Reis naar Engeland

Over Reis naar Engeland

Journaal bijgehouden door Dirk van Egmond van de Nyenburg op een reis naar Engeland met zijn broeder Johan Aegidius in 1724,

Van: https://drive.google.com/file/d/1S4tEmeWmKkf02jZFaBZ9fc3DHdTu3O-R/view

Door; Nico Koomen. Rommelig verhaal.

Archief van de familie Van Egmond van de Nijenburg, inventarisnummer 170.

Transcriptie: transcriptiewerkgroep Regionaal Archief Alkmaar, 2012.

Door;' Nico Koomen

Journaal van de rijs gedaan met mijn broeder na Engeland. Gedaan in ‘t jaar 1724. den 21 juli. Naar Roterdam vertrokken en gelogeerd bij M. Pennington, en aldaar ons opgehouden, dewijl de wind noord-west was, tot den 22ste , deses, resolden 22 veerde wij om te gaan met de voerman na Den Briel. Hier vandaan huurde wij een waagen en reeden op Hellevoetsluys; ճ avonds te vijf uuren gingen wij ‘t seyl met de paquet bood. den 23 ճ Ogtens quaamen wij te twaalf uuren nadat wij een harde wind op zee gehad hadden voor Lowestoft een klijn steedeken. Wij wierden met de bood aan land gezet; wij aaten daar in een herberg, daar het zeer morsig was, de huysen, die hier waaren, waaren zoo slegt, van houd , en loem gebouwt.

Deese plaas leyd in ‘t landschap van Suffolk men hiet deselve een town, en Lowerhstof, omdat ‘t erst naa ‘t ooste leyd, het leyd op een hoogte, daar sijn seer veel konijnen, het land is hye agtig.

Wij vertrokken te twee uuren in ‘t geselschap van een engels heer mister Walton. Wij passeerde te paard daar verschyden dorpen. Het land is hier bergagtig en steenagtig, men siet er verschyde borgen met haver, gerst, en ander kooren besayt. Men siet hier wijnig koeyen dog klyn, en ossen met seer groote hoornen; en van een goede gestalte.

Voor de herberge in de dorpen siet een machine als een galg, daar een uythangbord aanhangt. Wij arriveerde sondert van onse paarde afgeweest te sijn ontrent te agt uuren te Sexmundham, sijnde

een reedelijk groot dorp, met moet daar de nettigheyd in de huysen niet soeken, maar de meysjes sijn hier en op andere dorpen seer adret en fray van aangesigt, en seer wel gemaakt en seer wel gemanierd, dog sijn boerinnenties hier op het sand, sij draagen alle balijnen rokken, als de juffrouwen in Holland en klijne kuijfjes op het hooft, en de borsjes eer blood, sij sijn ook niet vies van een soentje wand sij rekenen het voor een beleefsheid, die haar word aangedaan.

Sij groeten al diegeenen haar passeerd en sij sijn seer civiel in ‘t spreeken.

Men siet haar m veel te paard te rijderen, sij draagen een ronde stroyen hoedjes, die haar seer aardig staan, de meeste sijn soo fray, en aardig, dat men se niet als met een amorous oog kan aansien.

Het is verwonderlijk waardig dat de meysjes hier op ‘t land seer morsig en vuyl in haar huysen sijn, en ter contrarie seer sindelyk op haar lijf.

Journaal van de reis gedaan met mijn broeder naar Engeland. Gedaan in ‘t jaar 1724, de 21ste juli.

Naar Rotterdam vertrokken en gelogeerd bij M. Pennington en ons aldaar opgehouden, omdat de wind noordwest was tot de 22ste. Deze 22ste besloten wij om te gaan met de voerman naar Den Briel. Hier vandaan huurde wij een wagen en reden op Hellevoetsluis. ‘s Avonds te vijf uur gingen wij te zeil met de pakketboot. De 23ste ‘s ochtend kwamen wij te twaalf uur aan nadat wij een harde wind op zee gehad hadden voor Lowestoft, een klein stadje. Wij werden met de boot aan land gezet. Wij aten daar in een herberg daar het zeer morsig was, de huizen die hier waren die waren zo slecht en van hout en leem gebouwd.

Deze plaats ligt in ‘t landschap van Suffolk en men noemt het een town en Lowerstoft, omdat het eerst naar het oosten ligt en het ligt op een hoogte. Daar zijn zeer veel konijnen, het land is hoog-achting.

Wij vertrokken te twee uur in ‘t gezelschap van een Engelse heer, mister Walton. Wij passeerde te paard daar verscheidene dorpen. Het land is hier bergachtig en steenachtig, men ziet er verscheiden bergen met haver, gerst en ander koren bezaaid. Men ziet hier weinig koeien, dog klein, en ossen met zeer grote horens en van een goede gestalte.

Voor de herbergen in de dorpen ziet een machine als een galg waaraan een uithangbord hangt. Wij arriveerde zonder van onze paarden af geweest te zijn omtrent acht uur te Sexmundham, Dat is

een redelijk groot dorp, met moet daar de netheid in de huizen niet zoeken, maar de meisjes zijn hier en op andere dorpen zeer aantrekkelijk en fraai van aangezicht en zeer goed gemaakt en zeer goed gemanierd, dog zijn boerinnetjes hier op het zand, Ze dragen allen baleinen rokken zoals de juffrouwen in Holland en kleine kuifjes op het hoofd en de borstjes eer bloot, ze zijn ook niet vies van een zoentje want ze rekenen het voor een beleefdheid die hen wordt aangedaan.

Zij groeten al diegenen die hen passeren en ze zijn zeer beleefd in ‘t spreken.

Men ziet ze veel te paard te rijden, ze dragen ronde strooien hoedjes die hen zeer aardig staan, de meeste zijn zo fraai en aardig dat men ze niet dan met een amoureus oog kan aanzien.

Het is verwonderlijk waardig dat de meisjes hier op ‘t land zeer morsig en vuil in hun huizen zijn en ter contrarie zeer zindelijk op hun lijf.

den 24 Vertrokken ճ ogtens om agt uuren van Sexmundham passeerde verschyde dorpen , en een edelmans huys, daar een park bij was daar veele harten liepen. Verders arriveerde wij met ons paarden te Ipwich een groote stad, dog sonder poorte of wallen en leyd aan de rivier die aan de stad sijn naam krijgt, men seyde dat er waaren 4000 huysen, en 12 parochie kerken. De huysen sijn hier

meeds morsig en zeer slegt, en de straaten seer ongelyk en vuyl.

Wij huurde in dese stad een klijne bood met twee mans die ons de rivier afroeyden.

Wij saagen seer schoonen gesigten tegen de bergen; niet weyd van Harriwich, liet met een andere rivier genaamt Malentred welke twaalf mijlen uyt ‘t land voorkomt

Wij quaamen te vijf uuren te Harrewich met het boodje aan land.

Harrewich is een klyn stadje.

Daar is maar een kerk, het word meest bewoond door vaarend volk en herrebergiers. Wij logeerde in ‘t pakhuys en haalde onse bagagie, die te twaalf uuren met de paquetbood was aangekoomen, uyt het costumhuys.

Met word hier niet seer rigoreus gevisiteerd.

[In marge] Den 25 Wij vertrokken ontrent 10 uuren van Harriwich en arriveerde ontrent vijf uuren tot

Colcester. Het is een redelijk groote stad, het leyd op een heuvel, het is de hoofstad van ‘t landschap Essex.

Men siet hier een oud casteel. De huysen sijn alle van hout met een soord van kalk geplakt en met figuuren ingedrukt.

(Ziet de aantekening van Engel [?] pag. 68.)

Daar is een canaal, dat van de voorstad in zee loopt, 3 mijle van hier sijn de oesterputten.

Hier worden veel bayen gemaakt, die na Portugaal gezonden worden.

[In marge:] Den 26. Vertrokken wij ‘s ogtens ter 6 uuren met een koets met vier hengsten van Colchester door verscheydende dorpen en voorbij het park van de hertog van Montegu.

Men drink overal/vooral en/in op ‘t land seer sterk bier en het word gegeeven in een aarde pot wand bierglaasen siet men hier niet. De pijpen sijn seer onbeschoft groot en slegt.

Wanneer men een pijp aan sal steeken krijgt men een brandent keersje.

De 24ste vertrokken we ճ ochtend om acht uur van Sexmundham en passeerde verscheidene dorpen en een huis van een edelman daar een park bij was daar vele herten liepen. Verder arriveerde wij met onze paarden te Ipswich. Een grote stad, dog zonder poorten of wallen en ligt aan de rivier waarvan de stad zijn naam heeft. Men zei dat er 4000 huizen en 12 parochiekerken waren. De huizen zijn hier mede morsig en zeer slecht en de straten zeer ongelijk en vuil.

