, Pinquet, Penquet: Pinquet met ingevoegde n uit Oudpicardisch piquet, Middelnederlands piket, peket ‘maat voor vloeistoffen, zout, graan’. Beroepsbijnaam van de meter, korenmeter.
Pilaar, Pielaert: Frans Pillard, afleiding van piller ‘Roven’. Bijnam voor een rover, plunderaar. Pielaert kan ook wel uit Pielaet zijn ontstaan, met r-invoeging.
Pilaat, Pilaet, Pilaete, Pilaeten, Pielaat, Pielat, Pilat, Pilatte, Plaete: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Pilatus.
Pille, Pil, Pel, De Pil, Pillen, Pelle, Pele: Middelnederlands pil(le)’geestelijke zoon of dochter, doopkind, petekindՠen verder gevolueerd tot familienaam.
Pilaeis, Pilays, Pilaeys, Pilaeijs: Met voortonige klinkerwisseling can Frans Palais? Plaatsnaam.
Pilaert. 1. Zie Pillard. 2. Variant van Pilaet.
Pilaet, Pilaete, Pilaeten, Pielaet, Piela, Pilaat, Pilat, Pilatte, Pilate, Plaete: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Pilatus.
Pilet, Pilette, Pillet, Pillette: Oudfrans pilet: stamper van een vijzel; pileter: wol reinigen door ze in een kuip te roeren; pilette: gereedschap om wol te kaarden. Beroepsnaam.
Pilgersdorfer. Plaatsnaam Pilgerndorf, Beieren.
Pill. Vadersnaam. Beierse variant van Duits Bill. Voornaam.
Pillain. Franse spelling voor Pillin, Pillen?
Pillard, Pillards, Pillar, Pillart, Pillaert, Pilard, Pilaert, Pilart, Pilliaert, Pelliard, Pildaer. Afleiding van Frans piller: roven. Bijnaam voor een rover, plunderaar. Vergelijk Spilliart.
Pillebout. 1. Zinwoord: Oudfrans peler: villen en bot(e): pad. Paddenviller. 2. Variant van Spillebou(d)t.
Pillens, Pillin. Vanwege de geografische spreiding veeleer variant van Pellens, dan van Pillen.
Pillier, Pilier, Pilliez, Pillez, Piller. Plaatsnaam. Oudfrans pillier: pilaar, zuil, paal. Vergelijk Dupillier.
Pillon, Pillons, Pilon. Beroepsnaam. Frans pilon: stamper van een vijzel. Vergelijk Pilet(te).
Pilorge, Pillorget. Beroepsnaam. Zinwoord: pile (ple) orge: die gerst pelt of plet. Vergelijk Schelhaever, Buysrogge.
Pilot, Pilote, Pilotte, Pillotte, Pillot: Oudfrans pilot: paal. Plaatsnaam. Vergelijk Pilier.
Piloy, Pilois, Pilo, Pilloy, Pillois. 1. Zinwoord Pile oie. Oudfrans peler: villen, ontharen; Frans oie, Oudfrans oe, van Latijn avica, avis: vogel, (later) gans. Bijnaam van een vogelplukker. Vergelijk Pelloie, Poilloue. 2. Maar de volgende voorbeelden op -ois, -oit wijzen toch op een -oi-suffix. 1359 Pierart Pilloit, Hoei; 1438 Thiebaut le Pillois, Laon.
Pilu, Pilut, Pillu. Bijnaam. Variant van Frans poilu; behaard, harig.
Pimentel, Pimontel, Pumentel: Afleiding van Oudfrans piment: balsem, kruiderij, gekruide wijn. Beroepsnaam van kruidenhandelaar, Oudfrans pimentier.
Pimmelaar: Bimmelaar, afleiding van van Bemmel? Of uit Pamelaar, afkomstig van Pamel?
Pimpernel, Pimpurniaux, Pinpurniaux, Pimpergniaux: 1. Oudfrans pimpernel: soort paling. Bijnaam voor een levendige, alerte of gladde, behendige kerel. 2. Oudfrans piprenele, pipornele: (kruidnaam) pimpernel.
Pin, Pins, Spins, Spijns, Spyns. Naam uit het Middelnederlandse pin(ne): houten of ijzeren pin of pen, ijkteken van maten. Beroepsbijnaam van de ijker.
Pinoy, Pinnoy, Pinnoye, Pinoye, Pinoie, Pinoit. 1. Zie Despinoy. 2. Eventueel =Pinot.
Pinard, Pina, Pinart, Pinna, Pynaert, Pynaerts, Pynaet, Pijnaert, Pijnaerts, Pynnaert, Pienaert. Naam uit het Oudfranse pinard: kleine munt.
Pince. Frans pince: tang. Beroepsnaam. Vergelijk Tange, Pincet.
Pincel, Pinceel, Pinseel, Pynseel: Berooepsnaam. middenenderlands pinceel: penseel; vaantje, banier; tangetje.
Pincemaille, Pinsmaille, Pinchemail, Pincemail, Pinsmaye, Painsmaille, Painsmay, Painsmaye, Spincemaille, Spinsemaille, Spencemaelle: Bijnaam. Zinwoord Frans pincer: knijpen + maille: munststuk. Voor een vrek die het geld tussen de vingers knelt of het in tween zou knijpen. Vergelijk Duits. Quetschpfennig.
Pincet, Pinc: Afleiding van pincer. Oudfrans pincette: tang. Beroepsnaam. Vergelijk Tange.
Pinchart, Pinchard, Pinsard, Pinsart, Pinsar, Pinsaert, Le Pinart, Peynshaert, Peynsaert, Peijnsaert, Spijsschaert, Spysschaert, Spiesschaert, Spietsaert, Spitsaert, Poinsart, Ponchard, Ponsar, Ponsard, Ponsaert, Ponsaert, Ponsart, Ponsaers. Beroepsnaam uit het Oudfranse espinchier, pincier, Frans pincer:, : knijpen, noppen, met de noptang het weefsel zuiveren van pluisjes.
Pinched. Bijnaam voor de dobbelaar. Zinwoord pince d: die de dobbelsteen tussen de vingers knijpt; vergelijk Hoched.
Pinck, Pinckx, Spinks: Bijnaam naar de pinkvinger, pink. Naar de kleine gestalte.
Pinel, Pinelle, Pinnel, Pineau, Pineaud, Pineault: Vadrsnaam. Afleiding van Coppin of Philippin.
Pinet, Pinee, Pinn: Vadersnaam. Korte vorm van Philippine, Coppinet.
Pingaut Pingaux, Pingot. Afleiding van Oudfrans pingue; vet, dik.
Pingel. 1. Wellicht Waals-Vlaamse pingel: dunne reep, lang stuk touw. 2. Spellingvariant van Pignel.
Pinot, Pino, Pinnoo, Penno, Penot, Pynoo. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornaam Philippinot of Coppinot.
Pingre, Pingret, Pingray, Pingree. Middenfrans pingre zou een vorm zijn van pingle: speld. Via de betekenis speldenraper, speldenzoeker zou Frans pingre ‘gierig(aard)ՠzijn gaan betekenen.
Pinguet, Pinget, Penguet: Afleiding van Oudfrans pingue, van Latijn pinguis: vet. Bijnaam.
Pinkers, Pinckers, Pinkert, Pinckaers, Pinkaarts: 1. Afleiding van Middelnederlands pinken: schitteren, glanzen (van het oog). 2. Afleiding van pinken: hinken.
Pinkhof. Plaatsnaam. Vergelijk Pinklhof in Wiesent (Beieren).
Pinon. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Philippinon of Coppinon.
Pinot, Pino, Pinnoo, Penno, Penot: Vadersnaam. Korte vorm van voornaam Philippinot of Coppinot. Vergelijk Pinon.
Pinoy, Pinnoy, Pinnoye, Pinnoit. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Espinoit en Espinoy (Nord), lՅspinois (Henegouwen) of Epinois (Pas-de-Calais). Uit het Latijn spinetum: plaats met doornstruiken. 2. Mogelijk bijnaam voor een stekelig iemand. 3. Verkorte vorm van de voornaam Philippinot of Coppinot.
Pinpin. Vadersnaam. Herhaling van –pin in bijvoorbeeld Coppin.
Pinskier. Variant van Poolse familinaam Pinsker, Pinsky, van plaatsnaam Pinsk (Wit-Rusland).
Pinson, Penson, Pinchon: 1 Frans pinson, van volkslatijn pindo: vink. Vergelijk Vincke. 2. Zie Ponchon.
Pint, (de) Pinte, Pynte, Pinten, Pintens, Pintjens. Een pint is een vochtmaat en een korenmaat. Beroepsbijnaam voor de meter, de korenmeter.
Pinteau, Pintiaux, Paintiaux: Oudfrans pintel, pinteau: kleine pint. Vergelijk Pint.
Pintelon: Met n-invoeging uit Oudfrans ptillon ‘unt, naald’. Beroepsbijnaam van de naaldenmaker.
Pinter, Penters. Beroepsnaam van de korenmeter? Vergelijk Pint.
Pinxten, Pinxt, Pinxteren, Penxten, Pinkster. 1. Bijnaam naar het Pinksterfeest. Misschien ook een voldelingennaam. 2. Mogelijk ook een moedersnaam uit de voornaam Penxte.
Piol, Piolon, Piolot. Oudfrans piol: gekleurd, geverfd. Bijnaam.
Pion, Pon, Pein, Payon, Pionet. Familienaam uit het Oudfranse peon, pionier: voetganger, soldaat te voet.
Piontek: Bijnaam afgeleid van Pools piatek ‘Vrijdag’.
Piot, Piotte, Pyot, Pyotte, Peyot. Naam uit het Oudfranse pie: ekster. Bijnaam.
Piotrowski, Piotrowsky, Piotr.. Vadersnaam. Poolse afleiding van voornaam Piotr; Petrus.
Piosevan, Piosevana. Herkomstnaam, uit Piove di Sacco.
Pipaut, Pipeaux. Afleiding van pipe; fluit. Bijnaam.
Pipeleer, pipeler, Piepeleers, Pipelard, Piplard, Pipelart, Pippelart, Piplart: Afleiding van Middelnederlands piperen/pipelen: fluiten, trompet spelen, doedelzak spelen. Beroepsnaam van de muzikant, speelman. Vergelijk Middelnederlands pipenaar. Zie De Pyper.
Pipenpoi. Vadersnaam. Bakernaam van de Germaanse voornaam Willem.
Preau: Vadersnaam. Verkleinvorm (-au van -el) van de voornaam Pierre.
Piqueron, Picron, Picron: Oudfrans piqueron: punt, doorn, stekel, angel. Vandaar Waals picron, Picardisch piqueron: mug.
Piraprez, Pirapr: Plaatsnaam in Grand-Halleux (Luxemburg).
Pircard, Pircart, Pircar. Vadersnaam. Afleiding op -ek-ard van Pierre.
Prenne: Vadersnaam. Zoals Perene, Perin, vleivorm van de voornaam Pierre.
Pire. Oudhoogduits Pirk, Duitse plaatsnaam Birke: berk. Maar misschien is Pire een spellingvariant van Pirz.
Pirghaye. Dubbele voornaam?
Pirick. Vadersnaam. Afleiding van Pierre.
Pirkin, Pirkenne, Pirquin, Pirquinne, Pirquenne, Pierquin, Pierquain, Pierrequint, Pierrequin, Pierre Quin, Perquin, Perkain, Perqui, Perquy, Parquin, Parqui, Perkins, Pergens, Perriens, Perrien, Perrins: Vadersnaam. Afleiding van Pier, Peer = Pierre.
Pirla, Pirlat. Plaatsnaam Pierlas (Alpes-Mar.)?
Pirmez, Pirm: Plaatsnaam Pire, Pierre: steen + mez, me, van Latijn mansus: woning?
Pirmolin. Plaatsnaam, 1650 Pierremolen, Grce-Berleur.
Piron: Vadersnaam. Zoals Pierron, vleivorm van de voornaam Pierre.
Pirosson, Piroson. Vadersnaam. Afleiding met dubbele suffix van Pire = Pierre.
Pirsch. Beierse familienaam. Middenhoogduits birser, van birsen, pirschen: jagen. Bijnaam van de jager.
Pirz, Pire. Waarschijnlijk een vadersnaam. Afleiding op -zo van Peter of een bakernaam.
Pisan, Pisano, Pisani, Pisan, Pisane, Pisant, Pasaneschi, Pisanello, Pisaniello. Uit Pisa, Italie.
Piscador. Spaanse beroepsnaam pescador; visser.
Piscart, Piscaert. Picardisch piscard; visser. Beroepsnaam.
Pisel, Pisele: Wellicht van Pichelet, afleiding van pichel: kruikje, pot, maat.
Pison: 1. In West-Vlaanderen gevolueerd uit Pinson ‘Vink’. 2. Bijnaam. Oudfrans pisson, Picardisch pichon, Frans poisson ‘Vis’. Beroepsbijnaam van de visser of vishandelaar.
Pissoet, Pissort, Pissort. 1. Naam uit de plaatsnaam Pissote in Asse (Vlaams-Brabant). 2. Eventueel een verschrijving van Pichot.
Pishoud, Pishoudt. Re-interpretatie van Pissoet?
Pisman. Waarschijnlijk van Peirsman, zie Pertsman.
Pisseleu, Pisseloup, Pesleux, Pesleut, Pessleux, Pessleu: 1. Picardisch Piceleu, zinwoord met Oudpicardisch piecer: in stukken hakken. Bijnaam voor een wolvenvanger. Andere namen van wolvenvangers zijn: Karqueleu, Hurteleux, Tueleu. 2. Plaatsnaam Pisseleu in Picardie.
Pissinger, Bissinger, van plaatsnaam Bissingen, Beieren.
Pissoet, Pissoort, Pissort. 1. Plaatsnaam Pissote in Asse (Vlaams-Brabant) 2. Eventueel aanpassing van Pichot.
Pisterman. Beroepsnaam van de bakker. Vergelijk De Pester.
Pisters, Pesters, de, Pusters, Pistorius: Latinisering van pester, pister, van Latijnse pistor ‘Bakker’.
Pistoor. Waarschijnlijk variant van Pastoor (met versterkte voortonige klinker).
Pistorius. Latinisering van Pester, Pister, van Latijn pistor: bakker. Beroepsnaam.
Pisvin. Bijnaam. Frans pissevin, wijnpisser, dus wijndrinker.
Pit, Put, Pitstra, Pittens, Pet. Plaatsnaam.Piteau, Pitau, Pittau, Pitel, Pittia. 1. Middenfrans piteau: boer. 2. Variant van Peteau.
Piti, Pitti, Pitti, Pittie, Pithie, Pittier. 1. Naam uit het Franse piti (= medelijdend): bijnaam voor een medelijdend of een meelijwekkend iemand. 2. Of bijnaam uit putier: wellusteling, losbandige.
Pitance, Pittance. Oudfrans pitanc(h)e, ook Middelnederlands pitancie: maaltijd verstrekt aan lid van kloostergemeenschap. Beroepsnaam. Oudfrans pitancier, Middelnederlands pitanciemeester: persoon belast met het beheer van de renten waaruit de pitantin bekostigd werden, die toezicht houdt over de bedelingen, huismeester. Pitance was ook een plaatsnaam, namelijk de naam van akkers waarvan de opbrengst moest dienen voor de pitantie.
Pitchen. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Peter.
Piteurs, (de) Pitteurs: Plaatsnaam Pitteurs in Bouge (Namen). Of hypercorrect van Piteus?
Piteus. Bijnaam. Oudfrans pitos, Oudpicardisch piteus: medelijdend, meelijwekkend.
Pitiot. Bijnaam. Frans petiot; heel klein.
Pitlo: Variant van Petlo, van Frans Pettelot, van pestelot, verkleinvorm van Oudfrans pe(s)tel ‘Stamper van een vijzel’. Beroepsbijnaam.
Pitman. Afleiding van Van de Pitte. Of Engelse Pitman.
Piton, Pitot, Pitton. Afleiding van Oudfrans pite: medelijdend, barmhartig, goedhartig; meelijwekkend.
Pitonville, Pithonville, Pittonvils, Pittonwils, Pittomvils, Pitomvils: Plaatsnaam Bettonville in Rukkelingen-aan-de-Jeker (Luik): 1176 Bettunville. Of van Pend(e)ville?
Pitout. Bijnaam. Oudfrans pilous: medelijdend, goedhartig; meelijwekkend. Vergelijk Piteus.
Pitrebois. Plaatsnaam Pitrebais (Vlaams-Brabant).
Pitreel. Oudfrans ptrel, van Latijn petralis: muurtje?
Pitsch, Pitschy, Pitsy, Pithsy, Pitsi: Vadersnaam Pietsch, Pitsch. Silezisch-Sorbische vorm van de voornaam Peter. Vergelijk Petsch.
Pittem, van. Plaatsnaam Pittem, West-Vlaanderen.
Pittoors, Pitoors, Patoor, Patoir. Bijnaam uit het Middelnederlandse putoor, butoor, pittoor (= roerdomp): houding, roep..
Pitz. Vadersnaam. Oudhoogduitse ontronde vorm van Butz, oude vleivorm van de voornaam Burkhard.
Pitzele, Pitzel: Vadersnaam. Oudhoogduitse afleiding van Pitz, zoals Pitzl, Buitzl(e)in.
Pius. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Pius; vroom.
Pivin, Pivon, Pivont, Pivot: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans piu, pif: vroom, barmhartig.
Plaa, de: Vooral Vlaamse familienaam Depla, vertaald uit Frans Leplat, bijnaam voor een magere, iemand met platte buik.
Plaat, van der: Plaatsnaam Plaat ‘Buitendijkse aanwas, gors’bijvoorbeeld Colijnsplaat (Zeeland).
Plaating, Plaetinck, Plaetinckx, Platinck, Plettinck, Plettinckx, Plettincx, Plettinginx, Plettinckx, Pleetinckx, Pletinck, Pletinckx, Pletincks, Pletinchx, Pletincx, Pletinks, Pletinx, Pleitinckx, Pleitinx, Peltin, Peltyn, Peltijn, Pultyn, Pultijn, Spletinck, Spletinckx, Spletincx, Spletinx, Speltinckx, Speltincx, Spletinx, Spiltyns, Spiltijns, Spilstijns, Spilsteyns, Spilstyns. Vadersnaam. Afleiding van Germaans blad-naam, met verscherping b/p, d/t, zoals Blatbertus, Blathatrdus, Blatharius, Bladinus. De vormen met Pelt-, Spelt- door metathesis.
Plaats, van der: Verspreide plaatsnaam de Plaats(e)’Dorpsplein’bijvoorbeeld in Hulst.
Placet, Placette, Pletschette, Pletschet. Naam uit het Middelfranse placette: het Picardische plachette: klein open plein in stad of dorp. Er is onder andere een Placette in Buissenal en Vloesberg (Henegouwen).
Placle, Placq, Plaeke, Plak. Beroepsnaam van de plakker: stukadoor, witter, lemer. Vergelijk Placquet.
Placlet, Plackl, Placqlez, Plaqlez: Vadersnaam. Variant van Paclet, Packl (zie Pacolet), met 1-epenthesis of 1-anticipatie.
Placquet, Plaquet, Plaquette, Placqu, Plaque: Beroepsnaam van de stukadoor, pleisteraar, Zuidnederlands plakker, Oudfrans plaquier. Zie Plaetsier.
Pladet, Pladdet: Verkorte vorm van van de Pladutse. Plaatsnaam Pladutse in Zulzeke en Melden (Oost-Vlaanderen) van plicaticium ‘omheining van gevlochten takken’.
Pladijs, Pladys. Middelnederlands pladijs: schol. Bijnaam of beroepsnaam voor visser of vishandelaar.
Pladius. Waalse verhaspeling van Van de Pladutse?
Pladutse, van de, Pladuyt. Plaatsnaam Pladutse in Zulzeke en Melden (Oost-Vlaanderen), van plicaticium ‘mmheining van gevlochten takken’.
Plaen, de. Bijnaam. Middelnederlands plaen: effen, vlak. Maar wellicht aanpassing van Frans Duplan. Plaatsnaam Le Plan: vlakke, effen plaats.
Plaet, Plaete, Plaetens, Platen, Plate, Platten, Pletens, Pleijte, Plaatsjes, Plaat: 1. Middelnederlands plate: plaat, deel van wapenrusting, pantser. Ook: zwaargewapende. Of beroepsnaam van de plaatmaker: 2. Waals-Vlaams plate: schol. Beroepsnaam. 3. Zie Pilaet(e).
Plaetse, van der, Plaetsen, van der, Verplaetse, Verplaetsen. Naam uit de verspreide plaatsnaam Plaats(e): dorpsplein. Vergelijk Delaplace.
Plaetsier, Plaitsier, Pletsier, Plassier. Beroepsnaam uit het Oudfranse plakieres, Picardisch plachier: pleisterwerker, muurwitter, leemplakker, stukadoor.
Plaetsmans. Afleiding van Van der Plaetse.
Plahiers, Plehier, Plehiers, Pleyiers, Plyier, Pliers, Plier, Play, Playez, Plaiy, Pleiy, Pley: Onzeker. Kan worden verklaard uit Oudfrans plasquier, plaquier: moeras, afleiding van Oudnederlands plask: plas. De sk wordt in Luik h. Of Waalse variant van Plaisir/Plasi(e)r, blijkens Waals plhant/pljant: plaisant. Verwarring en kruising met Pleyers is niet altijd uit te sluiten.
Plaideau. Afleiding van Plait.
Plainchamps, Plainchamp. Plaatsnaam Plain champ: vlak, open veld, in Cerexhe (Luik).
Plainevaux, Plaineveau, Plaineveaux, Plainnevaux, Pleinevaux, Plnevaux, Plenneveauc, Plenevaux, Pleivenaux: Plaatsnaam. Luxemburg.
Plaisant. Bijnaam voor iemand met prettig, aardig karakter.
Plaisir, Plaisier, Plaizier, Playsiere, Playsir, Plaieser, Pleisier, Pleysier, Pleyzier, Plezier, Plesier, Plysier, Plijsier: 1. Frans Plaisir, van Nederlands plezier հret’. Bijnaam voor een pleziermaker. 2. Re-interpretatie van Plaitsier, Plaetsier, van Picardisch plachier ‘leisterwerker, muurwitter, leemplakker, stukadoor’.
Plaissiet, Plessiet, Plessit. Oudfrans plaissi: omheining, haag, omheind terrein. Plaatsnaam.
Plait, Plet, Pl: Oudfrans plait: akkoord, discussie, twist, procs. Beroepsnaam voor een pleiter, advocaat. Vergelijk Pleiter.
Plaitin, Plaitain, Pltin, Pletain: Afleiding van Plait.
Plamon, Plamont. Plaatsnaam Plat Mont: afgeplatte berg. Enfla Mon in Merdorp (Luxemburg); Plamont (Puy-de-Dme).
Plancqueel, Planqueel, Planckeel. Afleiding van Picardisch planque: (loop)plank, houten brugje, vlonder. Plaatsnaam Plankeles in Lens (Pas-de-Calais).
Plana, Planard. Afleiding van Oudfrans plain, plan: effen, eenvoudig. Vergelijk Plein. Of van Frans planer: effen maken.
Plancenoit. Plaatsnaam, Waals-Brabant.
Planchenault. Spelling voor Planchonneau, afleiding van Planchon.
Planchestainer. Plaatsnaam Plankenstein, Beieren.
Planchet, Planch: Plaatsnaam. Afleiding van Planche. Vergelijk Planchette in Chiny (Luxemburg) en Nochin (Henegouwen).
Planchon, Planon, Plantsoen, Plansoen, Deplanchon: Oudfrans planon, Middelnederlands plantsoen: plant, stek, poot. Beroepsnaam voor een planter of plaatsnaam.
Plancius. Humanistennaam van geograaf en theoloog Pieter Platevoet (Dranouter 1552 - Amsterdam 1622).
Plancquet, Planck, Planquette: 1. Picardische pendant van Flanchet. 2. Variant van Placquet/Plaquette met n-epenthesis.
Plangre, Plangere. Door r/l-wisseling van Prangre: middagdutje.
Plank, Planke, Planken, van dede, van de(der) Plancke, Plancken, van den Plancken, van der Planck, van de(der) Planque, Verplancken, Verplanke, Verplanken, Verplancke, Plank, Plenk, Planc, Planq, Plancke, Plancque, Planque, Planck, Planken, Planques, Plankaart, Plankaert, Planckaert, Plaenckaert, Plancquaert, Plancquart, Planquaert, Planquart, Planchar, Planchard, Planchaert, Planchart, Planchat. Plaatsnaam Plank ‘Loopplank, houten brugje’. Of mogelijk de beroepsnaam voor diegene die op die overstap (plank) tol vroeg.
Plantade. Plaatsnaam (Aveyron): boom- of wijngaard.
Plantefeber: Vervorming van de familienaam Plantefve ‘Bonenplanter’.
Plantefve, Plantefeve, Plantefever. Beroepsnaam Plante fve: bonenplanter.
Plantenberg. Re-interpretatie (door n-epenthesis) van plaatsnaam Plattenberg (Noordrijn-Westfalen) of Plettenberg bij Soest (Noordrijn-Westfalen). Zie ook Platenburg.
Planter, de, de Planterd. Middelnederlands planter: planter, grondlegger, stichter.
Plantin, Plantain, Plantyn, Plantijn, Plantinga, Plantenga, Plantema, Planting, Planten, Plantinus (Plantyn of Plantijn te Antwerpen) . Oudfrans plantin, plantain: plantsoen, aanplanting. De grote Antwerpse drukker Christoffel Plantijn was in 1514 in Tours geboren als Plantin. ( 1589, Antwerpen).
Plantoir. Beroepsnaam van de planter.
Plapied. Bijnaam Plat pied: platvoet. Zie Plaetevoet, Piedplat.
Pilard, Plart. Samentrekking van Pilard, Pilart?
Plantsoen, Plandsoen, Plansoen: Frans Planchon, van Oudfrans planon, Middelnederlands plantsoen ‘lant, stek, poot’. Beroepsbijnaam voor een planter of plaatsnaam.
Plas, Plasch, Plaes, Ples: Verkort uit van den Plas(ch) of van der Plast. 1313 Jan van der Plast (beleend met het hof ) ter Plast, Laken. 2. Soms eventueel verschrijving voor Place.
Plas, van den, van de(der) Plasse, van de Plassche, van den Plasch, van de, den, der Plassche, van der Plasschen, van der Plaschen, van der Plasken, van der Plaes: Plaatsnaam Plas, ten Plassche ‘las, waterplas’. Soms van Van der Plast (zie Plas). Plaatsnaam Plast: plaats met plassen.
Plaschaert, Plasschaert, Plaeschaert, Plaesschaert, Plascaert, Plasskaert: Afleiding van Van den Plas(sche).
Plas, de, de Plasse. 1. Vernederlandsing van Dplace. 2. Verkort van Van den Plas(sche). Zie Plas.
Plastki, Plaskie, Plasky, Plaskij, Plasqui, Plasquy. Oost-Duits – Slavische afleiding van de voornaam Blasius. Duitse familienaam Blaske, Blaschke, Plaschke.
Plasmans, Plasman, Plasmann, Plasmanne, Placeman: Afleiding van van den Plas.
Plasria, Plastria, Plessaria, Plesseria: Waalse familienaam beantwoordt aan Franse familienaam Plassereau. Plessaria afleiding van Middenfrans plessier: vlechter van twijgen voor heggen, wanden. Of evenzeer komt Picardisch plachier (zie Plaetsier) in aanmerking: pleisterwerker, leemplakker. Hoewel de twee woorden een etymologisch andere oorsprong hebben (respectievelijk plectere: vlechten en plakken), toch kan het om hetzelfde beroep gaan: de leemplakker strijkt leem op gevlochten wanden.
Plassard, Plassart, Plasson. 1. Afleiding van Frans Plasse, Place. 2. Plassart kan variant zijn van Plasschaert.
Plasschaert, Plaschaert, Plaesschaert, Plaesschaert, Pascaert, Plasskaert: Afleiding van van den Plassche, ҰlasՍ waterpartij.
Plastria. Of variant van Plasria (allebei in Waals-Brabant). Eventueel met 1-epenthesis (vergelijk Plantecoste, va Pentecoste) van familienaam Pastoureau.
Platvoet, Platevoet, Plaetvoet, Plaetevoet, Plevoets: Bijnaam voor iemand met platvoeten. Engels Platfoot, Duits Plattfuss.
Plat, (de), de Plaedt. Kan een Nederlandse familienaam zijn: Middelnederlands plat: vlak, effen, mager. Maar kan ook vernederlandsing zijn van Leplat. Vergelijk Depla.
Plat, Platje, Plaats, Plate. 1. Een plat(te) of platje is een benaming voor een slimmerik, een schelm, een geslepen persoon. Vergelijk in dit verband bijvoorbeeld Platte Tijs, een beruchte rover uit de 18de eeuw (in Noord-Holland) en de zegswijze ‘aen platte JanՍ of ‘aen platte Peerՠvoor een slimmerd of een geslepen mens. 2. Schipper van een plat, waarmee in Noord-Holland een platboomde boerenschuit met platte achtersteven wordt bedoeld en elders ook een soort botter, vergelijk het Platje van Maassluis. De naam Plat is dan onder meer een equivalent van Kwak(man) en Quak. Hierbij willen we ook refereren aan de bijnaam De Platjies voor een tak van de familie Spaargaren te Aalsmeer. Deze tak heeft zijn bijnaam aan weer een andere platte bodem te danken, namelijk die van de aardbeienplatten, de platte aardbeienmanden die zij gebruikten. 3. Wonend op een plek die (het/de) Plat wordt genoemd, bijvoorbeeld duidend op een vlak terrein of een ondiepe heideplas in Drente; vergelijk Van der Plaat. Zo kunnen Engelsen met de naam Platt hun ‘Rootsՠvinden bij Platt, benaming van een planken brug in Lancashire, of in het dorp Platt bij Rusholme, Manchester.
Platane. Plaatsnaam. Boomnaam; plataan.
Platschorre, Platteschor, Platteschorre, Platschart: Plaatsnaam Platte Schor ‘eangeslibd of buitendijks landՠ(Zeeland). Plaatsnaam in Oudenlande (Zeeland). De naam werd achteraf geherinterpreteerd als Platschaert.
Plattel, Platel, Platelle, Platteel, Plateel, Plateau, Plateaux, Platteau, Platiau, Plattiau, Plotieau, Planteau, Platieu, Platieux, Platieau, Platteauw, Platjouw, Plotjauw, Plaijouw, Platteeuw,, Platay, Platteuw, Platteuw, Platjouw: Oudfrans platel, Middelnederlands plateel ‘latte schotel’. Frans plateau. Platteeuw is de weergave van de Picardische uitspraak. Beroepsbijnaam van de schotelmaker.
Platenburg. Waarschijnlijk variant van Nederlandse familienaam Plettenburg. Plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen). Maar aangezien berg en burg vaak verward werden, kan de familienaam ook op plaatsnaam Plattenberg teruggaan (zie Plantenberg).
Platerink (van), Van Plateringen. Naam afkomstig uit de plaatsnaam Platering/k (locatie nog onbekend). De plaatsnaam Platering/k betekent wellicht: horend bij de stam van ene Plate.
Plateus, Platus, Platus: Latinisering van Leplat?
Platevoet, Plattevoet, Plaetevoet, Plaetvoet, Plevoets. Bijnaam voor iemand met platvoeten.
Platon, Platton. 1. Plaatsnaam Platon: vlak terrein, in La Gleize (Luik). 2. Middenfrans. platton: plaat (metaal) Beroepsnaam. Vergelijk Plaete.
Platschorre. Platte schor, aangeslibd of buitendijb land (Zeeland). Plaatsnaam in Oudnlande (Zeeland). De naam werd achteraf gereinterpreteerd als Platschaert.
Platteborse, Platteborze, Plattenbos, Plattenbosch. Bijnaam voor iemand met een lege beurs, zonder geld.
Plattner, Plttner, Plettener, Plettner: Beroepsnaam. Middennoordduits pletener, Middelnederlands platenaer: platenmaker, harnasmaker, wapensmid.
Platbcker, Platbecker: Duitse beroepsnaam: bakker van vlaaien, koeken.
Plaum. 1. Middelduitse vorm van Middenhoogduits plume, van Latijn pluma, Duits Flaum, Nederlands pluim. Vergelijk Pluim. 2. Eventueel Middenhoogduits phlme, van Latijn pruna, Duits Pflaume: pruim. Vergelijk Pruim.
Plav. 1. Waarschijnlijk variant van Pav, met ingevoegde 1 (vergelijk Nederlands plaveien). 2. Eventueel variant van Plov.
Pltzer: Afleiding van de Duitse plaatsnaam Platz ‘lein’.
Pleck, Pleeck, Pleick: 1. Middelnederlands pleke, plecke: vlek, zere plek. Bijnaam naar een huidaandoening. 2. Variant van Placke. Vergelijk De Plekker.
Pleckspaen. BerBoepsnaam; spaan gebruikt door de plekker, plakker, stukadoor.
Plein, Pleim, Pleines, Pleyn: Bijnaam. Oudfrans plain: eenvoudig, van Latijn planus.
Pleisters, Pliester, Pliesters, Pleesters, Plesters, Spleesters, Pletser, Pletsers, Pletzer, Plessers, Pesser, Pessers. Beroepsnaam voor de pleisterwerker, de stukadoor. Pesser(s) is de Luikse variant. Of uit het Duitse pliesten: slijpen, polijsten.
Pleiter. Beroepsnaam van de pleiter, advocaat.
Pleivenaux. Metathesis van Plainevaux.
Plekkenpol: Plaatsnaam Plekkenpoel, Plekenpol bij Winterswijk (Gelderland): 1227 Bleckincpole.
Plekker, de, de Plecker, de Plerker. 1. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse placker, plecker: witter, stukadoor. 2. Mogelijk ook uit het Middelnederlandse plecken: villen. Beroepsnaam van de viller/vilder.
Plenecassagne. Zuid Franse plaatsnaam. Cassagne; kastanje,( eik?).
Plenger, Plingers. Afleiding van Middelnederlands plengen; mengen.
Plets, Pledts, Splets. Onduidelijk. Misschien bijnaam uit het Middelnederlandse bijwoord plets: geheel en al, helemaal. Mogelijk voor iemand die dat woord vaak gebruikte.
Pletser, Pletsers, Pletzer, Plessers: Waarschijnlijk variant van Plesters (metathesis); vergelijk trouwens Pletsier.
Plette: Wellicht bijnaam de Platte ‘magere’vergelijk de Plaa.
Pleunis, Pleune, Plune: Vadersnaam. Polleunis uit de Latijnse heiligennaam Apollonius ‘Tot Apollo behorend’.
Pleusie: Misschien Italiaans Pelosi, van peloso ‘Harig, behaard’.
Pleijs: Plaatsnaam? 1550 Zebert van Pleys, Sint-Oedenrode.
Pleyers, Pleijers, Pleier, Plier, Pliers, Pleers, Plees, Plers. Pleien betekent in het Middelnederlands pret hebben, juichen, dansen en springen van vreugde. Een bijnaam dus voor een zeer vrolijk iemand.
Pleyn, van der. 1. Ontrond van Van der Pluyen. 2. Plaatsnaam Plein?
Pleijt, Pleijte: Oudfrans Plait ‘’akkoord, discussie, twist, proces’. Beroepsbijnaam voor een pleiter, advocaat.
Plice. Oudfrans pelice; bont. Bijnaam of beroepsnaam.
Plichard, Plichart, Plissart. Naam uit het Oudfranse pelice: bont. Beroepsbijnaam van de bontwerker.
Plichon, Plisson, Plyson: Oudfrans pelion: bont, met bont gevoerd kledingstuk. Beroepsnaam van de bontwerker of bijnaam naar de kleding.
Plinchon. Variant van Pinchon of Plichon.
Plinke, Plinck. Nederduitse familienaam (vooral Hannover). Middennoordduits plinken: knipogen.
Plisniers, Plisnier, Plissenier, Plismy: Beroepsnaam. Oudfrans peleonier: bontwerker.
Plissart de Brandignies. Dubbele (lagere) adellijke familienaam. Zie bij Plichard. Brandignies werd in 1977 aan de naam toegevoegd. Het is de naam van het oude familie-eigendom in Henegouwen.
Ploegman, Ploeghman, Ploeghmans. Beroepsnaam van de ploegman: ploeger of ploegenmaker. Zie Plumacker.
Ploeg, de, Ploegh, Ploog, Plog, de Ploch, Plugge, Plug: Beroepsnaam voor de ploeger of huisnaam.
Ploeg, van (der). Familienaam uit de plaatsnaam Ploeg: onder andere in Bonheiden, Brasschaat, Herselt, Kallo, Haasdonk, Moorsel, St.-Andries.
Ploeg, van de(der), Verploeg: Plaatsnaam of huisnaam de Ploeg.
Ploegaart, Ploegaert, Ploeger, Pluijgers: Beroepsnaam van de ploeger, landbouwer.
Ploegmakers. Beroepsnaam van de ploegenmaker.
Plomp, Plompe, Plompen: Bijnaam voor een lomperd, die plomp, dom is.
Ploegmakers, Ploemacher, Pluijmaekers, Pluymaekers. Beroepsnaam.
Plom, Plomb, Pion, Leplomb: Frans plomb: lood. Beroepsnaam van de loodgieter.
Plombeur, Plombier, Plumier. 1. Franse beroepsnaam van de loodgieter. 2. Beroepsnaam van de keurmeester van lakens, die de gekeurde lakens met een loodje merkte.
Plomion, Plumioen. Plaatsnaam Plomion, Aisne.
Plomp, Plompen. Bijnaam voor een lomperd die plomp, dom is.
Plomteur, Plomteux, Plomdeur, Plompteux. Beroepsnaam. Oudluiks voor Plombeur: loodgieter.
Plottier, Pelotier. Van Oudfrans pelote; bal.
Plouette, Ployette. Waals plouyte: gebogen stokje ?
Plouvier, Plevier, Plouviez, Plouviet, Pluvier, Plovier, Plovie, Plov, Plovy, Plovyt, Plovijt, Plouy, Plowy, Pluy, Pluij, Pluijs: Picardisch plouvier, Frans pluvier ‘luvier, plevier, regenvogel, regenfluiter’. Bijnaam voor een fluiter.
Plowman. Engelse equivalent van Ploeghmans.
Ployaert, Ployart. Afleiding van Middenfrans ploier: plooien, vouwen, (ook) betalen.
Pluchart, Pluchard, Plouchard. 1. Beroepsnaam. Van Oudfrans peluchier, Frans plucher: noppen, pluizen, reinigen (van laken). 2. Geronde variant van Plichart.
Pluche, Pluss, Plusse, Plus, Pluys, Pluijs. Beroepsbijnaam van de nopper, pluizer: die het laken van onzuiverheden ontdoet.
Pluchet, Plusj: Franse variant van Pluquet.
Pluim, Pluijm, Pluym, Pluymen, Pluimen, Pluem, Plum, Plume, Plumes, Plumen, Ploem, Ploemmen, Ploemen, Plom, Ploum, Ploumen. Beroepsnaam voor de pluimenverkoper of de kippenplukker.
Pluimgraaff: Beroepsnaam. Middelnederlands pluumgrave ‘embtenaar belast met het opzicht over het pluimvee van ene voornaam persoon’. Vergelijk familienaam Hanegraaf.
Plukker, de, de Plucker, Pluckers: Bijnaam of beroepsnaam voor de plukker van vruchten, bloemen.
Plumacker, Plumacher, Plummacher, Ploemacher, Plumacher, Pleumakers, Pleumeekers, Pleumeckers, Pluymaekers, Pluymakers, Pluymaeckers, Pluymackers, Pluijmackers, Pluijmeekers: Beroepsnaam van de ploegenmaker.
Plumans, Plumanns, Plouman, Plumhans, Ploumhans: Beroepsnaam van Ploegman(s). Zie Plumacker.
Plumart, Plumat. Afleiding van Frans plume: pluim, veer, dons. Beroepsnaam van de koopman in dons of van kippenplukker, vergelijk Plumecocq.
Plumecocq, Plumecoq. Beroepsnaam: die een haan, kip, vogels plukt, (dialect) pluimt, een plukvogel. Vergelijk Plumejeau (jau, van Latijn gallus: haan), Duits Plckhahn.
Plumerel, Plumeret, Plumerault. Afleiding van Plumier.
Plumet. Frans plumet, afleiding van plume: pluim, veer. Oudfrans garon plumet: onbezonnen jongeman, melkbaard.
Plumot. Afleiding van Frans plume. Vergelijk Plumet.
Plun. Vaders-, moedersnaam van heiligennaam Apollonius, Apollania.
Pluquet, Plouquet, Plusquin, Pluquin, Pluskin: Afleiding van Oudfrans pelux, van Oudfrans peluchier, van Latijn piluccare, afleiding van pilus, Frans poil (haar): ontharen, pluizen, noppen, zuiveren. Beroepsnaam van een nopper van laken, vergelijk Pluchart. Vergelijk Waals plukin: pluksel. Plusquin, Pluskin kunnen we ook als afleiding beschouwen van Pluche, Plu(y)s, wat op hetzelfde neerkomt.
Pluta, Pluttart. Poolse familienaam, achteraf gerenterpreteerd als ‘lus tard’. Poolse bijnaam, dialect pluta: slecht weer, regen
Pluijm, Ploum, Plaum: Beroepsbijnaam van de pluimenkoper of de plukker van kippen.
Pluijm, van der, Pluym, van der, van der Pluyen, van der Pleyn, Pluim: Huisnaam De Pluim. Of beroepsnaam van een pluimenkoper of plukker? Zie Pluim.
Pluymer, de, Pluymers, Pluijmers, Pluimers, Plumer, Pluijmert: Beroepsnaam. Middelnederlands plumer ‘kussen-of dekenstikker’.
Plijter: Spelling voor Pleiter. Beroepsnaam van de pleiter, advocaat.
Poche. Oudfrans po(u)che: zak, tas. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Pochet.
Pochet, Pochez, Poschet, Poechet, Polchet, Pocquet, Poquet, Poquette, Pocket, Poket, Pouchet, Pouquet, Pocet, Posset, Poss, Posse, Pauchet, Pauquet, Puaqu, Passet, Passez. 1. Naam uit het Oudfranse po(u)chet, pauchet, Normandisch pouquet, Picardisch pauquet: zakje, beursje. Beroepsbijnaam voor de beurzenmaker. 2. Zie ook Poucet.
Pockel, Pockele, Poclet: 1. Zie Pacolet. 2. Eventueel Picardisch pokelet, paukelet, afleiding van Picardisch pauke: zak, tas. Vergelijk Pochet. 3. Soms variant van (van) Backel.
Podevin, Peutevijnck: Frans Poitevin, Middelnederlands po(i)tevijn ԩnwoner van Poitou, de streek van Poitiers’.
Podor, Podoor, Potdor: Huisnaam Pot d’Or: De Gouden Pot.
Poeck, Poecks, Poeckx, Pok, Pocque: 1. Middelnederlands poke, poeck: dolk, steekmes. Bijnaam voor een messentrekker, vechter. Vergelijk Nederduits Poock. Zie ook Poeker(s). 2. Middelnederlands pocke, poeck, Picardisch pauke: zak, tas. Vergelijk Poche.
Poecke, van, van Pouck, Poeke van, van Poeck, van Poucque, Verpoucke: Plaatsnaam Poeke (Oost-Vlaanderen).
Poeckens, Poukens, Peukens, Peukenne: Limburgse familienaam en Luikse aanpassing op -enne. Vadersnaam. Wellicht van Pakens, van Paque, Pasquier.
Poeker, Poekers, Poeckers. 1. Van Middenenderlands poken: steken, stoten, duwen. Vergelijk Duits pochen. Bijnaam voor een vechter. Vergelijk Poeck 1. 2. Afleiding van OostMiddelnederlands poken: pochen, bluffen. Bijnaam voor een opschepper. Ook Duits Pocher, Bocher.
Poekes. Familienaam in Luxemburg, zoals Poeckes. Waarschijnlijk vadersnaam zoals Poeckens.
Poel, van (der) Poele, van de(den), van (der) Poel, van der Poele, van Poulle, van Poele, Poelstra, Poelsma, Polstra, van der Poelen, Vanterpool, van der Puijl, Poelaert, Poelart. Verspreide plaatsnaam Poel; waterpoel als Oud Poelgeest in Oegstgeest.
Poellaer, Poellaert, Polaert, Pollaert, Pollard, Polard, Polart, Verpoelt, Verpoylt, Verpuylt: Verspreide plaatsnaam Poel ‘Waterpoel’.
Poelgeest, van. Plaatsnaam bij Oegstgeest, Zuid-Holland.
Poelhekke, Poelhekken: Plaatsnaam ‘Hek bij een poel’.
Poelje, van, Vampouille, Vampoulle, van Poullie: 1. Plaatsnaam Le Pouille(Fouille) in Haut-Pont (Sint-Omaars). 2. Huisnaam La Pouille (fouille) ‘De kip’. Vertaling van Dpouille; zie Lapouille. 3. Eventueel plaatsnaam Poelin bij Gouda. Of Middelnederlands Poelge, Poelin ԁpuli’.
Poelmans, Poelmann, Poelman, Poelemans, Poelleman, Poulman, Poulmans, Pouelmans, Pulman, Pulmans, Polman, Polemans, Polmans, Poolman: Afleiding van van den Poele.
Poelvoorde (van), Pollefoort, Pollefort. Familienaam naar de plaatsnaam Poelvoorde= oversteekplaats over de poel/beek, in Egem, Ruiselede, Wingene. (West-Vlaanderen). Zie ook Blaas.
Poepelen, van: Plaatsnaam. Middelnederlands Popel ‘opulier’.
Poer. Waarschijnlijk hypercorrect van Van Poeyer.
Poers, de. Wellicht een Vlaamse aanpassinge van de familienaam Duporche, in Vlaanderen en Picardie gesitueerd. Plaatsnaam Porche: portiek, portaal.
Poerstamper, Poerstomper: Beroepsnaam van de poederstamper Ԧijnstamper van buskruit of van kleurstof’.
Poest, van der, Verpoest: Plaatsnaam Ter Poest ‘koestal’.
Pote, Potte: 1. Middelnederlands, Waals-Vlaams pote, Oudfrans pute: hoer, lichtekooi. 2. Oudfrans, Frans pote, Middenenderlands pote: dichter, schrijver? 3. Potte kan Waalse vorm zijn van Normandisch Pouettre; zie Poutre.
Poets. 1. Zie (de) Pot. 2. Verschrijving voor Poetsch?
Poeyer, van, van Poeyr, van Poyer, van Poyel, Poeijer van: Plaatsnaam Poeier, Poeiel, lokale uitspraak van Poederlee (Provincie Antwerpen).
Poggman, Poggemann, Paagman. Afleiding van Oostmiddenenderlands en Nederduits pogge: pad, kikker. Vergelijk Nederduits Poggenpohl: paddenpoel, Westfaals Poggemeyer.
Pohlmann, Pohlmeyer, Pohlmuller. Man, pachter, molenaar bij een poel.
Poidlin, Poidlins. Frans poids de lin: gewicht, hoeveelheid vlas ?
Poignaert, Poignart, Poignard, Poignaert, Poinart, Ponjaert, Pogna, Pognat, Poonja: Afleiding van Frans poing ‘Vuist’. Bijnaam voor een vuistvechter, iemand die op de vuist gaat.
Poignant. Bijnaam van Frans poing: vuist. Vergelijk De Vuyst, Poignard.
Poignie, Poigni, Poignet, Poinet, Pongie, Ponjee, Ponje, Punie: Oudfrans poignet: pois; of afleiding van poing: vuist.
Poilvache, de Poislevache: 1. Beroepsnaam Poile vache: vil (de) koe, dat is een koeviller. Vergelijk Poilv, Pollevche, Nederduits Pagenvilre: paardenviller. 2. Plaatsnaam in Houx (Namen). Plaatsnaam in Dormaal (Vlaams-Brabant).
Poilv, Pelv: Zinwoord. Oudfrans peler (verward met Oudfrans peler, van Latijn pilari: ontharen, vandaar de vorm poil): villen; Oost Waals v, van Latijn vitellus, Oudfrans vedel, veel: kalf. De variant Pellevat bevat dialect va: kalf in Pont-Audemer (Eure). Beroepsnaam van de kalverviller. Vergelijk Poilvache, Duits Kalbfelle.
Poincignon, Poinsignon: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ponce: Pontius.
Point, Points. Frans point: punt? Vergelijk Punt. Of Franse vorm voor heiligennaam Pontius; vergelijk plaatsnaam St-Point ?
Pointe, Ponte, Lepoint, Lepointe, Lapointe: Waalse vorm van Oudfrans pointre, peintre: schilder; of Middelnederlands pointer: ambtenaar die de hoofdelijke omslag bepaalt, zetter van de belastingen. Zie ook Punt.
Poire, Poirre. Beroepsnaam van de perenteler, perenverkoper.
Poissonnier: Beroepsnaam van de vishandelaar.
Poirier, Poirie, Poiriez, Poirrier, Poiry, Pourrier, Pourier: 1. Plaatsnaam of huisnaam Au Poirier: Perenboom. 2. Oudfrans porier: preihandelaar, preiteler, groentekweker.
Poirson. Hypercorrecte spelling voor Poisson.
Pois, Poels, Poelst, Pools, Poils: 1. Vadersnaam. Variant van Pauwels, via Franse vorm Paul, Pol. Zie Paul. 2. Bijnaam. Middenenderlands pol: boel, minnaar, bedrogen echtgenoot, hoorndrager.
Poisseroux. Plaatsnaam in Warze, Marchin (Luik).
Poissinger. Afleiding van Duitse plaatsnaam. Vergelijk Psinger, van Psing (Beieren).
Pol, Poel, Pool: 1. Vadersnaam. Pol, spelling voor Frans Paul. 2. Bijnaam. Middelnederlands polԍ boel, minnaar, bedrogen echtgenoot, hoorndrager’. 3. Korte vorm voor van de Pol, resectievelijkvan der Poel.
Poisson, Pichon, Pisson, Pison, Pysson, Pyson, Pijsson, Pijson, Pizon, Pitschon, Le Pichon: Oudfrans pisson, Picardisch pichon, Frans poisson: vis. Beroepsnaam van visser of vishandelaar. Vergelijk De Vis(ch).
Poissonnier, Poissonier, Poissoniez, Poisonnier, Pisonnier, Pisonier, Pissonnier, Pisnier, Pisnire, Pichonnier, Pischeny, Picheny, Pecheny: Beroepsnaam van de vishandelaar.
Poitevin, Poittevin, Potavin, Potvin, Podvin, Poidevin, Podevin, Podevins, Poddevin, Potdevin, Podevain, Podevijn, Podevyn, Peudevin, Peutevinck, Peutevynck, Putefin, Putteveyn. Familienaam uit het Franse Poitevin, Middelnederlands poitevijn of potevijn: inwoner van de Poitou, de streek van Poitiers.Vienne.
Poitier, Poitiers, Poitiez, Poitti, Poittie: Oudfrans putier, Middelnederlands putier, poytier: hoereerder, pooier; vagebond.
Poitoux, Poitous, Poetou. 1. Plaatsnaam Le Poitou, de streek van Poitiers. Vergelijk Poitevin. 2. Misschien Re-interpretatie van: 1300 Vinchans Potous.
Poivre, Lepoivre, Lepeve, Lepever, Lepve, Lepelve, de Pever, Peever: Frans poivre, Normandisch peivre: peper. Beroepsnaam van de peperhandelaar. Vergelijk Pepermans.
Poix, Poiz. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Poix (Nord, Somme, Marne, Ardeche). 2. Of uit het Franse poix: pik. Vergelijk Peck. Beroepsbijnaam. 3. Of uit het Franse pois: erwt. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Poizat, Poijsat, Poysat, Puysat: 1. Oudfrans pesaz, pesas, van Middenlatijn pisacium, van pisum, Frans pois: erwt. Poisas: erwtenstro, erwtenpeul. Beroepsnaam van de erwtenboer. 2. Oudfrans pesaz, van Oudfrans pois, Frans poids: weeghaak, unster. Beroepsnaam van de weger.
Pol, van de(den, der), van de Poll, van der Poil, Vandrepol, Vanterpool: Plaatsnaam Pol ‘mpgeworpen hoogte, zandheuveltje, hoge plek, eilandje’. Pol (Nederlands Limburg), De Pol (Overijssel, Drenthe).
Polaert, Pollaert, Pollaerts, Pollard, Pollard, Polart, Polar. 1. Zie Poelaert. 2. Zie Paulard. 3. Zie (van) Pollaert. 4. Afleiding van wrkwoord polen: pellen, doppen. Vergelijk Pollers, Peellaert.
Polak, Polack, Pollak, Pollac, Pollack, Polakiewicx, Polakoff, Polakowski: Volksnaam van de Pool.
Polane: Bijnaam. Middelnederlands polane ‘mmgekrulde punt van de schoenen’.
Polanen, van. Landnaam Polanen ‘Polen’. Ook naar Polen vernoemde plaatsen Polanen (Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland).
Polder, (van de): Plaatsnaam Polder.
Polderdijk: Plaatsnaam (Zuid-Holland).
Polderman, Poldermans, Poltermann: Afleiding van van de Polder of beroepsnaam van een polderboer.
Poldervaart. De stamreeks van deze Nederlandse famille begint met 1608 Adriaan Jorisz, Vlaardingen-Ambacht, wonend aan de Poldervaart en bijgenaamd Op de Poldervaart.
Pole, Polen, Polenne, Pohle, Pohl, Pohlen, Poolen, Pool, Pollen: 1. Herkomstnaam van de Pool. Vergelijk Polak. 2. Vadersnaam. Romaanse spelling van de voornaam Paul. Pollen, Pollema en Polsma met Polsius in Friesland, Polling in Drenthe, aan Pols en Pollsen, waarschijnlijk ook aan Pol (in Friesland), en aan de plaatsnamen Polleben, dorp bij Eisleben in Saksen; Polling, dorp bij Weilheim in Beieren; Pollhorn bij Rendsburg in Holstein, moet een mannenvoornaam Pol of Polle ten grondslag liggen—al is die naam niet te bewijzen. Deze naam zal wel n zijn met de Friese mansnamen Pelle en Palle, waarvan Pelsma, Pels, Pellens en Van Pellecom, met Palma, Palsma en Pals.
Polen, van. Afkomstig van Polen. Eventueel Re-interpretatie van Van (den) Pole.
Polet, Pollet, Poll, Poleij, Poley: Vadersnaam. Spelling voor Frans Paulet, verkleinvorm van de voornaam Paul.
Polfliet, (van) Polvliet, Pollefliet, Palfliet, Parlevliet: Plaatsnaam Polfliet in Hulsterambacht, Polvliet in Kluizen, Oost-Vlaanderen: 1281 Polflit; Polfliet, Polvliet in Kluizen (Oost-Vlaanderen). Middenenderlands pol: hoge plek, eilandje.
Poli, Poly. Bijnaam uit het Oudfranse poli: bevallig, beschaafd.
Polidor, Polidori, Polidoro. Vadernaam. Grieks Polydorus; met veel giften.
Polinard, Polinet. Vadersnaam. Afleiding van Polin, Paulin, van de voornaam Paul.
Polk, Polke. Vadersnaam. Silezische korte vorm van Slavisch Boleslaw.
Pollaert, (van), Polaert, Pollard, Polard, Polart: Plaatsnaam Pollaert (Vlaams-Brabant) of Pollare (Oost-Vlaanderen).
Pollaris, Pollari, Polaris. Vadersnaam, verkorting van de heiligennaam Apollinaris.
Pollard: Paulard, afleiding van de voornaam Paul.
Pollentier, Poultier. Beroepsnaam uit het Oudfranse pouletier, polletier; poelier, pluimveehandelaar.
Pollepel. Bijnaam voor de (pol)lepelmaker. Vergelijk De Lepelaer.
Poller, Pollers, Polders, Polder, Poelder, Peulders, Pouders: Afleiding van Middelnederlandse werkwoord polen, peulen: pellen, doppen. Vergelijk Peellaert, Pollaert. Pouders is een Limburgse hypercorrecte vorm voor Polders.
Polleunis, Polleunus, Poleunis, Poleunus, Pleunis, Pleune, Pleunes, Pollenus, Polenus, Plenus, Plnus, Plunus: Vadersnaam van Latijnse heiligennaam Apollonius ‘Tot Apollo behorend’.
Polleur. Pouler, Poleur. Plaatsnaam Polleur, Luik.
Pollevaiche, Polvche, Paulvaiche, Polleveys, Pollefeys, Pollefeyt, Pollefyt, Pollefait, Pollevydt, Pollevijdt, Polfiet: Polvaiche, Polweche is frequent in Bthune en Atrecht in 1820. Polvaiche, Polveche is een dialect variant van Poilvache: koeienviller. Vergelijk Oudfrans vaiche, vaichelin = vachelin, vaichin = vachin. Pollefeyt kan ook uit Poilv worden verklaard, vergelijk variant Pelvey. Pollefait is een herverfransende spelling. Pollefyt en Polfiet zijn duidelijk benvloed door Polfliet.
Pollmann, Pollmanns. Oudhoogduitse variant van Duits Bollmann, van plaatsnaam Boll: ronde heuvel. Vergelijk Boll.
Pollie: Pollier, Poulier. Beroepsnaam van de poelier, de pluimveehandelaar.
Polkamp: Plaatsnaam Polkamp in Oosseld (Gelderland).
Pologie. Spelling voor Polagier, afleiding van Oudfrans polage: gevogelte, pluimvee; synoniem met poulailler: poelier, handelaar in gevogelte.
Polom, Poleme: Volgens de familieoverlevering een Porugese familienaam. Of een variant van Bolom.
Pols, Poels, Poelst, Pools, Poils. 1. Vadersnaam, variant van Pauwels. Zie Paul. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse pol: boel, minnaar, bedrogen echtgenoot.
Polspoel, Spolspoel, Pospoel. Bijnaam voor iemand die in de poel polst: die met de pols roert om de vis op te jagen, die in het water woelt. Of zelfs overdrachtelijk voor een woelwater.
Polyte, Polite. Vadersnaam. Verkort van familienaam Hippolyte, Griekse heiligennaam Hippolytus.
Polzer, Polinder. Wellicht zijn beide Duitse knuffelvormen van de heiligennaam Paulus.
Poma. 1. Italiaanse familienaam Poma: appel. Bijnaam. Vergelijk Appels. 2. Waalse vorm van Pomart.
Pomart, Poma, Pomat, Poumaer, Poumaert. 1. Afleiding van pomme: appel. Vergelijk Appelmans. 2. Plaatsnaam Pommard (Cte-d’Er).
Pombereu, Pombreu, Pambreu, Prmereur, Premeruer: Pombreu (met dissimilatie m/mb) van Franse familie-, plaatsnaam Pomereu, van Latijn pomeriolum: kleine boomgaard (met appelbomen), bijvoorbeeld Pommeroeul (Henegouwen), Pommereuil (Nord), Pommereux (Oise, Seine-Mar.). Prmereur (met epenthetische r) van hypercorrect Pommereur, van Pomereu.
Pomerant, Pomeranc, Pommerenke. Naam van de Pommer, inwoner van Pommeren (Pomerania, nu Polen).
Pomm, Pommez. 1. Naam uit het Oudfranse pom: appelcider. Beroepsbijnaam voor de maker of bijnaam voor de ‘gebruiker’. 2. Zie ook Pomme.
Pomme, Pomey. Naam uit het Middelnederlandse pomeye, het Oudfranse pome: appelmoes. Naam voor de producent of de liefhebber. Zie ook Pomm.
Pompe, Pompen, Pump. Beroepsnaam van de pomper, die water uitpompt.
Pompe, van der: Plaatsnaam Pomp in Middelstum (Groningen). Of beroepsnaam van de pomper, die water uitpompt.
Pompernolle: Ongetwijfeld een verhaspeling van Compernolle, door anticipatie van de p.
Pompoene: vroeg Nederlands pompoene, van Oudfrans pompon, pe ‘ompoen’. Bijnaam. Pon, du, zie du Pont.
Ponce, Poons, Pons, Poms, Ponche, Spoens, Spons, Poncet, Ponc, Ponchez, Poncel, Pomsel, Pinceele, Ponseel, Ponseele, Ponceau, Ponciau, Ponchau, Ponchaut, Poncheau, Poncheaux, Poncelet, Ponchel, Ponchelet, Ponselet, Ponslet, Ponsselet, Poincelet, Poincelot, Sponselee. 1. Vadersnaam of moedersnaam uit de Waalse voornaam Ponse, die komt uit de Latijnse heiligennaam Pontius of Pontiana. 2. Zie ook Poncelo.
Poncelo, Pomsel, Ponseel, Ponseele, Ponceele, Ponscele, Pontseel, Pontseele, Pontzeele, Ponceau, Pociau, Ponchau, Ponchaut, Ponchaux, Poncheau, Poncheaux, Poncelet, Ponchel, Ponchelet, Ponsselet, Ponselet, Ponslet, Sponselee. 1. Vadersnaam of moedersnaam: zie Ponce. 2. Naam uit de plaatsnaam Poncel, dit uit het Latijnse ponticellus, dit uit pons: brug. 3. Zie ook Duponchellle.
Ponchard, Ponchart, Ponsard, Ponsar, Ponsaert, Ponsarts, Ponsars, Ponsaers, Poinsart: 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ponce.
Ponchon, Ponson, Pinson, Penson, Pinchon: 1. Frans poinon, Oudfrans ponchon, van Middenlatijn punctio(nem), Middelnederlands poenchoen, pinchoen, poensoen, pintsoen: werktuig om op metaal een waarmerik aan te brengen, keurmerk. Beroepsnaam van de keurmeester, vaak van edelsmeedwerk. 2. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Ponce.
Poncin, Ponsin, Ponain, Ponsaint, Pouchain, Poussin: Vadersnam Poncin, Waals Pchn, vleivorm van Ponce, Pons, Latijnse heiligennaam Pontius.
Pond, Pont. Munt- en gewichtnaam. Vergelijk Tienpond.
Pondant. Tegenwoordig deelwoord van Oudfrans poindre, Waals pond(re): steken, prikken, naaien, borduren.
Pondman. Beroepsnaam van de weger.
Ponet, Ponette, Ponnet, Ponnette, Paunet. Vadersnaam of moedersnaam: Knuffelvorm van Philipponet(te), vleivorm van Philippe.
Ponomarewa: Russische vrouwelijke vorm bij ponomar ‘koster, kerkbewaarder’van Grieks paramonarios.
Ponsard, Ponsaerts, Ponsaert, Ponsart, Ponsar, Ponsaers. 1. Variant van Ponchard. 2. Zie Pinchard. 3. Zie Pensaert.
Ponse, Ponsen, Pontz, Pontze, Ponsing: Vadersnaam van de Latijnse heiligennaam Pontius.
Pnsgen, Poensgen, Ponsgen. Vadersnaam. Rijnlands afleiding van heiligennaam Pontius; vergelijk Ponsin, Ponsen.
Ponsteen: Blijkens de varianten Ponstein, Ponstijn, Ponsijn vermoedelijk volksetymologisch als -steen-naam geherinterpreteerd.
Ponsijn, afleiding van heiligennaam Pontius; zie Poncin, Ponse(n).
Pontanus. Latinisering van Dupont of Van der Brugge. Dom Godefridus Pontanus (1555-1623), prior van Neerwaver, was afkomstig van Eigenbrakel.
Pont, du, du Pon, de Pont, de Pondt: Frans Dupont, pendant van van der Brug(ge), Verbrug(ge).
Ponte: Variant van Pointe, Lepointe, Waalse vorm van Oudfrans pointre, peintre ‘Schilder’ of Middelnederlands pointer ‘embtenaar die de hoofdelijke omslag bepaalt, zetter van de belastingen’.
Pontegnies, Pontgnie, Pontegnis, Pontagnier, Pontignies, Pontignie: 1. Plaatsnaam Pontigny (Yonne). 2. Beroepsnaam Pontenier, van Oudfrans pontonnier: bootsman.
Ponten, van der. Plaatsnaam Ponte; brug, veerpont.
Ponteur. Middelnederlands poenture: schilderij. Beroepsnaam van een schilder? Of Oudfrans ponteure: nakomelingschap?
Ponthire, Ponthir, Ponthier, Pontier: 1. Plaatsnaam in Ombret-Rawsa (Luxemburg). 2. Ponthier, Pontier is ook dialect vorm van Pontheu.
Ponthieu, Ponthieux, Pontieu. Streeknaam Ponthieu, Somme.
Ponton. Plaatsnaam Ponton: ophaalbrug, ponton, aanlegsteiger. Le Ponton in Tihange (Luik).
Pontot, Ponthot, Pantoto, Panto: Plaatsnaam Ponthoz in Clavier (Luik).
Pontus. Latijnse heiligennaam Pontius.
Ponty, Ponti. Plaatsnaam Ponty in Bouge, Namen.
Pontz, Pontzen, Ponz. Vadersnaam. Duitse vorm van Latatijnse heiligennaam Pontius. Zie Ponce.
Pool, van der: Variant van van der Pol of van der Poel.
Poomans. Variant van Bomans?
Poonja. Variant van Pogna. Zie Poignard. Of Indische naam?
Poort, Poorts. Korte vorm voor van Vander Poorte of hypercorrect voor Pool?
Poorte, van der, Poorten, van der, van de(den) Poorte, van der Poort, van der Poord, van de Port, van Poorten, van (de(der) Poorter, van der Pooten, Poten, van der Poote, van Pooter, Wanpooter, Wanpoutre, van Poeteren, van Peuter, Terpoorten, Terpoorter, Verpoort, Verpoorte, Verpoorten, Verpooten, Verpoot, Valderpoot, Verpoten, Poort, Poorte, Poorts, Porten: Plaatsnaam Poort ‘oort; haven, stad’.
Poorter, de, Poortere, de, Poorters, de Poortre, Poortere, Depoortere, de Porter, de Portere, Depoortre, Derpoortere, Poorters, Poerters, Porter, Porters: Poorter ‘oorter, stedeling, burger met stadsrechten, met poortersrechten’. Frans Bourgeois.
Poorthuis: Plaatsnaam. Vergelijk Poorthuizen in Losser, Overijssel.
Poortman, Poortmans, Poorterman, Poorteman, Porteman, Portemans, Portman, Portmans, Pootemans, Pootmans, Potemans, Sportmans. 1. Beroepsnaam van de poortwachter. 2. Afleiding van LVan der) PoorteӺ uit de plaatsnaam (wonende bij). 3. Poorterman kan ook een afleiding zijn van De Poorter: zie Poorter.
Poortinga: Friese afleiding van poort.
Poortvliet (van): Plaatsnaam Poortvliet (Tholen, Zeeland): 1204 Portflit.
Poos. 1. Middelnederlands pose: (rust)poos, rusttijd. 2. Zie Paasch.
Poot (de) Poodt, Poodts: 1. Bijnaam naar een lichamelijk gebrek. Paardenpoot of horrelvoet? Verkorte vorm van De Pooter: zie Poorter.
Pooter, de, Pooters, Poter, de Peuter, Peuters: 1. Variant van De Poorter: poorter, stedeling met stadsrechten, met poortersrechten. 2. Zie ook Poterre.
Pootjes: Verkleinvorm van Poot.
Popescu: Roemeense familienaam: zoon van de pope, priester.
Popelin, Poplen, Popelen, Populin: Vadersnaam. Afleiding van baker-naam Pop(p)o, zie Poppe
Popering, van, Poperinghe, van, Poperinge, van, Vampoperinghe, van Popeling: Plaatsnaam Poperinge (West-Vlaanderen).
Popieul, Popieule. Plaatsnaam Popuelles, Henegouwen.
Popin, Popijn, Popyn, Poupin, Poupinet, Paupinet, Puppin, Pupin, Puppinck, Puppynck: Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse bakernaam Poppo; zie Poppe.
Poplimont, Poplemon, Poplemont, Depoplimont, Poppelemon, Poppelmonde: Plaatsnaam Popelimont in Zinnik (Henegouwen).
Popma, Poppinga: Vadersnaam. Friese afleiding van de bakernaam Poppe.
Poppe, Pop, Pops, Pops, Popp, Popon, Poepjes, Popken, Popkema, Popping, Pop. Popma: Vadersnaam. Poppo, bakervorm van de Germaanse voornaamhroth-berth (Robrecht). Met het woord ‘oepeՠwerd eertijds iemand uit Duitsland aangeduid, in het bijzonder een Westfaalse seizoensarbeider. Ook aan die betekenis zou de achternaam kunnen refereren. In hedendaagse betekenis is het woord poepie een koosnaampje. Vergelijk het Duitse woord Puppe = ‘op, schatje’Pppchen = ‘oppetje, schatje’.
Popoff, Popof, Popov, Popow, Popovic, Popovici, Popovitch, Popovies, Popovits, Popowicz, Popowycz, Popovski, Popowski, Popowsky: Slavische afleiding van pope: paap, priester.
Popp. Roemeense familienaam; preister. Vergelijk De Pape.
Poppe, de. 1. Middelnederlands poppe: meisje, lichtekooi, pop, modepop. Bijnaam. Vergelijk Poupard, Poupe.-2. Re-interpretatie van de vadersnaam, door toevoeging van Iidwoord aan Poppe.
Poppel, van, Poppelen, van: Plaatsnaam Poppel (Provincie Antwerpen).
Poppelier, Poppelaars: Verspreide plaatsnaam Populier.
Poppelmans. Afleiding van Van Poppel? Maar blijkens Duitse familienaam Poppelmann, Pppelman veeleer afleiding van Poppel, van vadersnaam Poppe.
Poppelsdorf. Plaatsnaam in Bonn, Duitsland.
Popper, Popperl, Popplers, Popperl: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Poppe.
Poppinga. Vadersnaam. Friese afleiding van Poppe.
Poppinghuys. Plaatsnaam: huis van Popping (zie Popin). Vergelijk Poppenhuizen (Friesland), Poppenhaus(en) (verspreide Duitse plaatsnaam als in Beieren).
Poppleton. Plaatsnaam in Yorkshire.
Populaire, Populier, Poppeleer, Poupeleer, Poupeler, Pouppeleer: Plaatsnaam Populaire, Frans peuplier: populier,
Populiere, van de, van de Popeliere, van de Papeliere, Papelire, Popelier, Popeliers, Popeler, Popeleer, Poppelier, Poppeliers, Poppeleer, Poppelaars, Populier, Populiere, Populaire, Populer. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Populier (naar de boom).
Popta, van, Pupts, Friese vadersnaam Popt, Pop, Poppe (Popke).
Porzenheim, Portzenheim. Plaatsnaam Pforzheim (Duitsland).
Posch, (de): Bijnaam naar de visnaam pos(t), Middelnederlands posch.
Porcari: Italiaanse beroepsnaam Porcaro նarkenshoeder’.
Porcelijn. Frans Porcelin, afleiding van porcel; zie Porchel.
Porclius. Latinisering van Porcel; zie Porchel.
Porchel, Porcel, Pourcel, Pourchelle, Pourcelle, Pourceaux, Pourceau, Pourchaux: Oudfrans porcel, porchiel, Frans pourceau, porcelet, afleiding van Porc: varken(tje). Bijnaam naar de onzindelijkheid of grofheid. Of beroepsnaam voor de varkensfokker:
Porchet: Verkleinvorm van Frans porc ‘Varken’.
Porcheret, Porcheron. Afleiding van porc; varken.
Porcheron, Porcheret. 1. Afleiding van porc: varken. Hoeder, handelaar of kweker van varkens. 2. Of van porche: aanbouw, veranda. Beroepsbijnaam van metselaar of van bewoner van een huis met een porche.
Porre (de). Naam uit het Middelnederlandse porren: prikkelen, aansporen, kwellen, opjagen, aanraken. Bijnaam..
Poret, Porez, Pore, Porret, Porrez, Porr, Porre, Poirette, Poiret, Peurette, Poire, Poir, Poirr, Porreye, Poreye: Oudfrans poret, pore, poree: prei, groente. Beroepsnaam van de preiteler, groenteboer.
Poriau, Poriaux, Porriau, Poireau, Poirot, Pourreau, Poureau. Bijnaam of beroepsbijnaam uit Picardisch Poriau, Frans poireau: prei. Oudfrans porreau, porrel, van Latijn porrum, prei. Poireau onder invloed van poire. Kweker, verkoper.
Porignaux, Porigneaux, Porigniaux, Porignon, Porrigniaux, Pourigneaux, Pourignaux, Porineau: Afleiding van Poriau.
Porion, Poiron, Poirion, Pourrion, Poron: Oudfrans porion: prei. Vergelijk Poriau.
Porke, Porkert. Vadersnaam. Duits dialect verscherpte vormen van Borke, Borkert, de Germaanse voornaam Burkhard.
Porphyre, Porphir, Porfiri, Porfirio, Porfirione: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Porphyrus.
Porquet, Porchet. Afleiding van porc; varken.
Porre (de). Middelnederlands werkwoord porren: prikkelen, aansporen, aanzetten; kwellen; opjagen, aanraken. Bijnaam.
Porreij: Oudfrans poret, por, poree ‘rei, groente’. Beroepsbijnaam van de preiteler, groenteboer.
Porsch, Porschen, Porchmann, Prsch, Prschke, Prschmann: Vadersnaam Porsch(e) van Slavische voornaam Boreslaw.
Porson, Porsont. Waarschijnlijk hypercorrect van Posson.
Portael, Portaels, Portail, Portaals, (van) Portai, Porttals, van Portal, van de Portael, van de Poortaele, van de Portaele: 1. Typische vondelingnaam. Op 21 mei 1636 werd Anneken Portael in een portaal in Antwerpen gevonden; in 1702 werd de vondeling Joannes Portael in Mechelen gedoopt; op 19 augustus 1744 werd Maria Joanna Portael gevonden in het portaal van de herberg ԇroenen BogaertՍ in Har; op 28 okt. 1792 werd Elizabeth Portael gevonden in het portaal van de Sint-Romboutskerik in Mechelen. 29 november 1780 werd Franciscus Portael gevonden ante portam nostrae ecclesiae in Lv. 2. Plaatsnaam. Oudfrans portai: deur, portaal.
Porte. Frans porte (de ville); poort.
Porteau, Portauw, Portauwe: Plaatsnaam van Oudfrans portai: poort, deur, portaal. Vergelijk Portaels, Duportail.
Portelance, Portelange, Pottelancie. Beroepsnaam Porte lance: lansdrager.
Portelette. Plaatsnaam. Oudfrans portelette; kleine deur.
Portenart, Porteners, Peurteners, Prteners: Middelnederlands po(o)rtenaer: deurwachter, portier.
Porteret, Portray. Afleiding van Portier.
Portheine: Plaatsnaam Potheine in Ommen, Overijssel.
Portielje, Portetelle. Oudfrans portille; kleine deur.
Portier, Porter, Porters, Porty: Middelnederlands portera, Frans portier, Waals porty: portier, deurwachter. Vergelijk De Deurwaerder.
Portion. Renterpretatie, wellicht van Pochon; zie Posson.
Prtner. Nederduitse vorm van Duits Pfrtner, pendant van Middelnederlands poortenaer. Zie Portenart.
Porto. Plaatsnaam Porto (Oporto) in Portugal; poort.
Portocarrero, Portocarero. Spaanse familienaam. Plaatsnaam Porto en beroepsnaam Carrero: wagenmaker, voerman.
Portois, Portoy, Porton, Pourtois, Pourtoit, Pourtoix, Pourtoy, Protois. Wellicht uit het Oudfranse port, het Latijnse portus: haven, stad: burger, zoals bourgeois van Bourg: burg, stad. Familienaam van burger, poorter.
Porton: Verkleinvorm van Frans porte ‘Deur’.
Portugaels, Portugal, Poortugael. Naam van een Portugees, iemand uit Portugal. Of naar een huisnaam.
Pos, Pors, Porsch, Posius, Potse, Putzes, Potzel, Ptzsch: Bijnaam naar de visnaam pos(t), Middelnederlands posch.
Poschmann: Zuid-Duitse variant van Duits Boschmann, afleiding van Bosch ‘Struikgewas, bosje’.
Poskin, Psken, Posquin: Vadersnaam. Afleiding van Paas, van heiligennaam Pascalis. Zie Paasch, Paquet, Poisket, Puystjens.
Possel. Waarschijnlijk van Posselt.
Posselius: Latinisering van Italiaanse bijnaam Porcelli: varkentje.
Posselt, Possolt. Van Slavisch Posse; voornaam Peter.
Posson. Oudfrans poon: pot, kom. Waals posson: water-, bierpot. Bijnaam, beroepsnaam of huisnaam.
Possot, Possoz. Bijnaam naar de kleine gestalte.
Post: 1. Bijnaam naar de visnaam pos(t). Zie Posch. 2. Oudfrans post, poste, Middelnederlands post ‘ost, stijl van deur of raam, paal’. 3. Korte vorm voor van Post. Plaatsnaam Bost in Webbekom. 4. Beroepsbijnaam van de postmeester.
Post, van der: Plaatsnaam Post; zie Post 2, 3.
Postal. Oudwaals postal, postalh; podesta, stadbesturder.
Postel, Posteau, Postiaux, Postiau: Oudfrans postel, Frans poteau, postille: deur- of raampost, stijl, paal. Vergelijk Post(e). Beroepsnaam.
Postelmans, Postel, Postels. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Postel (Antwerpen).
Posthuizen: Naam voor de bewoner van een posthuis, een postbeambte. Schnfeld noemt Posthuizen in Lo en aan de Regge.
Posthumus, Posthuma, Postma, Postuma, Posthumius, Postmus, Posmus, Potums: Familienaam van een kind dat na het overlijden van vader geboren werd. Latijn postumus; kind geboren na de dood van de vader. De naam Posthumus komt in Nederland meer voor. Potums is mogelijk een vereenvoudiging ervan. Of misschien zijn beide afkomstig van Postma (wat dan weer betekent: van de post).
Postma, Postema, Posthuma, Posma: Friese afleiding van Post.
Postman. Afleiding van Post.
Postula, Postulart. Bijnaam naar de muntnaam Postulat, Middelnederlands postulaetgulden: gouden munt.
Postyns, Postijns. Variant van Bostyn.
Poswick. Plaatsnaam Postwick, Norfolk.
Pot (de) (de) Podt, Pott, Pots, Poedts, Poets: Familienaam uit het Nederlandse en het Franse pot. Huisnaam of beroepsbijnaam van de pottenbakker, potgieter of ketellapper.
Pot, van der: Huisnaam ‘De Pot’.
Potage, Potache. Potage was vroeger het dagelijkse poteten, een stamppot van moes of brij van verschillende spijzen, groenten, bonen. Beroepsnaam.
Potappel: Bijnaam (huisnaam) of beroepsbijnaam. Potappel ‘Stoofappel’
Potargent. Re-interpretatie van Picardisch pau dաrgent, Frans peu dաrgent; weinig geld. Bijnaam.
Potbecker, de, de Potbeeker. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Pote, Pote, Potez, Poth, Port, Porte, Porte, Portee: Vadersnaam. Frans Potet, verkort van Philippotet.
Poteau, Poteaux, Potel, Potelle, Pottel, Potteaux, Potteau, Pottiau, Pottiaux, Potiaux, Potiau, Pottieau, Potjeau, Potjau, Pouteau, Poutiau, Potteeuw: Oudfrans postel, Frans poteau: paal, stijl, schandpaal. Bijnaam of beroepsnaam. Zie ook Postel.
Potemberg. Plaatsnaam Pottenberg in St.-Blazius-Boekel en Elst (Oost-Vlaanderen en Nederlands-Limburg), Of Re-interpretatie van Pottelberg.
Poter, de, Poterre, de, de Pooter, Pooters, Poter, Poiters, De Poitre, Depoitre, Depoitte, Deptre, de Peutter, de Peuter, Peuters,d De Puyter. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse werkwoord poten, poeten: planten, enten. Beroepsnaam. 2. Zie ook Pooter.
Poterat, Potrat: Lotharings afleiding van Potier.
Potgens, Pottgens, Potjes, Ptgen, Poetgens, Pottschien: Afleiding van Pot.
Potgieter. Beroepsnaam van de potgieter, gieter van tinnen of koperen kannen, potten. Vergelijk Duits Kannengiesser.
Pothoff, Pothof, Pothoven. Potthoff is een Westfaalse (Duitsland) hoevenaam. Maar zijn ook Vlaamse plaatsnamen: Pothovestedeken in Beernem en Pothove in Hondegem en Oostende.
Pothuizen. Plaatsnaam in Ronde Venen te Schalkwijk.
Potier, Potiers, Poti, Potie, Pothier, Pothiez, Pottier, Pottie, Potti, Potti, Pottiez, Potiez, Poty, Pouthier, Poutier: Beroepsnaam. Frans potier: pottenbakker. Vergelijk De Potter.
Potillius, Pottillius, Pottilius. Latinisering.
Potin, Potten, Pothin, Pothen, Potums. Vadersnaam van de voornaam Pottin. Dit is de knuffelvorm van de voornaam Philipottin.
Potjewijd: Volks etymologisch uit Podszuweit, van Litouws Podszuwaitis, afleiding van Litouws pot, puodzius ‘ottenbakker’.
Potlood, Potloot. Vondelingennaam. Christianus Potloot werd zes maanden oud op 28.06.1775 in Brussel ԩnt pottienՠgevonden en heette oorspronkelijk Franciscus Tielemans. Bij het kind lag een briefje waarop in potlood (!) stond: dit kind is gedoopt. Hij trouwde tweemaal in Wolvertem.
Potmans, Pothman. Beroepsnaam van de pottenbakker?
Potocan. Familienaam in Oostenrijk en Slovnie. Plaatsnaam Potocan inWest-Kosovo.
Potriquet, Potriket, Potriquier, van poutre: merrie. Bijnaam voor een lafaard
Pottaert, Potard, Potar, Potart. Afleiding van pot, synoniem met De Potter. Beroepsnaam.
Pottafeir. Frans pot refaire. Beroepsnaam voor een ketellapper.
Pottelberge, van, Pottelberghe, van, Pottelberge (van), van Pottelsberghe, van Pottelsberge, van Pottelsberghs, van Pottalberghe, Pottelbergue, Pottelberg, Pottelberghe. Naam uit de plaatsnaam Pottelbere in de Vlaamse Ardennen op de grens Oost-Vlaanderen-Henegouwen (Schorisse-Vloesberg-Elzele). Ook plaatsnaam Pottersberg/Pottelsberg in het Land van Waas, dat aan Zeeuws-Vlaanderen grenst.
Pottelet, Poterlet. Potelet, afleiding van postel: stijl, deur- of raampost. Zie Postel.
Potter, de, Potter, Potters, Spotters: 1. Beroepsnaam van de potter, pottenbakker. 2. Bijnaam voor een bijzonder zuinig iemand, die op zijn geld let, vrek.
Pottier: Beroepsnaam Frans potier ‘ottenbakker’.
Pottieuw. Uit Pottieu, variant van Ponthieu(x) in Dottenijs.
Potuit: Vervorming, misschien uit petuit, van Frans petit ‘klein’E
Potums, Potoms. Plaatsnaam Pottum, (Rijnland-Palts).
Potvlieghe, Potvliege. Wellicht Re-interpretatie van plaatsnaam Potvliet (Antwerpen). De bewoner van de eerste en grootste van de Sint-Michielshoeven werd daarnaar Potvliete genoemd in Antwerpen.
Potvlieger: Herinterpretatie van Potvlieg(e), vermoedelijk zelf ook al vervormd uit plaatsnaam Potvliet of de bijnaam Botervliege?
Poublant, Poublan, Poublanc, Poublang, Poyblant, Poublon, Poblon, Poblome: Oudfrans po(u)blant: bewoner van een gemeente waarvan hij geen poorter is, bewoner zonder poorterrecht.
Poucet, Poucez, Pousset, Pouchet, Pochet, Pochez, Poschet, Pocet, Posset, Poss, Posse. 1. Verkleinvorm van het Franse pouce: duim. Bijnaam voor een klein iemand. 2. Zie ook Pochet. 3. Zie ook Pousset.
Poucha: Waalse vorm van Frans Pochart, afleiding van poche: zak, tas. Bijnaam of beroepsnaam.
Pouchain, Poussin. 1. Picardisch pouchin, Frans poussin, van Latijn pullicinus: kuiken. Vergelijk Kuyken. Bijnaam.
Pouchelle, Pouchele, Posschelle, Pouseele, Pouseel: 1. Plaatsnaam Ponchel(le), Poncel(le), afleiding van pont: brug. Vergelijk Duponc(h)el(le). 2. Hypercorrect voor Pouseele.
Pouchelon. Plaatsnaam. Afleiding van pont; brug.
Poutre. Normandisch ook Pouettre. Verfransing van Pauweter?
Pougin, Paugin. Afleiding van Frans dialect pouge; kleine hoogte.
Poulain, Pouleijn, Poulaint, Poullain, Poulin, Pouleyn, Pollain. Pollain, Polain, Polin, Poleyn, Poleeijn, Lepoulain, Lepollain, Lepolain. Bijnaam uit het Franse poulain, het Waalse polin: veulen. Zie ook Paulin. Bijnaam. 2. Of uit Paulin, Polin, afleiding van de voornaam Paul, zoals Pauwelijn.
Pouillard, Poulliart, Poullart, Pouliart, Poulliart, Pouilart, Poliard, Poliart, Polliart: Oudfrans pouillard. Bijnaam voor iemand met luizen, luizige kerel.
Poulleau, Pouillaude, Poulliau. Zoals Pouillet, afleiding van Oudfrans poil.
Paulard, Pouart, Poular, Poulaert, Poularde. 1. Zie Paulard. 2. Spellingvariant van Poelaert.
Pouleau. Variant van Pauleau of Pouilliau.
Poulet, Pouley, Poullet. 1. Frans poulet: kip. Bijnaam. Vergelijk Pouillet. 2. Variant van Paulet.
Poullet, Pouillez, Pouilliez, Poliet, Poljet, Pouyet, Pouyez, Poyet: 1. Afleiding van Oudfrans poil: haan, kip, dus: kuiken. Vergelijk Pouillon. 2. Afleiding van Oudfrans poil: luis. Bijnaam. Vergelijk Pouillard.
Poullier, Pouillie, Poullier, Poulli, Poulliers, Poulliez, Pouili, Poelier, Poliers, (de) Pollier, Pollie, Poly. Beroepsnaam van de poelier, de pluimveehandelaar.
Pouillon, Poullion, Poillon, Poillion, Pouyon, Dupouillon: Afleiding van Oudfrans poil: haan, kip; poillon: kuiken. Bijnaam. Vergelijk Kuykens.
Pouilly. 1. Plaatsnaam Pouilly (verspreid). 2. Variant van Pouillier.
Poultrinier, Poultreniez. Beroepsnaam. Oudfrans poltrenier: kippenkweker en -handelaar.
Poukemans, Pouckmans. Afleiding van Van Poeke.
Poumay, Poumai, Poumaij. Luiks-Waals poum, Frans pommeau, Oudfrans pome: degenknop, sabelknop. Bijnaam of beroepsnaam.
Poupart, Poupard, Poupaert, Pouppart, Popa: 1. Oudfrans popart, van Latijn puppa: meisje, pop; Frans poupard: pop, kind. Bijnaam voor iemand met popperig uitzicht of papperig gezicht. 2. Oudfrans poupart: laf.
Poup, Poupe, Pouppez, Pupaye, Poupeye, Popeye. Van het Middelfrans poupe, van het Volkslatijn puppa; meisje, pop. Bijnaam voor iemand met een popperig of papperig gezicht. Zie Poupart.
Poupier, Pupier. Waalse variant van Peuplier; populier.
Pouplard, Poupelard. Van Poupard.
Pouplier. Verspreide plaatsnaam Pouplier. Oudfrans poplier, Frans peuplier: populier.
Pourbais, Pourbaix, de Pourbaix. Plaatsnaam Bourbais in Bornival, Waals-Brabant.
Pourcelet Pourcelot. Afleiding van porcel; varkentje. Zie Porchel.
Pouriol, Pouriole, Pouriolle: Variant van Poureau?
Pourpoint. Beroepsnaam. Frans pourpoint; wambuis.
Pourqu. Picardisch porquet, Oudfrans porchet, afleiding van porc: varken.
Pourquoi, (de) Pourquoy, Dupourquoy: Plaatsnaam, 1537 den Pourquoy, Zellik, ca. 1650 Duborquoy; 1698 Dubourquoy. Is Bourquoy oorspronkelijk, dan eventueel Romaanse vorm van plaatsnaam Burtscheid (bij Aken): 1018 in Purceto, 1136 Porcetum, 1166 de Burceto. Is Brocquoy oorspronkelijk, dan plaatsnaam Brocquoit, van Bruscetum, een collectivum ‘laats waar heide groeit’afleiding van Latijn bruscum ‘Heide’.
Pourveur, Pourvoyeur, Pourvoeur, Provoyeur, Prouvoyeur: 1. Beroepsnaam. Oudfrans proveor, pourveur, Frans pourvoyeur: bevoorrader, leverancier, die de voorraden moet bijhouden. 2. Zie Prouveur.
Pouseel, Pouseele, Pousseele. 1. Plaatsnaam Poesele (Oost-Vlaanderen). 2. Zie Pouchel(l)e.
Poussard, Poussart. 1. Frans pochart, afleiding van poche: zak, tas. Vergelijk poucha. 2. Afleiding van pouce: duim. Bijnaam naar de kleine gestalte; vergelijk Poucet.
Pousset, Poucet. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Pousset of Poucet (Luik). 2. Zie ook Poucet.
Pousseur. Plaatsnaam Poulseur, Waals Posser.
Poussire, Poussiere. Plaatsnaam Poussire in Schalafie (Henegouwen).
Poussol. Afleiding van dialect pousse: stof (poussire) ?
Pouterman. Misschien variant van Boterman.
Poutrain, Pottrain, Poitrain: 1. Oudfrans poutrain: dobbelspel. Vergelijk Middelnederlands potereinen: dobbelen. Bijnaam voor een dobbelaar. Vergelijk De Dobbelaere. 2. Oudfrans poutrain: veulen. Bijnaam voor een levendig, overmoedig mens. Vergelijk Poulain.
Pouvreau. Bijnaam. Afleiding van pauvre; arm.
Pouw, van der: Vermoedelijk huisnaam, zie pauw.
Pouwaart: Vadersnaam. Afleiding van de heiligennaam Paulus.
Pouwen, Pauwen. Vleivorm van de voornaam Paulus of afleiding van Pauwe (zie de Pauw).
Poux. Frans pou; luis. Bijnaam.
Pouyfaucon. 1. Oudfrans poi faucon: kleine valk. Bijnaam voor een j ager. Vergelijk Duits Kleinfalke. 2. Plaatsnaam Puy Faucon in Rilhac-Lastours (Hte-Vienne).
Pover, de, Povere, de, Depovere, De Poover, de Poovere, de Pouvre, Depouvre, Povre, Pover. 1. Bijnaam uit het Oudfranse povre, het Middelnederlandse pover: arm, pover. 2. De West-Vlaamse familienamen Depouvre/De Pover/Depover, Depovere/.. zouden ook kunnen teruggaan op Antoine Le Poivre (1533): beroepsbijnaam van de peperhandelaar.
Povre. Spelling voor Povre (met accent). Of Povret, afleiding van pauvre: arm.
Powell. 1. Engelse plaatsnaam Powel, Pool: poel. 2. Vadersnaam van de voornaam Paul.
Powis. 1. Engelse familienaam van plaatsnaam Powis, oud district in N.-Wales. 2. Jacques-Benot Pauwens (1705-64), secretaris van de Raad van Brabant, werd door Karel VI in 1732 geadeld. Hij liet toen zijn familienaam wijzigen in Powis, omdat hij meende van Welse afkomst te zijn. Hij stamt evenwel van: +1600 Gillis Pauwens, Antwerpen.
Poznanski, Poznantek: Afeiding van plaatsnaam Poznan, Duits Posen (Polen).
Praag, van, van Praagh, van Praeh: Plaatsnaam Praag in Bohemen (Tsjechi).
Praast, Prahst, Prast, Praas: Nederduits prahst, van pravest, provest ‘roost’.
Praat, (van) Praet, (van) Prat. Verpraet: Plaatsnaam Praat, van Latijnse pratum ‘Wei(land)’.
Prade, Pradde, Pratte: Occidentaals prade, Frans pre: wei. Plaatsnaam. Vergelijk Duprat.
Pradelles (van) Pradel, Pradels, van Pradelle, van Pradel, van Pradeele: Plaatsnaam Pradelles (Nord), Pradeels.
Pradier. Afleiding van plaatsnaam pr, van Latijn pratum: weide.
Praet, Praets, Praat, Praats. 1. Bijnaam voor een prater, iemand die veel praats heeft. 2. Verkort, van Van Praet.
Praet, (van), van Peraet, (van) Prat, Verpraet: Plaatsnaam Praat, van Latijn pratum: wei(land).
Praga. Plaatsnaam Praha; Praag in Bohemen, Tsjechie.
Prangenberg: Plaatsnaam (Rijnland-Palts)
Prager, Prger, Bragers, Brager: Afkomstig van Praag.
Prail, Praile, Praille, Praillet, Pralle: Dialect van Frans praille: grote wei; afleiding praillet.
Prairial. Prairial was een maandnaam in de revolutionaire kalender (weidemaand). Misschien vondelingnaam.
Prairie. Plaatsnaam Prairie; weide.
Pranger, Prangier, Pringier, Pringiers, Prinsier, Prinsie, Prinzie, Prince: Vadersnaam van Brenger / Bringer.
Pranger, Prange, Prangen, Prenger, Spranghers, Sprangers, Spanger, Sprenghers, Sprengers, Sprenger. 1. Beroepsnaam voor een worstelaar. Uit het Middelnederlandse prangen: worstelen, vechten. 2. Of uit het Duitse Branger, Pranger. Dit uit het Middelhoogduits brangen: pronken, pralen, opscheppen.
Prater, de, Pratere, de, de Praeter, Praetere, Depraetre, Depraete, de Preeter, Preetere, de Preter, Pretere, de Pretre, de Prtre, de Prettere, de Preiter, Preitere, Depreiter, Depreitere, de Praiter, Praitere, de Preytere, Depreytere, de Pruyter, de Proetere. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse prater, prter, van pratarius, van pratum: weide. Weideopzichter, boswachter. 2. Soms is De Prater: babbelaar. 3. In de 16-17de eeuw. werd De Prter ook wel als De Pre(e)ster opgevat.
Pratte. 1. Zie Prade. 2. Verkort van Depratte.
Prause: Zuid-Duitse variant van Duits Braus(e) ‘Heftig mens, bruisende kerel’van Middelhoogduits brs ‘Lawaai’.
Prausnitzer. Plaatsnaam Prausnitz, Pools Prusnice (Silezië).
Praxel. Duitse beroepsnaam: helper, plaatsvervanger, dagloner.
Prayez, Pri, Priez, Priet: Plaatsnaam. Frans prayet, afleiding van pr: wei.
Prayon, Prion, Preillon: Plaatsnaam Prayon in Fort-lez-Chaudfontaine (Luik).
Prcel, Prcelle, Precel, Precelle, Princelle: Dialect Frans percel, princhelle: korenbloem.
Preckler, Priqueler. Afleiding van Preckel, werktuig van palingstekers of turfstekers. Beroepsnaam. Vergelijk Prekel.
Predon. Waarschijnlijk variant van Predom.
Preem. 1. Zie Priem(s). 2. De Blankenbergse familie Preem stamt af van ene Brems (in de 18de eeuw geboren in Adinkerke).
Prgardien, Prgaldin, Prgaldien: Beroepsnaam. Frans prgardien, dat is gardien de pr: veldwachter.
Prhaut, Prehat. 1. Plaatsnaam Pr haut: hoge wei. Vergelijk Dehopr. 2. Hypercorrecte spelling voor Prau, Preat.
Preiser. Oudhoogduitse familienaam. Middenhoogduits briser: passementwerker.
Preiserowicz, Preizerowicz, Preserovits: Slavische afleiding van Duits Preiser. Preisler, Preizler: 1. Variant van Preiser met -ler-suffix. 2. Ontronde vorm van Preusler, variant van Preusser: Pruis.
Prekel, de. Familienaam uit het Middelnederlandse prekel: werktuig (prikker) van palingstekers en turfstekers. Een beroepsbijnaam. Vergelijk Preckler.
Preker, de, Preckher. Naam van de prediker, predikheer, dominicaan.
Prlat. Naam van een prelaat, kerkelijke waardigheidsbekleder.
Premer, Premers. Oudhoogduits, van Bremer, uit Bremen.
Prenen: Bij de Nederduitse beroepsbijnaam Prehn, van midden Noord-Duits prn(e)’riem, (schoenmakers)els’.
Prengel, Prengels, Pringel, Pringels. Bijnaam. Nederduits prengel: knuppel. Vergelijk De Clippel.
Prent, Prenten, Prends: Middelnederlands prente ‘Toestel om op laken een merkteken te prenten, afbeelding, prent’. Beroepsbijnaam van de prenter, merker, drukker, tekenaar.
Prseau, Prseaux, Preseaux, Prsiaux, Presiaux, Pressia. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Prseau (Nord) of Pressiat (Ain).
Presburg, Pressburg. Duitse naam van Bratislava (Slowakije) of Pozsony (Hongarije).
Present, Prsent. Naam uit het Oudfranse prsent: present, geschenk, gave. Bijnaam voor de brenger, verkoper, die zichzelf zag als, die begiftigd was met,..
Presseria. Variant van Plesseria met r//-wisseling.
Presseur. Beroepsnaam van de wijn- of olieperser, olieslager. Vergelijk Depresseux.
Pressia. Plaatsnaam Pressiat. Ain.
Pressoir. Beroepsnaam van de wijn- of olieperser. Zie Presseur, Dupressoir.
Presta, Prestat. Occidentaalse afleiding van Frans prt: lening. Bijnaam.
Prestiaux. Oudfrans presteau, van prestreau: priestertje.
Preston. Frequente Engelse plaatsnaam Preston.
Prte, Prete: Waals van prtre: priester. Zie (de) Priester.
Pretlot. Afleiding van Frans prtre: priester.
Preudhomme, Preud’ Homme, (de) Preud’omme, Preudhoms, Preudhoms, Prudhomme, Prud’homme, Prudhomme, Preudom, Preudoms, Prudhon, Prudon, Prudum, Predhomme, Predըomme, Predhom, Predom, Prodhomme, Prodomme, Prodan, Deprdomme, Predhom, Predom, Prodhomme, Prodomme, Prodan, Deprdomme, Prondըomme, Pardon, Perdon, Purdon. Naam uit het Franse preu d’homme: eerlijk en wijs man. Bijnaam.
Preuninger: Vadersnaam. Met Zuid-Duitse verscherping b/p uit Breuni(n)ger, Bruni(n)ger, afleiding van Brning, van de voornaam Bruno.
Preuschoft, Preuschoff, Preukschat. Duitse bijnaam Preuss-Hoft: hoofd met stoppelig, verward haar.
Preusser, Preusse, Preusner, Pruys, Pruissen, Pruijssers, Preiss: Volksnaam van de Pruis.
Preutens. Onduidelijk.
Preux, Lpreux: Bijnaam. Oudfrans preu: wijs, moedig, deugdzaam. Vergelijk Preudhomme.
Prver, Prvert, Prvers. Plaatsnaam Pr vert: groene wei.
Preijers, Preyers: Waarschijnlijk grafe voor verkeerd begrepen Preys.
Prick, Pricken, Prikken, de Prieck, (de) Prijck, (de) Pryck, de Pruyck, (de) Pruijck, Pruijk, Prique, Pryke. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse pric(ke): visnaam, een mager iemand. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse pric(ke): klein muntje, waardeloos iemand. 3. Mogelijk zelfs beroepsbijnaam voor de pruikenmaker.
Prieels, Priels, Prils, Priels, Prels, Preels. Plaatsnaam uit het Middelnederlandse pradeel, prayeel, prieel. Dit uit het Latijnse pratellum: weide, boomgaard, lusthof, tuin.
Priem, Priems, Priemen, Prieme, Prime, Primen, Prims, Prim, Prym, Pryen, Preem, Preenen, Priemes, Priemis, Priemus, Prenen: 1. Beroepsbijnaam van de schoenmaker, naar Middelnederlands priem ‘Hschoenmakers) els’. Vergelijk Duits Pfriem. 2. Voornaam Priamus.
Priester, (de): Middelnederlands priester, preester, Oudfrans prestre, van Latijnse presbyter ‘riester, gewijd geestelijke’.
Prijcker, de, de Prycker. Familienaam uit het Middelnederlandse priken: juichen, pralen, pronken, ophef maken. Of uit het Middelnederlandse priker: muzikant met een snaarinstrument. Bijnaam of beroepsnaam.
Prijot, Priot. Van Piriot, afleiding van Pierre.
Prijs, Preys, Prys, Preis, Preijs, Preijse. Prijs: prijs, roem, ereteken van de overwinnaar. Bijnaam voor een lovenswaardig man. Vergelijk Duits. Preis.
Prijs, Pries, Prijs, Preijs, Preys. Plaatsnaam Pries in Duitsland.
Pril: Wellicht uit Duprel, van Deprel of uit Deprelle, Deprel, Oudfrans prael(e), Frans prau, van Latijnse Pratellum ‘kleine weide’.
Prince, (de); Prins, (de) Prinse, Prinssens, Prinssen, Prinsens, Prinsen, Prince, Princen, Prinz, Pryne, Printz, Leprince, Prinzen: Middelnederlands prince, Frans prince, Duits Prinz ‘rins, vorst, hoofd’. Bijnaam uit een bepaalde karaktereigenschap of een huisnaam.
Priou, Prioux. 1. Zie Pierrou(x). 2. Variant van Prior/Prieur.
Prison, Prizzon. Oudfrans prison; gevangene. Bijnaam.
Prist, Priest, Prisse, Price: Vadersnaam van Latijnse heiligennaam Praeiectus, Pr(e)iectus.
Pritchard. Vadersnaam. Wels: zoon van Richard.
Priv. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Privatus.
Proc: Spelling voor Procet, van Perrochet, verkleinvorm van de voornaam Pierre.
Promeren, van, Proemeren, van, van Ploemeren. Plaatsnaam Prummern, Noordrijn-Westfalen.
Procet, Procs, Procs, Proc, Prochette, Pross, Presse: Uit Perrochet, afleiding van Pierre?
Proctor, Procter. Beroepsnaam. Middenengels prok(e)tour, van Latijn procurator; zie Procureur.
Procureur. Beroepsnaam van een administrateur, beheerder; of advocaat, pleitbezorger, procureur.
Prodo, Prodeo. Re-interpretatie van Brodoux? Of Pro Deo; voor God ?
Proestman, Proesman, Proesmans, Prosmans, Prosman, Prosmanne: Afleiding van Proost.
Proetorius, Praetorius. Latinisering van de naam van een of ander ambt (Latijn praetor).
Profijt: Volks etymologische vervorming van Profeet, Frans Prophte ‘Voorspeller, waarzegger’.
Progneaux. Vadersnaam Perronneau, afleiding van Pierre.
Prokes, Proix, Proksch. Duits, Slavische vorm van heiligennaam Procopius.
Prokopfo, Prokopfof. Vadersnaam. Heiligennaam Procopius, patroonheilige van Bohemen.
Prommel, Promelle, Promil: 1. Plaatsnaam Promelles in Oud-Genepin (Waals-Brabant). 2. Eventueel variant van Pronelle.
Pronckaert, Pronkaert, variant van Bronkaert.
Pronce. Waarschijnlijk van Ponce met epenthetische r.
Pronk: Middelnederlands Pronk ‘Stuurs, misnoegd, pruilerig, knorrig’.
Pront. Vadersnaam van Perron, Pierron.
Proosdij, van: Plaatsnaam Proosdij ‘embtswoning, ambtsgebied van een proost’.
Proost (de), (de) Prost, Proosten, Prosten, (de) Proft, Proos, Proest, Proes, Proess, Prss, Prs, Proehs, Probst, Props, Propst, Provoost, Provost, le Provost, Provo, Provot, Provou, Provos, Provoste, Prouvost, Prouvot, Prouvosq, Pruvoost, Pruvost, Pruvot, Pruost, Pruuost, Pruwast, Prevos, Prevost, Prevo, Prevot, Prevots, Prevoor, Prevoot, Prevoz, Prvox, Le Prevost, Preuvot, Preveas, Pervost, Pervoot, Privot, Privoo, Proust. Uit het Middelnederlandse provest, proo(f)st, het Oudfranse provost, prevost, het Duitse Probst. Allemaal afkomstig uit het Latijnse prepositus: proost, hoofd van een kathedraal, kapittel, kloostervoogd, maar meestal een gerechtelijk ambtenaar, voorzitter van de schepenbank, baljuw. Beroepsnaam.
Proot: Vadersnaam. Samengetrokken uit Perroot, van Pierrot, verkleinvorm bij de voornaam Pierre.
Prooije, van, Prooijen, van, van Proyen: Plaatsnaam Poederoijen, uitgesproken als pro (Gelderland).
Prop. Bijnaam voor Propper?
Prophte, Prophete, Profte, Profeta, Profiter, Profit: Bijnaam voor een profeet, een voorspeller. Vergelijk Waerzeggers.
Propper, Prpper, Proepper: Beroepsnaam van de man die proppen in schietwerktuigen stopt. Nederduits Propper, eventueel = Duits Propfer: enter.
Propsma: Friese afleiding van Probst ‘roost’.
Prosec, Procek. Slavische familienaam Prosec, Proschek. Afleiding van heiligennaam Ambrosius.
Prosper, Prospert, Prospre: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Prosperus ‘gelukkig, voorspoedig’.
Proth, Prott. Waarschijnlijk Nederduits Proot, Prott, bijnaam voor een veelprater, luidmchtige kerel.
Protin, Prottin, Protain: Vadersnaam van Perrotin, afleiding van Perrot, van Pierre.
Proumen, Proumens. Oostelijk voor Pruimen, verbogen vorm van Pruim. Of variant van Ploumen. Vergelijk Duits Flaum, Pflaume (in plaats van Plaum).
Prouveur, Prouvier, Pourveur, Proveur, Prover, Proveux: Beroepsnaam. Oudfrans proveor: advocaat, verdediger, onderzoeker. Zie ook Pourveur.
Prov, Prove, Provez, Prouv, Prouve, Prouvee, Prouver: Oudfrans prov ‘moedig’. Bijnaam.
Provence, Provincie. 1. Herkomstig van de Provence in Frankrijk. 2. Re-interpretatie van Provins.
Provenier, Prevenier, Preveneers, Preuveneers, Pruveneers, Prvinaire. Naam uit het Middelnederlandse proven(den)are: iemand die prebende bezit. Iemand, die opgenomen in een proveniershuis (komende uit een geestelijk goed) recht heeft op bepaalde voordelen, uitdelingen. Met andere woorden die huisvesting en verzorging kan bekomen. Frans Provendier, Nederduits Profener.
Provensal, Provinciael, Provincial, Provenzano. Naam van iemand die afkomstig was uit de Provence. Vergelijk Middelnederlands Provinciaelsch = Provenaals.
Provis, Prevys. Plaatsnaam Prouvy in Jamoigne (Luxemburg).
Provyn, Provijn, Provin, Provins, Proven: Plaatsnaam Provins (Seine-et-Marne): Vergelijk Deprovins.
Prowizor, Prowizur. Ambtsnaam van de provisor, groot-vicaris, vicaris-generaal.
Proy, Proye, Prooi. Oudfrans preie, proie, Middelnederlands pro(o)ye: prooi, buit. Vergelijk Pryde. Bijnaam.
Proyard. Plaatsnaam Proyart, Somme.
Prudent, Pruden. 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Prudentius ‘Wijs’. 2. Bijnaam. Frans prudent: voorzichtig. 3. Variant van Prudon, Preudhomme.
Prfer, Prufer, Prwer, Pruwer: Beroepsnaam van de keurder (laken, waren), ijker.
Pruim, Pruijm, Pruym, Pruin, Prum, Prume, Prumers, Prm: Bijnaam naar de vrucht, de pruim. Beroepsnaam voor pruimenteler of -handelaar.
Pruimboom, Pruymboom, Pruijmboom, Prumbaum. Plaatsnaam Pruimenboom.
Prum, Promm. 1. Plaatsnaam Prum (Rijnland-Palts). Oude vorm Prome. 2. Zie Pruim.
Pruis, Pruissen, Pruijs, Pruys. Plaatsnaam, afkomstig van Pruisen.
Prul: Bijnaam van het werkwoord prulen ‘ruilen’E
Prmers, Prummel: Middelnederlands prumer ‘ruimenboom’.
Prijcker, de: Afleiding van Middelnederlands priken ‘Juichen, pralen, pronken, ophef maken’. Middelnederlands priker ‘Snarenspeler’.
Prumpeler, Prmpener: Met p-anticipatie van Duits Trumpler: trommelaar.
Pruniau, Pruniaux, Pruneau, Pruneaux, Prugneaux: Frans pruneau: pruimpje. Beroepsnaam of bijnaam. Vergelijk Purnelle.
Prunier, Pronier, Pronnier, Prunires: Plaatsnaam Prunier: pruimenboom. Vergelijk Notenboom.
Prss, Prus, Prues: 1. Nederduits Prusse, Duits Preusse: Pruis, afkomstig van Pruisen. 2. De Oudhoogduitse en Elzassische familienaam Prss gaat terug op een plaatsnaam Brsch: heide, struikgewas, van bruscia, Oudfrans broce. Vergelijk Labrousse.
Pruyssen, van, Pruissen. Landnaam Pruisen. Zo ook Pruyssenaer.
Pruyt, Pruydt. Misschien van Preit, Pareil (met ronding ei/ui). Of uit Prez, van Depr (zie De Pruyt)? Of: 1387 Meus Proyt, Amsterdam.
Pruyer, de. 1. Zie De Prater(e). 2. Aaanpassing van Nederduits Pruter, Prter: knoeier.
Pryde, Prijden, Priede, Pride. 1. Middelnederlands pride, prie: buit, prooi, kreng. Scheldwoord. 2. Engelse familienaam Pryde = Pride. Bijnaam voor een trotse.
Prync. Spelling voor Duits Prinz.
Przybyla, Przybylak, Przybylek, Przybylski: Poolse bijnaam voor een nieuwkomer.
Publie. Schrijfvariant van het Zuidfranse Publier/Publi/Pubellier, het Franse Peuplier: populier. Plaatsnaam.
Puche. 1. Bijnaam. Picardisch puche, Frans puce: vlo. Vergelijk De Vloo. 2. Zie Dupuis.
Puers, (de). 1. Van Middenenderlands poderen, puederen: in iets roeren, met een poder (tros wormen) vissen, peuren? 2. Maar de huidige familienaam Depuers/Puers kan een hypercorrecte vorm zijn van Depues/Pues. Depuers komt trouwens 16 maal voor in Henegouwen. Of vertaling van Van Puurs (Anwerpen)?
Puffelen, van. Zeer merkwaardige familienaam waarvan de oorsprong onduidelijk is. Is mogelijk afgeleid uit (ge)peupel: volk. Of uit een plaats Puffel(en) die dan ergens in de buurt van Rotterdam moet liggen. Of uit een stopwoord dat regelmatig door de stamvader gebruikt werd. Of Puffelen, van: Plaatsnaam Puit, de; Puite, de Puijt, Depuijat: Middelnederlands puut ‘kikvors, kikker’. Bijnaam voor een mager mens of naar het gekwaak, of voor iemand die huppelt.
Puivelde, van; van Puijvelde: Plaatsnaam Puivelde in Belsele (Oost-Vlaanderen, Waasland) ‘uidenveld, kikkerveld’.
Pugh, Puig. Frans dialect (Roussillon) vormen voor Puy: hoogte. Vergelijk Dupuis 2.
Puimge. Franse familienaam Puymge: middelste hoogte.
Puissieux, Puisieux. Plaatsnaam Puisieux (Pas-de-Calais, Seine-et-Marne, Aisne), Puisieulx (Marne).
Puissant. Bijnaam naar de fysieke kracht. Vergelijk De Sterke.
Pul, van, Pullens, Pullen, Pul,van Pulle, Pollen: Plaatsnaam Pulle (Provincie Antwerpen).
Pulfer. Duits Pulver. Beroepsnaam van de poe(de)rverkoper, -menger, kruidenhandelaar.
Pulle, Puis. Middenenderlands pulle: pul, kruik, vaas, kan. Bijnaam of beroepsnaam voor kannengieter.
Pulles. 1.Van Pulle: familienaam naar de plaats van herkomst. 2.Afgeleid van het Middelnederlandse pulle: kruik. Beroepsnaam voor een kannengieter. 3. Afgeleid van het Middelnederlandse puls: roerstok. Beroepsnaam van een pulser: iemand die met een roerstok de vis opjoeg.
Pulman, Pulmans, Pulemans. 1. Afleiding van Van Pulle. 2. Zie Poelmans.
Puls. 1. Middenenderlands puls, pols: polsstok, stok om in het water te roeren (polsen) om de vis op te jagen. Bijnaam vooreen pulser. 2. Zie Pulle.
Pulst, (van der). Plaats waar pois/puis groeit. Pois: lisdodde, Typha.
Pulteau, Pultau. Verscherpt van Bultau (zie Bulteel)?
Pultrum: Trijntje Jacobs nam in 1811 in Surhuisterveen (Friesland) de naam Pulterum aan.
Pulver, van, Pulvere, van. Plaatsnaam Pulver. Bijvoorbeeld in Wormhout, Frans-Vlaanderen.
Punder (de), Pundert, de: Beroepsnaam punder, ponder ‘Weger, schatter’.
Pundke, Pncke: Verkleinvorm van Nederduits Pund, Duits Pfund ‘ond (geld, gewicht)’.
Punt, (de), de Pun: Vergelijk Frans Pointe, Lapointe. Wellicht uit punter ‘Schilder’. Als Lepointre toch de oudere vorm zou zijn, dan kan De Punt uit De Punter, dat is de schilder, worden verklaard. Zie ook Ponte.
Punter, Punte, Pinter. Beroepsnaam, 1. Platbodem met vierkante uiteinden, aangepast voor ondiepe wateren, 2. Om iets te stuwen, punteren.
Puntman: Afleiding van de Punt.
Purcell: Oudfrans porcel, porchiel, Frans pourceau, porcelet, verkleinvorm van porc ‘Varken(tje)’. Bijnaam naar de onzindelijkheid of voor een varkensfokker.
Purdon. Frans preu dըomme: eerlijk en wijs man. Vergelijk De Vroe. Door klankevolutie Preudon/Predon/Perdon (metathesis) ging de naam samenvallen met de al bestaande familienaam Pardon.
Pure, Puree, Puraye. Oudfrans pure: gerecht, groentenpuree, -moes. Bijnaam.
Purement, Puremont. Plaatsnaam in Oteppe, Luik.
Pureur, Dupureur. Oudfrans pureur: die zuivert. Wellicht beroepsnaam van de lakennopper.
Purnell, Purnelle, Pronelle, Purnal, Purnaels. 1. Luiks-Waals purnelle: prunelle, slee(pruim), brunel. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Zie Pernelle.
Purnode. Plaatsnaam. Namen.
Purnotte. Vrouwelijk van Purnot of variant van Purnode.
Pusch: Zuid-Duitse verscherpte variant van Duits Busch ‘Struikgewas, bosje’.
Pusters. Middelnederlands poester, puyster: blaasbalg. Beroepsnaam. Nederduits Pster.
Put, (de), Puth, Puts, Pit, Pitt: 1. Plaatsnaam Put, en kustdialectische, ontronde variant Pit, Engels Pitt, wellicht verkort uit van de Put(te)/Pitte. 2. Eigenaar van een waterput, waterfitter, die waterputten aanlegt.
Put, van de, den, Putt, van de, den, van de Peute, van de Peutte, van de Pitte, van de Putt, (van der) Put, van de(der) Putten, Putte, Puth, Puts, van Put, van Putte, van der Potte, Vandrepotte, Vandrepote, Vantrepotte, Vantrepote, Verpeuten, Verpeut: 1. Verspreide plaatsnaam Put, ten Putte, Puth (dit bij Sittard). Pit is Waals-Vlaams. Beroepsbijnaam voor de eigenaar van een waterput, de aanlegger van putten.
Put, de. 1. Grafe voor De Puydt. 2. Verschrijving Deput = Depu = Dupuis. 3. Plaatsnaam Put.
Putanier. Middenfrans putanier: van slecht gedrag. Franse familienaam Putignier.
Putcuyps, Putcuijps. Middelnederlands putcupe: kuip, emmer om water te putten. Beroepsnaam. Ook plaatsnaam.
Putmaker, de. Beroepsnaam van de puttenmaker of eventueel grafdelver.
Putman: Afleiding van van de Putte.
Putois, Pittois, Pitois. Oudfrans en Frans putois; bunzing. Bijnaam.
Putpice, Putpiece, Peudepice: Putepice: slecht stuk. Oudfrans put: slecht + pice: 1. Tijd, tijdsduur. Bijnaam voor iemand die ten ontijde of te ontijde (te vroeg) komt. Oudfrans bonne pice: langdurig. 2. Plaatsnaam: stuk land. Vergelijk Kwaad Stuk, Duits Quatlnder, Frans Malpice.
Puts: 1. Aaanpassing van Picardisch puch(e) ‘ut’. 2. Afleiding van Put.
Putseys, Putseijs, Putzey, Putzeys, Putzeyse, Putzeysse, Putzeis, Putzeist, Putzys, Putzeijs, Pudzeis, Pitzeys, Pitseys, Puzey, Putsage. Familienaam afkomstig van de plaats Poucet of Pousset (allebei in Luxemburg). Putsage is hypercorrect.
Putte, van de; van der Put, van der Putte, van de Pitte: Verspreide plaatsnaam Put, ten Putte, kustdialectisch Pit.
Puttegem, van. Een plaatsnaam Puttegem is onvindbaar. Misschien Petegem in Waregem (West-Vlaanderen). Of een Oost-Vlaamse plaatsnaam.
Puttaert, Puttart, Putard. 1. Beroepsnaam van de waterputter. 2. Variant van Van de Putte, zie bij Put.
Putteman, Puttemans, Putman, Putmans, Peuteman, Peutemans, Peutteman, Peutman, Pitteman, Pittemans, Pitman. 1. Afleiding van Van de(n) Putte, Van Putte (plaatsnaam). 2. Afleiding van een waterput : beroepsnaam van iemand die met waterputten of –leidingen bezig is.
Putten, van, van Put, Peutte, Peute: 1. Plaatsnaam Putten (Noord-Brabant, Gelderland, Antwerpen). 2. Eventueel van Van den Putte.
Puttenaers, Puttenaars, Putteneers, Putteniers. Afleiding van put: waterput. Beroepsnaam van de waterfitter, die waterputten en -leidingen aanlegt. Vergelijk Pfizer. Duits Pftzer/Pftzner, ontrond Pfitzer/Pfitzner.
Puttens. Afleiding van familienaam Put of van de Put(te).
Putter, (de), Putters, Puters: Beroepsnaam van de waterputter, waterschepper, waterfitter.
Putterie. Wel geen plaatsnaam, maar Re-interpretatie van Pittery.
Puttin, Puttine. Afleiding van Frans pute: slecht. Bijnaam voor iemand van slecht zedelijk gedrag.
Ptz, Putz: Dialectisch variant van Duits Pftze ‘ut, waterput’. Beroepsbijnaam van de waterputter, waterfitter, de Putzemeister. Vergelijk de Putter.
Putzer. Dialect variant van Pftzer. Zie De Putter, Putz.
Puvrez. Afleiding van Oudfrans peivre, Frans poivre: peper. Vergelijk Poivre. Luiks-Waals pevr: poivr.
Puy, du: 1. Plaatsnaam. Oudfrans pui, puy, van Latijnse podium ‘Hoogte, heuveltje’. 2. Spellingvariant van Dupuis ‘Van de Putte’.
Puyaubert. Plaatsnaam Puy; hoogte, van Aubert.
Puydebos. Franse plaatsnaam Puy, van Latijn podium: hoogte. Puydebois is waarschijnlijk een Re-interpretatie van de Franse familienaam Puydebat: heuvel die een dal beheerst.
Puydt, de, Depuydt, de Puijdt, de Puyt, de Puidt, Puyt, Puyts. Bijnaam uit het Middelnederlandse puut: kikker. Bijnaam voor een mager, een luidruchtig, het gekwaak, of een huppelend iemand.
Puyenbroeck, van, Puyyenbroek (van), (van) Puijenbroeck, Puijenbroek, van Puyenbrouk, Puyenbrouck, van Puyembroeck, van Puymbroeck, Puymbroek, Puymbrouck, Puymbrouck, van Puijmbroeck, van Puinbroek, van Puynbroeck, Vampuymbrock: Plaatsnaam Puidenbroek ‘moeras met puiden, kikkers’in Vrasene en Haasdonk (Oost-Vlaanderen, Waasland).
Puijlaert, Puylaert, Puijlaert, Puijbaert: Puijbaert door leesfout. Plaatsnaam Pu(i)laar, van Middelnederlands Puunlaar in Belsele (Waasland, Oost-Vlaanderen).
Puym, van, van Puijm, van Puyen, van Puyden. Plaatsnaam Puiden: waar puiden, kikkers leven.
Puyraymond. Plaatsnaam Puy; hoogte, van Raymond.
Puijsseleire, de, (de) Puijsseleijr, Puysselaer, de, Puysseleir, Pusseleire, Pusseleyr, Puyseleir, de Peusseleir: Variant van de Puysselaer, van Puislager ‘uidenslager, die kikkers slaat om kikkerbillen te verkopen’. Beroepsnaam. Waaslands puislagen.
Puystjens, Puystiens, Puijstjens, Pustjens, Peuskens, Peustjens, Peusgen, Peushgens, Pschkens, Peyskens, Peiskens, Peskens. Vadersnaam, Limburgse vormen van Paesken, Poesken. Deze zijn dan weer afgeleid van Paschalis.
Puyvelde, van, van Puijvelde. Familienaam uit de plaatsnaam Puivelde (kikkerveld) in Belsele (Oost-Vlaanderen).
Pyck, Pycke, Pijck, Peycke, Pijcke, Peyck, Pik, Piek, Pik, Pique, Picque, Picq, Pieck, Piec, Piek, Pik, Piecque, Piecq, Lepique; Familienaam uit het Middelnederlandse pike: piek of lans met een platte ijzeren punt. Beroepsbijnaam voor de wapensmid of de piekenier. Het is mogelijk ook een bijnaam voor iemand (uit het West-Vlaamse pijk) die wrokkig, niet sociaal is. Beroepsbijnaam voor de wapensmid of een piekenier. Overdrachtelijk ook ըaat, wrok, slechte verstandhouding’Bijnaam naar het karakter.
Pijckhout: Samenstelling van werkwoord Middelnederlands picken ‘Houwenՠen hout. Beroepsnaam van de houthakker.
Pijfferoen: Frans pifferon, afleiding van Frans piffre, Italiaans piffero, van Middelhoogduits phfer, Duits Pfeifer, Middelnederlands Pijper Ԧluitspeler, speelman, muzikant’.
Pijl, Pijls, Pijlman, Pyl, Pijl, Pyle, Pyls, Piel, Piels, Pielke, Pieltjes: Beroepsbijnaam voor een schutter of pijlenmaker.
Pyliser, Pylise, Pyllyser, Pylyser, Pijlijser, Pillyser, Pilyser, Pilyzer, Pilijser. Familienaam uit het Middelnederlandse piliser: ijzer of staal gebruikt voor pijl of pijlpunt. Beroepsbijnaam van de pijlenmaker of boogschutter.
Pijn: Vadersnaam? Vergelijk Pijnen.
Pijnckels: 1. Verkleinvorm van pink ‘kleine vinger’. 2. Variant van Pinkers. Afleiding van Middelnederlands pinken ‘Schitteren, glanzen’ook ‘Hinken’. 3. Door n-invoeging uit Pyckels, afleiding van Pickel. Middelnederlands pickel, peckel ‘oot van een meubel’ook ‘Been’. Beroepsbijnaam voor een timmerman, houtdraaier of bijnaam voor iemand met lange benen.
Pynebrouck, Pynnebrouck, Pynenbrouck, van Peenenbrouck: Plaatsnaam Penningbroek in Oxelaere (Frans-Vlaanderen): Vergelijk Waals-Vlaams pijneware/peneware, van Middelnederlands pennincwaerde.
Pynaker, Pijnaken, Paanakker. Plaatsnaam Pijnacker, Zuid-Holland.
Pynckels, Pynckel, Pijnckel. 1. Theoretisch afleiding van pink: kleine vinger. Waals-Vlaams pinkel. 2. Variant van Pinkers (1/r)? 3. Of veeleer van Pickel, Pyckels, met n-epenthesis.
Pijnen: Vadersnaam. Van Puijnen, Panen, bakernaam, wellicht van de voornaam Frans.
Pijnenburg, Peijnenburg: Plaatsnaam Pijnenburg (Utrecht). Maar de familienaam heeft zijn grootste concentratie tussen Tilburg en Den Bosch. W. Pijnenburg situeert Puinenburg in Belveren (Noord-Brabant).
Pypaert, Pijpaert, Pipar, Pipart, Piepar, Pipa. Naam uit het werkwoord pipen: pijpen, fluiten. Beroepsnaam van de fluiter, de (stads)speelman.
Pijpe, Puijpe: Beroepsbijnaam van de pijper, fluitspeler, (stads)speelman. Vergelijk Pijpers. Puijpe, van dialectisch Pupe, met geronde klinker onder invloed van de p.
Pijpelinck: Afleiding van Pijpe.
Pypenpoy. Vadersnaam. Bakernaam voor Willem.
Pijpenseel: Plaatsnaam Pijpenzele in Sint-Maria-Oudenhove (Oost-Vlaanderen).
Pyper, de, de Pijper, de Pijpere, de Pypere, de Peyper, de Peijper, de Puyper, Pieper, Piepers, Piper, Pipers, Pipere, Pijpers, Peypers, Pypers, Pijpers, Peijpers: Beroepsnaam van de pijper, de fluitspeler, trompetter, speelman, (stads)muzikant. Vergelijk Duits Pfeiffer, Engels Piper.
Pyperzeele, van Pyperzeel, van, Pijperzeel, Pijperzeele, Pyperzele, Pijpersele, Peyperzeel: Plaatsnaam Pijperzele in St.-Maria-Oudenhove (Oost-Vlaanderen).
Pypots. Ongetwijfeld verhaspeling van Pypops.
Pyr-dit-Ruys, Pirditruys: Pyr/Pire (Waals, Picardisch voor de voornaam Pierre) bijgenaamd (genoemd) Ԓuys’.
Q.
Quaasteniet, de: Spelling voor de kwaadste niet.
Quaaijtaal: Spelling voor Kwaaitaal, bijnam voor een kwaadspreker.
Quackelbeen, Quakelbeen. Middelnederlands quackelen: schudden. Bijnaam voor iemand die de benen schudt bij het lopen. Vergelijk Hocepied en Waals-Vlaams kwakkelgat.
Quackenbush, Quackenbusch. Nederduitse plaatsnaam Quackenbusch: zompig bos, struikgewas op moerassig terrein; vergelijk Quakebruck, Quakenburg.
Quaclaeys. Bijnaam + vadersnaam. Kwade Klaas (Nikolaas). Een Pietere Quaclaeys (Pieter, de zoon van den kwaden Klaas) woonde in 1500 te Berthen in (Frans)-Vlaanderen. En de vrouw die in 1520 waardin was in Ȥen Engel’ een herberg aan de zuidzijde van de Groote-Markt te Iperen, heette Elisabeth Quaedjonck. Duidde deze haar geslachtsnaam reeds aan dat een van haar voorvaders, wie deze naam eerst als bijnaam gegeven was, kwaadaardig van inborst was geweest, Elizabeth droeg die naam terecht, want ook zij was wijd en zijd berucht als een boos wijf. Daarvan wisten de reizigers en de bezoekers van haar herberg mee te praten; vooral zij die door een schrale buidel genoodzaakt waren weinig vertering te maken. Ze had dan ook van haar omgeving de bijnaam Qua-Bette ontvangen. Ook keizer Karel V, de volksaardige Vlaming, die eens, als een eenvoudig reiziger vermomd, in haar huis kwam om te beproeven of het gerucht waarheid sprak, moest haar boze aard maar al te zeer leren kennen. Tot haar straf veranderde de keizer de naam van haar herberg. Hij liet Ȥe EngelӍ wegnemen, en Ȥe Beer’ daar voor in de plaats stellen ȴer gedachtenis hoe Elisabeth de mensen niet als een engel, maar als een berin placht te bejegenen.’ En nog heden staat de herberg Ȥe Beer’ te Iperen aan de Markt.
Quad, Quadt. Duitse bijnaam. Middenoordduits qut: kwaad, boos. Vergelijk De Quae.
Quaden, Quadens, Quaaden. 1. Vorm van (de) Quae: bijnaam voor een kwaad, boos, misdadig iemand. 2. Naam uit de plaatsnaam Quaden in Paderborn (Noordrijn-Westfalen).
Quadekker: Variant van Quatacker. Plaatsnaam Kwaadakker ‘Slechte akker’.
Quader. Middenhoogduits quader: bouwsteen, vierkante tegel. Beroepsnaam of verkort van Quaderer.
Quadflieg, Quadflicg, Quadflige, Quaedvlieg, Quadvlieg, Quadvlies, Quatflieg: Bijnaam: kwade vlieg, voor een lastig mens. Quadvlies door assimilatie gs/s van Quadvliegs.
Quadpeerds, Quadpeerdts, Quaedpeerdt, Quaedpeerdts, Quaedpeerds, Quaedpars, Quaetpeerds, Quatpers: Bijnaam kwaad paard, slecht paard, wellicht voor een paardenkoopman of naar het karakter. Vergelijk Nederduits Quadvasel: slecht fokdier.
Quae, de, de Kwae, de Kwaai, Kwa, Quaaden, Quaade, Quadens, Quaden, Squaden: Bijnaam voor de kwade, slechte, boze, misdadige.
Quaehaegens, Quaeyhaege, Quaeyhaegens, Quaeyhaeghen, Quaeyhaegen, Quaehaags, Quayhackx: Plaatsnaam Kwade Haag.
Quagebeur, Quaeghebeur, Quaghebeur, Quagebeur, Quaegghebeur, Quaeybeur, Quaegnebeur: Bijnaam voor een kwade buur.
Quahannens, Quatannens, Quatannens, Quathannens; zoon van Qua-Hannes of Quaet-Hanne; de kwade Johannes.
Quaclaeys; zoon van kwade Klaas.
Quaesaet, Quasaet: Re-interpretatie van Casaert (variant Quassaert).
Quaille, van: Spelling van Van Caillie, van Van Coillie. Plaatsnaam in Oostnieuwkerke (West-Vlaanderen): 1187 Colia, 1202 Coilge. Romaans collia, van collis ‘Heuvel’.
Quaiser. Waalse aanpassing van Kaiser of Keizer.
Quakkelaar. 1. Spelling voor Kakelaar, afleiding van Middenenderlands cakelen: kakelen, snateren, babbelen. 2. Eventueel afleiding van Middelnederlands quackelen: schudden (vergelijk Quackelbeen), beuzelen, kletsen. Bijnaam.
Quambusch. Duitse plaatsnaam op -busch: bos, struikgewas. Quadenbusch?
Quaniers. Lees: Kanjers. Zie Caignaert.
Quarante, Quaranta. Middenfrans quarante, van volkslatijn quaranta, van quadraginta: veertig. Vergelijk Carme.
Quarles: Vadersnaam. Spelling voor Carles, Picardisch vorm voor Charles.
Quartel, (de): Oudfrans quartel, Middelnederlands quarteel, carteelԕkorenmaat (1/4)’.
Quast, Quasten: Middelnederlands. Middenhoogduits quast: kwast, badkwast, takkenbosje, rijsbosje, plumeau. Beroepsnaam van de kwastenmaker (zie Quasters) of van de badmeester (die de baders met de rijsbos bewerkt). 1314 Arnold Quast, Rostock (heeft in zijn wapen twee gekruiste bezems).
Quasters. Beroepsnaam van de kwastenmaker.
Quataert: Afleiding van Middelnederlands quaet ‘kwaad, slecht, boos’.
Quaethoven (van), (van) Caethoven, Kaethoven. Naam uit de plaatsnaam Kwaadhoven in Hasselt (Limburg).
Quast, Quasten, Quasters. Uit het Middelnederlandse quast: kwast, badkwast, takkenbosje, rijsbosje, plumeau. Beroepsnaam voor de kwastenmaker of de badmeester (die de baders bewerkt met een rijsbosje).
Quataert, Quaetaert. Naam uit quaet: boos, kwaad, slecht. Bijnaam.
Quatannens, Quatanne, Quatannes, Quatanens, Quatannes, Quatennens, Quatennent, Quatannews, Quattanens. Bijnaam + vadersnaam uit Quaet Hannin: kwade Jan.
Quaterman, Quarterman, Quartermaine, Quotermans, Quattromano, Catterman, Catternan, Caternang, Katherman, Kettermans: Frans Quatremain. Bijnaam voor een handige, die als het ware vier handen heeft. Vergelijk Sevenant.
Quathem, Quatem, van, Vanquathem, van Quaethem, van Quaetem, van Queathem. Naam uit de plaatsnaam Quaethem in Lichtervelde, Kwatem in Herne (Vlaams-Brabant) of Kwaadham in Gent en Aarschot.
Quatacker, Quadackers. Plaatsnaam Kwaadakker: slechte akker.
Quatre, Quatrus. Het Franse cijfer vier.
Quatrecoeurs, Catteceur. Bijnaam naar een uithangbord met vier harten? Of Re-interpretatie van Contrecoeur: met tegenzin.
Quatresooz, Quatresous. Bijnaam Quatre sous: vier schellingen (munt). Vergelijk Trentesaux.
Quatretemps. Frans quatre-temps, van Latijn quatuor tempora: quatertemper, vastendag. Vergelijk Carme, Duits Quatember.
Quatrevaux. Plaatsnaam; vier dalen.
Queeker, de, Queecker, de, de Queker, de Quecker, de Quecquer, Queeckers: Middenenderlands kweker, kwaker: dobbelaar, die met een Աuaecbertՠof triktrakbord speelt.
Quekelberghe, Quekelberge, (van); van Queckelberche, zie Kwekelberg.
Quhen, Quihen. Plaatsnaam Quehen in Beuvrequen en Isques, Quehen in Bonen, Quehem in Ergny (Pas-de-Calais).
Quelerij, (de): Uit Delcoeuillerie. Oudfrans cueillerie ‘mogst’. Als plaatsnaam wellicht de naam van de oogstschuur, tiendenschuur.
Quellhorst: Plaatsnaam Quellhorst (Nedersaksen).
Quellin, Quellijn, Quellien, Quoilin, Quoillin, Coilin: Vadersnaam. Waalse voornaam Cwlin, Qwlin = Quirin, heiligennaam Quirinus. Vergelijk Quirin, Quoirin.
Quelquejeu. Bijnaam voor een speler?
Quemener. Bretonse beroepsnaam Quemener; kleermaker.
Qunhen, Quenehen: Plaatsnaam Quenhem in Calonne-Ricouart (Pas-de-Calais).
Quennelle: verkleinvorm van Picardisch que(s)ne ‘aik’Frans chne.
Quennery. Picardische vorm van Oudfrans chenerie; troep honden?
Quenon, Quenont. Vadersnaam. 1. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Cono (Koen). 2. Variant van Quinon.
Quenton. Vleivorm op -on van de voornaam Quentin?
Qur, Quer, Quere: 1. Bretonse beroepsnaam kere: schoenmaker. 2. Zie Carr.
Querido: Spaanse-Portugese bijnaam querido ‘Lief’ of voltooid deelwoord van querer ‘Beminnen, liefhebben’dus ‘geliefde’.
Querinjean. Vadersnaam. Querin + Jean.
Quernette. Moedersnaam Querinette, afleiding van heiligennaam Quirinus.
Queroles. Oudfrans queroles, Frans caroles: rondedansen.
Querp, van. Plaatsnaam (Erps-)Kwerps (Vlaams-Brabant).
Quertainmont, Quertaimont, Quertenmont, Quertemont, Quertinmont, Quertimont, Quertmont, Quartimont: Plaatsnaam Cartimont ? in Nijvel (Waals-Brabant).
Quertin, Quertain. Picardisch krtin: mand. Beroepsnaam.
Quertinier, Qiertigniez. Metathesis van Crtinier: mandenmaker. Afleiding van Quertin.
Questel, Questiau, Questiaux, Quoistiaux, Quetel, Qutaut, Quetaut. Familienaam uit het Oudfranse Questel, van queste (van Nederlands kist): kist, kast, koffer. Beroepsnaam.
Questienne. Plaatsnaam. Waals castinne, calistine, van kalksteen.
Questier, Quettier, Qutier, Kestier: Beroepsnaam. Oudfrans questier: ontvanger van een heffing, een belasting, de queste.
(de) Quid, Quidt. Variant van De Kwik: bijnaam voor iemand die levendig/vlug is.
Questroy, Quetstroey: De familienaam komt vooral in West-Vlaanderen en Henegouwen voor en zal ongetwijfeld uit Noord-Frankrijk stammen.
Qutard, Quitard: Beroepsnaam belastinginner zoals Questier.
Quetel. 1. Zie Questel. 2. Spelling voor Ketel. Vergelijk Quetelard=Ketelaar.
Qutin, Quetin, Quitin, Quittyn, Quityn, Quoitin, Ketin, Keten, Ketting, Kettin: 1. Vadersnaam. Waals Cwtin, gedenasaleerd van Quentin. 2. Oudfrans questain: belastingontvanger. Vergelijk Questier.
Quets, Kwets, Quetsch. Afleiding van Middelnederlands quit(e), quijt: rustig, gerust, vreedzaam, onbezwaard? Vergelijk De Quidt.
Quetteville. Plaatsnaam Qutiville (Calvados). Ook Qudville, Quideville, Chdeville, van Chef de ville: hoogste punt van het dorp. Vergelijk Dassonville.
Quevauvillers, Quevauviller. Plaatsnaam, Somme.
Quvrain, Quvrin, Quevrin, Quivrin, Keveryn, Kevereyn, Keverijn, Kiveryn, Kiverijn. Plaatsnaam Quivrain (Henegouwen).
Quibaille. Bijnaam. Die geeft?
Quibel. Variant van Occidentaals cubel, Frans cuveau: ton, vat. Beroepsnaam van de kuiper. Zie Quiblier.
Quiblier. Occidentaals Cubelier, Frans Cuvelier; kuiper.
Quibus. Korte vorm van Coquibus.
Quichelheege, van. Schrijf- of leesfout voor Van Quickelberge.
Quickelberge, van, Quickelberghe, van, van Quikelberghe, (van) Quekelberghe, Quekelberge, van Quequelberghe, van Quckelberge: Plaatsnaam Kwikkelberg in Binkom (Vlaams-Brabant). Maar de oudste vindplaatsen van de familienaam verwijzen naar Oudenaarde.
Quickels, Quickeld, Quekel, Quikiels, Quikels: Bijnaam. Afleiding van Middelnederlands quic: levendig, vlug, beweeglijk.
Quidet, Quid, Quidey, Kidey: Variant van Guidet, met verscherping /l.
Quidonne, Guidonne: Waarschijnlijk Re-interpretatie van Guidon.
Quidouce, Quidousse, Quidoes, Quiddoes, Cuidosse: Wellicht de Italiaanse familienaam Guiducci(o), Guiduzzi, afleiding van Germaanse voornaam Wido.
Quidt, de. Variant van De Kwik. Bijnaam voor een levendige, vlugge. Maar misschien werd de t als c gelezen. Zie Quels.
Quifry. Verhaspeling van Quivy (met r-epenthesis)?
Quivre. Picardisch quivre, Frans chvre: geit. Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk Dechvre, De Kyver.
Quivy, Quivit. 1. Plaatsnaam Quivy (Nord). 2. Zie Dequvy.
Quignon, Quingnon, Kignon, Kunion: Bijnaam. Frans quignon: homp brood. 2. Zie Kinon. 3. Zie Cugnion.
Quintersleger. Beroepsnaam van de slachter. Middelnederlands quene: onvruchtbare koe.
Quijo, Quyo. Spelling voor Guio(t) of Guillot (vergelijk Quillemain, Quilliot). De familie is afkomstig uit Stene, waar de oudste voorvader in 1680 geregistreerd staat als Guillot.
Quik, Kwik. Bijnaam. Middelnederlands quic ‘Levendig, vlug, kwik’. Vergelijk Engelse familienaam Quick(e), Duits Quick.
Quillemain, Quilliot, Quillonnet, Quilloux: Variant van Guillemin, Guillot enz. met verscherping.
Quinau, Quinaut, Quineaux, Quinaux, Quenault, Kinaux, Kinay: Vadersnaam van Quinel, verkort van Jacquinel of andere afleiding; vergelijk Kinard.
Quint: Onduidelijk. Frans le quint ‘De vijfde’E
Quinchon, Quinson, Kinsoen, Quenson, Quennesson, Quenneson: Vadersnaam. Afleiding op -eon van Germaanse voornaam Cono; vergelijk Quenon.
Quenque, Quinke: Afleiding van werkwoord quinken: zich snel bewegen, op en neer gaan, heen en weer gaan, flikkeren.
Quint, de, Kwint. Onduidelijk. Variant van Quinke of Quinten?
Quinten, Quintens, Quintin, Quinting, Quintijn, Quinteyn, Quinten, Quintyn, Quinter, Quointin, Quentin, Quantin, Quintiens, Quintgens, Kwinten,
Kwintens, Kwint, Kwindt, Guinten: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quintinus.
Quintana, Quintaene: Oudfrans quintaine, Latijn quintana: Oefenpop voor steekspel, duel.
Quintard, Quintart, Quintas, Quintaes, Quintans, Kintaert, Kinthaert: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Quintus.
Quintet, Quintez, Quinti. 1. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Quintinus. 2. Bijnaam. Oudfrans quint: vijfde.
Quintus. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quintus; vijfde.
Quintz, Qvincz. Vadersnaam. Duitse vorm van heiligennaam Quintus.
Quinzebilles, Kinsabil, Kinsabel, Keynsabyl, Keysabil, Keysabyl. Het Oudfranse bille: geldstuk. Bijnaam uit Աuinze billes’. vijftien ballen, muntstukken. Andere talen hebben vergelijkbare bijnamen: Tienpond, Hondermarcq, Fnfzehnschilling.
Quinzin. Afleiding van Frans quinze: vijftien. Vergelijk Quatre. Oudwaals quinsin: munt.
Quiquempois, Quiquempoix, Quiquampois, Quiquenpois, Quiquanpois, Quinquenbois, Kiekepoos: Plaatsnaam Quicampois, molen in Bazuel bij Kales: 1218 molendinum quod Quikenpoist appellatur, Quinquempoix (Oise), Quincampoix in Angleur (Luik). Oudfrans cui quեn post: tot spijt van wie ‘T benijdt.
Quirijnen, Quirijns, Quirin, Quiring, Quirain, Querin, Quiriny, Quireyns, Quireijns, Quircyns, Querceijns, Quirynen, Quireynen, Quierijnen, Quirijnen, Quirynen, Quoiron: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Quirinus.
Quist. Familienaam uit Tholen, ontleend aan de Wlcherse veldnaam ‘T Quistken, een stuk grond waarover getwist werd.
Quisthoudt, Quisthout, Quishoudt, Quishout, Kwisthout. Bijnaam voor een timmerman, die kwistig omspringt met hout, die hout verkwist. Vergelijk Gtebois, Quistnagel.
Quistnagel. Bijnaam voor een timmerman die zijn nagels, spijkers verkwist. Vergelijk Gtedout.
Quistpenninck, Wspenninck, Wspenninckx. Bijnaam voor een geldverkwister.
Quistwater, Quisquaeter, Quisquater, Quitsquater. Bijnaam voor een waterverspiller.
Quite: Middelnederlands quit(e), quijt ‘Rustig, gerust, vreedzaam, onbezwaard’.
Quitelier, Quittelier, Quitteliers, Quintelier, Quittebier. Familienaam uit het Oudfranse cuintel, afgeleid uit coite, cuilte, cote, van Latijn culcita, Middenenderlands Culcte of culte: matras, kussen, sprei, gestikte deken. Beroepsnaam van het Oudfranse coultillier, cotiller: dekenstikker, matrassenmaker. Middenenderlands culctstickere.
Quitens. Waarschijnlijk van Quintens.
Quiter, Quittre, Quitman: Waalse aanpassing van Ketter(man).
Quitijnen. Contaminatie van Quitin en Quirijnen.
Quitin. Wellicht van Guilletin, afleiding van Guillaume. Vergelijk Guelton. Voor de Q, vergelijk Quillemain.
Quitis. Middenfrans quittus: vrij van elke verplichting, van Latijn quietus.
Quoidbach, Quodbach, Quoidbac, Quoidback: Plaatsnaam Quoidbach in Clermont-lez-Walcourt (Luik). Ook Duitse plaatsnaam Qua(de)beck, Quodbach, Quadbach: slijkerige beek.
Quoibion. Waalse uitspraak van plaatsnaam Corbion (Luxemburg) of Coibion in Niverle (Namen).
Quoniam. Bijnaam voor een kerkzanger, naar het Latijnse woord quoniam (omdat), bijnvoorbeeld in het Laudate: Quoniam confirmata est..
Quy. Verscherpte vorm van Guy.
R.
Raa, Rae, Ra. Variant van Rawee (Zie bij Ravet) of van Rayet. Zie bij beide. Of afleiding van Raa De. Zie daar.
Raa, de, Ra, de, de Rae. Varianten van De Raad of van (van) der Aa. Zie bij Raed(t) De en bij Aa, van der.
Ra, van de, van (de) Raay, Raaij, van Draye. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Rade, dit onder andere in Deerlijk (West-Vlaanderen), Maldegem (Oost-Vlaanderen). Of uit de plaatsnaam Rade: Rode in Limburg. Of uit de plaatsnaam Raai. 2. Zie ook (Van der) Aa.
Raad, de; de Raadt, de Raat, Raats: Beroepsnaam van de raadsman, raadgever, lid van de stedelijke raad.
Raadman: 1. Beroepsnaam. Middelnederlands Raetman ‘Raadgever, raadsman’. 2. Vadersnaam. Zie Raman.
Raaffels: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van een bakervorm van een Germaanse voornaam, zoals Radfried, Radolf of Rafolt. Vergelijk Duits Rffle(in). Of Rafel, van Bijbelse voornaam Rafael. 2. Zie Ravels.
Raak, van, van Raek: Plaatsnaam De Rake in Ardooie, Koolkerke, Wingene.
Raalte, van. Plaatsnaam Raalte, Overijssel.
Raam, van. Familienaam uit de plaatsnaam Raam? Mogelijk verband met raem: droogramen voor lakens. Beroepsbijnaam.
Raamdonck, Raamdonk, van; Raamsdonk, (van) Raemdonck, van Raemsdonck, Rondonck: Plaatsnaam Raamsdonk (Noord-Brabant), Ra(a)msdonk in Brussel, bij Mechelen (Provincie Antwerpen, Lokeren, Haasdonk en Melsele (Oost-Vlaanderen).
Raams: Plaatsnaam Rahms, van goed den Rahm in Alsum bij Duisburg (Noordrijn-Westfalen). Eberhard Rahms kwam in 1801 naar Arnhem en spelde zijn naam Raams.
Raan, van: Plaatsnaam Raan, Overijssel.
Raap: Bijnaam, eventueel voor de rapenteler.
Raaphorst, van Ravenhorst. Plaatsnaam, Zuid-Holland.
Raas, Raes, Ras, Ras, Raze, Race, Rasse, Raassen, Raassens, Raessen, Raessen, Rassens, Rassen, Ressen, Rees, reese, Roes, Roesens, Roesems, Roussen, Rousen, Reusen, Reusens, Reuss, Reussens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Razo, van rda ‘Raadՠ+ achtervoegsel –zo.
Raasch. Variant van Raas of van Rasch?
Raaij, van: Plaatsnaam ‘t Raij bij Sinderen (Gelderland).
Raaijen, van, Raay, van: Plaatsnaam Raayen (Elst, Gelderland).
Raak, van, Rakers, Rake, Raakman. Plaatsnaam.
Raatschelders, Raadschelders, Raetschelders, Raedschelders. Hypercorrect van Duits Rotschilder: die rood schildert, de rode initialen in handschriften schildert, miniaturist. Vergelijk Duits Rotmaler. Schelder is Rijnlands voor Schilder.
Raaven, van. Plaatsnaam Raaven, Gelderland.
Rab, Rabe, Rabbe, Rabbold, Rabbod, Raben, Raab, Raabe, Rabens: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse voornaam Radbode, Rabbodo of Radbert. Ra(a)be kan ook Duitse Ra(a)be zijn: raaf.
Rabaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-berht ‘Raad-schitterend’. Radbert, Rabertus. Of variant van Robaert, met voortonig versterkte vocaal.
Rabat, Rabas. Oudfrans, Middenenderlands rabat: rumoer, kabaal, twist. Bijnaam voor lawaaimaker of twistzoeker.
Rabau, Rabout, Rabaud, Rabaux. 1. Middelnederlands rabaut, van Oudfrans ribaud: landloper, schurk, hoerenloper. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Variant van Rabout.
Rabbeschon. ҍogelijk’ (verdwenen) familienaam (Duitse afkomst is niet zeker) uit de oude voornaam Rab(b)e (rab(an) of Rad) + schon (mooi). Zoiets als schone Rab(b)e.
Rabbers: Vadersnaam. Afleiding van Rabbert, van Radbert, de Germaanse voornaam rad-berht ‘Raad-schitterend’. Radbert, Rabertus.
Rabet, Raab: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rabout of Rabode.
Rabeux, Rabeuf, Rabu: Vadersnaam. Picardische vorm van de Germaanse voornaam Radbode; zie Rabo.
Rabi, Rabbi, Raby: Variant van Robi, met voortonig versterkte vocaal? Zie Robijt.
Rabier, Rahier, Rapier, Ravier: Beroepsnaam van rapenteler? Of veeleer variant van Robier.
Rabinovich, Rabinovitch, Rabinovitsj, Rabinowicz, Rabinowitz. Poolse afleiding van Joodse familienaam Rabin: rabbi.
Rabiot: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam als Rabout, Rabo.Vergelijk Rabet.
Rabo, Raboz: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-bodo ‘Raad-bode’. 2. Verschrijving voor Rabaux.
Rabois, Raboisson, Rabischon, Rabischung: Vadersnaam. Vleivorm op -eon van Rabert, Rabout of Rabo.
Rabose, Rabosee, Raboze, Rabozee: Plaatsnaam Rabose in Wandre (Luik), Baillonville (Namen), Saive (Luxemburg).
Rabouin. Oudfrans raboin; muntnaam (3 schellingen).
Rabout, Raboud, Raboude, Raboux, Rabaut. Rabau, Rabaud, Rabeuax, Rabaux, Rabol, Rapol, Rapolder, Rabouw: 1. Vadersnaam. Raboud, Germaanse voornaam rad-balth ‘Raad-moedig’. Ratboldus, Radbaldus. De geromaniseerde vorm is Rabaud, waaruit Rabouw. 2. Middelnederlands rabaut, van Oudfrans ribaud ‘Landloper, schurk, hoerenloper’. Bijnaam.
Racelle. Plaatsnaam in Hodister, Luxemburg.
Rach, Raach. Bijnaam. Middenhoogduits rach, raehe: ruw, ruig, stijf, stram.
Rachard, Rachart. 1. Afleiding van Oudfrans rachier: spugen, braken? 2. Aanpassing van Raschaerd.
Rachel, Rachels. 1. Duitse familienaam. Vadersnaam Rachold. Of veldnaam Rachl. 2. Zie Raekels.
Rachet, Rachez. Bourgondische bijnaam: met hoofdzeer.
Racine. Frans racine: wortel. Beroepsnaam.
Racke. 1. Vadersnaam Racco, bakervorm van Germaanse ragin-naam. 2. Verkort, van Middenenderlands rake: hark. Beroepsnaam. Vergelijk Raekels. 3. Middenenderlands racke: pijnbank. Beroepsnaam van de beul. Vergelijk De Racker.
Racker, de, Rakers. 1. Afleiding van Middelnederlands racke: pijnbank, folterwerktuig. Beroepsnaam van de gerechtsdienaar, beul. 2. Afleiding van Middelnederlands raken: harken. Vergelijk Raekels.
Rackham. Plaatsnaam in Sussex.
Rackier. Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam rad-ger ‘Raad-speer’. Ratcherius, Rathker, of rag-hari: Racherius.
Radach, Radak, Radacsi, Radakovic, Radek, Radecki, Radeck, Radetzky, Radics, Radic, Radici, Radicchi, Radicev: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Radomir of van een Germaanse Rad-naam.
Radder: Spelling voor de beroepsnaam Rader ‘Radenmaker, wagenmaker’.
Rademaker, de, Rademaekers, Rademaecker, van Rademaker, Rademaeker, Rademaekers, Rademaker, Rademaker, Rademackers, Rademacker, Rademcher, de Raedemacker, Rademaeker, Raedemaker, Raedemaecker, Raedemeker, Raedemaecker, Raedemaeckers, Raedemaekers, Raedemaeker, Rademacker, raedemacker, Raedemakers, Raedemaker, Radermacher, Rademacher, Rademecher, Radermaecker, Radereker, Radermaker, Radermakers, Radermaiker, Radermecker, Radermeker, Raedermacker, Radermaeker, Raedermecker, Raermecker, Raerdermaecker, (de) Ramaker, de Raemaker, Raemaecker, Raemaeker, Raemakers, Raemaeckers, Raemaeker, Raemaeckers, Raemackers, Raemaykers, Ramaakers, Ramaajer, Ramakers, Ramaker, Ramaeckers, Ramaeker, Ramakers, Ramack, Ramachers, Ramacher, Rameekers, Rameckers, Remeker, Remek, Raeimakers, de Raeymacker, Raeymaecker, Raeymaeckers, Raeymaekers, Raeymaeker, (de) Raeymaekers, Raeyemaeker, Rayemaeker, de Raeijmaeker, Rayemackers, Rayemakers, Raeijemaeckers, Raeymakers, de Rayemaeker, (de) Raymacker, Raymaker, de Raymaecker, Raymaeker, Raeymaeker, Rayemaeckers, Raymaeckers, Raymaekers, Raeymackers, (de) Raynaekers, Raymaeker, Raymaker, de Raijmaeker, Raijmaeker, Raymackers, Raymacker, Raeijmaekers, Raeijmakers, Raijmakers, Raiemakers, Raaijmakers, Raaymaekers, Raaymakers, Raaymaker, Raaymakers, Raay-maekers, Raaimaakers, Raaimakers, Raimarckers, de Reymaeker, de Reymaker, de Reymaecker, Reymacker, de Reijmaeker, Reymaekers, Reymakers, Reijmaekers, de Ruymaecker, de Ruymaeker, Ruymaeckers, Ruymaekers, Ruymaekers, Ruijmaekers, Ruijmaekers, Roomacker: Beroepsnaam van de radenmaker, wielenmaker, dus wagenmaker.
Rader. Duitse beroepsnaam: rademaker, wagenmaker.
Radespiel: Beierse familienaam ontrond uit Radesbhel, waarin bhel ‘Heuvelՠbetekent. Vergelijk Dinkelspiel, van Dinkelbhl.
Radewalt: Uit frequente plaatsnaam Rodewald (onder meer Nedersaksen) ‘gerooid bos’.
Radier. Beierse afleiding van plaatsnaam Radel: moeras, ven.
Radig, Radigue, Radiguet: Misschien afleiding van Germaanse voornaam (Radger)?
Radijs, Rady, Radys, Radis: Bijnaam van de radijzenteler of -eter.
Radinardi. Familienaam in Limburg. Wellicht Italiaanse vorm van de Germaanse vornaam Reinaard.
Radings, Rading Radink, Radsma Raden, Raads: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rad-naam, zoals Radbert, Radbode.
Radke, Radk, Radtke: Vadersnaa,. Nederduitse afleiding van Germaanse Rad-naam, zoals Radolf.
Radlgruber. Duitse familienaam voor iemand die aan een laag (Grube) gelegen ven, moeras woont. Vergelijk Radier.
Rado. Spellingvariant van Radau of variant van Radoux?
Radoux, Radou, Radoul, Radoes, Raddoux, Raoult, Raoul, Raoud, Raout, Raouf, Raoux, Raulf, Rault, Raux, Rahou, Rahoens, Rawoens, Rawoe, Rauwoens, Ravou, Radu, Radeur: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rad-wulfղaad-wolf: Radulf, Raulphus, Radolfus.
Radstake: Tussen Varsseveld en Lichtevoorde (Gelderland) stond de herberg met uithangbord de Radstake, een paal met rad waarop misdadigers geradbraakt werden.
Ra, Rae. Waarschijnlijk weergave van uitspraak ravfee (zie Ravet) of rajee (zie Rayet). Of voor De Rae.
Raeck, de. 1. Zie Rake. 2. Volgens JVO heette de familie De Raeck in St.-Lambrechts-Woluwe nog Draeck. Zie Draeck(x).
Raedt, de, den, de Raed, den Raedt, (de) Raad, de Raet, Raedt, Raath, Raat, Raats, Raadts, Raedts, Raedts, Raets, Roedts, Roets, Traets. Beroepsnaam van de raadsman, raadgever, lid van de stedelijke raad.
Raedsheere, Raedshere. Beroepsnaam. Middenenderlands raetshere: raadsheer, lid van de stadsraad. Vergelijk De Raed(t).
Raekelboom, Rackelboom, Raeckelboom: Zinwoord Rake boom: die de boom snoeit. Cents rakken: snoeien.
Raekels, Rakels, Rackels, Rachel, Rachels: Bijnaam naar het gereedschap: rakel, hark. Vergelijk Rake.
Raemdonck, van, van Ramdonck, van Ramdonk, Raemdonckx, Raemdonck, Raemdonk, Raamsdonk, Ramsdonck, Ramdonck, Rondonck, Ransdonck. Familienaam uit de plaatsnaam Raamsdonck. Plaatsnaam Raamsdonk (Noord-Brabant). Ra(a)msdonk, bij Mechelen (Antwerpen), Lokeren, Haasdonk en Melsele (Oost-Vlaanderen).
Raepe, van de(der): Plaatsnaam, wellicht huisnaam de Rape ‘Raap’.
Raepsaet, Rapsaet, Rapsant, Raepsaert, Ripzaad: Beroepsnaam van de rapenteler. Of huisnaam, bijvoorbeeld in de Kapittelstraat in Kortrijk.
Raes, van, van Rast, Verraes, Verraest, Verras, Verraz, Verhaest, Verhas, Verhast, Varras. Familienaam uit de plaatsnaam Raas: geul, kreek, (ook) droog liggende land tussen de geulen. Plaatsnaam De Raas in Moorslede.
Raesmaeker, de. Verhaspeling van De Rademaeker.
Rafelaar, (van de); van de Ravelaar: Wellicht de plaatsnaam Rafelder (Gelderland).
Rafin, Raffin. Vadersnaam. Vleivorm van Rafold of Radolf (vergelijk Raff) of Radfridus.
Rafaele, Raffaele, Raffaelli: Vadersnaam. Italiaanse vormen van Bijbelse voornaam Rafal.
Rafelgem, van, Rafelghem, van, van Raefelgem, van Raefelghem: Plaatsnaam in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen), St.-Martens-Latem (Oost-Vlaanderen), in Aalst en Herdersem. Soms ook = Affligera (Herdersem, Vlaams-Brabant).
Raff. Duitse vadersnaam, verkorte vorm van Rafold (uit raban-wald) of Radolf (uit rad-olf).
Raffault, Raffa, Rafaa, Rafa: Vadersnaam. Rommanse vorm van de Germaanse voornaam raf-wald: Raf(f )aldus, Rafoldus, Rafolt.
Raffel, Raffeld, Raphelt: Vadersnaam. Afleiding van Raff of met verdofte klinker van Raffold (zie Raffault). Of variant van Raphal?
Raffetin, Ravetin. Afleiding van Ravet. Franse familienaam Ravatin.
Raffier, Rafi, Raffy, Rafi: Germaanse voornaam raf-hari?
Raffo. Waarschijnlijk verschrijving voor Raffault.
Raffoux. Romaanse vorm van Germaanse voornaam raf-wulf: Rafulfus.
Rafhay, Rafhai, Rafay, Raffay, Raffai, Rafai: Plaatsnaam Rafhay in Ayeneux, Olne, Soumagne en Xhendelesse (Luik).
Rafroidy. Vadersnaam. Herinterpretatie (Frans refroidi) van Rafroid, van Germaanse voornaam rad-frith ‘Raad-vrede’. Radfridus.
Ragaert, Raga. Moedersnaam. Germaanse voornaam rad-gard ‘Raad-gaard’. Ratgardis.
Rager, Rag. Vadersnaam uit het Germaanse red-ger : raad-spies (Radger).
Ragmey. Variant van Ragnet?
Ragnet, Rainet, Renet, Renn, Ren, Renne, Rene, Reyn, Reynez, Rinn, Roynet: Vadersnaam. Afleiding van Rainier/Renier, Reinoud/Regnaud of Re(g)nard.
Rago, Ragot, Racot. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-gud ‘Raad-god’. Ratgaudus, Raacoz. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germanse voornaam Radger.
Ragon, Ragons, Ragoen, Ragorme. 1. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Rago, bakervorm van bijvoorbeeld Radger of Radgod. 2. Spelling voor Ragond, Germaanse voornaam rad-gunth ‘Raad-strijd’. Radegundis. 3. Moedersnaam. Vergelijk Ragondet.
Ragondet. Moedersnaam. Afleiding van Ragond.
Ragonnaud, Raguenaud. Vadersnaam. Afleiding van Ragon.
Raguet, Ragu. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam rad-ger of rad-god. Radger, Radgod.
Ragut: Spelling voor de Romaans familienaam Raguet, verkleinvorm van de Germaanse voornaam Radger, Radgod.
Rahier, Rahir, Rahyr, Rayer, Rayr. 1. Vadersnaam uit het Germaanse red-hari; raad-leger (Ratharius, Raherius). 2. Plaatsnaam Rahier, Luik.
Rahm. Duitse beroepsnaam Rahm; room.
Rahm, Rahmeh: Indien inheems, variant van Ramet.
Rai. Van werkwoord rallen; babbelen, kletsen? Bijnaam.
Raic, Raick. De familie Raick in Glain stamt af van een Nederlander Reck, die in 1631 geïmmigreerd is. Plaatsnaam Reek (Nederlands-Limburg).
Raiglot. Vadersnaam. Wellicht van Renglot. Vergelijk Renglet.
Raikem, Raiken: Plaatsnaam Rekem (Limburg).
Raillard, Ralliard: Afleiding van werkwoord railler: spotten, schertsen, gekscheren. Bijnaam.
Raillon, Rajon: 1. Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans raille: staaf, lat, plank, balk. 2. Afleiding van Frans raille: scherts.
Raincourt, Raincour. Plaatsnaam (Hte-Sane), Rainecourt (Somme).
Raindorf: Plaatsnaam (Beieren) of Rheindorf (Noordrijn-Westfalen).
Raineij: Vadersnaam. Spelling voor Rainet, verkleinvorm van de voornaam Rainier/Renier, Reinoud/Regnaud of Re(g)nard.
Raisin. Beroepsnaam van de druiventeler of –handelaar.
Raison. Bijnaam voor iemand die graag redeneert. Vergelijk Franse familienaam Raisonneur.
Raiter, Rajter. Duits Reiter. Zie Reiter 2.
Raithel. Plaatsnaam Rethel, Ardeche.
Rajner. Duitse familienaam Reiner. Zie Reiner.
Rake, Raecke, de Raeck, Raeke: Bijnaam naar het gereedschap. Middelnederlands rake ‘Hark’. Zie ook Raekels.
Rakow. Plaatsnaam Rakow.
Rakt (van de). Familienaam uit de plaatsnaam Raacht in Oostakker en in Lochristi en misschien nog elders.
Ralet, Raele, Raelet, Ravelet, Raulet, Raulin, Radelet, Radlet, Redel, Rdel, Rdl, Redele, Rodelet, Roudelet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Raoul, van Radolf. Een familie Raul heette oorspronkelijk Rauwel.
Ralph. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam Radolf.
Ram, Rams, Rans. 1. Vadersnaam. Korte vorm van bijvoorbeeld de voornaam Ingelram. De n door assimilatie, vergelijk Lanssens, van Lamsins, Ransdonck, van Ramsdonk. 2. Afleiding van De Ram.
Ram, de. Bijnaam naar de ram: mannetjesschaap, stormram. Vergelijk Schaap, de Weer. Zie ook Ram.
Ramage. Oudfrans. ramage, afleiding van rame (tak): woud, recht om hout te hakken. Beroepsnaam van de houthakker, boswachter.
Raman, Raeman, Ramaen, Ramandt, Ramant, Ramand, Ramman, Rammant, Rademan, Radema, Raymann, Rayman, Reymans, Reyman, Reijman: Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-man ‘Raad-man’. Ratman, Radmannus.
Ramard, Rama, Ramart, Rammaert, Rema: Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-mr ‘Raaf-beroemd’. Ravemarus, Ravamarus. Of hraban-hard ‘Raaf-sterk’. Ramardus. Of rad-mr ‘Raad-beroemd’. Ratmar(us).
Rambacher. Plaatsnaam Rambach, Beieren.
Rambert. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-berhtղaaf-schitterend’. Rambertus.
Rambour, Rambur, Rambure, Ramboer. Moedersnaam uit de voornaam Ragamburgis/Raimburga/Renburgis. Dit uit het Germaanse ragin-burg; raad-burcht.
Rambout, Rambaut, Rambau, Rembalda, Rembalda, Rembald, Rambo, Rambot, Ramboux, Rambeaux, Ramboux. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ramboud: hraban-balth ‘Raaf-moedig’. Ramboldus. Of ragin-balth ‘Raad-moedig’. Ragambaldus, Rembaldus.
Ramelet. Oudfrans ramelet; tak.
Ramelot, Rammeloo, Rameloo, Ramlot. 1. Naam uit het Oudfranse ramel: tak. Bijnaam. 2. Of uit de plaatsnaam Ramelot (Luxemburg). 3. Er is ook een Antwerpse familie Rammeloo uit Ramele (Overijssel). 1195 Ramelo.
Ramen, Raemen. Vadersnaam van Germaanse voornaam, zoals Ramard, Raman, Ramond, Ramoud.
Ramet, Ramette, Ram, Ramez, Ramey: 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam, zoals Raman, Ramond. 2. Plaatsnaam (Ivoz-) Ramet (Luik).
Ramharter. Plaatsnaam Ramhart, een bosrijke streek bij Rottenburga, Namen.
Rami, Ramis. 1. Oudfrans ramil, Oudwaals ramyz: takje, twijgje. 2. Variant van Remy.
Ramier. 1. Vadersnaam. Rommanse vorm van Germaanse voornaam hraban- hariղaaf-leger’. Ramarius, Ramerius. 2. Variant van Romier of Rome.
Ramioul, Ramioulle. Plaatsnaam Ramioul in Ramelet, Luik.
Ramjee. Indische familienaam Ramjoie: 1. Luiks-Waals ramadjye: woordenvloed, geklets? 2. Vadersnaam. Rangeois de Canler, St-Georges-de- Hesdin; 1748 Ramjoie = Ramsoe, Raeren.
Rammelaere, (de) Rammelare (de), (de) Remmelaere. Bijnaam uit het Middelnederlandse rammelen: lawaai maken, veel praten, lawaaimaker, babbelaar, prater. Mogelijk ook beroepsbijnaam van de belleman.
Rammelmann. Zoals Rammelaere bijnaam voor een lawaaimaker.
Rammer, Rammers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-hari ‘Raaf-leger’ vergelijk Ramier. Of van Ramaerts.
Ramo. Verschrijving voor Ramau(l)t.
Ramoiseaux, Ramoisiaux: Oudfrans ramisel, rameisel: takje, twijgje.
Ramoisy. Plaatsnaam Ramousies (Nord) of variant van Ramoise.
Ramon, Ramont, Rammon, Ramundi, Ramundo, Ramondt: Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-mund ‘Raad-bescherming’. Ra(t)mundus.
Ramos. Spaans, Portugese familienaan, van Latijn ramus; tak.
Ramoudt, Ramoud, Ramout, Ramaul, Ramault, Rameau, Rameaux, 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-wald ‘Raaf-heerser’. Ramolt, Ramoldus. 2. Zie Desrumeaux.
Ramoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hraban-wulfՠraaf-wolf : Ramnolf, Rammulfus.
Rampaart, Rampaer, Rampaert, Rampart, Rempart: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Rambert (vergelijk Lambert, van Lampaert): hraban-berht ‘Raaf-schitterend’. Rambertus. 2. Plaatsnaam Rampaart in Oosterland (Zeeland). Rempart, Namen; vesting.
Rampel. Duitse vadersnaam. Afleiding van de voornaam Rambrecht, Rambold.
Rampelberg, (van) Rampelbergh (van), Rampelbergs, Rampelbecs, Rampelberg, Rompelberg. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Asse (Vlaams-Brabant) en in Baardegem (Oost-Vlaanderen).
Rampignon. Plaatsnaam Rampillon (Seine-et-Marne)?
Ramrath, Ramroth: Plaatsnaam Ramrath in Rommerskirchen (Noordrijn-Westfalen).
Ramscheid, Ramscheidt. Plaatsnaam Ramscheid, Beieren, Noordrijn-Westfalen. Eventueel Remscheid, Noordrijn-Westfalen.
Ramsdam, Ransdam, Rasamme: Waarschijnlijk van Ramsdonck.
Ramsel. Plaatsnaam. Antwerpen.
Ramselaar, (van): Plaatsnaam Ramsler (Beieren)
Ramu, Ramus, Ramut, Remu, Remua, Remus. 1. Naam uit het Oudfranse ramuy (van rame; tak) die in de bossen leeft, wolf. Bijnaam voor een bosbewoner, een wolf. 2. Variant van Ramoux. Romaanse vorm van de Germaanse vadersnaam, rad-mund. Vergelijk Radu.
Ramussen: Vermoedelijk uit Rasmussen, zoon van Rasmus, korte vorm van de Griekse heiligennaam Erasmus ‘Beminnelijk’.
Ramze, Ramezee, Ramese, Ramoise, Ramseyer, Ramsey, Ramseier: Plaatsnaam Ramezee in Barvaux-Condroz (Namen).
Rancelot, Ranscelot, Rencelot: Vadersnaam. Afleiding van Reinzo, van Germaanse ragin-naam. Vergelijk Ranon, Ransquin.
Rand. Duitse plaatsnaam Rand: waterloop, lijn van bergketen.
Randax, Randaxhe, Randasche, Randach, Randag, Rondaxhe, Rondache, Ronda, Rondas, Rondags, Rendace, Renda, Rendack: Luiks-Waals randahe: krachtig, sterk, potig, robuust, roekeloos. Bijnaam. Maar 1256 Jehans Rendas, Atrecht, moet wellicht anders worden verklaard.
Randelhoff, Randelovic: Vadersnaam van Randlof, metathesis, van Germaanse voornaam Randolf.
Randen, van: Plaatsnaam Rande in Diepenveen, Overijssel.
Randerath, Randeraat, van: Plaatsnaam Randerath in Heinsberg (Noordrijn-Westfalen).
Randet, Randez, Rendez: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rand-naam; vergelijk Randon.
Randolet, Rendolet: Vadersnaam. Afleiding van Randoul, van Germaanse voornaam Randolf.
Randolph, Randolfi, Randoux, Randour, Randoe, Rondou. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Randolf: (rand-wolf). Randolf(us), Randulfus. 2. Of uit Radolf (rad-olf).
Randon, Rendon. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rand-naam, zoals Randolf.
Randuineau. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Randwin: Randuin, Rantwin.
Randwijck, van: Plaatsnaam Randwijk in Heteren (Gelderland).
Ranger, Rang, Range: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hraban-ger ‘Raaf-speer’. Ravengerus, Rangerius.
Ranghe: Misschien spelling voor Rang = Ranger, Romaanse vorm van de Germaans naam hraban-ger ‘Raaf-speer’. Ravengerus, Rangerius.
Ranieri, Raneri, Rainfieri. Italiaanse vadersnaam. Pendant van Reiner.
Ranocha. Afleiding van Oost-Duits-Slavische naam Ranisch, Ranusch, korte vorm van de voornaam Ranislav.
Ransart. Plaatsnaam, Henegouwen, Pas-de-Calais, Somme.
Ransbeeck, (van) Ransbeek (van), (van) Ransbeck, van Ransbeke, van Resbeck. Familienaam afgeleid van een van de volgende plaatsnaam: Ransbeke was de oude naam van St.-Antelinks, Oost-Vlaanderen, Ransbeek in Neder-Over-Heembeek, Vlaams-Brabant, Ransbeke in Drongen, Oost-Vlaanderen.
Ransbotijn, Ransbotyn, Ransbottyn, Ransbotyn: Engelse plaatsnaam Ramsbottom (Lancashire).
Ransem, van. Plaatsnaam Ransem, Vlaams-Brabant.
Ranshoven. Plaatsnaam Ramshoven in Hakendover en Goetsenhoven (Vlaams-Brabant).
Ransmans. Afleiding van Van Ranst.
Ranschaert: Hypercorrecte vorm van Rasschaert. Middelnederlands rasschaerd ‘Vluggerd’afleiding van rasch.
Ransou, van de: Plaatsnaam Rantzau (Sleeswijk-Holstein). Ferdinand Heinrich Wilhelm von Ranzow werd in 1872 in de Nederlandse adel opgenomen.
Ranst, van: Plaatsnaam Ranst (Provincie Antwerpen).
Ransquin, Ramskindt: Variant van Rasquin met ingevoegde n.
Ransy, Ranzy, Rensi, Renzi: Plaatsnaam Ransy in Vaux-sous-Chvremont (Luik).
Ransijn: Met voortonig versterkte klinker uit Ronsin, Roncin. 1. Oudfrans roncin ‘Trek -en lastpaard’. 2. Plaatsnaam Ronchin (Nord) van rumicinium, van rumicem, van Frans ronce ‘Braamstruik’.
Ransem, Ranssem, van. Naam uit de plaatsnaam Ransem (Vlaams-Brabant).
Ranst, van. Familienaam uit de plaatsnaam Ranst (Antwerpen).
Ranter, de, Rantere, de, de Rant, de Rantre: Afleiding van Middelnederlands ranten ‘Zotteklap uitslaan, kletsen’. Bijnaam voor een zwetser, kletsmajoor.
Ranwez, Ranwet: Plaatsnaam Le Ranwe(l)z in Stre-lez-Beaumont (Henegouwen).
Rapaport, Rappaport, Rappeport, Rapoport: Joodse familienaam van ene Rpa (van Duits Rappe) die in Porto woonde.
Rap, Rappe, (de) Rapp, Raeps, Raps. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Rappo, Rabbo, knuffelvorm van Radboud of Radbrecht.
Rapaert. 1. Afleiding van werkwoord rapen: oprapen, opnemen, grijpen, bijeenschrapen, inpalmen. Bijnaam voor een schraperig mens. 2. Plaatsnaam Rapaert: rapenveld. Beroepsnaam voor een rapenteler.
Rapaille, Rapaillerie, Rappaille, Rapailde, Respeel, Rispail: 1. Oudfrans raspaille, Middenenderlands rappailge, raspeele, respeelle: boef, landloper, vagabond. 2. Plaatsnaam Raspaille of Rapaille: struikgewas. Zie Van der Raspaille.
Rp, Rapez, Rappez, Rapp: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rappo. Rap(p) ook spellingvariant van Rappe, met secundair accent. 2. Uit Rasp?
Rapenbusch, van, (van) Raepenbusch: Plaatsnaam Rapenbos in Mollem (Vlaams-Brabant) in Ruddervoorde en Waardamme (West-Vlaanderen). Waarschijnlijk herinterpretatie van plaatsnaam Rapenburg in Bredene, Harelbeke, Moorslede, Oostkerke, Ruddervoorde (West-Vlaanderen) en Maldegem (Oost-Vlaanderen).
Raper, Rapers, Raeper, Raepers: Afleiding van werkwoord rapen: plukken, grijpen. Vergelijk Rapaert 1.
Raphal, Raphael. Vadersnaam. Bijbelse voornaam van de engel Rafal.
Rapin. Bijnaam, dialect Frans rapin; gierig, vrek.
Rapiteau, Rapicault: Variant - met voortonig versterkte vocaal - van Franse familienaam Ropiteau, plaatsnaam in Chmr (Mayenne).
Rapol. 1. Vadersnaam? Germaanse voornaam Raboud. Zie Rabout. 2. Rapol kan ook variant zijn van Ripol, met voortonig versterkte klinker.
Rapolder. Afleiding van Duitse plaatsnaam Rappolden of Rappold (Oostenrijk).
Rapoye, Rappoye, Rapoeye, Rapoeje: Plaatsnaam Rappoy, van Latijn raspetum: struikgewas, kreupelbosje. Le Rappoy in Boyaval (Pas-de-Calais).
Rappel, Rappelet. Oudfrans rapel: beroep (op)? Of afleiding van Germaanse voornaam Rappo (zie Rappe)?
Rapport, Rappoort, Raport, Raspoort, Raspor: Middenenderlands rappo(o)rt: rapport, verslag, protocol, aangifte, presentiegeld.
Rapsey. Waarschijnlijk Engelse familienaam. Misschien Ramsey, plaatsnaam (Essex).
Rary. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rad-rik ‘Raad-machtig’E Vergelijk Rairicus.
Rasbourg, van. Misschien Franse vorm van Duitse plaatsnaam Ratzeburg. Deze familienaam schuilt in de hoevenaam Raesboer in 1846 in Alveringem. Vergelijk Ratzborg.
Rascaille, Roscail. Bijnaam. Oudfrans racaille; boef, schurk.
Rasch, Ras, Rasing, Rasink, Raasing, Rosing: Bijnaam. Middelnederlands rasch ‘Ras, vlug, levendig, flink, sterk, krachtig’.
Raquet, Raquette, Raquez, Racquet, Racquette, Racquez, Racket, Raket: Afleiding van Picardisch raque, Oudfrans rasque: modderpoel. Plaatsnaam.
Raschdorf: Plaatsnaam Rasdorf (Hessen).
Rascop. Nederduitse familienaam Ras(e)kop: raaskop, heethoofd. Vergelijk Rauscop.
Rasenberg, Razenberg. Plaatsnaam.
Raset, Rasez, Raze: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Raas.
Rasier, Rasie, Rasir, Rasy, Rassier, Razier, Razir, Raisier, Raisir, Raisire: Oudfrans rasier, rasire, Oudpicardisch raisier, Middenenderlands razier: korenmaat. Beroepsnaam van de korenmeter.
Rasker. Middelnederlands rasscher, van rasschen: zich haasten. Vergelijk Rasschaert.
Raskin, Rasking, Raskins, Raszkin, Raskinet, Raskeync, Raskynx, Raeskin, Raeskinet, (de) Rasquin, Rasquinet, Rasquain, Rasquinha, Reeskens, Reuskens, Reijskens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Raas.
Rasmussen, Rasmus, Rozmus: Vadersnaam. Korte vorm van Griese heiligennaam Erasmus ‘Beminnelijk’.
Raspaille, van de, van der Aspaille, van Ryspaillie, van Respaille, Respailie, Respalie, van der Aspoilden, Vanderispaillie, Vandrespaille, van der Hispallie, Hispalie, Van der Hispaillie, Verspaille, van de Spailden, Vanderaspoilden. Familienaam afgeleid uit de Oudfranse plaatsnaam Raspaille, Rapaill, van Romaans raspalia; hakhout, struikgewas. Ook de naam rapalje (gespuis) komt uit dezelfde bron en is best te begrijpen). De plaatsnaam komt zowel in Vlaanderen als in het Franse deel van de wereld voor. Bijvoorbeeld Raspalje in Onkerzele (Oost-Vlaanderen).
Raspe, Rasp: Middenenderlands en Oudfrans raspe: rasp. Beroepsnaam voor een rasper of maker van raspen.
Raspiller, Rapelier, Reparlier, Raparlier, Respeliers, Respelier, Repriels, Repplier. Uit Raspaillier, Rapaillier, van plaatsnaam Raspaille, Rapaille, wat zoveel als struikgewas betekent. Deze namen zouden vondelingennamen kunnen zijn.
Raspoet. Raspoet komt uit het Middelnederlandse ‘Ram(p)spoet’. treurige toestand, ongeluk. Een bijnaam die iemand meegekregen heeft omwille van grote tegenslag of ongeluk.
Rassaert, Rassaers, Rassart, Rassaerd, Rassard. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Raas.
Rasschaert, Rasschaerts, Rasschaerdt, Raesschaert, Raeschaert, Rascaert, Raskar, Raskart, Rascar, Rasquart, Rassckaert, Rosschaert, Ransschaert, Ranschaert. Bijnaam uit het Middelnederlandse rasschaerd, van rasch: vlug iemand, vluggerd.
Rassel, Raselle, Rasele, Rassalle, Raseau, Rasseaux, Rassauw, Rassoux. Varianten van Rossel(le)/Rousseau. Zie bij Rossel.
Rassel, van: Uit Verrassel, van Verasselt, van Verhasselt, van van der Hasselt. Plaatsnaam ter Hasselt ‘laats waar hazelaren groeien, hazelarenbosje’. Rassel, Rassele, Rasselle, Rassall, Rasseaux, Rasseau, Rassauw, Rassoux, Ressauw: Wel niet van de voornaam Rasse (Raas), maar variant van Rossel(le)/Rousseau met voortonige klinkerwijziging (vergelijk Risseeuw, Marcel).
Rasseneur, Rasseneux, Rasneur, Rasneux, Rancheneur, Racheneur, Resseneur, Rassemeur, Rosseneu, Rossenu, Rossenue: Afleiding van het werkwoord rachener (Frans rassembler) in de Borinage en het Rouchi. Bijnaam voor iemand die kolen raapt (op de slakkenberg).
Rassin. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Raas.
Rasson, Raon, Racon, Rosson: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Razo: Raas.
Raster, Rasters. Duitse afleiding van de plaatsnaam Rast; rustplaats.
Rat, Rath, Raths: 1. Vadersnaam Verkort van een voornaam als Ratfried. 2. Beroepsnaam: raadsheer, raad. Vergelijk De Raet.
Ratcliff. Zie Radcliffe. Verspreide Engelse plaatsnaam: rode klip.
Ratel. Beroepsnaam van de ratelwacht, klepperman, nachtwacht, die de bevolking met een ratel waarschuwde. Vergelijk Belleman(s). Ook beroepsnaam van de klokluider, die de stadsklok luidde.
Rath, de: Wellicht: De Rat. Bijnaam naar het knaagdier, bijnaam voor een kleine handige vluggerd. Of= De Raet?
Rath, van den: Verspreide Plaatsnaam Rath: Rode (Noordrijn-Westfalen).
Rath, Derath, Rathe, Rattez, Rott, Rotte, Roth, Rout, Rottey, Rotey, Rutt: Heel waarschijnlijk variant van Rotti(e)/Rot(t)y; zie Rottiers.
Ratelband: Bijnaam voor iemand die met een band ratelt?
Ratheiser. Ontrond van Rathuser, van Rathaus: raadhuis. Maar Rathuser is waarschijnlijk hypercorrect voor Rothuser, van plaatsnaam Rothaus(en). Vergelijk Raatschelders.
Ratjen, Rathke: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam, zoals Ratfried, Rathart.
Rathmes, Ratmes: Waarschijnlijk Waalse reductie van Duitse familienaam.
Ratier, Ratti, Rattier, Rathy, Raty: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rad-hari ‘Raad-leger’. Ratharius. Of variant van Rottier/Rotty.
Ratieuville. Plaatsnaam (Authieux-)Rativille (Seine-Mar.). Ook familienaam Ratieville.
Ratinckx, Ratin, Ratink, Radinck, Radink, Reding, Retinc. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse rad-naam: Radingus, Ratingus, Rado.
Ratingen, van, Ratttinghe, Rattingen, (van): Plaatsnaam Ratingen bij Dsseldorf (Noordrijn-Westfalen).
Raton. Oudfrans raton; kleine rat. Bijnaam.
Ratmeiser. Leider van een rot, groep.
Ratte. Middelnederlands ratte; rat.
Ratz, Rats, Rtz, Ratzel: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaans naam Razo, van rad-so, pendant van Raas.
Ratzborg. Plaatsnaam Ratzeburg (Duitsland, O.-Pruisen).
Ratzersdorfer, Ratzesdorfer. Plaatsnaam Ratzendorf, Beieren.
Rau, Rauw, de, Rau, Raue, (de) Rouw, Rauwens, Rouwen, Rouwens. Bijnaam uit het Middelnederlandse rau(w): ruw.
Rau, de, Rauw, de, Raue, (de) Rouw, Rauwens, Rouwens, Rouwen: Bijnaam. Middelnederlands rau(w): ruw, onbeschaafd. Vergelijk Rauh.
Rauwerda: Friese afleiding van de plaatsnaam Rauwerd (Friesland), Fries Raerd.
Raus, Rauws. Afleiding van Rauw.
Ruber. Rover.
Rauch, Rauck, Raucq: 1. Middenhoogduits rouch, Middennoordduits rk: rook. Vandaar Nederduitse familienaam Roock, Rook. Beroepsnaam voor een smid. 2. Variant Van Rauh.
Raucourt, Raucoux. 1. Plaastaan in Meux (Namen) en Frankrijk (Nord, Meurthe-et-Mos., Ardeche., Vosges). 2. Variant van Rocour.
Rauh, Rauher: Bijnaam. Middenhoogduits rch, rhe: ruw, ruig; harig, stoppelig. Vergelijk Rauw.
Raus, Rauis: Moedersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rad-wid ‘Raad-boom’. Radioidis, Ratwis.
Raumans, Roumans, Ruymans, Ruman, Rumans: Afleiding van De Rauwe: de ruwe
Raussens, Rausens. Variant van Raessens of Waalse verschrijving voor Roos(s)ens.
Rausa, Rasa, Raza. Plaatsnaam Rausa in Amay en Ombret (Luik).
Rausch, Rauchs, Rauschen, Rausche, Rousche, Rousch: Bijnaam. Middenhoogduits, Middennoordduits rsch: onstuimigheid, bruisende beweging. Bijnaam voor een lawaaierig mens; vergelijk Reuscher(t).
Rauscop, Ruijschop, Rouschop, Roujob, Rauschkop. Bijnaam voor een onstuimige, lawaaimaker. Vergelijk Ruysschaert, Rausch, Nederduits Dusekop. Zie ook Rascop.
Rausin, Raussin, Rawsin, Rauscent, Raucent, Raussent: Vadersnaam. Waalse afleiding op -ecin van de voornaam Raoul.
Rauter. Tiroolse vorm van Duits Reuter, van Middenhoogduits riute: rode, gerooid land of bos.
Rauwel. Vadersnaam van Raoul, Romaanse vorm van de voornaam Radolf. Zie Radoux. Vergelijk Raveau(x).
Rauwers: Beroepsnaam van de lakenruwer of-rauwer, de lakenvolder.
Ravach, Ravache, Ravche, Ravche: Oudfrans ravace: overstroming, stortvloed?
Ravels, Raaffels: Plaatsnaam Ravels (Provincie Antwerpen).
Rave (de), de Raeve, de Raaf, de Raef, Raeven, Raevens, Raven, Ravens, Raeves, Raaf, Raaf, Raaff. Bijnaam naar bijvoorbeeld de pikzwarte haarkleur. Of een vadersnaam uit de Germaanse voornaam hravar; Ravemar, Walrave, die een lidwoord kreeg en als vogelnaam geherinterpreteerd werd.
Raveau, Raveaux, Ravaux, Ravua, Ravaut, Ravays, Raway, Ravalau, Ravel, Raveleau, Ravelle, Raveel. Vadersnaam uit Rawel, Ravel. Dit zijn varianten van de voornaam Raoul, eventueel afleiding op –el.
Ravegeer, Ravegeers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hraban-ger ‘Raaf-speer’. Ravangerus.
Ravelingien, Ravelingeen, Ravelinge, Ravelenghien, Ravelengien, Ravelengee, Ravalinghien. Naam uit de plaatsnaam Raulengh(i)en in St.-Lger (Henegouwen).
Ravels, van, van Raevels: Plaatsnaam Ravels (Antwerpen).
Raven, Ravens, Raeven, Raevens, Raeves: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaans hraban-naam, zoals Walrave.
Ravenaux. Plaatsnaam Raveneaux (Sane-et-Loire).
Ravenel. 1. Plaatsnaam Ravenel (Oise). 2. Middenfrans ravenel: meikever. Bijnaam.
Ravenhorst, van. Plaatsnaam Ravenhorst in Winterswijk (Gelderland): hoog ruig nest van raven. Ook Duitse plaatsnaam Rabenhorst.
Ravensbergen: Plaatsnaam Ravensbergin Reeuwijk (Zuid-Holland).
Ravenstein, (van) Ravesteyn, (van) Ravensteyn, (van) Ravestijn, (van) Ravenstijn, (van) Ravestyn: Plaatsnaam Ravenstein in Uckerath (Noordrijn-Westfalen), Aardenburg (Zeeland) en in Noord-Brabant, Antwerpen en Vlaams-Brabant.
Ravenswaaij, van: Plaatsnaam Ravenswaai (Gelderland).
Raverdy, Reverdy: 1. Oudfrans raverdie: loof, gebladerte, groen. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Reverdy (Savoie). 3. Voltooid deelwoord van Oudfrans raverdir, Frans reverdir. Bijnaam: verjongd.
Raveschot, Raeveschot: 1. Plaatsnaam in Eeklo en Adegem (Oost-Vlaanderen). 2. Wellicht ook plaatsnaam in de buurt van Lv. (Vlaams-Brabant).
Ravesloot. Plaatsnaam Ravels: 1165 Ravenslo?
Ravet, Ravez, Ravets, Ravetz, Raveits, Raveyts, Raveydts, Ravijts, Ravyts, Ravyedts, Ravits, Ravijst, Ravyst, Revets, Rawet, Rauwet, Rawo, Ra, Rae, Raa, Raiwet, Raiwez. 1. Vadersnaam uit de voornaam Raoul. Dit is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam, red-wulf. 1. Beroepsbijnaam uit het Oudfranse ravet: mierikswortel.
Ravestein, van Ravesteijn: Plaatsnaam Ravenstein (Noord-Brabant) en in Aardenburg (Zeeland).
Ravia: Centraal-Waalse variant van Raveau, van Ravel. Vadersnaam. Rawel, Ravel, variant van de voornaam Raoul, van Germaans Radolf.
Ravignat, Ravigna, Raviar, Raviart, Raviaer, Ravias, Ravignon, Ravignot, Ravion: Vadersnaam. Afleiding op -ignard, -ignon, -ignot van voornaam, zoals Raoul (vergelijk Ravel, Ravet) of een hraban-naam (Rave-).
Ravinet. 1. Afleiding van een Germaanse hraban-naam; zie Raven(s) 1. 2. Vleivorm van de voornaam Raoul (zie Radoux).
Ravo. Wellicht spelling voor Ravau(t).
Ravyse. Oost-Vlaamse familienaam zoals Ravyts. Daarom variant ervan via metathesis Ravyst, van Ravets.
Rawart, Rawa, Rawas, Reward: Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-ward ‘Raad-bewaarder’. Radward.
Ray, Raye. 1. Oudfrans raie: rog (visnaam). 2. Plaatsnaam Raye (Pas-de-Calais) en in Ensival (Luik).
Rayet, Rayez, Ray, Raye, Rayee, Ra, Rae, Raa. Vadersnaam uit Rahier. Zie daar.
Raymond, Raymont, Raymon, de Raymond, Raimondi, Raimont, Raimon, Raimond, Raimondo: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-mund ‘Besluit-bescherming’. Regenmundus.
Rayon. Vadersnaam. Afleiding van Rahier of Romaane verbogen vorm van Germaanse korte voornaam Rado.
Reabel. Variabel: Niet gedentifceerde plaatsnaam (Spanje?). Variabel door assimilatie nr/r < Van Reabel.
Read-Cutting. Engels-Schotse dubbelnaam. Het read-deel (bijnaam uit het Oudengelse read: rood) verwijst naar een rode haar- of gelaatskleur. Of komt uit de Oudengelse plaatsnaam Read (dit uit het Oudengelse roegheafod: berenland of uit het Oudengelse hreod: rietland met struikgewas). Of uit de Oudengelse plaatsnaam Ried (onze Nederlandse tegenhanger is Rode): plaats waar de bomen gerooid zijn. Het cutting-deel is een vadersnaam, een knuffelvorm van Cudbeort, dat later de Germaanse naam Cuth-bert werd.
Real, Real, Raux, Reeuws, Rial, Roial, Royal, Royaux, Royo: 1. Middenfrans real, Frans royal, Middelnederlands reael: koninklijk, royaal, mild, edel. Ook muntnaam: de reaal. Real is ook Spaans. De plaatsnaam Real (afkomstig uit het Arabisch): boerderij. 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rad-wald ‘Raad-heerser’. Ra(d)aldus.
Rard, Reard, Reardon, Rea, Rayard, Riard, Riat: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam rad-hard ‘Raad-sterk’. Rathardus.
Raux, Reeuws: Reeuws is de Waals-Vlaamse aanpassing van Raux. 1. Plaatsnaam Rau (Seine-et-Marne), Raux (Char.-Mar.). 2. Uit Real.
Rebeck. 1. Moedersnaam. Bijbelse voornaam Rebecca. 2. Plaatsnaam Rebecques (Pas-de-Calais).
Rebel: Middelnederlands rebel, ribel ‘Weerspannig, oproerig’. Bijnaam.
Reber, Reeber. Duitse beroepsnaam van de wijnboer.
Rebere, Reberez, Rbre, Rbrez, Rebrez, Rebree, Rebre, Rverez: Variant van Reubrez, Rubrez, vleivorm van de voornaam R(e)ubrecht, Robrecht? Of variant van Ribreu(x)?
Reberg, Rebergen, van, Reebergen, Rhebergen. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Rebholz. Duits Rebholz: druivenstok. Beroepsnaam van de wijnboer.
Rebours, Rebout: Bijnaam. Oudfrans rebors, van Latijn reburrus: met borstelig, stekelig haar; (figuurlijk) nors, bars.
Rebuffat, Rebufat, Rebuffat, variant van Rebuffe, Rebuf, Rebiff. Bijnaam voor iemand die de neus optrekt.
Receveur. Beroepsnaam van de ontvanger, inner van belastingen, tienden.
Recht, Rech, de Regt: Middelnederlands recht: rechtvaardig, rechtschapen, braaf. Bijnaam. Vergelijk Rechtschaffen.
Rechsteiner: Afleiding van plaatsnaam Rechtenstein (Baden-Wrttemberg)?
Rechter, de; de Richter, Richters, Rigter, Rigters, Rigterink, Boerrigter, Rychter, de Reghter, de Regter, Regters, Riegter: Beroepsnaam van de rechter, schout, ambtman.
Rechtschaffen. Bijnaam voor een rechtschapen man.
Reck, van, van Reckt, van Drecq, van Dreck: 1. Plaatsnaam Recq (Henegouwen). Zie Derecque. 2. Zie Van (de) Reck. 3. Zie Van Reek.
Reck, van (de), van Drecq, van Dreck, Vandereck: Rek: droogrek waarop de nieuw gevolde lakens werden gehangen. Naar de woonplaats of het beroep van de rekhouder.
Reckem (van), van Reckhem, van Rechem, (van) Recken. Familienaam uit de plaatsnaam Rekkem in West-Vlaanderen.
Recker, Reckers, Reckert, Rekkers, Reker, Reekers: Vadersnaam. Variant van Rijker(s), eventueel van Ryckaert(s).
Recki. Franse familienaam Requis, Requier, van Riquier.
Reckinger. Duitse plaatsnaam Reckingen.
Reckt, van. 1. Plaatsnaam Recht, Luxemburg. 2. Zie van Reck.
Recktenwald. Plaatsnaam Rechtenwald.
Reclaire, Reclercq: Franse familienaam Rgulaire: regulier geestelijke, monnik.
Recloux. Oudfrans reclus: afgesloten ruimte, kluizenaarswoning. Plaatsnaam of bijnaam voor een heremiet, eremijt.
Reconnu. Frans reconnu: herkend, (>) erkend, bekend.
Recoquiller, Recoquillion, Recoquillon. Afleiding met re- van Oudfrans coquillier: maker van mutsen (Oudfrans coquille). Bijnaam voor iemand met een muts, of die mooi gekapt is? Les cheveux frisez et recoquillez. Of Oudfrans recoquill: die een stevige, flinke penis heeft, viriel. Oudfrans coquille: penis.
Recorbet. Bijnaam Recourb: met gebogen rug. Vergelijk Courbet.
Recordon, Recourdon: Afleiding van Oudfrans record: herinnering, verhaal, getuige. Franse familienaam Record.
Recouls, Recoules. Plaatsnaam (Cantal, Lozre, Aveyron).
Recour. 1. Plaatsnaam Recourt in Cortil-Wodon (Namen). 2. Variant van Rocour. 3. Zie ook Dercourt.
Recoura, Recourat. Variant van Recourat/Recurat. Plaatsnaam in onder andere Lot en Saillac.
Recouvreur. Beroepsnaam van een dekker. Vergelijk Couvreur.
Rectem. Plaatsnaam Rectum in Wierden, Overijssel.
Rector. Beroepsnaam van en rector, bestuurder, hoofd van klooster of onderwijsinstelling.
Recul, Recul, Reculez, Recule, Recueilez, Recolet, Recolet, Recollet, Recolle, Recollecte: Plaatsnaam. Afgelegen (recul) plaats. Plaatsnaam Le Reculle in St-Martin-Boulogne (Pas-de-Calais). Recolet en varianten zijn latere renterpretaties, want de recollecten dateren pas van 1602.
Redant, Reydant, Reydams, Reydon, Rydant, Rydans, Rydams, Rijdams, Rijdant, Ridon, Ruidant, Ruydan, Ruydant, Rudan, Rudant, Rudent. Vadersnaam uit een Germaanse rid-naam zoals Ridbaldus, Ridwart. Vergelijk Ridart, Ridoux, Ridouar.
Rede, de, Der, Dere, Derez, Derhe, Derh: De Rede=De Gerede. Bijnaam voor iemand die altijd gereed, klaar is, bereidwillige. Vergelijk Ongereet.
Redel: Vermoedelijk Duits Redle, van (Kon)rdle, verkleinvorm van de voornaam Konrad.
Redeman, Redemans, Redemann, Redmann, Reddemann, Reddmann, Reeman, Reemans, Reman, Remans, Remand, Remande, Remant, Rmant. 1. Afleiding van het Nederduitse Rede: moeras. 2. Vadersnaam. Variant van Rademan, Raman(uit de Germaanse voornaam rad-man: raad-man).
Reder, Reeders, Redert: 1. Beroepsnaam van de bereider, bewerker van stoffen, bijvoorbeeld lakenreder. 2. Vadersnaam. Nederduitse vorm van de Germaanse voornaam rad-hari ‘Raad-sterk.
Rediers. 1. Vadersnaam Redier. Germaanse voornaam rad-hari; zie Reder 2., Rahier. 2. Zie Rodier(s).
Rdiger, Rediger: Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-ger ‘Raad-speer’. Hredgaerus.
Reding, Redig, Reddin, Redding, Reddink, Reddingius: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rad-naam, zoals Radboud, Radbert, Ramond.
Redlich. Bijnaam. Middenhoogduits redelich: welsprekend, verstandig, rechtschapen.
Redolfi. Vadersnaam. Italiaanse Rodolfi van Germaanse vornaam Rodolf.
Redon, Redondo. Occitaans, Catalaanse bijnaam; rond.
Redout, Redoute, Redouty, Redot, Redott, Redotte, Redottez, Leredott, Leredotte: Frans redout: gevreesd, geducht. Bijnaam.
Ree, van, van Rey, van Reye: Plaatsnaam Ree (Drenthe).
Reed. Engelse familienaam Read. Oudengels read, Engels red: rood. Bijnaam.
Reede, de; Ree, de Reet: De Rede = de Gerede. Bijnaam voor iemand die altijd gereed, klaar is, een bereidwillige.
Reede, van; van Reeden, (van) Ree, van de Ree, van (de) Rhee: Plaatsnaam Reede bij Den Helder (Noord-Holland), Ree in Vries (Drenthe).
Reedeker, Redeker: Nederduitse beroepsnaam, van Middennoordduits Redeker ‘Radenmaker, wagenmaker.’
Reedijk: Plaatsnaam Reedijk (Binnenmaas, Zuid-Holland).
Reek, van, van den Reek, van den Reeck, van Reckt, van Reck: 1. Plaatsnaam Reek in Bilzen of in Noord-Brabant. 2. Zie Van Reek.
Reekers, Rekers, Rekkers, Reckers: Vadersnaam. Reker, van Germaanse voornaam Rijker.
Reekmans, Reeckmans, Reeckmann, Reechtmans, Rechtman, Reckman, Reckmans, Reckmann, Raickmanne, Raickman: 1. Afleiding van Van den Reke, Van der Reken, Van Reek of Van Reek. 2. Vadersnaam. Afleiding van Rek.
Rel, Reel, Reels, Rels, Rheel, Relens, Reeling, Reelinck, Relick, Relik: Vadersnaam Rel, van Radilo, afleiding van Germaanse rad-naam. Vergelijk de voornaam Reelf, van Radolf, Rel, van Reilof en Friese voornaam Reeltsje.
Reems, van: Plaatsnaam Reemst in Ede (Gelderland).
Reempst, van. Plaatsnaam Riemst (Limburg) of Reemst in Ede (Gelderland).
Reen, van. Plaatsnaam in Lutkewierum (Friesland).
Reenen, van, van Rhienen: Plaatsnaam Rhenen (Utrecht).
Reeper, de, Reepere, de, Repper, Dereepere, de Reepre, Reper: Beroepsnaam van de reper, touwslager.
Reepingen, van, Reepinghen, van, van Reepinghem: Plaatsnaam Repingen in Vollezele (Vlaams-Brabant).
Reepkens, Repkes. Afleiding van Reep, Rip. Vadersnaam.
Reepmaker, Reepmakers. Beroepsnaam van de reepmaker, de reper of touwslager. Vergelijk De Reeper.
Reeren, Reerink, Reering, Reeringa, Rerren: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Reerdink, Rederding, Retharding, Rethart, Redert: rad-hard ‘Raad-sterk’. Ook Nederduitse voornaam Reder. Friese voornaam Reer, varint van Reier. In Westfalen onder den Hoogduitse vorm Rrink, hoewel er ook aan deze zijde onzer oostelijke grenzen Reurinkՠs, Rrinkՠs en Rrikՠs (dit is een versletene vorm) wonen.
Rees, van: Plaatsnaam Rees in Kasterlee (Provincie Antwerpen).
Rees, (de), Reese, (de), de Rese, de Reze, Derse, Derze: Middelnederlands rese: reus. Bijnaam voor een reus van een kerel. Vergelijk De Reuse.
Reest, van de: Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van der Eest. Plaatsnaam Eest ‘est, droogovenՠ(zie van der Est). In Friesland is ees(t) ‘Bijeen gelegen bouwland, es’est kan ook een spelling zijn voor heest ‘Beukenbos, struikgewas’.
Reesema, Redersma, Redartsma, Reersema, Reersna, Redartsma, Reersema, Reesink, Reterink, Reerink, Reering, Reurink,
Rrink, Rrik, Rrdts, Rierink, Reurts, enz.; vadersnaam, Germaanse naam Rese, redart, Redhart.En tevens de plaatsnamen Rederstall, een dorp in Ditmarschen; Redertshausen, een dorp by Friedbergen in Ober-Beieren, Reringhausen bij Olpe in Westfalen, Reersum (Rethardesheim) bij Norden in Oost-Friesland.
Reeter: Wellicht variant van Reiter ‘Ruiter’.
Reeth, van, Reet van, van der (der) Reeth, van Reth, Verreet, Verret, Verreth, Vered, Veret, Verit: 1. Plaatsnaam Reet (Provincie Antwerpen). 2. Eventueel van Van der Reet.
Reeuwijk, van. Plaatsnaam Reeuwijk (Zuid-Holland).
Reffay, Rifay: Plaatsnaam Refail (Namen): 1211 Refai.
Refrgler, Refrg. Bijnaam voor een kouwelijk mens.
Refuge. Plaatsnaam Refuge: toevluchtsoord. Abdijen en kloosters hadden vaak een refuge in de nabije stad.
Regan. Ierse familienaam, ook O’lgan: afstammeling van Riagan: kleine koning.
Regeer, Regheere, Reger, Rieger, Reghers, Reggers, Rggers: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-ger ‘Raad-speer’. Reggers en Reghers kunnen eventueel uit Regaerts verdoft zijn (zie Reingardt).
Regel, de, de Reghel, Reigel, Reygel, Reijgel. 1. Vadersnaam uit een ragin-naam. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse regele voor bijvoorbeeld iemand die heel strak op de regels let. Zich aan de regels houdt.
