Croniken der Vrescher Landen mijtten Zoeven Seelanden ende der stadt Groningen
Over Croniken der Vrescher Landen mijtten Zoeven Seelanden ende der stadt Groningen
Sicke Benninge, oorsprong van de Friezen en hun vrijheid, de zeven Zeelanden, Christianiseren, Noormannen, Groningers strijden tegen velen van de ommelanden en tegen die daar de baas willen zijn. Uit; http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/kroniek_sicke_benninge/#page=134&accessor=toc&source=1&view=pdfPane&size=843

Lastig, veel verwarring in woorden, zelfs Friese woorden. Zo is bijvoorbeeld een eenvoudig woord als hertog wel vrijwel in 10 verschillende vormen te vinden.
|
DEEL I – A Dat Prologus des commentatores van dessen boecke der kroeniecken der Vreescher landen ende soeven Zeelanden 1 Voorgangers en hun bedoelingen |
Deel I. Herkomst der Friezen en hun vrijheid, de Zeven Zeelanden. Deel I-A. 1 Voorgangers en hun bedoelingen. |
|
& 3 Plan beschrijving herkomst der Friezen 4 Plan beschrijving Zeven Zeelanden 5 Inhoud tweede boek |
3 Plan beschrijving herkomst der Friezen. 4 Plan beschrijving Zeven Zeelanden. 5 Inhoud tweede boek. |
|
7a Vlucht der Trojanen naar Europa 7 b Priamus stamvader der Fransen, Engelsen en Friezen 7 c Saxo, Bruno en Friso trekken naar Brittanni 2 Saxo sticht Saksen, Bruno Westfalen, Friso Friesland 3 De Noormannen maken de Friezen tot slaven |
7a Vlucht der Trojanen naar Europa. 7 b Priamus stamvader der Fransen, Engelsen en Friezen. 7 c Saxo, Bruno en Friso trekken naar Brittannie. 2 Saxo sticht Saksen, Bruno Westfalen, Friso Friesland. 3 De Noormannen maken de Friezen tot slaven. |
(1) Wellicht is dit een contaminatie van Hadeln of Haedelreland, liggend op een ‘nneck’ (= punt) ten oosten van de Wezer enerzijds, en Harlingerland ten westen van die rivier anderzijds. Benninge verwart hier waarschijnlijk Hadeleu met Harlin- gerland, de landstreek ten westen van de Wezer en uit deze verwarring is ‘Hardingerlant’ ontstaan.
(2) Dit is de oude Saksische pagus Wimodiga, het latere Wijm-derlant.
|
4Willibrord en Bonifatius kerstenen de Friezen In der selver tiedt weeren desse eergenoemde Vreesen in mijsloeven ende niet anbedende enen waeren Godt, Jesum Christum Marien soene; meer sie anbeeden affgoeden went ter tiedt dat die hilliege vaeder sunte Gregorius die pauwest van Roemen, die doe ten tijeden die apostel in Engelandt sunded den hilliegen vaeder sanctum Wilbrordum uut Engelandt in dat voernoemde Vrieslandt toe leerende den wech der eewieger genaeden ende bekennisse der waerheijt, ende quam toe lande int eersten mit sienen scheepen ende meede broederen in Westvrieslandt toe Holwerta bij Dockum. Desse selve erweerdiege hillieghe bisschop bouwede voele kercken ende beede hueseren in den selven lande ende oeck ander lande, ende bekeerde voele vollicks tot den rechten karsten geloeve; daer starreff hie in siener stadt toe Utrecht daer hie bisschop was. Ende in desser selver stadt was oeck sanctus Bonifacius, / uut Engelandt geboeren, een bisschop toe Mense, die in voer tieden mit voele meede bisschoppen als Aderalo toe Erpherden bisschop, Cosaro sijnen sufferganiod ende andere voele persoenen wort gemartelizeerte toe Dockum in Westvrieslandt van den ongeeloeviegen Vreesen, die doe noch heijdenen weeren. Ende in der selver steeden daer sie gemartelt worden, ontspranck eene varsche borne, die hueden toe daege in desse voerbenoemde steede een ijgelick wal seen ende proeven mach. 5a De Saksen maken de Friezen weer tot heidenen 5b Willehad en Liudger kerstenen de Friezen opnieuw |
4 Willibrord en Bonifatius kerstenen de Friezen. In dezelfde tijd waren deze eergenoemde Friezen in ongeloof en baden niet aan een ware God, Jezus Christus, de zoon van Maria; maar ze baden aan afgoden want toentertijd dat de heilige vader Sint Gregorius de paus van Rome die toentertijd de apostel in Engeland zond de heilige vader Sint Willibrords uit Engeland in dat voernoemde Friesland te leren de weg der eeuwige genaden en kennis der waarheid en kwam te land in het begin met zijn schepen en medebroeders in West-Friesland te Holwerd bij Dokkum. Deze eerwaardige heilige bisschop bouwde vele kerken en bedehuizen in hetzelfde land en ook in andere landen en bekeerde veel volk tot het rechte christelijke geloof; daar stierf hij in zijn stad te Utrecht waar hij bisschop was. En in dezelfde stad was ook Sint Bonifatius uit Engeland geboren, een bisschop te Mainz die in voortijden met vele mede bisschoppen als Aderalo te Erfurt, bisschop, Cesaro, zijn suffragaan en andere vele personen werd gemarteld te Dokkum (=Hoogwoud ) in West-Friesland van de ongelovigen Friezen die toen nog heidenen waren. En in dezelfde plaats waar ze gemarteld werden ontsprong een verse bron die heden te dag in deze voergenoemde plaats iedereen wel zien en proeven mag. 5a De Saksen maken de Friezen weer tot heidenen. 5b Willehad en Liudger kerstenen de Friezen opnieuw. |
|
Deel 1-C 1 Oorsprong van de Friese Vrijheid |
Deel 1-C Oorsprong van de Friese Vrijheid.
|
(1) Wel Wiltenburg, oude naam van Utrecht.
(2) Onder het eerste schijnt men te moeten begrijpen Weakens in Baarderadeel, ten oosten van Franeker. Lijkt onmogelijk vanwege de wadden. Of gewoon Wognum en Westwoud.
|
2 Koning Karel bevestigt de Friezen hun wetten |
2 Koning Karel bevestigt de Friezen hun wetten. |
(1) Waarschijnlijk moet dit zijn ‘wocbolde’ Weichbild = kerspel, grondgebied.
(2) Waarschijnlijk een schrijffout voor Franla, Franlo, Vronlo, Vronen, Vroonen, bij Alkmaar, nu Sint Pancras.
|
3 Koning Godfried door de Friezen verjaagd 5De
Friezen veroveren Rome voor koning Karel |
3 Koning Godfried door de Friezen verjaagd.
5 De Friezen veroveren Rome voor koning Karel.
|
|
7a De Friezen veroveren Lissabon onder leiding van Poptatus |
7a De Friezen veroveren Lissabon onder leiding van Poptatus.
|
|
8a Kruisvaarders lijden nederlaag voor Damiate |
8a Kruisvaarders lijden nederlaag voor Damiate. |
|
8 b Hayo van Fivelingo en anderen veroveren de haventoren 8 c Verovering van Damiate door de Friezen |
8 b Hayo van Fiemel en anderen veroveren de haventoren. 8 c Verovering van Damiate door de Friezen. |
|
9 De Friezen veroveren Aken voor Rooms-koning Willem |
9 De Friezen veroveren Aken voor de Roomse koning Willem. |
|
10 De oude vrijheden bevestigd door Karel de Grote toe eewiegen tieden onverbroecken stantachtich blieve, ende op dat die eersaeme wiese Vreesen nu ter tiedt leevendich ende oere naekoemelinghen desser vrijheijt onser moegen wesen bedacht ende danckbaer, soe hebben wij dessen breeff sonder schaeden laeten schrieven ende mit onse gulden ingezeghe den wal beseegelt ende bevestieget. Ende hier oever toe meer betuechnisse hebben oeck an ende oever gewest die edele hoechgeboerene furste Wenzelaus koeninck van Bemen, Werhardus eijn hartoch van Beijeren, Ludolphus een hartoch tot Oestenrieck, Hindricus een hartoch van Meijraen, Otto een hartoch / van Zwaeven, Conradus een lantgreeve van Mijsen, Herebaldus een lantgreeve van Doringen, ende anders voele heeren geestlijck ende warlijck die daer toe geeijsschet ende toe geroepen weeren. Geschreeven ende oevergegeven int jaer unsesa Heeren vijff hundert ende neegen ende viefftich iaerb, Indictione decima. |
10 De oude vrijheden bevestigd door Karel de Grote. |
|
11 Hiernae begindt die copie uut de previlegien van keiser Wilhelmus, die he den Vresen oeck confirmeert ende geven hefft Wilhelmus van der genaeden Gods een koeninck des Roemschen Riecks ende een vermeerder des Hilliegen Rieckes, allen eerbaeren Freesen ende getruwen leeven deneren genaede ende allent wes wij goedes vermoegen. Op dat alle die hier teghenwoerdich sint ende toekoemende worden in toekoemende tijeden; waer omme dat wij den edelen Vreesen sunderlinghe genaede boeven anderen onse genaede holden, in bezegelden brieven gegeven hebben, hier umme dat see altoes nae hoeren vermoegen den Roemschen Riecke hebben mit lieve ende goede bijstandich ende behulpelijck gewesen, ende die vianden Christi ende der hillieger kercken hebben vervolget nae oeren vermoegen, hier umme sullen see ende hoere naekoemelinghen van onsen genaeden hebben een eewich memoeriael oere vrieheijt ende truwen denstes, tot eijner bewiesinghe ende waldaet den naemen Jesu Christi van der sonnen opganck went die sonne ondergeet wart geloevet ende geert, joe doch boeven alle in Vreeslandt meer in groeter eeren ende in goeden willen onbedwonghen gebenediet ende gheeert wort; ende sint niet geliecket den ghenen die dat cruece unses Heeren bedwongen draegen op der steede des doedes, meer mit sick selves mit vrijen willen altoes em hebben gegeven in uutstortinghe des bloedes, omme den die willichliecken den doedt ende sien bloet gestortet hebben om onsen willen. Hier omme soe confirmeeren wij alle previlegien die onse voervaederen gegeven hebben den eerbenoemeden Vriesen voer ons ende onse naekoemelinghen ewichlieck toe holden. Gegeven toe Aecken in onsen hoeve, Anno Domini dusent twehundert ende acht ende veertiche iaren, Indictione sexta, Anno regni nostri primo. |
11 Hierna begint de kopie uit de privilegies van keizer Willem die hij de Friezen ook bevestigd en gegeven heeft. Willem van de genade Gods een koning van het Roomse Rijk en een vermeerder der Heilige Rijk, alle eerbare Friezen en getrouwen die leven naar de genade en allen die we het goede wensen. Opdat allen die hier tegenwoordig zijn en toekomende worden in toekomende tijden; waarom dat wij de edele Friezen bijzondere genade boven andere onze genaden houden, in bezegelde brieven gegeven hebben, hierom omdat ze altijd naar hun vermogen het Roomse Rijk hebben met lijf en goed bijgestaan en behulpzaam zijn geweest en die vijanden Christus en de heilige kerk hebben vervolgd naar hun vermogen, hierom zullen ze en hun nakomelingen van onze genade hebben een eeuwige memorie hun vrijheid en trouwe dienst tot een bewijs en weldaad in de naam van Jezus Christus van de zonsopgang totdat de zon ondergaat werd beloofd en begeerd, hoe toch boven allen in Friesland meer in grote eer en in goede wil ongedwongen gezegend en geerd wordt en zijn niet gelijk diegenen die dat kruis van onze Heer gedwongen dragen op de plaats der doden, maar met zichzelf en hun bloed gestort hebben om onze wil hebben gegeven in uitstortingen van het bloed vanwege gewilligheid van de dood en zijn bloed gestort hebben om onze wil. Hierom zo bevestigen we alle privilegies die onze voorvaderen gegeven hebben de eerder genoemde Friezen voer ons en onze nakomelingen eeuwig te houden. Gegeven te Aken in onze hof, Anno Domini 1248, Indictione sexta, Anno regni nostri primo. |
|
Deel 1-D Tractaat van de Zeven Zeelanden
Dat vijffte Zeelandt is Langewoldt, Fredewolt, Hummersche, Mijdaech, Hunsinge, Fimelinghe, Gronnigen, Oldampt, Reijderlandt, Westerwolde mijt alle den wol den die daer bij liggen tuschen der Eemse ende Westvaelen. Dat meeste deel van dit Zeelandt is noch vrij, ende sommiegen sint onderdaenich joncker Kenen van den Broecke ende greve Ulrick van Embden, ende summieghe sint onderdaenich den Gronniegers. 1h Ditmarschen tot dusverre vrij gebleven |
Deel 1-D Traktaat van de Zeven Zeelanden..
Dat vijfde Zeeland is Langewold, Vredewold, Hummerse, Mijdaech, Hunsingo, Fivelingo, Groningen, Olde ampt, Reiderland, Westerwolde met alle wolden die daarbij liggen tussen de Eems en Westfalen. Dat grootste deel van dit Zeeland is nog vrij, en sommigen zijn onderdanig jonker Keno van den Broeke en graaf Ulrick van Emden, en sommige zijn onderdanig de Groningers.
2h Ditmarsen tot dusverre vrij gebleven. |
|
2 Woe dat dit Vrieslandt daer nae in dren parten gedeelt is ende alliecke wal eijn landt heetet |
2 Hoe dat dit Friesland daarna in drie parten gedeeld is en allen wel een eiland heet. |
|
Deel II-A Hier begundt dat anderde part offte deel des boecks ende kroenieckels |
Deel II-A Hier begint dat tweede deel van het boek en kroniek, Johan Lemego, Kroniek van Groningerland.
|
|
2 Eerste ommuring van Groningen |
2 Eerste ommuring van Groningen.
|
|
4 Ommelanders ontmantelen verdedigingswerken van Groningen 5 Twee veldslagen in de Ommelanden 6 Veldtochten en dood van graaf Willem IV van Holland |
4 Ommelanders ontmantelen verdedigingswerken van Groningen. 5 Twee veldslagen in de Ommelanden. 6 Veldtochten en dood van graaf Willem IV van Holland. Item, voort van de Ommelanden gelegen bij Groningen, van hun regiment is te weten als eerste. |
|
7 Albrecht van Beieren vestigt Hollandse macht in Friesland 9 Pro-Hollandse hoofdeling gedood
12 Jan van Beieren bevestigt vriendschap met Groningen |
7 Albrecht van Beieren vestigt Hollandse macht in Friesland.
9 Pro-Hollandse hoofdeling gedood. Item, toen dit aldus was geschied toen ontnamen Eppe Nitersum, hoveling te Stedum, met alle anderen hovelingen die de tegenpartij lieden waren van Onsta lieden weren, dat ze uit het land verdreven zouden worden; zo trokken ze met de gemeente in Fivelingo land tot Wester Emden en vonden daar Haien Wibbema, hoveling, met Onsta partij lieden een deel in de kerk. En toen Haije Wibbema vernam dat men hem dood wilde slaan toen liep hij met zijn medebroeders in pastorie. En Eppe Nitersum verbrandde die pastorie met de gemeente; toen liepen ze allen uit de brand algemeen op het kerkhof en daar werden ze allen dood geslagen.
12 Jan van Beieren bevestigt vriendschap met Groningen. |
|
13a Item van Onsten manne hues toe Saewert
|
13a Item, van Onsta man huis te Sauwerd.
|
|
16a Verwoesting van drie Ommelander borgen door Groningen Item soe toeghen onse borgers mit den Vreesen weder omme toe den Damme; daer sie bleven III daeghe lanck, ende vorgadderden vele cleijner scheepen, ende voerden sie mit waegenen in die borrichgrafft van Fermssum; ende drenckeden al die zeeroevers / in die grafft in die zielrijt, ende sloegen sie doedt; ende vinghen die op den huese voerscreven toe Farremsum, ende drenckeden olden Haijen toe Westerwolde, die soeven jaer gevangen was in der stadt Gronnigen; ende die stadt mijt den Vreesen voerscreven toegen weer ter Munte, ende worpen Menne Houwerda hues omme, hoevelinck ter Munten; ende als daer voert smeeten sie Eijlt Bockinghehues toe Oesterbroecke. Die datum is MCCCCk op sunte Gregorius dachende den dach loeveden de hoechlieck toe vieren toe eewiegen tijeden toe. Item ummeden doedtslach an den Raedt toe Gronnigen gedaen int Rechthues, geschiena is int iaer ons Heren MCCCC ende XIIIc op sunte Severinus dachende dat quaedt dat daer van gereesen is Item des soe sloegen sie doedt die Hekerschen partijes lueden Johan Rengers die eijn zwaegher Reijnolt Huighen op dat Recht hues ende Albert Barholt Kemeszoen; ende Johan van Beckum den worpen sie doedt boeven uut den Rechthuese. |
16a Verwoesting van drie Ommelander burchten door Groningen.
Item, zo trokken onze burgers met de Friezen wederom te Appingedam; waar ze bleven 3 dagen lang en verzamelden vele kleine schepen en voerden ze met wagens in de burcht gracht van Farmsum; en verdronken alle zeerovers in de gracht in die zijl diep en sloegen ze dood; en vingen die op het huis voorschreven te Farmsum en verdronken oude Hajo te Westerwolde, die zeven jaar gevangen was in der stad Groningen; en de stad met de Friezen trokken weer naar Termunten en wierpen Menne Howerda huis om, hoveling Termunten; en als daar voort smeten ze Eijlt Bockinge huis te Oostbroek om. De datum is 1400 op Sint Gregorius dag en die dag beloofden ze toen hoog te vieren te eeuwigen tijden toe. Item, om de doodslag aan de Raad te Groningen gedaan in het Rechthuis geschied is in het jaar ons Heren 1413 op Sint Severinus dag dat kwaad dat daarvan gerezen is.
Item, dus ze sloegen de dood de Hekerse partij lieden als Johan Rengers die zijn zwager Huighen op dat Rechthuis had en Albert Barholt Kemeszoon; en Johan van Beckum die wierpen ze dood boven uit het Rechthuis. |
|
18 Coppen Jarges verjaagt tegenstanders uit Groningen 19c Pastoor van Farmsum vermoord om deze kerkenroof |
18 Coppen Jarges verjaagt tegenstanders uit Groningen.
19c Pastoor van Farmsum vermoord om deze kerkenroof.
20a Coppen Jarges verdreven. |
|
20b Keno ten Broeke steekt de Eems over en verjaagt Coppen 20d Versus |
20b Keno ten Broeke steekt de Eems over en verjaagt Coppen.
20d Versus.
|
|
21c Bijzonderheden over herovering Groningen 24a Groningers branden en roven in Achtkarspelen 24c Groningen en Keno leggen Friesland zware schatting op |
21c Bijzonderheden over herovering Groningen.
24a Groningers branden en roven in Achtkarspelen. Item, daarna terstond branden die van Groningen in Achtkarspelen en beroofden dat landsvolk hun tilbare goederen af en die oorlog bleef lang daarna staan.
24c Groningen en Keno leggen Friesland zware schatting op. |
|
24d Groninger overwinning bij Hindeloopen 25 Hollanders helpen de Friezen de Groningers te verslaan 27 Item voert van Zelwarder hues dat gelegen was bij den kloester toe Selwart, ende van den gerichte van Zelwart In den belede bisschop Vrederick van Blanckenheem van Utrecht voer Gronnigen III weecken lanck mit al den Stichte van Utrecht inden iaer M CCCC, ende hie toech weder toe hues mit alle sienen lueden op sunte Meertens dach translationis; ende doe die bisschop ontfangen hadde dat derdendeel van den gerichte ende heerlickheijt voerscreven an die vangenschap ende schattinge Johan ten Hoeve, diea joncker Godekens soene was, als voerscreven is van den beligghen des bisschops voerscreven, als men vindet voerscreven in dessen cronic voerscreven, soe hefft die bisschop eijn verdrach gemaecket mit joncker Henrick van Selwart van den gerichte voerscreven, den die twe deelen des gerichtes toe behoerde ende desgelieckes sien recht daer toe brueckende, ende mede toe sienen willen in Gronnigen, ende hefft dien bisschop voerscreven die twedeel an gegeven van dessen burgen gherichte, want die bisschop dat derden deel van dat gerichte hadde Johan toe Hoeved off gekreegene; ende desse voerscreven bisschop van Blanckenheem bisschop van Utrecht die gaff joncker Henrick van Selwart weder / van des Stichtes goedes Slingerborrich geheeten is mit soeven hues erven mijt al hoer toe behoer; mit vorwerden, als joncker Henrick doedt weer, soe solde die Slingerborrich voerscreven weder wesen mit alle hoer toe behoer ende heerlickheijden ende blieven an den Stichte van Utrecht, ende desse voerscreven soven huesen hoeven solden blieven ewelick ende arffelick op joncker Henricks erreffgenaemen off naekoemelinghen, sonder arghelist. |
24d Groninger overwinning bij Hindeloopen. 25 Hollanders helpen de Friezen de Groningers te verslaan. 27 Item, voort van Selwerd huis dat gelegen was bij het klooster te Selwerd en van het gericht van Selwerd.
In het beleg van bisschop Frederik van Blankenheim van Utrecht voor Groningen 3 weken lang met het hele Sticht van Utrecht in het jaar 1400 en hij weer naar huis trok met al zijn lieden op Sint Maarten dag translatie; en toen die bisschop ontvangen had dat derdedeel van het gericht en heerlijkheid voorschreven van de gevangenschap en schatting van Jan ten Hove, die jonker Godekens zoon was, als voorschreven is van het beleg van de bisschop zoals men vindt voorschreven in deze kroniek, zo heeft die bisschop een verdrag gemaakt met jonker Hendrik van Selwerd van het gericht, die de twee delen van het gericht toebehoorden en desgelijks zijn recht daartoe gebruikte en mede tot zijn wil in Groningen en heeft die bisschop dat tweede deel ervan gegeven van dit burger gerichte, want de bisschop had dat derde deel van dat gericht van Jan ten Hove gekregen; en dezen bisschop van Blankenheim, bisschop van Utrecht, die gaf jonker Hendrik van Selwerd weer van het goed van het Sticht goed dat Slingerborch geheten is met zeven huizen erven met al hun toebehoren; met voorwaarden als dat jonker Hendrik stierf zo zou Slingerborch voorschreven weer wezen met al zijn toebehoren en heerlijkheden en blijven aan het Sticht van Utrecht en deze voorschreven zeven huizen hoeven zouden eeuwig blijven en erfelijk op jonker Hendrik erfgenamen of nakomelingen, zonder arglist. |
|
29 Groningen verwerft het gezag in het Gericht van Selwerd Hier is bisschop Hendrick van Blanckenheem, die die eerste bisschop is gewest die in Gronnigen is gehuldieget in den voerscreven jaer M CCCC XIX des XV daeghes in den meije, ende die selve bisschop Vrederick voerscreven hefft der stadt Gronnigen geloevet voer hem ende siene naekoemelingen ende geswoeren der stadt Gronnigen laeten blieven bij hoer olde heerlickheijtv ende previlegien ende gewoenten ende rechten oever geestlieck ende warlieck, als van olden plech toe weesen voer datum der huldinghe voerscreven; ende doe waret anbeghinnende die coepman toe reijsen ende toe verkeeren mit levigen beesten ende de die waere alsoe toe verkoepen, dat alsoe in voertieden niet weesen en mochte. 33 Groningens band met Utrecht eeuwenlang dode letter |
29 Groningen verwerft het gezag in het Gericht van Selwerd.
Hier is bisschop Frederik van Blankenheim die de eerste bisschop is geweest die in Groningen is gehuldigd in het voorschreven jaar 1419 de 15de dag in mei en die bisschop Frederik voorschreven heeft de stad Groningen beloofd voor hem en zijn nakomelingen en gezworen de stad Groningen laten blieven bij hun oude heerlijkheid en privilegies en gewoonten en rechten over geestelijk en wereldlijk zoals het vanouds plag te wezen voor datum der huldiging voorschreven; en toen werd een begin van de koopman te verhogen en te verkeren met levende beesten en die waar alzo te verkopen wat alzo in voortijden niet wezen mocht.
33 Groningens band met Utrecht eeuwenlang dode letter. |
(1) Van Lemego is hier met het jaartal in de war. Immers omstreeks 825 bestond er geen keizer Hendrik. Hij doelt hier echter op de bekende giftbrief van keizer Hendrik in 1045 waarover hij reeds enige bladzijden vroeger heeft gesproken.
|
DEEL II - B Item soe sijn wij gebleven van sulcker misdaedt, doedtslaegen, achterstal ende ongehoersaemheijt als see tot desen daeghe toe tegens onsen olderen ende ons misdaen moeghen hebben, an onsen truwen raede alse den lantgraeven van Lentenborrich, onsen neven van Arckel, den heren van Egmont, den heere van der Veer, den here van Lijrkercke, den borchgrave van Leijden ende heer Jan van Hemstede, ende an die soeven persoenen van Oestergoe ende Westergoe die see ons ordinerende worden onder zegele ende brieven. Ende wes see daer off ordineeren hoerer zeelen toe ge naeden, dat see dat holden ende vuldoen soelen. |
DEEL II - B Item, zo zijn wij gebleven van zulke misdaad, doodslagen, achterstal en ongehoorzaamheid zoals ze ons tot deze dag tegen onze ouders en ons misdaan mochten hebben, aan onze trouwe raad als de landgraaf van Luxemburg (?), onze neven van Arkel, de heren van Egmond, de heer van der Veere, de heer van Lierkerke, de burchtgraaf van Leiden en heer Jan van Heemstede en aan de zeven personen van Oostergo en Westergo die ze ons ordineren zullen onder zegels en brieven. En was ze daarvan ordineren hun zegels tot genade dat de dat houden en voldoen zullen. |
|
2a Dit is eene coepie uut den principael breeff van sunderlinge punten endec artikelen de de hartoch dessen voergenoemden Vreesen gegunt ende geven hefft Item soe ist verdraegen bij den vertijnen, oevermidts dat dickwiels gebreck valt tusschen unses leves heren tenden ende den genen die de landen besit hebben, dat soe wanneer dat die gene bereijdt is die sijn goedt vertendet wil hebben, die salt den teentman twee daegen toe voeren weten laeten eer hie sien koeren mennet, ende daer bij nemen toe tueghe twee van hoeren naebueren. Ende weert dat die teentman niet en queme, soe mochte die knaepe sien goedt toe hues mennen, ende den teijnden schoeff uut setten bij twee van den bueren. |
2a Dit is een kopie uit de belangrijkste brief van bijzondere punten en artikels die de hertog deze voorgenoemden Friezen gegund en geven heeft. Item, zo is het overeen gekomen met de veertien, vanwege dat er vaak geschil valt tussen onze lieve heer en tienden en diegene die het land in bezit hebben dat zo wanneer dat diegene bereid is zijn goed vertiend wil hebben, die zal het de tiendman twee dagen tevoren laten weten eer hij zijn koren want en daarbij nemen tot getuigen twee van hun buren. En was het dat de tiendman niet kwam, zo mocht die knaap zijn goed thuis wannen en de tiende schoof eruit zetten bij twee van de buren. |
|
3a Van den punten ende articulen de de hovelingen den hartogen van Beyeren weder in over gegeven hebben Item quemen daer schepe offte goedt drieven daer nemant bij were, soe solde de rechter de den eedt bevoelen were van wegen unsses heren, dat goedt haevenen ende bargen, ter tiedt toe datter ijemandt nae queme mit goeden bewijse umme dat goedt; den salmen dat goedt weder umme leveren, omme redelick arbeijdes loen dattet gekostet hevet toe haevenen ende toe bargen. Ende queme daer nemandt nae binnen jaer ende dach, soe sal de rechter tot |
3a Van de punten en artikels die de hovelingen de hertog van Beieren weer overgegeven hebben.
|
|
4 a Hartoch Albert palsgrave up den Rijn etcetera huldebreeff van Oestergoe ende Westergoe
|
4 a Hertog Albert paltsgraaf op den Rijn etc., huldebrief van Oostergo en Westergo. 5a Dit is de hulde brief van een deel van de Zeven Wolden.
|
|
6b Copia Item weert saecke dat ijenich man gebreckelick worde an lijve offte an goede, dat solde de misdaediege beteren mijt lijeve ende mit goede, sunder ijenich anders mans lieff offte goedt daer omme in belastieget toe wesen in generleija wies. Item soe sullen wij alle unsen vliedt daer toe doen mijt ganser macht, dat de gevangen an beijden sieden genedelijecke geschattet ende gekofft worden nae hoeren ver moege. Item alle de gene die besoendt sijnt, die sullen weder koemen upt hoere in Ocken ende Sijbets gebede toe gebruecken. Ende voert alle de gene de op der oesterziedt der Lauwersche opt hoere sullen koemen, de sullen wissheijt doen daer den hoefftlingen ende rechteren ende der gemener meente an genoeget. Item alsoe vroe als dese artikulen mijt lofften ende eeden bevestiget sint van den genen de daer toe geraemet sint, ende bevestiget mit zegele ende breve, soe sullen alle gijselen an beijden sieden quijt wesen, uutgenoemen de voer geen geloevet geldt staen. Item op desse vorgenoemde soene sal ende mach een ijgelick man van beijden sieden in allen landen ende steden tusschen der Zueder zee ende der Wezer al velich lieves ende goedes vaeren, wanderen, keren unde verkeren, toe waeter ende toe lande, bij daghe ende bij nachte ende tot allen tieden als hie des toe doende hefft. |
6b Kopie. Item, zo zullen wij al onze vlijt daartoe doen met ganse macht dat de gevangenen beide zijden genadig geschat en gekocht worden naar hun vermogen. Item, was het ook dat die van Oostergo en Westergo landen Ocko, Sijbeth, de stad van Groningen met de Ommelanden, voor genoemd, en eilanden en begeerden om bijstand in hun land naar de voorwaarden in deze brief begrepen, zo mogen Ocko, Sijbeth en die stad van Groningen met de Ommelanden voor genoemd reizen op kosten van die van Oostergo en Westergo landen, voor genoemd, alzo vroeg als ze komen over Gerkesbrug of over de Lauwers. En desgelijks eisen wij Ocko, Sijbeth, de stad van Groningen met de Ommelanden, voor genoemd, die van Oostergo en Westergo landen, voor genoemd, om hulp als voor genoemd is, zo mogen ze reizen op de kosten van Ocko, Sijbeth en de stad van Groningen met hun Ommelanden, alzo vroeg als ze komen aan de oostzijde der Lauwers en Gerkesbrug en elk op zijn eigen avontuur te reizen. Item, de schade die geschied is van Eelcke Heringe en Jona Azega met hun vrienden inde tijd dat de huldiging geschied is in Holland, die is gegeven op mevrouw haar zoon lieden: van Eelcke en Jonga Azega met hun vrienden op Bruen Clinghe en Popken Feddema, en vanwege het land op Popken Trijnze en Hinrick Beijers; en kunnen deze niet overeen komen zo zullen die zoons lieden een rechtvaardige overman kiezen en hem de zaak laten scheiden; dus zullen ze houden een dag te Groningen en dezelfde dag daar de zoons lieden met de stad van Groningen, Oostergo en Westergo met elkaar overeen komen. En op dezelfde dag en plaats zo zullen de landen van beide zijden de verzoen brieven overleveren. Item, al diegene die verzoend zijn die zullen weder komen op dat van hen om Ocko en Sijbeth gebied te gebruiken. En voort al diegene die aan de oosterzijde der Lauwers op dat van hem zullen komen die zullen wijsheid doen daar de hovelingen en rechters en de gewone gemeente zich aan vergenoegt. Item, op deze voorgenoemde verzoening zal en mag elke man van beide zijden in alle landen en steden tussen de Zuidzee en de Wezer geheel veilig van lijf en goed varen, wandelen, keren en verkeren, te water en te land, bij dag en bij nacht en tot alle tijden als hij te doen heeft. Item, zo mogen komen al diegene, ze zijn geestelijk of wereldlijk, die geweken of verdreven zijn uit het land van hun goederen tussen de Zuidzee en de Wezer komen op hun eigen goed, huis en erf alzo ze dat vinden; uitgezonderd de ballingen van Emden en van Groningen, zonder dat ze innemen willen vanwege bede van goede lieden van Oostergo en Westergo en goede mannen van Dokkum. En na deze dag zullen ze niet meer schade lijden in hun goed. |
|
Item alle schaeden ende doedtslach, de gescheen sijnt in der veede, sunt der tiedt dat Embden gewonnen wort, sullen doedt gesoent sijn ende quijdt wesen in allen landen vorgenoemt mitten genen de wij mede gesoent sijnt. Item soe sullen die gemene gesellen van Dockum ende van Esinghe zijl mijt oeren hulperen mede besoent wesen als vorgenoemt is. Alle voerdade, naeden dat Embden gewonnen wort, gescheen sijn, sullen vergeven ende vergeten sijn; voert sullen de vorgenoemde gesellen mit hoeren hulpers, Duitsche ende vremede knechten gesellen, tusschen hier ende Midvasten naestkoemende uutten lande wesen. Ende de veste toe Dockum ende van Esinger zijlsalmen neder leggen ende verdarven bij der vorgenoemder tijdt. Ende weer dat saecke dat de vorgenoemde gesellen van Dockum ende van Esingerzijl niet ruemen wolden binnen der vorgenoemder tijdt, soe sullen ende willen wij van Oestergoe ende Westergoe mijt hoeren vrunden de vorgenoemde gesellen vervolgen, ende se uut den vorgenoemden sloeten toe winnen sunder vertreck. Ende desse vorgenoemde gesellen moegen aff, vrij, velich lijves ende goedes vaeren uutten lande binnen der vorgenoemder tijdt. Item off daer ijemandt worde den rechteren an de oester zijedt offte westerziedt der Lauwerssche onhoersam offte overherich, soe sullen de vorgenoemde landen, dorpen ende steden ende gemene meente daert in gescheen is, de ene den anderen helpen toe berichten over den onhoerighen, als se daer toe geeijsschet ende vermaent worden, sunder vertreck. |
Item, alle schade en doodslag die geschied zijn in de vete sinds de tijd dat Emden gewonnen werd zullen dood verzoend zijn en vrij wezen in alle landen voor genoemd met diegenen waar we mee verzoend zijn. Item, zo zullen de gewone gezellen van Dokkum en van Ezinge zijl met hun helpers mede verzoend wezen zoals voor genoemd is. Alle vorige dagen en nadat Emden gewonnen werd en geschied zijn zullen vergeven en vergeten zijn; voort zullen de voorgenoemde gezellen met hun helpers, Duitse en vreemde knechten gezellen, tussen hier en Midden vasten naast komend uit het land wezen. En de vesting te Dokkum en van Ezinge zijl zal men neer leggen en bederven bij der voorgenoemde tijd. En was het zaak dat de voorgenoemde gezellen van Dokkum en van Ezinge zijl niet ruimen wilden binnen de voorgenoemde tijd, zo zullen en willen wij van Oostergo en Westergo met hun vrienden de voorgenoemde gezellen vervolgen en ze uit de voorgenoemde burchten te winnen zonder uitstel. En deze voorgenoemde gezellen mogen af, vrij, veilig van lijf en goed gaan uit het land binnen der voorgenoemde tijd. Item, als daar iemand de rechters aan de oostzijde of westzijde der Lauwers werd ongehoorzaam of weerspannig, zo zullen de voorgenoemde landen, dorpen en steden en algemene gemeente daar het in geschied is, de ene de anderen helpen te berichten over de ongehoorzame zoals ze daartoe geist en vermaanden worden, zonder uitstel. |
|
7a Van wo dat hartoch Philippus van Borgonnien in Vreeslandt schreeff om daer overheijt over toe hebben Nae desser soene soe sint de Vreesen een tijdt lanck in groeten rust, eendracht ende vreden gewest, ende sint van genen vremden heren meer an gesocht, hent dat hartoch Philippus van Burgonnien, hartoch Karolus vaeder van Burgonnien, welcke Karolus de stadt van Nues soe zwaer belecht hadde ende daer nae voer de stadt Nancij in Lottringhe verslaegen wort – desse vorgenoemde hartoch Philippus de begunde Vrieslandt an toe soecken om overheijt over se toe hebben, ende schreeff een breeff in Westvrieslandt in manieren hier na bescreven. |
7a Van hoe dat hertog Filips van Bourgondi in Friesland schreef om daar overheid over te hebben. Na deze verzoening zo zijn de Friezen een tijd lang in grote rust, eendracht en vrede geweest en zijn van geen vreemde heren meer aangezocht totdat hertog Filips van Bourgondi, de vader van hertog Karel van Bourgondie, welke Karel de stad van Neuss zo zwaar belegerd had en daarna voor de stad Nancy in Lotharingen verslagen werd – deze voorgenoemde hertog Karel die begon Friesland aan te zoeken om overheid over ze te hebben en schreef een brief in West-Friesland in manieren hierna beschreven. |
|
7b Copia Soe is den vorgenoemden deputeerden van wegen miens genediegen heren daer gesecht, getoent ende upgedaen gewest, woe dattet waer was dat de voervaederen miens genediegen heren graeven van Hollandt gerechte heren weren van Vrieslandt. Ende dat enige van sijn vorgenoemde voervaederen daer hadden rustlieck ontffangen hadden gewest, ende dat landt hadden geregeert als gerechte van geboeren heren, ende allent tgene gedaen dat waerachtighe heren hoeren ondersaeten hebben plegen toe doen. Ende dat dit landt kundich ende openbaer was. Ende dat noch hueden daeghes lueden genoech in lancklevende waeren, die geseen ende geweten hadden, dattet vorgenoemde landt is gewest inder subiectie ende onderdaenichheijt vanden vorscreven graeven van Hollandt; ende hoe ware dat de vorscreven Vreesen Oestergoe ende Westergoe enijghe tiedt van jaeren duerende hadden van em selves dat regiment an genoemen, sunder mijns vorgenoemden genaedigen heren consent onghehoersam ende onderdaenich toe wesen, noch oeck de bekennen hoeren gerechtene landes heren toe wesen, alsoe see billick gedaen solden hebben. Nochtans mijn selve genedighe here een goedertieren ende eerbarmich vorst was, ende altijdt meer geneege tot gracien ende tot genaeden dan tot strengheijden. Ende sunderlinghe om dat de van Oestergoe ende Westergoe helt voer siene gerechte ondersaeten, mijt welcken he wolde en begeerde vruntliecke toe tracteren, op dat se willich waeren em toe ontfangen, ende em toe doende dat gene dat se van rechtes wegen schuldich waeren toe doende hoeren gerechtenh heren; he was toe vreden toe vergevende toe vergetene hoere vorgenoemde onghehoersaemheijden ende misdaeden bij em gedaen, bij alsoe dat se hem de huldinghe ende onderdaenichheijt deden de sie em schuldich waeren. |
7b Kopie. Zo zijn dan de voorgenoemde gedeputeerden vanwege wat mijn genadige heren daar gezegd, getoond en opgedaan had er geweest dat de voorvaders van dat het waar was dat de voorvaders van mijn genadige heer, graven van Holland, gerechte heren waren van Friesland. En dat enige van zijn voorgenoemde voorvaders daar rustig ontvangen was geweest en dat land hadden geregeerd als gerechte van geboren heren en al hetgene gedaan wat ware heren hun onderzaten hebben plegen te doen. En dat het in dit land bekend en openbaar was. En dat nog heden de dag lieden genoeg die lang van leven waren die gezien en geweten hadden dat het voorgenoemde land is geweest in de subjectie en onderdanigheid van de voorschreven graaf van Holland; en hoe waar dat de voorschreven Friezen Oostergo en Westergo enige tijd van jaren durende hadden van zichzelf dat regiment aangenomen, zonder toestemming van mijn voorgenoemde genadige heer en ongehoorzaam en onderdanig toe wezen, nog ook te bekennen hun gerechte landheer te wezen, alzo ze billijk gedaan zouden hebben. Nochtans mijn zelfde genadige heer een goedertieren en erbarmende vorst was en altijd meer genegen tot gratie en genade dan tot strengheid. En vooral om dat hij van Oostergo en Westergo hield voor zijn gerechte onderzaten, waarmee hij wilde en begeerde vriendelijk te bespreken opdat ze gewillig waren hem te ontvangen en hem te doen datgene dat ze hem vanwege recht schuldig waren te doen hun gerechte heer; hij was tevreden te vergeven en te vergeten hun voorgenoemde ongehoorzaamheid en misdaden bij hem gedaan alzo dat ze hem huldiging en onderdanigheid deden die ze hem schuldig waren. Gedaan in Den Haag in mijn voorgenoemde genadige raad van mijn heer waar tegenwoordig waren de heer Luik, heer Adolf van Kleef, heer van Ravestein, mijn heer van Goes, kanselier, mijn heer de bisschop van Dormijlte, de bastaard van Bourgondi, graaf vande la Roiche, de graaf van Joigny, de graaf van Bouchem en meer andere heren, in het jaar en op de dag boven genoemd. |
|
8a Friezen reageren negatief op de Bourgondische eisen 8c Herstel Friese vrijheid en heilwens Benninge |
8a Friezen reageren negatief op de Bourgondische eisen.
8c Herstel Friese vrijheid en heilwens Benninge. |
|
DEEL II - C 7 Focko Ukens slach to Otterdum tegena de van Groningen 15b Gijsbrecht van Brederode elect van Utrecht |
DEEL II - C 7 Focko Ukens slag te Oterdum tegen die van Groningen.
Item, in het jaar 1438 op Sint Augustinus dag is omgeworpen van de Groningers en Oldambt Eylken huis te Termunten. Item, in hetzelfde jaar is omgestort dat huis te Bellingwedde op Sint Mathias dag vanwege gebod der stad Groningen.
15b Gijsbrecht van Brederode elect van Utrecht. |
|
16a Wo biscop Davit is biscop geworden Item als de stadt van Deventer sus beenget ende belecht was, so hevet de stadt van Groningen de van Deventer to hulpe gesant up oer solt umtrent drehundert knechten. 18 Wo hartoch Philips weder aff toich van Deventer 21 Dat bolwarck voer Her poerte
25a Sunte Mertens toren brande |
16a Hoe bisschop David is bisschop geworden. Item, toen de stad van Deventer dus begaan en belegerd was zo heeft de stad van Groningen die van Deventer tot hulp gezonden op hun soldij omtrent 300 knechten. 18 Hoe hertog Filips weer weg trok van Deventer. 19 Hoe bisschop David is gehuldigd te Deventer en Groningen.
21 Dat bolwerk voor de de Herenpoort.
25a Sint Maarten toren verbrandde. |
|
26a Van wo iuncker Ulrick is greve gemaket tod Emden 27 Verwijzing naar latere afzetting van graaf Edzard Indene M CCCCo ende LVI des dinxdages vor sunte Thoma apostel hevet iuncker Zijbe van Steges dorpe, iuncker Ulrick suster zoene, scrifteliken ontsecht de stadt Groningen mijtten Omlanden; ende des solven nachtes sijnt sijn volke overkomeng mijt roeyscepen to Oterdum ommetrent middernacht, ende roveden daer groet guet, ende wengen voele bueren, ende nemen den roeff mijtten gevangen mede over.
34a Her Sijbe vorgenoemt hevet gehilket |
26a Van hoe jonker Ulrick is graaf gemaakt te Emden. 27 Verwijzing naar latere afzetting van graaf Edzard.