Wij huurden in deze stad een kleine boot met twee mannen die ons de rivier afroeiden.

Wij zagen zeer mooie vergezichten tegen de bergen; niet ver van Harwich, die zich inliet met een andere rivier genaamd Malentred die twaalf mijlen uit ‘t land voorkomt.

Wij kwamen te vijf uur te Harwich met het bootje aan land.

Harwich is een klein stadje.

Daar is maar een kerk, het wordt meest bewoond door varend volk en herbergiers. Wij logeerde in ‘t pakhuis en haalde onze bagage die te twaalf uur met de pakketboot was aangekomen uit het gebruiks-huis.

Men wordt hier niet zeer rigoureus gevisiteerd.

[In marge] De 25ste vertrokken wij omtrent 10 uur van Harwich en arriveerde omtrent vijf uur te

Colchester. Het is een redelijk grote stad en ligt op een heuvel, het is de hofstad van ‘t landschap Essex.

Men ziet hier een oud kasteel. De huizen zijn allen van hout en met een soort van kalk beplakt en met figuren ingedrukt.

(Ziet de aantekening van Engel [?] pag. 68.)

Daar is een kanaal dat van de voorstad in zee loopt, 3 mijl van hier zijn de oesterputten.

Hier worden veel baaien (een soort stof) gemaakt die naar Portugal gezonden worden.

[In marge:] De 26ste vertrokken wij ‘s ochtend te 6 uur met een koets met vier hengsten van Colchester door verscheidende dorpen en voorbij het park van de hertog van Montegu.

Men drinkt overal en vooral en in op ‘t land zeer sterk bier en het wordt gegeven in een aarden pot want bierglazen ziet men hier niet. De pijpen zijn zeer onbeschoft groot en slecht.

Wanneer men een pijp aan zal aansteken krijgt men een brandend kaarsje.

London

Men siet hier sulke mooie vrouwen niet als op het land.

De huysen sijn op een ander manier als in Holland.

Sij sijn hier seer vuyl en morsig. De Engelsen maaken haar huysen nooyt schoon. Men verf nog repareerd hier de huysen niet.

De koetsiers sitten soo hoog op als het boovenste van de koets.

De paarden beslaat men hier uyt de hand.

Een waage hoy kost hier drie pond. (11 gld. het pond.)

Wij quaamen ‘s middags ontrent ses uuren tot London, alwaar wij een haknekoes huurden en sogten naa een logement, welke wij kreegen op de heydmarkt, digt bij ‘t paleys van Sint James. Wij wandelde ‘s avond in ‘t park, daar veel gentilmens en laddies wandelde.

[In marge:] Den 26. Gingen wij ‘s ogtens door de stad wandelen en gingen in eenige winkels. Over de kerk van Sint Paul alwaa was een seer fraaie en kostelijke winkel, alwaar allerley gelanterie te koop

waaren.

Wij zaagen ook Withal, ‘t geen allang afgebrand is en waar nog vier ha torens op sijn gotthis gebouwt staan.

[3 bladen transcriptie ontbreken]

Men heeft hier geen vismarkt als in Holland, men siet hier wijnig vis, men verkoopt die hier en daar in de stad in een winkel.

Men ziet hier een menigte van karren die swaar gelaaden zijn, daar loopen veeltijds ses paarden voor den een voor den ander, dog meest henghsten De alderbests sijde kousen kosten 17 schellingen het paaar daar ik in Holland ii gulden en 10 sent voor heb betaalt

Men moet 7 stuyvers betaalen om der in te koomen, daar is ook een plazierige wandeling.

Voor den Teems vaarende zagen wij het holtel de Lambet daar de Aardsbisschop van Cantelberg sijn paleys heef ziet pagina 258

Wij saagen Karel de 2de sijn statue op de markt, de welke men stokmarket noemt, en sijn ander statue in de quarr van Sohoen ook ziet men hem int midden van de Bens.

In ‘t naa huys gaan passeerde wij voor bij de kerk van Sint Maarte, die nieuw opgebouwt word, welke magnifiek sal sijn.

Men ziet hier voor swaar geladen karren vijf a ses peerden voor den anderen, de paarden hebben aan ‘t

hooft 7 a 8 grooten narren bollen en het hooft is met verscheyden groote quasten opgetooyt.

Den 27 gingen wij de Kerk van Sint Pieter, of anders de Abdij van Wesminster bezien, het is een gotthis gebouw met drie boogen, is een van de oudste kerken van Engeland. Men ziet hier in een meenigte van tombes van de meeste Kooningen van Engeland en andere princen en vorsten, etce. etc: de welke zeer konstig en wonderbaarlijk sijn gemaakt.

Men siet hier ook een zeer fraye tombe van den Hertogen van Nieukastel, alle van marber, Men word mede in een capel geleyd alwaar men verscheyde tombes ziet van Kooningen als van Eduard de Confesseur, Edward de i.

Men brand hier niet als koolen die uyt en booven Schotland uyt het gebergte komt.

Men heeft op de meeste hoeken van de straaten jongen met een schoe borstel om de schoene schoon te maaken.

Inde rebelti ten tijde van Cromwel, soo is geslooten geweest ‘t hooft van Hendrik de v ‘t geen van sylver was; men doet de vremdeling drie stuyver meer betaalen als men hem toont in een oude houte kist het verdroogde ligchaam van de vrouw deese Hendrik de v genaamt de Koningin Maria.

Men ziet in deese capel een zeer oude stoel, en daar onder leyd een grote steen die men zegt te sijn de selfde daar den Patriarch Jacob op zoude gerust hebben.

(ingevoegd met potlood op de vorige bladzijde) Toen hij na Mesopotamien op rys was, een ladder in den droom sag die van de aarde tot den hemel rijkte, langs welke de engelen op en needer klommen.

De koningen sijn op deese stoel alteyd gekroont en word daar tot de kroninge gebruykt, men bekleed dat dan kostelijk.

Te Richemond sag ik een cheesen met drie wielen.

Londen.

Men ziet hier niet zulke mooie vrouwen zoals op het land.

De huizen zijn op een andere manier dan in Holland.

Ze zij hier zeer vuil en morsig. De Engelsen maken hun huizen nooit schoon. Men verft nog repareert hier de huizen niet.

De koetsiers zitten zo hoog op als het bovenste van de koets.

De paarden beslaat men hier uit de hand.

Een wagen hooi kost hier drie pond. (11 gulden het pond.)

Wij kwamen ‘s middags omtrent zes uur te London aan alwaar wij een hackney coach huurden en zochten naar een logement die we kregen op de heidemarkt, dicht bij ‘t paleis van Sint James. Wij wandelde ‘s avond in ‘t park daar veel gentlemen en ladies wandelde.

[In marge:] De 26ste gingen wij ‘s ochtend door de stad wandelen en gingen in enige winkels. Tegenover de kerk van Sint Paul aldaar was een zeer fraaie en kostbare winkel alwaar allerlei galanterie te koop was.

Wij zagen ook Withal, ‘t geen allang afgebrand is en waar nog vier ha torens op zijn Gotisch gebouwd staan.

[3 bladen transcriptie ontbreken]

Men heeft hier geen vismarkt zoals in Holland, men ziet hier weinig vis, men verkoopt die hier en daar in de stad in een winkel.

Men ziet hier een menigte van karren die zwaar geladen zijn en daar lopen vaak zes paarden voor en de enen voor de andere, dog meest hengsten. De allerbeste zijden kousen kosten 17 schellingen het paar daar ik in Holland 2 gulden en 10 sent voor heb betaald.

Men moet 7 stuivers betalen om er in te komen, daar is ook een plezierige wandeling.

Voor de Theems varende zagen wij het hotel de Lambet daar de aartsbisschop van Canterbury zijn paleis heeft, ziet pagina 258.

Wij zagen Karel de 2de zijn standbeeld op de markt die men stokmarket noemt en zijn andere standbeeld in het vierkant van Soho (?) ook ziet men hem in het midden van de Bens.

In ‘t naar huis gaan passeerde wij voorbij de kerk van Sint-Maarten die nieuw opgebouwd wordt die magnifiek zal zijn.

Men ziet hiervoor zwaar geladen karren met vijf a zes paarden en de ene voor de andere, de paarden hebben aan ‘t hooft 7 a 8 grote narren bollen en het hoofd is met verscheiden grote kwasten opgetooid.