Regelbrugge. Plaatsnaam Regelsbrugge in Aalst (Oost-Vlaanderen).
Regeling, Reilingh: Vadersnaam. Afleiding van Regel, verkleinvorm van ragin-naam: Regilo.
Regelink, Regellinck. Vadersnaam. Afleiding van Regel.
Regemortel, van, van (den) Regenmortel, Remortel, van Remortelle, Remortele, (van) Remoortel, Remoortele, van Remoortere, van Regenmorter, van Regenmoorter, van Regemoorter, van Regenmoortel, van Regemortel, Regenmortel, Regenmortels, Regemortel, Regemortels, van Regenmorter, van Regemorte, van regenmeuter, van Regemeuter, Regenmeutter, Regemeuter, van Reguemortel, Reguemeute, Reguemente, van Remoorte, van Remoortel, van Remorte, van Remortel, van Remoortere, van Remoorter, van Remooretere, van Regemortel: Plaatsnaam Regenmortel ‘Drassige grond als grensscheiding’. Plaatsnaam in Kontich, Reet (Provincie Antwerpen) en bij Helvoort (Noord-Brabant).
Regent, Middelnederlands regent: bestuurder, prelaat. Bijnaam, beroepsnaam.
Regenwettr, Regenvetter. Bijnaam; regenweer.
Regge, de. Re-interpretatie van Der(h)egge, van Van der Heggen.
Regina. 1. Moederrsnaam. Latijnse heiligennaam Regina ‘koningin’. Ook vrouwelijk van Germaanse ragin-naam: Ragina.2. Variant van Reginard, Regnard = Reinaert.
Rgine, Regien. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Regina.
Reginster. Plaatsnaam in Louveign (Luik).
Rgis. Afleiding van Latijn rex; koning.
Regoort: Waarschijnlijk door dialectische uitspraak uit Regaert, van Reingard. Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-gard ‘Raad-gaard’. Raingardis.
Regume, Reghem, Reghem: Vadersnaam. Germanse voornaam rk-helm ‘machtig-helm’. Richelmus, Riquelmus.
Regt, (de): Spelling voor de Recht. Bijnaam. Middelnederlands recht ‘Rechtvaardig, rechtschapen, braaf’.
Regtop, Rechtop, Zijtregtop, Regtuit, Oprecht, Aufrecht. Bijnaam, als naar de rechtopgaande gestalte.
Reh, Reeh, Rehe. Duitse bijnaam Reh; ree.
Rehfeldt, Rfeld: Duitse plaatsnaam Reh(e)feld.
Rehlinger. Duitse plaatsnaam Rehlingen.
Rehman, Rehmann, Rehermann, Rehema: Vadersnaam Rei(n)marm, afleiding van ragin-naam.
Rehorst. Plaatsnaam Re-horst; ree-bosje.
Reiber, Reyper: Beroepsnaam. middenhoogduits rber: badknecht, (van pej) boef.
Reich, Reiche, Reichen, Reisch: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Korte vorm van rk-naam. Vergelijk Ryk. 2. Bijnaam voor een rijke. Vergelijk De Rijk.
Reichard, Reichart, Reichart, Reichartz, Reichertz, Reicher, Riechers, Riechers, Riechers: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Rijkaard, Richard.
Reichel, Reichelt, Reichl, Reischl, Richil, Richl, Richel: Vadersnaam. 1. Afleiding van Germaanse rk-naam. Vergelijk Reichlin(g). 2. Germaanse voornaam Reichwald
Reichenbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Reichenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Reicher, Riechers: Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Rijker; zie Rijkers. Of van Reichert.
Reichler, Reychler: Vadersnaam. Afleiding van Reichel(t).
Reichlin, Reichling, Raychlin: Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse rk-naam. Vergelijk Ryckelynck.
Reichman, Reichmann, Rejchman, Richmann, Richtmann, Richtman: Duitse pendant van de familienaam Rijkman(s).
Reicksmann: Duits Reichmann, pendant van Rijkman, Germaanse voornaam rk-man: Ricmannus, Richman.
Reidanus. Latinisering van Reid (zie Reith 2.); vergelijk Reidinga, Reijding.
Reidemeister, Reymester: Beroepsnaam van de ritmeester.
Reiden, van der: Door verkeerde scheiding of ontleding van een naam uit van der Heiden.
Reif, Reiff, Reeff, Reff, Reff: 1. Vadersnaam. Korte vorm voor Reifin, vleivorm van Germaanse voornaam Renvard, Reinveerd, Raginfrid. 2. Duitse familienaam Reif(f ) van Rfo, van Germaanse voornaam Rchfrit. Zie Ryf. 3. Duitse familienaam Reif(f) kan ook een beroepsnaam zijn voor een kuiper (naar de hoepel) of huisnaam.
Reifenberg. Plaatsnaam, Beieren, Rijnland-Palts.
Reiffer, Reiffers, Reffers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Rifarius, Riferius, Ripherus.
Reifferscheidt: Plaatsnaam Reifferscheid (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts)
Reigel, Reigil: Vadersnaam. Verkleinvorm van ragin-naam: Regilo.
Reiger, de; de Reijger, de Rijger, de Reijer: Bijnaam naar de waadvogel, de reiger. Voor iemand met lange hals of spillebenen.
Reiher. Bijnaam. Duits Reiher: reiger. Vergelijk De Reygher(e), Reiger.
Reijendam, van. Plaatsnaam Reidam in Oostkamp, West-Vlaanderen.
Reijten, van. Wellicht variant van Van Reydt.
Reilhof. Vadersnaam. Germaanse voornaam Reilof; ragin-wulf.
Reiling. Duitse plaatsnaam Reilingen.
Reilly. Plaatsnaam (Oise). Of variant van Rely?
Reim, Reym, Reijm, Reims, Rem, Rym, Rymen, Rijm, Rijmen, Reime, Reymen, Ruymen, Ruijmen. 1. Vadersnaam uit Ryme, Rim(m)o: knuffelvorm van de Germaanse voornaam Rikmar. 2. Vadersnaam, verkorte vorm van Reimaar, Reimboud of Rembert. 3. Vadersnaam of moedersnaam, knuffelvorm van de voornaam Remigius, Remigia. Vergelijk afleiding Reimkens in Limburg.
Reiman, Renema, Reneman: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-man ‘Raad-man’.
Reimer, Rajmer. Duitse vadersnaam. Zie Reimers.
Reimer, Reimers, Reymer, Reymers, Remer, Rmer, Reemers, Remmers, Remmersma, Remmersna: Vadersnaam. Germaanse voornaam Reginmar, ragin-mr ‘Raad-beroemd’. Ra(g)inmar, Regemarus.
Reimeringer, Reimerink. Plaatsnaam Reimering, Beieren.
Reimersdal, Reimersdahl, (van) Reymersdael, (van) Rijmersdael, (van) Rymersdael, van Ruymersdael: Plaatsnaam Remersdaal (Limburg).
Reimerswaal, van, (van) Remmerswaal, Remmerzwaan, Rimmelzwaan, de Rommerswaele: Plaatsnaam Reimerswaal, in 1530-1552 verdronken stad op Tolen (Zeeland).
Reimet, Remits: Vadersnaam. Limburgse vormen van Germaanse voornaam Reimboud, Reinboud, via Reimots.
Rein, Reyne, Reynen, Reynens, Reijnen, Reijn, Rijnen, Reine, Renn, Rennen, Renne, Reyns, Reyn, Reijns, Reins, Rens, Reens, Rents, Rins, Ryns: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse ragin-naam, zoals Reinaert, Reiner.
Reinaer, Reinaers, Reinarz, Eeinartz, Reynaers, Reijnaers, Renar, Renaer, Renaers, Renaeers, Reenaers: Vadersnaam. Theoretisch de Germaanse voornaam Reinaar: ragin-hari, ‘Raad-sterk’. Reg(e)nardus, Raginhardus, Rainardus.
Reinaert, Reinard, Reinart, Reinards, Reinarts, Reinarz, Reinartz, Reinaerts, Reinertz, Reinerz, Reinaer, Reinaers, Reinaerst, Reinard, Reinardt, Reinhart, Reinharz, Reinha, Reinhas, Rheinhard, Reynaarts, Reynaert, Reynaerts, Reynaertz, Reynertz, Reynersz, Reynaers, Reynardts, Reynards, Reynartz, Reyna, Reijnaert, Reijnaerts, Reijnaers, Rynaerts, Rynaert, Rijnaerts, Rijnart, Rinnaert, Renard, Renar, Renart, Renarts, Renaert, Renaerts, Renaers, Renaer, Renardy, Renardie, Lerenard, Rnaers, Renaeers, Reenaerts, Reenaers, Renna, Reneert, Renert, Rennerts, Rennertz, Renerte, Renert, Rnerte, Rnert, Rinert, Regnard, Regnart, Raynard, Roynard: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-hard: ‘Raad-sterk’. Reg(e)nardus, Raginhardus, Rainardus. In de roman ‘Van den vos Reinaerdeՠkreeg de vos zoals de andere Middelnederlandse dieren een mansnaam. In het Frans taalgebied was de Ԓoman du renardՠzo populair, dat de eigennaam renard soortnaam werd voor de vos en het oude woord goupil (van Latijn. Vulpicellus; vosje) verdrong. Zie ook Reinaer(s).
Reinbout, Reinbold, Reinboit, Reinbot, Reinbothe, Reymbouts, Reymbaut, Regibaut, Regibaux, Regibeau, Regibo, Regibot, Rgibot, Rigebo, Rsibeau, Rsibois, Resibois, Resboux, Rimbold, Rimbout, Rimbaut, Rimbaud, Rimbaet, Rimbeau, Rimbeaux, Rimbauw, Rembouts, Rembaut, Rembaud, Rembaux, Rembold, Raimbaud, Raimbault, Rainbeaux, Reynebeau, Rennebo, Reeneboog, Renneboogh: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-balth ‘Raad-moedig’. Raginbold, Rainbold, Reinboldus, Rembaldus. Vergelijk Rambout 2.
Reindel. Vadersnaam. Oudhoogduitse afleiding van Germaanse ragin-naam.
Reinders, Reijnders, Rijnders, Rinders, Rynders: Vadersnaam. Met epenthetische d(vergelijk donder < donre) uit Reiners. Germaanse voornaam ragin-hari’Raad-leger’. Raginhari, Reginarius, Reiner(us).
Reinecke, Reineke, Reinike, Reinicke, Rijneke, Rijnek, Rynek, Rynik, Rennecke, Renique: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van ragin-naam; zie Renkin.
Reiner, Reiners, Reinertz, Reinehr, Reyners, Reyner, Reijners, Reijner, Regener, Reinehr, Renner, Reeners, Reners, Rener, Renerius, Reinders, Reynders, Reijnders, Rijnders, Rynders, Rinders, Rinder, Renders, Rainier, Raignier, Reignier, Reigner, Reygnier, Regniers, Regnier, Regner, Regniez, Regnez, Regny, Reyniers, Reynier, Reijniers, Rijniers, Ryniers, Rynier, Reinier, Reynheere, Rniers, Renier, Renire, Reniere, Rayner, Regnery, Renery, Renieris: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-hari ‘Raad-leger’. Raginhari, Reginarius, Reiner(us). Rainier/Renier is de Romaanse vorm. 2. Soms verward met Reinaard. Renard uit Renier; Renier uit Reinhart; of met Reinoud.
Reinesch, Reinis, Reinisch, Reinitz: Vadersnaam. Silezisch-Saksische afleiding van Germaanse ragin-naam.
Reingardt, Ryngaert, Rynharz, Ringaert, Ringard, Rygaerts, Rygaert, Rijgaert, Rigaert, Rigart, Rigats, Rigas, Reigardt, Reygaerdts, Reygaerd, Reygaert, Reygaerts, Reygaers, Reijgaerts, Reghert, Regaerd, Regaert, Regard, Rga, Regat, Rega, Riega, Riga, Riga, Ruga: Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-gard ‘Raad-gaard’. Raingardis.
Reiniger, Reinigert: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-gr ‘Raad-speer’. Regingerus, Regenger, Reingerus.
Reininger. Plaatsnaam Reiningen. Noordrijn-Westfalen.
Reinoud, Reinouds, Reinaut, Reinhoud, Reinholt, Reinholz, Reinaud, Reynouds, Reynoudt, Reynot, Reynaud, Reynolts, Reynhout, Reijnhoudt, Rijnhout, Rynwalt, Rijnwalt, Renoudts, Renout, Renoult, Renout, Renauld, Renaud, Renault, Renaud, Renau, Renaut, Renault, Reneau, Reneaux, Renau, Renaux, Reono, Renosz, Rennauld, Rennaux, Renneau, Renneaux, Rainaud, Rainaut, Rainaux, Raineau, Raynaud, Raynal, Raynel, Reynal, Regnaud, Regnault, Regno, Regnoult, Raigneau, Royneau, Rainhold, Rainhol, Rainhaldi, Reginaldi, Reginaud, De Renau. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ragin-wald; raad-heerser. Raginald, Reinold, Reinoldus
Reinsdorf, Reinsdorff. Duitse plaatsnaam Reinsdorf.
Reis, Reys, Reijs, Rys, Rijs, Reisen, Reysen, Reysens, Reyses, Reyzen, Ryssen, Ryssens. 1. Vadersnaam uit een Germaanse Ragin-naam. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Riso. Zie Rys. 3. Verkorte vorm van Laureys. Zie Laurentius.
Reidinga, Reitinga, Reiding, Reidsma, Reits, Friese vadersnaam Reits.
Reitsma, Reitsema, Reitzema, Retsema: Friese afleiding van de plaatsnaam Reitsum in Ferwerderadeel (Friesland).
Rejack: Franse familienaam Riac, van plaatsnaam Riac in Marseillan (Hrault).
Reijonen. Familienaam uit de plaatsnaam Raijonen in Finland.
Reisdorf, Reisdorff. Duitse plaatsnaam als in Beieren.
Reisen. Duitse plaatsnaam als in Beieren.
Reiser, Reisser, Reyser, Raiser, Raizer, Raizair, Reitzer, Reizer, Reser, Rser, Rezer, Rzer, Risser: Middenhoogduits reisaere: soldaat, krijger, huurling.
Reisgen, Reisgies, Reiske. Afleiding van Reis, vergelijk Reyskens.
Reisinger, Reisiger, Riesinger: Verspreide plaatsnaam Reising(en), Reisig: struikgewas, rijshout.
Reismann, Reitzmann, Roizman: Beroepsnaam. Middenhoogduits reisman: krijger, huurling. Vergelijk Reiser.
Reisner, Reisener, Rajzner, Rejzner, Risner: Afleiding van Middenhoogduits reisen: te velde trekken. Beroepsnaam van soldenier, krijger. Vergelijk Reiser.
Reisse, Reiss, Reisz, Reitz, Rais, Ras, Rass, Rajz: 1. Vadersnaam. Joodse familienaam Reis(s) van Zacharias. 2. Vadersnaam van Ragizo, Regizo, afleiding van ragin-naam. Zie Reis 1.
Reiter, Reiters, Reitter, Reytter, Reyter, de Reytere, de Ryter: 1. Middelnederlands reiter: werkman die sloten schoonmaakt, ze zuivert van kroos en waterplanten. 2. Duitse familienaam Reiter: de Ruiter.
Reith, Raydt, Reidt, Reid: 1. Plaatsnaam Rheidt (Noordrijn-Westfalen, Reitdiep, water in Groningen). 2. Vadersnaam Reid, Reit. Friese voornaam.
Rek, Reck, Recq, Rekk, Rekx, Rex: Vadersnaam. Germaanse voornaam Recco. Of korte vorm van een rk-naam; vergelijk Rekkers.
Reken, van der. 1. Plaatsnaam de Reke in Krombeke en Wervik (West-Vlaanderen). 2. Spelling voor Vander Eeke(n).
Rekeneire, de. Beroepsnaam van de rekenaar, die de rekeningen maakt.
Rekinger. Plaatsnaam Reckingen, Duitsland.
Rekom, van, van Rekum, Rekoms: Plaatsnaam Rekem (Limburg). Vergelijk Raikem.
Releghen, van, Relegen, van, Relecom, Relekom. Familienaam uit de plaatsnaam Relegem (Vlaams-Brabant) waar het kasteel van de heren van Relegom stond. Er is ook een gelijknamige plaats in Zemst (Vlaams-Brabant).
Rellemaekers. Onduidelijk. Verhaspeling van Reymaekers?
Relmont. Waarschijnlijk Remont met epenthetische 1.
Rem: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse voornaam, zoals Reimaar, Reimboud, Reimbrecht/Rembert/Remmert.
Remacle, Remacly, Remark, Remak, Remarque, Remaque, Durmarque: Vadersnaam. Keltische heiligennaam Remaclus. De H. Remaclus was bisschop van Mtr. en werd vooral aan de Nederrijn vereerd.
Rembert, Remberg, Rimbert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ragin-berht; raad-schitterend.
Rembry, Rembrij, Remmerique, Remmericq, Remericq, Rebry, Rebrij, Remmery, Remery, Remerij, Remerie, Remory, Remorij, Remorie, Remoriet. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hraban-rik ‘Raaf-machtig’. Rabanrih, Ramerich, Ramericus. De oudste vorm doet evenwel meer aan een ragin-naam denken.
Remeeus: Vadersnaam. Variant van Remeis uit de heiligennaam Remigius.
Remels, Remmel, Remmele, Remmelink. Vadersnaam uit Ramilo, een knuffelvorm van een Germaanse hraban-naam. Ramilo of van Rembert, Remboud.
Remendaer, Remanda, Remandas: Vadersnaam van Raimondard, afleiding van Raimond. Vergelijk Raymondias, Ramondou.
Remfert, Renfer: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-frith ‘Raad-vrede’. Reginfrid, Remfredus.
Remi, Remy, Rmy, Rimy, Riemis, Remie, Remis, Remisz, Remits, Remeijsen, Remijsen, Remeysen, Remysen, Rameysen, Rameyssen, Rameijsen, Ramijsen, Ramysen, Remes, Rems, Remee, Reme, Rem, Rimez, Rimette, Rimetz. Vadersnaam uit de heiligennaam Remigius, patroonheilige van Reims. Zijn feest op 1 oktober in Keulen heette Sintermeisdag, van Sint-Remeis-dag.
Remias. Vadersnaam Remiard, afleiding van de voornaam Rmi.
Remiche, Rmiche: Duitse plaatsnaam Remich.
Remiens, Remience, Deremiens, Deremience, Deremince, Dermience, Dermiens, Dermien, Dermiemce: Plaatsnaam Remience in Morhet (Luxemburg).
Remijn, Remijnse. Oost-Vlaamse familienaam waarschijnlijk van Romijn.
Remilly, Remili: Plaatsnaam Remilly (Pas-de-Calais, Ardeche).
Remion, Remiot, Rmion, Remiton: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Rmi.
Remkes. Vadersnaam, Nederduitse afleiding van de Germaanse voornaam Rembert; ragin-berth.
Remm: Vermoedelijk een afwijkende spelling voor Remy.
Remmen, van. Misschien van Remen = Middelnederlands Riemen, dat is Reims (Marne): Remis. Of hypercorrect voor Veremme?
Remmerden, van: Plaatsnaam Remmerden in Rhenen (Utrecht).
Remmerswaal: Plaatsnaam Reimerswaal, in 1530-1552 verdronken stad op Tholen (Zeeland).
Remy: Vadersnaam. Romaans vorm Remi/Remy van de heiligennaam Remigius.
Remortel, Remoortel, Remoortele, Remortel, Remortele, van, van Remoorter, Remoortere, van Remooretere. 1. Zie Regenmortel van. 2. Naam uit de plaatsnaam Rietmoorter: drassige grond met riet (Waasland).
Rmond, Rmon, Rmont, Remond, Remont, Remon: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Reimond. Zie Raymond.
Remouchamps, Deremouchamps, Dermouchamps, Dernouchamps: Plaatsnaam Remouchamps (Luik).
Rems. Vadersnaam. Korte vorm van een Germaanse naam als Rembert, Remboud.
Remy, Remi, Remie: 1. Plaatsnaam Remy (Pas-de-Calais, Oise), Remy = Remies (Aisne). 2. Zie Rmi.
Ren, de. Renterpretatieve spelling van Deren? Of spelling voor Derenne?
Renalda, Ringnalda: Vadersnaam. Variant van Reinalda, Friese afleiding van de Germaanse voornaam Reinald, Reinoud; zie Reijnoudt.
Renant. Bretonse doopnaam Ronan, van Ierse oorsprong.
Renap. Vondelingennaam, geen verklaring gevonden. 1783 Renap Mauritius, gevonden te Brussel.
Renardeau, Renardias, Renardie. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Renard.
Renaudin, Renaudineau, Renodeyn, Renodeijn, Renaldin, Renodeijn. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Renaud.
Renaville. Plaatsnaam in Comblain-au-Pont (Luik).
Rendu. 1. Oudfrans rendu: monnik. 2. Vadersnaam van Randoux? 3. Plaatsnaam Rendeux (Luxemburg)?
Reneerkens, Renerken, Renericken, Renierkens, Renirkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Reiner.
Renelde, Renel, Renell. Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-hild ‘Raad-strijd’. Reinelt.
Renen, van; van Reenen, Rheenen: Plaatsnaam Rhenen (Utrecht).
Renesse, (van), Renes, (van), van Rennes, de Renesse: Plaatsnaam Renesse (Schouwen-Duiveland, Zeeland). Renes in Lopik, boerderijnaam in Scherpenzeel.
Renette, Rennette, Roynette: 1. Moedersnaam. Afleiding van ragin-naam; vergelijk Ragnet. 2. Zie De Ren(n)ette.
Rengelink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Reinger.
Rengen, van, van Raingen, Verrengen, Verenghen: Plaatsnaam Rengen in Vertrijk (Vlaams-Brabant).
Rengissart. Plaatsnaam in Horion-Hozmont (Luik).
Renglet, Rengl, Rangl, Ringlet, Ringel: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Reingod of Reingard.
Renier, Reniers, Reijniers, Reijnierse: Vadersnaam. Renier, Rainier is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Reiner; zie Reinders.
Renkema: Friese afleiding van de plaatsnaam Renkum (Gelderland).
Rengruber, Reingraber: Plaatsnaam Reingrub (Beieren).
Renguet, Ranguet, Ranguin, Ringuet: Waarschijnlijk variant van Renquet, Renquin.
Renkin, Renken, Renckens, Renkens, Reinkin, Reinke, Reinken, Reinkens, Reinquin, Rinke, Rinken, Rinkema, Rinken, Rinnema, Renninghoff, Renning in Engeland, Renkema, Rentjema, Rintjema, Rintjes, Rinkens, Rinkes, Rinkin, Rinckins, Rienckens, Rienkens, Riemkens, Rengke, Reynckens, Reynkens, Reijnkens, Rijnkens, Rijnkels, Rynkens, Renquin, Ranquin, Rankin, Rainkin, Reintjens, Reintjes, Reintges, Reyntjens, Reyntiens, Reyntens, Reijntjens, Reyngens, Rentins, Rentien, Rentiens, Rentgens, Ryntjens.Vadersnaam afgeleid uit Reinaard, Reinoud, Friese Rinke, van Rinne, Renno.
Renko: Vadersnaam. Door assimilatie mk > nk uit Remco, Remko, Friese afleiding van de voornaam Remme; zie Rem.
Renne, van, Verhenne, Verenne, Verennes, Vrenne. Familienaam uit de plaatsnaam Renne: waterloop, kanaal, goot. Vergelijk Duits Rinne.
Rennebo, Renneboog, Renneboogh: 1. Vadersnaam Rennebo is een verschrijving voor Reynebeau (zie Reinbout). Renneboogh is een renterpretatie. 2. Niet uit te sluiten is Renneboog(h) van Regenboog. Vergelijk Duits Regenbogen, een huisnaam.
Rennenberg, Reinenbergh: Plaatsnaam Renneberg in Erps-Kwerps (Vlaams-Brabant) of in Linz (Rijnland-Palts).
Renneson, Rennesson, Renneon, Renchon, Renson, Remson, Ranson, Ranon, Rantson, Ronson, Rainson, Reinson, Rainchon, Rinchon, Rinon, Rincon. Vadersnaam, Waalse knuffelvorm van een ragin-naam zoals Reinaard.
Renni, Rennie, Rennies, Renis, Renyes: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse ragin-naam. Vergelijk Engels Rainey, Rennie, Renny.
Rennuit, Rennuy, Renoy, Reynwit. Moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-wid ‘Raad-boom’. Ragnoidis, Rainuis, Renuis, Rainois.
Renollet. Vadersnaam. Afleiding van Renoult.
Renon, Renom. Vadersnaam. Verbogen vorm van Germaanse voornaam Regino, Raino.
Renotte, Renootte, Renotto Renottoz, Rennotte, Rhenotte, Rhnotte, Rhainotte, Rainotte, Reinotte: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van ragin-naam, zoals Renard.
Renouf, Renou, Renoult, Renoux, Renous, Regnoult: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam ragin-wulfղaad-wolf: Reginolf, Rainulfus, Renulfus.
Renoupr, Renouprez. Plaatsnaam Renoupr in Thimister, Andrimont en Charneux (Luik).
Renoussin. Afleiding van Renous.
Renquet, Ramquet, Ranquet, Reinquet, Rinquet: Vadersnaam. Afleiding van Renier, Renard of Renaud.
Rensberg, van, Rensbergen, van, van Rensberghen, Van Rensenberg, Rensburg, Reynsbergen, Rhynsbergen, Rinsbergh, Rinsberghe, Rinschbergh, Rinsbourg, Rhijnsburger. Berg- en Burg-namen werden vaak verward. Naam uit mogelijk Rensberg, Vollezele (Vlaams-Brabant) Rijnsburg (Zuid-Holland) en Rijsbergen (Noord-Brabant). Zie ook Rhijnsburger.
Rensen, Remsem, Rensing, Rens, van, Renssen, Renz, renzen, Reijns, Reyns, Rense, Rensink, Rentzing: Vadersnaam. Verbogen vorm en afleiding Van Reinzo, afleiding van een ragin-naam, zoals Reinaard.
Renshof, Renshofer: Plaatsnaam Reinshof (Nedersaksen).
Rensonnet, Ransonnet: Vadersnaam. Afleiding van Renson; zie Renneson.
Rentergem, (van) van Renterghem, Renterghen, van Reterghem: Plaatsnaam Rentergem in Landegem (Oost-Vlaanderen).
Renteurs. Variant van Rentiers, met ander suffix.
Rentins, Rentien, Rentiens, Rentgens: 1. Rentjen, afleiding van Middenenderlands rente. Beroepsnaam van een rentmeester of renteheffer. 2. Zie. Renkin.
Rentier, Rentiers, Renty: Frans Rentier ‘Betaler of inner van rente, rentmeester’.
Renting, Rentink: Vadersnaam. Afleiding van Reinaard.
Rentmeester, Rentmeesters, Rentmeister: Beroepsnaam van de rentmeester, ontvanger, die renten en inkomsten beheert.
Rentrop. Plaatsnaam Rentrop (Noordrijn-Westfalen) of Rentrup (Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen).
Renville. 1. Plaatsnaam Ronville in Atrecht. 2. Zie De Ren(n)eville.
Renward, Renwar, Renwart, Renwaer, Renwa, Renvart, Renuard, Renuart, Renua, Renouard, Renoird, Renoirde, Renoirt, Renoirte, Renoitre, Renoire, Renoir, Rennoire, Rennoir, Rainoir: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-ward ‘Raad-bewaarder’. Rainuardus. Vaak verward met Renard of Renier.
Renynghe, van. Plaatsnaam Reninge (West-Vlaanderen).
Roprez, Romprez, Reoprez, Reomprez, Ronprez: Wel een variant van plaatsnaam Renouprez, ook Renomprez (Luxemburg).
Reparon: Wellicht door r-anticipatie uit Frans peron ‘Spoor’Oudfrans esperon. Beroepsbijnaam van de sporenmaker.
Repoussez. Bijnaam Repouss: verstoten?
Repe, van de; (van de Reepe, Reep: Plaatsnaam. Middelnederlands reep, repe ‘Strook, strook land (langs waterloop), streek’.
Repkes, Repko: Vadersnaam. Reepkens, verkleinvorm van Rip, Reep, Germaans bakervorm Ripo, van Rijbrecht of Rijboud. Repko is Fries.
Reppelen, van, Vanreppelen. Naam uit de plaatsnaam Reppel (Limburg) of in Molenstede (Vlaams-Brabant).
Republieke. Waarschijnlijk een politiek genspireerde vondelingnaam.
Requieron. Vadersnaam. Afleiding van Requier, Riquier.
Requigny. Plaatsnaam Requignies in Courcelles (Henegouwen).
Requillet, Requillez, Requill, Requillier, Requill, Requillez, Rquillez: Familienaam in Luik en Limburg, net als Recul. Waarschijnlijk variant. van Recul. 1715 Guil. Riquelez, Wezet. De laatste vorm suggereert Riquelet =Richelet.
Requin. Vadersnaam Riquin, vleivorm van Germaanse rk-naam.
Resch. Duitse bijnaam. Middenhoogduits resch: ras, snel, behendig.
Reschk, Resca, Reszke, Reske, Reszka: Oost-Duitse Slavische familienaam Reschk. Slavische vadersnaam Reschek, Reschka, wellicht = Raschke, van Ratislav of Radomir.
Rsimont, Rzimont, Rgimont, Regimont, Resmond: Plaatsnaam in Evelette (Namen).
Resing, Resink, Reesink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Raas, Rees.
Rees, van Res, Reese, Ree, Reefs, zie vorige. Plaatsnaam Rees, Noordrijn-Westfalen.
Respout, Rispaud. Uit Rispail, Respeel; zie Rapaille?
Respelleux, Respeleux, Respilleux, Respillieux, Respilieux: Beroepsnaam. Waals rsple: mandenmaker.
Respen, Respes, Respens, Rispens: Afleiding van Raspe?
Resseghem, van, van Risseghem, (van) Rysseghem, Ryssegem, (van) Rijsseghem, Rijssegem, van Rijzeghem, van Rijzeghem, van Ryzeghem. Familienaam uit de plaatsnaam Ressegem (Oost-Vlaanderen). De vormen met ij/y kunnen op Van Rysingen teruggaan.
Ressencourt. Plaatsnaam Ressancourt (Eure).
Ressort. Wellicht spelling voor dialect uitspraak van Ryssaert.
Rest, de. Verkort van Van der Rest.
Resteau, Restiau, Restiaux, Restieau, Restiaeux, Deresteau, de Restaux, Ristiau, Derestiat, Derestia, Rtaux, Rettau, Reta, Ratelle, Ratel, Rattel, Rateaux, Rateau, Ratta, Rata, Ratiau, Rattay: Oudfrans rastel, restel, Frans rteau: hark. Beroepsnaam. Vergelijk Rakels.
Resteigne. Plaatsnaam. Namen.
Restiaen, Restiaens. Oost-Vlaamse aanpassing van Restiau, Henegouwen.
Retelet, Rettelet: Afleiding van Oudfrans restel. Zie Resteau.
Reterre. Waalse aanpasing van Reiter of Reuter.
Rethaber. Frequente Oudhogduits boerennaam Ret(t)haber: Rotwildhaber: raaigras (zonder baard).
Rethy, van, van Rethij, Rti, Derethy: 1. Plaatsnaam Retie (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Rty (Pas-de-Calais).
Rti, Rtif, Retif. Bijnaam. Oudfrans restif, Frans rtif: stijfhoofdig, koppig.
Retor. Oudfrans restor: plaatsvervanger.
Retour, Retourn, Retoure: Bijnaam voor iemand die terugkeert. Vergelijk Revenu.
Retro, Rtro: Waals rtro: uithoek?
Retsin, Ritsen, Ritzen, Risteyn, Restin: Vadersnaam. Middelnederlands Ritsin, vleivorm van de voornaam Richard of Richier. De ts is te verklaren uit het Picardisch.
Rettel. Vadersnaam. Duits Rethel, Rettele, van Ratilo, afleiding van Germaanse rad-naam.
Rettig: Duitse bijnaam Rettich ‘Rammenas, radijs’van Middelhoogduits retich, van Latijnse radix’wortel’.
Retz. Vadersnaam. Duitse vorm van Razo, Rezo. Vergelijk Raas.
Retzlaff, Retslaff: Vadersnaam. Slavische voornaam Radoslaw.
Reu, de: Bijnaam. 1. Middelnederlands Reude ‘Sterke hond, bloedhond, reu, booswicht’. 2. Zie Dereu.
Reubsaets. Nederduits Rowesaat, Duits Rbensaat: raapzaad. Bijnaam.
Reuchamps. Plaatsnaam.
Reudink. Vadersnaam van een hroth-naam, bijvoorbeeld Robrecht.
Reufels. Voornaam Ruifel, afleiding van Roef=Roelof.
Reuhman: Reuman, van Roman, de voornaam Romanus? Of Duits Reumann, van Reimann, van Reinmann?
Reuleaux, Reuliaux, Reullieaux, Reulliaux, Reullaux, Reuilleaux: 1. Plaatsnaam Reuleau in Natoye, Sovet (Namen). 2. Zie Rouleau(x).
Reuling: Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Roeling, afleiding van Roel.
Reumond, Reumont, 1. Naam uit de plaatsnaam Reumont (Nord) en in Thuillies (Henegouwen), 2. Of uit de plaatsnaam Reumont in Malonne (Namen).
Reunbroeck, Reunbrouck. De stamvader is Josephus Reunbroek, ca. 1763 in Glogau (Silezi) geboren, die zich in Nieuwpoort vestigde.
Reuneker: Vervorming van Renique?
Reunes, Reunis: Vadersnaam. Gepalataliseerde vorm van Roons, Roens, afleiding van Jeroen, heiligennaam Hironymus.
Reupers, Ruypers, Ruijpers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ruppert, Robert of gerond uit Rypers.
Reurink: Vadersnaam. Afgeleid van een Germaanse voornaam, zoals Roderik.
Reus, (de), Reuse, Reusen, de Reuze, Reusen, de Reuser: Bijnaam voor een reus, iemand met grote gestalte.
Reusel, van: Plaatsnaam Reusel (Noord-Brabant).
Reus, Reusen, Reusink, Ruesink, Ruessink, Roesink: Vadersnaam. Afgeleid van de Germaanse voornaam Raas of uit hroth-so. Zie ook (de) Reus.
Reusch, Reusche. 1. Plaatsnaam Reusch, Rsch, Middenhoogduits rusch: plaats waar biezen groeien. 2. Variant van Rausch.
Reuscher, Reuschert, Reuchert: Bijnaam. Duitse variant van Rauscher(t): luidruchtig mens, opgewonden bruuske kerel. Idem als Ruyschaert.
Reuselmans, Rezelman. 1. Beroepsbijnaam voor de reuzelmaker of -verkoper. 2. Variant van Van Reuzel. Zie bij Reuzel.
Reuskens. 1. Afleiding van reus. 2. Dialect variant van Raaskens, zie Raskin.
Reuten: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rutger of een andere hroth-naam.
Reuter, Reuters, Reuther, Rheuter, Rojter: 1. Beroepsnaam. Middenhoogduits riutxre: rooier, die land vruchtbaar maakt. 2. Duits Reiter: ruiter.
Reuth, van. Plaatsnaam, Baarle-Nassau, Noord-Brabant.
Reuvekamp, Reuvecampm, Ruevekamp, Ruivenkamp, Rvekamp. Plaatsnaam, als Bij Gorssel, Eibergen.
Reuveni. Plaatsnaam Revigny, Meuse, Jura.
Reuver, de; Reuvers: Gepalataliseerde variant van de Roover.
Reuzel, van, van Reusel. Familienaam uit de plaatsnaam Reuzel (Noord-Brabant).
Rveil, Reveil. Wellicht van Revel of Rivail. Of plaatsnaam Rville (Manche, Meuse)?
Rveillon, Revellion, Revillion, Revillon: Plaatsnaam Rveillon (Eure-et-Loir, Marne, Orne) of Rvillon (Oise).
Revel, Rivel, Raveel, Revaux, Reuviaux: Oudfrans rivel, revel: rebellie, rvolte, geweld; vreugde, plezier. Revel ‘lezierՠwas een vaak voorkomende naam van kastelen, bijvoorbeeld Reveau in Chapelle--Oie (Henegouwen): Bijnaam. Zie ook Derveaux.
Rvlant, Revland: Bijnaam. Oudfrans rvlant: vrolijk, blij. Vergelijk Rvelard.
Rvelard, Rvelart, Revelard, Revelart, Reveillard, Renvillard, Revilla, Reveraert, Revera, Rovillard: 1. Afleiding van Oudfrans rvler: zich aan uitbundige vreugde overgeven, uitgelaten zijn. Zie Revel. Bijnaam. 2. Plaatsnaam in de buurt van Estaimpuis en Evregnies (Henegouwen).
Revenberg: Wellicht de plaatsnaam Reifenberg (Beieren, Hessen, Rijnland-Palts)
Revenu. Bijnaam voor iemand die teruggekeerd is. Vergelijk Retour.
Revers, Revert, Revier, Reviers, Ravers, Ravert, Ravier, Rivers: Oudfrans revers: omgekeerd, tegendraads, weerbarstig. Bijnaam. Vergelijk Revers.
Revers, Rvers, Reverse, Reverc, Reverez, Renvers, Renversez: Voltooid deelwoord van Oudfrans reverser: omkeren. Bijnaam. Met dezelfde betekenis als revers; tegendraads, averechts.
Reviron, Reveron: Plaatsnaam (Puy-de-Dme, St-Victor).
Revis, Reuvis: Variant van Middelnederlands Rivisch, Rivesch = Rijnvisch. Zie Rhijnvis(ch). Of moedersnaam. Germaanse voornaam ragin-wid (zie Rennuit).
Reymerink is versleten van Reinmering, van de mannenvoornaam Reimer, Reinmer, Reimar, Reginmar, Raginmar.
Revyn, Revijn, Reveyn. 1. Naam uit het Franse Ravin: afleidingn van de voornaam Raoul, Rudolf. 2. Of uit de plaatsnaam Revin (Ardeche).
Reward. 1. Oudfrans reward: opzichter, vergelijk Ruwaert 1. 2. Zie Rawart. 3. Zie Rohaert.
Reweegs, Reweghs, Rewerk, van den Rewegs. Familienaam uit het Middelnederlandse Re(e)wech: weg waarlangs de overledenen naar het kerkhof gebracht werden.
Rewers. Beroepsnaam. Middelnederlands reeuwer: oppasser van besmettelijke zieken, lijkverzorger, lijkbidder.
Rexach. Spaanse familienaam.
Reij, de: 1. Aanpassing van Derez. Plaatsnaam Le Rez/Le Rin Sivry (Henegouwen), La Reid (Provincie Luik). 2. Een Zeeuwse familie De Reijstamt evenwel af van Jannis de Reijg, die omstreeks 1700 geboren is in Slesinge, dat is vermoedelijk Schlesien ԓilezi’. Het zou de vernederlandsing kunnen zijn van de Duitse naam Derich, van Dierich ‘Tiederik’die daarna in Zeeland aangepast werd aan de al bestaande naam De Reij.
Reijbroeck,van, Reijbroek, van; (van) Reybrouck, van Raebroeckx, van Raebroeck, van Reijbrouck: Plaatsnaam Reibroek, Familienaam uit de plaatsnaam Reibroek in Hansbeke, Evergem, Lotenhulle, Petegem-Deinze (Oost-Vlaanderen), Oedelem, Evelgem (West-Vlaanderen), St.-Omaars (Pas-de-Calais), Reebroek in Ieper, Lichtervelde, Kemmel (West-Vlaanderen), Merkegem (Frans-Vlaanderen) en Waasten (Henegouwen). Zie ook Rijbroek.
Reijchler: Duits familienaam Reichler, afleiding van Reichel, verkleinvorm van een rk-naam.
Reydt, van, van Reyt: 1. Plaatsnaam Rheydt (Noordrijn-Westfalen). 2. Idem als Van de Reydt.
Reijen, van: Spelling voor van Rijn. Herkomstnaam naar de rivier de Rijn.
Reyer, Reyers, Reijers, Reijerse, Reyes, Reiersche: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragi-hari of rad-hari: Raherius.
Reygher, de, Reygherde, de, Reyger, de, Reygere, de, de Reijger, de Reyer, de Reijer: Bijnaam naar de waadvogel, de reiger. Voor iemand met lange hals of spillebenen. Vergelijk Odevaer(e).
Reyland, Reylandt, Reiland, Reillant: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ragiland? Vergelijk Rainland, Regilint.
Reyman, Reymans, Reijman, Reimann, Reymann, Renmans, Renneman, Reeman, Reemans, Reman, Remans, Remant, Remand, Remande, Rmande. Rmand. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ragin-man: raad-man. 2. Reyman kan variant zijn van Rayman, met d-syncope uit Rademan; zie Raman.
Reijmers, Reijmes, Remmers, Reimert, Reemer: Vadersnaam. Reimer, van Germaanse voornaam ragin-mr ‘Raad-beroemd’. Ra(g)inmar.
Reymoudt. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Variant van Reynoud of leesfout voor Reymond?
Reynbeek. Plaatsnaam; beek die dienst doet als grens. Middelnederlands rein.
Reijne, Reijnen, Reynen, Rijnen, Rijntjes, Rijneke, Rinn, Reijns, Reints, Rens, Rennis, Rijn: Vadersnaam. Rein, korte vorm van een Germaans ragin-naam, zoals Reinaart, Reiner.
Reijnebeau: Uit Raimbaud, Franse vorm van de Germaanse voornaam Reinboud.
Reynegom, van. Plaatsnaam Rinnegom (Noord-Holland).
Reynewater. Re-interpretatie van Germaanse voornaam Reinewaard. Vergelijk Renward en Duits Reinwart
Reyngoudt, Reyngout, Reijngoudt, Reijngoud, Reijngoudt, Regoudt, Ringot, Ringoot, Rinkhoud, Ringoet, Ringot, Ringotte, Raingo, Rigo, Rigot, Rogout, Regoudt, Regout, Regourd, Rego, Regos, Reynvoet, Reijnvoet, Reynvoet: Vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-gud (of gd of gauta) ‘Raad-god (goed of Goot)’. Regengot, Reingot, Reingaudus, R(e)ingodus.
Reijnoudt, Reinhoud, Reinhoudt, Reinhout, Reijnhoud, Reijnhoudt, Reijnhout, Rijnhout, Reijhoudt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Reinoud, Germaans ragin-wald ‘Raad-heerser’. Raginald, Reinold.
Reynst, van der. Hypercorrect voor Van der Rijst.
Reijntjes, Rinkes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Reinaard, Reiner of Reinoud.
Reynvoet, Reijnvoet: Vadersnaam. Waarschijnlijk variant van Reyngoet, met v/g-wisseling. Zie Reyngoudt.
Reysel, van. 1. Plaatsnaam Reisel in Paal (Limburg). 2. Spelling voor Van Rijssel.
Reijsenbach: Plaatsnaam Reisenbach (Baden-Wrttemberg).
Reyskens, Reijskens. 1. Zie Raskin. 2. Afleiding van Reis. 3. Spellingvariant van Rijskens.
Reysschoot, van, Reysschot, van. Plaatsnaam Reinschoot: met palen afgeperkt terrein. Plaatsnaam Rijschoot in Ertvelde (Oost-Vlaanderen), Risschot in Zoersel (Antwerpen).
Reijtenbach: 1656-1730 Frederik Reijtenbagh, afkomstig uit Maagdeburg (Saksen-Anhalt), vestigt zich in Den Haag.
Reyven. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Reinverd: Raginfrid, Reinfred, Reinfridus.
Rez, Rz: Verkort van Derez.
Rezette, Rzette: Verdoft van Rosette. Zie Roussel.
Rhijn. Plaats, riviernaam.
Rhijnvisch, Rhijnvis, Rijnvis. 1. Bijnaam of beroepsbijnaam uit rijnvis voor bijvoorbeeld de handelaar in, of de visser van.2. Naam uit de gelijknamige huisnaam in Gent (onder andere 1438: den Rijnvisch). Naam van een heerlijkheid. 3. Naam uit de plaatsnaam Ryvisch in Zomergem (Oost-Vlaanderen).
Rhijnsburger. Plaatsnaam Rijnsburg, Zuid-Holland. Zie ook van Rensberg.
Rhode, Rhodes, Rodes, Rdes, Rods: Engelse vorm van plaatsnaam Rode: rode, gerooide plaats. Vergelijk Van Rode.
Rhodius, Rodius. Waarschijnlijk latinisering van Van Rode.
Rhoter, de: Wellicht verscherpt uit de Roder. Beroepsnaam van de rooier.
Riant. Wellicht variant van Rydant.
Ribaucour, Ribaucourt, Ribeaucourt, Ribeaucoup, de Ribaucourt: 1. Plaatsnaam Ribeaucourt (Somme, Meuse) of Ribaucourt in Mazinghien (Nord). 2. In 1748 erft de famille Christyn het graafschap Ribaucourt, dat is Raimbeaucourt (Nord), waardoor ze de naam Cristyn de Ribaucourt kan voeren. 3. Plaatsnaam Ribaucourt in Elzele (Henegouwen).
Ribaud, Ribault, Ribeaux, Riba, Ribas, Riboud, Riboux, Ribus, Ripaud: Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-balth ‘machtig-moedig’. Ricbaldus, Ri(g)boldus.
Ribaudo. Vadersnaam Ribaudot of Ribaudeau, afleiding van Ribaud.
Ribauville, Ribeauville, Ritbonville, Ribonville, Ribouville: Plaatsnaam Ribeauville (Somme, Aisne).
Ribbe, Ribbens: Vadersnaam. Bakernaam Ribbe, van de voornaam Rijbrecht (rk-berht) of Rijboud(rk-balth).
Ribbers, Ribbert, Rijpers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Rijbrecht: rk-berht ‘machtig-schitterend’. Ricbertus, Ripertus. Vergelijk Ribbe.
Ribe, Ribes, Ribesse. Occidentaalse plaatsnaam. Frans rive; oever.
Ribeaufosse, Ribeaufoss, Ribonfoss: Plaatsnaam Ribaufosse in Tumaide (Henegouwen), Ribeaufosse in Lessive (Namen), Ribeaufosse in Fraipont (Luxemburg).
Ribeiro, Ribero. Portugese familienaam. Plaatsnaam; oever.
Ribeyre. Occidentaalse plaatsnaam (Puy-de-Dome, Ardèche): oever. Vergelijk Ribeyro.
Ribeyrotte, Rebeyrotte, Rebeyrat: Afleiding van Occidentaals ribe, Frans rive: oever. Vergelijk Ribeyre.
Ribire, Ribiere, Ribierre: Occidentaalse plaatsnaam Ribire (Creuse, Puy-de-Dme, Hte-Vienne), beantwoordt aan Frans Rivire.
Ribo, Ribot, Ribonnet: Vadersnaam. Afleiding van Ribert of Ribaud.
Ribourdouille. Waarschijnlijk van Ribaudeau, met r-epenthesis en ander suffix.
Ribreu, Ribreux, Deribreu, Deribreux, Duribreux, Duribreu, Derebreu: Plaatsnaam (les) Ribroeux in Lumbres.
Ricail, Ricaille. Vadersnaam. Hypercorrect voor Ricaud?
Ricaud, Rical, Rickal, Rekals, Richaud, Richaut, Richald, Ryssael: Vadersnaam. Romaanse vormen van Germaanse voornaam rk-wald ‘machtig-heerser’. Ricoald, Ricold. Zie ook Rigout. De naam werd ook verward met Ric(h)ard. Ric(k)al kan een variant zijn van Ryckhalts.
Ricco, Rico. Italiaanse vadersnaam van Germaanse rk-naam.
Rich, Riche, Rice, Rische, Risch, Risse, Riss, Rits: 1. Vaders-, moedersnaam. Romaanse korte vorm van een Germaanse rk-naam: Rico, Rica of Rijk en hart. Rits van Picardisch. Vergelijk Ryks. 2. Zie Leriche.
Richard, Richart, Ricard, Rykaert: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rijkaard, Rijkhart: rk-hard ‘machtig-sterk’.
Richardeau, Richardau, Richardin, Ricordeau, Ricordel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ric(h)ard.
Richeb. Vadersnaam. Variant of afleiding van de Germaanse voornaam Richebert. Ricbertus.
Richel. 1. Zie Reichel(t). 2. Spelling voor Richelle.
Richelet, Richelot. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rk-naam. Vergelijk Richelin. 2. Richelet kan eventueel de plaatsnaam Richelette in Mortier (Luxemburg) zijn.
Richelin, Richeling, Risselin, Rysselin, Rysselinck, Rijsselinck. West-Vlaams/Henegouwse en Noord Franse namen: 1. Vadersnamen uit Germaanse rk-naam. Vergelijk de voornaam Riki/Richard. Vergelijk Ryckelynck, Ryssens, Ryssaert en Richelet, Reichling. 2. Namen uit de plaatsnaam Richeling (Elzas), Reichling (Beieren)? Zie ook bij Riggeling.
Richelle. Plaatsnaam. Luik.
Richer. Spelling voor Richier of Richet.
Richerzhagen, Richartzhagen: Plaatsnaam Richerzhagen in Bechen (Noordrijn-Westfalen).
Richet, Richez, Riches, Rischette, Riquet, Riquette, Riket, Requette. Vadersnaam uit een Germaanse rk-naam, bijvoorbeeld Rijkaard/Ric(h)ard.
Richier, Richer, Richy, Richir, Rikier, (de)Ricquier, Riquier, Riquier, Riquiere, Riquire, Riquire, Ricker, Rikir, Ryckier, Rijckier, Rekier, Rekir, Requier, Requiert, Require, Requiere, Require, Requer, Ruquier. Vadersnaam uit de Frans-Picardische vorm van de Germaanse voornaam Rijker (: rijk-man). Zie Rijkers.
Richings. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse rk-naam.
Richiling: Vadersnaam. Duits Reichling, afleiding van Germaans rk-naam. Vergelijk Reijchler.
Richmond. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-mund ‘machtig-bescherming’. Rich(e)mundus. 2. Plaatsnaam Richmond (Surrey, N.-Yorkshire). Richomme: Bijnaam Riche homme: rijk man.
Richoz. Vadersnaam Richot, afleiding van een rk-naam, bijvoorbeeld Richard.
Richterich. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Richtscheid. Duitse beroepsnaam Richtscheit: richtlat van houtbewerker.
Ricket, Rickett. Vadersnaam. Engelse variant van Richard, Rickert.
Rickstal, van, van Richstal. Familienaam uit de plaatsnaam, Rikstel, Rixtel (Noord-Brabant).
Rico, Reco, Recko, Rekko, Ryko: Spelling voor Ricaud of Italiaans Ricco.
Ricosset. Bijnaam. Oudfrans ricochet: liedje, refrein met vragen en antwoorden.
Ricou, Ricoul, Richou, Rickhoux, Riciou, Ricoux, Ricou. Vadersnaam: Romaanse vorm van de Germaanse voornaam rik-wulf; machtig-wolf.
Ricour, Ricourt. 1. Plaatsnaam Ricourt (Gers). 2. Variant van Ricou(l). 3. Eventueel variant van Rocour
Rickwardsma, Riquards; vadersnaam Ryckewaert, Ricwart.
Ridard, Rida. Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-hard? Of van Oudfrans rider, van Nederlands rijden?
Ridder (de(den), de Riddere, Riddersma, de Rudder, de Ruddere, de Ruddre, de Reuddre, de Reudre, Derrid, Derridder, Derid, Deridder. Familienaam uit het Middelnederlandse riddere, ruddere: ridder, ruiter.
Ridder, van de: Teunis van de Ridder heeft tussen 1815-1820 deze geslachtsnaam aangenomen, wellicht omdat hij op de boerderij de Ridder gewerkt heeft bij de Ridderwal in Putten (Gelderland).
Ridderbeecs. Limburgse ? plaatsnaam. Vergelijk Duitse familienaam Ritterbach.
Ridderbos. Plaatsnaam. Vergelijk Duitse familienaam Ritterbusch.
Ridderhof: Plaatsnaam, onder meer in West-Vlaanderen, in Kooigem, Menen, Moorslede, Passendale. Duitse plaatsnaam Ritterhof. Redderhof gaat terug op Ridderikhof, afgeleid van de plaatsnaam Ridderinc bij Arrin Overijssel. Vergelijk Duits Ritterhof (Hessen, Nedersaksen).
Riddering: Plaatsnaam in Enschede, Overijssel.
Ridderink, van ridder.
Ridel, Ridelle, Riddel, Rideau, Ridaeux, Riddo, Ridiaux, Derideau, Derideaux, Deridiaux, Deridoux. Familienaam uit het Oudfranse ridel: glooiing, golving van het landschap. Paatsnaam Rideau in Delettes (Pas-de-Calais).
Riberghs, Rieberghs, Ruberghs, Rieberghe. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam rik-berg.
Rides, Ridet, Ride, Rider, Ridey, Ryde, Rydey, Ryder, Rijde, Rede, Redee, Redei, Redey, Rdei, Redd, Radd, Rad, Radez, Rade, Rodet, Rodez: Bijnaam. Oudfrans rid: gerimpeld.
Ridier, Ridelaire: 1. Engelse familienaam Ridler. Beroepsnaam van de zever, zifter. 2. Zie Riedler.
Riding. 1. Engelse familienaam, variant van Reading. Plaatsnaam. Oudengels rydding: laar. 2. Vadersnaam. Dialect dial. ontrond van Ruding, afleiding van hroth-naam, zoals Rudolf.
Ridolfi, Ridolfo, Ridole, Ridoux, Rioult, Riou, Rious: Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-wulf. Riulfus, Ridulph.
Ridon. 1. Vadersnaam. Vleivorm van Ridoux. 2. Zie Redant.
Ridouard. Vadersnaam. Germaanse voornaam rad-ward: Ridwart.
Ri, Rie, Riee. 1. Verkort van Duriez. 2. Riet, verkort van Henriet?
Rie, du: Herkomstnaam Durie, Dury. 1. Plaatsnaam Waalse Ri ‘Beek’. 2. Plaatsnaam Dury (Aisne, Pas-de-Calais, Somme).
Rie, van; van Rij: Verspreide plaatsnaam ten Riede. Rie(t), ride ‘kleine waterloop, beek’. Soms niet te onderscheiden van Riet. (De) Riede is de naam van een verdronken gehucht of oorspronkelijke plaats van Ridderkerik (Zuid-Holland).
Riebeek, van, van Riebeeck, van Riebeke: Plaatsnaam Riebeke in Kaprijke en Opbrakel (Oost-Vlaanderen), Moorslede en Rumbeke (West-Vlaanderen).
Riebensahm. Duits dialect ontronde vorm van Rubensamen: raapzaad. Duitse familie Rubsam(en), Rieb(e)sam(en).
Rieberghe, Rieberghs. Moedersnaam. Germaanse voornaam rk-berg ‘machtig-bescherming’. Riberga. Of variant van Rietberg(en)?
Richelman, Riechelmann. Vadersnaam. Duits Ri(e)chelmann, afleiding van R(e)ichel.
Riedel: Duitse dialectisch ontronde vorm van Rdel, Zuid-Duitse verkleinvorm van de voornaam Rudolf.
Rieder, Riederer. Afleiding op respectievelijk plaatsnaam Ried en Riedern (vooral Baden).
Rider, (de). 1. Beroepsnaam van de rietsnijder of de rietmaker, maker van weefrieten. 2. Afleiding van Van den Riede (zie Van Rie).
Riedinger, Riediger, Ridiger: Vadersnaam. Duits dialect ontrond van Rdiger, Germaanse voornaam Rutger. Vergelijk Ruding.
Riedler, Ridler, Ridelaire: Afleiding van Beierse plaatsnaam Riedel.
Rieffel, de Ryffel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rifredus/Rifrit. Of ontrond van Rufel (zie Rouflart).
Rieg. Vadersnaam. Duits dialect ontrond van Rg, korte vorm van Rdiger, Rutger.
Riehl: Ontronde vorm van Rhl, Duits Vadersnaam, van Rudolf.
Riekwel: Volks etymologische vervorming van Reckewell.
Riel, van, van der Riel, van der Rielle, Riele: Plaatsnaam Riel (Noord-Brabant).
Rielant, van, Rieland, van, Rielandt, van, Ryelandt, Rijeiandt, Ryland, Rtlant, Rijlant: Plaatsnaam Rilland (Zeeland), verdronken in de Westerschelde. Het huidige Rilland ligt 2 km noordelijker. 1219 Rietland, 1213 Rielant.
Rielens. Vadersnaam. Ontrond van Rulens/Roelens.
Riem, Riems, Riehm: Beroepsnaam van de riemsnijder. Vergelijk Riemaker.
Riemaker (de), (de) Riemaecker, Riemaeker, (de) Riemacker, de Rymaeker, Rymaekers, Rymacker. 1. Beroepsnaam van de riemsnijder, de riemmaker. 2. Beroepsnaam van de rietmaker (ter voorbereiding van dakdekken).
Riemann, Riemans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-man ‘machtig-man’. Richman. 2. Dialectisch ontrond uit R(h)mann.
Riemen, van. Riemen is de oude Nederlandse naam van de stad Reims.
Riemens: Vadersnaam, uit de Germaanse voornaam Riemer.
Riemens. Vadersnaam van Germaanse voornaam Riemer. Vergelijk Reim.
Riemenschnijder. Verschrijving voor de Duitse familienaam Riemenschneider, beroepsnaam van de riemsnijder.
Riemers, Rijmers, Remmers, Roemersma, Riemersma: 1. Spelling voor Rymers. Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-mr ‘machtig-beroemd’. Ricmarus, Rimaru. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands en Middelhoogduits riemer ‘Riemensnijder, riemmaker’.
Riemeijer: Variant van Rietmeijer ‘meier, boer bij een moeras, ven, bij het riet’.
Riemis. Waarschijnlijk variant van Remis.
Riems: Beroepsbijnaam van de riemsnijder.
Riempst, van. Plaatsnaam Riemst, Limburg.
Riemsdijk, (van), Riemsdyk. Plaatsnaam. Riemsdijk Gelderland.
Riemslagh. Beroepsbijnaam van de riemslager, de riemmaker.
Riemsnider. Beroepsnaam van de riemsnijder.
Rienstra, Rijnstra, van, Reinstra. Plaatsnaam.
Ries, de: 1. Middelnederlands ries ‘Vermetele, roekeloze, waaghals’. Bijnaam. 2. Voor Deries, zie ook Durie(z). 3. De Ries ook wel = De Rys.
Riesen. Verbogen vorm van Duits Riese; reus. Bijnaam.
Riesen, van, Riessen, van: Plaatsnaam Rijssen, Overijssel.
Riesmeijer: Vermoedelijk uit Duits Griesmeyer ‘meier op een hof, hoeve gekenmerkt door grint, kiezel, grof zand’.
Riesterer. Duitse beroepsnaam van de schoenlapper.
Riestmans, Riesman, Rysman, Rijsman, Reestman, Restmans, Resmann, Resman, Rissmann, Riszmann, Ritsmans: Afleiding van Van der Riest, Verriest.
Riet. Vadersnaam. Korte vorm van Henriet.
Riet, van (de(der), van de Rieth, van de Ridt, van de Rijdt, van de Rijt, van de Reijd, van de Reydt, van de Reyd, van de Reyt, van de Reet, van den Rijd, Rijdt, van de Rijt, van de Ryd, van de Rydt, van de Ryt, van de Reydt, van de Reyd, van de Reijdt, van de Reijt, Te Rijdt, van Rijt, van Ryt, van der Rijdt, Rijt, van de Ryt, van de Rit, van de Reydt, van de Reyd, van de Reeth, van de Reet, van der Eedt, van der Eet, van der Heydt, van der Rieten, van Riette, van ‘T Riet, Verriet, Verrydt, Verryt, Verrijdt, Verrijt, Verreydt, Verreyt, Verijdt, Vereijdt, Vereijt, Vereyt, Verayt, Verreet, Vereth, Verret, Vered, Veret, de Rijdt, de Rydt, de Ryt, de Reydt, de Reyt. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Riet, Rit, Rijt, Reet: kleine waterloop, geul in buitendijkse gronden. Komt veel voor in de Kempen en provincie Antwerpen.
Riet, Rieth, Rietjens: Beroepsbijnaam naar het weefriet. Zie De Rieder
Rietberg, Rietbergen: Plaatsnaam Rietberg (Noordrijn-Westfalen) en in Lichtenvoorde (Gelderland) en Tubbergen, Overijssel.
Rietbrock. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen
Rietdijk, Riedijk, Riddick, Riddeck: Plaatsnaam Rietdijk (Noord-Brabant). Ook in Westhuize in Hulster Ambacht:
Rietema: Friese familienaam ook Rytma. Afleiding van de voornaam Ryt.
Rieter, Riether. 1. Beroepsnaam van de weefrietenmaker. Zie Rieder. 2. Duitse familienaam Riet(h)er, van plaatsnaam Riet(h).
Riethaeve. Plaatsnaam: rietland.
Riethage, van, Riethagen, van. Plaatsnaam Riethage in Aalter (Oost-Vlaanderen).
Riethuisen. Verspreide plaatsnaam Riethuis. Of Riethausen (Duitsland).
Rietkerk: Plaatsnaam. Misschien Ridderkerik (Zuid-Holland).
Rietmaker, Rietmaeker, Rietmaeker, Riethmacher: Beroepsnaam van de maker van weefrieten. Zie ook Riemaker 2.
Rietman, Rietmans, Riettmann: Beroepsnaam van de rietmaker. Vergelijk Nederduitse Rethmann.
Rietmeijer, Riedmayer, Rittmeier: Boer bij een moeras, ven, bij het riet.
Rietmulder, Riethmller: Beroepsnaam van de molenaar op een Rietmolen, Duits Riedmhle ‘molen aan de rand van een riet ‘Waterloop’Ried ‘Ven’. Plaatsnaam Rietmhle (Hessen).
Rietschoten, van: Plaatsnaam. Er is een Rijschootbeek in Assenede (Oost-Vlaanderen).
Rietveld, Rietvelde: Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Zuid-Holland, in Wormhout (Frans-Vlaanderen) en in Westkapelle.
Rietvoort. Plaatsnaan; voorde, wad met riet.
Riezebos, Riesebos, Riezebosch. Plaatsnaam.
Riffaut, Rifaut, Riffaux, Ryfa: Middenfrans riffaut: nietsnut, deugniet, boef.
Rifon, Riffon, Riffont: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Rifo. Zie Ryf.
Riggeling, Riggelink, Regeling, Regelink, Richeling, Risselin (in Noord-Duitsland). Wellicht naam uit het Duits-Nederlands grensgebied (Nedersaksen-Overijssel/Drenthe) uit een gelijkaardig klinkende plaatsnaam Ԓiggeling/Rickeling (?)ՠ(woonplaats van het volk van Riki - plaats momenteel onbekend). Of vadersnamen uit de voornaam Riki/Richard. Zie ook bij Richelin(g).
Rigolle, Rigole, Rygole, Rijgole, Riguelle, Riguel, Rigelle, Rigollet, Rigolet, Ragolle, Ragole, Rogolle, Regolle. Vadersnaam, Waalse variant van de Germaanse voornaam Rigout; rik-wald.
Rigomont, Rigaumont: Waarschijnlijk geen plaatsnaam, maar vadersnaam. Germaanse voornaam rk-mund ‘machtig-bescherming’. Rigomundus.
Rigout, Rigouts, Rigault, Rigaud, Rigauts, Rigaut, Rigau, Rigaux, Regaus, Regau, Rega, Regat, Regoudt, Regout, Regourd, Rigo, Rigot, Riga, Rigal, Regaldo, Regal, Rgal, Rego, Regos. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam rik-wald; machtig-heerser. Rig(u)aldus, Ricwoldus, Rigoldus.2. Soms ook uit Richard of een andere rik-naam.
Rigteren, van: Plaatsnaam Rechteren in Dalfsen Overijssel.
Rigterink, van richter; rechter.
Rikmans, Reckman: Vadersnaam. Variant van Rijkman(s). Germaanse voornaam rk-man ‘Rijk-man’. Ricmannus, Richman.
Rigtering, Rigterink. Nederduits Richtering, afleiding van Richter: (dorps)rechter.
Rihon, Rixhon, Ryhon: 1. Plaatsnaam Rihon in Harz (Luik). 2. Zie ook Rion.
Rihoux, Reho, Ryheul, Reheul, Reul: Vadersnaam Ri(h)oul, Romaanse vorm van Germaanse voornaam rk-wulf ‘machtig-wolf : Rigulfus, Riulfus.
Rikxoort, van: Plaatsnaam Rijsoord in Ridderkerik (Zuid-Holland)?
Rijckx, de, de Rycks, de Ryckx: De spelling in twee woorden is waarschijnlijk een Re-interpretatie (als de Rijk) van Derijckx = Derickx; zie Diedericx.
Rijbroek, Rybroeck, Rybroek. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Riebroek (riet-broek) in Lichtervelde, Maldegem, Koolskamp. 2. Of uit de plaatsnaam Rietbrock (Noordrijn-Westfalen). 3. Of Ribbroek in Westerlo (Antwerpen). 4. Zie ook Reybroek.
Rijdt, de, de R)t, de Rydt, de Reydt, de Reyt: Verkort van Van de Riet = van der Rijdt = van der Reyd.
Rijen, van, van Rij, van Ryen. Familienaam uit de plaats Rijen (Noord-Holland) of uit de naam van het oude markgraafschap Antwerpen, dat het land van Rijen heette.
Rijgersberg. Wellicht de plaatsnaam Reigersberg in Grattersdorf (Beieren).
Rijk, de, Rijke, de, de Rijcke, de Rijken, de Rijck, de Ryck, de Rycke, de Ryk, de Ryke, Derycke, de Rieck, de Riek, de Reijck, de Reycke, de Reyck, Derique, le Rycke, le Rijcke, le Rijke, Rix, Ricx, Rits. 1. Bijnaam naar ‘Rijk, rijk, machtig, vermogend, aanzienlijk. 2. Zie ook Ryk(s).
Rijk, van, van Ryk, van Rycke, van Rieke: Uit Van de Rijke, is van der IJken, is van Van der Eyken.
Rijkel, van Rijkelen, van, van Rykel, van Rykelen, van Rijckel, van Ryckel: Plaatsnaam Rijkel (Limburg, Nederlands Limburg).
Rijkenberg. Plaatsnaam in Ruurlo, Gelderland.
Rijker, de, de Ryker, (de) Rijckere, Rijcker, (de) Ryckere, Rycker, de Ryckre. 1. Familienaam afgeleid van het Middelnederlandse riken: machtig worden, rijk worden. Een soort bijnaam. 2. Maar het lidwoord kan ook wel verklaard worden door Re-interpretatie van de Germaanse voornaam Rijker.
Rijkers, Rykers, Rikers, Rijkers, Rijckers, Reyckers, Reykers, Reijkers, Ryckers, Rikkers, Ricker. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Rijker; rik-hari; machtig-leger.
Rijkevorsel, van, van Rykevorsel, van Ryckevorsel, van Rijckevorsel: Plaatsnaam Rijkevorsel (Antwerpen).
Rijkhoff. Plaatsnaam Rijkhoven, Limburg.
Rijkman, Rijkmans, Rijckmans, Rijckman, Rijckeman, Ryckeman, Ryckmann, Ryckman, Ryckmans, Ryman, Rykmans, Rickman, de Ryckman. Vadersnaam uit een Gemaanse voornaam ric-man. Ricmannus, Richman.
Rijkse, Rijksen, Rykse, Rikse, Rixen, Rizens: 1. Vadersnaam. Afleiding op -so van Germaanse rk-naam. Richizo, Rikizo. 2. Moedersnaam. Afleiding op -sa van rk-naam.
Rijm, van, Rym, van, van den Reym. Heel waarschijnlijk variant van Van den Ryn, met ǯ/n-wisseling.
Rijmenam, van, van Rymenam, van Rijmenant, van Rijmenants, van Rijmenant, van Rijmenants, van Rijmenan, van Rymenhand, (van) Reymenant, Reymenants, Rijmenams, Rymenams, Ryemenants, Rymenans, Rijmenans, Reymenants, Reymenans, Rymenhant, Reijmenants, Reijmenhaut, Reymenhaut, Rymenhaut, Rijmenhoudt, Rijmenhout, Rymenhout, Raijmenants, Raymenants. Familienaam uit de plaatsnaam Rijmenam (Antwerpen). De variant op -haut/-hout door verkeerde lezing van n als u.
Rijnberg. 1. Moedersnaam uit de Germaanse naam, ragin-berg; raad-bescherming, Reginberga, Rainberga. 2. Zie ook Van Rijnberk.
Rijnberk, van, Rijnberg. Familienaam uit de plaatsnaam Rheinberg (Noordrijn-Westfalen).
Rijndorp, Ryndorp, Reyndorp, Rheindorf: Plaatsnaam Rijndorp, oude en Nederlandse naam van verschillende plaatsen Rheindorf aan de Nederrijn, bijvoorbeeld in Bonn.
Rijnink. Vadersnaam Reinink, afleiding van ragin-naam, zoals Reinaard, Reinoud.
Rijnsent, Rincent: Moeders-vadersnaam. Germaanse voornaam ragin-sinth ‘Raad-weg’. Reginsint, Rainsend; Rainsindus; Rainsent.
Rijpens, Reypens, Rypens, Reppen, Rybens, Ribbens, Rippin, Ribbinck, Ribbink, Riebus, Riebs. Vadersnaam, knuffelvorm uit Ribbe, dit uit een Germaanse Ripo, van de voornaam Rijbrecht: rk-berht; of van Rijboud: rk-balth; of van Rijbode: rk-bodo. Ripodo, Ripoldus.
Rijsbergen, van, van Rysbergen, Ryzenberg: Plaatsnaam Rijsbergen (Noord-Brabant); eventueel Rijsberg in Balen (Antwerpen).
Rijsbrack, Rysbrack. Familienaam uit de plaatsnaam Rijsbroek: moeras waar rijshout groeit.
Rijsouw, Riessauw, Risseeuw: 1. Vadersnaam. Aanpassing van Frans Richaud; zie Ricaud. 2. Vadersnaam. Kan, vanwege de onvastheid van de voortonige klinker, ook aanpassing zijn van Rouss(i)eau.
Rijsselbergen, van, van Rijsselberghe, van Rijsselberge, van Rysselberghe, van Rysselberge, van Rysselbergen, van Reysselberge. Familienaam uit de plaatsnaam Rijsellberg in Belsele (Oost-Vlaanderen), St.-Joris-Winge (Vlaams-Brabant) of in Herselt (Antwerpen).
Rijstenbil. Aanpassing van Picardische familienaam (Richeb..?)
Rijswjick, van, Rijswijk, van, van Ryswyck, (van) Rijsewijk, Rieswiek, Riswijk: Plaatsnaam Rijswijk (Noord-Brabant, Zuid-Holland, Gelderland).
Rijthoven, van, van Rythoven, de Ryhove: Plaatsnaam Riethoven (Noord-Brabant).
Rijvers, Ryvers, Rivers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ripherus. Zie ook Reiffer(s).
Riley. Wellicht de Ierse familienaam OՒeilly, van O Raghailligh.
Rilke, Rylke: Vadersnaam. Ontrond van Rlke, afleiding van Rhl: Rudolf. Vergelijk Rhle, Riehl.
Rillaar, van, van Rillaert, Rillaer, Rillaert, Rillaerts, Rillaers, Rielaert, Riellaerts, Van Rillas, Relaes, Familienaam uit de plaatsnaam Rillaar (Vlaams- Brabant).
Rillof, Rilhof, Rielhof: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Ridolf (zie Ridolfi). 2. Waternaam Riedolf in Jabbeke (West-Vlaanderen).
Rima. Vadersnaam. Germaanse voornama rm-wald: Rimolt, Rimald. Duits Reimelt.
Rimmenaers. Waarschijnlijk verhaspeling van Rymemams.
Rinaldo, Rinaldi, Rinallo, Renaldi: Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Reinoud.
Rinardi. Italiaanse vadersnaam van Germaanse voornaam Reinaard.
Rince, Rinche, Rinsche, Rins, Reyns, Ryns, Reins, Reijns: Vadersnaam van Reinzo, -so afleiding van Germaanse ragin-naam.
Rinchard, Rinchart. 1. Vadersnaam van Richard, met n-epenthesis; vergelijk Rincheval. 2. Plaatsnaam?
Rincheval, Ringeval. Familienaam uit de plaatsnaam Richeval (Moselle).
Rinckhout. Plaatsnaam Rinkhout in Zle (Oost-Vlaanderen); Waarschijnlijk ook Nederduitse plaatsnaam; vergelijk Rinkhalde.
Rindin, Rindignez: Vadersnaam. Wellicht uit Renardin of Renaudin, Renaudinet.
Rindt: Duitse familienaam Rind ‘Rund’. Bijnaam voor de veehoeder, koewachter.
Ring, (de) Ryng, Ringhs, Rings, (de) Rinck, Rink, de Rynck, Derynck, de Rijnck, Rienks, Rinkens. 1. Beroepsbijnaam voor de ringenmaker. Vergelijk Duits Ring, Ringe. 2. Bijnaam voor iemand die (opvallende) ringen draagt. 3. Huisnaam.
Ringaat: Moedersnaam. Van Ringaert, van Reingard. Germaanse voornaam ragin-gard ‘Raad-gaard’. Raingardis. Of vadersnaam voor Ringoot?
Ringel. Afleiding van ring.
Ringelberg: Plaatsnaam Ringenberg in Hamminkeln (Noordrijn-Westfalen).
Ringelheim. Duitse plaatsnaam.
Ringen, Ringens. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Reingard of Reingoud.
Ringer, Ringers, Rengers, Renger, Rengger. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Reinger (uit ragin).
Ringersma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Reinger. Zie Reinger(t).
Ringler. Duitse beroepsnaam van de ringenmaker, vooral benen ringen, rozenkranskralen.
Ringoir, Rengoir: Variant met n-epenthesis van Rigoir, van Riquoir = Ricouart.
Rink, Ring, (de) Ryng.1. Beroepsbijnaam voor de ringenmaker. 2. Verkort van Rinken. 3. Huisnaam.
Rinkel: Verkleinvorm van Rink.
Rinne. Plaatsnaam Rhisnes, Namen.
Rinsbergh, Rinsberghe, Rinschbergh, Rinsbourg. Wellicht naam uit de plaatsnaam Rijnsburg (Zuid-Holland).
Rinskopf. Duitse bijnaam Rindskopf; rundskop.
Rinsma, Rinsema, Rinzema, Reinsma, Ringsma. Vadersnaam Rienks. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Ringer, Renger, van Germaans regin; raad, ger; speer.
Rinsveld, van, van Rinsvelt, Rinsveldt: Verspreide Duitse plaatsnaam Reinsfeld.
Rintel, van, Duitse plaatsnaam Rinteln.
Rion, Ryon, Rijon, Rihon, Ryhon, Royon. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van een knuffelvorm van Henrion/Hrion/Gerion. 2. Plaatsnaam Rhion in Dhuy (Namen), Ri(x)hon in Harz (Luik).
Rioult, Riou, Rious: 1. Zie Ridolfi. 2. Plaatsnaam Riou = Rieu (zie Durieu).
Ripke: Vadersnaam. Verkleinvorm bij Ribbe.
Rip, Ripp, Rips, Reip, Reep, Rayp, Reeb, Repp, Rep, Reps, Rebts, Rebs: Vadersnaam. Korte Germaanse voornaam, bakernaam Ripo. Zie Rijpens.
Ripak. Duitse familienaam Rippach, van plaatsnaam Riedbach (Beieren).
Ripet. Vadersnaam. Afleiding van Rip.
Ripmeester: Vervorming van Ritmeester?
Ripol, Ripoll, Ruppol: Spaanse familienaam. Plaatsnaam Ripoll in Gerona (Cataloni).
Ripperda, Rypperda, Friese vadersnaam Rippert.
Riquelle. Plaatsnaam in Flmalle-Grande (Luik).
Risac, Rissack, Risack, Risaac, Ryssack. 1. Wellicht Waalse uitspraak van vei, van preide, van de verspreide Duitse plaatsnaam Reisach. 2. Mogelijk vadersnaam uit Rysack (? Ric + sax).
Risch: Spelling van de Duitse familienaam Riss. Wellicht veeleer Duits Risch ‘Vlot, snel, fris’.
Risk, Risque, Riske, Rischke: familienaam in Antwerpen en Oost-Vlaanderen: Riske, Risk. Verkleinvorm van Rys, van oude Germaanse voornaam Riso. Ofwel een variant van Raskin of van Reis. Zie bij Raskin en bij Reis.
Rison: Franse familienaam Rison, afleiding van ris, van Latijnse risus ‘Lach, gelach’.
Rispens, Risp, van, Rippens. Plaatsnaam De Rips, Gemert-Bakel.
Risseeuw: 1. Moedersnaam. Aanpassing van Richeus, Romaanse vorm van germaanse voornaam rk-hild ‘machtig-strijd’. Richildis, Richeldis. 2. Zie Rijsouw.
Riteco, Ritico, Rieteco, Rietero: Italiaans familienaam Retico?
Ritire, Ritiere. Vrouwelijk bij Ritier; hennepkammer.
Ritmeester. Beroepsnaam: aanvoerder van gewapende ruiterij.
Ritschie. Aanpassing van Italiaanse familienaam Ricci, bijnaam voor iemand met krulhaar.
Ritsema, Ritsma, Ritzema, Rietsema. Germaanse voornaam Ritse, een Fries, Groningse vorm van een Germaanse naam die met Rik; aanzienlijk, machtig (rijk) is samengesteld, bijvoorbeeld Ritsert/Ridzert (vergelijk Ritsma). In het Westerkwartier van Groningen stonden enkele Ritsema-boerderijen: Ritsemaheerd te Oldehove, in 1576 door Dirck Ritsema bewoond, Ritsemastede te Grootegast en Ritsemastede te Noordhorn. Bij deze laatste hoorden in 1577 Wirck Ritsema en Ype Ritsema. Mogelijk is Ype dezelfde als, of verwant aan, Eepe/Ipe Ritsema, die op de Zuidwende in Stitswerd was gevestigd. Van hem gaat een stamreeks uit, onder andere via muntmeester Rosier Alberts Ritsema (huwelijk Groningen 1623). Diens broer Lambertus Alberti Ritsema was in 1620 predikant te Bierum; hij noemde zich later naar deze plaats Bieruma.
Ritter, (de): Ritter is de Duitse vorm naast Nederlandse Ridder.
Rittweger. Afleiding van plaatsnaam Rittweg.
Ritz, Ritzel, Ritschel: Afleiding van Duits Ritz, van Richard.
Ritzerfeld, Ritzerveld, Ritserveldt, Ritsersveldt, van Ritservelde, Retserveldt: Plaatsnaam Ritzerfeld in Herzogenrath (Noordrijn-Westfalen).
Rius. Verschrijving voor Rieux?
Rivage. Verspreide plaatsnaam; oever.
Rival, Rivais, Rivaille, Rivail, Rivallier, Rivaux, Riveau, Revael, Reval: Plaatsnaam. Oudfrans rival, rivaille: oever. Ook Zuid-Frans rival, van rivalis: beek.
Rivalet. Afleiding van Rival.
Rivar, Rivart, Riva, Rivas, Rivt, Rvas, Rvt: 1. Afleiding van Oudfrans river, met verschillende betekenissen. Wellicht: jager op waterwild. 2. Vadersnaam, Rivardus.
Rivaux, Riveau: Uit Oudfrans rivel/revel; zie Revel. Of zie Rival.
Rivera, Rivero, Riveros. Spaanse plaatsnaam; oever, rivier.
Rivet, Rivez. Plaatsnaam. Afleiding van Rive.
Rivire, van de(der), (de la), Van de(der) Rieviere, (van) de Reviere, Revire, Rivier, Riverre, Rivir, Rivire: Plaatsnaam Rivier. Oudfrans rivire ‘mever, waterloop’. Vergelijk van den Oever.
Rivoux. Plaatsnaan, van rive.
Riy. Spelling van Rie=Riet?
Ro, de, (de) Roo, de Rh, Derho, (de) Rode, de Roode, de Rood, Rooden, Rood, De Roye, de Roy, de Roije, de Roij, de Rooij, de Rooy, de Roey: 1. Bijnaam De Rode, naar het rode haar. Vergelijk Rossel. 2. De Ro(o) eventueel van Deroi, Deroy.
Rob, Robe, Robbe, Robben, Robb, Robs, Roob, Roop, Roppe, Rop, Rope, Rops, Ruben, Rube, Roeben, Roben, Roebben, Roub, Roubben, Rouben, Rubes, Rueb: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Robrecht.
Robaard, Robaer, Robaert, Robard, Roba, Robart, Roobaerd, Roobaert, Roobaert, Roebaert, Roenart: 1. Bijnaam voor iemand met een rode, rosse baard. 2. Eventueel vadersnaam. Variant van Robert.
Robache. Plaatsnaam, Vosges.
Robaey, Robaeys, Robaest, Robaeijs, Robaye, Robays, Rabaey, Rabaeys, Rabaij, Rabaijs, Rabbay, Rubay, Rubais, Robey, Robeys, Robeyst: 1. Vadersnaam. Rommanse vleivorm van de voornaam Robert. 2. Robaeys: Plaatsnaam Robaais = Roubaix (Nord). Ook Rubais/Rubay kan variant zijn van Roubaix. Zie Van Robaeys, Deroubaix.
Robaeys, van, van Robais, van Robays, van Robaijs, Verbaeys, Verbaeijs, Verbaijs, Verbays, Verbayst. Naam uit de plaatsnaam Roubaix (Robeke) (Nord).
Rabaut, Robeaux, Robaux, Roubaud, Roubaux, Robou: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-balth ‘Roem-boud’. Hrotbald, Rodboldus.
Robb. Spelling voor Robet of Robbe met secundair accent.
Robb, Robet, Robey, Robe, Rob, Robben, Robbe, Robb, Robs, Roob, Roop, Roppe, Rop, Rope, Rops, Ruben, Rube, Roeben, Roben, Roebben, Roub, Roubben, Rouben, Rubes, Rueb. Vadersnaam afgeleid van de voornaam Robert, Robrecht.
Rbbecke, Robke, Rpcke, Ropcke, Rbcke, Rupke: Vadersnaam. Nederduits Rpke, Rbke, afleiding van de voornaam Robert.
Robbemont, Robbemond: Nederlands aanpassing van de plaatsnaam Robeaumont in Vinalmont (Provincie Luik).
Robbroeck, van, Robbroeckx, Robroeks, Roobroeck, Roobrouck, Roebroeck, Roebroeks, Robroks, Roubroeks: Plaatsnaam Robroek: rood broek, rood moeras. Plaatsnaam Robbroek in Steenhuffel (Vlaams-Brabant) of Roebroek in Aubel (Luik).
Robeis: 1. Vadersnaam. Romaans vleivorm van de voornaam Robert. 2. Uit Robais, oude verschrijving van plaatsnaam Roubaix (Nord).
Robelet, Roblet, Robles, Rebl: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.
Robelin, Roblin, Roblain, Robbelein, Robbelin: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Robert.
Robels, Rubel, Robelus: Vadersnaam en latinisering van de voornaam Robert.
Roberecht, Robbregts, Robert, Roberti, Rober, Rber, Robeerts, Robers: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-berht ‘Roem-schitterend’. Hrodebert, Hrotbert, Ro(t)bertus, Rubert, Robbertus, Rubbertus.
Robesin: Vadersnaam. Waalse vleivorm op –ecin van de voornaam Robert.
Roberfroid, Robiefoid, Robiefroid: Plaatsnaam Robertfroid in Andenne (Namen).
Robersscheuten. Wellicht plaatsnaam Ruppertshutten (Beieren).
Roberteaux, Robertaux. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.
Robertson, Robertsen, Robinson, Robinsohn: Vadersnaam. Zoon van Robert.
Robeson, Robson, Ropson, Robbeson, Robbesom, Robisson, Robichon: Vadersnaam. 1. Romaanse vleivorm op -eon van de voornaam Robert. Voornaam Robechon. 2. Engelse familienaam van Robertson, Robinson of Robeson; zoon van Robe(rt).
Robesyn, Robesijn, Robecyn, Robesin, Robecin, Robbesyn, Robbesyne, Robbesin, Robbecin, Robensyn, Robensijn: Vadersnaam. Vleivorm op -ecin van de voornaam Robert.
Robet, Robey. Robb: Vadersnaam? Afleiding van de voornaam Robert.
Robette, Robiette: Moeders-, vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.
Robesyn, Robesijn, Robecyn, Robesin, Robecin, Robbesyn, Robbeseyne, Robbesin, Robbecin, Robensyn, Robensijn. Vadersnaam, knuffelvorm op -ecin van de voornaam Robert.
Robichez. Vadersnaam. Romaanse afleiding op -ichet van Robert.
Robience. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert?
Robier, Robie, Robiez, Robbi, Robbie, Rebier: Vadersnaam. Picardische variant van de voornaam Robert.
Robiet, Robiets, Robiez. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert of Robiert.
Robin, Robins, Robbins, Robbijn, Robbijns, Robijns, Robijn, Robbyns, Robbyn, Robyn, Robyns, Robeseyn, Robeyn, Robeseijns, Robesein, Rabijns, Rabyns, Robben, Robbens, Roben, Robens, Roebben, Roeben, Roubin, Rouben Roubens, Roubben, Ruebens, Reuben, Reubens, Rubind, Rubin, Ruben, Rubens, Rubben, Rubbens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Robrecht.
Robinson: Vadersnaam. Engelse familienaam Robertson, Robinson, Robeson ‘Zoon van Robert..’
Robijn, Robijns, Robeijn, Rben, Reubens, Ruben, Rubbens: Vadersnaam. Vleivormen van de Germaanse voornaam Robrecht, Robert.
Robijt, Roby, Robyt, Robiet, Robbi, Rabi, Raby, Rouby, Roby: Vadersnaam. Waalse vleivormen van Robert.
Robilliard, Robillard, Robillart, Robiliart, Rebillard, Rebia: Vadersnaam. Romaanse vleivorm op -illard van de voornaam Robert.
Robin, Robins, Robbins, Robbijn, Robbijns, Robijn, Robijns, Robbyns, Robbyn, Robyn, Robyns, Robeyns, Robeyn, Robeijns, Robein, Rabijns, Rabyns, Robbens, Robben, Robens, Roben, Roebben, Roeben, Roubin, Rouben, Roubens, Roubben, Ruebens, Reubens, Reuben, Rubinfd, Ruben, Rubens, Rubbens, Rubben: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Robrecht. De vormen met -in, -ijn, -yn hebben de klemtoon op het suffix; bij de vormen op -ens ligt de klemtoon op de stam, zodat het suffix verdoft werd.
Robinaux, Robineau, Robinia, Rubinat, Rubina, de Rubinat: Vadersnaam. Afleiding van Robin, vleivorm van Robert.
Robine, Robinn: Moedersnaam. Romaanse vrouwelijk vleivormen van de voornaam Robert.
Robinet, Roubinet: Vadersnaam. Afleiding van Robin.
Robillle. Afleiding van de voornaam Robert.
Robion, Robinon, Robignon, Robinot: Vadersnaam. Vleivormen van Robert.
Robise. Plaatsnaam Raubise in Neufvilles (Henegouwen).
Robitaillie, Robitaille. Familienaam Robitail(le), Robital, Robitel uit Pas-de-Calais. Afleiding van de voornaam Robert? Of afleiding van Oudfrans rubeste, van Latijn robustus: wild, geweldig.
Roblot. Vadersnaam. Romaanse vleivorm op -elot van Robert.
Robrecht, Robrechts, Robberecht, Robberechts, Roberecht, Roberechts, Robbrecht, Reubrecht, Ruebrechts, Ruebrecht, Rubberecht, Ruberecht, Rubrecht, Rubbregt, Robert, Roberte, Roberter, Roberers, Roberterts, Robertertz, Roberteir, Roberteerts, Roberteers, Roberteerst, Roberteet, Roberteets, Derobert, Robberts, Robbers, Robbeets, Roubert, Robard, Robart, Robaer, Robaert, Roba, Robas, Robaz, Robat, Robba, Roebaert, Roebart, Rubert, Rubbers, Roberti, Robertie, Roberty, Roberto, Ruberti, Ruberto. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Hroth-berth: roem-schitterend. Hrodebert, Hrotbert, Ro(t)bertus, Rubert, Robbertus, Rubbertus.
Robriquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Robert.
Rocquerelle, Rocrelle. Vadersnaam. Afleiding van Roque; rots.
Rocbert. Vadersnaam. Theoretisch Germaanse voornaam hrk-berht, maar vermoedelijk spelling voor Robert.
Roch, Roche, Rotse. 1. Zie Rock. 2. Zie Laroche.
Rochefort, de: Plaatsnaam Rochefort (Namen), ook frequent in Frankrijk.
Rochelinval. Plaatsnaam in Wanne, Luik.
Rochet, Rochette, Rochez, Rouchet, Roquet, Rouquette, Rouquet: 1. Picardisch roquet, Oudfrans rochet, afleiding van Oudnederlands hrok, rok: superplie, rochet, Waals-Vlaams roket. 2. Oudfrans rochet, Picardisch roquet, afleiding van roc: rots. Plaatsnaam.
Rochlitz. Plaatsnaam, Saksen.
Rochus, Rochtus, Rochus, Roctus, Rocus, Rochu, Rochut. Vadersnaam, heiligennaam Rochus, verlatijnste vorm een Germaanse stam: rud-ger-hrok, Gotisch hrukjan, Oudhoogduits rohn: hrullen, schreeuwen.
Rock, Rocks, Rok, Roks, Rockx, Rokx, Rox, Roockx, Rookx, Roox, Rouck, Roeckx, Roex, Roux, Roques, Roque, Rook, Rooke, Roke, Rocq, Rocque, Roch, Roche, Rotse, Rouch, Rouche, Ruche, Ruck, Rucq, Rucs. 1. Vadersnaam, knuffelnaam van de Germaanse voornaam Rutger, of van de Germaanse voornaam Rocco, Roche (dit komende van hrik wat weer roek of raaf betekent). 2. Zie ook Roek.
Rochus, Rookus, Roctus: Vadersnaam, heiligennaam Rochus, latinisering van een Germaans stam, Gotisch hrukjan, Oudhoogduits. Rohn ‘Brullen, schreeuwen’. Rookus kan eventueel een herinterpretatie zijn van Roukens.
Rock, Rocks, Rok, Roks, Rockx, Rokx, Rox, Roockx, Rookx, Roox, Rouck, Roeckx, Roex, Roux, Roques, Roque, Rooke, Rook, Roke, Rocque, Rocq, Roche, Roch, Rotse, Rouche, Rouch, Ruche, Ruck, Rucq, Rues: Vadersnaam. Bakernaam van de Germaanse voornaam Rutger; zie Roger. Of korte Germaanse voornaam Rocco, Rocho, van hrik ‘Roek, raaf (Vergelijk Roekaerts).
Rock, de, Roc, de: 1. Plaatsnaam Rocq in Recquignies (Nord). 2. Bijnaam naar de kleding. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Derocq.
Rocker, de: Beroepsnaam. Afleiding van Middelnederlands rocken ‘Vlas of wol op rokken winden’.
Rock (de), Roque, Roques, Rocq, Rocque, Rok, Roke, Rook, Rooke, Rockel, Rockel, Rockele, Rocle, Rocle, Roclee, Roch, Roche, Rotse. 1. Kan een bijnaam zijn uit het kledingstuk (maker, drager). 2. Ook een afleiding van de plaatsnaam Larocque/Laroche of uit roch: rots/steen.
Rockefeller. Afleiding van plaatsnaam Rockenfeld bij Neuwied (Rijnland-Palts).
Rockel, Rockel, Rockele, Rocle, Roclee, Rocle: Roquelet, afleiding van Roque; vergelijk Roquet.
Rockere, de, Rocker, de, de Roocker, de Roeker, de Rouker, Rockers, Rokers: Beroepsnaam. Afleiding van Middenenderlands rocken: vlas of wol op het rokken winden.
Rockox, Rode Koc; poon, knorhaan, zeehaan, Zuidnederlands roodbaard (visnaam).
Roclandt, Rocland. Verschrijving voor Roeland(t), door verkeerde lezing van de e.
Rocour, Recour, Rocour, uit Rocou, Rocoux, Rocou, Rocoup, Drocourt: Plaatsnam Rocourt (Luik, Aisne) of Raucourt in Meux (Nnamen) en Frankrijk (Nord).
Rockquencourt. Plaatsnaam (Oise, Seine-et-Oise).
Rocroix, Raucroic, Raucroy. Plaatsnaam Rocroi, Ardeche.
Rocteur. Beroepsnaam. Picardisch roqueteur, Oudfrans rocheteur: steenhouwer, die steen uit de rots houwt.
Rodaer, Roda. Vadersnaam. Frans Rodard, Germaanse voornaam hroth-hardղoem-sterk’. Hrodhard, Rot(h)ardus, Rodardus.
Rodange. Plaatsnaam Redange, dat is Redingen bij Diedenhofen (Moselle).
Rodberg, Roberge: Moedersnaam. Germaanse voornaam hrothberg ‘Roem-bescherming’. Rodberga.
Ro, de, Dero, Deroo, (de) Roo, de Rho, Derho, (de) Rode, de Rood, de Roode, Rooden, Rood, de Roye, de Roy, de Roije, de Roij, de Rooij, de Rooy, de Roey. Bijnaam naar de rode haarkleur.
Rodder, (de). Wellicht van Middenenderlands Roder: wijnroeier, rooier. Zie De Rore, Roder.
Rode (van), van Rhode, (van) Roo, van Ro, van Roe, (van) Rhoon, van Rooyen, van Rooy, van Roijen, van Roij, van Roye, van Roy, van Royen, van Roie, van Roei, van Roeijen, van Roeij, van Roeyen, van Roey, van de Roey, van de Roy, van de(der) Roy, van de Roij, van de(den) Roye. Familienaam afgeleid van een zeer veel voorkomende plaatsnaam ‘Rodeՠ= van bomen ontdane grond. Plaatsnaam Rode in Noord-Brabant met een aan Sint Oda gewijde kerik en vervolgens Sint Oedenrode genoemd, Wanroij, Nistelrode, Middelrode, Noord-Brabant, Kerkrade, in 1008 als Rode, Venray, 1224 Rodhe en in 1400 Venrode genoemd, Schelderode (Oost-Vlaanderen), St.-Agatha-Rode (Vlaams-Brabant), Sint-Brixius-Rode in Meise (Vlaams-Brabant), St.-Genesius-Rode, St.-Pieters-Rode (Vlaams-Brabant), Rode in Komen (Henegouwen), Roden (Drenthe), Roden in St.-Pieters-Aalst (Oost-Vlaanderen) etc.
Rodegem. Hypercorrecte (eventueel archasche) vorm van de plaatsnaam Rooigem in Cent, Huise, Mater, Mullem, Serskamp (Oost-Vlaanderen).
Rdel, Rodel: Vadersnaam van Rodilo, afleiding van Germaanse hroth-naam.
Rodemaker, de, Rodemacher: Plaatsnaam Rodemachern in Lotharingen (Moselle).
Rodemans, Rooman, Roomans, Romans, Roman, Roemans, Rooymans, Rooijmans, Roeymans, Roeimans, Royemans, Roymans, Roijmans, Roijmans, Roumans. Naam afgeleid van Van Rode: zie bij Rode.
Roden, Rodens. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse hroth-naam, zoals Roderik.
Rodenbach, Royenbach, Roijenbach: Plaatsnaam Rodenbach (Beieren, Rijnland-Palts, Lotharingen). Aangezien Albrecht Rodenbach uit Andernach stamt, is afstamming uit Rodenbach bij Neuwied (Rijnland-Palts) het meest aangewezen.
Rodeyns, Rodeijns, Rodeyns, Rodeijns. Bijnaam en vadersnaam gecombineerd: rode Hein.
Roddenhof, Rodenhof: Plaatsnaam Rodenhof. Wellicht Duits Rotenhof (Sleeswijk-Holstein).
Rodenberg: Aangezien berg- en burg namen vaak verward werden, kan het hier gaan om een variant van Rodenburg. Of plaatsnaam Rodenberg (Hessen, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen). Het kan ook een als plaatsnaam geherinterpreteerd moedersnaam zijn, Germaanse voornaam hrothberg ‘Roem-bescherming’. Rodberga.
Rodenburg, Roodenburg, Roodeburgh, van Roemburg, Rodenmbourg, Roderbourg, Roderburg: 1. Plaatsnaam Aardenburg (Zeeland): 966 Rodenburgh. 2. Plaatsnaam Rodenburg in Marke (West-Vlaanderen), Kortrijk, Utrecht, Sneek, in Nedersaksen en Groothertogdom Luxemburg.
Rodenbusch, Roderbusch. Plaatsnaam in Hellenthal. Noordrijn-Westfalen.
Rodenhuis: Plaatsnaam bij Laarwald (Bentheim): 1475 des Rodenhus. Rodenhs in Kubaard (Friesland).
Rodenstein. Duitse plaatsnaam, Roodsteinius, 2. Plaatsnaam. Vgl Rottenstein.
Roder, Roeder. 1. Beroepsnaam van de rooier. Vergelijk De Rore. 2. Germaanse voornaam; zie Roder.
Roderk. Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Roderik; zie Rooryck.
Roderkerken: Plaatsnaam Rodenkirchen (Noordrijn-Westfalen):
Rodermans, Rodermann. Beroepsnaam van de roder: wijnroeier of (bos)rooier. Zie Roder.
Rodeyns, Rodeijns, Rodyns, Rodijns. Bijnaam + vadersnaam.: rode Hein. Vergelijk Duits Rotheinz. Zie ook Roodhans.
Rodhain. Spelling van Franse familienaam Rodin, afleiding van Germaanse hroth-naam?
Rodier, Rodiers, Rodi, Rodie, Durodie, Durodi, Rody, Roudier, Rediers: Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam hroth-hari ‘Roem-leger’. Chrodharius. Durodie, van Durodier.
Rodijk. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ԓodijkՠ(= ro (eventueel van rood/ gerooid of een vereenvoudigde voornaam) en dijk (= duidelijk).
Rodijns, Rodyns. 1. Zie Rodeyns. 2. Vleivorm van Germaanse hroth-naam, zoals Rodens.
Rodoe, Roedoe: Kan theoretisch teruggaan op Frans Rodoux, van Germaanse voornaam hroth-wulf ‘Roem-wolf’ Nederlands Rodolf, Rolf, Roelof.
Rodolf, Rodolfs, Rodelfs, Roedolf, Roedelof, Rudolf, Rudolph, Rudloff, Rudelopt: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-wulf; vergelijk Roelof(s).
Rodrigo, Redregoo: Vadersnaam. Spaanse-Portugese voornaam, van Germaans Roderik.
Rodrigue, Rodrigues, Rodriguez, Rodrigus, Rodrique, Roderiguez, Roderigas, Roderiges: Vadersnaam. Spaanse, Portuugese afleiding van de voornaam Rodrigo.
Rodts. 1. Zie Roets. 2. Ook wel vertaling van Laroche
Roe, de. 1. Variant van De Ro. 2. Deroe, spelling voor Deroux.
Roebse. Vadersnaam Robse, zoon van Rob(ert). Vergelijk Robe.
Roedema: Vadersnaam. Friese afleiding van een Germaans hroth-naam. Vergelijk Roda.
Roedsens. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Rotzo, Ruzo, -so-afleiding van hroth-naam.
Roef, Roefs, de Roef, de Rouf. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse roef: dak, zoldering. Beroepsbijnaam voor de dakdekker. 2. Vadersnaam roef van de voornaam Roelof, uit de Germaanse Roelof: hroth-wulf.
Roefmans, Rofman. Afleiding van Roef of De Roef.
Roeis. Vadersnaam afleiding van korte vorm van de voornaam Roeier; zie Royer(s).
Roek, de, Roeck(de), (de) Roucke, Rouck, Rouke, Rouk, (de) Roeckx, Roex, Roeckx, Roux, de Reuck, de Ruck de Ruiyck, de Ruick, de Ruyck, Ruyk, de Ruijck, Deruyck, de Ruycke, de Roock, (de) Rook, Rooke. 1. Bijnaam afgeleid van de vogelnaam: roek, zaadkraai, zwarte kraai. Wellicht een bijnaam gegeven omwille van de zwarte haarkleur of donkere huid. 2. In Zeeland en Antwerpen is een roeke, rouc de naam voor veldwachter of gerechtsdienaar. In dit geval een beroepsnaam. 3. Eventueel Re-interpretatie van Germaanse voornaam; zie Rock(s).
Roekaert, Roekaerts, Roekaers, Roeckaerts, Roukaerts, Rockaerts, Rocart, Rocca, Roccas, Rochart, Rocha, Rochat, Rouchard, Rouwuaert, Rouquart, Rucart, Ruchard, Rotsaert, Rotsaerts, Rotsart, Rootsaert, Rutsaert. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam Rochardus (hrok-hard; roek-sterk), Rochardus.
Roeke: Vadersnaam. Bakervorm van de Germaanse voornaam Rutger of van Rocco. Zie Roks(e). Zie ook de Roek 2.
Roekel, van: Plaatsnaam Roekel in Ede (Gelderland).
Roekeloos. Bijnaam voor een roekeloos, zorgeloos, durvend, gewetenloos of zelfs lichtzinnig persoon.
Roeken, Roekens, Roeckens, Roukens, Rockens, Rokens, Roeykens, Roeygens, Ruykens. 1. Vadersnaam uit de knuffelvorm van een van de vormen van de Germaanse voornaam Rutger.:hroth-ger. 2. Roeken is later ook afgeleid uit Roek.
Roekhout, Rockhaut, Rouckhaut, Rouckhout, Roukout, van Roechoudt. Familienaam uit de plaatsnaam Roekhout in Oombergen (Oost-Vlaanderen).
Roel, Roell, Roelle, Roll, Rol, Roell, Roels, Roelse, Reule, Reuhl, Rouls, Rll, Rolle, Royls, Roll, Rolls, Roehl, Rhl, Rohl, Reul, Rul, Ruyl, Ruijl, Rulle, Rule, Rlle, Ruel, Ruell, Rull. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Roeland of Roelof (Hrodland: roem-land).
Roeland, Roelant, Roelandt, Roelandts, Roelands, Roelants, Roelans, Roelans, Roelas, Roclandt, Rouland, Roulant, Roulent, Rolland, Roland, Rolans, Rolandi, Rolando, Rolandus, Roolant, Roolandts, Roolandt, Reuland, Ruellan, Ruelland, Ruhland, Ruland, Rland, Rullan: Vadersnaam. Germaanse voornaam, vooral bekend uit het Roelandslied, het Chanson de Roland: hroth-land ‘Roem-land’. Hrodland, Rotland, Roland, Rolandus.
Roelen, Roelens, Roelin, Roulens, Rolen, Rolens, Rollens, (de) Rolin, Rollin, Roulin, Rollain, Rolain, Reulens, Reulen, Rulens, Rulen, Ruellens, Ruelens, Rullens, Rielens. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Roeland (hroth-land) of Roelof (hroth-wulf).
Roelen, van. Plaatsnaam Roelen in Zutendaal, Limburg.
Roeleveld: Plaatsnaam Rlefeld (Noordrijn-Westfalen) of eigenlijk Roereveld? Of uit Roelinksveld in Weerselo, Overijssel?
Roeleven: Plaatsnaam Roeleveen in Zoetermeer (Zuid-Holland). Of herinterpretatie van Roelvink?
Roelfsema, Roelfzema: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Roelf, Rolf, Roelof, van Rodolf.
Roelink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland.
Roelkens, Roelekens, Roellekens, Rulkin, Rulquin, Rulkens, Roltgen: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland of Roelof. Vergelijk Roel, Roelens.
Roelman, Rolman, Rollman, Rollemans, Rolimans, Rollmann: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland of Roelof.
Roelof, Roelofs, Roelofse, Roelofsen, Roelfsema, Roelfzema, Roelofsma, Roeloffzen, Roeloff, Rolloff, Rollof, Roloff, Rolof, Rohloff, Roloffe, Rolofson, Rolef, Rouleff, Ruyloft, de Rolf, Drolff, Deroloffe, Rolfs, Rolf, Rollfs, Rohlf, Rolfo, Roefs, Roef, Rouff, Roeffen, Reuff, Rueff, Ruff, Ruf: Vadersnaam Roelf, Roelof, Rudolf. Germaanse voornaam hroth-wulf ‘Roem-wolf’. Hrodulfus, Roolf.
Roelvink, Rolvonk, Roolvink, Rollfink: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Roelf, van Roelof en moest eigenlijk met een f in plaats van met een v geschreven worden. Want deze naam is niet anders als de vadersnaam van de mansnaam Roelf, Roolf, Rolf, Roelof, Rodlof, Rodolf, Rudolf.
Roemaet, Romato. Vadersnaam, voornaam Romatus.
Roemburg, van: 1. Uit plaatsnaam Rouenburg, Ruenburg in Nijkerik (Gelderland). 2. Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Rodenburg.
Roemendael. Plaatsnaam Rommental in Schlat (Duitsland)? Of Scandinavische familienaam Rommedahl?
Roenen, Roens. Vadersnaam Roen, korte vorm van Jeroen, Griekse heiligennaam Hieronymus.
Roep, de, de Rop, Deroppe: Beroepsnaam van de (om)roeper. Vergelijk Roper.
Roepman: Beroepsnaam van de omroeper.
Roer, van der: Riviernaam de Roer, Duits Ruhr.
Roerade. Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-rd ‘Roem-raad’. Rod(e)radus.
Roerbert. Vadersnaam Robert met epenthetische r.
Roermond, van, van Roermund. Plaatsnaam Roermond, Nederlands-Limburg.
Roersma: Vadersnaam. Friese afleiding van Roer, van Roeder, Roder, de Germaanse voornaam hroth-hari ‘Roem-leger’.
Roeselera, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.
Roessel, van. Wellicht familienaam uit de plaatsnaam Rossel (Noordrijn-Westfalen).
Roessingh: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam hroth-so.
Roest (de), (de) Roost, Rost, Roes, Roessen, Roesink, Rous, Roos. 1. Wellicht naam uit het Middelnederlandse roest: roestig. Bijnaam naar de haarkleur. 2. Verkorte vorm van Van (de) Roost: zie bij Roost. 3. Of naam uit de plaatsnaam Roux in Henegouwen, in Avins (Luik), in Buzet en Frasnez-lez-Gosselies (Henegouwen), in Gembloers (Namen) of uit de plaatsnaam Le Roux (Namen). Zie Deroux.
Roestenberg: Plaatsnaam Roestenberg in Vessem (Noord-Brabant).
Roetemeyer, Roetemeijer, Rthemeyer, Rothmayer: Duitse bijnaam Rotmeier: rode meier.
Roetenberg. Plaatsnaam Rutenberg, Brandenburg.
Roeters, Roor, Roetert: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-har ‘Roem-leger’. Rotherius. Roetert gaat theoretisch terug op hroth-hard ‘Roem, sterk’. Rot(h)ardus.
Roeting, Roetinck, Roetink, Roetynck, Ruytings, Ruytinx, Ruytincx, Ruijtinx: Vadersnaam. Afleiding van Germaans hroth (roem)-naam, zoals Rutger.
Roetjens, Rtgens, Rttgen, Rutjens, Ruttiens, Ruytjens, Ruijtjens, Ruytiens: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hroth-naam. Vergelijk Roets, Roetink.
Roets, Roedts, Rodts, Rots, Ruts, Ruth, Ruths, Ruyts. 1. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse hroth-naam, wellicht Rutger. 2. Zie ook de Raedt.
Roeve, de. Wellicht dialect uitspraak van De Ra(e)ve. Of (in Henegouwen) aaanpassing van De Rover?
Roeyaert, Roeyaerts, Roeijaerts, Royaert, Roijaards, Royeaerd, Roeyhaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam; hroth-hard; roem-sterk.
Roeyen, Roeijen, Rooijen, Royen, Royens, Roijens, Roijen, Raeyen, Rayen, Raijen. Vadersnaam, knuffelvorm van Royer of een andere hroth -naam. Vergelijk Roeykens. Of variant van Rooden of verkort van Van Royen.
Roeyenacker, Roonacker, Rooiakkers, Rooyakkers, Rooyackers, Rooyakers, Rooijakkers, Rooijackers, Roijakkers, Roijackers, Royackers. Naam uit de plaatsnaam Rooiakker/Roeyenacker: rode akker of gerooid land. Naam uit het Waasland, Gierle (Antwerpen) Roeyenacker in Gierle (Antwerpen) of nog elders.
Roeykens, Roeygens, Roegens, Ruykens. Vadersnaam uit Royer, Roeier of een andere hroth -naam. Zie Roeken(s).
Rofack, Roofack, Roofacks: Wellicht door Franse uitspraak van de plaatsnaam Rouffach (Elzas).
Rofessart. Plaatsnaam in Limelette, Waals-Brabant.
Roffar, Roffar, Roffare: Vadersnaam. Afleiding of variant van Roufart?
Roffiaen, Roffian. Middelnederlands roffiaen; koppelaar, hoerenwaard. Ook scheldwoord.
Rogard, Roogaert: Moedersnaam. Germaanse voornaam hroth-gard ‘Roem-gaard’. Hrotgardis, Rotgarda.
Rogeon. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roger.
Roger, Rogers, Derogg, Rodger, Rodgers, Rodgerson, Rogie, Rogier, Rogier, Rogierst, Rogist, Rogiest, Rogirst, Rauger, Rougier, Rogy, Derogy, Roegier, Roegiers, Roegis, Roegiest, Roegis, Roegist, Roeges, Rugers, Ruijgers, Rojer. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger, ruth-ger.
Roger, Rogr: Plaatsnaam Rogere of Rogen in Jehay (Luik).
Roffel, Roeffel, Roffelsen. Bijnaam, kastijding, terechtwijzing.
Rogge, Roggen, Rogghe, Rogghen, Rog, Rogh, Rogmans: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Rutger, Rugger, Roger. 2. Bijnaam naar de huisnaam, de visnaam ‘Rog’. 3. Beroepsbijnaam van de roggebroodbakker.
Roggeband: Beroepsbijnaam van de roggestrobinder, vergelijk Strooband.
Roggeman: Afleiding op -man van Rogge, met namen van de voornaam Rogge.
Roggembucke, Roggembche: Nederduitse bijnaam Roggenbuck: roggebuik, voor een roggeteler of bakker van roggebrood.
Roggen, Rogen, van: De zoon van Thies Jansen (1600-1675) nam de naam van Roggen aan, misschien vanwege het bakkersberoep in de familie.
Roggendorf. Plaatsnaam in Kierdorf. Noordrijn-Westfalen.
Roggenkamp. Duitse plaatsnaam.
Roggeveen: Plaatsnaam Rockeveen, Roggeveen, van Rutkenvene Ԓutgersveen’.
Rogier, Rogiers, Roegiers, Roegies, Roegiest, Roegirst, Roeguis: Vadersnaam. Roger, Rogier is de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger.
Rogissart. Plaatsnaam in Klabbeek en Itter, Vlaams-Brabant.
Rogister. Plaatsnaam in Battice en Herv (Luik).
Rogival. Plaatsnaam Rogivaux in Herstal (Luik).
Rogman, Rogmans, Rogemans, Roggeman, Roggemans, Rogguemans, Rochman, Rochmans, Rockmans, Rocmans, Roockmans. Vadersnaam via Roger uit de Germaanse voornaam Rutger; hroth-ger.
Rohaert, Rohart, Rohard, Rohat, Roard, Roart, Roa, Rowaert, Rowart, Reward, Rouhard, Rouhart, Rouha, Rouard, Rouart, Roua, Rouasse, Rouas, Roust, Rouat, Ruard, Ruar, Ruaaert, Rua, Ruas, Ruwaert: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hroth-hard ‘Roem-sterk’. Hrodhard, Rohardus. Zie Roothaer(t).
Roh. Plaatsnaam in Dolembreux (Luik).
Rohling, Rohlig. Vadersnaam. Duitse afleiding van Rhl. Vergelijk Rolink.
Rohlicke, Rlke, Rolke: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van Rohl.
Rohn, Rohner. Plaatsnaam. Middenhoogduits rone; omgevallen boomstam.
Rhôner: Afleiding van de plaatsnaam Rhn (Noordrijn-Westfalen).
Rohr, Rhr, Rohrer: Duitse verspreide plaatsnaam Rohr: riet.
Rhrich, Rhrig, Roehrig, Rohrig. Plaatsnaam. Middenhoogduits rrich: (oever)riet.
Roial, Royal: 1. Plaatsnaam. Luiks-Waals roy (vye): grote weg, heerweg. 2. Zie Real.
Roideaux, Roydeaux, Roidot: Afleiding van Oudfrans roide, Frans raide: hard, ruw, ruig.
Roig. Waarschijnlijk spellingvariant van Rog.
Roisseleux, Roisleux. Plaatsnaam Roisleux in Thimister (Luik).
Roiseux. Plaatsnaam Royseux in Vierset-Barse (Luik).
Roisin. 1. Plaatsnaam Roisin (Henegouwen). 2. Oudfrans roisin, resin, Frans raisin: druif. Vergelijk Druyve.
Roitzheim. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Rojahn. Nederduitse bijnaam Rodejahn; rode Jan.
Rokeghem, van, Rokegem, van, van Rockeghem, van Roekeghem, van Roekegem, van Rouckegem: Plaatsnaam Rokegem in St.-Maria-Horebeke, bij Zomergem (Oost-Vlaanderen) en in Wakken (West-Vlaanderen).
Rokers, Rockers. Vadersnaam. Germaanse voornaam hrk-hari ‘Roek-leger’. Ruoccherus. Vergelijk Roekaerts, Rocher.
Roks, Rokse, Rockse, Roksx: Vadersnaam. Bakernaam, van Germaanse voornaam Rutger. Of korte Germaanse voornaam Rocco, Rocho, van hrik ‘Roek, raaf’.
Roksnoer. Beroepsnaam van de binder van roggestro, die het stro snoert. Vergelijk Roggeband, Duits Roggenseil, Rockstroh, van Roggenstroh.
Rolshausen, Rollshausen. Duitse plaatsnaam Rollshausen.
Roldan. Vadersnaam. Spaanse vorm van de voornaam Roeland.
Rolet, Rollet, Roll, Rolle, Rollez, Rouletfte, Roulette, Roullez, Rouletftez: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roland of Roelof. Eventueel zelfs van Radolf, Frans Raoul.
Rollema, Rollmann: Vadersnaam. Afleiding van Roeland of Roelof.
Rolink, Rollinger, Rolling, Rollinger, Rouling, Roulling, Ruhling: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roeland of Roelof.
Rolis, Rolies: Jonge metathesis van Lori(e)s.
Roll, Rollegem, van, Rolleghem, van: Plaatsnaam Rollegem (West-Vlaanderen).
Rollenberg. Plaatsnaam in Ronse (Oost-Vlaanderen) of Roelenberg in Wervik (West-Vlaanderen).
Roller, te: Achterhoekse familienaam. Plaatsnaam ‘t Rolder bij Zieuwent (Gelderland).
Rollewagen. 1. Bijnaam van de voerman, naar de wagen met rollen in plaats van wielen. 2. De Belgische familienaam Rollewagen is een vondelingnaam. Charles Franois Rollewagen werd op 25 oktober 1814 in Cent als vondeling aangetroffen onder een ontkoppelde wagen.
Rollier, Rolliers, Roliers, Rolli, Rolly, Roly, Roelly, Roullier, Roulier, Rouillier, Rouiller, Rouilly, Rouly, Raulier, Rauliez. 1. Beroepsnaam uit het Middelfranse roulier: voerman. 2. Ook uit de plaatsnaam Roly (Namen).
Rolot, Rollot, Rollo, Rollos, Raulot, Raulo, Rulot: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roland of Raoul (vergelijk Raulet).
Roly, Rolly, de Roly, Roelly: 1. Plaatsnaam Roly (Namen). 2. Zie Rollier(s).
Romel, Rommel. Middenenderlands rommel: lawaai. Bijnaam voor een lawaaimaker. Vergelijk Rommelaere.
Roma, Rouma, Roumat, Rumas: 1. Vadersnaam Ro(u)mard/Rumard, Germaanse voornaam hrm-hard ‘Roem-sterk’. Rumhart. 2. Zie Roumache.
Romainville, Romenville: Plaatsnaam (Seine).
Romal, Remael, Ramael, Ramal: Wellicht Waalse vorm van Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant): 815 Rosmalle of Orsmaal, 1143 Rosmale.
Roman, Rooman: 1. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Romanus Ԓomein’. 2. Zie Rooimans.
Romanoff, Romanovski, Romanovsky, Romanow, Romanowski, Romanowa, Romanski: Vadersnaam. Slavsiche afleiding van de voornaam Romanus.
Rombout, Rombouts, Rombaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrm-bald ‘Roem-moedig’. Rumboldus.
Romanus, Ramano, Roman, Romand, Romant, Romang, Romans, Romahn, Romann, Roumans, Roumant, Romaen, Rooman, Roomans, Reuman, Roumain, Romain, Romeijns, Romeins, Romyn, Romyns, Romijn. Vadersnaam uit de Latijnse voornaam Romanus: Romein.
Romein, Romeijn, Romeijnsen, Romeijsen, Romijn, Romijnsen, Remeijn, (van de) Remeijnse, Reminsen, Remijn, Remijnse, Remijnsen: Vadersnaam. 1. Aanpassing van Frans Romain, van Latijnse heiligennaam Romanus Ԓomein’. 2. Maar de Zeeuwse familienaam Romein blijkt een volksetymologische herinterpretatie te zijn van Remein, Remijn, zelf een vervorming van de Waalse familienaam Remy, van de heiligennaam Remigius.
Romarin. Bijnaam. Oudfrans rosmarin, Frans romarin: rozemarijn (kruidnaam). Vergelijk Roosemarijn.
Rombaut, Rombauts, Rombouts, Rombout, Rombaudt, Rombau, Rombaux, Rombeau, Rombeaux, Rombeaut, Romboux, Rumbaut. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam hrom-bald; roem-moedig.
Romberg. Duitse plaatsnaam.
Romboux. 1. Zie Rombout(s). 2. Plaatsnaam in Abe (Luik).
Rome, Rom, Room, Rooms, Roems. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van Romboud. 2. Mogelijk ook uit het Middelnederlandse rome: room. Beroepsbijnaam van de roombereider. Vergelijk Zoetemelk, Wittevrong(h)el.
Rome, van, van Romme. Plaatsnaam. 1. Stad Rome (Italie). Eventueel bijnaam van een Romevaarder. 2. Plaatsnaam Rome, bijvoorbeeld in Outrijve (West-Vlaanderen).
Romedenne, Romdenne, Romdane, Romdhane, Romdhan, Romdhani, Remeden, Remedem: Plaatsnaam Romedenne (Namen).
Romeijnders. Waarschijnlijk niet inwoner van Rome, maar Re-interpretatie van Romeyns of Romeyer.
Rmer, Rmers, Romer, Roomer, Roomers, Rommers, Roemer, Roemers, Rohmer, Reumer, Reumers, Rumers, Romgers, Remmers, Remmerts, Reemers, Rommers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Rodmer, Roemer: hroth-mr ‘Roem-vermaard’. Rotmarus, of hrm-hari ‘Roem-leger’ Romerius, Romarus. 2. Romer kan een bijnaam zijn voor de Romevaarder, pelgrim naar de heilige stad Rome.
Romerique, Rommrique, Rommerique: Vadersnaam. Germaanse voornaam hrm-rik ‘Roem-machtig’. Romaricus.
Romero. Vadersnaam. Spaanse vorm van de Germaanse voornaam Roemer; zie Rmer(s). Of plaatsnaam?
Romeu, Romieu, Romieux, Roumieux: Moedersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Romhild.
Romeyer, Romeijer. Bijnaam Rode Meier; Duits Rotmeier.
Romhild. Moedersnaam. Germaanse voornaam hrm-hild ‘Roem-strijd’. Ruomhilt, Romildis.
Romic, Romich, Romih: Vadersnaam Romig, Rommich, gerond van de voornaam Remig(ius), vooral in de Palts.
Romie, Rommie, Rommiee, Romnie, Romne, Romnee: Plaatsnaam Romie in Arbre (Namen), van Ruminiacas.
Romier, Romy, Roumie: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van germaanse voornaam Rodmer, Roemer; zie Rmer(s) 1. 2. Variant van Ramier.
Romignon, Romignot, Romio, Romo, Romeo: Vadersnaam. Vleivorm van Rom-naam.
Romilly. Plaatsnaam (Aube, Loir-et-Cher, Eure, Eure-et-Loir).
Rming, Rominger: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hrm-naam.
Romkes, Romkema, Reumkens, Rom. Vadersnaam verbogen met een -s bij de roepnaam Romke (van Romkeszoon), die van oorsprong teruggaat op een Germaanse naam met het woord (h)ruom = ‘Roem’zoals Rombout, Rombert, Rumold.
Rommel, Romel: Middelnederlands rommel ‘Lawaai’. Bijnaam voor een lawaaimaker, een rommelaar.
Rommelaere (de), Rommelaar, Romelart, Rommelaere. Bijnaam voor een luidruchtig iemand. Zie Rommel.
Rommen, Rommens, Romens, Roemen, Roumen, Rummens, Rumen, Romme, Rommes, Romms: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse voornaam, zoals Romboud, Romoud of Romond.
Rommerskirsch. Plaatsnaam Rommerskirchen. Noordrijn-Westfalen.
Romond, Romon, Romont, Roumont: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-mund ‘Roem-bescherming’. Hrodmund, Romund, Ro(t)mundus. 2. Bijnaam voor iemand met rode mond.
Romondt, van: Plaatsnaam Romont in Bever (Vlaams-Brabant), Modave en Vierset (Luik).
Rompaey, van, Rompaeye, van, van Rompaeij, van Rompaij, van Romphey, van Rompu, van Rompuy, van Rompuij, (van) Rompa: Plaatsnaam (te) Rompade, Rompaey ‘Ruim pad’.
Rompen, van, Romp, Rampen, Rumpen: Plaatsnaam Rompen in Sippenaeken (Luik), Brunssum, Kohlscheid (Noordrijn-Westfalen).
Rompteau, Rompteaux. Vadersnaam. Afleiding met dubbele suffix -eteau van de voornaam Rombaud.
Romsee, (de) Romse: Plaatsnaam Romse (Luik).
Romswinkel, Rommerswinkel: Plaatsnaam (waarschijnlijk) in Noordrijn-Westfalen. Er zijn verschillende Rommers-plaatsnamen in Duitsland.
Romulus. Latinisering (van Romniel?). of naar de stichter van de stad Rome?
Romus. Variant van Romeu?
Ron, de: Andere spelling voor Derom, Derome. Plaatsnaam Rome in Lahamaide (Henegouwen).
Ronca: Waalse variant van Roncard, afleiding van Oudpicardisch ronquier ‘Ronken, snurken’.
Ronchail. Plaatsnaam, van Oudfrans, Frans ronce: braamstruik.
Ronchaine, Ronchesne: Plaatsnaam Rond Chne: ronde eik, in Dinant, Vedrin (Namen), Esneux (Luxemburg).
Ronchetti, Ronquetti: Beroepsnaam. Afleiding van Italiaans ronchetto: klein snoeimes, van ronca: snoeimes.
Roncins, Ronchain, Ronssin, Ronsin, Ronsyn, Ronsijn, Ronsent, Ronsen: 1. Plaatsnaam Ronchin (Nord) van Latijn rumicinium, van rumicem, van Frans ronce: braamstruik. 2. Zie Ronsin.
Ronck. 1. Bijnaam voor een ronker, snorker? Vergelijk Ronckers. 2. Plaatsnaam Roncq (Nord). Zie De Roncq.
Ronckers, Runker. Bijnaam voor een ronker (een snurker).
Ronde, de, de Rond, de Ron: Bijnaam voor iemand met een rond uiterlijk of met rond(borstig) karakter.
Rondaert. Ongetwijfeld hypercorrect voor Ronda.
Rondeau, Rondeaux, Rondiaux, Rondia, Rondiat, Ronday, Lerondeau, Rondelle, Rondel, Rondal, Rondelet, Rondelez, Rondele, Rondele, Rondelee, Ronlez: 1. Oudfrans rondel, van rondelet. Bijnaam naar de ronde buik. 2. Vadersnaam. Wellicht afleiding van rand-naam; voor de o, vergelijk Randaxhe = Rondache. Rondelet kan variant zijn van Randolet.
Rondel, la Rondelle, la Rondella: Oudfrans rondel. Bijnaam naar de ronde buik.
Rondelaere, Rondelart. Re-interpretatie (met d-epenthesis) van Rommelaere.
Rondenbosch. Plaatsnaam Ronderbos in Dilbeek (Vlaams-Brabant), Ronden bos in Maldegem (Oost-Vlaanderen).
Rondeux. Plaatsnaam Rendeux, Luxemburg.
Rondin, Rondineau. 1. Afleiding van Frans rond: rond. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Randolf, Randoux.
Rondhuis: Een rondhuis zou een wachthuis zijn geweest, vergelijk Engels roundhouse ‘gevangenis’.
Rondot, Rondoz. 1. Afleiding van rond: rond. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse rand-naam, zoals Randolf. Vergelijk Randon.
Ronfa, Ronfaut. Plaatsnaam Rond Fa(u); ronde beuk.
Ronfle, Ronflette. Frans ronfler: snorken, snurken, ronken. Bijnaam voor een snurker. Vergelijk Ronckers.
Rongchamp, Rongchamps. Plaatsnaam Ronchamps in Beausaint (Luxemburg).
Rong, Ronger, Rongy, de Rongh, Rong, de Ronghe, de Ronge. Variant van Rogier (Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger (hroth-ger).
Rongen, Ronge, Rung, Runge. Familienaam uit het Middelnederlandse ronge, runge: sport van een wagenladder. Beroepsbijnaam van de wagenmaker.
Rongveaux, Rongvaux, Ronveau, Ronveaux, Ronvaux, Ronval: Plaatsnaam Ronvaux in Chevetogne, Rogne (Namen), Charneux (Luik) en Meuse; Rongvaux in Hayange (Moselle).
Rongy. Plaatsnaam Rongy (Henegouwen). Maar de familienaam komt niet in Henegouwen voor, wel hoofdzakelijk in Luik. Daarom is Rongy veeleer een variant van Rogy. Zie Rong en vergelijk Derogg/Derogy.
Ronkard, Ronkart, Ronca, Roncart, Ronquart: Bijnaam van Middelnederlandse werkwoord ronken, respectievelijk Oudpicardisch ronquier: ronken, snurken. Vergelijk Ronckers.
Ronken: Bijnaam voor een ronker?
Rnne, Ronne, Ronnen: Duitse plaatsnaam Rb’.ne, Rbonne ?
Ronneau, Rouneau: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ronald(us), Noors Rognvaldr.
Ronquier. Plaatsnaam Ronkier in Mollem (Oost-Vlaanderen) van Middenlatijn runcaria: plaats met braamstruiken.
Ronse (van), (van) Ronsse, Ronsman, Ronsmans, Roensman, Roensmaens, Ronsseman: Plaatsnaam Ronse (Oost-Vlaanderen).
Ronsele, van, van Ronsel: Plaatsnaam Ronsele (Oost-Vlaanderen).
Ronsin, Ronsyn, Ronsijn, Ronssin, Ronsen, Ronsent, Roncins, Ronchain: 1. Oudfrans roncin: trek- en lastpaard? Beroepsnaam. 2. Zie Roncins.
Ronsman, Ronsmans, Roensman, Roensmaens, Ronsseman: Afleiding van plaatsnaam Ronse (Oost-Vlaanderen).
Ronstorff. Waarschijnlijk met ingevoegde n uit Rohstorf (Duitsland).
Roo, de; Roode, (de) Rooij: Bijnaam ‘De rode’naar het rode haar.
Roobier. Waarschijnlijk niet bijnaam Rood Bier, ondanks de Duitse familienaam Rotbruwer, maar Robier, van Robert.
Roobol: Bijnaam voor een roodharige, met een rode bol ‘kop’. Vergelijk Duits Rotkopf, Rothaupt.
Roobroeck, Roobroek, Roobrouck, Robroeks, Roebroeck, Roebroeks, Robroks, Roubroeks: 1. Bijnaam naar de rode broek. Vergelijk Rotharmel. 2. Zie Van Robbroeck.
Rood, Roode, Rooden: Waarschijnlijk Nederlandse spelling voor Duits Rot.
Roodbeen: Bijnaam voor iemand met rode benen?
Roodbergen: Duitse plaatsnaam Rotberg? Of Radberg (Noordrijn-Westfalen)?
Rooderkerk. Plaatsnaam Rodenkirchen in Rondorf (Noordrijn-Westfalen).
Roodhans, Roothans. Afleiding van de Duitse familienaam Rothans: rode (wellicht haarkleur) Hans (Johannes).
Roodhorst: Plaatsnaam. Roodzand: Plaatsnaam.
Roodnat. Naam uit rood (naar de haarkleur) + een voornaam (Nathan, Nathanal of Natalis).
Rooimans, Roman, Rooman: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Rodeman(s), afleiding van plaatsnaam Rode; zie van Rooij(en).
Rook, Rooks, Roke, Roock, de. Beroepsnaam, iemand die rook maakt voor.
Rookhuijzen, van: Rookhuizen, plaatsnaam in Hell (Putten, Gelderland), Swalmen (Nederlands Limburg).
Roolker: 1. Afleiding van Duits Rolke, vleivorm Roleke, Rolekin van de voornaam Rudolf, Roland. 2. Afleiding van Wendisch rolka ‘ekker’.
Rooleeuw; bijnaam die in een huis met de Roode Leeuw in de gevel woonde.
Roolvink, Roelevink, Roelvink, Roelink, Rolvink, Rolink. Saksische vadersnaam uit de Germaanse voornaam Roel(f) (hroth).
Rooms, Roons: Afleiding van Rome, Room. 1. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Romboud. 2. Eventueel Middelnederlands rome ‘Room’. Beroepsbijnaam van de roombereider.
Roon, (van): Plaatsnaam Rhoon (Albrandswaard, Zuid-Holland), Roon bij Valkenburg (Zuid-Holland) of Roden (Drenthe).
Roorda, Roda, Roeda: Friese afleiding van de Friese voornaam Roord, Germaans hroth-ward ‘Roem-bewaarder’. Hrodowardus, Rodoardus. Ro(e)da kan eventueel van elke hroth-naam worden afgeleid.
Rooryck, Roorijck, Rodric, Rodrick, Rodrique: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-rik ‘Roem-machtig’. Hrodericus, Rodricus.
Roos, Roose, Rooze, Roozen, Roze, Rozen, Rose, Rosen, Roosen, Roosens, Roozen, Roesens, Roesems, Rooses, Roes: 1. Bijnaam naar de huisnaam. 2. Moedersnaam, voornaam Rosa. 3. Vadersnaam Roos, Germaanse naam als in Rosinga, Rosema, Rozema, Roosma, Rozenga in Friesland, Rsing in Oost-Friesland, Roosens, Rooses en Reusens in Vlaanderen; en van de verkleinvormen: Roosjen in Friesland, Roosjes en Roskes in Holland en Brabant, Rskens in Oost-Friesland.
Roos, van, Roose van, Plaatsnaam Roos: riet. Rozen (Noord-Brabant). Ook huisnaam; zie Roos 1.
Roos, de, de Rose, de Roose, de Rooze, de Ros: 1. Bijnaam naar de huisnaam. Zie ook Roos 1. 2. In het land van Asse is De Roos een Re-interpretatie van (de) Raes.
Roosbroeck, van, Roosbroek, van, Roosbroekx, Roosbroeckx, (van) Roosenbroeck, Roosenbroek, Roosebrouck, Rosbrouck: Plaatsnaam Roosbroek in Sint-Amandsberg (Oost-Vlaanderen), Sint-Pieters-Kapelle (Vlaams-Brabant).
Roosdorp: Plaatsnaam Roisdorf (Noordrijn-Westfalen).
Roosenboom, (de) Rooseboom, Rosenboom, Roseboom, Rozeboom, Roozeboom, Rozenboom: Verspreide plaatsnaam Rozenboom, Duits Rosenbaum. Vaak huisnaam.
Roosebeke, (van), van Roozebeke, van Roosbeke, Roosbeek, Roosbeck, Roesbecke, Roesbeke: 1. Plaatsnaam Roosbeek (Vlaams-Brabant). 2. Plaatsnaam Westrozebeke (West-Vlaanderen). 3. Plaatsnaam Oostrozebeke (West-Vlaanderen). 4. Rozebeke (Oost-Vlaanderen). 5. Roosbeek in Zepperen, Limburg. 6. Roosbeek = Rebecq (Waals-Brabant).
Roosemarijn, Roosemaryn, Rozmarin, Rosmarin: Bijnaam naar de kruidnaam rozemarijn. Vergelijk Romarin.
Roosemeyers, Rosemeier: Duitse bijnaam van de bewoner van een plaats met rozen.
Roosemondt, Roosemont, Rosemond, Rosimont, Rusmont, Rassemont, Rasemont, Rasmond, Rasmont: Moedersnaam. Germaanse voornaam Rosamunde. Ook Duitse familienaam Rose(n)mund.
Roosenburg: Plaatsnaam Rozenburg (Zuid-Holland).
Rooseparck. Volksetymologische Re-interpretatie van Rosback; zie Rosbach.
Roosens, Rooses. 1. Familienaam uit de Oudnederlandse naam voor riet (naar woonplaats - lichaamsvorm). 2. Zie Raas.
Roosevelt, Rosenveld, van, van Rosevelt: De Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt (1882-1945) stamt af van Claes Martenszoon van Roosevelt, die in 1649 in Nieuw-Amsterdam (New York) ontscheepte. Hij kwam van Ԉolland’. De familie Roosevelt zou genoemd zijn naar de hofstede het Rosevelt tussen Tholen en Poortvliet (Zeeland). Het kan op een Brabantse familie Roosevelt = Ruysevelt teruggaan. Zie ook Van Ruysevelt.
Roosjen, Roesgen, Roeskens, Roskin, Rosquin, Rsgen, Rosgen: 1. Moedersnaam. Afleiding van Latijnse heiligennaam Rosa. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rozo, -so- afleiding van hroth-naam. 3. Vadersnaam. Soms afleiding van de voornaam Raas.
Roosloot, Rosloot. Naam uit de waternaam Roosloot in Bergen (Noord-Holland).
Roosma: Friese afleiding van de voornaam Roos, Rosa.
Roosmaelen, van, Roosmaelen, van, Rosmalen. Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant). Eventueel Orsmaal (Vlaams-Brabant) of Rosmeer (Limburg) (vergelijk Rosmeulen).
Roossien, Rozema, Roosjen, Reussien. Vadersnaam. Germaanse voornaam Rozo, so-verkleinvorm van hroth-naam.
Roost, van (de), van der Oost, van der Oest, (van der) Roost, (van de Roest, van der Rost, van der Hoost, van der Oest, van de Ros, van Droost, Veroost, Verost, Verhooste, Verhoost, Verroest, Verroust, Verrosste, Verhoest, Verhost, Verhost, Verhoelst; Plaatsnaam Roost/Roest ‘laats waar riet groeit’. Roest (Noord-Brabant), Roost/Rosoux in Luik en Rost in Nederlands-Limburg.
Rooster, de. Beroepsnaam van een roosteraar, die (vlees) op een rooster braadt.
Roostermans. 1. Beroepsnaam van een roostermaker of roosteraar. 2. Afleiding van plaatsnaam Roosteren (Noord-Brabant).
Roothaer, Roothaert, Rootert, Rothardt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam, hroth-hard; roen-sterk. In het Duitse taalgebied kunnen ze heel soms teruggaan op de veel voorkomende plaatsnaam Roth.
Roothoofd, Roothoofds, Roothooft, Roothoofd, Roothoofs, Roothoofts, Roothoofs, Roedhooft, Roodthooft, Roodhooft, Roofthooft, Roofhooft, Roofthoofd. Bijnaam, afkomstig van een rode haardos. Duits Rothaupt, Nederduits Rodekopp, Duits Schwarzkopf.
Rootlieb: Duitse familienaam Rotlieb, een oude voornaam.
Rootselaar, van: Plaatsnaam Rotselaar (Vlaams-Brabant).
Rootveldt. Plaatsnaam Rood Veld? Waarschijnlijk Re-interpretatie van Rooiveld: veld ontstaan door rooiing, zoals in Wilrijk of Waardamme.
Rooij, Rooijen, van, van Roo, van Roijen, van Roij, (van) Roeijen, van Rooi: Met d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de frequente Plaatsnaam Rode ‘gerooid bos’onder meer Roden (Drenthe), Sint-Oedenrode, uitspraak Rooi (Noord-Brabant), Nistelrode, uitspraak Nisselrooi (Noord-Brabant), Stamproy (Nederlands Limburg).
Rop, de: Variant van de Roep, beroepsbijnaam van de (om)roeper.
Ropcier. Waaschijnlijk hypercorrect voor Ropsy.
Rper, Roper, Ropers: 1. Nederduitse bijnaam voor een vechtersbaas, van Middennoordduits ropen, Duits raufen: vechten. 2. Middennoordduits roper, rper, Middelnederlands roper: (om)roeper. Beroepsnaam.
Ropet. Verscherping van Robet of aaanpassing van Roppe, met accent.
Ropsy. Plaatsnaam Robechies (Henegouwen). Vergelijk Dropsy.
Roque, Roques, Rocq, Rocque, Rok, Roke, Rook, Rooke: 1. Zie Rock(s).2. Korte variant van Larocque/Laroche.
Roquelle. Plaatsnaam. Afleiding van Picardisch roque; rots.
Roquigny, Roquiny. Plaatsnaam Rocquigny (Pas-de-Calais, Aisne, Ardeche).
Roquier. Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam hrk-hari ‘Roek-leger’. Ruoccherus. Of variant van Riquier met voortonig versterkte klinker.
Rore, de, Derore, Roere, Roers, Ruers, Derhore, de Rhore. Naam uit het Middelnederlandse ro(e)der, rueder: wijnroeier of rooier. Beroepsnaam.
Rorije (van de) : Familienaam naar de plaatsnaam Rorije (boerderijnaam in Heerde (Gelderland) in 1700. Rorije, roer: rietland, riet.
Rorif, Rorife, Rorive. Plaatsnaam Rorive in Amay (Luxemburg).
Rorsvort. Verhaspeling vanDuitse plaatsnaam Rosport.
Ros, Ross, Rohs: Nederlands ros, Duits Ross ‘aard’. Beroepsbijnaam van de paardenfokker of -koopman.
Ros, van (de), van (de) Rose, van (de) Rosse: Waalse verhaspelingen van Van der Roost of Van Roos.
Rosalen, Rusalen, Rosolen: Saanse familienaam (Valencia). Variant Resalani, Rosaleny. Wellicht Arabisch ra’s djain ‘Bron’.
Rosarius. Latinisering van Rosier.
Rosart, Rosaer, Rosa, Rosar, Roosa, Rossard, Rossar, Roszer, Roszert, Rosza, Roussard, Roussa: Aangezien stemhebbende s in het Picardisch in de inlaut vaak sS werd, kunnen we zowel van Rosard als van Rossard uitgaan. 1. Rosard. Hybridische voornaam Rosa + Germaans hard. Voornaam Roosardus. 2. Rossard. Aanpassing van Rochard of afleiding van Oudfrans ros: roux, ros, rood. Vergelijk Rossel.
Rosbach, Rossbach, Roszbach, Rosback, Rooseparck, Rusbach: 1. Verspreide plaatsnaam Rossbach (onder meer Rijnland-Palts). 2. Beroepsnaam van de steenbakker. Zie Rossenbacker.
Rosbergen. Plaatsnaam Roosberg (Noord-Brabant), Rsberg in Sechtem (Noordrijn-Westfalen), Rossiberg (bijvoorbeeld in Beieren). Duitse familienaam Rossberg(er).
Rsch, Rosc, Rosch, Roesch: Bijnaam. Gerond van Resch.
Rosewick, Rosenwick. Vadersnaam. Duitse familienaam Rose(n)wig, Rosewich, een gecontamineerde variant van Hrodwig
Rose, Rosee, Rouse, Rouze, Rouzee: 1. Frans rose: dauw. Vergelijk Dauw. 2. Plaatsnaam Zie De Rose. 3. Soms eventueel verschrijving voor Roset; zie Roussel.
Rosenkranz: Duitse huisnaam Rosenkranz. Of beroepsbijnaam van de rozenkransmaker.
Roselaer, Roselaers, Roselaar, Rozelaer, Rooselaar, Rooselaer, Rooselaere, Rooselaers, Rooseleer, Rooseleers, Rooseleir, Roeseler, Roozelaer, Rozeleer, Roosseleers, Rosselaar. Beroepsnaam voor de kweker of naar plaatsnaam in de buurt van..
Roseleur. Waarschijnlijk variant van Rosteleur.
Roselier. Afleing van rosel: riet(je). Beroepsnaam voor de rietmaaier of dekker van rieten daken.
Rosemann, Roosseman, Rosenmann: Beroepsnaam van de rozenkweker of naar de woonplaats (De Roos of rozengaard).
Rosier, Rosiers, Rossier, Rousie, Rosierse, Rozier, Roziers, Derosier, Rosy, Rosi, Rosie, Rozie, Rosir, Rousie, Rousies, Rousy, Rouzier, Rouzi, Resier, Rossier, Rossi, Rossie, Roussier, Roussis, Roussy, Russy. 1. Naam uit de Middelnederlandse en Oudfranse plaatsnaam rosier: rozengaard. 2. Of uit het Oudfranse rosier: maker van weefrieten, rietmaker. 3. Jongere vormen mogelijk uit Rogier, zie bij Roger(s).
Rosenau, Rosenauer, Rosenoer, Rozenau: Plaatsnaam Rosenau (Beieren, Noordrijn-Westfalen).
Rosenbaum, Rozenbaum, de Rosenbaum, Rausenbaum, Rasbaum: Verspreide huisnaam. Vergelijk Roosenboom.
Rosenberger, Rosenberg, Rozberg, Rozenberg, Rausenberger: Verspreide plaatsnaam Rosenberg. Rozenberg was ook een heerlijkheid in Waasten en Ploeg-steert (Henegouwen).
Rosenbld, Rosenblat, Rosenblatt, Rozenblit, Rosembly: Duitse bijnaam Rosenblte: rozenbloesem.
Rosenblum, Rosenblm, Rozenblum: Duits Joodse familienaam Rosenblum: rozenbloem. Vergelijk Rosenbluth.
Rosenbrook, Roosenbruch, Rossbroich, Rossbruch: Nederduitse en Hoogduitse vorm van plaatsnaam Roosbroek: broekland, moeras met riet. Vergelijk Van Roosbroeck en Nederduits Rosebrock.
Rosenbusch, Rozenbusz: Duitse plaatsnaam Rozenbos.
Rosendaal, van, van Rosendael, van Roosendael, van Roozendael, Rosendahl, Roozendaal, Rozendaal, Roosendaal, Roosendans: Plaatsnaam Roozendaal (Noord-Brabant) of Rozendaal (Frans-Vlaanderen, Gelderland, Zuid-Holland). Verder verspreide plaatsnaam.
Rosendor, Rozendom: Duitse familienaam Rosendorn. Plaats- of huisnaam: rozenbosje, rozenstruik.
Rosenfeld, Rozenfeld: Verspreide Duitse plaatsnaam Rosenfeld: (waarschijnlijk) rietveld. Vergelijk Roosevelt.
Rosengarten, Roosegaarde: Duitse plaatsnaam Rosengarten: rozengaard. Ook Rozengarten in Remersdaal (Limburg).
Rosenhain. Verspreide Duitse plaatsnaam: rozenheg. Vergelijk Duits Rosenhagen en Rosenhek.
Rosenhek. Plaatsnaam Rozenhek, Rozenheg. Vergelijk Rosenhain.
Rosenholtz, Rosenholz, Rozenholc: Duitse plaatsnaam of huisnaam: rozenbosje, rozentak.
Rosenkranz, Rosenkrancz. Duitse huisnaam Rosenkranz. Of beroepsnaam van de rozenkransmaker.
Rosenstein, Rozenstajn, Rozensztajn, Rozensztejn: Duitse plaats- of huisnaam.
Rosenthal, Rozental, Rozenthal: Verspreide plaatsnaam Rosental. Vergelijk Rosendaal.
Rosentreter. Afl.eiding van Middennoordduits Rosentrede: rozenpad, pad met rozen afgezet. Beroepsnaam van de tuinier.
Rosenwald, Rozenwald: Verspreide Duitse plaatsnaam, met name in Oost-Pruisen.
Rosenwasser. Beroepsnaam van de apotheker, die Rosenwasser: rozenwater verkoopt.
Rosenzweig, Rosentzweig, Rosencwajg, Rozenzweig, Rozencweig, Rozencwejg, Rozencwijg, Rozencwajg: Duitse bijnaam Rosenzweig: rozentak, -twijg, naar de huisnaam.
Rser, Roeser: Duitse beroepsnaam van de hennep- of vlasroter.
Rosier, Rosiers, Rozier, Roziers, Derosier, Rosy, Rosie, Rosi, Rozie, Rosir, Rousies, Rousie, Rousy, Rouzier, Rouzi, Resier, Rossier, Rossie, Rossi, Roussier, Roussis, Roussy, Russy: 1. Plaatsnaam. Middelnederlands en Oudfrans rosier: rozelaar, rozengaard. 2. Oudfrans rosier: maker van weefrieten, rietmaker. Vergelijk De Riemaker 2. 3. Jongere vormen eventueel van Rogier.
Rosire, Rosires, Rosiere, Rosieres, Resire: Verspreide plaatsnaam Rosire(s) (onder meer Waals-Brabant, Luxemburg, Somme, Oise): plaats waar riet groeit.
Rosieren, van de, van der Osieren, van de(der) Rasieren, van de Razieren: Plaatsnaam Rosier: rozengaard; of Rosire: rietland. Zie Rosier(s) 1. Vande(der) Rasieren is een Re-interpretatie door associatie met Middelnederlands rasiere: korenmaat.
Rosin, Rosing, Roosingh: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam hroth-so.
Roskam, Roskams, Roskamp, Rohskamp, Rosskamp, Rosskampf, Roscamps, Roscam, Oskam, Oskamp: Beroepsbijnaam van de paardenkammer of bijnaam naar de huisnaam, bijvoorbeeld De Roskam in Diest (Vlaams-Brabant) of Mechelen (Provincie Antwerpen). Of naam uit de plaatsnaam Roskam (Nederland), Roscamp (Rijnland - Duitsland).
Roskes: Uit Rooskin(s), verkleinvorm van de voornaam Rosa of de Germaanse voornaam Rozo, so-verkleinvorm van hroth-naam.
Rosmalen, van,; Rossmaal, van Roosmalen: Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant).
Rosman, Rosmans, Rosmane, Rosmann, Rosmant, Rozman, Rozmann, Roseman, Rooseman, Rousman, Rousmans: Beroepsnaam van de paardenkoopman.
Rosmeulen, Rosmalen, van. Familienaam uit de plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant) of Rosmeer (Limburg).
Rosmolen, Rosmeulen. Een rosmolen (Middelnederlands orsmolen)is een door een paard voortbewogen tredmolen. Maar de familienaam zal wel een herinterpretatie zijn van 1. Plaatsnaam Rosmalen (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Rosmeer (Belgisch-Limburg).
Rosmuller: Beroepsnaam. Molenaar met een rosmolen.
Rosner, Rossner: 1. Synoniem met Duits Rssler. 2. Van plaatsnaam Rossen (O.-Pruisen) of Rssen bij Leipzig.
Rosoor. Plaatsnaam Rosoir in Pronne-lez-Antoing (Henegouwen).
Rosschaert. 1. Zie Rasschaert. 2. Verhaspeling van Drossaert.
Rosseau, Rousel, Rouzel, Rozel, Rosseel, Roseel: Bijnaam voor een roodharige. Oudfrans rossel, verkleinvorm van ros ‘Roodkleurig’.
Rossel, Rosel, Rosell, Roselt, Rozel, Rooseels, Roussel, Rossels, Rosselle, Roselle, Rosellen, Rosseel, Rosseels, Roseel, Rosielle, Rousseel, Roussel, Rouselle, Rouselle, Roussiel, Rosseau, Rossau, Rossieau, Rossiau, Rossias, Rosias, Roseau, Roseauc, Rosaux, Rousseaux, Rousseau, Rouceau, Rouzaud, Roussiaux, Roussiau, Roussieau, Roussia, Lerousseaux, Rousso, Rossay, Rosseeuw, Roseeuw, Rousseeu, Rousseuw, Roussew, Rousseu, Rosieuw, Rosieuw, Rouseu, Rouzeeuw, Rossau, Rossauw, Rossou, Rossauw, Russel, Russell, Russelle, Russiaux, Russo, Reselle. 1. Bijnaam voor een roodharige. In het Oudfrans is rossel een afleiding van ros, roodkleurig. 2. De vormen met s/z kunnen theoretisch teruggaan op Oudfrans rosel, Frans roseau: riet (zie Duroselle). Maar de meeste zijn wel varianten van Ro(u)ssel/Ro(u)sseau en is de stemhebbende s/z als Picardisch regressievorm te verklaren.
Rosselet, Rosel, Roseleth, Rousselet, Rousselot, Rusiet, Ruslet. Bijnaam uit rossel: roodharig.
Rossem, van, van Rossen, van Rossom, van Rosseme, (van) Rossum, van Russum, van Rassemn van Rassenri: Plaatsnaam Rossem in Wolvertem (Vlaams-Brabant) of in Noorderwijk (Provincie Antwerpen); ook Rossum (Gelderland, Overijssel) en Rothem, Rottum bij Goch.
Rossen. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Rozo. Zie Roosjen 2.
Rossenbacker. Duitse beroepsnaam Rossbacke(n), Rossebacken: steenbakker. Ros/Russe: baksteen.
Rossenfosse, Rossinfosse: Plaatsnaam Rossenfosse in Charneux (Luik), of = Rassenfosse.
Rossetton, Rosseton. Afleiding van Rosset.
Rossi. Rossi is natuurlijk een Italiaanse familienaam, bijnaam voor een roodharige. Maar de hoge frequentie (338x in Belgi) verzet zich tegen vreemde herkomst, zoals trouwens ook de spelling Rossie; zie Rosier(s).
Rossien, Rosseen. Afleiding van Oudfrans ros; rood(harig).
Rossignol, Rosignoil, Lorsignol, Lorsignon, Lossignol, Rossignon, Rossillion, Rossillon, Rosillon, Rosillong, Rosillo, Rosio, Rosilong, Rosseljong, Oselioen, Rossion, Roussillon, Rossigneux, Rosseneu, Rossenu, Rossenue, Ossieur. 1. Familienaam uit het Oudfranse los(se)ignol. Middenfrans rossignol, rossillon, Zuid Frans rossignol, N.-Frans roussigneul, van Volkslatijn rusciniola, van Latijn lusciniola: (kleine) nachtegaal. Vergelijk Nachtegaal. Bijnaam voor iemand die bijvoorbeeld zeer mooie muziek maakte. 2. Vooral voor Rossi(gn)on is de bron wellicht de plaatsnaam Rossignol (Luxemburg).
Rossigny, Rossiny, Rossini: Plaatsnaam Rossignies in Obaix (Henegouwen).
Rossin, Rossyn, Rossijn, Roussin, Rossinet, Rosinet, Rosin, Rozin, Rozein, Rozaine, Rozenes, Rusin: 1 Bijnaam. Afleiding van Oudfrans ros, Frans roux: rood(harig). 2. Vanwege de verwisselbaarheid van s/z kunnen we ook van Rosin uitgaan. Oudfrans roisin, Frans raisin: druif, rozijn. Beroepsnaam.
Rssing, Rossing: Plaatsnaam Rssing in Nordstemmen (Nedersaksen).
Rossiny, Rossini. 1. Zie Rossigny. 2. Italiaanse bijnaam Rossini; roodharig.
Rossinfosse, Rossenfosse. Familienaam uit de plaatsnaam Rossenfosse of Rassenfosse op diverse plaatsen in de provincie Luik.
Rossius, (de) Rosius: Latinisering van De Ro, Leroux, Rousseau, Rossay.
Rssler, Rossler, Rosseler, Rosier, Roessler, Roeseler, Resseler, Ressler, Resler: Duitse beroepsnaam Rssler: paardenfokker of -koopman. Res(se)ler is ontrond.
Rossomme, Rosom: Plaatsnaam Rossomme in Plancenoit (Waals-Brabant); of Rossem.
Rossou, Rossoux, Rosoux, Rosu: Plaatsnaam Roost, Frans Rosoux (Luik): 1140 Rosut, Nederlands Roost: plaats waar riet groeit.
Rostan, Rosten, Rustin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hroth-stain ‘Roem-steen’. Roodsteinus, Rodstannus, Rostannus.
Rosteck, Rostek. Plaatsnaam Rosteck in Oost-Pruisen.
Roste, van. Lees Van Rostee, Verostee, is van Van der Hofstede.
Rosteleur, (de) Rotteleur, Roteleur, Derotteleur, Resteleur. Afgeleid van de plaatsnaam Roteleu in Aat, Masnuy-St-Pierre en Obigies (Henegouwen), van Rosteleu, van re-oste-leu ‘Die de wolf wegneemt, wegblaast’plaats waar het hevig waait. Rotteleur in Oeudeghien en Arc-Ainires (Henegouwen).
Rostenne. Plaatsnaam in Sommire (Namen).
Rostits. Bijnaam. Voltooid deelwoord van Oudfrans rostir: roosteren, braden.
Rosu. Plaatsnaam Rosult (Nord): 1111 Rosut: plaats waar riet groeit. Zie ook Rossoux.
Rosvelds. Plaatsnaam Rosveld in Nederweert (Nederlands-Limburg).
Rot, Rott, Rothe, Roth, Roth, Rthe, Roths: Duitse bijnaam Rot: rood(harig).
Rotier, Rotiers, Rottier, Rottiers, Rothier, Rotthier, Rottie, Rotti, Rotty, Roty, Rottij, Rothy, Ruthy, Routier: 1. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hroth-hari ‘Roem-eer’. Hrotharius, Rotar. 2. Middelnederlands rot(h)ier, van Oudfrans rotier, Frans routier: vagebond, deugniet.
Rota, Rotar, Rotta, Routard, Ruttar, Rutar, Ruta: Vadersnaam Rotard, Germaanse voornaam hroth-hard: Rot(h)ardus. Zie Roothaer(t).
Rotarius. Beroepsnaam. Latijn rotarius: wielmaker, wagenmaker.
Rotblatt, Rottblat. Duits Joodse familienaam; rood blad.
Rote, van de, van Drotte, Venderotte, Vandroth: Plaatsnaam Rot in St.-Kwintens, Lennik, St.-Pieters-Rode, Rillaar (Vlaams-Brabant), Oordegem, Wetteren (Oost-Vlaanderen), Schaffen (Limburg. Rot kan ook vervormd zijn van rode; of deel van een dorp of buurschap, onder leiding van een rotmeester. Middenenderlands rot(e), van Latijn rupta: troep.
Roten, Rotens. Vadersnaam, van Germaanse hroth-naam; vergelijk Rutten(s).
Roten, van, van Rooten, van Rotten: Plaatsnaam Roten, meervoud van Middelnederlands rote, rot(te): deel van een dorp of buurschap. Maar waarschijnlijk veeleer variant van Van Rothem.
Rotenbach. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Rotenberg, Rothenberg, Rottenberg: Erg verspreide plaatsnaam Rotenberg: rode berg.
Roter, Roters, Roeters, Rother, Rotter, Ruter, Rutters, Rutter, Rtter, Ruthers, Ruther: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-hari ‘Roem-leger’. Rotherius. Vergelijk Rottier 1. Zie ook Ruiter 2.
Roterman, Rotterman, Rottersmann, Rottersman, Rottesman: 1. Duitse bijnaam Roter Mann: rode man. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Roter. 3. Variant van Rothmann. 4. Plaatsnaam Rottenmann (Stiermarken).
Rothrmel. Duitse bijnaam Rotrmel: rode mouw.
Rothauser. Naar de bewoner van een rood huis, ook Rothusler. Of Duitse plaatsnaam Rothaus, Rothausen, Rotthausen.
Rothelin, Rthlin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hroth-naam
Rothem, van, van Rotthem, van Rottem, van Rotten, van Rooten, van Roten. Familienaam uit de plaatsnaam Rotem (Limburg), of de gelijknamige plaatsnaam in Halen en Bilzen (Limburg), of uit Rothem (Nederlands-Limburg). Rote, rot(te) is een dorpsdeel, een buurtschap.
Rostijne, van de; van de Rostiene: Uit van der Ostijne, van van der Wo(e)stijne.
Rotgans: Bijnaam naar het uithangbord.
Roth, Roht: Spellingen voor Duits Rot ‘Rood’. Bijnaam.
Rothenheisler. Duitse familienaam Rotenhusler: bewoner van een rood huis. Vergelijk Rothauser.
Rthengatter: Duitse familienaam. Rotengatter, van huisnaam zum Roten Gatter ‘Het Rode Hek’.
Rothensteiner: Afleiding van de frequente plaatsnaam Rotenstein, ook huisnaam zum Roten Stein.
Rotheudt, Rotheuth, Rothheut, Rothheudt, Rotheuth, Rottheudt, Rodheudt, Rodtheut, Routheut: Bijnaam. Variant van Roothoofd, Nederduits Rothvet, Rijnlands Rotheuft.
Rothkegel, Rotkel: Duits dialect ontrond van Rothkgel, Nederduits Rodekogel, Rodekohl: rode kap, rode kaproen. Bijnaam.
Rothkirch, von, van Rudgisch: Duitse plaatsnaam Rodenkirchen.
Rothkranz. Huisnaam; rode krans, kroon.
Rothmann. 1. Vadersnaam. Zie Rotman(s). 2. Variant van Roterman. 3. Duits dialect (Silezi, Saksen) vorm voor Ratmann.
Rotholz, Rotholc, Rotcholtz: Duitse plaatsnaam Rotholz: rood hout.
Rothuizen: Nederduitse plaatsnaam Rothsen, Duits Rot(t)hausen ‘Rood huis’.
Rothureau, Rothera: Franse familienaam Rotereau, Rottreau, afleiding van Rottier
Rothuys, Rotthus: Ook Nederlandse familienaam Rothuizen, van Nederduitse plaatsnaam Rothsen, Duits Rot(t)hausen. Zie Rothauser.
Rotkopf. Bijnaam; met rode kop, rood haar.
Rotman, Rotmans, Rotmensz, Roetman, Rothemann, Rothmann, Rottman, Rottmann, Rudman, Rutman: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-man ‘Roem-man’. Hrot-, Rot-, Rodmannus. Vergelijk Duits Rudemann.
Rotru. 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam hroth-throth ‘Roem-macht’. Rotrudis, Rotrud. 2. Variant van de Franse familienaam Rotrou, van plaatsnaam (Nogent-le-) Rotrou (Eure-et-Loir).
Rotsaert, Rotsaerts, Rootsaert, Rotsart, Rutsaert: Uit Frans Rochard, Rouchard, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hrk-hard; ‘Roek-sterk’. Rochardus.
Rotscheid: Duitse plaatsnaam. Paul Philipp Rotscheidt, afkomstig uit Gemnd, vestigt zich ca. 1788 in Delfshaven (Zuid-Holland).
Rotschild, Rothschild, Rotszyld: Naar het uithangbord: rood schild.
Rotselaer, van. Plaatsnaam Rotselaar (Vlaams-Brabant).
Rotstein, Rotstejn, Rotsztejn, Rotsztein, Rotsztajn, Rothstein: Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-stain ‘Roem-steen’.
Rotte, Rodts, Roedts, Roets, Ruts: Vadersnaam. Korte vorm van Germaans hroth-naam, wellicht Rutger.
Rotten, van: Plaatsnaam Roten, meervoud van Middelnederlands rote, rot(te)’Deel van een dorp of buurschap’. Of plaatsnaam (Nederlands Limburg) of Rotem (Belgisch-Limburg).
Rottenbucher. Plaatsnaam Rottenbuch, Beieren.
Rottenbiller. Ontrond van Rotenbhler, van plaatsnaam Rotenbuhl: rode heuvel, in Pfullendorf (Duitsland).
Rottenbourg. Plaatsnaam Rottenburg, Beieren.
Rottenstein, Rottensteiner. Verspreide Duitse plaatsnaam Rothenstein.
Rotterdam, van. Plaatsnaam Rotterdam, Zuid-Holland.
Rotteveel: 1646 Willem Jansz Rotteveel, bakker, Den Haag. Vergelijk 1382 Daniel Ratevelt, Jan Ratevel, Wakken.
Rottgering. Vadersnaam. Afleiding van Rttger, Rutger.
Rottier, Rottiers, Rotier, Rotiers, Rothier, Rotthier, Rotti, Rottie, Rotty, Roty, Rottij, Rothy, Ruthy, Routier: 1. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam hroth-hari ‘Roem-eer’. Hrotharius, Rotar. 2. Middelnederlands rot(h)ier, van Oudfrans rotier, Frans routier ‘Vagebond, deugniet’.
Rttjers: Vadersnaam. Afleiding van Duits Rttger = Rutger.
Rouault, Ruolt, Ruol), Rouaux, Rouaud, Roueaux, Rohaut, Ruaux, Roudaut: Vadersnaam. Franse vorm van Germaanse voornaam hroth-wald ‘Roem-heerser’. Hrodowaldus, Roaldus.
Roubedou. Aanpassing van Roubertoux, afleiding van de voornaam Ro(u)bert. Een familie in de VS Robidoux, Robedoux zouden afstammen van 1620 Manuel Robidou uit Galici. Er is een plaatsnaam Robido in Galici.
Roubos: Vermoedelijk geen bos-naam, maar een herinterpretatie.
Rouchaud, Rouchaut, Rouchaux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrk-wald: Roco(a)ldus.
Rouchy. 1. Volksnaam Rouchi: Picardir, Henegouwer. 2. Plaatsnaam Roucy (Aisne).
Rouck, (de) de Roek, Roeck. 1. Bijnaam naar roek of kraai. Bijnaam naar de zwarte haarkleur. 2. In sommige Vlaamse gebieden was een roek, een gerechtsdienaar. Wellicht naar de kleur van de kleding.
Roucou, Roucoux, Rocoux, Rocou, Rocoup: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrk-wulf ‘Roek-wolf : Roculfus, Roccolfus. 2. Zie Roucourt, Rocour.
Roucour, Roucourt, Roucou, Roucoux: Plaatsnaam Roucourt (Henegouwen). Zie ook Rocour.
Roudebush. Duitse familienaam Raudenbusch, plaatsnaam met Middenhoogduits rate: wijnruit (Ruta).
Rouet, Rou, Roue, Rouer, Rouette, Rouhette, Rouhet, Rouxhet, Rouwette, Rouwet, Rouwez, Rouvez, Rowet, Ruetfte, Ruwette, Ruwet, Ruwette, Ruvet: 1. Vadersnaam. (Moedersnaam -ette). Afleiding van een voornaam als Raoux, Ro(h)ard/Rouard, Rouault. Vergelijk Engels Rowet(t). 2. Sommige vormen eventueel van plaatsnaam. Zie De Ruette, De Rouette.
Roufart, Rouffaer, Rouffaert, Rouffard, Roufat, Rouffart, Roeffaers, Roeffaerts, Roeffaert, Roeffe, Roeffart. Vadersnaam, waarschijnlijk uit de Germaanse voornaam Roef - Roelf - Roelof (dit uit Rudolf; hrolt-wulf).
Rouffet, Rouff, Ruff: Vadersnaam. Afleiding van Rouff, van Roelof.
Rouffignon. Vadersnaam. Vleivorm van Rouff.
Rouffin, Roffin, Ruffin, Rufin: Vadersnaam. Vleivorm van Rouff of heiligennaam Rufmus.
Roufflet, Ruffelet, Rifflet, Riflet: Vadersnaam. Afleiding van Rouff.
Rouffos, Roufosse, Rouffosse: Plaatsnaam Roufosse in Mortier (Luik), Rouffosse in Saint-Nicolas (Luik).
Rouflart, Rouflaer, Roufflar, Roufflaer, Roeffelaer, Roefflaer, Ruyffelaert, Ruyfflaert, Ruyfflart, Ruffelart, Rufflard, Rufflart, Ruifflard, Rifflaert, Rifflart, Rifflard, Riflard: Vadersnaam. 1. Waarschijnlijk afleiding van Roef = Roelof; vergelijk Roufart, Roufflet. 2. De voornaam werd later als een vorm van Rafal opgevat.
Rougelot, Rougeot. Afleiding van Rouge of van Roger.
Rougefort. Re-interpretatie van Rochefort. Plaatsnaam Rougefort in Arques en Rty (Pas-de-Calais): 1286 Rochefort, 1300 Rouchefort, 1569 Rougefort.
Rougon: Misschien verkeerde spelling voor Roujon, Rougeon, afleiding van rouge ղood’.
Rouillon, Roullon: Plaatsnaam Rouillon in Annevoie (Namen).
Rouin. Vadersnaam. Vleivorm van Rouard of Rouaud. Vergelijk Rouet.
Rouitiau, Rouitiaux. Vadersnaam met dubbele suffix -et-eau van de voornaam Roland of Roelof.
Roukema, Roukens: Vadersnaam. Friese afleiding op –ma van verkleinvorm van Friese voornaam Raue, van hrava ‘Raaf’. Maar de varianten Roekens wettigen ook een verkleinvorm van een Germaanse voornaam Rutger of Rocco
Roulante. Waalse uitspraak van Roeland of Roelens.
Rouleau, Rouleaux, Roulleau, Roulleaux, Reuleaux, Reuliaux, Reullieaux, Reulliaux, Reuilleaux, Reuillaux, Ruleau: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Ro(u)land of Roelof.
Roulive; Variant van Roelof of Rorive.
Roumeau, Roumau, Rumeau: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hrm-wald ‘Roem-heerser’. Rumoldus, Romaldus.
Roumache, Rouma, Roumat, Roma, Rumas: Luiks-Waals roumache: druk, onhandig.
Roumez. Plaatsnaam in La Gleize, Luik.
Roumont. 1. Plaatsnaam in Flamierge, Ochamps (Luxemburg) en Grosage (Henegouwen). 2. Zie Romond.
Roup. 1. Middelnederlands roep, roup: schreeuw, geroep. Wellicht beroepsnaam van de omroeper. 2. Zie Rupp.
Roupsard. Plaatsnaam Robersart in Ellignies-Ste-Anne, Ghoy (Henegouwen) en Floreffe (Namen).
Rourel: vermoedelijk schrijffout voor Rousel.
Rous: Frans Roux ‘Rood’.
Rousery, Rouserez, Rouser, Rousere. Rouzer, Ruzer, Ruzere: Plaatsnaam Roseraie: plaats met rozenstruiken.
Rousille, Roussille, Roussilhe: Wellicht plaatsnaam Ros(e)ille: plaats waar riet groeit.
Rousset, Roussiet, Roussez, Roussey, Rouss, Rosset, Rossez, Rossey, Ross, Rosse, Rous, Rouse, Rousez, Rouzet, Rouz, Rouze. Roset, Rosete, Rosette, Ros, Ross, Roses, Rosez, Rozet, Rozez, Roz, Roze, Ruzette, Rzette, Rezette: 1. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans ros, Frans roux: rood(harig). Vergelijk Rossel. 2. Sommige vormen (met name die met s/z) kunnen varianten zijn van Rose.
Routhiaux, Routiaux, Routtiau, Rutteau, Ruttia: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam hroth-wald ‘Roem-heerser’. Rotoldus, Rotaldus. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hroth-naam, zoals Rottier. Vergelijk Ruthiel.
Rouvel, Rouveau, Rovaux, Roveau, Rovai: Oudfrans rovel: rood(achtig); naam van de hond in de dierenverhalen.
Rouvillain. Afleiding van plaatsnaam Rouville (Oise, Seine-Mar.)
Rouvroy, Rouvroi, Rouvrois, Rouvroye, Rouveroy, van Rouveroij, de Rouvroy, Roevros: Plaatsnaam Rouveroy (Henegouwen, Luxemburg). Verspreide plaatsnaam Rouvrait, Rouvrois, Rouvroy, van Latijn roburetum: eikenbos.
Rouwendaal, (van); Raauwendaal: Plaatsnaam Rouwendaal, Rouwendal, in Olst, Overijssel.
Rouw, Rouws: Bijnaam. Middelnederlands rauw ‘Ruw, onbeschaafd’.
Rouwenhorst, Ruhorst, Rouwhorst, Roenhorst. Plaatsnaam afkomstig van een hoogte (horst) begroeid met ruw struikgewas (rouw-ruw). Plaatsnaam Rouwenhorst in Haaksbergen, Overijssel.
Rouwoos. Wellicht aanpassing van Rouaux.
Rouvoet, Rouwvoet, Ravoet, Revoet: Bijnaam voor iemand met ruige voeten. Vergelijk Middenenderlands ruvoetich, Nederduits Ra(h)foth, Ruhfoot, Duits Rauhfuss.
Rouxhe. Plaaatsnaam in Battice, Luik.
Rovaart, van de: Misschien de plaatsnaam Rovert in Goirle (Noord-Brabant):
Roven, Revins, Roevens, Rovenne: Vadersnaam. Limburgse vorm van Raven(s).
Rover, (de) Rovere, (de), de Roover, de Roover, den Roover, Derooven, Roovers, Rovers, Roevers. (de) Ruyver, de Ruijver, de Reuver, Reuvers, Ruvers. 1. Beroepsnaam van de dakdekker, uit het Middelnederlandse roeven: van een dak of zoldering voorzien. 2. Bijnaam voor een jager, maar ook voor een rover, plunderaar.
Rowies, Rovies. Vadersnaam van Spaans Ruis, variant van Ruy, Rodrigo, van Germaanse voornaam Roderik.
Rowland. Vadersnaam. Engelse vorm van de voornaam Roland.
Roxburgh. Platsnaam Roxberg in Huldenberg (Vlaams-brabant)? Of Schotse plaatsnaam?
Roy (de), Roye, (de) Roi, Roije, de Ruy, (de) Rey: 1. Vlaamse aanpassing van Leroi? 2. Voor de Roy(e), zie ook De Ro.
Roy, le, le Roij: Franse bijnaam Leroi ‘De Koning’.
Royberghs. Plaatsnaam Rodenberg in Atrecht of St.-Pieters-Rode (Vlaams-Brabant).
Royer, Rouyer, Rouir, Rouire, Royr, Rouyre, Rouy, Rouwir, Rowie, Rowier, Ruir, Ruire, Royers, Roijers, Roijer, Roeiers, Roeyers, Rooyers. Vadersnaam uit de Brabantse vorm van de Germaanse voornaam hroth-hari; zie Roder/Roder, Royers.
Roet, Royez, Royes, Rouyet: Bijnaam. Oudfrans roi: gestreept. Vergelijk Strijp.
Roza, Roosa: Moedersnaam, heiligennaam Rosa. Of Waalse vorm van Frans Rosard, uit hybridische voornaam Rosa + Germaans hard.
Rozee, Roozee: Spelling voor Roz, Rozet, variant van Rousset, Rouset, Rouzet, verkleinvorm van Oudfrans ros, Frans roux; ‘Rood(harig).’
Rozemeijer: Bijnaam van de meier op een plaats met rozen.
Rozemond, Roozemond: Moedersnaam. Germaanse voornaam Rosamunde. Ook Duits familienaam Rose(n)mund.
Rozenberg: Verspreide plaatsnaam.
Rozenbrand. Joodse familienaam. Misschien =Rosenblatt.
Rozenfarb. Joodse familienaam; rozenkleur.
Rozendaal, Rozendal, Roozendaal, (van) Rosendaal, Roosendaal, Ruizendaal, Ruijsendaal, Ruysendal, Ruisendaal: Plaatsnaam Roosendaal (Noord-Brabant) of Rozendaal (Frans-Vlaanderen, Gelderland, Zuid-Holland).
Rozinga: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese mansnaam Roos, van Germaans hroth-so.
Rozenhout. Vernederlandsing van Duits Rosenholz of Re-interpretatie van plaatsnaam Rozenhoed in Oostburg (Zeeland) of Warhem (Frans-Vlaanderen).
Rozenstrauch, Rozenstroch. Duits; rozenstruik.
Rozenwajn, Rozenwain, Rozenfejn. Duits, Joodse familienaam Rosenwein; rozenwijn.
Ru, de: 1. Plaatsnaam Rue (Somme). 2. Deru = Duru. Plaatsnaam. Oudfrans ru, van Latijnse rivus ‘Beek’. 3. Uit Delarue ‘Van der Strate(n)’.
Rubais, Rubay: 1. Plaatsnaam Rubaix in Mont-St-Andr (Waals-Brabant). 2. Plaatsnaam Roubaix (Nord). Zie Deroubaix. 3. Zie Robaey(s).
Ruban, Ribant, Robbans: Middenfrans riban, Frans ruban: lint. Beroepsnaam van de lintenwever.
Rubberg. Variant van Rubbrecht? Of van Rodberg?
Rub: Zoals Robb, Robet, verkleinvorm van de voornaam Robert. Vadersnaam. Rubenstroth: Vervorming van (vermoedelijk) Duits Rbenstrunk ‘Rapenstronk’.
Rubenfeld, Rubinfeld: Duitse plaatsnaam Rbenfeld: rapenveld.
Rubenschub, Rubenschuh, Rubenschh, Rubenschul, Rbenschuh, Rubenschuh: De grondvorm is waarschijnlijk Rbenschul, blijkens 1395 Tileke Schulraven, Goslar. Middennoordduits rave, rabe: raap, Duits Rube. Beroepsnaam van de rapenteler, die rapen opbergt?
Rubinich, Rubinlicht. Duits, Joodse familienaam.
Rubino. Italiaanse bijnaam; robijn.
Rubinstein, Rubinsztejn, Rubenstein: Duits, Joodse familienaam Rubinstein: robijn (edelsteen).
Rubio. Spaanse bijnaam; rood, hoogblond.
Ruchem, Ruchemme, Ruchenne. Plaatsnaam Ruchheim in Ludwigshafen (Rijnland-Palts)?
Ruck: Beierse familienaam Ruck ‘Rug’. Of uit Rugg, van Rutger.
Ruckdeschel. Duitse familienaam Ruckdschel, Rucktaschel: rugzak. Bijnaam voor een trekker, rondreizend koopman.
Rcker, Rcker, Rucker, Ruckert. Vadersnaam Rucker is de Duitse vorm van de Germaanse voornaam Rutger, Rdiger. De voorouders van de dichter Friedrich Rckert (1788-1866) heetten in de 16de eeuw nog Rucker.
Rucloux, Roucloux: Plaatsnaam in Macquenoise (Henegouwen).
Ruquois, Rucquoi, Rucquoy, Rucquoij, Rucqua. Plaatsnaam in Moeskroen.
Rd, Rde, Rude, Ruden, Rudd: 1. Vadersnaam. Duitse korte vorm van Germaanse hroth-naam, zoals Rudolf. 2. Bijnaam. Middenhoogduits rude, rui(e)de, Duits Rude: reu, brak. 1392 Hans der Rd, Saulgau, heeft op zijn zegel een reu staan.
Rudaux, Ruda, Rudas. Oudfrans rudel, van rude: ruw, onbeschaafd.
Rudelsheim. Plaatsnaam Rudelsheim, nu Ludwigshhe (Rijnland-Palts).
Rudich, Rudig, Rudik. Vadersnaam. Duitse en Nederduitse afleiding van Germaanse hroth-naam; vergelijk Ruding.
Ruding. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hroth-naam.
Rul: Kan een spelling zijn voor Ruel, van Roel. Of verkort uit de la Ruelle.
Ruelle, de la: Plaatsnaam Ruelle, verkleinvorm van rue, ‘Straatje’.
Ruffler, Ruffy, Rufy, Rouffy: Variant van Rouffier, bijnaam voor iemand met korstige, schubbige huid?
Ruffer, Ruffert, Rffert: Duitse beroepsnaam van de Ausrufer: venter.
Ruffieux. Plaatsnaam Ruffieu (Ain, Isre), Ruffieux (Savoie).
Ruffo, Rufo. Spaanse bijnaam; roodharig.
Rug, Ruch, Regg, Rugg. Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Rutger.
Ruggeberg, Ruggenberg: Plaatsnaam Rggeberg in Enneptal (Noordrijn-Westfalen).
Ruggeri, Ruggire, Ruggieri, Ruggiero: Vadersnaam. Italiaanse vormen van de Germaanse voornaam Rutger; zie Roger(s).
Rugtier. Picardisch ruquetier, afleiding van ruquet, van ruque: aardklomp?
Rhle, Ruhl, Ruhle, Riehl, Ryl, Rylle, Ryll: Duitse vadersnaam van Rudolf. Riehl is ontrond.
Ruhmann, Ruhman. Duitse familienaam met verschillende mogelijkheden: 1. Voornaam Roman. 2. Afleiding van de voornaam Romboud, Romoud. 3. Afleiding van riviernaam Ruhme. 4. Nederduits van Rudemann. Ruhrmann: Afleiding van de riviernaam de Roer, Duits die Ruhr.
Ruidenga, wel van de Hollandse naam Ruudinga, van de Friese vadersnaam Ruurd (Ruwart) waarin de Friezen de tweede letter r niet uitspreken.
Ruig, de, Ruijgh: Bijnaam voor een ruige of ruwe kerel, ruigaard.
Ruigrok. Bijnaam naar de ruige, harige rok.
Ruimerman: Naar de huisnaam de Ruimer, van de Reumer Ԓomeinՠof Ԓoemer’.
Ruinemans: Afleiding van Plaatsnaam Ruinen (Drenthe).
Ruisaard, Ruijsaard: Vlaamse familienaam Ruys(s)chaert. Afleiding van Middelnederlands ruuschen ‘Lawaai, geruis maken, ruisen’. Bijnaam voor een lawaaimaker. Vergelijk de Ruijscher, Rausch.
Ruisch, Ruis, Ruysch, Ruys, Ruijs, Reuyss, Ruijs, Ruijsch, Ruysch, Ruijssenaars, Ruyssenaars, Ruijsink, Ruysink. Bijnaam voor een lawaaimaker uit het Middelnederlandse ruuschen: gedruis maken.
Ruissen, Ruyssens, Ruyssen, Ruysens, Ruysen, Ruijsen: Vadersnaam. Verkleinvorm op -so van Germaans hroth-naam.
Ruit, van de: Vermoedelijk geronde variant van van de Rijt.
Ruiten, van: Plaatsnaam Ruiten in Slochteren (Groningen) en Nieuwleusen, Overijssel.
Ruitenbeek, Ruitenbeck, Ruytenbeek, Ruijtenbeek: Plaatsnaam Ruitenbeek in Ede (Gelderland), Rutenbeeck in Leusden (Utrecht); of plaatsnaam Rutenbeck in Wuppertal (Noordrijn-Westfalen).
Ruiter, de, de Ruijter, Ruijters, Ruijtter, Ruijttere, Rutters, de Ruyter, De Ruytere, Ruyters, (de) Ruter, Rutter: 1. In het Middelnederlands betekent rut(t)ter zowel vrijbuiter, landloper en straatrover als lichtbewapende krijgsknecht of soldaat (te paard of te voet). 2. Het kan ook een afleiding zijn, zonder lidwoord, van de Germaanse voornaam Rhoterius (Hruadharius). Wat zoveel betekent als roem-leger. In dit geval is het een vadersnaam. In ieder geval is het een familienaam die verwijst naar een krijgshaftige (?) voorouder.
Ruiz. Vadersnaam. Spaanse variant van Ruy, Rodrigo, van Germaanse voornaam Roderik. Vergelijk Rowies.
Rul (van (den). Familienaam uit de plaatsnaam Rul in Heeze (Noord-Brabant).
Ruland, Rland: 1. Zie Roeland. 2. Eventueel plaatsnaam Ruland, Romaanse vorm van Rulen in St.-Pieters-Voeren (Limburg).
Rullaert, Rullert. Vadersnaam. Gepalataliseerde variant van Roelant (vergelijk Rulens), afleiding van Roeland of Roelof.
Rullen, van. Plaatsnaam Rullen, (Nuenen, Noord-Brabant).
Rulmonde, Rulmont, Reulmonde: Plaatsnaam. Waalse vorm van Ruremonde, Romaanse vorm van Roermond (Nederlands-Limburg) Maar de Duitse familienaam Rhrmund is een bijnaam voor een prater, die zijn mond roert.
Rulo, van. Plaatsnaam Ruurlo, Gelderland.
Rumler, Rumpler. Duits Rummler, pendant van Rommelaere.
Rumbeke, van, van Rumbecke, van Ruymbeke, van Ruymbek, van Ruymbeck, van Runbecke, Ruymbeke, Ruymbeeck, Ruymbeek: Plaatsnaam Rumbeke (West-Vlaanderen).
Rumelt, Rumel. Vadersnaam. Duits Rummelt, van Rumolt, Germaanse voornaam Romoud.
Rumigny, Rummeny, Rumney: Plaatsnaam Rumigny (Somme, Ardeche). Rumeignies is ook een variant van Rumillies (Henegouwen): 1195 Rumegni.
Rumfels, Rundfeldt: Plaatsnaam Romfelt in de Ardennen.
Rumkens, Rumkin, Rumke, Rmkens, Roemgens, Rmgens, Reumkens, Rmkens: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse hrm-naam, zoals Romboud.
Rummel. 1. Vadersnaam. Duitse afleiding van Germaanse hrm-naam, zoals Romboud. 2. Variant van Rommel.
Rumst, van, Rumste, van: Plaatsnaam Rumst (Provincie Antwerpen).
Ruckelen, van, Runkel, (van) Ronkel, Verronckel: Plaatsnaam Runkelen (Limburg).
Rundberg, Rumberg, Rumberger: Verspreide plaatsnaam Romberg (Noordrijn-Westfalen).
Runstraat, van der: Plaatsnaam Runstraat in Herpen (Noord-Brabant).
Runxt, van. Plaatsnaam Runkst.
Rupert, Ruppert, Ropertz. Vadersnaam. Duitse vorm van Germaanse voornaam Robert, zie Robrecht.
Rupus, Ruppus. Latinisering van Rupp?
Rupp, Roup, Rupf. Vadersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Ruprecht, de Duitse vorm van Robrecht (hroth-berth).
Ruppel. Vadersnaam. Germaanse voornaam hroth-balth ‘Roem-moedig’. Rodboldus, Ruodpold.
Rppel, Ruppel: Vadersnaam. Duitse afleiding van de voornaam Rupert.
Ruppen, Ruppin, Rupping, Roupain, Roupin: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Rupp.
Ruppol. 1. Vadersnaam. Duitse familienaam Ruppold; zie Ruppelt. 2. Variant van Ripoll.
Ruprecht, Rupprecht, Rupprich, Rouprich: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Robrecht.
Rus, Rusch, Russe, Russ, Ruschke, Ruskin, Ruske, Ruschel, Rusz: Vadersnaam. Uit so-verkleinvorm van Germaans hroth-naam.
Russe. Verschrijving voor Russeau=Rousseau.
Russchen: Plaatsnaam Russchen bij Donkerbroek (Friesland).
Russcher. Vadersnaam uit een Germaanse hroth -naam.
Russelt, van. Plaatsnaam Russelt in Wellen, Limburg.
Russon. 1. Plaatsnaam. Waalse vorm van Rutten (Limburg). 2. Vadersnaamr. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam hroth-so: Rotzo, Ruzo.
Rust, Ruste. 1. Duitse plaatsnaam Rust: olm, iep. 2. Oude voornaam Rusto. 3. Nederduits en Middelnederlands ruste: rust(plaats).
Rustemeier. Oorspronkelijk Rustemeister: die bij het leger voor de uitrusting zorgt.
Ruster: Duits Rster. Beroepsnaam van de man die voor de uitrusting van het leger zorgt. Zie Rustemeier.
Rutgers, Rutger, Rger Rttgers, Rtgers, ruthgeerts, Rutgeerts, Rudtgheerts, Rttger, Rottger, Rutges, Rutgersson, Rutgerson: Germaanse voornaam hroth-ger ‘Roem-speer’. Hrodger, Rudger, Rogger, Hrodgarius, Ruodgerus.
Ruthiel, Rutxhiel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse hroth-naam, zoals Rutger. Zie Routhiaux 2.
Rutland. Vadersnaam. Oude vorm van de voornaam Roland.
Rutot. Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse hroth-naam.
Rutsch, Rutsche, Rutsch, Rtsche, Rutschi, Ruchtie. Zwitsers-Duitse familienaam uit de Duitstalige plaatsnaam Rutsch: helling. De naam Ruchtie is de Nederlandse schrijfvariant gegeven aan een Zwitserse familie die begin 18de eeuw naar Nederland (Sappemeer) verhuisde.
Rutten, van, Rutteman, Rotte, le Rtte, van Ruiten: Plaatsnaam Rutten (Belgisch-Limburg).
Rutte, Roet, Roete, Ruthe. Moedersnaam. Germaanse voornaam: Hroda, Hruada, Ruoda, Ruta, Hroda, Hruda. Rotkin is een vrouwennaam in de negende eeuw.
Ruttelinck, Ruttelynck. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Rutger of andere hroth-naam. Vergelijk Rutten(s), Rutter.
Rutten, Ruttens, Rtten, Ruttyn, Ruttijn, Reuten, Ruyten, Ruytens, Ruijten. Vadersnaam, knuffelvorm van Rutger of andere hroth-naam.
Rutjens, Rutjes, Rietjens. Vadersnaam, zie Rutgers, of van blut, nietig, arm.
Ruttner. Duitse familienaam Reuttner, Reutner, van plaatsnaam Reutin.
Rutze, Rutz, Rutzel, Ryczke: Vadersnaam. Duitse afleiding van hroth-naam, zoals Rudolf. Vergelijk Ruts.
Ruurds. Vadersnaam. Germaanse voornaam firth-hard (vergelijk Rottar) of hroth-ward (vergelijk Roorda).
Ruwaert. 1. Ruwaard: opzichter, beheerder, bevelhebber van een stad, landvoogd, van Frans dialect rewart, rowart. 2. Afleiding van Delrue. 3. Zie Roha(e)rt.
Ruwalder, Rowold. Nederduits Rodewold(t), Duits Rodewald: gerooid bos. Of Nederduits Ruwoldt: ruw, ruig woud.
Ruwe, de, de Ruywe, de Reuwe: 1. Bijnaam: ruw, ruig, onvriendelijk, wreed. 2. In sommige gevallen is aanpassing van Derue mogelijk.
Ruwisch, Rubisch, Rubisse: Rauhe Wiese: ruwe weide.
Ruyffelaere (de), de Ruijffelaere, Ruyfelaere, Ruyfflaere, Rouffelaere, Rouffelaers. 1.Variant van de vadersnaam Ruyffelart, afgeleid van Roef, een verkorte vorm van Roelof. 2. Beroepsnaam afgeleid van het Middelnederlandse rufelen: met schop of hak werken. Of uit het Middelnederlandse rifelen, rifelare: villen, stropen.
Ruynen, van. Plaatsnaam Ruinen, Drenthe.
Ruysschaert, Ruyschaert, Ruyskart, Ruysckart, Ruyssckaert, Russchaert, Ruscart, Ruscaa, Rusca, Rusquart: Afleiding van Middelnederlands ruuschen: lawaai, geruis maken, ruisen. Bijnaam voor een lawaaimaker. Vergelijk De Ruysscher, Duits Rausch(h)ardt.
Ruysbergh. Plaatsnaam Ruisberg in Duisburg, Vlaams-Brabant.
Ruysbroeck, van. Plaatsnaam Ruisbroek, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen.
Ruyscheure, van. Plaatsnaam Ruischeure, Frans-Vlaanderen.
Ruysel, van. Waarschijnlijk variant van Van Reusel. Of plaatsnaam rond 1200 Rusele in Noord-Brabant, Gelderland.
Ruysevelt, van, (van) Ruysseveldt, Ruysseveld, Ruyssevelt, van Ruijssevelt, van Ruysevelt, van Ruychevelt, van Ruyckevelt, Ruisseveldt, Ruijsseveldt, Ruyssevelde, Ruyseveldt, Rutsevelts, van Ruyskensvelde, van Ruyskensveld, Ruyskensveld, Ruyschensveld. Familienaam uit de plaatsnaam Ruscheveld: biezenveld. Zo is er onder andere een Ruisveldstraat in Tielt. De naam komt (en kwam) wellicht veel meer voor.
Ruysscher, de, de Ruijscher, de Ruijsscher, de Ruysser, Ruyssers, de Ruijssche, Ruijs, Ruis, de Ruijsscher, de Ruijeschee, Russcher: Bijnaam voor een lawaaimaker; zie Ruisaard.
Ruyssinck, Ruyssinckx, Ruysschinck, Ruijsink. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam ruzo, die op zijn beurt komt uit een hroth-naam, zie Ruissen.
Ruyt, de, Ruyte, de, de Ruyte, de Ruijt, de Ruijdts, de Ruydts: Middelnederlands ruut: onbeschaafd, ruw. Bijnaam.
Ruytaerd. Vadersnaam. Germanse voornaam hroth-hard ‘Roem-sterk’. Ruthardus. Zie Rotar.
Ruyteghem, van Ruytegem, van. Plaatsnaam Ruitegem in Nukerke (Oost-Vlaanderen).
Ruijtenburg, Ruytenburg, Ruitenberg, Ruytenburg, Ruthenburg, Roitenbarg: Plaatsnaam Ruitenborg in Dalfsen (Overijssel) of Ruitenberg in Zweeloo (Drenthe).
Ruythooren, Ruythoorens, Ruythoorn, Ruythoren. Bijnaam: die de hoorn laat schallen. Zinwoord met Middelnederlands ruten: schallen + hoorn. Vergelijk Duits Schellhorn.
Ruijg, Ruig: Bijnaam voor een ruige of ruwe kerel, een ruigaard.
Ruijgrok, Ruigrok: Bijnaam naar de ruige, harige rok.
Ruijmbeke, van; Ruijmbeek: Plaatsnaam Rumbeke (West-Vlaanderen).
Ruijssenaars: Bijnaam voor een lawaaimaker?
Ruijterman: Afleiding van de Ruiter.
Ruijven, van: Plaatsnaam Ruiven in Berkel (Noord-Brabant).
Ruyver, de, de Ruijver, de Reuver, Reuvers, Ruvers: Gepalataliseerde variant van (de) Rovere?
Rybak, Ryback, Rychback: Pools rybak: visser.
Rybels, Rijbels, Rypel, Riebbels, Riebel, Riebl, De Rybel, de Rijbel, de Rubbel. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam als Ribert, Ribout. In het Middelnederlands werd deze naam later gereinterpreteerd als ribel: rebel, muiter.
Rijbroek: Plaatsnaam Riebroek in Lichtervelde, Maldegem, Koolskamp, of Ribbroek in Westerlo (Provincie Antwerpen) of Rietbrock (Noordrijn-Westfalen).
Rijckevorsel, van: Plaatsnaam Rijkevorsel (Provincie Antwerpen).
Rijder, (de): Middelnederlands rider ‘Rijder, ruiter’.
Rijk, (de), (de) Rijke, de Rijcke, de Rijck, de Reijcke: Bijnaam voor een rijk, machtig, vermogend, aanzienlijk man.
Ryckaert, Ryckaerts, Ryckaerd, Rijckaert, Rijkaard, Rijckaerts, Rijkaert, Rijkaerts, Rijcquart, Rickaert, Rickert, Rieckaert, Riekaert, Reykaert, Reijkaert, Ryckoort, Rijckoort, Rijchoort, Resoort, Resort, Rycquart, Rocart, Rocar, Rocaert, Rocart, Roca, Rocardi, Ricca, Riccar, Riccardi, Riccardo, Rikar, Rikart, Rekar, Rekaers, Richard, Richards, Richaert, Richa, Richardson, Richerts, Richartz, Richarz, Richardy, Rischart, Ritschard, Ryssaert, Rijssaert, Ryshaert, Ritsaert, Ritsert, Ritzer: Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-hard ‘machtig-sterk’. Rikard.
Ryckebosch, Rykebosch, Rykebus, Rykebusch, Rykebus, Rykbosch, Rycbosch, Ryckbost, Rijckbosch, Rijckebus, Rijckebusch, Ryckenbusch, Ryckembeusch, Ryckembusch, Ruckebusch, Ruckebus, Ruckebuch, Ruckebusth, Ruqueboeuche, Reckelbus. Familienaam uit de plaatsnaam Rijkbos in Elene (Oost-Vlaanderen), Rikbos in Kachtem ( West-Vlaanderen) of Reebos/Rijkebos in Lede (Oost-Vlaanderen). Ook in Duitsland is er een Rukebusch bij Eschweiler.
Ryckaseys. Bijnaam Ricassez. Picardisch rique, Frans riche: rijk + assez: genoeg, vrij. Dus: vrij rijk.
Ryckeghem, van, Rykegem (van), van Rijckeghem, van Rijckegem, van Rykeghem. Familienaam uit de plaatsnaam Rijkegem in Tielt (West-Vlaanderen).
Ryckelynck, Rikelynck, Riklin, Rinclin. Afleiding op -lin, als een soort knuffelnaam, uit een Germaanse rik-naam zoals Rijkaard. (rk: rijk).
Ryckewaert, Ryckewaerde, Rijckewaert, Rijckwaert, Ryckwaert, Rickwaert, Ryekewaert, Ricouart, Rigoir. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam rik-ward; machtig-bewaarder. Ricuardus, Ricoardus, Riquardus, Ricquardus.
Ryckhalts, Rijkhals, Rickhals, Ryckalts, Ryckals, Rijckalts, Rijckals, Rykals, Rijkals, Rickalts, Rickal: Plaatsnaam Rijckholt (Nederlands-Limburg).
Ryckoort, Rijchoort: 1. Zie Ryckaert(s). 2. Verzwaarde vorm van Germaanse voornaam Rijkoud.
Rycquart, Rycquaert, Rijcquart: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam Rijkewaard (zie Ryckewaert). 2. Romaanse qu-spelling geeft fe-uitspraak weer, zodat Rycquart meestal een verschrijving van Rikart is (zie Ryckaerts).
Ryder. Middelnederlands rider; rijder, ruiter.
Ryf, Rijff, Rieff, Riff, Rif: Vadersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam rk-frith ‘machtig-vrede’. Rifridus, Rifrit. Zie ook Reif(f ) 2.
Ryffranck. Misschien aanpassing van Frans. Rivera(i)n: oeverbewoner.
Rijkbost, Rijckborst, Rijckbost: Plaatsnaam Rijkbos in Elene (Oost-Vlaanderen), Rikbos in Kachtem (West-Vlaanderen), Rijkebos in Lede (Oost-Vlaanderen).
Rijkeboer: Volksetymologische aanpassing van de Frans familienaam Dericbourg, Ricbourg, Ricquebourg. Plaatsnaam Richebourg (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Rijkers, Rikkers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Rijker: rk-hari ‘machtig-leger’. Ric(h)arius, Rikeru.
Rykeghem, (van) Rykegem, (van) Rijckeghem, Rijckegem, Van Rykeghem. Afgeleid van een plaatsnaam Rijkegem in Tielt.
Ryk, Ryks, Rijk, Rijks, Rijckx, Rijkx, Rijcks, Ryckx, Rykx, Rijx, Rycx, Rix, Rick, Ricq, Rijke, Rijken, Rijcken, Rycken, Ryken, Rykken, Rikken, Rikkers, Riek, Rieke, Rieks, Rieck, 2. Rich, Riche, Rice, Rische, Risch, Risse, Riss, Rits. 1. Vadersnaam uit de eenstammige rk-naam: rijk, machtig, koning of als deel van bijvoorbeeld Henric. De tweede groep kan ook een afleiding zijn van Leriche: de Rijke. 2. Zie ook Rijk(e).
Rijkhals: Plaatsnaam Rijckholt (Nederlands Limburg).
Rijkhof: Plaatsnaam Rijkhoven (Belgisch-Limburg)? Of veeleer volk etymologisch uit Rijkof, van Rijkolf, de Germaanse voornaam rk-wulf ‘machtig-wolf’.
Rijkse, Rijksen, Riekse, Riksen: Vadersnaam. Afleiding op –so van Germaans rk-naam: Richizo, Rikizo.
Rijlaarsdam: Plaatsnaam Reguliersdam in Zoetermeer (Zuid-Holland).
Rymer, Riemer, Rehmer: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-mr ‘machtig-beroemd’. Ricmarus, Rimarus. 2. Beroepsnaam. Middelnederlands, Middelhoogduits riemer: riemensnijder, riemmaker.
Rijn, de: Vadersnaam. Rein met secundair lidwoord? Of de riviernaam Rijn?
Ryn, van (den), van (den) Rijn, van (den) Rhyn van (den) Rhijn, van Ryne, van Rijne,vVan Reyn, van Reijn, van den Reijen, Rijnbeek, Rijnbach, van. 1. Familienaam uit woonplaats bij de rivier: de Rijn. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Ten Ryne in Egem en Oostkerke-Koolkerke (West-Vlaanderen).
Rijnberg: 1. Moedersnaam. Reinberg, Germaanse voornaam ragin-berg ‘Raad-bescherming’. Reginburga, Rainberga. 2. Zie van Rijnberk.
Rijnberk, van; Rijnberg: Plaatsnaam Rheinberg (Noordrijn-Westfalen).
Rynedyck. Plaatsnaam Rijndijk in Hazerswoude en Voorschoten (Zuid-Holland).
Rijneke, Renique: Vadersnaam. Spelling voor Reinicke, Reinecke, Rennecke, Nederduitse verkleinvorm van een ragin-naam, zoals Reinaard, Reinoud.
Rijneveld: Plaatsnaam Rijneveld in Alphen (Zuid-Holland).
Rijnsaard, Rijnsaardt: Vadersnaam. Met ingevoegde n uit Ryssaert, van Frans Richard, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rijkaard. Ook Frans Rinchard, van Richard.
Rijnsburger, van, Rhijnsburger, Rijnsbergen, van: Van de plaatsnaam Rijnsburg (Zuid-Holland).
Rijnten: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Reinaard.
Rynvos, Rijnvos. Waarschijnlijk = Rhijnvis(ch).
Rypers, Rijpers, Rippert, Ripert: Vadersnaam. Germaanse voornaam rk-berht ‘machtig-schitterend’. Richbertus, Ricbertus, Ripertus.
Rijpma, Rijpstra: 1. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaans bakernaam; zie Ribbe, Ribbers. 2. Afleiding van plaatsnaam De Rijp, Noord-Holland, Garijp, Hardegarijp (Friesland).
Rys, Rijs, Ryssens, Ryssen, Ris: 1. Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Riso, Risin. 2. Zie Henri. 3. Zie Reis.
Rijs, van: Plaatsnaam. Rijs ‘laats waar rijshout groeit’.
Rysbosch, Rijsbosch, Reijsbosch: Plaatsnaam: Bos met rijshout.
Rijsdijk, Rijsdam. Plaatsnaam.
Rys, Rijs, Ryssen, Ryssens, Ris. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Riso. 2. Zie ook Henri. 3. Zie Reis.
Rys, de, de Rijs, de Reys, de Ries. 1. Verkorte vorm van Van de Ryse (naam uit de plaatsnaam Rys: plaats waar rijshout groeit). 2. Variant van Reis: a. Vadersnaam uit een Germaanse ragin-naam. b. Variant van Rys: vadersnaam uit de Germaanse voornaam Riso. c. Verkorte vorm van Laureis: zie bij Laurentius.
Ryse, van de, den, van de(den) Rijse, van den Rijze, van de reysen, van de Reyse, van den, der Reysen, van Reijsen, van de Reijze, Verrijsen, Verrijssen, Verryssen: Plaatsnaam Rijs: plaats waar rijshout groeit. Vergelijk Van de Rijst. Plaatsnaam in Wingene (West-Vlaanderen).
Ryst, van de, der, Rijst, van de(der), van der Rest, de Riest, de Rijst, de Reyst, de Ryst, van (de(der) Riest, Rist, Verriest, Verhiest, Verreyst, Verreys, Verheyst, van de(den) Ryse, van de(den) Rise, van den Rijze, van de Reyse, van de Reysen, vande, der Rijse, van de Reyse, van de Reysen, van Reijsen, van de Reijze, Verrijssen, Verrijsen, Verrysen en wellicht ook Verniest, Vernieste. Familienaam uit de plaatsnaam Rijst, Riest, Rijs: plaats waar rijshout groeit (onder andere in Wingene (West-Vlaanderen).
Rijsbergen, van: Plaatsnaam Rijsbergen (Noord-Brabant).
Rysenaer. Misschien aanpassing van Duits Reisner: krijger.
Rijsdijk: Plaatsnaam in Rhoon (Zuid-Holland), Oosterhout (Noord-Brabant), Warnsveld (Gelderland).
Ryserhove, Reijserhove, Reyserhove, Reyzerhove: Plaatsnaam Rijsenhove in St.-Pieters-op-de-Dijk (West-Vlaanderen), Rysenhof in Ruddervoorde.
Rysermans, Rijsermans, Reyzermans: Synoniem met Middelnederlands riserleser: sprokkelaar.
Rysheuvels, Rijsheuvels: Vermoedelijk geen plaatsnaam, maar Re-interpretatie van: 1553 Godevaart Rijshevels, Hoorn-Antwerpen.
Ryskens, Rijskens, Reyskens, Reijskens, Riskin, Rischkin: 1. Afleiding van Rys. 2. Zie Reyskens.
Rijsmeester: Synoniem met Middelnederlands rijsmeyer ‘mpzichter over het rijs-of hakhout’.
Rijssel, van: Plaatsnaam Rijssel in Lochem (Gelderland) of Rijsel, Frans Lille (Nord).
Rysselaere, Rijsselaere: Rijselaar, uit Rijsel (Nord).
Rysselmans, Riesselmann: Afleiding van Van Rijssel. Vergelijk Middelnederlands Yperman = van Yper (Ieper).
Rysselt, van. Heerlijkheid Rijsselt bij Eefde (Gelderland).
Ryssen, Ryssens, Rijssen, Rijssen: 1. Door assimilatie van Ritsin, vleivorm van Ritsaard, van Richard. Zie Ryssaert.
Ryssen, van, van Reijsen: Plaatsnaam Rijssen (Overijssel).
Rijst, van der, Ryst, van de, der, van der Rest, de Riest, de Rijst, de Reyst, de Ryst, van (de(der) Riest, Rist, Verriest, Verhiest, Verreyst, Verreys, Verheyst: Plaatsnaam Rijst, Riest: plaats waar rijshout groeit. Bijvoorbeeld plaatsnaam ter Rest=ter Rijst in Heikruis (Vlaams-Brabant).
Rijstenbil: Onduidelijke herkomst.
Rijswijk, van; Rijsewijk, van Ruiswijk: Plaatsnaam Rijswijk (Gelderland, Noord-Brabant, Zuid-Holland).
Rijt, van (de), van de Rhijt, van der Reit, ter Riet, van (de) Riet: 1. Plaatsnaam Riet, Rit, Rijt, Reet ‘kleine waterloop, geul in buitendijkse gronden’.
S.
Saaftinge, van: Saaftinge is een oude heerlijkheid in Hulster Ambacht: 1257 Tsaftinge, Tsaeftinge, 1281 Saftinghe.Van de 14de tot de 16de eeuw raakte het land van Saaftinge overstroomd.
Saagsvelt, van: Plaatsnaam Saasveld in Weerselo, Overijssel.
Saakes: Vadersnaam. Friese mansnaam Sake. Verkorting van Germaanse voornaam met stam van Got. Sakan ‘Strijden’Oudfries sake.
Saaksman, Saecksma, Saexma, Saexma. Afleiding van de voornaam Sake.
Saal, Zaal, van, Verzaal, Salman, Zaalman: Vadersnaam. Friese mansnaam Sale, Saelle, Saalke, verkort uit Salomon.
Saane, van: Waternaam De Zaan (Noord-Holland), ook de Zaanstreek.
Saar, Sarr, Sarre, Sarens, Saren, Saerens, Saeren: Moedersnaam. Bijbelse voornaam Sara ‘Vorstin’. Of Sara als Germaans sarwa ‘Wapenrusting’. De Bijbelse Sarah zou het gebruik er van als vrouwennaam wel in de hand hebben gewerkt.
Saarloos, van, Charlouis, Charlois. Plaatsnaam Charlois, Rotterdam.
Saaij, Saeij: Vadersnaam. Variant van Soy, van Sohier/Soyer, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zeger. Vergelijk 13de eeuw Barewout filius Saiewins, Zeeland, van Germaanse voornaam Zegewin.
Saba, Sabath, Sabbat, Sabba, Szabat, Sabach, Sabah, Sabbagh, Sabbah, Sabato, Sabado, Sabbatini, Sabaddini, Sabbadin: Bijnaam voor een Jood, die de sabbat viert. Maar sabbat is ook heksensabbat. Vandaar de Oudfranse betekenis van sabat ‘Rumoer, lawaai’.
Sabat, Sabatt, Sabte: 1. Misschien variant van Sabatier. 2. Oudfrans sabateis: lawaai, tumult. Bijnaam. Vergelijk Sabat(h).