In het jaar 1456 de dinsdag voor Sint Thomas apostel heeft jonker Sibe van Stedesdorf, de zoon van de zuster van jonker, schriftelijke ontzegd de stad Groningen met de Ommelanden; en dezelfde nacht is zijn volk overkomen met roeischepen te Oterdum omtrent middernacht en roofden daar groot goed en vingen vele buren en namen de roof met den gevangenen mede over.
34a Heer Sijben voor genoemd heeft getrouwd. 34b Dood van jonker Sijben. |
|
35 De nije wech over tspeen naeder Haule 36 Colmer landt is angenomen 37 Hertoch Karel van Burgonien hevet gehilket ende een echte vrouwe
40e
Zeven stenen torens in de stadswal gebouwd 40g Nieuwe Oosterpoort voltooid |
35 De nieuwe weg over het veen naar Haule 36 Kollum land is aangenomen. 37 Hertog Karel van Bourgondi heeft getrouwd en een echtvrouw genomen. Item, in hetzelfde jaar de zondags na Sint Simon en Jude dag heeft hertog Karel met macht gewonnen de stad Luik; en heeft zeer vele lieden, beide geestlick en wereldlijk, mannen en vrouwen, dood geslagen en in gevangenschap laten zetten; en heeft laten beroven alle regulieren en kloosters, kerken en alle Godshuizen van hun kleinodien, goud en zilver en boeken; en voort de hele stad laten afschuimen, plunderen, beroven van al hun goed; en de jonge mannen uit de kloosters verdreven en van zijn lieden met gewelde te ontwaren en onteren; want die van Luik hadden verdreven hun bisschop en was een zoon van Bourbon en naneef van hertog Karel en omdat ze niet de ban van de paus achtten. 40a Van dat bolwerk buiten de Herenpoort. 40b Nieuw bolwerk zonder loon aangelegd. 40c Bolwerk deels door burgers betaald.
40e Zeven stenen torens in de stadswal gebouwd. 40g Nieuwe Oosterpoort voltooid. |
|
41 De biscop van Munster belede Oldenborch 43a Benners hues up de Gast is gewunnen vanden Groningers 47a Van her Onnen van Ewsma hues |
41 De bisschop van Munster belegert Oldenburg.
43a Bremers huis op de Gast is gewonnen vanden Groningers.
45 De nieuwe toren is weer aangelegd. 47a Van heer Onna van Ewsma huis. |
|
48 Hartoich Karol van Burgonnien hevet ingenomen dat lant van Gelre Ende der stondt sijnt prelaten ende hovelingen inden Umme landen vorscreven up in de stadt to komen. Ende de breven sijnnen openlicken gelegen to Sunte Wolberch inde kercke voer den prelaten ende hoeftlingen ende her Onna van Ewsma; dene de gemenen borgeren ende weren daer niet mede to vreden, ende de prelaten musten den breff den gilden overleveren in hoeren handen, daer dat beste up to raeden tegens des keysers breve dat Uneke hadde geworven, ende ijs gescheen des donderdages vor Santgange int iaer vorscreven. |
48 Hertog Karel van Bourgondie heeft ingenomen dat land van Gelre. En terstond zijn de prelaten en hovelingen in de Ommelanden voorschreven op in de stad gekomen. En de brieven zijn open gelegzen te Sint Walburgkerk voor in de kerk voor de prelaten en hovelingen en heer Onna van Ewsma; en die gewone burgers waren daarmee niet tevreden en de prelaten moesten de brief de gilden overleveren in hun handen daar dat beste op te braden tegen de brief van de keizer die Uneke had verworven en dat geschiedde de donderdag voor Gangulphus in het jaar voorschreven. 52 Tenor van de voorschreven brief.
|
|
56 Johan Rengers compenerde mijtter stadt Groningen etcetera 57 De Zwijtzers tegen hartoch Karel Hijr endiget dat anderde part ende deel desses bokes der Vrescher landes kroniken. |
56 Johan Rengers kwam overeen met de stad Groningen etc.
Hier eindigt het tweede part en deel van dit boek der kroniek van de Friese landen. |
|
DEEL III-A 1 Incipit prologus |
DEEL III-A |
|
Hier begindt dat dardendeel van desen boecke der croniken der Vreescher landen mijtten zeven zeelanden ende Gronnigen. 2a Optreden van Focko Ukena: inleiding en verantwoording Item Focke Ukens was eijn opgekoemen hoefflinck in Oestvrieslandt, de vele victorien ende gelucke in oerlogeg; ende had eijn tijedt lanck all des greven gebede van Oestvrieslandt onder em gekregen, als ick van mijnen oldek vader heb gehoert, die hem geseen ende gehoert hevet ende mit em toe velde gelegen hevet. Woe groet hie van kumpst ende gebuerte is gewest, ende wat hie al mitten zweerde in den oerloge hevet bedreven, ende woe hie Oestvrieslandt onder hem kreech, heb ick sekerlijck all gene wetenheijt van; men ick heb wal gehoert ende verstaen, dat hie wonderlijcke dingen in den velde van oerloge bedreeff, daer wal schrifften ende croniecken van sint, menl ick noch nie heb gesien offte gelesen; men ick heb verstaen inder waerheijt ende gehoert van mennigen geloeffsamen man, dat die stadt van Gronnigen had van parties wegen velen borgers vanden oppersten ende besten uut oerer stadt gebannen ende verdreven ende ballinck gelecht; de selffste ballingen vellen Focke Uken an, want sie van sijner partije weren, om em weder in die stadt toe brengen. Soe dat Focke wort der Gronnigeren viandt mitten ballingen; alsoe dat Focko sick starckede, ende quam oever de Eemse toe Oeterdum, ende de Gronnigers toegen uut mit al oerer macht, ende nemen mede alle de Ummelanden ende hoefflingen de van oer partie weren, ende wolden mijt Focken en slach inden velde slaen. Ende de Gronnijgers hadden wal teijn man tegen ene. Ende Focke mit sien vollick hadde victorie ende gewin, ende versloech dat hele Gronniger heer, ende sloech wonderlijcke voele vollicks doet, ende voele ghevangene kreech hie ende jagede se ter poerten in. 2c Focko onderwerpt de Ommelanden |
Hier begint dat derdedeel van dit boek der kroniek der Friese landen met de zeven zeelanden en Groningen. 2a Optreden van Focko Ukena: inleiding en verantwoording. 2b Focko Ukena verslaat de Groningers bij Oterdum. Item, Focko Ukena was een opgekomen hoveling in Oost-Friesland die veel victorie en geluk had in oorlog; en had een tijd lang het hele gebied van de graaf van Oost-Friesland onder hem gekregen, zoals ik van mijn grootvader heb gehoord die hem gezien en gehoord heeft en met hem te veld gelegen heeft. Hoe groot hij van afkomst en geboorte is geweest en wat hij al met het zwaard in de oorlog heeft bedreven hoe hij Oost-Friesland onder hem kreeg heb ik zeker geen kennis van; maar ik heb wel gehoord en verstaan dat hij wonderlijke dingen in het veld van oorlog bedreef waar wel schriften en kronieken van zijn, maar die heb ik nog niet gezien of gelezen; maar ik heb verstaan als waarheid en gehoord van menige betrouwbare man dat de stad van Groningen had vanwege partij vele burgers van de opperste en beste uit hun stad gebannen en verdreven en balling gelegd; diezelfde ballingen vielen aan Focko Uken want ze waren van zijn partij om hen weer in de stad te brengen. Zodat Focko werd vijand van Groningen met de ballingen; alzo dat Focko zich sterkte en kwam over de Eems toe Oterdum en de Groningers trokken uit met al hun macht en namen mede alle Ommelanden en hovelingen de van hun partij waren en wilden met Focko en slag in het veld slaan. En de Groningers hadden wel tien man tegen een. En Focko met zijn volk had victorie en won en versloeg dat hele Groninger leger en sloeg wonderlijk veel volk dood en vele gevangenen kreeg hij en joeg ze ter poorten in. 2c Focko onderwerpt de Ommelanden.
|
|
3b Het eerste verbond van Groningen met de Ommelanden |
3b Het eerste verbond van Groningen met de Ommelanden. |
|
3c Hijr begijnnen de verbunden tusschen der stadt Groningen ende den Ommelanden |
3c Hier begint het verbond tussen de stad Groningen en de Ommelanden. leggen, dat tenzij niemand het met recht verbeurt of verwachte of voortvluchtig wordt en niet te recht komen wilde. En wie op de andere te spreken heft die laat hem berechten naar landrecht alleen daar de zaak op ligt en verlaten krachten en geweld. En wij willen gezamenlijk alle Duitse n Zuiderse heren en alle andere heren en landen van buiten onze landen en stad die onze landen of stad of lieden beschadigen willen in lijf of in goed met onrecht buiten onze landen of stad houden en die onze vrijheid krenken willen. En elk zal de andere te hulp komen naar zijn macht naar gelegenheid der plaats tot ontkenning van goede mannen die daartoe beraamd zijn en hierna beraamd zullen worden daar het te doen is en daar de landen en stad de meeste nood hebben, elk op zijn eigen kosten en te avontuur zonder uitstel wanner wij daartoe geraamd worden, bij een boete van duizend ouden schilden en het schild voor 30 oude Vlaamse groten gerekend bij de algemene land penningmeester; en inbreuk zal de stad beuren en keren tot het nut van het algemene land in bussen, buskruit, pijlen en ander oorbare, als het land en stad nuttig en oorbaar is. |
|
Item ofte yemant stele uut dat ene landt in dat ander ofte bijnnen landes bedage ofte bij nachte, ende dat openbaer worde, den deeff salmen hangen om de weerde van enen olden schilt; ende ist min werdich, dat salmen berichten alst behoerlick ijs. Item vort alle andere doet dele, leemte ende wondingen, de gevallen mogen tusschen den landen ende der stadt bijnnen desen vreden, de sollen wesen drevolt mangelt bote ende halleff to voele to broke mijt payment als vorscreven ijs to Item so willen wij veer warven holden ofte mer inde stadt des iaers van Midvasten to zunte Mertens dage inden wijnter. Ende de warve mogen de rechters mijtten hoeftmans setten up wat tijden dattet em nuttest ende orbaer doncket to wesen. |
Item, of iemand stal uit het ene land en in dat andere of binnenland bij dag of bij nacht en dat werd openbaar, die dief zal men hangen, dat voor de waarde van een oud schild; en is het minder waard dan zal men het berechten zoals het behoorlijk is. Item, voort alle andere dode delen, leemte en verwondingen die gevallen mogen tussen de landen en der stad binnen deze vrede die zullen wezen drievuldig mannen geld boete en half zoveel breuken met betaling als voorschreven is en te behouden elk land en de stad hun oude rechten en oude brieven die ze zelf of met elkaar hebben van verwondingen of van breuken die deze brief niet tegen gaat. Item, zo willen wij vier warven houden of meer in de stad per jaar van Midden vasten tot Sint Maarten dag in de winter. En de warve mogen de rechters met de hoofdmannen zetten op wat tijden dat het hen het nuttigste en oorbaarste lijkt te wezen. |
|
3d Hijr begint wo ment recht setten sal in Hummersche, Langwolt etcetera, ende andere articulen mede als hijr bescreven steet Item des gelikes salt wesen in Langwolt ende Vredewolt in maneren als vorscreven is, so dattet halve recht sal aff wesen; so in wat buerschap mer een rechter is, daer sal een rechter blijven, uutgesecht Zuethorum, Nort horum ende Lutke gast sal in ellick buerscap twe rechters blijven. Ende de zijlrechters sullen birichten dat de waters plegen to berechten, ende de water rechters sullen affwesen. Ende de schowingen van den watringen sullen de zijlrechters schowijngen vandoen, gelick als vanden dickrechters in Hummersche screven staet. Item so waer ene bevredinge genomen wort tusschen twen parten, de vrede sullen holden vader, broders ende kinderen, voren boren, swagers de so dane sint; ende wolde iemant vanden vrenden vorder bevredet wesen, den salmen benamen indes bevredes breff mede setten ende scriven laten; ende dat sal ellick part zijnen vrenden weten laten, daer de vrede tusschen genomen ijs. Ende off des niet en gescheede, ende de vrede gebroken worde, so solde he den vrede broke selven gelden, de dat zijnen vrenden niet to weten gedaen en hadde, de den vrede gebroken hevet ofte brake. |
3d Hier begint hoe men het recht zetten zal in Hummerse, Langewold etc., en andere artikels mede zoals hier beschreven staat. Item, desgelijks zal het wezen in Langewold en Vredewold in manieren als voorschreven is, zodat het halve recht zal afwezen; zo in wat buurtschap maar een rechter is daar zal een rechter blijven, uitgezonderd Zuidhorn, Noordhorn, Lutkegast zal in elk buurtschap twee rechters blijven. En de zijlrechters zullen berichten dat de waters plegen te berechten en de water rechters zullen afwezen. En het schouwen van de wateringen zullen de zijlrechters schouwen te doen, gelijk als van de dijkrechters in Hummerse geschreven staat. Item, zo waar een bevrediging genomen werd tussen twee parten, die vrede zullen houden vader, broeders en kinderen, voor buren, zwagers die zodanig zijn; en wilde iemand van de vrienden verder bevredigd wezen die zal men met namen in de vrede brief mee zetten en schrijven laten; en dat zal elke partij zijn vrienden weten laten daar de vrede tussen genomen is. En als dat niet geschiedde en de vrede gebroken werd zo zou hij zelf als vredebreker gelden die dat zijn vrienden niet te weten gedaan had die de vrede gebroken heeft of brak. |
|
3e
Tekst overeenkomst Groningen met de Westerwarf |
3e Tekst overeenkomst Groningen met Westerwerf . |
|
3f Hijr begunt de verbunden van de van Vredwolt ende Upsterlandt ende der stadt van Groningen |
3f Hier begint de verbonden van Vredewold en Opsterland en de stad van Groningen. |
|
3g Van de verbuntnisse van Collum ende Oestbrockerster landt et cetera |
3g Van het verbond van Kollum en Oostbroek land etc. |
|
3h Tekst verbond Groningen met Kollumerland Int eerste: soe wij stad ende lande vorscreven to samen ramen een huus, daer sal die Raed enen castelleijn op setten, durende ses jaer lanck nae datum deses brieves. Hier sal elck huus off meijer inden lande vorscreven geven enen olden schilt elkes iaers, dertich olde Vleemschen voer den schilt ghereeckent offte derden halven Aernemschen gulden voer den schilt gereeckent. Ende weert sake dat iemant soe arm weer, dat hie genen olden schildt jaerlijcks mochte geven, so sal hie enen halven schilt geven, ende dat sal staen tot des casteleijns ende richters ontkenninge; mer ummer sal he enen halven schilt geven. Item off iemant in dessen vorscreven lande iemant beschadegen wolde, mijt husen to besetten, off anders weltlijcken dede, dat sij buten landes off binnen landes, daer de stad ende landen mede in schaden mogen koemen, dat sullen wij malkanderen trouwelijken om helpen trecken ende keren na onser macht, op aff legghen cost ende schaden die dat dede. Ende sal daer toe breken ene pene van dusent olde schilden. Ende den hovet sake an sijn lijff to richten, mach hie mitten guede niet betalen. Item soe wel gestalen guet koepet, off roeff guet, off mijt gewelde ontholdt wetende, die sal der stad ende landen breken hondert olde schilden, ende sal dat affgenoemen guet dobbelt weder geven. Ten weer sake dattet een guet coepman onwetende gekofft hadde, die sal dat guet eenvoldt wedergeven sonder broecke; ende dat sal staen op onse samelinger claringhe etcetera. |
3h Tekst verbond Groningen met Kollumerland. Als eerste: zo wij stad en landen voorschreven tezamen beramen een huis, daar zal de Raad een kastelein opzetten dat duurt zes jaar lang na datum van deze brief. Hier zal elk huis of meier in de landen voorschreven geven een oud schild per jaar, dertig oude Vlaamsen voor een schild gerekend of derde have Arnhemse gulden voor een schild gerekend. En was het zaak dat iemand zo arm was dat hij jaarlijks geen oud schild mocht geven zo zal hij en half schild geven en dat zal staan te de ontkenning van de kastelein en rechter; maar immer zal hij een half schild geven. Item, als iemand in deze voorschreven landen iemand beschadigen wilde met huizen te bezetten of anders geweld deed, dat is buiten het land of binnen het land daar de stad en landen mede in schaden mogen komen, dat zullen wij elkaar getrouw om helpen te trekken en keren naar onze macht op af te leggen de kosten en schaden die dat deed. En zal daartoe berekenen een boete van duizend oude schilden. En de hoofdzaal aan zijn lijf te berechten mag hij met het goed niet betalen. Item, werd iemand aangeklaagd in deze voorschreven landen van enigen zaken die aan het lijf roeren mogen en dat met het gerecht niet overwonnen werd van het recht die zal den onschuldige geven vijftig oude schilden te boete en de stad en landen vijftig oude schilden tezamen te inbreuk. Item, zo wie gestolen goed koopt of roofgoed of met geweld onthield weten, die zal de stad en landen berekenen honderd oude schilden en zal dat afgenomen goed dubbel terug geven. Was het zaak dat een goede koopman het onwetende gekocht had, die zal dat goed eenmaal terug geven zonder inbreuk; en dat zal staan op onze gezamenlijke verklaring etc. |
|
3 Van den nijen landrechten de stad ende lande makeden nae desse verbuntnisse |
3 Van het nieuwe landrecht die stad en landen maakten van dit verbond. |
|
3j Hier nae beginnen de lantrechten van wondinghe ende doetslagen in Vrieslandt Van doerslagen hoeveden. Van doergaende wonden. Van to stoten inden slijck, in water off in die groepe. Van doer, huus, vinster in to slaen. Van onscholt toe doen van vechtelijken saken. |
3j Hierna beginnen de landrechten van verwondingen en doodslagen in Friesland. Van doorslagen hoofden. Van doorgaande wonden. Van te stoten in het slik, in water of in de groep. Van deur, huis, venster in te slaan. Van onschuld te doen van vechtende zaken. |
|
In den iaer Ons Heren dusent vierhondert ende acht ende veertich op Sunte Poncianus avondt, do verdroghen die stad ende lande to samen aldusdane punten hier nae beschreven staen. Item so wie den anderen sijn noeseb berovet, off sijne lippen een off beijde, off sijnre tonghen: die sal den clager beteren mijt eens halven mans lijff. Item beroevet he hem der stucken meer dan een: he sal den clagher beteren van elken stucke van dessen eens halven mans lijff. Item twe oren aff: een halleff mans lijff. Een oer aff: een verendel mans lijff. |
In het jaar Ons Heren 1448 op Sint Pontianus avond (13 augustus) toen kwamen de stad en landen tezamen overeen al dusdanige punten die hierna beschreven staan. Item, zo wie de andere van zijn neus beroofd of zijn lippen, een of beide, of zijn tong: die zal de klager verbeteren met een halve mans lijf. Item, beroofd hij hem meer stukken dan een: hij zal de klager verbeteren van elk stuk hiervan een halve mans lijf. Item, twee oren af: een half mans lijf. Een oor af: een vierendeel mans lijf. Item, zo wie de andere berooft een lid van zijn teen: die zal de klager verbeteren met 6 mark. Berooft hij hem ook twee leden van zijn teen: hij zal de klager verbeteren met 12 mark. Waren ook deze stukken meer, zo mag de boete niet hoger rijzen. Item, zo wie de andere let een lid van zijn teen: die zal de klager verbeteren met drie mark. Let hij hem ook twee leden van zijn tenen: hij zal de klager verbeteren met 6 mark. Waren ook deze leden meer lam, zo mag de boete niet hoger rijzen. |
|
Item soe wie den anderen slaet een ribbe ontwe: de salt beteren mit VI marck. Ende sint daer twe ontwe: he sal den clager beteren mit XII marck. Ende sint daer meer ontwe dan vorscreven is, so en mach die bote niet hogher riesen. Item wie onschult doen sal voer vechtelijcke saken die men oever hem claeget, ende mach hie sijn onschult niet doen nae lantrechte: so sal die klaeger sweren dat die saken waer sint, die hie geclaget hefft. Ende daer mede wort die ander |
Item, zo wie de andere slaat een rib stuk: die zal het verbeteren met 6 mark. En zijn er twee stuk: hij zal de klager verbeteren met 12 mark. En zijn er meer stuk dan voorschreven is, zo mag de boete niet hoger rijzen. Item, zo welk mens een mes trekt op de andere: die brengt tegen de klager een half mark en tegen dat recht alzo veel. En geschiedde dat voor het gerecht op de werf zo is die boete in inbreuk dubbel. Item, wie onschuld doen zal voor vechtende zaken die men over hem klaagt en kan hij zijn onschuld niet doen naar landrecht; zo zal de klager zweren dat die zaken waar zijn dat hij geklaagd heeft. En daarmee wordt die ander overtuigd. En wil die klager niet zweren, zo is de ander vrij. En zo zal de klager verbeteren tegen dat recht alzo veel als de andere gebroken zou hebben, daarom dat hij niet met voorberaad te onrecht geklaagd heeft. En is er van deze voorschreven zaken geen klager; zo doet hij onschuld met twee buren die het dan aantijgen. |
|
3k Nadere strafbepalingen Of een bloet man iemant doetsloge die ghene vrendena en hadde, off selven niet betaelen en konde bote ende broke: so salmen den misdader van stonden an vervolghen mit klocken slach gerucht toe maecken ende aen tasten. Dat sullen Soe wie doetsloghe ene vrouwe: die sal men betalen mijt twe manne ghelt bote ende broke. Ten weersaecke dat die vrouwe waer mit kinde: soe is die bote ende broke drievoldt; ende dat sal wesen bij goeder vrouwen ontkennen. |
3k Nadere strafbepalingen. Of een eenvoudige man iemand dood sloeg die geen vrienden had of zelf niet betalen kon boete en inbreuk: zo zal men de misdadiger van stonden aan vervolgen met klokslag gerucht te maken en aan te tasten. Dat zullen doen diegene die tegenwoordig waren bij de misdaad, elk nar zijn macht. Zo wie dood sloeg een vrouw: die zal men betalen mijt twee mannen geld boete en inbreuk. Tenzij was het zaak dat die vrouw zwanger was: zo is de boete en inbreuk drievoudig; en dat zal wezen bij goede vrouwen ontkennen. |
|
Item worde iemant gedoet van onweten beesten: die bote sal wesen halleff ende ghene broke; ten weer sake dat dat beest weer vermeret van quaden saecken off van quaden daden. Ende des gheliecken, gheschiede die misdaet inder kercken, up den kerckhove, voer den kerckhove, voer der herberghen, of op den menen weghe daer men solde gaen ter kercken, totter herberghen, off van der herberghen: so is die bote vol, ende ghenre broke. Voert van allen doetslaghen sal des handadeghen guet iersten vort gaen, alsoe langhe alst strecket. Daer nae sullen die sibbeste ses vrenden betalen die twedeel vanden botem bij den knie tale. Dat sullen die vrouwen mede ghelden, die mannen ende kinderen die boven twalleff jaeren synn, die eijgen guet hebben. Die niet en hefft die en darf niet ghelden etcetera. Soe wie iemant doetsloeghe, die wolde gaen toe metten, to missen, to vesperen, off to der kercken: den sal men ghelden mit dubbeldea boten ende broke. |
Item, werd iemand gedood van onwetende beesten: de boete zal wezen half en geen inbreuk; tenzij was het zaak dat dit beest was vermeerderd van kwade zaken of van kwade daden. En desgelijks geschiedde de misdaad in de kerk, op het kerkhof, voor de herberg of op de gewone weg daar men ter kerk zou gaan, tot de herberg of van de herberg: zo is de boete vol en geen inbreuk. Voort van alle doodslagen zal de handdadige goed eerst voor gaan alzo lang als het strekt. Daarna zullen de verwante zes vrienden betalen dat tweede deel van boeten bij de knie tale (?). Dat zullen die vrouwen mede vergelden die mannen en kinderen die boven twaalf jaren zijn die eigen goed hebben. Die niets heeft behoeft niets te vergelden etc. Zo wie iemand dood sloeg en te metten wilde gaan, te mis, te vesper of ter kerk: die zal men vergoeden met dubbele boete en inbreuk. Item, waar er enige moordbrand werd gedaan waar de misdadiger met recht schuldig werd gemaakt: zo zal die moordbrander de schade dubbel betalen uit het goed van de handdadige; en de schuldige berechten aan zijn lijf. Kan men de schuldige of die aangetast werd niet schuldig maken: zo zal hij zich eerst verontschuldigen met zijn eed en met drie verwante mannen en met 24 van zijn naaste vrienden. Was het ook zaak dat hij de drie verwante mannen niet kon gebruiken en die 24 naaste verwanten zo mag hij nemen in hun plaats anderen er tegen getuigen. |
|
4 Van den summijgen de de verbunde in Oestbroeckster lant niet an nemen wolden, anno MCCCCLXVII |
4 Van sommige verbonden in Oostbroek land die het niet aannemen wilden, anno 1467. |
|
5 Groningen vestigt gezag in Oldambt; verovert Westerwolde en krijgt het van de bisschop van Osnabrck in leen |
5 Groningen vestigt gezag in Oldambt; verovert Westerwolde en krijgt het van de bisschop van Osnabrck in leen. |
|
Del III-B Groningen sluit verbonden met Oostergo en breidt zijn macht in Westergo met geweld uit (1491-1496) 1 Proloog: Heerszucht verleidt Groningen tot steeds verdere machtsuitbreiding |
Del III-B Groningen sluit verbonden met Oostergo en breidt zijn macht in Westergo met geweld uit. (1491-1496) 1 Proloog: Heerszucht verleidt Groningen tot steeds verdere machtsuitbreiding. Anno 1475. Waarop schrijft de wijze man Salomon: Zo zijn alle dingen in deze wereld onderworpen aan verandering dat in natuurlijke en levende dingen openbaar gezien wordt; der mensen, der alle dingen en creaturen een heer is en daarom geschapen zijn en bevindt men dat voorgenoemde waar woord waar is in beide ziel en lijf en dat menigvuldig; hoe de mensen ziel veranderd wordt, nu met vreugde, nu met hoop, nu met droefheid, nu met angst, dat behoeft wering bewijs want iedereen voelt dat in zichzelf etc. In uitwendige en lijflijke dingen zien wij dagelijks voor ogen dat het voorgenoemde woord gans waar is. En kort, zoveel als het dient tot onze opzet der materie van het regiment: wie wil opmerken de geschriften van de geschiedenis voor en na die vindt menigvuldige veranderingen en wonderlijke van de kleinste tot de grootste. Hoe dat Romeinse rijk veranderd is in landen en in personen, dat is lang en uitvoerig beschreven in de historiën. Desgelijks vind u in den keizerlijke rechten en in de geestelijke die zeer menigvuldig veranderd zijn dat er veel niet gehouden worden tegen elkaar; en na verandering der tijd en de mensen heeft men moeten geven zettingen en statuten en daarvan is het algemene gezegde: Concorda tempora et concordabis jura, men zal vaak naar gelegenheid der tijd de geschreven rechten nemen, en dan mogen die overeen komen. |
|
2 Van dat die van Gronnegen namen an int verbunt Dockum ende Dongerdeel |
2 Van dat die van Groningen namen aan in het verbond Dokkum en Dongeradeel.
4 Belening Groningen met Friesland en de Ommelanden. |
|
5 Vete in Bolsward brengt strijd in Friesland
Daer nae soe toegen die van Gronnigen mijt groeter macht in Westergoe, ende wonnen mit stormender hant dat hues toe Barlickum, dat toe male en starck bolwarck ende kostelicke grafft hadde; ende staken em allen den hals aff de daer up weren, uutghenoemen een knecht, de mijt behendichheijt off quam alste hues gewonnen was, ende leep aff in schijn ene der Gronnijgers, ende nam ene sijde specks opt hoevet. Ende die vrouwe ende maeghet de weren op den huuse, worden ghevanghen toe Gronnijghen ghebracht. Ende die vrouwe was mijt kinde, ende genas van twen kinderen in der hachte daer sie gevanghen ende gesloeten sat, ende men wolde sie niet los sluiten, doe sie verlost wort in oerer vroulicker noeden, dat toe maele ene strenghe ende oneerlijcke daet was; niet meer van den. 6d Groningen verovert Harlingen en terroriseert Westergo |
5 Vete in Bolsward brengt strijd in Friesland.
6c Groningen verovert de stinsen Hemmema en Martena. Daarna zo trokken die van Groningen met grote macht in Westergo en wonnen met stormenderhand dat huis te Berlikum dat toen te male een sterk bolwerk en kostbare gracht had; en staken hen allen de hals af die daarop waren, uitgezonderd een knecht die met handigheid eraf kwam toen het huis gewonnen was en leep er afschijn van een der Groningers en nam een rep spek op het hoofd. En die vrouw en maagd die op het huis waren werden gevangen te Groningen gebracht. En die vrouw was zwanger en genas van twee kinderen in de nacht daar ze gevangen en besloten zat en men wilde haar niet los maken doen ze verlost werd van haar vrouwelijke noden, dat toe maal een strenge en oneerlijke daad was; niet meer van die. 6d Groningen verovert Harlingen en terroriseert Westergo. |
|
Deel III-C Friesland en de Ommelanden gaan voor Groningen verloren met hulp van buiten: Saksen en Oost-Friesland (1496-1500)
Item int jaer Unses Heren MCCCC ende XCVIII was Paesche dach den vijffteinden dach in aprili; des dinxsdaghes in den selffsten Paeschen hillige daeghen quam doe de selffster Nittert Foxs offte joncker Fox mitten hoep van den knechten, omtrent IIIIm vremde knechten van Overlantsche ende Nederlantsche knechten, die soe lange in Westerlandt hadden geleghen; ende toech hier in Gronnigher ghebede oever Gherckes brugghe, ende dedent aldaer onmanierlijcken groten scade ende vele quaedes ende geweldes vermytds roeven, barnen, vanghen ende doetslaen, boven recht ende reden sunder ontsegghen; ende gengen ligghen in Aedwert. Van welcken knechten weren opperste hoefftluden Nitter Fox off joncker Fox geheten, Jurijen Kogelat, Johan van Alp ende ene van oeren gesellen geheten heer Jurien van Regentbarch rittere, de wort doetgeslaeghen toe Northorrum selff anderde. Ende daer umme branden sie int ankoemen, als se toe Northoeren quemen ende den ridder doet vonden, branden sie die hele bueren op, dat daer niet staende bleeff bijnnen Northoren van husen dat iet van weerden was; ende toe Zuithoren oeck dat meeste deel van den huusen an die zueder ziedt van die kercke; ende to Westerdijken van der horne off hent an op Awarderk zijl dat meeste part van allel den besten huusen; ende mede up den Rugewaert ende op beijden sanden, soe datter weijnich huusen daer staenden bleven. |
Deel III-C. Friesland en de Ommelanden gaan voor Groningen verloren met hulp van buiten: Saksen en Oost-Friesland .(1496-1500) Zo trok Gosschalck Jonge weer in Holland en Brabant om knechten van de garde, want Heer Hottinghe had hem uit Bolsward verdreven Zo kwam hij weer over in West-Friesland met jonker Fox Nitter met 6 0f 700 knechten te Harlingen aan het land en lieten hun schepen waar ze mee overgekomen waren weer ter zeewaarts uit lopen. En de Groningers kwamen uit Harlingen en meenden die knechten van het land te houden. En toen ze op de dijk kwamen en zagen die knechten op de uiterdijk on orde staan met hun geweer; zo weken de Groningers met al hun leger terug naar Leeuwarden; zo volgend hen de Ommelanden daar omtrent al n, te paard en te voet met de knechten die te land gekomen waren. En waren toen al vijanden die tevoren vrienden waren geweest. Zodat ze Groningers joegen dat ze moesten met hun orde wijken in Leeuwarden zodat de Groningers ternauwernood kwamen in Leeuwarden. En toen ze allen te Leeuwarden kwamen voor de poort, was het dat men ze daar inlaten wilde. En de Groningers lieten achter binnen Harlingen hun bussen als een groot hoofdstuk, geheten Zwarte Griet, met meer bussen en een ijzeren slang en ander oorlogsgereedschap dat die van Franeker mede nemen in hun stad. En daarna kwamen ze voor Sloten, die van Sneek en eisten dat huis op; en daar lag een vanwege de stad van Groningen, geheten Coert van Bremen, met een deel van knechten, die dat huis opgaven zonder slag of stoot, behouden lijf en goed. En alzo ruimden de Groningers wederom uit Sneek, Sloten, Woudsend en dat blokhuis op Tacozijl en Harlingen en uit heel Westergo; en hielden daar niets in dan Leeuwarden en Oostergo in het verbond. 1b Bloedige herovering van Bolsward door Schieringers.
Item, in het jaar onze Heer 1498 was een Paasdag de 15de dag in april; des dinsdag in dezelfde heilige Paasdagen kwam toen die Nittert Fox of jonker Fox met de hoop van de knechten, omtrent 3000 vreemde knechten van Buitenlandse en Nederlandse knechten die zo lange in Westerland hadden gelegen; en trok hier in Groninger gebied over Gerkesbrug en deden aldaar ongemanierde grote schade en veel kwaad en geweld vermits roven, branden, vangen en doodslaan, boven recht en reden zonder ontzeggen; en gingen liggen in Aduard. Van die knechten waren opperste hoofdlieden Nitter Fox of jonker Fox geheten, Jurijen Kogelat, Johan van Alp en een van hun gezellen geheten heer Jurien van Regentbarch, ridder, die werd doodgeslagen te Noordhorn zelf de tweede. En daarom verbrandde ze in het aankomen, toen ze te Noordhorn kwamen en de ridder dood vonden, verbrandden ze die hele buurtschap op zodat er niets staan bleef binnen Noordhorn van huizen dat iets van waarde was; en toen naar Zuidhorn dat grootste deel van de huizen aan de zuidzijde van de kerk; en te Westerdijk van de hoek tot tot aan Aduarderzijl dat grootste deel van alle de beste huizen; en mede op den Ruigewaard en op beide zanden, zodat er daar weinig huizen staan bleven. |
|
2b Groningen bewerkt vertrek Fox uit Ommelanden en Friesland Als desse voergenoemde landen weren in dussen groeten oerloghe, soe vellen die van Westergoe, ende meestlijcke die Schiringhe als de van der Sneeck, Here Hottinghe, Gosschalck Jonge mit oeren parties lueden ende ore vrenden, an hartoch Albert van Saxen – die doe ter tijt was bij hartoch Philips van Borgonnien, ende hadde voele bedrieves van oerloghe in Hollant, Zelant ende Brabant van wegen hartoch Philips, daer hie voerstander van was gewest – ende begeerden den hartogen van Saxene voer enen landes heren, ende wolden geenderleije wies onder die van Gronnigen staen int verbundt. Ende de hartoch van Saxen hevet geworven van den Roemisschen koeninck Maximiliaen, dat he bij consent hartoch Phylips van Borgonnien hevet em belenet mit ener commissien heel Oestvrieslandt ende Westvrieslandt een ewich gubernator daer van toe wesen. Ende hevet daer op gesent int jaer Onses Heren 1498 enen ridder, geheten heer Wilbolt van Schambarch, in Westergoe ter Sneeck. Ende de wile was joncker Fox mit de IIIIm knechten in Westergoe noch, ende de knechten weren goet hartoghes van Sassen. Ende de van der Sneeck ende Westergoe hebben den ridder in schijn des hartogen van Sassen gehuldiget voer oeren hals landes heren, ende hebben em oever geven in soe groeter last van excise ende schattinghe ende ander eijghendome, soe dattet zeer koeninck Karels tijt nie in soe groeten eijgendome is gewest. Ende voert mit schrifften ende uut anxte van den vremeden knechten hevet he al Oestergoe ende Soeven wolden em oeck onderdaen ghemaecket, de em oeck mede hebben gehuldet ghelieck Westergoe, uutgenoemen de van Lewarden ende welcke van den Vetkoepers in Dongherdeel, als Sijbet Scheltema ende Hemke Jarla mit oren partien ende vrenden etcetera. |
2b Groningen bewerkt vertrek Fox uit Ommelanden en Friesland. 3a Schieringers in Westergo roepen Albrecht van Saksen te hulp en huldigen hem als landsheer. Toen deze voorgenoemde landen waren in deze grote oorlog zo vielen die van Westergo en meest de Schieringers als die van Sneek, Heer Hottinghe, Gosschalck Jonge met hun partij lieden en hun vrienden aan hertog Albrecht van Saxen – die toentertijd was bij hertog Filips van Bourgondië en had veel bedreven van oorlog in Holland, Zeeland en Brabant vanwege hertog Filips, daar hij voorstander van was geweest – en begeerden de hertog van Saksen voor een landsheer en wilden op geen wijze onder die van Groningen te staan in het verbond. En de hertog van Saksen heeft verworven van de Roomse koning Maximiliaan dat hij bij toestemming van hertog Filips van Bourgondi hem heeft beleend met een commissie heel Oost-Friesland en West-Friesland een eeuwige gouverneur daarvan te wezen. En heeft daarop gezonden in het jaar ons Heren 1498 een ridder, geheten heer Wilbolt van Schambarch, in Westergo ter Sneek. En die tijd was jonker Fox et de 3000 knechten nog in Westergo en de knechten waren goed de hertog van Saksen. En die van Sneek en Westergo hebben de ridder in schijn van de hertog van Saksen gehuldigd voor hun landsheer en hebben zich overgegeven in zoՠn grote last van accijns en schattingen en andere eigendom zodat het sinds koning Karels tijd niet in zo ՠn groot eigendom geweest is. En voort met schriften en uit angst van de vreemde knechten heeft hij heel Oostergo en Zevenwolden hem ook onderdanig gemaakt die hem ook mede hebben gehuldigd gelijk Westergo, uitgezonder Leeuwarden en die van de Vetkopers in Dongeradeel, als Sijbet Scheltema en Hemke Jarla met hun partij en vrienden etc.
|
|
3c Saksen belegeren Leeuwarden, Groningen helpt de stad |
3c Saksen belegeren Leeuwarden, Groningen helpt de stad. 3d Leeuwarden geeft zich zonder overleg met Groningen over. |
|
5a Bisschop van Utrecht bewerkt bestanden tot mei 1499 Voert daer nae des sondaeges voer Onser Lever Vrouwen dach Visitationis hebben sie dat huus toe Farmesum uut gebrant, ende al dat goed daer aff genoemen, ende die levendighe have als ossen ende koeijen nae Gronnigen gesant. Ende voert hebben die Gronnigers dat hues toe Farmesum dael gesmeten, ende daer toe Johan Rengers hues ten Poste, dat hues in den Ham, heer Onnen kinderen hues toe Ewsum, Dutmer Rengers hues toe Dijke, al toe samen gebrant ende onder die voeten gesmeten. Item daer na lede de greve en deel van sijn vollick int kloester van Tesinge ende daer omtrent. |
5a Bisschop van Utrecht bewerkt bestanden tot mei 1499.
Voort daarna de zondag voor Onze Lieve Vrouwe dag Visitatie hebben ze dat huis te Farmsum verbrand en al dat goed daarvan afgenomen en de levende have als ossen en koeien naar Groningen gezonden. En voort hebben die Groningers dat huis te Farmsum dal omgesmeten en dat te Johan Rengers huis te Ten Post, dat huis in Den Ham, heer Onno Գ kinderen huis te Ewsum, Dutmer Rengers huis te Dijke, alle tezamen verbrand en onder de voeten gesmeten. 6b Edzard helpt Ommelanden en nestelt zich te Appingedam.