De 27ste gingen wij de kerk van Sint Pieter of anders de abdij van Westminster bezien, het is een gotisch gebouw met drie bogen en is een van de oudste kerken van Engeland. Men ziet hierin een menigte van tombes van de meeste koningen van Engeland en andere prinsen en vorsten, etc. etc. die zeer kunstig en wonderbaarlijk zijn gemaakt.

Men ziet hier ook een zeer fraaie tombe van de hertogen van Nieukastel, allen van marmer. Men wordt mede in een kapel geleid alwaar men verscheiden tombes ziet van koningen als van Eduard de Belijder, Edward de 1ste.

Men brand hier niet dan kolen die uit en boven Schotland uit het gebergte komen.

Men heeft op de meeste hoeken van de straten jongens met een schoenborstel om de schoenen schoon te maken.

In de rebellie ten tijde van Cromwell zo is gesloten geweest ‘t hoofd van Hendrik de 5de hetgeen van zilver was. Men laat de vreemdeling drie stuivers meer betalen als men hem toont in een oude houten kist het verdroogde lichaam van de vrouw van deze Hendrik de 5de genaamd koningin Maria.

Men ziet in deze kapel een zeer oude stoel en daaronder ligt een grote steen die men zegt te zijn dezelfde waarop de patriarch Jacob zou gerust hebben.

(ingevoegd met potlood op de vorige bladzijde) Toen hij naar Mesopotamië op reis was en een ladder in den droom zag die van de aarde tot de hemel rijkte waar langs welke de engelen op en neer klommen.

De koningen zijn op deze stoel altijd gekroond en wordt daar tot de kroning gebruikt, men bekleedt dat dan kostbaar.

Daar sijn op de Teems 13000 roeyschuytjes die met volk vaaren, deselven zijn alle genommert.

Regt over stond een andere stoel, gelijk de eerste gemaakt welke tot de kroninge van Maria, konings Williams III gemalinne, gedient heeft.

Daar is een schoone tombe van koningin Elisabeth, nog een tombe van den hertog van Bukkingham; men ziet er in marber den hertog selfs, alsmede zijn vrouw bedrukt schrijende derwelke dese tombe ter gedagtenis van haar man heeft doen maken.

Verders vond men in een kas de hertogin van Richemond, welke refuseerde de matres van Carel de II te sijn, dog is zeer geestimeert geweest van Jacob de I.

Men siet buyten op het land de stier onder verscheyde koeyen zeer mak weyden.

Het coorn op ‘t veld wast omtrent anderhalf voet hoog booven de grond.

Men ziet haar levensgroote van was gemaakt en kostelijk gekleed, aan haar sey staat haar papegay.

Niet wijd van daar leyd de hertog van Marlbourg dog sonder monument. Men sijt dat zijn ligchaam na

Blenheym zal overgebragt worden en aldaar voor hem een tombe te maken.

Men ziet ook de tombe van Carel de II, William de III, Maria, Anna en haar gemaal prins George. Men toonde ons ook twee kisten van annbassadeurs, een van Spanje genaamt Ronquillo en de andere van Savoyon, welke men daar geplaast heft en niet begraven, omdat sij veel schulden hadden.

Een mijl of ses van Oxfort passeerd men over zeer hoogen bergen van krijt, ook bergen van vuursteen.

Men toont in een kas gebonaer[.] Carel de II met kostelijke kleedere.

Het clooster of abdij, die bij deese kerk is, was voor deese van een groote omtrek, dog is voor een gedeelte in huyse verandert.

Wij gingen van daar zien het parlementshuys en de zaal van het Hogerhuys.

En daar was de troon van de kooning. De tapijten waaren fray dog zeer oud; het is een present van de Staate van Holland aan koningin Elisabet. Den koningstroon is een vierkantig verhemilsel, daaronder een leynstoel, aan. de paarden hebben geen kalkoenen aan de ijsers, deselve zijn soo breed, dat er maar een klijne opening is regter seijds een wijnig uit verschiet is een stoel voor de Prins van Walles, en aan de linkerkant een ander(e) stoel voor de Hertog van York.

De plaatsen daar de My Lords en bisschoppen op sitten sijn banken bekleet met rood laken gevoert met wol waar van er eenige door de Kamer en andere tegen de muur staan (zie pag. 15).

Achter de troon is een plaats voor de soons van de Lords, die nog geen sessie hebben aan de debatten, die er voorvallen, aann te hooren; wij gingen van daar in de kamer, daar de Koning zijn koninglijk gewaad aantrok, eer hij int Hogerhuijs gaat.

Men ziet hier wijnig of geen molens ontrent de stad op ‘t land.

Zagen verders de kamer vant Lagerhuijs , daar neemt ijder sijn plaats sonder rang. Zij sitten op banken bekleed met groen laaken . Int midden is een hoge stoel al seen troon, daar de Spreeker on sit, voor hem sitte de secretarissen.

Gingen van daar na de Westminster hal, daar hangen De veroverde vaendels en standaarden. Wij hoorden daar ook een pleijdoy door Mylord Cancelor.

Gingen na de middag de brug zien. (ziet pag:66)

Recht er tegenover stond een andere stoel, gelijk de eerste gemaakt, die tot de kroning van Maria, de gemalin van koning William de 3de, gediend heeft.

Daar is een mooie tombe van koningin Elisabeth, nog een tombe van de hertog van Buckingham; men ziet er in marmer de hertog zelf alsmede zijn vrouw bedrukt schreiend die deze tombe ter nagedachtenis van haar man heeft laten maken.

Verder vond men in een kast de hertogin van Richmond die weigerde de maitresse van Karel de 2de te zijn, dog is zeer gewaardeerd geweest van Jacob de 1ste.

Men ziet haar levensgrote van was gemaakt en kostbaar gekleed, aan haar zijde staat haar papegaai. Niet ver vandaar ligt de hertog van Marlborourgh, dog zonder monument. Men zegt dat zijn lichaam na Blenheim zal overgebracht worden en zal aldaar voor hem een tombe maken.

Men ziet ook de tombe van Karel de 2de, William de 3de, Maria, Anna en haar gemaal prins George.

Men toonde ons ook twee kisten van ambassadeurs, een van Spanje genaamd Ronquillo en de andere van Savoie die men daar geplaats heeft en niet begraven omdat ze veel schulden hadden.

Men toont in een kast versierd (?) Karel de 2de met kostbare kleren.

Te Richmond zag ik een sjees met drie wielen.

Daar zijn op de Theems 13000 roeischuitjes die met volk varen, die zijn allen genummerd.

Men ziet buiten op het land de stier onder verscheiden koeien zeer mak weiden.

De paarden hebben geen kalkoenen aan de ijzers, die zijn zo breed zodat er maar een kleine opening is.

Het koren op ‘t veld groeit omtrent anderhalf voet hoog boven de grond.

Men ziet hier weinig of geen molens omtrent de stad en op ‘t land.

Een mijl of zes van Oxford passeert men over zeer hoge bergen van krijt, ook bergen van vuursteen.

Het klooster of abdij die bij deze kerk was hiervoor van een grote omtrek, dog is voor een gedeelte in een huis veranderd.

Wij gingen van daar zien het parlementshuis en de zaal van het Hogerhuis.

En daar was de troon van de koning. De tapijten waren fraai, dog zeer oud; het is een present van de Staten van Holland aan koningin Elisabeth. De koningstroon is een vierkantig verhemelte en daaronder een leenstoel aan. Ter rechterzijde en een weinig uit verschiet is een stoel voor de prins van Wales en aan de linkerkant een andere) stoel voor de hertog van York.

De plaatsen daar de My Lords en bisschoppen op zitten zijn banken, bekleed met rood laken en gevoerd met wol waarvan er enige door de kamer en andere tegen de muur staan (zie pag. 15).

Achter de troon is een plaats voor de zonen van de lords die nog geen zitting hebben aan de debatten die er voorvallen aan te horen. Wij gingen vandaar in de kamer daar de koning zijn koninklijk gewaad aantrekt eer hij in het Hogerhuis gaat.

Zagen verder de kamer van het Lagerhuis, daar neemt elk zijn plaats zonder rang. Zij zitten op banken bekleed met groen laken. In het midden is een hoge stoel als een troon daar de spreker op zit, voor hem zitten de secretarissen.

Gingen vandaar na de Westminster hal daar hangen de veroverde vaandels en standaarden. Wij hoorden daar ook een pleidooi door de Lord Chancellor.