Sabatier, Sabathier. Beroepsnaam. Occidentaalse vorm van Frans Savetier: schoenmaker. Vergelijk Savat.
Saban, Sabban, Sabin: Vaders-, moedersnaam. Engelse familienaam van Latijnse heiligennaam Sabinus, Sabina.
Sabau, Sabaut, Saboux, Sabeau, Sabiau, Sabay, Sabbi, Sabia. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sabaldis. 2. Zie Zabeau.
Sabbe, Sabben, Sap, Sappen.1. Bijvoeglijk naamwoord voor een morsige, slonzige vrouw. 2. Voorouder afleiding van Abbe, een knuffelvorm uit Albert. Of de naam van Sabben zonder de van-aanloop.
Sabben, van: Plaatsnaam Sabbinge op Wolphaartsdijk.
Sabel, Sabels, Saebels, Sable, Sebel. Sabel is zwart bont, sabelbont. Beroepsnaam voor een bontbewerker. Zie ook Zabeua.
Saber. Vadersnaam. Waarschijnlijk van Chaber(t). Of eventueel Germaanse voornaam Sadebertus.
Sablon, Desablons: Plaatsnaam Sablon: zand, zavel. Le Sablon in Vloesberg (Henegouwen), Sablon in Casteau (Henegouwen). Vergelijk Van Zand, Desablens, Sauvelon.
Sablonier, Sablonnier. Beroepsnaam. Werker in een zavelgroeve. Vergelijk Zavelaer.
Sablonire, de la: Plaatsnaam Sablonnire ‘Zandgroeve, zavelgroeve’.
Sabot, Sabo, Saboo. Frans sabot: klomp (schoeisel). Beroepsnaam voor de klompenmaker.
Sabotier, Chabotier, Chabotier, Chabothier, Schappatier: Beroepsnaam van de klompenmaker. Vergelijk Sabot.
Sabour, Sabourin, Sabbour: Occidentaalse vorm van Oudfrans savor, Frans. saveur: saus, kruiderij, keukenkruid. Bijnaam. Vergelijk Savouret.
Sabu, Sabus, Zabus. Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Isabu of Isabeau?
Saby, Sabi, Sabir. Vadersnaam Sabi, Saby, Zuid-Franse variant van Sabin. Latijnse heiligennaam Sabinus. Sabir is hypercorrect.
Saccasijn, Saccasyn, Sackazyn, Sackesyn, Saquesyn, Sakesyn, Sakezyn, Sakezin: Afleiding van Franse familienaam Sacas: augmentatief van sac: grote zak, tas. Bijnaam of beroepsnaam.
Sacco, Sacchi, Sacchetti, Sacchet, Sacchetino, Saccheto, Saccone, Saccon: Italiaanse pendant van Sac, Zack.
Sace, Sache. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sahso, Sasso ԓaks(er)’. Vergelijk Sassen.
Sacp. Zinwoord. Oudfrans sachier, saquier: trekken, uit de schede halen, zwaaien + Oudfrans espee, Frans pe: zwaard, speer. Bijnaam voor een ridder die zijn zwaard trekt, zwaait. Vergelijk Duits Schuddesper, Engels Shakeshaft, Shakespear, Shakelance.
Sach. Variant van Duits Zach(e), Duits Zah: taai, volhardend.
Sachs, Sachse, Saks, Sax, Sas, (de), Sasse, Sass, Saes, Saez, Tsas, TՓas, ‘T Sas, Sase, Saxks, Sacks, Sackx, Sakx, Zass, Zas: 1. Sas, Saks(er), Middelnederlands Sasse. Volksnaam (uit Saksen). 2. Vadersnaamr. Het lidwoord kan op jongere Re-interpretatie berusten. Zie Sassen.
Sackebandt. Beroepsnaam van de zakkenbinder; vergelijk Stroobant. Middelnederlands sachant: band om zakken mee toe te binden; (ook) buikband.
Saechtlevens. Verdwenen familienaam. Bijnaam voor een zacht, vriendelijk iemand.
Sackenpr, Sackenprez: Verhaspeling met n-epenthesis van Sacqupe; zie Sacp.
Sacoor, Zaccour: Wellicht plaatsnaam Jaucourt (Aube). Of van Jeancourt of Joncourt?
Sacotte. Afleiding van sac; zak.
Sacr, Sacrez: 1. Christelijke voornaam ‘Toegewijd, gedoopt’. 2. Uit Sacreas, Zacharias.
Sacton, Saqueton. Afleiding van sac: zak. Vergelijk Zack, Saquet.
Sadet, Sadin: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans sade: aangenaam, bevallig, charmant.
Sadier, Sady. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Sadhari.
Sadok, Sadouk. Bijbelse naam, van Hebreeuws adoc, Grieks sadok, van edek ‘gerechtigheid’.
Sadoine, Sadaune, Sadonius, Sadonis, Sadones, Sadon, Sadons: Vadersnaam. Sadon is de Franse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Sado; Sadoine wellicht, van Germaans sad-win: Saduinus. Sadons is spellingvariant van Sadonnet. De familienaam kwam in Melden ook voor als Sadons, Sadonie en Sidaenes.
Sadoul, Sadoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Sadulfus.
Sadzo, Sadzot, Plaatsnaam Sadzot in Ereze (Luik).
Saeffoet, Saeyvoet, Suyvoet. Naam uit het Middelnederlandse savoor, chavoir, soefoer: visvijver.
Saegeman, Saegemans, Saegman, Sagemans, Zageman, Sagerman, Saergermans, Saegerman: Beroepsnaam van de houtzager. Vergelijk De Sager. 1
Saelemaekers, Saelemakers, Saelmaekers, Saelmackers: Beroepsnaam van de zadelmaker. Vergelijk Waal-Vlaams zale = zadel. Vergelijk De Sadeleer.
Saelemans, Saelman, Saelmans, Salemans, Salimans, Zalemans, Zaleman: 1. Beroepsnaam van de zaalwachter, deurwaarder. 2. Beroepsnaam van de zadelmaker; vergelijk Saelemaekers. 3. Eventueel vadersnaam. Germaanse voornaam Salaman, Salemannus. Vergelijk Sallmann.
Saelens, Saels: Vadersnaam. Afleiding van Middelnederlands Salin, vleivorm van de Bijbelse voornaam Salomon. Saelkin=Salemoen.
Saen (van), van Zaen, van (der) Zaan, van Saene, van der Saenen, van der Sanen, (van der) Zaenen, van Sannen. 1. Familienaam uit de waternaam de Zaan (Noord-Holland) of naar de Zaanstreek.
Saenen, Saanen, Sanen, Saens, Saen, Sanes. 1. Naam afgeleid uit Ҥes Hanen.’ Mogelijk huis- of karakternaam. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sano. 3. Moedersnaam uit de voornaam Sanne, van Susanna.
Saenz, Sanz: Wellicht van Saint-Sa’.s, plaatsnaam (Seine-Mar.) van St.-Sidonius.
Saeremans, Sarremans, Saremans. Moedersnaam. Afleiding van de voornaam Sara.
Saer, de: Vernederlandste spelling van Frans Desart. Romaanse plaatsnaam Sart, Frans Essart, van Latijnse exsartum ‘gerooide plaats, rode’. De naam is een pendant van van Rode.
Saersegem, van Saceghem: Plaatsnaam Sa(a)rsegem, waarschijnlijk in Zuid-West-Vlaanderen.
Saeijvoet: Volksetymologisch uit Saeffoet, van Middelnederlands savoor, chavoir, soefoe ‘Visput, visvijver’.
Saeren, Saerens, Saar. Moedersnaam uit de Bijbelse voornaam Sara wat vorstin betekent.
Saeyer, Saeyere De, De Sayer, Sayers, Seyer. 1. Beroepsbijnaam van de saaiwever, de saaiwerker. 2. Zie ook De Zaaier.
Saey, Saeys, Saeijs, Saeij, Say, Saye, Saeye, Saeyens. Vadersnaam, variant van Soy,Sohier, Soyer, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zeger (zie Zegerius).
Saeyere, de, Saeyer, de, de Sayer, Sayers, Seyer: 1. Beroepsnaam van de saaiwever, saaiwerker. 2. Zie de Zaaier.
Saeytyd, de, de Saetytijd, Saeytydt, Saeytijdt, de Saeijtijd, de Zaeytijd, de Zaeytyd, Zaeytyd, Zaeytydt, Zaeyteyd, Zaeyteyt, de Zaetydt. Familienaam uit het Middelnederlandse saettijt, zaettijt: zaaitijd. Bijnaam voor de zaaier.
Saffel, de: De Saffer, van Frans Lesaffre. Bijnaam. Oudfrans safre ‘gulzigaard, schrokker’.
Saffele, van den. Plaatsnaam Saffel: zavel. Vergelijk Zaffelstraat in Leeuwergem (Oost-Vlaanderen).
Safir, Saphier, Zafir, Szafiro, Szafirsztajn: Bijnaam voor de drager van de edelsteen, de saffer.
Safran, Safranck, Szafran,, Szafranek, Szafranska, Szafranski: Oudfrans, Frans safran: saffraan (de velare n wordt nk). Beroepsnaam voor de saffraanhandelaar.
Sagaer, Sagaert, Saghaard, Saghaar, Sagar, Sagart. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam sag-hard. Vergelijk Sago, Saganhart, Sagarius. 2. Of soms misschien de vervlaamsing van Sgard. Dit is dan weer de Romaanse vorm Zegaard van de Germaanse naam Segaert. Zie daar. In Kortrijk wordt Sagaert met het accent op de tweede lettergreep uitgesproken.
Sagehomme. Bijnaam; wijs man, rechtsgeleerde. Vergelijk Lesage.
Sager,de, (de) Sagers, de Sagher, de Saegher, de Saeger, de Saegre, de Saghre, de Sagre, de Saever, de Saver, de Zaeger, Zagers. Beroepsnaam voor een hout/plankenzager.
Saget, Sajet, Sagiot, Sajotte: Afleiding van sage. Zie Lesage.
Saglimbene, Saglimbni: Italiaanse familienaam Salimbene: spring goed; vergelijk Salenbien.
Sagon. Aanpassing van Segon, met voortonige klinkerwijziging.
Sagot, Saigot: Vadersnaam. Afleiding van Sagaert, Segaert of een sigi-naam?
Sahin, Aksahin, Kksahin, Byksahin. De familienaam Sahin (met en zonder s-cedille) is afkomstig uit Turkije.
Saigne, Saignes, Sagne. Oudfranse plaatsnaam Saigne: moerassig terrein. Vergelijk Dessa(i)gnes.
Saignier, Sagner, Sagnier, Saniez, Sanir, Sani, Sannier, Sanniez, Zannier, Zanier, Seignier, Saunier: 1. Oudfrans cenier, seignier, Frans cenier: kloosterling belast met de verzorging van het avondeten (Latijn cena), die voor de levensmiddelen zorgt. 2. Beroepsnaam Saignier: slager, bereider van (Oudfrans) saim, sain: vt, reuzel. 3. Of veeleer van Saunier.
Sailliez, Saillez, Saill, Saillet 1. Afleiding van Saillant of Saillard? 2. Spelling voor Salier.
Saillant. Bijnaam van een springer, vergelijk Saillart.
Saillart, Seliaerts. Familienaam uit het Oudfranse saillir: springen. Bijnaam: springer, danser. Ook vondelingennaam: 1778 Hubertus Saillart, gevonden in Brussel.
Sailly, Desailly, Dessailly: Verspreide plaatsnaam (Ardeche, Pas-de-Calais, Nord, Somme).
Saintdenis, Saindenis. Frequente plaatsnaam (Henegouwen, Namen, Seine, Oise, Manche).
Saintmont, Sainmont, Saynmont: Plaatsnaam Saint-Mont (Gers) en in St-Gry (Waals-Brabant). Of Sainmont in Tigne en Saive (Luik).
Saincir. Verspreide plaatsnaam Saint-Cyr.
Sainderichin. Een plaatsnaam Saint-Richin is niet bekend. Misschien vadersnaam. Richin met ironisch voorgevoegd Saint-; vergelijk Saint-Fabien, Saint-Guily.
Saingenest. Verspreide Franse plaatsnaam St-Genest.
Saint(-)Germain. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam, die 1 x in de provincie Namen en ruim 130 x in Frankrijk voorkomt.
Saint-Juste Mys. Dubbele naam uit Saint-Juste: Hatiaanse naam uit de plaatsnaam Saint-Juste (naam van de parochie: heilige Justus (de rechtvaardige)) of uit de moedersnaam (met dezelfde oorsprong) aldaar. En uit Mys (zie daar).
Sainlez, Seinlet. Plaatsnaam in Hollange, Luxemburg.
Sainsoilier. Bijnaam Cinq soilier(s)/souliers: vijf schoenen. Bijnaam voor een schoenmaker, zoals Duitse familienaam Siebenschuh?
Saint, Sain, Saing, Saints, Sainz, Saim, Sam, Lesaint, Lessain, Lessent, Lesent: 1. Bijnaam voor een heilig, vroom man. Of vadersnaam naar de heiligennaam Sanctus. 2. Of beroepsnaam voor een slager, naar Oudfrans saim, sain, Frans saindoux: reuzel, vet.
Saint Cricq. Plaatsnaam, Gers, Landes.
Saint Hilaire (de). Verspreide plaatsnaam (Nord, Pas-de-Calais, Somme).
Saint Michel, de, Saint-Michel, Saintmichel: Verspreide plaatsnaam.
Saintelet, Saintlet. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van de voornaam Saint, Sainte. 2. Zie Chantel.
Saint-Anthoine, de. Frequente Zuid Franse plaatsnaam.
Saint-Aubert, de, Saint-Auber, Saint-Aubert, Saintobert: Plaatsnaam (Nord).
Sainte, Sinte, Sintes. 1. Bijnaam voor een heilige, vrome vrouw. Vergelijk Saint. 2. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Sancta. Maar Sainte kan ook een Romaanse Re-interpretatie zijn van een Germaanse s(w)inth-naam, zoals Alsent of Frethesenta.
Sainte-Foy, de. Verspreide Zuid-Franse plaatsnaam.
Sainte, Saintes, Saintes, Sainte, Sinte, Desaintes, Desainte, Dessaintes, Dessainte, Desinte, Desseinte, Dessente: Plaatsnaam Saintes (Waals-Brabant), Nederlands Sint-Renelde.
Saintehuile. Volksetymologie, zie Saintil.
Sainte-Marie. Frequente plaatsnaam (Luxemburg, Waals-Brabant, Nord, Pas-de-Calais).
Saintfiet. Plaatsnaam Saint-Vith, Duits Sankt Vith (Luxemburg).
Saint-Georges, (de). Plaatsnaam, Luik, Nord, Pas-de-Calais..
Saint-Germain. Plaatsnaam, Namen en 134 maal in Frankrijk.
Saint-Ghislain, Saintghislain, Desaintghislain, Saint Guillain, Saint Guilain: Plaatsnaam (Henegouwen).
Saint-Hubert, (de). Plaatsnaam. Luxemburg.
Saintil, Sainthuile, Sainthuille, Saintehuile: Hypercorrect uit de plaatsnaam Sainte-Olle (Raillencourt, Nord): Ole is Picardisch voor Frans huile, van Latijn olea.
Saint-Jean, Saintjean, De Saint Jan: Plaatsnaam Saint-Jean-Geest (Sint-Jans-Geest, Waals-Brabant), Saint-Jean-Sart in Aubel (Luik) of een van de vele plaatsnamen Saint-Jean in Frankrijk.
Saint-Lger, (de), Sainlger, Seinleger: Verspreide plaatsnaam (Pas-de-Calais, Somme, Henegouwen, Luxemburg..).
Saint-Lon, de. Verspreide Franse plaatsnaam.
Saint-Marcoux. Plaatsnaam St-Marcoult in Opzullik (Henegouwen).
Saint-Mard, Saintmard, Saint Mart: Plaatsnaam (onder meer Aisne)
Saint-Martin, (de) St Martin: Uiterst frequente plaatsnaam (Namen, Nord, Pas-de-Calais, Aisne. 274 Franse gemeenten met die naam).
Saintmaux. Plaatsnaam Saint-Mau, van Saint-Marc (Namen).
Saint-Maxen, Saint-Maxent, Saint-Maxens. Plaatsnaam Saint-Maxent, Somme.
Saint-Maxim, Saint Maxin, Saint Machin: Waarschijnlijk variant van Saint-Maxen.
Saint-Mdard. Plaatsnaam, Luxemburg.
Saint-Moulin, de, de St Moulin: Volksetymologie voor Sart-Moulin, plaatsnaam in Eigenbrakel (Waals-Brabant) en Villers-le-Temple (Luik).
Saintoin. Plaatsnaam Saint-Ouen bij Parijs.
Saint-Omer, de. Plaatsnaam Sint-Omaars, Frans St-Omer (Pas-de-Calais).
Saintot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Saint.
Saint-Paul, Saintpaul, Saint-Pol, Saintpol, Saint-P, Desaintpol: Verspreide plaatsnaam Saint-Paul of Saint-Pol (Nord, Pas-de-Calais). Een voorvader van De Simpel staat in 1610 in Veurne geregistreerd als De Simpol.
Saint-Pierre, de. Plaatsnaam. Luxemburg, Pas-de-Calais.
Saintrain, Saintraint. Re-interpretatie als heiligennaam van oorspronkelijke Santrain.
Saint-Remy, (de), Saint-Rmi: Verspreide plaatsnaam (Nord, Pas-de-Calais, Luik, Waals-Brabant.).
Saint-Riquier, de, Saint-Requier: Plaatsnaam Sint-Rijkers (Somme).
Saintron, Saintrond, Sentron: 1. Plaatsnaam Saint-Trond, de Romaanse vorm van St.-Truiden (Limburg). Vergelijk Van Sintruyen. 2. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Sanctorius.
Saintvenant. Plaatsnaam Saint-Venant (Pas-de-Calais).
Saint-Viteux, Sainviteux, Saintviteux, Sainvitux, Sainvitu: Plaatsnaam Saint-Vitu in Abe (Luik), dat is Saint-Victor.
Sainz. Spelling voor Saint of Spaans Sinz, van Sanchez, van Sanctus.
Saiselet. Afleiding van Saison.
Saison. Oude verbogen vorm van de volksnaam Germaanse Sahso, Frans saxon: Sakser, Sas.
Saive, Sve, Sve: 1. Oudfrans saive, saige, Frans sage: wijs, ervaren. Vergelijk Lesage. 2. Plaatsnaam Saive (Luik); zie Desaive.
Sakier, Saqi, Saqui, Sakhir, Sakhi, Saghir, Saghy, Sagie, Sagi, Sagis: 1. Oudfrans sakier, saquier: zakkenmaker. 2. De vormen met g eventueel vadersnaam Sagarius.
Saksou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sahs-wulf ԓakser-wolf.
Sakko: Nederlandse spelling van de Italiaans familienaam Sacco ‘Zak’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Saktreger. Beroepsnaam van de zakkendrager, scheepslosser.
Sala, Salat, Sallat, Salet, Salez, Sale, Sale, Sallets, Sallet, Salle, Salley, Salle, Salaets, Salaerts, Sallaerts, Sallaets, Salard, Saelaert: 1. Uit Sarlet, Charlet, Franse afleiding van de voornaam Charles? Maar Charlet kan natuurlijk op Re-interpretatie berusten. 2. Afleiding van Frans sale: vuil?
Sala, Slaa: Italiaanse familienaam Sala, vooral in Lombardije. Ook Occitaans. Plaatsnaam met betekenis ‘Zaal’.
Salabert, Salberter, Salbeth, Sallebert: Vadersnaam. Germaanse voornaam sal-berht of Sadelbertus.
Saladin, Salaino, Salad, Salade, Salladini, Salentijn, Salentiny, Salandini, Salhadin, Saadelhin. Vadersnaam uit de Arabische voornaam Saladin: heil van het geloof. Deze naam kwam met de kruistochten naar Europa. De ridderlijke sultan Saladin van Egypte en Syrie veroverde Jeruzalem in 1187. Zo werd het een populaire literatuurnaam.
Salathong. Thaise familienaam.
Salazar. Spaans, Portugese plaatsnaam: Germaans sala: zaal + Baskisch zahar: oud. Plaatsnaam in Burgos.
Salcher, Salacher. Van plaatsnaam Salach, Beieren.
Salden. Naam uit Des Alden (= van den Alde): zoon van de oude.
Sale, Sal, Salles, Salle, Lesalle, Lesale: Bijnaam. Oudfrans sale: bleek, triest, vuil. Zie ook Delsalle.
Sale, Salee: 1. Plaatsnaam. 2. Zie Sala(t).
Salen, Salens, Saelens, Saelen, Salins. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Bijbelse voornaam Salomon.
Salenbien, Salenbier, Sallembien, Salembien, Salembier, Salembie, Salambier, Schalembier. Naam uit het Oudfranse zinwoord: saille-en-bien, van saillir; springen, en bien; goed (springt in ‘T goed). Bijnaam voor iemand die plotseling rijk geworden is (door erfenis of huwelijk). Vergelijk Salimbene, Duits Spring(en)sgut(h), Spring(g)uth, van Springintgut.
Salengros, Salengrois, Salingros, Salingret, Salingue: Afleiding van oudpiacrdisch salengue, salingre: zoutziederij. Maar 1891 Pierre-Clment Salingre, geboren in Meschede (Noordrijn-Westfalen), was de zoon van Theodor Salinger. Hier werd de Duitse familienaam Salinger aangepast aan de bestaande Waalse familienaam Salingre.
Salerno, Salerni. Plaatsnaam Salerno, aan de westkust van Italie.
Salesse, Sals, Sales, Salles, Sallese, Salles: Plaatsnaam Salesches (Nord), Sals (Tarn) of Salesse (Cantal, Creuse).
Salice. Italiaanse familienaam. Plaatsnaam; wilg.
Salin, Salien, Saldin, Saldien, Sail, Sail, Saille. Naam uit het Middelnederlandse sali, saelge, sailge, saelie: salie. Bijnaam voor de kruidenteler- of handelaar.
Salier. Afleiding van Middenhoogduits salhe; waterwilg.
Salier, Saliez, Salies, Sali, Salhi, Sailliez, Saillez, Salliez, Salliet, Sailer, Saille, Saillet: Oudfrans salier: zoutzieder. Beroepsnaam. Vergelijk De Souter.
Salires, Salieres: Middenfrans salire: zoutvat. Beroepsnaam van de zouthandelaar. Of plaatsnaam La Salire, bijvoorbeeld in Harveng (Henegouwen); zoutziederij.
Saligo, Saligot. Naam uit de ridderromans. Afgeleid van het Germaanse salik: bijnaam voor een vuilak, smeerlap (de slechte uit de verhalen).
Saliman. Arabische naam uit de voornaam Salim/Saleem/Salman: veilig, gezond, geheel, onberispelijk.
Salina, Salinas. Dialect vorm voor Frans saline: zoutmijn, zoutziederij.
Salis. Vadersnaam. Korte vorm van Marsalis, variant van Marcelis? Of Engelse familienaam Sallis = Sallows, naar de woonplaats bij de wilgen (Frans saule) ?
Salkim. Variant van Salkin? Turkse naam?
Salkin, Salkind. Vadersnaam. Engelse (of Middelnederlandse?) afleiding van de voornaam Salomon.
Sallet: 1. Uit Sarlet, van Charlet, Franse verkleinvorm van de voornaam Charles. 2. Verkleinvorm van Frans sale ‘Vuil’E
Salliau. Middenfrans salaud, afleiding van sale: vies mens, smeerlap.
Sallmann, Salman: 1. Beroepsnaam. Middenhoogduits Sal(e)man: vertrouwensman, zegsman, bemiddelaar, voogd. 2. Vadersnaam. Variant van de Bijbelse voornaam Salomon.
Sallustio, Sallustin, Sallus, Salluste. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Salustius of Sallustius.
Salm, van (de) Salm, van de(der) Zalm. Naam uit de plaatsnaam Zalm (Nederlands-Limburg), Salm (ook riviernaam) in Luik en Vulkaan Eifel (Duitsland). 2. Plaatsnaam Vielsalm in Luxemburg.
Salmier, Salmi, Salemi, Sallami, Salami, Salimi, Solomie, Sollami: Salmier = Psalmier: psalmenzanger.
Salmin, Salmain, Salomein, Sallemeyn: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Bijbelse voornaam Salomon. Vergelijk Moedersnaam Salmena. 2. Afleiding van Salmier.
Salom, Salome, Salon, Salone, Saleem, Salem, Salim, Salme, Salm, Solome, Soleme, Solem, Saume: Vadersnaam. Naast Salomon, de Romaanse verbogen vorm (cas-rgime van Salomonem) moet een onverbogen Romaanse vorm Salom(e)/Salm(e)/Saume (can cas-sujet Salomo) hebben bestaan. Salome, Solome kunnen ook wel afleidingen zijn voor Salom/Solom (en omgekeerd). Zie Salomon, Salome.
Salom, Salome, Salome, Salomez, Salommez, Salam, Sallami, Salami, Salemi, Salmi, Salimei, Salimi, Solem, Soleme, Solome, Solomee, Solomez, Solomie, Sollami: 1. Moedersnaam. Bijbelse voornaam Salome. Maar de voornaam was bij ons in de middeleeuwen ongebruikelijk. Maar de tante van Jacob Cats heette Salome Cats in 1571 in Brouwershaven. 2. Franse verkleinvorm van voornaam Salomon. 3. Zie ook Salmier.
Salomein: Ook Salmin. Vleivorm van de Bijbelse voornaam Salomon.
Salomon, Salomons, Salomont, Salomone, Salomoni, Salomein, Salamon, Salamone, Salamoni, Salamun, Salamson, Salmon, Salmont Salmona, Salman, Salmang, Saulmont, Saumon, Sauon, Somon, Sallman, Solomon, Salomonson, Solomons, Soulimans: Vadersnaam. De Bijbelse voornaam Salomo(n). Zie ook Salens, Sallmann 2.
Salperwick, Salperwyck. Plaatsnaam Salperwick (Pas-de-Calais).
Salpeteur, Salpet, Salp, Salpetier, Salptrier, Salptier. Beroepsbijnaam van de salpeterbereider of -verkoper. Vergelijk Saliter.
Salsac. Oude vorm van plaatsnaam Saussac (Cantal, Gironde, Vaucluse).
Salsone, Salson. Zuid Franse afleiding van salsa; saus. Beroepsnaam.
Salt, Salz, Zalc, Sals. Naam uit het Nederduitse Salt, het Duitse Salz, in het Luikse overgenomen als Sals: zout. Beroepsbijnaam. Vergelijk Salzmann.
Saltbommel, van. Plaatsnaam Zaltbommel, Gelderland.
Salter. Nederduits voor Duits Salzer: zoutzieder. Vergelijk De Souter.
Salteur. Zie Sauteur. 2. Naamwijziging (gemeente Houyet) van Salpeteur.
Salton. Afleiding van Oudfrans sait, Frans saut: sprong, schok.
Salu, Salut, Saluyts, Salluyts, Salluijts. Naam uit het Oudfranse Salut: heil, bescherming, beveiliging, groet. Bijnaam.
Salvador, Salvadore, Salvadori, Salvatore, Salvatori: Vadersnaam, Italiaanse, Spaanse vormen van Latijn Salvator ‘Redder, verlosser, heiland’.
Salvan, Sauvan: Vadersnaam. Volkse vorm van heiligennaam Silvanus.
Salv, Salve, Salve, Sauv, Sauvey, Sauvet, Savet, Save, Savay: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Salvatus ‘gered, verlost’. Vergelijk Italiaanse familienaam Salvato.
Salveniac, Salvniac: Plaatsnaam Salvagnac (Aveyron, Tarn).
Salverda, Saavedra: Friese familienaam. Afkomstig van Salverd in Franekeradeel (Friesland).
Salvi, Salvo. Italiaanse vormen van Latijnse heiligennaam Salvius, Salvus. Vadersnaam.
Salzberg, Zalzberg, Zalcberg: Frequente Duitse plaatsnaam Salzberg: zoutberg.
Salzburg, Salzburger. Plaatsnaam Salzburg, Oostenrijk.
Salzman, Salzmann, Zalcman, Salsmans. Beroepsnaam. Duits Salzmann; zoutman, zoutzieder.
Saltzherr: Foute spelling voor Duits Salzer ‘Zoutzieder, zouthandelaar’. familienaam De Zouter.
Sam: Engelse vadersnaam., korte vorm van Samson.
Saman, Samans, Zaman, Smann, Saeman. 1. Beroepsnaam van de zaaiman, de zaaier. 2. Saman/Zaman zijn mogelijk ook vervormingen uit Zandman: Familienaam uit de plaatsnaam Zande.
Samang, van, van Semang: Plaatsnaam Samang in Membach (Luik).
Sambeek, van, Sombeek, Zambeek, van Zantbeek. Plaatsnaam Sambeek (Noord-Brabant).
Sambour. Plaatsnaam Chambourg (Indre-et-Loire).
Sambre, Sambre, Sambree. Plaatsnaam Samre (Luxemburg).
Samedi. Familienaam naar de dagnaam zaterdag. Vergelijk Vrijdag.
Samelson. Vadersnaam. Zoon van Samuel.
Sameni. Plaatsnaam Chamigny (Seine-et-Marne).
Samier, Samiers, Samiez, Samir, Sami, Samy: Wel een variant van Sannier/Sagn(i)ez.
Samin, Samijn, Samyn, Samain, Sameyn, Sameijn, Semeyn, Saemen, Samens, Scharmin. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Samuel die in de 12de eeuw als als voornaam in West-Vlaanderen voorkwam. 2. Beroepsnaam uit het Oudfranse samin: fijne zijden stof. Dit geldt alleen voor de Samin-varianten.
Samison, Sammison. Waarschijnlijk Engelse verschrijving van Samson.
Sammels. 1. Bijnaam voor iemand die sammelt (talmt, zeurt, knoeit). 2. Vadersnaam uit de Bijbelse naam Samuel.
Sammens. Variant van Samens of Sammels.
Sammeth, Sammert, Sambeth, Sammut: Duits Sammet, Samt: fluweel. Beroepsnaam.
Samoy, Samoye, Samoey, Samoise, Samois, Sameys, Sameese, Semeese: Van Oudfranse werkwoord psalmoier, salmoier: psalmodiren, psalmen zingen?
Sampain, Saimpain: Re-interpretatie (als sans pain: zonder brood) van oorspronkelijke Sampin, vleivorm van de Bijbelse voornaam Sam(p)son.
Sampaix, Samp: Bijnaam. Sans paix: zonder rust, rusteloos.
Sampermans. Waarschijnlijk van Sammelmans. Variant van Sammels. Zie daar verder.
Sampit. Bijnaam Sans piti: meedogenloos.
Sampon: Aanpassing van Franse familienaam Champon, Plaatsnaam afgeleid van champ ‘Veld’. Of plaatsnaam Sampont in Hachy (Provincie Luxemburg).
Sampont. Plaatsnaam in Hachy, Luxemburg.
Samray, Samri, Sameray, Samerey, Sanrey: Waals samer: bewoner van de streek van Vielsalm (Luxemburg).
Samulse: Vadersnaam. Zoon van Samuel, Bijbelse voornaam.
Samijn, Semeijn, Semijn: Vadersnaam. Vleivorm van de Bijbelse voornaam Samuel.
Samson, Samsson, Sampson, Samsom, Samsoen, Sansone, Sanson, Sansoen, Sansom: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Samson/Simson.
Samsonau. Vadersnaam. Afleiding van Samson.
Samsonowicz. Slavische vadersnaam uit de voornaam Samson.
Samuel, Samuele, Samuels, Samul, Samu, Samuelov: Vadersnaam. Bijbelse voornaam.
San. Korte vorm voor Van San? Spaanse korte vorm van Santo, heiligennaam Sanctus?
Sana, Sanna, Sanne, Sannen, Saanen, Saenen, Sanen, Zannen, Zanen, Zanne: Moedersnaam. Korte vorm van de Hebreeuwse heiligennaaam Susanna. Zie Versaen.
Sanc, Sancke. Vadersnaam. Nederduitse afleiding van de voornaam Sanno; Saneke. Of van Sandtke: Santke (zie Santkin).
Sanchez, Sanches, Sanges, Sancho: Vadersnaam. Spaanse vorm van de Latijnse heiligennaam Sanctus ‘Heilig’.
Sanctorum, Sanctrum. Bijnaam naar het Latijnse woord sanctorum ‘Van de heiligenՠuit een liturgische tekst, wellicht voor een koster of geestelijke.
Sandbach: Plaatsnaam Sandbach (Beieren, Hessen, Noordrijn-Westfalen).
Sanctrum, Sancotrum. Bijnaam uit het Latijnse sanctorum: ‘Wan het heilige.’ Wellicht bijnaam voor een koster of geestelijke (en die hadden ook al wel eens kinderen).
Sanctus, Santus, Santy, Santij. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Sanctus. Santi is Italiaans.
Sana, Sanna, Sannen, Sanne, Saanen, Saenen, Sanen, Zannen, Zanen, Zanne. Moedersnaam, verkorte vorm van de Hebreeuws heiligennaam Susanna.
Sancy. 1. Plaatsnaam Sancy (Meurthe-et-Mos.). 2. Zie Censier.
Sand. Korte vorm voor Van Sand. Ook Duitse familienaam Sand, eveneens van plaatsnaam.
Sande, van, der. Plaatsnaam in Duitsland.
Sandbank. Plaatsnaam; zandbank.
Sandberg, Sandberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Sandberg: zandberg. Zie ook Zandberg.
Sande. Waalse reductie van Sandre.
Sandee, Zandee: Waternaam in Goudswaard (Zuid-Holland).
Sandee. Aaanpassing van franse familienaam Chandet, afleiding van Occitaans cande, Laijn. candidus: wit.
Sandefort, Sandifort, van Santvoort: Plaatsnaam Zandvoort (Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Zeeland), Santfort (Nederlands Limburg. Eventueel plaatsnaam Sandfurth (Nedersaksen), Sandfort(h) (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Sandelin. Vadersnaam. Vleivorm van Sander, van Alexander.
Sanderman, Sandermans, Santermans. Vadersnaam uit de Voornaam Sander, een verkorting van Alexander.
Sanders, Sander, Sanderse, Sandersen, Zander, Zanders, Saunders, Sandre, Sadre, Senders, Sender: Vadersnaam. Korte vorm van de Griekse heiligennaam Alexander.
Sander, de, Desandre, Desandere: 1. Desandre, Pas-de-Calais. Zoon van Sandre, Alexander. Zie ook Descendre. 2. Zie de Zanger.
Sanderman, Sandermans, Santermans: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sander, van Alexander.
Sanderse, Sanderson. Vadersnaam. Zoon van Sander.
Sanderus. Vadersnaam. Latinisering van Sanders. Humanistennaam van Antonius Sanderus, Antwerpen 1586, Affligem 1664; auteur van Flandria Illustrata.
Sanderville. Plaatsnaam Sandarville (Eure-et-Loir); eventueel Sandouville (Seine-Mar.).
Sandfurth, Sandfort. Duitse plaatsnamen Sandfurth, Sandforth, Sandfort, Santfort (Nederlands-Limburg).
Sandkoul. Plaatsnaam: zandkuil. Verspreide Duitse plaatsnaam Sandkuhle. Vergelijk Savelkoul.
Sandman, Sandeman: 1. Afleiding van Van den Zande. 2. Beroepsnaam van de zandvoerman of -handelaar.
Sandmeier. Meier, boer op zandig terrein.
Sandner: Duitse beroepsnaam van de zandgraver, -voerman of -handelaar.
Sandon. Plaatsnaam (Berkshire, Essex, Hertfordshire).
Sandor. Hongaars vadersnaam van Alexander.
Sandorff: Plaatsnaam Sandorf (Beieren), Sanddorf (Duitsland).
Sandoz. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sandre.
Sandraert, Sandrard, Sandart: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sander.
Sandra, Sandrat, Sandras, Tjandra, Sansdraps, Sansdrap, Sandraps, Sandrap, Sendrap: Vadersnaam. Frans Sandra(t), Waale vorm van Sandrard, afleiding van de voornaam Alexander.
Sandr, de: Desandr, van Desandre, zoon van Sander, Alexander.
Sandreczki, Sandreschi, Sandretti. Vadersnaam. Slavische en Italiaanse afleiding van de voornaam Alexander.
Sandrin, Sandrini: Vadersnaam. Italiaanse korte vorm van Alesandrini, vleivorm van Alexander.
Sandron, Sandront, Sadron, Sendrons, Sondron: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Alexander.
Sansen, Sansens, Sanse, Sans, Sanssens, Zanzen, Sensen. Vadersnaam uit Sansin, een knuffelvorm van de voornaam Sanson/Samson.
Sanfrinnon, Sanfrinon. Verhaspeling (in Vlaams-Brabant) van Chaufoureau (uit Waals-Brabant), met de normale aanpassing ch/s en de zo frequente n-epenthesis.
Sangeleer. Brabantse vorm van Frans Sanglier, Oudfrans sengler.
Sangen, van der. Dialect variant van Van der Sanden (vergelijk Kust Waals-Vlaams zange = zand).
Sangermann, Sangermano. Beroepsnaam. Afleiding van Sanger.
Sanglier. Familienaam uit het Franse sanglier: everzwijn. Bijnaam of huisnaam.
Sangiorgio, Sangiorgi. Italiaanse plaatsnaam San Giorgio.
Sanglan: Oudfrans sanglent: bloeddorstig, wreed. Bijnaam.
Sanglet. Afleiding van Sanglier.
Sanglier. Frans sanglier: wild zwijn, everzwijn. Bijnaam of huisnaam.
Sangster. Beroepsnaam. Engelse vrouwelijke vorm voor Sanger: zangeres.
Sanguin. Frans sanguin: donkerrood, bloedrood. Beroepsnaam voor een lakenverver.
Sanguinetti, Sangineto: Plaatsnaam Sanguineto in Liguri of Sanguinetto: kornoeljeboom, Cornus.
Sansens, Sansen, Sans, Sanse, Sanssens, Zanzen, Sensen: Vadersnaam van Sansin, vleivorm van Sanson, Samson.
Sanspeur, Sampeur. Bijnaam Sans peur: zonder vrees. Vergelijk Duits Ohnefurcht, Ohneangst.
Sanspoux, Sanspouls, Sampoux, Sampou, Sampoulx, Sampol, Sampos, Sanpoux, Sanpo, Sempoux, Senspoux, Sempos, Sempo, Sempot, Senpo. Re-interpretatie (als Waals sanspce: zonder duim) van Saint-Paul of Saint-Pol= Saint-Paul, plaatsnaam in Nord en Pas-de-Calais.
Sansterre, Santer, Santerre, Santerne, Santere, Senterre, Senter, Senster, Sandter: 1. Bijnaam Sans terre: zonder land. Vergelijk Landeloos. 2. Plaatsnaam Santerre, Latijn sana terra (Somme).
Sanstra. Waarschijnlijk verhaspeling van Sandra.
Santa, Sant, (de), Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Sancta. Bijnaam. Vgl Saint.
Santa Maria. Verspreide Italiaanse en Spaanse plaatsnaam.
Santacaterina, Santacatterina. Plaatsnaam.
Santander, Santaner. Spaanse plaatsnaam Santander.
Santana, Sant’Anna: Spaanse, Catalaanse en Portugese plaatsnaam: Sint-Anna.
Saint’Angelo. Verspreide Italiaanse plaatsnaam.
Santantonio. Italiaanse en Spaanse plaatsnaam.
Sante,van, Santen, van, van Zanten: 1. Plaatsnaam Xanten (Noordrijn-Westfalen). 2. Plaatsnaam Zanten, Frans Saintes (Waals-Brabant).
Santbulte. Familienaam uit gelijknamige plaatsnaam (zandheuvel) ergens op de grens Nederland-Duitsland.
Santiago, Tiago. Verspreide Spaanse plaatsnaam SantՉago (Sint-Jakob). Vooral bekend is de bedevaartplaats Santiago de Compostela.
Santin, Santing, Santens, Saintin. Afleiding van de Latijnse heiligennaam Sanctus.
Santon, Santhong. Naam uit het Franse Centon, dit is wellicht een afleiding van de voornaam Vincent.
Santonin. Vadersnaam. Afleiding van Santin.
Santos, dos. Portugese naam, in Nederland vooral afkomstig uit Kaapverdi en verder onder andere uit de Dominicaanse Republiek, de Filipijnen, Brazili, Angola en Portugal. Zie Santa.
Santkin, Sanquin, Saquin, Saengtien, Sandtke, Sentiens, Sentjens, Zentjens: 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Sanctus/Sancta. Vergelijk Santin, Sente(n). 2. Santkin eventueel Waalse gereduceerde vorm van Sanderkin, afleiding van Sander.
Santon, Santhong: Frans Centon, afleiding van de voornaam Vincent?
Santos. Portugese en Spaanse plaatsnaam.
Santrain, Santraine, Saintrain, Saintraint. Aaanpassing van Chantrain(e). Chant(e)raine = Santreyn = San train.
Santuz: Santus, van Sanctus ‘Heilig’.
Sanz. Oudhoogduitse afleiding van de voornaam Sanne, Sanno. 2. Nederduitse plaatsnaam Sanz bij Stralsund.
Sap, Sappen, Sapion: 1. Moedersnaam. Korte vorm van de Latijnse heiligennaam Sapientia of Sabina. 2. Zie ook Sabbe.
Sapart. Uit Frans Chappard: drager van een kap(mantel). Vergelijk Cappaert.
Sapin, Sappin, Sapyn, Sapijn: 1. Moedersnaam. Afleiding van heiligennaam Sapientia. Vergelijk Sap. 2. Eventueel Franse plaatsnaam Sapin: spar, den. Vergelijk Dusapin.
Sapion. Moedersnaam. Afleiding van Sap.
Sappenberghs. Plaatsnaam Dapenberg in Onze-Lieve-Vrouwe-Lombeek (Vlaams-Brabant).
Saquet, Sacchet, Saket, Sak, Sekeet: Oudpicardisch saquet, Frans sachet: zakje. Beroepsnaam. Vergelijk Zack.
Saraber: Onduidelijk. Misschien wel een verhaspeling van de plaatsnaam van zijn herkomst. 1706-1767 Pierre Sarrabere/Sarabre, Salies-de-Barn (Basses-Pyr.)-Den Haag.
Saragosse. Namen.
Saragossi. Spaanse plaatsnaam Saragossa.
Sarazin, Sarasin, Sarasijn, Sarazijn, Sarasyn, Saracen, Saraceno, Satacino, Sarrazin, Sarazijn, Sarazyn, Sarasin, Saradin. Familienaam uit het Middelnederlandse sarazijn: Saraceen, Arabier, mohammedaan, heiden. Soms afkomstig uit de gelijknamige huisnaam.
Sarboer. Aanpasing van plaatsnaam Cherbourg (Manche) of Sarrebourg (Moselle).
Sarcelle. Plaatsnaam (Seine-et-Oise).
Sarda, Sardar, Chardard. Afleiding van de voornaam Richard.
Sardeur. Frans chardeur, var. van cardeur: wolkaarder.
Sarin. Moedersnaam. Vleivorm van de Bijbelse voornaam Sara.
Saris, Sarris, Sar: Vadersnaam. Korte vorm van Sesaris, heiligennaam Cesarius.
Sarna, Sarnat. Uit Chameau, afleiding van charme: haagbeuk?
Sarneel: Vadersnaam. Variant van Serneel, dat is ‘s heren Neels ‘Daneelsՠof ԃorneels’.
Sarola, Sarolea. Plaatsnaam Sarolay in Argenteau (Luik).
Sarpette. Beroepsnaam. Frans serpette: klein snoeimes.
Serphatie, Sarphati, Serfati, Serfaty, Servaty: Joodse familienaam Sarfatti. Volksnaam van Spaanse en Franse migranten in Italie. Hebreeuws Tsarefati is een afleiding van Tsarefat, oorspronkelijk de naam van een Fenicische stad, nu met betekenis Ԇrankrijk’.
Sarpong. Wellicht niet een aaanpassing van Charbon (zie Carbon). Mogelijk een Ghanese familienaam.
Sarrau, Sarroult, Sarroute, Sarreau, Sara, Sarras, Sarra, Saray, Sarria: 1. Aaanpassing van Chareau, afleiding van Char. Zie Charrault. 2. Afleiding van Germaansee sar-naam?
Sarren, van der. Regressievorm voor moedersnaam Versaren: vrouw Sara. Versaren, een hoogbaljuw in het Waasland in de 16de eeuw noemde zich Vander Saren.
Sarria. Zie Sarrau. 2. Plaatsnaam in Baskenland.
Sarteel, Sartel, Serteels, Sarteuax, Sarteau, Sartiax, Sartiau, Sartieaux, Saurtia, Sortia, Sautel, Dusartel. Naam uit de plaatsnaam Sartiel, Sartel, afleiding van sart, Frans essart; gerooide plaats. Zie ook Harteel.
Sartenaer, Sartenar. Aanpassing van Duitse familienaam Zartner, afleiding van plaatsnaam Zarten. 1715 Hans Georg Zartner komt uit Beieren naar Hendrik-Kapelle en wordt opgetekend als Sartener, Sartenaer.
Sarter. Variant (van cas-sujet) van Oudfrans sarteur: ontginner, die bossen rooit, houthakker. 2. Zie Sartor.
Sartillo, Sartillot, Sartiliot, Sastrillo: 1. Afleiding van Oudfrans sart: rode, gerooide plaats. 2. Naamswijziging van oorspronkelijk Saligot.
Sartini, Sarti, Sarto, Sartor, Sartore, Sartorel, Sartorius, Sartori, Sartorio. Italiaanse naam uit het Latijnse Sartorius: kleermaker, snijder. Beroepsnaam.
Sartisse. Plaatsnaam (Les) Sartis in Courcelles, Hensies (Henegouwen).
Sarton: Plaatsnaam. Afleiding van sart ‘Rode’.
Sartor, Sartori, Sartorius, Sartoris, Sartorio, Satory, Sarter, Sartoirs: Beroepsnaam. Latijn sartor: kleermaker.
Sartre, Satre, Sastre: Beroepsnaam. Oudfrans sartre, van Latijn sartor: kleermaker. Zie Sartor.
Sartrys. Waals-Vlaamse variant van Sartisse.
Sas (de), Sass(e), Saes, Saez, Tsas, TՓas, ‘T Sas, Sach, Sachs, Saks, Saxe, Sax, Saxks, Sacks, Sackx, Sakx, Zas, Zass. Volksnaam voor wie afkomstig is van Saksen in het bijzonder, Duitsland in het algemeen.
Sas, van (der): Plaatsnaam Sas (Noord-Brabant), Sas van Gent (Zeeland).
Sasanguie, Sasangie. Uiterst zeldzame familienaam. Mogelijk verfranste naamvorm uit het oude Sasse (volksnaam voor iemand uit Saksen) + wig: de strijdende Saks.
Sasse: 1. Middelnederlands Sasse, volksnaam van de Sas, Saks(er), afkomstig uit Saksen. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sahso, Saxo, Sasso; ‘Volksnaam van de Zassen, Sachsen’.
Sassel. Duitse plaatsnaam.
Sassen, Sassenus, Saesen, Saesens. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sahso, Saxo, Sasso, volksnaam van de Sachsen (de Zassen). 2. Eventueel plaatsnaam zonder voorzetsel van de streeknaam Sachsen.
Sassenbrouck, van, van Sassenbroeck: Plaatsnaam Sassenbroek in Broekom (Limburg).
Sasserath. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Sassier, Sassi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sahs-hari ԓa(k)s-leger’.
Sasson. Frans saxon: volksnaam van de Saks(er). Vergelijk (de) Sas. 2. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Saxo ԓa(k)s’ vergelijk Sassen.
Sate, van der, van der Saete, Van Saet, Zaad. Familienaam uit het Middelnederlandse sate: woning, tijdelijk verblijf, kasteel.
Satens, Saetens: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse sath-naam, zoals Sadebertus, Saduinus (Satoinus), Sadulfus.
Saterdag. Bijnaam naar de weekdag, zaterdag.
Satin, Satijn, Satyn, Satinet: Middenfrans satin: satijn. Beroepsnaam van de wever of handelaar.
Satirus. Latijnse humanistennaam. Wellicht Satyrus: dichter (van satires).
Sattler, Sadler: Duitse beroepsnaam van de zadelmaker; vergelijk de Sadeleer.
Sauber. Duits sauber; rein, zuiver, schoon.
Saucin, Sausin: Plaastnaam Saucin in Isnes (Namen).
Saudemont, Saudmont. Plaatsnaam Saudemont (Pas-de-Calais).
Saudoyer, Saudouyes, Sodoyer, Sodoyez, Sodoy, Soudoyer, Soudoyez: Oudfrans soldoier: soldenier, huurling.
Sauer, Saur, Souer: Duitse bijnaam ‘Zuur, bitter, bars’.
Sauerbier. Bijnaam voor de brouwer van zuur bier, het bittere langer houdbare bier. Vergelijk Zuurbier.
Sauerman, Sauermann, Suermann. Suermann: Bijnaam voor iemand met een zuur, bitter, bars karakter. Zie Sauer.
Saul, Sal, Saulle, Saulx, Saux, Saut, Sauw: Plaatsnaam. Oudfrans sais, Frans saule: wilg. Vergelijk Desseaux.
Saulay. Plaatsnaam; plaats met wilgen.
Sault. Van Latijn saltus; bos.
Saunier, Saulnier, Lesaulnier, Sougnier, Sougniez, Sougnez, Sougn, Soune, Seunier: Franse beroepsnaam van de zouter, zoutzieder, zouthandelaar.
Saurin, Sauren. Afleiding van Oudfrans sor: bruinachtig geel. Vergelijk Saureau.
Saurtet. Afleiding van sart; rode.
Saury, Sauris. 1. Variant van Savary. 2. Spellingvariant van Soris; zie Souris.
Sausset, Sausset, Saucet, Saucez, Sauc, Sauce, Sausez, Sauzet, Sosset: Afleiding van Oudfrans sais, sauz, sause, Latijn salix: wilg. Vergelijk Dusausoit.
Saussu, Saussus. Variant van Oudfrans Saucy: plaats waar wilgen groeien.
Saussure, Saucure: Plaatsnaam. Oude naam van Carslbourg in Paliseul (Luxemburg).
Sauter. Afstammelingen van Jacob Sutter=Sauter in Reichenau (Bodenmeer). Duitse beroepsnaam Sauter = Suter (in het Alemannisch niet gediftongeerd) van Latijn sutor: naaier. 2. Zie De Souter.
Sautereau, Sautrau, Sautriaux, Sautron: Oudfrans sauterel, Frans sauterelle: sprinkhaan. Bijnaam voor een springer.
Sauteur, Salteur: Oudfrans salteur, Frans sauteur: springer, danser.
Sautier, Sauti, Sautire, Sautiere, Sauthier: Oudfrans saltier, sautier: psalmboek, Middelnederlands souter, Nederlands psalter, ook muziekinstrument: dertiensnarige harp. Bijnaam voor een muzikant. Vergelijk Duits Psalterier.
Sautreuil. Plaatsnaam in Arc-en-Barrois (Hte-Marne).
Savage: Variant van de Franse familienaam Sauvage. Bijnaam voor iemand met onsociaal gedrag, die zich wild en ongedisciplineerd gedraagt. Ook huisnaam.
Sauvage (de), Dessauvage, Dessauvages, Savage, Saouvagie, Souvage. Bijnaam voor iemand met een wild, ongedisciplineerd gedrag. Vergelijk De Wilde, De Wildeman. Ook huisnaam.
Sauvageua, Sauvageot, Sauvaget. Bijnaam. Afleiding van Sauvage.
Sauvai. Vadersnaam. Germaanse voornaam Saluvalus.
Sauvegarde. Verspreide plaatsnaam in Wallonie.
Sauvelon, Savelon: Plaatsnaam. Waals sa(u)velon, Frans sablon: zand, zavel. Vergelijk Sablon. In Fragne (Luik).
Sauvene, Sauvenay, Savenay, Saufnay, Sauvanaud, Savineau: Vadersnaam. Luxemburgse Waalse afleiding (met dubbel suffix -en, -inel) van Germaanse Sav-naam, zoals Savary.
Sauvenire, Sauvenier, Sauvenir, Delsauvenire, Sauviller(s), Saveniers, Savernier: Plaatsnaam Sauvenire, van Middenlatijn sabulonaria: zandgroeve (Namen). In Charneux (Luxemburg): 1404 preit del Savenier. Ook een stadswijk van Luik: 1107 Sabulonaria = 1226 in Sabuleto.
Savaria, Savariau. Vadersnaam. Afleiding van Savary.
Savart, Sava, Savas, Savat, Savardi: Vadersnaam. Germaanse voornaam sav-hard.
Savary, Savari, Savaris, Saveri, Saverijs, Saverys, Saveries, Saffery, Zavarise, Soferis, Sofferie: Vadersnaam Savary, Romaanse vorm van Germaanse voornaam sav-rk: Sabaricus, Savaricus, Savarich, Savaricus.
Savat, Savatte, Savaete, Chavat, Chavatte, Servaeten, Servaete, Cijvat: Oudfrans savate, Picardisch chavate ‘Schoeisel’. Beroepsbijnaam van de schoenmaker. Cijvat door voortonige klinkerwijziging.
Scherpenisse, (van): Plaatsnaam Scherpenisse (Tholen, Zeeland): 1206 Scarpenesse ‘Scherpe nes’nesse ‘Land dat in water uitsteekt’.
Savel (van den, der), van de(den) Zavel, van de Saevel, Versaevele, Versaevel, Versavel, Versavele. Familienaam uit de plaatsnaam Zavel: zand, plein.
Savel, Savels, Saeveld, Zavels, Savelen: 1. Savel, zavel ‘Zand, plein’. 2. Middelnederlands savel, sabel ‘Zwart (in de heraldiek); zwart bont, sabelbont’.
Savelkoul, Savelkouls, Savelkoel, Savelkoels. Limburgse familienaam Koel (kl): kuil. Plaatsnaam Zavelkuil: zandgroeve, in Berg, Genoelselderen (Limburg), Rummen (Vlaams-Brabant).
Savelberg, van, Savelbergh, van, Savenberg, Savelsberg, van Zavelbergh, van Zavelberg: Plaatsnaam Zavelberg in Erwetegem (Oost-Vlaanderen) en Vollezele (Vlaams-Brabant).
Saverwijns, Saverwijns, Saverwijns, Saverijns. Vadersnaam. Variant van Saverijs.
Savoij, Savoije, Savooij: 1. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Savia. 2. Streeknaam Savooie, Frans Savoie.
Savignet. Plaatsnaam Savign (Vienne, Sarthe, Indre-et-Loire).
Savigny, Savigni: Verspreide plaatsnaam Savigny.
Savin, Saveyn, Saveijn. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Sabinus/Savinus.
Savine. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Sabina.
Savinien. Latijnse heiligennaam Sabinianus.
Savoi, Savoie, Savoir, Savoye, Savoy, Savooy, Savoey: 1. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Savia. 2. Zie De Savoye.
Savonet, Savon, Savone: Afleiding van Frans savon: zeep. Beroepsnaam van de zeepzieder.
Savonie, Savonije. Waarschijnlijk van Savigni.
Savouret, Savour: Oudfrans savoret: smakelijk; zacht, aardig. Bijnaam.
Savy. Plaatsnaam (Aisne) of Savy-Berlette (Pas-de-Calais) of in Longchamps (Luxemburg).
Saxer. Volksnaam van de Sakser.
Sayette. Oudfrans saitete; pijl. Beroepsnaam.
Sayez. Waarschijnlijk variant van Sailliez.
Scaillet, Scaillez, Scaliet, Scalliet, Escale, Scalais, Schaille, Schaillee, Schaillez, Schailli, Schaalje, Xhat, Xhaet, Xhayet: Afleiding van Oudfrans escale, escaille, van Oudnederlands skal(j)a: lei, Zuidnederlands schalie. Beroepsnaam van de leidekker. Maar sommige vormen kunnen net zo goed spellingvarianten zijn van Sc(h)aillier, Schallier; zie Escallier.
Scaillon, Schallon, Scalon: 1. Oudfrans escaillon: sport, trede, trap. Bijvoorbeeld plaatsnaam Schalioen in Mal (Limburg). 2. Plaatsnaam Ecaillon (Nord). Zie Decaillon.
Scailteur, Scailteux, Cailteur, Cailteux, Xhaeteux, Xhayteux: Afleiding van Oudfrans escaille: lei. Beroepsnaam van de leidekker.
Scalabre. Franse aanpassing van Schelhaver.
Scal, Schaalje: Aanpassings van de familienaam Scaillet, Escal, van Schaille, Schaillee. Verkleinvorm van Oudfrans escale, escaille, van Oudnederlands skal(j)a ‘Lei’Zuid Nederlands schalie. Beroepsbijnaam van de leidekker.
Scarron, Scaron. Waarschijnlijk spelling voor Charron.
Scarbotte. Oudfrans escarbote: (mest)kever. Bijnaam. Vergelijk Kever(s).
Scarceria, Scarceriaux, Scarceriaeu, Scarcriaux, Scarcrieau, Scarseriaux, Scacriaux, Scacriaux: Bijnaam. Afleiding van Oudfrans eschars: zuinig, karig, krenterig, gierig. Vergelijk Escarsiaus.
Scarmur, Scarmure. Plaatsnaam in Limburg. De naam werd later als Schermer gerenterpreteerd.
Scarnier, Scarnire, Scarniere, Scarniet, Scherniers, Schernier: Middelnederlands schernier, schaernier: spotter. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans eschar(n): spot.
Scarset, Scarse, Scarsez, Scarcez, Schairse, Schairsee: Afleiding van Oudfrans eschars: krenterig, gierig. Vergelijk Scarceriau.
Scave, Scavee, Schavey, Schavay, Skevee, Skeve, Sckevee, Skive, Skivee, Scuve, Scuvee, Scuvie, Sckuvie, Sikivie, Squive: Plaatsnaam. Romaans scave, escave, van Latijn excavata: holle weg, groef. Xhave in Saive, Vinalmont en Wandre (Lxemburg).
Schaader. Bijnaam voor iemand die schade toebrengt, vijand, rover.
Schaaf: 1. Nederlands spelling van Duits Schaf ‘Schaap’. 2. Zie (van der) Schaaf.
Schaaf, (van der): Beroepsbijnaam van de timmerman.
Schaafsma: Friese afleiding van Schaaf. Beroepsbijnaam voor een timmerman.
Schaak, Schaake, Schaack, (de) Schaeck, Schaek, Schack, Schak, Schake, Schaakxs. 1. Naam uit schaak: schaakbord. Bijnaam voor een fervent schaker, schaakspeler. Op het zegel van de Kortrijkse familie Scaec stond een schaakbord. 2. Naam uit de regelmatig voorkomende huisnaam: schaak, schaakberd, in ‘t Schaeck.
Schaak, van. Variant van Van Schaick. 2. Huisnaam: Het Schaak; zie Schaake 2.
Schaal, Schaale, Schaele: Beroepsnaam van de schalenmaker, maker van weegschalen.
Schaalje is Schalia (Skalia), Schalinga (Skalinga), de vadersnaam van de oud-Germaanse voornaam Scal, die vroeger in Friesland als Skele (Schele) in gebruik was. In de geslachtsnaam Schaallema (Schalema, of Skalama was beter spelling) vinden we dezen ouden voornaam terug. Misschien ook in Schalekamp. En zeker in Scheelings.
Schaange, van Schadinge, van de Friese persoonsnaam Scato. In Twente Schaink (Skadink).
Schaap, Schaep, Schaeps, Schaaps, Schab, Schaab, Scheps: 1. Bijnaam naar de eigenschappen van het schaap, bijvoorbeeld de zachtaardigheid. Ook wel bijnaam voor een sukkel of dom mens. 2. Huisnaam.
Schaapman, Schaepman, Schapmans, Scheepmans, Scheepman, Schepmans, Schepman: Beroepsnaam van de schaapherder
Schaapveld. Re-interpretatie van Schaapvel. Beroepsnaam van de schapenviller of de looier van schaapsvachten. Vergelijk Duits Schaffell, Kalbfell.
Schaar, Schaer, Schaers, Scharre Scharres: 1. Beroepsbijnaam voor een scharenslijper of -smid, een snijder of scheerder. 2. Korte vorm van Van der Schaar.
Schaar, van der, van Schaaren, van Scharen, van Schaeren, Verschaeren, Verscharen, Verschaere. Familienaam uit de plaatsnaam Schaar, Schare. Schaar; oever, dijk, in Boechoute, Assenede, Oost-Vlaanderen, Ruddervoorde, West-Vlaanderen.
Schaardenburg, van Schaardenburgh, van. Hoofdzakelijk Limburgse familienaam. Er is een plaatsnaam. Scadenbourg in St-Martin-au-Lart (Pas-de-Calais). Ook een Nederlandse familienaam Scherrenburg. Aangezien burg- en berg-namen vaak verward werden, gaat de familienaam waarschijnlijk terug op een plaatsnaam in de streek van Diest (Vlaams-Brabant).
Schaarmann, Schaarmang, Scharmann: Beroepsnaam van de scharenmaker (vergelijk Schaarschmidt) of de scharenslijper.
Schaarschmidt. Beroepsnaam van de kleinsmid die scharen maakt.
Schaballie, Schabaille: Plaatsnaam in Zillebeke (West-Vlaanderen).
Schabel. Duitse bijnaam van werkwoord schaben; pesten, zich afbeulen.
Schaberg: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit de plaatsnaam Schadeberg (Nedersaksen)?
Schachne, Schachner. Die bij een Schachen woont. Middenhoogduits schache: stuk bos.
Schacht, (de), de Schachte, de Schagt, (de) Schaght, Deschagt, Schaght, Schaecht: Beroepsnaam. Middelnederlands scacht: ronde stang of staak, staf van speer of lans. Beroepsnaam van de schacht- of speermaker:
Schachter, Schchter, Schaechter, Schechter: Beroepsnaam van de maker van pijl-, lans- en speerschachten. Vergelijk Duits Schachtschneider. Zie ook (de) Schacht.
Schadee: Door verschoven accent uit Schade. Bijnaam, van het werkwoord schaden ‘Schade of nadeel toebrengen, benadelen’.
Schaddelee. Aanpassing van Zwitserse familienaam Schaedli, die beantwoordt aan Duitse familienaam Schdelein, afleiding van Schade.
Schaderon, Schadron. Plaatsnaam Schadron in Uden, Noord-Brabant.
Schade, Schaad, Schaede, Schaets. Bijnaam uit het werkwoord schaden: iemand schade/nadeel toebrengen. Duits Schade ԓchdiger, Feind’.
Schadeck, Schadick: Plaatsnaam Schadeck (Duitsland) in Attert (Luxemburg).
Schaeffer, Schaefer: Duits Beroepsnaam Schfer ‘Schaapherder’.
Schaeger, Schegers: Duitse familienaam Schagger voor de drager van Middenhoogduits schegge: nauwe, gestreepte herenrok, boerenkiel.
Schaegh, van der, Schaeghe, van der, (van) Schagen, van der Schaeg, van der Schaege, van der Schaeven, van der Schaeve, Verschaeve, Verschave, Verschage, Verschae, Verschaegen, Verschaever, Verschaver. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam (ter) Schage : kreupelhout, bosje (aan de rand van het veld). Deze plaatsnaam komt zowel in Vlaanderen als in Nederland voor. Vergelijk Engels shaw, Zweeds skog, Deens skov. Plaatsnaam Schage in Woumen (West-Vlaanderen), Schagen in Rozendaal (Noord-Brabant en Noord-Holland).
Schaekels, Schaekers, Schackels: Middelnederlands schakel: voetkluister, schakel van ketting. Bijnaam of beroepsnaam.
Schaeken, Schaekens, Schaken, Schaukens, Schouckens, Schoukens, Schuykens. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse scadekin, Noordduits scadekin, verkleinvorm van scaden ‘Schade, nadeel’. Zie Schade. 2. Uit Schalken(s): Zie Schalck.
Schaekers, Schaeckers: 1. Middelnederlands schaker: struikrover, rover. 2. Variant van Schaekels, door r/?-wisseling.
Schaele, van der. Middelnederlands schale: weegschaal, (stads)waag. Naar de woonplaats of voor de weger.
Schaepdrijver (de), Schaepdryver, Schapdryver, Schapdrijver. Beroepsnaam van de schaapherder.
Schaepherders. Boeroepsnaam van de schaapherder.
Schaepkens, Schepkens, Schpges, Schoepges, Schopges: Afleiding van Schaap. Bijnaam. Vergelijk Nederduits Schap(e)ke
Schaepmeester, de, Schaapsmeerders: Beroepsnaam van de schaapherder.
Schapeshooft. Bijnaam voor iemand met kroeshaar, krullenbol.
Schaerbeek, van, de Scarenbeke: 1. Plaatsnaam Schaarbeek. 2. Eventueel plaatsnaam in Aalst en Zwijndrecht (Oost-Vlaanderen).
Schaeren, van: Plaatsnaam Schare, Schaar ‘mever, dijk’in Biervliet, Cadzand, Retranchement (Zeeuws-Vlaanderen), Boechoute, Assenede (Oost-Vlaanderen).
Schaessens. Afleiding van Middelnederlands schaers: zuinig? Bijnaam.
Schaets. Middelnederlands schaetse: houten been, kruk, prothse, stelt. Bijnaam voor een kreupele, gehandicapte. 2. Eventueel afleiding van Schade.
Schaetsaert, Schotsaert. Naam uit het Middelnederlandse schaetse: houten been, kruk, stelt.
Schaetzen, de. Plaatsnaam Schaatsen in Sint-Huibrechts-Hern (Limburg).
Schaever, de, Schaevers, de Schauvre: Beroepsnaam van de schaver, de timmerman.
Schaeybroeck, van Schaeybroek, van, van Schuybroeck, van Schuytbroeck, van Schuijtbroeck, Schuybroek, Schuybroecks, Schuynbroek, van Scambrouck: 1. Plaatsnaam Schadebroek in Schorisse (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Schaadbroek in Overijse (Vlaams-Brabant). Of in Zuid-Holland? 3. Deze familienaam valt samen met de Brabants dialect vorm van Van Schoubroeck.
Schaf, Schafs, Schaff, Schaaff, Schaaf, Schaeff, Schaefs, Scafs, Scaf, Scaffe, Scaff, Scheffs: Bijnaam. Duits Schaf: schaap. Vergelijk Schaap.
Schafelaar, van den: Plaatsnaam Schaffelaar (Veluwe):
Schaffel, van: Plaatsnaam 1427 ter Scaffelt, Aaigem (Oost-Vlaanderen).
Schfers, Schaffer, Schaffers, Schaffer, Schaefers, Schaefer, Schaeffer, Scheefer, Schefer, Scheffers, Scheffer, Scheffert, Schffer, Schffers, Schoffers, Schoeffert, Schoeffer: Beroepsnaam. Duits Schafer, Schfer; schaapherder. Vergelijk Schapers.
Schaffel, Schaffell. Duitse beroepsnaam van de schapenviller.
Schaffeneers, Schaffner. Middelnederlands schaffenaer, Middenhoogduits schaffenaere: ambtenaar belast met toezicht, opzichter, intendant, hofmeester, rentmeester. Beroepsnaam. 2. Afleiding van plaatsnaam Schaffen bij Diest (Vlaams-Brabant).
Schafferaet, Schafraet, Schafrad, Schafrath, -Schafrand, Schaffrath, Schaffrand: Bijnaam voor iemand die graag raad schaft, raad geeft.
Schaft, van der, Schaft, van Schaften: Plaatsnaam Schaft in Valkenswaard (Noord-Brabant).
Schaftingen, van, Schaftinghen, van, van Schaftighen: Plaatsnaam. Verdronken dorp Saaftinge (Zeeland).
Schagen, van: Plaatsnaam Schagen (Noord-Holland). Zie ook Van der Schaegh(e).
Scaght, van der. Re-interpretatie van Van der Schlagt? Of van Verschate?
Schaik, van, van, Schaick, van Schaik, van Schaijik, van Schaijk: Plaatsnaam Schaijk (Noord-Brabant), Schadewijk bij Odijk, Utrecht. Of door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit plaatsnaam Schadijk in Horst (Nederlands Limburg).
Schakel: Middelnederlands schakel ‘Voetkluister, schakel van ketting’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Schakelaar: Beroepsnaam.
Schakman, Schackman, Schapman: De Waals-Vlaamse familienaam Schapman gaat terug op Scha(ck)man, een Duitse aanpassing van Jacquemin (vergelijk Duits Schang van Jean).
Schalandrijn, Schalandryn. Chalandrin, afleiding van Chalandre. Zie Schellander.
Schalbroeck. Plaatsnaam in Lummen (Limburg).
Schalckhoven, van. Plaatsnaam Schalkhoven, Limburg.
Schaler, Schaeler, Scheler: Duitse familienaam Schaler, Schler: Schiller, ontschorser (voor het looien). Beroepsnaam.
Schaleven: De naam Schaleven, Scaleven kwam omstreeks 1600 in het Land van Waas (Oost-Vlaanderen) voor. Uit Scaluwen, afleiding van de Caluwe ‘De kale’.
Schaliedecker, de. Beroepsnaam van de leidekker.
Schalk, Schalck, Schalckx, Schalke, Schalken, Schalks, Schelck, Schalkens, Schalkens, Scalquin, Schaeiltjens, Scheyltjens, Schellekens, Schelekens, Schelkens, Schelke, Scheltjens, Scheltiens, Scheltens, Scheullekens; Vadersnaam. Germaanse voornaam Scalco ‘knecht’.
Schalkoort: Wellicht Middelnederlands schalkaert, afleiding van bijnaam schalc ‘mnderhorig; boos, slecht, bedrieglijk, arglistig, listig’.
Schamp, Schamps, Scamps: 1. Bijnaam voor de schamper, spotter, die schamper is. Vergelijk Schampaert. 2. In Zuits Oost-Vlaanderen werd Deschamps verkort tot Schamp(s).
Schaltin. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Namen.
Schalkwijk: Plaatsnaam Schalkwijk (Noord-Holland, Utrecht).
Schamphelaere (de), (de) Schampheleer, de Schapeleere, de Schampheleire, de Schampeleire, Deschampheleire, (de) Schamphelaire, de Schamfeleer, de Schaemphelaere, de Schaempheleere, de Scamphelaire, Schanfelaer, de Schanfeleire, de Schanfeler, de Schamphamlaere. Naam uit het Middelnederlandse schampelen, schamfelen, schanfelen: struikelen (ook met woorden). Bijnaam voor een stotteraar, stamelaar.
Schamp, Schamps, Scamps. 1. Bijnaam voor een schamper, een spotter. 2. Zie ook Deschamp(s).
Schandeler. Duitse afleiding van Middenhoogduits schandel, van Oudfrans chandel: kaars. Beroepsnaam van de kaarsgieter, Frans Chandelier. 2. Afleiding van de Duitse plaatsnaam Schandel.
Schandevyl (van), (van (de) Schandevijl, Schandevel. Aaanpassing van de Franse familienaam Chdeville, Chadeville, Chefdeville, Duchefdelaville, met n-epenthesis. Plaatsnaam Che(f )deville: hoogste punt van een stad, dorp.
Schans, de. Renterpreterende spelling van Deschans = Deschamps.
Schans, van de: Plaatsnaam Schans in Zelem (Belgisch-Limburg), Deurne (Noord-Brabant), Gramsbergen Overijssel, Gastel (Noord-Brabant), Ouwerschie (Zuid-Holland), Roggel (Nederlands Limburg, Reek (Noord-Brabant), Weerd (Nederlands Limburg, Zwartsluis Overijssel, Someren (Noord-Brabant).
Schanus. Luxemburgse familienaam Schannus, Schannes, dialect uitspraak van Jannes. Vergelijk Rijnlands Schang, van Jean.
Schanze, Schantz, Schanzer, Schnzer, Schentzer: Verspreide Duitse plaatsnaam Schanze (en afleiding.): schans, versterking.
Schap, van. Wellicht huisnaam Schaap.
Schapelynck, Schapelinck, Schaepelinck,Schaepe-lynck: Afleiding van schaap. Bijnaam.
Schapelhouman: Duits Schapelhaumann? Middelhoogduits schapel, van Oudfrans chapel, van Frans Chapeau ‘Hoofdkrans van bloemen, hoofddeksel’ Haumann ‘Houwer’.
Schapendonk, Schaependonck, Schaapveld. Plaatsnaam. Wellicht kan het toponiem Schapendonk in Noord-Brabant gelokaliseerd worden als Raamsdonkveer. Het moet een hoogte betreffen waar schapen graasden.
Schaper, Schapers, Schaepers, Schper, Schpers, Schepers, Schoeppers: Beroepsnaam van de schaapherder, schaper.
Schapiro, Schapira, Chapiro, Sapiro, Sapir, Shapiro, Shapira, Szapiro, Szapira: Jiddische familienaam: afkomstig uit Spiers, Duits Speyer (Rijnland-Palts).
Schapman. De Waals-Vlaamse familienaam Schapman is een Re-interpretatie van Schakman.
Schardus: Uit Richardus?
Schar, Scharff, Scharfe, Scherf: Duitse bijnaam Scharf: scherp, onvriendelijk.
Scharfenberg. Duitse plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen, Saksen.
Scharlaeken, Scharlaken, Scharlaeckens, Schaerlaken, Schaerlakens, Schaerlaken, Schaerlaecken, Schaerlaekens, Scarlakens. Scharlaken is een fijne, rode stof. Wellicht betreft het hier een familienaam afgeleid van ofwel een handelaar in (beroepsnaam) of een drager van (bijnaam).
Scharley. 1. Aanpassing van Charlet. 2. Middelnederlands scharleie: scharlei, wilde salie. Bijnaam of beroepsnaam.
Scharloo: Vadersnaam. Aanpassing van Frans Charlot, verkleinvorm van de voornaam Charles.
Scharmin, Schermin: Waarschijnlijk hypercorrect voor Samin, met r-epenthesis. Vergelijk Sermijn.
Scharp, Scharpe, Sjerp: James Sharp (1722-1795) was de stamvader van de Nederlandse familie Sjerp. Simon Sharp was officier in het 36ste regiment Schotten in dienst van de Nederlandse Staten. Zijn zoon, Jan Simon Siearpe (ұ779 in Klundert) komt naar Belgie, waar zijn naam als volgt evolueert: 1801 Siearpe, 1830 Sciarp, 1854 Charp, later Scharp.
Scharre, Scharres, Scarr. 1. Wellicht (beroeps)bijnaam uit het Middelnederlandse werkwoord scarren: krabben, omwoelen, afkrabben, schrapen. 2. Zie ook Schaar.
Schartz, Scharz. 1. Duitse bijnaam voor een goochelaar, jongleur. 2. Plaatsnaam Schartz in Schellingen (Rijnland-Palts).
Schat, Schats, Schatt, Schatz, Schtze, Schets, Schetz: 1. Bijnaam naar een schat. Beroepsnaam van de schatbewaarder of van een schatter of inner van belastingen. Vergelijk Schatteman. 2. Zie Schattens.
Schattefor. 1. Naam uit chteau-fort (versterkte burcht): bijnaam voor iemand die in of in de buurt van die burcht woonde. 2. Beroepsnaam, variant/vereenvoudiging van schatheffer/schattefer: inner van de schattingen.
Schatteman, Schattemans, Schateman, Schattemann, Schattmann: Beroepsnaam van de schatbewaarder, penningmeester of schatter. Vergelijk Duits Schatzmann.
Schatten, Schattens, Scattens: Vadersnaam. Germaanse voornaam Scatto.
Schattevoet. Waarschijnlijk plaatsnaam op -voorde. Vergelijk van Dievoet, Marivoet. Wellicht E.ngelse plaatsnaam Shadforth (Durham).
Schtzer, Schatzer: Duitse beroepsnaam van de schatter. Vergelijk Schetter(s).
Schtzle. Vadersnaam. Afleiding van de oude Germaanse voornaam Scatto). Voornaam Scazilo. 2. Bijnaam, afleiding van Schatz. Zie Schat 1.
Schaub: Bijnaam. Middenhoogduits schoup: strobos. Vergelijk Stroobant.
Schauenburg, Schauenberg, van Schauwenberge, Schaumburg, van Schouwburg, Schouwenburg, Schouwenberg: Verspreide plaatsnaam Schauenburg, -berg Եitkijkpost’. Schauenburg (Hessen), Schaumburg (Nedersaksen, Rijnland-Palts, Beieren). Schauenberg (Noordrijn-Westfalen).
Schauergans. Duits zinwoord met Middenhoogduits schren: hoeden, beschermen. Beroepsnaam van de ganzenhoeder.
Schaumans, Scauman: Beroepsnaam van de schouwer, die een schouw of inspectie houdt. Vergelijk De Schouwer.
Schaus, Schauss. Zou een bijnaam zijn voor een grappenmaker, vastenavondgek.
Schausselen, van, Schousselen, van Schansselen: Plaatsnaam Schousel bij Temse (Oost-Vlaanderen) Schauselbroek en Schauselhoek in Steendorp, Bazel (Oost-Vlaanderen).
Schauwvlieger, Schauwvlieghe, Schauwvliege, Schauvlieg, Schavlieghe, Schavliege, Schaevlieghe, Schauwvliege, Schouvliege, Schouvlieger, Schouwvlieger, Schaulivege: Herinterpretatie van Schouwvliege. Zinwoord, samenstelling van werkwoord schuwen, schouwen ‘Schuwen, bang zijn voorՠ+ zelfstandig naamwoord vliege. Bijnaam voor iemand die vliegen schuwt of ze verschuwt, wegjaagt.
Schaverbeke, van, Schaverbeeck. Plaatsnaam Schaverbeke in Zwijndrecht (Oost-Vlaanderen), nu Schaarbeek.
Schayes, Schaijes, Schaeys, Schaheys, Scahaise: Waals-Brabantse aanpassing van Brabants Schouwhuis (Branbantse uitspraak schas, Waalse uitspraak skajs).
Scheck, Schech: Middenhoogduits schecke: gevlekt. Bijnaam.
Scheecqmans. De familienaam is ontstaan door een leesfout van Scheepmans. Bij het huwelijk van Vital-Jean-Baptiste-Alfred Scheepmans (Louvroil-lez-Maubeuge) in Monceau-sur-Sambre in 1913 maakte de ambtenaar een inktvlek op ep, zodat de familienaam er als Scheecqmans uitzag.
Schee, van der, Scheij, Schey, Kromschee, Scheede: Plaatsnaam. Middelnederlands schede, scheide ‘Tweesprong’.
Scheef. 1. Bijnaam voor iemand die zich scheef houdt. 2. Varitant van Duits Schaf: schaap. Bijnaam.
Scheefhals, Schevenals, Schevenhals, Schevenhels, Scheveneels, Schevenels, Scevenels, Scheefnels, Schevernels, Seevenels, Sevenels: Bijnam voor iemand met een scheve hals. Duits Schiefnacke.
Scheel, Scheele, Scheelen, Schelen: Bijnaam voor een schele.
Scheemaecker, de, Scheemaker (de), de Scheemacker, Scheemaeckere, Scheemakere, Scheemaeker, Scheemakers, de Schemackere: Beroepsnaam van de schedenmaker, de vervaardiger van scheden. Vergelijk Engels Sheather, Sheter.
Scheen, Scheenen, Schennen: 1. Middelnederlands scne: scheenbeen, schenkel, scheenplaat. Bijnaam naar het lichaamsdeel of het deel van de wapenrusting. Vergelijk Duits Schienbein. 2. Scheen kan ook dialect (Saksisch) ontrond zijn van Schon.
Scheenijs: Wellicht ontrond uit Scheunis, van Schoonis, lokale uitspraak van de plaatsnaam Schoonhees in Tessenderlo (Belgisch-Limburg).
Scheenloop: Aanpassing van de ontronde vorm van Duits Schnlaub ‘Schne Laube’. Duits Laube, Middennoordduits, Middelnederlands love ‘Luifel, galerij, zuilengang, binnenplaats, tuin’.
Scheenstra: Friese afleiding van plaatsnaam Scheene in Weststellingwerf (Friesland).
Scheepstra: Friese afleiding van schip.
Scheerders, de, Scheerdre, de Scheirdere, de Scheirder, Scheerders, Scheerder, Scheerer, Schierer, Scherrer, Scherer, Scheere, Scheer, Scheers, Schees, Scherre, Scher, Schers, Sches, Scheire, Scheir, Scheirsen, Scheirs, Schiers, Schier, Scheerens: Beroepsnaam van de scheerder, dat is ofwel de baardscheerder, barbier, ofwel de lakenscheerder, droogscheerder.
Scheerdijk, Scheerdyk, Schaardijk. Familienaam uit de plaatsnaam Scheerdijk: een langs een schaar of geul gelegen land. Of vervorming (n/r-wisseling) van Scheendijk (Utrecht).
Scheeren, Scheerens, Scheerden, Scheeres, Scheirens, Scheiris, Scheren, Scherens, Schrenne, Schren, Scherenne, Schrs, Scherrens, Squerens, Schieren, Schierens, Schieres, Schirren. Familienaam uit Scherin, afgeleid van werkwoord Squerens; scheren. Beroepsnaam van de scheerder: barbier, lakenscheerder. Zie ook Scheerder De.
Scheerlinck, Scheerlinckx, Scheerling, Scheerlynck, Scherling, Scherlinck, Scherlincx, Scherlynck, Scherlijnck, Scherlyngk, Scheirlinck, Scheirlinckx, Scheirelink, Scheirelinckx, Scheirllynck, Scheirlijnck, Schierlinck, Schierling: Middelnederlands scheerlinc, Middelhoogduits scherlinc ‘Dolle kervel’. Naar de groeiplaats of gebruik?
Scheermeijer: Duits familienaam Schermeier ‘Der Meier in/auf der Scher’.
Scheers, van: Plaatsnaam Scheerse in Gramsbergen, Overijssel? Of Scheers met secundair voorzetsel?
Scheerschmidt. Duitse beroepsnaam van de kleinsmid die scharen maakt.
Scheeuwijck, van, Scheeuwyck, Schewijck, Schwyck: Plaatsnaam Schadewijk in Eersel en Os (Noord-Brabant), Schawijk in Kerkom (Vlaams-Brabant) Of een andere plaatsnaam?
Scheeven, Scheyven, Scheijven, Scheijvens. 1. Variant van het Middelnederlandse scheef, scheyf: scheef, schuin, scheel. Bijnaam. 2. Vadersnaam, variant van Schijven. Zie daar.
Scheffel, Scheffels. Duits dialect (Elzas, Rijnland) variant van Schffe: schepen. Vergelijk Scheffen.
Scheffen. Limburgse vorm van schepen: wethouder. Vergelijk Schepens.
Scheffener: Duits Scheffner, klankwijziging van een klinkervorm van Schaffner, van Middelhoogduits Schaffenre ‘embtenaar belast met toezicht, opzichter, intendant, hofmeester, rentmeester’. De Zeeuwse familie Scheffener blijkt evenwel af te stammen van Friedrich Wilhelm Schiffner, die zich ca. 1803 in Zeeland vestigt, en die de zoon is van Christoffer Schiffner (1759) uit Bohemen. Schiffner is een variant van Schiffer’schipper’.
Scheffer, (de), Scheffers: Duits familienaam Schffer, naar gelang van het dialect Լb style='mso-bidi-font-weight: normal'>schaper, schaapherderՠof ‘’opzichter’.
Scheffermeyer. Duitse beroepsnaam van de schaapherder, schapenfokker. Vergelijk Schafer.
Scheffler, Scheffelaar, Schffler, Schoeffler, Schoffeleers, Schoffeniels, Schouffler. Duits-Zwabische beroepsnaam van de kuiper.
Schefman. Variant van Duits Schafmann. Vergelijk Schaapman.
Schei, Scheyen, Scheys, Scheijs: Middelnederlands scheye: stuk gekloofd hout. Bijnaam naar het knoestige voorkomen, voor een lomperd. Vergelijk Duitse familienaam Scheit. Middenhoogduits scht: blok (gekloofd) hout.
Scheijen (van). Familienaam uit de wellicht gelijknamige plaatsnaam (plaats nog onbekend). Of uit de plaats Schijndel (Noord-Brabant).
Scheid, Scheidt, Scheit, Scheidgen, Sheid: 1. Duits Scheide: schede. Beroepsnaam van de schedenmaker of huisnaam. 2. Plaatsnaam Scheide: wegscheiding. Plaatsnaam Scheid in Kronenburg (Noordrijn-Westfalen). 3. Duits Scheit, zie Schei.
Scheidtweiler, Scheidweiler, Scheiwiller. Plaatsnaam Scheidweiler bij Trier.
Scheider, de Scheeder, (de) Scheyder Descheyers: Beroepsnaam. 1. Scheidsrechter, bemiddelaar. 2. Eventueel schedenmaker. Engels Sheather.
Scheiff. Variant van Scheef? Of van Schiff?
Scheiffele. Waarschijnlijk van Schifferle, afleiding van Schiffer: schipper.
Schegget, ter: Plaatsnaam de Schegget in Gorssel (Gelderland), Laren (Gelderland), Goor, Overijssel. Afgeleid van scheg, schag, schaag, vergelijk Engels shaw ‘Bosje’van Oudengels Scaga.
Scheibner: Duits familienaam ook Scheiber, van Middelhoogduits schber’die een schijfspel speelt’. familienaam Schijver.
Scheidema: Friese variant van Scheideman, Scheyman, Duits Scheidemann ‘Scheidsrechter, middelaar’.
Scheiner, Scheinert, Szajner, Szajner: Vertegenwoordiger voor het gerecht, voorzien van een volmacht (Middenhoogduits schn, Duits Schein). Middenhoogduits Schnbote.
Scheitler. Waarschijnlijk variant van Scheiterer: die hout in stukken klooft.
Schekkerman: Wellicht uit Schikkerman, afleiding van Schikker.
Schelbach, Schelback. Duitse plaatsnaam Schelbach.
Schelde, van de, der, Schelden, van de(der), van der Schilden, Verschelde, Verschelden, Verschilde, Van de(der) Skelde, Skelden, Van de(der) Schilde, Vandenschilde, van den Schilde, van der Schilt, Vandesquille, Verschelde, Verschelden, Verschilde, Verschel (de), Verschelle, Versquel, Verschelve: Plaatsnaam ter Schelde, naar de riviernaam de Schelde.
Scheldeman. Afleiding van van der Schelde.
Schelder, Schelders. Bijnaam voor iemand die berispt, vermaant, laakt, scheldt? Vergelijk Duits Schelter. Maar wellicht veeleer variant van Schilder(s),
Schelfhof. Re-interpretatie van Schelfhout?
Schelfhout, Schelfout, Schelfthout, Schelphout, Schelhout, Schelfout, Schelfaut, Schelfhaut: Plaatsnaam Schelfhout in Graauw (Zeeland) en Temse (Oost-Vlaanderen).
Schelhaever. Zinwoord. Middelnederlands schellen: schillen, pellen. Beroepsnaam: die de haver schilt, pelt. Vergelijk Waals-Vlaams bloempelder, gerstepelder.
Schell, Schelle: Bijnaam. Middelhoogduits Schel ‘Luidruchtig, opvliegend’.
Schellaars: Afleiding van Middelnederlands werkwoord scellen ‘Schillen ‘of ‘Weerklinken, schallen’.
Schellaert, Squelart, Squelaert, Squelard, Squlard, Squlart, Squlard: 1. Familienaam uit het Middelnederlandse schellen: weerklinken, schallen. Beroepsbijnaam voor bijvoorbeeld de belleman, bijnaam voor een rumoermaker. 2. Familienaam uit het Middelnederlandse schelle, schele: schub, schild, malie. Beroepsnaam voor de maker van malinkolders, schilden of bijnaam voor iemand met een schubbige huid. Zie Schalck.
Schellander, Salandre, Sallendre, Salender: 1. Aanpassing van Franse familienaam Chalandre. Oudfrans calandre, chalendre: leeuwerik. Bijnaam. Zie ook Schalandrijn. 2. Ook Duitse familienaam Salender, van Middenhoogduits sallant: eigen goed van de heer. Ook plaatsnaam Saaland (Zwitserland).
Schellebroodt. Zinwoord. Bijnaam: die het brood breekt, met de hand in hompen deelt. Vergelijk Scheurweg(en).
Schelleisen. Bijnaam voor smid: die het ijzer laat klinken.
Schellekens, Schellkens, Schelkens, Scheltiens, Scheltens, Scheltjens: 1. Middelnederlands schelle, verkleinvorm schellekin ‘Schel, belletje, klokje’. Bijnaam voor wie met het belletje rinkelt of beroepsbijnaam van de bellenman. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Godschalk. Vergelijk Schellen. Zie Schalck.
Schelleman, Schellemans, Schelmans, Chelman: 1. Afleiding van schelle ‘Bel, klokje’. Naam voor de bellenman omroeper. Vergelijk Duits Schelllmann. 2. Beroepsnaam van de schiller, diegene die ontbolstert.
Schellens, Schelle, Schelle, Schelles, Schellis, Scheltens, Scheltinga: Vadersnaam, van Schallin, vleivorm van de Germaanse voornaam Godschalk.
Scheller: Zoals Schaller, beroepsnaam van de omroeper, of bijnaam van een luidruchtige prater.
Schellevis, Schelvis, Stokwis, Silvis. Plaatsnaam. Beroepsnaam.
Schellewaert, Schillewaert, Scheldewaert, Scheldewart, Bijnaam voor iemand die scheel kijkt. Afleiding van Middelnederlands scelu: scheel. Vergelijk Callewaert.
Schellinck, Schellinckx, Schelling, Schellings, Schellynck, Schellingen, Schellengs, Scheelings, Schelings, Schilling, Schillings, Schillinger: Bijnaam naar de oude muntnaam, de schelling, 1/20 pond of 12 penningen. Vergelijk Duits Schilling, Engels shilling voor iemand die beroepshalve met schellingen omging. Of voor een zuinig iemand.
Schellinkhout, Schellingerhout: Plaatsnaam Schellinkhout (Noord-Holland). Familienaam uit hout (holt: oude bosbenaming) en Terschelling. Naam naar woonplaats bij het Terschellingerhout op Terschelling.
Schelpe, Schelp: Middelnederlands, Waals-Vlaams schelpe: schelp, schaal, schub. Bijnaam voor een pelgrim naar Sint-Jakob van Compostela, naar de schelp op zijn hoed? Bijnaam naar de schubbige huid?
Schelpheuvel. De familie komt uit Essen, waar zo’. plaatsnaam zou zijn.
Schelstraete (van): Plaatsnaam Schelstrate in Aardenburg (Zeeland), Brugge (West-Vlaanderen), Dendermonde, Gent (Oost-Vlaanderen). Het gedeelte straete is duidelijk. Sc(h)el(t) is dat veel minder, er zijn heel wat Middeleeuwse mogelijkheden: ruzie, bel, Schelde, munt (1/20 van een pond Vlaamsch), plaats waar een zeedijk of dijk een afslaggat vertoont. Vrij vertaald zou de straat dus kunnen heten: Lawaaistraat, Bel (of Belleman-)straat, Scheldestraat, Wisselaarsstraat, Dijkgatstraat.
Schelven, van: Plaatsnaam.
Schelvergem, van. Familienaam uit de plaatsnaam Schelvergem bij Hillegem (Oost-Vlaanderen).
Schelvis. Beroepsnaam voor de visser of verkoper van schelvis.Vergelijk Pladijs.
Schemberg. Ontrondvan Schnberg.
Schenk, Schenck, Schink: Middelnederlands schenke ‘Schenker, wijnschenker, waard’.
Schemke, Schemmekes, Schimek, Schimanski, Schimansky: Vadersnaam. Variant ena fleiding van Silezisch Schimke, afleiding van de voornaam Simon.
Schenaerts, Scheenaerts: Waarschijnlijk ontronde vorm van Schoonaerts.
Schendel. Schindel: Middelnederlands schindel: houten dakpan, dekspaan. Beroepsnaam.
Schendelbeke, van. Plaatsnaam Schendelbeke, Oost-Vlaanderen.
Schendermaal, van. Plaatsnaam Xhendremael (Luik).
Schengen, van, van Schingen: Waternaam Schenge (Zeeland). Plaatsnaam Schengen in Remerschen (Duitsland), Schingen (Friesland).
Schenk, Schenke, Schenck, Schinck, Schink, de Schijnck, de Schynck, Schanck, Schank: Middelnederlands schenke: schenker, wijnschenker, waard. Beroepsnaam.
Schenkelaars. Beroepsnaam van de wijnschenker, waard. Middelnederlands schenkenaer. Vergelijk Schenkers.
Schenkenberg: Plaatsnaam (Brandenburg, Saksen).
Schenker, Schenkers, Schinker: Beroepsnaam van de wijnschenker, bierschenker, waard. Vergelijk Schenk.
Schenkeveld. Plaatsnaam Schinveld, Nederlands-Limburg?
Schep, Schepman, Schepp, Scheps. Beroepsnaam.
Schenkkan. Bijnaam voor de wijn- of bierschenker. Amsterdams-Joodse familienaam.
Schenten. Luxemburgs vadersnaam. Ook Schennetten, van Jeannette.
Schepdael, van, Vaneschepdael: Plaatsnaam Schepdaal (Vlaams-Brabant).
Schepemaker: Beroepsnaam van de scheepsbouwer.
Schependom, van: Middelnederlands schependom ‘Rechtsgebied van een schepenbank’.
Schepens, Schepen, Scheepens, Scheppens: Ambtsnaam van de schepen, lid van de schepenbank.
Schependom, van. Middelnederlands schependom: rechtsgebied van een schepenbank.
Scheper, de, Schepers, Scheepers, Scheipers, Schpers, Scheypers. 1. Naam uit het Middelnederlandse scheper: schaper. Beroepsnaam. 2. Uit het Middelnederlandse scheper: schepper. Zie bij Schepper. 3. Mogelijk ook uit schipper (beroepsnaam).
Scheperboer. Beroepsnaam van een schapenboer, schapenfokker. Vergelijk Scheffermeyer.
Schepper, de, Scheppere, de, (de); Scheppers, De Schopper, de Fchepper, (Noord-Frankrijk) Desqueper: Beroepsnaam van de kleermaker.
Scheppermans. Beroepsnaam van de kleermaker; afleiding van De Schepper.
Schequenne. Luikse aanpassing van Limburgse familienaam Schaeken.
Scherf, Scherfchen. Middennoordduits, Middenhoogduits scherf: muntnaam van de kleinste munt, ½ penning. Vergelijk Duits sein Sherflein beisteuern: zijn duit in ‘T zakje doen.
Scherff: Middennoordduits, Middelhoogduits scherf ‘muntnaam van de kleinste munt, ½ penning’. Vergelijk Duits sein Scherflein beisteuern ‘Zijn duit in het zakje doen’.
Scherier, Scherrier: Middelnederlands scherier, scheerre: scheerder. Vergelijk De Scheerder.
Schermie. Wellicht van Schermier, afleiding van Schernier.
Scherp: Bijnaam. Scherp ‘Nijdig, scherp, schrander’. Vergelijk Duits Scharff, Engels Sharp.
Scherpenberg, Scherpenberghs, Scherpenberg. Verspreide plaatsnaam Scherpenberg.
Scherpenhuijzen: Plaatsnaam Scherpenhuis in Terwolde (Voorst, Gelderland).
Scherpenisse (van): Plaatsnaam (Zeeland).
Scherpenzeel, (van) Scherpenseel Scherpenseels: Plaatsnaam Scherpenzeel (Gelderland, Friesland), Scherpenseel in Ubach-Palenberg (Noordrijn-Westfalen).
Scherpereel. Familienaam uit het Picardische escarperel, afleiding van Oudfrans escharpe of escarpe, van Oudnederlands skerpa, Middelnederlandse schaerpe, scharpe: pelgrimstas, reistas. Wellicht bijnaam voor een pelgrim. Vergelijk Palster. Of beroepsbijnaam voor de maker van.
Scherping, Scherpings, Scharping, Scherpijnck. Vadersnaam afgeleid van een Germaanse skarp-naam, bijvoorbeeld Scerpholt, Scherpinus.
Scherphuis: Plaatsnaam. 1695 Mense Dieters Scherphuis, Oosterwijtwerd. Zie ook Scherpenhijzen.
Scheper (de), Scheepers, Schepers, Schpers, Scheypers, Scherps, Schierp. Vadersnaam (zie Scherping) of bijnaam: schrander, scherp, nijdig.
Schermer, Schermers, Schermerhorn, Plaatsnaam Schermer, Noord-Holland.
Scherps, Schierp: Vadersnaam. (zie Scherping) of bijnaam: scherp, nijdig, schrander. Vergelijk Scharff, Engels Sharp.
Scherpenisse, Scherpernissen. Plaatsnaam Scherpenisse, Zeeland.
Scherz. Duitse bijnaam Scherz: spel, genoegen, grap, poets.
Schertzing: Plaatsnaam Scherzingen (Baden-Wrttemberg).
Schetgen, Schertges, Schetske: 1. Vadersnaam. Afleiding van oude Germaanse voornaam Scatto. Vergelijk Schattens, Schatzle. 2. Bijnaam. Afleiding van Schat 1.
Schetsen, van: Wellicht de plaatsnaam Schaatsen in Sint-Huibrechts-Hern (Belgisch-Limburg)
Schetters, Schetter, Chetter, Cetter: Vrabantse, Limburgse vorm van schatter ‘Schatter, taxateur, inner van belastingen’. Duits Schtzer.
Schuer, Scheurer, Scheuerer, Scheuern, Scheurren, Scheuren, Scheuerlein: Woonplaats, Duits Scheuer: schuur. Vergelijk Van der Schure(n).
Scheuerman, Scheurman, Schierman, Schiermann, Schuiermanni, Scheur, van de, der, Scheurs: Duits Scheuermann. Afleiding van plaatsnaam Scheuer ‘Schuur’. Scheurman kan ook een variant zijn van Schuurman. Schiermann is dialect ontrond; vergelijk Schierle.
Scheurkogel: Zinwoord? Vermoedelijk een huisnaam. Vergelijk de huisnaam Middelnederlands capruin/caproen betekent net als cogel ‘kap, mantelkap’.
Scheurweg, Scheurwegen, Scheurwegs, Scheurweghs, Scheurwegh, Scheurweghe, Schuerweghes, Schuerweg, Schuerwegen, Schuerweghs, Schuerwegh, Schuerweghes, Schuerweghen), Schuerewegen, Schuurweghen, Schurweghs, Schorrewegen. Bijnaam uit het zinwoord schoren/scheuren/splijten + (het Middelnederlandse) wegge, wigvormig tarwebrood (Duits Wecken). Dus: hij die het brood afscheurt, hompen afbreekt, uit het vuistje eet.
Scheufele. Beroepsnaam. middenhoogduits schvele, Duits Schaufel: schop.
Scheurwater, van de, der. Plaatsnaam.
Scheun, Scheune, Schene: Spelling van Duits Schn: mooi. Zie Schner.
Scheut. Wellicht bijnaam van een schutter.
Schevelenbosch, Schevelenbos, Schevelnbosch: Plaatsnaam (in Rolland?). Schiefelbusch in Lohmar (Noordrijn-Westfalen)?
Schevensteen, van. Familienaam uit een plaatsnaam uit het Middelnederlandse scheversteen: steengruis, kiezel, maar ook leisteen. Duits Schiefer.
Scheijbelaar, Scheijbeler: Duits familienaam Scheibler, afleiding van Scheibel, van Scheibe ‘Schijf’. Vergelijk Scheibner.
Scheijderberg: Plaatsnaam.
Scheyman, Scheymans, Scheijmans, Scheimann, Scheinman, Scheman, Schman, Chmanne, Chemanne, Schuysman, Scuyesmans, Schoysmans, Schoysman: Beroepsnaam van de scheidsrechter, middelaar. Middelnederlands scheidesman. Vergelijk Duits Scheidemann, Nederduits Sche(d)emann.
Scheijsen: Wellicht afleiding van Geijsen, van ‘s Geijsen.
Scheyvaerts, Schijvaerts, Schyvaerts: Vadersnaam. Zie ook Scheeven, Schijven(s).
Schiavo, Schiavone, Schioavon, Schiavoni, Schiavonetto. Italiaanse schavio, schavione; slaaf.
Schicht. Bijnaam: pijl, werpschicht. Beroepsnaam voor de pijlenmaker of de schutter. Vergelijk Pijlijzer.
Schick, Schickes, Schicks, Schicks, Schiks: Bijnaam. Middenhoogduits, Middennoordduits schick: met voorkomen, die zich weet te gedragen.
Schie, van, Plaatsnaam als Schiedam, Overschie, Zuid-Holland.
Schiebahn, Schiebaan: Vadersnaam. Slavische voornaam Schiban.
Schiebroeck, Schiebroek. Plaatsnaam Schiebroek in Rotterdam, Zuid-Holland.
Schiedt, Schiedts, Schiets, Schietse, Schits: Beroepsnaam van de schutter?
Schiel, Schiele, Schiell: Duits ontrond van Schle: schoentje. Bijnaam van de schoenmaker.
Schieman, Schiemann, Schiemen: 1. Vadersnaam. Oost-Duitse vorm van de voornaam Simon. 2. Noordwest Duits Schimman ‘Stuurman’.
Schiemsky, Schiemskij. Vadersnaam. Slavische afleiding van Simon.
Schierbeek: Plaatsnaam (waternaam).
Schierhout. Bijnaam of beroepsnaam van de man die het hout in grote stukken klooft. Zinwoord met Middelnederlands schieren: splijten + hout. Waals-Vlaams een schiere hout. Vergelijk Duits Schierholz.
Schierl, Schierle, Schierl, Schirl: Duits ontrond van Scheuerle, afleiding van Scheuer: schuur. Vergelijk Scheuerlein, Schiermann.
Schierveld, Schiervel, Schirvel, Siereveld: Plaatsnaam Schiervelde in Roes. (West-Vlaanderen).
Schiet, van: Plaatsnaam. Schietse: Beroepsnaam van de schutter?
Schietaert. Afleiding van het werkwoord schieten. Bijnaam voor een schutter, iemand die (graag) schiet.
Schietekat, Schietekatte, Schietecat, Schietecatte, Schiettecart, Schiettekat. Schiettekate, Schietecat, Schiekatte, Schietecat, Schietcatte, Schietecate, Schietecote, Schittekat, Schittecat, Schittecatte, Sckiettekatte, Shiettecatte, Schietgat. 1. Bijnaam voor een kattendoder uit het letterwoord ‘Schiet (de) kat’. 2. Er is ook een mogelijkheid dat de naam verwijst naar de bedienaar van de blijde (schietwerktuig), aangezien de catte het beweegbare dak boven een blijde was.
Schiffer, Schiffers: Duitse beroepsnaam van de schipper.
Schieter, de, Schietere, de. Beroepsnaam van de schutter.
Schievekamp. Plaatsnaam Am Schievekamp in Isselburg (Noordrijn-Westfalen).
Schiff. Duitse familienaam naar de huisnaam, zum Schiff, in ‘t schip.
Schiffer, Schiffers, Schieffer, Schiefer, Szyffer Szyfer: Duitse beroepsnaam van de schipper. Maar in N. Waals kan Schiffer ook = Schafer. Vergelijk Schipper, Scheper.
Schiffman. Duitse beroepsnaam van de schipper.
Schijfs, Schive: Middelnederlands scive: schijf, platrond voorwerp om mee te spelen. Bijnaam voor de speler van het schijfspel. Vergelijk Schijvers.
Schijn, Schijns, Schyn, Schyns, Schijnts, Schynts, Schintz, Schinz, Schings, Schins, Scheins, Schein: Vadersnaam. Korte vorm van de Germaanse voornaam Schnhard. De naam werd naderhand begrepen als schijn ‘glans, schitteringՠen gelatiniseerd als Fulgens en heiligennaam Fulgentius ‘Schitterend’.
Schijndel, van, van Schyndel, van Schendel: Plaatsnaam Schijndel (Noord-Brabant).
Schijven, Schijvens, Schijvinck, Schijvijnck, Schyvinck, Schyven, Schyvens, Schijvinck, Schijvynck, Schijvijnck, Schiving, Scheyven, Scheyving, Scheijven, Scheijvens, Schuyvinck, Schievink. Wellicht vadersnaam uit de Germaanse voornaam Scheffold (scaft-olt). Vergelijk Duitse familienaam Scheffold, Zie ook bij Scheeven. Schuyvinck door ronding van i voor v (vergelijk Waals-Vlaams vuve Vijf).
Schijvenaars. Variant met suffix -enaar van Schijvers of Schijvaerts. Vergelijk Duits Scheib(n)er
Schijvers, Schyvers, Schievers, Schevers, Schvers: Afleiding van Middelnederlands schiven: rollen, een schijfspel spelen. Vergelijk Duits Scheiber.
Schikorr, Schikora: Plaatsnaam Schikorren (O.-Pruisen).
Schikker: Middelnederlands schicker ‘Bezorger, bestuurder’.
Schil, van, Schilde, (van) Schilt, Schild: Plaatsnaam Schilde (Provincie Antwerpen), uitspraak schil.
Schild, Schilt. 1. Beroepsnaam van een schildenmaker of van een schilddrager in een gilde. 2. Huisnaam. 1585 Gerbrant Albertsz. zeilmaker in ‘T Schilt op de Nieuwendijk, Amsterdam.
Schilder, de, de, Schilders, de Schildre, Schilter, Schilders, des Childres: Beroepsnaam van de schilder, wapenschilder, decoratieschilder, vergulder, kunstschilder.
Schildering, van schilder.
Schildermans. Beroepsnaam van de schilder.
Schildknecht. Beroepsnaam van de schildknaap, die zorg draagt voor de wapenrusting van zijn heer.
Schill, Schille. Duitse bijnaam Schiel: scheel(ogig).
Schillebeeks, Schillebeeckx, Schillebeekx, Schillebecks, Squilbeck, Squilbecq, Skilbecq: Plaatsnaam Schillebeek in Meulebeke en Tielt (West-Vlaanderen), Overboelare en Gb. (Oost-Vlaanderen).
Schilleman, Schillemans, Schellemans, Schelmans: 1. Afleiding van Middelnederlands schelle, schille, schellen, schillen. Beroepsnaam van iemand die schilt, van schil of bolster ontdoet. 2. Of naam uit de plaatsnaam Schilde (Antwerpen) of Schelle (Antwerpen en Overijssel).
Schiller, Schuler, Schuhler, Chuler, Chuller, Schler, Schller, Scholler, Scholer, Schuller, Schuller, Szyler: 1. Duits Schiller: scholier, leerling, studerende. Vergelijk Scolart, Scholiers. 2. Plaatsnaam Schller (Rijnland-Palts).
Schiller, Schillers, Schilleres: 1. Duitse bijnaam Schieler ‘Schele’. 2. Door assimilatie uit Schilder.
Schillmller: Duits familienaam Schildmller, Schildmller ‘molenaar op een plaats Schild’.
Schilperoord, Schilperoort: Plaatsnaam (Zuid-Holland).
Schilt: Huisnaam.1585 Albert Gerbrantsz Schilt (zoon van) Gerbrant Albertsz, zeilmaker in ‘t Schilt op de Nieuwendijk, Amsterdam.
Schiltman, Schiltmans: Beroepsnaam van de schildknaap, schildknecht. Duits Schildmann.
Schils, Schilz, Schiltz, Chiltz: Vadersnaam. Liburgs-Rijnlandse uitspraak van Franse voornaam Gilles, van heiligennaam Egidius.
Schilstra. Plaatsnaam (?)
Schimith. Waarschijnlijk uitspraak van Duits Schmitt.
Schimmel, Schmel: Bijnaam naar het schimmelkleurige, witgrijze haar.
Schimmelpenninck, Schimmelpfennig: Bijnaam voor een vrek, die zijn penningen laat schimmelen. Ook Duits Schimmelpfennig.
Schimp, Schimpf. Bijnaam voor een schertser, spotter.
Schinas. Waarschijnlijk Griekse familienaam, aangezien de naam meestal met een Griekse voornaam voorkomt. Vadersnaam. Oude voornaam.
Schinckaert. Afleiding van werkwoord schenken, schinken: (in)schenken. Vergelijk Schenk(e).
Schindeler, Schinler, Schindler, Szyndler: Duitse beroepsnaam van de schindelmaker: maker van dakspanen, houten dakpannen, ook dakdekker. Vergelijk Schendel.
Schindelheim. Door metathesis van Duits Schindhelm, Schttenhelm: die de helm opzet, klaar voor de strijd? Naam van een Joodse familie uit Galici.
Schindfessel, Schimpfessel: Middenhoogduits Schiltvessel: band die het schild draagt, schilddrager, schildknaap; schintvessel: rondtrekkende krijgsknecht. Duitse geronde vorm Schimpfssel.
Schingen, van: Waternaam Schenge (Zeeland). Het adellijke geslacht Van Schenge was van het eiland Wolphaartsdijk ten noorden van Zuid-Beveland.
Schinkel, (de) Schinkels, Schinckels, Schinckel, Schenkel, Schenkel, (de) Schijnkel, Schynkel, Schynkels, Schaenkel, Skinkel Squinquel: Middelhoogduits, Middelnederlands schenkel, schinkel ‘Been, bovenbeen’. 1. Bijnaam naar het lichaamsdeel. Vergelijk Duits Langschenkel, Kurzschenkel. 2. Beroepsbijnaam voor een slager of slachter.
Schinkus, Schinckus: Duitse bijnaam schenk us: schenk uit (zinwoord), voor een wijn- of bierschenker, die uitschenkt. Vergelijk Nederduits Berschenk.
Schintgen, Schinckgen, Schingtienne: Vadersnaam. Afleiding van Rijnlands Schang / Scheng, van Frans Jean Schip: Beroepsnaam van de schipper of huisnaam; vergelijk Schiff.
Schiphorst. Naam naar de gelijknamige plaatsnaam (in Drenthe, Gelderland en Sleeswijk-Holstein).
Schipman, Schipmans, Scheepman, Scheepmans, Schepmans, Schepman: Beroepsnaam van de schipper.
Schipper, (de), Schipper, Schipers, Schiepers, Schipperuss: Beroepsnaam van een schipper. Of variant van Schepper of Scheper?
Schipperheyn, Schipperein; bijnaam van een schipper die Hein heette.
Schipperges. Wellicht van Scheperjans: schaapherder Jan; vergelijk Schipperheijn.
Schipperheijn, Schipperijn: Scheperhein: schaapherder Hein (Hendrik). Vergelijk Nederduits Scheperjan(s), Schaprian (Schaperjan).
Schipperling, van schipper.
Schirrmacher, Schirrmann, Schirrmeister. Beroepsnaam van maker van gereedschap (Geschirr).
Schirris: Uit Scheiris, Schrs, van Scheirens, Scheeres, van Scheerens, van afleiding van Scherin, afgeleid van het werkwoord scheren.
Schlacht, Schlaht, Schlachter: Duitse beroepsnaam van de Schlachter; slager, slachter.
Schlaff, Schlaf, Schlafen, Schlfli: Bijnaam voor een slaperige of langslaper?
Schlage, Schlag, Schlaak, Schlaks: 1. Duitse plaatsnaam Schlag: slagboom. 2. Maar Schlaack is een vooral Hamburgse familienaam en daar kan auslaut-g geen occlusieve k worden. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Slawe ԓlaaf.
Schlappi: Duits familienaam Schlapp(e), van Middelhoogduits Slappe ‘Buidelvormig afhangend deel van hoofddeksel’.
Schlatter, Schlattl: Afleiding van verspreide Duitse plaatsnaam Schlatt, van Middenhoogduits lte: riet, moerassige wei.
Schlecht: Duitse bijnaam met de oorspronkelijke betekenis ‘aenvoudig, simpel’. Vergelijk Slegt.
Schlechter, Schlecter, Szlechter: Duitse beroepsnaam van de slachter, slager.
Schlee: Duitse bijnaam Schlee ‘Slee, sleepruim’.
Schlegel, Schlgel: Bijnaam. Middenhoogduits slegel: moker, knuppel, vlegel. Beroepsnaam of bijnaam voor een lomperd.
Schleicher, Schleich, Szlajcher, Schleick, Schlich, Schlick, Schlicker, Schlicke, Schlikker, Slieker, Slikker: 1. Van Duits schleichen, Nederduits, Nederrijns sliken; sluipen. Duits Schleicher, Nederduits Schlieker. Vergelijk De Sluyper. 2. Van Middenhoogduits slicken, slichen, Nederduits sliken: slikken, slokken, vreten. Bijnaam voor een schrokker.
Schleiden. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Schleider, Schlder, Chleider, Chleide: Afleiding van plaatsnaam Schleiden (Noordrijn-Westfalen) of Schleid (Rijnland-Palts).
Schleier, Schleyer: Beroepsnaam van de sluierwever, sluiermaker.
Schleiffer. Duitse beroepsnaam van de slijper.
Schleiss, Schleihs: Duitse familienaam Schlaiss, van Middenhoogduits sleisse: kienspaan, houtspaan. Beroepsnaam.
Schlembach. Variant van Duits Schlimbach: scheve, kromme beek.
Schlemmer, Schlemper, Schlmer, Schlomer, Schloemer: Duitse bijnaam voor een slemper.
Schlenk, Schlenker. Afleiding van Middenhoogduits slenken: zwaaien, schommelen, slingeren (Duits schlenkern), bengelen. Bijnaam naar de manier van lopen.
Schlenter. Duits Schlender. Bijnaam voor een slenteraar, treuzelaar.
Schlesinger, Schleisinger, Slesingier, Slezingher, Slzingher, Slezingier, Slisengher, Slisinguer, Slisinger: Volksnaam van de Silezir, Duits Schlesier.
Schleusener, Sceleusner, Schlusener, Schlusener: Afleiding van Duits Schleuse: sluis. Beroepsnaam van de sluiswachter.
Schlim, Schlimm. Middenhoogduits slim, slimp: schuin, scheef, verkeerd, slecht. Bijnaam.
Schlirf. Plaatsnaam Schlirf bij Fulda.
Schlit. Plaatsnaam; glad, glijdend.
Schlitz. Duitse plaatsnaam; spleet, reet.
Schlingemann, Schlingmann: Duits afleiding van Schling(e), van Middennoordduits slink ‘Rand, slagboom, hek’.
Schlosser, Schlszer, Schloesser, Schlosser, Schloser, Schlesser: Duitse (ook Nederland- Limburg) beroepsnaam Schlosser: slotenmaker, kleinsmid.
Schlossmacher. Duitse beroepsnaam; slotenmaker.
Schlossnagel: Duitse beroepsbijnaam van de slotenmaker.
Schlott, Schlottke, Schloot. Nederduits, Middenhoogduitse variant van Duits Schlofi: slot. Beroepsnaam van de slotenmaker.
Schltter, Schlottert: Nederduitse, Middenhoogduitse variant van Duits Schlosser: slotenmaker.
Schloune. Duitse bijnaam Schlun; luiaard.
Schlueppmann. Bijnaam van een sluiper. Vergelijk Schluper.
Schluntz, Schlungs. Duitse bijnaam; luiaard.
Schlssel: Duitse beroepsnaam van de sleutelmaker of sleutelbewaarder.
Schlusselberg. Plaatsnaam Schlusselberg, Noordrijn-Westfalen.
Schmaal, Schmahl, Schmale, Schmal: Duitse bijnaam Schmahl: smal, dun, mager, spichtig. Vergelijk De Smaele.
Schmallegger: Afleiding van de plaatsnaam Schmalegg (Ravensburg, Baden-Wrttemberg).
Schmalt, Schmalz, Schmailzl: Duits Schmalz (afleiding -el): smout, reuzel, olie. Beroepsnaam. Vergelijk smout(s).
Schmatz. Duitse bijnaam voor een snoeper.
Schmeder. Duitse beroepsnaam; smeder, smid.
Schmeiter, Schmeiss, Schmeisser: Duitse bijnaam voor iemand die smijt, slaat, schopt. Vergelijk De Smijter.
Schmelzer, Smeltzer: 1. Duitse beroepsnaam Schmlzer, Schmalzer ‘Bereider van smout (Duits Schmals), reuzel, olie’. 2. Duitse beroepsnaam ԩjzersmelter’.
Schmelcher, Schmeler, Schmeller, Schmler: Plaatsnaam. Middenhoogduits smelehe, Beiers Schmelche, Schmelle, Duits Schmiele: smele, rietgras, zegge.
Schmidbauer: Beroepsnaam van iemand die boer en smid was.
Schmider Schmieder, Schmitter, Schmitzer: Duitse beroepsnaam van de smid, smeder.
Schmidt, Schmid, Schmitt, Schmitte, Schmitdtz, Schmits, Schmitz, Schmied; Duitse beroepsnaam van de smid.
Schmidtmeyer, Schmiedmayer: ambtenaar belast met het toezicht op de smidsen.
Schmiedel, Schmidke, Schmidtke, Schmidli, Schmidlin, Schmidtchen: Afleiding van Duits Schmied: smid.
Schmook. Nederduitse vorm van het Duitse Schmauch: rook, damp. Engels smoke. Beroepsbijnaam voor de kolenbrander, roker, stoofhouder, smid. Wellicht naam van Duitse origine.
Schmuck, Schmucker, Szmuck: Bijnaam. Middennoordduits smuk: lenig, soepel, slank, van Noordhoogduits schmuck: bevallig, knap.
Schnabel, Sznabel: Duits Schnabel: snavel. Bijnaam voor een prater, die een grote bek opzet.
Schnall. Duitse Schnalle; gesp. Beroepsnaam.
Schnaphauf. Duitse bijnaam Schnappauf; praat er op los.
Schneeberg, Schneeberger, Schneberg, Schneebalg: Verspreide Duitse plaatsnaam Schneeberg.
Schneider, Schneiders, Schneidesch, Schneyders, Schneyder, Schneder, Schneder, Schnieders, Schnieder, Schnyders, Schnyder, Scheneider, Scheneyder, Schenider, Schender, Sznajder, Sznajr, Chneider, Chnitir: Duitse beroepsnaam van de snijder, kleermaker.
Schneidewind. Duitse bijnaam: die de wind snijdt, dakloze, landloper.
Schnell, Schneller. Duitse bijnaam: snel, behendig, levendig. Vergelijk De Snel.
Schnepp, Schneps, Schnepf: Bijnaam. middenhoogduits snpfe, Duits Schnepfe: snip. Vergelijk Sneppe.
Schnett, Schnette, Schnitz, Schnietz, Schnitzius: Duitse beroepsnaam van de Holzschnitzer: houtsnijder.
Schnitzer, Schnizer, Sznycer, Schnitzeler, Schnitzler, Snitzer, Snytsers, Snijtsers, Snitselaar, Snytselaar: Beroepsnaam van de houtsnijder.
Schnorrenberg. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Schnur, Schnurrer, Schnorr, Schnrr, Sznur: Bijnaam. Middenhoogduits snurraere: grappenmaker.
Schnurbus, Schnorbusch: Duits zinwoord Schnurrbusch, Schnorrbusch. Middenhoogduits snurren: snuivend naar wild speuren + busch: bos, struikgewas. Bijnaam voor een jager.
Schobbe, Schobb, Schobben, Schobbens, Schoben, Schoebben, Schoeben, Schoubben, Schouben: Bijnaam. Middelnederlands schobbe ‘Schub, schurft, vuil en smerig wijf’. Bijnaam voor iemand met schurftige huid.
Schobijn, Schobyn, Scherbeijn. Vadersnaam ontstaan door de verkeerde splitsing van voornaam en familienaam van de 18deeeuwse Joce Gobijn (Josgobijn van Josschobijn). Dit in de omgeving van Moerbeke-Waas. Zie verder bij Gobin.
Schoe, Schou, Schuh: Beroepsbijnaam van de schoenmaker of bijnaam naar de huisnaam.
Schoehuizen: Plaatsnaam. Er is een Schoehuisbeek bij Tubbergen. Een schoehuis was de hal waar schoenen verkocht werden, plaatsnaam bijvoorbeeld in Ieper en Kortrijk: 1400 huus ende erve geheeten tScoehuus.
Schoevers, oorspronkelijk Schoevaerts, ‘S Goevaerts; zoon van Goevaert of Godfried.
Schonheere, Schoonheere. Middelnederlands schoonhere: grootvader. Vergelijk Grandpre.
Schobbe, Schobb, Schobben, Schobbens, Schoben, Schoebben, Schoeben, Schoubben, Schouben: Bijnaam. Middelnederlands schobbe: schub, schurft, vuil en smerig wijf. Bijnaam voor iemand met schurftige huid.
Schobijn, Schobyn, Scherbeijn: Vadersnaam. De anlaut-sch is ontstaan door verkeerde splitsing van voornaam en familienaam van 18de eeuwse Joce Gobijn (Josgobijn, van Josschobijn).
Schock, Schoch, Schog, Skok: Middelnederlands schoc, Middenhoogduits schoc: hoop, stapel, zestigtal; Middenhoogduits schoche: hooistapel. Bijnaam.
Schockmel. Verhaspeling van Schockweiler?
Schockweiler, Schockweiller. Plaatsnaam Schockweiler in Nobressart (Luxemburg).
Schodduyn. Aanpassing van Franse familie- en plaatsnaam Chaudun (Aisne).
Schoder, Schoeder, Schddert: Duits Schoder: onvol-groeide boom. Bijnaam naar de gedrongen gestalte.
Schodet. Aanpassing van Frans Chaudet, van Michaudet?
Schodt, de, Schodts, Schots, Schot, de Schotte, Schotte, Schott, Scotte, Scott, Schotten, Tschodts: 1. Volksnaam Schot. 2. In de Westhoek is De Schodt het resultaat van een officile naamwijziging, ter vervanging van De Sodt.
Schoe. Beroepsnaam van de schoenmaker?
Schoebeke, van. Plaatsnaam Schoebeke in Okselare (Frans-Vlaanderen), van Schoudebeke: beek met lis.
Schoebrechts, Schoubrechts, Schouberechts, Schabrechts, Schabregs, Schabergs: Vadersnaam. Afleiding (met prothetische s) van Germaanse voornaam Gobrecht of Limburgs Houbrecht / Hoebrecht.
Schoeling, Schoelinck, Schoelynck, Schoelijnck, Scoelinck, Scholings, Scholinckx, Scholinchx, Schollinckx, Schuiling: Afleiding op –lin van Middelnederlands coe: schoen. Beroepsnaam voor een schoenmaker. Vergelijk Schiel.
Schoeman, Schoemans, Schoumans, Scoumanne, Scouman, Scoman. 1. Zie Schoenmans. 2. Middelnederlands Schoudeman. Vergelijk Waals-Vlaams schoen van schouden: met kokend water wassen, geslachte dieren zengen, schroeien. Beroepsnaam.
Schoenmaker, Schoenmaker, Schoenmakers, Schoenmaekers, de Schoenmaker, de Schoenmakere, (de) Schoenmaecker, Schoemaecker, Schoenmaeker, (de) Schoemaker, Schoemaecker, Schoemaeker, (de) Schoenmaeker, Schoenmakers, (de) Schoenmackers, Schoenmacker, Schoenmackers, Schoonmaekers, Schumacker, Schumackers, Schumaeker, Schumaker, Schuhmacher, Schumacher, Schoemacher, Schoumackers, Schoumakers, Schoumaker, Schoumacher, Schoumachers: Beroepsnaam van de schoenmaker. De vorm schoemaker is de oorspronkelijkste, want Middelnederlands Scoe en nog Zeeuws schoe ‘Schoen’. De vorm schoen is oorspronkelijk meervoud, maar werd achteraf als enkelvoud aangevoeld.
Schoenman, Schoenmans, Schoeman, Schoemans, Schoemann, Schoumans, Scoumanne, Scouman, Scoman: 1. Beroepsnaam van de schoenmaker. Vergelijk Duits Schumann.
Schoentjes, Schoentjens, Schoentgen, Schntgen: Afleiding van schoon, schoen, schn: mooi. Bijnaam. Nederduits Schneke.
Schoep, Schoeps, Schoepp: 1. Limburgse vorm van Schaap. 2. Zie Schoppen.
Schoepen, van der. Middelnederlands schoepe: schop, schep, wan. Als plaatsnaam wellicht een watermolen. De Schope is een waterloop in St.-Laureins (Oost-Vlaanderen): Ook plaatsnaam in Pas-de-Calais.
Schoer, Schoers, Schor: Middenhoogduits schr, schour: hagel, onweer, bui. Bijnaam voor een opvliegend mens.
Schoerl: Duitse veldnaam Schrrle.
Schoesetters, Schoensetters, Schoezetters, De Schoesitter, Schoeters, Schoeter, Schoetters, Schoetter, Schauters, Schouters, Chouters. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse scoesutter: schoennaaier, schoenmaker. Duits Schuster.
Schoester: Nederlands spelling van de Duitse beroepsnaam Schuster ‘Schoenmaker’.
Schoffelen. Moet ongetwijfeld als Schofflen worden uitgesproken. Misschien afleiding van Oudfrans escof(l)e: wouw, (ook) leren kledingstuk. Vergelijk escofier: schoenmaker.
Schog: Variant van Schock, Schoch. Middelnederlands, Middelhoogduits schocn ‘Hoop, stapel, zestigtal’Middelhoogduits schoche ‘Hooistapel’. Bijnaam.
Schgler. Familienaam uit de omgeving van het Oostenrijkse Graz. Mogelijk is hij afkomstig uit het Oudduitse schoc (hoop, stapel, zestigtal) of uit schoche (hooistapel). Bijnaam of beroepsbijnaam.
Schoiers, Schoers, Schoyerer, Schoyer: Afleiding van Middelnederlands schoeyen: schoeien, van schoenen voorzien. Beroepsnaam van de schoenmaker. Vergelijk Schoy.
Schokkaert, Schockaert, Schokker, Schokaert, Schoekaert, Schochaert, Schockert, Scokaert, Scokart, Squoquart, Scocard, Scoca, Scocart, Schock, Schoch, Schog, Skok. 1. Mogelijk een afleiding van het Middelnederlandse ‘Schockenՠ= schokken, maar kan ook rechtstreeks uit Frans-Picardisch Choquart worden verklaard. In dit geval een soort bijnaam. 2. Mogelijk afgeleid van ’Schocՠ= hoop, stapel (bijnaam of plaatsnaam).
Schol, Scholl, Scholle, Schollen, Schols, Schoels, Schoel, Schoelens, Schools, Schouls, Schauls, Schaul, Schulle, Schul, Schll, Schlle, Schllen, Schuilen, Schuil, Schaelens: Middelnederlands scholle, schulle, Middennoordduits schulle ‘Schol (platvis)’. Beroepsbijnaam voor een visser of vishandelaar. Vaak ook naar de huisnaam of scheepsnaam.
Scholart, Scholaert, Scholaers, Scholeer, Schoolaert, Scolard, Scolart, Schollaerts, Schollaert, Schollaers, Schollart, Sckoolaert: Middelnederlands scholaer: leerling, student, scholier, koorknaap. Vergelijk Scholier(s).
Scholders, Scholder: Middelnederlands scholder ‘Beul’. Beroepsnaam of bijnaam.
Scholenborgt, Scholberg: Plaatsnaam Schuleburg (Silezi) of Schulenberg (Duitsland).
Scholier, Scholiers, Scholliers, Schollier, Schooliers, Scoliers. Familienaam uit het Middelnederlandse scholier: scholier, leerling, koorknaap.
Scholart, Scholaert, Scholaers, Scholeer, Schoollaert, Scolard, Scolart, Schollaerts, Schollaert, Schollaers, Schollaart, Schollart, Sckoolaert.
Naam uit het Middelnederlandse scholaer: leerling, scholier, koorknaap.
Scholier, Scholiers, Schollier, Scholliers, Schooliers, Scoliers: Middelnederlands scholier, Middenfrans escolier: scholier, leerling, koorknaap.
Scholing, Schulling, Schuling, Schuiling, Schuilingh: Variant van Schoeling, Scoelinck. Verkleinvorm op –lin van Middelnederlands scoe ‘Schoen’. Beroepsbijnaam voor een schoenmaker.
Schollmeyer, Schulmeyer, Scholtmeijer: Samenstelling met scholle, schulle: aardkluit, graszode. Naar een kenmerik van de woonplaats.
Scholluis: Misschien vervorming van Duits Schultheiss.
Scholte, Scholten, Scholtens, Scholtes, Schult, Schulte: Nederduits en Oost-Nederlands ambtsnaam van de schout. Vergelijk Schout, Schouteet, Schulz.
Scholter: Variant van Scholder of van Scholte?
Scholting, Schulting, Scholtink, Schulting, van scholte, schulte, schout. Of van vadersnamen. Schelte, beter skelta, is de Friese form van het Saksische scholte, schulte, van het Frankische schout; en Schelte is tevens nog heden een Friese mannenvoornaam. De Friese geslachtsnamen Scheltinga en Van Scheltinga, met het Saksisch-Friese Schultinga in Groningerland, en waarschijnlijk ook met Schuitinga en Schuttinga, zijn tegenhangers van Scholting, Schulting, enz.
Schomburg, Schombourg. 1. Variant van Schaumburg. 2. Duitse plaatsnaam Schnburg.
Schommen, van der. Plaatsnaam Schom(me) in Boom (Antwerpen), Wilrijk, Kontich, Bouwel en Tongerlo (Antwerpen): mosachtig bos, onvruchtbare grond.
Schn, Schon, Schone, Schne, Schnen, Schonne, Schonn, Schoune, Schoun, Schn, Schun: Duitse bijnaam schn: mooi. Zie Schoon.
Schnau, Schnauen, Schonau, Schonauer: Verspreide Duitse plaatsnaam Schnau: mooie beemd.
Schnborn, Schnenborn, Schonbrun: Verspreide Duitse plaatsnaam Schonborn, Schnbrunn: mooie, heldere bron. Vergelijk Bellefontaine, Beaufont.
Schnermarck. 1. Plaatsnaam Schnermarik (Duitsland). 2. Variant van Schonmaker.
Schoneveld, van, Schooneveld, van, Schoonveld, Schooneveld. Plaatsnaam.
Schner, Schoener, Schoner, Schener, Scheunders. Uit het Duits: bijnaam voor iemand die mooi maakt, een mooiprater, die alles mooi voorstelt.
Schonewille, Schoonewille, Schoneville. Bijnaam; Mooie Willem?
Schnfeld, Schnfeldt, Schoenfeld, Schonfeld, Schofield, Shainfeld: Verspreide Duitse plaatsnaam Schnfeld ‘Woest veld, lege vlakte, braakland’.
Schnherr, Schnhertz. Bijnaam Mooie heer? Maar vergelijk Schoonheere.
Schnhofen, Schoenhofen: Verspreide Duitse plaatsnaam Schnhof. Vergelijk (van) Schoonhoven.
Schning, Schningh, Schoning: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Sconi.
Schonck, Schonken, Schonck, Schunck, Schunk: Limburgs schonk: ham. Ook Duits dialect schungke/schingke = Middenhoogduits schinke: schenkel, ham. Vergelijk Schinkel.
Schnke. Duits hypercorrect van Schenke. 2. Variant van Schneke, zie Schoentjens.
Schonker, Schonkeren, Schonckert: Wellicht van schonckelen: schommelen. Bijnaam voor iemand met schommelende stap?
Schnlau, Schoonlau: Duits schn + Middenhoogduits loube, Middennoordduits love, Duits Laube: overdekte hal, gang.
Schonmacker, Schnemarker, Schnermarck: Wel niet schoonmaker (van laken), maar Re-interpretatie van Nederduits Schomaker: schoenmaker.
Schnwetter. Bijnaam: mooi weer, wellicht voor een optimist.
Schoof, Schooff, Schoofs, Schooffs, Scoofs, Scoefs, Scofs, Schoufs, Schuyf: 1. Beroepsbijnaam van de schovenbinder. 2. Soms ook bijnaam naar de gestalte.
Schoof, van der. Plaatsnaam Schoof, wellicht Schoofland: land waarop graanschoven staan. Schoef in Ronse (Oost-Vlaanderen).
Schooland, van, van Schoeland, Schoelandt, Schoelant, van Schoonlandt, van Schoenland, Schoenlandt, Schoenlant. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (mooi stuk land): bijvoorbeeld Schoelant in Torhout.
Schoolmeester, (de), Schoolmeesters, Schlmeesters: Beroepsnaam van de schoolmeester, onderwijzer.
Schoon, (de) Schoonen, Schoone, Schoonens, Schoen, Schoenen, Schon, Schonne, Schoonn, Schonn, Schons: 1. Bijnaam naar de fysieke schoonheid en aantrekkelijkheid ‘mooi’. 2. Moedersnaam, meisjesnaam.
Schoonaard, Schoonaart, Schoonaert, Schoonaerts, Schonaerts, Schoenaert, Schoenaerts, Schoenaert, Schonnartz: Bijnaam Afleiding van schoon ‘mooi’.
Schoonakker, (van) Schoonacker, Schoonackers, Schoenacker: Plaatsnaam Schoonakker, bijvoorbeeld in de buurt van Sijsele, Krombeke, Maldegem, Adegem (Oost-Vlaanderen).
Schoonaerts, Schoonaert, Schoonaard, Schonaerts, Schoenaert, Schoenaerts, Schoenaers, Schonnartz: Afleiding van schoon: mooi. Bijnaam. Vergelijk Schoonemans.
Schoonbaert: Bijnaam voor iemand met een mooie baard.
Schoonbeek, (van) Schoonderbeek, van Schoenbeek, Schonebeck, Schoenbeck, Schoonebeek, Schnbeck, Schoonbeeg. Plaatsnaam Schoonebeek, Drenthe, Schoonderbeek, boerderijnaam in Barneveld, Schoonbeek bij Beverst en Bilzen, Limburg.
Schoonbrood, Schoonbroodt, Schoonbroot, Schoenbroed, Schoenbroedt, Schoonbrodt, Schoenbrodft, Schombrodt, Schoenbrodft, Schombrodt, Schorbroodt, Schomblood, Schomblond, Schnbrod, Schonbroodt, Schonbrodt, Schonbroedt: Beroepsnaam van de bakker van schoonbrood: fijn wittebrood. Ook Duits Schnbro(d)t.
Schoonderwoerd, Schoonderwoert: Plaatsnaam Schoonrewoerd in Leerdam (Zuid-Holland).
Schoondijke, van. Plaatsnaam, Zeeland.
Schooneman, Schoonemans, Schoonmann, Schnemann, Schoenmans, Schoemans, Schoomans, Schooman, Scoman: 1. Bijnaam naar de fysieke schoonheid en aantrekkelijkheid. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse skn-naam. Vergelijk Schoon 2.
Schoonenberg, Schoonenbergh, Schoonenburg, van Schoonenberghe, van Schonnenberge, Schonenberg, Schoenenberg, Schnenberg, Schnberger Schnberg, Sheinberg, Schonberg, Schoonbergen, Beaumont. Plaatsnaam Schoonbergin Aalter (Oost-Vlaanderen, Schoonbergen in Lubbeek (Vlaams-Brabant). Verspreide Duitse plaatsnaam Schn(e)(n)berg.
Schoonenboom: Naar de woonplaats bij een mooie boom.
Schooneknaep, Schooneknaepe. Bijnaam die zoveel betekent als mooie knaap. Voor knaap, zie verder Knapen.
Schoones, Schoonis, Schonis: Lokale uitspraak van de plaatsnaam Schoonhees in Tessenderlo (Belgisch-Limburg).
Schoonhen, Schoonheim: Bijnaam. Bijnaam en vadersnaam Schone; Mooie Hein. Vergelijk Duits Schnheinrich.
Schoonheyd, Schoonheijt, Schoonheydt, Schoonheijt, Schoonheyt, Schoonheyt, Schoonhydt, Schoonhuydt, Schoenheijd, Schoouhnydt. Familienaam uit de plaatsnaam Schoonhout (Noord-Brabant?) of Schoonheide. De naam kan evenwel ook zowel fonetisch als volksetymologisch ontwikkeld zijn uit de plaatsnaam Schoonhout.
Schoonhoed. 1. Bijnaam: mooie hoed. Vergelijk Duits Schonhut. 2. Bijnaam Schoonhoofd, blijkens Middelnederlands. Hovet, van hoot.
Schoonhoven, van: Plaatsnaam Schoonhoven (schone hoeve) (Zuid-Holland), Kampenhout (Vlaams-Brabant). Er bestaat een vermoeden dat sommige Schoonhoven evolueerden naar Schoonooghe.
Schoonie, Schoontje is een verbastering van Schonia of Schoninga, van de oud Germaanse persoonsnaam Schone, Skauni. Dan Schningh, oorspronkelijk een Westfalen geslachtsnaam, maar die ook in Holland ingevoerd is en de Vlaamse geslachtsnaam Schoentjens. Of de naam van het oud-Friese geslacht Schunia (in beter Friese spelling Skunia), voluit Skuninga, ook van Schone, Skauni moet afgeleid worden, is niet zeker. Deze geslachtsnaam is als zodanig onder de hedendaagse Friezen uitgestorven. Maar hij leeft toch nog in den naam van het gehucht Skunia-bren, bij Mirns in Gaasterland. Men verhollandst dezen naam ook wel tot Schuinjebuurt.
Schoonis, (van) Schoones, Scheunis: Lokale uitspraak van plaatsnaam Schoonhees in Tessenderlo (Limburg).
Schoonjans, Schoon Jans, Schoonejans, Schonejans, Schoonjans Schonians, Schoonyans, Schonians, Schooians, Schoojans, Schooyans, Schonijahn. Bijnaam + vadersnaam: mooie Jan. Vergelijk Schnhans, Beaujean. Met het half verfranste Schoonans, met Nevejan en Neveyans. Een tegenhanger van Schonians, wat de spelling aangaat, is de maagschapsnaam Grotrian, die naast Groterjan voorkomt, en daarmede oorspronkelijk n is, evenals met Grotjohan, Grootjan en Grootjans. Grotrian, Groterjan, Grotjohan en Grotjohann zijn eigenlijk Nedersaksische (zogenoemd Platduitse) vormen en uit onze noordoostelijke grenzen afkomstig evenals de tegenhangers van deze namen, Ltjohan, dat is: de kleine Johan, en Lthenning, de kleine Henning; Henning is van Henne, Hnne, Johannes. De Nederlandse naam Grootjan ook in de oorspronkelijk Hoogduitse geslachtsnaam Groshans en in de oorspronkelijk Franse naam Grosjean, evenals Kleinjan in Petitjean; in Engelland komt Littlejohn als geslachtsnaam voor.
Schoonooghe, Schonooghe. Bijnaam voor iemand met mooie ogen.
Schoonvaere. Bijnaam. Schoonvader.
Schoonvelde, van, Schoneveld, Schooneveld, van Schooneveld: Verspreide plaatsnaam Schoonveld(e), Schoneveld. Vergelijk Schonfeld. Een aaanpassing van Schonfeld is Schoonvelts.
Schoonvliet: Plaatsnaam ‘mooie vliet’.
Schoonvrient. Middelnederlands schoon: aangetrouwd, aanverwant; vriend: familielid. Dus: aangetrouwd familielid (vergelijk schoonzuster).
Schoonwater: Plaatsnaam in Gullegem (West-Vlaanderen): schoon, helder water.
Schoonwinkel, van, van Schoenwinkel, Vanschoenwinkel. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam in Wintershoven, Kortessem, St.-Lambrechts-Herik en Riemst (Limburg)
Schoor, van (der), van Schooren, van Schoren, Wanschoor, Wanscoor, Verschoore, Verschoor, Verschoren, Verschorre, Verschorren: Plaatsnaam Schoor (Nederlands Limburg, Noord-Brabant), Schore (West-Vlaanderen, Zeeland), Hoegaarden, Vlaams-Brabant, Broechem, Antwerpen. Schoor ‘Rijbruggetje over een smalle waterloop’‘eangeslibd land dat rijp is om ingedijkt te worden, moeras’.
Schoore, Schoorens, Schoors, Schoren: Middelnederlands schore: schoor, stut, schraag. Bijnaam.
Schoorl, van, Schoorel. Plaatsnaam Schoorl, Noord-Holland.
Schoorman, Schoormans, Schoermans, Schorremans, Schormans, Schorrmann: Afleiding van Van (den) Schoor.
Schoot, van (de), (van de) Schooten, Schoote, Schooten, van, van der Schot, van de, der Scotte, Wascotte, Warscotte, Verschooten, Verschoote, Verschoot, Verschote, van Schoten, Schotanus: 1. Plaatsnaam Schoot ‘Beboste hoek zandgrond uitspringend in moerassig terrein’‘Hoek van de hei’. Plaatsnaam Schoot (Noord-Brabant), in Noordwijk (Zuid-Holland) en verspreid in de Kempen. 2. Plaatsnaam Schot; afgeperkte ruimte, plaats waar vee opgesloten wordt, Groningen, Zie van Schoten.
Schootmans, Schotmans. Afleiding van Van Schoten of Van (de) Schoot.
Schoovaert, Schoovaerts, Scoevaerts, Scoevaert, Scoevaers, Scoevaerdts, Schoeffaerts. Vadersnaam (afleiding) uit Govaert (gud-frith: God-vrede).
Schopen, Schoppen, Schops, Scops, Schopp, Schpe, Schpe, Schopp, Schop, Schuppen, Schupp, Schoop, Schoepens, Schoepen, Schoeps, Schoepp, Schoep, Schoubs, Schoub, Schouppe, Schoup, Schoupp, Schopp, Schoups, Scouppe, Scoupe: Middelnederlands schoepe, schope: schop, schep, wan. Beroepsnaam.
Schopenhauer: Duitse beroepsnaam van de maker, houwer van schopen ‘ollepels, scheplepels’.
Schopman: Afleiding van Schop. Beroepsnaam voor de werker met of maker van schoppen.
Schoppach, Schoppack. Plaatsnaam Schoppach in Aarlen en Heinsch (Luxemburg).
Schopp, Schoppet, Schoupp: Frans Chopet. Zie Chopplet. Of gewoon verfranste spelling van Schoppe/Schouppe.
Schoor, van, van Schoore, van Schooren, van Schoren, Wanschoor, Wanscoor. Familienaam uit de plaatsnaam Schoor (Nederland), in Hoegaarden (Vlaams-Brabant of Broechem (Antwerpen).
Schoore, Schoorens, Schoors, Schoren. 1. Naam uit het Middelnederlandse schore: schoor, stut, schraag. Mogelijk bijnaam. 2. Of uit de plaatsnaam Schoor: zie Schoor.
Schoreel, Schoreels, Schoorel, Schorrels, Schorreel, Schooreel, Scoriels, Scoriel, Scorielle, Schorielle, Schorils, Schoriels, Schreel: Oudfrans escorieul, escuriau: eekhoorn. Middelnederlands scu(e)reel. Familienaam Ecureuil, Lescurieux, Eichhorn.
Schorer: Duitse beroepsnaam Schorer, afleiding van Middelhoogduits schorn ‘met de schop werken, samenkeren, samenvegen’.
Schorisse, van, van Schoorisse, van Schoors, Verschooris: Plaatsnaam Schorisse (Oost-Vlaanderen).
Schorbijn, Scherbeijn: Door r-invoeging uit Schobijn. De beginklank-sch is ontstaan door verkeerde splitsing van de voornaam en familienaam van 18deeeuws Joce Gobijn, Josgebijn, van Josschobijn.
Schorkops. Nederduitse bijnaam; geschoren kop, gladgeschoren hoofd. Vergelijk Waals-Vlaams scharrekop.
Schorn. Zoals Schorner: werker met de schop.
Schornak, Schornick. Oost Duitse Slavische bijnaam; zwartharig.
Schornstein. Bijnaam voor de bewoner van een huis met gemetselde schoorsteen.
Schorpion. Middelnederlands schorpioen. Bijnaam.
Schortgen. Vadersnaam. Afleiding van Schors, van Georges?
Schortz. Wellicht Rijnlands Schors(ch) van Georges.
Schsse, Schsser, Schser: Middenhoogduits Schotfier: belastinginner.
Schotanus. Humanistennaam van Hendrik Berends (ұ548) uit Oudeschoot (Heerenveen, Friesland).
Schotelaer, (de). Beroepsnaam van de schotelmaker of schotelverkoper.
Schotelmans. Beroepsnaam van de schotelmaker.
Schoten, van, Schoot, van (de), (van der) Schoot, van Schoote, van Schooten, van der Schot, van de(der) Scotte, Warscotte, Wascotte, Verschoote, Verschooten, Verschoot, Verschote, van Schoten, van Schoote, van Schooten. 1. Afgeleid van de plaatsnaam ‘SchotՕ: afgeperkte ruimte, ruimte waar vee gestald wordt. Plaatsnaam Schoten, Antwerpen, Noord-Holland. 2. Afgeleid van de plaatsnaam ‘SchootՕ: beboste hoek zandgrond uitspringend in een moerassig terrein (komt op diverse plaatsen voor). Schoten was ook de naam van Noord- en Zuidschote (West-Vlaanderen). 3. Zie ook Van (de) Schoot.
Schotman, Schotmans Schotsman, Schotsmans: Volksnaam van de Schot, vergelijk Engelsman, Engels Scotchman.
Schotte, Schotten, Scotte, Scott, Schot, Schots, Schut, Schutte, Schutt, Schutten, Schuth, Schuts. 1. Beroepsnaam van de schotter of schutter, dat is de beambte die loslopend vee in een kooi schut. 2. Volksnaam voor iemand uit Schotland afkomstig.
Schot, (de); Scott, Schoots: Volksnaam van de Schot.
Schotel: Beroepsbijnaam van de schotelmaker, schoteldraaier, Middelnederlands scotelaer.
Schoten, van; van Schooten: Plaatsnaam Schoten (Provincie Antwerpen, Noord-Holland).
Schothorst: Plaatsnaam in Borne en Dalfsen, Overijssel.
Schottey. Wellicht van Frans Chottet, afleiding van Michot, van de voornaam Michel.
Schou. Zie Schouw. Of verschrijving voor Schuh?
Schou, Schouw, Schauw. Beroepsnaam van de schouwer, inspecteur. Vergelijk Schouwaerts, De Schouwer.
Schoubroek, van, Schoubroeck, van, van Schoubrouck, Schouwbroeck, (van) Schaubroeck, (van) Schaubroek, Schaubrouck, (van) Schauwbroeck, (van) Schauwbroek. Familienaam uit de plaatsnaam Schou(de)broek: moeras met lis, van Schouwbroek, Schoebroek.
Schou. Franse familienaam Chouet. Oudfrans choete, Frans chouette: uil? Of plaatsnaam Schoudee?
Schouhamer. Blijkens de vorm uit 1648 wellicht uit Schnauer, afleiding van de verspreide plaatsnaam Schnau.
Schouller, Schouleur: Verfransing van Duitss Schler, als Schuler gelezen. Ook Chouleur.
Schouls: Waarschijnlijk spelling voor Schls(z).
Schout, (de), Schoute, Schouten, Schoutens, (de) Schaut, Schautens, Schoetens, Scholte, Scholten, Scholtens, Schult, Schulte, Schulten, Schlte, Schuldt, Schuld, Scholts, Schols, Scholtz, Scholz, Scholcz, Scholze, Scholzen, Schultz, Schulze, Schultzen, Schultze, Schultz, Schulsse, Schlze, Szulz, Schultin, Schulting, Schultink, De Schoutheete, Schoutteetens, Schouteet, Schouteeten, Schouteetens, Schoutteten, Schouten, Schoutetens, Schoutet, Schoutede, Schouteden, Schoutenden, Shoutteten, Scholteden, Scholtedes, Schautteete, Schouterden, Schouterdem, Schouteere, Schouteren, Schouterens, Schoutissen, Schatteet, Schateet, Schauterden, Schultheis, Schulteis,Schultes, Schultes, Scholtes, Scholts, Scholts, Scholtis, Scholtissen, Scholtus, Scholhaus, Scholdis, Scoltus, Scholtanus: Middelnederlands schoutet(e), schout(h)eit, schoute, scholte, schulte; Middennoordduits Schlte, schulthete, Duits Schultheiss: schout, gerechtelijk ambtenaar, voorzitter van een schepenbank. Beroepsnaam. Duits Schulte, Schulz(e).
Schouteet, Schautteet: Middelnederlands schoutet(e), schout(h)eit, Duits Schultheiss ‘Schout’zie Schout.
Schouteere, Schouteren, Schouterens. Middelnederlands schoutheere: schuldeiser. 2. Zie Schout.
Schoutrop: Plaatsnaam Schuttorf (Noordrijn-Westfalen) of Scholderu in Taarstedt.
Schouvorst, Soudeworst, Schouwvors: die de kikvorsen, kikkers verschuwt, wegjaagt, schuwt. Misschien hypercorrect voor Schou(de)vos: die vossen schuwt: Vergelijk Schau(w)vlieghe. 1299 Reynghers Scoudegoes, Aardenburg: die ganzen wegjaagt.
Schouw, van der: Plaatsnaam Schouw in Deurne, Bakel (Noord-Brabant), Landsmeer (Noord-Holland). Friesland.
Schouwaert, Schauwaert, Schouwaerts, Schauwaerts, Schauwaers, Schauvaerts, Schauvaets, Schavar: Beroepsnaam van de schouwer, de beambte belast met het schouwen of inspecteren, bijvoorbeeld de straatschouwer, die wegen inspecteert. Vergelijk de familienaam de Schouwer.
Schouwbroeck, van: Plaatsnaam Schou(de)broek ‘moeras met lis’van Schouwbroek.
Schouweiler, Schouweiller, Schuweiler, Schouveller: Plaatsnaam Schuweiler (Duitsland).
Schouwen, van: Plaatsnaam Schouwen (Zeeland).
Schouwenaar, Schouwenaars, Schouwenaers: 1. Afkomstig van Schouwen. 2. Middelnederlands schoudenaer’schuldenaar’.
Schouwenberg, Schouwenburg, zie Schauenburg.
Schouwer, de, de Schauwer, de Schauwers, de Schawers, Schouwers, Schauwers, Scauwers, Descower: 1. Beroepsnaam van de schouwer, de beambte belast met het schouwen of inspecteren; bijvoorbeeld straatschouwer, die wegen inspecteert. 2. Middelnederlands Sc(h)ouder, van werkwoord schouden: met kokend water wassen of begieten, geslachte dieren zengen, in kokend water schroeien. Beroepsnaam.
Schouwstra. Friese familienaam uit de verwijzing naar de plaats Schouw, Friese Meren (Schouwen?).
Schovaerts, Schovaers, Schoovaerts, Schoovaers, Scoevaerts, Scoevaert, Scoevaers, Scoevaerdts, Schoeffaerts. Vadersnaam, afleiding van Govaert. Zie verder daar.
Schoy, Schoij, Schuy: Van Middelnederlands schoeyen: schoeien, van schoenen voorzien. Beroepsnaam van de schoenmaker?
Schraa, Schraa. (?)
Schraege, van der, Verschragen, Verschaeghen, Verscharghenn, Verschraegh, Verschraeghen, Verschaeghenn, Verschraeven, Verschroeven (Brabantse vorm). Familienaam uit de plaatsnaam Schrage (droog, dor). Onder andere in Eksaarde.
Schraaf, van de(der): Plaatsnaam. Vergelijk Middelhoogduits schraf ‘gespleten rots, rots, klip, rolstenen’. Of veeleer door wisseling g/f uit van der Schrage (zie Verschrage)?
Schraelen, van der. Wellicht van van der Schaelen met ingevoegde r.
Schrader, Schrder, Schraders. Duitse bijnaam van schroder voor een snijder?
Schraen, Schraenen. 1. Zie (de) Crne. 2. Brabantse uitspraak van Schrynen.
Schraepen, Schreppers. Bijnaam voor een schraper: iemand die beroepshalve schraapt (huidenvetter, schrijnwerker) of iemand die schraperig is.
Schrager, Schrager, Schraeger: Afleiding van Middenhoogduits, Middelnederlands schrage: schraag, stut. Beroepsnaam, veeleer dan plaatsnaam Schragen. Schraeger kan oudere spelling zijn voor Duits Schrager, maar ook spelling voor Schreger.
Schrale: Duitse bijnaam Schralle ‘Luidruchtig mens’van schrallen ‘Schreeuwen’.
Schram, Schramm, Schramme, Schraem: Middelnederlands schramme ‘Schram, wonde, snee’Duits Schramm. Bijnaam voor iemand met een opvallend litteken.
Schrama, Schravemade, Crama. Bewoner van de boerenhofstede ‘S-Gravenmade (made = ‘Hooilandՠvan de graaf) te Bennebroek.
Schrantz. Spelling voor Schrants, Schrans; zie Legrand. 2. Duitse familienaam Schran(t)z, Middenhoogduits schranz: spleet, scheur, gat. Plaatsnaam.
Schraub, Schrauben, Schrouben, Schrub: Middenhoogduits schrbe, Duits Schraube: schroef. Beroepsnaam.
Schrauer: Afleiding van Middelnederlands schrauwen ‘Schreeuwen’E
Schrauwen: Spelling voor Sgrauwen = des Grauwen, zoon van de Grauwe. Bijnaam naar de grauwe, grijze kleur (huid, haar, kleren).
Schravemade: Plaatsnaam ‘s Graven made ‘Weiland, maailand van de graaf’. Vergelijk Gravenmaten, Overijssel. Ook van Schravesande, en van Schravendijk, dijk en zand van de graaf. Schraveland is zo Graveland.
Schrave, Schraven: Spelling voor Sgraven = des Graven, zoon van de Grave, de Graaf. Beroepsnaam van de voorzitter van de schepenbank of bijnaam die op een dienstverband met de graaf kan wijzen.
Schraver: Afleiding van Middelnederlands schraven ‘krabben, wroeten, woelen’.
Schrefheere, Schreefheere. Lees: Schreffeerre, dus schreffeerder. Afleiding van Middelnederlands schrafferen: schrafferen, schaduwlijnen aanbrengen op een tekening, arceren. Beroepsnaam.
Schreck. Middenhoogduits schrecke; springer. Vergelijk Schrick.
Schreiber, Schreibers, Szrajbe, Szrajber: Duitse beroepsnaam van de geheimschrijver, klerk. Vergelijk De Schrijver.
Schreiner, Schreinner, Schreyners, Srajner: Duitse beroepsnaam Schreiner: meubelmaker, timmerman. Vergelijk Schreinemacher(s).
Schreinemacher, Schreinemachers Schreinemakers. Duitse beroepsnaam van de schrijnwerker, meubelmaker. Vergelijk Schrynemaekers.
Schreppers. Afleiding van Middelnederlands schreppen, schrappen: schrapen. Bijnaam: schraperig mens.
Schreuder, Schreuer, Schreur, Schreurs: Variant van Middelnederlands schroder ‘Schrooier’. Meestal de beroepsnaam van de kleermaker, snijder. Soms wijnschroder, sjouwer van wijnvaten of ook muntschroder, muntschrooier. Spelling voor Schreur; zie Schrder. Duitse hypercorrecte variant van Schreier.
Schrevel (de), Descrevel, Descreven, de Schreyver, de Schrever, Schrever, Schrevers, Schrevens, Schrvens, Screvens, Scriven, Scrivens. Familienaam uit het West-Vlaamse werkwoord schrevelen: krevelen. Bijnaam voor een krevelaar: die traag loopt of werkt, een treuzelaar.
Schreij: Spelling voor Schrij. Nomen agentis bij Middelnederlands schriden ‘Schrijden, stappen’.
Schreyen, Schreye, de Screyer, de Schreye, de Schreider, de Schrijder, de Schryder, de Schryer, Schreier, Schreyers, Schreyer, Schriers, Schrier, Schrieder, Schryers, Schrijers: Afleiding van Middelnederlands schreyen, (hypercorrect) schreiden: schreeuwen, roepen. Bijnaam voor een lawaaimaker of zoals Duits Schreier: omroeper.
Schreijenberg, Schrijnenburg: Plaatsnaam Schreiberg (Noordrijn-Westfalen)?
Schrickx, Schrick, Schriks, Schricke, Schrikke, Schriek, Schrickel: 1. Middelnederlands schricken: een grote stap nemen, grote schreden zetten, sprongen maken. 2. Verkorting van Van Schrieck.
Schrieck,van, (den, der) Schriek, van (den, der (van (de, den) Schrick, Vanderschrick, van den Scrik: Plaatsnaam Schriek (Provincie Antwerpen) en in Gendringen (Gelderland), Boom (Provincie Antwerpen), Aartselaar (Provincie Antwerpen), Appels (Oost-Vlaanderen): ‘Hoek, bocht’.
Schrieder, Schrieders, Schrier, Schriers. Ontronde vorrn van Schreuder(s), Schreur(s). Zie Schrder.
Schriel: Uit Schoriel. Vergelijk de Vlaamse familienamen Schoreel, Scoriel, Schorielle, Schreel. Oudfrans escorieul, escuriau ‘aekhoorn’Middelnederlands scu(e)reel. De ie-spelling geeft de scherplange e weer.
Schriemer: Vermoedelijk door wisseling van de labialen uit Duits Schriewer, Schriever, Schrieber ‘Schrijver’.
Schrier: Bijnaam voor een schreeuwer, roeper, lawaaimaker. Duits Schreier.
Schrievogel: Duitse bijnaam Schreivogel voor iemand met luide, schelle stem.
Schrijver, de, Schrijvere, de, de Schrybere, de Schryber, de Scryver, de Schreyver, de Schrever, Schrijvers, Schryvers, Schryver, Schrijbers, Schriever, Schrievers, Schriefers, Schriewer, Schriemer. 1. Beroepsnaam van de (geheim)schrijver, de griffier, de klerk. Vergelijk Scribe. 2. Sommige vormen – met name De Schre(y)ver - gaan ongetwijfeld terug op (de) Schrevel.
Schrik, Schriks, Schriek, Schrieks, Schrick, Schrikke.1. Nomen agentis van Middelnederlands schricken ‘aen grote stap zetten, grote schreden zetten, sprongen maken’. 2. Korte variant van Van Schrieck.
Schrit, van der. Verhaspeling van Van der Schrick.
Schrobiltgen. Luxemburgse bijnaam: kleine knorrepot.
Schroder, de Schrooder, de Schroodere, Schrooders, Schroeder, Schroeders, Schrouders, Schroders, Schroer, Schroers, Schror, Schroeyers, Schroijers, Schruyers, Schreuder, Schreuders, Schreudder, Schreudders, Schreurs, Schreur, Schruers, Schrurs, Schrure, Screurs, Schreer, Scchreers, Schreus, Schrieder, Schrieders. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse schroder: schrooier. 1. Snijder, kleermaker. 2. Wijnschroder, sjouwer van wijnvaten, kraanmeester. 3. Muntschroder: die de munten slaat, de randen afvijlt. (om het goudvijlsel te gelde te maken).
Schrder, Schroder, Schrer, Schroers, Schrodter, Schroter Schroduer, Schroedter, Schroeder, Schroter, Schretter, Schreder, Schreder, Schrader: Duitse beroepsnaam van de kleermaker. Vergelijk Schroder.
Schroe, Schro, Schro. Naam uit het Middelnederlandse scrode. Variant van Schroder, zie daar.
Schroener. Beroepsnaam. Variant van Duits Schreiner. Of veeleer variant van Schroeder, Schrer, Schrdner.
Schroever, Schroevers: Afleiding van Middelnederlands schroeven ‘Schroeven; kwetsen, kneuzen’.
Schrondweiller, Schrondweiller. Plaatsnaam Schrondweiler in Nommern (Luxemburg).
Schroons, Schruns, Schrens, Schrijns, Schroen, Schroos, Schrooyen, Schroeyen, Schroeyens, Schroijens, Schroijen, Schroyens, Schroyen, Scroyen Scroeyen, Schraeyen, Scrayen, Schrayen, Serroyen, Serroeyen, Seroeyen, Seray, Serayen. Beroepsnaam naar het Middelnederlandse schroden/schraden= snijden. Dit kan natuurlijk in een aantal beroepen: kleding, voeding.
Schroot, Schroote, Schroots, Schroten: Spelling voor Sgroot(e), Sgroten, van des Groten, zoon van de Grote.
Schruf, Schruff, Schrouff, Schroef: Duitse familienaam Schroff: onvriendelijk, bars. Bijnaam.
Schrijnen: Beroepsbijnaam van de schrijnwerker, meubelmaker.
Schrijver, (de), Schrijvers, Schrijfer: Beroepsnaam van de (geheim) schrijver, griffier, klerk.
Schrynemaeker, (de) Schrynmaker, (de) Schrynmaeker, (de) Schrynemaeker, de, Schrynmekers, Schrynemackers, (de) Schrijnemakers, Schrijnemakers, Schrijnmaekers, Schrijnemackers, Schrijnemeeckers, de, Scrijnmakers, de, Scrynmakers, Schrymecker. Beroepsnaam van de schrijnwerker, de meubelmaker.
Schrynen, Schrijnen, Schreine, Schreynen: Beroepsnaam van de schrijnwerker, meubelmaker.
Schtickzell, Schticzelle, Schtickzelle: Waalse verhaspeling van Duits Stitzel? Ontrond van Sttzel, afleiding van Stutz: stoot.
Schubach. Zoals Schuback, afleiding van Wendisch suba: pels.
Schubert, Schuberth, Schubath, Schubarth, Schobert, Schober, Szubert: Beroepsnaam. middenhoogduits schuoch-wurhte, van Schuowirt, Schubert: schoenwerker, schoenmaker.
Schuchard, Schuchardt, Schuckard, Suchard: Duitse beroepsnaam van de schoenmaker, van Middenhoogduits schuochwrchte: schoenwerker. Vergelijk Schubert.
Schuddings, Schuddinck: Afleiding van Middelnederlands schudde ‘galgenaas, schelm, leegloper’.
Schuerbeeck, van, Schuerbeek, van, van Schuerbecq, Schuerbeke, van Schuerebeek, van Scheurbeek, Schuurbeque, Scurbecq, Scurberg: Plaatsnaam. Waternaam Schorbeke in Aalbeke?
Schuh, Schu, Schucht, Schuch, Schugt, Schuck: Duits Schuh: schoen. Bijnaam naar het uithangbord. Beroepsnaam voor een schoenmaker.
Schuhmann, Schuman, Schumann, von Schumann, Schumann, Schomann, Schmann: 1. Duitse beroepsnaam van de schoenmaker. 2. Sommige vormen, vooral Schmann, kunnen varianten zijn van Schn(e)mann. Vergelijk Schoenman(s).
Schuhmeier. Meier op een goed waarop een cijns rust in de vorm van schoenen. Of veeleer Re-interpretatie van Schulmeyer.
Schuil, Schuiling, Schuijl, Schuyl, Schuilenburg, Schul. Plaatsnaam Schuilenburg, Hellendoorn.
Schuilwerve: Walcherse veldnaam Scuwelincwerve ‘arf van het geslacht Scuweling’.
Schuit, Schuite, Schuiten, Schuijt, Schuijten, Schuyten, Schuyts, Schuyts, Schuijts, Schuytjens: 1. Bijnaam naar de schuit op het uithangbord of beroepsbijnaam van de schipper of schuitenmaker. 2. Dialect voor Schout(en), zie daar.
Schuitema: Friese afleiding van Schuit.
Schuitemaker: Beroepsnaam van de maker van schuiten. Zie Schuit.
Schuiteneer, de, (de) Schuytener, (de) Schuyteneer, (de) Schuijteneer, de Schuytteneer, de Schuyttelaere, de Schutner, Scuttener, Scuttenaire, Scutenaire, Scutnaire, Escuttenaire, Escutnaire: Middelnederlands schutenaer: schipper. Beroepsnaam.
Schuitevoerder. Beroepsnaam van de schuitenvoerder.
Schuitman: Afleiding van Schuit. Beroepsnaam van de schuitenmaker of schipper.
Schuitvlot: Beroepsbijnaam van de schuitenmaker.
Schuiveling: Vadersnaam. Afleiding van oude voornaam Scuffilo.
Schuljen, Schuljin, Schulie, Schulien, Schuli: Wellicht afleiding van Schulle; zie Schulkens.
Schulkens. 1. Waarschijnlijk afleiding van Middelnederlands schulle, scholle: schol. Vergelijk Schol. 2. Schulke, van Middennoordduits schule: schuilhoek.
Schulkleper. Beroepsnaam van de schollenklopper, -vanger. Vergelijk Nederduits Schullenfenger, Schullenknieper.
Schuller, Schller: 1. Duits Schler ‘Scholier, leerling, studerende’. 2. Plaatsnaam Schller (Rijnland-Palts)
Schulman, Schulmann, Shulman: Duitse beroepsnaam Schulleman: verkoper van schollen (platvis).
Schulp, Schulpe, Schulp, Schulpen, Schulpin, Schlpin: 1. Middelnederlands sculpe/scelpe: schelp. Vergelijk Schelpe. 2. De Limburgse familienaam Schulpen is veeleer de afleiding van plaatsnaam Gulpen; zie van Gulpen.
Schulz, Schultz, Schults, Schultzena, Scholz, Schlsz, Schls: Duitse korte vorm van Schulthei, Middelhoogduits Schultheize ‘Schout’. Zie Schout, Schouteet.
Schumacher, Schumaker: Duits, Nederduitse beroepsnaam van de schoenmaker.
Schuman: Schuhmann, Schumann, Duitse beroepsnaam van de schoenmaker.
Schunselaar: Uit Schoonselaar, afleiding van plaatsnaam Schoonsel in Wilrijk (Provincie Antwerpen?) Het databank Meertensinstituut geeft evenwel de variant Schnzeler.
Schuphof, Schuphoff, Schophof, Schiphof. Familienaam met Duitse oorsprong uit schuppe, schoppe: schepel, schep. Later uitgebreid tot tentje, kraampje, winkeltje.Het betreft dus wellicht een hof (hoeve) waar men kon schuppen, scheppen: inkopen doen.
Schuppen, van: Plaatsnaam? Schuren: Korte vorm van van der Schuren; zie (van der) Schuur.
Schuppisser. Oudhoogduitse variant van Schubisser, ontrond van Schuhbsser: schoenlapper.
Schure, van der, Schuren, van der, van der Schuere, van der Schueren, van der Scheuren, van de(der) Schuer, van de Schuren, van de(der) Scuren, Scure, van de Scueren, Verschuren, Verschure, Verschuur, Verschuure, Verschuuren, Verschuere, Verscheuren, Verscheure, Verscuren, Vershueren, Vershuere, Versheuren, Versheure, Versheure, te Terschueren, Terschuren, Terschren, Schuurmans, Schuurman, Schurmans, Schurmann, Schuyrmans, Schrmann, Schrman, Schuerremans, Schuermans, Scheuremans, Scheurmans, Schuirmans, Schoermans, Schuringa, Schrgers, Schurger, Schurgers, Schuergers, Surgers, Schurg, Schurg, Schuerch: Beroepsnaam van de kruier. Afleiding van Limburgs schurge, sjurge: met de kruiwagen rijden. Oudhoogduits scurgan, Middenhoogduits schurgen, schurgen: duwen, stoten, drijven.
Schurig. Vadersnaam. Zoals Schuricht en Schuricke Oost-Duits van Wendisch Schurek/Jurek = Georg.
Schurkens. Familienaam afgeleid van de veel voorkomende plaatsnaam ‘Schuur, Ter Schureՠ= bewoner in de buurt van, werkende in.
Schurer: Duits familienaam Schrer, Schurer. Afleiding van schren ‘mppoken, (vuur) aanwakkeren’. Of Middennoordduits schurer ‘Zwaardveger’. Of afleiding van Middelhoogduits schiure, schre ‘Schuur’.
Schurink, Schuring, Schurings, Schurin, Schuuring, Schuiring, Schuringa, Schuering: Afleiding van schuur, van der Schuren. Hekket vermeldt zowat 20 plaatsnamen Schuring in Oost-Nederland. Vergelijk Fries Schuringa.
Schusster, Schuster, Schuszter, Szuster, Szyster, Schustereit: Beroepsnaam Schuster, van Middenhoogduits schuochstaere: schoennaaier, schoenmaker. Vergelijk Schoesetters.
Schssler, Schussler, Schissler, Szysler, Schssler, Schsseler: Beroepsnaam. Middenhoogduits schusseler: schotelmaker, schoteldraaier. Vergelijk (de) Schotelaer.
Schut, Schutte, Schutten, Schutt, Schuth, Schuts, Schtte:1. Beroepsnaam van de (boog)schutter. 2. Zie Schotte(n).
Schutjes, Schutgens, Schuytjens: 1. Afleiding van Schut(te). 2. Eventueel = Schuytjens; zie Schuit.
Schutter, de, Schuttere (de), Schutters, de Schutere, de Scheutter, de Schuyter, de Schuyer, de Schuytere, de Schuytre: 1. Beroepsnaam van de boogschutter, lid van een schuttersgild. 2. Of beroepsnaam van de man die vee schut, in een schot opsluit. 3. Zie ook De Schuyt(t)er(e).
Schuttermans. Beroepsnaam van de schutter.
Schttler, Schuttler: Nederduitse vorm van Duits Schussler.
Schutijser, Schutyser, Schutyzer, Schuttyser, Schuttyzer, Schuttijser, Schuttijzer: Beroepsnaam van de schutter of de smid die schutijzers maakte.
Schutz, Schtz, Schutze: Duitse beroepsnaam van de (boog)schutter. Vergelijk Schut(te).
Schuur, (van der), van de Scheur, Schuer, Schr, Scher, Schur, Schuren, Schuerens, Schueren, Schuijren, Schouren, Verschueren, Verschure, Verschuren, Verschuur, Verschuure, Verschuuren: Plaatsnaam Schuur. Middelnederlands schuur, schuer(e), Middenhoogduits schiure, schur: schuur. Zie Van der Schure(n).
Schuurbeque: Plaatsnaam. Waternaam Schorbeke in Aalbeke, West-Vlaanderen?
Schuurbiers: Vervormd uit Zuurbier. Bijnaam van de brouwer van zuur bier of voor een waard die zuur bier verkoopt. Duits Sauerbier.
Schuurman, Schuurmans, Schurmans, Schurmann, Schrmanns, Schuerman, Schueremans, Scheuremans, Scheurmans, Schuirmans, Schoermans, Scheurman: Afleiding van van der Schuur.
Schuijer: Spelling voor Duits Scheuer ‘Schuur’.
Schuyffeleer, de, Schuyfeleer, de, de Schuijffeleer, de Scuyffeleer, Schuffeleers, Schuffelers, Schiffelaers, Schiffeleers, Schiffeler, Schiffler, Schifflers, Scheffelaar, Suffeleers, Scufflaire, Scuflaire, Escoufflaire, Escoufflaire, Scoufflaire, Scouflaire, Scouffler, Scaufflaire, Scauflaire, Xhaufflaire, Xhauflair, Xhaufflaire, Xauflaire, Xhaflaire. Naam uit het Middelnederlandse schufelen: fluiten. Beroepsnaam van de fluitspeler. Vergelijk De Pijper. Waals-Vlaams schufelen is sufekn in Frans-Vlaanderen; volkslied: Ԕrommelaren, suffelaren en den zot’. De vormen metxh (= h) zijn Waals.
Schuylenberg, van, Schuylenbergh, van, van Schuijlenbergh, Scheulenburg, Schaalburg, Schalenborg, Schalenborgh, Schalenborghs, Schalenbourg, Schaelenbergh, Schallenberg, Schallenbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Schuilenburg (Noord-Brabant - Overijssel - Friesland), uit Schullenberg in Beverst (Limburg), uit Schoellenberg in St.- Huibrechts-Hern (Limburg) of uit Schulenberg/Schulenburg (Nedersaksen - Sleeswijk-Holstein).
Schuymer, de, Schuymere, de, de Schuijmer, Schuijmere, Schumer, Schumers, Schumesch, Schmmer, Schummer, Schommer, Schommers, Schomer, Schomers, Schoumer, Schomus. Naam uit het Middelnederlandse schumer: landloper; straatrover.
Schuytere, de, Schuyere, Schuyter, de Schuijter, de Schuytre, de Schutere, de Scuyter: 1. Beroepsnaam van Middelnederlands scute: schuit. Vergelijk de Schuiteneer: schipper. 2. Zie de Schutter(e).
Scipio, Scipione, Seppion. Romeinse familienaam uit het geslacht van de Cornelii. In de Renaissance bij ons voornaam geworden. Vandaar misschien ook bij ons een vadersnaam geworden. Latijnse scipio: staf.
Schwab, Schwabe, Schwob, Svab, Swaab, Swab, Swaeb, Swaap, Zwaab, Zvab: Duits Schwabe, volksnaam van de Zwaben, inwoners van Zwaben. Middelnederlands (klankwettig) Swave, Zwave. Vergelijk De Zwaef / De Swaef.
Schwadron. Duits Schwadron van Frans escadron, Italiaans squadrone: escadron. Of van Duitse werkwoord schwadronieren: grootspreken, opsnijden, zwetsen? Vergelijk familienaam Schwaderer. Of Re-interpretatie van Schadron?
Schwager. Duitse verwantschapsnaam: zwager, oorspronkelijk aanverwante (ook schoonzoon, schoonvader).
Schwagten. Onduidelijk. Misschien Nederduits Schwarten, met als g gehoorde huig-r.
Schwaighofer, Schwachhofer: Verspreide Duitse plaatsnaam Schwaig-, Schweighof(en). Middenhoogduits sweige: veehoeve, runderfokkerij.
Schwalp, Swaalep: Duitse bijnaam Schwalbe: zwaluw.
Schwalbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Schwall, Schwaller. Plaatsnaam. middenhoogduits swal: diepe plaats in het water, sluis. 2. In de Eifel: de Waal.
Schwan, Schwanen, Schwaenen: Bijnaam naar de naam van de zwaan, Duits Schwan; vaak huisnaam. Eventueel moedersnaam. Zie De Swaene.
Schwart, Schwarte, Schwardtmann: Nederduits schwart, Duits schwarz: zwart. Bijnaam.
Schwarz, Schwartz, Schwarts, Schwarz, Schwarc, de Schwartz, Schwarzer, Schwarze, Schvartz, Schvarcz, Schvardz, Swartz, Swarts, Swarc, Swars, Svartz, Szwarcer, Szwarc, Schvarzova, Schwarzman, Schwerzmann: Duitse bijnaam ‘Zwartՠvoor een zwartharige.
Schwarzbaum, Szwarcboim: Duits, Joodse familienaam: zwarte boom.
Schwarzenberg, Schwarzenberger, (von) Schwartzenberg, Swarceenberg, Swarcberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Schwarzenberg: zwarte(n) berg.
Schwrzler, Schwarzler: Contaminatie van Schwrzer ‘Die zwart verftՠen Schwrzle, verkleinvorm van Schwarz, dat is Schwartz junior.
Schweden. Duitse volksnaam Schwede; Zweed.
Schweer: Duitse familienaam Schwe(e)r. Middelhoogduits swher, swr ‘Schoonvader’.
Schwegler: Duitse afleiding van Middelhoogduits swgel ‘Soort fluit’.
Schweich, Schweig, Schweig: Plaatsnaam Schweich (Rijnland-Palts).
Schweiger, Schwaiger, Schwieger, Schweicher, Schweickert, Schweikert, Schwickert, Swickert: Vadersnaam. Germaanse voornaam swinth-ger ‘Heftig-speer’. Swidger. Vergelijk Swiggers.
Schwein, Schweyen, Schwien: Duitse bijnaam Schwein: zwijn, varken.
Schweisthal. Plaatsnaam. Er is een Schweisthaler Hof in Schnecken (Eifel).
Schweizer, Schweitzer, Schweitser, Chweitzer, Schwitzer, Scweizer, Szwajcer, Szweicer: Volksnaam van de Zwitser, Duits Schweizer.
Schwenk, Schwenke, Schwenken, Schwenker, Schwenck, Schwank, Schwennicke: Vadersnaam. Nederduitse familienaam Swanico, afleiding van Germaanse voornaam Swano.
Schwenzfeier: Dialectisch uit Duits zinwoord Schwenzfeuer, van Schwenksfeuer ‘Die het vuur doet vlammen’. Bijnaam van een smid.
Schwerdtfeger. Duitse beroepsnaam van de wapensmid, die het zwaard oppoetst. Vergelijk Zwertvaeger.
Schwertheim: Verhaspeling van plaatsnaam Wertheim (Baden-Wrttemberg)?
Schwiebbe, Schwibbe. Vadersnaam. Duitse bakervorm van de Germaanse voornaam Swindbert. Zie Schwippert. Vergelijk Duits Schwieberle.
Schwimmer, Szwimer: Die woont aan een Schwemme: wed, drink-, waadplaats.
Schwindt, Schwind, Schuind, Schwinden: Duitse bijnaam Schwind, van Middenhoogduits swinde: heftig, onstuimig, gezwind, behendig, snel.
Schwing. Van Duits werkwoord schwingen: zwaaien, bewegen, schudden. Er bestaan heel veel Duitse familienamen (zinwoorden) die met schwing- samengesteld zijn.
Schwippert. Vadersnaam. Germaanse voornaam swinth-berht ‘Sterk-schitterend’. Swinbert. Vergelijk Schwiebbe.
Schijf, Schijve, Scheijve: Middelnederlands Scive ‘Schijf, platrond voorwerp om mee te spelen’. Bijnaam voor de speler van het schijfspel.
Schynen, Scheynen, Scheijnen: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Schnhard. zie Schijn(s). 2. Misschien plaatsnaam Schinnen (Nederlands-Limburg).
Schijndel, van; van Schendel, van Schendelen: Plaatsnaam Schijndel (Noord-Brabant).
Schijvenaars, Schijvenaers: Zoals Duits Scheibner, van Scheibe, afleiding van schijf.
Schijvens, Scheijven: 1. Waarschijnlijk vadersnaam. 2. Verbogen vorm van Schijve.
Schyver, de, Deschiever: Aanpassing van Dechivre; zie Dechvre, de Kijver.
Scius, Sius: Korte vorm van Rossius.
Sclve, Scleve, Seclef, Seclve, Seclve, Secleve: Verkort van Desclve.
Scliffet, Sclifet, Selifet, Seliffet, Slifet: aals, Picardisch variant (metathesis) van Frans sifflet: fluit(je). Bijnaam. Oudfrans ook chiffler, Oudpicardisch scliffer, van Latijn sifilare. Vergelijk Squif(f)let.
Scobry, Scoubry: Waarschijnlijk variant van Sobry.
Scorier, Scory, Scorey, Scorire: 1. Beroepsnaam. Waals scorye: maker van zwepen. 2. Variant van Franse familienaam Escurrier, van Oudfrans escurer, van Latijn excurare: reinigen, schoonmaken?
Scornicile. Afleiding van Scourneau?
Scoubeau. Afleiding van Oudfrans escobe: bezem? Vergelijk Escoube(t).
Scouperman, Scoupermanne, Scoupermant, Scoupreman: Waalse aanpassing van Duits Schoppermann, afleiding van Duitse familienaam Schopper, beroepsnaam met niet heel duidelijke betekenis. Misschien = Schoppenhauer: maker van schoppen, scheppen. Vergelijk Duits Schopmann.
Scourion, Scherjon: Middenpicardisch scourion, Frans escourgeon: wintergerst.
Scurneau, Scourneaux, Scournaux, Scourgneaux, Scorneau, Scorneaux, Scornaux, Scornos: Plaatsnaam Scourneau in Tubeke (Waals-Brabant).
Scouvart. Afleiding van Oudfrans esco(u)ver: vegen.
Scouvemont, Scoufmont: Plaatsnaam Scovaimont in Bierges (Waals-Brabant), Scovemont in Ellemelle (Luik), Walshoutem, Scovmont in Hoei (Luik).
Scoville. Plaatsnaam in Mohiville, Namen.
Scravatte. Waarschijnlijk van Ascrawat = Lescroart.
Screpel, Scrpel: Bijnaam. Middelnederlands schrepel: mager. Of afleiding van Picardisch skrp: gierig?
Scribe, Scrive, Scrifve, Scrive, Schryve, de Scryve, Lescrve, Screve, Schrve, Screve, Screve, Screve, Scref, Schrve, Schrve: 1. Beroepsnaam. Oudfrans scribe, scrive: schrij ver, griffier, klerk, scribent; Middelnederlands scribe: schriftgeleerde. 2. De naamvormen worden evenwel doorkruist door Waalse aanpassing van de familienaam De Schrijver, maar vooral van (de) Schrevel.
Scruel. Bijnaam. Oudfrans escurieul, Frans cureuil: eekhoorn. Vergelijk Schoreel. Scruel is samengetrokken van Scuruel.
Sculfort. Plaatsnaam Schfol in Atrecht: 1119 Sculfolt; of 1153 Sculfol in Erken (Henegouwen).
Sculier. Oudfranse beroepsnaam escuelier: schotelmaker, van Oudfrans escuele, van Latijn scutella: schotel. Vergelijk Schotelaer, Schssler.
Sculteur, Sculter. Beroepsnaam. Middenfrans sculpteur: beeldhouwer.
Scutenelle. Variant van Scutenaire, met r/1-wisseling?
Seagar. Vadersnaam. Engelse vorm voor Zeger.
Seaux, Saux, Saeaut, Seau, Saut, Sau, Siau, Siauw, Sea, Sa. 1. Familienaam uit het Oudfranse seel: beroepsnaam voor de verzegelaar of de zegelsnijder. Vergelijk Zegels. 2. Familienaam uit het Oudfranse seel, Frans seau, van Latijn sitellum; emmer, ketel. Beroepsnaam voor de ketelslager/-lapper. 3. Vadersnaam uit de Romaanse vorm van het Germaanse ‘Sigi-wald’. zege-heerser. Sewaldus.
Sba, Seba: Vadersnaam. Waalse vorm van Sbaud, Sibaud, Rom.aanse vorm van Germaanse voornaam Zeboud.
Sebastian, Sebasiani, Sebastiano, Sebastien, Sebestyen: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Sebastianus.
Sebrechts, Seberechts, Sebreghts, Sebregts, Seebrechts, Siebrecht, Sbert, Sebret, Segebarth, Segbers, Siberdt, Sibert, Seibert, Seyberth, Syberts, Syberden, Sybertz, Siebert, Sieber, Sibert, Siebertz, Sybers, Sijbers, Cibers, Cybers, Siepers, Sipers, Ciepers, Cipers, Sypers, Ziepries, Cypres,Cyprs, Sepers, Seper, Seber, Sibeth, Sibiet, Siebers, Siebes, Sibergs, Syberg, Sybiegs, Zeeberg, Zeberg. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sybert, sigi-berth: zege-schitterend. Sigiberht, Sigeberd, Sibert, Sigibertus, Siebertus, Si(ge)bertus. Zie ook Sibbens.
Sebus, Sebis: Vadersnaam. (Neder-Rijn). Latijnse van Sebe, bakervorm van Germaanse voornaam; zie Sibens.
Sebruyns, Serbruyns, Serbruijns, Serbryns: Vadersnaam Ser Bruins: (zoon) van heer Bruin. Germaanse voornaam Bruno. Zie Bruin(en).
Secelle, Seselle, Szille, Sezille. Moedersnaam uit de Latijnse heiligennaam Cecilia.
Secember. Waarschijnlijk verhaspeling van December, met anticipatie van de s-klank. Zie Dcembre.
Sechehaye, Seghaye: Plaatsnaam Sche Haie: droge haag, in Weillen (Namen).
Sechter, Sester, Sister, Zester: Inhoudsmaat, Middelhoogduits shuster, susster, sister, shuter, Middelnederlands sester, sister, suster (met geronde vocaal. Van Latijn sextarius ‘Zesde deel’. maat voor wijn, olie, graan.
Secker, Seckler, Seker: Duitse beroepsnaam Sck(l)er: zakkenmaker, maker van geldbuidels.
Seck, de, Secq, Secke, Seke, Sek: Frans Le Sec: de Droge. Bijnaam.
Seconde, Seecondi, Secondini, Segond, Sagon: Laijnse heiligennaam Secundus, Secondinus. Of bijnaam voor de tweede in een gezin.
Secret, Segrette: Re-interpretatie (secret: geheim) van Sacr; vergelijk Secretin/Segretin.
Secrtin, Secretin, Scrtant, Segretin: Bijnaam. Oudfrans secretain, van Latijn sacristanus: koster. Zie ook Sigrist.
Sculier, Seculier: Oudfrans secul(i)er, van Latijn saecularis: werelds, mondain, niet-geestelijke. Bijnaam.
Seddeler, de. 1. Beroepsnaam van de zetelmaker, maker van ligmeubels. 2. Variant van De Zadeleere.
Seebodts, Sepot, Sebo, Sibo. Vadersnaam uit het Germaanse sigi-bodo; zege-bode. Sigibodo, Segebodo, Sib(b)odo. Bode-namen werden vaak verward met boud-namen, zie dus ook Zebouds.
Seeder, Cder: Ontrond van Duits Sder, afleiding van plaatsnaam Sod: nat riet.
Seelaert, Ceelaert, Celaert; Vadersnaam. Germaanse voornaam Selardus.
Seelbach. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Seelde. Wellicht Oostvlaamse variant van Sillen, met l van gemouilleerde l.
Seeldraeyers, Seeldrayers. Beroepsnaam van de touwslager (ook Zeelmaekers). Vergelijk Zeelmaekers.
Seele, Selen, Seels: Vadersnaam. Korte vormen van de voornaam Marcelis, Marcillis = heiligennaam Marcellus.
Seelmans, Seleman, Sellemans: Beroepsnaam van de touwslager. Vergelijk Seeldraeyers.
Seem, Seen, Sehn: Middelnederlands en Vlaamse zeem, seem ‘Honing’. Beroepsbijnaam van de imker of honingbereider. Vergelijk Duits Seim, Nederduits Sehm.
Seer, van, Vanseer, van Ceer, van Zeer, Vanzeer, van Zeir, Vanzeir. Naam uit de plaatsnaam Seer in Montzen (Montsen, Luik).
Seerden. Vadersnaam. Wellicht variant van Geerden; vergelijk Zeerards, Zerard.
Seery. Ierse familienaam, verengelst van Galisch O Saoraidhe, van saordha ‘adel’.
Segaert, Segaar, Segar, Segard, Sgard, Sga, Segat, Siegert, Siegertsz. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam Sigihard (sigi-hard; zege-sterk). Sigihard, Segart, Sigardus, Segardus.
Sgal, Segal, Segall, Segalen, Sigal: 1. Frans dialect. (Languedoc) sgal: Frans seigle: rogge. 2. Zuid-Franse variant van Sgaux/Sicault.
Sgaux, Segaux, Sechaud, Sicault, Sigon, Zigo: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sigi-wald ‘Zege-heerser’. Sigaldus, Segaldus.
Segboer: Waarschijnlijk volks etymologisch vervormd.
Segeler, Ziegelaar: Beroepsnaam van de zegelaar of zegelsnijder.
Seger, Segers, Seghers, Segher, Sgers, Seghir, Seeger, Seegers, Seiger, Seigers, Zeghers, Zegers, Zeegers, Zeggers, Zeghiers, Zeiger, Zeguers, Zguers, Zggers, Zgers, Sguerse, Seguerse, Segre, Zegres, Zegre, Zgrs, Sieger, Siegers, Zeugers, Segier, Sigier, Sigiez, Sigit. 1. Vadersnaam van de Germaanse voornaam ‘Sigi-haria; zege-leger’. Sgier/Sigier is een Romaanse vorm. Siegers is een oostelijke en Duitse vorm. 2. Segers kan ook een enkele keer ontstaan zijn uit Shegers= de zoon van de Heegher ( = ook D’Leigere = de Reiger = iemand met spillebenen). 3. Zegers en Segers kunnen ook de afleiding zijn van ‘De zegher, de zagerՠ= een beroepsnaam dus.
Segher, de, de Zeger, de Zegher: 1. Brabantse variant van De Zager. Beroepsnaam houtzager. 2. Soms wellicht ook Re-interpretatie van de Germaasne voornaam Zeger als ‘De overwinnaar’met secundair lidwoord. Zie Seger(s).
Segui, Seguy: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sigi-w ‘Zege-strijd’.
Seguin, Seghin, Segain, Zeguin, Segouin: Vadersnaam. Frans vorm van de Germaanse voornaam sigi-wini ‘Zege-vriend’. Sigoinus, Seguinus.
Seguinot. Vadersnaam. Afleiding van Seguin.
Segvelt, van. Plaatsnaam Zegveld, Utrecht.
Sha, Seha, Cha, Ceha: Vadersnaam Shard, van Germaanse voornaam sigi-hard. Zie Segaert.
Seichepine. Plaatsnaam Sche pine: dorre doornstruik.
Seidel, Seidl, Sajdl, Seydel, Seydels, Zajdel, Seijdell: Vadersnaam. Duitse verkleinvorm van Germaanse voornaam Siegfried.
Seidelin. Vadersnaam. Afleiding van Seidel.
Seidler, Seitler. 1. Afleiding van plaatsnaam Seidel (Pommeren). 2. Zijdespinner.
Seidenspinner: Duitse beroepsnaam van de zijdespinner.
Seif, Seifen, Seifman, Zajf, Zajfen, Zaijfman: 1. Duits Seife ‘Zeep’. Beroepsbijnaam van de zeepzieder. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Seifert.
Seiffermann, Seifman, Soiferman: Vadersnaam. Afleiding van Seifert.
Seifter. Waarschijnlijk variant van Seifer, misschien door metathesis van Seifert.
Seign, Seignez, Signet, Zinj, Zinje: 1. Oudfrans s(e)ignet: zegel. Vergelijk Zegels. 2. Verschrijving voor Seignier.
Seigneur. Franse pendant van De Heere. Italiaans Signore.
Seikert. Vadersnaam. Duitse familienaam van Germaanse voornaam Sigihard. Zie Segaert.
Seiller, Seillier, Seill, Seiliez, Seilleur: Afleiding van Oudfrans seille, Latijn situla: emmer. Beroepsnaam van de ketelslager.
Seine, Seinen, Seijnen, Seynen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Seino, Seyno, van Segino, Sigino, bij sigi-naam, zoals Sigenfredus, van Seinfridus.
Seinaeve, Seinave, Seynaeve, Seynave, Seynhaeve, Seynhave, Seijnhaeve, Seijnaeve, Seyhave, Seynhaghe, Sinnaeve, Sinnave, Sinaeve, Sinave, Synnaeve, Synaeve, Syenave, Synave, Sinaf, Synaeghel, Sinnaghel, Synnaghel, Seynnave, Synnave, Sijnhaeve, Sijnaeve, Sijnhave, Sijnhave, Synhaeve, Senaeve, Senave, Senaffe, Zinave, Sinove, (van) Synhove. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse chenave, chaneve, van vulgair Latijncanapus; cannabis, hennep. Vergelijk Chenove, van cannabu: hennep. Beroepsnaam voor de hennepteler. Vergelijk Chen(n)evier, Chenavier, Chenevard, Duits Hanf, Hanfbauer. 2. Beroepsnaam voor de mosterdmaker of -handelaar uit het Oudfranse senavre: mosterd, van Latijn, Grieks sinapi: mosterd. Vergelijk Duits Senf (zelfde herkomst), Oudhoogduits senef, Oudsaksisch, Oudengels senap. Onderstaande oude Waals-Vlaamse vormen kunnen evenwel alleen op ch- teruggaan. Maar sinapi-plaatsnamen vertonen ook ch-anlaut: Sennevires (Oise): 1061 Sineverie, 1284 Chaneuvieres, 1667 Chesnevieres, waarbij natuurlijk verwarring met Chenevire (hennepveld) niet uitgesloten is.
Seip, Seipt: Vadersnaam.uit de voornaam Seipold, Seibold: Zegeboud.
Seitz, Seytz, Seits, Zajc: Vadersnaam van Sigizo, Sizo, afleiding van Germaanse sigi-naam.
Seize. Frans; zestien.
Sjourn, Sjournant, de Sjournet, de Sejournet: Bijnaam. Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord van Oudfrans sejorner, sojorner: verblijven, ontvangen, onderdak verlenen.
Seker. Plaatsnaam in Jerxheim (Duitsland). 2. Zie Seckler.
Sela: Variant van Sala?
Selbach: Plaatsnaam Seelbach (Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts, Saarland).
Selbeck. Plaatsnaam in Muhlheim/Ruhr (Noordrijn-Westfalen).
Seldam, ten: Plaatsnaam ten Seldam/Zeldam bij Goor, Overijssel: 1381 Zellincdam.
Seldenslach, Seldenslagh, Seldeslachts, Seldeslagh, Sellenslach, Sellenslagh, Sellensslach, Selderslaghs, Selderslagh, Selderslag, Selleslaghs, Selleslagh, Selleslag, Selleslaghs, Selleslach, Selleslachs, Selslagh, Selfslaghs, Selfslag, Selfslags. Bijnaam voor iemand die Һelden’ slaat, of als spotnaam voor een vechtersbaas.
Selder, Selders. Middenhoogduits selder: bewoner van een boerenwoning, hoevetje, hut.
Seldrum. Waarschijnlijk een oostelijke hem naam.
Self. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam, Oudengels Szwulf ‘Zee-wolf.
Selgert: Vadersnaam. Duitse voornaam Seliger.
Selhorst. Plaatsnaam in Wierden, Overijssel, Herbern, Noordrijn-Westfalen.
Seliger, Selinger, Seliner. Vadersnaam. Germaanse voornaam sali-ger ‘Zaal-speer’. Saligerius, Seligerus.
Selis, Sellis, Selle, Sellies, Sellis, Sels, Ceelen, Zelisse: Vadersnaam. Spelling voor Celis, van Marcelis, heiligennaam Marcellus. Zie ook Seele.
Selk, Selck, Zelck: 1. Plaatsnaam Zelk in Halen (Limburg). 2. Zie ook Selke.
Selke, Seleck, Seleck, Selicq, Selefcque, Selecque: 1. Selke = Selleke, afleiding van Selle, Geselle: gezel, vriend. 2. Plaatsnaam Zellik (Vlaams-Brabant).
Sellekens. 1. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Marcellus. 2. Afleiding van Middenhoogduits selle: gezel. Zie Selke 1.
Seller, Sellers: Engels seller, van Oudfrans selier, seller ‘Zadelmaker’.
Selette. Oudfrans selette; bankje, bijnaam of beroepsnaam.
Sellier, Selliez, Sellire, Selliere, Selly, Sely, Selij, Celli, Celly, Scellier, Lesellier, Lesselliere, Lesseliers, Lecellier, Leceiller, de Selliers, de Sellier. 1. Familienaam uit het Oudfranse sellier, Frans sellier: zadel-, gareelmaker. 2. Of uit Oudfrans selier, van Oudfrans seel, Frans sceau: zegel. Beroepsnaam van de zegelaar, de zegelsnijder.
Selling, Sellink. Achterhoekse familienaam. Fries Sellinga. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Sello, Friese voornaam Selle.
Selm, van, Selms, van: Plaatsnaam Selm (Noordrijn-Westfalen) of Zelhem (Gelderland): 1291 Selem.
Selman. Variant van Seelman of Salman?
Selschotter. Familienaam uit het Middelnederlandse selfschotter: bedienaar van een selfschot, een belegeringstuig. Beroepsnaam.
Selten, Zelten. Bijnaam, zeldzaam, vreemd.
Selves. Plaatsnaam Selve, van Latijn silva: woud, bos. Oude vorm van Celles-lez-Waremme (Luik).
Selzer, Seltzer, Selter: Duitse en Nederduitse vormen met umlaut, van Duits Salzer: zoutzieder, zouter.
Semai, Samale, Simal: Variant van Smal(e) (zie De Smaele), met svarabhaktische vocaal.
Semail, Semaille, Samaille, Samaillie: Frans semaille: het zaaien, gezaaide. Beroepsnaam van de zaaier? Of verschrijving voor Semay/Samaey?
Semeesel. Onduidelijk. Afleiding van De Mesel (Smesels) of variant van Semeese?
Semel, Semels. Plaatsnaam Semel in Werkhoven (Utrecht). 2. Vadersnaam. Afleiding van een voornaam, zoals Zegemond; vergelijk Seminck(x). Vergelijk Semelyn.
Semelyn, Simelyn, Simelijn, Semeelen, Semmeling, Semoulin, Simoulin: Waarschijnlijk vadersnaam, afleiding op -lin. Vergelijk Seminckx, Semel(s) 2. 1340 Jan Semelin die men heet van Belle.
Semenow, Semenowa: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Simon.
Semer, Seemer, Semaires, Semaire, Siemers, Siemer, Seymer, Simmers, Simmer, Ziemer, Zeimers, Zemer, Zmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-mr ‘Zege-beroemd’ zie Simar.
Semerie. Plaatsnaam Smeries (Nord).
Semet, Semette. Waalse aanpassing van Smet. Zie Simettre.
Semetier. Zie Van Semmertier. Maar 1240 Aubert Cementier de Sermaize lijkt een afleiding van Oudfrans cment, van Latijn caementum: grove steen.
Seminck, Seminckx, Semninckx, Syme, Semen, Simin, Simme, Simmen. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sigmund (Zegemond) Sigis-mund of Sigi-helm, (vergelijk Simknes). Zie ook Symynck.
Semmertier, van, van Semmortier, van Seymertier, (van) Seymortier, van Cemestier, Semetier, Seijmortier, Semortier, de Saintmortier, Semeteys. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Elzele (Henegouwen).
Sempel, Sempels. 1. Zie de Simpel(e). 2. Misschien plaatsnaam Champles in Bierges of Rozieren (Waals-Brabant).
Semper. Variant van Sempel?
Snac, Senacq, Sinac, Sinacq, Sinakx, Sienack. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Snac (Gironde-Htes-Pyr). 2. Of vadersnaam uit de oude voornaam Senacus.
Senaeme, Seniamme, Senane, Senrame, Ceenaeme, Zeenaeme, Zeename: Oudfrans cename, van Latijn cinnamum: kaneel. Vergelijk Zimt. Eventueel van Italiaanse familienaam Cenamin van Ouditaliaans cennamo: kaneel. De vrouw van Giovanni Arnolfni op het beroemde schilderij van Jan van Eyck heette Giovanna Cenami, uit Lucca.
Sanauld, Senault, Sena, Senay, Sinia: Cdersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sin-wald: Sinoldus, Senaldus.
Send. Senden. Vadersnaam van Germaanse sinth-naam. Sindo.
Senden, van. Plaatsnaam Senden in Westfalen.
Sender, Senders. Vadersnaam. Variant van Sander(s). 2. Eventueel Germaanse voornaam sinth-hari ‘Weg-leger’. Sindharius, Sendarius.
Sn, Sene, Senet, Senez, Cenez: Oudfrans sn: wijs, verstandig. Bijnaam.
Snchal, Sncal, Senechal, Senecal, Sennechales, Sennchales, Sennchales, Sncharles, Lesenechal, Lesenecal, Sinchal, Sinechal, Sinarles, Sincharles, Senecaut, Senecaux, Senecat, Seneca, Snca, Sncaux, Senneco, Senicor, Sienicou, Cenecout, Sinicco, Sinico, Sinica, Snsal, Senesal, Seneschael, Sennsesael, Sensesael, Sinnesael, Synnesael, Sijnnesael, Sijnesael, Seynesael. Uit het Oudfranse snchal, het Germaanse siniskalk: oudste dienaar. Het Middelnederlandse seneschael: voornaamste hofambtenaar, intendant, prefect, (later) militair bevelhebber.
Seneca, (van), Snca, Senecat, Snque, Seneque, Senica, Sinica, Senique, Senik, Senyk: 1. Vadersnaam. Naam van de Latijnse dichter Seneca, leermeester van Nero. 2. Zie ook Snchal.
Snpart, (de), Senepart: 1. Germaanse voornaam Senepartus, Sinbertus. 2. Plaatsnaam.
Senf. Duits Senf: mosterd. Beroepsnaam van de mosterdmaker of-handelaar.
Sengier, Sengiers, Singier, Seingier, Saingier, Sangier, Senzier, Sensier, Zingir, Zyngier, Sengez, Senzee, Senze, Sense: Vadersnaam. Niet de Romaanse vorm van Germaanse voornaam S(w)indger: Deze hoofdzakelijk Waals-Vlaamse familienaam is een aanpassing - met epenthetische n - van Sgier/Sigier/Sezier, Romaanse vorm van de voornaam Zeger (zie Seger(s). Vergelijk Sesier, Sergier.
Senicourt, Snicourt. Familienaam uit de plaatsnaam Senicourt in Genvry (Oise).
Senior. Bijnaam Senior: de oude(re). Of spelling van Spaanse Sefior: heer.
Senlecque. Plaatsnaam Senlecques, Pas-de-Calais.
Senne, Sennen, Sene, Senen. Vadersnaam. Friese voornaam Senne.
Senneville. Plaatsnaam (Seine-Mar.). 2. Soms wellicht variant van Sonneville.
Senoc, Senocq. Verfransing van Snoek met svarabhaktivocaal.
Sens, Chens, Centen: Vadersnaam van Sents? Korte vorm van Vincens/Vincentius?
Sent: 1. Moedersnaam Sente = Latijnse heiligennaam Sancta. 2. Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse voornaam Frethesent, HEngelsenda, Megensinda, Meinsent, Rofsind. 3. Vadersnaam. Cent, van Vincent.
Sente, Senten, Centen, Zenden, Senden, Sant, Sante, Zante. 1. Moedersnaam uit de meisjesnaam Sente (afkomstig uit de heiligennaam Sancta). 2. Sancta kan een latere herinterpretatie zijn van een oorspronkelijke Germaanse voornaam op -s(w)inth, zoals Frethesent, Hengelsenda, Megensinda, Meinsent, Rofsind. 3. Vrouwelijk van Cen, van Vincent.
Seny: Plaatsnaam Seny (Provincie Luxemburg).
Sents. Vadersnaam. Afleiding van Sent, van Vincent of van Sanctus of sinth-naam.
Senzot, Sanzo, Sanzot, Sinzot: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Sanctio, Santius of van Sanctus, Oudfrans sainz, Oudwaals sinz.
Sep, Seppe, Seps, Sepsz: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Josep(h), Jozef.
Sepers: Vadersnaam. Seper, van Seber, van Sebert, Sebrecht. Germaanse voornaam sigi-berht ‘Zege-schitterend’. Sigiberht, Sigeberd, Sibert, Sigibertus, Siebertus, Si(ge)bertus.
September. Wellicht vondelingennaam naar de maand.
Septfontaine. Plaatsnaam Septfontaines: zeven bronnen, onder meer in Eigenbrakel (Waals-Brabant), Doornik (Henegouwen), Fagnon (Ardeche).
Septon, Seton, Setton: Plaatsnaam (Luxemburg), Waals ston.
Spulcre, Spulchre, Sepulchre, Sepulchre, Spulque, Spulle, Spul, Sepulle, Sepul, Spult, Sepult, Duspulchre, Duspulcre, Dusepulchre, Duspulckre: Spulchre = le saint Spulchre: het Heilig Graf. Plaatsnaam, onder meer parochie in Nijvel.
Sequaris, Squaris: Naar de tekst op een vlag of standaard Sequaris ‘Volg mij’.
Sequeira, Sequera. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam in Portugal en Noord-Spanje, die zoveel betekent als Ҥroog.’
Serafini, Serafin, Serafim, Serafino, Srafin, Srafini, Sraffin, Sraphin: Vadersnaam. Heiligennaam Serafinus, afleiding van Hebreeuws seraph ‘adel, vlammend’. De Serafs of Serafim waren in het Oude Testament hogere engelen. Middelnederlands seraphijn als naam van engel van hogere rang. Of bijnam voor een vrome, een devoot.
Seran, Seranne, Serhan, Serhane, Seranty, Serrand, Serranne, Serrane, Sarrant: Frans sran, Oudfrans serand: kaarde, kam om wol, vlas, hennep te hekelen. Beroepsnaam.
Serbrock. Zoon van Brokke, Brok, zie de geslachtsnamen Brockema, Broksma, Brox en Broks en de plaatsnaam Broxeele (Brok’s zaal) in Frans-Vlaanderen en Brockum (Brokkeheim) bij Hannover.
Serclaes, ‘T Serclaes, TՓerclaes, Tserclaes, de tՓerclaes, Circlaeys: Vadersnaam, ‘S her(en) Claes: zoon van heer Claes.
Sercu. Sercus is de Franse vorm van plaatsnaam Zerkel (Frans-Vlaanderen).
Serdobbel, Serdobbels, Cerdobbel; Sheren Dobbel, zoon van de heer Dobbel, Dobbel, Dubbel, Dubbeld. Afleiding van Friese voornaam Dobbe, of uit Dietboud of Theobald. Of afleiding van Germaanse voornaam Dotbert.
Srssiat, Srssia, Srsia, Seressiat, Seresiat, Seresia, Srcia, Srciat, Seredat, Ceressia, Ceresia, Ceressiat, Ceresiat, Crssiat, Crsiat, Ceressiaux, Ceresiau, Cereciat, Crciat, Crcieaux, Crciaux, Cerreciat, Ceresa, Cereja, Srciaux, Srusiaux, Serusiaux: Plaatsnaam Seressia in Forville (Namen).
Seret, Serez, Serey, Sr, Sere: 1. Zie Cehert. Plaatsnaam Seraing, Waals Sr (Luik).
Serdongs, Serdons. 1. Zie Cardon. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Sourdon (Somme).
Serfranckx, Servranx, Servrankx, Serveranckx, Servranckx, ‘T Servranckx, tՓervrancx, tՓervranckx, tՓervrankx, tՓervranckx, tՓervranex, Sevranckx: Vadersnaam Ser Vranks: (zoon van) heer Vrank. Zie Frank.