Item, daarna legde de graaf een deel van zijn volk in het klooster van Thesinge en daar omtrent. |
|
6d Jonker Fox gesneuveld bij Kolham en begraven te Groningen Item op Sunte Marien Magdalenen dach anno XCIX, soe quam Nittert Fox, des hartoegen van Sassen oeverste hoefftman, uut Lewerden omtrent dardehalleff hundert starrick mijt dre kaerbussen ende uutgelesen Oeverlantsche krijges knechten, doer dat lant van Drente toe Kropes wolde toe, ende wolden bij den greven wesen in den Dam. Dat worden die van Gronnigen wijes, ende leten haestelijc oer schutten ende knechten vallen in torff schuten, ende voeren haestelijkend nae Wolde, ende en deel liepen toe voete, en deel toe peerde. Ende joncker Fox logisedee ende teerde int uuthoff toe Kolham. Ende die Gronnigers treden in der oerden Onse Leven Vrouwen lane langes voer bij de Roede poerte nae den Ham. Ende als Fox die Gronnigers sach mit oer fanekens, sette hie sijn vollick oeck in der oerden, ende quam em toe moete; ende sloegen sick koenelicken onder malkander. Ende die Gronnigers heldentg veldt, ende versloegen joncker Fox daer doedt ende daer toe doet van sijn vollick omtrent dertych, ende vengen omtrent hondert ende XXV, soe datter toe saemen bleven omtrent anderhalleff hundert geslaegen ende gevangen; ende die anderen ontlepen int moer nae Broke ende int holt. Ende daer wort een goedt man mede gevangen van den greven hoefftlueden, geheten Victor Vrese, de lange sat gevangen in Poelpoorte, ende wort geransoent op XIIc golden gulden. Ende die Gronnigers brochten die dree kaerbussen mede toe Gronnigen; ende brochten joncker Fox doet mede in die stadt, ende wort ten Minre broederen in die karcke begraeven bij des Hilligen Crueces olter. Ende dit was desse Fox de des jaers toe voeren mitten vremden knechten in Aedwert was, ende dat gewelt daer dede, brantschattinge geven wolden. Des ghelieckes deden die stadt van Gronnigen op der hoevelinghe meijers ende op alle den ghenen de den greven jenigerleije wies hoersom weren, vermidts huldinghe, brantschattinge offte paecis poerten van den greven nemen. Alsoe dat de landen in hundert jaeren nie in sulcken last gewest sint vermids roeff, vancknisse, brant ende brantschattinge als nu sijnt: want weren sie der stadt hoersom, soe leet sie die greve verdarven, ende weren sie den greven hoersam, soe worden see verdorven van der stadt; ende int les te worden se van beijden sijden, vrenden ende vijanden, allijke wal verdorven, want de vremede knechten sparen vrent noch vijandt, ende de lichte borgeren ende inwoeners bijnnen der stadt dedent al mede, soe dat Vreeslant jammerlijcken ende elendigen wort verdorven. |
6d Jonker Fox gesneuveld bij Kolham en begraven te Groningen. Item, op Sint Maria Magdalena dag anno 1499 zo kwam Nittert Fox, de overste hoofdman van de hertog van Saksen uit Leeuwarden omtrent derde half honderd sterk mijt drie karbussen en uitgelezen Buitenlandse krijgsknechten door dat landt van Drenthe tot Kropswolde toe en wilden bij de graaf wezen in de Appingedam. Dat werden die van Groningen bekend en lieten haastig hun schutters en knechten vallen in turfschuiten en voeren haastig naar Kropswolde en een deel liep te voet en een deel te paard. En jonker Fox logeerde en verteerde in de uithof te Kolham. En de Groningers traden in de ode van Onze Lieve Vrouwe laan langs voorbij de Rode poort naar Deen Ham. En toen Fox die Groningers zag met hun vaantjes zette hij zijn volk ook in orde en kwam ze tegemoet; en sloegen zich koen onder elkaar. En de Groningers hielden het veld en sloegen jonker Fox daar dood en daartoe dood van zijn volk omtrent dertig en vingen omtrent 125 zodat er tezamen bleven omtrent 150 geslagen en gevangen; en de anderen ontliepen in het moer naar Broke en in het hout. En daar werd een goede man mede gevangen van de hoofdlieden van de graaf, geheten Victor Vrese, de lang zal gevangen in de Poelpoort en werd op losgeld gesteld van 1200 goud gulden. En de Groningers brachten de drie karbussen mede toe Groningen; en brachten jonker Fox dood mede in de stad en werd te Minderbroeder in de kerk begraven bij het altaar van het Heilige Kruis. En dit was deze Fox die het jaar tevoren met de vreemde knechten in Aduard was en dat geweld daar deed waar voor in dit kroniek van geschreven is. Dus bleef de graaf met zijn leger een tijd lang liggen in de Appingedam; en zijn volk trok uit te Hunsingo, Fivelingo en in de Marne en in Duurswold en vingen daar en deden daar roof, brand en brandschatting op de Groninger meiers en op al diegene die goede Groningers waren en op diegene die de graaf niet onderdanig, huldigen of brandschatting geven wilden. Desgelijks deed de stad van Groningen op de hovelingen meiers en op al diegene die de graaf op enige wijze gehoorzaam waren, vermits huldiging, brandschattingen of vrede paspoorten (?) van de graaf namen. Alzo dat de landen in honderd jaren niet in zo’ last geweest zijn vermits roof, gevangenis, brandt en brandschatting als het nu is: want waren ze de stad gehoorzaam zo liet de graaf ze verderven en waren ze de graaf gehoorzaam zo werden ze weer verdorven van de stad; en tenslotte werden ze van beide zijden, vrienden en vijanden, geheel wel verdorven want de vreemde knechten spaarden vriend nog vijand en de lichte burgers en inwoners binnen de stad deden het al mede zodat Friesland droevig en ellendig werd verdorven.
|
|
7b Hier nae volgen de copien van den overkomsten ende hulde brieven tusschen den hartoch van Sassen ende de lande van Westergoe |
7b Hierna volgen de kopien van de overeenkomsten en hulde brieven tussen de hertog van Saksen en het land van Westergo. |
|
Wij prelaten ende ander geestlijcken lueden van Westergoe landen in Vrieslandt; Gosschalck Jonga, Jonge Bocka Harnxma, Douwer Sijarda, Hera ende Jarch Hoijtinga, Hessel Merten, borgemesteren, schepen ende raedt der steden van Sneeck, Franikerk, Bolswert, Workum ende Sloten, doen kunt allen den genen die dessen onsen jegenwoerdigen breeff sullen seen offte hoeren lesen. Nae den wij sekel grote ende marckelickem lasten ende schaden, ons oevergekoemen ende gedaen bij enijgen onsen wederwardigen, uut oersaecke van den welcken lasten ende schaden, om uut den selven toe koemen wij angeroepen, begeert ende oetmoedelijcken gebeden hebben den doerluchtigen hoechgeboerenn moegenden forsten ende heren heren Albert, hartog toe Sassen, landt grever in Dorijnge ende marckgraeves tot Mijssen, als enen lovelijcken fursten des Hilligen Rijkes ons hulpe ende bijstant te willen doen, op dat wij der vorgenoemde wederwerdigen quijt, ontslaegen ende van nu voert an van den selven offte anderen onbeschadiget mochten worden ende blijven, dat wij mit sijner furstlijcker genaeden voer ons, onsen arven ende naekoemelingen, onsen vrunden gheestlijck ende warlijck, van wat stad dat sij sint, hulpen ende allen onsen ondersaeten met Goedes ere allen anderen, die om onssen willen doen ende laten sullen, oevergekoemen sijnnen in allen maneren hier nae beschreven staedt. Item wij hebben verwilkort ende geconsenteert, verwilligen ende consenteren mits dessen, dat sijne genaden gedeputeerden macht ende gewalt sullen hebben nie sloten ende starckten toe bouwen binnen onsen landen in allen plecken ende plaetsen, daert hem lueden beleven ende goedtduncken sal. Item wij hebben oeck consentiert ende verwilkort, concenteren ende verwilligen als voer, dat onsse vorgenoemde genedige here, sijner genaden arven ende naekoemelinghen macht ende gewalt hebben sullen recht ende justicie te doen ende toe administreren oever ons ende en igelicken nae keijserlicken rechte ende hoere gewoenten, ende wij ons an benoegen sullen laeten, ende daer toe hoere genaden hulpe ende bijstant te doende nae onssen vermoegen. |
Wij prelaten en andere geestelijken lieden van Westergo landen in Friesland; Gosschalck Jonga, Jonge Bocka Harinksma, Douwe Siarda, Hera en Jarch Hoitinga, Hessel Merten, burgemeesters, schepen en raad der steden van Sneek, Franeker, Bolsward, Workum en Sloten, doen bekend al diegene die deze onze tegenwoordige brief zullen zien of horen lezen. Nadien wij zekere grote en merkelijke lasten en schaden, ons overgekomen en gedaan bij enigen van onze wederwaardige, uit oorzaak waarvan lasten en schaden en om uit die te komen we aangeroepen, begeerd en ootmoedig gebeden hebben de doorluchtige hoog geboren vermogende vorst en heren heer Albrecht, hertog te Saksen, landgraaf in Thüringen en markgraaf te Meien als een loffelijke vorst der heilige Rijk ons hulp en bijstand te willen doen opdat wij de voorgenoemde wederwaardige kwijt, ontslagen en van nu voortaan van dezelfde of anderen onbeschadigd mochten worden en blijven dat wij met zijn vorstelijke genade voor ons, onze erven en nakomelingen, onze vrienden geestelijk en wereldlijk, van wat stad dat ze zijn, helpen en al onze onderzaten met Gods eer alle anderen, die om onze wil doen en laten zullen, overeengekomen zijn als in alle manieren hierna beschreven staat. Item, wij hebben ook toegestemd en gewilligd en stemmen toe en inwilligen als voor dat onze voorgenoemde genadige heer, zijn genadige erven en nakomelingen macht en geweld hebben zullen recht en justitie te doen en te administreren over ons en iedereen naar keizerlijk recht en hun gewoonten en wij ons aan vergenoegen zullen laten en daartoe uw genade hulp en bijstand te doen naar ons vermogen. |
|
8 Versterking Appingedam en nieuwe terreur in de Ommelanden |
8 Versterking Appingedam en nieuwe terreur in de Ommelanden.
10a Bemiddeling bisschop Frederik te Leeuwarden mislukt.
|
|
Anno 1499 |
Anno 1499. |
|
12a Groningen versterkt vier borgen in de Ommelanden 12b Groningers voor Appingedam door Edzard verjaagd Item de van Gronnigen begonden toe twievelen, dat die greve starcker was in den Dam dan see weren in oeren leger; soe breken sie voert op des selven nachtes mit al oer heer ende bussen ende reeschap van oerloge, van voren des sondaeges voer Onser Lever Vrouwen dach vorgenoemd weder nae Gronnigen; ende des greven vollick branden den Gronnigers deo huesen achter nae vrij op. Item des maendaeges ende dingesdaeges daer nae deden sie altoe groeten schaeden mit brande toe Wagenbarge, toe Uuthusen ende op de Meden ende daer omtrent, soe dat daer niet voele huesen ongebrandt bleven, ende nemen voele gevangen mede in den Dam van den armen hueslueden. Item daer nae, soe alse de knechten die op den huuse toe Wijtwart legen ende dat hues ter Gronniger best in hadden, soe treden den ummer, ende leverden dat hues op in des greven ende hovelingens handen. 13 Opstand in Friesland tegen de Saksen; Groningen levert de opstandelingen geschut |
12a Groningen versterkt vier borgen in de Ommelanden. 12b Groningers voor Appingedam door Edzard verjaagd. Item, die van Groningen begonnen te twijfelen dat de graaf sterker was in de Appingedam dan zij waren in hun leger; zo breken ze voort op dezelfde nacht met al hun leger en bussen en gereedschap van oorlog, van voren de zondag voor Onzer Lieve Vrouwe dag voorgenoemd weer naar Groningen; en het volk van de graaf verbrandden de Groningers de huizen daarachter vrij op. Item, de maandag en dinsdag daarna deden ze al te grote schade met branden te Wagenborgen, te Uithuizen en op de Meden en daar omtrent zodat daar niet veel huizen ongebrand bleven en namen vele gevangenen mede in de Appingedam van de arme huislieden. Item, daarna zo toen de knechten die op het huis te Wijtwerd lagen en dat huis ter Groninger best in hadden zo traden die om en leverden dat huis op in de graaf en hovelingen handen. 13 Opstand in Friesland tegen de Saksen; Groningen levert de opstandelingen geschut. 14a De Saksers en graaf Edzard terroriseren de Ommelanden. |
|
14b Tammingeborg uiteindelijk in Saksische handen die greve van Oestvrieslandt velegeden sie selven parsonlyncken doer Winsum ende voer bij Billijngeweer, soe dat see velich in Gronnigen quemen. Ende als Harmen Lewe in Gronnigen quam, was daer groete geroep ende kriminatie onder den borgeren, om dat hie dat hues soe opgegeven hadde, soe datter bij nae een quaedt spil omd gerocket solde geworden hebben in der stadt. |
14b Tammingaborg uiteindelijk in Saksische handen.
15b Hertog Albrecht verslaat de Friezen bij Bomsterzijl. 15c Albrecht ontzet zijn zoon Hendrik te Franeker en vestigt zijn macht stevig in heel Friesland. |
|
Deel II-D Samengaan van Saksen en Edzard brengt Groningen zelf in het nauw; wel tijdelijke bestanden maar geen vrede (1500=1504) |
Deel II-D Samengaan van Saksen en Edzard brengt Groningen zelf in het nauw; wel tijdelijke bestanden maar geen vrede (1500=1504).
|
|
2b Bepalingen van de bestandsovereenkomst |
2b Bepalingen van de bestandsovereenkomst. Voort zijn die van Groningen wel tevreden dat de graaf van Oost-Friesland zijn geleende geld naar lieden vermogen zijn schrijven betaald werden; en indien die van Groningen hun geld half op te beuren of anders enigszins verplicht mogen wezen zouden tot erkenning van mijn genadige heer van Utrecht of diegenen die zijn genade in hun afwezigheid daartoe worden en heer Jorien voorgenoemd daarvan de graaf te voldoen en mijn genadige heer van Utrecht en heer Jorien tot hun geval ter kennis de aak aannemen. Item, als van zodanige kosten, moeite arbeid en avontuur daartoe die van Groningen in dit geschil en onwil zich verweren of anders mijn genadige heren van Saksen gebracht zouden hebben en ze wederom van zijn genade gebracht mogen wezen zal komen tot erkenning van het kamergericht. |
|
2c Hertog Albrecht trekt weg en sterft te Emden |
2c Hertog Albrecht trekt weg en sterft te Emden.
|
|
3b Graaf Edzard komt Appingedam te hulp |
3b Graaf Edzard komt Appingedam te hulp. |
|
4a De Saksen en Edzard vallen samen Groningen aan 5a Edzard moet terug naar Oost-Friesland |
4a De Saksen en Edzard vallen samen Groningen aan.
4b Groningen verovert de toren van Haren. 5a Edzard moet terug naar Oost-Friesland.
|
|
6a Bisschop Frederik bewerkt te Assen een nieuw bestand Als die bisschop van Utrecht mit sijnen ridderschap ende steden an marckeden dessen groten last van oerloch, hevet he soe lange oever ende weder oever geschreven tusschen den Sasschen heren, die noch in Aedwert laegen mit orer macht, daer die borch greve van Lijsnich stadholder was, ende de Gronnigers, dat se enen dach van vrentschap hebben beramet toe holden int kloester toe Assen. Daer desse twe partijen oer schelinge alinck ende al sint verbleven toe recht an den bisschop toe Utrecht, ende hebben daer een compromis op gemaecket in allen formen ende manieren, al eens inholdende van woerden tot |
6a Bisschop Frederik bewerkt te Assen een nieuw bestand . Toen de bisschop van Utrecht met zijn ridderschap en steden opmerkten deze grote last van oorlog heeft hij zo lang over en weer geschreven tussen de Saksische heren, die nog in Aduard lagen met hun macht, daar de burchtgraaf van Leisnig stadhouder was en de Groningers dat ze een dag van vriendschap hebben beraamd te houden in het klooster te Assen. Daar deze twee partijen hun geschil geheel aan zijn gebleven te recht aan de bisschop te Utrecht en hebben daar een compromis op gemaakt in alle vormen en manieren, al eens bevatten van woord tot woord als dat dit traktaat over een jaar tussen den hertog van Saksen en de Groningers bij den bisschop van Utrecht en heer Jorien van Toren bedongen was toen de hertog die stad belegerd had, wat voor heel en al uit staat geschreven; uitgezonder drie artikels die in dit compromis anders werden bedongen dan te dat jaar. Dat was: de bisschop van Utrecht zou hebben beslaglegging in heer Joriens plaats, alzo dat en die landen zou stellen in handen de bisschop de overheid van recht daarover te hebben zo lang als hij binnen dat jaar met recht had bekend wie van beide partijen de overheid van de landen hebben zou. Dat tweede artikel was van dat kamergerechte: dat te jaar bedongen was zou af wezen en de bisschop van Utrecht zou en rechter in die zaak wezen. Dat derde was dat de Saksers zouden dit jaar alle vestingen stellen in heer Joriens handen als een beslaglegging en nu zouden ze alle vestingen als te Appingedam, Oterdum, dat blokhuis op de Delfzijl en tot Aduarderzijl in houden. En daar op dit voorgenoemde compromis is bedongen een sterk en vast bestand van de bisschop, ridderschap en steden tussen de Saksische heren en de graaf van Oost-Friesland met hun verwanten aan de ene de die van Groningen met hun verwanten aan de andere zijde dat duurde van Sint Remigius tot Sint Lucia anno 1501. En binnen die tijd zo zouden die Saksische heren in Friesland over schrijven de twee gebroeders van Saksen als hertog Jurien en hertog Hendrik of hen al zulke traktaat en compromis ook geliefde; en geliefde het hen niet zo mochten ze vrij wezen en dat compromis zou van geen waarde wezen; maar dat bestand zou wel heel duren tot Sint Lucia. En geliefde dat de twee hertogen zo zou dat bestand voort duren tot die bisschop de zaak eindelijk met gesleten had. En toen van beiden partijen die landen met recht werden gevonden zou men in hun handen de landen en vestingen als te Appingedam, Oterdum, beide blokhuizen stellen.
|
|
6b Elke partij behoudt haar posities en voorrechten |
6b Elke partij behoudt haar posities en voorrechten.
6d Overleg te Leipzig mislukt door harde Saksische eisen. |
|
6f Ulfert bereikt in Saksen slechts verlenging van bestand |
6f Ulfert bereikt in Saksen slechts verlenging van bestand. |
|
6g Philips de Schone bemiddelt; bestand kortstondig verlengd |
6g Philips de Schone bemiddelt; bestand kortstondig verlengd. |
|
7 Bestandschendingen per abuis |
7 Bestandschendingen per abuis.
|
|
8b Groningse strooptochten en Saksische tegenterreur |
8b Groningse strooptochten en Saksische tegenterreur. |
|
9 Hertog Georg van Saksen overlegt in Friesland met Edzard |
9 Hertog Georg van Saksen overlegt in Friesland met Edzard.
|
|
Deel II-E Tijdens het bestand versterkt Georg van Saksen ook bestuurlijk zijn greep op Friesland en de Ommelanden (1504)
|
Deel II-E Tijdens het bestand versterkt Georg van Saksen ook bestuurlijk zijn greep op Friesland en de Ommelanden (1504).
Alzo dan het algemeen werelds welvaren aan vrede en eendracht staat en dat ook vrede zonder geordineerd recht waardoor de mensen van hun geschillen mogen verenigd worden, niet zijn mag als blijkt dat justitie en geordineerd recht alle mensen welvaren als vrede en eendracht fundament is. Waarom wij datzelfde fundament tot ons voorschreven beginsel billijk als eerste gebruiken. En hebben alzo in het beste met tijdelijke raadt van vele onze raden en landzaten de navolgende ordinantie gezet en gemaakt, ordineren en zetten uit onze macht en geweld die ons van Roomse koninklijker majesteit en het Heilige Rijk toe staat, in wat manieren ons overste gerecht en recht binnen deze ons Friesland van nu voortaan tot ons herroepen dat wij uit onze vorstelijke macht aan ons houden in allen punten en artikels zonder enige afbreuk zal gehouden en alle mensen die dat begeren gelijk en mild geadministreerd worden. |
|
Juramentum |
Eed. |
|
Van citacien ende voerladen totten overste gerecht Item die advocaten, procureurena ende voerspraecken sullen sweren wetentlijck geen onrechtveerdige saecke an toe nemen bij onsen neerstelijckenc straffinghe; oeck en sal die rechter geen procureur noch advocaet toe laten, hed en sij daer toe geswoeren. |
Van citaties en recht dagen tot het overste gerecht. Wie voor ons overste gerecht zal gedaagd of geciteerd mogen werden. Voor ons overste gerecht zal geen burger nog huisman geciteerd werden, zonder eerst voor het stadsgerecht of grietmans in diens grietenij of gerecht waarin hij gezeten is gedaagd en gehoord te werden. Tenzij dat hem bij het stadsrecht, ambtman, grietmans of diegene die de zaak uit te rechten bevolen is, rechts geweigerd of onbetamelijk vertoond werd. Item, de advocaten, procureurs en voorspraken zullen zweren naar het beste weten geen onrechtvaardige zaak aan te nemen bij onze vlijtige bestraffing; ook zal die rechter geen procureur nog advocaat toe laten, tenzij daartoe gezworen. |
|
Informacionem iuris Waer des oeck, dat die saecke in grondt nicht gelt noch goet anginck, meer actio iniuriarum weer, dan sal van een ijeghelijck part twe gulden gegeven worden. Item soe moeghen oeck die bijsitteren, als die saecken veel zijn, deelen; alsoe dat sommighe sitten, ende die ander middel des tijts die sentencie verenighen, off tusschen partijen goetlijck handelen; doch alsoe dat onse overste rechteren ende bysitteren alle in sulck ordel eendrachtelijck off dat meeste deel besluiten; oeck enq sullen sij haer int selve niet spoeden, meer ripelijck beraeden. |
Informatie van recht. Waas het ook dat die zaak in grond niet geld nog goed aanging, maar een schending van het persoonlijke belang was, dan zal van elke partij twee gulden gegeven worden. |
|
Van appellacien an onsen oeverste gerichtes |
Van hoger beroep aan ons overste gerecht.
|
|
2b Tekst nieuw landrecht voor Friesland Die grietlueden sullen oeck alle excessen punieren, ende peijnen, bruecken offt compositien daer van nemen; uutgesloeten wat dat leven angaet, sullen sij onsen regenten wille daer inne voernemen. |
2b Tekst nieuw landrecht voor Friesland. Datzelfde recht zal ook in elke grietenij alle weken, 14 dagen of vier weken het minste of meer zoals de nooddruft eist en de tijd lijden wil gehouden worden en op de einden en plaatsen daar het van ouds gehouden is; uitgezonderd waren die rechten nabij steden of dorpen daar ze hier voormaals gehouden zijn: die zullen nu in dezelfde steden of dorpen gehouden worden, tenzij dat het gewone volk van de grietenij het met een goede oorzaak op een andere plaats wil hebben. De grietlieden zullen ook alle excessen straffen en boete, inbreuken of schikkingen daarvan nemen; uitgesloten wat dat leven aangaat zullen ze onze regenten wil daarin voornemen. |
|
Item wert daer ijemant doet geslaegen, soe sal dat in des rechters ende claegers offt claegers ende rechters wille staen, offt men den daeder pijnlick ende op zijn hals wil claegen – want hij mit der daedt sien hals hefft verboert – offt datmen den daeder mit geldt wil laeten betaelen ende beteren. Doch sal die claeger bueten wille des rechters ende wederomme die rechter bueten wille des claegers, alsoe dat die eneh bueten wille des anders die misdaet civiliter –dat is burchlijck – te maecken geen gewaldt off macht hebben sal; werde dat oeck van part ende rechter toe gelaeten die voer beroerde misdaet mit geldt toe beteren, soe sal die dader betaelen die naeste erffgenaemen vanden doetslaege anderhalf hundert golden gulden. Item alsoe mennich wonde eenen geslaegen, geworpen offt gestoeten wert: alsoe mennich boete sal den klaeger gegeven worden. Soe hij oeck van sulcke wondinghe doedt blieve: soe salmen allene den doetslach verbeteren ende die wonde niet. Item den helper tot alle desse voerscreven saecken sal ghelieck den daeder gestraffet wordenn. Item soe wie nae een voegel schoete offt worpe, off anderhande saecke sonder voer waeringe begonde, met welcke hij teghen zijen wille een mensche off dier verwondede offt verleemde off doede: dat sal hem an sien hals niet gaen. Niet toe min sal hij sulcx met geldt verbeteren ende boeten, ghelieckerwies hier boeven ende nae beschreven staet. Item den vrede breecker salmen, alsoe als in den vrede gheboeden is, straffen. |
Item, werd daar iemand dood geslagen zo zal dat in de rechters en klagers of klagers en rechters wil staan of men de dader pijnlijk en op zijn hals wil klagen – want hij met de daad zijn hals heeft verbeurd – of dat men de dader met geld wil laten betalen en verbeteren. Doch cal die klager buiten de wil van de rechters en wederom die rechter buiten de wil van de klager, alzo dat de ene buiten wil van de andere die misdaad civiel –dat is burgerlijk – te maken geen geweld of macht hebben zal; werd dat ook van partij en rechter toe gelaten die voor aangeroerde misdaad met geld te verbeteren, zo zal die dader betalen de naaste erfgenamen van de dood geslagene anderhalf honderd goud gulden. Item, alzo menige wond een geslagen, geworpen of gestoten werd: alzo menige boete zal de klager gegeven worden. Zo hij ook van zulke wonden dood bleef: zo zal men alleen de doodslag verbeteren en die wonde niet. Item, als een man geslagen, gestoten of geworpen werd daar van hij geen wonde blauw of bloederig mag bewijzen of bekend werd: zal men den klager een halve goud gulden geven. Item, als iemand met een of meer wonden bezeerd werd: diezelfde wonden of bezeren zal de klager den rechter of onder rechter of gerechtsbode of twee betrouwbare mannen zien laten. En wat in datzelfde van een als namelijk rechter, onder rechter of gerechtsbode of twee betrouwbare mannen voor een wonde of bezeren betuigd wordt: daarna zal die wonde en letsel verbeterd en gestraft worden. Item, wie de andere in een gracht of water zonder bezeren en gevaar van zijn lijf stoot of werpt: die zal zulks met twee goud gulden verbeteren. Item, de helper tot al deze voorschreven zaken zal gelijk de dader gestraft worden. Item, zo wie er naar de vogel schoot of wierp of andere zaak zonder voor waarschuwing begon waarmee hij tegen zijn wil een mens of dier verwondde of verlamde of doodde: dat zal hem niet aan zijn hals gaan. Niettemin zal hij zulks met geld verbeteren en boeten, gelijk als hierboven en hierna beschreven staat. Item, de vrede breker zal men, alzo als in de vrede geboden is, straffen. Item, al deze boven geschreven inbreuken en misdaden zal die ingebroken is en in geld gesteld zijn die zal het met twee betrouwbare getuigen bewijzen. En heeft de klager niet meer dan n getuige zo zal hij met zijn eed zijn getuige versterken en genoegzaam maken; en heeft de klager geen getuigen zo mag de beklaagde zich de klacht met zijn eed verlossen en bevrijden. Zo ook de beklaagde zich zoՠn eed weigerde of dat de klager zoals boven aangeroerd is die beklaagde die inbreuk en boette hem boven gezegd te verbeteren en te betalen schuldig is. |
|
Item soe een man twee wieven trouwede, ende een wieff twee mannen: dat sal in wilkoer der rechter ende parts staen, pijnlick ten doede offt burchlijck toe vorderen; soe hij burchlijck gehandelt wordt, sal die man der vrouwen dochteren met sulcker somme als haer vaeder haer tot der eeren toe betaelen hadde moegen, bestaedighen, offt soe wele als die selfde toe arffenisse hadde. Der geliecken ijst, soe een vrou offt wieff in sulcker val geviel, sal sij als voerscreven is in boet ende broke vervallen sien. Item wie den anderen schaede doet met sien beesten: sal die schaede in maeten als hem oever wiest weert betaelen. Ende doet hij anderwerff boeven verbiedinghe, alsoe daenighe sal hij dubbelt betaelen. Item die ebreeckeren sal tegen den part als sien bedgenoet verbeetert werden nae recht ende teghen die rechter in XXV golt gulden, alsoe vaecke als des beschiet, gestraffet werden. |
Item, zo een man twee wijven trouwde en een wijf twee mannen: dat zal in willekeur der rechter en partij staan, pijnlijk te doden of burgerlijk te vorderen; zo hij burgerlijk behandeld werd zal die man de vrouwe dochters met zo’n soms als haar vader tot de eer te betalen had gemogen besteden of zoveel als diezelfde tot erfenis had. Dergelijk is het zo een vrouw of wijf in zo’n geval geviel, zal ze als voorschreven is in boete en inbreuk vervallen zijn. Item, wie de anderen schade doet met zijn beesten: zal die schade in maten als hem over geweest was betalen. En laat hij het andermaal verbieden, alzo danig zal hij dubbel betalen. En was het dat hij die beesten tot hem nam of dat diezelfde die hier voormaals beroepen was: zo is die heer van dat beest die inbreuk en boete in maten gelijk of het van een mens gedaan was ‘half schuldig’ te betelen. Als zulks ook geschiedde van een hond die aan een ketting of voor het huis van een man onthouden werd: daar zal die man geen schade van hebben. Desgelijks is het ook van ander dieren die een man in zijn stal of huis onthoudt. Item, de echtbrekers zal tegen de partij zijn bedgenoot verbeterd werden na recht en tegen de rechter in 25 goud gulden, alzo vaals als het geschied gestraft werden. |
|
Item die steden sullen hoer regieringhe ende recht – tot onser veranderinghe, die wij hier inne uut onser vorstelicker macht an ons holden – nae older gewoente bestellen; doch dat sij alle jaeren noch eens soe voel persoenen als sij plegen tot hoer regieringhe ende recht toe gebruecken, onsen regenten geteeckent senden, daer uut onse regenten den ghenen die sij goet bedencken die staet toe regieren, sullen ordineren, ende den selven schrifftelicke conffirmacie geven; in den selven schriffte sullen sij van onsen weghen den ghemeente gebieden den selven in den tijet hoers regiments onderdaenich ende ghehoersam toe sien. Ende sulcken brieff sal terstondt den gemeente geleesen, ende die geordineerde des raets gepubliceert werdenl. Alsdan sullen die selve gheordineerde raets persoenen desen naevolgenden eedt doen. Nae sulcke eede gedaen, sullen die selve regeerders alle des stadt saecken ten besten handelen, alle hantwerck ende anders ordineren, daer mede een ijgelick mensche ghelieck ende recht geschien. Ende sullen sonderlinge vliet an doen, den parten die met den anderen toe doen hebben, onvertroestlieck eijnde offt recht toe geven; voer alle dinghen versoecken, dat sij goetlieck – ende wanneer dat niet wesen en mach, rechtelieck – doen scheiden. Het sal antwoerden die olde raet den nieuwen confirmeerden raet in bijwesen tweer mannen uut eenre itliecker gilde alle tiedt op eenen seeckeren dach aller hoerer innaeme ende uutgaeve claere volstandinghe rekeninghe ende onder richtingeo doene, ende die, alsoe voerscreven is, onsen regenten in onsen affwesen toe schicken, hoer gemoedt ende meninghe daer aff toe vernemen. |
Item, de steden zullen hun regering en recht – tot onze verandering die wij hierin vanwege onze vorstelijke macht aan ons houden – naar oude gewoonte bestellen; doch dat ze alle jaren nog eens zoveel personen als ze plegen tot hun regering en recht te gebruiken onze regenten getekend zenden waaruit onze regenten diegene die ze goed denken de staat te regeren zullen ordineren en dezelfde schriftelijke confirmatie geven; in dezelfde schriften zullen ze vanwege ons de gemeente gebieden dezelfde in de tijd van hun regimentsonderdanig en gehoorzaam te zijn. En zulke brief zal terstond de gemeente gelezen en de geordineerde der raad gepubliceerd werden. Alsdan zullen diezelfde geordineerde raadspersonen deze navolgende eed doen. Na zulke eed gedaan zullen diezelfde regeerders alle stadszaken ten beste handelen, alle handwerk en anders ordineren daarmee elk mens gelijk recht geschiedt. En zullen vooral er vlijt aan doen de partijen met die met de anderen te doen hebben geen trost einde of recht te geven; voor alle dingen onderzoeken zodat ze goedaardig – en wanneer dat niet wezen mag, rechtvaardig – laten scheiden. Het zal antwoorden de oude raad die nieuwe bevestigde raad in het bijzijn van twee mannen uit elk gilde alle tijd op een zekere dag al hun innemen en uitgaven duidelijk volstandige rekening en onderricht te doen en die, alzo voorschreven is, onze regenten in ons afwezen te sturen en hun gemoed en mening daarvan te vernemen. |
|
3a Georg reist ter inhuldiging door de Ommelanden eerst naar Aduard; Sicke Benninge komt naar zijn stoet kijken Item oeck hadde he voele waegenen mede, onder welcken weren twee verdecket bespeerde waegenen, elck waegen met ses kosteliecke groete peerden voer den waegen, daer op weren sijene kostliecke klenodien, sulver ende golt, klederen; want alle dat gene datf daer men ter taeffelen mede an richten ter maeltiet, weren niet dan al sulveren vaeten, schottelen, kannen ende schenckvaeten. Oeck hadden sie meede voele waegenen, daer see mede voerden wienen, pryvande ende all koecken gereesschap, alse potten, ketelen, pannen ende speeten. 3b Georg wordt te Appingedam door de hoofdelingen gehuldigd |
3a Georg reist ter inhuldiging door de Ommelanden eerst naar Aduard; Sicke Benninge komt naar zijn stoet kijken. Item, ook had hij vele wagens mede waaronder waren twee bedekte bespannen wagens en elke wapens met zes kostbare grote paarden voor de wagen en daarop waren zijn kostbare kleinodiën, zilver en goud, klederen; want al datgene dat men daar aan tafels mee berecht ter maaltijd waren niets anders dan al zilveren vaten, schotels, kannen en schenkvaten. Ook hadden ze mee vele wagens waarmee ze voerden wijn, proviand en alle keuken gereedschap als potten, ketels, pannen en spiesen. 3b Georg wordt te Appingedam door de hoofdelingen gehuldigd. |
|
Deel III-F Groningen slaat telkens de Saksische eisen af, maar komt door samenwerking van Georg van Saksen en graaf Edzard steeds meer in het nauw (1504-1505) Dit bestant dus duerende deden beijde partijen malkanderen geen verdriet; men int eijnde van den bestande was mester Ulffert, daer voer in desse kroeniecke al eer van geroert is, tusschen beyde partijen arbeijdende om een langher bestant toe maecken. Alsoe was daer een oerloch up verresen tusschen den Romesschen koeninck Maximilianus ende den lantgreven van Hessen ende den hartogen van Sassen mijt oeren adherenten ende hulperen ter eener siedt, ende den palsgreven op den Rien ter ander siedt. Alsoe geloeve ick, dat den hartoegen van Sassen dat bestandt alsoe wal solde behaegen alse dat den Gronnigers; want hie daer metten Roemsckene koeninck ende den anderen vorsten soe voele toe doende hadde, dat die palsgraeve em al warrick maeckede. Ende helt die oeverhandt int leste mijt een tractaet ende handel dat tusschen beijden partien verdedinget wort; soe dat die hartoch van Sassen em des oerloeges willen die tijt duerende konde geen hulpe noch bijstandt kriegen van den heren ende fursten. Alsoe wort daer een nie bestandt verdedinghet tusschen den hartoegen van Sassen ende der stadt Gronnigen, duerende al hen tot den anderden soendach in der vasten anno XVc ende V. Ende tot dessen bestande toe maecken was die greve van Bentum greve Everwijn mede in arbeijdende, soe dattet de bet voertganck kreech, want die greve hadde groet gehoer bij den Sassegen heren, omme dat sien vrouwe was den Sassegen heren bewandt van bloedes halven; ende die Gronniegers stonden oeck vruntliecken mitten greven, want die greve hadde die stadt mijt eene groete marckelicke summe gheldes geholpen, daer hie voer uut der stadt hadde omtrent XL tunne botteren, ende hadde twee winde moelen timmeren laeten voer de poerte; soe dat hie sick wat erenstachtich in dessen handel bewiesede. Ende dit vorgenoemde bestant wort belevet ende anghenoemen tot Gerreckes kloester. Daer van den Sassegen heeren wegen was ter dachvaert een ridder geheeten heer Willem Trux mit ander twee offte drie heeren, omtrent XI offte XII starrick toe peerde; ende van der Gronniger wegen weeren daer twee borgemeisters als Luedecken Hoerencken ende Coert Coenerdes, |
Deel III-F Groningen slaat telkens de Saksische eisen af, maar komt door samenwerking van Georg van Saksen en graaf Edzard steeds meer in het nauw .(1504-1505) Dit bestand dat aldus duurde deden beide partijen elkaar geen verdriet; maar in het einde van het bestand was meester Ulffert, daar voor in deze kroniek al eerder van aangehaald is, tussen beide partijen werkte om een langer bestand toe maken. Alzo was daar een oorlog opgerezen tussen de Roomse koning Maximiliaans en de landgraaf van Hessen en de hertog van Saksen met hun aanhangers en helpers aan de ene zijde en de palsgraaf op de Rijn ter andere zijde. Alzo geloof ik dat den hertog van Saksen dat bestand alzo goed zou behagen als dat de Groningers; want hij daar met de Roomse koning en de anderen vorsten zoveel te doen had dat de palsgraaf zich geheel te werk stede. En hield tenslotte de overhand met een traktaat en handel dat tussen beiden partijen bedongen werd; zodat de hertog van Saksen en vanwege de oorlog die tijd duurde geen hulp nog bijstand krijgen kon van de heren en vorsten. Alzo werd daar een nieuw bestand bedongen tussen de hertog van Saksen en de stad Groningen dat duurde al tot de volgende zondag in de vasten anno 1505. En tot deze bestand te maken werkte de graaf van Bentheim graaf Everwijn mede in zodat het betere voortgang kreeg want die graaf had groot gehoor bij de Saksische heren omdat zijn vrouwe de Saksische heren was bloedverwant; en de Groningers stonden ook vriendelijk met de graaf want die graaf had de stad met een grote opmerkelijke som geld geholpen waarvoor hij uit de stad had omtrent 40 tonnen boter en had twee windmolens timmeren laten voor de poort; zodat hij zich wat ernstig in deze handel bewees. En dit voorgenoemde bestand werd beloofd en aangenomen te Gerkesklooster. Daar vanwege de Saksische heren was ter rechtszitting een ridder geheten heer Willem Trux met ander twee of drie heren, omtrent 11 of 12 sterk te paard; en vanwege Groninger waren daar twee burgemeesters als Luedecken Hoerencken en Coert Coenerdes, en Peter Sickinge hoofdman en meester Gelmer, Raadsman, met drie wagens vol volk. En daar was een burger van Groningen geheten Wijert Eijsema mede te Gerkesklooster, doch van zijn eigen bedrijf want hij was daartoe te Bierum geboren was, zo had hij daar toch zijn handel zodat hij haar niet met de Groningers gekomen was. En desgelijks was daar gekomen een hoveling uit Dongeradeel geheten Tsalinck Luwens en was ook met de Saksische heren niet gekomen, maar toch om zijn eigen werf. En zo werden die Tsalinck en Wijert tweetalig en twistend met elkaar zodat Tsalinck Wijert daar dood stak in de abdij wat de Saksische zeer mishaagde en leed was dat men op hun rechtszitting zodanig ongeluk deed in hun bijzijn. En zo werd Tsalinck in de nacht van de monniken uit dat klooster gestoken en weg geholpen zodat hij uit het land weg kwam, anders had het hem zijn hals gekost. 2a Vredesbesprekingen te Rolde mislukt. |
|
2b In Gerkesklooster nieuwe bestandsverlenging |
2b In Gerkesklooster nieuwe bestandsverlenging. |
|
3c Nog eenmaal bestandsverlenging, maar geen voortgang meer Des vriedaeges nae Paesschen als dit voergenoemde bestant ten eijnde was, soe was daer een dach beraemet toe Gerrix cloester, daer die raede van den Sassegen heren unde die Gronnigers bij eene quemen. Soe hadden die regenten van den hartoegen van Sassen in die Paesche hilliege daegen gewest bij den greven van Oestvrieslandt ende bij den hoefftlingen der Umme landen in den Dam, daer see oeren beraedt mede genoemen hadden, ende quemen mede op den dach toe Gerrix kloester bij den anderen raedes vrunden. Soe wort den Gronnigers daer voer gegeven ende voergeholden, woe dat die greve van Oestvrieslandt mitten ridderschappen ende hoefftlingen der Umme landen hadden geschreeven an oeren genaediegen heeren ende fursten den hartoegen van Sassen, dat em generleij wies dat bestant bes toe Lichtmissen, soe dat upgericht ende uutgestalt was bij den graeven van Bentum, en genoechde soe toe achtervolgen ende toe holden. Men sie hadden wal en goed believen dat toe holden hent toe Paesch acht daegen, twelck die hartoch van Sassen alsoe had beleevet ende gestalt in des greven van Oestvrieslandt ende der hoefftlingen handen om dat bestandt, offte dat langer solde staen ende dueren dan toe Paesschachten offte niet. Soe wolden die Sassegen daer anders veerder niet in handelen offte doen bueten consent, weten offte wille des greven van Oestvrieslandt ende die hoefflingen der Umme landen. Men dat bestandt wort uut stelt achte lanck, ende binnen die achte daegen solden die Sassegen rugge spraecke holden mitten greven ende den hoefftlingen; ende solden des vriedaeges nae Paesschachten tot Gerrix kloester weder bij eene koemen, om daer veerderi van die gescheele beijder partijen toe tracteeren, om een goed middel daer in toe vinden, offte 7dat bestandt veerder uut toe stellen. Op Sunte Ambrosius dach, was doe des donderdaeges nae Paessch achten, worden uut Gronnigen geschicket ter dachvaert Lueken Hoerenken, Coert Coenerdes, beijde borgemesteren, Peter Sickinge hoeftman ende mester Gelmer Canter secretarius, om mitten regenten der Sassegen heren, doe in Westvrieslandt wesende, om op den vriedach daer nae int kloester toe Jerusalem mijt malkanderen vierdere van oere beijder gescheele toe tracteren ende toe handelen. |
3c Nog eenmaal bestandsverlenging, maar geen voortgang meer. De vrijdag na Pasen toen dit voergenoemde bestand ten einde was zo was daar een dag beraamd te Gerkesklooster daar de raad van den Saksische heren en de Groningers bijeen kwamen. Zo aren de regenten van de hertog van Saksen in die Pasen heilige dagen geweest bij de graaf van Oost-Friesland en bij de hovelingen der Ommelanden in Appingedam, daar ze hun beraad mee genomen hadden en kwamen mede op de dag te Gerkesklooster bij de andere Raad vrienden. Zo werd de Groningers daar voor gegeven en voorgehouden hoe dat de graaf van Oost-Friesland met het ridderschap en hovelingen der Ommelanden hadden geschreven aan hun genadige heer en vorst de hertog van Saksen dat hen geen tijd beter was dat bestand te Lichtmis, zodat het opgericht en uitgesteld werd bij de graaf van Bentheim en genoegde zo te achtervolgen en te houden. Maar ze hadden wel en goed geloof dat te houden tot Pasen acht dagen, wat de hertog van Saksen alzo had beliefd en gesteld in de graaf van Oost-Friesland en de hovelingen handen om dat bestand of dat langer zou staan en duren dat tot Paasnacht of niet. Zo wilden die Saksische daar anders verder niet in handelen of doen buiten toestemming, weten of wil van de graaf van Oost-Friesland en de hovelingen der Ommelanden. Maar dat bestand werd uitgesteld acht dagen lang en binnen die acht dagen zouden die Saksische ruggenspraak houden met de graaf en de hovelingen; en zouden de vrijdag na Paasnacht te Gerkesklooster weer bijeen komen om daar verder van het geschil van beide partijen te onderhandelen om een goed middel daarin te vinden of dat bestand verder uit te stellen. Op Sint Ambrosius dag, was toen de donderdag na Paasnacht, werden uit Groningen gestuurd ter rechtszitting Lueken Hoerenken, Coert Coenerdes, beide burgemeesters, Peter Sickinge, hoofdman, en meester Gelmer Canter, secretaris, om met de regenten der Saksische heren, die toen in West-Friesland waren, om op de vrijdag daarna in het klooster toe Jerusalem met elkaar verder van hun beide geschil te onderhandelen en te handelen. Daar Coert Coenerdes op antwoordde met een haastig gemoed dat het de Groningers geheel niet lijden of te doen was en dat waren de artikels war ze om gewaagd hadden goed en bloed en aldus lang geoorloogd en dachten dat nimmermeer te doen en de laatste man daarom te wagen en de bovenste steen bij de ondersten van hun stad te brengen. En scheidden zo met stijve hoge woorden vaneen. Toen de Groningers wilden vertrekken zo kwam bij hen meester Ulffert en Frans Mennema, een hoveling in West-Friesland en was ook mede raad des hertog van Saksen, en hielden de Groningers voor: Ziet gij vrienden van Groningen, wij hadden gehoopt het zou anders tussen ons gelopen hebben, maar het wil nu zo wezen want in de heren hof zijn vele zinnen en veel raad. Zo is ons begeren dat gij niet wil branden. Wij willen dat zo vermogen van onze genadige heer van Saksen dat men de huisman niet zal branden nog verderven die daar toch geen schuld van heeft. Daar Coert Coenerdes in een vurig heet gemoed op zei:’wel aan, het wil doch anders nu niet wezen zo doe uw best: brandt, vang, hang, rad ze, rooft en sla dood, haat het ons op vijandelijk wijze waar ge kan en mag; wij willen u desgelijks nergens in sparen!’ En alzo scheidden ze vaneen. |
|
3 Hervatting strijd; Benninge kritiseert krijgsplannen Dess dingesdaeghes alst bestandt uut was, soe toegen en deels uut van den Gronniger borgeren ende buer ende en deel knechten op een avontuer, ende quemen toe Onder den dam, ende vonden daer in der nacht XIIII knechten vant blockhues mijt twee hueslueden die oere kunden weren; die vengen sie al daer, ende brochten die gevangen in Gronnigen, ende die knechten worden nae krieges recht geransoent. Aldus weer nu wal voele toe schrieven van mannigerleije gecke, quaede ende onnutte woerden die onder den borgeren ende inwoeners dicke ende vaecke gedaen worden, geestlieck ende warlieck, ende wal en deels die in den Raedt weeren ende al eer gewest hadden. Want die eene wolde: men solde koemen laeten en twee duesent knechten, die soldemen annemen sunder solt op oer eijgen avontuer, ende geven em Westvrieslandt toe voeren toe vuer ende sweerde, ende maecken soe eijn anloep ende roepen ‘Frij Vreesch’ soe meenden sie, dat al die Vreesen solden mijt se toe slaen, ende ijaegen die Sassegen soe weer uut den lande. Die andere meenden: men solde alle die diecken doer steecken ende die zielen in barnen, ende alle de landen onder loepen laeten mit solt waeter. Oer summighe hadden die meeninghed: men solde allee Vrieslandt tusschen der Eemse ende Lauwersche op barnen, soe hadde die hartoch van Sassen noch die greve van Oestvrieslandt daer joef ghenen baete van. |
3 Hervatting strijd; Benninge kritiseert krijgsplannen. De dinsdag toen het bestand uit was zo trokken een deel uit van de Groninger burgers en buren en een deel knechten op een avontuur en kwamen toen te Onderdendam en vonden daar in de nacht 14 knechten van het blokhuis met twee huislieden die hen bekend waren; die vingen ze aldaar en brachten die gevangen in Groningen en die knechten werden naar krijgsrecht op losgeld gesteld. Aldus weer nu wel veel te schrijven van menigerlei gekke, kwade en onnutte woorden die onder de burgers en inwoners dik en vaak gedaan werden, geestelijk en wereldlijk, en wel eensdeels die in de Raad waren en het al eerder geweest waren. Want de ene wilde: men zou komen laten 2000 en die zou men aannemen zonder soldij op hun eigen avontuur, en geven hen West-Friesland tevoren te vuur en te zwaar en maakten zo’n begin en riepen ‘Vrije Fries’ zo meenden ze dat alle Friezen zouden met ze toeslaan en verjagen die Saksers zo weer uit het land. De anderen meenden: men zou alle dijken doorsteken en de zijlen verbrandden en alle landen onder lopen laten met zout water. Ook hadden sommigen de mening: men zou heel Friesland tussen de Eems en Lauwers opbrandden en zo had de hertog van Saksen nog die graaf van Oost-Friesland daarvan geen baat van. |
|
4a Saksen bezetten Aduard, graaf Edzard voegt zich bij hen 4b Saksische aanvallen en brandstichtingen vlakbij Groningen 4d Georg en Edzard bouwen een brug over het Reitdiep |
4a Saksen bezetten Aduard, graaf Edzard voegt zich bij hen. 4b Saksische aanvallen en brandstichtingen vlakbij Groningen. 4d Georg en Edzard bouwen een brug over het Reitdiep. |
|
4e Meer Saksische druk op Groningen, intimidatie in Drenthe 4f Groninger uitval naar Midwolde slechts ten dele geslaagd |
4e Meer Saksische druk op Groningen, intimidatie in Drenthe. 4f Groninger uitval naar Midwolda slechts ten dele geslaagd. 4g Slecht weer verhindert versterking van Rodeschool. 5 Missie van Hugo van Leisnig voor Georg naar Keulen over de Rijksban tegen Groningen. |
|
6 Groningers pogen tevergeefs Aduard te veroveren |
6 Groningers pogen tevergeefs Aduard te veroveren. |
|
7a Wederzijdse terreur in de Ommelanden put dit gebied uit |
7a Wederzijdse terreur in de Ommelanden put dit gebied uit.