Gingen na de middag de brug zien. (ziet pag:66)

[7 bladen transcripties ontbreken]

De schoorsteen veegers, veegen de schoorsteenen voor niet, dit roet word gebruykt voor goede mist op t land.

alwaar men kan gaan drinken als in een herberg welks men noemt Tolley.

s avonds gingen wij wandelen in park van Sr. James alwaar bij dosijnen hoertjes heen en weer swierven, om haar fortuyn te zoeken, men hoeft haar niet soeken de wijl sij de vrijpostigheyd neemen, van het zelve te doen.

Den 29. gingen wij weeder de kerk van St Pieter besigtigen, vandaar na de kerk van de Quakers.

Nade middag gingen wij na Chelsey een dorp omtrent 3 mijle gaans van Londen, en bezaagen aldaar het huys van de Invalides of verminkten, daar waaren 160 invalides in dit huys, het is een groot magnifiek gebouw. Vandaar gingen wij in een vermakelijke herberg aan de Teems geleegen.

Den 30. gingen wij zien de glasblaserij, en liet daar eenige glaasen blasen

Nademiddag reeden wij met een koets naar Belsey een uur van Londen, twelk een vermakelijke herberg is, het is een magnifik gebouw, het is voor desen n huys geweest van den Hertog van ...daar waaren seer grooten saalen en verscheyde vertrekken, onder anderen het vertrek daar Koning William de St. met sijn gemalin de eerste nagt van haar huywelijk hebben geslaapen.

Men houd hier twee maal sweeks een baal en men danst hier en maakt hier zig vrolijk.

Vandaar reeden wij naar Hamstee een dorp hier op een heuvel evenveel outrent een mijl van hier, alwaar Men ook tweemaal in de week een groote Toevloed van menschen en baal houd heeft, om vrolijk te weesen hier aan de linkerhand is een rievier geleegen om, van waar men het water krijgt door looden pijpen krijgt in de stad van Londen ‘t welk komt in de waterbakken dien In de huyzen syn. Men hoeft hier geen pompen in de huijs van. Maar het water geeft sig in de bakken, alwaar kraanen in gemaakt zijn, daar men het water uyttapt ‘t welk boot er water is, als men uyt di Teems ontfangt.

Don. 31. Naam van bootje met twee roeijers en voeren de Teems af naar Greenwich eer wij te Greenwich quaamen soo gingen wij aan land te Deptfort, alwaar ճ Konings oorlog scheepen gebouwt worden.

Deptfort is een reedelijk groot vlak wij zaagen Birkheijd,, van Konings jagten

Greenwich op de Teems geleegen ‘t geen mede een klijn stedeken is geleegen daar digt aan het is aldaar dat men begonnen is te bouwen een van de pragtigste gebouwen van Europa, namentlijk het hofje: zaal van de oude en verminkte Niatroopre, Waar van tot nog toe een zijde voltooit is, en de andere zijde voor een groot gedeelte

Het is begonnen onder Koning Karel de ii, het is ongelijk frayer als dat van Kelteij, daar waarze omtrent 500 oude matroosen in gelogeert die Op Konings scheepen gedient hebben.

De helvis sijn seer proper gelagert

Sij heb yder of ook met haar vijf sessen een kamer ‘t welk sij zou waar waar sij iets van jullie is nog

sindelijk houd om, de zaal waar sij iets van jullie is nog niet voltooyd, het verhemelts is zeer fray gemaakt door een Engels schilder, men was daar bezig aan een groot fabriek te maken waar in zoude sijn begreepen Koning Georgՠende ganse Koninglijke familie.

Digt achter dit hospitaal is ook een vierkant palijs alwaar de Koning gelogeert heeft toen eerst in Engeland quam, om daar bij een zeer fray park met zeer veel herten, die het brood uijt de handen van de wandelaars eeten

De schoorsteenvegers vegen de schoorstenen voor niets, dit roet wordt gebruikt voor goede mest op t land.

Alwaar men kan gaan drinken als in een herberg die men noemt Tolley.

‘s Avonds gingen wij wandelen in park van St. James alwaar bij dozijnen hoertjes heen en weer zwierven om hun fortuin te zoeken, men hoeft hen niet te zoeken omdat ze de vrijpostigheid nemen om het zelf te doen.

De 29ste gingen wij weer de kerk van St. Pieter bezichtigen, vandaar naar de kerk van de Quakers.

Na de middag gingen wij naar Chelsea, een dorp omtrent 3 mijlen gaan van Londen, en bezagen aldaar het huis van de invaliden of verminkten. Daar waren 160 invaliden in dit huis, het is een groot magnifiek gebouw. Vandaar gingen wij in een vermakelijke herberg aan de Theems gelegen.

De 30ste gingen wij zien de glasblazerij en lieten daar enige glazen blazen.

Na de middag reden wij met een koets naar Belsey een uur van Londen, wat een vermakelijke herberg is, het is een magnifiek gebouw, het is hiervoor n huis geweest van de hertog van ... Daar waren zeer groten zalen en verscheidene vertrekken en onder anderen het vertrek daar koning William de St. met zijn gemalin de eerste nacht van hun huwelijk hebben geslapen.

Men houdt hier twee maal per week een bal en men danst hier en maakt hier zich vrolijk.

Vandaar reden wij naar Hamstee, een dorp hier op een heuvel evenveel omtrent een mijl van hier, alwaar men ook tweemaal in de week met een grote toevloed van mensen een bal houdt om vrolijk te wezen. Hier aan de linkerhand is een rivier gelegen vanwaar men het water krijgt door loden pijpen wat in de stad van Londen komt in de waterbakken die in de huizen zijn. Men behoeft hier geen pompen in de huizen, maar het water begeeft zich in de bakken alwaar kranen in gemaakt zijn daar men het water uittapt wat boot water is zoals men uit de Theems ontvangt.

De 31ste namen we bootje met twee roeiers en voeren de Theems af naar Greenwich. Eer wij te Greenwich kwamen zo gingen wij aan land te Deptfort alwaar de koning 's oorlogsschepen gebouwd worden.

Deptfort is een redelijk groot vlek en we zagen Birkheijd, een van koningsjachten.

Greenwich op de Theems gelegen is mede een klein stadje en is gelegen daar dicht aan. Het is aldaar dat men begonnen is te bouwen een van de prachtigste gebouwen van Europa, namelijk het hofje: de zaal van de oude en verminkte Niatroopre, Waarvan tot nog toe een zijde voltooid is en de andere zijde voor een groot gedeelte.

Het is begonnen onder koning Karel de 2de, het is ongelijk fraaier dan dat van Kelteij daar waar omtrent 500 oude matrozen in zijn gelogeerd die op koningsschepen gediend hebben.

De helvis (gasten?) zijn goed gelogeerd.

Ze hebben elk of ook met hun vijf of zessen een kamer ‘t welk ze vanwaar ze het iets van hen zindelijk houden om dat de zaal van hen nog niet voltooid is. Het gehemelte is zeer fraai gemaakt door een Engelse schilder. Men was daar bezig aan een grote fabriek te maken waarin zou zijn begrepen koning Georg en zijn ganse koninklijke familie.

Dicht achter dit hospitaal is ook een vierkant paleis alwaar de koning gelogeerd heeft toen hij net in Engeland kwam. Daarbij is een zeer fraai park met zeer veel herten die het brood uit de handen van de wandelaars eten.

[3 bladen transcriptie ontbreken]

de koeijen set men swinters niet op stal als bij koude nagten haalt men se wel op stal, maar bij dag in ‘t land men brengt haar koeij op ‘t land gequetst kreeg een slag op sijn kop dat dat wederom een groot gat maakte en sag er zeer bebloed sijt toen sprongen er twee klijne jongens naakend met het bovenlijf op het theater een klopten malkander lustig op de huijd, wanneer den een of den ander onder de bood leij soo wierden se weer van malkander getrokken en vogten weer van voor en af aan; naa dit quam er twee nakende karels voor den dag, die malkander braaf afsloegen onder alle dese kampvegterij

men heeft hier bergen vol vuur steen al waar glas van gemaakt word.

wierden er verscheijden stukken geld op theater geworpen telkens door die geenen, die de overwinning had, en ook wel voor de gequetsten uijt medelijden.