Sergeant, Sergent, Sergant, Sergaent, Le Sergeant, Sierzant, Sargant, Sargent: 1. Beroepsnaam van de sergeant ‘Bode, gewapende dienaar, lijfwacht, krijgsknecht’. 2. Eventueel herinter-pretatie van Serjans, Sirejean.
Sergeys, Sergeysens, Sergeysels; zoon van Geys, Gijs, Gis of Gisil.
Sergoigne, Sergogne, Sergonne, Sergonynne, Sergoyne. Vermoedelijk een vervorminge van het Franse sigogne, cigonge: ooievaar. Bijnaam voor iemand met lange hals of benen.
Sergeeraert, Sergeraert, Sergheeraert, Sergheraert: Vadersnaamr. Zoon ‘S heren Geraard.
Sergeef, Sergejew: Slavische familienaam Sergueeff, Serghuieff, Sergejew, afleiding van Latijnse Sergius.
Sergier, Sergi, Sergie, Cherchie, Cherchi, Cherchye, Cherchi: Vadersnaam. Zoals Sengier/Singier, van Sgier/Sigier, hier met epenthetische r. Chercie is hypercorrect. Zie ook Sesier.
Sergoigne, Sergogne, Sergonne, Sergoynne, Sergoyne: Waarschijnlijk van Sigogne met epenthetische r. Frans cigogne: ooievaar. Bijnaam voor iemand met lange hals of lange benen. Vergelijk Ovaere, Duits Storch.
Sergooris, Sergoris. Vadersnaam uit Ser (‘S Heren) Gooris. Zie verder bij Goris.
Sergyssels, Sergysels, Sergijssels, Sergijsels, Sergeyssels, Sergeysels, Sergeyssens. Vadersnaam: ‘S Heren Gijsels (Gijzelbrecht) zoon.
Serheylaerds. Vadersnaam. Afleiding nan Heer Heylaerd, Germaanse voornaam.
Serie, Serier, Serry, Ceriez: 1. Bijnaam. Oudfrans serrier ‘Slotenmaker’. 2. Cerier, Occitaans vorm voor cerisier ‘kersenboom’.
Srielle, (van) van Schel: 1. Plaatsnaam Schelle (Antwerpen, Overijssel). 2. Zie Van Schil.
Serieys. Occidentaalse familienaam van Sries, Seriers, Frans Cerier: kersenboom
Serjacobs, Seriacop, Sirjacob, Sirejacob, Sirejacobs, Sierjacobs, Sire Jacob: Vadersnaam Serjacobs: van de heren Jacobs. Vergelijk Sirjacques.
Serlambrechts. Vadersnaam. Afleiding van heer Lambrecht.
Serl: Vadersnaam. Spelling voor Serlet, Cherlet, van Charlet, verkleinvorm van de voornaam Charles.
Serlippens, Serluppens, Serluppus, Scheerlippens, Scherlippens. Vadersnaam uit Ser Lippers: zoon van heer Lippe.
Serlooten, Sarlote. Aanpassing van Charlote.
Sermant, Serment, Szerman, Szerment, Charmant: Frans serment: eed, gelofte. Bijnaam voor een bedigd beambte.
Sermettens, Sermertens. Vadersnaam uit ‘S heren Maartens. Zie verder bij Maartens.
Sermeus, Sermeuse, Chermeux: Vadersnaam Ser Meus: ‘S heren Meus, soon van heer Meus, Bartholomeus. Chermeux is hypercorrect.
Sermijn, Sermyn. Variant van Samin met r-epenthesis? Vergelijk Scharmin.
Sermon, Sermonne. Variant van Simon. Zie verder bij Simon.
Serneels, Cerneels. Vadersnaam, ‘S Heren Neels (Daneels of Corneels).
Sern: Wellicht uit Frans Charnet, verkleinvorm van charme ‘Haagbeuk’. Of uit Cheronnet, verkleinvorm van cheron, carron ‘Voerman’.
Serniclaes, Sernicola: Vadersnaam ‘S heren Niklaas. Vergelijk Serclaes.
Serooskerke, van: Plaatsnaam Serooskerke (Schouwen, Zeeland).
Seron, Seront, Sron, Serroen, Serron, Ceron, Cron. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Seron in Forville (Namen) of Soy (Luik). 2. Zie ook Siron.
Seroux, Serrou, Serroux, Serrout: 1. Plaatsnaam Croux (Waals-Brabant) of Seroux in Thimister (Luik). 2. Zie ook Sirou(x).
Serpe. Beroepsnaam. Frans serpe; snoeimes.
Serpieter, Serpieters, Sepieter, Sipieter: Vadersnaam ‘S heren Pieters: zoon van heer Pieter.
Serraes, Serras: Vadersnaam. ‘s heren Raes. Zie Raas.
Serraf, Seraph. Bijbelse voornaam. Zie Serafin.
Serrar, Serra, Serrat. Aanpassing van Gerard.
Serrarens, Serraris, Seraerts, Seeraert, Sceraert: Vadersnaam Ser Aren(d)s’Sheren Arends, Aartsՠde zoon van de heer Arend.
Serr, Serre, Serre, Serree, Serret, Serres. 1. Zie Cheret. 2. Plaatsnaam Serre in Bothey (Namen). 3. Variant van Seret.
Serreyn, Serreyns, Sereyn, Serryn, Serrijn, Syryn, Sijrijn: 1. Sereyn is een hoofdzakelijk Waals-Vlaamse fmailienaam. Vadersnaam Ser Hein(s): ‘S heren Hein(s), Hendrik. Eventueel Ser Reyn(s): ‘S heren Rein, van Reinaard/Reinoud. 2. Variant van Soreyn = Sorin. 3. Plaatsnaam Seraing (Luik). Zie ook Serrien.
Serrien, Serien. De Antwerpse familienaam Serrien is een verhaspeling van Jorion. Van 1720 tot 1770 wordt de familienaam Serrin gespeld. Vanaf 1770 komt in Niel de vorm Serrien voor.
Serrier, Serriez, Serri, Serri, Serry, Serries, Serier, Serie, Sry, Sery, Seri, Criez, Ceri, Ceriez. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse serrier: slotenmaker. 2. Cerier, Sirieix, Occidentaalse vormen van cerisier: kersenboom. Vergelijk Cerisier.
Serroels, Serroelofs, Sherroelofs. Vadersnaam: letterlijk van de heer Roel, Roelof. In 1223 was Rolinus filius Rudolphi (uit het geslacht Serroelofs) schepen van Brussel.
Serroyen, Sroyen, Serroeyen, Seroeyen, Serayen, Seray: zoon van heer Oye, van Ode, odo, Udo.
Serrure. Beroepsnaam van de slotenmaker. Vergelijk Serrurier.
Serrurier, Serrurie, Serurier: Beroepsnaam. Frans serrurier: slotenmaker.
Serruys, Serruijs, Serrus, Serrues, Serru, Seru. Vadersnaam Serhuigs: zoon van heer Huig, Hugo. Zie ook Huis. Of van seruis; loodwit, dus een schilder.
Sersanders, Sersante: Vadersnaam ‘S heren Sanders.
Serst, Serste: Waalse aanpassing van Serstevens.
Serstevens, ‘T Serstevens, tՓerstevens, tՓertevens, TՓerstevens : Vadersnaam Ser Stevens: ‘S heren Stevens.
Serty. Wellicht Waals van Chertier, Charrier.
Serulier. Beroepsnaam. Variant van Serrurier.
Servaege, Servage, Servaeyge, Servayge, Servaeyse, Servayse: Frans servage, Italiaans servaggio: horigheid, lijfeigenschap, knechtschap.
Servaas, Servaes, Servatius, Zervas, Zervos, Servasy, Servais, Servaye, Selvais, Selvait, Selway, Sollevay, Solvay, Sollewijn, Sollweyn, Solveyns, Serv, Servez, Serve, Serveau: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Servatius.
Servant, Servan, Serwan. Beroepsnaam. Frans servant; dienaar.
Servaton. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Servatius.
Serveau, Cerveau. Vadersnaam. Hypercorrect of afleiding van Servais.
Servenay, Servene. Luiks-Waalse afleiding van Sverin, met metathesis?
Serverius, Salverius, Salvrius: Latijnse heiligennaam Severius/Severus met epenthetische r. Salverius is benvloed door Salvator.
Serveyt, van. Plaatsnaam Servais, Aisne?
Serville, van Servellen: Plaatsnaam (Namen, Eure-et-Loir).
Servotte, Servos, Servoz. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Servatius.
Servranckx, Servranxk: zie Frank. Het gedeelte (t)Ser- staat voor ‘Wan de heer.’
Serweytens. Vadersnaam ‘S herens Weitens (zoon). Fries Weit, van Wouter. Zie Wuyten(s). Ook de naam Weitema, Weytingh, Weitema, Weitsema, Weits en Weitz zijn van die weit afgeleid en de plaats Weitingen bij Horb in Wurtemburg en Weyteghem in Oost-Vlaanderen.
Serwier, Serwir, Serwird, Serwy, Servy: Beroepsnaam. Waals srw, Frans serrurier: slotenmaker.
Serwouters. Vadersnaam Ser Wouters; (zoon van) heer Wouter. Zie ook Cheroutre.
Sry, Serry: 1. Zie Serrier. 2. Plaatsnaam Sry (Ardeche, Yonne, Aisne, Oise).
Sese: Vermoedelijk van Sesier, Sesier, van Segier, Sigier, Romaanse vorm van de voornaam Zeger (zie op dat woord).
Sesier, Sezier. Vadersbnaam. Waals-Vlaamse aanpassing van Sgier/Sigier, Romaanse vorm van de voornaam Zeger. Zie ook Sengier, Sergier.
Sestigh, Sestig, Tsestigh, tՓestig, tՓestigh: Plaatsnaam Sistig in Kall (Noordrijn-Westfalen). De Leuvense humanist Sexagius heette Van Tsestich en woonde in het huis met Romeinse cijfers LX.
Seters, van: Plaatsnaam Seters (Noord-Brabant).
Sette, Set, Seth, Seeten. Oudfrans set(t)e: otter. Bijnaam voor een otterjager. Vergelijk Frans Loutre, Duits Otter.
Setten, van: Plaatsnaam Zetten (Gelderland).
Seubert: Vadersnaam. Gerond uit Siebert, Sybert, Sebert, Sebrecht. Germaanse voornaam sigi-berht ‘Zege-schitterend’.
Seuckens. Vadersnaam. Vleivorm van een bakervorm Succho van een Germaanse voornaam, wellicht Sutgarius, Sucherius.
Seule, Seulen. (Midden)Waals-Vlaams seule: houten emmer. Beroepsnaam van de kuiper.
Seume, de. Vervorming van De Seune?
Seumaye. Plaatsnaam Seumay in Perwez en Ottignies (Waals-Brabant).
Seumois. Plaatsnaam Seumois in Emines, Namen.
Seuningen, van. Misschien Zoningen, een aanpassing van plaatsnaam Soignies (Henegouwen), Nederlands Zinnik.
Seur, Seuren, Seur, Seurs. Vadersnaam. Limburgse korte vormen van Severinus.
Seur, la, Seuren, Souren, Seur, Zeuren, Seuwen, Severijns: Laseur, Laseure, van Leseur(re). Beroepsnaam. Oudfrans seurre, sure, van Latijnse sutor ‘Naaier, schoenmaker’.
Seuret, Seurette. Zuid Franse afleiding van de voornaam Severin.
Seuss: Wellicht foute spelling voor Duits Suess, S ‘Zoet, lief’.
Seutin, Seutins, Seutein. I. Moedersnaam. Picardische gepalataliseerde variant van Middelnederlandse voornaam Soetin. Zie Zoetens. 2. Eventueel plaatsnaam Seutin in Feluy (Henegouwen).
Sevanne, Svanne, Sevenne: Aanpassing van Franse familienaam Chevenne, Chevanne, Frans chevenne: kopvoorn, vis met dikke kop. Bijnaam.
Sevecotte, van, van Sevencoten, van Zevenkoten, van Zevencote. Plaatsnaam Zevekote (West-Vlaanderen), in Sint-Martens-Latem (Oost-Vlaanderen), Ruiselede (West-Vlaanderen) etc.
Sevenant (van), van Sevenandt, Sevenhant, van Zevenhand, Sevenhandt, Sevenhant, Sevenhans, Sevenants, Sevenans, Svenants, Svenans, Savenants. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Sint of Saint-Venant (Pas de Calais). 2. De namen zonder ‘Van’komen mogelijk uit Һeven handenӺ bijnaam voor een handig man. Vergelijk Siebenfinger, Siebenfuss, Siebenhaar.
Sevendonck, van. Plaatsnaam Zeverdonk in Tnh. Antwerpen.
Sevenich, Sevenig, Sewenig: Plaatsnaam Sevenich (Titz, Noordrijn-Westfalen).
Seveno, Sevenoo, Sevenois, Sevenoy. Bretonse familienaam Sveno, van Seven: beleefd, beschaafd, gezond, gemanierd.
Sevens, Seevens, Sevenne, Zeven, Zevne, Zevenne, Zvenne, Zewen, Seeuwen, Sieven. Vadersnaam, knuffelvorm van Sievert (uit het Germaanse sig + wardan). Of variant Van Sieben(s) (zie Sibbens).
Sevenster. Plaats- en huisnaam Zeven Ster, Sterren.
Severi, Sveri, Severy: 1. Vanwege de hoge frequentie van deze familienaam in Limburg en Luik heel waarschijnlijk van heiligennaam Severinus, al is Severi eigenlijk afleiding van Severus. 2. Plaatsnaam Sev(e)ry in Javingue (Namen).
Severijns, Severyns, Severijnen, Severeyns, Severeijns, Severijns, Severin, Severins, Severing, Severini, Severino, Severain, Severan, Seeverens, Severens, Sevrin, Sevrain, Svrin, Sevryns, Sevriens, Severne, Sewerin. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Severinus (Latijn severus: streng). Severinus was bisschop van Keulen, vandaar de populariteit van de voornaam in Rijnland en Limburg (familienaam Frings, Frijns).
Sevilla, Sivilla, Siville. Spaanse plaatsnaam, Andalusie.
Seving, Sevingen, Sevink. Vadersnaam. Afleiding van Severinus of Severt.
Sewalt, Seewald, Seywald: Variant van Duits Sewold. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sigiwald.
Seyde. Beroepsnaam van de zijdespinner of-wever? Vergelijk Duits Seidenspinner, Seidensticker.
Seijdlitz: Plaatsnaam Seydlitz in Brandenburg en Silezi, nu Polen.
Seijen, van; van Sijn: Vertaald uit de Seijn?
Seykens, Seijkens. Vadersnaam van Soikin, afleiding van Soyer.
Seyl, Seyll, Seylle. Duits Seil: touw, Zuidnederlands zeel. Beroepsnaam van de touwslager. Vergelijk Seiller.
Seylberg, van de, den. Plaatsnaam Zeilberg in Deurne, Noord-Brabant.
Seijmortier: Varianten: van Semmertier, van Semmortier, van Seymertier, Semetier, de Saintmortier. Plaatsnaam in Elzele (Henegouwen).
Seijmour, Seijmoer: Engels familienaam Seamour, Seamer, van Oudengelse voornaam smr ‘Zee-beroemd’of veeleer uit sigi-mr ‘Zege-beroemd’.
Seyner. Middennoordduits, Middelnederlands seiner: die met een zegen, sleepnet vist.
Seyns, Seijns, Cheyns, Cheys, Seys: Middelnederlands chens, sens, seins: schatting, cijns. Bijnaam voor een cijnspachter of cijnsinner.
Seijnstra: Friese afleiding van plaatsnaam Sein, de naam van twee meertjes onder Warns (Nijefurd, Friesland).
Seys, Seijs, Seyse, Seyssen, Seyssens, Seysen, Seysens, Ceyssens, Ceysens. Vadersnaam, verkorte vorm van Franseis, van Franois.
Shaw: Engelse plaatsnaam Shaw ‘kreupelhout, bosje’. Vergelijk ter Schegget en de Vlaamse familienaam van der Schage.
Shepherd, Sheppard. Engelse beroepsnaam; schaapherder.
Sheridan. Verengelst van Galisch O Siridein, met onzekere betekenis.
Shooter. Bijnaam (uit het Oudengelse sceotan) voor iemand van het schuttersgild, een jager, een boogbezitter,.
Short, Shord. Engelse familienaam uit schort, short: bijnaam voor een ‘kleinՠiemand.
Shuldiner. Duits Schuldner; schuldenaar, schuldeiser.
Siaen, Siaens, Sciaens, Sian, Sianne, Siane, Scianna, Scianne: 1. Vaders-, moedersnaam van heiligennaam Domitiaan (Domitianus, Domitiana)? 2. Variant van Zian.
Siar, Siard, Sias, Sa, Sea, Cejaert: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam sigi-hard ‘Zege-sterk’. Seiardus, Siardus.
Siau, Siauw. 1. Zie Seaux. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam sigi-wald; zege-heerser.
Sibbens, Sibbes, Siben, Sibens, Sibenne, Sybens, Syben, Sijbens, Sijben, Zyben, Sibbing, Siebens, Sieben, Siebes, Siebs, Sieb, Sieps, Siep, Sips, Sip, Siepen, Seeben, Sebe, Sebben, Sebbe, Zeeben. Vadersnaam Sibbe, Siebe is de knuffelvorm van de Germaanse voornaam Zegeboud (Siboud), Zegebrand of Zegebrecht.
Sibesma, Siebesma, Sybesma; Friese vadersnaam Sibe.
Sibick, Sibiek: Vadersnaam. Afleiding van Sibbe; zie Sibbens. Sibich is een naam uit de Dietrichsage.
Sibil, Sibille, Sibilles, Sybille, (de) Sebille, Sebillen, Sibilde, Sibile, Sibiel, Sbille, Sbile, Sibilia, Sibilla, Sibila, Sibella, Sibelle, Sybelle: Moedersnaam. Griekse heiligennaam Sibulla, Latijn Sibylla ‘Waarzegsterՠof Latijnse voornaam Sibilia.
Siborghs, Siborgs, Sieborgs, Cieborghs, Ciborgs, Sibourg, Cibour, Cibos. 1. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam sig-burg; zege-burg. 2. Of mogelijk ook uit de plaatsnaam Sbourg (Nord).
Siboul. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sibert.
Sibret, Zibret. Plaatsnaam. Luxemburg.
Sica, Siccama, Sicard, Siccard, Sickert, Zigter, Zigterman, Sicka, Sikaet, Succard, Succa, Suquart, Souka, Succaet, Sucaet, Secaet, Secat, Seca, Scat, Ccat. 1. Vadersnaam Sicco of Sikke uit de Germaanse voornaam sigi-hard (zege-sterk). 2. Sommige varianten komen wellicht uit het Oudfranse soc: ploegschaar. Beroepsnaam van de ploeger.
Sichem, Sachem. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Zichem (Vlaams Brabant). 2. Of uit de Germaanse voornaam sigi-helm; zege-helm.
Sichem, van, van Sichen, van Siechem, van Sighem, van Sighen, Zighem. Familienaam uit Zichem (Vlaams-Brabant) of Zichen(-Zussen-Bolder, Limburg).
Sichien, Sichen, Sigin: Aanpassing van de vadersnaam Sicking, afleiding van Sicke, Sicco, bakervorm van Germaanse sigi-naam. Voornaam Sikke (Groningen, Friesland). Sibertus = Sicco; Sifridus = Sicco.
Sickel, van der, van der Sichel, van Sichelen, van Seggelen, Versickel, Versichel, Versigghel, Versiggel, Versichele, Verschilen, Versichel. 1. Naam uit de plaatsnaam Sikkel (bijvoorbeeld in Asse (Vlaams-Brabant). 2. Of huisnaam van de Sikkelmaker.
Sickesz, Sikkes, Sikkesz, Sykes, Syken, Sijken, Sicx, Six, Sicz, Cyx. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sicke (knuffelvorm van een Germaanse sigi (strijd)-naam.
Sicot, Zicot, Zicos. Vadersnaam. Afleiding van sigi-naam zoals Sicart, Sicault.
Siderius, Sidrius, Sideris, Sideri: Vadersnaam. Verkort van Desiderius.
Sidon. Latijnse heiligennaam Sidonius?
Siebel, Siebels, Sybels, Zybel, Cibels, Sijpels, Sypels, Sippel, Sibbel, Seijbel, Siepel, Siebelink: 1. Vadersnaam. Verkleinvorm van Siebe, vergelijk Duits Seiberl, Sieble. Zie Sibbens. 2. De Tongerse familie Sypels stamt evenwel van ene Cerbel, die als lutheraan wellicht een Duitser was. Misschien de Duitse familienaam Zerbe en dat kan op een Serbe ԓervir slaan, op herkomst van Zerben (Saksen-Anhalt) of op de naam Servatius.
Sieben, Siben, Siebenga, Siebes, Sijbes, Sips: Vadersnaam. Sibbe, Siebe, bakervorm van de Germaanse voornaam Zegeboud (Siboud), Zegebrand (Sibrand) of Zegebrecht (Sebrecht).
Siebenaler, Sibenaler, Sibenaller: Duitse plaatsnaam Siebenaler: zeven elzen.
Siebers, Sieber, Siebes: 1. Duits Sieber: zevenmaker. 2. Siebert = Sebrecht.
Siebert, Siebrecht, Sebert, Sebrecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-berht ‘Zege-schitterend’. Sigiberht, Sigeberd, Sibert, Sigibertus, Siebertus, Si(ge)bertus.
Sieberath, Sieprath: Plaatsnaam in Hellenthal (Noordrijn-Westfalen).
Siebols, Sybalda, Sybada, Sibetsma, Sybolts, Siebolds, Sieboldts: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Zeboud, Sybouts, Sibolts, Siebold, van sigi-bald ‘Zege-moedig’. Plaatsnaam Sebaldaburen in Friesland, Sibaldaweer een sat te Godlinze, Sibada state in Hennerarderadeel, Sinets-burg in Jeverland, Sibetshuis, bij Jever in Oldenburg.
Siebrand, Sybrands, Sybrandi, Sybrants, Sybren: Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-brand ‘Zege-zwaard’. Sigibrandus.
Sieckelinck. Afleing van Middelnederlands siek: ziek, melaats. Bijnaam voor een ziekelijk mens. Vergelijk Siek en Duitse familienaam Siechling.
Siedentopf. Nederduitse vorm van Duits Seidenzopf: haarvlecht met zijden linten. Bijnaam.
Siedler: Duits familienaam Siedler, afgeleid van Middelhoogduits sidelen, Duits siedeln ‘Zich vestigen’.
Siegburg. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Sieling: Vadersnaam. Afleiding op -ing van de Germaanse voornaam Sigilo, verkleinvorm van een sigi-naam.
Siegel, Siegels, Sigl. 1. Vadersnaam. Duits Siegl, afleiding van sigi-naam. 2. Duits Siegel: zegel. Beroepsnaam van de zegelsnijder. Vergelijk Zegel(s).
Siegenthaler. Plaatsnaam Siegenthan, Beieren?
Sieger, Siegers, zie Seger(s). Siegers is een oostelijke en Duitse vorm. 2. Sgers een enkele keer van Shegers, afleiding van De Heger: Zie D’Leyghere. 3. Zegers/Segers eventueel afleiding van De Zeger.
Siegerink, Sigersma, Siegersma, Siegers, Segers en Zegers, de plaatsname Sigerswolde in Opsterland en bij Garijp, Zegerscapel in Frans-Vlaanderen, Siegersleben in Saksen etc. komt van den mannenvoornaam Sieger, Siegher, Sigher, Zeger, dat betekent Victor, de overwinnaar. Plaatsnamen Sigerswolde in Opsterland en gehucht bij Garijp, Zegerscapel in Frans-Vlaanderen, Siegersleben in Saksen.
Siegfried. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-frith ‘Zege-vrede’. Zie Sievert.
Siek, Siecke, Siech, Sieg: Bijnaam. Middelnederlands sick, Nederduits siek, Middenhoogduits siech: ziek, melaats.
Siekman, Siekmann. Middelnederlands ziek(e)man: melaatse (1539 den zieckman oft lazarus); ook deken van de leprozen, provenier van een ziekenliedenhuis.
Siels. Vadersnaam. Germaanse voornaam Seolo. Zie Zielens.
Siemerink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Simar; zie Simmers.
Siemes, Simense, Siemens, Symens, Simens, Seymens, Zeimen, Symus, Sijmens, Sijmus, Simus, Seymus, Siemsen, Zeymes, Zeimes, Zemes, Sems, Semes: Vadersnaam. 1. Siemens, afleiding van Sime, bakervorm van Germaanse voornaam Sigmund of Sigmar (zie Simmers). 2. Uit heiligennaam Simon, zie daar.
Sienaert. Waarschijnlijk vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sinhard. Denardus. Franse familienaam Senard, Senart.
Sieperda: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Sipert = Siebert.
Siepman: Duitse familienaam Siebmann, Nederduits Siepmann. Afleiding van Middennoordduits sp, sipe ‘Riviertje, beek’. Of van de plaatsnaam Siepen (Noordrijn-Westfalen) of Siepe (Sleeswijk-Holstein).
Sierag: Plaatsnaam Sirac (Gers) of Chirac (Charente, Lozre, Corrze)?
Sierens, Sieren, Cierens, Cieren, Siering, Syrinckx, Syrincx, Siers, Sier, Ciers, Cier, Chiers, Chies: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Zierik: sigi-rik ‘Zege-machtig’. Sigericus. Of Sier, van Siger, Seger.
Siereveld: Varianten Sierveld, Zierveld, Siervelt, Ziervelt, Sidervelt, Zuurveld, Zuerveldt in de 17de en 18de eeuw onder andere op Schouwen-Duiveland (Bruinisse) en Noord-Beveland (Colijnsplaat). Blijkens de variant Sidervelt kan de naam wellicht uit de plaatsnaam Zijderveld (Vianen, Zuid-Holland) worden verklaard. Of misschien herinterpretatie van de West-Vlaamse plaatsnaam (Roeselare) en familienaam Schierveld.
Sierevogel, Siervogel: Duits Ziervogel, bijnaam voor iemand die mooi, sierlijk gekleed loopt.
Sierhuis: Plaatsnaam? Of herinterpretatie van Sierens?
Siermans. Vermoedelijk aanpassing van Chermanne.
Siersema, Siersma, Sierdsma. Vadersnaam. Friese afleiding van Sier. Zie Sieren.
Sierksma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Zierik, Sirik, Sierk.
Sierts. Nederlands ook Sierds. Vadersnaam Sierd, Siard, Germaanse voornaam sigi-hard: Siardus, Sierdus.
Sietema, Sijtema, Sietsema, Sietses, Siedsma, Sietsma, Sijtsma: Friese afleiding van de Friese voornaam Siet(e) en verkleinvorm Sietse.
Sievert, Siever, Sievers, Sivert, Siewert, Siewers, de Sivers, Zevers, Zvers, Severs, Sever, Svers, Zeevaart, Zeevaert, Zeevart, Zeeveld, Sivard, Siva, Sevart, Sevar, Svar, Zevaert, Zevart, Zvart, Zeva, Zewart, Ziewers, Seeuwers, Siffert, Siffers, Siffer, Sciffer, Sifer, Siffre, Syfer, Ziffer, Siefers, Sieffert, Siefert, Sefer, Seffert, Seffer, Seffers, de Seffer, Seiffert, Seifert, Seifer, Seivert, Seiwert, Seyvert, Seywert, Seijffers, Seyffers, Seyffert, Seyfert, Seyfarth, Seifried, Sajfrt, Soifer: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ziveerd, Sivert, Duits Siegfried: sigi-frith ‘Zege-vrede’. Sigifridus, Sigefrid.
Siewert, Siewers, Zewart, Ziewers: 1. Zie Sievert. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-ward ‘Zege-wachter’. Siwardus. Friese voornaam Sieuwerd, Siewerd, Siewart, Sywert.
Siffain. Vadersnaam. Vleivorm van Siegfried.
Sifflet. Bijnaam. Frans sifflet; fluit. Vgl Sclifet.
Sigart, Sigard, Sigar, Sigaar, Ciggaer, Cigare, Cigar: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zegard. Zie Segaert.
Sighem, van: Plaatsnaam Zichem (Vlaams-Brabant).
Sigmans. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-man ‘Zegeman’. Sigeman. Duits Siegmann.
Sigmund, Zikmund, Zygmund, Zygmunt, Zsigmond: Vadersnaam. Germaanse voornaam sigimund ‘Zegebescherming’. Sigimund.
Signon, Signong. Verkort van Rossignon?
Signor, Signore, Signori, Signorino, Signorelli, Signoriello. Italiaanse pendant en afleiding van De Heere.
Sigona. Variant van Sigonneau, dim. van Sigogne, Cigogne: ooievaar.
Sigrist, Sigerist, Siegrist: Beroepsnaam. Middelhoogduits sigriste, van Latijn sacrista: koster.
Sigvarte, Siguoirt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sigiward.
Sijthoff, Ten Zijthoff. Familienaam uit de plaatsnaam Sijthoff (Zuidhof): wellicht ergens in het zuiden van Noord-Holland.
Sik, Sike. Vadersnaam van germaanse bakernaam Sicco, van Sigi-naam; zie Sickes. Bijvoorbeeld Sikko = Sigmarus.
Sikkel, Sukkel: Vadersnaam. Sickel, van Sigilo, verkleinvorm van een sigi-naam, zoals Siegfried.
Sikkelerus, (van), van Sikkelurus, van Sikkeleris: Plaatsnaam. Vergelijk familienaam Sinclair, van plaatsnaam Saint-Clair.
Sikkema, Sickenga, Sikkens, Sikkes, Sickesz, Six: Vadersnaam. Afleiding van Sicke, van Sicco, bakernaam bij een Germaans sigi-naam. Sifridus cognomento Sicco.
Sikkink. Vadersnaam. Afleiding van Sik(e). Vergelijk Sichi(e)n, Sickes.
Sikorski. Poolse bijnaam voor een klein, donker mens.
Silfhout, van, Silvold. Plaatsnaam Silvolde, Achterhoek.
Silon, Sillon, Sillion, Cellion: 1. Plaatsnaam Sillon: voor. 2. Veeleer van Gillon; vergelijk Sillis 2. Silva, zie Da Silva.
Silbach, Silback. Plaatsnaam Silbach. Noordrijn-Westfalen.
Silber. Beroepsnaam van de zilversmid. Of verkort van de beroepsnaam Silberer; zilverwerker.
Silberberg, Zilberberg, Zylberberg: Duitse plaats- en huisnaam.
Silbereisen. Bijnaam voor de zilversmid.
Silberfeld. Duitse plaatsnaam.
Silberman, Silbermann, Zilberman, Zilbermann, Zylberman: Beroepsnaam van de zilversmid. Vergelijk Silber.
Silbersack, Zylberszac. Duitse bijnaam, waarschijnlijk voor een rijke die een zak zilver heeft.
Silberschatz. Duitse bijnaam voor een rijke die een schat aan zilver heeft.
Silberschmidt. Duitse beroepsnaam van de zilversmid.
Silberstein, Silbersztejn, Sylberszteyn, Zilbersztein, Zilberstein, Zilbersain, Zilbesztain, Zylbersztein, Zylbersztejn, Zylbersztajn: Duits Joodse familienaam: zilversteen.
Silence, Silance: Frans silence: stilte. Bijnaam voor een stil en zwijgzaam mens. Vergelijk Duits Stille.
Silfs. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-wulf ‘zege-wolf: Siulfus, Silef.
Silfverstolpe. Zweedse familienaam. Bijnaam. Zilveren stijl, post.
Silje: Spelling voor Frans Sellier, Selier of Cellier. 1. Oudfrans selier, Frans sellier ‘Zadelmaker, gareelmaker’. 2. Oudfrans selier, van Oudfrans seel, Frans sceau ‘Zegel’. Beroepsnaam van de zegelaar of zegelsnijder. 3. Frans cellier ‘kelder’.
Siliakus: Vadersnaam. Ciliacus door dissimilatie uit de Griekse heiligennaam Cyriacus. Vergelijk Duits Cyliax, Zilliax.
Silkens, Silkijn, Silkyn: 1. Vadersnaam. Afleiding van Marcelis. Zie ook Celis, Celen. 2. Moedersnaam. Afleiding van Marcilia of Cecilia.
Sillem. Waarschijnlijk variant van Sillen.
Sillen, Cillen, Cielen, Scillien, Scilien, Sillien, Silien, Cillien. 1. Moedersnaam uit de heiligennaam Cecilia of Marcilia. 2. Zie ook Celen.
Sillevaerts, Silvert, Gillevoorts. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam gisil-frith, Silefredus, Selifredus.
Silliard, Silliatte. Wellicht aanpassing van Gilliard.
Sillis, Silles, Ceelen. 1. Variant van Celis, van Marcelis. 2. Variant van Gillis = Egidius.
Sillon, Silon, Sillion, Cellion. 1. Mogelijk naam uit de plaatsnaam Sillon (Bretagne ?). 2. Maar wellicht schrijfvariant van Gillon.
Silva, de; de Sijlva, da Silva, Portugese, Joodse familienaam ‘Van den Bos’.
Silvain, Silvan, Silvano, Silvin, Sylvain: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Silvanus.
Silver. Beroepsnaam van de zilversmid. Vergelijk Silber.
Silverants, Silverans, Silvrants, Sylverans. Nieuwe interpretatie van de Sevenants. Zie daar.
Silverman. Beroepsnaam van de zilversmid. Vergelijk Silbermann.
Silversmit, Silversmet, Selversmet, Silberschidt. Beroepsnaam voor een zilversmid.
Silvertand, Silverentand, Silverstant, Silvertant. Bijnaam voor iemand die n of meerdere zilveren tanden had. Vergelijk Duits Silberzahn.
Silveryser, Silveryzer. Beroepsnaam voor de zilversmid. Vergelijk Silbereisen.
Silvester, Silvestre, Silvestri, Silvestro, Silvestros, Sylvester, Sylvestre, Sylvestri, Silveste, Selvestere, Selvestrel, Sevestre: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Silvester, van Latijn silvestris Եit het woud’.
Silvestrin, Silvestrini. Vadersnaam, vleivorm van de voornaam Silvester.
Sim, Simms, Sims. Vadersnaam. Korte vorm van voornaam Simon of Germaanse voornaam Sigmond of Sigmar. Zie Simkens.
Simaey, (van), Simaey (van), Chemay, (van) Simaeys, van Simaeyse, van Simaes, Symaes, Symays, Simays, Simaijs, Simais, Simas, Symaes, van Sijmaes, Samaey, Samay, Samaeij, Semay, Semey, Semeij, Semaes, Semaesse, Samaers, Samaes. Familienaam uit de plaatsnaam Chimay (Henegouwen).
Simaels. Afleiding van Simal? Of hypercorrect voor Symaes?
Simanek: Vadersnaam. Slavische afleiding van de voornaam Simon Simmers: Ook Se(e)mer, Zemer. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-mr ‘Zege-beroemd’.
Simar, Simaer, Simard, Scimar, Symaes, Simair. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam sigi-mer; zege-beroemd. Sigimar, Sigmar Simar, Simmar, Simer. 2. Soms afgeleid uit Simon. Zie daar.
Simeon, Simeons, Simeoni, Simeone, Simons, Simon, Simoni, Simon, Symon, Simions, Simioni, Dessimon, Desimon, Simon, Simons, Simonsen, Simonse, Simoons, Siemons, Simoens, Simoen, Siemonsma, Simonsma, Symensma, Siemensma, : 1. Vadersnaam. Bijbelse voornaam Simeon, die wel geregeld met Simon verward werd. 2. Of uit Simillon, dit uit het Oudfranse someillon: slaap, dutje. Bijnaam.
Simon, Simons, Symon, Symons, Sijmons, Sijmon, Sijm, Symonds, Szymon, Syemons, Syemans, Siemoens, Siemon, Siemons), Simons, Simond, Simetin. Afleiding van Simettre?
Simettre, Semet, Semette, Smettre, Smette: Vadersnaam. Heiligennaam Symtre, Waals s(u)mte, vereerd in Lierneux (Luik). De volgende vormen doen aan Romaanse aanpassing van Nederlands smeder denken: 1351 Jehan Semeder=Jehan Semede = 1352 Jehan Semeddre, Henegouwen, (zie ook (de) Smettre).
Simkens, Simke, Symkens, Sijmkens, Sehmke, Cemke, Zemke: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Simon of Germaanse Sigmund, Sigmar (zie Siemens). Of van Friese voornaam Semme, van Sigihelm.
Simmeren, van. Duitse plaatsnaam.
Simon, Simons,Symons, Symon, Sijmons, Sijmon, Symonds, Szymon, Syemons, Syemans, Siemoens, Siemons, Siemon, Siemens, Simonds, Simond, Simmonds, Simmons, Simonts, Simont, Simonsen, Simonse, Simonis, Simoni, Simonides, Simony, Simono, de Simone, de Simon, Simoni, Simony, Simoens, Simoen, Simoes, Simos, Symoens, Symoen, Sijmoens, Seymoens, Seymons, Seijmoens, Ziemons, Zimons: Vadersnaam. Heiligennaam (apostelnaam) Simon. Hij komt al in 1130 voor. Simonis ook wel eens = Simonet.
Simonard, Simonart, Simonaer, Simonna: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Simon.
Simono, Simonot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Simon.
Simonin, Simonini. Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Simon.
Simonon, Simenon. Vadersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Simon.
Simonson, Simenson, Simpson, Simson: Vadersnaam. Engelse Zoon van Simon.
Simpelaar, (de) Simpelaere, Simpelare, Simpelare, de Simplelaere: Bijnaam. Waals-Vlaamse simpelaarԍ sul, sufferd’.
Simpel, de, Simpele, de, Simpels, Sempel, Sempels. Bijnaam uit het Middelnederlandse simpel, sempel, van Frans simple: eenvoudig, gewoon, onschuldig, gemakkelijk, eenvoudig van geest. Bijnaam uit het Waals-Vlaamse simpelaar: sufferd, sul. Zie ook Saint-Paul.
Simpsen, van, van Siempsen, van Simsen,van Sumsen: Plaatsnaam Zemst (Vlaams-Brabant): 1181 Semse?
Sinaey, van, van Sinay, van Sinaye, van Sinaij, van Sina, Vasina, (van) Sinoy: Plaatsnaam Sinaai (Oost-Vlaanderen), plaatselijke uitspraak sna.
Sinack, Sinac, Sinach: 1. Plaatsnaam Snac (Gironde, Htes-Pyr.). 2. Vadersnaam. Oude voornaam Senacus.
Sinapi, Sinap, Sinope, Sienap: Grieks sinapi, Latijn sinapi(um), Frans snev, Nederduits senep, Duits Senf, Middelnederlands senep: mosterd. Beroepsnaam. Vergelijk Mostaert.
Sinclare, Sinclair. Engels-Schotse naam naar n van de vele Normandische plaatsnamen, die beginnen met Saint-Clair(e)-de. Plaatsnaam Sint-Clair (Manche, Calvados).
Sinderen, van: Plaatsnaam Sinderen in Wisch (Gelderland).
Sindic, Saint-Dic, Sendyk: 1. Middenfrans sindic (vanaf 1318), van Latijn syndicus: vertegenwoordiger van vrije burgers, wethouder, gildehoofd, gevolmachtigde. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse sinth-naam: Sindicho, Sindico, Sendeco.
Sindorff. Verspreide Duitse plaatsnaam Sindorf.
Sinet, Sinee, Sine, Zinet: Vadersnaam Verkort van bijvoorbeeld Massinet.
Singel, van Singhel, van, van Syngel, van Synghel, van Single, van Zingel, van Zynghel, van der Cingel, Verschingel, van Saingele, van Saingle: Plaatsnaam Singel: muur of weg om een stad, rondlopende afsluiting.
Singelyn, Singelijn, Sengeleng: Franse familienaam Singelin, afleiding van singe: aap? Of variant van Singelee, Singlet, met suffixsubstitutie?
Singer, Zinger; Beroepsnaam; zanger.
Singerling, Singeling: Variant Singelijn, Sengeleng. Franse familienaam Singelin. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Singevertus, Singardus, Singaldus, Singuinus.
Singlet, Single, Single, Singul, Singule, Singel, Singele, Singele, Singelee: 1. Bijnaam. Afleiding van Oudfrans single: alleen, eenzaam, eenvoudig. 2. Waals single, single, Frans sanglier: everzwijn. Bijnaam.
Singleton. Plaatsnaam. Sussex.
Sinia: Waalse vorm van Senauld, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sin-wald: Sinoldus, Senaldus.
Sinn, Sinne, Sinnen, Sin, Sine, Sins. Rivier- en plaatsnaam Sinne?
Sinnema, Sinning, Sinnige, Sinnighe, Sinninghe, Sinnege, Zinnicq.: Vadersnaam. Afleiding van de Fries-Groningse voornaam Sinne, van Germaanse voornaam met sinth-, sind-’Weg’.
Sinner. Duitse beroepsnaam; ijkmeester.
Sinon, Sinot, Sinos: Vadersnaam. Korte vorm van Massinon, Massinot; vergelijk Sinet.
Sinonquel. Waalse variant van de vroegere Luiks-Waalse familienaam Sinoquet.
Sinope. 1. Zie Sinap(i). 2. Waalse vorm van Oudfrans sinopre, Sinople: de heraldische groene kleur.
Sint Annaland, (van): Plaatsnaam Sint-Annaland (Tholen, Zeeland).
Sinte Maartensdijk, Sint Maartensdijk, (van): Plaatsnaam Sint-Maartensdijk (Tholen, Zeeland).
Sint, van, van Sinte: Plaatsnaam Saintes (Sint-Renelde, Waals-Brabant). Of korte vorm van een andere plaatsnaam met Sint- of Sinte-. Sinte-Kartharina-Kapelle (Heule, West-Vlaanderen) heet in de volksmond Sente.
Sint-Aldegonde, van. Plaatsnaam Sainte-Aldegonde in Bavinchove (Frans-Vlaanderen), Longuenesse (Pas-de-Calais), St.-Omaars (Pas-de-Calais).
Singh, Sing, Pahladsingh, Thakoersingh, Bholasingh, Oemrawsingh. Indiase naam die in Nederland behalve uit India ondermeer ook afkomstig is uit (Brits) Guyana, Afghanistan en Suriname. Sanskriet voor leeuw.
Sinteleer, Seyteleer: Erg frequente plaatsnaam Saint-Hilaire (Seine-et-Oise, Somme, Pas-de-Calais, Nord.).
Sintfiet, van. Plaatsnaam Sankt Vith, Luik.
Sinteur: Misschien de Bretonse familienaam Centur, van santur ‘gehoorzaamheid, trouw’.
Sinthomez. Plaatsnaam Sint-Omaars, Frans Saint-Omer (Pas-de-Calais), vroeger wel eens als Sint-Thomas begrepen.
Sint-Jan, van, Vansintjan, Vansintejan, Sinjan, de Saint Jan, van St. Jans: Plaatsnaam Sint-Jan-in-Eremo (Oost-Vlaanderen) of Sint-Jan-bij-Ieper of de middeleeuwse Sint-Jansparochie in Ieper of Sint-Jans-Cappel (Frans Saint-Jans-Cappel, Nord). Of een ander Sint-Jan, zoals in Brussel.
Sintobin, Sintobein, Sintebin, Sentobin, Saintobyn, Sanctobin, de Saint-Aubin, Desaintobyn, Desintebin, Deseintebein. Naam uit de plaatsnaam Saint-Aubin. Deze naam is heel verspreid in Nord, Pas-de-Calais, Somme, Namen.
Sintruyen, van, an Sintruijen, van Sint-Truijen: Plaatsnaam Sint-Truiden (Limburg).
Sinty. Variant van Santy?
Sio: Nederlandse spelling van Franse familienaam Saux, Sau, met verschillende verklaringsmogelijkheden. 1. Oudfrans seel, Frans sceau, van Latijnse sigillum. Beroepsbijnaam van de verzegelaar of zegelsnijder. 2. Oudfrans seel, Frans seau ‘ammer, ketel’. Beroepsbijnaam van de ketelslager of -lapper. 3. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam sigi-wald ‘Zege-heerser’. Sewaldus.
Sion, Scion, Scyon: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Domition, afleiding van heiligennaam Domitianus. 2. Zie Soen(s).
Sior, Scior, Sciorre: Vadersnaam. Korte vorm van Melsior = Melchior.
Siot, Sciot: Spellingvariant van Franse familienaam Chiot: hondje? Of korte vorm van Mich(i)ot?
Sipelier. Wellicht variant van Sapelier, van Chapelier. Maar een hypercorrecte vorm voor Siply is niet uit te sluiten.
Siperius, Siprius: Latinisering van Sipers.
Siquet, Siquiet: Variant van Oudfrans Chiquet, met onzekere betekenis. Bijnaam voor een kleine? Afleiding van chique: lor, flard, lomp?
Sirael, Sirault, Siraux, Sira, Sirat, Siray: Plaatsnaam Sirault (Henegouwen).
Siret. Afleiding van Oudfrans sire; heer. Vergelijk Heerkens.
Sireuil. Plaatsnaam. Charente.
Sirjacq, Sirjacques, Sirjack, Sirzacq, Siersaeck, Siersack: Vadersnaam. Sire Jacques: van de heer Jakob. Vergelijk Sirejacob(s).
Sirlande, Cirlande: Beroepsnaam van de ambtenaar die land moest schatten, ramen, taxeren. Uit Middelnederlands chier-land, zinwoord met Middelnederlands c(h)ieren: schatten.
Siron, Sirond, Siroen, Cyron, Cyren, Cron, Sron, Seron, Seront, Serroen, Serron, Ziroen. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Seronius, in het Frans Siroine. 2. Sommige variantenals Serroen, Ziroen komen mogelijk uit Vlaamse aanpassingen van de voornaam Jeroen (Jrme= Hironymus).
Sironval, Seronval, Seronvalle, Sronval, Sronveau, Sronveaux, Seronveaux, Seronveau, Seronvaux: Plaatsnaam Sironval in Charneux (Luxemburg).
Sirou, Siroux, Siroul, Ciroux, Cirou, Cyroux, Chroux, Seroux, Serroux, Serrou, Serrout: Plaatsnaam Siroux in Seilles (Namen, Luik), maar verspreid. Variant van stru, sru, serrues, plaatsnaam Sorrus, Setrez. Romanisering van Nederlandse plaatsnaam Zittert (bijvoorbeeld Sittard)
Siroyt, Syroit. Familienaam afgeleid van de Germaanse plaatsnaam ҳigidrthu’ wat zoveel betekent als: plaats waar veel zegge groeit. Vergelijk Siroux.
Sirre: Spelling voor Sire, ook Lesire. Frans sire, onderwerpsvorm, van Latijnse senior. Nederlands de Heer(e).
Sissau, Syssau, Syssauw, Cyssau, Siseau, Cijsouw, Sissou: Uit Frans chincsaulx, Frans cinq saules: vijf wilgen. Plaatsnaam Cissau in Eke (Frans-Vlaanderen) en Borre. Vergelijk Vijf Wulgen in Eernegem.
Sistenich: Waarschijnlijk variant van Siestemich. Delocutieve naam ԓiehst du mich? Veeleer een plaatsnaam, eventueel Sinzenich (Noordrijn-Westfalen). Vergelijk familienaam Kenntemich, Kentenich, van plaatsnaam Kendenich (Noordrijn-Westfalen).
Sissingh, Sessink: Vadersnaam. Afleiding op –ing van de Germaanse voornaam Sigizo, verkleinvorm van sigi-naam. Achterhoekse naam. Ook plaatsnaam, in Hengelo (Gelderland):
Sistermans, Sisterman, Sistermann, Sijstermans, Systermans, Sustermans, Zestermann: Afleiding van Middelnederlands sister, suster ‘maat voor wijn, olie, graan’van Latijnse sextarius ‘Zesde deel’. Beroepsnaam van de meter van waren. Zuid-Limburgse familienaam ook Sichtermans. Vergelijk trouwens de familienaam Sechter, van Middelhoogduits shter, s(h)ster. Of Sichtermann als bewoner van vochtige, moerassige bodem.
Sitoor. Misschien vanchtoire, Oudfrans chastoire: bijenkorf. Vergelijk Catoir(e), de Picardische vorm.
Sitsen: Vadersnaam. Friese voornaam Sitse, van Sigizo, verkleinvorm van sigi-naam, bijvoorbeeld Siegfried. Vergelijk Duitse Zitz(e).
Sittaert, van, van Sittard, van Sittert, van Sitteren, van Zitteren. Plaatsnaam Sittard, Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen, Zittard, Noord-Brabant, Nederlands-Limburg, Antwerpen, Zittert, Noord-Brabant, Nederlands-Limburg. Zittert-Lummen, Vlaams-Brabant.
Sivertsen, Syvertsen: Vadersnaam. Zoon van Sievert.
Six, Sicx, Sicz, Syx, Sijx, Cyx, (van) Sys, (van) Sijs, Cis, Sis, Chys,Chijs, Cijs, Cysch, Cys, Zys, Zijs. 1. Uit het Middelnederlandse (t)sijs, Frans six: zes, de zes ogen van de dobbelsteen, het meeste geluk. Bijnaam voor een gelukzak (in het spel ?). 2. zie ook Sickes.
Sixte, Sixto: Latijnse heiligennaam Sixtus ‘De zesde’.
Sizaire, Ziesaire: Luxemburgse familienaam Ziesaire, van Zieser, beroepsnaam van de inner van zs: accijns.
Sjaarde, Sjarda, Sjaardema, Friese vadersnaam Sjaart, van Sighart, Siegart; overwinnaar, in Holland Segaar en Siggaar.
Sjoerdsma, Sjoerda, Sjoorda, Sjoerdinga, Sjoerdema, Sjoerdsma, Sjoerds, Sjoers, Siurtz, Siutz, Sjuds: Vadersnaam. Afleiding van de Friese voornaam Sjoerd, van Siewerd, de Germaanse voornaam Sigiward, Sigurd, Friese vorm van Siegfried, een naam die eerder in Holland en elders in de Nederlanden als Sgfert, Sifert, Sivert, Syvert, Seifert, Sieuert werd uitgesproken en waar de geslachtsnamen Sieuertz; Siewertsz, Siewertsen, Sieverts, Cijffers nog van afkomstig zijn dat tenslotte tot Sjoerd werd. Sjoerda-staten eindelik zijn er te Kollum, Oenkerik en Lioessens, allen in Friesland.
Sjoerts, Sjoerds, Sjouken, Sjoukes, Sjoukje. Friese vadersnaam, een samenstelling van het Germaanse sig-wardan: zege + behoeden (behoeder van de overwinning). Siewerd, Sigiward.
Sjouw: Vadersnaam. Friese voornaam, van Sieuwerd, Germaans Sigiward.
Sjouwerman. Beroepsnaam van een sjouwer?
Ska, skaard: Luxemburgs Waals van Oudfrans escart: bres. Bijnaam voor iemand met openingen tussen de tanden.
Skifati. Naam van Marokkaanse origine die mogelijk afgeleid is van de voornaam Shifah: genezer(es), genezend.
Skirole, Skirolle, Scurole: Zuis Franse familienaam Esquirol, Frans Ecureuil: eekhoorn. Bijnaam voor een lenig, levendig mens.
Skottke. Nederduits Schottke, afleiding van Schott: schutter. Beroepsnaam.
Skovron, Skovronek, Skowron, Skowronek, Skowronska, Skowronski: Pools Skwronek: leeuwerik.
Slaa: 1.Verkort uit de Achterhoekse familienaam te Sla(a), Plaatsnaam ‘las op de heide, moerasՠin Losser Overijssel, Aalten (Gelderland), Winterswijk (Gelderland), Weerselo, Overijssel. 2. Samengetrokken uit Sala.
Slaakweg: Plaatsnaam ‘Weg bij een slaak’weg met slag of wagenspoor. Middelnederlands slake ‘Rustig water’. Laak ten oosten van Sint-Philipsland (Zeeland), ook vaarwater bij Arnemuiden (Zeeland) en Goedereede (Zuid-Holland).
Slabbaert, Slabber, Slabbers, Schlabertz; Afleiding van Middelnederlands werkwoord slabben ‘gulzig drinken, kwijlen’. Bijnaam voor een schrokker, slemper, drinkebroer’. De naam blijkt ook als voornaam gebruikt te zijn.
Slabbekoren, Slabbekoorn: Zinwoord, met het eerste lid uit Middelnederlands slabben ‘Tot eigen voordeel aanwenden’. Bijnaam. De van-naam in het volgende citaat zou op een plaatsnaam kunnen wijzen: 1621 Hier leyt begraven Eewout Aeren Corvinckse in sijn leven van Slabbecoren. De Slabbekoornpolder in Sint-Maartensdijk (Zeeland), Oud-Vossemeer (Zeeland) en Hoedekenskerke (Zeeland) kan evenwel naar de familienaam vernoemd zijn.
Slabbinck, Slabinck, Slabbynck: Omdat -ing-namen gewoonlijk vadersnamen zijn, wellicht van de voornaam Slavo, met intensiefvorming v/b.
Slabbeling. Waarschijnlijk variant van Slabbelinck.
Slachmuijlders: Variant van Slagmulder(s), Slagmolder(s). Beroepsnaam van de olieslager, die een oliemolen (slagmolen) heeft.
Slaek: Plaatsnaam Slaak (zie Slaakweg) of bijnaam. Middelnederlands slac ‘Slap, traag’.
Slagboom: Naam voor wie bij een slagboom woont of hem bedient.
Slager, Slaager, Slaagers, Sleegers, Slger, Slegers, Sliggers: Beroepsnaam van de slager, slachter.
Slaghuis. Naam uit slacht + huis.
Slagmulder, Slagmulders, Slagmolders, Slagmolder, (de) Slagmeulder, Slagmulder, Slagmaelder, Slagmuijlder, Slagmuylder, Slagmuylders, Slagmulder, Slagmulder, (de) Slachmuylders, Slachmuylder, Slachmeulder, Slachmuijlder, Slaghmuylder, Slaghmuylders, Slachtmuylders, Slachmuylders, Slagman, Slacmeulder, Slacmeuldre, Slaemeulder, Sclacmeulder, Slacmender, Slacmanne, Sclackmender, Sclameulder, Sclaemender, Sclamender, Saclsmolder. Beroepsnaam van de olieslager (eigenaar olieslagmolen).
Slagter: Beroepsnaam van de slachter.
Slagtman. Familienaam uit de plaatsnaam Schlacht(e); dijk, waterleiding, sluis.
(van) Slambrouck, van Slambroeck, van Slembroeck, (van) Slembrouck, Slembroeck, Slimbrouck, Vanslembrouck. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Slambroek of Slangebroek (broek = moeras) in diverse gemeentes (vooral in West-Vlaanderen).
Slangen, Schlangen, Slange, Slangen, Langen. zoon van de lange man, bijnaam naar iemands kwaliteiten.
Slangenburg, Slangenberg. Familienaam uit de plaatsnaam Slangenburg van een landgoed bij Doetinchem (Gelderland). Zie ook Langenberg.
Slappendel, Slappendal, Slap. Plaatsnaam.
Slechten, Sleghten, Slegten, De Slegte, Slight. Bijnaam uit het Middelnederlandse slecht: eenvoudig, onschuldig, simpel, onnozel.
Sledsens: Van Middelnederlands sledde, sleedse ‘Slede, slee (ook landbouwwerktuig)’. Beroepsbijnaam.
Sleeboom: De woont bij een sleeboom ‘Sleedoornstruuik, boom met sleen, sleepruimen, wilde pruimen’. Vergelijk familienaam Slebos ‘Bosje met sleedoornstruiken’.
Sleecks, Sleeckx, Sleex, Sleuckx. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse sleec: gelijk, glad, effen. Naar woonplaats? 2. Zie ook De Leeck.
Sleen, van der: Plaatsnaam Sleen (Drenthe): 1342 de Sleen.
Sleeuwaert, Sleeuwart, Sleewaert. Verschrijving van Sleewaegen. Zie daar.
Sleeuwaegen, Sleewaeghen, Sleewagen, Sleeuwaghen, Sleewaghen, Sleewagen, Sleuwaegen, Sleuwagen: Verspreide plaatsnaam Sleehage, met glijder w, te verklaren als glijder tussen twee klinkers en door de variant Sleeu van Middelnederlands slee ‘Slee(pruim)’ vergelijk sneeuw= dialectisch snee. Een sleehaag is een haag van sleedoorn, waaraan de sleebes of sleepruim groeit.
Slegt: Bijnaam. Middelnederlands slecht ‘aenvoudig, simpel, onnozel, onschuldig’. Vergelijk Duits schlicht. Uit de betekenis ‘affenՠontwikkelde zich die van ‘aenvoudigՠen daaruit ‘gewoon, gemeen, slecht’.
Slegtinck, Sligting: 1. Afleiding van Slecht (zie Slechten). Vergelijk Duits Schlicht. Bijnaam. 2. Of Schlichting van Middenhoogduits slihtinc: scheidsrechter, die ongevraagd beslecht.
Slendebroek: Plaatsnaam Slennebroek in Dalfsen, Overijssel,
Slenders, Slenter: Bijnaam slinder, Engels slender: dun, mager.
Sleutel. Beroepsnaam van een sleutel- of slotenmaker of gevangenbewaarder.
Sleutjes. Afleiding van Slot. Beroepsnaam van de slotenmaker.
Sleven. Middelnederlands sleve; mouw. Engelse sleeve. Vergelijk De Mauw.
Sleyen, van der, van der Slijen, van der Slyen, Versleijen: Plaatsnaam. 1. Slede, Slei(d)e: glibberige plaats; bijvoorbeeld in Houtave (West-Vlaanderen): 1201 Sleda. Erg frequent in de streek van Zottegem.
Sliedregt, van: Plaatsnaam Sliedrecht (Zuid-Holland).
Slieker, Slicher: 1. Afleiding van Nederduits-Nederrijns sliken ‘Sluipen’. Duits Schleicher, Nederduits Schlieker. 2.Van Middelhoogduits slicken, slichen ‘Slikken, slokken, vreten’. Bijnaam voor een schrokker.
Slijcken van (der), van (der) Slycken, Slycke, van Slijcke, van de Slijcke, van de Slijke, van de Slycke, van de Slyke, van de Slyeke, van der Slik, van der Slikke, Verslijcken, Verslijcke, Verslycken, Verslycke. Familienaam uit de plaatsnaam Slijke in Bredene of Reningelst (West-Vlaanderen). Verspreide plaatsnaam Slik(ke), Slijk, Slikken ‘Slik, slijk, moerassige plaats, aangeslibde grond die nog niet ingedijkt is’.
Slijkerman, Slykerman. Afleiding van Slijker, zie Schleicher. Vergelijk Duits Schlickmann.
Slikboer. Beroepsnaam van een slijkboer, die slijk en modder opruimt, werkman bij de reinigingsdienst. Vergelijk Middelnederlands slijcmeyer.
Slikvoort: Plaatsnaam ‘Slijkerige voorde’.
Sliman, Slimane, Sleiman: Afleiding van Middelnederlands slie, sly: zeelt. Beroepsnaam van de vishandelaar. Nederduits Schliemann. Of afleiding van Middelnederlands sle, slie: slee(pruim).
Slimmen, Slimmens: Bijnaam. Middelnederlands slim ‘Scheef, schuin, scheel; verkeerd, slecht’.
Slimmer: Misschien aanpassing van Duits Schlemmer, van Middelhoogduits slemmen ‘Brassen, smullen’.
Slinckx, Slincx, Slings. Middelnederlands slinc: links, listig. Bijnaam. Vergelijk Slinckaert.
Slingerland. Ca. 1646 werd Cornelis Ariensz Vonck (gezegd Slingerland) gedoopt in Nederslingeland (Zuid-Holland). Hij droeg daarna de familienaam Slingerland. Een voorbeeld van hoe een alias evolueerde tot een familienaam.
Slinckaert. Bijnaam. Afleiding van Middelnederlands slinc: linker, links, averechts, verkeerd, listig. Bijnaam. Vergelijk Zuid-Nederlands linkaard. Zie Slinckx.
Slingeneyer, Slingeneijer. Aanpassing van een Duitse familienaam, misschien Schliengmeier, van plaatsnaam Schliengen.
Slinger, Slingers: Beroepsbijnaam voor de man die de slinger, het werptuig, het slingertuig bedient.
Slingerland: Plaatsnaam. Neder-Slingeland in Peursum (Zuid-Holland) en Over-Slingeland in Noordeloos (Zuid-Holland).
Slings, Slinckx, Slincx. Afleiding van Middelnederlands slinc ‘Links, listig’. Bijnaam.
Slisser: Kan een afleiding zijn van Middelnederlands slissen ‘Blussen, lessen, stillen, bedaren’. Maar misschien een aanpassing van Duits Schliesser ‘Sluiter’.
Slitt, Slits. Wellicht de Duitse familienaam Schlitt, Schlitz. Plaatsnaam.
Sliwa, Sliwinski, Slivinski: Pools sliwa: pruim.
Slob, Slobbe, Slobben, Slobber: Middelnederlands slobbe ‘modder, slijk, smerigheid’. Bijnaam voor een viezerd.
Slock, Slok. Bijnaam voor iemand die op een of andere manier een ҳlokker’ is. Vergelijk Duits Schluck.
Slock, van der. Veldnaam Slok, bijvoorbeeld in Anzegem: doorlatende grond, die water slokt.
Slockers, Slokkers: 1. Bijnaam voor een slokker, schrokker. 2. Soms Slokkers, van Sloeckers, afleiding van de Loeker ‘kijker, tuurder, gluurder’. Vergelijk Slock.
Sloen, van, van Sloun: Plaatsnaam. Middenederlands sloe(de): straatgoot; Oudengels slh: diepe plaats met veel modder; Westfaals Slon, Schlon, im Schloe: modderige sloot. Nederduitse familienaam Schlon, Schloen.
Sloesen. Afleiding van de Loose.
Slofstra: Friese afleiding van een plaatsnaam.
Slomp, Slump, Slamp, Slomper. Bijnaam, van rommel, lomp persoon?
Slom: Bijnaam. Middelnederlands slom ‘krom, scheef; onhandig’.
Slont, van der Slunt. Plaatsnaam Slond ‘kolk, poelՠin Diepenveen, Overijssel, Keppel, Overijssel.
Sloof, Slof, Sloove, Slooves, Sloven, Sloover, Sloovere, De Slover, Slooven, Slove: Beroepsbijnaam van de slovenmaker. Sloven zijn ijzeren ringen die over balk of steel geschoven worden om die te verstevigen.Vergelijk Sloover.
Sloore, Sloor, Sloors, Sleurs: Bijnaam voor een slordig, slonzig, haveloos persoon, een slons, sloerie, sul, sukkel. Middelnederlands slodder, Waals-Vlaams slore. Duits Sluder: die slordig werkt.
Sloos: 17de eeuw Sloos, van Sloo(d)ts, Hoorn. Afleiding van Sloot.
Sloot, (van der); van der Slot, van (der) Sloten, van Slooten, Verslot, Versloot: Plaatsnaam Sloot ‘Sloot, afwateringsgracht, gegraven waterloop’. Slote in Bachte-Maria-Leerne, of Sloten bij Oostakker (Oost-Vlaanderen): 1102 Slote.
Slooters. Beroepsnaam; slotenmaker. Nederduits sloter.
Slootmaaker, Slootmaker: Beroepsnaam van de slotenmaker.
Slootweg. Plaatsnaam.
Slootmans, Slotman, Slotema: Beroepsnaam van de slotenmaker of afleiding van van der Sloot.
Sloover, de, Sloovere, de, de Slover: Beroepsnaam van de slovenmaker. Vergelijk Slooven.
Slos, Slosse, Selosse, Selos, Celos, Sloots, Sloos. Bijnaam uit het Oudfranse gelos (dat komt uit het Latijnse zelosus: jaloers, afgunstig, woedend). Vergelijk Franse familienaam Jaloux, Engels Jealous. S(e)los is een aanpassing in het zuiden van Waals-Oost-Vlaanderen van een familienaam uit Henegouwen.
Slot, (‘T): Beroepsbijnaam van de slotenmaker.
Slotboom: Frequente familienaam in Gelderland. Plaatsnaam Slotboom ‘Balk waarmee men een opening afsloot’. 1700 Slotboomstede in Varsseveld (Gelderland), Schlottbohm, Borken (Noordrijn-Westfalen).
Slotemaker, Slootmakers, Slootmaekers, Slootmackers, Slootmaeckers, Sloetmakers, Sloetmaekers: Beroepsnaam van de slotenmaker.
Sloten, van; van Slooten: Plaatsnaam Sloten, Fries Sleat (Friesland).
Slothauwer. Nederduits Schlotthauer, Duits Schlosshauer: slotenmaker. 2. Eventueel Oudhoogduits Schlotthauer: rietmaaier.
Slowack, Slowak. Volksnaam van de Slovaak.
Sluis, Sluys, Sluijs: 1. Sluus, afleiding van De Lu(w). Middelnederlands luw: voor de wind beschut, veilig. Bijnaam naar een beschutte woonplaats? 2. Korte vorm voor Van der Sluis.
Sluis (van), (van) Sluijs, van (der) Sluis, van (der) Sluijs, van Sluys, Seluse, Sluse, Versluis, Versluijs, Versluys, Versluysen: Plaatsnaam Sluis (Zeeuws-Vlaanderen): 1241 Lesclusa, 1251 Sclusa, 1302 in die Sluus, ter Sluus. 2. Of welke andere plaatsnaam Sluis ook.
Sluymers, Sluimers, Sluijmers, Slymers, Sleymer. 1. Afleiding uit de Germaanse voornaam leud-mod. 2. Naam uit het Middelhoogduits slmer: vervaardiger van lijm, vogellijm.
Sluyper, de, Sluypers, Schlper, Schluper, Schlup: Bijnaam voor een sluiper, die steelsgewijze loopt.
Sluysmans, Sluijsmans, Sluismans, Sleuseman, Schlusmans: 1. Beroepsnaam van de sluiswachter. 2.Afleiding van Van der Sluis.
Sluyter, Sluyters, Sluiter, Sluiters, Sluijter, Sluijters, Sluters, Schlter Schltter, Sleuyters, Sleuyter, Sleyter, Slijters: Middelnederlands, Middennoordduits sluter ‘ortier, concirge, gevangenbewaarder, cipier, keldermeester’. Beroepsnaam.
Sluyzer, Sluijzer. Beroepsnaam van de sluismeester.
Slijkhuis: Plaatsnaam in Epe, Gorssel en Wilp (Gelderland). Slijkhuis in Epe.
Slijm: Beroepsbijnaam van de vervaardiger van kleefstof, vogellijm.
Slymers, Sleymer. Sleymer: Middenhoogduits slmer: vervaardiger van kleefstof, vogellijm.
Slyp, Slypen, Sliepen, Sleyp, Sleypenm Sleypenn, Sleypens, Sleijpen, Schleypen, Schleijyper, Schlyper, Schleijper, Schleijpen, Sclep, Seclepe. Beroepsbijnaam voor de slijper (schaar, mes, zwaard). Vergelijk dialect scharensliep, -slijp.
Slype, van. Plaatsnaam Slijpe, West-Vlaanderen, of in Voormezele, West-Vlaanderen.
Slyper, de, Slypere, de, de Slypper, de Slijper, Slijper, Slijpere, Sliepers, Schlieper, Schleiper: Beroepsnaam van de slijper, messen-of scharenslijper.
Slijpen: Beroepsbijnaam van de (scharen)slijper, messen-en zwaardenslijper.
Slypsteen. Beroepsnaam voor de messen- en scharenslijper.
Smaardijk, Smeerdijk, Smeerdike: Laats twee plaatselijke uitspraak van de plaatsnaam Sint-Maartensdijk (Tholen, Zeeland): 1304 St. Martendijk, 1341 Sente Martijnsdijch.
Smaassen, Smasen, Smaasse, Smaessen, Smaesse, en zelfs in Neder-Rijnland tot Schmasen verhoogduitscht voorkomt, is Փ Maassen, des Maassen, des Maassen zoon, de zoon van Maas. En Maas is een, vooral in Zuid-Nederland gangbare verkorting van den Bijbelse mansnaam Thomas.
Smackers, de. Afleiding van Middelnederlands werkwoord smacken: smijten, krachtig werpen?
Smaele, de, Desmaele, de Smalen, de Smael, de Smaels, Desmal, de Smals, Smaal, Smal, Smals, Small, Smalle, Smaele, Smael, Smaelens, Smaelen, Smales, Smaling, Semal, Samale, Simal, Smelens, Smellincx: Bijnaam voor een klein, mager, onaanzienlijk mens. Vergelijk Engels small.
Smaers, Smaes, Smas. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse mader: maaier.
Smagge, Smachen: Afleiding van Middelnederlands maech, mage ‘maag, bloedverwant’.
Smak: Bijnaam afgeleid van het werkwoord Middelnederlands smacken ‘Smijten, krachtig werpen’.
Smalbeen. Bijnaam voor iemand met dunne benen.
Smalbil. Bijnaam. Vergelijk Smalbeen.
Smalheer: Middelnederlands smalhere, smalheer ‘embachtsheer, die namens de landsheer de rechtsmacht uitoefent in een ambacht’.
Smalbones. Engelse bijnaam voor iemand met magere benen.
Smaling: Afleiding van smal.
Smallegang, Smallegange: Naar de woonplaats in een smalle gang of steeg. Vergelijk Duits Schmalstieg. Mogelijk de naam van een ridderhofstede in Kloetinge (Goes, Zeeland).
Smalstraeten, van. laatsnaam Smalle straat, bijvoorbeeld in Kachtem en Deerlijk (West-Vlaanderen).
Smams: Foute vorm voor Smans, Sman, afleiding van de Man.
Sman, van der. Familienaam in Luxemburg. Lees Vandersman: Wandersmann: trekker, reiziger, rondtrekkend gezel. Zie ook Vandesmanne.
Smart, Smar, Smars. Wellicht samengetrokken van Simard.
Smecht, de, de Smechts, de Smicht. Bijnaam uit het Middelnederlandse smachten/smechten: wegkwijnen van grote honger of dorst. Kan ook ironisch bedoeld zijn.
Smeding, Schmeding, Schmedding, Smeitink, Smeeing, Smeenk, Smink, Smedink, Smedinga: Afleiding van smid. Het woord smid op zich zelven luidt trouwens ook in menige Vlaamse en Brabantse spraken als smet; van daar de geslachtsnamen De Smedt en De Smet in de zuidelijke Nederlanden. Beroepsnaam van de smid. Smink/Smeenk, van Smedink.
Smee. Beroepsnaam van de smid. Vergelijk Smidje smee? Of samentrekking van Semet?
Smeeckaert. Bijnaam komende van het Middelnederlandse smeken (Smeecken): mooi praten, flemen, vleien, flikflooien. Duits Schmeicheln.
Smeenk, Smink. Beroepsnaam van de smid, van Smedink.
Smeerdijk, van. Spelling voor Smurdiek, plaatselijke uitspraak van plaatsnaam Sint-Maartensdijk (Zeeland).
Smeermond. Bijnaam van een fleemtong, vlijer. Zinwoord: smeren: vleien + mond. Duits Schmermund, Schmirmaul.
Smeers. 1. Uit Smeets. Zie bij Smid. 1530 Egidius Haeynen alias Smeetzoon, Kortessem. Zijn kinderen heten Smeets. Zoon Jhannes verhuist 1730 naar Diepenbeek; zijn kinderen worden nu Smeyers of Smeers. De afstammelingen heten Smeers. 2. Een andere Limburgse tak Smeers stamt af van 1491 Gielis Smeiers, meier van het Smeyershof van Gingelom bij St.-Truiden. Vanaf 1591 Smeers geschreven.
Smeevoorde, van, van Smevoorde: Plaatsnaam Smedevoorde, wellicht in Dentergem.
Smekens, Smeekens, Smeckens, Smeeks. Beroepsnaam van de smid. Middelnederlands smedekin, afleiding van smet: smid.
Smeker, de, Smeekers: Middelnederlands smeker, vleier. Vergelijk Smeeckaert.
Smelens, Smellinckx: Afleiding van smel, Brabanst variant van smal: mager, dun, tenger. Smelens = Smaelens. Vergelijk Duits Schmeling.
Smelt, Smelten, Smeltsen, Smelter, Smalt, Smeltink: Afleiding van werkwoord smelten, Duits s(ch)melzen. Beroepsnaam van de metaalsmelter of de smouter: bereider van reuzel, olie. Vergelijk Duits Schmel(t)z.
Smeraldi, Smeraldie, Smeraldy: Italiaans smeraldo, van Latijn smaragdus: smaragd. Bijnaam of beroepsnaam.
Smerke. Afleiding van Smeer, zie Smeers. Beroepsnaam.
Smetcoren. Waarschijnlijk bijnaam voor een vuile molenaar, die het koren besmet, bevuilt. Vergelijk Wastable, Quistcoren.
Smetreyns, Smetryns, Smetrijns, Smettryns, Smettreyns: Beroepsnaam Smet + vadersnaam Rein.
Smettre, (de), Als Desmettre een variant is van De Smijter, dan kan Desmette daar de verwaalsing van zijn. Maar Desmette/Smette kan ook een variant zijn van (de) Smet en dan kan Desmettre/Smettre daar een Waalse hypercorrecte vorm van zijn. Maar waarschijnlijk gaan zowel Smette als Smettre terug op Simettre en is de de-aanloop secundair.
Smid, (de), (de) Smidt, (de) Smit, Smith, Smids, Smits, (de) Smet, Smed, de Smedt, Smets, Smetsers, Smeets, Smith, (de) Smeth, Smet, (de) Smette, (de) Smets, de Smeds, Semdtse, Smeds, (de) Smetz, (de) Smidts, Smits, Smitz, Smiedts, Smiets, Smitt, (de) Schmidt, Schmit, Schmied, Schmitt, Schmit, Schmith, Schmitte, Schmite, Schmidts, Schmits, Schmidts, Schmitz, Schmetz, Schemeits, Schmets, Schmeitz, Szmidt, Szmid, Szmit, Smith, Smithson, Smeding, Smedinga, Schmeding, Schmedding, Schmeink, Smeengh, Smeyenga, Smenga, Smynga, Sminia, Smink, Smeengh, Smedink, Smidink, in verkleinvorm smedeke, en dan in Smeeking uit Smedeking, Smeda, Schmeda, Smedema, Smedes en Schemedes: Beroepsnaam van de smid, hoefsmid, wapensmid. Of van de persoonsvoornaam Smido. Goldschmeding, van goldschmid; goudsmid.
Smies: Uit Smis, van Smits of van der Smis?
Smijter, de, de Smytter, de Smyttere, de Smyter, de Smytere, de Smitter, Smeyters, de Smeytere, de Smeyter, de Smeijter. Naam uit het Middelnederlandse werkwoord smiten: werpen, slaan, schoppen, trappen. Bijnaam voor iemand die op n of andere manier handig was met een van die technieken (vechter, soldaat, n of ander spel).
Smismans, Smesman, Smesmans: Afleiding van Van der Smissen. Beroepsnaam van de smid.
Smissaert, Smisaert, Smessaert. Beroepsnaam van de smid.
Smissen (van der), van der Smessen, Versmissen, Versmisse, Vesmissen, Versmessen, Versmesse, Simissen, Smis, (de) Smis. Familienaam uit de plaatsnaam smisse: smederij, smidse. Meestal was het een beroepsnaam voor de smid.
Smitmans, Smitsmans. Beroepsnaam van de smid.
Smoes, Smoos, Smouse: Uit Smols, afleiding van De Mol.
Smoker: Afleiding van smoken: roken, walmen. Bijnaam vande kolenbrander of badstoofhouder. Vergelijk Schmoock.
Smol: Bijnaam voor een dikkers, een smuller. Vergelijk Duits Schmoll en De Smul.
Smons. Kan uit Simons samengetrokken zijn. Of uit Smonts, afleiding van De Mont.
Smont, Smonter: Wellicht door verkeerde lezing van Smout, Smouter’resp. Beroepsbijnaam en beroepsnaam van de olieslager of handelaar in smout ‘Reuzel, olie’.
Smoorenburg: Plaatsnaam. Vergelijk Smorenhoek in Ubbergen (Gelderland).
Smoort, de. Waalse aanpassing van Desmottes.
Smorgens. Familienaam met Morgen. Vergelijk Avonds.
Smoudt, de. Variant van Smout, of aanpassing van De Smouter. Smouter, (de): beroepsnaam van de smouter (draperie), die de wol invette om ze zacht te maken. Ook bereider van smout: reuzel, olie; vergelijk Schmel(t)zer.
Smout, Smouts. Beroepsbijnaam van de olieslager, de handelaar in smout: reuzel, olie. Of bijnaam voor iemand die rijkelijk en vet eet, wat er misschien aan te zien is.
Smoutman. 1. Beroepsnaam van de smout- of reuzelbereider, olieslager. 2. Beroepsnaam van de smouter, die invet, oliet.
Smul, de, de Smuel: Middelnederlands smul: verzot op lekker eten, drinken, seksueel genot, snoeper.
Snackaert, Snackers, Snakkers, Snakers, Schnackers, Schankkers, Schnakers, Schnaekers: Afleiding van Middelnederlands en Middennoordduits snacken: praten, babbelen, kletsen. Bijnaam. De Brugse Snaggaardstraat heet in de volksmond Snakkersstrate. Vergelijk Snacken 2.
Snacken, Schnack: 1. Waals-Vlaams (Middelnederlands), Middennoordduits, Engels snake: slang. Bijnaam naar de lenigheid of valsheid. 2. Bijnaam. Middennoorrdduits snacke: kletser, babbelaar; ook snatersnacke. Zie ook Snackaert.
Snaeck: Middelnederlands/West-Vlaamse, Middennoordduitse snake, Engels snake ‘Slang’. Bijnaam naar de lenigheid of valsheid.
Snakenborg: Plaatsnaam Schnakenburg (Nedersaksen).
Snakenbroek. Plaatsnaam, wellicht Schnackenburg (Nedersaksen), 1218 Snakenburch.
Snap, Snappe, Snaps: Bijnaam voor een snapper, babbelaar, zwetser.
Snaterse: Zoon van een snateraar.
Snauwaert, Snauwaerts, Snouwaert. Bijnaam uit het werkwoord snauwen: toebijten, snauwen. Een snauwer.
Snaijer, de; Snaaijer: Wellicht variant van de Snijer, de Snijder. Maar Zeeuws snaaien betekent ‘Snoepenՠen een snaaier is ԩemand die graag veel fruit eet; (ook) snoeier’.
Snebbout. Afleiding van snebbe; snabel, bek lijkt onwaarschijnlijk.
Snedden. Schotse familienaam, Schots Sneddon, Snaddon, van Oudengels snaed dun: beboste heuvel.
Sneepers. Bijnaam voor een snapper, zwetser. Vergelijk Duits Schnepper, Schnepfer, Schnapper.
Sneessens, Sneyssens. Afleiding van Neesen?
Sneevliet: Waternaam in Oosterland en op Duiveland (Zeeland).
Snel, de, Snellen, Snelle, Snellens, Snels, Snelders, Snelder, Snellings, Sneltjes, Snellaars, Senel, Senelle: 1. Zoals de Snel bijnaam voor wie snel, vlug, levendig is, een vluggerd. 2. Wellicht oorspronkelijk vadersnaam. Germaanse voornaam Snello. Vergelijk Snellaert. Plaats Snelleghem (Snellinga-heim) in West-Vlanderen, Schnellingen bij Hasslach in Baden, Schnelsen, dorp bij Pinneberg in Holstein.
Snellaert, Snellaers Snelders, Senellart, Senelar, Senelart: Vadersnaam. Germaanse voornaam snel-hard ‘Dapper-sterk’. Snelhard, Snellard, Snellardus.
Snelleman, Snellemans: Afleiding van Snel.
Snelling, Snellings, Snellinx, Snellinckx, Snellinck, Snellinc, Snellincx. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam Snello of Snel-voornaam die ook oorsprong gaf aan de geslachtsnamen Snellen en Snellens en in verkleinvorm, aan Sneltjes, dat een zoon van Snello betekende. Ook aan de plaatsnamen Snelleghem (dat is een samentrekking van Snelling-hem, Snellinga-heim) een dorp in West-Vlaanderen, en Schnellingen, een dorp bij Hasslach in Baden.
Sneppe, Snepp, Snep, Sneep, Snepsts: Bijnaam naar de vogelnaam, de snip, wellicht voor iemand met spitse ‘Snavelՠof neus.
Sneppen, van der: Plaatsnaam (aan de) Sneppen in Roermond (Nederlands Limburg). Of huisnaam de Sneppe ‘Snip’.
Snepvanger, Snepvangers. Beroepsnaam voor de snippenvanger: een vroeger (en nu, maar meestal verboden omwille van de zeldzaamheid) zeer gewilde wilde vogel.
Snerck, de. Bijnaam voor iemand die ‘Snerkt’een scherp geluid laat horen, snauwt. Vergelijk Snauwaert.
Sneyaert. Variant van Sneyers, met -aarad-suffix?
Sneuckelaer De. Familienaam uit het Oudnoorse + Hoogduitse sneukelen: likken, snoepen. Bijnaam.
Snethlage: Plaatsnaam Schnetlage in Quakenbrck (Nedersaksen).
Snick, Snik: Bijnaam voor iemand die snikt of naar adem hijgt, hikt.
Snick, van, Snickt, van, van der Snik, van der Snick, van der Schnicht, Schnickt, Versnick, Versnich. Familienaam uit de plaatsnaam Zinnik (het huidige Soignies in Henegouwen).
Snijder (de), (de) Snyder, Snyders, de Sneyder, (de) Snijders, Snidr, Snide, Snieder, Snieders, Sneyders, Sneyder, Sneijders, Sneijder, Sneiders, Snijers, Snyers, Sneyers, Sneijers, Snajder. Beroepsnaam van de snijder: maaier, oogster, lakenverkoper (die laken snijdt), beeld- of houtsnijder, kleermaker. Duits Schneider.
Snikkers: Beroepsnaam van wie werkte met de snicke ‘latte beitel’.
Snip, Snippe, Sneep: Bijnaam naar de vogelnaam, de snip, wellicht voor iemand met spitse ‘Snavelՠof neus.
Snissaert. Ongetwijfeld variant van Smissaert.
Snoeck, Snoek, Snoeken, Snoecks, Snoeckx, Snoecx, Schoeck, Schock, de Snoeck, de Snouck, Desnouck, Snouck (de) Snock, Snocks, Snock, Snockx, Snokx, Snoq: 1. Bijnaam naar n of andere eigenschap of beroepsbijnaam voor visser of handelaar. 2. Maar in Zeeland kwam de naam Snoek vaak voor als voornaam.
Snoekeveld, van. Plaatsnaam.
Snoep: Van oostelijk Middelnederlands (Neder-Rijn) snoppen ‘Snuiven, de neus snuiten, snuffelen’. Vergelijk Duits familienaam Schnopp(er), Schnupfer.
Snoeren, Snoers: Middelnederlands snoere, snorre ‘Schoondochter; ontrouwe vrouw’. Bijnaam.
Snoeyers, Snoeijers: Beroepsnaam van de snoeier.
Snoeij, Snoeijs: 1. Snoeij = Snoij, van snode; zie de Snoo. 2. Beroepsnaam van de snoeier. Vergelijk Snoeijers. 3.Vadersnaam. Voornaam (Utrecht, Gelderland).
Snoijink. Afleiding van Snoy.
Snollaerts. Variant van Snellaert met klinkerronding.
Snoo, de: De Snode ‘erm, gering, schamel; slecht, schandelijk. Bijnaam.
Snoodijk: Plaatsnaam Snoodijkpolder in Wemeldinge (Zeeland).
Snouwaert: Afleiding van het werkwoord snauwen ‘Happen of bijten, snauwen, toebijten’. Bijnaam voor iemand die (af)snauwt.
Snoy, Snoeys, Snoeijs, Snoeij, Snoijs, Snoeijen: 1. Bijnaam voor een snode kerel: arm, behoeftig, verdorven. 2. Beroepsnaam van de snoeier. Vergelijk Snoeyers. 3. Vadersnaam. Voornaam (Utrecht, Gelderland).
S.N.P. Vermoedelijk vondelingnaam naar de initialen.
Snurer. Beroepsnaam. Vergelijk Schnrer, Schnurer: maker van snoeren, passementwerker.
Snutsel. Waarschijnlijk variant van Snitzer.
Sober, Soubre, Soubr, Lesobre: Bijnaam voor een sober, matig, behoorlijk mens.
Soberon, Sobron: Wellicht van Occidentaals Soubiran, Soubran: hoger gelegen plaats.
Soblet. Variant van de Franse familienaam Chob(e)let, afleiding van Duits Schaub: strobundel.
Sobron. Naam die wellicht komt uit het Occitaanse (Languedoc) Soubiran, Soubran: hoger gelegen plaats. Of (hoe vreemd ook) ook wel: aan de voet van de helling.
Sobry, Sobrie, Saubry, Sobbry, Soubry, (de) Soubrij, de Soubri, Soubrier, Dessobry, Dessoubrie, Desoubrie, de Sobrie, de Sobri, de Sobry, Desombry, Desaubry. Betekent zoveel als: des Aubris. De plaatsnaam heeft waarschijnlijk dezelfde betekenis als Aubry (in het gebied Nord in Frankrijk). 1158 Aubriu, van albus rivus: witte waterloop.
Socquet, Soquet, Sauquet, Choquet, Choqu, Choque, Choquez, Chocquet, Souquet, Chuquet: 1. Oudfrans soket: ploegschaartje. Beroepsnaam. 2. Wijnbelasting. Beroepsnaam voor de inner ervan. Vergelijk Choquelle.
Socx, van. Plaatsnaam Socx, Frans-Vlaanderen.
Sodart. Middenfrans soudart; soldaat. Beroepsnaam.
Soebert, Vadersnaam van Soibert, Romaanse vorm van Germaanse voornaam sigi-berht ‘Zege-schitterend’. Sigebertus, Seibert, Soypertus. Of Germaanse voornaam swt-berht: Zoe(t)brecht?
Soederhuijsen: Plaatsnaam Sderhausen (Nedersaksen).
Soe, la: Spelling van de Franse familienaam Lasou, Lazou. Vadersnaam. l’Asou, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam (h)as-wulf: Asulfus.
Soel, van, van Sull. Familienaam uit de plaatsnaam Suhl (Thringen), Suhle in Lastrup (Nedersaksen), Zoelen (Gelderland).
Soelen, van: Plaatsnaam Zoelen (Gelderland).
Soels, Sools, Sols. Plaatsnaam ?
Soen, Soens, Tjoens, Tjoen, Tjon, T’.oens, T’.oen,;t Joens, ‘T Joen, tՠJoens, tՍ Joen, Tjong, Tjon, Tion, Tyjon, Tyoen, Tsjoen, TՓjoen, ‘T Sjoen, TՓjon, Sioens, Sioen, Sions, Sion, Scion, Scyon, Syoen, Sijoen, Coen, Sayoen. 1. Vadersnaam uit Chon, de verkorte vorm van bijvoorbeeld Michon. Dit is dan weer een knuffelvorm van Michel of uit Lammechoen of Robechoen. 2. Kan soms ook een verwantschapsnaam zijn uit ‘De Zoon’.
Soenen, Soenens, Zoonens, Zoenen, Seunens, Seunen, Suenes, Suenens, Sunes, Sunnen, Snnen. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam sna ‘Zoen, oordeel’. Suonbertus, Sonardus.
Soens, van. Waarschijnlijk familienaam Soens met secundair voorzetsel.
Soer, Soeren. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Soeren (Gelderland). 2 Variant van Suer: bijnaam voor een niet zo goedlachs iemand.
Soesmam, Sosman: Afleiding van plaatsnaam Soest (Urecht).
Soest, van, van Zoest: Plaatsnaam Zoest, Soest (Utrecht) of Soest (Noordrijn-Westfalen).
Soester: Afkomstig van Soest of Zoest.
Soestronck, Sustronck, Suestronck, Justronck, Suestrone. In de 18de eeuw was de naam in Moeskroen: Soustroncq, Sistrone, Sustroncq. Duitse familienaam Ssstrunck, Sustrunk die zoveel betekent als zoete dronk. Bijnaam voor iemand die van zoete drank houdt.
Soetbeek. Waternaam. Bijvoorbeeld in Wijshagen, Limburg.
Soeteman, Soetemans, Soetman, Sutemans, Suetmans, Soutermans, Soutmans, Soetermans, Sodermans. 1. Bijnaam voor iemand met een zacht karakter. Bijnaam van een minnaar? Vergelijk Duits Sssmann, Nederduits Sthemann. 2. Soms een moedersnaam/vadersnaam afgeleid van Zoete (zie bij Zoetaert).
Soetekouw: Bijnaam voor een zoetekauw? Vergelijk Zoetemond. Het is wel een vrij jong woord (1618).
Soetemeijer, Soetemeyer: Bijnaam voor een meier met zoet, zacht karakter. Vergelijk Duits Sssmeier.
Soetemond, Soetemondt, Soetemont. Bijnaam voor een zoet mondje, iemand die van zoetigheid houdt.
Soeteeweye, Soeteweye, Soetewe, Soeteweij, Soetewye, Soetewez, Soetgeweye. Familienaam uit de plaatsnaam Soetewei in Putte (bij Heist op de Berg, Antwerpen).
Soetendael, van. 1. Plaatsnaam Zoetendaal in Middelburg, Maldegem (Oost-Vlaanderen), Eernegem, Keiem, Reningelst (West-Vlaanderen). 2. Variant van Van Suetendael.
Soeterboek. Bijnaam Zoete Buik.
Soeterwoude, van: Plaatsnaam Zoeterwoude (Zuid-Holland).
Soetewey, Soeteweye, Soeteweij, Soetewye, Soetewez, Soetgeweye, Zoeteweij: 1. Bijnaam Zoete wei. Wei: wei, hui van de melk. Bijnaam voor de melkboer. Vergelijk Zoetemelk. 2. Eventueel plaatsnaam Zoetewei(de), bijvoorbeeld in Putte (Antwerpen).
Soetheer. Renterpretatie, wellicht van Luikse familienaam Souterre.
Soethoudt, Soethout, Zoethout. 1. Mogelijk uit een plaatsnaam, plaats nog onbekend. 2. Of bijnaam voor een timmerman, boswachter? Of kweker of maker van zoethout, drop?
Soeur. Franse verwantschapsnaam soeur: zus(ter).
Soetinck. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse swt-naam. Zie Zoete.
Soffers, Soeffers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sof(f)redus.
Sohet, Soxhet: 1. Zie Soyer. Of afleiding van Sohier (vergelijk Soxhelet). 2. Plaatsnaam Soheit (Luxemburg)?
Sohier, Sohir, Sohy: Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zeger.
Sohne, Sohn, Shn, Shnen, Sons, Son, Sons: Duitse verwantschapsnaam Sohn: zoon.
Shngen, Sohngen, Shnigen, Soehnchen, Sntgen, Shnle: Afleiding van Duits Sohn: zoon. Vergelijk Soontjens.
Soigneux. Bijnaam Soigneux; zorgzaam.
Soil, Soile, Soille: Oudfrans soile: rogge (graangewas). Bijnaam.
Soiman, Soyman, Soymans, Zoimans, Soeymans, Zoemans, Seymand, Seyman: Vadersnaam. Afleiding van Soi, van Soyer, Franse vorm van de Germaanse voornaam Zeger.
Soin, Soins. 1. Zie Lesoin(g). 2. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Zegewin? Sigoinus, Segoinus.3. Plaatsnaam Soinne in Celles (Namen).
Soiron: Plaatsnaam Soiron (Provincie Luik).
Soir. Oudwaals soir: schoonvader, of bijnaam soir: geelbruin
Soiron, Soirant, Sweron: Pllaatsnaam Soiron (Luik).
Sois. Vadersnaam. Korte vorm van Franois, Fransois, Franse vorm van de voornaam Franciscus of de Germaanse voornaam Vrank. 2. Zie Soy.
Sokay, Soquay, Socquay: Bijnaam. Waals sok: boomstronk, houtblok.
Sokoloff, Sokolovic, Sokolovitch, Sokolovsky, Sokolowa, Sokolow, Sokolowna, Sokolowska, Sokolow, Sokolski, Sokolik, Sokolski, Sokolsky, Sokoluk, Sokal: Afleiding van Pools Sokoll: valk.
Sol: Verkort uit Delsol, Solbol, Bijnaam uit sollebollen ‘Stoeien, rollen, buitelen’.
Solaire. Waarschijnlijk spelling voor Soler.
Solas, Solasse, Sola, Sollas, Salasse, Salas, Soulasse, Soulas, Soulages, Soula, Soulatge, Sulas: Oudfrans solas, solace: vreugde, plezier, soelaas, vermaak. Bijnaam.
Solbach: Plaatsnaam Solbach (Baden-Wrttemberg).
Solberg, Solberghe, Sollberger: Plaatsnaam Sollenberg in Huizingen (Vlaams-Brabant). De Limburgse familienaam Solberg / Sollberger gaat veeleer terug op laatsnaam Solberg in Halver (Noordrijn-Westfalen) of eventueel Sohlberg, Duitsland.
Solbreux, Solbrun. Plaatsnaam Solbreucq in Ghoy, Namen : sur le Breux: op den Broek.
Sold. Waalse aanpassing van Duitse Solder; soldenier?
Soldati. Italiaanse familienaam; soldaat.
Soleil, Du Soleil, Dessoleil, Desoleil, Solot, Solo, Sullot, Solias, Solia: Bijnaam naar de huisnaam Au Soleil: In de Zon.
Soler, Soller, Solier, Solie, Sollie, Sollire, Soulier, Soulie, Souli, Soulire: 1. Oudfrans soler, van Latijn subtelarem, van Frans soulier: schoen. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Zie Solie.
Solheid. Plaatsnaam in Robertville (Luik), Solheyde in Tourneppe (Waals-Brabant). Sur le Heid: op de heide.
Solier, Soli, Solie, Sollier, Sollie, Solli, Solly, Soly, Sollire, Soller, Soler, Soulie, Soulier, Souli, Souill, Souillie, Dusoulier, Dussolier, Dusolier, Dusollier, Dussoulier, Dusoulier: 1. Oudfrans solier, van Latijn solarium: bovenverdieping, zolder. Naar de woonplaats. 2. Zie Soler.
Solignac. Plaatsnaam (Hte-Loire, Hte-Vienne).
Solinge, van, Solingen, van, van Soolingen, Zoolingen: Plaatsnaam Solingen (Noordrijn-Westfalen).
Solis. Misschien variant van Salis.
Sollard, Solar, Solarz: Afleiding van werkwoord sollen: met een kolfbal spelen, kolven; ook sollen (vergelijk Tjolle).
Solle, TՓiolle, Tjolle, ‘T Jolle, Ԕ Jolle, Tiole, Tyole, Tՙolle. Bijnaam uit het Middelnederlandse sollen, tjollen: kolven (oud spel: bal met hand of kolf naar mekaar toewerpen), sollen (met iemand). Dus bijnaam voor de balspeler, de plaaggeest of zijn slachtoffer (de sul). Vergelijk Waals-Vlaams t(s)jolen: sukkelen. (Vergelijk ookTjampens, van Sampin, TՓiobbel en sobbelen).
Solleman, Sollemans. 1. Afleiding van werkwoord sollen. Zie Sollard. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sulmannus. 3. Afleiding van Nederduitse plaatsnaam Sol: modder; of Sole: zout water.
Sollet, Solle, Zolet, Solle, Sole, Sole, Soulette, Soulet, Seulet: Frans solet, afleiding van Oudfrans sol(e), met veel mogelijke betekenissen. Of spelling voor Oudfrans soler; zie Solier. Of Oudfrans solet: alleen.
Solleveld, van: Plaatsnaam Solleveld ‘Veld waar gesold, gekolfd wordt, speelveld’.
Sollire: Plaatsnaam in Ben-Ahin (Luik).
Solloway. Waarschijnlijk variant van Sollevay, zie Servaas.
Solms. Plaatsnaam bij Braunfels aan de Solms.
Solon, Sulun, Sullun: 1. Wel een variant van Salom, Salon, Romaanse onderwerpsvorm van Salomo. Vergelijk Solmon= Salmon. 2. Plaatsnaam Solon (Aisne).
Soltau. Plaatsnaam bij Hannover.
Solthom, van. Misschien plaatsnaam Solten in Wulfen (Noordrijn-Westfalen).
Solvel. Hypercorrect voor Solvay?
Somelette, Sommelette. Afleiding van plaatsnaam Somme, Namen, als naam van een rivierbron.
Sombeke, van, Sombeek: Plaatsnaam Sombeke in Waasmunster (Oost-Vlaanderen) en Boechout (Antwerpen).
Sombreffe. Plaatsnaam. Namen.
Sombryn, Sombrijn, Sommeryn, Sommeryns, Sommerijn, Sommerijns, Sommereyn, Sommereyns, Sommereijns, Sommerain, Soumeryn, Sonmereyn: 1. Plaatsnaam Sombrin (Pas-de-Calais). 2. Oudfrans sombrin: korenmaat. Beroepsnaam van de korenmeter.
Sommeling: Uit Som(m)erling. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Zomer: Sumar.
Sommeijer: Samengetrokken uit Sommermeier, Sommermeyer.
Somer, de, Somere, de, de Soomer, (de) Sommer, de Zoomer, de Zommers, Somer, Somers, Soomers, Zomer, Zomers, Zoomers, Sommers. 1. Bijnaam uit het jaargetijde, of voldelingennaam naar vindingsmoment. Vergelijk De Winter, Duits Sommer, Herbst, Winter, Brengesumer, Opsomer. 2. Beroepsnaam van de kuiper, uit het werkwoord zomen: van hoepels voorzien.
Somercoren. Bijnaam voor iemand die zomerkoren teelt. Duitse familienaam Sommerkorn.
Somerhausen. Plaatsnaam Sommerhausen, Beieren.
Somerling, Somerlinck, Somerlinckx, Somerlih, Sommerlinck, Zomerlinck, Zomerlynck, Zommerlincks: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Zomer: Sumar.
Somersbaep. Verhaspeling (in Henegouwen, Frans-Vlaanderen), misschien van Sommersberg.
Somjean, Somjen, Sonjeau, Somja, Somia: Misschien verhaspeling van Franse familienaam Songeon. Plaatsnaam Songeons (Somme).
Somme, Sommen. 1. Naam uit het Oudfranse/Middelnederlandse somme: zadel voor een pakpaard of lastdier. Bijnaam voor een voerman of ezeldrijver. 2. Zie ook Desomme.
Sommeillier. Beroepsnaam. Oudfrans somelier, sommeillier: drijver van lastdieren.
Sommerain, Sommereyn, Sommereyns, Sommereijns, Sommeryn, Sommeryns, Sommerijn, Sommerijns, Soumeryn, Sonmereyn: 1. Plaatsnaam Sommerain in Mont-le-Ban (Luxemburg). 2. Soms eventueel door assimilatie (mb/mm) van Sombryn.
Sommerfeld, Zomerfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Sommersberg. Plaatsnaam. Beieren.
Sommier. Frans sommier; lastdier. Beroepsnaam.
Somnel. Engelse familienaam die wellicht terug te voeren is op het Middelengelse sumner en op het Oudfranse sumoneor: de ambtenaar die er in de middeleeuwen verantwoordelijk voor was dat iemand die voor het gerecht moest verschijnen, er wel degelijk verscheen.
Somon. Spelling voor Saumon.
Sompel, van, van de(den) Sompel, Sompele, Versompel. Familienaam uit sompel: zompige, drassige plek, onder andere in Wondelgem. Sompele te
Wondelghem; in Sinaai (Oost-Vlaanderen).
Somvil, Somville, Sommerville, Sommeville, Sonnevile, Sonville, Sonvil, De Sonville, De Sonneville, Van de Sonneville, (van de) Zonneville, Zonnevijlle, de Somville, Desomville, De Somviele, Desssomviele, Dessomviele, Dessomville, Dassonneville, Dassonville, Dassonleville, D’Assonville, Darsonville, Dassonval, Dassonvalle. Naam uit de plaatsnaam Son le Vile, ad summum villae: op het hoogste punt van het dorp. Zo is er onder andere een Son le Ville in Artres (Nord), Somville in Chaumont (Waals-Brabant), Assonville in Nieuwkerke (West-Vlaanderen) en Assonville in Fampoux en Ham-en-Artois (Pas-de-Calais).
Somz, Somze: Plaatsnaam Somze (Namen).
Son, van, van (der) Zon: Plaatsnaam Son (Noord-Brabant). Van der Zon kan op een huisnaam teruggaan.
Sonabend, Sonnabend. Nederduitse naam van de zaterdag.
Sonck, Sonke, Sonkes. Vadersnaam uit Sonicus. Friese voornaam Snke, So’.ke, Sonke.
Sondag, Sondagh, Sondack, Zondach, Zondag, Zondacq, Zondack, Sonntag, Sontag, Sonntak. Bijnaam uit de naam zondag: vondeling, vrolijkaard, religieus.
Sonderen, van. Plaatsnaam Sondern. Noordrijn-Westfalen.
Sondervorst, Sandervorst: Plaatsnaam Sondervorst: afgezonderd, gereserveerd bos, banwoud. Middelnederlands sonderholt: eigen hout. Plaatsnaam Sonderbosch (Gelderland).
Sonet, Sonnet: Vadersnaam. Verkort van Massonet, afleiding van Thomas.
Songlet. Variant van Soglet met n-epenthesis?
Soninck. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Son; zie Soenen.
Sonius, Seuntjens, Zoontjes, Soenens, Soons, Zoons, Sons verlatijnst als Sonius, met Snnichsen (van de verkleinvorm Snnicke, Sonneke) en met Zonsma, Sonsma, Sonnema, Sonningha, misschien ook met Sonnega en met vele plaatsnamen, als Sonnega, dorp in Friesland; Snnenwerf, gehucht bij Okholm in Noord-Friesland; Sonneghem, dorp in Oost-Vlaanderen; Sonsbeek, dorp bij Gelder in de Rijnprovincie—allen van de oud-Germaanse, hier en daar in de Nederlanden nog voorkomende mansnaam Sonne, Sone, Snne.
Sonnaert, Sonaers, Zonnaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam son-hard ‘mordeel, zoen-sterk’. Sonardus.
Snnecken. Nederduitse familienaam, afleiding van zoon. Vergelijk Shngen, Soontjens.
Sonke: Vadersnaam. Friese voornaam Snke.
Sonnega, eerder Sonningha, van de plaatsnaam Sonnega uit Stellingwerf, Sonnega, Fries gea; dorp, Zonnedorp. Sonneghem of Sonningheim is een dorp in Vlaanderen.
Sonnemans, Sonnemann, Sons, Sonmans, Sonnema: Afleiding van sonne ‘Zon’. Vaak huisnaam. Of van van Son. Vergelijk Sonnen, Duits Sonnemann.
Sonnen. Middelnederlands sonne: zon; ook troetelnaam voor een geliefde. Ook verspreide huisnaam.
Sonnenberg, Zonnenberg, Zonemberg, Zonnenderg: Erg verspreide Duitse plaatsnaam. Ook Zonnenberg in Denekamp, Overijssel en Renkum (Gelderland).
Sonnenblick, Sonnenbluck. Duitse plaatsnaam Sonnenblick: zonnige plaats waar de zon blikt.
Sonnenschein, Zonenszajn, Zonszajn: 1. Duitse familienaam voor iemand met stralend humeur, zoals de zonneschijn. 2. Plaatsnaam Sonnenschein (Noordrijn-Westfalen).
Sonneville, (van) de, Sonnevijlle, Sonnevijle, Sonneveijle, Zonnevijlle, Zonnevijle, Zonnewijle: Ook Somville. Plaatsnaam, Antwerpen, Son le Vile, ad summum villae ‘mp het hoogste punt van het dorp. Son le Ville in Artres (Nord), Somville in Chaumont (Waals-Brabant), Assonville in Nieuwkerke (West-Vlaanderen), Fampoux en Ham-en-Artois (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Sonnwald. Plaatsnaam in Bergkamm (Hunsrck).
Sonny, Sonnij: Spelling voor Waals Sauny, van Saunier.
Sonon. Verkort van Massinon of Massonon?
Sonsbeeck, van, Sonsbeek, (van): Plaatsnaam Sonsbeek, Gelderland.
Sontrop, Zontrop: Duitse familienaam Suntrop, Nederlandse familienaam Sondorp. Wellicht plaatsnaam Suttrop (Noordrijn-Westfalen) of Suttrup (Nedersaksen).
Sonval, Sonvaux, Sonveaux, Sonveau: Plaatsnaam Sonval in Waasmont (Vlaams-Brabant)? Of verkort van Nessonvaux (Luik)?
Soolsma: Friese afleiding van Friese voornaam.
Soontjes, Soontjens, Zoontjens, Soontiens, Soontins, Soentjens, Seuntjens, Seuntjes, Seuntiens, Suntjens. Afleiding van zoontje. Hierbij is de naam van de vader weggevallen (zoon van ?).
Soorbeek. Plaatsnaam, wellicht droge, uitgedorde beek. Vergelijk Sorbais (Aisne). Of Zuurbeek bij Vollenhove (Overijssel).
Soors, Soers, Sorce, Sors. Onduidelijke familienaam die vooral in Limburg en Oost-Vlaams-Brabant voorkomt. Een Duitse tegenhanger is Srs. Wellicht heeft het dezelfde bron als het Deense Sren: een verkorte vorm van Severinus. Vadersnaam.
Soos, Sos: Wellicht variant van So(o)rs, met assimilatie rs/s.
Sooijs: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Fransoois, van Franois, Franse voornaam van de heiligennaam Franciscus. 2. Afleiding van Soy, van Soyer; Suy, Saaij.
Sop, Soep, Soppe, Sopyn, Sooben: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse berht- of balth-naam. Suppo, Soppo, Sobbo, Sobbe. Volle vorm wellicht Sobaudus, of Zobrecht, zie Soebert.
Sophie, Sofia, Soffie, Soffi, Souphy, Sofys, Sophys, Suffis, Suffys, Sufit. Moedersnaam uit de Griekse heiligennaam Sophia: wijsheid. De voornaam komt al in 1064 in Vlaanderen voor. De vormen met eind-s kunnen teruggaan op heiligennaam Sufficia/Soficia.
Sopper, de, Soppere, de. Middelnederlands soppe: sop (van Frans soupe, Nederlands soep), vloeibare spijs - soep of pap - waarin brood gebrokt, gesopt werd, pap met brokken, lichte maaltijd. Bijnaam voor de bereider of gebruiker er van.
Sopijn: Vermoedelijk vervormd uit de familienaam Soupne, van Suypeene, van plaatsnaam Zuytpeene ԚuidpeneՍ (Frans-Vlaanderen).
Sorber: Duits familienaam Sorber/Surber, afleiding van Beierse plaatsnaam Sorbe/Surbe ‘moeras’. De Zwitserse familienaam Surber blijkt evenwel terug te gaan op het riviertje de Surb, N.-Westen van Zrich.
Sore, Soree, Sore. Familienaam uit de plaatsnaam Sore (Namen).
Soreil, Soreille: Plaatsnaam Soreille in Pecq (Henegouwen). Maar de familienaam komt vooral in Luxemburg en Luxemburg voor. Variant van Sore.
Sorel, Soreau, Sorraux, Sorreaux, Saureau, Soro, Sauro, Sorriaux, Soriaux, Sorio, Soria, Saurais: Verkleinvorm van Oudfrans sor ‘geelbruin’. Vergelijk Soret. Bijnaam.
Soret, Sorette, Sorret: Afleiding van Oudfrans sor: bruingeel. Zie Sorin
Soreijn: Uit Sorin, afleiding van Oudfrans sor, van Frankisch sur ‘geelbruin’.
Sorg, Sorge. Bijnaam voor wie zorgvuldig, bezorgd is, voor anderen zorgt.
Sorgeloos, Sorgeloose, Soorgeloos, (de) Surgeloos, (de) Surgeloose, de Surgelose, Seurgeloose: Bijnaam voor een zorgeloze, onbezorgde.
Sorgher, de. Beroepsnaam. Middelnederlands sorger: opziener, opzichter.
Sorgi, van: Vervorming van van Sorge? Of Italiaanse familienaam Sorgi = Sorci, van Sorcio ‘muis’E
Soria, Soriano, Soriani. Spaans Joodse familienaam van plaatsnaan in Castili.
Sorin, Soreyn, Sorreyn, Soreijn, Serin: Afleiding van Oudfrans sor, van Frankisch sur: geelbruin. Bijnaam. Vergelijk Sorel, Soret. 2. Sorlet: Bijnaam. Afleiding van Sorel.
Sornas, Sornasse. Slavische familienaam. Russisch cherny, Pools czarny: zwartharig, donkerhuidig. Verduitst Scharnach, Schornach, Joods Czernas.
Sornin. Variant van Sernin, van heiligennaam Saturnin, Latijn Saturninus.
Soroge. Oudfrans sororge, serorge: zwager, schoonzuster.
Srnsen, Srensen, Sorensen: Vadersnaam. Zoon van Soren, Deense vorm van heiligennaam Severinus.
Sorrenti, Sorrentino. Italiaanse plaatsnaam Sorrento.
Sorte, de. Uit De Sworte = de Zwarte (procope van w voor o is niet ongewoon). Of aanpassing van Waals Dessort?
Sortet, Sorte: Variant van Sartet (vergelijk Sortia, Sorton), afleiding van plaatsnaam sart: rode.
Sosnik: Slavische familienaam, van sosna ‘ijnboom’.
Sosson, Sossong. Plaatsnaam Sosson in Werbomont (Luik). 2. Middenfrans soon: kameraad, makker.
Sot, de, de Sodt, de Zot. 1. Bijnaam voor een gek, dwaas, zot, Frans sot. 2. Bijnaam voor de hofnar.
Sotelet, Sautelet. Afleiding van Sotel, zie Sotiaux.
Souburg, van: Plaatsnaam Souburg (Zeeland).
Sotiaux, Sotiau, Sottiau, Sottiaux, Sottiau Sottieaux, Sotteau, Sotto, Soto: Bijnaam. Oudfrans sotel, van sot: zot, gek.
Sotr, Sotre, Sotrez, Sottr, Sottre: Plaatsnaam Sotr in Nandrain (Luxemburg).
Souchez, Souchet: 1. Plaatsnaam Souchet (Pas-de-Calais). 2. Afleiding van Frans souche: boomstronk, boomstomp. Bijnaam naar de gedrongen gestalte. Vergelijk Stobbe, Stubbe.
Soucy, Souci, Soussi. 1. Plaatsnaam Soucy (Aisne, Yonne). 2. Frans souci: zorg, (sans soucy; zonder zorg). Bijnaam. Vergelijk Sorg(e).
Soudan, Soudant, Saoudans, Soudent, Sudan, Soldan, Zoldan, Zoltan: Oudfrans Soudan, soldan, Middenenderlands soudaen: sultan. Bijnaam.
Soudeyns, Soudeijn, Soudeyn, Sedeyns, Sedeyn, Sedeijn, Sedyn, Cedeyn, Cedeijn, Sydein. Naam uit het Oudfranse sodain: plotseling. Bijnaam voor een vlug, plotseling handelend persoon.
Soufflet, Souffl, Souflet. Naam uit het Oudfranse soflet: blaasinstrument. Beroepsnaam of beroepsbijnaam.
Souillard, -Suillaert, Souilat, Souliaert, Soulierd, Souiljaert, Soulliaert, Souliaert, Solliard, Solia, Solias. Naam uit het Oudfranse soillier: vuilmaken. Tja.
Soumang: Plaatsnaam Soumagne (Provincie Luik).
Souter, de, de Soutter, de Zoutter, de Zoutre, (de) Sauter, Zauters, Zoeter, de Soeter. Beroepsnaam voor de zouter: zouthandelaar of zoutzieder.
Soutmans, Soutermans, Soetermans, Sodermans, Zoutman. 1. Beroepsnaam voor de zouter: zouthandelaar of zoutzieder. 2. Eventueel kan het een variant zijn van Soetemans.
Soudon. Variant van Soudan?
Soudron. Metathesis van Franse familienaam Soudron, plaatsnaam (Somme)?
Souffers. Duitse bijnaam Saufer: zuiper, zatlap.
Soufflet, Souffl, Souflet: Oudfrans soflet: blaasinstrument. Bijnaam of beroepsnaam.
Souffreau, Souffriau, Souffriaux, Souffriou. Re-interpretatie - door aanpassing ch/s en samentrekking -four- van -fr- van Chaufoureau.
Soufneguel, Soufnenguel, Soufnanguel, Soufnongel, Soufnongelle, Soufnonghel, Soufnonguel Soufnongeulle, Suffrongelle: Waalse aanpassing van de familienaam Hoefnagel.
Sougnier, Sougniez, Sougnez, Sougn, Sougne: 1. Plaatsnaam Sougnez, -gn in Aywaille (Luik). 2. Zie Saunier.
Souheur. Hypercorrect voor Oudfrans sueur, van Latijn sutor: (schoen)naaier.
Souillard, Souillart, Souillat, Souilliaert, Souillierd, Souiljaert, Soulliaert, Souliaert, Solliard, Solia, Solias: Afleiding van Oudfrans soillier, Frans souiller: vuilmaken. Bijnaam voor een vuilik.
Soumagne. Plaatsnaam, Luxemburg.
Soumillon, Soumillion, Soumilion, Semillon, Simillion, Simillon, Similon, Simmillon, Simmilon, Simmelon, Simelon, Simlon, Samion: Oudfrans someillon: slaap, halfslaap, dutje. Bijnaam voor een slaperig mens, suffer.
Soumoy, Sournois. Plaatsnaam Sournoy, Namen.
Soupart, Souppart, Souppert: Afleiding van Oudfrans soper, Middenenderlands soppen: brood in so(e)p soppen, brokken, een maaltijd (van souper) gebruiken.
Soupel, van der, van der Soupen: Verhaspeling (in N. Frankrijk) van Van de Sompel.
Souplet. Variant van Souplit = Supply = heiligennaam Sulpitius. Vergelijk plaatsnaam Saint-Souplet = 1155 Sansuplez = 1216 de sancto Sulpicio.
Sour, Sourd, Sor: Bijnaam. Frans sourd: doof.
Sourbron. Limburgse vorm voor plaatsnaam Zuurbron. Vergelijk Duits Sauerbrunn.
Sourdieau, Sourdeau, Sourdet: Afleiding van sourd: doof. Bijnaam.
Souren. Limburgse vorm voor Zuren (zie Zurings) of Zuid-Limburgse variant van Seuren.
Souris, Sourie, Soris,Sourice, Sorice, Sauris, Saury, Sury, Sory: 1. Frans souris, Oudfrans soris: muis. Bijnaam naar de kleine gestalte, het spitse gezicht of de stem. Vergelijk Muys. 2. Sory kan een Duitse familienaam zijn.
Soussign, Soussige. Waarschijnlijk renterpretatie, bijvoorbeeld plaatsnaam Sassegnies (Nord)?
Soutbeecke, Soutbeque. Zierikseese familienaam. Plaatsnaam. Vergelijk Soetbeek.
Souter, de, de Soutter, de Zoutter, de Zoutre, (de) Sauter, Zauters, Zoeter, de Soeter: Beroepsnaam van de zouter: zouthandelaar, zoutzieder.
Souterre. Re-interpretatie van plaatsnaam Sauternes (Gironde) of van Sansterre?
Soutmans, Soutermans, Soetermans, Sodermans, Zoutman: 1. Beroepsnaam van de zoutzieder of zouthandelaar. Vergelijk De Souter. 2. Eventueel variant van Soetemans.
Souvain: Plaatsnaam blijkens de variant de Souvain. Charles de Chtillon was omstreeks 1400 heer van Souvain.
Souvais. Variant van Sovet?
Souverain, Souverains, Souvereijns, Souvereyns, Souverijns, Souveryn, Souveryns, Soverijns, Soveryns: Oudfrans sovrin, Middelnederlands so(u)verein: boven anderen geplaatst, gezaghebber, gebieder. Maar vanwege de hoge frequentie van deze familienaam in Limburg en Luxemburg gaat het heel waarschijnlijk om een Re-interpretatie van Severijns, waarbij ook de ronding e/o in plaats van de v een rol kan spelen.
Souvignier, Souvenir, Sovegni. Plaatsnaam Souvigny (Allier) of Souvign (Meuse, Charente, Sart, enz.).
Souwen, Souwens, Sauwens, Sauwen, Zauwen, Souw. Deze naam betekent zoveel als van de Ouwen: zoon van den Oude.
Souwerck. Wellicht aanpassing van Duitse familienaam Schwark. Middennoordduis, Middelnederlands swerk, swark: donkere wolk. Vergelijk Donkerwolke.
Souxdorf. Plaatsnaam Suxdorf in Wrchwitz (Saksen-Anhalt) en in Grb’.itz (Duitsland).
Sovet. Plaatsnaam Sovet, Namen.
Soxhelet, Soxhlet, Sohelet, Soglet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Sohier (Zeger).
Soy, Sois, Sey: Vadersnaam. Korte vorm van Soyer, Romaanse vorm van Zeger.
Soyer, Soyez, Soier, Sohier, Sohir, Sohie, Sohiez, Sohest, Sohet, Sohir, Sohy, Sohyr. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Zeger.
Spa, Spaaij: Middelnederlands spade ‘Laat’. Bijnaam voor een laatkomer.
Spaak, Speek, Speecke, Speeck, Specque, Specq: Beroepsnaam van de rademaker, wielmaker, wagenmaker, die spaken in de wielen steekt. Maar de Belgische familie Spaak stamt van Magnus Spaak, 1699 in Uddevalla (Zweden). Die vestigt zich in Brussel ca. 1725. Zweeds spak: zacht, gewillig, gedwee.
Spaan, Saen, Spaens, Spans, Span, Spann, Spang, Spaans: Middelnederlands spaen ‘Spaan, houten lepel (Engels spoon), visspaan, schuimspaan’. Beroepsbijnaam van de lepelmaker, -snijder. Als voornaam.
Spaanbroek. Plaatsnaam Spanbroek, Noord-Holland.
Spaanderman: Afleiding van Spaan.
Spaandonck, van, van Spaendonck, van Spandonck, van Spaendonck, van Spaendonk, Verspaandonck, Verspaandonk, Verspaendonck. Naam uit de plaatsnaam Spaandonck in Haaghorst (Noord-Brabant).
Spaanenburg: 1. Afleiding van Pijnenburg. 2. Plaatsnaam Spangenberg (Hessen, Rijnland-Palts).
Spaargaren: Bijnaam voor een kleermaker die zijn garen spaart, die zuinig met zijn garen omspringt. Vergelijk Duits Sparbrot, Sparfleisch, Sparkse, Sparwasser, Sparschuh, Sparleder.
Spaarman. Bijnaam voor iemand die spaart, zuinig is. Duits Sparmann.
Spaas: Afleiding van Paas, zie Paas(s)e.
Spadin, Spaden, Spoden, Spoidenne, Spoiden: 1. Plaatsnaam Spaden in Schiffdorf (Nedersaksen). 2. Plaatsnaam, 1338 Spaden, oude vorm van Spouwen (Limburg) 3. Nederduits Spaden, Duits Spaten: spa(de). Beroepsnaam. 4. Spoden is een huisnaam in Amel en Deidenberg (Luik): ‘S Boden: an des Boten Haus: aan ‘S boden huis.
Spadon, Spadone, Spadoni. Italiaanse beroepsnaam van spada; zwaard.
Spae, (de), (de) Spaey, Spaeij, (de) Spa: Middelnederlands spade: laat. Door d-syncope: spa, spaai. Bijnaam voor een laatkomer.
Spaenhoven: Zoals Spanhove door g/v-wissleing uit Spanoghe. Bijnaam voor iemand met gespannen, voor zich uit starende ogen, starre blik.
Spaerkeer. Misschien Deense plaatsnaam Sparkaer.
Spaeter: Duitse bijnaam Spt ‘Laat’. Vergelijk Spa.
Spaeyman. Beroepsnaam van de spadenmaker. Of veeleer afeldeiding van Middelnederlands spade: laat. Vergelijk Duits Spthmann.
Spagnol, Spaniol, Spagnoli, Spagnolo, Spagnuolo: Volksnaam van de Spanjaard.
Spaink, van de persoonsnaam Spade, Spatto.
Spaillier, Spalier, Spaliers, Spailier, Spaily, Despallier, dՅspallier, Despailler, Despailler, Diespallier: 1. Oudfrans espallier: schouderstuk van het harnas. Beroepsnaam van de wapensmid? 2. Variant van Spelier(s).
Spanenburg, Spannenburg, Spaenenborgh: 1. Afleiding, -vorm in Branbant weergave van Pijnenburg. 2. Maar deze identificatie kan op een Re-interpretatie berusten, door associatie met de beter bekende familienaam Pijnenburg. Er is een Duitse plaatsnaam Spangenberg.
Span, van der. Van der Spaan? Zie Spaans.
Spandel, Spandler, Szpandel: Afleiding van Middenhoogduits spn, Duits Spahn: spaan, houten lepel, visspaan, schuimspaan. Beroepsnaam van de lepelmaker. Vergelijk Spaan(s). Duits ook Sphnle. Spandler is een beroepsnaam.
Spangler: Duitse beroepsnaam Spengler, die Spangen ‘gespenՠmaakte. Later ‘Blikslager, loodgieter’.
Spanjaard, Spanjaers, Spagnaerts, Spagna, Spannaert, Spaenjaers, Spaensaers, Spaenjers, Spanjers, Spanjer, Spanier, Spaniger: Volksnaam van de Spanjaard.
Spanje, van, Spanjer, Spanjers, Spanjersberg, Spanekers: Herkomstig van Spanje.
Spanner. Middenhoogduits Spanner: binder van balen, wagenlader.
Spannagel. IJzeren pin ter verbinding van wagen of ploeg. Beroepsnaam? Of bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte en taai karakter.
Spanoghe, Spanhove, Spanhoven, Spaenhoven. Bijnaam voor iemand met een gespannen of starre blik. De variant. Spanhove door v/g-wisseling en renterpretatie.
Spanyersberg. Spanjaardsberg? Wellicht Re-interpretatie van Duitse plaatsnaam Spangenberg; zie Span(n)enburg.
Sparenberg: Wellicht plaatsnaam Sparrenburg (Noord-Brabant).
Sparks. Engelse bijnaam naar het levendige, sprankelende karakter.
Sparmont, Sparmant: 1. Bijnaam voor iemand die zijn mond spaart, een zwijgzame. 2. Plaatsnaam Sparmont in Comblain-Fairon (Luik).
Sparton. Afleiding van Oudfrans espart: verdeling, verspreiding, bliksem, vonk, vurige blik.
Sparreboom: Plaatsnaam. Er is een Sparrenboomsche Berg bij Elst (Rhenen, Utrecht).
Sparrentak, (van): Plaatsnaam.
Spt, Spth, Spaeth, Spaeter: Duitse bijnaam Spat: laat. Vergelijk (de) Spae.
Spatz. Duitse bijnaam Spatz; mus.
Spaubeek, Spaubeck, Spaubek, Spabeck. Plaatsnaam Spaubeek, Nederlands-Limburg.
Spaute, Spote: Oudfrans espiaute, Oudwaals speaulte, Frans peautre: spelt.
Specenier. In de parochieregisters van Vlamertinge ca. 1750 komt de naam als Spissonier voor, met s-anticipatie van Pissonnier.
Specht, Spect, (de) Spicht, Despic, Spigt: Bijnaam naar de vogelnaam, de specht, wellicht naar de spichtige neus.
Spcia, Spciael, Specia, Speciae), Spciale, Speziale, Spezia: Afleiding van Oudfrans espice, espce, Latijn species: kruiderij, specerij? Beroepsnaam voor een kruidenhandelaar. Maar het Middelnederlands kende toch al het woord speciael: bijzondere vriend.
Speck, Specks, Spek, Spec, Specque, Specq. Beroepsnaam van de spekslager of bijnaam van een speketer.
Speckemeyer. Duitse familienaam Speckmeyer, dat is een meier (boer) die woont aan een Speck: moerassig terrein, knuppeldam.
Speckenbrink: Plaatsnaam 1475 Spekenbring in Goor, Overijssel, Nederduitse plaatsnaam en familienaam Speckenbrink ‘gras)plein, dorpsplein in moerassig terrein’.
Speckens: Waarschijnlijk van plaatsnaam Middelhoogduits en Nederduits Specke ‘knuppeldam, moerassig terrein’. Plaatsnaam Speckin bij Hannover.
Speckman, Spekman, Speksnijder: Beroepsnaam van de spekslager, speksnijder of speketer. Duits Speckmann. 2. Variant van Speeckman.
Spector. Wellicht Pector met voorgevoegde s (vergelijk Spenninck).
Spede, Spde, Speder, Spder, Spee, Spe, Speed. Oostelijke en Nederduitse vorm van het Middelnederlandse spade: laat, traag. Bijnaam.
Spe, Spee. 1. Zie Spede. 2. Beroepsbijnaam uit het Waalse spye, spe, het Franse pe: zwaard. Beroepsbijnaam van de zwaardenmaker.
Spee: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Spede, oostelijke en Nederduitse vorm van Middelnederlands spade ‘Laat’ zie Spa.
Speeckaert, Speecart, Speekaert, Speekhart, Speckaert, Specka, Spicert, Spica, Spicaert, Spiecart, Spicart Spicaert, Spiekart, Spikart. 1. Naam uit speecke: spaak. Beroepsbijnaam voor de wielmaker, wagenmaker. 2. Naam uit Verspeeck: zie bij Spek.
Speeckman, Speekman, Spyckman, Spiekman: 1. Afleiding van Speecke = Spaak. 2. Afleiding van Verspeek.
Speed. Engelse familienaam Speed, Oudengels spd: (voor)spoed, succes, weelde. 2. Zie ook Spede.
Speekenbrink. Plaatsnaam Spekenbrink in Goor, (Overijssel) Nederduitse plaatsnaam en familienaam Speekenbrink: (gras)plein, dorpsplein in moerassig terrein.
Speeleveld. Plaatsnaam: plaats waarop gespeeld wordt. Plaatsnaam onder meer Dendermonde, Oost-Vlaanderen.
Speelkaert: Volksetymologische vervorming van Speekaert. 1. Afleiding van speeke ‘Spaak’. Beroepsnaam van de wielmaker, wagenmaker. 2. Afleiding van Verspeek.
Speelman, Speelmans, Speeleman, Spellemans, Spelemans, Speleman, Spelmans, Spielmans, Spielman, Spielmanns, Spielmann, Shpilman, Spilmann, Spillman, Spilman, Szpilman, Speulman: 1. Beroepsnaam van de speelman, muzikant, liedjeszanger, kunstenmaker, danser, jongleur. Duits Spelman, Engels Spel(l)man, Spil(l)man. 2. Sommige vormen kunnen eventueel op Spillemans teruggaan.
Speelmeyer, Speelmeijer. Re-interpretatie of verkeerde lezing van Speckmeyer.
Speels. Waarschijnlijk verkort van Hespeels; zie Hespel.
Speelziek: Nederduitse plaatsnaam Spelsiek, van Spele an der Sieke. Plaatsnaam Siek ‘Vochtige laagte’.
Speer, (de), (de) Sper: 1. Beroepsnaam voor de maker, smeder van speren. Vergelijk Duits Speer. 2. Zie Desper(t).
Speerstra: Friese afleiding van plaatsnaam Spears in Deersum (Friesland).
Spees, Speesen, Speessen: Vadersnaam. Wellicht met s-anticipatie van Peerszoon. Vergelijk Spiessens.
Speeten, van der, Verspeet, Verspeeten. Naam uit de plaatsnaam Spit, Spete; omgespitte grond.
Speetjens, Speetgens, Spetgens, Spaetgens, Sptjens, Sptgens: Afleiding van Spit; eventueel van Spat.
Speethoven. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam; spete + hove.
Speich. Duitse Speiche; haak. Vergelijk Spaak.
Speicher. Duits Speicher, Middenhoogduits spcher: korenschuur, graanschuur, -zolder. Vergelijk Spijker 2. Plaatsnaam Speicher (Rijnland-Palts).
Speidel, Szpajdel: Duitse bijnaam. Middenhoogduits spdel: wig, keg, keil. Bijnaam voor een lomperd.
Speier, Speijer, Speyer: Plaatsnaam Speyer, Nederlands Spiers.
Speiliers. Waarschijnlijk variant van Speliers.
Speiser. Duitse beroepsnaam Speiser, Middenhoogduits spsaere: spijsmeester, kok, die de maaltijden aanrecht. VergelijkSpyse.
Spek, (van der), van der Speks, van der Spickken, van der Spikken, Verspeek,: Plaatsnaam. Middelnederlands spijc, Westfaals specke ‘Brug van boomstammen, knuppeldam’.
Spekkens, Specken, Speckens. Waarschijnlijk van Middenhoogduits en Nederduitse plaatsnaam Specke: knuppeldam, moerassig terrein. Zie (van der) Spek. Plaatsnaam Speckin bij Hannover. Plaatsnaam ter Specke in Lisse (Zuid-Holland).
Spel, Spelle, Speele. Bijnaam voor een speler? Of verkort van Hespel, Aspeele?
Spelberg, Spilborghs: 1. Beroepsnaam van de werkman-voerman die de speelberg of verhoogde plaats klaar moet maken voor een openluchtspel. 2. Pllaatsnaam Speelberg in Aubel (Luik), Kortrijk-Dutsel (Vlaams-Brabant), Horebeke (Oost-Vlaanderen), Linde, Overijse (Vlaams-Brabant). Spelberg in Enschede: 1316 Speleborch.
Spelbrink. Plaatsnaam Brink (grasplein, dorpsplein) waarop gespeeld wordt. Plaatsnaam Spelebring in Enschede; Speelbrenc in Aperlo bij Elburg (Gelderland).
Spelde, Speel: Beroepsbijnaam van de spillenmaker, vervaardiger van klossen (voor het spinnenwiel).
Speler, (de). Beroepsnaam van de muziekspeler, muzikant. Vergelijk Duits Spieler.
Spelier, Speliers, Spellier, Spelliers, Spillier, Spiliers, Spileers, Spilers, Spilaire, Speleers, Spleers, Spielier: Luiker Waals speelier is ‘Zwaardenmaker’. Beroepsnaam.
Spelkens, Speltjens, Speltiens: Middelnederlands speelkin, afleiding van spel. Bijnaam van de speleman. Zie Speelman(s).
Speller. Engelse familienaam voor een spreker, predikant of verteller.
Spelt, Spelte, Speltens, Spelter, Spelters. Variant met umlaut van Duits Spalt(er). Beroepsnaam van de houtklover.
Spencer. Beroepsnaam. Engelse familienaam, van Oudfrans despensier: bewaarder en uitreiker van de voorraden, hofmeester, rentmeester.
Spender, Spenders. Engelse familienaam van Oudfrans despendour: hofmeester, rentmeester. 2. Duitse familienaam Spender, van Middenhoogduits spndaere: aalmoezenier, armenzorger.
Spengen, van: Plaatsnaam Spengen in Kockengen (Utrecht).
Spengler, Spingler: Duitse beroepsnaam, van Middenhoogduits spengeler: oorspronkelijk gespenmaker, later blikslager, loodgieter.
Spens. Wellicht variant van Spans.
Sprandieu, Sperandieu, Speraindeo, Sperandio: Variant van Franse familienaam Esprandieu, dat is espre en Dieu: hoop op God.
Sperling, Sperlings: Duitse bijnaam Sperling ‘mus’.
Spermalie. Spaar malie (duit, muntstuk). Bijnaam voor iemand die zijn geld spaart.
Sperman: Speerman, Beroepsnaam van de smid die speren, lansen maakt? Of van Spierman, zie Spier?
Spernagel: Zinwoord. Middelnederlands sperren/sparren: uitspreiden, (uit)strooien + nagel: spijker. Bijnaam voor timmerman of smid die de spijkers rondstrooit, er kwistig mee omspringt. Vergelijk Quistnagel.
Spetebroodt. Spetebroot, Speytebroodt. Onduidelijk. Ongetwijfeld een zinwoord, maar het eerste element is onduidelijk. Bijnaam voor iemand die brood spat, spuwt bij het eten (vergelijk Engels to spit)? Vergelijk 1398 Heinric Spoytebaerds, (die op zijn baard spat, spuugt).
Spiter, Speters, Spitters, Spiter. Afleiding van Middelnederlands speten: aan het spit steken. Beroepsnaam. Vergelijk Duits Spiesser.
Speth. Zie Spit. 2. Variant van Spede of Spat.
Spette, Spte, Spiette: Luiks-Waals spte, spte: spelt. Beroepsnaam.
Speters en Spiers, met de verwante en versletene vormen Speers, Spies, Spees, Speessen, is ‘s Piers, de Pierՠs zoon, de zoon van Pier, Peer, Pieter, Petrus.
Spexstaerts. 1. Zie Pexstaerts. 2. Eventueel plaatsnaam Speksard, Spechtshard: beboste hoogte met spechten. Idem als Duitse plaatsnaam Spessart: 1134 Spehtheshart. 1451 te Spexaert, Lede.
Speijer: Plaatsnaam Speyer, Nederlands Spiers (Palts).
Speybroeck, (van) Speybroek, (van), (van) Speybrouck, Speijbroeck, Speijbroek, van Spybrouck, Speybrock, Spebrouck, van Speybroeck. Familienaam uit de plaatsnaam Speibroek te Sleidinge en Wommelgem (Oost-Vlaanderen).
Spich, Spiech: Plaatsnaam Spich (Noordrijn-Westfalen).
Spiegel, van der/de(den), van de(der) Spiegle, van der Spigel, van der Spiele. Er is een plaatsnaam Spiegel (onder andere in Ruiselede): langwerpig of vierkant water. Toch komt de naam wellicht van de huisnaam van een spiegelmaker zoals ‘De Grote Spegheleՠaan de Brugse Spiegelrei.
Spiegelaere,de, Spiegelare, de, de Spieghelaere, Spiegheleir, Spiegelaere, Spiegeleer, Spiegeler, Spiegler, (de) Spiegeleer, Spiegeleere, Spiegeleire, Spiegeleir, Spigeleer, Spegelaer, Spegelaere, de Spiegeler, Spiegelier, de Spiegueleer, Despigeleeres. Beroepsnaam van de spiegelmaker.
Spiegeloren: Door dialectisch uitspraak uit Spiegelare ‘Spiegelmaker’E
Spier: Bijnaam voor een gespierd man?
Spierenburg: Plaatsnaam.
Spierens: Vadersnaam. Zoon van Pier ‘Pieter’.
Spiering, Spierings, Spirinckx. 1. Bijnaam naar de spiering, een kleine vis (in het algemeen). Bijnaam voor een klein, mager persoon. 2. Soms is het ook een afleiding van Van Spiere: dit uit de plaatsnaam Spiere (West-Vlaanderen).
Spies: 1 Duits Spiess. Beroepsbijnaam voor de maker van spiezen, spietsen, speren of voor de drager ervan. 2. Door assimilatie uit Spiers. Of afleiding van de voornaam Pier(re), of de plaatsnaam Spiers of afleiding van Spier.
Spiet, Splete, Splette, Splte: 1. Middelnederlands splet(t)e: spleet, reet; dunnen houten spaan. Bijnaam. 2. Splte is soms een enclave of smalle gang, steeg.
Spildooren, Speltdooren, Speltdoorn, Spilthhoen, Spilthoon, Speelthore, Spiltoir. Familienaam uit de plaatsnaam Spildoorn: witte haagdoorn of meidoorn.
Spijker, Spijkers, Spyker, Spykers, Spicker, Spiekers, Spieker: 1. Beroepsnaam van een spijker- of nagelsmid. Vergelijk Nagelmackers. 2. Verkort uit Van de Spijker.
Spijker, van de. Naar de woonplaats aan een spijker of voor de beambte in een spijker of graanschuur.
Spijse, Spyse: Beroepsnaam van de spijsmeester, rentmeester, hofmeester. Vergelijk Speiser. Middenenderlands spise kan ook een nomen agentis zijn van werkwoord spisen. Dan is het een beroepsnaam en synoniem met spijzer.
Spilemaque: Beroepsnaam van de spillenmaker, vervaardiger van klossen (voor spinnewiel).
Spillebeen. Bijnaam voor iemand met lange magere benen: spillebenen.
Spilleboudt, Spillebout, Spillebaut, Spelboute, Pillebout: Middelnederlands bout: houten of ijzeren bout. Bijnaam voor iemand die houten of pijlen spilvormig maakt, de maker van spillen, pijlen, spilvormige bouten. Of (veeleer?) zinwoord: die de bouten verspilt, die zijn pijlen (nutteloos) verschiet. Vergelijk Quistnagel.
Spillemaeckers, Spillemaecker, Spillemaecker, Spillaekers, Spillemacker, Spillemake, Spellemaeker, Spellemaecker, Spellemacker, Spelmaker, Spilleman, Spillemans, Spilman, Spillman, Spilmann. 1. Beroepsnaam van de spillenmaker. 2. Variant van Speelman(s).
Spiller. Waalse aanpassing van Spieler. 2. Beroepsnaam van de spillenmaker. Zie Spilner.
Spilleux, Speileux: Beroepsnaam. Oudfrans espilleur: steenhouwer.
Spilliaert, Spilliart, Spiljard. Naam uit het Oudfranse espilli(e)r: roven, plunderen. Bijnaam voor een jager, maar ook voor een rover, plunderaar.
Spilmont, Spilemont: Plaatsnaam Spilmont in Nijvel (Waals-Brabant).
Spilner, Spiller: Beroepsnaam van de spillenmaker, klossendraaier.
Spiloes, Spilloes, Spilloens. Afleiding van Spillioen, van Oudfrans espillon, van Oudfrans espi: lans, spies. Beroepsnaam.
Spiltoir. Zie Spildooren. 2. Plaatsnaam Spiltoir in Horrues (Henegouwen).
Spin. Bijnaam naar de naam van het insect, de spin. Vergelijk Frans Araigne, Laraigne. Of nomen agentis van werkwoord spinnen. Beroepsnaam voor de spinner.
Spina, Spinas, Spinasse: 1. Oudfranse plaatsnaam espinat: doornstruik. Er zijn verschillende plaatsnamen Espina, Espinas, Espinasses in Frankrijk. 2. Dialect voor Frans pinard: spinazie.
Spindel. Middenhoogduits spindel: spindel, klos. Beroepsnaam van de klosser of houtdraaier die spindels maakt. Vergelijk Spindler.
Spindler, Spinnler: Beroepsnaam. Middelhoogduits spinneler ‘maker van spindels, klossen’.
Spinel, Spineaux: Ousfrans espinel, van espine, Frans pine: doorn(struik). Franse familienaam Espinel.
Spinet, Spinette. Spinette was de naam van een Rijselse riddervereniging, die vermaarde steekspelen hield, van Oudfrans espinette: steekspel. 2. Oudfrans espinet, afleiding van espine: doorn(struik). Franse familienaam Espinet. Verspreide plaatsnamen Espinette.
Spineto. Latijn de Spineto: plaats met doornstruiken.
Spineux. Plaatsnaam Espineux: plaats waar doornstruiken groeien. Spineux in Wanne (Luik).
Spingarn. Duitse beroepsnaam van de garenspinner.
Spinnaaij: Variant van de familienaam Spinnoy, van Despinoy. Plaatsnaam Espinoit, Espinoy (Nord), lՅspinois (Henegouwen), Epinoy (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Epinois (Henegouwen). Uit Latijnse spinetum ‘laats waar doornstruiken groeien’.
Spinnael. Middelnederlands spinnael: dik getwijnd garen. Beroepsnaam.
Spinnen, van der. Plaatsnaam Spinde: voorraadkamer, proviandkamer; (of ) korenmaat, havermaat, vierde van een schepel.
Spinner. Beroepsnaam van de spinner.
Spinnewijn, Spinnewyn, Spinnewym, Spinnewine, Spinewine: Bijnaam voor wie zich van wijn onthoudt, wie geen wijn drinkt. Middelnederlands spen(n)en, spinnen ‘Zich onthouden van’.
Spinnock, Spinnox, Pinnock, Pennock: Oudfrans espinoch(e), variant van espinach, espinarde, van Spaans espinaca: spinazie.
Spinola. Spaans, Portugese familienaam, van Latijn spina; doorn.
Spinosa, Spinosi. Zoals Espinosa Spaans, Portugese afleiding van Latijn spina: doorn(struik).
Spins, Spijns, Spyns: 1. Afleiding van Pin. 2. Uit Spints, van Spint: oude koren- en havermaat. Beroepsnaam voor de korenmeter.
Spirig. Wellicht variant van Spirinckx.
Spiritus, Spirito: Bijnaam naar een geestelijke of religieuze eigenschap.
Spirlet, (de). Luiks-Waals sprlt, van Luiks-Waals spr, Frans esprit: geest, spook. Vergelijk Lespir. De familie werd geadeld in 1768, vandaar de de-aanloop.
Spirou, Spiroux, Spyrou, Spiron: 1. Bijnaam Spirou: eekhoorn. Vergelijk Lescurieux. 2. Huisnaam. Pplaatsnaam, waarschijnlijk Pierreux, Piroux.
Spirt, de: Misschien door omkering van volgorde van klanken uit de Spriet. Een spriet is een ‘Stang, staak, timmerhout, hout van een boog, schacht van een lans, vork’. Beroepsbijnaam of bijnaam naar de gestalte.
Spit, Spits, Speth, Speet, Speets: Middelnederlands spit, spet’(braad)spit’. Beroepsbijnaam van de speter (vleesbakker); vergelijk Spitters. Of Middelnederlands spiet, speet ‘Speer, lans, spie(t)s’. Beroepsbijnaam van de wapensmid. Duitse Spiessmacher.
Spittaels, Spietael, Spitale, Spital, Spitals, Spiitael, Spittaels, Spithaels, Spittols, Spietael, Spietaels, Spietals, Pitaels, van Spittael, van Spittals, van Spital: Middelnederlands spitael, synoniem met hospitael ‘godshuis, gasthuis, ziekenhuis’.
Spithoven, Spitthoff: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Spiesshofer. Een goed waarop een cijns rust in de vorm van spietsen, spiesen.
Spitters: Zoals Speters, afleiding van Middelnederlands speten ‘ean het spit steken’. Vergelijk Duits Spiesser.
Spitz, Spietz, Spitzer, Spitzl: 1. Frequente Duitse plaatsnaam Spitz(e), Spitzle: spits toelopend stuk land. 2. Zelden bijnaam voor een spits, mager mens.
Spitzen: Duitse familienaam Spitz. Vaak plaatsnaam ‘Spits toelopend stuk’. Ook bijnaam voor een spits, mager mens.
Spitzmann. Afleiding van Spitz.
Spitznagel. Bijnaam voor een nagelsmid, die nagels, spijkers, spits maakt.
Splenter, de, Splentere (de) de Splinter: 1. In Zeeland kwam Splinter, Splenter vaak als voornaam voor. 2. Splinter, splenter ‘efgehouwen of afgespleten stuk, vooral houtsplinter’. Beroepsbijnaam. Splinter in de Achterhoek omdat ze een splinter van het kruis gekregen hebben, in Spaans Spinoza, ook in Alkmaar is er een Splinter(hof).
Spleters. Waarschijnlijk van Spleesters.
Splettstsser, Splettstoesser, Splettstesser, Splettstosser: Duitse beroepsnaam van de maker of verkoper van houten spanen, lepels, houten dakpannen, lattenklover (de Lathouwer).
Splingard, Splingart, Splingaer, Splingaerd, Splingaire, Splaingaire: Variant van Oudfrans espringale, espringarde, Middelnederlands springael: katapult. Frans espingard: soort kanon. Zie Springael.
Split, Splet. Middelnederlands splet(t)e ‘Spleet, reet; dunne houten spaan’. Bijnaam.
Splittgerber. Beroepsnaam = Splettstsser.
Spoel: 1. Beroepsbijnaam van de spoeler, die het garen op spoelen windt. 2. Naar de woonplaats: 14de eeuw Henrec Spoel op j hofstat metten husen daer op staende neven de Spuele, Brussel.
Spoel, van der: Plaatsnaam Spoel(e) in Elsene, Watermaal, Etikhove en Meigem (Oost-Vlaanderen). Zie Spoel 2.
Spoelbergh, (de), (de) Spoelberch. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Kortrijk (West-Vlaanderen) en Lovenjoel (Vlaams-Brabant).
Spoelder, Spoelders. Beroepsnaam van de spoelder, die de wol of het geweven laken spoelt. Vergelijk Wullespoelere, Lakenspoelre. 2. Beroepsnaam van de spoeler, die de draden op de spoelen windt, die opspoelt.
Spoelhoudt, Spoelhout. Beroepsnaam van de maker van houten spoelen, weefspoelen, klossen. Vergelijk Duits Spo(h)nholz.
Spoelstra: Friese afleiding van (van der) Spoel.
Spoens, Spons: 1. Spo(h)n (vergelijk Engels spoon) is een Nederduitse variant van spn: spaan. Zie Spaan(s). 2. Variant van Pons, met s-anticipatie; vergelijk Sponselee. Zie Ponce.
Sponar. Tsjechische familienaam. Waarschijnlijk van Duits Spohner: spanenmaker. Vergelijk Spooner.
Sponselee: Variant van de familienaam Poncelet, met s-anticipatie. 1. Poncelet is verkleinvorm van de plaatsnaam Poncel, van Latijnse ponticellus, verkleinvorm van pons ‘Brug’. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm van Ponce, Latijnse heiligennaam Pontius.
Sponville. Plaatsnaam (Meurthe-et-Moselle).
Spook, Spock: Bijnaam ‘Spook’.
Spooner, Sponar: Engelse beroepsnaam Spooner: maker van lepels, houten dakpannen.
Spoor, Sporen, Spooren, Sporre: Beroepsnaam van de vervaardiger van ruitersporen.
Spoormakers. Beroepsnaam van de sporenmaker, vervaardiger van ruitersporen. Vergelijk Spoor.
Spoormans. Beroepsnaam van de sporenmaker, vervaardiger van ruitersporen.
Sporckman, Spoirckmans, Sportmans: Afleiding van Spork.
Sporenberg, Spoorenberg: Plaatsnaam. De families Spoorenberg/Sporenberg(h) in Nederland stammen allemaal uit Duitsland. Sommige takken van de familie heten evenwel Sparenberg. Waarschijnlijk plaatsnaam Sporenberg/Sparrenberg in Stuhlingen (Duitsland).
Spork, Sporck, Sporcq, Spurk: Plaatsnaam Sporik (Noordrijn-Westfalen): vuilboom, sporkeboom, Rhamnus.
Sporken. Afleiding van spoor: ruiterspoor. Beroepsnaam voor de smid; zie Spoor.
Sporleder. Duitse dialect variant van Sparleder. 1. Bijnaam van een schoenmaker die het leer spaart, het zuinig gebruikt. 2. Spar/Spor: Middennoordduits spare, Duits Sporn: (ruiter)spoor. Middelnederlands spoorleder: de leren riem waarmee een spoor aan de voet vastgemaakt wordt. Bijnaam of beroepsnaam.
Sporrij, Sporry, Sporrys, Spoerl, Spoerri, Spoerrin, Spur. Naam, die in vele varianten in Noord-Europa voorkomt, het is een naam uit het Engelse, Duitse, Nederlandse taalgebied. 1. Bijnaam uit het Germaanse spoerl, dit voor mager iemand. 2. Uit de huisnaam ‘The Sparrow.’ 3. Uit het Duitse spohr/het Engelse spur: (ruiter)spoor. Beroepsbijnaam.
Spors. Afleiding van Spoor?
Sporte: Middelnederlands sporte ‘Laddersport’. Beroepsbijnaam.
Spot, de, de Spodt, Despotte: Middelnederlands bijwood spotte: gevlekt.
Spotbeen. Bijnaam Spatbeen: knobbel aan het been (vergelijk spatknie, spatkreupel, spatader).
Spouwen, van, (van) Spauwen: Plaatsnaam Spouwen (Limburg).
Spraakman: Beroepsnaam ‘Spreker’E Of uit Sprockman, van Sporkman, afleiding van plaatsnaam Sporik ‘Vuilboom, sporkeboom’.
Sprakel: Wellicht Middelnederlands sporkel, sprockel ‘Sporkelmaand, februari’.
Sprang, van, van Sprangh, van Spranghe: Plaatsnaam Sprang (Noord-Brabant).
Spranger, Sprangers, Spranghers: 1. Afleiding van Franger. 2. Spranger = Springer; zie De Springer.
Spranghels, van. Waarschijnlijk variant van Van Spranghe, benvloed door Van Sprengel.
Sprankenis. Variant van Sprankeners, Sprankmans; zie Spronkmans.
Sprecher, Schprecher: Beroepsnaam van de sprookspreker, dichter, die voordraagt.
Spreeuwel, van. Er was al een familie Van Spreuwel in Hilvarenbeek (Noord-Brabant). Er is een plaatsnaam Spreuweldervoort in Westelbeers (Noord-Brabant) De Spreeuwel in Mol en Olen (Antwerpen).
Spreeuwers, Spreuwers. Bijnaam voor de spreeuwenvanger?
Sprengelmeijer: Variant van Springmeier ‘meier, boer op een goed bij een spring of bron’.
Sprengels. Variant van Sprenkels? Of = Van Sprengel?
Sprenkels: Middelnederlands sprinkel ‘Sprinkhaan’. Vergelijk Frans Sautarel, Duits Sprengel.
Spreutel, Spreutels, Spreutes. Afleiding van Middenenderlands sprute, spruet: spruit, uitspruitsel. Vergelijk Spruyt. Wellicht in de betekenis van Duits Sprssling: telg, spruit. Spreutel beantwoordt aan Duitse familienaam Sprssel.
Sprey, Spreij, Spruij: Van het werkwoord spreiden. Bijnaam van de spreider, rietdekker, die rieten daken dekt.
Spriensma. Naam uit de terpnaam Spriens, naar de daar gelegen boerderij Groot Spriens, bij Raard (Dongeradeel). Spriens is wellicht de Friese vorm van Spredinge: afstammelingen van Spredo. De betekenis van Spredo in onbekend. Reinder Freerks Spriensma (1754-1826) die deze familienaam in 1811-12 aannam, woonde op die boerderij Groot Spriens.
Spriestersbach, Sprieterbach, Spriesterback: Reinterpretatie van plaatsnaam Springiersbach in Bengel (Rijnland-Palts).
Spriet (de). 1. Naam afgeleid uit het woord spriet: staak, timmerhout, hout van een boog, schacht van een lans, vork. Mogelijk een beroepsnaam of een bijnaam naar de gestalte. 2. Een Spriet betekent als plaatsnaam: tweesprong, bijvoorbeeld in Eeklo, Nevele en Langemark. In dit geval een familienaam afgeleid uit de plaatsnaam.
Sprimon, Sprimont, Spriman, Sprmont, Spreemont, Spremont, Spreman, Sprumont: Plaatsnaam Sprimont (Luik).
Springael, Springal, Desespringalle, Pringalle: Middelnederlands springael: katapult, werptuig. Beroepsnaam van de bediener van het belegeringstuig.
Springel, van, van Sprengel. Familienaam uit de plaatsnaam Springel/Sprengel (bron, plaats waar de bron ontspringt) in onder andere Olen en Westerlo. Sprengel in Duitsland.
Springer (de), de Springre, Sprynger, Sprenger, Sprenghers, Sprengers, Spranger, Spranghers, Sprangers, Szpinger: Bijnaam voor een springer/sprenger’Hkoord)danser, kunstenmaker’. Of afleiding van Middelnederlands, ook Duits sprengen ‘galopperen’. Bijnaam voor een ruiter. Zie ook Springel Van.
Springman. Bijnaam; springer, danser.
Spingmeier, Springmeyer. Meier, boer op een goed aan een bron (Spring).
Springuel, Springuelle, Springel. 1. Aanpassing van de Duitse familienaam Sprengel/Springel, dit uit Middelnederlands sprinkel, Middenhoogduits sprengel; sprinkhaan (bijnaam voor een springerig iemand). 2. Mogelijk uit het Waalse spingul (: guitig).
Springut. Samengetrokken van Springinsgut: spring in ‘T goed. Bijnaam voor iemand die plotseling geluk heeft. Vergelijk Salembien.
Sprink, Sprinx: Plaatsnaam Sprink ‘kleine watergang die op een hoofdwatering uitkomt, zoals op Walcheren’. Middelhoogduits sprinc ‘Sterk stromende bron’.
Sprinkel, (de), Sprenkels, Sprengels. Het Middelnederlands sprinkel betekent sprinkhaan. Wellicht de bijnaam voor een springer, een lenig iemand.
Sprong, Spronk: Middelnederlands spronc ‘Springer’. Zie Springer; vergelijk Frans Sautarel, Duits Sprengel.
Sprock. Metathesis van Spork. 2. Middelnederlands sproke, sprook: taal, uiting, verhaal. Bijnaam. Vergelijk Sprecher, Spruch.
Sporockeels, Sprokkel: Middelnederlands sporkel, sprockel, Sprokille: sporkelmaand, februari. Vergelijk Duits Hornung, Frans Fvrier.
Sprolant, van; Sproelants: Plaatsnaam, Limburg.
Sprong, Spronk, Spronck, Sproncken, Sproncken, Sprung, Sprunck, Sprunk, Sprnken: 1. Middelnederlands spronc: springer; vergelijk hooyspronc: sprinkhaan. Bijnaam voor een springer, danser? Vergelijk Springer. 2. Middenenderlands spronc, Middenhoogduits sprunc: bron.
Spronkmans. 1. Familienaam naar de plaats waar sporik (vuilboom) groeit? 2. Uit het Middelnederlandse sproke: taal, verhaal. Bijnaam voor bijvoorbeeld een verteller.
Spronsen, van: Met secundair voorzetsel uit Spronks, afleiding van Sprong.
Spruch. Duits Spruch: gezegde, spreuk. Bijnaam. Vergelijk Sprock 2., Sprecher.
Sprundel, van, van Splunder, van Splunter: Plaatsnaam Sprundel (Noord-Brabant).
Spruyt, Spruijt, Spruit, Spruydt, Spruytte, Sprute, Sprout, Sproet, Sprauten, Sprooten, Sproten, Sprte, Sprte: Middelnederlands sprute ‘Spruit, uitspruitsel’. Bijnaam voor een jong of tenger mens, of telg, nakomeling. Vergelijk Duits Spross en Spreutels.
Spruytmans, Spruitmans. Afleiding van Spruyt.
Sprundel, van; (van) Splunder, van Splunter: Plaatsnaam Sprundel (Noord-Brabant).
Spruytenburg, Spruitenburg, Spruijtenburg. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam Spruten-burg (locatie onbekend).
Spurt, van der, Versporten, Verspurten, Verspeurt, Speurt. Familienaam uit de plaatsnaam Spor(k)t: plaats waar Sporkenhout groeit.
Spuijman, Spuyman, Spuij. Afleiding van spuy, Middenenderlands spoye, speye: spui, schutsluis. Naar de woonplaats.
Spur, Spurr: Plaatsnaam. middenhoogduits spur: voetpad, weg, spoor.
Spurt, van der, Versporten, Verspurten, Verspeurt, Speurt: Plaatsnaam Ter Spor(k)t. Zie Uytersprot.
Spyckerman, Spiekerman, Spiekermann, Spieckermann: Beroepsnaam van de opzichter of werkman in de spijker (Latijn spicarium, Duits Speicher, Middelnederlands spijker), de graanschuur. Vergelijk Spyker(s).
Spyckynck. Middelnederlands spikinc: grote spijker met scherpe punt, wapen.
Spijk: Plaatsnaam Spyk in Hennaarderadeel (Friesland). Of Middelnederlandse plaatsnaam spijk ‘Brug van boomstammen, knuppeldam’. Vergelijk van der Spek.
Spijkerboer: Boer op ‘t Spijker in Oldebroek (Gelderland). Een spijker, van Latijnse spicarium, was een graanschuur.
Spijker, Spijkers, Speijkers, Spijkerman: 1. Beroepsbijnaam van een spijker-of nagelsmid. 2. Korte vorm voor van de Spijker. Een spijker, van Latijnse spicarium, waaruit ook Duits Speicher, was een graanschuur.
Squevin, Squvin: Waals, Picardisch. vorm van chevin: schepen (Oudpicardisch eskevin).
Squifflet, Squiflet. Henegouwse variant van Oudfrans Chif(f )let, van c(h)ifle: fluit. Bijnaam voor een fluitspeler. Aan Frans sifflet beantwoordt Waals-Vlaams schufekt. Vergelijk met metathesis Sclif(f )et.
Squilbin. Frans verschrijving voor de Middelnederlands Schelpin, afleiding van Schelpe.
Squire. Engelse familienaam van Oudfrans escuyer, escuier: schildknaap.
Staak, Staaks: van Middelnederlands stake ‘Stok, staak, paal’. Wellicht bijnaam naar de gestalte.
Staal, Stael, Staels, Stal, Stahl, Stal. 1. Beroepsnaam van de staalbewerker, -handelaar of smid, vergelijk Stahlschmidt. 2. De West-Vlaamse familie Stael(s) heette ca. 1700 Staelen en voordien Staelens in Ichtegem Staelens. (vadersnaam uit een Stahal (staal) naam). In 1346 heette een smid in Kiel Staal.
Staal, van der: Plaatsnaam De Staal, bijvoorbeeld in Izenberge (West-Vlaanderen).
Staalduinen, van. Plaatsnaam.
Staalen, Staelens: Vadersnaam. Van Stalin, vleivorm van Germaans naam Stahal ‘Staal’Stalhart.
Staalen, van; van Stalen: Staalen met secundair voorzetsel?
Staar, Star: 1. Middelnederlands staer: met troebele blik, somber kijkend; strak, stijf. Bijnaam. 2. Duitse familienaam Sta(a)r, van vogelnaam Star: spreeuw. Bijnaam voor een lustig, beweeglijk, praatziek mens
Staat, Staats, Stad, Stads: Bijnaam. 1. Middelnederlands stade’standvastig’. Vergelijk Duits Stat. 2. Vadersnaam afgeleid uit Staes: zie daar.
Staaij, van der: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit van der Stade. Plaatsnaam ter Stade ‘Strand, oever, ankerplaats’.
Stabel, Stabels, de Staebele, Destabelle, de Staebel, Destabele, Staebell, Stabell, Stabell: 1. Bijnaam voor iemand met vast, stabiel karakter. Vergelijk Lestable. 2. Sommige vormen eventueel van Destable(s). Plaatsnaam Estable, Frans table: stal.
Staby, Stabij. Bnaam voor iemand die bijstaat, helpt. Vergelijk Stastille
Staceghem, van, van Staseghem: Plaatsnaam Stasegem in Harelbeke. (West-Vlaanderen).
Stache, Stach. 1. Zie Staes. 2. Plaatsnaam Stache in Ermeton-sur-Biert (Namen).
Stach, Stachow, Stachowiak, Stachowicz, Stachowski, Stachura, Stachueski. Vadersnaam. Poolse en Tjechische afleiding van de voornaam Stanislaw, Stanislav.
Stacino, Stasino: Vadersnaam van Stasinon, vleivorm van heiligennaam Eustachius. Vergelijk Tassi(g)non.
Stacius, Statius, Stadius, Stadeus, Stadeus: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Eustac(h)ius/Eustatius.
Stacker, Stacher: Wellicht Nederduits Stacker, Stecker, Duits Stecher: vechter, (of ) castreerder, slachter. Vergelijk Nederduits Pagensteker, Duits Stechkalb.
Stacquet, Stacquez, Staquet, Staquez: 1. Afleiding van Oudpicardisch estaque, Oudfrans estache, van Oudnederlands staka: staak, paal. Middelnederlands staket: staak, paal. Vergelijk Stak. Bijnaam naar de lange gestalte. 2. Plaatsnaam Staquet in Opprebais (Waals-Brabant).
Stad, van der: Plaatsnaam. Middelnederlands stat ‘laats, oord, stede’.
Stadler, Stadeler. Duitse beroepsnaam van Middenhoogduits stadelaere: opzichter van de Stadel: voorraadschuur.
Staden, van, van Staen, van Staeyen, van Staey, van Staay, van Staeijen, van Staeij, van Stayen, Vanstaen, van Stay: De vormen Van Staen en Van Sta(e)yen door d-syncope (vergelijk dialect raan/raaie van raden). Zie ook Van der Staey. 1. Plaatsnaam Staden (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Staden in St.-Truiden. 3. Plaatsnaam Staden in Utrecht.
Staderman: Wellicht Duits Stadelmann, afleiding van Stadel ‘Schuur’.
Stadhouders: Beroepsnaam van de stadhouder ‘laatsbekleder, vertegenwoordiger van de heer’.
Stadsbader (de), de Statsbader, Stadtsbaeder. Beroepsbijnaam voor de houder van een openbare badstoof, van een stedelijke badinrichting. Naam van Duitse origine. Vergelijk Stovemans, de Stover, Duits Bader.
Stadtfeld. Plaatsnaam Stadtfeld, Rijnland-Palts.
Stadtmller, Stadtmlner, Stattmller: Beroepsnaam van de stadsmolenaar.
Staelen, Staelens, Stalens, Stalen, Stalin, Stalins, Stallens. Vadersnaam afgeleid uit een Germaanse stahal;-naam : staal. Zoals in Stalhart.
Staelen, de. Waarschijnlijk Re-interpretatie als bijnaam (de stalen) van vadersnaam Staelen.
Staeljanssens, Staljanssens: Samengestelde familienaam; zie Staal en Janssens.
Staelraeve, Staelgrave, Staelgraeve: Vadersnaam. Germaanse voornaam stahal-hrabn ‘Staal-raaf’.
Staepels: Beroepsbijnaam van de stapelaar.
Staes, Stass, Stasse, Staus, Stach, Stache, Stasch, Stes, Stesse, Stesses, Taes, Tais: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Eustaes, de Griekse heiligennaam Eustachius. Zie ook bij Staessen(s). Staes/Stasse/Stesse, voornaam in Kortrijk.
Staessen, Staessens, Staesens, Stausens, Stassen, Stassens, Stassin, Stassins, Stasin, Stasins, Stassain, Stassijns, Statsyns, Stasseyns, Stessens. Vadersnaam uit het Middelnederlandse Staessin: een knuffelvorm van de Griekse heiligennaam Eustachius.
Staetemans. Waarschijnlijk van Straetemans.
Staetenburg. Waarschijnlijk vervorming.
Staey, van de, der, van der Staeij, Verstaen, Veerstaen: Door d-syncope van Van der Stade(n). Pltaatsnaam ter Stade(n): strand, oever, ankerplaats.
Stahmer: Duitse bijnaam Sta(h)mer ‘Stamelaar’.
Staf, Staff, Staffe, Staff. 1. Bijnaam uit het gebruik van een wandel-, bedel- of herdersstaf. 2. Bijnaam voor een slank iemand of iemand met lange benen. Voor Chaucer waren lange, smalle benen Թlyk a staf’.
Stafford. Engelse plaatsnaam in Staffordshire en Dorset.
Stage, Staatge, Staatje, Staege: Middenenderlands stage, staedge, staetge, staedse, van Oudfrans estage: estrade, stellage, steiger. Vergelijk Lestaeghe.
Stahler, Sthler: Beroepsnaam. 1. Oudhoogduits staalsmid. 2. Middelnederlands staler: staalmeester; vergelijk Stalmans 2.
Stahlschmidt. Duitse beroepsnaam Stahlschmied; staalsmid.
Stainier, Steinier, Stenier, Steier, Stenire, Staignier, Steignier, Steigner, Stiennier: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam stain-hari ‘Steen-leger’. Staginarius. Duits Steiner. 2. Beroepsnaam. Oudfrans stainier, Frans tainier: tingieter
Stak, Stack: Wellicht Waalse verkorting van staak. Vergelijk Stacquet 1. Of Engelse familienaam Stack: staak.
Stakenburg, Stakenborg, Stakenborgh, Stakenborghs. Plaatsnaam Stakenborg (Groningen) en in Lubbeek en Duisburg (Vlaams-Brabant).
Stal, Stals. 1. Variant van Staal. Zie Staal. 2. Beroepsbijnaam van een stalknecht.
Stalberg, Stallenberg, Sztalberg: Plaatsnaam Stalberg (Nederlands-Limburg). Ook Duitse plaatsnaam Stallberg.
Stalder. Afleiding van Middenhoogduits stalde: steile weg, steile helling.
Staldeur. Waarschijnlijk Waalse uitspraak van Stalder.
Stallaart, Stallaert: 1. Afleiding van van (der) Stalle(n). 2. Germaanse voornaam Stallardus. 3. Zie Steijlaerts.
Staley. Oudfrans estalee: systeem van palen en netten voor de visvangst. Beroepsnaam van een visser?
Stallaert, Stallaerts, Stallard, Stalars, Stalas, Stala. 1. Afleiding van Van (der) Stalle(n). 2. Germaanse voornaam Stallardus. 3. Zie Steylaerts.
Stalle, van (der), Stallen van (der), de Stalle. Plaatsnaam Stal: staanplaats op markt of in hal; afgesloten ruimte, stal.
Stalman, Stalmans, Staelmans, Stallmann, Stalmann: 1. Afleiding van Van der Stalle. 2. Beroepsnaam van de staalmeester: ambtenaar belast met het toezicht op de geverfde wol, keurmeester. 3. Zoals Duits Stahlmann, beroepsnaam van de staalhandelaar of smid. 4. Eventueel stalman: stalknecht.
Stalon. Oudfrans estalon, Frans talon: hengst, stalloen. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk Hingst.
Stalpaert, Stalpart, Staelpaert, Stalport, Stalpers. Familienaam afgeleid van het werkwoord stalpen. Bijnaam voor iemand die met de voeten stampt, die hoorbaar of statig loopt.
Stals, van. Hoofdzakelijk Waals-Vlaamse familienaam. Uit Van Staal of Van Stalle?
Stam, Stamme, Stams, Stammen: Stam ‘Boomstam’. Bijnaam voor een geblokte kerel.
Stammeleer (de), Stommeleer(e), De Stommeleir, De Stommelier. Bijnaam voor een stamelaar.
Stambach, Stampach: Plaatsnaam Stambach bij Zabern (Elzas), Stammbach (Beieren). Ook Stampach in Tsjechi.
Stammeleer, (de) Stommeleer, (de) Stommeleere, de Stommeleir, de Stommelier: Bijnaam van de stamelaar.
Stamp, Stampe, Stamps, Stams. Bijnaam voor een stamper: oliestamper, olieslager.
Stamperius: Latinisering van (de) Stamper, Beroepsnaam van de oliestamper, olieslager.
Stamper, Stampers, Stampaert, Stampart, Stampfer. 1. Beroepsnaam van de oliestamper, olieslager. 2. Mogelijk ook bijnaam voor iemand die stommelt, kabaal maakt.
Stampfer: Duits pendant van de beroepsnaam Stampe r’mliestamper, olieslager’.
Stampfli. Zwitserse familienaam. Vergelijk Stampfl in Tirol, nomen agentis bij werwkwoord stampfen. Wellicht beroepsnaam van de eigenaar van een oliestampmolen; vergelijk Stamper(s).
Stamtner, Stemmer: Middennoordduits stamer: stamelaar.
Stanczel, Stenzel, Stanicel, Sztencel: Oost-Duitse familienaam, afleiding van Poolse voornaam Stenzlaw, Stanislaw.
Stand, Standke, Stanek: Vadersnaam van Poolse heiligennaam Stanislaw.
Standaert, Standaerd, Standaerts: Bijnaam naar de standaard, van Oudfrans estandard ‘mast of staak, vlag, vaan’. Bijnaam voor de vaandrig, standaarddrager.
Stander. Variant van Standaerd, met andere suffix. Of= Stender?
Stang, Stanghe, Stange, Stang, Stangh, Stemgee, Stemge: Beroepsbijnaam van de stangenmaker (vlaggenmasten, staken). Vergelijk Duits Stangenmacher. Of bijnaam voor een lang opgeschoten kerel, een lange staak.
Stangl, Stengel, Stengele: Afleiding van Stange: stengel. Bijnaam voor een opgeschoten mens.
Stanic, Stanicic, Stanick, Stanicki, Staniek, Stanik, Stanisci, Stanitzki, Stanitz, Stanscheck, Stankevitck, Stankiewicz, Stankewicz, Stankoff, Stankov, Stankova, Stankovic, Stakovisch, Stankovich, Stankowska, Stankowski: Vadersnaam. Slavische afleiding van de vooral Poolse voornaam Stanislaw.
Stanislaus, Stanislas, Stanislavska, Stanislawski, Stanislouwski: Vadersnaam. Poolse heiligennaam Stanislaw ‘Door standvastigheid in de strijd beroemd’Duits Stanislaus, Eengels Stanislas.
Stanley, Stanleij: Engelse plaatsnaam Stanley (Derbyshire) Stane-leah ‘Stenig veld’. Deze familienaam van de Earls of Derby werd populair door de ontdekkingsreiziger Stanley (1841-1904). Deze vrij populaire voornaam in Angelsaksische landen wordt ook gebruikt door genaturaliseerde Polen als verengelsing van Stanislaw.
Stannard, Stannartz. 1. Engelse vadersnaam van de Germaanse voornaam stain-hard; zie Steenaerts. Oudengels Stnheard, Stanhard. 2. Indien autochtoon, variant van Standaert, met assimilatie nd/nn.
Stanssens, Stansens, Stans: 1. Vadersnaam, uit de heiligennaam Constans? Of Staes met ingevoegde n? 2. De Oost-Vlaamse familienaam Stans(s)ens is evenwel een variant van Staessens - met epenthetische n -, eveneens een hoofd-zakelijk Oost-Vlaamse familienaam.
Stanson. Bijnaam. Waals estanon, Frans tanon: stut, stijl.
Stanton. Engelse plaatsnaam (Cambridgeshire) stn-tn: steen-tuin, omheining.
Stanzeleit: Baltische afleiding van Duits Stanzel, afleiding van Stanislav of Constantinus.
Stap, Staps. Staps: 1. Bijnaam voor een stapper, springer; zie Stappaert. 2. Beroepsnaam voor de maker van stappen: stoepen, vlonders, trappen, treden van ladders, sporten. Maar Middennoordduits stappe: duig van een vat. Vergelijk Duitse familienaam Stapf.
Stap, van der, Staps, Stapff. Plaatsnaam Stap/Stappe op diverse plaatsen in Vlaanderen.
Stapel, Stapels, Staepels, Staple, Stapelle. Beroepsbijnaam voor iemand die stapelde (in welk beroep ook).
Stapleaux: Afleiding van Oudfrans estap(l)e: stapel(plaats). Zie Stapel(s).
Stapel, van, van de Stapele: Plaatsnaam. 1. Stapel (Frans-Vlaanderen) of Etaples (Pas-de-Calais): 1171 Staples. 2. Stapele(n) bij Boxtel (Noord-Brabant). 3. Stapelen in St.-Truiden (Limburg). 4. Stapel in Havixbeck (Noordrijn-Westfalen).
Stapelaar, Staepelaere, de Staebelaere: Beroepsnaam van de stapelaar, die de handelswaar op de stapel(plaats) brengt.
Stapelle. Verwaalsing van Stapel of afleiding van Oudfrans estap(l)e: stapel.
Stapleton. Plaatsnaam. Cumberland.
Stappaerts, Stappaaers, Stappaers, Stappers, Stapper, Stapfer, Stapert, Stopper: Afleiding van het werkwoord stappen ‘Schrijden’.
Stappen, van der, Vanderstappen, Verstappen, Stappen: Plaatsnaam Stap/Stappe op diverse plaatsen in Vlaanderen, Wakken, Cent, Her., Tongerloo. Middelnederlands stap(pe) ‘Stap, trede, stoep, vlonder, opstapje, paal, grenspaal’.
Stappershoef, van. Plaatsnaam Stap en Paashoef in Gemert (Noord-Brabant)? Of 1447 Hoeve ter Stappen in Princenhage (Breda, Noord-Brabant)?
Star, van der, Starren, Starre, Start, Valstar. Plaatsnaam.
Starkey. Engelse afleiding van Stark; sterk.
Staring, Starink: Achterhoekse familienaam. Plaatsnaam in Warnsveld (Gelderland).
Starkenburg, Starrenburg, Starckenborch, Starkenborch, Starkenborg, Sterkeburg, van. Familienaam uit de plaatsnaam Sterrenburg (Dordrecht) Starkenborg in Groningen of uit een andere burg(versterking)-naam. Het gedeelte starik kan verwijzen naar sterk, naar een voornaam, naar een bepaalde wijk of plaats.
Starman, Staarmans, Starremans, Starmans, Strerremans, Sterman: 1. Afleiding van van der Star, Van der Sterre. 2. Bijnaam voor een astroloog of astronoom, een sterrenkijker. Vergelijk Nederduits Sternekiecker, Sternseher.
Starquit, Starquy, Stercki: Bijnaam. Oudfrans estargi, Picardisch terqui: stijf, stram. Voltooid deelwoord van Oudfrans esterchir, van Oudnederlands sterken.
Starren, Staeren. 1. Verbogen vorm van Staar 1. 2. Van Middelnederlands sterre/starre: ster. Huisnaam. Vergelijk Sterre.
Starrenburg: Plaatsnaam Sterrenburg (Dordrecht, Zuid-Holland) of Starrenburg in Overschie (Zuid-Holland).
Starreveld. Plaatsnaam. Vergelijk Sternefeld. Sterveld in Drincham, Frans-Vlaanderen.
Start, Steert. Middelnederlands sta(e)rt, ste(e)rt ‘Staart’. Bijnaam. Vergelijk Duits Starz, Nederduits Stert.
Starz, Starc, Sterz. Middenhoogduits sterz: staart, sleep. Bijnaam voor een deftig, stijf, plechtig mens.
Stassaert, Stassart, Stassar. Vadersnaam. Afleiding van Griekse heiligennaam Eustachius.
Stasser. Wellicht van Strasser? Vergelijk Staetemans.
Stassin, Stassen, Stas, Stasse, Stassinet. Vadersnaam uit de voornaam Eustachius. Zie verder bij Staes.
Stattrop, Stattropp. Nederduitse plaatsnaam –trop, van dorp. Vergelijk Stadorf in Schwienau (Nedersaksen).
Statz: Duitse bijnaam van Middenhoogduits statzen: pochen, opscheppen.
Staub, Stauber. Duitse bijnaam stuiver, die stof doet opwaaien, bijvoorbeeld een molenaar. Vergelijk Stuyvaert.
Stauder, Staudinger, Studer: Duitse familienaam naar de woonplaats ԩn den Stauden’. in het struikgewas, kreupelhout, bosje.
Staudt. 1. Zie Stout. 2. Duitse fmailienaam Staud(t). Plaatsnaam. Middenhoogduits stde: bosje, struikgewas.
Stauf, Stauffer, Staufert, Stauffert: Verspreide plaatsnaam Stauf(en). Middelhoogduits stouf ‘Hoog uitstekende rots, bergtop’.
Staumont. Plaatsnaam in Feluy, Henegouwen.
Stautemans, Stautemas. Afleiding van Stout. Vergelijk Duits Stolzmann.
Stauttener. Duits Staudner, van plaatsnaam Stauden. Zie Stauder.
Stavast. Bijnaam voor iemand die vaststaat, die stevig in zijn schoenen staat, met standvastig karakter. Duits Standfest.
Stavaux, Staveau, Staveaux, Stveau, Stev(e)aux: 1. Oudfrans estavel, esteval: toorts, kaars. Beroepsnaam. 2. Eventueel Oudfrans estival. Zie Stival. 3. Of dafleiding van Estve, voornaam Stefanus?
Stavele, van Stave, van, van Staevel, Vastavel, Verstaevel, Verstavel, Verstravel, Vertaevel. Plaatsnaam Stavele, West-Vlaanderen.
Stavenisse: Plaatsnaam Stavenisse (Tholen, Zeeland).
Stavenuiter: Vernederlandsing van de Nederduitse familienaam Staventer (Bremen).
Staveren, (van), Stavorius: Plaatsnaam Stavoren (Friesland), Fries Starum.
Staverman: Afleiding van Van Staveren.
Stayman. Variant van Steeman of Steyman.
Stawinski: Poolse familienaam Stawinski, Stawicki, Stawski, afleiding van staw ‘Vijver’.
Stbel, Stebel. Ontrond van Stbel.
Steckelmacher. Duitse beroepsnaam; knuppelmaker.
Steckenborn. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Stecher: Beroepsnaam, afleiding van Middelhoogduits stchen ‘Steken; doodsteken, slachten; etsen’. Beroepsnaam voor castrator, slachter of etser.
Steckbauer: Boer die castreert?
Stede, van der, (van (der) Stee, van der Ste, Versteden, Steden. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Stee/Stede: plaats in alle mogelijke betekenissen (zeer ruim). (Duits Statt, Sttte).
Steding. Vadersnaam? Afleiding van Germaanse stad-naam.
Ste, Stee, (van), van der Stee, van van der Stede. Plaatsnaam ter Stede ‘laats’plaatsnaam in Brabant, Namen, vergelijk Duits Statt, Sttte.
Steeg, Steegs, Steg, Stegh. Korte vorm voor Van der Steeg; zie Van der Stegen.
Steeger, van, Steeg, van der, van der Steegere, Steege, Steeghs, Steg, Versteeg, Versteegh, Versteege, Versteegen, Verstegen: 1. Plaatsnaam Stege, Steeg ‘ad’. 2. Plaatsnaam. Middenenderlands siger: trap, ladder, steiger. Bijvoorbeeld Stegers, Frans Estaires (Frans-Vlaanderen).
Steegmans, Stegmans, Stegemann, Stegeman, Stegmann, Stigman, Stickman: Afleiding van Van der Stegen, Uit de Stege, Indestege.
Steegstra: Friese afleiding van (van der) Steeg.
Steel, Steels, Steele: 1. Verkort uit Bosteel, Busteel, van Oudfrans boistel ‘Boisseau’van Latijnse bustellus ‘Schepel, korenmaat’. Zie Bosteels. 2. Beroepsbijnaam of bijnaam naar de steel, het handvat.
Steeman, Steemans, Stmane, Stiemans, Stieman, Stimans, Stiman, Stijmans, Stymans, Stimanne, Stimans, Stamanne, Stamane, Staman, Stamanes, Steadman: 1. Stedeman ‘Stadsdienaar, stadsknecht’. Vergelijk Duits Stadmann, Stadtknecht. Of ‘achter op een (hof)stede’vergelijk Engels Steadman, Ste(e)dman. 2. Ook wel door assimilatie uit Steenman, zie daar.
Steems. Limburgse vondelingnaam. Metathesis van de eigenlijke naam Smeets.
Steene, van, (de, den, der), van, (de, den, der) Steen, van (de(den)/der), Vandesteene, van der/den Steenen, van der Stenen, van den/der Sten, van der Stien, (van) Stein, Wanderstein, Wanstein. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Steen: plaats waar een steen (stenen)liggen of ook versterking.
Steen, Steens, Stien, Stiens, Stens, Sieens, Steijne, Steijnen, Steijn, Steijns: 1.Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Staina, Stainhard. Vergelijk Steenhout. 2. Korte vorm voor van den Steene.
Steenaard, Steenaart, Steenaert, Steenhaard, Steenhard, Steenhart, Steenaerts, Stenaerts, Stenaers, Stenart, Stenaers, Steinaers, Stieners: 1. Afleiding van van den Steene. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam stain-hard ‘Steen-sterk’. Steinhart, Stainardus.
Steenacker, Steenackers, Steenacher, Stenacker. Plaatsnaam Steenakker in Edegem en Kontich; verspreid in Frans- en West-Vlaanderen, van de plaatsnaam ғteenakker’ = akker met veel stenen of mogelijk een plaats waar bakstenen gemaakt of gedroogd werden.
Steenbakker, Steenbak, Steenbekkers: 1. Beroepsnaam van de steenbakker. 2. Afleiding van plaatsnaam Steenbeck/Steinbach. Vergelijk Duits Steinbach(er), Steinbcher, Steinbeck, Steinbck(er).
Steenbeck, Steinbeck. Verspreide Nederduitse plaatsnaam. Steenbek bij Kiel.
Steenbeckeleer, Steenbeke!iers, Steenbecke!iers: Middelnederlands steenbickelaer: steenhouwer, metselaar. Beroepsnaam.
Steenbeek, van, van Steenbeke, van Steenbeeck: Plaatsnaam Steenbeek ‘Beek met stenen, keien’. Steenbeke (Frans-Vlaanderen), maar verder een frequente plaatsnaam, bijvoorbeeld in Stoutenburg (Utrecht) of Losser, Overijssel.
Steenberge, van, (van) Steenbergen, (van) Steenberghe, (van) Steenbergh, (van) Steenberg, van Stenberge, Steenberghs, Steenbergs, Steembergh: Erg verspreide plaatsnaam Steenbergen (Drenthe, Noord-Brabant).
Steenblok. Gevangenisblok? Waarschijnlijk veeleer Re-interpretatie van Steenbroek.
Steenbroek, van. Plaatsnaam Steenbroek, bijvoorbeeld in Tielt, Dadizele (West-Vlaanderen), Clairmarais (Pas-de-Calais). Wellicht ook in de Kempen.
Steenbrugge, (van), (van), Steenbrugghe, van Steebrugge, van Steinbrugge, Steenbruggen, Stenebruggen, Steenebrugen, Steenebruggen: Verspreide plaatsnaam Steenbrugge ‘Stenen brug’.
Steendam (van den) van Steendam, van Steendamme: Frequente plaatsnaam Steendam ‘Stenen dam’bijvoorbeeld in Aardenburg (Zeeland), Slochteren (Groningen).
Steendijk: Plaatsnaam in Sluis (Zeeuws-Vlaanderen), in Leisele, Stene, Torhout (West-Vlaanderen), in Weerselo, Overijssel.
Steene, van: Plaatsnaam Stene (West-Vlaanderen, Frans-Vlaanderen). Zie van der Steen.
Steene, van (den), van (der) Steen: Verspreide plaatsnaam Steen, ten Stene, vaak ‘Stenen huis’.
Steenge, van Stedinge, dat evenals de Friese geslachtsnamen Stada, Stadema, Stades, Stedma en Stedes, en de plaatsnaam Stedum (Steda-heim, woonplaats van Stede), dorp in Fivelgo, van den mansnaam Stede, Stade, Stad ontleend is. Of zo men deze afleiding niet wil gelden laten, mag men ook aannemen dat de geslachtsnaam Steenge ontleend is aan de naam van het aan Drenthe palende Stellingwerfs-Friese gehucht Steginga of Steggenga, bij ‘t dorp Oosterwolde, welke naam in Stellingwerf en Drenthe ook Steenga of Steenge wordt genoemd.
Steengracht. 1. Plaatsnaam bij Huise, Oost-Vlaanderen. 2. Hubrecht Jan Anthonisse (ca. 1555 Zierikzee) noemde zich Steengracht, naar een stuk gracht onder Noordgouwe (Zeeland).
Steenhorst, Steinhorst: Plaatsnaam. Een horst is een beboste hoogte in moerassig terrein. Verspreide Duitse plaatsnaam Steinhorst.
Steenhout, Steenhoudt, Steenhaut, Steenhaute, Steenhault, Steenhoot, Stienhault: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam stain-wald ‘Steen-heerser’. Stainoldus. 2. Plaatsnaam Steenhout in Denderwindeke, Erwetegem, Vollezele (Vlaams-Brabant), Lembeek (Vlaams-Brabant) en Sint-Renelde (Waals-Brabant), nu Suthoux.
Steenhoven, van de, den, der. Plaatsnaam bij Sluis.
Steenhouwer, Steehouwer, Steinhauer: Beroepsnaam van de steenhouwer, beeldhouwer.
Steenhuis, Stenhuis, van Steenhuijsen, Steenhuyze (van), (van) Steenhuyse, Steenhuysen, Steenhuuse, Steenhuizen, Steenhuijzen, Steenhuyzen, Stenheuse, Stenhuse: Plaatsnaam Steenhuis ‘Stenen huis’. 1. Er is een dorp Steenhuize (Oost-Vlaanderen), in Avelgem (West-Vlaanderen), in Vissenaken (Vlaams-Brabant). 2. Ook uit de Nederduitse plaatsnaam Steinhaus (Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen).
Steenis, van: Wellicht van van Steenhuis. Maar misschien is het voorzetsel secundair en gaat het om Steenis = Stinis; zie Stinissen.
Steenkamp, Steinkamp: Plaatsnaam Steenkamp (Sleeswijk-Holstein) en in Winterswijk (Gelderland). Steinkamp, Sleeswijk-Holstein, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen.
Steenkiste, (van) van Steenkist, van Steekisten, van Steenskiste: Plaatsnaam Steenkiste in Kortrijk (West-Vlaanderen).
Steenland (van) (van) Steenlandt, van Steenlant, van Stenland, (van) Steeland, (van) Steelandt, Steelant, Vansteelant, van Teelant, van Teclandt: Plaatsnaam Steenland bij Axel (Zeeland), in Bellegem en Kortrijk, Kallo (Provincie Antwerpen) en Steenkerke (West-Vlaanderen).
Steenmaere, Stemar, Stemart, Stimart: Vadersnaam. Germaanse voornaam stain-mr ‘Steen-beroemd’. Stem(m)arus.
Steenman, Steenmans, Steeneman, Steemans, Stenman, Stenmans, Steimans, Steymans, Steyneman. 1. Naam afgeleid uit Van den Steene: zie bij Steen(e). 2. Beroepsnaam van de steenbakker. 3. Beroepsnaam van de metselaar, Duits Steinmetz. 4. Zie ook bij Steeman(s).
Steenmetser: Beroepsnaam van de metselaar. Vergelijk Duits Steinmetz.
Steenmeyer, Steenmeijer, Steinmeier, Steinmeyer: Meier op een plaats die Steen/Stein heet.
Steennot. Vadersnaam. Verschrijving voor Waals Stiennot, afleiding van Waals Stienne: Etienne. Vergelijk Frans Etiennot(te). Zie Stiennon.
Steenhoven, van, de, van (den/der) Steenhoven. 1. Plaatsnaam Steenhove: stenen hof. Steenhoef in Schilde en Tongerlo (Antwerpen), Steenhof in Jette (Bs.), Steenhove(n) in Oostburg-Schoondijke (Zeeland). 2. Plaatsnaam Steenoven: steenbakkersoven. Erg verspreid. Steenoven (Nederlands-Limburg, Noord-Brabant).
Steenpael, (van). Plaatsnaam, Noord-Brabant.
Steenpoorte, Steenepoorte: Plaatsnaam Steenepoort(e) in Baarland (Borsele, Zeeland) en Sint-Philipsland (Zeeland).
Steenput, (van), Stemput, Stimput: 1. Plaatsnaam Steenput (Henegouwen), Frans Estaimpuis: 12de eeuw Stemput. 2. Welke plaatsnaam Steenput ook, bijvoorbeeld in Nederename of Oosterzele (Oost-Vlaanderen).
Steensel, van, Stenzel, Steensels. Plaatsnaam Steensel bij Eersel. Noord-Brabant, Lichtaart en Hoogstraten, Antwerpen.
Steens, Steensma, Steenstra, Stienstra, Stinstra, Stiensma, Stenekes. Beroepsnaam, voor iemand die met stenen werkt of van een plaatsnaam Steen.
Steensens, Steenssens, Stiensens: Vadersnaam. Afleiding op -sin van Germ.aanse voornaam Staino (zie Steen) of Steenszoon.
Steenstraten, van. Erg verspreide plaatsnaam Steenstraat: bestrate weg, straatweg.
Steentjes, Steenken: 1. Familiaire vorm voor Van de Steene. 2. Afleiding van Steen.
Steenvoort, van, Steenvoorden. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Steenvoorde (Frans-Vlaanderen), of in Oostkamp (West-Vlaanderen) en in Rijswijk (Zuid-Holland). Of uit Steenvoort (Gelderland). 2. Verspreide Duitse plaatsnaam Steinfurt.
Steenweghen, (van) Steenwegen, (van), Steenwegen, Steenwege, Steenweg, Steenwegh. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam steenweg: verharde straat of straat naar het ҳteen’.
Steenwerckers, Steenwerkers, Steewerckers, Steemwerkers: Beroepsnaam van de steenhouwer of metselaar.
Steenwerckx. Beroepsnaam van de steenhouwer of metselaar. Vergelijk Steenwerckers. 2. Plaatsnaam Steenwerik (Frans-Vlaanderen).
Steenwinckel, Steenwinkel, Van, Steenwinckels, Steenwinkel, Steenwinkel. Familienaam uit de plaatsnaam Steenwinkel: stenen hoek, stenen hoekhuis. Plaatsnaam in bijvoorbeeld Hombeek.
Steenwijk, (van), Stenuick, Stenuite, Stenuit, Stnuit, Stnuite, Stinuit; Plaatsnaam Steenwijk, Overijssel.
Steenwinckel, van, Steenwinkel, van, Steenwinckels, Steenwinckel, Steenwinkel: Plaatsnaam Steenwinkel: stenen hoek, hoek van een steen of stenen huis. Plaatsnaam in Hombeek (Antwerpen).
Steerteghem, van, Steertegem, van, van Steirteghem, van Steirtegem, van Stertghem, van Stertgem, van Steertegen. Familienaam uit de plaatsnaam Steertegem, wellicht een vervorming van Steerthen? (zie daar).
Steerthem, van, van Sterthem, van Sthertem, van Steersthem, van Steerten, van Sterthen, van Sterten. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in St.-Lievens-Esse (Oost-Vlaanderen).
Steetsel: Misschien variant van Stessel, verkleinvorm van Stes, Stas, van heiligennaam Eustachius.
Steffen, Steffens, Steffes, Stefens, Steven, Steffen, Steveninck, Stevensz, Steffensma: Vadersnaam. Vleivorm van Griekse heiligennaam Stephanus, variant van Stevens met v/f-verscherping; zie Stevin(s). Maar Stef(f)en(s) kan ook spelling zijn voor Engels Stephen(s). Steffen(s) is bovendien Nederduits.
Steffgen. Vadersnaam. Afleiding van Steven.
Stegen (van der), Stege, ter, Steege, Vanderstegen, (van der) Steegen, van der Steeg, Stgen, Versteegen, Verstegen, Versteghen, Versteghe, Versteegh, Versteeg, Versteeven, Versteven, Tersteeg, Steeg, Steegs, Stegh, Steg, Desteghe, Desteg, Steegmans, Stegemann, Stegeman, Stegmans.
Plaatsnaam Stege, Steeg; pad. Zie Stegers.
Stegers, Stegher, Stegers, Steger, Steeger, Steegers, Steeghers, Steegers, Steygers, Stygers, Styger: 1. Plaatsnaam Stegers, Frans Estaires (Frans-Vlaanderen). Zie Van Steeger. 2. In Limburg afleiding van Van der Stegen, In de Steeg. 3. Middelnederlands ste(i)ger: steiger, trap.
Stegmann, Stigman, Stickman, Stegerman. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam stege: steeg, pad.
Stehouwer, Steehouwer, Stedehouder, Stee, van. Beroepsnaam.
Stegers, Stegher, Steegers: 1. Plaatsnaam Stegers, Frans Estaires (Frans-Vlaanderen). 2. Afleiding van van der Stegen, in de Steeg. 3. Middelnederlands ste(i)ger ‘Steiger, trap’.
Stegink: Afleiding van Steeg.
Stegner. Duitse afleiding van plaatsnaam Steg; vergelijk Van der Stegen.
Steif. Bijnaam. middenhoogduits stf: stijf, strak, vast, sterk, recht.
Steiger. Duitse familienaam voor wie woont aan een Steige: steil hellende straat. Vergelijk Steghers 2.
Steignaert, Steignart, Steygnaert: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam stain-hard ‘Steen-sterk’. Stainardus, Stagnardus. Zie Steenaerts 2.
Steigueldoir, Steingueldoir, Esteingeldoir, Estiengeldoir. Waalse verhaspeling van de familienaam Stekendoren: wellicht naar woonplaats in de buurt van.
Steijnemolen Van, Van Steijnemeulen, Van Stijnemeulen. Verdwenen familienaam naar ҳtenen molenӺ plaatsnaam of beroepsbijnaam.
Stein, (von) Steines, van Stijn, Stijnen, Steins, Sztejn, Sztajn, Stienen, Steyn, Steynen, Steninga, Steenema, Steensma, Stiensma, Steens, Stiens, Steins, Steensen en Steenis, Steyns, Steijnen, Steijns, Steijn. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Staino. Vergelijk Steen. 2. Of uit de Duitse plaatsnaam Stein: steen, stenen huis. 3. Zie ook Stijnen.
Steinbach, Steinebach: Verspreide Duitse plaatsnaam, onder meer in Limerl (Luxemburg).
Steinbeck, Stenbock: Huisnaam: Steenbok.
Steinberg, Steinberger, Stainsberg, Stajnberg, Stembergh, Stemberger, Stembergar, Sztajnberg: Verspreide plaatsnaam; vergelijk Van Steenbergen.
Steinbrecher. Duitse beroepsnaam van de steenbreker, die in een steengroeve (Duits Steinbruch) werkt.
Steinbrck, Steinbrggen: Verspreide Duitse plaatsnaam Steinbrcke: stenen brug. Vergelijk Van Steenbrugghe.
Steinbuch, Steinbusch. Duitse plaatsnaam Steinbuch.
Steinchen, Steinke, Sztainke, Steinle: Afleiding van Stein; vergelijk Steenken.
Steinecke. 1. Plaatsnaam Steineck: steenhoek. Ook Steineck(er). 2. Afleiding van Stein. Vergelijk Steinchen.
Steiner, Steinert: Vadersnaam. Germaanse voornaam stain-hari of stain-hard? Vergelijk Steenaerts, Stainier, Steinhardt. Steines, zie Stein.
Steinfeld,, Stainfeld, Sztajnfeld, Sztejnfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam onder meer in Waheln bij Aken.
Steinfort, Stainforth: Verspreide plaatsnaam Steinfort(h), Steinfurt(h).
Steingisser. Verschrijving van Duits Steingsser: die aan een bestrate steeg woont.
Steinhardt, Steinhart. Vadersnaam. Germaanse voornaam stain-hard. Vergelijk Steenaerts 2. Steinardus.
Steinhauer. Beroepsnaam; steenhouwer.
Steinhaus, Steinhauser. Frequente plaatsnaam Steinhaus. Bewoner van een stenen huis. Vergelijk (van) Steenhuyze.
Steinhilber. Duitse plaatsnaam Steinhilben.
Steinhoff. Frequente plaatsnaam Steinhof.
Steininger, Steiniger. Plaatsnaam Steiningen, Rijnland-Palts, of Steining, Beieren.
Steinkuhler. Plaatsnaam Steinkuhl; steenkuil.
Steinman, Steinmann, Stehman, Stehmann, Steyman: Beroepsnaam van de metselaar, steenwerker, steenbakker. Vergelijk Steenman(s).
Steinmeier, Steinmeyer: Meier op een plaats Steen.
Steinmetz, Steinmetzer, Steimetz, Steimes: Beroepsnaam van de metselaar, steenhouwer.
Steinrucke, Steinrch, Steinrx : Plaatsnaam Steinruck: heuvelrug, hoogte met stenige bodem.
Steinschneider, Szajnsznajder: Beroepsnaam van de snijder, bewerker van edelstenen of van de wapensnijder, die wapens in steen houwt.
Steinsetzer. Beroepsnaam van de stratenmaker.
Steinvedel, Steinwehe: Plaatsnaam Steinwedel in Lehrte (Nedersaksen). 1306 Steenwede. Middennoordduits wede, Oudhoogduits widu: woud.
Steinweg. Duitse plaatsnaam; straatweg.
Steinz: Vadersnaam. Verkleinvorm op –zo van de Germaanse voornaam Stain; zie Steen.
Steirdt, de, de Stierdt, Steert: Middelnederlands ste(e)rt: staart. Bijnaam. Vergelijk Starz, Nederduits Stert.
Stek: Van Middelnederlands sticken, stecken ‘Stikken’.
Stek, van: Plaatsnaam? Of Stek met secundair voorzetsel?
Stekelinck: Bijnaam naar het visje, de stekeling, stekelbaars. Vergelijk Duits Stichling, Nederduitse Steckeling.
Stekelenburg, (van): familienaam uit Noord-Brabant. De familie woonde in de 17de-18de eeuw in Loenen aan de Vecht. Ze stamde af van Peter Jans; hij woonde aan de Slootdijk op Stekelenburg onder het gerecht van Cronenburgh.
Stekelinck. Bijnaam naar het visje, de stekeling, stekelbaars. Vergelijk Duits Stichling, Nederduits Steckeling.
Stekelorum, Stekelorom, Stekelerom, Stekalorum, Steculorum, Stekulorum, Stikkelorum, Stikelorom. Naam wellicht afkomstig uit een Latijns miswoord: seaculorum. Mogelijk naam voor iemand die wat met de mis te maken had: koster. Of bijnaam.
Steketee, Steket: 1. Zinwoord met steken ‘Steken, wonden’. Middelnederlands tee ‘Teen’. Bijnaam voor iemand van wie de teen steekt, pijn doet, met likdoorns. Zeeuws steketee ‘Likdoorn’. Vergelijk Duits Stechenfinger. 2. Hekket verklaart de Zeeuwse familienaam Steketee uit de plaatsnaam, 1165 Stekede, van Steekt (Alphen-aan-de-Rijn) ‘Staket, paalwerk’. De accentverschuiving vergelijkt hij met Enschede, Tusschede, uitspraak Tenske, Tuske.
Stekke, Steck, Stecke, Steck, Steckkens, Steckens, Steckx, Stec, Stecken, Stickens, Stique: Van Middenvlaams stecken, Middenenderlands. sticken: stikken. Beroepsnaam. Vergelijk De Sticker(e).
Stel, van (der) Stel, van der Stelt, Verstelle, Steld, Versteldt, Verstel, Verstelle: Plaatsnaam Stel(le) ‘kunstmatig opgeworpen hoogte op buitendijkse schorren’ook ‘mp de stelle gebouwde hut voor de herder, hofstede’.
Stelander, Stelandre, Stlandre: Afleiding van plaatsnaam Steenland of variant er van.
Stelboer. Boer op een hoeve met een stelle. Zie Stel.
Steleman. Variant van Stelleman of Steyleman.
Stella. Latijn Stella: ster. Latinisering. Bijnaam naar de huisnaam.
Stelleman, Stellemans, Stellamans, Stillemans, Stelman, Stellman, Stellmann, Sztelman: 1. Afleiding van Van der Stelle. Familienaam voor een stellenaar of stelboer. Zie ook Stel, Stellenaar. Stelleman komt in de betekenis herder voor bij C. Huygens en in 1628 als familienaam in Zonnemere (Zeeland).
Stellenaar: Familienaam van de stelboer, de boer op een hoeve met een stelle, herder op een stelle. Zie Stel.
Stellfeld. Plaatsnaam Veld met wei- of graasland. Vergelijk Stel.
Stellinga: Friese afleiding van de plaatsnaam Stelle ‘laats’.
Stellings, Stelling. Afleiding van plaatsnaam Stelle: kunstmatig opgeworpen hoogte op buitendijkse schorren. Duits en Fries Stelle: plaats. Ook Nederduitse familienaam Stelling.
Stellingwerf: Friese plaatsnaam Stellingwerf.
Stelljes. Afleiding van Stel.
Stels. Afleiding van Stel of van Steels?
Stelt, Stelten, Stilten: Middelnederlands stelte, stilte: stelt, kruk, houten been. Bijnaam voor een invalide. Vergelijk Stelter.
Steltenpool, Steltenpohl, Stelt van der. Duitse plaatsnaam.
Stelter, Stelzer. Bijnaam van een kreupele, die met een stelt of kruk loopt. Vergelijk Stelten.
Steltman. Bijnaam; die met een stelt loopt. Vergelijk Stelter.
Stelzel, Stelzl. Duits ontrond van Stlzel, afleiding van Stolz.
Stemerding, Stemerdink: Plaatsnaam Stemerinc in Brinkheurne (Winterswijk, Gelderland).
Stemmler, Stemler, Stempher, Stammler: Klankwijziging van een klinkers vorm van Stammler ‘Stamelaar’.
Stembert, Destembert, Destamberg, Destanberge, Destanberg: 1. Plaatsnaam Stembert (Luxemburg). 2. Vergelijk Stembergh.
Stempel, Stempels. 1. Beroepsnaam van de stempelsnijder. 2. Vondelingnaam van Joannes Stempels, in Antwerpen te vondeling gelegd op 21 januari 1849.
Stenagen, van. Duitse plaatsnaam Steinhagen.
Stender. Middennoordduits stender; post, stijl, paal. Bijnaam. Vergelijk Stander.
Steneker, Steeneker. Misschien door verdoffing uit Steenakker? Of Steeneeker, afleiding van plaatsnaam Steeneek ‘Steeneik’E
Stenger: Klankwijziging van een klinkers vorm van Stanger ‘Stangenmaker’.
Stenten. Uit het Engelse Stenton, Stanton, naar de veel voorkomende plaatsnaam Stanton: ‘Steen-tuin, omheining’.
Stenvert. Vadersnaam. Germaanse voornaam stain-frith ‘Steen-omheining’. Stainfrid. 2. Nederduits Steenwerth: steenhouwer. De familienaam Stenwerte is frequent in Lubeck. Nederduits wert=wercht: werker.
Stenvot. Plaatsnaam Steenvoorde? of metathesis van Stevenot?
Stephan, Stephne, Stephani, Stephanidis, Stephanik, Stephano, Stephany, Stephaneck, Stephanick, Stephanian, Stepanek, Stepan, Stepanenko, Stepaniak, Stepanian, Stepanoff, Stepanowa, Stepanow, Stepanows, Stepans, Stefan, Stefanakis, Stefanato, Stefanczyk, Stefanelli, Stefanescu, Stefanetti, Stefania, Stefaniak, Stefanidis, Stefanido, Stefaniec, Stefanik, Stefanini, Stefaniuk, Stefanizzi, Stefank, Stefankow, Stefano, Stefanou, Stefanoff, Stefanov, Stefanovic, Stefanovits, Stefanowicz, Stefanska, Stefanski, Stefanuto, Stefanutti, Stefenatto, Steffanini, Steffanowski, Steffany: Vadersnaam. Vormen en afleidingen van Griekse heiligennaam Stephanus ‘krans’. Zie Stevin(s).
Stphane, Stephene, Stephenne, Stphenne: Verwaalst van Stephen, Steffen, of Steven.
Stephen, Stephens, Stephenson, Steffens, Steffen, Steffes, Stefens, Stevenson, Stevens, Steves, Steve: Vadersnaam. Engelse vormen van Stephanus.
Stepin, Stepien, Stpien, Stempien, Stempin: Waarschijnlijk vleivorm van Steppe, Stephanus.
Stepmans, Stepman. Vadersnaam. Afleiding van Steppe.
Steppe, Stepp, Step, Steps, Steep: Vadersnaam. Korte vorm van de Griekse heiligennaam Stefanus. Voor p van f, vergelijk Sep(pen), van Jozef.
Steppel. Vadersnaam. Afleiding van Steppe.
Ster, van der, Verster, van (der) Star: Huisnaam De Ster.
Sterke, (de), Sterke (de), de Sterck, de Stercke, Sterck, de, Sterk, (de) Stercq, Sterckx, Sterkx, Sterckx, Stercx, Sterkens, Sterken, de Staercke, de Staerke, de Starke, de Straerke, de Staecke, Starckx, Starc, Strck, Starcken, Starck, Stark, Starke, Strk: Bijnaam naar de fysieke kracht en sterkte. Vergelijk Lefort.
Sterenborg. Plaatsnaam Sterenborg. Groningen.
Sterkenburg, (van). Plaatsnaam Sterkenburg (Utrecht).
Sterckendries, Sterkendries. Familienaam naar een plaatsnaam (onbekend).
Sterkmans, Sterckmans, Sterckeman: Afleiding van De Stercke.
Sterlin, Sterling: Middelnederlands sterlinc: munt gebruikelijk bij de Hanze, van pond sterling.
Stern. Sztern: Duits Stern: ster. Huisnaam.
Sternefeld, Sternfeld, Szternfeld, Szterenfeld: Plaatsnaam Sternfeld in Osburg (Rijnland-Palts).Vergelijk Starreveld.
Sternaux. Vadersnaam. Afleiding van Sterne, van Stenne, van Stevene; vergelijk Sternon.
Sternberg, Sternberger, Szternberg, Szterenberg: Verspreide plaatsnaam.
Sterngold. Duits Joodse familienaam: stergoud. Wellicht huisnaam, vergelijk Duits Gldenstern.
Sternlicht, Szternlicht: Duitse bijnaam Sterrenlicht. Wellicht huisnaam.
Sterpenich. Plaatsnaam in Niederelter, Luxemburg.
Sterpigny. Plaatsnaam in Cherain (Luxemburg). 2. Romaanse vorm van Sterpenich (Luxemburg).
Sterpin. Stepin met r-epenthesis?
Sterre, Sterren, van der, van der Sterre, van der Starre, van der Star, Versterre, Versterren, Verster: Huisnaam: De Ster.