9a Grote toren bij Boteringepoort gebouwd met sloopmateriaal. |
|
10 Bisschop Frederik poogt tevergeefs te bemiddelen |
10 Bisschop Frederik poogt tevergeefs te bemiddelen. |
|
11a Edzard brutaliseert de bisschop, de terreur gaat door |
11a Edzard brutaliseert de bisschop, de terreur gaat door. |
|
11b Ook Groningen verwoest de omgeving, stad en lande lijden Alldus so mackeden se den Groningers een allarm, ende helden se alle nacht overeijnde; men se weren nie tot dessen dagen so koene, dat se em in sijn leger allarme makeden. |
11b Ook Groningen verwoest de omgeving, stad en land lijden. Aldus zo maakten ze de Groningers een alarm en hielden ze de hele nacht overeind; maar ze waren deze dag niet zo koen dat ze hem in zij leger alarm maakten. Wat brengt toch al dit vangen, roven en branden in van beide partijen op dat arme Friesland dan deze lelijke bloedige wolven en dieven als deze knechten de luizig naakt en bloot komen in het land en buidel vol guldens en goed gekleed weer uit het land voeren; en van hen sommigen ook profijt van hebben die bij de blauwe zak in Groningen zitten, van brandschatting en ander gevangen geld en losgeld en paspoorten te beuren als Coert Konerdes, die toen was burgemeester, en maakte zichzelf rentmeester van opbeuren en uitgeven met Roleff Huijnge, rentmeester. Elt Tammens was rentmeester, de werd afgedrongen van de bank; die had zij zakken geheel vol zodat hij verdacht werd gehouden, want toen hij bij dat rente ambt kwam toen was zijn inkomen niet meer dan een eenvoudige burger gelijk; dan hij was niet boven twee of drie jaren rentmeester, hij had al zijn zakken vol en ha duit de stadskist omtrent honderd gouden Rijnse gulden jaarlijkse renten en timmerde vele huizen en kamers en kocht vele renten in Friesland, want hij was Fries geboren uit Duurswold van Siddeburen; zo is het meer te beduchten dat zijn handelingen met de stadsgoederen niet oprecht en helder was. Desgelijks deed elk die in officie was van opbeuren van de stadsgoederen die kwamen zo in hun eigen zakken en stalen zoveel dat niemand durfde rechte rekening van de andere te begeren en brachten de stad zo’n groot goed ten achter dat het later op hun voordeel zou komen; en beducht hierom dat de armoede wel vrede zal maken, dat dan wel te laten mocht wezen. Wat ik hier meer van ervaar zal ik niet onvermeld laten. Hier was het wel genoeg van te schrijven dat ik verzwijg vanwege de kortheid. Deze oorlog mag wel met reden belasteren andere heren, steden en lieden en vooral deze vermaledijde hop knechten die dit arme Friesland aldus droevig in aldus grote last ellendig buiten hun schuld verdorven werd; en mogen wel beschreien al diegene die een goede drop Fries bloed in hun lijf hebben en is beschreien over honderd jaren die dit betracht en over leest dat Friesland in dusdanige eigendom is gekomen daar ze vooral nimmer uit zullen komen. Maar het mag de schuld van hun zonden wezen; is het alzo zo mag het Got voegen als het zijn Goddelijke wil is, als ze gezuiverd zijn; want het wordt gezuiverd en uitgegloeid als een Goudsmit zijn zilver verfijnt op een test. |
|
12 Filips de Schone wil bemiddelen, maar Groningen weigert De wijle dat desse doctoer uut Groningen was wederumme gereijst, so quam een breff an den capeteijnen ende hoeftlueden van de gemene knechten, uutgegeven van den Roemschen koninck Maximilianus mijtten koerffursten ende stenden des Hilligen Rijcks: dat se de stad Groningen helden indes keijsers acht ende over acht, ende geboeden daerumme allen heren, fursten ende steden: dat men de Gronigers mijt allen oren inwoneren, capeteijnen ende knechten mijt oren hulperen solden straffen op allen plaetsen ende steden waer men se krijgen ende afflangen kunden, gelijk als men rebelle, onhorijge, verbannede mijt overacht sculdich was toe doende. Op welcke scrijfft de Groningers niet op pasten, ende heldent voer geckes meer, ende seden: iae, ken he ons mijtten swerde niet verwinnen, he sal lange bannen eer he ons hier uut bannet. Off de Roemsche koninckn hier oeck meer vervolges van desser acht doet ofte niet, sal ick wall van scrijven, dat ick daer meer van beleve. |
12 Filips de Schone wil bemiddelen, maar Groningen weigert. De tijd dat deze doctor uit Groningen was wederom vertrokken zo kwam een brief aan de kapiteins en hoofdlieden van de gewone knechten, uitgegeven van de Roomse koning Maximiliaan met de keurvorsten en bijstanders van het Heilige Rijk: dat ze de stad Groningen hielden in de keizers macht en overmacht en geboden daarom allen heren, vorsten en steden: dat men de Groningers met al hun inwoners, kapiteins en knechten met hun helpers zouden straffen op allen plaatsen en steden waar men ze krijgen en vingen konden, gelijk als men rebellen, ongehoorzame verbande met de hoogste ban schuldig was te doen. Op welk schrift de Groningers niet op pasten en hielden het voor gekkigheid en zeiden: ja, kon je ons met het zwaard niet overwinnen, hij zal lang bannen eer hij ons hieruit bant. Of de Roomse koning hier ook meer vervolg van deze ban doet of niet, zal ik wel van schrijven zo gauw ik daar meer van beleef. |
|
Deel II-G Het net sluit zich over Groningen, nu Maximiliaan ondubbelzinnig de Saksen steunt (1505) Desse hartoch Arent van Gelre en was geen heer van orloge, so dat he de lande ende sloten begunde to versetten, ende leet hem seer benauwen van anderen heren, als de hartoch van Cleve was em seer lastich. Als nu desse hartoch Aloff van Gelre up quam ende de dochter van Borbon hadde, so wast to male een moedich furste voer de vijanden, ende moijede dat sijn vader de lande so qualijcken regierde, ende genck toe ende venck sijn vader hartoch Arent, dat daer umme niet wall van em gedaen was. Dit quaet dat he hier in gedaen hadde, dat de soen den vader gevangen hadde, wolde hartoch Karel straffen ende pijnigen; men het was dat niet, he sochte meer om dat he een heer vanden lande van Gelre wolde wesen, dan he dat quaet ende sunde to straffen, de de soene an den vader gedaen hadde. Aldus so screff he an hartoch Aleff enen breff, dat he bij em solde komene, want he sijner pantlijcken te doende hadde, ende in de breff so stont hartoch Aloffs name niet, men ‘anden hartogenf van Gellre’, Op welcke schrijften hartoch Aloff reijsede an hartoch Karel. Ende sijne raeden de redent em aff, dat he daer niet solde reijsen; men he meende, om dat se twe susteren hadden, dat were sunder sorge. Als he nu bij em quam, so venck he em ende sede: ‘ick heb den hartoch van Gelre hier gescreven to komen, du biste geen hartoch van Gelre, dijn vaeder hartoch Arent is een hartoch van Gelre, den du gevangen heveste; dat welcke ick wil wreken op dijn lijf ende guet.’ Aldus wort desse vrome, stolte vorste mijt dusdanen Urias breef uut sijn lande iamerlijcken verschreven, ende van lijff ende guet gebracht. Voert int iaer Ons Heren MCCCC ende LXXIII kwam hartoch Karel van Burgonien, als he hartoch Aloff gevangen hadde, int lant van Gelre, ende wan dat hele lant van Gelre mijtten sweerde; want dat hadde he gued te doende, want als de heerder van den scapen is, so kan se de wolff lichtlijcken grijpen: oer here de was gevangen, so was daer geen bescharmer. Als he de lande sus geweltlijken in hadde, so voerde he de twe kijnderen van Gelre, alse hartoch Karel van Gelre ende sijn suster, beijde gevangen uuten lande. |
Deel II-G Het net sluit zich over Groningen nu Maximiliaan ondubbelzinnig de Saksen steunt. (1505) Deze hertog Arent van Gelre was geen heer van oorlog zodat hij het land en burchten begon te verzetten en liet hem zeer benauwen van andere heren, als de hertog van Keef was hem zeer lastig. Als nu deze hertog Adolf van Gelre op kwam en de dochter van Bourbon en zo was het helemaal een moedige vorst voor de vijanden en vermoeide het dat zijn vader dat land zo kwalijk regeerde en ging toe en ving zijn vader hertog Arent, dat daarom niet goed van hem gedaan was. Dit kwaad dat hij hierin gedaan had, dat de zoon den vader gevangen had, wilde hertog Karel straffen en pijnigen; maar het was dat niet, hij zocht meer om dat hij een heer van het lande van Gelre wilde wezen dan dat hij dat kwaad en zonde zou straffen die de zoon aan de vader gedaan had. Aldus zo schreef hij aan hertog Adolf een brief dat hij bij hem zou komen want hij had zijn pand te doen hand en in de bief zo stond hertog Adolf’ s naam niet, maar ‘van de hertog van Gelre.’ Op welke schriften hertog Adolf reisde naar hertog Karel. En zijn raden die raadden het hem af dat hij daar niet naar toe zou gaan; maar hij meende, omdat ze twee zusters hadden, dat het zonder zorg was. Toen hij nu bij hem kwam zo ving hij hem en zei: ‘ik heb de hertog van Gelre hier geschreven te komen, u bent geen hertog van Gelre, uw vader hertog Arent is een hertog van Gelre die u gevangen hebt; dat wil ik wil wreken op uw lijf en goed.’ Aldus werd deze dappere, trotse vorste et dusdanige Uria brief uit zijn land droevig verschreven en van lijf en goed gebracht. Voort in het jaar Ons Heren 1523 kwam hertog Karel van Bourgondië, toen hij hertog Adolf gevangen had, in het land van Gelre en won dat hele land van Gelre met het zwaard; want dat kon hij goed te doen want als de herder van de schapen zo kan ze de wolf licht grijpen: hun heer die was gevangen en zo was er geen beschermer. Toen hij dus het land geweldig in had zo voerde hij de twee kinderen van Gelre, als hertog Karel van Gelre en zijn zuster, beide gevangen uit het land. |
|
1c Dood van Karel de Stoute en Adolf van Gelre |
1c Dood van Karel de Stoute en Adolf van Gelre. |
|
1d Karel van Gelre en zijn Habsburgse vijanden Als nu de betekende dach beijde partijen van den koninck verwittiget woert de uutspraecke van der soene toe doende, so toech de hartoch van Gelre in sijn selves persone daer ter stede bij den koeninck; ende sijne wederparten quemen niet, so dat van der soene niet en wort. De hartoch van Gelre quam weder in sijn lant, ende taste dat mijt orloch weder an. Ende kort daer nae belede he Wachtendunck, dat to male een starck slot was, dat de Cleveschen lange in gehat hadden; dat wan he em weder aff mijt stormender hant. Ende hadde daer na voele victorien van orloge in sijnen lande, daer to male voele van were to schrijven, woe frome, woe kone desse edele here altijt voer inden strijde was, dat he geerne hadde verdedinget ende bescarmet dat em van sijnen voervaderen was angearvet. Dit benijdede de Roemsce koninck Maximilianus seer, ende purrede sijn soen hartoch Philippus so lange an, dat he wort viant hartoch Karels van Gelre; wal dan dattet van blodes wegen so niet gewest solde hebben, want sijn moeder ende hartoch Karell weren twier suster kinderen; ende was so iamerlicken ende elendichlickenn des landes een tijt lanck berovet west, so dat voer all verclaert is; wal were dan desse edele, stolte, vrome here al een verdreven here uuten lande gewest van anderen heren, bijlicken weert gewest, dat de mogende grote rijke here hartoch Philippus, de doch so groet, so rijck ende mogentachtich is van landen ende lueden, dat sijns gelijck in karstenrijck niet en is – als he is een koninck van Carstijlien, arshartoch van Oestenrijck, van Burgonien, Namen etcetera – dat he dan sijnen neven sodanen lant, alst lant van Gelre is, weder geve, want he so voele koninckrijcken de em noch anstaende sijnt, hartochdomen ende graffscappe sunder getall. Ioe doch so scijntet, daer kumpt nummer soe voele in de helle, daer mach wal meer uut. Dan begeerde van sijnen vaeder, so ontsede hartoch Philipps hartoch Karel van Gelre, ende wort viant int iaer Ons Heren dusent vijfhondert ende vijve omtrent Lichtmisse. Ende de hartoch van Gelre was hier seer wall up gemoedet, want he stolt, kone ende modich was; ende dede in hartoch Philippus lande alto groten markelijcken scaden vermijds roeff, barnend, doetslaen ende brantscattijnge, ende hadde alto groeten victorie int voer iaer in allen enden daer heet ansloech hent na mijdsomer. So starckeden sick Maximilianus de Roemsce konincke ende hartoch Philippus sijn soene, ende quam mijt groter macht van volck mijt wapenen int lant van Gelre, ende gengen lijggen voer Arnehem; ende de stad gaven de borgeren up beholden lijves ende guede; ende de knechten de daer in weren, gengen daer uut beholden lijves ende guedes, want se den hartogen trouwe gesworen hadden, ende quemen weder bij den hartoch van Gelre. Daer na gaven de van Harderwijck ende de van der Elbrich oeck onder hartoch Philippus. Ende de andere dree hoeftsteden alse Romonde, Nijmwegen, Sutphen mijt al den anderen steden ende landen bleven vast bij den hartogen van Gelre, ende deden opt nije noch plicht ende ede. |
1d Karel van Gelre en zijn Habsburgse vijanden. |
|
1e
Dynastieke band Habsburg-Saksen belangrijk voor Friesland en Groningen |
1e Dynastieke band Habsburg-Saksen belangrijk voor Friesland en Groningen. |
|
2a Voorbereiding onderhandelingen Groningen-Utrecht met Maximiliaan-Filips |
2a Voorbereiding onderhandelingen Groningen-Utrecht met Maximiliaan-Filips. |
|
2b Vergeefse reis Groningers naar Deventer So seden se tot den biscop ende steden: wertk sake dat se geen ander trost, hulpe offte bijstant van em konden bekomen ofte krijgen, so weert to beduchten dat se georsaket mosten worden, dat se andere wegen mosten soeken an fursten ende heren, daer se van gehulpen muchtenm worden; dat to verstaene weer: dat se sich wolden geven onder enen anderen heren, dat den biscop ende den helen Gestichte dan muchte wesen tot groet hinder ende achterdeel. Daer em weder up gesecht wort: se solden sich vertoeven, want op anderen dach de biscop mijtten steden ende raeden daer wesende wolden daer up beraeden ende een guet antwort geven. Des morgens, als se quemen ter gesatter tijt in des biscups hoff, kregen se voer een antwort dat se sijc solden lijden noch en vierteijn dagen lanck; konden se offte andere fursten ende heren ter fruntschap niet verlijken, so dochten se sen niet verlaeten, ende wolden em hulpe ende bijstal doen. Aldus worden se luttijck getroestet ende weijnich gehulpen, ende kregen daer oeren affscheijt, ende quemen weder to Groningen op Sunte Steffens dach translacionisa, de was doe up eenb sondach. |
2b Vergeefse reis Groningers naar Deventer. Zo reden ze naar de bisschop en steden: was het zaak dat ze geen andere troost, hulp of bijstand van hem konden bekomen of krijgen zo was het te beduchten dat ze veroorzaakt moesten werden dat ze andere wegen moesten zoeken aan vorsten en heren daar ze van geholpen mochten werden; dat e verstaan is: dat ze zich wilden begeven onder een andere heer, dat de bisschop en het hele Sticht dan mocht wezen tot grote hinder en nadeel. Daar hen weer op gezegd werd: zou zouden het uitstellen wan top de volgende wilde de bisschop met de steden en raden daar wezen en zich daarop beraden en een goed antwoord geven. ճ Morgens toen ze ter gezette tijd in de hof van de bisschop kwamen kregen ze voor een antwoord dat ze zich zouden wachten nog veertien dagen lang; konden ze of andere vorsten en heren ter vriendschap niet verenigen zo dachten ze hen niet te verlaten en wilden hen hulp en bijstand doen. Aldus werden ze wat getroost en weinig geholpen en kregen daar hun afscheid en kwamen weer te Groningen op Sint Steffens dag overbrenging, dat was toen op een zondag. |
|
3 Vervolg excurs: einde oorlog Habsburg-Gelre en besprekingen te Xanten |
3 Vervolg excuus: einde oorlog Habsburg-Gelre en besprekingen te Xanten. |
|
4 Gewelddaden van graaf Edzard rondom Groningen |
4 Gewelddaden van graaf Edzard rondom Groningen.
|
|
6a Maximiliaam verbiedt hulp van bisschop aan Groningen Erwerdige furste, lijve andechtige. Als wij dij voermaels gewijttiget ende verkondiget hebben, dat wij ons ende den Hijlligen Rieck toe gued ende tijdigen raedt ende gemeijner versamelijnge des Hilligen Rijcks, unsen leven oemen hartoch Albert to Saxsen ende sijnen arffgenamen de regerijnge ende gubernacie aller Vriescher landen, so uns ende den Hilligen Rijck to behoren, to gestelt, der menijnge sij: he se voer uns ende des Hilligen Rijcks wegen toe regerend bij vreden ende rechten ende den eren to beholden, unde under anderen der danen bevolen den selven hartoch Albert help ende bijstant toe doen, daer mede sijnt borgemesteren, Raede ende gemeijnte der stad Groningen, de sick mijt orene anhangers in sulckes wederwerich bewijsen, to gehoersam brengen moge, inholt unser breff daer van affgegangen, langt ons an, woe du dij voer de selven van Groningen naturlijcken heren annemes, ende se voer dijnes Stijchts to gehorijgen voerdedingen sullest, daer uut deg selven in oren bosen, wijderwerdigen, ungehoersamen willen gestarckt worden, dat uns van dij in der maten bescheen were niet unbijlick bevremdet, naedem dij ende mannijgen unverborgen, dat de stad Groningen mijt saement anderen Vriesschen landen uns ende den Hilligen Rijck in mijddel undergeworpen is, unde dijr als enen fursten des Hilligen Rickes niet gebuert de uns to behinderen. Ende de wijle de selvel van Groningen sick in den opgemelten handel bis op dessen huedelicken dach ongehoersam geholden unde sick an sulken niet satijgen laten, sunder uns ende den Hilligen Rijcks lande ende luede toe meer maelen ondergetoegen unde se mijt moerde, brant unde in anderen markelijcken scaeden toe geffoeget, ende daer doer under onden de in ungehoersum ende gewalt to brengen, unde des noch in dagelix onenijnge sijnt, alles weer alle bijlickheijde ende recht, oeck onser konicklijken opgerichten lantvreden, unde daer toe uns in marcklijken verachtijnge ende aff breke unser ende des Hillijgen Rijcks overheijt, des gelijken des hoechgeboren Jurijen ende Henrick gebroederen, hartogen up Saxsen, lantgraven in Dorijnge ende marckgraven tzo Mijsen, unsen lieven omen unde fursten, als des selven hartoch Albert van Saxsen arffgenamen, toe wederbrengen oren scaeden ore gerechticheijt ende gubernacie, hebben wij der gemelten van Groningen an de selven ende andere rechtlijke oersaken, de openbaer unde op den dag unde veer daer over gene bewijsijnge noch rechtlijke eerkantenisse, waerop wij se in unser ende des Hillijgen Rijcks acht ende overacht eerkent ende verclaert hebbenunde se mijt sampt orens hulperen, anhangeren, Vriesche buren ende verwanten unde oer aller have ende guederen gemeijnlijcken upgedragen ende overgegeven, nae luede unser konincklijcke breve daer up ontffangen. Daer omme gebedent wij dij andachtigen bij de plichten daer mede du ons ende den Hillijgen Rijck verwant bist, oeck bij priverenge unde ontsettijnge alle dijner regalie, unde daer to vermijdinge unser ende des Hilligen Rijcks swaere ongenaede ende straffe van Romesscher konincklijcker macht, erenstlijcken ghebeden ende wijllen, dat du dij der gemelten borgemesteren unde Raedt der stad Groningen ontslaest, ende se voer de dijne niet anteest noch nemest, sunder allene dijner gestlijcker iurisdiction ende gerechticheijt, als dat van rechtes wegen gebuert; ende niet verer noch wijder uns ende des Hillijgen Rijcks, oeck de gemelten onser oemen van Saxsen als unser ende des Hilligen Rijcks gubernatoren, generleije wederstand bewijsete noch den dijnen to doen gehengest, sunder off du mijt em handelst offte voernemest, als sick tegen unser ende des Hilligen Rijcks openbare vianden ungehoersamen ende verachteden geboert to doen. |
6a Maximiliaan verbiedt hulp van bisschop aan Groningen. Eerwaardige vorst, lieve aandachtige. Zoals wij u voormaals verwittigd en verkondigd hebbe, dat wij ons en het ‘Heilige Rijk tot goede en tijdige raad en algemene verzameling van het Heilige Rijk, onze lieve oom hertog Albrecht te Saksen en zijn erfgenamen, de regering en gouverneur alle Friese landen, zo ons en het Heilige Rijk toebehoren, zo gesteld en de mening zijn: hij is voor ons en vanwege het Heilige Rijk te regeren bij vrede en recht en de eer te behouden en onder andere daarvan bevolen dezelfde hertog Albrecht hulp en bijstand te doen, daarmee zijn burgemeesters, Raad en gemeente der stad Groningen die zich met hun aanhangers in zulk wederwaardig bewijze of tot gehoorzaamheid brengen mogen de inhoud van onze brief daarvan gegaan en verlangen we hoe u voor u diezelfde van Groningen natuurlijke heer aanneemt en zo voor uw Sticht tot uw gehorige bedingen zal waaruit diezelfde in hun bozen wederwaardige ongehoorzame wil versterkt worden dat ons van u in die maten geschied was niet onbillijk bevreemdt nadat gij en menige niet verborgen is dat de stad Groningen met gezamenlijk andere Friese landen ons en het Heilige Rijk inmiddels onderworpen is en u als een vorst der Heilige Rijk niet gebeurt ons te verhinderen. En omdat diezelfde van Groningen zich in de opgenoemde handel tot op deze huidige dag ongehoorzaam gehouden en zich aan zulks niet verzadigen laten zonder ons en het Heilige Rijk landen en lieden te meerdere malen ondergetrokken en ze met moorden, brand en in andere opmerkelijke schade toegevoegd en daardoor onder ons en in ongehoorzaamheid en geweld te brengen en het dus nog dagelijks aan het beoefenen zijn en alles was naar billijkheid en recht, ook onze koninklijke oprechte landvrede en daartoe ons in opmerkelijk verachting en afbreken onze en het Heilige Rijk overheid,, desgelijks de hoog geboren Jurien en Hendrik, broeders, hertogen op Saksen, landgraven in Thüringen en markgraven te Meien, onze lieve oom en vorsten als dezelfde hertog Albrecht van Saksen, erfgenaam, terug te brengen hun schaden en hun gerechtigheid en als gouverneur, hebben wij die vermelden van Groningen aan diezelfde en andere gerecht oorzaken die openbaar en op de dag en ver daarover geen bewijs nog rechtvaardige erkenning waarom we ze in onze en het Heilige Rijk achting en over achting erkent en verklaart hebben en ze met gezamenlijk hun helpers, aanhangers, Friese buren en verwanten en al hun have en goederen algemeen opgedragen en overgegeven, naar verluidt van onze koninklijke brieven daarop ontvangen. Daarom gebieden wij u aandachtig bij de plichten waarmee u ons en het Heilige Rijk verwant bent en ook bij privilegies en ontzetten van al uw rijk en daartoe te verminderen ons en het Heilige Rijk zware ongenade en straf van de roomse koninklijke macht, ernstig gebieden en willen dat u die vermelde burgemeesters en Raad der stad Groningen ontslaat en ze voor de uw niet aanneemt nog neemt, uitgezonderd alleen uw geestelijke jurisdictie en gerechtigheid als dat van rechtswege gebeurt; en niet verder nog wijder ons en het Heilige Rijk, ook de vermelde, onze oom van Saksen, als onze en het Heilige Rijk gouverneur, generlei weerstand bewijst nog van u toe te staan, zonder of u met hen handelt of voorneemt als zich tegen onze en het Heilige Rijk openbare vijanden ongehoorzamen en te bannen gebeurd te doen. |
|
6b De bisschop probeert toch bespreking Saksen en Groningen 7 De Saksen vergroten intussen hun druk op Groningen |
6b De bisschop probeert toch bespreking Saksen en Groningen. 7 De Saksen vergroten intussen hun druk op Groningen. |
|
9a Dagvaart te Hattem bezocht door alle partijen |
9a Rechtszitting te Hattem bezocht door alle partijen. |
|
9b Oude argumenten over en weer, geen winst voor Groningen Int eersten: het were geleden omtrent achte halffg hundert iaeren, dat keijser Hinrick hoechloviger gedechten om sunderlijnge gracie hadde dat greffschup van Drente mit een groet dorp geheten Groningen gegeven der hilliger kercken to Sunte Merten to Utricht, na inholt zegele ende breve de se daer up hadden ende aldaer presenteerden, ende tot dessen dage daer up rustelijcken hadde gebruket. |
9b Oude argumenten over en weer, geen winst voor Groningen. ze hem zouden ontslaan van al hun rechten die ze meenden te hebben tot de Friese Ommelanden tussen de Eems en Lauwers en daar ze voor verwanten bedingen wilden. En was het zaak dat ze dat niet doen wilden en ze het Heilige Rijk hierin rebels waren en de bisschop met het Sticht hen hierin sterkten in hun rebellie met hulp, troost of bijstand te doen, zo lagen daar 2000 knechten bijeen te wachten op de Roomse koninklijke majesteit waarmee hij met alle vorsten en heren der Heilige Rijks met al hij hun bijstanders dat Sticht en die van Groningen zo ongenadig dachten door te trekken dat het hen gruwen zou. Toen dit gezamenlijk in het lang verhaald was zo was de zaak zwaar en groot; zo heeft de bisschop met de zijnen en die van Groningen beraden en navorsing genomen om de volgende dag daarop te antwoorden. 's Morgens ter betekende uur toen ze weer bijeen kwamen zo heeft geopend de domdeken vanwege het kapittel van de bisschop, ridderschap en steden en hebben geantwoord op de vijf artikels, voor genoemd, om Groningen van het Sticht te trekken. Als eerste: het was geleden omtrent 850 jaren dat keizer Hendrik hoog geboren gedachtenis om bijzondere gratie had dat graafschap van Drenthe met een groot dorp geheten Groningen gegeven de heilige kerk te Sint Maarten te Utrecht, naar inhoud en zegel en brieven die ze daarvan hadden en aldaar presenteerden en tot deze dag daarop rustig hadden gebruikt. |
|
So were he nu daer biscop gekoren, ende syn convermasie van den hilligen vaeder den paus daer up hadde ende vandes Roemsschen koninck maijestaet, oeck belenijnge alle de wertlijke regalije, als dat alle heren ende fursten an sijn konincklijke maijestaet geboert to versoeken, menende hier up, dat sijne konincklijke maijestaet niet solde benauwen offte affslaen, dat sijn voervaederen tot nu ghebruckt hebben. Soe hebben de van Groningenlgeantwort op de twe artijkulen alse van de achte ende overachte ende em Vrieslant to ontslane. Int eersten van der achte ende overachte seden se up: men mochte niemant mijt rechte verwinnen, offte men moste em eersten verdachvaerden ende citeren ende verwijnnen em gerechtlijken, welck hier niet also ghescheet were; daerumme were em de achte endem achte niet hinderlijcken. Op den artijckel van Vrieslant to ontslaen seden se up: dat koninck Karel ende keijser den Vriesen, om sunderlijnge waldaet se bij sijne keijserlijke maijestaet bewijst hadden, do se Romen holpen wijnnen ende Sassenn holpen to bekrachtijgen, begifftiget mijt sodane preveleije ende vrijheijden, dat se tot ewijgen tijden solden vrij blijven ende onder genen heren staen, onder malkanderen verbunde maeken offte an ionckeren, heren ofte steden bij em gelegen, daer se mede berichtet mochten worden. So stonden se mijtter stad van Groningen in enen vrentlijcken verbunde over lange iaren heer over menschen gedachte hen tot nu to, dat welcke were belevet ende toegestaen, vandes Romskonincks maijestaet nu ter tijt wesen mijt sijn segel ende breff confirmeert; dat welck se hopeden ende meenden sijne konincklike maijestaet em dat niet solde affslaen ofte benauwen. Daer des Roemsschen koningesd rade mijtten raeden des koninges van Kastijlijen ende van Saxsen em up hebben beraeden, ende gaven daer up voer een antwort. Int eersten, als de biscop ende Gestichte hadde geantwort als Groningen byte Gestichte te holden, seden se up: de stad were geven an Gestichte ende der kercken to Sunte Merten to Utricht over to hebben de geestlijke iurisdictie ende gerichtichheijt der hilliger kercken, dat welck em des Roemsche konincklikeh maijesteet niet dochte to benauwen; men de regalije ende dat wartlijke recht quemen den Hilligen Rijke toe, ende helt dat voer sijne. Item op de twe artijculen daer de van Groningen hadden geantwort, seden se up: men konde dat genoechsam wal bijbrengen, dat se weren gecitert ende gedaget voer des Romskoniges maijestaet ende gerichtlijken verwonden ende gecondemniert ende gelecht in de achte ende overachte. Op dat ander punt seden se: et mochte wal lichte dat Karolus Magnus sijne keijserlijke maijesteet den selven Vriesen hadde begifftiget mijt sunderlinge preveleije om orer waldaet; men int ewijge to geven van den Hillijgen Rijke dat den Hilligen Rijke to kompt, were ene grote affbrekijnge ende verachteringe des Hilligen Rijks, ende mochte niet staen na keijser rechte. Als nu desse antworde over ende weder over gedaen weren, beruste sick den handel den dach wantm op den naesten dach. Des anderen dages quemen se weder bij ene. So sijnt daer voele claegen an beijden sijden gedaen, als van den greven vann Vrieslant om sijne vijfftehalff dusent Rinsen gulden, de he geleent haddeo, do ioncker Fox in Aedwert was, daer hier voer aff ghescreven is. En de Sassege raeden beclaegeden, dat die Groningers hadden dat bestant so niet naegegaen als dat opgerichtet was, ende onbehoerlijken vaeke ingebroecken. Joncker Roeleff van Ewsma ende de andere hofftlijngen beclageden om nederwerpinge orer husen in Vrieslant, ende om de twe huesen in Botterijnge strate ende dat hues bijder Ae kercke, de nu in dessen somer weren dael gebroken, ende de nie toren voer Botterijnge poerte van was getijmmert, daer voer van geschreven is, mijt vole claechten etcetera. Daer de Groningers mijtter korte up antworden: de greve hadde sijne penningen den Ommelanden geleent, ende dat gelt dat bijnnen Groningen weder vergaedert was, daer men den greven weder mede betaelen solde, weerd verorloget tot stadt ende lande proffijt bij oren wijllen. Ise dat also, dat weet God wal; men se verswegen ende seden niet, dat se de kijste op slogen buten consent der lande, ende nemen dat gelt daer uut, ende veroerlegeden dat onnutte in Westvrieslant. Item om dat bestant in to breken seden se up: se hadden dat niet ingebroken, men ore wederparten hadden dat vake genoech ingebroken in mannigen punten; want dat bestant vermuchte dat een ijder man solde sijns eijgens vrij ende veerdich bruken, ende men solde de landen niet veerder bevesten dan se doe weren. Daer se al contrarie deden, want dat hues to Oterdum der stad van Groningen to behoerde, ende se em noch weltlijken ontbruken, ende vesten noch alle dagen ore bloeckhuesen ende den Dam mijt bolwarcke ende poerten. Ende de van den Dam namen em aff ongewoentliken toll ende ongelt, vermijds dat se namen van elcke tunne Hamborger beers IIl stuver, ende dat Groninger beer enen stuver. Soe weren se geoersaeket ende sijnt getogen voer den Dam, om se daer over to straffen, daer se scaede genoech over. Daer oer wederparten op elcken punt int lange hebben geantwort, dat alle van noeden niet is to scrijven, ende gene grote vrucht solde inbrengenm, so wijl ickt blijven laten om der korte wijlle. Do alle de artijkulen weren an beijden partijen dus verdedinget, namen de van Groningen voer, ende seden: se dochten sick dus van Vrieslant niet laten dringen mijt sempelen woerden, ende wolden daer lever om starven om den laesten man gestlijck ende warlijck; men dit wolden se wall gewegen wesen: se wolden de hele saeke stellen tot erkentnisse der konincklijker maijestaet van Castijlijen hartoch Philippus, ende oren natuerlijcken heren den biscop van Utricht mijt capittel, rijdderscap ende steden, to recht ofte vrentschap; ende kondeno de twe fursten niet over een, se solden kesen enen onpartijelijcken fursten buten consent der parten; worden se inden ongelikep vunden, dat se geen recht tot denq lande hadden, se wolden geerne affstal doen, woe wall em dat swaer ende onlijdelijcken were; woerdet oeck den Sassegen heren affgekent, se solden des gelijkes doen. Dat welck des Romskoninges ende des hartogens van Sassen niet doen wolden. Daer doe des dagest aldinck up berustede. So hevet de biscop ende sijne raeden gehandelt mijt des Romskoninges ende des hartogen van Sassen raeden wal vier dagen lanck, om wat guedes hier in to vinden; daer de Groningers nie sijnt bij geropen, ende kunden oeck nie weten wat daer gehandelt wort. Des vijften dages hebben de biscop mijt alle sijne raeden de Gronninges allene bij em komen laten, ende deden em seggen: so als se vernamen om ore saeken to stellen an fursten ende heren, so voer gesecht is, hadden se oer voelen in, dat se genen grunt konden voelen, dat se wall totten lande weren gerichtiget to beholden, angeseen een verbunt maket geen recht. So reden se em, dat men andere wegen sochten om enen vrede mede to bekomen, want het were toe beduchten dat hele Gestichte mochten wall in grote last daer mede komen. Ende seden mede: se solden wall bekomen, dat Groningen solde blijven bijt Gestichte, inden se over wolden geven Vrieslant; ende all de Groningers solden holden in Vrieslant alle ore guederen, landen ende renten; ende wert saeke dat se dus geweltlijken van den lande worden gedrongen, so solden se ontwaert wesen alle ore guederen, landen ende renten de se in Vrieslant hadden. Ende de stadt Groningen solde blijven bijt Gestichte, in den se sick Vrieslant wolden ontslaen, ende verlaten oere bewantnisse oers verbundes se onderlinge mijt malkanderen hadden. Des daeges hier nae quemen alle de heren ende reden weder bij ene. Endk de greve van Tzoren van wegen des Romskoninges ende der fursten van Saxsen de up voer em allen: wolden de van Groningen in nemen van wegen der Sassiger heren enen capiteijn mit VIc knechten, ende compromitteren alle ore twijdracht ende scelijnge mitten fursten van Saxsen an des Romskonincks maijesteet mijtten kuerffursten ende stenderen des Hilligen Rijks tot eerkantnisse orer, soe wolden se van wegen orer heren de sake ende scelinge up berusten laten. Dat welck de Groningers niet beleven noch annemen wolden: men se woldent wall stellen an des koniges maijesteet van Kastijlijen Philippum ende den biscop Frederick van Utricht, soe voer all van gescreven is. |