Hier vandaan gingen wij s avonds met gezelschap van eenige heeren in een Tavern, alwaar wij ons meet een eenigen dames dien nagt di **** en soupeerde aldaar,

Den 3 Zaagen wij t Collegie van de de Rariteijt kamer alwaar veel fraijen dingen zaagen gelijk leijde op de snij kaamer

het eerste geld dat een winkelier op den dag ontfangt, keerd hij verschijde mijlen om, en spuegt op het selvem dit is een teeken, dat hij dien dag veel meugen ontfangen en desen eersten ontfangste geluk mag aanbrengen.

na de middag gingen wij effen buijten de stad in een Tavern genaamt alwaar koordansers zijn die redelijk wel op de koord dans, hier waaren veel mensen men ziet dit in een grote kaamer rontom met galarijen, men verkijkt hier geen geld, maar men moet in dese schouwplaas een betelje wijn drinken, anders mag men hier niet koomen.

Vandaar reeden wij naa Londen *** een Tavern, alwaar mede mineraal water is te drinken vandaar reden wij naa de stad en wandelde in t park van Sint James.

In de provintie van Kent leggen de boeren haar paarden nooit op stroo.

Men heeft hier de rijkste boeren van Engeland.

[in marge:] Den 4 Gingen ճ ogtens onse banquier spreeken Abraham Demetrius en ontfongen geld voor oonse wissel.

Gingen ճ avonds in de commedie. Men vertoonde daar The conquest of Mexico. Daar stiet een vijf of ses op ‘t theater, wij gaaven 4 schellinge in n logie. Men vind er verscheyde meysjes netjes gekleed, die overal in de logies loopen en vrugten te koop presenteeren, maar het is haar meest te doen om haar selve recommandeeren. Het is ongelofelijk, hoeveel hoertjes hier te Londen sijn, wand in ‘t passeeren over de straat word men dicwils aangesprooken.

[in marge:] Den 5 Gingen ճ ogtens een visite doen bij de Hollandse envoyee de heer Hop.

's Avonds diverteerde wij ons met ‘t sien van een postuurmaakster, ‘t geen zeer geestig in zijn werk ging.

De koeien zet men in de winter niet op stal, dan bij koude nachten haalt men ze wel op stal, maar bij dag in ‘t land. Men brengt hun koeien op ‘t land.

Gekwetst kreeg hij een slag op zijn kop dat wederom een groot gat maakte en het zag er zeer bebloed uit. Toen sprongen er twee kleine naakte jongens met het bovenlijf op het theater en klopten elkaar lustig op de huid en wanneer de ene of de andere onder van het boord bord viel zo werden ze weer van elkaar getrokken en vochten weer van voor en af aan. Na dit kwamen er twee naakte kerels voor de dag die elkaar braaf afsloegen. Onder alle deze kampvechterij werden er verscheiden stukken geld op theater geworpen telkens voor diegenen die de overwinning had en ook wel voor de gekwetsten uit medelijden.

Men heeft hier bergen vol vuursteen al waar glas van gemaakt wordt.

Hier vandaan gingen wij ‘s avonds met gezelschap van enige heren in een taverne alwaar wij ons met een van de enige dames die nacht di **** en soupeerde aldaar.

De 3de zagen we wij het college van de rariteitenkamer alwaar we veel fraaie dingen zagen. Gelijk legde op de snij kamer het eerste geld dat een winkelier op die dag ontvangt en die legt hij verscheidene malen om en spuugt er op, dit is een teken dat hij die dag veel mag ontvangen en deze eerste ontvangst geluk mag aanbrengen.

Na de middag gingen wij even buiten de stad in een taverne genaamd alwaar koordansers zijn die redelijk goed op het koord dansten. Hier waren veel mensen. Men ziet hierin een grote kamer rondom met galarijen, men vraagt hier geen geld, maar men moet in deze schouwplaats een beetje wijn drinken, anders mag men hier niet komen.

Vandaar reden wij nar Londen *** een taverne alwaar mede mineraal water is te drinken. Vandaar reden wij naar de stad en wandelde in het park van Sint James.

In de provincie van Kent leggen de boeren hun paarden nooit op stro.

Men heeft hier de rijkste boeren van Engeland.

[in marge:] De 4de gingen we 's morgens onze bankier spreken, Abraham Demetrius, en ontvingen geld voor onze wissel.

Gingen 's avonds in de komedie. Men vertoonde daar 'the conquest of Mexico.'  Daar staan er een vijf of zes op ‘t theater. We gaven 4 schellingen in n logies. Men vindt er verscheiden meisjes netjes gekleed die overal in de logies lopen en vruchten te koop presenteren, maar het is hen meest te doen om zichzelf aan te bevelen. Het is ongelofelijk hoeveel hoertjes hier te Londen zijn, want in ‘t passeren over de straat wordt men vaak aangesproken.

[in marge:] De 5de gingen we ‘s morgens een visite doen bij de Hollandse zendeling, de heer Hop.

's Avonds vermaakten wij ons met ‘t zien van een postuurmaakster, hetgeen zeer geestig in zijn werk ging.

N3. [in marge]: Den 6 Gingen reeden wij na Kinsington, alwaar wij aan het hof gingen. De koning was in de capel. Daar uytkoomende, verscheen hij in een groote zaal met de prins en de princes en de ambassadeurs en de edeluyden en verscheyde leddies, en andere heeren en dames stingen in een ronde kring, de koning en prins en de princes in ‘t midden. De koning sprak verscheyde van de leddies en anderen aan.

Kingsington is een dorp dat ontrent een mijl van Londen leyd. Het huys van de koning en tuynen is niet extraordinair schoon, maar het gezig is daar zeer fraay.

Daar is een grooten langen zaal, daar zeer schoonen schilderijen hangen van de voornaamste schilders

van Italien. Daar is in de galerie of zaal een antique beeld levensgroote van marber aan de kooning

present gedaan door de heer Davenant, consul of minister te Genoa; het representeert de kyserin Matidia.

Meester Lauw heeft ook verscheijde fraaye schilderijen aan den koning verkogt, welke voor deesen van den kroon veralieneert waaren.

In ‘t park bij ‘t huys was een hard, dat so groot was als een paerd.

Den 7. ‘s middags vertrokken; ‘s ogtens ten 10 uuren met een chaise in geselschap van de conte Spada, ridder van Malta, en il signore Rocquetti van Rome na Windsor.

Naa ontrent tien mijlen gereeden te hebben reeden wij door eene schoon park alwaar [in tekst: digt] bij is mylord Hallifax, een schoon huyshoof met riet. Aldaar een groote kom met eene fraaie fonteijn. Dit park hoord aan de koning. Digt aan is het huys genaamt Hamptoncour aan de Teems geleegen in een aangenaame situatie.

Het huys is redelijk fraay.

Daar sijn menigvuldige kaamers seer fraay geschildert.

De tuyn is mede redelijk fraay en fraaye allees. De de parterres agter het huys is van gras; de capel is net gebouwt.

Nadat dat wij in een vermakelijke herberg gegeten hadden reeden wij na Windsor.

Dewijl daar geene plaas was om te logeeren redden wij naa een dorp genaamt Maidenhead, 5 mijlen daar vandaan.

[in marge:] den 8] Reede ‘s ogtens na te 6 uuren na Winsor. Gingen in de capel de groote ceremonie

sien van ‘t installeeren van de ridders van de Kouseband, waarvan den eenen genaamt was de graaf van Scarborougs, en de andere de viscounte Towsend. Dese ridders waaren al door den koning gemaakt, dog wierden toen geinstalleerd , daar waaren nog vier anderen ridders die bij dese ceremonien assisteerden namentlijk de Hertog van Dorset, van Grafton, van Rutland, en New Castel, de standaarden der nieuwen twee ridders wierden door twee ridders naa ‘t altaar gedraagen desen buigden meer als ses maal vor sij daar quaamen, na nog enige andere ceremonien soo wierden de twee nieuwe ridders geleyd in een stoel en wierden daar gekleed van twee andere ridders sij waaren zeer etc: magnifiek gekleed wat een [ *** ] en op ‘t laast gekleed de geheele processie van de capellaanen bediende van de Capel herauten en ridders naa ‘t slot onder het geluyt van trommels en trompetten en wierden op slot daar zeer pragtig onthaalt ter maaltijt .

Heeden na de middag tot ... Henley een dorp aan de Teems geleegen daar wij sliepen.

N3. [in marge]: De 6de reden wij na Kensington alwaar wij naar de hof gingen. De koning was in de kapel. Toen hij daar uitkwam verscheen hij in een grote zaal met de prins en de prinses en de ambassadeurs en de edellieden en verscheidene lady' s en andere heren en dames stonden in een ronde kring, de koning en prins en de prinses in ‘t midden. De koning sprak verscheidene van de lady ‘s en anderen aan.