Sterrenbach: Plaatsnaam Sternbach (Beieren).
Sterrenga, Sterringa, Friese afleiding van Ster.
Sterzenbach: Plaatsnaam Sterzenbach (Noordrijn-Westfalen).
Stesmans. Vadersnaam. Afleiding van Stes, Stas, van heiligennaam Eustachius, Middenenderlands Istaes. Vergelijk Staessens.
Stessel, Stessels. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Stes = Stas, van Eustachius.
Stetenfeld. Plaatsnaam Stettfeld, Beieren?
Steufken, Steufkenne. Zoals Nederduits Stvecke, afleiding van Middennoordduits stve: stomp, boomstronk, stam. Bijnaam voor een korte dikkerd. Of van Stveken, Stffken als stoopje (hier); vergelijk Stoop.
Steunder, de, de Stuynder: Afleiding van Middelnederlands stunen, stuenen, stuynen: iets staande houden, zich verzetten, gewapend tegen iemand optreden.
Steuns. Duitse familienaam Stun(t)z: 1. Kort; 2. Kleine kuip? Of verschrijving voor Steuens, Stevens?
Steur, (de), Steurs, (de) Stuer, Stuers: Bijnaam naar de visnaam steur. Ook huisnaam als in Cent. Bijnaam uit het bijvoeglijk naamwoord: stuur, sture, stuer: krachtig van geest, maar ook hardvochtig en bars.
Steurbout, Steurbaut, Steurebout, Stuerbout, Stuerebaut, Sturbaut, Sturbeaux, Sturbois. Bijnaam + vadersnaam uit het werkwoord storen/stueren (storen, in de war brengen) + de voornaam Boud. Vergelijk Middenenderlands dronkenbout, Duits Trunkenbold, Nederduits Storjohann.
Steurrijs: Misschien hypercorrect uit Steurres, van Steurs.
Steutel, Steutels, Steutelins, Steutelings: Bijnaam voor een stotteraar. Afleiding Van steuten, van stoten. Stotteren is namelijk een frequentatief van stoten, vergelijk Engels stut =stutter ‘Stotteren’. Vergelijk Duits Stttele(in), Sttterle(in).
Steutgens. Afleiding van Middenenderlands stute, Nederduits stuten: broodje. Duitse familienaam Stttchen.
Steux. Waarschijnlijk verkort van Osteux. Zie Dezoteux.
Stevaert, Stevart, Stvaert, Stvart, Stavart. Vadersnaam uit de Franse vorm Estve van de Griekse naam Stefanus. Vergelijk Thivart 1.
Stevan, Stevant, Stvant, Stvent, Stevent, Stivant, Stivan, Estivant: Vadersnaam. Variant van Stefan. Deze verschrijvingen kunnen ook de Romaanse uitspraak van Steven weergeven.
Stevanato, Stevanoni, Stevanovic, Stevanov: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Stefanus.
Steve, Steuve: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Stephanus.
Steveler, Stveler, Stevelmans, Steffelaar, Steffler, Streveler, Strveler: Middelnederlands stevelaer, steveler, Duits Stiefler: maker van laarzen, schoenmaker. Vergelijk Stival.
Stevelinck, Steverlinck, Steverlynck, Styvelynck: Vadersnaam van Steveninck, door wisseling l/n of suffixsubstitutie (vergelijk Thevenin/Thevelin).
Stevenaert, Stevenard, Stevenart, Stvenart, Stvenaert, Estivenart, Estivenars, Estivenaert, Estivenart, Stivenart, Stivenart, Stivenard, Stievenard, Stievenaert, Stievenart; Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Stefanus.
Stevendaal, van, van Stevendael, van Stijvendael, van Stijvendaele, van Styvendael, van Styvendaele, van Styvendale: Plaatsnaam Stevensdale in Borsbeke (Oost-Vlaanderen).
Stevenhaegen. Plaatsnaam Stavenhagen (Duitsland).
Stevenheydens, Stevenhaydens. Vadersnaam. Hypercorrecte vorm voor Stevenijns (zie Stevenin). Vergelijk, van Middelnederlands castien.
Steveniers, Steveneers, Stveniers, Steveniez, Steffenier, Thvenier, Thevenier: Hypercorrect voor Stevenye/Stephanie, waarvan de uitgang gerenterpreteerd werd als het suffix -ler.
Stevenin, Stevenijn, Stevenijns, Steveninck, Stevenini, Stievanin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Stefanus, Steven. Vergelijk Thevenin.
Steveninck, (van): Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Stefanus, Steven.
Stvenot, Stevenot, Stevenoot: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Stefanus.
Stevens, Stevense, Steevens, Stefes, Steffens, Steffen, Stefens, Steffers: Vadersnaam. Afleiding van Middelnederlands Stevin, vleivorm van de heiligennaam Stephanus.
Stevens, van. Plaatsnaam in Zandhoven, Antwerpen.
Stevin, Stevins, Stevens, Steven, Stvens, Stven, Steevens, Stven, Stvenne, Stevenne. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Stephanus (= krans). De naam van de martelaar Stefanus kwam vrij vroeg in gebruik.
Steveny, Stevenye, Stveny, Stevenije, Stevenij, Tevenie: Moedersnaam. Stephanie, Latijn Stephania, vrouwelijk van heiligennaam Stefanus.
Stevesyns. Variant van Stevenijns.
Stvigny, Stevigny, Stivigny: Aangezien een plaatsnaam Stvigny onbekend is, mogelijk hypercorrectie voor Stevenye.
Stewart, Stuart, Stuaert: Beroepsnaam. Oudengels stigweard, Engels steward: huismeester, hofmeester.
Steyfkens, Stifkens. Vadersnaam uit de heiligennaam Stefanus.
Steijaart, Steijaert: Ontronde variant van Stuyaert, gepalataliseerd uit Stoiard. Afleiding van Oudfrans estoier ‘mpsluitenՠof van Middelnederlands stooien ‘Voortduwen, voorttrekken’E
Steijger, Stijger, Stijgers, Stieger: Middelnederlands steiger ‘Steiger, trap’. Vergelijk Stegher.
Steylaerts, Steylaers, Stallaert, Stallaerts, Stallaart, Stallaert, Stallard, Stalars, Stala, Stalas, van der Steylen, van der Stylen, van der Stijlen,
Versteylen, Versteijlen, Versteele, Versteels, Steilen, Steylen, Steyls, Styl, Stylen, Steijlen, Stijlen. In deze reeks hoort als variant wellicht ook Stillaer, Stillaert thuis. Familienaam uit de plaatsnaam Steil(e) in Reet, Schelle, Boom. Stillaer, Stilaert komt mogelijk ook uit de Germaanse voornaam stil-hard. Stallaert is te verklaren door Brabantse uitspraak van ei als a.
Steyleman, Steylemans, Steijleman, Stijlemans, Stijleman, Stylemans, Stylemans, Stylmans, Stylman, Stijlman. 1. Moedersnaam uit de voornaam Steile, zie Steylen. 1. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Steil(en): Reet, Scheele, Boom.
Steylen, Steyls, Steijlen, Stijlen, Steijls, Steilen, Steille, Steils, Styl, Stylen, Steele, Stelen, Stlen, Steels, Stiels, Stielle, Stiel, Versteylen, Versteijlen, Versteele. 1. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Steile (uit Steinhilde). 2. Soms ook uit de plaatsnaam Steile, zie bij Steylen.
Steylen, van der, van der Stylen, van der Stijlen, Versteylen, Versteijlen, Versteele, Versteels, Steilen, Steylen, Steyls, Styl, Stylen, Steijlen, Stijlen. Familienaam uit de plaatsnaam Stijle in Reet, Schelle, Boom.
Steijn, van: Variant van van den Steene of von Stein. Of vadersnaam. Steijn met secundair voorzetsel.
Steyneman. 1. Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Stijn. 2. Zie Steenmans.
Steyt. Wellicht een bijnaamvariant van stout: stout, flink. Bijnaam voor een flinke kerel?. Of van werkwoord niet steiten; niet deugen.
Steyvoort (van), van Steijvoort, van Styvoort, van Stijvoort, van Stynvoort. Familienaam uit de plaatsnam Stevoort (Limburg).
Steijvers: Andere spelling voor Stijvers, afleiding van Middelnederlands stiven, Middelhoogduits stiven Ԧluitspelen, op de schalmei blazen’. Vergelijk Middelnederlands, Middelhoogduits stive, van Oudfrans estive Ԧluit’.
Stibbe. Variant van Duits Stiebe. Zelfde betekenis als Stieber.
Stich. Duits Stich: steek. Bijnaam of beroepsnaam voor een kleermaker of slager of een vechter (die met een mes steekt).
Stichelbaut, Stichelbaudt, Stichelbault, Stichelbout, Stygelbout, Stickelbout, Stickelbaut, Stickelboult, Stequelbout, Steclebout, Tichelbaut. Naam uit het Middelnederlandse stevel, stivale (laars, zware schoen) en het Engelse boot (zware schoen). Beroepsbijnaam voor de maker of verkoper van zulke laarzen. Vergelijk Duits Stiefel, Nederduits Stevel; zie Stival. Stichel door v/g-wisseling.
Stichelmans, (van) Stechelman, Stickelmann, Stikelmanne, Stikelman, van Steckelman: Afleiding van Van der Stichele.
Stichnoth. Duitse familienaam van Middennoorddits stichtenote, Duits Stiftsgenosse: genoot in een sticht, stift. Veeleer van Duitse familienaam Stichternoth, van stich ter not (zur Not), dat is steek (slechts) ter nood, in de nood, node. Vergelijk Seltenstich, Faulstich, Vielstich en zie Vuylsteke.
Sticker, de, Stickere, de, Stikkers, Sticker, Stickers, (de) Stecker, Steekers. 1. Beroepsnaam van de stikker: borduurwerker, tapisseriewerker. 2. Mogelijk ook uit het Middelnederlandse steker: deelnemer aan een steekspel, messentrekker, vechtersbaas. (vergelijk Stechmesser, Nederduits Stekemest).
Stieber, Stibert: Duitse bijnaam Stieber, equivalent van De Stuyver, zowel in de betekenis: die stof maakt, als (bad)stover (Badstieber, van Badstuber).
Stieffenhofer, Stiefenhofer. Plaatsnaam Stiefenhoven, Beieren.
Stiegler. Duitse familienaam: die woont aan de Stiegel: trap om over omheining van veld of dorp te komen.
Stieglitz. Duits Stieglitz (van Slavische herkomst): distelvink. Bijnaam naar de kleurige kleding of beroepsnaam voor vogelhandelaar. 2. Plaatsnaam Stieglitz (Bromberg).
Stieltjes. Afleiding van Middenenderlands stijl, steil, steel: stijl, zuil, paal. 2. Of van Stillekens?
Stielen en Stieltjes komen van Tiel en Tieltje, dat is: Tyl, Tilo, welke naam als Tijl, en, in verkleinvorm, als Tilkin ook als geslachtsnaam voorkomt. Dus betekent Stieltjes: zoon van den kleinen Tyl.
Stielstra, Stilma: Zoals Stijlstra, Friese afleiding van Stiel, Stijl.
Stiemens staat in de plaats van Փ Tiemens, de Tiemens zoon; en Tiemen, Tymen, Tieman, Timan (niet te verwisselen met de Griekse mansnaam Timon) is een oud-Nederlandse mansnaam die in Friesland en hier en daar in Holland nog heden in volle gebruik is. Van deze mansnaam, die oorspronkelijk Tiedman, Tiudman is, stammen ook de geslachtsnamen Tydeman, Tideman, Tiedeman, Tyman, Tieman, Tiemans en Tiemens af.
Stienaers, Stieners. Vadersnaam. Afleiding op -ard van Stienne, Waalse vorm van E(s)tienne. Vergelijk Stivenard. 2. Zie Steenaerts.
Stienne, Stiennes, Stenne, Stinne: Vadersnaam. Waalse vormen van de voornaam E(s)tienne.
Stiennon, Stinon, Stienon, Stiernon, Sternon, Steeno, Stiernotte, Sternotte, Steennot, Sterno, Stiernet, Stienelet, Stienlet, Steenlet, Stierlin: Vadersnaam. Afleiding van van Stienne, Waalse vorm van de voornaam E(s)tienne, heiligennaam Stephanus. Stiernon, -ot, -et door dissimilatie van Stiennon, -ot, -et.
Stiensma, Stienstra. Friese afleiding van Steen.
Stieperaere, Steuperaert: 1. Afeiding van werkwoord steperen, stueperen: instigare, dat is (aan)stoken, opstoken. Waals-Vlaams steperen: stoken, schoonmaken. 2. Of van Middenederlands stiperen: schoren, stutten.
Stier, Stiers, Stir: Bijnaam naar de fysieke of karakterile gelijkenis met de stier.
Stieremans, Stirman, Stierman: 1. Bijnaam voor de stierenfokker. 2. Eventueel ontronde vorm van Stuurman.
Stift. Middelnederlands stift, sticht: stichting, klooster. Naar de woonplaats. Plaatsnaam Stift (Overijssel).
Stiggel, van der, van der Stighelen, van Stiggelen, van der Stigchel, van Stighel, van Stigel, van Stiegel, van (der) Stichel, van (der) Stichelen, Stichele, van der Stickel, Stickelen, van der Steichel, Stechele, Stickel, Stikel, Verstichel, Verstichele, Verstichelen, Verstiggelen, Verstiggel, van der Strichelen: Plaatsnaam Stegel ‘Stoep, verhoging; laag muurtje, kaai, stenen overstapje, slagboom’. Variant stichel (vergelijk regel/richel).Vooral verspreid in West-Vlaanderen. Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Ook huisnaam in Kortrijk .
Stigter, Stigters, de, Stifter: 1. Naam van een stichter, die een schenking doet aan een geestelijke stichting, of die een pachthof van een stift in bedrijf heeft. 2. Familienaam afgeleid van het Sticht (Utrecht).
Stijnen, Stynen, Stine, Stijns, Styns, Stins, Stein, Stein(e)s, Steyn(en), Steyns, Steijnen, Steijns, Stien, Stiens, Stienen. 1. Moedersnaam, verkorte vorm van de heiligennaam Christina, Christijne (uit Christianus). 2. Vadersnaam. Vooral St(e)ij/yns kan een verkorting zijn van Augustijns (uit Augustus).
Stijven, Styven, Steyven, Steijven: 1. Vadersnaam. Limburgse vorm van Steven. 2. Bijnaam voor een stijve, strakke. Vergelijk Steif.
Stijvers, Steiver, Steivers, Steijvers, Steyvers, Steifer. Beroepsbijnaam uit het Middelnederlandse stiven: fluitspelen, op de schalmei blazen. Vergelijk Middelnederlands en Middenhoogduits stive, van Oudfrans estive: fluit.
Stil, Stille, Stillen, Still, Stillekens: 1. Bijnaam voor iemand die stil, zwijgzaam is. 2. Oorspronkelijk vadersnaam. Germaanse voornaam Stillo ‘Stil’ vergelijk Stillemans en Stil-namen.
Stillaer, Stillaert. Misschien Germaanse voornaam stil-hard. Zie Stil. Of veeleer variant van Steylaert.
Stillatus, Stellato: Italiaanse familienaam. Afleiding van Italiaans Stella: ster. Onder meer meisjesnaam Maria Stella Maris.
Stilleman, Stillemans, Stillemant, Stillman, Stillmans, Stijlemans, Stijlmans, Stijlman, Stielemans, Stiellemans, Stylemans, Styleman, Stylman, Stellemans, Stelleman, Steleman, Stellamans, Stilman, Stilmant, Stilment, Stillman: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Stilleman. Stillemannus, 2. Bijnaam stille man. Engels Stillman. 3. Zie Stelleman(s). 4. Stillemans komt van de oud-Nederlandsen mannenvoornaam Tilleman, Tilman, Tielman; zoon van Tilleman, die ook in deze drie vormen, en als Tilmans, Tielmans als geslachtsnaam.
Stiller: Duits familienaam. 1. Bijnaam ‘Die kalmeert, sust’. 2. Afleiding van plaatsnaam Still.
Stinders. Afleiding van tiender: tiendheffer, maar ook tiendplichtige.
Stinglhamber. Afl. van Noord-Beierse plaatsnaam Stingelham, Stingelheim.
Stinis, Stinissen, Stienissen, Steenis: Vadersnaam. Zoon van Stinus, Stienes, heiligennaam Augustinus.
Stinkens, Stinckens, Stijnken, Stijnkens. Vadersnaam of moedersnaam, verkorting uit de voornaam Augustijn of uit Christina.
Stip, Stips, Stipp: 1. Bijnaam naar een stip, punt? 2. Vadersnaam Stippe, variant van Steppe?
Stipelen, van. Plaatsnaam Stiepel in Bochum (Noordrijn-Westfalen): eerder Stiple.
Stiphout, (van), Stiphoudt (van): Plaatsnaam Stiphout (Noord-Brabant) ‘Vochtig bos’. Nederduitse plaatsnaam Stipeholt.
Stippelmans. Afleiding van Van Stippelen. Vergelijk Duits Stiepelmann.
Stip, Stips, Stippe; 1. Bijnaam naar een stip, punt? 2. Vadersnaam. Verkorte vorm van de Griekse naam Stefanus.
Stippen, van. Plaatsnaam. Uit Van Stiphout? Of plaatsnaam bij Ledeacker (Noord-Brabant)?
Stique. Variant van Stekke?
Stirpe. Plaatsnaam, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen.
Stival, Estival, Estevo, Stifal, Teval, Thval: Middelnederlands stivale, van Oudfrans estival, van Latijn aestivalem (van aestas: zomer): lichte zomerschoen, later laars, stevel, Duits Stiefel. Beroepsnaam of bijnaam. Estevo van Estivau(x).
Stobbaerts, Stobbart. Familienaam afgeleid van Stobbe: stronk. Bijnaam voor iemand met een gedrongen gestalte.
Stockeren, van, Stokeren, van. Oostenrijkse plaatsnaam Stockem?
Stobbaerts, Stobbart: Afleiding van Stobbe. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte. Vergelijk Stub(h)art.
Stobbe, Stub, Stubbe, Stobbs, Stubbs, Stubb. Naam uit het Middelnederlandse stubbe, stobbe: stronk. Bijnaam voor iemand met een korte gedrongen gestalte.
Stobbelaar, Stobbelaers, de Stobbelaere, Stobbeleere, Stobbelaire, de Stobeleer, (de) Stobbeleire, Stobbeleir, Stoppelaere, de Stoppeleiere, de Stoppeleir, Stoppeleere, Stoppelaire, Stommeleer, de Stommeleere, Stabbelaar, Stobbeler: Bijnaam voor iemand die waggelt of struikelt. Afleiding van stobbelen, stubbelen, frequent van Middelnederlands stubben ‘Waggelen, struikelen’.
Stbel, Stoebel, Stoepel, Stoupel: Afleiding van Duitse familienaam Stb. Bijnaam voor de badstover. Vergelijk Stober, Stubl. Aangezien Stoebel en Stoepel alleen in Oost-Vlaanderen voorkomen, ligt het voor de hand om beide namen te identificeren. Maar volgens NN is Stppel: stop, bijnaam voor een korte dikkerd.
Stber, Stuber, Stubert, Stbener: Variant van Nederduits Stover, Oudhoogduits Stuber, Badstover, Badstilber: eigenaar van een badstoof. Vergelijk De Stover.
Stocher. Wellicht Duitse equivalent van Stoker of hypercorrect voor Stocker.
Stock. Misschien Engelse familienaam Stooke. Plaatsnaam Stoke (Somerset, Derby, Warwickshire, Northamptonshire).
Stock, Stockx, Stokx, Stox, Stok, Stoks, Stocks, Stocq, Socke, Stock, Stouck. 1. Beroepsbijnaam voor de maker van stokken, staven, knuppels. 2. Bijnaam voor iemand die veel een stok/knuppel bij zich had. 3. Beroepsbijnaam voor de stokmeester (= gevangenenbewaker). 4. Soms ook huisnaam. Uit ҠIn den Stok.’ 5. Bijnaam voor de stokvechter. Vergelijk Stockart.
Stock, van de(der), van der Stocken, vander Stock,van der Stokt, van der Stockt, van de Stocke, van der Stokken, van der Stokker, van der Stoken, van der Stokens, Verstocken, Verstocken, Verstockt, van den Stockt, van den Stock, van den Stocht. Familienaam uit de plaatsnaam Stok: boomstronk, plaats waar stronken staan.
Stockart, Stockaert, Stockaer, Stokart, Stokard, Stocquart, Stoquart, Stokkaer, Stokkart. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse stocken: steken, stoten, bestoken, met stokken slaan, van Oudfrans estoquier: slaan, vechten met stokken. Een stokvechter ? 2. Ook mogelijk een vadersnaam uit het 14deeeuwse: Stokar de Forvie, Stockar dit Scochar de Blehen - Luik.
Stockebrand, Stokebrand: vuurstoker, brandstichter; ook twistzaaier, ruziestoker.
Stockelman. Afleiding van stokkel, van stok. Idem als Stockman. Vergelijk Stockelynck, Duits Stockel.
Stockelynck, Stockelijnck, Stoclin, Stckl, Stcklin, Stoklin, Stocklein: Afleiding van Stok.
Stockem, (van) van Stokkurn, van Stockom, van Stokkom, Stockhem: Plaatsnaam Stokkem (Limburg), Stokhem (Duitsland), Stockem (Luxemburg) en in Overijse (Vlaams-Brabant), Stokkum (Gelderland, Overijssel), Stockum (Noordrijn-Westfalen).
Stockemer. Afleiding van plaatsnaam Stockem.
Stockhausen, Stokhuyzen: Verspreide plaatsnaam.
Stockman, Stockmans, Stokmann, Stokman, Stokkerman, Stokmans, Stocman. 1. Beroepsnaam van de stokmeester of gevangenenbewaker. 2. Uit Van der Stock: plaats waar boomstronken staan. 3. Bijnaam voor een stokvechter. Vergelijk Stockart.
Stockton. Plaatsnaam, Cheshire.
Stoclet, Stockleit: Afleiding van Nederlands stok, Oudfrans estoc: stok. Vergelijk Stock.
Stoddart, Engelse familienaam. Oudengels std-hierde: stoeterij-herder, dus paardenknecht.
Stoel, Stoels, Stol: 1. Beroepsbijnaam van de stoelenmaker. 2. Vadersnaam uit de Germaans voornaam Stolla, Stoelin. Zie Stoele.
Stoele, Stoel, Stol, Stoelens, Stoelinga: Vadersnaam. Germaanse voornaam Stodilo, Fries Stoelinga, Duits Stolle.
Stoel, van der, Stoelen, van der. Stoel, waarschijnlijk huisnaam. Veldnaam in Beernem en plaatsnaam in Slijpe.
Stoelen, Stulin, Stulens, Stolen, Stultjens, Stultjiens, Stultins, Stoelinga, Stolle, Stul. Vadersnaam uit de voornaam Stoelin, deze uit het Germaanse Stodilo, Stoelinga. Duits Stolle.
Stoelhorst: Plaatsnaam Stoelhorst in Markelo, Overijssel.
Stoelman, Stoolman. Beroepsnaam van de stoelenmaker. Vergelijk Duits Stuhlmacher.
Stoelwinder, Stoeldraaijers. Beroepsnaam.
Stoelzaet, Stoelzaed. Bijnaam voor iemand die veel op zijn stoel zit. Vergelijk Duits Stuhlsatz, Stuhlsess, Stuhlsitz: schepen die zitting heeft op de (rechter)stoel. Vergelijk Duits Stuhlschreiber.
Stoep, van der: Vaak vondelingnaam voor een op de stoep gevonden kind.
Stoens, Stons. Wsaarschijnlijk variant van Soens, door metathesis van Tsoens, van Tjoens.
Stoesser. Duitse beroepsnaam Stsser, de Salzstsser: iemand die het zout in de vaten doet of iemand die in de wijnbouw de palen in de grond slaat/stoot.
Stoete, Stoet, Stoett. 1. Bijnaam voor iemand met een plechtige manier van stappen, als in een stoet? 2. Zie ook Stoesser en Stout.
Stof, Stoff, Stoffe, Stofs. 1. Korte vorm van de voornaam Christophe, Kristoff, heiligennaam Christophorus. Vadersnaam. 2. Zie Stove.
Stofberg: 1634 Pieter Jacob Dircxz, schoenmaker = Pieter Jacob Stoffbergh, Nieuwerkerk-aan-de-IJssel.
Stoffelen, Stoffels, Stoffel, Stoffelt, Stoffelmans, Stofferus, Stoffer: Vadersnaam. Korte vorm van de heiligennaam Christophorus. Nederlands Kristoffel.,
Stofferus, Stofferis: Vadersnaam. Zoals Stofferus verkort uit de heiligennaam Christophorus.
Stoffijn, Stoffin, Stoffyn, Stoffyns, Stoffen, Stoffenne: 1. Vadersnaam. Vleivorm van de heiligennaam Christophorus. 2. Vervorming van Taffijn, vadersnaam.
Stofkoper, Stofkooper: Beroepsnaam van de stoffenhandelaar.
Stofregen: Middelnederlands stofregen ‘lasregen, motregen’. Duits Stof(f)regen, net als Gusregen, Slegeregen, Rappregen verklaard als ‘Stortregen’. Bijnaam voor een opvliegend, driftig mens.
Stohr, Sthr, Stoer: Duitse bijnaam Sthr. 1. Geronde variant van Stehr: ram, hamel. Vergelijk De Weer. 2. Soms Sthrer: die rust en orde verstoort. 3. Stohr, van visnaam Str: steur. Vergelijk Steuri.
Stok, Stoks, Stokx: 1. Beroepsbijnaam voor de maker van stokken, staven, knuppels. 2. Beroepsbijnaam voor de stokdrager. 3. Beroepsbijnaam voor de stokmeester, gevangenbewaarder; vergelijk Stokman(s). 4. Huisnaam.
Stokbroek, Stokbroeks, Stokbroeckx, Stockbroekx, Stockbroeckx: Plaatsnaam Stokbroek: moeras met boomstammen, stronken.
Stoker, Stooker, Stokker, Stcker. Beroepsnaam van de stoker, vuurstoker; of bijnaam: brandstichter.
Stokdijk: Er is een plaatsnaam/straatnaam Stokdijk in Langedijke (Oost-Stellingwerf), waarin dijk ‘Wegՠbetekent.
Stokhof: Plaatsnaam,1464 de Stockhavermaat bij Drempt (Gelderland).
Stokker, Stocker, Stcker, Stckert, Stockeyr: Beroepsnaam. Middenenderlands, Middenhoogduits stocker: gerechtsdienaar, beul, gevangenbewaarder.
Stokkink. Afleiding van Stok.
Stokman, Stokmans, Stockman, Stokkerman: 1.Beroepsnaam van de stokmeester of gevangenbewaarder. Stocman, Antwerpen. 2. Afleiding van van den Stock.
Stokstraeten, van, van Stockstraeten. Familienaam uit de plaatsnaam Stokstraat in Elverzele, Schorisse, Zele (Oost-Vlaanderen), Geluwe, Wervik en Klerken (West-Vlaanderen). Maastricht.
Stokvis, Stokfisz, Stockvisch, Stockfisch: Beroepsbijnaam voor de stokvisverkoper of bijnaam voor iemand die zo stijf is als een stokvis.
Stol: 1. Bijnaam. Middelnederlands, Middelhoogduits stolle ‘Blok, klomp’. Bijnaam voor een geblokt man, vaak ‘Lomp, onbeholpen’. 2. Zie Stoel.
Stolk, Stolck, Stolek: 1. Samengetrokken uit plaatsnaam Stolwijk (Zuid-Holland). 2. Korte vorm voor Van de Stolpe. 3. Plaatsnaam Stolpe (Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern, Sleeswijk-Holstein). 4. Van werkwoord stolken; klotsen, stampen met de voeten. Bijnaam. Vergelijk Middelnederlands stolkich; plomp. Of afleiding van Stolle.
Stollaerd, Stollaert. Dialectische variant van Stallaert. Zie bij Steylaer(t)s.
Stolman, Stollman. Afleiding van Stoll.
Stolberg, (de), Stollenberg, Stllberger: Plaatsnaam Stolberg (Noordrijn-Westfalen).
Stolle, Stoll, Stols. 1. Bijnaam uit het Middelhoogduitse stolle: blok, klomp. Bijnaam voor een geblokt iemand. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Stollo,van Stodilo, zie Stoelen.
Stollaert. Dialect variant van Stallaert.
Stoller. Afleiding van plaatsnaam Stoll(en). Stollen bij Zurich heette vroeger Stolle.
Stolp. 1. Middelnederlands stolpe ‘Haarddeksel’. Misschien de bijnaam voor de vuurman, die ‘s avonds de inwoners moest aanmanen het vuur af te dekken. 2. 2. Korte vorm voor Van de Stolpe. 3. Verspreide Duitse plaatsnaam Stolpe.
Stolpe, van de, Stolp: De Stolp was de eigenaardige oude Schouwse boerderij, waarbij woonhuis, schuur en stal zich onder n dak bevinden (Zeeland)
Stols: 1.Afleiding van Stol, zie Stolle. 2. Vlaamse aanpassing van Duits Stolz. 3. Verschrijving van Stoels. Zie Stoels.
Stolte: Nederduitse en oostelijke vorm van Stout, Duits Stolz.
Stoltenborg, Stoltenberg. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in Noordrijn-Westfalen of Sleeswijk-Holstein (Duitsland); Steile berg.
Stoltenkamp, Steltenkamp: Westfaalse plaatsnaam: steil veld.
Stolwerk, Stollenwerk, Stollenwerck: Samenstelling met Middennoordduits stoll(e): stijl, (deur)post. Beroepsnaam voor een timmerman.
Stolwijk: Plaatsnaam Stolwijk (Zuid-Holland).
Stolz, Stolze, Stoltz, Stlzl: Duitse bijnaam Stolz: moedig, overmoedig, hoogmoedig. Vergelijk Stout, Stolte. Uit Duits Stummer, verbogen vorm van Stumm ‘Stom’. Bijnaam.
Stolzenberg. Plaatsnaam, Beieren, Noordrijn-Westfalen, equivalet van Nederduits Stoltenberg.
Stom. Bijnaam voor een stomme, ook wel een domme. Vergelijk Duits Stumm.
Stommel, Stommels, Stommelinck. Bijnaam uit het Middelnederlandse stommel: kort afgesneden stuk (voor iemand die klein en mollig is).
Stommeleer, (de), Stommeleere, (de), de Stommeleir, de Stommelier: 1. Zie Stammeleer. 2. Varaiant van Stobbeleer, met m-wisseling.
Stomp: Middelnederlands Stomp ‘Hboom)stomp’. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte.
Stomphorst. Adres-, plaatsnaam.
Stone. Engelse plaatsnaam stone; rots, steen.
Stoof: Beroepsbijnaam van de badstoofhouder.
Stoop, (de) Stoops, Stoopen, Stoup: Een stoop was een kruik, vaak een wijnkruik. Bijnaam voor een drinker of beroepsbijnaam voor een waard of wijnhandelaar.
Stoopman, Stoepman. Afleiding van Stoop.
Stoorvogel: Bijnaam voor iemand die stoort? Of aanpassing van Duits Sturmvogel?
Stoot. Middelnederlands stoot: stoot, botsing, geschil. Bijnaam. Vergelijk Duits Stoss. 2. Beroepsnaam van de stoter; zie Stoesser.
Stoppeldijke, van: Plaatsnaam Stoppeldijk (Zeeland), nu Pauluspolder (Hontenisse, Zeeland).
Stoppelenberg: Plaatsnaam Stoppelingsberg in Apeldoorn (Gelderland).
Stoppels: Bijnaam voor iemand die klein is (korte stoppel) of voor iemand met stoppelbaard of stoppelhaar. Ook Duits Stoppel.
Stopper, de. Van werkwoord stoppen: opvullen, dichten. Beroepsnaam; die gaten stopt. Vergelijk Stoppie.
Stoppie, Stoupy, Stoupis, Estoppeij: Oudfrans stouppier, estoupier, van Oudfrans estope, Oudnederlands, Middelnederlands stop(pe): stop, tap. Beroepsnaam. Pendant van De Stopper.
Storck, Stork, Strk, Sturcke, de Storcke, Storch, Sztorc: Middenenderlands storke, sturk, Duits Storch, Nederduits stork: ooievaar. Bijnaam voor iemand met lange benen. Vergelijk De Reygher. Of huisnaam. Vergelijk Ovaere, Storckel.
Storckel, Stoerkel. Afleiding van Storck.
Storer, Storrer: Middenhoogduits storer: onbevoegd vakman, niet bij het gilde ingeschreven werkman.
Storimans. 1. Wellicht variant van Storet. Zie bij Estoret. 2. Of naam uit de familienaam Story/Storij/Storie: uit historie. Beroepsnaam voor iemand die met geschiedenis bezig is. 3. Of uit de beroepsnaam storyer: proviandbeheerder, foerier.
Storkebaum. Waarschijnlijk door associatie met stork, van Sporkebaum. Duitse familienaam, plaatsnaam Spork, Sporke; jenever(struik).
Storm, Storme, Stormme, Stormens, Storms, De Storme, Stourme, Sturme, Sturm, Sturms. 1. Beroepsnaam voor de luider van de stormklok. 2. Bijnaam naar een stormachtig karakter, 3. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Sturm(i). Sturmegin, Sturmo, Sturmhari.
Storme, van den, van der Storm: Plaatsnaam? Of bijnaam voor de luider van de stormklok?
Stormezand: De naam kan worden vergeleken met Stuivezand. Bijnaam voor een hevig karakter?
Storp: Samengetrokken uit plaatsnaam Suttorp, van Suttrop (Noordrijn-Westfalen).
Stortenbeker: Duitse bijnaam Strtenbeker, zinwoord ‘Die de beker stort’. Bijnaam voor een drinker.
Storij, Story, Storie. 1. Middelnederlands storie, van historie ‘geschiedenis’. Bijnaam voor een historieschrijver of een verteller van verhaaltjes? 2. Waarschijnlijk variant van Storet.
Storz. Bijnaam; stronk, stomp. Naar de gedrongen gestalte.
Sttzel, Stoetzel: Afleiding van Duits Stotz, van Middenhoogduits stotze: klomp, blok. Bijnaam voor een bonkig, potig man.
Stoss, Stosse, Stoos, Stoz, Stousse, Stouse: Duits Stoss, Middenhoogduits stoss: ruzie, twist. Bijnaam of beroepsnaam van Stfier. Vergelijk Stoot, Stutz.
Stoter, Stooter, Bonkestoter. Beroepsnaam.
Stots: Duitse familienaam Stotz, van Middelhoogduits stotze ‘klomp, blok’. Bijnaam voor een bonkig, potig man.
Stouder. Wellicht van Stordeur.
Stoumont. Plaatsnaam Stoumont, Luik.
Stouten, Stolting. Afleiding van Stout.
Stout, Staut, Staute, Staudt: 1. Bijnaam voor wie stout, (stout)moedig, dapper, flink was. Vergelijk Karel de Stoute. Zie ook Stolte, Stolze. 2.Vadersnaam. Germaanse voornaam Stalda, Stalto ‘Bezitter.
Stouthamer, Stouthaemer: Wellicht de Duitse familienaam Staudhammer, afleiding van de plaatsnaam Staudhamm (Beieren).
Stouthart: Bijnaam voor iemand die ‘StouthartigՍ was?
Stouthuisen, Stouthuyzen, Stouthuysen. Plaatsnaam. Vgl Stolzhausen. Duitsland.
Stoutjesdijk: Plaatsnaam Stougjesdijk in Mijnsheerenland (Zuid-Holland).
Stoutjesluijs: Een sluis bij Stougjesdijk?
Stouvenaker, Stouvenakers. Waarschijnlijk de beroepsnaam Stovemaker: maker van (bad)stoven of stoofjes.
Stove, Stoove, Stoefs, Stofs, Stouf, Stouff, Stouffe, Stouffs, Stoufs. Beroepsbijnaam van de badstoofhouder, waar men zich tegen een vergoeding in warmte kon baden.
Stovemans. Beroepsnaam van de stoofmeester, houder van een badstoof. Of stovenmaker.
Stoverock. Beroepsnaam voor de badstoofhouder, naar de rook, de damp van de badstoof. Vergelijk Duits Stubenrauch.
Straalman: Beroepsnaam voor de maker van stralen ‘ijlen’E Duits Strahlmann?
Straasheijm: Duits familienaam Straheimer, afgeleid van de frequente Beierse plaatsnaam Straham.
Straate, Straaten, van der; van den Straaten, zie van der Straten.
Straatman, Straatmans, Streaetermans, Stratermans, Straeteman, Straetemans, Straeman, Straetmans, Strateman, Stratemans, Stratmann, Stratman, Stradman, Strassman. 1. Afleiding van Van der Strate(n). 2. Beroepsnaam van de stratenmaker.
Straatsma, Straten, Stratenus, Stratingh, Straatjes; vadersnaam Strato, Friese naam Strate, plaats Stratum (Strate-heim) in Noord-Brabant en zo van Stratum.
Strasberg, Straberg, Strasbergts, Strosberg: 1. Plaatsnaam Strassberg bij Augsburg. 2. Niet uit te sluiten is een verwarring met Strassburg, zoals dat met berg-en burg-namen vaak gebeurt.
Straathof. Adres-, plaatsnaam. Zie Straten, van.
Straaijer, Straijer: Wellicht Duitse familienaam Streier, Streyer, afleiding van Strei, ontronde vorm van de plaatsnaam Streu (Mecklenburg-Vorpommern).
Strabbelaar: Vermoedelijk verhaspeld uit Stobbelaar.
Strack, Stracke, Strackx, Strach, Streck: Bijnaam. Middelnederlands, Middennoordduits strac(k): streng, stijf, strak, koppig.
Stracman, Stracmans. Afleiding van Strack.
Stradiot, Strodiot, Streydiot, Streydio: Oudfrans estradiot: rondtrekkende, lichte ruiter; afleiding van estrade: straatweg.
Strael, Strahl, Straehl, Strale: Middelnederlands strael: pijl, angel, punt van een wapen, werpspies. Beroepsnaam. Vergelijk Pylyser.
Straelen (van), van Straalen, van Stralen, van Traelen, Verstraelen, Verstrael. Familienaam uit de plaatsnaam Staelen (Noordrijn-Westfalen) of uit Stralen (in Turnhout).
Straet, Straete, Straat, Strat. 1. Beroepsnaam van de stratenmaker. 2. Korte vorm van Van der Strate.
Straetburgh. Plaatsnaam Straatsburg, Duits Strafiburg, hoofdplaats van de Elzas.
Stragier, Strady. 1. Stradier. Familienaam uit het Oudfranse estradier: zwerver, straatrover. Bijnaam. 2. Beroepsnaam voor de gerechtsbode die het stragiersgoed (verbeurd goed) verhandelt.
Strainchamps. Plaatsnaam in Hollange (Luxemburg). Of Serinchamps, Waals strintchamp (Namen).
Straks, Strackx. Afleiding van Strack(e). Bijnaam. Middelnederlands, Middennoordduits strac(k)’Streng, stijf, strak, koppig’.
Stralen, van: 1. Plaatsnaam Straelen (Noordrijn-Westfalen). Zwolle. 2. Plaatsnaam Stralen in Turnhout (Provincie Antwerpen).
Stranders. Zeldzame familienaam (2 maal in Antwerpen). Afleiding van stranden: op het strand werpen? Onwaarschijnlijk. Met n-epenthesis van Straders, afleiding van De Trader: de treder, die treedt?
Strang, Strange. Duitse plaatsnaamN, veldnaam: lang smal stuk land. 2. Engelse familienaam Strange: vreemd(eling). Vergelijk Stranger.
Stranger. Afleiding van Oudfrans estraper; betrappen?
Stram: Bijnaam. Stram ‘Stijf, stram’ ook Duits Stramm.
Strassburger. Afkomstig van Straatsburg, Nederlands Straatsburg, hoofdstad van de Elzas. Zie ook Straetburgh. Of Strassburg.
Strassel. Plaatsnaam Strazele, Frans-Vlaanderen.
Strasters. Waarschijnlijk, (Luxemburgs) van Strasse r(t-perseveratie).
Strasser, Strsser, Strassner, Strazzer: 1. Duitse naam voor wie aan de straat (an der StraSe) woont. 2. Beroepsnaam van de stratenmaker.
Straten, (van) Straeten, van Straaten: 1. Plaatsnaam Straten : (heer)weg, straat(weg), in Duffel (Provincie Antwerpen), Sint-Andries (West-Vlaanderen), Sint-Truiden (Belgisch-Limburg), Oirschot (Noord-Brabant). 2. Variant van van der Straten. 3. Variant van Van Stratum.
Straten, van de (der), van der Straaten, van de(der) Straate, van der Straaten, Verstraaten, Verstraate, Verstraten, Verstrate, Verstraete, Verstraeten, van Strate van de(der), van der Strate, van de(der) Straete, van der Straete, van der Stracten, Verstraet, Verstraets, Verfstraete, van der Streten, van de Strade, Straet, Straete: Verspreide plaatsnaam ter Strate(n) ‘Hheer)weg, straat(weg)’.
Straten, Straeten, Stratingh: 1. Zie (van) Straten. 2. Middenvlaams Stratin. Misschien vadersnaam van Germaanse voornaam Strato.
Strter Strtner: Nederduitse equivalent van Duits Straer, Strasser, afleiding van Strae ‘Straat’.
Strating: 1. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Strato.
Stratum, van Stratem: Plaatsnaam Stratum (Noord-Brabant) of in Krefeld (Noordrijn-Westfalen). Stratem = Stretem in Pepingen (Vlaams-Brabant).
Strauch. Duitse plaatsnaam: struikgewas, kreupelhout. 2. Bijnaam naar de kleine gestalte. Vergelijk Struik.
Straus, Strauss, Strous, Strosse. 1. Familienaam uit het Duitse Strauss: struisvogel. Bijnaam of huisnaam. 2. Mogelijk vadersnaam uit de oude voornaam Strsso.
Straussberg. Duitse plaatsnaam Strausberg of Straufiberg, Straussberg.
Straver, Stravers. Beroepsnaam of bijnaam van Nederduits Struver, stravers zijn getuigen bij het meisernierschap. Vergelijk Strauber.
Stra, Strea, Streat: Plaatsnaam Stras in Verlaine (Luxemburg).
Streb, Streber, Strber: Bijnaam voor een ambitieuze, die zich inspant en inzet.
Strecker, Streckert. Afleiding van strecken: strekken. Zoals Engels Stretcher. Beroepsnaam van de (hand)schoenmaker, metselaar, timmerman. 2. Bijnaam van de beul, de folteraar, die ledematen uitstrekt. 3. Of beroepsnaam van de koren- of lakenstrijker, -meter.
Streckfuss. Bijnaam voor iemand die zijn voeten uitstrekt, uitrekt. Vergelijk Hocepied.
Stre, Stree: Plaatsnaam Stre (Luxemburg, Henegouwen) van Latijn (via) strata: straatweg. Zie ook Delestre.
Streef, Steref, Streff: Bijnaam. Middennoordduits strf: stijf, strak.
Streefkerk: Plaatsnaam Streefkerik (Zuid-Holland).
Streek, van de (der), van der Streeck, van de(der) Strick,van de, der, Strickt, Wanderstrick, Wandestrick, van der Strieck, Strieckt, van der Strich, van der Stricht, Verstreeken, Verstreken, Verstrecken, Verstricht. 1. Familienaam uit de algemene plaatsnaam, van Germaanse striki; streep, (land)streek; ‘Streek’. Plaatsnaam in Elene, Velzeke, Scheldewindeke, Meerbeke, Michelbeke (Oost-Vlaanderen). Streek in Vissenaken (Vlaams-Brabant), Strikken in Merksplas (Antwerpen). 2. Familienaam uit Stricht: Maastricht (Nederlands-Limburg).
Streel, Streels, Striels, Strl, Strl, Strehl, Strehler, Strehle: 1. Middelnederlands streelen, Middenhoogduits straelen, Duits strahlen: kammen, glad maken, van Nederlands. strelen: vleien. 2. Zie ook (van) Streels.
Streeleman, Strieleman, Strijlman: Afleiding van Streel? Of variant van Stylman / Stielemans met str in plaats van st (vergelijk Streveler, de Straerke).
Streels, (van), Streel. Plaatsnaam Streel in Fexhe-le-Haut-Clocher (Luik).
Streep. Middelnederlands strepe: streep, strook, smalle en lange reep, lijn. Bijnaam voor een lange magere.
Streich, Streicher. Duitse beroepsnaam (Middenhoogduits strcher) van de laken- of korenstrijker. Zie De Strycker.
Streignard, Streignart, Streignaerts, Streignaert, Strengnart, Stregnard, Stregnaerts, Strenaers, Strenaer, Stranard, Stranart, Straunard, Stronard, Stronaert, Strona, Stronaert, Struna. Naam uit het Oudfranse estraigne (uit het Latijnse extraneus: vreemd). Bijnaam voor een vreemdeling, nieuwkomer, immigrant.
Streit, Streitz. Duits Streit, Middenhoogduits strt: strijd, gevecht, twist. Bijnaam.
Streithofer: Afleiding van plaatsnaam Streithof (Baden-Wrttemberg, Mecklenburg-Vorpommern) of Streithfe (Noordrijn-Westfalen).
Stremmelaar: Afleiding van Middelnederlands stremelen, striemelen ‘Wankelen’E
Stremler. Beroepsnaam of bijnaam van Duitse komaf. Mogelijk afgeleid van het Middelnederlandse stremelen: wankelen. Een bijnaam voor iemand die onvast loopt. Of een beroep ?
Strengholt: Plaatsnaam ‘Langgerekt bos’.
Streng, Strengs, Strens, Strinks, Strynckx, Strynck, Strijnckx. 1. Het Middelnederlandse strenc, stringe betekent: touw, koord. Vandaar een beroepsnaam voor de maker of de verkoper. De veldnaam De Strinck voor een lang smal stuk land is daar ook uit afgeleid. 2. Het kan ook een bijnaam zijn van iemand die streng, onverbiddelijk, hard was.
Strpenne, Strepenne: Veelvuldige plaatsnaam Stpinne, Stpenne in het zuiden van Luik: gerooid bos. Afleiding van Latijn extirpare, van Oudfrans estreper, Oudwaals stper; uitrukken, rooien.
Streppel: Misschien ontrond uit Duits Strbel, bijnaam voor iemand met borstelig haar?
Streulens, Struelens, Strullens, Strulens, Strulus, Streeulens, Stroolens. Naam uit het Middelnederlandse streule (urine), streulen (wateren). Het wordt meestal als bijnaam verklaard voor iemand die snel handelt, dit naar het snel stromen van water (in het Waals-Vlaams: streulen, stroelen).
Streutgers: Duits familienaam Strtger. Germaanse voornaam met als tweede lid –ger en als eerste Strodo. Vergelijk Oudengels Strudhgeard.
Streux. 1. Variant van Struyf, zie daar. 2. Variant van Stroo, zie daar.
Stricelle, Striccelle. Verwaalsing van de Duitse familienaam Stritzel. Afleiding van Germaanse bakernaam Strito ‘Strijd’.
Strien, van: Plaatsnaam Strijen (Zuid-Holland).
Strijbol, Strybol. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam strit-balth; strijd-moedig. 2. Bijnaam voor iemand met ҧestruifd’ borstelig haar. Zie Struybol
Strijbos, Strijbosch, Strybosch, Strybos, Stribos. Naam uit de plaats Strijbos (in Gemert Noord-Brabant): omstreden, betwist bos.
Strijdonck, (van), van Strydonck, van Strydonckt, van Strijdonckt, van Streydonck, van Streijdonck, van Stryponck, Strijdonk: Plaatsnaam Strijdonk, waarschijnlijk in het Waasland; of in Kapelle-op-den-Bos (Vlaams-Brabant).
Strijmeers, Strijmeersch, Strijmmes, Strymeersch, Strymeers, Strymes, Stremersch, Stremerch, Stremes, Stremez, Stremus. Familienaam uit de plaatsnaam Strijmeers in Vlierzele (Oost-Vlaanderen).
Strijpsteen, Strypsteen, Strypstein, Trypsteen. Familienaam waarschijnlijk uit de plaatsnaam Trippstein (Eisenach Thuringen). De Belgische naamdragers zijn wellicht afstammelingen van Thomas Tripstin, die in 1746 te Sint-Michiels-Brugge huwde met Isabella Francisca Driessens. Hij was afkomstig van Marienthal bij Keulen. Plaatsnaam Trippstein.
Strijthagen, Strythagen, Streithagen: Plaatsnaam: omstreden haag, heg. Strijthagen aan de Brunssumerheide bij Heerlen (Nederlands-Limburg).
Strik, Strickx, Strick, Strijker, Strikker: 1. Beroepsbijnaam, beroepsnaam van de strijker, de beambte belast met het (glad)strijken van het laken (lakenmeter) of van de korenmaat (korenmeter). 2. Bijnaam van een strikker, die strikt, knoopt. Vergelijk Duits stricken ‘Breien’.
Strikaert, Strickaert, Strichartz: Afleiding van werkwoord strijken. Beroepsnaam van de strijker.
Strikwerda, Strikwerd: Friese afleiding van de plaatsnaam Strikwerd, (locatie nog onbekend, wellicht in de buurt van Sneek.
Strinckx. 1. Middelnederlands strenc, stringe: touw, koord. Beroepsnaam. Vandaar veldnaam De Strinck en Duits Strang: lang smal stuk land. 2. Bijnaam: streng, onverbiddelijk, hard.
String, van der, Stringhe, van der, Verstringhe, Verstringe, Verstrijnge, Verstrynghe, Verstrynge. Familienaam uit de plaatsnaam String: lange, smalle strook land.
Stringel. Een in Mexico en de USA (onder andere Texas) voorkomende naam die mogelijk afgeleid is uit het Oudgermaanse/Oudengelse string/streng: touw of uit het Latijnse stringere. Hij verwijst naar iets lang smal, slingerend (?), zacht. Dat kan een touw, een rivier zijn. Hij kan dus evengoed verwijzen naar het beroep van een touwslager, naar een woonplaats bij een rivier, naar een zacht karakter.
Strivay, Strivet, Struvay: Plaatsnaam Strivay in Plainevaux (Luik).
Strobbe, Strubbe: Middelnederlands, Vlaamse strubbe, strobbe ‘Boomstronk, lage struik, boomstomp’. Bijnaam voor iemand met kleine, zware, gedrongen gestalte.
Strobel, Strebel, Strebelle, Strbelle, Sterbelle, Estrebel, Sturbelle: 1. Middelnederlands strobbel, strubbel, afleiding van strobbe: boomstronk. Zie Strobbe. 2. Bijnaam voor iemand met borstelig, stoppelig haar. Vergelijk Strubel. Waals-Vlaams streuvelhaar. is daar de Henegouwse aanpassing van, met metathesis is Sterbelle/Sturbelle.
Strobos: Wellicht Re-interpretatie van Strijbos. Beroepsbijnaam van de strobinder? Vergelijk Strooband(t). Of plaatsnaam Stroobos in Oude-Pekela (Groningen) en Achtkarspelen (Friesland).
Stroef, Streff, Stroff: Nederlandse spelling voor Nederduitse familienaam Strufe, Struve. Bijnaam voor iemand met borstelig haar. Vergelijk Strubel.
Stroep. Grafsche aanpassing van Duits Strub.
Strohlein. Middenhoogduits strlin, afleiding van Duits Stroh: weinig, slecht stro. Bijnaam voor een boer.
Strohmaier, Strummeyer, Strhmeijer: Duits Beroepsnaam Strohmeier ‘Beambte die toezicht houdt op het innen van de strotienden’.
Strhmann. Beroepsnaam van de stroboer, strohandelaar of strosnijder. Vergelijk Stroohauwer.
Strker, Strooker: Nederduitse variant van Strcker, afleiding van Nederduits Struck (vergelijk Strok), Duits Strauch: struik. Naar de woonplaats.
Stromberg, Strmberg: Plaatsnaam (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts). Vergelijk Van Stroomberghe.
Strommenger, Strommingers: Duitse beroepsnaam Strohmenger: strohandelaar.
Strompers. Afleiding van Tromper; trompetter, bazuinblazer.
Strmpkes. Afleiding van Middenhoogduits Strump: stomp, stommel. Bijnaam voor een kleine korte.
Stroo, Stroy, Stroij: Bijnaam voor een stroboer, strodekker; strobinder of strosnijder.
Strooband, Stroobandt, Stroobants, Stroobant, Strooybant, Strooybants, Stroybant, Strootbants, Stroeybans, Stroeijbans: Middelnederlands strobant: strooien band. Beroepsnaam van de strobinder.
Stroohauwer. Beroepsnaam van de strosnijder, strohakker. Vergelijk Stroosnijder, Duits Strohcker.
Stroom, Strom, Sztrum, Strum: Bijnaam. Middelnederlands stroom: hartstocht? Of plaatsnaam? Of Strom van Middenhoogduits strm: strook land?
Strooband, Stroobandt, Stroobans, Stroobants, Strooband, Stroobant, Strooibants, Strooybant, Stroybant, Strootbants, Stroeybans, Stroijbans. Familienaam uit het Middelnederlandse strobant: strooien band. Beroepsnaam voor de strobinder.
Stroink komt van de mannen voornaam Stro, Strodo, waarvan ook de Friese vadersnaam Stroma, Stroosma en Strooisma afgeleid zijn.
Stroomberghe, van, Stroombergen: Plaatsnaam, Stroomberge(n), bijvoorbeeld in Appelterre
Stroomer, Streumer, Stremer. Naam uit het Middelhoogduits stromer: landloper. Ook Stromer, vandaar grafe Streumer.
Stroomeyte, Stroeymeyt, Stroeymeyte: Beroepsnaam: die het stro op mijten stapelt.
Stroop: Van werkwoord stropen: plunderen, (ook) villen. Synoniem met De Strooper.
Strooper, de, de Stroper: Beroepsnaam van een stroper of vilder.
Stroosnijder: Beroepsnaam van de strosnijder. Duits Strohschneider. De familienaam komt in Dordrecht voor vanaf 1562.
Stroot, Stroet, Strootman. Bijnaam voor iemand met een opvallende strottenhoofd.
Strootman: Bijnaam voor iemand met opvallende strot. Of door dialectisch uitspraak van Straatman?
Stroowinder: Beroepsnaam van de strobinder.
Stroykens, Stroeykens, Stroeijkens. Familienaam uit stroo: stro. Beroepsbijnaam van de strosnijder, -binder, -dekker.
Strube, Strub, Strubbe, Struub, Straub Straube, Strauber, Stroubben: Duitse bijnaam voor iemand met borstelig, stoppelig, warrig haar.
Strubarcq, van. Misschien plaatsnaam Strijbeek, Noord-Brabant, of in Meerle, Antwerpen.
Strubel, Strubelt, Strubl, Sztubel, Strobl, Strobel, Strobelt, Strbele, Strupl: Duitse bijnaam voor iemand met borstelig, stoppelig, verward haar. Vergelijk Struwelpeter.
Strubing, Strubing: Afleiding van Strub(e).
Struik, van der: Plaatsnaam Struik(t)in Assent (Vlaams-Brabant), Struik bij Linne (Nederlands Limburg).
Struikman, Strookman: Afleiding van van der Struik.
Struckmeier, Struckmeyer, Strougmayer: Meier die in het struikgewas, in een bosje woont.
Struijvelt, Struyvelt, Struyveldt, Strowel: Afleiding van Struif. Bijnaam voor iemand met borstelig haar. Vergelijk Waals-Vlaams streuvelkop en (Stijn) Streuvels. Zie ook Strubel/Strobel(t).
Struiwigh: Nederduitse bijnaam Strvig, Duits Strbich ‘Struppig’dat is ‘Borstelig, stoppelig, verward (van het haar)’.
Struyk, Stroecken, Strocken, Struik, Struijk, Struijk, Struycken, Struk, Struck, Strucken, Strok, Stroucken, Strouken, Stroeken, Stroeckz, Stroex: Ook Strouken, eveneens als stroeken uitgesproken. Middelnederlands struuc, Nederduits strk, struck (uitspraak stroek) ‘Struik, boomstronk’. Bijnaam naar de kleine gestalte. Vergelijk dialect; hij is maar een struik hoog. Vergelijk Strobbe. 2. Of uit de plaatsnaam Struik(t) in Assent (Vlaams-Brabant).
Struman, Strumans, Strumane, Strumanne: Beroepsnaam van de stroman: strohandelaar, strosnijder enz. Duits Strohmann
Strumelle, Strimel, Strimelle: Afleiding van Oudfrans estrume, Latijn struma: gezwel, buil, bult.
Struijlaard, Struijlaart, Struijlaert: 1. Afleiding van Middelnederlands streulen, stroylen, struylen ‘Wateren, plassen, urineren’. Vergelijk West-Vlaamse stroelen ‘Stromen, plassen’.
Struijs, (van der): Middelnederlands struus ‘Struisvogel’. Bijnaam. Vergelijk Duits Strau. De naam van Duitse immigranten Strau, Str werd ook aan de Nederlands klankvorm aangepast. Soms huisnaam: 1655 Christiaen Struys in de Vogelstruys, Amsterdam.
Stuijver, Stuyver, Stuiver, Lestesuiver. 1. In verband met een plaatsnaam dat aan het muntstuk stuiver is ontleend; her en der zijn (tol)huizen, herbergen, bruggen bekend die De Laatste Stuiver worden genoemd. 2. Variant van Stover: de exploitant van een stoof, zoals een badstoof/badhuis of een droogoven voor het bakken van klei.
Strunck, Strunk, Strunc, Stronken, Stronckenn, Stronckers, Stronks. Familienaam uit het Middelnederlandse strunc, stronc: boomstronk. Bijnaam voor iemand met een gedrongen, forse gestalte.
Struppe, Strupl: Middennoordduits struppe: stomp, boomstronk. Vergelijk Strunck. Bijnaam naar de gedrongen gestalte.
Struybol, Strybol, Strijbol: Bijnaam voor iemand met borstelig haar, een kop (bol) met ‘gestruifdՠhaar; vergelijk Duits sich struben, Struwwelkopf.
Struyf, Struyfs, Struijf, Struijfs, Struwe, Strwe, Streuve, Struive, Struiven, Struijven, Struyve, Struyven, Struye, Struije, Strauven, Strauvens, Strauwen, Straven, Strouvens, Strouven, Strouwen. Bijnaam naar borstelig, stoppelig, rechtopstaand haar. Vergelijk Waals-Vlaams streuvelhaar, streuvelkop. Overdrachtelijk ook voor iemand met stroef, hard karakter. Vergelijk Duits Straub, Strub, Nederduits Struve, Struwe. De vorm Struye vertoont v-syncope. De vormen met ou/au zijn Limburgs.
Struylaart, Struylaert, Struijlaart, Struijlaert: Afeiding van Middelnederlands streulen, stroylen, struylen: wateren, plassen, urineren. Werkwoord stroelen nog in deze betekenis in West-Vlaanderen, alsook: ruisend stromen. Vandaar wellicht bijnaam voor een haastig mens. Vergelijk Streulens.
Struys, Struijs, Strius, Strus, Struyts, de Struys, de Struy. Familienaam uit de Middelnederlandse bijnaam struus(se): struisvogel. Iemand met n of andere lichamelijke eigenschap die aan een struisvogel deed denken. Van Duitse immigranten werd ook de Duitse familienaam Strauss, Nederduits Strss aan de Nederlandse klankvorm aangepast. Vergelijk trouwens Strous, eveneens uit Beuel.
Strycker, de, Stryker, de, de Strijcker, de Strijker, de Streyker, Stryckers, Strykers, Strijckers, Strijkers, Stricker, Streker. Beroepsnaam van de strijker, de ambtenaar die belast was met het (glad)strijken van het laken (de lakenmeter) of van de korenmaat (de korenmeter).
Stryckman, Stryckmans, Strijckman, Strijckmans, Streeckman: Beroepsnaam van de strijker; zie De Stryker, Strik.
Stryckwant, Strickwant, Strikwante, Strikwant, Stricanne: Beroepsnaam van de lakenstrijker, -meter. Het tweede element is Middelnederlands want, Middenhoogduits (ge)want: laken, wollen stof. Vergelijk Duits Gewandhaus: lakenhal. Duits (Lein)wand : Nederlands (lijn)waad. Vergelijk lakenstryker up dem wanthuse; zie ook De Strycker.
Strymans. Afleiding van Van der Strijden.
Strijbos: Plaatsnaam Strijbos in Gemert (Noord-Brabant) ‘mmstreden, betwist bos’.
Strijd: Bijnaam voor een strijdbaar mens, een ruziestoker. Ook Duits Streit.
Strijdonk, Strijdonck, (van): Plaatsnaam Strijdonk, waarschijnlijk; in het Land van Waas (Oost-Vlaanderen).
Stryp, Strypens. Wellicht bijnaam voor iemand met gestreepte kleren.
Strijp, van, Strijp, Strijb: Plaatsnaam Strijp (Noord-Brabant, Zuid-Holland).
Strythem, van, van Strijthem: Plaatsnaam Strijtem (Vlaams-Brabant).
Stuart: Engels Stewart, van Oudengels stigweard ‘Huismeester, hofmeester’.
Stubbe, Stubb, Stobbe. Middelnederlands stubbe, stobbe ‘Hboom)stronk’. Bijnaam voor iemand met korte gedrongen gestalte.
Stubbers, de Stobere: Afleiding van Middelnederlands stubben: waggelen. Vergelijk Stobbelaar.
Stble, Stiebel, Sztybel: Middenhoogduits Stbelin, afleiding van Duits Stube: verwarmde kamer, badstoof, herberg. Beroepsnaam. Vergelijk Stubener.
Stuckmann. Zoals Duits Stckler en Middenhoogduits Stckmeister.
Stckmeister; schoenlapper. Beroepsnaam.
Stufkens, Stuffken: Vadersnaam. Nederduits Stufken, verkleinvorm bij Stuff, van Christophorus.
Stuifmeel. Bijnaam voor een bakker of molenaar die het meel laat stuiven. Vergelijk Stueffmeel, Stuyffsack.
Stuik, Stuck, Stukje: West-Vlaamse stuuk ‘Stuik, twaalf tegen elkaar geplaatste graanschoven’Middennoordduits stke ‘Boomstronk’. Bijnaam naar de korte gedrongen gestalte, West-Vlaamse gestuukt. Vergelijk Strobbe, Strubbe.
Stuip: Misschien Nederlands aanpassing van Duits Staub ‘Stof’bijnaam voor iemand die stof doet opwaaien.
Stuker, Stukers, Steuckers, Steukers. Naam uit het Middenhoogduits en Nederduitse Stucker, van stucke: boomstronk. Beroepsbijnaam voor een houthakker, een bosrooier. Nederduits ook Stilker.
Stukken, van der, van der Stucken: Plaatsnaam Stuk(ken), Steuck, Stok (Vlaams-Brabant, Limburg): boomstronk, boomstomp. Vergelijk Van der Stockt.
Stump, Stumpe, Stmp, Stump, Stumpf, Stumpff, Stumpfl, Stmpel, Stomp, Stompf. Familienaam uit het Middelhoogduitse Stumpf, het Middelnederlandse stomp: (boom)stomp. Bijnaam voor iemand met een gedrongen gestalte.
Stulemeyer, Stulemeijer. Variant van Duits Stollenmeier, van plaatsnaam Stollen.
Stum, Stumm. Duitse bijnaam voor een stomme. Vergelijk Stom.
Stumpel: Verkleinvorm van Middelhoogduits stumpf, Middelnederlands stomp ‘Hboom)stomp’. Bijnaam naar de gedrongen gestalte. Vergelijk Strubbe, Strobbe.
Stupart, Stupa, Stupar: Afleiding van Oudfrans estoper, Latijn stuppare: neuken, met een vrouw naar bed gaan. Of van Oudfrans estope: verzinsel, fopperij, leugen.
Sturin: Waarschijnlijk door leesfout voor Sturm.
Sturm, Sturms: 1. Beroepsbijnaam voor de luider van de stormklok. 2. Bijnaam naar het stormachtige of onstuimige karakter. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Sturm(i): Sturmegin, Sturmo, Sturmhari. Vergelijk de familienaam Storm(e).
Sturmack, Sturnack, Stormacq: Misschien Waalse aanpassing van Nederduits Stlmaker: stoelenmaker.
Sturris: Leesfout voor Sturms?
Sturkenboom, Sturk. Plaatsnaam.
Sturtewaegen, Sturtewagen, Steurtewagen, Stortewagen: Zinwoord ‘Stort, kantel de wagen’. Beroepsnaam.
Stutvoet: Die de voeten stut bij het lopen. Zinwoord.
Sturtz, Strtz, Stertz: Plaatsnaam Sturz: steile helling.
Sttz, Stutz, Stutzke, Stucz, Stusz, Stuez, Stitz, Stiz, Stitsels, Sticzel: Duitse bijnaam. Middenhoogduits stutz: slag, stoot. Stitz is ontrond. Stitzel is afleiding.
Stuurman, Stuerman: 1. Beroepsnaam van de stuurman.-2. Sturman door prothesis van de eind-s van de voornaam. De bakermat van deze familie Stuurman ligt in Noordwolde (Friesland). Daar moet stamvader Sije Sipkes omstreeks 1675 geboren zijn. Hij en zijn directe nazaten waren er schipper, wat ertoe leidde dat de familie in 1812 de familienaam Stuurman aannam.
Stuut, Stuyts, Stuijts, Stuijt, Stuten, Steuts: 1. Middelnederlands stute, stuyt ‘Schenkelvormig wittebrood, koekenbrood’. Vergelijk Waals-Vlaamse stute ‘Boterham’. Beroepsbijnaam van de bakker. Vergelijk familienaam Studebaker ‘Stu(i)tenbakker’. 2. Volgens Groningse genealogien zou Stuut de samengetrokken vorm zijn van substituut.
Stuyaert, Steyaert, Steyart, Steijaert, Stoyaert. Naam uit het Oudfranse estoier (opsluiten) of uit het Middelnederlandse stooien (voortduwen, voorttrekkken). Wellicht beroepsbijnaam.
Stuve, Stuvel Stwe: Verkleinvorm van Stuve, vooral Hamburgse familienaam. Middennoordduits Stve ‘Stomp, stronk’. Bijnaam naar de kleine gestalte.
Stuij: 1490 Claes Steuij, Bleskensgraaf; 1579 Gerrit Kornelis Stuyen. Steyen, Streefkerk.
Stuyaert, Steyart, Steyaert, Steijaert, Stuijvaert: Variant (met respectievelijk palatalisering en ontronding, vergelijk Woyt/Wuyts/Weyts) van Stoyaert. Afleiding van Oudfrans estoier: opsluiten; of van Middenenderlands stooien: voortduwen, voorttrekken?
Stuijvenberg, van, van Stuyvenberg, (van) Stuivenberg: Plaatsnaam Stuivenberg (heuvel met zand) in Laken (Brussel).
Stuyck, Stuyckens, Stuijck, Stuijk, Stukken, Stuckens, Stukkens, Stukens, Stuyk, Stuyckens, Steukens, Steuckkens, Steuckens, Stuckens. Waals-Vlaams stuuk: stuik, twaalf tegen elkaar geplaatste graanschoven; Middennoordduits stke: boomstronk. Bijnaam naar de korte, gedrongen gestalte. Vergelijk Waals-Vlaams gestuukt. Vergelijk Stump, Strobbe, Stubbe.
Stuyckmans. Afleiding van Stuyck. Bijnaam voor iemand met ‘gestuikteՠof gedrongen gestalte. Nederduits Stuckmann, afleiding van Stucke: boomstomp.
Stuyf, van der, Stuyft, van der, van der Stuijf, van der Stuijft, van der Struyft, Verstuyft, Verstuyf, Verstuyff, Verstuijft, Verstuijf, Verstuft, Verstruyft, Verstuyven. Familienaam uit de plaatsnaam Stuive, Struift: zandverstuiving. Vergelijk Stuyvesant.
Stuyn, van, Stuyns. Naam uit de plaatsnaam Stuinberg en Stuinbos in Elewijt (Vlaams-Brabant).
Stuyvaert. Bijnaam: die veel stof maakt, stof doet opwaaien. Vergelijk De Stuyver.
Stuyven. Hypercorrect geronde variant van Steyven. 2. Nederduits Stuven. Zie Stuve.
Stuyver, de, Stuvers, Stuiver, Stuivers, Stuyvers, Stuyver: 1. Bijnaam voor iemand die ‘Stuift’die stof maakt, veel stof doet opwaaien. 2. Brabants Limburgs voor de Stover.
Stuyvesant, Stuyfzand: 1. Bijnaam voor iemand die het zand doet opwaaien, misschien voor een zandstrooier op vloer of een ruiter? Vergelijk zandstuiver: infanterist (in Belgi). Vergelijk Stuifmeel. 2. Plaatsnaam: zandstuiving. Stuifzand (Drenthe), Stuivezand (Noord-Brabant), Stuvesant (Zeeland).
Styfhals, Stijfhals. Bijnaam voor iemand met een stijve hals, letterlijk of een hardnekkig iemand.
Styfs. Bijnaam voor een stijve, strakke. Vergelijk Steif. Of van Steffes?
Styl, Stylen, Stijlen, Style, Stijl, Steille, Stiels, Stiel: 1. Middelnederlands stijl ‘Stijl, paal; wijze van schrijven, bedrijf, ambacht, stiel’. 2. Moedersnaam Steile; zie Steylen.
Stijn, Steijn, Steijns, Stins, Steijnen: 1. Moedersnaam, Korte vorm van de heiligennaam Christina, Christijne. 2. Vadersnaam. Vooral Stijn, Steijn(s) kan een korte vorm zijn van Augustijn(s).
Stijnis, Stinissen: Vadersnaam. Zoon van Stinus, heiligennaam Augustinus.
Styntjes. Afleiding van Styn? Of variant van Steentjes?
Stypers. Middelnederlands stiper: schoor, stut. Beroepsnaam.
Suard, Suars. Vadersnaam. Germaanse voornaam sudh-hard: Suthardus, Su(h)ardus.
Sber, Suber, Super. Afkomstig uit het Nederduitse sber, Duits sauber: zuiver. Een bijnaam dus.
Suchtelen, van. Plaatsnaam Suchteln in Viersen (Noordrijn-Westfalen).
Sudeijn, Sudijn: variant van Soudijn, Sedeijn, Cedeyn. Oudfrans sodain, Frans soudain ‘lotseling’. Bijnaam voor wie vlug en plotseling handelt.
Sudmller: Duits Sdmller ‘molenaar van een zuidelijke molen’.
Sude, Sude: Herkomst van Zweden, Frans Sude; of aanpassing van Duits Schwede: Zweed.
Suelze. Plaatsnaam. Middenhoogduits sulze, siilze: zoutwater, zoutbron.
Suenaert, Sunart, Sunnaert, Sunaert: Vadersnaam. Brabantse vorm van Germaanse voornaam sn-hard ‘Zoen-sterk’. Sonardus. Vergelijk Soenen.
Suet, Sut, Suet, Su, Sue, Sus, Sues, Sues: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse sudh-naam, zoals Suard?
Suiker, Suikers, Suykers, Suckers, Suekers: 1. Beroepsnaam van de suikerbakker, suikerhandelaar. Vergelijk Suykerbuyk. 2. Afleiding van Middelnederlands suken: zuigen? Vergelijk Duits Sugling, Saugenfnger. 3. Afleiding van Middelnederlands sucken: krachtig trekken. Vergelijk Duits Zuck(er). Vergelijk Zuckesack, Zuckmantel, Zuckriegel, Zuckschwert.
Sius. Afleiding van Sul, aanpassing van Duitse familienaam, wellicht Suhl. Plaatsnaam Suhle: plas, modderpoel.
Sul: 1. Aaanpassing van Duits familienaam Zull, Zule, Oost-Duitse en Slavische voornaam Czule, Czuli, van Czulislaw. 2. Misschien aanpassing van Duits familienaam Suhl, van plaatsnaam Suhlelas, modderpoel’.
Suliman, Sulman, Suleman, Suleyman, Sulejmani, Sulejman, Sulejmanovski, Solimann, Soliman, Sollima: Vadersnaam Suliman, Arabisch voor Salomon.
Sulkers: Dialectisch sulker, door omkering van volgorde van klanken uit zurkel?
Sullivan. Ierse familienaam O’Sullivan, afstammeling van Suileabhan ‘Zwartogig’.
Sulsters: Door omkering van volgorde van klanken ts/st uit Duits familienaam Sulzer. Beroepsnaam van de ‘Slager die zult maakt’.
Sultan, Sulten, Soltan, Soultan: Bijnaam: sultan. Vergelijk Soudan(t).
Sulzbacher. Verspreide Duitse plaatsnaam Sulzbach.
Slzle: Duits verkleinvorm van Slze ‘Zult’. Beroepsbijnaam.
Sumois. Plaatsnaam Soumoy, Namen.
Sundermann, Sunderman. Afleiding van frequente Westfaalse plaatsnaam Sundern. Ook Sondermann. 2. Variant van Sudermann: zuiderman; vergelijk Duitse Westermann.
Sunier. Spellingvariant van Seunier.
Sunke. Nederduits, zoals Sunkens, Snke, afleiding van zoon. Vergelijk Soontjens. Sunnaert, zie Suenaert.
Sunt. Middenhoogduits sunt: gezond. Nederduitse familienaam ook Sund, Sundmaker. 2. Plaatsnaam, vooral Stralsund.
Suntemaartensdijk, van. Plaatsnaam Sint-Maartensdijk, Zeeland.
Supply, Suply, Supplij, Supplie, Supli, Supplis, Suplis, Suplit, Surplie, Supilie, Supeley, Souply, Souplit, Sepeli, Sepelie, Sipli, Siply, Cieply, Ciply. Vadersnaam, Romaanse vorm van de Latijnse heiligennaam, Sulpitius.
Supr, Supre, Sypr. Variant van de Franse familienaam Saupr, dit uit sauprs. Dit betekent gezouten. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Surantyn, Sureting: Wellicht van Italiaans Sorrentino, Sorrentini, afleiding van plaatsnaam Sorrnto, Surrinto.
Surdiaucourt, Surdiacourt, Sourdiacourt, Sourdiaucourt: Plaatsnaam in Elzele (Henegouwen).
Surdyck, Surdyk. 1. Plaatsnaam Zuurdijk, Groningen. 2. Poolse familienaam, ook Surdyka.
Sureau, (de) Suray, Suraij, Surahy: 1. Afleiding van Oudfrans sur(re) van Latijn sutor: naaier, schoenmaker. Vergelijk Lesur(e) = Leseur(re). 2. Afleiding van Oudfrans sur, Waals seur, Frans sr: zuur. Bijnaam.
Surelle. Oudfrans surele; zuring.
Surgeon. Engelse beroepsnaam van Oudfrans surgien; chirurgijn, arts.
Surges, Surgs: Beroepsnaam. Oudfrans surge: chirurgijn, arts.
Surin, Surain. Surain: Variant van Suerin (Sverin) of van Sorin.
Suringa, Vlaams Surinx, ook in Shring in Bremen, in het Gelderse Surink; in ‘t afgesleten, te Antwerpen voorkomende Suerickx (dat is oorspronkelijk ook Suerincks); en hoogst waarschijnlijk ook in het nog meer versletene Sury en Surie. In de samengestelde geslachtsnaam Suringbroek komt dit almede voor. En Sren en Suersen, namen van buitenlandse, Westfalen en noord Friese oorsprong van de persoonsnaam Suur, Sure. Deze naam is slechts een samentrekking van de volle vorm Suder, Sudhari, een oud-Germaanse mannennaam, die blijkens de hedendaagse Friese geslachtsnamen Zuiderma en Zuidersma oudtijds ook door Friezen gedragen werd. De stamvorm van de persoonsnaam Sudhari (Suder, Sure) is Sudo, die de oorsprong gaf aan de Friese geslachtsnamen Sudinga (in Oost-Friesland inheems), Zuidinga (in Drenthe), Suiding, Suydema, Suidema en Zuidema.
Suritz. Variant van Surixs?
Surkol. Nederduitse familienaam Srkol: zuurkool (Oudhoogduits Sauerkraut). Bijnaam. 2. Naam van de vondeling Franciscus Surkol, 18 maart 1842 Antwerpen. Hij trouwde als Surtol.
Surleau, Suleau, Soleau, Solau: Surleau: sur lեau, op het water. Vergelijk Opdebeek.
Surlereaux, Surleraux, Sirleraut, Sirlereaux, Sirlereau: Plaatsnaam Sur le R: op de Rode, onder meer in Evrehailles en Spontin (Namen).
Surngedouw. Bijnaam die wellicht afgeleid is van ‘Sureՠ= zuur, onaangenaam en van ‘Dau(w)ՠ= dauw, speeksel, mondvocht. Iemand met een slechte adem mogelijk. Of een onaangename uitstraling.
Surpierre. Woonplaats bij op een steen of rots. Plaatsnaam, Zwitserland.
Suru, Surus: Waals suru: muis. Vergelijk Souris.
Surveillant. Bijnaam voor een waakzaam mens.
Sury. 1. Plaatsnaam (Ard. Loiret, Cher, Loire). 2. Variant van Sory. Sie Souris.
Surzyn. Slavische familienaam, ook Surzynski.
Susanne, Susan, Susana, Sousane, Saoussana, Soussan, Suzanne, Suzan: Moedersnaam. Bijbelse voornaam en heiligennaam Susanna.
Ssselbeck; Verspreide Duitse plaatsnaam Sssenbach.
Susante, van: Plaatsnaam Zuidzande (Oostburg, Zeeland).
Sutherland: Duitse plaatsnaam Suderland Ԛuiderland’.
Sskind, Ssskind, Suskind, Zozkind, Zyskind: Bijnaam zoet, lief kind. Vaak Joodse naam.
Sussenaire. Sussenaar, inwoner van (Zichen-)Zussen(-Bolder) (Limburg). Of uit Duits Sssner, van plaatsnaam Sufien (Duitsland) of Sssen (Beieren)?
Sussens. Variant van Seyssens, Sijssens. Vergelijk Brabants Sus, Suske, van Siske, Sis, Franciscus.
Sssmann, Sussmann, Zysman: Bijnaam voor een zoete.
Sutin: Misschien met voortonige klinkerwijziging uit Frans sotin, afleiding van sot ‘Zot, gek’.
Suurland, Suurlant: Plaatsnaam Zuurland in Oostvoorne (Zuid-Holland).
Suurmeijer: Duits Suhrmeier, Sauermeier ‘meier met een zuur karakterՠof Surmeier, van Sudermeier ‘Zuidelijke meier’.
Suvaal: Variant van Cevaal, van Frans Cheval ‘aard’. Bijnaam naar de huisnaam of beroepsbijnaam van de paardenkoopman.
Suve, Suvee. 1. Naam uit het Franse chave: holle weg. 2. Of uit het Oudfranse cave, chave: hol, inzinking in het terrein. 3. Of afleiding uit het Latijnse calvus: kaal.
Suweijn, Suwijn: Suwijn is een aanpassing van de Frans familienaam Chuin. Cho(u)in ‘Wit brood’. Beroepsbijnaam.
Suy, Sui, Suys, Suij, Suijs, Suijsse, Suysen, Seij, Sueys, Suywe. Vadersnaam, variant van Soy, een verkorte vorm van Sohier/Soyer. Dit is dan weer een Romaanse vorm van Zeger (sigi-haria).
Suijdam, van: Van Zuijdam. Plaatsnaam Zuiddam.
Suykerbuyck, Suyckerbyk, Suckerenbuyck, Suyckerbuyck, Suijkerbuijk, Sijkerbuyk, Zuykerbuyk, Zuijkerbuijk: Volksetymologische herinterpretatie als suikerbuik ‘Zoetekauwՠvan Duits Zuckerbck, geronde vorm van Zuckerbeckԍ suikerbakker’.
Suypeene Van, Vansuypeene, Van Suypeene, Supeene, Souspne, Sospne. Familienaam uit de plaatsnaam Zuidpene/Zuytpeene (Frans-Vlaanderen).
Suys. 1. Zie Suy. 2. Zie Huis.
Swaalf: Swalf is een dialectische –met name Limburgse –vorm van zwaluw. Biijnaam. Maar misschien is de naam vervormd –met l- invoeging –uit Swaaf, volksnaam van de Zwaaf, Duits Schwabe.
Swaene, de, de Zwaan, de Zwaene, Swane, Swan, Swaans, Swaan, Swaens, Swaen, Zwaans, Zwaan, Swaanen, Swaenen: 1. Bijnaam naar de lange hals van de zwaan. 2. Huisnaam. 3. Moedersnaam. Germaanse meisjesnaam Swane ‘Zwaan’. Svana. De voornaam Zwane, Zwaenkin komt in Kortrijk, 1350-1400 negenmaal voor. 4. Een enkele keer vondelingnaam: Op 6 maart 1648 werd Bernaert Zwaens in het Zwaanstraatje in Antwerpen gevonden.
Swaerts. Afleiding van De Waert; zie De Weerd(t). 2. Afleiding van De Zwart of eventueel aanapassing van Duitse Schwarz.
Swagers, Swaegers, Swaager: Verwantschapsnaam zwager: schoonzoon, schoonvader, aanverwante.
Swagten. Variant van Swarten?
Swain, Swayne. Engelse beroepsnaam van Oudnoors sveinn: timmerman; jongen, knecht, dienaar; (later) varkenshoeder, boer.
Swalme, van de(der): Plaatsnaam Munkzwalm of Nederzwalm (Oost-Vlaanderen), allebei bespoeld door de Zwalm. Ook riviernaam in Nederlands-Limburg en Gelderland.
Swaluw, van de: Plaatsnaam Zwaluwe (Noord-Brabant). Of herinterpretatie van van der Swalme. Zwaluw wordt in sommige dialecten zwalm.
Swaluw, Swalf, Swalue, Swalu, Swalu, Swalus, Swaleus, Swalus. Familienaam uit het Middelnederlandse swaluwe, swalu: zwaluw. Bijnaam naar n of andere eigenschap (een rondtrekker).
Swamstrom. Zweedse familienaam Svanstrm.
Swanborn: Plaatsnaam Swanbourne in Buckinghamshire.
Swanckaert, Swankaert, Zwankaert, Zwanckaert: 1. Afleiding van Middenenderlandse bijvoeglijk naamwoord swanc: buigzaam, lenig, slank. Bijnaam. 2. Afleiding van Middelnederlandse werkwoord swanken: wankelen, waggelen. Vergelijk Duits schwanken. Zie ook Zankaert.
Swan, Swann. Kan Engelse familienaam Swan(n) zijn, maar ook aanpassing van Duitse Schwan(n) of verkort van Swaan.
Swannet, Swanet, Suanet: Uit Italiaans Svanetti, afleiding van Giovanni, Johannes.
Swaneveld: Plaatsnaam Zwanenveld.
Swartebroeckx, Swarteboreocks, Swartebroekx, Swartebroek, Swartenbrouck, Swartenbrouckx, Swartenbroux, Swartenbroeks, van Swartenbroeckx, van Swartenbroekx, Swartenbroeks, Swartenbrouck, Swartebrookx, Swartebroukx, Swaertebroeckx, Zwartebroeckx, Zwartebroeck, Zwartenbroeckx, Swartembrouck: Plaatsnaam Zwartebroek: zwart moeras. 1. Plaatsnaam in Oombergen en Hundelgem (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam in Herk-de-Stad en St.-Truitsen, Limburg.
Swartel, Swartile, Swartele, Swartelee, Swartil, Zwartel, Zwartelee, Zwarteli, Sweertel: Herinterpretatie ‘Zwartՠmet r-invoeging van Wathelet, verkleinvorm van Watier, Picardisch vorm van de voornaam Wouter. Zwartelee, van Wartelee, van Wattelee, Wathelet.
Swaters: Misschien Brabants dialectisch (vergelijk zwat, zwet ‘Zwartթ vorm voor Zwarters. Middelnederlands swarter ‘Zwartverver’. Beroepsnaam.
Sweden, van. Herkomstig van Zweden.
Sweelssen. Wellicht variant van Swinson.
Sweere. Verwantschapsnaam. Middelnederlands swere: schoonvader, schoonzoon. Vergelijk Beaupre, Beaufils. 2. Zie Swier(s).
Sweerman. Afleiding van Sweere.
Sweers, Swers. Afleiding van De Wezer; zie de Weder. 2. Variant van Sweerts. 3. Afleiding van Sweer; zie Sweere.
Sweetlove. Engelse bijnaam sweet love: zoete liefde.
Swegers. Afleiding van De Weger. 2. Middelnederlands sweger: schoonmoeder; zie Zwegers. 3. Variant van Swiggers.
Swegerynen, Swgerynen, Swgrynen: Middenenderlands swegerinne: schoonzuster. Verwantschapsnaam.
Sweldens. Afleiding van De Welde/De Wilde. Dit uit het Middelnederlandse wilt, welt, weelt: wild, woest, wreed.
Swelgh de, De Swelle: Bijnaam voor een zwelger, slokker, brasser.
Swertgoor. Naam uit zwart + goor.
Swerdt, (de) Swert, (de) Swart, Swarts, Zwart. Bijnaam naar donkere huid of haar.
Swertensteen, Swertensteens. Plaatsnaam; zwarte steen.
Swerus, Zweeris. Vadersnaam. Voornaam Swerus, korte vorm van de Bijbelse voornaam Ahasverus. Maar wellicht oorspronkelijk de Germaanse voornaam swinth-hari: Sweder. Zie ook Zwier(s).
Swets, Swetz: 1. Brabants dialectisch vorm van Swerts, afleiding van zwet ‘Zwart’. 2. Of de Friese voornaam Swetse?
Swevelt, van, Sweveldt, van, van Sweevelt, van Sweeveldt: Plaatsnaam in Tessenderlo (Limburg).
Swevels. Afleiding van het Middelnederlandse wevel: boomworm, horzel, paardenvlieg. Bijnaam.
Swick, Swieck, Sweeck. 1. Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Swidger. 2. Bijnaam uit swike, swick: bezwijken, tekort komen.
Swiers, Swier, Swierz, Zwiers, Sweere, Sweers, Schweer, Schwer, Schwier: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sweder, Sweer, Swier, Zwier, swi(n)th-hari ‘Sterk-leger’.
Swift. Engelse bijnaam swift; vlug, rap, gezwind.
Swigchem, van: Misschien verhaspeling van van Sichem. Plaatsnaam Zichem (Vlaams-Brabant).
Swiggers, Swijgers, Sweegers, Swgers, Swegers, Zweegers, Zwegers, de Zwijger. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Swidger, zie Schweiger. Achteraf opgevat als bijnaam voor een zwijger. 2. Uitzonderlijk kan er hier en daar ook een vadersnaam zijn uit de Germaanse voornaam wig-hari: strijd-leger. Zie Wiggers.
Swille, Swillen, Swillens, Swellen, Schwillens. 1. Vadersnaam (afleiding) uit Wille(n), Wellen, van Willem. 2. Of variant van Swildens. Zie bij Wilde De.
Swinderen, van. Plaatsnaam Zwinderen, Drenthe.
Swingedouw, Swynghedauw, Swinghedau, Swingedau, Swingedauw, Swingedeauw, Swyndedouw, Swyndedou, Swindedaw, Swijngedouw, Swijngedou, Swijngedau, Swijngedauw. Swyngendauw, Swyndauw. Zinwoord uit werkwoord swingen (slingeren, zwaaien) + dau(w) (dauw, speeksel). Bijnaam voor iemand die tijdens het spreken speekseldruppels verspreidt.
Swinners. 1. Middelnederlands swiner; zwijnenhoeder. Beroepsnaam. 2. Afleiding van Middelnederlands winner=winne, landbouwer.
Swint: Bijnaam. Middelnederlands swinde, Middelhoogduits swinde, swint ‘krachtig, heftig, onstuimig’. Ook Duits Schwind.
Switink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Swi(n)th ‘Sterk’. Swidunc, Swidhinc.
Switser, Switsers, Swisser, Switters. Familienaam uit de volksnaam van een Zwitser. Duits Schweizer.
Switters. Vadersnaam. Germaanse voornaam swinth-hari. Zie Swiers; vergelijk Duits Schwitter. 2. Afleiding van Witters. 3. Zie Switser(s).
Switzynck, Switzijnck, Switijnk: Vadersnaam. Afleiding van Friese voornaam Swetse of van Sweder, Switer, Swittert (zie Swiers). Vergelijk Duits Schwitter.
Swynberghen, Swimberge, Swimberghe, Swinberghe, Swamberghe, Swijnenburg: Plaatsnaam Zwijnenberg in St.-Kwintens-Lennik (Vlaams-Brabant); Zwijnsbergen (Noord-Brabant).
Swyncop, Sweyncop: Bijnaam: zwijnskop, naar de fysieke gelijkenis of het uithangbord. Vergelijk Duits Schweinshaupt, Schweinskopf.
Swynga, uit Swyninga, van de vadersnaam Swyn, Swine, van oud Germaans Swind, Suint; vlug, vergelijk gezwind.
Sijbrants, Sijbrandy: Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-brand ‘Zege-zwaard’. Sigibrandus.
Sijfesteijn, Sijpesteijn: Vervorming van Duitse plaatsnaam en familienaam Schieferstein, Middelnederlands scheversteen ‘Steengruis, kiezelsteen; leisteen’.
Sijlaar: Plaatsnaam? Er is een Sillaarshoek in Maasdam en Strijen (Zuid-Holland). Maar Sillaar kan een persoonsnaam zijn.
Syen, Sijen, Sijens, Seye, Seyen, Seijen, tՓyen, TՓijen, tՓeijen, tՓeyen, ‘T Syen, ‘T Sijen, ‘T Seyen, ‘T Seyen, Zeyen, Zeijen. Moedersnaam uit de voornaam Sien, een verkorte vorm van Lucie. In het Duits (keulen) Zeyen=Luzeien Sohn.
Syla, Sylah, Shyla, Shylah. 1. Indische Hindinaam met als betekenis: dochter van de berg. 2. Syla kan ook van Ierse oorsprong zijn: heimwee, oud.
Symynck, Sijmijnck, Symmangk: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Simon. Vergelijk Siemens? Of van een Germaanse voornaam zoals Sigmund; zie Seminckx.
Sijnesael, Sijnezaal, Sijnnesaal, Seijnesael: Varianten: Sen(n)esael, Senesal, Sinnesael, van Frans Snchal. Oudfrans snchal, senechal, van Germaans siniskalk ‘mudste dienaar’Middelnederlands seneschael ‘Voornaamste hofambtenaar, intendant, prefect, (later) militair bevelhebber’.
Synja, Sinia, Syna, Sienema, Sienes, Synen, Zijnen, van de Friese persoonsnaam Sine, Synen. Ook de plaatsnaam Syns, een gehucht by Hartwert in Wonseradeel (Friesland), is van den mansnaam Sine afgeleid. En waarschijnlik is dit ook het geval met de naam van het dorp Synghem (Sining-hem? Sininga-heim), in Oost-Vlaanderen gelegen.
Synquintyn. Frequente plaatsnaam Saint-Quentin (onder meer Aisne, Seine-Mar., Oise, Somme, Marne), ook in Ciney (Namen) en Ploegsteert (Henegouwen).
Sijpkens: Vadersnaam. Verkleinvorm van de vornaam Sijbe, Sibbe. Zie Sieben.
Sytche, Syts. Variant van Six?
Sijs, Sies, Siesse, Siese: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sigizo, verkleinvorm van sigi-naam.
Szabo. Hongaarse beroepsnaam; kleermaker.
Szafman. Spelling voor Schafmann. Zie Schaapman.
Szor: Poolse spelling van de Duits familienaam Schauer ‘Schouwer, inspecteur’.
Szczech, Szczek: Volksnaam van de Tsjech.
Szczepan, Szczepaniak, Szczepanik, Szczepanski; Vadersnaam. Poolse vormen en afleingen van de voornaam Stepan, Stefanus.
Szewczyk, Szewczykowski. Poolse beroepsnaam; schoenmaker.
Szleper. Duits Schlepper, arbeider (vooral in een mijn).
Szommer. Variant van Duits Sommer. Zie De Somere 1.
Sztrykler. Variant van Duits Strchler: struikelaar.
Szwarcbart, Szwarcburt. Variant van Duitse Schwarzbart; zwartbaard.
Szwarcenstajn. Duitse familienaam Schwarzenstein. Verspreide plaatsnaam: zwarte steen, rots.
Szwarcfeld. Duitse plaatsnaam Schwarzfeld; zwart veld.
Szwed: Pools voor Schwede Ԛweed’.
Szymans, Szymanski, Szymanska, Szymanowski, Szymanczak, Szymanzak: Poolse afleiding van de voornaamSzyman, Simon.
Szyper. Spelling voor Nederduits Schipper.
T.
‘t Hart. 1. Zie de Harde. 2. Huisnaam Het Hart.
‘t Hooft, van. Kan een huisnaam Het Hoofd (zie Hooft 2.) zijn, maar is waarschijnlijk een Re-interpretatie van Van ‘T Hof (zie Van (den) Hove(n).
‘t Jolijn, Tjolyn, ‘t Jolijn, t’.ollyn, t’.olijn, ‘t Jollyn, t’.ollyn, ‘T Jolyn, Tjolleyn, Tjoleyn, t’.oleyn, ‘T Jolleyn, t’.olleyn, t’.oleyn, tJolein: Afleiding van Middelnederlands sollen, tsollen (zie Solle). Bijnaam voor een sul, sukkel.
‘t Net, van. Waarschijnlijk een renterpretatie, wellicht van de Franse familienaam Fontenette.
‘t Wallant. Plaatsnaam ‘T Wallant in Adegem, Eeklo (Oost-Vlaanderen), Aarsele, Merkem, Oostkerke, Ruiselede (West-Vlaanderen).
Taakens, Taeke, Taekema, Takken: Vadersnaam. Uit bakervormen van Germaans dag-naam, zoals Dagboldus, Takebreht, Tagafrid, Tagalind/Tacalind, Dacco, Tacco.
Taal, Taale, Thaels, Thalen, Talh, Taels, Taelen, Talen, Taalman, Taelman, Taelmans, Taelemans, Taeleman, Thaelemans, Taleman, Talemans, Taelleman, Taliman, Talman, Talmant: Beroepsbijnaam van de taalman, taleman, redenaar, pleitbezorger, advocaat.
Taalman, Taelman: Beroepsnaam van de taelman, taleman ‘Redenaar, pleitbezorger, advocaat’.
Tabakman. Afleiding van Taalman. Of jongere beroepsnaam van een tabakhandelaar?
Tabart, Tabar, Tabard,Tabbert: Frans tabard, Middenenderlands tabbaert: tabbaard, lang overkleed, mantel. Naar het uithangbord of de ambtskleding.
Tabary, Tabery, Taberij, Tabury: Oudfrans taborie, taberie: lawaai. Bijnaam voor een lawaaimaker.
Tabbernie, Tabbernee: Franse beroepsnaam Tabernier, Tavernier ‘Herbergier, kastelein, waard’.
Tabernal, Tabern, Taberner. 1. Naam voor iemand die wat met een taverne te maken had, bijvoorbeeld eigenaar of schenker. 2. Of naam voor de tamboer, trommelaar. Of de maker ervan.
Tabordun, Tabourdon. Afleiding van Middenfrans tabour, Frans tambour: trommel. Wellicht door associatie met Bourdon.
Taboureau, Taboureaux, Tabureau, Taburiaux: Oudfrans taborel (afleiding van tabor): trommelaar.
Tabouret, Taburet, Taboulet: Afleiding van Oudfrans tabor: tamboer, trommel. Beroepsnaam van de trommelaar of trommelmaker.
Taboureux, Tabareux: Picardisch voor Oudfrans taboreor: trommelaar, trommelmaker.
Tabresse, Tab)uresse, Tabouresse, vrouwelijk van Tab(o)reux; Trommelaarster.
Tabury. Beroepsnaam. Waals taburi, Frans tambourier: trommelaar. 2. Zie Tabary.
Tabutaut, Tabuteau. Afleiding van Oudfrans tambut: lawaai, ruzie. Bijnaam. Vergelijk Oudfrans tambor = tabor.
Tacchini. Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Germaanse dag-naam. Vergelijk Taccon.
Taccon, Tacoen, Taccoen, Tackoen, Tacoen, Taconn: Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Tacco, bakervorm van dag-naam: Dago, Daco, Tacco. 2. Achteraf gerenterpreteerd als Oudfrans tacon: stuk, lap aan kledingstuk of schoen. Beroepsnaam van de schoenlapper, Oudfrans taconnier.
Tachel, Tachel, Tachelet: Afleiding op -elet (dubbel suffix) van Oudfrans tasche: tas, beurs uit Germaanse taske (Duits Tasche, Nederlands tas).
Tachon. Mogelijk dialect variant van Taisson; das. Misschien wel verfranste variant van Taccon.
Tackaert, Tacquaert, Tacca, Taca: Picardisch Tacquard, afleiding van Picardisch taque, Oudfrans tache: merk(teken), vlek. Bijnaam. Vergelijk Tacquet.
Tacke, Tacken, Takken, Taeckens, Taecke, Taeke: 1. Vadersnaam. Uit bakervormen van Germaanse dag-naam; vergelijk Dacboldus, Takebreht, Tagafrid, Tagalind/Tacalind, Dacco, Tacco. 2. Eventueel uit Tak.
Tackels, Taekels. Afleiding van Tak of Tacken?
Tacquenier, Tacqueniere, Tacquenire, Tacqire, Tacnire, Tackniere: Oudfrans taconier: schoenlapper, versteller van kleren. En vrouwelijk op -
ire. Vergelijk Taccon 2.
Tacquet, Taquet, Tackey, Taclet, Tachet, Tach: Afleiding van Oudfrans tache, Picardisch taque: merk(teken), vlek.
Tadei, Taddei, Taddeo, Taddio, Tadej, Tadini, Tadin, Tadino: Italaainse vadersnaam van Latijnse heiligennaam Thaddeus.
Taelen (van de(der), Dertaelen. Probleemnaam. Plaatsnaam ? Beroepsnaam voor een advocaat (zoals Taeman) ? Of bijnaam voor een welbespraakt iemand.
Taelmeester. Hypercorrect voor Middelnederlands tolmeester: inner van de tol, tollenaar. Vergelijk De Taellenaere.
Taerwe, Tarwe, Tarw, Terwe, Tourwe, Tourw. Beroepsbijnaam uit tarwe voor bakker of molenaar.
Taes, Tais: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Eustaes, heiligennaam Eustachius. 2. Zie Taets.
Taeter, Tater: Vadersnaam Thter, Dther: Diet(h)er.Vergelijk Thtre.
Taets, Taes, Thaets: Bijnaam naar de taats: kram, haak, spijker met brede kop. Beroepsnaam.
Taeyaert, Taeyaerts, Tayaerts, Tayaert, Tayar, Tayart, Tuyaerts, Tuijaerts. Bijnaam voor een taai, geduldig (met uithoudingsvermogen) iemand.
Taey, (de), Taye (de), de Taaye, de Taeije, de Taije, (de) Taye, (de) Tay, Thaey, de Thaeye, de Thaey, de Thaeije, de Thaeij, de Teije, de Teijen, de Theije, de Teye, de Tey, de Thaye, de Thay, de Theye, de Theije, Thuy, Thuij, Thuije: Bijnaam voor iemand die taai, geduldig, volhardend is.
Taeyaerts, Tayaerts, Tayart, Tuyaerts, Tuijaerts: Afleiding van bijvoeglijk naamwoord taai. Bijnaam voor een taaie, iemand met geduld en uithoudingsvermogen. Vergelijk De Taey(e), Taeymans = Tuymans.
Taeyman, Taeymans, Taeijmans, Taijmans, Taymans, Taijmans, Thayman, Tayemans, Theymans, Teijmant, Thuymans, Tuymans: Afleiding van taai. Zie de Taeije.
Taffin, Tafin, Taffijn, Taffyn, Taffein: Franse vadersnaam. Taffin, wellicht vleivorm van een Germaanse voornaam als Dagfridus, Dagafrit, Tagafrid.
Tafforeau, Taforeau. Afleiding van Oudfrans tafur: boef, schurk, vagebond, verrader.
Taheij: Waalse familienaam Tahay. Wellicht Luiker Waals tah’hinkelblokje’.
Taffarel. Variant van Tafforeau? Of Taffarello als verkoper van vaatwerk?
Taffe, Taffet, Tafte: Wellicht zoals Taffin afleiding van een Germaanse bakernaam.
Tagon, Tagon, Tegon: Variant van Taccon? Of hypercorect voor Tahon?
Tagliaferri, Tagliaferro, Tagliafero: Vergelijk Frans Taillefer, Duits Eisenhauer, Haueisen. Naam van een ridder, die op het harnas loshouwt, of van een ijzersmid.
Tagliapietre: Italiaanse beroepsnaam van de steenhouwer.
Tagnon, Tognon: 1. Plaatsnaam Tagnon (Ardeche). 2. Vadersnaam. Korte vorm van Antonion, vleivorm van de voornaam Antonius.
Tahan. Plaatsnaam Tahans in Gedinne, Namen.
Tahay. Luiks-Waals tah: hinkelblokje.
Tahir, Tahyr. Franse familienaam Tahier. Oudfrans taier: modderpoel. Plaatsnaam Tahier in Evelette (Namen). 2. Of variant van Taillier? 3. Afleiding van Luiks-Waals tahe: zak, tas. Beroepsnaam.
Taillefer, Tailfer, Talifr: Zinwoord taille (le) fer: die ijzer snijdt. Naam voor ridders die het harnas van de tegenstrever doorkliefden. Vergelijk Eisenhower. Via de ridderliteratuur werd de naam ook als voornaam gebruikelijk. De vorm Talifr heeft gedemouilleerde 1 en metathesis (fer/fre); vergelijk Talifert.
Tailland. Bijnaam. Oudfrans taillant; levendig, vurig.
Taillandier, Talandier Tallandier: Beroepsnaam voor de vervaardiger van allerlei snijdend gereedschap (voor timmerman, wagenmaker), later (Middenfrans) ook kleermaker.
Taillard, Taillaert, Tailliard, Taillau. Afleiding van Frans tailler: snijden, houwen. Beroepsnaam van de kleermaker (tailleur, snijder) of de steenhouwer.
Taillebuis. Zinwoord taille bois: houthakker.
Tailleman, Taldeman, Taeldeman, Taildeman, Tailemonde: Beroepsnaam van de ambtenaar belast met de taille, dat is het omslaan van de lasten, belastingambtenaar. Vergelijk Tindemans? Waarschijn veeleer Taalman.
Taillepied. Plaatsnaam Taille Pied in Erpion (Henegouwen).
Tailleu, Tailleur, Taillieu, Tallieu, Tailieu, Taileu, Talleux, Talleu, Taleux, Taleu, Talewee, Letailleur, Letallieur:, Taljeur. Beroepsnaam Picardisch Tailleu, Frans Tailleur. Beroepsnaam van de kleermaker. 2. Beroepsnaam van de steenhouwer. 3. Door voortonige klinkerversterking uit Tillieu, Dutillieul ‘Van der Linden’.
Taillie, Taillier, Tailliez, Taillire, Tailly, Tally, Thaillier, Talier, Talire, Tallir, Thar, Tailler, Taillez, Taillet, Thayer, Taillaire, Tallaire, Taire, Taire, Tajer: Oudfrans taillere, variant (cas-sujet, dat is onderwerpsvorm) van tailleur. Beroepsnaam van de kleermaker of steenhouwer. Zie Tailleur.
Tallie: 1. Frans taillier, Oudfrans taillere, onderwerpsvorm naast tailleur ‘kleermaker’maar ook ‘Steenhouwer’. 2. Spelling voorplaatsnaam Taillis ‘kreupelhout, bosje, struikgewas’.
Tailly. Plaatsnaam Taillis; zie Tallis. 2. Zie Taillier.
Taine, Taisne, de Taisne: Ardense plaatsnaam Taine, die beantwoordt aan Waals Thier, van Latijn terminus: grens, heuvel, hoogte. Vergelijk Determe.
Tainmont. Verkort van plaatsnaam Quertainmont.
Taintegnier, Taintenier, Teintenier, Tentenier, Tenteniez, Tintigner, Tintinier, Tintinger, Tintillier: Beroepsnaam. Picardisch taintenier, Frans teinturier: (laken)verver.
Tak, Takken, Taks, Taks, Tackx, Takx, Tacx, Tacke, Tacken, Takens, Taekema, Tack, Tacq, Tacx, Tax, Taaks, Taks, Takens, Takes, Taken, Teekens: 1. Bijnaam tak ‘Rijs, spruit, tak, voorwerp met scherpe punt’. Vergelijk Frans Branche, Picardisch BranqueDuits Zweig. 2. Deze naam is ook bekend als vondelingennaam.
Tak, van der: Plaatsnaam Tak ‘Splitsing’. Of eens tuk land Den Tak in Deerlijk.
Talboo: 1. Misschien uit Waals taleb, dat is taille bois ‘Houthakker’. Vergelijk Engels familienaam Tallboy(s): 2. Maar oude vormen van Engels Talbot zijn. Wellicht vadersnaam talebot, verkleinvorm van Germaanse voornaam Talebert, Talabert, Dalbertus. Maar de familienaam kan net zo goed op een bodo-of baltha-naam teruggaan.
Talboom, Tolboom, Taalboom: Naam uit het houthakkers-en houthandelaarsbedrijf, die ongetwijfeld op het tellen van de gevelde bomen slaat. Vergelijk Middelnederlands Talhout ‘Hout dat bij een bepaalde hoeveelheid (getal) wordt verkocht’. Vergelijk Duits Zahlbaum. En ook talsteen: elke 2000ste gebakken steen.
Talbot, Talbut: uit Waals taleb: taille-bois. Beroepsnaam van een houthakker? Of als oude vormen: Talebotus; Talebod; Talebot. Voor Tallboy(s) zijn er taille-vormen: Ralph Tailgebosc, Taillebosc. Daarom veeleer vadersnaam. Of Talebot als afleiding van de voornaam Talebert, Germaanse voornaam Talabert. Vergelijk Dalbertus, Tolbert.
Talin, Taling. Waarschijnlijk vadersnaam. Vleivorm van bijvoorbeeld Talbot.
Tallemet. Afleiding van Oudfrans talemelier, talmetier: bakker. Beroepsnaam.
Tallis, Talis, Tally, Tailly: Plaatsnaam Taillis: kreupelhout, bosje, struikgewas. Taillis in Dion-le-Mont, Lavacherie (Luxemburg), Moha (Luxemburg), Vielsalm (Luxemburg). Le Tailly in Lillers (Pas-de-Calais), Tailly bij Vouziers (Ardeche).
Talloen: Franse vadersnaam Talon, vleivorm van een Germaanse voornaam, zoals Talbod, Talbert, of voorwerpsvorm van korte voornaam Talo. 13de eeuw Gerars Talon, Laon.
Talma, Talmas, Talmat, Talmasse: Plaatsnaam Talmas (Somme).
Talluma. Friese afleiding van de plaatsnaam Tallum in Tjum (Friesland).
Talmon: Wellicht uit Ta(a)lman.
Talon, Tallon, Tallonneau, Talloen, Taloen: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van een Germaanse voornaam zoals Talbod of Talbert. Of voorwerpsvorm (cas-rgime) van korte voornaam Talo.
Talpaert. Hypercorrecte vorm voor Stalpaert, omdat de s als een afleiding -s werd opgevat.
Talpe, Tolpe. Naam uit het Westvlaamse talpe: spitsmuis. Bijnaam naar n of andere eigenschap. Eigenlijk hetzelfde woord als Frans taupe: mol. Vandaar Middelnederlands talpe: graafwerktuig.
Talsma: Zoals Talma 2, afleiding van plaatsnaam Tallum.
Tama, Tamens, Tameris, Tamminga: Vadersnaam. Fries-Groningse voornaam Tame, korte vorm van bijvoorbeeld de Germaanse voornaam Dankmar. Tamme = Tankmarus.
Tamboise, Tombois, Tomboy.Tombuyses: Oudfrans tambois: lawaai, muziekinstrument, trommel. Bijnam voor lawaaimaker of trommelaar. Vergelijk Tambuyser.
Tambour, Tamboer, Tamboers, Tembour, Tamboryn, Tamborijn, Tamburin, Tabourin, Tambrun, Tabruyn, Tabruijn. Naam uit het Franse tambour: trommel en lawaai. Bijnaam voor de trommelaar of de lawaaimaker.
Tambrun, Tabruyn, Tabuijn: Hypercorrect voor Tambourin. Tabruyn is de Vlaamse aanpassing van de variant Tabourin.
Tambuyser, Tambuijser, Tambuyzer, Tembuyse, Tembuyser, Tembuyzer, Tombuyses, Tambryser. Familienaam uit het Middelnederlandse tambuser: trommel, tamboer. Naam voor de trommelaar.
Tamine, Tamines, Taminne, Tamenne: 1. Plaatsnaam Tamines (Namen). 2. Oudfrans estamine, Luiks-Waals tamne: zeef. Beroepsnaam. Vergelijk Taminiau(x).
Taminiaux, Taminiaux, Taminau, Tamiaux, Tamineau, Tamineaux, Tamigneau, Tamigneaux, Tamignau, Tamignia, Tamigniaux: afleiding van Oudfrans estamine, Frans tamine: stamijn, zeef(doek). Beroepsnaam van de zevenmaker of zever.
Tamise, Tamiset, Tamis: afleiding van Frans tamis: zeef. Beroepsnaam van de zevenmaker. Vergelijk Taminiaux.
Tammaecker, de. Verkeerde lezing (Nord, Frans-Vlaanderen) van de Cammaecker. Zie de Kammaker.
Tamsin, Tamsyn, Tamijn, Tansens : 1. Aanpassing van de Engelse Thomlinson, Tomlinson: zoon van Thom(e)lin, afleiding van de voornaam Thomas. Tamsin wordt nu Tanssen uitgesproken. 2. Zie Thomsin.
Tamson; zoon van Tamme, Tammo, Friese namen waarvan ook Tamminga, Tammes en Tamming.
Tan: Variant van Tand of Tang?, beter van looien van leer, Engels tannian, Frnas tanner.
Tan, Tang, Altan, Tan Tian Nio, Aktan, Taen. De familienaam Tan is ondermeer afkomstig uit Indonesi, Nederlands-Indi, Turkije, Singapore, Malakka en China. Bijnaam, betekent gast families.
Tand, Tandt, (de), (de) Tant, de Tande, den Tandt, den Tand, den Tant, Dantand, Thandt, Thant, Thans, Tans, Thaens, Taens, Taems, Stans. Bijnaam naar een opvallende of vooruitspringende tand(en).
Tanenbaum, Tannenbaum, Tenenbaum: Duits Joodse familienaam: dennenboom.
Tanier, Tannier. Beroepsnaam. Onderwerpsvorm (cas-sujet) naast Frans tanneur: leerlooier. 2. Zie Tasnier.
Tanas, Tanase. Vadersnaam. Korte vorm van Griekse heiligennaam Athanasius.
Tanchon. Variant van Tanson. Zie Thompson 2.
Tancman. Verschrijving van Duitz Tanzmann; danser.
Taner, Tancre, Tancrez, Tancker, Tanker, Tanckere, Tancere, Tankrey, Tancredi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam thank-rd ‘gedachte, dank - raad’. T(h)ancradus, Tancredus.
Taner, Tanret, Tanrez, Tenret: Beroepsnaam. Afleiding van Oudfrans Taneret, van Oudfrans tanner, variant (cas-sujet) van tanneur: leerlooier. Zie ook Tannier.
Tang, Tange, Tanghes, Tanghe, Tangue, Thanghe, Thange, De Tangh, Dtang. 1. Beroepsnaam voor iemand die beroepshalve een tang hanteert: smid, timmerman. 2. In de 18de eeuw is de naam Tange ook ontstaan uit de vreemde naam Tahon. Waals-Vlaamse uitspraak taong.
Tangel: Vervorming van Tange? Of van Tangle, van Tangre ‘Verlangend, ongeduldig’E
Tangeman: Beroepsnaam van de smid of timmerman. Vergelijk Tange.
Tangle. Wellicht variant van Tangre.
Tanis: Variant van Danis, van Denijs?
Tanguy. Bretonse familienaam Tangui Vurige hond, van vurige strijder’.
Tanja. Vadersnaam of moedersnaam uit de verkorte vorm van de Germaanse Tane/Tanne: geest, gedachte. Wellicht een van oorsprong Friese familienaam.
Tanke. Vadersnaam. Korte Germaanse thank-naam: Dancho, Thancho of verkorting van Dankraad, Dankaard.
Tanner. Deze familienaam kan de onderwerpsvorm (cas-sujet) zijn van Frans Tanneur, maar ook Middelnederlands taenre, met zelfde betekenis: (leer)looier. Tannere. Beroepsnaam.
Tanneur, Letenneur: Beoepsnaam. Oudfrans taneur, Frans tanneur: leerlooier.
Tanton, Taunton: Plaatsnaam Tanton in Vonche (Namen). 2. Zie Tantt.
Tantt, Tantost, Tantt, Tanton: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Tando, Tanto. Tanton kan ook de voorwerpsvorm zijn van Tanto.
Tnzer, Tenzer, Tenter, Tanzer, Tancer: Duitse familienaam Tnzer: danser.
Taon, Taont, Tahon, Thaon. Familienaam uit het Franse taon: horzel, daas, paardenvlieg. Bijnaam voor een vervelende, lastige kerel. Op het wapen van Tahon (Blangies, Wihries) staan drie horzels.
Taormina. Plaatsnaam in Sicili.
Tapai, Tapay: Luiks-Waalse afleiding van tape: klap?
Tap, Tapper: Beroepsnaam van de bier-of wijntapper.
Tapis, Tapie: Frans tapis, Middelnederlands en Nederlands tapijt: vloerkleed, tapijtwerk, behangsel. Beroepsnaam van de tapijtwever.
Tapperwijn: Beroepsnaam van de wijntapper.
Tapproge. Zoals Nederduits Clopprogge beroepsnaam van de roggedorser.
Taquin, Tacquin: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse dag-naam; vergelijk Tacken.
Tarallo. Bijnaam. Italiaanse naam van een gebak.
Tarbe, Tarbes. Plaatsnaam Tarbes (Htes-Pyr.).
Tarchamp, Tarchamps. Duitse plaatsnaam Tarchamps.
Tardif, Tardivaud, Tardieu, Tardier, Tardie, Tardy: Oudfrans tardif: laat, traag. Bijnaam.
Targe, Targez. Verschrijving voor Target. Beroepsnaam voor de schilddrager of schildenmaker. Vergelijk De Beukelaar.
Targe, Tersi, Tersy, Targ, Targez: Oudfrans targe, waaruit Middelnederlands targ(i)e, tarse, tergie: schild.
Targnion. Plaatsnaam Targnon in Stoumont, Francorchamps, Lorc, Fraipont (Luik).
Tarin. Oudfrans tarin: gouden munt. Beroepsnaam van een wisselaar.
Tarlier, Tarlet: Afleiding van Oudfrans tarele, Frans tarire: avegaar (boor). Beroepsnaam.
Tarnaud. Variant van Franse familienaam Ternault, van Oudfrans ternal: wijnmaat. Beroepsnaam.
Tarry. Wellicht variant van Terry.
Tart, Tarte. Bijnaam voor een taartenbakker.
Tartar, Tartare, Tartari, Tartarro, Tartorrelli: Volksnaam van de Tartaar. Of bijnaam naar de donkere huidskleur.
Tartarin. Oudfranse volksnaam van de Tartaar.
Tartavel. Oudfrans tartevele: ratel, klepper waarmee een melaatse zijn komst meldde. Bijnaam.
Tartire, Tartiere: Beroepsnaam van de taartenbakker.
Tartwijk, van. Plaatsnaam in Schijndel en Sint-Oedenrode (Noord-Brabant): 1341 Tartwyck.
Tas, Tasch, Tass, Tasse, Tassche, Tesche, Tesch, Thas. 1. Beroepsnaam voor een tassenmaker. 2. Er is ook een kleine kans dat Tas afkomstig is uit de Italiaanse familienaam Tasso.
Taschereau. Afleiding van Oudfrans taschier: aannemer die een aanbesteed werik uitvoert, Middelnederlands tas(ch)werk.
Taskin, Tasquin, Tosquin, Tosquinet. Vadersnaam uit de voornaam Istas, dit komt uit de heiligennaam Eustachius.
Tasniers, Tannier, Tanier, Tanniere, Tannirre, Tannire, Thnires, Teniers, Theuniers. Plaatsnaam. Oudfrans tanier, ta(i)snire, tesnire, tanire, tesnier: dassenhol. Plaatsnaam in Hove (Henegouwen), Galmaarden, Heikruis (Vlaams-Brabant). Dassenhol. Plaatsnaam in Hove (Henegouwen), Galmaarden en Heikruis (Vlaams-Brabant). De schilder David Teniers de oude (1582-1649) is de kleinzoon van Joachim Taynire en de achterkleinzoon van Thomas Taynire uit Aat.
Tassaert, Tassart, Tassard: 1. Middelnederlands tassaert: gierigaard, potter. 2. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Eustachius.
Tasschaert. Afleiding van Middelnederlands tassche; tas, zak. Beroepsnaam.
Tasseel, Tassel, Tastiel, Tassiaux, Tassaux, Tasiaux, Tasia, Thasiaux, Tasiat, Taziaux, Tausia, Thsias, Thsia, Thesias, Thzia, Thezia: Vadersnaam. Romaanse afleiding van heiligennaam Eustachius.
Tassel, van. Plaatsnaam Tessel, Texel, Noord-Holland.
Tasseny, Tacheny: Variant van Tasnier.
Tasseroul. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Eustache.
Tasset, Tast, Taste, Tess: Vadersnaam. Vleivorm op-et van Istace, heiligennaam Eustachius.
Tassier, Tassiers. Beroepsnaam van de maker of handelaar in beurzen, tassen.
Tassigny. Plaatsnaam Tassigny, Ardeche.
Tassignon, Tassinon, Tassenin, Tasenin, Tastnon, Tassenoe, Tassenoey, Tassenoy, Tastenoe, Tastenhoy, Tastenhoye, Tastenoy, Tastenoye. Vadersnaam, Romaanse knuffelvorm van Istace, Eustace, Eustachius.
Tassin, Tassain, Tassijns, Tassyns, Tassens, Tassent, Tessin, Tesin, Tesens. Vadersnaam of moedersnaam van de voornaam Istace, uit de Griekse heiligennaam Eustachius.
Tassini, Tassone, Tassoni. Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Tasso (wellicht) Germaanse naam.
Tasson, Tasso, Tassot, Tassoul, Tassou: Vadersnaam. Romaanse vleivormen op -on, -ot en -oui van Istace, heiligennaam Eustachius.
Tastenoe, Tastenhoye, Tastenoye, Tastenoy. Vadersnaam. Romaanse vleivorm van de voornaam Istace, Eustache, heiligennaam Eustachius. Vergelijk Tassin.
Taszman. Beroepsnaam van de tassenmaker, beurzenmaker.
Tatar, Tatard, Tatas. Volksnaam van de Tartaar.
Tate, Tates: Engels familienaam Tate(s). Oudengels tt, sterke vorm naast Tta, in plaatsnamen.
Tatenhove, (van), van Tatenhoven: Plaatsnaam vergelijk Tatendorf, Tatenhorst (Nedersaksen), Tatenberg (Duitsland), Tatenhausen (Noordrijn-Westfalen).
Tater, Taterman. Wellicht Duitse familienaam Tatter: Tatar, dat is Tartaar, ook zigeuner.
Taton. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Dado, Tato.
Taub, Taubman: Duits Taubmann, bijnaam voor een dove.
Taubenblat, Taubenblatt: Duits, Joodse familienaam.
Tauber, Taubert, Teuber, Teubner: Muddenhoogduits taber: doffer. Beroepsnaam van de duivenhandelaar. Vergelijk Duyver.
Taufstein, Taustein. Duits Taufstein; doopvont.
Taupe, Taupin, Taupinart: Frans taupe: mol. Bijnaam, wellicht voor een blinde, of naar de grijze kleur. Vergelijk Talpe, de Mol.
Taurin. Latijnse heiligennaam Taurinus? Waarschijnlijk veeleer variant van Thurin, Thourin.
Tausig, Taussig, Tausic: Waarschijnlijk Slavische familienaam. Misschien afleiding van plaatsnaam Taus in Bohemen.
Tauwenberg. Verspreide Duitse plaatsnaam Taubenberg.
Tavano, Tavani. Italiaanse bijnaam Tafani, van tafano; horzel.
Tavares. Veel voorkomende Portugees-Spaanse naam die ondertussen in de ganse wereld voorkomt: 1. Naam uit de plaatsnaam Tavares (diverse in Portugal) en Tabara (Spanje). 2. Bijnaam voor iemand die in afzondering leefde: een heremiet. 3. Er bestaat ook een Aramese naam Tavares (uit tavor: tegenslag, pechvogel).
Tavel, Taveau, Taviau, Taviaux. 1. Oudfrans tavel: lint, passementwerk, galon. Beroepsnaam of bijnaam. 2. Plaatsnaam Tavel (Gard) of Tavaux (Aisne).
Taverne, Tavernier, Tavenier, Taveirne, Taffeirne, Taffeiren, Tavergne, Tavernel, Tavenaux, Taverna, Tavernini: Beroepsnaam van de tavernier die een taveerne heeft; ‘Herbergier, kastelein, waard’.
Tavernier, de, (de) Taevernier, de Taevenier, (de) Tavenier, de Tavernier, Taverniers, Tafniez: Beroepsnaam van de tavernier: herbergier, kastelein, waard.
Tavier. 1. Plaatsnaam Tavier, Luik. 2. Plaatsnaam Taviers, Namen.
Taviet. Plaatsnaam in Achne (Namen).
Tavlet. Afleiding van Tavel 1.
Taxquet, Tahet, Taxhet: Waalse variant van Franse familienaam Tasquet, afleiding van tasque, tasche: beurs, tas. Beroepsnaam. Vergelijk Tachelet, Beurskens.
Tayenne. Plaatsnaam Tayenne in Beausaint (Luxemburg) en Biesme (Namen).
Taylor, Tayler: Engelse beroepsnaam van de kleermaker, van Oudfrans tailleor, Frans tailleur, Engels tailor.
Tazelaar, Taselaar: 1. Beroepsnaam van de (wol)kaarder, afleiding van Oudengels tsel, Engels teasel. 2. Meertens verklaart de Zeeuwse familienaam Tazelaar uit ‘t Hazelaar ‘Hazelaarbosje’. In 1736 werd de naam in Oosterland Thaselaar gespeld.
Te Brake, Ter Braak, Ter Braake: Plaatsnaam Braak: braakland.
Te Dune. Waarschijnlijk Ten Dune, ten Duine; op het Duin.
Te Dunne. Waarschijnlijk Ten Dune, ten Duine; op het Duin.
Tatin, Teatin: Vadersnaam. Variant van de Franse familienaam Thaudin, vleivorm van Thaud, Germaanse voornaam theud-wald.
Tebaldi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam Dieboud, Dibboud.
Techel, Tchel: Vadersnaam? Afleiding op -ilo van Germaanse dag-naam (Dacco, Dacho, Techo): Dacilus, Dahilo.
Tcheur, Tcheur, Tcheur, Techeur, Thcheur, Thechuer, Teheux, Thehu, Tcher, Techer: Beroepsnaam. Waals techeu, teheux: wever.
Tchy, Techy, Tichy: Beroepsnaam. Waals tchi: wever. Vergelijk Tussier. Zie ook Tency.
Teck, Theck, Theeck, Theek: Vadersnaam. Bakernaam, vergelijk Dacco, Tacco, Teccho. Kan een verscherpte vorm zijn naast Nederduits Deck voor Diederik. Of Fries Theeck, van Thedeke, afleiding van een diet-naam, zoals Diederik.
Teckmans, Tecqmenne: Tuckman, afleiding van Tuck.
Tedaidi. Vadersnaam. Italiaanse vorm van Germaanse voornaam theud-wald.
Tedde. Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse theud-naam. Tedo.
Teding: Vadersnaam. Afleiding van Germaans theud-naam. De mansnaam Tede, waar de geslachtsnaam Teding van is afgeleid, is nog heden, met de bijvormen Tade, Teade, Tete, Tate, enz. in Friesland in volle gebruik. Met Teding zijn van deze oude mansnaam nog afkomstig de volgende geslachts- en plaatsnamen: Tedinga, Thedinga, Thedema en Tedema. Van Tedinga zijn de geslachtsnamen Theenga en, in de tweede naamval, Teengs weer versleten vormen, evenals Thema van Thedema. Thedinga was de naam van een oud, aanzienlijk klooster bij Nttermoor in Oost-Friesland, maar dat in de 16de eeuw opgeheven werd. De naam is nog gebleven aan een gehucht dat heden ten dage de plaats van dat klooster inneemt. De bijzondere naamoorsprong van dit klooster is bekend en bewaard gebleven. Thedinga-klooster namelijk heette oorspronkelijk en eigenlijk Syna. Het werd door een rijke Groninger, Hatebrand geheten, in ‘t jaar 793 reeds gesticht, en de eerste abt die het bestuur er over uitoefende, heette Theda. In 1479 waren beide namen, Syna en Thedinga, nog in gebruik; want de abt Sibrant, die toen leefde, tekent zich: ȧhekoren Abbet to Tedingen, anders gheheyten Syna.ӳ De naam Thedinga-monniken wil dus zeggen: monniken van Theda, en het patroniem Thedinga is hier gebruikt in overdrachtelijke zin, terwijl men de monniken wel de naam van zonen of kinderen van de abt geeft. Nog andere plaatsnamen van de man voornaam Tede (Thedo) en van ‘t patroniem Teding afgeleid, zijn: Thedingweert, een landgoed te Kapel-Avezaath in de Betuwe; Thedinghaus, een stadje aan de Weser boven Bremen; Thedafeld, een sate bij Grootkerik of Hohenkirchen, zoals dat dorp nu Hoogduits heet, in Wrangerland (Oldenburger Friesland); Thedema- of Thema-burcht te Noordwolde, en Thema-heert, een sate te Pieterburen, beide in Hunsingo (Groningerland); Tedema-state te Roden in Drente; eindelijk nog Dedesdorf, oudtijds Thedestorpe, een vlek in ‘t Land Whrden (Oldenburger Friesland).
Tedesco, Tedeschi, Todesco, Todisco, Todeschi: Italiaanse volksnaam van de Duitser.
Teeffelen, van: Plaatsnaam Teeffelen in Lith (Noord-Brabant).
Teege. Nederduitse familienaam Teege = Tegede: tiend. Beroepsnaam van de tiendinner. Vergelijk Tindemans.
Teekamp. Verschrijving voor Nederduitse familienaam Te Kamp. Plaatsnaam Kamp: afgesloten veld.
Teekema, Teekens: Vadersnaam. Afleiding van Teeke, van Tedeke, verkleinvorm van Germaans theud-’Diet, volkխnaam, zoals Diederik.
Teekens. Misschien afleiding van tee: teen. Vergelijk De Teen. Of = Teeukens; zie Theeuwkens (vergelijk Thees = Theeus).
Teen, de. Bijnaam naar een opvallende teen.
Teerds: Misschien, van Teers. Middelnederlands teers ‘enis’.
Teering: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Diederik.
Teerlingh, Teerlinck, Teerlincks, Teerlijnck, Teerlinck, Terlinck, Teerlink, Teerlynck, Terlynck, Terlin, Terlingen, Terlinck, Teirlinckx, Teirlinck, Teirleng, Teirlynck, Teirlijnck, Ternynck, Theerlynck, Theirlynck: Bijnaam voor de dobbelaar, die met teerlingen of dobbelstenen speelt. Of beroepsbijnaam voor de maker van dobbelstenen.
Teeseling, van. Plaatsnaam Teeselink in Neede (Gelderland).
Teeten, Theeten, Theetten, Theite, Teite, Tte, Teiten: Verkorte vorm van Schouteten.
Teetz, Teetzmann. Vadersnaam. afleiding op -mann van Germaanse theud-naam, zoals Dietrich. Vergelijk Dietz, Tietz.
Tefnin. Vadersnaam. Spelling voor Thvenin. Zie Thvenard.
Tegelaere (de), Tegeler, Tegelaars, Tegelaar, Teegelers, Teigeler, Tighelaar, Tegeler, Tegelaers, Teegelaar. Beroepsnaam van de tegelbakker, steen of pannenbakker.
Tegelbeckers, Tichelbacker: Beroepsnaam van de tegelbakker, de steen- of pannenbakker.
Tegels. Beroepsnaam van de tegelbakker.
Tegenbos, Tegenbosch. Naar de woonplaats tegenover een bos. Plaatsnaam Tegenbosch bij Eindhoven, grenzend aan de Strijpse heide. Vergelijk Duits Gegenwasser.
Tegethoff. Nederduits Tegethoff: tiendhof, hof waar tienden gend worden.
Tegtmeyer. Westfaalse familienaam Teg(e)tmeyer, Techtmeyer, zoals Tegtmann een inner van tienden.
Teich, Taich, Tajch, Teichert, Teicher, Teucher, Teichmann, Teichman, Tajchman, Teichner: Beroepsnaam (of woonplaats Teich) en beroepsnaam van de dijker, dijkmeester, dijkgraaf. bosje. In 1736 werd de naam in Oosterland Thaselaar gespeld.
Teinturier, Tinturier: Beroepsnaam van de (laken)verver. Vergelijk Taintegnier.
Teirbroodt, Teirbrood, Terrebrood, Terebrood. Zinwoord teer-brood. Dit voor iemand die brood teert, eet: een broodeter dus.
Teeuw, Teeuwen: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de naam van de evangelist Mattheus. Vergelijk Theewis.
Teixeira. Galicische beroepsnaam van de wever.
Telder, de, Telder, Tellers: Beroepsnaam van de teller, de beambte die de waren natelt op de markt.
Telemans, Teleman, Telerman, Thelman: Variant van Tielemans, afleiding van Germaanse voornaam Theudilo. Zie ook Telen.
Telen, Teelen, Telens, Teelen, Teles, Thelen, Theelen, Thlen, Thel, Thelle, Telle, Tel, Tellin, Tellings, Telling, Thellin: Vaders-, moedersnaam Telin is een variant van Tielin, vleivorm van Theudilo; zie Thiel(e). Noord-Limburgs Theelen staat bij Thielen elders.
Telg, Telgmann. Nederduitse plaatsnaam Telge: grond beplant met jonge scheuten of boompjes.
Telgenhof: Plaatsnaam ‘Hof bij een telgenbosje, bosje jonge eiken’.
Telgenkamp, Telkamp: Plaatsnaam 1571 Telgenkamp in Losser ,Overijssel; 1720 Tellegencamp in Mander, Overijssel. Telgen zijn jonge eiken; een telgenkamp was een boomkwekerij.
Tellegen: Plaatsnaam Telgt in Ermelo (Gelderland). Of Telling bij Drempt, Hummelo en Keppel (Gelderland): 1445 Telgen, 1466 Telligen.
Telleman, Tel, Telle, Tijl, Tyl, Tell, Telman: Vadersnaam. Variant van Teleman, Tieleman, afleiding van Germaanse voornaam Theudilo.
Telleir. Oostvlaamse familienaam. Waarschijnlijk weergave van Waalse uitspraak van Teller.
Telle, Tellen, Tel: Vadersnaam. uit Middelnederlands Telin, Tielin, vleivorm van Theudilo.
Telleneer. Middelnederlands tellenaer: teller. Zie de Telder. Beroepsnaam.
Tellier, Telliez, Telliet, Telier, Letellier, Letelier, Leteiller, Lettelier, Latelier, Thellier, Thelier, Thelliez, Theliez, Thlie, Thly, Teillier, Teiller, Teilliez, Theiler, Theillier, Tillie, Tillier, Tielie, Tielier, Thilliez, Thilie, Teljeur : Beroepsnaam Oudfrans telier’lakenwever’. Variant van Dutellier, maar zonder aanloop (zie i.v.). Sommige vormen kunnen ook afleiding zijn van Oudfrans til: linde.
Tellingen, van. Mogelijk variant van plaatsnaam Tardinghen, Pas-de-Calais. Waarschijnlijk ook Nederduitse of Gelderse plaatsnaam.
Temme, Temmink, Temming, Temminck, Demmink: Vadersnaam. 1. Bakervorm van een Germaans diet-naam met een tweede lid dat met m begint, zoals Dietmar. 2. Plaatsnaam Temmink in Brammelo; erve van Temmo of Tammo
Temmerier. Vermoedelijk een Re-interpretatie van Tremerie.
Tempel, Tempels, Temple. Bijnaam voor iemand die in enig dienstverband stond met de tempelorde, de ridderorde van de tempeliers. Vergelijk Tempelaars, Templeman. Of korte vorm voor Van den Tempel.
Tempel, (van den, der): Plaatsnaam tempel ‘Tempel, godshuis’. Plaatsnaam De Tempel in Beveren, Borre (Frans-Vlaanderen), Otegem, Winnezele (Frans-Vlaanderen), Wissant (Pas-de-Calais) en Ieper.
Tempelaars, Tempelaere, Tempelers, Templer: Bijnaam voor een tempelier of tempelridder. Frans templier, Engels Templar, TemplerIn Nuenen (Noord-Brabant) was al voor 1421 Johannes Tempelers eigenaar van een stuk grond den Tempel. Vergelijk ook 1641 Adriaen Cornelisz Tempelaer = Aryen Cornelisz Bergwerff wonende in Vlaardingerbroek op den Tempel.
Tempelhof. Plaatsnaam Tempelhof, meestal een hoeve van de tempeliers, in Brugge, Borre (Frans-Vlaanderen), Gistel, Komen, Koolkerke, Ruiselede, Slijpe, Westvleteren.
Tempelman, Tempelmans, Tempemann, Temmelman. Geeft aan dat de eerste generatie op een plek of in een huis (een boerderij) woonde die bekend stond als De Tempel of Tempelman.
Temper, Tempere, Tempre, Tempre, Tampere, Tampre, Tampre. Naam uit het Oudfranse tempre: tijdig, vroeg, vlug. Bijnaam.
Temperville. Franse familienaam Dembreville. Plaatsnaam Embreville, Somme.
Tempier. Oudfrans tempier: storm, lawaai, tumult,verwarring, twist. Bijnaam.
Templeman, Templement. Bijnaam voor iemand die in dienstverband stond met de tempeliers. 2. Variant van Timperman.
Templeton. Engelse plaatsnaam (Berkshire, Devonshire).
Templin: Afleiding van temple: tempel? Bijnaam voor een tempelier?
Temsche, van, van Teemsche, van Theemsche, van Themsche, van Theemshe, van Theemst. Familienaam uit de plaatsnaam Temse (Oost-Vlaanderen).
Temst, (den) (den) Tempst, Tempts, den Trempst: Middelnederlands tems: zeef, teems. Beroepsnaam van de zevenmaker.
Tenaerts, Thenaerts, Thenaers, Theenaert, Thenaerts, Thenaers, Thnaers, Tena, Thienaert, Tina, Tinard. Vadersnaam uit de Etienne, de Franse vorm van Stephanus. Frans Thenard.
Ten Berge. Plaatsnaam. Zie Van den Berg.
Ten Broek. Plaatsnaam Broek, zie van den Broek.
Te Catejen Kate, Te Kath, Te Kaath: Plaatsnaam Kat: kade, aarden wal; Kate: kleine boerenwoning, hut, huisje.
Ten Grootenhuyse, ten Grootehuysen, Grootehuyzen. Plaatsnaam of woonplaats; Groot Huis, zie ook Groothuis.
Ten Haaf, Tenhaeff, Ten Haaft, en Have, Verhaaf: Nederduitse en Nederrijnse variant van Tenhoff, Ten Hove.
Ten Harkel. Plaatsnaam Harkel: hark? Of hypercorrect voor platsnaam Arkel? Vergelijk Van Arckels.
Tenan, Tenant, Tennant, Tinant. Franse beroepsnaam, synoniem met tenancier: pachter. 2. Eventueel vadersnaam. Germaanse voornaam theud-nanth: Deotnand.
Tenckinck komt van Tenke, Tenco, Tinco, en dit is weer een verkleinvorm van Tenno, welke mannenvoornaam in de de achtste eeuw voorkomt, en oorspronkelijk slechts een bijvorm is van Tanno. Van dit Tanno is weer de Friese geslachtsnaam Tanninga afgeleid, die meest in versletenen form als Tania, Tanja, Tanje, en zelfs verfranst als Tanj voorkomt. Pieter Tania of Tanje, te Bolswart geboren in 1706, was een beroemd plaatsnyder (graveur). Hij vestigde zich in Holland en droeg daar den naam van Tanj!
Tency, Tensy, Tensi, Tincy, Thinsy, Tinsy, Tinsi, Tinchi, Tainsy: Variant van Techy/Tichy met epenthetische n.
Tender, de, den Tenter: Afleiding van Middelnederlands werkwoord tennen ‘Tergen, kwellen’. Vergelijk Duits Zanner.
Tenderloo, van, Tendeloo, van: Plaatsnaam Tenderlo(o) in Balen (Provincie Antwerpen).
Tengler, Tengeler, Tangelder: Opperduitse variant van Dengler. Beroepsnaam die de zeisen wet door te kloppen, hameren’.
Tenhagen. Plaatsnaam Ten Hagen; haag, heg.
Tenhuijze: Plaatsnaam ten Huize.
Tennstedt. Plaatsnaam Denstedt in Thuringen.
Tenret. Afleiding van Waals tinre, Frans tendre: teer. Vergelijk Frans Tendret. 2. Zie Taner.
Tensen, Tent. 1. Geeft aan waar de eerste naamdrager woonde, te weten in ‘De Vlaemsche Tentՠte Andijk. ҄ie naam kan er op wijzen dat het een polderkeet was, waar gehuurde Vlaamse dijkwerkers hebben gebivakkeerd in de periode van dijkherstel na de stormvloeden van 1675.’ Jan Sijmensz (Wervershoof 1659-Andijk 1723) woonde hier omstreeks 1680-90 en hij werd daarom Jan Tent genoemd. Nakomelingen kregen de achternaam Tentsz, die vervolgens evolueerde tot Tensen. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam, afleiding van Tenzo.
Tente, van, Tenten, van, Tenten, Vertenten, Vertente. Familienaam uit de plaatsnaam tente, tent. Dit naar de plaats waar meiers en schepenen zitting hadden bij hun driejaarlijkse openbare rechtszittingen en waarbij ze van dorp naar dorp trokken. De betekenis van het voorwerp ging op een paar plaatsen over op de locatie, het gehucht. Dit onder andere ergens in het Waasland.
Tentelen, van. Plaatsnaam Tenderlo, lokale uitspraak Tentel(o)e.
Tepe, Teppe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Dieboud of Diebrecht. Zie Tibbe.
Tepper, Teppers, Teper, Tepfer. Beroepsnaam van de tapper, biertapper; ook iemand die in net klein verkoopt. 2. Beroepsnaam van de pottenbakker. Ontrond van Nederduits Tpper, Duits Tpfer.
Ter Bruggen. Plaatsnaam Ter Bruge(n). Zie Van der Brugghen.
Ter Haak, Ten Haken. Plaatsnaam Haak; haakvormig perceel.
Ter Haar. Plaatsnaam; zandige heuvelrug, vooral in Gelderland, Groningen, Overijssel en Westfalen.
Tercken, Terken. Afleiding van volksnaam Turk?
Terclaevers, Terclavers, Tercalavres: Plaatsnaam: plaats waar klaver groeit?
Terdeckt: Plaatsnaam Terdeck in Overijse (Vlaams-Brabant).
Tercaefs, Tercafs. Metathesis van Limburgse familienaam Treka(e)fs. Zinwoord trek af, synoniem met Middelnederlands aftrecker: afzetter, rover, die iets afhandig maakt.
Tercelin. Oudfrans tiercelin: raaf. Vergelijk Tiercelet: valk.
Terelle. Picardisch terelle; avegaar, boor. Beroepsnaam.
Terf, Terfve, Terve. 1. Middelnederlands terf: turf. Beroepsnaam? 2. Oudfrans terve: spleet?
Terhart, Ter Heerdt. Plaatsnaam Ter Hard: bos, beboste hoogte. Nederduits ook Terhardt, Uterhardt.
Terlaak, Terlaeken: Plaatsnaam ter Laak/Lake ‘oel, plas, waterloop in moerassig terrein’. Laak (Drenthe, Gelderland, Nederlands-Limburg, Overijssel).
Terlet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thierry, Therry.
Terlier, Terly: Franse beroepsnaam terrelier: grondwerker, rooier
Terlin, Terlijn, Terlyn. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thierry.
Terlinden, (van). Plaatsnaam Ter Linde. Zie Van der Linden. Terlinden in Gulpen en Margraten (Nederlands-Limburg).
Terloo. Plaatsnaam. Zie van der Loo.
Term, van. Plaatsnaam Termes, Luxemburg.
Terlouw: Plaatsnaam. Vergelijk Van der Lauw, Verlouw.
Termate, Termaten, Termaat: Plaatsnaam ter Maat ‘made, weiland, maailand’bij Doetinchem (Gelderland), Steenwijkerwold, Lemselo, Overijssel. Vergelijk van de Made.
Termolen, Termeulen, Termolle, Termol, Thermolle, Thermol, Taeremol, Taremol, Toiremol: Plaatsnaam Ter Molen. Vergelijk Van der Molen.
Termond, Termont, Termon: Plaatsnaam Termonde, van Dermonde, van Denremonde ‘DendermondeՍ (Oost-Vlaanderen).
Termonia. 1. Plaatsnaam Termogne in Celles (Luxemburg). 2. Latijnse vorm voor Dortmund (Noordrijn-Westfalen): 1153 Tremonia.
Termote: Plaatsnaam ter Mote ‘Hoogte, heuveltje, vaak met kasteel of molen erop’.
Terness, Ternest: Duits Ternes, van de voornaam Maternus? Of plaatsnaam Ter Nesse: landtong? Of uit Dernest, van Delneste?
Ternet, Ternez, Trenet: Plaatsnaam. Afleiding van terne: hoogte, heuvel.
Terneusen. Eventueel plaatsnaam Terneuzen (Zeeland), maar misschien wel renterpretade van Terneus.
Terneuzen: Plaatsnaam Terneuzen (Zeeand).
Terneven, Ternven: Naar de woonplaats: daarneven. Vergelijk Nederduits Ternedde, Terboven, Teroverst.
Ternier, Terny: 1. Plaatsnaam Tergnier (Aisne). 2. Verdoft (our/er) van Tournier.
Ternisien, Ternizien: Inwoner van Ternois, de streek van Terwaan.
Ternois, Ternoy, Ternoey, Terneyen, Ternoot, Terneus, Terneu, Ternus. Familienaam uit de plaatsnaam Ternois: de streek van Terwaan. (Throuanne, Pas-de-Calais). Ternus, Terneus is ook de Vlaamse aanpassing van Tournois.
Terpstra: Friese afleiding van de plaatsnaam Terp ‘kleine hoogte in laagland, vluchtheuvel’. Of afleiding van Ureterp (Opsterland, Friesland) of Raarderterp (Hantumeruitburen, Friesland).
Terrard, Terrade. Variant van Frans Thierrard, afleiding van de voornaam Thierry.
Terras, Terrasse, Terrace, Terracn, Trasse, Trache, Terasse, Terache, Thraces, Thrace, Therace, Theraces, Thrache, Thrasse, Thrase, Therase, Tirache, Tirache, Tierache, Tijeras, Tarras, Traast, Traas, Traest, Tras, Tras: De familienaam Traas(t) was eerder nog Terraes. Hij verhuisde omstreeks 1650 van Izegem naar Zuid-Beveland. 1. Frans terrasse: terras, aarden wal. Beroepsnaam van de grondwerker. Vergelijk Terrassier. 2. Plaatsnaam Thirache: 1143 Teraciam, 1172 Therasia, streek in Noord-Frankrijk.
Terrassier. Beroepsnaam van de grondwerker.
Terrasson. Afleiding van Terrasse 1.
Terrier, Terrie, Terry, Therry, Thery, Thry, Terriere, Terrire: Oudfrans terrier: heer, landheer, grondbezitter.
Terrijn, Terryn, Terrin, Terrain, Terrien, Terrens, Terren, Terres, Tirin, Terin, Thrain, Thrin, Theerens, Therens. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Diederik of uit Frans Thierry, de Romaanse vorm er van.
Terrisse, Trisse: Plaatsnaam. Afleiding op -iciu van terre: land, grond.
Terroir. Frans terroir; streek?
Tersago. Plaatsnaam Trezzano (van Tricianum) = 1060 Terciago = 1168 Tersago/Terzago (ten noorden van Milaan).
Terseleer. Afleiding van Middelnederlands tersel: mannetjesvalk. Vergelijk Valkenaar, Tercelin.
Tersin, Therssen, Theerssen, Theirssen, Thersen: Vadersnaam. Vleivorm op -sin van Diederik. De vormen op -sen kunnen ook van -zoon worden verklaard (vergelijk Tierssoone).
Tersmeden. Plaatsnaam Ter Smede; aan de Smisse.
Terstegen, Tersteegen, Ter stegen. Aan/in de steeg. Vgl Indesteeg, vander Stegen.
Tertholen, Tertolen, Tertoolen: Plaatsnaam Tholen (Zeeland).
Terteaux. Plaatsnaam, Oisne.
Tertoog. Vervorming van Tertooy of Tetteroo?
Tertooy: Wellicht aanpassing van Tourtois, afleiding van Frans tourte ‘Taart’.
Teruel. Wellicht oude spelling voor Tervel=Terville?
Tervill, Therville. Plaatsnaam, Moselle.
Tervoort, Tervoert, Tervooren: Plaatsnaam Tervoort (Nieuw-Ginniken, Noord-Brabant). Zie ook Van der Voorde.
Terwagne, de Terwagne, de Terwangne, Terwaigne, Terwoigne: Plaatsnaam Terwagne (Luik).
Terwal: Plaatsnaam ter Wal. Vergelijk van der Wal.
Terwiel: Aanpassing van de plaatsnaam Terville (departement Moselle).
Terwisga, van: Plaatsnaam Terwisscha in Ooststellingwerf (Friesland).
Terwecoren. Middelnederlands tarwencorn: tarwekorrel. Beroepsnaam. Vergelijk Duits Weizenkorn.
Terwinghe, Terwingen, van Terwyngene, vanTerwyngen, van Terwijngen: Plaatsnaam ter Winge, Terwinge in Holsbeek (Vlaams-Brabant).
Terwoert: Plaatsnaam, zie van de Woerdt.
Tescher, Tesser: Duitse beroepsnaam Tscher: tassenmaker.
Teschner, Tesner. Beroepsnaam; tassenmaker. Ook Taschner.
Teschke, Teske: Spelling voor Teschke, verkleinvorm van Tesch, Tasche ‘Tas’.
Tesler. Duitse beroepsnaam Teschler, Tachler; tassenmaker.
Tesmoingt. Oudfrans tesmoin; getuige. Frans Temoin.
Tesse, Thesse: Korte vorm van heiligennaam Istace, Eustachius. Vergelijk Tassens/Tessens.
Tesselaar: Afkomstig van Texel (Noord-Holland), uitspraak Tessel.
Tessely, Tissaly: Stamvader is Pieter Thessaly/Tesselli, afkomstig van Ravenna, die omstreeks 1707 met de keizerlijke troepen naar ons land kwam. De familienaam is wellicht een verhaspeling van de Itialiaanse familienaam Tasselli, afleiding van Tasso, van Latijn taxus (boom), of van Toselli, afleiding van Latijn tonsus: geschoren.
Tessenaere. Beroepsnaam van de tassenmaker.
Tessers: Tesser is een spelling voor Duits Tescher, Tscher ‘Tassenmaker’.
Tesseur, Tisseur: Beroepsnaam Tesseur, Frans tisseur, van Latijn textor: wever. Zie ook Tcheur.
Tesson, Tasson: 1. Waals tasson, tesson: das (dier), lomperd. 2. Zie Tasson.
Testaert, Testar, Testard, Tesdar, Tesdard, Tesda, Tesdas, Tistaert, Tetard, Theetaert, Teeltaert, Tetaert, Tettard, Tetart, Tietaert, Tietart, Tita,
Titart. 1. Bijnaam uit het Oudfranse testart: koppig. 2. Of vadersnaam uit de vroeger bestaande voornaam Testard (die wellicht uit dezelfde bron komt).
Testelin, Testolin, Tetelain, Tettelin: Afleiding van Oudfrans teste, Frans tte: hoofd. Bijnaam. Vergelijk Hooft. Zie ook Tassignon.
Testelmans, Testerman. Afleiding van Van Testelt.
Testelt, van. Naam uit de plaatsnaam Testelt (Vlaams-Brabant).
Tester, den; Testers: Variant van Tessers, met t-invoeging.
Teston. Afleiding van Oudfrans teste; hoofd.
Testu, Ttu, Letestu: Bijnaam. Oudfrans testu, Frans ttu: met groot hoofd, koppig.
Tte. Franse bijnaam Tte: hoofd. Vergelijk Hooft. Zie Testu. 2. Zie Teeten.
Tetenburg: Plaatsnaam. Duitse plaatsnaam Dietenberg (Baden-Wrttemberg)?
Teteghem, van. Plaatsnaam Tetegem, Frans-Vlaanderen.
Tetering, van: Plaatsnaam Teteringen (Noord-Brabant).
Tetsch. Duitse vleivorm van Dietrich.
Tettero, Tetteroo, (van) Tetterode, Ttrode, Tetrode, Tettenroo. Familienaam uit de plaatsnaam Tetterode, dit is de oude naam van Overveen (Noord-Holland).
Tetzchner, Tetzner. Afleiding van de plaatsnaam Tetschen.
Teuben, Tben, Teubel, Teubner. Vadersnaam. Zie volgende.
Teuber: Duitse familienaam Teuber, Tuber, Tauber, Middelhoogduits tber ‘Doffer, mannetjesduif’. Beroepsnaam van de duivenhandelaar.
Teuchie, Teuchies, Teuchy: Beroepsnaam. Waalse variant van Tessier, Tcheur: wever.
Teugels, Teughels: Beroepsbijnaam van de teugelmaker of voor de voerman.
Teugeman, Teujeman: Duits Tuchmann ‘Lakenhandelaar’E
Teuling, Teulings, den Teuling, Teulinkx, Teulingx, Teulinghx: 1. Vadersnaam. Palatale variant naast Middelnederlands Tollin, bij de Friese voornaam Tolle, van Folkert of vleivorm bij Bertold. 2. Naam uit de plaatsnaam Tolinc. Zie ook Tollens, Teurlings.
Teune, Theune, Theuns: Vadersnaam. Teun = Toon, korte vorm van de voornaam Anto(o)n, van de heiligennaam Antonius.
Teuninck, Theuninck, Theunijnck, Theunynck, Theninck,Tunyck: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Antonius.
Teunis, Teunisse, Teunissen, Theunis, Theunisse, Theunissen: Vadersnaam. Korte vorm van Anteunis, van Antonis, de heiligennaam Antonius.
Teunkens, Teunkens, Theunkens, Theunckens, Teuninck, Thngen, Thungen, Thnchen: Vadersnaam, afleiding van Teun = Toon, verkort van Antonis/Anteunis, heiligennaam Atonius.
Teurlings: Variant van Tuerlings, Tur(e)linckx, met epenthetische r uit Nederlands familienaam Tulling, Teuling (zie op dat woord).
Teuscher, Teuschler. Middenhoogduits tiuschaere: ruiler, handelaar, bedrieger. Duits Tauscher. Vergelijk Middelnederlands tuusscher.
Tevels, Tevel, Tevelle, Thevel, Thevelle, Thvelle: Vadersnaam. Verkleinvorm van Etve, Estve, Franse dialectisch vorm van Etienne. Of van een plaatsnaam.
Texmunt. Dominicus Texmunt werd op 18 november 1854 in Antwerpen te vondeling gelegd.
Textor, Textoris, Dextor. Beroepsnaam. Latijn textor; wever.
Teygeman. Aanpassing van Duits Teichmann.
Teylaert, Theylaert, Theijlaert. 1. Afleiding uit het Oudfranse ‘Teilՠ: linde. Plaats waar een linde groeit. 2. Uit het Franse Taillard. Zie daar.
Teijlingen, van; van Teeling: Plaatsnaam Teijlingen, Teylingen, in Voorhout (Zuid-Holland). Of Slot Teilingen, Teylingen, bij Sassenheim in Warmond.
Teyssdre, Teyssedre. Beroepsnaam. Variant van Teyssaire: wever.
Tfelt, ‘T Felt, TՆelt: Naar de woonplaats op of bij het veld. Zie VandeVelde.
Thabert. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Tagabert, Tagebertus? 2. Uitspraak Tabbert; zie Tabart?
Thal, Thlaer, Thaller, Taller. Duitse familienaam. Afleiding van plaatsnaam Thal, Tal; dal.
Thavoy, Thavoye. Zinwoord Taut/Tolt voie: die de weg afsluit, straatrover, straatschender. Taut, van werkwoord toldre, tolir. 2. Plaatsnaam Tonvoie in Olne (Luik).
Theatre, Theate, Thate, Thatre, Teatre, Teate: Re-interpretatie van Duitse familienaam T(h)aeter = Dather, Deter, Diet(h)er. Vadersnaam.
Theberath, Thberath: Plaatsnaam in Heinsberg (Noordrijn-Westfalen).
Theeboom. Nederduitse plaatsnaam: Boom op de Tie: verzamelplaats van de dorpsgemeenschap. Boom waaronder het dorp samenkomt. Vergelijk Boereboom.
Theenaert: Vadersnaam. Frans Thenard, afleiding van de voornaam Etienne, van de heiligennaam Stephanus.
Theeuwissen, Theewis, Tewes, Teuwissen, Teuwissen, Teuwisse, Teuwissen, Theewissen, Thewissen, Thewis, Thwissen, Tewissen, Thewijs, Thewys, Thwys, Thewes, Theiwis, Thyvis, Thieuwis, Thiewissen, Thiwissen, Thywissen, Tivisse, Theuwissen, Theuwisse, Theuwis, Teuwissen, Theuws, Thews, Tews, Theyus, Theus, Tevesz, Theves, Thves, Thues, Thuwis, Thuys, Tuys, Thuijs, Thevissen, Thevis, Thvissen, Teeuw, Theuwns, Theeuw, Teeuws, Teeus, Thees, Theeuwes, Theewens, Theewe, Teeuwens, Teeuwen, Theewen, Theuwens, Theuwens, Teuwen, Teuwens, Teven: Vadersnaam. Verkorte vorm en afleidingen van de naam van de evangelist Mattheus.
Theeuwkens, Teuwkens, Theuwkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Mattheus.
Thelinge. Plaatsnaam, wellicht Teylingen in Voorhout (Zuid-Holland). Vergelijk ook van Tellingen.
Thelismaer, Thelismar. Gasconse familienaam Thlismard.
Themelin, Themlin, Thmelin, Temlin: Vadersnaam. Afleiding van Thiem(e).
Themon, Themont, Thmon, Thmont) Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-mund ‘Diet-bescherming’. Theotmund, Teutmundus
Thnevin. Vadersnaam. Metathesis van Thvenin.
Thenier, Theny, Thny: Oudfrans tanier, Middenfrans tesnier, tainier: dassenhol. Zie Tasnier.
Theobald, Thobald: Vadersnaam. Archasche vorm van de Germaanse voornaam Dieboud. Zie Dibbaut.
Thodor, Thodore, Theodor, Theodore, Theodorou, Theodoro, Theodory: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Theodorus ‘geschenk van God’.
Thonville, Theonville: Plaatsnaam Thionville, Franse naam van Diedenhofen (Lotharingen, Moselle).
Threnin. Lees- of schrijffout voor Thvenin.
Thrse, Therese. Moedersnaam? Deze naam kwam al vrij vroeg in Spanje voor, maar werd als voornaam populair na de heiligverklaring van Theresa van Avila (1515-82) Of vadersnaam?
Thesin, Thsin, Tesain: Plaatsnaam Thesin in Vloesberg (Henegouwen).
Theuerkauff. Duitse bijnaam Teuerkauf: duurkoop.
Theunkens: Vadersnaam. Verkleinvorm van Teune, Anton.
Theus. 1. Vadersnaam. Korte vorm van Mattheus. Zie Theeuwissen. 2. Zie Toen.
Thve, Theve, Theves, Thves: Vadersnaam. 1. Variant van Etve, van Oudfrans Estve, Romaanse variant van E(s)tienne. 2. Eventueel van Mathieu (vergelijk Mathevet).
Thevelin, Thevelein, Thyvelin, Thyvelen, Tyvelein: Vadersnaam. Romaanse afleiding van heiligennaam Stefanus, Oudfrans Estve. Variant van Thvenin. Vergelijk Stevenin = Stevelinck.
Thvenard, Theveneau, Thvenet, Theuvenet, Thvenin, Thnevin, Tefnin, Thvenon, Thvenot, Thvenoud, Thevenoud, Thouvenin, Thoevenot: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Stefanus. Vergelijk Stevenin, Thevelin, Stevenot.
Thves, Theves. Variant van T(h)ewis. Zie Theeuwissen. 2. Zie Thve.
Thibeaumont, Thibaumont, Thiebeaumont, Thybeaumont: Plaatsnaam Thibaumont in Thynes (Namen) of Tibaumont in Cornesse (Luik).
Thibaudeau, Thibodaux, Thibodeaux, Tibodo: Vadersnaam. Afleiding van Thibaud.
Theijlaert: 1. Afleiding van Oudfransteil, til ‘Linde’. Plaatsnaam: plaats waar een linde groeit. Frans Teillard, Occitaans Teilhard. 2. Frans Taillard, afleiding van Frans tailler ‘Snijden, houwen’. Beroepsnaam van de kleermaker of de steenhouwer.
Thiberge, Tyberg, Tybjerg. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam theud-berg; diet; volks-bescherming, Teudeberga, Titberga, Teoberga.
Thibergijn, Thiberghuin, Tiberghien,Thieberghien, Thiebergien, Tibergijn, Tibergyn, Tiberghien, Tiberghin, Tiberghein, Tiebergijn, Tiebergyn, Tiberghien, Tiebergien, Thybergin, Thyberghien, Thijbergin, Thijberghien, Tybergin, Tyberghien, Tyberghein, Tijberghien, Tijberghein. Moedersnaam, Romaanse knuffelvorm van de Thiberge, romaniserend als -ghien (-gem) opgevat. Zie ook Petitberghien.
Thibessart, Thibesart, Thibessard: Plaatsnaam Thibes(s)art in Mellier (Luxemburg).
Theite. Variant van: 1. Tiete(ns), zie onderaan deze pagina. 2. Of van Heits.
Thibonne. Moedersnaam. Afleiding van Thibert of Thibaud.
Thiecke, Tieke, Titsing, Titzing, Teikink, Tikink. Vadersnaam uit Thideke, Thiedske, knuffelvormen van een diet-naam (onder andere Diederik). De twee laatste zijn Saksische vormen.
Thieffry, Thiefry, Thifry, Thif(fry, Thieffy, Tifry, Tiefry, Tieufri, Dethieffris: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam theud-frith ‘Diet-vrede’. Theodefredus, Thiodfred, Tefridus, Tyefridus. 2. Plaatsnaam?
Thiel, Thiele, Thiel, Thiels, Tiels, Thils, Thil, Tils, Thille, Thill, Till, Tille, Thielens, Thielen, Tielens, Tielen, Thillen, Tillen, Thylens, Thylen, Tylens, Thillen, Thillens, Tillen, Tillens, Tielenius. Vadersnaam, knuffelvorm van Diederik (met verscherping d/t en r/z-wisseling, vergelijk Tierens, Tielemans) of uit van -ilo (-el) van welke Germ.aanse diet-naam ook (Tijl).
Thielland, Thieland, Tieland, Thieulent, Thieuland, Thiulants, Thiolants, Tioulants, Tioulants, Tialans, Tialans, Toelants, Thoilants, Stoilants, Sioulants. 1. Voorvadernaam (vadersnaam) van de Germaanse voornaam theudo-landa = diet-land (diet betekent volk of iemand uit het volk). 2. Moederrnaam van de Germaanse voornaam theud-lind = diet-linde. Theodlin, Tietlint.
Thiemann. Duitse vadersnaam uit de Germaanse diet-man voornaam.
Thiemen, van: Plaatsnaam? Wellicht de vadersnaam. Thieme met secundair voorzetsel. Of uit van T(h)ienen?
Thierens: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Diederik.
Thiermann: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Diederik. Vergelijk Diermans.
Thierry, Thiery, Thierie, Tierie, Thirij, Theri, Thirie, Thieri, Thiry, Tierrie, Thiri, Thiry, Tiry, Tiri, Tyry, Therry, Thery, Terry, Terrie: Vadersnaam. Franse vorm van de Germaanse voornaam Diederik.
Thierfeldt, Thierfelder. Plaatsnaam Thierfelden.
Thiernagand, Thiernagant. Plaatsnaam Thier-Nagant in Battice en Julmont (Luik).
Thiernesse, Tiernes, Tiernesse. Plaatsnaam in Angleur, Luxemburg.
Thiers, Tiers. De Waals-Vlaamse famille Thiers stamt van: 1560 Guillebert le Tiers, Har. Zie Letier. 2. Zie Tierens.
Thies. 1. Zie Tijs. 2. Vadersnaam van theud-so, Germaanse voornaam Tiozo, Teozo.
Thieullet, Thieulet. Waarschijnlijk variant van Tillet, Teillet.
Thiessard, Thiessart, Thichard, Thiechard: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Thiezo, Theudizo.
Thieulin. Plaatsnaam (Eure-et-Loir) of Thieulain (Henegouwen).
Thijssing, Thiesing, Tissing, Tissinck, Tussing: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Tiezo, -so-afleiding van diet-naam.
Thillart, van den: Plaatsnaam Tillaar in Veghel (Noord-Brabant).
Thily, Thilly, Tily, Tilly, Tillij, Tillie, Tilli, Thilie, Tielie, Thillies: Plaatsnaam Tilly (Waals-Brabant, Pas-de-Calais, Eure, Seine-et-Oise, Meuse, Calvados). 2. Dialect variant van Tillier.
Thillo, van, van Tillo. Naam uit de plaatsnaam ‘T Hillo (1502 opt Hilloe) in Wuustwezel (Antwerpen). Begin 1600 kwam Jan, zoon van Adriaen Steven Dierck Scheyven uit Tilburg (Noord-Brabant) naar Wuustwezel. Naar zijn woonplaats op het gehucht ‘T Hillo werd hij Opt Hillo genoemd.
Thillot, Tilot, Tilliot, Tillot. Vadersnaam. Afleiding van Til, Tijl; zie Thiel(e). 2. Afleiding van Oudfrans til: linde.
Thimister. Plaatsnaam. Luxemburg.
Thimmesch, Thimm, Thimus: Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse diet-naam waarvan het tweede lid met een m begint, bijvoorbeeld Tiedeman, Dietmar (Diemer). Thiadmar.
Thint. Leesfout voor Tkint.
Thio, Thiot, Thyo, Tio: Vadersnaam. Afleiding van Thion of Thioux.
Thiolon. Plaatsnaam in Mainvault, Henegouwen.
Thion. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Theudo: Thiedo. 2. Variant van Tihon.
Thiou, Thioux, Thyoux, Tyou, Thoux: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam theud-wulf ‘Diet-wolf : Theudulf, Tiulfus. 2. Waals tiyou: linde.
Thir, Thirez, Thiret, Tir, Tire, Tirez, Thyr, Thr, Thret, Ther, There, Tirez, Tairez, Tairaix: 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam theud-rd: ‘Volk-raad’. Theodradus, Tedradus, Didrad, Tierradus. 2. Afleiding van Thi(er)ry.
Thiriart, Thiria, Thiriar, Thirriard, Tirriard, Thiriard, Thirard, Tyriard, Thuriart, Tirard, Tira: Vadersnaam. afleiding van Thiry.
Thiriaux, Thirault, Tiriau, Thuriaux: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thiry.
Thiriet, Thrie, Thriez: Vadersnaam. Afleiding van Thiry.
Thirifays, Thirifay, Thirifayt, Thirifahy, Thirifahys, Thiryfais, Thirfayt, Tirifays, Tirifahy, Tirifhay: Plaatsmaam Thirifays in Chne (Luik), Chiny (Luxemburg), Sore (Namen): beukenbos van Thiry.
Thirimont. Plaatsnaam, Henegouwen, en in Waimes, Luik.
Thirion, Thirions, Thirionnet, Thirionet, Thirrion, Thiron, Tirrion, Thiryon, Tirions, Tirion, Tirionet, Tirion, Thyrionet, Thyrion, Tyrions, Thirion, Thurion, Turrion, Turion, Turillon: vadersnaam. Romaanse vleivormen van de voornaam Thiry, Thierry ‘Diederik’.
Thiriot, Thiriot, Thiriot, Tirot, Thuriot: Vadersnaam. Afleiding van Thiry.
Thivart, Thyvaert, Tyvaert, Thivaert, Thyvaert, Tyvaert, Tijvaert. 1. Vadersnaam uit Etve: Estve: Etienne, vergelijk Frans Thevard, of van Mathieu, vergelijk mathivat. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam theud-frith: volk-vrede. Thietfridus.
Thoen, Toen: 1. Bijnaam. Thoen = ‘t Hoen. 2. Vadersnaam. Korte vorm van Antoen, Antonius.
Tholen, van (der), Tolen: Plaatsnaam Tholen (Zeeland).
Tholen, Tholema, Tholing, Tolings, Tolens, Tjaden. Van oud-Friese mannenvoornaam Thode of Tode, Thole of Tole, Thiad of Thiado, (door de Friezen als Tjaad uitgesproken). Van Thiado, Tjaad kwam Thiadama en Tyadana.
Tholenaar, Tholenaer, Tolenaers, Thoolnaar: 1. Afkomstig van het eiland Tholen (Zeeland). 2. Variant van Tollenaar.
Tholom, Tholome, Tholomier: Vadersnaam van Bartholom, Frans voor heiligennaam Bartholomeus.
Thom, Thoms, Thommen, Thomm, Tommen, Tom, Toemen, Tommes, Tomme, Tomes: Vadersnaam. Verkort van de voornaam Thomas.
Thomaere, Thomart, Tamar: Variant van de Germaanse voornaam Omaar, met t-prothesis.
Thoman, Thomanne, Tornan, Tornann, Thomann: Vadersnaam. Thoman, Thomann is een Opper Duitse vorm voor Thomas.
Thomas, Thomaes, Thomaese, Thoma, Thom, Thomma, Toma, Tomas, Toemaes, Thoumas, Touman, De Thomaz, Thumas, Tuma, Tamas, Thomassen, Thomasen, Tomassen, Thomahsen, Thommes, Thomms, Thommis, Thomis, Tommis, Thomessen, Thommehsen, Thommissen, Thommisse, Thommmissen, Tommmissen: Vadersnaam. De apostelnaam Thomas komt al in de 12de eeuw voor. De vorm Thomaes, met gerekte a, wijst op Franse klemtoon.
Thomasczik, Tomaszczyk, Tomasszek, Tomaszewska, Tomaszewski, Thomassette, Thomassett, Tomasetti, Tomassetti, Tomasseti, Tommasetti, Tomasetti, Tomasetto, Tomassini, Tomasini, Tomasino, Tommasone, Tommasoni, Tomassi, Tomasi, Tamasi, Tamassy: Vadersnaam, vleivormen van Thomas.
Thomassin, Thomassint, Thomason, Thomasson, Tomasson, Thomasset: Vadersnaam. Franse vleivormen van heiligennaam Thomas.
Thom, Thome, Thome, Thomee, Thm, Thomez, Tome, Tome, Tome: Vadersnaam. Thom is de oude Franse volkse vorm van de heiligennaam Thomas.
Thomir, Thoumire, Thoumre, Thomeer: Voornaam Thomyris van de beroemde koningin van de Scythen?
Thmke, Thompkin: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Thomas.
Thompson, Tompson, Tomson, Thomson, Toumson, Thomsen, Tanson, Tamson, Tanchon, Tumpson, Tumson, Tumsonnet, Tumsonet: 1. Engelse vadersnaam.: zoon van Thomas. 2. T(h)omson, van Thomesson, Thomepn, afleiding op -eon van Thomas. Voor Tanson, vergelijk Tansens.
Thomsin, Thomsen, Tomsin, Thoumsin,Toumpsin, Toumsin, Tomsen, Tamsin, Tamsijn, Tamsyn, Tansens: Vadersnaam. Vleivorm op -sin, verdoft tot -sen, van Thomas. Ook wel van Thomassin. De a in Tamsin door voortonige versterking; de n in Tansens door assimilatie. (vergelijk Lansens van Lamsens).
Thonet, Thonnet, Tonnet, Thon, Tonn: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Antonius.
Thonne, Tonne: 1. Plaatsnaam Thonne (Meuse). 2. Zie Toen.
Thoonen, Toonen, Thoonsen, Thonen, Theunen, Theunens, Teunen, Teunens, Thenen. Vadersnaam uit de heiligennaam Antonius.
Thoor, Thore, Torre: Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Victor of Hector.
Thoor, de, Dethor, Dethoor: Wellicht vertaald van Frans Letort, Letord. Oudfrans tors: mismaakt. Bijnaam.
Thormann. Duitse familienaam Tormann; deurwachter.
Thorne, Thorn. Plaatsnaam. Nederduits Thorn, Duits Turm: toren. Thorn in Kreuzweiler (Rijnland-Palts), Thorn (Nederlands-Limburg).
Thornton. Engelse plaatsnaam (Buckinghamshire).
Thorp, Thorpe: Engels familienaam Thorp(e). Verspreide plaatsnaam ‘Dorp’. Vergelijk van Dorpe.
Thory, Tory, Torry, Thury: Vadersnaam. Deense voornaam van Oudnoors/Ouddeens Thorir. Tory door Anglo-Normandische uitspraak in Engeland.
Thoset, Thozet, Touzet, Touz, Tousez, Tousset: Oudfrans toset: kaalgeschoren. Bijnaam voor een gewezen monnik? Vergelijk Duits Beschorner.
Thoumieux. Vadersnaam. Korte vorm van Occidentaals Bartoumieu : Bartholomeus.
Thouroude, Troude. Vadersnaam. Germaanse voornaam Thorwald. Vergelijk Engelse familienaam Thorold, Thourault, Torode. 2. Zie Van Torhout.
Thoutenhoofd, Toutenhoofd: Bijnaam naar het uithangbord ‘t Houten Hoofd.
Thouwoye. Wellicht een bijnaam afgeleid van ‘Touՠ= touw of werik en ‘Wayenՠ= door de wind meegevoerd worden, met de leden zwaaien, winden laten. Een lenig of onberekenbaar iemand. Of van iemand die voor werik van hier naar daar trok.
Thiegem (van), (van) Tighem, van Tyghem, van Tijghem, van Thieghem, van Thyghem, van Tiechem, van Techem, van Teighem, van Teghem. Familienaam uit de plaatsnaam Tiegem (West-Vlaanderen).
Thibessart, Tibesart, Thibessard, Tibesar. Naam uit de plaatsnaam Thibesart (Thibault+ sarwa) onder andere in België (Mellier) en het Groothertogdom Luxemburg (bij Birkenhaff).
Threinen, Treinen, Treigner: Moedersnaam. Korte vormen van Katreinen, heiligennaam Catharina. Treigner is een Waalse aanpassing.
Threis, Treis: Vadersnaam. Luxxemburgse Waalse aanpassing van Duits Dreiss, korte vorm van de voornaam Andreas.
Threry: Vadersnaam. Schrijffout met anticipatie van de r, van Thery.
Thubeauville, Thubauville. Plaatsnaam Thibouville, Eure.
Thuer. Duits Tr: deur. Plaatsnaam.
Thuillier: Franse beroepsnaam Tuilierԍ tegelbakker, steenbakker; tegeldekker, stratenmaker’.
Thuillies, Thuyllie, Thuylie. 1. Plaatsnaam Thuillies, Henegouwen. 2. Zie Tuilier.
Thull, van, van Thol, van Tol. Plaatsnaam Thull (Nederlands-Limburg). 2. Plaatsnaam Thol in Broekerke (Frans-Vlaanderen)?
Thuis, Thuijs: Achterhoekse familienaam uit Te Huis, namelijk het kasteel ‘t Huijs Berghin ‘s-Heerenberg (Gelderland).
Thuret, Turet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Arthur. Of=Thir.
Thuriaux. Vadersnaam Thureau, Thuriau kan theoretisch wel een korte vorm zijn van Arthureau, afleiding van Arthur, maar is veeleer een variant van Thiriaux (vergelijk Thuriart).
Thuring. Duitse volksnaam van de Thuringer, ook voornaam.
Thuron, Thoron, Thouron, Touron: Vadersnaam. Korte vorm van Arthuron, vleivorm van Arthur. Of = Thiron.
Thurwachter, Thurwchter. Duitse beroepsnaam; deurwachter.
Thijbaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Tybaert; denk aan Tijbaert de kat in de Reinaert. Germaans theud-berht ‘Volk-schitterend’. Thietbertus, Titbertus.
Thygersen. Vadersnaam. Zoon vanTijger: Germaanse voornaam theudger ‘Diet-speer’. Titgerus, Tigerius.
Tibalt, Tiboldi, Tibollo: Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-balth. Zie Dibbaut.
Thijs, Thijsse, Thijssen, Tijssens, Theissen: Vadersnaam. Korte vorm en afleiding van de voornaam Mathijs, Matthias.
Thijsebaard, Thijsebaert, Thuijsbaert: Deze familienaam is vooral geconcentreerd in het Land van Waas (Oost-Vlaanderen), dat aan Zeeuws-Vlaanderen grenst. Zinwoord met als eerste lid de stam van het werkwoord tesen, teisen ‘lukken, rafelen’. Bijnaam voor iemand die vaak aan zijn baard plukt.
Tibbe, Thibe, Thib, Theben, Thebe, Thben, Thb. Vadersnaam. Bakervormen van Germaanse voornaam Dieboud of Diebert. Vergelijk Nederduitse familienaam Tebbe(n) en Friese voornaam Tibbe: Tebbe, van Diebrecht. De vormen op - zijn waarschijnlijk secundair, maar kunnen eventuleel varianten of afleidingen van Thibert zijn. 2. Ene Vincent Tibbe (ұ817 Nieuwmunster) was de zoon van Vincent Stubbe.
Tiberius, Tiberi, Tiberio: Latijnse voornaam, afleiding van de riviernaam Tiber. Tiberius kwam als voornaam in de Renaissance in gebruik, onder meer bij de Friese adel als verlatijnsing van Tiepke. De familie stamt uit de streek van Tilburg (Noord-Brabant).
Tibbertsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Germaanse voornaam Tibbert, zie Thijbaert.
Tibermont, Thibermont, Tibimont, Tibiemont, Tubiermont, Timbermont, Timbremont: Plaatsnaam Tibermont, Waals Tibimont in Modave en Clavier (Luxemburg).
Tibesar, Tibesart, Tibsar: Plaatsnaam Thibessart in Mellier (Luxemburg).
Tibo, Tibos, Tibou, Tibout, Tiebout, Tijbout: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam theud-balth ‘Volk-moedig’. Thietbaldus, Tieboldus, Tebaudus. De normale Nederlands variant is Dibboud, Debbou(d)t, de beginklank-t van Tibout is Romaans. 2. Maar Tibos zou wel een plaatsnaam kunnen zijn.
Tichel, van, van Tichelen, van Tigchelt, van Tichelt, van Tiggelen, van Tiggel, van Tiggelt, Vertichelen, Vertechel, Vertyghelt: Plaatsnaam: steenbakkerij, afleiding van tichel, tegel: baksteen, tegel, dakpan. Tiggelt/Tichelt (Noord-Brabant); Tegelen: 1294 Tigelen (Nederlands-Limburg).
Tichelaar, Tichelaer, Ticheler, Tiggelaar, Tiggelaars, Tigelaar, Tigglers: Beroepsnaam van de tegelbakker, steenbakker.
Tichelman, Tichelmans: 1. Beroepsnaam van de tegelbakker of tegeldekker. 2. Afleiding van Van Tichel.
Tichem: Wellicht de West-Vlaamse plaatsnaam Tiegem, want naast van Tieg(h)em komt ook de variant van Tiechem voor.
Tichoux, Tichou. Afleiding van petit; klein?
Tiddens: Vadersnaam. Variant van Diddens, Diedens, vleivorm van Germaans diet-naam (theud ‘Volkթ, zoals Diederik.
Tidman, Tijdeman, Tittman, Timan, Timans: Vadersnaam. Variant van Tiedeman, Thiedemann, Tieman, Tiemans, Thiemann, Titnman, Tyman, Teman, Theymans, Temans, Tmans, Thmans, Tittmann, Tittman. Germaanse voornaam theud-man ‘Volk-man’. Teutmannus, Tietmannus.
Tiefenbrunner. Plaatsnaam Tiefenbrunn, Beieren, Saksen.
Tieghem, (van), (van) Tighem, van Tyghem, van Tygem, van Tijghem, van Thieghem, van Thyghem, van Tiechem, van Techem, van Teighem, van Teghem: Plaatsnaam Tiegem (West-Vlaanderen).
Tieke. Vadersnaam van Thideke, afleiding van een diet-naam, bijvoorbeeld Diederik.
Tiekstra: Variant van Dijkstra. Of afleiding van plaatsnaam De Tike (Smallingerland, Friesland).
Tiel, Thiel, Thielens: Vadersnaam. Zoals Tijl uit Theudilo, een verkleinvorm op –ilo van een theud-, diet-naam, zoals Diederic.
Tiel, van, van Thiel, van Til: 1. Plaatsnaam Tiel (Gelderland). 2. Plaatsnaam Til in Celles (Namen) of Sart-Dame-Aveline (Waals-Brabant).
Tieleman, Tielemans, Thielemans, Thieleman, Thielmans, Thielman, Tielmans, Tielman, Thielmanns, Thielmann, Tielmann, Tielmance, Tiereman, Thilemans, Thileman, Thillemans, Thilleman, Tilleman, Tillemans, Tillema, Tillaman, Thilmanns, Thillmann, Thilmany, Tillmans, Tillmans, Tillmann, Thilmanne, Thilmann, Thilmans, Thilmant, Thilmany, Thilmanij, Thilmont, Tillemant, Tillement, Tillemont, Tilman, Tilans, Tilmann, Tilmanne, Tilmann, Tilmant, Tilmont, Tilmon, Tylleman, Tylmans: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Diederik of van Tiel/Tijl.
Tielen, van, van Thielen. Familienaam uit de plaatsnaam Tielen (Antwerpen).
Tielraden, van. Plaatsnaam Tielrode (Oost-Vlaanderen)? Maar radenamen zijn Limburgs!
Tiehuis, Tijhuis, Tijhof, Tyhof, Tijink. Bewoner van een boerderij genaamd Tijhuis, dat zijn naam te danken heeft aan de ligging bij een tij = ‘gerechtsplaats’ uit een onderstaande 14de eeuwse vermelding blijkt nog het verband met het werkwoord tijgen, dat we hedentendage nog in het werkwoord aantijgen (= aanklagen) terugvinden.
Tielkemeijer: Beroepsnaam. Een meier met de voornaam Tielke. Vergelijk Duits Clausmeier, Hanslmeier, Jrgensmeier, Petermeier.
Tielrooij, Tilro, Tilroe, van Tielraden: Plaatsnaam Tielrode (Oost-Vlaanderen), maar rade-namen zijn eigenlijk Limburgs.
Tielt, van, (van) Thielt, van Tilt, van Thilt. Familienaam uit de plaatsnaam Tielt (West-Vlaanderen) of Onze Lieve Vrouwe Tielt (Winge -Vlaams Brabant).
Tiemens, Thieme, Tijms: Vadersnaam. Tieme is een bakervorm van Germaans diet-naam waarvan het tweede lid met een m begint, bijvoorbeeld Tiedeman, Dietmar (Diemer).
Tiemensma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Tieme, van Thiadmar. .
Tiemersma, Tymersma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Tiemer, Diemer, dat is Dietmar, van theud-mr. Of variant van Tiemensma. Van dezelfde naam stammen ook de geslachtsnamen Tiadmersna, Tiedmers, en misschien ook Diemer en Diemers met Dethmers (van Dietmar, den Nederduitse vorm) af. En verder de plaatsnamen Tjamsweer (samengetrokken uit Tiadmerswere, zoals het in middeleeuwse oorkonden heet), een dorp in Fivelgo by Appingedam; Tiedmerswarfe, een gehucht bij het dorp Tettens in Wrangerland (Oldenburger-Friesland); Tjummarum, een dorp in Barradeel, Friesland, welke naam oudtijds als Tiedmarum (dat is, Tiedmare-heim, Thiadmara-heim, Thiadmars woonplaats) geschreven werd; Timertsma-state te Idaart, enz.
Tiemeijer: Duits Beroepsnaam: meier met de voornaam Dieme, Tieme.
Tien, Tiene, Thiene: 1. Vadersnaam. Frans Tienne van Etienne. 2. Plaatsnaam Tienne: heuvel. Zie Dtienne.
Tienemans. Variant van Tinnemans=Tindemans.
Tienen, van, van Thienen: Plaatsnaam Tienen (Vlaams-Brabant en Frans-Vlaanderen).
Tienpont, Tienpond, Tienponte, Thienpond, Thienpondt, Tienpont, Tienpoent, Thiempondt, Thiempont, Thimpont. Bijnaam of beroepsnaam (geldwisselaar) naar het gewicht- of de muntnaam: tien pond.
Tienstra: Friese afleiding van de plaatsnaam de Tijen in Drachten (Friesland).
Tirache, Tierache. Zie Terras(se) 2. 2. Plaatsnaam Thirache in Momignies (Henegouwen).
Tiercet, Tierce. Afleiding van Oudfrans tierce: derde. Derde kind? Maatnaam?
Tierens, Thieren, Thierens, Thiryn, Thiers, Thier, Tiers. Vadersnaam. Knuffelvorm van de Germaanse voornaam Dierik.
Tierentijn, Tierentyn, Tierenteyn, Thierentyn, Tirtaine: Oudfrans tiretaine ‘Dure stof’. Laat Middelnederlands tiereteyn ‘kledingstuk van linnen en wol, linnen stof’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Tierney. Ierse familienaam O Tierney, van O Tighearnaigh: little lord.
Tiersoone, Tierssoone, Tiersen: Vadersnaam. Zoals Tierssoone, zoon van Tier, van Die(de)rik.
Tiesema: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Tiese, Tieze, Tjesse, Tsjesse.
Tiesters, Thiesters: Wellicht van Oudfrans tistre, van Latijn textor: wever.
Tietens, Tiete, Tyttens, Tytens. Vadersnaam uit een Germaanse theud- voornaam. Variant van Dietens.
Tiesta. Verdwenen familienaam uit het Oudfranse tistre, het Latijn textor: wever. Beroepsnaam.
Tiger, Tygier: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Tijger. Zie Thygersen.
Tiggele, van, Tiggelen, van; van Tigchelen, van Tiggelle, van Tichelle: Plaatsnaam Tichelt ‘laats waar tegels worden gevonden of gebakken; steenbakkerij’. Afleiding van tichel, tegel ‘Baksteen, tegel, dakpan’. Plaatsnaam Tiggelt/Tichelt in Rijsbergen (Noord-Brabant), Tegelen (Nederlands Limburg.
Tiggelhoven, van: Lees: van Tiggeloven ‘Tegeloven, oven waarin aarden tegels, bakstenen gebakken worden’.
Tiggelkamp. Plaatsnaam: veld waar tegelaarde gegraven werd of waar tegels te drogen gezet werden. Vergelijk Tichelveld in Rijsen (Overijssel); Tegelstuk in West-Vlaanderen.
Tiggelovend, Tegeloven: oven waarin aarden tegels, bakstenen gebakken worden. Plaatsnaam of beroepsnaam.
Tigges. Tigge kan een bakervorm zijn van de Germaanse voornaam Dietger. Vergelijk Thygersen.
Tigne, Tignee, Tigner, Teigne. Plaatsnaam Tigne (Luik).
Tignol. Oudfrans tignolle; hoofdzeer.
Tihange, Tiange, Thiange, Thianche, Thyange: Plaatsnaam Tihange (Luik).
Tijck, Tyc, Tyckens, Tyck, Teyck, Tique: Vadersnaam van diet-naam (bijvoorbeeld Diederik); vergelijk Friese voornaam Tike. Zie ook Tieke.
Tijl. Vadersnaam uit de gelijknamige voornaam. Deze voornaam ontstond uit Dietelo, een knuffelvorm van een Germaanse diet-naam.
Tijn, den, den Tyn, Thijn: Waarschijnlijk Vlaamse aanpassing van Dentinne of Dethinne.
Tijs, Tys, Tyst, Tijst, Tijs, Tisse, Tis, Thise, This, Tize, Thiesse, Thiese, Thies, Thisse, Tiest, Theyse, Theys, Theisse, Theise, Theis, Theijs, Teys, Teise, Teiss, Thuys, Tuys, Tijssens, Tijssen, Tijsen, Tyssens, Tyssen, Thijssens, Thijssen, Thijs, Thijsen Thyssen, Thyssens, Thysen, Thysens, Thys, Thijssen, Thijssens, Thyssens, Thyssen, Tysen, Thyshen, Tissens, Tissen, Thissens, Thissen, Thisens, Thies, Thiesen, Thiessen, Tiessen, Theissen, Theisen, Theiszen, Theizen, Teysen, Teyssens, Teyssen, Teijssen, Teijsen, Theyssens, Theijssens, Taice, Thaise, Thays, Thayse, Tayzen. Vadersnaam: verkorte vormen en afleidingen van de voornaam Mathijs, Matthias. (Thijssen: Tijsՠzoon).
Tijsbaert, (de) Thysebaert, Tysebaert, Tysbaert, Thijsebaert, Thijsbaert, Thijsebaerdt, Thisbaert, Theysbaert, Thuysbaert. Familienaam uit een zinwoord: tesen, teisen (plukken-rafelen) en baard. Bijnaam voor iemand die aan zijn baard plukt.
Tijskens, Thijskens, Thyskens, Tyskens, Theyskens, Theiskes, Thisquenne, Thisquen, Theisgen, Theysgens. Vadersnaam uit T(h)ijsekin, dit is een knuffelvorm van Tijs, dit komt dan weer van Mathijs, Matthias. 2. Een bijnaam met de betekenis ‘Tijd Gods’dat is; verkwist de tijd van God niet berust wsch. op renterpretatie.
Tijsman, Tijsmans, Thijsmans, Thijsman, Thysmans, Tysmans, Theysmans, Theisman, Theismann. Vadersnaam, uit de voor naam Tijs.
Tijtgat, Tijtgadt, Tytgadt, Tytgat, Tytgath, Tijdgat, Tydgadt, Tydgat, Tydtgat, Titgat, Tyteca, Titecat, Titeca, Thiteca, Titeka. 1. Vadersnaam, afgeleid van de Germaanse naam theudo-gauto (volk-Goot (stam): Teutgaud, Thietgaud, Theudigotho, Teutgaudus.
Tilouche, Tillouche. Tunesische familienaam? Variant van de Franse familienaam Tillous: knoestig? Of van Tilloux?
Til, van, van der, Tel, Tilman, Tille. 1. Vadersnaam uit Tijl, dit dan weer uit Diederik. Dit uit theud-rik. Een til was ook een brug, dan plaatsnaam, Groningen, beroepsnaam. 2. Oude naamvorm van Thys, Luik. Zie van Tiel.
Tilburg, van, Tilburgh, van, (van) Tilburgh, Tilburghs, van Tilbeurgh, (van) Tilborg, Tilborgh, van Tilborght, van Tilborgt, van Thilborgh, van Tilbourg, Tilborghs, Tilborgs, Tilburgs, Tilburck, Tulburch: Plaatsnaam Tilburg (Noord-Brabant).
Tilcke, van, van Tielcke: Plaatsnaam Tilques (Pas-de-Calais).
Tietsema; vadersnaam Tiete.
Tilemart. Verschrijving voor Delmar? Of variant van Timar met epenthetische 1?
Tilgenkamp. Wellicht metathesis van Tegelenkamp; vergelijk Tiggelkamp.
Tilkens, Telkens, Telkes, Tilk, Tilkin, Tilquint, Tilquin, Thilique, Thilgen, Thilges, Tillges, Thieltgen, Thielges, Thiltgen, Thiltges, Thiltgs, Tiltges. 1. Vadersnaam uit Tijl, dit dan weer uit Diederik. Dit uit; theud-rik. 2. Sommige vormen kunnen ontstaan zijn uit Dieltjens. Zie bij Dieltje.
Tillaart, van den. Plaatsnaam Tillaard in Veghel, Noord-Brabant.
Tillack. Sorbische afleiding van de voornaam Thilo, van Diederik (Duden). 2. Plaatsnaam Tillac (Gers, Charente).
Tillard, Tillaerts, Tilliard. 1. Naam uit het Oudfranse til: linde (plaats waar linde groeit). 2. Of variant van Taillard. Zie ook daar.
Tillemont, Tilmon, Tilmont, Thilmont, Telmon. Plaatsnaam Tillemont (Pas-de-Calais). 2. Variant van Tirlemont, Romaanse vorm van Tienen (Vlaams-Brabant): 1217 Tillemunt. 3. Eventueel Re-interpretatie van Tilleman.
Tillekaerts. Waarschijnlijk verhaspeling van Delagarde = familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ԍa Gardeՠ(: wachtpost).
Tillerot, Tilleroux: Afleiding van Tillier/Tellier?
Tillet, Till, Tillez, Tilley, Tilliet, Thillet, Theillet. Naam uit het Oudfranse til, teil: linde. Er is een plaatsnaam Tillet (Provincie Luxemburg en Oise), Till (Oise), Teillet (Tarn, Allier).
Tilleul, Tilleux, Tilleuil, Tillieul, Tillieu, Tillieut, Tillieux, Tilloux, Tielliu, Teilleux, Thieuleux, Lethielleux, Dutilleul, Dutilleux, Dutillieut, Dutilleu, Dutilleut, Dutilieux, Dutilloeil, Dutillieul, Dutilloeuil Dutilloeul, Duthilleul, Detilleul, Detilleux, Detillieu, Detillieu, Detilloux, Dettilleux, Ditillieu, Ditilieu, Ditilyeu, Dittellieu, Dittelieu: Verspreide plaatsnaam Tilleul: linde.
Tillire, Tilliere. 1. Vrouwelijk van Tellier. 2. Afleiding van til: linde. Plaats waar linden groeien. Plaatsnaam Tillires (Maine-et-Loire, Eure).
Tilekink is niet van de mannennaam in de oorspronkelijke vorm afgeleid, maar van verkleinvormen en wel Tileke, in deze vormen, en ook in de oorspronkelijke vormen Tijl, enz. bekende, meest Friese mannenvoornamen.
Tillitse. Deense plaatsnaam Tillitse bij Nakskov.
Tillon, Thillion, Thilion. Afleiding van Oudfrans til; linde. Plaatsnaam.
Tilloy, Thilloy, Thillois, Thillaye, Tilley, Theloy, Thelohi. Plaatsnaam. Oudfrans tilloi(t): plaats waar linden groeien. 2. Soms vadersnaam. Afleiding van Til, Tijl, Tiel, zie Thiel(e).
Tilschner. Variant van Thielsch(n)er, een Silezische afleiding van Thiel, afleiding van Dietrich
Tilsley. Variant van Engelse familienaam Tildesley. Plaatsnaam Tyldesley in Lancashire.
Timbreur. Afleiding van Oudfrans timbrer: trommelen. Trommelaar.
Timmerhans, Timmerjans, van een Hans of Jan die timmerleiden waren.
Timmerman (de), de Temmerman, Timmermans, Timmermann, Timmermanns, Timermans, Timberman, Temmerman, Temmermans, Temmermann, Timperman, Temperman, Tembremande, Templeman, Tepermann, Tiepermann, Tibermans: Beroepsnaam van de timmerman.
Timmer, Timmers, Timers, Timper, Tummer, Tummers, Tmmers, Tommers: Middelnederlands timmer ‘Hhouten) gebouw’Duits Zimmer. Beroepsbijnaam van de timmerman.
Timmerhand. Verhaspeling van Timmermans.
Timothe, Thimothe: Vadersnaam. Griekse heiligennaam Timotheus ‘aer God’.
Timson, Timsonet, Timsonnet, Tinsonnet: Vadersnaam. Variant van Tumson, van de voornaam Thomas/Thumas.
Tinbergen, Te Idenbergen. Plaatsnaam Idenberg in Asse (Vlaams-Brabant).
Tinck, Tincke, Tyncke. Familienaam uit de plaatsnaam Tinques (Pas-de Calais).
Tindemans, Tinnemans, Tienemans: Middelnederlands tinde =tiende. Beroepsnaam van de tiendenaar of tiendheffer.
Tinel. Naam uit het Oudfranse tinel: stok, wapenknots, knuppel. Beroepsbijnaam.
Tinet, Tin, Tin, Tine: Pair. Verkort van Martinet.
Tinga. Friese vadersnaam op -a/-inga. Afgeleid van de voornaam Tine: afkorting van Martinus (de krijgshaftige). Mogelijk is de naam ook afgeleid van een plaats: de plaats waar Tine woonde.
Tinion: vadersnaam. Spelling voor Frans Tignon, korte vorm van Martignon, vleivorm van de voornaam Martin.
Tinkelenberg: Plaatsnaam. 1797 Tinkelberg, Tenkelenburg, Hoorn.
Tinkl, Tinkel, verscherpt van Duits Dinkel: spelt. Beroepsnaam.
Tinlot. Plaatsnaam in Soheit, Luik.
Tinneveld. 1612 Teenenvelt, 1624 Theenvelt: veld met tenen, wilgentwijgen, Wilrijk.
Tino, Tinot. Vadersnaam, korte vorm van Martinet.
Tinteler, Tintilaire, Tintel: Variant van Duits Tintler, Tintener, Tintner, beroepsnaam voor de vervaardiger van inkt, Duits Tinte. Tintilaire geeft de verwaalste uitspraak weer.
Tinter, Tintel: Duitse beroepsnaam voor de vervaardiger van inkt, Duits Tinte. Tintel door r//-wisseling.
Tintinger. Inwoner van Tintingen, Frans Tintange (Luxemburg). 2. Verschrijving voor Tintigner.
Tintner. Beroepsnaam van de vervaardiger van inkt, Duits Tinte.
Tinus: Vadersnaam. Verkort uit de heiligennaam Martinus.
Tiquet, Ticket, Tycket, Teket: Frans tiquet: deurklink. Vergelijk Klinck(e).
Tiran, Tirant, Tyran(t), Tyran, Thirant, Thyrand, Thyrant: Oudfrans tiran(t): tiran, beul; (ook) koppig.
Tireur, Tireux, Thireur, Terreur, Tereur, Thereur, Threur, Threr, Therere, Therer: Beroepsnaam. Oudfrans tireur: werkman die de draden op het weefgetouw plaatst of trekt (trekwerk). Het Middenfranse woord tireur: schutter, is jong.
Tirlemont, Tirmont: Plaatsnaam. Frans voor Tienen (Vlaams-Brabant).
Tirleroux,. Variant van Tilleroux.
Tirlo, Tirloit, Tirlon: Vadersnaam. Afleiding van Thiry.
Tirlocq. Zinwoord tire loquet: die aan de klink trekt.
Tiroul, Tirou, Tirol,Thiroux, Thirou, Tyroux, Tyrou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Dierolf: tiur-wulfՠdierbaar-wolf: Dirolfus. 2. Eventueel Waalse vleivorm op -oui van Thiry.
Tismeer: Misschien verhaspeld uit Duits Tischner, variant van Tischler ‘meubelmaker, timmerman’
Tisserand: Franse beroepsnaam Tisserand ‘Wever’.
Tirselle. Spelling voor Tercel, Oudfrans tiercel. Zie Tirtia(t).
Tirtia, Tirtiat, Tirtiaux. Waalse vorm van Oudfrans tiercel: valk; wijnmaat. Franse familienaam Terceau.
Tis. 1. Zie Tijs. 2. Waalse vorm van Tiste. Zie Letiste.
Tisseghem, Tiseghem. Plaatsnaam Diesegem in Mortsel (Antwerpen): 868 Thisingheim.
Tischler, Tisler, Tysler, Tislaire, Tislair, Thislaire, Titselaer, Titselar: Duitse beroepsnaam Tischler en aaanpassingen: meubelmaker, timmerman.
Tissaen, Tyssaen: Italiaanse familienaam Tizzano, Tiziano, van Latijn Titianus, afleiding van Titus, Titius.
Tissandier, Teyssandier: Beroepsnaam van de wever.
Tisserand, Tisserant, Tisserandot, Tisseron. Beroepsnaam. Frans tisserand; wever.
Tisseyre. Zoals Teyssaire, Teusseire: wever. Beroepsnaam.
Tissier, Tissiere, Autissier, Tixier, Tessier, Teyssier, Teyssi, Texier, Texhy, Letexier: Beroepsnaam. Frans tissier: wever.
Tissing, Tissink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Tiezo,-so- afleiding van diet-naam. Of afleiding van Tijs, van Mathijs.
Tisson, Tissons, Tisont, Tison, Tyson. 1. Volksnaam, variant van Tichon, Letihon, uit het Oudfranse tison: Diets(er). 2. Vadersnaam, Franse vorm van de Germaanse voornaam Tedzo, Tezo (so- afleiding van theud- naam). 3. Of vadersnaam uit de voornaam Matis, Mathijs.
Tissot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Matis. 2. Beroepsnaam. Oudfrans tissot: wever
Tist, Tiste. 1. Zie Letiste. 2. Variant van Tis/Tijs.
Tishoud, Tisthoudt, Tisthout. Deze familienaam komt vooral in Henegouwen voor. Waarschijnlijk een Re-interpretatie van Testaert/Tistaert.
Titellion, Titelion, Titeljon, Titiljon, Titteljon, Tittillion: Waarschijnlijk een variant van Ptillon met t-anticipatie.
Titel, Titelmans, Tittel. Vadersnaam. Variant van Dietel (en afleiding op -man), afleiding van een diet-naam (Diederik).
Titeux, Thiteux. Verkort van Petiteux, afleiding van Petit: klein. 2. Vadersnaam. Variant van Viteux, dialect vorm van de voornaam Victor, met t-anticipatie.
Titon. Bijnaam van Petiton, afleiding van Petit.
Titran, Titrent. Beroepsnaam. Variant van Tisserand; wever, van werkwoord tistre.
Titulaer: Afleiding van Middelnederlands tutelen, frequentatief van tuten. Bijnaam voor een vleier. Middelhoogduits ttelaere ‘Vleier’Laat Middelnederlands tuyteler ‘Ruilhandelaar’. Deze betekenis komt voort uit de betekenis ‘mnwaar spreken, (zijn waar) leugenachtig aanprijzen’. Voor hetzelfde semantische verband, vergelijk Middelnederlands Tuusschen ‘Ruilen, bedriegenՠen Duits tauschen, tuschen ‘Ruilen, bedriegen’. Duitse familienaam Tttler, Tittler.
T’.aeckx, ‘T Jaeckx, ‘T Jaeckx, t’.aekens: Vadersnaam. Afleiding van Jaak, heiligennaam Jacobus, via Frans Jacques.
Tjaarda, Tjarts: Vadersnaam. Friese voornaam, van Germaans theud-hard ‘Volk-sterk’.
Tjalma, Tjallema, Tjalsma. Friese vadersnaam uit de Friese voornaam Tjalle.
T’.ampens, Tjampens, ‘T Jampens: Vadersnaam. Middenvlaams Sampin, vleivorm van Sam(p)son.
T’.au. Waarschijnlijk verkeerde verschrijving voor T’.an.
Tjean, T’.ean, T’.an, Tschan: Vadersnaam. Dialect variant van Frans Jean, wellicht via de Rijnlands-Limburgse uitspraak Schang. Tschan is Opperduits.
Tjarks: Vadersnaam. Friese voornaam Tjark, van Diederik.
Tjebbes: Vadersnaam. Friese voornaam Tjebbe, van Germaanse voornaam Diebrecht of Dibboud.
Tjeenk, Tjaden, Tjading, Tjding, Tjeding, Tjedink. Tjeenk is mogelijk een samentrekking van Tjedink, en dit weer een door klankwijziging veranderde vorm van Tjadink, Tjading, Thiading, Thiadinga, de Friese vadersnaam van de oude Friese naam Thiad, die door de Friezen als Tjaad, Tjade wordt uitgesproken. Deze naam Tjaad, Tjade moet niet verward worden met de eveneens nog zeer gebruikelijke Friese mansnaam Tjaard (ook wel Tjeerd), die door de Friezen ook zonder r, als Tjaad wordt uitgesproken, maar oorspronkelijk een andere naam is, een samentrekking van de samengestelde voornaam Tjadert, Thiadhart.
Tjoelker: Afleiding van plaatsnaam de Tsjoele in Augustinusga (Friesland).
Tjomsma: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam Tjomme, Friese vorm voor Tieme.
Tjepkema, Tjeppema, Tsepma. Friese vadersnaam ut Tjebke, Tjebbe.
Tjittes. Vadersnaam, Friese knuffelvorm van een Germaanse diet (:volk)-naam.
Tjonck,Tjoonk, T’.oncke, t’.oncke, Ԕ Joncke, ‘T Joncke, ‘T Jonck, t’.onck, ‘t Joncke, ‘T Jonck, t’.onck, Tjong, tՉong, Tioncke, Sioncke. Bijnaam ‘t Jonck om de jonge (met meestal dezelfde voornaam) te onderscheiden van de oude (vader of grootvader).
Tjaberings, oude Friese voornaam Thiadbern.
Tobback, Tobbackx, Tubbax, Tubax, Tibackx, Tibacx, Tibax, Tiebackx, Tiebax, Tubbeckx, Tobbach, Toeback, Toebak, Tobac, Touback, Toubac, Toubast, Toubhans, Toebat, Toebaert, Tabak, Tabacs, Tabac. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse zinwoord tuc-bake: trekken/slaan-varken. Beroepsbijnaam van de (varkens)slager of varkensfokker (vergelijk Duits Viehzucht, Schweinezucht). 2. Wellicht zijn een aantal jongere vormen terug te voeren op het kweken of verhandelen van tabak. 3. Zie ook Toebast.
Tobel, de, de Tober, Thobel: Wellicht Duitse familienaam. Plaatsnaam Tobel: ravijn, afgrond. Ook Tobler.
Toben, Thoben, Tobes, Tobben, Tob, Tobin, Tobing, Tubens, Tubes, Thuben, Tubben, Tuybens, Tuijbens, Tuypens, Tuijpens, Stuypens. Vadersnaam uit Tobin, knuffelvorm van de Bijbelse voornaam Tobias.
Tobias, Tobia, Tobie, Thobie, Toby, Tobiesen, Tob, Tobe, Tobe, Tube, Tube, Tub, Tube, Tubee, Tubbe, Tubez, Thubet, Thub: Vadersnaam. Tobias is de Grieks-Latijnse vorm van de Bijbelse voornaam Tobia. Hebreeuws Tobiah ‘mijn god is jahweh’. 1300 voornaam Tobias in Frans en West-Vlaanderen.
Tobler. Afleiding van plaatsnaam Tobel; ravijn, diep bebost dal.
Toch, Tock. Vadersnaam, knuffelvorm van een Germaanse voornaam Dod-Ger?
Tock: Vadersnaam.? Bakernaam vaan een Germaanse voornaam Dodger?
Todd, Todde, Todts, Todt, Tudts, Tutt, Tuts, Tuit, Tooth, Toth, Tth, Tth. 1. Vadersnaam, uit de Germaanse knuffelvorm Dodo, Dodto, Toto, Tuto. In het Nederduits-Fries is de voornaam Thode een variant van Thede, Thade, een theud-diet naam. 2. Tod(d) is ook een Engelse familienaam uit het Middelengelse tod(de): vos.
Todtenhaupt. Duits Totenhaupt: doodskop. Bijnaam voor iemand die er als magere Hein uitziet.
Toebaert, Tuba, Tubaert: 1. Variant van Tabart (onvaste voortonige vocaal). 2. Variant van Toeback (zie Tobbackx), via de variant Toebat, die een analogische -aert-uitgang kan krijgen. 3. Vadersnaam. Germaanse voornaam Dotbert.
Toebast, Toubast. 1. Mogelijk naam uit het Middelnederlandse toebassen: toeroepen, toeblaffen, toeschreeuwen: bijnaam. 2. Zie ook Tobback(x).
Toebosch: Zoals Nederduitse familienaam Tobusch, dat is to Busch ‘Ten Bos’. Of een inheemse plaatsnaam Toe Bos? 1696 het Toebosken, Lede.
Toebinte, Toebente: Ongetwijfeld een renterpretatie, misschien wel van Toebat. De naam Toebint komt vanaf 1669 in Cent voor.
Toeburg, Touburg: Misschien de Deense plaatsnaam Tuborg. Maar veeleer is toe het voorzetsel ‘Te’dus te Burg. 1748 Tuburg, Middelburg.