Zo was hij daar nu bisschop gekozen en zijn conservatie van de heilige vader de paus daarop had en van de Roomse koninklijke majesteit ook beleend alle wereldlijke recht, als dat alle heren en vorsten aan zijn koninklijke majesteit behoort te verzoeken en meende hierop dat zijn koninklijke majesteit niet zou benauwen of afslaan dat zijn voorvaders tot nu gebruikt hadden. Zo hebben die van Groningen geantwoord op twee artikels als van de ban en hoogste ban en gen Friesland te ontslaan. Als eersten van de ban en hoogste ban zeiden ze op: men mocht niemand met recht overwinnen of men moest hem eerst dagvaardingen en citeren en overwinnen hem via gerecht, wat niet niet alzo geschied was; daarom was hen ban en overste ban niet hinderlijk. Op het artikel van Friesland te ontslaan zeiden ze op: dat koning Karel en keizer der Friezen, om bijzondere weldaad die ze bij zijn keizerlijke majesteit bewezen hadden toen ze Romen hielpen winnen en Saksen hielpen te bekrachtigen begiftigd met zodanige privilegie en vrijheden dat ze te eeuwige tijden zouden vrij blijven en onder geen heren staan, onder elkaar verbonden maken of aan jonkers, heren of steden bij hen gelegen, waarmee ze berecht mochten worden. Zo stonden ze met de stad van Groningen in een vriendelijk verbond over lange jaren heer over mensen gedachte dan tot nu toe dat was beliefd en toegestaan van de Roomse koninklijke majesteit nu ter tijd is en met zijn zegel en brief bevestigd heeft; dat ze hoopten en meenden zijn koninklijke majesteit hen dat niet zou afslaan of benauwen. Daar d raad van de Roomse koning met de raden van de koning van Castilië en van Saksen zich op hebben beraden en gaven daarop voor een antwoord. Als eerste, toen de bisschop en Sticht had geantwoord als Groningen bij het Sticht te houden, zeiden ze op: de stad was gegeven aan het Sticht en de kerk te Sint Maarten te Utrecht over te hebben de geestelijke jurisdictie en recht der Heilige kerk dat hen de Roomse koninklijke majesteit niet dacht te benauwen; maar de regale en dat wereldlijke recht kwam het Heilige Rijk toe en hield dat voor de zijne. Item, op de twee artikels daar die van Groningen hadden geantwoord, zeiden ze op: men kon dat genoegzaam wel bijbrengen dat ze waren geciteerd en gedaagd voor de Roomse koninklijke majesteit en te recht gewonden en verdoemd en gelegd in de ban en hoogste ban. Op dat ander punt zeiden ze: het mocht wel licht dat Karel de Grote zijn keizerlijke majesteit dezelfde Friezen had begiftigd met bijzondere privilegie vanwege hun weldaad; maar in het eeuwige te geven van het Heilige Rijk dat het Heilige Rijk toekomt, was een grote afbreuk en achteruitgang van het Heilige Rijk en mocht niet staar naar het recht van de keizer. Toen nu deze antwoorden over en weer over gedaan waren, berustte zich de handel die dag tot op de naaste dag. De volgende dag kwamen ze weer bijeen. Zo zijn daar vele klagen aan beide zijden gedaan, als van de graaf van Friesland om zijn 5500 Rijnse gulden die hij geleend had toen jonker Fox in Aduard was, daar hiervoor van geschreven is. En de raad van de Saksers klaagden dat die Groningers hadden dat bestand zo niet nagegane als dat opgericht was en onbehoorlijk vaak ingebroken. Jonker Roeleff van Ewsma en de andere hovelingen klaagden om het neerwerpen van hun huizen in Friesland en om de twee huizen in de Boteringestraat en dat huis bij de kerk dat nu deze zomer was een deel gebroken en de nieuwe toren voor de Boteringepoort er van was getimmerd, waar voor van geschreven is, met vele klachten, etc. Daar de Groningers in het kort op antwoordden: de graaf had zijn penningen de Ommelanden geleend en dat geld dat binnen Groningen weer verzameld was waar men de graaf weer mee betalen zou werd voor de oorlog gebruikt tot stad en landen profijt bij hun wil. Is dat alzo, dat weet God wel; maar ze verzwegen en zeiden niet dat ze de kisten open sloegen buiten toestemming der landen en namen dat geld daaruit en beoorloogden dat onnut in West-Friesland. Item, om dat bestand in te breken zeiden ze op: se hadden dat niet ingebroken, maar hun tegenpartij had dat vaak genoeg ingebroken in menige punten; want dat bestand vermocht dat elke man zou zijn eigen huis vrij en vaardig gebruiken en men zoude landen niet verder bevestigen dan ze toen waren. Daar ze allen contrarie deden, want dat huis dat Oterdum der stad van Groningen toebehoorde en ze het nog gewelddadig ontnamen en vestigen nog alle dagen hun blokhuizen en Appingedam met bolwerken en poorten. En die van Appingedam namen hen af ongewone tol en ongeld, vermits dat ze namen van elke ton Hamburger bier 3 stuivers en dat Groninger bier een stuiver. Zo waren ze veroorzaakt en zijn getrokken voor Appingedam om ze daarvoor te straffen daar ze schade genoeg van hadden. Daar hun tegenpartij op elk punt in het lang heeft geantwoord dat niet alles nodig is te schrijven en geen grote vrucht zou opleveren en zo wil ik het laten vanwege de kortheid. Toen alle artikels aan beide zijden dus waren bedongen namen die van Groningen voor en zeiden: ze dachten zich dus van Friesland niet te laten verdringen met simpele woorden en wilden daar liever om sterven om de laatste man, geestelijk en wereldlijk; maar dit wilden ze wel overwogen wezen: ze wilden de hele zaak stellen tot bekendheid van de koninklijke majesteit van Castilië, hertog Filips, en hun natuurlijke heer de bisschop van Utrecht met het kapittel, ridderschap en steden te recht of te vriendschap; en kwamen de twee vorsten niet overeen zo zouden ze kiezen een onpartijdige vorst zonder toestemming der partijen; werden ze in het ongelijk gevonden dat ze geen recht tot de landen hadden, ze wilde graag afstand doen hoewel hen dat zwaar en onlijdelijk was; werd het ook de Saksische heren niet toegekend, ze zouden desgelijks doen. Dat de Roomse koning en de hertog van Saksen niet doen wilden. Daar toen die dag alle ding op berustte. Zo heeft de bisschop en zijn raad gehandeld met de Roomse koning en de hertog van Saksen raden wal vier dagen lang om wat goeds hierin te vinden; daar de Groningers niet bij geroepen waren en konden ook niet weten wat daar behandeld werd. De vijfde dag hebben de bisschop met al zijn raden de Groningers alleen bij hem komen laten en lieten hen zeggen: zoals se vernamen om hun zaken te stellen aan vorsten en heren, zo voor gezegd is, hadden ze veel van zodat ze geen grond konden voelen dat ze wel tot de landen waren gerechtigd te behouden aangezien een verbond geen recht maakt. Zo raadden ze hen aan dat men andere wegen zochten om een vrede mede te bekomen, want het was te beduchten dat hele Sticht mocht wel in grote last daarmee komen. En zeiden mede: Zouden wel bekomen dat Groningen zou blijven bij het Sticht indien ze over wilden geven Friesland; en alle Groningers zouden houden in Friesland al hun goederen, landen en renten; en was het zaak dat ze dus geweldig van het land werden gedrongen, zo zouden ze ontnomen wezen van al hun goederen, landen en renten die ze in Friesland hadden. En de stad Groningen zou blijven bij het Sticht indien ze zich van Friesland wilden ontslaan en verlaten hun bestuur van hun verbond die ze onderlinge met elkaar hadden. De dag hierna kwamen alle de heren en reden weer bijeen. En de graaf van Tzoren vanwege de Roomse koning en de vorsten van Saksen die opkwam voor hen allen: wilden die van Groningen innemen vanwege de Saksische heren een kapitein met 600 knechten en compromitteren al hun tweedracht en geschil met de vorsten van Saksen aan de Roomse koninklijke majesteit met de keurvorsten en bijstanders der Heilige Rijk tot hun erkentenis zo wilden ze vanwege hun heren de zaak en geschil daarop berusten laten. Dat de Groningers niet believen nog aannemen wilden: maar ze wilden het wel stellen aan de koninklijke majesteit van Castilië, Filips, en de bisschop Frederik van Utrecht, zo voor alles van geschreven is. |
|
9c Hachelijke terugreis van de Groninger delegatie 10 Groningen vraagt bisschop om hulp, antwoord onbevredigend Ende soe solden se den biscop, capittel, ridderscup ende steden bijnnen teijn daegen wederumme scrijven, wat em oren vrunden in dessen handel beleven solde offte doen wolden. Daer se em wederup screven, dat se dochten Vrieslant |
9c Hachelijke terugreis van de Groninger delegatie. 10 Groningen vraagt bisschop om hulp, antwoord onbevredigend. En zo zouden ze de bisschop, kapittel, ridderschap en steden binnen tien dagen wederom schrijven wat hen hun vrienden in deze handel believen zou of doen wilden. Daar ze hem wederom op schreven dat ze dachten Friesland niet te verlaten om de laatste man, geestelijk en wereldlijk, daarom te laten. En begeerden ook nog van ze te weten wat hulp, troost of bijstand war ze zich op verlaten zouden. En wilden ze geen bijstand doen, zo moesten ze andere wegen zoeken dat het Sticht wel in groot nadeel mocht komen. De bisschop en de steden schreven een antwoord hierop: ze wilden gauw een dag met elkaar hulden; wat daar dan besloten werd dat wilden ze hen doen bij hun eigen boden elk verwittigen. Aldus zetten ze de Groningers met een koel watertje af en gaven hen een lijn in de hand zonder knoop. |
|
11 Benninge’s mening over de kansen op Utrechtse hulp |
11 Benninge’ s mening over de kansen op Utrechtse hulp. 12 Aduard abt en zijn zuster bemiddelen tevergeefs. |
|
Deel III-H Door groot gebrek aan voedsel en brandstof wordt het de Groningers snel te machtig (1505-1506) |
Deel III-H Door groot gebrek aan voedsel en brandstof wordt het de Groningers snel te machtig. (1505-1506)
|
|
2a Graaf Edzard laat weten dat hij Groningen wil helpen |
2a Graaf Edzard laat weten dat hij Groningen wil helpen. |
|
2c Voorwaarden van Edzard stellen Groningen teleur |
2c Voorwaarden van Edzard stellen Groningen teleur. 3 Van hoe de Groningers gedeputeerde zekere personen om deze oorlog voort in aan te raden. |
|
4b Zijn vredesinspanningen; ontwerpverdrag goedgekeurd |
4b Zijn vredesinspanningen; ontwerpverdrag goedgekeurd. Ten zesde, de stad Groningen zal al hun stapel en marktrecht over de Ommelanden hebben en behouden en gebruiken, in alle manieren als die stad dat vanouds tot deze tijd toe gedaan heeft. Ten zevende, men zal in de Ommelanden geen bier bij tapmaten verkopen dan alleen Groninger bier. Ten achtste, de burgers en inwoners der stad Groningen goederen zullen allen aan en af der voor genoemde stad door de Ommelanden vrij van alle tol en ongeld te water en te land gevoerd mogen worden. Ten negenden, de vissers van Groningen zullen op de eilanden van Friesland naar oude gewoonte en manieren mogen vissen en hun nering doen. Ten tiende, de stad Groningen voorgenoemd zal toestaan de vorst van Saksen of zijn genade stadhouder in de voorgenoemde stad Groningen zelf 50 of 60 personen sterk mag komen, logies en herberg daar hebben en door de voorgenoemde stad, wanneer en waar zijn genade dat van node is, trekken en reizen mag. Ten elfde, de kosten en schaden die in deze twist en oorlog tussen de vorst van Saksen aan de ene en de stad Groningen aan de andere zijde aan beide zijden gedaan en geleden mogen wezen zullen tegen elkaar gecompenseerd en vergeleken worden tot niet wezen. |
|
4c Van de artijkulen de mester Johan in scrijfften genomen hadde, om de in Aedwert weder over to brengen an den regenten der Sasseger |
4c Van de artikels die meester Johan in schrift genomen had om de in Aduard weer over te brengen aan de regenten der Saksers. |
|
5 Van sommige dingen de de Sassegen deden in den anbegijnne van den nien iaere, als men screff XVc ende VI |
5 Van sommige dingen die de Saksers deden in het begin van het nieuwe jaar toen men schreef 1506. 6 Van een monnik uit Aduard om de gevangen te bevrijden die aan beide zijden gevangen waren, die veel moeite en gesprek met de burgers had. |
|
7 Van enen breff de heer Frederick van Egmont an de van Groningen screff als een commissarius des Romskoninges |
7 Van een brief die heer Frederik van Egmond aan die van Groningen schreef als een commissaris der Roomse koning. 8 Van de kerkspraak die geschiedde in Groningen van burgers en buren die uit der stad waren. |
|
9 Van de vangene in Aedwert noch weren, de enen conversbroder mijt enen breff sanden an den bowmeijsteren ende gijlden ende borgeren |
9 Van de gevangene die nog in Aduard waren die een convers broeder met een brief zonden aan de bouwmeesters en gilden en burgers. 10 Van de huizen die te Helpman verbrand werden en te Godlinze en daar omtrent. |
|
11 Van dat cloester ten Buer ende de kercke toe Gelmerwolde to besetten ende anderea quaede daeden de de Sassege den Groningers deden |
11 Van dat klooster ten Boer en de kerk te Garmerwolde te bezetten andere kwade daden die de Saksers de Groningers deden. |
|
Deel III-I Groningen beseft de onmacht van de bisschop en geeft zich gewonnen aan graaf Edzard als landsheer (1506) |
Deel III-I Groningen beseft de onmacht van de bisschop en geeft zich gewonnen aan graaf Edzard als landsheer .(1506) |
|
1b Vertogen van de eerste twee dagen, compromisvoorstel verworpen |
1b Vertogen van de eerste twee dagen, compromisvoorstel verworpen. Daar de commissarissen des Roomse koning op zeiden: van zulks hadden ze geen bevel dat ze enige landen of steden die het Heilige Roomse Rijk toekwamen met zodanig protest mochten ontslaan of verlaten; maar hielden dat van geen waarde te wezen, wel hadden de heren daar hiervoor van geschreven is, die van Groningen alzo overgegeven en beliefd als dat instrument begrepen had. Daar die van Groningen weer op zeiden: hun geschikte Raadvrienden hadden ook verder geen bevel en macht huldiging, plicht en eed te doen dan hiervoor aangeroerd is; en of ze dan verder hadden gedaan dan ze in bevel hadden houden wij van geen waarde te wezen en is ons niet hinderlijk. Hier bleef de zaak op berusten want op de volgende dag daarna; op de dag kwamen ze weer bijeen. Zo gaven de commissarissen der koning en de raad der Saksische heren voor: die van Groningen zouden hun openen en onpartijdige heren met 600 knechten in beslaglegging hand op dusdanige conditie dat de beslaglegging zou de stad inhouden en men zou het geschil vanwege de stad tussen deze twee vorsten als de bisschop van Utrecht en den hertog van Saksen stellen in het Kamergericht voor de Roomse koning met de vorsten en bijstanders der Heilige Rijk. Wie van de beide vorsten de stad met recht toegekend werd die zou het hebben. En dan zou het ongeld van de 600 knechten zouden deze twee vorsten tegelijk betalen tot de tijd dat de zaak met recht besloten en geëindigd was. Daar die van Groningen op zeiden dat ze dat niet doen wilden, aangezien dat hun genadige heer, de bisschop van Utrecht, over menige jaren in een vreedzaam possessie en bezit der Sticht van Utrecht geweest was en hun stad was een lid van het Sticht. Ook hadden ze zelf possessie en bezit hun stad over menige honderden jaren waar ze zich niet uit wilden stellen en geven en bekenden anders geen heren over hen te wezen dan de bisschop van Utrecht. Daar toen dat ook op berustte die dag. |
|
1c Na vier dagen nieuw compromisvoorstel De wijle als dit nu gehandelt was, so weren de raedes vrunden des Gestichtes an de sijt der IJselen weder toe hues gereijset. So lede de biscop over mijt sijnen reden, dat se dat niet zegelene mochten buten consent des capittels der vijff godes husen to Utricht ende der ridderscup ende steden. So sande de biscop de ghedeputierden daerhen mijt de artijkulen. Als se bij malkanderen quemen, so leden se over mijt malkanderen, dat dit were ene geestlijcke saecke, wanttet beroerde der hilliger kercken to Utricht; so wert niet temelijcken dat men dat solde stellen voer warlich gerichte. Oeck was de Roemssche koninck een partijelick richter, so wast niet temelijcken dat he rechter in desserg sake muchteh wesen; woldemen dat stellen an enen geestlijken, onpartijelijcken richter, mochten se wall lijden ende weren daer mede to vreden. Ende se wolden dat also niet bezegelen. So quemen de gedeputierden weder bij den biscop to Hattum. So wort den commissarien des Roemschen koninges ende den reden des Sasseger heren gevraget, offtet em belevede ende genoech were, dat de biscop mijtten ridderscup ende steden alse Deventer, Campen ende Swolle dat besegelden; daer se op seden: iae. Doe traeden aff de raedes vrunden van Campen, ende seden: se hadden sulckes geen bevel dat also mede to beleven ende to zegelen, men se wolden van stunden an toe hues reijsen, ende geven dat den vrunden van den raede to kennen, wat em hier in belevede, ende brengen em daerl een antwort van weder in. So sloten se all daer, dat se sick so vere in de sake niet wolden geven, oeck niet mede zegelen. Ende sijnt weder to Hattum gekomen, ende so weder in gebracht. So wort em noch gevraget offten em oeck genoegede, dat de biscop ende de van Deventer ende Swolle dat allene zegelden, dat de commissarien ende Sassegen raeden niet doen wolden; men se hebben de artijkulen onbezegelt an em genomen, ende hebben daer enen van oren raedes medegesellen des fursten van Sassen hen gescicket an den hartogen van Saxen, om all daer to raed vragen, offte dat den fursten van Sassen allso oeck belevede, ende soe nae gaen wolde; ende daer wolden se den biscop een antwort van weder laten weten omtrent Paesschen eerstkomende. Des gelijkes hebben de van Groningen oeck gedaen, ende hebben desse artijkulen oeck in scrijfften genomen, ender hebben oren affscheijt daer mede genomen. Endes men hevet em enen Sassegen boeden mede gedaen mijt een geleijde, de se in Groningen solde weder over veeligen. |
1c Na vier dagen nieuw compromisvoorstel. De tijd als dit nu behandeld was zo waren de Raadsvrienden der Sticht aan die zijde der IJsel weer naar huis getrokken. Zo liet de de bisschop over met zijn rede, dat ze dat niet verzegelen mochten buiten toestemming de kapittels der vijf godshuizen te Utrecht en het ridderschap en steden. Zo zond de bisschop de gedeputeerden daarheen met de artikels. Toen ze bij elkaar kwamen zo overlegden ze met elkaar dat dit was een geestelijke zaak, want het behoorde de heilige kerk te Utrecht; zo was het niet betamelijk dat men dat zou stellen voor het wereldlijk gerecht. Ook was de Roomse koning een partijdige richter en zo was het niet betamelijk dat hij rechter in deze zaak mocht wezen; wilde men dat stellen aan een geestelijke, onpartijdige rechter mochten ze het wel lijden en waren daarmee tevreden. En ze wilden dat alzo niet bezegelen. zo kwamen de gedeputeerden weer bij de bisschop te Hattem. Zo werd het de commissarissen der Roomse koning en de reden des Saksische heren gevraagd of het hen beliefde en genoeg was dat de bisschop met het ridderschap en steden als Deventer, Kampen en Zwolle dat bezegelden; waarop ze zeiden: ja. Toen traden af de Raadsvrienden van Kampen en zeiden: ze hadden van zulks geen bevel dat alzo mede te believen en te zegelen, maar ze wilden van stonden aan naar huis reizen en geven dat de vrienden van de raad te kennen wat hen hierin beliefde en brengen hen daar weer een antwoord van. Zo besloten ze allen daar dat ze zich zover in die zaak niet wilden begeven en ook niet mede bezegelen. En zijn weer te Hattem gekomen en zo weer in gebracht. Zo werd hen nog gevraagd of het hem ook vergenoegde dat de bisschop en de van Deventer en Zwolle dat alleen zegelden, dat de commissarissen en Saksische raden niet doen wilden; maar ze hebben de artikels ongezegeld aan zich genomen en hebben daar een van hun Raad metgezellen der vorst van Saksen heen gestuurd aan de hertog van Saksen om aldaar raad te vragen of dat den vorsten van Saksen alzo ook beliefde en zo nagaan wilden en daar wilden ze de bisschop een antwoord van weer laten weten omtrent Pasen eerstkomende. Des gelijks hebben die van Groningen ook gedaan en hebben deze artikels ook in schrift genomen en hebben hun afscheid daarmee genomen. En men heeft hen een Saksische bode mede gedaan met een geleide die ze in Groningen weer veilig zou overbrengen. |
|
2a Heel de stad Groningen bijeengeroepen voor stemming җij sweren den aller doerluchtigen hoechgeboren fursten ende heren, heren Maximiliaen Roemsschera konincklijcker maijestaet, ende sijner konincklijker maijesteet nakomentlijken Roemessche koningen erwelt ende eendrachtigen gekoren sullen worden, truw ende huelt sullen wesen, wij noch onsen nakomelijngen tot genen tijden int ewijge tegen ore konincklijcke maijesteet ende den Hilligen Rijcke toe doen, sunder de to holden ende hebben voer onsen natuerlijke rechtene landes heren, sunder den biscop van Utricht gene besperijnge daer van toe hebben; dat ons Got also helpe ende alle sijne hilligen. |
2a Heel de stad Groningen bijeengeroepen voor stemming. җij zweren de aller doorluchtige hoog geboren vorst en heer, heer Maximiliaan Roomse koninklijke majesteit en zijn koninklijke majesteit nakomende Roomse koningen die en eendrachtig gekozen zullen worden, trouw en hulde zullen doen, wij nog onze nakomelingen tot geen tijden in het eeuwige tegen hun koninklijke majesteit en het Heilige Rijk te doen maar die te houden en te hebben voor onze natuurlijke rechte landsheer zonder de bisschop van Utrecht geen besparing daarvan te hebben; dat ons Got alzo helpt en al zijn heiligen. 2b Irritatie leidt tot instelling noodcomit van 12 man. |
|
23a Van dat afflaets gelt ende den anslach to Dorckwart uut der afflaets kijste nomend; anno MVc VI Als de knechten nu versoldet weren, so makeden se enen anslach na de brugge, de over dat Reijdeep was tusschen Aedwert ende Selwert, ende meenden de van Aedwert uut to locken ende to verlagen; ende gengen liggen int vorwarck tho Dorckwart op den saterdach vor Iudica. Ende leten lopen een rot knechten na de brugge om de to barnen, ende so staken se een hues an bij de brugge. Als dat de in Aedwert sagen, so quemen se uut dat cloester, ende vervolgeden dat rot knechten, ende lepen voer bij dat vorwarck. Ende de Groninger lage brack achter up, ende vervolgedend se, ende vengen wall omtrent een viertich. Ende so was de Reytdycke an de wester sijt bij den gruntzijl doer gegraven, daer lagen der Groninger scepen noch en twe mijt bussen bij dat gat. Ende dit tucht wort uut Groningen verspeet ende verraeden in Selwert, de do uut quemen, ende kregen de scepen mijt dat gescutt, ende brochten oer gescut oeck mede uut dat cloester, ende gengen liggen over tegen dat gat onder den dijck. Als se bij dat gat quemen mijt de gevangen, so weren daer uut Aedwert wal omtrent dre hundert to peerde ende voete, ende begunden se verveerlijcken achter an, ende de van Selwert ter sijden an, ende ontijageden em all ore gevangen. Ende vengen van den Groninger knechten teijn, ende daer bleven wall vier ofte vijff doet, inwoners ende knechten. Ende se slogen velde in over nae dat Hoijhues, ende de Groningers quemen starck uut om se to redden; se solden anders meer groten scaden gehat hebben. Aldus hadden se meestlijken all neerlage an oren anslage. |
23a Van dat aflaat geld en de aanslag te Dorkwerd uit de aflaat kist genomen; anno1506. 3b Uitval naar Dorkwerd door de Saksen teruggeslagen. Toen de knechten nu bezoldigd waren zo maakten ze een aanslag naar de brug die over dat Reitdiep was tussen Aduard en Selwerd en meenden die van Aduard uit te lokken en in hinderlaag te brengen; en gingen liggen in het voorwerk te Dorkwerd op de zaterdag voor Judica. (28 maart) En lieten lopen een groep knechten naar de brug om die te branden en zo staken ze een huis aan bij de brug. Toen dat die in Aduard zagen zo kwamen ze uit dat klooster en vervolgden die groep knechten en liepen voorbij dat voorwerk. En de Groninger lage hinderlaag brak achter op en vervolgden ze en vingen wel omtrent een veertig. En zo was de Reitdijk aan de west zijde van dGrondzijl door gegraven en daar lagen de Groninger schepen nog en twee met bussen bij dat gat. En dit tuig werd uit Groningen bespied en verraden in Selwerd die toen uitkwamen, en kregen de schepen met dat geschut en brachten hun geschut ook mee uit het klooster en gingen liggen tegenover dat gat onder de dijk. Toen ze bij dat gat kwamen met de gevangenen zo waren daar uit Aduard wel omtrent 300 te paard en te voet en begingen ze vervaarlijk van achter aan en die van Selwerd ter zijden aan en ontnamen ze al hun gevangenen. En vingen van de Groninger knechten tien en daar bleven er wel vier of vijf dood, inwoners en knechten. En ze sloegen in het veld naar dat Hooihuis en de Groningers kwamen sterk uit om ze te redden; ze zouden anders meer grote schaden gehad hebben. Aldus hadden ze meest allen nederlaag na hun aanslag. |
|
4 Van dat de Sassege regenten in Aedwerth breven sanden in Groningen an den gijlden om soene to macken |
4 Van dat de Saksische regenten in Aduard brieven zonden in Groningen aan de gilden om een verzoening te maken. Als hiervoor wat van gezegd is van meester Johan Vredewold die de gilden en sommige burgers toen bewilligen dat hij was toen te Aduard om daar wat goeds te bekomen, zo gij voor gehoord hebt, zo werd dat nog eens in het heimelijke verzocht aan de regenten die toen zonden een priester geheten heer Willem op de Ham aan mester Johan Vredewold met de artikels in geschrift datgene dat die van Groningen bij de vorsten van Saksen bekomen mochten; en als hen zulke niet gelieven wilde durfde men geen dag belofte aan ze meer te verzoeken, En die artikels waren in vorm bijna als meester Johan Vredewold eerst mee bracht, uitgezonderd: wilde men hem de stad gans en geheel niet openen zo zou men hem openen een poort naar zijn goeddunken met 300 sterk daar hij zich op bewaren mocht tot de tijd toe dat die vorst van Saksen met de stad eindelijk in recht of vriendschap verenigd was. Toen dat de burgers hoorden zo hebben ze dit gans en geheel afgeslagen en wilden het niet doen.
De vrijdag voor Palmzondag schreef meester Hicke, de provoost van Emden, aan die van Groningen hoe dat de regenten der Saksers uit Aduard waren gekomen ontboden bij zijn genadige heer de graaf in Appingedam. Zo was het wel te vermoeden dat ze hun Raadsvrienden bij zich schikten heimelijk op een betekende plaats want hun eeuwige verderfenis of welvaar mocht hierin wel gelegen wezen. En zond hen hierbij een geleide brief van de graad en de brief van meester Hicke begeerde hj die zou men heimelijk houden zodat ze niet in het licht kwam. |
|
5b Groningen biedt Edzard te Tjamsweer soevereiniteit aan |
5b Groningen biedt Edzard te Tjamsweer soevereiniteit aan. |
|
5c Gunstige berichten uit Utrecht niet langer geloofd In den eersten, dat de van Groningen solden den greven openen ende in doen ore stad, in namen ende van wegen ende tot erkantnisse des Hilligen Romsschen Rijkes. Ende den greve ende syn broder iuncker Uken ende oren arven huldinge, plicht ende ede doen van wegen des Rijcks. Ende solden em ene porte van der stad in doen, in to komen omtrent dusent starck, ende verloven em ene veste in der stad to maken; beholden den biscop ende kercke to Utricht ore gerichticheijt over Groningen, ende beholden de van Groningen alle ore olde preveleijen, ende den gilden ore gerichticheijt. Men de overheijt der Ummelanden solden de Groningers sick gants ontslaen, beholden em daer in ore stapel recht, ende dat men geen koren uten lande solde voren. Ende der Groninger guederen solden varen an ende aff der stadt tol vrij. Ende de greve solde kesen in Groningen twe ofted dre, de mijt sijnen amptlueden bijnnen Groningen uut solden richten den borgeren ore renthen ende sculden, de se in Vrieslant hadden, ende em mijt bot breven verorlovet weren in to manen. 7a Groningen accepteert de overgave aan graaf Edzard |
5c Gunstige berichten uit Utrecht niet langer geloofd. 5d Nog van den graaf van Oost-Friesland die weer schreef brieven op de oude voet te handelen. 6b Afrondende bespreking met Edzard te Termunten. Als eerste, dat die van Groningen zouden de graaf openen en in doen hun stad, in naam en vanwege en tot erkenning van het Heilige Roomse Rijk. En de graaf en zijn broeder jonker Uken en hun erven huldiging, plicht en eed doen vanwege het Rijks. En zouden hem de poort der stad in doen in te komen omtrent 1000 sterk en veroorloven hen een vesting in de stad te maken; behouden de bisschop en kerk te Utrecht hun gerechtigheid over Groningen en behouden die van Groningen al hun oude privilegies en de gilden hun rechten. Maar de overheid der Ommelanden zouden de Groningers zich gans ontslaan en behouden daarin hun stapelrecht en dat men geen koren uit het land zou voeren. En de Groninger goederen zouden varen aan en af in de stad tol vrij. En de graaf zou kiezen in Groningen twee of drie die met zijn ambtslieden binnen Groningen uit zouden berechten de burgers hun renten en schulden die ze in Friesland hadden en hen met gebodsbrieven veroorloofd te vermanen.
|
|
7b Tekst van het verdrag Item dat de grave to Oestvrieslant, in namen als vorgeroert is, de stad Groningen onbehindert sal blijven laten bij alsodane vrijheijden, preveleijen, rechten, olde heerkomen ende guede ghewoenten, als se bes heer in orer stadt gehat ende gebruket hebben; des gelijken den gijlden bij ore vrijheijden ende rechten, nae vermeldinge orer breve ende segele van de stad Groningen uutgeven. |
7b Tekst van het verdrag. Item, dat de grave te Oost-Friesland, in namen als voor aangeroerd is, de stad Groningen ongehinderd zal blijven laten bij al zodanige vrijheden, privilegies, rechten, oude herkomst en goede gewoonten als ze tot hier in hun stad gehad en gebruikt hebben; desgelijks de gilden bij hun oude vrijheden en rechten, na vermelding van hun brieven en zegels van de stad Groningen uitgegeven. Item, de graaf te Oost-Friesland der stad Groningen burgers en inwoners met de verwanten en bijstanders al hun goederen, rechten en heerlijkheden die ze in de Ommelanden tot deze tijd toe gehad hebben en later verkrijgen mogen, ongehinderd en zonder kosten hebben en gebruiken laten zullen, ook hoedanig en waar die gelegen zijn. |
|
8b Woe de greve quam in Groningen, ende daer gehuldet wort ende plicht ende ede nam |
8b Hoe de graaf kwam in Groningen en daar gehuldigd werd en plicht en eed nam. |
|
8c Van de veste ende slot an to leggen ende maken buten Oester poerte, ende meer anderen stucken |
8c Van de vesting en burcht aan te leggen buiten de Oosterpoort en meer andere stukken. |
|
9b Van den dach to Aedwert, to Wijnsum ende ten Damme, daer elck lant bij ene verscreven weren Als dit den landen aldus was voergeholden, doe trat voert de provest mester Hicko, Dirck van Ree ende de canceler, de daer weren van des greven wegen van Oestvrieslant, ende seden daer opentliken voer den gescijckeden des fursten van Saxen ende den gemenen Ummelanden, dat oer genedige here dede quijtsceldinge huldijnge, plicht ende ede, als se sijne genaeden gedaen hadden; ende bedanckede den landen alle oren truwen denst ende hulp, als se sijne genaden gedaen hadden; ende stelde se voert onder subiectie ende bescarmenisse des fursten van Sassen als een ewich gubernator. Daer alle de landen weren mede to vreden, unde naemen dat also an. |
9b Van de dag te Aduard, te Winsum en te Appingedam, daar elk land bijeen geschreven werden. Toen dit de landen aldus was voorgehouden toen trad voort de provoost meester Hicko, Dirck van Ree en de kanselier die daar waren vanwege de graaf van Oost-Friesland en zeiden daar openbaar voor de geschikte vorsten van Saxen en de gewone Ommelanden dat hun genadige keer deed kwijtschelding, huldiging, plicht en eed zoals ze zijn genade gedaan hadden; en bedankte de landen alle hun trouwe dienst en hulp zoals ze zijn genade gedaan hadden; en stelde ze voort onder beheer en bescherming der vorsten van Saksen als een eeuwige gouverneur. Daar alle de landen mee tevreden waren en namen dat alzo aan. |
|
9c Van dat de geschickeden van Sassen togen na Wijnsum ende ten ten Damme |
9c Van dat de geschikten van Saksen trokken naar Winsum en te Appingedam. |
|
10 Dit sijnt de artijkulen de tuschen den fursten van Sassen ende den greven van Oestvrieslant stadtholder gededingete ende gemaeket worden, doe he dat stadtholderscup an nam, anno M Vc ende VI wonsdages voer Sunte Laurencij Toe dena vijfften, dat grave Edzart gene upset offte nie vunden up den landen make dan na bevel des fursten, ende he dem lande uut em selves gene gevetc dan woend in sijnen breff toegelaten is. |
10 Dit zijn de artikels die tussen de vorst van Saksen en de graaf van Oost-Friesland stadhouder bedongen en gemaakt werden toen hij dat stadhouderschap aannam, anno 1506 de woensdag voor Sint Laurentius. (5 augustus) Tot de vijfde, dat grave Edzard geen opzet of niet vindt op de landen en maakt dan na bevel der vorst en hij hem die de landen uit zichzelf geeft dan hoe in zij brief toegelaten is. |
|
DEEL III - J 1a Van dat de van Groningen gedaget worden van den Romschen konijnck tegen den hartogen van Sassen int kamergerichte to Constans |
DEEL III - J 1a Van dat die van Groningen gedaagd werden van den Roomse koning tegen de hertog van Saksen in het kamergerecht te Konstanz. 1b Te traag en ongunstig verloop van de zaak volgens de Saksen. |
|
2 Van de sitacie ende daginge vanden biscop to Utricht to Loeven |
2 Van de citatie en daging van de bisschop te Utrecht te Leuven. |
|
3 Van de citatie vanden keijser den greven to Oestvrijeslandt ende de van Groningen to Nues inden Gestichte van Coelne tegen de hartogen vann Saxen hartoch Jurijen inden iare M vijff hundert ende elven 4 Van noch een dach geholden wort to Kollen voer den keijser anno etcetera M Vc ende XI |
3 Van de citatie van de keizer de graaf tot Oost-Friesland en die van Groningen te Neuss in het Sticht van Keulen tegen de hertog van Saksen, hertog Jurien in het jaar 1511. Maximiliaan, de keizer van Rome, met de keurvorsten en bijstanders van het Heilige Rijk heeft gedeputeerd en gezet vanwege zijn keizerlijke majesteit en het Heilige Rijk de hoog geboren vorst en heer, heer Filips, aartsbisschop te Keulen, en hertog Willem, hertog van den Barge en Gulik, en een landcommandeur der Duitse heren van Covelens, vulmachtige rechters in het geschil tussen de vorst van Saksen en de graaf van Oost-Friesland en die van Groningen. En zijn daar gedaagd van de keizerlijker majesteit te Neuss voor deze gedeputeerde heren en rechters te compareren en te wezen de vierde dag in augustus. Zo heeft de graaf daar ter rechtszitting heen gestuurde en gezonden meester Hicko, provoost te Emden, meester Harcko, doctor, Victor Vriese en zijn kanselier. Die van Groningen hebben daar gezonden meester Willem, doctor en pastoor te Sint Maaten, Peter Sickinge en Lulof Coenrades, beide burgemeesters, en meester Gelmer Kanter, heer en secretaris. Deze zijn vertrokken de woensdag voor Sint Pterus Banden en zijn daar gekomen te Neuss op de gestelde tijd; en hebben daar gevonden de graaf van Bentheim, indertijd van West-Friesland vanwege de vorst van Saksen, met meer raadsvrienden der Saksische heren.
Maximiliaan de keizer met velen heren en vorsten was te Keulen en daar werd de graaf van Oost-Friesland rechtszitting voor de keizer te komen tegen de hertog van Saksen om hun geschil met recht te scheiden. Daar heeft de graaf heen gezonden ter rechtszitting zijn gevolmachtigde raden die daar lang waren te Keulen tegen de geschikte reden der vorst van Saksen en menige dagen tegen elkaar voor de keizerlijke majesteit zijn geweest. Maar de keizer met de vorsten en heren konden daar toen nog geen uiteindelijk afscheid of recht geven van hun beide geschil; dan hen werd daar gezegd; ze zouden zich daarnaar stelle en geven hun beide geschil aan onpartijdige heren en laten ze in vriendschap verenigen en konden ze niet verenigd worden zo werd hen beiden een dag van recht weer betekend in het Kamergerecht te Worms, daar men ze dan met recht scheiden zou in het jaar ons Heren 1512 op de Heilige Drie Koningen avond. |
|
5 Van Sijarth Muckema ende Garbet Muckema gebroders ende Jemme her IJwesma, ende wo daer twe gerichtet wort |
5 Van Sijarth Muckema en Garbet Muckema gebroeders en Jemme heer IJwesma, en hoe die twee berecht werden. |
|
6 Van dat huus to Koverde wort ingenomen ende gewonnen, ende wo de biscop van Utricht mijtten Stichte dat weder krech |
6 Van dat huis te Coevorden werd ingenomen en gewonnen en hoe de bisschop van Utrecht met het Sticht dat weer kreeg. Dus kwam dat huis weer bij dat Sticht en Alof van Rechters kwam daar weer op voor een drost dat recht in het land van Drenthe te bewaren. |
|
7 Incidentele terreur van Roelof van Munster in Zuidoost Drenthe 9 Nieuwe terreur van Roelof bij Ommen en in Drenthe |
7 Incidentele terreur van Roelof van Munster in Zuidoost Drenthe. 9 Nieuwe terreur van Roelof bij Ommen en in Drenthe.
|
|
Deel III-K Graaf Edzard kan noch Groningen noch Oost-Friesland afdoende beschermen (1512-1514) |
Deel III-K Graaf Edzard kan nog Groningen nog Oost-Friesland afdoende beschermen. (1512-1514) Saksen, na het afgaan van wijlen hertog Albrecht zijn vader, onbillijk, ook tegen onze commissie, declaratie en uw eigen wil en schrijven geweigerd heeft de leen van uw graafschap te ontvangen en daarom behoorlijk plicht te doen en dat u, boven dat hij u in zijn leven stadhouder in Oost-Friesland en de Ommelanden geordineerd heeft en u ook dezelfde tijd stadhouder te schrijven en te noemen vergund hebt en diezelfde landen te voorzien en tijdens zijn leven overheid te handhaven te hebben bevolen, daartegen heeft gehandeld en geappelleerd zo van dezelfde tijdens zijn leven geschied te verhinderen onderstaat; desgelijks het bewilligde geld en rente niet inbrengt en verrekent of hem zijn behoorlijke deel daarvan niet geeft; daartoe die van de Appingedam, die van het Oldambt en anderen tot de huldiging en onderdanigheid niet brengt; ook de verzekering en borgtocht der landen tegen geld, zo wij op de Ommelanden verschijnen af te treden en niet doen wil tegen recht en billijkheid en ook de brieven en verdragen tussen u opgericht en gemaakt. Omdat nu al zulke voornemen onbillijk, ook tegen onze uitgegane commissie en declaratie is en ons als Roomse keizer daarin het zijne behoort en te voltrekken schuldig zijn en zonder weigering en onze verdere verwijzingen doen zou, wat wij toch uit verdere aanzoeken en berichten, voor genoemd van onze oom, van u verachtelijk over gegaan zijn bevonden – daarom gebieden wij u, bij vermijden van onze en het Rijk zware ongenade en bestraffing daartoe ons en het Heilige Rijk ban en hoogste ban ernstig met deze brief en willen dat u en uw lenen, erven en graafschap en alle andere stukken en goederen, zo van ons en het Heilige Rijk te leen voeren, nu ten bevordering van de genoemden onze lieve oom en vorst hertog Georg te Saksen en zijn erven te leen ontvangt, hem daarvan ook behoorlijke eed en plicht doet, getrouw, gehoorzaam, gedienstig en waardig bent om zijn leenheer te doen dat behoort. Daartoe zeggen wij uw leenplicht, of als u ons op enige manier verwant was en u derhalve tegen dezelfde ons bevel te behelpen vermijdt, in kracht van deze brief leeg en loos, alzo ook u hem en zijn erven nu hiervoor en daarmee verbonden en verplicht bent; u ook de titel van stadhouder ambt, zo lang u leeft dat wil te laten, te gebruiken en te appelleren aan zijn liefde te doen niet verhindert; ook de overheid trouw vasthoudt en niet onttrekken laat; en de gewoonlijke bewilligde renten in de Ommelanden, als uw ambt toestaat, vlijtig inbrengt alle jaren behoorlijk met redelijke rekening en betaling dat u zo daarvan schuldig blijft, ook wat u daar tot deze tijd nog niet ingebracht hebt, onterecht niet betaald; en die van de Appingedam, die van de Oldambt en anders, zo onze oom hertog Georg niet gehuldigd nog gezworen is, daartoe bedingt en behoudt en daarmee zijn huldiging en belofte te doen; en anders alles dat vele opbrengst en voltrekt zo tussen de genoemde onze oom en vorst van Saksen en u opgericht en besloten is; der gelijk genoegzaam, borgtocht en verzekering geweest, wanner u zijn geliefde het geld zo u op de Ommelanden voorschreven is betaald dat u als dan zijn geliefde dezelfde Ommelanden toestond en zonder weigering en schade aftreden en u tot zijn handen stellen en antwoorden wil; en dus alles en ettelijk in twee maanden na het vertonen van ons dit bevel voltrekt in maten die u dan te doen schuldig bent. En wij ons tot gans voorzien daar u daaraan doet uw ernstige mening. Zo u dat overal dat niet doen en verder ongehoorzaam verschijnt zo worden wij uit overheid veroorzaakt met de boven geschreven en andere boete en straffen tegen u als ons en het Rijk ongehoorzaam acht voor te nemen en te handelen. Daarna weet ge u te richten. Gegeven in ons en de Heilige Rijks stad Keulen in de 21ste dag van de maand september na Christus Geboorte 1512, ons Rijk de Roomse in de 27ste en de Hongaarse in de 23ste jaar. |
|
2 Overleg te Aduard over financile aspecten van overdracht mislukt |
2 Overleg te Aduard over financile aspecten van overdracht mislukt. |
|
3a Tocht hertog Georg naar Oost-Friesland weinig succesvol |
3a Tocht hertog Georg naar Oost-Friesland weinig succesvol. |
|
3b Platteland gebrandschat door Saksen en door Edzard |
3b Platteland gebrandschat door Saksen en door Edzard. |
|
4Van des keijsers breven ende breven de vanden Sassigen van de Weerdenbras gescreven weren aen den Groningers |
4 Van de keizers brieven en brieven die van de Saksers van de Weerdenbras geschreven waren aan de Groningers. |
|
5 Van dat de greve ende die van Groningen besetten Slochteren, Hoge kercke ende ten Buer dat clooster int jaer M Vc und XIIII |
5 Van dat de graaf en die van Groningen bezetten Slochteren, Hoogkerk en te Ten Boer dat klooster in het jaar 1514. 6 Van de brieven die de vorst van Saksen zond in Groningen Aswoensdag in het jaar 1414. |
|
7 Van den dach die to Meppen op der Eemse geholden wordt des frydages voer Invocavit inder Vasten int jaer M Vc ende XIIII Ende sijnt daer beijde partijen ter beteekender tijt voer de scheijdes voerschenen. Ende elck part voer ende nae ingeeijsschet, om elck to hooren clage ende antwoordt, woorden ende wederwoorden, de al to lanck sint to vertrecken, want der reden an beijden sijden lanck ende breet weren, want de scheijdesheeren daer dre dagen over handelden ende sprake mit beijde partijene hilden; soe dat des greven reden ende den van Groningen twijvelden, dat de scheijdesheeren meer kijpeden ende partijelick weren mitten Sassigen dan mitten greven. Dan ten laesten mit grooten arbeijt der scheijdesheren dat de Sassigen den greven aff eijsscheden: dat de greve solde zijn lande te leene nemen van den fursten van Sassen int ewige, ende solde em ontslaen ende in doen Groningen ende de Omlanden tusschen der Eemse ende Lauwersche, ende den Dam ende dat Olde amt; ende daer toe solde he den fursten quijt schelden de LXII dusent Rins gulden, die em die furste van Sassen schuldich was, ende daer toe geven hondert dusent Ryns gulden; ende daer voer solde he den fursten in doen ende to gijssel setten drije van zijnen sloten ende borgen, alse Stijckhusen, de Vredeborch ende den Oert. Des greven reden hebben geeijsschet tom hebben vanden fursten van Sassen dreemael hundertdusent Rinss gulden voer sodane rooff, brant ende schaden, als he em boven recht ende reden sonder ontseggen in zijn lant gedaen hadde mitten knechten – daer hier voor van gescreven is – de noch omtrent an zijn lant lagen, in Her Omken landt ende joncker Christoffers van Jeveren lant lagen. Sus deeden desse fursten ende scheijdesheeren grooten arbeijt tusschen beydep partijen, men se kondent tot geenen eijnde brengen, dat den parten beleven wolde. Soe hebben de geschickede rede des greven ende Groningers desse beijde fursten ende scheijdesheeren hoechlicke bedancket oers grooten arbeijts ende guetwillicheijt, daer se sick sus in bewijst ende gedaen hebben; ende sijnt weder to huijss gecomen binnen Groningen up Sunte Gregorius dach, ende den Raedt opt huijss weder in gebracht int lange al, dat op den dach daer gehandelt was. |
7 Van de dag die te Meppen op de Eems gehouden werd de vrijdag voor de zondag van Pasen in de Vasten in het jaar 1514. En daar zijn beide partijen ter getekende tijd voor de scheidsrechter verschenen. En elke partij werd voor en na geëist om te horen hun klachten en antwoorden, woorden en wederwoorden, die allen te lang zijn om te verhalen want de redenen aan beide zijden waren lang en uitvoerig want de scheidsrechters handelden daar drie dagen over en hielden woorden met beide partijen; zodat de raden van de graaf en die van Groningen twijfelden dat de scheidsrechters meer hielden en partijdig waren met de Saksers dan met de graaf. Dan tenslotte met grote moeite der scheidsrechter dat de Saksers van de graaf af eisten: dat de graaf zou zijn land te leen nemen van de vorst van Saksen in het eeuwige en zou zich ontslaan en in doen Groningen en de Ommelanden tussen de Eems en Lauwers en Appingedam en dat Oldambt; en daartoe zou hij de vorst kwijt schelden die 70 000 Rijns gulden die hem de vorst van Saksen schuldig was en daartoe geven 100 000 Rijnse gulden; en daarvoor zou hij de vorst in doen en tot gijzelaar zetten drie van zijn burchten en sloten als Stickhausen, de Vredeborg en de Oort. De raden van de graaf hebben geëist om te hebben van de vorst van Saksen driemaal 100 000 Rijnse gulden voor zodanige rood, brand en schaden zoals ze hen boven recht en reden zonder ontzeggen in zijn land gedaan had met de knechten – daar hiervoor van geschreven is – die nog omtrent aan zijn land lagen, in Heer Omken land en jonker Christoffel van Jever land lagen. Dus deden deze vorsten en scheidsrechter grote arbeid tussen beide partijen, maar ze konden het niet tot een einde brengen dat de partijen believen wilde. Zo heeft de geschikte raad van de graaf en Groningers deze beide vorsten en scheidsrechters hoog bedankt van hun grote arbeid en goedwilligheid waar ze zich in bewezen en gedaan hebben; en zijn weer thuis gekomen binnen Groningen op Sint Gregorius dag en de Raad op het huis weer ingebracht in het lange alles dat op die dag daar behandeld was. |
|
8Van Selwert weerloos to maken ende de ontseggelbreven ende den brant buten der Ae poorte ende meer ander dingen int jaer M Vc und XIIII |
8Van Selwerd weerloos te maken en de ontzegbrieven en de brand buiten de A poort en meer andere dingen in het jaar 1514. |
|
9a Eerste ongenoegen te Groningen over falen van Edzard Die greve van Oostfrieslandt de quam over bynnen Groningen inde weke Reminiscere, ende wolde schattinge hebben vanden Groningers; ende de Raedt mit vole vanden borgeren hadden em dat also wal willen hebben to gestaen. Item in desse selve weke quemen de Sassigen uut Adewerdt inde kercke to Suedwolde, ende besetten de mit volcke, ende makeden de kercke vast mijt een bolwerck, daer de bueren daer omlanges to moesten arbeijden ende graven ende bolwarcken. Item oick in desse selve weke togen de Groningers vuijt, mijt oer scutten ende oer kryges luden ende anders vole borgeren ende inwoonders, mit oer schuttenj ende andere schepen opt veen, ende haelden voelek torves; so datsse al gereddet worden mit torff, so dat elck kreech so veele, datse gene kummer van brandes halven hadden in oer husen, ende elck mede thom brouwen ende ten backen. 9b Van een andtwoordt den greven van Koningsteijn, ende den brant buten Botteringe poort und Heer poorte, ende dat schutgeveerde opten esch |
9a Eerste ongenoegen te Groningen over falen van Edzard. Die graaf van Oost-Friesland de kwam over binnen Groningen in de week Reminiscere en wilde schatting hebben van de Groningers; en de Raad met vele van de burgers hadden hem dat alzo wel willen hebben toegestaan. Item, in dezelfde week kwamen de Saksers uit Aduard en de kerk te Zuidwolde en bezetten die met veel volk en maakten de kerk vast met een bolwerk waar de buren daar omheen toe moesten arbeiden en graven en bolwerken. Item, ook in dezelfde week trokken de Groningers uit met hun schutters en hun krijgslieden en andere vele burgers en inwoners, met hun schuiten en andere schepen op het veen en haalden veel turf zodat ze geheel gered werden met turf zodat elk zoveel kreeg dat ze geen kommer van brandvoorraad hadden in hun huizen en elk mee te brouwen en te bakken. 9b Van een antwoord van de graaf van Konigstein en de brand buiten Boteringenpoort en Herenpoort en dat schietgevaar op de es. Daar trokken wee vaantjes krijgsknechten van de Saksers uit Aduard naar Weerdenbras de woensdag voor Onze Lieve Vrouwe dag Ontvangenis. Des vrijdag daarna op Onze Lieve Vrouwe avond omtrent twaalf uur in de nacht kwamen de Saksers uit Aduard of Zuidwolde, dat ze bezet hadden, en verbrandden vele huizen en kamers buiten de Boteringenpoort. Vort dezelfde morgen te zes uur kwamen ze uit Essen, daar ze dezelfde nacht ingekomen waren met een grote hoop volk te voet en te paard, en verbrandden een molenaarshuis bij de uiterste molen. Daarna omtrent acht uren kwam de hele hoop uit Essen, maar de orde en vaantjes bleef staan te Helpman. En de Groningers trokken uit met de schutters en hun krijgsvolk – daar waren omtrent honderd knechten en vele burgers en lieten de orde en vaantjes staan bij de uiterste molen. En daar liepen er veel uit met geschut tegen de vijanden op het schietgevaar; en de Saksers kwamen hen dapper tegen mee en een hoop te voet en ook omtrent 20 of 25 te paard en goed uitgerust en hielden lang schietgevaar met elkaar; maar daar werd geen grote schade aan beide zijden geleden, daar mocht wal vier of vijf doden blijven van de Saksers. Daar bleef ook een ridder dood en die werd te Essen voor het hoge altaar begraven; en de Groningers geen doden, maar daar werden enigen gewond. |
|
9c Van de Sassigen de Vreborch ende Eemse inkregen, ende de ander vesten inden Ommelanden bij Groningen Anno 1414 |
9c Van de Saksers die Vredeborg en Eems inkregen en de ander vestingen in de Ommelanden bij Groningen. Anno 1414. |
|
9d Van al de vesten ende legeren de die Sassigen hadden ghemaket, ende woese weder veriaget werden van den greven De gevanghen huijsluijden wordena geranssoent elck na oer goet, ende kriges knechten na kriges recht; dat gescach des dinxdages na Judica inder vasten. |
9d Van alle vestingen en legers die de Saksers hadden gemaakt en hoe ze weer verjaagd werden van de graaf. De gevangen huislieden werden op losgeld gesteld en elk naar zijn goed en krijgsknechten naar krijgsrecht; dat geschiede de dinsdag na Judica in de vasten. |
|
10 Van den dach die de greve van Konijngsteijn hielt mitten greven ende den Groningers ten Horen int clooster, anno 1514 Daer wort een dach beramet ten Horen int clooster tusschen den greven van Konijncksteijn, als een geschicket ende gedeputeert hoefftman van wegen der keiserlike maiesteijt ende des Hilligen Rikes – daer hier voer van gescreven is – mijt twee doctoren de mijt em daer quemen ter dachfaert; ende des greven raedt, alsb mester Hicko van Dornum ende mester Harko doctor; ende vander Groninger wegen mester Willem Frederici doctor ende kerck herd to Sunte Martene, Peter Sickinge, Luleff Koenders beijde borgemesteren, mester Gelmer Kanter secretarius ende mede Rades heer, ende de twee bouwmesteren der gilden, alse Johan Uffkens de schoemaker ende Sander zaelmaker. Daer is van beijden partijen mannigerleije articulen voer ghenomen, de al nijet van nooden is te scrijven, want dat voernemen vanden greven van Konijncsteijn was bij nae als de Sassigen hadden to Meppen – op den dach de hier al verclaert is voer int kronikel – ende des greven antwoordt ende der Groninger was oick noch alse soe voer soe nae; soe datsse daer nijet konden van maken, dat den parten lidelick was. Doch daer wordt soe voele in gehandelt, dat elck part solde sick bet beraden, ende comen des anderen dages tytliken weder bij ene, umm wat goedes to vinden, daermen den vrede mede mochte becomen. Ende de Groningers quemen des avendes weder inde stadt. Ende op denn selven dach gescach, dat die greve van Oostfrieslant den slach ten Delff zijel ende voorden Dam hadde mitten Sassigen, daer hier voer van gescreven is; ende daero wiste do noch niemandt van ten Hoeren. Nu des anderen dages so togen die geschickede Rades frunden weder ter dachfaert ten Horen; ende als se weder mit malcanderen ter spraken quemen, so haddense alle dinck vande nederlage der Sassigen wal verstaen ende gehoort, daer se al wat mede verslagen weren. Doch nijet te min se hadden in scriften geset thijn articulen, die des greven raedt van Oostfrieslant ende den Groningers niet een van belevede an tho nemen: als datsse den greven van Konijncksteijn solden in oer stadt nemen van wegen der keijserlijcken maiesteijt ende des Hilligen Rijckes, de stadt in tho holden in sequesters hant mijt een getal van volcke tot sijn goet beduncken ende dan to ontkenninge des Camer gerichtes; ende datse dan em de vestent bijnnen Groningen solden in doen ende den greven van Oostfrieslandt solden ontslaen; oock dat de grave solde em die regieringe der Ommelanden solde ontslaen, ende den Dam leveren den fursten van Sassen over, ende dat Olde ampt daer to vermoghen, datsse em hulden, plicht ende ede solden doen; oock dat de greve solde zijne landen nemen to leen vanden fursten van Sassen als een eeuwich gubernatoer der Vreescher landen van wegen des Hillighen Rijckes; ende daer toe solde he em geven een groote somme van panningen, om de besperinge de he em gedaen hadde in dessen orloge, daer se nu noch in stunden mijt malcanderen; ende daer voer solde he hema in doen twee ofte dree sloten ende borgen in zijn lant tho gijsel. Dit behagede des greven raedt van Vrieslant ende den Groningers niet, ende wolden daer veerdeb mijt em nijet op handelen. Men dije pastoor mester Willem – de een wijs vervaren man was, ende all tijt vanden ersten ten laesten dit warck de naiste twintich jaren hen tot nu al dit orloich tusschen den Groningers ende den Westfriesen voer ende den fursten van Sassen ende den graven van Oostfrieslant na hadde gehandelt – de ginck doee alleene sitten bijden grave van Konijncsteijn, ende vertoech em alle die gerechticheijt ende gelegentheijt der saecken, die de Groningers hadden totten Omme landen ende tegen den fursten van Sassen, ende sede em dat int lange dat begin dat middel ende dat eijnde. Doe dat de greve al hadde uutgehoort, sede he wederop: he hadde des so gene wetenheijt dat gelech der saken. Hij moeste den fursten van Sassen oick hooren, wat he op desse articulen seggen wolde; ende soe duchte em hier op geraden toe wesen, dat die pastoor mijt em solde reijsen tho Leeuwerden an den fursten van Sassen op vast zeker geleijde. Men solde sporen aen em, he wolde daer soe in arbeijden als een liefhebber des vreden, dat beijde partien solden verlijket worden. Ende daer is die pastoor mit den greven hen gereijset to Leeuwerden aen den fursten van Sassen. Als sek bij sijn genade daer quemen, ende em to woorden gecomen weren, soe dede de pastoor mester Willem syne saken up, daer se om gecomen weren. Soe wort die furste mitten ersten heel onpertuijn ende uuter maten heel heet ende quaet, soe dat hij van quaetheijt stamerde, soe dat hij nouwe een woordt konde recht uutspreken, ende verachtede den grave van Oostfrieslant to male zeer, so dat he hem nauwe mochte hooren noemen, ende wo dat hij al sijnen handel sus onrecht boven zegel ende breven ende eede mijt em gedaen hadde, mijt andere vele boose woorden; ende oeck wo dat de stadt van Groningen oeck em grotes besperinge ende hinder ende schaden hadden gedaen, so dat hij tot gene vredelicke possessie der landen konde comen, de hemt vanden keijser ende vanden Rijcke bevolen ende ondergeworpen weren eeuwich gubernatoer, ende woe se sick noch hilden aenden graven, ende se em oer stadt niet openden ende doen wolden na inholt des keijsers mandaet; mit meer lange reden, die em daer bij velen. Soe veel de pastoor mester Willem voer den fursten op zijne kneen, ende sede em toe: ҈oochgeborne furste, genadige lieve heere, U genaden woorden sijnt tho male heet en de ongenaedich quaet. Begere oetmoedelicken, uwe genaden de quaetheijt willen en weijnich berusten laten, ende hooren mij genedichlicken, ende setten van juw uwe furstelicheijt, ende spreken mijt mij als Jurien ende nijet als een furste van Sassen, ende ick schamele prister Willem wil mit u spreken alse Willhem. Ende mach dat joe also neet scheen, so begere ick van juw genaden orloff op mijn geleijde wederom to huijs to reijsen.ӠSo belevede dat den fursten so mijt em to spreken alse Georgius ende Willhem, ende leet den pastoor vander eerden op nemen. Ende daer ginck die furste ende de greve van Konincksteijn ende mester Willhem onder em dreen bij een sitten. So seijde em die pastoer toe voer een antwoort op zijne reden, dee hem int ankomen had gesecht – so ghij hier voren gehoort hebben – so dat he daer niet were omg gecomen op alle zijne articulen, die he hem voorgegeven hadde, to argueren, to straffen ende op to andtwoorden; dat was gerichtelicken voer dat Camergherichte ende to Nues voer de geschickede commissarien der keijserlicker maiesteijt voor recht; ende oick op fruntlicke dagen onlanges to Meppen geholden, ende bij den greven van Conincksteijn ten Hoeren int clooster ende op andere steden ende fruntlijcke dagen, dat recht dat de grave ende de van Groningen hadden, int lange ende breede al voor gegeven ende gesecht, daer an beijden partijen nijet vole in was verswegen; so wolde he hier nu niet op antwoorden. Men he were daer om gecomen mitten greven van Konijncksteijn, omme jenige middel ende wege tem soeken, daermen tusschen beijden partijen mochte enen vreden ende soene mede becomen mochten, ende datmen den grooten guedschaden beijder heeren ende verderffenisse der landen ende moert, brant ende dootslach muchte mede te rugge stellen. So hevet de greve van Konincksteijn tusschen beijden, als een liefhebber des vreden alst scheen, ingesproken, soe dat daer sijnt ontworpen ender concipieert zekere articulen ende puncten, daer de furste van Sassen mitten greven ende Groningers in fruntschap op handelen wolden, indens em daer op belevede mijt em tho handelen. Endet daer mede hebben se oeren affscheijt vanden fursten genomen, ende sijnt weder tho huijs gecomen. De greve bleeff tho Leeuwerden, ende mester Willhem quam Witten Donredach to huijs. Ende daer vant hij den provest mester Hicko, den hevet he den andtwoordt sus woe voer weder ingebracht, de van stonden an daer mede is gereijset over de Eemse naden greven; daer doe vort een bestant is op beramet veertijn dagen lanck. Ende wordt off gekundiget over de kercke op Paesch maendach ende solde uutgaen op Meij avent; men daer solde an beijden sijden nijemant tot malcanderen uuth reijsen, ende de van Groningen solden niet inhalen van privande, soe dat elck solde blijven de tijt des bestandes in sijn gewarsum. |
10 Van de dag die de graaf van Knigstein hield met de graaf en de Groningers te Horen in het klooster, anno 1514. Daar werd een dag beraamd te Horen in het klooster tussen de graaf van Konigstein, als een geschikte en gedeputeerde hoofdman vanwege de keizerlijke majesteit en het Heilige Rijk – daar hiervoor van geschreven is – met twee doctoren de met hem daar kwamen ter rechtszitting; en de raad van de graaf als meester Hicko van Dornum en meester Harko doctor; en vanwege de Groninger meester Willem Frederic, doctor en pastoor te Sint Maarten, Peter Sickinge, Luleff Koenders, beide burgemeesters, meester Gelmer Kanter, secretaris en mede Raadsheer, en de twee bouwmeesters der gilden, als Johan Uffkens de schoenmaker en Sander zadelmaker. Daar is van beide partijen menigerlei artikel voor genomen, die allen niet nodig zijn te schrijven want dat voornemen van de graaf van Konigstein was bijna zoals de Saksers hadden te Meppen – op den dag die hier al verklaard is voor in de kroniek – en de graaf antwoord en der Groningers was ook nog alzo voor en zo erna; zodat ze daar niets van konden van maken dat den partijen lijdzaam was. Doch daar werd zoveel goed in behandeld dat elke partij zou zich beter beraden en komen de volgende dag tijdig weer bijeen om wat goeds te vinden waarmee men de vrede mocht bekomen. En de Groningers kwamen die avond weer in de stad. En op dezelfde dag geschiedde dat de graaf van Oost-Friesland de slag te Delfzijl en voor de Appingedam had met de Saksers, daar hiervoor van geschreven is; en daar wist toen nog niemand van te Horen. Nu des volgende dag zo trokken de geschikte Raadsvrienden weer ter rechtszitting ten Horen en toen ze weer met elkaar ter spraken kwamen zo hadden ze alle dingen van de nederlaag der Saksers wel verstaken en gehoord, daar ze allen wat mee verslagen weren. Doch niettemin ze hadden in schriften gezet tien artikels die de raad van de graaf van Oost-Friesland en de Groningers niet een van geliefde aan te nemen: als dat ze de graaf van Konigstein zouden in hun stad nemen vanwege de keizerlijke majesteit en het Heilige Rijk de stad in te houden in beslaglegging hand met een getal van volk tot zijn goeddunken en dan tot ontkenning der kamergerecht en dat ze hem dan de vesting binnen Groningen zouden in doen en de graaf van Oost-Friesland zouden ontslaan en ook dat de graaf zou zich de regering der Ommelanden ontslaan en de Appingedam leveren de vorst van Saksen over en dat Oldambt daar te vermogen dat ze hem huldigen, plicht en eed zouden doen; ook dat de graaf zou zijn landen nemen te leen van de vorst van Saksen als een eeuwige gouverneur der Friese landen vanwege het heilige Rijk en daartoe zou hij hem geven een grote som van penningen om het bespringen die hij hem gedaan had in deze oorlog waar ze nu nog in stonden met elkaar en daarvoor zou hij hem die twee of drie burchten in zijn land tot gijzel. Dit behaagde niet de raad van de graaf van Friesland en Groningers en wilden daar met hem niet op onderhandelen. Maar die pastoor meester Willem – de een wijs ervaren man was en altijd van de eersten tenslotte dit werk de naaste twintig jaren hem tot nu al deze oorlog tussen de Groningers en de West-Friezen voor en de vorst van Saksen en de graaf van Oost-Friesland nauw had gehandeld – die ging toen alleen zitten bij de graaf van Konigstein en verhaalde hem alle gerechtigheid en gelegenheid der zaken die de Groningers hadden tot de Ommelanden en tegen de vorst van Saksen en zei hem dat in het lange dat begin, dat midden en dat einde. Toen dat de graaf allemaal had gehoord zei hij wederom: hij had dus niet zo geweten de gelegenheid der zaken. Hij moest de vorst van Saksen ook horen wat hij op deze artikels zeggen wilde; en zo duchtte hem hierop geraden te wezen dat de pastoor met hem zou reizen naar Leeuwarden aan de vorst van Saksen op vaste zekere geleide. Men zou bespeuren aan hem, hij wilde daar zo in werken als een liefhebber der vrede, dat beide partijen zouden verenigd worden. En daar is di pastoor met de graaf hen gereisd te Leeuwarden aan de vorst van Saksen. Toen ze bij zijn genade daar kwamen en hem te woord gekomen waren zo deed de pastoor meester Willem zijn zaken open waar ze om gekomen waren. Zo werd de vorst als eerste heel ongeschikt en uitermate heel heet en kwaad zodat dat hij van kwaadheid stamelde zodat hij nauwelijks een woord recht kon uitspreken en verachtte de graaf van Oost-Friesland te male zeer zodat hij hem nauwelijks mocht horen noemen en hoed fat hij al zijn handel dus onrecht boven zegel en brieven en eed met hem gedaan had met andere vele boze woorden; en ook hoed dat de stad van Groningen ook hem grote bespringen, hinder en schade hadden gedaan zodat hij aan geen vredige bezitting der landen kon komen de hem van de keizer en van het Rijk bevolen en onderworpen waren als eeuwig gouverneur en hoe ze zich nog hielden aan de graaf en dat ze hem de stad niet openden en doen wilden naar inhoud van de mandaat van de keizer; met meer lange rede die hem daarbij vielen. Zoveel dat de pastoor meester Willem voor de vorst viel op zijn knieën en zei tegen hem: ҈oog geboren vorst, genadige lieve heer, U genadige woorden zijn te male heet en de ongenadig kwaad. Begeer ootmoedig, uwe genade de kwaadheid wil een weinig berusten laten en hoor mij genadig en zet van uw vorstelijkheid en spreek met mij als Jurien en niet als een vorst van Saksen en ik schamele priester Willem wil met u spreken als Willem. En mag het dat het u alzo niet schijnt, zo begeer ik van uw genaden verlof op mijn geleide wederom thuis te reizen.Ӎ Zo geliefde dat de vorst zo met hem te spreken als Georg en Willem en liet de pastoor van de aarde opnemen. En daar ging die vorst en de graaf van Konigstein en meester Willem onder hen drieën bijeen zitten. Zo zei hem die pastoor tot voor een antwoord op zijn redenen die hem in het aankomen gezegd waren – zo gij hiervoor gehoord hebt – zodat hij daar niet weer terug kwam op al zijn artikels die hij hem voorgegeven had te argumenteren, te straffen en op te antwoorden; dat was berecht voor dat Kamergerecht en te Neuss voor de geschikte commissarissen der keizerlijke majesteit voor recht; en ook op vriendelijke dagen onlangs te Meppen gehouden en bij den graaf van Konigstein te Heren in het klooster en op andere plaatsen en vriendelijke dagen dat recht dat de graaf en die van Groningen hadden in het lange en uitvoerig al voor gegeven en gezegd, waaraan beide partijen niet veel in was verzwegen; zo wilde hij hier nu niet op antwoorden. Maar hij was daar gekomen met de graaf van Konigstein hem enige tussenweg te zoeken waarmee men tussen beide partijen mocht een vrede en verzoening mee bekomen mocht en dat men de grote goederen schaden tussen beide heren en bederven der landen en moord, brand en doodslag mocht mede terug stellen. Zo heeft de graaf van Konigstein tussen beide, als een liefhebber de vrede zoals het scheen, ingesproken, zodat daar zijn ontworpen en concipieert zekere artikels en punten daar de vorst van Saksen met de graaf en Groningers in vriendschap op handelen wilden indien ze zich daarop beliefden met hem te handelen. En daarmee hebben ze hun afscheid van de vorst genomen en zijn weer thuis gekomen. De graaf bleef te Leeuwarden en meester Willem kwam Witte Donderdag thuis. En daar vond hij de provoost meester Hicko en die heeft het antwoord dus zo verder weer ingebracht die van stonden aan daarmee is gereisd over de Eems naar de graaf; daar toen voort een bestand op beraamd is van veertien dagen lang. En werd afgekondigd ter kerk op Paasmaandag en zou uitgaan op mei avond; ,aar daar zou aan beide zijden niemand naar elkaar reizen en die van Groningen zouden niet inhalen van proviand zodat elk zou blijven de tijd van het bestand in zijn gebied. |
|
Ende de greve van Oestfrieslandt quam over hijer to Groningen Paesche woensdach. So was daer een bestant gemaket tusschen beijden partijen durende van Paesche dach an veertijn dagen lanck; dat ginck do vuijt op Mey avont als hijer voren gescreven staet. Soe wordt in dessen bestande noch beramet een dach ter vrentscape vanden greven van Konijncksteijn tusschen beyde partijen, den dach to Dorckwart mijt malcanderen to holden des donderdaghes nae Paesschedach. Daer synth hen gereijset ter dachfaert van des graven raede ende den Groningers, de ten Horen int clooster geweest hadden; ende de Sassige reden sijnt em daer te moete gecomen, ende de greve van Konincksteijn als een goet middeler van wegen der keijserlicker maiesteijt ende des Hilligen Rijkes, soe ghij voerk gehoort hebben. Soe sijnt daer noch drijel dagen nae geholden, als de anderde des frijdages daer nae, dem darde des sondages daer nae, ende des maendages to Selwert int clooster, daer de greve van Oostfrieslant selven ter dachvaert quam; ende daer quam de greve van Konijncksteijn em toe moete, ende de Sassige quemen daer niet. Ende soldemen al scrijven, dat op elcken dachvaert tusschen beyde partyen voer genomen ende voergegeven wort, soldeo vele tijdes nemen, ende solde vole to lanck vallen; menrdat principaelstes endet swaerste wil ick scrijven, daer dat fundament der sake beijder partijen op rustede ende an gelegen was. Soe was dit der Sassiger voernemen: dat dije greve van Oostfrieslant solde em los ende ledich heel ontslaen de stadt van Groningen, den Dam ende de Ommelanden tusschen der Eemse ende Lauwersche, mijt dat Olde ampt ende heel Reijderlant als Jemminge, Hogenbunde, Wener mijt alle den dorpen an desse zijdt der Eemse gelegen; daer toe solde hij alle zijne landen ende sloten over de Eemse gelegen belenen vanden fursten van Sassen, ende int eeuwige to lene holden vanden fursten ende syne nacomelinghen; ende weert sake dat dat greffscup van Emden erstorve sonder arffgename, so solde dat arffelijcke comen aen den fursten van Sassen; ende daer toe solde de greve oidtmoedelick in zwarten clederen op sijne kneen vallen voer den fursten van Sassen, ende bidden em om vergyffenisse van datgene, dat he tegens em gedaen mochte hebben; ende daer toe solde he den furstenaf geven quijt de tweentses tich dusent Rinsgulden, de he den fursten op dit landt gedaen hadde; ende daer toe geven tweemael hundert dusent Rinsgulden; ende daer toe de Vredeborch, die de furste hadde ingewonnen, solde he int eeuwige voor sijne holden; ende de van Groningen solden den fursten openen ende in doen oere stadt ende de borch, mit een getal van volck tot zijn goetduncken, daer he sick mede bewaert mochte wesen; ende de borch solde he een jaer lanck in holden, ende bijnnen jaers solden de van Groningen sijn furstelijcke genaden bouwen ende timmeren eens eerlicken heeren hoff ende woninge binnen erer stadt tot zijn goet geval, daer he dat ordinerende wordt, ende de borch voor Oosterpoorte solde dan te nijete gaen; ende de van Groningen solden nochtans holden oere gerechticheijt oerer stadtrechten se van oldes toe gerichiget mochten wesen, des gelijckes de bisschop ende dat Gestichte van Utricht oick; ende wat de van Groningen den fursten hier voer solden doen, solden se mijt malcanderen overcomen, als he bijnnen orer stadt were. |
En de graaf van Oost-Friesland kwam over hier naar Groningen Paas woensdag. Zo was daar een bestand gemaakt tussen beide partijen durende van Pass dag aan veertien dagen lang; dat ging doen uit d op mei avond zoals hiervoor geschreven staat. Zo werd in dit bestand nog beraamd een dag ter vriendschap van de graaf van Konigstein tussen beide partijen de dag te Dorkwerd met elkaar te houden de donderdag na Paasdag. Daar zijn heen hen gereisd ter rechtszitting van de raad van de graaf en de Groningers die ten Horen in het klooster geweest waren en de raden van de Saksers zijn hen daar tegemoet gekomen en de graaf van Konigstein als een goed bemiddelaar vanwege de keizerlijke majesteit en het Heilige Rijk, zo ge voor gehoord hebt. Zo zijn daar nog drie dagen daarna gehouden als de tweede de vrijdag daarna en de derde de zondag daarna en de maandag te Selwerd in he klooster, daar de graaf van Oost-Friesland zelf ter rechtszitting kwam; en daar kwam de graaf van Konigstein hem tegemoet en de Saksers kwamen daar niet. En zou men alles schrijven dat op elke rechtszitting tussen beide partijen voor genomen en voorgegeven werd zou veel tijd nemen en zou veel te lang vallen; maar dat belangrijkste en zwaarste wil ik schrijven daar dat fundament der zaken van beide partijen op rustte en aan gelegen was. Zo was dit de het voornemen van de Saksers dat de graaf van Oost-Friesland zou hem los en leeg en geheel ontslaan van de stad Groningen, Appingedam en de Ommelanden tussen de Eems en Lauwers, met dat Oldambt en heel Reiderland als Jemminge, Hoge Bunde, Wener met alle de dorpen aan deze zijde der Eems gelegen; daartoe zou hij al zijn landen |
|
11 Van woe de greve van Oostfrieslandt unde Groningers Adewert beleden mijt groot volck anno 1514 |
11 Van hoe de graaf van Oost-Friesland en Groningers Aduard belegerden met groot volk anno 1514. |
|
12 Van dat hertoch Henrick van Bruijnswijck quam mit veel heeren weder bijden Sassighen in Vrieslandt, ende ijtlicke ghewin dat se do hadden |
12 Van dat hertog Hendrik van Braunschweig kwam met veel heren weer bij d Saksers in Friesland en tijdelijk gewin dat ze toen hadden. |
|
13 Van sommige anslagen und gewin de die Sassigen hadden tusschen Ons Heren Hemelvaerden dach ende Pinxter avent int jaer M Vc und XIIII |
13 Van sommige aanslagen en winst die de Saksers hadden tussen Ons Heren Hemelvaart dag en Pinkster avond in het jaar 1514. |
|
Deel II-L Hertog Karel van Gelre eerst door graaf Edzard te hulp geroepen, dan door de Groningers en door hen als nieuwe landsheer aanvaard (1514) 1b Saksen in geldnood roven in Oost-Groningen, terwijl Edzard met troepen naar Groningen komt |
Deel II-L Hertog Karel van Gelre eerst door graaf Edzard te hulp geroepen, dan door de Groningers en door hen als nieuwe landsheer aanvaard. (1514) 1b Saksen in geldnood roven in Oost-Groningen, terwijl Edzard met troepen naar Groningen komt. |
|
2a Hertog Georg schrijft tevergeefs brieven naar Groningen 2c Hertogin van Brunswijk-Calenberg bezoekt Aduard |
2a Hertog Georg schrijft tevergeefs brieven naar Groningen. 2b Gevecht om Selwerd met veel slachtoffers en schade. |
|
3a Van den aenslach dat de hertouch van Sassen toech voor den Dam, ende den stormender handt in nam Ende daer lach in ene geheeten juncker Otto van Deeffholt, ende was een bastart van den Deeffelschen heren, de was de opperste velt hooftman daer in van des greven wegen; de wort oick gevangen ende swaerliken int ijser gelecht, ofte een deeff ofte verrader were gewest. |
3a Van de aanslag dat de hertog van Saksen trok voor de Appingedam en die stormenderhand in nam. En daar lag er een in geheten jonker Otte van Diepholz en was een bastaard van de heer van Diepholz en die was de opperste veld hoofdman daarin vanwege de graaf; die werd ook gevangen en zwaar in het ijzer gelegd alsof het een dief of verrader was geweest. |
|
3b Saksische beloning voor helpers en genade voor Damsters |
3b Saksische beloning voor helpers en genade voor die van de Appingedam. 3c Poging Edzard en Groningers tot inneming Selwerd mislukt. |
|
4a Van dat verbunt tusschen de fursten van Sassen unde den bisschop van Utrecht, ende meer andere |
4a Van dat verbond tussen de vorsten van Saksen en de bisschop van Utrecht en meer andere. 4b Groningen terroriseert Drentse havezaten en dorpen. |
|
5a Saksische benden plunderen Reiderland en Oost-Friesland Benkema huijs to Midwolde hadde de furst van Sassen lange eer nu laten bevesten myt bolwercken ende graften, soe hier voer int cronikel al van gescreven is dat huijs hoorde eenen toe, de heete Harmen Benckema. De furste hadde Hermen geven to jaergelt dusent Rinsgulden voer zijn scaden, de em gedaen was aen zijn husen ende schuren, doe dat bevestet wort. Ende dat huijs hielt die furste voer zijn open huus, men Harmen muchte dat vor syn egen bewonen. Ende he was greetman over Vredewoldt. Als de furst van Sassen dit oerloech nu weder hadde tegen den greven ende den Groningers, soe besette he dat huijs weder mijt kriges volck. So vernamen die Groningers dat dat huijs nijet wal bewaert was mit volck; want Herman Benckema, dat heerscup vanden huse, was daer selven hooftman op mijt en vyfteyn knechten. Soe toegen de Groningers uut op den sondache voer Sunte Johannes Onthoevedinge des nachtes, omtrent hundert ende thien starck van borgers ende inwoners ende welcke knechten. Ende daer was man een wachter, de daer wakede boven op dat steenhuijs; ende daer was weijnich waters inde graft, wantet een verveerlicken droge somer was. So quemen de Groningers aen de ooster zijt uut dat appellhof over de graft, ende braken dat staket in de graft ende opt bolwerck en twee, ende quemen soe opt bollwerck, ende quemen soe voort beneden int huijs daer Hermen Benkema noch selven lach op zijn bedde. Als he hoorde dat geruchte, soe vloech he van dat bedde, ende leep nae de doere van dat steenhuijs, men he wort gevangen met dre knechten. De ander knechten de opt steenhuijs weren, de helden dat steenhuijs werender handt. Dat huijs beneden, camer, koken ende zael wordt heel uutgeplundert van gelt, sulver, klenodien, clederen ende huijsreeschup, al datse dragen ender drijven konden. Daer nas staken se dat aen, ende brandent gansch heel uut mijt allet dat guet datse daer in gelaten hadden. Ende brachten Harmen Benkema gevangen mede in to Groningen op eenen wagen, want he was gewondet in zijn been, dat he nijet wal gaen konde. Daer na wort hij heel cranck, soe dat hij geolijt ende bericht wordt; ofte dat quam vander wonde ofte andere kranckheyt, mach God weten. 6a Alle vredesinitiatieven van derden lopen op niets uit |
5a Saksische benden plunderen Reiderland en Oost-Friesland. Benkema huis te Midwolde had de vorst van Saksen lang eerder nu laten bevestigen met bolwerken en grachten, zo hiervoor in het kroniek al van geschreven is, en dat huis behoorde een toe die heette Harmen Benkema. De vorst had Harmen geven tot jaargeld 1000 Rijnse gulden voor zijn schade de hem gedaan was aan zijn huizen en schuren toen dat bezet werd. En dat huis hield de vorst voor zijn open huis, maar Harmen mocht dat voor zichzelf bewonen. En hij was grietman over Vredewold. Toen de vorst van Saksen deze oorlog nu weer had tegen de graaf en de Groningers zo bette hij dat huis weer met krijgsvolk. Zo vernamen de Groningers dat het huis niet goed bewaard was met volk; want Harmen Benkema, dat heerschap van het huis, was daar zelf hoofdman op met een 15 knechten. Zo trokken de Groningers uit op de zondag voor Sint Johannes Onthoofding ճ nachts omtrent 110 sterk van burgers en inwoners en vele knechten. En daar was een man een wachter die daar waakte boven op dat steenhuis; en daar was weinig water in de gracht want het was een vervaarlijk droge zomer. Zo kwamen de Groningers aan de oostzijde uit die appelhof over de gracht en braken dat staken in de gracht en op het bolwerk stuk en kwamen zo op het bolwerk en kwamen zo voort beneden in het huis daar Harmen Benkema nog zelf op zijn bed lag. Toen hij dat gerucht hoorde zo sprong hij op van dat bed en liep naar de deur van dat steenhuis, maar hij werd gevangen met drie knechten. De andere knechten de op het steenhuis waren die hielden dat steenhuis werende hand. Dat huis beneden, kamer, keuken en zaal werden geheel uitgeplunderd van geld, zilver, kleinodin, kleren en huisgereedschap, alles dat ze dragen en drijven konden. Daarna staken ze dat aan en brandden het geheel uit met al het goed dat ze daarin gelaten hadden. En brachten Harmen Benkema gevangen mee in te Groningen op een wagen, want hij was gewond in zijn been zodat hij niet goed kon gaan. Daarna werd hij heel ziek zodat hij geolied en berecht werd; of dat kwam van de wond of andere ziekte mag God weten. 6a Alle vredesinitiatieven van derden lopen op niets uit. |
|
6b Edzard en Groningen veroveren en versterken kerk Slochteren 7a Van woe hertoch Karel van Geller van wegen des koninges van Vranckrijck den greve ontsette ende te hulpe quam |
6b Edzard en Groningen veroveren en versterken kerk Slochteren. 7a Van hoe hertog Karel van Gelre vanwege de koning van Frankrijk de graaf ontzette en te hulp kwam. 7b Eindelijk Gelderse troepensteun voor Edzard te Groningen. |
|
8a Plunderende Geldersen door Saksen uit Bentheim verjaagd 8b Edzards troepen lopen uit geldgebrek naar Saksen over |
8a Plunderende Geldersen door Saksen uit Bentheim verjaagd. 8b Edzard troepen lopen uit geldgebrek naar Saksen over. |
|
8c Groninger roof- en hongertochten naar Gorecht en Drenthe |
8c Groninger roof- en hongertochten naar Gorecht en Drenthe. 9 Van dat de vorst van Saksen met de graaf en de Groningers vriendschap dag dagen hield. |
|
10a Van dat de hertoge van Geller sande zijne marscalick mit volck om Groeningen tho ontsetten Op den selven sondach voer Alle Godes Hilligen, als desse voergenoemde vrienscup dach gewest solde hebben, des nachtes daer nae quam des hartogen van Geller hartoch Karel van Geller ende Gulick ende greve van Sutphen marscalck, geheeten Willem van Oey, met een hoop knechten uut den lande van Geller, ende oijck mede den hoop de vanden Gellerschen west hadden int greeffschup van Benthum, ende nu gelegen ina Twente – daer voer van gescreven is – ende quam daer mede in Drenthe to Rolde ende daeromtrent, nae den Sassigen demen heet den Swarten Hoop, ende lagen tho Suijtlaren ende tho Nortlaren. Als de Sassighe vernamen dat den Gellerschen hoop quam, so braken se van stonden up, ende togen onder dat blockhuijs ter Weerdenbras bij de Punte, ende legerden sic tusschend dat blockhuijs ende der brugge ter Punte. Ende den Gellerschene hoop ginck weder liggen in oeren leger to Noertlaren ende Middellaerenf, ende daerg worden se geprevandet ende gespijsiget voer oer gelt uuth Groningen. De marscalck quam van stonden an bijnnen Groningen, ende hevet daer den greve ende den Raet getoont credenci ende scriften vanden fursten van Geller; daer he bij hevet gesecht: woe he daer was gecomen mit en antal van krijges luijde omme se to redden ende to ontsetten, men dat weer den fursten van Geller nijet wal doenlicken, want he muste daer vole omme aventuren an mannigen fursten unden heeren de mitten fursten van Sassen aenhengen, ende moeste groot gelt ende zijn lant ende luiden wagen. Ende soe were dit des fursten van Gelre meijninge: dat he daer voer wolde hebben vanden greven, dat he em solde ontslaen der stadt Groningen ende alle de Ummelanden tusschen der Eemse ende Lauwersche, ende em quijtschelden oere huldinge, plicht ende eijde. Ende als dan solde em de stadt van Groningen annemen, hulden, plicht ende eet doen voer oeren rechten lants heeren, eeuwelicken ende arffelickens, em ende sijnen erffgenamen. Ende dat solde geschien in namen ende van weghen der conincklijcker maiesteijt van Vranckrijck, van wijens wegen he dat dede; wolden se des soe nijet achtervolgen ende doen, so hadde hij bevel van zijnen heeren, dat hij wederomme solde reijsen na den lande van Geller, ende trecken zijn handt daer vannt. Ende wolde de greve ende dije van Groningen dit so achtervolgen, so wijste de furste van Geller raet om gelt ende volck ende bijstant vanden coninck van Franckrijck; ende wolde se ontsetten ende vrijen mijtter hulpe Godes van den fursten van Sassen mijt alle sine hulperen; ende brengen den greven weder bij alle sijne landen ende borghen ende sloten, de em affgenomen weren, ende solde daer een heer over blijven, men he solde sijn greeffscup to lene nemen vanden fursten van Geller van wegen des konincks van Vranckrijck arfflijcken ende eeuwelijcken; ende wat de furste iaerlix daer toe hebben solde, salmen noch mijtten fursten van Geller verhandelen. Ende de van Groningen solden blijven bij alle oeren olden privilegien ende olden rechten ende heercomen van oeren stapelrechten, marckeden ende brouwerije, so dat men geen vremd beer inden Ommelanden bij tapmaten verkopen solde anders dan Groninger bier, ende geen coren uuten lande sal voeren. Ende dat de van Groningen sullen alle oere renten ende schulde nae older gewoonte ende heerkomen nae manieren der hoeftmans bodbreven vuijt vorderen unde in manen, met dat de van Groningen uut oers selves macht jenige overheijt inden Ommelanden sullen beholden noch hebben, men de furste van Geller nae sijn goetduncken sal setten vuijt der eerberheijt van Groningen, de desse rechticheijt sal doen mijt den stadtholder des fursten. Ende wat dat de furste jaerlijcks sal hebben stad ende lande mede tho onderholden, salmen lueden uut den Ummelanden ende vuijt der eerberheijt der stadt toe verordenen, de dat mijtten fursten overcomen. 10c Schamper commentaar Benninge hierop |
10a Van dat de hertog van Gelre zond zijne maarschalk met volk om Groningen te ontzetten. Op dezelfde zondag voor Allerheiligen toen deze voorgenoemde vriendschap dag geweest zou hebben, de nacht daarna kwam de hertog van Gelre hertog Karel van Gelre en Gulik en graaf van Zutphen maarschalk, geheten Willem van Oey, met een hoop knechten uit het land van Gelre en ook mede dn hoop die van de Geldersen geweest waren in het graafschap van Bentheim, en nu gelegen in Twente – daar voor van geschreven is – en kwam daarmee in Drenthe te Rolde en daaromtrent, naar de Saksers die men noemde de Zwarte Hoop en lagen te Zuidlaren en te Noordlaren. Toen de Saksers vernamen dat de Gelderse hoop kwam zo braken ze van stonden open trokken onder dat blokhuis te Weerdenbras bij De Punt en legerden zich tussen dat blokhuis en de brug De Punt. En den Gelderse hoop ging weer liggen in hun leger te Noordlaren en Middenlaren en daar kregen ze proviand en spijzen voor hun geld uit Groningen. De maarschalk kwam van stonden aan binnen Groningen en heeft daar de graaf en de Raad getoond credit en schriften van de vorst van Gelre; daar hij bij heeft gezegd: hoe hij daar was gekomen met en aantal van krijgslieden om ze te redden en te ontzetten, maar dat was de vorst van Gelre niet goed doenlijk want hij moest daar veel om avonturen en menige vorsten en de heren die met de vorst van Saksen aanhingen en moest groot geld en zijn land en lieden wagen. En zo was dit de vorst van Gelre zijn mening: dat hij daarvoor wilde hebben van de graaf dat hij zich zou ontslaan de stad Groningen en alle Ommelanden tussen de Eems en Lauwers en hem kwijt schelden hun huldiging, plicht en eed. En als dan zou hij de stad van Groningen aannemen, huldigen, plicht en eed doen voor hun rechte landsheer, eeuwig en erfelijk, hem en zijn erfgenamen. En dat zou geschieden in de naam en vanwege de koninklijke majesteit van Frankrijk van wege hij dat deed; wilden ze dus zo niet navolgen en doen zo had hij bevel van zijn heren dat hij wederom zou reizen naar het lande van Gelre en trekken zijn hand daarvan. En wilde de graaf en die van Groningen dit zo navolgen zo wist de vorst van Gelre raad om geld en volk en bijstand van de koning van Frankrijk en wilde ze ontzetten en bevrijden met de hulp van God van de vorst van Saksen met al zijn helpers en brengen de graaf weer bij al zijn landen en burchten en sloten die hem afgenomen waren en zou daar een heer over blijven, maar hij zou zijn graafschap te leen nemen van de vorst van Gelre vanwege de koning van Frankrijk erfelijk en eeuwig; en wat de vorst jaarlijks daartoe hebben zou zal men nog met de vorst van Gelre verhandelen. En die van Groningen zouden blijven bij al hun oude privilegies en oude rechten en herkomst van hun stapelrechten, markten en brouwerij zodat men geen vreemd bier in de Ommelanden bij tapmaten verkopen zou anders dan Groninger bier en geen koren uit het land zal voeren. En dat die van Groningen zullen al hun renten en schulden naar oude gewoonte en herkomst naar manieren der hoofdman bode brieven uit vorderen en innemen met dat die van Groningen uit hun eigens macht enige overheid in de Ommelanden zullen behouden nog hebben, maar de vorst van Gelre naar zijn goeddunken zal zetten uit de eerbaarheid van Groningen die deze gerechtigheid doen zal met de stadhouder der vorst. En wat dat de vorst jaarlijks zal hebben stad en land mee te onderhouden zal men lieden uit de Ommelanden en uit de eerbaarheid der stad te verordenen die dat met de vorst overeenkomen. 10b Groningen accepteert hertog Karel als nieuwe landsheer. 10c Schamper commentaar Benninge hierop. |
|
Deel II-M Hertog Karel en de Groningers hinderen de Saksen in Friesland; dezen dragen hun rechten aldaar over aan Karel van Habsburg (1514-1515) |
Deel II-M Hertog Karel en de Groningers hinderen de Saksen in Friesland; dezen dragen hun rechten aldaar over aan Karel van Habsburg. (1514-1515) 1b Edzard vertrekt, zijn dwangburcht wordt gesloopt. 1c Nabeschouwing over Edzard. |
|
1d Gelderse maarschalk licht vertrek Gelderse troepen toe |
1d Gelderse maarschalk licht vertrek Gelderse troepen toe . 2 Van dat de hertog van Braunschweig met Heer Omken, jonker Johan van Oldenburg en jonker Christoffel Stickhausen ontzette. 3a Van hoe de hertog van Saksen hoorde dat de graaf Groningen verlaten had en ze de hertog van Gelre weer gehuldigd hadden. 3b Reactie van de Groningers op de brieven. |
|
4a Van dat de hertoch van Geller quam in Westfrieslant om den hertouch van Sassen daer uut tho verdrijven Item onder des so hevet de hartoch van Geller sick bereijt mijt krijges volck tot enen grooten getal ende hoop, ende hevet de gesant in Westfrieslant uut den lande van Geller tho schepe; ende hebben de stadt van Sneeck in genomen ende oick die stadt van Bolsswart ende Sloten. Als dit die hartoch van Sassen vernam, so brack he op mijtten knechten de in Essen lagen op Sunt Andries dach. Ende stack de hutten an daerse in gelegen hadden, ende branden de; ende alk de husen branden mede op de daer weren, uutgenomen de kercke ende dat veerkante ende des kelners huijs. Ende de knechten schickeden hen nae Westfrieslant, na Smalenee ende voert na Barge clooster. Als se to Leuwerden quemen, so wolden se daer geen meer in hebben, dan daer se oere stadt mede mochten bewaren, ende den anderen hoop hebben se gespijsiget voer die poorte. Ende so sijnt se voort aengereijsset nae Franiker; daer is hem gelijckes geschien alstop Leeuwerden. Soe sijnt se voort angethoghen na Harlijnge ende inden clooster tho Lijdlum ende to Lunekercke ende in den grooten dorpen; ende gengen liggen op de garde ende leverijnge, ende makeden mitten huijsluijden na oeren wille. Als dat de Gellerscen vernamen de in Bolswert lagen, de braken op ende togen in Sneeck, want Bolswert was een openet stadt ende Sneeck was wat bevestet. 4c Hertog Georg beklaagt zich bij de Rooms-Koning |
4a Van dat de hertog van Gelre kwam in West-Friesland om de hertog van Saksen daaruit te verdrijven. 4b Aanval van hertog Karel op Friesland. Item, ondertussen zo heeft de hertog van Gelre zich bereid met krijgsvolk tot een groot getal en hoop en heeft de gezonden in West-Friesland uit het lande van Gelre te scheep en hebben de stad van Sneek ingenomen en ook de stad van Bolsward en Sloten. Toen dit de hertog van Saksen vernam zo brak hij op met de knechten die in Essen lagen op Sint Andries dag. En stak de hutten aan daar ze in gelegen hadden en verbrandden die en alle huizen brandden mee op die daar weren, uitgezonderd de kerk en dat vierkant en de kelners huis. En de knechten schikten zich naar West-Friesland, naar Smalle Ee en voort naar Barra klooster. Toen ze te Leeuwarden kwamen zo wilden ze daar geen meer in hebben dan waarmee ze hun stad mochten bewaren en de andere hoop hebben ze gevoed voor de poort. En zo zijn ze voort getrokken naar Franeker; en daar is hen gelijk geschied als te Leeuwarden. Zo zijn ze voort getrokken naar Harlingen en in het klooster te Lidlum en te Lunekerk en in de grote dorpen en gingen liggen op de boer lopen en levering en maakten met de huislieden naar hun wil. Toen dat de Geldersen vernamen die in Bolsward lagen braken die op en trokken in Sneek, want Bolsward was eens open stad en Sneek was wat bevestigd. 4c Hertog Georg beklaagt zich bij de Roomse Koning. |
|
4d Gevechten rond Groningen en inmenging graaf Edzard |
4d Gevechten rond Groningen en inmenging graaf Edzard.
51 Van dat de Saksers uit Aduard trokken en Langewold, etc. |
|
5b De Saksische Zwarte Hoop trekt weg naar Overijssel 6a Van dat de Groningers Dockum in kregen ende dat blockhuijs tho Adewerder zijl ende den Delff zijl 6b De Groningers veroveren Aduarderzijl |
5b De Saksische Zwarte Hoop trekt weg naar Overijssel. 6a Van dat de Groningers Dokkum in kregen en dat blokhuis te Aduarderzijl en Delfzijl. 6b De Groningers veroveren Aduarderzijl. |
|
6c Inname Delfzijl en Appingedam met hulp van Edzard Den Dam daer laegen de Sassigen noch in, ende hadden noch in een sterck blockhuijs op den Delff zijl; de dwongen de landen dat nemant mochte trecken to Groningen, ende weren den Omme landen seer lastich van scatten ende scheren. So sanden de Groningers uuth enen borger geheeten Rotger van Bickberge mit een anderhalff hondert knechten; de ghinck liggen tho Wijrdum, ende de Ommelanden quemen daer bij, om de Dam in tho holden. Ende de grevevan Oostfrieslant quam oick overag mith groot volck, ende genck liggen ersten voer dat blockhuijs op den Delffzijl; ende heeft dat gewonnen ende ingecregen, want de knechten de daer op weren, gavent op, want se daer neet op hadden te eten ofte drincken, ende gingen aff beholden lijff ende goet. Ende des greven volck ende Groningers quemen doe bij ene, ende hadden oeren leger onder tijden ten Nijen clooster, dan ten Oldenclooster, ondertijden tho Fermssum; ende de landen weren starck bij se so dat se de Damster bijnnen muchten holden. Ende de privande binnen den Dam de was op, so dat daer niet meer in to eten was, so dat em van nooden was datsse den Dam op geven moesten; ende dat wiste de greve ende de Groningers niet, datsse soe grooten kummer hadden. So quemen se mit malcanderen ter sprake, datsse begonden dagen mith malcanderen to holden. Ende de greve van Oostfrieslant was daer selven mijt een groot getal van volcke, ende de Groningers weren daer oick starck mitten Ommelanden. Ende inden Dam was de hartogen van Sassens veltmarschalck geheeten Karel Wijsch, ende haddend bij em boven sess hondert uutgelesene krijges knechten; ende daer weren in een deel hoefflingen vanden Vreeschen Ommelanden, alse joncker Wigbolt van Euwssum, Mencke Heemster, Johan Rengers vanden Poste, mijt een deel bueren ende borgeren ende inwooners vanden Dam; soe dat sijt noche wal een tijt lanck hadden holden konnen, hadden se privande ende cost gehadt. Nijet to min daer wortf so lange over gehandelt tusschen beijden partijen, so dat se den Dam solden op geven, ende gaen daer uuth beholden lijff ende guet, ende solden oick nemen al dat geschut van bussen, dat de furste van Sassen daer in gebracht hadde; ende daer toe soe solden se mede mogen vuijtnemen veertich haeckbussen ende twintich scarpentijnen. Ende solden mit dit vorgenoemde gescut ende al oer goet, clederen, clenodijen, gelt, golt ende sulver vrij ende velich mogen mit em uut nemen, ende hen voeren door des greven lant ende door Vrieslant nae Groningen, doer Drenthe ende dat landt van Geller, waer em best belevet, twalff dagen lanck durende, bij also datsse binnen dessem twaleff dagen contrarie den fursten van Geller ende den Groningers ende den greven nijet solden doen mijt orloech. Ende dit wort mijt zegel ende brevenn bevestet ende overgegeven, besegelt mit des maerscalcks zegel van wegen des fursten van Geller ende des greven zegel van Embden ende der stadt segel van Groningen. Als se alle dinck dus weren overgekomenp, soe deden se em den Dam op, ende leten den greven ende den Groningers in, elck mijt een getal van volck, op Witten Donderdach. Ende hebben de bussen van een gedeelts ende gescheijden, als se mit malcanderen weren overgekoment, want de greve solde hebben al zijn geschut dat he eertijdes verloren hadde, ende des gelijckes de Groningers dat em toegehoort hadde. Ende wat denn fursten toequam mijt dat getal van haeckbussen ende serpentijnen, soe voer bededinget was, solden de knechten mede uut nemen. Ende de hooftlingen ende lantsaten solden vrij ende velich mogen uutgaen, ende blijven elck op oer eijgen husen ende guet, inden dat se den fursten van Geller nijet contrarie wolden wesen. |
6c Inname Delfzijl en Appingedam met hulp van Edzard. Appingedam daar lagen de Saksers nog in en hadden nog in een sterk blokhuis op Delfzijl en dwongen de landen dat niemand naar Groningen mocht trekken en waren de Ommelanden zeer lastig van brandschatten en afscheren. Zo zonden de Groningers uit een burger geheten Rotger van Bickberge met een 150 knechten en die ging liggen te Wirdum en de Ommelanden kwamen daar bij om Appingedam in te houden. En de graaf van Oost-Friesland kwam ook over met groot volk en ging liggen eerst voor dat blokhuis op Delfzijl en heeft dat gewonnen en ingekregen, want de knechten die daarop weren, gaven het op want ze hadden daar niets op om te eten of te drinken en gingen af behouden lijf en goed. En het volk van de graaf en Groningers kwamen toen bijeen en hadden hun leger ondertussen te Nijeklooster, dan te Oldenklooster, ondertussen te Farmsum en de landen waren sterk bij ze zodat ze Appingedam binnen mochten houden. En de proviand binnen Appingedam die was o, zodat daar niets meer in te eten was zodat hem van noden was dat ze Appingedam opgeven moesten en dat wist de graaf en de Groningers niet dat ze zoՠn grote kommer hadden. Zo kwamen ze met elkaar ter sprake dat ze begonnen dagen met elkaar te houden. En de graaf van Oost-Friesland was daar zelf met een groot getal van volk en de Groningers weren daar ook sterk met de Ommelanden. En in Appingedam was de hertog van Saksen veldmaarschalk geheten Karel Wijsch en had bij hem boven 600 uitgelezen krijgsknechten en daar waren in een deel hovelingen van de Friese Ommelanden als jonker Wigbolt van Euwssum, Mencke Heemster, Johan Rengers van Ten Post met een deel buren en burgers en inwoners van Appingedam; zodat ze het nog wel een tijd lang hadden houden kunnen, hadden ze proviand en kost gehad. Niettemin daar werd zo lang over gehandeld tussen beide partijen zodat ze Appingedam zouden opgeven en gaan daaruit behouden lijf en goed en zouden ook nemen al dat geschut van bussen dat de vorst van Saksen daarin gebracht had en daartoe zo zouden ze mede mogen uitnemen veertig haakbussen en twintig serpentijnen. En zouden mie dit voorgenoemde geschut en al hun goed, kleren, kleinodiën, geld, goud en zilver vrij en vellig mogen met hen uitnemen en het voeren door het land van de graaf en door Friesland naar Groningen, door Drenthe en dat land van Gelre waar het hen het beste beliefde dat twaalf dagen lang duurde, bij alzo dat ze binnen deze twaalf dagen contrarie de vorst van Gelre en de Groningers en de graaf niets zouden doen met oorlog. En dit werd met zegel en brieven bevestigd en overgegeven, bezegeld mie de maarschalk zegel vanwege de vorst van Gelre en de graaf zegel van Emden en de stadszegel van Groningen. Toen ze alle dingen aldus waren overeengekomen zo ze hen Appingedam open en lieten de graaf en de Groningers in, elk met een getal van volk op Witten Donderdag. En hebben de bussen vaneen gedeeld en gescheiden zoals ze met elkaar waren overeengekomen, want de graaf zou hebben al zijn geschut dat hij eertijds verloren had en desgelijks de Groningers dat hen toebehoord had. En wat de vorst toekwam met dat getal van haakbussen en serpentijnen, zo voor bedongen was, zouden de knechten mede uit nemen. En de hovelingen en landzaten zouden vrij en veilig mogen uitgaan en blijven elk op hun eigen huizen en goed indien dat ze de vorst van Gelre niet contrarie wilde wezen. |
|
6d Edzard verbreekt de afspraak omtrent Appingedam 7a Van den Sassighen Swarten hoop de uut Vrieslandt weren getogen ende weder in Vrieslandt quam |
6d Edzard verbreekt de afspraak omtrent Appingedam. 7a Van de Saksische Zwarte hoop die uit Friesland waren getrokken en weer in Friesland kwam. |
|
7b De Habsburgers komen in Friesland, slag op de Zuiderzee Des woensdagesw voer Sunte Vijt togen de halve stadt – Sunte Mertens karspel – uut, ende beleden den Weerdenbras, omme dat thoe wijnnen. Des donredages daer nae, neemptlicha up sunte Vijts avent, quemen vanden Gellerschen regenten breven tho Groningen aenden marscalck ende den Raedt: wo dat daer een vast seker bestant was opgerichtet ende ededinget van de ambisijaten der konincklijcker maiesteijt van Vranckrijck tusschen den doerluchtigene hooch geboren fursten ersch hartoech van Castilien, Oostenrijck ende Borgoingen etcetera ende den fursten van Sassen mit oeren bewanten eens, ende den hoochgeboren fursten ende heren den hartoechh van Geller ende den greven van Embden mit oeren bewanten ander deels, durende den tijt van vier maenden; ende elck solde in holden sodane vesten ende steden als se in hadden, ende de ballinge solden elck komen op oer gued ongescadiget; ende in dessen bestande soe solden des konincklijckerk maiesteijt van Vranckrijck handelen tusschen den fursten, dat oer beijden schelinge verlijcket solden worden. |
7b De Bourgondiërs komen in Friesland, slag op de Zuiderzee. 7c Edzard en Groningen weer oneens over de Ommelanden. 8a Van een bestand tussen de Bourgondirs en Geldersen en van de beleg voor Weerdenbras. Des woensdag voor Sint Vitus trok de halve stad – Sint Maartens kerspel – uit en belegerden Weerdenbras om dat te winnen. De donderdags daarna, namelijk op Sint Vitus avond, kwamen van de Geldersen regenten brieven te Groningen aan de maarschalk en de Raad: hoe dat daar een vast en zeker bestand was opgericht en bedongen van de ambassadeurs der koninklijke majesteit van Frankrijk tussen de doorluchtige hoog geboren vorste en aartshertog van Castilië, Oostenrijk en Bourgondië etc., en de vorst van Saksen met zijn verwanten eens en de hooggeboren vorst en heer de hertog van Gelre en de graaf van Emden met hun verwanten ander deels gedurende de tijd van vier maanden en elk zou inhouden zodanige vestingen en steden als ze in hadden en de ballingen zouden elk komen op hun goed onbeschadigd en in dit bestand zo zouden de koninklijke majesteit van Frankrijk handelen tussen de vorsten zodat hun beide geschil verenigd zou worden. |
|
9 Van enen dach den de Sassigen ende Groningers toe Essen helden int jaer M Vc ende XV 10 Van den pleijt den de bisschop opt nije hadde tegen den greven ende Groningers tho Romen |
9 Van een dag den de Saksers en Groningers te Essen helden in het jaar 1515. De vorst van Saksen schreef brieven aan die van Groningen om met ze een dag te houden. Zo hebben de Groningers beliefd bij toestemming en wil de maarschalk van Gelre die dag met ze te houden in het klooster te Essen. En de maarschalk, meester Willem de pastoor van Sint Maarten, Luelof Koenders, de burgemeester, en meester Gelmer Kanter, secretaris, trokken daar heen op geleide en daar kwam hem tegemoet op die dag vanwege de Saksers heer Duuvenen en meester Ulffert, provoost van Loppersum. De Saksers gaven voor die dat van Groningen zouden verlaten de vorst van Gelre en de graaf van Friesland en nemen de vorst van Saksen voor hun heer en een eeuwige gouverneur der Friese landen; als dan zo wilde hij tevreden stellen de vorst van Gelre met een som van penningen voor zijn onkosten tot erkenning enige onpartijdige heren en de graaf zou weer hebben zijn land en burchten en sloten die ze hem afgewonnen hadden en zou dan daarna in het eeuwige hij en zijn erfgenamen hun landen belenen van de vorst van Saksen en hun erven als eeuwige gouverneurs der Friese landen vanwege het Heilige Rijk en die van Groningen zouden houden en hebben het gebruik der stapelrecht en vrijheden en markten der Ommelanden, gelijk ze voorheen eer ze deze oorlog gehad hadden. Op deze artikels hebben die van Groningen geantwoord: dat ze de vorst van Gelre hadden huldiging, plicht en eed gedaan voor hun landsheer, zo was het hen niet doenlijk zulks hier te handelen met ze buiten toestemming, weten en wil der vorst van Gelre; wisten ze enige weg dat ze aan hem geleide konden verwerven van de bisschop en dat Sticht van Utrecht om dat ze veilige en zonder gevaar mochten reizen aan de vorst van Gelre al hetgeen dat hen daar bejegende en de vorst de reden halve beliefde, wilde ze hem weer verwittigen. 10 Van het pleit dat de bisschop opnieuw had tegen dn graaf en Groningers te Rome. |
|
11a Van dat de Borgonschen Westerlandt an nemen van den Sassigen, ende de Swarte hoop ende Sassigen uut Vrieslandt toegen |
11a Van dat de Bourgondiërs Westerland aannamen van de Saksers en de Zwarte hoop en Saksers uit Friesland trokken. |
|
11b Nabeschouwing over de Saksische periode |
11b Nabeschouwing over de Saksische periode. Had hij de stad van Groningen in gehad tot zijn wil, hij had al Friesland voort wel geweldig geworden. Men zegt ook in een fabel: als de mens een ding verdriet, vaak verdriet het dat dan God ook; want dat ongenadige beheer en onbarmhartige werd er om gegaan met de regering der landen in West-Friesland van de regenten die de vorst van Saksen in het land gezet had vermits schatten, lieden te berechten en palen door het lijf te slaan en op te zette, en andere grote strengheid die ze die lieden oplegden; Zodat niemand durfde een woord te spreken dat de vorst tegen was met recht of onrecht zodat de ene broeder de andere niet durfde te zeggen wat zijn gebrek was al angst had dat hem dat het ten kwaadste zou afgenomen worden; zo’n grote strengheid gebruikten ze. Had de vorst zelf in het land buiten de vete geweest, het was bij zonder daartoe niet gekomen dat hij dus verdreven zou hebben geworden, want hij zelf in zijn persoon was een wijze, geleerde vreedzame vorst en heer. En dat deze grote vorst en heer dus kort, ellendig en droevig uit Friesland is verjaagd en verdreven, dar heeft niemand verwondering. Weet met wat zonde en kwaad de vorst dat tegen God verdiend had dat hij aldus droevig en ellendig uit Friesland verjaagd en verdreven werd zonder slag of stoot en vloog uit het land voor zo’n klein volk als de vorst van Gelre hier in Friesland gezonden had. Maar als God mede wil oorlogen zo komt vaak die victorie net bij met groot volk; daarvan hebben wij wel figuren in het Oude Testament en in het Nieuwe. Zoals wij hebben in de bijbel in Exodus van Mozes die de kinderen van Israël leidde door de Rode Zee droogvoets met wijf en kind, met al hun goed, ossen, paarden, schapen en al hun andere have. En de koning farao, die de kinderen van Israël zo lang in bedwang en gevangenschap gehad had, achtervolgde ze met grote macht van volk in het Rode Zee. Mozes sloeg met zijn roede in het meer en dat water van de zee ging vaneen staan en Mozes met al zijn volk gingen daar droogvoets door, gelijkerwijs of ze tussen twee muren door gingen. Faro met al zijn volk volgden den kinderen van Israël na in de Rode Zee en die zeer en water sloot zich weer bijeen en koning farao met al zijn volk verdronk en bleven dood in de zee. Lezen wij ook niet in de bijbel: toen Jozua in het land van beloften kwam met de kinderen van Israël en belegerde de stad Jericho die helemaal sterk en onoverwinnelijk was. Wat deed Jozua? Hij bad God van hemelrijk innig met al zijn volk om gratie en hulp. Wat geschiedde? God erbarmde zich over de kinderen van Israël en Jozua ordineerde een processie met al zijn volk en ging zeven maal om de stad met trompetten, klarinetten en bazuinen en maakten zo’n groot lawaai en geroep zodat, toen ze de zevende maal om de stad kwamen, vermits mirakel van Gods hulp vielen alle poorten en muren ten dal die om de stad waren; en Jozua met de kinderen van Israël kwamen in de stad en wonnen het zonder bestormen, schieten, stoot of slag. Hebben wij ook niet van de koning van Assyrië die de stad van Samaria in het land van beloften zo zwaar belegerde met zo’n groten macht van volk en had het zozeer benauwd zodat er in de stad zo’n grote kommer was van honger en alle gebrek. Zodat ze de stad niet langer mochten houden en wilde de stad opgeven en lever sterven voor de vijanden dan langer in zodanige ellende te blijven. Wat geschiedde? De profeet zei: neen, dat zal ge niet doen, gij al penitentie doen en bidden God om gratie. God zal u helpen en zal uw morgen verlossen van al uw vijanden en zullen krijgen zo’n grote overvloed van alles dat u nodig hebt. Zo was daar een van de oppersten in de stad die dat weersprak en niet geloven wilde en zei: dat was onmogelijk dat God ze zo gauw verlossen kon. Welaan, zei hem de profeet toe, dat zal geschieden en u zal het beleven en zien, maar niet mede genieten of enig voordeel of bate daarvan hebben. In de nacht zo kwam in het leger dat daar voor de stad lag en daar omtrent zo’n vervaarlijke lawaai en geroep dat God daar stuurde en zond recht of daar 100 000 ruiters en knechten geweest waren. En de koning van Assyrië brak op met al zijn leger in de nacht en vloog weg en liet alles achter: van paviljoenen, bussen, proviand, kleren, kleinodiën, goud, zilver, met al hetgeen dat ze daar voor hadden. Toen dat leger dus gevlogen was uit hun legers zo waren daar melaatse lieden uit de stad gegaan van armoede en honger, al tevoren eer dat leger opbrak. Die kwamen bij de paviljoenen en vonden die leeg en dat daar zo groot overvloed was van alle proviand, wijn en tarwe, vis en vlees, goud en zilver, dat het niet uit te spreken was. Deze melaatse mensen liepen van stonden aan weer naar de stad van Samaria en kwamen in de stad en brachten hen de tijding wat daar geschied was en ze geziens hadden. Toen dat de burgers en inwoners der stad hoorden zo liep elk naar de poorten om dat wonder te bezien en die man liep mede die het niet geloven wilde toen de profeet hem zei dat de stad verlost zou worden en hij zou daar geen bate of profijt van hebben; dat hem toen alzo geschiedde want hij werd in de poort dood gedrongen. En de burgers en inwoners kwamen buiten de stad en zo vonden ze dat alzo als hem de melaatse lieden hadden gezegd. Wat lezen wij ook van de heilige vrouwe Judith en Holofernes? Holofernes had de stad in het land van beloften zo zwaar belegerd zodat de burgers en inwoners de stad niet langer konden houden van honger en kommer. En zeiden: ‘wij willen God bidden om hulp en gratie; helpt hij ons dan niet op tijd zo willen wij de stad opgeven en gaan in de handen van onze vijanden.’ Toen zei de profetesse Judith:’NҎeen, dat zal zo niet wezen dat gij |
|
Deel III-N. De Habsburgers veroveren grote delen van Friesland maar ondervinden veel last van de Geldersen en Groningers (1515-1517) Item als de greve nu weder in zijn landt was, so hevet he oijck sijnen moet willen koelen aen die westerzijt der Eemse in Groningher landt, ende screeff daer brieven inden Ommelanden tusschen der Eemse ende Lauwersche, omme van se tho hebben de ach dusent Rins gulden de he iaerlix plach to hebben van des fursten van Sassenss weghen als een stadtholder, doe he Groningen noch in hadde, ende eijsschede vanden landen dat achter stallige met den principael. Als dit nu de regenten, als een heer van Zwartssenborch ende Arkelens soe genoemt, de de furste van Geller in Groningen hadde, vermarckeden, dat de greve de overheijt ende regeringe der Ommelanden sus an sick noch meende to holden, soe sijnt se overcoment mijt den Groningers; ende hadden anxt dat de greve solde overcomen ende nemen den Dam in, ende he hadde al reede up den Delffzijl ene veste ende blockhuijs beset mijt volck, so mochte he alle desse Ommelanden daer uut hebben bedwongen. Soe sijnt die her van Swartsenborch ende Arkelens, Roeleff Huynge borgemester in Groningen, Lubbert Clant Rades here mijt een deel volckes hen getogen inden Dam, ende hebben de Ommelanden ende buijren daer gedaeget mijt schoevele ende spade, omme den Dam to ontweren ende de bolwercken to slijten ende de graften tho demmen. Als dat de greve vernam, datse den Dam so wolden destrueren, so hevet he veelek sijner buijren bij ene verscreven omme dat to keeren. Ende daer was al wat begunt tho slijten van dat staket van dat bolwerck, ende de borstweer aff gesmeten inde graft. Als de Groningers nu verhoorden, dat de grave sick starckede omme se daer inden Dam te versoeken, soe hadden se anxt voer een quader ende eers karmisse, als se eertijdes mijt em gehadt hadden, ende sijnt mijt oer volck op gebroken, ende weder tho Groninghen gecomen. |
Deel III-N. De Habsburgers veroveren grote delen van Friesland maar ondervinden veel last van de Geldersen en Groningers. (1515-1517) |
|
1b Duidelijke steunverklaring hertog Karel voor Groningen |
1b Duidelijke steunverklaring hertog Karel voor Groningen.
|
|
3a Van de nederlage de de grave hadde voer Stickhusen ende den Dam, ende Delffsijel blockhuijs to slijten, anno M Vc und XVI 3b Vergeefse Franse poging tot verzoening van beide Karels |
3a Van de nederlaag die de graaf had voor Stickhausen en Appingedam en Delfzijl blokhuis te slijten, anno 1516. 3b Vergeefse Franse poging tot verzoening van beide Karels. 4 Van dat de vorst van Braunschweig met zijn helpers begonnen dagen te houden met de graaf van Emden. |
|
5 Van den grooten stenen toren buijten Ooster poorte, die de Groningers deden neder breken etcetera 6 Van Her IJwesma huijs dat de Borgoenschen beset hadden, ende de Gellerschen in namen ende Leeuwerden beleden, ende meer andere dingen etcetera int jaer M Vc ende XVI |
5 Van de grote stenen toren buiten de Oosterpoort die de Groningers lieten neer breken etc. 6 Van Heer IJwesma huis dat de Bourgondiërs bezet hadden en de Geldersen innamen en Leeuwarden belegerden en meer andere dingen etc., in het jaar 1516. |
|
7a Mislukte Gelders-Groningse aanval op Dokkum Item daer nae togen de Bourgoinschen na Staveren, ende namen dat in, ende Worckum ende Hindelopen. Daer mede hadden de zee beset, ende mochten de vander Sneeck ende Bolsweert in holden, dat em gheene privande toe ghevoert mochtei worden. Ende daer deden de Bourgoinschen al tho grooten schaden op Geesmark landt vermidts brandt ende rooffl; ende daer nae toegen se inde Lemmer, ende besetten dat oick, soe dat daer oijck geen privande mochte in komen, ende oijck thoe Taeke sijl. Soe quam daer altoo grooten verbolgen onweder vermidts enen grooten winde, dat daer soe grooten water ende vloet ginck over alle dijcken, so datter in menschen levende soe grooten water daer nijet gewest was; so dat de knechten ender volck inde Lemmer sick op de balcken inden huusenn ende bovent up de hoy blocken moesten sick bargen, ende daer drinckeden vele volcks van waters noot in Vrieslant. Als dat water weder verschoet, soe toegen de Boergoenschen weder uut de Lemmer, nae Staveren ende Harlingen, nae den hooge lande toe. |
7a Mislukte Gelders-Groningse aanval op Dokkum. 7b Gewelddadige reactie van de Habsburgers in Friesland. |
|
7c Gelderse troepen terroriseren Westerkwartier en Drenthe |
7c Gelderse troepen terroriseren Westerkwartier en Drenthe. |
|
8 Van wo dat de Borgonschen Bolsweert in kregen ende Sneeck beleden, anno M Vc XVII 9a Van noch enen dach de de coninck van Franckrijck hadde beramet tusschen den tween fursten van Bourgoingnien ende Geller, ende meer ander anslagen |
8 Van hoe dat de Bourgondische Bolsward in kregen en Sneek belegerden, anno 1517. 9a Van nog enen dag die de koning van Frankrijk had beraamd tussen de twee vorsten van Bourgondië en Gelre en meer ander aanslagen.
|
|
10 Als dit bestant uut was, soe sande de hartouch van Geller in Vrieslant enen grooten hoop van knechten |
10 Toen dit bestand uit was zo zond de hertog van Gelre in Friesland een grote hoop van knechten. |
|
11 Van dat de hartoech van Geller dessen hoop van knechten schickede ende sande in Hollant |
11 Van dat de hertog van Gelre deze hoop van knechten schikte en zond in Holland. 12a Anno 1517. |
|
12b Krijgshandelingen op de Veluwe |
12b Krijgshandelingen op de Veluwe. 12c De bisschop van Utrecht bewerkt een Habsburgs-Gelders bestand. |
|
13 Van dat de grave van Emde wordt gedaget voor den keijser tegen den hartoech van Sassen 16 Van dat greve Willhem wordt stadtholder ghemaket in Westerlandt vanden Borgoenschen heeren |
13 Van dat de graaf van Emden werd gedaagd voor de keizer tegen de hertog van Saksen. 15a Van de nieuwe A poort die de Groningers lieten maken en hoe de knechten te Loppersum geslagen werden.
16 Van dat graaf Willem werd stadhouder gemaakt in Westerland van de Bourgondische heren. |
|
Deel III-O Strijd en overlast in Groningerland en elders, zonder veel blijvend resultaat (1518-1522) |
Deel III-O Strijd en overlast in Groningerland en elders, zonder veel blijvend resultaat. (1518-1522)
1c Tegenacties landsheren en vernietiging benden voor Venlo. |
|
2 Van enen oproer vanden borgeren ende gijlden tegen Raedt, omme datse gene bezegelde brieven vanden hertoge van Geller kregen |
2 Van een oproer van de burgers en gilden tegen Raad omdat ze geen bezegelde brieven van de hertog van Gelre kregen. 3a Van dat de hertog van Gelre Karel huwelijkte en van zijn feestdag dat was. 3b Kostenberekening van overdreven duur geschenk en kleding. |
|
4a Van Henrick Gaijkinge ende Frederick gebroederen doot slagen worden in Aedewert 4b Moeizaam tot stand komen van een verzoeningsovereenkomst |
4a Van Hendrik Gaijkinge en Frederik gebroeders dood geslagen werden in Aduard. 4b Moeizaam tot stand komen van een verzoeningsovereenkomst. |
|
5 Vanden nijen gecoren Roomsch koninck Carolus, eertzhartoch van Oostenrijck, hertoch van Bourgoingnien ende coninck van Spaengien |
5 Van de nieuw gekozen Roomse koning Karel, aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië en koning van Spanje. |
|
6 Van dat de hartoch van Geller sijn reden sande to Groningen umme huldinge, plicht ende eede to nemen van dessen Ummelanden anno M Vc und XXI |
6 Van dat de hertog van Gelre zijn raden zond te Groningen om huldiging, plicht en eed te nemen van deze Ommelanden anno 5121. |
|
7a Van enen grooten onwillen ende orloech dat op stonde tusschen de twe steden Campen ende Zwol |
7a Van een grote onwil en oorloog dat opstond tussen de twee steden Kampen en Zwolle. 7b ZwolleՍ s keuze voor Gelre is een bron van veel ellende. |
|
7d Groningen zendt mondjesmaat de door Karel gevraagde hulp |
7d Groningen zendt mondjesmaat de door Karel gevraagde hulp. 7e Stichtse troepen teisteren Veluwe, maar werden verslagen. |
|
8 Van dat de Gellerschen dat blockhuijs vor Deventer wonnen ende de brugghe aff branden
|
8 Van dat de Geldersen dat blokhuis voor Deventer wonnen en de brug afbrandden. 9a Hoe de stadhouder, een heer van Moers te Sneek, met de Zevenwouden voor Steenwijk brandde.
|
|
Deel III-P Wederzijdse overlast van troepen in Noordoost-Nederland; Karel V biedt Friezen amnestie aan; huldiging Karel van Gelre in Groningen en Drenthe (1522) |
Deel III-P Wederzijdse overlast van troepen in Noordoost-Nederland; Karel V biedt Friezen amnestie aan; huldiging Karel van Gelre in Groningen en Drenthe. (1522) |
|
3 Van enen nien anslach ende belecht vor Steenwijck van hertouch van Geller mitten Vresen |
3 Van een nieuwe aanslag en belegering voor Steenwijk van de hertog van Gelre met de Friezen. |
|
4 Van sommige Westfriessche hoefflingen de uut Groningen gelecht worden vuijt bevel der Gellerschen |
4 Van sommige West-Friese hovelingen die uit Groningen gebannen werden op bevel der Geldersen. |
|
5 Van dat blockhuijs geheeten Korffhusen dat de Stichschen wonnen voor Hasselde, anno M Vc ende XXII |
5 Van dat blokhuis geheten Korfhuizen dat die van het Sticht wonnen voor Hasselt anno 1522. |
|
7a Van dat de keijser sande in Vrieslant hofflinge ende ballinge mith vole volckes Als se dus hadden op gescumet van rooff ende brantscattinge al dat em worden mochte, so braken se op de voetknechten, ende leten de ruteren to Dockum, ende togen doer Smalingerlant ende Opsterlant na Sloten. Ende als se quemen in Smalinger lant, so stelen sick bij nachte de Groningers aff vanden hoop, ende togen wederomme doer Vredewolt na Groningen, ende quemen bij X ofte XX hemelicken in Groningen, ende leten Peter Ulgerm, Roeleff Mepssche, Johan Hillebrandes, die dat veenken hadde uutgevoert, tot een achten oft teijn parsonen achter; daer se genen grooten danck an begingen, datsse van oer veenel lepen sonder orloff. Ende de beveels lueden ende oversten voergescreven van Groningen moesten mede mijtten Gellerschen to Sloten. Woe gerne se dat deden, moge gy dencken. |
7a Van dat de keizer zond in Friesland hovelingen en ballingen met veel volk. In het jaar Ons Heren 1522 omtrent Pinkster nacht zond de keizer over in West-Friesland een grote hoop en getal krijgsvolk met bevelsheren vanwege de keizerlijke majesteit met gouden bullen en brieven die bevatten vele privilegies en vrijheden, die de keizerlijke majesteit de Friese landen mede voorzien en begiftigd had. Waaronder die hoop voorgenoemd mede waren de verdreven hovelingen, als Janneke Douwema, Jouwe Jowsma, Janneke Unema, Sicke Douwens, die de hertog van Gelre uit Groningen en Friesland had gebannen en verdreven zo als gij hiervoor gehoord hebt. Zo zijn ze eerste te Stavoren aangekomen en geland met hun volk en hebben mede gebracht vele arbeidsvolk, wel 4 of 500 gravers, en hebben Stavoren vast gemaakt met grachten en bolwerken en staketten. 7b Gelders-Groningse tegenmaatregelen in Noord-Friesland. 7c De meeste Groningers deserteren onderweg. Toen ze dus hadden geschuimd van roof en brandschattingen en alles dat hen worden mocht zo braken op de voetknechten en lieten de ruiters te Dokkum en trokken door Smallingerland en Opsterland naar Sloten. En toen ze kwamen in Smallingerland zo staken zich bij nacht de Groningers af van de hoop en trokken weerom door Vredewold naar Groningen en kwamen bij 10 of 20 heimelijk in Groningen en lieten Peter Ulger, Roeleff Mepsche, Johan Hilbrandes, die dat vaantje had uitgevoerd tot een 8 of 10 personen achter, waar ze geen grote dank aan begingen dat ze van hun vaandel liepen zonder verlof. En de beveellieden en oversten voorgeschreven van Groningen moesten mede met de Geldersen te Sloten. Hoe graag ze dat deden mag ge denken. |
|
7 Plundertocht in Friesland en kaping van Duitse Hanzeschepen |
7 Plundertocht in Friesland en kaping van Duitse Hanzeschepen. 7e Verschansing bij Lemmer; overleg leiders in Gelre. |
|
8b Groninger handelaren ondervinden hiervan de weerslag |
8b Groninger handelaren ondervinden hiervan de weerslag. 9a Karel V biedt amnestie aan op landdag te Harlingen. 9b Tekst van het verdrag. |
|
9c De Friezen wensen nader overleg over verdere voorstellen 10a Gelderse piraat door Habsburgers gespaard en vrijgelaten |
9c De Friezen wensen nader overleg over verdere voorstellen. 10a Gelderse piraat door Habsburgers gespaard en vrijgelaten. |
|
11a Samentrekking Stichts-Habsburgse troepen in Friesland 11b Geldersen en Groningers veroveren kasteel te Coevorden Item die Groningers mitten Ummelanden inden verbonde gaven de furste van Geller to hulpe, omme dat huijs tho Covorden to wijnnen, veer hundert solden een maent lanck. |
11a Samentrekking Stichts-Habsburgse troepen in Friesland. 11b Geldersen en Groningers veroveren kasteel te Coevorden. Item, de Groningers met de Ommelanden in het verbond gaven de vorst van Gelre te hulp om dat huis te Coevorden te winnen 400 soldij een maand lang. |
|
11 Habsburgers plunderen in Westerkwartier; tegenmaatregelen |
11 Habsburgers plunderen in Westerkwartier; tegenmaatregelen. |
|
11d Geldersen eisen eigenmachtig schatting uit de Ommelanden |
11d Geldersen eisen eigenmachtig schatting uit de Ommelanden. |
|
11e
Habsburgs ultimatum door de Ommelanden afgewezen De Bourgoinschen de dus lange in Claercamp, quemen in Gerckes clooster ende in Vrouwen clooster ende Vischvleet ende daer omtrent, omme den brantschat vuijt to vorderen soe vorscreven is. Soe verdedingeden int hemelicke welcke dorpen; doch so branden se ersten Hemme Clauwema huijs to Westerdijken. Als de Gellerschen dus lagen op die leveringe in Aedewert, Suijthorum, Northorum ende daer omtrent, ende verdorven de huisluden elendelicken, soe quam daer een man Eppe geheeten, de woende in Groningen ende was geboren vuijt Westfrieslant, ende hadde breven vanden Bourgoenschen, dat he mochte passeren tusschen beijden. Die was tho Aedewert, ende hadde voele moijterije daer onder den Gellerschen knechten. Oock was daer een man geheeten Harmen Smit, ende woonde tho Vischvleet, wal tusschen vijftich ende sestich jaren oldt, de werdt oick gesant vanden Bourgoenschen to Suijthorum an en Gellerscen hooftman, omme den aff to breken van de Gellerschen aen de Bourgoenschen mijt zijn knechten. Oock hadde he breven gedragen omme den brantschat uut tho vorderene inden Ommelanden. Desen Eppe ende Herman voergenoemt leten die Gellersche beijde hangen voer Aedewerth aenden galgen; dat barmelicken ende ongenadelicken was to seen, omme sodane clene sakek em soe scantlicken doot an to doen. Doch Harman Smit wort des anderen dages weder vander galgen genomen, endeo opt kerckhoff begraven. Des gelijckes wortp Eppe oick afgenomen ende begraven. Des woensdages voer Santgange anno M Vc ende XXII braken de Bourgoenschen op, ende togen uut Gerckens clooster in Barger clooster ende daer omtrents, ende makeden daeroeren leger. 11g Habsburgers ontruimen en Geldersen bezetten Gerkerskloosterklooster De hartoch van Geller ende itlicke Stichtssche steden met den van Zwolle makeden mijt malcanderen enen handel ende vreden een tijt lanck, so datsse weder mit malcanderen mochten keeren ende verkeeren; soe dattet sceen datse aen beijden partijen moede weren. 12b Overlast afgedankte Geldersen in Aduard en Drenthe |
11e Habsburgs ultimatum door de Ommelanden afgewezen.
De Bourgondiërs die dus lagen in Klaarkamp kwamen in Gerkesklooster en in Vrouwen klooster en Visvliet en daar omtrent om de brandschatting in te vorderen zo voorschreven is. Zo bedongen ze het in het heimelijke vele dorpen; doch zo verbrandden ze eerst Hemme Clauwema huis te Westerdijk. Toen de Geldersen dus lagen op de levering in Aduard, Zuidhorn, Noordhorn en daar omtrent en verdierven de huislieden ellendig zo kwam daar een man Eppe geheten, die woonde in Groningen en was geboren uit West-Friesland, en had brieven van de Bourgondirs dat hij mocht passeren tussen beide. Die was te Aduard en had vele muiterij daar onder de Geldersen knechten. Ook was daar een man geheten Harmen Smit en woonde te Visvliet wel tussen 50 en 60 jaren oud en die werd ook gezonden van de Bourgondiërs te Zuidhorn aan de Geldersen hoofdman om het af breken van de Geldersen aan de Bourgondiërs met zijn knechten. Ook had hij brieven gedragen om de brandschatting uit te vorderen in de Ommelanden. Deze Eppe en Herman voorgenoemd lieten de Geldersen beiden hangen voor Aduard aan de galgen; dat erbarmelijk en ongenadig was om te zien om zodanige kleine zaak hen zo’n schandalige dood aan te doen. Doch Harmen Smit werd de volgende dag weer van de galg genomen en op het kerkhof begraven. Desgelijks werd Eppe ook afgenomen en begraven. De woensdag voor Gangulfus anno 1522 braken de Bourgondiërs op en trokken uit Gerkesklooster in Barger klooster en daar omtrent en maakten daar hun leger. 11g Habsburgers ontruimen en Geldersen bezetten Gerkesklooster.
De hertog van Gelre en ettelijke Stichtse steden met die van Zwolle maakten met elkaar een handel en vrede een tijd lang zodat ze weer met elkaar mochten keren en verkeren zodat het scheen dat ze aan beide partijen moede weren. 12b Overlast afgedankte Geldersen in Aduard en Drenthe. |
|
13a Karel van Gelre wordt persoonlijk gehuldigd te Groningen Daer oer sommige in Groningen sic serain versloegen, ende screven van stonden an hemeliken an den fursten van Geller, dat he persoenlike queme to Groningen, ofte het mochte wal lichte daer quaet warck worden. So quam de furste van Geller to Covorden. Doen makeden se de borgeren wijs, se weren daer verscreven bijden fursten tho comen; men dat was eenen versierden anslach, omme den fursten mit sie tho brengen, alst geschach. Soe wordt daer hen gesant Luloff Koenders ende Claes Schaffer beijde borgemesteren, ende Karstken Cremer ende Harmen Honrickes vander gilden wegen, op Alle Godes Hilligen avent. 13c Jasper van Marwijk stadhouder te Groningen, trouwt aldaar |
13a Karel van Gelre wordt persoonlijk gehuldigd te Groningen. Daar sommige in Groningen zich zeer in versloegen en schreven van stonden aan heimelijk aan den vorst van Gelre dat hij persoonlijk kwam te Groningen of het mocht wellicht daar kwaad werk worden. Zo kwam de vorst van Gelre te Coevorden. Toen maakten ze de burgers wijs, ze waren daar geschreven bij de vorst te komen; maar dat was een versierde aanslag om de vorst met ze te brengen als dat geschiedde. Zo werd daar hen gezonden Lulof Koenders en Claes Schaffer, beide burgemeesters, en Karstken Cremer en Harmen Honrickes vanwege de gilden op Allerheiligen avond.
13c Jasper van Marwijk, stadhouder te Groningen, trouwt aldaar. |
|
Deel III-Q Na aanvankelijke successen moeten de Geldersen Friesland definitief aan de Habsburgers prijsgeven (1523) 1b Jancko Douwama gearresteerd na klacht over stadhouder |
Deel III-Q Na aanvankelijke successen moeten de Geldersen Friesland definitief aan de Habsburgers prijsgeven, (1523) 1b Jancko Douwama gearresteerd na klacht over stadhouder. De stadsgracht tussen Boteringenpoort en Kranentoren werd in dit voorgenoemd jaar gegraven en dat deden sommige kerspelen gelegen in Friesland die eertijds niet voor de stad gegraven hadden. En de stad liet daar twee nieuwe stenen torens maken in het bolwerk, maar die werden niet gereed in hetzelfde jaar. 2b Zeven Hollandse schepen op de Waddenzee gekaapt. |
|
3De
Turken veroveren Rhodos op de Johannieters |
3 De Turken veroveren Rhodos op de Johannieters. |
|
4a Na vergeefs beleg van Bolsward gaan Habsburgers naar Dokkum Doe se dat voergenoemde huijs in hadden, soe toegen se voert voer Oldenzeel; men daer laegen vole ruteren in vanden Twenschen hoeffluden ende Stichtsen ruteren ende knechten. So laegen se men daer voer dre oft vier dagen, ende togen daer weder aff mijt cleijn gewin na Swolle. Ende de ruteren vervolgeden se, ende togen daer achter vele aff. Ende der wijle datr de Swolschen sus mede lagen voer Oldenzeels, soe togen de van Hasselt uut voer Zwolle, ende haelden daer enen grooten rooff van ossen, koijen ende peerden, over sess hondert beesten. |
4a Na vergeefs beleg van Bolsward gaan Habsburgers naar Dokkum. 4b Kasteel Lage wel, Oldenzaal niet door de Geldersen veroverd. Toen ze dat voorgenoemde huis in hadden zo trokken ze voert voor Oldenzaal; maar daar lagen vele ruiters in van de Twente hovelingen en Stichtse ruiters en knechten. Zo lagen ze er maar voor drie of vier dagen en trokken daar weer af met klein gewin naar Zwolle. En de ruiters vervolgden ze en trokken daar achter velen af. En de tijd dat de Zwolsen dus mede lagen voor Oldenzaal zo trokken de van Hasselt uit voor Zwolle en haalden daar een grote roof van ossen, koeien en paarden, over 600 beesten. 5b Geldersen en Groningers legeren zich in het Westerkwartier . |
|
5c Gelders-Gronings leger bijna de terugweg afgesneden |
5c Gelders-Gronings leger bijna de terugweg afgesneden. 5d Habsburgers ontvangen onderwerping Ommelanden.
|
|
6a Internationaal optreden tegen het piratennest Dokkum |
6a Internationaal optreden tegen het piratennest Dokkum.
|
|
7a Acht schepen vol goed opgebracht naar Groningen 7b Gelderse troepen ontruimen Gorecht en Drenthe 8c Vijfde en zesde poging ondanks wat buit mislukt |
7a Acht schepen vol goed opgebracht naar Groningen. 7b Gelderse troepen ontruimen Gorecht en Drenthe. 8a Habsburgse wurggreep om Dokkum.
dag over en Գ nachts braken ze op en kwamen de zaterdag te Groningen als verjaagde hoenderen. 8c Vijfde en zesde poging ondanks wat buit mislukt. van de Friezen en knechten, bleven elk 2 of 3 doden en ze kregen omtrent honderd beesten met koeien, stieren en beren, ook wat schapen en zwijnen die te Groningen verdeeld en gebuit werden. En de vrouw lieden kwamen na en kochten een deel van hun beesten weer. Ook brachten ze mee vijf of zes gevangenen maar daar zat niet veel aan, want dat was arm volk en die werden op losgeld gesteld. |
|
8d Dokkum capituleert voor de Habsburgers Als Dockum dus bestalt ende beenget was mijt dat keijsers heer woe vorscreven, so hadden se daer voer voele grootes gescuttes, daer se mede doer dat bolwarck sceten mochten mit ijseren clooten ende tumelers, daerse mede inde stadt schoten, ende deden daer vust schaden in dat volck, de gewondet worden ende doot bleven. So datsse dat op geven wolden, want de uuterste graften weren al over gedammet, ende de bolwarcken weren toescoeten ende de bijnnenste graften wolden se oick dammen, ende woldent stormen. Ende de Vreesche hovelingen de daerbijnnen weren ende borgeren ende buren wolden genes stormens verwachten, ende woldent op geven beholden lijff ende guet; men de stadtholder Johan Goltsteijn ende knechten konden geen genade krijgen. Men als de brant to Collum opgenck, doe meenden se dat de hartoch van Geller ende Groningers uutquemen mijt macht van volck, ende woldent ontsetten; doe gaven se beter coop. Doe wordt op geven des donderdages voer Sunte Joannes Baptista Onthoofdinge. Ende gengen aff beholnesse lijves ende goedes, golt, sulver gemunt ende ongemuntete, mijt cleder ende clenodijen, peerden ende harnasch tot horen lijve. Ende alle prevande, bussen ende cruijt ende huijsraedt solde blijven upt blochuus. Ende alle de hovelingen – weren daer XII bijnnen –mijt den borgeren ende inwoneren solden bijden oeren blijven ongescadiget, ende solden der keijserlicker maiesteijt doen eenen eedt, als de andere landen gedaen hadden. Ende de uutgaen wolden, mochten dat doen. So gengen daer twe uut als Douwe Doynge ende Gabbe Sceltema, ende hadden achte dagen oeren beraet ofse weder in wolden comen ofte nijet. Ende als de stadtholder de stadt ende huijs overgelevert hadde, soe wordt he mitten knechten ende alt getros geverliget mijt twe venel knechten ende twe hundert ruteren over Gerckes brugge to Vyschvleet. Ende des vrijdages quemen se voert to Aedewert. 9a Habsburgse veldtocht vanuit Dokkum tot voor Sloten |
8d Dokkum capituleert voor de Habsburgers. Als Dokkum dus besteld en vernauwd was met dat leger van de keizer zo voorschreven zo hadden ze daar voor vele grote geschut daar ze mee door dat dat bolwerk schieten mochten met ijzeren kloten en timelaars waarmee ze in de stad schoten en deden daar veel schaden in dat volk die gewond werden en dood bleven. Zodat ze dat opgeven wilden, want de uiterste grachten waren al over gedamd en de bolwerken waren beschoten en de binnenste grachten wilden ze ook bedammen en wilden het bestormen. En de Friese hovelingen die daarbinnen waren en burgers en buren wilde geen bestorming opwachten en wilden het opgeven behouden lijf en goed; maar de stadhouder Johan Goudsteen en knechten konden geen genade krijgen. Maar toen de de brand te Kollum opging toen meenden zee dat de hertog van Gelre en Groningers uitkwamen met macht van volk en wilden het ontzetten; toen gaven ze betere koop. Toen werd het opgegeven de donderdag voor Sint Johannes Doper Onthoofding. En gingen af behouden lijf en goed, goud, zilver gemunt en ongemunt, met kleren en kleinodiën, paarden en harnas tot hun lijf. En alle proviand, bussen en buskruit en huisraad zou blijven op het blokhuis. En alle hovelingen – waren daar 12 binnen –met de burgers en inwoners zouden bij de hen blijven onbeschadigd en zouden de keizerlijke majesteit doen een eed zoals de andere landen gedaan hadden. En die uitgaan wilden mochten dat doen. Zo gingen daar twee uit als Douwe Doinge en Gabbe Sceltema, en hadden acht dagen hun beraad of ze weer in wilde komen of niet. En toen de stadhouder de stad en huis overgeleverd had zo werd hij met de knechten en de hele groep beveiligd met twee vaantjes knechten en 200 ruiters over Gerkesbrug te Visvliet. En de vrijdags kwamen ze voort te Aduard.
9a Habsburgse veldtocht vanuit Dokkum tot voor Sloten.
|
|
10a Geldersen veroveren Steenwijk bij verrassing Inden somer te voren weren de Gellerscen daer voer, ende woldent mit stormender handt winnen, ende verloren den storm, ende leten daer vele dooden, ende bleef doot Michec van Pomeren, dat den fursten van Geller seer moijde. Soe was daer een schulte tho Deveren geheten Bernardus ter Maete, ende hadde dree soens, ende weren al tho samen opsaetssche luyden ende goet Gellersch. So makeden se enen anslach, ende wolden daer in Steenwijck een deel Gellersche ruteren in bringen in schijn off dat Uterschs volck was; men se worden de verrederije wijs, ende wolden se neet in hebben. Ende daer na kregen se een van des sculten soens, ende sloegen em doot. Dit moijde den sculten ende syn andern soens. So quam he mitter wone tho Groningen; want he dan tho Deveren plach te woonen, soe wisten se alt gelech to Steenwijck: women dat best overvallen mochtes, ende dat oer karmisset opden selven sondacu wesen solde, ende dat daer dan vele vanden lantluden ter karmisse quemen, elck mijt sijn frunden vrolick tho wesen. So hadden se daer tho voren een dach ofte twe in bestelt ses oft seven Gellerschen knechten de daer denstes begeerden, want se hadden noch bijnnen Steenwijck wal omtrent hundert knechten. So beyagede de voergenoemde aen de van Gelmuen ende Coevorden; ende tho Groningen daer lach wal omtrent twe hondert knechten ende LXX ruteren. Ende desse versammelden sick bij ene uut bevel des stadtholders Jasper van Maerwijck, ende togen hemelicken uut Groningen, ende quamen in Drenthe, ende quemen inder nacht bij ene voer Steenwijck. Soe hadden se de lose gemaket mijtten verreders de se daer bijnnen geschicket hadden: alst tijt was, so solden seeaf dat vuer daer an steken totten veer hoernen; dat soe geschach. Soe was dat quade wake, want elcka vrolick inder kermissen gedroncken, inde bedde lach onverwarent ende onbeanxt. Soe weren daer wal en anderhalff hundert doer de stadt graft over dat bolwarck op de market gecomen, eert ijemant wiste. |
10a Geldersen veroveren Steenwijk bij verrassing. In de zomer tevoren waren de Geldersen daar voor en wilden het met stormen handt winnen en verloren de bestorming en lieten daar vele doden en bleef dood Michiel van Pommeren dat de vorst van Gelre zeer vermoeide. Zo was daar een schout te Diever geheten Bernardus ter Maete en had drie zoons en waren alle tezamen gegoede lieden en goed Geldersen. Zo maakten ze een aanslag en wilde daarin Steenwijk een deel Geldersen ruiters in brengen in schijn of dat Utrechts volk was; maar ze werden het verraad wijs en wilde ze niet in hebben. En daarna kregen ze een van de zoons van de schout en sloegen hem dood. Dit vermoeide de schout en zijn andere zoons. Zo kwam hij te wonen te Groningen; want hij dan te Diever plag te wonen en zo wisten ze het al gelijk te Steenwijk: hoe men dat het beste overvallen mocht en dat hun kermis op dezelfde zondag zou wezen en dat daar dan vele van de landlieden ter kermis kwamen om elk met zijn vrienden vrolijk te wezen. Zo hadden ze daar tevoren een dag of twee in bestelt zes of zeven Geldersen knechten die daar dienst begeerden, want ze hadden nog binnen Steenwijk wel omtrent honderd knechten. Zo bejaagde die voorgenoemde aan die van Genemuiden en Coevorden en te Groningen daar lagen wel omtrent 200 knechten en 70 ruiters. En deze verzamelden zich bijeen op bevel der stadhouders Jasper van Marwijk en trokken heimelijk uit Groningen en kwamen in Drenthe en kwamen in de nacht bijeen voor Steenwijk. Zo hadden ze afspraak gemaakt met de verraders die ze daar binnen geschikt hadden: als het tijd was zo zouden ze dat vuur aansteken op vier hoeken; dat zo geschiedde. Zo was dat kwaad waken want iedereen had vrolijk in de kermis gedronken en lagen onbeschermd in bed en zonder angst. Zo waren daar wel een 150 door de stadsgracht over dat bolwerk op de markt gekomen eer het iemand wist. |
|
10b Gelderse rooftocht tot vlak voor Leiden 11 b Het laatste Gelderse bolwerk Lemmer ontruimd |
10b Gelderse rooftocht tot vlak voor Leiden. Item, daarna, toen deze buit verdeeld was, kwam een deel van deze ruiters en knechten weer in Drenthe. En trokken in Stellingwerf te Oosterwolde en te Buurkoop, te Makkum en daar omtrent en verbrandden daar vele huizen en kregen ook vele gevangenen en een groot roof van beesten en trokken daarmee uit het land door Drenthe.
11 b Het laatste Gelderse bolwerk Lemmer ontruimd. |
|
11c Nabeschouwing van Benninge 12b Dood van Johan van Wassenaar, de veroveraar van Friesland |
11c Nabeschouwing van Benninge.
12b Dood van Johan van Wassenaar, de veroveraar van Friesland. |
|
Deel III-R Allerlei gbeurtenissen in en om Groningen, bestand met de Habsburgers en vrede met Utrecht (1524-1525) 1Adviesraad van acht aanzienlijken benoemd te Groningen |
Deel III-R Allerlei gebeurtenissen in en om Groningen, bestand met de Habsburgers en vrede met Utrecht. (1524-1525) 1Adviesraad van acht aanzienlijken benoemd te Groningen.
4 Gelderse overvallen in Drenthe lopen verkeerd af. |
|
6 Graaf Edzard poogt land bij Esens te veroveren 7 Meester Ulffert gearresteerd en beschuldigd van verraad 9a Zwolle wil weer deel uitmaken van het Sticht Die borgeren van Swolle begunde dat orloch to verdreten mijtten hartoch van Geller tegen dat Stichte van Utricht ende steden, wan die gemeente arm wordt. Soe worden de borgeren ende gemeente twe partijch mitten Raedt, die goet Gellerschs weren ende die hartoch van Geller daer inder stadt gehaelt hadden; ende vengen daer dree oft veer aff. So quam die hertoch van Geller mit een venel knechten bij nacht, ende lagen verborgen inden hoven ende tuijnen terg tijt, dat die hartoge bij dage nae quam, ende wolde in de stadt trecken, als he gewoenliken plach te comen. Als he tusschen de poorten was, so braken die knechten op die daer verborgen lagen, ende wolden die stadt so mit verrasscen in nemen. Menm de Swolsschen kregen de schotpoorte toe, ende steenden mit stenen van boven aff; so datsse God danckeden, datsse to rugge uut quemen. Ende dije hartoch was bij naer mijt eenen steen dootgesmeten, doch he quam daer bijnnen myt weynichs knechten, ende bleeff daer den nachtt. Men des anderen dages toech he weder nae Hattum in zijn landt, want die Burgonscen weren inde Betouwe, ende branden daer. |
6 Graaf Edzard poogt land bij Esens te veroveren. 7 Meester Ulffert gearresteerd en beschuldigd van verraad.
9a Zwolle wil weer deel uitmaken van het Sticht. De burgers van Zwolle begon die oorlog te verdrieten met de hertog van Gelre tegen dat Sticht van Utrecht en steden, want de gemeente werd arm. Zo werden de burgers en gemeente tweepartijdig met de Raad, die goed Gelders waren en de hertog van Gelre daar in de stad gehaald hadden en vingen daar drie of vier van. Zo kwam de hertog van Gelre met een vaantje knechten bij nacht en die lagen verborgen in de hoven en tuinen ter tijd dat die hertog bij dag na kwam en wilden in de stad trekken zoals hij gewoonlijk plag te komen. Toen hij tussen de poort was zo braken die knechten op die daar verborgen lagen en wilde de stad zo met verrassing in nemen. Maar de Zwolse kregen de schotpoort toe en stenigden met stenen van boven af zodat ze God dankten dat ze terug uit kwamen. En de hertog was bijna met een steen dood gesmeten, doch hij kwam daar binnen met weinig knechten en bleef daar die nacht. Maar de volgende dag trok hij weer naar Hattem in zijn land, want de Bourgondiërs waren in de Betuwe en brandden daar. |
|
9b Hertog Karel belegert tevergeefs Zwolle 12 Bisschop van Bremen verwoest uit wraak het land Wursten |
9b Hertog Karel belegert tevergeefs Zwolle.
12 Bisschop van Bremen verwoest uit wraak het land Wursten. |
|
13 Habsburgse hulp bij herbouw van Steenwijk Als de knechten Worstfrieslant ende dat lant tho Halen sus iammerlicken hadden verdorven, soe voergescreven is, wolden se geerne over geweest hebben over de Wesere op de Wensche steden ende int lant to Holsten; men de hartoch van Holsten en de steden lagen so starck ter lanthoede, so datse daer niet hen en dorsten. Soe keerden se weder omme doort Stichte van Munster, ende quemen int Stichte van Utricht. Soe nam die bisschop van Utricht een part an vanden knechten, ende belede dat huijs tho Rechteren; men se togen daer weder aff mijt cleijn gewin. Soe worden die van Swolle vereniget ende gesoent mitten bisschop ende den steden, ende verleten den fursten van Geller. |
13 Habsburgse hulp bij herbouw van Steenwijk.
Toen de knechten West-Friesland en dat land te Halen dus droevig hadden bedorven, zo voorgeschreven is, wilde ze graag over geweest zijn over de Wezer op de Wendische steden en in het land te Holstein; maar de hertog van Holstein en de steden lagen zo sterk ter landhoede zodat ze daarheen niet durfden. Zo keerden se weerom door het Sticht van Munster en kwamen in het Sticht van Utrecht. Zo nam de bisschop van Utrecht een part aan van de knechten en belegerde dat huis te Rechters; maar ze trokken daar weer af met klein gewin. Zo worden die van Zwolle verenigd en verzoend met de bisschop en de steden en verlieten de vorst van Gelre. 16 Ontslagen soldaten plunderen van Groningen tot Woerden. |
|
Deel II-S Groeiende irritatie tussen Stad en stadhouder; internationale onrust slaat over naar Groningen: gilden grijpen de macht en eisen sanering der financin (1525) |
Deel II-S Groeiende irritatie tussen Stad en stadhouder; internationale onrust slaat over naar Groningen: gilden grijpen de macht en eisen sanering der financiën. (1525) |
|
1b Vergeefse pleidooien der Groningers voor de hertog 1c Conflict schijnbaar bezworen; Van Marwijk blijft aan |
1b Vergeefse pleidooien der Groningers voor de hertog. 1c Conflict schijnbaar bezworen; Van Marwijk blijft aan. |
|
2 Jaar 15525 onrustig door oorlogen: de slag bij Pavia |
2 Jaar 15525 onrustig door oorlogen: de slag bij Pavia. |
|
3 Bestand tussen Karel V en Gelre/Groningen verlengd |
3 Bestand tussen Karel V en Gelre/Groningen verlengd. |
|
4b Boerenopstanden in Duitsland en tot in Zwitserland toe |
4b Boerenopstanden in Duitsland en tot in Zwitserland toe. |
|
5a Groninger gilden formuleren ingrijpende eisen Des dages daer nae wort opt Raethuijs bij ene gedaget borgemester, Raedt, olde Raedt, gesworne gemeente. Soe sijnt daer gecomen de bouwmesteren ende desse gedeputeerden, ende hebben den Raedt daer voergegeven, dat de gilden ende borgeren mijt em samentlijck weren gesloten ende verdragen, datsse alle exsijse wolden aff hebben, ende wolden ene vrije stadt hebben, als dat van oldes plach tho wesen. Ende den heelen anderen hoop vanden hovelingen bleven ten Jacoppijnen, ende de gilden ende borgeren bleven opt marckt, ende oer sommigen inden beer tappers kellers, ende droncken sick vul. De Raedt weren desser meere ende tydinge nijet wal to vredenr ende onwonelick. |
5a Groninger gilden formuleren ingrijpende eisen. 5b De gilden bedreigen burgemeesters en raad. De dag daarna werd op het Raadshuis bijeen gedaagd burgemeester, Raad, oude Raad, gezworen gemeente. Zo zijn daar gekomen de bouwmeesters en deze gedeputeerden en hebben de Raad daar voorgegeven dat de gilden en burgers met hen gezamenlijk hadden besloten en overeengekomen dat ze alle accijns wilden afhebben en wilden een vrije stad hebben zoals dat vanouds plag te wezen. En de hele andere hoop van de hovelingen bleven te Jakobijnen en de gilden en burgers bleven op de markt en van hen sommigen in de bier tappers kelders en dronken zich vol. De Raad was van deze mening en tijding niet goed tevreden en ongewoon. |
|
5c Vier borgen, onder wie Benninge, aangewezen voor stadsschuld |
5c Vier borgen, onder wie Benninge, aangewezen voor stadsschuld.
5e Ex-rentmeester Johan Jarges verlaat Groningen na hetze. |
|
5f Na gilde-eisen wijkt burgemeester Peter Sickinge uit |
5f Na gilde-eisen wijkt burgemeester Peter Sickinge uit. 5g Ontzetting van Jarges uit raad afgedwongen, geen verbanning. 5h Stadhouder bewerkt uitstel van betaling door de borgen. |
|
5i De drie overgebleven borgen gedwongen tot geldleningen Ende hadden se dat neet willen doen hebben, sonder twijffels se haddense gevenckelickent angetastet ende inde venckenisse gelecht. Sulcken gewalt, onsturicheijt, rumoer ende onrecht is in Groningen in menschen gedachten off nije geschien, dat die gilden ende borgeren ende gemeente sus tegen den Raedt ende de olden geslachten upwerpen, de Groningen sus lange eerlicken ende wyssliken geregeert hadden; welck em groot spijt ende hoomoet is van sulck volck, arm ende quales tales, daer vole onder was de nijet sochten de welvaert van Groningen, men lever gewest solden wesena in de kisten ende kantoiren der rijcker borgeren. Ende desse twedracht were nijet opgeresen, dan se hadden troost vanden stadtholder, der was oer hovet ende raet ende daet; ende dat quam toe ende was een orsake tusschen den Raedt ende stadtholder, de se mijt malcanderen hadden, datsse em aff wolden hebben, daer se tegen malcanderen inder vasten mit malcanderen voorden hertochag van Geller weren, daer de stadtholder de overhandt helde ende de stadtholder bleeff, soe ick ju voor van gescreven hebbe. Expecta quid sequitur; men sal geen dinck beginnen, men sal dat eijnde versinnen. 5j Gilden gedagvaard naar Arnhem; Gelderse commissie naar Groningen 5k Commissie hoort partijen en legt borgen aanbetaling op |
5i De drie overgebleven borgen gedwongen tot geldleningen. En hadden ze dat niet willen doen hebben, zonder twijfel, ze waren gevangen aangetast en in de gevangenis gelegd. Zulk geweld, onwil, rumoer en onrecht is in Groningen in mensen gedachten nooit geschied dat de gilden en burgers en gemeente dus tegen de Raad en de oude geslachten opwierpen, die de Groningen die dus lang eerlijk en wijs geregeerd hadden; wat hen grote spijt en hoogmoed is van zulk volk, arm en kwade woorden daar velen onder was die niet de welvaart zochten van Groningen, maar liever geweest zouden wezen in de kisten en kantoren der rijke burgers. En deze tweedracht was niet opgerezen, dan ze hadden troost van de stadhouder en die was hun hoofd, raad en daad en dat kwam toe en was een oorzaak tussen de Raad en stadhouder die ze met elkaar hadden dat ze hem weg wilden hebben, daar ze tegen elkaar in de vasten met elkaar voor de hertog van Gelre waren daar de stadhouder de overhand hield en stadhouder bleef, zo ik u voor van geschreven hebbe. Expecta quid sequitur; men zal geen ding beginnen, men zal eerst dat einde verzinnen. 5j Gilden gedagvaard naar Arnhem; Gelderse commissie naar Groningen. 5k Commissie hoort partijen en legt borgen aanbetaling op. |
|
Deel III-Y De gilden zetten te Groningen het bestuur naar hun hand; tenslotte toch nog verzoening; plundering door afgedankte huurlingen uit Duitsland overal rondom Groningen (1525) |
Deel III-Y De gilden zetten te Groningen het bestuur naar hun hand; tenslotte toch nog verzoening; plundering door afgedankte huurlingen uit Duitsland overal rondom Groningen. (1525)
|
|
2b Burgemeesters en raad laten zich niet uitschakelen Wy borgemesteren, Raedt, gesworen gemeente, bowmesteren mytten hovelyngen vanden gemene gylden, gemene borgers, doen kondich ende openbaer, dat wy leefflyken ende eendrachtlyken onder ons synt verlyket ende verdragen ende gesloten: soe wat onstuer, onwille ende twist myt woerden off myt warken, woe sick dat mach begeven hebben toe dessen daege toe – is Goede almachtich toe love ende toe eren, omme alle borgeren ende inwoners des toe doechlykerende leefflyker myt malkanderen toe leven – sal gans heel ende al vergeten ende vergeven syn ende wesen; soe dat yder man sal borgermesteren ende Raedt in horen rechte styven ende starcken ende byvellich wesen, als dat nae ende eet toe behoert ende nae older ghewoenten; ende oeck dat nymant sal woerden bruken van dessen verleden saeken, daer de Raed off emans van onsen borgeren to onwylle wesen muchte, off men sal dat berichten nae den stat boeke. Ende dit wort des sondages toe Paeschachten vanden statknechten over de kercke kundiget. Ende des vrydages daer nae wort der ene prosessie geholden, ende men droech dat hillige sacrament omme de stat, als plach toe doen op des Hilligen Sacramentesdach. 3Overlast in Drenthe en Ommelanden door afgedankte huursoldaten |
2b Burgemeesters en raad laten zich niet uitschakelen.
Wij burgemeesters, Raad, gezworen gemeente, bouwmeesters met de hovelingen van de gewone gilden, gewone burgers, doen kond en openbaar dat wij lieflijk een eendrachtig onder ons zijn verenigd verdragen en besloten: zo wat wanorde, onwil en twist met woorden of met werken, hoe zich dat mag begeven hebben tot deze dag toe – is Goede almachtig te loven en te eren om alle burgers en inwoners des te deugdelijker te leefbaarder met elkaar te leven – zal gans geheel en al vergeten en vergeven zijn en wezen; zodat elke man zal burgermeesteren en Raad in hun recht stijven en versterken en beveiligd wezen zoals dat naar de eed toebehoort en naar oude gewoonten en ook dat niemand zal woorden gebruiken van deze verleden zaken daar de Raad of iemand van onze burgers te onwil wezen mocht of men zal dat berechten naar het stadsboek. En dit werd de zondag na Paasnacht van de stadsknechten over de kerk verkondigt. En de vrijdag daarna werd er een processie gehouden en men droeg dat heilige sacrament om de stad, zoals men plag te doen op de Heilige Sacrament dag. 3Overlast in Drenthe en Ommelanden door afgedankte huursoldaten. |
|
Deel III_U Excurs over de Sacco di Roma en zijn gevolgen voor het prestige van Karel V (mei-juni 1527) |
Deel III_U Excuus over de Sacco di Roma en zijn gevolgen voor het prestige van Karel V (mei-juni 1527) Dat laat ik gaan, gaat niet over Friesland of Groningen. |
Deel III-V
Vertaling van het eerste deel van het Pilgerbchlein, de geschiedenis van Rome tot en met Constantijn de Grote. Zie deel daar.
|
Deel III-Y Te Groningen neemt de rechteloosheid snel toe, ook hertog Karel heeft geen greep meer op de massa, die de borgen zware lasten oplegt en zelf een raad kiest (mei 1527– feb. 1528)
Int jaer Osses Heren dusent vyff hundert ende XXVII hadden borgemesteren, Raet ende zworen gemente ende bowmesteren mytter wysheyt van Groningen geordeneert ende gedeputeert by consent der gylden twintich parsonen, oer summigen van den oltsten ende besten geslachten, de eertydes borgemesteren ende Raet gewest weren, ende en deel vanden besten van den gylden ende andere guede borgeren, omme enen penninck ende opkomst to vinden over Groningen, daer de stat mede gereddet mochte worden, ende omme mede in eendrachticheyt to komen. So weren de gedepueteerden myt malkanderen all overkomen ende verdragen ende verdragen opt beleven des gemene Raets ende den gillden, ende woldent opt Raethues weder inbrengen. So weren alle de borgeren ende gilden opt marckt vergaddert. Soe wolde de bowmester Jacop Smyt hen gaen by den ghemenen hoep, ende woldet hem to kennen geven. Soe quemen se em to moete byt Raedhues. So was daer ene onder den hoep geheten Johan Gryp, Lubbert Gryps basters zoen, off als men sede en monkes sone broder Harmen van Coverden, een onredelick, quaet, geck scalck ende moytmaker; ende toech syn swert uut, ende reep: ғ’sae doet!’ Ende sloech den bowmester Jacop Smyt onder de voeten, ende sloech ende how verveerlyken op hem. Men he kreech weynich wonden, men cletwonden* ghenoech, sodat he gereddet wort, ende quam levendich en wech, ende ontleep ten Geestlyken Maegeden int cloester. Ende de Raet was opt hues, ende worden gewarnet so dat de heele hoep sus an quam. Soe sach elck om en guet hen komen. Borgermester Hilbrant Rolteman ende borgemester Reynt Alberdae myt meer Raedes heren naement Hillige lant in, ende lepen to Sunte Merten inde kercke. De borgemester Lueleff Konerts belepen se by de Botterwage; solden se daer doet gheslagen hebben, doch he wort ghereddet van gueden borgeren, dat he ontquam, ende leep toe Heerpoerte uut nae Helpen. Godt de versacht, anders wert wonder gewest datter niemant doet bleve, soe onstuer als de onredelyke hoep was. |
Deel III-Y Te Groningen neemt de rechteloosheid snel toe, ook hertog Karel heeft geen greep meer op de massa die de borgen zware lasten oplegt en zelf een raad kiest. (mei 1527– feb. 1528)
In het jaar Ons Heren 1527 hadden burgemeesters, Raad en gezworen gemeente en bouwmeesters met de wijsheid van Groningen geordineerd en gedeputeerd met toestemming der gilden 20 personen en van hen sommigen van de oudste en beste geslachten die eertijds burgemeesters en Raad geweest waren en een deel van de beste van de gilden en andere goede burgers ome een penning en opkomst te vinden voor Groningen daar de stad mee gered mocht worden en om mede in eendracht te komen. Zo waren de gedeputeerden met elkaar al overeenkomen en verdragen op het believen der gewone Raad en de gilden en wilden het Raadshuis weer inbrengen. Zo waren alle burgers en gilden op de markt verzameld. Zo wilde de bouwmeester Jacop Smyt heengaan bij de gewone hoop en wilde het hen te kennen geven. Zo kwamen ze hem tegemoet bij het Raadhuis. Zo was daar een onder de hoop geheten Johan Gryp, Lubbert Grypՠs basterdzoon of zoals men zei een monniken zoon van broeder Harmen van Coevorden, een onredelijk, kwaad, gek, schalks en muitmaker en die trok zijn zwaard uit, en reep: ‘sla dood!’ En sloeg de bouwmeester Jacop Smyt onder de voeten en sloeg vervaarlijk op hem. Maar hij kreeg weinig wonden, maar kleding wonden genoeg zodat hij gered werd en kwam levend weg en ontkwam te Geestelijke Maagden in het klooster. En de Raad was op het huis en werd gewaarschuwd zodat de hele hoop dus aankwam. Zo zag elk om een goed heenkomen. Burgemeester Hilbrand Rolteman en burgemeester Reynt Alberdae met meer Raadsheren namen het Heilige land in en liepen te Sint Maarten in de kerk. De burgemeester Lueleff Konerts beliepen ze zo bij de Boterwaag; zouden ze daar dood geslagen hebben, doch hij werd gered van goede burgers, dat hij ontkwam en liep toen de Herenpoort uit naar Helpman. God die het voorzag, anders was het wonder geweest dat er niemand dood bleef zo’n wild als de onredelijke hoop was.
4 Comité van 24 gedeputeerden vormt samen met de raad het stadsbestuur. |
|
5a Hertog Karel probeert schriftelijk de gemoederen te kalmeren Daer na quam den hartoch van Geller dagelix voer van dessen groten oproer ende moyterie, de dagelicks bynnen Groningen geschach jo lanck woe meer; daer de statholder Jasper al de meyster van was. So screff de furste to Groningen an bowmesteren ende gylden enen strengen ende erenstlyken breff omme desse moyterie ende oproer aff to stellen ende neder to leggen mytten oversten, ende weder eendrachtich toe worden myt malkanderen. Dit warck saege veer de Burgonschen ende greve van Oestvreslant, hier omme stadt ende lande: dat mochte den hartogen wal lichte van lande ende lueden brengen, ende groet last stad ende lande van komen. Myt dessen breff quemen se by den Raed; ende wolden, de Raedt solde den hartogen daer weder op beantworden ende scryven, dat se hier bynnen Groningen van genen oproer offte moyterie wusten, ende weren myt malkanderen wal over 6 Volkstribunaal dwingt de raad tot veroordeling van Johan Jarges |
5a Hertog Karel probeert schriftelijk de gemoederen te kalmeren. Daarna kwam den hertog van Gelre dagelijks voor van deze groten oproer en muiterij die dagelijks binnen Groningen geschiedde en hoe langer hoe meer daar de stadhouder Jasper de hele meester van was. Zo schreef de vorst te Groningen aan bouwmeesters en gilden een strengen en ernstige brief om deze muiterij en oproer af te stellen en neer te leggen met de oversten en weer eendrachtig te worden met elkaar. Dit werk zagen van ver de Bourgondiërs en graaf van Oost-Friesland, hier om stad en land: dat mocht de hertog wellicht van het land en lieden brengen en grote last in stad en landen van komen. Met deze brief kwamen ze bij de Raad en wilden de Raad zou de hertog daar weer op beantwoorden en schrijven dat ze hier binnen Groningen van geen oproer of muiterij wisten en waren met elkaar eens en en tevreden – dat zo alle tezamen gelogen was. Zo wilde de Raad zodanig antwoord niet schrijven. Zo wilden ze de Raad met geweld daartoe dringen dat ze dat de vorst alzo zouden schrijven; dat de burgermeesters en Raar niet wilden doen. En daar trokken een deel van burgemeesters en Raad uit de stad en wilden hun eed opzeggen en dat recht laten staan. Zo kwamen de bouwmeesters en gedeputeerden en hovelingen van de gilden bijeen en schreven de burgemeesters en Raad, die uit de stad waren geweken, dat ze van stonden aan weer in te komen binnen een korte gezette tijd en namen hun eed weer aan zich bij verbeuren van lijf en goed en eeuwige vredeloos uit de stad. Zo durfden ze de rebellen hoop niet ontzeggen en kwamen weer in de stad en tasten hun eed eet en recht weer aan, hoewel ze het niet graag deden. 6 Volkstribunaal dwingt de raad tot veroordeling van Johan Jarges.
|
|
7b De vier borgen en Johan Jarges naar Arnhem gedagvaard 9 Hertog Karels afgezant doet te Groningen gunstig bemiddelingsvoorstel |
7b De vier borgen en Johan Jarges naar Arnhem gedagvaard. 8 Wederzijdse vertrokken voor de raad; deze houdt de zaak aan. 9 Hertog Karels afgezant doet te Groningen gunstig bemiddelingsvoorstel. 10 Niettemin veroordeelt het gerecht de borgen tot betaling. |
|
11 Peter Sickinge bij vlucht gemolesteerd zonder vervolging daders |
11 Peter Sickinge bij vlucht gemolesteerd zonder vervolging daders. 12 Borgen gearresteerd en tot onmiddellijke betaling gedwongen. |
|
13 Onrust op de Grote Markt verhindert verkiezing van de nieuwe raad Des sondages – dages daer nae – beleveden seet dat men en nien Raet solde kesen. Ende senden opt hues an de talmans ende gesworen gemeente ene cedule, daer in gescreven weren weren XVI offte XVII de men niet inden Raet solde kesen, want de wolden se niet in den Raet hebben. Ende dat weren van de besten ende eerberheyt, / de se ende ore voervaederen Groningen geregiert hadden, ende borgermesteren ende Raet plegen to wesen, als benamen: Lueleff Konerds, Peter Sickynge, Claws Scaffer, jonge Johan Hornken, Harmen Kock, Roleff Sissinge, Sicke Benninge, Lubbert Clant, Roleff ten Water, Roleff Huynge, Jemme Alma. Roleff ten Water was over jaer inden Raedt gekoren, ende wort borgemester gekoren; men desse weldige hoep wolden hem niet gunnen noch toe staen de Raedes stoel, ende moste niet inden Raet wesen. Soe datter men dre borgemesteren dat jaer van XXVIII weren, ende daer staen men dre borgemesteren in allen breven de gesegelt do sint. |
13 Onrust op de Grote Markt verhindert verkiezing van de nieuwe raad. De zondag – de dag daarna – beliefden ze het dat men een nieuwe Raad zou kiezen. En zonden op het huis aan de tolken en gezworen gemeente een akte daarin geschreven waren 16 of 17 die men niet in de Raad zou kiezen, want die wilden ze niet in de Raad hebben. En dat waren van de besten en eerbaarheid die ze en hun voorvaders Groningen geregeerd hadden en burgermeesters en Raad plagen te wezen als met namen Lueleff Konerds, Peter Sickynge, Claws Scaffer, jonge Johan Hornken, Harmen Kock, Roleff Sissinge, Sicke Benninge, Lubbert Cland, Roleff ten Water, Roleff Huinge, Jemme Alma. Roleff ten Water was voor een jaar in de Raad gekozen en werden burgemeester gekozen; maar deze geweldige hoop wilden hem niet gunnen nog toe staan de Raadsstoel en mocht niet in de Raad wezen zodat men drie burgemeesters dat jaar van de 28 waren en daar stonden toen drie burgemeesters in alle brieven die gezegeld toen werden. |
|
14b Klacht Benninge over incompetente raad en Jasper van Marwijk Wat van gueder aert wort opgevoet, Soe wyst dat weder, dat niet so suuer. Hier mede mene ick niet allene de nu inden Raedt sytten, ende de de gemeente, seer desse oproeer ende twedracht is oproer gewest hevet, byt regiment gebracht hebben; men ick segge oeck van de se daer by gebrocht hebben, ende de Groningen regeren myt oer moyterie, alse: de scomaker Henrick van Lewerden, Johan Swamaker beyde bowmesteren, Jacop Smyt, Henrick Kistemaker, Johan Gryp, Johan van Wysum de kremer, Johan van Lochum de kremer, Jacop Bylken, Evert Wantscerer de scroder, Tymen van Utricht, Bartolt de maeler, Konst Slotemaker, Johan Stans de hopenbinder, Rottger Scutemaker, Berent Scutemaker, Joest Scutemaker ende meer genoech van arm vaesel vanden gilden. De oerer summige boboven twe off dre jaeren in Groningen niet gewoent hebben, ende daer gedeent hebben, ende al oer guet en deel en is geen teyn offte twintich goltgulden wert; ende nu daer gehylket synt, ende hebben de borgerscup ende gylde daer gewonnen; ende de daer dan ropen ende moyten konen onder den hoep, de worden dan hovelingen vanden gylden gekoren. Desse regieren nu Groningen! Men se hadden all en hovet off twe, daer se sick op stoenden ende to verleten, ende de den hoep daer to harden reden, alse de statholder Jasper van Marwyck ende Lueken Hornken, des statholders huesvrouwen vaeder. |
14b Klacht Benninge over incompetente raad en Jasper van Marwijk. Wat van goede aard werd opgevoed, Zo wijst dat weer, dat niet zo zuur En is als van aard een buur; Hiermee bedoel ik niet alleen die nu in de Raad zitten en die de gemeente sinds deze oproer en tweedracht in oproer geweest is bij het regiment gebracht hebben; maar ik zeg ook van diegene die ze daarbij gebracht hebben en de Groningen regeren met hun muiterij, als: de schoenmaker Hendrik van Leeuwarden, Johan Swamaker, beide bouwmeesters, Jacop Smyt, Hendrik Kistemaker, Johan Gryp, Johan van Wysum de kramer, Johan van Lochum, de kramer, Jacop Bylken, Evert Wantscerer de snijder, Tymen van Utrecht, Bartolt de maler, Konst Slotemaker, Johan Stans de hopenbinder, Rottger Scutemaker, Berent Scutemaker, Joest Scutemaker en meer genoeg van arme vazallen van de gilden. Die van hen sommigen boven twee of drie jaren in Groningen niet gewoond hebben en daar gediend hebben en al hun goed en deel is geen tien of twintig goudgulden waard en nu daar gehuwelijkt zijn en hebben het burgerschap en gilde daar gewonnen en die daar dan roepen en muiten kunnen onder de hoop, die worden dan hovelingen van de gilden gekozen. Deze regeren nu Groningen! Maar ze hadden allen een hoofd of twee daar ze zich op stonden en verlieten en die de hoop daar te hard aanraadden als de stadhouder Jasper van Marwijk en Lueken Hornken, de stadhouders huisvrouw vader. |
|
Deel III-Z Bisshcop alle gezag in Utrecht en Sticht; overstap naar Gelre; Karel V wordt landsheer en begint met verovering van het Sticht (1525-juni 1528) |
Deel III-Z Bisschop alle gezag in Utrecht en Sticht; overstap naar Gelre; Karel V wordt landsheer en begint met de verovering van het Sticht .(1525-juni 1528)
|
|
3 Bisschop staat zijn wereldlijke macht af aan Karel V |
3 Bisschop staat zijn wereldlijke macht af aan Karel V. 4a Habsburgers veroveren Kampen en omgeving. |
|
4c Habsburgers veroveren de Gelderse stad Hattem na een week |
4c Habsburgers veroveren de Gelderse stad Hattem na een week. |
Zie verder;