Kensington is een dorp dat omtrent een mijl van Londen ligt. Het huis van de koning en tuinen is niet extraordinair mooi, maar het vergezicht is daar zeer fraai.

Daar is een grote lange zaal daar zeer mooie schilderijen hangen van de voornaamste schilders van Itali. Daar is in de galerie of zaal een antiek beeld levensgroot van marmer aan de koning present gedaan door de heer Davenant, consul of minister te Genua; het representeert de keizerin Matidia.

Meester Lauw heeft ook verscheidene fraaie schilderijen aan de koning verkocht die voor deze van de kroon vervreemd waren.

In ‘t park bij ‘t huis was een haard dat zo groot was als een paard.

De 7de ‘s middags vertrokken; ‘s ochtend te 10 uur met een chaise in gezelschap van de cont Spada, ridder van Malta en il signore Rocquetti van Rome naar Windsor.

Na omtrent tien mijlen gereden te hebben reden wij door een mooi park alwaar

[in tekst: dicht] bij is my lord Halifax, een mooi huis-hof met riet. Aldaar een grote kom met een fraaie fontein. Dit park behoort aan de koning. Dicht aan is het huis genaamd Hamptoncourt aan de Theems gelegen in een aangename situatie.

Het huis is redelijk fraai.

Daar zijn menigvuldige kamers en zeer fraai geschilderd.

De tuin is mede redelijk fraai en fraaie lanen. De parterres achter het huis is van gras; de kapel

is net gebouwd.

Nadat dat wij in een vermakelijke herberg gegeten hadden reden wij naar Windsor.

Omdat daar geen plaats was om te logeren reden wij naar een dorp genaamd Maidenhead, 5 mijlen daar vandaan.

[in marge:] de 8ste alreeds ‘s ochtend na 6 uur naar Windsor. Gingen in de kapel de grote ceremonie zien van ‘t installeren van de ridders van de Kousenband waarvan de ene genaamd was de graaf van Scarborough en de andere de burggraaf Towsend. Dezen waren al door de koning ridders gemaakt, dog werden toen genstalleerd. Daar waren nog vier anderen ridders die bij deze ceremonie assisteerden, namelijk de hertog van Dorset, van Grafton, van Rutland en Newcastle. De standaarden der nieuwe twee ridders werden door twee ridders naar ‘t altaar gedragen. Ze bogen meer dan zes maal voor ze daar kwamen en na nog enige andere ceremonies zo werden de twee nieuwe ridders geleid in een stoel en werden daar gekleed van twee andere ridders. Ze waren zeer etc. magnifiek gekleed wat een [ *** ] En op ‘t laats gekleed de gehele processie met de kapelaans bedienden van de kapel, herauten en ridders naar ‘t slot onder het geluid van trommels en trompetten en werden op het slot daar zeer prachtig onthaald ter maaltijd.

Heden na de middag tot ... Henley, een dorp aan de Theems gelegen, daar wij sliepen.

[in marge:] Den 9 vertrokken sogtens na Oxfort gingen de stad bezien en verscheyde collegien. De welke fraaje gebouwe waaren . Yder had een fraajen Capel . Wij zagen ook de vermaard blibliootheek.

De studenten droegen een sward vierkand plankie in de midden een swarte quast op ‘t het hooft en swarte sijde mantels.

Bezaagen ook het museum alwaar verscheyde rariteyte waaren. Ook een hoed van binnen in de bol met ijser gevoerd. Welke Bradschaw de president van de Regters van Caveldo gedragen had. Ook is lanteern van ....... die het parlement had willen in de lugt laaten springen.

[in marge:] Den 10 hadden wij sogtens na ‘t dorp Woodstok 6 mijlen van Oxfort. Hier is het schoone paleys Blenheim genaamt van de Hertog van Marlbourg , ‘t geen het magnifiekke is dat ik nog ooyt gezien heb.

Daar is voor ‘t paleys een magnifieke brug .. andeso is een machine om het water door een rad door een revier booven op paleys te brengen om water in huys te hebben. Onder dese brug is een groot canaal en digt bij was men bezig om een cascaade te maken. dese brug met de terrassen die men genoodsaakt is geweest om te maaken heeft al 60000 pond steer: gekost. De posten van t rijk geeven sjaarlijks 5000 steerl: tot onder houd van t paleijs twelk al over de 100000 p. gekost heeft. Het is

altemaal van witte hardhout gebouwt Men ziet daar booven een poord twee groote steene leeuwen die yder een haan in haar klauwen hebben tgeen Engeland verbeeld ende de haan Vrankrijk.

Dit paleijs is gebouwt tot een gedagtenis van de slag van Bleynheym door de hertog van Marlbourg bevogten.

Dit huys is seekerlijk koninglijk gebouwt en alte kostelijk voor een particulier. T inkomen van binnen als meede de appartementen correspondeeren alles met den anderen in magnificentie. Men ziet int voorhuys de vier schoone beelden van Tribuna, van de groot hertog in kooper afgegooten. En in de kaamers verscheyde schoonen schilderijen van Titiaan, Raphael, Michel angelo, Rubens, van Dijk etc:

Veelen kamers sijn nog niet gemeubileerd. De galerij daar men de schilderkunst plaatsen wil was nog niet voltimmert alsmede de capel alwaar men een kostelijke tombe zal maake van den hertog wien ligchaam onder in een verwulfde kelder sal staan.

De tuyn is een mijl en een half int rond en fray. Daar sijn tot nog toe geen Fonteynen, maar een mr int rond, en de grond is als groen met kort gras. hier is een een park van 10 mijls in rond.

Van daar reden wij na Tetsworth een klijn dorpje en sliepen daar, wij hadden een ongemakkelijke weg over zeer hoge Bergen men ziet hier bergen van krijt en ook van steen, alwaar groote steenen uytgehakt worden.

[in marge:] den 11 Vertrokken sogtens ten 5 uuren en aaten te Uxbridge en arriveerde savonds te agt uuren te Londen.

int passeeren na Londen op een dorp twee vrouwluy die de lengte van een mijl om het hardest liepen, dese wedloop geschieden om een nieuw hemd dat ten toon hing uyt het venster van een herberg, die eerder de mr van dese herberg raakte en verkreeg den prijs; sij waaren lugtig gekleed den een met een wit linnen broekje aan en de anderen met maar een dun rokje en verders int hemd.

[in marge:] Den 12 gingen naa de middag na Foxhal, daar zeer veel geselschap was van jonge dames. etc: etc:

[in marge:] Den 13 s'ogtens ten 7 uuren voeren wij na Richmond t welk een vermakelijk plaasje is.

hier is het buyten huys van den prins, de vader van Mijlord Bolenbrake heeft daar een buyten huys.

Na de middag deeden wij een wandeling na de hannover alwaar de principaalste gebouwen van Londen staan aan het eynd en nog veelen gebouwt worden onder andere sagen wij het huys van de Hertog van Montegne

wij zaagen nog een kerk die gebouwt wierd alwaar de Koning Georgie booven op de toorn staat. hier

ontrent naa t land toe wat een water bron, alwaar welk, water men seyd seer goed is voor alle siektens.

[in marge: Den 14] ging ik sogtens naa den Anatomie alwaar zo een borsten van was gemaakt zeer konstig men ziet hier alle- deelen die wat in t mensch zijn ligchaam zijn tot het klijnste aartie en senuewje toe men heeft het van een man en een vrouw en van een mijsje, en ook

[in marge:] De 9de vertrokken ճ ochtend naar na Oxford en gingen de stad bezien en verscheidene colleges. Wat fraaie gebouwen waren. Elk had een fraaie kapel . Wij zagen ook de vermaarde bibliotheek.

De studenten droegen een zwart vierkantig plankje in het midden en een zwarte kwast op ‘t het hoofd en zwarte zijden mantels.

Bezagen ook het museum alwaar verscheiden rariteiten waren. Ook een hoed die van binnen in de bol met ijzer gevoerd was. Die Bradscaw de president van de rechters van Caveldo gedragen had. Ook is lantaren van ....... die het parlement in de lucht had willen laten springen.

[in marge:] De 10de gingen we 's ochtend naar ‘t dorp Woodstock 6, mijlen van Oxford. Hier is het mooie paleis Blenheim genaamd van de hertog van Marlborough, ‘t geen het magnifiekste is dat ik ooit gezien heb.

Daar is voor ‘t paleis een magnifieke brug .. Anders zo is er een machine om het water door een rad door een rivier bovenop het paleis te brengen om water in huis te hebben. Onder deze brug is een groot kanaal en er dicht bij was men bezig om een cascade te maken. Deze brug met de terrassen die men genoodzaakt was om te maken heeft al 60000 pond sterling gekost. De posten van het rijk geven jaarlijks 5000 sterling: tot onder houd van het paleis wat al over de 100000 pond gekost heeft. Het is helemaal van wit hardhout gebouwd. Men ziet daar boven op een poort twee grote stenen leeuwen die elk een haan in hun klauwen hebben dat Engeland verbeeldt en de haan Frankrijk.

Dit paleis is gebouwd tot een gedachtenis van de slag van Blenheim dat door de hertog van Marlborourgh is bevochten.

Dit huis is zeker koninklijk gebouwd en al te kostbaar voor een particulier. Het inkomen van binnen als mede de appartementen corresponderen in alles met de anderen in pracht. Men ziet in het voorhuis de vier mooie beelden van Tribuna, van de groot hertog in koper afgegoten. En in de kamers verscheiden mooie schilderijen van Titiaan, Raphael, Michelangelo, Rubens, van Dijk etc.

Vele kamers zijn nog niet gemeubileerd. De galerij daar men de schilderkunst plaatsen wilde was nog niet geheel betimmerd alsmede de kapel alwaar men een kostbare tombe zal maken van de hertog wiens lichaam daaronder in een verwelfde kelder zal staan.

De tuin is een mijl en een half in het rond en fraai. Daar zijn tot nog toe geen fonteinen, maar een muur in het ronde en de grond is als groen met kort gras. Hier is een park van 10 mijlen in de ronde.

Van daar reden wij naar Tetsworth, een klein dorpje, en sliepen daar. Wij hadden een ongemakkelijke weg over zeer hoge bergen. Men ziet hier bergen van krijt en ook van steen alwaar grote stenen uitgehakt worden.

[in marge:] de 11de zijn we ճ ochtend vertrokken te 5 uur en aten te Uxbridge en arriveerde ‘s avonds te acht uur te Londen.

In het passeren naar Londen op een dorp zagen we twee vrouwlui die de lengte van een mijl om het hardst liepen. Deze wedloop geschiede om een nieuw hemd dat ten toon hing uit het venster van een herberg. Diegene die als eerste de muur van deze herberg raakte verkreeg de prijs. Ze waren luchtig gekleed de ene met een wit linnen broekje aan en de andere met maar een dun rokje en verder in het hemd.

[in marge:] De 12de gingen we na de middag naar Foxhall daar zeer veel gezelschap was van jonge dames. Etc., etc.

[in marge:] De 13de 's morgens te 7 uur voeren wij naar Richmond wat een vermakelijk plaats is.

Hier is het buiten huis van de prins, de vader van My lord Bolenbrake heeft daar een buiten huis.

Na de middag deden wij een wandeling naar de hannover (?) alwaar de belangrijkste gebouwen van Londen staan aan het eind en nog velen gebouwd worden, onder andere zagen wij het huis van de hertog van Montegne (Montaigne?)

Wij zagen nog een kerk die gebouwd werd alwaar de koning Georg boven op de toren staat. Hier omtrent naar het land toe was een waterbron alwaar dat water zo men zegt zeer goed is voor alle ziekten.

[in marge: Den 14de ging ik 's morgens naar de anatomie alwaar een borst van was gemaakt was en zeer kunstig. Men ziet hier alle delen die wat in het mensen lichaam zijn tot het kleinste adertje en zenuwtje toe. Men heeft het van een man en een vrouw en van een meisje en ook;

[3 bladen transcripties ontbreken]

Den 18 Reeden wij sogtens ten 6 uuren na Banhil, men rijd van Upson al teegen de hoogten op tot Banhil toe, daar men komt op een zeer hoogen berg, daar men de aangenaamste en frayste gezigten ziet in d een flakte soo ver men kan zien, van desen berg is de hoogste die ik nog gepasseert heb.

Van daar reeden wij na Berkin, een dorp in desen vlakte, digt bij dit dorp passeert men een brug, die

over een reviertje loopt. dit reviertje is ontrent een 25 roede lang, men kan in de selven geen grond

pijlen, de menschen gelooven

Bij Barkin is een berg gants van steen dat dit reviertje onder door de bergen heen loopt meteen anderhalf mijl van Darkin is een seer hoogen berg bepland met alles van laurierboomen en ook allerlij vrugtboomen, hier is ook een vijver als een half rond met steen gemetzelt boven op ‘t punt van dese berg staat een speelhuysje waarvan men mede zeer aangenaame gesigten ziet aan dese anderen kand. Van tegen den berg zijn wijngaardstokken van blauwen druyven, daar rooden wijn van gemaakt word, omlaag van dat de berg staat een net gemaakt huys met een parterre, alwaar de wijn geperst word.

Onder desen berg gaat men in een hol die uyt den berg, die steenagtig is gehakt is. Dit hol loopt met

verschijden pijpen onder den berg, men kan hier aan twee kanten van den berg is ingaan, met zijd dat

er eenen pijp is die tot in ‘t dorp van Darkin loop, dit hol is gemaakt so de menschen hier seggen ten tijden van Julius Caesar, ook heeft het gedient toen koning Carel de onthooft wierd, vlugten de edelluyden daar in. Van hier reden wij verder naar naa Banhil, en van daar al naar de laagte rijdende tot Upson toe.

# Te Tunbrids is een ouwe ruinn van een kasteel den Rievier Midway die loopt door de selven

Hier vandaan reeden wij na Farrabencg en vernagtede hier.

Don 19 Reeden wij na Tunbrids en hielden hier ons middagmaal, van daar reeden wij naa Tunbridswel.

# dit is een seer plaazierige dorp, hier sijn veelen contrehousen. hier is een grooten toevloed van

van fatsoendelijke luyden men heeft hier een bron van mineraalwaater ‘t welck veelen menschen

drinken en aelterneeren dit voor boven alle anderen wateren.

Don 25. ging ik des ogtens met de voornoemde Dameo een promenade doen en gingen booven op eenen hoogen berg digt bij sgravesand, men ziet hier seer frays gesigten.

Des smiddags gingen wij De klok 12 uuren aan Boord op de sloep, dat is Een schoon nieuw schip

van de Captijn Kilhum met 4 ( * * * ) waar 24 engelse paarden ( * * * ) en verscheijden heeren en Dames, men heft hier een Trompetter.

Wij gingen te 1 uuren Aan boord en gingen

De 18de reden we ‘s morgens te 6 uur naar Bromley, men rijdt van Epsom (??) al tegen de hoogten op tot Bromley toe daar men komt op een zeer hoge berg daar men de aangenaamste en fraaiste gezichten ziet in die vlakte zo ver men kan zien, deze berg is de hoogste die ik nog gepasseerd heb.

Van daar reden wij naar Birkin,(?) een dorp in deze vlakte, dicht bij dit dorp passeert men een brug die

over een riviertje loopt. Dit riviertje is omtrent een 25 roeden lang en men kan daarin geen grond peilen en zo de mensen geloven dat bij Bromley is een berg gans van steen en dat dit riviertje onder door de bergen heen loopt. Met een anderhalf mijl van Bromley is een zeer hoge berg beplant met alles van laurierbomen en ook verschillende vruchtbomen. Hier is ook een vijver als een halve rondte met steen gemetseld. Boven op ‘t punt van deze berg staat een speelhuisje waarvan men mede zeer aangename gezichten ziet aan deze andere kant. Van tegen de berg zijn wijngaardstokken van blauwe druiven daar rode wijn van gemaakt wordt. Omlaag van daar de berg staat een net gemaakt huis met een parterre alwaar de wijn geperst wordt.

Onder deze berg gaat men in een hol uit de berg die steenachtig is gehakt is. Dit hol loopt met

verschillende pijpen onder de berg. Men kan hier aan twee kanten van de berg ingaan, men zegt dat

er een pijp is die tot in ‘t dorp van Bromley loopt. Dit hol is gemaakt zo de mensen hier zeggen ten tijden van Julius Caesar. Ook heeft het gediend toen koning Karel de onthoofd werd en toen vluchten de edellieden daarin. Van hier reden wij verder naar Bromley en vandaar al naar de laagte en reden tot Upson toe.

Te Tunbridge is een ouwe rune van een kasteel, de rivier Midway die loopt daardoor.

Hier vandaan reden wij naar Farrabourg (?) en overnachten hier.

De 19de reden we naar Tunbridge en hielden hier ons middagmaal, vandaar reden wij naar Tunbridge wells.

Dit is een zeer plezierig dorp, hier zijn vele country huizen en hier is een grote toevloed van

van fatsoenlijke lieden. Men heeft hier een bron van mineraalwater wat vele mensen drinken en prefereren dit boven alle anderen wateren.

De 25ste ging ik 's morgens met de voornoemde dame een promenade doen en gingen boven op een hoge berg dicht bij Gravesend, men ziet hier zeer fraaie vergezichten.

's Middags gingen wij de klok 12 uur aan boord op de sloep, dat is een mooi nieuw schip van de kapitein Kilhum met 4 ( * * * ) waar 24 Engelse paarden ( * * * ) en verscheidene heren en dames. Men heeft hier een trompetter.

Wij gingen te 1 uur aan boord en gingen (zie onder)

hier is een langen breede straat aan de eenen kand met hooge boomen beplant en aan de andere kand

is een galderij overdekt, in de selven sijn verschijde winkels en verscheijden Lang rooms .of kamers

daar allerlij dobbelspeelen om grof geld gespeelt word en verscheijde Coffyhuysen, desen huijsen zijn vol heeren (en Dames * * * )), in desen straat wandelen na de middag duijsende van heeren van daarnet, int midden van desen straatis een Theater alwaar continueel musicanten speelen.

Teegens den avond gingen wij in een concert van musiek, hier waaren zeer veel fatsoendelijke luyden, daar weird zeer fray gemusiceert door een voornaam Italiaans Meester, Casternuch genaamt; men kan zig hier op allerlij wijsen zeer wel diverteren, niemand te Tunbridswel draagt een deegen.

Don 20 Reeden wij sogtens ten 5 uuren weder na Farrabourg en zo voorts arriveerden wij savonds te London.

Men passeert 7 of 8 mijl van Tunbrids een zeer hoge berg genaamt de Madamkuthil, men siet van de selven zeer fraye gezigten.

Don 21 ging ik weder de glasblaserij bezien, desnamiddags saagen wij een haanegevegt.

Don 22 ging ik sogtens na een Brouwerij in Westminster dit is een net en groot gebouw, sij krijgt zijn water van de Rivier van hamste s ??? vandaan.

Van hier ging ik na de Nieuwe kerk int Westminster

Desen is niet heel groot Maar zeer fray gebouwt. men is hier nog aan beesig, desen kerk is aan de eene

sijde gesakt.

Na de middag ging ik na de gladiateurs, men sag hier ses kamp vegters op ‘t theater, de twee eerste sloegen malkander in ‘t kort den een een gat op de kop en den anderen een grooten houw in t gesigt, bij het oog langs, hierop volgende weder twee anderen, en soo verwisselde sij malkander, soo dat men geduurig er twee sag vegten

Den 23. gingen wij na Belsey alwaar een wedloop van paarden was, hier was zeer veel volk.

Den 24. ging ik in een huys, daar verscheyden baaden waaren.

Na de middag gink ten vijf uuren met een bootje na Gravesand, om naa sloep die naa Holland zijlt.

Ik quam onder het gezelschap van een Engelse dame, die Hollands sprak, ten 9 uuren te Gravesand. Wij vernagten op in dit plaasje.

Gravesand is een stedeken geleegen aan de revier de Teems. Het is hier seer pluzierig. Hier leggen de

scheepen om zijl te gaan.

Den 25. ging ik met des ogtens met de voornoemde dame een promenaade doen en gingen booven op een hoogen berg digt bij ‘s Gravensand. Men ziet hier seer fraye gezigten.

Des smiddags gingen wij de klok 12 uuren aan boord op de sloep, dit is een schoon nieuw schip

van de kaptijn Kilkum met twee matrozen, hier waar 24 engelse paarden scheep, en verscheyden heeren en dames. Men heft hier een trompotter.

Wij gingen te 1 uuren aan boord en gingen

Hier vandaan ging ik met een bootje in ‘t geselschap van twee franse heeren naa de stad Dort alwaar wij te half tien arriveerden.

Den 28. ging ik de stad Dort besien ging in de groote kerk de welke heel oud is dog gans niet fraay

dese stad leyt in de lengte het is hier stil men heeft hier smalle straaten, daar loopt een haaven door de stad,

[3 bladen transcriptie ontbreken]

welk het best van de stad is. dese stad is gans niet fray de selven is als een ijland lijd rontom in ‘t water.

Ten 9 uuren liet ik mij aan een schuyt roejen die van Leerdam afvaart naa Den Haag voorbij Rotterdam arriveerde hier te een uuren, de sloep was ճ ogtens ten agt uuren al te Rotterdam geweest, ik liet mijn bagasie van boord brengen na de marsschuyt ging in de schuyt van 4 uuren op Delft, en arriveerden te half 10 tot Leyden.

Hier is een lange brede straat en aan de ene kant met hoge bomen beplant en aan de andere kant

is een overdekte galerij. Daarin zijn verschillende winkels en verschillende long rooms of kamers waar allerlei dobbelspelen om grof geld gespeeld wordt en verschillende koffiehuizen. Deze huizen zijn vol heren en dames * * * ) In deze straat wandelen na de middag duizenden van heren van daarnet. In het midden van deze straatjes is een theater alwaar continu muzikanten spelen.

Tegen de avond gingen wij in een concert van muziek, hier waren zeer veel fatsoenlijke lieden. Daar werd zeer fraai gemusiceerd door een voornaam Italiaans meester, Casternuch genaamd. Men kan zich hier op allerlei manieren zeer goed vermaken, niemand te Tunbridge wells draagt een degen.

De 20ste reden we ճ morgens te 5 uur weer na Farrabourg en zo voorts arriveerden wij ‘s avonds te London.

Men passeert op 7 of 8 mijl van Tunbridge een zeer hoge berg genaamd de Madamkuthil, men ziet van die fraaie vergezichten.

De 21ste ging ik weer de glasblazerij bezien, de namiddag zagen we een hanengevecht.

Den 22ste ‘s morgens naar een brouwerij in Westminster. Dit is een net en groot gebouw, het krijgt zijn water van de rivier de Theems vandaan.

Van hier ging ik na de Nieuwe kerk in de Westminster.

Deze is niet heel groot maar zeer fraai gebouwd, men is hier nog aan bezig, deze kerk is aan de ene zijde verzakt.

Na de middag ging ik na de gladiators, men zag hier zes kampvechters op ‘t theater, de twee eerste sloegen elkaar in ‘t kort de ene een gat in de kop en de andere een grote houw in het gezicht bij het oog langs, hierop volgden weer twee anderen en ze wisselden ze elkaar af zodat men gedurig er twee zag vechten.

De 23ste gingen wij naar Belsey alwaar een wedloop van paarden was, hier was zeer veel volk.

De 24ste ging ik in een huis daar verscheiden baden waren.

Na de middag ging ij te vijf uur met een bootje naar Gravesend naar de sloep die naar Holland zeilt.

Ik kwam onder het gezelschap van een Engelse dame die Hollands sprak te 9 uur te Gravesend. Wij overnachten in dit plaatsje.

Gravesend is een stadje gelegen aan de rivier de Theems. Het is hier zeer plezierig. Hier liggen de

schepen om ter zijl te gaan.

De 25ste ging ik ‘s morgens met de voornoemde dame een promenade doen en gingen boven op een hoge berg dicht bij ‘s Gravesend. Men ziet hier zeer fraaie vergezichten.

ճ Middags gingen wij de klok 12 uur aan boord op de sloep, dit is een mooi nieuw schip van de kaptein Kilkum met twee matrozen. Hier waren 24 Engelse paarden te scheep en verscheiden heren en dames. Men heeft hier een trompetter.

Wij gingen te 1 uur aan boord en gingen.

Hier vandaan ging ik met een bootje in ‘t gezelschap van twee Franse heren naar de stad Dort alwaar wij te half tien arriveerden.

De 28ste ging ik de stad Dartford bezien en ging in de grote kerk die heel oud is dog gans niet fraai. Deze stad ligt in de lengte en het is hier stil, men heeft hier smalle straten en daar loopt een haven door de stad,

[3 bladen transcriptie ontbreken]

welke het best van de stad is. Deze stad is gans niet fraai. Het is als een eiland rondom in ‘t water.

Te 9 uur liet ik mij aan een schuit roeien die van Leerdam afvaart naar Den Haag voorbij Rotterdam en arriveerde hier te 1 uur. De sloep was 's morgens te acht uur al te Rotterdam geweest, ik liet mijn bagage van boord brengen naar de mars-schuit en ging in de schuit van 4 uren op Delft en arriveerden te half 10 te Leiden.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/