Toelen, Toelens, Tolen, Toll, Tool, Tolen, Thoolen, Thoul, Thoulen, Tull, Tulle, Thulle, Thull, Thlle, Thoelen, Thole, Tholen Thullen, Tullen, Teule, Theulen, Tulkens, Tulleken, Tullekens, Thulke. Moedersnaam: een korte vorm van Bertoele of Matoele, dit zijn Waalse knuffelvormen Van Berta en Mathilde.
Toen, Thoen, Thoon, Thoene, Tone, Thoune, Thoun, Tounes, Toune, Toint, Tong, Ton, Thonne, Tonne, Thone, Thon, Thne, Thne, Thni, Thun, Thung, Tung, Tonneus, Tonnus, Thonus, Tonus, Thoenes, Thones, Theunis, Teunis, Theunisz, Tnnes, Thnnes, Thenis, Thnis, Thuns, Thun, Tuns, Theune, Theunen, Theunens, Theuns, Teuns, Tuijns, Tuijn, Thuijns, Thuijn, Thuyns, Tuyns, Thuyn, Tuyn, Thuys, Tuys, Theus, Thunis, Thunus, Thns, Thonnissen, Thonissen, Theunisse, Teunisse, Theunsissens, Theunissen, Teunissen, Teunissens, Teunesen, Theunssens, Thnnessen, Thnniszen, Thnnissen, Thnissen, Tunessen, Thunnissen, Thunissen, Thnissen. Vadersnaam, verkorte vorm van Toon, Teun, Teunis en samenstellingen, Teunossen, van Teuniszoon, uit de heiligennaam Antonius.
Toenbrekers. Zoals Duits Zaunbrecher, Limburgse bijnaam voor de inbreker, die de tuin ‘efsluiting, omheiningՠbreekt.
Toer, van. Variant van Van Toer of van Tours.
Toerse: Plaatsnaam Tours (Idre-et-Loire).
Toest, van, van Thoest, van Thuyst: Variant van plaatsnaam (ter) Doest in Lissewege (West-Vlaanderen)?
Toffanin. Vadersnaam. Italiaanse variant van Toffanini, afleiding van Tof(f)ano, van Cristofano, van Christophorus.
Toffart, Tofa, Tofas, Toeffaert, Toefaert. Afleiding van Frans toffe; pluk (haar), toefje. Bijnaam.
Toffeleit. Waarschijnlijk aanpassing van Italiaans Toffoletti, afleiding van Toffoli.
Toffoli, franse familienaam Tougard., Toffoletti: Vadersnaam. Korte vorm van de Italiaanse voornaam Cristfolo, heiligennaam Christophorus.
Togaert, Toegaert, Toegers. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Dotgerdis(theud-gard). Franse familienaam Tougard.
Togni, Tognazzo, Tognetti, Tognetto, Tognocchi, Tognolli, Tognoli, Tognolo, Tognolini, Tognon, Tognoni: Italiaanse vadersnaam van Antoni(o) en afleidingen.
Tohogne. Plaatsnaam, Luxemburg.
Toia, Touya. Variant van de Franse familienaam To(u)ya (Barn, Pyreneen): steekbrem, gaspeldoorn. 2. Dial.ectvorm van Toiard, afleiding van Oudfrans toie, van Latijn theca: schede, foedraal. Beroepsnaam van de schede-maker. 3. Waalse variant van Touillard; zie Touil.
Toilier, Toilliez: Beroepsnaam Toilier, Oudfrans telier: lakenwever. ciplet plaats
Toillon. Afleiding van toile; laken. Beroepsnaam van de lakenwever of lakenhandelaar.
Toisoul, Toisoulle. Familienaam uit de plaatsnaam Toisoul in St.-Grard (Namen).
Toison. Frans toison: vacht. Beroepsnaam van de vachtkoper of-ploter. Vergelijk De Vacht.
Toisoul, Toisoulle. Plaatsnaam Toisoul in St-Grard (Namen).
Toitgans. Bijnaam Gans met een tuit (Middelnederlands toot, toit). Naar de gelijkenis van de mond met een ganzenbek of figuurlijk voor iemand die snatert als een gans. Vergelijk Duits Snatergans.
Tol: Toile, Toil: 1. Beroepsnaam van de tollenaar. 2. Of moedersnaam. Zie Toelen(s).
Tol, van (den): Beroepsnaam van de tollenaar?
Tolboom, Tollenboom. 1. Variant van Talboom. 2. Eventueel plaatsnaam Tolboom: slagboom waar tol geheven wordt.
Toledo, van: Spaanse plaatsnaam.
Tolet, Tollet, Tolley, Thollet, Tholet, Thlet, Taulet, Thaulez, Toullet, Toulet. Vadersnaam, verkorte vorm van de voornaam Bertolet of Matholet.
Tolhoek: Veldnaam (Zeeland).
Tolhuizen, van, Tolhuyzen, van, van Tolhuysen: Familienaam uit de plaatsnaam Tolhuis in Baal, Betekom (Vlaams-Brabant), Schelle, Tongerlo (Antwerpen) en Nijmegen (Gelderland). Veeleer plaatsnaam Toloysen, verdwenen nederzetting in de Grote Waard, Biesbosch (Zuid-Holland).
Tlier, Tolier, Tolner: Nederduitse beroepsnaam: tollenaar.
Tollebeeck, Tollebeek, Tollebeck, Tollebeke, Thollebeek, Thollebeke, Tollenbeeck, Tollembeck, Thollembeeck, Thollem-beck, Tolbecq, Tholbecq: Plaatsnaam Tollembeek (Vlaams-Brabant).
Tollemans, Tolleman, Toleman, Tolman, Tollmann: Beroepsnaam ԩnner van de tol’Duits Zollmann. Vergelijk Tollenaere.
Tollenaar, (de), de Tollenaer, de, Tollenaere, de Tollenar, Tolleneire, Tollenaars, Tollenaers, Tolleneer, Tolenaers, Tulleneers, Tulleners, de Taellenaere: Beroepsnaam van de tollenaar ‘Belastinginner, ontvanger’.
Tollens, Tholens, Toolens Tullen, Teulings, Teulinkx, Teulinghx: Vadersnaam. Misschien vleivorm bij de Friese voornaam Tolle of bij Bertold.
Tolliers. Variant van Toiler.
Tolomei, Tolomeo. Vadersnaam. Griekse voornaam Ptolemaeus, van Grieks p(t)olemos ‘morlogՠof heiligennaam Bartholomeus.
Tolsma: 1. Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Tolle, van Folkert. 2. Friese afleiding van eeplaatsnaam Tol, Tolhek. 2. Hypercorrecte vorm voor Talsma.
Tom: Vadersnaam. Zoals Thom verkort uit de voornaam Thomas.
Toma: Vadersnaam. Voornaam Thomas.
Tomaballle, Tombale, Tombal, Timbal: Plaatsnaam Tomballein Geten (Waals-Brabant).
Tombelle. Verspreide plaatsnaam Tombel(le): grafmonument, grafheuvel, heuveltje, afleiding van Oudfrans tombe, van Latijn tumba.
Tomberg. Plaatsnaam Tomberg in Zegelsem, Oost-Vlaanderen, Desselgem, West-Vlaanderen en Wormersdorf, Noordrijn-Westfalen.
Tombeur, Tombeux, Tambeur. 1. Naam uit het Oudfranse tombeor, tombeur: acrobaat, kunstenmaker. 2. Of naam uit de plaatsnaam Tombeux in Andrimont, Vivegnies, Hognoul (Luik).
Tombois, Tomboy. Verspreide Waalse plaatsnaam.
Tombu, Tombus. Plaatsnaam Tombu in Ciplet (Luik). 2. Oudfrans tambut: lawaai, (waarschijnlijk ook) trommel; vergelijk Middelnederlands tambuse: trommel. Vergelijk Tambuyse, Tamboise, Tambour.
Tomeij: Vadersnaam. Frans Thom, de oude volkse vorm van de heiligennaam Thomas.
Tomme (van), van Thomme, van der Thommen, van der Tommen, Vertommen, Vertomme. Familienaam uit de plaatsnaam Tomme: graf of grafheuvel.
Tommel: Plaatsnaam. 1294 Tommele bij Sittard (Nederlands Limburg), de Tommel bij Baarle (Noord-Brabant) ‘grafheuvel’van Latijnse tumulus. Vergelijk de familienaam Tombelle.
Tommelin, Tommelein, Tommeleyn, Tommeleijen, Tomelin, Tomlin, Tomlinson. Knuffelvorm van het Franse Thomelin, een voornaam afgeleid van heiligennaam Thomas. Een vadersnaam dus.
Tompot: Variant van de familienaam van Tomputte. Plaatsnaam. Wellicht is het voorzetsel Van overvloedig, als Tomputte = tom Putte, ten Putte.
Tonelle, Tonnelle. Plaatsnaam Thonnelle bij Montmdy (Meuse). 2. Zie Tonneau(x).
Ton, van (der), van Derton: Van Derton komt hoofdzakelijk in Henegouwen voor. Van Ton in Waals en Vlaams-Brabant. Waarschijnlijk van Van (der) Tomme.
Ton, Toonen: Vadersnaam. Korte vorm en vleivorm van de voornaam Anton, de heiligennaam Antonius.
Tonda, Tondat. Familienaam van Italiaanse herkomst. Mischien van Tondo, van Rotondo, Rotonda; rond.
Tondelier, Tondellier. Beroepsnaam Tonnelier met d-epenthesis. Tondel(l)ier is freuent in Pas-de-Calais in 1820.
Tondelaer, Tondeleir, Tondeler: Afleiding van tondel. Beroepsnaam voor de maker of verkoper van tondels, vuurmaker, vuurman. Vergelijk Duits Zundler, Zndler.
Tondereau, Tondreau, Tondreaux, Tondriaux, Tondriau: Afleiding van tonder, de onderwerpsvorm van Frans tondeur: scheerder, lakenscheerder, ook schapenscheerder. Beroepsnaam.
Tondeur, Tondeurs, Tonder. Frans tondeur. Beroepsnaam van de (laken)scheerder, wolscheerder.
Tondu, Tondus. Bijnaam voor iemand met gladgeschoren schedel, of voor een ex-geestelijke, die de kruinschering (tonsuur) heeft gehad. Vergelijk Duits Beschorner.
Tonet, Tonnet, Thonnet, Thonet, Thon: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Antonius.
Tongel, van, Tongele, van, van Tongelen. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Tongerlo (Antwerpen), naar de lokale uitspraak Tongel. 2. Variant van Van Tongeren (Limburg), naar de gelijknamige plaatsnaam.
Tongeren, van, Tongern: Plaatsnaam Tongeren (Limburg, Gelderland, Overijssel).
Tongerlo, van, van Tongerloo, van Tongerlooy. Familienaam uit de plaatsnaam Tongerlo (Antwerpen, Limburg en Nederlands-Limburg).
Tongermans. Afleiding op -man van Vertongen. Van de tien kinderen van Joannes Vertonghen (Steenhuffel) werden er zeven opgeschreven als Tongermans en drie als Vertonghen.
Tonglet. Vadersnaam. Metathesis van Gontelet, afleiding van Gonthier.
Tonkes: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Anton. Vergelijk Teunkens.
Toni, Toninato, Tonini, Toniolo, Toniotti, Toniutti: Vadersnaam. Italiaanse korte vorm van Antoni en afleidingen.
Tonin. Vadersnaam. Vleivorm van heiligennaam Antonius.
Tonnar, Tonnard, Thonard, Thonar, Thonart, Thonnard, Thonnar, Thonnart, Tonnaer, Toennaer, Tona. Vadersnaam afgeleid van de heiligennaam Antonius.
Tonneau, Tonneaux, Tonnau, Thonnaux, Tonnelle, Tonnele, Tonel, Tonneel: 1. Frans tonneau, Oudfrans tonnel: vat, ton. Beroepsnaam van de kuiper, of bijnaam. 2. Zie Antonneau.
Tonnelier, Tonnellier. Beroepsnaam van de kuiper.
Tonnemans. Beroepsnaam van de kuiper.
Tonnere. Bijnaam. Frans tonnerre; donder.
Tonnoeyer, Tonnoeyr, Tonnoir: Beroepsnaam Tonnoier, door assimilatie (nl/nri)van Oudfrans tonloier: tollenaar. Vergelijk Tollenaar.
Vergelijk tonniu = tonliu, tonlieu: toi.
Tonon, Thonnon, Thonon, Tonnon, Tonon, Tunon, Toinon. Vadersnaam: vlei- of knuffelvorm (-on wijst op een vleivorm in het Frans) afgeleid van de heiligennaam Antonius.
Toom, den, Tom, Toemen, Tooms. Beroepsnaam?
Toonder, den: Beroepsnaam. Middelnederlands tooner ‘edvocaat’.
Toorenaar: Beroepsnaam van de torenwachter. Vergelijk Duits Trmer, Turner.
Toorn, van (den); van Toren, van Torre, Vertooren, Torn, van Toor, Tor, den Toorn: Verspreide plaatsnaam Toren, Toorn.
Tonteling. Andere vorm voor plaatsnaam Tontel, Frans Tontelange, Luxemburg.
Top, Tops, Topp: Middelnederlands top, Middennoordduits topp ‘kruin van het hoofd, hoofdhaar, haarvlecht, lok, kuif, staart’Duits Zopf. Bijnaam nar de haardracht.
Topa, Topart. Afleiding van Oudfrans top, van Oudnelderlands top: lok, haarvlecht. Vergelijk Top. Bijnaam naar de haardracht.
Topbag. Niet van Tobback, maar migrantennaam.
Topelen. Nederduitse familienaam Tope(h)len, dat is te Peel, in de Peel, in het moeras, het ven.
Topet, Toppet, Toppets, Toupet. Naam uit het Franse toupet (afgeleid uit top: (haar)hoofd). Bijnaam naar beroep of haartooi.
Topff. Duits Topf: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker. Zie Topper.
Tpke. Nederduitse afleiding van Top.
Tpper, Topper, Tpfer, Tpper: Nederduitse en Duitse beroepsnaam van de pottenbakker, Duits Tpfer.
Torbijn: Vadersnaam. Torbein, van Saint Orbain, Saint Urbain, vergelijk Duits Turbanstag = Urbanstag.
Torchet, Torch, Torche: Afleiding van Oudfrans torche: toorts. Beroepsnaam van de toortsenmaker.
Torchon. Afleiding van torche; toorts.
Tordoff: Wellicht een Duitse plaatsnaam op -dorf?
Torel, Toreel, Thorelle, Thorel, Torreele, Torelle, Taurel, Taureau, Thoreau, Thora. 1. Naam uit het Oudfranse torel, Frans taureau: stier. Bijnaam naar lichaamskracht, bouw. 2. Of uit het Oudfranse thorel, Frans tourelle: torentje. Naar woonplaats of eigendom ?
Toren, van, van (der) Toorn, van (der) Torre, Vantorre, van Thorre, van Thor, van Thoor, van Toor, van Tour, vanden Torren, van den Thooren, van den Thoren, van (den) Tooren. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Tor(e)n: toren.
Torenburg, van, van Thorenburg, Thorenburge: Plaatsnaam Torenburg, naam van een kasteel bij Alkmaar (Noord-Holland), in het bezit van de familie Van Torenburg.
Torhout, van, van Thourout, van Thourhout, van Touroute, van Tourout, (van) Torhoudt, van Torhondt, Terhout, Vamtourout, van Touroux, Thorrout, Thouroude: Plaatsnaam Torhout (West-Vlaanderen). Zie ook Van Turnhout 2.
Torensma: Vadersnaam. Friese afleiding van de mansnaam Tore.
Torenvliet, Torenvlied: Plaatsnaam Torenvliet in Gouderak (Zuid-Holland) en bij Valkenburg (Zuid-Holland), Toornvliet op Walcheren.
Toris, Thoris, Thooris, Thores, Torris, Torres, Torissen, Taurissen: Vadersnaam. Korte vorm van Hectoris of Victoris, van Latijn Hectorius, Victorius
Torjemane. Verschrijving voor Tordj(e)man(n), verfranst Tourgeman, Torgemane, Arabische naam turjumn: tolk.
Tormo: Catalaanse plaatsnaam Tormo ‘Steile rots’.
Tornel, Tournel, Tournelle: Middenenderlands torneel, Oudfrans tornele: torentje, borstwering. Plaatsnaam La Tournelle in Montdidier (Somme). Tornga: Friese familienaam Torenga, afleiding van de mansnaam Tore.
Torreborre. 1. Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam in St.-Pieters-Kapelle (bij Edingen). 2. Of verhaspeling van een Engelse familienaam: Thorburn, Thurban.
Torrekens, Teurrekens, Turrekens, Torkens: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hector of Victor.
Torremans, Tormans, Thoremans, Toremans, Toorman. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Hector of Victor. Zie Torrekens. 2. Afleiding van Van den Torre.
Torresan, Torisaen, Thorisaen: Italiaanse familienaam, afleiding van Italiaans torre: toren.
Torsy. Plaatsnaam Torcy (Pas-de-Calais, Sane-et-Loire, Seine-et-Marne, Aisne, Cte-d’Er, Aube, Seine-Mar.).
Tortelboom, (van) Toortelboom, (van) Turtelboom, Tullelboom, Turkelboom, (van) Tittelboom, Teitelbaum. Familienaam uit de plaatsnaam Tortelboom (boom met wellicht veel tortels (duiven) in Aspelare (Oost-Vlaanderen).
Torton. Oudfrans torton: molensteen. Beroepsnaam voor een molenaar of een molensteenslijper.
Toscan, Toscano, Tuscano: Afkomstig van Toscane.
Tostain, Totin, Toutain, Toutin,Tutin: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam thor-stain Ԕhor-steen’.
Totaert, Totta, Tota. 1. Naam uit het Middelnederlandse en West-Vlaamse tote: tuit, punt, ook mond, muil. Bijnaam. 2. Leopoldus Totaert was een vondeling in Gent in 1852. Werd zijn naam toevallig gegeven of heeft hij te maken met punt 1 ? 3. Zie ook Tote.
Tote, Totte, Tooten, Totta, Tota. 1. Naam uit het Middelnederlandse en West-Vlaamse tote: tuit, punt, spits vrouwenhoofddeksel. Ook vulgair voor: mond, muil. Bijnaam. 2. Mogelijk ook een vadersnaam uit een Germaanse Dodo-naam (=theud).
Tot, Tott,Tote. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse tote: tuit, punt, ook volks voor mond. Bijnaam. 2. Familienaam afgeleid uit het Oudfranse tost, Frans tt: vroeg(tijdig)(bijnaam?). 3. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse Dodo-naam (=theud).
Toth, Toet: Vadersnaam. Germaans bakernaam Dodo, Dodto, Toto, Tuto.
Totelet, Totelin: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Toto, zoals Tote.
Totereau. Frans tourtereau, afleiding van Latijn turtur: tortelduif.
Totin. Zie Tostin. Tjechische familienaam?
Toton, Totot: Vadersnaam. Verbogen vorm en afleiding van Germaanse voornaam Dodo.
Tott: 1. Verkleinvorm van Oudfrans tost, Frans tt ‘Vroeg(tijdig)’. Bijnaam. 2.Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaanse voornaam Dodo, Toto.
Toubeau, Toubeaux. Bijnaam Tout beau: heel mooi. Of evenwel Re-interpretatie van Thibeau(x); bevorderd door klinkerronding voor de b.
Toubia. Familenaam uit Syrie en Libanon. Vermoedelijk Bijbelse voornaam Tobia(s).
Toubon. Bijnaam Tout bon: heel goed. Maar misschien wel Re-interpretatie van Thibon, van Thibert of Thibaud; vergelijk Toubeau.
Touchant, Touchard. Naam uit het Oudfranse tochier, Frans toucher; raken, stoten. Bijnaam voor iemand met een kort lontje. Soms verward met n of andere vorm van Decham(s).
Touchque. Afkomstig uit Praag. Tsjechische familienaam Tusek, vleivorm van een naam als Dobrotuch, Milotuch, Tuchomir, Tuchorad, waarin tuch Voelen, vermoeden’. Aangezien de Tsjechische stemhebbende d bij ontlening in niet-Slavische talen vaak stemloos wordt, kan de naam ook op Dusek teruggaan, vleivorm van Duchoslav, Duchomir, Duchorad enz.
Toudy. Waals toudi; altijd. Vgl, Toujours.
Touil, Touillard, Touijar, Touilleaux, Touillaux, Touillet: Bijnaam. Oudfrans tooil: bloedig handgemeen, bloedbad, beroering, oproer, twist: tooillier: bevuilen, mengen, schudden, verstoren, in de war sturen.
Toujour, Toujours. Frans toujours: altijd. Bijnaam naar een vaak in de mond genomen zegswijze.
Toulemonde, Toutlemonde, Toulmonde, Toulmond, Toulmand: Bijnaam Tout le monde: de hele wereld, iedereen. Bijnaam naar een zegswijze. Vergelijk Alderwereld.
Toulon. Plaatsnaam. (Var).
Toulouse, Toulouze, Tourlouse, Tourlousse, Tourlos, Toeloose: Plaatsnaam Toulouse (Hte-Gar.).
Tounquet. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Antonius.
Toupy, Toupier: Familiemaam vooral in Verviers (Luik). Toupy is de Romaanse vorm van de plaatsnaam Zulpich (Noordrijn-Westfalen).
Touquet. Picardisch vorm van Oudfrans tochet: hoek, uiteinde. Plaatsnaam Le Touquet (Pas-de-Calais).
Touraile, Tourailles, Toureille: Plaatsnaam Tourailles (Loir-et-Cher, Orne, Meuse).
Tourain, Touraine, Tourenne: Plaatsnaam Touraine, de streek van Tours (Indre-et-Loire).
Tourault, Touray, Tourauo. Uit Oudfrans torel: torentje. Plaatsnaam (Seine-et-Oise). Zie ook Torel 2.
Tourbier, Turbier, Turby, Terby: Beroepsnaam van de turfsteker.
Touret, Tourret, Tourr, Tour, Touray, Thouret, Toret, Torette, Torrez, Torez, Torr, Torre, Thorez, Thoret, Thorey, Thor, Thore, Thorre, Thorr, Thorree, Thorrez, Toorr. Naam uit het Franse tour: toren (naar woonplaats bij of in). 2. Vadersnaam uit een knuffelvorm van Victor.
Touriaen, Touriany, Turian, Turien: Vadersnaam. Italiaans Toriani, van Vittoriani, Latijnse heiligennaam Victorianus.
Tourigny. Plaatsnaam Torigni. Manche.
Tourment. Oudfrans tourment, Middelnederlands torment: foltering, folterwerktuig. Beroepsnaam van de folteraar?
Tournadre, Tournade. Occidentaals tournade, Frans tourne: terugkeer, tocht.
Tournant. Frequente plaatsnaam in Wallonie.
Tournay, Tournai, Tournaye, Tornay, Torney: 1. Zie Detournay. 2. Eventueel Luiks-Waals voor Tourneau of verschrijving voor Tournet.
Tourne, Tournet, Tournez, Tourn, Tournee, Tourne, Toerne, Tornet, Torney, Torn, Torne, Tornee, Torne, Tornee: 1. Verkleinvorm van Oudfrans tor(n), Latijnse tornum ‘Draaibank, draaischijf van pottenbakker, instrument van de metaal-of houtdraaier’. beroepsbijnaam. 2. Spelling voor Tournai, Tournay, plaatsnaam (Henegouwen).
Tourneboeuf. Bijnaam voor een koewachter. Zinwoord met Frans dialect tourner (les vaches): uit de stal leiden, naar de wei terugbrengen.
Tournemine, Tournemenne, Tournemaine, Tournemire, Tournmy, Tourlamain, Tourlemain, Toulmain, Touremine, Turmaine, Turmine, Turmen, Turmin: Bijnaam Tournemine: qui tourne la mine. Mine kan een term zijn uit het dobbelspel, wellicht de beker voor de dobbelstenen. Vergelijk Hocedez. Ofwel Oudfrans mine: korenmaat. Bijnaam voor de korenmeter.
Tournemire. Plaatsnaam Tournemire (Aveyron, Cantal). 2. Zie Tournemine.
Tourneur, Tourneux, Letourneur: Beroepsnaam van de houtdraaier.
Tournicourt, Tournecourt: Plaatsnaam Thoricourt (Henegouwen).
Tournier, Tourny, Tournis, Ternier, Terny: Beroepsnaam. Variant van Tourneur: houtdraaier.
Tournois, Tournoi, Tournoy, Tournoys, Tournoeij, Tournoij: 1. Tournois was de naam van een munt, een penning die in Tours geslagen werd (livretournois).2. Of naam voor iemand uit Tours.
Tours, van. Plaatsnaam Tours (Indre-et-Loire).
Tourte. Oudfrans torte, Frans tourte: rond gebak, taart. Beroepsnaam.
Tourteau. Afleiding van Tourte ? beroepsnaam.
Tourtier. Beroepsnaam van de taartenbakker.
Tourtois, Tertooy: Afleiding van Tourte. Vergelijk Tourteau.
Toury, Touri. Plaatsnaam Toury (Eure-et-Loir, Sane-et-Loire, Nivre). 2. Variant van Thory.
Touseul: Vermoedelijk niet van Frans tout seul ‘Helemaal alleen’maar volks etymologisch, misschien voor Toussaint.
Toussaert, Toussart, Tossart, Tousaert, Toussaere: Afleiding van Frans tousser: hoesten? Of variant van Touchard?
Toussaint, Thoussaint, Thouhsaint, Toufsaint, Toussain, Tousain, Toussin, Toussyn, Toussein, Tousseyn, Toussieng, Tossaint, Tossein, Tosseyn, Tossens, Tosses, Tossyn, Tossijn, Tossings, Tossins, Tossengs, Tesijn, Torsin, Tursijn, Turcijn, Tussijn, Tousent, Tonsent, Toesseint: Frans Toussaint ԁllerheiligen’vroeger ook als voornaam, vergelijk Duits Allerheiligen, Seelentag. Of naam uit de plaatsnaam Toussaint, (in de buurt van Le Havre)
Toutenel, Toetenel, Tutenel: Frans Toutinel, verkleinvorm van Toutin, van Tostin, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam thor-stain Ԕhor-steen’.
Toutenhoofd. Bijnaam naar het uithangbord, vergelijk Houthoofd(t).
Touw: Beroepsbijnaam van de touwslager.
Touwaide. Plaatsnaam Touwaide in Xhendelesse (Luik).
Touwslager: Beroepsnaam van de touwslager.
Toxopeus: Graecisme voor de ‘Boogmaker, boogman’. Grieks toxopoios ‘Die een boog op pijl maakt’.
Toye, Toy, Thoy, Thoeye: Oudfrans toie, van Latijn theca: schede, foedraal, tui. Beroepsnaam van de sche(d)emaker. Zie Toia 2.
Traen, Traens, Tran. Bijnaam voor iemand met een treurige (tranige) gemoedsgesteltenis, iemand die snel weent.
Traas, Traast: 1. Frans Terrasse ‘Terras, aarden wal’. Beroepsbijnaam van de grondwerker. 2. Plaatsnaam Thirache, een streek in Noord-Frankrijk.
Traban, Traband. Duitse beroepsnaam Trabant, oorspronkelijk Draban, Middenhoogduits drabant: soldaat te voet, infanterist.
Tragne, Traigne, Traginee. Wellicht plaatsnaam Trahegnies in Henegouwen.
Traber, Trabert. Duitse bijnaam Traber: draver, loper. Trabert door verwaalste uitspraak.
Tracet, Trac, Trachet, Trach, Treche, Trachez, Trachait: Afleiding van Oudfrans trace: pad, wegel, spoor. Pllaatsnaam. Vergelijk Middenvlaamse familienaam Padelin.
Trach, Trachte. Duitse plaatsnaam.
Tracts. Uit Tsraets, afleiding van de Raet.
Traen, Traens, Tran. Bijnaam naar iemands tranerige gemoedsgesteldheid. Vergelijk Duits Trn.
Trger, Treger: Duitse beroepsnaam Trger: drager.
Trah. Afleiding van Oudfrans traire, van Latijn trahere: trekken (vele betekenissen).
Trahin, Plaatsnaam Trehet in Warisoulx (Namen): Trhain.
Traina, Trainar. Afleiding van werkwoord traner: slepen. Dus: sleper.
Traisnel, Traneau, Traneeuw: Oudfrans trainel, Frans traineau: slee. Beroepsnaam.
Trajman. Ontrond van Duits Treumann: trouwe man.
Trajn: Moedersnaam. Verschrijving voor Trein, korte vorrn van Katrein: Catharina. Zie Threinen.
Traks, Trags: Waarschijnlijk afleiding van Duits Track, Drack, Drache: draak. Bijnaam, huisnaam. Vergelijk Draeck(x).
Tralbaut. Vadersnaam. Germaanse voornaam op –boud?
Tram. Vadersnaam. 1. Korte vorm van Tristram, variant van Tristan. 2. Korte vorm van Germaanse voornaam Bertram.
Tramasure, Tramaseur, Detramasure, Tramaseur, Tramacere: Plaatsnaam Tramasure in Opzullik (Henegouwen) ‘Voorbij het huis’.
Tramcourt, Trancourt: Plaatsnaam Tramecourt (Pas-de-Calais).
Tramet. Bijnaam. Afleiding van plaatsnaam Tramerie.
Trancart, Tranchard, Trensaert: Afleiding van Picardisch tranquer, Frans trancher: snijden. Beroepsnaam.
Tranchant, Trenchant, Letranchant: Afleiding van werkwoord trancher: snijden. Beroepsnaam De Snijder.
Tranchet, Tranchez, Trancez, Trans, Trangez. Afleiding van tranche: snee, moot, plak. Beroepsbijnaam voor iemand die sneed.
Trancheur. Afleiding van trancher; snijden. Beroepsnaam.
Tranchon, Transon, Trenson, Trinson, Trancoen, Traccoen, Trackoen. 1. Naam uit het Oudfranse trancon: snee, moot, stuk. Of uit het Middelnederlandse trensoen: stuk, splinter. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Eventueel uit de plaatsnaam Trenchon in Esplechin (Henegouwen). 3. Sommige vormen kunnen op Tronon teruggaan.
Trap (de), Trapp, Trapps, Trappens, Trappen, Straps, Trappers. Bijnaam of beroepsbijnaam voor iemand die trapt, stampt. Ook beroepshalve kan dat (bijvoorbeeld leerlooiers).
Trantes. Frans trente; dertig? Vergelijk Duits Dreisziger.
Trapeniers, Trappeniers. Middenenderlands drapeniere, trapeniere: lakenwever. Vergelijk Drappier.
Trap, de, Trapp, Trapps, Trappens, Trappen, Straps: Bijnaam voor iemand die trapt, stampt? Vergelijk Trappers.
Trapenard. Afleiding van Frans trape: val, valstrik. Beroepsnaam voor de maker ervan, iemand die valstrikken legt.
Trapman, Trapmann: Afleiding van Trap. Bijnaam voor iemand die trapt, stampt.
Trappeer, van: Verschrijving van van Trappen?
Trappen, van (der), Trappe, van, Tertrap, Wantrappe: Plaatsnaam ‘laats met trappen’.
Trappeniers, Trapeniers. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse drapeniere, trapeniere: lakenwever.
Trappers. Bijnaam voor een trapper, die trapt, stampt.
Trasenster. Plaatsnaam in Fraipont, Luxemburg.
Tratsaert, Trassaert, Trassard, Trassart, Trasschaert, Stratsaert. Naam uit het Middelnederlandse traetsen: dansen. Of uit het Oudfranse tracier, Picardisch tracher, Frans tracer: dwalen, dolen, trekken, reizen. Bijnaam.
Traub, Traube. Duits Traube: druif. Vaak huisnaam.
Traufetter. Duitse familienaam Trautvetter: lieve neef. Bijnaam.
Trauttmansdorff. Plaatsnaam Trautmannsdorf in Stiermarken.
Trautwein. Duitse vadersnaam uit het Germaanse throth + win.
Trautzsch. Vadersnaam, Oost-Duitse, Slavische vorm van een Germaanse throth-naam, Duits Traut-.
Travers. Oudfrans travers: oversteekplaats, doorgang, recht van overpad. Plaatsnaam of beroepsnaam voor de inner van het doorgangsgeld. Vergelijk Traversier, Traversin. Oudfrans traversier: inner van het doorgangsgeld. Vergelijk Travers.
Traweels. Middenenderlands truweel, trouweel: troffel. Beroepsnaam van de metselaar. Vergelijk Franse familienaam Truel(le).
Treber, Trebert, Trberft: Afleiding van de Duitse plaatsnaam Treben.
Trebisch. Slavische plaatsnaam Trebitz (Duitsland), Trebiz (Tsjechi), Trebitsch.
Tred, Trede, Tredez, Trdez: Wellicht variant van de Franse familienaam Tridet: kleine lijster.
Treeck, van, Treek van. Familienaam uit de plaatsnaam Den Treek in Henschoten (Utrecht).
Treeftman. Beroepsnaam van de treeftmaker, de smid die de ijzeren drievoet voor de haard of de keuken smeedde.
Treels. Aanpassing van Treilles.
Treep: Middelnederlands trippe ‘muil met houten zool’E Of Middelnederlands tripe ԩngewanden van dier, pens’E
Treffers, Treffer: Duitse bijnaam voor een vaardig vakman, die de spijker op de kop treft, die trefzeker is. Vergelijk Duits Treffeisen.
Trfois Trefois, Treffot, Triffois, Dutrifoy, Dutfoy, Triffoy, Trifoy, : Plaatsnaam Triffois/Trifoy in Roy (Provincie Luxemburg), Trifois in Marchin (Provincie Luik), Triffoid/Trifois in Vierset (Provincie Luik), Trfois (Marne).
Trguier, Treguer, Tregier: Plaatsnaam Trguier (Ctes-du-Nord).
Trhout, Trhou, Trhoux, Trhourd, Trehout, Trehourd, Thrhout, Trihou, Trijho, Tryho, Tryhou, Trioux. Familienaam uit de plaatsnaam Trhout in Vitry-en Artois (Pas-de Calais).
Trei, Treis, Treye: Wellicht Oudfrans treie: lijster. Bijnaam.
Treiber, Trajber: Duitse beroepsnaam van de veedrijver, varkenshoeder.
Treibich, Treibick, Treibic, Trebic. Variant van Trebitsch.
Treier. Variant van Duits Dreier, Drayer, Dreher. Beroepsnaam van de houtdraaier.
Treille, Treilles. Oudfrans treille: traliewerk, latwerk, omheining. Plaatsnaam Treille (Bouches-du-Rhône), Treilles (Aude, Loiret). Vergelijk Detrille.
Treize, Treizons, Troison, Troisier, Troisi, Trozi: Frans treize, dialect treize en afleiding.: dertien. Vergelijk Duits Dreizehn(er). Lid van een groep of gild van 13.
Trekels, Triekels, Treckels, Trickels: Middelnederlands trekel: pin van eg of sleep. Beroepsnaam voor de maker van trekels.
Trekker, Trecker. Middelnederlands trecker: die (een wapen) trekt, baggerman, dief, die de wol over de kaarde trekt, wolkammer. Vondelingennaam uit Brussel. Gevonden 06.05.1788 met briefje Germain Joseph, opgevoed in Neerijse.
Tremmerie, Tremerie, Tremmery, Trmrie, Trmric, Detremmerie, Detremerie, Trameri. Naam uit de plaatsnaam Trmery (Moselle), Tramery (Marne) of La Tramerie in Busnes en Robecq (Pas-de-Calais). Tremmerie in Moeskroen. Zie ook Tramet.
Trma, Trmeau: Wellicht van Oudfrans? tremeler: frauderen, knoeien, bedriegen. Bijnaam.
Trembloy, Tremblay, Trembl, Tremblez, Trombloy: Verspreide Franse plaatsnaam Tremblay en Tremblois, van Latijn tremuletum: plaats waar ratelpopulieren, espen groeien.
Tremea. Italiaanse familienaam? Of Naams voor Trmeau, zie Trmault.
Tremiseau, Tremiseaut, Tremiseaux, Trmiseau, Trmiseaut, Trmiseaux: Waarschijnlijk vervorming van Trensaux, Trentesaux.
Trmont, Tremont: Plaatsnaam Trmont (Maine-et-Loire, Orne, Meuse) en in Noyales (Aisne).
Trmouroux, Tremouroux: Plaatsnaam Tremouroux in Franire (Namen).
Trenchard: Frans familienaam Tranchard, afleiding van Frans trancher ‘Snijden’.
Trenet. Vadersnaam. Wellicht afleiding van Germaanse tragin-naam, zoals Traginardus. 2. Metathesis van Ternet.
Trenkel. Duits Trnkle, afleiding van Trank. Bijnaam voor een drinkebroer.
Trenoye, Detrenoye: Plaatsnaam Trenoy in Itter (Waals-Brabant), St-Denis (Namen).
Trenson: 1. Ook Transon, van Frans Tranchon, Oudfrans tranchon, tranon ‘Snee, moot, stuk’van Middelnederlands trensoen, trenchoen ‘Stuk, splinter’. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Eventueel plaatsnaam Trenchon in Esplechin (Henegouwen).
Trenteler, Trentler, Trinteler: Bijnaam, Duits Trendler, Nederlands drentelaar: treuzelaar.
Trentels. Wellicht Duitse familienaam Trendel, Tri(e)ndel: drentelaar, treuzelaar. Of Middenenderlands, Nederduits trendel: schijf, pannenkoek, eierkoek.
Trentesaux, Trenteseau, Trenteseaux, Trentesaus, Transaux, Trantesaux: Trente sous: dertig schellingen. Vergelijk Frans Trentelivres, Duits Dreissigmark.
Trentin. Afleiding van Frans trente; dertig. Vergelijk Trantes.
Tres: Frans familienaam Treize ‘Dertien’. Lid van een groep of gilde van 13. Vergelijk Duits Dreizehn(er).
Trpagne, Trepagne, Trpant, Trepant: Bijnaam voor een lawaai- of ruziemaker, van Oudfrans trepignier: lawaai maken; trepaignon: gekrakeel, lawaai.
Trselle, Trselle, Treizel: 1. Oudfrans tresel: onderdeel van een ons; soort ton. Beroepsnaam. 2. Plaatsnaam Trzelles (Allier).
Tresonie, Trseni, Trsignie, Trsignies, van plaatsnaam Trazegnies (Henegouwen).
Trespeuch, Trespure: Plaatsnaam in Saint-Chamant (Corrze): drie heuveltjes, drie putten.
Tresy. Plaatsnaam Treuzy (Seine-et-Marne)? Of van Trsini?
Treur: Bijnaam voor iemand die treurt. Vergelijk Duits Traurig.
Treure. 1. Naam uit het Duitse treu: trouw (bijnaam). 2. Variant van Detroy(e).
Treurniet: Bijnaam ‘Die niet treurt’. Vergelijk Duits Trauernicht.
Treutenaere. Familienaam in Frans Vlaanderen. Afleiding van Waals-Vlaams treutelen: treuzelen, traag werken. Bijnaam.
Treve, Treves, Trve, Trve, Trve, Trives, Trief, Trif, de Trift, de Trif, de Trfle de Trfle 1. Familienaam uit de plaatsnaam Trve (dit uit het Latijnse trivium): driesprong. 2. Of uit Franse Trves, naam van het Duitse Trier. De Trfle is hypercorrect.
Trville, Treville. Plaatsnaam, Aisne.
Treijen, van; van Trijen: Plaatsnaam Treijen, van ter Heijden ‘mp de heide’.
Trial, Triau: Stel schoven? Plaatsnaam Triaut in Arc-Ainires (Henegouwen).
Triangle, Triangel: Frans triangle: driehoek. Plaatsnaam (Seine-et-Marne), in Killem (Frans-Vlaanderen) en Moeskroen (Henegouwen).
Tribeche. Familienaam uit Maghreb.
Tribel, Tribels, Triebels, Trevels: Oudfrans trible, treble: (muziek) in drie stemmen, van Waals-Vlaams trebbel, tribbel: gelui van drie klokken.
Triboullier, Tribouilloy, Triboulois. Afleiding van Oudfrans triboler: kwellen, pijnigen. Bijnaam voor een twistzoeker. Vergelijk Tribout. 2. Ook klokkenspeler.
Tribout, Tribou, Triboux, Triboult, Triboul, Trybou, Tribot, Trybus, Triboulet, Tribolet. Oudfrans tribol: pijniging, kwelling, tegenspoed. Vergelijk Tribouillier.
Tricart, Tricat, Trcat, Trecat, Trichard: Oudfrans trichard, tricat, Picardisch tricard: Frans tricheur, Nederlands bedrieger, valsspeler.
Trice, Vertryce: Moedersnaam. Korte vorm van de voornaam Batrice. Ver Tryce: vrouw Trice.
Tricht, van, van Trigt, Vertregt: 1. Plaatsnaam. Korte en oude vorm van Maastricht (Nederlands Limburg). 2. Plaatsnaam Tricht (Gelderland) of Utrecht (Utrecht).
Trichtveldt, van, Trichveldt, van. Plaatsnaam. Bijvoorbeeld Trichterfeldt in Veldwezelt, Limburg.
Trico, Tricot, Tricotet, Tricottet, Tricot, Trichot: Oudfrans tricot: stok, afleiding van trique, van estrique, van Middenenderlands striker: strijkstok. Beroepsnaam van de strijker, koren- of lakenmeter. Vergelijk Triquet
Tricout, Tricoux, Tricour, Tricourt. Afleiding van trique, zie Triquet, Tricot?
Triebels. 1. Zie Tribel(s). 2. Duitse familienaam Triebel, ontrond van Trbel: Traubel: druifje. Huisnaam.
Trieller: Duitse familienaam Triller, met verschillende verklaringsmogelijkheden.
Trielles. Waarschijnlijk variant van Treilles.
Trienekens. Moedersnaam. Afleiding van Triene, van Catharina.
Trier, van, Thrier: 1. Plaatsnaam Trier (Rijnland-Palts). 2. Plaatsnaam in Poppel (Antwerpen).
Trierweiler. Plaatsnaam, Rijnland-Palts.
Triest, Tries, Triest, Triste, Trist, van (der) Triest, Verthriest, Vertriest, de Triest: Frequente plaatsnaam (ter) Triest, Driest ‘mnbebouwd land’.
Triffet. Afleiding van Triffaut.
Trigaut, Trigaux, Trgo, Trigo, Trigallet, Trigalet, Trigalez. Oudfrans trigaud: onvrije. 2. Middenfrans trigaud, van Middnehoogduits triegolf: bedrieger, van Oudfrans trigaler: losbandig leven.
Trihou, Triou: Plaatsnaam Trhout in Vitry-en-Artois (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Trillet. Afleiding van Frans trille, treille; tralie. Zie Treille.
Trilling, Trillen, Trillens: Wellicht Duits Drilling: drieling; een derde? Maar de uitgang -en(s), -ing doet aan een vadersnaam denken.
Trimbach: Plaatsnaam Trimbach (Hessen).
Trimborn. Plaatsnaam in de Eifel.
Trimbos. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Trybus, Tribout, met epenthetische nasaal.
Trimmel, Trimpel: Ontrond van Duits Trilmmle, afleiding van Middenhoogduits trum: korte houtklomp. Bijnaam voor een lomperd.
Trimpe, Trempe: Met tussengevoegde nasaal, van Middelnederlands trippe ‘muil met houten zool’. Beroepsbijnaam.
Trimpe Burger, Trimpenburger: Dubbele toenaam.
Trimpondt (van), Trimpont (van), (van) Trienpont, (van) Triempont, van Trimponte, (van) Trempent, Trempon, Trampont: Plaatsnaam Trimpont, 1228 Thiripont, Everbeek (Oost-Vlaanderen); 1275 Terinpont, 1364 Tripont, 1373 Trimpont, Papignies (Henegouwen). Let op de epenthetische nasaal.
Trina, Trinaux. Moedersnaam. Korte vorm van Catherinaux, afleiding van de voornaam Catherine. 2. Plaatsnaam Trinal in Beffe (Luxemburg).
Trion, Trioen, Tryhoen. Vadersnaam, samentrekking van Thirion.
Trinder. E.ngelse familienaam. Oudengels trendan: rollen, wentelen. Beroepsnaam van een vlechter?
Trine, Trines. Moedersnaam. Korte vorm van Catherine.
Trinel, Trinell, Trinez, Trines: Moedersnaam. Verkort van Catharinel, Catharinet, afleiding van de voornaam Catharina.
Trinidad, Trinit: Plaatsnaam, eiland in de Antillen. Trinit is de Franse vertaling. Maar Trinit kan al een oude bijnaam zijn: drievuldigheid. Ook naam van een klooster en broederschap in Atrecht.
Trink. Duitse bijnaam voor een drinker.
Trinon, Trignon. Moedersnaam. Vleivorm van de voornaam Catherine.
Trinquart, Trinca, Trinquet, Trinco, Trinko: Variant van respectievelijk Tricart, Triquet, Trico(t), met n-epenthesis. Trinquet kan eveventueel van plaatsnaam Trinquet in Rumes (Henegouwen) zijn.
Trio, Tryo, Tryho, Trijho: Vadersnaam. Samentrekking van Thiriot; vergelijk Trion
Triolet. Naam van een dans; bijnaam voor een danser.
Trion, Trioen, Tryhoen: Vadersnaam. Samentrekking van Tirion.
Tripels, Triepels. Bijnaam voor iemand die trippelt.
Trip, Trippe, Triep, Tripmaker, Trimp. Patijn. Adresnaam, zie volgende.
Trippaer, Trippaerts, Trippas, Trippa, Tripa. Familienaam uit het Oudfranse triper: stampen, dansen, springen. Een bijnaam naar n of ander gedrag.
Trippert: Variant van Trippaert. Afleiding van Oudfrans triper ‘Stampen, springen, dansen’.
Tripet: 1. Afleiding van Oudfrans tripe: ingewand, darmen van geslachte dieren, pens. Beroepsnaam voor een trijpverkoper. 2. Afleiding van Oudfrans tripe: trijp, fluweelachtig weefsel. Beroepsnaam. 3. Plaatsnaam Tripet in Hem (Nord). 4. Vadersnaam?
Triplet, Triplot. Afleiding van Tripe, zie Tripet.
Tripneaux, Tripnaux. Samentrekking van Triponeau, variant van de Franse familienaam Triponel, afleiding van Tripon: trippelaar, trappelaar, springer, danser.
Trippelsdorf. Plaatsnaam in Sechtem. Noordrijn-Westfalen.
Trippier. Beroepsnaam. Frans tripier, trijpverkoper. Zie Tripet.
Trips. Plaatsnaam in Geilenkirchen. Noordrijn-Westfalen.
Triquenaux, Triqueneaux, Tricqueneaux, Tricniaux, Tricnaux, Triquenon, Tricnont, Tricnon, Tricknot, Tricnot: Afleiding (op -inel/-ineau, -inon, -inot) van Trique. Zie Triquet, Tricot.
Triquet, Tricquet, Trick, Tricke, Trichet: Afleiding van Middenfrans trique, van estrique, van Middenenderlands streke, strijc: het strijken, strijkstok. Beroepsnaam van de strijker, laken-of korenmeter.
Triquoit. Metathesis van volksnaam Turquois: Turks.
Tristan, Tristant, Tristram, Tristrant, Trystram: Vadersnaam van de voornaam Tristan uit de Brits-Keltische romans, bekend uit Ԕristan en Isolde’. De variant Tristram was heel verspreid en is te verklaren door perseveratie van de anlaut-tr (zie ook Tram).
Tritz. Vadersnaam. Duitse vleivorm van throth-naam.
Trivire, Trivires, Triviere, Trivieres, Trivir, Trivier: Plaatsnaam Trivires (Henegouwen).
Trogh, (de), Trog, (de), de Troch, de Trock, Trochs, Trochts, Troch, Trocq: Middelnederlands troch: trog, houten bak voor water, voeder. Beroepsnaam voor de bakker? Of voor de paardenknecht? Of voor de maker van troggen?
Trochon. Afleiding van Oudfrans troche: hoorn van een hert. Vergelijk Troclet.
Troclet, Trocquenet: Afleiding van Oudfrans troche, Picardisch troque: hoorn van een hert. Huisnaam. Zie ook Troquette.
Trocm, Trocme, Trocmee, Trokmez. Zinwoord: Frans troquer, van Middenlatijn trocare: (ver)ruilen, verhandelen + me, mers, van Latijn merx: koopwaar. Beroepsnaam: ruilhandelaar, koopman.
Trodet. Vadersnaam. Afleiding van Trodoux.
Trodoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Trudolfus, veeleer dan bijnaam Trop Doux.
Troetsel, de. Bijnaam afgeleid van het Middelnederlandse truut of druut = vriend, beminde. Of Metathesis van De Troester (trooster)?
Troeye, de, (de) Troy(e), de troije, de Troij. 1. Zie Detroy(e). 2. Middenenderlands troye: trui, wambuis. Bijnaam of beroepsnaam. Vergelijk de Troeyer.
Troffaes. Uit Troffaers, Troffaerts. Afleiding van Oudfrans trufer: bedriegen. Bijnaam Trufard. Middenenderlands trufelaer: bedrieger.
Trog, Beroepsnaam voor de maker van troggen; vergelijk Troch.
Trogh, van: Plaatsnaam Trocht in Ronse (Oost-Vlaanderen)?
Troger, Trger: 1. Afleiding van Duitse plaatsnaam Trogen (Saksen, Voigtland) 2. Of veeleer afleiding van Middenhoogduits troc, Duits Trud, Truk.
Trognon, Tronion, Tronnion: Frans trognon: stronk. Bijnaam voor iemand met gedrongen gestalte. Vergelijk Stubbe.
Troian, Troiani, Troiano, Trojan, Trojanowski: Vadersnaam. Slavische voornaam van heiligennaam Trojanus, afleiding van plaatsnaam Troje.
Troisfontaine, Troisfontaines. Plaatsnaam Trois-Fontaines (Moselle, Marne, Hte-Marne) en in Sart, Trembleur (Luik), Weris (Luxemburg), Baincthun, Capcure, Pernes (Pas-de-Calais).
Troisime. Bijnaam; de derde (geboren).
Troislouche, Troislouches. Re-interpretatie van Troue louche: die een gat maakt in de grote scheplepel, die schept met een lepel met een gat. Bijnaam voor een frauduleuze handelaar.
Troispont, Troisponts. Plaatsnaam Trois-Ponts in Amberloup, Luxemburg, Fosse en Wanne, Luik.
Trokay, Troquay. 1. plaatsnaam Le Trokay in Chokier (Luxemburg), Trocquay in Horion (Luik). 2. Spellingvariant van Troquet/Troket.
Troll, Trolle, Trollin, Trolin: Afleiding van trole: pers, staak. Of bij werkwoord troller: rondlopen?
Trom, Tromme, Tromm, Trumm, Trum, Trumpf, Trump: Bijnaam voor een trommelaar.
Trommelen: Oorspronkelijk Schotse familienaam.
Trommelmans. Beroepsnaam; trommelaar.
Trommer, Trummer. Beroepsnaam van de trommelaar.
Tromont. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam throth-mund ‘macht-bescherming’. Trudmundus, Thrudmunt.
Tromp: Bijnaam voor de tromper, trompetter, bazuinblazer. Eventueel trommelaar.
Trompenaars, Trompenaers, Trompeneers, Trompeners, Trumpeneers, Trumpener, Trmpener, Trimpeneers. 1. Beroepsbijnaam uit Middenenderlands trompenaer, trumpenaer: trompetter, 2. Of uit het Middelhoogduits trumpen: trommelen, van trommelaer.
Trompertz, Tromper, Tramper: Beroepsnaam van de tromper, bazuinblazer, trompetterՠof trommelaar. Vergelijk Nederduitse Trumper, Trmper.
Trompet, Trompette, Trompeter, Trompetter, Trumpaitist: Beroepsnaam van de trompetter.
Trompler, Trumpeler: Duits Trumpler, Trmpler: trommelaar. Zie ook Trompenaars.
Tron. 1. Zie Dutron. 2. Verkort van Catheron, vleivorm van Catherine.
Tronche, Tronch, Tronchet. Familienaam uit het Oudfranse tronche en afleiding tronchet: boomstronk, boomstomp. Bijnaam voor iemand met een gedrongen gestalte.
Tronon, Troncon, Tronson: Oudfrans tronon: (langwerpig) stuk hout, van Middenenderlands tronsoen: stuk bout. Bijnaam. Zie ook Tranchon.
Tronquay, Troncquay, Tronquaij, Tronckay: Plaatsnaam Tronquay: plaats waar boomstronken staan, zoals Tronquoy. Plaatsnaam Tronquay (Eure, Calvados).
Troonbeeckx. Plaatsnaam Trombeek in of bij Louvain.
Trooskens. Afleiding van Troost.
Troost, van. Re-interpretatie van Van Troos. 2. Zie Van (den) Troost.
Trooster, Troosters, Troost, Trost, Troest, den Trooster, Trooster, Trster, Troester: Bijnaam voor iemand die troost, aanmoedigt, hoop geeft, moed schenkt, steunt, helpt.
Troost, van. Re-interpretatie van Van Troos. 2. Zie Van (den) Troost.
Troost, van, (den), Vertroost: Plaatsnaam De Troost in Kaaskerke, Oekene, Westkerke (West-Vlaanderen), Everberg (Vlaams-Brabant) en Schaarbeek.
Troostenberghe, Troostenbergh, de Troostenbergh, de Troostembergh: Plaatsnaam in Halen (Limburg) en Herent (Vaals-Brabant).
Troije, de: Detroye, van plaatsnaam Troyes (Aube).
Trop, Tropman, Troppmann. Het Nederduitse Tropp en het Duitse Tropf betekenen: simpele, eenvoudige kerel. Een bijnaam dus.
Troquette, Troquet, Trooquette, Trouquette, Troket, Troxquet: Afleiding van Picardisch troque: hoorn van een hert. Huisnaam.
Trosien. 1650 Anna Trosien, geboren in Trosienen (Friedland- Oost-Pruisen)
Trost, Trausch, Trauscht. Duitse bijnaam voor een trooster. Vergelijk Troost. Traust is Schwbisch; de sch geeft de Opperduitse uitspraak weer van st als sjt.
Trottin, Trotin, Trottein, Trotteyn: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse throth- naam, zoals Trudo, Trudgaudus, Thrudboldus, Trotfredus, Trotrandus enz.
Trotoir. Afleiding van Oudfrans troter, Frans trotter: lopen. Beroepsnaam van een loper, bode.
Trotta. Waalse vorm voor Trottard, synoniem met Trotteur.
Trotteur, Trotti, Trottier: Afleiding van Oudfrans troter, Frans trotter: lopen. Beroepsnaam: loper, bode.
Troubat. Occidentaals voor trouv: vondeling.
Troublein, Troubleyn, Troubleijn, Turblin: Frans Trublin, afleiding van Frans trouble, van Latijn turbulus: troebel. Vergelijk Franse familienaam Troubl.
Troucheau, Trouchau, Tropchaud: 1. Afleiding van Oudfrans croche, zoals Troquette? 2. Hypercorrect voor Trousseau; zie Troussel.
Trouet. Afleiding van Frans trou, trau; opening. Plaatsnaam?
Trouillard. Afleiding van Oudfrans troille: bedrog, list. Bijnaam voor een bedrieger.
Trouillet, Truillet, Trouilliez, Trouillez, Troullier, Trouilhet: Afleiding van Oudfrans troille: bedrog. Bijnaam voor een bedrieger. Vergelijk Trouillard.
Troupeau, Tropea, Trupia, Troupe, Troupee: Oudfrans tropel, Frans troupeau: kudde. Beroepsnaam van de herder, koewachter.
Troussart, Troussard, Troessaert, Trossaert, Trossart, Trossard, Trosschaert, Trussart, Trussard, Truchart. Afleiding van Oudfrans trousser, tresser: laden, pakken. Beroepsnaam voor een lader, pakker, sjouwer. Vergelijk Trousse. 2. Uit Trochard, van troche: hoorn van een hert. Vergelijk Troquette. 3. Sommige vormen kunnen varianten zijn van Trassaert.
Trousse. Oudfrans trosse, Frans trousse; pak, bundel. Beroepsnaam.
Troussel, Trossel, Trousselot, Trousset, Trousson: Oudfrans trossel, torsel: stuk stof, pak, bundel, bos. Hieruit Frans trousseau en Franse familienaam Trousseau. Ook Trousset en Trousson zijn afleidingen van Oudfrans torse, trosse: pak, bundel. Beroepsnaam: pakker, lader.
Trouvain. Franse familienaam Trouvin; vondeling.
Trouv. Gevonden, vondeling.
Trouveroy. Samengetrokken van De Rouvroy.
Trouvilliers. Samengetrokken van De Rouvillers. Plaatsnaam, Oise.
Trouw, Trouwborst, Trouborst, Trouwgod. Bijnaam voor een goedaardig iemand.
Trouwaen, Trauwaen: 1. Samentrekking van de plaatsnaam Throuanne (Pas-de-Calais), Nederlands. Terwaan. 2. Zie Truwant.
Trouwaert, Trauwaert: Aanpassing van Drouart; zie Druard, Truyaert.
Troyer, de, de Troijer, de Troeyer, de Truyer, Truyers, Truijers, Trouwers. 1. Afleiding van het Middelnederlandse troye: trui, wambuis. Beroepsnaam voor de truienwever of de verkoper. 2. De afleiding vormen kunnen een vadersnaam zijn: Germaanse voornaam throth-hari ‘macht-leger’. Trudharius.
Troykens, Troyekens, Troyckens, Trouwkens, Troukens, Trauwkens, Truckens. Moedersnaam uit de voornaam Geertrui.
Truffaut, Truffaux, Truyyffaut, Tryffaut, Triffault, Triffaut, Triffaux, Trifaux, Triffoux, Trefaut. Familienaam uit het Oudfranse trufos: bedrieger. Bijnaam dus.
Truffin, Trufin, Triffin, Trifin. Bijnaam uit het Oudfranse trufe (= bedrog): bedrieger.
Truwant, Truant, Triaen, Trauwaen, Trouwaen, Trouwae. 1. Naam uit het Middelnederlandse tru(w)ant, triwant, trouwant, trauwant: bedelaar, vagebond, landloper. 2. Of uit de plaatsnaam Truant in Arc-Ainires (Henegouwen).
Trubert. Vadersnaam. Germaanse voornaam throth-berht ‘macht-schitterend’. Thrudbertus, Trubertus.
Truchet. Variant van Trochet of Trousset.
Truck, (de), Metathesis voor De Turck. 2. Variant van Detru.
Trude, Truy, Truye, Truije, Troye, Troy, Trau, Truyens, Truyen, Truijens, Truijen, Truiyen, Treuen, Troyen, Truyts, Trouw, Trouwen. 1. Moedersnaam, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Geertrui (ger, truth). 2. Zie ook Van Truyen. 3. Eventueel vadersnaam van Germaanse voornaam Trudo.
Trufin, Truffin, Trifin, Triffin: Afleiding van Oudfrans trufe: bedrog. Bijnaam voor een bedrieger. Vergelijk Truffaut.
Truffaut, Truffaux, Tryffaut, Truyffaut, Triffau, Truffaux, Triffoux, Trefaut: Oudfrans trufos: bedrieger. Bijnaam.
Truggelaar. Middelnederlands troggelaer, trugler; bedelaar.
Trullemans, Trulemans. Afleiding van trulle: mannelijk lid, penis. Figuurlijk dwaas, treuzelaar. Vergelijk kul, kloot.
Truyen Van, Vertruyen, Vertroyen, Van Troyen, Vantroyen. Familienaam uit de plaatsnaam Sint-Truiden.
Trumeau. Oudfrans trumeau; kuit. Bijnaam.
Trunk. Duitse bijnaam voor een drinkebroer.
Truttens, Treuttens: Vadersnaam van Germaanse throth-naam, zoals Trutbert, Trutmund, Trutmar.
Truijman: 1. Moedersnaam. Afleiding van Trui, van Geertrui. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam throth-man ‘macht-man’. Drudman.
Truy, Truye, Truije, Troye, Troy, Trau, Truyens, Truyen, Truijens, Truijen, Truiyen, Treuen, Troyen, Truyts, Trouwen, Trouw: 1. Moedersnaam. Korte vorm van Germaanse voronaam Geertrui(de); zie Van Geertruyde(n). Eventueel vadersnaam van Germaanse voornaam Trudo. Truyts, van Geertruids. Truye, Troye, van Trude. Trau is een Brabantse verschrijving voor de dialect uitspraak (vergelijk Trauwkens). 2. Truyen, van van Truyen.
Truyaert. Aanpassing van Druard.
Truyen, van. Verkort uit van Sint-Truien. Plaatsnaam Sint-Truiden (Limburg).
Truyman, Truman, Troumann. 1. Moedersnaam. Afleiding vanTrui (Geertrui). Zie Truye. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam throth-man ‘macht-man’. Drudman.
Truyts. 1. Familienaam uit het Middelnederlandse trute, truyt(e), Frans truite: forel. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Middenenderlands truut-druut, zie ook Druits. 3. Zie ook Truye.
Truyzelaere. Geronde vorm van treizelaar, Middenenderlands dreselaer, Nederduits Dreisler, Duits Drechsler. Beroepsnaam van de houtdraaier. Vergelijk Dresseleer(s).
Tryp, van, van Trijp: Plaatsnaam Trijp in St.-Goriks-Oudenhove (Vlaams-Brabant).
Trijselaar: Afleiding van Middelnederlands triselen ‘Draaien, wentelen’.
Tryssesoone, Trijssesoone: Moedersnaam. Zoon van Trysse, korte vorm van Beatrijsse, Beatrix. Zie Trice.
TՓcharnier. Wellicht Duitse familienaam Scharner: eigenaar van een (Middenhoogduits) scharne: vleesbank, slager. Of eventueel van Duits Tscherner, van plaatsnaam Tscherna bij Brunn.
Tscherni: Aangepaste spelling van Czerny. Bijnaam. Tsjechisch cerny, Pools czarny ‘Zwart’.
Tscherwjakowa: Vrouwelijke vorm bij Russisch Chernyakov, afleiding van de bijnaam Cherniak ‘Zwartharig, donkerhuidig’. Vergelijk Tscherni.
TՓiobbel, Tsiobbel, TՓiobel, Tsobbel, TՓobbel, Sobbel, Sobel. Bijnaam uit het Westvlaamse tsobbelen: struikelen, het Middelnederlandse sobbelen: waggelen, wankelen, struikelen. Het is verwant aan schobben: schuren, wrijven.
Tuck, Tuk, Tukk, Tck, Tuuk, Tucker, Tukker. 1. Bijnaam uit het Middelnederlandse tuuc wat zowel knecht als lichtekooi betekent. 2. Of mogelijk ook bijnaam uit het Middelnederlandse tuc: stoot, trek, ruk, Duits Zuck, Middelnederlands tucken, Duits zucken. Nederduitse familienaam Tcuk, Tucker, beantwoordt aan Duits Zuck(er). Bijnaam voor iemand die makkelijk het zwaard of het mes trekt, vechtersbaas.
Volgens Kees Tukker werden volders in Engeland al in de 13de eeuw al tuckers genoemd omdat ze een betere vorm van volderen uitgevonden hadden via poldermolens. Het gilde voor wolwerkers in Exeter bouwde vanaf halverwege 1400 haar eigen Guild Hall. Die staat er nog steeds en heeft al die eeuwen Tuckersՠs Hall geheten. Het is dus een beroepsnaam uit Engeland die vandaar kwam de naam met het beroep in zuid en midden Nederland. Tot 1800 was het Tukker met een c, Tucker.
Tuaux, Tuyau: Oudfrans tuel (afleiding van Oudnederlands thuta: buis, hoorn, tuithoorn): buis, hoorn. Vergelijk Buyse.
Tubeke, Tubeeckx, Tubbeckx, Tubex: Plaatsnaam Tubeke (Frans Tubize, Waals-Brabant). Meestal evenwel Re-interpretatie van Tobback(x).
Tubergen, van. Plaatsnaam Tubbergen, Overijssel.
Tubier. Vadersnaam. Variant van Picardisch Tibiert = Tibert, zie Tybaert.
Tuboville. Plaatsnaam Thibouville, Eure.
Tuch, Tuchman,Tuchmann: Duitse beroepsnaam van de lakenwever, lakenhandelaar of lakenmeter.
Tuchsznajder. Duits Tuchschneider: lakensnijder.
Tuel, van. Variant van Van Tuyl of Van Thull.
Tuerlings, Tuerlinck, Tuerlinckx, Tuerlinx, Turelinckx, Turelincx, Turlinckx, Turlinkx, Teurelincx, Tuerelinckx, Tuerelinck, Thuerelinckx, Teurlings, Teurlinckx, Teurlincx, Tierlick, Tierelinckx. Vadersnaam, afgeleid van de Nederduitse voornaam Tulling, afleiding van Germaanse bakernaam, vergelijk Tollens.
Tueux. Picardisch voor Tueur; doder, slachter.
Tuffreau. Metathesis van Truffaud.
Tugendhaft. Duitse bijnaam; deugdzaam.
Tuil, (van), van Tuijl: Plaatsnaam Tuil (Gelderland, Utrecht).
Tuillier, Tuilier, Tuiliez, Tuily, Thullier, Thulliez, Thulier, Thulie, Thuilier, Thuillier, Thuilliez, Thuillez, Thuilles, Thuyllie, Thuylie, Lethuillier: Beroepsnaam. Frans tuilier: tegelbakker, steenbakker; ook tegeldekker, stratenmaker.
Tuinder, Tunders, Tuinderman, Tuinman,: 1. Bewoner van een tuin ‘mmheinde plaats’. Of beroepsnaam voor de maker of vlechter van omheiningen, afsluitingen. Middelnederlands tuun, Duits Zaun ‘mmtuining, heining’. 2. Afleiding van Van Tuyne.
Tuinen, van, Tuinstra, Tuininga, Tuinsma: Plaatsnaam Tuin ‘mmheinig, afsluiting, omsloten ruimte, erf’. De Tunen, Tuinen is een buurt in Leeuwarden, Franeker en Hindeloopen (Friesland).
Tuinhof: Plaatsnaam, ‘mmtuinde hof’.
Tuinier: Beroepsnaam van een tuinier? Of variant voor Tuinder?
Tuinman, Tuijnman: Afleiding van van Tuine. Of synoniem met Tuinder.
Tuinstra. Friese afleiding van plaatsnaam Tuin.
Tuite, Tuiten, Tuijte, Tuijten, Tuijtjens: Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Dod, oude bakernaam. Dodinus, Dotinus, Dutinus, Tutinus.
Tukker: Afleiding van Middelnederlands tucken ‘Trekken’Duits zucken. De Nederduits familienaam Tuck(er) beantwoordt aan Duits Zuck(er). Bijnaam voor iemand die makkelijk het zwaard of het mes trekt, vechtersbaas.
Tulckens: Variant van Tulkens, Tullekens. Moedersnaam. Verkleinvorm van Tule = Toele, korte vorm van de voornaam Bertoelen of Matoele, Waalse vleivormen van Berta, Matilde. Maar de Middelburgse familie Tulleken16de eeuw) is afkomstig uit Gelderland.
Tulder, van, van Tulden. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Tuldel in Poppel (provincie Antwerpen). Hilvarenbeek, Noord-Brabant.
Tuleau. Wellicht van Tuleu, Tuloup, dat is tue loup: wolvendoder.
Tulfer. Engelse familienaam Telfer, Tolver, Tulliver, aanpassing van Frans Taillefer.
Tulip, Tulipp, Tulippe, Tulype: Renterpretatie? De tulp (Frans tulipe) werd namelijk pas in de 16de eeuw uit Turkije ingevoerd.
Tulkens, Tulleken, Tullekens, Thulke: Moedersnaam. Afleiding vanTule = Toele. Zie Toelen(s).
Tullemans, Tulmans. Afleiding van Tulle, zie Toelen.
Tulp, van der. Huis-, adresnaam.
Tulpin, Tulpinck, Tuplin. Vadersnam Tulpin, van Turpin, Turpijn. Heiligennaam Turpinus.
Tumerelle, Thumerelle: Oudfrans tumerel: valstrik; (ook) blijde, ballista, katapult. Beroepsnaam.
Tummeleer, Tumeleer, Tumelaire, Tumilaire, Thumeleer, Thumelaire, Thumlaire, Thumilaire, Thumilair, Thumulaire, Thummler, Tummler. Beroepsnaam van de tuimelaar, de acrobaat die buitelingen maakt. 2. Middenenderlands tumelaer: oorlogswerktuig, slingerwerktuig. Beroepsnaam van de bediener van de katapult.
Tuninga: Friese afleiding vanplaatsnaam Tuin.
Tunk, Tunc, Tuncki, Tuncky: Middenhoogduits tune: onderaards vertrek (met mest bedekt) als winterwoning, als werkplaats van een wever of voor het bewaren van de veldvruchten. Beroepsnaam.
Tuntelder, Tunteler. Afkomstig van de plaatsnaam Tuntel, Duitsland.
Tupfman, Tupman. Beroepsnaam van de pottenbakker. Vergelijk Topper.
Tuppenney. Variant van Engels Turnpenn(e)y: die zijn penning een paar keer omkeert voor hij hem uitgeeft. Bijnaam voor een zuinig, krenterig mens.
Turbang, Turban, Torbeyns, Torbeijns, Torben, Durban. Vadersnaam, variant van Urban, Orban. De T komt wellicht van (Saint, Sanckt) Saint-Orban. Torbeyn, van Saint-Orbain. Duits ook Turban = Durban. Vergelijk Duits Turbanstag = Urbanstag.
Turbet, Turb: Vadersnaam Turbert, Germaanse berht-naam. Of afleiding van Turbaud.
Turby. 1. Zie Tourbier. 2. Plaatsnaam.
Turcksin. Vondelingnaam. De stamvader was Henricus Teurfsin, op 8 april 1729 gevonden op het Teurfsin in de Pastoirstmetjen; dat was een plaats waar turf gestoken werd aan de linkeroever van de Zenne in Brussel, nu de Zwarte-Lievevrouwestraat.
Tureluren, Turlur, Turlure, Tierelieren, Tireliren, Tirelir, Tiereliers, Tierliers: Turelure, van Oudfrans turelure, een klanknabootsend woord: deuntje, liedje, fabeltje, beuzelpraatje; ook doedelzak, van bedrogen echtgenoot.
Turenhout, van: Plaatsnaam Turnhout (Provincie Antwerpen).
Turf, Turfs, Torfs, Torf, Teurfs. Beroepsbijnaam voor de turfsteker, veenboer, turfhandelaar.
Tufkruyer, Turfkruijer, Turfkruiyer, Turfreyer: Beroesnaam van de turfkruier, die turf met de kruiwagen vervoert.
Turin, Turrin, Turyn, Thourin, Thurin, Turine, van Turijn, Torrijn. 1. Vadersnaam, verkorte vorm van bijvoorbeeld Arthurin, Mathurin of Victorin. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Tourinne(s) (Luik, Waals-Brabant). 3. Mogelijk ook uit de plaatsnaam Turijn (Itali).
Turine. Familienaam uit de plaatsnaam Tourinne(s) (Luik, Waals-Brabant).
Turk, den, Turken, Turkstra, Trk, Turc, Turck, Turek, de(den) Turck, (de) Turcq, (den) Turckx, (de) Torck, Torcq, Tork, Torcque, Torq, Teurcq, Teucq, Leturq, Leturc, Leturque, Turcksin. 1. Als volksnaam voor een Turik of als afleiding van een huisnaam overgedragen op de afstammelingen die hier als vrijen of als slaven kwamen. 2. Het Middelnederlandse torke of turke betekent ook: fakkel en haarwrong. In dit geval zou het bijvoorbeeld een naam kunnen zijn van een handige fakkelmaker of verkoper. Of eventueel iemand met een opvallende haarwrong.
Turkenburg: Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam. (wellicht in Zuid-Holland). Turik of torke verwijst mogelijk naar andersgelovige of fakkel, burg verwijst wellicht naar versterkte hoeve.
Turkery, Turkry, Turcry: Plaatsnaam Turquerie, zoals in Kales in 1774.
Turki, Turci, Turchi: Latinisering van de volksnaam Turk.
Turksma: Deze Friese familienaam zou volgens Winkler geen afleiding zijn van de Friese voornaam Ture, Torke, maar zou volgens de overlevering gegeven zijn aan een Turkse zwerver.
Turlot, Turloot, Turlotte, Turlutte: Vleivorm van de Brits-Keltische voornaam Arthur.
Turman, Thurman: Turreman, afleiding van Middelnederlands turre, torre: toren. Zie Torremans, Van Torre.
Turnbull. Engels zinwoord Turn bull: stierencastreerder? Maar vergelijk Tourneboeuf.
Turner, Turneer: Beroepsnaam van de houtdraaier. Zie Tourneur.
Turnhout, van, van Turenhoudt, van Turenhout, van Turehoudt, van Turehout, van Thurenhout, van Thurnhout, van Tuerenhout, van Theurenhout, van Teurenhout, van Tornhaut, van Tornhout, van Tornout, van Thornhout, van Tournhout, van Tournout, Tournhoudt, van Thournhout, Vanthournout, Vanthournhoud, Vanthournoudt, van Thournout, van Thourenhout. Familienaam uit ofwel de plaatsnaam Turnhout (Antwerpen) of Torhout (West-Vlaanderen). Het zijn vooral de vormen met T(h)o(u)r die wellicht uit Torhout afkomstig zijn.
Turpin, Turpyn, Turpijn, Turpain, Turpein, Thurpin, Troupin, Trupin, Trappens: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Turpinus, die als voornaam bekend raakte door het Chanson de Roland.
Turquet, Turchet: afleiding van Turc: Turk.
Tske, Tuske: Vadersnaam. Waarschijnlijk geronde vorm van Tyske, afleiding van Tijs.
Tusschans. Zinwoord tuusch-gans: ganzenverkoper. Vergelijk Middelnederlands rostuuscher, gansmenger, gansecoeper.
Tussenbroek, van. Plaastnaam Tschenbroich in Wegberg en Grevenbroich (Noordrijn-Westfalen).
Tusset. Wellicht variant van Tousset.
Tussing. Waarschijnlijk een variant van Tossing, van Toussaint. 2. Eventueel = Thijssing.
Tutte, van de. Verhaspeling van Van de Putte.
Tuttman. Vadersnaam. Afleiding van Tut, zie Todde.
Tuvache. Beroepsnaam van de runderslachter, die ‘De koe doodt’.
Tuykom, van, van Tuykon, van Tuyckom, van Tuycom: Plaatsnaam Tudekem bij Herent (Vlaams-Brabant).
Tuyl, van, van Tuijl, van Tuil. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Tuil (Gelderland en Utrecht) of Tuilt in Kuringen. Limburg.
Tuyls. Moedersnaam. Afleiding van Toele = Tule? Zie Toelen(s).2. Verkorte afleiding van Van Tuyl?
Tuyn, van, Tuyne, van, van Thuynen, van Thuyne, van Thuijne, van (der) Tuijn, van Tuinen, van der Tuin. Familienaam uit de plaatsnaam Tuin/Tuine: omheining, afsluiting, omsloten ruimte.
Tuyst, van. Plaatsnaam Twist in Vierlingsbeek, Noord-Brabant?
Tuyten, Tuyttens, Tuytten, Tuyten, Tuytens, Tuytte, Tuyte, Thuytten, Tuijtens, Tuijttens, Tuijtten, Tuiten, Tuitens, Tuttens. Vadersnaam, oude knuffelvorm van de Germaanse voornaam Dodinus, Dutinus.
Tuytelaars, Tuytelaers, Tuyteleers, Tuijtelaars, Tuijtelaers, Tutelaars, Tutelaers, Tuteleers, Tutelaire, Tutlaire, Titulaer, Tittelaar: Afleiding van werkwoord tu(i)telen, frequentatief van tu(i)ten. Bijnaam voor een vicier. Middenhoogduits ttelaere: vleier. Middenenderlands tuyteler: ruilhandelaar van betekenis onwaar spreken, (zijn waar) leugenachtig aanprijzen. Vergelijk hetzelfde semantisch verband tussen Middelnederlands tusschen en Duits tauschen/tuschen: ruilen/ bedriegen. Duitse familienaam Tuttler, Tittler.
Tuijter, Tuijtel: Beroepsnaam. Middelnederlands tuter, tuyter ‘Hoornblazer, trompetter’.
Twee, van der. Re-interpretatie van Van der Wee?
Tweebeeke: Misschien een herinterpretatie van de familienaam van Twembeke. Plaatsnaam Twembeke bij Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen).
Tweedale. Engelse plaatsnaam. Dal van de Tweed.
Tweedij: Misschien verhaspeling van de Engelse familienaam Tweedale ‘Dal van de Tweed’.
Tweelings, Tweelinckx. Bijnaam; tweeling.
Tweepeninckx, Tweepenninckx. Bijnaam voor een cijnsontvanger. Of voor iemand die twee penningen moest betalen ? Of voor een arme die slechts twee penningen had ? De Duitse variant is Zweipfennig.
Twembeke, van, van Twembecke, van Twenbeke. Naam uit de plaatsnaam Twembeke bij Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen).
Twesten. Duitse familienaam. Wellicht plaatsnaam Twiste in Hessen of Twistern (Nedersaksen).
Twiesselman, Twiesselmann: Afleiding van plaatsnaam Twiessel a.d. Hase.
Twyffels, Twijffels: Bijnaam voor een twijfelaar, onzeker mens. Vergelijk Duits Zweifel, Nederduits Twiefel.
Twigt: Misschien door onzorgvuldige articulatie van de r uit (van) Trigt. Of de Duitse bijnaam Wicht: Middelhoogduits Wiht ‘kabouter, dwerg’.
Twist, van: Plaatsnaam Twist in Vierlingsbeek en Sambeek (Noord-Brabant). Of Duitse plaatsnaam Twiste in Hessen.
Tybaert, Thybaert, Thijbaert, Thibert, Tibert, Tiberti, Theybaert, Theybers, Theijbers. Vadersnaam uit het Germaanse theud + berth; volk-schitterend.
Tyckaert, Tijckaert, Teykaerts. Beroepsnaam van de tijkwever. 2. Afleiding van Tijck.
Tyffers, Tievers: Wellicht verdoft van Tyvaers, afleiding van Tyvaert; zie Thivart.
Tyrolien. Duits Tiroler, afkomstig van Tirol.
Tyrrell. Engelse familienaam Tirrell, van Oudfrans Tirel, afleiding van de voornaam Thiry, Thierry; zie Thiriaux
U.
Ubacht, Ubachs, Ubaghs, Ubas, Uebags, Uebachs. Plaatsnaam Ubach, Nederlands-Limburg, Ubach-Palenberg in Duitsland.
Ubbelohde. Duitse plaatsnaam Ubbelohe. Lohe, van Moddenhoogduits loch: bos, lo. Ubbenlo bij Osnabruck.
Ubels, Ubbels, Obels, Hubel. Vadersnaam op basis van de voornaam Ubel, verbogen met een -s (< Ubelszoon). De voornaam Ubel kan evenals Ubbel of Oebele beschouwd worden als een variant van Hubold, een tweestammige Germaanse naam die samengesteld is uit hug ‘Hdenkende) geest, verstandՠen bold/bald = ‘Dapper, moedigՠen derhalve de wens tot uitdrukking bracht dat de genaamde dapper door het gebruik van zijn verstand zou zijn. Te meer daar we deze naamvorm vooral in het noordoosten van het land aantreffen, kan de voornaam Ubel ook gezien worden als een vleivorm van de Friese voornaam Obe/Ube, die enerzijds wel met de diernaam wolf in verband wordt gebracht - vergelijk de Scandinavische naam Ubbe < Ulf (wolf) -, maar daarnaast uit andere Germaanse namen kan worden verklaard, zoals uit Odbrecht/Odbert - od = ‘arfgoed’bert = ‘Stralend, schitterendՠ- of uit Hu(ge)bert, waarmee we weer terug zijn bij het bestanddeel hug = ‘geest’.
Uberland. Spelling voor Huberland.
Uberschlag, Ueberschlag: Beroepsnaam van een molenaar met een bovenslagse molen.
bersfeld, Uebersfeld: Duitse pendant van Overtvelt.
Ubink, Ubbink, Ubbing, Ubbinga, Ubbinge, Ubing, Ubinga, Ubinge, Ubben, Ubbema, Ubbena, Ubbens, Ubbes. Vadersnaam uit de voornaam Ube/ Ub(b)o. De namen op -ink zijn in principe Saksisch, op -ing Fries. Maar -ing(e/a)/ink/.. zijn gewoon vadersnaam uitgangen. De uitgangen lopen regionaal meestal door mekaar en er zijn nog heel wat andere varianten.
Udemans, Umans. Vaders-, moederanssm. Afleiding van Germanse voornaam Odo, Udo / Oda, Uda.
Uden, van: Plaatsnaam Uden (Noord-Brabant).
Udo: Vadersnaam. Germaanse voornaam Udo, Odo.
Ueberdinck. Nederduitse tegenhanger van Overdijk.
Ueberhorst. Naar de woonplaats over, voorbij een horst.
Ueckermann. Duitse familienaam ckermann, van riviernaam cker, zijrivier van de Haff (Pommeren).
Ufkes: Vadersnaam. Friese voornaam Ufke, verkleinvorm van Uffe, Offe, van Uffo, Off, bakervorm van een wolf-naam, zoals Wolfhard, of uit Otfrid.
Ugalde, Ugarte: Baskische familienaam: bij het water / aan een samenvloeiing van twee wateren.
Ugille. Moedersnaam. Germaanse voornaam aud-gsl ‘geschenk-gijzelaar’. Ogisla; of vadersnaam Odgisilus. Of Osille, van Latijnse heiligennaam Auxilia?
Uhlemann, Uhlmann, Ullman, Ullmann, Ulmann, Uijleman: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ulrich.
Uhlig. Vadersnaam. Korte vorm van Uhrich.
Uhr. Vadersnaam. Korte vorm van Ulrich.
Uiling, Ulens, Uilsma, en in Oost-Friesland Uhlen; oud Germaanse voornaam Ulo, Uulke, Uultje, Uilke, Ulco, Uiltje, Uultsen in Friesland. Uilsmahorn is een buurt by Tonnaart (Ternaard) in Friesland, Ulbargen een dorp bij Aurich in Oost-Friesland, Uhlebll een gehucht by Niebll in Noord-Friesland, Uhlentrup (dat is Ulendorp) een dorp bij Beckum in Munsterland, Uhlingen een dorp by Lauenburg (Cslin) in Pommeren, en Ulgeweer (Ulingaweer) een sate te Larrelt in Oost-Friesland.
Ulrich, Uhrig, Urich. Vadersnaam. Variant van Ulrich.
Uhryn, Uhring, Urijn, Ureyn, Uuring. Vadersnaam. Afleiding van Uhrich, Ulrich.
Uil, Uijl, den Uyl. 1. Bijnaam naar de roofvogel, de uil. Voor een wijze of dwaze? Naar de grote ogen?
Uitbergen, van, van Uytbergen, van Wtberghe: Plaatsnaam Uitbergen (Oost-Vlaanderen).
Uitdenbroeck, Uitdebroeks, Uitdebroekckx, Uitdenbroeck, Uittebroeck, Uytdebroecks, Uytdebroeks, Uytdebroeck, Uijtdebroeks, Uytdebrouck, Uytdenbroeck, Uytdenbroek, Uytenbroekck, Uytenbroek, Uyttebrock, Huijtebroeck, Huytenbroeck, Huytebroeck, Uittenbroek, Uittenbroeckx, Uittenbroeck, Uittenbrock, van Uytenbroeck, Ytebrouck. Familienaam die op de herkomst verwijst: uit het Broekland (natte, moerassige land). Vergelijk Van den Broek.
Uitdenhouwen, (van), Uytdenhouwen,-Uytdemhouwer, Uijtdenhouwen, Uyttenhouwen, Uytenhouwen: Plaatsnaam De Houw. Zie Van den Hauwe.
Uitdenhove, Uittenhove, Uittenhoven, Uytdenhoven, Uytdenhove, Wuytdenhoven, Uyttenhove, Uyttenhoven, Uytenhove, Uytenhove, Uijttenhove, Uijthof, Huytenhoven, Huytenhove, Uytdenhoef, Uytdenhoeven, Uytdenhouven, Uyttenhoef, Uitterhoeve, Uyttterhoeve, Uytterhoeven, Uyterhoeve, Uyterhoeven, Uijtterhoeven, Uytroeven, Uytroever, Uitdenhouwen. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Ten Hove en Ter Hoeve(n).
Uitdewelligen, Uitdewilligen, Uitdewilligen, Uytdenwilligen, Uytdewilligen, Uytdewillegen, Uytdewilligen, Uytdewilgen, Witterwulghe, Wttrwulghe, Witterwulghe, Utterwulghe. Familienaam uit de plaatsnaam Wilgen: plaats waar veel wilgen groeien. Zie ook van der Willigen. W(i)tter is te lezen als uutter, uiter.
Uiterhaegen, Uitterhaegen, Uijtterhaegen, Uytterhaegen, Uyterhaegen, Uytterhaeghen, Uytterhaeghe, Uytterhaegher, Uyttrage, Uijtdehaag. Naam uit de plaatsnaam Ter Hage. Zie Van der Hage. Met name Uijtdehaag kan uit Den Haag (Zuid-Holland) stammen.
Uiterelst. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam Elst. Mogelijk gevolueerd naar Elst (van der). Zie daar verder.
Uiterhoeve, Uiterhoeven, Uitterhoeve, Uijtterhoeven: Verspreide plaatsnaam ter Hoeve(n).
Uitterlinden, Uiterlinden, Uytterlinde: Plaatsnaam ter Linde(n). Vergelijk Van der Linden.
Uiterschout, Uitterschout, Uytterschot, Uytterschoot, Utterschout, Uytterschaut, Uijterschout, Uijtenschout: Plaatsnaam Schout, Schot/ Schoot, van Germaans skaldu ‘Lis. Zie verder bij Van de Schoot’.
Uiterwijk, Uijterwijk, Uyterwijk, Uitterwijk, Uterwijk. Plaatsnaam.
Uittenboogaard, Uittenbogerd: Uit de Bogaard/Boomgaard.
Uitvange, van, van Uitfange, van Uytvange, van Uytvange, van Uijtvanck, van Uytvanck, van Uytfanghe, van Uytfange, van Uytfangen, van Uytfanck, van Uytfonck. Familienaam uit de plaatsnaam Uitvang: oorspronkelijk deel van de algemene niet ontgonnen gronden, later deel van een straat voor een erf, nieuw gewonnen land.
Ujkani, Ujkan, Uskan. Naam van Albanese/Turkse origine. Wellicht vadersnaam uit de voornaam Uskan.
Ulbricht, Ulbrich, Ulbrick: Vadersnaam. Germaanse voornaam Odalbrecht. Duitse equivalent van Olbrecht 1.
Ulburghs. Moedersnaam. Germaanse voornaam Othalburg: Olburgis.
Ulden, van. Plaatsnaam Oelde, Noordrijn-Westfalen.
Ulenaers, Ulenars. Middenhoogduits lner, van Latijn olla: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Ulens, Ullens, Hulens, Uylings: Vadersnam. Germaanse voornaam met als eerste lid thala ‘Vaderlijk erfgoed’zoals Odalrik: Othelricus = Uthelricus of Ulboldus, Othelbertus = Uthelbertus.
Ulehake. Dubbele vadersnaam uit Oele en Hake.
Ulenaers, Ulenars. Naam uit het Middelhoogduitse lner: pot. Beroepsnaam van de pottenbakker.
Ullrich: Vadersnaam. Duitse variant van de Germaanse voornaam thal-rik ‘Bezit-heerser’.
Ulfelt. Ulfeld is de naam van een Deens adellijk geslacht, bekend sinds de 12de eeuw.
Ulft, van. Plaatsnaam Ulft, bij Gendringen, Gelderland.
Ulian, Uliana, Ulliana. Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Juliana.
Ullenboom. Plaatsnaam Uilenboom. Vergelijk Nederduits Uhlenhorst, Uhlenbach, Uhlendal, Uhelsiepen, waarin Uhl meestal moerassige grond betekent.
Ulmer, Hulmer. Afkomstig van Ulm, Duitsland.
Ulrix, Ulric, Ullrick, Ulrick, Uuldriks, Ulrichs, Ulrich, Ulrichts, Ullrich, Ulrichsen, Ulreich, Ulrici, Oelerich. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam thal-rik ‘Bezit-heerser’. Uthelricus, Othelricus.
Ultee, Ulte: Misschien van Frans Huletet, verkleinvorm van Hulet, verkleinvorm op –let van Hue, van Hugo. Meertens noemt ook de variant Oltee.
Ulzhfer. Duitse plaatsnaam Ilshofen.
Umbrain. Warschijnlijk metathesis van Urbain.
Umbrei. Door assimilatie van Duitse familienaam Unbereit: ongereed. Vergelijk Ongereet.
Ummels, Ummelen, Uemmels, Hummels, Emmels. Moeders-, vadersnaam, van Umme, bakernaam Ummo, van Otmaar, Omaar.
Unden. Vadersnaam. Variant van Duits Unnen (d-epenthesis), Onnen, van Friese voornaam Onno.
Underberg, Unterberg: Die onder aan de berg woont, aan de voet van de berg.
Undorf. Re-interpretatie van Duitse familienaam Undurft, bijnaam voor wie geen behoeftes heeft.
Uneken, Unike, Uiniken, Uncken, Unkes, Uneken, Uienk, Unk: Vadersnaam. Verkleinvorm van de Friese voornaam Une, Unne, Oene, Onne, Onno.
Unen, van Oenen, Uunen. Plaatsnaam, vadersnaam. Oudgermaans ananan *ōne ‘Hik/hij/zij) ademde, leefde, was bezield’het voltooid deelwoord ananaz ‘geademd, geleefd, bezield’. Het zou in het hedendaags Nederlands anen, oen, geanen luiden, dus met een verbuiging zoals dragen, droeg, gedragen. (Het toevoegen van ge- aan het voltooid deelwoord is een latere, Westgermaanse ontwikkeling.) Van *anaz en *ōniz was de zwakke verbuiging anō en *ōnō, beide ‘Hde) ademende, levende, bezielde’. Hiervan komen waarschijnlijk de Friese namen Ane (nevenvorm Anne) en Oene. Aardig wat Germaanse namen zijn dergelijke zwakke verbuigingen van bijvoeglijke naamwoorden. Vergelijk de Friese namen Ake (nevenvorm Akke) en Oeke, beide ‘Leidende, voorname’bij het werkwoord akanan (*ōke, *akanaz) ‘Leiden, drijven’. Uit; https://taaldacht.nl/2014/06/05/oen/
Ungar, Ungaro, Ungerer, Unger: Volksnaam van de Hongaar, in het Duits ook vaak scheldwoord voor een ongemanierde.
Ungerhofer. Plaatsnaam Ungerhof; Hongaarse hof.
Unink, van: Misschien Plaatsnaam Udink, Udingin, Tubbergen, Delden, Goor, Overijssel.
Uninge, Uninga, Unia, oude Germaanse voornaam Une, Oene.
Unglik. Nederduitse variant van Duits Ungleich, Middenhoogduits ungelch: onrechtvaardig, oneerlijk. Bijnaam.
Ungricht. Duitse familienaam Ungericht: ongerechtigheid, misdaad. Ook bijnaam voor iemand met warrig haar.
Unique. Re-interpretatie van Hanique; zie Hannick.
Unissons. Re-interpretatie van Anisson; zie Hanson.
Unkel: Plaatsnaam (Rijnland-Palts).
Unmuth, Umut: Duitse bijnaam. Middenhoogduits unmuoc: mismoedigheid, ergernis, wrevel.
Unsen. Plaatsnaam Unsen, van Unnenhusen (Hameln).
Unteregge. Plaatsnaam Uteregge, Beieren.
Unterman, Untrman: Duits Untermann, die Եnten’beneden woont.
Unverricht. Duitse bijnaam; slordig.
Urbach. Verspreide Duitse plaatsnaam. Zie ook Orbach.
Urban, Urbain, Urbaing, Urbin, Urbing, Urbini, Urbany, Urbani, Urbiack, Urbiak, Urbio, Urbiowicz, Urbiski, Urbzick, Orban, Orband, Orbant, Orbans, Oorenbant, Horban, Horenbant, Hoorebant, Orbaen, Orbon, Orbons, Oirbons, Hurbain, Hurbin, Vrban. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Urbanus; van de stad; (Rome), beschaafd. Urbain vooral in Henegouwen, Orban vooral in Luik. In n Brugs gezin kwamen de namen als volgt voor: 1722 Horban, 1731 Oorbant, 1733 Hoorbant, 1739 Horebandt.
Urbanowicz: Vadersnaam. Slavische afleiding van de heiligennaam Urbanus.
Ureel, Oreel: Hureel, van Frans Hurel, verkleinvorm van Oudfrans hur ‘Borstelig haar, stekelhaar’. Bijnaam voor iemand met borstelig haar.
Urfels. Wellicht plaatsnaam Urfeld in Wesseling (Noordrijn-Westfalen).
Uriot. Vadersnaam. Afleiding van Ury, variant van Oury.
Urk, van: Plaatsnaam Urik (Noord-Holland).
Urlich, Urlichs, Urlik: Vadersnaam. Metathesis van Ulrich/Ulrik.
Urlings, Eurlings, Uurlings, Uerlings. Vadersnaam uit een Limburgse knuffelvorm van Germaanse voornaam Ulrik (othal-rik). Zie Ulrix.
Urmetz, Urmetzer. Plaatsnaam Urmitz, Rijnland-Palts.
Urquizu. Baskische plaatsnaam.
Urschel. Moedersnaam. Opperduitse vorm voor Ursel=Ursula.
Ursel, van, van Usel, van Ussel, van Hussel, dՕrsel, Durselen: 1. Plaatsnaam Ursel (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Ten Ursele in Zaventem (Vlaams-Brabant). 3. Plaatsnaam Ten Ursene in Londerzeel (Vlaams-Brabant). De adellijke familie dՕrsel stamt van dit Ursene. 4. Een enkele keer vondelingnaam. In de 18de eeuw werd een vondeling gevonden bij het klooster van Sint-Ursula in Lv. en daarom Van Ursel genoemd.
Ursem, van. Plaatsnaam Ursem. Noord-Holland.
Ursic, Ursich. Plaatsnaam rzig(Rijnland-Palts).
Ursmer. Vadersnaam. Hybridische voornaam, Latijn Ursus ‘BeerՍ –Germaanse voornaam mer ‘Beroemd’. Ursmarus.
Urso, Ursi, Urzi. Italiaanse orso; beer. Bijnaam.
Urtnel. Alle Urmels stammen van Michal Urmel, die op 7 mei 1859 in Cent te vondeling gelegd werd.
Us, Usez. Naam afgeleid uit Huset, dit uit de Germaanse voornaam Huso. Vergelijk Uz.
Useldinger, Uselding: Duitse plaatsnaam Useldingen.
Userstam. Gerond van IJzerstam, beroepsnaam voor een smid. Vergelijk Duits Eisensteck, Eisenstuck.
Useweels, Usewils, Usewiels, Usuwiel: Misschien de plaatsnaam Oosterweel (Antwerpen): 1210 Otserwele, 1225 Oucerwela.
Usterud. Noorse familienaam, naar boerderijnaam.
Uten, Utens, Ueten. 1. Zie Uydens. 2. Moedersnaam uit Juten. Dit betekent zoveel als ҪuffrouwӼ/span> = Brabants uffra, Justaes = Ustaes.
Utrecht, van, van Uitrecht, van Uyttrecht, van Uytrecht, Vanuytrecht, van Uijtrecht. Familienaam uit de plaatsnaam Utrecht (Utrecht).
Uvergoels. Verhaspeling van Ivergneau?
Uvyls, Uvijls: Variant van Uvyns? Zie Ovyn.
Uwents. Vadersnaam Uwens, wellicht van Udens (met glijder w als hiaatvulling na d-syncope); vergelijk Uydens.
Uxem, van, van Exem, van Uxeem: Plaatsnaam Uksem (Uxem, Frans-Vlaanderen).
Uydens, Uijdens, Uijens, Uten, Utens. Vadersnaam uit het Middelnederlandse Udin, dit is een knuffelvorm van de Germaanse voornaam Udo, variant van Odo.
Uyl, den. te Nuyl. Bijnaam naar de roofvogel, de uil. Voor een wijze of dwaze? Naar de grote ogen? 2. Huisnaam.
Uylebroeck, Uyllenbroeck, Uylenbroeck, Uijlenbroek, Uijlenbroeck, Uylenbroek, Uylembrouck, Uilenbroek, (van) Huylenbroeck, Huylenbroek, Huylebroeck, Huylebroek, (van) Huylenbrouck, Huijlenbroeck, Huylenbrouck, Huylenbrock, Huylembroeck, Huylembrouck, Huylembrouch, Hullebroeck, Hullebroek, Hullebrouck, Uhlenbruck, Uhlenbroek, Uhlenbrock. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Uilenbroek (natte moerassige plaats of uilen-moeras) in Vlierzele (Oost-Vlaanderen), Vlamertinge en Wingene (West-Vlaanderen). 2. Familienaam uit de plaatsnaam Hollebroek, Hoolbroek in Wingene, Pittem, Rumbeke en Ardooie. Uhl, Ohl in Uhlenbrock als natte, moerassige plaats. Ook plaatsnaam Hullenbroek in Herdersem, St.-Maria-Lierde, Vlierzele (Oost-Vlaanderen). Waarschijnlijk is de naam vaak niet te onderscheiden van Hollebroek (zie Van Heulebroeck), blijkens 1398 Daneel van Ulembrouc, Pittem, aangezien de plaatsnaam Hollebroek in de twee buurdorpen Pittem en Wingene voorkomt.
Uymeersch, van. Plaatsnaam Uitmeers: een uitwaarts liggende meers, beemd.
Uijt: Vadersnaam. uit Wuit = Wout(er).
Uythem, van, Uytem, van. Plaatsnaam Uythem in Betekom (Vlaams-Brabant).
Uijt de Haag: Uit Den Haag (Zuid-Holland). Maar een andere plaatsnaam Haag kan ook.
Uijtdenhouwen: Plaatsnaam De Houw. Zie van (den) Hauwe.
Uijtdraegers: Beroepsnaam. Middelnederlands utedrager Եitdrager, opkoper’.
Uyttendael, Uyttendaele, Uytendael, Uytendaele, Uytendael, Uijttendaele, Uittendaele, (van) Wietendaele, Wittendal, Wittendaele, Wyttendaele: Variant van van den Dale, met voorzetsel uit.
Uytterelst, Uyterelst, Uyttrelst, Uythreist, Uijthrelst: Uit der Elst. Plaatsnaam Ter Elst: elzenbos. Zie Van der Elst.
Uytersprot, Uyttersprot, Uijttersprot, Uyttenstrot, Uyttestrot, Uyttersport, Wittesprote, Witesprote, Witesprost, Uysterpruys, Uystepruyst, Uystpruyst, Uyttersprock, Uyttersproot, Uytterstrot, Heutterspreute, Heusterspreute, Heusterpreute. Familienaam uit de plaatsnaam Sporkt in Moorsel (Vlaams-Brabant) of Spurt in Hamme (Oost-Vlaanderen). Sprokt in St.-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen).
Uytborck. De famille zou van Deense herkomst zijn. Maar er is geen duidelijk plaatsnaam in Denemarken, wel 拉borg in Zweden.
Uytdenbosch. Uit Den Bosch (Noord-Brabant) of variant van Van den Bos(ch).
Uytdraegers, Uytdragers. Beroepsnaam. middenenderlands utedrager: uitdrager, opkoper.
Uytganck, van. Re-interpretatie van Van Uytfanck.
Uythethofken. Plaatsnaam Hofken, afleiding van Hof.
Uytkafkot. Plaatsnaam Kafkot: hok waar kaf opgeborgen wordt.
Uytsel, van, van Uijtsel, van Utsel, van Nuytsel, van Oytsel, van Ouytsel. Familienaam uit de plaatsnaam Uitschool in Oevel (Westerlo, Antwerpen).
Uytsluyt, Uijtsluijt: Familienaam in Henegouwen. Waarschijnlijk verhaspeling van Uystpruyst.
Uytweg. Verspreide plaatsnaam; Uitweg.
Uzeel. Franse familienaam en plaatsnaam Uzel (Ctes-du-Nord, Gard).
V.
Vaal, (de); Vael: Bijnaam vaal’bleek’.
Vaals, van. Plaatsnaam, Nederlands-Limburg.
Vaan, de. Waarschijnlijk aanpasing van Devanne(s).
Vaandrager: Vaandeldrager, vaandrig.
Vaart, van der, Vaerent, van der, Varent, van der, Varen, van der, van de Varent, Van der Vaere, Vervaart, Vaartjes, Vervaert, Vervaeren, de Tervarent, Poldervaart: Plaatsnaam (ter) Varent ‘laats waar varens groeien’.
Vaarst, Vast. Vadersnaam. Nederlandse vorm van heiligennaam Vedastus.
Vaart, van der, van de Vaert, Vervaart, Vervaert: Variant van Van der Vaerent.
Vaarts. Waarschijnlijk hypercorrect voor Vaas.
Vaarzon: Vermoedelijk de Engelse familienaam Farson Ԧair son’.
Vaassen, Vaes, Vaessen, Vas: Vadersnaam. Zoon van Vaas, korte vorm van de voornaam Servaas, de heiligennaam Servatius.
Vaate, van der, van de Vaaten, van de Vaten, bij de Vaate, bij de Vate, van der Vaet, Vervaat, Vervaet, Vervat. Familienaam naar de plaatsnaam ‘Vate’. drinkplaats voor dieren, openbare waterput.
Vaccin, Vachin. Afleiding van Frans Vache; koe, rund.
Vachaudez, Wachaudez, Wachaud: Picardisch vassiau dեs: bijenkorf. Beroepsnaam van de imker.
Vacher, Vachier, Vacheer, Vaccher, Wachez, Vacquier, Vaquier, Vackier, Vaquer, Vaquez, Levacher, Desvachez, Desvages: Beroepsnaam. Frans vacher, Picardisch vacquier: koewachter.
Vache, Vach: Afleiding van Vache: koe of spelling voor Vacher.
Vacht, de. Beroepsnaam van de vachtkoper of vachtploter. Zie De Vachter.
Vachter, (de). Beroepsnaam van de vachtkoper of -ploter, die de wol van de schapenvacht afsteekt.
Vacogne, Wacogne: 1. Dialect vorm van de streeknaam Gascogne. 2. Plaatsnaam Vacognes (Calvados). 3. Waarschijnlijk een plaatsnaam in het Boonse (Pas-de-Calais).
Vadder, de, Vaddere, de. Familienaam uit het Middelnederlandse vadder: doopvader, geestelijke vader. Vergelijk Vedder, Duits Gevatter, Pte, Frans Parrain.
Vader, Vaders, de Vaere, de Vaar, de Vare, de Vaert, Devard. Bijnaam voor de vader om hem te onderscheiden van de zoon die dan meestal dezelfde doopnaam. Als familienaam ging hij dan over op andere kinderen. Op dezelfde manier ontstond ook de familienaam Zoon(s),
Vaeck. Middelnederlands vaec: vaak, slaperigheid. Vergelijk Duits Schlaf. 2. Picardisch vaque, Latijn vacca: koe. Bijnaam.
Vaek van, van Vaeck, van Vack, Vervaeke, Vervaek, Vervaeck, Vervaecke, Vervack, Vervacke, Vervaekt, Vervackt, Vervaque, Vervalcke, Vervarcke. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam vakeՠ= vlechtwerik als afdamming in een beek. Deze plaatsnaam komt op verschillende plaatsen voor.
Vael, Vaele, Vaelen, de Vaal, Falewee. Bijnaam: vaal (bleek), blond.
Vaeren, Varen, Varent, Vaerent, van der, van de Varent, van der Vaere, Vervaeren, de Tervarent. Familienaam uit de plaatsnaam (ter) Varent: plaats waar varens groeien. Wellicht ergens in Limburg en mogelijk in Tremelo (Vlaams-Brabant).
Vaerman, Vaermans, Vaereman, Vaeremans, Varemans, Vareman, Varremans, Faerman: 1. Middenenderlands vaerman: varensgezel, matroos, voetknecht. 2. Afleiding van Van der Vaeren(t).
Vaernewijck, (van), (van) Vaernewyck, (van) Vaerenwijck, Vaerenwyck, van Vaerenewijck, Vaerenewyck, (van) Varenwyck, Varenwyck, (van) Vaerewijck, Varewijck, Varewyck, Varewyk, Vaerwyck, Varnewyck, Varnewijk. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Varenwijk. Deze plaatsnaam komt onder andere voor in Bavikhove, Zevergem en Gent.
Vaerten, Vaarten: Afleiding van (Van der) Vaert
Vaes, Vaas, Vaessen, Vaessens, Vaesen, Vaesens, Vasen, Vase, Vassen, Vaasse, Vaasen, Vahsen, Vass, Vas, Vassen, Vasse, Voos, Voosen, Voose, Voois, Vooys, de, Vooijs, Voesen, Voes, Vossen, Voest, Voez, Voz, Vohsen, Vohs, Vose, Vause, Voshen, Vosen, Faas, Faasse, Faes, Faasen, Faase, Facen, Faassen, Faessen, Faesen, Fasen, Fazinga, Faasma Foes. Vadersnaam (verkorting) uit de Latijnse heiligennaam Servatius of Bonifacius. Sint-Servaas was bisschop van Tongeren-Maastricht en is de patroonheilige van Maastricht. Vandaar de grote verering en bekendheid in Limburg en Rijnland.
Vaesken, Veuskens: Vadersnaam. Afleiding van Vaes = Servaes.
Vaeye, Vaeyens, Vaij, Vayens, Vaye, Vuye, Vuije, Vye: Wellicht variant van Waeye.
Vaeyendries. Plaatsnaam Voyendries bij Turnhout (Antwerpen).
Vagane. Plaatsnaam Vaganay of Vaganet, (Rhône).
Vagnier. 1. Variant van Wagnier. 2. Zie Vanier.
Vaguet. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wago.
Vahlenkamp: Plaatsnaam, 1211 Walencamp in Marcq-en-Baroeul (Nord), Walloncamp bij Quvy (Henegouwen), Wallekamp in Rekkem (West-Vlaanderen).
Vaillant, Vaillants, Vailland, Levaillant: Oudfrans vaillant: dapper, voornaam, trots.
Vaillemans. Variant van Vellemans, met gemouilleerde 1?
Vaillier. Variant van Frans Valier, Franse dialect vorm van heiligennaam Valerius.
Vainqueur. Re-interpretatie van Fincoeur.
Vairet, Vair, Veyret, Waayeret. Naam uit het Oudfranse vairet: gevlekt, gestippeld. Bijnaam naar n of andere lichamelijke eigenschap (huid - haar - handen).
Vairon, Vairont. Oudfrans vairon: gevlekt, gestippeld, in twee kleuren. Bijnaam.
Vaise. Vadersnaam. Verkort van Gervaise, oude vorm van Gervais.
Vaisire, Vaissire, Vaissier, Vaisiere, Vayssier, Veyssire, Veyssires, Vessire, Vessie, Vessiere, Vessie: Afleiding van dialect Frans vaisse: notenboom. Plaatsnaam: plaats waar notenbomen groeien
Viasset, Veysset: Afleidig van vaisse: notenboom. Vergelijk Vaissire.
Val, Vaux, Veau, Veaux, Leval, Leva, Levaz, Levae, Levaux, Levau, Leveaux, Leveau, Levay, Levo, Levooz, Levoz, Lvoz, Lvo, Deleva, Delaval, Delvalle, Delval, Delvael, Delvae, Delva, Delvas, Dalva, Delvaen, Delvau, Delvaulx, Delvaux, Delvax, Delveaux, Delveau, Dellevaux, Delvoor, Delvo, Delvoux, Delvou, Devalle, Deval, De Vaal, Devaulx, Devau, Devaud, Devault, Deveau, Deveaux, Devau, Devaux, Desvaux, Desvaux, Devo, Deveeuw, Deveuw, Duval, Duva, Duvael, Duvault, Duvau, Duvaux, Duveau, Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnamen: Val, Vaulx, Le Val. Dit betekent: dal.
Valck, Valcke, Valckx, Valcks, Valkx, De Valke, De Valk, De Valck, Valcq, (de) Valque, Falck, Falcq, Falek, Falque, Falques. 1. Beroepsnaam van de valkenier. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Falco: valk.
Vale: Verkort uit van der Vale. Plaatsnaam Vaal, Le Val, Vaulx, van Frans Val ‘Vallei, dal’.
Valenberg Van, Valenberghs, Valemberg. Familienaam uit de plaatsnaam Valenberg (sՠHertogenbosch, Veluwe).
Valent: Occitaans valent, Italiaans valente ‘moedig, sterk, flink’. Bijnaam.
Valentijn, Valentijns, Valenteyns, Valentyns, Valenteyns, Valetyn, Valetyns, Valentin, Valentine, Valentini, Valentiny, Valentino, Valentim, Valantin, Falentin, Fallentheyn, Fallenteyn, Fallenthein: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valentinus.
Valet, Valez, Vallet, Vallez, Valley, Valles, Vaulet, Varlet, Varlz, Varley, Varl, Warlet, Warlez, Levarlet, Levalet. 1. Naam uit het Oudfranse valet: jongen, knaap, page, schildknaap, leerjongen. 2. Zie ook Vaulet.
Valeton: Oudfrans val(e)ton, verkleinvorm van valet, varlet ‘Jongen, knaap, edelknaap, page, schildknaap, leerjongen’.
Valgaeren, Valgaerts, Valgaers. Familienaam uit de Oudmiddelnederlandse plaatsnaam (verspreid in Limburg) valgader: valhek (Valveken betekent zowat hetzelfde).
Valing: Vadersnaam. Afleiding van de oude Germaanse voornaam Falho of Valbert.
Valk, Valke, (de); de Valck, Valcke, Valcks, Valckse, Valckx, Valkx, Valckx, Valcq. (de) Valque, Falck, Falcq, Falek, Falque, Falques: 1. Beroepsbijnaam van de valkenaar ‘De beambte belast met de zorg over de voor de jacht afgerichte valken’. 1311 Jan Valke (op zijn zegel staan drie vogels); Aardenburg. 2. Het lidwoord kan secundair zijn, omdat de naam niet meer begrepen werd als voornaam. Vadersnaam. Germaanse voornaam Falco նalk’.
Vale, van der, van der Vael, van (der) Val, van (der) Valle, van de Valle, Vervaele, Vaele, Vaele, Vervalle, van Valen: Plaatsnaam Ter
Vaal, Val, Frans Val: vallei, dal. Vergelijk Val. Van Val(le) en Van de Valle kunnen varianten zijn van Van (de) Wal(le).
Valembois. Plaatsnaam Val-en-bois: dal in het bos (Meuse).
Valenberg, van, Valenberghs, Valemberg: Plaatsnaam Valenberg (Gelderland).
Valence, Vallance: 1. Plaatsnaam. Franse naam van de Spaanse stad Valencia. Eventueel Franse plaatsnaam Valence (in 6 dep.). 2. Eventueel moedersnaam. Latijnse heiligennaam Valentia.
Valencia: Plaatsnaam. Spaanse stad Valencia.
Valenon, Valenson, Valanson: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Valentius.
Valencyn, Valencyns, Valencijns: Plaatsnaam Valencijn, Frans Valenciennes (Nord).
Valenduc. Plaatsnaam Val-Duc in Hamme-Mille (Waals-Brabant).
Valenne. Plaatsnaam in Feschaux, Namen?
Valent, Valente, Valenti, Valiante, Valiente, Valinte: Occidentaals valent, Italiaans valente: moedig, sterk, flink. Bijnaam. Vergelijk Vaillant.
Valentijn, Valentijns,Valenteyns, Valentyns, Valentyn, Valentine, Valentin, Valentini, Valentiny, Valentino, Valentim, Valantin, Falentin, Fallenthyn, Fallenteyn, Fallenthein: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valentinus. Moedersnaam Valentine. Is Falentin een plaatsnaam? Misschien Re-interpretatie van Phalempin.
Valre, Valeyre, Valere, Valair, Valerius, Valeri, Valerio, Walerius, Valrio, Valero, Valry, Valleri, Vallery, Vallieri, Vallier: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valerius.
Valriane, Valeriane, Valriana: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Valerianus.
Valet, Valez, Vallet, Vallez, Valley, Valles, Vaulet, Varlet, Varlez, Varley, Varl, Warlet, Warlez, Levarlet, Levalet. Oudfrans valet: jongen, knaap, edelknaap, page, schildknaap, leerjongen. Vergelijk De Cnaep. 2. Zie ook Vaulet.
Valette, Vallette, Varlette. Vrouwelijk. van Valet. 2. Plaatsnaam Valette: klein dal, in Florennes (Namen).
Valgaeren, Valgaers, Valgaerts: Plaatsnaam. Middenenderlands valgader: valhek; vergelijk Valveken. Verspreide Limburgse plaatsnaam. 1364 Valgaders velt, St.-Truiden. Valkenveld.
Valire, Vallire: Moedersnaam Valire, van heiligennaam Valeria.
Valk, van der. Plaatsnaam Valk in Kapelle-op-den-Bos (Vlaams-Brabant), Eigenbrakel (Waals-Brabant), Varendonk (Antwerpen), Belsele (Oost-Vlaanderen). De Valk in Ede (Gelderland).
Valkenaar, Valkenaars, Valkenaert, Valkeneere, Valkeneers, Valkeners, Valkeneire, Valekenaers, (de) Valckenier, Valckenier, Valckeniers, Valkenier, Valkeniers, Valckenaers, Valckeneers, Valckeneire, Falgoneer, (de) Valckenaere, Valkenaere, de Valckeneer, de Valkeneer, de Valkener, de Valckenaers, Walkenaere, Valquenart, Walckenier, Walkenier, Velkeneers, Velkener, Velkeniers, de Walkeneer, Devalkeneer, Wolkenaer, Wolkenar, Wolkener. Beroepsnaam van de valkenier: degene die met de zorg voor de afgerichte valken belast was. Frans Fauconnier.
Valkenberg, Valkemberg, Valquelberg: Plaatsnaam Valkenberg in Nederbrakel (Oost-Vlaanderen), Poperinge (West-Vlaanderen), Gilze (Noord-Brabant) en Epe (Gelderland). Valkenberg is ook de oude Nederlands naam van Fauquembergues (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen). Maar berg-en burg-namen werden vaak verward, zodat ook wel Valkenburg bedoeld kan zijn.
Valkenburg, van, (van) Valkenborgh, (van) Valckenborgh, Valkenborghs, Valkenborgh, Valkenborg: 1. Plaatsnaam Valkenburg (Nederlands-Limburg, Zuid-Holland). 2. Plaatsnaam, Zuid-Holland. Vergelijk ook Valkenberg.
Valkenisse, van: Plaatsnaam Valkenisse (Zeeland).
Valkhoff: Plaatsnaam ‘Valkenhof’. Wellicht de Duitse plaatsnaam Falkenhof (Baden-Wrttemberg, Hessen).
Vall, Valle, Vale, Vallee, Valee, Vallez, Vallaeyes, Vallaeys, Vallaeys, Vallaey Lavalle, Lavall, Lavalle, Lavale, Lavallee, Lavalleye, Lavalley, Lavalaye, Delevalle, de la Valle, de Laveleye; Delaveleye, Delevall, Delevalle, Delevallez, Delvalle, Delvallee, Delvallez, Delvallet, Delvalley, Devall, Dealle, Devalet, Devallez, Devalez. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam valle: dal, vallei.
Vallin, Vallyn,Valin,Valens,Vaelen: Vadersnaam. Oudevoornaam van Germaanse voornaam Falho of Valbert
Valmond. Plaatsnaam Valmont (Seine-Mar., Moselle).
Valois, Vallois: Plaatsnaam Valois, naam van een streek in Frankrijk (Aisne, Oise). Of Vallois (Meurthe-et-Mos.).
Valot, Vallot, Varlot, Varloteuax, Varloteau, Walot, Walo: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Walo. Zie Wallon 1. 2. Oudfrans valot, variant van Valet.
Valschaerts. Bijnaam voor een valsaard. Zie Walschaert.
Valtin. Vadersnaam van Valentin. Vergelijk Velten.
Valton, Walton: Oudfrans val(e)ton, afleiding van Valet.
Valstar, Valster: Scandinavische familienaam Falster?
Valvekens. Plaatsnaam (Val)veken: sluitboom, valhek. Vergelijk Van der Veken.
Valy, Vally, Valli, Vali. Plaatsnaam Valy, Meuse.
Vamaymbeck. Wellicht (Frans-Vlaanderen) van Van Heymbeeck.
Vambenette. Verhaspeling van Van Beneden.
Vamos. Waarschijnlijk van Van Os.
Van, de, De Van, Devan. Waarschijnlijk aanpassing van Devannes.
Vanden. Verkorting van familienaam met Van den-aanloop? Vondelingnaam?
Vander, van Der. Wellicht Waalse afkorting van een Vlaamse familienaam met Van der-aanloop.
Vanderoux, Vanderoel, van der Roi: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wandrolf: Wandrulfus.
Vandenbergh. Vandenberg. Plaatsnaam.
Vandersborst. Verhaspeling van Van den Bosch (vergelijk Vandesbosch) of Van der Borcht.
Vander Hff. Afgeleid van ‘HofՍ = hoeve. Beroepsnaam voor een boer of landbouwhelper. Als vergelijking: bijvoorbeeld Huffmeier of Hffmeier betekent hoevebezitter. De oorspronkelijke schrijfwijze is moeilijk te achterhalen omdat het een inwijking in Amerika betreft waarbij op dat moment geen vaste schrijfregels bestonden. De oorspronkelijke Hoefman, Hoffman bevestigen alleen maar dat er een verband is met ‘Hof’ of ‘Hoeve’. Het (huidige) land van oorsprong vinden is nog moeilijker. Op het moment van de emigratie ‘Peter Stuyvesantՠlagen schrijfwijze/landverwantschap en uitspraak van het ‘Duits en het ‘Nderlands’ nog veel dichter bij mekaar dan nu. Met zekerheid kan je dus zeggen dat de afkomst uit het ‘Germaanse taalgebied is. De aanwezigheid van ‘Hoff’‘Hoff’‘Hof en t’ondersteunen echter dat het Duitse taalgebied iets waarschijnlijker is.
Vandesbosch. Vervorming (Luxemburg) van Van den Bosch.
Vandesbroeck. Waalse spelling voor Van den Broek.
Vandesmal, Vandesmael, Vandesmaele, van de(der) Smal, Vandresmal, Wandesmal: Romaanse weergave van Van de Maele. De spelling des is de Romaans weergave van de uitspraak de (Vergelijk Vandesbroeck). Of Re-interpretatie van Vandersman, Wandersmann?
Vandesmanne. Waarschijnlijk door associatie met -man- namen, van Vandesmal. Beide namen komen in Henegouwen voor. Of = Vandersman. Vandesquille: Aaanpassing (Henegouwen) van Van de Skilde, Van der Schelde.
Vandefrosse, Van der Fosse. Vertaling van Delfosse.
Vandresse, Vandrche: Samengetrokken van Vander Esse.
Vandrestin. Waalse spelling voor Van der Steen.
Vandrestranten: Vervorming (Frans-Vlaanderen) van Van der Straeten.
Vandrouf. Samengetrokken van Van der Hoef.
Vandy, Vendy: Waals of Picardisch variant van Vandier, variant van Gandier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam Gandhari.
Vane, Vaane: Beroepsbijnaam van de vaandeldrager, vaandrig.
Vangue, Wanegue, Wanngue: Aaanpassing van Van Hege (zie van Eeghem), maar ook Van Hecke is niet uit te sluiten; vergelijk Wanecque.
Vanguers. Familienaam in Luxemburg. Waarschijnlijk verhaspeling van Wageners.
Vanguestaine, Vanguestenne. Als van-naam verhaspelde (Luik) familienaam Haug(l)ustaine= Hagelsteen.
Vanier, Vaniez, Vannier, Vanni, Vanniez, Vanye, Vany, Vagnier, Levannier: Beroepsnaam. Oudfrans vanier: mandenvlechter.
Vanlebroeck. Waalse aanpassing van Van den Broeck.
Vankan, Vankann. Plaatsnaam, van Kan.
Vanuscorps, Vannuscorps: Zinwoord van nu corps: naaktloper.
Varebeke, (de). Variant van Van Waerbeke, van Waerebeek.
Varel: Uit Varelle, van Verelle, Verhelle, van van der Helle?
Varenberge, van, van Varenbergh, van Varenberg, van Vaerenbergh, van Vaerenberghe, van Vaerenberg, van Vaerebergh, Vaerenbergh, Vaerenberg, van Vaeremberg, van Varemberg, van Varembergh, Varenberg, Varenberghs, Wahrenberg. Familienaam afgeleid van de verspreide plaatsnaam ‘Varenberg’. berg waarop veel varens groeien.
Varendonck, Vaerendonck, Voorendonck: Plaatsnaam Varendonk (Provincie Antwerpen) en in Melsele, Temse, Wondelgem (Oost-Vlaanderen), Duffel, Tnh. (Antwerpen).
Varewijck, Varwijk: Plaatsnaam Vaarnewijk in Bavikhove, (West-Vlaanderen), Gent en Zevergem (Oost-Vlaanderen).
Varga, Vargas, Vargaz. Varga is Hongaars en betekent dan schoenmaker (beroepsnaam). Varga en vooral de andere varianten zijn ook Spaans/Portugees komend uit de gelijknamige plaatsnaam of uit de algemene plaatsnaam varga (die zowel nat weiland, een klein huisje of een steile heuvel betekent). Wanneer de naam buiten Hongarije/Spanje/Portugal voorkomt is het soms moeilijk om de oorsprong te bepalen.
Varik, (van); van Vark: Plaatsnaam Varik in Neerijnen (Gelderland).
Varkenvisser, Varkevisser, Varckevanger: Visser van bruinvissen, zeevarkens.
Varsebrouck, Varsebroek. Plaatsnaam Verse Broek? Of Re-interpretatie van Vorsenbroek: broek met kikvorsen.
Varsseveld, van. Plaatsnaam in Wisch, Gelderland.
Vasco, Vasko, Vasquez, Vasques, Vazquez, Fasko: Vasco, volksnaam van de Bask.
Vasmel: Wellicht variant van Vasmeer. Vadersnaam., Friese voornaam Vas(t)mer, Vasmar. Germaanse voornaam Fastmar.
Vasseur: Oudfrans Vavasseur ‘Houder van een achterleen, vazal’.
Vasonne, Vasoune, Vasanne. Plaatsnaam?
Vassal, Vassalle, Vassaux: Oudfrans vassal: vazal, leenman. Vergelijk Leemans.
Vassard, Vassart. Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Servatius. Zie Vaes.
Vasseur, Vasseux, Levasseur, Vavasseur: Oudfrans vavasseur: bouder van een achterleen, vazal. Vergelijk Vassal.
Vast, de: Bijnaam, vast ‘Sterk, krachtig’E Vergelijk Duits Fest. Of met volksetymologisch lidwoord voor Vast, van Vaast, Nederlandse vorm van de heiligennaam Vedastus.
Vastenavont, Vastenavond, Vastenavondt. Bijnaam voor een (Vastenavond) feestvierder. Vergelijk Carme, Duits Fastnacht.
Vasmeer, Vastmeer. Vadersnaam. Friese voornaam Vasmer, Vastmer, Vasmar. Germaanse voornaam Fastmar.
Vastenhoudt, Vastenhout (van), Vastenhoud, Vastenhouw, Vastenholt, Vastenhold, van Fastenhout, Vastenau, Vastenauw, (van) Vastenou, Vastenouw, Fastenau. Plaatsnaam Vastenhouw(Vasten, wellicht eigennam uit Vaes/Faes + holt) in Nieuw Dordrecht (Drenthe).
Vastershaeghe, Vasterhaeghe, Vastersaegher, Vastersavendts, Vastesagher, Vastesaegher, Vastesaeger, Waestersaghen, Waestersaghem, Wastersaeghen, Wasterzak. Familienaam uit de plaatsnaam Vasterhage, wellicht in Geeraardsbergen.
Vaster, de. Re-interpretatie van de voornaam Vaster = Vastraad? Of variant van De Vester?
Vastman, Vastmans, Vastemans. Vadersnaam uit een Germaanse Vast-naam (zoals bijvoorbeeld Festraets, Westra).
Vastrade, Vastrat, Verstraet, Verstraete, Vestraets, Fesstraets, Festraets, Festeraerts, Festraerts, Festrate, de Faestraets, de Foestraets, Waestraete, Wastraete, Wastrat, Westra, Westrade, Westraete, Westaedt, Faster, Vasters, Vesters, Vester, Festers. Vadersnaam uit het Germaanse fast-rd Vast-raad’. Fastarat, Fastrad(us), Vastrad(us).
Vate, bij de, van de(der), bij, van de Vaate, Vervaat, Vervaet, Vervat: Plaatsnaam Vate ‘Drinkplaats voor dieren, openbare waterput’.
Vatteroth. Duitse plaatsnaam Vatterode.
Vaubant. Plaatsnaam Vauban (Sane-et-Loire).
Vaubert. Wellicht spelling voor Fobert.
Vaucamps, Vaucampt, Vaucan, Vaucant, Vaudchamp, Waucampt: Plaatsnaam Vauchamps (Marne).
Vauclair, Vanclair, Vanclaire, Vanclercq, Vanclre : Plaatsnaam Vauclerc (Marne, Aisne) van vallis clara: helder dal.
Vaudevoorde. Leesfout voor Vandevoorde.
Vaudreville. Plaatsnaam, Manche.
Vaughan. Bijnaam. Wels fychan: klein, om de zoon van de vader te onderscheiden.
Vaulet, Vallet, Valet, Vallez, Valez, Valley. 1. Naam uit het Oudfranse val: dal. Plaatsnaam; klein dal. 2. Zie Valet.
Vauquelin. Vadersnaam. Afleiding van Vauquier, Wauquier.
Vantard. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wald-hard ‘Heerser-sterk’. Walthart.
Vaute. Vaders-, moedersnaam van Wouter/Vautier.
Vauterin, Vautrin, Vautrain, Vatrin: Vadersnaam. Vleivorm van Wautier, Germaanse voornaam Wouter. Vergelijk Wautrin.
Vautravers. Plaatsnaam Val travers: dwars dal.
Vautron, Vautrot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wautier, Vautier, Wouter.
Vavache. Door reduplicatie van Vache?
Vaxelaire. Franse aanpassing van Duits Wechsler.
Vecchi, Vecchion, Vecchione, Vecchiarino, Vecchilato. Italiaanse bijnaam Vecchio; oud.
Vche, Vche: Vche/vaiche, dialect variant van Frans vache: koe. Bijnaam. Vergelijk Pollevaiche.
Vechten. 1. Bijnaam voor een vechter? 2. Vadersnaam van heiligennaam Victor.
Vecqueray, Vecqueraij, Vecray, Vicqueray, Viggria, Wgria: Waalse bijnaam vcr: kleine bisschop.
Veder, (de) Vedere, Veders, Veeders, Veer: 1. Beroepsbijnaam van de verenkoopman, pluimenhandelaar of maker van veren. Duits Feder. 2. Variant van van Vedder?
Vedder. Nederduits Vedders, Vetter, Duits Fedder: oom (vaders broer), mannelijke verwante, neef. Vergelijk De Vadder.
Veedeleer, de, Videler, Fiddelaers, Fiddelers, Fyddelaers, Fideler, Fiedelers, Fiedlers, Fiedler, Fidlers, Fidler, Feidler: Beroepsnaam van de vedelaar, vedelspeler, vioolspeler.
Vedermans, Vedermans, Veerman, Veermans, Veremans, (de) Veirman: Beroepsnaam van de verenkoopman of de maker van veren voor pijlen.
Vedrin. Plaatsnaam Vedrin, Namen.
Veeck. Korte vorm voor van der Veken.
Veef. Misschien dialect vorm voor weduwe. Vergelijk Duitse familienaam Witwensohn.
Veegaete, van de, den, Veevaete, van den Weegaete, van den Wegaete: Plaatsnaam Veegat: pad, opening waardoor het vee gedreven wordt.
Veegaert: Lijkt wel een afleiding te zijn van Middelnederlands vege, veech ‘De dood nabij’. Maar vermoedelijk veeleer een vervorming van van den
Veekman: Zoals Vekeman(s) afleiding van van der Veke.
Veekhoven, van Veckhoven, van Veeckhoven, Vecoven, van Vechoven: Plaatsnaam Vedikhoven in Dormaal (Vlaams-Brabant).
Veelbehr: Wellicht de Duitse familienaam Vielberth, Filbert, van Filibert. Vadersnaam.
Veele, Veelen, van, Veel: Plaatsnaam Veele in Vlagtwedde (Groningen).
Veelhaver, Vielhaber: Nederlands, Nederduitse en hypercorrecte Duitse bijnaam: veel haver. Bijnaam voor een rijke haverkoopman.
Veelmann. Beroepsnaam van de Veelhauer; vijlenmaker.
Veen, (de), de Veene, Veens: Verkort van Van (der) Veen. Vergelijk De Ven.
Veen, (van): Plaatsnaam Veen in Aalburg (Noord-Brabant). Of verkort uit van der Veen.
Veen, van de (der); van der Feen, van der Veene, Terveen, van Venen, Verveen, van ‘T Veen: Plaatsnaam Veen ‘Veengrond, turfgrondՠ(Groningen, Noord-Brabant, Overijssel, Utrecht).
Veenbaas: Een Baas die op een veen woonde?
Veenemans, Veenema: Afleiding van van (der) Veen.
Veenendaal, (van): Plaatsnaam Veenendaal (Utrecht).
Veenenga, Veninga, Venia, Veenje, Feninga (de beste vorm), Fenenga, Fenega, Feening, Fening, Veenink, Venink, allen vadersnamen in verschillende vormen van een oude vadersnaam Fene, die waarschijnlijk oorspronkelijk n is met de oud-Germaanse persoonsnaam Fin.
Veenhof. Plaatsnaam, Drenthe, en in Wijchen, Gederland.
Veening, Vienings, Venema, Veninga: Vadersnaam. Afleiding van Vene, bakervorm van Germaans frith-naam.
Veenis. Waarschijnlijk variant van Venicx.
Veenman, Veenmans, Veeman, Veeneman: Afleiding van Van Veen.
Veenstra. Friese afleiding van plaatsnaam Veen.
Veer, de: Aanpassing van Devert, zie Levert.
Veer, van de (der), van ‘t Veer, van der/den Veere, van de(der) Veire, van de Vieren, van Veeren, van Verre, van de Vere, van der Veeren, van der Verren, van der Veren, van de Verre, van ‘T Veer, van der Vieren, Verveer, Terveer, ter Veer, Veersma, Veerink, Haneveer. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam ‘VeerՕ = oversteekplaats. De familienaam kan een plaatsnaam of een beroepsnaam zijn (veerman). De plaatsnaam Veer(e) komt in Vlaanderen, maar zeker in Nederland, zeeland, zeer veel voor. De familienaam minder. Plaatsnaam Veer of Veere, Zeeland.
Veerbeek: Wellicht de plaatsnaam Weerbeek in Eibergen (Gelderland).
Veerdonk, van de, der. Plaatsnaam, hoogte bij een veer.
Veerd, van der, Verveert. Plaatsnaam De Veert in Tielt.
Veerhoek: Plaatsnaam ‘laats, hoek aan een veerՍ (Zeeland). De Veerhoekpolder ligt ten westen van Oostburg.
Veerkamp: Plaatsnaam ‘kamp bij een veer’.
Veerman, (de), Veereman, Veermans, Veremans, Vereman, Verreman, (de) Veirman, Veireman: 1. Beroepsnaam van de veerman, pachter van een veer(pont). 2. Zie Vederman.
Veers, van. Plaatsnaam Veers, Kessel, Nederlands-Limburg.
Veesaert: Afleiding van Middelnederlands vesen Ԧluisteren’vergelijk Vlaams vezelen.
Veestraete, Veestraeten. Plaatsnaam Veestraat: straat waarlangs vee gedreven wordt.
Veevaert. Familienaam in N. Frankrijk. Waarschijnlijk van Van Veevaete.
Veeweyde, van de Veeweij: Plaatsnaam Veeweide: algemene weide, wei waarop ieders vee mocht grazen (vooral Vlaams-Brabant, Limburg).
Vega, Veiga. Spaanse plaatsnaam; weide.
Vegelin (van Claerbergen), Vegelien (van Claerbergen), Vegeling. De familie Vegelin komt oorspronkelijk uit Fribourg oftewel Freiburg in Zwitserland. De familienaam wordt voor het eerst genoemd in de vijftiende eeuw. Men schrijft dan Fgili, Vgili of Fegili, wat waarschijnlijk eens ‘krijgsmanՍ betekende. Hans Fegili was hofmeester aan het hof van de Franse koning Louis XI (1423-1483) en werd door deze koning in de adelstand verheven. Kort na 1500 kreeg Georg de titel Heer van Claerbergen achter de familienaam. Het bedoelde gebied Claerbergen lag in het Duitse hertogdom Brunswijk (Braunschweig). Wanneer Philip Ernst (1613-1693) naar Frysln komt, wordt het eerste stukje van zijn familienaam niet steeds op dezelfde manier geschreven. Stadhouder Willem Frederik spelt de naam van zijn hofmeester bijvoorbeeld als Veuglin, Veugelin of Veugling. In de achttiende eeuw wordt meestal Vegilin geschreven, maar in de loop van de tijd leest men steeds vaker Vegelin.’
Veger: Beroepsnaam van een veger, bijvoorbeeld schoorsteenveger, harnasveger, zwaardveger.
Veghel, van, van Veggel, van Vegchel, Vegel. Plaatsnaam Veghel, Noord-Brabant.
Vegt, van der: Plaatsnaam De Vecht in Voorst (Gelderland).
Vegter, Fechter, Vechter, Vegt. Vadersnaam, van Latijn Victor; overwinnaar,
Vegten, van, Vegte: Plaatsnaam Vechten in Bunnik (Utrecht).
Vehent. Naam waarvan de betekenis onzeker is. Wellicht ontstaan uit de verschrijving van een andere naam. Een paar mogelijkheden: 1. Variant van Venten. Zie bij Winten. 2. Variant van Verhenne. Zie Renne. 3. Variant van Veret. Zie Reet(h) Van. 4. Variant van Vent. Zie bij Vent. De laatste mogelijkheid is wellicht het meest waarschijnlijk.
Vehoff: Duitse plaatsnaam Viehhof (Beieren).
Veil. Beroepsnaam van de veilmeester, die veilt, verkoopt.
Veilen, van der, van de Velle. Door ld/ll -assimilatie van Van der Velde.
Veillasse. Re-interpretatie van Villers?
Veiller, Veillez, Veillet, Veilleys, Deveille, Duveillier, Duveiller, Duveilliez, Duveilli, Duveille, Duveillez, Duvelli, Duvellier, Duvellier, Duvelliez. Variant van Villier, Duvillier, mede door associatie met Frans veiller (zie Vilers).
Veillet, Veillez. Afleiding van vieil, Frans vieux: oud. 2. Zie Veiller.
Veismans. Afleiding van Middelnederlands vels; rots of van Van Velsen.
Veke, van der, (van der) Veeke, van der Veeken, van der Weken, van der Wekke, van der Wekken, Veken, van de(der), van der Vekens, van der Veiken, van der Veek, van der Veecken, van der Veeken, van der Vecken, van der Veck, van der Weken, van der Weckene, van der Wecken, van der Wieken, verveeken, Verveecke, Vervekken, Verveckken, Vervecken, Vekemans, Vekeman, Veckemans, Veckeman, Veeckmans, Veeckman, Veekman, Veekmans, Veckmans, Veckman, Veeckmans, Veekemans, Veyckemans, Veijckemans, Veijkemans: Plaatsnaam Veken ‘Hek, (slag)boom, weideafsluiting’. Plaatsnaam De Veeken in Opmeer (Noord-Holland).
Vekener, Veckeneer. Beroepsnaam van de man die de afsluitboom opent en sluit. Vergelijk Van der Veken.
Vekens, Veekens, Veckens. 1. Plaatsnaam Veken. Zie Van der Veken. 2. Middelnederlands vedekin, afleiding van vede: penis. Vergelijk Merlevede. Bijnaam.
Vla, Vella, Vlez: Spaanse familienaam: waker, wachter.
Velaerts, Velaert, Veelaert. 1. Beroepsnaam uit het werkwoord vedelen: op de vedel, de viool spelen. 2. Of afgeleid van veilen: te koop aanbieden, veilen. Beroepsnaam van de veilingmeester.
Velaer, de, de Veleer, de Vler: Beroepsnaam van de vedelaar, die de vedel bespeelt, muzikant. Vergelijk De Vedeleer.
Velasco, Velasquez, Velazquez: Spaanse familienaam van Baskische oorsprong. Afleiding op -sko van bla: kraai.
Velde (van de(den), Van de(der) Velde, Velden, (van den, de/in’t, ter) Veld, Veldt, van der Vellen, van der Velle, van der Vele, Vandrevelle, Wandervelle, ten Velden, ten Velde, van ‘T Velt, van Tvelt, van ‘t Veldt, van ‘T Veld, Veldman, Veltman, Velderman, Veldboer, van Twel: Verspreide plaatsnaam Veld ‘Veld, onbebouwd land’.
Veldekens. Afleiding, vleivorm van Van den Velde.
Veldens: Vadersnaam. Variant van Veltens, afleiding van de voornaam Valentijn.
Velder, de, Velders, Vellere, Veller; Waarschijnlijk variant van De Vilder, onder invloed van vel: huid. Vergelijk Duits Feller.
Velderman, Velders, Vilders, Velder: Afleiding van de Velder? Of veeleer ontstaan uit Veldeman, afleiding van van de Velde.
Veldhoen, Veldhaens: Middelnederlands velthoen ‘atrijs, fazant’. Bijnaam of beroepsbijnaam. Vergelijk Nederduits Veldhoen, Duits Fasan, Urhahn.
Veldhoven, (van) Velthoven, van Vilthoven: Plaatsnaam Veldhoven (Noord-Brabant).
Veldhuis, Velthuis: Plaatsnaam Veldhuis (Noord-Holland) en in Haaksbergen Overijssel, Weerselo, Overijssel of Feldhaus (Nedersaksen).
Veldhuis, Velthuyse, Velthuys, Velthuis. Plaatsnaam Veldhuis, Noord-Holland. Of Nederduitse plaatsnaam Feldhaus, Nedersaksen.
Veldhuizen, (van), Veldhuyzen, van, Veldhuijzen, Velthuisen: Plaatsnaam Veldhuizen (Drenthe, Gelderland, Utrecht).
Veldink: Plaatsnaam Velding, Veldink in Tubbergen, Overijssel en Zwolle, Overijssel.
Veldkamp, Veltkamp: Plaatsnaam Veldkamp in Enschede, Overijssel, maar verder heel verspreid.
Vle, van de. Waarschijnlijk verhaspeling van Van de Velde. Of eventueel Vandeville.
Velghe, Velge, Velghes, Vervelghe. Uit het Middelnederlandse velge: velg, duig. Beroepsbijnaam van de velgkapper, wielenmaker of kuiper.
Vlinaire. Verfransing van Duits Wellner?
Veling, Velings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse naam Vlo, van flu ‘Veel’.
Vlions. Waarschijnlijk variant van Vallons.
Velisch, Welis, Welisch, Wells: Slavische familienaam. afleiding van Velislav. Vergelijk Tsjechisch Velisek.
Velk, van. Plaatsnaam Veldeke, Limburg.
Velle, Vellen. Naam uit het Middelnederlandse vel(le): vel, huid, bont, perkament. Beroepsbijnaam van de bontwerker.
Vellekoop: Beroepsnaam van de vellenkoper, huidenkoper.
Vellema, Vellenga, Vellinga: Vadersnaam. Fellema, Fellinga, Friese afleiding van de Friese voornaam Felle.
Vellema, Velleman, Vellemans: 1. Beroepsnaam van de huidenkoper. 2. Variant van Welleman. 3. Door assimilatie ld/ll van Veldeman, zie bij Velde.
Velpen, van der, van Vulpen, van Fulpen, Velpmans: Plaatsnaam Velpen in Halen (Belgisch-Limburg), of Velp in Grave (Noord-Brabant) Velpen (bij Doorn, Utrecht: 1469 op Velpen, of Velp in Rheden (Gelderland).
Velpmans. Afleiding van Van Velpen.
Velque. Romaanse (Henegouwen) uitspraak van Waals-Vlaamse familienaam Velghe.
Vels: Duitse plaatsnaam Fels, Middelnederlands vels ‘Rots’.
Velsen, van; van Velze, van Velzen: Plaatsnaam Velsen (Noord-Holland).
Velten, Veltens, Felten, Feltenne, Feltesse, Feltes, Feltus, Veldens, Velden: Vadersnaam. Vleivorm en afleiding van heiligennaam Valentijn.
Veltenaar. Variant van Velkeneer, Valkenaer? Wellicht veeleer aaanpassing van Duitse familienaam Veltner, van Veldner ‘mp de velden’.
Velter, de, Veltere, de, Develtere, de Welter, (de) Vilter, Vilters. 1. Beroepsnaam voor de viltbewerker. 2. Een familie Velter is afkomstig van 1746 Rutpert opt Velt (Leveroij, Nederlands Limburg).
Velthem, van, van Velthom,van Veltom. Naam uit de plaatsnaam Velten (Vlaams-Brabant) of Veltum (Nederlands-Limburg).
Veltman, Veltmans, Veldemans, Veldmans, Veltemans: Afleiding Van van de Velde.
Velthof. Verspreide Duitse plaatsnaam Feldhof.
Veltjen, Veltjens, Veltgens, Veltyen, Feltgen, Feltges, Feidges: Vadersnaam. Afleiding van Velten = Valentijn.
Veldekens, afleiding van Middelnederlands velt.
Velu, Velus, Vellut, Velut: Bijnaam. Oudfrans velu: harig, ruig, behaard.
Velzeboer. Wellicht aanpassing van plaatsnaam Phalsbourg, Moselle.
Ven, de, de Vinne: Middenenderlands ven(ne), vin(ne), vemme, vimme: vin (van vis), schub, stekel. Bijnaam.
Ven, van de(den, der), van de(den, der) Venne, van der Venden, van de(der) Vennet, Ven, Vamdervenet, van de Vannet, van de Vennes, van de(der) Vinne, van de Vin, van der Vinnen, van der Vinne, van der Venne, van den Vinne, Vervenne, Verven, Varvennes, Varvenne, Verveynne, Vennekens: Zeer verspreide plaatsnaam ten/ter Ven(ne), Vin(ne)’Veen(land), land waar turf gestoken wordt, waterig stuk land’.
Venant. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Venantius.
Vendel, van de, Vendelmans, Vaendel. Plaatsnaam.
Vendelbos. Aanpassing van Deense familienaam Vendelbo.
Vendelmans. Afleiding van Venlo, Nederlands-Limburg?
Vendeloo, van: Plaatsnaam Venlo (Nederlands Limburg), met d-invoeging (vergelijk donder, van donre); vergelijk 1100 Uennelon.
Vendels. 1. Zie Windels. 2. Vondelingnaam: 17 dececember 1789 Begga Vendels, Bs.
Venderick, Venderickx, Vendrickx, Vendrix, Vendrig, Vinderick. Vadersnaam. Variant van Winderickx/Wenderickx (zie Winric) en vergelijk Windelinckx. 2. Of Vendrik is een Nederlandse, Nederduitse vorm van Duits Fahn(d)rich: vaandrig.
Vendevielle, Vendeville, Venteville, Devendeville, Vandeville: Plaatsnaam Vendeville (Nord).
Venditti. Vadersnaam. Zuid Italiaanse vorm van Benedetti, van heiligennaam Benedictus.
Vendredi, Vendredy: Frans pendant van Vrijdag.
Vendry. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vendrik. Zie Venderick.
Venekamp: Plaatsnaam Venekamp in Roden (Drenthe).
Venneman, Veneman, Venema: Afleiding van van de Ven.
Venelle, Venault: Oudfrans venel: koopwaar, winkel. Beoepsnaam voor een koopman, winkelier.
Venesoen. Vadersnaam Venezoon, zoon van Vene, bakervorm van Germaanse frith-naam, zoals Vredenand. Vergelijk Venicx. Vergelijk Duits Vendensohn.
Venet. Beroepsnaam van de koopman, van Oudfrans veneter: verkopen.
Veneti, van: Plaatsnaam, de Italiaanse stad Veneti.
Venezia, Veneziano, Veneziani, Venetsanos, Venetsianos, Venecani: Herkomstnaam: Venetiaan.
Venhoven, Veenhof: Plaatsnaam. Vergelijk Veenhof in Gieten (Drenthe).
Venhuis, Venhaus: Twentse familienaam. Plaatsnaam Veenhuis (Gelderland).
Venhuizen, Veenhuizen, van, Veenhuis: Plaatsnaam als Venhuizen (Noord-Holland).
Venicx, Venix, Veninx, Veninga, Vennix, Vennincx, Vennik, Vennin, Vennens, Vennen: Vadersnaam. Afleiding van Vene, bakervorm van Germaanse frith-naam; vergelijk Venesoen. Zie ook Fenix.
Venier, (de) Veniere, Veny, Vny, Devenye, Devenyi: Beoepsnaam. Oudfrans vanier, Frans vannier: mandenmaker.
Venkeler, Venckeleer, Venckeleir, Venckelier, Venqueleir, Venquelier: Waarschijnlijk variant van Winkeleer.
Vennaert. Afleiding van Van de Venne.
Vennekamp. Plaatsnaam Venekamp in Roden, Drenthe.
Vennekens. Vleivorm van Van de Venne. Ook plaatsnaam Venneken.
Venneman, Vennemans, Venman, Venmans, Veenman: Afleiding van van den Ven.
Venicx, Vennix, Venix, Veninga, Vennix, Vennincx, Vennik, Vennin, Vennen, Vennen, Veenis: Vadersnaam. Afleiding van Vene, bakervorm van Germaans frith-naam.
Vennin. Frans venin: gif, venijn. Bijnaam. 2. Zie Venicx.
Venrooij, van, (van) Venrooy: Plaatsnaam Venray (Nederlands-Limburg).
Venster, van de. Re-interpretatie van Van Deventer? Maar vergelijk 1374 Amelric van der Viervensteren = A. van der Voervensteren.
Vent, de, de Vendt, de Vindt, Devente, Vente: Nederlands vent, van Middelnederlands vennoot, veynoot ‘Deelgenoot in een handelszaak, kameraad, ambtgenoot, handwerksgezel, vent, man, kerel’.
Ventt. Waals vinta, Oudfrans ventail. Beroepsnaam van de molenaar ?
Venter, (de), Devente. 1. Beroepsnaam voor een venter, verkoper. 2. Lees Deventer = van Deventer.
Ventevitter: Wellicht verhaspeling van Venteville.
Ventse, Ventose: Waarschijnlijk vondelingnaam: gevonden in de maand Ventse van de republikeinse kalender.
Ventevogel: Variant van de Vlaamse familienaam Vindevogel. Bijnaam. Middelnederlands vinne’vlerk, vleugelՠ+ vogel. De betekenis is dus ‘Vogel met vleugels, vlugge vogel, vluggerd, die er vaak op uit vliegt’. Maar Kortrijks vindeveugel is ԩemand die je nooit thuis vindt’vergelijk Duits Fundevogel.
Ventre. Bijnaam naar de dikke buik. Vergelijk Buick.
Ventura, Ventor, Venturoni, Venturato, Venturelli, Venturelia, Venturi, Venturini, Venturoso, Venturuzzo. Italiaanse familienaam, verkort uit Bonaventura: goed geluk. Vergelijk Bonneure.
Venu. Bijnaam (bien)venu: welkom? Of voor een nieuwkomer.
Venus. Vondelingnaam. Op 26 mei 1652 werd in Antwerpen Jan Venus in de Venusstraat gevonden.
Venuto, Venuti. Italiaanse familienaam van Benvuto; welkom.
Veraart, Verraat, Veraert: 1. Moedersnaam. Ver Aert ‘Vrouw Aardje’E 2. Van der Aart.
Veracht, Verachten, Veragten, Vrachten: Moedersnaam Ver A(e)chte:vrouw Agatha. Zie Aegten.
Verachter, Verachtert, Veraghtert, Veracthert, Varacteri. Plaatsnaam Achtert: stuk land achter een ander perceel of andere plaats.
Veranneman, Verhanneman, Verraneman, Verhalleman, Veralleman, Verholleman, Verolleman, Verhenneman, Verenneman, Verrenneman. Moedersnaam uit Ver Anna (vrouw Anna) + man: man van vrouw Anna.
Veraleweck. 1. Zie (van) Halewijck. 2. Moedersnaam Ver Heilwigen ?
Verbaandert, Verbaendert, Verbaanders, Verbaan, Verbanderd. Familienaam uit de plaatsnaam Baandert (Nederlands-Limburg).
Verardi, Verardo. Italiaanse vadersnaam Berardi, Berardo. Germaanse voornaam Berhard.
Verbaandert, Verbaendert, Verbaanderd, Verbanderd: Plaatsnaam Baandert (Nederlands-Limburg).
Verbaarendse, Verbarendse. 1. Vadersnaam, variant van Barendse, zie bij Bernard. 2. Moedersnaam uit Ver (=vrouwe) - Barendse.
Verbaas. Nederlandse aanpassing van Engelse Forbes. Plaatsnaam in Aberdeenshire.
Verbaet, Verbaeten. Moedersnaam Ver Bte: vrouw Beatrix. Zie Baete. 2. Zie van (der) Baeten.
Verbanck: Uit van der Banck. Plaatsnaam ter Bank, in Heverlee (Vlaams-Brabant), Moen, Waregem (West-Vlaanderen), Haasdonk, Temse (Oost-Vlaanderen).
Verbanis. Verhaspeling van Verbays.
Verbeelen, Verbelen, Verbeylen, Verbylen, Verbeijlen, Verbijlen. 1. Moedersnaam uit Ver Bele: vrouwe Bele of Ver Ble: vrouw Ble. 2. Theoretisch mogelijk van Van der Beelen.
Verbeem, Verbeeme, Verbeemen, Verbeen: Plaatsnaam Beemen, samengetrokken uit Bohemen.
Verbeeren, Verbeiren, Verbeirens, Verberne, Verbiere, Verbieren, Verbeuren. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Beringen te Haacht en te Pepingen ( = mogelijk de plaats waar de stam (inga) van ene Ber ( = dapper als een beer) leefde en het Middelnederlandse ‘BereՍ betekent onder andere ook modder).
Verbeerst, Verbeest, Verbeyst, Verbeijst, van Beest, van der Beerst. Familienaam uit de plaatsnaam (ter) Beerst (West-Vlaanderen). Zie ook Verbeyst.
Verbelien. Moedersnaam Ver Belie: vrouw Mabelie of Sibelie. Zie Belien.
Verberkt, Verberk, Verbert: Van der Berkt. Plaats ter Berkt ‘laats waar berken groeien, berkenbos’. Ook plaatsnaam Berkt (Noord-Brabant).
Verbert, Verberten, Verbercht, Verbergt, Verberght, Verberdt, Verbart: 1. Moedersnaam Ver Ber(ch)te ‘Vrouw Berta, Berte’. Germaanse voornaam. 2. Soms uit Verberkt. 3. Uit de plaatsnaam Berkt: berkenbos. 4. Uit de plaats Berkt (Noord-Brabant).
Verbesselen, Verbesselt, Verbecelte, Verbestel, Verbeustel, Verbustel, Verbutsel. Moedersnaam Bessele, uit de Germaanse Betsa-naam. Een afleiding van berth-naam.
Vertessen; moedersnaam, Ver Tesse; vrouw Eustachia. Vergelijk Tesse. Tessens.
Verbesse, Verbessem. 1. Moedersnaam uit Ver Besse(n) (vrouwe) Germaanse voornaam Beza (afleiding van een berth-naam). 2. Of uit de plaatsnaam Bessemt (Grimbergen, Hombeek, Tervuren, Vlaams-Brabant), plaats waar bezemrijs, brem groeit
Verbeyst, Verbeijst, Verbeijstza. 1. Zie Verbeerst. 2. Wellicht echter Vlaams-Brabantse variant van Verbi(e)st. Zie bij Biest (van der).
Verbeijt, Verbuijt: West-Vlaamse verhaspeling van Marbaix (plaatsnaam in Henegouwen). Ludovicus Marbey fs. Martinuis trouwt in Tielt in 1654 als Verbey; zijn kinderen worden gedoopt als respectievelijk Marbey, Verbey, Verbreyt; ze trouwen als Verbreyt.
Verbielen, Verbillen: Moedersnaam Ver Biele, Bille: vrouw Mabelie of Sibelie. Zie Belie(n).
Verbilt, Verbeelt, Verbeeld, Van der Bilt. Plaatsnaam De Bilt (Utrecht), Bilt (Nederlands-Limburg), Het Bildt (Friesland). Bilt: nieuw aangewassen land.
Verbiest, Verbist: Plaatsnaam ter Biest ‘laats waar biezen groeien’.
Verbinnen, Verbennen. Familienaam uit de vage plaatsaanduiding: Van D(a)erbinnen, vergelijk Verboven.
Verblakt: Van der Blaakt. Plaatsnaam Blaak in Etten (Noord-Brabant), Ridderkerik (Zuid-Holland), bij Tilburg (Noord-Brabant), in Dongen (Noord-Brabant), Heinenoord en Mijnsheerenland (Zuid-Holland).
Verblijdt, Verblydt. Waarschijnlijk een renterpretatie, bijvoorbeeld van Verbreyt (r//-wisseling).
Verbocht, Voorbogt. 1. Plaatsnaam Bocht in Hombeek (Antwerpen), Zemst (Vlaams-Brabant), Meerhout (Antwerpen) en Lommel (Limburg: afgeheinde plaats in de open lucht, schuthok (voor vee) 2. Door assimilatie van Verborgt; zie (van der) Borgt.
Verboekend, Verboket, Verboeket: Waarschijnlijk uit Verboekt. Plaatsnaam Boekt, Bokt in Peer, Zolder (Limburg), Boeket bij Nederweert (Nederlands-Limburg): plaats waar beuken groeien.
Verbogen, Verboogen: Variant van Verboven, door v/g-wisseling.
Verbois, Verdbois: Verspreide Waalse plaatsnaam en huisnaam Vert-Bois: Groen Bos.
Verboom, Verboomen, Verboonen, Verboon. Variant van Van der Boom(en). Dit uit de plaatsnaam Boom, Bomen.
Verboven: Uit van D(a)erboven.
Verborgstadt, Verborgstads, Plaatsnaam, bijvoorbeeld Borgstede bij Hamburg of Borgstedt bij Kiel.
Verbreyt. Moedersnaam. 2. Waals-Vlaamse verhaspeling van Marbaix (zie Demarbaix). Ludovicus Marbey fs. Martinus trouwt in Tielt in 1654 als Verbey; zijn kinderen worden gedoopt als respectievelijk Marbey, Verbey, Verbreyt; ze trouwen als Verbreyt.
Verbroucht. Waarschijnlijk verschrijving voor Verbrouck.
Verbust, Verbost, Verbuyst, Verbuijst: Uit van der Burst. Plaatsnaam Burst (Oost-Vlaanderen).
Verbustel, Verbeustel. Zie Verbesselen. 2. Uit Verbiestel van plaatsnaam Biestlo.
Verbutsel. Waarschijnlijk variant van Verbustel. Eventueel van Van Butsel.
Verbuijt, Verbuyt: 1. Waarschijnlijk variant van Verbryt. 2. Ferbuyt, van Ferbu, van 1172 Ferrebo, een zinwoord ferre bos = ferre boeuf, een naam voor de hoefsmid die ossen, runderen beslaat.
Vercaempt, Vercampt, Vercamp, Verkampt, Verkant, Vercant, Caempt, Vercaempst, Vercampst, Vercampts, Vercaemst, Verkaemst, Vercamst, Kamst. Familienaam uit de plaatsnaam Caempts: plaats waar kemp, hennep groeit. Of mogelijk de naam voor de teler van hennep, dat gebruikt werd op henneptouwen te maken.
Vercagne, Vercaingne, Vercaigne, Vercaignie, Vercaeygne. Familienaam uit de plaatsnaam La Cagne in Esquerdes (Pas-de Calais) of ter Caignem in Watermaal (Brussel).
Vercheval. Bijnaam naar het uithangbord: groen paard.
Verclemmen. Moedersnaam Ver Clemme: vrouw Clementia. Zie Clemmen(s).
Vercleren, Verkleeren, Verclairen: Moedersnaam Ver Clere: vrouw Clara.
Vercors, Vercour, Verdcourt, Vertcourt, Vetcourt. Huisnaam Le Verd Coeur: het Groene Hart in Luik. 2. Plaatsnaam Vercourt (Somme). 3. Plaatsnaam Verte-Cour in Glons (Luxemburg).
Vercoville. Verkeerde lezing van Vercouille (vroeger was u = v).
Vercraeije: Plaatsnaam of huisnaam De Kraai(e).
Vercijs: Samengetrokken uit van der Cijs/Sijs/Chijs. Een plaatsnaam Cijs is vermoedelijk ԣijnsgrond’.
Verdaet, Verdat. Hypercorrect voor Verdoot?
Verdaas: Wellicht schrijf- of leesfout voor Verdoes.
Verdaasdonk: Plaatsnaam Daasdonk in Waarschoot (Oost-Vlaanderen) en Dentergem (West-Vlaanderen) en bij Galder (Noord-Brabant).
Verdavoine, Verdavaine. Frans verte avoine: groene haver. Bijnaam of beroepsnaam.
Verd, Verde, Verdez, Verdee, Verde: 1. Afleiding van Oudfrans verde: groen. 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse frith-naam.
Verdebout. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-balth ‘Vredemoedig’. Fridubold. Frethebaldus. 2. Plaatsnaam Vert Debout in Velaines (Henegouwen)?
Verdeermen: Schrijffout voor Verdurmen.
Verdeghem, (van) Verdegem, (van); van Verdeghen, (van) Veerdeghem, van Veerdegem, van Veirdeghem, van Veirdegem, van Vaardegem, van Vaardighem, van Vaardigem: Plaatsnaam Verdegem in Beveren-Roeselare (West-Vlaanderen), Veerdegem in Machelen-Deinze (Oost-Vlaanderen).
Verdel, Verdeau, Verday: Bijnaam. Oudfrans verdel: papegaai.
Verdellen, Verdel, Van der Dellen. Plaatsnaam Dlie: dal.
Verdenet. Plaatsnaam Verdonnet (Cte-d’Er). 2. Verdonnet, afleiding van Verdon 1.
Verdenne, Verdinne: Plaatsnaam Verdenne in Marenne of Waha (Luxemburg).
Verdeur, Verdeure, Verduere: 1. Vondelingnaam: 1753 Jacobus van der Deuren ante portam inventitiomm; 1757 Catharina Verdeuren ante portam templi jesuitarum, Lv. 2. Vervorming: 1672 Jacobus Verdire, Bg. (vader van) 1674 Jacoba Verdeere, Bg. = 1711 Jacoba Verdeuren, Schriek = 1774 Jacoba van Doren, Schriek. 3. Zie Verdure.
Verdevoye. Verspreide plaatsnaam Verde voie, verte voie: groene weg. Vergelijk Van Groenwege.
Verdeyen, Verdeye, Verdijen: Aanpaasing van Verde (zie Verd).
Verdick: Door t-apaocope uit Verdickt, Verdijkt. Plaatsnaam Dijkt ‘laats met dijken’.
Verdie, Verdy, Duverdierr: Beroepsnaam. Oudfrans verdier’boswachter’. Waarschijnlijk niet te scheiden van Verdire. In elk geval is Duverdier op te vatten als de la Verdire.
Verdire, Verdiere, Verdierre, Verdrire, Verdriere. Oudfrans verdire: groengors (vogel). Bijnaam. 2. Plaatsnaam Verdire: bosgebied onder toezicht van een boswachter.
Verdeye, Verdeyen, Verdijen. Naam uit de familienaam Verde. 1. Bijnaam uit het Oudfranse verde: groen. 2. Vadersnaam uit een Germaanse frith-naam.
Verdijck, Verdijk, Verdyck, Verdyk, Verdikt, Verdickt, Verdick, Verdique, Verdicq, Verduyckt, Verduijckt van der Dijk. Familienaam uit de Collectieve plaatsnaam Dijkt: plaats met dijken.
Verdin, Verdingh, Verding, Verdijn, Verdyn. 1. Zie Duverdyn. 2. Variant van Ferdin.
Verdoes, Doest, Dst, Van der Does. Plaatsnaam ter Does ‘moeras met bomen en struiken, licht veen, turfland, veenland. Does waternaam bij Leiden in Zuid-Holland. Ter Doest in Lissewege (West-Vlaanderen).
Verdon, Verdoene, Verdron: 1. Afleiding van Oudfrans verde: groen. Bijnaam. 2. Plaatsnaam Verdon (Marne).
Verdonck, Verdonckt, Verdonk, Verdonq, Verdonc. Donk; zandhoogte in moerasachtig terrein. Zie van der Donck.
Verdonkschot, Verdonschot. Familienaam uit de plaatsnaam Donschot in Deurne (Noord-Brabant).
Verdouw: Misschien de aanpassing van de familienaam Fardeau ‘Last’.
Verdoy. Moedersnaam Ver Doye: vrouw Dooie, Dode, van Germaanse voornaam Doda. Vergelijk Doyen.
Verdroncken. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Verdonck.
Verdru, Verdruye, Verdruije: Plaatsnaam Verde Rue: groene straat, in Acquin, Caffiers (Pas-de-Calais), Haveskerke, Komen, Oud-Berkijn (Nord).
Verduemen: Schrijf -of leesfout voor Verdurmen.
Verdugt: 1660 Verducht, 1690 Verduft, Verdugh, Nieuwland.
Verduyn, Verduin, Verduijn, Verduyn, Verdun: 1. Uit Verduijnt, van der Duint, van der Duunt. Plaatsnaam ter Duunt ‘groep duinen, zandheuvels’in Zwevezele, West-Vlaanderen. 2. Plaatsnaam Verduren, Verduin, Verdun in Frankrijk. Wellicht door mensen afkomstig en vandaar naar Vlaanderen gebracht. Wellicht migratie van de Franse plaatsnaam Verdun.
Verdult: Bijnaam. Verdoold of uit Verdwaald.
Verdure, Laverdure, Lavardeure, Laverdeur, Verdeure, Verdeur, Verduere: 1. Plaatsnaam Verdure: groen, gebladerte, loof. 2. De vormen op -eur kunnen een beroepsnaam zijn. Oudfrans verdeur: boswachter.
Verduystert. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Verduyst, van Van der Duist. Plaatsnaam Ter Duust in 1460, in St.-Martens-Leerne (Oost-Vlaanderen) en Vosselare (Oost-Vlaanderen).
Verdwaaid. Bijnaam? Vondelingnaam?
Vereeke, Vereeken, Vereecke, Vereecken, Vereecque, Vereque, Vereck, Verecken, Vereckens, Verheecke, Verheecken, Verheeke, Verheeken, Vereesken, Verheecke, Vreeke, Vreeken, Vreke, Vrke: 1. Uit van der Eeken ‘Van der Eiken’. Vergelijk van der Eijk. 2. Eventueel korte vorm van Van der Vereeke. Zie Van der Vreken.
Veremme, Verheem: 1. Moedersnaam Ver Emme, Ver Imme: vrouw Emma. 2. Zie Verhamme.
Verenne, Vrenne, Verennes: 1. Zie van Renne. 2. Plaatsnaam Verenne in Serinchamps, Dion en Pesche (Namen), van Latijn vitrina: glasblazerij.
Verept, Verrept. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Ter Ept: plaats waar eppe (moerasplant) groeit, in Waarloos, Antwerpen. 2. In een aantal gevallen is het zeker een variant van Verreth (of varianten): Van Reeth (uit de plaatsnaam - provincie Antwerpen). In het Mechelse is dit zeker het geval.
Vereuille. Aanpassing van Verhulle?
Vereijs: Vadersnaam. Spelling met ingelaste toonloze klinker e voor Vreijs, korte vorm van Laureis (Laurens), Lavreysen.
Verfaillie, Verfaille: De plaatsnaam Faille, Falie is in West-Vlaanderen erg verspreid. Het is de naam van een falie ‘mantel, kap’. De plaatsnaam steunt op de L-vorm van een perceel, zoals van een kap.
Verflieren: Plaatsnaam Flieren (Gelderland). Maar in 1799 is Willem Verflieren in Woensel de zoon van Joannes van Flierde. De naam gaat dus waarschijnlijk terug op van Vlierden. Plaatsnaam Vlierden (Noord-Brabant).
Vergaelen, Vergalen, Vergallen, Vergalle. Naam uit de plaatsnaam (ter) Galen in Vorst (Antwerpen) of elders.
Vergaerde, Vergaert: Plaatsnaam Gaerde: tuin, hof.
Vergeerbergen. Moedersnaam Ver, Vrouw Geerberge. Germaanse voornaam Gerberga.
Vergers: Middelnederlands verger ‘mnderzoeker’E Verger kan ook een Franse naam zijn, verkort uit Duverger ‘Van den boomgaard’. Maar de naam Verger werd pas in 1808 in Gupen aangenomen door Martin Verger, vroeger Mozes Michel.
Vergetin. Dubbel afleiding. (-et-in) van Frans verge: roede (onder meer landmaat).
Vergeyle, Vergeylen, Vergeele, Vergheyeln, Verghylen, Vergheijlen, Vergeijlen, Vergels. 1. Moedersnaam uit Ver Geile: vrouwe Geile. Geile komt uit de Germaanse voornaam Geila. Germaanse gaila; vrolijk, van Nederlands geil. 2. Zie ook Gheylen van der.
Vergine, Vergin, Vergien: Moedersnaam. Latijnse heiligennaam Virgin(i)a.
Vergisson, Vergison. Plaatsnaam Vergisson (Sane-et-Loire). 2. Zie Fernagut.
Vergne, Vergnes, Vergnaus, Vergnion, Vergnon, Vergniolle, Verne, Vernet, Vernez, Vernel, Verneau, Vernaut, Vernaus, Vernhet: Oudfrans ver(g)ne: els (boom) en afleiding. Verspreide plaatsnaam. Vergelijk Vernay.
Vergoossen, Vergoosen. Moedersnaam Ver Goosse: vrouw Gose. Germaanse voornaam Godeza, vrouwelijke afleiding van God-naam. Vergelijk Goossens, Vergouts.
Vergouts, Vergauts, Verguts: Moedersnaam. 1. Ver: vrouw + Germaanse voornaam Godeza, afleiding van God-naam, zoals Godevaart. 2. Germaanse voornaam Golda. Vergelijk Vergult, Verguldezoone.
Vergouwen, Vergauwe, Vergauwen, Vergauwens. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Gauwen in Haasdonk en Temse. 2. Ook in Noord-Holland is er een plaatsnaam Gouw.
Vergueten, Verguet. Wellicht verhaspeld van Verguchte(n).
Verguize, Verguijze: Vermoedelijk een spelling voor Verjuys, van Verjus ‘Sap van onrijpe druiven’. De naam werd in 1700 in Assenede geherinterpreteerd als Voorhuyse.
Vergult, Verguldt, Vergoltz, Vergls. Moedersnaam Ver Gult: vrouw Golda, Germaanse voornaam. Vergelijk Vergouts, Verguldezoone. 2. Moedersnaam Ver Godild. Germaanse voornaam gud-hild ‘god-strijd’.
Vergunst: Uit van der Gunst, misschien uit van der Gust, van van der Gucht’gehuchtՠof uit van der Ginste.
Verguyse. Waarschijnlijk spelling voor Verjuys; zie Verju(s). De naam werd in 1700 in Assenede geherinterpreteerd als Voorhuyse.
Verhaar, Verhaaren, Verharen, Verhaart, Verhaere, Verhaeren, Verharne: Met paragogische t uit Verhaar, van van der Haar. Vrij verspreide plaatsnaam Haar ‘Zandige heuvelrug’.
Verhack, Veracke, Verack, Verackx, Veracx, Verrax. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ter Haecs, Aex = bijlvormig stuk grond (onder andere in Ieper).
Verhaert, Verhard, Verhaard, Verraert, Verrart, Verraedt, Verraed: Uit Verhaar (met paragogische t) of hypercorrect voor Veraert, Van Aert (zie van der Aerden).
Verhallen: Uit van der Hallen. Verspreide plaatsnaam ter Halle(n) ‘Hal’.
Verhamme, Verham, Veramme, Veremme, Voorhamme, Verheem: Van der Hamme. Plaatsnaam 1319 ter Hamme, Menen.
Verharen: Plaatsnaam Haren ‘Zandige heuvelrug’. Haren (Groningen, Noord-Brabant, Vlaams-Brabant).
Verhavert, Verhaevert, Verhaever, Verraver, Veraver, Verhovert. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Havert: haverveld, plaats waar veel haver groeit. 2. Sommige namen komen wellicht uit Avoort; voorde doorwaadbare oversteekplaats door de rivier.
Verhe, Verhee, Verh. Hypercorrecte spelling voor Veree, van Vander Ee. Plaatsnaam Ee: water. 2. Variant voor Van Hee.
Verheedt, Van der Heet. Plaatsnaam Heet, variant van Heide. Zie Van der Heiden.
Verhegge, Verheggen: Uit van der Heggen. Plaatsnaam (ter) Hegge(n)’Heg, haag, omheining’.
Verheire. 1. Zie Van der Heeren. 2. Aaanpassing van Romaans Ferraire, Ferrere: smid.
Verherbrugge, Verherbruggen: Plaatsnaam Heerbrugge in Lokeren (Oost-Vlaanderen).
Verhetsel, Moedersnaam Ver Hetsele: vrouw Hezela, Germ.aanse voornaam.
Verheuge, Verheugen, Verheughe. Vermoedelijk variant van Verhoogen. Familienaam uit de plaatsnaam Op den Hoge (onder andere in Budingen en Geetbets). Ook Nederduitse fmailienaam.
Verheust, Vareust, Varheust, Varreust, van Reust: Verheus, Verreus, Verrues, van van Rues. Plaatsnaam (les) Rues: straten. Zie Delarue.
Verheve, Verheven. Moedersnaam Ver Eve; vrouw Eva.
Verheydt, Verheijdt, Verheyt: Hypercorrect voor Verreydt of variant van Verheyde.
Verheyleweghen, Verheylewegen, Verheylenweghe, Verheijleweghem: Moedersnaam Vrouw Heilwig. Germaanse voornaam hail-wg ‘Heel-strijd’. Helewigis; Heylewig.
Verhoestraete, Verhoestrate, Verhoegstraete, van der Ougstraete, Verhougstraete, Verhoughstraete, Verhoustraete, Verhoustraeten, Verhousstraete, Verhoufstraten, Verrougstraete, Verougstraete, Veroudstraete, (van) Roestraete, Roestraeten, Roestrate, Roestraten, Roelstrate.
Naam uit de plaatsnaam Houtstraat (op diverse plaatsen, onder andere Oigem, Pittem). Zie Haustraete.
Verhonig, Veronig. Uit Oostenrijkse familienaam Fronig, Frnig. Wellicht variant van Fro(h)ning, afleiding van frn: wat tot de heer behoort, (vronen) of variant van Frmig, Fromig, afleing van Germaanse rem-naam.
Verhoole: Plaatsnaam Hool (Noord-Brabant, Drenthe) ‘moerassige plek’.
Verhoosel: Uit van der Hoorsel. Plaatsnaam Hoorzele bij Lochristi en Waasmunster (Oost-Vlaanderen).
Verhooset: Plaatsnaam Holset (Nederlands-Limburg), uitspraak hozelt. Of verhaspeling van Verhoosel?
Verhost. Zie Van de Roost. 2. Uit Verhorst, door assimilatie rs/s.
Verhuizen, Verhoijsen: Wellicht Re-interpretatie van Vreysen.
Verhulsdonk. Plaatsnaam Hulsdonk, Noord-Brabant.
Verhulsen. Waarschijnlijk variant van Verhulsel, eventueel van Van Hulsen.
Veriepe, Verhiepe, Veryepe, Verjepe: Plaatsnaam Iepe: iep, olm (boom).
Vering, Veering, Fehring, Feringa en Van Feringa, Veeren, Fehres, Veere, Feerma, Ferens, Feersma, Veersma en Veersema. Vadersnaam uit Ve(e)re, Fere, Friese vorm van Faro, dit uit de Germaanse voornaam, dit uit ferdh-nanth, Ferdinand, Vredenand. Of van een me niet bekende plaatsnaam Feringen is de geslachtsnaam Feringer afgeleid; eindelijk nog Feerwert een dorp in Groningerland en Feringa-sate te Visvliet in diezelfde Ommelanden. De oude mannen voornaam Fere kan echter ook een samentrekking zijn van Feder, een naam die eveneens bij de oude Germanen in zwang was, en waarvan de oost-Friese, uitgestorvene geslachtsnaam Federinga het patroniem is. Van deze volle form Federinga zou dan Feringa een samengetrokken vorm kunnen zijn.
Veris, Vris, Vrius: Vadersnaam. Korte vorm van Latijnse heiligennaam Severius.
Veriter, Vriter, Vrit: Waals (Gaume) aanpassing van Duits Wirether = Weihretter, Weihreuter, Weihrauter, van Weinraute/Weihraute: Ruta graveolens, wijnruit (kruidnaam).
Verjaal: Wellicht van Franse vadersnaam. Fral, van Germaanse voornaam Friwald.
Verjans, Verians, Verians, Vrians, Veryans, Voorjans, Verjutten. Moedersnaam uit Ver Jan(ne): zoon van vrouw Johanna, in de middeleeuwen werd de naam Johanna fagekort tot Jutte.
Verjauw. Verschrijving van Fargeau/Forgeau. Zie bij Forgeot. G.M. Forgiau is de vader van de kinderen die in Wezemaal ingeschreven zijn vanaf ca. 1730 als: Fourgouw, Fourgiois, Fargauw, Versiau, Vergau, Fariauw, Verjou en Veriauw.
Verju, Verjus, Vrius, Vergieu: Oudfrans ver(t)jus: sap van onrijpe druiven, in de keuken gebruikt als azijn en voor het aanmaken van sausen. Vergelijk Engels verjuice en Waals-Vlaams verjuus. Beroepsnaam.
Verkaart, Van der Kaart. Plaatsnaam Kaart in Brasschaat (Provincie Antwerpen).
Verkade. Plaatsnaam Kade, hypercorrect voor kaai: lage dijk, overdam, aanlegplaats voor schepen. Vergelijk Van der Kaa(ij). Plaatsnaam Kade (Noord-Brabant), De Kade (Gelderland).
Verkaik: Plaatsnaam Kadijk in Bergambacht (Zuid-Holland): 1683 Kaik. Ook waterloop Kaaik bij Assendelft (Noord-Holland).
Verken, Verkens, Verckens, Vercken, Verkenne. Bijnaam naar een of andere eigenschap van het dier of beroepsbijnaam voor de varkenshoeder of -fokker.
Verkest, Verkeste, Verckist, Verkist: Uit Verkerst, van der Kerst. Plaatsnaam Kerst (hofstede onder andere te Gids (West-Vlaanderen) ‘laats waar kers (bijvoorbeeld waterkers) groeit’.
Verkeij: Wellicht vervormd uit Verkleij.
Verkissen, Van der Kissen, Van der Kessen. Van der Kersen. Plaatsnaam Ter Kersene in Aarsele, Dentergem en Markegem. Vandaar de Kissenstraat in Dentergem; Kersenstraat in Tielt: 1635 Kessenstraet.
Verkoelen, Van der Koelen, Limburgse vorm voor van der Kuylen, Verkuil, Verkuylen. Plaatsnaam Kuil(e)’kuil, groeve, hol’.
Verkooren, Vercooren, Verckoren. 1. Moedersnaam uit Ver Coren: vrouwe Cornelia. 2. Of uit de plaatsnaam Van der Coren: gebied waarbinnen een keure rechtsgeldig is.
Verkooyen, Verkooij, Verkooijen, Verkoyen, Verkoijen, Verkoeyen, Vercoyen, Koyen, Koijen. Naam uit de plaatsnaam Kooi(e): kooi, schaapskooi, eendenkooi.
Verkouck. Waarschijnlijk verschrijving van Verknocke.
Verkroost, Van der Kroost.Variant van Vertroost? Of plaatsnaam de (Kroost) De Troost in Zeist (Utrecht).
Verl. Plaatsnaam Verl, Noordrijn-Westfalen.
Verlaat, van Լ/span>t: Plaatsnaam Verlaat ‘Sluis of schut, plaats waar men schepen of water doorlaat’. Verlaat bij Almkerik (Zuid-Holland), in Steenwijkerwoud, Overijssel.
Verlaenen. Moedersnaam Ver Lane: vrouw Juliane. Zie Laenen. 2. Zie Van der Laan.
Verlaere, Verlaers, Verlaar: Moedersnaam Ver Lare: vrouw Hilaria. Latijnse heiligennaam Hilaria, Ilaria.
Verlaet, Verlat. Van der Lat. Plaatsnaam Lat, misschien te vergelijken met IJslands ledja: slijk, Oudhoogduits letto: leem. 2. Uit Verla(e)ckt. Zie Van (de) Laak.
Verlande, Verlant: Waarschijnlijk hypercorrecte Re-interpretatie van Verlende, respectievelijk Verlent.
Verlaine, Verlein, Verleine, Verlenne, Verleyn: Plaatsnaam (Luik) en in Tohogne en Tournay (Luxemburg). De dichter P. Verlaine (1844-1896) stamt uit Tohogne.
Verlay, Van der Laey. Plaatsnaam De Laaie: waterloop, in Ieper en Kaaskerke.
Verlee, Verl, Verle. 1. Zie Lee Van der. 2. Naam uit de plaatsnaam Verle (Namen).
Verlecke. Huisnaam in Brugge: 1351 huus dat men heet ter Lecke. 2. Riviernaam de Lek in Nederland, waarnaar de heerlijkheid De Lek bij Lekkerkerik (Zuid-Holland) vernoemd is.
Verlegh, Verleg. Plaatsnaam Leg, Noord-Brabant.
Verlende, van der Lende. Plaatsnaam ter Lende = ter Linde. Zie Van der Linde(n).
Verlet, Verles, Verlez, Verley. 1. Naam uit het Oudfranse verel: grendel. Beroepsbijnaam. 2. Zie ook Verlee en Letten Van der.
Verleure. Moedersnaam Ver Leure, Lore; vrouw Laura. Vergelijk Verloren.
Verley. 1. Variant van Verleye(n), zie bij Leye(n) Van der. 2. Zie ook Verlet.
Verliefde, Verliefden. Hoofdzakelijk Oost-Vlaamse familienaam. Daarom in de eerste plaats Re-interpretatie van Van Lierde (zoals Van Liefde). 2. Eventueel een moedersnaam.
Verloigne, Verloingne, Verlonje. Plaatsnaam Luingne (Henegouwen), in Zuid-West-Vlaanderen als loendzje uitgesproken. De waterloop La Luigne.
Verlomme, Van der Lomme. Plaatsnaam Lomme (Nord).
Verloop. Beroepsnaam. Middenenderlands voorlope: voorbode, voorman, leider.
Verloren. 1. Moedersnaam Ver Lore; vrouw Laura. 2. Mogelijk ook een vondelingennaam: ‘aen verloren gelegd kind’.
Verlot, Verlodt, Verloot. Moedersnaam Vrouw Lot, korte vorm van vleivorm op -lot(e). Zie Lotens. 2. Dialect uitspraak van Verla(e)t.
Verly, Verlye, Verlie: Plaatsnaam Verly (Aisne) en in Robelmont (Luxemburg).
Verlyck. Plaatsnaam De Lijk in Averbode en St.-Pieters-Rode (Vlaams-Brabant), Lijke in Vurste (Oost-Vlanderen).
Verma. Door d-syncope van Vermade, Van der Made; zie van der Maeten.
Vermaak: Wellicht uit Vermaerke, van van der Mark.
Vermachelen. 1. Moedersnaam Ver Machele/Mechele: vrouw Machtildis, Mathilde. Vergelijk Machtelinck(x), Mechele. 2. Eventueel = Van Machelen.
Vermaillen. Waarschijnlijk variant van Vernaillen; rn wordt makkelijk rm (Vergelijk Van Doorme, van Van Doorne).
Vermandel, Vermandele, Vermander, Vermandere: Van der Mandel. Plaatsnaam ter Mandere/Mandel in Sint-Baafs-Vijve (West-Vlaanderen), naar de riviernaam de Mandel, zijrivier van de Leie.
Vermarien, Vermaere, Vermaeren: Moedersnaam Ver Marie: vrouw Maria. Zie ook Marien, Maris.
Vermaut, Vermout, Vermaux, Vermauwt, Vermaute, Vermoet. Vadersnaam uit Fremault, Fermaut, de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vromoud; frum-wald. Zie Fremault.
Vermegen: Plaatsnaam Megen (Noord-Brabant).
Vermet, Vermetten: 1. Moedersnaam Ver ‘VrouwՠMette ԍachteld, Mechthild’. 2. Eventueel, van van der Met(t)en. Plaatsnaam Met(te), Meet ‘Hooiland, weiland’.
Verminck, Vermincksel, Vermynck: Ontrond uit Vermunck, van ter Munk ‘Bij de monniken’. Variant van Vermunicht, zie daar. Vermincksel is volksetymologisch (Middelnederlands minke = mincsel: verminking).
Vermont: Vadersnaam. Germaanse voornaam far-mund of frith-mund: Feremundus, Fri(du)mundus.
Vermorgen, Vermogen: Variant van Vermorken, van Vermarcke. Zie bij Marik van der.
Vermorken: Uit van der Morken, dialectische uitspraak van van der Marken.
Vermout, Vermoet: Vadersnaam. Van Fremault, Fermaut, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vromoud.
Vermote, Vermoote, Vermot, Vermotte. 1. Zie Van der Mot(en). 2. Moedersnaam uit Ver Mote; vrouw Maria.
Vermue: Zuid-Bevelandse familienaam, van van der Mude. Noordzee-Germaans mude, mui(de), van Germaans Munthja ‘monding, van meers in deltagebied’. Bijvoorbeeld de Muide in Gent.
Vermunicht, Verminck, Vermincksel, Vermynck. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Ter Munich: bij de monniken.
Vermunt, Van der Munt. De Munt is de plaats waar gemunt wordt, waar de munt geslagen wordt.
Vermussche, Vermuse: Waarschijnlijk Re-interpretatie (onder invloed van de familienaam Mussche) van Vermeersche, Vermesse.
Vermuyten, Vermuijten. Familienaam uit de plaatsnaam Muite: kooi, vogelkooi, hol, gevangenis, kerker.
Verna. Misschien Waalse uitspraak van Verneau.
Vernacht. Gerenterpreteerde vorm van Vernackt.
Vernaechten, Veraechtens. Moedersnaam Veren Aechten, verbogen vorm van Ver Aechte: zoon van vrouw Agatha. Zie Aegten.
Vernaelde, Vernail, Vernaillen, Vernalde: Moedersnaam Veren Alden, verbogen vorm van Ver Aide, vrouw Aida, Germaanse voornaam. Of van Vernalen: veren; vrouw Adelen.
Vernaeve, Vernaev: Moedersnaam. Veren Ave ‘Vrouw Ava’Germaanse voornaam.
Vernal, Vernalen. Moedersnaam Veren Adelen; zoon van vrouw Adela. Germaanse voornaam.
Vernaleken. Moedersnaam; zoon van vrouw Aleke, laatste is een afkorting van Ale, van Adela, Athala (ook Edele).
Vernamelen. Moedersnaam Ver (vrouw) Amele, korte vorm van Germaanse voornaam Amelberge.
Vernasse, Vernassen. Moedersnaam Veren Asse(n): vrouw Asse, Germaanse voornaam Adza, afleiding van athal-naam.
Vernasselen. Moedersnaam Veren Assele, Asselen; vrouw Assele. Vergelijk Asselman.
Vernay, Duvernay, Duvernoy, Devernay, de Verneij, de Verney: Verspreide Franse plaatsnaam (le) Vernay (Rhône, Sane-et-Loire), Verney (Normandië): plaats waar elzen groeien.
Vernelen. Moedersnaam uit Ver Nele: vrouw Cornelia of vrouw Petronilla.
Vernes: Uit van der Nes/Nest. Vernhout, Fernhout: Plaatsnaam Vernhout (Noord-Brabant) en bij Wisch (Gelderland). Fernholte in Attendorn (Noordrijn-Westfalen).
Verneuil. Plaatsnaam Verneuil (Aisne, Marne, Oise, Meuse).
Verniel: Variant van moedersnaam Vernelen? Niel, van Petronilla?
Vernier, Verniere, Vernie, Verniers.1. Beroepsnaam. Oudfrans vernier ‘Verkoper van lentevruchten’. 2. Vadersnaam, Normandische vorm van Wernier(s). Zie Werner.
Verniest, Vernieste. Waarschijnlijk van Verriest.
Vernieuwe: Moedersnaam. Vernieven, Veren leven, van Ver leve ‘Vrouw Eva’.
Vernijns, Vernyns: Limburgse familienaam, daarom waarschijnlijk van Severijns, met epenthetische n (zie Ferin).
Vernimmen, Vernimme, Vernimmer, Vernemmen, Verniemmen: Moedersnaam Veren Immen, verbogen vorm van Ver Imme ‘Vrouw Emma’.
Vernin. Afleiding van Verne? Of Frans venin: gif. Bijnaam. Vergelijk dialect fernijn, van venijn.
Vernis. Vervorming van Vernest of Verniest? Of plaatsnaam Verny (Moselle)?
Vernooij, Vernooijs, Vernooy, Verno: 1. Moedersnaam Veren Ode ‘Vrouw Ode’. Germaanse voornaam Auda, Oda. 2. Uit van Rhenoij, Rhenoy. Plaatsnaam in Geldermalsen (Gelderland).
Vernou. Plaatsnaam Vernou (onder meer Seine-et-Marne), Vernoux (onder meer in Ain).
Verocq. Waalse uitspraak van Verroken (of Veracq)?
Vron, Veron, Verons, Verrons, Verron, Verhons, Vroon, Veronnez, Verroens, Voorons. Vadersnaam uit de heiligennaam Veronus (patroonheilige van Lembeek bij Halle (Vlaams-Brabant). Lokale vorm is Vroen, van Frans Vron.
Veroone, Verhoene, Vroonen, Vronen, Verrone, Verroonen, Vroon. Moedersnaam, zoon van Ver One: Vrouw van Ono (: Germaanse voornaam). Zie ook Vroon.
Veroyen, Verroye, Verroeye, Vroye, Vroy: 1. Moedersnaam Ver Ode: vrouw Auda, Oda. Zie Oyen 1, Vernooy. 2. Van der Oyen; zie van Ooyen.
Verpaele, Verpalen: Uit van der Paal, van der Palen. Plaatsnaam. Middelnederlands pael(e), pale ‘Hgrens)paal’. Ook plaatsnaam Paal in Hulst (Zeeland).
Verpeut, Verpeuten. Uit Van der Put/Peut (zie van den Putte) of variant van Verpoot(en).
Verplaeste, Verplaetre, Verplaestre: Verhaspeling (Frans-Vlaanderen) van Verplaetse, met metathesis ts/st.
Verplakke, Verplak: Vermoedelijk uit Verplanke.
Verpoelt, Verpoylt, Verpuylt: Verpoelkt, van Verpoelk van Van der Poelk. Plaatsnaam Poelk in Meerbeke (Oost-Vlaanderen) en Pamel (Vlaams-Brabant).
Verrraes, Verras, Veras: Verraes, van van Raes. Plaatsnaam Raas ‘geul, kreek, droog liggend land tussen geulen’.
Verrassel: Uit Verasselt, van Verhasselt, van van der Hasselt. Plaatsnaam ter Hasselt ‘laats waar hazelaren groeien, hazelarenbosje’.
Verrecas, Varkas: De oudste met naam bekende voorvader van de Brugse famille Verrecas is Martinus, in Hongarije geboren en in Brugge in 1752 als Forgatz opgeschreven; hij overlijdt in 1761 als Vercas. Vanaf 1786 Pieter Jacobus Verrecas dragen alle Brugse afstammelingen de naamvorm Verrecas. Aaanpassing van de Hongaarse familienaam Farkas.
Verreman. Afleiding van Middenenderlands varre, verre: (jonge) stier. Beroepsnaam van stierenfokker? Of variant van Vereman(s)?
Verrewegen, van. Re-interpretatie van Van Herrewegen.
Verrie, Verrier, Verer, Verriez, Veriez, Vriez, Veyrier, Leverrier, Veerjee, Verrire, Veirire, Vryre, Vry, Verry, Verryre: Beroepsnaam. Frans verrier: glasmaker, glazenier.
Verroken, Verhoken, Verroken, van Van der Roken. Plaatsnaam. picardisch Roke, Frans roche: rots, steenberg, rotsachtige plaats. Vander Roke ook als vertaling van Dele Roke (vergelijk Delaroche). Plaatsnaam,1275 Roke in Vloesberg. 2. Eventueel van Van (den) Roken, Van den Rodeken. Plaatsnaam Rodeken, afleiding van Rode, onder meer in Dentergem, Bekkevoort, Roken in Nieuwerkerken-Aalst.
Verrooten, Verrote, Verrotte: Van der Rooten. Plaatsnaam Rote: vlasroot, plaats of waterloop waar vlas geroot wordt. Plaatsnaam in Weelde (Antwerpen).
Verrue, Verhue, Verheu, Verreu, Van der Rue. Plaatsnaam (la) Rue: straat; zie Delarue.
Versaen. 1. Moedersnaam Vrouwe Suzanna. Vergelijk Sanna. 2. In Merchtem in 1730 variant van Van Saen.
Versaevel: Uit van der Savel. Plaatsnaam Zavel ‘Zand, plein’.
Versaille, Versailles, Versaeilie, Versaeillie: Plaatsnaam Versailles (Seine-et-Oise).
Versaud. Plaatsnaam Verseau (Sane-et-Loire).
Verschaetse, Verschatse, Verschatze, Verschetse, Verschetze. Naam uit Van der Schaetse, waarbij Schaetse waarschijnlijk een huisnaam is. Schaats: stelt, kruk.
Versbraegen. Waarschijnlijk leesfout voor Verschraegen.
Verschaeken. Re-interpretatie van Verschagen?
Verschaete. Hypercorrect voor Verschoote.
Verschaffel, Verschaffelt: Plaatsnaam 1427 ter Scaffelt, Schaffelt, Aaigem (Oost-Vlaanderen).
Verschaetse, Verschatse, Verschattze, Verschetse, Verschetze, Van der Schaetse. Wellicht huisnaam Ter Schaetse: stelt, kruk. Vergelijk Schaetsaert. Vergelijk Delecosse, Dezecache.
Verschage, Verschaeve: Uit van der Schage. Verschaeve door g/v-wisseling. Plaatsnaam ter Schage ‘kreupelhout, bosje (aan rand van een veld). Vergelijk Engels shaw, Zweeds skog, Deens skov. Plaatsnaam Schage in Woumen (West-Vlaanderen), Schagen in Rozendaal (Noord-Brabant). In Roeselare: 1474-1778 (heerlijkheid) vander Schage = 1645 vande Schave.
Verschakelen. Variant van Verschaeken?
Verschelling: Plaatsnaam Schellingen in Oosterhout (Noord-Brabant). Vermoedelijk veeleer vervorming van Verschelde(n).
Verschemoet, Vesschemoet, Vesgemoet. Naam uit ‘Werse moedӺ bijnaam voor iemand die met frisse moed aan het werik gaat. Duits Frischmuth, Frischermuth.
Verscheyden, Versheijden, Verscheijden: Uit Verschelden, met gepalataliseerde 1 (vergelijk Waals-Vlaams suifer, van sulfer).
Verschiere: Contaminatie van Verschure en de West-Vlaamse familienaam Versieren, Verzieren? Wellicht uit de plaatsnaam La Vaissire (Cantal, Lozre) ‘laats waar notenbomen groeien’E
Verschonen: Vermoedelijk vervormd uit Verschoren.
Verschoor, Verschoore, Verschooren, Verschoren, Verschore, Verschorren, Verschorre, Verscoore, van de(den) Schoor, van Schooren, van Schoore van Schoren. Familienaam uit de plaatsnaam Schoor, Schor, Schorre aangeslibd land dat rijp is om ingedijkt te worden, moeras. 2. Zie ook Schoor.
Verschrage, Verschragen, Verschraage, Verschraegen, Schrage: Uit van der Schrage(n). Plaatsnaam Schrage ‘Droog, dor’. In Eksaarde (Oost-Vlaanderen): 1571 int Scrage, de Scrage.
Verschroeven. Brabantse uitspaak van Verschraeven.
Verschuyl. Naam uit schuil (plaats).
Vers, Verse: Spelling van Verset, variant van Vierset, Plaatsnaam (Provincie Luik).
Verselder. Oostvlaamse familienaam. Aanpassing van Versaille? Of Re-interpretatie van Verschelde?
Verseput: Plaatsnaam Verseput ‘Zoetwaterput, gemeenteput’. In Kerkwerve (Schouwen-Duiveland) is er een Verseputseweg.
Versfeld, Versfelt. Plaatsnaam. Wellicht Varsseveld (Gelderland): 1200 Versevelde. Nederlandse familienaam (van) Vars(s)eveld.
Verseveld, (van): Plaatsnaam Varsseveld (Gelderland): 1200 Versevelde.
Versieren, Verzieren. Familienaam uit de plaatsnaam La Vaissire (Cantal, Lozre). Mogelijke betekenis: plaats met notenbomen.
Versin, Verzin. Naam uit de plaatsnaam Verchin (Pas-de-Calais) of uit Verchain (Nord).
Versleegers, Verslegers, Van der Sleehegge. Plaatsnaam Sleehaag. Zie Sleeuwaeghen.
Verslijpe, Verslyp, Verslyppe: Van der Slijpe. Plaatsnaam Slijpe (West-Vlaanderen).
Versmee. Vander Smede = Van der Smisse?
Versmersch. Variant van Vermersch met -s-anticipatie.
Versmissen: Uit van der Smissen. Plaatsnaam Smisse ‘Smis, smidse, smederij’. Meestal naam van een smid.
Versnaeyen, Versnoyen, Versnoeyen: Waarschijnlijk plaatsnaam Sinaai (Oost-Vlaanderen).
Versnel: Uit van der Snel? Of moedersnaam ver Snel, de vrouwelijke vorm van de Germaanse voornaam Snello?
Versnick: Uit van der Snick(t). Plaatsnaam Snick, samengetrokken uit Zinnik, de Nederlands naam van Soignies(Henegouwen).
Versonnen, Verson, Versonne. Moedersnaam uit de Germaanse voornaam Sunna; zon. Vergelijk Sunnhilt, Suna.
Versou, Versauw: Plaatsnaam Zuwe, Zauw, Sauwe. Middelnederlands souw: sloot, gracht, greppel, goot.
Verspagen. Gedemouilleerd van Verspagnen?
Verspecht, Van der Spekt: plaats waar speken, spijken, stokken staan. Zie Van der Spek. Plaatsnaam Spekt (Noord-Brabant); Ter Specht in Opwijk.
Verspeek, Verspijck: Van der Speek. Middelnederlands spijk, specke, Westfaals specke ‘Brug van boomstammen, knuppeldam’. Plaatsnaam Spekt in Nuenen (Noord-Brabant).
Verspeel, Verspeelt, Verspelt, Versprille, Verspille, van der Spilt, van der Spiet. Naam uit de plaatsnaam Speelt; plaats waar witte haagdoorn, spildoorn groeit. Plaatsnaam in Mollem (Vlaams-Brabant), Zingem (Oost-Vlaanderen). Ook Spelt bij Merchtem (Vlaams-Brabant).
Verspeepen. Verhaspeling van Verspeeten.
Verspeeten, Verspeten: Uit van der Speeten. Plaatsnaam Spit, Spete ‘mmgespitte grond’.
Verspeyen, Verspuy: Van der Speyen. Plaatsnaam Spei, Middelnederlands spoye, speye: spui, schutsluis.
Verspille, Versprille: Plaatsnaam ‘laats waar witte haagdoorn, spildoorn groeit’.
Verspoor, Van der Spoor. Plaatsnaam. Middelnederlands spoor ‘ad, weg’.
Verspouwen, Verspauwen: Plaatsnaam Ter Spauw in Overijse (Vlaams-Brabant).
Verspreet, Verspreyt. Familienaam uit de plaatsnaam Spreet te Aarschot en te Strombeek. Vlaams-Brabant.
Verspreeuwen. Wellicht huisnaam; Ter Spreeuwen.
Verspuij, Vershuij, Verspoe, Verspae: Plaatsnaam. Middelnederlands spoye, speye ‘Spui, schutsluis’.
Verstraete, Verstraeten. Re-interpretatie van Verstraete(n), ook door reductie van de cluster rstr tt rst.
Verstrepen, Verstreepen. Familienaam uit het Middelnederlandse strepe: een smalle strook land. Een plaatsnaam die op heel wat plaatsen voorkomt.
Versteirt. Ongetwijfeld een Re-interpretatie (van Versterre, Verstelt?).
Versteyhe, Van der Steie. Plaatsnaam Stei? 1300 Ihans kinderen land van den Steye, Snellegem.
Verstijn, Verstijnen, Verstyn, Verstyne, Versteynen: Moedersnaam Ver Stijne: vrouw Stijne, Christina. Zie Stijnen 2.
Verstraet, Verstraets. Re-interpretatie van Vestraet(s).
Verstreepen, Verstrepen. Plaatsnaam uit van der Strepen. Middelnederlands stripe, strepe: streep, strook land.
Verstreren. Verhaspeling (Frans-Vlaanderen) (van Verstrepen, Verstreken?).
Verstreyden, Verstrijden. Wellicht familienaam uit de plaatsnaam Streie (dit uit het Oudfranse estre: straatweg). Hypercorrect voor Verstreyen?
Versyck, Versijck, Versieck, Verzyck. Bijnaam uit het Middelnederlandse versiken: zuchten, diep en moeilijk ademhalen.
Verstolle: Wellicht door dialectische uitspraak uit Verstalle, van van der Stalle. Plaatsnaam Stal ‘Staanplaats op de markt of in een hal; afgesloten ruimte, stal’.
Verstringhe, Verstringe, Verstrijnge, Verstrenge: Uit van der Stringe; Plaatsnaam ter Stringe ‘Lange en smalle strook land, reep’.
Verstijnen: Moedersnaam ver Stijne ‘Vrouw Stijne, Christina’.
Verswijver, Verswijveren: Plaatsnaam Swijverle, uitspraak Zwijvel (waarschijnlijk Provincie Antwerpen).
Verte, Vert, Verthe, Verth, Verthe, Verthez. Oudfrans verte, Frans vrit: waarheid, zekerheid, gewaarborgd redit. Vergelijk Duits Wahrheit.
Verteneuil. Vertenoeiln, Vertenoeuille, Vertenueil, Vertenelle: Plaatsnaam Vertigneul in Romeries (Nord).
Vertenten: Plaatsnaam. Middelnederlands tente ‘Tent’. Aangezien meiers en schepenen bij openbare driejaarlijkse rechtszittingen onder een tent zitting hadden, kreeg het woord ook de betekenis ‘Rechtsgebied’.
Vertessen. Moedersnaam uit Ver (: vrouwe) Eustachia. Vergelijk Tesse.
Verteurve. Naar de woonplaats aan een turfven of voor de veenboer of turfhandelaar? VergelijkTurf(s).
Verton, Vertons, Vertoont: Plaatsnaam Verton = Virton (Luxumbourg).
Vertonghen, Vertongen, Verthongen, Vertogen. Familienaam uit de plaatsnaam Tonge; landtong. Vertogen (Henegouwen) door Oost-Vlaamse uitspraak met g.
Vertruyen, Vertruijen. Moedersnaam uit Ver Trui: zoon van vrouw Geertrui.
Vervaene, Vervaenen, Vervoenen. Naam uit de plaatsnaam De Vane in Oedelem en in Wingene.
Vervaek, Vervaeke, Vervake, Vervaeck, Vervaecke, Vervaekt, Vervackt, Vervaque, Vervalcke, Vervarcke, Vervack: 1. Uit van der Vake. Plaatsnaam Vake ‘Vlechtwerik als afdamming in een beek’. 2. Aanpaasin aan paatsnaam Fervaques in Fonsommes (Aisne).
Ververcken, Ververken, Vervarcke: Waarschijnlijk Re-interpretatie van Verveeken, met r-epenthesis.
Verver, de, de Varver, Verver, Ververs, Fervers, Ferfers, de Verwerre, (de) Verrewaere, de Verweraere, de Varrewaere, de Varwaere, Varware, Varrewaere, Verwer: Beroepsnaam van de verver, lakenverver.
Vervest, Verwest: Uit van der Vest. Plaatsnaam Vest(e)’Versterking, bolwerk, kasteel, burg’.
Vervetjes. Zeldzame Nederlandse familienaam, mogelijk afkomstig uit: 1. Bijnaam uit vet voor een zwaarlijvig persoon. 2. Beroepsbijnaam voor een vetweider: veeweider of handelaar in vetwaren. Gezien de Ver- vooraan kan het evengoed: 3. Uit Van der Ves. Zie bij Ves Van der. 4. Uit een van de vele plaatsnamen waar vest of vast in voorkomt.
Vervier, Verviers, Vervy: Plaatsnaam Verviers (Luik), Luiks-Waals verv.
Vervloessem, Vervloesem, Vervloessen, Vervloesen, Vervlossen. Familienaam uit de plaatsnaam Vloersem, Vlourshem, Vloursem. Deze oude plaatsnaam lag (tot 17de eeuw op kaarten) in Harent-Rijmenam. Dit is een gehucht van het huidige Bonheiden (Antwerpen).
Vervoir. Plaatsnaam Vervoz in Clavier (Luxemburg): 1104 Vervoi. 2. Zie Van der Voorde.
Vervrangen. Wellicht Oostvlaams hypercorrect van Vervragen, van Vragen, van Verhagen (met hypercorrect voorgevoegd Ver-). Vergelijk Vervroegen.
Vervremd. Plaatsnaam Vremde, Antwerpen.
Vervroegen. Brabantse uitspraak van Vervragen; zie Vervrangen.
Verwaal: Uit van der Waal. 1. Riviernaam de Waal, zijarm van de Rijn. 2. Verspreide plaatsnaam Waal ‘kolk achter een dijk geslagen bij dijkdoorbraak’.
Verwacht. Waalse hypercorrecte spelling voor Vervackt.
Verwayen, Verwaijen, Verwaaijen: Van der Wa(e)yen. Plaatsnaam Ter Waai(e): poel, plas;
Verwicht, Verwichte. Familienaam uit de plaatsnaam Vichte (West-Vlaanderen), in de streek nog Ter Vichten genoemd.
Verwijmeren, Verweijmeren: Moedersnaam. Ver Wijmere. Germaanse voornaam wg-mr ‘Strijd-beroemd’. Vuimara, Wimara. Of plaatsnaam? Maar de vander-vorm kan een regressievorm zijn.
Verwimp, Verwimpt, van der Wimp. Familienaam uit de riviernaam Wimp in de Zuiderkempen.
Verwinnen. Moedersnaam Ver (vrouw) Winne. Germaanse voornaam Wina, van Germaanse wini; vriend.
Verwoerdt, Verwoert. Plaatsnaam Woerd (Gelderland): kunstmatige heuvel in zee- en rivierkleigebied. 2. Soms wellicht = Vervoort.
Verwouwen. Moedersnaam Ver Wouwe: Vrouw Wouburg: Walburgis. 2. Uit Van der Wouden.
Verwulst, Verwilst: Hypercorrecte vorm voor Verhulst.
Verwijmeren: Moedersnaam, Ver (vrouw) Wijmere. Germaanse voornaam wig-mr ‘Strijd-beroemd’. Vuimara, Wimara.
Verwijs, Verwijst, Wijs, van de, der, van der Vies: Van der Wijs? Plaatsnaam. 17de eeuw Gerrit Hermansz Verwijs, Andel.
Veryser, Verijser, Verryser, Verhyser, Verijzer; Verrijzer, Verrijzen: Uit van der IJzer. Waternaam de IJzer; Van den Yser, (West-Vlaanderen).
Verzee. Veeleer aanpasing van Verset dan uit Van der Zee.
Verzeeuw: Wellicht variant van Verzee, van van der Zee. Of voor de Zeeuw?
Verzieux, Versieux: Bijnaam Verts yeux: groene ogen. Vergelijk Groenoghe, Duits Grunauge
Verzwymelen. Uit Verzwyvelen?
Verzwyvel, Verzwylen, Verzwijvelen, Verzwijvel, Verzwijfelt, Verswijvel, Verswijvelen, Verswijvel, Verswijfelt, Verswyvel, Verswyvelen, Verswyvel, Verswyfelt, Verzwyver, Verswijver, Verswyver, Versweyver, Versweyveld, Versweyvelt, Versweijveld, Verzwijvelt, Verswijfel, Verswyfel. Familienaam afgeleid van een (bijna verdwenen) plaatsnaam Suiuenghem/Suivengem (= woning van de lieden van Swibo - momenteel gevolueerd via Swijvelstein naar Zavelstee) in Rijmenam (Antwerpen). Of plaatsnaam Swijverle, uitspraak Zwijvel, waarschijnlijk in Antwerpen.
Ves, van der, van der Vesse. 1. Uit Van der Vest, ontrond van Van der Vorst, verward met Van der Voort. 2. Zie van der Ves.
Ves, van der, van der Vesse, Vervest, Verwest, Vervisch, Vervicsh, Wervisch. 1. Familienaam uit de plaatsnaam Vest: versterking, burcht.
Vesalius. Humanistische latinisering van Van Wesel, bijvoorbeeld Andras Vesalius (1514-1564)
Veseleer, de, de Veseler, de Vesseleer, de Veseleer: 1. Middenenderlands veselaer: oorblazer, fluisteraar, pruttelaar. 2. Duits Weseler, afleiding van plaatsnaam Wesel (Nederrijn, Noordrijn-Westfalen), Nederlands Wezel.
Vessem, van; van Vessum, van Fessem: Plaatsnaam Vessem (Noord-Brabant).
Vesters, de, Vester, de, de Vestel, de Vestele, Vester, Festers: Beroepsnaam van de houtvester.
Vestier. Waarschijnlijk variant van Vessie.
Vestman. Middennederlands vestman, waarschijnlijk synoniem met vestmeester: stedelijk ambtenaar belast met het toezicht op de muren en vestingwerken van de stad. Of afleiding van Van der Vest (zie van der Ves).
Verstraet, Verstraete, Verstraets. 1. Zie Vastrade. 2. Eventueel = Verstraete.
Vet, de, (de) Veth, Vt, (de), Vetten, Vette: Bijnaam voor een vet persoon.
Vtillard, Vetillard. Bijnaam. Frans vtillard: haarklover, zeurpiet.
Vetman. Beroepsnaam van de vetweider of de handelaar in vetwaren.
Vetsuypens, Vetsuypers, Vetsuipers, Fetsuypens. Naam uit het Middelnederlandse vet supe: vette soep, brij. Naam voor een verkoper van.
Vettenburg, Vettenberg: Plaatsnaam Vettenburg, Vettenbergh in Strijtem (Vlaams-Brabant): 1685 op den Vettenberch.
Vetter, (de), de Vettere, (de) Vetters, de Vettre: Beroepsnaam van de huidenvetter, leerlooier.
Vetterlein, Vetterling. Duitse bijnaam Vetterle, Vtterlin, afleiding van Vetter: neef, broer van vader, verwant.
Veulemans. Afleiding van Middenenderlands vole: veulen. Beroepsnaam van de paardenfokker of-koopman. Vergelijk Duits Fohlenmeier; Schaepman, Ganseman.
Veur, van der, van de Vuer, Vervueren, Vervuren, van der Vore, van de Voor, van de Voir. Waternaam de Voer, zijrivier van de Dijle die Tervuren bespoelt. Ook Middelnederlands vore, vuere: voor, greppel. Vervueren = Van der Vueren = (ook) Van Tervuren. Plaatsnaam Tervuren (Vlaams-Brabant): aan de Voer: 1224 Vuram 2. De varianten met o kunnen wellicht ook van Van de Voorde worden verklaard.
Veuren, van. Plaatsnaam Veurne, West-Vlaanderen.
Veurnaert. Afleiding van Van Veurne, zie van Veuren.
Veuster, de. Pater Damiaan (Jozef de Veuster 1840-1889) stamt van Van der Vorst af: 1681 Jan van der Vorst, Werchter (vader van) ұ721 Egidius de Voster, Werchter (vader van) ұ776 Hendrik van der Vorst vulgo de Veuster, Werchter (vader van) ұ801 J. F. de Veuster, Tremelo (vader van pater Damiaan).
Veuve. Frans veuve; weduwe. Vergelijk Derweduwen.
Veij, de, de Veij: Bijnaam. Vei ‘Welig, dartel, zinnelijke’.
Veijgen: Spelling voor Vijgen. 1. Beroepsbijnaam van de vijgenhandelaar. Vergelijk Frans Figue, Duits Feig(e). 2. Moedersnaam Feige(n), van heiligennaam Sophia: Fye tot Fje tot Fge (1360 Fye = 1682 Feyg).
Veylbrief. Vertaling van Limelette ‘Vijltjeՠ+ brief.
Veyler, de Veylder, de Veijlder, de Veilder. 1. Naam uit het werkwoord veilen. Beroepsnaam van de veiler, de veilingmeester. 2. Brabantse variant van De Vijlder. Zie bij Vijlder(e) De.
Veijs, Feijs: Vadersnaam. 1. Veis/Feis, van Veinse/Feinse, korte vorm van Vincent. 2. Verkorting van de Franse voornaam Gervais, de heiligennaam Gervasius. 3.Verkorting van Serveis, Servais, van Servatius.
Vzant. Occidentaalse bijnaam; vrolijk, blij.
Vialet, Viallet. 1. Vadersnaam. Afleiding van Vial. 2. Afleiding van Viale.
Viala. Plaatsnaam (Aveyron, Lozre). Zie Viale.
Vial, Viale, Vialen, Vialle: Franse dialectisch vorm voor Viala, variant van ville ‘Landelijk domein, dorp’.
Viallard. Plaatsnaam (Massif Central), variant van Villard, afleiding van ville, viale: dorp.
Vianden. Plaatsnaam. Luxemburgs: Veianen, uitspraak: Veine.
Viane, (de) Viaene, Vijaene, van Vyaee, van Vyane, Vianne, Devianne, Deviane, van de(der) Viaene, van (de) Viane, Vianen, Vandeviaene, van (de) Viane: 1. Plaatsnaam Vianen (Zuid-Holland, Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Viane (Oost-Vlaanderen). 3. Plaatsnaam Vianden (Groothertogdom Luxemburg). 4. DefFamilienaam werd ook wel verward met Vienne (in Walloniëen Frankrijk): 1136 Vianne.
Viatour, Viautour, Viatour: Waalse vorm van plaatsnaam Villers-aux-Tours.
Viau, Viaud. Vadersnaam. 1. Zie Guiau(x). 2. Variant van Vial.
Vicaire, Vicari, Vicario, Vicary: Oudfrans vicaire, Italiaans vicario, van Latijn vicarius: vicaris, plaatsvervanger (met name van een geestelijk waardigheidsbekleder of een gerechtelijk ambtenaar).
Vicat, Vicca: De Hagelandse Vicca’s stammen van de Spaanse veldheer Dionisius Vicca 1572.
Vicente, Vicentini, Vicenzino, Vicenzi, Vincenzottto, Vicenzot, Vincenzutto: Italiaanse vorm en afleiding van heiligennaam Vincentius.
Viceroy. Wellicht bijnaam uit үnderkoning.’ Mogelijk ook uit de plaats Vicherey (Vosges, Vogezen).
Vicher. Waalse spelling voor Visscher of Fischer.
Vici, Vichhi, Vichi. Plaatsnaam Vichy, Allier?
Vichoff, Vichhoffe. Waalse aanpassing van Duits Bischof; bisschop.
Vickermann. Vadersnaam. Afleiding van Vicker=Victor.
Vico. Plaatsnaam Vico (Italie, Corsica) van Latijn vicus: wijk, straat.
Vicquery, Vichery, Viquerie, Vicharie: kapelanie. Afleiding van Latijn vicarius, Frans vicaire.
Victoir, Victoire. 1. Moedersnaam Victoria. 2. Vondelingnaam 1789 Victoire, na de overwinning in de Brabantse Omwenteling. In 1825 trouwde Eugeen Victoire, 27 jaar, uit Sint-Pieters-Rode, Vondeling van Lovenՠin Bekkevoort. De familie heet nu Victoir.
Victor, Viktor, Victoor, Victoir, Wictor, Wiktor, Vitour, Vitou, Vitoux, Viteux, Vitu, Vtu, Vtu: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Victor.
Victorieux. Frans victorieux: zegepralend, overwinnaar. Bijnaam? Of Re-interpretatie van Victor?
Vidal: Vadersnaam. Variant van Vital, de Latijnse heiligennaam Vitalis.
Videcocq. Oudfrans videcoc; korhaan. Bijnaam.
Videgain. Leesfout of variant voor Baskische familienaam Bidegain: hoge weg? Of Re-interpretatie van Videgrain?
Videl: Variant van Fidle?
Videlaine. Zinwoord Vide laine: die de wol verkwist.
Videler: Beroepsnaam van de vedelaar, vedelspeler, vioolspeler.
Vidgrain. Franse bijnaam Vide grain: die het graan opgebruikt, verkwist. Vergelijk Gtebl.
Vidick. Vadersnaam. Nederduitse familienaam Widdicke, afleiding van Germaanse voornaam Wido.
Vidouse. Plaatsnaam Vidouze (Htes-Pyr.).
Vidrequin. Waarschijnlijk door metathesis van Vidgrain.
Vidrik, Vidrich. Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rik ‘Boommachtig’.
Viefhaus, Vifhaus: Nederduitse plaatsnaam Fnfhaus: vijf huizen.
Vieillevoye, Vieilvoye, Vielvoye, Viellevoye, Vielvoije, Viellevove, Vilvoye: Plaatsnaam Vieille-Voye: oude weg, in Mortier, Beyne-Heusay (Luik), Villance (Luxemburg).
Vieira, Vieijra, Vieyra: Plaatsnaam bij Braga (Portugal).
Viejou: Misschien een spelling van de Franse familienaam Vioux. Vadersnaam. Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Widwulf. Maar vermoedelijk veeleer spellingvariant van Viot.
Vil, Viel, Viele, Vieille, Vielle, Vielz. Bijnaam uit het Oudfranse vieil, viel: oud.
Vieillard, Viellard, Veilliard, Veillard, Viehard: Frans vieillard: oude man. Bijnaam.
Vieillefont, Veillefon, Viellefont, Viel)font: Plaatsnaam Vieillefont: oude bron. Bijvoorbeeld Viellefond (Allier).
Viekevorst, Vikevorst, Vickevorst: Plaatsnaam Wiekevorst (Antwerpen).
Vielemeier. Duitse beroepsnaam van een boer die veel maait: Vielmder. Van Middenhoogduits maejen: maaien.
Vielhomme. Franse bijnaam Viel homme; oude man.
Vien. Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Vivien, Vivianus.
Vienerius. Vadersnaam. Heiligennaam Venerius van Milaan.
Vinne, de la, Vienne, Devienne, Wienne: Plaatsnaam Vienne in Evregnies (Henegouwen) Waals vine; Frans verne: els. Ook Vienne (Isre, Marne..). en op diverse plaatsen in Frankrijk. 2. Of uit de plaatsnaam Wenen in Oostenrijk (Vienne is het Frans voor Wenen). 3. Het is ook de oude Romaanse vorm van Vianden (Groot-Hertogdom-Luxemburg).
Viennet, Viennot, Vinot: Vadersnaam. Afleiding van heiligennaam Vivien.
Vierbergen. Duitse plaatsnaam.
Vierdeel, Vierdeels, Vierendeel, Vierendeels, Vierendels, Virendeels, Veirendeels: Bijnaam naar de naam van de maat, een vierde deel van.., bijvoorbeeld ¼ van een pond. De bijnaam herinnert wellicht aan de leenroerige verplichting een vierde als cijns te leveren. Vergelijk Vierlinck, Viertel.
Vierge. Re-interpretatie van Vierset.
Viergever: 1665 Daniel Viergever (kleinzoon van) 1590 Daniel Vlam, Charlois (Rotterdam)-Ouwekerk.
Vierhout: Plaatsnaam Vierhouten in Ermelo (Gelderland).
Vierhuis: Plaatsnaam Vierhuis in Leeuwarden (Friesland).
Vierin, Virin, Vieren, Viren, Fierin, Firain, Firin, Fierens, Firens, Fierkens (deze variant ontstond in het grensgebied met Duitsland in de buurt van Doetinchem-Emmerich) Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Olivier. Maar er is bijvoorbeeld ook een West-Vlaamse familie Virin, die stamt van Jean-Grant Vierin, die in 1811 uit Valgrisanche (Aosta-vallei) naar Kortrijk kwam. De vormen Fi(e)rens kunnen ook komen uit het Middelnederlandse fier: bijnaam.
Vierktter. Plaatsnaam Vierkotten in Rsrath (Noordrijn-Westfalen).
Vierlinck, Vierling. Een vierling was een vierde deel van een bepaalde maat, gewicht of munt. Vergelijk Vierdeel(s). Ook Duits Vierling.
Vierman, de, Vuurman: Beroepsnaam van de vuurmeester, brandmeester.
Vierneuve. Vervorming van Villeneuve?
Viersen, van: Plaatsnaam Viersen (Noordrijn-Westfalen).
Vierset, Viers, Vierse: Plaatsnaam Vierset (Luik). Zie ook Verset.
Vierstraet, Vierstraete, Vierstaete. Plaatsnaam Vierstrate ‘Viersprong, kruispunt van vier wegen’.
Viertel, Virtel: Duits Viertel: een vierde (1/4), een kwart. Naam van de maat. Vergelijk Vierdeels.
Vierveyzer. Wellicht verhaspeling van Duitse familienaam Feuereisen: vuurijzer. Beroepsnaam van een smid.
Vies. Plaatsnaam, Gelderland, Utrecht. Engels flask; waterplas. Vergelijk Vlaes, zie de Vlas.
Vieslet. Spelling voor Oudfrans vielet, afleiding van vie(i)l, met hypercorrecte s. Oudfrans vies: oud.
Viet, de, Viets, Fiets, Fietje: Vadersnaam. De heiligennaam Vitus, Vijt. In het Land van Waas (Oost-Vlaanderen) is Vijt de verkorting van Davyd, David.
Vitor. Latinisering van Kuiper, Duits Bottcher.
Vieubled. Frans vieux bl: oud koren. Beroepsnaam van de korenkoopman, graanhandelaar.
Vieujean, Vieujant, Vieuxjean: Vieux Jean: Oude Jan. Vergelijk Oudejans.
Vieusart, Duvieusart, Devieusart: Plaatsnaam Vieux-Sart: oude Rode, in Corroy-le-Grand (Waals-Brabant) en Sautin (Henegouwen).
Vieutemps, Vieutems, Vieuxtemps: Frans vieux temps: oude tijd. Bijnaam naar een vaak gebruikte zegswijze.
Vieuvalet. Frans vieux valet: oude dienaar, knecht.
Vieville, Vivile, Viville, Lavieville, Lavieuville: Plaatsnaam Viesville (Henegouwen), Vieuville (Luik) en in Havelange (Namen), Vieville (Hte-Marne, Meurthe-et-Moselle, Meuse).
Vieweger. Duitse familienaam Viehweg, Waals Viehwger, Fiebiger: die aan een veeweg woont. Vergelijk Veestraete.
Vifquain, Vifquin, Vivequin, Vivequain, Fefkenne, Fevequenne: Moedersnaam. afleiding (Middelnederlands -kin) van een Germaanse wf-naam.
Viggria. Naams- Waalse vorm van Vicqueray?
Vignioble, Vignoble. Frans vignoble: wijngaard. Plaatsnaam of beroepsnaam.
Vignacourt, Wignacourt: Plaatsnaam (Somme).
Vignard, Vigna, Vignas: Afleiding van Frans vigner: wijn bouwen. Beroepsnaam van de wijnboer, wijngaardenier.
Vignau, Vignaux, Vignault, Vigneaux. Oudfrans vignel, afleiding van vigne: wijngaard.
Vigneron, Vignero, Vigneront, Devigneron: Frans vigneron: wijngaardenier, wijnboer. Beroepsnaam.
Vignery. Afleiding van vigne; wijngaard.
Vignet, Vignez, Vign: 1. Afleiding van vigne: wijngaard. Beroepsnaam van de wijngaardenier. 2. Eventueel spelling voor Vignier.
Vignette, Lavignette, Delvignette, Delavignette: Franse plaatsnaam Vignette: moerasspirea (kruid); of afleiding van vigne: wijngaard.
Vigneul. Oudfrans vigneul: wijngaard. Plaatsnaam (Meuse).
Vignier, Vigniez, Vignez. Beroepsnaam van de wijngaardenier, wijnbouwer. Vergelijk Vinier.
Vignis, Vignisse, Vignix, Vinnis: Plaatsnaam Vivegnis in Luik, oorspronkelijk Vignis, van vinietum: wijngaard.
Vignol, Vignole, Vignolle, Vignolles, Vignoul: Oudfrans vignole: kleine wijngaard. Plaatsnaam Vignol (Nivre), Vignoles (Cte-d’Er), Vignolle (Gironde), Vignolles (Aisne, Charente).
Vignon, Devignon, Vigenon: 1. Beroepsnaam. Oudfrans vignon, Frans vigneron: wijngaardenier. 2. Moedersnaam. Vleivorm van meisjesnaam, misschien Lavinia. 3. Plaatsnaam in Sclessin (Luxemburg).
Vigny, Vgny, Vegny: Plaatsnaam Vigny (Seine-et-Oise, Moselle enz.) en in Flamierge (Luxemburg).
Vigo, Vigot. Plaatsnaam Vigot in La Manche.
Vigoureux, Vigouroux, Vigourus, Vigourel, Vigreux, Rigoureux, Le Vigoureux: Bijnaam. Frans vigoureux: krachtig, sterk.
Vigueier, Viguie, Vigi, Vigier, Viger, Wigy: 1. Beroepsnaam. Oudfrans viguier, van Latijn vicarius: plaatsvervanger. Vergelijk Vicaire. 2. Eventueel Romaanse vorm van Germaanse voornaam wg-hari ‘Strijd-leger’. Wigharius, Wigerus.
Vijfeyken, Vijfeijken, Veijfeijken, Vijfeijken, Veyfeyken, van de Vijfeijke: Plaatsnaam Vijf Eiken.
Vijgen, Vygen, Vijg, Vijghen, Vygrien, Vygri, Viegen, Vigen, Veijgen, Fijgen, Fijg, Vigh, Vig, Feig, Feijgen, Figen, Fige, Fiegen, Fiege, Figue, Fig, Vigues: 1. Beroepsnaam van de vijgenhandelaar. Vergelijk Frans Figue, Duits Feig(e). 2. Moedersnaam Feige(n) van heiligennaam Sophia: Fye - Fje - Fge (1360 Fye = 1682 Feyg). De Limburgse familienaam Vijgen moet dan uit Duits taalgebied komen.
Vilder, (de), de Velder, Velders: Beroepsnaam van de viller, die dieren vilt.
Vijlder, de, Vijldere, de, de Vyldere, de Vylder, Vijlders, Vylders, de Veijlder, (de) Veylder, Veyler, De Veilder, Veelders. 1. Beroepsnaam van de vijler, hij die vijlt. 2. Variant Van De Vilder. Zie bij Vilder de.
Vijselaar, Vijzelaar, Vijzelman. Naam uit het Middelnederlandse vijs: schroef, windas, dommekracht. Beroepsnaam.
Vijt, Vyt, Vijdt, Vydt, Veyt, Veijt, Vit, Vitt, Vitten, Vitters, Vieth, Viethen, Veithen, Veiten, Veiten, Veit, Fieten, Fiten, Fijten. 1. Vadersnaam uit de Latijnse heiligennaam Vitus. 2. Vadersnaam, afkorting van de voornaam Davyd. Typische voor het Belgische Waasland, familienaam Davids.
Vijt, de, de Vyt, Devyt, de Vydt, de Vijdt, Devidt, de Veyt, de Veydt: Vadersnaam. Zie Vijt. Het lidwoord is jonger en te verklaren door renterpretatie.
Vijver, van de, Vijvere, van de, van de(den) Vyver, van de Vyvere, van de Vyvre, vande Vyvere, van de Vivere, van de Viver, Vandevivere, van de(den) Vivre, van de Vevere, van der Vevren, vanden Veyver, Devijver, Devyver, Deveyver, Deveijver. Familienaam uit de veel voorkomende plaatsnaam Vijver.
Vijverman, Vijvermans, Vyverman, Vyvermans: Afleiding van Van de Vijver.
Vilanoy, Villanoy. Wellicht hypercorrect voor Villano.
Vilain, Villain, Villin, Willain, Wylaein, Wylin, Wylin, Levillain, Villein, Vilein, Vileijn, Vilijn, Vileyn, Velein, Vilyn, Wylein. 1. Het Oudfranse vilain, Middelnederlandse vilein betekende zowel: dorpeling en boer als schurik en ongemanierd mens. 2. Soms is het ook een vadersnaam, afgeleid van Willin/Guillin (een knuffelvorm van Wilhelmus of Willaume). 3. Een enkele keer blijkt Vilain ook wel een Re-interpretatie te zijn van V(e)lein, U(h)lein (zie Ulens). Vilain Xllll: Jongste tak van het ridderlijke huis Vilain de Gand, gesproten uit Filips Vilain de Gand. Het getal 14 (XIIII geschreven en quatorze uitgesproken) vindt zijn oorsprong in de wapenspreuk: Verdien in Hoop, waarbij verdien (lees: veertien) weergegeven wordt met XIIII en de hoop met een kroon van hop.
Vilaine, Vilenne. Vrouwelijk bij Vilain. 2. Plaatsnaam Vilaine (Deux-Svres), Villaine (Yonne), Villaines (Seine-et-Oise, Cte-d’Er), Villennes (Seine-et-Oise).
Vilardebo. Plaatsnaam. Vergelijk Villardebelle (Aude).
Vilder, de, Vildere, de, de Vielder, de Viller, (de) Wilder, de Velder, Velders, Veller, Vellers. 1. Beroepsnaam van de vilder: de dierenviller. 2. Beroepsnaam van de vijler.
Vildrequin. Verzwaarde vorm van Vilquin/Wilquin.
Vilers (van), Villers, Villiers, Vileirs, Viellers, Villier, Villi, Villez, Vilez, Vill, Vil, Ville, Villee, Vilet, Devillers, Devilleres, Devillet, Devillez, Devill, Devillier, Devilers, Devilez, Devil, De Viller, Dewillez, Duviller, Duvillers, Duviler, Duvilers, Duvilliers, Duvillier, Devellers, Devell. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Villers, Villiers, van Romaans villare; hoeve, hofstede.
Vilfroy. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wilfried; zie Wilfart.
Villance, Viance: Plaatsnaam (Luxemburg). Waals v(i)yance.
Villani, Villano: Bijnaam. Italiaanse Villano: dorpeling, boer, lomperd. Vergelijk Vilain.
Villar, Villard. 1. Zie Devillar. 2. Variant van Willard.
Villaret, Villarin, Villaron. Afleiding van Villar. Plaatsnaam Villaret (Aude, B.-Alpes, Isre, Lozre, Savoie).
Villarreal. Plaatsnaam. Spanje.
Ville, van de, van de Vyle, van de Vielle. 1. Aanpassing van Frans Delaville. 2. Re-interpretatie van Vendeville.
Villebasse. Plaatsnaam Ville basse; benedenstad.
Villedieu. Plaatsnaam. Verspreid in Zuid Frankrijk.
Ville: Spelling voor Villet, Normandische variant van Willet, Frans verkleinvorm van de voornaam Willem.
Villemeeuws. Waals-Vlaamse aanpassing van plaatsnaam Willemeau (Henegouwen). Zie ook Wildemauwe.
Villeneuve. Uiterst verspreide plaatsnaam: nieuw dorp, nieuw gehucht, nieuw landgoed, domein.
Villerelle. Plaatsnaam Vellereille, Henegouwen?
Villeret, Vilret: Plaatsnaam Villeret (Aisne, Aube) en in Saint-Martin (Namen).
Villerval. 1. Variant van Villeval. 2. Plaatsnaam Villerwald (Moselle).
Villet, Vilet, Villez, Vilez, Vill, Vil, Ville, Villee.1. Zie Willet. 2. En zie Vilers (hierboven).
Vilette, Vilette, Villiette. 1. Zie Willet. 2. Plaatsnaam Villette (Ain, Calvados..). Hier gaat het om Villette in Meurthe-et-Moselle. 3. Plaatsnaam Villette in Marchienne-au-Pont, Marcinelle, Mont-sur-Marchienne, Solre-Saint-Gry (Henegouwen), Sclayn (Namen).
Villeval. Plaatsnaam in Maizeret, Namen.
Vilsmeier. Variant van Vielemeier?
Vilsteren, van. Plaatsnaam Vilsteren, bij Ommen.
Vilvorder, Vilvrder: Afleiding van plaatsnaam Vilvoorde (Vlaams-Brabant). Vergelijk Duits Villforth. De familienaam Villevort, Filfort kwam al ca. 1350 in Breslau voor.
Vilz. Duitse plaatsnaam Wiltz.
Vimeux. Ook Devimeux, uit Vimeu in Picardie, een gouw tussen Somme, Bresle en de zee: 881 in pago Uuitmau.
Vin. Frans vin: wijn. Beroepsnaam van wijnhandelaar. 2. Variant van De Ven. 3. Oudfrans vain: zwak. Vergelijk Levain.
Vin, de: Variant van de Ven. Middelnederlands ven(ne), vin(ne), velmme, vimme ‘Vin (van vis), schub, stekel’. Bijnaam.
Vincent, Vincente, Vincenti, Vincentie, Vingcent, Vinchent, Vinchant, Vincentz, Vincenzi, Vinzent, Winzenz: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Vincentius.
Vinckier, Vinkier, Vinquier, Vincquier, Vincquier, Vynkier, Wijnckier, Vainquier, Venquier, Winckier, Vincqueer, Vainqueur: Verkorting en aanpassing van Delvinquire.
Vinandre, Vinandr, Winandr: Waals hypercorrect voor Vinant.
Vince, Vinche: Vadersnaam. Korte vorm van Vincent.
Vincel, Vinsel, Vainsel: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Vincent.
Vincendet, Vincenot. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Vincent.
Vincentelli, Vincentini, Vincenzott. Vadersnaam. Italiaanse afleiding van heiligennaam Vincentius.
Vincineau, Vincineaux, Vincicot: Vadersnam. Afleiding van de voornaam Vincent. Vergelijk Vinonneau.
Vinck, van (der), van Vynck, van der Vincq, van der Vincken, van der Vinckt, Vervink, Vervijnckt, Vervijnck, Veruynck, Vervinckt, Vervinck, Vervinct, Vervynckt, Vervynck: Plaatsnaam Vink(e): lichte turf, afleiding van veen. Vinkt: plaats waar turf gestoken wordt. Vergelijk Van Vinck, Van Vynckt. In Veruynck is de oude u = v. Veel families met die naam wonen in de buurt van Vinkt (Oost-Vlaanderen).
Vinckboons, Vinckbooms: Wellicht van Vinckbeens: Bijnaam voor iemand met dunne benen. Duits Finkbohner, in Wurtemberg, variant van Duits Finkbein(er).
Vinckenbosch, Vinckebosche. Plaatsnaam in Heverlee (Vlaams-Brabant): 2. Ook plaatsnaam Vinkenbos in Aardenburg (Zeeland), Torhout (West-Vlaanderen) In Aarschot.
Vinon, Vincon, Vinchon, Vinson, Vintioen, Fincioen, Winson, Vincon, Wincon. Vadersnaam: knuffelvorm van de Romeinse voornaam Vincent.
Vincon, Wincon: 1. Verschrijving voor Vinon. 2. Plaatsnaam Vincon in Sovet (Namen).
Vincotte. Afleiding van de voornaam Vincent.
Vincter. Waarschijnlijk Waalse spelling voor Winter.
Vinckenroy, van, Vinckeroye, van,van Vinckenroije, van Vinckenray, van Venkenroy, van Venckenray, (van) Vinkenroye, (van) Vinckenroy, Vinckenroye, van Vinkenroije, van Vinkeroy, Vinkenroye, Vinkeroye, Vinckeroy, Vinckeroye. Familienaam uit de plaatsnaam Vinkenrode: rooien in een veengebied. Vergelijk Venray. Vinkenrode in Kortessen (Limburg), Finkenrath in Herzogenrath bij Aken.
Vinckevleugel. Bijnaam: vinkenvlerk, vinkenvleugel. Vergelijk Vindevoghel en Duits Finkenflgel.
Vinclair, Vinclaire. Waalse aanpassing van Winkeleer of Winkler.
Vinckier, Vinkier, Vincquier, Vinquier, Vynckier, Vynkier, Wijnckier, Vainquier, Venquier, Winckier, Vincqueer, Vainqueur. Verkorting van Delvinquire: uit de plaatsnaam Vinquire in Frasnes en in St.-Sauveur (Henegouwen - plaats waar maagdenpalm groeit).
Vinders, de Vender, Venders: Beroepsnaam van de vinder: ambtenaar belast met het opsporen van overtredingen van keuren, van vervalsing van producten; keurmeester, (scheids)rechter, bemiddelaar.
Vindeurstin. Vaehaspeling van Van der Steen.
Vindevoghel, Vindevogel, Ventevogel, Vintervogel, Vintevogel, Vandevoghel, Vandevogel, Vandevleugle. Bijnaam uit het Middelnederlandse vinne: vleugel + vogel. Dus voor een vlugge vogel, iemand die er graag en vaak op uit vliegt. Vandaar Kortrijks vindeveugel: iemand die je nooit thuis vindt.
Vindsberg. Plaatsnaam Windsberg, Rijnland-Palts.
Vinel, Vinet, Vinett, Viney, Vinez, Woinet, Woignez: Afleiding van vin: wijn. Beroepsnaam voor wijnboer of -handelaar.
Vinger, Vingre: Bijnaam naar het lichaamsdeel vinger.
Vingerhoed, Vingerhoedt, Vingerhoets, Vingerhoet, Vingerhoets, Vingerhoest, Vingeroedts, Vingeroets, Vingherhoets, Vingheroets: Beroepsnaam van de vingerhoedmaker. Ook Duits Fingerhut.
Vingerling: Middelnederlands vingerlinc ‘Vingerring’. Beroepsbijnaam voor de maker ervan of bijnaam voor de drager van een opvallende ring. Ook Duits Fingerling.
Vingt deux. Frans vingt deux: tweentwintig. Bijnaam voor iemand die tot een groep, raad van 22 leden behoort. Vergelijk Duits Zwanzig.
Vinier. Beroepsnaam van de wijnhandelaar, wijntapper.
Vinj: 1. Spelling voor Frans Vignet, verkleinvorm van vigne ‘Wijngaard’. Beroepsbijnaam van de wijngaardenier. 2. Spelling voor Frans Vignier. Beroepsnaam van de wijngaardenier, wijnbouwer. 3. Spelling voor Frans Vinier ‘Wijnhandelaar, wijntapper.’
Vink, Vinke, Vinken, Vincke, Vinck, Vinckens, Vincken, Vinck, Vynck, Vyncke, Vijncke, de Vincke, de Vinck, de Vynck, (de) Vijnck, Vijncke, Vijmke, (de) Vincq, Vinckx, Vincx, Vincze, Vinks, Vinkx, Vinx, Vencken, Venken. 1.Bijnaam naar de vogelnaam: wakker als een vink, goede fluiter, vogelvanger. 2. Het Middelnederlandse vinke is een klok die het aanmaken en doven van het vuur meldde. In dit geval beroepsnaam voor de klokkenluider.
Vinnebaux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam win-balth ‘Vriend-moedig’. Winibald.
Vinnemeier: Meier op ‘t ven?
Vinois, Vinoy: Oudfrans vignois, afleiding van vigne: wijngaard. Familienaam van de wijngaardenier.
Vinot, Voinot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wino.
Vinsous. Bijnaam Vingt sous; twintig schellingen.
Vintioen: Aanpassing van Frans Vinon, Romaanse vleivorm van de voornaam Vincent.
Vints. In de parochieregisters van Beverlo (Limburg) komt Vints als jongere variant voor van Vintens, Ventens.
Vioen: Uit Vion, variant van Wion, Picardisch verbogen vorm van de Germaanse voornaam Wido.
Violet, Viollet. Bijnaam naar de naam van de bloem, het viooltje; of kleurnaam of violetkleurige stof.
Viola. Italiaans viola: (alt)viool. Vergelijk Viole.
Viole, Violle, Violon: Bijnaam van de vioolspeler; vergelijk De Vedeleer.
Violette. 1. Vrouwelijk bij Violet. 2. De bloemnaam is sinds de middeleeuwen in de verkleiningsvorm als voornaam in gebruik. Moedersnaam.
Violon. Bijnaam voor de vioolspeler.
Viot, de; Viejou: Vadersnaam. Variant van Wiot, Romaanse verkleinvorm van Germaanse voornaam Wido.
Vir. Plaatsnaam (Sane-et-Loire, Sarthe).
Virelle. Plaatsnaam Virelles, Henegouwen.
Virely. Oudfrans vireli, Frans virelai: danslied. Bijnaam.
Virenque. Plaatsnaam La Virenque, Gard.
Virgili, Virgilio, Virgil, Virgils. Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Virgilius.
Virgin. Vadersnaam. Latijnse voornaam Virginius.
Virgo, Virga, Virgaux. Bijnaam voor een kerkzanger, van Latijn Virgo; Ԉ. Maagd.’
Virgule. Oudfrans virgule; kleine spruit?
Virnich. Plaatsnaam in Zlpich (Noordrijn-Westfalen).
Viroul, Viroux, Voirol. 1. Naam uit het Oudfranse virol: beslagring (ijzeren band die voor de stevigheid om een blok werd heen gelegd). Beroepsnaam. 2. Of uit de plaatsnaam Virroux in Haut-le-Wastia (Nord).
Viruly: Spellingvariant van de familienaam Virely. Oudfrans vireli, Frans virelai ‘Danslied’. Bijnaam.
Vis, (de), (de) Visch, de Vys, de Vyst, de Vies: Bijnaam voor de visser of vishandelaar.
Visaert, Visart. Afleiding van Oudfrans vies; oud?
Visage. Frans visage: gezicht. Bijnaam naar het lichaamsdeel.
Visbeek: Plaatsnaam Visbeek, bijvoorbeeld in Turnhout (Provincie Antwerpen). Vergelijk Duits Fischbach, Fischbeck.
Visbeen: vroeg Nederlands Vischbeen ‘Rugplaat van de inktvis, balein, sterke visgraat. Bijnaam of beroepsbijnaam. Vergelijk Duits Fischbein.
Viscardi, Viscardy. Vadersnaam. Italiaanse variant van Guiscardi. Germaanse voornaam ws-hard ‘Wijs-sterk’.
Vischschoonmaker. Beroepsnaam, schoonmaker van vis, die vis klaarmaakt voor de verkoop.
Viscont, Bisconti. Biscompte. Italiaanse visconte; burggraaf.
Visel, Vizel. Middelnederlands visel(e): vijzel, mortier om iets in fijn te stampen. Beroepsnaam van apotheker of kruidenier. 2. Middelnederlands visel(e): vijzel, dommekracht. Beroepsnaam.
Visel, Virgile: Oudfrans viselet: soort ezel, schraag. Beroepsnaam.
Visentin, Visentini, Visintin, Visintini, Vizintin: Italiaanse vadersnaam, variant van Vicentini.
Viset, Visez, Visee, Vise, Vise, Vizet, Vize: 2. Plaatnaam Vis, Nederlands Wezet (Luik). 2. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wis-naam. Vergelijk Guisez.
Viseux, Viseur, Wiseur, Wyseur, Wyseure. Bijnaam uit het Oudfranse viseus: listig, sluw.
Visire. 1. Middelnederlands visire: vizier, helmklep. Bijnaam of beroepsnaam. 2. Middelnederlands visere, visire, yiseere: verzinner.
Viskens, Vitskens, Veskens, Veeschkens, Veschkens. 1. Afleiding uit vis. Bijnaam. 2. In sommige gevallen een vadersnaam afgeleid van Ludovicus.
Viskil, Kil. Naam uit de plaatsnaam Viskil. Hierbij is kil een diep water tussen hoge oevers.
Visman, Vismans. Waalse verschrijving voor Wysman.
Vispoel. Familienaam uit de plaatsnaam Vispoel in Herselt (Antwerpen).
Visschedijk. Plaatsnaam Vers(ch)e Dijk: nieuwe dijk.
Visschel, van. Plaatsnaam Fischeln in Krefeld (Noordrijn-Westfalen).
Vissenaeken, Vissenaekens, Vossenaken, Vissenakens, Vissenackens. Familienaam uit de plaatsnaam Vissenaken (Vlaams-Brabant).
Visscher, de, Visschere, de, Vischer, Visker, de Visser, Visser, Vissers, Vissere, Visscher, Visschers, Fissers. Beroepsnaam van de visser.
Visse, van de: Naar de huisnaam ‘De Vis’E
Visse: Middelnederlands Visse ‘Bunzing’. Bijnaam naar de sluwheid.
Vissenberg, Vissenbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Fischenberg in Wies (Baden-Wrttemberg) of Vissenbjerg (Denemarken).
Visser, (de); Vissers, (de) Visscher, Visschers, Visker: Beroepsnaam van de visser.
Visser, van de: Beroepsnaam de Visser met secundair voorzetsel van? Of van de Visse?
Vissoul, Visoul, Vezoul. Plaatsnaam Vissoul, Luik.
Viste. Henegouwse metathesis van Vitse.
Visvliet, van: Plaatsnaam Visvliet in Grijpskerik (Groningen).
Vits, Vidts, Vedts, Vets, Vietz. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wido. 2. Zie ook Vits(e).
Visterin. Wellicht aanpaasing van de Zweedse familienaam Westerin, afleiding van westen. Eventueel Fins Vesterine.
Vital, Vitali, Vitalis, Vitale, Vitaux, Vita, Vidale, Vidal, Vidalis, Vidael, Videau, Vida, Viaud, Viau: Vadersnaam. Latijnse heiligennaam Vitalis.
Vitins. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wido, Vito.
Vitlox. Verhaspeling van Willockx?
Vito, Viti, Vitiello, Vittone: Italiaanse vadersnaam van Latijnse heiligennaam Vitus of Germaanse voornaam Wido.
Vitot, Vittot, Vittoz: Vadersnam. Variant van Vitou of afleiding van Germaanse voornaam Wido.
Vitou, Vitoux, Vitour. 1. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-wulf’Room-wolf: Widulfus, Witolf. 2. Zie Victor.
Vitrier, Vitriez, Vitry. Beroepsnaam. Frans vitrier; glazenmaker.
Vitry. 1. Zie Vitrier. 2. Plaatsnaam Witry, Luxemburg.
Vits, Vidts, Vedts, Vets, Vietz. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam, eventueel Wido. 2. Eventueel=Vitse.
Vits, Vitse, de Vits, de Vidts, de Vitgh. 1. In het Middelnederlands is vitse een soort wikke, linze, peulvrucht. 2. Vitse is ook een kleurnaam: bleekpaarse kleur. De kleur van wikke dus. Is vitse nu afgeleid van de kleur of van de plant ? Grote vraag. Mogelijk een beroepsnaam: handelaar in wikke (werd en wordt als voederplant, grondverbeteraar, dierenvoeding gekweekt) of van een handelaar in stoffen waarvan de bleekpaarse kleur in het geheugen bleef hangen.
Vittor, Vittori, Vittorio, Vittorino, Vittorini, Vittorelli: Vadersnaam. Vittore is de Itliaanse vorm van de Latijnse heiligennaam Victor.
Vitulano, Vitulo, Vitullo, Vitulli: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Vito.
Vivane. Latijnse heiligennaam Vivianus? Vergelijk Viviani.
Vivario. Latinisering van Van de Vijver/Wijer, Duvivier.
Viveen: Vadersnaam. Aanpassing van Frans Vivien, van Latijnse heiligennaam Vivianus.
Vivegnis, Vivignis, Wiwenis: Plaatsnaam Vivegnies of Vivegnis in Luik.
Vivian, Viviani, Vivien: Latijnse heiligennaam Vivianus.
Vivier, Viviers, Viviez, Duvivier, Duviviez, Duvuvier, Deviviers, Devivier, Levivier: Plaatsnaam Vivier, van Latijn vivarium: vijver.
Vivroux, Vervou, Vervoux, Vervoe: Waals vivrou, Frans verveux: visnet. Beroepsnaam.
Vivys, Vivijs: 1. Zie Filsfils. 2. Of Vivis als korte vorm van de voornaam Vivianus. Vivys zou namelijk. ook uit Vivijns kunnen worden verklaard, afleiding van Vivijn, Vivinus, van Vivianus.
Vlaanderen, (van); Vlaander, van Vlanderen, van Vlaender, van Vlaenderen: Afkomstig van Vlaanderen, oorspronkelijk de kuststreek; het latere graafschap Vlaanderen omvatte de huidige gebieden, Frans-, Oost-, Waals- en Zeeuws-Vlaanderen.
Vlaar: Beroepsnaam. Middelnederlands vlader, vlaer ‘Vilder’.
Vlaardingen, van: Plaatsnaam Vlaardingen (Zuid-Holland).
Vlaayen, Vlaeyen, Vlaeyens, Vlaeijen, Vlaijen, Vlayen, de Vlayen, De Vlaijen. Beroepsnaam voor de vlaaienbakker.
Vlaendermans. Volksnaam van de Vlaming, uit het graafschap Vlaanderen.
Vlaeymans. Beroepsnaam van de vlaaienbakker.
Vlaerink: Wellicht leesfout voor Vlamink.
Vlaes. Plaatsnaam Vlaas: plas, poel. Vlaas (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg). (Opte) Vlaes(sche) in Tnh., Hallaar, Zoerle-Parwijs en Wechelderzande (Antwerpen). 2. Zie De Vlas.
Vlag: Beroepsbijnaam van de vaandrig? Vergelijk Vane.
Vlak. Plaatsnaam Vlak: vlakte, watervlak, ondiepte met vlakke bodem. Het Vlak is een ven bij Overloon (Noord-Brabant) en een polder bij Petten (Noord-Holland) 2. Zie Vleck.
Vlake: Middelnederlands Vlake ‘Vlakte, zeevlak, aan water liggend land’.
Vlam, de, (de) Flem, Vlems. Bijnaam voor iemand met een vlammend, hartstochtelijk karakter ? of Flamm als bijnaam voor een beweeglijk mens. Vergelijk Flam.Vlamertinghe, van, van Vlamertinghem. Plaatsnaam Vlamertinge, West-Vlaanderen.
Vlaminck (de), (de) Vlaeminck, Vlaemynck,Vlaemijnck, (de) Vlamynck, Vlamijnck, Vlaminckx, Vlamincq, Vlaming, Vlamaincq, Vlamencq, dDe Vlamminck, Vlammenck, Vlamings,Vlaminkx, Vlaminx, Vlaeminckx, Vlaeming, Vlaemminck, Vlaninck, (de) Vleminck, Vleminckx, de Vlemminck, Vleymynckx, Vlemincq, Vlemincke, Vleminckx, Vlemincks, Vlemincx. Vleminx, Vlemings, Vlemming, Vleming, Vlemings, Vlemminck Vlemmix, Flaminck, Flaming, Flemings, Fleming, Flemmings, Flemming, Vlymyngs, Vlymings, Vlyminck, Vlyminckx, Vlymincx, Vlijminckx, Vlijminck, Vleyminckx, Vleyminck, Vleyninckcx, Wlaeminck, Wlamynck, Wlomainck: Volksnaam Vlaming, oorspronkelijk de bewoner van het kustland, het originele Vlaanderen ‘mverstroomd gebied’. Dit verklaart het frequente voorkomen van de familienaam De Vlaminck in het latere Vlaanderen.
Vlasblom: Huisnaam ԉn de Vlasbloem’die bijvoorbeeld in West-Vlaanderen voorkomt.
Vlas, de, Vlaes: Beroepsnaam van de vlasser, die met vlas werkt.
Vlassak, Vlassaks, Vlask. Tsjechische bijnaam voor iemand met dik of lang haar.
Vlasschaert. 1. Spelling (sg = sch) voor Vlasgaard: vlasakker. 2. Hypercorrect voor Middelnederlands vlassaert, afeiding van vlassen: vlas bewerken. Beroepsnaam van de vlasser.
Vlasselaer, (van), van Vlasselaere, van Vlaslaer, Vlasselaerts, Vlasselaers, Flasselaerts, Flasselaers, Vlaisloir, Vlasloir: Plaatsnaam Vlasselaar in Nieuwrode en Wezemaal (Vlaams-Brabant).
Vlasseman. Beroepsnaam van de vlasser, vlasboer of vlashandelaar. Nederduits Flassmann, Opperduits Flachsmann.
Vlassenbroeck (van), Vlassenbroek, Vlassenbrouck, Vlassembroucl, Vlassembroeck, Vlassembroek. Familienaam uit de plaatsnaam Vlassenbroek (waterig gebied waar vlas geroot werd) in Baasrode (Oost-Vlaanderen).
Vlassendraet. Re-interpretatie van Vlassenroot.
Vlassenroot, Vlassenrood: Plaatsnaam Vlasrote ‘laats waar vlas geroot wordt’. Vlasroot in Sint-Pauwels (Oost-Vlaanderen), in Maasbree (Nederlands Limburg), Vlasrood in Waalre (Noord-Brabant en Zeeland).
Vlastuin, van. Plaatsnaam.
Vlasveld: Plaatsnaam Vlasveld ‘Vlasakker, vlasgaard’bijvoorbeeld in Waregem (West-Vlaanderen). Vergelijk Duits Flachsland.
Vleck, Vlecken, Vlek, Vlekken, Vlekke, Vlak: Bijnaam. Middelnederlands vlecke: vlek, smet, gebrek, mankement.
Vleer: Variant Van Flier? Of van Vlier?
Vleeracker, Vlieracker, Fleeracker, Fleerackers, Fleerakkers, Fleracker, Flerackers, Fleurackers, Flelackers. Familienaam uit de plaatsnaam Vlerken (vroeger Vladeracken) in Someren bij Helmond. Noord-Brabant.
Vleerbos. Plaatsnaam in Boornbergum (Friesland).
Vleeschauwer, de, (de) Vleeschouwer, (de) Vleeschhouwer, Vleeschhouwers, de Vleeschhauwer, de Vleeshauwer, de Vleeschouder, de Vleshouwer, Vleshouder, Vleshoudere, Vleeschowers, de Vleeschhouwer, de Vleeshouver, de Vleeschauver, de Vleeshouwer, de Vleschauwer, de Vlesschouwer, de Vleschouwer, de Vleescouwe, dee Vleschoudere, de Vleeshouer, Vleeshouwer, Vleeshouwers, de Vlesaver, Devlsaever, Devlsever, de Vlischouwer, de Flesschouwer: Beroepsnaam van de slager.
Vleeschdrager, Vleesdrager: Beroepsnaam van de slagersknecht.
Vleeskens: Beroepsbijnaam van een slager?
Vleghels, Vlegels: Beroepsbijnaam van de vlegelmaker of de dorser.
Vlegelaer, de. Beroepsnaam van de dorser, die met de dorsvlegel werkt.
Vlek, Vlekke: Bijnaam. Middelnederlands Vlecke ‘Vlek, smet, gebrek, mankement’.
Vlerick, Vlericq, Vlricq, Flederyck, Flerick, Flederk, Vleirick, Vleurick, Fleurick, Fleurix, Fleureck, Vleurinck, Vreurick. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Vlederik - Flitherik. H. Fledericus is de patroon van Vlierzele. Eventueel door dissimalie van Vrederik, Germaanse voornaam frith-rik Vrede-rijk’. Frethericus
Vleugel, van der. 1. Familienaam in Luik uit de plaatsnaam Vlogelberg in Mielen (Zuid-Limburg). 2. Of uit het Duitse plaatsnaam Flgel (smal stuk land dat zich tot buiten het akkerklok uitstrekt). Dit onder andere in in Burscheid (Noordrijn-Westfalen).
Vleugel, Vleugels, Vleugelen, Vleugers: Bijnaam voor iemand die als het ware vleugels heeft, een snel of nerveus iemand.
Vleugermans. Afleiding van Vleugels.
Vleuten, van, van Vloten. Plaatsnaam Vleuten, Utrecht.
Vleuten, van der: Plaatsnaam de Vleut in Best (Noord-Brabant). Rutger Oem van Bokhoven uit Den Bosch werd in 1447 beleend met De Vleut; zo kreeg hij de naam Oem van der Vleuten.
Vleysman. Beroepsnaam van de slager. Vergelijk Duits Fleischmann.
Vlieberghe, (van), Vliebergh, Vlieberg, Vlijberge, van Vlierbergen, van Vlierberge, van Vlierberghen, van Vlierbergh, van Vlierberghe, van Vliembergen, de Vleerberghe (van) Flieberg, Fliebergh, van Vliembergen: Plaatsnaam Vlieberg in Kortrijk (West-Vlaanderen).
Vliege, Vliegen, (de) Vlieghe, Vleege, Fliegen: 1. Bijnaam naar het insect, de vlieg, voor een lastig of onrustig mens. Vergelijk Duits Fliege. 2. Bijnaam uit het werkwoord vliegen (zich snel bewegen), voor een vliegensvlugge bode. 3. Of uit vliegen: met jachtvogels jagen.
Vlieger, de, Vliegere, de, (de) (de) Vliegher, (de) Vlieghere, Vlieger: Beroepsnaam van de vlieger, vogeljager, die met jachtvogels of op vogels jaagt. Vergelijk Valkenaar, Vogelaar.
Vliegenthart: Plaatsnaam Vliegend Hart.
Vlielander. Plaatsnaam Vlieland, Zuid-Holland, eiland.
Vliek: Middelnederlands Vlieke ‘ijl’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Vlier, van: Plaatsnaam Vlier in Ambt Delden, Overijssel, Borne Overijssel, Almelo, Overijssel, Ommen, Overijssel.
Vlierbergen, van; van Vlierbergh, (van) Vlierberghe, de Vlierberghe, zie (van) Vlieberghe.
Vlierden, van. Plaatsnaam Vlierden, Noord-Brabant.
Vliermael. Plaatsnaam Vliermaal, Limburg.
Vlies, de. Leuvense familienaam van Nederlandse afkomst. Wellicht verkort van Van der Vlies.
Vlies, van de(der), van der Vlis: Plaatsnaam Vlies, Vles, Engels flask ‘Waterplas’.
Vliet, (van (der), van (de) Vliedt, van de Vliert, van der Vleet, Vervliet: Plaatsnaam ter Vliet, verspreide waternaam.
Vlietinck. Familienaam uit de plaatsnaam Vliting(e) in onder andere Dudzele en Oostakker. Vlietinck, In het jaar 1800 woonde er een man te Stramprode in Limburg, die de voornaam Vliet droeg; hij heette Vliet Kluizenaar. Mogelijk van een oud Germaanse voornaam Flidulf; en in deze samengestelde naam is de enkelvoudige naamstam Flid, Vliet, waarin de vadersnaam Vlietinck is begrepen.
Vlietjens. Afleiding van Van der Vliet.
Vlietstra: Friese afleiding van van Vliet.
Vliex, Vliexs. Afleiding van Vliege.
Vlijmen, van, van Vlymen, van Vleijmen, van Vleymen, van Vlem, van Vlemen, van Vlemen. Familienaam uit de plaatsnaam Vlijmen (Noord-Brabant).
Vlimmeren, van, van Vlemmeren, van Vleemeren, Vervlimmeren: Plaatsnaam Vlimmeren (Provincie Antwerpen).
Vlinkervleugel: Door l-anticipatie uit Vinckevleugel. Bijnaam ‘Vinkenvlerk, vinkenvleugel’. Vergelijk Vindevogel (zie Ventevogel) en Duits Finkenflgel.
Vlissingen, van, Vlissinghen, van: Plaatsnaam Vlissingen (Zeeland).
Vlist, van der: Plaatsnaam Vliest, Vlest ‘laats met vlies, een op ondiep water drijvende plantenlaag’. Oost Middelnederlands vlies; wortelvast gewas.
Vlodrop, van, van Vlodorp, van Vlorop, van Flodorp, van Floorp, van Florop, Flodrops: Plaatsnaam Vlodrop (Nederlands-Limburg).
Vloebergh, Vloeberg, Vloeberghs, Vloeberg, Vlohberghs, Vloeberghen, Vloebergen, Vloeijberghs, Vloerberghen, Vloerbergen, Vloerbergh, Flouberg: Plaatsnaam Vloedberg onder meer in Oostmalle en Turnhout (Provincie Antwerpen).
Vloemans, Vluymans, Vluijmans: Afleiding van Van der Vloet.
Vloet, de, de Vloed, de Vloedt, Vlot: Verkort van Van der Vloet.
Vloet, van de, der, van de, der Vervloet, van der Vloet, van der Vloot, Vervloedt, Vervloet, Vervloed, Vlot: Plaatsnaam Vloet ‘Vloed, beek, waterloop’. Bijvoorbeeld in Wingene, West-Vlaanderen.
Vlogaert. Afleiding van Middenenderlands vlogen: vliegen. Bijnaam voor een vluggerd. Vergelijk Duits Flgge.
Vlok, Flock: Middelnederlands vloc(ke)’Vlok, wolafval, ruwe stof’. Beroepsbijnaam.
Vlokhoeven, van, Vlokhoven, van: Plaatsnaam Vlokhoven in Eindhoven (Noord-Brabant).
Vloo, de, Devloo. Bijnaam naar de naam van het insect: een klein iemand, een lastig iemand, iemand die niet klein te krijgen is.
Vlug, de Vlugt, de Vleugh, Vluggen: Bijnaam voor een vluggerd. Of uit van der Vlugt.
Vlugt, van der: Plaatsnaam De Vlugt = Vleugt in Schaffen, Vleugt in Zichem, de Vlucht in Sint-Stevens-Woluwe, Budingen, Roes. (Vlaams-Brabant).
Vlijmen: Plaatsnaam Vlijmen (Noord-Brabant).
Vo, V: Fonetische spelling voor Vaux, Veaux.
Vodermans. Hypercorrect voor Voermans.
Voerknecht: Beroepsnaam van de knecht die de dieren voedert. Vergelijk Duits Futterknecht.
Voerman, Voermans, Vormanns, Voorman: 1. Beroepsnaam van de voerman, koetsier. 2. Soms aanpassing van Engels Foreman.
Voermantrouw. Re-interpretatie van Fourmentreau.
Voesterzoons, Voestersons. Naam uit het Middelnederlandse voe(d)sterzone: pleegzoon. Bijnaam.
Voet, Voedts, Voets, Vot, Voeten: Bijnaam voor iemand met grote voeten.
Voet, de. Waarschijnlijk Waalse aanpassing van Dievoet.
Voetelink: Middelnederlands Voetelinc ‘Voet of zool van een kous’. Bijnaam.
Voetweg. Verspreide plaatsnaam.
Vogedink; zoon van de voogd.
Vogel, (de), de Vogele, de Vogele, de Voghel, de Voghele, Devogle, Vogels, de Veugele, de Veugle, de Veughele, Foghel, Fogel, Vogl, Fogiel: 1. Bijnaam naar de eigenschappen van een vogel: vlug, beweeglijk. 2. Beroepsbijnaam van de vogelaar.
Vogelaar, (de) Vogelaer, Vogelaere, de Voghelaere, de Voegelaer, de Volaere, de Voogelaar, de Vogelas, (de) Vogeleer, Vogelaerts, Vogelaers, Vogelere, (de) Voglaire, Voglar, (de) Vogeler, Vogler, Veugelaers, Veugelers: Bijnaam van de vogelvanger, vogeljager, vogelhandelaar. Vergelijk Frans Loiseleur.
Vogeley. Duitse familienaam Vogelei. Bijnaam.
Vgeli, Vgelin, Vogli, Voegeli: Bijnaam. Opperduitse afleiding van Vogel. Vergelijk Vogelin.
Vogelin, Veugelen, Veuchelen, Vuchelen, Feuggelen: Middelnederlands veugelin, afleiding van vogel/veugel.
Vogelsang, (van) Vogelzang, Vogelzangs, de Vogelsanck, Vogelenzang, Vogelesang: Verspreide plaatsnaam Vogelzang ‘Vogelweide, braakliggend terrein’. Huisnaam in Maastricht: 1309 de domo.. dicta Vogelsanc.
Vogelin, Veugelen, Veuchelen, Vuchelen, Feuggelen. Naam uit het Middelnederlandse veugelin: vogeltje. Bijnaam of beroepsbijnaam naar n of andere eigenschap of voor bijvoorbeeld de vogelverkoper.
Vogelweith, Voglevaie: Plaatsnaam Vogelweide: akkerland ongeschikt voor akkerbouw.
Voglet. Misschien een als Franse gerenterpreteerde familienaam van een Elzassische immigrant die Vgl, Voegl heette.
Voiry. Beroepsnaam. Oudfrans voirier: glazenmaker.
Voisier. Wellicht variant van Franse familienaam Visier: verkoper van oude kleren.
Voisin, Duvoisin, Devoisin, Visin, Vigin, Levoisin: Frans voisin: buur.
Voitout. Re-interpretatie (voit tout) van Vitou.
Voiturier. Beroepsnaam van de voerman.
Voituron, Voituront, Woituron: 1. Beroepsnaam. Oudfrans voituron: voerman. 2. Een Re-interpretatie van Wotron lijkt niet uitgesloten.
Vola: Verkort uit Volaart?
Volaarts: 1. Middelnederlands Vollaert Ԧijn wittebrood bij feestelijke gelegenheden’. Bijnaam of beroepsbijnaam. 2. Afleiding van Middelnederlands Volen ‘Stoeien, met name met meisjes’.
Volan, Volant, Volland, Voland, Vollant, Vollan, Volond, Volon, Volont, Vollon, Vollont. Bijnaam uit het Oudfranse volant: licht, wispelturig.
Volbeda, Volbeding. Friese vadersnaam Folcbald uit de naam Volbert/Volbrecht; fulk-berthՠ(: volk-schitterend).
Volbout, Vollebout, Volpout, Follebout, Folleboud, Follebouckt: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-balth ‘Volk-moedig: Folcbald, Vulpold, Folbaldus.
Volckaert, Volckaerts, Volckaers, Volkaerts, Volkaert, Volkerts, Volkhardt, Volcaerts, Volcaers, Volekaert, Valckaert, Valkaert, Walcart, Vockaert, Vocaet, Vacaet, Vakaet, Foeckert, Fockaert, Focquaert, Foccaert, Foccart, Focart, Vokaer, Vokar, Foucar, Foucarte, Foucart, Foucaert, Foucaer, Fourcart, Fouquaert, Fouquart, Fouquaet, Fouqaet, Foucqaert, Foucqaert, Fouchard. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fulk-hard: volk-sterk.
Volan, Volant, Voland, Volland, Vollant, Vollan, Volond, Volon, Volont, Vollon, Vollont: Bijnaam. Oudfrans volant: licht, luchtig, wispelturig, lichtzinnig.
Volberg. Plaatsnaam Volberg in Rosrath (Noordrijn-Westfalen). Of variant van Vollebergh.
Volborth. Verhaspeling van Volbert, Volbrecht.
Volbrecht, Volbracht, Volbragt, Vollebregt, Vollbracht: Vadersnaam. Germaanse voornaam Volkbrecht: fulk-berht Volk-schitterend’.
Volcan. Re-interpretatie (met l-epenthesis) van Focan(t).
Volchiet. Plaatsnaam Wollscheid (Rijnland-Palts)?
Volckaert, Volckaerts, Volckaers, Volkaert, Volkaerts, Volkerts, Volkhardt, Volcaerts, Volcaers, Volekaert, Valckaert, Valkaert, Walcart, Vockaert, Volkaert, Volkert, Vocaet, Vacaet, Vakaet, Foeckert, Fockaert, Focquaert, Foccaert, Foccart, Focart, Vokaer, Vokar, Foucar, Foucart, Foucarte, Foucaer, Foucaert, Fourcart, Fouwuaert, Fouquart, Fouquaet, Fouqaet, Foucquaert, Foucqaert, Fouchard: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hard Volk-sterk’. Folkhard. Folko ‘Volk’.
Volcke, Volck, Volke, Volk, Folk, Folcke, Folcque, Volchen: Vadersnaam. Germaanse voornaam Fulco, Folko ‘Volk’.
Volckerick, Volckeryck, Volckerijck, Volckerich, Volckrick, Volckryck, Volkerick, Volkerijk, Volckerick, Vogrig: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-rik Volk-rijk’. Fulcricus.
Volckerinckhove, van. Plaatsnaam Volkerinkhove (Frans-Vlaanderen).
Volclair. Waalse (Henegouwen) verhaspeling van Vogeleer.
Volden, van. De Brugse familie Van Volden kwam begin16de eeuw uit Duisburg. Er was een adellijke familie Von Wolden in Holstein.
Volder, de, Voldere, de, de Voldre, (de) Volders, Folders, Vollers, de Vuldere, de Vulder, de Veuldre, Vullers, Vulners: Beroepsnaam van de volder, voller, lakenbereider, die wollen stoffen volt.
Voleppe. Aanpassing van Italiaans Volpe; vos?
Volker, Volkers, Volkert, Folker, Folkers, Folkerts, Folkertsma, Fulkhartsman, Folgerts, Folkert, Flker: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hari ‘Volk-leger’. Fulcarius, Folchar, Folcker.
Vlkel, Volkel: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse fulk-naam, zoals Volker, Volkaert.
Volkenborn. Plaatsnaam; bron van Fulco.
Volkere, van de: Vervorming van wellicht Volker.
Volkeri: Afleiding van Volkerus, latinisering van Volker.
Volkerijk, Volkrijk, Volckerijck: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-rik ‘Volk-machtig’. Fulcricus.
Volker, Volkers, Volcher, Folkers, Folger, Vlcker, Vlker, Fulker, Fulkerson, Fucker, Fucker, Fokker: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-hari ‘Volk-leger’. Fulcarius, Folchar, Folcker.
Volkmar, Folkmar, Folmers, Volkmer, Volkhemer, Volmar, Volmart, Vollemaere, Vollmer, Volmer, Volmers, Volmerinck, Volmerinck, Vllmar, Follmer, Folmer. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fulk-mr ‘Volk-beroemd’. Fol(g)marus, Folmerus.
Vll, Voll, Voell: Vadersnaam. Korte vorm van Volker, Volbrecht, Volkmar of Volbout.
Vollaert. Middelnederlands vollaert: fjn wittebrood bij feestelijke gelegenheden. Beroepsnaam. 2. Afleiding van Middelnederlands volen: stoeien, met name met meisjes.
Vollebergh. Plaatsnaam Voerleberg in Veulen, Nederlands-Limburg.
Vollebrecht, Valbracht, Vollbracht, Volbeda. Vadersnaam van de oude voornaam Volbrecht; Volk-bert; uitblinkend onder het (krijgs) volk.
Vollebout, Volbout, Volpout, Volpoet, Follebout, Folleboudt, Follebouckt. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam fulk-bath.
Vollegraaf, Vollgraf: Vadersnaam. Re-interpretatie van Germaanse voornaam Volkrave: fulk-hrabn; volk-raaf: Folcramnus.
Vollekindt. Vadersnaam. Re-interpretatie van Middelnederlandse voornaam Volkin, vleivorm van een Germaanse fulk-naam.
Volleman, Voleman, Volemans: Afleiding van Middelnederlands vole: veulen. Vergelijk Duits Vole: levendig mens. Of paardenfokker. Of afleiding van werkwoord volen: stoeien (zie Vollaert 2.)
Volles: Wellicht uit Vollers, afleiding van de Voller’volder’.
Vollmcher. Verschrijving voor Wollmacher. Beroepsnaam van de wolmaker, wolbereider.
Vollmerhausen. Duitse plaatsnaam Vollmarshausen.
Volmer, Folmer, Vollemaere: Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-mr ‘Volk-beroemd’. Folmerus.
Volmering, Vollmering, Volmerinck. Vadersnaam. Afleiding van Vollmer, van de oude mannenvoornaam van Folmer, Fulmar.
Vollrath. Vadersnaam. Germaanse voornaam fulk-rd ‘Volk-raad’. Folcratus, Folradus.
Volong, Volange, Valanger, Valange,Valang: Misschien Vologne, van Pologne, Franse naam voor plaatsnaam Veulen (Limburg).
Volpe, Volpin, Volpini. Italiaanse bijnaam Volpe, van Latijn vulpes; vos.
Volquemann, Volquemanne, Walquemane, Walquemanne: Vadersnaam Volkman, afleiding van Germaanse Volk-naam.
Vols. Variant voor Wols=Wolfs, of van Voix, afleiding van Volcke. Variant van Vools?
Volsegem. Waarschijnlijk vervorming van Van Volsem/Volxem.
Volsem (van), van Volcem, van Volsen, van Volsom, van Volsum, van Volxem, van Volcksom. Familienaam uit de plaatsnaam Volsem (Vlaams-Brabant).
Volt. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wolt, korte vorm een een wald-naam zoals Wouter.
Volter, Volters, Voltaire: Vadersnaam. Verschrijving van de Germaanse voornaam Wolter. Voltaire geeft de Franse uitspraak weer.
Voltz, Votz. Vadersnaam uit een Volk (fulk)-naam.
Von Blow. Duitse plaatsnaam Blow, uitspraak ‘Bulo.
Von Montingny. Plaatsnaam Montigny, oude Romaanse vorm van Montenaken (Limburg). Zie Montignie(s) 2.
Von Wovern. Familienaam in Duitsland, Denemarken en Zweden. Verduitsing van Van de Wouwer.
Vonarb. Plaatsnaam Arpe. Noordrijn-Westfalen.
Vonarx, von Arx. Zwitserse familienaam. Plaatsnaam Arx bij Basel.
Vonckers. Afleiding van werkwoord vonken: vonken schieten, in vonken doen uiteenspatten. Bijnaam voor een smid.
Vondeberg. Plaatsnaam, 1368 ten Vonderberghe, Wechelderzande (Antwerpen). 2. Variant van Vandeberg, van den Berg.
Vondeling, Vondelynck, Vonderlynck, Vondelinckx, Vundelinckx, Vindelinckx: Bijnaam voor een vondeling.
Vondelman. Afleiding van Van den Vondel.
Vondenbusch. Plaatsnaam Vonderbos; bos met toegang over een vlonder.
Vonder: Verkort uit van den Vonder. Plaatsnaam Vonder ‘Los bruggetje, vlonder’.
Vonder, van de, (den, der), van de(den, der) Vondel, van Vondel, van de Vondele, van de Vondel, van der Vondelen, van der Vonden, van de Vonde, van de Vandelle, van de Vandel, de Vondel, Vervondel, van Vonderen, (van) Vondel: Plaatsnaam Vonder: los bruggetje, vlonder.
Vondervoort, van. Plaatsnaam voorde met een vlonder.
Vonche, Vonnche, Vonche, Vonnche, Vonneche, Voneche: Plaatsnaam Vonche (Namen).
Vonhout: Variant voor van Hout.
Vonier. Bijnaam. Variant van Vognier; lui.
Vonk, Vonke, Vonken, Vonck, Vonckx, Voncke, Voncken, Vounckx, Vounck, Vunckx, Vunck, Foncke, Fonck, Fonke, Fonk, Funk, Funke, Funken, Funcken, Funck, Vervonck: Middelnederlands vonc, vonke, Duits Funke ‘Vonk’. Beroepsbijnaam voor een smid, naar de vonken die hij bij het smeden maakt.
Vons: Plaatsnaam Fons, Fries Fns, in Littenseradiel (Friesland).
Vonstein, Vontsteen. Verspreide Duitse plaatsnaam Stein. Vergelijk De Steene.
Voo, van der: Vertaling van Delvau(x) ‘Van Dale’E
Voogd (de), (de) Vooght, Voogt, (de) Vooght, (de) Voogdt, de Vooght, Voogh, de Voeght, de Voegt, de Voecht, (de) Vocht, (de) Voigt, Vogt, (de) Voght, te Vogt, Voegt, Voget, Vogts, Vogten, Vochten, Vogeses, De Vucht, Vuch, Vucht, Vught, Vugt, Vugts: Naam voor de voogd ‘Beschermer, patroon, voogd; bevelhebber, aanvoerder’.
Voois, Vooijs: Variant van Voos, van Vaas, Servaas? Uit Lavoix? Of Middelnederlands voois ‘Stem’E
Vool, Vools, Foole, Fools. Familienaam uit het Middelnederlandse vool: veulen. Wellicht beroepsnaam voor de paardenhandelaar. Mogelijk ook bijnaam voor een speels iemand.
Voolstra: Friese afleiding van plaatsnaam Follega (Friesland). Ook Folstra.
Voorbeijtel: Beroepsbijnaam? Voorbij: Naar de woonplaats voorbij het dorp?
Voorbraak, Voorbraeck: Plaatsnaam. Braakland aan een voorde.
Voorde, ten, Voorden, van, van Vooren, van Voren. Familienaam uit de plaatsnaam Voorde (Oost-Vlaanderen) of variant van (van de Voorde.
Voorde van de(der), van de(der) Voorden, Vooren, van de(der) Vorden, van de Woorde, van de Worde, van de Voort, Voordt, Vordt, Vort, van den Voort, van der Voordt, Voortman, Vortman, Voorthuis, Wandervorde, Wandevoir, van Vooren, van Voren, van Vuuren, van Vuren, Vervoordt, Vervoort, Vervoert, Vervort, Vervuurt, Vervoir, Vervoode, Vervoot, Vervoitte, Vervotte, Tenvoorden, Tenvoorde, Tenvooren, Tervoort, Tervoert, Tervooren. Duitse varianten van deze naam zijn onder andere Verfort, Verforht, Verfrth, Von der Furt, Verfrt: Zeer verspreide plaatsnaam Voorde, Voort ‘Doorwaadbare plaats’. Tervoort (Noord-Brabant), Voorde, Oost-Vlaanderen.
Voordekkers, Voordecker, Voordeckers: Plaatsnaam Voordakker.
Voordemans, Voerdemans, Voortmans, Voortman: Afleiding van Van de Voorde.
Voordendag: Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat, voor het dag is? Vergelijk Duits Vormittag.
Voordijk: Plaatsnaam Voordijk in Mill (Noord-Brabant) en Vlijmen (Noord-Brabant).
Voorenberghe, van; Voorbergen: Plaatsnaam Voornburg in Wageningen (Gelderland)? Of voor den berg?
Voorend. Misschien plaatsnaam Vooreinde. Zuid-Oostvlaams vooreinde, veureinde: wendakker.
Voorhaen. Hypercorrect voor Vuurhaan (vergelijk Voor-pijl).
Voorhagen: Naar de woonplaats voor een haag. Vermoedelijk uit Duits Vorhagen.
Voorhans: Voorste Hans, Hans die vooraan woont. Duits Forderhans. Vergelijk Voorjans, van 1602 Vort Jans ‘Jan die bij een voorde woont’.
Voorhoeve: Plaatsnaam Voorhoef in Bleiswijk (Zuid-Holland).
Voorhof, Voorhoof, Voorhooft, Voorhoeve, Voeroeven, Vorhoff : 1. Plaatsnaam Voorhof: voorplein, voortuin, voorportaal. Voorhof in Cent en Voorhoeve in Koudekerke (Zeeland). 2. De Nederlandse familie Voorhoeve heette oorspronkelijk Van der Hoeven/Verhoeven); de kinderen van 1665 Jacobus van der Hoeven heetten Verhoeve(n), Voorhoeve(n).
Voorhorst: Plaatsnaam Voorhorst in Welsum, Overijssel.
Voorhout: Plaatsnaam Voorhout (Zuid-Holland).
Voorkens. Uit Voordekens, afleiding van Van de Voorde.
Voormeulen, Voormolen: Vervorming van Vermolen, Vermeulen.
Voorn, (van), (van) Vooren, van Voren, van Voeren, Vervoorn: 1. Plaatsnaam Voorne (Zuid-Holland). 2. Zie ook Van Voorden, Van der Voorde.
Voorneman: Afleiding van Van Voorn.
Voorpe, van de. Familienaam in Noord-Frankrijk. Waarschijnlijk verhaspeling van Van de Voorde.
Voorpijl, Voorpijls, Voorpyl, Voorpyls: Hypercorrect voor Vuurpijl. Beroepsnaam van de schutter. Vergelijk Duitse familienaam Feuerpfeil, Nederduits Frpiel.
Voorsel. Plaatsnaam (ten) Vorsel, Noord-Brabant.
Voorsmit. Hypercorrect voor Vuursmid, Duits Feuerschmied. Beroepsnaam van de smid die met vuur smeedt, in tegenstelling tot de koudsmid.
Voorspoels, Voorspools. Familienaam uit de plaatsnaam Voorspoel in Borsbeek, Waarloos (Antwerpen) en in Londerzeel (Vlaams-Brabant).Vors(ch)poel: kikkerpoel.
Voorst, van, (de): 1. Plaatsnaam Voorst (Gelderland, Nederlands-Limburg, Overijssel). 2. Zie van der Vorst.
Voorter. Die aan een voort of voorde woont. Vergelijk Duits Furter.
Voorthuijzen, van Voorhuizen, van Voorhuyzen: Plaatsnaam Voorthuizen (Gelderland).
Voorting: Die aan een voorde woont?
Voorts, Voirts, Voedts, Voets, Foerts, Foets: Korte vorm van Van (de) Voorde. Foets, van Voorts, Vo(e)rts.
Voorwalt: Duitse plaatsnaam Vorwald (Beieren, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Voorwynckels, Voorwijnckels: Misschien herinterpretatie van Nederduitse Vohwinkel ‘Vossenhoek’. Middelhoogduits Vohe ‘Vossin’. Vergelijk Vosswinkel.
Voorzaat. Middenenderlands voorsaet: voorganger in een ambt, in een redit, in een eigendom.
Voorzanger, Vorzanger: Bijnaam van de voorzanger.
Vorbeck. Duitse plaatsnaam Vorbeck.
Vorder Hake: Wellicht uit Duits Vor dem Hagen.
Vorhagen, Voragen. Spelling voor Verhagen of uit Vornhagen.
Vorlat. Vondelingnaam van Silvester Vorlat, op 24 november 1831 in Antwerpen gevonden.
Vormezeele. Naam uit de plaatsnaam Voormezele (West-Vlaanderen).
Vornhagen, Varnhagen: Vornhagen, van Vor dem Hagen: voor de haag. Duitse plaatsnaam Vornhagen.
Vrs, Voros: Hongaars vrs: rood. Bijnaam voor roodharige.
Voroux, Verrou, Vorreua, Voreux, Devreux, Vreux, Devrux, Vreuls, Vreulz: Plaatsnaam Voroux (Luik).
Vorselaars: 1. Afleiding van plaatsnaam Vorsel (Zie Vorselmans) (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Vorselaar (Provincie Antwerpen).
Vorsselmans, Vorselmans, Vosselman, Vosselmans, Vorselman. Afleiding van Van Vossel 3.
Vorselaars. 1. Afleiding van plaatsnaam Vorsel. 2. Plaatsnaam Vorselaar, Antwerpen.
Vorst, van der, van der Veurst, van der Vurst, van der Voost, van der Vost, van den Vust, van de vos, van (de) Voorst, Vervurst, Vervust, Verworst, (de) Vorst, Vost: Plaatsnaam Vorst/vurste (Provincie Antwerpen, Nederlands-Limburg, Brussel), ook in Arcen (Nederlands Limburg), Deurne (Noord-Brabant), Sevenum (Nederlands Limburg) en Boxtel (Noord-Brabant) van Latijnse forestum ‘Bos, woud’.
Vorstenbosch, (van de): Plaatsnaam Vorstenbosch (Nistelrode, Noord-Brabant).
Vorsterman, Vostermans: Beroepsnaam van de vorster, boswachter.
Vorster, Vorsters, de Voster, Vosters, Voster, Vostes, Voesters: Beroepsnaam van de vorster, boswachter. Duits Forster. Zie ook De Vuster.
Vorstheuvel: Plaatsnaam Forsthvel (Noordrijn-Westfalen).
Vorwerk: Duits familienaam Vorwerk, van Middelhoogduits vorwrc ‘Bolwerk, vesting. Ook verspreide Duitse plaatsnaam Vorwerik (onder meer Noordrijn-Westfalen, Neder Saksen, Sleeswijk-Holstein, Hessen). Ook plaatsnaam, 1188 Vorewerch in Eibergen (Gelderland); 1370 ten Voerwerke in Hardenberg, Overijssel. Volgens Hekket ‘aen onder eigen beheer staande hoeve, behorend bij een hoofdhoeve’.
Vorzigtig. Bijnaam voor een voorzichtige.
Vos, (de), Voss, (de) Vosse, Vosch, Voss, Vossema, Vosch, Vossius: Bijnaam naar de dierennaam vos, voor een sluw of onbetrouwbaar mens of een roodharige. Of huisnaam. Voss is Nederduits. Vossius is een latinisering.
Vosdellen. Plaatsnaam Vosdeel, Noord-Brabant.
Voshol: Plaatsnaam Voshol bij Reeuwijk (Zuid-Holland), Voshole/Vossole in Oostburg (Zeeland).
Voskamp: Plaatsnaam Voskamp in Maaseik (Belgisch-Limburg).
Vosken, Voskens, Vosquenne, Fosges. 1. Bijnaam, afleiding. van Vos. 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Vos. Vergelijk Vossaert.
Voskuil, Voskuilen, van Voskuile, Voskuijl: Plaatsnaam Voskuil in Oldebroek (Gelderland), Voskuilen in Woudenberg en Leusden (Utrecht).
Vossart, Vossaert, Voshaart, Fassaert, Fassaers: Vadersnaam. Germaans en oude Zeeuwse voornaam vos-hard.
Vossel, van, Vossels. 1. Naam uit de plaatsnaam Vossel in Binkom en Schaffen (Vlaams-Brabant), Denderhoutem en Moerbeke (Oost-Vlaanderen), Herselt en Poederlee (Antwerpen). 2. Uit de plaatsnaam Vosselt in Hasselt (Limburg). 3. Uit de plaatsnaam Vorsel (Noord-Brabant) of in Kasterlee en Rijkevorsel (Antwerpen). 4. Varianten van Van Vosselen of Van Vossole (zie bij Vosselen en Vossole).
Vossele, van, Vosselen, van, (van) Vorselen, Forschelen. 1. Naam uit de plaatsnaam Vosselen (Noord-Brabant). 2. Variant van Van Vossel (zie hierboven).
Vosselman, Vosselmans. Afleiding van Vossel.
Vossen,Voss, Vosse, Vosen, Fossen, Fussen, Vossem, Vssing: Vadersnaam. Voornaam Vos, Fos. Vergelijk Vossaert. 2. Limburgse vorm van Vaessen. 3. Voor Vossen(s) = van Vossem.
Vossen, van (der): Plaatsnaam Vossen in Apeldoorn (Gelderland) en Heerde (Gelderland).
Vossenaar. Plaatsnaam (Nieuw-)Vossemeer (Noord-Brabant).
Vossenberg, van de, Vosseberg, Vorstenberg, Vosbergen. Plaatsnaam Vossenberg in O.-L.-V.-Waver (Antwerpen), Sint-Amandsberg (Oost-Vlaanderen) en verspreid (West-Vlaanderen).
Vossem, van Vossen. Plaatsnaam Vossem (Vlaams-Brabant). 2. Zie Vossen.
Vossepoel: Door assimilatie rs van ss uit Vorsepoel ‘kikkerpoel’.
Vosshage. Plaatsnaam Vosshagen. Noordrijn-Westfalen.
Vossole, van, van Vossel. 1. Naam uit de plaatsnaam Voshole of Vossel in Schaffen (Vlaams-Brabant). 2. Of uit Voshole/Vossole in Oostburg (Zeeland), Marquise (Pas-de-Calais), Denderhoutem en Ophasselt (Oost-Vlaanderen).
Vosters, Voster, Vostermans, Vossers. Beroepsnaam. Afgeleid van (hout) vester.
Vosveld: Plaatsnaam Vossenveld in Winterswijk (Gelderland).
Vosswinkel. Plaatsnaam. Nederdits Vosswinkel: vossenhoek (Noordrijn-Westfalen).
Vou, Voue, Vouez, Vouw, Vouwe, Vouw, Vo, Voez, Voie, Voye, Voy, Wou, Wouez: Beroepsnaam. Oudfrans vo, van Latijn vocatus: beschermer, voogd, pleiter, advocaat, procureur.
Vouloir. Wellicht Re-interpretatie van Willart, Woillard.
Vousure, Voussure. Oudfrans volsure: boog van een gewelf. Plaatsnaam?
Voutquenne, Wotquenne, W(u)quenne, Votquenne: Vadersnaam. Waalse aanpassing van Wout(er)kin.
Voyard. Variant van Viard of Willard.
Vracem, van, van Freachem, van Frachem, van Frachem, van Fracem, van Frachen, van Fraeghem, van Fraecken, van Fraessem, van Fraesem, (van) Fraussen, van Fraucem, van Fraussem, van Frausem, van Franssem. Familienaam uit de plaatsnaam Frassem in Bonnert (Luxemburg).
Vraeghe, Vrage: Samengetrokken uit Verhage.
Vraet, de. Bijnaam voor een (veel)vraat, vreter.
Vramboudt, Vrambout, Vrammout, Frammout, Framhout: Vadersnaam. Niet van Vramboud: Framboldus, maar veeleer de Germaanse voornaam Vromoud: frum-wald ‘moedig-heerser’gerenterpreteerd als Vromboud; vergelijk Sint-Romboud (Mechelen) van Romoud.
Vraux. 1. Plaatsnaam (Marne) en in Quartes (Henegouwen). 2. Samentrekking van de familienaam Verreau: grendel, slot. Beroepsnaam.
Vre, van, van Vr: Plaatsnaam Vrede: omheining, omheinde plaats.
Vrebosch, Vrebos, Vrbos, Vrebos: Verspreide plaatsnaam Vrebos, Vrijbos: ingesloten, gereserveerd bos.
Vrede, van de, van de Vreede, van de Vreyde, Van de Vreye, van de Vreije, van de Vree, Vreeman, Freeman, Vreman, Vreemann: Plaatsnaam Vrede ‘mmheining, omheinde plaats’. Vergelijk Duits Freidhof, Umfriedung. Plaatsnaam Vree in Denekamp, Overijssel, Rosmalen (Noord-Brabant), Zwollerkerspel, Overijssel. In het oosten van het land is een vrede of vree een woord voor tuin, in het bijzonder voor een particulier perceel dat aan de gemeenschappelijke grond was onttrokken. Voorouders van de families Vreeman woonden in een huis of boerderij met zo’. vree en was daarom De Vree genoemd. Eventueel huisnaam De Vrede.
Vredebregt, Vredenbregt. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-berht ‘Vrede-schitterend’. Frithubert, Fredebertus.
Vredegem, (van), (van) Vredechem, Vredchem: Misschien de plaatsnaam Vrekkem in Denderwindeke en Ursel (Oost-Vlaanderen).
Vredeveld, Vredeveldt, Vreede, de. Plaatsnaam.
Vredeman. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-man Vrede-man’. Duits Friedemann.
Vreden: 1. Verbogen vorm van De Wreede. 2. Vadersnaam. Vleivorm van frith-naam, zoals Vredebregt.
Vreedenburgh, Vreeburg, Vreeburg: 1.Moedersnaam. Germaanse voornaam frith-burg ‘Vrede-burg’. Fredeburgis, Fredburga. 2. Plaatsnaam Vredenburg (Gelderland).
Vreijdenberger, Vrijdenberger, Vrydenberger: Aanpassing van Duits Freienberger, afleiding van plaatsnaam Freienberg (Stiermarken).
Vreijke: Samengetrokken uit van der Eijke, vergelijk Vreeke. Zie van der Eijk.
Vreken, van de(der), van den Vreken, van der Vrecken, Vereeken, Vereeke, Vereecken, Vereecke, Verheecken, Verheecke, Verheeke, Verheeken, Verheeke, Verheeken, Vereecque, Vereque. 1. Familienaam afgeleid van de meerdere keren voorkomende plaatsnaam ter Vereecke: (steen)eik. bijvoorbeeld 1571 de Veerheecke, de Veereecke in Eksaarde; Vereeck(e) in Bellem (Oost-Vlaanderen).2. Soms is de familienaam afgeleid uit Van den Vreeackere (= omheinde akker te Rumst).
Vreeke, Vreeken, Vreke, Vrke: Samengetrokken uit Vereeke(n).
Vreeswijk, Vreeswyck: Plaatsnaam Vreeswijk (Utrecht).
Vreeze, de; Freeze: Variant van de Vrieze. Volksnaam van de Fries.
Vreker, de, Vreker, de, de Vrecker, de Vreeker, Devreker. Familienaam uit het Middelnederlandse wreker. Bijnaam voor een wraakzuchtig iemand.
Vrekkem, van, van Vrekem, van Vrekhem, van Vreckom, van Vrekom, van Vreckhem, van Vreckem, van Vrecken: Plaatsnaam Vrekkem in Denderwindeke en Ursel (Oost-Vlaanderen).
Vremdt. Bijnaam voor een vreemde, een immigrant. Vergelijk Duits Fremder, Frans Ltrange.
Vreugd, de, de Vreught, (van de) Vreugde. 1. In 1686 werd in Brussel een vondeling De Vreught genoemd, omdat hij ln de deur van den Genughelijcken Boer op de Walsche Plaatse’ gevonden was. 2. Gezien de geografisch ruime verspreiding is de naam wellicht ook ontstaan als bijnaam voor iemand met een vrolijk karakter. 3. Of uit een huisnaam.
Vreugdenhil: Plaatsnaam met Hil ‘Heuvel’.
Vreurick, Vleurick, Vleurinck, Fleurix. Vadersnaam. Germaanse voornaam frawrik ‘Heer-heerser’. Froricus. Zie Vlerick.
Vreux, Vreuls, Vreulz: Samentrekking van Vorreux. Zie Voroux.
Vreven, Vreven, Vrvin, Vreeven: Moedersnaam. Germaanse voornaam Vredewivis: frith-wb Vrede-vrouw’.
Vreye, Vreyen. 1. Samentrekking van Verheide(n), Verheye(n). 2. Zie (de) Vrij.
Vreys, Vreijs, Vrijs, Freys, Freisen, Freise, Freises, Freis, Frys, Vreyssen, Vreysen, Vrys, Vrysen, Vrijssen, Vrijsen, Freyssen, Freysen, Freijsen, Frijsen, Frissen. 1. Vadersnaam: verkorte vorm van Laureis, Lavreysen. 2. Sommige vormen gaan misschien terug op Friesen/Frissen: vadersnaam uit Friso of afkomstig uit Friesland.
Vriamont. Variant van Wia(u)mont met epenthetische r? Of van Brialmont?
Vridaud. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam frith-wald ‘Vrede-heerser’. Fredaldus.
Vrie, van de: Plaatsnaam Vrij in Bergen (Nederlands Limburg).
Vrieling, Vrielinck, Vrielink, Vrielynck, Vrielijnck, Vryelinck, Vrijelinck, Frylinck, Frijlinck, Frielink, Frieling, Frijling, Fryling, Freling, Frielinghues, Frling, Vrielijnck, Vrielenk: 1. Middelnederlands vrilinc: vrijer, iemand die dingt naar de hand van een vrouw. 2. Bijnaam voor een vrij man, vrijgeboren of vrijgemaakt, een poorter. 2. Vadersnaam uit Vriele, een frith-naam. Vergelijk Vrieleman, Duits Frieling.
Vriend, de, de Vriendt, Vrient, Vriends, Vrients, Vriens, Vrind, Vrin, Vrint, Vriens, Vryens, Vrijens, Vrints, Vrins, Vrinten: Bijnaam voor een vriend: partijgenoot, bondgenoot, minnaar, beminde, verwant. Een enkele keer verkort uit Godefrind.
Vriens, Vryens, Vrijens: 1. Moedersnaam. Afleiding van Vrien, van Veriden: vrouw Ida. Vergelijk Ide. 2. Zie De Vriend(t). 3. Zie Vrins.
Vriesacker. Plaatsnaam. Waarschijnlijk van Duitse familienaam Friesacher, van plaatsnaam Friesach (Stiermarken, Karinti, Krain) of Friesack.
Vriesendorp: Plaatsnaam 1350 Frisendorf in Westerwald (Nedersaksen)? Vergelijk Duits Friesendorf (Beieren).
Vrieseman, Vriesman: Bijnaam voor de Vrieze, de Fries, vergelijk Engelsman.
Vriese, (de), Vries, (de), (de) Vrieze, Vriezen, de Vriesse, Vris, Devrisse, Defrise, Defrize, de Vreese, de Vreeze, de Vreesse, de Vreece, de Vreest, (de) Vrees, Frees, Freese, Frese.: Volksnaam van de Fries, de inwoner van Friesland. De klankwettige Nederlands vorm is inderdaad Vries(land).
Vreijbloedt: Bijnaam. Vrijbloed.
Vriesere, de. Waarschijnlijk Re-interpretatie van De Vriese.
Vrij, (de), (de) Vry, de Vrye, de Vrije, de Vreye, Vreyen, Vreye Freij, Frey, Vrije, Vrijman. 1. Bijnaam voor wie edel van geboorte is, een aanzienlijke; vrijgeboren, vrijgemaakt, poorter. 2. De Waals-Vlaamse familienaam Devry/Devreye wordt in Oostduinkerke als Devree uitgesproken. Het is een samentrekking van Frans Duverd(e)ret, Duverdrey. Plaatsnaam Verdret: kleine boomgaard of Verderie: bos.
Vrijdag, Vrijdagh, Vrijdaghs, Vrydag, Vrydagh, Vridaghs. Familienaam naar de weekdag vrijdag: dag dat hij een bijzondere activiteit had (markt - op stap gaan), dat er iets bijzonder in zijn leven gebeurd was. Het is mogelijk zelfs een vondelingennaam. Duitse familienaam Freitag.
Vrijders, Vryders. Familienaam uit ofwel werkwoord vrin: bevrijden, vrijmaken.. ofwel uit vrijer: minnaar. Een bijnaam wellicht.
Vrijenhoek: Plaatsnaam ‘Vrije hoek’.
Vrijland, Vrijlandt: Plaatsnaam Vrijland in Rotterdam (Zuid-Holland).
Vrijghem, Vryghem, Frighem. Vrijegem is een plaatsnaam in Blaringem (Frans-Vlaanderen). Mogelijk is er ook een verband met Vrijlegem in Hulste. Familienaam afgeleid van een plaatsnaam dus.
Vrijheid: Plaatsnaam Vrijheid in Elburg (Gelderland).
Vrijhoef,Vrijhoeven, Vryhoeven: Plaatsnaam Vrijhoef in Reeuwijk (Zuid-Holland) en Leusden (Utrecht). Of Vrijhoeven (Zuid-Holland) of Vrijhoeve (Noord-Brabant).
Vrijman, Vryman: 1. Bijnaam voor een vrij man, een vrijgemaakte lijfeigene. 2. Vadersnaam uit het Germaanse frith-man.
Vrijmoed. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-md ‘Vrede-(ge)moed’. Fretmodus. Achteraf gerenterpreteerd als bijnaam voor een vrijmoedig man: edel, welwillend. Duits Freimuth.
Vrim. Verhaspeling van De Vrin, zie de Vriendt.
Vrins, Vriens, Vrijens, Vryens, Vrinsen, Vrinssen, Vrinzen: 1. Vadersnaam. Vrins, Vrijns, van Severijns, heiligennaam Severinus. Vergelijk Ferin, Duits Frings. 2. Zie ook De Vriend(t).
Vrithof, Vrithoff, Vrithoffe: Aanpassing van Duits Friedhoff of de bekende Maastrichtse plaatsnaam het Vrijthof, etymologisch hetzelfde, namelijk omheind hof.
Vroede, de, de Vroe, de Vroedt, de Vroed, de Vroeij, de Vroeye, de Vroey, de Vroije, (de) Vroue, Vrou, de Froye, de Froy, de Vroo, Devrout, Devrou, Devroux, Devrouw; Bijnaam voor wie vroed was: verstandig, geleerd, rechtschapen, flink; opgewekt, zuinig. Vergelijk Frans Lesage. Devrou(x) is een Waalse spelling.
Vroeg, de, Vroegh, de, Vroege. Bijvoeglijk naamwoord vroeg. Bijnaam voor wie vroeg opstaat, gewoonlijk vroeg is. Vergelijk Duits Fruh. 2. Vroege kan eventuel de Brabantse uitspraak weergeven van Vraeghe.
Vroeg in de wei, Vroeg in de weij: Bijnaam voor iemand die vroeg opstaat, vergelijk Vroegop, Duits Frhinsfeld, Frhinsholz, Frhauf.
Vroegh, Vroege, de, Vroegop, Vroegindewei, Vroegindewey. Weij, Wey, in de: Bijnaam ‘Vroeg’ voor wie vroeg opstaat. Duits Frh.
Vroegop: Bijnaam voor wie vroeg opstaat, ook Vroichop, vergelijk Duits Frhauf.
Vroenhoven, van, van Vroonhoven,Vroenhoeve, Vroonhove: Plaatsnaam Vroonhof: herenhof. Vroenhoven (Limburg) en in Kortenaken (Vlaams-Brabant).
Vroegrijk: Volks etymologische vervorming van de Germaanse voornaam Vrorik, van fraw-rik ‘Heer-heerser’. (zie Vreurick).
Vroland, Vrolant, Vroelant, Vroylandt, Vroilant, de Vroylande: Plaatsnaam. Middelnederlands vroonland: land van de heer; land dat aan niemand leenroerig is, in volle eigendom. Plaatsnaam Vroland (vooral Nord, Pas-de-Calais).
Vrolijk, Vrolijks, Vrolijkx, Vrolyks, Vrolikx, Vroelyck, Vroelyk: Bijnaam naar het vrolijke karakter. Duits Frhlich, Vrolich.
Vroom, Vroon: Vadersnaam. Germaanse frum-naam, zoals Vromond, Vromoud.
Vromant, Vrmandt, Vromand, Vroman, Vromans, Vromanne, Vromen, Vroemans, Vroeman, Vroumans, Vroomans, Vrommant, Vromman, Vrommand, Fraumont, Fromont, Fromond, Vrammont, Vermand, Vermant, Vermang. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam frad-mund ‘Wijs-bescherming’. Frotmund, Fro(d)mundus. Vormen met -man door renterpretatie.
Vrombaut, Vrombout: Vadersnaam van Vromoud; zie Vramboudt.
Vromen. 1. Zie Vroom(e). 2. Franse verschrijving voor Vroman.
Vromet. Metathesis van Vermet.
Vroode, van de. Slechts viermaal (Henegouwen). Ongetwijfeld door metathesis van Van de Voorde.
Vroom, de, de Vroome, de Vroomen,de Vrome, Vromen, Vroonen, Vronen, Vroon, Froonen, Froom, Froome, Vroemen, Vroenen, Frooninckx Froninckx, Froomieckx, Vroninks: Bijnaam voor een vrome Ԧlink, krachtig, moedig, rechtschapen’. 2. Herinterpretatie van de vadersnaam. Vroom, uit een Germaanse frum-naam (Vromond, Vromoud). Zie ook Veroone.
Vroomhout. Vadersnaam. Germaanse voornaam Vromoud. Zie Vramboudt.
Vroonland: Plaatsnaam. Middelnederlands vroonland ‘Land van de heer’‘Land dat aan niemand leenroerig is, in volle eigendom’.
Vrou, de, Vrouw, de. Middelnederlands vrou(we): dame, aanzienlijke vrouw. Vergelijk De Man. 2. Devrouw kan een aanpassing zijn van Devroux.
Vrouwe, Vrouwes, Froukana, Frouwama, Fraukema, Froma. Mannenaam Frau, Vrou. Het woord vrou heeft inderdaad oudtijds in de Germaanse talen een mannelijke betekenis gehad; in het Gotisch betekent het woord frauja heer. Van heer (dominus) werd het heerinne of vrou (domina); later vrou (femina). De Friese dienstmaagd spreekt haar meesteresse nog heden aan als frou (domina). Zo is er te Lutjegast een Froma-heert en te Niehove een Froma state.
Vrouwenraets. Plaatsnaam Frauenrath. Noordrijn-Westfalen.
Vrugterman. Pendant van Duitse familienaam Furchtmann, van Middennoordduits vruchtman: bevrachter.
Vryburg. Nederlandse naam van Duitse plaatsnaam Freiburg.
Vryenberg. Duits Freienberg? Zie Vreijdenberger. Waarschijnlijk veeleer = Vryburg.
Vrykorte. Met r-epenthesis van Vrijkotte, plaatsnaam in Losser, Overijssel.
Vryman, Vrijman. 1. Bijnaam van een vrijman, een vrijgemaakte lijfeigene. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam frith-man. Zie Vredeman.
Vuchelen, (van). Plaatsnaam Ucchelen, Gelderland.
Vucht, van (de), van Vugt, van Vught: Plaatsnaam Vucht (Limburg, Noord-Brabant).
Vuege, Veugen, Veuggens, Vuyge, Foogen, Fogen, Foges, Foguenne. Bijnaam naar het Middelnederlandse voge: geschikt, handig. In
Oostfalen ook Feuge, Fge.
Vueghs: Afleiding van de Voogd? Of van van Vugt?
Vuerinckx, Vuerings, Veurink. Vadersnaamvariant van Vering of uit Vieren.
Vulcanius. Humanistennaam van de Brugse humanist Bonaventura de Smet, naar Vulcanus, Romeinse god (smid) van de onderwereld.
Vulling, Vullings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse volk-naam, zoals Volbrecht of Volmar. 2. Zie Willens. In Vullinck kan de i namelijk gerond zijn onder invloed van de v/w.
Vurcke, Vurke. Duitse familienaam Furke.
Vuster, de, de Vuser, de Vusser, de Veusser, de Vuysdere, de Vuyssere, de Vuysere, Vossers: Door assimilatie uit de Vuster, van de Veurster, Vorster. Beroepsnaam de Veurster, Vorster, Vurster ‘Bosopzichter, boswachter’. Duits Frster.
Vuurboom. Bijnaam naar de vuurboom: pook, vuurhaak. Vergelijk Duits Feuerbaum. Zie ook Vuurstaek.
Vuure, van, Vuuren, van, Furen: Plaatsnaam Vuren in Lingewaal (Gelderland).
Vuurstaek, Vuerstaek: Beroepsnaam van de stoker of de smid, naar de vuurstok of vuurstang waarmee het vuur opgepookt wordt.
Vuyck, de. Verschrijving van De Vynck.
Vuijk: Oude spelling voor Wijk. Vadersnaam. Wikke, Wijk uit Germaans wg-naam: Wgo, Wicco. Eventueel uit van Wijk.
Vuylsteek, Vuilsteke, Vuylsteke, Vuylsteker, Vuylstecke, Vuijlsteke, Vulsteker, Vulsteke, Wulstecke, Wulsteke, Wuylsteke, Vuyrsteker, Wylsteker. Bijnaam voor iemand die langzaam (uit het Middelnederlandse vuul, Duits faul), niet vlug naar het mes grijpt om te steken; eventueel ironisch voor iemand die juist wel met messen steekt. Vergelijk Seldenslach en Duits Faulstich, Seltenstich, Vielstich.
Vuyst (de), Devuyst, de Vuijst, de Vuiyst, de Vuys, Devuezst, (de) Wuyst: Bijnaam voor iemand die vaak vuisten maakte, balde of die vaak op de vuist ging. Of naar de huisnaam., van Indevuyst.
Vyandts, Vijandts: Middelnederlands viant: vijand, duivel (vergelijk de Dievel). Bijnaam.
Vijfvinkel: Plaatsnaam Vijfvinkel, van Vijfwinkel ‘Vijf hoeken’.
Vijgenboom, Vijgeboom: Plaatsnaam, huisnaam Vijgeboom in Winterswijk (Gelderland).
Vijl: Beroepsbijnaam van de vijlenmaker of de vijler.
Vyle, de, van Vijle. Plaatsnaam Vijlen (Nederlands-Limburg). Of Waals Vyle(-et-Tharoul) (Luik).
Vijlder, (de); Vijlders: Beroepsnaam van de vijler, die vijlt.
Vijminck: Vermoedelijk vervormd uit Vlijminck.
Vijnckier: Vinkier is een verkorte vorm van Delvinquire. Plaatsnaam Vinquire in Frasnes en Saint-Sauveur (Henegouwen) ‘laats waar maagdenpalm groeit’.
Vynckt, van, Vynkt, van, van Vijnckt, van Vyncht, van der Vinckt, Vervinct, Vervynckt, Vervijnckt, Vervinckt. Familienaam uit de plaatsnaam Vinkt (Oost-Vlaanderen): plaats waar lichte turf gestoken wordt.
Vys, de, de Vyst, de Vies: 1. Middelnederlands vijs(e): schroef, windas, dommekracht? Beroepsnaam. 2. Zie (de) Vis. Vys/Vies kan namelijk de Brabantse of Waalse uitspraak zijn van Vis.
Vyve, van Vyven, van, van Vijve, van Vijven: Plaatsnaam Sint-Baafs-Vijve en Sint-Eloois-Vijve (West-Vlaanderen) heetten oorspronkelijk Vijve: 1119 Fivia.
Vyvens. Vadersnaam. Middelnederlands Vivin, vleivorm van Vivianus of van Germaanse wf-naam; vergelijk Wivin, Vivino.
Vijver, van de Vijvere, van de Vijver: Verspreide plaatsnaam Vijver.
Vijverberg: Plaatsnaam Vijverberg in Doetinchem (Gelderland).
W.
Waachman, Waachmans, Wageman, Wagemans, Wagemann, Waegeman, Waegemans. Beroepsnaam van de waagmeester, de opzichter van de stadswaag, de bedigde stadsweger.
Waaker. Beroepsnaam van de waker.
Waal, de, de Wal, de Wael, de Waele, de Waelle, de Walle, Dewaeles, Dewaels, Waelen, Waelens, Walen, Walens, Waals, Waels, Waeles, Wales, Swaels, Swalens, Swaelen, Swaelens, Swaalens, Zwaelens, Zwalens, Zwahlen, Swales: Volksnaam van de Waal, Romaan, Fransman, met s; zoon van de Waal.
Waal, vn de(der), van der Waals, van der Waele, van der Wael, Wals, de, Walst, Wels, van de Waelle, van de Waele, van der Wal, Uiterwaal. 1. Familienaam afgeleid van de Waal = zijarm van de Rijn. 2. Familienaam afgeleid van de verspreide plaatsnaam Wal, Waal = kolk achter een dijk ingevolge een dijkdoorbraak. 3. Vadersnaam van een Germaanse wal(d) naam als Walter, Walram, Walraaf, Walbrecht, Waldemar en Walewein, 4. Een variant van de Waal.
Waalbeek: Plaatsnaam Walbecq in Arin (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen), Walbeke in Deulmont (Nord), Waalbeek in Jabbeke, Ruddervoorde (West-Vlaanderen), Walebeek, Walebeke in Houtem, Keiem, Leke, Lendelede, Schore, Snellegem, Woumen (West-Vlaanderen), Astene (Oost-Vlaanderen).
Waalwijk, van, Walewijck, Walewyck: Plaatsnaam Waalwijk (Noord-Brabant).
Waard, de, de Waerdt, de Waart, de Weerdt, de Weerd, de Werd, de Weert, de Weirt, Sweerts (zoon van de waard): Bijnaam van de waard: heer des huizes, gastheer, waard, herbergier.
Waarde, de: Variant van de Waard of van van de Waarde.
Waarde, van; van (de) Waard, van Waart, van de(der) Waart, van der Wart, van der Weerdt, van de Weert, van Werd, Verweire: Plaatsnaam Waarde (Reimerswaal, Zeeland): 1222 Wilmarsward, 1265 Warde, 1396 Weerde. Waarde, van Germaans waritha ‘Riviereiland’.
Waardenburg, (van): Plaatsnaam Waardenburg(Gelderland).
Waarschouwer, Waerschouwer: Warschauer, van plaatsnaam Warschau (Polen).
Waas, van, van Waes, Verwaest: Plaatsnaam Waas ‘Drassige grond’. Het Land van Waas of Waasland in het noorden van Oost-Vlaanderen, grenzend aan Oost-Zeeuws -Vlaanderen: 868 Wasia. Eventueel Westkapelle (West-Vlaanderen): 1130 Vuas.
Waasdorp: Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (is gerelateerd aan een heerlijkheid welke gelegen is/was op de huidige Waalsdorper vlakte, nabij Wassenaar.
Waasdijk, van, Wasdyk. Plaatsnaam Maasdijk, Zuid-Holland, met wisseling van bilabialen m/w.
Waast. 1. Variant van Vaast. 2. Korte vorm van Verwaest = Van Waas. 3. Plaatsnaam Le Waast (Pas-de-Calais).
Waatjes: Onduidelijk. Uit Wadekins, verkleinvorm van Wade (zie de Waaij 2)? Of van Duits Waltges, verkleinvorm van Walt, van Walther, Wouter.
Waay, de, de Waaij, de Way, de Waey: 1. Dewaay, van plaatsnaam Waay in Go (Luik), Waey in Sartlez-Spa (Luxemburg). 2. Uit Middelnederlands Wade ‘kledingstuk, gewaad, groot sleepnet; knieschijf, kuit’. Bijnaam. Of vadersnaam., Germaanse voornaam Wado.
Waaij, van der, van der Waa, Verwaijen: Plaatsnaam Waa(i) ‘las, poel, wielՠin Hattem (Gelderland), Culemborg (Gelderland), Lienden (Gelderland) en Neer (Nederlands Limburg).
Waaijen, Weijens: Verkort uit Verwaijen? Of veeleer verbogen vorm van Waaie, van werkwoord waaien ‘Door de wind meegevoerd worden, met de leden zwaaien, wuft zijn, wind maken’. Bijnaam voor wie onberekenbaar is als de wind.
Wabeke, (van), (van) Wabeeke, van Waebeeke, van Waebeke: Plaatsnaam Wabbeke in Wachtebeke (Oost-Vlaanderen).
Wach, Wache: Vadersnaam. Duits vorm voor de Tsjechische voornaam Wacha, van Waczlaw, Wenczlaw.
Wachauf, Waauf, Waauff, Waauf, Waaub: Duits Wach auf: ontwaak. Bijnaam voor een nachtwaker? lemand die vroeg ontwaakt?
Wachbeke, van. Uit Van Wabeke door associatie met plaatsnaam Wachtebeke (Oost-Vlaanderen).
Wacht, van der: Plaatsnaam of huisnaam Wacht ‘Wachtpost, wachthuis’.
Wache, Woiche: Plaatsnaam Wache: moeras.
Wachtel. Wachtelaer, Wachtler, Wchtler. Familienaam uit het Middelnederlandse en het Duitse wachtel: kwartel of kwakkel. Naam van de vanger en/of de verkoper.
Wachem, van. Plaatsnaam. Misschien Wachene in Hofstade (Oost-Vlaanderen).
Wacheuil, Wacheul, Wascheul, Wasseuil, Waucheul: Plaatsnaam. Picardische vorm van Oudfrans gaueil: moeras.
Wacholder. Plaatsnaam, Beieren. Duits Wacholder; jeneverbes.
Wachsmann, Waxmann, Vaxman, Waksman, Wassmann, Waszmann: 1. Beroepsnaam van de washandelaar, kaarsenmaker. 2. Wachsmann kan hypercorrect zijn voor de vadersnaam Wassmann, vleivorm van Wasmuth.
Wachsstock. Duits Wachsstock: wasstok, waslint, schroefvormige waskaars. Beroepsnaam.
Wachtel, Wachtelaer, Wachtler, Wchtler: Middenenderlands en Duits Wachtel: kwartel, kwakkel. Naam voor de kwartelvanger of-verkoper.
Wachten. Variant van Wachter?
Wachtendonck, van, von Wachtendonk, von Wachtendonck: Plaatsnaam Wachtendonk (Noordrijn-Westfalen).
Wachter, de, Wachtere, de, Wachters, Wchter, de Wagtere, de Wagter, Wacht, de Waechter, de Waghtere, de Wechter, Wagt, de, Swagten: Beroepsnaam van de wachter, nacht-of stadswaker.
Wack. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wago, Wacco.
Wackenier, Wackeniers, Waekenier, Wacrenier, Wacreniez. Familienaam uit de plaatsnaam Warquignies (Henegouwen).
Wacker, (de), Wackers, Wakkers, Wakker: 1. Middelnederlands wacker: flink, levendig, levenslustig. Bijnaam. 2. Wellicht oorspronkelijk Germaanse voornaam Wackar.Vergelijk Wecker.
Wackerghom, Wackergom. Plaatsnaam Wachelgem in St.-Ulriks-Kapelle (Vlaams-Brabant).
Wacomont, Wacomont, Waucomont: Plaatsnaam in Battice en Chaineux (Luik).
Wade, Wa, de Waet, de Waay, de Way, de Waey, de Wae: 1. Middelnederlands wade: kledingstuk, gewaad, groot sleepnet; knieschijf, kuit. Bijnaam. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wado. Duitse familienaam Wate.
Wadde: Vadersnaam. Germaans wad-naam: Waddinus.
Wadeleux. Plaatsnaam in Charneux, Luik.
Waders. Waarschijnlijk spellingvariant van Vaders.
Wadin. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse wad-naam:
Waddington. Plaatsnaam Surrey, Yorkshire.
Wadoux. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wad-wulf ‘and, wedde-wolf: Guadolf.
Waeben, Waebens, Wabben, Wabbens, Wabbes: Vaders- moedersnaam Wabbe, bakervorm van een Germaanse voornaam zoals Waldbert, Waldberg, Waldburg of Wadibert.
Waedemont, Waedemon. Vooral Oostvlaamse familienaam. Daarom plaatsnaam Wadimont in Rozenaken (Henegouwen, vroeger Oost-Vlaanderen).
Waeg, van. Middenenderlands waech: stadswaag. Familienaam voor de stadsweger.
Waegevelde, van. Plaatsnaam Wagenveld in Coevorden (Drenthe). Nederduitse plaatsnaam Wagenfeld: vochtig, moerassig land.
Waegh, (de), Wage, (de) Waeghe, Waege, Waage: 1. beroepsnaam van de waagmeester, stadsweger. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wago. 3. Bijnaam voor een waaghals?
Waelburghs, Waelburgs, Walbers, Waelbers, Walber, Walbourgh: 1. Moedersnaam. Germaanse voornaam Wouburg, Germaans Walburg. Zie ook Walbergue. 2. Eventueel plaatsnaam Walburg (Zuid-Holland).
Waeghaert, Wagaert. Germaanse voornaam Wag-hard: Wachardus? Of van werkwoord wagen ‘Durven’E Of beambte bij een waag?
Waegte: Spelling voor Wachte ‘Wachter’E
Wael, de, de Waal van Ankeveen, de Waal van Anckeveen. Afstammelingen van de familie De Wael die lange tijd heren waren van Ankeveen in ‘S Graveland.
Waelderen, van, van Walderen. Plaatsnaam Waalre, Noord-Brabant.
Waelfelghem, van, van Waefelghem: Plaatsnaam Walfergem in Asse (Vlams-Brabant).
Waelkens, Waelckens, Walkens, Waelken. 1. Naam uit het Middelnederlandse Waelkin: Waaltje (uit Walloni). 2. Vadersnaam uit een walh-naam als bijvoorbeeld Walbert, Walraad, Walrik.
Waelpoel: Plaatsnaam (poel in een kolk achter een dijk’ vergelijk Engels Walpole.
Waelscappel, van, van Walscappel, van Welscappel, van Waescappel, van Waelseappel, van Waeslappel, Walschap, Walschaps. Familienaam uit de plaatsnaam Waalskapel (Wallon-Cappel in Frans-Vlaanderen).
Waelvelde, van. Plaatsnaam Waalveld in Lokeren.
Waem. 1. Zie Waen De (zie hieronder). 2. Of uit Dewame(s).
Waen, de, de Waene, de Weyn, de Weine, Duwein, Duweyn, Duwijn, Duwyn, Duyn, Duijn. Naam uit het Middelnederlandse wain, wain, van Picardische wain, het Oudfranse gain: weide, landbouwland. Vergelijk Winne. De familienaam is dus een beroeps(bij)naam voor een landbouwer.
Waenroy, van. Plaatsnaam Waanrode (Vlaams-Brabant). 2. Zie ook Van Wanrooy.
Waer, (de). Bijvoeglijk naamwoord waer: waar, waarachtig, betrouwbaar. Bijnaam
Waerbeke, van, (van) Waerebeek, (van) Waerebeke, van Waarbeek, van Waarbeck, van Waerbeeck, van Warbeek, Warbeeck, Warbeck, Warbecq. Naam uit de plaatsnaam Waarbeke (Oost-Vlaanderen) of Waarbeek in Asse (Vlaams-Brabant).
Waerden, van der, van der Waarde, van der Waarden, van der Warden, van der Warde, Vanderwaeren, Vanderwaren, van der Waeren, van der Waren, van der Weerden, van der Weerde, van de Waert, van de Wart, van de(der) Weerd, Weerdt, Verwaard, Verwaerden, Verwaerde, Verwarden, Verwarde, Verweirden, Verweirde, Verweiren, Verweire, Verwaede, Verwaeren. 1. Plaatsnaam Waard(e)n, Weerd beemd, eiland, samengevat aan het water gelegen land. 2. Ter waarden: wacht, uitkijkpost, Duits Warte.
Waerenborgh, Waerenborg, Waerenburgh, Warembourg, Warambourg. Familienaam uit de plaatsnaam Warembourg in Ouve-Wirquin (Pas-de-Calais).
Waerhede, van der, den. Een heide-naam? Vergelijk plaatsnaam in 1702 Waerheij in Sperleke (Frans-Vlaanderen) Misschien Re-interpretatie van Van der Waerden?
Waerheid, de, Waerheit, Waerheyt, Waerheijt, Waerheyd, Waerheijd, Waerhert. Wellicht van Van der Waerhede. Of aanpassing van De Waret; zie De Varez?
Waerloos, van. Plaatsnaam Waarloos (Antwerpen). 2. Plaatsnaam Waarloos, Frans Waroux in Alleur (Luik).
Waerzeggers, Waersegers, Waerseggers, de Waersegger, de Waersegers, de Waersegher Waersegher, de Waereseggers, Woerseggers: Beroepsnaam van de waarzegger, wichelaar.
Waes. Korte Germaanse voornaam Wazo. 2. Plaatsnaam Waas. Zie Van Waas.
Waesberge, van, (van) Waesberghe: Plaatsnaam Waasberge in St.-Maria-Lierde (Oost-Vlaanderen).
Waesmans. Bijnaam voor een Waaslander. Afleiding van Van Waes.
Waeteraere, Naeteraere: Beroepsnaam van de waterdrager, die de weiden besproeit. Vergelijk Duits Wasserer.
Waeyaert, Waeyard, Waeijaert: Afleiding van werkwoord waaien. Synoniem met De Waeyere.
Waaye, Waeyen, Waye, Wayen, Waeijen, Weyens, Weyen, Weijens, Weijen: Wa(e)ye nomen agentis van werkwoord waeyen: op winderige wijze lopen, met de leden zwaaien, wuft zijn, wind maken. Bijnaam voor wie onberekenbaar is als de wind
Waeyenberg, (van) Waeyenberge (van), van den Waeyenbergh, van de Waeyenberg, van den Wayenberg, Waayenberg, Waaijenberg, van den Weyenberg, Weyenbergh, (van) Waeyemberg, Waeymeberghe, Waeymebergh, Waeyemberch, (van) Waeyenbergh, Waeyenberghe, Waeyenberch, van Waeijenberghe, Waeijnebergh, (van) Wayenberghe, Wayenbergh, Wayenberg, (van) Waeymberge, Wayemberge, van de Weyenberg, (van) Weyenberghe, Weyenbergh, Weynberg, Weynbergh, Weynberghe, Weynberg, van Weijenberge, Weijenbergh, van Weyenbergen, van Weynberg, Weynbergh, van Weymbergh, van Wyenberghe, Waeyenborghs, Waeyenborgs, Wayenberghs, Wayenborch, Wayenborgs, Wayenburg, Wayenburghs, Wayembergh, Wayemberghe, Wayemberg, Wayembercg, Weijenberg, Weyemberg, Weyembergh, Wyemberg, Wyenberg, Weinberg, Weimberg, Woiemberghe, Wuyenborghs. Familienaam naar de verspreide (vooral Vlaams-Brabant) plaatsnaam ԗaaienbergՠen variant Weienberg’ waegin + berga, berg waar het waait.
Waeijenberg: Verspreide plaatsnaam Waaienberg, vooral in Vlaams-Brabant, maar ook in Zundert (Noord-Brabant) ‘Berg waar het waait’.
Waeijhaert: Spelling voor Waeijaert, synoniem met Waaijer, de Waeyere, afleiding van werkwoord waeien ‘Waaien, wuft zijn, wind maken’. Bijnaam voor een windmaker, onberekenbaar mens.
Waeyens, Weyens. Familienaam uit het Middelnederlandse waeyen. Bijnaam voor iemand die zo onberekenbaar is als de wind.
Waeyere, de, de Wayer, de Woyer, Waaijer, Wajer, Waijers, de Weyer, Weyers, de Weijer, Weijers. Familienaam uit de bijnaam waaijer: bijnaam voor een windmaker, onberekenbaar iemand.
Wafelaer, Wafelaerts, Wafelard, Waefelaer, Waffelaerts, Waffelaert, Wafflard, Wafflart, Vaflard: 1. Beroepsnaam van de wafelbakker. Duits Waffler. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam op -hard.
Wafelbakker, Wafellman: Beroepsnaam van de wafelbakker. Vergelijk Wafelaert. Duits Wafelmann.
Waffard: Wellicht door l-elisie uit Wafflard, van Waffelaert. Beroepsnaam van de wafelbakker.
Waffel, Waver. Beroepsnaam van de wafelbakker.
Wagabart, Waegebaert, Wagebaert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam ‘Wag-bertht’. Wacobertus.
Wagaert, Wagaert, Waegaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wag-hard? Wachardus. Of van werkwoord wagen: durven? Of beambte bij een waag?
Wagebart, Wagebaert, Waegebaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam wag-berht: Wacobertus.
Wage, Waage: 1. Beroepsbijnaam van de waagmeester, stadsweger. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wago. 3. Bijnaam voor een waaghals?
Wage, van: Van Waeg. Middelnederlands waech ‘Stadswaag’. Bijnaam voor de stadsweger.
Wagemaker (de), Wagemaeker, de Wagemacker, Wagemaekers, Wagemakers, Waegemacker, Waegemaekers, Waegemakcer, Waghemacker, de Waegemaecker, de Waegemacker, de Waegemaker, Wagemaecker, (de) Waghemaecker, de Waegemeeker, Waeghemaeker, Swaegemaekers, Swagemaekers, Swagemakers, Swaegemackers, Zwagemaker, Zwagenmaler, Zwagemaler: Beroepsnaam van de wagenmaker.
Wagemans, Wagemann, Waghemans, Waegemans, Waegeman, Wagmans, Wagman, Waemans, Vagman, Wagelmans, Wagemance: 1. Beroepsnaam van de wagenmenner, voerman, vrachtrijder; of voor de wagenmaker. Zie ook Waachman(s). 2. Variant van Waachmans, beroepsnaam van de waagmeester, de opzichter van de stadswaag.
Wagenaar, (de), Waagenaar, (de) Wagenaer, Wagenare, Wageneer, Wagener, Wagenere, Wagenaire, Wagenair, Wagenaire, de Waggeneer, (de) Waegenaere, (de) Waegenaer, Waegeneer, Waegeneere, Wageneir, Waegeneire, Waegeneers, Waegeneer, Waegenaar, (de) Waeghenaere, (de) Waegneer, de Waegheneire, de Wagheneire, Wagenar, Wageneers, Wageners, de Wagner, Wagnair, Waeguenaire, Waegenaire, Wacguenaire, de Wagenier, Dewagenire, Warignginaire, Warginaire, Wagner: Beroepsnaam van de wagenmaker; ook voerman, koetsier. Duits Wagner. 1351 Heinric de Waghenare, Hulst (op hun zegel staat een rad, een wiel, wat wijst op het beroep van rademaker ‘Wagenmaker’.
Wageningen, van; van Waegeningh: Plaatsnaam Wageningen (Gelderland).
Wagendorp. Duitse plaatsnaam Wachendorf (onder meer Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen), bijvoorbeeld in Mechernich (Noordrijn-Westfalen): 1182 Wachindorp.
Wageningen, van, van Waegeningh: Plaatsnaam Wageningen (Gelderland).
Wagenknecht. Beroepsnaam van de voermansknecht.
Wageschiet. Middelnederlands wagenschot; Engels wainscot: beschot. Duitse familienaam Wagenschtz, Wagenschiess: houten hok waarin wagens ondergebracht worden. Beroepsnaam; die wagens in houten loods of keet brengt.
Wagensveld: Plaatsnaam Wagenfeld (Nedersaksen).
Wagenvoorde, Wagenvoort: Plaatsnaam in Gorssel (Gelderland).
Waghto, Wagtho: Onduidelijk. Misschien verhaspeling van Picardisch Wat(t)eau, Frans Gteau ‘koek, taart’.
Wagner, (de), Vagner, Vaguener, Waagner, Wagnair,Wagener, Wagner, Wanner, Vannerus: Beroepsnaam. Duits Wagner: wagenmaker; voerman. Vergelijk Wagenaar. In Luxemburg Wanner, gelatiniseerd tot Vannerus.
Wagneur, Wagneux, Wangneur, Caigneur, Cagneux, Legagneux: Frans gagneur, Waals-Picardisch wagneu: landbouwer. Vergelijk Winne.
Wagnon, Waignon, Gagnon: Beroepsnaam. Afleiding van Wagneur/Gagneur.
Wagon. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Wago.
Wagschal. Waarschijnlijk Duitse familienaam Wagschal(l): weegschaal. Beroepsnaam van de stadsweger.
Wagtmans. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Wagmans, Wagemans.
Wahis, Gohy, Bohy, Bohij: Vadersnaam. Waalse vormen van de Germaanse voornaam valh-hari: Walierus, Gualeherus.
Wahl, Wahle, Wahlen: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Walo. Vergelijk Walen(s). 2. Volksnaam: Waal, Romaan.
Wahler, Wahlers. Verspreide Duitse plaatsnaam Wahl.
Wahrhaft. Duitse bijnaam; waarachtig, eerlijk.
Waignein. Afleiding van Picardisch waigneur: landbouwer. Zie Wagneur.
Waignier, Waingnier, Waiengnier, Wagnier, Wagnies, Wagnie, Wagny: Picardisch wainier, Frans gainier: vervaardiger van scheden, kokers. Vergelijk De Scheemaker.
Wailliez, Waillez, Woillez, Woilliez, Wayet, Wayez, Waijet, Walliez: Plaatsnaam Waillet (Namen).
Waisblom, Waisblum, Wajsblum, Wajcblum, Waysblum: Duits-Joods Weisblum: witte bloem.
Waisler. Duitse beroepsnaam Weissler; witter, kalker.
Wait, Waite. 1. Spelling voor Duitse familienaam Weite, plaatsnaam Weite: uitgestrekt veld. 2. Vadersnaam Weit = Wouter.
Waitschull. Duitse bijnaam Weitschuh: grote, brede schoen.
Wajncwajg. Duits-Joods Weinzweig; wijntwijg, -tak.
Wajsbaum. Duits-Joodse familienaam Weissbaum; witte boom.
Wakeren, van. Plaatsnaam? Of variant van Wakker?
Wakierman. Verhaspeling van Wakkerman, afleiding (de) Waeker.
Wakkee: Spelling voor Waquet = Wauquez, verkleinvorm van Wauquier, Picardisch vorm van Walker.
Wakker, Wacker: 1. Bijnaam. Middelnederlands wacker Ԧlink, levendig, levenslustig’. 2. Wellicht oorspronkelijk Germaanse voornaam Wackar.
Wakkersma, Wakkers, vadersnaam Wakker, Wacchar.
Waks. Duitse familienaam Wachs: was. Beroepsnaam van de wasmaker, washandelaar, kaarsengieter.
Waksbojm. Duits Wachsbaum. Waarschijnlijk beroepsnaam voor de wasmaker, kaarsengieter. Vergelijk Wachsstock.
Wal, van de(der, den), van Wallen, van Wal, (van de) Wall, Walle, van, Wall, Walles, Wall, van der Wallen, van der Walle, van der Whalle, van der Whale, van der Wald, van de(der) Waele, van de Waal, Walstra, Walsma, Walker, van de Valle, Wandewalle, Vandwalle, Vaudwalle. 1. Familienaam afgeleid van de verspreide plaatsnaam wal(le), van het Germaanse walla=mot(t)e, kunstmatige heuvel, wal. 2. Zie ook Waal.
Wala, Walla. Plaatsnaam Wala in Verlaine, Luik?
Walach, Walag, Wallach. Joodse familienaam uit het Tsjechische Vlach (: idem als Waal, Welsch) : volksnaam voor Italianen en Roemenen.
Walbrecht, Walbrercq, Walbrecq, Walbert, Walbers. Vadersnaam uit het Germaanse walh + berht.
Walbroek: Plaatsnaam Waalbroek (Nederlands Limburg).
Walch: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Walo ԗaal, Romaanՠ2. Volksnaam Middelhoogduits Walch, Walhe ԗaal, Romaan’.
Walbeek, Walbecq, Walbecque, Walspeck: Plaatsnaam Walbecq in Arien (Pas-de-Calais), Walbeke in Deulmont (Nord), Walbeek in Jabbeke, Ruddervoorde; Walebeek, -beke in Houtem, Keiem, Leke, Lendelede, Schore, Snellegem, Woumen (West-Vlaanderen), Astene (Oost-Vlaanderen).
Walbergue. Moedersnaam. Germaanse voornaam Wouberg: Waltberga, Valberga. De naam kon worden verward met Wouburg, Walburga. Zie Waelburg(h)s. Noot: Sint-Walburga is de patroonheilige van Oudenaarde.
Walbrecht, Walbrecq, Walbrercq, Walbert, Walbers: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-berht ԗaal, Romaans -schitterend’. Walabertus, Walbertus;
Walcheren, van: Plaatsnaam Walcheren (Zeeland).
Waldbrol. Plaatsnaam Waldbrl (Noordrijn-Westfalen).
Waldbrouck, Waelbrouck, Walbrough, Walbrou, Wallebroek, Waelebroeck: Plaatsnaam Waalbroek (Nederlands-Limburg).
Walc, Walch. Vadersnaam. Germaanse voornaam Walo ԗaal, Romaan’. 2. Volksnaam Middenhoogduits Walch, Walhe: Waal, Romaan.
Walcarius. 1. Zie Walker. Toch kan het een variant zijn van Wolfcarius (of ermee verward), aangezien beide familienamen in de 18de eeuw in Oostrozebeke voorkomen: 2. Latinisering voor Van Walcheren?
Wald, Waldt. Verspreide Duitse plaatsnaam Wald; woud, bos.
Waldbillig. Duitse plaatsnaam.
Wldchen. Plaatsnaam. Afleiding van Wald; woud.
Waldeck, van, Waldek, Waldack, Waldock: Plaatsnaam Waldeck (Zuid-Holland, Rijnland-Palts).
Walder, Valder, Walders: Duitse familienaam van plaatsnaam Wald. Of naam voor een bosbewoner.
Waldericus. Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rik ‘Heerser-machtig’. Waldricus. Zie ook Walryck.
Waldeyer. Platduitse uitspraak van Waldegger, Waldecker. Afleiding van plaatsnaam Waldeck.
Waldman, Waldmann. Duits Waldmann; bosbewoner.
Waldhaus: Verspreide Duitse plaatsnaam Waldhaus.
Waldner, Waltner, Waltener, Valdenaire: Duits Waldner: bosbewoner, boswachter.
Waldorf. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Waldschmidt. Waldschmied. Smid die in het bos ijzererts verzamelt en smelt.
Waleboer: Herinterpretatie van Walbourgh, Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Walburg, Wouburg.
Walek, Waleckx: 1. Vadersnaam Waleke, Nederduitse afleiding van een walh-naam. 2. Vadersnaam, Oost-Duitse Slavische vleivorm van Valentin.
Walem, (van), van Waelem, van Waelhem, Walemme, Wallem, Walemme, Walem, Walenne: Plaatsnaam Walem in Wortegem (Oost-Vlaanderen), Waelhem in Houtave of Walem (Antwerpen).
Walen, Walens, Waelen, Waelens, Wallens, Walin, Walling, Wallin, Waeles, Wales, Wales: 1. Vadersnaam Vleivorm van Germaanse walh-naam, zoals Walraven Woubrecht. Wal(l)o, Of=Wallens. 2. Zie ook De Waal, Wals(ch).
Walesche. Waalse vorm van Walsch.
Walet: 1. Vadersnaam. Romaans verkleinvorm van Germaans walh-naam, zoals Walbertus, of van Walther. 2.Variant van Vale t’knecht’. 3. Plaatsnaam Walet in Herchies (Henegouwen).
Walewyns, Walewijns, Waalewijn: Vadersnaam. Voornaam Walewein uit de Brits-Keltische romans.
Walgeback. Plaatsnaam Walgenbach, Rijnland-Palts.
Walhain, Walhin: Plaatsnaam Walhain (Waals-Brabant).
Walheer, Waller, Vallers, Valler: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-hari ‘Vreemdeling-leger’. Walharius, Walerius
Walhout: Plaatsnaam Walhout in Pittem (West-Vlaanderen).
Walis, Walisch, Wallis, Wallisch: 1. Plaatsnaam Wallis (Zwitserland). Vergelijk Duits Walliser. 2. Zie Wallace.
Walk. Vadersnaam. Oude voornaam Walko.
Walker, Walkers, Welcker, Welker, Walcarius, Walkiers, (de) Walckiers, Walchiers, Walkise, Wauquier, Wauquiers, Wauquiez, Waucquier, Waucqwier, Waquier, Wacquier, Wacquiez, Woukier, Woekier, Vauquier, Vaquier, Valckiers, Valcker, Valkiers, Valkies, Valkier, Vallekier, Gauquie, Gauquier, Gauqui, Gauquir, Gockier, Gaucher, Gauchez, Gauch, Gauchie, Gauchier, Gauchi, Gauchir, Gauchy. Vadersnaam uit een Nederlandse, verfranste (Picardisch) en terug vernederlandste vormen van het Germaanse walh-hari Ԓomaan-leger’. Walacharius, Wal(e)carius, Walkerus, Walharius.
Wall. Duitse familienaam. 1. Wal, ringmuur, stadsmuur. 2. Waal. 3. Vadersnaam. Verkort van Walther.
Wallace, Wallas, Wallisch, Walisch, Wallis, Walis: Volksnaam. Oudfrans Walais, Waleis: bewoner van Wales, Kelt.
Walleaux, Welleaux. Spelling voor Valleau, afleiding van Val; dal.
Wallaert, Wallard, Wallard, Wallacre, Vallaert, Vallart, Valaert, Valard: Afleiding van Van de Walle.
Walland: Plaatsnaam Walland in Adegem (Oost-Vlaanderen), Merkem (West-Vlaanderen), Ruiselede (West-Vlaanderen).
Walle, van; van de Walle, van der Wal, ter Wal, van Wallen: Verspreide plaatsnaam Wal, ten/ter Walle ‘mote, kunstmatige heuvelՠ(let op het citaat uit 1328). 1328 bona sua dicta de Walle que quondam fuerunt bona Johannis de Walle.
Wallenburg, (van): Plaatsnaam Wallenburg (Beieren). Ook huisnaam Wallenburg in Langbroek (Utrecht): 1377 Walenborch.
Wallecam, Wallecan, Wallican, Wellecam, Wellecan, Welkamp, Walenkamp, Wollecamp, Valecamps, Walquan. Naam uit de plaatsnaam Walencamp in Marcq-en-Baroeul (Nord), Walloncamp bij Quvy (Henegouwen), 1201 Walluncamp, Wallekamp in Rekkem of Wallekant in Maarke-Kerkem (Oost-Vlaanderen).
Walleghem, (van) Wallegem, (van), van Waeleghem, van Wallighem, (van) Wolleghem. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Wallegem in Bavikhove, Hulste.
Wallekens, Wellekens: 1. Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse walh-naam; zie Walens, Wallens. Of vleivorm van Germaanse voornaam Walter/Wouter. 2. Afleiding van Van de Walle.
Wallemans, Walman, Walmans, Wallman: 1. Afleiding van Van de Walle. 2. Brabantse en Limburgse afleiding van Walther. Vergelijk Wallekens, Wellemans.
Wallenborn. Plaatsnaam. Rijnland-Palts.
Wallenbourg. Plaatsnaam Wallenburg, Beieren.
Wallendael, van, van Wallendael, van Walendal, van Walendael. Familienaam uit de plaatsnaam Walledal in Herent (Vlaams-Brabant).
Wallendorf, Wallendorff. Plaatsnaam Wallendorf, Rijnland-Palts.
Wallens, Wallin, Walling, Warling, Warlin, Wollens, Wolles, Welling, Wellin, Wellens, Welens, Welles, Wels, Wals, Wils, Welsch, Welsing, Welts. 1.Vadersnaam, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Walther/Wouter. Walterus. 2.Variant van Willens, zie bij Willekens. 3. Eventueel vleivorm van Germaanse walh-naam. Vergelijk Wallekens, Walen(s). Gualltherus is de Latijnse vorm van Walther.
Waller: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-hari ‘Vreemdeling-leger’. Walharius, Walerius.
Wallerath. 1. Plaatsnaam Wallrath, Noordrijn-Westfalen. 2. Vadersnaam, zie Walraet.
Walles: Wallace, Wallas, Wallis, Walles. ‘Bewoner van Wales’.
Wallet, Walley, Wallez, Walleze, Wallze, Walet, Warlet, Warlez. 1. Vadersnaam uit een Germaanse walh-naam. 2. Variant van Valet. 3. Of naam uit de plaatsnaam Walet in Herchies of Wallez in Arc-Ainires (Henegouwen).
Walleyn, Wallyn, Wallijn. Familienaam uit het Franse Walin/Valin, een knuffelvorm van een Germaanse walh-naam.
Walliser. Afkomstig uit Wallis, Zwitserland.
Wallon, Wallond, Walon, Vallons, Vallon: 1. Vadersnaam. Romaanse verbogen vorm van de Germaanse voornaam Walo ԗaal, Romaan’. 2. Volksnaam Frans Wallon: Waal, Romaan.
Walmack, Wallemacq, Walmacq, Walmacque, Walmach, Walmagh, Walmag, Wailmacq: Middelnederlands walmac(ke): bos rijshout, takkenbos. Beroepsnaam.
Walop, Waerlop, Warlop. Beroepsbijnaam uit het Middelnederlandse walop: galop. Dit voor bode of loper.
Walpot, Walput, Waelput, Waelpot, Walpot, Walput: Middelnederlands waelpuyt, waelpoyt, wa(e)lpot ‘Naam voor een maat voor bier of wijn’. Beroepsbijnaam.
Walput, Waelput. 1. Plaatsnaam Walpit in Ruiselede. Plaatsnaam Wa(a)lput in Oostakker is evenwel = Wolput. Vergelijk Willeput. Wal kan hypercorrect zijn voor Wol. 2. Zie Waelpot.
Walraet, Walraedt, Walraed, Walraert, Waelraet, Waelraedt, Waldraet, Welraeds: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-rd ԗaal-raad’. Walerat.
Walrand, Walrandt, Walrant, Wallerand, Wallerant, Wallerang, Waldrant, Waldron: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Walrave (vergelijk Bertram = Bertrand): Walerandus.
Walrave, Walraven, Walravens, Walraeves, Walraevens, Walrawens, Wallraf, Wallraff, Walraf, Walraff, Waldraff, Waldrabe, Waltraevens, Walgraeve, Walgrave, Walggrraeve, Walgraeve, Walgraef, Walgraffe, Walgraff: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-hrabn ԗaal-raaf’.
Walrecht: Wellicht vervormd uit Walryck, Germaanse voornaam walh-rik ԗaal-machtig’.Walericus.
Walryck, Wallerick, Walry, Walrij, Walri: Vadersnaam. Germaanse voornaam walh-rik ԗaal-machtig’. Walhericus, Walericus.
Wals, Walsch, Walsh, Vais, Waals, Waels, Waeles, Wales: 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Walo. 2. Eventueel van De Walsche of afleiding van De Waal.
Walsche, de, Walsche, de, de Waelsche, (de) Wals, (de) Walsch, de Waeles, de Waels: Volksnaam De Waalse: de Waal, Fransman.
Walschaert, Walschaerts, Walschaers, Walscharts, Valschaerts. Afleiding van Walsch: Waals. Zie De Walsche.
Walscheid, Walscheidt, Walsheid: Plaatsnaam Wahlscheid (Noordrijn-Westfalen).
Walschot, Walschots, Waalschot, Walescotte, Welschot. Familienaam uit de plaatsnaam Waalscho(o)t in de Belgische Kempen (juiste plaats nog onbekend) en onder andere bij Beugen in Nederland.
Walsdorff. Plaatsnaam Waldsdorf, Beieren, Rijnland-Palts.
Walsmann. Volksnaam; de Wale, Waal, Walsche.
Walsum, van: Plaatsnaam Welsum in Dalfsen en Olst, Overijssel.
Waltaire, Wahaltaire: Vadersnaam. Waalse uitspraak van de Germaanse voornaam Walther.
Walter, Walters, Walther: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam wald-hari ‘Heerser-leger’. Zie Wouters.
Walterscheid. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Walterus, Waltery, Walthery, Waltrus, Walthrus, Waltry: Vadersnaam. Latinisering van de Germ.aanse voornaam Wouter.
Walthuis: Aanpassing van Duits Waldhaus. Of Oost-Nederlands Woldhuis, Wolthuis ‘Woudhuis’. Plaatsnaam in Raalte, Overijssel.
Walthoff. Erg verspreide Duitse plaatsnaam Waldhof.
Wlti, Walthie, Waltin: Vadersnaam. Duits Wlti, Walti, van de voornaam Walther.
Waltmans, Waltman: Afleiding van voornaam Walter of Duits Waldmann ‘Bosbewoner’.
Waltniel, Waltenier. Familienaam uit de plaatsnaam Waldniel in Schwalmtal (Noordrijn-Westfalen).
Waltos: Wellicht door dialectische uitspraak van Walthuis.
Waltregny. Waarschijnlijk van Wattignies.
Waltz, Wolz, Walzel, Walz, Welche, Welch, Welzel: Duitse vadersnaam van de voornaam Walther.
Waltzing. Plaatsnaam in Bonnert, Luxemburg.
Walus. Nederduitse plaatsnaam Walhs. Vergelijk Walhaus (Rijnland-Palts), Wallhausen (Rijnland-Palts).
Walvisch, Walwis, Welvis: Huisnaam: De Walvis. Vergelijk Duits Walfisch.
Walzer. Beroepsnaam van de Walzenmiiller: pletter, walser. 2. Misschien hypercorrect voor Walter.
Wambach, Wampach, Wambacq, Wamback: 1. Plaatsnaam Wambach in Wurselen (Noordrijn-Westfalen). 2. Plaatsnaam Wampach. 3. Plaatsnaam Wambeek (Vlaams-Brabant). Zie ook Wambeek.
Wambeek (van), (van) Wambeke, van Waenbeke, Waembeke, (van) Wambecke, Wambecq, Wambacq, Wamback, Vamwambeke. Familienaam uit de plaatsnaam Wambeek (Vlaams-Brabant), de plaats Wambeek (Steenokkerzeel), Wambeke (Oost-Vlaanderen), Wambecque (Pas-de-Calais) en Wambeke in Dottenijs, Wervik en Wijtschate (West-Vlaanderen). Zie ook Wambach.
Wamberghe, Wambergue. Romaanse spelling voor Van (den) Bergee. Naar woonplaats of plaats van afkomst.
Wamberchies, Wambersie, Wambersy, Dewambrechies, Dewambersie, Dewambersi, Vamberchies, Vanbercie, Vanbercy, Vanbergie, Vanbersie, Vanbersy, Vanberzy: Plaatsnaam Wambrechies (Nord).
Wamberghe, Wambergue: Romaanse spellingvoor Van (den) Berge.
Wambrouck. 1. Zie Van (den) Broek(e). 2. Plaatsnaam Wambrouck in Montignies-sur-Sambre (Henegouwen).
Wambsgans, Wambsganse. Bijnaam voor iemand die heupwiegend, waggelend als een gans loopt.
Wamelen, van. Plaatsnaam Wamel, Gelderland.
Wamme, van. Plaatsnaam Wasmes, Henegouwen. Zie Dewasmes.
Wamelink: Plaatsnaam in Winterswijk (Gelderland): 1356 Wamboldinch, Wamelinck.
Wammes, Wams: 1. Middenenderlands wambeis, wammes: hemdrok, kledingstuk. Bijnaam. 2. Zie ook Dewasmes.
Wamink: Vadersnaam. Waning, van Wanin, vleivorm van Germaanse voornaam Wano. Of uit Walmink vleivorm van Germaanse voornaam Walmar?
Wamper, Wampers. Vadersnam. Germaanse voornaam wan-berht: Wambert.
Wancamp. Waalse spelling voor Van Camp.
Wanckel, de, Wanckele, de, de Wankele, de Wancker. Beroepsbijnaam voor iemand die ‘Wankelՠvan karakter is of iemand die ‘Wankelendՠloopt.
Wancour. Familienaam uit de plaatsnaam Wancourt (Pas-de-Calais).
Wanctin, Wanquitin. Afleiding van Wanquet.
Wandel, Wandels, Wandelst, Wendel, Wendels, Wendelen, Wendeln, Windelen, Windels, Wuyndels, Wyndels, Wingel, Wingels, Vindels, Vendels, Eyndels, Heyndels, Heijndels. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wandil: volksnaam van de Vandalen/Wandalen. 2. Bijnaam voor een dolend, veranderlijk persoon. 3. Zie ook bij Wandelaer(e) (de).
Wandel, de, Wandele, de: 1. Bijnaam ‘Veranderlijk van karakter, onbetrouwbaar’. 2. Moedersnaam. Wandel met lidwoord door volksetymologie.
Wandelaer, Wandelaere, (de), de Wandeleer, de Wandeler, de Waandeleer, de Wandeleir, Wandelaire, Wendeler. Naam uit werkwoord ‘wandelenӺ heen en weer gaan, rondzwerven, veranderen. Bijnaam voor iemand die veel weg is of voor een veranderlijk/wispelturig iemand.
Wandelen, van. Plaatsnaam Wandre, Luik, negende eeuw Wandala.
Wandelseck. Duits-Slavische vadersnaam Wanderschek, Wondraschek, afleiding van Andras; vergelijk Tsjechisch Andrysek, Ondrsek.
Wander, de Wandre, Waanders, Wanders, Wender, Wenders: 1. Variant van De Wandel. 2. Zie Wanner. 3. Germaanse voornaam Wander, van Wern(d)er, 4. Duits Wanderer.
Wanderer: Duits Wanderer ‘Trekker, zwerver, wandelaar’. Vergelijk (de) Wandelaer(e), de Wandele(e)r.
Wanderpepen. Verfranst van Van der Pijpen.
Wanders, Waanders: 1. Variant van Wandel of Wanderer. 2. Zie Wanner. 3. Germaanse voornaam Wander, van Wern(d)er.
Wanderscheid, Wanderstheid: Familienaam van plaatsnaam Manderscheid (Rijnland-Palts)?
Wane, Woien: Plaatsnaam Wanne (Luik).
Wanet, Wannet, Wannez: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Wano.
Wang, Wangen. Bijnaam naar de opvallende wang(en). Vergelijk Backe, Hals, Nese, Cheek.
Wanger, Wangen: Beroepsnaam. Opperduitse vorm van Wagner: wagenmaker.
Wangermez, Wangerme, Wangermey, Vangermez, Vangermee, Wongermez, Worgermez, Vangermeersch, Vangermersch: Plaatsnaam Wangermez in Anvaing (Henegouwen).
Wanghe, van, van Wangh, van Wang, van der Wangen. Familienaam uit de plaatsnaam Wange (Vlaams-Brabant).
Waniart, Wanya: 1. Afleiding van Oudfrans gaignier, Picardisch wagnier: boeren, aan landbouw doen. Beroepsnaam van de landbouwer, zoals Wagneur. 2. Oudfrans gaignart, Picardisch waignart: rover, dief.
Wanin, Wannin, Wannijn, Wanneyn, Wannyn, Wanyn. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Wano (betekenis ?).
Waning, van. Plaatsnaam Wanink onder meer in Ambt-Delden (Overijssel).
Wanjon, Wajon: Spelling voor Picardisch Wagnon, Waignon, afleiding van Picardisch Wagneur, Frans Gagneur ‘Landbouwer’.
Wanken, Wankene. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wano. Wanchin. De Duitse familienaam Wanke is een korte vorm van de Slavische voornaam Wenzel.
Wanlin. Plaatsnaam Wanlin, Limburg.
Wannee, Wanne: Spelling voor Frans Wan(n)et. Vadersnaam. Verkleinvorm op –et van de Germaanse voornaam Wano.
Wannemaeker, de, de Wannemacker, Wanmaker, Wannenmacher, Wenmaekers, Wenmakers, Wenmacker, Wenmackers, Wenmeekers, Wenmeckers, Wenmekers, Wennmacher. Beroepsnaam voor de wannenmaker. Een wan heeft diverse betekenissen. Zie in een woordenboek.
Wanner, Wanners, Wander, de Wandre, Waanders, Wanders, Wenner, Wender, Wenders: Beroepsnaam van de wanner, die koren want of de wannenmaker.
Wannepain, Empain, Empein, Ampin: Oudpicardisch wagne pain, Frans gagne pain: broodwinner. Vergelijk Gagnepain.
Wanninkhof. Plaatsnaam in Hove, Antwerpen.
Wanquet, Wanket, Wancket, Wancquet: Variant met n-epenthesis van Waquet.
Wanrooij, van, (van) Wanrooy: 1. Plaatsnaam Wanroij (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Waanrode (Vlaams-Brabant) van van Waenroy.
Wans, Wensch. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wanzo/Wano. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Wanze (Luik).
Wansart, Wansar, Wansard, Wansaert. 1. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wanzo. 2. Plaatsnaam Wansart in Grand-Rosire (Waals-Brabant).
Wanschoor. Variant van de Schoor.
Wansele, van: Plaatsnaam Wanzele (Oost-Vlaanderen).
Wansink: Plaatsnaam (Overijssel, Gelderland) van Warnsink, Wernsing, van de voornaam Werenzo.
Wansleeben. Verspreide Duitse plaatsnaam Wansleben.
Wanson. Vadersnaam. Verbogen vorm van de Germaanse voornaam Wanso of afleiding op -eon van Wano.
Wanst: Met paragogische t van Wans. Vadersnaam, van Germaanse voornaam Wanzo, van Wano.
Want, (de), Wante, Wan, Wand, Waents, Wanten, Wantens: Nederlands want, van Waalse-Picardisch want, Frans gant ‘Handschoen’. Beroepsbijnaam van de handschoenmaker. Vergelijk Frans Gant, Duits Handschuh.
Want, van der: Plaatsnaam Want ‘mmheining van landerijen, schutting’.
Wante. Familienaam uit want: handschoen. Beroepsnaam voor de maker van.
Wanter. Beroepsnaam van de maker van wanten, handschoenen.
Wantz. Germaanse voornaam Wanzo.
Wanyberg. Verhaspeling van Waaiberg. Of van Van den Berg?
Wanzelle, (van) Wanzeele, (van), (van) Wanseele, van Wanzelle, Wanzel: Plaatsnaam Wanzele (Oost-Vlaanderen).
Wanzoul. Plaatsnaam in Vinalmont, Luik.
Waonry. Plaatsnaam in Queue-du-Bois (Luik).
Wapenaar, Wapenaert, de Waepenaere, Waepenaert: De gewapende.
Wapenmaker, de. Beroepsnaam van de wapenmaker, vervaardiger van wapenen en wapens.
Wappers. Middelnederlands wapper: stok met leren riem, leren riem met loden bal, knots. Bijnaam of beroepsnaam.
Warberg. Plaatsnaam, Beieren.
Warchal. Variant van Marchai, met w/m-wisseling?
Warbout: Vadersnaam. Germaanse voornaam war-balth’Hoede-moedig’. Uuarbald. Wareman, Warman: Vadersnaam. Germaanse voornaam war-man ‘Hoede-man’. Waramannus.
Warck, Warcq: Plaatsnaam Warcq (Ardeche, Meuse).
Warcken, Warken, Warkens, Werkers: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Werquin. Maar vanwege de Duitse herkomst (Duren) zal de naam oorspronkelijk wellicht Warnken/Warnkes geweest zijn (Duitse familienaam Warneke, Werneke), in Mtr. aangepast als Warkens.
Ward, Warden, Werden, Werdens: Vadersnaam. Korte vorm en vleivorm van Germaanse voornaam op -ward, zoals Edward.
Wardenbach. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Wareghem, van, Warenghem, Warenghien, Waringhem, Waringhien: 1. Plaatsnaam Waregem (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Waringhem (Pas-de-Calais).
Warenburgh, van de: Plaatsnaam Waardenburg in Neerijnen (Gelderland)? Of zoals Waerenborg(h) van plaatsnaam Warembourg in Ouve-Wirquin (Pas-de-Calais, Oost-Vlaanderen).
Wareman. Vadersnaam uit de voornaam Wero.
Warendorp, van: Plaatsnaam Warendorf (Noordrijn-Westfalen).
Warez, Varet, Var, Worr: 1. Zie De Varez. 2. Zie Garet.
Warginaire, Wariginaire: Waalse verhaspeling van Waegenaire (Wagenaar) met r-epenthesis.
Warhem. 1. Plaatsnaam Waremme, Nederlands Borgworm (Luik). 2. Zie Van Warrem.
Warin, Waryn, Warein, Warreyn, Warren, Warrens, Warens, Varin, Waring, Warring, Warrinck, Warrink, Weerens, Weeren, Wehrens,
Werrens, Werres, Wariens: Vadersnaam. Vleivorm van een Germaanse war (hoeder)-naam: Waro, Warmundus.
Warinet, Warnet, Warn, Warnez, Warnes, Warne, Wern, Wn, Wen, Winn: Vadersnaam. Afleiding van Warin.
Warland, Warlant, Werland: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam war-land ‘Hoede-land’. War(i)landus. 2. Metathesis van Wal(e)rand.
Warlus, Warolus: Plaatsnaam Warlus (Pas-de-Calais, Somme).
Warman. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-man ‘Hoede-man’. Waramannus.
Warmelinck. Vadersnam. Afleiding van Germaanse voornaam Warmilo, afleiding van Warin-naam.
Warmenhoven: Plaatsnaam, vergelijk Warmhof in Maldegem (Oost-Vlaanderen).
Warmerdam: Plaatsnaam Warmerdam, van Warmonderdam tussen Warmond (Zuid-Holland) en Sassenheim (Zuid-Holland).
Warmoes, Wermos, Wermoes, Waeremoes, Waermoes, Warmuz: Middelnederlands warmoes: groente, moeskruid. Beroepsnaam voor de warmoesman of warmoezenier, de groenteboer.
Warmoeskerke, Warmoeskerken: Volks etymologische vervorming van de plaatsnaam Wermelskirchen(Noordrijn-Westfalen).
Warmon, Warmont. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-mund ‘Hoede-bescherming’. 2. Plaatsnaam Warmond (Zuid-Holland).
Warnan, Warnants, Warnant, Warnand, Warnent: Spelling voor Frans Warnant, Warnand. 1. Plaatsnaam Warnant (Provincie Luik, Namen). 2. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Werner, Warnier.
Warnau, Warnauts, Wornoo: Vadersnaam. Germaanse voornaam warin-wald ԗarnen-heerser’. Warnaldus.
Warnderink: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Warner, Werner.
Warneke, Warneck, Warnecke, Warnock: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Werner.
Warnier, Warnie, Warniers, Warniez, Warmy, Warnij, Wargnier, Wargnie, Wargniez, Wargnez, Waerniers, Waernier, Werniers, Werny, Warrinnier, Warrinier, Warriner, Wardenier, Varnier, Walnier, Warlier, Woirlier. 1. Beroepsnaam uit het Oudfranse warrenier: opzichter van de warande, het jachtterrein, boswachter. 2. Zie ook Werner.
Warning, Warnink, Werning: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Warinher.
Warnon, Warnot, Warnotte, Warnots, Warlotte, Warlot: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse warin-naam, zoals Werner.
Warocquet, Waroquet, Wark: Afleiding van Oudfrans waroqueau: grote stok, staaf, hefboom; werpspies, pijl. Beroepsnaam. Of bijnaam naar de gedrongen gestalte.
Waroquier, Waroquiers, Waroquies, Waroquiez, Warocquier, Waraquier, Varoquier, Waroqquier, Warroquiers, Waroquit, Warloquier, Warlocquie: Beroepsnaam. Maker van warokes; zie Warocquet.
Warot, Warrot, Warron: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Waro of een andere Germaanse War-naam.
Waroux, Varoux:. Plaatsnaam. Zie De Waroux. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-wulf ‘Hoede-wolf: Warulfus, of wer-wulfխan-wolf, dat is weerwolf, Frans (loup) garou.
Warrant, Warran, Warrand, Warant, Warans: Oudfrans garant, Picardisch warant: waarborg, borg, garant.
Warrem, van, Warhem, van Werrem. 1. Plaatsnaam Warrem, Warhem (Frans-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam in Maldegem (Oost-Vlaanderen).
Warrier, Warriez, Dewarier, Warrie, Warie, Wari, Wary, Waerie, Waeri, Waeris: 1. Vadersnaam Warier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam war-hari ‘Hoede-leger’. Warherus, 2. Voor de vormen op -y/-i(e) eventueel plaatsnaam Wary in Crepy (Aisne).
Warrimont, (de), Warnimont, Wernimont, Warlimont, Warlomont, Warlaumont: Plaatsnaam Warrimont in Charneux (Luik). Let op de dissimilatie ri en rn.
Warsage. Plaatsnaam, Luxemburg, Nederlands Weerst.
Warson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eon van Germaanse war- naam.
Wart, Warte. 1. Beroepsnaam. Oudfrans garde, Picardisch warde: wachter, waker. 2. Zie Delwarde. 3. Verspreide Duitse plaatsnaam Wart: wacht. Vergelijk Von der Warth.
Wartelle, Wartel: Variant van Watel(le) met r-epenthesis.
Wartena: Plaatsnaam Wartena in Boarnsterhim (Friesland).
Warth, von der. Verspreide plaatsnaam Wart(h): wacht, uitkijkpost. Vergelijk Van der Waerden.
Warthold. Variant van Germaanse voornaam Barthold, met wisseling bilabialen b/w.
Wartmann. Vadersnaam. Germaanse voornaam warad-man ‘Bewaarder-man’. Wartmannus, Wartman.
Warwick. Plaatsnaam (Warwickshire, Cumberland).
Warze, (de), Warze, Warse: Plaatsnaam Warze (Luik).
Was, Wasch: 1. Misschien aanpassing van Waalse plaatsnaam Wache ‘moeras’. 2. De Thoolse familie Was zou van Schotse oorsprong zijn. Misschien van Wace, Wase, Wass, wat op Germaans Wadzo, Wazzo terug kan gaan.
Was, Wass. Beroepsnaam van de wasmaker, washandelaar.
Wasen, Waasen, Wassenne, Wassen: Vadersnaam van Germaanse voornaam Waso of Wazo.
Wasilewski, Wasillewski, Wasylewski: Vadersnaam. Slavische afleiding van Griekse heiligennaam Basilius.
Waslander. Naam voor iemand afkomstig uit het Waasland. (Oost-Vlaanderen).
Waslet, Vaslet, Vasselet, Vasselai: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wazo; vergelijk Wasselin.
Wasmuth, Wachsmuth, Wachsmund: Vadersnaam. Vooral Nederduitse voornaam Wasmut.
Wassel, Wasel, Waselle, Wazelles, Wazelle: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornam Wa(d)so, bijvoorbeeld Wazili, Wezilo. Vergelijk Wasselin.
Wasschebalie. Gesoleerde naam die uitsluitend voorkomt in en rond het Nederlandse Meppel/Staphorst. Hij is mogelijk een vadersnaam (uit zoiets als Wasbald) afkomstig uit het Tsjechische vasil (koning) of uit het Germaans waso + het Germaanse bald. De hakselmolen van de tijd heeft deze familie wellicht via of vanuit Slavisch gebied naar Nederland gestuurd, waar hij nogmaals fonetisch geschreven werd met bovenstaand resultaat.
Wassenberg, Wassenbergh (van), van Wassenberge, Wassenburg. Familienaam uit de plaatsnaam Wassenberg in Temse (Oost-Vlaanderen). Of uit de plaatsnaam Wassenberg (Noordrijn-Westfalen).
Wasselin, Woisselin, Vaslin, Wasselynck, Wasselyn, Waselinck, Waeselynck, Waselynck: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -lin van een -so-afleiding van Germaanse Wad-naam (Wazo): Wacelinus, Wascelin. 2. De familienaam kan In Noord Frankrijk een variant zijn van Wastelin. Zie Wastelain.
Wassen, Wassein, Wassink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Was, Wazo.
Wassenaer, van Wassenaar, Wasnair, Wasnaire: Plaatsnaam Wassenaar (Zuid-Holland).
Wassenberg, (van), Wassenberghe, (van), van Wassenberge: 1. Plaatsnaam in Temse (Oost-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Wassenberg (Noordrijn-Westfalen).
Wassenhove (van), Wassenhoven, (van), van Vassenove: Plaatsnaam Wassenhoven in Grotenberge (Oost-Vlaanderen).
Wasser, Wassers: Duitse plaatsnaam Wasser ‘Water(loop)’.
Wasserman, Wassermann, Waserman: Beroepsnaam. Middenhoogduits Wasserman: waterdrager.
Wassin, Wassing, Wassink, Wasyng. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Was, Wazo.
Wasson, Woisson: Vadersnaam. 1. Warson met assimilatie rs/ss.2, Romaanse verbogen vorm van Germaanse voornaam Wazo, Waszo, Vasso.
Wastable, Watebled, Watteble, Wateblee, Wattebl, Wattebled, Watteble, Watble, Watbl, Watbled, Waterblee, Waterble, Waterblye, Waterbly, Wadbled, Wadble, Vadebl: Picardisch waste bl, Frans gte bl. Bijnaam voor een molenaar of bakker die het graan verspilt.
Wasteel, Wasteels, Wastiel, Wastiels, Watseels, Watzeels, Watzeel, Watzeils, Westeels, Westeel, Westel, Wastels, Vasteels, Vastels, Wasteau, Wastenau, Wasteniau, Wasteniaux, Vastiau, Watteel, Wattel, Watelle, Watelle, Watel, Wartelle, Wartel, Watteau, Watteaux, Wateau, Wateaux, Watiau, Watiaux, Wattieaux, Wauthia, Watteeuw, Wateeuw, Watteeux, Watteeu. 1. Familienaam uit het Oudfranse gastel, het Picardisch-Franse wastel Frans gteau: koek. Beroepsbijnaam van de koekenbakker. 2. In de 12de eeuw komt in Atrecht de Latijnse vorm vastans aquatn voor, dat is gte lեau of kwistwater (vergelijk Quisquater). Wasteau zou dan waste eau kunnen zijn.
Wastelain, Wastelin, Wasterlin, Wasterlain, Wettlin, Wattelainne, Wattelaine: 1. Afleiding van Oudfrans wastel. Zie Wasteel(s). 2. Zie Westerling.
Wateghem, van, van Wattegem, van Watteghem: Plaatsnaam Ter Wadden in Voorschoten (Zuid-Holland) eerder Watdinchem. Maar vermoedelijk plaatsnaam in streek van Tienen.
Water, van de; (van) de Waeter, van den Waetter, van de Waetere, van de Watere, van de Wauter, van de Waeterren, van de Waeter, van der Water, Wandewaeter: Verspreide plaatsnaam Water.
Waterhlter. Afleiding van plaatsnaam Waterholt: nat bosje, struikgewas.
Waterinckx, Watrinckx, Waeterinckx: Vadersnaam van germaanse voornaam Wouter (vergelijk Woltering); Re-interpretatie door dialect uitspraak en associatie met water. Vergelijk ook Wauterickx.
Watering, van de: Erg frequente plaatsnaam Watering. Ook Wateringen (Zuid-Holland).
Waterkeyn, Waterkeijn: Aanpassing van Watrequin, Wautrequin, Picardisch pendant van Wouterkin, afleiding van Wouter. Vadersnaam.
Waterland. Plaatsnaam (Oost-Vlaanderen, Zuid-Holland) en in Gottem (Oost-Vlaanderen), Houtave, Oostkerke, Tielt (West-Vlaanderen), IJzendijke (Zeeland).
Waterlander. Afleiding van plaatsnaam Waterland.
Waterloo, Waterloos, Watterloo, Watterlos, Watterlot, Waterlot, Waeterloos, Waeterloss, Waerterloot, Wattrelos, Watrelos, Watrelot, Auterlot: 1. Plaatsnaam Waterloo (Vlaams-Brabant), Wattrelos (Nord), Waterloos in Ophasselt, St.-Lievens-Houtem (Oost-Vlaanderen), Neeroeteren (Belgisch-Limburg). 2. Sommige vormen van Watrelot, afleiding op -lot van de voornaam Watier = Wouter.
Waterloo, van. Plaatsnaam, Waals-Brabant.
Watermael. Plaatsnaam Watermaal.
Watermans, Waterman, Waetermans, Watterman: 1. Afleiding van van de water. 2. Beroepsnaam van een waterdrager.
Watermeulen, van, Watermolen, van Waetermeulen, Verwaetermeulen: Plaatsnaam Watermeulen; Watermolen, bijvoorbeeld in Westerborik (Drenthe).
Watermulder. Beroepsnaam van de mulder, eigenaar van een watermolen.
Waterplas. Familienaam uit de plaatsnaam Waterplas: waterpoel. Plaats van ontstaan helaas onbekend.
Waterreus. Nederlandse familienaam, wellicht Waterhuis.
Waters, Watter, Watters. Vadersnaam. Spelling voor dialect uitspraak van Wouters.
Waterschoot, (van), van Waeterschoodt, Waeterschoot: Plaatsnaam Waterschoot in Belsele en Eksaarde (Oost-Vlaanderen).
Waterval, Wasserfall. Naam uit de gelijknamige plaatsnaam op diverse plaatsen in België en Nederland (vooral omgeving Limburg). Maar ook in Zuid-Afrika en als Wasserfall in Duitsland.
Wathar, Wathard, Wata, Watar, Watard, Wataal, (de) Water. Vadersnaam uit Watier, dit weer uit Wautier. Zie daar.
Wathieu, Wathieux. Vadersnaam. Variant van de voornaam Wathier.
Wathion, Wathiong, Wationg, Wauthion, Haution, Votion: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)tier.
Wathon, Waton, Watong. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Watier.
Wathoul, Wathour, Wastoul, Wasoul: Vadersnaam. Picardische Waalse vorm van Germaanse voornaam wald-wulf ‘heerser-wolf: Waldolf. Achteraf als vleivorm van Wouter/Watier opgevat. Wastoul is hypercorrect.
Watillion, Watillon. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)tier.
Watjou. Ongetwijfeld spelling voor Watiau.
Watremez, Wattremet: Samenstelling met Wautier?
Wats, Watts: Vadersnaam. Afleiding en korte vorm van de voornaam Walter.
Watrinet. Vadersnaam. Afleiding van Watrin.
Watripont, (de), (de) Wattripont, Oewadripont: Pllaatsnaam Wattripont (Henegouwen).
Watriquant, Watrigant, Vatriquant, Watticant, Wattecant, Watcant, Wattecamps, Wattecamp, Woittequand, Wetekam: Waarschijnlijk aanpassing van plaatsnaam watergang: waterloop. Vaak ook Watergant, Wattergand gespeld.
Watseels, Watzeel, Watzeels, Watzeils. Metathesis van Wasteels.
Watson. Engelse vadersnaam. Zoon van Wat of Watt, van de voornaam Walter.
Wattel: Picardisch wastel, Oudfrans gastel, Frans gteau ‘koek’. Vergelijk Watteau/Gteau. Beroepsnaam van de koekenbakker.
Wattelar, Vadersnaam. Afleiding van Watier? Of variant van Waeteraere?
Wattez, Watthe, Watth, Watthez, Watt, Watte, Watthe, Watthee. Vadersnaam uit Wa(u)tier = Wouter, zie bij Walter.
Wattin, Watin, Wattijn, Wattyn, Atyn, Wettens, Wetten, (de) Wettinck: 1. Vadersnaam. Vleivorm van Wouter, waarschijnlijk van Picardisch Watier. 2. Zie Van de Wattyne.
Wattenberg, Wattenbergh, Wattenberghe. Plaatsnaam Wattenberg (Rijnland-Plats, Beieren). Evtentueel de Wattenberg in Watten (Frans-Vlaanderen).
Wattergnauax, Wattergnaux, Watterniaux, Wattergniaux, Waternaux: Vadersnaam Watrinel, afleiding van Watrin. Vergelijk Watrinet.
Wattez, Watth, Watthe, Wattez, Watt, Watte, Watthee, Watthe. Vadersnaam. Afleiding van Wa(u)tier = Wouter.
Wattignies, Watteny, Wattenij: Plaatsnaam Wattignies (Nord), Wattigny (Oise).
Wattingen, van: Plaatsnaam Wettingen (Baden-Wrttemberg)?Wattum, van: Plaatsnaam (Bocht van) Watum bij Spijk (Bierum, Groningen).
Wattr. Vadersnaam. Afleiding van Watier.
Wattron. Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)tier.
Wattyne, van de, van de Wattijne, van de Wattine, de Watteyne, Dewattines, Dewattine, Dewatines, Dewatine, Dewattinnes, Dewattinne, Deswattines, Devoitinne, Wattinne, Watine, Watin, Watteyne, Watteyn, Watteijne, Wattyn, Wattijn, Wattin, Wastyn, Wastijn, Wastyne, Westyn, Westijn: Plaatsnaam. Oudfrans watine, guastine, een contaminatie van de Oudnederlandse vorm van woestijn en Latijn vastus ‘aenzaam, verlaten’Oudfrans wast ‘Woest, onbebouwd’. Verspreide plaatsnaam Wastine: woeste, onbebouwde grond.
Waucquez, Wauquez, Waquet, Wacquet, Waquez, Wok: Vadersnaam. Afleiding van Wauquier.
Wauben. Moedersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wouburg. Zie Waelburg(h)s. Of hypercorrect voor Waeben?
Waudry, Vaudry, Vodderie, Watry: Vadersnaam. Picardische vorm van Germaanse voornaam wald-rik ‘Heerser-machtig’. Waldricus.
Waulsort, Wausort, Vaussort, Vausort, Vassort, Vassor, Haussort: Plaatsnaam Waulsort (Namen).
Wauman, Waumans: Afleiding van van der Woude, van Wouwe.
Wauquaire. Vadersnaam. Oostenrijkse variant van Wauquier.
Wautelet, Wauthelet, Wauthel, Wauthele, Wauthl, Wauthle, Wautlet, Wautl, Woutl, Wantelez, Wantellet, Wantelet, Wanttellet, Outtelet, Outelet, Auttelet, Autelet, Wathlet, Watlet, Wathelet, Watlet, Watteleft, Wattel, Wattlet, Woithelet, Watlot, Vatlet, Vaudelet, Wodelet: 1. Vadersnaam. Afleiding op -let (-lot) van Wa(u)tier. 2. De vormen met Wat- kunnen ook afleiding zijn van Picardisch wastel: koek. Vergelijk Wasteels, Watteau.
Wautelingen, van. Plaatsnaam Wouteringen, Frans Otrange (Luxemburg).
Wauterickx, Wautrecht, Wauterecht, Wautrecq: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rik ‘Heerser-machtig’. Vergelijk Waudry, Duits Waltricher. Zie ook Waterinckx.
Wautier, Wauti, Wautie, Wautiez, Wauthier, Wauthiez, Wottier, Watier, Watiez, Wattier, Watti, Wattiez, Watthy, Wathy,Waty, Wattij, Wauthy, Wauty, Wauthij, Woutie, De Wautier, Vuattier, Vaultier, Vauthier, Vautier, Vatier: Vadersnaam. Picardisch-Waalse vorm van de Germaanse voornaam Wouter, zie bij Walter.
Wautot, Wauthoz, Hautot: Vadersnaam. Afleiding van Wautier.
Wautraets, Wauteraerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rd ‘Heerser-raad’. Waldradus.
Wautrequin. Vadersnaam. Picardische vorm van Wouterkin, afleiding van Wouter.
Wautriche, Watrice, Watris, Watrisse: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wa(u)thier.
Wautrin, Wautrain, Watrin, Watrain, Watrein, Watroin, Wattrain, Waltrin, Wantrin, Hautrin, Woitrain, Woitrin, Wtrain: Vadersnaam. Vleivorm van Wa(u)tier.
Waveren, van: Plaatsnaam Waver in Onder-Amstel (Noord-Holland).
Waverijn: Plaatsnaam Wavrin (Nord).
Wavreil, Wavreille, Wavrelle, Wavrielle: Plaatsnaam Wavreille (Namen).
Waxweiller, Waxweiler. Plaatsnaam Waxweiler, Rijnland-Palts.
Wayaffe, Woyaffe, Woyave: Bijnaam. Waals (Namen) vayauve, van Frans vaillable: flink, moedig.
Waysblatt. Joods-Duitse familienaam Weissblatt.
Weckx, Wekx. 1. Zie (de) Week. 2. Afleiding van Wegge. 3. Vadersnaam. Afleiding van Wicke, Wyck.
Webb, Webbe, Webber, Webbers. Engelse beroepsnaam van de wever?
Webbekom, van. Plaatsnaam, Vlaams-Brabant.
Weber, Webers, Webbers, Webber, Wbert, Wber, Weberg, Veber, Waeber, Swevers (zoon van de wever) : Duitse beroepsnaam Weber ‘Wever’.
Weberman. Beroepsnaam. Afleiding van Weber; wever.
Webster. Engelse beroepsnaam. Oudengels webbestre: weefster, wever.
Wechel, te: Plaatsnaam Wechele, ‘t Wechel in Diepenveen, Overijssel: 1379-82 tgoet to Wechele.
Wechsler, Wechscler, Wechzeler, Weckseler, Weksler, Weccel, (de) Vexler: Duitse beroepsnaam van de geldwisselaar. Vergelijk Wisseler.
Wechselberg, Wechselberger, Wechenberger: Plaatsnaam Wechselberg (Beieren).
Wechgelaar: Achterhoekse familienaam. 1. Afleiding van plaatsnaam Wechel. 2. Variant van Wiggelaar. Middelnederlands wichelare ‘Waarzegger, voorspeller’.
Wechelmans, Van Wechelen. Naam uit de plaatsnaam Wechele (=Wechelderzande - Antwerpen).
Weck (de), (de) Week, Week, Weeks, Weekx, Weecq, Weckx, Wekx. 1. Naam uit het Middelnederlandse wecke: wachter, waker. Beroepsnaam. 2. Of uit het Middelnederlandse weec(k), weic, wek: week, zacht, zwak. Bijnaam.
Weckbecker. Beroepsnaam: bakker van weggen, wigvormig brood. Zie Wegge.
Wecker, Weckering. Weckering: Vadersnaam. Oude Germaanse voornaam Wacker.
Wecker, Weckers, Weeckers, Weekers. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse wecker, weker: waker.
Weckesser. Bijnaam voor de eter van Duits Wecken: wegge, wigvormig brood. Vergelijk Wegge.
Weckmann, Weckman, Weckmans, Weekmans, Weeckmans: Beroepsnaam van de weggenbakker, bakker van wigvormig, langwerpig brood. Duits Wecken. Vergelijk Weckesser.
Weckx, Wekx. 1. Zie bij Weck (de). 2. Of variant van Wegge. Zie daar. 3. Mogelijk ook een variant van Wicke. Zie bij Wicke.
Weda, Weeda: Plaatsnaam Wehda in Kuinre, Overijssel.
Wedekind, Wittekind: Vadersnaam. Germaanse voornaam Widukind. Germaans widu ‘Hout, boomՠ(vergelijk Duits Weide ‘Wilgթ.
Weddingen, van. Plaatsnaam Weddingen in Borgloon, Limburg.
Weder, de, de Weer, Weers, Sweers: Bijnaam naar de diernaam weder, weer: ram, hamel. Vergelijk De Ram.
Wederholt. Vadersnaam. Oude voornaam Widerolt ‘Weerspannige tegenstrever’. Wideraldus, Duits ook Wiederhold, Wetterhold.
Weduwe, van de, der, Weduwen, van de, der. Kind van een weduwe.
Wee, de: Lees Dewee = Dewez, Duwez. Plaatsnaam Wez, Frans Gu ‘Wad, doorwaadbare plaats.’
Wee, van de(der), van der Vee, van der Weeden, van de Weide, van der Weide, van der Weiden, van der Wey, (van der) Weij, Weyde, Weyden, van der Wijden, van der Weijen, van der Weij, van der Weyen, van der Weye, van der Weyen, van der Ween, van der Ween, van der Weehe, Verwee, Verw, Verwe, Verween, Verweyen, Verwey, Verweijen, Verweij, Wee, Wei, Wey, Vervey, Vandertwee (wellicht verschrijving van voorgaande)
Familienaam uit de verspreide plaatsnaam wee(de): weide Dikwijls bedoeld als gemeenschappelijke weide.
Weeckers: 1. Variant van Wijkers. Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-hari ‘Strijd-leger’. Wichari, Wigerus. 2. Zie de Wekker.
Weedaeg, Weedaegh, van Weehaege, van Weehaeghe, van Weeheghe, van Wehaeghe, van Wehaege, Weyhaeghe, van de Wyhaeghe, Wydhaeghe, Wydaeghe, Wijdhaeghe, Wijdaeghe, Wiedaghe,Weedage: Verspreide plaatsnaam Wedage ‘Haag van wede, teen, twijgen’onder meer Wedehage in Uden (Noord-Brabant).
Weedemans, Weeman, Weemans, Wemans, Wmans, Weydemans, Weidemann, Weideman, Weidmann, Weimann, Weymans, Weymann: 1. Afleiding van Van der Weiden, Verwee. Ook Duits Weidemann: die op of aan een weide woont. 2. Soms ook variant van Wijman.
Weegels, Weigel, Weigelt: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wg-naam, zoals Wgand, Wgbert. Ook familienaam Wiegel.
Weegenhoven: Plaatsnaam Wegerhof (Noordrijn-Westfalen) of Weghof (Beieren)?
Weegschaelle. Beroepsnaam van de stadsweger, die de stadsweegschaal, stadswaag bedient. Vergelijk Wagschal.
Week, (de), (de) Weeck, Weeks, Weekx, Weecq, Weckx, Wekx: 1. Middelnederlands wecke: wachter, waker. Beroepsnaam. 2. De Duitse familienaam Week wordt verklaard aals vadersnaam. Zie ook Wegge. 3. Middenenderlands weec(k), weic, wek: week, zacht, slap, zwak. Bijnaam.
Weekerts: 1. Vadersnaam. Afleiding van Wijckaert. Germaanse voornaam wg-hard ‘Strijd-sterk’. Wighard, Wicart. 2. Variant van Weeckers.
Weeldemans. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Wielemans (vergelijk Van der Weele = Van de Wiele) of van Wellemans.
Weekhout. Wellicht de Duitse plaatsnaam Wechold.
Weelden, van. Plaatsnaam Weelde, Antwerpen.
Weemeeuw. Aanpassing van Picardisch Waimiaux. Wellicht afleiding van Germaanse voornaam Waimerus. De naam werd evenwel verward met Ameeuw.
Weem, van de. 1. Variant van Van de Wee. Zie bij Wee. 2. Naam uit de plaatsnaam Weem, Wimen, Wijmen (uit wipwo): plaats waar wilgentenen groeien.
Weenen, de: Afkomstig van de Oostenrijkse hoofdstad Wenen.
Weenink: Vadersnaam. Variant van Wijninck, afleiding van Germaans wini-naam. Gyseweenink en Janweenink. De lieden die deze namen, welke ook in de Saksische gebieden van Gelderland inheems zijn, dragen, heten eigenlijk eenvoudig Weenink; ze zijn oorspronkelijk Weeninken. Twee broeders uit de maagschap Weenink, beiden met talrijk kroost gezegend, en naast elkaar wonende, droegen de voornamen Gise (Gijs, Gijsbert, Gyselbrecht) en Jan. Ten einde nu die talrijke kinderen der twee gebroeders van elkaar te onderscheiden voegde men de voornamen der vaders bij de oude vadersnaam en noemde deze jongelieden Harbert Giseweenink en Bartje Janweenink. En deze onderscheidingsnamen bleven in gebruik, gingen ook later op de kinderen van die Harbrechts en Bartjes over en werden eindelijk vaste geslachtsnamen.
Weer, ter: Plaatsnaam Ter Weer in Tinallinge (Groningen).
Weerd, de, Weerdt, de, de Weert, Weerdts, Weerts, Weertz, Wertz, Werts, De Weirdt, de Weird, de Weirt, de Werdt, de Werd, de Werdt, de Werte, de Wert, de Waard, de Waart, de Waert, (de) Waerts, Dewaers, de Wierdt, Sweerts, Swerts, Zweerts, Zwerts, Swaerts, Wirth, Wirt, Virth, Wirtgen, Wirts, Wirtz, Wirz, Wirth, Wierts, Wiertz. Familienaam uit het Middelnederlandse we(e)rt of het Oud Duitse wirth: gastheer, waard.
Weerdenburg, van, Waardenburg. Plaatsnaam. Waardenburg (Gelderland
Weeremans, Weerman, Weermann, Wermann, Weiremans, Weremans, Wiermans: Vadersnaam. Germaanse voornaam war-man ‘Hoede-man’. Waramannus.
Weeren, van, Weerden, van, Weerd, Werden, Weeren: Plaatsnaam Weeren in Kuinre, Overijssel, Oldemarkt, Overijssel, Peize (Drenthe), Weststellingwerf (Friesland), Wnseradiel (Friesland).
Weerman, van de, Weermann, Weurman, Wehrman. Plaatsnaam.
Weerpas: Naam van een 19de eeuwse immigrant uit Mlheim (Noordrijn-Westfalen). De naam komt in de 18de eeuw voor in het Rijnland.
Weers, van: Plaatsnaam Weerst, Frans Warsage (Provincie Luik).
Weert, van, van Weerd, van Weerdt, van Wert, van Werte, van Werde, Wanwert: Plaatsnaam Weert, Werde (Provincie Antwerpen, Belgisch Limburg, Nederlands-Limburg, Vlaams-Brabant) of Weerde (Vlaams-Brabant).
Weerst, van, van Weersth, van Weersch, van Weers, van Weerts, (van) Werst, Wers, van Wersch, van Werts, van Wees. Familienaam uit de plaatsnaam Weerst, in het Frans Warsage (Luik).
Weertman: Afleiding Van van Weert of van de Weert.
Wees, van der: Plaatsnaam. Middelnederlands wese ‘grasland, weide’. Vergelijk Duitse Wiese ‘Wei’.
Wees, (de), de Weese, Wese, de Weze, Dewze, de Weeze: Bijnaam voor de wees, het ouderloze kind.
Weesman, Weezeman: Duitse familienaam Wesemann, afleiding van Middennoordduits wese ‘Weide’. Ook Duits Wiesemann.
Weeveringh, Weverink, beroepsnaam van de wever.
Weeze, de: Bijnaam voor de wees, het ouderloze kind.
Weezenbeek, van: Plaatsnaam Wezembeek (Vlaams-Brabant).
Wegen, van de, Wege, van de, van de(den) Weghe, Vandeweghe, van de(der) Weg, van der Weghen, van der Weghe, van de Weeghe, van de Weege, van de(der) Weeghde, van de(der) Weegen, van de Wegen, van Weegen, van der Wegh, van Wegens, Wege, Wegh, Vegh, de Weghe, Dewge, van der Veghe, van der Veeghde. Familienaam uit de verspreide plaatsnaam Weg, ten Wege ‘Weg’.
Wegeling: Wegeling ‘adՠis een verkleinvorm van weg.
Wegener: Middennoordduits wegener, Duits Wagner ‘Wagenmaker, voerman’. Zie Wagenaar.
Wegenhausen, Weegenhausen, Weegenhaum: Plaatsnaam Weghausen (Beieren)? Een Wegehaus is een stadswaag.
Weger, de, Wegher, Swegers, Waeger: Beroepsnaam van de weger, waagmeester.
Wegewijs: Volksetymologische aanpassing van de Oost-Duits-Slavische Plaatsnaam Wegewitz.
Wegge, Wigge, Wige, Wegh, Vegh, Weckx, Wekx. Naam uit het Middelnederlandse wegge, wegge: Spits toelopend brood. Beroepsbijnaam voor een bakker.
Weggemans, Wegman: 1. Afleiding van van den Weghe. 2. Afleiding van Wegge ‘Spits toelopend broodje, wigvormig tarwebrood’. Beroepsnaam van de bakker; vergelijk Duits Weckmann.
Weghe, de, Deweghe, Dewge: 1. Waarschijnlijk verkort van Van de Wege. 2. Eventueel plaatsnaam Lauw (Limburg), Frans Lowaige: 1196 Lewege, 1197 de le Wege.
Weghman, Weghmans, Wegman, Wegmann, Weggeman, Weeghmans: 1. Afleiding van Van den Weghe. 2. Afleiding van Wegge. Beroepsnaam van de bakker. Vergelijk Weckmann.
Wegimont, Wgimont. Plaatsnaam in Ayeneux, Luik.
Wegnez, Weignez. Plaatsnaam Wegnez, Luik.
Wegscheider, Afleiding van plaatsnaam Wegescheide: twee-, drie-of viersprong. Maar afleidingen van de plaatsnaam op -er zijn oostelijk of Duits Daarom veeleer Duitse plaatsnaam Wegscheid (Beieren).
Wegsteen, Weghsteen, Weksteen, Wecsteen, Wecxsteen, Wexsteen, Wexteen, Weecksteen, Weexsteen, Weexteen, Weysteen, Wettstein, Wetstein: Re-interpretatie van Middenenderlands wetsteen: slijpsteen. Beroepsnaam voor messen- of scharenslijper. Vergelijk Duits Wet(t)stein, Wetzstein.
Wehinger. Plaatsnaam Wehingen, Duitsland.
Wehkamp. Duitse familienaam uit de plaatsnaam Wehkamp, de locatie van de plaats is helaas niet bekend.
Wehner, Wehnert. Dialect voor Weiner=Wagner.
Wehnes: Wellicht uit Wehners. Wehner is een variant van Wegner, Wagner.
Wehrmann, Wehermann: 1. Nederduitse beroepsnaam van de man die verdedigingswerken (Wehr), vestingen bewaakt. 2. Vadersnaam = Weeremans.
Weibel, Waibel: Beroepsnaam van de gerechtsdienaar, gerechtsbode.
Weicherding. Vadersnaam. Afleiding van Weichert.
Weichsel, Weichselbaum. Plaatsnaam (vooral Beieren): weichselboom (Prunus), morel, zure kers.
Weidebach, Weidenbach. Plaatsnaam, Rijnland-Palts, Beieren.
Weide, van der, Weiden, van der, van der Weij, van der Weijde, van der Weijden, van der/in de Weij, van der Weijer, Van der Weijers, Verwei, Verweij, Verwij, Verwee: Verspreide plaatsnaam ter Weide, Wee(de) ‘Wei, weide’. Vaak de algemene weide.
Weidenbaum, Wajdenbaum. Plaatsnaam; wilg.
Weidenfeld. Verspreide Duitse plaatsnaam; weideveld of wilgenveld.
Weider, Weiderer, Weidert, Weides, Veiders, Weyders, Weydert, Veijer, Veyder, Veyer. Beroepsnaam uit het Middelnederlandse weider: herder.
Weideveld, van Weydeveld, van Weydeveldt, van Weydevelt, van Weidevelle: Plaatsnaam Weideveld: wei(de) of wilgenveld. Vergelijk Weidenfeld.
Weidisch, Weydisch, Weijdisch: Waarschijnlijk de weergave van de Rijnlandse uitspraak (-isch in plaats van -ig) van Duitse familienaam Weidig. Middenhoogduits wdach, Duits Weidicht: bosje, kreupelhout van wilgen, wilgentwijgen.
Weidlich. Duitse bijnaam. Middenhoogduits weidenlich: fris, monter, uitstekend, mooi, flink.
Weidner, Weidener, Wiedner, Wiedler, Wittner: 1. Duitse beroepsnaam, Middelhoogduits weidenxre, Middelnederlands weidenre, ‘Jager’. 2. Naar de woonplaats bij een wilg.
Weidt, Weith, Weijdt, Weydt: 1. Vadersnaam Weit, korte vorm van Wouter; zie Wouts. 2. Vadersnaam. Spelling voor Veyt. Zie Vijt. 3. Duitse familienaam Weit: veldnaam voor een uitgestrekt, wijd, weids stuk land.
Weihrauch, Weirauch, Weinrauch, Weyrauch, Weyhrauch: Duits Weihrauch: wierook. Boepsnaam voor een wierookhandelaar, kruidenhandelaar? Maar waarschijnlijk is het een Re-interpretatie van Weirich = Weinrich, temeer omdat Middenhoogduits wroch ook in de vorm wrich voorkwam.
Weijburg. Moedersnaam. Germaanse voornaam widu-burg ‘Hout, boom-burg’.
Weijergang, Weijergans, Weyergans: Weiergang: Middelnederlands weygeren = Middelnederlands weyeren: huppelen, springen + gang. Bijnaam voor iemand die huppelend loopt, met wippende stap. Vergelijk Duits Waiger.
Weijgers, Weygers, Weygerse. 1. Vadersnaam uit Wigger(s) zie aldaar. 2. Bijnaam uit het Middelnederlandse weiger: halsstarrig, trots, zuinig, welwillend. Waals-Vlaams weiger; zuinig op.
Weijsters, Wuyster, Wuijster: Bijnaam voor iemand die erg beweeglijk is, die druk doet, heen en weer loopt.
Weil, Weill, Weijl. Verspreide Duitse plaatsnaam Weil.
Weiler, Weiller, Weyler: Verspreide Duitse plaatsnaam Weiler, van Latijn villare: boerderij, gehucht. Of spelling voor de Nederlandse plaatsnaam Wijler, met dezelfde etymologie en betekenis; zie Van Wijler, Van Wilder.
Weiland, Weilandt, Weylant, Weylandt, Weyland, Weijland: 1. Plaatsnaam Weijland (Zuid-Holland). 2. Zie Wieland.
Weillaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam. Weilin.
Weimann: Duits familienaam, van Weinmann. Of spelling voor Weijman.
Weimar: 1. Zie Wemaer(e). 2. Eventueel plaatsnaam Weimar (Hessen, Thringen).
Weimerskirch, Weimeschkirch. Duitse plaatsnaam.
Wein, Weins, Weyne, Weijn, Weijns, Weyns, Weyn, Wens, Wensch, Wenes, Weens, Waine, Wain, Wayne, Wains. Vadersnaam. 1. Verkorte vorm van de voornaam Walewein of Iwein (gekend uit ridderromans). Zie ook Weinen, Weinkin. 2. De naam kon (met name in Brabant) worden verward met Wijn. Zie Wijns.
Weinachter, Weinacker: Duitse bijnaam Weihnachter, afleiding van Weihnachten: Kerstmis. Ook plaatsnaam.
Weinberg, Weinber, Weimberg, Wejnberg, Waimberg, Waynberg, Wajnberg: 1. Duitse plaatsnaam Weinberg: 2. Uit Weienberg, Waaienberg; zie Van Waeyenberg(e).
Weinberger, Veinberger, Wajnberger, Wajnbergier: Afkomstig van Weinberg, een verspreide Duitse plaatsnaam.
Weinblum, Wajnblum: Duits-Joodse familienaam Weinblum.
Weinbrod. Duits Weinbrot: wijnbrood. Vergelijk Frans Painvin.
Weindorf. Plaatsnaam. Beieren.
Weinen, Weynen, Weenen, Wnin, Wenin: Vadersnaam. Vleivorm van Iwein of Walewein, namen uit de ridderromans. Zie Wein.
Weiner. Beroepsnaam. Variant van Wagner. 2. Variant van Weinert.
Weinfeld. Plaatsnaam Weinfelden in Thurgau.
Weingarten, Wajngarten, Wajngorten, Wayngarten: Verspreide Duitse plaatsnaam Weingart(en): wijngaard.
Weingartner, Weingrtner, Wijngaertner: Duits Weingrtner ‘Wijngaardenier, wijnbouwer’.
Weinhardt, Weinert, Weynars, Wynaerts, Weynaerts, Winnaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam win-hard ‘Vriend-sterk’. Winihart. 2. Variant van Wagnard; zie Waniart.
Weinhausen. Plaatsnaam. Beieren.
Weinhofer, Weinhfer: Plaatsnaam Weinhof (Beieren).
Weinhold, Weinholz Wynalda, Wynolds: Vadersnaam. Germaanse voornaam win-wald ‘Vriend-heerser’. Winold, Wynald, Wynout, Winoldus met de plaatsnaam Winaldum (Winallda-heim_ woonplaats van Winald. In Barradeel.
Weinig. Vadersnaam van Germaanse wini-naam.
Weinkauf. Beroepsnaam van de wijnhandelaar.
Weinkin, Weinquin, Wenkin, Weijnjes, Weynjes: 1. Vadersnaam. Afleiding van de literatuurnaam Walewein of Iwein. 2. Variant van Wijntjens.
Weinmann, Wajman, Wajnman, Veinman: Duitse beroepsnaam van de wijnbouwer of wijnhandelaar.
Weinreb, Weinryb, Wainryb, Wajnryb: Duitse familienaam Weinreb(e): wijnstok. Waarschijnlijk huisnaam.
Weinroth, Wajnrajter, Wajnryt, Weirather: Duits Weinraute: wijnruit, kruid als specerij en geneesmiddel (Ruta graveolens). Ook Weihraut(h)er, Weinreuther, Weinreiter.
Weinstein, Wajnsztejn: Beroepsnaam. Duits Weinstein: wijnsteen.
Weinstock, Wainstok, Wainstock, Wajnsztok, Veinstok, Venstock, Vinstock, Vinstocq: Duitse bijnaam naar de huisnaam: wijnstok.
Weintraub, Wajntraub, Wayntraub: Duitse bijnaam Weintraub: wijndruif. Huisnaam.
Weirepand, Wierpand, Wierepand, Wierpant: Middenenderlands wederpant: tegenpand. Beroepsnaam van de pander.
Weisbart, Weissbart, Wajsbard, Wajsbort, Wajsburt: Duitse bijnaam: witte baard.
Weisgerber, Weissgerber. Duitse beroepsnaam van de looier van wit leer, zeemleer, die het leer met aluin looit. Middelnederlands witledertauwer.
Weishaupt, Weisshaupt. Duitse bijnaam: wit hoofd, wittekop. Vergelijk Weisskopf, Withofs. Eventueel Weishaupt: wijs hoofd, verstandige kop. Vergelijk Wijshoff.
Weisbecker, Weispecher: Duitse beroepsnaam van de wittebrood bakker.
Weise, Weihs, Weihse, Weisers, Weiser, Wajser: Middenhoogduits wse: wijs. Zie ook De Wijse. Vaak verward met Weiss(er): wit, de witte.
Weisengrun. Waarschijnlijk Duits-Joodse familienaam: wit en groen.
Weiskirchen:Duitse plaatsnaam.
Weiss, Wisz: Duitse bijnaam Weiss ‘Wit’. Vergelijk Wit(te).
Weissberg, Weisberger, Wajsberg, Weitzberg, Waysberg: Duitse plaatsnaam Weissberg: witte berg.
Weissbrot, Wajsbrot: Duitse beroepsnaam Weissbrot: wittebrood. Vergelijk Wittebroodt.
Weissenborn, Weiszenborn: Verspreide Duitse plaatsnaam Weissenborn: witte bron.
Weissenfeld, Wajsfeld: Plaatsnaam Weissenfeld (Beieren), Weissfeld (Rijnland-Palts).
Weissman, Weissmann, Weisman, Weitzman, Weizman,Wajsman, Wajcman: Duitse bijnaam. Afleiding van weiss: wit. Vergelijk Wittemans.
Weisswein, Wajswain:. Duitse bijnaam Weisswein: witte wijn.
Weitsema; vadersnaam Weite.
Weisz. Weis, Weiss, Weissen, Weisser, Weihs, Weihs, Weiz, Weizer, Weitz, Waiss, Wais, Waitz, Waids, Wajc, Wajs, Wajs, Waysse, Ways, Wyss: Duitse bijnaam Weiss: wit. Vergelijk De Witte.
Weiszenberg, Wajcenberg, Wajchenberg, Veisenberger, Wojcenberg: Verspreide Duitse plaatsnaam Weissenberg: witte berg.
Wekke, de: Vermoedelijk van de Wekker.
Wekker, de; Weeckers: Middelnederlands wecker, weker ‘Waker’.
Wekking. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wg-naam.
Wekselman. Duits Wechselmann. Beroepsnaam van de geldwisselaar. Zie Wechsler.
Wel, van, Well, van. Plaatsnaam Well, Nederlands-Limburg, Gelderland. Zie ook van Welle, van Welden.
Wel, van (der); van der Welle, van der Wellen: Plaatsnaam Wel ‘Bron’. Ter Welle(n) op Schouwen (Zeeland). Vergelijk Van Well.
Welbergen: Plaatsnaam Welberg in Ambt Delden, Overijssel en Steenbergen (Noord-Brabant).
Welner, Wellner, Wilner, Willner. Waals Wellner, van Weldner, afleiding van plaatsnaam Wald: woud. Of van Duits Wildner: jager, wildhandelaar? Wels, Wells. Engelse plaatsnaam Well: bron.
Welcome, Welcomme, Welkom, Wellecommen, Wellecomme, Willecomme, Willecome, Willkommen, Wilcomme, Nellecomme: Bijnaam voor een welkome gast of een gastvrij man, die graag verwelkomt. Vergelijk Engels Wellcome, Italiaans Benvenuto, Duits Willkommen.
Welde, (van, Welden, (van), van Wellen, van Welle, Dewelde, Dewel, Dewelle, Dewell: 1. Plaatsnaam Welden (Oots-Vlaanderen), lokale uitspraak Wellen. 2. Plaatsnaam Weelde (Antwerpen): Zie Van Weelden. 3. Eventueel plaatsnaam Welden in Zevergem (Oost-Vlaanderen), Welle bij Aalst (Oost-Vlaanderen) of Wellen (Limburg). Zie Van Welle. De oudst bekende (aanwijsbare) voorouders van de huidige Van Welde’s woonden op het gehucht Bij voorden in Kerkom (Vlaams-Brabant).
Weldern, van. Waalse verhaspeling, Henegouwen, van Van Welden.
Welders. Vadersnaam, Germaanse voornaam wild-hari: Wildeharius.
Welf, de, de Welff. Variant van de Wolf?
Welffens. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wolf.
Welgeboren, Welboren, Welbooren, Wilebore, Wilbore: Bijnaam voor iemand die voor het geluk geboren is: goed geboren.
Welgenoed, Walgemoed: Bijnaam voor een goedgeluimde. Vergelijk Duits Wohlgemut(h).
Welkenhuizen (van), Welkenhuisen, Welkenhuysen, Welkenhuysens, Welkenhuijsen, Welkenhuijzen, Welkenhuyze, Welkenhuyzen, Welkenhuzen, Welkenhysen, Van Welckenhuizen, Welckenhuysen, Welckenhuijsen, Welckenhuyzen, Welckenhuijzen, (van) Wilkenhuysen, Van
Werelyckhuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Welkenhuizen/Welchenhausen in Rijnland-Palts op 12 km te zuiden van Sankt Vith.
Welle. Vadersnaam. Korte vorm van Willem of Wouter; zie Wallens.
Well, van: Plaatsnaam Well (Gelderland, Nederlands Limburg). 1300 terre Petri de Welle, Vier Ambachten; deze laatste naam kan teruggaan op de plaatsnaam Welle (Oost-Vlaanderen, Zeeland).
Welleman, Wellemans, Welman, Welmane, Welment, Welemane, Wellemane: Deze naam kan een variant zijn van Willeman (van Willem) of van Walleman (van van (de) Walle) of een afleiding van van (der) Welle. Variant uit Van Welde; uit de plaatsnaam Welde/Weelde die op vele plaatsen voorkomt. Variant van Walkmans.
Weller. Wellicht familienaam van Duitse origine. 1. Uit de plaatsnaam Wald: woud. 2. Uit de plaatsnaam Well: bron. 3. Uit de plaatsnaam Weyler: landbouwgebied. 4. Of vadersnaam uit het Germaanse wil-hari.
Wellershaus, Wellershausen. Duitse plaatsnaam Willershausen.
Wellin. Plaatsnaam. Luxemburg.
Welch, Welschen, Welscher, Velscher: Volksnaam. Middenhoogduits walhisch, welhisch, walsch, welsch: Romaan, Italiaan, Waal.
Welsenes, van, van Welzenes, van Welzenis, van Welssenaers, van Welsenaers, Vanwelsenaers, van Welsenaere, van Welssemaers, van Velcenaher. Familienaam uit een nog niet gesitueerde plaatsnaam, mogelijk in het zuiden van West-Vlaanderen.
Welsh. Oudengels wealisc, wlisc: vreemdeling, Welshman. Ook Wellis(ch). Vergelijk Welsch.
Welt, van. Plaatsnaam Weelde (Antwerpen), Welten (Nederlands-Limburg) of Welde in Aubel (Luxemburg)?
Weltevrede, Weltevreden: Bijnaam voor een tevreden mens.
Welvaert: Welvaert, van Wilfaert, ontrond uit Wulfaert, Wolfaart (zie op dat woord), de Germaanse voornaam Wolfhard. Vergelijk Duits Wohlfahrt, van Wolfhard. De familienaam Wilfaert komt namelijk in de 17de eeuw in Tielt (West-Vlaanderen) voor, juist daar waar al in de 14de eeuw Wulfaert voorkwam.
Welzoet: Vadersnaam. Volks etymologisch van de oude Zeeuwse voornaam Wilzoete.
Wemaer, Wemaere, Weimar, Weemaas, Weemaes: Vadersnaam. Germaanse voornaam win-mr ‘Vriend-beroemd’. Winimar. Of uit wg-mr ‘Strijd-beroemd’. Wigmer, Wimar, Wimarus. Weemaes, van afleiding Weemaers.
Wembacher. Duitse plaatsnaam Wembach.
Wemel. Van het werkwoord wemelen: schudden, beroeren. Bijnaam voor een onrustig mens.
Wemeldinge, van: Plaatsnaam Wemeldinge (Zeeland).
Wemelsfelder: Wimmersfelder, afleiding van de plaatsnaam Wimmerfeld (Traun, Oostenrijk).
Wemers, Wmers: Variant van Wemaers, zie Wenemaers.
Wemeijer, Weemeijer. Duits Wehmeier, van Wedemeier. Meier op een Wede. Middelnederlands wede ‘Woud, bosՠof wee(de)’Wei(de)’.
Wemmel, van. Plaatsnaam Wemmel, Vlaams-Brabant.
Wemmers: Vadersnaam. Variant van Wemaer.
Wemmerslager: Wellicht dubbele familienaam Wemmers + Slager.
Wenceslaw, Wenceslas, Vencislau, Welslau, Wenzlawski: Vadersnaam. Slavische voornaam Wenceslaus ‘groter-roem’Russisch Wjaceslaw, Tsjechisch Vaclav, Pools Waclaw, Duits Wenzeslaus, korte vorm Wenzel. De vorm Welslau (25x in Antwerpen) is te verklaren van Wentzlaw/Wenzlau door n/1-wisseling.
Wenckstern, de. Duitse bijnaam Wenkstern: wandelster, planeet. Huisnaam of naam van een sterrenkijker.
Wende, van der: Plaatsnaam Wende ‘Wending, keer’.
Wenderloot. Waalse verhaspeling van waarschijnlijk Van der Noot.
Wendland, Wendlandt. Plaatsnaam Wendland, het land van de Wenden (O.-Duitsland.), ook landschap in Lneburg.
Wenemaers, Wemaer, Wemaere, Weymaere, Weijmaere, Weemaels, Weemaes, Weemaets. Vadersnaam uit de Germaanse vadersnaam win- mr vriend-beroemd’. Winimar.
Wendijk: Plaatsnaam? In Oost-Pruisen kwam de familienaam Wendik voor. Vadersnaam. uit Benedik(t), heiligennaam Benedictus.
Wengert, Wenger. Duitse beroepsnaam Wanger/Wengerm van Wagner/Wegner. 2. Wengert: wijngaard.
Wengler: Duitse beroepsnaam, afleiding van Wanger/Wnger ԗagner’.
Wenk, Wenke, Wenkel, Wehenkel: Vadersnaam. Oude Duitse voornaam.
Wennerick: Vadersnaam. Germaanse voornaam win-rik ‘Vriend-machtig’. Winirich, Winricus.
Wennerker, Wennekers, Wennegers: Beroepsnaam Wenneker(s) is Nederduitse variant van Wenmakers.
Wennekes, Wennekus, Wenneke, Wennes, Wennen. Vadersnaam, Verkleinvorm van Germaans win-naam, zoals Boudewijn, Adelwin, of van Winand.
Wennink: Vadersnaam. Afleiding van Germaans wini-naam of van Werner.
Wens, Wensch: Vadersnaam. 1. Afleiding van Wein. 2. Variant van Wans. Vergelijk Wensing, Wenz.
Wens, van der. Wellicht Van der Vens=Van der Ven.
Wensing, Wensink, Wensma, Wenssens: Vadersnaam. Zoals Wansink, afleiding van Germaanse voornaam, bakernaam, zoals Wanzo van Werner. Ook erven Wensink in Oost-Nederlands.
Wensveen: Plaatsnaam Waddinxveen (Zuid-Holland).
Wensvoort: Plaatsnaam.
Went, Wend, Wind. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wind of Win.
Wentink: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam met win(i)d ‘Volksnaam van de Wenden’zoals Wintboldus, Wintbertus. Vandaar ook Oost-Nederlands plaatsnaam Wentink.
Wentzel: Duits Vadersnaam. Wenzel, korte vorm van Slavische voornaam Wenceslaus ‘groter-roem’Russisch Wjaceslaw, Tsjechisch Vclac, Pools Waclaw, Duits Wenzeslaus. Maar Opperduits is Wenzel vaak verkleinvorm van Wernher. 14de eeuw Wencelau dit Wensel van Botzelaer, Luik.
Wenz. Wentz, Wenzke: Vadersnaam. Opperduits en Middenduitse. vleivorm van Germaanse voornaam Wernher; Oost-Duits ook voor Wenzeslaus.
Wentzler: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wenzel (zie Wentzel) of verkleinvorm van Wernher.
Wenzel, Wensel, Wentzel, Wenczel, Vencelj, Winsels, Winsel: Vadersnaam. Duitse korte vorm van de voornaam Wenceslaus; zie Wenceslaw. Maar Opperduits is Wenzel vaak afleiding van Wernher.
Wenzeler, Wentzler, Wenseleer, Wenseleers, Wenseleir, Wenselaers, Wenselaer, Winselaers. Vadersnaam uit de Duitse voornaam Wenzel (Wenzeslaus) of uit Wernher.
Wepster: Engelse beroepsnaam Webster, Oudengels Webbestre ‘Weefster, wever’.
Wer, van de. Variant van Van der Waerde (van der Weert) of Van de Veere.
Werbeke, van. 1. Plaatsnaam Werbeke in Avelgem (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Werbeek in Retie (Antwerpen).
Werbomont. Plaatsnaam, Luxemburg.
Werbrouck, Werbrouk, Werbroek, Werrebroeck, Werbroeck, Werrebrouck, Weerebrouck, Weerbrouck, Wercbrouck, Werkbrouck, Wertbrouck, Warbroek. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Verrebroek (Oost-Vlaanderen) (het verre broek/moeras).
Werdefroy, Werderfroy: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam warin-frith ‘Bewaren-vrede’. Weremfridus.
Werdekker. Wellicht Duits Werdecker van plaatsnaam Werdeck (nu Rogowka) in Silezi.
Werding. Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse voornaam, zoals Werdolf, Werdmannus.
Werdmolder. Waals, Henegouwen, verhaspeling van Windmolder.
Werelds, Werelts, (de) Weireld, Van Weireld, Van Weereld, Weerelds. Bijnaam, wellicht naar een uitroep of stoplap die overgedragen is op de persoon.
Werenstein. Plaatsnaam Weerestein, Zuid-Holland.
Werhert. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-hard (zie Gurard). Werihart, Werardus.
Werick, Werix, Wircx, Wierickx, Wiercx, Wierks, Wierings, Wierink, Wierinckx, Wierinck Vadersnam. Germaanse voornaam wg-rik ‘Strijd-rijkՠof wid-rik ‘Hout-rijk’. Wigericus, Wiricus, Wirich, Widerich, Widricus, Wiric. Maar deze namen zijn niet altijd duidelijk te onderscheiden van Winrix en variant Widericus.
Wrihay, Werihay, Werihasse: Plaatsnaam Wri(x)has in Ayeneux en Montegne (Luik): braakland.
Wrion, Werion, Werrion: Vadersnaam. Vleivorm op -ion van Germaanse war-naam, zoals Warmond.
Werf, van der; van der Werff, van der Werve, van (der) Werven: Plaatsnaam Werf, Werve ‘mnbebouwde ruimte rond een huis, hoeve, kade, oever, dijk, kunstmatige vluchtheuvel; (ook) plaats met waterwilgen’.
Werfhout, van den: Plaatsnaam samengesteld uit werf ‘Wilgՠen hout. Vergelijk Duits Weidenholz. Kiliaan vermeldt wervenhout, werfhout ‘genus salicis ripariae’dat is ‘Teenwilg, bindwilg’.
Werk, Werck, Werckx, Werkx. 1. Bijnaam voor een werker. 2. De naam kan ook een vervorming uit Germaanse voornaam Wierik zijn; wig-rik = strijd-rijk.
Werken, van de; van der Werke: Plaatsnaam De Werken (Noord-Brabant).
Werken, van. Plaatsnaam Werken, West-Vlaanderen.
Werker, de, de Werk, Werkers: 1. Naam voor een շerker, handwerker, arbeider’. 2. In Limburg werd de Duitse familienaam Warneke/Werneke over Warnkes als Warkens aangepast en tenslotte als Werkers gereinterpreteerd.
Werkin, Warkin, Werquin, Werkeyn, Verkin, Verquain, Verquin, Verkain, Verkein, Verkindt. 1. Vadersnaam uit een Germaanse voornaam zoals Werenbout, Werembert, Werem. 2. Soms ook uit de plaatsnaam Verquin (Pas-de-Calais).
Werkhoven, van. Plaatsnaam, Utrecht.
Werkman: Beroepsnaam van een werkman.
Werkmeister, Wermeister, Wermeester: Beroepsnaam. Middenenderlands qerkmeester, -meister: bouwmeester, metselaarsbaas.
Werkmuller, Werkmller: Beroepsnaam. Molenaar.
Werkum: Plaatsnaam Workum (Friesland).
Wermaer. Vadersnaam. Germaanse voornaam war-mr ‘Hoede-beroemd’. Warmerus, Wairmarus.
Wermelskirchen. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Wermenbol, Warmenbol: Vadersnaam. Re-interpretatie van de Germaanse voornaam Werenboud: Werimbold, Werembaldus.
Wermer: Duitse vadersnaam. Germaanse voornaam warin/werin-mr.
Wernaers, Warnars, Warnaars: 1. Wernaer, Warnaar: variant van Werner. 2. Wernaers, Warnaars, van Wernaerts.
Wernaerts, Wernaers, Warnaerts: Vadersnaam. Germaanse voornaam warin-hard: Werinhart.
Werner, Wernerus, Wernaers, Warnaars, Warnaar, Warner, Warners, Warnars, Werniers, Werny, Warrener, Warener, Wargnier, Wargnie, Wargniez, Wargnez, Waernier, Waerniers, Warnier, Warniers, Warnie, Warniez, Warnij, Warny, Warrinnier, Warrinier, Warriner, Wardenier, Varnier, Walnier, Warlier: Vadersnaam. Germaanse voornaam warin-hari: Warinheri, Warnerus, Wernarius. Zie ook Werniers. Zie ook Warnier.
Wernicke, Wiernik, Wiernek, Wiernicki: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Werner.
Werniers, Verniers, Warnier: Vadersnaam. Picardisch-Normandische vorm van de Germaanse voornaam warin-hari: Warinheri, Warnerus, Wernarius. Zie ook Werner.
Wron, Weron, Wairon, Woiron: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse war-naam. Vergelijk Wrion, Wry.
Wrotte, Werotte, Werlotte, Vrotte: Vaders-, moedersnaam. Afleiding van Germaanse war-naam, zoals Wry.
Werpin. Plaatsnaam in Hotton, Luxemburg.
Werri: Ook Wery, Wry, Werrie. Vadersnaam. Waalse –Picardisch Wry, Frans Gury, van Germaanse voornaam widu-rk’boom-machtig’.
Wersand, Wersant. Vadersnaam. Waalse vorm van de Franse familienaam Guersent, Guersant, van Germaanse voornaam Warsind.
Wershoven, van. Plaatsnaam Wershofen, Rijnland-Palts.
Werson. Vadersnaam. Waalse vleivorm op -eon van een Germaanse war-naam of van Wry.
Werter: Afleiding van Duitse plaatsnaam Werth, Middelhoogduits wert, werder ‘Riviereiland, beemd’. Vergelijk van Waarde.
Werth, Werthe, Werthen, Werther, Werter: Duitse plaatsnaam Werth, Middenhoogduits wert, werder: riviereiland, beemd. Vergelijk Van der Waerden.
Wertheim, Werthaim. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Wertingen. Plaatsnaam, Beieren.
Werve, van de(der), van der Werven, van de(der) Werff, Werf, Verwerft. Familienaam uit de plaatsnaam Werf, Werve, Werft: onbebouwde ruimte rond huis, hoeve, kade, oever, dijk, kunstmatige vluchtheuvel; (ook) plaats met waterwilgen.
Werveke, van, van Wervick: Plaatsnaam Wervik (West-Vlaanderen), waarvan een deel in Frankrijk ligt, namelijk Wervicq-Sud (Nord).
Wry, Wery, Gury, Cuerry, Guerri, Gueri, Werry, Wrry, Werrie, Wairy, Wiry: 1. Vadersnaam. Waals-Picardisch Wry, Frans Gury, van Germaanse voornaam widu-rik ‘Boom-heerser’.
Wesche. Vadersnaam van Nederduitse Wesseke, afleiding van de voornaam Wasmod.
Wesely, Weseli, Weselij, Wesoly, Wesly: Tsjechisch vesely: vrolijk, lustig. Bijnaam.
Wesemann, Wesemeier: Naar de woonplaats aan de wei; zie Wiesemann.
Wesemaal, van; van Wesemael: Plaatsnaam Wezemaal (Vlaams-Brabant).
Wesepoel, van, van Wesepoel, (van) Wezepoel, Weezepoel. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Wezepoel te Zele (Oost-Vlaanderen).
Wespe, Wespes. Plaatsnaam Wespes in Leernes, Henegouwen.
Wesse: Beroepsnaam. Waals wsse, Frans hte ‘Waard’.
Wessel, Wessels, Wissel, Wissels, Wyssels: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wezelo, Wezilo, verkleinvorm van bijvoorbeeld Wernher (warin-hari).
Wesseling, Wesselingh, Wesselink, Wesselein, Wesling, Weslinck, Wisselinck, Wisselink, Wysselinck. 1. Vadersnaam uit de (Duitse) voornaam Wessel. Het achtervoegsel -ing betekent hier zoveel als Lorend bij de stam van..’ Zie dus ook bij Wessel. 2. Familienaam uit de plaatsnaam Wesseling bij Bonn.
Wesselman, Wesselmann. 1. Afleiding van Wessel. 2. Weselmann uit Wesel/Wezel. 3. Wechselmann = Wisselman, geldwisselaar.
Wesselius: Latinisering van Wessel.
Wessem, van, van Wessum: Plaatsnaam Wessem (Nederlands-Limburg).
Wessenmayr. Variant van Wesemeier, zie Wesemann.
Wessing: 1. Vadersnaam. Afleiding van Wess, korte vorm van de voornaam Wasmut. 2. Oost-Duitse vorm naast Wessig, Wessnig, van Slavische wesnik ‘Dorpeling, dorper’.
Westacker, van. Plaatsnaam Westakker, onder meer in Ruiselede en Wingene.
Westbroeck, van Westbroek, Westbrock, Westbrookk: Plaatsnaam Westbroek (Utrecht) en in Jabbeke, Knesselare, Lampernisse, Waasten.
Westbusch, van. Verspreide plaatsnaam Westbos(ch), -busch.
Westcott. Verspreide Engelse plaatsnaam Westcot, Westcoot, Westcote, Westacott, of gewoon een westelijk huis.
Westdorp, Wesdorp, Westendorp, Wesdarp; Verspreide plaatsnaam Westdorp(e), onder meer in Zeeland.
Westdijk: Verspreide plaatsnaam Westdijk.
Westebbe. Plaatsnaam Westebbe, Noordrijn-Westfalen.
Westeinde, van ‘T; van het/’t Westende: Verspreide plaatsnaam Westeind(e).
Westelinck, de: Variant van Westerling, Westelinck. Bewoner van het Westland, West-Vlaming.
Westland. Plaatsnaam, zo ook Oostland, Zuidland.
Westen, (van) (van) West: Naar de woonplaats ten westen van een plaats, een dorp.
Westen, van der, den, Westen, Wes, Wester, West, van der: Variant van van der Vesten (zie Vervest) of van van West.
Westenberg, Westenborg, Westenburg, Westenburger, Westerburg: Plaatsnaam Westenberg (Nedersaksen). Ook verspreide plaatsnaam Westerberg/Westerburg.
Westenbroek. Plaatsnaam Westerbroek, Gelderland, Groningen.
Westenbrugge, Westenbruggen, (van): Plaatsnaam ‘Westelijke brug’.
Westende, (van): Plaatsnaam Westende (West-Vlaanderen).
Westendorp. Plaatsnaam, Gelderland.
Westeneng, Westening, Westenenk, Westerneng. Plaatsnaam.
Wester: 1. Naam voor iemand die westelijk woont. 2. Plaatsnaam Wester (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein). 3. Volgens Winkler Friese mansnaam Wester.
Westerhoff, Westhoff, Westhof, Westerhof, Westhoeve, Westhoven, Westerink, Westerik, Westering, van. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Westerhof (Nedersaksen en Sleeswijk-Holstein). De naam betekent zoiets als ‘De hoeve in het westen’.
Westerbeek, Westerbeeke, Westerbeke: Plaatsnaam Westerbeek (Noord-Brabant), Westerbeke in Westsoeburg (Zeeland).
Westerbohm. Plaatsnaam Westerbodem in Klemskerke. Of Finse familienaam? Of plaatsnaam Vesterboom in Estland?
Westerdijk, Westerdyk: Plaatsnaam Westerdijk (Groningen, Noord-Holland).
Westerhof: Plaatsnaam Westerhof (Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein).
Westerhoff. Duitse plaatsnaam Westerhof.
Westerhout: Plaatsnaam Westerhout in Wijk-aan-Zee (Noord-Holland).
Westerhuis, van, Westerhuijs, Westerhuys, Westhuis, Westerhaus. Plaatsnaam Westerhuis, Overijssel.
Westering: Plaatsnaam Westering in Maasbree (Nederlands Limburg) en Rossum (Gelderland).
Westerkamp, Westercamp, Weskamp. Plaatsnaam, Drenthe.
Westerlaken, van de, van, (de, der) Westelaken, Westerlaak, van, Laken, van der. Plaatsnaam; westelijke plas. Deze naam en varianten die zich in Noord-Brabant concentreren duiden op bewoning van een plek (boerderij, gehucht) met de naam Westerlaken die gelokaliseerd kan worden in de gemeente Den Dungen, Noord-Brabant. 1340 Hendrik van der Westelaken.. die Westlake op Dunghen, Den Dungen.
Westerling, Westerlin, Westerlink, Westerlynck, (de) Westelinck, (de) Westerlinck, Wiesterlinck, Westelynck, Westerink, Westrelin, Wasterlinck, Wasterlain, Wastelain, Wersterlin, Vesterlin: Bewoner van het Westland, West-Vlaming, Hollander.
Westerlo, van de. Plaatsnaam Westerlo, Antwerpen. Het lidwoord is evenwel ongewoon. De familienaam is daarom waarschijnlijk een Re-interpretatie van Van der Westerlaken, waarvan trouwens ook een variant Westeloock bestaat, die te verklaren is door dialect Brabantse uitspraak.
Westerloope. Familienaam in Frans-Vlaanderen. Plaatsnaam?
Westerop, van Westrop. Plaatsnaam, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen.
Westerlund. Duitse plaatsnaam.
Westerman, Westermann. Iemand die westelijk woont; vergelijk Westerling, Van Westen.
Westermolen. Plaatsnaam, bijvoorbeeld in Beveren-Roes.
Westerveld, Westerfeld, Westerweld: Plaatsnaam Westervelde (Drenthe), Westerveld in Koekelare en Waardamme (West-Vlaanderen).
Westerum, Westram, Mestrum, Mesterom, Mestrom. Familienaam uit de plaatsnaam Westrum (Nedersaksen).
Westervoort, van: Plaatsnaam Westervoort (Gelderland).
Westerwaal: Variant van Westerweel of Westerwal?
Westerwal, Familienaam uit de plaatsnaam Westerwal die op diverse plaatsen in Nederland voorkomt, onder andere in Lochem.
Westerweel, Westerweele, Westenweel, Westerveele: Plaatsnaam ‘Westelijke kolk door dijkbreuk’.
Westinga, Wetsinga (Fries), Westerinck, Westrink (Saksisch), Westerling, Westering (Frankisch). Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wetse +i nga.
Westfaal, Westphal: Afkomstig uit Westfalen.
Westhaus, Westhausen. Verspreide Duitse plaatsnaam Westhausen.
Westheim. Verspreide Duitse plaatsnaam.
Westhoeve: Vermoedelijk naar het Westhof in de Poel tussen Heinkenszand en Baarsdorp (Zeeland).
Westhove, van, Westhoven, Westhovens, Westhof, Westhoff, Westhofen: 1. Plaatsnaam Westhof/Westhove in Nieuwkerke en Th. 2. Duitse plaatsnaam Westhof (Saksenanhalt), Westhofen (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts), Westhoven (Noordrijn-Westfalen).
Westhuis, van Westhuyze: Plaatsnaam Westhuize in Stoppeldijk (Zeeland).
Westland. Het Westland of Westkwartier was het westelijke deel van Vlaanderen, het oorspronkelijke West-Vlaanderen dus, de Kasselrijen, Ieper, Veurne, Waasten, Belle, Kassel, St.-Winoks en Broekburg: 1327 tWestlant.
Westmaas: Plaatsnaam Westmaas (Zuid-Holland).
Westphal, Westphael, Westphaelen, Westfahl, Wesphal, Wesphale, Wesphalen, Vesval: Herkomstig uit Westfalen.
Westplate: Plaatsnaam Westplaat in Sommelsdijk en Middelharnis (Zuid-Holland).
Westra, Westera: Weststra, Friese afleiding van West.
Westrate, Weststrate: De variant Weststrate is volks etymologisch te verklaren uit Westrate, wat op zijn beurt geherinterpreteerd is uit Westrade, van Vastrade, Vastra(e)t. Germaanse voornaam fast-rd ‘Vast-raad’. Fastarat, Fastrad(us), Vastrad(us).
Westreenen, van. Plaatsnaam Westrhenen, wellicht ten westen van Rhenen (Utrecht).
Westreich. Plaatsnaam Westrich. Noordrijn-Westfalen.
Westveer, Westfeer: 17de eeuw Jan Andriesz Westvere, genoemd naar de Westveerpolder ten westen van Waarde (Zeeland), waar hij woonde en landerijen bezat.
Westwater. Re-interpretatie van Quistwater? Riviernaam in Schotland?
Wetekam. Variant van Watriquant? Of Duitse familienaam Wetekamp, naar plaatsnaam Wettekamp, Wittkamp?
Wetenkamp, Weterkamp, Wetekam. Familienaam uit de plaatsnaam Weter(n)kamp/ Wettekamp/Wittkamp ergens in Nederland of Belgi.
Wetering, van (de), Weterings, van de Watering, van de Weteringh, van de Weetering: Plaatsnaam Wetering, Overijssel. Vergelijk van de Watering.
Weterings: Verkort uit van de Wetering of variant van Waterinckx. 1595 Peter Jan Watringhs, Oosterhout, woonde bij de Weijtering.
Wets, Wedts: Vadersnaam. Weits, van Wouts, korte vorm van Wouter.
Wetser: Duitse beroepsnaam Wetzer ‘Slijper, die messen wet’. Vergelijk de Wette.
Wetsoen. Aanpassing van een Romaanse familiemaam op –on, wellicht van Huisson.
Wetsteijn, Witstein, Weststeijn: Weststein is volksetymologisch voor Wetstein. Middelnederlands wetsteen ‘Slijpsteen’. Beroepsbijnaam voor een messen-of scharenslijper. Vergelijk Duits Wet(t)stein, Wetzstein. De afstammelingen van 1600 Joost Wastijn, Halewijn (Nord)- Naaldwijk pasten de naam als Wetsteijn, Weststeijn.
Wetswinckel, van, Wetswinckel, van, van Worstwinkel, van Wortswinckel, van Wortswinkel, van Weutswinckel, van Wuystwinckel, van Wuytswinkel: Plaatsnaam Woutswinkel (ook Wuytswinkel) in Meerhout (Antwerpen).
Wettendorff. Plaatsnaam Wettendorf, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen.
Wetzels, Wetzel, Wetsels, Wetzelaer, Watzeels. Zoon van Wetzel, een Duitse ԋoseformՠvan de voornaam WeRhôner.
Wette, de: Beroepsnaam. Variant van de Wetter ‘messen-of scharenslijper’.
Wetter (de), de Wette. Uit het Middelnederlandse wetter: slijper. Beroepsnaam van de messen- en scharenslijper.
Wetteren, (van), van Wetter, van Wettere, van Vetteren, Wetterene: Plaatsnaam Wetteren (Oost-Vlaanderen).
Wetting: Vadersnaam. Afleiding van Wouter.
Wetzelaer, Wetzler, Wetzeler: Duitse plaatsnaam Wetzlar.
Wetzer. Duitse beroepsnaam van de messen- en scharenslijper. Vergelijk De Wetter.
Weug: Vlaamse dialectisch variant van Weg.
Weustenrade, Weustenraad, Weustenraed, Weustenraedt. Plaatsnaam Weustenrade (Nederlands-Limburg).
Weve, Wve, Wve, Wve: Middenenderlands weve: horzel. Bijnaam. Vergelijk Vliege, de Bie, Duits Horniss. Bijnaam voor een onrustige? Maar de familienaam is erg frequent in Henegouwen. Hij zou dus een aanpassing kunnen zijn van (de) Wever.
Wever, de Wever, Weevers, Wevers, de Wevere, de Wevre, Dewvre, Weevers, Wevers, Wefers, Sweevers, Swevers: Beroepsnaam van de wever.
Weverbecq, Wverbecq: Waalse aanpassing van Weverberg.
Weverberg, (van), Weverbergh, (van), Weverberghe, (van), van Weverenbergh, van Weversbergh: Plaatsnaam Weversberg in Meerhout (Antwerpen).
Weweire, de, de Weveire, de Weveyre, de Weweirne, de Wewerre, Weewer, Wewer: Middelnederlands weduware, dialectisch weeuwre ‘Weduwnaar’.
Weijel: Spellingvariant van Weil(l), Weijl. Verspreide Duitse plaatsnaam Weil.
Weijens: Afleiding van Waaijen of spelling voor Weijns.
Weijer, (de), de Weijer, Weier, Weir, Weyers, Weijers, Wijers, Wyers: 1. Van Middelnederlands weyen, waeyen: bijnaam voor iemand die zo onberekenbaar is als de wind. Vergelijk De Waeyere. 2. Van Middelnederlandse werkwoord weyen: weiden, doen grazen. Beroepsnaam van een herder. Zie Weider(er). 3. Eventueel verkort van Van de Wijer. 4. Zie ook Wiers.
Weijermans, Weyerman, Weyermann, Weijerman, Weijermans, Weijermars: Spelling voor Wijermans, afleiding op –man van van de Wijer ‘Van de Vijver’.
Weijers, Weijerse, Weijman: Uit Weijdeman, afleiding van van der Weide(n).Vergelijk Duits Weidemann ‘Die op of aan een weide woont’.
Weykamp. Plaatsnaam Weikamp in Schijndel, Noord-Brabant.
Weijn, Weijns, Weijens: Vadersnaam. 1. Korte vorm van de voornaam Walewein of Iwein, namen uit ridderromans. Zie ook Weijnen. 2. Ook wel spelling voor Wijn(s). 1530 Jan Wijns (stamvader van de Kempense familie)
Weyne. Oudfrans gaine, waine: schede. Beroepsnaam van de schedenmaker. Vergelijk Descheemaker.
Weijn, de; de Wijn, du Vijn: Uit Duwain; Picardisch wain, Frans Gain ‘Weide, landbouwland’.
Weijnen: Vadersnaam. Weinen, vleivorm van Walewein of Iwein, namen uit de ridderromans. Zie Weijn.
Weysen, Weijzen: 1. Vadersnaam. Vleivorm op -sin van Germaanse voornaam (Wago?) van Wagisin?
Weijsenborn: Verspreide Duitse plaatsnaam Weissenborn ‘Witte bronՠ(Hessen, Nedersaksen).
Weijts, Weijdt: Vadersnaam. Weit, ontrond uit Wuit, Woit, van Wout, korte vorm van Wouter.
Welie, van, Welij, van Wely, van, Welie, Weelie, van, Wely van. Plaatsnaam bij Dodewaard, Gelderland, eind 11de eeuw apud VUelie, 1681 Welij. In Zeeland en op de Zuidhollandse eilanden komt welie ‘grote aalkorf, palingfuikՠvoor, verwant met het Oudengelse wilige ‘mand (van wilgentenen)’maar dat past niet bij de oudste vorm van de plaatsnaam.
Wezel, Wezels, Wesel, Wesels, (de) Weser: Bijnaam naar de diernaam, de wezel. Voor een behendige kerel. Vergelijk Duits Wiesele.
Wezel, van: 1. Plaatsnaam Wezel (Provincie Antwerpen), ‘s-Gravenwezel of Wuustwezel (Provincie Antwerpen). 2. Plaatsnaam Wezel, Duits Wesel (Noordrijn-Westfalen). 3. Plaatsnaam Wezel in Wijchen (Gelderland).
Wezemael (van), (van) Wesemaele, Wesemael, van Weesemaele, van Weesemael, Wesmael. Familienaam uit de plaatsnaam Wezemaal (Vlaams-Brabant).
Wezenbeeck, van, van Wesembeeck, van Wesembeke, van Weesenbeeck, (van) Wesenbeeck, Wesenbeek, van Weezembeek, Wezenbeek. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Wezembeek in Vlaams-Brabant.
Wezenberg. Duitse plaatsnaam Wesenberg.
Wezemer: Duits familienaam Wiesemer, afgeleid van de plaatsnaam Wiesen (Nassau).
Wezenberg: Plaatsnaam Wesenberg (Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein). Ook plaatsnaam in Wijhe, Overijssel: 1300 Wesenbarghe, Wesenberghe.
Wezepoel, Weezepoel, Weesepoel, Wesepoel: Plaatsnaam Wezepoel in Zele (Oost-Vlaanderen).
Wezer, (van), van Weser, van Wijzer, van Wyser: Plaatsnaam Melkwezer of Wezeren (Vlaams-Brabant).
Whitaker, Whittaker. Plaatsnaam Whitacre (Warwicks): witte akker of Wheatacre: tarweveld.
White, Whiteman: Engelse bijnaam White: wit. Vergelijk De Witte.
Whitley, Witheley, Whitely. Oudengelse naam die zoveel betekent als wit hout. Wellicht verwijst hij naar de plaatsnaam voor een berkenbos. De gelijknamige plaatsnaam komt op heel wat plaatsen in Engeland voor.
Wiarda, van Wyarda, Wearda, Wierda, Weerda, Wiards, Wierts, Wiertz, Weerds, Weerts, Wiertsema, Wiertzema, Wierdsma, Wierdema, enz. In sommige Friese spraken luidt de naam Wiard als Weiert; vandaar de geslachtsnamen Wyerda en Weyerda. De naam van het oud-Friese dorp Wiarden in Wrangerland (Oldenburger Friesland), die eveneens van de mansnaam Wiard, Wierd, Wiert, Weert, is afgeleid, van Wighart; strijd hard, wordt in de wandeling ook als Weierden, Weieren, Weiղn uitgesproken.
Wiaumont, Wiamont, Wyaumont, Wionmont, Wiomont, Vriamont: Plaatsnaam Willemont in Tintigny (Luxemburg). Zie Wilmont 1. Of (Bois de) Viaumont in St-Lger (Luxemburg).
Wiard, Wia, Wiart, Wyard, Wyaart, Wuiart, Woiart, Viard, Viart, Wuyard, Cuidard, Cuidart, Guiart, Guyart, Guitard, Guitart, Guittard, Gietaert: Vadersnaam. Romaanse vormem van de Germaanse voornaam wid-hard ‘Hout-sterk’. Withardus, Wi(h)ardus, Viardus, Guitardus.
Wibail, Wibault, Wibaux, Wuibaut, Wuilbeaux, Wuibeaux, Wybaux, Wybauw, Wibou, Wybouw, Wybou, Wiebouw, Wiebou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam Wiboud, achteraf weer aangepast als Wybauw.
Wibaut, Wibault, Wibaux, Wuibaut, Wuilbeaux, Wuibeaux, Wybaux, Wybauw, Wibou, Wybouw, Wybou, Wiebouw, Wiebou, Wibail, Wybaillie, Wijbaillie. Geromaniseerde vadersnaam naar de Germaanse voornaam Wiboud of Wibert.
Wibert, Wibler, Wiblez, Wybert, Vuibert, Vuybert, Wipier, Wigbers: Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-berht ‘Strijd-schitterend’. Wigbertus, Wibertus.
Wibin. Vadersnaam. Vleivorm van Wibert of Wiboud.
Wiblet. Vadersnaam. Afleiding van Wibert of Wibaut.
Wibo, Wybo, Wijbo, Wybon, Wibolt: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wibode: wg-bodo ‘Strijd-bode’. Wigbodo. Zie ook Wiboud.
Wiboud, Wibou, Wibout, Wibaut, Wigbout, Wigbolts, Wiebols, Wiebel, Wibbelt, Wibalda, Wibolda, Wyboltsma, Wigboldy, Wiebols: Vadersnam. Germaanse voornaam wg-balth ‘Strijd-moedig’. Wigbold. Wiboldus. Wiboud en Wibode werden vaak met elkaar verward. Plaatsnaam Wybelsum (Wigboldes-heim) bij Emden.
Wibrin. Plaatsnaam. Luxemburg.
Wicheler, Wicheleer, Wiggeleer, de Weggheleire, de Weygeleire, Weygeleir: Middenenderlands wichelare,wicheleer: waarzegger, voorspeller.
Wichelen, van, van Wechelen. Naam uit de plaatsnaam Wichelen in Dendermonde (Oost-Vlaanderen). Zie ook Wechelmans.
Wichen, van. Plaatsnaam Wijchen, Gelderland.
Wicher, Wiechers, Weicker, Weiker: 1. Vadersnaam. Hoogduitse en Nederduitse vormen van de Germaanse voornaam wg-hari ‘Strijd-leger’ zie Wyckers 1. Of wg-ger ‘Strijd-speer’. 2. Vaak verkort van Wichert.
Wichert, Wiechert, Weichert, Weigert, Wickert, Weickert: 1. Vadersnaam. Hoogduitse en Nederduitse vormen van Germaanse voornaam wg-hard; zie Wyckaert. 2. Vaak verward met Wicher, Weicker; zie Wicher 2.
Wichertjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Wichers of Wichert.
Wichman, Wichmans, Wichmann, Weygman, Wigman, Wiegmans, Wiegman: Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-man ‘Strijd-man’.
Wicht. Duitse bijnaam. Middenhoogduits wiht: kabouter, dwerg.
Wichterich. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Wicke, Wick, Wicken, Wickens, Wickes, Wicks, Wieken, Wyckens, Wycke, Wykes, Wix, Wijk, Wyk, Vuijk, Weick, Wiche, Wich: Vadersnaam Wikke, bakervorm van een Germaanse wg-naam (vergelijk Wyckaert, Wyckers): Wicco, Wikko.
Wicke, de, Wickere, de, Wyckers, Wijckers, Wijker, Weiker, Weycker, Weyker, Vickers: 1. beroepsnaam van de waarzegger, voorspeller, wichelaar. Vergelijk Wicheleer, de Waersegger. 2. Het lidwoord kan worden verklaard door Re-interpretatie van de vadersnaam. Zie Wigger(s)1i.
Wickerath. Plaatsnaam Wickrath. Noordrijn-Westfalen.
Wickeren, van. Nederduitse plaatsnaam. 1671 zu Wickeren, Wiedenbruck (Noordrijn-Westfalen).
Wicket, Wiggett, Wiket: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wg-naam. Zie Wicke.
Wickmayer. Beroepsnaam: meier van een bepaalde wijk, stad, vergelijk Duits Wichgrefe ‘Wijkgraaf.
Wicle, van de. Foute lezing van Van de Wiele.
Wicot. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wg-naam.
Wieberdinck: Vadersnaam. Afleiding op –ing van de Germaanse voornaam Wibert: wg-berht ‘Strijd-schitterend’. Wigbertus, Wibertus.
Wiebes: Vadersnaam. Afleiding van Wiebe, bakervorm van de Germaanse voornaam Wiboud, Wibert of Wibo.
Wiebols: Vadersnaam, van Wigbolts, van Wiboud. Germaanse voornaam wg-balth ‘Strijd-moedig’. Wigbold. Wiboldus.
Wiebrens: Vadersnaam uit Wiebrands. Germaanse voornaam wg-brand ‘Strijd-zwaard’. Wigbrand, Wibrannus.
Wiechardt, Wigard, Wieckard, Wieckardt: Ook Wijckaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-hard ‘Strijd-sterk’. Wighard, Wicart.
Wicke, Wick, Wicken, Wickens, Wickes, Wicks, Wieken, Wyckens, Wycke, Wykens, Wix, Wijk, Wyk, Vuijk, Weick. Vadersnaam uit Wikke. Dit is een knuffelvorm van een Germaanse wig-naam.
Widar, Widard, Widart, Wuidard, Wuidar, Wuidart, Vuidar, Vudart: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-hard; zie Wiard.
Widdingen, van. Plaatsnaam in Berlingen en Kuttekoven (Limburg).
Widendaele. Variant van Wynendael(e) of Uyttendaele (w = uu)?
Widera. Poolse bijnaam bij Oudslavisch *vydra: visotter.
Widiez, Widy: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-hari ‘Hout-leger’. Withari.
Widmer, Wiedemeier, Wiedemeijer, Wiemeijer, Wittemaier: 1. Zelfde betekenis als Wiedemann. Middenhoogduits widemer: exploitant van een kerkelijk goed. 2. Zie ook Witmaar.
Wiebe. Vadersnaam. Bakervorm van Germaanse voornaam Wiboud, Wibert of Wibo.
Wieber. Dialect variant van Weber. 2. Vadersnaam van de voornaam Wigbert; zie Wibert.
Wiebking. Vadersnaam Wiebeking. Afleiding van Wiebeke, van Wiebe, Wibe Wybo.
Wiebusch. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen.
Wieckhorst. Plaatsnaam, Nedersaksen; moerassig bosje.
Wiedel, Widel, Wietel, Weidel, Weidle, Wedel, Wittel, Wietl, Wiedl, Wiedle. 1. Naam uit het Middelhoogduitse wde: wilg. Beroepsbijnaam voor iemand die ermee werkt (mandenmaker of kweker bvb). Of bijnaam (gestalte?). 2. Sommige varianten zijn mogelijk ook een vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wido.
Wiedeler: Wiedler. Varian van Duits Wiedner, Weidener. 1. Duitse beroepsnaam Middelhoogduits weidenre, Middelnederlands weidenaer ‘Jager’. 2. Naar de woonplaats bij een wilg.
Wiedemann, Wiedmann, Wiedenmann, Wiedemans, Wiedeman: 1. Afleiding van Middenhoogduis wde, Duis Weide: wilg. Bewoner van een wilgenbosje. 2. Boer, landbouwer die geestelijk goed beheert. Afleiding van Middenhoogduits widem(e): begiftiging van een kerk, klooster met grond of gebouwen als geestelijke fundatie. Vergelijk Widmer.
Wieder. Afleiding van Middenhoogduits wden: met wilgentwijgen binden. Beroepsnaam.
Wiederkehr, Widerker: Bijnaam voor iemand die na af-wezigheid teruggekeerd is. Vergelijk Revenu, Retour.
Wiedersich. Vadersnaam. Pools Wiederzych = Dietrich.
Wiederstein. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Wiedicke, Wiedijk, Wiedig: Vadersnaam. Variant van Nederduitse familienaam Wedeke, Weddecke, Wedege. Korte vorm van Wedekind.
Wieiemaker, de, Wieiemaeker, de, Wielmaecker, de Willemacker, Willemaeker: Beroepsnaam van de wielenmaker, wagenmaker. Vergelijk de Ramaker.
Wiegand: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wigand ‘De strijdende’.
Wiegel: Vadersnaam. Duitse verkleinvorm van een Germaans wg-naam, zoals Wighard, Wigher (zie Wiechardt, Wiggers).
Wiegmann, Wigmann. Naam uit de Germaanse voornaam wig-man.
Wiegmink: Vadersnaam. Afleiding van Wiegman. Ook Plaatsnaam in Markelo, Overijssel.
Wieken, van der. 1. Zie Van der Veken. 2. Eventueel plaatsnaam Wieken in Gendringen (Gelderland). 3. Misschien plaatsnaam Wijken.
Wieland, Wielant, Wielandt, Wielandt, Wielandts, Wielands, Wylant, Wylants, Wylandt, Wylands, Wijlants, Wyelan, Weylant, Weyland, Weylandt, Weijland, Weeland, Weijland, Welland, Willand, Willandt, Willant, Wilante, Wioland, Vellande: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wielant; in de Germaanse mythologie de naam van de smid in de onderwereld.
Wiele, de. 1. Uit Van de Wiele? 2. Of= Dewille, Deville (zie Dewille)?
Wiele, van de(der), van der) Wiel, van de(der) Wielen, Wiele, van der Weel, van (der) Weele, van de Wille, Vanduille, van (der) Weel, Weele, Verwijlen, Verwylen: Plaatsnaam Wiel, Weel ‘Waal, poel, plas, door dijkbreuk ontstane kolk’.
Wielema, Wieleman, Wielemans, Vielmans. 1. Naam uit Van de Wiele: uit de plaatsnaam wiel, weel: poel, plas, uit dijkbreuk ontstane kolk. Zie verder bij Wiele. 2. Uit Willemans: vadersnaam uit Willem. Zie verder bij Willem. 3. Beroepsnaam van de wielmaker, wagenmaker.
Wielgat. Waalse verhaspeling (6x in Henegouwen), waarschijnlijk van Wygaart? Poolse naam Wilgat, Wilkat?
Wielhouwer: Beroepsnaam van de wielmaker, wagenmaker, die de velgen voor de wielen houwt. Vergelijk Duits Felgenhauer.
Wielinga, Wielings, Wielink: Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Willem.
Wielingen, van der, van der Willingen: De Wielingen is een vaarwater in de Noordzee van Heist tot Vlissingen. Maar deze zeldzame familienaam is waarschijnlijk een Re-interpretatie van Van der Willigen, variant (met svarabhakti) van Van der Wilgen.
Wielmaker, Wielemaker: Beroepsnaam van de wielenmaker, wagenmaker.
Wiels. Vadersnaam. Waarschijnlijk spelling voor Wils. Zie Will.
Wielsbeke, van. Plaatsnaam, West-Vlaanderen.
Wiem, Wieme. 1. Zie Wieme(s). 2. Eventueel verschrijving voor Wime, Wyme; zie Williaume.
Wieme, Wiemes, Wiem, Wimme, Weyme, Wymes, Wyme, Wyemars, Wiemers, Wijms: Vadersnaam. Bakervorm van een Germaanse wg-naam waarvan het tweede lid met een m begint, zoals Wigmar, Wigman, Wigmond, Friese voornaam Wiemer. Vergelijk Wimmer, Wiemer.
Wiemeersch, van: Verspreide Plaatsnaam Wijmeers, van Wijde meers Եitgestrekte beemd’.
Wienar. De naam gaat terug op 1592 Antoine Waignaert, Ronse; zie Waniart.
Wienecke, Wien(k, Wienk: Vadersnaam. Duits Wienk(e), Wienken, Wienek(e), afleiding van Germaanse win-naam of Wijnand. Vergelijk Wijntjens.
Wienema. Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse win-naam.
Wiener, Wieners, Winer: 1. Afkomstig van Wenen, Duits Wien. Wiener = Wener. 2. Vadersnaam. Germaanse voornaam win-hari ‘Vriend-leger’. Winiheri, Winerius.
Wienkotte. Spellinguitspraak van Vinotte? Duitse familienaam Engels Wincot?
Wientjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Germaans win-naam, zoals Boudewijn, Adelwin, of van Winand. Zie Winkin.
Wieprecht. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wibrecht, zie Wibert.
Wierbos: Plaatsnaam?
Wiere, van de. Plaatsnaam Wierre-au-Bois (Pas-de-Calais) of Wierre-Effroy (Heinfrieds Wilder, Pas-de-Calais) van Latijn villare. Of plaatsnaam De Wier in Tielt (aals-Vlaanderen).
Wierckx: Vadersnaam. Samengetrokken uit Wierickx, Wirix. Germaanse voornaam wg-rik ‘Strijd-rijkՠof wid-rk’Hout-rijk’. Wigericus, Wiricus, Wirich,
Widerich, Widricus, Wirich.
Wieren, van: Plaatsnaam Wieren in Grootegast (Groningen), Utingeradeel (Friesland), Smallingerland (Friesland).
Wierik, Wierike, te: Plaatsnaam in Borne Overijssel.
Wieringa, Wierenga: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse voornaam Wier, van wg-hari ‘Strijd-leger’. Vergelijk Wierings, Wierink, Wierinckx, Wieinck, die eveneens afleiding kunnen zijn van Wier, maar ook secundair uit Wiericx ontstaan kunnen zijn (-inck < -ick).
Wieringa, Wieringen, van Wieringh, Wierink, Viering, Weering, Wieringsma. Plaatsnaam., Wieringen (Noord-Holland).
Wierkardt: Schrijf-of leesfout voor Wieckardt.
Wiers, Wiers, Wieers, Wijers, Wyers, Vyers, Weyers, Weyer, Weijers, Weier, Weir: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-hari ‘Strijd-
leger’ vergelijk Wiggers, Weygers(e). Nog huidige voornaam Wier, Weijer. 2. Korte vorm van Van de Wijer.
Wiersinga, Wiersema, Wiersma, Wierdsma, Wiegersma, Wygersma, Wiggersma, Wigersma, Wierda, Wiers, Wiertsema, Wiersum, Wierema, Wierdsma, Wiarda, Wijrdeman, Wyrdeman, Opwijrda, Anjewierden: Vadersnaam. Friese afleiding van Wiers; zie Wieringa. Hoewel de Friese naam Wierda in zijn middeleeuwse vorm gelezen kan worden als Ln) van de Wierds’ dat wil zeggen als n van de nakomelingen van ene Wierd, kan voor de meeste naamdragers deze naam beschouwd worden als synoniem van de namen Wiersma en Wierstra, indien deze namen een locatie bij een wier(de), wat wellicht in de toponymie ter plaatse tot uitdrukking is gebracht, aanduiden. Deze naamgeving resulteert uit de 18de eeuwse situatie met vastlegging in 1811-12.
Wiers, Wiers, Wieers, Wijers, Wyers, Vyers, Weyer, Weyers, Weijers, Weier, Weir. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wig-hari. 2. Verkorte vorm van Wijer (van de). Zie daar.
Wierstra: Friese afleiding van de Friese plaatsnaam Wier ‘kunstmatig opgeworpen hoogte’.
Wierts, Wiertsema: Vadersnaam. Friesevoornaam Wierd, Wiard, van Germaans, van wg-hard ‘Strijd-sterk’.
Wierum, van. Plaatsnaan, Friesland, Groningen.
Wies, Wiese. Plaatsnaam. Middenhoogduits wise, Duits Wiese: wei(de). 2. Zie Wiese(n).
Wies. Variant van Wiese met secundair accent? Of spelling voor Vize, Vizet = Viset.
Wiese, Wiesen. 1. Bijnaam. Nederduits wse: wijs, verstandig. Vergelijk Wiesemann 2, De Wijs(e). 2. Zie Wysen.
Wiesel. Duits Wiesel; wezel. Bijnam voor een behendig mens.
Wieselblad. Duits-Joodse familienaam; letterlijk wezelblad.
Wieseler, Wiesner. Afleiding van plaatsnaam Wies(e); wei.
Wiesemann, Wesemann: 1. Middennoordduits wese, Duits Wiese: wei(de). Naar de woonplaats. Vergelijk Weedeman. 2. Bijnaam voor een wijs man. Nederduitse familienaam.
Wiesemes. Plaatsnaam Waimes, Duits Weismes (Luik)?
Wiesenfeld. Frequente Duitse plaatsnaam.
Wieser, Vieser, Viezzer: Afleiding van plaatsnaam Wies(e): wei(de).
Wiessner, Wiesner, afleiding van Duitse plaatsnaam Wiese ‘Wei’.
Wiest: Duits ontronde vorm van Wst.
Wiest, de. In het Waasland kwam de familiemaam De Weest voor. Misschien variant van (de) Wees(e).
Wiethase, Wiethaus: Re-interpretatie van Nederduits Wiethose, Weithose: brede, wijde broek.
Wietingen, van. De familienaam kwam in Haarlem voor. Plaatsnaam Wiedingen of Wittingen (Duitsland)?
Wietkin. Afleiding van Wiet, spelling voor Wijt, Wyt.
Wiets, Wietz: 1. Middelnederlands wiet: onkruid? 2. Zie Wyts.
Wieuw, de. Aanpassing van Duvieux? Of variant van Deveeuw?
Wiewauters, Wiewaters, Weewauters. Het dialect wiewouter, weewouter (Antwerpen), weiwater (Oost-Vlaanderen) betekent vlinder. Mogelijk een bijnaam. Kan ook een verschrijving zijn van Awouters: oude water (plaatsnaam) of van Aweiter: wachter (beroep).
Wiffrit. Vadersnaam. Door assimilatie van Germaanse voornaam Wilfried.
Wige, Wigge. Vadersnaam van Wigo, bakervorm van een Germaanse wg-naam. 2. Zie Wegge.
Wigand, Wygand, Wiegand, Weigand, Weiand, Weygandt, Weygantt, Weyand, Vigand, Vigant, Wichand: Vadersnam. Germaanse voornaam Wigand ‘De strijdende’. Wigandus.
Wigerinck. Hypercorrect voor Wierinck.
Wiggen, van: Plaatsnaam Wijchen (Gelderland): 1201 Wigen, 1203 Wighen, 1502 Wichen.
Wiggenraad. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wig-raad: strijd-raad.
Wigger, Wiggers, Weggers, Wichgers, Wichers, Wiechers, Wiegers, Wygers, Wijgers, Wijchers, Weijgers, Weygers, Weygers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-hari’strijd-leger’. Wigharius, Wigerus. 2. Werd later begrepen als Middelnederlands wicker: wichelaar, waarzegger. Zie De Wickere.
Wigny. Plaatsnaam in Flamierge, Luxemburg.
Wihame, Wihamme. Spelling voor Williame, Willaumez.
Wijas: Waalse variant voor Wiard of Wiaux?
Wijbenga, Wybenga, Wiebenga, Wijbinga, Wibbens. Vadersnaam.
Wijchgel, Wiekel, Wiechels, Wiegel. Vadersnaam van Duitse origine uit wig(hart).
Wijckhuys, Wijckhuyse, Wyckhuyse, Wyckhuys, Wijckhuijs, Wyckhuis, Wyckhuijse, Wickhuys, Wychuyse, van Wuyckhuyse, Wekhuizen, Wekkuizen, Weckhuizen, Weckhuysen, Weckhuyzen, Wechhuysen, Weekhuyzen, Weekhuysen, Wechuysen, Weekhuyzen, Weekhuysen. Familienaam uit de plaatsnaam Wijkhuis (wijkplaats, versterking bij de stadsmuur, burcht). Er is een Wijkhuize in Kruishoutem (Oost-Vlaanderen), in Gits, Lichtervelde, Beveren-Roeselare, Hoogleden, Passendale en een Wijkhuizen in Steenokkerzeel (Vlaams-Brabant).
Wijdeven, van de, Wijnveen. Plaatsnaam.
Wijer (van de), van de Wyer, Vandeweyer, van de(den) Weijer, van de Weyer, van de Weyers, van de Weyr. De plaatsnaam wijer betekent vijver. Iemand die bij een vijver woonde of er wat mee te maken had. Duits Weiher. Wijer (Limburg) en in Hendrikkapelle (Luxemburg) en Hoeselt (Limburg), de Weijer in Helmond (Noord-Brabant).
Wijhe, van, van Wyhe. Plaatsnaam Wijhe, Overijssel.
Wijk, van (der), van Wyk, van (der) Wyck, van Wijck, Wijk, Wyk, Wijker, Vuijk. Familienaam uit de plaatsnaam Wijk (Noord-Brabant, Limburg, Overijssel), Wijk-bij-Duurstede (Utrecht), Wijk-aan-Zee (Noord-Holland). Of uit een andere Wijk plaatsnaam (komt nogal voor).
Wijller, van, Wijler, Wylern, Weyler, Weiler, Weiller, Wielders: 1. Plaatsnaam Wijlre (Nederlands-Limburg), Wijler in Zwalmen (Nederlands-Limburg), van Latijn villare: boerderij. Vergelijk Van Wilder, Weil(l)er. 2. Vernederlandsing van de erg verspreide Duitse plaatsnaam Weiler (zelfde etymologie en betekenis).
Wijman, Wijmans, Wyman, Wymans, Weimann, Weymann, Weymans: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaaam wg-man ‘Strijd-man’ zie Wyckmans. Hier met g-syncope. 2. Zie ookWijdemans.
Wymeels, Wymeels. 1. Zie Wymeersch. 2. Een voorvader zou zich in de 16de eeuw in Leiden gevestigd hebben; hij heette Jacob de Wymyle/Wymele.
Wijmelbeke, (van), van Wymelbeke, van Wynmelbeke, Wymelbeke, Wymmelbeke, Wiemelbeke, Wimmelbeke, Wemelbeke, Wemelpeke: Plaatsnaam Wijmelbeek in Deerlijk.
Wijmen, van. Waarschijnlijk variant van Van Wijnen.
Wijn, Wijns, Wyn, Wyns, Wiens, Wien, Wins: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wini ‘Vriendՠof korte vorm van een win-naam. 2. Brabantse spelling voor Weins. Zie Wein.
Wijnaerde, de, van Wynaerde, van Wienaerden: Door reductie van de g van Van Wijngaerde.
Wijnakker, Wynakker, Wijnackers, Wynackers, Wynacker: Plaatsnaam Wijnakker: wijnberg, wijngaard. Plaatsnaam in Bazel (Duitsland) en Belsele (Oost-Vlaanderen) Eventueel plaatsnaam Wijdenacker/Wienhacker in Beveren-Waas,
Wijnands, Wijnandt, Wijnandt, Wijnants, Wijnant, Wijnans, Wijnaendts, Dewijnants, de Wijnants, Dewynants, Dewynantz, Wynands, Wynand, Wynandt, Wynant, Wynants, Wynans, Wynhandt, Wienand, Winands, Winand, -Winants, Winant, Winandts, Winance, Winandy, Weinand, Weinants, Weynandt, Weynand, Weynans, Weynands, Weynands, Weynans, Weynand, Dewinant, Vinant, Vinandy. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wg-nanth ‘Strijd-moed’. Wichnand, Winandus.
Wijn, Wijns, Wyns, Wyn, Wiens, Wien, Wins. 1. Vadersnaam, korte vorm van een Germaanse wini-naam (wini=vriend). 2. Zie ook Wein en Wijnricx.
Wijnen, Wynen, Wijnne, Wijne, Wuine, Woine, Wijnens, Wynens, Wienen, Winnen, Winnens. Vadersnaam uit een Germaanse wini-naam (wine: vriend). Of van Walewein/Iwein. Zie Wijns.
Wijnen, van, van Wynen: 1. Zie van Win. 2. Uit Van Wijngene.
Wijngaerde, van de, den, Wijngaerden, van de den, Vandenwijngaerden, van der Wingaert, van de, den Wijngaarde, Wijngaarden, Wyngaarden, Wyngaarde, Wijngaerde, Wijngaerden, Wyngaerde, Wyngaerden, Wyngaert, Wyngaerdt, Wyngaerd, van den Weyngaert, Weyngaerts, van de Weijngaerden, van de Wijgaert, van de Wygaert, Wygaerden, Wygaart, Wygerd, van de, den Weijgarden, Wygarden, Weygarde, Weygarden, Weygaert, Weygert, van den Wyagaert, van Wijngaarden, Wyngaarden, Wyngaerden, van Wingaarden, van Wingerden, van Wynnaerde, Wandwingor, de Wyngaerde, de Wyngaers, de Wyngaert, de Wijngaerd, de Wijngaert, de Wingaert, Wingaerde, Wingaerden, de Weyngaert, de Wygaert, Wijngaarde, Wijngaarden, Wyngaard, Wyngaarden, Wingaerd, Wyngaerden, Wyngaert, Wingartz, Winger, Wingert, Wingers, Wygaerden, Wijgaerden, Wijgaart, Wijgaerts, Wijgerde, Weygaart, Weijgaart, Weijgaert, Weijgaarts. Familienaam uit de zeer verspreide plaatsnaam ԗijngaardՠ(er waren vroeger heel wat wijngaarden in Vlaanderen, Zuid-Nederland). Dit voor de eigenaar van, of de arbeider in. De vormen zonder voorzetsel kunnen ook wel een beroepsnaam zijn van de wijngaardenier:
Wijnhof, Wijnhoven, Wynhoven: Plaatsnaam Wijnhof: wijngaard. Duits Weinhof.
Wijnhuysen, Wynhuysen, Wynhuyzen: Plaatsnaam Wijnhuizen in St.-L.-Esse (Oost-Vlaanderen), Wijnhuize in Steenhuize (Oost-Vlaanderen).
Wijninckx, Wijnings, Wyninckx, Wynincx, Wyning, Wynings. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse wini-naam; vergelijk Wijns, Wijnen.
Wijnman, Wijnmans. Beroepsnaam van de wijnhandelaar.
Wijnschenk. Beroepsnaam van de wijnschenker.
Wijs, de, Wijse, de, de Wijs, de Wyse, de Wys, Weijs, Weys, Weijts, Weyts, Weiss, De Wies, de Weys, Weijs, Weis, De Wyze, de Wijze, Devise, Wysen, Wijsen, Wijzen, Wyzen, Wizen, Deswijsen, Desweyzen, Deswysen, Swijzen, Swijsen, Swyzen, Swysen, Zwijsen, Zwijzen, Zwyzen, Zwysen. Bijnaam voor een wijs, verstandig, geleerd en/of slim persoon. Deswysen/Swysen zijn afleiding: des wijzen.
Wijsen, Wysen, Wyssen, Wiesen, Wijzen, Wyzen, Wizen, Viskens, Vitskens: Vadersnaam van de voornaam Louis, Frans vorm van Lodewijk. Zie ook De Wijs(e).
Wijsevelde, Wysevelde: Wellicht aanpassing van Duitse plaatsnaam Weissfeld (Rijnland-Palts). Vergelijk Ook Ysveld.
Wijsgeer, Wysgeer: Aanpassing van Duits Weissger, afleiding van weisigen: witten, kalker. Of van Middenhoogduits wssegxre: beul, scherprechter, van wssegen: straffen, pijnigen.
Wijshof, Wijshoff, Wyshoff: Bijnaam Wijs hoofd: verstandige kop, wijze geest.
Wijsmans, Wysman, Wysmans, Vismans, Visman, Wizman, Wuisman. Bijnaam voor een wijs iemand.
Wijsmuller. Duitse beroepsnaam Weissmller: molenaar van wit, fijn meel. Of afleiding van Duitse plaatsnaam Weissmhle.
Wijst, van der, Verwijst. Waarschijnlijk hypercorrect voor Verwaest (zie Van Waas).
Wijten, Wyten, Wyttens, Wieten, Wittens: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Wijt, Wido. Vergelijk Wyts.
Wijtenburg, van den Wittenboer, Witberg, Wittenburg, Weitenberg, Wittenberghe, van, Wittenberg. Naam uit de Duitse plaatsnaam Wittenburg (Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Nedersaksen).
Wijtstraete, Wytstraete, Wystrate: Plaatsnaam Wijtstrate in Ruiselede (West-Vlaanderen).
Wikker (de). Mogelijk naam uit het Middelnederlandse wicker: wichelaar, waarzegger. Zie ook bij Wigger.
Wikkerink: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Wikker, van Wigger, Germaanse voornaam.
Wilbrink, Wilbers, Welbers, Wilberts, Wolbers: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Willebrand of Willebrord.
Wilequet, Willequet, Wiliquet, Williquet, Wilquet, Wilqu, Wilket, Willocquet, Willoquet, Villequey, Welliquet: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Willaume.
Wil, de. Middelnederlands wille, wilwijl; wil, verlangen, wens. Bijnaam.
Wilbaux, Wilbaut, Wilbeaux, Willebaux, Willebois, Wuillebaut, Wuillebeaux, Guilbaud, Guilbau, Guilbaut, Guileau, Cuillebault: Vadersnaam. Romaanse vormen (Waals-, Picardisch met W-) van Germaanse voornaam wil-balth ‘Wil-stoutmoedig’.
Wilbergs. Moedersnaam. Germaanse voornaam wil-berg ‘Wil-bescherming’. Wilberga, Willeberga. 2. Spellingvariant van Wilber(t)s.
Wilbert, Wilbers, Wilberts, Wilberz, Wuilbert, Wilbergs, Wilbars, Wilpert, Wuilpart, Wilpart: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-berht ‘Wil-schitterend’. Wilbertus.
Wilbrink, Wilbrennink: Vadersnaam. Afleiding van Willebrand of Willebrord.
Wilcot, Vilcot, Wuilcot, Wuilquot, Wilquot: Vadersnaam. Vleivorm van de voornaam Willem.
Wilcox, Vilcocq, Willcox: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Willem.
Wild. 1. Variant van Willier; zie Willer(s). 2. Aanpassing van plaatsnaam Vilers.
Wildanger. Afleiding van plaatsnaam Wildang.
Wilde, de, Wilde, Wilden, de Wildt, de Wild, Wild, Wildt, Wilt, de Weilde, de Welde, de Welle, de Wel, Wel, Dewelle, Well van, Dewel, Dewell, Schwilden, Swildens: Bijnaam voor een wildeman, die woest, onbeschaafd, ruw, gemeen is.
Wilde, van de. Familienaam in Henegouwen. Waarschijnlijk voor Van de Wille=van de Wiele.
Wildeboer, Wildenboer: Vermoedelijk volksetymologische herinterpretatie als ‘Wilde boerՠvan Duits plaatsnaam Wildenburg (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts) of Wildenborch (Gelderland), of Wildenburg in Wingene (West-Vlaanderen): 1751 heerlykhede genaemt Wildenbourgh. Maar een herinterpretatie -met ingeschoven d-van Willeboer ligt misschien nog meer voor de hand. Of een uithangbord ‘De Wilde Boerՠ(?).
Wildegans. Bijnaam voor een jager op wilde ganzen. Vergelijk Wildegos, Wildefuhel, Duits Wild(e)gans. Zie Wilgos.
Wildeman, (de) Dewildeman, Wildmann: 1. Bijnaam voor iemand met wild gedrag, woest karakter. Vergelijk de Wilde. 2. Huisnaam: 1394 inden wilden manne, Leuven, ook Wildeman, hof in Alkmaar. 3. Ook soms uit Willeman, vadersnaam uit de Germaanse voornaam wil + man.
Wildemauw, Wildemauwe. Naam uit de Henegouwse plaatsnaam Willemeau.
Wildemeersch, (van), Wildemersch (van), van Wildemeersch, van Wildermeesch, Wildermeersch, Wildemeerch, van Vildemeers. Familienaam uit de plaatsnaam Wildemeers: woeste meers.
Wildenbergh, van, Wildenberg, van, van de Wildebergh: Plaatsnaam Wildenberg, bijvoorbeeld in Zuidwolde (Drenthe).
Wilder, (van). Plaatsnaam Wilder in Erps, St.-P.-Leeuw (Vlaams-Brabant), Kh. (Antwerpen), Wylder (Frans-Vlaanderen) van villare: boerderij, hoeve. Vergelijk Van Wijller, Van Wilderen.
Wilderen, van. Plaatsnaam (Limburg) en in Galmaarden en Hamme-Mille (Vlaams-Brabant). Vergelijk Van Wilder.
Wilderjans, Wilderyans, wilderiane, Wilderian, Wildriane, Wildrian, Wildria, Wildrianne, Wildriane: Bijnaam Wilde Jan. Vergelijk Duits Wildhans.
Wildermans. 1. Variant van Wildeman. 2. Afleiding van plaatsnaam Wilder.
Wilderode, van, Wildero, Wildro. 1. Familienaam uit de plaatsnaam wilde rode: woest gerooid terrein. Plaatsnaam in Parike en Welden (Oost-Vlaanderen). 2. Er is ook een Wildenrath (Noordrijn-Westfalen) dat aan de basis kan liggen van sommige namen.
Wilderom: Engelse familienaam Wildrom, Weldrum?
Wildert, van (der), Verwildert: Plaatsnaam (ter) Wildert: verwilderde, onbebouwde grond, wildernis. Plaatsnaam in Zandvliet (Antwerpen): 1154 terras campestres seu incultas que Wildert vocantur; in Geluwe (West-Vlaanderen).
Wildhagen. Plaatsnaam Wildhag: omheind jachtgebied. Wildhagen (Duitsland).
Wildschut, Wilschut, Wildschutz, Wildschutz, Wildschutze, Wildschietz: Beroepsnaam van de wildschutter: jager, stroper.
Wildstrom: Plaatsnaam? Vergelijk Wilderom, Verhaspeling?
Wilfinger, Wilffinger, Welfring, Welfringer: Afleiding van Duitse plaatsnaam Wilfingen of Wilflingen.
Wilfart, Wilfort, Williford, Wilfer, Willefert, Wuilfert, Wielfaert, Welvaert, Welvaarts, Welvaart, Wellewaert: Vadersnaam. Theoretisch zou het de Germaanse voornaam wil-frith ‘Wil-vredeՠkunnen zijn. Voor de uitgang, vergelijk Godeva(e)rt. Welvaert door renterpretatie, zoals Duits Wohlfahrt, van Wolfhard. Wellewaert kan eventueel op Wilwerth teruggaan. Maar de familienaam Wilfaert komt al in Tielt voor, juist daar waar al Wulfaert voorkwam (zie Wolfaert). Wi(e)lfaert gaat daarom op Wulfaert terug.
Wilford. Plaatsnaam Wilford (Nottinghamshire, Suffolk), dat is Willow ford: wilgenwad of doorgang.
Wilgen, van der, van der Willigen, van der Willingen, Verwilghen, Verwilgen, Verwilghem, Verwilligen, Verwulgen, Verwulgem: Plaatsnaam Ter Wilgen/Wulgen: wilg.
Wilgenhof. Plaatsnaam. Bijvoorbeeld Wilgehoef in Jette.
Wilgos, Wielgus, Wielgoez: Nederduitse familienaam Willgs: wilde gans. Vergelijk Wildegans.
Wilinski, Wiliski, Wilisky, Wilisqui:. Vadersnaa, slavische afleiding van de Germaanse voornaam Willem.
Wilhelm, Wilhelmus: Vadersnaam. Duitse vorm van de Germaanse voornaam Willem (zie op dat woord) en latinisering.
Wilk, van der, van der Welk, van der Welck: Waternaam De Wilk bij Benthuizen (Zuid-Holland).
Wilking, Wilkening: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Willem.
Wilkinson. Vadersnaam. Zoon van Wilkin, Willem.
Will, Wille, Will, Wils, Wills, Wilst, Wiles, Wiele, Wiel, Wiels, Wyls, Vuille, Wuille, Guille, Wieles, Wielese: Vadersnaam. Will(e), korte Germaans wil-naam: Willo of korte vorm van wil-naam, zoals Willem.
Willaert, Willaerts, Willar, Willard, Willart, Willert, Wylaers, Wijlaars, Wullaert, Wullaerts, Wuillard, Vuillard, Wuiart, Wuyard, Guillard, Guilard, Geuliaerts, Geullaerts, Williard, Williart, Wielaard, Woillard: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-hard ‘Wil-sterk’. Willehart, Wilardus, Willard.
Willaey, Willaeys, Willay, Willaeye, Wylaeys, Wuillay, Wallaeys, Wallays, Walaeys, Wallay, Wallaeyes, Villayes, Villays, Vallaeys, Valaeys, Valais, Vallaey, Vallaeijs, Vallays, Vallay, Vanlaeys, van Laeys. Vadersnaam, knuffelvorm van een -oi/-ai-variant van Wilhelm.
Wille, Vanduille, van (der) Weel, van (der) Weele, Verwielen, Verwijlen, Verwylen: Plaatsnaam Wiel, Weel: waal, poel, plas, door dijkbreuk ontstane kolk. Plaatsnaam Te Wiele in Pittem.
Will, Wille, Will, Wills, Wils, Wilst, Wiles, Wiel, Wiele, Wiels, Wyls, Vuille, Wuille, Guille. Vadersnaam, verkorte vorm van een Germaanse wil-naam.
Willebien. Waarschijnlijk van Willebin, vleivorm van Wilbert of Wilbaux, of hypercorrect voor Gilbin,
Willeboer: Vadersnaam. Herinterpretatie als boer van Willeboord.
Willebois. Hypercorrect voor Willebaux of vleivorm van Willeboud.
Willebrant, Wilbrant, Wilbraham, Villebrandt, Wilbrenninck: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wilbrant, wil-brand ‘Wil-zwaard’. Willibrandus.
Willebrords, Willeboordse, Willeborts, Willebrock, Wilboorts, Wilboort, Wilbors, Wilbroodt, Willeboer: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-brord ‘Wil-speerpunt’. Sint-Willibrord (658-739) is de apostel van de Friezen en de eerste bisschop van Utrecht. De kerik van Hulst (bisdom Utrecht) was aan Sint-Willibrord toegewijd en het stadszegel van Hulst (1226) stelde Sint-Willibrord voor. 1330 bij sente Willeboerdsputte.
Willeken, Willekens, Willekens,Willekes, Wilkes, Willemkens, Willeke, Willemkes, Wilikens, Wylkens, Wellekens, Wilcke, Wilke, Wilk, Wilkes, Wilks, Wilkens, Wilken, Wilking, Wilkins, Wilkin, Vilenkin, Vilkin, Wilquin, Vinquin, Wuilkin, Wilquem, Wilguin, Wilgain, Willens, Willen, Willenz, Wilen, Willing, Willin, Willinck, Willynck, Wielens, Wijling, Wijlin, Wylinck, Wylin, Wielink, Villen, Wellens, Welles, Welling, Wellin, Welens, Wullens, Wulles, Vullings, Vulling, Wuylens, Wollens, Wolles, Wallens: Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Willem. Vanaf Willen(s) zijn het knuffelvormen van dezelfde voornaam.
Willeman, Willemans, Willemand, Willemann, Willman, Wilmans, Wilman, Wylleman, Wijlemans, Wylenmann, Wielamans, Wieleman, Wulleman, Vilment, Guilleman, Guilemant, Gyemant. Vadersnaam uit Willem (wil-helm) of uit het Germaanse wil + man; wil-mens. Willimannus, Willemannu
Willemen: Vadersnaam. Willemijn, vleivorm van de voornaam Willem. Of Willeman:
Willemet, Willeme, Willemetz, Wilmet, Wuilmet, Wyllemet, Wilm, Wilme, Wilmee, Wilms, Wilmes, Willims, Willimes, Willaumez, Villaum, Vuillermet, Woilmet, Guilmet, Gilmet, Cilmez, Gilm, Guillermet, Guilemette, Guillemet, Guilemetz, Guilemez, Guillamet, Guillaumie, Guillaume: Vadersnaam. Picardische Waalse en Franse afleidingen van Willaume; Guillaume.
Willemijn, Willemijns, Willemyn, Willemyns, Willemeyns, Willemeijns, Willemin, Willemins, Willemen, Wilemyns, Wilmin, Wilmink, Wilmain, Willerman, Willemain, Wuillemmin, Vuillemain, Vouillemin, Villemin, Vilmain, Vuillemin, Guillemin, Guillemijn, Guillemyn, Guillemain, Guilemyn, Guillerminet, Guillermin), Quillemain, Guilmin, Guilmain, Gilmin, Gillemijn, Gillemyn, Ghillemijn, Ghillemyn, Ghyllemyn, Gilgemeyn, Ghilgemijn, Gilgemijn, Gilgemyn, Gildemyn, Dellemijn. Vadersnaam, knuffelvorm van Willem, respectiveleijk Waalse, Picardische en Franse vormen Willaume/Guillaume.
Willemot, Wilmo, Willemo, Wilmot, Wilmott, Willemo, Wilmo, Wilmotte, Wilmot, Wilniutte, Wuilmo, Wuilmot, Wuilmotte, Wuilemet, Wuilemotte, Wuillemote, Vouillamoz, Wilmots, Guilemot, Guilmot, Gillemot, Ghilmot, Guillaumot: Vadersnaam. Frans Guillemot, Waals-Picardisch Willemot, afleiding van de voornaam Guillaume/Willaume.
Willem, Willems, Willeme, Willemme, Willme, Willemse, Wilems, Wilem, Wilemme, Villem, Wuillem, Wellems, Wilhem, Wilhelms, Wilhelmus, Wilhelmi, Wilhelmy, Wilhelmi, Wilhelmij, Wilhelem, Vilhelm, Vilhem, Willums, Wullems, Willemsoone, Willemssens, Willemsen, Willensen, Willemssen, Wilemsen, Wilemsse, Wilemssens, Willms, Willmsen, Wilmssen, Wilmsen, Wilms, Wulms, Wuilmus, Wilmus, Vilmus, Willema: Vadersnaam. Zoon van Willem, Germaanse voornaam wil-helm ‘Wil-helm’. Willahelm, Wil(l)elmus, Willamus, G(u)illelmus.
Willemijns; moedersnaam Wilhelmina.
Willemstein: Plaatsnaam Wilhelmstein (Nedersaksen).
Willenborg: Plaatsnaam Wildenborch (Gelderland). Zie ook Wildeboer.
Willen, Wellen, Welling, Wullens, Wullink: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Willem.
Willens, Willen, Willenz, Wilen, Willin, Willing Willinck, Willynck, Wielens, Wijling, Wijlin, Wulinck, Wulin, Wielink, Wyllinck, Villen, Wellens, Welles, Welling, Wellin, Welens, Wullens, Wulles, Vullings, Vulling, Wuylens, Wollens, Wolles, Wallens. Vadersnaamm Willin, knuffelvorm van Willem.
Willenbucher. Duits Wildeburger, van plaatsnaam Wildeburg, Rijnland-Palts, Noordrijn-Westfalen.
Willendijck, Willendyck. Waarschijnlijk plaatsnaam Wilgendijk, bijvoorbeeld in Diksmuide.
Willenswaard, van: Plaatsnaam.
Willeput, Wilputte, Willepotte, Wulleput, Wulput, Wulleputte, Wulteputte, Wulteput, (van) Wolput, (van) Wolputte, Wanwolput. Naam uit de plaatsnaam Wolfsput: wolfskuil of uit Wolleputte (waterput waarin wol gewassen werd), of welput?; waterput.
Willer, Willers, Wilders, Willre, Williere, Willier, Wildiers: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-hari ‘Wil-leger’. Wilharius, Willerus.
Willerval. Plaatsnaam, Pas-de-Calais.
Willequet, Wilequet, Willequet, Wiliquet, Wilquet, Wilqu, Wilket, Willocquet, Willoquet, Villequey, Welliquet. Vadersnaam, knuffelvorm uit Will(i)aume. Zie daar.
Willet, Willette, Willey, Willez, Will, Wille, Wille, Willee, Willette, Vilet, Villette, Vilet, Vilette, Vil, Ville, Villee, Ville, Villez, Vilez, Guillet, Guill, Guille, Guellet. Vadersnaam of moedersnaam uit de voornaam Will(i)aume/Guillaume/-ette: uit respectievelijk de West-Picardische en de Franse vormen van de Germaanse voornaam Willem (betekenis zie Willems).
Williamson, Williams: Vadersnaam. Zoon van, William, Engelse vorm voor Willem.
Willis, Willius. Vadersnaam. Latinisering van Willem.
Williate, Williatte, Vilatte. Vadersnaam. Afleiding van Williaume.
Williaume, Willeaume, Willaume, Willaime, Willieme, Willime, Wuime, Villaume, Vuillaume, Wouillaume, Wuilliaume, Wuillaume, Wuillamme, Wuillame, Wuiame, Wuyame, Wiaime, Wiame, Wyam, Wyaime, Wyame, Wime, Wyme, Wueme, Williame, William, Williame, Willame, Williams, Wiams, Williane, (de) Guilliaum, Guilliaume, Guilliaums, Guilleaume, Geulleaume, Geullaume, Guillians, Giulliams, Juliam, Julian, Julliams, Juiams, Juillan, Gilliams, Gilliam, Giliams, Giliam, Giljams, Giljamse. Vadersnaam uit Williaume/Guiliaume: respectievelijk de Waals-Picardische en de Franse vormen van de Germaanse voornaam Willem (zie Willems).
Willibal. Vadersnaam. Duitse voornaam Willibald, Germaanse voornaam Willeboud; vergelijk Wilbaux.
Willich, Wilichs, Willig. 1. Plaatsnaam Willich. Noordrijn-Westfalen. 2. Zie Willick.
Willick, Willig, Willichs, Willich, Wielick, Guillick, Guilick: Vadersnaam. Oud afleiding. met k-suffix van Germaanse voornaam Willem. Willicho.
Willigen, van (der, de); Verwilghen, Verwilligen, van Willige, (de/van) Willegen: Plaatsnaam ter Wilgen ‘Wilg’.
Willigenburg, van; Willugenburg: Plaatsnaam Wilgenburg. Boerderijnaam op de Veluwe.
Willinge; oude Germaanse voornaam Wille (Wiltje, Wilke of Wilco).
Willion, Vilion, Villion, Viljoen, Guillion, Guillon, Guillotint: Vadersnaam. Romaanse vleivorm van Willaume.
Williscotte. Waalse aanpassing van Welscot, zie Walschot.
Williot, Willio, Willo, Willot, Wilot, Willotte, Wulliot, Wullot, Wuilot, Vuillod, Vuillot, Vullo, Voilliot. Vadersnaam, knuffelvorm van Willaume. Zie daar verder.
Willmund. Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-mund ‘Wil-bescherming’. Willimunt, Willemundus.
Willo, Willot, Willotte: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam Willoot, van Willoud: Willaldus. Vergelijk Maenhout/Mannoot, Berode/Beroud. 2. Zie Williot.
Willoc, Willocx, Willox, Willocq, Willoque, Williocq, Willax, Willockx, Willock, Wilock, Wilockx, Wielockx, Wijlock, Wijlocke, Wylock, Wylocke, Wyloeck, Wijloeck, Witlox. Vadersnaam, knuffelvorm uit de voornaam Willem. Zie verder bij Willem(s).
Willoquaux, Willoqueaux: Vadersnaam. Romaanse afleiding van Willem. Vergelijk Willequet.
Willout, Willaut: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-wald ‘Wil-heerser’. Willaldus. Maar vanwege de zeldzaamheid van deze Germaans naam, lijkt een contanimatie van Willem en Elaut mogelijk.
Willox: Vadersnaam. Willok, vleivorm op –ok van de voornaam Willem.
Willscheidt. Plaatsnaam Willscheid in Vettelschofi, Rijnland-Palts.
Wilmar, Wilmart, Wilmars, Wilmaer, Wilmaerts, Wilmaers, Wilmer, Wilmers, Willlemaerts, Willemaert, Willemaers, Willemars, Willemart, Willemaet, Willemarcq, Willemarck, Wilmerink, Wilmering, Wilmers, Vilmart, Villmer, Filmer, Guillemart, Guillemard, Guilemaere, Guillemare, Guilmard, Gilmard, Gilmart, Gilmar, Wuilmart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wil-mr ‘Wil-beroemd’. Willamar, Willimar(us). De vormen op -a(e)rt tonen aan dat de naam ook als afleiding van Willem opgevat werd.
Wilmeaux, Wilmaut, Guillemeau: Vadersnaam. Afleiding van Picardisch Willaume, Frans Guillaume. Of jongere spelling voor Willemot/Guillemot?
Wilmer: Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-mr ‘Wil-beroemd’. Willamar, Willimarus.
Wilryck, Wilrycx, Wilrijcx, Wilderijckx, Wilderyckx, Wylderykx, Wilri, Willery:1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wil-rik ‘Wil-machtig’. Willericus. Zie ook Guillery. 2. Eventueel (behalve Wilri, Willery) plaatsnaam Wilrijk (Antwerpen).
Wilsberg. 1. Plaatsnaam Wilsberge (Veurne-Ambacht). 2. Plaatsnaam Wilsberg (Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts).
Wilsens, Wilssens, Wilsing: Vadersnaam. 1. Afleiding op -sin van de vooraam Willem. 2. Wils(s)ens, van Wilszoons. Zie Wilson.
Wilsing: Vadersnaam. Uit Middelnederlands Wilsin, vleivorm van Willem, zie Wilssens.
Wilson: Vadersnaam. Engelse naam voor de zoon van Willem. Of Waalse vleivorm op -eon.
Wilssens: Vadersnaam. Afleiding op –sin van de voornaam Willem.
Wilt, van der, van der Wildt, van der Vilt, Verwilt: Samengetrokken uit van der Wildert. Plaatsnaam Wildert ‘Verwilderde, onbebouwde grond, wildernis’.
Wiltenburg, Miltenburg: Plaatsnaam Wiltenburg in Bunnik (Utrecht).
Wilting, Wiltink, Wiltinge, Welting, Wilding, Wilzing. Vadersnaam van Wilto, Wilte, Wilten, van Wil zoals Wilhelm.
Wiltzius, Wiltz. Plaatsnaam Wiltz, Duitsland.
Wilwert, Wilwerth, Wilwerts, Wilwertz, Wilverth, Wilverts, Wilvers, Wilvertz, Cuilvert: Vadersnaam. Duitse familienaam Willewerth, ook Welwart, waarschijnlijk van Germaanse voornaam Willwart (wiljan-warda).
Wimme, Wiemer, Wiemers, Wiemar, Wiem. Duitse vadersnaam uit de oude Duitse voornaam Winimar (wini + mar).
Wimmer, Wimmers, Wiemer, Wiemert, Wimart, Wyma, Wimmers: 1. Beiers-Oostenrijkse familienaam uit het Middelhoogduitse wideme: aan de kerik toehorende grond. 2. In de wijngebieden uit het Middelhoogduitse wimmer: wijnplukker. 3. Bijnaam uit het Duitse wimmer: knoestige boomuitwas. Naar gestalte. 4. Uit de plaatsnaam Wimmer (Nedersaksen) of Wimmern (Beieren). 5. Vadersnaam uit de oude Duitse voornaam Winimar (wini + mar).
Wimille, Dewimille: Plaatsnaam Wimille (Pas-de-Calais).
Wimlot. Waarschijnlijk metathesis van Wilmot.
Wimy. Plaatsnaam. Aisne.
Win, (de), Winne, (de), de Wyn, de Wyne, de Wijn, Winnes, Winne, Wuine, Wine, Wynne, Wyne, Wijnne, Wijne, Wins, Winnens, Winnen, Swennen, Swenne, Swenden, Swenden, Swinen, Swine, Swinnen, Swinne, Swinnens, Swinnes, Suinen, Zwinnens, Zwinnen, Zuinen, Zwinne, Swijnen, Swynen, Schwinnen, Chvinnen, Sweens, Swens, Swyns, Swijns, Zwyns, Swings, Zwings: Middenenderlands wenne, winne: landbouwer, pachter, veldarbeider. Beoepsnaam van de landbouwer.
Win, van, van Wien, van Wienen, van Wijn, van Wijnen, van Wynen, van Wyn, van Weijnen: Plaatsnaam winne: weide, hoeve. In plaatsnaam Delwijnen, Herwijnen, Zennewijnen (Gelderland).
Winandy, Vinandy: Latijnse afleiding van Germaanse voornaam Wijnand.
Winberg, Wimberg, Vinberg: Plaatsnaam Wijnberg. Vergelijk Weinberg, van Wynbergh.
Winbomont. Plaatsnaam Winbomont in Bverc (Luxemburg) of Wibeaumont in Ste-Ccile (Luxemburg).
Winck, (de), Wincq, (de); Wincqz: Middelnederlands wenc, winc: wenk, teken. Bijnaam.
Winckers. 1. Duitse bijnaam Winker, afleiding van Middenhoogduits winken: wenken, wankelen. 2. Afleiding van Winckert.
Winckert, Vincaert, Vincart, Vinquart. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Vinchardus.
Wincq, Wincqz. 1. Zie Winck. 2. Waalse aanpassing van Winckel.
Wincq. Van. Waalse aanpassing van Van Winkel.
Wind, van, van Wint: Wellicht huisnaam.
Windberger: Vervorming van Wijnberger, afleiding van de plaatsnaam Wijnberg in Epe (Gelderland) of Wijnbergen in Berg (Gelderland).
Windekens, van. 1. Plaatsnaam Windeken in Genk (Limburg). 2. Plaatsnaam Windeke, nl. Scheldewindeke of Denderwindeke, Oost-Vlaanderen.
Windhorst: Plaatsnaam Windhorst (Nedersaksen).
Windelinckx, Windelinx, Wingelinckx, Winnelinckx, Vindelinx. Mogelijk is het een vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam Wandel/Wendel. Waarschijnlijk is het echter een variatie van de familienaam Winrix/Winderickx (zie aldaar) omdat de verspreidingsgebieden overeen komen. De naam Wendel en de afleiding familienamen situeren zich trouwens in het Duitse taalgebied.
Windels, Wyndels, Vendels, Vindels, Wingels, Wingel, Wuyndels, Eyndels, Heyndels, Heijndels. 1. Zie Wandel. 2. Naam voor een ingebakerde vondeling.
Winden, van (der), van der Winnen: Plaatsnaam Winden (Over- en Neerwinden) (Vlaams-Brabant).
Winders, Wienders, Winners: Beroepsnaam. Middelnederlands winner, winder: landbouwer. Vergelijk Winne.
Windey, Windhey, Wiendy. Vadersnaam, Zeeuwse familienaam (knuffelvorm) met als eerste element het Germaans win of wind-naam, Vergelijk Everdey, Fockedey.
Windt, (de), de Winde, Winden, Wendt, Went: 1. Bijnaam, wellicht voor iemand die vlug is als de wind, of snel als een windhond, hazewind. Vergelijk Frans Levent. 2. Naam voor iemand van de Slavische volksstam, de Wenden.
Windfohr. Duitse familienaam Windfuhr naar een plaatsnaam in Kierspe (Noordrijn-Westfalen).
Windhoud. Vadersnaam. Germaanse voornaam Winidolt, Winidaldus. Vergelijk Duitse familienaam Windholz, of een veldnaam.
Windis, Windisch, Windischmann, Winsch, Winschermann: Duitse familienaam Windisch, Wendisch: uit het land van de Wenden.
Windmolders, Wintmolders, Werdmolder, Windmller, Winnemuller. Beroepsnaam voor een molenaar op een windmolen.
Windmolen, Windmeulen, Windmill. Beroepsnaam van de molenaar of van iemand die bij een molen woont.
Wing, van, Winge, van, van Winghe, van Wingh. 1. Familienaam uit de plaatsnaam St. Joris Winge (Vlaams-Brabant). 2. Variant van Van Winden. Dit uit de plaatsnaam Over- en Neerwinden (Vlaams-Brabant).
Wingen, van, Wingene, van, van Winghen, van Winghen, van Wijngen, van Wijnghene, van Wijnghene, van Wynghene, van Wynghen, van Winghem, van Wynghem: Plaatsnaam Wingene (West-Vlaanderen).
Wink: Middelnederlands wenc, winc ‘Wenk, teken’. Bijnaam.
Wingender. Waarschijnlijk van wngerter: wijngaardenier.
Winkel, van de (den, der), van (de) Winkel, Winkele, Winkels, Swinkels, Zwinkels, Swinckels, van de(den) Winckele, Winckel, van de Wijnkele, van de Wijnberg, van, Wijnbergen. Verspreide plaatsnaam Winkel: hoek. Of Oostwinkel, St.-Kruis-Winkel (Oost-Vlaanderen); St.-Eloois-Winkel.
Wijnkel, van de Wyncke, van de Wynckele, van de Wijnckel, Wijnckels, van de Wijnkel, van de Wynkel, van de Wynkele, (van den) Wynckel, Wandewinckelle, van der Winken, Wanwinckue, Vandenynckele, Vendewinkele, van Winckele, van Winckel, van Winkel, Winkelen, Winckel, Winckels, Winckel, Winkel, Winkels: Verspreide plaatsnaam Winkel ‘Hoekՠof verkort van Van de Winkel.
Winkelaar, (de) Winkeleer, de Winckleer, de Winckeleer, de Winckeler, Dewincklear, de Winkelair, de Winkeler, de Winkelers, (de) Winkeler, Wincler, Winkler, Winquelaire,Vinclaire, Vinclair. Beroepsnaam van de winkelier, iemand die een winkel (oorspronkelijk hoek, hoekhuis, werkplaats) heeft, kleinhandelaar. Vergelijk Winkler.
Winkelen, van, van Winckelen: Plaatsnaam Winkelom (Provincie Antwerpen).
Winkelman, Winkelmans, Winkelmann, Winckelman, Winckelmans, von Winckelmann: Synoniem met Winkelaar of afleiding van van de Winkel.
Winkelmolen, Winkelmuller: Plaatsnaam Winkelmolen: watermolen aan een bocht van de Neer(beek), die in Neer in de Maas vloeit.
Winkelstrter. Zoals Winkelstrter frequent in de streek van Dsseldorf, afleiding van plaatsnaam Winkelstraat: straat met een hoek, een knik.
Winkin, Winking, Winckens, Winkens, Vinkin, Wintquin, Winquin, Wintjens, Wintgens, Wintyens, Wijntjens, Wyntjens, Wientjes: Vadersnaam. Afleiding van een Germaanse win-naam, zoals Boudewijn, Adelwin. Of van Winand.
Winnaert. 1. Zie Weinhardt. 2. Variant van Waniart.
Winks, Wincqz, Winsma, Wynsma, Wyninga Winia, Wynen, Wijnne, Wijnkes en Wienken, mogelijk ook Windsma, vadersnaam Winke van oud Nederlands Winne, Wyne of Win; vriend. Friese namen Winne, Wyne, Wynke en Winke
Winkster: Vrouwelijke afleiding van Middelnederlands winken, wenken ‘Wagelen, toewenken’.
(de) Win, Winne, de Wyne, de Wyn, de Wijn, Wijnne, Wijne, Winnes, Winne, Wuinne, Winne, Wynne, Wyne, Wijnne, Wijne, Wins, Winnen, Winnens, Swennens, Swennes, Swenne, Swenne, Swenden, Swenen, Swinen, Swine, Swinnen, Swinne, Swinnens, Swinnes, Suinen, Zwinnens, Zwinnen, Zwennes, Zuinen, Zwinne, Swijnen, Swynen, Schwinnen, Sweens, Swens, Swyns, Swijns, Zwyns, Swings, Zwings: Beroepsnaam. Middelnederlands winne, wenne ‘Landbouwer, pachter, veldarbeider’.
Winnepenninckx, Winnepeninckx, Winnepennings, Winnenpenninckx, Willepenninckx: Bijnaam voor iemand die penningen, geld verdient, die goed zijn brood verdient.
Winnewisser. Waalse verhaspeling van Van der Vesse?
Winnezeele, van. Plaatsnaam Winnezele, Frans-Vlaanderen.
Winnock, Winnik, Winock, Winocq, Wynnyk. Vadersnaam, knuffelvorm uit een Germaanse win-naam. Herkenbaar in Sint-Winnoksbergen.
Winrix, Winric, Winderickx, Winderix, Wwenderickx, Wendrickx, Wendricx, Wendrix, Wendrich, Wrinreich, Weinrech, Wennrich, Wajnrych, Wajnryk, Wayryk, Windelinckx, Windelincx, Wingelinckx, Winnelinckx, Venderick, Venderickx, Venderrix, Vendrickx, Venderrix, Vendrig, Vinderick. Vadersnaam van de Germaanse naam wini-rikja= ‘Vriend - rijk, heersendՠ= Winirich.
Winssen, van, Winsen, van: Plaatsnaam Winssen (Gelderland).
Winsemius. Latinisering van Van Winsum.
Winssinger. Afleiding van plaatsnaam Winsing, Beieren, of Winzingen, Duitsland.
Winsum, van. Plaatsnaam, Friesland, Groningen.
Wint, de, Wind, de Windt, de Weindt, de Winde, de Wijndt, de Wyndt, Wendt. 1. Bijnaam voor iemand ‘Zo vlug als de wind’. Vergelijk Frans Lvent. 2. Naam van de Slavische volksstam, de Wenden.
Wintack. Waalse aanpassing van de frequente Duitse plaatsnaam Windeck?
Winten, Wintein, Winteyn, Wyntin, Wynthein, Wenting, Wentink, Wentein, Wijntens, Venten, Vintens, Winden, Windens. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam win(i)d; volksnaam van de Wenden zoals Wintboldus, Wintbertus.
Winter (de), de Wintere, (de) Wynter, Winters, Swinters, Swenters, Lewinter, Lewintre, Dewintre, Wintermans, Vinter; Bijnaam naar het jaargetijde: haarkleur, seizoen waarin de vondeling gevonden werd, seizoen waarin de marktkramer langs kwam, vergelijk de Zomer, Herbst.
Winterbeeck, Winterbeek (van). Naam uit de gelijknamige riviernaam in Diest. Vergelijk Winterbach, Rijnland-Palts.
Winterberg, Wintrebert: Verspreide Duitse plaatsnaam. Ook Winterberg in Renescure (Nord).
Wintergroen. Bijnaam voor een boer die in de winter oogst (wintertarwe, wintergerst). Vergelijk DuitsWintergerst.
Winterhalder. Duitse plaatsnaam Winterhalde(n).
Wintermans. Afleiding van De Winter.
Winteroy. Famlienaam uit Noord-Brabant: Winderoode, Winteroy, Winterooij. Duitse plaatsnaam Winnerod, Winnerath (Rijnland-Palts)?
Wintersberger. Verspreide Duitse plaatsnaam Wintersberg.
Winterscheidt, Winterscheid. Verspreide Duitse plaatsnaam Winterscheid.
Wintersdorff, von. Plaatsnaam Wintersdorf, Rijnland-Palts.
Wintershoven. Plaatsnaam. Limburg.
Winterstein. Plaatsnaam, Beieren.
Winterswijk: Plaatsnaam Winterswijk (Gelderland).
Winthagen. Plaatsnaam in Voerendaal, Nederlands-Limburg.
Wintraecken, Winstraecken: Plaatsnaam Wintraak / Windraak (Nederlands Limburg), 1849 Wintraak of Wintraken.
Winzenborg. Duitse plaatsnaam Winzenburg.
Wirken. Vadersnaam, knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Wierik (= Germaanse wig-rik).
Wion, Wyon, Vion, Vioen: Vadersnaam. Picardisch verbogen vorm van de Germaanse voornaam Wido.
Wiot, Wyot, Wiotte, Wio, Wuiot, Wuyot, Viot: Vadersnaam. 1. Romaanse afleiding van Germaanse voornaam Wido; vergelijk Wion, Wydoodt. 2. Variant van Williot (vergelijk Willaume = Wiaume).
Wippel. Nederduits Wippel, Duits Wipfel: boomkruin. Beroepsnaam voor de boomhakker, die de kruinen omhakt. Vergelijk Duitse familienaam Wipfler.
Wirgot. Variant van Wilgot?
Wiringer. Vadersnaam. Familie van de Wierings. Vergelijk Wieringa. 2. Afl. van plaatsnaam Wieringen (Noord-Holland)?
Wirken. Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse voornaam Wierik, zie Wirix.
Wirtel. Duitse beroepsnaam; maker van spindelringen, klossen.
Wirtheimer. Duitse plaatsnaam Wirtheim.
Wirts, Wirtz: 1. Afleiding van Duits Wirt ‘Waard’. 2. Eventueel variant van Wierts.
Wirtzfeld. Plaatsnaam Wirsfeld, Beieren?
Wisbecq, Wuisbeck, Wuisbeek, Wuisbecqz. Familienaam uit de plaatsnaam Wisbecq in St.-Renelde (Waals-Brabant).
Wischhoff. Duitse plaatsnaam Wischhof.
Wiscour. Plaatsnaam Seviscourt in Bras, Luxemburg.
Wisemberg. Dialect vorm van verspreide Duitse plaatsnaam Weissenberg.
Wiser, Wizer, Vizer. Beroepsnaam. Middenenderlands wiser; rechter.
Wiseur, Wyseur, Wyseure. 1. Zie Viseux. 2. Mogelijk bijnaam uit het Oudfranse wiseus(e): werkeloos, nietsdoen, luiheid, leeglopend. Of Oudfrans oiseure, wiseuse: luiheid, nietsdoen. Vergelijk Ledeganck.
Wisgerhof: Plaatsnaam Wisserhof (Rijnland-Palts)
wislez, Wislet. 1. Plaatsnaam Wislez in Theux, Luxemburg. 2. Zie Wisselet.
Wisman, Wissman: Duits Weissmann. Vergelijk Wittemans.
Wismeijer: Duits Wiesmeier ‘meier bij een wei’vergelijk Wemeijer.
Wisniewski, Wisniewsky, Wisniewska, Wisniowski: Afleiding van Poolse plaatsnaam wisnia; kersenboom, als Wisniewo, Wisniow, Wisznia.
Wispelaere, (de), Wispelaer (de) de Wyspelaere, de Wijspelaere, de Wispeleir, (de) Wespelaere, Wespelaere: Middelnederlands wispelaer’slangenbezweerder’. Vermoedelijk veeleer afleiding van Middelnederlands wispelen Ԧluiten, sissen, stamelen’. Bijnaam.
Wissaert, Wissart, Wessaert: Middenenderlands wisschaert, van wisschen: wissen, reinigen. Middenenderlands wisscher: wisser, die het geschut schoonmaakt. Vergelijk Duits Wischer.
Wisse, Wiss, Wissema, Wiskerke: Vadersnaam. Germaanse voornaam Wizzo, van wid-zo.
Wissekerke, (van), Wiskerke: Plaatsnaam Wissekerke (Zeeland).
Wissel, Wissels, Wyssels: 1. Beroepsbijnaam van de geldwisselaar. Vergelijk de Wisseler. 2. Vadersnaam. Verkleinvorm van de voornaam Wisse. Of variant van Wessel.
Wisselaere, de, Wissler, Wisseler, Wiseler, de Wesfejler, Esselaar, Esseler, Visire: Beroepsnaam van de geldwisselaar.
Wisselet, Wislet, Wislez: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wizzo, -so-afleiding van Wido.
Wisselink: Vadersnaam. Afleiding van vadersnaam. Wissel of variant van Wesseling.
Wissen, van, van Wissem, van Witsen, van Wyssem: Plaatsnaam Wissen (Noordrijn-Westfalen) of Wessem (Nederlands-Limburg).
Wissestad. Noorse familienaam Wissestad. Vergelijk plaatsnaam Wistedt (Nedersaksen)?
Wissenkerke, Wissekerke, Wiskerke: Plaatsnaam Wissenkerke (Goes, Zeeland): 1216 Witzenkerke ‘kerik van Witse’.
Wissink, Wissing: Vadersnaam. Afleiding op –ing van Germaanse voornaam Wizzo, so-afleiding Van Wido.
Wissocq, Wissock, Wyssocq: Plaatsnaam Wissocq in Audrehem (Pas-de-Calais).
Witczak. Vadersnaam. Poolse afleiding van heiligennaam Vitus.
Wit, (de); de With, de Widt, (de) Witt, (de) Witte, Wiethaar, Withaar, Witlox, Wittebol, Witvoet: Bijnaam voor iemand met wit, blond haar of bleke huid. Frans Leblanc.
Witgeers, Wytgeers, Witsiers: Vadersnaam. Germaanse voornaam Widger ‘Hout, boom - spies, speer’. Witgerus, Widgerius.
Withagen, Withages, Withaegens, Witha(e)gels, Withaeghs, Withaeckx: Plaatsnaam Withagen (Gelderland).
Withof, Withofs, Withoofd. Naam uit Withoofd, een bijnaam voor een wittekop, iemand met lichte haren. Vergelijk Duits Weisshaupt, Engels Whitehead, Wittebolle.
Witjes, Wittke: Verkleinvorm van de Wit. Bijnaam voor een kleine witte. Vadersnaam. Afleiding van Wijt.
Witkam, Witkamp, Wittkampf: Plaatsnaam Witkamp in Laren (Gelderland) ‘Wit omheind veld’. Ook frequente Nederduitse plaatsnaam Wittkamp.
Witley, Witlie, Wethlij: Engelse familienaam en plaatsnaam Whitleigh (Berkshire), Whitley (Cheshire, Northumbria, Wiltshire, Warwicks, Yorkshire).
Witlox. 1. Bijnaam naar de witte lokken. Vergelijk Duits Weisslock. 2. Re-interpretatie van Willockx.
Witmaar, Widmer, Witmer, Wittamer: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-mr ‘Hout-beroemd’. Widimar, Witmarus.
Witmaekers, Wittmaekers: Beroepsnaam. Middenenderlands witmaker: bereider van zeemleer. Of beroepsnaam van de witter, kalk? Vergelijk Nederduits Wittmaack, Duits Wittmacher.
Witmeur. Vadersnaam. Verwaalsing van de Germaanse voornaam Widmer, Wittmer.
Witpas. Vondelingennaam: afstammelingen van Witpas Joannes Baptista, gevonden te Leuven op 02.04.1785. uit Witpaar(de)s?
Witry, Wittry. Plaatsnaam, Luxemburg.
Wits, Witse, Witts, Witt, Witz, Witsen, Witsen: Vadersnaam. Afleiding van vleivorm op –so van de Germaanse voornaam Wido: Wiz(z)o.
Witsen, van: Plaatsnaam Wissen (Noordrijn-Westfalen) of Wessem (Nederlands Limburg).
Witsenburg (van), van Witsenborg. Familienaam uit de plaatsnaam Witsenburg ergens op de grens van Noord- en Zuid-Holland. Ca. 1750 was er in Rijswijk een herberg Witsenburg die wellicht op dezelfde plaatsnaam teruggaat.
Witteck, Wittek. Vadersnaam. Korte vorm van de Slavische voornaam Witoslaw.
Witsiers, Witzier. Beroepsnaam afkomstig van het Middelnederlandse uutsieder/utesieder: iemand die uitziedt, uitkookt. Vermoedelijk een zoutzieder. Uut is in vele familienamen vervormd tot ‘wit.’
Witte (de), de Wite, (de) With, Wit, (de) Witt, Switten, White (Engels). Bijnaam voor iemand met wit/licht haar of huidskleur. Frans Leblanc.
Wittebol, Wittebolle, Wittebole, Wittenbol, Wittebols, Wittenbols: Bijnaam voor iemand met een wittebol, wit hoofd. Vergelijk Withof(s).
Witteboon. Joodse familienaam. Bijnaam voor een verkoper van witte bonen?
Wittebort. Bijnaam; witte baard.
Wittebroeck, Wittebrouck. 1. Bijnaam naar de witte broek. Vergelijk Roobrouck. 2. Spelling voor Uittebroeck is niet uit te sluiten.
Wittebroodt, Wittebrood: Beroepsbijnaam voor de bakker van wittebrood, fijn tarwebrood. Vergelijk Blanpain, Weissbrod, Whitebread.
Wittel. Vadersnaam. Duitse afleiding van Slavische voornaam Witoslaw; zie Witteck.
Witteleir, de. Door dialect assimilatie rt/t van Werteleer, van de Wortelaer.
Wittem, van. Plaatsnaam. Nederlands-Limburg.
Witteman, Wittemans, Witman, Wytteman, Wijtman, Weetemans, Wetemans, Witterman, Wittman: 1. Afleiding van de Wit, de Witte. 2. Vadersnaam. Wijtman, afleiding van Germaanse voornaam Wijt, Wido.
Wittemberg, (van), Wittemberghe, (van) Wittemberghe, (van) van Wittembergh, Wittemberg, Witemberg, Wittembercq: 1. Duitse plaatsnaam Wittenberg of Wittenberge. 2. Plaatsnaam Wittenberg in Achel (Limburg), Knokke (West-Vlaanderen), Barneveld (Gelderland) en Valkenswaard (Noord-Brabant).
Wittenboer, van den. Aanpassing van de Duitse familienaam en plaatsnaam Wittenburg, zie Wijtenburg.
Wittendorp. Duitse plaatsnaam Wittendorf. Noordrijn-Westfalen.
Wittene, van, Witten, Wetten, van : Plaatsnaam Witten in Assen (Drenthe) en Borger (Drenthe).
Witter, Witters, Wijters, Wyters, Withers: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-hari ‘Hout-leger’. Witterus.
Witterich: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rk?’Hout-machtig’. Wid(h)ericus, Withericus. Vergelijk Witteryck.
Witter, Witters, Wijters, Wyters, Withers, Vitters. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wid-har’. hout-leger.
Witterbeck, Witterbecq. Plaatsnaam Wittebeek. Vergelijk Duitse plaatsnamen Wittbeck en Wittbek.
Witteroos. Plaatsnaam? Vergelijk Duitse Weissrosen.
Witteryck, Witryk, Wittrich: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rik ‘Hout-machtig’. Wid(h)ericus, Withericus.
Witterzee. Misschienvan plaatsnaam Witterzee in Court-St-Etienne (Waals-Brabant).
Wittesaele, Wittezaele: Verkeerde lezing (w = uu) van Uuttesaele, Uitesaele. Uit der Saele. Vergelijk Van Zaelen.
Witteveen: Plaatsnaam Witteveen (Drenthe) of uit Witven in Ekeren, Dessel en Lille (Antwerpen).
Wittevrongel: Middelnederlands wittewrong(h)el ‘gestremde melk’. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Wittevrouw, Wittevrouwe, Witvrouwen, Witvrouw, Wittvrouw, Witwrouw. Witte vrouw: naam van een kloosterzuster. Het klooster van de Witte Vrouwen stond in Brussel in de huidige Dansaertstraat(toen de Jerichostraat naar de naam van het klooster). Familienaam naar woon(werk)plaats, naar de moeder (?) of vondelingennaam.
Wittewronghel, (de), Wittewrongel, (de), (de) Wittewrongel, (de) Wittewronghel, Wittevrongen, Wittevronge, Wittevranghel, Witteronghel: Middenenderlands witte wrongel: gestremde melk. Bijnaam of beroepsnaam.
Wittich, Wittig: Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wido. Vergelijk Wiedicke.
Wittock, Wittockx, Wittocx, Wydock, Wijdock, Witoeck, Wittoeck, Wittoex, Witdoeckt, Witdoeck, Witdoek, Witdoeckx, Wittouck, Witdouck, Withoeck, Withoek, Withouck, Wythouck, Wijthouck: Vadersnaam. Vleivorm op –ok van de Germaanse voornaam Wido/Widou, betekent zoveel als; woud, boom, wit, blond.
Wittrant, Vitrand, Vitrant: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-hrabn ‘Boom-raaf : Widiramnus, Witramnus, Wittram.
Wittrock. Bijnaam voor de drager van een witte rok. Vergelijk Duits Weisrock.
Wittstock, Wittstok. Duitse plaatsnaam Wittstock.
Witvoet. Bijnaam voor iemand met witte, blanke voeten.
Witzel, Wizel, Witsel, Witzke, Witzig: Vadersnaam. Afleiding van Duitse voornaam Witz, Germaans Witzo, Wizzo; zie Wits.
Witzenburg, van: Plaatsnaam Vitzenburg (Saksen-Anhalt).
Witzomer. Beroepsnaam van de kuiper. Synoniem met Duits Weissbender, naar het goedkopere witte sparrenhout.
Wiwadier. Oudfrans vivendier; gastvrij.
Wlodarski, Wlodarczak, Wlodarczyk: Poolse beroepsnaam: rentmeester, hofmeester, beheerder.
Wobben, Wobbe, Wubben, Wubs, Wibbens, Wbben: Vadersnaam/moedersnaam. Nederduitse-Friese voornaam, bakervorm van een voornaam waarvan het eerste lid wald of wulf is en het tweede met een b begint, zoals Wolbert, Wolbod, Wolbrand, Walburg.
Wochenmarkt. Duitse bijnaam; weekmarkt, voor een marktkramer.
Wodon. Plaatsnaam Wodon, Namen.
Woelfle, Woelffel: Duitse vadersnaam Wolfle: afleiding van de voornaam Wolf.
Woensel, van, van Woonsel, van Woinsel, van Wunsel: Plaatsnaam Woensel (Noord-Brabant).
Woerd, op de, van de, der; van de Woerdt, Verwoert, Verwoerdt, Verwoord,: Plaatsnaam Woerd; geringe terrein verhoging in het gebied der grote rivieren’. Van der Woerd, duidend op een woonplek die bekend staat als De Woerd, in Appeltern (Gelderland), Zoelen (Gelderland), Engelen (Noord-Brabant).
Woerden, van: Plaatsnaam Woerden (Zuid-Holland).
Woerkom, van, van Woerkens: 1. Woerkom, gesproken vorm van plaatsnaam Woudrichem (Noord-Brabant). 2. Plaatsnaam Workum (Friesland).
Woertman, Wortman, Wortmann, Woermann, Wuurman, Wurman: Afleiding van plaatsnaam Woerd: geringe (vaak opgeworpen) hoogte ter bescherming tegen overstroming. Ook Duits Wurt, Middennoordduits wort.
Woestad, Woedstadt, Woestaf, Voustad: William Woetstadt, een Engels militair, geboren ca. 1671 in Bedford, trouwde in Tilburg in 1696.
Woeste, Woste, Wuest, Swusten, Weusten, Weuster, Wst, Wust. Bijnaam voor een woest, onbedwingbaar, ruw iemand.
Woesteland, Woestelandt, Woestelandts, Hoestlandt, Hoeslandt, Oustlant, Oustelandt: Plaatsnaam Woestland: woest, braak land. Voor de vormen zonder w, vergelijk Waals-Vlaams oznsag en familienaam Van Hoestenberghe.
Woestenborghs, Woestenburg, Woestenberg, Wuestenbergh, Wuestenberghs, Wuestenberg, Wustenberghs,Wustenberg, Wustenbergs, Wuestemberg, Wuestemberghs, Wustemnergs, Wustemberg, Weustenbergh, Weustenberg, van Hoestenberghe, van Hoestenbergh, van Rosentenberghe, van Rostenberge. Plaatsnaam Woestenberg of -burg ‘Woeste, verlaten berg/burg’. 15de eeuw Woestenberg in Bavel (Noord-Brabant), 15de eeuw Wuestenborch in Diessen (Noord-Brabant).
Woestyne, van de(der), van de(der) Woestijne, Woesteyne, Wandewoestyne, van de(der) Ostyne, Ostijne, Vanderostyne, van de Rostyne, Rosteyne, Rostijne, Woestyn, Woestijn, Woestijne, van de, Wostyn, Wostijn: Verspreide plaatsnaam Woestijn ‘Woest land’. Plaatsnaam Woesten (West-Vlaanderen): 1217 Wostine, in de 14de eeuw nog met lidwoord. Vande Rostyne, is van Vander Ostijne.
Wginger: Misschien gerond uit Weginger, afleiding van de plaatsnaam Weging (Beieren).
Wohlgemuth. Wohlmuth. Bijnaam voor een goedgezinde, goed gestemde.
Whler: Vadersnaam. Wohler, Nederduitse variant van Wolder, Wolter, de Germaanse voornaam Walter, Wouter.
Woittiez: Afwijkende spelling van Watier, Waalse-Picardische vorm van Frans Gautier, van de Germaanse voornaam Wouter.
Wojcik, Wojcicchowski, Wojczyk, Wojciak, Wojcikowski, Wojcieckowski, Wojciechowski, Wojchiechowska, Wojtal, Woytal, Woiytal, Wojtas: Wojcik is een afleiding van Pools wojt ‘Hoofdman van een dorp’ontleend aan Duits Vogt. Afleidingen Wojtala, Wojtak, Wojtas werden verward met die van Tsjechisch Vojtech, voornaam voi-tech ‘krijger-troost’.
Wojtkow, Wojtkowiak, Wojtowicz, Wojtkowicz: Afleiding van Tsjechisch Vojtech; zie Wojcik.
Wolberink komt van de oude mannen voornaam Wolbert, Wolbrecht, Wolfbercht.
Wolde, ten, van (der) Wolde: Plaatsnaam Wolde. Oost-Nederlands Wold ‘Woud’.
Wolgarten, Wollgarten. Plaatsnaam Wolfgarten. Noordrijn-Westfalen.
Wolbach. Plaatsnaam Wohlbach, Beieren.
Woldenberg, van den. Duitse plaatsnaam Woldenberg.
Wolf (de), (de) Wolff, Wolfe, Dewolphe, (de) Wulf, Wulff, Wuff, (de) Woolff, Woulff, de Weulf, (de) Wolffs, Wolfs, Wols, Swolfs, (zoon van de Wolf) (de) Volf, Vulfs, de Wrulf, de Wulf.: 1. Bijnaam ‘Wolfՠof huisnaam, bijvoorbeeld in Ieper. 2. De vormen zonder lidwoord kunnen vadersnaam. zijn, namelijk de Germaanse korte voornaam Wolf. Ook wel vertaald van Leleu: 1625 Joannes le Leu = 1653 Joannes de Wulf alias le Leu, Tielt; zijn kinderen trouwen als De Leu, De Wulf en De Wolf, de kleinkinderen allemaal als De Wulf.
Wolf, van der: Plaatsnaam Wolf in Liezele (West-Vlaanderen), Breendonk (Provincie Antwerpen), Huijbergen (Noord-Brabant), de Wulf in Harelbeke, Lichtervelde, Merkem, Reningelst, Tielt, Westvleteren, Wingene, Zedelgem (West-Vlaanderen).
Wolfaart, Wolfart, Wolfert, Wolfers, Wolffers, Wolvers, Wulffaert, Wulfaert: Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-hard ‘Wolf-sterk’.
Wolfelaar, van; van Wolffelaar: Plaatsnaam Wolvelaar in Sint-Gillis-Waas.
Wolfcarius. Vadersnaam. Latinisering van Germaanse voornaam wulf-ger ‘Wol-speer’. Wolfger(us), Wolfgarius; Wolfgar.
Wolfelde, Wolfvelde. Plaatsnaam Wolfsveld bij St.-Omaars, Pas-de-Calais.
Wolfensberger: Afleiding van plaatsnaam Wolfsberg (Beieren, Baden-Wrttemberg, Sleeswijk-Holstein) of in Asten (Noord-Brabant) en Groesbeek (Gelderland); Wolfsbergen (Gelderland, Groningen).
Wolferen, van, Wolferen, van Wolveren, Van Wolfer: Plaatsnaam Wolferen in Valburg (Gelderland) en Gorkum (Zuid-Holland).
Wolfers, Wolffers, Wolffer, Olfers. Vadersnaam afgeleid van de Germaanse voornaam wulfa-haria (= wolf-heer, wolf-leger). Wolfers kan ook een afleiding zijn van Wolfert.
Wolfgang: Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-gang ‘Wolf-gang’. Wolfganc.
Wolfinger. Plaatsnaam Wolfing, Beieren.
Wolfram, Wolfframm: Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-hrabn ‘Wolf-raaf : Wolf(h)ram.
Wolfsbergen. Gelderland, Groningen.
Wolfsberger. Verspreide Duitse plaatsnaam of in Asten, Noord-Brabant, en Groesbeek, Gelderland.
Wolfson, Wolfsen. Vadersnaam. Zoon van Wolf.
Wolfstein, Wolfstyn. Plaatsnaam, Beieren, Rijnland-Palts.
Wolfswinckel, van, Wolfswinkel, van, Wolleswinkel. Plaatsnaam in Scherpenzeel, Overijssel.
Wolgast. Duitse plaatsnaam.
Wolke, Wolk, Wlk, Wlke, Woelk, Whlken: Vadersnaam. Nederduitse afleiding van Germaanse wald-naam, zoals Wolder = Wolter.
Wolke. Bijnaam: wolk. lemand met somber karakter. Vergelijk Donckerwolke.
Wolkensztajn. Plaatsnaam Wolkenstein, Beieren.
Wolkers. Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam wulf-gerշolf-speer’. Wulgerius. 2. Variant van Volkers.
Wolkow, Wolkowa, Wolkoff, Wolkovitzky, Wolkowicz, Wolkowitz, Wolkowitzka, Wolkowiewicz, Wolkowewicz: Plaatsnaam Wolkow.
Wollacker. Plaatsnaam Walakker in Ruddervoorde, Ruiselede, Schuiferskapelle, St.-Michiels, Vladslo (West-Vlaanderen).
Wollaert, Wollard: Waarschijnlijk hypercorrect voor Wullaert (Waals-Vlaams wulk = wol); vergelijk Wulbrand = Wollebrants. Eventueel weergave van de Waals-Vlaamse uitspraak van Wallaert.
Wollants, Wollant, Wollast, Wollanders, Welander: Vadersnaam. Germaanse voornaam Walant: Walandus, Walannus, verward met Wieland: Welandus, Wi(e)landus. De naam van de Germaanse smid Wieland komt trouwens in het Oudfranse epos als Galant voor, wat op Walant teruggaat. Vergelijk ook de Zweedse familienaam Wilander. De afleiding op -er wijst op het geslacht van de Wielands/Walands; vergelijk Duits Winanter.
Wollebrants. 1. Germaanse voornaam wulf-brand ‘Wolf-zwaard’. Wolfprant, Wolfbrand = Wolbrand. 2. Eventueel = Willebrant door klinkerronding na w.
Wollenberg: Plaatsnaam Wollenberg (Brandenburg, Baden-Wrttemberg, Hessen, Noordrijn-Westfalen).
Wollenweber, Wllenweber, Woellenweber, Wullenweber, Wullen: Duitse beroepsnaam van de wolwever, volder.
Wollenhauven. Wollenhauwen. Plaatsnaam Vollenhove in Brederwierde, Overijssel, en Zeist, Utrecht.
Wollersheim. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Wollesse. Waalse aanpassing van Wolles.
Wollmann, Wolman: 1. Beroepsnaam van de wolbewerker of wolhandelaar. 2. Vadersnaam. Oude Duitse voornaam.
Wollseifen. Plaatsnaam Wolseiffen. Noordrijn-Westfalen.
Wolsink, Olde, Wolsing, Wols. Plaatsnaam.
Wollwert, Wolwertz, Wolwert, Wlwer, Wolvert, Volvert. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wulf-wart; wolf-bewaarder.
Wols. 1. Zie (de) Wolf. 2. Vondelingnaam: op 7 januari 1648 werd Elisabeth Wols in de Antwerpse Wolstraat gevonden.
Wolse: Vadersnaam. Uit Wolfse, zoon van Wolf.
Wolsztajn. Duitse plaatsnaam Wollstein.
Woltche, Woltche: Plaatsnaam Wolduche = Volduchy (Tsjechi). Henricus Woltche = Wolduche, dragonder in het regiment Notthaf, vestigde zich in Gonrieux en stierf er in 1755.
Woltema: Vadersnaam. Friese afleiding van Germaanse wald-naam, zoals Wolter.
Wolterbeek: Herkomst uit Halberstadt (Saksen-Anhalt).
Woltering, Wolterink, Wolterman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wolter, Wouter.
Wolters, Wolders: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-hari ‘Heerser-leger’. Waldhari, Walthari.
Wolthuis, Woudhuizen: Plaatsnaam Wolthausen, Wolthusen, Waldhaus(Beieren, Baden-Wrttemberg, Hessen, Nedersaksen, Saksen-Anhalt).
Woltringh, oude Germaanse voornaam Wolter, Wouter, Walther.
Wolting, Woltman: Vadersnaam. Afleiding van Germaans wald-naam, zoals Wolter. Vergelijk Woltering.
Woluwe, Wolu, Woluw: Plaatsnaam Woluwe.
Wolven, Wolvens: Vadersnaam. Vleivorm van Germaanse wolf-naam. Maar de kunstschilder Henri Wolvens (҂russel 1896) heette eigenlijk Wolvenspergens.
Wolveraer, (van), Wolveraerd, (van), Wolveraere, van Wolffelaar: Plaatsnaam Wolvelaar in St.-Gillis-Waas.
Wolvenspergens, Wolvesperges: Luxemburgse famille Wolfensberger. Plaatsnaam Wolfersberg (Beieren) of naar de plaatsnaam Wolfurt bij Bregenz.
Wolzak: Beroepsbijnaam voor de wolhandelaar of bijnaam naar de huisnaam. Vergelijk Duits Wollensack. 1648 Jan Daniels Wolsack bewoonde het huis de Wolsack en handelde in vlas en wollen lakens, Hilvarenbeek.
Wolverthem, van. Plaatsnaam Wolvertem, Vlaams-Brabant.
Wolzer. Vadersnaam. Hypercorrect voor Wolter; vergelijk Walzer.
Wonder. Bijnaam voor een wonderdoener, verkoper van wondermiddeltjes, nieuwtjesverkoper. Duits Wunder.
Wondergem: Plaatsnaam Wondelgem of Wontergem (Oost-Vlaanderen). Zie ook van Wouterghem.
Wonneberger. Plaatsnaam Wonneberg, Beieren.
Wonner. Vadersnaam. Germaanse voornaam Wonher: Wuniharius.
Woning, van der: Plaatsnaam Woning? Of herinterpretatie van vadersnaam. Wonnink? Afleiding van Germaanse voornaam met wunna ‘Lust, vreugde’Duits Wonne, zoals Wunnibold, Wunnihelm, Wunimundus, Wuniharius.
Wonnink. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam met wunna ‘Lust, vreugde’Duits Wonne, zoals Wunnibold, Wunnihelm, Wunimundus, Wuniharius.
Wong, Wang, Wong Chung, Womg Loi Sing, Wong Lun Hing, Wongsodikromo. Chinese familienaam die in Nederland behalve uit China (in het bijzonder uit Hong Kong) ondermeer ook afkomstig is uit Suriname.
Wonterghem, (van) Wontergem, (van). Plaatsnaam Wontergem, Oost-Vlaanderen.
Wood, Woods. Engelse plaatsnaam Wood; woud, bos.
Woodburn. Engelse beroepsnaam van de houtbrander, kolenbrander, die houtskool maakt.
Woodfield: Engelse plaatsnaam in Napton-on-the-Hill (Warwickshire), die teruggaat op Woodhull. Of Woodhill bij Annan in Dumfries.
Wooldrik: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-rik ‘Heerser-machtig’. Waldricus, Woldricus.
Woollard. Vadersnaam. Variant van Engelse Woolward, Germaanse voornaam Wolfward; zie Wollwert.
Woolmore. Vadersnaam. Engelse vorm van de Germaanse voornaam wulf-mr ‘Wolf-beroemd’.
Woord, van der, Woordt, van der. 1. Plaatsnaam Woord, Woerd, Word: kleine terreinsverhoging in het gebied van de grote rivieren. Woord, De Woerd (Gelderland). 2. Eventueel spellingvariant van Van der Voordt; zie Van der Voorde.
Woos. Waalse spelling voor Voos.
Woot. Vadersnaam. Korte vorm van de voornaam Wouter. 2. Zie De Woot.
Wordragen, van. Plaatsnaam, Gelderland.
Workum, van, Woerkom, van Woerkens: Plaatsnaam Workum (Friesland).
Worms: Plaatsnaam Worms (Rijnland-Palts).
Worme, de, Worm, de, Worme, Worm, Worms, Wourms, Denorme. Bijnaam uit worm: nietig iemand, insect, ongedierte, monster. Denorme is een verkorting van: den (w)orme.
Wormhoudt, van, Wormhout,van, van Vormhoudt: Plaatsnaam Wormhout (Frans-Vlaanderen).
Wormleighton. Plaatsnaam, Warwickshire.
Wrner, Woerner: Vadersnaam. Duitse geronde vorm van Werner.
Woronoff. De familie stamt van een adellijke familie uit Sint-Petersburg (Rusland). Russisch Voronov, van voron: raaf.
Worp, van, (der): Plaatsnaam Worp/Werp ‘eangeworpen, aangewassen land’of in Friesland ‘Buitendijks land, opgeworpen vluchtheuvel’. Plaatsnaam de Worp in Deventer.
Worrell: Engelse plaatsnaam Worrall (Yorkshire).
Wors, de, Worst, de, de Wost: Beroepsnaam van de worstenmaker. Vergelijk Duits Wurst, Wurster. Ook Nederduits Worst, Wost.
Worteghem, van. Plaatsnaam Wortegem, Oost-Vlaanderen.
Wortel: 1. Plaatsnaam Wortel (Provincie Antwerpen). 2. Bijnaam of beroepsbijnaam naar de naam van de groente, de wortel, of deel van een plant. Vergelijk Duits Wurzel.
Wortelaer, de, de Weurtelaer, Wortelaers, Wertelaers, Werteleer, Wortelboer. Beroepsnaam van de opgraver, verzamelaar en verkoper van wortel-, knolgewassen en kruiden.
Wortelmans. Afleiding van plaatsnaam Wortel, Antwerpen.
Wortman, Wortmann: Afleiding van plaatsnaam Woerd, Duits Worth ‘geringe (vaak opgeworpen) hoogte ter bescherming tegen overstroming, omheinde hoogte’. Ook Duits Wurt, Middennoordduits wort.
Wos, Woss, Wss: Waalse spelling voor Vos, Nederduits Voss; eventueel voor Voos.
Wotron, Votron: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Wautier.
Wouda, Buwalda, Buwolda, Walda, Walta, Wald, Wolda, Wouda. Vadersnaam. Friese afleiding van Woud, Wold, korte Germaanse voornaam wald.
Van der Wou, Woude van der, van Wouden, van (de) Wouw, van der Woud, van Wouwe, van de Wouw, van der Wouwen, van (der) Wauwen, Wauwe, van de Wauw, van der Wauven, van der Waeve, van de Vouden: Plaatsnaam. Middelnederlands woude, wou(we)’Wouw, naam van verschillende planten waaruit verfstof bereid werd’. Plaatsnaam te Woude/Wouwe in Melsele (Oost-Vlaanderen).
Woudenberg, (van): Plaatsnaam Woudenberg (Utrecht).
Woudstra: Variant van Fries Woudstra, afleiding van plaatsnaam Woud; bos.
Woudhuysen. Plaatsnaam: huis in het woud. Walthusen (Groningen). Verspreide Duitse plaatsnaam Waldhausen, Waldhusen, Engelse familienaam Woodhouse.
Woukens, Waekens, Waeckens, Wackkens, Wackens, Wuyckens, Wuykens: Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Wouburg.
Wouman, Woumans, Waumans, Wauman, Wouwman. Naam afgeleid van Van der Woude, Van Wouwe. Zie hierboven bij Woude Van de.
Woumen, van. Plaatsnaam Woumen, West-Vlaanderen.
Woussen, Woessen, Hoessen. Vadersnaam, knuffelvorm van een wald-naam als Wouter?.
Woutergeerts. Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-ger ‘Heerser-speer’. Waldger, Waltgerus. Ook wel dubbele voornaam, Wouter + Geert. Zie ook Aertgeerts.
Woutermaertens, Woutermartens, Wautermartens, Wautersmartens, Walterumaertens: Vadersnaam. Dubbele familienaam Wouter + Maarten.
Wouterghem, van: Door leesfout voor van Wonterghem. Plaatsnaam Wontergem (Oost-Vlaanderen). Zie ook Wondergem.
Wouters (de), (de) Wauters, Woutters, Woutersen, Wouterse, Woucters, Waters, Watters, Watter, Wolters, Wolter, Woters, Walther, Walters, Walter, Valters, Valter, Welters, Welter, Welther, Woltjer, Woitter, Weyters, Wyters, Weijters, Wijters, Vouters, Waulter, Waultre, Wouterszone, Uyter, Uters, Uytters, Uyttr: Vadersnaam. Germaanse voornaam wald-hari ‘Heerser-leger’. Waldhar, Walthari, Walterus, Woutra.
Wouts, Wout, Wauts, Vouts, Woets, Woidt, Woit, Woite, Woyts, Wouyts, Wuits, Wuijts, Wuydts, Wuyts, Uijt, Uyt, Vuyts, Vuits, Wueyts, Weuts, Weit, Weitz, Weydts, Weyts, Weijts, Wijts, Wyts, Weets, Wets, Wetz, Waets, Wats: Vadersnaam. Wout, korte vorm van Wouter.
Wouw, van, Wouwe, van, van Wauwe. 1. Zie van der Woude. 2. Ook wel verward met Van de Wouwer.
Wouwer, van de, van de Wouer, van den Wouwer, Wouwere, van de Wauwer, Wauwers, van den Wauver, van de Wouver, van de Waver, de Wauwer. Familienaam uit het Middelnederlandse wuver, wouver (vis)vijver. Plaatsnaam in onder andere Aartselaar, Broechem, Hemiksem, Kontich (Antwerpen).
Wouwermans, Wauwermans, Wauvermans, Wouvermans: Afleiding van Van de Wouwer.
Woverius. Humanistennaam van Van den Wouwer.
Wozniak, Woznicki, Wozny: Beroepsnaam. 1. Pools wozinica: voerman. 2. Pools wozny: baljuw.
Wrangel, de. Pierre Nicolaevitch Wrangel was een Russische generaal (1878-Brussel 1928), die uit een Zweedse familie stamde.
Wree, de, Wreede, de, Wrede, Vreede, de Vrede, de Vree, de Vre, Dewre, de Vr, de Fr, de Fre, de Vree: Bijnaam voor een wreed, streng, woest man.
Wreesman: Afleiding van de Vreeze ‘De Fries’.
Wright: Engelse beroepsnaam, Oudengels Wyrtha (vergelijk Middelhoogduits wrhte, Nederlands gerocht) ‘Werker, timmerman’.
Wrobel, Wrobbel, Wrbel, Wroblewska, Wroblewski, Wroblewsky, Wroblervska, Wrubel: Oost-Duitse, Slavische familienaam (vooral Breslau). Pools Wrbel, Wrblewski, Plaatsnaam afgeleid van Russisch vorobei ‘mus’.
Wttewaall: Lees Uuttewaal Եit de Waal’.
Wu, Woe, Wuu. Chinese naam.
Wufel, de, de Wuffel, Wuffels: 1. Wellicht variant met geronde klinker u (onder invloed van w en) van Wifel. Zie Wyffels. Maar van Wijffels bestaat geen variant De Wijffel. 2. Daarom misschien wel metathesis van De Wulf.
Wuiart, Wuyard: Vadersnaam. Variant van Wiard, of van Williard (vergelijk Williaume = Wuyame).
Wuilbroeck. Plaatsnaam Willebroek, Antwerpen.
Wuis: Wellicht uit Wuits, van Weits, van Wouts.
Wulbrecht, Wulbert, Wulber: Vadersnaam. 1. Germaanse voornaam wulf-berht ‘Wolf-schitterend’. Wolfbert, Vulbert, Volbertus. Eventueel door ronding van i tt u na w van Wilbert.
Wulfran, Wulfranc, Wulfrancke, Wulfrak, Wulfranke. Verschrijving van de Germaanse voornaam Wolf-fram of Wolf-frank.
Wulgaert. Afleiding van Verwulgen. Zie Van der Wilgen.
Wullaert, Wullaerts: Vadersnaam. Variant van Willaert, door ronding van i tot u na w.
Wulleman, Wullemans. Beroepsnaam van de wolwever of wolhandelaar. Zie Wollmann 1. 2. Vadersnam. Variant van Willeman, met ronding van de i. De Waals-Vlaamse familie Wulleman heette eerder nog Willeman in Woesten.
Wullschleger, Wollschlegier:. Duitse beroepsnaam Wollschlager: volder. Ook Middenenderlands wolslager.
Wullus, Wulles, Weulis: Naar het wolhuis, waar de wol bewerkt en gevold wordt, de verkoop- en opslagplaats van de wol.
Wulp, van der: Plaatsnaam De Wulp in Aardenburg (Zeeland), Groede (Zeeland).
Wulst, van der. Hypercorrect voor Van der Hulst.
Wulterkens. Vadersnaam. Afleiding van Wolter.
Wulverghem, van. 1. Plaatsnaam Wulvergem, West-Vlaanderen. 2. Plaatsnaam Wulveringen (West-Vlaanderen), dat eveneens Wulvergem genoemd wordt.
Wulveryck, Wulverijck. Vadersnaam. Germaanse voornaam wulf-rik ‘Wolf-rijk’. Wulvarich, Wlfricus.
Wumkes. Vadersnaam van Wulmkes, afleiding van Wullem/Willem.
Wunder, Wunderle, Wunderlin: Bijnaam voor een wonderdoener; vergelijk Wonder. Duitse familienaam Wunderer, van Middenhoogduits wunderasre: die wondere dingen doet.
Wunderl: Duits Wunderle, Wunderlin, bijnaam voor een wonderdoener.
Wunderlich. Bijnaam. Middenhoogduits wunderlich: zonderling, vreemd, grillig, prikkelbaar.
Wunnik, van. Plaatsnaam Wonck, Wonk, Limburg. 1214 Wunck.
Wurcel. Spelling voor Duits Wurzel. Zie Wortel 2.
Wurlitzer. Plaatsnaam Wurlitz, Beieren.
Wurm, Wurms, Wrm: Duitse bijnaam Wurm: worm; zie (de) Worme.
Wurth, Wurthi: 1. Plaatsnaam. Middennoordduits Wurt, Middelnederlands waert, weert ‘mpgehoogde plaats ter beveiliging tegen overstroming’. Vergelijk Wortman(n). 2. Geronde vorm van Wirt: waard. Beroepsnaam.
Wurzburger. Afleiding van plaatsnaam Wrzburg (Beieren).
Wustefeld, Wustefeld, Weustenfeld: Plaatsnaam Wustefeld (Duitsland), Wstenfeld (Rijnland-Palts).
Wuyckens, Wuykens. Dialect variant van Woukens. 2. Zie Wuykens.
Wuylendham. Plaatsnaam Vuilendam, Zuid-Holland.
Wuylens. Vadersnaam van Woilin, vleivorm van Wouter? 2. Zie Willen(s).
Wuytack, Wuyttack, Wuijtack, Wayteck. Vadersnaam uit Woitak, een naam afgeleid uit Wauter. Wouter. Wellicht uit wald-ag.
Wuytemans, Weytemans, Weitmann, Weitman, Wijtman, Wytteman, Weetemans, Wetemans, Weytsmans, Weytsman, Wytsman: Vadersnaam. Afleiding van Wuit, Weit, van Wout(er). Zie Wouts, Wouterman.
Wuijtinck: Vadersnaam. Afleiding van Wouter.
Wuyten, Wuytens, Wuijtens, Wuijten, Wuyens, Weutens, Weuten, Waeyttens, Waeytens, Weytens, Weyten, Weijtens, Weijten, Weijttens, Wijttens, Wijtens, Wijten, Wyttens, Wyttensm Wyten, Wytens, Waltens, Weltens, Welten, Wiltens, Wilten,Wuytkens, Wuyckens, Wuykens, Wuytjens, Uijtjes, Weitjens, Weytjens, Weijtjens, Weetjens, Wltjen, Wltgens, Weltjens, Weltgen, Weltiens, Wiltgen. Vadersnaam, knuffelvorm van de voornaam Wouter (wald-hari).
Wuytkens, Wuyckens, Wuykens, Wuytjens, Uijtjens, Weitjens, Weytjens, Weijtjens, Weetjens, Wltjen, Wltgens, Weltjens, Weltgen, Wiltgen. Vadersnaam uit de voornaam Wouter; wald-hari.
Wuyts, Wuijts, Waets, Wouts, Wauts, Woyts, Vouts, Woets, Woi(d)t, Woite, Wouyts, Wuits, Wuydts, Wuyts, Uijt, Uyt, Vuyts, Vuits, Wueyts, Weuts, Weitsz, Weit, Weydts, Weyts, Weijts, Wijts, Wyts, Weets, Wets, Wetz, Wats. Vadersnaam, verkorte vorm van Wouter; wald-hari. Dit is weer een variant van Walt(h)er, Wouter.
Wy, Wij. Vondelingnaam, Leuven 1787.
Wybraeke, Wybracke: Plaatsnaam Wij(d)enbroek in Aalst en Iddergem (Oost-Vlaanderen).
Wybran, Wybrants, Wybrandi: Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-brand ‘Strijd-zwaard’. Wibrannus.
Wijbo, Wybo, Wybenga, Wybenge Wybema, Wiebes, Wiben, Wiebeking: Vadersnaam. Fries Wybe en Wiebe. Germaanse voornaam Wibode, van wg-bodo ‘Strijd-bode’. Wigbodo. Ook wel verward met Wiboud.
Wyckaert, Wijckaert, Wickaert, Wiccaert, Wickart, Wikart, Wiccart, Wicart, Wicquart, Wicquaer, Vicart, Wika, Wyka. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam wig-hard; strijd-sterk.
Wyckers, Wijckers, Wijker, Wijchers, Weiker, Weycker, Weyker, Vickers: 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-hari ‘Strijd-leger’. Wichari, Wigerus. Vergelijk Wicher, Wigger(s). 2. Zie De Wickere.
Wyckman, Wyckmans, Wijckmans, Wijckman, Wykmans, Wijkman, Weyckmans, Weykmans, Weikmans, Weickmans, Wyte, van de oude voornaam Wite, Witte.
Weickman, Weickmann, Weijchmans. Vadersnaam naar de Germaanse voornaam wig-man; strijd-man.
Wyckstandt, Wijckstandt, Wijkstandt. Naam uit de plaatsnaam Wickstadt (wich-stade) in Niddatal (Hessen). Of uit het Zweedse Vikstrand of Wikstad.
Wydau, Wydauw, Wydouw, Wijdouw, Wydeau: Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam wid-wald ‘Hout-heerser’. Widaldus, Widoldus.
Wydemans, Wijdemans, Wiedemans, Wiedeman, Wymans, Wyman, Wijmans, Wijman: 1. Vadersnaam. Afleiding van Wijt, Germaanse voornaam Wido. 2, Beroepsnaam. Houthandelaar.
Wydeveld, Wijdeveld: Plaatsnaam, bijvoorbeeld Wijdevelde in Merchtem (Vlaams-Brabant).
Wydoodt, Wijdoodt, Wido, Guyot, Guijot, Guijo, Guiot, Guio, Ghyoot, Ghyot, Ghiot, Ghots, Giot, Giots, Ghiotto, Ghio, Gyo, Gios, Jiot. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wid(o). Of uit de Frans afleiding Gui(don). Voor Giot, van Guiot, vergelijk mijns hre Guys = mijns hre Gys.
Wydoogh, Wydooghe, Wydhooghe, Wydhooge, Wijdhooge, Wijdooghe, Wyddooghe, Widogue. Bijnaam voor iemand met grote, wijd starende ogen.
Wydryck, Wydrych: Vadersnaam. Germaanse voornaam wid-rik ‘Hout-machtig’. Widericus, Widrih, Widricus.Vergelijk Wirix.
Wydt, Wyts, Wys. Vadersnaam uit de knuffelvorm van de Germaanse voornaam Wijt, Wyt, Wido.
Wyffels, Wijffels. 1. Vadersnaam op -el van een Germaanse wip-naam (wp: wijf, vrouw). 2. Mogelijk familienaam uit wivel: insect, horzel, paardenvlieg. In dat geval de bijnaam voor een onrustig iemand.
Wijga: Vadersnaam. Friese naam Wyga, afgeleid van een Germaans wg-naam ‘Strijd’.
Wygaart, Wygaert, Wygaerts, Wijgaart, Weygaart, Weygaert, Weygaerts, Weijgaert. 1. Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-hard ‘Strijd-sterk’. Wigardus. 2. Zie Van den Wijngaerden.
Wijgergans: Variant van Weijergans, afleiding van Weijergang, Weigergang. Middelnederlands weygeren, weyeren ‘Huppelen, springenՍ + gang. Bijnaam voor iemand die huppelend loopt, met wippende stap. Vergelijk Duits Waiger.
Wijgham: Plaatsnaam op -ham?
Wyhier, Wyhyre: Vadersnaam. Romanse vorm van Germaanse voornaam wid-hari ‘Boom-leger’. Withari, Witherius.
Wijgman: Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-man ‘Strijd-man’. Wicmannus.
Wijk, van, van der Wijk, van Wijck, van Wiek: Plaatsnaam Wijk (Belgisch-Limburg, Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen), Wijk-bij-Duurstede (Utrecht); Wijk-aan-Zee (Noord-Holland).
Wijkhuis, Wijkhuisen, Wijkhuizen, Wijkhuijs, Wuijckhuijse, Wuijckhuijze: Plaatsnaam Wijkhuis ‘Wijkplaats, kamphuis, versterking aan stadsmuren, kastelen’. Wuijck-door ronding na w. Plaatsnaam Wijkhuize in Kruishoutem (Oost-Vlaanderen), Wijkhuizen in Stenkkerzeel (Vlaams-Brabant) enz.
Wijkstra: Friese afleiding van van Wijk.
Wylick, van. Plaatsnaam Willich. Noordrijn-Westfalen.
Wijma: Vadersnaam. Friese afleiding van de Friese voornaam Wij, Wy, van Germaans wg ‘Strijd’.
Wymeels, Wijmeels. 1. Zie Wymeersch. 2. In Nederland is er een gelijknamige familie, waarvan de naam komt uit de plaatsnaam Wimille (Pas-de-Calais).
Wymeers, (van), Wymeersch (van), Wijmeersch, Wijmeers, (van) Wymersch, van Wijmeersch, van Wijmersch, van Wymeersche, Wymmeersch, Wijmmeersch, Wymes, van Weymers, (van) Weymeersch, Weymeers, van Weijmeersch, Weyneersch, Weymersch, (van) Wiemes, van Wemierch, Wemmeersche, Wermersche, Wemmersch, Weymeis, Weymeels, Wymeels, Wijmeels, Weymiens, Wymiens, Weymins. Naam uit de verspreide plaatsnaam Wijde Meersch: uitgestrekte beemd.
Wynendael, van, Wynendaele, van, Van Wijnendael, Wijendaele, van Wynemdaele, van Weynendaele, van Wyendaele, Wijndaele, Wyndaele, Windael, Windal, van Winnendaele, van Winnendael, van Wienendaele, van Winendaele, van Winnedael, van Wielendaele, Widendaele, Vindal. Familienaam uit de plaatsnaam Wijnendale in Torhout (West- Vlaanderen).
Wymes. Afleiding van Wieme? Of verschrijving voor Wymees, zie (van) Wymeers.
Wimmer, de, de Wijmmer: Afleiding van Middenenderlands wime, wijme: wilgentwijg, rijs, vlechtwerik van teen. Misschien beroepsnaam van de twijgenvlechter, mandenmaker. Zie ook Wimmer.
Wynbergh, van. Plaatsnaam Wijnberg in Langemarik (West-Vlaanderen) of plaatsnaam Wijnenburg.
Wynsberghe, Wijnsberge (van), (van) Wijnsberghe, Wijnsberge, van Wynsbergue, van Weynsberghe, van Weynsberge, van Wymsberghe, Mynsberge, Winsberg, van Wijsberge, (van) Wisberg. Familienaam uit de plaatsnaam Wynsberg/Wijnsberg in Vichte/Waregem.
Wyncke, van der. Reductie van Van de Winkel.
Wyndorps. Plaatsnaam Weindorf, Windorf, Beieren.
Wyneghem, van. Plaatsnaam Wijnegem (Antwerpen) en in Erps-Kwerps (Vlaams-Brabant).
Wytinck, Wyttinck, Wytynck, Wijtijnck, Wijting, Vitting, Fries Wytema en Witema, Engels Whiting. 1. Bijnaam naar de visnaam wijting. 2. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Wido, (vriend). 3. Brabantse variant van Weytinck (afleiding van de voornaam Wouter).
Wijn, Wijnen, Wijnes: Vadersnaam. Korte vorm van een Germaans wini-naam (zoals Boudewijn, Adelwin, Winand) of van Walewein of Iwein. Zie Weijn.
Wijna: Vadersnaam. Friese afleiding van Wijn, Germaans wn ‘Vriend’.
Wijnacker: Plaatsnaam Wijnakker ‘Wijnberg, wijngaardՍ in Bazel en Belsele (Oost-Vlaanderen).
Wijnand, Wijnandt, Wijnands: Vadersnaam. Germaanse voornaam wg-nanth ‘Strijd-moed’. Wichnand, Winandus.
Wijnbeek: Plaatsnaam Wijnbeek in Neer (Nederlands Limburg).
Wijnen, van: Plaatsnaam Wijnen bij Nistelrode (Noord-Brabant) of verkorte vorm van Plaatsnaam Delwijnen, Herwijnen, Zennewijnen (Gelderland).
Wynenbroot. Bijnaam Wijn en Brood. Vergelijk Casembroot. Duitse familienaam Weinundbrot.
Wynendael, van, Wynendaele, van, van Wijnendael, van Wijnendaele, van Wynemdaele, van Weynendaele, van Wyendaele, Wijndaele, Wyndaele, Windael, Windal, van Winnendaele, van Winnendael, van Wienendaele, van Winendaele, van Winnedael, van Wielendaele, Widendaele, Vindal: Plaatsnaam Wijnendale.
Wijngaard, (van den); van den Wijngaart, Wijngaerd, Wijngaarden, van, Wijngaarde, van Wingerden, van de Weijgaart, Wijngers, Weijngers: Verspreide plaatsnaam Wijngaard.
Wijnhoff, Wijnhoven: Plaatsnaam Wijnhof ‘Wijngaard’Duits Weinhof.
Wijnia, Wynia, Wijnsma, Wijnsema, Wijnstra, Wensma: Vadersnaam. Fries Winia, Wynia, samengetrokken uit Wininga, Wyninga, afgeleid van een Germaanse win-naam.
Wijnmaalen: 1660 Joost Jansz Wijnmaal, Leiden.
Wynrocx, Wijnrox, Wijnrocx: Contaminatie en verwarring van Winnocx en Winrix.
Wynsberghe, van, Wynsberge, van, (van) Wijnsberge, Wijnsberghe, van Wynsbergue, van Weynsberghe, van Weynsberge, van Wymsberghe, Mynsberge, Winsberg, van Wijsberge, (van) Wisberg, van: Plaatsnaam Wijnsberg bij Waregem.
Wynschot. Plaatsnaam Winschoten, Groningen.
Wijnterp: Allicht Friese plaatsnaam.
Wijntjes: Vadersnaam. Verkleinvorm van Wijn.
Wijs, (de); Weijs, de Wijze, deWeijze, Wijsman, Wisman, Wismans, Wischmann, Wiesman, Wismeijer, Wismeyer, Wissman, de Wijse, de Wijze. Bijnaam ‘Wijs, verstandig, geleerd, slim’.
Wijshake: Duits Weisshaken, Weisshagen?
Wijsman: Bijnaam voor een wijs man.
Wysmantel. Duitse bijnaam Weissmantel: witte mantel.
Wijsveld, Wijsevelde: Wellicht de Duits Plaatsnaam Weissfeld (Rijnland-Palts)
Wijten, Wieten: Vadersnaam. Vleivorm van de Germaanse voornaam Wijt, Wido.
Wijtenburg: Duitse plaatsnaam Wittenburg (Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern, Nedersaksen).
Wytinck, Wytynck, Wyttynck, Wijtijnck, Wittinck, Witting, Vitting: 1. Bijnaam naar de visnaam, de wijting. 2. Vadersnaam. Afleiding van de Germaanse voornaam Wido (zie Wyts). 3. Vadersnaam. Brabantse spelling voor Weytinck (zie Wuytinck).
Wijtman: De naam kan een variant zijn van Witman, maar ook van Weitman, afleiding van Weit, van Wouter.
Wyts, Wijts, Vuyts, Vuijts, Wiets, Wietz: Vadersnaam. 1. Wijt, Germaanse voornaam Wido. 2. Jongere Brabantse spelling voor Weits; zie Wouts. Vuyts kan als Wuyts worden gelezen, maar ook als Wyts (vu = w).
Wyttenbach. Duitse plaatsnaam Wittenbach.
Wyvekens, Wijverkens, Weyverkens, Wivina, Wyva, Wyfken: Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam wba; vrouw, wijf.
X.
Xantippe. Moedersnaam. Griekse voornaam.
Xhardi. Waarschijnlijk Luxemburgse Waale spelling voor Hardi.
Xheneumont, Xhne(u)mont, Xhnemont, Xheuneumont: Plaatsnaam in Battice, Luik.
Xhenseval, Xhenceval, Henceval, Henseval: Plaatsnaam Xhenseval in Ouffet (Luik).
Xhibitte. Luiks-Waals hipte: misstap?
Xhign. Plaatsnaam Xhignez in Sprimont (Luik).
Xhignes, Xhignesse, Xhiniesse, Chignesse, Dejignesse: Plaatsnaam Xhignesse in Hamoir (Luik).
Xhoffer. Verwaalste vorm van Duits Schoffer, Schoffer: Schfer, (schaap)herder.
Xhoffray. Plaatsnaam Xhoffraix in Bverc (Luik).
Xhonneux, Xhoneux. Plaatsnaam Honneuz in Argenteau. Luik.
Xhoris, Horis, Horris, Dexhorez: Plaatsnaam Xhoris (Luxemburg).
Xhrouet. Oudfrans escroet, afleiding van Oudfrans escroe: perkament, register. Vergelijk Lescroart.
Ximenes. Moedersnaam. Spaanse familienaam. Afleiding van de voornaam Ximena / Chimene, naam van de vrouw van El Cid, de strijder tegen de Moren, dochter van graaf Lozano.
XXX. Waarschijnnlijk vondelingnaam, naar de kruisjes op het linnen.
Y.
Yager. Waarschijnlijk spelling voor Jager.
Yague. Waalse aanpassing van Jager?
Yang. Spelling voor Jan, Jean?
Yann. Spelling voor Yanne of Jeannet.
Yates: Engelse familienaam. Afkomstig van Yate (Gloucestershire) of naar de woonplaats bij een gate ‘Stadspoort’voor de portier.
Ydou. Vadersnaam. Romaanse vorm van Germaanse voornaam id-wulf; idulfus.
Yerna, Ierna. 1. plaatsnaam Yerna in La Gleize (Luxemburg). 2. Zie Yernau(l)t.
Yernault, Yernaut, Yernaux, Yerneaux, Hiernaut, Hiernau, Hiernaux, Hyernaux, Yerna, lerna: 1. Vadersnaam. Waalse vorm van de Germaanse voornaam Arnoud. Vergelijk Yrnard.
Yerseke, van: Plaatsnaam Yerseke (Reimerswaal, Zeeland).
Yeung. Waarschijnlijk spelling voor Young.
IJff: Vadersnaam. Germaanse voornaam Ivo. Zie ook Ivens, Hieftjes.
Yildirim, Yildiran. Familie uit Turkije.
Yildiz, Ayyildiz, Yildizli, zyildiz, Yildizhan, Sariyildiz. Turkse familienaam.
Ylen. Moedersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Ida: Idala, Idela. Friese en Groningse voornaam Ile, Ielke, Iele.
Yilmaz, Kanyilmaz, Akylmaz. Vadersnaam ontleend aan de voornaam Yilmaz = ‘De onverzettelijke, de volhardende, de onbuigzame’. De naam Yilmaz is afkomstig uit Turkije.
Ylieff. Bulgaarse familienaam Iliev, sinds 1920 in Belgi.
IJmker. Beroepsnaam van de imker.
Yns. Spelling voor Eyns=Heins?
Yolkaerts. Verschrijving of leesfout voor Volkaerts.
Yon. Middelnederlands Yoen als een Romaanse vorm van Odo(n).
Yntema: Vadersnaam/moedersnaam Friese afleiding van verkleinvorm van de Friese voornaam In(n)e.
Young: Engelse familienaam Young, pendant van de Jongh(e).
Yonkerque. Waalse Re-interpretatie van Yonckheer.
IJpelaar: Plaatsnaam IJpelaar (Noord-Brabant).
IJperen, van: Plaatsnaam Ieper (West-Vlaanderen).
IJpma, Ypma, Ijpema, Ypema, IJpeij, Ypeij, Ijpes, Ypes, Ypey: Vadersnaam. Friese afleiding van de voornaam IJpe, Iep, Ipe, Ippe, (Latijn Ipeus) Ibbe, bakervorm van Germaanse voornaam Idebert.
York. Engelse plaatsnaam York.
Young. Engelse bijnaam; vergelijk (de) Jong, de Jonghe, Jung.
Ypreu, Ypreuw, Ypreeuw: Frans Ypreau, afleiding van Ypres, Franse vorm voor Ieper.
Yrnard. Vadersnaam. Waalse hypercorrecte vorm voor Yrna (zie Erna), Ierna = Yernault. Of Germaanse voornaam Arnard/Ernard: arn-hard ‘erend-sterk’. Arnardus.
IJsebaart, IJsebaert, Ysenbaert, IJzebaart, IJzebaert, Isenbaert. Vadersnaam. Germaanse voornaam san-bard ԩjzer-bijl’. Isanbart.
Yseboodt, Yseboot, IJseboodt, Ysenboodt, Ijseboudt, Eijsbouts: Vadersnaam. Germaanse voornaam san-balth ԩjzer-moedig’. Isboldus, Yseboldus.
Ysebie, Ysabie, Isabey: Vadersnaam van Yzebeen, van Is(e)bin, vleivorm van een Germaanse voornaam Is(e)bert, Is(e)boud, Is(e)brand.
Ysebrant, Ysenbrant, Ysenbrandt, Yzenbrandt, Isembrandt, Isenbrandt, Eysenbrandts, Eysenbrands, Eijsenbrands: Vadersnaam. Germaanse voornaam san-brand ԩjzer-zwaard’. Isanbrandus.
IJseldijk, (van); (van) IJsseldijk, IJsseldijke: Plaatsnaam IJsseldijk in Westervoort (Gelderland).
IJselenberg, IJzelenberg: Plaatsnaam. Wellicht Duits Eiselberg (Beieren) of de frequente plaatsnaam Eisenberg.
IJsenbrant: Vadersnaam. Germaanse voornaam san-brand ԩjzer-zwaard’. Isanbrandus.
IJspeert: Volks etymologische vervorming van IJsebaert. Vergelijk Iesberts.
IJssel, van den, Yssel, van den, Yssels, Ijssels, Ysel, van. 1. Waternaam de IJssel. 2. Eventueel plaatsnaam Izel, Luxemburg.
IJsselmuiden, van: Plaatsnaam IJselmuiden, Overijssel.
IJsselstein, (van): Plaatsnaam IJsselstein (Utrecht) en IJsselsteijn in Venraai (Nederlands Limburg).
IJtsma: Vadersnaam. Friese afleiding van IJts, verkleinvorm van de voornaam Ite, van Ide.
IJzendoorn, van, Yzendoorn, Izendoorn, IJzelendoorn, van, Isendoorn: Plaatsnaam IJzendoorn in Echteld (Gelderland).
Ysendycke, van, Ysendyck, van, Ysendyk, van Ysendijck, van Ysendijcke, IJzendijke, van, van Eysendeyk, van Eysendeyck, van Eysendijck, Eysendyck, van Eijsendijck; Plaatsnaam IJzendijke (Oostburg, Zeeuws-Vlaanderen): 1126 Isandica.
Ysere, van, Yseren, van, van Eyseren, van Uzere, van Yzere: Plaatsnaam IJzeren (Nederlands-Limburg) en in Halen (Limburg), Bunsbeek (Vlaams-Brabant).
Yserentant, Iserentant, Iserentante, Isserentant: Bijnaam IJzeren Tand. Voor iemand met ijzersterke tanden. Vergelijk Yserbyt.
IJzerloo, van: Plaatsnaam IJzerlo in Aalten (Gelderland).
Yserman, Ysermans, IJsermans, IJserman, Eysermans, Eyserman, Eijserman, Eyzermans, Eijzermans, Eisermanns, Ezerman, Eizenman, Yzerman, Yzermans, IJzerman, IJzermans, Isermann, Iserman, Oysermans, Oyserman. 1. Beroepsbijnaam van de ijzerhandelaar of de smid. 2. Of vadersnaam uit een Germaans is-naam, Iseman.
Ysewyn, Ysewijn, IJsewijn, Yzewijn, IJzewin, Yzerwyn, Yzewyn, Isewyn. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam san-win ԩjzer-vriend’.
Yskoud, Yskout, Eijskoot: Vondelingnaam. Silvester Yskoud, op 31 december 1834 vondeling in Antwerpen.
Ysland, Yslandt, Van. Verdwenen familienaam naar het gelijknamige eiland IJsland.
Yssche, Ysche, Van, Van IJssche, Van IJsche. Verdwenen familienaam uit de plaatsnaam (Over- en Neder-) IJse (dit uit de Keltische riviernaam).
Ysschol. Vondelingnaam. Philippe Ysschol werd op 27 mei 1814 in Antwerpen te vondeling gelegd. Rupertus Ysschol op 24 januari 1826.
Ysseldijk, van, IJsseldijk: Plaatsnaam IJseldijk in Westervoort (Gelderland).
IJsseling. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse s-naam.
Ysselstein. Plaatsnaam IJsselstein (Utrecht) en IJsselsteijn in Venraai (Nederlands-Limburg).
Ywaede, van, van Ywadde, van Iwaarden: Verspreide plaatsnaam. Middelnederlands gewade, Middenwaalsvlaams iwad: gewad, wed, ondiepe plaats in het water, doorwaadbare plaats, drenkplaats.
Yzerraad. Wellicht van IJzerdraad. Vergelijk Eisendraht. Of aanpassing van plaatsnaam Eiserode (Saksen)?
Z.
Zaadnoordijk: Wellicht dubbele toenaam Zaad/Saat, van van der Sate en Noorddijk, plaatsnaam (Groningen).
Zaaier, de, de Zaayer, de Zayer, de Saeuere, de Saeyer, (de) Sayer. Beroepsnaam van de zaaier.
Zaalberg, Salberg: Moedersnaam. Germaanse voornaam Salaberga.
Zaamslacht, van: Plaatsnaam Zaamslag (Terneuzen, Zeeland).
Zaaijer, Zaje: Beroepsnaam van de zaaier.
Zab. Moedersnaam. Korte vorm van Ysab.
Zabeau, Zabel, Sabel, Sebel, Sabeau, Sabaux, Sabau, Sabaut, Sabiau, Sabay, Sabbia, Sabia. Moedersnaam, verkorte vorm van Ysabel, Ysabeau. Zie ook Sabel.
Zabot. Verschrijving voor Zabeau?
Zach, Zack: 1. Vadersnaam. Korte vorm van Zacharias. 2. Zie Zack.
Zachariasse, Zacharia, Zacharias, Zacarias, Zaccaria, Zagaria, Zacharie, Zachary, Zakeriesen, Zacherl, Zacher, Sachers, Sacher, Sacras, Sacreas: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Zacharias.
Zache, Zacheo, Zaccheo: Vadersnaam. Bijbelse voornaam Zacheus.
Zack, Zaks, Zak, Sack, Sak, Sach, Sac, Zach: 1. Beroepsnaam voor de werkman die graan (zout..) in de zakken schept of voor de zakkendrager. Vergelijk Saktreger.
Zadeleere, de, de Zadeleir, de Zadeleere, de Zadalere, de Saedelaer, de Saedelaere, de Sadelaer, de Sadelaere, Sadeleer, Sadeler, Sadeleer, Sadeleir, Sadeleire, (de) Sadeler, de Seddeler, Desadeller, de Saeldeler, de Saldeler. Beroepsnaam voor de zadelmaker.
Zadelhoff, van. Duitse plaatsnaam Sadelhof.
Zaegher, Zaeger, de; de Saegher, Sagher, Zagers, de Zaecher, de Zchger: Beroepsnaam van de houtzager.
Zaelen, van, Zaal, Zalen, (van), van Saelen, van Salen: Plaatsnaam Zaal ‘Woonplaats, woning, kasteel’.
Zahn, Zahnen: Duitse bijnaam Zahn: tand. Vergelijk Tant.
Zaidenband, Zajdband, Zajdenband: Duits Seidenband. Beroepsnaam van de wever van zijden linten. Duits ook Seidenbnder, Seidenbinder.
Zaidman, Zaidmann, Zajdman, Zajderman, Zajtman, Zajtmann, Zeydmann: Duits Seidemann. Beroepsnaam van de zijdewever. Vgl. Zaidenband.
Zajac. Poolse familienaam = Russisch Zaitsev, van Zayats: haas. Bijnaam.
Zalm, Salm: Bijnaam naar de visnaam, de zalm. Vaak huisnaam.
Zalm, van (der); van der Salm: 1. Plaatsnaam Zalm (Nederlands Limburg. 2. Eventueel plaatsnaam Vielsalm (Provincie Luxemburg) of de riviernaam Salm (Provincie Luik, Provincie Luxemburg).
Zaltbommel, (van): Plaatsnaam Zaltbommel (Gelderland).
Zaman, Saman, Saaman: Beroepsnaam van de zaaiman ‘Zaaier’.
Zambon, Zamboni, Zambonini: Italiaanse vadersnaam van Zanni, Giovanni + bijvoeglijk naamwoord bono: goed.
Zampedri, Zamperini, Zampieri, Zampieron, Zampiero: Italiaanse vadersnaam Zanni/Giovanni + Pedri/Pieri, pendant van Jean Pierre.
Zan, van. Variant van Van Zand of van Zaen,
Zanardo, Zanardi, Zanardini, Zanardelli: Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Zanni/Giovanni.
Zanatta, Zanattini, Zanatello: Vaders-, moedersnaam van Zanni/Giovanni.
Zand (van), van (der) Zanden, Zande, (van) Sand, van Sanden, van Sande, Zandt, (van) Sandt, Sant, van der Sandt, van San, van Sam, van de(der, den) Sanden, Sande, van (de) Zante, van de(den) Zande, van ‘T Zant, Sante. Familienaam naar de plaatsnaam Zand die op diverse plaatsen in Vlaanderen en Nederland voorkomt. Plaatsnaam Zande (West-Vlaanderen), te Zande in Woumen (West-Vlaanderen), Destelbergen (Oost-Vlaanderen) of een andere Zand-top.
Zandberg, Zandbergen, van Zandberghe, (van) Sandbergen, Santbergen, (van) Santberghen, Santberghe, Santberge, Santbergen, Zandberg, Zancberg, Sandberg, (van) Sanberg, Van Samberg, van Semberg, van Santberghem, van Zemberg, van Zembergh: Plaatsnaam Zandbergen (Oost-Vlaanderen), Zandberg(Drenthe, Groningen, Nederlands-Limburg, Oost-Vlaanderen, Zeeland).
Zandboer: Beroepsnaam van de zandboer, die zand verkoopt? Of veeleer volksetymologisch van Sambour, van plaatsnaam Chambourg (Indre-et-Loire).
Zandijcke, van, van Zandycke, Zandyck, Zanddijk, Sanddijck, Sanddijk, Sandyck: 1. Plaatsnaam Zanddijk in Vere (Zeeland). 2. Plaatsnaam in Bredene (West-Vlaanderen) en Brmes (Pas-de-Calais).
Zandburg: Aangezien burg-en berg-namen vaak verward werden, is Zandburg vermoedelijk uit Zandberg te verklaren.
Zande, van de; van den Zande, van de Sande, (van het) Zand, van ‘t Sant, van (der) Zanden: Plaatsnaam Zande (West-Vlaanderen), in Kamperveen, Overijssel, te Zande of een van de vele plaatsnamen Zand.
Zandjans: Vermoedelijk volksetymologisch uit de Vlaamse familienaam van Sint Jans.
Zandstra, Sanstra: Friese afleiding van een Zand-toponiem, Fries sn.
Zandvliet, van, van Zantvliet, van Santvliet, van Santfliet, van Zanduliet, van Samuliet, van Sammilette, van Samilliette, van Samiliette, van Samillette, Samillet, Vasamuliette, Vasamuliet, Vasamillette, Vasamillet, Vasamilete, Vasamiliette, Vasamiliet, Vashamilette, Vassamillet, Vassamilet, Vassamiliet, Vassanillet, van Silliette, van Siliette, van Silette, van Zillette, van Sihette, Wasamutiat: Plaatsnaam Zandvliet (Provincie Antwerpen) en in Lisse (Zuid-Holland). Let op de talrijke Waalse aanpsssingen.
Zandvoort, van, van Zantvoort, van Santvoort, van Santfoort, van Santfort, van Santvoet, van Sandvoet. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Zandvoort (diverse plaatsen in Nederland).
Zandweghe, van, Zandweghe, van: Verspreide plaatsnaam Zandweg.
Zandwijk, van: 1. Plaatsnaam in Tiel (Gelderland). 2. Plaatsnaam Sandwich (Kent): 993 Sandwic.
Zandijk, (van) Sandijk, Sandijck, (van) Sandick: Plaatsnaam Zanddijk in Veere (Zeeland).
Zanello, Zanelli, Zanella, Zanellata, Zanetti: Vadersnaam. Italiaanse afleiding van Zanni/Giovanni.
Zanet, Zanette. Variant van Jeannet of Zanetti.
Zang. Duits Zange; tang; beroepsnaam van de smid. Vergelijk Tange.
Zanger, de Zangre, Dezangr, Sangers, Sanger, de Sanghere, Snger, Saenger, de Sander, Zengers, Zenger, Sengers, Senger, Snger, Sangster. Beroepsnaam voor de zanger, koorzanger. De vorm Sander is wellicht afkomstig uit het Kust Vlaamse wangelen; wandelen.
Zngerle, Zangerle, Zanguerle, Zangerl, Zengerle, Zengerling, Zengerli, Zingerl: Bijnaam. Middenhoogduits zanger: fris, monter, levendig.
Zanini, Zaninotti, Zaninotto, Zannini, Zannin: Italiaanse vadersnaam. Afleiding van Zanni/Giovanni.
Zankaert. Variant van Zwankaert, door het Waals-Vlaams wegvallen van w voor een achterklinker (vergelijk Waals-Vlaams kodipre voor Kwaadieper/Quaedypre in Frans-Vlaanderen). Zie Swanckaert en let erop dat de twee naamvormen in twee buurdorpen voorkwamen (Egem en Wingene).
Zanker. Znker, Zenker, Cenker, Zeniger: Duitse bijnaam voor een twistzoeker, ruziemaker.
Zannier: Aanpassing van Sannier, van Sagnier, van Saunier. Beroepsnaam van de zouter, zoutzieder, zouthandelaar.
Zanoni, Zanon, Zannoni, Zanotti, Zanot, Zanotto: Italiaanse vadersnaam van Zanni/Giovanni.
Zantbeek, van: Plaatsnaam Sambeek (Noord-Brabant).
Zantboer. Beroepsnaam van de zandboer, die zand verkoopt of op zand werkt? Waarschijnlijk volksetymologisch van Sambourg.
Zantinge, Zanting, Zantinghe, Zantingha, Zantinga, Zantenga. Friese vadersnaam uit de voornaam Sander, Sante, de verkorte vorm van de Griekse voornaam Alexander (: beschermer).
Zanten, van, Plaatsnaam Xanten.
Zantvoorde, van. 1. plaatsnaam Zandvoorde bij Oostende (West-Vlaanderen). 2. Plaatsnaam Zandvoorde bij Wervik (West-Vlaanderen). 3. Verspreide Plaatsnaam, onder meer in Tielt, zie van Zandvoort.
Zanvit. Plaatsnaam Sankt Vith, Luik.
Zappeij: Italiaans Zappi, van Zappa ‘Houweel’E
Zaragoza. Spaanse stad, Aragon.
Zarren, van. Plaatsnaam Zarren, West-Vlaanderen.
Zarzycki, Zarzyczny: Poolse familienaam Zarzecki: aan de overkant van de rivier.
Zastrow, Zastrau: Slavische plaatsnaam (Pommeren).
Zaudig. Slavische familienaam Czudek, afleiding van de voornaam Czudemar.
Zaufke. Moedersnaam. Variant van Sffke, afleiding van de voornaam Sofie.
Zawadszki: Afleiding van Pools zawada ‘moeilijkheid, hindernis’. Bijnaam.
Zuner, Zeuner: Afleiding van Duits Zaun, Middenenderlands tuun, omheining. Beroepsnaam van de maker van omheiningen, vlechter van afsluitingen.
Zavelaer, de. Beroepsnaam van de zandverkoper of de man die zand strooit op de aarden vloer.
Zdunczijk: Afleiding van Pools zdun ‘ottenbakker’. Beroepsnaam.
Zbier, Zebiere, Zebier, Zbire: 1. Plaatsnaam Zebier in Gouy (Henegouwen). 2. Frans Gibier, Romaanse vorm van Germaanse voornaam geb-hari ‘gave-lger’. Giverius.
Zebouds, Ziboud, Sybout, Sibout, Sybouts, Sijbout, Seybold, Sybolts, Sibolts, Sibbald, Sibal, Sigbaldi. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam sig-balth; zege-moedig. Sigabold; Sigeboldus; Sibaldus.
Zee, (van), van de(der) Zee, bij de Zee, Verzee: Plaatsnaam ter Zee. Of naar de herkomst van de kust of de woonplaats aan zee. Ook huisnaam.
Zeeberg, Zeberg: 1. Verspreide Duitse plaatsnam. De Antwerpse familie Zeberg komt uit Denemarken. 2. Variant van Syberg; zie Sebrechts.
Zeebroeck, (van) Zeebroek (van), (van) Zeebrouck, van Sebroeck. Naam uit de plaatsnaam Zegebroek uit sigen: doorzijgen, afvloeien. Er is een Zeebroek in Ieper, Langemark, Pittem (West-Vlaanderen), Lebbeke (Oost-Vlaanderen). Zie ook Zegbroek.
Zeeland, van: Zeeland, streek-en provincienaam in Nederland. Ԓidder Wulfaerd van Zeeland, heer van der Maelstede,ɮ noemde zich Wulfaerd van Zeeland, omdat hij belangrijke goederen op Zuid-Beveland bezat en wellicht ook daar vaak vertoefde’.
Zeelander, de: Afkomstig van Zeeland, Zeeuw.
Zeelt. Naam naar de gelijknamige vis voor een verkoper of kweker van vis.
Zeeman, Zeman, Zemann, Zman. 1. Beroepsnaam voor een zeeman of bijnaam voor wie aan zee woont. Of afleiding van Van der Zee. 2. Vadersnaam uit Zigeman of wellicht uit een Nederduitse-Friese vorm van Simon.
Zeeuw, de: Volksnaam van de Zeeuw, uit Zeeland.
Zeeuws, Seeuws, Zeeuwts, Zeuwts. Vadersnaam uit Sieuw, Sieuwerd (dit uit het Germaanse Sigi-ward). Of mogelijk uit het Griekse Zeus.
Zeevaard, Zeevaart: Vadersnaam. Volks etymologische vorm voor Sevard, Sivert, Sievert. Germaanse voornaam sigi-frith ‘Zege-vrede’. Sigifridus, Sigefrid. Duits Siegfried.
Zeevaarder: Volksetymologische afleiding van Zeevaard.
Zeeveld: Wellicht vervormd uit Zeevaard? Of plaatsnaam Zegveld (Utrecht)?
Zeeven: Vadersnaam. Ook Sevens, Zeven. Vleivorm van Sievert (zie Zeevaard).
Zegbroek, van, van Zegenbroeck, van Zegebroeck, van Zeghbroeck, van Zegbroeck, van Seghbroeck, van Segbroeck. Naam uit de plaatsnaam Zegbroek (moeras met zegge, rietgras). Onder andere in Vorselaar en Duffel (Antwerpen).
Zegelaer, Segelaer, Zegels, Segels. Beroepsbijnaam van de zegelaar of zegelsnijder.
Zegen, van der: Plaatsnaam. 17de eeuw van der Segen, Lekkerkerk.
Zegerman: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Zeger; zie Zegers.
Zegers, Seghers, Segers, Zeegers, Zeijger, Seegers, Siegers: Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-hari ‘Zege-leger’. Siger, Sigiheri, Sigerus, Segarius.
Zegwaard: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sigiward.
Zeilmaker, Zeijlemaker; Beroepsnaam van de zeilenmaker.
Zeilstra: Fries Zeilstra, Zylstra, afleiding van plaatsnaam Syl, Zijl ‘Sluis, uitwateringssluis, afwateringskanaal’.
Zeinstra, Seinstra, Zijnstra, Zein. Plaatsnaam.
Zekveld: Plaatsnaam Zekvelt in Zandvoort (Noord-Holland) of Zegveld Utrecht).
Zel, van der, Zele, Zelen, Van, Van Sele, Van Zeele, Zele, Van der Seelen, Verselle, Versele, Verzeele, Verzel, Verzelen, Verzele, Varezeele, Varezele. Naam uit de plaatsnaam Zele of uit Ter Zele (veel voorkomend): uit n ruimte bestaand gebouw.
Zeldenrust: Bijnaam voor een rusteloze. Durik Fokkes zou in 1811 met deze naam zijn bestaan als arbeider te kennen hebben gegeven.
Zeldenthuis: Bijnaam voor iemand die vaak uithuizig is? Vermoedelijk een jonge familienaam.
Zelderloo. Plaatsnaam Tessenderlo, Limburg, of Sledderlo, Limburg?
Zelders, Selder, Selders. Middelhoogduits Selder ‘Bewoner van een boerenwoning, hoevetje, hut’.
Zele, van, van Zeele, van Sele, van Zeele, Zle, van der Seelen, Verselle, Versele, Verzeele, Verzel, Verzeen, Verzele, Varezeele, Varezele: Plaatsnaam Zle, Zele (Oost-Vlanderen) of ter Zele: uit n ruimte bestaand gebouw. Middelnederlands saele, sele.
Zeligman. Duits Seligmann. Bijnaam: gelukkig, zalig.
Zeligzon. Duits Seligsohn, zoon van Selig: gelukkig. Vergelijk Zeligman.
Zellenrath: Plaatsnaam Sellenrade (Noordrijn-Westfalen).
Zell, Zelle. Heel frequente Duitse plaatsnaam, (klooster)cel, bijhuis van een klooster.
Zelle, van, van Selle: Plaatsnaam Zelle in Herenthout (Antwerpen).
Zeller. Afleiding van Duitse plaatsnaam Zelle.
Zellien. 1. Moedersnaam. Verbogen vorm van Zelle = Celie. 2. Duitse plaatsnaam Zellin (Silezi, Pommeren).
Zelst, van, van Selst, van Celst. Familienaam uit de plaatsnaam Zeelst (Noord-Brabant).
Zelzate, van: Plaatsnaam Zelzate (Oost-Vlaanderen).
Zembsch: Plaatsnaam Zembschen (Saksen-Anhalt).
Zemel: Plaatsnaam Semel (Utrecht).
Zeneberg, Zeneberght, Zeneberght, Zeenebergh, Zienebergh: Moedersnaam. Germaanse voornaam sini-berg ‘mud-bescherming’. Seneperga, Senberga.
Zenner, Zenere: 1. Wellicht Nederduitse spelling van Duits Senner ‘elpenherder, veehoeder, melker, kaasbereider’. 2. Mogelijk kan Zenner ook een variant zijn van Zanner: iemand met blikkerende tanden: een bijnaam dus.
Zennevort. Familienaam in Noord Frankrijk. Waarschijnlijk van (van) Zandvoort.
Zenobi: Vaders-, moedersnaam. Griekse voornaam Zenobius, Zenobia; die door Zeus het leven geschonken is’.
Zenon, Zeno, Znou, Znoun, Zenoni: Vadersnaam. Griekse voornaam Zeno, van Zentefis: Van Griekse oorsprong.
Zenodotos. Zenodoros ‘geschenk van Zeusՠof van Zenobios.
Zenthner, Zentner. I. synoniem met Zentgraf. 2. Beroepsnaam Tiendenaar, inner van tienden; zie Zehn(d)er.
Zentelin. Uit Italiaanse Centolina. Wellicht afleiding van plaatsnaam Cintello.
Zentgraf. Duitse beroepsnaam Zentgraaf: centgraaf, centenarius, honderdman.
Zenz, Zens, Zentzis: Vadersnaam. Verkort uit Vinzenzis, van Latijnse heiligennaam Vincentius.
Zphirin, Zephirin, Sfrin: Vadersnaam. Heiligennaam Zephyrinus, van Grieks zefuros ‘Hgod van de) stormwind’E Maar dat was een ongebruikelijke voornaam. Daarom veeleer Re-interpretatie van heiligennaam Severinus. Vergelijk Severijns, Duits Sef(f)rin.
Zepp: Variant van Middelduits Zapp, Nederduits Tappe. Beroepsnaam van de biertapper.
Zeppenfeld. Plaatsnaam. Noordrijn-Westfalen.
Zerck, Zerk, Serck, Serckx, Serk, Zerghe, Zerque: 1. Middenenderlands serc, sarc, zarch: steenblok, grafsteen, zerk. Beroepsnaam van de steenhouwer, Middenenderlands sarchouwer. 2. Plaatsnaam Zercq in Virginal (Waals-Brabant).
Zethoven. Spelling voor dialect uitspraak van plaatsnaam Zuidhoven (Zuid-Holland). Vergelijk Zuithoff, Zuethoff, Zethof, Zijthoff.
Zerouali. Berbernaam uit Marokko en Algerije voor iemand met blauwe ogen.
Zestig: Ook Sestig, Sestigh, Tsestigh. Plaatsnaam Sistig in Kall (Noordrijn-Westfalen). De Leuvense humanist Sexagius heette Van Tsestich en woonde in het huis met Romeinse cijfers (provincie Luxemburg).
Zetten, van: Plaatsnaam Zetten (Gelderland).
Zetzsche. 1. Slavische plaatsnaam Zetscha of Zschetsch. 2. Vadersnaam. Korte vorm van de Slavische voornaam Ceslav ‘aer’.
Zevenbergen, van. Plaatsnaam Zevenbergen (Noord-Brabant).
Zevenboom: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Siebenbumen.
Zeuderick, Suederick, Zuederick, Suerickx, Surixs, Zouteriks. 1. Vadersnaam uit de Germaanse voornaam Soederic. 2. Zie ook Zurings.
Zuelevoet. Middelnederlands sole, dialect zeule: (schoen)zool, sandaal. Bijnaam: die sandalen aan de voeten draagt.
Zevenberghen, van, Zevenberghen, van, van Sevenberg)en, van Sevenberghen: Plaatsnaam Zevenbergen (Noord-Brabant, Nederlands-Limburg) of in Ranst (Antwerpen).
Zeveren, van, van Sever, van Severen: Plaatsnaam Zeveren (Oost-Vlaanderen).
Zevenhuizen: Plaatsnaam Zevenhuizen (Zuid-Holland), maar verder erg verspreid. Ook Zevenhuis (Zeeland).
Zeventer: Plaatsnaam Zevender in Schoonhoven (Zuid-Holland).
Zeveren Van, Van Sever, Van Severen. Familienaam afgeleid van de plaatsnaam Zeveren in Oost-Vlaanderen.
Zeijler: Bijnaam voor een zeiler of zeilmaker?
Zhang. Chinese naam.
Zian, Ziani, Ziane, Zianne, Zians, Ziant: Italiaanse plaatsnaam Zino di Fiemme.
Zicherman. Duits Zickermann, van plaatsnaam Zicker in Rugen.
Zichet. Vadersnaam. Afleiding van Sichard, Franse vorm voor Zegaard.
Ziegeler, Ziegler. 1. Duits Ziegel: tegel. Beroepsnaam van de tegeldekker of tegelbakker. 2. Spelling voor Siegel(s).
Ziegelshiffer. Duits Segelschiffer: schipper op een zeilschip.
Zieger, Ziger: 1. Middenhoogduits ziger: kaas, kwark. Beroepsnaam. 2. Ook mogelijk afleiding van Duits Ziege: geit. Beroepsnaam van de geitenhoeder. Vergelijk De Geitere. 3. Eentueel spelling voor Siger.
Ziekenoppaser. Beroepsnaam. Willekeurige Nederlandse familienaam uit 1811?
Zieleghem (van), (van) Sieleghem, Sielegem, (van) Sileghem, Silegem, Silighem, van Seeleghem. Familienaam afgeleid van plaatsnaam Zildegem in Kruishoutem. Oost-Vlaanderen
Zielen, Zielens, Sielen, Sielens. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse voornaam Seolo, Silo, Silhard; of van Sigilo, afleiding van een sigi-naam.
Zielinska, Zielinski, Zielona, Zielona, Zielonko, Zielony. Poolse afleiding van zielony ‘groen’.
Zielke, Zilliken, Zilgens: Vadersnaam. Afleiding van oude voornaam; zie Zielen(s), Siels. Of afleiding van Slavisch Ziele, van Zielzlaff, Ziloslaw. Of afleiding van Slavisch Sulimir.
Zier, van: Plaatsnaam Zier bij Aken (Noordrijn-Westfalen).
Zierikzee, Zirkzee: Plaatsnaam Zierikzee (Zeeland).
Ziervogel. Duitse bijnaam; siervogel.
Zietse: Vadersnaam. Germaanse voornaam Zizo, so-verkleinvorm bij een td-naam. Vergelijk Duits Zitzmann, Fries Sietse, Sytse, waarvan Sytsema, Zytze.
Ziff: Variant van de Joodse familienaam Seef, Sieff, van Jiddisch Zev, Hebreeuws Zeev ‘Wolf’.
Zigrand. Vadersnaam. Germaanse voornaam sigi-hrabn ‘Zege-raaf: Sigiram, Sigrannus.
Zijde, Zyde. Beroepsnaam van de zijdewever.
Zijderveld. Plaatsnaam, Zuid-Holland.
Zijlstra, Zylstra, Zeijistra, Zeyistra: Friese afleiding van plaatsnaam Zijl; zie van der Zijl.
Zijl, van der, van der Zyl, Vvn der Zielen, van der Ziell, van der Ziel, Ziel, de, Zielman, Zieltjens, Oldenziel, Siehl, van Zijl, van Zeyl, van Zyl, Verzijl.
Naam naar woonplaats bij een (Middelnederlandse) sijl, zijl: waterleiding, waterloop.
Zijlmans, Zijlman, Zylmans, Zyltman. Afleiding van Van der Zijl.
Zijtregtop. Bijnaam: wees rechtop, wees eerlijk. Misschien wel een Re-interpretatie (van een plaatsnaam op -trop, -torp?).
Zikken: Vadersnaam. Verbogen vorm van Sicke, van Sicco, bakervorm van een Germaans sigi-naam. Sifridus cognomento Sicco.
Ziltz, Zilz, Zils, Zilles: Vadersnaam. Korte vorm van heiligennaam Cyriacus, als Duitse familienaam Ziliacks.
Zilberlicht. Duits-Joodse bijnaam Silberlicht; zilverlicht.
Zimmerman, Zimmermann: Duits Beroepsnaam Zimmermann ‘Timmerman’.
Zilt, van. Plaatsnaam Zelt, Noord-Brabant.
Zilverberg, Silverberg: Verspreide plaatsnaam.
Zilverschoon. Re-interpretatie van Zilverschoen. Bijnaam naar de mooie verzilverde schoenen. Vergelijk Duits Gldenschuh.
Zimmerman, Zimermann, Zimmermann, Zimermans, Cimmermans: Duitse beroepsnaam Zimmermann: timmerman.
Zimmer, Zimmerli, Zimerle, Zimer: Duits Zimmer: houten gebouw. Beroepsnaam van de timmerman. Vergelijk Timmers.
Zimmermeyer. Waarschijnlijk Re-interpretatie van Zimmermeister: timmermeester.
Zink, Zinke, Zinken, Zinck, Zincq, Zinque, Sincq, Sinck, Sinke, Sijnke: 1. Middelnederlands sinke, Middelhoogduits zinke ‘Trompet, hoorn, schalmei’. Beroepsbijnaam van de muzikant. Vergelijk Duits Zinkenblaser. 2. Plaatsnaam Zinnich in Teuven, Limburg.
Zinn, Zinner. Duitse beroepsnaam; tingieter.
Zinnen, van. 1. Duitse plaatsnaam Zinnen in Neurburg. 2. Van Sennen=van Santen.
Zintz, Zintzen, Zinzen, Sintzen, Zins: Vadersnaam van de voornaam Vinzenz; vergelijk Zenz.
Zippel, Zipfel: Middenhoogduits zipfel, Nederduits zippel: punt, tip, spits uiteinde. Bijnaam, wellicht naar de puntmuts (Zipfelmtze).
Zirbes, Zirbs, Zirvs: Vadersnaam. Zirbes, Zirwes, Rijnlands voor Servatius.
Zito, Zitolo, Zitelli, Zitello: Italiaans dialect zito: jonge ridder, edelknaap.
Zitteren, van: Waarschijnlijk plaatsnaam Sittard (Nederlands-Limburg, Noordrijn-Westfalen), Zittard (Provincie Antwerpen Noord-Brabant, Nederlands Limburg), Zittert (Noord-Brabant, Nederlands Limburg), Zittert(-Lumen) (Vlaams-Brabant).
Zoelen, van: Plaatsnaam Zoelen (Gelderland).
Zoetaert, Zoetaerdt, Zoetard, Zoetardt, Soetaaert, Soetart, Soetaerd, Soetaerts, Soetaers, Soetarte, Soethaert, Zoeter, Soeter, Soeters, de Soetaert, Sotaers, Soutaer, Zoutaert, Zoutard, (de) Zoete, (de) Soete, Soete, Soet, Zoet, Zoute, Soute : Vadersnaam. Germaanse voornaam swt-hard’Zoet-sterk’. Sut(h)ardus. Maar aangezien de meeste zoet-namen vrouwennamen zijn, zal Zoetaert veeleer een aarad-afleiding zijn van de meisjesnaam Zoete.
Zoetbrood. Waarschijnlijk Re-interpretatie van plaatsnaam Sourbrod; zie Zourbroude.
Zoete (de), (de) Soet, Soete, Zoet, Zoute, Soute. Moedersnaam uit de korte Germaanse voornaam swtja ‘Zoet, lieflijkՠof korte vorm van Avezoete, Bertezoete, Heilzoete, Immezoete. Toen de voornaam in onbruik raakte, werd de familienaam als een bijnaam opgevat en kreeg het een lidwoord.
Zoetemelk. Zoetemelk is volle melk, in tegenstelling tot karnemelk. Beroepsnaam voor de melkboer, melkman.
Zoetemond. Bijnaam voor een lekkerbek, Waals-Vlaams zoetemond(je). Vergelijk Nederduits Stemund.
Zoeten, Zoetens, Soeten, Soetens, Suetens, Sutens, Seutens, Soetes: Moedersnaam, meisjesnaam Zoete, korte vorm naast Avezoete, Heilzoete, Immezoete, Marzoete.
Zoeteweg: Vermoedelijk volks etymologisch uit Zuidweg, vanwege oostelijke oe-uitspraak; vergelijk Zuidweij.
Zoetewei, Zoeterweij, Zoeteweij: Bijnaam. Zoete wei. Wei ‘Wei, hui van de melk’. Bijnaam voor de melkboer. Vergelijk Zoetemelk.
Zol, Zoll. Beroepsnaam van de tollenaar, de inner van tol.
Zoldermans. Afleiding van zolder. Bijnaam voor iemand die op zolder woont of beroepsnaam voor de maker van zolderingen.
Zole, Sole: Plaatsnaam Zole: sloot, kuil; bijvoorbeeld in Landrethun (Pas-de-Calais).
Zolemans. Afleiding van Van der Zole.
Zoller, Zoler, Zollaire, Zllner, Zollman, Zollmman: Duits Zoller: tollenaar, inner van tol. Vergelijk De Tollenaere.
Zollikofer. Plaatsnaam Zollikofen, Bern, Zwitserland.
Zombeck, Zsombik: Middenduits Zombeck = Nederduits Tombeck = Duits Zumbach: ter Beke.
Zomer, (de), (de) Somer, Somers, Sommer, de Soomer, Soomers: Bijnaam naar het jaargetijde, de zomer. Vergelijk De Winter.
Zomerdijk, Sommerdijk, ook Winterdijk. Plaatsnaam.
Zomeren, van, van Zoomeren, van Sommeren, van Someren, van Sumere, van Sumer, van Summeren, van Zummeren. Familienaam uit de plaatsnaam Someren (Noord-Brabant).
Zomerghem, van, van Somergem, van Somerghem: Plaatsnaam Zomergem (Oost-Vlaanderen).
Zomerplaag. Nederlands-Joodse familienaam.
Zomersztajn. Duitse plaatsnaam Sommerstein.
Zomerveld, Sommerfeld, Zomerfeld. Familienaam uit een verspreide plaatsnaam in Duitsland.
Zonderland. Bijnaam voor een arme boer, zonder land. Vergelijk Duits Ohnacker, Ohneboden, Frans Sansterre.
Zonderman. Bijnaam voor een bijzonder man? Vergelijk Duits Sondermann, Sundermann.
Zondervan, Sondervan: Zonder van, dat is zonder achternaam.
Zone, (de). 1. Plaatsnaam Zone in Goze (Henegouwen). Ook Zone van des Aunes. 2. Zie Zoon(s).
Zon, van, Zonne, Son, Soleil. Plaatsnaam.
Zonhoven, van, van Sonhoven: Plaatsnaam Zonhoven (Limburg).
Zonis. Plaatsnaam Sonnis in Helchteren, Limburg.
Zonnekein: Vadersnaam. Zonnekein, van Zonnequin, Zannequin, van Jeannequin, Janquin, Middelnederlands Jannekin ‘.antje’. Herkomstig uit Frans Vlaanderen en West-Vlaanderen.
Zonnemare, van: Plaatsnaam Zonnemaire (Brouwershaven, Zeeland).
Zonestand, Zonnenstand. Bijnaam naar de huisnaam, wellicht een huis met zonnewijzer.
Zonne, de. 1. Bijnaam naar het uithangbord ԉn de Zon’. 2. Spellingvariant van De Zone.
Zonneveld, (van), Sonneveldt, Sonneveld, Sonneveldt, Sonnenfeld, Sonne: Plaatsnaam Zonneveld bij Valkenburg (Zuid-Holland). Vergelijk Duits Sonnenfeld.
Zons, Zuns, Zunz: 1. Plaatsnaam Zons (Keulen). 2. Zie ook Zoons.
Zonruiter: Wellicht Duits Sonnreuter, van de plaatsnaam Sonnenreuth (Beieren).
Zoom, (van), van Som, van Soom.: Plaatsnaam Zoom ‘Zoom, rand’. Bergen-op-Zoom (Noord-Brabant). De Zoom is de heuvelrand tussen Harderwijk en Elburg (Gelderland) en een buurt in Nunspeet (Gelderland). Plaatsnaam ten Zo(e)me in Deurne en Borsbeek (Antwerpen).
Zoons, Soons, Zoon, (de) Zone, Zons, Soons, Soens, Soen, de Seune, de Suenne, Seunes, Suen: Verwantschapsnaam voor de zoon; vergelijk Lefils, Fieuws.
Zordan, Zordanello. Variant en afleiding van Italiaanse Giordano. Zie Jordaens.
Zorgdrager, Sorgedrager: Bijnaam voor een zorgvuldige, die zorg draagt.
Zorge, Bijnaam voor wie zorgvuldig, bezorgd is.
Zorge, van; van Sorgen, van Sorge: Plaatsnaam, vergelijk de Hooge Zorge in Gendringen (Gelderland). Wellicht vernederlandst uit Duits Zarge, dat is Middelnederlands targe ‘Schild’., van ‘Rand, grensՠook ‘Heuvel’.
Zorgman. Bijnaam voor iemand die zorgvuldig of bezorgd is, die voor anderen zorgt. Vergelijk Sorg.
Zorn. Duits Zorn; toorn, woede. Bijnaam.
Zorzetti, Zorzetto, Zorzi, Zorzini, Zorza, Zorzan, Zorzitto, Zorzenoni, Zorzenon: Vadersnaam. Italiaanse variant van Giorgi.
Zotteghem, van, van Sotteghem: Plaatsnaam Zottegem (Oost-Vlaanderen).
Zoude. Zou een Ierse familienaam zijn? Waarschijnlijk veeleer variant van Zoute.
Zourbroude. Plaatsnaam Sourbrod in Robertville, Luik.
Zoutberg. Plaatsnaam. Vergelijk Duits Salzberg.
Zoutendijk: Plaatsnaam Zoutendijk (Noord-Brabant).
Zoutewelle: Plaatsnaam Southwell (Nottinghamshire)?
Zoutman: Beroepsnaam van de zoutzieder of zouthandelaar. Vergelijk Duits Salzmann.
Zouwen, van der: Plaatsnaam. Middelnederlands zuwe, zauw, sauwe ‘Sloot, gracht, greppel, goot, afwateringssloot’.
Zuber: Middelhoogduits zber ‘Houten vat’. Duitse beroepsbijnaam voor de kuiper.
Zucker. 1. Middenhoogduits zucker: rover. 2. Beropsnaam van de suikerbakker; vergelijk Zuckermann.
Zuckerman, Zuckermann, Zouckerman, Zukerman: Duitse beroepsnaam van de suikerbakker.
Zuckerberg. Duitse plaatsnaam.
Zuen, van, van Zeune, van Zieune: Plaatsnaam Zuun in St.-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant).
Zuidema: Friese vadersnaam. Germaanse voornaam Suder, swinth-man ‘Sterk, hevig-man’. Zie bij Suur.
Zuiden, van, van Zuijen, van Zuydt, van Zuyt, van Suyt, van Zut: Plaatsnaam Zuid, een zuidelijk gelegen plaats.
Zuidervaart: Plaatsnaam Zuidervaart in Het Bildt (Friesland) en Wieringerwaard (Noord-Holland).
Zuiderveld: Plaatsnaam Zuiderveld in Odoorn (Drenthe), Bemmel (Gelderland), Putten (Gelderland). Zie ook Zuurveld.
Zuiderwijk: Plaatsnaam Zuiderwijk in Veendam (Groningen) en Westerborik (Drenthe).
Zuidgeest: Plaatsnaam Zuidgeest in Woensdrecht (Noord-Brabant).
Zuidhof, Zuidhoff, Zuyderhoff, Zuijderhoff, Zuiderhof: Plaatsnaam in Ambt Delden: 1383 Suuthof, in Tubbergen: 1381-83 Zuethof. Vergelijk Sdhof (Hessen, Sleeswijk-Holstein), Zuidhoven (Zuid-Holland).
Zuidhoorn: Plaatsnaam Zuidhorn (Groningen).
Zuidinga. Vadersnaam. Afleiding van Germaanse swinth-naam; vergelijk Zuidema.
Zuidland, van: Plaatsnaam Zuidland (Zuid-Holland), in Kerkwerve (Zeeland) en in Retranchement (Sluis, Zeeland): 1435 Zuutland.
Zuidweg, Zuidwegt, Zuideweg, Zuijdeweg, Zuijdwegh, Zuijdweg, Zuijdwegt: Verspreide plaatsnaam.
Zuidweij: Volks etymologisch uit Zoetewei.
Zuien, van; van Zuijen: Door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit van Zuiden. Naar de zuidelijk gelegen woonplaats.
Zuijdendorp. Familienaam uit de plaatsnaam Zuidendorp, die wellicht op diverse plaatsen voorkomt. Onder andere Zuiddorpe bij Terneuzen.
Zuilekom, van; Zuijlekom, van; van Suijlekom: Plaatsnaam Zuilichem (Gelderland): 1203 Sulenkem.
Zuilen, van, van Zuijlen, Suijlen, Suylen, Zuylen, Zuil, Zuelen, Suijling, Suyling : Plaatsnaam Zuilen (Utrecht).
Zuiver. Bijnaam zuiver, onbedorven, kuis. Vergelijk Duits Sauber.
Zlke, Zlcke, Zulke, Zuhlke: Vadersnaam. Oost-Duitse afleiding van Slavische voornaam Zulimir, Zulislaw. Vergelijk Zielke.
Zulauf. Bijnaam voor een nieuwsgierige, die steeds toegelopen komt.
Zulian, Zuliani. Vadersnaam. Italiaanse variant van Giuliani; Julianus.
Zulte, van. Plaatsnaam Zulte, Oost-Vlaanderen.
Zumbrink. Duitse variant van ‘Van dede Brink’.
Zunderen, (van); van Sunderen: Plaatsnaam ‘efgezonderde plaats’. Of variant van van Zundert?
Zundert, van, van Sundert, van Seinderd, van Zunderd: Plaatsnaam Zundert (Noord-Brabant).
Zune. Familienaam in Luxemburg. Wellicht aangepaste spelling van Duits Sonne, (ouder ook) Sunne. Vergelijk Sonnen.
Zurcher Zrcher: Duits Zr(i)cher, afkomstig van het Zwitserse Zrich.
Zurhaar, Zrhaar: Duitse plaatsnaam Zur Haar. Plaatsnaam Haar (Beieren, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen). Middennoordduits hr ‘Slijkՠof Middennoordduits hare ‘Hoogte, droge plaats in moeras’.
Zur Nedden. Naar de woonplaats in de laagte, beneden.
Zureck, Zurek. Zur Ecke; op de Hoek.
Zurings, Zurinckx, Surings, Suring, Surinx, Surixs, Seurinck, Seurynck, Seurijnck, Suerink, Seurijnxk, Suerinck, Suerickx: 1. Afleiding van bijvoeglijk naamwoord, zuur. Bijnaam voor iemand met een zuur, onvriendelijk karakter. 3. Zie ook Zeuderick. 2.Vadersnaam. Wellicht oorspronkelijk Germaanse voornaam, vergelijk Fries Suringa.
Zurmhle. Duitse plaatsnaam Zur Mhle: ter Meulen.
Zurpele, van, de Zurpele, van Zulpele, van Zulpere, Vanzulpere, van Surpele. Familienaam uit de plaatsnaam Zurpele in Zelem (Limburg).
Zurrer. Waarschijnlijk door assimilatie van Zilrner: toornig, opvliegend mens.
Zurstrassen. Plaatsnaam Zur Strasse: ter Strate. Vergelijk Van der Straeten.
Zutendaal. Zeer jonge naam, bewust gekozen, die zoveel betekent als Let zoete dal.’
Zutphen, van: Plaatsnaam Zutphen (Gelderland).
Zutter, de/du, Zuttere, de Sutter, Suter, de Suttersm, de Zeutter, de Seuter, de Zeustre, de Zitter, de Zittere, de Sitter, de Sittere, de Ziter, de Citer, de Sieter, de Zetter, Sitters, Siters, Citter, Citters, Cieters, Cyter: Beroepsnaam. Middelnederlands sutter, van Latijnse sutor ‘Naaier, kleermaker, schoenmaker’. De Sitter is een ontronde vorm. Zie ook Lesueur, Leseurre, Schoesetters.
Zutterman, Zuttermans, Sutterman, Siterman, Cyterman: Beroepsnaam van de zutter; zie de Zutter(e).
Zuur, Zuure, Zuuren, Suurs, de Seure, Deseure, de Zeure, Soer, Zoer, Zoerink: Bijnaam voor iemand met een zuur karakter, een zuurmuil. Vergelijk Duits Sauer.
Zuurbier, Schuurbiers, Scuerbiers, Schuerbier: Bijnaam voor de brouwer van zuur hier of voor een waard die zuur bier verkoopt. Duits Sauerbier.
Zuuren, van: Plaatsnaam (Hoog-of Laag-) Soeren (Gelderland).
Zuurhout. Plaatsnaam. Vergelijk Nederduits Surholt, van Suderholt: Zuiderhout. Maar vergelijk ook Sussholz, Soethoudt.
Zuurmond, Suurmond: 1. Bijnaam voor een ‘Zuurmuil, zuurkijker’. Vergelijk Duits Sauermund. 2. Eventueel volks etymologisch uit Surmont ‘op den Berg’.
Zuurveld, Zeurveld: Zuurveld door d-uitstoting van een klank in het midden van een woord uit Zuderveld.
Zuweveld: Vervormd uit Zuurveld, vanwege afwijkende articulatie van de r.
Zuijddijk, Zuidijk: Plaatsnaam Zuiddijk in Groede, Sluis en IJzendijke-Ambacht (Zeeland): 1450 upden Zuutdyc streckende duer Ysendyc ambocht, ook in Dubbeldam (Zuid-Holland).
Zuijderdorp: Plaatsnaam Zuiddorpe in Axel (Terneuzen, Zeeland), Zuiderdorp in Koekelare (West-Vlaanderen).
Zuijderduijn: Plaatsnaam Zuiderduintjes op Rottumeroog (Groningen).
Zuyderhoff, Zuijderhoff, Zuiderhof. Zeldzame Belgisch-Nederlandse naam uit de plaatsnaam zuyden-hof(f). Locatie nog onbekend.
Zuyderhoudt, Suyderhoud: Plaatsnaam: zuidelijk bos. Plaatsnaam in de Haarlemmerhout. Vergelijk Bezuidenhout (Den Haag), Zuurhout.
Zuydkerke, van. Plaatsnaam op Schouwen (Zeeland) of Zutkerque (Pas-de-Calais).
Zuydlandt, van. Plaatsnaam in Kerkwerve, Zeeland.
Zwaagman. Afleiding van der Zwaag.
Zwaal; van Swaal: Afleiding van de Waal.
Zwaan, Swaan, Swaen: 1. Bijnaam voor iemand met een lange hals, zoals een zwaan. 2. Huisnaam. 3. Moedersnaam Germaans meisjesnaam Swane ‘Zwaan’. Svana). 1393 Zwanen Spotters, Kortrijk; Zwane, Zwaenkin komt er in 1350-1400 negenmaal als voornaam voor.
Zwaan, van der, van de (der, den) Zwan, van der Zwaen: Huisnaam, zie Swaene 2.
Zwaard: Beroepsnaam van de wapensmid. Vergelijk Zwertvagher en Nederlandse familienaam Zwaardemaker.
Zwaenepoel, Zwanepoel, Swaenepoel: Plaatsnaam Zwanepoel in Beernem en Vladslo (West-Vlaanderen).
Zwaag, van der, Swaag, Zwaagstra, Zwaga, Swaagstra. Zie volgende.
Zwaga: Friese familienaam Swaga, afleiding van plaatsnaam Zwaag (Noord-Holland) of Boornzwaag, Beetsterzwaag, Snikzwaag, Kollumerzwaag (Friesland).
Zwaef, de, de Swaef, de Swaaf: Volksnaam van de Zwaaf, Duits Schwabe, afkomstig van Zwaben, Duis Schwaben.
Zwager: Verwantschapsnaam zwager ‘Schoonzoon, schoonvader, aanverwante’.
Zwagerman: Afleiding van Zwager.
Zwakenberg: Plaatsnaam Zwakenberg bij Wijhe en Olst, Overijssel.
Zwakhals. Middelnederlands swac: buigzaam; vergelijk Waals-Vlaams zwak: lenig. Bijnaam voor iemand die zijn hals veel beweegt, schudt. Vergelijk Nederduits Schddekopp.
Zwakhoven, Swackhofen: Limburgse familienaam die in 1860 in Opglabbeek voorkomt en uit Nederland komt. Wellicht plaatsnaam Schweighofen bij Landau (Rijnland-Palts). Vergelijk Schwaighofen (BeierenI), Schwaghof (Noordrijn-Westfalen). Of een Groningse plaatsnaam?
Zwalmen, van der, van der Zwalm, van (der) Zwaelmen, van de(der) Swalme, van Zwalmen, van Swalm, van der Swaelm, van der Swaelmen, van der Swalm, van der Swalmen, Verzwalm, Verswalm. Familienaam uit de plaatsnamen Munkzwalm of Nederzwalm (Oost-Vlaanderen), het gebied waar de Zwalm-rivier doorstroomt.
Zwama, Swama. Friese vadersnaam uit de voornaam Zwaan/Swaan.
Zwam, van: Door assimilatie lm/m uit van Zwalm. Plaatsnaam Munkzwalm of Nederzwalm, Overijssel.
Zwan, van der. Plaatsnaam.
Zwanenbeek: Plaatsnaam. Vergelijk Duits Schwanbeck (Mecklenburg-Vorpommern), Schwanebeck (Brandenburg, Saksen-Anhalt), Schwanenbach (Baden-Wrttemberg).
Zwanenburg: Plaatsnaam Zwanenburg in Haarlemmermeer (Noord-Holland) en Kapelle (Zeeland).
Zwaneveld, Swaneveld, Zwaaneveld. Plaatsnaam.
Zwanepoel, Zwaenepoel, Swaenepoel: Plaatsnaam in Beernem en Vladslo.
Zwanink: Vadersnaam. Germaanse voornaam, afleiding Van Swana ‘Zwaan’.
Zwart, de Zwarte, de Zwart, de Swarte, de Swart, Sewarte, de Zwarte, Zwarts, de Swaerte, (de) Swart, de Swaert, de Zwert, de Swerdt, de Swert, (de) Sweert, de Zweert, Swarten, Swerten, (de) Swerts, Sweerts, Zweerts, Zwerts, Zwarts, Zwart, Swaerts, Swarts: Bijnaam naar het zwarte haar of de donkere huidskleur.
Zwartbol. Bijnaam voor iemand met een zwart hoofd, een zwartharige. Vergelijk Wittebolle, Duits Schwarzkopf.
Zwartjes, Swartjes. Afleiding van (de) Zwart.
Zwartepoort, Zwartepoorte: Wellicht de plaatsnaam Zwartepaard in Lienden (Gelderland) en Wymbritseradiel (Friesland).
Zwarts. 1. Zie (de) Zwart. 2. Kan ook variant zijn van Swerts, Sweerts; zie de Weerdt.
Zweber, Zwber: Waarschijnlijk aanpassing en afleiding van Duits Schwbe, Schwabe. Vergelijk Bohemer, van Duits Bhme.
Zweed, de, Zude: Volksnaam van de Zweed.
Zweden, van; van Zweeden, de Sweeden: Herkomstig van Zweden.
Zweedijk: Plaatsnaam, 1630 Cornelis Jobsen Sweedijck, Yerseke.
Zweekhorst: Plaatsnaam Zweekhorst in Zevenaar (Gelderland). Familienaam uit de eigennaam Sweeck (Knuffelvorm uit de Germaanse voornaam Switger; swinth + ger) =horst.
Zweels. Middelnederlands suwel(e): priem. Bijnaam of beroepsnaam.
Zweep, van der: Plaatsnaam de Zweep in Adegem (Oost-Vlaanderen), Dikkebus, Oostkamp, Torhout (West-Vlaanderen).
Zweeris. Vadersnaam. Voornaam Swerus, korte vorm van de Bijbelse voornaam Ahasvrus. Maar wellicht oorspronkelijk de Germaanse voornaam swinth-hari: Sweder.
Zwegers, Zweegers, Swegers: 1. Middelnederlands zweger ‘Schoonmoeder’. 2. Zie Swiggers.
Zweig. Duitse bijnaam; twijg, spruit, loot.
Zweiphenning: Duits Zweipfennig ‘Twee penningen’.
Zwemer, (de), de Sweemer, de Zweemer, Zwemmer, de Zueemer, de Zwiemer: Afleiding van Middelnederlands swe(i)men ‘Slepen, zweven’. Bijnaam voor iemand die alsmaar rondzwerft, rondhangt, rondloopt. Vergelijk Duits Schweimer.
Zwernen: Vermoedelijk door leesfout voor Zwennen, afleiding van de Wenne, zie (de) Winne.
Zwertvaegher, Zwertvagher, Zweertvaegher, Zweetvaegher, Swertvaegher, Swertvagher, Swerdtfegers, (de) Swartvaegher, Swartvaeger, Swartvagher, Swartvager, Swartvaegher, Swartfagher, Zwartvaegher, Zwartvagher, de Svartvaegher, Zweegers, Zwegers, Sweegers, Swegers. Beroepsnaam van de zwaardveger: de wapensmid. De twee laatste varianten zijn typisch voor de Belgisch-Nederlandse grens en wellicht uit n variant ontstaan (uit Gerrit Swerdevegers die leefde rond 1700).
Zwerver, Zwerwer. Familienaam die duidelijk zegt waarover het gaat. De voorouder was een zwerver.
Zwetsloot, Zwitserlood, Zwet, van der. Plaatsnaam Zwetsloot; grenssloot.
Zweveghem, van, van Sweveghem: Plaatsnaam Zwevegem (West-Vlaanderen).
Zwevesele, van. Plaatsnaam Zwevezele, West-Vlaanderen.
Zwick, Zwikel, Zwickel: Variant van Duitse familienaam Zweck; Middenhoogduits zwc: pin, paaltje, wig. Beroepsnaam maar ook plaatsnaam (veldnaam: wigvormig stuk land).
Zwiekhorst. Zweekhorst. Familienaam uit de plaatsnaam Zweekhorst in Zevenaar (Gelderland).
Zwienen, van: plaatsnaam, wellicht het Zwin.
Zwiep: Aanpassing van Duits Schwibb, Schwipp, van Nederduits swip ‘Leep, handig’.
Zwierink: Vadersnaam. Afleiding van de voornaam Zwier, zie Zwier(s).
Zwier, Zwiers, Swiers, Swier, Zweers, Sweers, Zwerus, Zwerink: Vadersnaam. Germaanse voornaam Sweder, Sweer, Swier, Zwier, namelijk swi(n)th-hari ‘Sterk-leger’. Later opgevat als Assuerus/Ahasverus.
Zwieten, van, van Sieten, Zuyten, Zwijten: Plaatsnaam Zwieten (Zuid-Holland).
Zwigtman: Afleiding van Middelnederlands swichten ‘Bedaren, wijken’E
Zwinderman: Afleiding van Plaatsnaam Zwinderen in Oosterhesselen (Drenthe).
Zwijgenhoven, van, van Zwygenhoven, van Swijgenhoven, van Swygenhoven, van Swegenoven: Plaatsnaam in Zepperen (Limburg).
Zwol, van; Zwolle: Plaatsnaam Zwolle (Ooverijssel, Gelderland).
Zwijgers, Swijgers uit Swiggers. Vadersnaam. Germaanse voornaam Swidger, achteraf opgevat als bijnaam voor een zwijger. Vergelijk Duits Schweiger.
Zwijndrecht, van: Plaatsnaam Zwijndrecht (Zuid-Holland).
Zwijnenberg, Zwijnenburg: Wellicht hypercorrect voor plaatsnaam Zwanenburg, Zwanenberg in Gendringen (Gelderland).
Zwijnsvoorde, van, Zwynsvoorde, Zwynwoorde, Zuynsvoorde, Swinvort, van Swynsvoorde: Plaatsnaam Zwijnvoorde in Deerlijk.
Zwinger, Zwingers. Duitse familienaam naar de woonplaats aan de Zwinger: ruimte tussen stadsmuur en stadsgracht. Maar veeleer Duits Zwinger, Middenhoogduits twinger: Middenenderlands dwinger, dwingeland, heerser.
Zwisselberger. Plaatsnaam Zwiselsberg, Beieren.
Zwol, van, van Swol. Plaatsnaam Zwolle, Overijssel.
Zwolleman, Zwolsman. Zwollenaar, van Zwolle.
Zwyns, Swyns, Swijns: 1. Bijnaam naar het zwijn, varken; voor een onfatsoenlijk mens, een varken. 2. Zie de Win(ne).
Zijl, van (der); van Zijll, Verzijl: Waternaam. Middelnederlands sijl, zijl ‘waterleiding, waterloop.’
Zylberg, Zijlbergh. Familienaam uit de plaatsnaam Zeilberg in Deurne (Noord-Brabant).
Zylbergeld. Duits Silbergeld; zilvergeld.
Zylberminc, Silberminz, ontrond van Duits Silbermnz(e): zilvermunt. Vergelijk Zylbergeld.
Zylberszlak. Duits Silberschlag, beroepsnaam van de munter. Zilverslag betekent muntslag.
Zijlmans, Zielman: Afleiding van van (der) Zijl.
Zijlstra: Friese afleiding van van (der) Zijl.
Zype, van (de), van (de) Zijpe, Zijp, (van), van (de(den) Sype, van de(den) Sijpe van der Zypen, van der Zype, van der Zijpe, van der Zijpen, van der Zyppe, van der Zyp, van der Zijp, van der Zijppe, van der Ziepe, van der Zippe, van der Sypen, van der Sype, van der Sijpe, van der Sijpen, van der Syppe, Van der Syp, van der Sijppe, van der Sijp, van der Sijpt, Van (der) Sippe, van der Zeypen, Van der Zeyp, Van der Zeijpen, van der Seypen, van der Seype, van der Seijpen, van der Seijpe, van der Zeyepen, van der Zeypin, van der Zijpt, van der Sypt, van der Sijpt, Verzijp, Verzyp, Versijpt, Versijp, van Verzypen: Verspreide waternaam Zijp(e) ‘afwatering.’ De Zijp (Gelderland), Zijp (Noord-Brabant), Zijpe (Zeeland), De Zijpe (Noord-Holland), De Zijpte (Kortrijk, West-Vlaanderen), Zijpt (Lichtaart, Provincie Antwerpen).
Zypman. Afleiding van Van de Zype.
Zysberg. Plaatsnaam Sssberg (Beieren).
Zysblat. Duits-Joodse familienaam Sssblatt.
Zysmilch. Duits Sssmilch: zoete melk. Vergelijk Zoetemelk.
Zijta: De naam ziet er Fries uit, hoewel hij in Friesland niet voorkomt. Vergelijk Fries Site, Syte, Sytinga, Sytema, Sytma.
Zijtveld, van: Plaatsnaam Zijderveld (Zuid-Holland).
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl