Van Brabant die excellente cronike

Over Van Brabant die excellente cronike

Kroniek van Brabant en dat geslacht en de verhalen van de zeer hoge, edele en dappere prinsen en hertogen van dat land, van het begin van Troje en vervolg tot alle geschiedenissen en oorlogen tot 1530. https://www.dbnl.org/tekst/_ald001vanb01_01/_ald001vanb01_01_0001.php Door; Nico Koomen. Geprint te Antwerpen door Jan van Doesborch in het jaar ons heren 1530 in juni.

[1] Alderexcellenste cronyke van Brabant, Die tafele beghint hier van den eerste deele der Cronijcken vanden lande van Brabant.

[1] Aller excellentste kroniek van Brabant.

De tafel begint hier van het eerste deel der kroniek van het land van Brabant. Dat vervalt.

Hier beghint die Cronike van brabant, ende dat gheslachte, ende die gesten vanden seer hogen, edelen, ende vromen princen ende hertogen des selfs lants int corte.

Hier begint de Kroniek van Brabant en dat geslacht en de verhalen van de zeer hoge, edele en dappere prinsen en hertogen van dat land in het kort.

Die prologe vanden eersten.

SO als Cicero scriuet, so is hystorie een ghetuge der tijden, een licht der waerheyt, meestersse des leuens bootschapersche der outheit. Daer om ist seere oorbaerlic veel duechdelike historien kennen ende daer op letten Op dat wi bi exempelen van anderen menschen leeren mogen, orbaerlike dingen na volgen ende schadelike dingen schuwen

Op dat alle menschen bekent werde de edelheit ende vromicheit der seer hoger princen ende hertogen van Brabant ende sonderlinge dat heylich leuen der sancten ende sanctinnen die wten huyse ende houe van brabant ghesproten sijn meer dan wt eenigen huyse oft lande der werelt Ende van anderen heyligen ende werdigen personen die int voorseide lant geleeft hebben. So sal hier na ter eeren gods int corte bescreuen werden die Brabantsche historie oft cronike. Ende dat gheslachte ende die gesten ende eerlijcke wercken der princen ende hertogen voorscreuen van Noes tijde die de arcke maecte voor de diluuie, stellende daer in niet te min int corte dat leuen ende conuersatie van somige der voorscreuen heylighe personen tot saligen exempele ende stichticheyt van allen heeren ende edelen personen, ende generalic voor alle die gheen die geerne duechdelicke historien lesen ofte horen

Mer op dat niemant en wane dat die compositoor des boecx om tlant sijnre geboorten te eeren na sijnder belieften yet meer daer in gheset heuet dan die gherechte waerheit So geeft die compositoer te kennen dat hi niet van [2r] den sinen daerin gheset en heeft, mer heeft dese cronike getrocken wt veele ander auctentijcke boecken Te weten wten beghin vander Bibelen, wten boecke vanden byen, wten legenden van vele heylighen, als sinte Remijs eertsbiscop van Riemen ende van veel ander heyligen sancten ende sanctinnen, wten scriften des eertsbisschops Turpijn, wten spiegel hystoriael van meester Vincent van Beauays, wten boeck gheheten Fasciculus temporum, wten cronijcken van Vrancrijc, wter declaratien van Jacob van Merlant, ende sonderlinge wten cronijken van Brabant die ten eynde vergadert sijn van meester Janne die clerck van Antwerpen, ende daer na van den eerwerdigen heere meester Peter vander heyden tresorier vander kercken sinte Goedelen in bruessel, die die latijnsche cronike int lange stelde ende lietse voort maken in duytscher rymen in .vij. boecken tot hertogen Karels van Bourgondien ende Brabants tijden Mer om elcke materie bequamelic op hair plaetse te vinden, so sal dese cronike gedeylt werden in twee deelen Jnt eerste sal geseyt werden vanden loue ende eedelheyt des lants van Brabant ende vanden condicien der Brabanteren ende vanden heyligen des selfs lants

Jnt anderde deel sal werden ghetracteert vanden afcomste ende hogen geslachte der princen ende hertogen van Brabant van Noes eynde tot vrouwe Marien toe, dye troude hertoge Maximiliaen van Oostenrijck des derden keyser Frederijcx sone.

De proloog van de eerste.

Zoals Cicero schrijft is historie een getuige der tijden, een licht der waarheid, meesteres des leven, boodschapster der oudheid. Daarom is het zeer nuttig vele deugdelijke historie te kennen en daarop te letten. Opdat we door voorbeelden van andere mensen nuttige dingen leren mogen en navolgen en schadelijke dingen schuwen

Opdat alle mensen bekend wordt edelheid en dapperheid van de zeer hoger prinsen en hertogen van Brabant en vooral dat heilige leven der sinten en santinnen die uit het huis en hof van Brabant gesproten zijn en meer dan uit enig huis of land der wereld. En van andere heiligen en waardige personen die in het voornoemde land geleefd hebben. Zo zal hierna ter eren Gods in het kort beschreven worden de Brabantse historie of kroniek. En dat geslacht en de verhalen en eerlijke werken der prinsen en hertogen voorschreven van Noach ‘s tijd af die de ark maakte voor de zondvloed en stel daarin niettemin in het kort dat leven en conversatie van sommige der voorschreven heilige personen tot zalig en stichtelijk voorbeeld van alle heren en edelen personen en in het algemeen voor al diegenen die graag deugdelijke histories lezen of horen.

Maar opdat niemand waant dat de samensteller van dit boek, om het land van zijn geboorte te eren, naar zijn believen iets meer daarin gezet heeft dan de rechte waarheid. Zo geeft de samensteller te kennen dat hij niets van het zijne daarin gezet heeft, maar heeft deze kroniek getrokken uit vele andere authentieke boeken. Te weten uit het begin van de Bijbel, uit het boek van de bijen, uit de legenden van vele heiligen zoals Sint Remi, aartsbisschop van Reims en van veel andere heilige sinten en santinnen, uit de geschriften van de aartsbisschop Tulpijn, uit spiegel historiaal van meester Vincent van Beauvais, uit het boek geheten Fasciculus temporum, uit de kronieken van Frankrijk, uit declaratie van Jacob van Maerlant en vooral uit de kroniek van Brabant die tot dat doel verzameld zijn van meester Janne, de klerk van Antwerpen, en daarna van de eerwaardige heer meester Peter vander Heyden, schatbewaarder van de Sint Goedele kerk in Brussel, die de Latijnse kroniek in het lang stelde en het verder liet maken in Duitse rijmen in 7 boeken in hertog Karels van Bourgondië en Brabantse tijden. Maar om elke materie geschikt op hun plaats te vinden zo zal deze kroniek verdeeld worden in twee delen. In het eerste zal gezegd worden van de lof en edelheid van het land van Brabant en van de conditie der Brabanders en van de heiligen van dat land.

In het andere zal onthaald worden van de afkomst en hoge geslacht der prinsen en hertogen van Brabant van Noach’ s einde tot vrouw Marie toe die de hertog Maximiliaan van Oostenrijk trouwde, de derde zoon van keizer Frederik.

Hier beghint den eersten boeck ofte dat eerste deele vander cronijcken van Brabant in .xxxvi. capittelen gedeylt.

Int eerste Capittel wert bescreuen die ghelegentheit ende condicie des lants van Brabant, ende werden ghenoemt die besloten steden, die Abdyen, ende die banerijen des selfs lants van brabant.

Hier begint het eerste boek of dat eerste deel van de kroniek van Brabant in 36 kapittels verdeeld.

In het eerste Kapittel wordt beschreven de ligging en de conditie van het land van Brabant en worden genoemd de besloten steden, de Abdijen en de heerlijkheden van dat land van Brabant.

m

BArtholomeus int boeck vanden proprieteyten der dingen vanden prouincien scrijft aldus. Brabant is de wterste prouincie van Germanien dats Almanien, ende is leggende aen Gallia Belgica, dat is neder vranckrijcke, hebbende den Rijn ende Vrieslant oostwaert, die britaensche zee ende den Vlaemschen schoot noortwaert, nedergalliene westwaert ende hooch Vrancrijcke zuytwaert, hebbende veele vermeerde steden, een lant vruchtbaer ende veel volcks hebbende volck van schoonder bequamer statueren, ende van schoonder formen, strijtbaer ende moedich tegen sijn vianden, mer sonderlinge behaechlic ende rustich, volck warachtich, deuoot ende goedertieren.

Bartholomeus in het boek van de eigenschappen der dingen van de provincie schrijft aldus; ’Brabant is de uiterste provincie van Germanië, dat is Duitsland, en ligt aan Gallia Belgica, dat is neder Frankrijk, heeft de Rijn en Friesland oostwaarts, de Britse en de Vlaamse schoot noordwaarts, neder Gallië westwaarts en hoog Frankrijk zuidwaarts en heeft veel vermaarde steden, een vruchtbaar land en veel volk van mooie geschikt statuur en van mooie vormen, strijdbaar en moedig tegen zijn vijanden, maar vooral behaaglijk en rustig, waarachtig volk, devoot en goedertieren.

Hier na volgen die besloten steden die in Brabant leggende sijn

Tis te weten dat Brabant gedeylt wert in vier quaertieren onder die .iiij. principael hootsteden Louen, Bruessele, Antwerpen, Tshertogen bossche

Jnt quaertier van Louen sijn dese steden Thienen Leeuwe Aerschot Diest Gemmelours Gheldenaken Hannuyt Galen Landen Sichenen.

Jnt quartier van Bruessele sijn dese steden Nyuele Viluoorden.

Jnt quartier van Antwerpen sijn dese steden Liere, Herentals, Breda Bergen opten zoom Steenbergen.

Jnt quartier van Tshertogenbossche sijn dese .vi. steden, Graue, Helmont Eyndouen Rauesteyn Megen.

Ende van dese steden so sijn naest den voorscreuen prinicpael .iiij. hootsteden noch iij. ander hootsteden, te weten Thienen Leeuwe, Nyuele voorseyt

Jtem die stadt van Maestricht houden vanden keyser dye hertoge van Brabant ende die bisschop van Ludick te samen ghelijck.

Jtem noch sijn in Brabant groote vryheden ende vermaerde dorpen die beter sijn dan zommige steden, als Turnohout Ghele, Hoochstraten, Beeke Oirschot, Werchtere, Merchtene, Vueren, Tubecke, Lennicke, Yssche Grimbergen, Asschen, Arendonck Oosterwijck, ende meer andere.

Hierna volgen de besloten steden die in Brabant liggen.

Het is te weten dat Brabant verdeeld wordt in vier kwartieren waaronder de vier voornaamste hoofdsteden, Leuven, Brussel, Antwerpen, Hertogenbos.

In het kwartier van Leuven zijn deze steden; Tienen, Leeuw, Aarschot, Diest Gembloers, (Gembloux) Geldenaken, Hannuit, (Hannut) Galen,(?) Landen, Zichem.

In het kwartier van Brussel zijn deze steden Nijvel, Vilvoorde.

In het kwartier van Antwerpen zijn deze steden Lier, Herentals, Breda, Bergen op Zoom, Steenbergen.

In het kwartier van Hertogenbos zijn deze 6 steden, Grave, Helmond, Eindhoven, Ravestein, Megen.

En van deze steden zo zijn naast de voorschreven de belangrijkste 4 hoofdsteden noch 3 andere hoofdsteden, te weten Tienen, Leeuwen, Nijvel voorzegt.

Item, de stad, van Maastricht houdt van de keizer, de hertog van Brabant en de bisschop van Luik, tezamen gelijk.

Item, noch zijn in Brabant grote vrijheden en vermaarde dorpen die beter zijn dan sommige steden, als Turnhout, Geel, Hoogstraten, Beeke, Oirschot, Werchter, Merchtenen, Vuren, Tubeke, Lennik, IJse, (Isque) Grimbergen, Asse, Arendonk, Oosterwijk, en meer andere.

Hier na volghen die Abdyen.

Dit sijn die Abdyen van Brabant legghende. Eerst moniken van sinte Benedictus orden Gemmelours Haffligem Vlyebeke. Ende die abdyen van nonnen der seluer ordenen sijn Vorst Bigaerden

Van moniken der ordenen van Cisteau oft van sinte Bernaert. Vileer dair so veel heylige personen geleeft hebben Ende daer af wert van gode geopenbaert dattet de heylichste plaetse inder werelt was in de tijt Sinte Bernaerts op de Scelde Nyzele. Ende die abdyen van nonnen sijn Vrouwen parck Ewyers Ter cameren bi Bruessel Rosendale Nazareth Lintere Rameye, Florual, Dshertogendale, Argenton Musene bi Mechelen [3r]

Hierna volgen de Abdijen.

Dit zijn de Abdijen die in Brabant liggen. Eerst de monniken van de Sint Benedictus orde; Gembloers, Affligem, Vliebeke. En de abdijen van nonnen van dezelfde orde zijn; De Vorst, Bijgaarden.

Van monniken der orde van Cîteaux of van Sint-Bernard. Villers daar zoveel heilige personen geleefd hebben. En daarvan werd door God geopenbaard dat het de heiligste plaats in de wereld was in de tijd van Sint-Bernard op de Schelde Nijzele. En de abdijen van nonnen zijn; Vrouwen perk Aywiers, Ter Kameren bij Brussel, Rozendaal, Nazareth, Linter, La Rame, Florival, Hertogendal (Valduc), Argenton, Musene (?) bij Mechelen.

Item vander ordenen van Premonstreit sinte Michiels Thantwerpen, die abdije van Grimbergen, Parcx, Tongerloe Heilicgem Euerbode Jette oft dilighem

Vander regulieren sinte Augustijns orden, die abdije van sinte Gheertruyt te Louen

Die abdijen vanden edelen ionffrouwen canonikerssen van sinte Gheertruyden te Nyuele ghefundeert van sinte Gheertruden

Te Louen ist huys oft clooster van den commendeur van sint Jans heren van Rodes van sinte Augustijns ordene gheheeten Chanterayn, ende hi gaet te rade metten staten van Brabant op die sijde vanden banierheren oft ooc metten prelaten

Jtem ooc is een clooster oft huys van der seluer orden te Tricht

Jtem te Ghemert is een clooster van den commendeur vander ordenen van den heren van Pruyssen

Mer al ist so dat al de voorscreuen cloosteren ende abdien eerstwerf in gheset sijn in leuen van reformacien ende obseruancien int ghemeyn leuende, so isser nv ter tijt nauwe vier oft vijf van al den voorscreuen abdijen die regel oft obseruantien harer ordenen houden, twelck seer te beclaghen is. Mer des sijn int voorscreuen lant te diuerschen plaetsen veele ander cloosteren van goeden ghereformeerden leuen, te weten, Chartroysen, biddende ordenen ende veel ander ordenen beyde mannen ende vrouwen, twelc een grote gracie is voor dit lant Want men seyt ghemeenlijck Jn steden daer alsulcke cloosteren van goeden leuen sijn, dattet volc daer bi seer verbetert wert mits goeden exempelen ende heylige leeringhen, dan in ander [ste]den daer niet aldusdanige clooste[ren] mer ander van slappen oft wilden [le]uen sijn daer tvolck quaet exempe[l aen] neemt. Ende daer om die in sodan[ighen] cloosteren gaen setten haer siele [in pe]rikel der verdoemenissen, want sij [haer] ordene ende sonderlinge die drie gelof[ten] niet en houden Mits welcker re[denen] alle die gheen die de reformacie [ende be]teringe van sulcken cloosteren be[letten] verdoemen haer siele ende plagen on[ver]sienlijc te steruen, want si beletten [dye] salicheyt van seer veel menschen [dier] bi ghebetert souden werden, t[welc] seer sorghelijck ende voor die siele s[ca]delijc is

Hier na volgen dye banerijen [van] Brabandt sonder den voorscreuen ab[t van] Gemmelours die inden lant rae[t dye] eerste banierheere gherekent w[ordt]

Item, van de orde van Premonstratenzer Sint Michiels te Antwerpen, de abdij van Grimbergen, Park (Parc-le-Duc), Tongerlo, Heiligem (?) Averbode, Jette of Dielegem.

Van de regulieren Sint Augustinus orde, de abdij van Sint Geertrui te Leuven.

Die abdijen van de edele jonkvrouwen kanunnikessen van Sint Geertruida te Nijvel gefundeerd van Sint Geertrui te Leuven is het huis of klooster van de commandeur van Sint-Jan heren van Roden, van Sint Augustinus orde geheten Chanteraine en hij gaat te raden met de staten van Brabant aan de kant van de baanderheren of ook met de prelaten.

Item, ook is een klooster of huis van dezelfde orde te Tricht.

Item, te Gemert is een klooster van de commandeur van de orde van de heren van Pruisen.

Maar is het alzo dat alle voorschreven kloosters en abdijen eerste maal gezet zijn in het leven van de reformatie en observatie in het gewone leven zo zijn er nu ter tijd nauwelijks vier of vijf van alle voorschreven abdijen die regel of observatie van hun orden houden, wat zeer te beklagen is. Maar dus zijn in het voorschreven land te diverse plaatsen vele andere kloosters van goed gereformeerd leven, te weten, Chartroise, biddende orde en veel andere orden, beide mannen en vrouwen, wat een grote gratie is voor dit land. Want men zegt algemeen; ԉn plaatsen waar al zulke kloosters van goed leven zijn dat het volk daarbij zeer verbeterd wordt, mits goede voorbeelden en heilige leringen, dan in andere plaatsen daar dusdanige kloosters niet zijn, maar anderen van slap of wild leven zijn waar het volk slechte voorbeelden aanneemt.’ En daarom die in zodanige kloosters gaan zetten hun ziel in gevaar van verdoeming want in hun orde houden ze vooral de drie geloften niet. Mits welke reden al diegene die de reformatie en verbetering van zulke kloosters beletten hun ziel verdoemen en plegen onvoorzien te sterven want ze beletten de zaligheid van zeer veel mensen die er verbeterd van zouden worden wat zeer zorgelijk en voor de ziel schadelijk is.

Hierna volgen de bannerijen van Brabant zonder de voorschreven abt van Gembloers die in de landsraad tot de eerste baanderheer (1) gerekend wordt.

(1) feodaal heer met hoge rang in ridderlijke hiërarchie die een eigen banier voerde met groot stuk grond, de bannerij. Hij beschikte ook over een aantal leenmannen.

[4r][r]

Ende vijf van desen Baneryen sijn brueder ghedeylten van Brabant. als Aerschot Bierbeke Gaesbeke Diest ende Perweys

Voort is te weten dat tot desen Banierheren noch in Brabant sijn somige ander gheheten ridderen met gesellen. Als die heeren van Hudelberge, Boutersem Riuieren, Boechout Assche, Linthere, wauere.Van welcken banerien ende heerlicheden veel tot vreemden handen ghecomen sijn ende vermindert ouermits datse op dochteren verstoruen sijn die den hoochduytschen ende ander vreemde heeren van soberen regimente te huwelijcke gegeuen sijn. So dat die hertoge of tlant van brabant cleyn behulp of bistant daer af hebben. Ende so plachmen te seggen wee den lande dat versterft op een ionc kint, op een dochter, of op een dwaes Vanden twee eersten so heeft tlant van brabant grote experience noch opten dach van heden.

En vijf van deze bannerijen zijn broeder gedeelten van Brabant zoals Aarschot, Bierbeek, Gaasbeek, Diest en Perwijs.

Voort is te weten dat tot deze baanderheren noch in Brabant zijn sommige anderen geheten ridders mede. Zoals de heren van Hudelberge, (?) Boutersem, Rivieren, (?) Boechout, Asse, Linter, Waveren. Van welke bannerijen en heerlijkheden velen in vreemde handen gekomen zijn en verminderd vanwege dat ze op dochters verstorven zijn die de Hoogduitse en andere vreemde heren van sober regiment ten huwelijk gegeven zijn. Zodat de hertog of het land van Brabant kleine hulp of bijstand daarvan heeft. En zo plag men te zeggen, ‘Wee het land dat versterft op een jong kind of op een dwaas.’ Van de twee eersten zo heeft het land Brabant grote ervaring noch op de dag van heden.

Dat tweede capitel. Vander proprieteyt ende condicien des lants van brabant ende der brabanteren, bi warachtiger bediedenissen des woorts Brabancia bi .ix. letteren.

BEata, dat is salich

Regalis, dat is coninclick

Antiqua, dat is oudt

Bona, dat is goet

Audax, dat is coene

Nobilis, dat is eedel

Caritatiua, dat is in minnen ontfermhertich

Justicia, dat is rechtueerdich

Amabilis, dat is minlick

Dat tweede kapittel. Van de eigenschappen en conditie van het land van Brabant en de Brabanders door ware betekenis van het woord Brabantia met 9 letters.

Beata, dat is zalig

Regalis, dat is koninklijk

Antiqua, dat is oud.

Bona, dat is goed.

Audax, dat is koen.

Nobilis, dat is edel.

Caritativa, dat is in minnen ontfermend.

Justicia, dat is rechtvaardig.

Amabilis, dat is beminnelijk.

Vander eerster letteren B

Inden eersten wert Brabancia geseyt Beata, dats salich Ende dat ouermits so veel heylige menschen als brabant op geuoet heeft ende ten hemel ghesonden Te weten sinte Pippijn van Landen deerste hertoge van brabant, dye van sinte Jtten sijnre huysvrouwen hadde twee heylige kinderen, als sinte Gheertruyt ende sinte Begge. Van welcker sinte Beggen hertoginne ende sinte Pippijn haren vader namaels gheseyt sal werden int tweede deel van deser Croniken. ende ooc van sinte Jtten oft sinte Ydeberghe sijnre vrouwen Jtem sinte Amelberge Pippijns suster dochter die rust te Byns in Henegouwe, ende die hadde vijf heylige kinderen, te weten, sinte Emebertus bisscop van Camerijc, sinte Regnelde, sinte Goedele, sinte Pharelt ende Venancius, sinte Ermeline van Meldert ende Reynoffel van Yncourt. Jtem sinte Fereolus, sinte Modericus, sinte Tarcicia maecht. Jtem sinte Notburgis Pippijns van Herstale dochter, ende rust te Colene. Jtem sinte Grimoaldus martelaer, ende sinte Siluinus confessoor, beyde haer broeders, daer moeder af was sinte Plectrudis

Jtem sinte Remigius aertsbisschop van Rouwaen, ende sinte Landrada abdisse te Belsen, beyde Karels marteels kinder. Jtem sinte Amelberghe die maecht. Jtem sinte Alaert abt confessoor. Jtem sinte Kaerle die grote keyser ende coninc, vanden welcken ooc int tweeste boeck geseit sal worden. Jtem sinte Aldegonde die rustet te Mabugien, ende sinte wou [5v] truyt haer suster dye rustet te Berghen in Henegouwe, ende si hadde te manne sinte Vincent graue van Henegouwe Ende si hadde van hem eenen heylighen sone sinte Landricus bisscop van Mets, ende twee deuote dochteren Madelberta ende Adeltrudis Jtem sinte Truyt confessoor. Item sinte Veroon ende Verone die ligghen te Lymbeke bouen halle Alle dese voorschreuen heylighe persoonen sijn vanden gheslachte van sinte Pippine deerste hertoghe van Brabant Van wiens bloede ende ooc van bloede sinte Begghen, sint Oeden, ende sint Arnouts marcgraue van Rijen ende na bisscop van Mets, ende van sinte Bertrada des grooten Karels moeder, ende vanden seluen Kaerle, ende van meer ander heylighen die hertogen van Brabant af ghedaelt sijn tot nv toe

Jtem in brabant hebben noch veele ander heyligen gheleeft die verheuen sijn inder heyliger kercken. Ende vele ander personen van heyligen leuen der welcker leuen oft legenden vergadert ende bescreuen heeft broeder Gilleman, supprioer des cloosters vanden Regulieren van Rodendale in zonyen. Te weten, sinte Jdelberge anders geheten sint Jtte, sinte Pippijns huysurouwe, daer hyer na aff gheseyt sal werden. Jtem sinte Berlindis van Moersele. Jtem sint Oeye Jtem sinte digne te Ghele wt Yerlant gheboren. Jtem sinte Gommaert van Liere. Jtem sinte Rombout van Mechelen, ende sinte Librecht sijn discipel Jtem sinte Wybert van Gemmelours Jtem sinte wydt van Anderlecht. Jtem sinte Arnout bisscop van Soysson Jtem sinte Jde Godefroyts van Billoens moeder. Jtem sinte Jde van nyuele. Jtem sinte Yde van Leeuwe. Jtem sinte Yde van Louen.

Jtem personen van heyligen leuen niet verheuen, dye in Brabant ghewoent hebben, achterlatende exemplen van heylighen leuen Te weten Bonifacius bysschop van Losanen, die verdreuen sijnde, woonde ende sterff int clooster ter Cameren bi Bruessel Jtem meester Jacob van Vytri, dye woonde tot Oyguies ende werdt cardinael. Jtem Abundus, Gobertus ende Reynerus monnicken van Vyleers Jtem Arnulphus ende Petrus conuersen van Vyleers. Jtem Wonodulphus deken van Anderlecht. Jtem heer wouter van bierbeke. Jtem meester Jan van nyuel. Jtem Landoaldus. Jtem Himelinus van vessenaken. Jtem Margrietken van Louen geheten fiere Margrietken. Jtem die allendige Marie Jtem Heinric van calsteren van Louen Jtem heer Jan van Ruisbroec eerste Prioer van Groenendale. Item broeder Jan die goede cock van Groenendale Jtem Alijt abdisse vander cameren bi bruessel Jtem Helena van Vorst. Jtem wiuyne van Bygaerden. Jtem Beatris van Thienen. Jtem Adelye van Orpe Jtem Hilde van beke. Jtem Marie van Herentals. Jtem Odrana van Balen Jtem Perone clusenersse sinter Claes bi Mechlen Jtem Machtelt van leewe

Van veele der welcker heyligen ende deuoten personen, ende desgelijcs van sommigen anderen, daer Thoma van cantypre afscrijft int boeck van den byen, van welcken hier na int corte [6r] gheseyt sal worden inden nauolgende capittelen. So is dan Brabant wel salich geseyt, daer in so vele heylige ende salige personen op geuoet sijn geweest Daer af soe volcht hier een latijnsch veers of rime. Beata ista patria que tanta profert pignora, digna beatitudine. Que celi replent atria, olim colentes latria, deum cum aptitudine.

Van de eerste letter B.

In het begin werd Brabantia Beata genoemd dat is zalig. En dat vanwege Brabant zoveel heilige mensen opgevoed heeft en ten hemel gezonden. Te weten Sint Pepijn van Landen, de eerste hertog van Brabant die van Sint Ida, zijn huisvrouw, twee heilige kinderen had als Sint Geertruid en Sint Begga. Van welke hertogin Sint Begga en Sint Pepijn, haar vader, later gezegd zal worden in het tweede deel van deze kroniek en ook van Sint Ida of Sint Ydeberghe, zijn vrouw. Item, Sint Amelberga, de dochter van Pepijns zuster die rust te Binche (Bijns) in Henegouwen en die had vijf heilige kinderen, te weten, Sint Emebertus, bisschop van Kamerijk, Sint Reinildis, Sint Goedele, Sint Pharelt (Veerle) en Venantius (Venant), Sint Ermelidis van Meldert en Reinoffel van Incourt. Item, Sint Ferreolus, Sint Modericus, Sint Tarcicia, maagd. Item, Sint Notburga, dochter van Pepijn van Herstal en rust te Keulen. Item, Sint Grimoaldus, martelaar, en Sint Silvinus belijder, beide haar broeders waar de moeder van was Sint Plectrudis.

Item, Sint Remigius, aartsbisschop van Rouen en Sint Landrada, abdis te Munster Bilzen, beide Karel Martelՠs kinderen. Item, Sint Amelberga de maagd. Item, Sint Alaart, abt en belijder. Item, Sint Karel, de grote keizer en koning, waarvan ook in het tweede boek gezegd zal worden. Item, Sint Aldegonda die rust te Maubeuge en Sint Waltrudis, haar zuster, die rust te Bergen in Henegouwen en die had tot man Sint Vincentius, graaf van Henegouwen. En ze had van hem een heilige zoon, Sint Landricus bisschop van Metz, en twee devote dochters, Madelberta en Adeltrudis. Item, Sint-Truiden, belijder. Item, Sint Veroon en Verone die liggen te Lembeek boven Halle. Al deze voorschreven heilige personen zijn van het geslacht van Sint Pepijn, de eerste hertog van Brabant. Van wiens bloed en ook van bloed Sint Begga, Sint Oda en Sint Arnulf, markgraaf van Rijen en na bisschop van Metz en van Sint Bertrada, de moeder van de grote Karel en van dezelfde Karel en van meer ander heiligen waar hertogen van Brabant van gekomen zijn tot nu toe.

Item, in Brabant hebben noch vele ander heiligen geleefd die verheven zijn in de heilige kerk. En vele ander personen van heilig leven waarvan het leven of legenden verzameld en beschreven heeft broeder Gilleman, superior van het kloosters van de Regulieren van Rodendal in Zonin. Te weten, Sint Iduberga, anders geheten Sint Itta, Sint Pepijnՠs huisvrouw waar hierna van gezegd zal worden. Item, Sint Berlindis van Moorsel. Item, Sint Oeye. Item, Sint Digna (Dimfna) te Geel uit Ierland geboren. Item, Sint Gummarus van Lier. Item, Sint Rombout van Mechelen en Sint Libertus, zijn discipel. Item, Sint Wigbertus van Gembloers. Item, Sint Guido van Anderlecht. Item, Sint Arnold, bisschop van Soissons. Item, Sint Ida, Godfried van Bouillons moeder. Item, Sint Ida van Nijvel. Item, Sint Ida van Leeuw. Item, Sint Ida van Leuven.

Item, personen van heilig leven die niet verheven zijn en in Brabant gewoond hebben en na lieten voorbeelden van heilig leven. Te weten Bonifatius bisschop van Lausanne die verdreven werd en woonde en stierf in het klooster Ter Kameren bij Brussel. Item, meester Jacob van Vytri, die woonde tot Oignies en werd kardinaal. Item, Abundus, Gobertus en Reinerus, monniken van Villers. Item, Arnulphus en Petrus, lekenbroeders van Villers. Item, Wonodulphus, deken van Anderlecht. Item, heer Wouter (Walterus) van Bierbeek. Item, meester Jan van Nijvel. Item, Landoaldus. Item, Himelinus van Vissenaken. Item, Margaretha van Leuven, geheten fiere Margrietje. Item, die ellendige Marie. Item, Hendrik van Calsteren van Leuven. Item, heer Jan van Ruisbroec, eerste prior van Groenendaal. Item broeder Jan, de goede kok van Groenendaal. Item, Aleidis, abdis van Ter Kameren bij Brussel. Item, Helena van Vorst. Item, Wivina van Bijgaarden. Item, Beatrijs van Tienen. Item, Adele van Orp-le-Grand. Item, Hilde van Beek. Item, Marie van Herentals. Item, Odrada van Balen. Item, Perone kluizenaarster te Sint-Niklaas bij Mechelen. Item, Machtelt van Leeuwen.

Van vele heiligen en devote personen en desgelijks van sommigen anderen daar Thomas van Cantimpré van schrijft in het boek van de bijen waarvan hierna in het kort van gezegd zal worden in de navolgende kapittelen. Zo is dan Brabant wel zalig genoemd waarin zoveel heilige en zalige personen opgevoed zijn geweest. Daarvan zo volgt hier een Latijns vers of rijm. ‘Gezegend is dit land die zo verkondigd wat het liefste zal zijn ter waarde van gelukzaligheid. De lucht die erdoor gaat zodat het de werken om God te aanbidden hen met een proef van bekwaamheid vervult.’

Vander tweester letteren R

Ten anderen male so wort Brabantia geseyt Regalis, dat is, Coninclic. Ende dat daer om, want seer eedelic sijn si gesproten wt conincliken bloede. Eerst vanden edelen geslachte der Troianen ende daer na vanden geslachte der coningen van Vrancrijck ende dat van sinte Arnouts wegen, wiens sone Angijs ghetrout hadde sinte Beggen, also dat verclaert sal worden int tweeste deel deser croniken Ende voort so sijn van desen Brabantschen hertoghen ghesproten seer mogende coningen. Als die derde Pippijn coninc van vrancrijck des groten Karels vader. Godeuaert ende Boudewijn van billoen ende haer nacomelingen coningen van Jherusalem. alst namaels sal blijcken bi den bome oft linie der hertoghen van Brabant die hier na gheset sal worden Ende niet alleen coningen, mer ooc keyseren sijn ghesproten wten Brabantschen hertogen als die grote Kaerle keyser ende coninc ende zijn nacomers die keysers waren totter seuenster generacien toe ende coningen totter negenster generacien. Ende naemaels wert ghecoren ende ghecroont coninc van Almanien dat is Roomsch coninc graef Willem van Hollant die des eersten hertogen Henricx van Brabant dochters sone was etcetera. Van deser condicien Regalis es dit veers.

O quam regalis est hec pia patria talis Eius namque malis dominaris iuste sub alis.

Van de tweede letter R.

Ten andere maal zo wordt Brabantia gezegd Regalis, dat is Koninklijk. En dat daarom omdat ze zeer edel zijn gesproten uit koninklijk bloed. Eerst van het edele geslachte van Troje en daarna van het geslacht der koningen van Frankrijk en dat vanwege Sint Arnulf wiens zoon Ansegisel trouwde met Sint Begga, alzo dat verklaard zal worden int tweede deel van deze kroniek. En voort zo zijn van deze Brabantse hertogen gesproten zeer vermogende koningen. Zoals de derde Pepijn, koning van Frankrijk, de vader van de grote Karel. Godfried en Boudewijn van Bouillon en hun nakomelingen, koningen van Jeruzalem, zoals het later zal blijken bij de boom of lijn van de hertogen van Brabant die hierna gezet zal worden. En niet alleen koningen, maar ook keizers zijn gesproten uit de Brabantse hertogen zoals de grote Karel, keizer en koning, en zijn opvolgers die keizers waren tot de zevende generatie aan toe en koningen tot de negende generatie. En later werd gekozen en gekroond tot koning van Duitsland, dat is Roomse koning, graaf Willem van Holland die de zoon was van de dochter van de eerste hertog Hendrik van Brabant et cetera. Van deze Regalis conditie is deze vers.

‘Voor het kwaad van dergelijk land zich de vrome in zijn koninklijke zetel niets inbeeldt. Oh, hoe rechtvaardig zal de heerschappij onder zijn vleugels zijn.’

Vander derder letteren A

Ten derden male so wort Brabancia gheseyt Antiqua. dat is oudt Want in Brabant sijn princen gheweest lange te voren, eer in ander landen daer ontrent enige princen waren. alst bliken sal in twede deel deser croniken Ja de brabantsche princen hebben ouer ander landen heerscapie ghehadt ende regeerders ghestelt Als die grote Kaerle die den eersten regeerder ofte foreestiere van Vlaenderen stelde. Desgelijcx sijn sone Lodewijck die goedertieren maecte den eersten graue van Hollant. etcetera. Van deser condicien antiqua is dit vers Pre multis terris antiqua Brabancia claret

Van de derde letter A.

Ten derde maal zo wordt Brabantia Antiqua genoemd, dat is oud. Want in Brabant zijn lang tevoren prinsen geweest eer in andere landen daar omtrent enige prinsen waren zoals blijken zal in het tweede deel van deze kroniek. Ja, de Brabantse prinsen hebben over andere landen heerschappij gehad en regeerders gesteld. Zoals de grote Karel die de eerste regeerder of opzichter van Vlaanderen stelde. Desgelijks zijn zoon Lodewijk de goedertieren die de eerste graaf van Holland maakte et cetera. Van deze antiqua conditie is dit vers; ‘Van veel landen is oud Brabant verlicht.’

Vander vierder letter B

Ten vierden wert Brabantia gheseit Bona, dat is goet Ende also drierhande goet is, te weten tijtlic, geestelic ende ewich, so wert Brabant daer af goet gheseit. Eerst van tijtlick goet, mits der vruchtbaerheyt, rijcdomme ende gherieflicheyt alre dinghen die den mensche van node sijn Want het heeft vele weyden ende vruchtbaer coren landt daer die principael landen af sijn, dye landen van Haspegouwe, van Gaesbeke ende van Grimbergen. Het heeft ooc bosschen ende genuechlicke foreesten wijngaerden, boomgaerden riuieren ende viueren, wilde dieren ende andere. [6v]

Ende Brabant is al meest suet van luchten ende bequame der menschen natuere Ende metten corsten, al dat eenen goeden lande toebehoort wert dair in geuonden, of twert daer lichtelic ter zee of te lande gebracht Ten anderen wert Brabant goet geseyt, ouermits gheestelic goet, te weten, gracie ende duechden van so veel heylighen ende deuote personen als daer in gheleeft hebben ende noch leuen, ende mits soe veel heylige cloosteren van reformatien ende observantien, dier in Brabant meer is dan in veel ander meerder landen, ende voort mits die goetheyt ende getrouheyt der Brabanteren die haren hertoge noyt en verrieden, noch en vergauen, noch achter en lieten in den strijt Ten derden wert Brabant goet geseyt ouermits dat ewige goet Want dat voorscreuen gheestelijck goet der gracien ende der deuchden is een bereydinghe totten eewighen goeden. Twelck die voorscreuen heylige ende deuote personen nv besitten ende toe geseyt wert van al den ghenen die in duechden volherden. Van deser condicien bona is dit veers

O quam secura requies et commoda plura Sunt in te terra quam non turbat fera guerra

Van de vierde letter B.

Ten vierden werd Brabantia Bona genoemd, dat is goed. En alzo drievormig goed is het, te weten tijdelijk, geestelijk en eeuwig, zo werd Brabant daarvan goed gezegd. Eerst van tijdelijk goed mits de vruchtbaarheid, rijkdom en gerieflijkheid van alle dingen die de mensen nodig hebben. Want het heeft vele weiden en vruchtbaar korenland waar de belangrijkste landen van zijn de landen van Haspengouw, van Gaasbeek en van Grimbergen. Het heeft ook bossen en genoeglijke foreesten, wijngaarden, boomgaarden, rivieren en vijvers, wilde dieren en andere.

En Brabant is al meest zacht van lucht en geschikt tot de mensen natuur. En in het kort, alles dat een goed land toebehoort wordt daarin gevonden of het wordt daar licht ter zee of te land gebrach.t Ten anderen wordt Brabant goed gezegd vanwege geestelijk goed, te weten; gratie en deugden van zoveel heiligen en devote personen die daarin geleefd hebben en noch leven en mits zoveel heilige kloosters van reformatie en observantie van die er in Brabant meer zijn dan in veel andere grotere landen en voort mits die goedheid en trouwheid der Brabanders die hun hertogen nooit verraadden, noch vergiftigden, noch achter lieten in de strijd. Ten derde wordt Brabant goed gezegd vanwege dat eeuwig goed. Want dat voorschreven geestelijk goed der gratin en de deugden is een voorbereiding tot het eeuwige goed. Wat deze voorschreven heilige en devote personen nu bezitten en toe gezegd wordt van al diegenen die in deugden volharden. Van deze bona conditie is dit vers.

O, hoeveel goede dingen zijn er nodig voor een eeuwige rust in een land waar geen wilde dingen van de oorlog u stoort.’

Vander vijfster letteren A

Ten vijften so wert Brabantia geseit Audax, dat is coene. Goede coenheit betekent deuchdelijke stantachticheit, te weten, als een goet mensche is doende een goet werck coenlic ende onueruaerlic ende wederstaet dat quade. Al sulck is een warachtich Brabantere, want noyt en wert beuonden dat die Brabanter wten stride vloot sijnen here daer in latende, maer was altijt bereet met hem te leuen of te steruen, also dat dicwil beuonden is, twelck hier te lanck soude vallen te vertellen. Ende so ist een ghemeen seggen Wie die Brabanter can brengen te velde hi brengten wel te strijde. Ooc heeft die Brabanter natuerlic, hoe hi ouder werdt, also hi coender wert Van deser conditien antiqua is dit veers. Quam sunt audaces hac in patria generati Et quam viuaces plurima dura pati.

Van de vijfde letter A.

Ten vijfde zo wordt Brabantia Audax genoemd, dat is koen. Goede koenheid betekent deugdzame standvastigheid, te weten; als een goed mens goede werken koen en onvervaard doet en het kwade weerstaat. Al zulke is een ware Brabander want nooit werd gevonden dat de Brabanders uit de strijd vlogen en zijn heer daarin liet, maar was altijd bereid met hem te leven of te sterven alzo dat vaak bevonden is, wat hier te lang zou vallen te vertellen. En zo is het een algemeen spreekwoord; ԗie die Brabander te velde kan brengen, hij brengt hem wel tot strijd. Ook heeft de Brabander het natuurlijk, hoe hij ouder wordt, alzo hij koener wordt. Van deze antiqua conditie is dit vers. ‘Hoe vol koenheid zijn in dit gebied in hun eigen land generaties en deed levend zeer sterk voor het vaderland.’

Vander sester letteren N

Ten sesten wert Brabantia gheseyt Nobilis, dat is edel, ende dat om twe redenen Eerst om den eedelen oorspronc ende afcoemste daer Brabant af comen is also getracteert wert int tweeste dele deser croniken Ten anderen om de edelheyt der gesten ende looflike wercken van veel hertogen ende anderen eedelen mannen die in brabant gheweest sijn daer de somige met gracien ende duechden verciert sijn gheweest, want van gheen gheslachte der werlt en sijn so veel eedel coningen ende heylige personen ghecomen als vanden geslachte der hertogen van Brabant, so hier na verclaert sal worden Ende sonderlinge midts die natuerlijcke in gheboren ghetrouheyt der Brabanteren tot haren natuerliken prince. Mits welcken hi niet en heeft te ontstien van hem verraden oft vergheuen te werden, also voorseyt is Van deser condicien Nobilis is dit veers

Nobilis brabantia nobiles emisit. Quorum sic prestantia celica reuisit [7r]

Van de zesde letter N.

Ten zesde wordt Brabantia Nobilis genoemd, dat is edel, en dat om twee redenen. Eerst om de edele oorsprong en afkomst daar Brabant van gekomen is alzo verhaald wordt in het tweede deel van deze kroniek. Ten andere om de edelheid der verhalen en loffelijke werken van veel hertogen en andere edele mannen die in Brabant geweest zijn daar sommigen met gratin en deugden versierd zijn geweest, want van geen geslacht der wereld zijn zoveel edele koningen en heilige personen gekomen als van het geslacht der hertogen van Braban, zo hierna verklaard zal worden. En vooral mits de natuurlijke ingeboren trouwheid der Brabanders tot hun natuurlijke prins. Mits welke hij niet heeft te ontzien van hem verraden of overgegeven te worden, alzo voorgezegd is. Van deze Nobilis conditie is dit vers.

‘Brabant leverde hoge rang. Zo verdienen ze door hun voortreffelijkheid hun heer.’

Vander .vij. letteren C

Ten .vij. wert Brabancia gheseyt Caritatiua, dats minlic in ontfermherticheden Want die brabantsche princen sijn van beginne seer liberael ontfermhertich geweest in kerken te stichten Alst wel blijct in veel oude kercken ende ghestichten tusschen den Rijn ende der Scelden, daer si eerstwerff domineerden, also hier nae int tweede deel des boecx wel blijcken sal vanden groten coninc Karel, van sinte Gheertruyt ende veel ander Van deser condicien Caritatiua is dit veers.

Non est vulpinus bis tincto pulcher amore Ipse brabantinus est ergo dignus honore

Van de zevende letter C.

Ten zevende wordt Brabantia Caritatieve genoemd, dat is beminnelijk in ontferming. Want de Brabantse prinsen zijn van het begin zeer liberaal ontfermend geweest in kerken te stichten. Zoals het wel blijkt in veel oude kerken en stichtingen tussen de Rijn en de Schelde waar ze de eerste keer domineerden, alzo hierna in het tweede deel van dit boek wel blijken zal van de grote koning Karel, van Sint Geertruida en veel anderen. Van deze Caritatieve conditie is dit vers.

‘Het is niet de liefde van de vos en scharlaken, maar een eerlijke en waardige eer van de Brabander.’

Vander achster letteren J

Ten .viij. wert Brabantia gheseyt Justa, dats rechtuerdich, Justitie also sinte Ambrosius seyt, is een deucht die yegelicken geeft dat sijn is, dat is Die rechtuerdige geeft gode eere ende reuerentie, hem seluen castijnge ende penitentie, ende sijn euen naesten goetdadicheit ende ontfermherticheyt Ende dese duecht is den Brabanteren natuerlic in gheboren Twelc ghenomen wert ende blijct wt anderen duechdeliken condicien die vanden Brabanteren hier voren geseyt sijn Want die duechden omhelsen malcander. so wie enige duecht oprechtelic besidt die heeft alle ander duechden, also die leeraers scriuen

Van deser condicien Justa is dit vers.

Ecce Brabantine disponis omnina certe

Juste cuique sua per te redduntur aperte.

Van de achtste letter J.

Ten achtste wordt Brabantia Justa genoemd, dat is rechtvaardig, Justitie, alzo Sint Ambrosius zegt, is een deugd die iedereen dat zijne geeft, dat is de rechtvaardige geeft God eer en reverentie en kastijdt zichzelf en doet penitentie en is zijn even naaste goedertieren en ontfermend. En deze deugd is de Brabanders natuurlijk ingeboren. Wat genomen wordt blijkt uit andere deugdelijke condities die van de Brabanders hiervoor gezegd zijn. Want die deugden omhelzen elkaar en zo wie enige deugd oprecht bezit die heeft alle ander deugden, alzo de leraars schrijven.

Van deze Justa conditie is dit vers.

‘Brabander te zijn dat zijn maar ijdele woorden en zeg zeker, zie, oordeelt elk op zich en duidelijk.’

Vander .ix. letteren A

Ten .ix. werdt Brabantia gheseyt Amabilis dat is minlic. ende dat om .ij. reden Die eerste is, midts den eedelen bloemen die in Brabant ghegroyet zijn te weten, so veel heilige personen, dair voor af gheseyt is ende hier na gheseyt sal worden Ende mits so veel heylighe cloosteren ende personen gode dienende so dat midts dien Brabant wert gheseyt een paradijs van weelden. Ten anderen, midts dien dat die Brabanteren onderlinghe plagen vredelijck ende minlick te leuen, also die descriptie van Brabant inhout die int beghin geset is. welcke minlicheyt somwilen benomen ende geschoort is geweest mits corruptien ende quaden regeerders ende officieren, ende van buten lants of van binnen, die als duuels boden plagen onminne ende twiste te saeyen om in eeren ende in regimente te mogen bliuen, vele meer dan om de eere oft oorbaer des lants oft hairs princen, also verleydende dat arme volck met haren partijsscap Ende alsulcke menschen die twiste oft tweedracht saeyen sijn van gode vermaledijt, so scrifture seyt. Ooc wert Brabant geseit minlick, ouermit dien dat de brabanteren in allen landen waer si comen gemeenlic meer bemint werden dan veele ander nacien van volcke, ende dat mits haerder oprechticheyt ende getrouwicheit. Van deser condicien Amabilis is dit veers

Amabili gente felix Brabantia pollet

Van de negende letter A.

Ten negende wordt Brabantia Amabilis genoemd, dat is beminnelijk en dat om 2 redenen. De eerste is, mits de edele bloemen die in Brabant gegroeid zijn te weten, zoveel heilige personen waarvoor van gezegd is en hierna gezegd zal worden. En mits zoveel heilige kloosters en personen die God dienen zodat van Brabant een paradijs van weelde gezegd wordt. Ten anderen, mits dat de Brabanders onderling vreedzaam en beminnelijk leven, alzo de descriptie van Brabant bevat die in het begin gezet is. Welke beminnelijkheid soms benomen en opgeschort is geweest mits corruptie en kwade regeerders en officieren en van buitenlanders of van binnen die als duivelse boden plagen onmin en twist te zaaien om in eren en in regiment te mogen blijven, veel meer dan om de eer of nut van het land of hun prinsen en alzo het arme volk verleidt met hun partijschap. En al zulke mensen die twist of tweedracht zaaien zijn van God vermaledijd zo de schrift zegt. Ook wordt Brabant beminnelijk genoemd vanwege dat de Brabanders in alle landen waar ze komen gewoonlijk meer bemind worden dan vele andere naties van volk en dat vanwege hun oprechtheid en trouwheid. Van deze Amabilis conditie is deze vers.

‘Gelukkig land dat Brabant geniet.’

Hier na volcht int corte dat leuen van sommige voorscreuen heyligen Ende want hier na int tweeste boeck, te weten, vanden [7v] hertogen van Brabant geseit sal werden, van sinte Pippijn van Landen eerste hertoghe, van sinte Ydeberge anders genaemt sinte Jtte sijnder vrouwen, ende van sinte Beggen hertoghinne van Brabant sijn dochter, ende van sinte Kaerlen die grote So en wert hier in deerste van hem niet bescreuen, mer hier na is volghende

Hierna volgt in het kort het leven van sommige voorschreven heiligen. Want hierna in het tweede boek, te weten; dat van de hertogen van Brabant gezegd zal worden, van Sint Pepijn van Landen, de eerste hertog, van Sint Ydeberge, anders genoemd Sint Ida, zijn vrouw, en van Sint Begga, hertogin van Brabant, zijn dochter, en van Sint Karel de Grote. Zo wordt hier in het begin van hem niet beschreven, maar volgt hierna.

Dat .iij. capitel. Van die heylige maget sinte Gheertruyt

ALs sinte Gheertruydt noch was een clein kint so werde si van hair eerwerdige moeder sinte Itten gestadelic geleert inder wet goods, ende si was groeyende in wijsheden bouen alle ander haers gelijcx van ouderen, van gode ende den menschen bemint Op eender tijt als die eerwerdige coninc Dagobertus coninc van Vrancrijck van haren deuoten vader hertoge Pippijn was gebeden ter maeltijt, so was daer mede een ionghelinc des hertogen sone van Oostrike die vanden coninc ende sinte Gertruyden ouders dit heilich maechdeken tot huwelic begerende was. Haer vader wilde eerst ondersoecken den wille zijnre dochter ende hi dedese roepen Ende als haer geuraecht wert oft haren sinne was om te manne te hebben den voorscreuen eedelen ende rijcken iongelinc met siden gecleet blinckende van goude ende van gesteente Doe antwoorde si aldus Ic en begheer niet desen noch enigen anderen sterfliken brudegom. Van welck antwoorde die coninc ende ander daer etende seer verwondert waren, ende die iongelinc ghinc bescaemt wech

Na .xiiij. iaren als die eerweerdige Pippijn haer vader afliuich geworden was so bleef dit heilich kint bi sijnder moeder Jtten hair ghehoorsaem sijnde ende haer deuchden nauolghende. Als Gheertrudis aldus voortgaende in allen duechden was, so offerdese haer moeder den heyligen priesteren om tontfaen dat heylige wijl, ende si wert geestelicke moeder ende abdisse des cloosters ende der deuoter maechden van Nyvele. Want in haer was alre goeder zeden tamelicheit, so soberheit, miltheit in almissen ende in woorden menierlicheyt ende heimelic droechse haren clederen Altijt studeerde si goet exempel te geuen haren ondersaten in oetmoedicheden ende goedertierenheden, te hulpe comende den weduwen, wesen, ende ellendige personen. Ende so becommerdese haer met heylige lessen, datse bi na al den bibel houdende was in hair memorie, ende bi ingeuen des heiligen geests so conde si die doncker godlike scriften ende godlike misterien verclaren. Nae een tijt van iaren als sinte Gheertruyt haer met veele [8r] abstinencien ende waken vermoeyet had so wert si van binnen bekennende dat den tijt haers af scheydens van deser werlt nakende was, so leyde si neder die sorge ende laste des regiments met rade harer ondersaten Ende den tijt die haer ouer blijuende was, te weten drie maenden lanck die ouerbracht si in gestadigen heyligen aendachten ende in oeffeninge van heyligen scriften. Ende also verwachten si de wterste vre als reysende van duyster totten lichte van armoede tot rijcdomme ende vander doot totten leuen Ende als de doot haer bi was so beual si eenen van haren geesteliken broederen dat hi haestelic soude gaen tot eenen heyligen man geheten Vlcanus wonende int clooster van Fossij, ende dat hi hem vraghen soude, in wat dage datse van deser werelt scheiden soude, want si seer vreesde ende ooc verblide. Als dese bode totten heiligen man quam sijn bootscap doende so antwoorde Vlcanus aldus Morgen binnen den dienst vander missen so sal de maget cristi Geertruyt wten lichame scheyden Ende segt haer datse niet ontsie die doot mer datse blide si, want die heylige bisscop Patricius metten engelen gods ende met groter glorien sijn bereet haer te ontfangen. Als gheertrudis dese antwoorde verstaen hadt so toonde si alte bliden aenschijn gode danckende dat hijse bi sijnen dienaren aldus ghewerdichde te vertroosten Ende so ouerbracht si al dien nacht met haren mede gesusteren wakende met psalmen ende heylige oratien

Des ander daghes op een sondach den .xvij dach van Meerte ontfaende dat werdige lichaem ons liefs heeren so verschiet si binnen der missen, also Vlcanus voorseyt hadt, te weten in haer .xxxiij iaer gode louende ende danckende

Op desen seluen dach so openbaerde haer sinte geertruyt na haer verscheyden eender abdisse te Trier gheheten Modesta die was hair grote vriendinne, ende si sach sinte Geertruyt bi haer staen na datse haer gebet voor onser vrouwen outaer gesproken hadde tot haer seggende aldus Suster modesta weet sekerlic dat ic huden tot deser vre wten lichaem verscheyden ben, ende so verschietse van daer. Ende dat beuant Modesta warachtich

Hoe sinte Gheertruyt gesien was na xx. iaren bouen de reefter hairs cloosters staende ende den brant des cloosters blusschende Ende hoe si een doot kint verwecte, twelck aen haer bedde geleyt was Ende desgelijcx van alderhande siecken ende crancken menschen ende van gheuangene ende die sijn in node, hoe si van haer plagen vertroost ende verlost werden dat machmen lesen int boeck van haren miraculen ende exempelen Ende het wert hier achter gelaten om der cortheyt wille.

Dat derde kapittel. Van de heilige maagd Sint Geertruid.

Toen Sint Geertruid noch een klein kind was zo werd ze van haar eerwaardige moeder Sint Ida gestadig in Gods wet geleerd en ze groeide in wijsheid boven alle anderen haar gelijk van ouderdom en was van God en de mensen bemind. Op een tijd toen de eerwaardige koning Dagobert, koning van Frankrijk, van haar devote vader hertog Pepijn was gebeden ter maaltijd zo was daarmede een jongeling de zoon van de hertog van Oostenrijk die van de koning en Sint Geertruid ouders dit heilige maagdje tot huwelijk begeerde. Haer vader wilde eerst onderzoeken de wil van zijn dochter en hij liet haar roepen. En toen haar gevraagd werd of het haar zin was om tot man te hebben de voorschreven edele en rijke jongeling met zijde gekleed en blinkend van goud en van gesteente. Toen antwoordde ze aldus; ‘Ik begeer niet deze noch enige andere sterflijke bruidegom.’ Van welk antwoord de koning en anderen die daar aten zeer verwonderd waren en de jongeling ging beschaamd weg.

Na 14 jaren toen de eerwaardige Pepijn, haar vader, doodging zo bleef dit heilig kind bij haar moeder Ida en was haar gehoorzaam en volgde haar na in deugden. Toen Geertruid aldus voortging in alle deugden zo offerde haar moeder de heilige priesters haar om de heilige wijding te ontvangen en ze werd geestelijke moeder en abdis van het klooster en de devote maagden van Nijvel. Want in haar waren alle goede zeden gesteld, zo soberheid, mildheid in aalmoezen en in woorden menigerlei en heimelijk droeg ze haar kleren. Altijd studeerde ze om goed voorbeeld te geven aan haar onderzaten in ootmoedigheid en goedertierenheid en kwam te hulp de weduwen, wezen en ellendige personen. En zo bekommerde ze zich met heilige lessen zodat ze bijna de hele Bijbel in haar memorie hield en door ingeven van de Heilige Geest zo kon ze de duistere goddelijke schriften en Goddelijke mysteries verklaren. Na een tijd van jaren toen Sint Geertruid zich met veel onthouding en waken vermoeid had zo bekende ze van binnen dat de tijd van haar scheiden van deze wereld nakende was, zo legde ze de zorgen neer en de last van het regiment met raad van haar onderzaten. En de tijd die haar overbleef, te weten drie maanden lang, die bracht ze door in gestadige heilige aandacht en in oefening van heilige schriften. En alzo verwachtte ze het uiterste uur als reizend van duister tot het licht, van armoe tot rijkdom en van de dood tot leven. En toen de dood haar nabij was zo beval ze een van haar geestelijke broeders dat hij haastig zou gaan tot een heilige man geheten Ulcanus die woonde in het klooster van Fossij, en dat hij hem vragen zou op welke dag dat ze van deze wereld scheiden zou, wat ze zeer vreesde en ook verblijdde. Toen deze bode tot de heilige man kwam en zijn boodschap deed zo antwoorde Ulcanus aldus; ‘Morgen binnen de dienst van de mis zo zal de maagd Christus Geertruid uit het lichaam scheiden. En zeg haar dat ze de dood niet ontziet, maar dat ze blij is want de heilige bisschop Patricius met Gods engelen en met grote glorie zijn gereed haar te ontvangen.’ Toen Geertruid dit antwoord verstaan had zo toonde ze een heel blij aanschijn en dankte God dat hij haar bij zijn dienaren aldus gewaardigde te vertroosten En zo bracht ze de hele nacht door met haar medezusters en waakte met psalmen en heilige oraties.

De volgende dag op een zondag de 17de maart toen ontvangen werd het waardige lichaam van onze lieve heer zo scheidde ze binnen de mis alzo Ulcanus voorspeld had, te weten in haar 33ste jaar en God loofde en dankte.

Op deze zelfde dag zo openbaarde zich Sint Geertruid na haar scheiden aan een abdis te Trier geheten Modesta die een grote vriendin van haar was en ze zag Geertruid bij haar staan nadat ze haar gebed voor het onze vrouwe altaar gesproken had en zei tot haar aldus; ‘Zuster Modesta, weet zeker dat ik heden in dit uur uit het lichaam gescheiden ben’ en zo ging ze weg vandaar. En dat bevond Modesta waar te zijn.

Hoe Sint Geertruid gezien was na 20 jaren die boven de refter van haar klooster stond en de brand van het klooster bluste. En hoe ze een dood kind opwekte wat aan haar bed gelegd was. En desgelijks van allerhande zieke en zwakke mensen en van gevangenen en die in nood waren en hoe ze van hun plagen vertroost en verlost werden, dat mag men lezen in het boek van haar mirakels en voorbeelden. Het wordt hier nagelaten vanwege de kortheid.

Dat .iiij. capitel. Van sinte Amelbergen des hertogen Pippijns suster dochter die vijf heylighe kindren hadde. Ende eerst sal hier int corte verclaert werden die historie van sinte Reynelt haer dochter [8v]

DIe voorseyde sinte Pippijn sinte Geertruyden vader hadt een suster gheheeten Amelberge Ende die had een dochter geheten sinte amelberge die seer schoon was, vol eerbarheden ende heylich van leuen Ende die had eenen eedelen man genaemt wytgherus, die in dier tijt groot was in des conincx hof van vrancrijc. Ende van hem creech si vijf heilige kinder, te weten sinte Emebertus bisscop van Camerijc, wiens leuen, miraculen, ende heilige wercken die kercke van Camerijc vercierende is, sinte Goedelen, sinte Reynelt, sinte Pharelt ende Venancius die alle van harer iuecht in reynicheden op gheuoet werden. Ende al waren daer veel grote eedel heeren sinte Goedelen ende sinte Reynelden te huwelijc versoeckende om haer edelheyt ende rijcdommen wille, soe wilden si nochtans in maechdelijcken state bliuen ende den hemelschen brudegom met alder herten aen hangen Ende als beyde haer vader ende moeder sagen datse in dien opsette volherdende waren, versiende beyde haer dochteren van tijtliken goede, so wilden si ooc de werelt laten wt minne des hemelschen rijcx. want die deuote prince wytgheer haer vader ontfinc dat habijt van religien ende begaf hem in een cloostere Ende sijn huysvrouwe Amelberge ontfinc dat wijl van sinte Aubert bisscop van Camerijc, ende wert van hem gode gesacreert, latende hair schoen goet dat groot was om gods wille ende gauent haren dochteren Reynelt ende Goedelen. Sinte Reynelt die was voortgaende in allen duechden ende godlike wercken, vastende ende bedende Haer tonge en sweech nemmer meer van gode te louen. Ende also veel aelmissen gaf si den armen datse niet en behielt dan nauwelic cost ende behoeflicheyt Onder haer cleder droechse een haren cleet, ende haren dienstboden dede si meerder dienst dan si haer deden. Altijt ginc si met bloten voeten, ende nacht ende dach was si dicwil eenpaerlic biddende. Selden adt si meer dan eens des dages, ende dan namse luttel broots met water Costelicke bedden versmade si ende lach op de eerde ende in haer haren cleet Ende met groter deuocien ginc si te Jherusalem, daer veel af te scrijuen waer, dat ic late om der cortheyt wil So wilde onse here hair volstandicheit ansiende haer goede leuen met vruchtbarigen eynde vercieren, haer geuende orsake om te comen totter cronen der martelaren. want in dier tijt als god dat kersten volc om der sonden wille liet gheesselen vanden Huynen die in Gallien gecomen waren verderuende alle tlant metten swaerde ende metten viere. Ende so wert sinte Reynelt vermaent van haren vrienden dat si vlieden soude Twelc si niet en wilde doen, mer si bleef totter doot toe totter plaetzen daer si woonde te weten, tot Santen, twelc is op de frontieren van Brabant ende van Henegouwen Als dan die ongelouige daer quamen so keerde haer die heilige maget met haren geselscap tot innige gebeden, ende cruyswijs lach si voor sinte quintijns outaer Ende als die ongelouige als briesschende leeuwen inder kercken quamen so trocken ende sloegen si die heilige maget seer wredelick Ende met blijscapen haers herten sprac si tot gode aldus. Jc danck v here Jhesum christe die mi geweerdicht hebste te rekenen int getal uwer dienstdeernen ende daer om so wilt nv ontfangen mijnen gheest. Ende [9r] so wt recte si haren hals ende wert metten swaerde onthalst ende voer ten hemele Desgelijcx werden onthalst steruende martelaers die coster vander kercken haer dienaer ende een haer dienstwijf. Ende daer om heet die plaetse ten Santen want daer rusten .iiij. santen.

Dat 4de kapittel. Van Sint Amelberga, de dochter van de zuster van hertog Pepijn, die vijf heilige kinderen had. En eerst zal hier in het kort verklaard worden de historie van de dochter van Sint Renelde.

De voor genoemde Sint Pepijn, de vader van Sint Geertruid, had een zuster geheten Amelberga. En die had een dochter geheten Sint Amelberga die zeer mooi was, vol eerbaarheid en heilig van leven. En die had een edele man genaamd Witger die in die tijd groot was in het koningshof van Frankrijk. En van hem kreeg ze vijf heilige kinderen, te weten; Sint Emebertus, bisschop van Kamerijk, wiens leven, mirakels en heilige werken de kerk van Kamerijk versierde. Sint Goedele, Sint Renelde, Sint Pharelt (Veerle) en Venantius (Venant) die allen van hun jeugd in reinheid opgevoed werden. En al waren daar veel grote edele heren die Sint Goedele en Sint Renelde ten huwelijk verzochten vanwege hun edelheid en rijkdom, zo wilden ze nochtans in maagdelijke staat blijven en de hemelse bruidegom met het hele hart aanhangen. En toen beide hun vader en moeder zagen dat ze in die opzet volharden en voorzagen beide hun dochters van tijdelijk goed zo wilden ze ook de wereld verlaten uit minne van het hemelse rijk. Want de devote prins Witger, hun vader, ontving het habijt van religie en begaf hem in een klooster. En zijn huisvrouw Amelberga ontving de wijding van Sint Aubert, bisschop van Kamerijk, en werd van hem God geheiligd en liet haar mooie goed dat groot was vanwege God en gaf het haar dochters Renelde en Goedele. Sint Renelde die voor ging in alle deugden en goddelijke werken, vastte en biddend. Haar tong zweeg nimmer meer van God te loven. En toen ze veel aalmoezen aan de armen gaf zodat ze niets meer behield dan kost en behoefte. Onder haar kleren droeg ze een haren kleed en haar dienstboden deed ze meer dienst dan ze haar deden. Altijd ging ze met blote voeten en nacht en dag was ze vaak aan het bidden. Zelden at ze meer dan eens per dag en dan nam ze wat brood met water. Kostbare bedden versmaadde ze en lag op de aarde in haar haren kleed. En met grote devotie ging ze Jeruzalem, waar veel van te schrijven waswdat ik laat vanwege de kortheid. Zo wilde de heer die haar volharding en goede leven aanzag met een vruchtbaar einde versieren en gaf haar oorzaak om tot de kroon der martelaars te komen. Want in die tijd toen God het christenvolk vanwege de zonden liet geselen van de Hunnen die in Galli gekomen waren en het hele land bedierven met het zwaard en met vuur. En zo werd Sint Renelde vermaand van haar vrienden dat ze vlieden zou. Wat ze niet wilde doen, maar ze bleef tot de dood toe op de plaats daar ze woonde, te weten te Xanten, wat op de grens is van Brabant en van Henegouwen. Toen dan de ongelovigen daar kwamen zo keerde zich de heilige maagd met haar gezelschap tot innige gebeden en kruisvormig lag ze voor het altaar van Sint Quintinus. En toen de ongelovigen als briesende leeuwen in de kerk kwamen zo trokken en sloegen ze de heilige maagd zeer wreed. En met blijdschap van haar hart zo sprak ze tot God aldus; ‘Ik dank u heer Jezus Christus die me gewaardigd heeft te rekenen in het getal van uw dienstmaagden en daarom zo wil nu mijn geest ontvangen.’ En zo strekte ze haar hals uit en werd met het zwaard onthalsd en voer ten hemel. Desgelijks werden onthalsd als stervende martelaars de koster van de kerk, haar dienaar, en een van haar dienst vrouwen. En daarom heet die plaats Santen, (Xanten) want daar rusten vier santen. (Sinten)

Dat .v. capitel. Van sinte Goedelen harer suster die rust te Bruessel.

ALs die salige vrouwe Amelberghe beurucht was dragende in hair lichaem dat salich kint sinte Goedele, ende beswaert sijnde midts den arbeyt die nakende was so sach si in haren slape den engel gods bi haer staen toesprekende aldus Die hemelsche coninc heeft mi beuolen di te seggen Getrouwelic hebstu ontfangen, salichlic sulstu baren du clare moeder eender eerwaerdiger dochter, die van ioncx op aen hangen sal den godlijcken dienst daer si in volherden sal ende ontfangen die palme des eewigen leuens. Wt welke troostelicke woorden sinte amelberge seer verblijt was Ende als si moeder was geworden van desen kinde so ontboot si haer lieue nichte sinte Gheertruyt om dit kint te heffen vander vonten. Twelc sinte Gheertruyt geerne dede ende wert also haer geestelike moeder. Ende daer nae soe nam sijse te hare waert ende op voedese in haer clooster te Nyuele in heylige zeden ende godlicke leeringen. Ende so begonste dit kint sijn herte op te heffen tot hemelschen dinghen, aertsche versmadedende. Si was suuer ende reyn van herten ende van lichame, minlic tot allen menschen ende verciert mit alderhande duechden. Als dan sinte Gheertruyt tot christum gereyst was so keerde dese maget Goedele weder tot hair ouders huis, dair si metten wercken bewees tgheen dat si van haer nichte gheleert hadt. Seer vierich was si in hair gebet, ende dicwil badt si gode met tranen ende beweghinge des herten, dat al tgeen dat si peysde oft dede den godlicken aenschijne ontfanclic ware Dit benide die bose vijant, want op eenre nachte als si ghinc met een lanteerne tot sinte Saluatoers kercke te Moersele die twee milen verre stont van haer woninge om te beden want si beminde seer die plaetse, so dede die duuel de keerse wt om haren wech te beletten Mer sinte Goedele badt gode ynnichlijck ende dat licht wert weder barnende.

In haren wtersten als die doot nakende was so ontfinck si dat werdige sacrament. Ende op den achsten dach van Loumaent sterf salichlic, dies dat volck seer droeuich was Eerst wert si begrauen te Ham, Maer want daer dagelicx teykenen geuielen aen haer graf, so wert dat volc bider disposicien [9v] goods verwect om haer te verheffen ende tot eenre eerliker stede te brengen. Ende als dat volck met processien dat lichaem meenden te dragen totter stat van Nyuele bider heyligher maghet sinte Gheertruyt so en conden sise met niet gherueren vander steden So werden ander goeden menschen denckende of si yet begheerde te rusten bi haer nichte sinte Aldegonde te Maubuyge oft sinte Woutruyt die rust te Bergen in Henegouwe. Mer het was al verloren arbeyt die si daer toe deden, want si en condense niet gherueren. Ende als si niet en wisten wat gods wille was so was daer een out vader die van sinte Goedelen tijde geleeft hadde ende seyde aldus Mi dunct datse die stede harer rusten vercoren heeft in de kercke sinte Saluators te moersele daer si in haer leuen haren geest gestadichlic gode offerde Ende so werden si wt dees oude vaders rade die fyertere op heffende ende lichtelic draghende met processien ende met sanghe ende inden wech gheschieden schone miraculen Als dat heilich lichame inder kercken te Moersele was gheset, so liet god gescien een alten groten teeken tot haren loue ende eeren, want op den dach dat sinte Goedele verscheyden was soe werdt aen haer graf te Ham wassende een boom ende die werdt des ander dages na haer translatie te Moersel geuonden staende wassende voor die kerck dore in deerde gewortelt als oft hi daer van beghin ghewassen waer ende inden winter was hi so groene als inden somer. Na lange iaren so wert dat heylich lichaem van sinte Goedele gebracht te Bruessele in sinte Gorijcx kercke Daer na bi rade van graue Lambrecht so wertse vanden bisscop ende clergien mit groter eeren ghedragen tot sinte Michiels kercke inder selue stadt Te weten int Jaer .M.xlvij. ende daer rust si noch.

Dat 5de kapittel. Van Sint Goedele, haar zuster, die rust te Brussel.

Toen die zalige vrouwe Amelberga bevrucht was en in haar lichaam droeg dat zalige kind Sint Goedele en was bezwaard vanwege de arbeid die nakende was en zo zag ze in haar slaap de engel van God bij haar staan en haar aldus toesprak; ‘De hemelse koning heeft me bevolen u te zeggen. Getrouw hebt u ontvangen, zalig zal u baren u heldere moeder een eerwaardige dochter die van jongs af de Goddelijke dienst zal aanhangen daar ze in volharden zal en ontvangen de palm van het eeuwige leven.’ Uit welke troostende woorden Sint Amelberga zeer verblijd was. En toen ze moeder was geworden van dit kind zo ontbood ze haar lieve nicht Sint Geertruid om dit kind te heffen van de vont. Wat Sint Geertruid graag deed en werd alzo haar geestelijke moeder. En daarna zo nam ze haar tot haar waar en voedde haar op in haar klooster te Nijvel in heilige zeden en goddelijke leringen. En zo begon dit kind zijn hart op te heffen tot hemelse dingen en versmaadde de aardse. Ze was zuiver en rein van hart en van lichaam, beminnelijk tot alle mensen en versierd met allerhande deugden. Toen dan Sint Geertruid naar Christus gereisd was zo keerde deze maagd Goedele weer tot haar ouders huis daar ze met werken bewees hetgeen dat ze van haar nicht geleerd had. Zeer vurig was ze in haar gebed en vaak bad ze God met tranen en beweging van het hart zodat al hetgeen dat ze peinsde of deed voor de goddelijke aanschijn ontvankelijk was. Dit benijdde die boze vijand, want op een nacht toen ze met een lantaarn naar de Sint Salvator kerk te Moorsel ging die twee mijlen ver stond van haar woning om te bidden, want ze beminde zeer die plaats, zo deed de duivel de kaars uit om haar weg te beletten. Maar Sint Goedele bad God vriendelijk en dat licht begon weer te branden.

In haar uiterste toen de dood naakte zo ontving ze dat waardige sacrament. En op de achtste dag van januari stierf ze zalig, dus was het volk zeer droevig. Eerst werd ze begraven te Ham. Maar omdat daar dagelijks tekens gebeurden aan haar graf zo werd dat volk bij de dispositie van God verwekt om haar te verheffen en tot een fatsoenlijke plaats te brengen. En toen dat volk met processies dat lichaam meende te dragen tot de stad van Nijvel bij de heilige maagd Sint Geertruid zo konden ze haar niet van de plaats voeren. Zo begonnen andere goede mensen te denken of ze iets begeerde te rusten bij haar nicht Sint Aldegonda te Maubeuge of Sint Waltrudis die rust te Bergen in Henegouwen. Maar het was alles verloren arbeid die ze daartoe deden want ze konden haar niet vervoeren. En toen ze niet wisten wat Gods wil was zo was daar een oude vader die van Sint Goedele tijd geleefd had en zei aldus; ԍe lijkt dat ze de plaats van haar rust gekozen heeft in de kerk van Sint Salvator te Moorsel daar ze in haar leven haar geest gestadig God offerde. En zo werd naar de raad van de oude vader de relikwiekast opgeheven en licht gedragen met processie en met gezang en onderweg gebeurden mooie mirakels. Toen dat heilige lichaam in de kerk te Moorsel was gezet zo liet God een al te groot teken geschieden tot haar lof en eer, want op de dag dat Sint Goedele verscheiden was zo begon aan haar graf te Ham een boom te groeien en die werd de volgende dag na haar overbrenging te Moorsel gevonden die groeiend gevonden werd voor de kerkdeur en in de aarde geworteld alsof het daar vanaf het begin gegroeid had en in de winter was het zo groen als in de zomer. Na lange jaren zo werd dat heilige lichaam van Sint Goedele gebracht te Brussel in Sint Gorikՠs kerk. Daarna bij raad van graaf Lambrecht zo werd ze van de bisschop en geestelijkheid met grote eer gedragen in de Sint Michiels kerk in dezelfde stad. Te weten in het jaar 1047 en daar rust ze noch.

Dat .vi. capitel. Van sinte Pharelt sinte Goedelen suster

DIe heilige maget sinte Pharelt sinte goedelen sustere leefde .xc. iaren Jnden maechdelijken state .xxx. iaren, in huwelicken state .xxx. maget bliuende, ende .xxx. in weduwen state. Haren maechdeliken state bewaerde si onbeulect, want si gode reynicheyt ghelooft hadde. Tot haren .xxx. iaren so wert haer te manne ghegeuen eens sere edelen ende rijcken princen sone, dien si ghehoorsaem was in allen dingen. Mer si verbadt aen hem datse maget bliuen mochte midts die ghelofte der reynicheyt. Ende daer na mercte hy [10r] datse met sommighen gheestelijcken personen conuersatie hadde, wt welcken haer man quaet vermoeden begonste te crijgen, so leyde hi haer wt ialosien ouerspel op, seggende datse daer om hem ontrac die huwelike schult, want si enen anderen lieuer had. Aldus wertse seer van hem gequelt ende veel most si lijden mer si dancte gode altijt ende was seere lijdtsaem So wert haer man van gode gecastijt, want op een tijt als hi reet iaghen, so viel hi vanden paerde seer gequest so dat hi bi na doot was, mer hi ghenas. Ende niet te min soe was hi sinte Pharelde sijnder huysurouwen moeyelic ende wreet als te voren tot dat hem god vander werelt nam. Als hi gestoruen was so verblide haer sinte Pharelt seer datse god onbeulect hadde bewaert, ende si keerde haer totten hemelschen brudegom Jesum christum, hem dienende nacht ende dach in vasten, abstinentien ende deuote ghebeden Ende so behaechlic was gode haer leuen dat hijse verciert heeft met schone miraculen diemen van haer leest.

Het gheuiel op een tijt dat een wijff quam tot eender harer gebuerinnen om te ontleenen twee broden. Die welck antwoorde datse gheen en hadde, ende nemende sinte Pharelten te ghetuge so wildese dattet alle steenen werden mosten Ende als si quam tot harer kisten so vantse al haer broot in steenen verwandelt, diemen noch daghelicx siet in haer capelle niet verre van Vilvoerden staende Haer lichaem rust te Ghent

Dat 6de kapittel. Van Sint Pharelt (Veerle), de zuster van Sint Goedele.

De heilige maagd Sint Pharelt (Veerle), de zuster van Sint Goedele, leefde 90 jaren. In de maagdelijke staat 30 jaren, in huwelijkse staat 30 en bleef maagd en 30 in weduwen staat. Haar maagdelijke staat bewaarde ze onbevlekt want ze had God reinheid beloofd. Tot haar 30ste jaar zo werd ze tot man gegeven een zeer edele en rijke prinsen zoon die ze gehoorzaam was in alle dingen. Maar ze bad aan hem dat ze maagd blijven mocht mits de gelofte van reinheid. En daarna merkte hij dat ze met sommige geestelijke personen conversatie had waarom haar man kwaad vermoeden begon te krijgen, zo legde hij haar uit jaloezie overspel op en zei dat ze hem daarom onttrok van de huwelijkse schuld want ze had liever een ander. Aldus werd ze zeer van hem gekweld en moest ze veel lijden, maar ze dankte God altijd en was zeer lijdzaam. Zo werd haar man van God gekastijd want op een tijd toen hij ging jagen zo viel hij zeer gekwetst van het paard zodat hij bijna dood was, maar hij genas. En niettemin zo was hij Sint Pharelt zijn huisvrouw, moeilijk en wreed zoals tevoren totdat God hem van de wereld nam. Toen hij gestorven was zo verblijdde zich Sint Pharelt zeer dat God haar onbevlekt had bewaard en ze keerde zich tot haar hemelse bruidegom Jezus Christus en diende hem dag en nacht met onthouding en devote gebeden. En zo behaaglijk was God voor haar leven zodat hij haar versierd heeft met mooie mirakels die men van haar leest.

Het gebeurde op een tijd dat een wijf kwam tot een van haar buren om twee broden te lenen. Die antwoordde dat ze geen had en nam Sint Pharelt tot getuige en zo wilde ze dat het alles stenen moesten worden. En toen ze tot haar kist kwam zo vond ze al haar brood in stenen veranderd, die men noch dagelijks ziet in haar kapel die niet ver van Vilvoorde staat. Haar lichaam rust te Gent.

Dat .vij. capitel. Vanden heyligen ghesusteren sinte Aldegondis ende sinte Woutruydt.

AMelberghe die suster van sinte Pippijn van Landen eerste hertoge van Brabant Hi hadde enen sone die heer Walbertus die welc dat een graue was Dese hadt van sijnre huysvrouwen Bertilia geheten twee heilige kinderen. als sinte Aldegonde ende sinte Woutruyt die hi opvoede in duechdeliken leuen Sijn dochter woutruyt gaf hi te huwelic eenen eedelen machtigen man geheten Maldegarius vincentius, dats sinte Vincent van Henegouwe, die aen sinte woutruden wan sinte Landricus die namaels ghecoren was bisschop van Mets Ende noch twee deuote heylighe maechden gheheten Maderberta ende Aldertrudis Ende dese voorseyde graue Maldegarius anders gheheten Vincentius met sijnder huysvrouwen woutruyt achter lieten naemaels die werelt ende volchden Christum na. Sinte Vincent begaf hem in een clooster doende penitencie nacht ende dach gode dienende met vasten, bidden, ende in alrehande goede wercken hem seluen offerende Ende sijn huysurouwe sinte woutruyt die ontfinck dat heylighe wijl ende die gheestelike ordenen vanden heylighen man sinte Autbertus bisscop van Camerijc Ende si begaf haer ooc in een cloostere twelck si seluer ghesticht hadde ende gefondeert ende van haren eygen goeden rijckelic beghift hadde Ende daer leyde si een goet heylich leuen so langhe als si hier opter aerden leuende was.

Die voorscreuen ouders van sinte woutruyt wilden Aldegonde haer suster ooc te huwelic stellen met eenen eedelen man Mer vanden heiligen geest geleert sijnde ant [10v] woorde si aldus Ic begeer enen brudegom wiens erue dat hemel ende eerde is wiens rijcdom nemmermeer en mindert mer altijt wast. Ende onse here gaf haer daer toe gracie. Want als sinte woutruyt int cloester wilde also voorseit is, so screef si enen brief aen Bertilia haer moeder biddende datse tot hair seinde Aldegonde hair suster tot hairder verlichtinge ende si soude schier weder om comen Mer sinte woutruyt den meninge was dat si haer suster daer toe brengen soude datse theylich wijl ontfinge ende die sorge droege vanden maechden inden clooster wonende Dit quam al na haer meninge, want Aldegonde haer suster quam bi haer ende wilde daer blijuen ende so gafse haer den last vander heyliger vergaderinge. Twelc sint Aldegonde van datse in haer ouders huys woonde was eerbaer van zeden, suet van spraken, den armen goedertieren, ootmoedich ende deuoot

Op een tijt als beyde dese heylighe ghesusteren inder nacht tracteerden die salicheyt vanden personen des cloosters, so ghebuerdet dat een keerse al daer staende neder viel ende wt ghinck. Ende sinte Aldegonde namse in hair hant ende si wert van seluen claerlick barnende.

Jtem eer sinte Aldegonde van eertrijcke schiet so wert dat veel menschen vertoont ende ghecondicht want ter middernacht sachmen een grote claerheit ouer dat huis daerse sieck lach ende corts daer na so verschiet die heylige maget sinte Aldegondis met grooter claerheyt, ende alle thuys wert veruult met onsprekelicken soeten roke, allen roke deser werelt bouen gaende. Ende si wert begrauen in haer selfs erue geheten Cusurrya. Maer namaels soe wert si ghetransfereert te Mabugyen int clooster vanden coninc Sygibertus. coninc van Vrancrijcke, twelck si selue ghesticht ende ghefondeert hadt, daer si nv glorioselicken rustet.

Jtem sinte Woutruydt haer suster daer voor af gheseyt is, na veel duechdelike wercken ende heylicheden, miraculen doende is ooc ten lesten salichlicken ghestoruen ende glorioselic ten hemel gheclommen opten .x. dach van April, ende wert gheeert te Berghen in Henegouwen van allen menschen daer omtrent wonende.

Dat 7de kapittel. Van de heilige zusters Sint Aldegonde en Sint Waltrudis.

Amelberga, de zuster van Sint Pepijn van Landen, eerste hertog van Brabant. Hij had een zoon, heer Walbertus (Waldebert) die een graaf was. Deze had van zijn huisvrouw, Bertilia geheten, twee heilige kinderen als Sint Aldegonde en Sint Waltrudis die hij opvoedde in deugdelijk leven. Zijn dochter Waltrudis gaf hij ten huwelijk aan een edele machtige man geheten Maldegarius Vincentius, dat is Sint Vincent van Henegouwen, die aan Sint Waltrudis won Sint Landerik, die later gekozen werd tot bisschop van Metz. En noch twee devote heilige maagden, geheten Madelberta en Aldetrudis. En deze voor genoemde graaf Maldegarius, anders geheten Vincentius, met zijn huisvrouw Waltrudis lieten later de wereld achter zich en volgden Christus na. Sint Vincent begaf hem in een klooster en deed dag en nacht penitentie en diende God met vasten, bidden en in allerhande goede werken en offerde zichzelf op. En zijn huisvrouw Sint Waltrudis die ontving de heilige wijding en de geestelijke orde van de heilige man Sint Autbertus, bisschop van Kamerijk. En ze begaf zich ook in een klooster wat ze zelf gesticht hadden en gevestigd van hun eigen goed en rijk begiftigd hadden. En daar leidde ze een goed heilig leven zo lang als ze hier op aarde leefde.

De voorschreven ouders van Sint Waltrudis wilden Aldegonde, haar zuster, ook ten huwelijk stellen aan een edele man. Maar van de Heilige Geest geleerd zijnde antwoordde ze aldus; ‘Ik begeer een bruidegom wiens erf dat hemel en aarde is en wiens rijkdom nimmermeer vermindert maar altijd groeit.’ En onze heer gaf haar daartoe gratie. Want toen Sint Waltrudis in het klooster wilde, zoals gezegd is, zo schreef ze een brief aan Bertilia, haar moeder, en bad dat ze naar haar zonden Aldegonde, haar zuster, tot haar verlichting en ze zou snel wederom komen. Maar Sint Waltrudis bedoeling was dat ze haar zuster daartoe brengen zou dat ze de heilige wijding ontvangen zou en de zorgen droeg van de maagden die in het klooster woonden. Dit kwam geheel naar haar bedoeling want Aldegonde, haar zuster, kwam bij haar en wilde daar blijven en zo gaf ze haar de last van de heilige verzameling. Want omdat Sint Aldegonde in haar ouders huis woonde en eerbaar van zeden, lieflijk van woorden en de armen goedertieren, ootmoedig en devoot was.

Op een tijd toen beide deze heilige zusters in de nacht onthaalden de zaligheid van de personen van het kloosters zo gebeurde het dat een kaars die daar stond neerviel en uitging. En Sint Aldegonde nam het in haar hand en het begon van zichzelf helder te branden.

Item, eer Sint Aldegonde van het aardrijk scheidde zo werd dat veel mensen verkondigd en vertoond want ter middernacht zag men een grote helderheid over het huis daar ze ziek lag en gauw daarna zo verscheidde de heilige maagd Sint Aldegonde met grote helderheid en het hele huis werd vervuld met onuitsprekelijke zoete rook, een rook die deze wereld te boven gaat. En ze werd begraven in haar eigen erf geheten Cousolre. Maar later werd ze overgebracht te Maubeuge in het klooster van de koning Sigebertus, koning van Frankrijk, wat ze zelf gesticht en gevestigd had, waar ze nu glorieus rust.

Item, Sint Waltrudis, haar zuster daarvoor van gezegd is, na veel deugdzame werken en heiligheden en mirakels tenslotte ook zalig gestorven en glorieus ten hemel gekomen op de 10de dag van april en wordt geerd te Bergen (Mons) in Henegouwen van allen mensen die daaromtrent wonen.

Dat .viij. capittel. van die heylighe maget sinte Ermelyne, nichte vander heyligher maghet sinte Gheertruyden ende van sinte Begghen.

VAn sinte Ermelinen is te weten, dat haer vader heet Ermenolt ende was nichte van sinte Geertruyt ende van sint Begge van sinte Pippijns geslachte, van edelen ende rijcken ouders Ende in haer ioncheyt so was si rijp van zeden, voortgaende in allen duechden, geerne hair houdende in eenicheden, lesende ende bedende ende altijt van haren bruydegom sprekende. Als dese heylige maghet aldus opwies so wildense haer ouders tot huweliken brengen, maer gheensins en wilde sijt consenteren, seggende dat si gode haer reynicheit ghelooft hadde ende si nam een scare ende afsneet haer hare dat ouer haren suueren hals hinck [11r] vertijende ende achterlatende die ydelheyt deser werelt ende christum haren brudegom navolghende. Ende als haer ouders met smecken noch met dreygen haer opset niet veranderen en conden so gauen si tot haren gebruycke die renten van een dorpe geheten Odenke Mer Ermelyne wilde haers vaders huys ende goet achter laten, ende alleene sochtse een heymelike plaetse om gode te dienen. Si quam ter plaetsen daer .ij. ionge gebroeders heren waren. welck stede Ermelijn dat god haer toe gescict hadde, gaende ter kercken, nacht ende dach gode dienende, twelc de duuel seer benijde. Want die iongelingen werden op haer ontsteken in quader minnen, deen vanden anderen niet wetende, maer si en conden haren onreynen wille niet volbrengen sonder grote schande ende beroerte. Deen van desen gebroeders arbeyden seer door den costere vander kercken hem grote giften belouende conde hi Ermelynen brengen tot sinen consente Twelc hi niet en conde volbrengen, maer hi gaf den iongen man eenen raet dat hyse bi nachte roeuen soude. Mer god verhoedet, want inder nacht als hise rouen wilde so hoorde Ermelyne die stemme des enghels seggende aldus Vliet van hier maget ende bewaert dijn maechdom onbeulect dye du gode geheylicht hebste. Ter stont is si van daer gegaen Ende aldus gaende so quam gods enghel weder tot haer seggende Te Meldert is v een plaetse van gode bereyt om v begheerte te volbrengen Twelc niet verre van Louen en is, daer si langhe tijt in groter ynnicheit gode diende, tot dat god sijn bruyt vander werelt haelde om sijnder te gebruyken inder ewicheyt die si mit alder herten begeerde Tot welcker wtuaert songen die scharen der engelen diese ooc begroeuen werdichlijken als een bruyt des conincx der enghelen. Ende haer lichaem bleef .xlviij. iaer onbekent vanden menschen. Ende daer na wildese god ooc doen eeren inder aerden Want op een tijt bi nachte als een goet innich man quam tot Meldert totter plecken daer sinte Ermeline onbekent begrauen lach so en conde hij niet vorder gaen, ende hi sach ter middernacht dat graf der heyliger maget claerder dan die sonne ende hi hoorde der engelen sanck Ende dat selue wedercomende wert hem anderwerf vertoont, des hi gode loofde. Ende hi timmerde op die seluer plecke een capelle ende daer woonde hi tot sijnre doot heilichlic leuende. Tvolck dit vernemende quam daer ende men opende der heyliger magets graff met sanghe ende loue daermen in vant haer heylich lichaem Ende schone miraculen gheschieden daer van blinden die siende werden, croepelen gaende, beseten metten viant verlost ende van anderen siecken die ghesont werden. Ende noch daghelicx so plagen daer te geschien schone miraculen, al so dat te Louen ende elders wel bekent is.

Dat 8ste kapittel. Van de heilige maagd Sint Ermelindis, nicht van de heilige maagd Sint Geertruid en van Sint Begga.

Van Sint Ermelindis is te weten dat haar vader Ermenolt heette en was nicht van Sint Geertruid en van Sint Begga en van Sint Pepijns geslacht van edele en rijke ouders. En in haar jeugd zo was ze rijp van zeden en ging voort in alle deugden en hield zich graag alleen op en las en bad altijd en sprak van haar bruidegom. Toen deze heilige maagd opgroeide zo wilden haar ouders haar tot huwelijk brengen, maar geenszins wilde ze het toestemmen en zei dat ze God haar reinheid beloofd had en ze nam een schaar en sneed het haar af dat over haar zuivere hals hing, verdeed en liet achter de ijdelheid van deze wereld en volgde Christus haar bruidogom na. En toen haar ouders met smeken noch met dreigen haar voornemen niet veranderen konden zo gaven ze tot haar gebruik de renten van een dorp geheten Odenke (Lovenjoel). Maar Ermelindis wilde haar vaders huis en goed achter laten en zocht alleen een heimelijke plaats om God te dienen. Ze kwam ter plaatse daar 2 jonge broeders heren waren welke plaats Ermelindis God haar toe geschikt had en ging dag en nacht ter kerke en diende God wat de duivel zeer benijdde. Want de jongelingen werden op haar ontstoken in kwade minnen, de ene wist het niet van de andere, maar ze konden hun onreine wil niet volbrengen zonder grote schande en beroerte. De ene van deze broeders werkte zeer door de koster van de kerk en beloofde hem grote giften kon hij Ermelindis tot zijn toestemming brengen. Wat hij niet kon volbrengen, maar hij gaf de jonge man een raad dat hij haar bij nacht roven zou. Maar God verhoedde het want in de nacht toen hij haar roven wilde zo hoorde Ermelindis de stem van de engel die aldus zei; ‘Vliedt van hier maagd en bewaar uw maagdelijkheid onbevlekt die u aan God geheiligd hebt.’ Terstond is ze vandaan gegaan. En aldus gaande zo kwam Gods engel weer tot haar en zei; ‘Te Meldert is u een plaats van God bereid om uw begeerte te volbrengen.’ Dat is niet ver van Leuven daar ze lange tijd in grote innigheid God diende totdat God zijn bruid van de wereld haalde om haar in de eeuwigheid te gebruiken dat ze met het hele hart begeerde. Tot welke uitvaart de scharen der engelen zongen die haar ook waardig begroeven als een bruid van de koning van de engelen. En haar lichaam bleef 48 jaar onbekend van de mensen. En daarna wilde God haar ook laten eren op de aarde. Want op een tijd bij nacht toen een goede innige man te Meldert kwam ter plaatse daar Sint Ermelindis onbekend begraven lag zo kon hij niet verder gaan en hij zag ter middernacht dat graf der heilige maagd helderder dan de zon en hij hoorde het engelengezang. En datzelfde toen hij terugkwam werd hem andermaal vertoond, dus hij loofde God. En hij timmerde op diezelfde plek een kapel en daar woonde hij tot zijn dood en leefde een heilig leven. Het volk vernam dit en kwam daar en men opende het graf van de heilige maagd met gezang en lof waar men het heilig lichaam in vond. En mooie mirakels geschieden daar van blinden die ziende werden, kreupelen gaande, bezeten met de vijand verlost en van andere zieken die gezond werden. En noch dagelijks zo plegen daar mooie mirakels te geschieden alzo dat te Leuven en elders wel bekend is.

Dat .ix. capitel. Vander heiliger maget sinte Berlindis.

INden tijden van Dagobertus coninc van Vrancrijcke so was een machtich man geheten Odelart here van Meerbeke bi Nyenouen ende hi diende onder Wytgherus sinte Goedelen vader daer voor af gheseyt is. Dese Odelardus hadde tot eenre huysurouwen die [11v] suster van sinte Amant ende heet Nonna Ende van haer creech hi sinte Berlindis die heylighe maget Die moeder sterf na .xij. iaren ende so bleef Odelaert mit sijn dochter gode dienende mit aelmissen ende goede wercken. Ende lange daer na so wert Odelaert gheslagen met lazarijen bi gods ghehengenisse Ende lange quelende so werden sijn dienairs verdrietich ende lieten hem so dat hi op een tijt met sijnre dochter alleen was ende eyschte van haer wat te drincken Ende si stont op ende spuelde den cop ende gaf haren vader te drincken, dien gedroncken hebbende den nap haer weder gaf So wert si ooc dorst hebbende maer die viant tempteerdese so dat si na haren vader niet drincken en wilde mer storte den nap ende spuelden weder ende soe dranck si daer wte Twelck merckende haer vader soe sweech hy ende met gestoerden moede beual hi dat men een waghen ghereyde So voer hi tot Nyuele daer sinte Gheertruyt ruste, ende hi gaf hair daer ouer alle sijn erue met eenen russche ende rijse ende een messe hebbende eenen witten hecht dye hi mede bracht om haer te gheuen ende om sijn dochter also van haer vaderlijc ende moederlic erue te berouen Ende doe geschiede daer een wonderlijc teeken tot gods geloue. Want doen Odelaert quam voor tlichaem van sinte Gheertruyt soe seyde hi dat hi haer sijn erue nemmermeer geuen en soude, ten waer dat sise met haer eygen hant ontfinge. Ende riep tot haer vierwerf Heylighe Geertruyt ontfaet dese gifte van mijnder hant, ende en wilt mi arme sondaer voor v wenende niet versmaden. Doe ghinc die feretre oft casse open daer si in ruste ende daert al tvolck sach so stack sinte Gheertruyt haer hant wt ende ontfinc daer in den voorseyden russch metten rijse ende messe van Odelaerts handen ende doe ghinc de feretre toe als vore

Die maghet Berlindis dat siende datse hairs goets berooft was so was si dair in verduldich ende met alre herten wert si versmadende alle wereltlicke dingen, welluste van spijsen ende costelike clederen, ende si droech eenen haren cleet op haer lichaem Ende met vasten, ghebeden ende heylighe wakinge so creech si die gracie des hemelschen brudegoms Ende int clooster van onser lieuer vrouwen tot Moerssele werde si ghewijlt ende leefde daer in groter heylicheyt.

Op een tijt alsmen daer te mettene luyde te middernacht so hoorde si die stemme der engelen die hairs vaders siele ten hemel vuerden met sange. Ende so nam si oorlof vander moeder des cloosters om haren vader te begrauen ende ghinc tot Meerbeke, ende si begroef daer haren vader eerliken bi haerder moeder in onser lieuer vrouwen kercke die welck si selue daer ghetimmert had. Ende want dat clooster voorseit te Moersele vanden Huynen verbrant was ende al verdoruen, ende so arme datter nauwe ses maechden broots genoech en hadden So bleef si voort an gode dienende te Meerbeke inder kercken nacht ende dach Ende seer nerstelick visiteerde si die siecken ende versach die arme gode altijt louende. Altijt so droech si een haren cleet ende een steene hadde si onder haer hooft als si ruste. Gheen vleesch en adt si, broot ende water was alleen haer spijse wtgenomen op grote hoochtiden Alsulcken gracie [12r] gaf haer god dat si alrehande siecken ghenas met ghenaken haerder hant Jn deser stranghicheyt des leuens so bleef sinte Berlindis .xv. iaren na hair vaders doot. Ende eens opten heyligen paeschdach so wert voor haer op dye tafel geset een cleyn stuck visch, twelc bi gods wille verkeerde in vleesch ende daer af nutte si een weynich, ende si leefde .xvij. iaren na haren vader.

Als si dan bi godlicker openbaringen verstont dat die doot haer was nakende so begeerde si haer heylich olye ende si ontfinc dat heylich lichaem ons heren ende gaf haren geest in gods handen opten derden dach van Sporkille. Doen quamen haer vrienden ende magen ende die meeste vanden lande ende begroeuense seer weerdichlic.

Die tekenen ende miraculen die godt door haer dair gewracht heuet en soude niemant connen wt spreken. Veel blinde sijn daer siende gheworden, vele croepele, veel doue ende stomme werden daer ooc ghenesen Ende die beseten waren vanden vyant werden op haer graf verlost. Na .vij. iaren so dachten die goede lieden haer graf te verbeteren. Ende als si die dootkiste die van houte was waenden op te heffen soe vonden sise steenen bi godliker miraculen, dies si hoochliken gode loefden. Mer daer was een wijf die seyde dat ghelogen was Ende comende om te besien dat graf, so wert si becommert metten bosen viant neder vallende ter aerden Ende vier dagen bleef si daer leggende oft si doot hadde geweest tot dat sinte Berlindis biden gebede des volcx aenroepende haer maecte ghesont Door welcken mirakel alle tlant beruert wert ende tvolck quam daer met groter menichten ende timmerden die kercke daer nv sinte Berlindis rustet

Daer na int .xxx. iaer haers verscheydens so wert alle tlant weder beruert om dese heylighe maget te verheffen So dat daer quamen twee bisscopen van Camerijck ende van Doornijke die verhieuen die heylighe maghet ende leyden haer heylich lichaem in die feretre daert nv in leyt tot Meerbeke Ende haer nichten sinte Celsa ende sinte Nonna leggen daer bi haer Grote tekenen gheschieden daer, die welke hier achter bliuen om der lancheyt wille

O edel Brabant, met rechte moechdi wel salich heten daer so veel duechdelicke planten in ghegroyet sijn ende haer leuen so heylichliken hebben gheleyt.

Dat 9de kapittel. Van de heilige maagd Sint Berlindis.

In de tijden van Dagobert, koning van Frankrijk, zo was er een machtig man geheten Odelard, heer van Meerbeke bij Ninove, en hij diende onder Witger, de vader van Sint Goedele daarvoor van gezegd is. Deze Odelard had tot een huisvrouw de zuster van Sint Amant en heette Nonna. En van haar kreeg hij Sint Berlindis die heilige maagd. De moeder stierf na 12 jaar en zo bleef Odelard met zijn dochter en diende God met aalmoezen en goede werken. En lang daarna zo werd Odelard geslagen met melaatsheid met Gods toestemming. En na lang kwalen zo werden zijn dienaars verdrietig en verlieten hem zodat hij op een tijd met zijn dochter alleen was en eiste van haar wat te drinken. En ze stond op en spoelde de kop en gaf haar vader te drinken, die na gedronken te hebben haar de kop weer gaf. Zo kreeg ze ook dorst maar de vijand verleidde haar zodat ze na haar vader niet drinken wilde, maar stortte de kop en spoelde het weer en zo dronk ze daaruit, wat haar vader merkte en zo zweeg hij en met verstoord gemoed beval hij dat men een wagen bereidde. Zo voer hij tot Nijvel daar Sint Geertruid rustte en hij gaf haar al zijn erfgoed over met een rus en twijg en een mes die een witte hecht had die hij mee bracht om haar te geven en om zijn dochter alzo van haar vaderlijke en moederlijk erfgoed te beroven. En toen gebeurde daar een wonderlijk teken van Gods geloof. Want toen Odelard voor het lichaam van Sint Geertruid kwam zo zei hij dat hij haar nimmermeer zijn erfgoed geven zou, tenzij dat ze het met haar eigen hand ontving. En riep tot haar viermaal ‘Heilige Geertruid ontvang deze gift van mijn hand en wit mij arme zondaar die voor u weent niet versmaden.’ Toen ging de relikwienkast of kast open daar ze in rustte en daar al het volk toezag zo stak Sint Geertruid haar hand uit en ontving daarin de voor genoemde rus met twijg en mes van Odelardՠs handen en toen ging die kast dicht zoals tevoren.

De maagd Berlindis die zag dat ze van haar goed beroofd was zo was ze daarin geduldig en met het hele hart versmaadde ze alle wereldlijke dingen, wellust van spijzen en kostbare kleren en ze droeg een haren kleed op haar lichaam. En met vasten, gebeden en heilig waken zo kreeg ze de gratie van de hemelse bruidegom. En in het klooster van onze lieve vrouwe te Moorsel werd ze gewijd en leefde daar in grote heiligheid.

Op een tijd toen men daar de metten luidde te middernacht zo hoorde ze de stem der engelen die haar vaders ziel ten hemel voerden met gezang. En zo nam ze verlof van de moeder van het klooster om haar vader te begraven en ging tot Meerbeke en ze begroef daar haar vader fatsoenlijk bij haar moeder in onze lieve vrouwe kerk die ze zelf daar getimmerd had. En omdat het klooster voorgezegd te Moorsel van de Hunnen verbrand was en geheel bedorven en zo arm zodat er nauwelijks zes maagden brood genoeg hadden. Zo bleef ze voortaan God dienen te Meerbeke in de kerk nacht en dag. En zeer vlijtig bezocht ze de zieken en voorzag ze en loofde altijd God. Altijd zo droeg ze een haren kleed en een steen had ze onder haar hoofd als ze rustte. Geen vlees at ze, brood en water was alleen haar spijs, uitgezonder op grote hoogtijdagen. Al zulke gratie gaf haar God dat ze allerhande zieken genas met het aanraken van haar hand. In deze strengheid van leven zo bleef Sint Berlindis 15 jaren na de dood van haar vader. En eens op de heilige Paasdag zo werd voor haar op de tafel een klein stukje vis gezet wat door Gods wil veranderde in vlees en daarvan gebruikte ze en ze leefde 17 jaren na haar vader.

Toen ze dan bij goddelijke openbaring verstond dat de dood haar naakte zo begeerde ze heilige olie en ze ontving dat heilig lichaam van onze heer en gaf haar geest in Gods handen op de derde dag van februari. Toen kwamen haar vrienden en verwanten en de grootsten van het land en begroeven haar zeer waardig.

De tekens en mirakels die God door haar daar gewrocht heeft zou niemand kunnen uitspreken. Veel blinden zijn daar ziende geworden, vele kreupelen, doven en stomme werden daar ook genezen. En die bezeten waren van de vijand werden op haar graf verlost. Na 7 jaren zo dachten de goede lieden haar graf te verbeteren. En toen ze de doodskist die van hout was waanden op te heffen zo vonden ze stenen door goddelijke mirakel, dus ze God zeer loofden. Maar daar was een wijf die zei dat het gelogen was. En kwam dat graf te bezien en zo werd ze bekommerd met de boze vijand en viel neer ter aarde. En vier dagen bleef ze daar liggen of ze dood was geweest totdat Sint Berlindis bij het gebed van het volk haar aanriep en haar weer gezond maakte. Door welk mirakel het hele land beroerd werd en het volk kwam daar met grote menigte en timmerden de kerk daar nu Sint Berlindis rust.

Daarna in het 30ste jaar van haar verscheiden zo werd het hele land weer beroerd om deze heilige maagd te verheffen, zodat daar twee bisschoppen van Kamerijk en van Doornik kwam die de heilige maagd verhieven en legden haar heilig lichaam in het relikwienkastje daar het nu in ligt te Meerbeke. En haar nichten Sint Celsa en Sint Nonna liggen daar bij haar. Grote tekens geschieden daar die hier weg blijven vanwege de lengte.

O edel Brabant, met recht mag je wel zalig heten daar zoveel deugdelijke planten in gegroeid zijn en hun leven zo heilig hebben geleid.

Dat .x. capitel. Van de heylige maghet sinte Reynoffele van Yncourt.

ALs die voorscreuen Dagobertus coninc van Vrancrike regneerde so leefde in Haspegouwe de edel maget christi sinte Reynoffele die vanden eedelen geslachte van Vrancrijke af gedaelt was ende van kersteliken ouders Haer vader heet Ayus ende haer moeder Aya ende haer oude vader was Olardus sinte Berlinden vader alsmen vint bescreuen Ende haer vader was heere tot yncourt Sinte Geertruyt ende sinte Begge waren hair nichten. Dese maghet Reinoffel wies op in duechden, alle ertsche dingen cleyn achtende ende dewige dingen begerende, reyn van herten ende van lichame, minlick inder spraken, langmoedich, lijdsaem, goedertieren ende ont- [12v] fermhertich Dair was een iongelinc van groter afcoemste die hair begeerde te huwelick te hebben, daer toe dat dye ouders van sinte Reynoffele wel ghesint waren. Mer doe si begeerden haer dochters sinne daer op te weten So antwoorde si van binnen ontfunct sijnde vande vuere des heiligen geests ende seyde Datse den iongelinc noch genen anderen brudegom en begeerde mer alleen beminde si Jesum Christum der maechden brudegom. Als haer ouders dat sagen so deden si an haer dochter grote neersticheyt om haer te onderwisen datse den iongelinc trouwen soude, want thuwelic van gode is geordineert. Maer als si daer na niet horen en wilde als geuesticht sijnde in haer opset van reynicheden so begonsten die ouders haer te dreygen, ende altoos so wasser onwillich toe. Si ordineerden nochtan de tijt wanneer men die brulocht houden soude Doen was die maget seer verslagen in haer seluen, twifelende oft beter waer haren ouders gehoosaem te sijn ende thuwelic aen te gaen oft haer opset van reynicheyt te volbrengen So quam den tijt dat die brulocht gehouden wert Mer als den auont nakende was so wert sinte Reynoffel bi ingeuen des heyligen geests andersins beraden Ende die wile dat hair ouders becommert waren so nam si met haer een dienstmaecht ende ginc haer bergen in een bossche daer bi geleghen, daer si een wijle tijts leefde in groter abstinencien en ongemake des lichaems, een haren cleet dragende ende onsen lieuen here haren bruydegom met ynnighe ghebeden ende suchten biddende. Ende die moeder Maria ende die engelen, apostelen ende alle heyligen anriep si met groter sorchvoudicheit dat god hair salich opsette volbrengen wilde tot saligen eynde, want si ontsach dat veruolch harer ouders ende haers brudegoms diese sochten ende niet vinden en consten, dies beheerde si wt deser werelt te scheyden ende met christo te sijn. Ende onse here die (also die propheet seyt) bi is al den genen die hem aenroepen inder waerheyt, die heuetse verhoort ende van allen periculen deser werlt verlost. Want die enghel goods quam tot haer ter plecken voorscreuen met groter claerheyt haer bootschapende datse corts verscheyden soude ende comen ter slaepcameren haers hemelschen brudegoms dien si haer trouwe bewaert hadde Aldus was sinte Reynoffel weerdich des enghels sprake te horen ende hem te sien die inder aerden zijnde dat leuen der enghelen nauolgende. Daer na soe verschietse van deser werelt ende haer siel wert vanden engelen gods verheuen totten hemelschen paradijse dair si inder maechden chore ghebruyct die eewige vruechde.

Als haer ouders dit vernomen hadden biden bewijse van sinte Reynoffels dienstmaget, so waren si seer verslagen ende deden penitentie vander misdaet diese tegen haer dochter misdaen hadden Ende deuotelic ghingen si ter plecken daer sy haer doode lichaem vonden, twelc si werdichlick begroeuen Ende namaels deden si een kercke ouer haer graf op haren cost maken Daer ouer mits die verdienten deser heyliger maghet veel grote teekenen ende miraculen gheschieden bider godlicker gracien [13r]

Dat 10de kapittel. Van de heilige maagd Sint Ragenufle van Incourt.

Toen de voorschreven Dagobert, koning van Frankrijk, regeerde zo leefde in Haspengouw de edele maagd Christus Sint Ragenufle die van het edele geslacht van Frankrijk afgekomen was en van christelijke ouders. Haar vader heette Ajus en haar moeder Aja en haar grootvader was Odelard, de vader van Sint Berlindis, zoals men geschreven vindt. En haar vader was heer te Incourt. Sint Geertruid en Sint Begga waren haar nichten. Deze maagd Ragenufle groeide op in deugden die alle aardse dingen klein achtte en eeuwige dingen begeerde, rein van hart en van lichaam, beminnelijk in woorden, lankmoedig, lijdzaam, goedertieren en ontfermend. Daar was een jongeling van hoge afkomst die haar begeerde te huwen waartoe dat de ouders van Sint Ragenufle wel gezind waren. Maar toen ze hun dochter zin daarvan te weten wilden zo antwoorde ze van binnen ontstoken te zijn van het vuur van de Heilige Geest en zei; ’dat ze de jongeling noch een andere bruidegom begeerde, maar alleen beminde ze Jezus Christus, de bruidegom van de maagd’. Toen haar ouders dat zagen zo deden ze aan hun dochter grote vlijt om haar te onderwijzen dat ze jongeling trouwen zou, want het huwelijk is van God geordend. Maar toen ze daarnaar niet horen wilde als gevestigd zijnde in haar voornemen van reinheid zo begonnen de ouders haar te dreigen en altijd zo was ze er ongewillig toe. Ze ordende nochtans de tijd wanneer men de bruiloft houden zou. Toen was de maagd zeer verslagen in zichzelf en twijfelde of het beter was haar ouders gehoorzaam te zijn en het huwelijk aan te gaan of haar voornemen van reinheid te volbrengen. Zo kwam de tijd dat de bruiloft gehouden werd. Maar toen de avond aankwam zo werd Sint Ragenufle door ingeven van de Heilige Geest anderszins beraden. En de tijd dat haar ouders bekommerd waren zo nam ze met haar een dienstmaagd en ging zich verbergen in een bos, daarbij gelegen waar ze een tijdje leefde in grote onthouding en ongemak des lichaam, droeg een haren kleed en onze lieve heer, haar bruidegom, bad ze met innige gebeden en zuchten. En moeder Maria en de engelen, apostels en alle heiligen riep ze aan met grote zorgvuldigheid dat God haar zalige voornemen volbrengen wilde tot een zalig einde, want ze ontzag dat achtervolgen van haar ouders en haar bruidegom die haar zochten en niet vinden konden, dus behoorde ze uit deze wereld te scheiden en met Christus te zijn. En onze heer die (alzo de profeet zegt) bij hem zijn al diegenen die hem in waarheid aanroepen, die heeft haar verhoord en van alle moeilijkheden van deze wereld verlost. Want de engel Gods kwam tot haar ter plaatse voorschreven en met grote helderheid en boodschapte haar dat ze gauw verscheiden zou en komen tot de slaapkamer van haar hemelse bruidegom die ze haar trouw bewaard had. Aldus was Sint Ranufle waardig de woorden van de engel te horen en hem te zien die in de aarde zijn en het leven der engelen navolgen. Daarna zo scheidde ze van deze wereld en haar ziel werd van de engel Gods verheven tot het hemelse paradijs daar ze in het maagdenkoor de eeuwige vreugde gebruikt.

Toen haar ouders dit vernomen hadden door het bewijs van Sint Ranufleՠs dienstmaagd zo waren ze zeer verslagen en deden penitentie van de misdaad die ze tegen hun dochter misdaan hadden. En devoot gingen ze ter plaatse daar ze haar dode lichaam vonden wat ze waardig begroeven. En later lieten ze een kerk over haar graf op hun kosten maken. Daarover, mits de verdiensten van deze heilige maagd, veel grote tekens en mirakels gebeurde bij de goddelijke gratie.

Dat .xi. capitel. van sinte Oede weduwe

SJnte Oede was gheboren vanden gheslachte vermogender coningen van Vrancrijcke ende hadde te manne eenen prince geheten Arnout, dair moeder af was sinte Bliteldis sustere van Dagobertus coninc van Vrancrijcke Dese vrou had een machtigen prince te manne geheten Anselbertus seer heylich ende deuoot van leuen so dat hi verheuen is, hi was marcgraue des heylich rijcx Dese voorscreuen Arnout die was ooc marcgraue des heilich rijcx twelc men heet tlant van Rijen. Hi hadt van sinte Oede eenen sone sinte Arnout. Als sinte Oeden man salichlic gestoruen was so bleef si weduwe gode dienende Ende na dat exempel vanden heylighen ouders onser lieuer vrouwen Joachim ende Anna so deylde si al haer tijtlic goet in drie deelen Dat een deel gaf si den kercken ende religiosen Dander deel gaf si den siecken ende den arme menschen Ende dat derden deel behielt si tot haren ghebruycken Ende haer lant regeerde si nochtan wijslick door ghetrouwe mannen. Seer ootmoedich ende ontfermhertich was si want den armen naeyde si selue haer clederen ende si hief selue der armer kinder wter vonten. Ende totter armer huysen ghinc si om die te troosten al woonde si ooc verre ende al was de wech slijckachtich Bi dese ende dier ghelijcken wercken was si gemint van haren huysghesinne ende van allen menschen.

Sinte Oede dede ooc maken een hospitael bi haren huyse daerse die arme en[de] siecke met groter liefden tracteerde ende visiteerde tweewerf des dages ende met alder ootmoedicheyt gafse hem blideliken haer noottruft

Ende als Arnulphus hair sone (dats sinte Arnout) tot manliker ouderen gecomen was so gaf hem sijn moeder sinte Oede tlant ouer bi rade vanden eedelen. Dese sinte Arnout had een soone die Angijs heet die troude sinte Beggen sinte Geertruyden suster Ende sinte Arnout wert bisscop van Mets. welke materie hier nae int tweede boeck langer bescreuen wert.

Item sinte Oede was ooc moeye van sinte Hubrecht bisscop van Ludic Ende als si op een tijt alle haer spijse den armen gegeuen hadde so quam onse heere Jhesus tot haer in gedaente van eenen armen ionghelinc biddende om herberge om den name christi Ende als si den sueten name christi hoorde soe ontfinc si hem blidelic Die iongelinc sadt bi ende badt haer datse op stonde ende haelde hem wat te eeten Sinte Oede stont op ende [13v] ginc totten korue die si verstaen hadde datse ydel was ende si vantten vol brooden ende ander nootruften. Die iongelinc ontfinc die spijse wt haer hant ende met soeten woorden sprac hi haer aldus toe. Op ander tijden hebdi my ghewone geweest mi te ontfangen in minen leden met huden hebdi mi ontfanghen in my seluen Weet dat v veel vruechden bereyt werden, ende die v bidden sullen hulpe dees teghenwoordigen leuens bider gracien dijns verlossers ontfangen, ende also verschiet hi.

Daer na wert sinte Oede sieck ende si bekende den dach haers verscheydens te nakene Ende alle aertsche sorghe stelde si wt harer herten om vrylic te mogen haren scepper aenroepen Vrolic was si in haer crancheyt ende verbeide den dach hairs verscheydens om te comen van droefheden tot blijtscapen, van duysterheden totten lichte ende vander doot totten leuen. Ende ghebiecht sijnde ontfinc si dat lichaem ons heeren ende haer heylich olysel biddende om hulpe vander menschen ghebede. Ende doe begeerde si alle haer haue om gode ghegeuen te werden den armen, wtghenomen een rocxken dairse in begheerde begrauen te werden Ende haer ghebet gedaen hebbende so lach si blidelic hare oogen ten hemele stierende ende sach onsen here Jhesum cristum int midden der engelen hair soetelic roepende totter eeuwiger rusten. Doe beualse die ontrent haer stonden te gode ende si verschiet opten .xxiij. dach vander maent October. Hair dode lichaem roeck doe als balsem. Ende die priesters droegent tot sinte Joris kercke diese seluer ghemaect hadde van haren goede.

Daer na glorificeerde god sijn ghetrouwe dienaerssen oock inder aerden tot sijnre eeren. Want die siecke werden gesont op hair graf, so dat die eerweerdige Floribertus bisscop van Ludick daer quam met groter scharen van geestelike ende weerliken volcke openende haer graf Daer vantmen haer heylich lichaem wtgheuende soeten roke, ende haer reliquyen werden verheuen ende sijn gheeert in veel plaetsen Die welcke translatie geschiede opten .xiij. dach der maent Julij ter eeren ons heren Jhesu Christi.

Dat 11de kapittel. Van Sint Oda van Amay, (Oede) weduwe.

Sint Oda was geboren van het geslacht van vermogende koningen van Frankrijk en had tot man een prins geheten Arnold waar de moeder van was Sint Bliteldis, zuster van Dagobert, koning van Frankrijk. Deze vrouw had een machtige prins tot man geheten Ansbertus zeer heilig en devoot van leven zodat hij verheven is, hij was markgraaf van het heilige rijk. Deze voorgeschreven Arnold die was ook markgraaf van het heilige rijk wat men het land van Rijen noemt. Hij had van Sint Oda een zoon, Sint Arnold. Toen Sint Oda Գ man zalig gestorven was zo bleef ze weduwe en diende God. En naar dat voorbeeld van de heilige ouders onze lieve vrouwe Joachim en Anna zo verdeelde ze al haar tijdelijk goed in drie delen. Dat ene deel gaf ze de kerken en religieuzen. Het andere deel gaf ze de zieken en de arme mensen. En dat derde deel behield ze tot haar gebruik. En haar land regeerde ze nochtans wijs door trouwe mannen. Zeer ootmoedig en ontfermend was ze want voor de armen naaide zelf hun kleren en ze hief zelf de arme kinderen uit de doopvont. En tot de arme huizen ging ze om die te troosten en al woonden ze ook ver en al was de weg slijkerig. Bij deze en dergelijke werken was ze bemind van haar huisgezin en van alle mensen.

Sint Oda liet ook een hospitaal maken bij haar huis daar ze de arme en zieke met grote liefde onthaalde en bezocht ze tweemaal per dag met alle ootmoedigheid en gaf ze hen blijde hun nooddruft.

En toen Arnulphus, haar zoon (dat is Sint Arnold) tot mannelijke ouderdom gekomen was zo gaf hem zijn moeder Sint Oda het land over bij raad van de edelen. Deze Sint Arnold had een zoon die Ansegisel heette die trouwde Sint Begga, de zuster van Sint Geertruid. En Sint Arnold werd bisschop van Metz welke materie hierna in het tweede boek langer beschreven wordt.

Item, Sint Oda was ook tante van Sint Hubertus, bisschop van Luik. En toen ze op een tijd al haar spijs aan de armen gegeven had zo kwam onze heer Jezus tot haar in de gedaante van een arme jongeling en bad haar om herberg in de naam Christus. En toen ze de lieve naam Christus hoorde zo ontving ze hem blijde. De jongeling zat en bad haar dat ze opstond en hem wat te eten haalde. Sint Oda stond op en ging naar de korf die ze verstaan had dat het leeg was en ze vond het vol broden en andere nooddruft. De jongeling ontving de spijs uit haar hand en met lieve woorden sprak hij haar aldus toe; ‘Op andere tijden ben je gewoon geweest me te ontvangen in mijn leden, maar heden heb je me ontvangen in mijzelf. Weet dat u veel vreugde bereid wordt en die u bidden zullen help hen in dit tegenwoordige leven bij de gratie van uw verlosser te ontvangen’ en alzo verdween hij.

Daarna werd Sint Oda ziek en ze bekende de dag dat haar verscheiden naakte. En alle aardse zorgen zette ze uit haar hart om vrij haar schepper te mogen aanroepen. Vrolijk was ze in haar zwakte en wachtte op de dag van haar verscheiden om te komen van droefheid tot blijdschap, van duisterheid tot het licht en van de dood tot leven. En gebiecht zijnde ontving ze dat lichaam van onze heer en haar heilig oliesel en bad om de hulp van de mensen gebeden. En toen begeerde ze alle haar have Om God dat het gegeven werd aan de armen, uitgezonderd een rokje waar ze in begraven begeerde te worden. En toen ze haar gebed gedaan had zo lag ze blij en stuurde haar ogen ten hemel en zag onze heer Jezus Christus in het midden der engelen die haar lieflijk riep tot de eeuwige rust, toen beval ze die omtrent haar stonden tot God en ze scheidde op de 23ste dag van de maand oktober. Haar dode lichaam rook toen als balsem. En de priesters droegen het tot Sint-Joris kerk die ze zelf gemaakt had van haar goed.

Daarna verheerlijkte God zijn trouwe dienares ook op de aarde tot zijn eer. Want de zieken werden gezond op haar graf zodat de eerwaardige Floribertus, bisschop van Luik, daar kwam met grote scharen van geestelijk en wereldlijk volk en opende haar graf. Daar vond men haar heilig lichaam die zoete rook uitgaf en haar relikwien werden verheven en werd op veel plaatsen geerd, die translatie geschiedde op de 13de dag van de maand juli ter ere van onze heer Jezus Christus.

Dat .xij. capitel. Van sinte Arnout marcgraue des heilich rijcx ende namaels bisschop van Mets Ende van sinte Wandregisilius sinen neue.

SInte Arnout is ghedaelt vanden geslachte van coninc Clodoueus [14r] van vrancrijcke Want Bliteldis coninc Dagobertus suster was sint Arnouts oudemoeder. ende sijn vader heet ooc Arnout ende sijn moeder sinte Oede als corst hier voor geseit is Sint Arnout troude sinte Doda, ende van haer hadt hi drie kinderen Te weten Clodulphus die sinen vader in heylicheden na volchde ende wert na hem bisscop van Mets Ende sinte Doda de moeder begaf hair te Trier in een beslote stede gode dienende

Die tweede sone Walciscus vader van sinte Wandregisilius, die welcke wandregisilius eerst coninc Dagobertus van vrancrike diende dien seer verhief Ende bi sijnre ouders rade troude hi een edel maget, mer hi onderweesse also datse beide reyn bleuen bi gemeenen consente Ende sinte wandregisilius die ghinc in een clooster dat hi selue stichte dair hi in alte grote heilicheit ende abstinentien leefde. Hi en adt in lange tijt niet dan tweewerf ter weken, des sondachs ende des donredachs. Daer na wt groter deuocien gaf hi hem tot heremiten leuen te Fontenelle daer hi een clooster stichte, dair hi tot .xc. iaren out sijnde die iongers in arbeyde ginck te bouen. Daer nae wert hi sieck ende .iij. dagen ende drie nachten lach hi tot gode opgetogen ende thoonde die dore der hemelen hem gheopent Doe verschiet hi hem tekenende metten teeken des cruyces. Ende doe hoorde een sijn discipel alte sueten hemelschen sanck Sijn heilich lichame rust te Ghendt

Die derde sone van sinte Arnout hete Angisus oft Angijs dien sijn vader gebenedide ende zijn geslachte propheterende datse souden werden erfconingen van vrancrike ende ooc roomsche keyseren alst nae bleeck. Dese Anghijs troude sinte Beggen hertoghe Pippijns van Landen dochter, also dat in tweeste dele deser croniken veruolcht sal werden

Jc keer weder op sint Arnout die achter liet al die eere der werelt ende ghinc ter woestinen om heremijt te werden So gebuerdet dat hi comende op der bruggen vander Moeselen daer dat water seer diep was, so nam hi sijnen rinck ende werpen int water seggende Als ick desen rinck weder crige so sal ic sonder twifel betrouwen dat ic vry van sonden ben Doe ginck hi inderwoestijnen daer hi langhe tijt der werelt steruende gode leefde.

Daer nae als die bisscop van Mets gestoruen was so wert sinte Arnout daer bisscop ghecoren Ende daer bisscop sijnde ende vleesch deruende so wert hem een visch gebracht die sijn cock op doende eenen rinck daer in vant, dien hi sinen here blidelike gaf Ende sinte Arnout kenden ter stont, ende het is .ij. dach reysen van daer totter bruggen daer den rinck eerst geworpen was, ende hier af dancte sinte Arnout onsen here gode almachtich Ende van dier tijt voort soe en was hi niet slapper in sijn leuen mer noch veel neerstiger dan hi was te voren in vasten, waken ende bidden.

Ende so milde van aelmissen was hi te geuen so dat grote scaren van armen volke wt vreemde landen tot hem quamen om aelmissen te ontfangen. Altoos so was hi sorchfuldich in goeden wercken Ende sonderlinge om religiose personen ende pelgrims te herbergen, die hi selue [14v] haer voeten wiesch ende reinichde met sinen handen, die hi ooc spijsde ende cleede. Ende dicwil als hi drie daghen ende ooc somwilen meer gheuast hadde so leefde hi somwijlen met gersten brode ende water, ende een haren cleet droech hi op sijn naecte lijf.

Dat 12de kapittel. Van Sint Arnulf, (Arnold) markgraaf van het heilige rijk en later bisschop van Metz. En van Sint Wandregesilus zijn neef.

Sint Arnulf is afgedaald van het geslacht van koning Clovis van Frankrijk. Want Bliteldis, de zuster van koning Dagobert, was sint Arnulfՠs grootmoeder en zijn vader heette ook Arnulf en zijn moeder Sint Oda zoals hier kortgeleden gezegd is. Sint Arnulf trouwde Sint Doda en van haar had hij drie kinderen. Te weten; Clodulphus die zijn vader in heiligheid opvolgde en werd na hem bisschop van Metz. En Sint Doda, de moeder, begaf zich te Trier in een besloten plaats en diende God.

De tweede zoon Walciscus, vader van Sint Wandregesilus, Wandregesilus die eerst koning Dagobert van Frankrijk diende die hem zeer verhief. En bij raad van zijn ouders trouwde hij een edele maagd, maar hij onderwees haar alzo dat ze beiden rein bleven bij algemene toestemming. En Sint Wandregesilus die ging in een klooster dat hij zelf stichtte daar hij in al te grote heiligheid en onthouding leefde. Hij at in lange tijd niet dan tweemaal per week, de zondag en de donderdag. Daarna uit grote devotie begaf hij hem tot het heremieten leven te Fontenelle daar hij een klooster stichtte daar hij tot zijn 90ste jaar de jongeren in arbeid te boven ging. Daarna werd hij ziek en 3 dagen en drie nachten lag hij tot God opgetogen en toonde de deur der hemel voor hem geopend. Toen verscheidde hij en tekende zich met het teken van het kruis. En toen hoorde een van zijn discipels te lieve hemels gezang. Zijn heilig lichaam rust te Gent.

De derde zoon van Sint Arnulf heette Ansegisel of Angisus die zijn vader zegende en van zijn geslacht profeteerde dat ze erfkoningen zouden worden van Frankrijk en ook Roomse keizers zoals het daarna bleek. Deze Ansegisel trouwde Sint Begga, de dochter van hertog Pepijn van Landen, alzo dat in het tweede deel van deze kroniek vervolgd zal worden.

Ik keer weer op Sint Arnulf die achterliet de hele eer van de wereld en ging ter woestijn om heremiet te worden. Zo gebeurde het dat hij kwam op de brug van de Moezel daar het water zeer diep was, zo nam hij zijn ring en wierp het in het water en zei; ‘Als ik deze ring terugkrijg dan zal ik zo zal ik er zonder twijfel op vertrouwen dat ik vrij van zonden ben.’ Toen ging hij in de woestijn daar hij lange tijd met de in wereld stervende God leefde.

Daarna toen de bisschop van Metz gestorven was zo werd Sint Arnulf daar bisschop gekozen. Daar was hij bisschop en vlees dervende zo werd hem een vis gebracht die zijn kok opendeed en er een ring in vond die hij zijn heer blijde gaf. En Sint Arnulf herkende het terstond en het is 2 dagreizen vandaar tot die brug waar de ring eerst in geworpen was en hiervan dankte Sint Arnulf onze heer God almachtig. En van die tijd voort zo was hij niet slapper in zijn leven, maar noch veel vlijtiger dan hij tevoren was in vasten, waken en bidden.

En zo mild van aalmoezen was hij te geven zodat grote scharen van arm volk uit vreemde landen tot hem kwamen om aalmoezen te ontvangen. Altijd was hij zo zorgvuldig in goede werken. En vooral om religieuze personen en pelgrims te herbergen van wie hij zelf de voeten waste en reinigde met zijn handen die hij ook spijsde en kleedde. En vaak als hij drie dagen en ook soms meer gevast had zo leefde hij soms met gerstebrood en water en een haren kleed droeg hij op zijn naakte lijf.

Noch een mirakel van sinte Arnout dat hi dede in sijn leuen.

ALs coninc Dagobertus regneerde ende in sijn pallays sijnde met sinte Arnout sprekende, so quam daer een malaetsch man roepende ende biddende aelmisse van sinte Arnout. Doe beual hy datmen den armen man in huys leiden soude Ende doe ghinc hi tot hem ondersoekende of hi ghedoopt waer Doe antwoorde die arme lazersche man dat hi niet gedoopt en was want om sijnder groter zeericheit ende verworpenheit wille en meende hi niet dat hem yemant daer toe veroetmoedigen ende dye gracie doen soude. Doe doopten goedertierlijcken die heylige man sinte Arnout, ende terstont was hi ghenesen van alder lazarien der sielen ende des lichaems. Van welcker miraculen wille die coninc ende al dat volck hem seer verwonderden, gode daer af louende ende danckende

Na veele teekenen ende miraculen die bi sinte Arnout geschieden in den volcke al om daer ontrent geseten, so dachte hi weder te keeren totter woestinen Maer want hi sijn schaepkens niet en dorste laten onbesorcht, so wert bi consente des conincx Lotharis de derde in sijn stede bisscop ghemaect sinte Goricus Ende so achterliet weder sinte Arnout alle wereltlike dingen, ende ghinc anderwerf ter woestinen waert ende timmerde daer cleen cellekens daer hi gode loofde gestadelijc nacht ende dach Ende lazersche ende ander arme ontfinc hi daer ende diende hem met sijnen handen, haer schoenen wtdoende ende vaghende, haer voeten ende hoofden wasschende ende haer bedden makende, ende hair noottrufte gaf hi hem Ende in desen ende anderen heylige wercken volherdende so sterf sinte Arnout salichliken in onsen here Ende steruende badt hi dengenen die voor hem waren datse baden voor hem den here die hem ordelen soude want hi belijde dat hi geen goet gedaen en had, maer dat hi vol sonden was.

Ende naedat hi acht iaren ouerleden was so dachte sinte Goricus die bisscop sinte Arnouts lichaem te verheffen Ende met twe andere bisscopen, te weten van Toul ende van Verduyn ende mit grote scharen van clercke ende van volcke so gingen si ter woestinen daer si sint Arnouts lichaem met groter reuerencien ende deuocien vonden ende nament weerdichliken ende brachtent inder stadt van Mets. Ende onderwegen sijnde ende ghebreck van drancke lijdende bi auont, so wasser een man dye hadt luttel biers in een clein vaetken ende seggende met goeden betrouwen. nv wil ons sinte Aernout voeden desen nacht Want tgene dat ons ghebreect dat moghen wi mits sijnre hulpen van gode vercrigen. Ende ter stont so vermenichfuldichde dat bier also datse alle ghenoech hadden ende des morgens ghenoech ouer bleef Daer na quamen si met groter blijschappen in de stadt. Ende ter stont quam alle [15r] die stat met crucen ende vanen in schoonre processien hem te ghemoete Ende haren herder dien si verloren hadden ontfingen si doe regnerende inden hemel, ende sijn heylich lichaem droeghen si in dye kercke vanden apostolen. Ende daer na so dede sinte Arnout grote wonderlike teekenen van blinden, van croepelen ende ander crancke die gesont werden. etcetera. Ende sinte Arnouts-dach comt opten xvi. dach van Oogst

Noch een mirakel van Sint Arnulf dat hij deed in zijn leven.

Toen koning Dagobert regeerde en in zijn paleis was en sprak met Sint Arnulf zo kwam daar een melaatse man roepend en biddend om aalmoes van Sint Arnulf. Toen beval hij dat men de arme man in huis brengen zou. En toen ging hij tot hem onderzoeken of hij gedoopt was. Toen antwoordde de arme melaatse man dat hij niet gedoopt was want om zijn groter zeer en vanwege de verworpenheid meende hij niet dat hem niemand zich daartoe verootmoedigen zou en de gratie doen. Toen doopte goedertieren de heilige man Sint Arnulf en terstond was hij genezen van alle melaatsheid van de ziel en lichaam. Vanwege dat mirakel verwonderden de koning en al dat volk zich zeer en God daarvan loofden en dankten.

Na vele tekens en mirakels die bij Sint Arnulf geschiedden en het volk allen daarom gezeten zo dacht hij terug te keren tot de woestijn. Maar omdat hij zijn schaapjes niet onverzorgd wilde laten zo werd bij toestemming van koning Lotharius de derde in zijn stad bisschop gemaakt Sint Goricus. En zo liet weer Sint Arnulf alle wereldlijke dingen achter en ging andermaal ter woestijn waart en timmerde daar een klein celletje daar hij God gestadig loofde nacht en dag. En melaatse en andere armen ontving hij daar en diende hen met zijn handen, deed hun schoenen uit en afvegen, wasten hun voeten en hoofden en maakte hun bedden en gaf hun nooddruft. En in deze en anderen heilige werken volhardend zo stierf Sint Arnulf zalig in onze heer. En stervende bad hij diegene die voor hem waren dat ze voor hem bidden zouden de heer die hem oordelen zou want hij beleed dat hij geen goed gedaan had, maar dat hij vol zonden was.

En nadat hij acht jaren overleden was zo dacht bisschop Sint Goricus Sint Arnulfs lichaam te verheffen. En met twee andere bisschoppen, te weten van Toul en van Verdun, en met grote scharen van klerken en van volk zo gingen ze ter woestijn daar ze Sint Arnulfs lichaam met groter reverentie en devotie vonden en namen het waardig en brachten het in de stad Metz. En toen ze onderweg waren en tegen tegen de avond gebrek van drank zo was er een man die wat bier had in een klein vaatje en zei met goed vertrouwen; ‘Nu wil ons Sint Arnulf voeden deze nacht. Want hetgeen dat ons ontbreekt dat mogen we met zijn hulp van God verkrijgen.’ En terstond zo vermenigvuldigde dat bier alzo dat ze allen genoeg hadden en ‘s morgens genoeg over bleef. Daarna kwamen ze met grote blijdschap in de stad. En terstond kwam de hele stad met kruisen en vaandels hun tegemoet. En hun herder die ze verloren hadden ontvingen ze die toen regeerde in de hemel en zijn heilig lichaam droegen ze in de kerk van de apostels. En daarna zo deed Sint Arnulf grote wonderlijke tekens van blinden, van kreupelen en andere zwakken die gezond werden et cetera. En Sint Arnulf-dag komt op de 16de augustus.

Dat .xiij. capitel. Van sinte Landraden abdisse

AChtervolgende onse materie so werdt hier verclaert die historie vander heyliger abdissen sinte Landraden, die welck eenen heilighen broeder hadde, te weten sinte Remigius eertsbisschop van Ruwaen, ende waren beyde kinder van hertoge Karel maerteel. Van haer leestmen datse een beelde der duechden was ende dat si was gebenedijt in haer moeders lichaem, eer si gheboren was. Ende van ioncx op so begeerde si gode almachtich in reynicheden te dienen. Ende tot huweliken state vermaent sijnde so en wilde si dat gheensins consenteren

Daer na alle aertsche dinghen versmadende vercoos si in een cleen plaetse gode te dienen bi water ende broot leuende ende een haren cleet droech si aen hair lichaem. Grote goedertierenheit ende ontfermherticheit bewees si den armen hem te eeten gheuende ende haer voeten wasschende Ende seer ootmoedelic was si ghecleet als de alder minste van haren dienstmaechden Veele arbeyde si om ledicheyt te scuwen ende wakede lange in haren ghebeden ende contemplacien. Maer want dese heylige maget bouen al begheerde na te volghen die heylige heremiten ende in eenuoudicheden gode te dienen, so rekende si al cleyn datse dede, begerende hare seluen ende alle die werelt te verlochenen ende te laten. Ende soe ghinc si tegen den wille van harer familien tot eenre wilder contreyen gheheten Beluwe daer wilde dieren woonden ende maecte daer een cleyn cluysken daer sy in woonde. Op een tijt gebuerdet dat een herder die beesten daer omtrent hoede, die opten auont verdoolde bi den wille gods, so dat hi des nachts daer bliuende ende wakende vanden hemelschen lichte verlicht wert. Ende hi sach daer ouer een plecke die al vol bremen ende doornen was, een hemelsche lichte claerlick schinende ende daer na hoorde [15v] hi der engelen sanck seer soetelic ludende, alle eertsche melodyen bouen gaende. Daer na alst dach was so ghinc hi tot sinte Landraden ende gaf haer te kennen dit voorscreuen mirakel. Doen ghinc si haer bereyden met vasten ende gebeden teghen den aenstaenden nacht Ende met eenen deuoten priester gheheten Sigemarius haer beradende so ginc se met hem ende metten seluen hardere ter voorseyder plecken, ende al wast winter nochtans so ghincse barvoets

Daer comende viel si neder in hair deuocie ende stortede seer veel tranen. Doe scheen daer tlicht des hemels seer clairlic, ende der enghelen melodye wert daer ghehoort. Ende daer na so visiteerde si altijt dye selue plaetse doende haer ghebet met deuocien

Dus staende daer totter middernacht in hoger contemplacien soe werdt den hemel gheopent ende daer quam neder ghedaelt een wonderlic schoon cruce vallende op een steen die daer lach Ende als dat morwe wasse den zegel ontfangende is so verthoont noch den herden steen de inprintinge des selfs cruces Ende doen sprac die engel gods tot haer. Neemt o Landrada van uwen onsterfliken brudegom dit teeken der liefden twelc hi di bi mi seyndet wten hemele die daer inden cruce bitterlic steruende alle dingen hermaect heeft Bi deser beschermenissen so en sullen in deser plaetsen niet hinderen die bose geeste honger sterfte oft tempeesten. Soe wert sinte Landrada des seer verblijt ende selue so began si die plecke te bereyden, die dornen ende bremen wt te trecken ende daer een kercke te stichten ter eeren vander glorioser moeder gods Maria daer si seluer dat fondament leyde ende ooc den outaer die noch duert Ende als die kercke volbracht was so dede syse consacreren ende werdt een heylich clooster. So quamen daer veele deuoote maechden ende weduwen hair begeuende om gode te dienen in heylicheyt des leuens Ende dese plaetse heet voort aen Besilia, dat is Belzen ende heet noch monsterbelze So wert dese heylige plaetse gheuisiteert ende ooc van grote eedelen personen.

Op een tijt quam daer om sijn ghebet te spreken die grote coninc Karel comende vander iacht ende besocht sijn moeye sinte Landrada. Ende als hi sijn auontmael doen soude so wert hem geseit datter een wilde berinne die iongen had inder porten comen was om yemant te verslinden so dat die ionffrouwen veruaert sijnde tot haren cellen vloeden. Sinte Landrada onueruaert sijnde nam een groot hout in haer hant ende gaf dat den coninc Die welck ghezegent metten teeken des heyligen cruces sijnde niet en vloot vander felre beesten tot heur waert comende, mer hi ginc tegen haer ende versloechse met eenen slaghe Doe heet hem sinte Landrada grote Kaerle ende sijn ridders des ghelijcx

Ende also daer bi sinte Landraden ooc woende de schone ende eedel maget sinte Amelberge soe behaechde si den coninc alsoe dat hi op haer verliefde als hijse sach. Van welcker materien int naeste capittel gheseyt sal worden.

Jc come weder tot sinte Landraden die naemaels in groter siecten viel Ende als die heylige maechden stonden omtrent haer so voorseyde dese hem die vre hairs doots, twelck also geviel, te we [16r] ten opten sesten dach van Julio Ende tot gode gereyst sijnde so vertoondese hair den heiligen bisscop van Ludick seggende datse wilde begrauen zijn na tbewijs eens cruces twelc si hem thoonde inden hemel Hi aenmercte dat seer neerstelic ende doe ghinc hi te Belzen. Ende daer comende vant hi tvolc becommert om sinte landraden te begrauen inder kercken. Sijn gebet gedaen sijnde sprac hi totten volcke ende gaf hem te kennen die openbaringe die hem gedaen was. Dit horende werden si murmurerende op den bisscop, want sinte Landrada de kercke ghesticht hadde ende die hylige vergaderinge gemaect hadde ende veele schone teekenen daer ghedaen hadt, ende dat geen gelooflic visioen en was, dat sise verliesen souden doot sijnde die si in haer leuen ghehouden hadden

Op dese ende veel ander woorden so antwoorde die bisscop, datmen gode meer moet ghehoorsaem sijn dan den menschen Want seyde hi, ick ben seker dat niet verandert en sal werden dat god gheordineert heeft also gheef ick mi tot uwen wille. Also wert dan die heylige maget begrauen na den wille des volcx. Ende die bisscop vastede ende dede sijn gebet tot gode. Na den derden dach seyde hi weder totten volc, dattet tijt was te besuecken de bedudenisse sijns voorseyden visioens Ende hi seyde datse haren oogen ghelouen souden ende dat graf op deden om alle twifel neder te legghen Doe ghinghen si alle ten graue ende deden dat open , ende si en vonden daer noch lichaem noch kiste, waer af si seer verwondert ende bescaemt waren. Die heylige bisschop troostese als sijn kinderen ende vermaendese met hem te gaen om te besoeken gods werck. Soe volchden si hem na ende quamen ter plecken daer sinte Lambrecht bi den heyligen Landoaldus eertspriester op ghehouden ende gheleert was Daer wert ghesien dat teeken des cruces. Ende alsmen deerde op groef so vantmen sinte Landraden lichaem der bequamelic leggende, also dat gheen twijfele is ten was vanden engel gods al daer gebracht. Dies si gode loofen eerende die heylighe maghet.

Daer nae bestorte god almachtich die plaetse metten gauen sijnder goedertierenheyt, want veel wonderliker tekenen gheschieden daer van blinden die siende werden. Sonderlinghe so was daer een man die langhe tijt sijn ghesichte verloren hadde, horende vanden volcke die grote wonderlijcke miraculen die god doende was door sijn heylige vriendinne sinte Landraden. So dachte hi ooc haer graf te versoeken met groter deuocien. Als hi daer gheleit was ende sijn gebet ghedaen hadde, so wert hi ter stont siende veel claerliker dan hi te voren oyt ghedaen hadde, waer af hi gode ende der heyliger Landraden seer dancte ende loofde Desghelijcx die watersuchtige ende iychtige menschen, croepele ende alderhande siecke menschen van wat siecten of hoe danich datse waren vercregen ghesontheyt. Veel waer daer aff te scriuen, mer om dat hier te lanc soude sijn te vertellen alle dye miraculen soe wert van mi hier achter ghelaten want het verdrietlic is den menschen langhe op een materie te bliuene hoe goet datse ooc is Want men gemeen- [16v] liken seyt Coener maect verledinghe Hier om so wil ick nv swigen vander heyliger abdissen sinte Landrada

Dat 13de kapittel. Van Sint Landrada, abdis.

Achtervolgende onze materie zo wordt hier verklaard de historie van de heilige abdis Sint Landrada die een heilige broer had, te weten Sint Remigius, aartsbisschop van Rouen, en ze waren beide kinderen van hertog Karel Martel. Van haar leest men dat ze een voorbeeld van deugden was en dat ze gezegend was in haar moeders lichaam eer ze geboren was. En van jongs op zo begeerde ze God almachtig in reinheid te dienen. En tot huwelijke staat vermaande zijnde zo wilde ze dat geenszins toestemmen.

Daarna versmaadde ze alle aardse dingen en koos ze een kleine plaats om God te dienen en leefde van water en brood en droeg een haren kleed aan haar lichaam. Grote goedertierenheid en ontferming bewees ze de armen die ze eten gaf en hun voeten waste. En zeer ootmoedig was ze gekleed als de allerminste van haar dienstmaagden. Veel werkte ze om de ledigheid te schuwen en waakte lang in haar gebeden en beschouwingen. Maar omdat deze maagd boven alles begeerde na te volgen de heilige heremieten en in eenvoud God te dienen zo rekende ze alles weinig dat ze deed en begeerde zichzelf en de hele wereld te loochenen en te laten. En zo ging ze tegen de wil van haar familie tot een wild gebied geheten Beluwe daar wilde dieren woonden en maakte daar een klein huisje waar ze in woonde. Op een tijd gebeurde het dat een herder die beesten daaromtrent hoedde op een avond verdwaalde door de wil van God zodat hij de nacht daar bleef en waakte en van hemels licht verlicht werd. En hij zag daarvoor een plek een plek die geheel vol bramen en dorens was een hemels licht helder schijnen en daarna hoorde hij engelengezang zeer lieflijk luiden die alle aardse melodie te boven ging. Daarna toen het dag was zo ging hij naar Sint Landrada en gaf haar te kennen dit voorschreven mirakel. Toen ging ze zich bereiden met vasten en gebeden tegen de aanstaande nacht. En met een devote priester geheten Sigemarius zich beraden zo ging ze met hem en met dezelfde herder naar de voor genoemde plek en al was het winter nochtans zo ging ze barrevoets.

Daar aankomende viel ze neer in haar devotie en stortte zeer veel tranen. Toen scheen het licht der hemel zeer helder en de engelen melodie werd daar gehoord. En daarna zo bezocht ze altijd dezelfde plaats en deed haar gebed met devotie.

Aldus stond ze daar tot middernacht in hoge bespiegeling en zo werd de hemel geopend en daar kwam neergedaald een wonderlijk mooi kruis die viel op een steen die daar lag. En toen dat murw was ontving het de zegel en zo toont noch de harde steen de inprenting van dat kruis. En toen sprak de engel Gods tot haar; ‘Neem o Landrada van uw onsterflijke bruidegom dit teken der liefde wat hij u door mij zendt uit de hemel die daar aan het kruis bitter stierf en alle dingen gemaakt heeft. Met deze bescherming zo zullen u in deze plaats niet hinderen de boze geesten, honger, sterfte of tempeesten. Zo werd Sint Landrada dus zeer verblijd en zelf begon ze de plek te bereiden en dorens en bramen uit te trekken en daar een kerk te stichten ter ere van de glorieuze moeder Gods Maria daar ze zelf het fundament legde en ook het altaar die er noch staat. En toen de kerk gemaakt was zo liet ze het consacreren en het werd een heilig klooster. Zo kwamen daar vele devote maagden en weduwen die zich begaven om God te dienen in heiligheid van leven. En deze plaats heette voortaan Besilia, dat is Belzen en heet noch Munsterbilsen; (monasterium in Bilsen) Zo werd deze heilige plaats bezocht en ook van grote edele personen.

Op een tijd kwam daarom zijn gebed te spreken de grote koning Karel die van de jacht kwam en bezocht zijn tante Sint Landrada. En toen hij zijn avondmaal zou doen zo werd hem gezegd dat er een wilde berin die jongen had in de poort gekomen was om iemand te verslinden zodat de jonkvrouwen bang waren en tot hun cellen vlogen. Sint Landrada die niet bang was nam een groot hout in haar hand en gaf dat de koning, Die gezegend was met het teken van het heilige kruis niet vloog van het felle beest die naar hem kwam, maar hij ging ertegen en versloeg het met een slag. Toen noemde hem Sint Landrada grote Karel en zijn ridders desgelijks.

En alzo daar bij Sint Landraden ook woonde de mooie en edele maagd Sint Amelberga zo behaagde ze de koning alzo dat hij op haar verliefde toen hij haar zag. Van welke materie in het volgende kapittel gezegd zal worden.

Ik kom weer tot Sint Landrada die later in grote ziekte viel. En toen de heilige maagden omtrent haar stonden zo noemde deze hen het uur van haar dood wat alzo gebeurde, te weten op de zesde dag van juli. En tot toen ze naar God gereisd was zo vertoonde ze zich voor de heilige bisschop van Luik en zei dat ze wilde begraven zijn naar het bewijs van het kruis wat ze hem toonde in de hemel. Hij merkte dat zeer vlijtig op en ging toen naar Bilsen. En toen hij daar kwam vond hij het volk bekommerd om Sint Landrada in de kerk te begraven. Toen zijn gebed gedaan was sprak hij tot het volk en gaf hen te kennen de openbaring die hem gedaan was. Dit hoorden ze en begonnen te murmelen op de bisschop, want Sint Landrada had de kerk gesticht en de heilige samenkomst gemaakt en vele mooie tekens daar gedaan en dat het geen geloofwaardig visioen was en dat ze dood verliezen zouden die ze in leven gehouden had.

Op deze en veel andere woorden zo antwoordde de bisschop dat men God meer moet gehoorzaam zijn dan de mensen. Want zei hij; ԩk ben zeker dat niet veranderd zal worden dat God geordend heeft en alzo geef ik me tot uw wil; Alzo werd dan de heilige maagd begraven naar de wil van het volk. En de bisschop vastte en deed zijn gebed tot God. Na de derde dag zei hij weer tot het volk dat he tijd was om de betekenis van zijn voor genoemde visioen te onderzoeken. En hij zei dat ze haar ogen geloven zouden en dat graf opendeden om alle twijfel neer te leggen. Toen gingen ze allen te graf en deden dat open en ze vonden daar noch lichaam noch kist, waarvan ze zeer verwonderd en beschaamd waren. De heilige bisschop troostte ze als zijn kinderen en vermaande ze met hem te gaan om Gods werk te zoeken. Zo volgden ze hem en kwamen ter plaatse waar Sint Lambrecht bij de heilige aartspriester Landoaldus opgevoed en geleerd was. Daar werd het teken van het kruis gezien. En toen men de aarde opgroef zo vond men het lichaam van Sint Landrada daar bekwaam liggen, alzo dat er geen twijfel was en was van de engel Gods daar gebracht. Dus ze God loofden en eerden de heilige maagd.

Daarna begiftigde God almachtig die plaats met de gaven van zijn goedertierenheid, want veel wonderlijke tekens geschieden daar van blinden die ziende werden. Vooral zo was daar een man die lange tijd zijn gezicht verloren had en hoorde van het volk de grote wonderlijke mirakels die God deed door zijn heilige vriendin Sint Landrada. Zo dacht hij ook om haar graf te bezoeken met grote devotie. Toen hij daar gelegd was en zijn gebed gedaan had zo werd hij terstond ziende en veel helderder dan hij tevoren ooit gedaan had waarvan hij God en de heilige Landrada zeer bedankte en loofde. Desgelijks die waterzuchtige en jichtige mensen, kreupelen en allerhande ziekte van mensen van wat ziekte of hoedanig dat ze waren kregen gezondheid. Veel was ervan te schrijven, maar omdat het hier te lang zou zijn om te vertellen al die mirakels zo wordt het van mij hier nagelaten want het verdriet de mensen te lang op een materie te blijven hoe goed dat het ook is. Want men zegt gewoonlijk; koener maakt weerzin. Hier zo wil ik nu zwijgen van de heilige abdis Sint Landrada.

Dat .xiiij. capitel. Van die heylighe maghet sinte Amelberge, die welck Karel die grote gheerne tot eenen wijue ghehadt hadde.

JNden tiden vanden mogenden coninc Pippijn so leefde die heylige maghet sinte Amelberge die van coninclijcken geslachte was ende si bestont ooc sinte Gheertruyt in maechschapen ende sinte Aldegonden ende sinte Woutruden. Van ioncx op so began die heylighe maghet sinte Amelberghe gode te dienen als gods bruyt wtuercoren Ende alsoe aen haer ouders huys soe stont enen schonen genuechliken boomgaert daer fonteynen, bomen groeyen rosen ende lelien in stonden. So plach Amelberghe met ionge maechdekens haers ghelike daer in spaceren te gaen ende gode telouen Ende een bede huseken hadde si daer in ghemaect met een outaer daer si gode op offerde alrehande vruchten. So quam die heylighe bisschop sinte Willebert op een tijt tot haer ouders huys, ende bi rade van hem so wert Amelberge gheschict te woonen bi sinte Landrada des voorscreuen Pippijns sustere, die (also voorseyt is in haer legende) te Belsen een clooster ghesticht hadde Als Amelberge dair quam soe wertse minlijc ontfanghen bi dաnder maechden, ende buten ghecleet sijnde met siden clederen soe had se op haer teder lichaem een haren cleet daerse hem al af verwonderden. Mer het is een ghemeen seggen van oude tide, dattet gheerne vroech crommet int wassen dat een goet haeck werden sal So geuielt met dit heylich maechdekijn sinte Amelberge. want in haerder ioncheyt steldese hair tot penitencien ende castijnghe des lichaems, op dat si in harer outheyt daer in te volstandigher ende bat daer in blijuen soude

Seer vierich was si in haren gebeden ende contemplatien, ale ydelheit deser werelt schuwende.

Daer na gebuerde dat coninc Pippijn als hi iaghede op een tijt quam tot sijnder suster sinte Landraden. Ende so wert hi aensiende die schoone maghet Amelberge, ende ouer maeltijt sijnde vraechde hi, wiens dochter si was Ende als hi hoorde van wat geslachte si was, so woude hise Kaerlen sinen sone te huwelic voeghen. Mer als Amelberghe dat verstont so sprack si totten coninc aldus. Ick beminne Christum daer ick mede verbonden ben, hoe sal ic dan mit uwen sone brulocht aen gaen daer ic des hemelschen conincx sone aen hange, dien ick mijn maechdelike reynicheyt ghelooft hebbe Doe die coninck dat hoorde so seide hi O salige maget wt wiens borst so luyden die woorden des heilichs geests So loofde daer af die coninc gode, ende zijnre suster Landraden beval hi gods bruyt Amelberge. Als de coninc in sijn pallays quam so vertelde hi sijnder coninginnen Bertrada van Amelbergen deucht. Doe seyde die coninginne dat die Ridder Rodinus Amelbergen broeder ooc van sijnre ioncheyt in duechden opgewassen was, want al had hi in des conincx hof groot bewint nochtans diende hi gode deuotelic [17r]

Daer na versocht ende badt de grote Karel sinen vader coninc Pippijn om amelbergen te hebben teenen wiue, want si hem bouen alle ander behaechde Mer al seyde hem sijn vader dat hi die maget daer mede niet en quelde oft en bedroefde, nochtans en conste hy sijn herte daer af niet keeren Ende want onse here sijn bruyt bewaren wilde, so openbaerde sinte Gheertruyt inden slape Rodinus sinte Amelbergen broeder hem vermanende aldus. Stant op ende neemt v suster ende vliet met hair want die coninc heeft boden wt ghesonden om haer te crijgen op dat hise te wijf troude. Rodinus ontspranck ende hi haeldese ende brachtse te Vyluorden heymelijcken daer die heylige maghet in vasten, in waken ende in gebeden gode ynnichlic diende Haer spise was broot met groenen cruyde

Op een tijt seide sinte Amelberghe tot haer dienstmaget datse een weynich kersen haelde opten cant van der zennen. Ende als sijt haer pijnde te doen ende neychde opten cant vanden watere so quam daer enen groten vissche na haer gesprongen so datse seer veruaert was ende riep om hulp Mer die heilige maget bekende die gaue gods ende seide tot haer dienstmaget Gaet weder tot den vissche ende aenueert hem met der caken ende trecten opt droghe, twelck si dede. Doen dancte sinte Amelberge gode, ende spijsde daer af die arme ende ooc haer familie

Daer na vertrack sinte Amelberghe op een ander plecke in Brabant die hair toe behoorde ende stichte daer een kerck om die eer van sinte Martijn. Ende noch op een ander plecke haer toe behorende op die Scelde gelegen geheten Temsick so timmerde si een kerck ter eeren van onser lieuer vrouwen Maria, daer si voort bleef wonende ende een heylich leuen leydende tot dat si wert afliuich, in vastenen, abstinencien, in gebeden, ende in miltheden totten armen ende in allen duechden volherdende meer dan men soude connen wtspreken

Bekennende daer na sinte Amelberge dat haer sterf dach was nakende So had si altijt haer oogen ende handen ten hemel waert, gode aenroepende, ende met groter begeerte begeerde si tot haren bruydegom te reysen Ende na dat si haer sacramenten ontfangen hadde so verschietse vander werlt ende die enghelen ontfingen hair siele Jnt iaer ons heren .vij.C. ende .lxij. opten .x. dach van Julio, ende si wert tot Temsic begrauen in onser vrouwen kerck, die si ghesticht hadde. Mer daer na gheschiede haer translacie ende wert verdragen totter abdyen van sinte Peeters te Ghendt der ordenen van sinte Benedictus.

Dat 14de kapittel. Van de heilige maagd Sint Amelberga die Karel de Grote graag tot een wijf gehad had.

In de tijd van de vermogende koning Pepijn zo leefde de heilige maagd Sint Amelberga die van koninklijk geslacht was en ze bestond ook Sint Geertruid in verwantschap en Sint Aldegonde en Sint Woutruid. Van jongs op zo begon die heilige maagd Sint Amelberga God te dienen als Gods bruid uitverkoren. En alzo aan haar ouderlijk huis zo stond een mooie genoeglijke boomgaard waar bronnen, bomen groeiden en rozen en lelies in stonden. Zo plag Amelberga met jonge maagdjes haar gelijke daarin te wandelen en te gaan en God te loven. En een bedehuisje had ze daarin gemaakt met een altaar daar ze voor God offerde allerhande vruchten. Zo kwam de heilige bisschop Sint Willebert (Weribert) op een tijd tot haar ouders huis en bij raad van hem zo werd Amelberga geschikt te wonen bij Sint Landrada, de zuster van de voorgeschreven Pepijn, die (alzo gezegd is in haar legende) te Bilsen in een klooster die ze gesticht had. Toen Amelberga daar kwam zo werd ze beminnelijk ontvangen bij de andere maagden en was van buiten gekleed met zijden kleren en zo had ze op haar tedere lichaam een haren kleed waar ze zich allen van verwonderden. Maar het is een algemeen spreekwoord van oude tijden ‘dat het graag vroeg kromt in het groeien dat het een goede haak zal worden.’ Zo gebeurde het met dit heilige maagdje Sint Amelberga want in haar jeugd stelde ze zich tot penitentie en kastijden van het lichaam zodat de daar in ouderdom daarin te volstandiger en beter daarin blijven zou.

Zeer vurig was ze in haar haar gebeden en beschouwingen en schuwde alle ijdelheid van deze wereld.

Daarna gebeurde het dat koning Pepijn toen hij jaagde op een tijd kwam bij zijn zuster Sint Landrada. En zo begon hij de mooie maagd Amelberg te zien en aan de maaltijd zo vroeg hij wiens dochter ze was. En toen hij hoorde van wat geslacht ze was zo wilde hij haar Karel, zijn zoon, tot huwelijk voegen. Maar toen Amelberga dat verstond zo sprak ze tot de koning aldus; ‘Ik bemin Christus daar ik mee verbonden ben, hoe zal ik dan met uw zoon de bruiloft aangaan daar ik de hemelse koning zo aanhang die ik mijn maagdelijke reinheid beloofd heb.’ Toen de konink dat hoorde zo zei hij; ԏ zalige maagd uit wiens borst zo klinken de woorden van de Heilige Geest. Zo loofde daarvan de koning God en zijn zuster Landrada beval hij Gods bruid Amelberga. Toen de koning in zijn paleis kwam zo vertelde hij het zijn koningin Bertrada van de deugd van Amelberga. Toen zei de koningin dat de Rodinus, de broer van Amelberga, ook vanaf zijn jeugd in deugden was opgegroeid want al had hij in de koningshof groot bewind nochtans diende hij God devoot.

Daarna verzocht en bad de grote Karel zijn vader koning Pepijn om Amelberga te hebben tot een wijf want ze behaagde hem boven alle anderen. Maar al zei hem zijn vader dat hij de maagd daarmee niet kwellen of bedroeven wilde, nochtans kon hij zijn hart daarvan niet weghouden. En omdat onze heer zijn bruid bewaren wilde zo openbaarde Sint Geertruid in de slaap Rodinus, de broer van Sint Amelberga, en vermaande hem aldus; ‘Sta op, en neem uw zuster en vliedt met haar want de koning heeft boden uitgezonden om haar te krijgen zodat hij haar tot wijf trouwt.’ Rodinus sprong op en hij haalde haar en bracht haar heimelijk naar Vilvoorde daar de heilige maagd in vasten, in waken en in gebeden God innig diende. Haar spijs was brood met groen kruid.

Op een tijd zei Sint Amelberga tot haar dienstmaagd dat ze wat kersen haalde op de kant van de Zenne. En toen ze zich pijnigde het te doen en neeg op de kant van het water zo kwam daar een grote vis naar haar gesprongen zodat ze zeer bang was en riep om hulp. Maar de heilige maagd bekende die gave Gods en zei tot haar dienstmaagd; ԇa weer tot de vis en pak hem bij de kaak en trek het op het droge, wat ze deed. Toen dankte Sint Amelberga God en spijsde daarvan de armen en ook haar familie.

Daarna vertrok Sint Amelberga naar een ander plek in Brabant die haar toebehoorde en stichtte daar een kerk om de eer van Sint Martinus. En noch op een ander plek haar toebehorend op de Schelde gelegen en geheten Temse zo timmerde ze een kerk ter ere van onze lieve vrouwe Maria daar ze voorts bleef wonen en een heilig leven leidde totdat ze doodging, in vasten, onthouding, in gebeden en in mildheid en volhardde tot de armen in alle deugden meer dan men zou kunnen uitspreken.

Bekende daarna Sint Amelberga dat haar sterfdag naakte. Zo had ze altijd haar ogen en handen ten hemel waart en riep God aan en met grote begeerte begeerde ze tot haar bruidegom te reizen. En nadat ze haar sacramenten ontvangen had zo scheidde ze van de wereld en de engelen ontvingen haar ziel in het jaar ons heren 762 op de 10de dag van juli en ze werd te Temse begraven in onze vrouwe kerk die ze gesticht had. Maar daarna geschiedde haar translatie en werd gedragen tot de abdij van Sint Pieters te Gent in de orde van Sint Benedictus.

Dat .xv. capitel. Van sinte Alaert abt ende confessoor.

SJnte Alaert was des groten coninc Karels broeders sone want coninc Pippijn sijn vader had een sone de hete Bernaert sint Alaerts vader, die welck sinte Alaert in sijn iuecht sijnde so conuerseerde hi int pallays van coninc Kaerle onder de meeste, nochtans so vreesde hi gode ende bewaerde sijn herte reyn sonder hem te laten verleyden ouer mits vrese oft minne van yemande

Als hi .xx. iaer out was so begaf hy hem in die abdye van Corbie in vrancrijke der ordenen van sinte Benedictus daer hi die andere in ootmoedicheden ende wercken der goedertierenheit te bouen ghinc. Ende also leefde hi dat hi metter herten meer scheen te sijn inden hemel dan inder eerden bi rade van eenige die sijn wedercoemse totter werlt begeerden. So wert hem den last ghegeuen den hof te oeffenen ende te bewaren, op dat hi by verdriet des arbeyts weder keerde tot des conincx pallayse, mer ghehoorsaemlijc ende ongeueysdelic nam hi den last des hoofs, dien hi neerstelic oefende ende met Maria magdale na sochte hi daer in Jesum Christum.

Daer nae want sijn vrienden ende magen hem te dicwils visiteerden, twelc hem vernoeyde als een letsel sijnre salicheyt so ghinc hi wonen bouen Rome te montcassijn Mer een cleyne tijt so bleef hi dair wonende, want coninc karel sandt bodem om hem, dien weder brachten tot Corbye tegen sijnen wille Als hi daer wedercomen was so gheuoelde die abt dat hi cortelic steruen soude Ende bi gemeynen consente der broederen maecte hi Alaerde abt ende die coninc stelden in possessien Ende van doe voort aen so vaste ende bede hi meer dan te voren ende seer ontfermhertic was hi den armen.

Op een tijt als sinte Alaert den armen alle die spise had gegeuen so verweet hem dat de kelder waerder, mer Alaert antwoorde hem met sachtmoediger herten seggende En weest niet verstoort want die here sal ons oueruloedelic geuen. Doe sachmen voor die porte twe wagenen staen geladen, deen was geladen met case, dander met vissche ende so bekende die kelderwerder zijn sculde ende badt sijnen abt ootmoedelic dat hi gaue al dat hi wilde.

Jtem soe vol godlicker minnen was hi dat hi bi na altijt weende, smeltende in tranen. Ende hi was een kint des vreden, want tusschen dye van Beneuenten in Jtalien ende die van Spoleten was grote oorloge, ende sinte Alaert reysde daer ende arbeyde so lange om den pays te maken, niet af latende tot dat hijse met payse vereenichde.

Daer nae keerde hi weder tot Corbie [18r] ende coninc Karel sterf tot Aken achterlatende Lodewijc den goedertieren sinen sone die na hem keyser ende coninc wert. Die welcke Lodewijc al was hi goet nochtans bi quaden rade van enigen sijnen dienaers die sinte Alaerts wercken benijden ende int quaetste trocken, so wert sinte Alaert met sinen medebroederen wten lande ghebannen, daer in hi seer verduldich was gode danckende dat hi om der duecht wille lijden mocht ende hi trooste sijn broeders So wert die heylige man gestelt in een eylant in Aquitanien, dats in Gascoingien, daer hi vij. iaren in een clooster woonde, meer leuende een engels leuen dan een menschelijc leuen, ende was een spieghel alre duechden. Die abt des cloosters eerde hem als sinen vadere ende en wilde sonder Alaerts raet niet ghedaen hebben

Na die .vij. iaren bider godlicker inspiratien wert die keyser ende coninc lodewijc ghesint den heyligen man weder te roepen. Daer alle tlant groote blijtscap af maecte, clercken monicken ende tgemeyn volck. Als hi dan tot des conincx pallays quam so ontfinc hem de coninc eerlic ende badt hem ootmoedelic genade ende sinte Alaert vergaft hem. Ende so keerde hi met eeren na Corbie ende wert van sijnen broederen deuotelic ontfangen.

Dair na wert hi weder tot des conincs palayse geroepen, die openbaer penitencie dede van dat hi in sinte Alaerdt gesondicht hadde, ende hi beual sinte Alaerde ghemeyn goet ende regiment te reformeren. Andere menschen tracteerde hi suetelic, mer hem seluen castide hi seer scarpelick

Daer nae fondeerde hi een clooster in Sassen van sinte Benedictus orden Ende op een tijt als hy wt sassen weder quam so wert hi den cortse crigende seer hertelic nochtans bleef hi ghestadich in sijnen ghebede. Ende vanden bisscop van Beauays die sijn monic gheweest hadde ontfinck hi dat heylich olysel. Ende ligghende in groter crancheyt so openbaerde hem onse here Jesus Ende op den dach der besnidenissen ons heren riep hi sijn broederen tot hem voorseggende dat hi steruen soude op den seluen dach Ende so ontfinc hi theylich sacrament ende hi verschiet inden here die gebenedijt is inder eeuwicheit. So werdt sinte Alaerts dach ghehouden des anderen dages na Jaers dach.

Dat 15de kapittel. Van Sint Adelhard, abt en belijder.

Sint Adelhard was de zoon van de broer van de grote koning Karel want koning Pepijn, zijn vader, had een zoon die heette Bernard, de vader van Sint Adelhard. Sint Adelhard in zijn jeugd zo converseerde hij in het paleis van koning Karel onder de grootsten, nochtans zo vreesde hij God en bewaarde zijn hart rein zonder hem te laten verleiden vanwege vrees of minne van iemand.

Toen hij 20 jaar oud was zo begaf hij zich in de abdij van Corbie in Frankrijk in de orde van Sint Benedictus daar hij de andere in ootmoedigheid en werken der goedertierenheid te boven ging. En alzo leefde hij dat hij met het hart meer scheen te zijn in de hemel dan in de aarde bij raad van enige die zijn terugkomst tot de wereld begeerden. Zo werd hem de last gegeven de hof te bewerken en te bewaren opdat hij bij verdriet van de arbeid terugkeerde tot konings paleis, maar gehoorzaam en zonder te veinzen nam hij de last van de hof die hij vlijtig bewerkte en met Maria Magdalena nabij zocht hij daarin Jezus Christus.

Daarna omdat zijn vrienden en verwanten hem te vaak bezochten, wat hem vermoeide als een letsel van zijn zaligheid, zo ging hij wonen boven Rome te Monte Cassino. Maar een kleine tijd zo bleef hij daar wonen want koning Karel zond boden om hem die hem weer brachten tot Corbie tegen zijn wil. Toen hij daar weer gekomen was zo voelde de abt dat hij gauw sterven zou. En bij algemene toestemming der broeders maakte hij Adelhard abt en de koning stelden hem in possessie. En van toen voortaan zo vastte en bad hij meer dan tevoren en zeer ontfermend was hij de armen.

Op een tijd toen Sint Adelhard de armen alle spijs had gegeven zo verweet het hem de kelderbewaarder, maar Adelhard antwoordde hem met zachtmoedig hart en zei; ‘Wees niet verstoord want de heer zal ons overvloedig geven.’ Toen zag men voor de poort twee geladen wagens staan, de een was geladen met kaas, de ander met vissen en zo bekende die kelderbewaarder zijn schuld en bad ootmoedig zijn abt dat hij gaf al dat hij wilde.

Item, zo vol goddelijke minne was hij dat hij bijna altijd weende en smolt in tranen. En hij was een kind der vrede want tussen die van Benavente in Itali en die van Spoleto was grote oorlog en Sint Adelhard reisde daarheen en werkte zo lang om de vrede te maken en niet afliet totdat hij ze met vrede verenigde.

Daarna keerde hij weer tot Corbie en koning Karel stierf te Aken en liet na Lodewijk de goedertieren, zijn zoon, die na hem keizer en koning werd. Die Lodewijk, al was hij goed, nochtans bij kwade raad van enkele van zijn dienaars die Sint Adelhards werken benijden en in het kwaad trokken zo werd Sint Adelhard met zijn medebroeders uit het land verbannen waarin hij zeer geduldig was en God dankte dat hij vanwege de deugd lijden mocht en hij troostte zijn broeders. Zo werd de heilige man gesteld in een eiland in Aquitani, dat is in Gascogne, daar hij 7 jaren in een klooster woonde en leefde meer een engelen leven dan een menselijk leven en was een spiegel aller deugden. De abt van het kloosters eerde hem als zijn vader en wilde zonder Adelhardՠs raad niets gedaan hebben.

Na die 7 jaren bij goddelijke inspiratie werd de keizer en koning Lodewijk gezind de heilige man weer te roepen. Daar het hele land grote blijdschap van maakte, klerken, monniken en het gewone volk. Toen hij dan tot het koninklijk paleis kwam zo ontving de koning hem fatsoenlijk en bad hem ootmoedig genade en Sint Adelhard vergaf het hem. En zo keerde hij met eren naar Corbie en werd van zijn broeders devoot ontvangen.

Daarna werd hij weer tot konings paleis geroepen die openbaar penitentie deed van dat hij in Sint Adelhard gezondigd had en hij beval Sint Adelhard gewoon goed en regiment te reformeren. Andere mensen onthaalde hij lieflijk, maar zichzelf kastijdde hij zeer scherp.

Daarna fundeerde hij een klooster in Saksen van Sint Benedictus orde. En op een tijd toen hij uit Saksen terugkwam zo kreeg hij een zeer strenge koorts, nochtans bleef hij gestadig in zijn gebeden. En van de bisschop van Beauvais, die zijn monnik geweest was, ontving hij dat heilige oliesel. En toen hij in grote zwakte lag zo openbaarde hem onze heer Jezus. En op de dag van de besnijdenis van onze heer riep hij zijn broeders tot hem en voorsprak dat hij sterven zou op dezelfde dag. En zo ontving hij het heilige sacrament en hij scheidde in de heer die gezegend is in de eeuwigheid. Zo wordt Sint Adelhard’ s dag gehouden de volgend dag na nieuwjaarsdag.

Dat .xvi. capitel. Van Sinte Truyt priester ende confessoor.

DJe heylige priester sint Truyt was van edelen geslachte, want sijn vader was ghenaemt Wiltboldus vanden hoge geslachte van vrancrijcke ende hi was graue van Haspegouwe eens deels ende van Kempelandt Sijn moeder heete Adele nichte van Pippine den eersten hertoge van brabant. Dese Trudo was schoon van lichame ende reyn van herten, een bequame woninge des heyligen geests Als hi .vij. iaer out was op een tijt gaende wandelen op sijn vaders acker so sach hi daer leggen eenen hoop steenen die vergaderde hi in manieren van eenre cleynder kercken na sijnre deuocien ende daer in sprac hi sijn gebet gode belouende door in geuen des heiligen geests, dat hi ter seluer steden van sijn eygen goet ter eeren gods een kerck timmeren soude ende die begif [18v] ten also saen als hi tot sijnre ouders erue mocht comen So quam dair ouer een quaet wijf siende die stenen so vergadert na tfantsoen van eenre kercken so sprack si quade herde woorden tot desen kinde ende heete hem ypocrijt, dien si van daer verdreef ende stiet om met haren voeten al dat hi gemaect hadt Mer die wrake gods quam op hair om dat si dat onnosel kint so beschaemt had, want si ter stont blint wert. Doe maecte si groot misbaer met screyen ende weenen vertellende den lieden hoe si de wrake gods vercregen hadt om datse theylich kint also beschaemt hadde Ende ter beden der goeder lieden so badt dat kint Trudo gode voor hair ende si wert dit siende Doen viel dit wijf neder voor des kints voeten hem danckende ende gode louende met al den volcke. Soe wies dit kint op in heylicheyt der zeden

Doe sijn ouders ghestoruen waren so bestont hi te dencken om sijn gelofte vander kercken te volbrengen, ende hi badt gode dat hi hem gracie daer toe geuen wilde Ende daer om hertelic biddende so wert hi op een tijt vallende in slape Ende die engel gods stont bi hem seggende dat sijn gebet verhoort was ende dat hi gaen soude totten bisscop van Mets om in die heylige scriften gheleert te werden, twelck hi dede. Ende hi wert vanden bisscop met werdicheden ende blijscapen ontfangen, die hem in corter tijt wel leerde na de bequaemheyt sijns staets Ende om te volbrengen sijn ghelofte vander kercken te timmeren soe sandt hi hem weder om tot sijnen lande waert. Daer na noch omt selue voorseyde stuck te volbrengen so versochte die goede sinte Trudo den raet hulpe ende bistant van sinte Remaclus die doe bisscop van Tongheren was bi wiens rade ende oock bi hulpe des volcs die heilige man Trudo een schoon notabel clooster begonst ende volbrachte dat binnen drie iaren. Aldaer die selue bisscop sinte Remaclus den heyligen voorseyden man gods Trudo priester ordinerende, hem orlof geuende al omme te prediken dat woort gods, biden welcken hi bekeerde tot gode wter maten veel volcx.

Het gebuerde op een tijt dat de heilige man gods ende priester sinte Trudo soude gaen prediken ende hi quam tot eender plaetse die gheheten was Sem daer af een ridder die heerlicheyt tot behoorde, dye lazers was ende blint ende was de geessel gods dragende in groter lijdtsaemheyt. Ende inder nacht so stont bi hem die engel gods hem seggende de toecoomste des heyligen mans Trudo, hem vermanende dat hi hem ter maeltijt noden soude, ende dat hi metten watere daer Trudo sijn handen mede wasschen soude, besprayen soude sijn crancke leden om gesontheyt te ontfangen Twelc als die ridder also gedaen hadt so wert hi ghesont, ende hi gaf sijn dorpe of plaetse voorseyt na sijn doot den cloostere van sint Truden in erfliken renten.

Ende als de fame sijnre heylicheyt daghelics wassende was mits nauolgende teekenen, soe gheuielt dat vele eedele ende andere middelbare personen haer kinderen hem gauen om in cloosterliken leuen op gheuoet te werden Den welcken hi den wech der waerheyt voor ghinc met heyligen zeden, dien sterckende met heyligen exempelen. [19r]

Ten lesten als hem god lonen woude sijn duechdelic leuen, so sandt hi tot hem sijnen engel die hem condichde sijn laetste eynde Twelc als hi sijnen discipulen te kennen gaf so waren si verslagen mit groter droefheyt Ende sinte Trudo aenmerckende dat eynde sijns leuens, ende dat hi verwachtende was die eewige glorie, so op gaf hi gode sijnen geest in groter dancbaerheyt. Wiens licham alst int graf was geset ende noch niet met aerde bedect en was, so gaft wt hem al sulcken roke een vre lanck, dat die geen dier bi waren deen den anderen nyet gesien en conde, maer si vielen al neder op haer knien, gode gebenediende in sinen heyligen Ende na sijn begrauinge geschieden noch veel miraculen

Jnt voorseyde clooster van sint Truden so werden op eenen dach inder missen tijde ghenesen .xvij. siecke menschen bi der gracien gods ende verdienten sinte Truden. Van sijn tekenen ende miraculen isser .C. ende .Li. gescreuen sonder ontallicke veel andere. Sinte Trudo verschiet wt deser werelt in sijn .lxv. iaer op sinte Clements dach in Nouembri

Dat 16de kapittel. Van Sint Trudo, priester en belijder.

De heilige priester Sint Trudo was van edel geslacht want zijn vader was genaamd Wiltboldus van het hoge geslacht van Frankrijk en hij was eensdeels graaf van Haspengouw en van Kempenland. Zijn moeder heette Adele, nicht van Pepijn, de eerste hertog van Brabant. Deze Trudo was mooi van lichaam en rein van hart, een geschikte woning voor de Heilige Geest. Toen hij 7 jaar oud was en ging op een tijd wandelen op zijn vaders akker zo zag hij daar een hoop stenen liggen en die verzamelde hij in de manier van een kleine kerk naar zijn devotie en daarin sprak hij zijn gebed en beloofde God door ingeven van de Heilige Geest dat hij terzelfder plaats van zijn eigen goed ter eren Gods een kerk timmeren zou en die begiftigen alzo gauw als hij tot zijn ouders erfgoed komen mocht. Zo kwam daar een kwaad wijf die de stenen zag zo verzameld naar de vorm van een kerk en ze sprak met harde woorden tot dit kind en noemde hem hypocriet die ze vandaar verdreef en stootte met haar voeten alles om dat hij gemaakt had. Maar de wraak van God kwam op haar omdat ze dat onschuldige kind zo beschaamd had want ze werd terstond blind, toen maakte ze groot misbaar met schreien en wenen en vertelde de lieden hoe ze Gods wraak gekregen had omdat ze het heilig kind alzo beschaamd had. En met beden der goede lieden zo bad dat kind Trudo God voor haar en ze werd ziende. Toen viel dit wijf neer voor de voeten van het kind en dankte hem en loofde God met al het volk. Zo groeide dit kind op in heiligheid der zeden.

Toen zijn ouders gestorven waren zo begon hij te denken aan zijn belofte om de kerk te volbrengen en hij bad God dat hij hem daartoe gratie wilde geven. En daarom hartelijk biddende zo viel hij op een tijd in slaap. En de engel van God stond bij hem en zei dat zijn gebed verhoord was en dat hij zou gaan tot de bisschop van Metz om in de heilige schriften geleerd te worden, wat hij deed. En hij werd van de bisschop met waardigheid en blijdschap ontvingn die hem in korte tij goed leerde naar de bekwaamheid van zijn staat. En om te volbrengen zijn belofte om de kerk te timmeren zo zond hij weerom tot zijn eigen land waart. Daarna noch om hetzelfde om het voorgenoemd stuk te volbrengen zo verzocht de goede Sint Trudo de raad en hulp en bijstand van Sint Remaclus die toen bisschop van Tongeren was bij wiens raad en ook met hulp van het volk de heilige man Trudo een mooi notabel klooster begon en volbracht dat binnen drie jaren. Aldaar diezelfde bisschop Sint Remaclus de heilige voor genoemde man Gods Trudo priester ordinerende en gaf hem verlof alom te preken dat woord Gods waarmee hij tot God uitermate veel volk bekeerde.

Het gebeurde op een tijd dat de heilige man Gods en priester Sint Trudo zou gaan prediken en hij kwam tot een plaats die geheten was Sem waarvan een ridder die heerlijkheid toebehoorde die melaats en blind was en droeg de gesel Gods in grote lijdzaamheid. En in de nacht zo stond bij hem de engel Gods en zei hem de toekomst van de heilige man Trudo, en vermaande hem dat hij hem ter maaltijd uitnodigen zou en dat hij met het water daar Trudo zijn handen mee wassen zou besproeien zijn zieke leden om gezondheid te ontvangen. Wat de ridder alzo deed en zo werd hij gezond en hij gaf zijn dorp of voorgenoemde plaats na zijn dood het klooster van Sint Trudo in erfelijke renten.

En toen de roep van zijn heiligheid dagelijks groeide mits de navolgende tekens zo gebeurde het dat vele edele en andere middelbare personen hun kinderen aan hem gaven om in kloosterlijk leven opgevoed te worden. Die hij de weg der waarheid voorging met heilige zeden en die versterkte met heilige voorbeelden.

Tenslotte toen God hem zijn deugdelijk leven wilde belonen zo zond hij tot hem zijn engel die hem zijn laatste einde verkondigde. Wat toen hij het zijn discipelen te kennen gaf zo waren ze verslagen met grote droefheid. En Sint Trudo die het einde van zijn leven opmerkte en dat hij de eeuwige glorie verwachtte zo gaf hij God zijn geest op in grote dankbaarheid. Wiens lichaam toen het in het graf was gezet en noch niet met aarde bedekt was zo gaf het uit hem al zulke rook een uur lang zodat diegene die erbij waren de ene de andere niet zien kon, maar ze vielen alle neer op hun knien en God zegenden en zijn heiligen. En na zijn begraven geschieden noch veel mirakels.

In het voor genoemde klooster van Sint Trudo zo werd op een dag in de mis tijd 17 zieke mensen genezen bij de gratie Gods en verdiensten van Sint Trudo. Van zijn tekens en mirakels zijn er 151 beschreven, zonder de ontelbare veel andere. Sint Trudo scheidde uit deze wereld in zijn 70ste jaar op Sint Clemens dag (23) in november.

Dat .xvij. capitel. Van sinte Veroen ende sijnre suter sinte Verone

NA die gheboorte ons heeren int iaer .viij.c. ende xxxi. soe regneerde Lodewijck die coninc van Almanien des goedertieren coninc Lodewijcx sone, daer vader af was die grote coninck Karel. Desen Lodewijke coninc van Almanien een kerstelic here werden geboren twee salige kinderen van eenre dracht, te weten een sone geheten Veroen, ende een dochter geheten Verona. Dit waren twee suuerlijcke kinderen verchiert mit ootmoedicheit, scamelheyt, zeebaricheyt ende miltheit Doe si tot .xv. iaren quamen so versmaden si de ydel glorie van deser broosscher werelt, den tempele gods visiterende ende gode met alre herten seer neerstelic beminnende Ende als haer vader de coninc int iaer daer na hem vermanende was tot huwelike so vloet Veron heimelic wten lande ende niemant en wistet dan sijn suster Verona die seere droeuich was om sijn afscheyden, ende hi seide dat hi niet wederkeeren en soude, mer dat hi dienen wilde sijnen scepper Doe seyde Verona Jst dat ghi mi aldus laet, so laet mi lieue broeder een teeken der doot weten ende in wat lande ghi sijt Doen seide hi Als dese bomen vallen sullen, merct waer werts datse sullen vallen want daer sal ick steruen Ende die bomen stonden voor die coninclicker poorten Na dat hi wech gegaen was so bleef Verona voort aen in haer vaders pallays seer schone ende allen menschen bequame Ende die coninc van hongherien begheerdese te hebben voor sinen wiue bi haers vaders wille, mer si weygherdet gheheelic seggende Jck betrouwe in Christum ende ick verkiese hem in eenen brudegom ende ick en wille ghenen anderen. Als haer vader was aenmerckende haer volstandicheyt so liet hijse met vreeden. Ende si visiteerde neerstelijck die kercken ende gaf haer goet den armen, Waer voor dat si van gode almachtich veel gracien vercreech, want si verloste eenen schonen maget die vanden bosen vyant beseten was inden pallayse vanden coninc Ende comende op eender tijt in dye stadt van Mense die ontsteken was metten vier der pestilentien so blusschede si dat mit haren deuoten ghebede [19v]

Als haer ouders ghestoruen waren so gaf si alle haer goet den armen menschen om de minne gods. Ende stichtede een clooster biden Rijne geheeten Veroen houte daer si een wijltijts in wonende was. Ende vijf iaren daer nae so vielen westwaert die voorseyde bomen die voor die coninclike sale haers vaders stonden in verwonderinge van veele menschen. Doe begonste Verona bitterlic te weenen seggende Nv weet ic voorwaer dat Veron mijn broeder ghesoruen is, bereyt mi eenen wagen mit twee ossen ende eenen knechte, ende ick sal gaen soecken mijn broeders graf. So reysden si ende quamen in Brabant tot Louen. Ende als si quamen totter capellen vanden heyligen cruce bi de stadt van Louen, so bleuen die ossen vaste staende ende si en conden niet voortgaen. Doe hoorde die heylige maget Verona die stemme des engels sprekende tot haer aldus Dat deselue plaetse daer si bedende was haer graf soude sijn Ende dat si haer broeders graf vinden soude int dorp van Limbeke dat bi Halle is.

Dat 17de kapittel. Van Sint Veronus en zijn zuster Sint Verona.

Na de geboorte van onze heer in het jaar 831 zo regeerde Lodewijk, de koning van Duitsland, de zoon van de goedertieren koning Lodewijk, daar de vader van was de grote koning Karel. Deze Lodewijk, koning van Duitsland en christelijke heer, werden geboren twee zalige kinderen van een dracht, te weten een zoon geheten Veronus en een dochter geheten Verona. Dit waren twee zuivere kinderen versierd met ootmoedigheid, schamelheid, eerbaarheid en mildheid. Toen ze tot 15 jaren kwamen zo versmaden ze de ijdele glorie van deze broze wereld, bezochten de tempel Gods en beminden God met het hele hart zeer vlijtig. En toen hun vader de koning in het jaar daarna hem vermande tot huwelijk zo vloog Veronus heimelijk uit het land wat niemand wist dan zijn zuster Verona die zeer droevig was om zijn afscheid en hij zei dat hij niet terug keren zou, maar dat hij zijn schepper dienen wilde. Toen zei Verona; ‘s het dat ge me aldus verlaat, zo laat me lieve broeder een teken der dood weten en in wat land ge bent.’ Toen zei hij; ‘Als deze bomen vallen zullen, let op waarheen dat ze zullen vallen want daar zal ik sterven’. En de bomen stonden voor die koninklijke poort. Nadat hij weggegaan was zo bleef Verona voortaan in haar vaders paleis, zeer mooi en voor alle mensen bekwaam. En de koning van Hongarije begeerde haar te hebben tot zijn wijf bij de wil van haar vader, maar ze weigerde en zei geheel; ‘Ik vertrouw in Christus en ik kies hem als bruidegom en ik wil geen andere’. Toen haar vader haar vasthoudendheid merkte zo liet hij haar met vrede. En ze bezocht vlijtig de kerken en gaf haar goed de armen. Waarvoor ze van God almachtig veel gratie verkreeg want ze verloste een mooie maagd die van de boze vijand bezeten was in het paleis van de koning. En toen ze op een tijd in de stad Metz kwam die ontstoken was met het vuur van de pest zo bluste ze dat met haar devote gebeden.

Toen haar ouders gestorven waren zo gaf ze al haar goed de armen mensen om de minne Gods. En stichtte een klooster bij de Rijn geheten Veronhove daar ze een tijdje in woonde. En vijf jaren daarna zo vielen westwaarts die voorgenoemde bomen die voor de koninklijk zaal van haar vaders stonden tot verwondering van vele mensen. Toen begon Verona bitter te wenen en zei; ‘Nu weet ik voorwaar dat Veronus, mijn broeder, gestorven is, bereid me een wagen met twee ossen en een knecht en ik zal gaan mijn broeders graf zoeken’. Zo reisde ze en kwam in Brabant tot Leuven. En toen ze kwam tot de kapel van het heilige kruis bij de stad van Leuven zo bleven de ossen vast staan en zo konden niet voortgaan. Toen hoorde die heilige maagd Verona de stem van de engel die aldus tot haar sprak; Ԥat het dezelfde plaats was daar ze bad haar graf zou zijn en dat ze haar broeders graf vinden zou in het dorp van Lembeek dat bij Halle is.

Een mirakel

Het ghebuerde datter waren twee pelgrims ghecomen wt Almanien om haer pelgrimagie te doen tot onser vrouwen die groten dorst hadden. Dit siende die heylighe maghet Verona nam haren stock ende stacken in die aerde. Ende doende haer gebet tot gode wt groter innicheyt haers herten. Ende ter stont spranck daer een schoon claer fonteyn, dye noch huden des dages heet sinte Veronen borne oft fonteyne

Daer ghinc dese heylige maget sinte Verona te waghene ende si quam tot Limbeke, ende ter stont so luyden van seluen alle die clocken vander kercken Ende als si inder kercken quam soe wert die kercke veruolt met sueten roke, die quam wten graue van sinte Veron haer broeder, ende dat graf wert van selfs gheopent so dat si haers broeders lichaem sach.

Na eender maent weder om so keerde Verona tot haren clooster te Verenhoute, daer si vele miraculen dede, altoos ghestadich inden gebede, vastende, wakende, lesende ende singende mit deuote religiose nonnen aldaer.

Ten eynde van .x. iaren nam de heylige maghet orlof van haren susteren seggende O mijn alder liefste susteren ick wil visiteren mijnen broeder, ende ick en sal niet weder keeren tot v, mer daer god wil daer sal ick rusten. Die gheestelike maechden dit horende weenden sere bitterliken ende namen alle gader oorlof. Daer na so ghinck die heylige maghet sinte Verona te wagen, ende nam niet sonderlinghe met haer dan den waghen Ende als si quam in der stadt van Mens so creech si so sterckelic den daghelicsen cortse dat si opten sesten dach haer sacramente ontfinck ende bereyde haer ter dootwaert Ende si badt den ghenen die bi haer stonden datse na haer doot haer lichaem opten wagen leggen wilden om vanden ossen gheuoert te werden. Als si hair dat ghelooft hadden seyde si O here in dinen handen so beueel ick mijnen geest. Ende so verschiet si van deser ellendigher werelt totter hoger vruechden des eewigen leuens Ende doe werden die clocken van selfs ludende die inder stadt waren ende alrehande siecke menschen werden ghesont. Doen meynde [20r] die bisscop ende alle dat volck vander stadt dat lichaem van sinte Verona te behouden, mer si en conden dat niet gedoen, want si cregen vreese ende beuinghen. Ten lesten so wert bi rade vanden wijsen dat heylige lichaem mit siden clederen bedect ende opten wagen gheleyt ende lieten die ossen dat vueren Ende ten lesten so quamt ter voorseyder plaetsen vanden heyligen cruyce dye nv heet sinte Veronen berghe bi Louen, ende met groter eerweerdicheit werttet daer begrauen ende rijckeliken alsoot wel betaemde ter aerden gedaen.

Een mirakel.

Het gebeurde dat er twee pelgrims gekomen waren uit Duitsland om hun pelgrimage te doen tot onze vrouwe die grote dorst hadden. Dit zag de heilige maagd Verona en nam haar stok en stak het in de aarde. En ze deed haar gebed tot God met grote innigheid van haar hart. En terstond ontsprong daar een heldere bron die noch hedendaags heet Sint Verona bron of fontein.

Daar ging deze heilige maagd Sint Verona te wagen en ze kwam te Lembeek en terstond zo luidden vanzelf alle klokken van de kerk en toen ze in de kerk kwam zo werd de kerk vervuld met zoete rook dat uit het graf kwam van Sint Veronus, haar broeder, en dat graf werd vanzelf geopend zodat ze haar broeders lichaam zag.

Na een maand wederom zo keerde Verona tot haar klooster te Veronhove waar ze veel mirakels deed, altijd gestadig in gebed, vastende, wakende, las en zong met de devote religieuzen nonnen aldaar.

Ten einde van 10 jaren nam de heilige maagd verlof van haar zusters en zei; ԏ mijn allerliefste zusters, ik wil mijn broeder bezoeken en ik zal niet terug keren tot u, maar daar God wil daar zal ik rusten. De geestelijke maagden die dit hoorden weenden zeer bitter en namen allen verlof. Daarna zo ging de heilige maagd Sint Verona te wagen en nam niets bijzonders met haar dan de wagen. En toen ze in de stad van Mens kwam zo kreeg ze sterk de dagelijkste koorts zodat ze op de zesde dag haar sacrament ontving en bereidde zich tot haar dood. En ze bad diegene die bij haar stonden dat ze na haar dood haar lichaam op de wagen leggen wilden om van de ossen gevoerd te worden. Toen ze dat haar beloofd hadden zei ze; ‘O heer, in uw handen zo beveel ik mijn geest. En zo scheidde ze van deze ellendige wereld tot hoge vreugde van het eeuwige levens. En toen begonnen alle klokken vanzelf te luiden die er in de stad waren en allerhande zieke mensen werden gezond. Toen meende de bisschop en al dat volk van de stad dat lichaam van Sint Verona te behouden, maar ze konden dat niet doen want ze kregen vrees en bevingen. Tenslotte zo werd door raad van de wijzen dat lichaam met zijden kleren bekleed en op de wagen gelegd en lieten de ossen dat voeren. En tenslotte zo kwam het ter voor genoemde plaats van het heilige kruis die nu heet Sint Verona berg bij Leuven (Vroeienberg) en met grote eerwaardigheid werd ze daar begraven en rijk alzo het wel betaamde ter aarde gedaan.

Dat .xviij. capitel. Vander heiliger maget sinte Dignen martelerssen rustende te Gheele.

SJnte Digne was eens mogende conincx dochter van Yerlant die onghelouich was, mer si was ghelouich ende si versmade dat rijcke der werlt noch ionc sijnde om die minne gods. Als haer moeder die coninginne (die sere schoon ende bequame was) ghestoruen was, so sochte die coninc haer vader alle sijn rijck dore een schoon ende edel maghet, die der coninginnen ghelijck ware om te nemen tot eenen wijue in huwelike Ende als men sulcken maget niet vinden en conste so wert den coninck gheraden dat hi sijn dochter Dignen trouwen soude, want in haer dat beelde harer moeder claerlic blincte Wt welken rade die coninc op sijn dochter sere wert barnende in quader liefden so dat hijt haer al smekende began te openbaren, grote scatten ende rijcdommen haer belouende wilde si hem te manne nemen Dair op wert die maget cristi seere verslagen int herte, ende bider gracien gods vant si een manier om te ontgaen eysschende haer beraet van .xl. daghen Ende daer binnen nam si raet aen een ouden eerweerdigen ende wijsen man ghenaemt Gerebernus. Die welcke haer riedt datse alleen niet vliedende haers vaders verwoetheyt en soude mogen ontgaen Twelck si achteruolgede, ende nemende in haer gheselscap den seluen goeden preister ende noch ander somige dienaren so ghinc si wt haren lande ende wt haers vaders huyse ende voer te scepe ouer die zee ende quam tot Antwerpen in brabant ende dair na tot ghele daer si rusten in groter heylicheit leuende So wert de coninc haer uader seer tornich ende sochtse met groter neersticheyt al die landen dore

Ten lesten quam hi Tantwerpen ende sandt boden alle tlant dore om haer te [20v] vinden Dair af die somige quamen ter herbergen van eenen man bi Ghele wonende die sint Digne ende haer gesinne plach spise te vercopen Ende so verstonden si van hem datter een vreemde ionffrouwe wt Yerlant daer omtrent schulende was die alsulcke penningen voor spise geuende was, als hemlieden die selue toonde Ende dit condichde dese bode den coninc, die ter stont derwerts quam met sinen lieden Ende sijn dochter vindende so begonste hise weder te smeeken om tot sijnre onreinder minnen te verwecken. Mer de bruyt Christi en woude niet wijcken van haren opsette, noch pine noch doot ontsiende, mer die ontfermherticheit gods aenroepende Ende so nam die coninc ende onthalsdese wredelic wt spijte, ende desgelijcx den goeden priester Gerebernus ende maectese martelaers latende also leggen haer lichamen voor die beesten, mer si bleuen ongequest, ende corts werden si begrauen van goeden menschen. Mer na veel iaren om der groter tekenen wille die door hen geschieden van alrehande siecten die door die heylige martelaren sinte Digne ende sinte Gerebernus genasen, so werden hoochlic verheuen Ende als die aerde geopent was so sachmen twee witte grauen wt steenen ghehouwen ende vanden engelen gods bereyt, daerin beyde hare lichamen waren, die dat volck met groter ynnicheit ende dancbaerheit verhieuen louende ende danckende. Ontallike veel schone miraculen geschieden ende sijn bescreuen van sinte Digne die heilige maget, ende sonderlinge van verlossinge der menschen becommert vanden bosen viant die haer noch daghelicx visiteren wt diuersen landen

Dat 18de kapittel. Van de heilige maagd Sint Digna (Dimfna), martelares die rust te Geel.

Sint Dimfna was een dochter van een vermogende koning van Ierland die ongelovig was, maar zij was gelovig en ze versmaadde dat rijk van de wereld noch jong zijnde om de minne Gods. Toen haar moeder de koningin (die zeer mooi en bekwaam was) gestorven was zo zocht de koning, haar vader, zijn hele land door voor een mooie en edele maagd die de koningin gelijk was om haar tot wijf te nemen in huwelijk. En toen men zulke maagd niet vinden kon zo werd de koning aangeraden dat hij zijn dochter Dimfna trouwen zou want in haar blonk dat beeld van de moeder duidelijk. Uit welke raad de koning op zijn dochter zeer brandend werd in kwade liefde zodat hij het haar al smekende begon te openbaren, grote schatten en rijkdommen beloofde hij haar wilde ze hem tot man nemen. Daarop werd de maagd Christus zeer verslagen in het hart en bij de gratie van God vond ze een manier om te ontgaan en eiste een beraad van 40 dagen. En daarbinnen nam ze raadt aan van een oude eerwaardige en wijze man genaamd Gerebernus. Die haar aanraadde dat ze alleen vliedende haar vaders verwoedheid zou mogen ontgaan. Wat ze nakwam en nam in haar gezelschap diezelfde goede priester en noch andere sommige dienaren en zo ging ze uit haar land en uit haar vaders huis en voer te scheep over de zee en kwam tot Antwerpen in Brabant en daarna tot Geel daar ze rustte en leefde in grote heiligheid. Zo werd de koning, haar vader, zeer vertoornd en zocht haar met grote vlijt alle landen door.

Tenslotte kwam hij te Antwerpen en zond boden het hele land door om haar te vinden. Daar kwamen sommigen ter herberg en een man die bij Geel woonde die Sint Dimfna en haar gezin spijs plag te verkopen. En zo verstonden ze van hem dat er een vreemde jonkvrouw uit Ierland daaromtrent schuilde die al zulke penningen voor spijs gaf zoals ze hem dezelfde toonde. En dit verkondigde deze bode de koning die terstond derwaarts kwam met zijn lieden. En toen hij zijn dochter vond zo begon hij haar weer te smeken om tot zijn onreine minne te verwekken. Maar de bruid Christus wilde niet wijken van haar voornemen, noch pijn, noch ontzag de dood, maar riep de ontferming van God aan. En zo nam de koning en onthalsde haar wreed uit spijt en desgelijks de goede priester Gerebernus en maakte ze martelaars en liet alzo hun lichamen voor de beesten, maar ze bleven ongeschonden en gauw werden ze begraven van goede mensen. Maar na veel jaren vanwege de grote tekens die door hen geschieden van allerhande ziekten die door die heilige martelaren Sint Dimfna en Sint Gerebernus genazen zo werden ze hoog verheven. En toen de aarde geopend werd zo zag men twee witte graven uit stenen gehouwen en van de engelen Gods bereidt waarin beide hun lichamen waren die dat volk met grote innigheid en dankbaarheid verhieven en loofden en dankten. Ontelbaar veel mooie mirakels geschieden en zijn beschreven van Sint Dimfna de heilige maagd en vooral van verlossing der mensen bekommert van de boze vijand die haar noch dagelijks bezoeken uit diverse landen.

Dat .xix. capittel. Van sinte Gommaer van Liere den heyligen confessoor.

SJnte Gommaer was van edelen geslacht gheboren ende op geuoet in Brabant te Embleem, die van sijnre iuecht hem keerde vander ydelheyt der werlt ende keerde sijn herte tot gode Hi was goedertieren, sachtmoedich, ende ootmoedich, castijende sijn vleesch mit abstinentien ende een milde gheuer van aelmoessenen Dese heilige iongelinc wert van sinen ouders geleyt totter salen des conincx Pippijn die des groten coninc Karels vader was, hoe wel nochtans hi lieuer had bi hem seluen in enicheden te dienen den oppersten coninc der glorien. Ende so was hi ontfanckelic den coninc Pippijn ende oec bemint van al den heren des conincliken pallays om sijnre doghet ende wijsheit. Onlancx daer na so wert hi gheeert met eender officien die hem die coninc gaf, dien oec dwanc een wijf te trouwen gheheten Grimmare [21r] die hem seer onghelijc van zeden was. Want ghelijc sinte Gommaer sachtmoedich ende ontfermhertich was, so was si wreet ende ongenadich Want als hi een lange tijt nae des conincx beuel wten lande was beuelende dat de regemente van sinen huse Grimmare sinen wiue so was si grote wreetheit hanterende ouer sijn knechten ende ondersaten, die berouende van haren goeden ende quellende met harden slagen ende dedese trecken den ploech ende haer hare af sniden.

Op een tijt so beual sinte Gommaer hem seluen gode almachtich ende hi reysde na Rome waert Ende tgheuiel dat den eersten nacht sijns weges so openbaerde hem die engel gods seggende tot hem. O Gommaer ic ben een van god ghesonden, ghi hebt gheschict te Rome te gaen ende die apostolen te visiteren, mer god is al omme tegenwoordich ende sijn ogen sien in allen steden, Ghi sult desen wech laten ende niet verre van deser plaetsen sult ghi een bedehuys timmeren ende die boomen sulstu wtroeden, daer sult ghi leuende dijn woninghe hebben ende na dijn doot dijn ruste Mer weest volstandich ende neerstich in goeden wercken sekerlic wetende ist dat ghi volherdet so suldi comen in dat gheselscap der engelen, ende den loon des ewich leuens sult ghi ontfanghen voor uwen tijtlijcken arbeyt So dede sinte Gommaer na dat beuel des engels ende ter plaetsen hem gewesen so dede hi de bomen ende dornen wter aerden ende timmerde daer een kercke in de eere van sinte Peter. Jn de welke hi altijt gode dienende ende wakende was in deuoten gebede metter herten op gheheuen ten hemelwaert, ende sijn leuen gelijc makende na dat exempel ende leuen vanden heyligen

Sinte Gommaer dede oec in sijn leuen blijckelike miraculen. Op een tijt als hi eenen boom af gehouwen hadde daer een man sijn clachten af dede soe vergaderde hi den boom weder in sijn stake wassende als ofter noyt aen gehouwen hadde gheweest

Jtem op een tijt was een serpent gecropen in die keelen van eenen kinde, ende den steert vanden serpente sachmen stekende Ende sinte Gommaer maecte daer een gat ende track dat wte, ende dat kint wert ghenesen

Als den tijt quam dat god sinen vrient sinte Gommaer van deser werelt nemen wilde so begonste hi cranc te werden, ende hi geuoelde wel dat den tijt sijns verscheydens nakende was ende hi sterf seer deuotelic seker sijns loons, ende die siele wert opgheuoert vanden engelen goods totten oppersten ende hemelschen Jherusalem opten .xi. dach van der maent October

Dat heylige lichaem van sinte Gommaer binnen corten iaren daer na is beuonden gheweest begrauen in die voorseyde kercke van sinte Peter staende te Liere bi die grote kercke daar de translatie af geschiede met groter solemniteyt ende deuocien des volcs in die selue grote kercke, te weten inden iare M.CCCC.lxxv. Ende sint dier tijt sijn daer ontallike miraculen tot nv toe geschiet door die verdiente van sinte Gommaer van alrehande siecten genesende die hem met ynnigher herten visiteren, also dat niet alleen in Brabant mer in veel ander landen verre bekent is. [21v]

Dat 19de kapittel. Van Sint Gummarus (Gommarus, Gommaar) van Lier, de heilige belijder.

Sint Gummarus was van edel geslacht geboren en opgevoed in Brabant te Emblem die van zijn jeugd zich keerde van de ijdelheid der wereld en zijn hart tot God keerde. Hij was goedertieren, zachtmoedig en ootmoedig, kastijdde zijn vlees met onthouding en was een milde gever van aalmoezen. Dee heilige jongeling werd van zijn ouders tot de zalen van koning Pepijn geleid die de vader was van de grote Karel, hoewel nochtans hij liever had bij zichzelf alleen te dienen de opperste koning der glorie. En zo was hij ontvankelijk de koning Pepijn en ook bemind van al de heren van het koninklijke paleis om zijn deugd en wijsheid. Kort daarna zo werd hij geerd met een officie die hem de koning gaf die hem ook dwong een wijf te trouwen geheten Grimmare die hem zeer ongelijk van zeden was. Want gelijk Sint Gummarus zachtmoedig, ontfermend was zo was zij wreed en ongenadig. Want als hij een lange tijd op konings bevel uit het land was en het regiment van zijn huis beval aan Grimmare zijn wijf dan hanteerde ze grote wreedheid over zijn knechten en onderzaten en beroofde die van hun goed en kwelde ze met harde slagen en liet ze de ploeg trekken en hun haar afsnijden.

Op een tijd zo beval Sint Gummarus zichzelf God almachtig en hij reisde naar Rome waart. En het gebeurde dat in de eerste nacht van zijn weg de engel God hem openbaarde en zei tot hem; ԏ Gummarus, ik ben een van God gezonden, ge hebt beschikt om naar Rome te gaan en de apostelen te bezoeken, maar God is alom tegenwoordig en zijn ogen zijn in alle plaatsen. Ge zal deze weg laten en niet ver van deze plaats zal ge een bedehuis timmeren en de bomen zal u uitroeien en daar zal ge levend uw woning hebben en na uw dood uw rust. Maar wees volhardend en vlijtig in goede werken en weet zeker is het dat ge volhardt dan zal je komen in het gezelschap der engelen en het loon des eeuwige leven zal ge ontvangen voor uw tijdelijke arbeid. Zo deed Gummarus naar het bevel van de engel en ter plaatse gekomen zo deed hij de bomen en dorens uit de aarde en timmerde daar een kerk in de eer van Sint Petrus. Waarin hij altijd God diende en waakte en in devoot gebed met het hart opgeven ten hemel waart en maakte zijn leven gelijk naar het voorbeeld en leven van de heiligen.

Sint Gummarus deed ook in zijn leven duidelijke mirakels. Op een tijd toen hij een boom afgehouwen had daar een man zijn klachten van deed zo verzamelde hij de boom weer met zijn takken en het groeide alsof er nooit aan gehouwen was geweest.

Item, op een tijd was een serpent gekropen in de keel van een kind en de staart van het serpent zag men eruit steken. En Sint Gummarus maakte daar een gat en trok dat uit en dat kind werd genezen.

Toen de tijd kwam dat God zijn vriend Gummarus van deze wereld wilde nemen wilde zo begon hij zwak te worden en hij voelde wel dat de tijd van zijn scheiden naakte en hij stierf zeer devoot en zeker van zijn loon en de ziel werd opgevoerd van de engelen Gods tot de opperste en hemelse Jeruzalem op de 11de dag van de maand oktober.

Dat heilige lichaam van Sint Gummarus is al binnen enkele bevonden geweest begraven in de voor genoemde kerk van Sint Petrus die te Lier staat bij de grote kerk daar de translatie van geschiedde met grote plechtigheid en devotie van het volk in diezelfde grote kerk, te weten in het jaar 1475. En sinds die tijd zijn daar ontelbare mirakels tot nu toe geschied door die verdienste van Sint Gummarus van allerhande ziektes te genezen die hem met innig hart bezochten alzo dat het niet alleen in Brabant maar in veel andere landen ver bekend is.

Dat .xx. capitel. Vanden heyligen martelaren sinte Rombout, ende ooc van sinte Lybrecht des grauen sone Ado

JNden voorseyden tide van sinte Gommaer so leefde een eedel man in Brabant geheten Ado die een graefscap regeerde, hebbende ooc een edel huysvrouwe beyde leuende kerstelijc ende duechdelic in cuysschen huwelijken state, gelijc Abraham ende Sara, nochtan sonder vrucht te hebben Totten welcken ter herbergen quam die heylige sinte Rombout een conincx sone van Scotlant na dat hi te Rome geweest hadde ende sijn eertsbisdom dat hy besadt den paus Stephanus die tweeste ouer ghegeuen hadde Die bi sijnre pauslijcker benedijngen die plaetse begaefde, daer sinte Romboult sijn woninge maken soude So quam hi te Mechelen in Brabant om tvolck in duechden te leeren ende den wech der ewiger salichet te wijsen Als de voorseide Ado desen man gods sach so node hi hem ter herbergen so dat sinte Rombout tot sijnen huyse ghinc.

Op een tijt gebenedide dese man godes sinte Rombout dese twee man ende wijf, ende verlicht mitten geest der prophetien so gheloofde hi hem vruchtbaerheyt ende hi geloofde hem dat hi tkint soude heffen ende voorseyde des kints name. Van welcke woorden si verscrict waren ende nochtan geloofden sijt ende na haer geloue gesciede hem, ende de grauinne die bracht ter werelt eenen sone, die sinte Rombout gepresenteert wert, dien hy doopte ende noomdet Lytbertus Welc kint op wassende ende mitten anderen kinderen spelende opten oeuer vander Dielen tot Mechelen so viel hi int watere ende verdranck. Terstont so waren die ouders ende al tvolc met droefheit beuangen ende men sochte tkint int watere mer men constet niet vinden So wert sinte Rombout clagelijc gebootscapt die oec seer droeuich quam totten oeuer daer dit kint verdroncken was Hi trooste die ouders ende hi sprac drie of vierwerf sijn ghebet tot gode Ende dat kint Lytbertus quam geuloten opt water ia sonder eenige vuchticheyt des waters, twelc een groot ende wonderlic mirakel was. Ende die ouders seer verblijt sijnde dancten gode almachtich, ende gauen dit kint den heyligen vrient gods sinte Rombouts om te leeren ende te regeren in allen duechdeliken wercken. Welck kint hi so informeerde ter eeren gods also dat hi ten lesten martelaer sterf. want in dier tijt dat die ongelouige Denen haer tyrantscap deden beghinnende vander zee tot Colen toe [22r] al verderuende ende verbranden al datse vonden, so was dese Lytbertus geuloden in Haspegouwe tot Sintruyen daer si hem voor sint Truyen outaer doden ende maecten hem gods martelaer.

Jck keer weder tot sinte Rombout die vanden graue gecregen hadde een stuck broocks ofte lants te Mechelen daer hi een capelle gemaect had, te weten, twelck noch sinte Rombouts capelle is daer hi gode nacht ende dach diende met sine broederen die hi daer vergadert hadde So waren dair .ij. bose menschen die sinte Romboult te wercken gaf ende meynden dat hi veel gelts ghehadt hadde So wachten si hem als hi ghinc lesende sijn ghebet ende quetseden hem dootlic in sijn hooft, om dwelc te bedecken soe worpen si sijn heylich lichaem int water. Ende so ghebuerdet dat enige visschers bi nacht sijnde onledich opt selue water, werden daer siende een hemelsche licht Om twelc si veruaert sijnde gingen totten graue Ado ende gauent hem te kennen. Ado dat verstaende ghinc met hem opt water ende wert ooc dat hemelsche licht siende Ende wtwerpende een net so vischte hi dat lichaem van sinte Romboult ende tract met sijnre hulpen te lande. Ende met groter weerdicheit bracht hijt ter plaetsen, daer hijt costelijc begroef, te weten in die voorseyde capelle, niet sonder schone miraculen die god daer liet geschien door die verdiente des heyligen martelaers.

Veel ander schone miraculen heeft daer na god laten gheschien door die verdienten van sinte Romboult also dat die legende int lange bewijst

Dat 20ste kapittel. Van de heilige martelaren Sint Rombout (Sint Rumoldus) en ook van Sint Libertus, de zoon van de graaf Ado.

In de voor genoemde tijd van Sint Gummarus zo leefde een edelman in Brabant geheten Ado die een graafschap regeerde en had ook een edele huisvrouw. Beiden leefden christelijk en deugdelijk in kuise huwelijkse staat, gelijk Abraham en Sara, nochtans zonder vrucht te hebben. Tot hen kwam te herbergen de heilige Sint Rombout, een koningszoon van Schotland, nadat hij te Rome was geweest en zijn aartsbisdom dat hij bezat had paus Stephanus die tweede overgegeven. Die bij zijn pauselijke zegeningen (?) die plaats begaafde waar Sint Rombout zijn woning maken zou. Zo kwam hij te Mechelen in Brabant om het volk in deugden te leren en de weg der eeuwige zaligheid te wijzen. Toen de voornoemde Ado deze man Gods zag zo nodigde hij hem ter herbergen zodat Sint Rombout tot zijn huis ging.

Op een tijd zegende deze man Gods Sint Rombout deze twee man en wijf en verlicht met de geest der profetie zo beloofde hij hun vruchtbaarheid en hij beloofde hen dat hij het kind zou heffen en voorspelde de naam van het kind. Van welke woorden ze verschrikt waren en nochtans geloofden zij het en naar hun geloof geschiedde het hen en de gravin die bracht een zoon ter wereld die Sint Rombout gepresenteerd werd die hij doopte en noemde het Libertus. Welk kind opgroeide en speelde met de anderen kinderen op de oever van de Dijle te Mechelen en zo viel hij in het water en verdronk. Terstond zo waren de ouders en al het volk met droefheid bevangen en men zocht het kind in het water, maar men kon het niet vinden. Zo werd Sint Rombout klagelijk geboodschapt die ook zeer droevig kwam tot de oever daar dat kind verdronken was. Hij troostte de ouders en hij sprak drie of viermaal zijn gebed tot God. En dat kind Libertus kwam aangedreven op het water, ja zonder enige vochtigheid van water wat een groot en wonderlijk mirakel was. En de ouders die zeer verblijd waren dankten God almachtig en gaven dit kind de heilige vriend Gods Sint Rombouts om te leren en te regeren in alle deugdelijke werken. Welk kind hij zo informeerde ter eren Gods alzo dat hij tenslotte als martelaar stierf. Want in die tijd dat de ongelovige Denen hun tirannie lieten beginnen van de zee tot Keulen toe en bedierven en verbranden alles dat ze vonden zo was deze Libertus gevlogen in Haspengouw tot Sint-Truiden daar ze hem voor het altaar van Sint-Truiden doodden en hem Gods martelaar maakten.

Ik keer weer tot Sint Rombout die van de graaf gekregen had een stuk broekland of land te Mechelen daar hij een kapel gemaakt had, te weten; wat noch Sint Rombouts kapel is daar hij God nacht en dag diende met zijn broeders die hij daar verzameld had. Zo waren daar 2 boze mensen die Sint Rombout te werken gaf en meenden dat hij veel geld gehad had. Zo wachten ze hem op toen hij zijn gebed ging lezen en kwetsten hem dodelijk in zijn hoofd en om dat te bedekken zo wierpen ze zijn heilig lichaam in het water. En zo gebeurde het dat enige vissers die bij nacht onledig waren op hetzelfde water en daar een hemels licht zagen. Waarom ze bang waren en gingen tot de graaf Ado en gaven het hem te kennen. Ado die dat verstond ging met hen op het water en begon ook dat hemelse licht te zien. En hij wierp een net uit en zo viste hij dat lichaam op Sint Rombout en trok het met zijn hulp te land. En met grote waardigheid bracht hij het ter plaatse waar hij het kostbaar begroef, te weten in die voor genoemde kapel, niet zonder mooie mirakels die God daar liet geschieden door de verdienste der heilige martelaar.

Veel andere mooie mirakels heeft God daarna laten geschieden door de verdiensten van Sint Rombout alzo dat de legende in het lang bewijst.

Dat .xxi. capitel. Van sinte Wybert van Gemelours.

SJnte Guybertus, dat is Wybeert was een edel ridder, here van Gemmelours in walsch Brabant. Sijn vader heet Lyotoldus, ende sijn oude vader heer Rondingus die seer god vruchtich was want als hi lange gode ghedient had onder den mantel der werltliker blijscapen, so gaf hi sijn goet van Gemelours ouer en stichte daer een clooster ter eren van sinte Peeter prince der apostolen dair een schare van monicken dienden gode nacht ende dach Ende bi rade der broederen so maecte hi daer abt den eerweerdigen man Herluynus wten cloostere van Gorsie ghenomen.

Daer na was sinte Wibert ooc grote begeerte crigende totter heyliger ordenen, want hem en docht niet ghenoech te sijn dat hi sijn goet gelaten hadde hi en moste ooc sijn cruce na onsen here dragen ende hem na volgen Mer want hem dochte datmen hem te Gemelours int nieuwe clooster bi auontuer eenighe eer oft vordeel doen soude so vercoos hi gode te dienen int voorseide cloostere van Gorsie, daer hi ontfangen was vanden deuoten abt Agmoldus ende leefde daer seer heylichlic. Ende die fondacie vander voorseyder abdyen van Gemelours die wert vanden keyser geconfirmeert ende vry gemaect van allen tolle ende tribuyte in alle plaetzen, met machte ooc gelt te munten. etcetera. Jnsgelijcx wert dit clooster geconfirmeert ende gepriuilegieert vanden paus Benedictus die .vij. ende alleen gestelt onder de iurisdictie des stoels van Rome ende dat die abt eenen mijter ghebruycken mach [22v]

Dese heylige man Guibertus predicte ooc twoort gods sonderlinge inder tijt vanden eersten keyser Otto als die Hongeren in Lothrike veel quaets deden ontrent Gemmelours soe dat hi de sommige bekeerde van haren ongeloue. Daer na beual hi den broederen te gode ende keerde weder tot sijnder enicheyt int clooster te Gorsye Ende als den tijt quam dat god hem vander werelt wilde roepen so wert hi quelende. Twelc de goede lieden van Gemmelours vernamen dat haer vader ende here cranck was beduchtende dat si hem verliesen souden So reysden si tot hem oetmoedelic biddende dat si sijn lichaem naer sijn doot mochten vueren tot Gemmelours.

Die abt antwoorde goedertierlic Waert den wille gods ende die lieden van Gemmelours dies macht hadden, het waer wel sijnen wille Daer na so sterf sinte wybeert vol duechden opten .xxij. dach in Junio int iaer ons heeren .ix.C.lxij. ende ontfinc die crone der glorien.

Doe namen die van Gemmelours sijn lichaem ende leyden dat op een wagen. Ende als si opten wege waren so quam dat volc van Gorsyen met macht hem na geuolcht om dat heylich lichaem hem te nemen om selue te houdene. Maer god quam die van Gemmelours te hulpe. want daer stont op een tempeeste inder lucht van donre blixem ende regen ende so duyster wert die dach oft nacht hadt geweest, nochtan geraecten si den rechten wech, mer die van Gorsie verdoolden wten weghe ende waren beschaemt. Aldus wert sinte wybertus te Gemmelours gebracht met groter werdicheit ende blijscape des volcx ende wert begrauen in die kercke sinte Saluatoers ende sinte Peters

Lange daer na ouermits die grote mirakelen die bi sinte wybeert gescieden so dachten die abt ende moniken hem doen verheffen int iaer ons heeren .M.xcix. inder tijt als leefde die eerwerdige ende grote meester Sigibertus historiographus aldair religioes, die dair grote neersticheit toe dede dat sint wybert verheuen wert. Daer veel teekenen doe geschieden inden hemel ende inder aerden, die om cortheyt wil hier achter ghelaten werden

Dat 21ste kapittel. Van Sint Wibert (Guibert) van Gembloers (Gembloux).

Sint Guibertus, dat is Wybeert, was een edele ridder, heer van Gembloers in Waals Brabant. Zijn vader heette Lyotoldus en zijn grootvader heer Rondingus die zeer godvruchtig was want toen hij lang God gediend had onder de mantel der wereldlijke blijdschap zo gaf hij zijn goed van Gembloers over en stichtte daar een klooster ter ere van Sint Petrus, prins der apostel daar hij met een schaar van monniken God nacht en dag dienden. En bij raad der broeders zo maakte hij daar abt de eerwaardige man Herluinus die uit het klooster van Gorsie (Corbie?) was genomen.

Daarna was Sint Wibert er ook die grote begeerte kreeg tot de heilige orde want hij dacht het niet genoeg te zijn dat hij zijn goed gelaten had en hij moest ook zijn kruis naar onze heer dragen en hem na volgen. Maar omdat hij dacht dat men hem te Gembloers in het nieuwe klooster bij avontuur enige eer of voordeel zou doen zo koos hij God te dienen in het voornoemde klooster van Gorsie daar hij ontvangen was van de devote abt Agmoldus en leefde daar zeer heilig. En de stichting van de voor genoemde abdij van Gembloers die werd van de keizer geconfirmeerd en vrij gemaakt van alle tol en tribuut in alle plaatsen, met macht en ook geld te munten, et cetera. Insgelijks werd dit klooster geconfirmeerd en geprivilegieerd van de paus Benedictus de 7de en alleen gesteld onder de jurisdictie van de stoel van Rome en dat de abt een mijter gebruiken mag.

Deze heilige man Guibert preekte ook het woord Gods en vooral in de tijd van de eerste keizer Otto toen de Hongaren in Lotharingen veel kwaad deden omtrent Gembloers zodat hij sommigen bekeerde van hun ongeloof. Daarna beval hij de broeders tot God en keerde weer tot zijn enigheid in het klooster te Gorsie. En toen de tijd kwam dat God hem van de wereld wilde roepen zo begon hij te kwalen. Wat de goede lieden van Gembloers vernamen dat hun vader en heer ziek was vreesden dat ze hem verliezen zouden. Zo gingen ze naar hem en baden ootmoedig dat ze zijn lichaam na zijn dood mochten voeren tot Gembloers.

Die abt antwoorde goedertieren; Էas het Gods wil en de lieden van Gembloers de macht hadden, het was wel zijn wil. Daarna zo stierf Sint Guibert op de 22ste dag van juni in het jaar ons heren 962 en ontving de kroon der glorie.

Toen namen die van Gembloers zijn lichaam en legden dat op een wagen. En toen ze op de weg waren zo kwam dat volk van Gorsie met macht hen nagevolgd om dat heilig lichaam met hen te nemen om het zelf te houden. Maar God kwam die van Gembloers te hulp want daar ontstond een tempeest in de lucht van donder, bliksem en regen en zo duister werd de dag of het nacht was geweest, nochtans raakten ze op de rechte weg, maar die van Gorsie verdwaalden uit de weg en waren beschaamd. Aldus werd Sint Guibert te Gembloers gebracht met grote waardigheid en blijdschap van het volk en werd begraven in de kerk van Sint Salvator en Sint Petrus.

Lange daarna vanwege de grote mirakels die bij Sint Guibert geschiedden zo dachten de abt en monniken hem te laten verheffen in het jaar ons heren 1109 in de tijd toen leefde de eerwaardige en grote meester Sigibertus historiografisch religieus aldaar die daar grote vlijt toe deed dat Sint Guibert verheven werd. Daar veel tekens toen geschieden in de hemel en in de aarde die vanwege de kortheid hier nagelaten worden.

Dat .xxij. capitel. Van sinte Wijden van Anderlecht, ende vanden eerwerdigen Wonodulphus deken van Anderlecht

OMtrent der tijt van Gherberga grauinne van Bruessel hertoge Karels dochter so leefde in brabant de heylige confessoer sinte wyde opt dorp [23r] op geuoedt, die van iongen kinde opwies in allen goede zeden sonderlinge in ootmoedicheyt ende barmherticheit ouer die arme Ende hi plach sekere tiden inden dach te verkiesen tot bedingen ende tot visitacie vanden siecken, dien hi veel aelmosenen gaf na zijn vermogen, des verwonderde hem sijn vader ende die gebueren vander gracien gods die in hem scheen. Als hi tot mans ouder quam doe begonst hi die menschen te vlyeden ende hem seluen te vertijenne, ende met heylige menschen sprake te hebben Ende lange sueckende een heymelijcke stede om in eenicheden gode te dienen. So quam hi tot Laken, ende aldaer doende sijn ghebet inder kercken van onser lieuer vrouwen der moeder gods, so aenmercte die priester vander kercken sijn gelaet ende sijn stichtich wesen, ende badt hem dat hi dair woud bliuen wonende inder dienst sijnder kercken twelc sinte wijt geerne dede gode danckende, soe bleef hi daer een wijle tijts gode vierichlijc dienende in armoeden in heyligen wakingen, ghebeden, abstinencien, ende in bewijsinge der ontfermherticheyt ouer die armen. Daer nae reysde hy pelgrimagie tot Rome, ende int heylich landt tot Jherusalem. Ende in sijn gheselscap was die weerdighe man wonodulphus deken van Anderlecht, daer af hier na gheseyt sal worden. Ende so .vij. iaren lanck ghinck hy visiteren die plaetsen der heyligen in allen landen. Daer na met groten arbeyt ende siecten vanden roden melysoen so quam hi tot Anderlecht, daer hi ontfangen wert in eens armen menschen huys ter herberghen. Maer als dat vernam die vicedeken van Anderlecht so ghinck hi met sommige clercken tot den heylighen man sinte wijde, ende met tranen bracht hi hem in sijn huys, daer hy en onderhielt tot sijnder doot toe, die cortelinge gebuerde, want des nachts vanden eersten sondach daer na so quam een hemels licht ouer den heylighen man daer alle dat huys af verlicht was. Ende men hoorde een stemme seggende Comt mijn geminde om te hebben de crone der ewiger blijtscap Ter stont bekenden si die int huys waren dat hi verscheyden was. Ende die canonicken van anderlecht deden sinen heiligen lichaem ter eerden, daer hi tot noch toe doende is door zijn verdienste wonderlike schone mirakelen

Mer tis te weten dat sinte wijds lichaem simpelic begrauen lach lange tijt, so dat hem geen reuerentie bewesen en wert, want niet alleen die menschen, mer ooc die beesten traden ouer sijn graf So wilde god thonen van wat verdiente sinte wide was want sommige beesten gaende ouer sijn graff werden beseten vanden bosen viant tot datse storuen Ende so dede die here vanden dorpe Onulphus geheeten midts desen sijn graf op luyken op dat die geen die daer verbi passeerden dat eeren souden Mer twee rustieren die den tuyn daer om loken werden bi ingeuen des duuels lachende ende seyden tot malcander Laet ons desen ouden man die corts gestoruen is hier in sluyten dat hi ons niet en ontlope. welcke spottelike woorden ter stont gepinicht werden want ter stont ontbraken hem haer crachten so datse niet connende voldoen weder thuyswaert gingen ende deen van hem sterf te middernacht mit groter pinen, ende die ander wtsinnig sijnde ende hem seluen quetsende belijde dat hi den heyligen sinte wyde hadde ge- [23v] blasphemeert ende so sterf hi des ander dages. Dit exempel was daer na den menigen een sake harer salicheyt, want die sommige daer toe verwect sijnde in haren slape, sommige werden gedragen, die sommige geuoert ende offerden barrende kerssen opt graf vanden heyligen man, ende haer ghebet daer doende so werden si ghesont

Daer nae wert een kercke gemaect op sijn graf, daer hi van verre ende van bi dicwil gheuisiteert wert van veele crancke ende siecke menschen die ghenesen werden van haren siecten. Daer nae soe wert die kercke weder af ghebroken ende wert vermeerdert, ende bi consente vanden eerwerdighen bisscop Gheraert van Camerijke so wert dat heylich ghebeente van sinte wijde ghestelt inden midden vander kercken met groter deuocien Ende voort aen so vermeerderden altijt die tekenen ende miraculen die god doer sijnen heyligen wrachte ouer alrehande menschen tot noch toe, die veel te lange souden vallen om te verclaren, want wie hem deuotelijck beueelt der hulpen van sinte Wijden met goeden gheloue hi wert ghesont

Ende als vanden eerwerdigen wonodulphus deken van Anderlecht dair hier voor af geseit is suldi weten, dat na dat hi met sinte wijde ende met andere deuote menschen besocht hadde theylich lant ende ander heylige steden, so sterff hi mit sommige anderen inden wege gode haer sielen beuelende, die welcke van sinte wijde weerdelijc begrauen werden Mer als here wonodulphus sieck worden was vander coortsen so gheuoelde hi bi in gheuen des heyiligen geests dat hi steruen soude, ende dat gaff hi sinte wyde te kennen, hem biddende als hi doot waer dat hi sinen vrienden draghen wilde eenen rinck die hi hem gaf tot eenen teken der waerheyt Ende na veel goddienstighe vermaningen soe sloech hi sijn oogen ende handen inden hemel ende offerde sijn syele inden handen der engelen. Ende want god thonen woude met wat eeren sijn vrient bi hem verheuen was inden hemel so geuielt dat drie croepelen op sijn graf haren rechten ganck cregen ende twee blinden werden siende

Mer niet alleen in sijn doot mer ooc in sijn leuen had hi van gode die gracie van miraculen, als van sijnen ackere die onbesayt sijnde veel corens voort brachte, ende noch andere.

Dat 22ste kapittel. Van Sint Wijden (Guido) van Anderlecht en van de eerwaardige Wonedulphus, deken van Anderlecht.

Omtrent de tijd van Gerberga, gravin van Brussel en dochter van hertog Karel, zo leefde in Brabant de heilige belijder Sint Guido op het dorp opgevoed die van jong kind opgroeide in alle goede zeden en vooral in ootmoedigheid en barmhartigheid voor de armen. En hij plag op zekere tijden op de dag zijn bidden te kiezen en het bezoeken van de zieken die hij veel aalmoezen gaf naar zijn vermogen, dus verwonderde hem zijn vader en de buren van de Goddelijke gratie die in hem scheen. Toen hij tot mannen ouderdom kwam toen begon hij de mensen te vlieden en zichzelf te verzetten en met heilige mensen woorden te hebben. En zocht lang een heimelijke plaats om in eenheid God te dienen. Zo kwam hij tot Laken en deed daar zijn gebed in de kerk van onze lieve vrouwe, de moeder van God, zo merkte de priester van de kerk zijn gelaat op en zijn stichtelijk wezen en bad hem dat hij daar wilde blijven wonnen in de dienst van zijn kerk. Wat Sint Guido graag deed en dankte God. Zo bleef hij daar een tijdje en diende God vurig in armoede en heilig waken, gebeden, onthouding en in bewijs der ontferming voor de armen. Daarna reisde hij pelgrimage tot Rome en in het heilige land naar Jeruzalem. En in zijn gezelschap was die waardige man Wonedulphus, deken van Anderlecht, waarvan hierna gezegd zal worden. En zo ging hij 7 jaren lang de plaatsen der heiligen in alle landen bezoeken. Daarna met grote arbeid en ziekte van de rodeloop zo kwam hij tot Anderlecht daar hij ontvangen werd in een arme mensen huis ter herbergen. Maar toen dat vernam de vice-deken van Anderlecht zo ging die met sommige klerken tot de heilige man Sint Guido en met tranen bracht hij hem in zijn huis daar hij hem onderhield tot zijn dood toe dat gauw gebeurde, want de nacht van de eerste zondag daarna zo kwam een hemels licht over de heilige man waar dat hele huis van verlicht was. En men hoorde een stem die zei; ‘Komt mijn geminde om te hebben de kroon van eeuwige blijdschap.’ Terstond bekenden ze die in het huis waren dat hij verscheiden was. En de kanunniken van Anderlecht deden zijn heilig lichaam ter aarde waar het tot nog toe is en doet door zijn verdienste wonderlijke mooie mirakels.

Maar het is te weten dat Sint Guidoՠs lichaam lange tijd eenvoudig begraven lag zodat hem geen reverentie bewezen werd want niet alleen de mensen maar ook de beesten traden op zijn graf. Zo wilde God tonen van wat verdienste Sint Guido was want sommige beesten die over zijn graf gingen werden bezeten van de boze vijand totdat ze stierven. En zo deed de heer van het dorp Onulphus geheten mits deze zijn graf opende zodat geen dier daar voorbij passeren en dat eren zou. Maar twee landlopers die de tuin daarom opende werden bij ingeven der duivel lachend en zeiden tot elkaar; ‘Laat ons deze oude man die net gestorven is hierin sluiten zodat hij ons niet ontkomt,’ welke spottende woorden terstond gepijnigd werden want terstond ontbraken hen hun krachten zodat dat niet konden voldoen en weer huiswaarts gingen en de ene van hen stierf te middernacht met grote pijn en de ander werd uitzinnig en kwetste zichzelf en beleed dat hij de heilige Sint Guido had geblasfemeerd en zo stierf hij de volgende dag. Dit voorbeeld was daarna menigeen een zaak van hun zaligheid want sommigen werden daartoe verwekt in hun slaap, sommigen werden gedragen, sommige gevoerd en offerden brandende kaarsen op het graf van de heilige man en toen ze hun gebed daar deden werden ze gezond.

Daarna werd er een kerk gemaakt op zijn graf daarvan ver en van nabij vaak bezocht werd van vele zieke en zwakke mensen die genezen werden van hun ziekten. Daarna zo werd de kerk weer afgebroken en werd vergroot en bij toestemming van de eerwaardige bisschop Gheraert van Kamerijk zo werd dat heilige gebeente van Sint Guido gesteld in het midden van de kerk met grote devotie. En voortaan zo vermeerderde altijd de tekens en mirakels die God door zijn heilige wrocht over allerhande mensen tot nog toe dat veel te lang zou vallen om te verklaren, want wie hem devoot de hulp van Sint Guido aanbeveeld wordt met goed geloof gezond.

En toen de eerwaardige Wonedulphus, deken van Anderlecht daar hiervoor van gezegd is, zal je weten nadat hij met Sint Guido en met andere devote mensen het heilig land bezocht had en andere heilige steden zo stierf hij met sommige anderen onderweg en beval God hun zielen die van Sint Guido waardig begraven werden. Maar toen Wonedulphus ziek geworden was van de koorts zo voelde hij bij ingeven van de Heilige Geest dat hij sterven zou en dat gaf hij Sint Guido te kennen en bad hem als hij dood was dat hij zijn vrienden een ring brengen wilde die hij hem gaf als teken van waarheid. En na veel godsdienstige vermaningen zo sloeg hij zijn ogen en handen ten hemel en offerde zijn ziel in de handen der engelen. En God wilde tonen welke eer zijn vriend bij hem verheven was in de hemel zo gebeurde het dat drie kreupelen op zijn graf hun rechte gang kregen en twee blinden werden ziende.

Maar niet alleen in zijn dood, maar ook in zijn leven had hij van God de gratie van mirakels als van zijn akker die niet bezaaid was veel koren voortbracht en noch andere.

Dat .xxiij. capitel. Van sinte Arnout een ridder in Brabant, ende daer na abt ende bisscop te Soyson in Vrancrijcke. [24r]

JNden tijden van Godefroot van bullion so leefde sinte Arnulphus dats sinte Arnout bisschop van Soison in vrancrike wt brabant geboren dit en is niet die grote sint Arnout die marcrgraue van Rijen was ende bisscop van Mets, daer hier na int tweeste boeck af geseit wert Mer het was die voorseyde sinte Arnout van soysson eerst een edel ridder seere bequame ende duechdelic van leuen. Ende so sijn legende seyt, doe sijn moeder hem droech ende si seer droeuich was so wert geseit tot haer in haren slape. waer om bistu droeuich, verblijt v want du draghes in dijn lichame een kint twelck god vercoren heeft ende tsal groot werden Ende dit gaf si na te kennen haren man geheeten Fulbertus met groter blijscap Ende si wert daer nae moeder van den kinde tot vruechde van alle haren vrienden, welck kint op wies in groten verstande ende wijsheyt, ende wert ridder also voorseyt is. Maer bi inspiratien des heylichs geests so wert hi beraden tot geesteliker ridderscap hem te geuen om eewighen loon te vercrijgen ende begaf hem ende wert monick in sinte Medardus clooster te Soysson, dair hi in groter enicheyt ende heylicheyt gode diende. Daer na wert hi van sijnen medebroederen abt ghecoren, ende voort aen so gaf hy hem allen een goet exempel van leuen mit woorden ende met wercken. Jn deser officien sijnde so corrigeerde hi dye wederspannige ende hi dede veel teekenen ende miraculen die siecken ghenesende, de blinden verlichtende. Ooc hadde hi den geest van prophecien. Daer nae soe gaf hi ouer sijn prelatuerscap vertijende dat regimente ende hi keerde hem weder totter enicheit vanden slote in groter abstinencien ende heylige wakinge ende gebeden hem daghelijcx oefenende in hogher contemplacien So dat sijn heylich leuen bekent wert van coningen ende princen ende ooc vanden paus Gregorius. die .vij. de welcke hem stelde te sijn bisscop tot Soysson.

Op een tijt als hi een kercke wyden soude so was daer een grote scare van volcke ende daer was ghebreck van vytalie, mer daer waren voor hem bracht vijf maten wijns Ende sinte Arnout sadt neder ende dat volc stont ontrent hem Dair gebenedijde hi tbroot ende den wijn, ende dedet al den volcke deylen, die alle ghenoech daer af geuoet waren tot groten verwonderen van al den volcke Van welken brode die somige met hem droegen ende gauen dat siecke menschen te eten die daer af seer verlicht werden

Namaels ter begeerten ende bi rade vanden bisschop van Dornike geheeten Radtbodus ende ter beden van graue Robbrecht van Vlaenderen soe quam hi tot Ouborch in vlaenderen om te stichten die kercke van sinte Peters ende alder apostolen om een abdye daer af te maken. Ter welcker steden hi sijn leste raste nam, also hem dat te voren van gode verthoont was. Ende inder seluer kercken wert hi weerdeliken begrauen

Daer na geschieden dair veel teekenen ende miraculen die god almachtich wrachte door sinen heyligen. want int iaer ons heren .M.C. ende .xv. so regneerden ouer alle tlant onder tvolc grote siecheden. Ende die siecke menschen quamen met grooter scharen tot sinte Arnouts graue leggende daer omtrent ende met grooter begheerten sijn hulpe [24v] aenroepende soe dattet van April tot half Oogst als sinen dach valt meer dan lx. siecken ghenesen werden sonder alle dander dier onbekent waren ende ooc nochtans hulpe ende ghesontheyt ouer midts die verdienten vanden gloriosen vrient gods sinte Arnout hebben vercregen

Des gelijcx int nauolgende iaer, so dat van Meye tot oogstmaent noch ander vijftich menschen door sinte Arnout alle ghesont werden van allen siecten hoe datse waren

Veel ander teekenen leestmen van den heyligen man sint Arnout in sijn legende, hoe dat hem god met veel tekenen ende miraculen verciert heeft, also sijn legende dat claerlijken betugende ende verclarende is. Waer bi een yeghelick goet kersten mensche wel verwect mach werden om hem met groter neersticheyt te dienen ende te eeren want hi een groot vrient gods is, alsoe dat hier voor ghenoech geseyt ende verclaert is. Ende sijn dach comt opten .xv. dach van September

Dat 23ste kapittel. Van Sint Arnulf, (Sint Arnold) een ridder in Brabant, en daarna abt en bisschop te Soissons in Frankrijk.

In de tijd van Godfried van Bouillon zo leefde Sint Arnulphus, dat is Sint Arnulf, bisschop van Soissons in Frankrijk uit Brabant geboren dit en is niet de grote Sint Arnulf die marktgraaf van Rijen was en bisschop van Metz daar hierna in het tweede boek van gezegd wordt. Maar het was die voor genoemde Sint Arnulf van Soissons eerst een edele ridder zeer bekwaam en deugdelijk van leven. En zo zijn legende zegt toen zijn moeder hem droeg en ze zeer droevig was zo werd tot haar gezegd in haar slaap; ‘Waarom bent u droevig, verblijd u want u draagt in uw lichaam een kind die God uitgekozen heeft en het zal groot worden.’ En dit gaf ze daarna na te kennen haar man geheten Fulbertus met grote blijdschap. En ze werd daarna moeder van het kind tot vreugde van al haar vrienden, welk kind opgroeide in groot verstand en wijsheid en werd ridder alzo voorgezegd is. Maar bij inspiratie van de Heilige Geest zo werd hij beraden tot geestelijke ridderschap om hem eeuwig loon te geven en begaf hem en werd monnik in Sint Medardus klooster te Soissons daar hij in grote eenvoud en heiligheid God diende. Daarna werd hij van zijn medebroeders tot abt gekozen en voortaan zo gaf hij hun allen een goed voorbeeld van leven met woorden en met werken. In deze officie zo corrigeerde hij de weerspannige en hij deed veel tekens en mirakels, genas de zieken en verlichtte de blinden. Ook had hij de geest van profetie. Daarna zo gaf hij zijn prelaatschap op en vertrok uit het regiment en hij keerde hem weer tot eenvoud van het slot in grote onthouding en heilig waken en gebeden en oefende hem dagelijks in hoge overdenkingen zodat zijn heilig leven bekend werd van koningen en prinsen en ook van de paus Gregorius de 7de welke hem stelde tot zijn bisschop te Soissons.

Op een tijd toen hij de kerk zou wijden zo was daar een grote schaar van volk en daar was gebrek van voedsel, maar daar waren voor hem gebracht vijf maten wijn. En Sint Arnulf zat neer en dat volk stond omtrent hem. Daar zegende hij het brood en de wijn en liet het al het volk delen die allen genoeg daarvan gevoed waren tot grote verwondering van al het volk. Van welk brood sommige met hen droegen en gaven dat zieke mensen te eten die daarvan zeer verlicht werden.

Later ter begeerte en bij raad van de bisschop van Doornik, geheten Radboud, en ter beden van graaf Robrecht van Vlaanderen zo kwam hij tot Oudenburg in Vlaanderen om de kerk van Sint Petrus te stichten en alle apostels om er een abdij van te maken. Ter welke plaats hij zijn rust nam alzo hem dat tevoren God getoond was. En in dezelfde kerk werd hij waardig begraven.

Daarna geschieden daar veel tekens en mirakels die God almachtig wrocht voor zijn heilige. Wan in het jaar onze heer zo regeerde over het hele land onder het volk grote ziekte. En de zieke mensen kwamen met grote scharen tot Sint Arnulfՠs graf en daaromtrent en riepen met grote begeerte zijn hulp aan zodat er van april tot half augustus als zijn dag valt meer dan 40 zieken genezen werden zonder alle de anderen die er onbekend waren en ook nochtans hulp en gezondheid vanwege de verdiensten van de glorieuze vriend Gods Sint Arnulf hebben verkregen.

Desgelijks het volgende jaar zodat van mei tot augustus noch ander vijftig mensen door Sint Arnulf die alle gezond werden van alle ziekten en hoedanig dat ze waren,

Veel andere tekens leest men van de heilige man sint Arnulf in zijn legende hoe dat hem God met veel tekens en mirakels versierd heeft alzo zijn legende dat duidelijk betuigt en verklaart. Waarbij elke goede christen mens wel verwekt mag worden om hem met grote vlijt te dienen en te eren want hij is een grote vriend van God, alzo dat hiervoor genoeg gezegd en verklaard is. En zijn dag komt op de 15de dag van september.

Dat .xxiiij. capitel Vanden deuoten Bonifatius bisscop van Losanen geboren te Bruessel in Brabant.

INder tijt vanden derden Godeuart hertoge van Brabant soe leefde die eerwerdige vader Bonifacius bisscop van Losanen van bruessele geboren van deuoten ouders. Als sijn moeder hem ontfangen hadde so seyde tot haer een heylich ende werdich man ontmoetende ter kercken waert gaende, datse ontfangen hadde een kint dat ontfanckelick sijn soude gode ende sinen heyligen ende den menschen, twelc also geuiel Want als Bonifacius was gheboren so wies hi op in veel gracien voor gode ende den menschen. Ende god gaf desen kinde groten sinne ende veel verstants ende gratien tot duechden want hi bleef so onnosel ende onbeulect van allen smetten totter doot toe als hi wt sijnre moeders lichaem geboren was Als hi .xvij. iaren out was so ghinc hi studeren te Parijs, daer hi seer toe nam in scientien, seer ootmoedich was hy ende hi wakende veel in deuote ghebeden, int spreken was hi bescheydt, heylich in conuersatie ende sterck in tegenheden ende so bekeerde hi totten priesterlijken state. Sijn lichaem castijde hi met abstinentie ende met eenen haren clede twelc hi altijt droech Nemmermeer en dede hi misse sonder tranen.

Op een tijt so was hi in grooter begeerten te sien onse lieue vrouwe, die haer tot hem openbaerde dair hi lach op sijn bedde ende ter stont viel hi neder tot haren voeten seggende O mijn lieue vrouwe heylicht mi Ende maria antwoorde Jc heb di geheylicht ende weder sal ick di heiligen, ende doe verschietse.

Jtem binnen .xxx. iaren dat hi te Parijs woonde soe las hi inden stoele van theologien .vij. iaren. Daer na wert hi totten bisdom stoel van Losanen geroepen, daer in hi veel salige vruchten dede met predicatien ende heylige wercken, ende dicwil plach hi die quade zeden der menschen openbaerlijc te straffene Node hoorde hi weerlike woorden oft achtersprake oft lange clappinge Want al sijnen tijt becommerde hi met beden oft lesen, oft scriuen, oft raet te gheuen [25r] oft biecht te horen oft ander leerende Eens dede hi een sermoen den priesteren die concubinen hadden, die mits dien so beroert worden dat si te gader liepen daer de weerdige bisscop Bonifacius misse dede ende wilden hem dair doden voor den outaer Mer die goede lieden vander stadt vernament ende quamen haestelic hem verlossen

Die heylige man aensiende die grote blasphemie vanden quaden menschen ende die lagen die si hem leyden so vertrack hi van daer na Rome aen den heyligen vader den paus, begerende ontlast te sine van sijnre officien, twelc de paus niet doen en wilde in gheenre manieren. Mer ymmer ten lesten als hi een gheheel iaer lanc den paus om deser sake voorscreuen ghemoeyet had, ende mit groter begeerten om verlatenisse van sijnre officien gebeden hadde So ontlaste hem die paus, maer niet na sijn meninghe want hi presenteerde hem te geuen twee ander bisdommen, die hi alle te samen weygerde te ontfangen seggende dat hi te out waer daer toe ende onnut. So badt hi onsen lieuen here dat hi hem verlenen wilde een plaetse daer hy voort aen alleen sijn leuen leyden mocht buten den geruchte der werelt Ende orlof nemende aenden paus so quam hi neder totter stadt sijnre geboorten tot Bruessele in Brabant tot sinen vrienden Ende daer na ghinc hi totten deuoten clooster van onser vrouwen ter Cameren bi Bruessele daer visiteerde hi dat conuent ende sijnre nichten. Doe quam tot hem een deuote nonne al dair ende seide hem aldus Die moeder gods beueelt v dat ghi hier bi ons blijft, want het is haren wille ende haer soons wille dat ghi uwen tijt hier bestaedt. Dit aenhorende so bleef hi daer, ende die abdisse ende alle dat conuent ontfinc hem blidelijc met groter deuocien ende reuerentien, ende hi bleef daer alle sijn leuen lanck wonende in groter abstinentien, rusten ende vreden. Veel schoone reuelatien ende verthoningen hadde dese heylighe bisscop Bonifatius. waer af dat die sommige hier nae int corte vertelt werden

Jnder octauen sinte Jans baptista op eender tijt so was hi in groter begeerten om eenige consolatien te ontfaen van onser lieuer vrouwen, die haer ter stont openbaerde ghecroont ende met costelike ghewaden geciert, met noch vele schoonder maechden ooc costeliken geciert, die daer ghecomen waren om hem te visiteren, ende sy saten neder op deen side van sinen beddeken Ende Sinte Jan beptista quam daer oock seere glorioselic, seer schoon blinckende cleederen aen hebbende, ende hi sadt op dander side vanden beddeken Ende als si alle den nacht daer gheweest hadden vertroostende haren vrient so verschieden si van daer

Jtem op een tijt so geuielt dat hi in groter sorgen ende vreesen was van sijnen sonden beduchtende of hem god alle sijn sonden niet vergeuen en hadt. Doe verthoonden hem onversienlic twee heylige maechden van gode gesonden, daer af deen hielt in haer hant eenen brief seer schoon van fijnen perkemente ende seyde hem dat hi soude lesen tgeen datter in gescreuen waer. Doe nam die heylige man Bonifatius die cedule ende hi en vant dair niet in ghescreuen, mer si was binnen ende [25v] buten wtnemende schone ende claer sonder enige smette Doe seyden die schone maechden O heylige vrient christi aldus sijn al v sonden wt gedaen voor den ogen gods, gelijc ghi desen brief suuer ende claer siet Ende ter stont na dese woorden so verschieden dese .ij. heylige maechden wt sijnen oogen, waer af dat dese heylige man was sere wel te vreden gode danckende van sijnre groter goedertierenheyt

Jtem op een tijt sanck hi misse ende een deuoot religioes sach inden gheest bi hem twee engelen tot sijnder rechter sijden ende ter luchter sijden Ende si ophieuen sijn handen ende brachtense weder ende dienden hem ende neychden minliken haer hoofden tot hem

Jtem daer nae op een ander tijt soe ghebuerdet dat dese heylige man Bonifacius met allen cranck was ende hem seluen so qualicken gheuoelde als dat den heylighen kerstnachte quam dat hi te metten niet comen en conde so was hi seer droeuich ende claechdet onser lieuer vrouwen Ende ter stont verthoonde haer die moeder gods Maria met haren kindeken Jhesum in hair armen gewonden in doecxkens ende stelde tkindekijn opt bedde. Ende dat suete kindeken track sijn handeken wt ende dede aff dat laken van Bonifacius aensichte thonende hem sijn suet minlic aenschijn Doe wert bonifacius seer verblijt ende hi seyde na maels. Al en waerder anders niet in hemelrike dan dat ghebenedide aenschijne, men mocht hier te rechte alle droefheyt lijden om dat gloriose aenschijn also daer te sien

Op een tijt sijnde in sijnen gebede so wert hi op getogen inden geest ende gheleyt inden hemel daer hi aensach al die choren der engelen, ende die choren ende staet der propheten, apostelen, martelaren confessoren ende maechden Daer na wert hi geleyt totter moeder gods Maria, ende hi sach in hoedaniger eeren ende werdicheyt si geeert wert van haren sone Jhesum ende van allen heyligen. Ten lesten quam hi totter trone der godlicker maiesteyt, daer sach hi den sone inden vader, ende den vader inden sone, ende den heiligen geest comende wt hem beyden, ende hoe god [es] in sinen heyligen ende si in hem.

Wanneer dese heylige man quam bi goede religiosen so smalt hi wt deuotien ende godlijcker gracien also dat was smelt bi den viere

Jtem noch meer so heeft god desen heyligen man geglorificeert met wonderlike teekenen ende miraculen Want het was een maghet die so grote pine had in haer ogen dat haer dochte dat si wt haren hoofde vallen souden, ende si claechdet haer moeder segghende O moeder wat raet sal ick hier toe doen want ist dat ic dese pine noch enigen tijt langer liden moet ick duchte dat ict sal moeten besteruen Doe nam haer moeder vanden hare des heilichs bisscops dat af gescoren was, ende si bant dat haer op haer dochters ogen ende dedese een luttel slapen. Als si ontsprongen was so vantse hair seluen heel verlost ende van alre smerten ghenesen, waer af datse seer blide was gode louende.

Dese heylige man quam op een tijt ter plaetsen daer een iongelinc was be [26r] commert vanden viant, die ouermits sijn gebet ende benedictie verlost wert.

Jtem een ionge maget ooc vanden viant becommert quam tot hem, ende als hise benedide so wert si ter stont verlost.

Jtem een sieck ionghelinc badt om sijn benedictie, ende als hijse hadt soe wert hi ter stont ghesont

Jtem een nonne was seer sieck van swaren cortsen, ende die heilige man Bonifatius gaf sijn benedictie ouer haer ende si wert ghenesen Ende dat selue gheuiel noch eenen anderen

Jtem veel ander menschen werden ouermits sinen heiligen gebede verlost van alrehande temptacien ende tribulatien

Daer na viel hi in swaerder siecten so dat hi de cracht sijnre handen ganselijcken verloos. Ende dat hi die handen tot sijnen monde niet brengen en conde Nochtans wt groter begeerten en conde hi niet wel ghelaten misse te doen ende dicwils wert verthoont dat hem die engelen hielpen. Als die heylige bisscop Bonifacius na dat hi .x. iaren die kercke te Losanen werdichlic gheregeert hadde ende xviij. iaren int voorscreuen clooster tonser vrouwen cameren gode had gedient in groter heylicheyt bi dage ende bi nachte, so verschiet hi van aertrijcke vol heyliger wercken ende ontfinc den loon der eewiger glorien. Amen.

Dat 24ste kapittel. Van de devote Bonifatius, bisschop van Lausanne, geboren te Brussel in Brabant.

In de tijd van der derde Godfried, hertog van Brabant, zo leefde de eerwaardige vader Bonifatius, bisschop van Lausanne, van Brussel geboren van devote ouders. Toen zijn moeder hem ontvangen had zo zei tot haar een heilig en waardige man die ze ontmoette toen ze ter kerke ging dat ze ontvangen had een kind dat ontvankelijk zou zijn voor God en zijn heiligen en de mensen, wat alzo gebeurde. Want toen Bonifatius was geboren zo groeide hij op in veel gratie voor God en de mensen. En God gaf dit kind grote geest en veel verstand en gratie tot deugden want hij bleef zo onschuldig en onbevlekt van alle smetten tot de dood toe toen hij uit zijn moeders lichaam geboren was. Toen hij 17 jaren oud was zo ging hij studeren te Parijs daar hij zeer toenam in wetenschap, zeer ootmoedig was hij en waakte veel in devote gebeden, in het spreken was hij bescheiden, heilig in conversatie en sterk in tegenstellingen en zo bekeerde hij zich tot de priesterlijke staat. Zijn lichaam kastijdde hij met onthouding en met een haren kleed die hij altijd droeg. Nimmermeer deed hij de mis zonder tranen.

Op een tijd zo was hij in grote begeerte om onze lieve vrouwe te zien die zich tot hem openbaarde daar hij op zijn bed lag en terstond viel hij neer tot haar voeten en zei; ‘O mijn lieve vrouwe, heilig me.’ En Maria antwoordde; ‘Ik heb u geheiligd en weer zal ik u heiligen,’ en toen verdween ze.

Item, binnen 30 jaren dat hij te Parijs woonde zo las hij in de stoel van theologie 7 jaren. Daarna werd hij tot de bisdom stoel van Lausanne geroepen waarin hij veel zalige vruchten deed met predicatie en heilige werken en vaak plag hij de kwade zeden der mensen openbaar te straffen. Node hoorde hij onware woorden of kwaadspreken of lang klappen. Want al zijn tijd bekommerde hij met bidden of met lezen of schrijven of raad te geven of biecht te horen of anderen te leren. Eens deed hij een sermoen de priesters die een concubine hadden die daardoor zo bewogen werden dat ze tezamen liepen daar de waardige bisschop Bonifatius mis deed en wilden hem daar doden voor het altaar. Maar de goede lieden van de stad vernamen het en kwamen haastig hem verlossen.

Die heilige man die de grote blasfemie van de kwade mensen aanzag en de lagen die ze hem legden zo vertrok hij vandaar naar Rome naar de heilige vader de paus, begeerde ontlast te zijn van zijn office, wat de paus niet doen wilde in geen manier. Maar immer tenslotte toen hij een geheel jaar lang de paus om deze voorschreven zaak vermoeid had en met grote begeerte om zijn office te verlaten gebeden had. Zo ontlaste hem de paus, maar niet naar zijn mening, want hij presenteerde hem te geven twee andere bisdommen die hij alle tezamen weigerde te ontvangen en zei dat hij daar te oud voor was en onnut. Zo bad hij onze lieveheer dat hij hem verlenen wilde een plaats daar hij voortaan alleen zijn leven leiden mocht buiten het gerucht der wereld. En nam verlof aan de paus en zo kwam hij neer tot de stad van zijn geboorte tot Brussel in Brabant tot zijn vrienden. En daarna ging hij naar het devote klooster van onze vrouwe Ter Kameren bij Brussel, daar bezocht hij dat convent en zijn nicht. Toen kwam tot hem een devote non aldaar en zei hem aldus. ‘De moeder Gods beveelt u dat ge hier bij ons blijft want het is haar wil en haar Zoon wil dat ge uw tijd hier besteed.’ Dit hoorde hij en zo bleef hij daar en de abdis en dat hele convent ontving hem blijde met grote devotie en referentie en hij bleef daar zijn hele leven lang en woonde in grote onthouding, rust en vrede. Veel mooie openbaringen en vertoningen had deze heilige bisschop Bonifatius waarvan sommige hierna in het kort verteld worden.

In de octaaf van Johannes de Doper op een tijd zo was hij in grote begeerte om enige vertroosting te ontvangen van onze lieve vrouwe die zich terstond openbaarde gekroond en met kostbare gewaden versierd, met noch veel mooie maagden ook kostbaar versierd die daar gekomen waren om hem te bezoeken en ze zaten neer aan de ene kant van zijn bedje. En Sint Johannes de Doper kwam daar ook zeer glorieus en had zeer mooi blinkende kleren aan en hij zat aan de andere zijde van het bedje. En toen ze de hele nacht daar geweest waren en troostten hun vriend zo scheiden ze vandaar.

Item, op een tijd zo gebeurde het dat hij in grote zorgen en vrees was van zijn zonden en vreesde of God hem al zijn zonden niet vergeven had, toen vertoonden hem onvoorziens twee heilige maagden van God gezonden waarvan de ene in haar hand een brief hield, zeer mooi van fijn perkament en zei hem dat hij zou lezen hetgeen dat erin geschreven was. Toen nam die heilige man Bonifatius die brief en hij vonder niets ingeschreven, maar het was binnen en buiten uitnemend mooi en helder zonder enige smet. Toen zeiden die mooie maagden; ‘O heilige vriend Christus, aldus zijn al uw zonden uitgedaan voor de ogen van God gelijk gij deze brief zuiver en helder ziet.’ En terstond na deze woorden zo scheiden deze 2 heilige maagden uit zijn ogen waarvan deze heilige man zeer goed tevreden was en dankte God van zijn grote goedertierenheid.

Item, op een tijd zong hij de mis en een devote religieuze zag in de geest bij hem twee engelen tot zijn rechterzijde en ter linkerzijden. En ze hieven op zijn handen en brachten ze weer en dienden hem en negen minlijk hun hoofden tot hem.

Item, daarna op een andere tijd zo gebeurde het dat deze heilige man Bonifatius geheel ziek was en zichzelf zo kwalijk voelde dat toen de heilige Kerstnacht kwam dat hij te metten niet komen kon, zo was hij zeer droevig en beklaagde het onze lieve vrouwe. En terstond vertoonde zich de moeder Gods Maria met haar kindje Jezus in haar armen en gewonden in doekjes en stelde het kindje op het bed. En dat lieve kindje stak zijn handen uit en deed dat laken af van zijn aanzicht en toonde Bonifatius zijn lieve beminnelijke aanschijn. Toen werd Bonifatius zeer verblijd en hij zei later; ‘Al was er niets anders in hemelrijk dan dat gezegende aanschijn, men mocht hier terecht alle droefheid lijden om dat glorieuze aanschijn alzo daar te zien.’

Op een tijd toen hij in gebed was zo werd hij opgetogen in de geest en geleid in de hemel daar hij alle koren zag der engelen en de koren en staat der profeten, apostelen, martelaren, belijders en maagden. Daarna werd hij geleid tot de moeder Gods Maria en hij zag in hoedanige eren en waardigheid ze geerd werd van haar zoon Jezus en van alle heiligen. Tenslotte kwam hij tot de troon der goddelijke majesteit en daar zag hij de zoon in de vader en de vader in de zoon en de Heilige Geest tot hem komen uit hen beiden en hoe God is in zijn heiligen en zij in hem.

Toen deze heilige man kwam bij goede religieuzen zo smolt hij uit devotie en goddelijke gratie alzo dat was smelt bij het vuur.

Item, noch meer zo heeft God deze heilige man verheerlijkt met wonderlijke tekens en mirakels. Want het was een maagd die zoՠn grote pijn had in haar ogen dat ze dacht dat ze uit haar hoofd zouden vallen en ze beklaagde het bij haar moeder en zei; ‘O moeder, welke raad zal ik hiertoe doen want is het dat ik deze pijn noch enige tijd langer lijden moet vrees ik dat ik het zal moeten besterven.’ Toen nam haar moeder van het haar van de heilige bisschop dat afgeschoren was en ze bond dat op de ogen van haar dochter en liet haar wat slapen. Toen ze onpsprong zo vond ze zichzelf geheel verlost en van alle smarten genezen waarvan dat ze zeer blij was en loofde God.

Deze heilige man kwam op een tijd daar een jongeling was bekommerd van de vijand die vanwege zijn gebed en zegen verlost werd.

Item, een jonge maagd ook van de vijand bekommerd kwam tot hem en toen hij haar zegende zo werd ze terstond verlost.

Item, een zieke jongeling bad om zijn zegen en toen hij het had zo werd hij terstond gezond.

Item, een non was zeer ziek van zware koortsen en de heilige man Bonifatius gaf zijn zegen over haar en ze werd genezen. En datzelfde gebeurde noch een andere.

Item, veel andere mensen werden vanwege zijn heilige gebeden verlost van allerhande verleiding en problemen.

Daarna viel hij in ware ziekte zodat hij de kracht van zijn handen gans verloor. En dat hij de handen niet tot zijn mond kon brengen. Nochtans uit grote begeerte kon hij het niet laten om mis te doen en vaak werd getoond dat hem de engelen hielpen. Toen de heilige bisschop Bonifatius nadat hij 10 jaren in de kerk te Lausanne waardig geregeerd had en 18 jaren in het voorschreven klooster te onze vrouwe Ter Kameren God gediend had in grote heiligheid bij dag en nacht zo scheidde hij van aardrijk vol heilige werken en ontving het loon van de eeuwige glorie. Amen.

Dat .xxv. capitel. Van sinte Marien van Oygnyes

OMtrent den iare ons heren .M. C.C. soe leefde een vrouwe van wonderlijke ende heyligen leuen Maria van Oygnyes die van Nyuele gheboren was van rijcken ouders Als si noch een kint was so plach si dicwil te beden op haer knien voor haer bedde. Ende grote minne had si tot religiose personen Mer als si xij. iaer out was so deden haer ouders haer een ionghelinc trouwen, met welcken si nochtan in reynicheyt bleef Want van alle vleesschelijker begeerten verre sijnde so waren si met malcander verbonden in geestelijcker liefden, dien god die gracie gaf dat si inden viere niet en verbarren, ende een wijltijts dyende si den lazerschen menschen bi Nyuele.

Op een tijt voor den goeden vridach so begonste die heylige maget met veel tranen ende suchtinghen die passie ons liefs heren te oeffenen. So was daer [26v] een priester diese suetelijc vermaende dat si met silentien haer tranen soude bedwingen Mer also si schamel was begerende in goeder simpelheyt allen menschen gehoorsaem te sijn, soe achterliet si te dencken op die menscheyt Christi, op dat si haer tranen bedwingen soude ende keerde hair totter godheit ende mogentheyt gods, op dat si dair in vertroostinge vinden mochte Maer daer si den vloet der tranen wederhouden waende daer wt quam eenen meerderen vloet Want doe si aenmercte hoe groot hi was die om onsen wille so verworpen wert so vernieude weder haer droefheyt vele tranen stortende

Haer biechtvader die tuychde dat hi noyt in haer leuen vernemen en conde een dootlike sonde Haer siel bewaerde si met sulcker vresen, haer sinnen met sulcker nersticheit, hair herte met sulcker puerheyt, datmen aen haer niet en beuant een ydel woort noch onmanierlick opsien, noch lachen, oft om enige ydelheyt deser werelt haer oyt te verblijden. Seer vierich sonder aflaten was si in haer ghebet oft in contemplacien

Op een tijt met grooter vuericheyt des herten ontfunct sijnde inder minnen gods inden geest op getogen so sach si een engel vanden seraphinnen bi haer staen Ende als si gestoruen was so vonden die vrouwen die haer dode lichaem wiesschen teekenen van wonden, waer af si hem seer verwonderden

Dese heylige maget beminde seer silentie ende stilheit, alle geruchticheit scuwende, datse somtijts van des heilichs cruys dage tot paesschen haer silentie hielt nauwelijc een woort hielt nauwelijc een woort sprekende Ende so dat si ouermits dien bekende bi reuelatien des heyligen geests dat si sonder enich vegeuier behouden soude sijn

Daer na gaf si hair tot sulcker abstinencien, dat si des auonts als tot der medecinen ghinc ter maeltijt. Gheen wijn en dranck si, noch geen vleesch en adt si, mer si leefde van swaren roggen broode ende van fruyte, van erweten oft bonen ende dier gelijc Ende drie iaer lanc vaste si in water ende in brode, te weten, van des heylichs cruys dage tot paesschen toe Wat wil ick veel seggen van haerder conuersacien Al haer wercken sijn so groot geweest ende so wonderlic datse die ghemeyn maniere van leuen in heylicheden te bouen gaen, also haer legende dat wtwisende ende verclarende is.

Ten lesten soe werdt dese heylighe maget seer cranck van lichame ende in haerder siecten wert si dicwils gheuisiteert vanden enghelen gods ende ooc vanden heyligen, die si inden tijde haerder gesontheyt plach te dienen ende te eeren Ende sonderlinge die heylighe apostel gods sint Andries quam dicwils tot hair ende vertroostese Ja onse heere Jhesus cristus selue vertrooste haer minlic toe sprekende. ende Maria die moeder gods was ghestadelicken bi haer

Omtrent de vre haers verscheydens so verthoonde haer god die stede onder den heyligen inden hemel die si soude besitten Dies si hair verblijdende verschiet te noen tijde in die ouderdom van xxxvi. iaren, te weten, int iaer ons heeren .M.CC.xiij. des sondachs op sin [27r] te Jans baptisten auont seer salichliken met haren geminden Christo regnerende voort aen inder eewicheyt

Veel schone miraculen leestmen van haer na datse gestoruen was, als haer legende dat betugende ende verclarende is, mer si werden hier achter ghelaten om der lancheyt wille. Ende daer om so wie daer meer bescheits af begeert te weten, die mach dat soecken in dye gulden legende

Dat 25ste kapittel. Van Sint Maria van Oignies.

Omtrent het jaar ons heren 1300 zo leefde een vrouwe van wonderlijk en heilig leven Maria van Oignies die van Nijvel geboren was van rijke ouders. Toen ze noch kind was zo plag ze vaak op haar knien te bidden voor haar bed. En grote minne had ze tot religieuze personen. Maar toen ze 12 jaar oud was zo lieten haar ouders haar een jongeling trouwen, waarmee de nochtans in reinheid bleef. Want van alle vleselijke begeerte ver zijnde zo waren ze met elkaar verbonden in geestelijke liefde die God de gratie gaf dat ze in het vuur niet verbranden zouden en een tijdje diende ze de melaatse mensen bij Nijvel.

Op een tijd voor de Goede Vrijdag zo begon de heilige maagd met veel tranen en zuchten het lijden van onze lieveheer te beoefenen. Zo was daar een priester die haar lieflijk vermaande dat ze met stilte haar tranen zou bedwingen. Maar alzo ze kuis was en begeerde in goede eenvoudigheid alle mensen gehoorzaam te zijn zo begon ze te denken aan de mensheid van Christus opdat ze haar tranen bedwingen zou en keerde zich tot de Godheid en mogendheid Gods opdat ze daarin vertroosting vinden mocht. Maar daar ze de vloed van de tranen tegenhield waande ze dat daaruit kwam een grotere vloed. Want toen ze opmerkte hoe groot hij was die om onze wil zo verworpen werd zo vernieuwde weer haar droefheid en stortte vele tranen.

Haar biechtvader die getuigde dat hij nooit in haar leven een doodszonde vernemen kon. Haar ziel bewaarde ze met zulke vrees, haar zin met zulke vlijt, haar hart met zulke puurheid zodat men aan haar geen ijdel woord vond noch ongemanierd opzien, noch lachen, of om enige ijdelheid van deze wereld ooit te verblijden. Zeer vurig zonder aflaten was ze in haar gebed of overpeinzingen.

Op een tijd toen ze met grote vurigheid van hart ontstoken was in de minne Gods en in de geest opgetogen zo zag ze een engel van de serafijnen bij haar staan. En toen ze gestorven was zo vonden de vrouwen die haar dode lichaam wasten tekens van wonden waarvan ze zich zeer verwonderden.

Deze heilige maagd beminde zeer stilte en stilheid en schuwde alle gerucht zodat ze soms van de heilige Kruisdagen tot Pasen haar zwijgzaamheid behield en nauwelijks een woord hield en nauwelijks een woord sprak. En zodat ze vanwege de bekende bij openbaringen van de Heiligen Geest dat ze zonder enig vagevuur behouden zou zijn.

Daarna begaf ze zich tot zulke onthouding dat ze ‘s avonds als tot de medicijnen ging ter maaltijd. Geen wijn dronk ze, noch geen vlees at ze, maar ze leefde van zwaar roggebrood en van fruit, van erwten of bonen en diergelijke. En drie jaar lang vastte ze met water in brood, te weten, van de heilige Kruisdagen tot Pasen toe. Wat wil ik veel zeggen van haar conversatie. Al haar werken zijn zo groot geweest en zo wonderlijk dat het de gewone manier van leven in heiligheid te boven gaat alzo haar legende dat uitwijst en verklaart.

Tenslotte werd deze heilige maagd zeer zwak van lichaam en in haar ziekte werd ze vaak bezocht van Gods engelen en ook van de heiligen die ze in de tijd van haar gezondheid plag te dienen en te eren. En vooral de heilige apostel Gods Sint-Andries kwam vaak tot haar en troostte haar, Ja, onze heer Jezus Christus zelf troostte haar en sprak haar beminnelijk toe.

En Maria, de moeder van God, was steeds bij haar.

Omtrent het uur van haar verscheiden toonde God haar de plaats onder de heiligen in de hemel die ze zou bezitten. Dus ze zich verblijdde en scheidde te noen tijd in de ouderdom van 36 jaren, te weten, in het jaar ons heren 1213 de zondag op de avond van Johannes de Doper zeer zalig en met haar beminde Christus regeert ze voortaan in de eeuwigheid.

Veel mooie mirakels leest men van haar nadat ze gestorven was zoals haar legende dat betuigt en verklaart, maar ze worden hier nagelaten vanwege de lengte. En daarom zo wie daar meer bescheid van begeert te weten die mag dat zoeken in de gulden legende.

Dat .xxvi. capitel. Van meester Jacob van Vytri regulier tot Oegnyes ende daer na cardinael.

Onder die bloemen die inden Brabantschen acker ghewassen sijn so ist ooc wel bequaem te vermanen die ghene die daer gheplant sijn geweest daer een af was die eerweerdige meester Jacob van Vitri, die yrst prochiaen hadde gheweest van Argentole bi parijs in vrancrijck, die welcke als hi vernam den name vander voorseyder Marien van Oegnies so achterliet hi sijn studeren in theologien tot Parijs ende quam tot Oegnies bi haer, ende si ontfinck hem minlijc, ende vercreech van hem met bidden dat hi biden bruederen regulieren aldaer bliuen woude Ende so vertijende de werelt so wert hi daer canonick regulier ende ooc wert hem die cuere beuolen van der prochien aldaer.

Dese maria van Oegnies voorseyt beual in haer doot onsen lieuen heere desen werdigen man ende vercreech hem veel gracien, sonderlinge van predicacien waer mede hi veel volcx bekeerde, ende inden rechten wech bracht

Ende als hi in vrancrijck predicte dat cruce tegen die ongelouige Albigoyse, so verwecte hi met sueticheyt sijnder spraken ontallijcke veel menschen die dat cruys ons heren aen namen Ende al sulcken gracie vercreech hi biden verdiensten der heyliger maecht, dat int exponeren der heyliger scriftueren ende ooc van predicatien niemant sijns ghelijck en was.

Jtem van desen eerweerdigen man so voorseyde de heylige maecht cristi inden gheest der prophetien totten godvruchtigen prioer van Oegnies aldus god heeft gesworen dat hi desen man totten bisscopliken stoel verheffen sal int heylich lant. Ende omtrent vier iaren daer na so gheuiel dat waer, want hi wert doe ghemaect bisscop van Acon.

Ende langen tijt daer na so quam dese eerweerdige bisscop meester Jacob van Vitri tot Rome bijden paus Honorius die derde neernstelijck biddende om vanden bisdomme verlaten te sine, die bi wijsheyt sijnre bedinghen hem absolueerde ende verliet hem van sijnder officien vanden bisdomme.

Dese eerweerdighe meester Jacob die bescreef die historie vander kercken ouer dat meer oft orientael kercke, ende vanden dingen daer gheschiet sijnde vander tijt dat die kersten van bi dees sijde der zee dair tlant besloegen ende beuochten.

Ontslagen ende aldus ontlast sijnde vanden laste des bisdoms voorseit so quam hi weder tot oegnies, ende met heyligher predicatien so omghinc hi die contreyen ende landen van Brabant [27v] dat volck al omme met duechdelijcke woorden informerende ende lerende

Daer na gheuielt dat die eerweerdige gheleerde man Hugo cardinael bisscop van Hostien die sijn grote vrient was paeus ghecoren worde, die ghenoemt wert Gregorius die negenste Ende so begheerde dese voorghenoemde eerweerdige heere ende meester Jacob van Vitri hem te visiteren wt minnen daer af die prior ende tconuent van Oegnyes seer bedroeft waren om sijn vertrecken Maer hi vertroostese seggende hoe dat hem swaer waer alsulcken vrient in alsulcker veranderinge niet te sien Ende so reysde hi te Rome ende wert bisschop ghemaect Tusculanus ende ooc cardinael

Onder veel teekenen diemen vint van hem bescreuen, so leestmen dat inder tijt als hi die cruysuaert predicte in Brabant so gebuerdet dat hi arbeyde om neder te leggen grote viantscap tusscen somige personen ende om dye te vreden te brengen Ende hi veroetmoedichde hem voor den genen die misdaen was met geboghen knien biddende met veele volcx dair bi sijnde, twelck hi dede eenwerf anderwerf, derdewerf, mer niet en conde hi verwinnen noch vermorwen Ende so keerde hem dese werdige bisscop seggende Jc seg v allen, die ons versmaet hi versmaet den genen die ons gesonden heeft. Ende vermaendese te bidden ende hi badt onsen here dat hi een teken wilde thonen ouer de versteenden mensche. Ende ter stont sijn gebet gedaen sijnde die versteende mensche verkerende sijn oogen viel driewerf neder ter aerden spuwende bloet ende etter wt sinen monde in groter veruaernissen des volcx wenende Doe keerde die eerwerdige Bonifacius tot sinen gebede, ende daerna hief hi den man op, die ter stont genesen was Ende siende voor hem staende sinen viant so ghinc hi tot hem wenende ende badt hem ootmoedelijc genade ende custen, so dat volc tot tranen verwect wert gode louende

Dese weerdighe man Bonifacius reysde dair na weder te Rome, ende cortelinge verschiet hi van deser werelt, Wiens lichaem also hi begeert hadde wert in Brabant ghebracht tot Oygnyes ende wert daer begrauen, wyens siele eer inden hemel was dan sijn lichame ter eerden quam, alsoe dat gheopenbaert was.

Dat 16de kapittel. Van meester Jacob van Vitry, regulier te Oignies, en daarna kardinaal.

Onder de bloemen die in de Brabantse akker gegroeid zijn zo is het ook wel bekwaam te vermanen diegene die daar geplant zijn geweest waar er een van was de eerwaardige meester Jacob van Vitry, die eerst parochiaan was geweest van Argeneuil bij Parijs in Frankrijk die toen hij vernam de naam van de voorgenoemde Maria van Oignies zo liet hij zijn studeren achter in theologie te Parijs en kwam te Oignies bij haar en ze ontving hem minlijk en verkreeg van hem met bidden dat hij bij de broeders regulieren aldaar blijven wilde. En zo vertrok hij van de wereld en werd daar kanunnik regulier en ook werd hem de keur bevolen van de parochie aldaar.

Deze Maria van Oignies voorgenoemd beval in haar dood onze lieveheer deze waardige man aan en kreeg van hem veel gratie en vooral van de predicatie waarmee hij veel volk bekeerde en op de rechte weg bracht.

En toen hij in Frankrijk predikte het kruis tegen de ongelovige Albiginezen (Albi, stad in zuidwest Frankrijk) zo wekte hij ontelbaar veel mensen op met de lieflijkheid van zijn woorden die dat kruis van onze heer aannamen. En al zulke gratie kreeg hij door de verdiensten der heiliger maagd dat in het uiteenzetten der heilige schrift en ook van predicaties niemand zijn gelijke was.

Item, van deze eerwaardige man zo voor genoemde heilige maagd Christus in de geest der profetie tot de godvruchtige prior van Oignies en aldus heeft God gezworen dat hij deze man tot de bisschoppelijke stoel verheffen zal in het heilige land. En omtrent vier jaren daarna zo gebeurde het want hij werd tot bisschop van Akko gemaakt.

En lange tijd daarna zo kwam deze eerwaardige bisschop meester Jacob van Vitry tot Rome bij de paus Honorius de derde en bad hem vlijtig om van het bisdom verlaten te zijn die bij wijsheid van zijn bidden en absolveerde hem en verliet hem van zijn office van het bisdom.

Deze eerwaardige meester Jacob die beschreef de historie van de kerk over dat meer of orintaalse kerk en van de dingen die daar gebeurd zijn van de tijd dat de christenen van deze zijde der zee daar het land besloegen en bevochten.

Ontslagen en aldus ontlast zijnde van de last van het bisdom voorgezegd zo kwam hij weer te Oignies en met heilige predicaties zo ging hij de contreien en landen van Brabant door en informeerde en leerde dat volk alom met deugdelijke woorden.

Daarna gebeurde het dat de die eerwaardige geleerde man Hugo, kardinaal-bisschop van Ostia die zijn grote vriend was, paus gekozen werd die genoemd werd Gregorius de negende. En zo begeerde deze voorgenoemde eerwaardige heer en meester Jacob van Vitry hem te bezoeken uit minne waarvan de prior en het convent van Oignies zeer bedroefd van waren om zijn vertrek. Maar hij troostte ze en zei hoe dat hem zwaar was zo’n vriend in al zoՠn verandering niet te zien. En zo reisde hij te Rome en werd bisschop gemaakt te Tusculum en ook kardinaal.

(Nu van Bonifatius of verwisseld met de naam Vitry!) Onder veel tekens die men vindt van hem beschreven zo leest men dat in de tijd toen hij de kruistocht preekte in Brabant zo gebeurde het dat hij werkte om de grote vijandschap neer te leggen tussen sommige personen en om de vrede te brengen. En hij verootmoedigde hem voor diegene die misdaan was met gebogen knieën en bad met veel volk die daarbij was wat hij eenmaal deed, volgende maal, derde maal, maar niet kon hij hem overwinnen noch vermurwen. En zo keerde zich deze waardige bisschop en zei; ‘Ik zeg u allen, die ons versmaadt hij versmaadt diegene die ons gezonden heeft.’ En vermaande ze te bidden en hij bad onze heer dat hij een teken wilde tonen over die versteende mens. En terstond toen hij zijn gebed gedaan had veranderde die versteende mens zijn ogen en viel driemaal neer ter aarde en spuwde bloed en etter uit zijn mond met grote angst en het volk weende. Toen keerde die eerwaardige Bonifatius tot zijn gebed en daarna hief hij de man op die terstond genezen was. En zag voor hem staan zijn vijand zo ging hij tot hem wenend en bad hem ootmoedig genade en kuste hem zodat het volk tot tranen verwekt werd en God loofden.

Deze waardige man Bonifatius reisde daarna weer te Rome en gauw daarna scheidde hij van deze wereld. Wiens lichaam alzo hij begeert had in Brabant werd gebracht te Oignies en werd daar begraven wiens ziel eerder in de hemel was dan zijn lichaam in de aarde kwam alzo dat geopenbaard was.

Dat .xxvij. capitel. Vanden deuoten broeder Arnout conuers te Villiers.

TEn seluen tijde was gods knecht Arnulphus of Arnout gode dienende te Villeers in wals Brabant der ordenen van Cisteau geboren van bruessel Ende in sijn ioncheyt so was sijn conuersacie ydel ende lichtueerdich. Ende by onderwise van eenen goeden biechtvader so wert hi verandert van leuen ende maecte sijn conuersacie metten goeden ende gaf hem nerstelic tot den godlijcken dienste Ende .xxij. iaer out sijnde so begaf hi hem int clooster te Villeers, daer si hem ontfingen om conueers te sijn. Ende in sijn proeueliaren sijnde so bedroefde hi hem seer dat hi geen meerder scarpheyt geuonden en had na den eyssche sijnder sonden. Daer om dachte hi in hem seluen an te nemen meerder penitentie om sijn lichaem te castijen. Ende so maecte hi .ij [28r] corden ghedrayet van hare van peerts steerten, dair mede hi hem seluen gheesselde ophalende sijn vleesch Noch so maecte hi een ander coorde, daer mede hi hem gorde so vast int lijf dattet verrotte ende wormen wt werp

Ooc so geesselde hi hem seluen met roeden ende rijseren dat hi sijn vleesch scoerde totten bloede Twelc een vanden broederen vernam ende seyde tot broeder Arnout minlic O broeder waer om dodi v seluen Broeder Arnout antwoorde dat hi gheen dootslager sijns selfs en was mer sijnre sonden

Noch vant hi een ander maniere van geesselen, te weten, tvel van een egel daer mede hi oec sloech Ende hier en bouen droech hi nochtan een haren cleet op zijn naecte lijf ende sijn coussen ende socken waren ooc van hare Ende sijn bedde waren grote stenen sonder stroe ende onder zijn hoot ooc een grote steen Sijn spijse dat was swart broot dat de honden aten met pottagie van .ij. of .iij. dagen ouer gebleuen

Jnt eerste iair dede hi al den arbeyt diemen hem op leyde, mer daer na aen merckende die broederen sijn heilicheyt so lieten si hem beden, contempleren ende hem seluen oeffenen ende castien, also de gracie gods hem in gaf Dit wert hier van hem aldus vertrocken om te thonen sijn vuericheyt, niet om na te mogen volgen. Ende daer om tgeen dat wi lesen dat so menige heylige ghedaen hebben wt familiaren raet des heylichs gheests dat sullen wi meer verwonderen dan nae volgen

Dese goede broeder Arnout creech bi der voorscreuen strangicheyt des leuens niet alleen verlatenis van sijnen sonden mer ooc vermeerderinge van alle duechden. Sonderlinge hadt hi die duecht der liefden ende minnen tot god ende tot alle menschen Als yemant de hulpe sijns gebets begeerde so toonde hi hem ter stont gereet So onnosel ende zedich was hi dat hi onder sijn broeders als een kint leefde, sonder yemant te ontstichten of te ontvreden. Ende eenvuldich was hi in sijn zeden blijde ende minlijc was hi in sijn sprake, ende seer ootmoedich was hi altijt in hem seluen

Op een tijt was broeder Arnout verheuen in hoger contemplatie ende doe openbaerde hem onse heere Jhesus seggende tot hem Sone wat wildi dat ic v doe, en ist di niet genoech dat ic die menscheyt om di aen genomen heb, dat ic bespogen ghegeesselt, gecroont met doornen ende gecruyst ben geweest Ende hi antwoorde Neent here, mer ghi weet wel wat ic begeer Doe verlichte onse here wonderlic sijn herte metten stralen sijns godlijcken lichts ende seyde Siet opwerts. Ter stont als broeder Arnout sijn ogen op dede, so wert hem den hemel gheopent ende hi sach den staet van allen heyligen patriarcken, propheten, martelaren, ende confessoren ende maechden ende die choren der engelen Der welcker ordenen hi in ontsprekelijker claerheyt bescoude. Mer nochtan in alle dese en conde hi geen ruste vinden in sinen geest Doe seyde hem weder onse here Jhesus Heffe op dijn ogen ende beschouwe mijn gloriose moeder. Ende ter stont opheffende sijn ogen sach hi die gloriose coninginne van hemelrijke bouen die choren der engelen verheuen, wiens glorie, schoonheyt geen verstant begripen en mach Ende als [28v] broeder Arnout int beschouwen harer glorien hem wonderlic verblijde so sprac onse here weder tot hem, seggende En ist niet ghenoech dat ghi gesien hebt. Doe beclaechde hi hem noch seggende tot onsen here dat hi daer in gheen geheel ruste vinden en conde Ende bekennende onse here die vuerige begheerten sijns herten seide tot hem weder Sone vlieghe noch opwaert ende beschouwe die onsprekelijcke weelden mijnre glorien Ende ter stont was hi gesoncken inden afgront des godliken lichts also hem dochte, ende hi sach die onscattelike schatten der glorien gods in alsulcker manieren als hem dat gheoorloft was, in die welcke te contempleren ende die te gebruken dat ewich leuen is. Ende hier in vant broeder Arnout warachtige ruste. Ende als hi de glorie gods gesien had so seyde onse here weder tot hem Siet sone ghi hebt gesien mijn glorie ende ghi hebt v verblijt. Ic seg v, waren alle bladeren van bomen ende alle dropelen waters menschen ende souden in mijn rijcke comen daer alle heyligen met mi regneren, so soude v ende hem allen genoech wesen mijn wonderlijke glorie dien ghi ghesien hebt. Ende doe verschiet onse here van sijnen oogen.

Als de tijd naecte dat broeder Arnout scheyde vander werelt so viel hi in groter siecten Ende sieck sijnde had hi wonderlike vertroostinge van godlijcker gracien, so dat hi sijn siecte vergetende met alre herten gode begheerde te gebruken, dien hi vierichlic ghemint hadde in sijn leuen. Ende als die vre der doot bi was so stont hi op van sijnen bedde ende knielde driewerf ter aerden sijn hooft bughende, ende driewerf suetelic suchtende so verschiet hi ende reisde tot onsen heere Jnt iaer .M.CC.xxviij. opten lesten dach van Junio op eenen vrydach na dat hi .xxvi. iaren ende omtrent .vi. maenden in sint Bernaerts ordene gheleeft hadde seer heylichlic also voorseyt is

Sijn heylicheyt heeft menigen mensche een goet bewijs gheweest ende een bereytsel tot profite sijnder sielen salicheyt Veel gratien heeft hi van gode almachtich vercregen, also dat claerlijcken blijct in sijn openbaringen

Nae des heylichs mans ouerlijden so vertoonde hi hem eender vrouwen in forme van eenen kinde, gecleet met eenen cleede som blinckende als sneen som als purpuren. Ende als si hem vragede wie sidi, so antwoorde hi Jc bin boeder Arnout gods knecht. Doe vraghede si hem waer om dat hi hem openbaerde inder formen van eenen kinde ende metten clede van tweerhande verwen Doe antwoorde hi Bi dien dat ick als een kint mi verthone soe verstaet dat ick onder de menschen leuende ootmoedich geweest bin als een kint. ende bider sneen witter verwen van mijnen cleede verstaet mijn reyn onbeulecte leuen twelck ick geleyt hebbe ende bi der verwen van purpuren so verstaet daghelicxse castijnge mijns lichaems met wtstortinghe mijns bloets, ende doe verschiet hi van daer

Jtem noch andere openbaringhen.

Daer na so openbaerde hi hem eenen anderen deuoten manne met groter claerheyt Waer af die man seere ver- [29r]scrict was niet wetende wie dat hi ware. Maer die voorseyde broeder Aernout sprack hem vriendelicken toe ende gaf hem te kennen die wonderlijke glorificeringe sijnre sielen

Het was een abdisse vander seluer ordene die bi hair hadde een alte scarpen vel als oft van dornen gheulochten had geweest, daer mede dese heylige man sijn lichaem plach te castijen Ende so gebuerdet datter een maget was sere sieck vanden lanck oeuel. Ende so saen als dit vel op de stede ende plaetse harer siecten geleyt was so wertse ter stont van allen pinen verlost

Op dees heiligen broeder Arnouts graf te villeers is dit scoon epitaphium

Pausat in hac tumba vir simpicitate columba. Qui leo virtute iubilis similatur alaude Qui turtur gemitu visu simul atque volatu Par aquile, salamandra nouo quia vixit in igne

Vis breuiter iusti laudes in fine probare Nunc cauit delasol qui quondam fleuit in are.

Jnden voorscreuen woorden wert dese salige man ghelijct bider simpelder duuen, biden crachtigen leeuwe, bider iubilerender leeuwercken, bider suchtender tortelduuen, bijden claer sienden, ende hooch vliegenden aerne, bider Salamandren die inden vuere leeft. Ende nv singt hi int hoge delasol, die wijlen eer weende inden are

Dat 27ste kapittel. Van de devote broeder Arnulf, convers (geen priester, maar wel geloften heeft gedaan) te Villers.

Terzelfder tijd was Gods knecht Arnulphus of Arnulf die God diende te Villers in Waals Brabant in de orde van Cteaux en geboren was van Brussel. En in zijn jeugd zo was zijn conversatie ijdel en lichtvaardig. En door onderwijzen van een goede biechtvader zo werd hij veranderd van leven en maakte zijn conversatie met de goede en begaf zich vlijtig tot de goddelijke dienst. En toen hij 12 jaar oud was zo begaf hij hem in het klooster te Villers daar ze hem ontvingen om convers te zijn. En in zijn proefjaren zo bedroefde hij hem zeer dat hij geen grotere scherpte gevonden had naar de eis van zijn zonden. Daarom dacht hij in zichzelf om meer penitenties aan te nemen om zijn lichaam te kastijden. En zo maakte hij koorden gedraaid van de haren van paardenstaarten waarmee hij zichzelf geselde en zijn vlees openhaalde. Noch zo maakte hij een ander koord waarmee hij zich zo vast in het lijf omgordde zodat het verrotte en wormen uitwierp.

Ook zo geselde hij zichzelf met roeden en twijgen zodat zijn vlees scheurde totdat het bloedde. Wat een van de broeders vernam en zei tot broeder Arnulf minnelijk; ԏ broeder, waarom dood je u zelf.Ս Broeder Arnulf antwoordde dat hij geen doodslager was van zichzelf, maar van zijn zonden.

Noch vond hij een andere manier van geselen, te weten; het vel van een egel waarmee hij ook sloeg. En hierboven droeg hij nochtans een haren kleed op zijn naakte lijf en zijn kousen en sokken waren ook van haar. En zijn bed waren grote stenen zonder stro en onder zijn hoofd ook een grote steen. Zijn spijs dat was zwart brood dat de honden aten met stamppot van 2 of 3 dagen overgebleven.

In het eerste jaar deed hij alle arbeid die men op hem legde, maar daarna bemerkten de broeders zijn heiligheid en zo lieten ze hem bidden, overdenken en zichzelf oefenen en kastijen alzo de gratie Gods hem in gaf. Dit wordt hier van hem aldus getoond om zijn vurigheid te tonen, niet om na te mogen volgen. En daarom hetgeen we lezen dat zo menige heilige gedaan hebben uit familiare raad van de Heilige Geest dat zullen we meer verwonderen dan navolgen.

Deze goede broeder Arnulf kreeg de voorgeschreven strengheid van levens en verliet niet alleen zijn zonden, maar kreeg ook vermeerdering van alle deugden. Vooral had hij de deugd der liefde en minne tot God en tot alle mensen Als iemand de hulp van zijn gebed begeerde zo toonde hij hem terstond gereed. Zo onschuldig en zedig was hij onder zijn broeders dat hij als een kind leefde, zonder iemand te ontstichten of in onvrede. En eenvoudig was hij in zijn zede, blijde en beminnelijk was hij in zijn woorden en zeer ootmoedig was hij altijd in zichzelf.

Op een tijd was broeder Arnold verheven in hoge aanschouwingen en toen openbaarde hem onze heer Jezus en zei tot hem; ‘Zoon, wat wil je dat ik voor u doe is het u niet genoeg dat ik de mensheid om u aangenomen heb, dat ik bespuwd, gegeseld, gekroond met doornen en gekruisigd ben geweest. ’En hij antwoordde. ‘Neen heer, maar gij weet wel wat ik begeer.’ Toen verlichte onze heer hem wonderlijk met de stralen van zijn goddelijk licht en zei; ‘Kijk omhoog. ’Terstond toen broeder Arnulf zijn ogen opendeed zo werd hem de hemel geopend en hij zag de staat van alle heilige patriarchen, profeten, martelaren en belijders en maagden en de engelenkoren. Die ordes hij in onuitsprekelijk helderheid aanschouwde. Maar nochtans in al deze kon hij geen rust vinden in zijn geest. Toen zei hem weer onze heer Jezus; ‘Hef op uw ogen en aanschouw mijn glorieuze moeder.’ En terstond hief hij zijn ogen op en hij zag de glorieuze koningin van hemelrijk boven de engelenkoren verheven wiens glorie, schoonheid geen verstand begrijpen mag. En toen broeder Arnulf in het aanschouwen van haar glorie zich wonderlijk zeer verblijdde zo sprak onze heer weer tot hem en zei; ‘En is het niet genoeg dat ge gezien hebt.’ Toen beklaagde hij hem noch en zei tot onze heer dat hij daarin geheel geen rust in vinden kon. En bekende onze heer de vurige begeerte van zijn hart en zei tot hem weer; ‘Zoon, vlieg omhoog en aanschouw de onuitsprekelijk weelde van mijn glorie.’ En terstond was hij gezonken in de afgrond van het goddelijke licht, alzo hij dacht, en hij zag de onbetaalbare schatten der glorie Gods in al zulke manier als hem dat geoorloofd was daarin te bespiegelen en die te gebruiken in dat eeuwige leven. En hierin vond broeder Arnulf waarachtige rust. En toen hij de glorie van God gezien had zo zei onze heer weer tot hem; ‘Zie zoon, ge hebt mijn glorie gezien en ge hebt u verblijd. Ik zeg u, waren alle bladeren van bomen en alle waterdruppels mensen en ze zouden in mijn rijk komen daar alle heiligen met mij regeren zo zou u en hen allen genoeg wezen mijn wonderlijke glorie die ge gezien hebt.’ En toen verdween onze heer van zijn ogen.

Toen de tijd naakte dat broeder Arnold scheidde van de wereld zo viel hij in grote ziekte. En ziek zijnde had hij wonderlijke vertroosting van de goddelijke gratie zodat hij zijn ziekte vergat en met het hele hart God begeerde te bedanken die hij vurig gemind had in zijn leven. En toen het uur van de dood nabij was zo stond hij op van zijn bed en knielde driemaal ter aarde en boog zijn hoofd en zuchtte driemaal lieflijk en zo scheidde hij en reisde tot onze heer in het jaar 1228 op de laatste dag van juni op een vrijdag nadat hij 26 jaren en omtrent 6 maanden in Sint-Bernards orde zeer heilig geleefd had alzo gezegd is.

Zijn heiligheid is voor menig mens een goed bewijs geweest en bereiding tot profijt van zijn zielenzaligheid. Veel gratie heeft hij van God almachtig verkregen, alzo dat duidelijk blijkt in zijn openbaringen.

Na het overlijden van de heilige man zo toonde hij hem een vrouw in de vorm van een kind en gekleed met een kleed, soms blinkend als sneeuw, soms als purper. En toen ze hem vroeg ‘wie ben jeՠ, ‘o antwoordde hij, ‘Ik ben broeder Arnulf, Gods knecht.’ Toen vroeg ze hem waarom hij zich openbaarde in de vorm van een kind met een kleed van twee kleuren. Toen antwoordde hij. ‘Omdat ik me als een kind vertoon zo versta dat ik onder de mensen levende ootmoedig geweest ben als een kind en bij de sneeuwwitte kleur van mijn kleed zo versta mijn reine onbevlekte leven wat ik geleid heb en bij de purperen kleur zo versta mijn dagelijkse kastijding van mijn lichaam met uitstorten van mijn bloed’ en toen verdween hij vandaar.

Item, noch andere openbaringen.

Daarna zo openbaarde hij hem bij een andere devote man met grote helderheid. Waarvan de man zeer verschrikt was en niet wist wie hij was. Maar die voorgenoemde broeder Arnulf sprak hem vriendelijk toe en gaf hem te kennen de wonderlijke verheerlijking van zijn ziel.

Het was een abdis van dezelfde orde die bij haar had en al te scherp vel alsof het van dorens gevlochten was geweest waarmee deze heilige man zijn lichaam plag te kastijden. En zo gebeurde het dat er een maagd was zeer ziek van lange ziekte. En zo gauw als dit vel op de stede en plaats van haar ziekte gelegd werd zo werd ze terstond van alle pijnen verlost.

Op deze heilige broeder Arnolds graf te Villers zijn deze mooie epitafen.

‘In deze rustige eenvoud, het graf van een duif.

Hij die wordt vergeleken met een krachtige leeuw.

Het blijde geluid van de leeuwerik.

Hij die op hetzelfde moment de vlucht en kreunen van de van de tortelduif hoort.

Een paar adelaars en salamander die in het vuur leeft.

Dank u gewoon heel kort aan het einde van de tekst.

Nu zijn we geleerd dat een leek een keer de delaso zingt’.

In de voorgeschreven woorden wordt deze zalige man vergeleken bij de eenvoudige duiven, bij de krachtige leeuwen, bij de jubelende leeuweriken, bij de zuchtende tortelduiven, bij de helderziende en hoogvliegende arend, de salamander die in het vuur leeft. En nu zingt hij in het hoge delasol, (toonwaarde) die wijlen eer weende in de are.

Dat .xxviij. capitel. Van sinte Jden Godeuaerts van Billyoens moeder

HEt was een edel ionge maget van seer edel geslachte geheeten Jde Haer vader heet Godefroot hertoge van Lothrijcke ende hertoge godefroot mitten bulte was haer broeder ende haer moeder heet Doda. Dese eedel maget Jde nam tot eenre manne Eustachius graue van Bolonien of bonen, ende hi creech van hair .iij. sonen, te weten, Godefroot, Boudewijn ende Eustachius De welke godefroot ende Boudewijn geboren waren tot Basiw bi Genapen daer si geerne was. Ende haer moeder soechdese met haren borsten Ende haren man behaechde wel haer duechdelic leuen ende lietse in harer vriheit gode dienen. Doe begonste si die arme te besorgen, kercken te stichten, ende tot volcomenheyt van allen goeden wercken haer te gheuen So gebuerdet dat die graue Eustachius hair man sterf, ende doe keerdese weder tot haren ouders. Doe quam si in een kercke in die eere van sinte wal [29v] burgis gewijet om te beden So was daer een wijf die watersuchtich was ende die niet gaen en conde, die sint Jde met haren handen ophief vander aerden ende maectese gesont met haren gebede.

Als die eerweerdige abt Huge van cluygny hier int lant quam so bad hem sinte Jde dat hi enige broeders van sijnre ordenen senden wilde ter plaetsen geheten te Wast, biddende dat hise metten broeders eruen wilde geestelic Als die abt dit hoorde so voldede hi hair begeerte

Op een tijt quam een arm crepel man sinte Jde te gemoete biddende om aelmoesene Ende als si haer hant wt reycte so wert hi ghenesen

Jtem op een tijt als sinte Jde inder nacht was inder kercken dair die moniken den dienst deden, so quam tot haer een wijf hebbende een dochter die doue ende stom was, die welc van sint Jde gesont gemaect wert ter beden vander moeder. Ende dit meisken viel daer na in oncuysheit ende baerde een kint, mits welcker misdaet si verbuerde de prouene die sinte Jde hair vanden abt vercregen had. Mer ter beden van sint Jden vercreechse weder ontfermherticheit ende gesontheit Daer na anderwerf ende derdewerf creech si weder kinder ende viel weder inder seluer siecten. Ende sinte Jde dede haer weder goedertierenheyt voor haer biddende datse gesont wert Daer na leefde si in reynicheyt totten eynde haers leuens

Als dan sinte Jde haer teeder lichame lange met vastene, wakene, ende ander heylige wercken gecastijt had so wertse sieck der doot nakende Twelc vernemende die van Wast waren seer droeuich Ende opten .xiij. nacht van April ter middernacht verschietse vander werelt ende reysde tot gode Ende met veel tranen wert haer lichaem vanden broederen aldaer begrauen eerweerdichlijck

Dese plaetse hadse vercoren in haer leuen ende na haer doot vercierde sijse met schone miraculen, want veele siecken op haer graf biddende werden gesont Ende na lange tiden wert haer lichame vonden al heel ongequetst

Jtem op haer graff wert een beseten mensche vanden viant verlost Ende haers soons dochter coortsich sijnde wert op tgraf ooc verlost

Desgelijcx een deuoot monic die sere sieck was vander cortsen ende hi plach sinte Jden als si noch leefde gedienstich te sijn, die wert ooc van haer ghenesen bider gratien gods. Noch veel meer ander miraculen geschieden door hare die hier te lanck te vertellen waren

Dat 28ste kapittel. Van Sint Ida, de moeder van Godfried van Bouillon.

Het was een edele jonge maagd van zeer edel geslacht geheten Ida. Haar vader heette Godfried, hertog van Lotharingen en hertog Godfried met de bult was haar broeder en haar moeder heette Doda. Deze edele maagd Ida nam tot een man Eustachius, graaf van Boulogne-sur-Mer of Bonen, en hij kreeg van haar 2 zonen, te weten, Godfried, Boudewijn en Eustachius (Eustaas). Die Godfried en Boudewijn waren geboren waren te Le Wast bij Genepin (Genappe) waar ze graag was. En hun moeder zoog ze met haar borsten. En haar man behaagde wel haar deugdelijke leven en liet haar in alle vrijheid God dienen. Toen begon ze de armen te verzorgen, kerken te stichten en tot volkomenheid van alle goede werken zich te begeven. Zo gebeurde het dat de graaf Eustachius, haar man, stierf, en toen keerde ze weer tot haar ouders. Toen kwam ze in de kerk die ter ere van Sint Walburgis was gewijd om te bidden. Zo was daar een wijf dat waterzuchtig was en die niet gaan kon die sint Ida met haar handen ophief van de aarde en haar gezond maakte met haar gebeden.

Toen de eerwaardige abt Hugo van Cluny hier in het land kwam bad hem Sint Ida dat hij enige broeders van zijn orde zenden wilde ter plaatse geheten Te Wast en bad hij haar met de broeders erven wilde geestelijk. Toen de abt dit hoorde zo voldeed hij haar begeerte.

Op een tijd kwam een arme kreupele man Sint Ida tegemoet en bad om aalmoes. En toen ze haar hand uitstrekte zo werd hij genezen.

Item, op een tijd toen Sint Ida in de nacht in kerk was daar de monniken de dienst deden zo kwam tot haar een wijf die een dochter had die doof en stom was die van Sint Ida gezond gemaakt werd door het bidden van de moeder. En dit meisje viel daarna in onkuisheid en baarde een kind, mits welke misdaad ze verbeurde het recht dat Sint Ida haar van de abt verkregen had. Maar ter beden van Sint Ida kreeg ze weer ontferming en gezondheid. Daarna andermaal en derde maal kreeg ze weer kinderen en viel weer in dezelfde ziekte. En Sint Ida deed haar goedertierenheid en bad voor haar zodat ze gezond werd. Daarna leefde ze in reinheid tot het eind van haar leven.

Als dan Sint Ida haar teder lichaam lang met vasten, waken en andere heilige werken gekastijd had zo werd ze ziek dat de dood naakte. Wat vernamen die van Le Wast en waren zeer droevig. En op de 13de dag van april ter middernacht scheidde ze van de wereld en reisde naar God. En met veel tranen werd haar lichaam van de broeders aldaar eerwaardig begraven.

Deze plaats had ze uitgekozen in haar leven en na haar dood versierde ze het met mooie mirakels want vele zieken die op haar graf baden werden gezond. En na lange tijden werd haar lichaam gevonden geheel ongeschonden.

Item, op haar graf werd een bezeten mens van de vijand verlost. En de dochter van haar zoon die koorts had werd op het graf ook verlost.

Desgelijks een devote monnik die zeer ziek was van de koorts en hij plag Sint Ida toen ze noch leefde gedienstig te zijn, die werd ook van haar genezen bij de gratie Gods. Noch veel meer ander mirakels geschiedden door hare die hier te lang te vertellen waren.

Dat .xxix. capitel. Vander heyliger sinte Jden van Nyuele

DJe eerwerdige maghet Christi Jde van Nyuele bekeerde hair tot gode te dienen van ioncx op Als ander ionge maechdekens speelden dan bleef si thuis bi haer moeder gode dienende Seer oetmoedich was si, zedich ende gheseggelic Ooc was si seer goedertieren ende ontfermhertich den armen cranckken menschen. Want si plach te Nyuele achter straten te gaen aen haer vrienden ende vreemde, biddende om schoenen ende om cleder voor die arme, ende om broot, vleesch ende andere nootruften die si den armen trouwelic deylde

Als si .xvi. iaer out was soe ghinc si totter heyliger religien van sinte Bernaerts ordenen te Rameye in walsch Brabant. Ende als die gracie goods in haer wies noch nouicie sijnde so was si op een tijt op ghetogen in hoger con- [30r] templacien ende si sprac suetelic tot den coninc der glorien hem ootmoedelic biddende voor een haer geminde susterken die van herte gequelt was Doe antwoorde haer onse heere vraghende. Dochter wat begeerdi van mi Si seyde Heere heb ic gracie geuonden in dinen ogen so thoont mi een seeker teeken harer behoudenissen. Doen antwoorde haer onse here Sich ic thone di die gloriose plaetse der onsprekelijcker vruechden, die ick haer int eynde geuen sal sonder eynde. Doe was die maget christi seer verblijt, ende ten oczune van deser openbaringen so ontfincse ooc reuelatie van toecomende dingen, te weten vanden state van somige haren vrienden, den welcken geschiet was dat geen dat se inden geest bekende

Daer was een susterken van .xi. iaren noch scholier die een grote siecte hadt Totter welcker sinte Jde haer visiteerende seide Jc bid v mijn geminde suster dat ghi den .vij. nachte na v doot weder coemt tot mi ende mi dan bootscapt hoe dat met v is Si antwoorde Jc salt geerne doen, ist dat mi god gehinget Als dat kint gestoruen was so en quam si niet weder den .vij. nacht, mer den xxviij. nacht openbaerde si haer ende seide aldus Tot nv toe heb ic geweest in purgerende steden om dies wil dat ick gheuoet ben gheweest van nootruften die met onreynen gelde waren gecocht. Daer na vraechde si haer na hare vrienden, som leuende, som doot Doe antwoorde si. Vanden somigen die leuen sijn eenighe inden wech die totten ewigen leuen leyt ende sullen behouden werden Ander sijn in sorchlijcken state, ende tis te vresen datse wten eewigen leuen gesloten sullen werden Doe seide voort sinte Jde noch vragende Ic bid v segt mi oft mijn leuen gode behaget, ende hoe dat is tusschen hem ende tusschen mi. Daer op antwoorde dye geest met bliden ghelate Ach hoe wel hoe wel doe seide sint Jde Hoe lange sal ick leven in deser allinden Die geest antwoorde Jn dit jaer suldi reisen totten here Doe verschiet de geest wt haren ogen totter eewiger glorien

Nauwelijc .vi. maenden daer na so wert die heylige maget Christi seer sieck so datmen haer doot verwachte Doe wert daer ghemaect een grote clage van haer medesusteren wenende ende gode biddende dat hijse noch wilde ghesparen So en wilde die goedertieren here sijn deuote dienstmaechden niet langhe laten in tribulacien Want inden naesten nacht doe si alle wachten nae tverscheyden van sinte Jde Soe was daer een deuote suster geheten Sapiencia leggende bisonder in groter droefheit ende wenende, die welc van gode vertroost wert seggende haer aldus Ida mijn gheminde en sal nv niet steruen om dies wille dat ic met veel gebeden tranen ende suchten bedwongen ben hair leuen te verlingen Al ist nochtans dat ic een mijnre geminder cortelic gecondicht heb datse in dit iaer steruen soude Aldus genas sinte Jde vander siecten ende leefde noch .xiij. iaren tot veelder menschen stichticheyt

Als dan den termijn haers leuens naecte so sloechse god met eender groter siecten so datse gestadelic te bedde lach een iaer lanck verbeydende met vruechden den dach haers verscheydens. Ende opten .xi. dach van December so gaf si hair siel inden handen gods ende ontfinck den loon der glorien int iaer ons heren [30v] M.CC.xxxi. nae datse in sinte Bernaerts ordene geheten de ordene van Cisteau. xvi. iaren ende .ix. maenden geleeft hadde sijnde in haer .xxxi. iaer

Daer na was een nonne te Rameye die so vercout was in haer hooft met groten hooftsweer Ende want die blijde hoochtijt ons heren hemelvaerts nakende was so was si des ander dages te meer begerende om verlost te werden op datse dan mit hair stemme soude mogen gode louen singende den heyligen dienst daer si doe onbequaem toe was Ende daer om aenriepse deuotelic sinte Jde, gelouende te visiteren haer graf ende haer te dancken. Des anderen dages als si dat gebeden hadt so was si ghesont ende bequame om te singen ende dancte sinte Jden met reuerencien

Jtem een conuers van Rameye had een grote siecte drie iaer lanc so dat hi leggen noch slapen en conde Ende so wert hi hopende bi verdienten van sinte Jden te mogen gesont werden, ende ghinc op eenen auont tot haren graue, ende neder vallende met sulker deuocie als hi conde badt hi der heyliger maget datse hem helpen wilde Ende sijn gebet wert verhoort ende hi keerde weder gesont ouer mits haer verdienten ende hulpe. Ende daer na en geuoelde hi noyt die selue siecte

Jtem noch so gebuerdet datter een ionc knecht int selue clooster diende te Rameyen die seer herden ende swaren cortse lijdende was ende noch ander grote pine inden lichaem. Ende so gheuielt op een auontstonde dat hi denckende wert hoe dat veel lieden op sinte Jden graf gesontheyt vercregen hadden van haren siecten. Ende ter stont met desen betrouwen stont hi op van sinen bedde ende beruoets ghinc hi tot haren graue ende sijn gebet doende viel hi in slape. Daer nae ontsprack hi ende vant hem al ghesont ende keerde weder met grooter bliscapen gode louende

Het was een broeder vander predicaren orden die lange tijt so sieck was vanden tantsweer dat hi nauwelijck eeten noch slapen en conde Ende bi gheualle quam hi bi een conuers die ouer hem hadde eenen tant van sinte Jden Als die predicaer dat verstont so nam hi den tant ende leyden in sijn mont, ende doe verghinc den tantsweer bi verdienten der heyliger maghet ende hi werdt ghesont ende gheuoelde daer toe grote suetieheyt na dat hij en wt sinen monde ghedaen hadde

Dat 129ste kapittel. Van de heilige Sint Ida van Nijvel.

De eerwaardige maagd Christus Ida van Nijvel bekeerde zich tot God van jongs af aan. Als andere jonge maagdjes speelden dan bleef ze thuis bij haar moeder en diende God. Zeer ootmoedig was ze, zedig, gezeglijk. Ook was ze zeer goedertieren en ontfermde arme zwakke mensen. Want ze plag te Nijvel achter straten te gaan aan om aan vrienden en vreemden te bidden om schoenen en om kleren voor de armen en om brood, vlees en andere nooddruft die ze de armen trouw uitdeelde.

Toen ze 16 jaar oud was zo ging ze tot de heilige religie van Sint-Bernards orde te Rameyen in Waals Brabant. En toen de gratie God in haar groeide en noch novice zijnde zo was ze op een tijd opgetogen in hoge bespiegeling en ze sprak lieflijk tot de koning der glorie en bad hem ootmoedig voor een van haar geminde zustertje die met het hart gekweld was. Toen antwoordde haar onze heer en vroeg; ‘Dochter, wat begeer je van mij.’ Ze zei; ‘Heer, heb ik gratie gevonden in uw ogen zo toon me een zeker teken van haar behoud.’ Toen antwoordde haar onze heer; ‘Zie, ik toon u de glorieuze plaats van onuitsprekelijke vreugde die ik haar in het einde zal geven zonder einde.’ Toen was de maagd Christus zeer verblijd en ter gelegenheid van deze openbaring zo ontving ze ook openbaring van toekomende dingen, te weten van de staat van sommige van haar vrienden die geschied waren datgene dat ze in de geest bekende.

Daar was een zustertje van 11 jaren en noch scholier die een grote ziekte had. Sint Ida bezocht haar en zei; ‘Ik bid u mijn geminde zuster dat ge de 7 nachten na uw dood terugkomt tot mij en me dan boodschapt hoe dat het met u is.’ Ze antwoordde; ‘Ik zal het graag doen, is het dat God het me toestaat.’ Toen dat kind gestorven was kwam ze niet terug de 7de nacht, maar de 28ste openbaarde ze zich en zei aldus; ‘Tot nu toe ben ik geweest in purgerende plaatsen omdat ik gevoed ben geweest van nooddruft die met onrein geld waren betaald.’ Daarna vroeg ze naar haar vrienden, soms levend en soms dood. Toen antwoordde ze; ‘Van sommigen die leven zijn enige op de weg die tot het eeuwige leven leidt en zullen behouden worden. Anderen zijn in zorgelijke staat en het is te vrezen dat ze uit het eeuwige leven gesloten zullen worden.’ Toen zei voort Sint Ida en vroeg noch; ‘Ik bid u zeg me of mijn leven God behaagt en hoe dat is tussen hem en tussen mij.’ Daarop antwoordde de geest met blij gelaat; ‘Och, hoe wel, hoe wel,’ toen zei Sint Ida; ‘Hoe lang zal ik leven in deze ellende’.’De geest antwoordde; ‘In dit jaar zal je reizen tot de heer.’ Toen scheidde de geest uit haar ogen tot de eeuwige glorie.

Nauwelijks 6 maanden daarna zo werd die heilige maagd Christus zeer ziek zodat men haar dood verwachtte. Toen werd daar een groot geklaag gemaakt van haar medezusters die weenden en God baden dat hij haar noch wilde sparen. Zo wilde de goedertieren heer zijn dienstmaagd niet lang in moeilijkheden laten. Want in de volgende nacht toen ze allen wachten op het verscheiden van Sint Ida was daar een devote zuster geheten Sapiencia die in bijzondere grote droefheid lag en weende en die van God getroost werd en zei tot haar aldus; ‘Ida mijn geminde, zal nu niet sterven omdat ik met veel gebeden, tranen en zuchten gedwongen ben haar leven te verlengen. Al is het nochtans dat ik mijn beminde net verkondigd heb dat ze in dit jaar sterven zal.’ Aldus genas Sint Ida van de ziekte en leefde noch 13 jaar tot veel mensen stichtelijk.

Toen dan de termijn van haar leven naakte zo sloeg God haar met een grote ziekte zodat ze steeds te bed lag en een jaar lang wachtte met vreugde op de dag van haar verscheiden. En op de 11de dag van december zo gaf ze haar ziel in de handen van God en ontving het loon der glorie in het jaar ons heren in 1231. Nadat ze in Sint-Bernards orde, geheten de orde van Cteaux, 16 jaren en 9 maanden geleefd had en was in haar 31ste jaar.

Daarna was er een non te La Rame die zo verkouden was in haar hoofd met grote hoofdpijn. En omdat de blijde hoogtijdag van onze heer hemelvaart nakende was zo begeerde de andere dag te meer om verlost te worden opdat ze met haar stem God zou mogen loven en zingen de heilige dienst daar ze toen onbekwaam toe was. En daarom riep ze devoot Sint Ida aan en beloofde haar te bezoeken aan haar graf en haar te danken. De volgend dag toen ze dat gebeden had zo was ze gezond en bekwaam om te zingen en dankte Sint Ida met reverentie.

Item, een convers van La Rame had een grote ziekte drie jaar lang zodat hij liggen noch slapen kon. En zo begon hij te hopen door verdienste van Sint Ida gezond te mogen worden en ging op een avond naar haar graf en neer vallend met zulke devotie als hij kon bad hij de heilige maagd dat ze hem helpen wilde. En zijn gebed werd verhoord en hij keerde weer gezond vanwege haar verdienste en hulp. En daarna voelde hij nooit dezelfde ziekte.

Item, noch zo gebeurde het dat er een jonge knecht in hetzelfde klooster diende te La Rame die aan een zeer harde en zware koorts leed en noch ander grote pijn in het lichaam. En zo gebeurde het op een avondstond dat hij bedacht hoeveel lieden op Sint Ida’ s graf gezondheid gekregen hadden van hun ziekten. En terstond met dit vertrouwen stond hij op van zijn bed en barrevoets ging hij tot haar graf en deed zijn gebed en viel in slaap. Daarna sprong hij op en vond hem geheel gezond en keerde weer met grote blijdschap en loofde God.

Het was een broeder van de predikanten orde die lange tijd zo ziek was van tandpijn zodat hij nauwelijks eten noch slapen kon. En bij toeval kwam hij een convers tegen die voor hem had een tand van Sint Ida. Toen die predikant dat verstond zo nam hij de tand en legde het in zijn mond en toen verging de tandpijn door verdienste van de heilige maagd en hij werd gezond en voelde daarna grote zoetigheid nadat hij het uit zijn mond gedaan had.

Dat .xxx. capitel Van sinte Jden van Leeuwen.

EEn ander maghet vander seluen name Jde was in Brabant, dye [31r] gheboren was wter outster stat van Brabant geheten Leeuwe. Haer vader was een eerwaerdich wijs man geheten Gilbert, ende haer moeder heet ooc Jda Ende hair dochter Jda was van ioncx op seer sachtmoedich onnosel ende goedertieren Ende als si .xiiij. iaren out was so begeerdese in meerder vriheit den coninc der glorien te dienen ende ginc int voorseide clooster te Rameyen in die ordene van Cisteau, daer si lange tijt gode diende in abstinencien, in oracien, in heylige wakingen, in silentien ende ander goddienstige wercken

Dese bruyt cristi so lange als si leefde ontfincse geerne dat heylich sacrament des lichaems ons heren wanneer si mochte in grooter sueticheyt haers herten diese dan gheuoelde Want op een tijt als si dat lichaem Christi ontfangen had, so berispte haer minlijck een nonne aldaer, om datse geen ablucie en nam wten kelcke Doen antwoorde sinte Jde aldus Als de heylige dieuuldicheit in mi verblijt ende die godheyt int herte iubileert ende mijnen geest een wert met mijnen gheminden Hoe meendi dan mijn suete suster, als ic dit geuoel dat ick den kelck gesmaken can Die selue suster vraechde haer Wat is die vereeninge metten gheeste gods, als die tesamen met haer ghemenget werdt Doe antwoorde die heylige maghet aldus. Ghelijck een dropel waters in een vol vat wijns, also ist dan

Als sinte Jde op een tijt eenen deuoten religiosen man een secreet dinc geopenbaert hadt so badt hi haer om orlof dat te moghen sommighe menschen voort te seggen Doe verboot sijt hem seggende datse haer seer ontsach den name van heylicheden ydelic te crigen

Naemaels bekende si den tijt harer doot te naken ende si begeerde tlichaem christi te ontfangen. Ende des ander dages daer na so beslootse haer heylich leuen met eenen saligen eynde verscheydende van deser werlt ende ontfangende den loon der eewiger glorien

Dat 30ste kapittel. Van Sint Ida van Leeuw.

Een andere maagd van dezelfde naam Ida was er in Brabant die geboren was uit de oudste stad van Brabant geheten (Gors-op-) Leeuw. Haer vader was een eerwaardig wijs man geheten Gilbert en haar moeder heette ook Ida. En haar dochter Ida was van jongs af aan zeer zachtmoedig, onschuldig en goedertieren. En toen ze 14 jaren oud was zo begeerde ze in grotere vrijheid de koning der glorie te dienen en ging in het voornoemde klooster te Rameyen in de orde van Cîteaux daar ze lange tijd God diende in onthouding, in gebed, in heilig waken, in zwijgzaamheid en andere godsdienstige werken.

Deze bruid Christus ontving zo lang ze leefde ze graag dat heilige sacrament van het lichaam van onze heer als ze kon in grote lieflijkheid van haar hart die ze dan voelde. Want op een tijd toen ze dat lichaam van Christus ontvangen had zo berispte haar minlijk een non aldaar omdat ze geen ablutie nam uit de kelk. Toen antwoordde Sint Ida aldus; ‘Als de heilige Drievuldigheid in mij verblijdt en de godheid in het hart jubelt en mijn geest een wordt met mijn geminde, hoe denk je dan, mijn lieve zuster, als ik dit voel dat ik de kelk smaken kan.’ Diezelfde zuster vroeg haar; ‘Wat is die vereniging met de geest Gods als die tezamen met haar gemengd wordt.’ Toen antwoordde de heilige maagd aldus. ‘Gelijk een druppel water in een vol vat wijn, alzo is het dan.’

Toen Sint Ida op een tijd een devote religieuze man een geheim ding geopenbaard had zo bad hij haar om verlof om dat sommige mensen te mogen voortzeggen. Toen verbood zij het hem en zei dat ze zich zeer ontzag de naam van heiligheid te krijgen.

Later bekende ze dat de tijd van haar dood naakte en ze begeerde het lichaam van Christus te ontvangen. En de volgende dag daarna zo besloot ze haar heilig leven met een zalig einde en scheidde van deze wereld en ontving het loon der eeuwige glorie.

Dat .xxxi. capitel. Van sinte Jden van Louen

INdie stadt van Louene was een eerweerdige maget van eerbaren ende rijcke ouders gheboren ende hete Jde Die welcke op een tijt als si mit haer moeder ter kercken gegaen was in teederen iaren noch sijnde, alsmen inder missen dat heylige sacramente ophief, soe sach si een vierighe sterre met groter claerheit ghemenget met rootheden op den outaer dalen ende al verlichtende Als dese maget een simpel ende heylich leuen leyde .xij. iaren out sijnde van allen ijdelheyden deser werelt afkeerende. Soe mishaghede haren vader haer oeffeninge ende hi wasse moyelic met scarpen woirden sonder haer verdienten des hi van gode geplaget was Want veel vaten in sijn kelder hebbende om te vercopen so werdense alle azijn. Twelck also geschiede ontrent alder kinderen daghe inden wintere Mer die heylige maget hebbende compassie met haren vader so badt si onsen here dat hijt haren vader vergeuen wilde. Ende hi wert verhoort ende die wijn creech weder sinen eersten smake

Jtem die bose geest dede hair ooc dicwil hinder ende pijndese te beletten in haren gebeden ende oeffeningen, hem dicwil verthonende in eyselijcker gedaenten ende met groten stancke haer camer ver- [31v] vollende Mer so dicwils als die vyant hair voortbrachte scadelike lust oft genuechte so wapende si hair metten scilde der passien ons heeren daer op denckende deuotelick.

Jtem aen haer lichaem droechse een haren cleet Haer beddeken was ghemaect van drogen wyngaerts rijse, ende out verschimmelt broet adtse met vrolijker herten. Op een tijt inden somer leefdese .xi. dagen lanck van lijnden bloyesel oft bloemen

Jtem dicwils buychde si haer knyen ter aerden des dages .xi.C. werf, doende ooc also veel gebeden tot onsen here Ende si gheesselde al haer lichaem met scarpen roeden van hulst gemaect Ende in alt gheen dat si dede so sochte si allene godt tot eenen ghetughe haerder secreten

Jtem want sinte Jde haer geheelijc oeffende inder passien ons liefs heren so prente onse here Jhesus bi eenen ymagineerliken visioen sijn heylighe vijff wonden in haer handen, voeten ende sijde Jn welcke vijf stede si hadt ronde ringen van verscheyden verwen Ende sonderlinge inder sijden hadde si een open gat, daer in datse grote pine geuoelde ende ooc sonder grote pine en conde si niet gheliden datse yemant aen de side ghenaecte Ende daer toe heeftse groten hooftsweer gehadt datse scheen de doornen crone te dragen. Siende dan sinte Jde dat dese wonden bi genen rade van menschen genesen en mochten, sorghende dies vanden volcke gheert te werden. So badtse haren hemelschen brudegom dat hi doch die teekenen der wonden wt haren lichaem doen wilde Twelc also geschiede, mer si bleef lijdende die pijne in die voorscreuen steden

Het quam tot haer op eenre tijt een arm man in verworpen gedaente, biddende om herberge, dien si in haer camer ontfinck. Ende doen sach hi op hair aensichte ende dede open haer borst ende hem seluen daerin sinckende soe verschiet hi wt haren ogen. Doe bekendese dattet god was, ende terstont so werdt si ontfunct inder minnen der armoeden Doe ontclede si haer ende ginc tot eender cluysen daer bi staende ende dede snode cleederen aen, waer mede dat si ghinc achter straten dair also verthonende in snoden ende verworpen habite in allen plaetsen ende steden daerse te voren ghewandelt hadde costelijcken geciert sijnde met eerlike clederen wanttet haren state wel toe behoorde Maer in desen state gincse ter kerken, ende hoorde misse ende dede dit so bedectelic dat si cume yemant kende, ende dan wert haer herte met sulcker minnen tot gode ontfunct, datse ouermits grote vuericheit wt haren nase ende mondt bloeyede, so dattet pauiment bestort werdt met haren bloede Twelck haer wtermaten dicwil gebuerde datse van haren vrienden ende naesten dwaes ende sinneloos gerekent wert Ende op eenen dach so wertse driewerf gebonden ende ghegeesselt mer in allen lijdsaemheit tonende, so bleef si gode louende ende doe lieten sise gaen.

Dicwil begheerde se ten heyligen sacramente te gaen, mer si en dorstet haren biechtvader niet te kennen geuen. Ende dicwil ghebuerdet als die priester inder missen dat heylich sacrament nutte, datse dat ooc ontfinc biden dienste der engelen gheuoelic bi roke ende bi smake. Jtem ouermits grote begeerte theylich sacrament te ontfangen ende wten kelck te drincken, op een tijt so barste [32r] veel bloets wt haren nase ende monde Twelc doe een priester inden geest bekende ende gaf haer tlichaem ons heren ende lietse wten kelck drincken

Het was een goede vrou die met deser maget sinte Jden begheerde eenen nacht te sijn, twelc si liet geschien Doe sach die vrouwe een hemels lichte op haer dalen, wt welcken lichte haer herte verlicht wert ende ontfinc een grote soeticheyt ende deuocie des geests.

Het was ooc een baghijne die dese maghet hadde ghenoot ter maeltijt. ende si en hadt niet te drincken dan bier mer biden gebede van sinte Jden soe verwandelde dat bier in goeden wijn.

Dicwil quamen die visschen inden water tot haren handen ende desghelijcx die voghelen

Si hadt een suster die hair quadertieren was ende bespottese Mer op een tijt sach die suster op haer dalen een hemels licht ende achter die tijt beterde si haer Daer na sterf haer suster haestelic, mer sint Jde mit haren heiligen gebede verwectse vander doot ende si leefde veel iaren dair na.

Het wert gheopenbaert enen deuoten monick der ordenen van premostreyt, dat hi ghelijc verdiente hadt metter eerwerdiger maget Jde, ende doe ginc hise visiteren ende doen kenden si malcander ende hadden voortaen een herte in god.

Op een tijt als si misse hoirde so sach si die gloriose maget Maria ende sinte Elizabeth met sinte Jan baptista, die een vat bracht met heten water. Maria ende Elyzabeth ontcleden dat kindeken Jhesum ende baydent. Daer na leydet Maria opten schoot van sinte Jden die Jhesum onthelsde Daer nae eyschte Maria die moeder gods hair kindeken weder, mer Jda en wouder niet af scheiden, ende waren aldus in minliken gheschille oft twist tot Agnus dei vander missen ende doe verschiet dat visioen

Dicwil gebuerdet dat si int ontfangen dat lichaem ons heren ouermits grote minne so weeck wert datse op hair benen niet staen en conde oft voort gaen.

Daer na ghincse totter ordenen van Cisteau int cloostere te Rosendale by Mechelen. Ende daer wert ghesien van vele haer medebroederen als si ten heyligen sacramente ghinc dat die moeder gods Maria ende sinte Jan euangelist haer leyden ende weder brachten.

Jtem haer biechtvader vraechde hair op een tijt of si niet met ydelre glorien getempteert en waer. Si antwoorde aldus Dat god die here mi gegeuen heuet die ouerdencke ic, ende dit ouertellende aenmercke ic als oft si mi niet gegeuen en waren, mer yemant anders, so geweerdicht mi de alre goedertierenste Jhesus te voortcomene met sijn benedijnghen. Mer vader ick bid v dat ghijt niemant kenlijck maken wilt dan wt saken van deuocien ofte yemants stichtinge mijnen naem verswigende.

Dicwil sachmen wt haer ogen licht schijnen als der sonnen licht Ende die susteren geuoelden wonderlike sueticheit wt haer gaen Ende somwijlen verstont si die scriftueren bi godliker inspiratien. Ende op sint Jan baptisten dach sach si dat gulden cronen den nonnen singende gegeuen werden. Ende die duuen aen der kercken wonende quamen tot hair als haer dat beliefde.

Ten laetsen als god haer van deser werelt verlossen wilde so wertse met eenen strangen coortse begrepen, ende ontfangende die heylige sacramenten so gaf si haren geest in gods handen, [32v] ontfanghende den loon der eeuwiger glorien Jnt iaer ons heren .M.CC. opten sesten dach van Oogstmaent

Dat 31ste kapittel. Van Sint Ida van Leuven.

In de stad van Leuven was een eerwaardige maagd van eerbare en rijke ouders geboren en heette Ida. Die op een tijd toen ze met haar moeder ter kerke gegaan was en noch in tedere jaren was en toen men in de mis dat heilige sacrament ophief zo zag ze een vurige ster met grote helderheid gemengd met roodheid op het altaar dalen en alles verlichtte. Toen deze maagd die een eenvoudig en heilig leven leidde en 12 jaren oud was en zich afkeerde van alle ijdelheid van deze wereld, zo mishaagde haar vader haar oefeningen en hij was moeilijk met scherpe woorden zonder haar verdiensten, dus werd hij van God geplaagd. Want hij had veel vaten in zijn kelder om te verkopen zo werden ze alle azijn. Wat alzo geschiedde omtrent aller kinderdagen (28 december, onnozele kinderen) in de winter. Maar de heilige maagd had medelijden met haar vader en zo bad ze God onze heer dat hij het haar vader vergeven wilde. En hij werd verhoord en de wijn kreeg weer zijn eerste smaak.

Item, die boze geest deed haar ook vaak hinder en pijnigde haar om haar te beletten in haar gebeden en oefeningen en vertoonde hem vaak in ijselijke gedaante en met grote stank vulde hij haar kamer. Maar zo vaak als de vijand haar schadelijke lust of genoegen voortbracht zo wapende ze zich met het schild der lijden van onze heer en dacht daaraan devoot.

Item, aan har lichaam droeg ze een haren kleed. Haar bedje was gemaakt van droge druiventakken en oud verschimmeld brood at ze met vrolijk hart. Op een tijd in de zomer leefde ze 11 dagen lang van linde bloeisel of bloemen.

Item, vaak boog ze haar knieën ter aarde, per dag wel 900 maal en deed ook alzo veel gebeden tot onze heer. En ze geselde al haar lichaam met scherpe roeden van hulst gemaakt. En in al hetgeen dat ze deed zo zocht ze alleen God tot een getuige van haar geheimen.

Item, omdat Sint Ida zich geheel oefende in het lijden van onze lieveheer zo prentte onze heer Jezus door een afbeelding visioen zijn heilige vijf wonden in haar handen, voeten en zijde. In welke vijf plaatsen ze ronde ringen had van verschillende kleur. En vooral in de zijde had ze een open gat waarin dat ze grote pijn voelde en ook zonder grote pijn kon ze het niet lijden dat iemand die zijde raakte. En daartoe heeft ze grote hoofdpijn gehad zodat het leek dat ze de doornenkroon droeg. Sint Ida zag dat deze wonden bij geen raad van mensen genezen mochten en bezorgt dus om van het volk geerd te worden. Zo bad ze haar hemelse bruidegom dat hij toch de tekens der wonden uit haar lichaam wilde doen. Wat alzo geschiedde, maar ze bleef de pijn lijden in die voorschreven plaatsen.

Her kwam op een tijd een arme man in verworpen gedaante en bad om herberg die ze in haar kamer ontving. En toen keek hij naar haar aanzicht en deed haar borst open en zonk zichzelf daarin en zo scheidde hij uit haar ogen. Toen bekende ze dat het God was en terstond zo werd ze ontstoken in der minne van de armoede. Toen ontkleedde ze zich en ging tot een kluis die daarbij stond en deed snode kleren aan waarmee dat ze ging achter straten en vertoonde zich in snode en verworpen habijt in alle plaatsen en steden daar ze tevoren kostbaar versierd en gewandeld had met fatsoenlijke kleren want dat behoorde wel tot haar staat. Maar in deze staat ging ze ter kerke en hoorde mis en deed dit zo bedekt zodat nauwelijks iemand haar herkende en dan werd haar hart met zulke minne tot God ontstoken zodat ze vanwege de grote vurigheid uit haar neus en mond bloedde zodat het plaveisel bestort werd met haar bloed. Wat haar uitermate vaak gebeurde zodat ze van haar vrienden en naasten dwaas en geestloos gerekend werd. En op een dag zo werd ze driemaal gebonden en gegeseld maar vertoonde zich in alle lijdzaamheid en zo bleef ze God loven en toen lieten ze haar gaan.

Vaak begeerde ze te heilige sacrament te gaan, maar ze durfde het haar biechtvader niet te kennen geven. En vaak gebeurde het als de priester in de mis dat heilig sacrament nuttigde dat ze ook ontving bij de dienst de engelen en voelde het bij rook en bij smaak.

Item, vanwege grote begeerte het heilig sacrament te ontvangen en uit de kelk te drinken, op een tijd zo barstte veel bloed uit haar neus en mond. Wat toen een priester in de geest bekende en gaf haar het lichaam van onze heer en liet haar uit de kelk drinken.

Het was een goede vrouw die met deze maagd Sint Ida begeerde een nacht te zijn, wat ze liet geschieden. Toen zag die vrouwe een hemels licht op haar dalen, uit welk licht haar hart verlicht werd en ontving een grote lieflijkheid en devotie van geest.

Het was ook een begijn die deze maagd had uitgenodigd ter maaltijd en ze had niets te drinken dan bier, maar bij gebed van Sint Ida veranderde dat bier in goede wijn.

Vaak kwamen de vissen in het water tot haar handen en desgelijks de vogels.

Ze had een zuster die haar kwaad toe droeg was en haar bespotte. Maar op een tijd zag die zuster op haar dalen een hemels licht en na die tijd verbeterde ze zich. Daarna stierf die zuster al gauw, maar Sint Ida met haar heilig gebed wekte haar van de dood op en ze leefde veel jaren daarna.

Het werd een devote monnik van de orde de premonstreit geopenbaard dat hij gelijke verdienste had met de eerwaardige maagd Ida en toen ging hij haar bezoeken en toen kenden ze elkaar en hadden voortaan een hart in God.

Op een tijd toen ze de mis hoorde zo zag ze de glorieuze maagd Maria en Sint Elizabeth met Sint Johannes de Doper die een vat bracht met heet water. Maria en Elizabeth ontkleden dat kindeken Jezus en baden het. Daarna legde Maria het op de schoot van Sint Ida die Jezus omhelsde. Daarna eiste Maria, de moeder Gods, haar kindeken weer, maar Ida wilde er niet van scheiden en waren aldus in minnelijk geschil of twist tot het Agnus van de mis en toen verdween dat visioen.

Vak gebeurde het dat ze in het ontvangen van het lichaam van onze heer vanwege de grote minne zo week werd dat ze op haar benen niet staan kon of voortgaan.

Daarna ging ze tot de orde van Cteaux in het klooster te Rozendaal bij Mechelen. En daar werd gezien door veel van haar medebroeders als ze te heilige sacrament ging dat de moeder Gods Maria en Sint Johannes evangelist haar leiden en terugbrachten.

Item, haar biechtvader vroeg haar op een tijd of ze niet met ijdele glorie getemperd was. Ze antwoordde aldus. ‘Dat God de heer gegeven heeft dat overdenk ik en dit vertellende merk ik alsof ze me niet gegeven waren, maar iemand anders, zo gewaardigt me de aller goedertierenste Jezus voort te komen met zijn benijden. Maar vader, ik bid u dat gij het niemand bekend maken wil dan uit zaken van devotie of iemands stichting mijn naam verzwijgt.’

Vaak zag men licht uit haar ogen licht schijnen als het zonnelicht en de zusters voelde wondelrijke zoetigheid uit haar gaan. En soms verstond ze de schrift bij goddelijke inspiratie. En op de dag van Sint Johannes de Doper zag ze dat de gouden kronen de nonnen zingend gegeven werden. En de duiven die bij de kerk wonen kwamen tot haar als haar dat beliefde.

Tenslotte toen God haar van deze wereld verlossen wilde zo werd ze met een strenge koorts begrepen en ontving de heilige sacramenten zo gaf ze har geest in Gods handen en ontving het loon der eeuwige glorie in het jaar ons heren 1200 op de zesde dag van augustus.

Dat .xxxij. capitel. Van die heylige maghet Lutgaert van Ewyers

JNden Brabantschen acker heeft ooc gegroeyet een suuerlijke planteyt die eerwerdige ende goedertieren Lutgaert, die wt Haspegouwe geplant wert int cloostere te Ewyers in wals Brabant Mer daer te voren hadt si tot haren .xij. iaren int clooster van sinte Katherina bi Sintruyen geset geweest daer si woonde ontrent .xij. iaren ende was dair priorinne, mer hair werde geraden van enen eerwerdigen, deuoten geleerden man geheten meester Jan van Liere die haer leuen wel kende, datse ghinge int clooster van ewiers in sinte Bernaerts orden. Ende want men daer walsche tale sprac die si niet en conde so hadse lieuer int clooster van Erkenroede gegaen vander seluer ordene Mer haer wert in haer visioen toe gesproken aldus Jc wille dat ghi tot Ewiers gaet, ende doet gijs niet ic sal v laten. So begafse haer tot Ewiers gods rade gehoorsaem sijnde met gesater herten, dair si in allen duechden toe nam Ende in dier tijt begonsten vele nieuwe cloosteren gefondert te werden in walsch Brabant die dese maget Lutgaert begeerden te kiesen Ende als si dat vernam so keerde si haer tot onser lieuer vrouwen met veel tranen haer deuotelic biddende dat mochte belet werden

Dese heylighe maghet pijnde haer van dier tijt voort met grooter sorchfuldicheit tot god scouwende ende volcomen leuen te geuen, nacht ende dach in haren gebeden gode vierichlic dienende Ende na die leeringen vanden sueten leeraer sinte Bernaert soe pijnde se haer neerstelijken inden ghetijden te verdrijven alle gedachten goede ende quade alleen te dencken op tgeen dat si sanck oft las Mer want si dat niet doen en conde ouermits menichfuldicheit der gedachten, so was si seer verslagen in hair consciencie ende verhaelde anderwerf ende derdewerf haer getiden Ende niemant van haer vrienden en constense te vreden stellen, mer si baden onsen here voor haer dat hise vander scrupuloosheyt verlossen wilde Ende siet corts hier na verwecte god eenen scaepherder. gelijc wilen Amos die prophete, ende hi quam tot Ewyers latende sijn scapen in dat velt wel .xiij. mijlen van daer, ende hi ginc totter saligher Lutgaert Ende daert veele ander hoorden seyde hi tot hair aldus Dit seit die here En hebt gheen droefheit meer noch scrupel van dinen getijden te betalen, want dijn ghebeden sijn behagelic minen aenschijne Als die scaepherder dit dus geseit hadde so keerde hi ter stont weder om, so dat hem niemant en vraechde wie hi ware Maer de deuote Lutgaert gheuoelde wel in haer herte dat van gods wegen quam ende rustede voort aen in vreeden harer consciencien sonder enige ongeordineerde scupuloosheit Ende ten waer niet te seggen in hoedaniger snelheyt hairs geests si gode diende inden getijden

Op een tijt als Lutgaert inden chore vesper sanck soe sach een nonne tegen ouer staende dat een vlamme claer lichts wt haren monde opsloech ten hemelwaert, om twelck si seere verslaghen was Maer als die vesperen wt waren so ghinc Lutgaert tot haer ende [33r] vermaendese datse niet veruaert en ware want inder waerheit gods werck was.

Die eerwerdige heere Jan abt van Hafflighem quam wt deuotie op een tijt hair visiteren mede brengende eenen man die Lutgaerden aenschouwende int aenschijn seer verslagen ende beschamet wert, twelc die abt mercte Ende als si van daer gescheyden waren so vraechde hi den man oft hi die heylige vrouwe gesien had Doe suchtede die man seggende Ja, ic hebse gesien ende in haer aensichte ben ick also verslagen mits eyslicheyt mijnder sonden, dat ic bi harer hulpen daer af verlost sal werden ende bi gods hulpe daer in niet weder vallen twelc die abt namaels wel bekende

Jnt clooster van vrouwen perck bi Louen was een seer deuote nonne hebbende eenen broeder vander minrebroederen orden die xij. iaren lanc een verlopen apostaet geweest hadde, diens dolinge si altijt beweende So wert Lutgaert gebeden dat si voor den broeder bidden wilde. Doe antwoorde si aldus Segt der goeder maget dat si te vreden si, want haer broeder sal dit iaer tot sijnre ordenen weder keeren, twelck also geschiede

Dese goedertieren maghet Lutgaert pijnde haer die getempteert ende getribuleert waren met wonderlike sorchfuldicheit te stercken ende te vertroosten sodat niemant ongetroost van haer en ghinc

Het wert van somige ghesien als si tsondaechs ten heyligen sacramente ghinc cranck sijnde van lichaem dat ij. engelen haer leyden ten outare. Ende op een ander stonde lange daer na wert ghesien dat die gloriose maget maria ende sinte Jan beptista haer volchden

Dese goede Lutgaert weende so veel biddende voir de sondige menschen dat haer aensicht daghelicx met tranen bestort was, ende haer droefheyt was so onsprekelike groot datse nau yemant aensien conste sonder groter bangicheit zijns herten So vertoonde hem onse here sijnre gheminder vriendinnen, ende met sijnre hant die hi om de sondige inden cruce wtrecte so vaechde hi alle hair tranen van haren aensichte seggende Jc wil datstu in deser droefheyt voor mijn sondare vertroost sijtste ende dattu voort aen met viericheden des herten inden gebede volherdes, biden welcken als wilen eer bi den tranen du keeren sulste den toren mijns vaders Ende in desen state bleef dese heilige maget tot harer doot toe

Daer na vijf iaer lanck wert si dagelicx geuisiteert vander moeder gods Maria oft van ander sonderlinge heyligen sonder nochtan de gestadige visitatie der engelen Ende nochtans in alle desen en vantse geen volcomen ruste tot dat si vant den heylich der heyligen haren scepper dit alre suuerste bouen al. Ende op eenen alre heyligen dach soe openbaerde haer een grote menichte van heiligen door een visioen Ende die heylige geest openbaerde haer dat si van den geeste ende gracie van hem allen vol was

So begeerdese noch met vierigen gemoede van desen leuen tot gode te comen hebbende altijt hair herte gekeert tot gode Ende onse heere verhoordese ende openbaerde hem tot haer, ende thonende sijn open wonden in handen, voeten, ende side so seide hi tot hair Sich mijn alre liefste dat mijn wonden tot di roepen dat ic die doot niet te vergeefs gestoruen en bin Met dinen arbeyde ende tranen sulstu sachten mijns vaders toren, op dat hi die sondaers niet en verdoeme mer datse bekeert werden ende datse leuen [33v]

Omtrent dees tijt sterf die paus Jnnocentius de derde, na dat hi te rome gehouden had dat consilie van Latranen die welck hem sienlijck openbaerde deser heiliger Lutgaert, die welck siende den geest met eenre barnender valmmen omvangen so vraechde si wie hi waer Ende hi antwoorde Jc ben Innocentius die paus Doe seide si suchtende Wat ist dat ghi onser alder vader dese grote pine lidet Hi antwoorde Jc was der eewiger pinen weerdich om drie saken, mer biden gebede ende hulpe der alder goedertierenste maget Maria, dien ic een clooster gesticht hebbe, so creech ic ten lesten berouwe mijnder sonden en ben de ewige doot ontgaen, nochtan sal ic seer wrede pine liden totten dage des wtersten ordels toe. Mer dat ic nv tot v come bidden om v hulpe dat heeft mi die moeder der ontfermherticheit van haren sone vercregen, doe verschiet hi van daer So gaf die goedertieren Lutgaert haer mede susteren te kennen die doot ende de noot des voorscreuen paeus Jnnocentius op datse voor hem baden ende seluer dede si wonderlike penitentie voor hem

Dat 32ste kapittel. Van die heilige maagd Lutgart (Sint Lutgardis) van Aywiers.

In de Brabantse akker is ook gegroeid een zuivere plant de eerwaardige en goedertieren Lutgart die uit Haspengouw geplant werd in het klooster te Aywiers in Waals Brabant. Maar daar tevoren had ze tot haar 12de jaar in het klooster van Sint Catharina bij Sint-Truiden geweest daar ze omtrent 12 jaren woonde en was daar priorin, maar haar werd aangeraden van een eerwaardige devote geleerde man geheten meester Jan van Lier die haar leven goed kende dat ze in het klooster van Aywiers ging in de orde van Sint-Bernard. En omdat men daar Waals sprak wat ze niet kon en zo was ze liever in het klooster van Erkenroede gegaan van dezelfde orde. Maar haar werd in een visioen aldus toegesproken; ‘Ik wil dat ge naar Aywiers gaat en doe je het niet zal ik u verlaten.’ Zo begaf ze zich naar Aywiers en was Gods raad gehoorzaam met matig hart daar ze in alle deugden toenam. En in die tijd begonnen vele nieuwe kloosters gefundeerd te worden in Waals Brabant die deze maagd Lutgart begeerden te kiezen. En toen ze dat vernam zo keerde ze zich tot onze lieve vrouwe met veel tranen en bad haar devoot dat het belet mocht worden.

Deze heilige maagd pijnigde haar van die tijd af met grote zorgvuldigheid tot God aanschouwen en volkomen te leven en te geven, nacht en dag in haar gebeden diende ze God vurig. En na de leringen van de lieve leraar Sint-Bernard zo pijnigde ze zich vlijtig in de getijden om te verdrijven alle gedachten, goede en kwade, alleen te denken op hetgeen dat ze zong of las. Maar omdat ze dat niet doen kon vanwege menigvuldigheid der gedachten zo was ze zeer verslagen in haar bewustzijn en verhaalde andermaal en de derde maal haar getijden. En niemand van haar vrienden kon haar tevreden stellen, maar ze baden onze heer voor haar dat hij haar van de nauwgezetheid verlossen wilde. En zie, gauw hierna verwekte God een schaapherder gelijk wijlen Amos de profeet en hij kwam naar Aywiers en liet zijn schapen in het veld wel 13 mijlen vandaar en hij ging naar de zalige Lutgart. En daar het vele anderen hoorden zei hij tot haar aldus; ‘Dit zegt de heer. En hebt geen droefheid meer noch zwaarheid van uw getijden te betalen want uw gebeden zijn mijn aanschijn behaaglijk.’ Toen de schaapherder dit aldus gezegd had zo keerde hij terstond terug zodat niemand hem vroeg wie hij was. Maar de devote Lutgart voelde wel in haar hart dat hij van Gods wege kwam en rustte voortaan in vrede van haar bewustzijn zonder enige ongeordende nauwgezetheid. En het is niet te zeggen in hoedanige snelheid van haar geest ze God diende in de getijden.

Op een tijd toen Lutgart in het koor de vesper zong zo zag ze een non tegenover haar staan dat er een heldere vlam uit haar mond opkwam ten hemel waart, waarom ze zeer verslagen was. Maar toen de vesper uit was zo ging Lutgart tot haar en vermaande haar dat ze niet bang was want het was in de waarheid Gods werk.

Die eerwaardige heer Jan, abt van Affligem kwam vanwege devotie op een tijd haar bezoeken en bracht mee een man die Lutgart aanschouwde in het aanschijn en zeer verslagen en beschaamd werd, wat de abt merkte. En toen ze vandaar gescheiden waren zo vroeg hij de man of hij die heilige vrouw gezien had. Toen zuchtte de man en zei; ‘Ja, ik heb haar gezien in haar aanzicht en ik ben alzo verslagen mits de ijselijkheid van mijn zonden zodat ik met de hulp van haar daarvan verlost zal worden en met Gods hulp en daar niet weer in val,’ wat de abt later wel bekende.

In het klooster van vrouwen perk bij Leuven was een zeer devote non die een broer had van de minderbroeder orde die 12 jaar lang een verlopen apostaat (afvallige) geweest had, wiens doling ze altijd beweende. Zo werd Lutgart gebeden dat ze voor de broeder bidden wilde. Toen antwoordde ze aldus; ‘Zeg de goede maagd dat ze tevreden is want haar broeder zal dit jaar tot zijn orde terug keren,’ wat alzo geschiedde.

Deze goedertieren maagd Lutgart pijnigde zich die verleid en en gekweld waren met wonderlijke zorgvuldigheid te versterken en te vertroosten zodat niemand ongetroost van haar ging.

Het werd van sommige gezien als ze zondags te heilige sacrament ging en zwak zijnde van lichaam dat er 2 engelen haar leiden ten altaar. En op een ander tijd lang daarna werd gezien dat die glorieuze maagd Maria en Sint Johannes de Doper haar volgden.

Deze goede Lutgart weende zoveel en bad voor de zondige mensen zodat haar aanzicht dagelijks met tranen bestort was en haar droefheid was zo onuitsprekelijk groot zodat ze nauwelijks iemand kon aanzien zonder grote bangheid van zijn hart. Zo vertoonde zich onze heer zijn beminde vriendin en met zijn hand die hij vanwege de zondige uit het kruis trok zo veegde hij al haar tranen van haar aanzicht en zei; ‘Ik wil dat u in deze droefheid voor mijn zondaars getroost bent en dat u voortaan met vurigheid van hart in het gebed volhardt, waarbij als er zoals wijlen eerder de tranen komen dan zal u de toorn van mijn vader krijgen.’ En in deze staat bleef deze heilige maagd tot haar dood toe.

Daarna vijf jaar lang werd ze dagelijks bezocht van de moeder Gods Maria of van andere bijzondere heiligen zonder nochtans de gestadige bezoeken der engelen. En nochtans in al dezen vond ze geen volkomen rust totdat ze vond de het heilige der heiligen, haar schepper, de aller zuiverste boven al. En op een Allerheiligen dag zo openbaarde haar een grote menigte van heiligen door een visioen. En die Heilige Geest openbaarde haar dat ze van de geest en gratie van hem geheel vol was.

Zo begeerde ze noch met vurig gemoed van dit leven tot God te komen en had altijd haar hart gekeerd tot God. En onze heer verhoorde haar en openbaarde zich tot haar en toonde zijn open wonden in handen, voeten en zijde en zo zei hij tot haar; ‘Ziet mijn allerliefste, dat mijn wonden tot u roepen dat ik de dood niet tevergeefs gestorven ben. Met uw arbeid en tranen zal u verzachten mijn vaders toorn zodat hij de zondaars niet verdoemd, maar dat ze bekeerd worden en dat ze leven.’

Omtrent deze tijd stierf de paus Innocentius de derde nadat hij te Rome gehouden had dat concilie van Lateranen die hem zichtbaar openbaarde deze heilige Lutgart die de geest zag met een brandende vlam omvangen zo vroeg ze wie hij was. En hij antwoordde; ‘Ik ben de paus Innocentius.’ Toen zei ze zuchtend; ‘Wat is het dat ge onze aller vader deze grote pijn lijdt.’ Hij antwoordde; ‘Ik was de eeuwige pijn waard om drie zaken, maar bij het gebed en hulp der aller goedertierenste maagd Maria voor wie ik een klooster gesticht heb zo kreeg ik tenslotte berouw van mijn zonden en ben de eeuwige dood ontgaan, nochtans zal ik zeer wrede pijn lijden tot de dag van het laatste oordeel toe. Maar dat ik nu tot u kom bidden om uw hulp dat heeft me de moeder der ontferming van haar zoon verkregen,’ en toen verdween hij vandaar. Zo gaf die goedertieren Lutgart haar medezusters te kennen de dood en de nood van de voorschreven paus Innocentius opdat ze voor hem baden en zelf deed ze wonderlijke penitentie voor hem.

Op een ander tijt als die eedel vrou Marie seer sieck was des eersten hertoge Henricx van brabant tweeste huysvrouwe die dochter was van coninc Philips van vrancrijke die sinte Lodewijcx des heyligen conincx oude vader was so ontbootste Lutgaerden die si van ouden tijden seer beminde, datse doch bade voor haer. Als lutgaert haer gebet had gedaen, so ontbootse weder der hertoginnen datse van haren bedde niet opstaen en soude, met datse hair biechten ende bereyden soude ende met betrouwen den here verwachten Ende also Lutgaert gheseyt hadde so sterf die hertoginne die na hair doot openbaerde segghende datse bider hulpen der glorioser maget Marien diese in hair leuen seer ghemint hadde ende ghedient, van den vegeuier verlost soude werden, ende die vruecht der hemelen besitten

Des gelijcx so voorseyde dese heylige maget die doot van heere Godeuaert des Borchgrauen sone van Bruessel die ooc sieck lach

Omtrent .ix. iaren eer dat dese heylige maghet Lutgaert van aertrijcke verschiet, so ontfinck si van gode enigerhande voorspel van rustigen leuen ende van eender saliger doot, Want si verloos dat gesichte van haren ogen, twelc si alte pacientlicken lijdende was want si vercreech des te meerder claerheyt des hemelschen lichts in harer herten binnen Mer si was een dinck beclagende in haerder blintheit dat si haer geestelike vrienden in dit leuen nemmermeer sien en mocht, waer om haer herte dicwils becommert was Welc simpelheit der begeerten haer god afnam seggende tot haer aldus dese woorden Die blintheit die ic di toegesonden heb wiltse danckelic ende lijdtsamelic ontfangen. Want ick gheloue di dat dijn siele wten lichaem ghenomen sal werden sonder vegeuier ende ghestelt in den throne der glorien, daer nemmermeer duysterheyt noch droefheit en is mer dat eewige licht is daer schijnende ende verblidende die sielen der rechtuerdigen menschen Ende als van dijnen vrienden so sal ick di besorgen dat ghi se int ewige leuen hier bouen sien sult. Dit verstande die heylighe maghet Luytgaert wert seer vertroost ende verblijt gode danckende van synder onghemetender goedertierenheyt [34r]

Jtem omtrent een iaer eer dat dese heylige gods vriendinne van aertrijke scheyden soude so openbaerde hem tot haer onse lieue heere Jesus cristus met blijden aenschine seggende aldus Nv is aenstaende dat eynde dijns tijtliken arbeyts, alleenlick eyssche ic dit iaer drie dingen van di

De eerste is dattu van dinen vercregen weldaden dancbaer sijtste ende dair in versoect die hulpe oft bistant der heyligen.

Dat tweeste dat ick van di eysschende ben, is, dattu voor mijnen sondaren di geheel wtstortes in dienen gebeden tot minen hemelschen vader

Dat derde dattu sonder enigen andere sorchuuldicheit met groter begeerten tot mi begheers te comen

Jtem .xv. dagen voor haer doot openbaerde hair die gloriose moeder gods Maria met sinte Jan baptista ende seyden tot haer Nv is aenstande dijn eynde ende die crone der rechtuerdicheit, niet langer en willen wi di hier te sijne, want alle die burgeren des hemels di verwachten Ende veel ander heyligen quamen dicwils tot hair in groten ghetale Ende ooc somighe haer gheestelike vrienden die voor haer gestoruen waren thoonden grote vruechde, want si corts haer gheselscap verwachteden

Jtem op der heyliger drieuuldicheyt auont so wertse metten cortse bestaen. Ende des maendaechs dair na so quam om hair te visiteren een conueers des cloosters van Haffligem, wantse grote minne totten broeders van Haffligem hadt om die heilicheyt haers leuens ende obseruancie der ordenen, die in dier tijt daer gehouden wert Doe seide die broeder tot haer Oft god gaue dat ons here de abt wiste dat ghi dus sieck sijt Doe seide si Mijn alder liefste vrient sal morghen comen ende mi besien Waer af hem die conueers seer verwonderde meenende dat niet geschien en soude Des morgens als die abt op twee milen na daer verbi leet niet wetende dat Lutgaert soe cranck was so seide hi totten genen die bi hem waren Laet ons gaen sien vrouwe Lutgaert, want icse in langen tijt niet gesien en heb, so quam hi tot Ewiers Ende als hi in haer camere quam so was die heylige maget in den here verblijt op sittende in hair beddeken ende sijn hant houdende so seide si Nv scheide ic mijnalder liefste vrient ende niet lieuer en laet ic onder den hemel dan v Weet dat die mogende heere Jhesus Christus mi vertroost heuet van v. Ende mits dien so sweechse ende bleef in grooter vrolicheden hares geests opwaerts siende ten hemel

Des saterdages daer na volgende als die vre des doots nakende was so hiefse haer ogen ten hemelwaert, ende ontfangende haer sacramenten, so verschiet hair siele seer suetelijc wt haren lichaem met sanghe des hemelschen heyrs ontfaende de crone der ewiger glorien Jnt iaer ons heeren .M.CC.xlvi. opten .xi. dach vander maent Junii, int .xi. iaer vanden tweeden hertoge Heynric van Brabant Ende si was out als si sterf .lxiiij. iaer

Als si gestoruen was tot een tekene van maechdeliker onnoselheit so blincte haer aensichte als een lelie ende hair lichaem was sacht als side aen te tasten

Jtem alsmen dit heylige dode lichaeme wasschen soude alsoot gewoonlicken is, so was daer een suster die tgebruken harer hant verloren hadt. Ende bi gheualle alsoot god verhengen wilde datse metter selfder hant daer dat [34v] lichaem nakende was so wert die hant gansliken ende al genesen, dies si gode ende der heyliger Lutgaert dancte ende loofde

Jtem heer Alaert al daer sijnde cappellaen hadt grote pine in sijnen dume die wtermaten seer was gheswollen Ende desgelijcx vrouwe Oede suppriorinne al daer hadt grote pine aen haer hant die geswollen was Ende elc bant daer aen vander heyliger Lutgaerden reliquien ende ter stont so werden si ghenesen

Het was een edel vrouwe die lange tijt lach in arbeyde van kinde Ende haer wert gebracht een coorde van paerts hare gedrayet, daer die goedertieren lutgaert haer mede plach te gorden op haren naecte lichaem, ende die vrouwe leydet op haren buyck, ende ter stont baerde si haer kint sachtelic ende salichlijc in verwonderingen van allen die daer waren Ende dit selue is geproeft ende beuonden in veel ander plaetsen ende personen

Op een andere tijd toen die edele vrouw Marie zeer ziek was, de tweede huisvrouw van de eerste hertog Hendrik van Brabant die en dochter was van koning Filips van Frankrijk, zo ontbood ze Lutgart die ze van oude tijden zeer bemind dat ze toch voor haar bad. Toen Lutgart haar gebed had gedaan zo ontbood ze weer de hertogin dat ze van haar bed niet opstaan zou, maar dat ze zich biechten en bereiden zou en met vertrouwen de heer verwachten. En alzo Lutgart gezegd had zo stierf de hertogin die na haar dood aan haar openbaarde en zei dat ze met de hulp van de glorieuze Maria die ze in haar leven zeer gemind en gediend had van het vagevuur verlost zou worden en de vreugde van de hemel bezitten.

Desgelijks zo voorspelde deze heilige maagd de dood van heer Godfried, de zoon van de burchtgraaf van Brussel die ook ziek lag.

Omtrent 9 jaren eerder dat deze heilige maagd Lutgart van aardrijk scheidde zo ontving ze van God enigerhande voorspel van rustig leven en van een zalige dood. Want ze verloor dat gezicht van haar ogen wat ze al te geduldig leed want ze kreeg des te meer helderheid van het hemelse licht in haar hart binnen. Maar ze beklaagde een ding in haar blindheid dat ze haar geestelijke vrienden in dit leven nimmermeer zien mocht, waarom haar hart vaak bekommerd was. Welke eenvoudigheid der begeerten haar God afnam en zei tot haar aldus deze woorden. ‘De blindheid die ik u toegezonden heb wil ze dankbaar en lijdzaam ontvangen. Want ik beloof u dat uw ziel uit het lichaam genomen zal worden zonder vagevuur en gesteld in de troon der glorie daar nimmermeer duisterheid noch droefheid is, maar daar het eeuwige licht daar schijnt en verblijdt de zielen der rechtvaardige mensen. En van uw vrienden zo zal ik u bezorgen dat ge ze in het eeuwige leven hierboven zal zien.’ Dit verstond de heilige maagd Lutgart en werd zeer vertroost en verblijd en dankte God van zijn onmetelijke goedertierenheid.

Item, omtrent een jaar dat deze vriendin van God van aardrijk scheiden zou zo openbaarde zich tot haar onze lieve heer Jezus Christus met blij aanzicht en zei; ‘Nu is dat einde van uw tijdelijke arbeid aanstaande, alleen eis ik in dit jaar drie dingen van u.

De eerste is dat u van uw verkregen weldaden dankbaar bent en daarin verzoekt de hulp of bijstand der heiligen.

Dat tweede dat ik van u eis is dat u voor mijn zondaren u geheel uitstort in uw gebeden tot mijn hemelse vader.

Dat derde dat u zonder enige andere zorgvuldigheid met grote begeerte tot mij begeert te komen.’

Item, 15 dagen voor haar dood openbaarde haar de glorieuze moeder Gods Maria met Sint Johannes de Doper en zeiden tot haar; ‘Nu is uw einde aanstaande en de kroon der rechtvaardigheid, niet langer willen we hier bij u zijn, want alle burgers van de hemel verwachten u.’ En veel ander heiligen kwamen vaak tot haar in groot getal. En ook sommige van haar geestelijke vrienden die voor haar gestorven waren toonden grote vreugde omdat ze gauw haar gezelschap verwachtten.

Item, op de Heilige Drievuldigheid avond zo werd ze met koorts bestaan. En de maandag daarna zo kwam haar bezoeken een convers van het klooster van Affligem, want ze had grote minne tot de broeders van Affligem vanwege de heiligheid van hun leven en observantie der orde die in die tijd daar gehouden werd. Toen zei de broeder tot haar; ‘Als God gaf dat onze heer de abt wist dat ge aldus ziek bent.’Toen zei ze; ԍijn allerliefste vriend zal morgen komen en me bezien. Waarvan hem de convers zeer verwonderde en meende dat het niet geschieden zou.’ s Morgens toen de abt op twee mijlen na daar voorbijging en niet wist dat Lutgart zo ziek was zo zei hij tot diegene die bij hem waren. ‘Laat ons gaan zien vrouwe Lutgart, want ik heb haar in lange tijd niet gezien ,’zo kwam hij te Aywiers. En toen hij in haar kamer kwam zo was die heilige maagd in de heer verblijd en zat op haar bedje en hield zijn hand vast en zo zei ze; ‘Nu scheid ik mijn allerliefste vriend en niets liever laat ik onder de hemel dan u. Weet dat de vermogende heer Jezus Christus me vertroost heeft van u.’ En mitsdien zo zweeg ze in bleef in grote vrolijkheid en zag met haar geest omhoog ten hemel.

De zaterdag daaropvolgende toen het uur van de dood naakte zo hief ze haar ogen ten hemel waatr en ontving haar sacramenten en zo scheidde haar ziel zeer lieflijk uit haar lichaam met gezang van het hemelse leger en ontving de kroon van de eeuwige glorie. In het jaar ons heren 1246 op de 11de dag van de mand juli in het 11de jaar van de tweede hertog Hendrik van Brabant. En ze was oud toen ze stierf 64 jaar.

Toen ze gestorven was en tot teken van maagdelijke onschuld zo blonk haar aanzicht als een lelie en haar lichaam was zacht als zijde aan te tasten.

Item, toen men het heilige dode lichaam wassen zou zoals het gewoon is zo was daar een zuster die bij het gebruik haar hand verloren had. En bij toeval zoals God het toestaan wilde dat ze met dezelfde hand daar ze het lichaam mee aanraakte zo werd ze geheel en al genezen, dus ze God en de heilige Lutgart dankte en loofde.

Item, heer Adelhard die aldaar was en kapellaan was had grote pijn en zijn duim die uitermate zeer gezwollen was en desgelijks vrouwe Oede sub priorin aldaar had grote pijn aan haar hand die gezwollen was en elk bond daaraan van de heilige Lutgart een relikwie en terstond zo werden ze genezen.

Er was een edele vrouwe die lange tijd in arbeid van kind lag. En haar werd gebracht een koord van paardenhaar gedraaid daar de goedertieren Lutgart haar mee plag te omgorden op haar naakte lichaam en de vrouw legde het op haar buik en terstond baarde ze haar kind zachtjes en zalig tot verwondering van allen die daar waren. En ditzelfde is beproefd en bevonden in veel ander plaatsen en personen.

Dat .xxxiij. capitel. Van broeder Thomas die compositoer des boecx vander Byen.

INden tiden vander voorseider heiligher Lutgaert ende vanden derden hertoge Henric van Brabant so leefde in Brabant dye vierighe minnaer der menschen salicheit ende een groot predicare broeder Thomas geheeten van Cantypre, van edelen geslachte geboren tot Leeuwe bi bruessel Die welc ginc inder ordenen vanden predicaren ende wert supprior int conuent te Louen Ooc so wert hi gecoren penitentiarius om te horen biechte. welck officie hi hanteerde wel .xxx. iaren lanck in verscheyden bisdommen Mer want hi noch ionc was ende alrehande sondaren biecht begonste te horen, so wert hi wten horen met swaer temptatien ghequelt van binnen Ende mits dien seer verslagen sijnde in hem seluen so ghinc hi totter maghet Luytgaert van Ewyers als tot sijnre gheesteliker moeder die doe ter tijt noch leefde ende gaf haer den last sijnre herten te verstane. Doen si dat verstont soe keerde si tot haren ghebede twelc ghedaen sijnde so sprac si tot hem aldus Sone keert weder om tot uwer plaetsen ende arbeyt om die sielen te winnen Christus sal bi v sijn een bescermere ende ooc een leeraer, die in biechte te horen v mogentliken verlossen sal van den fellen geschutten der boser duuelen ende sal vermeerderen in v sijn gracie. Van dien daghe voort soe beuant hi dye prophecie van Lutgaerden in hem warachtich, want hoe hi onreynder dingen inder biechten hoorde, hoe dat hi min daer op achte. Ende in hem vermeerderde voort aen den geest der wijsheit ende der kennissen gods

Also dese broeder Thomas noch een ionc kint was so plach hem sijn vader met tranen ende met deuocien te vermanen tot studeren ende tot gheesteliken leuen ende seyde aldus O mijn beminde sone als ic ouer die zee ghereyst was om te visiteren Jerusalem ende dat heylich lant, so quam ic ter plaetsen gheheeten den swarten berch, daer veel heremiten in verscheyden cellen gode dienden Ende van eenen van hen lieden daer ic mijn sonden tegens biechte so ontfinc ic voor een antwoorde dat ic mijn sonden met penitentien niet lichteliken en soude connen af gewasschen, mer had ic een sone den welcken ick ter leeringen [35r] stelde ende dat hi een goet bequaem priester werde, so mocht ic door hem werden gheholpen Ende door desen raet so plach Thomas als hi priester gheworden was openbaerlic in sijn sermoen ende ooc heymelic ghebet voor sijns vaders siele te eysschen ende in veel manieren hem te helpene Ende als hi somwilen voor sinen vader geen misse en dede als hi belet was so sach hi sijn vader inden slape hem verthonende schinende al doorwont, sijn handen wtreckende ende hem beclagende dat hi sinen vader niet en hielpe

Dese weerdige Thomas heeft bescreuen in claren sermoene dat leuen vander heyligher maghet Lutgaert voorseyt, ende dat leuen vander wonderliker Cristinen van Sintruyen. Oec heeft hi gescreuen den boeck vander natueren der dinghen, dair hi .xv. iaren ouer arbeyde Ende voort den boeck van den prelaten ende ondersaten gheheten den boeck vanden Byen, daer hi veel in ghescreuen heeft van schonen ende loofliken dingen weerdich te gedincken die in sinen tijde in Brabant gheschieden, ende van heylige ende weerdige personen die hi ghesien heeft

Dat 33ste kapittel. Van broeder Thomas, de samensteller van het boek der bijen.

In de tijd van de voornoemde heilige Lutgart en van de derde hertog Hendrik van Brabant zo leefde in Brabant de vurige minnaar der mensen zaligheid en een grote predikant broeder Thomas geheten van Cantimpré, van edel geslacht geboren te (Sint Pieters) Leeuwe bij Brussel. Die ging in de orde van de predikanten en werd sub prior in het convent te Leuven. Ook zo was hij gekozen penitentiaris om biecht te horen welk officie hij hanteerde wel 30 jaar lang in verschillende bisdommen. Maar, omdat hij noch jong was en allerhande zondaren biecht begon te horen, zo werd hij van dat horen met zware bekoringen gekweld vanbinnen. En mitsdien was hij zeer verslagen in zichzelf zo ging hij naar de maagd Lutgart van Aywiers als tot zijn geestelijke moeder die toen der tijd noch leefde en gaf haar de last van zijn hart te verstaan. Toen ze dat verstond keerde ze tot haar gebed en toen dat gedaan was zo sprak ze tot hem aldus; ‘Zoon, keer wederom tot uw plaats en werk om de zielen te winnen, Christus zal bij u zijn als beschermer en ook een leraar die in biecht te horen u mogelijk verlossen zal van het felle geschut van de boze duivel en zal u vermeerderen in zijn gratie.’ Van die dag voort zo bevond hij de profetie van Lutgart in hem waarachtig want hoe hij onreiner dingen in de biecht hoorde, hoe dat hij minder daarop achtte. En in hem vermeerderde voortaan de geest der wijsheid en de kennis Gods.

Toen deze broeder Thomas noch een jong kind was zo plag hem zijn vader met tranen en met devotie te vermanen tot studeren en tot geestelijk leven en zei aldus; ‘O mijn beminde zoon, toen ik over de zee gereisd was om Jeruzalem te bezoeken en dat heilige land zo kwam ik ter plaatse geheten de zwarte berg daar heremieten in verschillende cellen God dienden. En van een van hen daar ik mijn zonden tegen biechtte zo ontving ik voor een antwoord dat ik mijn zonden met penitentin niet licht zou kunnen afwassen, maar had ik een zoon die ik ter lering stelde en dat hij een goede bekwame priester werd zo mocht ik door hem geholpen worden.’ En door deze raad zo plag Thomas toen hij priester geworden was openbaar in zijn sermoen en ook heimelijk gebed voor zijn vaders ziel te eisen en op veel manieren hem te helpen. Als hij soms voor zijn vader geen mis deed als hij belet was zo zag hij zijn vader in de slaap en vertoonde hem al schijnend en doorwond en stak zijn handen uit en beklaagde zich dat hij zijn vader niet hielp.

Deze eerwaardig Thomas heeft beschreven in heldere sermoenen dat leven van de heilige maagd Lutgart voorzegt en dat leven van de wonderlijke Christina van Sint-Truiden. Ook heeft hij dat boek van de naturen der dingen geschreven daar hij 15 jaren over werkte. En voort het boek van de prelaten en onderzaten geheten het boek van de Bijen waarin hij veel geschreven heeft van mooie en loffelijke dingen waardig om te gedenken die in zijn tijd te Brabant geschiedden en van heilige en waardige personen die hij gezien heeft.

Dat .xxxiiij. capitel. Van vele doorluchtige oft heylige personen in Brabant

DEse broeder Thomas seyt in dat voorseyde boeck vanden Byen. Wi hebben gesien den eerwerdigen seer edelen man Coenraet eerstwerf abt van Villers, daer na van Cisteau, ten lesten bisscop ende cardinael te Romen die in wonderlijker wijsheyt sijn officie hanteerde Niet te min hi gaf hem tot contemplacien nochtans, wanneer hi allene mochte sijn. Van desen man heb ic bi properlijker waerheyt verstaen van here willem abt van Villers, dat die vingheren sijnre handen daer hi mede dat lichaem ons heren ghenaect lichtende waren bi nachte in duysternissen als keerssen, wanneer hi in boecken studeren wilde

Van desen eerweerdigen Coenraet hebben wi ontfangen bi ontwifelijcken geloue, als dat hi int lant van Brabant was dicwils visiterende deuotelijken dat graf vander saliger Marien van Oegnies. Als hi bi nachte was bedende so sach hi inden geest die heilige maget met gebogen knyen den Heere voor hem biddende, ende daer na soetelick troostende sinen arbeyt

Jc heb ooc gesien eenen anderen Coenraet vander predicaren ordenen tot Louen seer vuerich van leuen ende begeerlic totter menschen salicheyt Den welken als ic verhoorde dat hi steruen soude so quam ick tot hem daer hi stom lach ende als van hem seluen niet wetende. Mer als die vre naecte so hief hi sijn oogen ende handen op, ende mit vroliken aensichte aensiende dat crucifixe seyde hi dat veers Educ de carcere animam meam vt confiteatur nomini tuo domine Dat is te seggen Here leyt mijn siele wten kerckere op datse dinen name belijde Ende als hi dat driemael geseyt hadde, nederslaende sijn ogen verschiet hi

Dat 34ste kapittel. Van vele doorluchtige of heilige personen in Brabant.

Deze broeder Thomas zegt in dat voorgenoemde boek van de Bijen; ԗij hebben gezien de eerwaardige zeer edele man Koenraad, eerst abt van Villers, daarna van Cteaux, tenslotte bisschop en kardinaal te Rome die in wonderlijke wijsheid zijn officie hanteerde. Niettemin begaf hij hem tot overpeinzingen nochtans wanneer hij alleen mocht zijn. Van deze man heb ik goede waarheid verstaan van heer Willem, abt van Villers, dat de vingers van zijn hand waarmee hij dat lichaam van onze heer raakte lichtend waren bij nacht in duisternis als kaarsen wanneer hij in boeken studeren wilde.

Van deze eerwaardige Koenraad hebben we ontvangen bij ontwijfelbaar geloof toen hij in dat land van Brabant was en vaak dat graf bezocht van de zalige Maria van Oignies. Toen hij in de nacht aan het bidden was zo zag hij in de geest de heilige maagd met gebogen knien de Heer voor hem bidden en daarna lieflijk troostte zijn arbeid.

Ik heb ook gezien een andere Koenraad van de predikanten orde tet Leuven, zeer vurig van leven en begeerlijk tot de mensen zaligheid. Die toen ik dat hij sterven zou zo kwam ik tot hem daar hij stom lag en van zichzelf niets wist. Maar toen het uur naakte zo hief hij zijn ogen en handen op en met vrolijk aanzicht zag hij dat kruis en zei het vers; ‘Educ de carcere animam meam ut confiteatur nomini tuo domine.’ Dat betekent;’Heer, leidt mijn ziel uit de kerk opdat ze uw naam belijdt.’ En toen hij dat driemaal gezegd en zijn ogen neersloeg zo verscheidde hij.

Noch was een monic vander orden van Cisteau dien ic twijfel gesien te hebben daermen dit mirakel af vertelde. Als tlant van Brabant met snee bedect was so was dese monic dolende in tvelt te paerde, ende hi vant inden couden snee liggende een alte schonen kindeken, als [35v] van drie iaren seer weenende, dies hi medeliden had ende ginc vanden paerde ende omhelsede dat kindeken weenende so weende hi mede ende vraechde wat hi hadde Dat kindeken sweech, ende hi vragede weder Waer is v moeder, hebdi v moeder verloren Ten lesten seyde dat kint noch meer versuchtende Eylaes, eylaes, waer om en soudic niet wenen, ghi siet dat ic gebreck lidende in die coude sitte ende niemant ontfaet mi ter herbergen. Doe hief die monick tkint op ende custet seggende En weent niet meer soete kindekin, ick sal v thuys dragen ende sal v doen voeden Ende dit seggende waende hy metten kinde opt paert te climmen, ende dat kint ontghinc hem ende verschiet wt sinen arme, want het was Jesus der maget sone Doe viel die monick neder op die eerde ende weende bitterlijck Als hi so lange ghelegen had so wert hi achter na geuonden van eenen knechte ende hy wert opt paert gheset ende te huys gheleyt Ende alsmen hem vraechte waer om hi weende, so en const hi dien nachte anders niet segghen dan Aylaes goet kindeken, alder schoonste kindeken, waer om hebdi my gelaten, waer om so sijdi so haestelic wech ghegaen, waer om heb ic v verloren Daer na wert hi verlost ende hi verteldet eenen diet voort openbaerde den genen daer ict af hebbe onthouden

Noch was een monnik van de orde van Cteaux die ik twijfel gezien te hebben waar men dit mirakel van vertelt. Toen het land van Brabant met sneeuw bedekt was zo doolde deze monnik in het veld te paard en hij vond in de koude sneeuw liggen een al te mooi kindje als van drie jaren die zeer weende, dus had hij medelijden en ging van het paard en omhelsde dat wenende kindje en zo weende hij mede en vroeg wat hij had. Dat kindje zweeg en hij vroeg weer, ‘waar is uw moeder, heb je uw moeder verloren. Tenslotte zei dat kind en zuchtte noch meer; ‘Eilaas, eilaas, waarom zou ik niet wenen, ge ziet dat ik gebrek lijd en zit in de koude en niemand ontvangt me ter herbergen.’ Toen hief die monnik het kind op en kuste het en zei; ‘Ween niet meer lief kindje, ik zal u thuis dragen en zal u laten voeden.’ En dit zeggende waande hij met het kind op het paard te klimmen en dat kind ontging hem en scheidde uit zijn armen, want het was Jezus, de zoon van de maagd. Toen viel die monnik neer op de aarde en weende bitter. Toen hij lang zo gelegd had zo werd hij daarna gevonden van een knecht en hij werd op het paard gezet en thuis geleid. En toen men hem vroeg waarom hij weende zo kon hij die nacht niets anders zeggen dan;’ Eilaas, goed kindje, allermooiste kindje, waarom heb je me verlaten, waarom ben je zo haastig weg gegaan, waarom heb ik u verloren.’ Daarna werd hij verlost en hij vertelde het een persoon voort en openbaarde het diegene waarvan ik heb het onthouden.

Voort seit broeder Thomas. Bruessels een edel ende grote stadt in Brabant daer in is een hospitael van armen van groter liefden ende van goeder religien Nota. Dit is dat gasthuys bi sinte Goedelen daer sinte Vrsule patronersse is. etcetera. Jn deser plaetsen hebben wi ghesien een suster seer arbeydende, die ten lesten sterf van groter siecten. Ende als si van tertie tijt tot vespertijt doot gelegen hadde so wertse weder leuende ende op rechte, ende roepende haer mede susteren seyde si hem ende allen die daer teghenwoordich waren Daghelicx so heb ick gheeert in minen leuen dat maechdelijcke heyr van Colene, ende bi haren ghebede ben ic nv vanden vegeuier verlost ende ben bedwongen totten leuene weder te keeren. Op dat ic alle den genen die haer lieder memorie werdichlic eeren condigen soude toecomende hulpe inder doot, so verre als si alsulck steruen dat hem tgebet helpen mach Jn ghetugenissen van dien so geue ick ander weruen mijnen gheest Ende ter stont starf si weder

Voorts zegt broeder Thomas. Brussel is een edele en grote stad in Brabant en daarin is een hospitaal van armen van grote liefde en van goede religie. Nota. Dit is dat gasthuis bij Sint Goedele daar Sint Ursula patrones is, et cetera. In deze plaats hebben we gezien een zuster die zeer werkte die tenslotte stierf van grote ziekte. En toen ze van tertie tijd tot vespertijd dood gelegen had zo werd ze weer levend en richtte zich op en riep haar medezusters en zei hen allen die daar tegenwoordig waren. ‘Dagelijks zo heb ik geëerd in mijn leven dat maagdelijke leger van Keulen en bij hun gebed ben ik nu van het vagevuur verlost en ben gedwongen tot het leven terug te keren. Opdat ik al diegenen die hun lieden memorie het waard zijn te verkondigen de toekomende hulp in de dood in zo ver als zulke sterven dat hen het gebed helpen mag. Als getuige van die zo geef ik andermaal mijn geestՠen terstond stierf ze weer.

Jn Brabant heb ic heymelijc gekent een maghet van sonderlinger heylicheyt, die bi sekeren ghetugenisse van warachtigen broederen vander predicaren orden beuonden is in haer sijde hebbende een grote wonde bi vele iaren Te weten ouermits der aendachten der passien Christi ende sijnre wonden. ende van deser wonden vloeyde by nae eenpaerlic bloet bi groter quantiteyt Van welcken bloede tot sekerheyt van dier miraculen wi sagen in een glasen vaetken bewaert sijnde sonder veranderinge der verwen oft des rokes

Jn Brabant heb ic ooc gesien een nonne die opghetogen wert inden gheest so dicwils als si wat hoorde vander vroeghden des ewich leuens Ende als si daer nae een weynich gherust hadde so wert si blinckende in haer aensichte, ende met besloten ogen gafse wt haren monde so soeten geluyt van stemmen dat gheen melodye daer bi te gelijcken en is [36r]

In Brabant heb ik heimelijk gekend een maagd van bijzondere heiligheid die er zekere getuigen van waren broeders van de predikanten orde en bevonden is dat ze in haar zijde al jaren een grote wonde heeft. Te weten vanwege de aandacht aan het lijden van Christus en zijn wonden en van deze wonden vloeide bijna steeds bloed in grote hoeveelheid. Van welk bloed tot zekerheid van die mirakels zagen we dat het in een glazen vaatje bewaard werd zonder verandering van kleur of geur.

In Brabant heb ik ook gezien een non die opgetogen werd in de geest zo vaak als ze wat hoorde van de vreugde van het eeuwig leven. En toen ze daarna had gerust had zo begon ze te blinken in haar aanzicht en met gesloten ogen gaf zo uit haar mond zoՠn mooi geluid van stem dat geen melodie daarbij te vergelijken is.

Noch was int clooster van Ewyers in walsch Brabant een nonne edele van geslachte ende heylich van leuen gheheten ionffrouwe Lijsbeth van Wans. die van ioncx op seer deuoot was Mer haer ouders benidende hair heylicheit gauense te huwelike eenen eerlijken ridder tegen haren wille, metten welcken si in een bedde een iaer lanck slapende, nochtans onbeulecte maget bliuende. Ende tot alle plaetsen volchde haer dat beelde van onsen here Jhesu cristi gecruyst bi drie iaren lanck Ende als sy yet onreins oft quaets int ghedachte hadde, so dede onse heere sijn hant van den cruce die leggende op haer borst, ende verdreef also de temptacien ende onreyne ghedachten wt harer herten. Dese deuote maget hadt dicwil veelrehande spraken metten heyligen engelen

Op een tijt so wertse opgetogen in dat hemelsche paradijs, daer si veel wonderlike misterien sach, ende bouen al so heeft se mi beleden, datse daer die gelijckenisse sach vanden menschen die behouden sijn Niet [alleene] vanden leuenden [die] als doe gheboren waren, mer ooc van dier tijt voort totten eynde vander werelt geboren souden werden, ende ooc in wat state si behouden sijn, als in maechdeliken state, in huwelijcken state, in weduweliken state Als sise dan sach inden werelt, daer af si die gelijckenisse hadt ghesien inden hemel, so bekende sise sonderlinghe wten aenschouwen int aensichte, al en hadde sise noyt te voren ghekent ofte gesien, ende ter stont so wiste si die te onderscheyden den staet ende verdiente van eenen yegelijken Twelc een wtnemende grote gracie ende ghifte van gode was, als dat dye heylighe maghet so veel secreten den ghemeynen mensche verborgen gheweten conde Ende die waerheyt van desen dinghen heb ick in mi seluen beuonden, dyes mi god ghetuge si inden wtersten dage des oerdels, want si mi minen staet claerliken thoonde, ende met bescheyden woorden condich makede, die welcke niemant en wiste dan ick ende mijn biechtvader alleen Ende dit heb ic beuonden van veel anderen den welcken dat selue ooc van haer geschieden, gelijckerwijs alst van mi (alsoot voorseyt is) geschiet was Twelc seer wonderlick schijnt te gelouen ende nochtans warachtich is

Op een tijt sach dese heilige maget een edel ionffrouwe geheten Lijsbeth van Assche in groter pomperien ende cierheit der werlt Doe seide si tot hair Te vergeefs arbeydi ende v vrienden, want ic heb voorsien dat ghi in maechdelicken state steruen sult, twelck also geschiede

Noch was in het klooster van Aywiers in Waals Brabant een non, edel van geslacht en heilig van leven, geheten jonkvrouw Lijsbeth van Wans die van jongs af zeer devoot was. Maar haar ouders benijdden haar heiligheid en gaven haar ten huwelijk een eerlijke ridder tegen haar wil waarmee ze een jaar lang in een bed sliep en bleef nochtans een onbevlekte maagd. En te alle plaatsen volgde haar dat beeld van onze heer Jezus Christus gekruisigd wel drie jaren lang. En als ze iets onreins of kwaads in gedachten had zo deed onze heer zijn hand van het kruis en legde die op haar borst en verdreef alzo de verleidingen en onreine gedachten uit haar hart. Deze devote maagd had vaak velerhande woorden met de heilige engelen.

Op een tijd zo werd ze opgetogen in dat hemelse paradijs daar ze veel wonderlijke mysteries zag en bovenal zo heeft ze me beleden dat ze daar de gelijkenis zag van de mensen die behouden zijn. Niet alleen van de levende die toen ze geboren was, maar ook van die tijd voort tot het einde van de wereld geboren zouden worden en ook in welke staat ze behouden zijn zoals in maagdelijke staat, in huwelijkse staat of weduwen staat. Toen ze hen dan zag in de wereld waarvan ze de gelijkenis had gezien in de hemel zo herkende ze hen vooral uit het aanschouwen in het aanzicht al had ze hen nooit tevoren gekend of gezien en terstond wist ze te onderscheiden de staat en verdienste van iedereen. Wat een uitnemende grote gratie en gift van God was dat de heilige maagd zoveel geheimen van de gewone mensen verborgen weten kon. En de waarheid van deze dingen heb ik in mijzelf gevonden, dus God is mijn getuige in de laatete dagen van het oordeel want ze toonde mijn staat duidelijk en maakte het met bescheiden woorden bekend die niemand wist dan ik en mijn biechtvader alleen. En dit heb ik bevonden van veel anderen die datzelfde ook van haar geschiedden gelijk zoals het van mij (alzo het voorgezegd is) geschied was wat zeer wonderlijk schijnt te geloven en nochtans waar is.

Op een tijd zag deze heilige maagd een edele jonkvrouw geheten Lijsbeth van Asse in grote pomperij en sierlijkheid der wereld. Toen zei ze tot haar; ‘Tevergeefs werk je en uw vrienden, want ik heb voorzien dat ge in maagdelijke staat sterven zal,’ wat alzo gebeurde.

Het was een seer deuote maget in Brabant van graue bi Nyuele, die mit haer vriendinne, die ooc deuoot ende goet was, ghinc van Nyuele tot Lemlos ontrent twe mijlen weechs, ende si werden dolende inden wech. doe waren sy veruaert om dat perikel vanden bosschen, ende begonsten te wenen. Doe werden si voor hem siende een schoon iongelinc Ende so mi die een van hem lieden vertelde so had de iongelinc gelu ende crult hare, ghecleet mit witten clederen Doe gruetede hise vragende waer si gingen Si antwoorden dat si gingen te Lemlos vragende oft hi den wech wiste Doe seide hi Ja ic volcht mi na. Ende so ghinc hi voren al swigende ende si volchden, ende geen van beyden en conste spreken mits groter vruecht des herten ende verwonderingen [36v]

Ende doe si dat dorpe werden siende op een oghenblick verloren si haren leitsman Doe vielen si neder ter aerden ende werden bitterlic weenende, om datse alsulcken leytsman anders niet toe gesproken hadden. Daer na opstaende loofden si gode dit altijt houdende in harer memorien, ende daer wt toenemende in gheesteliken leuen

Het was een zeer devote maagd in Brabant van Grave bij Nijvel die met haar vriendin, die ook devoot en goed was, ging van Nijvel tot Lemlos omtrent twee mijlen weg en ze verdwaalde in de weg. Toen waren ze bang vanwege dat gevaar van de bossen en begonnen te wenen. Toen begonnen ze voor hen te zien een mooie jongeling. En zo me de ene van hen vertelde zo had de jongeling geel en gekruld haar gekleed met witte kleren. Toen groette hij ze en vroeg waarheen ze gingen. Ze antwoordden dat ze gingen te Lemlos en vroegen of hij de weg wist. Toen zei hij; ‘Ja ik, volg me na.’ En zo gin hij voor al zwijgend en ze volgden en geen van beiden konden spreken vanwege de grote vreugde van het hart en verwondering.

En toen ze dat dorp zagen op een ogenblik verloren ze hun leidsman. Toen vielen ze neer ter aarde en begonnen bitter te wenen omdat ze al zulke leidsman niet anders toegesproken hadden. Daarna stonden ze op en loofden God en behielden het altijd in hun memorie en namen daaruit toe in geestelijk leven.

Die eerweerdige meester Jan van Nyuele deken der kercken van Ludick versmadende alle rijcdommen ende glorien ghinc totten clooster van Oegnies aennemende die orden vander regulieren Cume gaf hi hem eenich tijt tot ledicheit oft ruste, altijt arbeydende om sielen te winnen Ende soe hi een sware ende lange siecte hadde so quam tot hem een groot meester wt hooch vrancrike, die hem wt minnen genesen woude op sijn selfs cost volcomelic binnen vier maenden. Doe meester Jan dat verstont so seide hi Wee mi allendich, ist dat ic dit vleesch (twelck rotten sal als god wil) oflate van prediken ende vander menschen salicheit, ia ooc drie weken, ende dat die sielen die christus met sinen bloede gecoft heeft vanden duuel ontrocken werden die bi mi ouermits hulpe der gracien gods verlost mochten werden. Dese salige man was ooc seer goedertieren totten armen. Ende als hi eenige arme ontmoette ende niet en hadt om te geuen soe was hi seer droeuich ende dede voor hem sijn deuoot ghebet in die stadt van lichameliker aelmoesen

Jtem op desen auont te voren eer dese weerdige man seer cranck sijnde inder nacht sterf, so quam daer een woest naect mensche die een truwant was. Ende sijnde buten int wterste deel des husen so badt hi om te mogen biechten tegen den heyligen man Mer hem wert geantwoort dat niet sijn en mocht ende so ghinc hi droeflic van daer. Dit bekende die heilige man binnen den huse leggende ende sprack tot eenen bi hem sijnde Brenget den man tot mi dien ghi verdreuen hebt Dit horende waren si alle bescaemt ende verwondert, ende si brachten den man dair, de welc zijn biechte seer nerstelic dede, ende gheabsolueert sijnde so schiet hi van daer Doe seide die heilige man voor hem allen aldus Ic en woude niet om duyst marck gouts ick en had dien man sijn biechte gehoort Hoort nv en wonderlijc dinck Als die man ontrent een vierendeel van eender milen gegaen was so viel hi neder ter aerden ende verschiet

Des nachts daer nae soe sterff dese heylighe man ende reysde totten heere Ende in dier tijt was een heylich man in Engelant predikende twoort gods. Ende so was dair int sermoen een sondersse die seer bitterliken rouwe hebbende van haren sonden onder alle tuolc riep met tranen totten predicant. O gods dienaer ontfermt doch mijnder, hoort mi allendighe ende absolueert mi van minen sonden Doe beual hi haer datse beyden soude tot na den sermoene. Corst daer na riepse weder om ende begeerde ghehoort te werden. Doen beloofde haer die predicant dattet sermoen haestelic voleyndt soude sijn Ende als si noch een luttel tijts hadde gerust so stontse op ende riep derdeweruen vreesliken, ende nederuallende op haer aensichte so verschietse

Dit siende die predicaer ende al tvolc so waren si alle veruaert ende verscrict. Ende hi badt alle den volcke met tranen datse gode baden dat hi yemandte ver [37r] thonen wilde hoe dat met die siele ware vander sonderssen Doe ginc die predicaer in sijn celle ende bleef daer in ghesloten drie dagen lanck sonder slapen ende sonder eten gestadich in sinen gebede Opten derden nacht so openbaerde haer de siele claerder dan die sonne seggende tot hem aldus Jc ben de siele dair ghi voor bidt ende ben van allen pijnen los, niet en gebreect mi dan den hemel op te varen Doe twifelde die predicant noch ende die siele seide weder. Dit sal v een teeken sijn dat ghi niet bedrogen en sult sijn Een geheeten meester Jan int lant van Brabant int clooster van Oygnies int bisdom van Ludick is nv dese vre gestoruen. Ende also hi altijt in sijn leuen ouver die arme ende ghequelde goedertieren was, also is nv sijn siele vanden engelen gods voor dat vegeuier gebracht, in welc veguier ic met ontaliker menichten ooc beuangen sijnde so wert sijn heylige siele met goedertierenheden beweget ouer die gheen die hi also kende ende hi badt ynnichlijc voor hem den here op datse vander pinen verlost mochten worden Ende ter stont wert hi van gode verhoort, niet allene voor den genen dair hi voor ghebeden had, mer ooc so werde ick met veel anderen verlost, ende hi wert met groter glorien inden hemel ontfangen. Als de siele dit gheseyt hadde so verschietse van daer. Die predicant sandt tot Brabant eenen bode met brieuen om de waerheyt te ondersuecken ende hi beuant dat die heylige man ten seluen dage ende vre gestoruen was, also die siele hadt gecondicht

De eerwaardige meester Jan van Nijvel, deken der kerk van Luik, versmaadde alle rijkdom en glorie en ging tot het klooster van Oignies en nam aan de orde van de regulieren. Nauwelijks gaf hij zich enige tijd tot leegheid of rust en werkte altijd om zielen te winnen. En zo hij een zware en lange ziekte had zo kwam tot hem een grote meester uit hoog Frankrijk die hem vanwege minnen genezen wilde op zijn eigen kosten volkomen binnen vier maanden. Toen meester Jan dat verstond zo zei hij; ‘Wee mij ellendige, is het dat ik dit vlees (wat rotten zal als God wil) aflaat van prediken en van de mensen zaligheid, ja ook drie weken, en dat de zielen die Christus met zijn bloed gekocht heeft van de duivel onttrokken worden die door mij vanwege de hulp van de gratie van God verlost mochten worden.’ Deze zalige man was ook zeer goedertieren tot de armen. En als hij enige arme ontmoette en niets had om te geven zo was hij zeer droevig en deed voor hem zijn devote gebed in plaats van lichamelijke aalmoes.

Item, op deze avond tevoren eer deze waardige man zeer ziek zijnde in de nacht stierf zo kwam daar een naakt en woest naakte mens die een bedrieger was. En was buiten in het uiterste deel van het huis en zo bad hij om te mogen biechten tegen de heiligen man. Maar hem werd geantwoord dat het niet zijn mocht en zo ging hij droevig vandaan. Dit bekende de heilige man die binnen het huis lag en sprak tot een die bij hem was; ‘breng de man die gij verdreven hebt.’Dit horende waren ze allen beschaamd en verwonderd en ze brachten de man daar die zijn biecht zeer vlijtig deed en geabsolveerd zijnde zo scheidde hij vandaar. Toen zei de heilige man voor hen allen aldus; ‘Ik wilde niet om duizend mark goud had ik die man zijn biecht niet gehoord.’ Hoort nu een wonderlijk ding. Toen die man omtrent een vierendeel van een mijl gegaan was zo viel hij neer ter aarde en verscheidde.

‘s Nachts stierf deze heilige man en reisde naar de heer. En in die tijd was er een heilige man in Engeland die het woord Gods preekte. En zo was daar in de preek een zondares die zeer bittere rouw had van haar zonden en riep onder al het volk met tranen tot de predikant; ‘O Gods dienaar, ontferm me toch, hoort mij ellendige en absolveer me van mijn zonden’; ‘Toen beval hij haar dat ze wachten zou tot na de preek. Gauw daarna riep zij weer en begeerde om gehoord te worden. Toen beloofde haar de predikant dat de preek gauw geindigd zou worden. En toen ze noch een tijdje had gerust zo stond ze op en riep een derde maal vreselijk en viel neer op haar aanzicht en zo verscheidde ze.

Dit zag de predikant en waren ze allen bang en geschrokken. En hij bad al het volk met tranen dat ze God baden en dat hij zich aan iemand vertoonde wilde hoe dat het met de ziel van de zondares ging, Toen ging de predikant in zijn cel en bleef daarin gesloten drie dagen lang zonder slapen en zonder eten en was steeds in zijn gebed. Op de derde dag zo openbaarde zich de ziel helderder dan de zon en zei tot hem aldus; ‘Ik ben de ziel daar ge voor bidt en ben van alle pijnen verlost, niets ontbreekt me dan de hemel op te gaan.’ Toen twijfelde de predikant noch en de zei weer; ‘Dit zal u een teken zijn dat ge niet bedrogen zal zijn. Een meester geheten Jan in het land van Brabant in het klooster van Oygnies in het bisdom van Luik is nu dit uur gestorven. En alzo hij altijd in zijn leven voor de armen en gekwelde goedertieren was alzo is nu zijn ziel van Gods van engelen voor dat vagevuur gebracht in welk vagevuur ik met ontelbare menigte ook bevangen zijn en zo werd zijn heilige ziel met goedertierenheid bewogen voor diegene die hij alzo kende en hij bad innig de heer voor hen dat ze van de pijn verlost mochten worden. En terstond werd hij van God verhoord en dat niet alleen voor diegenen waar hij voor gebeden had, maar ook zo werd ik met veel anderen verlost’ en hij werd met grote glorie in de hemel ontvangen’Toen de ziel dit gezegd zo verdween ze vandaar. De predikant zond naar Brabant een bode met brieven om de waarheid te onderzoeken en hij bevond dat die heilige man dezelfde dag gestorven als alzo de zieke had verkondigd.

Voort meer leestmen van veel ander weerdige personen exempelen ende getugenissen van goeden leuen, als daer die gracie gods wonderlic is geweest Eerste van heer Wouter van Bierbeke ridder des hertogen van Brabant neue, die welck in sijn tijt ionc sijnde gaf hem ter wereltliker ridderscapen Geerne placht hi te tornoyen, mer nochtan van sinen kinderliken iaren hadt hi grote minne totter glorioser moeder gods Maria ende hi eerdese met vasten, met aelmoesenen ende met missen vanhaer te laten celebreren

Op een tijt als hi reysde met veel anderen ten tornoye so hoorde hi te voren misse ter eeren van Maria die moeder gods Ende het gebuerde dat de priester misse doende ende den kelcke op heffende, so wert hi onder den kelck siende een gulden cruce, twelck maria de moeder gods den seluen heere Wouter sandt daer een briefken aen hinck in houdende dese woorden Draecht dit cruce van minent weghen wtuercooren vrient Wouteren van Bierbeke. Twelc als die priester na die misse gelesen hadde so vraechde hi ofter enich ridder was die also ghenaemt was. Doe wert hi den priester getoont, dien op deen sijde nam ende gaf hem dat cruce seggende, hoe hi dat opten outaer geuonden hadde twelc hi blidelic ontfinc Ende namaels als hi conueers wert tot Hemmeroede bouen Colen in sinte Bernaerts ordene, so gaft hijt ouer sinen abt Ende namaels creecht die grauinne van hollant met groter beden ende steldet onder hair reliquien ende het blincte ongelijc bouen alle ander gout. Verstaende dan dese ridder heer Wouter dat Maria gods moeder seer geeert wert in die voorseyde orden sinte bernaerts, achterlatende alle rijcdomme, eere deser werelt ende sijn vrienden so begaf hi hem wt minnen vander moeder [37v] gods in een vermaert clooster genoemt Hemmerode daerin dat hi conueers wert, gode ende Maria zijnre lieuer moeder dienende in groter ootmoedicheyt ende gehoorsaemheit ende viericheit in sinen ghebede so dat hi was een spiegel der duechden daer een yegelic bi ghesticht was Tusschen die twedrachtige maecte hi vrede Die onghehoorsamige oft onlijdtsamige onderwees hi tot duechden, ende die ghetempteert waren dien stercte hi mit schone ende goede exempelen die hi te hants gereet aen genomen hadde Ende want hi de latijnsche lessen diemen ter maeltijt inden reefter las niet en verstont, maer dicwils sadt ende weende, so vraechde hem op een tijt die prior wat hi ouer tafel dachte Hi antwoorde aldus Jc heb hier inne mijn lesse Als ic beghin te eten dan ouerdencke ic hoe dat de sone gods om minent wille vanden engel gebootscapt wert, ende inden lichaeme vander maget Marien vanden heyligen geest ontfangen was, ende also keer ick omme dat eerste blat.

Dair na dencke ic hoe de sone gods geboren wert ende in snoden doecxkens gheleyt inder cribben, ende dan is tweede blat gelesen. Jn deser manieren so ouerlope ic die besnidenisse, die coemste ende offerhande vanden drie coningen sijn presentatie inden tempel, sijn doopsel, vasten, passie, verrisenisse, opuaert ten hemel, nederseyndinge des heyligen geests ende dat wterste ordel Alsulck is mijn daghelicx lesse, deynde hier af is deynde des maeltijts

Als hi sijn doot naecte so wert hi van der moeder gods Maria geroepen ende hi sterf seer deuotelic gaende vander duysterheyt totten lichte, van arbeyde tot rusten ende den hoochsten lone.

Na sijn doot wert van gode vertoont van hoe groter verdienten dat sijnder moeder dienaer was Want een eerbaer ridder geheten heer Winemaer leggende gichtich in sijn bedde wert gesont bi dien dat hi wt deuocien aen dede an sijn handen ende voeten die scoenen oft boten vanden heyligen man. Twelck vernemende een ridder hebbende een apostema op sijn borst, badt om eenen boot te hebben, den welcken hi dair op leggende wert gheheel ghesont

Voort meer leest men van veel andere waardige personen voorbeelden en getuigenissen van goed leven als daar de gratie van God wonderlijk is geweest. Eerst van heer Wouter van Bierbeek, neef van de ridder van de hertog van Brabant, die in zijn tijd en nog jong was zich tot wereldlijk ridderschap begaf. Graag plag hij te toernooien, maar nochtans had hij vanaf zijn kindse jaren grote minnen tot de glorieuze moeder God en Maria en hij eerde haar met vasten, met aalmoezen en met missen van haar te laten celebreren.

Op een tijd toen hij met veel anderen te toernooi ging zo hoorde hij tevoren een mis ter ere van Maria, de moeder Gods. En het gebeurde dat de priester mis deed en de kelk ophief en zo zag hij onder de kelk een gouden kruis wat Maria, de moeder Gods, dezelfde heer Wouter zond waar een briefje aanhing die deze woorden bevatte. ’Draag dit kruis vanwege mij uitverkoren vriend Wouter van Bierbeek’ Wat toen de priester het na de mis las en vroeg hij of er enige ridder was die alzo genoemd werd. Toen werd hij de priester getoond die hem aan de kant nam en hem dat kruis gaf en zei hoe hij dat op het altaar gevonden had wat hij blijde ontving. En later toen hij convers werd te Hemmerode boven Keulen in Sint-Bernards orde zo gaf hij het over aan zijn abt. En later kreeg de gravin van Holland het met grote beden en stelde het onder haar relikwien en het blonk duidelijk boven alle andere goud. Verstaande dan deze ridder heer Wouter dat Maria, Gods moeder, zeer geerd werd in de voor genoemde orde van Sint-Bernard en alle rijkdom achterliet en eer van deze wereld en zijn vrienden zo begaf hij hem uit minne van de moeder van God in een vermaard klooster genoemd Hemmerode waarin hij convers werd en God en Maria, zijn lieve moeder, diende in grote ootmoedigheid en gehoorzaam en vurig was in zijn gebeden zodat hij een spiegel der deugden was waar iedereen bij gesticht was. Tussen tweedracht maakte hij vrede. De ongehoorzame of onlijdzame onderwees hij tot deugden en die verleid waren die versterkte hij met mooie en goede voorbeelden die hij gelijk gereed aangenomen had. En omdat hij de Latijnse lessen die men ter maaltijd en in de refter niet verstond, maar vaak zat en weende, zo vroeg hem op een tijd de prior wat hij aan tafel dacht. Hij antwoordde aldus; ԉk heb hierin mijn les. Als ik begin te eten dan overdenk ik hoe dat de zoon van God vanwege mij van de engel geboodschapt werd en in het lichaam van de maagd Marien van de Heilige Geest ontvangen werd en alzo keer ik dat eerste blad om.

Daarna denk ik hoe de zoon van God geboren werd in snode doeken gelegd in de kribbe en dan is tweede blad gelezen. Op deze manier zo overloop ik de besnijdenis, de komst en offerande van de drie koningen, zijn presentatie in de tempel, zijn doopsel, vasten, lijden, verrijzenis, opgang ten hemel, neer zenden van de Heilige Geest en dat laatste oordeel. Al zulke is dagelijks mijn les en het einde hiervan is het einde van de maaltijd.'

Toen zijn dood naakte zo werd hij van de moeder Gods Maria geroepen en hij stierf zeer devoot en ging van duisterheid tot het licht, van arbeid tot rust en het hoogste loon.

Na zijn dood werd van God getoond van hoe grote verdiensten dat zijn moeders dienaar was. Want een eerbaar ridder geheten heer Winemaer die met jicht in zijn bed lag werd gezond omdat hij devotie deed aan zijn handen en voeten en de schoenen of boten van de heilige man. Wat een ridder vernam die een gezwel op zijn borst had en bad om een schoen te hebben die hij daarop lag en werd geheel gezond.

Het was te Louen een deuoot broeder int clooster vanden predicaren geheten Seruatius die lange iaren inder ordenen geweest had Ende hi was so ootmoedich ende sachtmoedich als oyt broder yemant gesien hadt Grote medeliden ende minne hadde hi tot allen menschen Als dese broeder sieck lach der doot nakende so had hi sijn ogen ende sijn handen ten hemel wert ghekeert. Doe so vraechde hem een ander broedere na den vrede sijnre conscientien Dair op broeder Seruatius antwoorde ootmoedelic aldus Vaste ende sekere vrede is tusschen mi ende onsen behouder, ende geensins en salick langer van desen vrede ontbliuen noch berooft werden van hem te beschouwen. Aldus dan vrede met sinen naesten houdende heeft hi mit gode den ewigen vrede gheuonden

Er was te Leuven een devote broeder in het klooster van de predikanten geheten Servatius die lange jaren in de orde geweest was. En hij was zo ootmoedig en zachtmoedig als ooit een broeder iemand gezien had. Grote medelijden en minne had hij tot alle mensen. Toen deze broeder ziek lag en de dood naakte zo had hij zijn ogen en handen ten hemel waart gekeerd. Toen zo vroeg hem een andere broedere naar de vrede van zijn geest. Waarop op broeder Servatius ootmoedig aldus op antwoordde; ‘Vast en zeker, vrede is tussen mij en onze heer behouder en geenszins zal ik langer van deze vrede weg blijven noch beroofd worden van hem te aanschouwen. Aldus hield hij dan vrede met zijn naasten en heeft met God de eeuwige vrede gevonden.

Noch leestmen int boeck vanden Byen datter was een abdisse des cloosters van Floriual in walsch Brabant van sinte Bernaerts ordene geheten Gente edel van geslachte, mer noch edelre van duechden, die so minlic so stichtich ende volmaect was in haren woorden ende vermaningen, in haren zeden ende goede leuen, datse die nonnen alle in groter weerden hebben gehadt, altijt beghe [38r]rende haer toe spraek ende haer tegenwoordicheyt

Het geuiel datse sieck zijnde wert geuisiteert van een religiosen man haer secretelic vragende na haren staet Si antwoorde oetmoedelic Weet dat die alre binnenste mijns herten in vreden gestelt sijn bider gracien gods ende dat mijn siele in rusten des geests den here verblidende is Ende ic hope van sijnder ontfermhertiger goedertierenheit versaet te werden van sinen begeerliken aenschine, waer mede hi som wilen mi leuende gheweerdicht heeft te vertroosten Doe stontse op van haren beddeken nae haren vermogen, ende dat tegenwoordichlic siende den nonnen die daer waren so toonde si met haren vinger een plaetse voor die veinster dairse op lach seggende Hier heeft drie nachten vertoont geweest een cloot van seer claren lichte lange duerende in deser nacht Niet lange dair na so reysde hair heilige siele tot gode ontfangende den vrede der ewicheit.

Noch leest men in het boek van de Bijen dat er een abdis was van het klooster van Florival in Waals Brabant van Sint-Bernards orde geheten Gente, edel van geslacht, maar noch edeler van deugden die zo beminnelijk en zo stichtend en volmaakt was in haar woorden en vermaningen, in haar zeden en goede leven dat de nonnen haar allen in grote waarde hebben gehad en altijd begeerden haar toespraak en tegenwoordigheid.

Het gebeurde dat ze ziek was en bezocht werd van een religieuze man die haar geheim vroeg naar haar staat. Ze antwoordde ootmoedig; ‘Weet dat het aller binnenste van mijn hart in vrede gesteld is bij de gratie van God en dat mijn ziel rust in rust van de geest de heer verblijdt. En ik hoop van zijn ontfermende goedertierenheid verzadigd te worden van zijn begeerlijk aanschijn waarmee hij sommige tijden in mijn leven zich gewaardigd heeft me te vertroosten.’ Toen stond ze op naar haar vermogen van het bedje en de aanwezige nonnen die dat zagen zo toonde ze met haar vinger een plaats voor het venster daar ze op lag en zei; ‘Hier is drie nachten vertoond geweest een kloot van zeer helder licht die lang duurde deze nacht.’ Niet lang daarna zo reisde haar heilige ziel tot God en ontving de vrede van de eeuwigheid.

Men leest ooc veel exempelen van wijsheden, goedertierenheden, ende ander duechden van vrou Heylwijch deerste abdisse des cloosters van shertogen dale bi Louen vander seluer orden. Twelc die eedel hertoge Heynric die .ij. ioncfrouwe Margriete sijnre dochter fondeerde die daer religiose wert

Item int hospitael vanden armen in die stadt van Bruessel was een seer deuoot suster diese sorchfoudelic diende, die opten heyligen kersnacht haer deuotelick gaf te contempleren die beneficie der heyliger incarnatien ende gheboorten ons liefs heeren, ende si sach voor haer staende een alte schoonen kindeken twelc Jhesus was, dair si af ontfinck grote blijscap. Ende daer en binnen hoorde si eenen siecken mensche om hulpe roepen, soe liet si dat solaes vanden kindeken ende si liep totten siecken voldoende sijn begeerte Ende doe so quam si weder ende niet en vantse tkindeken, mer si vant onsen here Jhesum in forme van eenen volcomen man, die tot haer seyde aldus dese nauolgende woorden Want ghi om minen wil mi ghelaten hebt totten siecken gaende, siet ic die eerstwerf clein was in uwer herten, nv ben ic dus groot in v, te kennen geuende dat ghi mi latende ouermits mi ghecregen hebt meerder volcomenheyt dan te voren. Ende dit es also, want die minne ons enen naesten verdient meerderen loon dan die minne gods alleene

Jtem in walsch Brabant was een edel maghet van gheslachte, die bi in geuen des bosen gheests veel iaren becommert was in haer seluen inder liefden van eenen iongelinc Ende dit biechte si tegen haren biechtvader met veele tranen, die haer riet nauwe toe te siene datse met woorden oft met enigerhande teekenen die temptacie in haer seluen oft inden iongelinc niet en vermeerderde, ende dit verhoede si neerstelic. Daer na wert si so swaerlijck ghetempteert, datse verloos haren appetite van eten ende van slapen, so datse beraden wert totten iongelinc te gaen. Doe wertse siende onsen heren Jhesum ghecruyst sueteliken haer seggende aldus Mint mi die schoon ben, goet, suet ende edel Doe verschiet onse here terstont wt haren oghen, ende die maghet liet hi in vreden ende vruechden haers herten ende los ende vry van alle temptacien [38v]

Men leest ook veel voorbeelden van wijsheden, goedertierenheden en andere deugden van vrouw Heilwich, de eerste abdis van het klooster van Hertogendal bij Leuven van dezelfde orde. Wat de edele hertog Hendrik de 2de zijn dochter de jonkvrouw Margaretha fundeerde die daar religieuze werd.

Item, in het hospitaal van de armen in de stad Brussel was een zeer devote zuster die zorgvuldig diende die zich op de heilige Kerstnacht devoot begaf om te overdenken de zegening van de vleeswording en geboorte van onze heer en ze zag voor haar staan een al te mooi kindje wat Jezus was waarvan ze ontving grote blijdschap. En ondertussen hoorde ze een ziek mens om hulp roepen zo liet ze die solaas van het kindje en ze liep naar de zieke en voldeed aan zijn begeerte. En toen ze terugkwam en het kindje niet vond, maar ze vond onze heer Jezus in de vorm van een volkomen man die tot haar zei aldus deze navolgende woorden; ‘Wat gij vanwege mij gelaten hebt en tot de zieke ging, zie, de eerste keer was ik klein in uw hart en nu ben ik dus groot in u en geef te kennen dat ge me verliet omdat ge meer volkomenheid gekregen hebt dan tevoren.’ En dit is alzo, want de minne van een van onze naaste verdiend groter loon dan de minnen van God alleen.

Item, in Waals Brabant was een edele maagd van geslacht die door ingeven van de boze geest vele jaren bekommerd was in zichzelf in de liefde van een jongeling. En dit biechtte ze tegen haar biechtvader met veel tranen die haar aanraadde nauw toe te zien dat ze met woorden of met enigerhande tekens de verleiding in zichzelf of in de jongeling niet vermeerderde en dit verhoedde ze vlijtig. Daarna zo werd ze zo zwaar verleid zodat ze al haar appetijt van eten en slapen verloor zodat ze beraden werd om tot de jongeling te gaan. Toen begon ze onze heer Jezus gekruisigd te zien die lieflijk aldus tot haar zei; ‘Mint mij die mooi bent, goed, lief en edel.’ Toen verdween onze heer terstond uit haar ogen en de maagd liet hij in vreugde van haar hart en los en vrij van alle bekoringen.

Dat .xxxv. capitel. Van Margrietken van Louen geheten fyere Margrietken

IN die stadt van Louen was een goet burgher die mit sijnre huisurouwen van sijnen tijtliken goeden ordinancie makende hem schicte te begheuen in dat clooster te Villeers in Brabant, daermen in dier tijt leyde een heylich leuen Beyde waren si deuoot ende ontfingen religiose personen ter herbergen. Ende si hielden in haren huysen een ionck maechdeken hare nichte gheheeten Margrietken, die hem ende haren gasten tameliken ende neerstelijcken diende So warender enige boose menschen die vermoeden datse veel ghelts vergadert hadden, ende quamen wel .viij. personen op eenen auont daer te herberghen. Als dye voorseyde man ende wijf des anderen dages meenden wech te reysen ende sonden tvoorscreuen maechdeken om wijn Ende daer en binnen doden ende vermoorden si man ende wijf ende alle thuysghesin dat si daer vonden Ende si stalen daer alle tbeste dat daer was. Ende als Margrietken weder quam metten wijne, so leyden sijse met hem ende ghinghen in een huys bi der stadt. Als Margrietken daer sadt met droefliken ghelate, so leyden die bose moorders haer totter riuieren die die Dyle heet. Soe wasser een van hem lieden die met haer medelijden hadde ende die badt voor haer seggende Laetse leuen ende ick salse te wiue nemen So en wouden sise niet laten, beduchtende dat si se melden soude. Ende so ouerdroegen si eenen van hem lieden een grote somme te geuen om dat hijse doden soude Dye welcke dat onnosel lammeken nam ende doorstack haer keele ende sijde met eenen messe ende also werp hijse inden Dyle. Ende die weerdinne vanden huse hadde dit al ghemerct, want si hadde dese bose menschen na gheuolcht. Des anderen daghes des morghens vroech so wert dese moort bekent, des alle die stadt beroert wert, ende men sochte de moordenaers, mer si en werden niet gheuonden Men vant die lichamen vanden doden, mer niet en vant men dat dode maechdeken. Corts daer nae wert si gheuonden van visschers diet niet en dorsten te kennen gheuen beduchtende datmen hem de misdaet op leggen soude, ende also groeuen si se aen den oeuer vanden watere. Op welcke stede namaels van sommighe personen licht ghesien was ende so ontgroeuen sise ende droegense tot Louen ter plaetsen daer hair lichaem nv is. Vele schone teekenen ende miraculen geschieden, die welcke noch huden dages daer leyt ende wert getoont in een kiste gecleet ende gheschoeyt inder manieren als si was, doe sie verdroncken sijnde wten water ghetrocken wert ende begrauen Ende wert vanden goeden lieden te Louen in alsucker werdicheyt gehadt, dat sise heten fyere Margrietken

Jtem dye voorseyde Amant haer meester, die met sijnder huysurouwen te voren vermoort was die openbaerde hem by den wille gods eenen monic van Vileers, die welcke hem vraechde in wat state hi ware Doe antwoorde hy Wat gracien dat wi hebben die hebben wi bi verdienten van Margrietken [39r]

Dat 35ste kapittel. Van Margaretha van Leuven, geheten fiere Margrietje.

In de stad van Leuven was een goede burger die met zijn huisvrouw van zijn tijdelijke goed ordinantie maakte en hem schikte te begeven in dat klooster te Villers in Brabant waar men in die tijd een heilig leven leidde. Beiden waren ze devoot en ontvingen religieuze personen ter herbergen. En ze hielden in hun huis een jonge maagd, hun nicht, en geheten Margrietje die hen en hun gasten betamelijk en vlijtig diende. Zo waren er enige boze mensen die vermoedden dat ze veel geld verzameld hadden en er kwamen wel 8 personen op een avond daar te herbergen. Toen die voor genoemde man en wijf de volgende dag meenden weg te gaan zonden ze het voorschreven maagdje om wijn. En ondertussen doodden en vermoorden ze man en wijf en het hele huisgezin dat ze daar vonden. En ze stalen daar al het beste dat daar was. En Toen Margrietje terugkwam met de wijn zo leiden ze haar met hen en gingen in een huis bij de stad. Toen Margrietje daar zat met droevig gelaat zo leiden die boze moordenaars haar tot de rivier die de Dijle heet. Zo was er een van hen die met haar medelijden had en die bad voor haar en zei; ‘Laat haar leven en ik zal haar tot wijf nemen.’ Zo wilde ze haar niet laten en vreesden dat ze het vermelden zou. En zo kwamen ze overeen dat ze een van hen een grote som geven zodat hij haar doden zou. Die dat onschuldige lammetje nam en doorstak haar keel en zijde met een mes en alzo wierp hij haar in de Dijle. En de waardin van het huis had dit alles bemerkt want ze was de boze mensen nagevolgd. De volgende dag ‘s morgens vroeg zo werd deze moord bekend, dus de hele stad werd in oproer en men zocht de moordenaars, maar ze werden niet gevonden. Men vond de lichamen van de doden, maar niet vond men dat dode maagdje. Gauw daarna werd ze gevonden van vissers die het niet te kenen durfden te geven en vreesden dat men de misdaad op hen zou leggen en alzo begroeven ze haar aan de oever van het water. Op welke plaats later van sommige personen licht gezien werd en zo ontgroeven ze haar en droegen haar naar Leuven ter plaatse daar haar lichaam nu is. Vele mooie tekens en mirakels geschiedden die noch heden ten dage daar ligt en wordt getoond en in een kist, gekleed en geschoeid op de manier als ze toen was toen ze verdronken was en uit het water getrokken werd en begraven. En werd van de goede lieden te Leuven in al zulke waardigheid genomen zodat ze haar fiere Margrietje noemden.

Item, de voor genoemde Amant, haar meester, die met zijn huisvrouw tevoren vermoord was die openbaarde zich door de wil van God aan een monnik van Villers die hem vroeg in welke staat hij was. Toen antwoordde hij; ‘Wat gratie dat we hebben die hebben we bij verdiensten van Margrietje.

Dat .xxxvi. capitel. Vander ellendiger Marien martelersse ende maget

JNden tiden vanden tweeden hertoge Jan was bi bruessel een ionge maget geheeten Marie, die van ioncx was gheneycht in reynicheden gode ende sijnder gebenedider moeder te dienen. ende haer ouders beualense gode ende sijnre moeder dat sijse onbesmet bewaren mosten totten eynde Ende so begafse haer gode te dienen in een cluse. Het gheuiel op een tijt datse gaende bidden om aelmissen ginc door een bosselken gheheeten Linthout, dair quam int gemoet een iongelinck, diese quelde om met haer vleesschelic te misdoen Twelck si weygerde, seggende datse haren machdom onser lieuer vrouwen opgedragen hadde. Die knecht siende dat hi met smeken niet doen en conde so dreichde hise, ende ghinc tot sijn vaders huis ende stal een silueren croes ende dien stack hi heymelick in haer sale ofte bysacke. Doe hi dit hadde ghedaen soe dreychde hijse seggende ick sal v doen wroegen van dieften, die ghi in mijn vaders huys ghedaen hebt nemende een silueren croes, ten si dat ghi ter stont minen wille doet Mer si weygerde dat te doen, hair ooc ontsculdigende van dieften So quam die fame ende dat gheruchte totten oren van den meyer Hier en tusschen claechde Maria dese maghet haren ouders hair allinde, die haer rieden al haer betrouwen te setten in die moeder Gods ende haer hulpe aenroepen. So quam die meyer vanden quaden knecht daer toe verwect sijnde ende spracse aen van diefte ende dedese vanghen. Niet teghenstaende datse haer ontschuldichde seggende dat den croes sonder haer weten inden sack geborgen was, soe wertse ter doot verordelt Doe badtse den meyer op haer knyen dat sy haer ghebet spreken mochte voor hair doot, twelc hi consenteerde Doe keerdese hair deuotelick totter moeder Mairen, haer biddende datse der ellendiger Marien ontfermen wilde, Ende so wie die plaetse besochte, ende haer ellendige doot gedachte, geringe verhoort moste werden. Daer en binnen ghemaect sijnde eenen diepen putte, so wert die allendige Maria daer inne gheleyt. Ende als die hangdief badt dat sijt hem vergheuen wilde, so sprack si ootmoedeliken met schreyenden oogen O lieue vrient god moettet v vergeuen ende alle v sonden want ick vergheeft v seer minliken wt gronde mijns herten [39v]

Doe ghinc hi haer lichaem doorsteken met eenen scarpen stake oft spriete ende also wert si gods martelersse. Op die selue stont soe wert die boose knechte diese belogen hadt beseten vanden duuel ende hi riep vreeslic Doe wert hi mit boeyen gebonden, mer hi bracse al, ende doe wert hi besloten ende wert gebonden met eenre stoelen Ende om verlost te werden wert hi geuoert tot sinte Dignen te Ghele, daer na tot Winsele te Louen ende hi wert besworen, mer hi riep Jc en sal hier niet wt gaen, mer bi die ellendige Marie moet ic verdreuen werden Daer na wert hi geuoert ter plaetsen Doe gingen sijn vrienden voor tbeelde van onser vrouwen inder capellen daer nv tlichaem vander ellendiger Marien rust, te weten, een mile van Bruessel oostwert ende baden ynnichlijc voor sijn verlossinge. Doe sagen daer alle die inder kercken waren den duuel door die venster wt vliegen Daer na stont die knecht gesont op gode danckende ende sijnre lieuer moeder ende ooc der ellendiger Marien. Jtem tis ooc te weten dat inder doot deser ellendiger Marien ooc ghesien waren .xiij. ander blinckende maechden met bernende keerssen der heyliger martelersse chierlic eerende

Dat 36ste kapittel. Van de ellendige Maria, martelares en maagd (Maria Dolorosa van Brabant).

In de tijd van de tweede hertog Jan was bij Brussel een jonge maagd geheten Maria die van jongs af geneigd was tot reinheid om God en zijn gezegde moeder te dienen. En haar ouders bevalen haar God aan en zijn moeder dat zij haar onbesmet bewaren moesten tot het einde. En zo begaf ze zich om God in een kluis te dienen. Het gebeurde op een tijd toen ze om aalmoezen ging bidden door een bosje ging geheten Linthout, daar kwam haar een jongeling tegemoet die haar kwelde om haar vleselijk te misdoen. Wat ze weigerde en zei dat ze haar maagdom aan onze lieve vrouwe opgedragen had. De knecht die zag dat hij met smeken het niet doen kon zo bedreigde hij haar en ging naar zijn vaders huis en stal een zilveren kroes en die stak hij heimelijk in haar tas of bijzak. Toen hij dit had gedaan zo bedreigde hij haar en zei; ‘Ik zal u laten wroegen van diefstal die gij in mijn vaders huis gedaan hebt en een zilveren kroes nam, tenzij dat ge terstond mijn wil doet.’ Maar ze weigerde dat te doen en verontschuldigde zich van diefstal. Zo kwam de roep en gerucht ter ore van de meier. Ondertussen beklaagde de maagd Maria haar ellende het bij haar ouders die haar aanraadden al haar vertrouwen in de moeder Gods te zetten en haar hulp aan te roepen. Zo kwam de meier van de kwade knecht die daartoe aangespoord was en sprak haar aan van diefstal en liet haar vangen. Niet tegenstaande dat ze zich verontschuldigde en zei dat de kroes zonder haar weten in de zak verborgen was zo werd ze ter dood veroordeeld. Toen bad ze de meier op haar knien dat ze haar gebed spreken mocht voor haar dood, wat hij toestond. Toen keerde zich devoot tot de moeder Maria en bad haar dat ze de ellendige Maria ontfermen wild., En zo wie die plaats bezocht en haar ellendige dood gedacht gauw verhoord moest worden. Ondertussen werd er een diepe put gemaakt en zo werd de ellendige Maria daarin gelegd. En toen de hangdief bad dat zij het hem vergeven wilde zo sprak ze ootmoedig met schreiende ogen; ‘O lieve vriend, God moet het u vergeven en al uw zonden want ik vergeef het u zeer minlijk uit de grond van mijn hart.’

Toen ging hij haar lichaam doorsteken met een scherpe staal of lans en zo werd ze Gods martelares. Op dezelfde tijd zo werd die boze knecht die haar belogen had bezeten van de duivel en hij riep vreselijk. Toen werd hij met boeien gebonden, maar hij brak ze allen en toen werd hij opgesloten en werd gebonden met een stoel. En om verlost te worden werd hij gevoerd tot Sint Digna (Dimfna) te Geel en daarna naar Winsel te Leuven en hij werd bezworen, maar hij riep; ‘Ik zal hier niet uitgaan, maar bij de ellendige Maria moet ik verdreven worden.’ Daarna werd hij gevoerd ter plaatse. Toen gingen zijn vrienden voor het beeld van onze vrouwe in de kapel daar nu het lichaam van de ellendige Maria rust, te weten, een mijl van Brussel oostwaarts, en baden innig voor zijn verlossing. Toen zagen daar allen die in de kerk waren de duivel door het venster weg vliegen. Daarna stond de knecht gezond op en dankte God en zijn lieve moeder en ook de ellendige Maria.

Item, het is ook te weten dat in de dood deze ellendige Maria ook gezien werd 13 maal aan andere blinkende maagden met brandende kaarsen die de heilige martelares sierlijk eerden.

Dat .xxxvij. capitel. Vanden deuoten heere Jan van Ruysbroeck eerste prior van Groenendale den clooster

DJe eerweerdige heere Jan van Ruysbroeck pijnde hem van sijnder iuecht gode te dienen, wonende te Bruessel. Als sijn moeder was gestoruen so badt hi neerstelic voor haer siele Ende si openbaerde haer dicwils tegen hem geuende hair noot te kennen biddende hem om die hulpe sijns gebets ende seyde aldus O mijn alderliefste sone hoe lange tijt ist noch eer ghi priester werden sult. Ende als den tijt quam dat hi zijn eerste misse dede so openbaerde haer sijn moeder met bliden aenschijne, hem danckende ende te kennen geuende dat si ouermits der heiliger offerhande van alle pinen verlost was. Seer stille swigende ende rustich was hi, simpel van habijte ende gheciert van duechden ende eenuuldicheyt minnende. Als hi :lx. iaren out was, na dat hi veel menschen in de werelt een spyegel van heyligen leuen geweest hadde, so wert hi beraden mit somige sinen gesellen te gaen int clooster te Groenendale in zonyen, in die ordene vanden canoniken regulieren, om in alder rusten gode te dienen Mer niet lange en wast dair na dat hi prior ghecoren wert Ende so exemplaer ende stichtich was hi in sijnre officien dat hi in waken, in vasten, int hantwercke, ende inden obseruantien der ordenen alle die broeders te bouen ghinc Ja al was hi out ende weeck, nochtans bleef hi wt ghewoonten doende snode ende arbeydelijcke wercken, als mist te dragen op berryen/ te grauen, te deluen, ofte ander enige wercken noch ootmoediger ende snoder Ende al wast dat hi wrochte oft wat hi dede nochtan had hi sijn pater noster in deen hant, want hi was so vaste geoefent int schouwende leuen ende int werckende leuen, dat hi sijn broederen plach te seggen, dat hem bider hulpen gods niet swaerder en was als hi wilde sijn herte bi contemplacien tot gode op te heffen dan sijn hant an sijn hooft te doene. Costelijke scriften ende boecken heeft dese heylige man gescreuen, son- [40r] derlinge vanden scouwenden leuen eenen boeck vanden chiersel der gheestliker brulochten Jtem so heylich ende so familiaer was hi mit gode, dat hi onsen lieuen here Jhesum ende sijn lieue moeder ende ander heyligen plach te siene in sijnre contemplacien gheuoelende onsprekelike bliscap in sijnder herten Ende op een tijt onthelsden onse lieue here seggende tot sijnre moeder ende totten anderen heyligen Siet dit is mijn wtuercoren kint. Nochtans hadt dese werdige man dicwil veruolch ende temptacie van den bosen viant, die hem verthoonde in gedaente van vreeslike dieren om hem te turberen Item so deuoot was hi in misse te celebreren, dat hi dicwil alsulcke soeticheyt der godlijker tegenwoordicheyt geuoelde dat hem sijn lichamelijke crachten begauen, dat de ghene ter missen diende beduchte, dat die werdige man ouermits der groter soeticheit Jhesu sinen geest op geuen soude

Als hi in zijn .lxxxviij. iaer was so begonste hi in die lichamelijke crachten seer te crancken. Ende siende dat den tijt sijns verscheidens naecte so bereyde hi hem deuotelic ende blijdelic ter dootwert begerende ontbonden te werden ende bi christo te zijn Ende dicwil verhaelde hi twoort vanden souter Wanneer sal ic comen ende salic mi verthonen voor dat aenschijne mijns heren Als hi omtrent .xiiij. dagen te bedde gelegen had in tegenwoordicheyt vanden broederen gesont van herten ende met blinckenden aensichte soe verschiet hi seer suetelijc Jnt iaer ons heren M.CCC.lxxxi. op die octaue van sinte Kathelijnen, in dat .lxiiij. iaer sijns priesterscaps So was daer gecomen een deuoet ende geleert man, sonderlinge in medecinen, te weten, die deken der kercken van Diest, die seere familiaer plach te sijne met heere Jan van Ruysbroeck ende was hem comen visiteren in sijnre siecten So was hi in tegenwoordicheyt des lijcks inder kercken ende hi wert vallende in slape Ende daer vertoonde hem die heilige prior gecleet met priesterliken ghewade gaende ten outaer waert in alsulcker schoonheyt, dat hijt niet wtspreken en conste

Jtem vijf iaren na dat hi begrauen was vantmen sijn licham noch gheheel ende ongequest wtgenomen dat wterste van sijnder nasen, ende desgelijcx sijn clederen ende ornamenten daer hi in begrauen was waren ongeschent gebleuen. ende bi beuele vanden bisschop so wert dat heylige lichaem drye dagen lanck gesteld inden pant des cloosters, om daer te sien alle die wouden. Welck lichaem seer sueten roke was wtgeuende:

Dat 37ste kapittel. Van de devote heer Jan van Ruisbroek (Ruysbroeck, Ruusbroec), eerste prior van het klooster Groenendaal.

Die eerwaardige heer Jan van Ruysbroeck pijnigde hem van zijn jeugd af God te dienen en woonde te Brussel. Toen zijn moeder was gestorven zo bad hij vlijtig voor haar ziel. En ze openbaarde zich vaak tot hem en gaf haar nood te kennen en bad hem om de hulp van zijn gebed en zei aldus; ‘O mijn allerliefste zoon, hoe lange tijd is het noch eer ge priester worden zal.’ En toen de tijd kwam dat hij zijn eerste mis deed zo openbaarde hem zijn moeder met blij aanschijn en dankte hem en gaf te kennen dat ze vanwege de heilige offerande van alle pijnen verlost was. Zeer stilzwijgend en rustig was hij, eenvoudig van habijt en versierd met deugden en eenvoud van minne. Toen hij 40 jaren oud was, nadat hij veel mensen in de wereld een spiegel van heilig leven geweest was, zo werd hij beraden met sommige van zijn gezellen in het klooster te gaan te Groenendaal in Zoniën in die orde van de kanunniken regulieren om in alle rust God te dienen. Maar niet lang was het daarna dat hij prior gekozen werd, En zo’n voorbeeld en stichtend was hij in zijn taak zodat hij in waken, in vasten, in het handwerk en in de observatie van de orde alle broeders te boven ging. Ja, al was hij oud en week, nochtans bleef hij uit gewoonte doen snode en arbeidzame werken zoals mest te dragen op berries, te graven, te delven of ander enige werken noch ootmoediger en snoder. En al was het dat hij wrocht of wat hij deed, nochtans had hij zijn rozenkrans in de ene hand want hij was zo vast geoefend in het aanschouwende leven en in het werkende leven dat zijn broeders plagen te zeggen dat het met Gods hulp niet zwaarder was als hij in zijn hart de bespiegelingen tot God ophief dan zijn hand aan zijn hoofd te doen. Kostbare geschriften en boeken heeft deze heilige man geschreven en vooral van het aanschouwende leven een boek van het versiersel der geestelijke bruiloft.

Item, zo heilig en familiair was hij met God dat hij onze lieveheer Jezus en zijn lieve moeder en andere heiligen plag te zien in zijn overpeinzingen en voelde onuitspreekbare blijdschap in zijn hart. En op een tijd omhelsde hem onze lieveheer en zei tot zijn moeder en tot de andere heiligen. ‘Ziet, dit is mijn uitverkoren kind.’Nochtans had deze waardige man vaak vervolg en bekoring van de boze vijand die hem toonde in de gedaante van vreselijke dieren om hem te beroeren.

Item, zo devoot was hij de mis te celebreren dat hij vaak al zulke lieflijkheid van de goddelijke tegenwoordigheid voelde zodat hem zijn lichaam en krachten begaven zodat diegene die ter mis diende vreesde dat die waardige man vanwege de lieflijkheid van Jezus zijn geest opgeven zou.

Toen hij in zijn 88ste jaar was zo begon hij in de lichamelijke krachten zeer te verzwakken en ziende dat zijn tijd van zijn verscheiden naakte zo bereidde hij hem devoot en blijde ter dood waart en begeerde ontbonden te worden en bij Christus te zijn. En vaak herhaalde hij de woorden van de psalm; ‘Wanneer zal ik komen en zal ik me vertonen voor dat aanschijn van mijn heer.’ Toen hij omtrent 14 dagen te bed had gelegen in tegenwoordigheid van de broeders en gezond van hart met blinkend aanzicht zo scheidde hij zeer lieflijk in het jaar onze heer 1381 op de octaaf van Sint Katelijn in het 64ste jaar van zijn priesterschap. Zo was daar gekomen een devoot en geleerd man vooral in medicijnen, te weten; de deken van de kerk van Diest die zeer familiair plag te zijn met heer Jan van Ruysbroeck en was gekomen om hem te bezoeken in zijn ziekte. Zo was hji in tegenwoordigheid van het lijk in de kerk en hij viel daarin slaap. En daar vertoonde hem de heilige prior gekleed met priesterlijk gewaad en ging ten altaar in al zulke schoonheid zodat hij het niet uitspreken kon.

Item, vijf jaren nadat hij begraven was vond men zijn lichaam noch geheel en ongeschonden, uitgezonderd het uiterste van zijn neus en desgelijks zijn kleren en ornamenten waar hij in begraven was waren ongeschonden gebleven en op bevel van de bisschop zo werd dat heilige lichaam drie dagen lang gesteld in het pand van het kloosters om daar te zien allen die wilden. Welk lichaam een zeer lieflijke geur uitgaf.

Dat .xxxviij. capitel. Van broeder Jan den goeden cock van Groenendale

ONder den voorseiden prioer was daer cock een leeck man van alte groter volmaectheyt in duechdelijken wercken gheheeten broeder Jan van Haffingen, die oec met sinte Martha sorchfuldich was int werckende leuen ende met sinte Maria magdalena so oeffende hi dat scouwende leuen. Ende in stranghicheden des leuens ghinc hi te bouen alle de broederen des cloosters als in vasten, in absinentien, ende in waken. Selden ghinc hi des auonts slapen na alle sinen arbeyt die nochtan swaer was, voor der tijt dat hi metten inder nacht gehoort hadt Ende onder ander veel duechden die in hem geplant waren, so was hi sonderlinge verciert met oetmoedicheden tot hem seluen, met goeder [40v] tierenheyt tot sinen euen naesten Mer sonderlinge was hi beruert totten wonden ende heylich liden ons liefs heren Jhesu cristi met compassien ende mededogen want dye gedenckenisse der passien ons heeren droech hy sonder aflatinge in sijnre herten Ende hi oeffende hem somwilen daer in so vierichlic dat hi inden geeste heel op getogen wert. Jtem so verhuecht was hi vander godliker gracien dat hi ter eeren gods ende tot salicheyt der menschen ghescreuen heuet grote boecken die noch te Groenendale int voorseyde clooster ende elders sijn inhoudende salige materie, die seer oerbaerlic ende nutte sijn gelesen om der menschen salicheit Ende de selue boecken sijn ondersocht ende ghecorrigeert van gheleerden ende wijsen personen ende gheapprobeert

Op een tijt was hi soe sieck vander pestilentien ende so ontfinck hi sijn sacramenten, want tscheen dat hi ter stont steruen soude Doe wert hi roepende al dus Heere tot uwere ewiger eeren Een vanden broederen bi hem sijnde ende dit horende bad hem vriendelic dat hi hem seggen wilde wat die woorden beduden die hi so strangelijc riep Doe antwoorde hi, hoe dat hi inden geest had verstaen dat hi was een kint der ewiger verdoemenissen Ende daer om onderwerpende oft ouer geuende sinen wille der godliker belieften so riep hi seggende dese voorscreuen woorden Here tot uwer eeren wilick nv geerne na uwen wille verdoemt sijn

Jtem als den tijt sijns verscheydens wter werlt nakende was, so sat hi sieck in een setel ontrent een half iair lanck want hi en conde op geen bedde leggen mits een sonderlinge siecte die hi hadt. Ende ten lesten verschiet hi seer soetelic ontfangende die crone der glorien Jnt iaer ons heeren M.CCC. ende .lxxvij. op sinte Aechten dach

TEn eynde soe en is niet achter te laten hoe vrolic dat ontrent den iare ons heren .M.cccc.lx. sterf een deuoter religiose suster in de stat van Thienen geheten Margriete De welc sieck leggende seer begeerde te steruen ende mit christo te sine ende met vieriger deuotien ontfinck haer sacramente singende met luder stemmen ende dicwils Alleluya, ende si seyde voort Minnen, Benedijen, louen sijn oeffeningen des hemelschen hofs Daer hoortmen dat geluyt der herpen ende den sanck der engelen, daert so schoon is dat mijn siel niet vertroost en wilt sijn voir dier tijt dat ic dair si Och hemelsche Jherusalem v straten sijn ghestroyet met goude Mijn siele hanget nae v. Daer na alst conuent las dat vers Benedicite sacerdotes domini domino, benedicite sancti et humiles corde domino So verhiefse haer hooft, ende dat neder neygende so verschietse sueteliken van deser werelt

Hier eyndet dat eerste boeck vander Croniken van Brabant [41r]

Dat 28ste kapittel. Van broeder Jan, de goede kok van Groenendaal.

Onder de voornoemde prior was daar kok een leken man van grote volmaaktheid in deugdelijke werken geheten broeder Jan van Haffingen die ook met Sint Martha zorgvuldig was in het werkende leven en met Sint Maria Magdalena zo beoefende hij het aanschouwende leven. En in strengheid van leven ging hij alle broeders van het klooster te boven zoals in vasten, in onthouding en in waken. Zelden ging hij ճ avonds slapen na al zijn arbeid die nochtans zwaar was voor de tijd dat hij de metten in de nacht gehoord had. En onder andere vele deugden die in hem geplant waren zo was hij vooral versierd met ootmoed tot zichzelf, met goedertierenheid tot zijn even naaste. Maar vooral was hij geroerd tot de wonden en heilig leiden van onze lieveheer Jezus Christus met compassie en mededogen want de gedachte aan het lijden van onze heer droeg hij zonder aflaten in zijn hart. En hij oefende hem soms daar zo vurig in zodat hij in de geest heel opgetogen werd.

Item, zo verheugde hij zich van de goddelijke gratie zodat hij ter eren God en tot zaligheid der mensen grote boeken geschreven heeft die noch te Groenendaal in het voor genoemde klooster en elders zijn en bevatten de zalige materie die zeer oorbaar en nuttig zijn gelezen worden om de mensen zaligheid. En deze boeken zijn onderzocht en gecorrigeerd van geleerden en wijze personen en goed gekeurd.

Op een tijd was hij zo ziek van de pest en zo ontving hij zijn sacramenten want het scheen dat hij terstond sterven zou. Toen begon hij aldus de heer te toepen tot eeuwige eer. Een van de broeders die bij hem was en dit hoorde bad hem vriendelijk dat hij hem zeggen wilde wat de woorden betekende die hij zo sterk riep. Toen antwoordde hij hoe hij in de geest had verstaan dat hij een kind der eeuwige verdoemenis was. En daarom onderwierp of gaf hij zijn wil over aan de goddelijke beliefde zo riep hij en zei deze voorschreven woorden; ‘Heer, tot uw eer wil ik nu graag en naar uw wil verdoemd zijn.’

Item, toen de tijd van zijn scheiden uit de wereld nakende was zo zat hij ziek in een zetel omtrent een half jaar lang want hij kon op geen bed liggen vanwege een bijzondere ziekte die hij had. En tenslotte scheidde hij zeer lieflijk en ontving de kroon der glorie in het jaar van onze heer 1377 op Sint Aagten (Sint Agatha) dag.

Ten einde zo is niet achter te laten hoe vrolijk dat omtrent het jaar van onze heer 1360 een devote religieuze zuster stierf in de stad van Tienen geheten Margriet. Die ziek lag en zeer begeerde te sterven en met Christus te zijn en met vurige devotie ontving ze haar sacramenten en zong met luide stem en vaak Alleluja en ze zei voort Minnen, Benedijen en loofde zijn oefeningen van de hemelse hof. Daar hoorde men het geluid van harpen en het engelengezang daar het zo mooi is dat mijn ziel niet vertroost zal zijn voor de tijd dat ik daar ben. Och hemels Jeruzalem uw straten zijn bestrooid met goud. Mijn ziel hangt naar u. Daarna toen het convent dat vers las ‘Loof de Heer, zegen zijn heiligen en nederige van hart,’ zo verhief ze haar hoofd en neeg het neer en zo scheidde ze lieflijk van deze wereld.

Hier eindigt het eerste boek van de kronieken van Brabant.

Hier beghint dat ander deel der Cronijcken van Brabant.

Dat eerste capittel Vanden beginne der Troyanen tot Brabon ende Karle beyde kinderen van Francio.

DJe afcoemste ende edelheit der hogher vorsten ende hertogen van Brabant sal ick kenlick maken. So is te weten, dat van beginne dat god almachtich die eerste menschen maecte Adam ende Eua opten vridach, so warent ontrent xij. hondert iaren tot Noe toe, die bi beuele gods die arcke maecte teghen die toecomende diluuie, ende hi hadde .iij. sonen, te weten, Sem, Cham ende Japhet doe hi vijf hondert iaer out was. Ende Noe bi beuele gods met sijnen wiue ende met sinen drie sonen, met haren drie wiuen ghingen te samen inder arcken, daer Noe hondert iaren ouer ghetimmert hadde, also dat int beghin der Bybelen al verclaert wert. Ende want alle dye werelt inder diluuien verdranc wt ghenomen dese acht personen. So sijn van desen drie sonen ghecomen alle menschen die oyt sint inder werelt geweest sijn. Nae der diluuien so plantede Noe eenen wijngaert, ende so gheschiede den goeden vader Noe die dronckenscap vanden wine eer hi de crachte des wijns kende, so dat hi ontdect lach neder ter aerden. Ende Cam sijn sone en wilde hem niet decken, maer hi bespottede sinen vader. Mer Sem en Japhet waren bescaemt, ende niet willen siende die scamelhey haers vaders, so keerden si hem metten rugge tot haren vadere wert ende decten hem sijn scamelheyt Welcke dingen Noe daer na vernemende so ghebenedide hi Sem ende Japhet, maer Caym vermaledide hi. [43v]

Van dese drie sonen so werden bi Noes tiden gheboren ende leefden .xxiiij.M. ende hondert mannen, sonder die vrouwen ende die kinderen, dier veel meer waren, want Noe was out als hi sterff negen hondert ende vijftich iaren

Ende dit volck hadden die princen bouen hem, te weten, Nemroth van Cams gheslachte. Jetran van Sems gheslachte, ende Suffene van Japhets gheslachte

Overmits dese drie sonen van Noe is de werelt gedeylt in drie delen, te weten Asia Affrika Europa. Asia bewoonden die gheen die van Sem quamen. Affrika wert bewoont vanden genen die van Caym quamen. Ende Europa wert bewoont van dye quamen van Japhet. Van Sem is comen tvolc van Israhel ende onsen here Jhesus cristus, also die Bibel bewijst. Van Caim sijn comen veele quade tyrannen ende quade generacien. Ende Japhet had een vrouwe die heet Stuna, ende hi had .vij sonen te weten Mosoch Tyras, daer af sijn comen die van Tracien. Gomer dair af sijn comen die van Galacien, ende daer na die Gallen, dat sijn die Fransoisen. Lauan, daer af so sijn comen die Griecken. Magoch, dair af sijn gecomen die Siten. Madan, daer af sijn comen die Meden. Tubal, daer aff sijn comen die van Spaengien

Van Japhet leestmen ooc dat comen sijn .xv. generacien die Europa besaten, daer af dat die voorseide Suffene te sinen deele nam Creten ende Jtalien. Van desen Japhet sijn comen die heren van Troyen, van Rome, van Jtalien, van Vrancrijke ende van desen nederlanden ende al meest die kersten. Dese Suffene na somige boecken is af ghedaelt van Gomer Japhets sone. Ende si beginnen van hem die afcoemste van Hector van Troyen. Somige ander beghinnen Hectors afcoemste van Lauan iaphets sone, die had enen sone die Jouius heet Niet te min beyde dese generatien of linien vergaderen ten eynde ghelijc op Tros die na sijnen name maectede dye stadt van Troyen. Ende Tros had een sone die heet Jlus, die binnen troyen dede maken een borch oft palleys, ende noemdet ylion. Jlus wan een sone die heet Laomedon Bi tiden van desen Laomedon wert Troyen eer gedestrueert van Jason ende Hercules, die in Colcos trocken om tgulden vlyes. Laomedon was de derde coninc van Troyen, ende hi ende sijn wijf werden binnen Troyen verslagen. Ende hi liet na hem een sone geheten Priamus, die was gheuloden in Frigia. Ende als hi vernomen had dat vader ende moeder doot waren, so quam hi weder tot Troyen ende ontboot al die werclieden die hi conde crigen ende dede die stadt van Troyen veel schoonder maken ende meerder dan si te voren geweest hadde. Ende in dees Priamus tiden wert Troyen weder gedestrueert vanden Griecken, die daer .x. iaer voor lagen Ende dat was .xi.C. ende omtrent .lxix. iaren voor Cristus geboorte. Dese Priamus coninc van Troyen die hadde te wiue Hecube, aen hair so wan hi vijf sonen ende twee dochteren Die outste sone heet Hector die eerste vanden .ix. besten Die ander heet Paris De derde heet Diephebus De vierde Helenus Die vijfste Troylus. Die outste dochter heet Cassandra, de ander [44r]Polixena Ende Hector priamus outste soone hadt te wijue Andromache, daer hi schoon kinderen af hadde. Die outste sone heet Francion

Dat eerste kapittel. Van het begin van die van Troje tot Brabon en Karel, beide kinderen van Francion.

De afkomst en edelheid van de hoge vorsten en hertogen van Brabant zal ik bekend maken. Zo is het te weten dat van het begin dat God almachtig de eerste mensen op vrijdag maakte Adam en Eva zo waren er omtrent zevenhonderd jaren tot Noach die op bevel van God de ark maakte tegen de toekomende zondvloed en hij had 3 zonen, te weten, Sem, Cham en Jafet toen hij vijfhonderd jaar oud was. En Noach ging op bevel van God met zijn wijf en met zijn drie zonen met hun drie wijven tezamen in de ark daar Noach honderd jaar voor getimmerd had, alzo dat in het in het begin van de Bijbel verklaard wordt. En omdat de hele wereld in de zondvloed verdronk, uitgezonderd deze acht personen. Zo zijn van deze drie zonen alle mensen gekomen die ooit sinds in de wereld geweest zijn. Na de zondvloed zo plantte Noach een wijngaard en zo gebeurde het dat de goede vader Noach de dronken werd van wijn eer hij de kracht van de wijn kende zodat hij onbedekt neer lag ter aarde. En Cham, zijn zoon, wilde hem niet bedekken, maar hij bespotte zijn vader. Maar Sem en Jafet waren beschaamd en wilde niet de schamelheid van hun vader niet zien, zo keerden ze zich met de rug tot hun vader en bedekten zijn schamelheid. Welke dingen Noach daarna vernam en zo zegende hij Sem en Jafet, maar Cham vermaledijde hij.

Van deze drie zonen zo werden in Noachՠs tijden geboren en leefden 2400 honderd mannen, uitgezonderd vrouwen en de kinderen die er veel meer waren want Noach was negenhonderd en vijftig jaren oud toen hij stierf.

En dit volk had de prinsen boven hen, te weten, Nemroth van Cham ‘s geslachte. Jetran van Sem ‘s geslacht en Suffene van Jafet ‘s geslacht.

Vanwege deze drie zonen van Noach is de wereld in drie delen verdeeld, te weten Azië, Afrika en Europa. Azië bewoonden diegenen die van Sem kwamen. Afrika werd bewoond van diegene die van Cham kwamen. En Europa werd bewoond van die van Jafet kwamen. Van Sem is het volk van Isral gekomen en onze heer Jezus Christus alzo de Bijbel bewijst. Van Cham zijn veel kwade tirannen en kwade generaties gekomen. En Jafet had een vrouw die heette Stuna en hij had 7 zonen, te weten Mosoch Tyras waarvan die van Thraci zijn gekomen. Gomer waarvan zijn gekomen die van Galicië en daarna de Galliërs, dat zijn de Fransen. Lavan, daarvan zijn de Grieken gekomen. Magoch, daarvan zijn de Scythen gekomen. Madan, daarvan zijn gekomen de Meden. Tubal, daarvan zijn gekomen die van Spanje.

Van Jafet leest men dat er ook gekomen zijn 15 generaties die Europa bezaten, waarvan dat de voornoemde Suffene tot zijn deel Kreta en Italië nam. Van deze Jafet komen de heren van Troje, van Rome, van Italië, van Frankrijk en van deze Nederlanden en meest alle christenen. Deze Suffene, naar sommige boeken, is afgekomen van Gomer, de zoon van Jafet. En het begint met hem de afkomst van Hector van Troje. Sommige anderen beginnen Hector ‘s afkomst van Luvan, de zoon van Jafet, en die had een zoon die Jovius heette. Niettemin beide deze generaties of lijnen verzamelden tenslotte gelijk op Tros die naar zijn naam de stad Troje maakte. En Tros had een zoon die heette Ilus die binnen Troje een burcht of paleis liet maken en noemde het Ylion. Ilus wan een zoon en die heette Laomedon. In de tijd van deze Laomedon werd Troje eerder vernield van Jason en Hercules die in Colchis trokken om het gulden vlies. Laomedon was de derde koning van Troje en hij en zijn wijf werden binnen Troje verslagen. En hij liet na hem een zoon geheten Priamus, die was gevlogen naar Frigia. En toen hij vernomen had dat vader en moeder dood waren zo kwam hij weer naar Troje en ontbood alle werklieden die hij kon krijgen en liet de stad van Troje veel mooier maken en groter dan het tevoren geweest was. En in de tijd van deze Priamus werd Troje weer vernield van de Grieken die daar 10 jaar voor lagen. En dat was 900 en omtrent 69 jaren voor Christus geboorte. Deze Priamus die had tot wijf Hecuba en aan haar zo won hij vijf zonen en twee dochters. De oudste zoon heette Hector, de eerste van de 9 besten. De andere heette Paris. De derde heette Deiphobus. De vierde Helenus, De vijfde Troilus. De oudste dochter heette Cassandra, de andere Polixina. En Hector had tot wijf Andromache waar hij mooie kinderen van had. De oudste zoon heette Francion.

Voort suldi weten dat niet seer auctentijck en is tgeen dat hier na volget totten eynde vanden tweeden capittel daer gheseyt wert van Pompeius die tegen Julius cesar quam te stride, nochtans vintment in sommige historien

Die voorseyde Francion vloot nae die destructie van Troyen met Turcus die Troylus sone was, met Antenor Eneas ende cleyn Pryamus, ende met meer baroenen ende menichten van volck ende was dolende ouer de zee ende ouer de beemden van Meotides, ende van daer quamen si int lant van Jsaurien Ende Turcus track in een lant dat na hem heet Turkien, makende daer steden ende sloten. Van hem is afgedaelt die grote Turck die hem noch scrijft Vindicator troyanorum, dat is wreker der troyanen. Antenor track in Jtalien daer hi Padua ende Venegien stichte. Eneas trac in Jtalien ende cartagen. Van hem quamen die coningen van Albanien ende die edelheyt van italien Francion hectors sone hadt een sone die hector heet Hector had een sone die Troylus heet Troylus had .ij. sonen, de een heet Francion, dander priamus, met francion bleef here in Jsauria, ende priamus trac in pannonien, dats hongarien, ende so nam hi eens princen dochter van dien lande, die daer mede te huwelick gaf al tlant dat ouer de Denouwe lach. Dese priamus was die seste vanden groten Priamus Hectors vader ende hi stichte in dat lant en grote stadt die hi noomde Sicambrien. Ende twas C.xviij. iaren na die destructie van troyen, ende sijn volc wert al na dese stadt genaemt Sicambrinen Ende dese Priamus hadde twee sonen, die outste heet Eneas, die ander Priamus, mer Eneas bleef in Sycambrien Dese Eneas hadt een soone die heet ooc Priamus Ende dese Priamus had een sone die heet siluius Brabon. Ende Siluius Brabon had ses sonen die hi al niet ghegoeden en conste. Die outste heet Wandalus, vanhem quamen die Wandelen, die ander Poluxus, na hem heet dat lant van polen Die derde heet Rusus, na hem heet dat lant van Russen Die vierde heet Hunus, ende van hem quamen die Hunen. Die vijfste heete Frixus na hem heet Frigia Die .vi. heet Siluius brabon, ende wert also geheten om dat die latijnsche heren die gheboren wt Troyen waren also [ghenaemt waren], ende die bleef here van Sicambrien, ende hi hadt sonen ende dochteren Ende sijn outste sone heet Hector, ende die bleef here in Sicambrien Ende dese hector had een sone die heet Francion oft Francke. Ende Francion had een sone die heet Francio Brabon Francio brabon hadt een sone die heet Troylus ende een dochter die heet Ylia daer Mars aen wan Romulus ende Remus Ende inden tiden van dien Troylus so wert die gote stadt van rome gemaect van sijnre voorseyder suster kinderen Romulus ende Remus, daer sijn die Romeynen af comen. Ende Troylus had een sone die Brabon heet. Brabon had een sone die Siluius brabon heet. Siluius brabon hadt een sone die hector brabon heet. Hector brabon had .ij. sonen, deen sone hete Demophon ende die wan Tarquinius Priscus ende regneerde coninc te Rome. Die ander sone heet Palamides ende die bleef here in Si [44v] cambryen Ende palamides hadt drie sonen, die outste heet Brabon siluius, die ander heet Diephebus, ende de derde heete Pryas, mer Brabon bleef in Sicambryen Ende Pryas quam in een eylant dat heet Pontus, daer Pilatus namaels in gesonden wert Ende Dyephebus quam in Denemercken. ende Brabon Siluius die here in Sycambiren bleef had .ij. sonen, deen heet Dyomedes ende die creech dat lant in Affriken, dair hi trac wonen Dander hiet Priamus ende die bleef here in Sycambrien. Ende hi wan eenen sone die heet Philomenus, die had drie sonen, die outste heet Archadius, die ander heet Macedo ende die derde heet Priamus, ende die bleef heere in Sycambrien Ende tlant dair Archadius track wonen dat heete hi na hem Archadien Ende tlant daer Macedo track wonen dat heete hi Macedonien, ende die Macedo was vader van Philips des groten coninc Alexanders vader Ende Archadius wan eenen sone ende die was vader van Julius cesar. Ende aldus so is die edelheyt der werelt gecomen wten Troyanen

Mer priamus voorseyt die here in Sycambrien bleef had twe sonen. de outste heet Brabon ende bleef heere in Sicambrien Ooc had hi een docher die heet Polixena ende die had namaels te manne Neptabanus coninck van Egipten den toouenaer, diemen seyt dat Alexanders moeder bedrooch bi nigromancien. Dese Brabon heer in sicambrien hadde .ij. sonen. die een heet Laomedon Ende laomedon had een sone heet pelius Ende pelius had twee sonen die beyde hieten Troylus. Deen van beyden bleef here in Hybernia, dat is Yrlant Ende dese Troylus had een soon die heet Troylus brabon Troylus brabon had eenen sone die heet Priamus. Priamus had eenen sone die hiet Francion Francion had eenen sone die heet Siluius brabon. Siluius brabon had eenen sone die heet Troylus brabon. Ende van hem quamen twee Brabonen, deen na den anderen Ende daer na quam een die hiet hector Ende van dien Hector quam noch een Brabon Ende van dien brabon quam Priamus. Van dien priamus quam Francion oft Francke Ende die Francion had xiiij. sonen, ende .v. dochteren, die hi niet al gegoeden en conste, ende daer om gaf hi sijnen sonen schat ende beual hem lyeden landt te soecken om te bewoenen also si deden. Die outste bleef heere in Sicambrien Ende daer was een vanden ghebroeders die ionckste die Brabon hiet, ende die track wonen in Griecken biden hertoge van Archadien om dat sijn vader met kinderen verladen was Ende Brabons broeder ooc een van Francions kinderen die Karel hiet die quam wonen tot Heyden tongheren in dit nederlant, ende hi wert heere van desen nederlande tusschen den Rijn ende die Schelt. Ende hi dede een casteel maken op een riuiere genaemt die Wale die bouen den Rijn leyt. Ende dat casteel heet Meghem, maer nv heetet Nieumeghem. Ende dat waer om sal namaels verclaert worden. [45r]

Voort zal je weten dat het niet zeer authentiek is hetgeen hierna volgt tot het einde van het tweede kapittel daar gezegd wordt van Pompeius die tegen Julius Caesar kwam te strijden, nochtans vindt men het in sommige historin.

Die voor genoemde Francion vloog na de vernietiging van Troje met Turcus, die de zoon van Troilus was, met Antenor, Aeneas en kleine Priamus en met meer baronnen en menigte van volk en doolde daar over de zee en over de beemden van Meotides ,(Krim, Zwarte Zee) en vandaar kwamen ze in het land van Isaurie (noord van Taurus). En Turcus trok in een land dat naar hem heet Turkije en maakte daar steden en burchten. Van hem is afgedaald de grote Turk die hem noch beschrijft Vindicator troyanorum, ‘dat is wreker van die van Troje.’ Antenor trok in Italië daar hij Padua en Veneti stichtte. Aeneas trok in Italië en Carthago. Van hem kwamen de koningen van Albanië en de edelheid van Italie. Francion, de zoon van Hector, had een zoon die Hector heette. Hector had een zoon die Troilus heette. Troilus had 2 zonen, de ene heette Francion, de andere Priamus, maar Francion bleef heer in Isaurie en Priamus trok in Pannonien, dat is Hongarije, en zo nam hij een dochter van een prins van dat land die daarmee ten huwelijk gaf al dat land dat over de Donau lag. Deze Priamus was de zesde van de grote Priamus, de vader van Hector, en hij stichtte in dat land een grote stad die hij Sicambrie noemde. En het was 118 jaren na de vernieling van Troje en al zijn volk werd naar deze stad genoemd Sicambren. En deze Priamus had twee zonen, de oudste heette Aeneas, de ander Priamus, naar Aeneas bleef in Sicambrie. Deze Aeneas had een zoon en die heette ook Priamus. En deze Priamus had een zoon die heette Silvius Brabon. En Silvius Brabon had zes zonen die hij allen niet vergoedden kon. De oudste heette Wandalus, van hem kwamen de Wandalen, de andere Poluxus en naar hem heet dat land van Polen. De derde heette Rusus en naar hem heet dat land van de Russen. De vierde heette Hunus en van hem kwamen de Hunnen. De vijfde heette Frixus en naar hem heet Frigia. (Frygie, Anatolische hoogvlakte) De zesde heette Silvius Brabon en werd alzo geheten omdat de Latijnse heren die geboren waren uit Troje alzo genoemd waren en die bleef heer van Sicambrie en hij had zonen en dochters en zijn oudste zoon heette Hector en die bleef heer in Sicambrie. En deze Hector had een zoon en die heette Francion of Francke. En Francion had een zoon die heette die Francio Brabon. Francio Brabon had een zoon die heette Troilus en een dochter die heette Ylia daar Mars aan won Romulus en Remus. En in de tijden van die Troilus zo werd die grote stad van Rome gemaakt van de kinderen van zijn zuster Romulus en Remus waar de Romeinen van zijn gekomen. En Troilus had een zoon die Brabon heette. Brabon had een zoon die Silvius Brabon heette. Silvius Brabon had een zoon die Hector Brabon heette. Hector Brabon had 2 zonen, de ene zoon heette Demophon en die won Tarquinius Priscus en regeerde als koning te Rome. De andere zoon heette Palamides en die bleef heer in Cambrie. En Palamides had drie zonen, de oudste heette Brabon Silvius, de andere heette Diephebus en de derde heette Pryas, maar Brabon bleef in Sicambrie. En Pryas kwam in een eiland dat Pontus heette waar Pilatus later in gezonden werd. En Diephebus kwam in Denemarken. En Brabon Silvius die heer in Sicambrie bleef had 2 zonen, de ene heette Diomedes en die kreeg dat land in Afrika waarin hij trok te wonen. De andere heette Priamus en die bleef heer in Sicambrie. En hij won een zoon en die heette Philomenus en die had drie zonen, de oudste heette Archadius, de ander heette Macedo en de derde heette Priamus en die bleef heer in Sicambrie. En het land daar Archadius heen trok te wonen dat heet naar hem Arcadi. En het land daar Macedo in trok te wonen dat noemde hij Macedoni en die Macedo was vader van Filips, de vader van de grote koning Alexander. En Archadius won een zoon en die was vader van Julius Caesar. En aldus zo is de edelheid der wereld gekomen uit die van Troje.

Maar Priamus voorgenoemd die heer in Sicambrie bleef had twee zonen. De oudste heette Brabon en bleef heer in Sicambrie. Ook had hij een dochter die heette Polixina en die had later tot man Neptabanus, koning van Egypte, de tovenaar waarvan men zegt dat hij Alexanders moeder bedroog bij nigromantie. Deze Brabon heer in Sicambrie had 2 zonen, de ene heette Laomedon. En Laomedon had een zoon en heette Pelius. En Pelius had twee zonen die beide Troilus heetten. De ene van beide bleef heer in Hibernia, dat is Ierland. En deze Troilus had een zoon die heette Troilus Brabon. Troilus Brabon had een zoon die heette Priamus. Priamus had een zoon die heette Francion. Francion had een zoon die heette Silvius Brabon. Silvius Brabon had een zoon die heette Troilus Brabon. En van hem kwamen twee Brabonen, de een na de andere. En daarna kwam er een en die heette Hector. En van die Hector kwam noch een Brabon. En van die Brabon kwam Priamus. Van die Priamus kwam Francion of Francke. En die Francion had 14 zoons en 5 dochters die hij allen niet vergoeden kon en daarom gaf hij zijn zonen schat en beval hun land te zoeken om te bewonen, wat ze deden. De oudste bleef heer in Sicambrie. En daar was de jonste van de gebroeders die Brabon heette en trok te wonen in Griekenland bij de hertog van Arcadi omdat zijn vader met kinderen verladen was. En Brabonՠs broeder en ook een van Francionՠs kinderen die Karel heette die kwam wonen ter heide in Tongeren in Nederland en hij werd heer van dit Nederland tussen de Rijn en de Schelde. En hij liet een kasteel maken op een rivier de Waal genoemd die boven de Rijn ligt. En dat kasteel heette Meghem, maar nu heet het Nijmegen. En het waarom zal later verklaard worden.

Dat .ij. capitel. Van Brabon eerste coninc van Agippinen die den ruese versloech Ende van Kaerlen sijnen broeder here van Tongeren, beyde kinderen van Francion. Ende van Julius cesar, ende vanden keyser Octauianus [45v]

WJ willen weder keren op Brabone die in Griecken woonde bi den hertoge van Archadien. Dese brabon was een seer wijs sterc ende vroom ridder, ende was seer lieftael metten hertoge Hus van Archadien Ende daer om dede hi hem in huwelike hebben een van sinen alre edelste vrouwen daer Brabon aen wan eenen sone gheheten brabon siluius, ende noch een sone geheten Eneas. Ende int selue iare als Brabon was geboren so creech die hertoge van Archadien ooc een sone die Julius genaemt was, ende die wert wt sijnder moeder lichaem gesneden, daer om heet hi Julius cesar, ende ooc heet hi Gaius Ende dese drie kinderen wiessen te samen op , te weten, Julius, Brabon ende Eneas. Ende want Julius een groot wijs gheleert man was, so wert hi van den Romeynen gecoren een consul te zijn ende een capiteyn van haren volcke om dat te regeren Ende der capiteynen waren iij. Deerste heer Crassus, dander Pompeius, die derde Julius Cesar

Crassus wert gesonden vanden Romeynen in Perssen ende in Meden om te orlogen aldaer ende den roomschen rijcke tlant daer onderdanich te maken Ende om dat hi so gierich was so was hem gesmolten gout in sijn kele ghegoten ende sijn heerscapie nam een onsalich eynde Ende pompeius had die stadt van Rome te bewaren ende te regeren. Ende Julius wert gesonden ouer dat geberchte om den Romeynen veel landen onderdanich te maken Ende brabon ende Eneas sijn broeder trocken beyde met Julius cesar orlogen

Dese Julius creech ende conquesteerde Almanien, sassen, zwauen, doringen ende dese nederlanden. Ende Julius maecte Brabon coninc van Doringen, want hi hem seer beminde om sijnder vromicheit wil Ende so quam Julius vast nederwaert tot Colen, twelc doe heet Agrippinen, ende de stadt was thooft vanden conincrijcke van Agrippinen begripende alle tlant vanden Rijn totter Scelden toe Ende Julius versloech haren coninc, ende hi maecte desen brabon ooc regeerder vanden lande van Agrippinen.

Na dat Julius daer alle sijn belieften gedaen hadde, ende brabon in possessien ghestelt was dat lant bewarende So track Julius vast nederwaert met sinen volcke, ende int reysen stichte hi de stadt van Gulke, ende van daer so track Julius ouer die mase tot in Vlaenderen, twelc doe heet Tfelle wout sonder genaden ende hi quam daer die Leye in die Schelt valt. Daer stichte ofte vermeerderde hi een stadt die hi na sinen name dede heten Gand want hi heet Gaius Julius Ende daer na liet hi sijn versleten Romeynen rusten die niet meer ten oorloge en dienden. Ende van daer track hi voort ter plaetsen die nv Cassele heet, ende daer sterf een van sijn maghen die Cassius heet, dien hi groef bouen op den berch, ende dair na heet noch Cassele

Ende van daer track hi tot Bolonien oft Bonen daer hi met sijnen volcke verwinterde Ende binnen desen tide so dede hi een casteel maken

Ende die wile hi daer lach so is wat te verclaren vanden voorscreuen karle sone van Francio oft francken, die welck Kaerle woonde tot Tongeren ende tot Megen. [46r]

Dat 2de kapittel. Van Brabon, de eerste koning van Agrippina die de reus versloeg. En van Karel zijn broeder en heer van Tongeren, beide kinderen van Francion. En van Julius Caesar en van de keizer Octavianus.

Wij willen weder keren op Brabon die in Griekenland woonde bij de hertog van Arcadië. Deze Brabon was een zeer wijze, sterke en dappere ridder en was zeer lieftallig met de hertog Hus van Arcadië. En daarom liet hij hem huwen met een van zijn aller edelste vrouw daar Brabon een zoon aan won geheten Brabon Silvius en noch een zoon geheten Aeneas. En in hetzelfde jaar toen Brabon was geboren zo kreeg de hertog van Arcadië ook een zoon die Julius genaamd was en die werd uit zijn moeders lichaam gesneden en daarom heette hij Julius Caesar en ook heette hij Gaius. En deze drie kinderen groeiden tezamen op, te weten, Julius, Brabon en Aeneas. En omdat Julius een grote wijze geleerde man was zo werd hij van de Romeinen gekozen om consul te zijn en kapitein van hun volk om dat te regeren. En van de kapiteins waren er 3. De eerste heer Crassus, de ander Pompeius, de derde Julius Caesar.

Crassus werd van de Romeinen in Perzen en in Meden gezonden om aldaar te oorlogen en het Roomse rijk onderdanig te maken. En omdat hij zo gierig was zo was hem gesmolten goud in zijn keel gegoten en zijn heerschappij nam een onzalig einde. En Pompeius had de stad van Rome te bewaren en te regeren. En Julius werd gezonden over dat gebergte om de Romeinen veel landen onderdanig te maken. En Brabon en Aeneas, zijn broeder, trokken beide met Julius Caesar oorlogen.

Deze Julius kreeg en veroverde Allemagne, Saksen, Zwaben en deze Nederlanden. En Julius maakte Brabon koning van Thringen want hij beminde hem zeer vanwege zijn dapperheid. En zo kwam Julius vast nederwaarts tot Keulen wat toen heette Agrippina en de stad was het hoofd van het koninkrijk van Agrippina en omvatte al het land van de Rijn tot de Schelde toe. En Julius versloeg hun koning en hij maakte deze Brabon ook regeerder van het land van Agrippina.

Nadat Julius daar al zijn believen gedaan had en Brabon in bezit gesteld om dat land te bewaren zo trok Julius vast nederwaarts met zijn volk en in het reizen stichtte hij Gulke en vandaar zo trok Julius over de Maas tot in Vlaanderen wat toen heette het felle woud zonder genade en hij kwam daar de Leie in de Schelde valt. Daar stichtte of vermeerderde hij een stad die hij naar zijn Gand (Gent) noemde want hij heette Gaius Julius. En daarna liet hij zijn versleten Romeinen rusten die niet meer ten oorlog dienden. En vandaar trok hij voort ter plaatse die nu Kassel heet en daar stierf een van zijn verwanten die Cassius heette, die hij begroef boven op de berg en daarnaar heet het noch Cassele. (Kassel)

En vandaar trok hij naar Bolonien of Boulogne-sur-Mer daar hij met zijn volk overwinterde. En binnen deze tijd zo liet hij een kasteel maken.

En de tijd dat hij daar lag zo is wat te verklaren voor de voorschreven Karel, zoon van Francion of Franken en die Karel woonde tot Tongeren en te Megen.

Ende hi had een sone die ooc Karle heet ende die woonden metten seluen coninc van Agrippinen, dien Julius versloech ende dese ionge Karel misdroech hem aen goede vrouwen ende maechden also dat hi gebannen wert vanden coninc van Agrippinen ende veriaecht, ende hi quam te wonen bi Julius vader den hertoge van Archadien in griecken Ende ooc quam hi bi Julius suster die Swane heet, also datse van hem wert met kinde beurucht Doe karle des ghewaer wert en dorste hi daer niet langer bliuen. Ende ooc had hi vernomen dat doude Karel sijn vader doot was ende seyde tot Swanen Ick en derf om uwen wil hier niet bliuen, maer ick sal trecken tot mijnen lande, wildi met mi reysen ic sal v trouwen tot eenen wiue, ende Swane was daer toe bereet.

Ende dus togen si heymelic bi nacht van daer ende quamen te samen int nederlant tot eenre plaetsen daer .viij. tommen stonden, te weten van viij. heydensche heeren die dair verslagen waren ende begrauen, daer nv een tomme af is vergaen ende heet te seuentommen ende is tusschen Bruessel ende Louen. Ende somige scrijuen dat daer der edelre Swanen den arbeyt aen quam van kinde, ende dat si daer gelach van eenen sone geheten Octauiaen ende meynen dat was Octauianus Augustus dye gloriose mogende keyser Mer dit is niet wel te gelouen, want al was Julius cesar warachtich oom van Octauiaen, so scrijft nochtans daer af Suetonius, dat Octauiaen geboren wert op dye .viij. kalende van October ad capita bubala bi Roome. Aldus bleef die voorseide Kaerle met Swane Julius suster wonende te Tongheren ende te Megen dat nv Nyeumeghen heet

Ic keer weder op Julius cesar die te Bolonien ofte Boonen lach Hi track tweewerf ouer strijden in groot Brytanien, dat nv Enghelant heet, want tweewerf wert hi dair verwonnen, also dat hem volc ghebrack, ende ghinc weder leggen te Boulogne-sur-Mer

Doe quamen tot Agrippinen dats Colen bi Brabon die grote heren van Julius cesars wegen, deen heet Brutus, dander Crassus, ende die derde heete Ecliopus, die brabone seer beniden om dat hem Julius coninc gemaect had van Doringen. Ende si quamen als vrienden ende versochten aen hem dat hi soude comen om Julius bistant te doen So dat Brabon met hem lieden track, ende si quamen te samen met haren volck dat nv Brabant heet tot Louen, daer stont een tempel daer die heeren den afgod Mars plagen te loouen. Mer eenige boecken orconden dat Brabon dair geloofde ende eet dede van des rijcx van romen wegen, doen hi dat lant van hem ontfinck, ende Louen is noch die hooft stadt van Brabant.

Ende doe track Brabon metten anderen drye voorghenoemden heeren van daer den rechten wech nae Gendt Ende si quamen lijdende door een lant dat al vol riets stont Ende doen seide brabon Hier moet ymmer een water bi wesen Ende doe seyde daer een die dat lant kende, dat dair bi liep een riuiere die de Schelde heet, endedaer op die passagie daer si ouer mosten scepen een ruese lach op eenen torre ende wachte daer den tol, want die ouer de Schelde varen wilde die most dair sijn hant te tolle laten oft tegens den ruese vechten. [46v]

Maer Brabon en was niet veruaert vanden ruese ende seyde dat hi lieuer den ruese hadt te beuechten dan sijn hant te verliesen Ende met desen quam Brabon metten anderen op de Schelde ende wilde ouer scepen Doe sprac daer een van des ruesen knechten, dat si al mosten haer rechter hant tot eenen tol laten. Brabon seyde, hi en wilde ghenen tol gheuen, mer hi wilde tegen den ruese vechten Doe maecte die knecht een groot gheluyt met eenen ysere Ende die ruese dat horende quam wt sijnen casteel seer toornich ende ouermoedich ende vragede, wie daer so cloeck waer die tegen hem vechten wilde Brabon antwoorde Ic allene, twelc den ruese onweert gaf Ende doe vacht Brabon tegen den ruese, daer hi veel te liden had, want die ruese was fel ende sijn slagen waren groot Mer ten lesten wert hi verwonnen ende Brabon sloech hem sijn rechter hant af ende daer na sijn hooft, ende hi nam des ruesen hant ende werpse omtrent der haluer Schelden. Ende also verre als Brabon die hant werp so verre behoort de scelde aen Brabant, ende van dien hant werpe heeft Antwerpen noch den name behouden

Doe die ruese verslagen was, so reet Brabon tot eenen monstere die stont daer sinte Michiels cloostere nv staet ende noch heet die straet die monster strate, ende daer aenbedemen Mars den god vander oorlogen. Doe hi sijn gebet gedaen hadde so voer Brabon ende alle sijn geselscap ouer die Schelde in vlaenderen ende hi track met sinen gheselscape tot Ghendt, ende daer vernamense dat Julius tot Boonen lach, daer si trocken ende hem vonden, die alte blide was vander coemste van Brabon ende ooc vanden anderen heren Ende corts daer na track Julius ouer met sijnen heyre in groot Britanien, dat nv Engelant heet ende versloech haren coninc Cassibiliaen, ende maecte Britanien onderdanich den romeynen Ende doen track Julius weder in Vlaenderen in een grote wildernisse, dair hi veel rouers vant die hi alle versloech ende dat was te Toerhout, ende tot dier plaetzen gaf hi schoone priuilegien ende vryheden. Ende daer vertelde brabon Julio hoe hi den ruese verslegen had op de Schelt daer dat riet stont, ende hoe die ruese den tol nam van der hant ende hoe hi de hant in die Schelde werp End Julius dat verstaende verblijde hem daer in, ende hi track met Brabon ouer die Schelde, daer den torre stont dair die ruese den tol verwachte Ende daer comende behaechde Julius die plaetse so wel dat hi werclieden ontboot ende dede daer een borch maken. Ende hi maecte die plaetse ende aerde heilich na die heidensche ende roomsche maniere ende gaf daer schone rechten ende priuilegien, ende hi maecte coninc brabon om dat hi den ruese verslagen hadt marcgraef des heilichs rijcx, ende om den hant werp die brabon werp so bleeft hetende Hantwerpen, Ende Julius gaf der stadt die wapen, een borch van siluer in een velt van keelen, ende ooc twee handen om dat brabon die hant werp Noch voeren die hertogen van brabant den tytele vanden marcgraefscap des heilichs rijcx van des keyserijcx van Rome wegen Ende daer track Julius te Gallien weert dat nv vrancrijcke heet ende sloech neder ter plecken die nv Cameric heet, ende noch hetet de camer des heilichs rijcx, ende daer vant hi ooc een wout vol moordenaren die hi alle versloech [47r]

En hij had een zoon die ook Karel heette en die woonde met dezelfde koning van Agrippina die Julius versloeg en deze jonge Karel misdroeg zich aan goede vrouwen en maagden alzo dat hij verbannen en verjaagd werd van de koning van Agrippina en hij kwam te wonen bij Julius, de vader van de hertog van Arcadië in Griekenland. En ook kwam hij bij de zuster van Julius die Zwaan heette, alzo dat ze van hem met kind werd bevrucht. Toen Karel dat gewaar werd durfde hij niet langer daar te blijven. En ook had hij vernomen dat de oude Karel, zijn vader, dood was en zei tot Zwaan;’ Ik durf vanwege u hier niet langer te blijven, maar ik zal naar mijn land trekken, wil je met me reizen zal ik u trouwen tot een wijf’ en Zwaan was daartoe bereid.

En dus gingen ze heimelijk bij nacht vandaar en kwamen tezamen in Nederland tot een plaats daar 8 tomben stonden, te weten van 8 heidense heren die daar verslagen waren en begraven daar nu een tombe van is vergaan en heet te Seventomben (Zaventem of Tombergen bij Leuven in de Tiense Poort) en is tussen Brussel en Leuven. En sommigen schrijven dat daar de edele Zwaan daar baarde een kind en dat ze daar lag van een zoon geheten Octavianus en menen dat het was Octavianus Augustus die glorieuze vermogende keizer. Maar dit is niet goed te geloven want al was Julius Caesar de ware oom van Octavianus zo schrijft nochtans daarvan Suetonius dat Octavianus geboren werd op de 8ste dag van oktober, ad capita bubala bij Rome. Aldus bleef die voornoemde Karel met Zwaan bij Julius zuster wonen te Tongeren en te Megen dat nu Nijmegen heet.

Ik keer weer op Julius Caesar die Boulogne-sur-Mer lag. Hij trok tweemaal over te strijden in groot Brittanni dat nu Engeland heet want tweemaal werd hij daar overwonnen, alzo dat hem volk ontbrak en ging weer liggen te Boulogne-sur-Mer.

Toen kwam te Agrippina, dat is Keulen, bij Brabon die grote heren vanwege Julius Caesar, de ene heette Brutus, de ander Crassus en de derde heette Ecliopus die Brabon zeer benijdden omdat Julius hem koning gemaakt had van Thringen. En ze kwamen als vrienden en verzochten aan hem dat hij zou komen om Julius bijstand te doen. Zodat Brabon met hen mee vertrok en ze kwamen tezamen met hun volk dat nu Brabant heet te Leuven en daar stond een tempel daar de heren de afgod Mars plagen te loven. Maar enige boeken verkondigen dat Brabon daar beloofde en een eed deed vanwege het rijk van Rome toen hij dat land van hem ontving en Leuven is noch de hoofdstad van Brabant.

En toen trok Brabon met de drie andere heren vandaar de rechte weg naar Gent. En ze kwamen gaande door dat land dat geheel vol riet stond. En toen zei Brabon; ‘Hier moet immer een water bij wezen. En toen zei daar een die dat land kende dat daarbij een rivier liep die de Schelde heette en daarop een passage daar ze over moesten per schip waar een reus op een toren lag en bewaakte daar de tol want die over de Schelde varen wilden die moesten daar zijn hand laten of tegen de reus vechten.

Maar Brabon was niet bang van de reus en zei dat hij liever de reus had te bevechten dan zijn hand te verliezen. En met deze kwam Brabon met de anderen op de Schelde en wilde over schepen. Toen sprak daar een van de knechten van de reus dat ze allen hun rechterhand tot tol laten. Brabon zei dat hij geen tol wilde geven, maar hij wilde tegen de reus vechten. Toen maakte de knecht een groot geluid met een ijzer. En de reus die dat hoorde kwam uit zijn kasteel zeer vertoornd en overmoedig en vroeg wie daar zo kloek was die tegen hem vechten wilde. Brabon antwoordde; ԉk alleenլ wat de reus onwaarde vond. En toen vocht Brabon tegen de reus daar hij veel te lijden had, want de reus was fel en zijn slagen waren groot. Maar tenslotte werd hij overwonnen en Brabon sloeg hem zijn rechterhand af en daarna zijn hoofd en hij na de hand van de reus en wierp het omtrent de halve Schelde. En alzo ver als Brabon die hand wierp zo ver behoort de Schelde Brabant en van dat hand werpen heeft Antwerpen noch de naam behouden

Toen de reus verslagen was zo reed Brabon tot een monster die stond daar Sint Michiels klooster nu staat en noch heet die straat der monster en daar aanbad men Mars, de God van de oorlog. Toen hij zijn gebed gedaan had zo voer Brabon en al zijn gezelschap over de Schelde in Vlaanderen en hij trok met zijn gezelschap naar Gent en daar vernamen ze dat Julius te Boulogne-sur-Mer lag, daar ze heen gingen en hem vonden die al te blijde was van de komst van Brabon en ook van de andere heren. En gauw daarna trok Julius over met zijn leger in groot Brittanni dat nu Engeland heet en versloeg hun koning Cassibilianus en maakte Brittannie onderdanig aan de Romeinen. En toen trok Julius weer in Vlaanderen in een grote wildernis daar hij veel rovers vond die hij allen versloeg en dat was te Torhout en tot die plaats gaf hij mooie privilegies en vrijheden. En daar vertelde Brabon Julius hoe hij de reus verslagen had op de Schelde daar het riet stond en hoe de reus de tol nam van de hand en hoe hij de hand in de Schelde wierp. En Julius die dat verstond verblijde hem daarin en hij trok met Brabon over de Schelde daar de toren stond daar de reus de top bewaakte. En toen hij daar kwam behaagde Julius die plaats zo goed zodat hij werklieden ontbood en liet daar een burcht maken. En hij maakte die plaats en aarde heilig naar de heidense en Romeinse manier en gaf daar mooie rechten en privilegin en hij maakte Brabon koning omdat hij de reus verslagen had en markgraaf van het heilige rijk en vanwege de hand die Brabon wierp zo bleef het heten Hantwerpen, En Julius gaf de stad een wapen, een burcht van zilver in een veld van kelen en ook twee handen omdat Brabon die hand wierp. Noch voeren de hertogen van Brabant de titel van markgraafschap van het heilige rijk van het keizerrijk vanwege Rome. En daarna trok Julius te Gallië waart dat nu Frankrijk heet en sloeg neer ter plekke dat nu Kamerijk heet en noch heet het de Kamer van het heilige Rijk en daar vond hij ook een woud vol moordenaars die hij allen versloeg.

Als coninc brabon verstont dat Julius cesar daer ruste, so nam hi een scip in de Schelde ende wilde te Camerijcke varen spelen, ende onder wegen vant hi eenen dal daer veel swanen waren. Ende brabon ginc na een swane schieten, mer de swaen ontuloot hem, ende Brabon swoer hi soude den swaen volgen so lange dat hi hem crigen soude Ende hi volchde den swane weder om lancx den water tot meghem in gelderlant Ende daer lach die voorscreuen Julius Cesars suster, dye met karlen here van Tongeren neder comen was Ende doe si sach dat brabon schieten wilde den swaen so riep si in griecxscher talen Heer ridder laet mijnen swaen sijn leuen Ende brabon verwonderde sere wie die vrouwe wesen mochte, ende ghinc wten scepe opt slot Ende doen hi daer bouen quam verkenden si elc den anderen, want si te samen waren op gewassen, maer si was veel ouder dan Brabon. Ende si gaf Brabon een cofferken ende daer was in een cleyn beeldeken van goude ende dat plach Julius moeder toe te horen, ende dat gaf si brabon om Julius haren broeder te dragen. Ende brabon track ter stont weder te Camerijke daer hi Julius vant ende seide hem alle sijn gheschienissen ende gaf hem dat cofferken daer dat beeldeken van goude in was, ende seide voort hoe hem sijn suster seer dede groeten Daer hem Julius alte wonderliken af verblide ende trac ter stont met brabon tot Megem Ende onder wegen reysende so wijsde hem Brabon het dal ende tlant daer hi die swanen gheuonden hadde Ende doe gaf hem Julius den name Valencigne dat is swanen dale

Ende van daer trocken si voort tot Meghem, daer Julius sijn suster Swane vant, die hem ende alle sijn volc seer blideliken ontfinc Ende si vertrack hem alle haer geschiedenisse, hoe datse met haren man wt Griecken quam, ende hoe dat se onder wegen gelach van eenen sone die heet Octauiaen, ende si toonde hem tkint, twelc Julius seer wel genoechde ende noch thoonde si hem een ionge dochter die ooc Swane heet Ende si claechde hoe dat haer heere gestoruen waer ende hoe si vrouwe was van Tongeren ende van alle dien lande. Ende Julius dede haer casteel al heel vermaken ende daer na bleeft heeten Nyeumeghem, ende Julius nam hem sijnen iongen neue Ende coninc Brabon badt te hebben in huwelike die ionge Swane, die hem Julius gaf Ende ooc gaf hi hem dair mede te huwelic dat conincrike van Agrippinen, dat is, alle tlant van op den Rijn totter Schelden toe, dair Brabant in begrepen is. Behoudelic dat Julius suster half dat rijke behouden soude haer leuen, ende na haer doot soudent brabons nacomelingen ewelic behouden, ende ooc tvoorseide conincrike van Doringen ende tmarcgraefscap des heylichs rijcx Ende al die wijle dat Julius bi zijn suster lach ende dede haer casteel vermaken so voer hi met Brabone iagen ende si iageden na eenen hert, die welck als hi niet onvlien en conste, so viel hi neder ter eerden voor Julius cesar ende weende tranen also die herten plagen als si sien dat si steruen moeten Doe nam Julius den hert op ende lietes niet meer iaghen ende dede den seluen hert enen gulden halsbant om sijnen hals doen, ende op den halsbant stont in griecxsche letteren ghescreuen ende wt ghegrauen aldus. Julius cesar heeft mi gheuaen, mer door sijn eedelheit liet hi mi gaen Ende dat hert leefde [47v] na Julius menich hondert iaer, want den bant was gewassen in sijn vel, dat men den bant niet en bekende doe hy ghecregen wert Ende in die selue reyse quam Julius tot Louene, daer den tempel van Mars stont, dair die heren den afgod Mars plagen te louen, ende ooc den Roomschen rijcke ghehoorsaemheyt te ghelouen, ende noch so heuet de stadt den name daer af behouden Ende Julius stichte tot Louen een borch ende van daer track hi met sinen volck twee milen, dair Julius eenen Aerne schoot al vliegende, ende noch hiet die plaetse daer af Aerschot, ende Julius maectede daer een casteel Ende in deser tijtdat Julius so lange in Gallien ende in dese nederlanden bleef leggende, so werden die Romeynen op hem tornich om dat hy bouen vijf iaren merrede, want het was een statuyt vanden Romeynen dat haer capiteynen ouer die vijf iaren hem niet absenteren en mochten. Ende midts dien meynde Pompeius dat hi Julius wt Rome weeren ende verdriuen soude, twelck Julius vernam die hem daer tegen meynde te wapenen

Toen koning Brabon verstond dat Julius Caesar daar rustte zo nam hij een schip in de Schelde en wilde te Kamerijk varen spelen en onderweg vond hij een dal waar veel zwanen waren. En Brabon ging op een zwaan schieten, maar de zwaan ontkwam en Brabon zwoer hij zou de zwaan volgen zo lang totdat hij hem krijgen zou. En hij volgde de zwaan wederom langs het water tot Megen in Gelderland. En daar lag die voorschreven Julius Caesars zuster die met Karel de heer van Tongeren neder gekomen was. En toen ze zag dat Brabon de zwaan wilde schieten zo riep ze in Griekse taal; ‘Heer ridder, laat mijn zwaan zijn leven.’ En Brabon verwonderde zich zeer wie die vrouwe wezen mocht en ging uit het schip op het slot. En toen hij daarboven kwam herkenden elk de andere want ze waren tezamen opgegroeid, maar ze was veel ouder dan Brabon. En ze gaf Brabon een koffertje waarin een klein gouden beeldje was en dat plag Julius moeder toe te behoren en dat gaf ze Brabon om naar Julius, haar broeder, te dragen. En Brabon trok terstond weer naar Kamerijk daar hij Julius vond en zei hem al zijn geschiedenis en gaf hem dat koffertje waarin dat gouden beeldje in was en zei voort hoe hem zijn zuster zeer liet groeten. Daar hem Julius al te wonderlijk van verblijdde en trok terstond met Brabon naar Megen. En onderweg reizende wees hem Brabon het dal en het land daar hij die zwaan gevonden had. En toen gaf Julius het de naam Valencigne, dat is zwanendal.

En vandaar trokken ze voort naar Megen daar Julius zijn zuster Zwaan vond die hem en al zijn volk zeer blijde ontving. En ze vertelde hem al haar geschiedenis, hoe dat ze met haar man uit Griekenland kwam en hoe dat ze onderweg lag van een zoon die Octavianus heette en ze toonde hem het kind, wat Julius zeer vergenoegde en noch toonde ze hem een jonge dochter die ook Zwaan heette. En ze klaagde hoe dat haar heer gestorven was en hoe ze vrouwe was van Tongeren en van al dat land. En Julius liet haar kasteel geheel vermaken en daarnaar bleef het heten Nijmegen en Julius nam tot hem zijn jonge neef. En koning Brabon bad te hebben in huwelijk de jonge Zwaan die Julius hem gaf. En ook gaf hij hem daarmee in het huwelijk dat koninkrijk van Agrippina, dat is al het land van op de Rijn tot de Schelde toe daar Brabant in begrepen is. Behalve dat Julius zuster half dat rijk behouden zou haar leven en na haar dood zouden Brabonՠs nakomelingen het eeuwig behouden en ook het voornoemde koninkrijk van Thringen en het marktgraafschap van het heilige rijk. En al de tijd dat Julius bij zijn zuster lag en het kasteel liet vermaken zo voer hij met Brabon jagen en ze joegen op een hert die toen het niet ontkomen kon zo viel het neer ter aarde voor Julius Caesar en weende tranen alzo de herten plagen als ze zien dat ze sterven moeten. Toen nam Julius het hert op en liet het niet meer jagen en liet hetzelfde hert een gouden halsband om zijn hals doen en op de halsband stond in Griekse letters geschreven ingegraveerd aldus; ‘Julius Caesar heeft me gevangen, maar door zijn edelheid liet hij me gaan.’ En dat hert leefde na Julius menig honderd jaar want de band was in zijn vel gegroeid zodat men de band niet herkende toen hij gevangen werd. En in diezelfde reis kwam Julius tot Leuven daar de tempel van Mars stond daar de heren de afgod Mars plagen te loven en ook het Romeinse gehoorzaamheid plachten te beloven en noch zo heeft de stad de naam daarvan behouden. En Julius stichtte te Leuven een burcht en vandaar trok hij met zijn volk twee mijlen daar Julius een arend schoot al vliegend en noch heet die plaats daarvan Aarschot en Julius maakte daar een kasteel. En in deze tijd dat Julius zo lang in Galli en in deze Nederlanden bleef liggen zo werden de Romeinen op hem vertoornd omdat hij meer dan vijf jaren draalde want het was een statuut van de Romeinen dat hun kapiteins over die vijf jaren niet verwijderen mochten. En mitsdien meende Pompeius dat hij Julius uit Rome weren en verdrijven zou, wat Julius vernam die hem daartegen meende te wapenen.

So nam hi oorlof aen sijn suster ende aen haer gheselschap ende track na Rome met Brabon ende met Octauiaen sijnen neue ende met alle sinen volcke. Ende eer Julius te Romen quam so quam hem Pompeius tegen als vijant met groten volcke. Daer vochten si eenen groten strijt, ende daer wert coninck brabon vermoort van achter vanden voorseyden drie heren Brutus Crassus ende Ecliopus Twelc Octauiaen alte geerne gewroken hadde, mer hi en condet op die tijt niet volbrengen, hoe wel dat hijer nochtans sijn beste om dede. Na veel vechtingen ende bloetstortingen so wan Julius cesar den strijt ende hadt victorie Ende Pompeius vloot in egipten ende Julius tooch hem na, mer Pompeius en dorste daer niet blijuen ende vloot in Alexandrien, dair hi onthooft wert ende sijn hooft wert Julius ghesonden

Van desen Pompeius leestmen dat hi .xxij. coninghen verwonnen hadde Mer na dat hi den tempel gods hadt onteert so en street hi noyt, hi en wert altoos verwonnen. Ende des gelijcx Crassus die rechter van Syrien, dye den tempel gods beroofde wert ghedoot met ghesmouten goude dat hem in sijn kele ghegoten was. Veel exempelen vintmen van alsulcken tyrannen die de heylige kercke, die geestelicheit hem niet en ontsien te onteeren, dat si verslagen werden oft anders quader doot katiuelic steruen. etc.

Aldus so keerde Julius ende quam met machte binnen Rome dat hi wan sonder weer Ende hi wert daer gemaect ende gecoren een eenich prince te wesen vanden Romeynen, dat noyt te voren en had gheweest, ende dit was omtrent .xlv. iaren voor ons heeren gheboorte Ende int vierde iaer sijns rijcx wert hi vermoort opt Capitolium daer hi in rade stont. Ende dat geschiede bi conspiracie van Brutus ende Cassius, om dat hi alleen prince zijn wilde. Dese Julius was cloeck ende soe vroom dat sijn handen ende herte bi na onmogelike dingen vermochten. Hi hadt lij. striden, want hi maecte den Romeynen onderdanich, Jtalien, Almanien, Gallien, groot Britanien, dats engelant, ende veel andere landen [48r]

In dese tijt sachmen oostwaert drie sonnen die allencxken vergaderden in een sonne Twelc betekende dat Asia Affrika Europa (twelc al die werelt is betekent) comen soude te samen onder een heerscapie Oft bat, dat de kennisse eens gods drieuuldich in personen cortelic der werelt soude werden openbaer want doe nakende was die geboorte ende toecoemste ons heren Jhesu cristi behouders der werelt

Die voorseide Octauiaen noch een ionghelinc sijnde ende sijn ieucht vercierende met manlike wercken wert keyser na Julius cesar sijns ooms doot die alre gloriooste ende victoriooste keyser die oyt was. Hi had vijf .M. striden in sijn leuen, ende cortelicken creech hi alle die werelt onder een monarchie. Dese Octauiaen en hadde noyt sijns gelijc Die werelt was onder hem .xij. iaren in grotenvrede hem sijnde gehoorsaem Twelc sekerlic was twerck der godliker gracien, op dat den tijtliken vrede de geboorte ons heren vercieren soude.

Octauianus Augustus was seer scone van lichame, subtijl van verstant, voorspoedich in alle dingen Hi dede die werelt bescriuen, also dat heylighe euangelie seyt Ende in sijn .xlij. iaer werdt cristus Jhesus die behouder der werelt gheboren, die den eewigen vrede gheuet sijnen wtuercoorne

Jn dese tijt was Sibilla Tiburtina die van cristo propheteerde ende si seide totten keyser Octauiaen, dat hi hem na die sotte begeerte der heydenen niet en liet godlike eere bewisen Ende si vertoonde hem een schone maget inden hemel houdende een kindeken in haer armen ende Sibilla seyde Dit kint is meerder dan du biste, aenbedet hem Ende also aenbede die keyser dat soete kint ende eerdet met wieroock, ende daer na en woude hi noyt here gheheten werden Ende tot dier plaetse maecte hi den eersten outaer die oyt ter eeren cristi gemaect was ende heet noch heden des dages Ara celi, dat is des hemels outaer.

Octauianus die gloriose keyser die was so vroom, so voorspoedich, ende so vol eerbaerheyden datmen noyt heydenschen prince oft vorste sijns ghelijc en vant Want hi was een exemplaer van ootmoedicheden, goedertierenheden, voersienicheden, zedicheden, ende lijdtsaemheden. etcetera. die welck seer selden yemant te samen heeft

Gheen orloge aenueerde hi dan bi bedwange, want hi plach te segghen Tis groot verlies met gulden hengelen te visschen, want ist dat die hengel verloren wert so en moghen die visschen dat niet verghelden

Vanden genen die van hem achtersprake deden plach hi te seggen Jn een vry stadt sullen vry tongen sijn

Sijn ridders liet hi niet leedich sijn noch in weelden leuen want si tot arbeyden gheordineert sijn.

Sijn dochteren dede hi leeren wercken in wolle wercke om die wandelberheyt der tijden ende so consten spinnen ende weuen. Ende hi en lietse tot hem niet comen dan met rijpen gesichte ende sonder costelicheyt van clederen [48v]

Die conincrijken ende landen die hi metten sweerde gewonnen hadt gaf hi weder wtgenomen sommige, oft hi gafse anderen vreemden. Hi liet hem seluen ooc leyden te getugen inden rechte ende vragen ende wederleggen met gelijcken moede. Veel warender schijnende sijn vrienden maer als si bat mochten soe pijndense hem ooc met orlogen te hinderen. Ander misdadige, ia ooc meyneedich sijnde als si ghenade begeerden so gaf hi hem haer leuen ende goet

Jn desen tide van desen keyser Octauianus so repareerde sijn behuyde sone Marcus Agrippa dye stadt van Agrippinen, die namaels gheheeten wert Colen

Zo nam hij verlof aan zijn zuster en aan haar gezelschap en trok naar Rome met Brabon en met Octavianus, zijn neef, en met al zijn volk. En eer Julius te Rome kwam zo kwam hem Pompeius tegen als vijand met groot volk. Daar vochten ze een grote strijd en daar werd koning Brabon van achter vermoord van de voor genoemden drie heren Brutus, Crassus en Ecliopus. Wat Octavianus al te graag gewroken had, maar hij kon het op die tijd niet volbrengen, hoewel dat hij er nochtans zijn best toe deed. Na veel vechten en bloedstorting zo won Julius Caesar de strijd en had victorie. En Pompeius vloog in Egypte en Julius volgde hem na, maar Pompeius durfde daar niet te blijven en vloog in Alexandrië waar hij onthoofd werd en zijn hoofd werd naar Julius gezonden.

Van deze Pompeius leest men dat hij 22 koningen overwonnen had. Maar nadat hij de tempel Gods had onteerd zo streed hij nooit en hij werd altijd overwonnen. En desgelijks Crassus, de rechter van Syrië, die de tempel Gods beroofde werd gedood met gesmolten goud dat hem in zijn keel werd gegoten. Veel voorbeelden vindt men al zulke tirannen die de heilige kerk en de geestelijkheid niet ontzien te onteren zodat ze verslagen werden of andere kwade dood ellendig stierven, etc.

Aldus zo keerde Julius en kwam met macht binnen Rome dat hij won zonder verweer. En hij werd daar gemaakt en gekozen om enige prins te wezen van de Romeinen dat nooit tevoren was geweest en dit was omtrent 45 jaar voor de geboorte van onze heer. En in het vierde jaar van zijn rijk werd hij vermoord op het Capitool waar hij in raad stond. En dat geschiedde bij samenzwering van Brutus en Cassius omdat hij alleen prins zijn wilde. Deze Julius was kloek en zo dapper dat zijn handen en hart bijna onmogelijke dingen vermochten. Hij had 7 maal te strijden want hij maakte de Romeinen onderdanig Italië, Allemagne, Gallië, groot Brittannië en veel andere landen.

In deze tijd zag men oostwaarts drie zonnen geleidelijk aaneen verzamelen in een zon. Wat betekende dat Azië, Afrika en Europa (wat de hele wereld betekent) komen zouden tezamen onder een heerschappij. Of beter, dat de kennis van een drievuldige God in een persoon gauw de wereld openbaar zou worden want toen naakte de geboorte en toekomst van onze heer Jezus Christus, behouder der wereld.

Die voornoemde Octavianus die noch een jongeling was en zijn jeugd versierde met mannelijke werken werd keizer na de dood van zijn oom Julius Caesar de aller glorieuze en victorieuze keizer die ooit was. Hij had vijf duizendmaal strijd in zijn leven en gauw na zijn dood kreeg hij de hele wereld onder een monarchie. Deze Octavianus had nooit zijn gelijke. De wereld was onder hem12 jaren in grote vrede en was hem gehoorzaam. Wat zeker het werk was van goddelijke gratie opdat de tijdelijke vrede de geboorte van onze heer versieren zou.

Octavianus Augustus was zeer mooi van lichaam, subtiel van verstand en voorspoedig in alle dingen. Hij liet de wereld beschrijven alzo het heilige evangelie zegt. En in zijn 42ste jaar werd Christus Jezus, de behouder der wereld, geboren die de eeuwige vrede geeft aan zijn uitverkorenen.

In deze tijd was Sibilla Tiburtina die van Christus profeteerde en ze zei tot de keizer Octavianus dat hij zich naar de zotte begeerte der heidenen geen goddelijke eer liet bewijzen. En ze toonde hem een mooie maagd in de hemel die een kindje in haar armen hield en Sibilla zei; ‘Dit kind is groter dan u bent, aanbidt hem.’ En alzo aanbad de keizer dat lieve kind en eerde het met wierook en daarna wilde hij nooit heer genoemd worden. En tot die plaats maakte hij het eerste altaar die ooit ter ere van Christus gemaakt was en heet noch heden des daags Ara celi, dat is des hemels altaar.

Octavianus, de glorieuze keizer, die was zo dapper, zo voorspoedig en zo vol eerbaarheid zodat men nooit een heidense prins of vorst zijn gelijke vond. Want hij was een voorbeeld van ootmoedigheid, goedertierenheid voorzienigheid, zedigheid en lijdzaamheid etc., wat zeer zelden iemand tezamen heeft.

Geen oorlog aanvaarde hij dan bij bedwang want hij plag te zeggen; ‘Het is groot verlies met gouden hengels te vissen want is het dat de hengel verloren wordt zo mogen de vissen dat niet vergelden.’

Van diegene die van hem laster deden plag hij te zeggen; ‘In een vrije stad zullen vrije tongen zijn.’

Zijn ridders liet hij niet ledig zijn noch in weelde leven omdat ze tot arbeid geordend zijn.

Zijn dochters liet hij leren werken in wol werk vanwege de wankelbaarheid van tijden zo konden ze spinnen en weven. En hij liet ze tot hem niet komen dan met helder gezicht en zonder kostbare kleren.

De koninkrijken en landen die hij met het zwaard gewonnen had gaf hij terug, uitgezonderd sommige of hij gaf het andere vreemden. Hij liet zichzelf ook leiden te getuigen in het recht en vragen en weerleggen met gelijk gemoed. Velen waren er die zijn vrienden schenen maar als ze beter mochten zo pijnigde ze zich ook met oorlog te hinderen. Andere misdadige, ja ook meinedige als ze genade vroegen zo gaf hij hun leven en goed.

In deze tijden van deze keizer Octavianus zo repareerde zijn gehuwde zoon Marcus Agrippa de stad van Agrippina die later Keulen genoemd werd.

Dat .iij. capitel. Van Karel Brabons soone die .ij. coninc van Agrippinen ende sinen nacomeren tot Anises toe, die de xij. coninc van Agrippinen was ende wert kersten, also hier na verclaert sal werden

NV keer ick weder op coninc Brabon die vermoort wert voor Rome, die had van sijnre vrouwen die ionge swane, eenen sone die Kaerle heet na sijn oude vader van sijnre moeder wegen. Dese ionghe Kaerle deerste van dien name wert die .ij. coninc van Agrippinen dat nv Colene heet, van opten Rijn totter Schelden toe ende coninc van Doringen ende marcgraef sheilichs rijcx Octauianus keyser van Rome voorseyt die vermeerderde hem sijn rijke vander Eluen totter Scelden, ende vander vriesscher zee tot Vermendoys, ende verleende hem veel schone priuilegien want hi zijn oom was Ende hi regneerde in grooter mogentheyt ende voorspoede .lxxxi. iaren. Ende in sijnre tijt wert onse here Jhesus christus geboren die ghesontmaker ende behouder der werelt

Dese karel die .ij. coninc van Agrippinen als hi sterf so liet hi na hem .ij. sonen so Petrus damianus seit Deen sone hete Titus ende dander karle. Dese titus bleef coninc in Germanien ende in Doringen, ende karle bleef coninc van Agrippinen metten lande tusschen den Rijn ende der Scelden, ende tusschen die Suyer zee in vrieslant ende Vermendoys, daer tlant van Brabant in besloten is. Dese voorseyde Titus was die vader van Vespasianus, die met Titus sijnen sone die stadt van Jherusalem inden grondt destrueerde.

Ende dese voorscreuen karle die .ij. vanden name ende de derde coninc van Agrippinnen ende began te regneren int iaer ons heren .xxxix. ende hi regneerde .xli. iaer, ende liet na hem twee sonen deen heet Karle, dander Brabon, maer karle wert coninc van Agrippinen ende marcgraue des heilichs rijcx. Ende brabon was coninc van Vermendoys totter West zee dat nv vrancrijke heet. Dese Karle die derde van dien name ende die .iiij. coninc van Agrippinen began te regneren int iaer ons heeren .lxxx. ende hi regneerde .lxv. iaren. Ende hi liet nae hem een sone die ooc Kaerle heet die wert na den vader coninc van Agrippinen ende marcgraue des heylichs rijcx Dit was die vierde van dien name ende die vijfste coninck van Agrippinnen. Hi began te regneren int iaer ons heren C.xlv. ende hi regneerde .lxv. iaren

Jn desen tide werden gecruyst x.M martelaren in Armenien [49r]

Dese Karel voorseit liet na hem eenen sone die ooc Karel heet, die na sinen vader wert coninc van Agrippinen ende marcgraue des heylichs rijcx. Ende dit was de vijfste van dien name ende was die .vi. coninc van Agrippinen ende hi began te regneren int iaer ons heren C.xlv. ende hi was coninc .x. iaren Ende hi liet achter eenen sone die ooc Karle heet, ende was die .vi. van dien name ende was die .vij. coninck van Agrippinen ende die .vij. marcgraue des heilich rijcx, Ende hi began te regneren alsmen screeff. C.lv. ende hi regneerde .C. iaer ende vijff

Jn sijnre tijt waren sinte Barbara ende sinte Cecilia ghemarteliseert

Dese Karel liet achter een sone die ooc Kaerle gheheeten was ende hi was die .vij. van dien name ende die achste coninc van Agrippinnen ende marcgraue des heilich rijcx Hi began te regneren int iaer ons heeren .CC. ende .lx. ende hi regneerde maer drie iaren Ende hi liet na hem een sone die Karel de schone heet, hi was de achste van dien name ende die .ix. coninc van Agrippinen ende marcgraue sheylichs rijcx. Hi began te regneren int iaer ons heren .CC. ende lxiij. hi regneerde .lxij. iaer

Dese Kaerle was seer schoone van persone ende sterck ende vroom int striden Hi wan metten swaerde veel landen als tlant van Noorwegen, van Denemercken ende Sweden

Jn sijnre tijd was die heylige paus sinte Siluester, die den groten keyser Constantijn doopte

Item in dese tijt ontrent den iare .ccc. ende vij. werden gemartelizeert sinte Katherina, sinte Margriet, sinte Agniet ende noch .xxxvij. M. martelaren. Ende corts dair te voren, te weten, bi der keyseren Dyoclesianus ende Maximinianus tijde ontallijcke veel martelaren menich eewich duysent

Jtem omtrent den iare CCC. ende xv. leefde sinte Anthonijs ende alte veel ander heremiten in Egypten Ende cortelick daer na so leefde die weerdighe bisscop sinte Niclaes

Ick keere weder op den voorseyden Kaerle die schoone gheheeten Hi liet na hem twee sonen, deen heet Brabon dander Eneas, dat sijn .ij. troyssche namen tot een teeken datse wt troyen gesproten waren. Ende hi sterff int iaer CCC.. ende .xxv. Ende brabon wert coninc van Agrippinen ende marcgraue des heilichs rijcx Jnt iaer ons heren. CCC ende .xxv. hi regneerde .xli. iaren.

Jn die tijt so leefde sinte Jan guldemont aertsbisschop van Constantinopolen een heylich leeraer

Dese Brabon liet na hem een sone die Karel heet metten corten nase, ende hi was die .ix. van dien name ende die .x coninc van Agrippinen ende hi began te regneren int iaer ons heeren. CCC. ende .lxvi. ende hi was coninc .xij. iaer.

Ende in sijnre tijt soe was keyser te Romen Valentinianus, ende in Valentinianus tweeste iaer began dese Karle metten corten nase te regeren

Dat 3de kapittel. Van Karel, de zoon van Brabon, de 2de koning van Agrippina en zijn opvolgers tot Anises toe die de 12de koning van Agrippina was en christen werd alzo hierna verklaard zal worden.

Nu keer ik weer op koning Brabon die vermoord werd voor Rome. Die had van zijn vrouw de jonge Zwaan een zoon die Karel heette naar zijn grootvader van moeders kant. Deze jonge Karel en de eerste van die naam werd de 2de koning van Agrippina dat nu Keulen heet van op de Rijn tot de Schelde toe en koning van Thringen en markgraaf van het heilige rijk. Octavianus, keizer van Rome, die vermeerderde zijn rijk van de Elba tot de Schelde en van de Friese zee tot Vermandois en verleende hem veel mooie privilegin want hij was zijn oom. En hij regeerde 81 jaren in grote mogendheid en voorspoed. En in zijn tijd werd onze heer Jezus Christus geboren de gezond maker en behouder der wereld.

Deze Karel de 2de koning van Agrippina toen hij stierf liet hij na 2 zonen zo Petrus Damianus zegt. De ene zoon heette Titus en de andere Karel. Deze Titus bleef koning in Germani en in Thringen en Karel bleef koning van Agrippina met het land tussen de Rijn en de Schelde en tussen de Zuidzee in Friesland en Vermandois daar het land van Brabant in besloten is. Deze voor genoemde Titus was de vader van Vespasianus die met zijn zoon de stad Jeruzalem tot in de grond vernielde.

En deze Karel de 2de van die naam en de derde koning van Agrippina begon te regeren in het jaar van onze heer 39 en hij regeerde 41 jaar en liet na hem twee zonen. De ene heette Karel en de ander Brabon, maar Karel werd koning van Agrippina en markgraaf van het heilige rijk. En Brabon was koning van Vermandois tot de West zee dat nu Frankrijk heet. Deze Karel de derde van die naam en de 4de koning van Agrippina begon te regeren in het jaar ons heren 80 en hij regeerde 65 jaren. En hij liet na hem zoon die ook Karel heette en die werd na de vader koning van Agrippina en markgraaf van het heilige rijk. Dit was de vierde van die naam en de vijfde koning van Agrippina. Hij begon te regeren in het jaar onze heer 155 en hij regeerde 65 jaren.

In deze tijden werden gekruisigd 10 000 martelaren in Armeni.

Deze Karel liet na hem een zoon die ook Karel heette die na zijn vader koning werd van Agrippina en markgraaf van het heilige rijk. En dit was de vijfde van die naam en was de 6de koning van Agrippina en hij begon te regeren in het jaar ons heren 155 en hij was 10 jaren koning. En hij liet achter een zoon die ook Karel heette en was de 6de van die naam en was de 7de koning van Agrippina en de 7de markgraaf van het heilige rijk. En hij begon te regeren toen men schreef 155 en hij regeerde 100 en vijf jaren.

In zijn tijd waren Sint Barbara en Sint Cecilia gemarteld.

Deze Karel liet achter een zoon die ook Karel geheten was en hij was de 7de van die naam en de achtste koning van Agrippina en markgraaf van het heilige rijk. Hij begon te regeren in het jaar ons heren 260 en hij regeerde maar drie jaren. En hij liet na hem een zoon die Karel de Schone heette, hij was de achtste van die naam en de 9de koning van Agrippina en markgraaf van het heilige rijk. Hij begon te regeren in het jaar ons heren 263 en hij regeerde 62 jaar.

Deze Karel was zeer mooi van persoon en sterk en dapper in strijd. Hij won met het zwaard veel landen als het land van Noorwegen, van Denemarken en Zweden.

In zijn tijd was de heilige paus Sint Silvester die de grote keizer Constantijn doopte.

Item, in deze tijd omtrent het jaar 207 werden gemarteld Sint Catherina, Sint Margriet, Sint Agnes en noch 37 000 martelaren. En kort tevoren, te weten; in de tijd van keizers Dioclesianus en Maximianus ontelbaar veel martelaren menige duizenden.

Item, omtrent het jaar 315 leefde Sint-Antonius en veel andere heremieten in Egypte. En gauw daarna zo leefde die waardige bisschop Sint-Nicolaas.

Ik keer weer op de voor genoemde Karel de schone. Hij liet na hem twee zonen, de ene heette Brabon en de ander Aeneas, dat zijn twee namen uit Troje tot een teken dat ze uit Troje gesproten waren. En hij stierf in het jaar 325. En Brabon werd koning van Agrippina en markgraaf van het heilige rijk in het jaar ons heren 325 en hij regeerde 41 jaren.

In die tijd zo leefde Sint Jan Guldemond, aartsbisschop van Constantinopel, een heilige leraar.

Deze Brabon liet na hem een zoon die Karel heet met de korte neus heette en hij was de 9de van die naam en de 10de koning van Agrippina en hij begon te regeren in het haar ons heren 366 en hij was koning 12 jaar.

En in tijd zo was keizer te Rome Valentinianus en in zijn tweede jaar begon deze Karel met de korte neus te regeren.

In dier tijt leefde sinte Jheronimus wonende te Bethleem aen ons heren cribbe ende sinte Ambrosius eertsbisscop [49v] van Mylanen beyde twee leeraers vander heyliger kercken, ende ooc sinte Martijn eertsbisschop van Tours in wonderliker heylicheyt, so dat hi hete die peerle der priesteren. Ende omtrent den Jare .CCC. ende .lxxx. soe leefde sinte Augustijn in Affriken tlicht der doctoren

Mer daer te voren waren keyseren Graciaen ende Valentiniaen, ende in haren tijden so hadden die Alanen rome belegen Ende wantse die keyser Graciaen niet wederstaen en conste so versochte hi die Troyanen die doe woonden in Pannonien ende Sicambrien, datse Rome wilden ontsetten vanden Alanen, hi soude .x iaren vry maken van eygendom ende haren tribuyt quijt scelden die si den romeinen sculdich waren. Ende si dedent gerne tot des keysers versueck, ende quamen tot voor Rome, daer dit volck lach in groter menichten

Des ander dages smorgens begonden die Troyanen haer vianden te beuechten seer scarpelick met groten moede Ende die Alanen (wantse in groter menichte waren ende bi na ontallic) weerden hem seer sterkelic, so datter seer geuochten wert. Maer int eynde cregen die Troyanen oft Sicambrinen victorie ende versloegen al die grote menichte vanden volcke, so datter niet veel en ontginc, met bleuen daer catiuelic doot. Daer na sijne weder om gekeert met victorien elc daer hi behoorde, deen in Pannonien, dander in Sicambrien

De keyser gaf hem quijt haren tribuyt x. iaren, ende om dat tvolc van Sycambrien vry was tot .x. iaren, so bleuent Francken heetende, want franck in griecxsche is te verstaen vry ende coene. Si hadden eenen hertoge Francion geheten na hectors van Troyen sone Dese francken hetende Sicambrinen woonden in Pannonien totter tijt dat Gracianus de keyser was diese van daer verdreef om dat si den tribuyt niet geuen en wilden dien hem sijn vader quijt gaf. Van daer verdreuen sijnde quamen si wonen opten Rijn ende stichtenden daer veel steden, als Frankeuoort, Santen, Bonne, ende meer andere

Mer ic keer weder op Kaerlen metten corten nase die elfste coninc van agrippinen was ende ooc die .xi. marcgraue sheylichs rijcx. Hi regneerde .xij. iaer.

Nota om dat die geboden gods niet ghehouden werden so verhengede god grote plaghen ouer die landen, alst in des keysers Valentiniaens tijden geschiede Want daer quam een veruaerlic onbermhertich volck, ende hieten die hunen, ende quamen wten noorden vanden gheberchten Rypheen, wten landen van Schiten bouen Polen ende Hongerien, ende quamen in duyslant ende in walslant, ende deden daer veel quaets.

Omtrent dese tijt regende vanden hemel warachtige wolle omtrent die stadt van Atrecht. Ende omtrent Constantinopel vielen onmatelicke groote hagelsteenen so groot als eenden eyeren ende daer waren wter maten grote aertbeuingen ouer alle die werelt. [50r]

In die tijd leefde Sint Hironymus die woonde te Bethlehem bij onze heer kribbe en Sint Ambrosius aartsbisschop van Milaan, beide twee leraren van de heilige kerk en ook Sint Martinus, aartsbisschop van Tours, in wonderlijke heiligheid zodat hij de parel der priesters heette. En omtrent het jaar 380 zo leefde Sint Augustinus in Afrika, het licht der doctoren.

Maar daar tevoren waren keizers Gratianus en Valentinianus en in hun tijd zo hadden die Alanen Rome belegerd. En omdat de keizer Gratianus ze niet weerstaan kon zo verzocht hij die van Troje, die toen woonden in Pannonie (Hongarije) en Sicambrie, dat ze Rome wilden ontzetten van de Alanen, hij zou ze 19 jaren vrij maken van eigendom en hun tribuut kwijtschelden die ze de Romeinen schuldig waren. En ze deden graag aan keizers verzoek en kwamen tot voor Rome daar dit volk voor lag in grote menigte.

De volgende dag ճ morgens begonnen die van Troje hun vijanden zeer scherp te bevechten met grote moed. En de Alanen (want ze waren met een grote menigte en ontelbaar) verweerden zich zeer sterk zodat er zeer gevochten werd. Maar in het eind kregen die van Troje of Sicambrie victorie en versloegen die hele grote menigte van volk zodat er niet veel ontgingen maar bleven daar ellendig dood. Daarna zijn ze teruggekeerd met victorie en elk daar hij behoorde, de ene in Pannonie en de ander in Sicambrie.

De keizer schold hun hun tribuut kwijt 10 jaren en omdat het volk van Sicambrie vrij was tot 10 jaren ze bleef het Franken heten, want Frank is Grieks is te verstaan vrij en koen. Ze hadden een hertog Francion geheten naar Hector de zoon van Troje. Deze Franken woonden in Pannonie tot de tijd dat Gratianus de keizer er was die ze vandaar verdreef omdat ze het tribuut niet geven wilden die hen zijn vader kwijtschold. Vandaar werden ze verdreven en kwamen ze wonden op de Rijn en stichtte daar veel steden als Frankfort, Xanten, Bonne en meer andere.

Maar ik keer weer op Karel met de korte neus die de elfde koning van Agrippina was en ook de 11de markgraaf van het heilige rijk. Hij regeerde 12 jaar.

Nota; omdat de geboden Gods niet gehouden werden zo zond God grote plagen over die landen zoals het in keizers Valentinianus tijden geschiedde. Want daar kwam een vervaarlijk onbarmhartig volk en heette de Hunnen en kwamen uit het noorden van het gebergte Ripheen uit het land van de Scythen boven Polen en Hongarije en in Duitsland en in Waalse land en deden daar veel kwaad.

Omtrent deze tijd regende het van de hemel waarachtige wol omtrent de stad Atrecht. En omtrent Constantinopel vielen onmatig grote hagelstenen zo groot als eendeneieren en daar waren uitermate grote aardbevingen over de hele wereld.

Dat vierde capitel. [bis] Prologe op den boome oft linie der princen oft hertogen in Brabant

AL ist dat dye sommige den bome oft linie der hoger princen ende hertogen van Brabant betreckende ende beginnende sijn van Noes tijde oft van Brabone die den ruese Thantwerpen versloech, den welcken Julius Cesar sijnder susters dochter te huwelijcke gaf, hem makende coninck van Agrippinen ende van Doringen ende eerste marcgraue sheylichs rijcx also hier verclaert is Ende somige ander sijn beghinnende op Karlemanne prince van Haspegouwe, vader van sinte Pippijn van Landen, die sinte Geertuden ende sinte Beggen vader was Nochtans aengemerct dat alle coningen ende princen die voor den coninc Ansises van Agrippinen in brabant gheregneert hebben sijn heidenen geweest ende niet ghescreuen int boeck des leuens So meyn ic int beschrijuen des booms oft linie de middelmate te houden, als beginnnede vanden seluen coninc Ansises die ten lesten wert kersten ende gaf Brabant sinen outsten sone gheheten Brabon, na wien dat dit lant eerst Brabant genaemt wert, ende was deerste kersten prince van Brabant Also dit al totten eynde toe hier na verclaert sal worden.

Dat vierde kapittel. Proloog op de boom of lijn der prinsen of hertogen in Brabant.

Al is het dat sommige de boom of linie der hoge prinsen en hertogen van Brabant vertrekken en beginnen van Noach ճ tijden of van Brabon die de reus te Antwerpen versloeg. En sommige ander beginnen met Karloman, prins van Haspengouw, vader van Sint Pepijn van Landen die de vader van Sint Geertruid en Sint Begga was. Nochtans aangemerkt dat alle koningen en prinsen die voor de koning Ansises van Agrippina in Brabant geregeerd hebben zijn heidenen geweest en niet beschreven in het boek des levens. Zo denk ik in het beschrijven van de boom of linie de middelmaat te houden en begin van die koning Ansises die tenslotte christen werd en gaf Brabant zijn oudste zoon geheten Brabon naar wie dat dit land eerst Brabant genoemd werd en was de eerste christen prins van Brabant. Alzo dit al tot het eind toe hierna verklaard zal worden.

[51r]

[51v] Heiligen van koningen of hertogen geslacht staan omcirkeld.

Hier na volcht die boom oft linie der hoger princen ende hertogen van Brabant ende der coningen van Vrancrijck

MEt desen nauolgende bome oft linie der edelder hertogen van Brabant ende Lothrijcke wert ooc geminget den boom der hoger ende mogender coningen van Vrancrijc, om veel redenen. Jnden eersten, want beyde dese geslachten eenen oorspronck ende een beghin hebben vanden Troyanen. Dander reden is, om daer bi te bewisen dat die hertoghen van brabant van sinte Beggen voort ooc gecomen sijn van coninc clodoueus bi middele van hertoge Angijs sinte Arnouts sone, die sinte Beggen getrout hadde, ende haer vader was sinte Pippijn van Landen die die eerste hertoge van Brabant gemaect was biden groten coninc Lotharijs van vrancrijck, die hem gaf al meest dlant vander Masen totter Scelden, dat een deel was van neder Oostrijcke, oft Oostvrancrijck, ende daer maecte hij en sijn sweertdrager ende den meesten van sinen houe. Wt desen Pippijn ende sinen geslachte sijn gesproten veel heylige personen, also hier na blijct Die derde reden is, want die crone wert naemaels vanden hertogen van Brabant omtrent CC.xxx. iaren beseten, te weten van cleyn Pippijns tijden die grote coninc Karels vader was, tot coninc Hughen toe diemen heet capet Ten vierden om te bewijzen hoe vrou Jan van Brabant ende haer suster Margriet grauinne van Vlaenderen daer die hertogen zedert af comen sijn, afgedaelt sijn vanden bloede des heyligen conincx Lodewijcx vander seluer vrouwen Jannen ende Margrieten moeder wegen, daer sinte Lodwijc ouer oude vader af was Jtem ooc werter bi bewesen hoe alle die hertogen zedert hertoge Anthonis tot vrouwe Marien toe, hertoge Karels van Bourgondien dochter vander linien van Valoys wegen van manne te manne af gedaelt sijn van sinte Lodewijc voorscreuen, insgelijcx als die coninc van vrancrijck selue Jtem noch sijn die hertogen van anthonis tot nv toe af gedaelt vanden seluen sinte Lodewijc, door die afcomste van coninc Philips de lange, welcx dochter was grauinne van Vlaenderen, Bourgondien. etcetera. [52r]

Hierna volgt de boom of linie der hoge prinsen en hertogen van Brabant en de koningen van Frankrijk.

Met deze navolgende boom of linie der edele hertogen van Brabant en Lotharingen wordt ook gemengd de boom van de hoge en vermogende koningen van Frankrijk om veel redenen. Als eerste, want beide deze geslachten hebben een oorsprong en begin van die van Troje. De andere reden is om daarbij te bewijzen dat de hertogen van Brabant van Sint Begga ook voortgekomen zijn van koning Chlotharius door middel van hertog Ansegisel, de zoon van Sint Arnulf, die Sint Begga getrouwd had en haar vader was Sint Pepijn van Landen die de eerste hertog van Brabant gemaakt was bij de grote koning Chlotharius van Frankrijk die hem al het meeste land van de Maas tot de Schelde gaf dat een deel was van neder Oostrijk of Oost-Frankrijk. Daar maakte hij en zijn zwaarddager en de grootste zijn hof. Uit deze Pepijn en zijn geslacht zijn gesproten veel heilige personen alzo hierna blijkt. De derde reden is, want de kroon werd later van de hertogen van Brabant omtrent 230 jaar bezeten, te weten van kleine Pepijns tijden die de vader was van de grote koning Karel tot koning Hugo toe die men Capet noemt. Ten vierde om te bewijzen hoe vrouw Johanna van Brabant en haar zuster Margaretha, gravin van Vlaanderen, waar de hertogen sinds van gekomen zijn afgedaald zijn van het bloed van de heilige koning Lodewijk vanwege de moeder van vrouw Johanna en Margaretha waar Sint Lodewijk grootvader van was. Item, ook wordt er hierbij bewezen hoe alle hertogen sinds hertog Antonius tot vrouw Maria toe, de dochter van hertog Karel van Bourgondië, vanwege de linie van Valois van man tot man afgedaald zijn van Sint Lodewijk voorschreven, insgelijks de koning van Frankrijk zelf. Item, noch zijn de hertogen van Antonius tot nu toe afgedaald van dezelfde Sint Lodewijk door de afkomt van koning Filips de Lange wiens dochter gravin was van Vlaanderen, Bourgondië et cetera.

Dat .v. capitel. Vanden tweeden deele deser cronijken is van Ansises den .xij. coninc van Agrippinen daer den boom oft linie op beghint

Hoe Ansises geuangen wert ende verdreuen van keyser Graciaen. Ende van Brabon sijnen sone.

ANsises die .xij. coninc van Agrippinen, dat is van alle den lande van opten Rijn totter Schelt toe, daer brabant in begrepen is ende marcgraue des heilich rijcx, sone van coninc Karle mitten corten nase, also hier voor geseyt is, begonste te regneren int iaer ons heeren CCC. ende .lxxviij. ende hi regneerde .xxx iaren ende was heyden als sijn voor vaders Ende doe waren keyseren Valentiniaen ende Graciaen Ende om dat die Francken die in Hongherien woonden seer wiessen ende verstouten om die grote vryheyt die Valentiniaen de keyser hem gegeuen had, so vreesde Graciaen die keyser datse alte machtich souden werden, ende so wilde hijse weder eygen maken ende dwingen tot tribute Ende doe lieten die Francken Hongerien dat doe Pannonien heet ende haer stadt van Sicambrien ende quamen met al haer volck ende met haren prince oft hertoge geheten Priamus tot opten Rijn ende maecten daer veel steden ende borgen, als Franckefoort, Bonne, ende meer ander, ende si besloegen tlant vander Denouwen tot op [52v] den Rijn Ende van dese Priamus (die van Hectors van Troyen bloede comen was) sijn gecomen de coningen van vrancrijck tot dat die cleyne Pippijn des groten coninc Karels vader bi consente vanden stoel van Rome ende bi rade vanden landen coninc van vrancrijke gemaect wert Die welcke die Fransche crone weder bracht aen sijn geslachte, twelc was ge[co]men vanden coningen van Agrippinen, die besaten tlant dat naemaels heete oostvrancrijcke ofte Lothrijke, te weten vanden Rijn nederwaert tot desen landen Ende als Graciaen de keiser de Francken dus verdreuen had wt Hongerien so wert hi denckende op de coningen van Agrippinen hoe dat si schoon priuilegien hadden die hem Octauiaen verleent had den voorscreuen Kaerle sinen neue den .ij. coninc van Agrippinen ende meendese te breken ende quam met grooter machte tot Straesborch ende dair beuacht hi coninc Ansises ende vinck hem ende voerden te rome, daer hi lach gheuangen .vij. iaren om dat hi sijn priuilegien niet en wilde ouer geuen Ende daer hi dus lach geuangen began hi ten lesten te dencken dat hi in sijnre stadt Agrippina, dats Colen, dicwils had horen seggen dat die bisscopen ende priesteren der kerstenen leerden datmen in christum gods sone gelouen soude, ende wie in hem geloofde dat hi hem holpe ende bistonde in allen noden Ende dit denckende riep hi Christum aen ende geloofde mocht hi weder te lande keren hi ende al sijn volc souden kersten werden. Ende niet lange daer na verleende god dat Graciaen die keyser sterf ende na hem wert keyser Theodosius, alsmen screef .iij C. lxxxvij. Ende dese keiser liet Ansises vter geuangenis, om dat hi hem soude helpen wederstaen den coninc van groot Britanien, want hi wilde Theodosium verdriuen ende selue keyser werden Ende doe Maximiaen dat vernam so tooch hi in Ansises rijke ende destrueerde sijn lant ende wan de stadt van Agrippinnen, dats Colen, ende daer vandt hi Ansises wijff die coninginne met eenen sone die .vij. iaer out was ende hem ontfermde dies edel kint ende liet kersten doen ende wert Brabon geheeten om des wille dat die grote heren wt Troyen geboren voortijts Brabon heeten. Ende Maximiaen gaf desen iongen Brabon tlant dat hi genomen had tusschen Mase ende Schelt. ende na hem wert tlant Brabant gheheten Ende maximiaen tooch voort in italien tegen Theodosium, daer hi vanden keyser bleef verslagen Ende doe nam coninc Ansises oerlof aenden keyser ende quam te sinen lande weert Ende als hi te Tours quam vant hi daer sinte Martijn den heiligen bisscop ende ontfinc tkersdom van hem ende al die bi hem waren, ende hi vant al sijn lant verdestrueert van Maximiaen. Ende doe hi vernam dat Brabon sijn sone woonde tusschen Mase ende Schelt ende dat hem Maximiaen dat lant gegeuen had ende Brabant was geheeten, so tooch hi tot hem ende was wel te vreden dat hi kersten was met sijnen volke Ende coninc Ansises nam sijn vrouwe ende tooch tot Agrippinen ende dede die stadt vermaken ende al sijn volc kersten doen. Dair na creech hi van sijn vrouwe twee kinderen, een sone dien hi hete Karel ende bleef coninc na hem, ende een dochter die heet Voraya ende nam tot een manne Herman graue van Dordane, dat nv heet Dormonde, ende dese Heyme wan aen Vorayen .iiij. sonen Reynout Rogier Oliuier ende Adelaert, ende dit heeten die vier Heyms kinderen ende [53r] voeren striden met Kaerlen haren oom coninc van Agrippinen tegen die Hunen ende Goten ende werden gemarteliseert Sinte Reynout leyt te Dormonde verheuen Ende sinte Adelaert leyde alte heiligen leuen in dabdie van Corbie in Vrancrijck. Ende so wert al voor logen gehouden dat men in somige boecken leest van desen vier Heyms kinder Ende sonderlinge ist gelogen datmen seit datse bi grote coninc Karels tijt waren, want groote Karel quam wel .ij.C. iaren daer na. Mer haer oom was de voorscreuen coninc Karel van Agrippinen. etcetera.

Dat 5de kapittel. Van het tweede deel van deze is van Ansises de 12de koning van Agrippina daar de boom of linie op begint.

Hoe Ansises gevangen werd en verdreven van keizer Gracianus. En van Brabon zijn zoon.


Ansises de 12de koning van Agrippina, dat is van al het land van op de Rijn tot de Schelde toe daar Brabant in begrepen is en markgraaf van het heilige rijk en zoon van koning Karel met de korte neus, alzo hiervoor gezegd is. Hij begon te regeren in het jaar ons heren 377 en hij regeerde 30 jaren en was heiden zoals zijn voorvaders. En toen waren keizers Valentinianus en Gracianus. En omdat de Franken die in Hongarije woonden zeer groeiden en verstoutten om de grote vrijheid die Valentinianus de keizer hen gegeven had zo vreesde Gracianus de keizer dat ze al te machtig zouden worden en zo wilde hij ze weer eigen maken en dwingen tot tribuut. En toen verlieten de Franken Hongarije dat toen Pannonien heette en hun stad Sicambrie en kwamen met al hun volk en met hun prins of hertog geheten Priamus tot op de Rijn en maakten daar veel steden en burchten zoals als Frankfort, Bonn en meer anderen en ze besloegen het land van de Donau tot op de Rijn. En van deze Priamus (die van Hector van Troje bloed gekomen was) zijn gekomen de koningen van Frankrijk totdat de kleine Pepijn, de vader van de grote koning Karel, met toestemming van de stoel van Rome en bij raad van de landen koning van Frankrijk gemaakt werd. Die de Franse kroon weer bracht aan zijn geslacht wat was gekomen van de koningen van Agrippina, die bezaten het land dat later oost Frankrijk heette of Lotharingen, te weten van de Rijn nederwaarts tot deze landen. En toen Gracianus de keizer de Franken dus verdreven had uit Hongarije zo begon hij te denken op de koningen van Agrippina hoe dat ze mooie privilegies hadden die hun Octavianus verleend had aan de voorgeschreven Karel, zijn neef, de 2de koning van Agrippina en meende ze te breken en kwam met grote macht te Straatsburg en daar bevocht hij de koning Ansises en ving hem en voerde hem te Rome en daar lag hij 7 jaren gevangen omdat hij zijn privilegies niet wilde over geven. En daar hij dus gevangen lag begon hij tenslotte te denken dat hij in zijn stad Agrippina, dat is Keulen, vaak had horen zeggen dat de bisschoppen en priesters der christenen leerden dat men in Christus Gods zoon geloven zou en wie in hem geloofde dat hij hem hielp en bijstond in alle noden. En dit denkende riep hij Christus aan en beloofde mocht hij weer te land keren zou hij en al zijn volk christen worden. En niet lang daarna verleende God dat Gracianus de keizer stierf en na hem werd keizer Theodosius toen men schreef 387. En deze keizer liet Ansises uit de gevangenis omdat hij hem zou helpen weerstaan de koning van groot Brittanni want hij wilde Theodosius verdrijven en zelf keizer worden. En toen Maximianus dat vernam zo trok hij in het land van Ansises en vernielde zijn land en won de stad Agrippina, dat is Keulen, en daar vond hij de vrouw van Ansises de koningin met een zoon die 7 jaren oud was en hij ontfermde het edele kind en liet het christen doen en werd Brabon geheten omdat de grote heren uit Troje geboren voortijds Brabon heetten. En Maximianus gaf deze jonge Brabon het land dat hij genomen had tussen Maas en de Schelde en naar hem werd het land Brabant geheten. En Maximinus trok voort in Itali tegen Theodosius waar hij van de keizer bleef verslagen. En toen nam koning Ansises verlof aan de keizer en kwam tot zijn land waart. En toen hij te Tours kwam vond hij daar de heilige bisschop Sint Martinus en ontving christelijkheid van hem en allen die bij hem waren en hij vond al zijn land vernield van Maximianus. En toen hij vernam dat Brabon zijn zoon woonde tussen Maas en Schelde en dat hem Maximianus dat land gegeven had en Brabant was geheten zo ging hij naar hem en was goed tevreden dat hij christen was met zijn volk. En koning Ansises nam zijn vrouw en ging tot Agrippina en liet die stad vermaken en al zijn volk christen maken. Daarna kreeg hij van zijn vrouw twee kinderen, een zoon die hij Karel noemde en bleef koning na hem en een dochter die heette Voraya en nam tot man Herman graaf van Dordane, dat nu heet Dordogne, en deze Herman won aan Voraye 4 zonen, Reinout, Rogier, Olivier en Adelaert en dit heten de vier Heemskinderen en voerden strijd met Karel, hun oom, koning van Agrippina tegen de Hunnen en Goten en werden gemarteld. Sint Reinout ligt te Dordogne verheven. En Sint Adelaart leidde al te heilig leven in de abdij van Corbie in Frankrijk. En zo wordt alles voor leugen gehouden dat men in sommige boeken leest van deze vier Heemskinderen. En vooral is het gelogen dat men zegt dat ze in de tijd van de grote koning Karel waren, want grote Karel kwam wel 200 jaar daarna. Maar hun oom was de voorschreven koning Karel van Agrippina etc.

Hier is te weten dat de coningen van Agrippinen na desen Ansises hem niet meer en scriuen Marcgrauen des heylichs rijcx, want tmarcgraefscap bleeff voort aen met Brabant den voorscreuen Brabone coninc Ansises sone den eersten kersten prince in Brabant coninc Karels van Agrippinen broeder

Jn dees Ansises tijde so sadt die coninc der Francken opten Rijn Priamus van Hectors geslachte ende Francions zijns soons ende waren verdreuen wt Sicambrien want si den keyser geen tribuyt meer geuen en wilden Ende men screef ons heren iaer .CCC.lxxxi. ende hi regneerde vijf iaer. Somige boecken wt wisen dat dese Priamus ende Mercomyrus sijn sone geen coningen en waren, maer alleen hertogen, ende dat Pharamundus dye eerste was. Want als die Francken een wijl tijts op den Rijn gheseten hadden ende seer vermenichuoudicht waren so en wouden si niet langer hebben dat huer ouersten hertogen souden heeten, maer wouden ooc een coninc hebben, want andere landen die min volcs ende min van machte waren coningen hadden. Ende maecten ende coren onder hem tot eenen coninc dese Pharamundus des voorscreuen hertoge Marcomirus soon, ende dit was die eerste coninc der Francken

Na den voorscreuen Priamus regneerde Mercomirus sijn sone ouer die Francken opten Rijn wonende. xxxiij. iaren, ende si streden tegen .ij. roomsche capiteynen bi Triere die si verwonnnen. Dese Mercomirus wan Pharamunde den derden coninc of bat geseit den eersten gecroonden coninc ende die regneerde .x. iaren. Jn dees Paramundus tide so sterf die voorseide coninc Ansises van Agrippinen, te weten int iaer ons heren. CCCC.xxvij. ende Kaerle sijn sone bleef na hem die .xiij. coninc van Agrippinen.

Hier laten wi die coningen van Agrippinen varen, want si totter Brabantscher gesten niet meer en horen. Ooc so verloos die .ij. coninc na desen tconincrijke van Agrippinen, want dye voorscreuen Pharamundus ende die Francken wonnent metten sweerde, ende oock cregen si tlant van Gallien, twelc nv Vrancrijcke heet, also hier verclaert sal werden

Jn desen tijde leefden dese heylige santen corts deen na den anderen. Als sinte Jheronimus cardinael een van den vier leeraers, sinte Basilius, sinte Martijn eertsbisscop van Tours, sinte Ambrosius eertsbisscop van Melanenen een vanden vier leraers, sinte Jan guldemont eertsbisscop van Constantinopolen, sinte Alexius, sinte Augustijn een vanden vier leeraers, sinte Seruatius bisscop van Tongeren die was van sinte Annen gheslachte, sinte seuerijn eertsbisscop van Colen [53v]

Hier is te weten dat de koningen van Agrippina na deze Ansises zich niet meer schreven als markgraaf van het heilige rijk, want het margraafschap bleef voortaan met Brabant de voorschreven Brabon, de zoon van koning Ansises, de eerste christen prins in Brabant en broer van koning Karel van Agrippina.

In de tijd van Ansises zo zat als koning der Franken op de Rijn Priamus, van Hector s geslacht, en Francion zijn zoon, en waren verdreven uit Sicambrie want ze wilden de keizer geen tribuut meer geven. En men schreef ons heren jaar 381 en hij regeerde vijf jaar. Sommige boeken wijzen uit dat deze Priamus en Mercomirus, zijn zoon, geen koningen waren, maar alleen hertogen en dat Pharamundus de eerste was. Want toen de Franken een tijdje op de Rijn gezeten hadden en eer vermenigvuldigd waren zo wilde ze niet langer hebben dat hun overste hertogen zouden heten, maar wilden ook een koning hebben, want andere landen die minder volk en minder van macht waren hadden koningen. En maakten en kozen onder hen tot een koning deze Pharamundus en dit was die eerste koning der Franken.

Na de voorschreven Priamus regeerde Mercomirus, zijn zoon, over de Franken die op de Rijn woonden 33 jaren en ze streden tegen 2 Roomse kapiteins bij Trier die ze overwonnen. Deze Mercomirus won Pharamundus, de derde koning of beter gezegd de eerste gekroonde koning en die regeerde 10 jaren. In de tijd van deze Pharamundus zo stierf koning Ansises van Agrippina, te weten in het jaar ons heren 427 en Karel zijn zoon bleef na hem de 13de koning van Agrippina.

Hier laten we de koningen van Agrippina varen want ze behoren niet meer tot de Brabantse verhalen. Ook zo verloor de 2de koning na deze het koninkrijk van Agrippina want de voorschreven Pharamundus en de Franken wonnen het met het zwaard en ook kregen ze het land van Gallië wat nu Frankrijk heet, alzo hier verklaard zal worden.

In deze tijd leefden deze heilige sinten gauw de ene na de andere. Zoals Sint Hieronymus kardinaal en een van de vier leraars, Sint Basilius, Sint Martinus, aartsbisschop van Tours, Sint Ambrosius, aartsbisschop van Milaan en een van de vier leraars, Sint Jan Guldemond, aartsbisschop van Constantinopel, Sint Alexius, Sint Augustinus, een van de vier leraars, Sint Servatius bisschop van Tongeren die van Sint Annen geslacht was, Sint Severinus, aartsbisschop van Keulen.

Dat .vi. capitel. Van Brabon Ansises sone den eersten kersten prince in Brabant, ende hoe hi die stadt van Landen makede ende meer ander dingen

BRabon coninc Ansises sone dair int voorscreuen capitel af geseit is wert te sinen .vij. iaren de eerste prince in Brabant ende hi woonde op Haspegouwe, ende dede dair maken een schoon stat die doe seer groot was ende heet Landen om dat hi dair eerst landen, ende hi was oock marcgraue des heylichs rijcx. Ende als hi out was .xx. iaren, so quamen die onghelouige Huynen ende Goten in sijn lant die alte veel landen destrueerden Attila der Huynen coninc die gheessele gods geheten ende een tyrant seer wreet die lange tijt veruolchde tmenschelijke geslachte Ende ten lesten sterf hi seer onsalichlic also die tyrannen plagen Des gelijcx persequeerde Gasericus der wandelen coninc den kerstenen in veel landen Hi was een Arriaen ende hi nam Rome ende destrueerde Affriken. Ende in dier tijt sterff sinte Augustijn eens deels van drucke Jnt iaer ons heren .CCCC.xl. Ende want Brabon voorscreuen niet sterc genoech en was om de ongelouige te wederstaen, so tooch hi met sijn wijf ende met sijn familie totten keiser Archadius ende Honorius, ende hi bleef here na sijn vader li. iaer Omtrent dese tijt begonsten die Vriesen in Engelant te comen, ende allencxkens wassende so creghen si al dat rijcke ende crone. Ende sinte Nicasius eertsbisscop van Riemen ende Eutropia sijn sustere metten Riemschen volcke werden gemarteliseert vanden Huynen [54r]

In desen tijde leefde sinte Genouiue tot Parijs een alten heyligen maget Ende in die selue tijt omtrent den iare .iiij.C.liij. werden die .xi.M. maechden te Colen gemartelijt vanden Hunen ende daer na wert Colen destrueert

Dat 6de kapittel. Van Brabon, de zoon van Ansises en de eerste christen prins in Brabant en hoe hij de stad van Landen maakte en meer andere dingen.

Brabon, daar in het voorschreven kapittel van gezegd is, werd met zijn 7de jaar de eerste prins in Brabant en hij woonde op Haspengouw en liet daar een mooie stad maken die toen zeer groot was en heette Landen omdat hij daar eerst landde en hij was ook markgraaf van het heilige rijk. En toen hij 20 jaren oud was zo kwamen de ongelovige Hunnen en Goten in zijn land die al te veel landen vernielden. Attila de Hunnenkoning de gesel Gods geheten en zeer wrede tiran achtervolgde het menselijke geslacht. En tenslotte stierf hij zeer onzalig alzo de tirannen plegen. Desgelijks martelde Geiserik, de koning der Vandalen, de christenen in veel landen. Hij was een Ariaan en hij nam Rome en vernielde Afrika. En in die tijd stierf Sint Augustinus eens deels van droefheid in het jaar ons heren 440. En omdat Brabon niet sterk genoeg was om de ongelovige te weerstaan zo ging hij met zijn wijf en met zijn familie tot de keizer Arcadius en Honorius en hij bleef heer na zijn vader 51 jaar. Omtrent deze tijd begonnen de Friezen in Engeland te komen geleidelijk aan te groeien en zo kregen ze dat hele rijk en de kroon. En Sint Nicasius, aartsbisschop van Reims en Eutropia, zijn zuster, werden met het volk van Reims gemarteld van de Hunnen.

In deze tijd leefde Sint Genoveva te Parijs, een al te heiligen maagd. En in dezelfde tijd omtrent het jaar 453 werden de 11 000 maagden te Keulen gemarteld van de Hunnen en daarna werd Keulen vernield.

Dat .vij. capitel. Vanden tweeden kersten Brabone

BRabone Brabons sone die tweede prince in Brabant began, als men screef .iiij.C.lix. ende hi regneerde lx. iaren ende woonde ooc te Landen in sijn vaders stadt. Jn sinen tijde leefde Pharamont der Francken coninc, die heyden sijnde een wijs coninc was, want hi dede bi vergaderinge van wise mannen maken veele rechten ende goede ordinancien om tvolc te regeren in payse ende iusticien Ende also hi .xi. iaer hadt geregneert, so liet hi na hem een sone gheheten Clodius die alte machtigen coninc wert, want hi wan tlant van Dueringen, twelc die coningen van Agrippinen van Julius cesars tide hadden beseten Ende hi destrueerde tconincrijcke van Agrippinen, ende hi wan al tlant van den Rijn tot Doornijck ende Camerijck toe, daer hi veel Romeinen versloech, ende tlant tusschen den Rijn ende der Schelt. Ende hoe wel dat dye Brabantsche princen tlant van Brabant weder cregen vanden Franschen coninc dyen si dienden in striden haer lant daer af houdende Nochtan bleuen si onterft vanden marcgraefscap des heilich rijcx, tot dat hertoge Angijs sinte Arnouts sone troude sinte Beggen hertoginne van brabant also hier na verclaert sal werden. Die voorscreuen coninc Clodius regneerde xviij. iaer ende hi liet gheen sone achter mer een sijn neue van sinen gheslachte wert coninc na hem geheeten, Meroueus die regneerde x. iaren ende hi wan eenen sone gheheten Hildricus, ende die wan Clodoueum den mogende coninc van vrancrijcke. Ende dit was al in Brabons des tweeden princen tijde. Jn desen tide so leefde sinte Remigius eertsbisscop van Riemen, die geheylicht was in zijn moeder lichaem die namaels doopte den coninc Clodoueum so hier na verclaert is

Jn desen tide regneerde coninc Artur die mogende coninc van groot Britanien, dats Engelant. etcetera. een vanden ix. besten, die in sijn schilt voerde tbeelt van onser vrouwen Met sijnen sweerde dode hi selue .cccc. ende .lx. mannen. Hi vermeerde seer tkersten geloue ende beschudde die heylige kercke. Veel conincrijcken ende landen waren hem onderdanich. Ten lesten wert hi in een strijt verloren ende noyt en wistmen waer hi bleef

Dat 7de kapittel. Van de tweede christen Brabone.

Brabone, de zoon van Brabo, de tweede prins in Brabant begon toen men schreef 459 en hij regeerde 60 jaren en woonde ook te Landen in zijn vaders stad. In zijn tijd leefde Pharamont, de Franken koning, die heiden en een wijze koning was want hij liet bij vergadering van wijze mannen vele rechten en goede ordinantiën maken om het volk in vrede en justitie te regeren. En toen hij alzo 11 jaar geregeerd had zo liet hij na een zoon geheten Clodius die al te machtige koning werd, want hij won het land van Thüringen wat de koningen van Agrippina van Julius Caesars tijd hadden bezeten. En hij vernielde het koninkrijk van Agrippina en hij wond al het land van de Rijn tot Doornik en Kamerijk toe daar hij veel Romeinen versloeg en het land tussen de Rijn en de Schelde. En hoewel dat de Brabantse prinsen het land van Brabant terugkregen van de Franse koning die ze dienden in strijd en daarvan het land hielden. Nochtans bleven ze onterft van het marktgraafschap van het heilige rijk totdat hertog Ansegisel, de zoon van Sint Arnulf die Sint Begga trouwde hertogin van Brabant, alzo hierna verklaard zal worden. Die voorschreven koning Clodius regeerde18 haar en hij liet geen zoon na, maar een van zijn neven van zijn geslacht werd koning na hem geheten, Merovech die regeerde 10 jaren en hij won een zoon geheten Hildricus en die won Clovis, de vermogende koning van Frankrijk. En dit was al in Brabon, de tweede prins tijd. In deze tijd zo leefde Sint Remigius, aartsbisschop van Reims, die geheiligd was in zijn moeders lichaam die later de koning Clovis doopte zo hierna verklaard wordt.

In deze tijd regeerde koning Artur, die vermogende koning van groot Brittannie, dat is Engeland etc., een van de 9 besten, die in zijn schild het beeld voerde van onze vrouwe. Met zijn zwaard doodde hij zelf 440 mannen. Hij vermeerderde zeer het christelijk geloof en behoedde de heilige kerk. Veel koninkrijken en landen waren hem onderdanig. Tenslotte werd hij in een strijd verloren en nooit wist men waar hij bleef.

Dat .viij. capitel. Vanden derden Brabone prince van Brabant. Ende hoe coninc [54v]

Clodoueus kersten wert

Vanden welcken ende ooc van sinen nacomeren in deser croniken geseyt sal werden, mits dien dat Arnout van sinen gheslachte was, wiens sone Angijs troude sinte Beggen hertoginne van Brabant daer al die hertogen sint af ghecomen sijn, al so dat hier nae blijct ende ooc bijden bome hier voor.

DJe derde kersten Brabon ende dye derde prince began te regneren int iaer .v.C.ix. ende regneerde .li. iaren ende hi stont onder die coningen van vrancrike ghelijc sijn vaderen, hem dienende in striden. Ende in sijnen tijde so wert die voorscreuen coninc Clodoueus kersten ende gedoopt van sinte Remeys eertsbischop van Riemen Ende mits dien dat die brabantsche hertogen tot nv toe van des selfs coninc Clodoueus bloede zijn gecomen door Blitildis des groten coninc Lotaris dochter die sinte Arnouts oude moeder was, dyens sone Angijs troude sinte Beggen hertoginne van Brabant als voorscreuen is So betamet wel hier vanden seluen coninc Clodoueus ende sijn nacomelingen vermaent te werden. Als Clodoueus noch heyden was troude hi teenen wijf Clotilidis coninc Cilpricx van Bourgondien dochter, die een goede kersten vrou was die hem totten kersten geloue bekeerde. Want opten eersten nacht als si met den coninc slapen soude so badt si den coninc een bede Ende hi seyde Bidt dat ghi wilt Si seide Here so bid ic eerst dat ghi gelouen wilt in god almachtich die v gescapen heeft ende dat ghi kersten werden wilt ende die afgoden laten. Ende ic bid v ooc dat ghi hermaken wilt dye kersten kercken die ghi gedestrueert hebt. Clodoueus seide Vrou ghi bidt om een sware sake dat ick mijn goden soude laten ende v god eren, ende so en consenteerde hijs niet Dair na vermeerderde hi sijn rijke tot der Seynen toe, ende int nauolgende iaer totter leeren toe. Ende Clotildis sijn coninginne bairde een sone dien si dede dopen Ende dagelicx badtse den coninc dat hi kersten werden wilde, mer hi wilder niet na horen Ende tvoorscreuen kint sterff noch leggende inder wiegen, des de coninc bedroeft wert seggende Hadt dit kint onsen goden op ghedragen geweest het had noch geleeft Die coninginne antwoorde Here om dese sake en wert ick niet bedroeft, mer ic danck gode dat hi den eersen geboren van mijn lichaem heeft gewerdicht tontfangen in sijn rijcke. Daer na baerde si een ander sone ende deden ooc dopen ende heete Lodomiris Ende dese begonste ooc sieck te werden Doe wert die coninc gestoort seggende Dese sal varen gelijc deerste, maer die vrouwe aenriep gode ende dat kint ghenas. Daer na trac coninc Clodoueus striden [55r] op die Alemans oft hoochduytsche, ende op haren coninc stridende, so begonste clodoueus volc tonder te gaen, so dat hi wert beureest. Doe seyde een van sijn lieden Gelooft in Jesum christum den welcken mijn vrou v leert, ende v sal victorie ghegeuen werden. Doe sach die coninc ten hemel mit tranen seggende O here Jhesum christe, dien mijn vrou seyt te wesen den leuenden gods sone helpende die in di hopen, ick bid v comt mi te hulpe want geefstu mi victorie, ick sal in di gelouen ende in dinen name gedoopt werden. Als hi dit dus biddende was so keerden die Almaensche ter stont achterwert ende vloden ende haer coninc wert verslagen. Ende al almanien wert onderdanich den Franse coninc hem geuende tribuyt. Ende dus werden die coningen van Vrancrijck na den voorscreuen Clodius haren voorvader noch mogentlijcker dominerende ouer die Almans ende ooc in neder Oostrijc dat namals Lothrijc heet ende nv brabant is

Na die voorscreuen victorie keerde coninc Clodoueus weder in vrancrijck tot sijn coninginne ende vertelde hair alle dinc, hoe hi aenroepende den name Jhesum christi had victorie gecregen, ende dit geschiede int xv. iaer sijns rijcx Doe riep die coninginne heymelic sinte Remijs eertsbisscop van Riemen hem biddende dat hy den coninc leeren wilde den wech der waerheit Ende so predicte die heilige man den coninc metten volcke totten geloue christi Ende tvolc daer toe al bereet riep totten coninc mit luder stemmen om gedoopt te werden Ende also werden die straten gheciert ende een vonte wert bereyt daer coninc Clodoueus in ghedoopt wert ende na hem sijn susteren ende .iij.M. mannen. Ende mits den gedrange vanden volcke wert dat vaetken metten heiligen crisdom verloren Dies die heilige eertsbisscop sinte Remigius seer bedroeft was, maer ter stont quam daer een witte duue wten hemel in haren beck bringende een schone ampulle oft fyole van wonderlijker verwen mit heyligher olyen daer sinte Remigius den voorscreuen coninc mede saluede Dit geschiede in de stadt van Riemen niet in die principael hooftkercke van onser lieuer vrouwen, mer in die kercke van sinte Peeter, daer dat selue vonte noch staende is, alsmen daer seit, tot een teeken der warachticheyt, ende tis ooc wel te ghelouen. Ende noch is daer die voorscreuen ampulle ende werdt bewaert tot Riemen in de kercke ende abdie van sinte Remigius ende bi sinte Remijs lichaem Ende daer mede werden alle coningen van vrancrijcke gesalft, mits welck de coninc van vrancrijcke als deerste ende alre weerdichtse coninc van kerstenrijc van gode gepriuilegeert is, dat hi na zijn consecratie mirakel doende is ouer die siecte van sinte Merculphus als gheswel aen die kelen met nakinge sijnre handen etcetera. Na den doopsel des voorscreuen coninc Clodoueus die na Ludouicus geheten was, so wert gemeenlic al tvolc vanden lande gedoopt ende kersten Niet verstaende dat al tvolc te voren ongelouich was, want van sinte Nicasius tijde, als die ongelouige Huynen in Vrancrijcke quamen ende daer te voren lange so was tghemeen kersten, maer al die coningen ende een groot deele vanden volcke sijn tot dier tijt toe heydenen gheweest

Dat 8ste kapittel. Van de derde Brabon, prins van Brabant. En hoe koning Clovis christen werd.

Van die en ook van zijn nakomelingen zal in deze kroniek gezegd worden omdat Arnulf van zijn geslacht was wiens zoon Ansegisel trouwde Sint Begga, hertogin van Brabant, waar alle hertogen sinds van zijn gekomen alzo dat hierna blijkt en ook bij de boom hiervoor.

De derde christen Brabon en de derde prins begon te regeren in het jaar 509 en regeerde 51 jaren en hij stond onder de koningen van Frankrijk gelijk zijn vader en diende hen in strijd. En in zijn tijd zo werd koning Clovis christen en gedoopt van Sint Remigius, aartsbisschop van Reims. En omdat de Brabantse hertogen tot nu toe van dezelfde koning Clovis bloed zijn gekomen door Blithtildis, de dochter van de grote koning Chlotharius, die Sint Arnulf grootmoeder was wiens zoon Ansegisel trouwde Sint Begga, hertogin van Brabant, zoals voorschreven is. Zo betaamt het hier wel hier van dezelfde koning Clovis en zijn nakomelingen vermaand te worden. Toen Clovis noch heiden was trouwde hij een wijf Clothilde, de dochter van koning Chilperik van Bourgondië, die een goed christelijke vrouw was die hem tot het christelijke geloof bekeerde. Want op de eerste nacht toen ze met de koning slapen zou zo bad ze de koning een bede. En hij zei;’ bidt wat ge wilt’. Ze zei; ‘Heer, zo bid ik eerst dat ge geloven wil in God almachtig die u geschapen heeft en dat ge christen wil worden en de afgoden laten. En ik bid u ook dat ge herstellen wil de christen kerken die ge vernield hebt.’ Clovis zei; ‘Vrouw, ge bidt om een zware zaak dat ik mijn goden zou laten en uw God eren’ en zo stemde hij niet toe. Daarna vermeerderde hij zijn rijk tot de Seine toe en in volgende jaar tot Leer toe. En Clothilde, zijn koningin, baarde een zoon die ze liet dopen. En dagelijks bad ze de koning dat hij christen wilde worden, maar hij wilde er niet naar horen. En het voorschreven kind stierf noch liggend in de wieg, dus werd de koning bedroefd en zei; Had dit kind onze goden opgedragen geweest het had noch geleefd. De koningin antwoordde; ‘Heer, om deze zaak word ik niet bedroefd, maar ik dank God dat hij de eerstgeboren van mijn lichaam heeft gewaardigd heeft te ontvangen in zijn rijk.’ Daarna baarde ze een andere zoon en liet het ook dopen en noemde het Childebert. En deze begon ook ziek te worden. Toen werd de koning verstoord en zei; ‘Deze zal gaan gelijk de eerste; maar de vrouw riep God aan en dat kind genas. Daarna trok koning Clovis strijden op de Alemannen of Hoogduitsers en strijdend op hun koning zo begon Clovis volk te onder te gaan zodat hij bang werd. Toen zei een van zijn lieden; ‘Geloof in Jezus Christus die mijn vrouwe u leert en u zal victorie gegeven worden. Toen zag de koning ten hemel met tranen en zei; O heer Jezus Christus, die mijn vrouw zegt te wezen de levende Gods zoon en helpt die in u hopen, ik bid u kom me te hulp want geeft u me victorie, ik zal in u geloven en in uw naam gedoopt worden.’ Toen hij dit dus bad zo keerden die Alemannen terstond achteruit en vloden en hun koning werd verslagen. En geheel Allemagne werd onderdanig aan de Franse koning en gaven hem tribuut. En dus werden de koningen van Frankrijk na Clodius, hun voorvader, noch vermogender en domineerden over Allemagne en ook in neder Oostrijk dat later Lotharingen heette en nu Brabant is.

Na die voorschreven victorie keerde koning Clovis weer in Frankrijk tot zijn koningin en vertelde haar alle dingen hoe hij de naam Jezus Christus begon aan te roepen en had victorie gekregen en dit geschiedde in het 15de jaar van zijn rijk. Toen riep de koningin heimelijk Sint Remigius, aartsbisschop van Reims, en bad hem dat hij de koning leren wilde de weg der waarheid. En zo preekte die heilige man de koning met het volk tot het geloof van Christus. En het volk was geheel daartoe bereid en riep tot de koning met luide stem om gedoopt te worden. En alzo werden de straten versierd en een vont werd bereid daar koning Clovis in gedoopt werd en na hem zijn zusters en 4000 mannen. En mits het gedrang van het volk werd dat vaatje met de heilige zalf verloren. Dus was de heilige aartsbisschop Sint Remigius zeer bedroefd, maar terstond kwam daar een witte duif uit de hemel die in haar bek een mooie ampul bracht of fiool van wonderlijke kleuren met de heilige olie daar Sint Remigius de voorschreven koning mee zalfde. Dit geschiedde in de stad van Reims en niet in de voornaamste hoofdkerk van onze lieve vrouwe, maar in de kerk van Sint Petrus daar dezelfde vont noch in staat zoals men daar zegt tot een teken van waarheid en het is ook wel te geloven. En noch is daar die voorschreven ampul en wordt bewaard te Reims in de kerk en abdij van Sint Remigius en bij Sint Remigius lichaam. En daarmee werden alle koningen van Frankrijk gezalfd waardoor de koning van Frankrijk als de eerste en aller waardigste koning van christenrijk van God geprivilegieerd is en dat hij na zijn consecratie mirakel deed over de ziekte van Sint Marculphus als gezwel aan de keel met aanraken van zijn handen etc. Na het doopsel van koning Clovis die naar Lodewijk genoemd was zo werd algemeen het hele volk van het land gedoopt en christen. Niet verstaande dat al het volk tevoren ongelovig was want van Sint Nicasius tijd toen de ongelovige Hunnen in Frankrijk kwamen en lang daar tevoren zo was het algemeen christen, maar alle koningen en een groot deel van volk was tot die tijd toe heiden geweest.

So track coninc Clodoueus tot Parijs ende sloot metter coninginnen ende sinen volcke dat hi reisen wilde op den Goten die Arrianen waren wonende int lant van Poytou Ende ter begeerten vander coninginnen so tekende hi de stede daer hi [55v] na sijn wedercoemste soude maken een kercke in deere vanden apostolen sinte Peter ende sinte Pauwel twelck nv tot sint Geneuiuen heet Soe reysde die coninc met sijn volc te Poytiers wert daer Alaricus der Goten coninc doe was Ende hi beual ter eeren van sinte Marrtijn die te Tours leit dat niemant daer omtrent lidende anders en name dan hoy voor sijn paerden Ende die coninc sandt grote gauen sinte Martijn in sijnder kercken te Tours Ende sonderlinge sandt hi sijn paert, twelc hi seer lief hadt, biddende gode ende sinte martijn om victorie Als die coninc quam tot een riuiere geheten Vicenna, ende gheen stede vindende daer hi mochte door lieden, want twater hoge was van veel regens, so badt hi gode dat hi hem wilde doch eenen wech wisen om te passeren ende hi bleef daer dien nacht

Smorgens vroech quam een alte groten hinde door al tvolc ende ghinc door twater Daer na ghinc die coninc met al sijn volc ooc door twater. Als de coninc quam bi Poytiers stellende daer sijn tenten so beual hi sijn volc ter eeren van sinte Hilarius die daer rust, dat niemant spise roof noch ander dinc van dier contreye nemen en soude Doe ginc Clodoueus sterckelic te stride tegen der Goten coninc. Ende doe si streden so gauen dye Goten die vlucht ende coninc Clodoueus had victorie. Daer nae reysde hi te Tours in Touraynen ende gaf veel gauen der kercken van sinte Martijns. Ende sijn paert twelc hi sinte Martijn te voren gesonden had dat begeerde hi weder om te lossen ende gaffer voor C. scellingen siluers Mer dat paert wilde hem niet roeren vander stadt. Doe beual die coninc datmen noch .C. scellingen gheuen soude Ende als dat geschiet was sonder enich langer merren so liet hem tpaert van daer leyden Doe sprac de coninc blidelic aldus Wairlic sinte Martijn is seer goet in bistande, mer dier in comenscapen. Ende so screet die coninc opt paert een gulden crone hebbende op sijn hooft, ende tusschen der stadt ende sinte Martijns kercke gaf hi den armen veel gouts ende siluers

Dese gloriose coninc na dat hi sijn rijc vermeerdert had door al Gallien so sterf hi te Parijs ende wert begrauen in dye voorscreuen sinte Peters kercke nv hetende sinte Geneuiuen Ende Clotildis die coninginne leefde xxx. iaer na hem wonende meest te Tours eerende sinte Martijn ende si leefde in groter abstinencie ende heilicheit veel aelmissen geuende Ende so sterf si te Tours ende reysde bi onsen here Ende haer lichaem wert gebracht te Parijs ende wert begrauen bi den voorscreuen coninc Clodoueus haren man, die van haer had .iiij. sonen, als Diederic Lodomiris, Hildebeert, Lotharis anders geheten Clotaris, die trijcke onderlinge deylden, maer tot Lotaris ende sinen nacomeren quam namaels alt rijcke.

Lodomiris had een alte heyligen sone geheten Cloaldus, die sijn patrimonie achterliet ende leefde in groter abstinencien ende heylicheit, dragende een haren cleet leggende opter eerden Ende om onbekent te sijn so trac hi int lant van prouencien om gode daer rustelic te dienen Dair hi ooc niet bliuen mocht onbekent mits grootheyt van miraculen dien hi daer dede met sinen gebede, werpende die duuelen wten menschen ende ghenesende doue, stomme, blinde, croepele. etcetera

Jn dien tide track coninc Lotaris met coninc Diederick sijnen broeder mit grote heyrcracht van Fransoysen ende Brabanteren op Emefridus coninc van Dueringen [56r] \

Twelc doe een conincrike was ende mere lants begrijpende dant nv doet ende si versloegen tvolc van Dueringen in sulcker menichten dat de vloet des waters mitten doden lichamen geuolt wert so dat die Fransoysen metten voeten daer ouer gingen als ouer een brugge ende destrueerden al tlant ende Emefridus ontuloot

Lotharis liet achter .iiij. soonen die onderlinge dat rijcke deylden, mer op Chilpric een van sinen .iiij. sonen ende op sijnen nacomelingen quam die crone van Vrancrijck

Omtrent dese tijt gheschiede veele wonders want wijndruyuen wiessen op vleerbomen. Het was een winter also cout, datmen die vogelen vinck metter hant Twas sulcken dieren tijt dat die moeders haer kinder aten Jn Vrancrijc sachmen den hemel barnen ende het regende bloet

\Nv wil ic weder keeren op brabon den derden voorscreuen die na veel feyten van wapenen sterf int iaer ons heeren .v.C.lx. Ende liet een sone achter geheeten Karleman die altijt biden coninc van vrancrijc was als sijn opperste raet, also int nauolgende capittel geseyt sal werden.

Zo trok koning Clovis tot Parijs en besloot met de koningin en zijn volk dat hij reizen wilde op de Goten die Arianen waren en woonden in het land van Poitou. En ter begeerten van de koningin zo tekende hij de plaats waar hij na zijn terugkomst een kerk zou maken in de eer van de apostels Sint Petrus en Sint Paulus want nu Sint Genevieve heet. Zo reisde de koning met zijn volk te Poitiers waart daar Alarik, de Goten koning, toen was. En hij beval ter ere van Sint Martinus die te Tours ligt dat niemand daaromtrent ging niets anders nam dan hooi voor zijn paard. En de koning zond grote gaven Sint Martinus in zijn kerk te Tours. En vooral zond hij zijn paard die hij zeer liefhad en bad God en Sint Martinus om victorie. Toen de koning tot een rivier kwam geheten Vicenna (Charente?) en geen plaats vond daar hij door mocht gaan want het water was hoog van veel regen zo bad hij God dat hij hem toch een weg wilde wijzen om te passeren en hij bleef daar die nacht.

ճ Morgens vroeg kwam een al te grote hinde door al het volk en ging door het water. Daarna ging de koning met al zijn volk ook door het water. Toen de koning kwam bij Poitiers en daar zijn tenten stelde zo beval hij zijn volk ter ere van Sint Hilarius die daar rust dat niemand spijs, roof noch ander dingen van dat gebied nemen zou. Toen ging Clovis sterk ten strijde tegen de Goten koning. En toen ze streden zo begaven zich de Goten ter vlucht en koning Clovis had victorie. Daarna reisde hij naar Tours in Touraine en gaf veel gaven de kerk van Sint Martinus. En zijn paard was hij Sint Martinus tevoren gezonden had dat begeerde hij wederom te verlossen en gaf er voor 100 schellingen zilver. Maar dat paard wilde zich niet verroeren van de plaats. Toen beval de koning dat men noch 100 schellingen geven zou. En toen dat gebeurd was en zonder enig lang dralen zo liet het paard zich vandaar leiden. Toen sprak de koning blijde aldus; ‘Waarlijk Martinus is zeer goed in bijstand, maar duur in koopmanschap.’ En zo schreed de koning op het paard en had een gouden kroon op zijn hoofd en tussen de stad en Sint Martinuskerk gaf hij de armen veel goud en zilver.

Deze glorieuze koning nadat hij zijn rijk vermeerderd had door geheel Galli zo stierf hij te Parijs en werd begraven in de voorschreven Sint Petrus kerk dat nu heet Sint Genevieve. En Clothilde, de koningin, leefde 30 jaar na hem en woonde meest te Tours en eerde Sint Martinus en ze leefde in grote onthouding en heiligheid en gaf veel aalmoezen. En zo stierf ze te Tours en reisde naar onze heer. En haar lichaam werd gebracht te Parijs en werd begraven bij de koning Clovis die van haar had 4 zonen als Theuderik, Childebert, Chlodomer, Lotharis, anders geheten Chlotharius, die het rijk onder hen verdeelden, maar tot Chlotharius en zijn nakomelingen kwam later het hele rijk.

Childebert had een al te heilige zoon geheten Cloaldus, die zijn patrimonie achterliet en leefde in grote onthouding en heiligheid en droeg een haren kleed en lag op de aarde. En om onbekend te zijn zo trok hij in het land van Provence om God daar rustig te dienen. Daar mocht hij ook niet onbekend blijven vanwege de grote mirakels die hij daar deed met zijn gebed en wierp de duivel uit de mensen en genas dove, stomme, blinde, kreupele et cetera.

In die tijd trok koning Chlotharius met koning Theuderik, zijn broeder, met grote legerkracht van Franse en Brabanders op Emefridus, koning van Thringen.

Wat toen een koninkrijk was en omvatte meer land dan het nu doet en ze versloegen het volk van Thüringen in zulke menigte dat de vloed van het water met de doden gevuld werd zodat de Fransen met de voeten daarover gingen zoals over een brug en vernielden het hele land en Emefridus ontkwam.

Chlotharius liet achter 4 zonden die onderling dat rijk verdeelden, maar op Chilperic, een van zijn 4 zonen en zijn nakomelingen kwam de kroon van Frankrijk.

Omtrent deze tijd geschiedden vele wonderen want wijndruiven groeiden op vlierbomen. Het was een winter alzo koud zodat men de vogels met de hand ving. Het was zo’n dure tijd dat de moeders hun kinderen aten. In Frankrijk zag men de hemel branden en het regende bloed.

Nu wil ik weer keren op Brabon de derde die na veel feiten van wapens stierf in het jaar ons heren 560. En liet een zoon na geheten Karloman die altijd bij de koning van Frankrijk was als zijn opperste raad alzo in het navolgende kapittel gezegd zal worden.

Dat .ix. capitel van karlemanne den .iiij. prince van Brabant op Haspegouwe.

DJe vierde kersten prince in Brabant was Kaerleman op Haspegouwe. Ende op desen Karleman beginnen gemeenlic die Brabantse croniken sonder die bescreuen sijn van meester Jan die clerck Te weten van Noes tijt ende van die diluuie, also voorseyt is. Dese Karleman began te regneren op Haspegouwe in Brabant alsmen screef ons heren iaer .v.C. ende .lx. Ende hi was een duechdelic prince wonende te landen, twelc doe een grote stadt was Ende hi hielt hem ghemint metten coningen van vrancrike ende diende hem in strijden want hi sijn lant almeest van hem doe ter tijt te leen houden moste. Dese karleman was dicwil biden coninc van vrancrike hem in wijsheden altijt onderwijsende ende leerende. Jn sijnen tide was coninc van vrancrijcke Cilpric voorscreuen ende was de .iij kersten coninc Die welcke Cilpric na den anderen huwelic nam ten derden male te wijf sijn amye oft vriendinne geheten Fredegundis, die een dat subtijlste ende scalcste wijf was daermen oyt af las ende daer toe was si oncuysch van leuen Ja ooc na dat si coninginne was Want si had een boel die groot was ende machtich in des conincs houe gheheeten Landrick, bi middele van welcken si haren here ende coninc lichtelic dede vermoorden Ende noch daer en bouen een luttel tijts te voren had si doen doden deerlicken sijnen lieuen sone. Fredegundis behielt vanden coninc Cilpric een iongen sone van vier maenden die heet Lotarijs ende heet namaels de grote coninc Lotharis Ende si had eenen groten strijt omtrent Soyson tegen Hildebert coninc van oostrike, dats oostvrancrijke, die met alten groten heyre op haer quam, om dat si haren here ende coninc die sijn oom was had doen doden, leggende die sake op den coninc Hildebert, wt gheuende dat hijt had doen doen Mer bi wonderlike subtijlheyt hebbende haer ionc kint in haren armen so vercloecte si inder dageraet des morgens die oostvrancken die noch sliepen ende versloech een alten groten menichte van volcke met hulpe vanden voorscreuen Landric dien si verhief ende maecten den oppersten regeerder van Vrancrijck Ende si track voort in Campanien [56v]tot Riemen toe ende verbrande dat lant ende quam weder met roue tot Soysson

Ende als Lotharis haer soone groot was so wert hi coninc van vrancrijcke ende hi hadt alte groten strijt tegen coninc Diederick van oostvrancrijke ende van Bourgondien sijns ooms sone omtrent Sens in Bourgondien bi een riuiere daer van beyde sijden wel .xxx.M. menschen verslagen werden, ende also wert dat water veruolt vanden dode volcke dattet sinen loop niet en conde hebben Ende als coninc Diederic doot was ende alle sijn kinderen, so wert dese Lotharijs coninc van drie conincrijcken te weten van Oostrijc oft oostvrancrijcke, twelck anders groot Lothrijc heet, dair brabant in begrepen is Ende van westvrancrijck ende van Bourgondien Ende ouer de Fransoysen regneerde hi .xliiij. iaer.

Jnden iare .ccccc. ende lxx. so openbaerden vuerige stralen inden hemel Daer verschenen ooc inder riuieren vander nile twee menschelike figueren een man ende een wijf totten nauel toe, tander deel des lichaems was mitten water bedect, ende stonden van smorgens totter noenen toe Ende vlecken ende ander teykenen sachmen in schotelen ende vaten diemen niet wt doen en mocht. Ende van sommige menschen cleder vloeyde warachtich bloet

Jn dese tijt waren die twee heylige gebroederen sinte Medardus biscop van Noyon, ende sinte Gilardus eertsbisscop van Rowaen ende waren vanden geslachte der coningen van vrancrijcke. Ende si waren beide op eenen dach geboren, op eenen dach bisscopen geconsacreert ende op enen dach storuen si.

Dese coninc Lotaris liet achter ij. kinder als coninc Dagobertus ende Blytildis sijn suster. Dese Dagobertus mit sijn nacomeren waren coningen van Vrancrijcke tot .xij. toe Mer daer na quam de crone op die nacomeren van Blitildis sijnre suster, als opten cleynen Pippijn ende opten groten Kaerle, also de linie voorscreuen wtwijst Want Blitildis troude eenen edelen prince van keyserliken bloede geheten Ausbertus, dien coninc Lotharis mit sijnre dochter te huwelic gaf tmarcgraefscap des heilich rijcx, die aen haer wan Arnout ooc marcgraue sheylich rijcx dats van Antwerpen, ende noch .iij. heilige kinder, als sinte Fereolus, sinte Modericus ende sinte Tarticia maget. Die voorscreuen Arnout troude sinte Oeyen die suster van Batildis coninginne van vrancrijck, die coninc Clodoueus coninc Dagobertus sone ghetrout had. Dese Arnout wan aen sinte Oeyen den heyligen sinte Arnout ooc marcgraue van Rijen, daer af int eerste boeck geseyt is Sinte Arnout had tevoren getrout sinte Doda, dair hi af creech iij. sonen, als sinte Clodulphus die na sijn vader was bisscop van Mets. walciscus wan eenen heyligen sone sinte wandregisilius. Die derde sone van sinte Arnout heet Angisus dien sint Arnout sijn vader gebenedide ende sijn gheslachte, propheterende dat sijn nacomelingen souden werden erfconingen van vrancrijcke ende ooc keyseren, alsoot na geschiede Dese Angijs nam tot eenre huysvrouwen sinte beggen dochter van Pippine van Landen den voorscreuen Karlemans sone, welc Pippijn was deerste hertoge van Brabant Ende van dier tijt voort is Antwerpen metten lande van Rijen aen Brabant gebleuen alsoot plach voir coninc Clodius [57r]van Vrancrijcke tijden

Dat 9de kapittel, van Karloman de 4de prins van Brabant op Haspengouw.

De vierde christen prins in Brabant was Karloman op Haspengouw. En op deze Karloman beginnen gewoonlijk de die Brabantse kronieken, uitgezonderd die beschreven zijn van meester Jan de klerk. Te weten van Noachՠs tijd en van de zondvloed alzo voorzegt is. Deze Karloman begon te regeren op Haspengouw in Brabant toen men schreef onze heer jaar 560. En hij was een deugdelijke prins en woonde te Landen wat toen een grote stad was. En hij hield zich bemind met de koningen van Frankrijk en diende hen in strijd want hij hield zijn land toen meest van hen te leen. Deze Karloman was vaak bij de koning van Frankrijk en onderwees en leerde hem altijd in wijsheid. In zijn tijd was koning van Frankrijk Chilperic en was de 3de christen koning. Die Chilperic nam na het volgende huwelijk ten derde maal tot wijf zijn lief of vriendin geheten Fredegonde die een van de subtielste en schalkste wijf was waar men ooit van las en daartoe was ze onkuis van leven. Ja, ook nadat ze koningin was. Want ze had een boel (geliefde) die groot was en machtig in koningshof geheten Landrick waarmee ze met hem haar heer en koning ligt liet vermoorden. En noch daarboven een tijdje tevoren had ze deerlijk laten doden zijn lieve zoon. Fredegundis behield van de koning Chilperic een jonge zoon van vier maanden die Lotarijs heette en later de grote koning Chlotharius II. En ze had een grote strijd omtrent Soissons tegen Childebert, koning van Oostrijk, dat is oost Frankrijk, die met al te groot leger op haar kwam omdat ze haar heer en koning, die zijn oom was, had laten doden en legde die zaak op de koning Childebert en gaf uit dat hij het had laten doen. Maar bij wonderlijke subtielheid met haar jonge kind in haar armen zo verraste ze de oost Franken in de dageraad ‘s morgens die noch sliepen en versloeg een al te grote menigte van volk met hulp van de voorschreven Landrick die ze verhief en maakte hem opperste regeerder van Frankrijk. En ze trok voort in Campanile tot Reims toe en verbrandde dat land en kwam terug met roof te Soissons.

En toen haar zoon Chlotharius groot was zo werd hij koning van Frankrijk en hij had al te grote strijd tegen koning Childebert II van oost Frankrijk en van Bourgondië, de zoon van zijn oom, omtrent Sens in Bourgondi bij een rivier waar van beide zijden wel 30 000 mensen verslagen werden en alzo werd dat water gevuld van dood volk zodat het zijn loop niet kon hebben. En toen koning Childebert dood was en al zijn kinderen zo werd deze Chlotharius koning van drie koninkrijken, te weten van Austrasie of oost Frankrijk wat anders groot Lotharingen heet daar Brabant in begrepen is. En van west Frankrijk en van Bourgondi. En over de Franssen regeerde hij 44 jaar.

In het jaar 470 zo openbaarde vurige stralen in de hemel. Daar verschenen ook in de rivier de Nijl twee menselijke figuren, een man en een wijf tot de navel toe en het andere deel van het lichaam was met het water bedekt en stonden van ‘s morgens tot de noen toe. En vlekken en andere tekens zag men in schotels en vaten die men niet uit kon doen. En van sommige mensen kleren vloeide echt bloed.

In deze tijd waren de twee heilige gebroeders Sint Medardus, bisschop van Noyon, en Sint Gilardus, aartsbisschop van Rouen, en waren van het geslacht der koningen van Frankrijk. En ze waren beide op een dag geboren, op een dag bisschoppen geconsacreerd en op een dag stierven ze.

Deze koning Chlotharius liet achter 2 kinderen als koning Dagobert en Bertrude, zijn zuster. Deze Dagobert met zijn nakomelingen waren koningen van Frankrijk tot 12 toe. Maar daarna kwam de kroon op de nakomelingen van Bertrude, zijn zuster, als op de kleine Pepijn en op de grote Karel alzo de linie voorschreven uitwijst. Want Bertrude trouwde een edele prins van keizerlijk bloed geheten Ansbertus die koning Childebert met zijn dochter ten huwelijk gaf het marktgraafschap van het heilige rijk en aan haar won Arnulf ook markgraaf van het heilige rijk, dat is van Antwerpen, en noch 3 heilige kinderen als Sint Ferreolus, Sint Modericus en Sint Tarticia, maagd. Die voorschreven Arnold trouwde Sint Oda, de zuster van Bathildis, koningin van Frankrijk die koning Clovis, de zoon van koning Dagobert, getrouwd had. Deze Arnold wan aan Sint Oda de heilige Sint Arnulf, ook markgraaf van Rijen, waarvan in het eerste boek gezegd is. Sint Arnulf was tevoren getrouwd met Sint Doda waarvan hij 3 zonen kreeg als Sint Chlodulf die na zijn vader bisschop was van Metz. Walciscus won een heilige zoon Sint Wandregiselius. De derde zoon van Sint Arnulf heette Ansegisel die Sint Arnulf zijn vader zegende en zijn geslacht en profeteerde dat zijn nakomelingen erfkoningen zouden worden van Frankrijk en ook keizers, alzo het daarna geschiedde. Deze Ansegisel nam tot huisvrouw Sint Begga, dochter van Pepijn van Landen de voorschreven zoon van Karloman, en die Pepijn was de eerste hertog van Brabant. En van die tijd voort is Antwerpen met het land van Rijen aan Brabant gebleven alzo het plag voor koning Clovis van Frankrijk te die tijd.

Nv keer ick weder op Karlemanne die te Landen woonde ende .lv. iaer regneerde in Brabant ende op Haspegouwe Ende al ist datmen van hem niet veel en vint inder cronijcken, nochtans is hi grote te rekenen van wien so veel heilige ende edele vruchten gecomen sijn. Want dese prince Kaerleman was vader van sinte Pippijn van Landen, die ooc .ij. heylige kinderen hadt, sinte Beggen ende sinte Geertruyden

Karleman had ooc een dochter die heet Amelberge, ende die had een sone Walbert geheten die een graue was, ende had van sijnre huysvrouwen Bertilia twee heylige kinderen als sinte Aldegonde ende sinte Woutroyt, daer voor hier af int eerste boeck geseit is Welck sinte Woutruydt hadt te manne sinte Vincent graue van Henegouwe, die aen haer wan sinte Landrick bisschop van Mens, ende twee deuote maechden cristi Madelberta ende Altrudis

Die voorscreuen Amelberge pippijns suster had ooc een dochter die amelberge heet ende si troude een groot heer geheten Wytgeer wonende op die palen van Brabant tot Ham, ende hi wan aen haer .v. heilige kinder als sinte Goelen, sinte Reinelt, sinte Pharelt, sinte Emebertus bisscop van Camerijc ende sinte Venancius. Van welcke heiligen hier voor in dat eerste boeck gheseyt is

Jn dees goeden prince Karlemans tijde soe leefden noch veel ander heyligen die de heylige kercke seer vercierden. als sinte Amant bisscop van Tongeren daer af dat den stoel doe stont te Tricht sinte Benedictus, sinte Moor, sinte Leenaert, sinte vedastus biscop van Atrecht sinte Baue, sinte Cunibertus eerstbisscop van Colen, sinte Aubertus bisscop van Camerijck Die grote leeraer Isidorus bisscop in Spaengen

Jn desen tide was oec salichlic regerende die heylige kercke die groote leraer sinte Gregorius paus te Romen een vanden vier principael leeraers ende hi was van sinte Benedictus oorden Hi screef hem seluen ootmoedelic alder eerst knecht der knechten gods. welcken titel alle pausen scriuen na hem Hi wert geseit de grote Gregorius om veel dingen die hi grotelic ende hoochlijc had, als eedelheit, mogentheit rijcdom, duechden, wijsheit, heilicheit, grote fame, experiencie ende bescheydenheit Die officie der heiliger kercken vernieude hi, ende maecte veel bequamer ende schoonder dant te voren was, twelc men noch hout inder heyliger kercken

Jn des voorscreuen Karlemans tijde als int iaer .vi.C.xiij. wert Eraclius keyser ende hi dode Cosdras coninc van persen ende dat cruce ons heren Jhesum christi, twelck Cosdras te Jerusalem gerooft hadt dat droech hi weder te Jherusalem verheffende met groter eeren ende deuocien Van welcker verheffingen inder heyliger kercken iaerlicx feeste gehouden wert Jnt tweeste iaer van Eraclius so sterf Kareleman voorscreuen nae dat hi in Brabant geregeert hadt. lv. iaren, achterlatende twee salige kinderen, te weten Pippijn van Landen die hertoge wert ende Amelberge, also in dit voorscreuen capittel hier voor gheseyt is

Van desen kaerlemanne sijn dese veersen

Hic Karlemannus princeps fuit inclitus Ex quo prosapie Karoli magni processit origo [57v]

Nu keer ik weer op Karloman die te Landen woonde en 55 jaar regeerde in Brabant en op Haspengouw. En al is het dat men van hem niet veel vindt in de kronieken, nochtans is hij groot te rekenen van wie zoveel heilige en edele vruchten gekomen zijn. Want deze prins Karloman was vader van Sint Pepijn van Landen die ook 2 heilige kinderen had, Sint Begga en Sint Geertruid.

Karloman had ook een dochter die Amelberga heette en die had een zoon Waldebert geheten die een graaf was en had van zijn huisvrouw Bertilia twee heilige kinderen als Sint Aldegonda en Sint Waltrudis waar hiervoor in het eerste boek van gezegd is. Welke Sint Waltrudis had tot man Sint Vincentius, graaf van Henegouwen, die aan haar won Sint Landricus, bisschop van Mainz, en twee devote maagden Christus; Madelberta en Altrudis.

Amelberga, de zuster van Pepijn, had ook een dochter die Amelberga heette en ze trouwde een grote heer geheten Witger en woonde op de grens van Brabant te Hamme en hij won aan haar 5 heilige kinderen als Sint Goedele, Sint Reinelt, Sint Pharelt (Veerle), Sint Emebertus, bisschop van Kamerijk en Sint Venantius (Venant). Van welke heiligen hiervoor in dat eerste boek gezegd is.

In de tijd van de goede prins Karloman zo leefden noch veel andere heiligen die de heilige kerk zeer versierden zoals Sint Amant, bisschop van Tongeren waarvan toen de stoel stond te Tricht, Sint Benedictus, Sint Moor, (Sint Mauritius?) Sint Leenaars, Sint Vedastus, bisschop van Atrecht, Sint Bavo, Sint Cunibertus, aartsbisschop van Keulen, Sint Aubertus, bisschop van Kamerijk. De grote leraar Isidorus, bisschop in Spanje.

In deze tijd regeerde ook zalig de heilige kerk met de grote leraar Sint Gregorius, paus te Rome, een van de vier belangrijkste leraars en hij was van Sint Benedictus orde. Hij beschreef zichzelf ootmoedig als eerste knecht van God welke titel alle pausen schrijven na hem. Hij werd de grote Gregorius genoemd om veel dingen die hij groot en hoog had als edelheid, mogendheid, rijkdom, deugden, wijsheid, heiligheid, grote faam, experintie en bescheidenheid. Het officie der heilige kerk vernieuwde hij en maakte het veel bekwamer en mooier dan het tevoren was wat men noch houdt in de heilige kerk.

In de tijd van Karloman in het jaar 613 werd Heraclius keizer en hij doodde Phocas, koning van Perzen, en dat kruis van onze heer Jezus Christus wat Phocas te Jeruzalem geroofd had dat droeg hij weer te Jeruzalem en verhief het met grote eer en devotie. Van welke verheffing in de heilige kerk jaarlijks feest gehouden wordt. In het tweede jaar van Heraclius zo stierf Karloman nadat hij in Brabant geregeerd had 55 jaren en liet achter twee zalige kinderen, te weten Pepijn van Landen die hertog werd en Amelberga.

Dat .x. capitel. Van Pippine van Landen geheeten sinte Pippine die alre eerste hertoge van Brabant, ouermits dye grote getrouwicheit, die hi der cronen van Vrancrijcke dagelicx was doende

PJppijn Karlemans sone werde prince na sijn vader alsmen screef vi.C.ende .xv. Ende hi stont vromelick bi den coningen van vrancrijcke gelijck sijn voorvaderen hadden ghedaen Ende hi nam te huwelic des hertogen dochter van Aquitanien geheten yduberga, anders geheten Jtta ende is sinte Jtte, die hadt een heiligen broeder geheten sinte Modoaldus eertsbiscop van Trier, ende een sustere geheten Seuera al daer abdisse. Ende die grote coninc Lotharis int .xxx. iaer sijns rijcx ordineerde hi dat Pippijn ende sijn nacomers souden sijn die meeste regierders ende sweertdragers des huys van vrancrijke ende maecten die eerste hertoge van Brabant ende neder oostrijke oft anders geheten cleen Lothrijc, twelc es gelegen tusschen den Rijn ende Schelt, om dat vanden coningen van Vrancrijcke te leen te houden, also vermeerderende hem sijn palen die te voren cleyn waren Want zijn voorvaders van conincx Clodius van vrancrijke tijden daer af hadden berooft geweest Oec had hi te regeren van des conincx wegen tlant vander Eluen totter Moselen Ende mits deser groter hoocheyt ende mogentheyt so was clene onderscheyt tusschen dese Pippijne ende coninclike hoocheyt Hi was seer wijs duechdelic ende rechtuerdich ende sinen here getrouwe, nochtans en veronrechte hi niet dat ghemeen volc om des conincx wille, also die regeerders gemeenlic plagen te doen, noch geen gauen en nam hi van yemant om trecht te corrumperen, also nv ter tijt lacen dicwils ghebuert. Also minde hi den aertschen coninc dat hi nochtan den hemelschen bouen hem eerde Ende om wijslijc ende rechtuerich hem seluen in allen dingen te beleyden, so ghinc hi dicwil te rade metten heyligen sinte Arnout bisscop van Mets, daer hier voor af geseit is, want hi kende hem te hebben die vreese ende minne gods. Ende bi sijnen rade ende hulpe plach hi den coninc te wederhouden als hi sijn coninclike macht gebruyken wilde tegen recht. Ende als sinte Arnout gestoruen was so vercoos hi sinte Cunibertus eertbisschop van Colen om raet ende bijstant van hem te hebben, meynende also bi saligen rade ende bi verdienten van heiligen personen hem seluen ende tlant salichlic te regeren Ende aldus had die grote coninc Lotaris hertoge Pippijn in groter weerden, dien hi beuant gode minnende ende te hem weert getrouwe wesende [58r]

So had coninc Lotharis eenen iongen sone geheten Dagobertus dien sijn vader bi sinen leuenden liue meende coninc te maken in Oostenrijck oft Oost vrancrijcke, twelc een deel is van Almanien ende namaels heet groot Lothrijc streckende vanden Rijn totter Scelt ende van Bourgondien totter Vriescher zee Maer want Dagobertus noch te ionck was om te regeren so beual hem sijn vader desen goeden hertoge Pippijn, hem daer toe weerdich rekenende bouen alle ander om hem te regeren, te leeren, ende te bewaren ende senden tot hem om in Oostvrancrijke te regneren Daer af dat Pippijn dat nederste deele nv Brabant gheheeten voor hem ende voor sijn erfgenamen vanden voorscreuen coninc Lotharijs ontfangen hadde, also voorscreuen is. So sterf dese grote coninc Lotharijs, ende Dagobertus wert coninc van Vrancrijck ende van al sijns vaders landen Ende in sinen tijde wert die kercke van sinte Dyonijs bi Parijs van gode ghewijet op sinte Mathijs dach Ende so is daer op dien tijt iaerlicx so groten ganginge ende pardoenen. Ende bi des wijsen Pippijns rade ende hulpen gecreech hi lof ende minne van allen volke Want hi was sachtmoedich ende rechtueerdich ende liberael, verchiert met coninclijcken zeden

Mer alsoot dicwil ghebuert dat de princen al sijn si goet datse nochtan verergert werden by quaden oorstekers ende flatteerders ende bi quaden rade, ende so werden die goeden verdruct ende die quade opgetogen ende dan volchter na veel quaets So gebuerdet ooc van desen coninc Dagobertus, want dese goede hertoge Pippijn dien gheleert ende bewaert hadde van ioncx wert voor hem al vermaect, so dat hijs sien noch horen en wilde, want hi hem berispt hadt van sijnre verdooltheyt. Mer ten lesten bi den ingeuen gods quam Dagobert tot kennissen, ende hi gaf hem te bewaren sinen sone Sigibertus, dats zegebrecht, dye namaels coninck wert van oostvrancrijcke, dair af dat Mets was die hoochste stadt Ende coninc Clodoueus sijn broeder sadt coninc in westvrancrijck, dair Parijs die hooftstat af was Als die voorscreuen Sigibertus een ionck gheboren kint sijnde van .xl. dagen out gedoopt wert van sinte Amando bisscop van Tongeren ofte Tricht, so antwoorde hi me claerder stemmen seggende Amen

Daer na so creech coninck Dagobert victorie tegen die Engelsche, die doen noch Sassen heten, wantse wt Sassen comen waren, ende Dagobert dedese al doden die langer waren dan sijn swaert So dat dye sommige houden dattet den eersten oorspronc is vanden eewigen hate ende nide der Engelscher tegen die Fransoysen tot groter schaden beyde der landen geestelijck ende waerlijck

Jn desen tide so leefde sinte Eloy bisscop van Noyon ende sinte Remachus sijn discipel, die na sinte Amande wert bisscop van Tongeren te Tricht, ende sinte Lambrecht ende sinte Theodardus waren sinte Remachus discipulen, ende oock sinte Truyt, die welcke was des voorseyden Pippijns neue ende was here van Kempelandt, dair int eerste boeck af gheseyt is

Ooc leefde ontrent die tijt sint Joost des conincx sone van Brytanien, een [58v]heylich heremite, ende sinte Reynoffele van Yncourt die heylige maget, dair ooc hier voor af gheseyt is.

Jn desen tijde to regneerde die valsche propheet Machomet de bedrieger der werelt, die boode van Sathanas die voorloper van Antekerst, een veruollinge van alle ketterijen ende valsheden Eerst was hi een gokelaer ende een snode coopman ende hi wert een prince van den moordenaren, aen hem treckende subtiliken die van Arabien, die doe seer verlast waren vanden keyser Eraclius Hi verwan die van Persen ende veel ander nacien dien hi sijn wet gaf seggende, dat hi een propheet was van gode ghesonden Ende om dat hi al tvolck aen hem trecken soude so gaf hi hem een sachte wat verlenende ende consenterende ghemeenlijken alle tgheen dair die wereltlike ende vleeschelijke menschen toe sijn bereit, als gulsicheit, oncuysheit, roof. etcetera Ende mits dien so heeft hi mit deser valscher wet veel dingen wter euangelien ghemenget om tvolck te bat te verleyden, ende hi heeft bi na alle die werelt bedrogen

Dat 10de kapittel. Van Pepijn van Landen geheten Sint Pepijn de allereerste hertog van Brabant vanwege de grote trouwheid die hij de kroon van Frankrijk dagelijks deed.

Pepijn, de zoon van Karloman, werd prins na zijn vader toen men schreef 615. En hij stond dapper bij de koningen van Frankrijk gelijk zijn voorvaderen hadden gedaan. En hij nam ten huwelijk de dochter van de hertog van Aquitanië geheten Iduberga, anders geheten Ida en is Sint Ida, die had een heilige broeder geheten Sint Modoaldus, aartsbisschop van Trier, en een zuster geheten Severa aldaar abdis. En de grote koning Chlotharius in het 30ste jaar van zijn rijk ordineerde hij dat Pepijn en zijn nakomelingen de grootste regeerders en zwaarddragers zouden zijn van het huis van Frankrijk en maakte hem eerste hertog van Brabant en Austrie of anders geheten klein Lotharingen en is gelegen tussen de Rijn en Schelde omdat van de koningen van Frankrijk te leen te houden, alzo vermeerderde hem zijn palen die tevoren klein waren. Want zijn voorvaders van koning Clovis van Frankrijk tijden af waren daarvan beroofd geweest. Ook had hij te regeren vanwege de koning het land van de Elba tot de Moezel. En vanwege de grote hoogheid en mogendheid zo was er weinig verschil tussen deze Pepijn en koninklijk hoogheid. Hij was zeer wijs, deugdzaam en rechtvaardig en zijn heer getrouw, nochtans verontwaardigde hij niet dat gewone volk vanwege de koning alzo de regeerders gewoonlijk plegen doen, noch geen gaven nam hij van iemand om het recht te corrumperen alzo nu ter tijd helaas vaak gebeurt. Alzo minde hij de aardse koning dat hij nochtans de hemelse boven hem eerde. En om wijs en rechtvaardig zich in alle dingen te beraden zo ging hij vaak te raad met de heilige Sint Arnulf, bisschop van Metz, want hij kende hem de vrees en minne Gods te hebben. En bij zijn raad en hulp plag hij de koning te weerhouden als hij zijn koninklijk macht gebruiken wilde tegen recht. En toen Sint Arnulf gestorven was zo koos hij Sint Cunibertus, aartsbisschop van Keulen, om raad en bijstand van hem te hebben en meende alzo bij zalige raad en bij verdiensten van heilige personen zichzelf en het land zalig te regeren. En aldus had de grote koning Chlotharius hertog Pepijn in grote waarde die hij bevond God minnend en tot hem waart getrouw te wezen.

Zo had koning Chlotharius een jonge zoon geheten Dagobert die zijn vader bij zijn levende lijf meende koning te maken in Oostrijk of Oost-Frankrijk wat een deel is van Allemagne en later groot Lotharingen heette en strekte van de Rijn tot de Schelde en van Bourgondi tot de Friese zee. Maar omdat Dagobert noch te jong was om te regeren zo beval hem zijn vader de goede hertog Pepijn en rekende hem daartoe waardig boven alle anderen om hem te regeren, te leren en te bewaren en zond tot hem om in Oost-Frankrijk te regeren. Waarvan dat Pepijn dat laagste deel dat nu Brabant is geheten voor hem en voor zijn erfgenamen van de voorschreven koning Chlotharius ontvangen had. Zo stierf deze grote koning Chlotharius en Dagobert werd koning van Frankrijk en van al zijn vaders landen. En in zijn tijd werd de kerk van Sint Dionysus bij Parijs van God gewijd op Sint Mathias dag. En zo is daar op die tijd jaarlijks een groot gaan en vergeving. En bij de wijze raad van Pepijn en hulp kreeg hij lof en minne van al het volk. Want hij was zachtmoedig en rechtvaardig en liberaal, versierd met koninklijke zeden.

Maar alzo het vaak gebeurt dat de prinsen al zijn ze goed dat ze nochtans verergerd worden door kwaad flatteren en vleiers en bij kwade raad en zo worden de goeden verdrukt en de kwade opgehaald en dan volgt er veel kwaad na. Zo gebeurde het ook deze koning Dagobert, want deze goede hertog Pepijn die hem geleerd en bewaard had van jongs af werd voor hem geheel veranderd zodat hij hem zien noch horen wilde want hij had hem berispt van zijn verdooldheid. Maar tenslotte bij ingeven van God kwam Dagobert tot kennis en hij gaf hem te bewaren zijn zoon Sigibert, dat is Zegebrecht, die later koning werd van oost Frankrijk waarvan Metz de hoofdstad van was. En koning Clovis zijn broeder zat koning in west Frankrijk daar Parijs de hoofdstad van was. Toen de voorschreven Sigibert, een jonggeboren kind van 40 dagen oud, gedoopt werd van Sint Amandus, bisschop van Tongeren of Tricht, zo antwoordde hij met heldere stem en zei; Amen.’

Daarna zo kreeg koning Dagobert victorie tegen de Engelse dat toen noch Saksen heette want ze waren uit Saksen gekomen en Dagobert liet ze allen doden die langer waren dan zijn zwaard. Zodat sommige houden da het de eerste oorsprong is van de eeuwige haat en nijd der Engelsen tegen de Fransen tot grote schaden van beide landen geestelijk en wereldlijk.

In deze tijd zo leefde Sint Eloi, bisschop van Noyon, en Sint Remaclus, zijn discipel, die na Sint Amandus bisschop werd van Tongeren te Tricht en Sint-Lambertus en Sint Theodardus waren Sint Remaclus discipelen en ook Sint Trudo (Truiden) die de neef was van de voor genoemden Pepijn en was heer van Kempeland waarvan in het eerste boek gezegd is.

Ook leefde omtrent die tijd Sint Joost (Judocus) de zoon van de koning van Brittannië, een heilige heremiet en Sint Ragenufle van Incourt die heilige maagd waar ook hiervoor van gezegd is.

In deze tijd zo regeerde die valse profeet Mohammed, de bedrieger der wereld, de bode van Satan, de voorloper van Antichrist, een vervulling van alle ketterij en valsheid. Eerst was hij een goochelaar en een snode koopman en hij werd een prins van de moordenaars en trok subtiel aan hem die van Arabi die toen zeer verladen was de keizer Eraclius. Hij overwon de Perzen en veel ander naties die hij zijn wet gaf en zei dat hij een profeet was van God gezonden. En zodat hij al het volk aan hem zou trekken zo gaf hij hun een verzachting en verleende en stond toe al hetgeen gewoonlijk daar de wereldlijke en vleselijke mensen toe zijn bereid zoals gulzigheid, onkuisheid, roof, etc. En mitsdien zo heeft hij met deze valse wet veel dingen uit het evangelie gemengd om het volk beter te verleiden en hij heeft bijna de hele wereld bedrogen.

Noch van hertoge Pippine ende hoe Brabant onder den keyser gecomen is.

NU keer ic weder tot hertoge Pippine, die sijn lant also geseit is, vanden coningen van Vrancrijck was houdende als te leen Biden welcken blijct dat die digniteyt ende hoocheyt der brabantscher hertogen comen is vanden coningen van vrancrike, dien dit lant doe heetende neder oostrijcke onderdanich was also geseit is Men mocht hier op vragen waer om dat Brabant onder den keiser staet ende niet onder den coninc van vranckrijke. Daer op is te weten, dat die veranderinge daer af gheschiet is, als dese nacomers van desen sinte Pippine totten crone van vrancrike ende ooc totter keiser cronen namaels gecomen sijn, die haer landen haren kinderen ghedeelt hebben, so dat Brabant is bleuen onder den genen die groot Lotrike ende Almanien hadden te deel. Ende want die keiserlike crone namaels afgenomen wert den coningen van vrancrijke ende quam op die coningen van Jtalien ende daer na op de coningen van Almanien, also is Brabant onder tkeyserijke gebleuen Ende sonderlinge is dat marcgraefscap des heylichs rijcx Te weten Antwerpen metten lande van Rijen een leen vanden keyser. etcetera.

Dese voorscreuen Pippijn had van sijnre vrouwen die Ydelberge heet, anders Jtte, drie kinderen, te weten, Grymoaldus die na hem hertoge wert ende regeerder des huys van vrancrijke Sinte Geertruyt die haer stelde ter religien ende si stichte die abdye te Niuele daer si seluer abdisse wert. si fondeerde te bergen opten zoom onser vrouwen kercke Haer legende int corte salmen vinden int eerste deele deser cronijcken. Sinte Begge die na haren broeder Grymo aldus hertoghinne werdt met haren manne Angijs sinte Arnout sone, also voor gheseyt is

Als dan sinte Pippijn die franssche coningen ende sonderlinge neder oostrijcke oft oost vrancrijcke lange iaren duerende geregeert had in groter eeren, so geuoelde hi dat hi niet lange leuen en soude, ende daer om dede hi trouwelic den conincx schat te Parijs vueren, op dat hi niet onvrient en werde. Ende corts wert hi geroepen totten lande ewelic duerende om den loon sijnder duechden ende getrouheit te ontfaen Waer om al tlant seer be [59r] droeft was, want hi was van deuchdelijken leuen ende van goeder famen ende een spiegel der coningen. Sijn lichaem wert eerlic begrauen in sijn stadt van Landen die doe een grote stadt was Jnden iare ons heren .vi.C. ende xlviij. Ende daer lach hi lange tijt tot dattet goede volc biden ingeuen gods beraden wert sijn gebeente tot een bequamer plaetse te transfereren, te weten totter stadt van Nyuele Ende want god thonen woude hoe groot hi van verdienten was so geschiede een groot teeken opten dach zijnre translacien, want als dat volck mit barnende keersen volchde die feretre daer sijn heylige lichaem in was, van Landen tot Niuele, ende een groten wint wayde, so en ghinc een keerse niet wt diemen bi dat feretre droech. Ende so werden sijn reliquien tamelick geleyt in een feretre oft casse neffens de sijde vander heyliger bruyt cristi sinte Geertruyt sijnre dochter. Ende iaerlicx werdense alle beyde vander clergien omgedragen inder processien vanden cruysdagen

Van desen Pippine sijn dese versen

Jste Brabantinus princeps dux Lothariensis Primus erat, mairorque domus regni gladiator.

Noch van hertog Pepijn en hoe Brabant onder de keizer gekomen is.

Nu keer ik weer tot hertog Pepijn die zijn land van de koningen van Frankrijk hield te leen. Waarbij blijkt dat de aanzienlijkheid en hoogheid der Brabantse hertogen gekomen is van de koningen van Frankrijk die dit land toen neder Oostrijk noemde en onderdanig was. Men mocht hierop vragen waarom dat Brabant onder de keizer staat en niet onder de koning van Frankrijk. Daarop is te weten dat die verandering daarvan gebeurd is toen de nakomelingen van Sint Pepijn tot de kroon van Frankrijk en ook tot de keizer kronen later gekomen zijn die hun landen aan hun kinderen verdeeld zodat Brabant gebleven is onder diegenen die groot Lotharingen en Allemagne ten deel hadden. Omdat de keizerlijke later afgenomen werd van de koningen van Frankrijk en op de koningen van Itali kwamen en daarop de koningen van Allemagne alzo is Brabant onder het keizerrijk gebleven. En vooral dat markgraafschap van het heilige rijk. Te weten Antwerpen met het land van Rijen een leen van de keizer etc.

Deze Pepijn had van zijn vrouw die Ida heette drie kinderen, te weten; Grimoald die na hem hertog werd en regeerde het huis van Frankrijk, Sint Geertruid die zich stelde ter religie en ze stichtte de abdij de Nijvel waarin ze zelf abdis werd, ze fundeerde te Bergen op Zoom onze vrouwe kerk. Haar legende in het kort zal men vinden in het eerste deel van deze kroniek. Sint Begga die na haar broeder Grimoald aldus hertogin werd met haar man Ansegisel, de zoon van Sint Arnulf.

Toen dan Sint Pepijn de Franse koningen vooral neder Oostrijk of oost Frankrijk lange jaren geregeerd had in grote eer zo voelde hij dat hij niet lang zou leven en daarom liet hij getrouw de konings schat te Parijs voeren opdat het niet ontvreemd werd. En gauw werd hij geroepen tot het eeuwigdurend land vanwege het loon van zijn deugden. Waarom het hele land zeer bedroefd was want hij was van deugdelijk leven en van goede faam en een spiegel der koningen. Zijn lichaam werd fatsoenlijk begraven in zijn stad van Landen dat toen een grote stad was in het jaar 648. En daar lag hij lange tijd totdat het goede volk met ingeven van God beraden werd zijn gebeente tot een betere plaats te brengen, te weten tot de stad Nijvel. Want God wilde tonen hoe groot hij van verdiensten was en zo geschiedde een groot teken op de dag van zijn translatie want toen dat volk met brandende kaarsen de relikwienkast volgde daar zijn lichaam in was van Landen tot Nijvel en er een sterke wind waaide zo ging een kaars niet uit die men bij die kast droeg. En zo werden zijn relikwien betamelijk gelegd in een relikwiekast of kast naast de zijde van de heilige bruid Christus Sint Geertruid, zijn dochter. En jaarlijks worden ze alle beide van de geestelijkheid omgedragen in de processie van de kruisdagen.

Dat .xi. capitel Vanden leuen van sinte Jtten des voorseyden Pippijns huysurouwe

ALs sinte Jtte anders gheheeten Jduberghe weduwe was ende sinte Pippijn haer man vander werelt ghescheyden was, so wert si beraden in reynen weduweliken state gode te dienen Van vele edele heren wertse versocht te huwelike, so om hair duechdelike zeden ende edelheit, so om haer rijcdom, mer si wederstont al ende bleef gestadich in haren opsette So gebuerdet dat die heylige bisscop sinte Amande tot haren huse quam om haer te troosten dien si blidelic ontfinc. Ende gaf hem te kennen dat opstette hairs herten, begherende van sijnre hant te ontfangen dat heylige wijl, in teeken der reynicheyt Twelc aenhorende sinte Amandus so sloech hi sijn handen opwaerts ten hemel gode danckende want hi dair om tot haer gecomen was om haer daer toe te vermanen Ende so dede sinte Jtte die ghelofte van reynicheyt, verbindende haer tot gods dienste ende haer tijtlic goet gode op dragende, ende si veranderde haer hof te Nyuele ende maecte daer af een kercke Daer na onder den dienst der missen so ontfinc si van sinte Amande den heyligen wijl ende dat habijt der religien ende wert een vanden getale der nonnen die sie daer om gode te dienen geordineert ende voorsien hadde Jn welcken state si gode diende al haer leuen lanck met haer dochter sinte Geertruyt Si was seer ootmoedich, goedertieren, gestadich, langmoedich, hair seluen oeffenende in vasten, waken, wtstortinge der tranen ende heylige meditacien, so dat si den anderen heyligen maechden een leuende exempel was van duechden Also veel aelmissen gaf si den armen als haer goeden strecken mochten Ende den armen ende ellendigen menschen quam si te hulpe haer voeten wasschende ende ander wercken der ontfermherticheden volbringende also dat si ooc van haers goeden mans tiden gedaen hadde, int welc si volherde na sijn versceyden .xij. iaren lanc. Ende ten eynde van dien so verscheyde si van deser werelt [59v] doe si .lx. iaren out was Ende si werdt ooc begrauen te Niuele in sinte Peters kercke. Ende si wert seer beweent van den armen ende vanden volcke

Dat 11de kapittel. Van het leven van Sint Ida, de huisvrouw van de voor genoemde Pepijn.

Toen Sint Ida weduwe was en haar man Sint Pepijn van de wereld gescheiden was zo werd ze beraden in reine huwelijkse staat God te dienen. Van vele edele heren werd ze verzocht ten huwelijk zo om haar deugdelijke zeden en edelheid, zo om haar rijkdom, maar ze weerstond ze allen en bleef gestadig in haar voornemen. Zo gebeurde het dat de heilige bisschop Sint Amandus naar haar huis kwam om haar te troosten die ze blijde ontving. En gaf hem te kennen dat voornemen van haar hart en begeerde van zijn hand te ontvangen de heilige wijding in teken van reinheid. Wat Sint Amandus aanhoorde en zo sloeg hij zijn handen opwaarts ten hemel en dankte God want hij was daarom tot haar gekomen om haar daartoe te vermanen. En zo deed Sint Ida de gelofte van reinheid en verbond haar tot Gods dienst en droeg haar tijdelijke goed aan God op en ze veranderde haar hof te Nijvel en maakte daarvan een kerk. Daarna onder de dienst der mis zo ontving ze van Sint Amandus de heilige wijding en dat habijt der religie en werd een van het getal der nonnen die ze daarom God te dienen geordineerd en voorzien had. In welke staat ze God diende al haar leven lang met haar dochter Sint Geertruid. Ze was zeer ootmoedig, goedertieren, gestadig, lankmoedig en oefende zichzelf in vasten, waken, uitstorten van tranen en heilige meditatie zodat ze de andere heiligen maagden een levend voorbeeld was van deugden. Alzo veel aalmoezen gaf ze de armen als haar goed verstrekken mocht. En de arme en ellendige mensen kwam ze te hulp en waste hun voeten en andere werken van ontferming volbracht ze alzo dat ze ook van de tijden van haar goede man gedaan had. Waarin ze volhardde na zijn verscheiden 12 jaren lang. Ten einde van die zo scheidde ze van deze wereld toen ze 60 jaren oud was. En ze werd ook begraven te Nijvel in Sint Pertus kerk. En ze werd zeer beweend van de armen en van het volk.

Dat .xij. capitel Van hertoge Grimoalden den tweeden hertoge van Brabant

ALs voor geseyt is so hadde sinte Pippijn van Landen van sinte Jtte drie kinderen, te weten sinte Geertruyt, sinte Begghen ende Grymoalde die hertoge wert na sinen vader ende die meeste regeerder des huys van Sigibertus coninc van oostvrancrijc voor genoemt gelijc sijn vader grote vrientscap ooc houdende met sinte Cumbertus eertsbisscop van Colene. Ende bi Grimolts rade so dede coninc Sigibertus fonderen veel schone cloosteren in Ardennen ende elwaerts, als te Stabalaus ende Malniumdarium ende meer ander Ende dese twee cloosteren betimmert sijnde so gafse hertoghe Grymolt in handen den heiligen Remaclus om die heylighe religie daerin te stellen. Ende vliedende sinte Remaclus dye onlede der wereltliker dingen ende sinte Theodardus latende sinen nauolger inden bisscopliken stoel van Tongheren so vercoos hi gode al daer in eenicheden te dienen

Na die doot vanden voorseyden coninc Sigebert so wert hertoge Grimoalt mits hate ende nijt van sommige heren die sijn grootheid beniden verslagen ende vermoort, ende hi wert begrauen tot Joppilien bi Herstalle Somige scriuen dat Grymoaldus meende aen hem te trecken die crone van oostvrancrijcke, wtslutende Sigebertus sone die noch ionck was ende dien hi ter scolen geleyt hadde. Ende dat die oostvrancken Grimoalden daer om vingen ende leuerden hem den coninc Clodoueus die coninc was in west vrancrijcke des voorseiden Sigebertus broeder, ende doe leyde hi hem in een geuangenisse daer hi in sterf. Ende so quam dat lant van Brabant op Beggen sijnre susteren

Coninc Clodoueus die tweede van dien name coninc van vrancrijck die had een alte heyligen ende ootmoedigen coninginne gheheten sinte Batildis, die de symonie ende onredelike scattingen (die dat volc seer verdructen) wten conincrijke verdreef Ende si stichte veel cloosteren als Corbie ende meer ander helpende ooc veel lieden te clooster Ende si dede veel aelmissen der kercken ende den armen, ende ten lesten gincse selue in dat clooster van Kale, ende was die alder minste in die cueken dienende ende alle onreynicheyt cuysschende ende wasschende Ende ten lesten so sterf si met hemelsche teekenen [60r]

Dat 12de kapittel. Van hertog Grimoald, de tweede hertog van Brabant.

Zoals voorgezegd is zo had Sint Pepijn van Landen van Sint Ida drie kinderen, te weten Sint Geertruid, Sint Begga en Grimoald de hertog werd na zijn vader en de grootste regeerder des huis van Sigibert, koning van oost Frankrijk, gelijk zijn vader hield hij ook grote vriendschap met Sint Cunibertus, aartsbisschop van Keulen. En bij Grimoald’ s raad zo liet koning Sigibert funderen veel mooie kloosters in Ardennen en elders als te Stavelot en Malmedy en meer andere. En deze twee kloosters betimmerd zijnde zo gaf hertog Grimoald het in handen de heilige Remaclus om de heilige religie daarin te stellen. En vliedende Sint Remaclus die onledig was van wereldlijke dingen en liet Sint Theodardus, zijn opvolger, in de bisschoppelijke stoel van Tongeren en zo koos hij om God in eenheid te dienen.

Na de dood van koning Sigebert zo werd hertog Grimoald vanwege haat en nijd van sommige heren die zijn grootheid benijden verslagen en vermoord en hij werd begraven te Juprelle bij Herstal. Sommige schrijven dat Grimoald meende aan hem de kroon van oost Frankrijk te trekken en de zoon van Sigibert uitsloot die noch jong was en die hij ter school geleid had. En dat de oost Franken Grimoald daarom vingen en leverde hem koning Clovis die koning was in west Frankrijk, de broeder van de voornoemde Sigibert, en toen legde hij hem in een gevangenis waarin hij stierf. En zo kwam dat land van Brabant op Begga, zijn zuster.

Koning Clovis de tweede van die naam en koning van Frankrijk die had een al te heilige en ootmoedige koningin geheten Sint Bathildis die de simonie en onredelijke schattingen (die dat volk zeer verdrukten) uit het koninkrijk verdreef. En ze stichtte veel kloosters zoals Corbie en meer andere en hielp ook veel lieden te klooster. En ze deed veel aalmoezen aan de kerk en de armen en tenslotte ging ze zelf in dat klooster van Chelles en was die allerminste en diende in de keuken en maakte onreinheid schoon en waste het. En tenslotte zo stierf ze met hemelse tekens.

Dat .xiij. capitel Van sinte Beggen hertoghinne van Brabant. Ende van Angise haren man

HJer voor int .ix. capitel van Karlemanne is geseyt van Angise sinte Arnouts soone, marcgraue des heylich rijcx, hoe dat hi ghecomen is vanden coningen van vrancrike, de welc Anghijs troude sinte Begghen sinte Pippijns van Landen dochtere sinte Geertruyts suster, ende bi beyde harer vader tiden so gheschiede dit huwelick Ende also werde si hertoge ende hertoginne na die doot vanden voorscreuen Grimolt die sonder oor sterf, ende si regeerde dat lant wijsliken. Ende Angijs was ooc groot biden coninc van Vrancrijke

Op een tijt als hi ginc buten iagen so wert hi vermoort int iaer ons heeren vi.C.lxxxv. Te weten van eenen dye Godwijn heet, dien hi van iongen kinde wt minnen op gehouden hadde. Ende dit quade werck dede godwijn om dat hi meynde Beggen te crigen tot eenre huysurouwen, want hi van niet opgecomen was ende groot geworden bi haer. Maer sinte Begge ontvloot hem in Ardennen, daer si een clooster dede maken van .vij. kercken, nae die .vij. kercken van Rome, ende heet Anden leggende tusschen Ludick ende Hoeye, ende daer es si verheuen sanctinne, ende is een clooster van edelen ionffrouwen canonikerssen. Ende nv rust si te Colen in een nonnen clooster geheten sinte Marien twelck si van eerst ghefundeert ende ghemaect hadde

Van deser sinte Begghen seytmen dat die Baghijnen eerst haren name vercregen hebben, want si veel deuote vrouwen ende ionffrouwen bi haer hadde die gode ynnichlic dienden

Vanden voorscreuen hertoge Angijs so behielt dese heylighe vrouwe Begge een sone die ooc Pippijn heet als sijn oude vader

Van sinte Beggen daer alle die hertogen van Brabant tot nv toe af ghecomen sijn, ende ooc die coningen van Vrancrijcke also dye voorseyde lynie wtwijst, sijn dese veersen

Begga ducissa fuit genitrixque germinis huius

Que fuit Angiso felici federe iuncta

Dat 13de kapittel Van Sint Begga, hertogin van Brabant. En van Ansegisel haar man.

Hiervoor in het 9de kapittel van Karloman is gezegd van Ansegisel, de zoon van Sint Arnulf, markgraaf van het heilige rijk hoe dat hij gekomen is van de koningen van Frankrijk en die Ansegisel trouwde Sint Begga, de dochter van Sint Pepijn van Landen, zuster van Sint Geertruid, en in de tijd van hun vader zo geschiedde dit huwelijk. En alzo werden ze hertog en hertogin na de dood van Grimoald die zonder erfgenaam stierf en ze regeerde dat land wijs. En Ansegisel was ook groot bij de koning van Frankrijk.

Op een tijd toen hij buiten ging jagen zo werd hij vermoord in het jaar onze heer 685. Te weten van een die Gundewin heette die hij van jongs kind af uit minne opgehouden had. En dit kwade werk deed Gundewin omdat hij meende Begga te krijgen tot een huisvrouw want hij was van niets opgekomen en groot geworden door haar. Maar Sint Begga ontkwam hem in Ardennen waar ze een klooster liet maken van 7 kerken naar de 7 kerken van Rome en heet Andenne en ligt tussen Luik en Hoei en daar is ze verheven santin en is een klooster van edele jonkvrouwen kanunniken. En nu rust ze te Keulen in een nonnenklooster geheten Sint Maria wat ze eerst gefundeerd en gemaakt had.

Van deze Sint Begga zegt men dat de Begijnen eerst hun naam gekregen hebben want ze had veel devote jonkvrouwen bij haar die God innig dienden.

Van de hertog Ansegisel zo kreeg deze heilige vrouwe Begga een zoon die ook Pepijn heette zoals zijn grootvader.

Van Sint Begga zijn alle hertogen van Brabant tot nu toe gekomen en ook de koningen van Frankrijk alzo de voor genoemde linie uitwijst.

Dat .xiiij. capitel. Van Pippine van Herstale die derde hertoge

PJppijn sone vanden hertoge Angijs ende Beggen wert die derde hertoge van Brabant ende ooc van Lotrijck, ende hi wert ooc marcgraue sheylich rijcx, almen screef .vi.C. ende .lxxxv ende hi regneerde .xxix. iaren. Dese pippijn also geheten die tweeste van dien name, ende hier om was hi geheeten van Herstale, om dat hi te Herstale ghelegen tusschen Tricht ende Ludick op die Mase eerstwerf maecte een slot ende sijn woninge Ooc hadde hi te Colene een borch die heete Capitolium, waer aff dat noch namaels onser vrouwen kercke ghemaect was van sinte Plectruden des voorseyden Pippijns huysvrouwe

Dese Pippijn was van seer heiligen gheslachte van allen sijden, want sijn moeder was sinte Begge sinte Geertruyden suster die sijn moeye was, ende sijn oude vader was [sinte Pyppijn van Landen, ende sijn ander oudevadere was] sinte Arnout marcgraef des heylichs rijcx ende naemaels bisscop van Mets, also hier voor geseit is. etcetera. Dit souden die hertogen van Brabant met recht aenmercken ende haerder [60v] voorvaderen voetstappen met duechdelike wercken na volgen, so souden si haer ondersaten in voorspoede regeren

Dese voorseide hertoge pippijn was een wijs ende vroom prince, sijn herte kerende tot verheffinge der heyliger kercken. Ende hi troude sinte Plectruyden die heylige vrouwe, daer hi an wan drie sonen ende een dochter, als Drago een prince van Kempelandt, sinte Grimoaldus die te Ludic gemartelizeert wert ende rustet daer in sinte Jacobs kercke. Ende sinte Siluinus die te Chymay rustet in sinte Peters kercke Ende zijn dochter heet Notburgis die rust te Colen blinckende in schonen miraculen Ende dese drie sonen storuen voor haren ouders

Dese hertoge Pippijn had veel orlogen tegen die vriesen, tegen die swauen ende andere nacien Mer met groten arbeyde behielt hi tvelt ende vacht zege want hi victorioes was

Jnt iaer ons heren .vi C. ende .xcvij. so hebben die sarasinen dat conincrijc van Granaten ingenomen ende dat beseten ontrent .viij C. iaer, totmen screef .xiiij.c. ende .xc. Want Fernant coninc van Arrogon ende Elizabeth coninginne van Spaengen dat weder conquesteerden

Dat 14de kapittel. Van Pepijn van Herstal, de derde hertog.

Pepijn, zoon van de hertog Ansegisel en Begga, werd de derde hertog van Brabant en ook van Lotharingen en hij werd ook markgraaf van het heilige rijk toen men schreef 685 en hij regeerde 29 jaren. Deze Pepijn alzo geheten de tweede van die naam en hij was geheten van Herstal omdat hij te Herstal, gelegen tussen Tricht en Luik op de Maas, eerst een slot makte en zijn woning. Ook had hij te Keulen een burcht die Capitolium heette waarvan dat er later onze vrouwe kerk van gemaakt werd van Sint Plectrudis, de huisvrouw van Pepijn.

Deze Pepijn was van zeer heilige geslacht van allen zijden want zijn moeder was Sint Begga, de zuster van Sint Geertruid, die zijn tante was en zijn grootvader was Sint Pepijn van Landen en zijn andere grootvader was Sint Arnulf, markgraaf van het heilige rijk en later bisschop van Metz etc. Dit zouden de hertogen van Brabant met recht aanmerken en hun voorvaders voetstappen met deugdelijke werken navolgen en zo zouden ze hun onderzaten in voorspoed regeren.

Deze hertog Pepijn was een wijs en dappere prins die zijn hart keerde tot verheffing der heilige kerk. En hij trouwde Sint Plectrudis die heilige vrouwe waar hij aan won drie zonen en een dochter, als Drogo prins van Kempenland, Sint Grimoald die te Luik gemarteld werd en rust daar daarin in Sint Jacobs kerk. En Sint Silvinus die te Chimay rust in Sint Petrus kerk. En zijn dochter heette Notburgis die rust te Keulen die uitblonk in mooie mirakels. En deze drie zonen stierven voor hun ouders.

Deze hertog Pepijn had veel oorlogen tegen de Friezen, tegen de Zwaben en andere naties, Maar met grote arbeid behield hij het veld en bevocht zege want hij was victorieus.

In het jaar ons heren 697 zo hebben de Saracenen dat koninkrijk van Granada ingenomen en dat bezet omtrent 800 jaar tot men schreef 1490. Wat Ferdinand, koning van Aragon, en Elizabeth, koningin van Spanje, dat weer veroverden.

Het gebuerde dat Hilderijck die coninc van oostrijcke oft oostvrancrijcke sterf sonder eenige orie van sinen liue achter te laten, ende midts dien so began Pippijn seer sterck int lant te regneren ende met wijsheden te regeren, also sijn voor vaderen gedaen hadden, ende dies waren die oostvrancken blijde dat hi haer beschermer ende regeerder was. Dit aenmerckende coninc Diederijc van westvrancrijcke Hilderiricx broeder die meende dat te keeren ende te beletten, ende daer toe riet hem een sijn drossaet geheten Bercarijs met meer anderen die Pippine seer benijden, so dat groot orloge op stont tegen hem, want coninc Diederic wilde hem dwingen ende sijn machte nemen , ende des conincx volc dede Pippine menigen pant, maer si en dorsten niet comen daer Pippine seluer was, want si hem seer ontsaghen. Daer na gheuielt dat coninc Diederic met sijn volcke quam te strijde tegen Pippine diese al scoffierde so dat de coninc vlieden moste, ende pippijn volchde ende versloecher veel van sijn volcke. Ende Bercarijs ontuloot ooc, mer want sijn ongetrouwe dienaers wel wisten dat hem Pippijn seer hatede so sloegen si selue haren here doot, op dat pippijne hen niet veruolgen en soude. Ende so track Pippijn voort te Vrancrijke wert inne met groter macht, so dat de coninc ende sijn volc seer versaecht waren Ende was blijde dat hi pays met hem maecte ende gaf hem tlant te regeren ende maecten sinen oppersten raet, daer niemant teghen en dorste seggen, ooc gaf hi hem Bercarijs lant. Ende pippijn stelde daer nae sinte Lambrecht weder in sijn bisdom stoel tot Tricht, dair Faramundus tonrechte hem seluen in ghesteken hadde.

Daer nae stelde Pippijn sijn vaert om te trecken op Vtrecht ende op dye vriesen die heyden waren ende besaten mede Hollant dat doen al Vrieslant was die menige scade ende menigen toren gedaen hadden die oostvrancrijken Ende die stadt van Vtrecht heet doe Wiltenborch ende daer viel pippijn vore met sijn hey- [61r] re, ende mit groter pine creech hi de stat want daer groot weer in was Ende daer verdreef Pippijn den coninck Rathbodus van Vrieslant, die welck corts daer te voren comen was totter vonten om gedoopt te werden Mer want hi verstont dat meer lieden in die helle waren dan in den hemel, daer om vercoos hi te wesen metten meesten getale ende bleef heyden als sijn voorvaders geweest hadden, want hi niet en kende die onuerdrachlike pijne der hellen daer hi corts toe quam, so ghi hier sult horen

Het gebeurde dat Hilderijk de koning van Oostrijk of oost Frankrijk stierf zonder enige erfgenaam van zijn lijf na te laten en mitsdien zo begon Pepijn zeer sterk in het land en met wijsheid te regeren alzo zijn voorvaders gedaan hadden en dus waren de oost Franken blijde dat hij hun beschermer en regeerder was. Dit merkte koning Diederik van west Frankrijk, de broer van Hilderik, die meende dat te keren en te beletten en daartoe raadde hem aan een van zijn drosten geheten Bercarijs met meer anderen die Pepijn zeer benijden zodat er een grote oorlog opstond tegen hem want koning Theuderik III wilde hem dwingen en zijn macht nemen want de koning deed hem menig pand, maar ze durfden niet te komen waar Pepijn zelf was want ze ontzagen hem zeer. Daarna gebeurde het dat koning Theuderik met zijn volk te strijden kwam tegen Pepijn die ze allen schoffeerde zodat de koning vlieden moest en Pepijn volgde en versloeg veel van zijn volk. En Bercarijs ontkwam ook, maar zijn ontrouwe dienaars wisten wel dat Pepijn hem zeer haatte en zo sloegen ze zelf hun heer dood zodat Pepijn hen niet achtervolgen zou. En zo trok Pepijn voort te Frankrijk waart in met grote macht zodat de koning en zijn volk zeer bang waren. En was blijde dat hij vrede met hem maakte en gaf hem het land te regeren en maakte hem zijn opperste raad waar niemand tegen durfde te zeggen en ook gaf hij hem het land van Bercarijs. En Pepijn stelde daarna Sint Lambrecht weer in zijn bisdom stoel tot Tricht daar Faramundus te onrecht zichzelf in gestoken had.

Daarna stelde Pepijn zijn vaart om te trekken op Utrecht en op de Friezen die heiden waren en bezaten mede Holland dat doen geheel Friesland was die menige schade en menige toorn gedaan hadden het oost Frankrijk. En de stad van Utrecht heette toen Wiltenborch en daar viel Pepijn voor met zijn leger en met grote pijn kreeg hij die stad want er was groot verweer in. En daar verdreef Pepijn de koning Radboud van Friesland die kort daarvoor gekomen was tot de vont om gedoopt te worden. Maar omdat hij verstond dat er meer lieden in de hel waren dan in de hemel, daarom verkoos hij te wezen met het grootste getal en bleef heiden zoals zijn voorvaders geweest waren want hij kende niet de onverdraaglijke pijn der hel waar hij gauw toekwam zo ge hier zal horen.

Hoe coninc Rathbolt vanden duuel verleyt wert ende haestelic sterf

Als die hertoge Pippijn de Vriesen aldus onderdanich gemaect hadde der Franscher cronen, so sandt hi hem den heyligen man sinte Wolfrannus, om den coninc Rathbolt met de Vriesen totten kersten geloue te bekeren. Ende coninc Rathbolt aensiende de tekenen van sinte Volfrannus begeerde gedoopt te werden. Mer die duuel benijdende der menschen salicheyt openbaerde hem in een schijn van een engel seggende aldus O alre vroomste der mannen coninc Rathbolt, wie heeft v aldus bedrogen dat ghi vanden dienst der goden scheyden wilt, en doetet ymmer niet, mer blijft biden geloue dattu van dijn ouders geleert hebtste, ende ghi sult comen totten gulden palayse, die ic di inder ewicheyt cortelic geuen sal Hier om so ontbiet den heyligen biscop Wolfrannum ende vraget hem waer die woningen sijn der eewiger claerheit, die hi di belooft heeft Mer want hi dit niet sal connen bewisen so sent wt van beide siden legaten ende ic sal huer leytsman wesen. Dit visioen vertelde coninc Rathbolt den heyligen biscop Wolfranno. Die biscop antwoorde O edel coninc, het is de duuel die di in een gedaente des goeden engels bedriecht siet seyde die coninc, ic sal kersten werden ist dat mi van mijn god dese gulden woninge niet vertoont en wert. Die heilige biscop om den coninc te voldoen, heeft sijn dyaken wtgesent met een vries van des conincx wegen. Dese twee als si een stuc weechs wt Medenblic gegaen waren so vonden si bereyt staen hoer leytsman als hi den coninc belooft hadt seggende aldus Haest v seer ende ick sal v vertonen die alre schoonste woninge die den coninc rathbolt bereit is Gaende met malcander door een brede ende onbekende wech so quamen si op een straet van gladde marmersteen gemaect, ende sagen van verre een costlic huys van goude ende preciose gesteenten gesticht Comende int huys sagen si daer binnen wonderlike chierheyt van een coninclike throon ende onsprekelijker schoonheyt. Doen seyde [61v] die leytsman, siet [dit] is die woenstadt die den coninc rathbolt bereit is Die heylige dyaken verwonderde hem seer ende seyde Jst dat dese dingen van god zijn, so bid ic dat si ewelic aldus moeten bliuen mer zijn si vanden duuel so begeer ic van god dat si ter stont vergaen Ende dit geseit segende hem die dyaken metten teyken des heiligen cruys, ende siet die leitsman is verwandelt in eenen duuel ende alle de costlicheyt des palais ende cierheits in slick ende slijm Ende si stonden int middel van een poel ende riet sudden, ende sijn mit groten arbeyt na .iij. dagen weder tot medenblic gecomen ende vonden den coninc rathbolt schielicken gestoruen wesende. Ende si vertelden den biscop wat hem inden wege gesciet was ende die vriese is gedoopt. Dit gesciede int iaer ons heren .vij.C. ende .xxiij. ende coninc rathbolt liet twe sonen achter, die een was genoemt Melgerus ende sterf cots na dat hi gedoopt was. Die ander soon heet Algillus, ende dese wert ooc kersten ende stont onder tribuyt des hertogen Karels marteel gelijc sijn vader Ende noch had hi een dochter genaemt theudelinda die te man hadde Grimoalt Pippijns sone die te Ludic vermoort wert. Coninc Algildt had twee sonen als Gandebolt coninc van Vrieslant ende wert mitten vromen Roelant verslagen voor dat kersten geloue opten ronceualle Ende hier mede ginc dat conincrijc te niet, ende het is voortaen gebleuen onder der Franscher cronen. Die ander sone van coninc Algildt was genoemt Rathbolt ende was heer van neder vrieslant dat nv Egmont is, ende so somige croniken seggen so was dese Rathbolt die eerste here van Egmont daer die heren van Egmont in Hollant af gecomen sijn.

Hoe koning Radboud van de duivel verleid werd en gauw stierf.

Toen de hertog Pepijn de Friezen onderdanig gemaakt had aan de Franse kroon zo zond hij hen de heilige man Sint Wolfram om koning Radboud met de Friezen tot het christen geloof te bekeren. En koning Radboud die de tekens van Sint Wolfram zag begeerde gedoopt te worden. Maar de duivel benijdde de mensen zaligheid en openbaarde hem in een schijn van een engel en zei aldus; ‘O aller dapperste der mannen koning Radboud, wie heeft u aldus bedrogen dat ge van de dienst der goden scheiden wil, doe het immer niet maar blijf bij het geloof dat u van uw ouders geleerd hebt en ge zal komen tot het gouden paleis die ik u in de eeuwigheid gauw geven zal. Hierom zo ontbiedt de heilige bisschop Wolfram en vraag hem waar de woningen zijn der eeuwige helderheid die hij u beloofd hebt. Maar omdat hij dit niet zal kunnen bewijzen zo zendt uit van beide zijden legaten en ik zal hun leidsman wezen.’ Dit visioen vertelde koning Radboud de heilige bisschop Wolfram. De bisschop antwoordde; ‘O edele koning, het is de duivel die u in een gedaante van een goede engel bedriegt; ‘zie,’ zei de koning, ‘ik zal christen worden is het dat me van mijn God deze gouden woning niet vertoond wordt.’ Die heilige bisschop, om de koning te voldoen, heeft zijn diaken uitgezonde met een Fries vanwege de koning. Deze twee, toen ze en stuk weg uit Medemblik gegaan waren zo vonden ze hun leidsman gereed staan zoals de koning beloofd had en zei aldus. Haast u zeer, ik zal u tonen de allermooiste woning die voor koning Radboud bereid is.’ Ze gingen met elkaar door een brede en onbekende weg en zo kwamen ze op een straat van gladde marmersteen gemaakt en zagen van verre een kostbaar huis van goud en kostbare gesteenten gesticht. Toen ze in het huis kwamen zagen ze daarbinnen een wonderlijke sierlijkheid van een koninklijke troon en onuitsprekelijke schoonheid. Toen zei de leidsman, ‘ziet, dit is de woonplaats die koning Radboud bereid is.’ De heilige diaken verwonderde hem zeer en zei, ‘is het dat deze dingen van God zijn zo bid ik dat het eeuwig aldus moet blijven, maar is het van de duivel zo begeer ik van God dat het terstond vergaat.’ En dit gezegd zegende de diaken het met het teken van het heilige kruis en zie, de leidsman veranderde in een duivel en alle kostbaarheid van het paleis en sierlijkheid in slijk en slijm. En ze stonden in het midden van een poel en riet en zijn met grote moeite na 3 dagen weer te Medemblik gekomen en vonden dat de koning Radboud snel gestorven was. En ze vertelden de bisschop wat hen onderweg gebeurd was en de Fries is gedoopt. Dit geschiedde in het jaar ons heren 723 en koning Radboud liet 2 zonen achter, de ene was genoemd Melgerus en stierf kort nadat hij gedoopt was. De andere zoon heette Algildt en deze werd ook christen en stond onder tribuut van hertog Karel Martel gelijk zijn vader. En noch had hij een dochter genaamd Theudelinda die tot man had Grimoald, de zoon van Pepijn, die te Luik vermoord werd. Koning Algildt had twee zonen als Gandebolt, koning van Friesland, en werd met de dappere Roelant verslagen voor dat christen geloof op Ronceval. En hiermee ging dat koninkrijk te niet en het is voortaan gebleven onder de Franse kroon. De andere zoon van koning Algildt was Radboud genoemd en was heer van neder Friesland dat nu Egmond is en zo sommige kronieken zeggen zo was deze Radboud de eer heer van Egmond daar de heren van Egmond in Holland van gekomen zijn.

Jn desen tide leefde die heylige man sinte Willibrorde, die door die wonderlike teykenen die god door hem wracht ende sijn vuerige predicatie de Vriesen, hollant ende zeelant bekeerde, ende wert dye eerste eertsbisscop van Vtrecht

Jtem die hertoge pippijn ontghinc hem na die doot van sijnen voorseyden wettighen kinderen in ouerspeel mit eenen schonen edelen wiue gheheten Alpays, dair hi aen wan den vromen Kaerlen marteel Ende want pippine aldus vergect was op dit wijf dien hi onwettelic troude so berispten sinte Lambrecht daer af seggende dat zijn wettich wijf niet en ware want sinte Plectruyt sijn eerste wijf noch leefde Twelc vernemende Dodo prince van Orengien Alpays broeder als die geen die daer bi scade beduchte te hebben waert dat pippijn sijn suster liet, so dede hi sinte Lambrecht bi nachte doden te Ludick dair hi in sinen gebede lach, so dat hi mits der rechtueerdicheyt een heilich martelaer was Jnsgelijcx als sinte Joannes baptista die Herodem ende sijn amye berispede van ouerspele

Na sinte Lambrecht werdt bisscop van Tongerente Tricht sinte Hubertus die welck den bisdom stoel eerst sette van Tricht te Ludic ter eeren van sinte Lambrecht die daer gemartelijt was. Mer tis seer te verwonderern dat den bisdom stoel dair tot nv toe ghebleuen is niet tegenstaende die grote wreetheit ende ongetrouheyt des volcx van Ludic tegen hair bisscopen ende prelaten, meer minnende ende aen hangende dicwil quade tyrannen dan haren prelaet ende prince Mits den welken so menichwerf grote lange orlogen op gestaen hebben daer bi dat niet alleen die van Ludick [62r]ghedestrueert en sijn gheweest, maer ander landen hebben daer bi dicwils grote scade ghenomen

Jtem in pippijns tide so sterf die voorseyde coninc Diederic van Vrancrijcke voorseit Ende Clodoueus sijn sone die derde van dien name wert coninc by wille ende consente van pippijn als regeerder des lants. Clodoueus regneerde omtrent vier iaren ende hi sterf sonder oor, ende de crone quam op sijn brueder Hildebertus, die anders niet veel machten en hadde dan dat hi coninc heet, want hi en hadde wijsheit noch verstant Pippijn hadde alle tlant in sijn handen ende hi gaf hem dat hi verteyrde ende wijde hem sijn palen, also dattet al sijn was tusschen Spaengien ende den Rijn

Jn tijden van desen hertoge pippijn gheheten van Herstale ende corts voor sinen tijt ende corts na so leefden in Lothrijke ende in Brabant veel grote heeren ende ooc veel heylige menschen, santen ende sanctinnen die vanden bloede der hertogen geboren waren ende somige daer aen gehuwet. Als sinte Amelberge die Pippijns van Landen suster dochter was, die van Witgheere haren man hadde vijf heylige kinderen, te weten sinte Goedele. etcetera. also hier voor is geseit. Jtem sinte Odolardus sinte Berlenden vader die was heere van meerbeke bi Nyenouen, daer sinte Berlende rust, ende hair nichte sinte Celse ende sinte Nonna Jtem sinte Reynoffel daer vader af was Ayus ende woonde tot Yncourt, daer si noch rust ende daer grote pelgrimagie is tot haren borne Ende die voorseide Odolardus was haer oude vader. Van desen heiligen is hier voor gheseyt int eerste boeck.

Jtem het was ooc een groot here in Brabant gheseten geheten Adelaert vader van twee heylige nonnen, sinte Erlinde ende sinte Reylinde die rusten te Mayseke

Jtem noch omtrent pippijns tiden so leefde sinte Gaugericus, dats sinte gorick bisscop van Camerijc, sinte Cunibertus eertsbisscop van Coelen, sinte Ghilayn

Als hertoge Pippijn der heren here xxix. iaren geregneert hadde ende alle vrancrijcke in groter mogentheyt geregeert had, so sterf hi int iaer alsmen screef .vij.C. ende .xiiij.

Mer eer hi sterf aenmerckende die condicien van Kaerlen marteel sinen bastaert sone die wijs ende coen was so procureerde hi dat Kaerle die heerscappie des lants behouden soude eer hi afliuich wert, anxte hebbende datmen sijnen sone die heerlicheyt als hi doot waer ontrecken soude, gelijc eenen wisen prince toe behoort die in zijn wercken voorsienich was, ordinerende sijn dingen met sijnen leuende lijue, op datter na sijn doot gheen gekijf noch ongenoechte af comen en soude. Ende dit behoren alle princen te doene. etcetera.

Van desen Pippijn sijn dese veersen.

Jste Pipinus erat dux tertius austrasiorum

Austria dicta fuit tunc regnum Lothariense

In deze tijd leefde de heilige man Sint Willibrord die door die wonderlijke tekens die God door hem wrocht en zijn vurige predicatie de Friezen, Holland en Zeeland bekeerde en werd de eerste bisschop van Utrecht.

Item, die hertog Pepijn ging na de dood van zijn voorgenoemde wettige kinderen in overspel met een mooi edel wijf geheten Alpaida waar hij aan won de dappere Karel Martel. En omdat Pepijn aldus gek was op dit wijf die hij onwettig trouwde zo berispte hem Sint Lambert daarvan en zei dat het zijn wettige wijf niet was want Sint Plectrudis, zijn eerste wijf, leefde noch. Wat Dodo vernam de prins van Oranje, de broer van Alpaide, als diegene die daarbij schade vreesde te hebben was het dat Pepijn zijn zuster verliet zo liet hij Sint Lambert bij nacht doden te Luik waar hij in zijn gebed lag zodat hij mits de rechtvaardigheid een heilige martelaar was. Insgelijks zoals Sint Johannes de Doper die Herodes en zijn geliefde berispte van overspel.

Na Sint Lamberts werd bisschop van Tongeren en Tricht Sint Hubertus die de bisdom stoel eerst zette van Tricht te Luik ter ere van Sint Lambert die daar gemarteld was. Maar het is zeer te verwonderen dat de bisdom stoel daar tot nu toe gebleven is niettegenstaande de grote wreedheid en ontrouw van het volk van Luik tegen hun bisschoppen en prelaten, meer minnen en vaak kwade tirannen aanhangen dan hun prelaat en prins. Waardoor zo menigmaal grote lange oorlogen opgestaan zijn waarbij dat niet alleen die van Luik vernield zijn geweest, maar andere landen hebben daarbij vaak grote schade genomen.

Item, in Pepijns tijd zo stierf de voor genoemde koning Theuderik van Frankrijk. En Clovis zijn zoon, de derde van die naam, werd koning bij wil en toestemming van Pepijn als regeerder van het land. Clovis regeerde omtrent vier jaren en hij stierf zonder erfgenaam en de kroon kwam op zijn broer Hildebertus die anders niet veel mach had dan dat hij koning heette, want hij had wijsheid noch verstand. Pepijn had al het land in zijn handen en hij gaf hem dat hij verteerde en wijdde hem zijn palen, alzo dat het alles van hem was tussen Spanje en de Rijn.

In de tijd van deze hertog Pepijn van Herstal en kort voor zijn tijd en kort erna zo leefde in Lotharingen en in Brabant veel grote heren en ook veel heilige mensen, sinten en santinnen die van het bloed der hertogen geboren waren en sommige daaraan gehuwd. Als Sint Amelberga die de dochter was van de zuster van Pepijn van Landen was die van Witger, haar man, vijf heilige kinderen had, te weten Sint Goedele etc., alzo hiervoor is gezegd. Item, Sint Odelard, de vader van Sint Berlindis die heer was van Meerbeke bij Ninove daar Sint Berlindis rust en haar nicht Sint Celse en Sint Nonna. Item, Sint Reinoffel daarvan was de vader Ayus en woonde te Incourt daar ze noch rust en daar grote pelgrimage is tot haar bron. En die voornoemde Odelard was haar grootvader. Van deze heiligen is hiervoor gezegd in het eerste boek.

Item, er was ook een grote heer gezeten en genoemd Adelardus, vader van twee heilige nonnen, Sint Herlindis en Sint Relindis die rusten te Maaseik.

Item, noch omtrent Pepijns tijd zo leefde Sint Gaugericus, dat is Sint Gorik, bisschop van Kamerijk, Sint Cunibertus aartsbisschop van Keulen, en Sint Ghislain.

Toen hertog Pepijn de heren heer 39 jaar geregeerd had en heel Frankrijk in grote mogendheid geregeerd had zo stierf hij in het jaar toen men schreef 714.

Maar eer hij stierf en opmerkte de conditie van Karel Martel, zijn bastaardzoon, die wijs en koen was zo procedeerde hij dat Karel de heerschappij van het land behouden zou eer hij dood ging en had angst dat men zijn zoon de heerlijkheid als hij dood was ontnemen zou, gelijk een wijze prins toe behoort die in zijn werken voorzienig was, ordinerende zijn dingen met zijn levend lijf zodat er na zijn dood geen gekijf noch ongenoegen van komen zou. En dit behoren alle prinsen te doen etc.

Dat .xv. capitel. Van hertoge Karel marteel den vierden hertoge van Brabant die grote oorloge hadde op menigerhande volcke, als Spaenschen, Swauen, Beyerschen. etcetera. [62v]

DEse Karle heet marteel dats hamer, want als eenen swaren hamer so versloech hi sijn vianden in alle landen waer hi quam. So stout ende so vreeslic was hi int strijden dat sijn vianden van hem veruaert waren als oft hi de duuel geweest hadde Niet alleen en was hi here van sinen lande, maer ooc bouen die coningen van Vrancrijc die hi metten lande regeerde, gheuende hem dat si verteyrden Ende hi hief die renten vanden conincrijcke ende leydese daer si seker lagen ter cronen behoeue als een ghetrouwe man. Ende alle dat lant hielt hi in eeren, vromelijken dwinghende alle die ghene die tegen hem op staen wilden. Groot oorloge hadde hi tegen die ongelouige, sonderlinge tegen die Hunen die wt Spaengien mit groter heyrcracht van alderhande volcke op hem quamen die hi manliken wederstont ende versloechse ende verdreefse wten lande, so datse hem niet meer beuechten en dorsten, maer vloden om hulpe in Spaengien in Sassen etcetera. Van welcken strijde hier cortelinge noch gheseyt sal worden

Dat 15de kapittel. Van hertog Karel Martel de vierde hertog van Brabant die grote oorlog had op menigerhande volk als Spanje, Zwaben, Beieren et cetera.

Deze Karel heet Martel, dat is hamer, want als een zware hamer zo versloeg hij zijn vijanden in alle landen waar hij kwam. Zo dapper en vreselijk was hij in het strijden dat zijn vijanden van hem bang waren alsof hij de duivel geweest was. Niet alleen was hij heer van zijn land, maar ook boven de koningen van Frankrijk die hij met het land regeerde en gaf hun dat ze verteerden. En hij hief de renten van het koninkrijk en legde ze daar ze zeker lagen ter kroon behoefte als een trouwe man. En dat hele land hield hij in eren en bedwong dapper al diegene die tegen hem wilden opstaan. Grote oorlog had hij tegen die ongelovigen en vooral de Hunnen die uit Spanje met grote legerkracht van allerhande volk op hem kwamen die hij mannelijk weerstond en versloeg en verdreef ze uit het land zodat ze hem niet meer bevechten durfden, maar vlogen om hulp in Spanje en Saksen waart etc. Van welke strijd hier gauw noch gezegd zal worden.

Vander groter eeren dye Kaerlen marteel gedaen wert als dat hem die crone ghepresenteert wert. Ende van sinte Gielis [63r]

ONlanghe na dat Kaerle marteel dat regimente vander cronen an genomen hadde so quam daer in dat lant sinte Gielis daer groote fame af liep om sijn grote heylicheyt. Dit vernemende Karle so ontboot hi hem dat hi tot hem comen soude, twelc sinte Gielis dede Ende karle badt hem dat hi misse dade ende onsen here voor hem bade dat hi hem sijn sonden vergeuen woude, twelck sinte Gielis alsoe dede. Ende als hi seer ynnichlic misse dede so brachte die engel gods eenen brief opten outaer daer karels sonden in ghescreuen stonden die hem god vergaf op dat hi hem voort aen daer af hoede Sinte Gielis heuet die macht van gode te vercrigen verlatenisse van sonden den genen die hem deuotelijc daer om bidden ende die niet meer en doen. Jtem die somige wanen dat dit geschiede den groten coninc karel bi sint Gielis tide, mer dat en is so niet, wan sinte Gielis was lanck voor sijnen tijt

Van de grote eer die Karel Martel gedaan werd toen hem de kroon gepresenteerd werd. En van Sint Gillis. (Sint Aegidius)

Kort nadat Karel Martel dat regiment van kroon aangenomen had zo kwam daar in het land Sint Gillis waar grote faam van liep om zijn grote heiligheid. Dit vernam Karen en zo ontbood hij hem dat hij tot hem zou komen, wat Sint Gillis deed. En Karel bad hem wat hij misdeed en bad onze heer voor hem dat hij hem zijn zonden vergeven wilde, wat Sint Gillis alzo deed. En toen hij zeer innig de mis deed zo bracht de engel Gods een brief op het altaar daar Karels zonden in geschreven stonden die hem God vergaf opdat hij zich voortaan daarvan hoedde. Sint Gillis heeft de macht van God te verkregen het verlaten van de zonden diegene die hem devoot bidden en die het niet meer doen. Item, sommige wanen dat dit geschiedde de grote koning Karel bij Sint Gillis tijd, maar dat is niet zo want Sint Gillis was lang voor zijn tijd.

Het gebuerde dat Hildericus coninc van vrancrijcke sterf ende hi liet achter sinen sone Dagobertus die twede van dien name, die coninc na sinen vader wert bi consente van Kaerle marteel want anders dan bi sijnen wille so en mochte niemant de crone dragen. Het ghebuerde dat die heren van Vrancrijke hem die crone persenteerden ende hem coninc maken wilden Mer hi ontseydet ende weygerde die crone te ontfangen seggende dat hem meerder eeren waer ouer die coningen te domineren ende here te sijn dan selue coninc te sijn [63v]

Die voorseyde coninc Dagobertus sterf als hi vier iaren coninc gheweest hadde Dair na gaf kaerle marteel die crone Lotharis Dagoberts broedere die niet dan twee iaren coninc en was. Doe was daer een heere die Cilpericus heet die neue vanden coningen die gestoruen waren, die welck track tot Endon hertoge van Aquitanien om hulpe tegen Kaerle om de franssche crone te crijgen. Ende si trocken te strijde tegen Kaerle marteel, mer si werden van hem gheschoffiert want hi wan den strijt. Doe seynde Cilprick aen Kaerlen om genade, so veel doende dat hem kaerle die crone gaf, ende hi regneerde armelick vijf iaren

Hier en binnen so bereyde den here Ramfreyt graue van Angiers om te crencken Martelen Ende Marteel dit vernemende so quam hi metten oostvrancken tot Riemen voor die stadt ende daer sadt eertsbisscop Tybert die Karlen gedoopt hadde Ende want hi Ramfreyde ontsach, so en dorste hi kaerlen niet in laten Om twelc Karel gram wert ende hi trac voort tot Orliens, daer Eucherius bisscop was, die hem oec de stadt niet openen en wilde, want hi Ramfreyde so bi sadt, ende daer om wert hi van daer verdreuen ende hy quam tot sint Truyden op Haspegouwe daer hi namaels sterf. Dus quam Karel op Ramfreyde ende hi wan hem die stadt af van Angiers ende dat lant Ende Ramfreyt siende karels machte hem te groot sijn so gaf hi hem in karels ghenade ende wert sijn man

Als die voorseyde coninck Cilprick gestoruen was sonder oor, so gaf Karel die crone eenen anderen vanden bloede gheheeten Diederick die .xv. iaren regneerde, mer karel was altijt ouerste prince ende here

Het gebeurde dat Childerik, koning van Frankrijk, stierf en hij liet achter zijn zoon Dagobert de tweede van die naam die koning na zijn vader werd met toestemming van Karel Martel want anders dan bij zijn wil zo mocht niemand de kroon dragen. Het gebeurde dat de heren van Frankrijk hem de kroon presenteerde en hem koning maken wilden. Maar hij ontzei het en weigerde de kroon te ontvangen en zei dat hem meer eer was over de koningen te domineren en heer te zijn dan zelf koning te zijn.

De voor genoemde koning Dagobert stierf toen hij vier jaar koning geweest was. Daarna gaf Karel Martel de kroon aan de broer van Dagobert Chlotharius IV die niet dan twee jaren koning was. Toen was daar een heer die Childebert heette en neef van de koningen die gestorven waren en die trok Endon, hertog van Aquitanië, om hulp tegen Karel om de Franse kroon te krijgen. En zo trokken ten strijde tegen Karel Martel, maar ze werden van hem geschoffeerd want hij won de strijd. Toen zond Childebert aan Karel om genade en deed zoveel dat Karel hem de kroon gaf en hij regeerde armoedig vijf jaren.

Ondertussen ze bereidde de heer Ramfrey, graaf van Angers, om te Martel te krenken. En Martel vernam dit zo kwam hij met de oost Franken tot Reims voor die stad en daar zat aartsbisschop Tybert die Karel gedoopt had. En omdat hij Ramfrey ontzag zo durfde hij Karel niet binnen te laten. Waarom Karel gram werd en hij trok voort tot Orleans daar Eucherius bisschop was die hem ook de stad niet openen wilde want Ramfrey bad hem en daarom ging hij vandaar en hij kwam te Sint-Truiden op Haspengouw waar hij later stierf. Dus kwam Karel op Ramfrey en hij won hem de stad Angers af en dat land. En Ramfrey die Karels macht zag die hem te groot was zo gaf hij zich in Karels genade en werd zijn man.

Toen de voor genoemde koning Childerik gestorven was zonder erfgenaam zo gaf Karel de kroon een ander van hetzelfde bloed geheten Chilperik II die 15 jaren regeerde, maar Karel was altijd overste prins en heer.

Van Karel marteels orloge op die heydenen, als Swaefsche, Beyersche ende Spaensche

HErtoghe Karel Marteel van neder oostrijcke ende van Brabant wert gedenckende der ouerdaet die die Sassen dicwils gedaen hadden den oostvrancken, ende so reisde hi op hem te strijde ende hi tonderbrachtse swaerlic wrekende tghene datse den Franssen rijcke misdaen hadden

Daer na voer hi te strijde op die Allemans ende op Lanfride haren hertoge ende hi dwancse daer toe dat Almanien hem chijs gaf

Daer na bedwanck hi Swauen ende Beyeren met alle den heeren vanden lande ende maecte hem alle tlant onderdaen metten sweerde totter Denouwen toe, ende tlant van Sassen totter Eluen.

Daer nae quam op Kaerlen eenen anderen swaren strijt, want hertoge Endon van Aquitanien, daer af voorseyt is, die meende hem noch op Kaerle te wreken Mer want hi seluer niet sterck ghenoech en was om Kaerle te beuechten, so is hi ghetrocken in dat lant van Spaengien aen de heydenen ende sarasinen die in Spaengien wonende waren, hem biddende datse met hem comen wilden teghens Kaerlen marteel om hem te beuechten ende te winnen vrancrijke ende daer te bliuen wonen Ende so sijn de sarasinen gecomen ouer die gyronde mit haren coninc Abdirama ende met haren wijuen ende kinderen, om in vrancrijcke te bliuen wonen Als karle dat [64r] vernam so bereyde hi hem dat te wederstaene metter hulpen ons liefs heren ende hi vergaderde een groot heyre van Fransoisen, duytschen, brabanteren mer cleyn was dat getal tegen die sarasinnen Ende so quamt tot eenen strijde dien Karel wan ende hadt die meeste victorie bider hulpen gods, daermen oyt af wiste te spreken, want hi versloech daer .iij.C. dusent sarasinen ende .lxxv. dusent met haren coninc Abdyrama. ende hi verloos ontrent .xv.hondert mannen. Als dit hertoghe Endon sach so quam hi tot Kaerlen om genade ende hi maecte pays met hem, ende der heidenen goet ende gelt wert al opt velt verbrant. Dit gheschiede inden iare ons heren vij.C, ende .xxxiij. Ende acht iaer na dese victorie so sterf die voorscreuen coninc Diederick van vrancrijcke, ende Kaerle gaf die crone eenen die Hilderick heet die ix. iaren coninc was, mer hi was dair onnut toe ende onbequaem

Het gheuiel dat dye stadt van Bordeaus vanden heydenen belegen was die Arleblancke die stadt metten lande van Prouencien seer bedructen ende bedoruen So beduchte die paus Gregorius de derde datse noch vorder comen souden Om twelck te beletten sant hi Martelen den slotelen van sinte Pieters graue ende sijn banden, hem biddende dat hi wilde werden patricius van Rome om te strijden voor die heylige kercke ende voor tgheloue. Ende kaerle ontfincse ootmoedelick ende deuotelick vromelic stridende voor theylich ghe [64v] loue. Ende hi track int lant van prouencien op die heydenen die daer waren ghecomen Ende hi wan hem af Auenyoen ende Nerbone ende Arleblancke ende tlant van Prouencien Ende ooc so wan hi tlant van Bourgondien, ende hi versloech den heydenen af twee coningen ende ontallike veel volcx

Mer want Kaerlen altijt swaer orloge aen wies ende sijnen scat minderde mits langher orlogen, so scatte hy die heylige kercke ende gaf dye thienden sijnen ridderen om daer op te leuen Om welcke sake men leest in veel boecken dat hi van gode verdoemt soude wesen biden gemeynen ouerdragen der heyligen int eeuwige leuen, mits dien dat hi die sielen inden vegheuier berouet heeft van haren hulpen ende suffragien ontreckende die tienden ende renten der geestelicheyt. Ende dit leestmen dat verthoont werdt den heyligen sinte Eucherius bisschop van Orliens na dat Kaerle Marteel in sinte Dyonijs kercke eerlick begrauen was. Als sinte Eucherius daer misse dede sach hi inden geeste Kaerle sitten inder helscher pijnen, ende hi sach ooc een serpente comen wt sijnen graue Ende hier om so werde sijn graf gheopent ende men en vanter niet dan een groot serpent ende tgraf was binnen al verbrant. Twelc groot iammer is van so vromen prince, dye so vromelijck op die onghelouige ghestreden heeft. etcetera. Dair om so ist sorchlick goede geestelike personen te scatten die haren regel wel houden voor eenige princen, ende met dien goede hem behulpende ter oorlogen ofte anders Niet aenmerckende dat de gheestelijcke lieden ende plaetsen daer af vry sijn, niet alleen biden ghescreuen geestelike rechten der heyliger kercken, daer bi dat ooc alle die ghene diese also scatten inden ban ghedaen werden, mer ooc biden weerlijcken oft keyserlijcken rechten. Ende so is dicwils beuonden dat princen die dat deden niet lanc en leefden daer na, oft ymmers gheen voorspoet gehadt Twelc vermoeyt wert eens deels daer bi te comen dat veel geestelike ende deuote personen te min werden beweecht voor alsulcke heren te bidden. Die voorscreuen Karel marteel sterf inden iare .vij.C. ende .xl. Ende van hem bleuen vier wettighe kinderen, te weten, Kaerleman. Pippijn de cleyne, sinte Remijs aertsbisscop van Rowaen, ende sinte Landrade abdisse van Belsen

Van welc karle marteel zijn dese versen:

Jste Brabantinus dux quartus in orbe triumphat Malleus in mundo specialiter victor ubique. Dux dominusque ducum comitum quoque rex fore spernit Non vult regnare, sed regulis imperat ipse

Van Karel Martel ‘s oorlog op de heidenen, als Zwaben, Beieren en Spaanse.

Hertog Karel Martel van neder Oostrijk en van Brabant dacht aan de overdaad die de Saksers vaak de oost Franken gedaan hadden en zo reisde hij op hen te strijden en hij bracht ze onder en wreekte zwaar datgene dat ze het Franse rijk misdaan hadden.

Daarna voer hij te strijden op die van Allemagne en op Lantfrid, hun hertog, en hij dwong ze daartoe dat Allemagne hem cijns gaf.

Daarna bedwong hij Zwaben en Beieren met alle heren van het land en maakte hem het hele land onderdanig met het zwaard tot de Donau toe en het land van Saksen tot de Elba.

Daarna kwam op Karel een andere zware strijd, want hertog Endon van Aquitani, waarvan gezegd is, die meende hem noch op Karel te wreken. Maar omdat hij zelf niet sterk genoeg was om Karel te bevechten zo is hij in het land van Spanje getrokken bij de heidenen en Saracenen die in Spanje woonden en bad hen dat ze hem komen wilden tegen Karel Martel om hem te bevechten en Frankrijk te winnen en daar te blijven wonen. En zo zijn de Saracenen gekomen over die Gironde met hun koning Abdirama en met hun wijven en kinderen om in Frankrijk te blijven wonen. Toen Karel dat vernam zo bereidde hij zich om dat te weerstaan met de hulp van onze lieveheer en hij verzamelde een groot leger van Franse, Duitsers, Brabanders, maar klein was dat getal tegen de Saracenen. En zo kwam het tot een strijd die Karel won en had de grootste victorie met Gods hulp waarvan men ooit wist te spreken want hij versloeg daar 300 000 Saracenen en 85 000 met hun koning Abdirama en hij verloor omtrent 1500 mannen. Toen dit de hertog Endon zo kwam hij tot Karel om genade en hij maakte vrede met hem en het goed en geld der heidenen werd geheel op het veld verbrand. Dit geschiedde in het jaar ons heren 733. En acht jaar na deze victorie zo stierf die voorschreven koning Chilperik van Frankrijk en Karel gaf de kroon aan een die Chilperik heette die 9 jaren koning was, maar hij was daartoe onnut toe en onbekwaam.

Het gebeurde dat de stad Bordeaux van de heidenen belegerd was dat de stad Arleblanc met het land van Provence zeer bedroefde en bedierven. Zo vreesde de paus Gregorius de derde dat ze noch verder komen zouden. Om dat te beletten zond hij Martel de sleutels van het graf van Sint Petrus en zijn banden en bad hem dat hij patricir van Rome wilde worden om te strijden voor de heilige kerk en voor het geloof. Karel ontving het ootmoedig en devoot en streed dapper voor het heilige geloof. En hij trok in het land van Provence op de heidenen die daar waren gekomen. En hij won hen af Avignon en Narbonne en Arleblanc en het land van Provence. En ook zo won hij het land van Bourgondi en hij versloeg de heidenen twee koningen af en ontelbaar veel volk.

Maar omdat Karel altijd zware oorlogen aangroeide en zijn schat verminderde mits lange oorlogen zo brandschatte hij de heilige kerk en gaf de tienden aan zijn ridders om daarvan te leven. Om welke zaak men in veel boeken leest dat hij van God verdoemd zou wezen bij de gewone overdracht der heiligen in het eeuwige leven, mitsdien dat hij de zielen in het vagevuur beroofd had van hun hulp en van de superieuren onttrok de tienden en renten der geestelijkheid. En dit leest men dat vertoond werd de heilige Sint Eucherius, bisschop van Orleans, nadat Karel Martel in Sint Dionysius kerk fatsoenlijk begraven was. Toen Sint Eucherius daar de mis deed zag hij in de geest Karel zitten in helse pijnen en hij zag ook een serpent komen uit zijn graf. En hierom zo werd zijn graf geopend en men vond er niets dan een groot serpent en het graf was binnen geheel verbrand. Wat zeer jammer is van zo’n grote prins die zo dapper op de ongelovigen gestreden heeft etc. Daarom is het zorgelijk goede geestelijke personen te brandschatten die hun regel goed houden voor enige prinsen en met hun goed zich behelpen ter oorlog of anders. Niet aanmerkende dat de geestelijke lieden en plaatsen daarvan vrij zijn en niet alleen bij de geschreven geestelijke rechten der heilige kerk waarbij dat ook al diegenen die ze alzo brandschatten in de ban gedaan worden, maar ook bij de wereldlijke of keizerlijke rechten. En zo is het vaak bevonden dat prinsen die dat deden niet lang daarna leefden of immers geen voorspoed hadden. Wat vermoed wordt eensdeels daarbij de komen dat veel geestelijke en devote personen minder worden bewogen voor al zulke heren te bidden. Die voorschreven Karel Martel stierf in het jaar 740. En van hem bleven vier wettige kinderen, te weten, Karloman, Pepijn de korte, Sint Remigius, aartsbisschop van Rouen, en Sint Landrada, abdis van Munsterbilzen.

Dat .xvi. capitel. Van cleyn Pippijn die vijfste hertoge in Brabant die coninc van Vrancrijcke wert

CLeen Pippijn ende Kaerleman gebroederen waren beyde wijs vrome ende coen, ende hielden een wijl tijts dat lant te samen, en[de] waren gelijc haer voorvaderen regeerders vander cronen van vrancrijcke. So was die hertoge van Aquitanien ghenoemt Wayfier sone vanden hertoge Endon begherende te wreken tegen dese twee gebroeders tgeen dat Kaerle marteel haer vader tegen sinen vader misdaen hadde, ende Wayfier bracht met hem een groot heyre van Sarasijnen ende quam int landt [65r] van Prouencien om te crigen die stadt van Nerbone ende om tlant onder te crijgen Maer kaerleman ende pippijn trocken hem tegen ende si versloegen die sarasinen ende veriaechdense van daer ende besaten selue dat lant.

Jn corten tijde daer na so wert karleman ontfunct met hemelscher begeerten versmadende alle aertsche dingen ende ouergeuende sijnen broeder Pippine alle sijn lant so track hi te Rome, ende vanden paus Sacharias die een seer goedertieren ende duechdelicke paus was so ontfinck hi dat cleet van religien Ende bi rade vanden heyligen paus so fondeerde hi in de eere van sinte Siluester een clooster te Monserat daer hi bleef wonende om tgeruchte der werelt te schuwen ende gode almachtich te dienen in rusten der herten. Maer sijn heylich opset werdt daer na seer belet mits dien dat veel eedele mannen wt Vrancrijcke tot Rome treckende hem dicwils visiteerden, twelc hem een letsel was der rusten der herten. Om twelck te verhoeden hi daer na track wonen bouen Romen tot Montcassijn, daer wilen eer sinte Benedictus abt was, ende daer bleef hi totten eyde sijns leuens gode dienende

Dat 16de kapittel. Van Pepijn de Korte, de vijfde hertog in Brabant die koning van Frankrijk werd.

Pepijn de Korte en Karloman, broeders, waren beide wijs, dapper en koen en hielden een tijdje dat land tezamen en waren gelijk hun voorvaders regeerders van de kroon van Frankrijk. Zo was de hertog van Aquitani genoemd Wayfier, de zoon van de hertog Endon, die begeerde te wreken tegen deze twee gebroeders hetgeen dat Karel Martel, hun vader, tegen zijn vader had misdaan en Wayfier bracht met hem een groot leger van Saracenen en kwam in het land van Provence om de stad Narbonne te krijgen en het land onder te krijgen. Maar Karloman en Pepijn trokken tegen hem op en ze versloegen die Saracenen en verjoegen ze vandaar en bezetten zelf dat land.

Gauw daarna zo werd Karloman ontstoken met hemelse begeerten en versmaadde alle aardse dingen en gaf zijn broeder Pepijn al het land over en zo trok hij naar Rome en ontving van paus Sacharias, die een zeer goedertieren en deugdelijke paus was, het kleed van religie. En bij raad van de heilige paus zo fundeerde hij in de eer van Sint Silvester een klooster te Montserrat waar hij bleef wonen om het gerucht der wereld te schuwen en God almachtig te dienen in rust der hart. Maar zijn heilig voornemen werd daarna zeer belet omdat veel edele mannen uit Frankrijk tot Rome trokken en hem vaak bezochten wat hem een letsel was in de rust van het hart. Om dat te verhoeden vertrok hij daarna boven Rome tot Monte Cassino daar wijlen eerder Sint Benedictus abt was en daar bleef hij tot het eind van zijn leven en diende God.

Hoe cleyne Pippijn hertoghe van Brabant biden bisschop Bonifacius wt beueel des paus coninc van Vrancrijcke ghecroont wert ouermits sijnder groter vromicheyt ende wijsheyt [65v]

ALdus was hertoge Pippijn alle dat landt ende conincrijcke van Vrancrijcke in sijn hant houdende ende wijslick regerende ende tegens die vianden vromelijc beschermende Ende Hildericus die coninc van Vrancrijcke was een oneerbaerlick slap mensche, ende sonder wijsheit sittende in huys ende niet doende dat eenen prince toe behoret. Ende die edelen van vrancrijke dit aenmerckende als scaemte ende verdriet daer af hebbende so seynden si totten voorscreuen goeden paus Sacharias ende deden hem vragen, wie dat weerdiger waer te besitten die crone des rijcx, oft die geen die in huys ledich bleef etende ende drinkende, oft die geen die om de salicheit des lants gheenen arbeyt en spaerde tegens dye vianden dat beschermende ende in eeren houdende. Opt welck die paus antwoorde, dat hem behoorde coninc te sijn die dat rijcke beschermde met machte ende die om dat gemeen profijt arbeydende waer. Van welcker antwoort die Fransoysen seere verblijt waren ende namen coninck Hilderick ende deden hem monic werden te Soysson int clooster van sinte Medart. Ende dese voorscreuen hertoge pippijn die een deuoot prince was ende cleyn van persone, mer seer groot van moede ende ooc mit veel duechden verciert verheuen si in een coninc van Vrancrijcke, dien sinte Bonifacius biscop van Mayanse bi beuele vanden paus Sacharias coninc salfde ende consacreerde also dat gewoonlic is Twelc geschiede int iaer ons heeren .vij.C. ende .l. Ende mits desen so wert onterft ende berooft vander cronen dat geslachte vanden coninc Clodoueus, die vanden Troyanen gecomen was ouermits die onnutscap ende onbequaemheyt der seluer coningen. Niet te min, alsoo hier verclaert is ende den bome vanden Brabantchen hertogen wtwisende is, so is Pippijn ende sijn voorvaderen ooc gedaelt vanden bloede vanden coninc Clodoueus door Blitildus die des coninc lotaris dochter was

Als Pippijn dan coninc was so maecte hi sijnre cronen onderdanich alle die landen die lagen tusschen Sassen ende Spaengien. Eerst werden die Sassen tegen hem wederspannich, want gedenckende tgheen dat hem geschiet was bi Karle marteels tiden so dachten sijt te wreken ende vergaderden een groot heyre, ende si hadden met hem Beyerschen ende Swauen ende si quamen in oostvranckrijcke ende deden grote scade Maer Pipine met groter macht ghinc hem tegen ende versloechse meest alle ende dander veriaechde hi.

Hoe Pepijn de Korte, hertog van Brabant, bij de bisschop Bonifatius op bevel van de paus koning van Frankrijk gekroond werd vanwege zijn grote dapperheid en wijsheid.

Aldus hield hertog Pepijn al dat land en koninkrijk van Frankrijk in zijn hand en regeerde wijs die hij tegen de vijanden dapper beschermde. En Childerik, de koning van Frankrijk, was een oneerbaar slap mens en zonder wijsheid en zat in huis en deed niets dat een prins toebehoort. En de edelen van Frankrijk merkten dit en hadden daar schaamte en verdriet van zo zonden de tot de goede paus Sacharias en lieten hem vragen wie dat waardiger was de kroon te bezitten van het rijk diegene die in huis ledig bleef etende en drinkende of diegene die om de zaligheid van het land werkte en spaarde tegen de vijanden om dat te beschermen en in eren te houden. Waarop de paus antwoordde dat hen behoorde koning te zijn die dat rijk beschermde met macht en die om dat algemeen profijt werkte, naar welk antwoord de Fransen zeer verblijd waren en namen koning Childerik en lieten hem monnik worden te Soissons in het klooster van Sint Medardus. En deze hertog Pepijn, die een devote prins was en klein van persoon, maar zeer groot van moed en ook met veel deugden verhieven ze tot koning van Frankrijk die Sint Bonifatius, bisschop van Mainz, op bevel van de paus Sacharias koning zalfde en consacreerde alzo dat gewoonlijk is. Wat geschiedde in het jaar ons heren 750. En mits deze zo werd onterfd onterft en beroofd van de kroon dat geslacht van koning Clovis die van die van Troje gekomen was vanwege onnut en onbekwaamheid van dezelfde koningen. Niettemin, alzo hier verklaard is en de boom van de Brabantse hertogen uitwijst, zo is Pepijn en zijn voorvaderen ook afgedaald van het bloed van koning Clovis door Blitildus die de dochter van koning Chlotarius was.

Toen Pepijn dan koning was zo maakte hij zijn kroon onderdanig al die landen die lagen tussen Saksen en Spanje. Eerst werden die Saksers tegen hem weerspannig want ze gedachten hetgeen hen geschied was in de tijd van Karel Martel en zo dachten zij het te wreken en verzamelden een groot leger en ze hadden met hen Beieren en Zwaben en ze kwamen in oost Frankrijk en deden grote schade. Maar Pepijn ging met grote macht hen tegen en versloeg ze meest alle en de anderen verjoeg hij.

Hoe coninc Pippijn in vrancrijc ontfinc den .ij. paus Steuen ootmoedelic Ende hoe hi track in Lombardien ende bedwanc der Lombarden coninc. Ende meer anderen AYstulphus de coninck van Lombardien begonst die stadt van Romen ende die heilige Roomsche kerc swaerlic te quellen want hy eyschte thooft chijs van elcken mensche. Ende die paus noch die romeinen en hadden geen macht hem te wederstaen, want hi seer machtich was. Twelc aenmerckende die .ij. paus Steuen die een weerdich ende heylich man was ende niet connende wederstaen den quaden tyrant Aystolf. So dachte hi zijn toevlucht te maken tot coninc Pippijn van Vrancrijcke goedertieren aduocaet ende minnaer der heiliger kercken om hulp ende bijstant van hem te crigen Ende om dat Pippijn daer [66r] toe meer geneicht soude sijn so bracht de paus met hem sinen broeder Kaerleman die monic was Twelc als die goedertieren coninc vernam so ghinc hi den weerdigen paus te gemoet met groter ootmoedicheit metgaders sijnder coninginnen ende sijnen kinderen Ende hi leyde des paus paert metten breydele gaende te voet drie milen verre, tot dat hijen bracht in sijn palleys. Doe daelde die paus vanden paerde ende sprack met coninc Pippijn al heymelijc ende gaf hem te kennen met veel tranen de sake waer om hi gecomen was, hoe de coninc Aystolf hem quelde ende persequeerde ende hoe hi die stadt van Rome hem meende onderdanich te maken, biddende daer om den coninc pippijn dat hi te Rome comen wilde ende dat hi sinte Peters dingen in handen nemen soude ende die stadt van Rome vander vianden handen verlossen woude. Als pippijn die droeflicke clagen vanden paus aenhoorde, so swoer hi dat hi hem helpen soude ende vertrooste den paus die bi hem een wijl tijts in vrancrike bleef Ende anderwerf so gebenedide hi bi pauslijker benedictien den coninc Pippijn ende beyde sijn kinderen, te weten Kaerlen die de grote Karel heet ende Karlemanne, verclarende dat sijn geslachte tot eeuwigen dage die Fransche crone souden besitten, ende verbiedende op den ban dat niemant anders ymmermeer hem en vermate die crone te aenueerden, also dat verclaert staet inden geesteliken rechten.

Hoe koning Pepijn in Frankrijk ontving de 2de paus Stefanus ootmoedig. En hoe hij trok in Lombardije en bedwong de koning van Lombardije. En meer anderen.

Aystulphus, de koning van Lombardije, begon de stad van Rome en de heilige Rooms kerk zwaar te kwellen want hij eiste per hoofd cijns van elk mens. En de paus noch de Romeinen hadden geen macht hem te weerstaan want hij was zeer machtig. Wat paus Stefanus de 2de merkte die een waardige en heilige man was en niet weerstaan kon de kwade tiran Aystulphus. Zo dacht hij zijn toevlucht te maken tot koning Pepijn van Frankrijk de goedertieren advocaat en minnaar der heilige kerk om hulp en bijstand van hem te krijgen. En omdat Pepijn daartoe meer geneigd zou zijn zo bracht de paus met hem zijn broeder Karloman die monnik was. Toen dat de goedertieren koning vernam zo ging hij de waardige paus tegemoet met grote ootmoed en met zijn koningin en zijn kinderen. En hij leidde de paus paard met de breidel en ging te voet drie mijlen ver totdat hij hem in zijn paleis bracht. Toen steeg de paus van het paard en sprak met koning Pepijn al heimelijk en gaf hem met veel tranen te kennen de zaak waarom hij gekomen was, hoe de koning Aystulphus hem kwelde en martelde en hoe hij de stad Rome meende hem onderdanig te maken en bad daarom de koning Pepijn dat hij te Rome komen wilde en dat hij Sint Petrus dingen in handen nemen zou en de stad van Rome van de vijand handen verlossen wilde. Toen Pepijn dat droevige klagen van de paus aanhoorde zo zwoer hij dat hij hem helpen zou en troostte de paus die bij hem een tijdje in Frankrijk bleef. En andermaal zo zegende hij bij pauselijke benedictin koning Pepijn en beide zijn kinderen, te weten Karel die de grote Karel heette en Karloman en verklaarde dat zijn geslacht tot eeuwige dag die Franse kroon zou bezitten en verbood op de ban dat niemand anders immermeer zich vermat de kroon te aanvaarden, alzo dat verklaard staat in de geestelijke rechten.

Het gebuerde dat die paus Steuen liggende int cloester van sinte Dionijs in vrancrijke seer sieck wert, also dat de [66v] meesters van sinen leuen gheen hope en hadden Maer sinte Peter ende sinte Pauwels openbaerden hem in een visioen, ende hi werde bi miraculen genesen

So vergaderde coninc Pippijn een groot heyre ende hi reysde metten paus tot in Jtalien, ende coninc Aystolf settede hem ter weer, so datter eenen groten strijt geuiel, mer Aystolf moste vlien, ende pippijn bedwanc hem al weder te keeren dat hi der kercken van Rome af had genomen, ende den pays beswoer hi vast te houden Ende pippijn sette den paus weder om in sijnen stoel ende quam victorioes in Vrancrijcke

Mer niet lange daer na als Aystolf coninc van Lomberdien verstont dat pippijn thuys comen was, so brac hi den pays die hi gesworen ende gelooft hadde vast te houden, ende hi eyschte weder chijs ende tribuyt vanden romeinen Twelc coninc pippijn vernam ende wert toornich ende sandt Fulrade sinnen drossaet mit een heyr volcx om op Aystolphe te wreken dat hi misdaen had tegen sinen eet ende gelofte Ende coninc Pippijn volchde cortelic seluer na ende hi bedwanc anderweruen Aystolphe al weder te geuen dat hi tonrechte genomen hadde, ende nam sekerheyt vanden vrede te houden

Jtem die herde Sassen quamen weder in oostvrancrijke met groter macht ende si bedoruen dat lant met rouen ende met brande Twelc vernam coninc Pippine ende met groter machte track hi derwerts meenende dat hise also castijen soude dat sijer lange om dencken souden Ende hi quam hem te strijde, dien hi wan ende in dien strijde versloech hi so menigen man datment niet tellen en conde. Ende soe track hi in Sassen lant ende verbrande tlant ende hi creech veel borgen ende steden, ende hi dwanc die Sassen daer toe datse den coninc van vrancrijcke chijs ende tribuyt gheuen moesten

Jn dese tiden verduysterde die sonne ende si en scheen niet in .xij. dagen, ende men sach een teyken des heyligen cruys inder menschen clederen Ende vanden hemel viel bloet opter eerden Veel menschen seiden dat dit gesciede om dat de goedertieren keiser Constantijn sijn ogen wtgesteken waren

Jn desen tiden wert tot constantinopel geuonden een gouden plate in een mans graf, daer op gescreuen stont Christus sal geboren werden van die maget maria ende ic geloue in hem O sonne du suste mi anderwerf sien onder Constantijn ende hyerene.

Het gebeurde dat de paus Stefanus in het klooster van Sint Dionysus lag in Frankrijk en zeer ziek werd alzo dat de meesters van zijn leven geen hoop hadden. Maar Sint Petrus en Sint Paulus openbaarden hem in een visioen en hij werd bij mirakels genezen.

Zo verzamelde koning Pepijn een groot leger en hij reisde met de paus tot in Itali en koning Aystulphus zette zich te verweer zodat er een grote strijd geviel, maar Aystulphus moest vlieden en Pepijn dwong hem terug te geven dat hij van de kerk van Rome had afgenomen en hij bezwoer hem de vrede vast te houden. En Pepijn zette de paus wederom in zijn stoel en kwam victorieus in Frankrijk.

Maar niet lang daarna toen Aystulphus, koning van Lombardije, verstond dat Pepijn thuisgekomen was zo brak hij de vrede die hij gezworen en beloofd had vast te houden en hij eiste weer cijns en tribuut van de Romeinen. Wat koning Pepijn vernam en werd vertoornd en zond Fulrade, zijn drost, met een leger volk om op Aystulphus te wreken dat hij misdaan had tegen zijn eed en belofte. En koning Pepijn volgde zelf gauw na en hij bedwong andermaal Aystulphus die alles teruggaf wat hij te onrecht genomen had en nam zekerheid van de vrede te houden

Item, de harde Saksers kwamen weer in oost Frankrijk met grote macht en ze bedierven dat land met roven en met brand. Wat koning Pepijn vernam en met grote macht trok hij derwaarts en meende dat als hij ze kastijden zou dat ze er lang om denken zouden. En hij kwam te strijd die hij wond en in die strijd versloeg hij zoveel man zodat men het niet kon tellen. En zo trok hij in het land van Saksen en verbrandde het land en hij kreeg veel burchten en steden en dwong de Saksers daartoe dat ze de koning van Frankrijk cijns en tribuut geven moesten.

In deze tijd verduisterde de zon en ze scheen niet in 12 dagen en men zag een teken van het heilige kruis in mensen kleren. En van de hemel viel bloed op de aarde. Veel mensen zeiden dat dit geschiedde omdat de goedertieren keizer Constantijn zijn ogen uitgestoken waren.

In deze tijd werd te Constantinopel gevonden een gouden plaat in een mannen graf waarop geschreven stond;’ Christus zal geboren worden van de maagd Maria en ik geloof in hem. O zon u moet me andermaal zien onder Constantijn en Irene.’

Van coninc Pippijns orloge op die van Auernen, ende hoe hi die wandelen versloech die in Spaengien ouer gecomen waren, ende vanden .xx. doden die verwect worden

DJe mare quam tot Pippijn dattet lant van Auerne (dat nv onder vrancrijc is) al vergadert was met groten heyr om op hem te comen en[de] sijn macht te benemen. Ende Pippijn heeft hem bereyt derwarts met groter macht so dattet quam tot eenen stride dien Pippijn wan ende versloech haer volck ende vinck haren graue Blandijn, dien hi met hem bracht voor die stadt van Bourges, die hi beleyde ende becrachtichde. Voort trac hi int lant ende wan daer menich slot ende stede, als Perigort ende veel ander, also dat die coninc van Auernen pays most maken. Ende voort so wan hi een groot deel vanden lande van Aquitanien, dat is Ghiennen ende Gasconyen, dat nv onder Vrancrijcke is [67r]

Als pippijn dus in Aquitanie was, so quam die coninc der onghelouiger Wandelen van ouer die zee in Spaengien met veel volcx. Dit vernemende pippijn ginc hem tegen met groter macht ende hi vacht tegen hem den meesten strijt die hi oyt hadt, ende god gaf hem victorie want hi versloech .xxM. wandelen ende haren coninc, mer hi verloos .xx. mannen van sinen besten lieden, daer hi sere droeuich om was, dye namaels by miraculen weder leuende werden, also hier na verclaert sal werden.

Het was een deuoot monic geheten Felicius die bestont te gaen te Jherusalem in pelgrimagien Ende die enghel gods quam aen hem seggende dat hi tot Alexandrien ghinge daer sinte Jans baptisten hooft verborgen lach mit drie vanden onnosel kinderen die herodes dede doden, hem beuelende dat hi dese heiliger reliquien nemen soude ter plaetsen daer hem god wijsde ende dragen die in Aquitanien Falicius dede also hem die engel beual ende hi nam tot Alexandrien dat heylichdom ende ginc te scepe met geselscap ende si voeren so lange dat se bi eender witter duuen die voor opt schip stont geleyt werden voor bi spaengien tot aen tlant van Aquitanien, aen de poorte die Agyon heet, daer gingen si wten scepe ende gingen metten heylichdom te lande waert inne so dat si quamen ter plaetsen daer si der Wandelen coninc ende sijn volc verslagen vonden want dien strijt daer voor is af gheseyt was doe gheschiet Ende op die selue tijt als coninc Pippijn dat velt wilde ruymen so quam hem grote vaeck aen so dat hi ghinc rusten in sijn tente, want god wilde hem vertroosten vander groter droefheyt die hi hadde ouer die .xx. doden vanden besten van sijnen lieden. Als pippijn in slape was so hoorde hi een stemme in sijn visioene seggende tot hem aldus. Pippijne di ende dijn volc is nakende van ouer dat meer heylichdom van sinte Jan baptista ende vanden drie onnoselen kinderen die Herodes dede doden, door welc heilichdomme di god die here v den zege ende victorie gegeuen heeft Die ghene die dit brengen sijn pelgrims ende sijn dy nakende waer af dat dye principaelste vanden geselscape genaemt is Felicius, ganc hem tegen ende doet hem lieden eere, want god sal wonder wercken Als pippine dit aldus gesien ende gehoort hadde so was hi gehoorsaem der stemmen ende hi nam van sinen volcke .xxx.M. mannen die hem na volchden Ende hi dede voor hem dragen die xx. dode ridderen daer hi so groten droefheyt om hadde. Also ginc hi te ghemoet den heylichdom, dien hi grote eere deede ende heetse seer willecome den heren diet brachten Ende felicius nam dat heylichdom ende leydet op elcken doden ridder, die allegader weder leuende werden tot groter vruechden des volcx Dies dancte coninc pippijn onsen heere, ende stichte daer een clooster van moniken ter eeren van sinte Jan, ende liet daer sijn heylige hooft

Jn coninc Pippijns tijde so leefde dye goede sinte Gommaer van Liere dat een vroom ridder was ende groot in sconincx palleys ende seer bemint. Hi vacht tegen die Huynen ende hi wederstontse manlijc. Sijn legende int corte staet in dat eerste deel deser cronijcken

Van koning Pepijn ‘s oorlog op die van Auvergne en hoe hij de Wandalen versloeg die in Spanje overgekomen waren en van de 20 doden die opgewekt werden.

Het bericht kwam tot Pepijn dat het land van Auvergne (dat nu onder Frankrijk is) al verzameld met groot leger op hem kwam te strijden en zijn macht te benemen. En Pepijn heeft zich bereid en is derwaarts gegaan met grote macht zodat het tot een strijd kwam die Pepijn won en versloeg dat volk en ving hun graaf Blandij die hij met hem bracht voor de stad van Bourges die hij belegerde en overweldigde. Voorttrok hij in het land en won daar menig slot en plaats zoals Perigort en veel anderen alzo dat de koning van Auvergne vrede moest maken. En voort zo won hij een groot deel van het land van Aquitanië, dat is Ghiennen en Gascogne, dat nu onder Frankrijk is.

Toen Pepijn dus in Aquitani was zo kwam de koning der ongelovige Wandalen van over de zee in Spanje met veel volk. Dit vernam Pepijn en ging hem tegen met grote macht en hij vocht tegen hem de grootste strijd die hij ooit had en God gaf hem victorie want hij versloeg 20 000 Wandalen en hun koning, maar hij verloor 20 mannen van zijn beste lieden waar hij zeer droevig om was die later bij mirakel weer levend werden alzo hierna verklaard zal worden.

Het was een devote monnik geheten Felicius die bestond te gaan naar Jeruzalem in pelgrimage. En de engel Gods kwam bij hem en zei dat hij tot Alexandri ging daar Johannes de Doper hoofd verborgen lag met drie van de onschuldige kinderen die Herodes liet doden en beval hem dat hij deze heilige relikwien nemen zou ter plaatse daar God hem wees en dragen die in Aquitani. Felicius deed alzo hem de engel beval en hij nam te Alexandri dat heiligdom en ging te scheep met gezelschap en ze voeren zo lang dat ze met een witte duif die voor op het schip stond geleid werden voorbij Spanje tot aan het land van Aquitani aan de poort die Aygon heette en daar gingen ze uit het schip en gingen met het heiligdom aan land zodat ze kwamen ter plaatse daar ze de Wandalen koning en zijn volk verslagen vonden want die strijd daarvoor is was toen gebeurd. En op dezelfde tijd toen koning Pepijn dat veld wilde ruimen zo kwam hem een grote slaap aan zodat hij ging rusten in zijn tent, want God wilde hem vertroosten van de grote droefheid die hij had over die 20 doden van de besten van zijn lieden. Toen Pepijn in slaap was zo hoorde hij een stem in zijn visioen die tot hem aldus zei; ‘Pepijn, u en uw volk naakt over zee dat heiligdom van Sint Johannes de Doper en van de drie onschuldige kinderen die Herodes liet doden door welk heiligdom u God de heer u de zege en victorie gegeven heeft. Diegene die dit brengen zijn pelgrims en naken u waarvan u de belangrijkste van het gezelschap is Felicius is, ga hem tegemoet en doe hem eer want God zal wonder werken.’ Toen Pepijn dit aldus gezien en gehoord had zo was hij gehoorzaam de stem en hij nam van zijn volk 30 000 mannen die hem volgden. En hij liet voor hem dragen die 20 dode ridders daar hij zo’n grote droefheid om had. Alzo ging hij het heiligdom tegemoet die hij grote eer deed en zei ze; ‘Welkom de heer die het bracht.’ En Felicius nam dat heiligdom en legde het op elke dode ridder die allen weer levend werden tot grote vreugde van het volk. Dus dankte koning Pepijn onze heer en stichtte daar een klooster van monniken ter ere van Sint Johannes en liet daar zijn heilige hoofd.

In de tijd van koning Pepijn zo leefde de goede Sint Gummarus van Lier die een dapper ridder was en groot in konings paleis en zeer bemind. Hij vocht tegen de Hunnen en hij weerstond ze mannelijk. Zijn legende in het kort staat in het eerste deel van deze kroniek.

Jn coninc pippijns tide so was onder de kersten groot twifel aengaende der heyliger drieuuldicheyt Ooc seyden veel [67v] lieden datmen die beelden niet en soude eeren. Dit dede pippijn beslichten mit groten arbeit vergaderende een consilie van veel prelaten ende clercken, griecken ende latinissen die dat twifel verclaerden Ende dair was gheordineert datmen in alle plaetsen dees beelden vercieren ende eeren soude

Die wile dat Pippijn hier in dus besich was, so begonste Wayfier hertoge van Aquitanien sijn oude viant weder orloge tegen hem op te stellen, mer Pippijn bereyde hem daer tegen door rijdende sijn lant ende destrueerdet, ende hi wan die stadt van Sayntes, ende hi nam die moeder ende suster van Wayfier ende voerdese gheuangen Aldus eynde dat oorloge dat so menich iaer hadde ghestaen, want Wayfier wert verslagen van sijns selfs volcke

Corts dair na sterf die edel coninck Pippijn na dat hi so wijslick ende vromelic gearbeyt hadt, sonderlinge tot den orbaer der kerstenheit ende der heiliger kercken, ende hi wert werdichlic begrauen tot sinte Dyonijs daer de sepulture der coningen van Vrancrijcke is Jnt iaer ons heren .vij.C.lxviij. nadat hi .xviij. iaren coninc geweest hadt Ende hi liet achter van sinte Berten oft Bertraden sijnre coninginnen des keisers Eraclius dochter twee sonen, als Karle de grote ende Karlemanne, die broederlick dat lant te samen deylden ende werden beyde coningen gecroont, te weten Kaerle in die stadt van Noyon, ende Karleman te Soyson. deen regneerde in oostvrancrijke ende dander in westvrancrijcke Maer Karleman sterf sonder oor ende alle tlant quam in Karels handen Men vint ooc dat Pippijn een soone had die Bernaert heet, vader van sinte Alaert abt, daer int eerste boeck aff gheseyt is

Dus hoochlic heeft god gheeert de Brabantsche hertogen, want si getrouwe ende duechdelic waren, sonderlinge eerende ende beschuddende die heylige kercke. Och wouden die princen bi goeden rade noch leuen, aenmerckende dat geen dinck den prince so bequame en gename en maect sijn ondersaten als goddiensticheyt ende goedertierenheit god soude sonder twijfel hem gonstich ende behulpich sijn

Van coninc pippijn sijn dese veersen

Jste Brabantinus dux quintus Lothariensis

Ex duce rex primus fit tandem germinis huius

In koning Pepijns tijd zo was onder de christenen grote twijfel aangaande Heilige Drievuldigheid. Ook zeiden veel lieden dat men die beelden niet zouden eren. Dit liet Pepijn beslechten met grote arbeid en verzamelde een concilie van veel prelaten en klerken, Grieken en Latijnen die de twijfel ophelderden. En daar was geordend dat men in alle plaatsen deze beelden versieren en eren zou.

Die tijd dat Pepijn hierin dus bezig was zo begon Wayfier, hertog van Aquitanië zijn oude vijand, weer oorlog tegen hem op te stellen, maar Pepijn bereidde hem daartegen en doorreed zijn land en vernielde het en hij won de stad van Saintes en hij nam de moeder en zuster van Wayfier en voerde ze gevangen. Aldus eindigde die oorlog dat zo menige jaar had gestaan want Wayfier werd verslagen van zijn eigen volk.

Gauw daarna stierf die edele koning Pepijn nadat hij zo wijs en dapper gewerkt had en vooral tot nut der christenheid en de heilige kerk en hij werd waardig begraven tot Sint Dionysus daar het graf der koningen van Frankrijk is. In het jaar ons heren 768 nadat hij 18 jaren koning geweest was. En hij liet achter van Sint Berta, zijn koningin, de dochter van keizer Eraclius twee zonen, als Karel de grote en Karloman, die broederlijk dat land tezamen deelden en werden beide koningen gekroond, te weten Karel in de stad van Noyon en Karloman te Soissons. De ene regeerde in oost Frankrijk en de ander in west Frankrijk. Maar Karloman stierf zonder erfgenaam en al het land kwam in Karels handen. Men vindt ook dat Pepijn een zoon had die Bernard heette, vader van Sint Adelhard, daar in het eerste boek van gezegd is.

Dus heeft God de Brabantse hertogen zeer geerd want ze waren trouw en deugdzaam en vooral eerden en behoedden de heilige kerk. Och, wilden de prinsen bij goede raad noch leven en merken dat geen ding een prins zo bekwaam en aangenaam maakt zijn onderzaten als godsdienstigheid en goedertierenheid. God zou zonder twijfel hem gunstig en behulpzaam zijn.

Dat .xvij. capitel. Vanden historien ende schone gesten ende duechdelijke leuen ende [68r] striden vanden groten sinte Karel coninc van Vrancrijcke ende de seste hertoge van Brabant ende Lothrijke, ende namaels Roomsche keyser int corte ghetrocken wt diuerschen boecken.
veel dingen achterlatende diemen daer af leest, die meer voor logenen dan voor warachticheyt gehouden werden
Ende eerst van zijn duechdelicke zeden, wijsheden, ende stercheden.

DIe alre gloriooste ende onuerwinlicke keyser ende coninc sinte Kaerle de grote was des cleynen Pippijns sone van vrancrijcke, ende sinte Berte ofte Bertrada des keysers Eraclius dochter was sijn moeder Hi began te regneren int Jaer ons heeren .vij.C. ende lxvij. die van dier tijt voort tot noch huydendaghes so claerlick ghedacht wert ende van alrehande menschen soe nieuwelic vermaent wert als ofte hy noch leefde Wiens duechden ende glorie al waert so dat die boecken verswegen so en soude nochtan sijn eerlicke fame die niet laten vergeten. Jn welcken Kaerle vier dingen gemerct werden die gelijcke seer te verwonderen sijn, te weten, vroomheyt ende zege in striden, natuerlijke wijsheyt, clergie ende scientie van den vrijen consten, ende sijn kerstelijc ende duechdelijc leuen. Die welcke met sijn vader ende moeder woonde tot Herstalle, twelck een sonderlinghe woninge was der hertogen van Brabant ende Lothrijc op die Mase gelegen tusschen Ludick ende Maestricht Ende in sijnre ioget sterck ende grootmoedich sijnde so dode hi een alte groten vreesliken beer te Belsien tusschen Tongeren ende Maestricht in tegenwoordicheyt van sinte Landrada sijnder moeyen abdisse van monster Belsien, ende si heten daer om de grote Kaerle Maer niet alleen dair om en heeft hi dien name behouden, mer om sijn grote ende loofelijcke feyten van orlogen ende victorien die hi gehadt heuet in veel landen, sonderlinge tegen die heydenen ende persequeerders der heyliger kercken

Jn Engelant was een groot meester ende een heilich man geheten Alquinus die vernemende die eerlijke fame van coninc Karel dat hi die clercken ende wise lieden beminde, so ginck hi tscepe met sijn .iij. gesellen te weten Johannes scotus, Rabanus ende Claudius, ende quamen tot Karlen in Vrancrijcke, ende si waren alle vier discipulen vanden eerweerdigen Beda Van desen meester Alchuinus leerde coninc karel dat meeste deel sijnre consten. Te weten die .vij. vrije consten, Astronomie. etcetera. Ende dese Alchuinus maecte de historie vander heyliger drieuldicheit ter begeerten van Kaerlen, diemen noch hout inder heyliger kercken, Ende coninc karel gaf hem te regeren die rijcklelike abdie van sinte Martijns clooster te tours in Touraynen. Aldus was coninc Karel wel geleert ende conde veel vreemder talen, ende hi gaf den xij. maenden proper namen in sijnre duytscher talen, te weten Loumaent, Sporkille. etcetera. Oec gaf hi namen den .xij. winden, daer te voren mer vier winden genaemt en waren Ende altoes studeerde hi gerne ende screef Hi droech aen hem scrijftafelen om dair in te scriuen als hi ledich was. Ooc plach hi bi nachte penne, ynct ende pergament bi sijn hooft te leggen om te sciruen tgene dat hi in sijn bedde versinde orbaerlic gedaen te sijn eert hem wten sinne ginc Ende hi oefende neerstelic den dienst der [68v]heiliger kercken, lesende ende singende als die andere, want hi conde sijn musijcke wel

Coninck Karel was wel ghemaect lanck ende groot van leden .viij. sijnder voeten was hi lanc die seer groot waren. Sijnen baert droech hi eenen voet lanc, ende sijn aensichte was anderhalff voet lanck ende een voet breet, sijn nase was een halue voet lanck ende sijn voorhooft een voet breet, ende hy hadde leeus ogen glinsterende ghelijck eenen Carbonckel Als hi toornich was so veruaerde hem een yegelic van sijn ghesichte Hi adt luttel broots, mer op een maeltijt adt hi wel tvierendeel van eenen hamele oft twee capoenen oft eenen pauwe oft eenen hase Selden so dranc hi meer dan driewerf So sterck was hi in den strijt dat hi met sinen sweerde een ghewapent man te peerde cloofde ende doorsloech tpaert met eenen slaghe Hi brack wel vier hoefyseren tsamen Eenen ghewapenden man so hief hi op staende op sijn hant. Milde ende liberael was hi in sijnen gauen ende in sijnen wercken seer bescheyden, ende rechtuerdich was hi in sijn vonnissen so wel den armen als den rijcken, sijn wijn mengede hi mit fonteine. Sijn huysgesin ende familie dat hem volchde was also zeedich ende eerbair dat sijn hof een clooster scheen te sijn, so datter veel lyeden aenmerckende waren, dat die rijcdommen der werelt die si besaten ydele ende verganclijc ende onlange duerende sijn Ende daer om lieten sise achter ende keerden hem totten heyligen leuen in cloosteren Ghelijc die graue Ogier met sinen gesellen, die int clooster van sinte Pharo een strange heylich leuen leyden ende ooc noch meer ander

Dat 17de kapittel. Van de historin en mooie verhalen en deugdelijk leven en strijd van de grote Sint Karel, koning van Frankrijk en de zesde hertog van Brabant en Lotharingen en later Roomse keizer in het kort getrokken uit diverse boeken en veel dingen achterlaten die men daarvan leest die meer voor leugen dan voor waarheid gehouden worden.
En eerst van zijn deugdelijke zeden, wijsheden en sterkheden.

De aller glorieuste en onoverwinnelijke keizer en koning Sint Karel de grote was de zoon van Pepijn de korte van Frankrijk en Sint Berta, de dochter van keizer Eraclius, was zijn moeder. Hij begon te regeren in het jaar ons heren 767 dat van die tijd voort tot noch tegenwoordig zo duidelijk herdacht wordt en van allerhande mensen zo nieuw vermaand wordt alsof hij noch leefde. Wiens deugden en glorie, al was het dat de boeken het verzwegen, zo zou nochtans zijn eerlijke faam die niet laten vergeten. In die Karel worden vier dingen opgemerkt die gelijk zeer te verwonderen zijn, te weten, dapperheid en zege in strijd, natuurlijke wijsheid, geestelijkheid en wetenschap van de vrije kunsten en zijn christelijk en deugdelijk leven. Die met zijn vader en moeder woonde te Herstal wat een bijzondere woning was van de hertogen van Brabant en Lotharingen aan de Maas gelegen tussen Luik en Maastricht. En in zijn jeugd was hij sterk en grootmoedig en zo doodde hij een al te grote en vreselijke beer te Bilzen tussen Tongeren en Maastricht in tegenwoordigheid van Sint Landrada, zijn tante, abdis van munster Bilzen, en ze noemen hem daarom de grote Karel. Maar niet alleen daarvan heeft hij de naam behouden, maar om zijn grote en loffelijke feiten van oorlogen en victorie die hij gehad heeft in veel landen en vooral tegen de heidenen en martelaars van de heilige kerk.

In Engeland was een grote meester en een heilige man geheten Alcuinus die vernam de eerlijke faam van koning Karel dat hij de klerken en wijze lieden beminde en zo ging hij scheep met zijn 3 gezellen, te weten Johannes Scotus, Rabanus en Claudius en kwamen bij Karel in Frankrijk en ze waren alle vier discipelen van de eerwaardige Beda. Van deze meester Alcuinus leerde koning Karel dat meeste deel van zijn kusten. Te weten de 7 vrije kunsten, astronomie etc. En deze Alcuinus maakte de historie van de Heilige Drievuldigheid ter begeerte van Karel die men noch houdt in de heilige kerk. En koning Karel gaf hem te regeren de rijke abdij van Sint Martinus klooster te Tours in Touraine. Aldus was koning Karel goed geleerd en kon veel vreemde talen en hij gaf de 12 maanden goede namen in zijn Duitse taal, te weten Louwmaand, Sporkele etc. Ook gaf hij de 12 winden namen daar tevoren maar vier winden genaamd waren. En altijd studeerde hij graag en schreef. Hij droeg bij hem schrijftafels om daarin te schrijven als hij ledig was. Ook plag hij bij nacht pennen, inkt en perkament bij zijn hoofd te leggen om te schrijven hetgeen dat hij in zijn bed verzon oorbaar te doen eer het hem uit zijn zin ging. En hij beoefende vlijtig de dienst der heilige kerk, las en zong zoals de anderen want hij kon zijn muziek goed.

Koning Karel was goed gemaakt, lang en groot van leden en 8 voeten was hij lang. Zijn baard droeg hij een voet lang en zijn aanzicht was anderhalf voet lang en een voetbreed, zijn neus was een halve voet lang en zijn voorhoofd een voetbreed en hij had leeuwen ogen die glinsterden gelijk een karbonkel. Als hij vertoornd was zo was iedereen bang van hem van zijn gezicht. Hij at weinig brood, maar aan een maaltijd at hij wel het vierendeel van een gesneden bok of twee kapoenen of een pauw of een haas. Zelden zo dronk hij meer dan driemaal. Zo sterk was hij in de strijd dat hij met zijn zwaard een gewapend man te paard kloofde en doorsloeg het paard met een slag. Hij brak wel vier hoefijzers tezamen. Een gewapende man zo hief hij op staande op zijn hand. Mild en liberaal was hij in zijn gaven en in zijn werken zeer bescheiden en rechtvaardig was hij in zijn vonnissen zo wel de armen als de rijken, zijn wijn mengde hij met water. Zijn huisgezin en familie dat hem volgde was alzo zedig en eerbaar zodat zijn hof een klooster scheen te zijn zodat het veel lieden merkten dat de rijkdommen der wereld die ze bezaten ijdel en vergankelijk waren en kort duurden. En daarom lieten ze die achter en keerden zich tot het heilige leven in kloosters. Gelijk de graaf Ogier met zijn gezellen die in het klooster van Sint Pharo een streng heilig leven leidden en ook noch meer anderen.

Sijn moeder de coninghinne sinte Bertraert hielt hi in groter eeren bi hem tot eerliker ouderom

Van sijnder coninginnen Hildegaert hadde hi drie sonen ende drie dochteren te weten Kaerlen, die hi maecte coninc van Almanien, mer hi sterf sonder oor oft kinderen. Pippijn, dien hi maecte coninc van Jtalien, ende Lodewijc coninc van Aquitanien ende die wert coninc van Vrancrijcke ende keyser, ende hi ouer leefde sijn broederen, daer hier na af gheseyt sal werden Ende sijn drie dochteren Rotruyt, Berga, ende Gilla. Ende na die doot van sijnder coninginnen had hi van Grysunda sijnder vrouwen een dochter die heet Altruyt

Jtem coninc Karel dede sijn sonen ende sijn dochteren van ioncx op gaen ter scolen ende in alle duechden volcomelic fonderen.Ende alst tijt was so dede hi sijn sonen leeren wapen hanteren ende iagen vliegen ende rijden na der Fransoyse maniere. Sijn dochteren dede hi int wollewerck leren ende spinnen, om dat si niet ledich sijn en souden, want ledich sijn is een moeder van alle quaetheyt O ghi mogende princen leert na volgen die wercken van desen edelen Brabantsche hertoge, v kinderen tot allen duechden wijsende ende leerende, so machmen van v ooc schone gesten scriuen

Zijn moeder, koningin Sint Berta, hield hij in grote eren bij hem tot fatsoenlijke ouderdom.

Van zijn koningin Hildegard had hij drie zonen en drie dochters, te weten; Karel die hij koning maakte van Allemagne, maar die stierf zonder erfgenaam of kinderen. Pepijn, die maakte hij koning van Italië, en Lodewijk koning van Aquitanië en die werd koning van Frankrijk en keizer en hij overleefde zijn broeders waarvan hierna gezegd zal worden. En zijn drie dochters Rotrudis, Bertha en Gisela. En na de dood van zijn koningin had hij van Grysunda zijn tweede vrouw een dochter die heette Altruyt.

Item, koning Karel liet zijn zonen en dochters van jongs af aan ter school gaan en in alle deugden volkomen funderen. En toen het tijd was zo liet hij zijn zonen wapens hanteren en jagen en rijden op de Franse manier. Zijn dochters liet hij het wolwerk leren en spinnen zodat ze niet ledig zouden zijn want ledigheid is een moeder van alle kwaadheid. ‘O gij vermogende prinsen leert navolgen die werken van deze edele Brabantse hertog uw kinderen tot alle deugden onderwijzen en leren zo mag men van u ook mooie verhalen schrijven.’

Hoe coninc Karel began te regneren, ende van veel reysen ende striden die hi hadde in diuerschen landen op die ongelouige ende wederspannige der heyliger kercken [69r]

COninck Karel regnierde na coninc Pippijn sinen vader .xlvi. iaren ende was noch veel meer victorioos ende veel hoger verheuen in eeren ende glorien. Ende sijn eerste heyrvaert was int lant van Aquitanien, dats Ghyenne Langedock Gascoingnien, tegen Hunaldus hertoge Gayfiers broeder Ende hi maecte daer een casteel tegen Bordeaus

Voort so ordineerde hi in Aquitanien bisscopen ende abten, ende ooc ix. grauen van den geslachte der Fransoysen, te weten tot Bourges, tot Poytiers, tot Villate, tot Lymoghyen, tot Perigort, tot Albie, tot Tholosen ende tot Bordeaus ende tot Aluernen. Ende van dien lande so maecte hi Lodewijc sinen sone coninc

Corts daer na track coninck Karel op de Sassen die noch doe al heydenen waren ende grote vianden den oostfrancken Ende hi wan een grote stadt geheten Heersberch ende hi doorreet al haer lant ende versloecher vele van dien volke ende hi destrueerde alle de afgoden die hi daer vant in haren tempelen. Maer want daer int lant geen water te crijgen en was so was sijn volc bi na doot van dorste Ende Karel dede sijn gebet tot gode ende daer quam wter eerden volle planteyt van water Doe de heyden Sassen dat sagen so gauen si hem ouer in sijn handen ende geloofden datse kersten werden souden ende si gauen hem ghisele, gelouende dat si nemmermeer tegen hem striden en souden

Daer na als die paus Adrianus die eerste van dien name in groten node [69v] ende lijden was mits die tyrantschap van Desiderius coninc van Lombardien die hi dede der heyliger kercken, so sandt hi aen coninc Karel hem biddende dat hi der heyliger kercken rechten beschudden wilde, also sijn voor vaders gedaen hadden. Ende so heeft Karel een groot heyr vergadert ende is getrocken in Lombardijen aen den berch Ceny Ende die voorscreuen coninc van Lombardien nam die vluchte. Ende die twee lieue gesellen Amijs ende Amelijs gelijc van lichamen ende van zeden dit altijt in coninck Karels geselscap waren, een heylich leuen leydende die met veel volx volchden na die Lombaerden die in groter menichte waren. Ende si scaemden hem datse van so cleender menichte vloden ende keerden hem manlic tegen coninc Karels heir so datter seer geuochten wert Ende van beyden siden bleuender veel verslagen ende sonderlinge die voornoemde Amijs ende Amelijs, mer coninc Karel behielt dat velt, ende de coninc Desiderius vloot in die stadt van Pauijen, ende coninc Kaerle volchde hem na Ende hi sende in Vrancrijcke om sijn coninginne Hildergaerde ende om sijn kinderen. Hi dede daer een kercke maken ende sijn coninginne oec een, ende daer inne werden namaels begrauen die princen ende heren ende edelingen die inden voorscreuen strijt verslagen waren Ende Amijs wert begrauen in een vanden twee kercken ende Amelijs in dander kercke seer costelic Maer des ander dages smorgens so vantmen dat lichaem van Amelijs in dat graf van sinen lieuen geselle Amijs leggende, dat welck groot te vermoeden is dat alsulcke voorseyde dingen niet en geschien sonder die verhengenisse gods. Ende als coninc Karel dese stadt belegen hadde den tijt van ses maenden alst in die vasten was, so hadde hi grote begeerte om te visiteren die heilige stadt van Rome, ende latende sijn heyr voor Pauijen so track hi te Roome Ende als hi opten Paesch auont was nakende der stadt so ginc hi derwerts te voete wt groter weerdicheit Ende op climmende die trappen der heiliger kercken so custe hijse al met groter ynnicheit ende hi gaf grote gauen de kercken Ende hi quam totten paus Adrianus die hem ontfinc met groter minnen ende werdicheyt Ende als die hoochtijt van paesschen gehouden was so gaf coninc Karel sinte Peter ende der roomscher kercken weder al tlant dat die Lombaerden der kercken afgenomen hadden ende daer toe thertochdom van Spoleten ende van Bonuent Daer na tooch coninc Karel weder voor Pauien ende hi deylde sijn heyr ende veel steden ouer den pau Ende die stadt van Pauien gaf haer op in karels handen Ende coninc Desiderius mit sinen wiue ende kinderen ende alle die princen werden geuangen ende also in Vrancrijke gesonden met Ganfridus den bisscop van Ludic Ende aldus verghinc der Lombaerden conincrijke dat gestaen hadde .CC. ende vier iaren Ende coninc Karel en maecte niet alleen lombardien, mer ooc Jtalien subiect der cronen van vrancrijke die Fransoysen alle tlant door settende

Hoe koning Karel begon te regeren en van veel reizen en strijd die hij had in diverse landen op de ongelovige en weerspannige der heilige kerk.

Koning Karel regeerde na koning Pepijn, zijn vader, 46 jaar en was noch veel meer victorieus en veel hoger verheven in eer en glorie. En zijn eerste legervaart was in het land van Aquitani, dat is Guyenne, Languedoc en Gascogne, tegen Hunold, de broer van hertog Gayfier. En hij maakte daar een kasteel tegen te Bordeaux.

Voort zo ordineerde hij in Aquitanië bisschoppen en abten en ook 9 graven van het geslacht der Fransen, te weten te Bourges, te Poitiers, te Villate, tot Limoges, te Perigort, te Albi, te Toulouse en te Bordeaux en te Alverna (?). En van dat land zo maakte hij koning zijn zoon Lodewijk.

Gauw daarna zo trok konink Karel op de Saksers die toen allen heidenen waren en grote vijanden van de oost Franken. En hij won een grote stad geheten noch Hersbach en hij doorreed al hun land en versloeg er veel van dat volk en vernielde alle afgoden die hij daar vond in hun tempels. Maar omdat er in dat land geen water te krijgen was zo was zijn volk bijna dood van de dorst. En Karel deed zijn gebed tot God en daar kwam uit de aarde een hoeveelheid van water. Toen de heidense Saksers dat zagen zo gaven ze zich over in zijn handen en beloofden dat ze christen worden zouden en ze gaven hem gijzelaars en beloofden dat ze nimmermeer tegen hem strijden zouden.

Daarna toen de paus Adrianus de eerste van die naam in grote nood en lijden was vanwege de tirannie van Desiderius, koning van Lombardije, die hij de heilige kerk deed zo zond hij aan koning Karel en bad hem dat hij de heilige kerk behoeden wilde alzo zijn voorvaders gedaan hadden. En zo heeft Karel een groot leger verzameld en is getrokken in Lombardije naar de berg Ceny. En die voorschreven koning van Lombardije nam de vlucht. En de twee lieve gezellen Amijs en Amelijs gelijk van lichamen en van zeden die altijd in koning Karels gezelschap waren en een heilig leven leidden die volgden met veel volk in Lombardije die er in grote menigte waren. En ze schaamden zich dat ze van zoՠn kleine menigte vlogen en keerden zich mannelijk tegen koning Karels leger zodat er zeer gevochten werd. En aan beide zijden bleven er veel verslagen en vooral Amijs en Amelijs, maar koning Karel behield dat veld en de koning Desiderius vloog in de stad Pavia en koning Karel volgde hem na. En hij zond in Frankrijk om zijn koningin Hildegard en om zijn kinderen. Hij liet daar een kerk bouwen en zijn koningin ook een en daarin werden later begraven de prinsen en heren en edelen die in de voorschreven strijd verslagen waren. En Amijs werd begraven in een van de twee kerken en Amelijs in de andere kerk zeer kostbaar. Maar de volgende dag ‘s morgens zo vond men dat lichaam van Amelijs in dat graf van zijn lieve gezel Amijs liggen wat een sterk vermoeden is dat zulke voorgenoemde dingen niet geschiedden zonder de toestemming van God. En toen koning Karel deze stad belegerd had de tijd van zes maanden toen het in de vasten was zo had hij grote begeerte om de heilige stad van Rome te bezoeken en liet zijn leger voor Pavia en trok naar Rome. En toen de Paasavond naakte zo ging hij derwaarts te voet uit grote waardigheid. En toen hij de trappen van de heilige kerk opklom zo kuste hij ze allen met grote innigheid en hij gaf de kerk grote gaven. En hij kwam bij paus Adrianus die hem ontving met grote minnen en waardigheid. En toen de hoogtijd van Pasen gehouden was zo gaf koning Karel Sint Petrus en de Roomse kerk weer al het land dat de die van Langobarden hem afgenomen hadden en daartoe het hertogdom van Spoleto en van Bonaventura. Daarna trok koning Karel weer voor Pavia en hij verdeelde zijn leger en veel steden over de Po. En de stad Pavia gaf zich over in Karels handen. En koning Desiderius en zijn wijf en kinderen en alle prinsen werden gevangen en alzo in Frankrijk gezonden met Agalfridus, bisschop van Luik. En aldus verging het koninkrijk van Lombardije die 204 jaren gestaan had. En koning Karel maakte niet alleen Lombardije, maar ook Italië onderdanig aan de kroon van Frankrijk die het hele land door Fransen zette.

Na desen so keerde coninc Karel weder te Rome ende stelde daer een consilie met den paus Adrianus ende met .C. ende .liiij. bisscopen ende veel abten. Ende die paus metten consilie gaf kaerlen de macht te ordineren den stoel van Rome ende den paus ende eertsbisscoppen in alle prouincien in te stellen

Jtem coninc karel wert gewaer dat [70r]dye sanck der kercken te Rome anders was dan in sijn lant Ende hi sandt clerken te Rome om der roomsche manier te leeren ende so wert van hem den roomschen sanck in Gallien gebracht ende te Mets in Loreynen wert eerstweruen die Roomsche maniere inder kercken ghesongen

Ooc dede Karel die vniuersael scole brengen van Rome tot Parijs bi consente vanden paus, die eerst quam te Rome van Athenen wt Griecken lant

Corts wast daer na dat die Sassen weder haer gelofte braken ende quamen orlogen op de oostvrancken. Ende coninc karel trac in Sassen lant ende deelde sijn heyr in drie deelen ende hi verwanse ende verdreef haren here die een ongelouich quaet mensche was

Daer na sijn die Sassen kersten geworden ende werden gedoopt ende lieten haer afgoden. Ende si leefden in vreden onder coninc karels mogentheyt hem verbindende op grote peynen van goet ende vriheit te verliesen datse nemmermeer tegen hem stellen en souden Ende coninc Karle predicte hem selue theylich kersten geloue, die euangelien ende prophecien, lerende den wech te comen int ewige leuen Ende daer om heet hi der Sassen apostel.

Jnt .viij. iaer van coninc karels rijke so begonsten eenige in Jtalien te rebelleren ende wederspannich te sijn. Ende Karel dat vernemende reysde haestelijken met groter heyrcracht derwaerts. Ende hij creech die stadt van Aquileyen, ende den hertoge Roelant die die sake vanden rebelschap was dede hi onthalsen, ende ooc noch meer anderen

Daer na so tooch coninc Karel in spaengien daer hi destrueerde die stadt gheheten Saragossen met groter machte ende hi beleyde Pampilonien ende wanse met groten arbeyt ende dede hare mueren af leggen, ende die twee coninghen vanden sarasijnen bracht hi tonder ende veel lants ende steden werden hem op ghegeuen. Ende so quam hi in Gascoengien daer hi veel castelen ende steden wan ende bracht met sijnder vromicheyt alle tlant onder sijn mogenthyet ende subiectien

Ouer twee iaren daer na so tooch hi ouer die Elue orlogen op die ongelouige geheten Noorwiten ende Bardogane die hi manlick verwan ende brachtse totten kersten geloue ende werden gedoopt

Ende int naeste iaer daer na als int iaer ons heren .vij.C. ende .lxxx. ontrent kersmisse, so reysde coninc karel weder te Rome wt groter deuocien met Pippine ende Lodewijc sijn kinderen die hi beyde vanden paus Adrianus voorseyt coningen saluen dede, te weten, Pippijn ouer Jtalien, ende Lodewijc ouer Aquitanien, welcken pippijn die voorseide paus Adrianus te voren vander vonten geheuen hadde Ende dus wert coninc karels geslachte in allen landen vermeerdert ende hoochliken gheeert

Ende int iaer daer na so warender eenige Sassen hem weder op rechtende tegen coninc karels volck die hi daer int lant geleit hadde om die lieden te regeren Waer omme dat hi weder een heyre volc vergaderde ende reysden haestelic derwaerts ende vinck iiij.M. van den principaelsten die enigen raet daer toe ghegeuen hadden, Ende hy nam ghisele van al den lande ende settedet al onder sijn hant

Coninc karel maecte te Colen twee bruggen ouer den Rijn, ende hy vertrack van daer int lant van Slauonien ende hi verwan die Slauen ende maecte hem al- [70v] le dat lant onderdanich

Jnt iaer ons heren .vij.C. ende .xcij. so track coninck Karel met groter heyrcracht te water ende te lande op de onghelouige Huynen dien hi veriaechde ende verwan, ende hi en lietse nergens rusten in gheenre plaetsen want waer si vloden altijt so veriaechde hij se ende verdreefse Mer ten lesten ontuloden si hem in dye wildernissen, daer hise met vreden liet, want het en was hem niet wel mogelijc metten paerden int bosch na te rijden

Jtem inden seluen tide so regendet bloet wten hemel

Jn dit selue iaer so woonde te Harlebeke in Vlaenderen een ridder die Liederick heet, ende dat lant was doen seer woest ende boschachtich Ende dair en waren niet meer steden dan Gendt ende Thorout, Cortrijke, Cassele, ende die borch van Oudenaerde. Ende dese Liederic voorseyt wert namaels karels manne ende ontfinc dat lant van Vlaenderen van hem te leene als een forestier, om dat lant te bewaeren ende dat quade volck daer wt te verdriuen

Ende het is te weten dat sijn wapen in sijnen schilt staende was van lazuer ende van goude, int middele hebbende een schildeken van kele Ende dese wapen droegen die vlaemsche heeren tot datmen screef .xi.C. ende .xciiij. te weten, als regneerde keiser Frederick de eerste, want doe versterf Vlaenderen op Boudewijn graue van Hnegouwe. Ende van doe voort hebben si gheuoert den swarten leeuwe gelijc Henegouwe met veranderinge van clauwen ende tanden Ende Vlaenderen wert doe een graefscap. Ende hoe wel dat sommige seggen dat dese Boudewijn den swarten leeu wan voor Constantinopolen, dats niet waer Mer tis waer dat hi daer keyser wert van Griecken na dat Constantinopolen gewonnen was vanden Venetianen Fransoysen, Brabanders, Vlamingen, etcetera. dair deerste hertoge Henrick van Brabant capiteyn was vanden kerstenen, also hier na verclaert sal werden.

Na deze zo keerde koning Karel weer te Rome en stelde daar een concilie met de paus Adrianus met 154 bisschoppen en veel abten. En de paus met het concilie gaf Karel de macht te ordineren de stoel van Rome en de paus en aartsbisschoppen in alle provincies in te stellen.

Item, koning Karel werd gewaar dat het gezang in de kerk te Rome anders was dan in zijn land. En hij zond klerken te Rome om de Roomse manier te leren en zo werd van hem het Roomse gezang in Gallië gebracht en te Metz in Lorraine werd de eerste keer de Roomse manier in de kerk gezongen.

Ook liet Karel die universele school brengen van Rome tot Parijs bij toestemming van de paus die eerst kwam te Rome van Athene uit Griekenland.

Gauw daarna was het dat de Saksers weer hun belofte braken en kwamen oorlogen op de oost Franken. En koning Karel trok in Saksen en verdeelde zijn leger in drie delen en hij overwon ze en verdreef hun heer die een ongelovig kwaad mens was.

Daarna zijn de Saksers christen geworden en werden gedoopt en lieten hun afgoden. En ze leefden in vrede onder koning Karels mogendheid en verbonden zich op grote pijnen van goed en vrijheid te verliezen dat ze nimmermeer tegen hem stellen zouden. En koning Karel preekte hen zelf het heilige christen geloof, het evangelie en profetien en leerde de weg te komen in het eeuwige leven. En daarom heet hij der Saksen apostel.

In het 8ste jaar van koning Karels rijk zo begonnen enige in Italië te rebelleren en weerspannig te worden. En Karel vernam dat en reisde haastig met een grote legermacht derwaarts. En hij kreeg de stad Aquileia en de hertog Roelant die de oorzaak was van de rebellie die liet hij onthalzen en ook noch meer anderen.

Daarna zo trok koning Karel in Spanje waar hij de stad Zaragoza vernielde met grote macht en hij belegerde Pamplona en won het met grote moeite en liet hun muren afbreken en de twee koningen van de Saracenen bracht hij te onder en veel land en steden werden hem opgegeven. En zo kwam hij naar Gascogne waar hij veel kastelen en steden won en bracht met zijn dapperheid al het land onder zijn mogendheid en beheer.

Een twee jaren daarna zo trok hij over de Elbe en oorloogde op de ongelovige geheten Noren Abodriten die hij mannelijk overwon en bracht ze tot het christen geloof en werden gedoopt.

En het volgende jaar daarna in het jaar ons heren 780 omtrent Kerstmis zo reisde koning Karel weer te Rome uit grote devotie met Pepijn en Lodewijk, zijn kinderen, die hij beide van de paus Adrianus koningen zalven liet, te weten, Pepijn over Italië en Lodewijk over Aquitanië, welke Pepijn paus Adrianus tevoren van de vont geheven had. En dus werd koning Karels geslacht in alle landen vermeerderd en zeer geerd.

En in het jaar daarna zo waren er enige Sakser die zich weer oprichtten tegen koning Karels volk die hij daar in het land gelegd had om de lieden te regeren. Waarom dat hij weer een legervolk verzamelde en reisde haastig derwaarts en ving 4000 van de voornaamste die er enige raad daartoe gegeven hadden, En hij nam gijzelaars van het hele land en zette alles onder zijn hand.

Koning Karel maakte te Keulen twee bruggen over de Rijn en hij vertrok vandaar in het land van Sloveni en hij overwon de Slaven en makte hem dat hele land onderdanig.

In het jaar ons heren 792 zo trok koning Karel met grote legermacht te water en te land op de ongelovige Hunnen die hij verjoeg en liet ze nergens rusten in geen plaats want waar ze vloden altijd zo verjoeg hij en verdreef ze. Maar tenslotte ontkwamen ze hem in de wildernis waar hij ze met vrede liet want het was hem niet goed mogelijk met de paarden in het bos na te rijden.

Item, in dezelfde tijd zo regende het bloed uit de hemel.

In hetzelfde jaar zo woonde te Harelbeke in Vlaanderen een ridder die Liederik heette en dat land was toen zeer woest en bosachtig. En daarin waren niet meer steden dan Gent en Torhout, Kortrijk, Kassel en de burcht van Oudenaarde. En deze Liederik werd later Karels man en ontving dat land van Vlaanderen van hem te leen als een boswachter om dat land te bewaren en dat kwade volk daaruit te verdrijven.

En het is te weten dat zijn wapen dat in zijn schild stond van lazuur was en van goud en had in het midden een schildje van keel. En dit wapen droegen de Vlaamse heren totdat men schreef 994, te weten, toen regeerde keizer Frederik de eerste, want toen verstierf Vlaanderen op Boudewijn, graaf van Henegouwen. En van toen voort hebben ze de zwarte leeuw gevoerd gelijk Henegouwen met verandering van klauwen en tanden. En Vlaanderen werd toen een graafschap. En hoewel dat sommige zeggen dat deze Boudewijn de zwarte leeuw won voor Constantinopel, dat is niet waar. Maar het is waar dat hij daar keizer werd van Griekenland nadat Constantinopel gewonnen was van de Venetianen, Fransen, Brabanders, Vlamingen, etc., daar de eerste hertog Hendrik van Brabant kapitein was van de christenen alzo hierna verklaard zal worden.

Hoe coninc Karel gheeert wert van veel coningen ende princen Ende hoe sinen goeden name ende fame alle die werelt door ghebreyt was

DEse eerwerdige coninc was vol duechden ende eerbaerheden. Hi en keerde sijn herte noch sijn sinnen tot genen ydelheden van tornoyspel oft van groten pompen ende houerdijen, mer sinen wille ende wercken keerde hi totten loue gods ende tot allen duechden. Hi was seer ontfermhertich veel aelmissen geuende den armen, niet alleen in sijn lant mer veel kersten die geuangen lagen in Persien, in Spaengien, in Affriken ende in ander contreyen van heydenissen. Ende om sijnre goetheit ende goede wercken wert hi eerliken gheeert door alle die werelt, so dat die meeste heren van alle hoecken der werelt sijn vrientschap ende minne begeerden, te weten, Aaron coninc van Persen die bi na al Orienten besat, wtgenomen Jndien, die alsulcke minne tot hem droech dat hi sijn gracie begeerde bouen alle coningen of princen der werelt Ende hi sant coninc karel tlichame van sinte Cipriaen bisscop ende martelaer ende meer ander. Desgelijcx Abraham die prince van Affriken ende veel ander coningen ende heren die hem grote gauen sonden om sijn gracie te verweruen.

Die legaten of ambassaten vanden keyser van griecken of Constantinopolen ende [71r]van veel ander coningen ende heren waren bi na altijt in coninc Karels hof om pays ende vrientscap met hem te tracteren

Thomas die patriarck van Jerusalem sandt coninc karel wt weerdicheyt eerst veel reliquien ende heylichdoms. Daer na sandt hi coninc Karel (als dies weerdich sijnde) die slotelen vanden graue ons liefs heren Jhesu cristi ende vanden berge van Caluarien ende vanden berge van Syon, met eender banieren vander heiliger stadt van Jerusalem Die croniken segghen datmen noyt en las van ghenen coninc oft prince op deser werelt dien alsulcken eer gheschiede als coninc Kaerlen, die hem nochtan daerin niet en verhief gheuende god altijt lof ende eere. Dies dat lant van Brabant grote eere heeft, ende sonderlinge die Brabantsche hertogen, die tot hier toe van sinen edelen bloede haer afcomste hebben

Het ghebuerde dat coninc Pippijn van Jtalien coninc Karels soon ende die hertoge Henric van Aquileyen op de Hunen reysde met coninc karels heyre Ende comende in Pannonien dat nv Hongherien heet, so quam die prince vanden Hunen tegen hem te stride, die tegen die kerstenen verloos strijt ende velt, also dat die kerstenen daer wonnen wtnemende grote schat van siluer ende gout. etcetera. Ende in desen slach is alle der Hunen glorie ende edelheit vergaen, na datse vromelic wel .viij. iaren hem verweert hadden. Waer af dat die historiscriuers scriuen dat die Fransoysen in genen strijt meer eers begaen ende scats vercregen hebben, want alle dat gelt ende goet dat si voormaels wt veel landen gerooft hadden quam nv inder Fransoysen handen. Daer af dat coninc Pippijn ende de hertoge so veel met hem brachten in Vrancrijcke, dattet lant daer mede seer rijcte. Ende in corten tiden daer na so gaf Tuellius die coninc van Hongerien met veel van sijn heren hem seluen ouer in coninc Karels handen ende werden gedoopt, ende die coninc santse met groter eeren beghift ende begaeft weder in hoer landen

Jn coninck Kaerels tijde so regneerde die eedel ende kerstelike prince Ogier van Denemercken, die Karel in groter weerden hadde ende daer af hier na ghescreuen staet. Die welc in sijnder tijt totter kerstenheyt brachte bi na alle die landen van ouer zee, als van Jherusalem totter sonnen bome bider hulpen gods sijn volc conforterende met groten ende wonderlijcken miraculen Ende int hoge Jndien ordineerde hi een keyserijcke, daer hi af keiser maecte Janne des conincx soone van Vrieslandt die met hem ghetrocken was. Ende want hi seer deuoot ende ynnich was te gode waert veel biddende so heten sijn volck priester Jan. Ende daer werden van Ogier gheordineert onder den seluen keyser .xiiij. bannier heren van sinen gheslachte, die int selue lant ander heerlicheden hadden, op dat die kerstene wet daer ghestadich soude bliuen

Hoe koning Karel geerd werd van veel koningen en prinsen. En hoe zijn goede naam en faam de hele wereld door verspreid was.

Deze eerwaardige koning was vol deugden en eerbaarheid. Hij keerde zijn hart noch zijn zin tot geen ijdelheid van toernooispel of van grote pomperij en hovaardij, maar zijn wil en werken keerde hij tot lof van God en tot alle deugden. Hij was zeer ontfermend en gaf veel aalmoezen aan de armen, niet alleen in zijn land maar veel christenen die gevangen lagen in Perzie, in Spanje, in Afrika en in ander contreien van heidenen. En om zijn goedheid en goede werken werd hij fatsoenlijk geerd door de hele wereld zodat de grootste heren van alle hoeken der wereld zijn vriendschap en minne begeerden, te weten, Aaron koning van Perzen die bijna heel Orint bezat, uitgezonderd Indien, die al zulke minne tot hem droeg dat hij zijn gratie begeerde boven alle koningen of prinsen der wereld. En hij zond Karel het lichaam van Sint Cyprianus, bisschop en martelaar, en meer anderen. Desgelijks Abraham, de prins van Afrika, en veel ander koningen en heren die hem grote gaven zonden om zijn gratie te verwerven.

De legaten of ambassadeurs van de keizer van Griekenland of Constantinopel en veel andere koningen en heren waren bijna altijd in koning Karels hof om vrede en vriendschap met hem te behandelen.

Thomas, de patriarch van Jeruzalem, zond koning Karel uit waardigheid eerst veel relikwien en heiligdommen. Daarna zond hij koning Karel (als die het waardig was) de sleutels van het graf van onze lieveheer Jezus Christus en van de berg van Calvarie en van de berg van Sion met een banier van de heilige stad Jeruzalem. De kronieken zeggen dat men nooit las van geen koning of prins op deze wereld die al zulke eer geschiedde als koning Karel die zich nochtans daarin niet verhief en gaf God altijd lof en eer. Dus heeft dat land van Brabant grote eer en vooral de Brabantse hertogen die tot hiertoe van zijn edele bloed hun afkomst hadden.

Het gebeurde dat koning Pepijn van Itali, de zoon van koning Karel, en hertog Hendrik van Aquileia op de Hunnen reisden met koning Karels leger. En toen ze kwamen in Pannonien dat nu Hongarije heet zo kwam de prins van de Hunnen te strijden tegen die christenen en verloor strijd en veld alzo dat de christen een uitnemende grote schat wonnen van zilver en goud etc. En in deze slag is de hele glorie en edelheid der Hunnen vergaan nadat ze zich dapper 8 jaar hadden verweerd. Waarvan dat de historieschrijvers schrijven dat de Fransen in geen strijd eerder gedaan meer schat gekregen hebben want al dat geld en goed dat ze voormaals uit veel landen geroofd hadden kwam nu in Franse handen. Waarvan dat koning Pepijn en de hertog zoveel met hen brachten in Frankrijk zodat het land daarmee zeer verrijkte. Gauw daarna zo gaf Tuellius, de koning van Hongarije, met veel van zijn heren zichzelf over in koning Karels handen en werden gedoopt en de koning zond ze met grote eren begiftigd weer in hun landen.

In koning Karels tijd zo regeerde de edele en christelijke prins Ogier van Denemarken die Karel in grote waarde had en waarvan hierna geschreven staat. Die in zijn tijd christen maakte bijna alle landen van over zee als van Jeruzalem tot de zonneboom met de hulp van God zijn volk behaaglijk maakte met grote en wonderlijke mirakels. En in het hoge Indien ordineerde hij een keizerrijk waarvan hij keizer maakte Janne, de koningszoon van Friesland, die met hem opgetrokken was. En omdat hij zeer devoot en innig was tot God waart en veel bad zo noemden hem zijn volk priester Jan. En daar werd van Ogier geordineerd onder dezelfde keizer 14 baanheren van zijn geslacht die in hetzelfde land andere heerlijkheden hadden opdat de christelijke wet daar gestadig zou blijven.

Hoe coninc kaerle versocht wert om te verlossen dat heylich lant vanden heydenen, ende hoe hi derwaerts track Ende vanden costeliken reliquien dien hi te Constantinopolen creech [71v]

NA dat Constantijn dye keysere van Griecken sone van Hyrena die heydenen dicwils verdreuen hadde wt Jherusalem ende wten heyligen lande, so hadden die heydenen dat weder ghecregen, daer wt verdrijuende die kerstenen, also dat dye patriarcke ende Dauid die eertsbisscop van Jerusalem gheulucht quamen totten voorseyden Constantijn, diese voort sandt met eeren tot coninck Karel sijnde tot Parijs in Vrancrijcke, ende hi sandt tot hem noch twee Hebreeusche legaten gheheten Isaac ende Samuel, ende een griecxschen brief met sijnder hant gescreuen Ende int eynde vanden brief so hadde hi ghescreuen een visioen dat hi ghesien hadde op sijn bedde leggende Van eenen ionghelinc dien hi sach voor hem staende ende hem toesprekende met sueter stemmen dese nauolgende woorden Constantijn du hebste nerstelijcken om dese sake ghebeden. Nv nemet Kaerlen van Vrancrijcke der kercken campioen te hulpe. Ende doe thoonde hem die iongelinck eenen gewapenden ridder aen hebbende yseren coussen, hebbende oec eenen halsberch een sweert gegordt dat lancste dat hi oyt sach, een helme in die hant houdende blinckende als gout, hebbende oec eenen langen baert, een lanc aenschijne, blinckende oogen ende graeuwe hare. Ende Constantinus hoorde dese nauolghende woorden. Keyser auguste weest vrolic ende blide. etcetera. So verstont hi dat coninc Karel van gode was vercoren. Dese voorgenoemde heren ende [72r] legaten quamen te Parijs bi coninck karel hem ouer geuende den voorseyden griecxschen brief, diemen den eertsbisscop Tulpijn gaf om dien te bedieden in ghemeender spraken Als karel den brief hoorde so wert hi weenende dat die heydenen ons heren graf besaten, ende dat volc wert beroert. Ende karel gaf wt een ghebot dat alle man hem bereyden soude met wapenen om int heylich lant te trecken. Ende so track hi metten meesten heyre van volcke dat hi oyt gehadt hadde ouer den Rijn ende ouer die Denouwe door Hongherijen ende Bulgheren wout ouer sinte Jorijs arm, ende door Capadocien dat nv Turckien heet. Ende so quam hi in een wout dat wijt was twee dachvuaerden, dair in waren veel leeuwen, griffoenen, beren, tygren ende ander dieren, so verdoolde hi ende moste daer vernachten met sinen volke, ende sijn volck wert dolende deen hier dander daer. Doe dede hi dat volc vergaderen met gheluyyde om bi een te bliuen ende so wert Karel sijn ruste nemende Ende dair rechte hi hem op ende begonste te lesen den langhen psalme Beati immaculati in via Ende als hi quam tot dien veerse Deduc me in semita mandatorum tuorum quia ipsam volui So vernam hi bi hem comende een vogel singende ende roepende, ende Kaerle las al voort sijnen psalme Ende als hi quam totten verse Educ de custodia animam meam, so seyde dye vogel aldus tot hem Fransche coninc wat leestu dair ende die vogel wijsde hem den rechten wech Ende coninc karel tooch also voort tot Jerusalem. Als die heyden sijn grote macht vernamen soe weecken si voor hem ende hi suuerde alle dat lant vanden ongelouigen Ende hi stelde den patriarck geweldichlijc in sijn stadt ende weder maecte die mueren vander stadt stercker dan te voren die ter neder gheworpen waren. So beual coninc karel den patriarck daer na te gode ende hy schiet van Jherusalem, ende quam ouer Constantionopolen int griecxsche lant ende daer ontfinck hem de griecxsche keyser Constantinus met groter weerdicheit ende eeren, ende hi bereide hem veel wonderliker dieren ende seer costelike iuwelen van goude ende gesteenten om kaerlen daer mede te begauen

Hoe koning Karel verzocht werd om dat heilige land van de heidenen te verlossen en hoe hij derwaarts trok. En van de kostbare relikwieën die hij te Constantinopel kreeg.

Nadat Constantijn de keizer van Griekenland en zoon van Irene de heidenen vaak verdreven had uit Jeruzalem en uit het heilige land zo hadden de heidenen dat weer gekregen en verdreven daaruit de christenen alzo dat de patriarch en David, de aartsbisschop van Jeruzalem, gevlucht kwamen tot Constantijn die ze voort zond met eer tot koning Karel die te Parijs was in Frankrijk en hij zond tot hem noch twee Hebreeuwse legaten geheten Isaac en Samuel en een Griekse brief met zijn hand geschreven. En in het einde van de brief zo had hij een visioen geschreven dat hij gezien had toen hij op zijn bed lag van een jongeling die hij voor hem zag staan en hem toesprak met lieve sten deze navolgende woorden; ‘Constantijn, u hebt vlijtig om deze.’ zaak gebeden. Nu neem Karel van Frankrijk de kerken kampioen te hulp.’ En toen toonde hem de jongeling een gewapenden ridder die ijzeren kousen aan had en ook een harnas en een zwaard omgord de langste die hij ooit zag en hield een helm in de hand die als goud blonk en had ook een lange baard, een lang aanschijn, blinkende ogen en grauw haar. En Constantijn hoorde deze navolgende woorden; ‘Keizer Augustus, wees vrolijk en blijde etc.’Zo verstond hij dat koning Karel van God was uitgekozen. Deze voorgenoemde heren en legaten kwamen te Parijs bij koning Karel en gaven hem de voorgenoemde Griekse brief die men de aartsbisschop Tulpijn gaf om die te verklaren in gewone taal. Toen Karel de brief hoorde zo begon hij te wenen dat de heidenen het graf van onze heer bezaten en dat volk werd geroerd. En Karel gaf een gebod uit dat alle man zich bereiden zou met wapens om in het heilige land te trekken. En zo trok hij met het grootste leger van volk dat hij ooit gezien had over de Rijn en over die Donau door Hongarije en Bulgaarse woud over de Bosporus en door Cappadocië dat nu Turkije heet. En zo kwam hij in een woud dat wijd was twee dagreizen en daarin waren veel leeuwen, griffoenen, beren, tijgers en andere dieren, zo verdwaalde hij en moest daar overnachten met zijn volk en zijn volk verdwaalde, de een hier en de ander daar. Toen liet hij dat volk verzamelen met geluid om bijeen te blijven en zo nam Karel zijn rust. En dar richtte hij zich op en begon te lezen de lange psalm; Beati immaculati in via.’ En toen hij kwam tot de vers’’Deduc me in semita mandatorum tuorum quia ipsam volui’ zo vernam hij dat bij hem kwam een vogel die zong en riep en Karel las al voort zijn psalm. En toen hij tot de evers kwam ‘Educ de custodia animam meam,’ zei de vogel aldus tot hem,’ Franse koning, wat leest u daar’ en de vogel wees hem de rechte weg. En koning Karel trok alzo voort tot Jeruzalem. Toen de heidenen zijn grote macht vernamen zo weken ze voor hem en hij zuiverde dat hele land van de ongelovigen. En hij stelde de patriarch geweldig in zijn stad en herstelde de muren van de stad en sterker dan tevoren die te neer geworpen waren. Zo beval koning Karel de patriarch daarna tot God en hij scheidde van Jeruzalem en kwam over Constantinopel in het Griekse land en daar ontving hem de Griekse keizer Constantijn met grote waardigheid en eer en hij bereidde hem veel wonderlijke dieren en zeer kostbare juwelen van goud en gesteenten om Karel daarmee te begiftigen.

Mer coninc karel als een wijs coninc woude hem daer op beraden, ende bi rade van sinen mannen weygerde hi die gauen te ontfangen, want hi alleen om die minne gods die vaert bestaen hadde, beuelende ooc sinen volcke dat niemant ghiften noch presenten en ontfinge Als dese griecxsche keiser dit sach dat Karel geen gauen noch goet hebben en woude so verwonderde hi hem van sijnre duecht So dwanck mits beden Constantijn die keyser dat hi doch enige ander giften nemen wilde Als karel dat sach so badt hi om reliquien van ons heren passie So wert daer gheordineert dat al tvolck drie dagen vasten soude, ende men koos .xij. notabel personen die Karlen die reliquien deylen souden, ende daer wert die Letanie ghesongen beyde van den griecken ende vanden latijnschen So dede Daniel die eerste bisscop van Napels op dat vat daer in lach ons heeren doornen crone ende daer wt quam sulcken hemelschen roke dat hem allen dochte dat si waren inden aertschen paradise. Ende coninc karel viel neder ter aerden biddende ynnichlijc onsen lieuen here dat hi daer vernieuwen wilde de teekenen sijnder heyliger passien ende verriseni- [72v] ssen Doe quam daer wten hemele eenen dauwe die bedaude de heilige doornencrone ende si wert groeyende ende bloeyende bloemen, ende daer quam alsulcken lichte wten hemel dat hem allen dochte dat haer clederen gulden waren Ende als die eertsbisscop Daniel met eender schare began te snijden die heylige crone, so began die crone so lanc so meer te bloeyen Ende coninc karel ontfinc de bloemen in een kelck ende hi vulder mede zijn rechter hantschoe, dair na bereyde hi sinen slincker hantschoe ende hi gaf den rechten te bewaren den bisscop Mer want haer beyder ogen vol tranen waren wt groter deuocien, so versuymde die bisscop den hantschoe te houden, ende Kaerle waende dat hijen ontfangen hadde ende hi lieten gaen, mer bider godliker gracien so bleef hi lange tijt in die luchte hangen tusschen hen beiden sonder ter eerden te comen Ende doe karel sinen slincken hantschoe geuult had metter doornen die vander cronen vielen ende hi dien ooc meende den bisscop te geuen so werden si ooc gewaer dat den rechten hantschoe hinck in die lucht Ende als hi den hantschoe ontdede om die bloemen wt te doen, so verkeerden die bloemen in hemels broot, twelc men noch toont tot sinte Dionijs in vrancrijcke Ende die roock vander cronen die veruulde alle die stadt van Constantinopolen in verwonderinge van alle den volcke. Ende daer genasen drie hondert siecke menschen ende een. Noch soe was daer een sieck mensche die .xxiiij. iaren sieck ghelegen hadde, blint doof ende stom Ende alsmen dye heylige crone wt track so wert hi siende, alsmen die crone schiet so wert hi horende, ende als si bloeyde so wert hi sprekende. Daerna soe track dye eertsbisschop Dauid den naghele ons heeren wt eenen albastenen vate ende gaffen kaerlen Doen genas daer een kint twelc sijn luchter side verloren had ende wasser mede gheboren ende het quam gelopen inder kercken gode louende Aldus had coninc karel de helft vander cronen ons heren ende een nagel Noch gafmen hem een groot deele vanden cruce ons heren ende onser vrouwen hemde, ende vanden doecken daer ihesus christus in sijnder ioncheyt in gewonden was Ende tcleet ofte sudarium daer Jhesus dode lichaem in gewonden was, ende Symeons arm daer hi tkindeken Jhesum inden tempel mede ontfinc Ende al dit voorseyde werdige heylichdom ende reliquien dede coninck Karel sluyten in een male van Buffels velle ende die hinck hi aen sijn sijde ende hi behieltse aen sijn lijf altoos tot dat hi quam tot Aken Als dit alsoot voorseyt is geschiet was so reysde coninc karel voort na sijn lant ende quam totten castele, daer hi dede metten heyligen reliquien een kint opstaen vander doot ende vijftich ander siecken werden dair gesont ende daer ruste hi ses maenden ende eenen dach. So track hi voort ende quam ten lesten tot Aken, daer hi dese werdige reliquien stelde in onser vrouwen kerck die hi hadde doen maken seer costelic Doe werden daer so veel blinden siende ende andere die de cortse hadden datmen tgetal niet en weet. Jtem .xij. beseten vanden viant werden verlost, ende .viij. lazersche werden ghesuuert, [xiiij.] croepele ende xiij. mancken ende .lij. bulten hebbende ende .lxv. vanden groten euele ende veele andere van anderen siecten die werden daer al ghenesen

Maar koning Karel als een wijs man wilde zich daarop beraden en bij raad van zijn mannen weigerde hij die gaven te ontvangen want hij had alleen om de minne Gods die vaart bestaan en beval ook zijn volk dat niemand giften noch presenten ontving. Toen deze Griekse keizer dat zag dat Karel geen gaven noch goed hebben wilde zo verwonderde hij zich van zijn deugd. Zo dwong mits bidden Constantijn de keizer dat hij toch enige ander giften nemen wilde. Toen Karel dat zag zo bad hij om een relikwie van onze heren lijden. Ze werd daar geordineerd dat al het volk drie dagen vasten zou en men koos 12 notabele personen die Karel de relikwieën verdelen zouden en daar werd de Litanie gezongen, beide, van de Griekse en Latijnse. Zo liet Daniel, de eerste bisschop van Napels, openen dat vat waarin onze heren doornenkroon lag en daaruit kwam zo’n hemelse geur zodat ze allen dachten dat ze in het aardse paradijs waren. En koning Karel viel neer ter aarde en bad innig onze lieveheer dat hij daar vernieuwen wilde de tekens van zijn heilig lijden en verrijzenis. Toen kwam daar uit de hemel een dauw en die bedauwde de heilige doornenkroon en het begon te groeien en te bloeien bloemen en daar kwam al zulk licht uit de hemel zodat ze allen dachten dat hun kleren van goud waren. En toen de aartsbisschop Daniel met een schaar de heilige kroon begon te snijden zo begon die kroon hoe langer hoe meer te bloeien. En koning Karel ontving de bloemen in een kelk en hij vulde er mee zijn rechterhandschoen, daarna bereidde hij zijn linkerhandschoen en gaf de bisschop de rechter te bewaren. Maar omdat hun beide ogen vol tranen waren uit grote devotie zo verzuimde de bisschop de handschoen te houden en Karel waande dat hij het ontvangen had en liet het gaan, maar bij goddelijke gratie zo bleef het lange tijd in de lucht hangen tussen hen beiden zonder ter aarde te komen. En toen Karel zijn linkerhandschoen gevuld had met de doornen die van de kroon vielen en hij die ook meende de bisschop te geven zo werden ze ook gewaar dat de rechterhandschoen in de lucht hing. En toen hij de handschoon opende om de bloemen eruit te doen zo veranderen de bloemen in hemelsbrood wat men noch toont in Sint Dionysus in Frankrijk. En de geur van de kroon die vervulde de hele stad Constantinopel in verwondering van al het volk. En daar genazen 301 zieke mensen. Noch zo was daar een ziek mens die 24 jaren ziek gelegen had, blind, doof en stom. En toen men de heilige kroon uittrok zo werd hij ziende en toen men de kroon scheidde zo werd hij horende en toen ze bloeide begon hij te spreken. Daarna zo trok de aartsbisschop David de nagel van onze heer uit een albasten vat en ga het Karel. Toen genas daar een kind welke zijn linkerzijde verloren had en was er mee geboren en het kwam gelopen in de kerk en loofde God. Aldus had koning Karel de helft van de kroon van onze heer en een nagel. Noch gaf men hem een groot deel van het kruis van onze heer en het hemd van onze vrouwe en doeken waar Jezus Christus in zijn jeugd in gewonden was. En het kleed of sudarium daar Jezus dode lichaam in gewonden was en Simeonՠs arm daar hij het kindje Jezus in de tempel mee ontving. En al deze voor genoemde waardige heiligdommen en relikwien liet koning Karel in een relikwiekast van buffel vel sluiten en die hing hij aan zijn zijde en hield het stijf altijd aan zijn lijf totdat hij te Aken kwam. Toen dit alzo gebeurd was zo reisde koning Karel voort naar zijn land en kwam tot het kasteel daar hij met de heilige relikwien een kind liet opstaan van de dood en vijftig andere zieken werden daar gezond en daarna rustte hij zes maanden en een dag. Zo trok hij voort en kwam tenslotte te Aken waar hij deze waardige relikwieën stelde in onze vrouwe kerk die hij zeer kostbaar had laten maken. Toen werden daar zoveel blinden ziende en andere die de koorts hadden dat men het getal niet weet. Item, 12 bezeten van de vijand werden verlosten 8 melaatsen werden gezuiverd, 14 kreupelen en 13 manken en 52 die bulten hadden en 65 van epilepsie en vele anderen van andere ziekten die werden daar geheel genezen.

Tot aken wert doe een groot consilie [73r]gehouden Daer was de heylige man paus Leo de derde, die eertsbisscop tulpijn van Riemen, die patriarck van alexandrien geheeten Achilleus, die patriarck van Anthiochien gheheten Theophilus, ende veel ander bisschopen, abten prelaten ende princen, alle die meeste van kerstenheit Ende het wert geboden door al kerstenrijcke datmen opten Sinxen dach tot Aken in pelgrimagien quame om te visteren dat weerdige heylichdom dat coninc Karel gebracht had van Jherusalem ende van Constantinopolen Mer dat een yeghelic kersten eerst sijn biechte sprake om dat met reynder conscientien te sien, ende hier wt is comen dat aflaet datmen tot Aken alle iaers haelt. Jn dit consilie wert een dode verwect. Als coninc karel dese kercke aldus eeren wilde om die te gebenedijen, so wilde hi daer hebben vergadert so veel prelaten als daer daghen int iaer sijn dats .iijC.lxv. met hi en conster maer iij.C.lxiij. gheuinden wt allen landen daer vergadert sijnde Doe liet god een groot teeken geschien, want sinte Monulphus ende sinte Gondulphus bisscoppen van Tongeren die lange ghestoruen waren quamen daer ende verulden dat ghetal. Doe verschieden si weder

Dese werdige reliquien en sijn niet al gebleuen tot Aken, mer in diuerschen steden in vrancrijke Want Karel de caluwe keyser ende coninc van vrancrijcke de vijfste na den grote Kaerle deder veel wt Aken vueren te Parijs in dye capelle van des conincx palleyse, daer ist voorseyde stuck vanden cruce ons heren, die crone ons heren Ende ooc is daer dat yser van ons liefs heren spere, dat purpuren cleet, den scepter van riet, de spongie .etcetera. Tot sinte Dionijs bi parijs daer bi na alle die coningen van vrancrijcke begrauen leggen in albasten tommen, daer is den nagel ons heren, dat voorscreuen hemels broot, symeons arme. etcetera. Ende te compiendien plach te sijn tvoorscreuen sudarium ons heren. Ende tot Aken is bleuen onser lieuer vrouwen hemde, sinte Josephs cousen ende veel ander heylige reliquien

Te Aken werd toen een groot concilie gehouden. Daar was de heilige man paus Leo de derde, de aartsbisschop Tulpijn van Reims, de patriarch van Alexandri geheten Achilleus, de patriarch van Antiochi geheten Theophilus en veel andere bisschoppen, abten, prelaten en prinsen, alle hoogstn van christenheid. En het werd geboden door al christenrijk dat men op Pinksteren te Aken in pelgrimage kwam om dat waardige heiligdom te bezoeken dat koning Karel gebracht had van Jeruzalem en van Constantinopel. Maar dat elke christen eerst zijn biecht sprak om dat met rein geweten te zien en hiervan is de aflaat gekomen dat men te Aken alle jaren haalt. In dit concilie werd een dode opgewekt. Toen koning Karel deze kerk aldus eren wilde om die te zegenen zo wilde hij daar hebben zoveel prelaten verzameld als er dagen in het jaar zijn, dat is 365, maar hij kon er maar 363 vinden uit alle landen die daar verzameld waren. Toen liet God een groot teken geschieden, want Sint Monulfus en Sint Gondulfus, bisschoppen van Tongeren die lang gestorven waren, kwamen daar en vulden op dat getal. Toen verdwenen ze weer.

Deze waardige relikwien zijn niet in Aken gebleven, maar in diverse steden in Frankrijk. Want Karel de Kale, keizer en koning van Frankrijk de vijfde na de grote Karel liet er veel uit Aken voeren te Parijs in de kapel van het konings paleis en daar is het voor genoemde stuk van het kruis en de kroon van onze heer. En ook is daar het ijzer van onze lieveheren speer, het purperen kleed, de scepter van riet, de spons etc. Te Sint Dionysus bij Parijs daar bijna alle koningen van Frankrijk begraven liggen in albasten tomben daar is de nagel ons heren, dat voorschreven hemelsbrood, Simeonՠs arm etc. En te Compiendien (?) plag te zijn het voorschreven sudarium van onze heer. En te Aken is gebleven onze lieve vrouwen hemd, Sint Jozefՠs kousen en veel ander heilige relikwieën.

Van coninc Kaerle die weder te rome trac met Leo, ende hoe hi wert gemaect keyser vanden Romeynen die doe scheyden vanden keyser van Constantinopolen wt Griecken

IN coninc Karels tijt als men screef .vij.C.xcix. soe maecte haer seluen Hyrena keyserinne van Griecken te Constantinopolen moeder vanden voorscreuen Constantinus, want haren sone ende sijn kinderen dede si vangen ende blinden. Jn die tijt verloos de sonne hair schinen xvij dagen lanc, twelc na veel wiser lieden getuyge een teken was van tgeen datter in corten iaren geschiede, te weten, dattet keyserike van Griecken gescheiden wert vanden romeinen daer af hier na volcht

Jnt voorscreuen iaer so wert den goeden paus Leo dye derde op sinte Marcus dach als hy processie ginc sijn ogen wtgesteken ende sijn tonge af gesneden van den quaden romeynen, mer onse here verleende hem weder sijn oogen ende tonge. Anderwerf deden si hem tselue ende lieten hem liggen in sijn bloet, mer god halp hem weder. Ende hi vloot wt Rome ende quam tot coninc karel in Vrancrijke hem clagende die tyrantscap ende grote onrecht dat hem ende der heyliger kercken gedaen was Ende coninc karel ontfinc hem met groter eeren, ende aenhorende die mis- [73v]daet beloofde hijt te beteren. Ende lange tijt lach coninc karel metten paus Leo in Brabant bi Bruessele, alsmen bescreuen vint tot Vccle daer sinte Peter patroon is, ende daer ooc die paus Leo groten aflaet gaf. Jtem ter plaetsen die noch heet Karoloe na coninc karel ende te Stalle daer sijn paerden stonden. Daer na so track coninc karel metten paus na Rome in de stadt zonder striden met groter machte, want niemant en dorste hem wederstaen Ende hi dede ondersoecken van tgeen dat die romeynen tegen den paus hadden ende die paus Leo purgeerde hem daer ende wert ontsculdich beuonden Ende hi dede recht ouer de quade ende sette den paus weder in sijnen stoel met groter eeren.

Tot noch toe had alleen een keyser geweest tot Constantinopolen in Griecken dien dat Roomsche keyserijck onderdanich had geweest van des groten Constantijns tide, die tkeyserijke van Rome stelde in Griecken, ouer gheuende den paus Siluester ende sinen nacomeren den stadt van Rome ende een groot deel vanden keyserijcke Mer nv mits dien dat die Griecken niet gehoorsaem noch behulpich en waren der heyliger kercken lange verbeyt sijnde, so wert bi eendrachtigen consente der Romeynen dat keyserijke ouer geset op die coningen van Vrancrijck die sonderlinge beschermers waren der heyliger kercken. Ende so wert coninc karel opten heyligen kersdach vanden seluen paus Leo gecroont Roomsche keiser Ende alle tvolc riep driewerf Leuen ende victorie geschie wten hemel Karle den vermeerder van gode gecroont [74r] den vredeliken roomsch keiser Ende dit geschiede alsmen screef .viij C. ende .ij. Ende doe had hi .xxxiiij. iaer geweest coninc van Vrancrijck, ende het was omtrent .cccc. ende .lxviij. iaer nae dat dye voorscreuen paus Siluester doopte den groten Constantijn die tkeyserijck stelde te Constantinopolen also voorscreuen is Ende so bleuen voort an twee keysers, deen in Griecken in orienten, dander van Rome in occidenten Ende recht wast dattet keyserike op Kaerle quam, want in hem vergaderde tgeslacht van Almanien, van vrancrike ende ooc van grieken, want sinte Berte sijn moeder was keyser Eraclius dochter

Jnt eerste iaer na dat karel was keiser gemaect so sandt hi door al kerstenrijc boden ende legaten om iusticie te doene ende hi maecte sekere wetten in .xxiij. capitelen.

Voort sandt hi al de werelt dore om te ondersoecken die namen, dat leuen ende dat steruen der heyligen, die hi Ysuardus den monic vergaderen dede in een boeck geheten Martyrologium, twelck men noch inder kercken leest na priemen Ooc dede Kaerle vergaderen by Paulum sijn diaken die omelien ende lessen wten scriften der heiliger leraers diemen noch hout inder metten Ende int .viij. iaer van keyser Kaerle so creech Pippijn sijn sone die coninc van Jtalien was die stadt van Venegien, ende corts daer na sterf hi te Melanen Ooc sterf daer na karels outste sone die ooc Karel heet. Int .xi. iaer zijns keiserijcx so croonde hi Lodewijc sinen ioncsten sone met der keiserliker cronen ende Bernaert pippijn sijns soons sone maecte hi coninc van Jtalien

Van koning Karel die weer naar Rome trok met Leo III en hoe hij keizer werd gemaakt van de Romeinen die toen scheiden van de keizer van Constantinopel uit Griekenland.

In koning Karels tijd toen men schreef 791 zo maakte zichzelf keizerin van Griekenland Irene te Constantinopel, moeder van de voorschreven Constantijn, want haar zoon en zijn kinderen liet ze vangen en blind maken. In die tijd verloor de zon haar schijnen 17 dagen lang wat naar de getuige van veel wijze lieden een teken was van hetgeen dat er gauw zou geschieden, te weten, dat het keizerrijk van Griekeland gescheiden werd van de Romeinen waarvan hierna volgt.

In het voorschreven jaar zo werd de goede paus Leo de derde op Sint Marcus dag toen hij te processie ging zijn ogen uitgestoken en zijn tong afgesneden van de kwade Romeinen, maar onze heer verleende hem weer zijn ogen en tong. Andermaal deden ze hem hetzelfde en lieten hem liggen in zijn bloed, maar God hielp hem weer. En hij vloog uit Rome en kwam tot koning Karel in Frankrijk en klaagde hem de tirannie en grote onrecht dat hem en de heilige kerk gedaan was. En koning Karel ontving hem met grote eer en hoorde de misdaad aan en dat beloofde hij te verbeteren. En lange tijd lag koning Karel met paus Leo in Brabant bij Brussel zoals men beschreven vindt in Ukkel daar Sint Petrus patroon is en daar ook paus Leo grote aflaat gaf. Item, ter plaatse die noch heet Karoloe naar koning Karel en te Stalle daar zijn paarden stonden. Daarna zo trok koning Karel met de paus naar Rome in de stad met grote macht zonder strijd, want niemand durfde hem te weerstaan. En hij liet onderzoeken van hetgeen de Romeinen tegen de paus hadden en paus Leo zuiverde zich daar en werd onschuldig gevonden. En hij deed recht over de kwade en zette de paus weer in zijn stoel met grote eer.

Tot nog toe was alleen een keizer geweest te Constantinopel in Griekenland die het Roomse keizerrijk onderdanig was geweest van de grote Constantijns tijd die het keizerrijk van Rome stelde in Griekenland en gaf het over paus Silvester en zijn opvolgers de stad van Rome en een groot deel van het keizerrijk. Maar nu omdat de Grieken niet gehoorzaam noch behulpzaam waren de heilige kerk en lang gewacht had zo werd bij eendrachtige toestemming der Romeinen dat keizerrijk overgezet op de koningen van Frankrijk die bijzondere beschermers waren van de heilige kerk. En zo werd koning Karel op de heilige Kerstnacht van paus Leo tot Rooms keizer gekroond. En al het volk riep driemaal leven en victorie geschiedt uit de hemel, Karel de grote van God gekroond de vredige Roomse keizer. En dit geschiedde toen men schreef 802. En toen was hij 34 jaar koning van Frankrijk geweest en het was omtrent 418 nadat paus Silvester doopte de grote Constantijn die het keizerrijk stelde te Constantinopel. En zo bleven er voortaan twee keizers, de ene in Griekenland in Orint en de ander van Rome in Occident. En recht was het dat het keizerrijk op Karel kwam want in hem verzamelde het geslacht van Allemagne, van Frankrijk en ook van Griekenland, want Sint Berta, zijn moeder, was de dochter van keizer Eraclius.

In het eerste jaar nadat Karel keizer was gemaakt zo zond hij door geheel christenrijk boden en legaten om recht te doen en hij maakte zekere wetten in 23 kapittels.

Voort zond hij de hele wereld door om te onderzoeken de namen, dat leven en dat sterven der heiligen die hij de monnik Isvardus verzamelen liet in een boek geheten Martyrologium wat men noch in de kerk leest na priem tijd. Ook liet Karel verzamelen door zijn diaken Paulus de preken en lessen uit de schriften der heilige leraars die men noch houdt in de metten. En in het 8ste jaar van keizer Karel zo kreeg Pepijn, zijn zoon, die koning van Itali was de stad Venetien en gauw daarna stierf hij te Milaan. Ook stierf daarna Karels oudste zoon die ook Karel heette. In het 11de jaar van zijn keizerrijk zo kroonde hij Lodewijk, zijn jongste zoon, met de keizerlijke kroon en Bernard, de zoon van Pepijn, maakte hij koning van Italie.

Dat .xviij. capitel. Hier na volcht de scone historie vanden stride des lants van Spaengien, twelc coninc Karel bi beuele van sinte Jacob totten kersten geloue met veel arbeyts bekeert heuet.
Ende is wten latijn in duytsche int cort wten tractate dat die eerweerdige bisscop Tulpijn van Riemen daer af ghemaect heuet die selue daer mede was.

Dat 18de kapittel. Hierna volgt de mooie historie van de strijd van het land van Spanje wat koning Karel op bevel van Sint Jacob tot het christen geloof met veel werk bekeerd heeft.
En is uit het Latijn in Duits in het kort uit het traktaat dat de eerwaardige bisschop Tulpijn van Reims daarvan gemaakt heeft die zelf daarmee mede was.

Prologe

NA die hemeluaert ons heren Jesu cristi als die apostelen tot verscheyden landen reysden om die te brengen totten heiligen kersten geloue, so track de heilige apostel sinte Jacob de meerder in Galissien daer hi eerst predicte Daer na keerde hi weder tot Jherusalem ende wert van coninc Herodes gedoot deerste vanden apostolen Wiens lichame sijn discipulen namen ende voerdent ouer de zee tot in Galissien, ende si achtervolchden twerck van predicatien, also sint Jacob haer meester begonnen hadt Mer namaels keerden dye Galissianen vanden heyligen gheloue mits haren sonden ende bleuen in dolingen totter tijt vanden mogenden Keyser ende coninc Kaerlen den goten.

Proloog.

Na de Hemelvaart van onze heer Jezus Christus toen de apostels naar verschillende landen reisden om die te brengen tot het heilige christen geloof zo trok de heilige apostel Sint Jacob de meerdere in Galicië daar hij eerst preekte. Daarna keerde hij weer te Jeruzalem en werd van koning Herodes gedood, de eerste van de apostels. Wiens lichaam zijn discipelen namen en voerden het over zee tot in Galicië en zetten het werk van zijn predicatie verder alzo Sint Jacob hun meester begonnen was. Maar later keerden die van Galicië zich van het heilige geloof vanwege hun zonden en bleven in dolingen tot de tijd van de vermogende keizer en koning Karel de Grote.

Hoe coninc Kaerle met groten arbeyde track in Spaengien ende Galissien.

ALs keyser ende coninc karel met groten arbeyt was ghecomen wten heyligen lande ende veel landen totten heiligen geloue gebracht hadt ende veel landen ende conincrijcken gewonnen had bider hulpen gods, so meende hi voort aen te rusten ende niet meer te orlogen, mer ter doot waert hem bereyden Ende so lach hi tot Aken in sijnre deuocien, want hi tlant daer ontrent meest beminde, om dat sijn voor vaderen rechte erue was, te weten, vanden Rijn tot der Scelt, twelc heet neder oostrijc of oostvrancrijcke ende namaels wert geheten Lothrijcke waer in dat Brabant begrepen is, streckende vanden water der Masen [74v] totten water vander Schelt

Ende corts hier na sach Karel inden hemel een wech van sterren beginnende vander vriesscher zee, ende treckende tusschen Almanien ende Gallien, dats Vrancrijcke tot Aquitanien ende Spaengen ende rechteuoort tot Galissien Ende dit sach hi dicwils hem seer verwonderende wat dat betekenen mocht. Ten lesten openbaerde hem sint Jacob die meerder apostel bi nachte als een out schoon man seggende Wat maecstu sone. Kaerle antwoorde Here wie sidi. Sint iacob seide Jc ben Jacob gods apostel zebedeus sone, broeder van Johannes euangelista dien Herodes metten sweerde dode, wiens lichaem in Galissien rustende in onbekent onder die ongelouige Daer om so condige ic di dat gelijc god die almogende goedertieren here di den alremachtichsten gemaect heuet bouen alle aertsche coningen, so heeft hi di vercoren onder alle menschen om alle kersten menschen den wech te bereyden tot mijnen graue, om te verlossen mijn lant wten handen der quader Moabiten, op dat hi di geue de crone des ewigen leuens Die wech vanden sterren die du gesien hebtste betekent, dat ghi met groten heyre trecken sult in Galissien om te beuechten die heydenen ende mijn graff te visiteeren. Ende daer na sal alle dat volc van allen kersten landen pelgrimagie doen ende vercrigen van god verlatenisse van haren sonden totten eynde der werelt toe Dair om so reist dan so gheringe als ghi eerst muecht want ick sal altijt in v hulpe sijn Ende voor dijnen arbeyt sal ick v vercrigen van gode de hemelsche crone, ende tot den wtersten dage der werelt sal dijn name in eeren gepresen werden. Ende in deser manieren openbaerde hem sinte Jacob drieweruen coninc Kaerlen Mits den welcken hi vergaderde dat meeste heyr dat hi ye hadde, ende also reysde hi int lant van Spaengien Die eerste stadt die hi beleyde was geheten Pampilonien, daer hy drie maenden voor lach ende hi en constese niet gewinnen om haerder groter stercheyt wille. Doe riep hi aen gode ende sinte Jacob aldus. O here Jhesu cristi om wiens geloue ick hier in dit lant gecomen ben om te beuechten dat ongelouige volc geeft mi dese stadt tot eeren dijns gloriosen naems O heylige apostel Jacob ist waer dattu mi gheopenbaert hebtste so gheeft mi dese stadt te crigen ende dat ongelouich volck, twelc dat doch uwen heylighen name niet en bekennet. Als karel dus sijn gebet met groter ynnicheyt ghedaen hadde, so gheschiede bider gracien ende hulpe des heyligen apostels sinte Jacobs, dat die mueren vander stadt ter neder inden gront vanden vesten vielen Ende die sarasinnen die gedoopt wouden sijn die liet coninc karel leuen, ende die niet ghedoopt en wilden sijn die liet coninc karel katiueliken doden. Als die sarasijnen ouer alle tlant daer omtrent vernamen ende dit wonderlic werc bouen verclaert aensagen, so eerden si coninck Karel mit groter eerwerdicheyt waer dat hi quam, ende gauen hem tribuyt ende leuerden hem ouer in sijnen handen alle die steden, so dat hem in corter tijt alle dat lant onderdanich wert. ende die sarasinnen verwonderden hem seere als si sagen dit kersten volck so schoon ende costeliken wel ghecleet, waer om dat sise eerlijcken ende vreeedtsamelijcken ontfingen in allen plaetsen [75r]

Daer na so visiteerde coninc Kaerle sinte Jacobs graf in Galissien met groter werdicheyt ende deuocien Ende wat sarasinnen dat hi vant in allen landen waer hi quam die kersten werden wilden ende haer ongheloue ofte mametterien laten, die dede hi dopen van den eerweerdigen eertsbisschop Tulpijn van riemen. Ende die gheen die ongelouich blijuen wilden die werden ghedoot oft bleuen gheuangen

Hoe koning Karel met grote moeite in Spanje en Galicië trok.

Toen keizer en koning Karel met grote moeite uit het heilige land was gekomen en veel landen tot het heilige geloof gebracht had en veel landen en koninkrijken gewonnen had met Gods hulp zo meende hij voortaan te rusten en niet meer te oorlogen, maar zich ter dood waart bereiden. En zo lag hij te Aken in zijn devotie want hij beminde het land daaromtrent omdat het zijn voorvaderen rechte erfgoed was, te weten, van de Rijn tot de Schelde wat heet Austria of oost Frankrijk en later werd het geheten Lotharingen waarin Brabant begrepen is, strekkend van het water Maas en het water van de Schelde.

En gauw hierna zag Karel in de hemel een weg van sterren die begon van de Friese zee en trok tussen Allemagne en Gallië, dat is Frankrijk, tot Aquitanië en Spanje en recht voort tot Galicië. En dit zag hij vaak en verwonderende hem zeer wat dat betekenen mocht. Tenslotte openbaarde hem Sint Jacob die meerder apostel bij nacht als een oude mooie man en zei; ‘Hoe gaat het met u,’ Karel antwoordde; ‘Heer, wie bent u.’ Sint Jacob zei; ‘Ik ben Jacob Gods apostel de zoon van Zebedeus, broeder van Johannes evangelist, die Herodes met het zwaard doodde, wiens lichaam in Galicië rust en onbekend onder de ongelovigen. Daarom zo verkondig ik u dat gelijk God die almogende goedertieren heer die de aller machtigste gemaakt heeft boven alle aardse koningen zo heeft hij u uitgekozen onder alle mensen om alle christen mensen de weg te bereiden tot mijn graf om te verlossen mijn land uit de handen der kwade Moabieten opdat hij u de kroon van het eeuwige leven geeft. De weg van de sterren die u gezien hebt betekent dat ge met groot leger trekken zal in Galicië om de heidenen te bevechten en mijn graf te bezoeken. En daarna zal al dat volk van alle christelijke landen pelgrimage doen en van God krijgen aflaten van hun zonden tot het einde der wereld toe. Daarom zo reis dan zo gauw als ge kan want ik zal altijd uw hulp zijn. En voor uw arbeid zal ik van God krijgen de hemelse kroon en tot de laatste dagen der wereld zal uw naam met eer geprezen worden.’ En op deze manier openbaarde hem Sint Jacob driemaal koning Karel. Mits waarom hij verzamelde dat grootste leger dat hij ooit had en alzo reisde hij naar het land van Spanje. De eerste stad die hij belegerde was geheten Pamplona daar hij drie maanden voor lag en hij kon het niet winnen vanwege hun grote sterkte. Toen riep hij God en Sint Jacob aldus aan; ‘O heer Jezus Christus, om wiens geloof ik hier in dit land gekomen ben om te bevechten dat ongelovige volk geef me deze stad tot eer van uw heilige glorieuze naam. O heilige apostel Jacob, is het waar dat u me geopenbaard hebt zo geef me dan deze stad te krijgen en dat ongelovige volk wat toch uw heilige naam niet kent.’ Toen Karel aldus zijn gebed met grote innigheid gedaan had zo gebeurde bij de gratie en hulp van de heilige apostel Sint Jacob dat de muren van de stad te neer in de grond van de vesting vielen. En de Saracenen die gedoopt wilden worden die liet koning Karel leven en die niet gedoopt wilden zijn die liet koning Karel ellendig doden. Toen de Saracenen in het hele land daaromtrent vernamen en dit wonderlijk werk aanzagen zo eerden ze koning Karel met grote eerwaardigheid waar dat hij kwam en gaven hem tribuut en leverden hem in zijn handen alle steden zodat hij in korte tijd dat hele land onderdanig werd en de Saracenen verwonderden zich zeer toen ze zagen dit christenvolk zo mooi en kostbaar en goed gekleed waarom dat ze hen fatsoenlijk en vreedzaam ontvingen in alle plaatsen.

Daarna zo bezocht koning Karel Sint Jacobs graf in Galicië met grote waardigheid en devotie. En wat Saracenen dat hij vond in alle landen waar hij kwam die christen worden wilden en hun ongeloof of Mohammed laten die liet hij dopen van de eerwaardige aartsbisschop Tulpijn van Reims. En diegene die ongelovig blijven wilden die werden gedood of bleven gevangen.

Daer na so track die wise coninck karel door alle dat lant van Spaengien vander eenre zee totter ander, daer in dat veel goede conincrijcken ende landen begrepen sijn, te weten, dat conincrijcke van Portugale, Argon, Nauerne, Bisscayen, Galissien, een deel van moren lant, Prouincien, ende Catelongien Van welcken landen dye vermaerde steden alle ghenoemt staen inden voorseyden boeck van Tulpijn eertsbisscop Sommige van welcken steden coninc Karel creech sonder striden, ende die somige creech hi met grooten strijden ende arbeyde, wtghenomen die stadt van Lucernen die hi gheensins crijgen en conste. Ten lesten soe belach hijse drie maenden lanck, hi dede sijn gebet tot gode ende tot sinte Jacob, ende die muren vander stadt vielen alter neder, ende die stadt versanck, want daer midden in quam een groot water. Men leest dat coninc Karel vier steden heeft vermaledijt die verdoruen ende onbewoont sijn gebleuen, te weten, Lucernen, Ventosa, Caparra, ende Adama

So bleef coninc Karel in dien lande wonende drie iaren, ende vanden goude dat hem die coningen ende princen in Spaengien wonende gauen vermeerderde hi sinte Jacobs kercke in die stadt van Compostelle Ende daer stelde hi een aertsbisscop ende canoniken na sinte Isidorus des bisscops regule Ende hi vercierde die kercke met veel ornamenten

Jtem noch vanden goude ende siluere dat hi wt spaengien brachte so maecte hi veel kercken, als onser vrouwen kercke tot Aken, ende sinte Jacobs kercke te Tholousen in vrancrike ende sint iacobs kercke in Gascoenien ende sinte Jacobs kercke te Parijs tusschen die Seyn ende Mont martere, ende seer veel abdijen die hi maecte in veel landen

Dus bestelde coninc karel alle zijn goet dat hi op die heyden geconquesteert had ter eeren gods makende kercken ende cloesteren, die arme menschen lauende ende vertroostende, Hi en bestelde niet sijn rijcdommen tot pomperie deser werelt gelijc tornoyen, steecspelen. etcetera. So sedich was al sijn huysgesin dat sijn hof scheen een clooster te wesen Geen oneerbaerheit van woorden of wercken sachmen daer geschien, want gemeenlijc als die here vanden huyse is daer na volgen geerne die ondersaten

Daarna zo trok de wijze koning Karel door dat hele land van Spanje van de ene zee tot de andere waarin veel goede koninkrijken en landen begrepen zijn, te weten; dat koninkrijk van Portugal, Aragon, Navarra, Biskaje, Galicië, een deel van morenland, Provence (?) en Catalonië. Van welke landen alle vermaarde steden genoemd staan in het voor genoemde boek van aartsbisschop Tulpijn. Sommige steden kreeg koning Karel in zijn strijd en sommige met grote strijd en moeite, uitgezonderd de stad Lucerne (?) die hij geenszins krijgen kon. Tenslotte zo belegerde hij het drie maanden lang en hij deed zijn gebed tot God en tot Sint Jacob en die muren van de stad vielen geheel neer en di stad verzonk want daar in het midden kwam een groot water. Men leest dat koning Karel vier steden heeft vermaledijd die verdorven en onbewoond zijn gebleven, te weten, Lucerne, Ventosa, Caparra en Adama.

Zo bleef koning Karel in dat land drie jaren wonen en van het goud dat hem de koningen en prinsen die in Spanje woonden gaven vermeerderde hij Sint Jacobs kerk in de stad Compostella. En daar stelde hij een aartsbisschop en kanunniken naar de regel van Sint Isidorus. En hij versierde de kerk met veel ornamenten.

Item, noch van de goud en zilver dat hij uit Spanje bracht zo maakte hij veel kerken als onze vrouwe kerk te Aken en Sint Jacobs kerk te Toulouse in Frankrijk en Sint Jacob ‘s kerk in Gascogne en Sint Jacobs kerk te Parijs tussen de Seine en Montmartre en zeer veel abdijen die hij in veel landen maakte.

Dus bestelde koning Karel al zijn goed dat hij op die heidenen veroverd had ter eren God en maakte kerken en kloosters, laafde de arme mensen en vertroostte. Hij zette zijn rijkdom niet tot pomperij van deze wereld gelijk toernooien, steekspelen etc. Zo zedig was zijn hele huisgezin dat zijn hof scheen een klooster te wezen. Geen oneerbaarheid van woorden of werken zag men daar geschieden want gewoonlijk als de heer van het huis is daarnaar volgen graag de onderzaten.

Hoe die heidensche coninc Aygolandt in Spaengien quam na coninck Karel met groter heyrcracht om hem te beuechten. Ende van twee strijden die si hadden die welcke coninc karel wan

ALs cninc Karel weder gekeert was in vrancrike so quam een heydens coninc wt Affriken geheten aygolant, die met groter macht Spaengen creech ende hi dode ende veriaechde wten lande ende wten steden die bewaerders die coninc karel daer ghelaten hadde [75v] Twelck vernemende coninck Karel track met seer groten heyre weder in Spaengien Ende met hem was Milo van Anglere hertoge oft leytsman vanden heyre, te weten, Roelants vader. Ende als coninck karels heyre omtrent die stadt van Baoyne quam soe liet god geschien een wonderlic teeken van eenen ridder gheheten Romaricus die sieck wert, ende als hi der doot nakende was so biechte hi ende ontfinc dat heylige sacrament, ende hi beual eenen sinen neue dat hi sijn paert vercopen soude ende dat hi den lone dair af den priesters ende den armen in aelmissen geuen soude. Mer als hi doot was so en dede sijn neue at niet mer als hi tpaert vercocht hadde voor .C. scellingen so verdede hijse om clederen, om spise ende om dranck Ende alst .xl. dagen geleden was so openbaerde hem die dode ridder sijn neue inder nachte seggende dat hem sijn sonden van gode vergeuen waren want hi sijn goet in aelmissen beuolen hadde ghegeuen te werden Mer want de aelmissen also lange vertrocken waren te geuen, so hadde hi in groter pijnen geweest tot dier tijt toe Mits den welcken hi seyde tot sijnen neue die welck hem bedrogen hadt, dat hi des anderen dages inder helscher pinen comen soude, ende die ridder soude ten eewigen leuen comen Na desen visioene so ontspranck dese neue al beuende. Ende des morghens vroech vertelde hi tghene dat hi ghehoort hadde Ende ter stont so wert dair gehoort een gecrijsch geroep, als van [76r] leeuwen, woluen ende ander felle dieren Ende daer en binnen wert die onrechtuaerdige mensche wt midden vanden anderen in siele ende in lichame vanden duuelen wech geuoert Twelc een wonderlick ende veruaerlic exempel is voor den onrechtueerdigen menschen, die welcke die testamenten niet en volbrengen also si gheordineert werden van den ghenen diese besetten, mer die dat wetens verminderen om haer singulaer profijt.

Hoe die heidense koning Aygolant in Spanje kwamen koning Karel met grote legermacht om hem te bevechten. En van twee strijden die ze hadden die koning Karel won.

Toen koning Karel teruggekeerd was in Frankrijk zo kwam een heidense koning uit Afrika geheten Aygolant die met grote macht kreeg en hij doodde en verjoeg uit het land en uit de steden de bewaarders die koning Karel daar gelaten had. Wat koning Karel vernam en trok met zeer groot leger weer naar Spanje. En met hem was Milo van Anglet, hertog of leider van het leger, te weten de vader van Roelant. En toen koning Karels leger omtrent de stad van Bayonne kwam zo liet God geschieden een wonderlijk teken van een ridder geheten Romaricus die ziek werd en toe hij de dood naakte zo biechtte hij en ontving dat heilige sacrament en hij beval een van zijn neven dat hij zijn paard verkopen zou en het geld daarvan de priesters en de armen als aalmoes geven zou. Maar toen hij dood was zo deed zijn neef dat niet maar toen hij het paard verkocht had voor 100 schellingen zo gebruikte hij het voor kleren, spijs en drank. En toen 40 dagen geleden waren zo openbaarde hem die dode ridder, zijn neef, in de nacht en zei dat hem zijn zonden van God vergeven waren want hij had zijn goed in aalmoezen bevolen. Maar omdat de aalmoezen alzo weggegeven waren zo was hij in grote pijn geweest tot die tijd toe. Waarom hij tot zijn neef zei die hem bedrogen had dat hij de volgende dag in helse pijn komen zou en die ridder zou ten eeuwige leven komen. Na dit visioen zo sprong de neef al bevend op. En ‘s morgens vroeg vertelde hij hetgeen dat hij gehoord had. En terstond zo werd daar gehoord en gekrijs geroep als van leeuwen, wolven en andere felle dieren. En ondertussen werd die onrechtvaardige mens te midden van de anderen in ziel en lichaam van de duivel weggevoerd. Wat een wonderlijk en angstig voorbeeld is voor de onrechtvaardige mensen die een testament niet volbrengen alzo ze geordend werden van diegene die het bezitten, maar die dat wetens verminderen om hun eigen profijt.

Daer na trac coninc karels heyr dore tlant van Nauerne, ende coninc Karel quam in Spaengien met sijn volck soeckende den voorscreuen coninc Aygolant, dien si ten lesten vonden op een water dat was gheheten Ceya, daer namaels een grote kercke van coninc karel gemaect wert. Ende als karels heyr nakende was so begeerde Aygolant tegen hem strijt na sijnen wille, te weten . xx mannen tegen .xx. of .xl. tegen .xl. of .C. tegen C. of .M. tegen .M. oft twee tegen twee, oft een tegen een Ende so sandt coninc karel hondert strijdende kerstenen mannen tegens .C. sarasinen ende die sarasinen werden doe verslagen Doe sant Aygolant hondert van sijnen lieden tgen hondert kerstenen ende die heydenen werden verslagen Daer na sant coninc aygolant twee hondert tegen twe hondert ende ter stont werden die heyden verslagen Daer na sandt aygolant twee dustent van sijnen volcke tegens twee dusent van koninck Karels volcke, ende van den kerstenen wert een deel verslagen ende dander deele wert rugge geuende Des derden dages so ontboot Aygolant coninc Kaerle, dat hi volle strijdt des ander dages mit hem begeerde aen te gaen, twelc coninc karel hem consenteerde Doe waren daer veel kerstenen van coninc karels volcke die des auonts te voren haer wapenen bereyt hadden ende haer glauien hadden si in die aerde ghesteken, te weten bi tvoorscreuen water int groene, die welcke si des smorgens vroech vonden wassende met scorssen ende met bladeren, te weten, die geen die inden nauolgende stride gods martelaren werden om theylich geloue Wt welcken teyken si seer verblijt waren gode dat toe scriuende, ende si sneden de selue glauien af bider eerden, ende dye wortelen die in die eerde bleuen die wiesschen voort ende werden bomen, diemen daer noch siet ter seluer plaetsen twelc een schoon mirakel is ende bi na onghelooflick O wonderlike wercken gods met hoe groten arbeyt heeft coninc karel dit lant van Spaengien bekeert. etcetera. Ende dese glauien waren van eysschen houte Ende op deesen voorseyden dach so geuiel den strijt van beyden sijden, daer in dat verslagen waren .xl.M. kerstenen Die hertoghe Milo Roelants vader wert daer martelaer metten anderen ende coninck Karels paert wert daer verslagen. Ende hi stont te voete met twee dusent kerstenen ooc te voete staende midden vanden heydenschen heyre, ende met sijnen sweerde dat groot ende schoon was versloech hi de heidenen die hi cloofde int midden dore Ende alst auont wert so keerden die sarasijnen ende die kerstenen weder tot haren logijse Des anderen dages daer na so quamen Karlen te hulpe vier marcgrauen wt Jtalien met vier dusent mannen. Als Aygolant dat vernam so vertrac hi achterwert ende coninc kaerle keerde weder met sinen heren in vrancrijcke [76v]

Daarna trok het leger van koning Karel door het land van Navarra en koning Karel kwam in Spanje met zijn volk en zocht de voorschreven koning Aygolant die ze tenslotte vonden op een water dat was geheten Ceya (Ebro?) waar later een grote kerk van koning Karel gemaakt werd. En toen Karels heer het naderde zo begeerde Aygolant tegen hem strijdt naar zijn wil, te weten 20 mannen tegen 20 of 40 of 100 regen 100 of 1000 tegen 1000 of twee tegen twee of een tegen een. En zo zond koning Karel honderd strijdende christenmannen tegen 100 Saracenen en de Saracenen werden toen verslagen. Toen zond Aygolant honderd van zijn lieden tegen honderd christen en de heidenen werden verslagen. Daarna zond koning Aygolant tweehonderd tegen twee honderd en terstond werden de heidenen verslagen. Daarna zonde Aygolant tweeduizend van zijn volk tegen twee duizend van koning Karels volk en van de christenen werd een deel verslagen en het andere deel werd teruggedreven. De derde dag zo ontbood Aygolant koning Karel dat hij volle strijd de volgende dag met hem begeerde aan te gaan wat koning Karel hem toestond. Toen waren daar veel christenen van koning Karels volk die ‘s avonds tevoren hun wapens bereid hadden en hun lansen hadden ze in de aarde gestoken, te weten bij het water in het groene die ze ’s morgens vroeg vonden groeiend met schorsen en met bladeren, te weten, diegene die in de navolgende strijd Gods martelaren werden om heilig geloof. Uit welk teken ze zeer verblijd waren en dat aan God toeschreven en ze sneden de lansen af bij de aarde en de wortels die in de aarde bleven die groeiden voort en werden bomen die men daar noch ziet terzelfder plaats wat een mooi mirakel is en bijna ongelooflijk. O wonderlijke werken Gods met hoe grote moeite heeft koning Karel dit land van Spanje bekeerd etc. En deze lansen waren van essenhout. En op deze voor genoemden dag zo gebeurde de strijd aan beide zijden waarin verslagen waren 40 000 christenen. De hertog Milo, vader van Roelant, werd daar martelaar met de anderen en koning Karels paard werd daar verslagen. En hij stond te voet met tweeduizend christenen die ook te voet stonden te midden van het heidense leger en met zijn zwaard dat groot en mooi was versloeg hij de heidenen die hij kloofde in het midden door. En toen het avond werd zo keerden die Saracenen en de christenen weer tot hun logies. De volgende dag daarna zo kwam Karel te hulp vier markgraven uit Italië met vierduizend mannen. Toen Aygolant dat vernam zo trok hij achteruit en koning Karel keerde weer met zijn heren in Frankrijk.

Hoe coninc Aygolant quam tot Ageneus in Aquitanien ende hoe coninc Karel onbekent track tot Aygolande, ende hoe hi Ageneus wan, ende vanden derden stride tegen Aygolande bijder stadt van Sayntes.

AYgolant had weder vergadert een ontallic volc als sarasinen, moren, moabiten, Persen, den coninc van Arabien, den coninc van Alexandrien den coninc van Bugien, den coninc van Asien, den coninc van Barbarien, den coninc van Marroch, den coninc van mayorken, den coninc van Meke, den coninc van Sibilien, den coninc van Corduba Ende so quam Aygolant met machte int lant van Aquitanien ende in Gascoenien totter stadt van Agenes die hi wan. Daer na sandt hi tot coninc Karel dat hi tot hem vredelic quame met cleender scaren gelouende hem .xx. peerden geladen met gout, siluer, ende ander scatte, so verre hi hem onderdanich woude sijn Ende dat seyde hi daer om op dat hi hem mochte kennen om namaels inden strijde hem te verwinnen. Mer coninc Karel dat versinnende trac met .ij.M. stercke mannen tot byder stadt van Agenes op vier milen na, ende daer hise heymelic, ende alleen met .lx. mannen reysde hi voort tot een berch bider stadt ende dair liet hise Ende hi verwandelde sijn cleeder ende sonder glauie so track hi als een bode met enen ridder alleen totter stadt van Agenes Ende enige vander stadt vraechden hem wat si sochten. Doe seyden si Wi sijn boden vanden groten Karle gesonden tot Aygolande uwen coninc Ende so werden si geleyt voor Aygolant ende si seiden tot hem Kaerle heeft ons gesonden tot v, want hi is ghecomen also ghi begheert hebt met .lx. ridderen ende hi wilt hem onder v geuen, soe verre als ghi hem geuen wilt tgeen dat ghi hem ghelooft hebt, daer om come tot hem ooc met .lx. mannen vredelic ende spreect met hem Doe wapende hem Aygolant seggende Keert weder om tot kaerlen ende segt hem dat hi mi verbeyde Ende Aygolant en wist niet dat Kaerle was die tegen hem sprac Ende karel mercte aygolanden wel ende zijn macht ende ooc de stadt waer si lichtelic te winnen waer ende so keerde hi weder tot sijnen volcke Ende Aygolant volchde hem haestelic met vij.M. mannen wanende kaerlen te verslaen metten sinen, twelck karel vernemende nam die vluchte

Dair na keerde coninc karel weder in Gallien ende vergaderde een groot heyre ende quam tot voor die stadt van Agenes daer aygolant in was ende hi belachse omtrent ses maenden lanck Ende in die vij. maent so pijnde hi hem met menigerhande angienen tcasteel vander stadt te crigen Ende aygolant dat vernemende vloot heymelic bi nachte met sijnen coningen ende meesten heren door heymelike steden comende totter Geronden een grote riuier bider stadt ende also ontginc hi Ende opten dach daer na so trac coninc kaerle met groter eeren ende segen in de stadt Doen vloeden veele sarasijnen door die Gyronde ende veel ander tot thien duysent toe bleuen daer verslagen

Hoe koning Aygolant kwam tot Agen in Aquitani en hoe koning Karel onbekend trok tot Aygolant en hoe hij Agen won en van de derde strijd tegen Aygolant bij de stad Saintes.

Aygolant had weer verzameld en ontelbaar vol zoals Saracenen, Moren, Moabieten, Perzen, de koning van Arabië, de koning van Alexandrië, de koning van Bugien, de koning van Azi, de koning van Barbarijen, de koning van Marokko, de koning van Majorca, de koning van Mekka, de koning van Sicili, de koning van Cordoba. En zo kwam Aygolant met macht in het land van Aquitani en in Gascogne tot de stad Agen die hij won. Daarna zond hij tot koning Karel dat hij tot hem vreedzaam kwam met een kleine schaar en beloofde hem 20 paarden geladen met goud, zilver en andere schat in zo ver als hij hem onderdanig wilde zijn. En dat zei hij daarom opdat hij hem mocht kennen om later in de strijd hem te overwinnen. Maar koning Karel die dat begreep trok met 2000 mannen tot bij de stad Agen op vier mijlen na daar hij ze heimelijk en alleen met 60 mannen reisde hij voort tot een berg bij de stad en daar liet hij ze. En hij veranderde zijn kleren en zonder lans zo trok hij als een bode met een ridder alleen tot de stad Agen. En enige van de stad vroegen hen wat ze zochten. Toen zeiden ze; ‘We zijn boden van de grote Karel gezonden tot Aygolant uw koning.’ En zo werden ze geleid voor Aygolant en ze zeiden tot hem; ԋarel heeft ons gezonden tot u want hij is gekomen alzo ge beheerd hebt met 60 ridders en hij wil zich onder u geven in zo ver als gij hem geven wil hetgeen dat ge hem beloofd hebt, daarom kom tot hem ook met 60 mannen vreedzaam en spreek met hem.’ Toen wapende hem Aygolant en zei; ‘Keer terug tot Karel en zeg hem dat hij op me wacht.’ En Aygolant wist niet dat het Karel was die tegen hem sprak. En Karel merkte Aygolant goed op en zijn macht en ook de stad waar het licht te winnen was en zo keerde hij weer tot zijn volk. En Aygolant volgde hem haastig met 7000 mannen en waande Karel met de zijne te verslaan, wat Karel vernam die vluchtte.

Daarna keerde koning Karel weder in Gallië en verzamelde een groot leger en kwam tot voor de stad Agen daar Aygolant in was en hij belegerde het omtrent zes maanden lang. En in die 7de maand zo pijnigde hij hem met menigerhande machines het kasteel van de stad te krijgen. En Aygolant die dat vernam vloog heimelijk bij nacht met zijn koningin en grootste heren door heimelijke plaatsen en kwam tot de Gironde, een grote rivier bij de stad, en alzo ontkwam hij. En de dag daarna zo trok koning Karel met grote eer en zegen in de stad. Toen vlogen vele Saracenen door de Gironde en veel anderen tot tienduizend toe bleven daar verslagen.

Daer na so pijnde hem coninc karel te volgen Aygolande die gheuloden was ende lach te Sayntes ende karle ontboot hem dat hi hem de stat ouergeuen soude, twelc aygolant niet doen en wilde, mer hi quam wt om striden met sulcker voorwaerden [77r] dat die stadt des geens sijn soude die den anderen verwinnen conste. Ende des auonts voor den dach des strijts als coninc karels volc hem bereyde in die beemde bider stadt leggende so staken si haer glauien in die eerde voor hair logisen Des anderen dages so wasser veel dye haer glauien vonden wassende met scorssen ende bladeren, te weten die geen die inden aenstaenden strijt martelaers souden werden om den name cristi Ende van deser miraculen hem verblijdende sneden si haer glauien af vander eerden ende te samen bi een vergadert sijnde so sloegen si eerst op de sarasinen dier si veel versloegen, maer int eynde so storuen si seluer martelaers ende si waren int ghetal .iiij M. Ooc so wert daer verslagen coninc karels paert, mer coninc karel staende te voet int ghedrange vanden heydenen versloecher veel met vromen moede. Ende die heydenen vermoeyt sijnde vanden doden die si verslagen hadden vloden in die stadt van Sayntes, ende karel volchde hen ende beleyde de stadt al omme, wtgenomen tegen die riuiere Ende des nachts dair na so began Aygolandt te vlieden door die riuiere Ende karel dat vernemende is haesteliken na geuolcht met sinen volcke ende sloech achtere in Aygolants heyre so vreeslick dat hi twee van sinen coningen versloech, te weten, den coninc van Agabien ende den wreeden coninc van Bugien met veel ander heydenen princen ende heren, also dat Aygolandt daer meer dan vier dusent van sinen volcke liet, ende hi en conde seluer nauwelijc ontcomen dan met groten arbeyde also scarpelick volchde hem coninc karel na met sinen volcke

Daarna zo pijnigde zich koning Karel Aygolant te volgen die gevlogen was en lag te Saintes en Karel ontbood hem dat hij de stad overgeven zou, wat Aygolant niet doen en wilde, maar hij kwam uit om te strijden met zulke voorwaarde dat die stad dus hem zou zijn die de andere overwinnen kon. En Գ avonds voor de dag van de strijd toen koning Karels volk zich bereidde in de beemd die bij de stad lag zo staken ze hun lansen in de aarde voor hun logies. De volgende dag zo waren er veel die hun lansen groeiend vonden met schorsen en bladeren, te weten diegene die in de aanstaande strijd martelaars zouden worden om de naam Christus. En van dit mirakel verblijdden ze zich en sneden ze hun lansen af van de aarde en verzamelden ze tezamen bijeen en zo sloegen ze eerst op de Saracenen die ze er veel versloegen, maar op het eind zo stierven ze zelf als martelaars en ze waren in het getal 4000. Ook zo werd het paard van koning Karel verslagen, maar koning Karel stond te voet in het gedrang van de heidenen en versloeg er veel met dappere moed. En de heidenen die vermoeid waren van de doden die ze verslagen hadden vlogen in die stad Saintes en Karel volgde hen en belegerde de stad alom, uitgezonderd bij de rivier. En ‘s nachts daarna zo begon Aygolant te vlieden door die rivier. En Karel die dat vernam is ze haastig gevolgd met zijn volk en sloeg achter in het leger van Aygolant zo vreselijk zodat hij twee van zijn koningen versloeg, te weten, de koning van Arabi en de wrede koning van Bugien met veel andere heidenen prinsen en heren alzo dat Aygolant daar meer dan vierduizend van zijn volk liet en hij kon zelf nauwelijks ontkomen dan met grote moeite alzo scherp volgde hem koning Karel na met zijn volk.

Hoe coninc Karel een alten groten heyrcracht vergaderde, ende vanden namen sijnder heren ende capiteynen, als Roelant Oliuier Ogier. etcetera. die hem alle getrouwelic te dienste quamen Ende hoe Aygolant tegen Kaerlen sprac .etcetera.

ALs aygolant aldus geuloden was so track hi ouer tot Panpilonien ende hi ontboot coninc Kaerlen dat hi hem daer verbeyden soude om te striden Als coninc Karel dat vernam so track hy weder in Vrancrijcke beuelende neerstelijcke dat alle sijn heeren van allen [77v] landen tot hem comen souden, ende hi beual dat alle eyghen knechten die bi quader gewoonten van quaden heren verbonden waren met alle haer gheslachte van hem comende eewelic ghevrijet souden sijn, te weten, die gheen die met hem trecken souden om die onghelouige te beuechten Ende alle die gheen die hi vant inder kerckeren leggende die verloste hi Ende die armen die begaefde hi, die naecte clede hi, de quaetwilligen stelde hi te vreden Schiltknechten ende die in wapeningen gheleert waren die clede hi eerliken Ende die gheen daer hi te rechte op vertoornt hadt geweest die ontfinck hi in sijnder vrientscapen om die minne gods. Ende aldus so is coninck karel in spaengien getogen met .C.xxxiiij.M. stridende mannen tegen coninc Aygolandt.

Ende dit sijn die namen vanden princen ende heren die met hem waren, also die heylige man Turpijn dat tuyget seggende aldus. Jc Turpijn eertsbisscop van Riemen die met weerdighen vermaninge dat kersten volcke verwecte tot striden ende die absolueerde van haren sonden beuacht dicwils die sarasinen met mijnen eygen handen. Roelant die hertoge vanden heere graue van mayne ende heere van Blaye Karels neue met .iiij. M. stridende mannen. Oliuier hertoge vanden heyre een ridder alre geleerst in strijden, alremogentste van arme ende sweerde, graue van Geneuere, graue Reyniers soone met drie M. stridende mannen. Van desen Oliuier zijn seer schoone historien, hi was die alder wijste ridder binnen sijnder tijt seer victorioes in striden. Hi hadt een schoon suster die welc een die schoonste maecht was die binnen hair tijt leefde.

Dese maecht was seer bemint vanden graue Roelant, waer om dat hi ende roelant altijt .ij. gesellen waren, deen was geerne byden anderen. Mer want hier te lanck soude vallen te vertellen die feyten vanden vromen Oliuier, so wil ick nv van hem swijgen ende voort scriuen van coninc Kaerlen ende van sijnen ridderen ende capiteynen, te weten Estultus graue van Langre met drye M. stridende mannen. Arastagnus coninc vanden Brytoenen met .vij.M. stridende mannen. Enghelerius van Aquitanien hertoge met .iiij M. stridende mannen. Gayferus coninc van Bourdeaus met .iij.M. stridende mannen. Gelerius Gelinus Solomon Boudewijn roelants broeders. Gandelbodus coninc van Vrieslant met .vij.M. ridderen. Oellus graue van nantes met .ij.M. ridderen. Naaman van beyeren met .ij.M. ridders. Ogier van Denemerken met .x.M. ridders. Lambrecht prince van Berry .ij.M. ridders. Sampson hertoghe van Bourgondien met .x.M. ridders Constantijn prefect van rome met xx.M. ridders. Reynout van Albespyne Gantier van turmen. Willem. Garijn met iiij.M. ridderen, Beggo Albericus beraert van nublen Guynaert Esturmitus Dieric Yuorius Berrengier Guweloen die na een verrader wert. Mer dat heyr van coninc Karels eygen lant was .lx.M. stridende mannen te paerde, mer die voetgangers waren sonder getal Dese voorscreuen sijn genaemt die strijderen mogende ende sterck bouen alle anderen inder werelt, gods edel ridderen dat kersten gheloue inder werelt openbarende Want met desen strideren heuet Karel die coninc van Gallien ende keyser vanden Romeynen ter eeren des godliken [78r] naems Spaengien ghecregen, ghelijc onse here Jhesus christus met sinen apostolen ende discipulen die werelt ghecregen heuet. Doe wert alle dat lant vereenicht int lant van Bordeaus, ende al dat lant werdt metten heyre bedect twee dachuaerden verre in die lengte ende in die breede, ende .xij. mijlen verre hoordemen tgheluyt ende gecrijsch vanden heyre

Hoe koning Karel een al te groten legermacht verzamelde en van de namen van zijn heren en kapiteins als Roelant Olivier Ogier, etc. die hem alle getrouw te dienst kwamen. En hoe Aygolant tegen Karel sprak etc.

Toen Aygolant aldus gevlogen was zo trok hij over tot Pampelonne en hij ontbood koning Karel dat hij daar op hem wachten zou om te strijden. Toen koning Karel dat vernam zo trok hij weer in Frankrijk en beval zijn heren vlijtig dat al zijn heren van alle landen tot hem komen zouden en hij beval dat alle eigen knechten die van kwade gewoonten van kwade heren verbonden waren met al hun geslacht die van hem komen zouden eeuwig vrij zouden zijn, te weten, diegene die met hem trekken zouden om de ongelovige te bevechten. En al diegene die hij in de kerkers vond liggen die verloste hij. En de armen die begaafde hij, de naakte kleedde hij, de kwaadwilligen stelde hij tevreden. Schildknechten en die in wapens geleerd waren die kleedde hij fatsoenlijk. En diegene waar hij terecht op vertoornd was geweest die ontving hij in zijn vriendschap om die minne Gods. En aldus zo is koning Karel in Spanje getrokken met 4440 000 strijdende mannen tegen koning Aygolant.

En dit zijn de namen van de prinsen en heren die met hem waren alzo de heilige man Tulpijn dat getuigt en zei aldus; ‘Ik Tulpijn, aartsbisschop van Reims die met waardige vermaningen dat christenvolk opwekte tot strijd en die absolveerde van hun zonden bevocht vaak de Saracenen met mijn eigen handen. Roelant, die hertog van de heer, graaf van Mainz en heer van Blaye, de neef van Karel, met 4000 strijdende mannen. Olivier, hertog van het leger, een ridder aller geleerdst in strijden, aller vermogendst van armen en zwaard, graaf van Geneve, de zoon van graaf Reinier, met 3 000 strijdende mannen’. Van deze Olivier zijn zeer mooie histories, hij was de aller wijste ridder binnen zijn tijd, zeer victorieus in strijd. Hij had een mooie zuster die een van de mooiste maagden was die in hun tijd leefde.

Deze maagd was zeer bemind van de graaf Roelant waarom dat hij en Roelant altijd 2 gezellen waren, de een was graag bij de andere. Maar omdat het hier te lang zou vallen de feiten te vertellen van de dappere Olivier zo wil ik nu van hem zwijgen en voortschrijven van koning Karel en van zijn ridders en kapiteins, te weten Estultus, graaf van Langres, met 3000 strijdende mannen. Arastagnus, koning van de Bretons met 7000 strijdende mannen. Engelerius, hertog van Aquitanië, met 4000 strijdende mannen. Gayferus, koning van Bordeaux, met 3000 strijdende mannen. Gelerius, Gelinus, Solomon en Boudewijn, de broeders van Roelant. Gandelbodus, koning van Friesland, met 7000 ridders. Oellus, graaf van Nantes, met 2000 ridders. Naaman van Beieren met 2000 ridders. Ogier van Denemarken met 10000 ridders. Lambrecht, prins van Berry, 2000 ridders. Sampson, hertog van Bourgondië, met 10000 ridders. Constantijn, prefect van Rome, met 2000 ridders. Reinout van Aubespine, Gantier van Turmen, Willem, Garijn met 4000 ridders, Beggo Albericus, Beraert van Nublo, Guynaer, Esturmitus, Dierik, Yvorius, Berrengier. Guwelloen die daarna een verrader werd. Maar dat leger van koning Karels eigen land was 60 000 strijdende mannen te paard, maar de voetgangers waren zonder getal. Deze voorschreven zijn genoemd de vermogende strijders en sterk boven alle anderen in de wereld van Gods edele ridders die het christelijk geloof in de wereld openbaarde. Want met deze strijders heeft Karel die koning van Gallië en keizer van de Romeinen ter eren der goddelijke naam Spanje gekregen gelijk onze Heer Jezus Christus met zijn apostels en discipelen de wereld gekregen heeft. Toen werd dat hele land verenigd in het land van Bordeaux en dat hele land werd met het leger bedekt twee dagreizen ver in de lengte en in de breedte, en 12 mijlen ver hoorde men het geluid en gekrijs van het leger.

Jtem Ernalt van Bellant tooch eerste ouer dat pas van Portifers, ende ter stont volchde hem Estultus met sinen heyre. Dair na quam coninck Arastagnus ende Euglerius te samen met haren heyr Daer na tooch ouer coninc Gandelbodus met sijn volc, dair na Ogier ende Constantijn met haren volcke. Ende ten alder lesten quam coninc Karel met al sijn heren, ende si besloegen al tlant vander Runen totten berge die drie milen staet van Pampilonien Ende .viij. dagen lanc merreden si int ouertrecken vander hauenen. Doe ontboot coninc karel aygolande die inder stadt was dat hi hem de stadt weder ouergaue die hi weder betimmert ende gesterct hadde of dat hi tegen hem comen soude te stride. Als aygolant sach dat hi de stadt tegens hem niet houden en conste so wilde hi lieuer striden dan in de stadt oneerlic steruen Ende so begheerde hi van Kaerlen tijt ende spatie om alle sijn heyr wter stadt te brengen om tot striden hem te bereyden, ende dat hi tegen hem spreken mochte metten monde, want hi begeerde kaerlen te sien Doe wert bistant ghemaect ende Aygolant quam wter stadt met sinen heyre dat welc hi liet bider stadt ende hi tooch met lx. van sinen meesten heren voor den conincliken stoel van Kaerlen die met sinen volcke lach een mile vander stadt Ende doe lagen beyde die heyren van coninc Karel ende van coninc Aygolant in een schoon pleyn velt vi. milen lanc ende breet opten wech van sinte Jacobs Doe seyde Karel tot Aygolant Bistu Aygolant die mijn lant bedriechlic afgenomen hebste, tlant van Spaengien ende van Gascoengien heb ic gecregen metten onuerwinlijcken arm der mogentheit gods, der kersten wet heb ick daer in gestelt, ende alle die coningen des lants heb ick mijnen gebode onderdanch gemaect, twelc ick noch in meninge ben van doen, op dat mi god sijn gracie ionnen wilt Ende ghi sult weten ende bekennen op dat mi god ghespaert dat ic noch al dit lant totter kersten wet bekeeren ende mi onderdanich maken ende v heydenen daer wt verdrijuen sal ende alle die afgoden breken ende vernielen sal. Ende dat ick ghedaen heb tot deser tijt toe, dat en heb ic niet gedaen wt mi seluen, mer wt beuel van gode almachtich, dien ghi niet en kent hoe groot ende hoe wijs ende mogende dat hij is. Ende ghi hebt gods kerstenen gedoot als ick int lant van Gallien ghetogen was, mijn steden ende borgen hebdi gedestrueert ende al tlant hebdi te vuere ende te swaerde verdoruen Wten welcken ick mu nv van v met allen rechte seer hebbe te beclagen. Ter stont als die coninc Aygolant verstont sijn tale van arabien die Karel sprack so wert hi seer verwondert ende verblijt. Ende Karel hadde dese sarasijnsche tale gheleert tot Toleten daer hi in sijnder ioncheyt gewoont hadde. Doe seyde Aygolant tot Kaerle Jc bid v segt mi, waer om ghi tlant (twelc di van erfliken rechte niet toe en behoret, noch dat ooc dijn vader noch dijn oude vader niet beseten en hebben) onsen [78v] volcke af genomen hebtste. Kaerle seyde Daer om heb ic dat gedaen, want onse here Jhesus Christus scepper des hemels ende der aerden dat kersten volc bouen alle volc wtuercoren heeft, ende heeftter ghestelt of gheordineert om te hebben heerscapie ouer al dat volck vander werelt. dijn heydensche volck heb ic totter kerstenen wet bekeert so veel als ick vermogen heb. Daer tegen seyde die heydensche coninc Aygolant verheffende die wet van Machumet bouen der kerstenen wet Mer die gheleerde coninc Kaerle bewees met goeden redenen die kersten wet beter te sijn dan der heydenen wet, seggende voort, hoe dat wi de geboden selue van gode ontfangen hebbe, ende die heydenen hebben haer gheboden van Machumet eenen verkeerden ongeualligen mensche ontfangen Ende onse sielen na onse doot comen door theylich kersten geloue totten ewigen leuen, mer der heydenen siele gaen ter hellen Ende dus so vermaende die duechdelike coninc kaerle Aygolande dat hi met sinen volcke kersten werden wilde ende dat heylighe doopsel ontfanghen. oft comt seyde coninc karel, met mi te stride om qualic te steruen. Aygolant seyde Dat en moet niet geschien dat ic dat doopsel ontfange, mer ten eersten ick ende mijn volck sullen strijden tegen di ende dijn volck op dusdaniger condicien Jst dat v wet gode behaechlicker is dan die onse dat ghi dan verwinnen sult, ende die verwonnen sullen werden die moet dat sijn tot eewigen laster ende die daer verwinnen sullen tot eewigen loue ende bliscape. Ende ist dat mijn volck verwonnen wert, so sal ic dat doopsele ontfangen op dat ick leuen mach. Ende dit wert geconsenteert van beyd sijden.

Ter stont werden daer gecoren .xx. kersten ridders tegen .xx. Sarasinen int velt des strijdts die op die condicie begonsten op malcander vreeslijck te striden, ende ter stont werden alle die sarasijnen ghedoot. Daer na so worden daer noch ghesonden lx. tegen .lx. die ooc seer vreeslijc op malcander sloegen mer die sarasinen werden alle verslagen Daer na hondert tegen hondert ende die Sarasinen werden verslagen, dies hem Aygolant seer verwonderde Doen werden daer weder ghesonden noch eens hondert tegen hondert ende ter stont soe vlooden die kersten ende werden verslaghen, want si wt vreesen vander doot vlooden . Daer na so werden dair ghesonden twee hondert teghen twee hondert, ende alle die sarasinen werden daer verslagen. Daer na dusent teghen dusent ende alle die heydenen werden verslagen. Doen wert daer bestant gemaect ende Aygolandt quam tegens Kaerlen spreken, seggende dat der kerstenen wet was beter dan de heydensche wet, ende hi beloofde kaerlen dat hi des ander daghes daer na met sijnen volcke soude dat doopsel ontfangen, ende hi beual alle sijn volck datse hem bereyden souden totten doopsel Twelc die somige consenteerden ende waren blide van dier bootscap Ende ooc sommige ander hardtneckige ende kinder des duuels weygerdent ende sworen datse om niemants wille haer wet laten souden

Item, Ernalt van Bellant trok als eerste over van Portifers en terstond volgde hem Estultus zijn leger. Daarna kwam koning Arastagnus en Euglerius tezamen met hun leger. Daarna trok over koning Gandelbodus met zijn volk, daarna Ogier en Constantijn met hun volk. En als allerlaatste kwam koning Karel met al zijn heren en ze besloegen al het land van de Runen tot de berg die drie mijlen staat van Pamplona. En 8 dagen lang draalden ze in het land voor ze vertrokken van de haven. Toen ontbood koning Karel Aygolant die in de stad was dat hij hem de stad weer overgaf die hij weer betimmerd en versterkt had of dat hij tegen hem te strijd wilde komen. Toen Aygolant zag dat hij de stad tegen hem niet houden kon zo wilde hij liever strijden dan in de stad oneerlijk te sterven. En zo begeerde hij van Karel tijd en ruimte om al zijn leger uit de stad te brengen om zich tot strijden te bereiden en dat hij tegen hem spreken mocht met de mond want hij begeerde Karel te zien. Toen werd een bestand gemaakt en Aygolant kwam uit de stad met zijn leger wat hij bij de stad liet en hij trok met 60 van zijn grootste heren voor de koninklijke stoel van Karel die met zijn volk een mijl van de stad lag. En toen lagen beide legers van koning Karel en van koning Aygolant in een mooi veld 6 mijlen lang en breed op de weg van Sint Jacob. Toen zei Karel tot Aygolant; Ԃent u Aygolant die mijn land bedrieglijk afgenomen hebt, het land van Spanje en Gascogne heb ik gekregen met de onoverwinnelijke arm der mogendheid Gods, de christen wet heb ik daarin gesteld en alle koningen van het land heb ik mijn gebod onderdanig gemaakt wat ik noch van mening ben te doen opdat God me zijn gratie gunnen wil. En ge zal weten en bekennen opdat God me spaart dat ik noch al dit land tot de christen wet bekeren en me onderdanig maken en u heidenen daaruit verdrijven en alle afgoden breken en vernielen zal. En dat ik gedaan heb tot deze tijd toe dat heb ik niet gedan uit mijzelf, maar op bevel van God almachtig die gij niet kent hoe groot en hoe wijs en vermogend dat hij is. En ge hebt Gods christenen toen ik in het land van Galli getrokken was en mijn steden en burchten heb je vernield en al het land heb je te vuur en te zwaard bedorven. Waarom ik me nu van u met alle recht zeer heb te beklagen. Terstond toen koning Aygolant zijn woorden verstond in Arabisch die Karel sprak zo werd hij zeer verwonderd en verblijd. En Karel had deze Saracenen taal geleerd te Toledo waar hij in zijn jeugd gewoond had. Toen zei Aygolant tot Karel; ‘Ik bid u zeg me waarom ge het land (wat u van erfelijk recht niet toebehoort, noch dat ook uw vader noch uw grootvader niet bezeten hebben) ons volk afgenomen hebt.’ Karel zei; ’Daarom heb ik dat gedaan want onze heer Jezus Christus, de schepper van hemel en aarde, heeft dat christenvolk boven alle volk uitverkoren en heeft er gesteld of geordend om te hebben heerschappij over al dat volk van de wereld. Uw heidens volk heb ik tot de christen wet bekeerd zoveel als ik vermogen heb.’ Daartegen zei de heidense koning Aygolant en verhief de wet van Mohammed boven de christen wet. Maar de geleerde koning Karel bewees met goede redenen dat de christen wet beter was dan de heidense wet en zei voort hoe dat we de geboden zelf van God ontvangen hebben en de heidenen hebben hun geboden van Mohammed, een ongevallig mens, ontvangen. En onze zielen komen na onze dood door het heilige christen geloof tot het eeuwige leven, maar de heidenen zielen gaan ter helle. En dus zo vermaande de deugdzame koning Karel Aygolant dat hij met zijn volk christen wilde worden en dat heilige doopsel ontvangen. ‘Of kom,’ zei koning Karel, ԭet mij te strijden om kwalijk te sterven.’ Aygolant zei; ‘Dat moet niet geschieden dat ik dat doopsel ontvang, maar ik zal ten eerste met mijn volk tegen u strijden en u en uw volk op dusdanige conditie. Is het dat uw wet God behaaglijker is dan die van ons en dat ge dan overwinnen zal en die overwonnen zal worden die moet dat zijn tot eeuwige laster en die daar overwinnen zullen tot eeuwige lof en blijdschap. En is het dat mijn volk overwonnen wordt zo zal ik dat doopsel ontvangen opdat ik leven mag.’ En dit werd toegestemd van beide zijden.

Terstond werden daar 20 christenridders gekozen tegen 20 Saracenen in het veld van de strijd die op die conditie vreselijk op elkaar te strijden en terstond werden alle Saracenen gedood. Daarna zo werden daar noch gezonden 60 tegen 60 die ook zeer vreselijk op elkaar sloegen, maar de Saracenen werden alle verslagen. Daarna honderd tegen honderd en de Saracenen werden verslagen, dus verwonderde zich Aygolant zeer. Toen werden daar weer gezonden noch eens honderd tegen honderd en terstond zo vlogen de christenen en werden verslagen want ze vlogen vanwege vrees van de dood. Daarna zo werden daar gezonden tweehonderd tegen twee honderd en alle Saracenen werden daar verslagen. Daarna duizend tegen duizend en alle heidenen werden verslagen. Toen werd daar een bestand gemaakt en Aygolant kwam tegen Karel spreken en zei dat de christen wet beter was dan de heidense wet en hij beloofde Karel dat hij de volgende dag daarna met zijn volk dat doopsel ontvangen en hij beval al zijn volk dat ze zich bereiden zouden tot het doopsel. Wat sommigen toestemde en waren blijde van die boodschap. En ook sommige andere hardnekkige en kinderen der duivel weigerden het en zwoeren dat ze om niemands wil hun wet laten zouden.

Hoe coninc Aygolant hem bereide om ghedoopt te werden, twelc hi nochtans niet en volbrochte. ende vanden alder meesten ende laetsten strijde die [79r] hi tegen den mogenden keysere ende coninc Kaerlen hadde daer hi, ende alle sijn volc in verslagen wert. Jtem noch van eenen anderen strijt daer in dat verslagen wert die prince van Naverre ende noch andere.

DEs ander dages omtrent tercie tijt quam coninc Aygolant tot coninc kaerlen om ghedoopt te werden. Ende kaerle ter tafelen om te eeten sittende ende veelrehande tafelen omtrent hem daer veelrehande menschen aen saten met verscheyden clederen ghecleet so vragede hi kaerlen daer af tbediet. Karel antwoorde Die ghi siet hebbende bonetten van eenderley verwen dat sijn biscopen ende priesteren van onser wet die die wet verclaren ende van sonden ontbinden ende ons benedien. Die ghi siet met swarten habite ghecleet dat sijn moniken ende abten die altijt voor ons bidden die godlijke mogentheyt. Die ghi siet met witten ghecleet heten canoniken regulieren die ooc voor ons bidden ende singen misse ende getijden bi dage ende bi nachte So sach daer oock Aygolant .xiiij. arme menschen op een side ter aerden neder sitten ghecleet met snode clederen sonder tafel ende ammelaken ende sobere spise ende dranck Ende hi vraechde hoedanige menschen dat waren. Karel antwoorde Dat is gods volck ende boden ons heren Jhesu cristi die wi voeden inden name gods ende der .xij. apostelen. Doe sey [79v] de aygolant Die ontrent di sitten sijn dijn lieden wel eetende ende drinckende ende wel ghecleet ende si sijn salich. Maer ghi segt dat die ander dijns gods sijn ende sijn boden, waer om liden die honger ende sijn qualic ghecleet ende werden van di verworpen Qualijc dient die mensche sinen here die sijn boden also oneerlic ontfaet. grote scaemte doet hi sinen here die sijn huysghesin also dient Dijn wet die ghi segt goet te sijn die toondi nv valsch te wesen. Ende nemende also orlof van hem keerde hi weder tot sijnen lieden wederseggende dat doopsel so ontboot hi hem des anderen daghes nauolgende strijt

Als coninc karel verstaen had dat Aygolant niet kersten werden en woude om die arme lieden die hi gesien hadt qualic tracteren, so dede hi alle die arme die hi in sijn heyre vant wel voorsien ende cleden ende dede hem eerlike spijse ende dranck gheuen

Hoe koning Aygolant zich bereidde om gedoopt te worden, wat hij nochtans niet volbracht, en van de allergrootste en laatste strijd die hij tegen de vermogende keizer en koning Karel had daar hij en al zijn volk in verslagen werd. Item, noch van een andere strijd waarin verslagen werd de prins van Navarra en noch andere.

De volgende dag omtrent tertie tijd kwam koning Aygolant tot koning Karel om gedoopt te worden. En Karel die aan tafel zat om te eten en velerhande tafels omtrent hem waar velerhande mensen aan zaten met verschillende kleren gekleed zo vroeg hij Karel daar de betekenis van. Karel antwoorde; ‘Die ge ziet hebbende bonnetten van een kleur en dat zijn bisschoppen en priesters van onze wet die die wet verklaren en van zonden ontbinden en ons zegenen. Die ge met zwarte habijt gekleed ziet dat zijn monniken en abten die altijd voor ons bidden de goddelijke mogendheid. Die ge ziet in het wit gekleed heten kanunniken die ook voor ons bidden en mis zingen en getijden bij dag en bij nacht’. Zo zag Aygolant daar ook 14 arme mensen op een zijde die ter aarde zaten en gekleed met snode kleren zonder tafel en lakens en sober spijs en drank. En hij vroeg hoedanige mensen dat waren. Karel antwoordde; ‘Dat is Gods volk en boden van onze heer Jezus Christus die we voeden in de naam Gods en de 12 apostels’. Toen zei Aygolant; ‘Die omtrent u zitten zijn u lieden die goed eten en drinken en goed gekleed en zalig zijn. Maar ge zegt dat de anderen uw Gods boden zijn, waarom lijden die honger en zijn slecht gekleed en worden van u verworpen. Kwalijk dient de mens zijn heer die zijn boden alzo oneerlijk ontvangt. Grote schaamte dient hij zijn heer die zijn huisgezin alzo dient. Uw wet die ge zegt goed te zijn die toon je nu vals te wezen.’ En nam alzo verlof van hem en keerde weer tot zijn lieden en weer zei dat doopsel en zo ontbood hij hem de volgende dag strijdt.

Toen koning Karel verstaan had dat Aygolant niet christen worden wilde om die arme lieden die hij gezien had en slecht behandeld zo liet hij alle armen die hij in zijn leger vond goed voorzien en kleden en liet hen fatsoenlijke spijs en drank geven.

Des ander dages soe quam te samen alt gewapent volc van beyde siden om te striden met voorwaerden om te besoecken ende te proeuen welck wet beste waer so voorseyt is Ende dat heyre van coninc kaerle was omtrent int ghetale C. ende .xxxiiij. dusent. Ende dat heyr van coninc Aygolant was ontrent hondert dusent ende noch een deel meer

Die kersten maecten vier scharen ende die sarasinen vijf scharen Waer af dye eerste heydensche schare die ter stont voor te stride quam vanden kersten verslagen wert ende tonderbracht. Doe so ghinc die tweede schare vanden heyden te strijde ende wert ooc ter stont verslagen. Ende als die heydenen sagen aldus haer volc tonder doen ende vanden kerstenen al so lichtelic verslaen so vergaderden si al in een, ende haer coninc Aygolant was int middel van hem. Als die kersten dit sagen so omringelden si al dat sarasijnsche heyr aen allen siden, te weten, Ernault van Bellant met sijn volck, coninc Arastagnus, coninc Gandelbodus, coninc ogier ende Constantijn al voor ghenoemt, ende ten lesten coninc karel mit al sijn heren Doen voer daer in alre eerst de voorscreuen Ernalt met sinen volcke ende hi versloechse al ter neder ter rechter siden ende ter luchter siden tot dat hi quam tot Aygolande die int middel van hem was ende met sijnen swaerde dode hi hem Ende ter stont maecten si groot gecrijsch ende die kersten ouer vielen die Sarasinen van beyde sijden ende dodense also datter niemant ontginc sonder de coninc van Sibilien ende Altumaior van Corduba met cleynder scharen So grote bloetstortinge geschiede op dien dach dat de kersten ten haluen beene toe in tbloet traden Want coninc karel aldus street tegen Aygolant met voorwaerden wiens geloue beter waer, so blijcket dat de kersten wet alle wetten te bouen gaet. Doe vergaderde coninc karel sijn volc hem seer verblidende van dier victorien ende quam tot Pontarge daer hi rustede

Doe waren daer somige kersten die bi nachte sonder coninc karels weten wt ghiericheyt ghingen totten doden die daer verslagen waren om te spolieren twelc si deden ende quamen weder om geleaden met goude ende ander grote costelicheden. Ende ter stont so oueruielse die voorseyde Altumaior die tusschen den bergen met somige sarasinen lach verborgen, ende hi dodese alle gader, te weten omtrent dusent kerstenen [80r]

Des anderen dages so wert coninc Karel ghebootscapt dat biden berge Gaysin was een prince van Nauerre gheheten Furre die tegen hem strijden woude. Ende coninc Karel trac ten voorscreuen berge, ende die selfde prince schicte hem te striden des anderen daechs Ende des auonts voor den strijtdach badt coninc Kaerle god dat hi hem doch thoonen wilde die gheen die van sijnen volcke des anderen dages inden strijde steruen souden Ende den dach des strijts comende als sijn volc gewapent was ende bereet om strijden, so sachmen op die scouderen vanden somigen, te weten op haer wapenen ende panzieren root bloet. Als coninc karel dat sach so sloot hijse in sijn bedehuys op dat si inden stride niet steruen en souden

Siet hier een wonderlic dinck Als de strijt gedaen was ende die prince Furre met drie duysent sarasinen was gedoot, so vant coninck Karel die selue kerstenen dien hi ghesloten hadde alle doot, te weten, hondert ende vijftich Die welcke al en storuen si niet bi den swaerde, nochtans en verloren si niet den loon der martelaren. Doen nam coninc karel dat casteel vanden berge Gaysim in, ende alle dat lant van Nauarre

De volgende dag zo kwam tezamen al het gewapende volk van beide zijden om te strijden met voorwaarden om te onderzoeken en te beproeven wat de beste wet was. En dat leger van koning Karel was omtrent in het getal 134 000. En dat leger van koning Aygolant was omtrent honderdduizend en noch een deel meer.

De christenen maakten vier scharen en de Saracenen vijf scharen. Waarvan de eerste heidense schaar die terstond voort te strijd kwam van de christenen verslagen werd en te ondergebracht. Toen zo ging de tweede schaar van de heidenen ten strijde en werd ook terstond verslagen. En toen de heidenen zagen aldus hun volk ten onder doen van de christenen alzo licht verslaan zo verzamelden ze al ineen en hun koning Aygolant was in het midden van hen. Toen de christenen dit zagen zo omringende ze dat hele Saracenen leger aan allen zijden, te weten, Ernault van Bellant met zijn volk, koning Arastagnus, koning Gandelbodus, koning Ogier en Constantijn en tenslotte koning Karel met al zijn heren. Toen voer daarin allereerst de voorschreven Ernault met zijn volk en hij sloeg ze alle ter neer ter rechterzijde en ter linkerzijde totdat hij kwam tot Aygolant die in het midden van hen was en met zijn zwaard doodde hij hem. En terstond maakten ze groot gekrijs en de christenen overvielen de Saracenen van beide zijden en doodden ze alzo dat er niemand ontkwam, uitgezonderd de koning van Sicili en Altumaior van Cordoba met een kleine schaar. Zoՠn grote bloedstorting geschiedde op die dag zodat de christen tot het halve been toe in het bloed traden. Omdat koning Karel aldus streed tegen Aygolant met voorwaarden wiens geloof beter was zo blijkt dat de christen wet alle wetten te boven gaat. Toen verzamelde koning Karel zijn volk en was zeer blijde van die victorie en kwam te Pontarge daar hij rustte.

Toen waren daar sommige christenen die bij nacht zonder koning Karels weten uit gierigheid tot de doden gingen die daar verslagen waren om te beroven wat ze deden en kwamen weerom geladen met goud en ander grote kostbaarheden. En terstond zo overviel ze die voor genoemde Altumaior die tussen de bergen met sommige Saracenen lag verborgen en hij doodde ze allemaal, te weten omtrent duizend christenen.

De volgende dag zo werd koning Karel geboodschapt dat bij de berg Gaysin een prins was van Navarra, geheten Furre, die tegen hem strijden wilde. En koning Karel trok ten voorschreven berg en dezelfde prins schikte zich te strijden de volgende dag. En Գ avonds voor de dag van strijd bad koning Karel God dat hij hem toch tonen wilde diegene die van zijn volk de volgende dag in de strijd sterven zou. En toen de dag van de strijd kwam en al zijn volk gewapend was en gereed om te strijden zo zag men op de schouders van sommigen, te weten op hun wapens en pantsers, rood bloed. Toen koning Karel dat zag zo sloot hij ze in zijn bedehuis op zodat ze in de strijd niet sterven zouden.

Ziet hier een wonderlijk ding. Toen de strijd gedaan was en de prins Furre met drie duizend Saracenen was gedood zo vond koning Karel diezelfde christenen die hij opgesloten had allen dood, te weten, honderd vijftig. Die al stierven ze niet door het zwaard, nochtans verloren ze niet het loon der martelaren. Toen nam koning Karel dat Kasteel van de berge Gaysin in en dat land van Navarra.

Vanden vreeslijcken ruese Feracutus ghesonden vanden coninc van Babilonien met hondert ende twintich dusent mannen Ende hoe Roelant hem versloech

HEt wert gebootscapt den keiser ende coninc Kaerle dat een grote gigant oft ruese geheten Feracutus aen comen was wt Syrien die gesonden hadde die coninc van Babilonien met .C ende .xx. duysent mannen om tegen kaerlen te strijden Welcke ruese noch glauie noch geschut en ontsach, hebbende die crachte van .xl. stercke mannen. Hi was lanck omtrent .xij. cubitus, dat sijn ellebogen Ende sijn aensichte omtrent eenen elleboge, sijn nase lanck een palme, sijn armen ende benen lanck vier ellenbogen ende sijn vingeren lanck drie palmen, ende coninc Karel reysde daer waerts. Ter stont als die ruese Feracuyt dat vernam, so trac hi wter stadt gheheten Nagrea ende begheerde te campen tegen enige ridders van karels volcke een tegen een, so sandt hem coninc karel Ogier van denemercken. Als die ruese hem alleen sach int velt so ghinck hi suetelijc bi hem ende omhalsde terstont Ogier met alle sijn wapen ende droech voor alle tvolck inder stadt alsoe sachtelic oft een lam hadde geweest. Daerna sandt coninck Kaerle Reynout van Albespine om te campen, ende die ruese nam hem met sijnen armen ende droech hem in sijn gheuangenisse. Daer nae sandt hi Constantijn die roomsche capiteyn ende Oellus die graue, ende die ruese nam den eenen metten rechten arme, den anderen metten luchteren ende stacse in sijn gheuangenisse

Daer na werden .xx. vrome strijders tot hem ghesonden verscheyden deen na den anderen ende hi stacse ooc int gheuangenisse. Als Karel dit sach so en dorste hi niemant meer seynden om hem te beuechten

Van de vreselijke reus Feracutus gezonden van de koning van Cairo met honderdentwintig duizend mannen. En hoe Roelant hem versloeg.

Er werd de keizer en koning Karel geboodschapt dat een grote gigant of reus geheten Feracutus aangekomen was uit Syri die de koning van Cairo gezonden had met 120 000 mannen om tegen Karel te strijden. Welke reus noch lans noch geschut ontzag en had de kracht van 40 sterke mannen. Hij was lang omtrent 12 cubitus, (6 meter) dat zijn ellenbogen. En zijn aanzicht omtrent een ellenboog, zijn neus een palm (10 cm) lang, zijn armen en benen lang vier ellenbogen en zijn vingers lang drie palmen en koning Karel reisde derwaarts. Terstond toen de reus Feracutus dat vernam zo trok hij uit de stad geheten Nagrea en beheerde te kampen tegen enige ridder van Karels volk een tegen een, zo zond hem koning Karel Ogier van Denemarken. Toen deze reus hem alleen in het veld zag zo ging hij lieflijk tot hem en omhelsde terstond Ogier met al zijn wapens en droeg hem voor al het volk in de stad alzo zachtjes of het een lam was geweest. Daarna zond koning Karel Reinout van Albespine om te kampen en de reus nam hem met zijn armen en droeg hem in zijn gevangenis. Daarna zond hij Constantijn de Roomse kapitein en Oellus de graaf en de reus nam de ene met de rechterarm en de andere met de linker en stak ze in zijn gevangenis.

Daarna werden 20 dappere strijders tot hem gezonden en hij scheidde de ene na de andere en hij stak ze ook in de gevangenis. Toen Karel dit zag zo durfde hij niemand meet te zenden om hem te bevechten.

Hoe Roelant den ruese beuacht ende versloech [80v]

ALs Roelant dit sach dat niemant den ruese Feracuyt beuechten en dorste ende dat niemant voor sijn crachte bliuen staen en mochte, so nam hi orlof van coninc karel ende reet totten ruese met groten moede als een vroom ridder gelijc hij was Ende biden ruese comende so greep hi Roelanden ter stont met sijn rechter hant ende leyden voor op sijn peert ridende met hem tot sijnre stadt waert gelijc hi metten anderen gedaen hadde. Dies hem Roelant seer scaemde ende verhaelde sijn crachten in gode betrouwende aenueerde sinen viant bider kinnen die met langen hare behangen was Ende ter stont dede hi hem achterwaert ouer opt paert vallen so datse beyde vanden paerde vielen ter aerden. Ter stont soe sprongen si rasschelic op wt treckende haer swaerden so waende Roelant den ruese te verslaen ende doorsloech met eenen slage des ruesen paert ende die ruese seer tornich was om sijn verlies, ende hi verhief sijn slincker vuyst na Roelant, maer Roelant ontspranck hem so dat hi sijn paert gheraecte twelc ter stont sterf. Doe vochten si lange te voete metten swaerde Ten lesten gheraecte hem Roelant opten amre daer hi tswaert mede hielt also dattet hem ontuiel. Doen vochten si te voete sonder swaerden met haren vuysten ende mit steenen totter noenen toe. Ende als den auont naecte so begeerde Feracuyt bestant tot des ander dages [81r] Ende ouer quamen datse sonder paerde ende sonder glauien te velde comen souden. Ende so keerde elck weder tot sinen lieden Des ander dages vroech quamen si te voet alsoot geseyt was Feracuyt nochtan bracht zijn sweert twelc hem niet en bate want Roelant hadt een ghewrongen stock dair hi hem al den dach mede sloech mer niet en quetste Hi sloech hem ooc mit vuysten ende mit ronde steenen dier veel lagen tot middage toe, dicwil bi consente vanden ruese ende hi en mochten niet quetsen Doe nam de ruese bestant van Roelant, want hi vaeck had ende hi began te slapen Ende roelant was cloec ende ionc ende hi leyde eenen steen onder des ruesen hooft om hem te bat doen slapen Ende dair was alsulcke ordinancie onder die kersten ende die heyden, wanneer si malcander bestant gauen dat niemant den anderen misdoen en mochte, ende als yemant dat bestant brack eert op geseyt was datmen die ter stont doden soude. Als Feracuyt die ruese genoech geslapen hadde so ontspranck hi. Ende roelant sadt bi hem ende hi began hem te vragen hoe hi so hert ende so sterc was dat hi sweert noch stoc noch steen en ontsach. Doe seide de ruese in spaensche tale al lachende, die roelant nochtans wel verstont Ick en mach niet gequest werden dan by den nauele Doe began Ferracuyt Roelant te besien ende vraechde hem hoe hi heet ende van wat geslachte dat hi was. Roelant seyde Jc heet roelant ende ic ben van vanden geslachte der Fransoysen Die ruese seide Van wat wette so sijn die fransoysen Roelant antwoorde Wi sijn bider gracien gods vander kerstenen wet ende den geboden christi sijn wi onderdanich ende om sijn geloue striden wi so veel als wi connen. Dit horende die ruese den name christi so seide hi Wie is christus die leuende gods in dien du geloues. Roelant antwoorde Hi is die vander maget marien geboren is, gecruyst, begrauen ende vander doot verresen Die ruese seyde Wi ghelouen dat die scepper van hemel ende eerde een god is ende dat hi noch vader noch sone en heeft ghehadt, daer om ist god ende niet en is hi drieuuldich. Roelant antwoorde Daer aen segdi waer dat een god is, mer seggende dat hi niet drieuuldich is so dooldi Ende si hadden noch meer subtile sprake vanden gheloue so dat Ferracuyt ten lesten seyde Met deser voorwaerden sal ic tegen di vechten, is dijn geloue warachtich dat ic verwonnen bliue, ende ist niet warachtich dat du dan verwonnen bliues, ende dattet den volcke dat verwonnen sal werden tot ewigen lachter si, ende den verwinnenden lof ende eere inder eewicheyt, twelc roelant consenteerde Doe gingen si striden ende roelant aenueerde Feracuyt Doe sloech Ferracuyt na Roelant met sinen sweerde, mer roelant spranc ter eenre siden ende ontfinc den slach op sinen stoc. Dair en binnen ouer viel die ruese Roelant (diens stocke in stucken was) ende hi neygeden oft buichden onder hem neder ter eerden Ter stont so bekende Roelant dat hi geensins ontgaen en mochte, ende hi riep te hulpe Jesum Christum der maghet marien sone, ende mitter hulpen gods so hief hi hem seluen op vander eerden ende grijpende enen knijf questste hi den ruese aen sijn nauel ende so schiet hi van hem Doe began de ruese veruaerlic te roepen Machumet, Machumet coemt mi te helpe want ic sterue Ende ter stont quamen die sarasijnen ende droegen hem ter stadt waert. Roelant was daer en binnen ghesont ghecomen bi die kerstenen [81v] mitten sarasinen die den ruese droegen in die stadt met groten gedruyssche. Ende si namen de stadt ende die borch, ende die geuangen kersten werden verlost. Waer af datse seer verblijt waren gode danckende vander groter victorien ende gracien. Ende coninc karel dede alle die sarasinen doden die niet gedoopt en wilden werden Ende die geen diet doopsel aen wilden nemen die werden ontfangen in gracien ende ghedoopt.

Hoe Roelant de reus bevocht en versloeg.

Toen Roelant dit zag dat niemand de reus Feracutus bevechten durfde en dat niemand voor zijn kracht mocht blijven staan zo nam hij verlof van koning Karel en reed naar de reus met grote moed als een dappere ridder gelijk hij was. En toen hij bij de reus kwam zo greep hij Roelant terstond met zijn rechterhand en legde hem voor op zijn paard en reed met hem tot zijn stad waart gelijk hij met de anderen gedaan had. Dus schaamde Roelant zich zeer en verhaalde zijn krachten en vertrouwde op God en pakte zijn vijand bij de kin die met lang haar behangen was. En terstond liet hij hem achterover op het paard vallen zodat ze beiden van het paard vielen ter aarde. Terstond zo sprongen ze snel op en trokken hun zwaarden en zo waande Roelant de reus te verslaan en doorsloeg met een slag het paard van de reus en de reus die zeer vertoornd was om zijn verlies verhief zijn linker vuist naar Roelant, maar Roelant ontsprong hem zodat hij zijn paard raakte wat terstond stierf. Toen vochten ze lang te voet met het zwaard. Tenslotte raakte Roelant hem op de arm daar hij het zwaard mee hield alzo dat het hem ontviel. Toen vochten ze te voet zonder zwaarden met hun vuisten en met stenen tot de noen toe. En toen de avond naakte zo begeerde Feracutus bestand tot de volgende dag. En ze kwamen overeen dat ze zonder paarden en zonder lansen te velde zouden komen. En zo keerde elk weer tot zijn lieden. De volgende dag vroeg kwamen ze voet alzo het gezegd was. Feracutus nochtans bracht zijn zwaard wat hem niet baatte want Roelant had een gewrongen stok daar hij hem de hele dag mee sloeg maar niet kwetste. Hij sloeg hem ook met de vuisten en ronde stenen die er veel lagen tot de middag toe, vaak bij toestemming van de reus en hij kon hem niet kwetsen. Toen nam de reus bestand van Roelant want hij had slaap en begon te slapen. En Roelant was kloek en jong en hij legde een steen onder het hoofd van de reus om hem beter te laten slapen. En daar was al zulke ordinantie onder de christenen en heidenen wanneer ze elkaar bestand gaven dat niemand de andere misdoen mocht en als iemand dat bestand brak eer het opgezegd was dat men die terstond zou doden. Toen Feracutus genoeg geslapen had zo sprong hij op. En Roelant zat bij hem en hij begon hem te vragen hoe hij zo hard en sterk was dat hij zwaard noch stok noch steen ontzag. Toen zei de reus in Spaanse taal al lachende, die Roelant nochtans wel verstond. Ik kan niet gekwetst worden dan bij de navel. Toen begon Feracutus Roelant te bezien en vroeg hem hoe hij heette en van wat geslacht dat hij was. Roelant zei; ‘Ik heet Roelant en ik ben van het geslacht der Fransen.’ De reus zei; ‘Van wat wet zo zijn de Fransen.’ Roelant antwoordde;’Wԗij zijn bij de gratie Gods van christen wet en de geboden Christus zijn we onderdanig en om zijn geloof strijden we zoveel als we kunnen.’ De reus hoorde de naam Christus en zo zei hij; ‘Wie is Christus die levende God waarin u gelooft.’ Roelant antwoordde; ‘Hij is die van de maagd Maria geboren, gekruisigd, begraven en van de dood verrezen.’ De reus zei; ‘Wij geloven dat de schepper van hemel en aarde een God is en dat hij noch vader noch zoon heeft gehad, daarom is het God niet al is hij drievuldig.’ Roelant antwoordde;’DԄaaraan zeg je waar dat er een God is, maar zeg je dat hij niet drievuldig is zo dool je.’ En ze hadden noch meer subtiele woorden van het geloof zodat Feracutus tenslotte zei; ‘Met deze voorwaarde zal ik tegen u vechten, is uw geloof waarachtig zodat ik overwonnen blijf en is het niet waarachtig dat u dan overwonnen blijft en dat het volk dat overwonnen zal worden tot eeuwige schande en de overwinnende lof en eer in de eeuwigheid,’ wat Roelant toestemde. Toen gingen ze strijden en Roelant ging Feracutus aan. Toen sloeg Feracutus naar Roelant met zijn zwaard, maar Roelant sprong ter zijde en ontving de slag op zijn stok. Ondertussen overviel de reus Roelant (diens stok in stukken was) en hij neeg of boog hem onder hem neer ter aarde. Terstond zo bekende Roelant dat hij geenszins ontgaan mocht en hij riep te hulp Jezus Christus, de zoon van de maagd Maria en met de hulp van God zo hief hij zichzelf op van de aarde en greep een mes en kwetste de reus aan zijn navel en zo scheidde hij van hem. Toen begon de reus vervaarlijk te roepen ‘Mohammed, Mohammed komt me te hulp want ik sterf.’ En terstond kwamen de Saracenen en droegen hem ter stad waart. Roelant was ondertussen gezond gekomen bij de christen met de Saracenen die de reus droegen in de stad met groot gedruis. En ze namen de stad en de burcht en de gevangen christenen werden verlost. Waarvan dat ze zeer verblijd waren en dankten God van de grote victorie en gratie. En koning Karel liet alle Saracenen doden die niet gedoopt wilden worden. En diegene die het doopsel aan wilden aannemen die werden ontvangen in gratie en gedoopt.

Vanden strijdt die coninc karel wan tegens twee coningen bi die stadt van Corduba. Ende vander wonderliker subtijlheyt der heydenen Ende hoe dat coninc karel daer na reysde totter kercken van sinte Jacobs in Galissien dien hi verhief ende grotelic priuilegieerde. etcetera.

DAer na cortelingen so wert keyser ende coninc Kaerlen ghebootscapt dat Ebrahum die coninc van ibilien ende Altumaior die wten strijde geuloden waren te Pampilonien hem verwachten om te striden, ende hem waren te hulpe gecomen veel vechtende mannen wt vij. steden, als wt sibilia, granata Sentina, denia, ubeda, abula, baecia Doe schicte hem karel om strijden. Als hi naecte der stadt van Corduba, so quamen dye selue coningen tegen hem met haren volc gewapent drie milen verre vander stadt, ende der sarasijnen waren omtrent .x.M. ende die [82r] kersten waren omtrent .vi.M. Doen scicte coninc karel sijn heyr in drie scaren. Die eerste waren die vroomste ridderen te peerde. Dander waren striders te voete Ende die derde waren ooc te paerde. ende die heydenen deden dies ghelijcken Ende als die eerste schare der kerstenen nakede bi karels gebode, so quamen de heyden te voete tegen der kersten paerden hebbende valsche vermaecte aensichten met hoornen den duuelen gelijc, ende si hadden al bellen die clincten, der welcker stemmen ende gheluyt als der kersten peerden hoorden ende sagen die eyslijcke figueren, so waren si seer veruaert ende deysden achterwerts so datse de kersten niet wederhouden en consten Ende als die scaren der kerstenen sagen deerste scare so vlieden, so werdense alle vliedende. Doe waren die Sarasijnen verblijt ende van achter volchden si die kerstenen tot dat si quamen aen eenen berch twee mijlen vander stadt. Die kerstenen daer vergadert sijnde so rusteden si verwachtende die heidenen om striden, die welc doe achterwaerts deysden. Daer stelden die kersten hair tenten ende bleuen daer tot des anderen dages. Des morgens so beual coninc karel al den strijderen dat si die hoofden van haren paerden al souden bedecken met doecken ende met laken op datse die veruaerlike aensichten niet sien en souden, ende datse haer oren ooc vast stoppen souden op datse tgeluyt vanden bellen niet en hoorden, twelc so gedaen sijnde ghingen dye kerstenen cloeckelic ten stride.Doe waren de heydenen veruaert ende die kerstenen dodender vele, mer de heydenen waren in een vergadert, ende int middel van hen was een wagen die vier ossen stierden daer hair banier op verheuen was die root was. Ende si hadden een manier dat niemant van hem vlieden en mochte also lange als de banier recht op stont. Twelc als karle bekende wel gewapent met sijnen helme ende onverwinliken ende vander godlijker cracht beschenen so ginc hi int heyr vanden heydenen ende werpt al ter neder dat hem ontmoete tot dat hi quam anden voorseyden wagen, so sloechhi af die banier Ende ter stont so werden de sarasinen verstroyt ende begonsten te vlieden Ende met groten gheroepe ende ghecrijsch van beyden siden so waren dair gedoot .viij.M. sarasinen metten voorseiden coninc van Sibilien, ende die coninc Altumaior ontuloot met .ij. dusent sarasinen in de stadt ende sterctese. Mer des ander dages gaf hise coninc karel ouer mit voorwaerden dat hi kersten werden wilde ende dies soude hi de stadt van coninc karel houden

Dair na deylde coninc Karel tlant van Spaengien sijnen strideren die daer wilden bliuen wonen, als tlant van Nauerrre den Brytonen, tlant van Castilien den Fransoyzen, Nagrea ende Saragossen den Griecken, tlant van Aragon dien van Poytieu, tlant van Alandele op die zee den Duytschen, tlant van Portegale den Deenen, ende den Brabanteren met den Vlamingen gaf hi tlant van Galissien Niemant en wasser na die tijt die coninc kaerle dorste beuechten in Spaengien.

Doe liet coninc karel sijn meeste volck in Spaengien ende reysde tot sinte Jacob ende alle die hi int lant vant gekeert totten ongeloue der sarasinen die dode hi oft hi santse in vrancrijke Doen stelde hi bisscopen ende priesteren ende hi maecte een vergaderinge van bisscopen ende van princen van Spaengien ende Galilssien te [82v] genwoordich ende toecomende gehoorsaem sijn soude den eertsbisschop van sinte Jacob

Ter beden van coninc Karel wijde ic Turpijn eertsbisscop van Riemen die kercke van sinte Jacobs met .ix. bisscopen in die Kalenden Junij. Ende coninc karel maecte der seluer kercken al spaengien ende Galissien onderdanich, beuelende voort elcken huysman iaerlijcx te geuen vier penningen van schulde ende maecte die selue kercke vy van alle eygentheyt ende noch meer priuilegien. etcetera.

Van de strijd die koning Karel won tegen twee koningen bij de stad Cordoba. En van wonderlijke subtielheid der heidenen. En hoe dat koning Karel daarna reisde tot de kerk van Sint Jacob in Galicië die hij verhief en zeer privilegieerde etc.

Gauw daarna zo werd keizer en koning Karel geboodschapt dat Ebrahum, de koning van Sicilië, en Altumaior die uit de strijd gevlogen waren te Pamplona hem opwachten om te strijden en hen waren te hulp gekomen veel vechtende mannen uit 7 steden zoals uit Sevilla, Granada, Sentinel, Denia, Ubeda, Avila, Baeza. Toen schikte zich Karel om te strijden. Toen hij de stad Cordoba naderde zo kwamen die drie koningen tegen hem met hun volk gewapend drie mijlen van de stad en de Saracenen waren omtrent 10 000 en de christen waren omtrent 6 000. Toen schikte koning Karel zijn leger in drie scharen. De eerste waren de dapperste ridders te paard. De andere waren strijders te voet. En de derde waren ook te paard en die heidenen deden diergelijk. En toen de eerste schaar der christen bij Karels gebod aankwamen zo kwamen de heiden te voet tegen de christen paarden en hadden valse vermaakte aanzichten met horens de duivels gelijk en ze hadden alle bellen die klonken van welke stemmen en geluid de christen paarden hoorden en zagen die ijselijke figuren zo waren ze zeer bang en deinsden achteruit zodat de christenen ze niet tegen konden houden. En toen de christen schaar de eerste schaar zagen vlieden zo begonnen ze allen te vlieden. Toen waren de Saracenen verblijd en van achter volgen ze de christenen totdat ze aan een berg kwamen twee mijlen van de stad. De christenen die daar verzameld werden rustten en wachtten de heidenen op om te strijden die achteruitdeinsden. Daar stelden de christenen hun tenten en bleven daar tot de volgende dag. ‘s Morgens zo beval koning Karel alle strijders dat ze de hoofden van hun paarden geheel zouden bedekken met doeken en met laken zodat ze die vervaarlijke gezichten niet zouden zien en dat ze hun oren ook dicht stoppen zouden zodat ze het geluid van de bellen niet hoorden, wat ze deden en zo gingen de christenen kloek ten strijde. Toen waren de heidenen bang en de christen doodden er vele, maar de heidenen waren ineen verzameld en in het midden van hen was een banier op een wagen met vier ossen en alzo lange als de banier rechtop stond. Wat Karel bekende en goed gewapend met zijn helm en onoverwinnelijk van de goddelijke kracht beschenen zo ging hij in het leger der heidenen en wierp alles neer dat hij ontmoette totdat hij aan den voor genoemde wagen kwam en sloeg de banier af. En terstond zo werden de Saracenen verstrooid en begonnen te vlieden. En met groot geroep en gekrijs van beide zijden zo waren daar gedood 8000 Saracenen met de voornoemde koning van Sicilië en koning Altumaior ontkwam met 2000 Saracenen in de stad en sterkte. Maar de volgende dag gaf hij het koning Karel over met voorwaarde dat hij christen worden wilde en dus zou hij de stad van koning Karel houden.

Daarna verdeelde koning Karel het land van Spanje zijn strijders die daar wilden blijven wonen als het land Navarra die van Bretagne, het land van Castili den Fransen, Nagrea en Zaragoza de Grieken, het land van Aragon die van Poitou, het land van Alandele op de zee de Duitsers, het land van Portugal de Denen en de Brabanders met de Vlamingen gaf hij het land van Galici. Niemand was er die tijd die koning Karel durfde te bevechten in Spanje.

Toen liet koning Karel zijn meeste volk in Spanje en reisde tot Sint Jacob en allen die hij in het land vond gekeerd tot het ongeloof der Saracenen die doodde hij of hij zond ze in Frankrijk. Toen stelde hij bisschoppen en priesters aan en hij maakte een vergadering van bisschoppen en van prinsen van Spanje en gallica die tegenwoordig en toekomend gehoorzaam zouden zijn de aartsbisschop van Sint Jacob.

Ter beden van koning Karel wijdde ik Tulpijn, aartsbisschop van Reims, de kerk van Sint Jacob met 9 bisschoppen in de maand juni. En koning Karel maakte die kerk geheel Spanje en Galicië onderdanig en beval voort elke huisman jaarlijks te geven vier penningen van schuld en maakte die kerk vrij van alle eigendom en noch meer privileges etc.

Vanden verraetscap van Gauloen, ende vanden groten strijt die opten Ronceuale geschiede, daer .xc.M. heydenen ende al die meeste kersten princen verslagen werden

NAe dat die alder vermaerste keyser ende coninc Karel al tlant van Spaengen ter eeren gods ende sijns apostels sinte Jacob gecregen had, weder kerende tot sinen lande, so quam hi tot Pampilonien met sijn volc Ende doe waren tot Sarragossen wonende .ij. coningen heyden als Marcirius ende Beligandis sijn broeder al daer ghesonden vanden Ammirael van Babilonien die welcke Kaerlen onderdanich waren ende dienden hem, mer het was in geueinsder minnen Den welcken coninc karel dede beuelen met Gauloen sinen raets- [83r] man datse het doopsel aen namen oft dat si hem tribuyt seynden Doe seyndese hem .xx. paerden geladen met goude, siluer ende ander iuwelen, ende .cccc. paerden geladen met sueten wijn om die striders te lauen ende veel schoon heydensche vrouwen Ende gauloen gauen si .xx. paerden met scatte geladen op dat hi de kerstenen in haren handen leueren soude, twelc Gauloen beloofde te doen Die verraetscap gesloten sijnde keerde Gauloen tot coninc kaerle ende gaf hem de scatten die hem ghesonden waren seggende dat Marcirius kersten werden wilde, ende dat hi hem bereyde om in vrancrijcke tdoopsel te ontfangen ende datse dat lant van Spaengien van kaerlen houden souden. Die vroomste striders droncken vanden wijn, mer geen heydens vrouwen wilden si, mer somige vanden minre strijderen namen van dien vrouwen. Kaerle ghelouende Guwellons woorden reysde voort na Vrancrijck ouer dat pas van Portifers. Ende mits Guwellons in geuen so beual Kaerle sijnen alre liefsten neue Roelandt graue van Mans ende van Blaye dat hi met den meesten heren ende capiteynen ende met .xx.M. vrome kerstenen, die hoede op den Ronceuale houden souden ende alle tlant te bewaren vanden ongelouigen, twlc roelant volbrachte niet wetende van Guwellons verraetscap. Mer want in den voorgaenden nacht somige kersten droncken vanden wijn voorscreuen ende oncuysheit gedaen hadden mitten heydenschen vrouwen ende ooc met kersten vrouwen die si met hem hadden so verdienden si van gode geslagen te werden. Als dan coninc Karel ouer tpas was ende Roelant die passagie wachtede, soe quam Marcirius des morgens also Guwelloen hem beuolen hadt ende beuacht die kersten ridders aen allen sijden meer dan met .xc.M. sarasinen Grote bloetstortinge geschieder, die kersten weerden hem vromelic. Roelant en dede niet dan ridderen vellen ende dootslaen. Oliuier sijn lieue ghesel de alder gheleerste ridder in strijden, die vroomste ende stercste van armen was bebloet vanden schouderen totten armen in dat sarasijnsche bloet. Ogier en dede ooc niet min, ende al dander vrome kersten en waren niet ledich elc vacht so lanc als god hem leuen ionde Maer die meeste menichte der sarasinen wert hem te swaer, hoe wel datter nochtans niet veel en ontquam. Ende vanden kersten ridders in Roelants geselscap en bleuender als gheen te lijf. Doe dese anxtelike strijt dus geschiet was tot groter scaden van kerstenrijcke so trocken die heydenen achterwaert

Hier mochtmen vraghen waer om dat god de geen liet steruen die geen oncuysheyt gedaen en hadden als dander die oncuysheyt gedaen hadden. So is dan te weten dat god niet en wilde dat si tot haren lande wederkeeren souden op datse in gheen sware sonden en vielen ende so wilde god haren arbeyt lonen metter cronen des eewich leuens. Ende die oncuysheyt gedaen hadden liet hi doden, want biden swaerde wilde hy haer sonden wt playnen. etcetera. [83v]

Van het verraad van Guwelloen en van de grote strijd die op Ronceval geschiedde daar 9000 heidenen en de meeste christen prinsen verslagen werden.

Nadat de aller vermaardste keizer en koning Karel al het land van Spanje ter eren Gods en zijn apostel Sint Jacob gekregen had en terug keerde tot zijn land zo kwam hij tet Pamplona met zijn volk. En toen woonden te Zaragoza 2 heiden koningen als Marcirius en Beligandis, zijn broeder, aldaar gezonden van de admiraal van Cairo die Karel onderdanig waren en dienden hem, maar het was in geveinsde minne. Koning Karel liet bevelen door Guwelloen, zijn raadsman, dat ze het doopsel aannamen of dat ze hem tribuut zonden. Toen zonden ze hem 20 paarden geladen met goud, zilver en andere juwelen 400 paarden geladen met zoete wijn om de strijders te laven en veel mooie heidense vrouwen. En Guwelloen gaven ze 20 paarden met schat geladen opdat hij de christenen in hun handen leveren zou. Wat Guwelloen beloofde te doen. Dat verraad gesloten zijnde keerde Guwelloen tot koning Karel en gaf hem de schatten die hem gezonden waren en zei dat Marcirius christen wilde worden dat hij zich bereidde om in Frankrijk het doopsel te ontvangen en dat ze dat land van Spanje van Karel zou houden. De dapperste strijders dronken van de wijn, maar ze wilden geen heidense vrouwen, maar sommigen van de mindere strijders namen van die vrouwen. Karel geloofde Guwelloenՠs woorden en reisde voort naar Frankrijk over de pas van Portifers. En mits GuwelloenՍ s ingeven zo beval Karel zijn allerliefste neef Roeland, graaf van Mainz en van Blaye dat hij met de grootste heren en kapiteins en met 20 000 dappere christenen de hoede op Ronceval zou houden en het hele land te bewaren van de ongelovigen, wat Roelant volbracht en niets wist van het verraad van Guwelloen. Maar omdat in de voorgaande nacht sommige christen dronken van de wijn en onkuisheid hadden gedaan met de heidense vrouwen en ook met christenvrouwen die ze met zich hadden zo verdienden ze van God geslagen te worden. Toen dan koning Karel over de pas was en Roelant de passage bewaakte zo kwam Marcirius Գ morgens alzo Guwelloen hem bevolen had en bevocht de christenridders aan alle zijden tegen meer dan 10 000 Saracenen. Grote bloedstorting geschiedde er, de christen verweerden zich dapper en Roelant deed niets anders dan ridders vellen en doodslaan. Olivier, zijn lieve gezel en aller geleerdste ridder in strijd, de dapperste en sterkste van armen was bebloed van de schouders tot de armen in dat Saracenen bloed. Ogier deed ook niet minder en alle andere dappere christenen waren niet ledig en elk vocht zo lang als God hen leven gunden. Maar in de grootste menigte der Saracenen werd het hem te zwaar, hoewel dat er nochtans niet veel ontkwamen. En van de christenridders in Roelantՠs gezelschap bleven er als geen leven. Toen deze angstige strijd dus geschied was tot grote schade van christenrijk zo trokken de heidenen achteruit.

Hier mocht men vragen waarom dat God diegene liet sterven die geen onkuisheid had gedaan zoals de andere die onkuisheid gedaan hadden. Zo is dan te weten dat God niet wilde dat ze tot hun land terug keren zouden zodat ze in geen zware zonden vielen en zo wilde God hun werk belonen met de kroon van het eeuwige leven. En die onkuisheid gedaan hadden liet hij doden want met het zwaard wilde hij hun zonder uitwissen etc.

Noch van een strijt die Roelant hadde alleen met .C. kerstenen die hi bi een vergaderde metten geluyde van sinen horen tegen die felle sarasinen daer hi den coninc Marcirius versloech ende van sinen broeder Beligandt, ende hoe Roelant sterf ende der clachten die coninc karel ouer die verslagen kerstenen dede, bysonder ouer den graue Roelant. etcetera.

ALs die strijt aldus gedaen was so vant Roelant alleen sijnde in dat bosch een sarasijn wten strijde vermoeit sijnde ende int bosch schulende, dien vinc hi ende banten vast aen eenen boom Ende doe clam roelant op een berch bespiende die heydenen, ende hi sach datse vele waren ende hi keerde achterwert na den wech van Ronceuale daer die geen reyseden die door den pas lijden wouden Doe blies hi met sinen horen van yuore, wt welcken geluyde tot hem quamen omtrent C. kersten, mitten welcken hi door tbosch quam totten sarasijn, dien hi hadt gebonden, den welcken hi ontbant ende hielt sijn sweert bouen sijn hooft seggende Jst dattu met mi coemste ende mi wijste den coninc Marcelijs so sal ic di leuende laten oft anders sal ic di doden. Ter stont ginc die sarasijn mit Roelant ende wees hem coninc Marcirius onder dat heydensche volck met eenen bayen paerde ende met enen ronde schilt Doe wert roelant wel gemoet ende hernemende sijn crachten so sloech hi ter stont onder die sarasinen ende siende een man bouen alle anderen groot ende stout den heydenen moet geuende, dien hi doorsloech met eenen slage vanden hoofde tot door den sadel ende sijn peert int midden dore so dat die een [84r] helft des lichaems vanden heydenschen man viel ter rechter sijden ende dander ter luchter. Twelck als die heydenen sagen so lieten si haren coninc met luttel lieden int velt ende si namen die vlucht Ter stont trat Roelant int heyr vanden sarasinen bi gods cracht dien hi meest alle versloech ter rechter ende ter luchtersiden ende hi versloech den coninc Marcirius die vloot ende ooc sijnen sone Oliuier was seer gewont vanden moren, twelc hier te lanck soude vallen te scriuen. Alle Roelants gesellen waren bi na op vier oft vijf verslagen Ende roelant was seer gequest van binnen ouer mits groten arbeyde. Als Beligandis vernam dat Marcirius sijn broeder verslagen was so trac hi met sijn volck achterwaert. Mer sijn volck somige moren ouermits groten nijde die si hadden op Oliuier om dat hi Galafers haren here verslagen hadt so cruysten si hem in die eerde met vier stocken. Ende coninc karel met sijn heyre wist hier niet aff.

Roelant seer vermoeyt sijnde vanden strijde, droeuich vanden doot der kerstenen quam alleen door tbosch gereden tot bi dat pas van Portifers, ende onder een boom bi een Marberen steen die daer stont gherecht in een beemt opten Ronceuale sadt hi van sinen paerde. Ende hi hadde noch aen hem sijn swaert dat vergult ende seer schoon was van wercke, wel snidende ende claer blinckende met eenen yuoren hechte ende den appel van Berillen steen, twelc hi wter scheyden track mitter hant houdende ende aensiende sprac hi met droeuer herten aldus. O alder schoonste ende suetste sweert, bequaem van lengde ende breyde, in stercheden alre stercke met een gulden cruce blinckende metten groten name gods Alpha et O getekent, metter godliker cracht verciert. Wie sal voort aen dijn stercheyt gebruken, wie sal di houden ende hebben Wie di besitten sal die sal altijt onuerwonnen sijn, onueruaert, metter godliker cracht omuangen Bi di sal werden dat ongelouich volc vernielt, die kersten wet verheuen, ende den lof gods ende eerlike fame vercregen O salich sweert die di ghemaect heeft en heeft voor noch na dijns gelijc gemaect. O lazen ist dat di crighet eenich onwetende oft bloode ridder oft sarasijn oft onghelouich so ben ic seer bedroeft. Dit aldus gheseyt hebbende ende beduchtende dat sijn swaert onder der sarasinen handen soude comen so sloech hi daer mede drie slagen opten Merbersteen om dat te breken, mer aenmerct dit godlijck teken, in twee deelen schoorde die steen van bouen tot beneden ende sijn sweert bleef ongequetst. Dair na bestont Roelant met sijnen horen te blasen met groten geluyde op dat eenige kerstenen die wt vrese der sarasinen gheuloden die wt vrese der sarsinen gheuloden waren tot hem comen souden in sijn wterste ende sijn swaert ende paert nemen ende die felle sarasinen veruolgen, want hi wel wiste dat Beligandis noch was daer omtrent Mer lazen niemant quam by hem, dies hi seer droeuich was Waer om dat Roelant sijnen horen met alsulcker crachten blies dat hi hem seluen quetste ende sijn herssenen schoorden ende die aderen ende zenuwen borsten van sijnen halse ende ooc den horen. Waer af dat tgeluyt quam totten oren van coninc karel bider engelen hulpe, die sijn tenten gheslagen hadde na Gascoengien toe met sinen volcke in een dal .viij. mijlen verre van der plaetsen daer roelant was. Kaer- [84v] le dit horende wilde ter stont tot hem reysen om hem te helpen, maer lazen Guwelloen wel wetende dat roelant in liden was seyde totten keyser karel Heer keyser en wilt niet achterweert keeren, maer die hertoge Bauier riet Kaerlen weder te keeren. Guwellon seyde Roelant en behoeft uwer hulpen niet mer hi iaghet nv eenich wilt dier int wout O wat bedriechliker raet bider verraetscap van Judas te ghelijcken

Noch van een strijd die Roelant had alleen met 100 christenen die hij bijeen verzamelde met het geluid van zijn horen tegen de felle Saracenen daar hij koning Marcirius versloeg en van zijn broeder Beligandt en hoe Roelant stierf en de klachten die koning Karel over die verslagen christenen deed en vooral over de graaf Roelant etc.

Toen de strijd aldus gedaan was zo vond Roelant die alleen was in het bos een Saraceen die in de strijd vermoeid was en in het bos schuilde, die ving hij en bond hem vast aan een boom. En toen klom Roelant op een berg en bespiedde de heiden en hij zag dat er veel waren en hij keerde achteruit naar de weg van Ronceval daar diegene reisden die door de pas wilden gaan. Toen blies hij met zijn ivoren horen uit welk geluid tot hem kwamen omtrent 100 christenen waarmee hij door het bos kwam tot de Saraceen die hij had gebonden die hij los maakte en hield zijn zwaard boven zijn hoofd en zei; ԉs het dat u met mij komt en me de koning Marcirius wijst zo zal ik u leven laten of anders zal ik u doden. Terstond ging de Saraceen met Roelant en wees hem koning Marcirius onder dat heidense volk met een bruin paard en met een rond schild. Toen werd Roeland goed gemoed en hernam zijn krachten en zo sloeg hij terstond onder die Saracenen en zag een man boven alle anderen groot en dapper die de heidenen moed gaf die hij doorsloeg met een slag van het hoofd tot door het zadel en zijn paard midden door zodat de ene helft van het lichaam van de heidense man ter zijden viel en de ander te linker. Toen de heiden dat zagen zo lieten ze hun koning met weinig lieden in het veld en ze namen de vlucht. Terstond trad Roelant in het leger van de Saracenen bij Gods kracht die hij meest allen versloeg ter rechter- en ter linkerzijden en hij versloeg koning Marcirius die vloog en ook en zijn zoon. Olivier was zeer gewond van de Moren wat hier te lang zou vallen om te schrijven. Alle gezellen van Roelant waren bijna op vier of vijf na verslagen. En Roelant was zeer gekwetst van binnen vanwege de grote arbeid. Toen Beligandis vernam dat Marcirius, zijn broeder, verslagen was zo trok hij met zijn volk achteruit. Maar zijn volk morden sommigen vanwege de grote nijd die ze hadden op Olivier omdat hij Galafer, hun heer had verslagen zo kruisigden ze hem in de aarde met vier stokken. En koning Karel met zijn leger wist niets hiervan.

Roelant die zeer vermoeid was van de strijd en droevig van de dood der christenen kwam alleen door het bos gereden tot bij de pas van Portifers en onder een boom bij een marmeren steen die daar stond opgericht in een beemd op Ronceval steeg hij van zijn paard. En hij had nog zijn zwaard aan dat verguld en zeer mooi was en goed sneed en helder blonk met een ivoren hecht en de appel van beril steen wat hij uit de schede trok en in de hand hield en het aanzag en sprak met droevig hart aldus; ‘O allermooiste en liefste zwaard, geschikt van lengte en breedte, in sterkte allersterkst en blinkt met een gouden kruid met de grote naam Gods Alpha en O getekend en met goddelijke kracht versierd. Wie zal voortaan uw sterkte gebruiken, wie zal u houden en hebben. Wie u bezitten zal die zal altijd onoverwonnen zijn, onverschrokken en de goddelijke kracht omvangen. Bij u zal dat ongelovige volk vernield en de christen wet verheven en de lof Gods en eerlijke faam verkregen worden. O zalig zwaard die u gemaakt heeft voor noch na u gelijkgemaakt. O helaas is het dat u krijgt enige onwetende of bange ridder of Saraceen of ongelovige zo ben ik zeer bedroefd.’ Dit zei hij aldus en vreesde dat zijn zwaard onder der Saracenen handen zou komen zo sloeg hij daarmee drie slagen op de marmerensteen om dat te breken, maar merkte het goddelijke teken de steen scheurde in twee delen van boven tot beneden en zijn zwaard bleef ongeschonden. Daarna bestond Roelant met zijn horen te blazen met groot geluid opdat enige christen die uit vrees van de Saracenen gevlogen waren tot hem zouden komen in zijn uiterste en zijn zwaard en paard nemen en die felle Saracenen achtervolgen want hij wist wel dat Beligandis noch daaromtrent was. Maar helaas, niemand kwam bij hem en dus was hij zeer droevig. Waarom dat Roelant zijn horen met al zulke kracht blies dat hij zichzelf kwetste en zijn hersens scheurden en de aderen en zenuwen barstten van zijn hals en ook de horen. Waarvan dat geluid kwam tot de oren van koning Karel bij engelen hulp die zijn tenten geslagen had naar Gascogne toe met zijn volk in een dal 8 mijlen ver van de plaats daar Roelant was. Karel hoorde het en wilde terstond tot hem reizen om hem te helpen, maar helaas, Guwelloen die wel wist dat Roelant in lijden was, zei tot keizer Karel; ‘Heer keizer, wil niet achteruitgaan’, maar de hertog Bavier raadde Karen aan terug te keren. Guwelloen zei; ‘Roelant behoeft uw hulp niet, maar hij jaagt nu enig wild dier in het woud.’ O wat bedrieglijke raad dat bij het verraad van Judas te vergelijken is.

Als dan Roelant neder lach opt gras so was hi seer dorstich water begerende om hem te lauen. So quam daer Boudewijn dien hi badt om luttel waters te hebben Ende so sochte Boudewijn water twelck hi niet crijgen en conde dies hi droeuich was, ende anxte hebbende voor die sarasijnen ende bemerckende dat roelant der doot naecte so screet hi op Roelants paert ende reet met grooter droefheyt tot coninc Karels heyr.

Als dan Boudewijn van roelant gescheiden was so quam dair de voorscreuen Diederic van Britzewout die deerlijc ouer Roelant bestont te wenen, vermanende hem met vasten geloue sijn siele te bewaren Mer roelant hadt hem op dien dach gebiecht ende theilich sacrament ontfangen eer hi te stride ghinc, also die ghewoonte was onder die kersten eer si gingen te stride, dat si hem biechten ende ontfingen dat heylich sacrament vanden bisscopen ende priesteren die daer waren. Roelant gods martelaer doe opheffende sijn ogen ten hemelwaert seyde aldus Here ihesu christe, om wiens gheloue ick mijn lant ghelaten heb ende ben hier gecomen in dit ongelouich lant om dijn kerstenheit te verheffen. veel strijden der ongelouiger heb ic verwonnen bi dijnre hulpen. honger, dorst, ende ontallijcke zericheden heb ic geleden, mijn siel beueel ick di in deser vren. Also du heere voor mi hebt gewerdicht vander maget marien te werden geboren, lijden steruen ende verrisen, also ghewerdige mijn siele te verlossen vander ewiger doot Wat ic tegen di gesondicht heb vergeuet mi ende mijn siele voert in de ewige ruste, want ghi geseyt hebt lieuer te hebben tleuen des sondaers dan sijn doot Jc geloue metter herten ende belijde metten monde dat ghi daer om mijn siel wt leyden wilt op datse mach ghebruken die ewige glorie. etcetera. Ende houdende sijn hant op sijn borst (also Diederijck namaels vertelde) so sprack hi met groten suchten dese woorden. Here ihesu christe des leuenden gods sone ende der maget Marien, met alle mijn binnensten belide ende geloue ic dat ghi mijn verlosser leuet, ende inden wtersten dage sal ic verrisen vander aerden ende in mijn vleesche sal ic sien mijn behouder. Dese voorscreuen woorden sprack hi driewerf. Desgelijcx leyde hi sijn hant op sijn ogen seggende. Dien sal ic sien ende dese ogen sullen hem aensien Ende weder op doende sijn ogen sach hi opwaerts ten hemel ende tekende sijn borst metten teken des heyligen cruces seggende Alle eertsche dingen sijn mij snode, want bider gauen christi so sie ic nv dat noyt oge en sach noch ore en hoorde noch noit en quam in des menschen herte wat god die menschen bereyt heeft den genen die hem minnen. Daer na wtreckende sijn handen tot gode so bad hi voor die geen die inden strijt waren doot ghebleuen Heere dy binnenste aderen dijnre ontfermherticheit moeten beruert werden ouer de gelouige kersten menschen onse medebroederen, [85r] die huden inden strijt ghestoruen sijn want nv leggen si om dijnen wille van den sarasinen verslagen, mer here doet af goedertierlic haer vlecken ende geweerdicht haer sielen te verlossen Sent heere dijn engelen die haer sielen verlossen wten regioen der duuelen, die geleydende totten hemelschen rijcke, op datse metten heiligen martelaren regneren moeten ende mit di sonder eynde verbliden Die leues ende regneerste met god den vader ende den heiligen geest in eewichteyt Amen.

Ende ter stont so verschiet dye heylighe siele wten lichaem des heylighen martelaers Roelants ende wert vanden engel gheuoert inden hemele, daer si regneert ende verblijt sonder eynde. Ende in dier vren soe verschiet Theodricus voorseyt van daer

Toen dan Roelant neer lag op het gras zo was hij zeer dorstig en begeerde water om hem te laven. Zo kwam daar Boudewijn die hij bad om wat water te hebben. En zo zocht Boudewijn water wat hij niet krijgen kon, dus was hij droevig en had angst voor de Saracenen en merkte dat Roelant de dood naakte en zo ging hij op het paard van Roelant en reed met grote droefheid tot koning Karels leger.

Toen dan Boudewijn van Roelant gescheiden was zo kwam daar de voorschreven Theuderik van Britzewout die deerlijk over Roelant bestond te wenen en vermaande hem met vast geloof zijn ziel te bewaren. Maar Roelant had zich op die dag gebiecht en het heilig sacrament ontvangen eer hij te strijd ging alzo de gewoonte was onder de christenen eer ze gingen te strijden ze zich biechten en ontvingen dat heilige sacrament van de bisschoppen en priesters die daar waren. Roelant, Gods martelaar, hief toen zijn ogen op ten hemel waart en zei aldus; ‘Heer Jezus Christus, om wiens geloof ik mijn land verlaten heb en hier gekomen in dit ongelovige land om uw christenheid te verheffen. Veel strijd der ongelovigen heb ik overwonnen bij uw hulp, honger, dorst en ontelbare pijnen heb ik geleden, mijn ziel beveel ik u in dit uur. Alzo u heer voor mij hebt gewaardigd van de maagd Maria te worden geboren, lijden sterven en verrijzen, alzo gewaardig mijn ziel te verlossen van de eeuwige dood. Wat ik tegen u gezondigd heb vergeef het me en voer mijn ziel in de eeuwige rust want ge hebt gezegd hebt liever het leven der zondaars te hebben dan zijn dood. Ik geloof met het hart en belijdt met de mond dat ge daarom mijn ziel weg leiden wil opdat u het mag gebruiken in de eeuwige glorie etc.ՠEn hield zijn hand op zijn borst (alzo Diederik later vertelde) zo sprak hij met grote zuchten deze woorden; Ԉeer Jezus Christus de levende zoon van God en de maagd Maria met al mijn binnensten belijdt en geloof ik dat gij mijn verlosser leeft en op de laatste dag zal ik verrijzen van de aarde en in mijn vlees zal ik mijn behoeder zien’ Deze woorden sprak hij driemaal. Desgelijks legde hij zijn hand op zijn ogen en zei; ‘U zal ik zien en deze ogen zullen hem aanzien.’ En deed weer zijn ogen open en keek omhoog ten hemel en tekende zijn borst met het teken van het heilige kruis en zei; ‘Alle aardse dingen zijn mij snode want bij de gaven van Christus zo zie ik dat nooit een oog zag noch oor hoorde en noch nooit kwam in een mensen hart wat God de mensen bereid heeft diegenen die hem minnen.’. Daarna strekte hij zijn handen tot God en zo bad hij voor diegenen die in de strijd dood waren gebleven; ‘Heer, uw binnenste aderen uw ontferming moet beroerd worden over de gelovige christenen onze medebroeders die heden in de strijd gestorven zijn want nu liggen ze vanwege u van de Saracenen verslagen, maar heer, doe goedertieren af hun vlekken en gewaardig u hun zielen te verlossen, Zend heer uw engelen die hun zielen verlossen uit de macht van de duivels en begeleiden tot het hemelse rijk opdat ze met de heilige martelaars regeren moeten en met u zonder einde verblijden. Die leeft en regeert met God dn vader en de heiligen geest in eeuwigheid. Amen.’

En terstond scheidde de heilige ziel uit het lichaam van de heilige martelaar Roelant en werd van de engel gevoerd in de hemel en daar regeert hij verblijdt en zonder einde. En in dat uur zo scheidde Theuderik van daar.

Hier na volcht een druckelike clachte in Rijme vanden graue Roelant

[85v] DOe roelant doot was ende ic Tulpijn in Karels dale misse dede den .xij. kalende Julij soe wert ic van mi seluen opgetogen ende ic hoorde die choren der engelen singen niet wetende wattet was Ende als die engelen hoger opvoeren so quam van achter een lelijke schare van duuelen een proye met hem vuerende ende leden verbi mi ende ick vragede Wat draechdi. Si seyden Wi dragen Marcirius ter hellen, mer v trompet blaser vuert de engel Michiel met vele ander ten hemel Als die misse gedaen was so seide ic den coninc Here weet certeyn dat sinte Michiel Roelants siele met veel kersten sielen vuert ten hemel mer ic en weet niet wat doot hi gestoruen is, ende die duuelen vueren Marcirius siel met veel onghelouige sielen ter hellen Als ic dit seide so quam Boudewijn gereden op Roelants peert die ons vertelde al datter geschiet was ende hoe hi Roelant had laten liggen in sijn wterste Ter stont so was door al theyr grote gheroep ende al tvolc track derwerts Ende Karel vant eerstweff sijnen neue Roelant deerlic doot leggende sijn armen cruyswijs hebbende. Doen viel karel op hem ende bestont met droeuer stemmen ende onsprekeliken suchten te screyen sijn handen slaende, seggende met luder stemmen O rechter arme mijns lichames, eere van vrancrijke, sweert der rechtuerdicheit, glauie onbugelijc, pancier onbrekelic, helm der salicheyt bi Judas Machabeus te gelijcken ende biden stercken Sampson, Saul, ende Jonatas in fortunen gelijc. Eylaes waer om heb ick di in dit lant gebracht, hoe sie ic dy nv gestoruen Ach waer om en sterf ic niet met di Ghi leeft metten engelen verhuecht metten choren der martelaren verblijt met allen heiligen O roelant du werdes van desen leuen genomen in der outheit van .xxxviij. iaren ende ontfanghes dat hemelsche lant ons latende in deser werelt, dattu ons dus afgenomen werdes dyes sucht die werelt ende in eeren die hemel verblijt. Met sodanige ende ander woorden so beweende coninck Karel sinen neue Roelant also lange als hi leefde, ende ter stont ter seluer plaetsen daer roelants dode lichaem lach sloech kaerle sijn tenten. Ende roelant wert gebalsemt met mirre ende Aloe, ende schone exequiem dedemen ouer hem met schonen lichte ende vuere in dat bosch ontstekende

Klaaglied laat ik van Roelant gaan.

Toen Roelant dood was en ik Tulpijn in Karels dal mis deed de 12de juli zo werd ik van mijzelf opgetogen en ik hoorde de engelenkoren zingen en wist niet wat het was. En toen de engelen hoger opvoeren zo kwam van achter een lelijke schaar van duivels die een prooi met hen voerden en gingen voorbij mij en ik vroeg; ‘Wat dragen jullie,’ Ze zeiden; ‘We dragen Marcirius ter helle, maar uw trompet blazer voert de engel Michiel met vele ander ten hemel.’ Toen de mis gedaan was zo zei ik de koning;’Heer weet zeker dat Sint Michiel Roelant ‘s ziel met veel christenen ten hemel voert, maar ik weet niet welke dood hij gestorven is en de duivels voeren Marcirius ziel met veel ongelovige zielen ter helle.’ Toen ik dit zei zo kwam Boudewijn gereden op Roelantՠs paard die ons alles vertelde dat er geschied was en hoe hij Roelant had laten liggen in zijn uiterste. Terstond zo was door het hele leger groot geroep en al het volk trok derwaarts. En Karel vond zelf eerst zijn neef Roelant deerlijk doodliggen die zijn armen kruisvormige had. Toen viel Karel op hem en bestond met droevige stem en onuitsprekelijk zuchten te schreien en sloeg zijn handen en zei met luide stem; ‘O rechterarm van mijn lichaam, eer van Frankrijk, zwaard der rechtvaardigheid, onbuigzaam lans, onbreekbaar pantser, helm der zaligheid bij Judas Maccabaeus te vergelijken en bij de sterke Samson, Saul, en Jonas in fortuin gelijk. Helaas waarom heb ik u in dit land gebracht, hoe zie ik u nu gestorven. Ach waarom sterf ik niet met u. Ge leeft met de engelen verheugd en met het koor der martelaars en verblijdt met alle heiligen. O Roelant, u werd van dit leven genomen in de ouderdom van 38 jaren en ontving dat hemelse land en liet ons in deze wereld dat u ons afgenomen werd. U zuchtte in deze wereld en verblijdt u in de eer van de hemel.’ Met zodanige en andere woorden zo beweende koning Karel zijn neef Roelant alzo lang als hij leefde en terstond terzelfder plaats daar Roelantՠs dode lichaam lag zo sloeg Karel zijn tenten. En Roelant werd gebalsemd met mirre en Aloë en een mooie lijkstatie deed men over hem met mooi licht en vuur dat men in het bos ontstak.

Hoe coninc Karel vertrack daer den strijt geschiede Ende hoe de sonne staende bleef als coninc karel die sarasinen veruolchde

DEs ander dages vroech so track dat heyr ter plaetsen dair de strijt geschiet was ende daer die kersten strijders doot lagen inden Ronceuale. Dair vant elck sijn vrient die somige doot, die somige leuende maer ter doot gewont. Si vonden daer den goeden ridder Oliuier graue van Geneueren doot leggen opter eerden cuyswijs wtgerect mit vier gewrongen coorden ghebonden aen vier staken in deerde geslagen ende met scharpen messen gheuilt vanden halse totten naghelen van sinen handen ende voeten ende doorsteken met gheschutte glauien ende swaerden ende met swaren stocken gheslagen. Doe was daer groot gecrijsc van droefheden want elck was daer droeuich om sinen vrient Doe swoer Karel bi god almachtich dat hi na de heydenen reysen soude tot dat hise vonde Ende ter stont als hi die allene met sijn ridderscap begonste te soeken [86r] ende te veruolgen, so stont die sonne stille ende die dach wert verlanget drie dagen lanck ende hi vant die heyden bi een water Ebra geheeten bi die stadt van Saragossen liggen ende eetende ende hi versloechter .iiij.M. ende dander verdroncken hem seluen springende in de riuier De sarasijnen al gedoot ende verdroncken sijnde so keerde karel weder opten Ronceuale Ende als die doden, die crancken, ende gewonde ter plecken ghebracht waren daer roelant lach, so ondersocht karel oft waer was dat Gauloen tkersten volck verraden had also veel lieden seyden So waren daer twee ridders die om die waerheyt tondervinden bi karels consente een campe vochten, als Pynabellus voor Gauloen ende Tydricus voor hem seluen, welc Tidricus versloech pinabellum Ende de verraetscap van Gauloen dus ontdect zijnde so geboot coninc karel datmen hem aen vier stercke paerden binden soude daer vier mannen op sitten souden en hem in stucken schoren, twelck also geschiede.

Voort so werden die lichamen vanden kersten die verslagen waren gesalft van haren vrienden met mirre ende balseme. Die somige met soute, de somige werden haer lichamen open ghedaen ende haer inghewant wt gedaen, die somige slotense in houten kisten, die somige voerdense op haer peerden, die somige op haer scouderen ende andesins de somige begroeuense daer, de somige droegen haer vrienden in vrancrijke ende in ander steden. Jn die tijt waren .ij. sonderlinge kerchouen in Vrancrijck, te weten Arle ende Bourdeaus, die god bi vij. heylige bisscopen gewijdt had, te weten sinte Maximinus van Ays, sinte Trophinus van Arle, sinte Pauwels van Narbone, sinte Saturninus van Tholo[se] sinte Frontinus van Perigort, sinte Marciael van Lymogien ende sinte Eutropius van Sayntes, tot welcker plaetsen dat meeste deel van desen doden begrauen wert Mer dat lichaem van Roelant dede coninc Karel voeren bedect seer costelic totter stadt van Blaye ende begroef hem eerlic in sinte Romanus kercke die hi wilen eer gesticht had ende canoniken regulieren daer in gestelt Ende hi hinck roelants sweert bouen zijn hoot, dat yuoren horen aen sijn voeten ter eeren Christi ende sijns eerbaren ridderscaps, maer naemaels wert den horen tonrechte geset in sinte Seuerijns kercke. Ende te Belijn werden begrauen Oliuier graue van geneuere, Gandelbodus coninc van Vrieslant. Ogier coninc van Denemercken Arastagnus coninck van Britanien, Garinus hertoge in Lothrike, ende veel ander.

Jtem te Bourdeaus op sinte Seuerijns kerchof werden begrauen Galfier coninc van Bourdeaus, Euglerius hertoge vander stadt van Aquitanien die nv vergaen is, Lambrecht prince van Berry Galerius, Gelinus, Raynault van Albespine, Gautier, Ginellus, ende Beggo met vijf dusent anderen Oelius graue van Nantes in sijn stadt met veel ander Brytoenen

Na dese begrauinge vanden voorscreuen princen ende getrouwe strideren so gaf coninc karel voor haerder sielen salicheit .x.M. oncen siluers ende .xij. talenten gouts ende veel clederen ende spijsen in aelmissen den armen Ende ter liefden van sinen alder liefsten neue Roelant so gaf hi der kercken van sinte Romanus van Blaye eewelijck alle tlant dat daer omtrent der stadt leyt ses mijlen verre, ende al die stadt met haer toe behoorte ende die zee daer onder gelegen Ende des beual hi den canoniken [86v] der seluer kercken datse genen menschen der werelt voortaen enigen dienst dair voor en daden, mer alleen datse voor die salicheyt sijns neuen Roelants ende der princen ende heeren voorscreuen ende harer gesellen iaerlicx opten dach harer passien ende doot cleden souden .xxx. arme menschen ende hen allen spijse geuen, ende datse niet alleen voor die voorscreuen heeren ende kersten waren, maer ooc voor al die geen die in Spaengien om die minne gods gestoruen waren oft noch steruen souden tegen die onghelouigen Ooc alle iaere .xxx. missen .xxx. souters, ende xxx. vigilien metten ghehelen dienste vanden doden nerstelic doen souden tot eewigen dagen. Twelc die canoniken met vaster voorwaerden gheloofden also te doen

Hoe koning Karel vertrok daar de strijd geschiedde. En hoe de zon staan bleef toen koning Karel de Saracenen achtervolgde.

De volgende dag vroeg zo trok dat leger ter plaatse daar de strijd geschied was en daar de christen strijders dood lagen in Ronceval. Daar vond elk zijn vriend waarvan sommigen dood, sommigen levend maar ter dood gewond. Ze vonden daar de goede ridder Olivier, graaf van Geneve, dood liggen op de aarde kruisvormig uitgestrekt en met vier gewrongen koorden gebonden aan vier staken in de aarde geslagen en met scherpe messen gevild van de hals tot de nagels van zijn handen en voeten en doorstoken met geschut, lansen en zwaarden en met zware stokken geslagen. Toen was daar groot gekrijs van droefheid want elk was daar droevig om zijn vriend. Toen zwoer Karel bij God almachtig dat hij naar de heidenen reizen zou totdat hij ze vond. En terstond toen hij die met zijn ridderschap begon te zoeken en te vervolgen zo stond de zon stil en de dag werd verlengd drie dagen lang en hij vond de heidenen bij het water Ebro geheten bij de stad Zaragoza liggen en hij versloeg er 4000 en de anderen verdronken die zelf sprongen in de rivier. De Saracenen die allen gedood en verdronken waren zo keerde Karel weer op Ronceval. En toen de doden, die zwakken en gewonde ter plekke gebracht waren waar Roelant lag zo onderzocht Karel of het waar was dat Guwelloen het christenvolk verraden had alzo veel lieden zeiden. Zo waren daar twee ridders die om de waarheid te ondervinden bij Karels toestemming een kamp vochten als Pinabellus voor Guwelloen en Tidricus voor zichzelf welke Tidricus versloeg Pinabellus. En het verraad van Guwelloen was dus ontdekt en zo gebood koning Karel dat men hem aan vier sterke paarden binden zou daar vier mannen op zitten zouden en hem in stukken scheuren, wat alzo geschiedde.

Voort zo werden die lichamen van de christenen die verslagen waren gezalfd van hun vrienden met mirre en balsem. Sommigen met zout, sommigen werden hun lichamen opengedaan en hun ingewanden uitgenomen, sommigen sloten ze in houten kisten, sommige voerden ze op hun paarden, sommige op hun schouders en anderszins, sommige begroeven ze daar, sommige droegen hun vrienden in Frankrijk en in andere plaatsen. In die tijd waren 2 bijzondere kerkhoven in Frankrijk, te weten Arles en Bordeaux, die God bij 7 heilige bisschoppen gewijd had, te weten Sint Maximinus van Aix, Sint Trophimus van Arles, Sint Paulus van Narbonne, Sint Saturninus van Toulouse, Sint Frontinus van Perigord, Sint Martial van Limoges en Sint Eutropius van Saintes, tot weke plaatsen het grootste deel van deze doden begraven werden. Maar dat lichaam van Roelant liet koning Karel zeer kostbaar bedekt voeren tot de stad Blaye en begroef hem fatsoenlijk in Sint Romanus kerk die hij wijlen eerder gesticht en kanunniken en regulieren daarin gesteld had. En hij hing Roelantՠs zwaard boven zijn hoofd, de ivoren hoorn aan zijn voeten ter eren Christus en zijn eerbare ridderschap, maar later werd de horen te onrecht gezet in Sint Severijn kerk. En te Belijn werden begraven Olivier, graaf van Geneve, Gandelbodus, koning van Friesland, Ogier koning van Denemarken Arastagnus, koning van Brittanni, Garinus, hertog in Lotharingen en veel anderen.

Item, te Bordeaux op Sint Severijnՠs kerkhof werden begraven Galfier, koning van Bordeaux, Euglerius, hertog van de stad Aquitani die nu vergaan is, Lambrecht, prins van Berry, Galerius, Gelinus, Reinaut van Albespine, Gautier, Ginellus en Beggo met vijfduizend anderen. Oelius, graaf van Nantes, in zijn stad met veel andere van Bretagne.

Na dit begraven van de voorschreven prinsen en trouwe strijders zo gaf koning Karel voor hun zielenzaligheid 10 000 ons zilver en 12 talenten goud en veel kleren en spijzen in aalmoezen de armen. En ter liefden van zijn allerliefste neef Roelant zo gaf hij de kerk van Sint Romanus van Blaye eeuwig al het land dat daaromtrent de stad ligt zes mijlen ver en de hele stad met haat haar toebehoren en de zee daaronder gelegen. En dus beval hij de kanunniken van dezelfde kerk dat ze geen mensen der wereld voortaan enige dienst daarvoor deden, maar alleen dat ze voor de zaligheid van zijn neef Roelant en de prinsen en heren en hun gezellen jaarlijks op de dag van hun lijden en dood kleden zouden 30 arme mensen en hen allen spijs gaven en dat ze niet alleen voor de voorschreven heren en christen waren, maar ook voor al diegene die in Spanje om de minne Gods gestorven waren of noch sterven zouden tegen de ongelovigen. Ook alle jaren 30 missen en 30 psalmen en 30 vigilies met de gehele dienst van de doden vlijtig doen zouden ten eeuwige dagen. Wat de kanunniken met vaste voorwaarden beloofden alzo te doen.

Daer na so reysde ick Turpijn met somige van onsen lieden door Gascongien ende Tholose ende wi quamen tot Arle, ende daer vonden wi theyre vanden Bourgonschen die van ons gescheiden waren ende quamen verby Melanen ende Tholose met haren doden ende gewonden die si mit karren ende andersins gheuoert brachten om die te begrauen tot Arle opt kerchof, dair bi onsen handen werden begrauen Estultus de graue van Langres, Salomon, Sampson hertoge van Bourgondien, Ernault van Bellant, Albericus, Esturmitus, Haco Tedricus, Yuorius, Berrardus van Nublis ende Berengarius ende Naaman hertoge van Beyeren met .x.M. anderen. Ende Constantijn die prefect van rome wert te Romen gheuoert, daer hi met veel romeynen ende Poelsche begrauen wert. Voor welcker sielen coninc karel ooc den armen gaf .xij.M. oncen siluers ende .xij.M. talenten gouts

Doe reysden wi te samen te Vienne daer bleef ick Turpijn sieck mits den wonden ende slagen die ick in spaengien ontfinck Ende die mogende coninc ghecranct sijnde track met sijn volc totter stadt van Parijs

Doe vergaderde coninc Karel inder kercken van sinte Dyonijs bi Parijs een consilie van bisscopen ende princen danckende sinte Dyonijs den heyligen martelare apostel van vrancrijke die hem gegeuen had die crachten biden wille gods te verwinnen dat heidensche volc Ende daer om gaf coninc karel al vrancrijcke, gelijc sinte Pauwels die apostel sinte Clement die paus sinte Dyonijs vrancrijcke gegeuen hadden tot sijnen apostelschap ende hi beual dat alle coningen van vrancrijcke ende bisscopen tegenwoordich ende toecomende den pastoor der seluer kercken gehoorsaem sijn souden in christo, ende dat die coningen sonder sinen raet niet gecroont en souden werden, noch geen bisscopen gheordineert noch te Rome ontfangen noch verwesen. Ende na veel giften geboet hi noch dat elc huysman van al vrancrijcke der seluer kercken van sinte Dyonijs om dye te betimmeren geuen soude iaerlijcx vier penningen

Doe aenriep die coninc sinte Dionijs staende bi sijn heylich lichaem, dat hi god bidden wilde voor die salicheit der gheenre die geerne die penningen geuen souden, ende insgelijcx voor die kerstenen die haer goet om gods wille gelaten hadden ende in Spaengien inden strijde vanden sarasinnen verslagen waren. Des nachts daer na als dye coninc sliep soe openbaerde hem sinte Dionijs seggende Den ghenen die bi dinen vermanen ende exempelen dijnre eerbaerheyt [87r] int stijden der sarasinen sijn gestoruen ende sullen steruen die heb ick van gode genade verworuen harer sonden, ende dye geen die penningen geuen sullen om dese kercke te timmeren die heb ick van gode vercregen medecijne den wonden harer sielen. Als die coninc dit hadde geopenbaert so gaf dat volck mildelic dese salige penningen ende die lieden werden geheten sinte Dyonijs Francken want biden gebode des conincx waren si Franck, dats vry van allen eygendomme. Daer wt quam die gewoonte dattet lant dat van outs Gallien heet, nv genaemt wert Francia, dats vry van eygendomme

Daarna zo reisde ik, Tulpijn, met sommige van onze lieden door Gascogne en Toulouse en we kwamen te Arles en daar vonden we het leger van Bourgondië die van ons gescheiden waren en kwamen bij voorbij Melanen en Toulouse met hun doden en gewonden die ze met karren en anderszins gevoerd brachten om die te begraven te Arles op het kerkhof, waar ze met onze handen werden begraven Estultus, graaf van Langres, Salomon, Sampson, hertog van Bourgondi, Ernault van Tarascon, Albericus, Esturmitus, Haco Tedricus, Yuorius, Berrardus van Nublis en Berengarius en Naaman, hertog van Beieren met 10 000 anderen. En Constantijn, prefect van Rome, werd te Rome gevoerd waar hij met veel Romeinen en van Apuli begraven werd. Voor welke zielen koning Karel ook dn armen gaf 12 000 ons zilver en 12 000 talenten goud.

Toen reisden we tezamen te Vienne en daar bleef ik, Tulpijn, ziek vanwege de wonden en slagen die ik in Spanje ontving. En de vermogende koning die verzwakt was trok met zijn volk naar Parijs.

Toen verzamelde koning Karel in de kerk van Sint Dionysus bij Parijs een concilie van bisschoppen en prinsen en bedankte Sint Dionysus, de heilige martelaar en apostel van Frankrijk, die hem de krachten gegeven had waarbij hij met de wil van God dat heidense volk kon overwinnen. En daarom gaf koning Karel al Frankrijk, gelijk de apostel Sint Paulus, paus Sint Clemens en Sint Dionysus Frankrijk gegeven hadden tot zijn apostelschap en hij beval dat alle koningen van Frankrijk en bisschoppen tegenwoordig en toekomend de pastoor van dezelfde kerk gehoorzaam zouden zijn in Christus en dat de koningen zonder zijn raad niet gekroond zouden worden, noch geen bisschoppen geordineerd noch te Rome ontvangen, noch verwezen. En na veel giften gebood hij dat elke huisman van heel Frankrijk dezelfde kerk van Sint Dionysus om die te betimmeren jaarlijks zouden geven vier penningen.

Toen riep de koning Sint Dionysus aan en stond bij zijn heilige lichaam dat hij God bidden wilde voor de zaligheid van diegene die penningen geven zouden en insgelijks voor de christenen die hun goed om Gods wil gelaten hadden en in Spanje in de strijd van de Saracenen verslagen waren. ‘s Nachts daarna toen de koning sliep zo openbaarde hem Sint Dionysus en zei; Ԅiegene die bij uw vermanen en voorbeeld uw eerbaarheid in het strijden met de Saracenen zijn gestorven en zullen sterven die heb ik van God genade verworven van hun zonden en diegene die penningen geven zullen om deze kerk te timmeren die heb ik van God verkregen medicijn voor de wonden van hun zielen. Toen de koning dit had geopenbaard zo gaf dat volk mild en deze zalige penningen en de lieden werden geheten Sint Dionysus Franken want bij het gebod van de koning waren ze Frank, dat is vrij van alle eigendom. Daaruit kwam de gewoonte dat het land dat vanouds Gallië heet nu genoemd werd Francia, dat is vrij van eigendom.

Hoe coninc Karel tot Aken trac daer hi sterf, ende hoe hi den aertsbisscop Tulpijn vertoont wert Ende vanden teekenen die voor sijn doot geschieden

DAer na reysde keyser ende coninc Karel ende quam tot Aken in Lotrijcke, ende daer dede hi maken heete bayen ende coude ghetemperde bayen. Ende die kercke van onser lieuer vrouwen die hi daer gemaect hadt die eerde hi seer tamelijck met goude met siluere ende met alrehande costelijke ornamenten ende hi dedese schilderen met der historien vanden ouden ende nieuwen testamente Ende desgelijcx in sijn palleys (twelc hi bider seluer kercken had gemaect) werden geschildert drie striden die hi in Spaengien gewonnen had, ende die .vij. vrye consten

Daer nae in corter tijt wert mi dye doot van coninc karel aldus verthoont Als ic Turpijn te Vyenne inder kercken voor den outaer bedende was, so was ick op getogen inden gheest singende den psalme Deus in adiutorium. Ende soe bekende ick voor mi lijdende een ontallike schare van swarte ridderen reysende te lothrijcke wert. Als si alle verbi leden so sach ic eenen als een moriaen dander met slappen gange volgende, dien ic seide waer gadi Hi seide wi reisen te Aken tot Karels doot op dat wi sijn siele ter hellen vueren. Doe seyde ic Jc besweer di biden leuenden god dattu weder tot mi keerste als dijn wech gedaen is. Doe merreden si een weinich ende cume had ic den psalm voleyndt als si weder quamen, ende ic seyde den lesten dien ic te voren gesproken had, wat heddy gedaen. Hi seyde Die Galissiaen sonder hooft die heeft so veel ende so grote steenen ende ontallike houte in die wage geleyt van sinen kercken, dat sijn goede werken meer wegen dan sijn quade, daer om heeft hi ons die siele genomen, ende so schiet die viant van daer. So verstont ic dat Kaerle in die selue vre verscheyden was ende dat hi ten eewigen leuen was gheuoert byder hulpen des heyligen apostels sinte Jacob dien hi veel kercken ghetimmert had. Want op dyen dach dat wi te Vyenne van malcander scheyden so verwerfde ic van hem so verre alst sijn mochte, dat hi mi eenen bode zijnre doot senden wilde op dat hi storue voor mi, des verwerf hi van mi dat ick hem mijn doot condigen soude. Ende dair om als hi sieck wert so gedachte hi deser geloften beuelende eenen sinen ridder als hi sijn doot bekende dat mi terstont condigen soude So geuielt dat ic xv. dagen na sijn doot verstont vanden seluen bode dat hi altijt sieck hadde geweest vander tijt dat hi wt Spaengien schiet tot dat hi sterf ende dat hi op den dach vanden voorscreuen doden die in Spaengien verslagen waren, te weten die .xvi. [87v] kalende Julij voor haer salicheyt ghegeuen had .xij.M. oncen siluers ende xij.M. talenten gouts, ende souters, missen ende vigilien hadt doen singen. Ende gewoonlike cleder ende spijsde den armen iaerlicx gegeuen had Ende dat hi opten seluen dach ende vre als ic sach dit visioene, te weten, die .v. kalende Februarij Jnt iaer ons heren .viij.C.xiiij. wt dye werelt verscheyden was, ende dat hi was begrauen tot Aken in die ronde kercke tot onser lieuer vrouwen die hi hadde ghetimmert

Voort heb ic vernomen dat wonderlike tekenen voor sijn doot drie iaer gheschiet sijn, te weten dat de sonne ende mane .vij. dagen lanc voor sijn doot swarte plecken hadden Ende sinen name, te weten Karolus princeps, die in die muer van der voorscreuen kercken gescreuen stont al wert wt ghedaen van seluen. Ende dat portael dat tusschen die kercke ende sijn coninclike huys stont te gronde geuallen was opten dach ons heren hemeluaert, ende die houten brugge te Mens die hi binnen .vij. iaren ouer den Rijn had doen timmeren wert verbrant van seluen. Nv dan gelouen wi dat dese salige coninc mede delachtich is inder croonen der voorscreuen martelaren, metten welken hi so groten arbeyt geleden heeft.

Hier eyndet die historie van keyser ende coninc Kaerle, als vanden Spaenschen striden int corte gheset wten latine in duytsche also de eertsbisscop Turpijn van Riemen dat bescreuen heeft

Hoe koning Karel tot Aken trok daar hij stierf en hoe hij aartsbisschop Tulpijn vertoond werd. En van de tekens die voor zijn dood geschiedden.

Daarna reisde keizer en koning Karel en kwam te Aken in Lotharingen en daar liet hij maken hete baden en koude getemperde baden. En de kerk van onze lieve vrouwe die hij daar gemaakt had die eerde hij zeer betamelijk met goud en met zilver en met allerhande kostbare ornamenten en hij liet het beschilderen met de historin van het oude en nieuwe testament. En desgelijks in zijn paleis (wat hij had die kerk gemaakt) werden geschilderd met drie strijden die hij in Spanje gevoerd had en de 7 vrije kunsten.

Daarna gauw werd me de dood van koning Karel aldus vertoond.’Toen ik, Tulpijn,’ te Vienne in de kerk voor het altaar aan het bidden was zo werd ik opgetogen in de geest en zong de psalm Deus in auditorium. En zo bekende ik voor me gaan een ontelbare schaar van zwarte ridders die naar Lotharingen reisden.’ Toen ze allen voorbijgingen zo zag ik een als een moor die de andere volgde met slappe gang die ik zei Waar ga je.’ Hij zei, ‘We reizen te Aken tot Karels dood opdat we zijn ziel ter helle voeren.’ Toen zei ik; ‘Ik bezweer u bij de levende God dat u weer tot mij keert als uw weggedaan is.’ Toen draalden ze wat en nauwelijks had ik de psalm geëindigd toen ze terugkwamen en ik zei de laatste die ik tevoren gesproken had; ‘Wat heb je gedaan.’ Hij zei; ‘Die Dionysus zonder hoofd die heeft zoveel en zulke grote stenen en ontelbaar hout in de wagen gelegd van zijn kerk zodat zijn goede werken meer wegen dan zijn kwade, daarom heeft hij ons de ziel genomenՠen zo scheidde de vijand vandaar’. Zo verstond ik dat Karel in hetzelfde uur verscheiden was en dat hij ten eeuwige leven was gevoerd met de hulp der heilige apostel Sint Jacob die hij veel kerken getimmerd had. Want op die dag dat we te Vienne van elkaar scheiden zo verwierf ik van hem zoveel als het zijn mocht dat hij me een bode van zijn dood zenden wilde opdat hij voor mij stierf, dus verwierf hij van mij dat ik hem mijn dood aankondigen zou. En daarom toen hij ziek werd zo gedacht hij deze belofte en beval een van zijn ridders toen hij zijn dood bekende dat het me terstond vertellen zou. Zo gebeurde het dat ik 15 dagen na zijn dood verstond van dezelfde bode dat hij altijd ziek was geweest van de tijd dat hij uit Spanje scheidde totdat hij stierf en dat hij op de dag van de voorschreven doden die in Spanje verslagen waren, te weten die 16de dag van juli voor hun zaligheid gegeven had 12 000 ons zilver en 12 000 talenten goud en psalmen, missen en vigilies had laten zingen en gewone kleren en spijsde de armen jaarlijks. En dat hij op dezelfde dag en uur toen ik dat visioen zag, te weten, de 5de dag van februari in het jaar ons heren 814 uit de wereld gescheiden was en dat hij was begraven te Aken in de ronde kerk van onze lieve vrouwe die hij had getimmerd.

Voort heb ik vernomen dat wonderlijke teken voor zijn dood die drie jaar eerder geschied zijn, te weten dat de zon en maan 7 dagen lang voor zijn dood zwarte plekken hadden. En zijn naam, te weten Karolus princeps, die in de muur van de voorschreven kerk geschreven stond werd geheel van zichzelf weggedaan. En dat portaal dat tussen de kerk en zijn koninklijk huis stond te gronde gevallen was op de dag ons heren Hemelvaart en de houten brug te Mainz die hij binnen 7 jaren over de Rijn had laten timmeren werd uit zichzelf verbrand. Nu dan geloven we dat deze zalige koning mede deelachtig is in de kroon der martelaren waarmee hij zo’n grote moeite geleden.’Hier eindigt de historie van keizer en koning Karel als van de Spaanse strijd in het kort gezet uit het Latijn in Duits alzo de aartsbisschop Tulpijn van Reims dat beschreven heeft.

Noch van coninck Karels loue ende goede wercken

COninc Karel begifte in sijn leuen sonderlinge vier bisdommen, als Colene, Mens, Trier, Saltzburch. Hi fundeerde ooc so menich clooster als daer letteren sijn inden A,b. Ende elc clooster gaf hi een gulden letter sijnde werdich veel goets, op datmen daer bi weten soude welc cloosteren eerst waren gemaect. Ende als die goede keyser ende coninc wten spaenschen strijde ghecomen was tot Aken in Lothrike sijnde in groter deuocien ende hem bereydende tegen die doot Ende sieck sijnde geuoelde hi dat hem die doot nakende was, ende bouen die grote aelmissen die hi altijt gegeuen had, so gaf hi alle sijn schat den goeden prelaten om te deylen den kercken. Als dese grote heylige karel dan out was .lxxi. iaren, ende hi geregneert hadde in vrancrike, in Brabant , in Lotrijck .xlvi. iaren, onder welcken tijt hi xiij. iaer keyser geweest hadt. Sijnde tot Aken omtrent twee iaren nae dat hi wt Spaengien ghecomen was so sterf hi seer sterkelic ende heilichlic ende voer op ten hemele opten xxviij. dach van Loumaent Voor wiens doot grote ende wonderlike tekenen geschieden dair hier voor corts af geseyt is Ende hi wert eerlijc begrauen in sijnder ronder kercken tot Aken. Tot sijnder begrauinghe was die voorscreuen paus Leo ende veele grote roomsche heren, hertogen, bisscopen abten Ende zijn dode lichaem wert gebalsemt ende met keyserlike clederen sittende in een gulden setel met eenre cronen op sijn hooft, daer een gulden ketten aen hinck, met sijnder rechter hant houdende den boeck vanden vier euangelisten leggende op sijn knien ende gescreuen mit gulden letteren, ende in sijn luchter hant een gulden scepter. Ende voor hem stont een schilt van goude ende also wert hi gegrauen. [88r]

Wie is dan aengemerct sijn duechdelijc leuen ende grote wercken die van de louen ende edelheden genoech soude connen vertellen die een prince vernaemt ende eerlic maken Jnt corte is van hem te mercken dat hi is een spiegel van alle coningen ende princen Want vanden beginne totten einde toe heeft hi hem so looflic gedragen in allen sinen wercken dat hem niemant begripen en can, twelc geen groot wonder en is alsmen aenmerct dat hem god gestadichlic beweget ende beschermt heeft

Te recht mogen hem die Brabanteren verblijden datse alsulcken gloriosen prince gehadt hebben Want Brabant ende Lothrijc was sijn proper patrimonie goet van sijn ouders ghecomen dat hi alder meest beminde ende gerne daer was Van welcken gloriosen Kaerle niet alleen Brabant, mer Vrancrijck, Almanien, Spaengien ende alder kerstenheyt so veele eeren ende salicheden toe comen is, also dat alle die werelt door bekent is

Aldus heeft god dan tlant van Brabant hoochlic verciert met desen werdigen prince ende ooc met veel van sijnen voor vaderen ende ooc mit somige sijnen nacomeren van sinen gheslachte gheboren die ghetrou, wijs, ende duechdelic geweest sijn, ende sonderlinge beschermers der heyliger kercken, also in dit boeck verclaert staet. Wilden die princen noch soe leuen aenmerckende dat gheen dinc den prince sijnen volc also ontfanclijc ende genaem en maect als goedertierenheyt ende goddiensticheit god soude hem sonder twifel behulpich sijn Mer eylaes het is met veele princen ende heren seer verkeert, want sonder gods vrese soecken si meer te leuen in weelden, ende bi quaden scalcken rade te verscatten ende te veronrechten haren ondersaten dan die te beschudden ende iusticie te doen Ende dair bi comet dat de quade dan groeyen ende die landen sonder iusticie werden moortcuylen, also sinte Augustinus seyt

Desen heiligen keyser ende coninc ende Brabantschen hertoge laet ons dan in gode hoochlijc louen ende verheffen op dat wi bi sinen heyligen beden mogen vercrijgen dat eeuwich leuen Amen

Van coninc Karel sijn dese nauolgende veersen

Hix rex cesar erat dux sextus Lotariensis.

Atque brabantinus in cuius iure quiescit.

Hier eyndt die historie ende gesten van den groten sinte Kaerle keyser, coninc hertoge van Lothrijck ende van Brabant. Van wiens bloede comen is de edel prince, here Karel, eertshertoge van oostenrijc, hertoge van Brabant etcetera. Te weten van wegen sinen vader hertoge Philips saliger gedachten die in Spaengen sterf

Noch van koning Karels lof en goede werken.

Koning Karel begiftigde in zijn leven vooral vier bisdommen als Keulen, Mainz, Trier, Salzburg. Hij fundeerde ook zo menig klooster als er letters zijn in het A.b. En elk klooster gaf hij gulden letters die veel goed waard waren zodat men daarbij weten zou welke kloosters eerst waren gemaakt. En toen de goede keizer en koning uit de Spaanse strijd gekomen was te Aken in Lotharingen in grote devotie en zich bereidde tegen de dood. En ziek zijnde en voelde dat de dood naakte en boven de grote aalmoezen die hij altijd gegeven had zo gaf hij al zijn schat de goede prelaten om te verdelen over de kerken. Toen deze grote heilige Karel dan oud was 71 jaren en hij geregeerd had in Frankrijk, in Brabant en in Lotharingen 46 jaar in welke tijd hij 13 jaar keizer geweest was. Was te Aken omtrent twee jaren nadat hij uit Spanje gekomen was zo stierf hij zeer sterk en heilig en voer op ten hemel op de 18de dag van januari. Voor wiens dood grote en wonderlijke tekens geschiedden daar hiervoor kort van gezegd is. En hij werd fatsoenlijk begraven in zijn ronde kerk te Aken. Bij zijn begraven was de paus Leo en vele grote roomse heren, hertogen, bisschoppen en abten. En zijn dode lichaam werd gebalsemd en met keizerlijke kleren en zat in een gouden zetel met een kroon op zijn hoofd waar een gouden ketting aan hing die hij met zijn rechterhand hield en het boek van de vier evangelisten dat lag op zijn knien en geschreven met gouden letters en in zijn linkerhand een gouden scepter. En voor hem stond een schild van goud en alzo werd hij begraven.

Wie is het dan die aanmerkt zijn deugdelijke leven en grote werken die van de lof en edelheden genoeg zou kunnen vertellen die een prins voornaam en eerlijk maken. In het kort is van hem op te merken dat hij een spiegel was van alle koningen en prinsen. Want van het begin tot het eind toe heeft hij zich zo loffelijk gedragen in al zijn werken zodat niemand hem begrijpen kan wat geen groot wonder is als men opmerkt dat hem God gestadig bewogen en beschermd heeft.

Terecht mogen zich de Brabanders verblijden dat ze al zulke glorieuze prins gehad hebben. Want Brabant en Lotharingen was zijn goede patrimonie van zijn ouders gekomen dat hij aller meest beminde en graag daar was. Van welke glorieuze Karel niet alleen Brabant, maar Frankrijk, Allemagne, Spanje en hele christenheid zoveel eer en zaligheid toegekomen is alzo dat het de hele wereld door bekend is.

Aldus heeft God dan het land van Brabant zeer versierd met deze waardige prins en ook met veel van zijn voorvaderen en ook met sommige van zijn nakomelingen van zijn geslacht geboren die getrouw, wijs en deugdzaam geweest zijn en vooral beschermers der heilige kerk alzo in dit boek verklaard staat. Wilden de prinsen noch zo leven en opmerken dat geen ding de prins zijn volk alzo ontvankelijk en aangenaam maakt als goedertierenheid en godsdienstigheid. God zou hem zonder twijfel behulpzaam zijn. Maar helaas, het is met vele prinsen en heren zeer veranderd want zonder Gods vrees zoeken ze meer te leven in weelde en bij kwade schalkse raad te belasten en onrecht te geven hun onderzaten dan die te behoeden en recht te doen. En daarbij komt dat de kwaden dan groeien in de landen zonder justitie en worden moordkuilen alzo Sint Augustinus zegt.

Deze heilige keizer en koning en Brabantse hiertoe laat ons dan in God hoog loven en verheffen opdat we bij zijn heilige bidden dat eeuwige leven mogen krijgen. Amen

Hier eindigt de historie en verhalen van de grote Sint Karel keizer, koning, hertog van Lotharingen en van Brabant. Van wiens bloed gekomen is de edele prins, heer Karel, aartshertog van Oostenrijk, hertog van Brabant etc. Te weten vanwege zijn vader hertog Filips zaliger gedachten die in Spanje stierf

Dat .xix. capitel. Van Lodewijc die goedertieren keyser ende coninc die .vij. hertoge van Brabant. [88v]

LOdewijc die goedertieren des groten Karels sone ende coninc van Aquitanien wert na sijn vader ende na die doot van sinen voorscreuen broeder keyser ende coninc van Vrancrijcke ende van Jtalien. Almanien ende hertoge van Brabant te weten int iaer ons heren .viij.C.xv.

Dese keyser Lodewijc bedwanc inden eersten die Gascongers, die engelsche ende voort de sarasinen die den hooftstadt genoemt Cesar augusta in genomen hadden te staen tot sijnder obediencien ende gehoersaemheyt. Van desen Lodewijc seit meester Huge van Flory dat hi was dye goedertierenste man daermen af leest Ende hi was wel geleert inder wet gods ende een deuoot onderhouder der geboden gods eerende ende bescuddende die heylige kercke Ende onder ander so stichte hi dat clooster vanden regulieren te Bruessel op Couwenberch dat doe in Sonien was

Dese goedertieren Lodewijc vergaderde een consilie van veel bisscopen ende ander prelaten, daer ghetracteert wert vander reformatien der clergien ende des gemeynen goets Ende daer af wert een schoon boeck gemaect ende gecondicht inhoudende veel salige loyen ende ordinancien Ooc so thoonde hi wel sijn duecht in dien dat hi alle sijn lant door sandt wijse mannen om recht te doen sonderlinge die verdruct waren als wesen, weduwen ende meer ander Ende dat onrechtueerdelic gedaen was dede hi op rechten Ja ooc van tgheen daer hi in misdaen hadde daer af dede hi openbaer penitencie, nauolgende die zeden vanden goeden keyser Theodosius

Jtem hi hadde .iij. sonen van sijnre eerster coninghinne gheheeten Ermgaert, te weten Lotharijs, Pippijn, Lodewijc Ende van sijn tweede huysvrouwe Judith geheten had hi eenen sone die heet Karel die Caluwe

Jnt vi. iaer van sinen rike so vergaderde dese goederteren coninc Lodewijc tot Aken in sijn sale een consilie van bisscopen, abten ende prelaten Ende daer wert die heylige scriftuer verclaert ende geordineert hoe die religiose ende geoordende menschen leuen souden, ende die regule vanden clercken moniken ende nonnen wert daer in ghescrifte gestelt om te bat gehouden te werden

Jnt .xi. iaer sende hi Lotaris sijn sone in Jtalien om tlant te regeeren, mer Lotharis dede onghetroulic, want hi reysde te Rome anden paus Paschalis ende dede so veel dat hi vanden paus keyser ghewijet was opten heyligen paesch dach Twelc sijn vader vernemende te Rome waert reysde, ende daer sijnde ondersocht hi wie si waren die sinen sone desen raet ghegeuen hadden, de welcke hi doden dede Ende wantmen op den paus ooc quaet vermoeden hadde so moste hi hem daer af purgeren met sinen eede, ende des ghelijcx veel bisscoppen met hem

Als Lodewijc .xv. iaer keiser had geweest so quam hi tot groot liden ende tribulacie, want sijns selfs kinder ende de heren van vrancrijke ende ooc vanden keyserijcke werden tegen hem wederspannich, conspiratie makende so dat hi twee iaren in liden was Mer bider hulpen gods so veriaechde hi die somige van sinen ongetrouwe heren, ende de somige beroofde hi van haren goede ende pijndese andersins met langmoedicheyt [89r]

Corts daer na vernam hi dat Judith sijn vrouwe ende keiserinne sake was van alle desen quade ende daer om verdreef hise van hem Daer na ghinc si als een ongetrou wijf ende maecte noch meerder conspiracie tegen haren here met sinen kinderen ende ongetrouwe heren die dat volc tot hem trocken so dat die keyser ende coninc Lodewijc verraden wert ende quam in dye macht van sijnen kinderen die hem deden veroordelen vanden biscopen dat hi wapenen ende dat regiment af leggen soude ende besloten te werden om penitentie te doen Mer binnen den seluen iare dat hi aldus besloten was ende hem de grote oneer gedaen was so beroudet sinen lieden ende si lieten hem wt, restituerende hem weder in sinen eersten staet Ende also dwanc hi doe Lotharis sinen outsten sone dat hi nemmermeer tegens hem steken en dorste.

Jn des goedertieren keysers ende conincs tide so vertoonde haer een alte grote ende vreeslijke comete, daer die keyser veruaert af was ende sprack daer aff met Egmardus den philosophe, seggende datse betekende veranderinge van enen conincrijke ende eens princen doot Mer want hi den goeden keyser niet bedroeuen en wilde so antwoorde hi hem sachtelic seggende twoort vanden prophete En wilt niet vresen die tekenen der hemelen. etcetera. Daer op antwoorde de goedertieren keyser ende coninck aldus Wi en sullen niemant vresen dan den ghenen die onse ende deser sterren scepper is, mer sijnre goedertierenheit sijn wi sculdich te louen die onse traecheyt (dair wi sondaren in sijn) gheweerdicht te vermanen met alsulcke teekenen. So verdiende die ootmoedicheit des goedertieren keisers ende conincx voor gode dat dese plage ouer hem niet en quam, mer in Jtalien daer die sarasinen in quamen ende si creghen Rome ende maecten haer stallen inder apostolen kerck. Mer dese goedertieren Lodewijc met groten volc verdreef die ontallike menichte der Sarasijnen niet sonder bloetstortinge der kerstenen

Doe lodewijc .xxv. iaer keyser hadt geweest so ontboot hi tot hem te comen den seluen Lotharis sinen outsten sone ende liet hem versoenen tegen sinen vader ende hi gaf hem ouer dat regimente ende beual hem dat keyserijck. Ende int iaer daer nae, te weten, Jnt iaer ons heren .viij.C. ende .xli. so sterf dese goedertieren Lodewijc ende wert eerlicken begrauen te Mets in oostvrancrijcke in sinte Arnouts kercke bi sijnder moeder Hildegaerde ende veel ander edelen van sinen gheslachte. Van desen lodewijc sijn dese veersen

Jste Brabantinus dux septimus austrasiorum. Et pius Augustus possedit plurima regna

Dat 19de kapittel. Van Lodewijk de vrome, keizer en koning en de 7de hertog van Brabant.

Lodewijk de vrome, de zoon van de grote Karel en koning van Aquitanië, werd na zijn vader en na de dood van zijn broeder keizer en koning van Frankrijk en van Italië, Allemagne en hertog van Brabant, te weten in het jaar ons heren 815.

Deze keizer Lodewijk bedwong als eerste die van Gascogne, de Engelse en voort de Saracenen die de hoofdstad genoemd Cesar augusta (Zaragoza) ingenomen hadden te staan tot zijn onderworpenheid en gehoorzaamheid. Van deze Lodewijk zegt meester Hugo van Flory dat hij was de goedertierenste man waarvan men leest. En hij was goed geleerd in de wet Gods en een devoot onderhouder der geboden en God en eerde en behoedde de heilige kerk. En onder andere zo stichtte hij dat klooster van de regulieren te Brussel op Koudenberg dat toen in Zonin was.

Deze goedertieren Lodewijk verzamelde een concilie van veel bisschoppen en andere prelaten waar behandeld werd van de reformatie der geestelijkheid en algemeen goed. En daarvan werd een mooi boek gemaakt en verkondigd en bevatte veel zalige lof en ordinanties. Ook zo toonde hij wel zijn deugd in die dat hij al zijn land wijze mannen zond om recht te doen en vooral die verdrukt waren als wezen, weduwen en meer andere. En dat onrechtvaardig gedaan was liet hij rechten. Ja, ook van hetgeen waar hij in misdaan had en daarvan deed hij openbaar penitentie en volgde na de zeden van de goede keizer Theodosius.

Item, hij had 2 zoons van zijn eerste koningin geheten Ermgaert, te weten Lotharius, Pepijn en Lodewijk. En van zijn tweede huisvrouw, Judith geheten, had hij een zoon en die heette Karel de Kale.

In het 6de jaar van zijn rijk zo verzamelde deze goederteren koning Lodewijk te Aken in zijn zaal een concilie van bisschoppen, abten en prelaten. En daar werd de heilige schrift verklaard en geordend hoe de religieuzen en orde mensen zouden leven en de regels van de klerken, monniken en nonnen werd daar in geschrifte gezet om beter gehouden te worden.

In het 11de jaar zond hij Lotharius, zijn zoon, in Itali om het land te regeren, maar Lotharius deed dan ontrouw want hij reisde naar Rome tot paus Paschalis en deed zoveel dat hij van de paus keizer gewijd werd op de heilige Paasdag. Wat zijn vader vernam en naar Rome reisde en daar onderzocht hij wie het waren die zijn zoon deze raad had gegeven die hij liet doden. En omdat van de paus ook een kwaad vermoeden had zo moest hij zich daarvan zuiveren met zijn eed en desgelijks veel bisschoppen met hem.

Toen Lodewijk 15 jaar keizer was geweest zo kwam hij tot groot lijden en moeilijkheid want zijn eigen kinderen en heren van Frankrijk en ook van het keizerrijk werden tegen hem weerspannig en maakten een samenzwering zodat hij twee jaar in leed was. Maar met Gods hulp zo verjoeg hij sommige van zijn ontrouwe heren en sommige beroofde hij van hun goed en pijnigde ze anderszins met lankmoedigheid.

Gauw daarna vernam hij dat Judith, zijn vrouw en keizerin, oorzaak was van al dit kwaad en daarom verdreef hij haar van hem. Daarna ging ze als een ontrouw wijf en maakte noch meer samenzwering tegen haar heer met zijn kinderen en ontrouwe heren die dat volk tot zich trokken zodat de keizer en koning Lodewijk verraden werd en kwam in de macht van zijn kinderen die hem lieten veroordelen van de bisschoppen dat hij wapens en dat regiment afleggen zou en besloten werd dat hij penitentie deed. Maar binnen hetzelfde jaar dat hij opgesloten was en hem grote oneer gedaan was zo berouwde het zijn lieden en ze lieten hem uit en herstelden hem weer in zijn eerste staat. En alzo dwong hij toen Lotharius, zijn oudste zoon, zodat hij nimmermeer tegen hem steken durfde.

In de tijd van de goedertieren keizer en koning zo vertoonde zich een al te grote en vreselijke komeet waar de keizer bang van was en sprak daarvan met de filosoof Egmardus en zei dat het betekende verandering van een koninkrijk en dood van een prins. Maar omdat hij de goede keizer niet bedroeven wilde zo antwoordde hij hem en zei lieflijk het woord van de profetie;’Wԗees niet bang voor de tekens der hemel etc.’ Daarop antwoordde de goedertieren keizer en koning aldus; ‘We zullen niemand vrezen dan diegene die ons en deze ster schepper is, maar zijn goedertierenheid zijn we schuldig te loven die onze traagheid (waar we zondaars in zijn) gewaardig vernemen met al zulke tekens.’Zo verdiende de ootmoed der goedertieren keizer en koning voor God dat deze plaag niet over hem kwam, maar in Italië daar de Saracenen inkwamen en ze kregen Rome en maakten hun stallen in de apostels kerk. Maar deze goedertieren Lodewijk verdreef met groot volk de ontelbare menigte der Saracenen niet zonder bloedstorting der christenen.

Toen Lodewijk 25 jaar keizer was geweest zo ontbood hij tot hem te komen zijn oudste zoon Lotharius en liet hem verzoenen met zijn vader en hij gaf hem dat regiment over en beval hem dat keizerrijk. En in het jaar daarna, te weten, in het jaar ons heren 861 zo stierf deze goedertieren Lodewijk en wed fatsoenlijk begraven te Metz in oost Frankrijk in Sint Arnolds kerk bij zijn moeder Hildegard en veel andere edelen van zijn geslacht.

Vanden Denen ende Noormannen

Ende in desen tijde so quamen die Denen ende Noortmannen wt Denemercken ende Noorweghen ende ander natien die al heydenen waren, in Almanien ende in vrancrijke ende quamen de zee om geuaren totter Seynen ende wonnen tot Parijs toe tlant dat doe Neustren heet ende nv heetet Normandien na die Norwegers oft Normans die dat tot noch toe behouden hebben bi middele hier na verclaert Mer eer si daer mochten blijuen wonen so haddense alte veel quaets gedaen in vrancrijcke Want si quamen om die Baertsche zee in die Loyre ende wonnen die stadt van Nantes en sloegen daer doot den bisscop die opten Paeschauont [90r] die vonte wijdde, priesteren, clercken man ende wijf, cleen ende groot Ende so voeren si voort te Tours in Tourayne ende wonnent ende verbranden sinte Martijns kercke, daer na voeren si tot Angiers Ende Ranulphus hertoge van Aquitanien ende Robert graue van Angiers die quamen tegen hem, so datter seer wert gevochten, mer de heydenen wonnen den strijt, ende beyde die princen werden daer verslagen Ooc wonnen si die stadt van Angiers die si velden ende tonder brachten ende bleuen daer wonende. Coninc Karel die Caluwe dit vernemende ende noch arger besorgende toe te comen, so creech hi in sijnder hulpen coninc Salomon van groot Britanien dat nv hetet Engelant, welcke coningen nochtan vianden waren. Mer want dat heyden volc van Denen ende Noortmannen tegen hem so sterck quamen so werden si vrienden ende beleyden die stadt van Angiers mit groter machte ende deden den heydenen so veel pants dat si werden bedwongen hem op te geuen ende maecten voorwaerden met coninc Karel die Caluwe datse hem de stadt op gauen behoudelic haer leuen Ende al wast dat vele wijse lieden mishagede, nochtans liet hijse aldus van daer scheyden Twelc namaels tot groter scaden verghinc sinen rijcke, want si daer na deden meer scaden, also hier na noch verclaert sal werden

Van de Denen en Noormannen.

En in deze tijd zo kwamen de Denen en Noormannen uit Denemarken en Noorwegen en andere naties die allen heidenen waren in Allemagne en in Frankrijk en kwamen de zee opgevaren tot de Seine en wonnen tot Parijs toe het land dat toen Neustrie heette en nu heet het Normandi naar de Noorwegers of Noren die dat tot nog toe behouden hebben bij middel hierna verklaard. Maar eer ze daar mochten blijven wonen zo hadden ze al te veel kwaad gedaan in Frankrijk. Want ze kwamen om het Kanaal in de Loire en wonnen de stad Nantes en sloegen daar dood de bisschop die op de Paasavond de vont wijdde, priesters, klerken, man en wijf, klein en groot. En zo voeren ze voort te Tours in Touraine en wonnen het en verbranden Sint Martinuskerk, daarna voeren ze tot Angers. En Ranulphus, hertog van Aquitanië, en Robert, graaf van Angers, die kwamen tegen hen zodat er zeer gevochten werd, maar de heidenen wonnen de strijd en beide prinsen werden daar verslagen. Ook wonnen ze de stad Angers die ze velden en te onder brachten en bleven daar wonen. Koning Karel de Kale vernam dit en noch bezorgd om toe te komen zo kreeg hij tot zijn hulp koning Salomon van groot Brittanni dat nu Engeland heet welke koningen nochtans vijanden waren. Maar omdat het heidense volk van Denen en Noormannen tegen hen zo sterk kwamen zo werden ze vrienden en belegerden de stad Aniers met grote macht en deden de heidenen zoveel moeite zodat ze gedwongen werden zich over te geven en maakten voorwaarde met koning Karel de Kale zodat ze hem de stad overgaven en behieden hun leven. En al was het dat vele wijze lieden mishaagde, nochtans liet hij ze aldus vandaar vertrekken. Wat later tot grote schade verging van zijn rijk want ze deden daarna meer schaden zoals hierna noch verklaard zal worden.

Maer hier valt te scriuen van dees Karels strijde op Lodewijc sijns broeders sone die coninc was van Almanien ende dat quam toe bi deser saken. Keyser ende coninc Lotharis was deser beider coningen outste broeder, also voorseit is welcke Lotharis begaf hem int clooster van Pruinen in Ardennen, in Lothrijke ende wert monic ende liet sijn keyserlijcke ende coninclike crone Lodewijc sinen sone die corts sterf Ende so creech karel de caluwe sijn oom die keyserlijke crone int iaer ons heren .viij C. ende .lxxvij. ende hi wert daer na te Rome ghecroont van paus Johannes die .viij. Maer Lodewijc die coninck van Almanien wert dies seer tornich dat hi sonder sijnen raet die keiser crone gecregen hadde ende hi bereyde een groot heyr tegen sijnen broeder om dat te wreken, maer eer hijt volbrengen conste so sterf hi Ende hy liet achter hem drie sonen, als Lodewijc Karle ende Karlemanne Ende als Karel de caluwe vernam dat sijn broeder lodewicus gestoruen was so dachte hijt op sijn kinderen te wreken dat haer vader tegen hem misdaen hadde, ende hi track in haer lant met .l.M. gewapende mannen ende quam te Colen. Twelck vernam lodewijc de ioncste broeder van drien ende quam tegen Kaerlen sinen oom onuveruaert Daer wert seer geuochten ende hi wan den strijt ende versloecher veele van sijnen volcke, verdriuende also sijnen oom wten lande

Dese voorseyde Kaerle die caluwe na dat hi keyser was also Segebrecht van Gemmelours scrijft, so veronweerde hi die Fransche manieren ende hi aen nam die Griecsche manieren, want hi droech sleppende clederen ende een breet gordele totten voeten hangende seer costelick. etcetera.

Jtem hi dede brengen tot sinte Dionijs bi Parijs veel heylighe reliquien die de grote kaerle sijn oude vader van Constantinopolen gebracht hadde tot Aken, te weten de helft vander dornen crone ons liefs heren, ende een groot [90v]stuck van ons heeren cruce, ende een vanden nagelen ons heeren. Ende dat cleet oft sudarie ons heeren dede hi brengen tot compendyen. Ende na dat dit heylichdom in Vrancrijcke bracht ende getoont was so cesseerde den honger ende dieren tijt die voren so groot was dat die lieden aten ezelen ende peerden

Jtem dese karel stichte in Vrancrijcke alte veel cloosteren ende kercken daer gheen en waren, ende die waren veruallen die repareerde hi

Jn desen tide quam wt Engelant een wijs weerdich man geheten Johannes schotus tot Kaerlen, ende door sijn bede ouersette hi wten Griecschen in latine den boeck vander hemelscher Jerarchyen die sinte Dyonijs maecte. Ende daer na keerde hi weder in Engelant, daer hi leerde der edelre lieden kinder, ende daer wert hi doot gesteken vanden kinderen met grieffien

Jtem daer na hadde dese karel quade auontuere in sijn kinderen want die een geheeten Karleman die dyaken ende geestelic geworden was die gaf hem bi apostasien weder totter werlt ende hi stac tegen sinen vader Mer sijn vader beduchtende dat sijn rijck bi hem mocht verdoruen werden so vinck hi hem ende deden blinden Ende sijn ander sone geheten Karle hem seer verlatende op sijn crachten wilde vechten tegen eenen ridder gheheten Albijn, die seer vroom ende sterck was, niet wetende dat die ander eens conincx sone was hem dootsloech, dies Kaerle die caluwe seer rouwich was. Aldus bleef hem mer een sone geheeten Lodewijc die na hem coninc wert.

Maar hier valt te schrijven van deze Karels strijd op Lodewijk, de zoon van zijn broeder, die koning was van Allemagne en dat kwam door deze zaak. Keizer en koning Lotharius was van deze beide koningen de oudste broeder welke Lotharius begaf zich in het klooster van Prüm in Ardennen en Lotharius werd monnik en liet zijn keizerlijke en koninklijke kroon aan Lodewijk, zijn zoon, die gauw stierf. En zo kreeg zijn oom Karel de Kale de keizerlijke kroon in het jaar ons heren 877 en hij werd daarna na te Rome gekroond van paus Johannes de 8ste. Maar Lodewijk, de koning van Allemagne, werd dus zeer toornig dat hij zonder zijn raad de keizerskroon gekregen had en hij bereidde een groot leger tegen zijn broeder om dat te wreken, maar eer hij het volbrengen kon zo stierf hij. En hij liet na hem drie zonen, als Lodewijk, Karel en Karloman. En toen Karel de Kale vernam dat zijn broeder Lodewijk gestorven was zo dacht hij het op zijn kinderen te wreken dat hun vader tegen hem misdaan had en hij trok in hun land met 50 000 gewapende mannen en kwam te Keulen. Wat Lodewijk vernam, de jongste van de drie, en kwam tegenzijn oom Karel onvervaard. Daar werd zeer gevochten en hij won de strijd en versloeg er velen van zijn volk en verdreef alzo zijn oom uit het land.

Deze voor genoemde Karel de Kale nadat keizer was, alzo Segebrecht van Gembloers schrijft, zo verontwaardigde hij de Franse manieren en hij nam aan de Griekse manieren want hij droeg slepende kleren en een brede gordel die tot de voeten hing zeer kostbaar, etc.

Item, hij liet brengen Sint Dionysus bij Parijs veel heilige relikwieën die de grote Karel, zijn grootvader, van Constantinopel gebracht had te Aken, te weten de helft van de dorenkroon van onze lieveheer en een groot stuk van het kruis van onze heer en een van de nagels van onze heer. En dat kleed of sudarie van onze heer liet hij brengen te Compendyen. En nadat dit heiligdom in Frankrijk gebracht en getoond was zo verminderde de honger en dure tijd die tevoren zo groot was dat de lieden ezels en paarden aten.

Item, deze Karel stichtte in Frankrijk al te veel kloosters en kerken daar er geen waren en die waren vervallen die repareerde hij.

In deze tijd kwam uit Engeland een wijs en waardig man geheten Johannes Scotus tot Karel en door zijn bede zette hij uit het Grieks in Latijn het boek van de hemelse hiërarchie die Sint Dionysus maakte. En daarna keerde hij weer in Engeland waar hij de kinderen van de edele lieden leerde en daar werd hij doodgestoken van de kinderen met griffels.

Item, daarna had deze Karel kwade avonturen in zijn kinderen want de ene geheten Karloman die diaken en geestelijke geworden was die gaf hem bij geloofsverzaking weer ter wereld en hij stak tegen zijn vader. Maar zijn vader die vreesde dat zijn rijk bij hem bedorven mocht worden ving hem en liet hem blind maken. En zijn andere zoon Karel die zich zeer verliet op zijn krachten wilde vechten tegen een ridder geheten Albijn die zeer dapper en sterk was en niet wist dat de andere een koningszoon was die hem doodsloeg, dus was Karel zeer bedroefd. Aldus bleef hem maar een zoon geheten Lodewijk die na hem koning werd.

Vanden beghinne des graefscaps van Hollant

Bi dees Karels tiden so begonste Hollant een graefscap te werden, twelck te voren Vrieslant was, te weten Jnden iare .viij.C. Want Kaerle aensiende dat die Denen ende Noorwegers soe geweldich waren ouer al, ende door supplicatie des paus Johans die .viij. ende graue Hagene van zancten, so gaf hi dat lant Diederic des hertogen sigisbertus van Aquitanien soon, ende maecten graue van Hollant om dat lant te bat te bescudden tegen die Normannen Ende Lodewijc Karels broeder coninc van Almanien die meerderde hem ooc sijn palen ende gaf hem een deele van sijnen lande. Dese diederic aldus begift sijnde nam te wijue Genam Puppijns die minre dochter coninc van Jtalien, des groten coninc karels ioncste soon, daer die edele grauen van Hollant af ghedaelt sijn. [91r]

Van het begin van het graafschap van Holland.

In de tijd van deze Karel zo begon Holland een graafschap te worden wat tevoren Friesland was, te weten in het jaar 800. Want Karel zag dat de Denen en Noorwegers zo geweldig overal waren en door smeekbede van de paus Johans de 8ste en graaf Hagen van Xanten zo gaf hij dat land Theuderik, de zoon van hertog Sigebert van Aquitanië, en maakte hem graaf van Holland om dat land beter te behoeden tegen de Noormannen En Lodewijk, Karels broeder, koning van Allemagne, die vermeerderde hem ook zijn palen en gaf hem een deel van zijn land. Deze Theuderik aldus begiftigd nam tot wijf Genam, de dochter van Pepijn de Korte koning van Italië, en de jongste zoon van de grote koning Karel waar de edele graven van Holland gekomen zijn.

Vanden beginne ende oorspronck des lants van Gelre.

ALsmen screef .viij.C. ende .lxxviij. so was int crisdom van Colen bi der heerscapie van pondt een groot velt of plein, ende in dit velt was een alte fellen ende venijnden vreselijcken dier, dat veel quaets dede want het verslinde menschen ende beesten daert bi comen conde. Ende dit dier riep menichwerf mit groot gheruchte, gelre, gelre, ende het hadt grote barnende ogen diemen des nachts besceidelic sien mochte Ende die luden die daer omtrent woonden ruymden somige van daen ende wouden oec gemeenlic rumen mochten si van dit beest niet verlost werden. Ende die heer van pont die daer bi gheseten was die leet veel scaden van dit beeste, ende dese heer van pont hadde .ij. sonen dat alte heerlike stoute mannen waren, die een hete wichaert ende dander lupolt, ende bi rade van horen vader so gingen si wt om dit dier te bestriden ende hadden hem wel toe gemaect ende wel voorsien met goet gheweer ende quamen bi nachte ende vernamen dit dier bi de lichtinge van sinen ogen, ende si gingen hem aen inden name gods ende versloegen dit dier. Als si dit verslagen hadden so was alle dat volc dat daer omtrent woonde seer verblijt dat si van desen quaden beeste verlost waren, ende gauen hem onder dese twee broeders ende koren dese twee als eedel ionghelingen tot horen princen ende voochden ende douerste van horen lande te wesen Ende dese twee broeders metten heer van pont horen vader die begrepen ende maecten opter stede daer si dit dier verslagen hadden een begrip ende veste, ende noomden dat Gelre als dat dier voorscreuen plach te roepen, ende dat is in die stede van Gelre, van welcke veste oft stadt dat gheheele lant sijnen naem of ghenoemt heeft. Ende een deel iaren daer na starf Lupolt die ioncste broeder ende Wychaert bleef alleen voocht van Gelre, ende daer na starf de heer van pont sijn vader, ende Wychaert wert mede heer van pont. Ende dese Wychaert voerde in sijnen wapen een schilt van goude met .iij. mispel bomen van keel. [91v]

Daer na inden iare .M. ende .lxxix. doe was een voecht te gelre ende heer van pont graue Otte van Nassou ende had te wiue des heren van pont ende voecht van Gelre sijn enige dochter. Dese verwerf aenden keyser henric die .iij. als dat die keiser maecte van deser voechdie van Gelre ende vander heerlicheit van pont een graefscap ende hiet voort tgraefscap van Gelre ende hilt dat te leen vanden keyserijc Ende als graue otten eersten wijf gestoruen was nam hi te wijf graue wijchmans eenige dochter van zutpheen geheten Sophie ende met dese dochter quam dat lant van zutpheen aen dat lant van gelre Ende als dese lantscapen aen een gecomen waren so hijlicte graue otte sijnen eenigen soon geheten gherrit van sijnen eersten wiue aen graue Floris die vetten dochter van Hollant daer keyser Lotharius oom af was.

Daer na inden iare .M.ij.C. ende .xlviij. doe verwerf graue ot van gelre aen coninc Willem graue van hollant, als dat hi soude besitten de burcht te Nymmagen mitter stadt ende mit allen horen toebehoren in allen maniern als die grauen van Cleef van ouden tijden lange iaren beseten hadden van wegen des Roomschen rijcx Des so leende graue otte coninc willem daer op xxi.m. marc puers fijns coninc siluer. Ende tot allen tiden als een keyser oft roomsche coninc dese voorscreuen somme siluers den graue van gelre of sinen nacomelingen weder geeft, so mach hi de burch mitter stadt ende allen sinen toebehoren weder na hem nemen anden roomschen rijck Ende dit confirmeerde rodolphus die roomsche coninc die na coninc willem quam Ende alst een keyser oft coninc lossen wil ende dan weder versetten, so moet de graue van gelre die voorkoer daer of hebben. Hier na int iaer ons heren .M.iij.c. ende .xxxix. doe was keyser Lodewijc van Beyeren hertoge aelbrechts vader tot Francfoort ende dair maecte hi vanden graefscap van Gelre een hertochdom, ende hertoge reynout was die leste graue ende eerste hertoge van gelre. Daer na als inden iaer M.iiij.c. ende .xxiij. doe bestarf dat hertochdom van Gelre op Aernt here Jans outste soon van Egmont, wiens moeder was des hertogen reynouts suster dye leste hertoge van gelre ende dese hertoge aernt vercofte bi sinen leuende liue dat hertochdom van gelre hertoge Kaerle van Bourgondien, Nochtans liet hi een sone achter geheten Adolf, ende wert verslagen voor doornic vanden Fransoysen achterlatende een sone geheten Kaerle den hertoge tegenwoordich ende een dochter gheheten Philippa

Jtem int tweeste iaer van dees Karels keyserijcke so quam hem in sinen sinne dat hi te Rome trecken wilde. Ende als hi in Jtalien quam so quam hem die bootscap dat Karleman beyde kinderen van coninc Lodewijc van Almanien sinen broeder een groot heyre vergadert hadden om tegen hem te comen ende sijn rijck te bederuen. Ende mits dien veruaert sijnde so dachte hi weder tot sinen lande te keeren. Mer onderwegen in die stadt van Mantua wert hi vergeuen van eenen valschen iode Ende daer na wert hi mits godlijcke vertoningen gheuoert tot sinte Dionijs in Vrancrijc, ende wert daer begrauen voor sinte Dyonijs lichaem. Van welck so sijn dese veersen

Hic rex Francorum partim quoque Lothariorum Dux, romanorum fit cesar more suorum. [92r]

Van het begin en oorsprong van het land van Gelre.

Toen men schreef 878 zo was in de krijs van Keulen bij de heerschappij van Pont een groot veld of plein en in dit veld was een al te fel en venijnige vreselijk dier dat veel kwaad deed want het verslond mensen en beesten daar het bij kon komen. En dit dier riep menigmaal met groot lawaai Gelre, Gelre en het had grote brandende ogen die men ‘s nachts goed zien mocht. En de lieden die daaromtrent woonden ruimden sommige vandaan en wilden ook gewoonlijk ruimen maar ze mochten zich van dit beest niet kwijt maken. En de heer van Pont die daarbij gezeten was die leed veel schade van dit beest en deze heer van Pont had 2 zonen dat al te heerlijke dappere mannen waren, de ene heette Wichard en de andere Lupolt en bij raad van hun vader zo gingen ze uit om dit dier te bestrijden en hadden zich goed klaar gemaakt en voorzien met goed verweer en kwamen bij nacht en vernamen dit dier bij het oplichten van zijn ogen en ze gingen hem aan in de naam Gods en versloegen dit dier. Toen ze dit verslagen hadden zo was al dat volk dat daaromtrent woonde zeer verblijd dat ze van dat kwade beest verlost waren en begaven zich onder deze twee broeders en kozen twee als edele jongelingen tot hun prinsen en voogden en de overste van hun land te wezen. En deze twee broeders met hun vader de heer van Pont die begrepen en maakten op de plaats dar ze dit dier verslagen hadden een begrip en vesting en noemden dat Gelre zoals dat dier plag te roepen en dat is in de stad van Gelre van welke vesting of stad dat gehele land zijn naam verkreeg. En een deel jaren daarna stierf Lupolt, de jongste broeder, en Wichard bleef alleen voogd van Gelre en daarna stierf de heer van Pont, zijn vader en Wichard werd mede heer van Pont. En deze Wichard voerde in zijn wapen een schild van goud met 3 mispelbomen van keel.

Daarna in het jaar 1079 toen was een voogd te Gelre en heer van Pont graaf Otto van Nassau en had tot wijf de enige dochter van de heer van Pont en voogd van Gelre. Deze verwierf aan keizer Hendrik de 3de dat de keizer van deze voogdij van Gelre en van de heerlijkheid een graafschap maakte en heette voortaan het graafschap van Gelre en hield dat te leen van de keizer. En toen graaf Otto zijn eerste wijf gestorven was nam hij tot wijf de enige dochter van graaf van Zutphen geheten Sophie en met deze dochter kwam dat land van Zutphen aan dat land van Gelre. En toen deze landschappen aaneen gekomen waren zo huwelijkte graaf Otto zijn enigste zoon geheten Gerrit van zijn eerste wijf aan de dochter van graaf Floris de vette van Holland waar keizer Chlotharius oom van was.

Daarna in het jaar 1248 toen verwierf graaf Otto van Gelre aan koning Willem, graaf van Holland, als dat hij zou bezitten de burcht te Nijmegen met de stad en met alle zijn toebehoren in alle manieren als de graven van Cleef van ouden tijden lange jaren bezeten hadden vanwege het Roomse rijk. Dus zo leende graaf Otto van koning Willem daarop 21 000 mark puur fijn konings zilver. En te allen tijde als een keizer tot Roomse koning deze som zilver de graaf van Gelre of zijn nakomelingen weer gaf zo mag hij de burcht met de stad en al zijn toebehoren weer naar hem nemen aan het Roomse rijk. En dit bevestigde Rudolf de Roomse koning die na koning Willem kwam. En als het een keizer of koning inlossen wilde en dan weer verzetten zo moet de graaf van Gelre de voorkeur daarvan hebben. Hierna in het jaar ons heren 1339 toen was keizer Lodewijk van Beieren, de vader van hertog Albrecht, te Frankfort en daar maakte hij van het graafschap van Gelre een hertogdom en hertog Reinout was de laatste graaf en eerste hertog van Gelre. Daarna in het jaar 1423 toen verstierf dat hertogdom van Gelre op Arent, de oudste zoon van Jan van Egmond wiens moeder de dochter was van de zuster van Reinout, de laatste hertog van Gelre en deze hertog Arent verkocht bij zijn leven dat hertogdom van Gelre aan hertog Karel van Bourgondië. Nochtans liet hij een zoon na geheten Adolf en werd verslagen voor Doornik van de Fransen die na liet een zoon geheten Karel de tegenwoordig hertog en een dochter geheten Filippa.

Item, in het tweede jaar van deze Karels keizerrijk zo kwam hem in zijn zin dat hij te Rome trekken wilde. En toen hij in Italië kwam zo kwam hem de boodschap dat Karloman, beide kinderen van zijn broer koning Lodewijk van Allemagne, een groot leger verzameld hadden om tegen hem te komen om zijn rijk te bederven. En mitsdien bang zijnde zo dacht hij weer naar zijn land te keren. Maar onderweg in die stad Mantua werd hij vergeven van een valse Jood. En daarna werd hij met goddelijke vertoningen gevoerd te Sint Dionysus in Frankrijk en werd daar begraven voor Sint Dionysus lichaam.

Dat .xxi. capitel. Van coninc Lodewijc de Lispere Ende hoe die Denen ende Noorwegers werder int lant quamen

LOdewijc des keysers ende coninc karels de caluwe sone wert coninc na sijn vader ende was lispende in zijn sprake ende sijn coninginne was des coninc van Spaengien dochter. Jn dier tijt so quamen die ongelouige Denen ende Noormannen weder int lant ende si destrueerden een groot deel van Vrancrijcke, van Engelant, van Pycardien, Brabant Vlaenderen, Hollant, ende opten Rijn deden si veel scaden, maer die borgen van Brugge ende van Omaers die bleuen staende. Niet te min so waren die Fransoysen hem volgende met groten heyre ende versloeghender in een strijt v.M. Ende daer na in een ander strijt bi Parijs .ix.M. ende si bleuen xiij. iaren in vrancrijke eermense bedwingen conste

Jtem int tweeste iaer van des coninc lodewijcx rijck so wert te middage die sonne al doncker datmen die sterren in den hemel sach. Ende coninc Lodewijc sterf geen oor achterlatende, mer sijn coninginne was beurucht Doe waren die heren vanden lande seer verslagen want de Noormannen ende Denen lagen int lant ende si waren van verscheyden sinne wie tlant regeren soude. Ten lesten ouerdroegen si te nemen Lodewijc ende Karleman beyde bastaerden van coninc lodewijc die gestoruen was om tlant te regeren Hier en binnen so gelach die coninginne van een sone diemen Kaerle heet ende wert karle die simpele geheten.

Daer na quamen in Vrancrijck .ij. coningen vanden Noormannen, die een heet Godeuaert ende dander Segefrijt met alte groten machte van volke ende hebben Vtrecht ghedestrueert ende soe trocken si opwaerts tot Colene in der stadt die si verbranden, ende wonnen Bonne ende Aken daer si in des keysers paleys haer peerden stalden. Ende tusschen den Rijn ende der Masen ende al Ardennen door destrueerden si steden ende castelen ende vele cloosteren roofden si, als Prunen Stabeloe sinte Bomakels Ende si destrueerden Ludic Tongeren Maestricht Sinttruyen ende Brabant Dit vernemende keyser Karel die derde te weten des vorscreuen Lodewijcx van Almanien sone, so was hi seer droeuich om deser landen verderfnisse. Ende om die te verlossen vanden ongelouigen Noormannen so quam hi hem te hulpe met groten heyre ende heeftse also omringelt datse ghekeeren noch gheulieden en consten

So maecte de een coninc Gouaert geheten pays metten keyser met voorwaerden dat hi kersten werden soude, behoudelic datmen hem een deel van vrieslant gaue, ende datmen hem ooc gaue te wiue Gille des conincx lotharis dochter die coninc van Lothrijcke was, ende die keyser ontfinc hem daer op ende wert gedoopt inder vonten. Die ander coninc Segefrijt en wilde niet kersten werden, mer hi vloot wt Lothrijke ende track in vrancrijcke met sijn volc Ende die .ij. voorseyde broeders die Vrancrijcke armelilc regeerden niet wel connende deselue Noortmannen wederstaen maecten [92v] vrede ofte bestant van .xij. iaren ouermits .xij.M. marck siluers die si hem gauen ende soe ruymden si tlant. Maer int iaer daerna soe storuen beyde dese bastaerden broederen Karleman ende lodewijc. Als die Noormannen dat vernamen quamen si weder met groten heyr seggende dat mits der doot der seluer twee gebroeders tbestant wt ware, ende gingen leggen te Louen om daerna in Vrancrijcke te comen. Die fransoysen aenmerckende dat haer coninc een kint was van .vij. iaren, so seynden si aenden voorscreuen coninc Karel den keyser biddende dat hi in Vrancrijcke comen wilde om tregimente vanden lande te hebben Twelc hi dede ende was coninc vijf iaren, mer hi conste die ongelouige felle Noormannen niet verdrijuen wt Louen ende Lothrijke hoe grote machte dat hi hadde. Mer si togen van selfs wt louen in Vrancrijcke om Parijs te beleggen Ende keyser Karel sant na hem hertoge Henrick, mer die Noormannen leyden hem lagen ende groeuen eenen putte inder aerden al bedect daer hertoge Henrick in viel ende wert ghedoot Keyser kaerle volchdese met groter machte mer hi en condese niet verdriuen Ende so wert hi beraden met hem pays te maken ende liet hem dat lant ouer die Seyne dat doe Neustria heet ende nv hetet Normandien om dies wille dat selue lant tegen Kaerlen wederspannich was

Dat 21ste kapittel. Van koning Lodewijk de stotteraar. En hoe de Denen en Noorwegers weer in het land kwamen.

Lodewijk, de zoon van keizer en koning Karel de Kale, werd koning na zijn vader en stotterde in zijn woorden en zijn koningin was de dochter van de koning van Spanje. In die tijd zo kwamen de ongelovige Denen en Noormannen weer in het land en vernielden een groot deel van Frankrijk, van Engeland, van Picardië, Brabant, Vlaanderen, Holland en op de Rijn deden ze veel schaden, maar de burchten van Brugge en van Omaars die bleven staan. Niettemin zo volgden hen de Fransen met een groot leger en versloegen er in een strijd 5000. En daarna in een andere strijd bij Parijs 9000 en ze bleven 13 jaren in Frankrijk eer men ze bedwingen kon.

Item, in het tweede jaar van koning Lodewijkՠs rijk zo werd te middag de zon geheel donker zodat men de sterren in de hemel zag. En koning Lodewijk stierf en liet geen erfgenaam na, maar zijn koningin was bevrucht. Toen waren de heren van het land zeer verslagen want de Noormannen en Denen lagen in het land en ze waren van verschillende mening wie het land regeren zou. Tenslotte kwamen ze overeen om Lodewijk en Karloman te nemen, beide bastaarden van koning Lodewijk, die gestorven was om het land te regeren. Ondertussen zo lag de koningin van een zoon die men Karel noemde en werd Karel de simpele geheten.

Daarna kwamen in Frankrijk 2 koningen van de Noormannen, de ene heette Godevaart en de ander Siegfried met al te grote macht van volk en hebben Utrecht vernield en zo trokken ze verder tot Keulen in de stad die ze verbrandden en wonnen Bonn en Aken waar ze in het paleis van de keizer hun paarden stalden. En tussen de Rijn en de Maas en heel Ardennen door vernielden ze steden en kastelen en vele kloosters roofden ze zoals Prm, Stavelot, Sint Bomakel. En ze vernielden Luik, Tongeren, Maastricht, Sint-Truiden en Brabant. Dit vernam keizer Karel de derde, te weten de zoon van de voorschreven Lodewijk van Allemagne, die zeer droevig was om het bederf van het land. En om die te verlossen van de ongelovige Noormannen zo kwam hij hen te hulp met een groot leger en heeft ze alzo omsingeld dat ze keren noch vlieden konden.

Zo maakte de ene koning Godfried geheten vrede met de keizer met voorwaarde dat hij christen worden zou en behalve dat men hem een deel van Friesland gaf en dat men hem ook gaf Gille, de dochter van koning van Lotharingen Lotharius, en de keizer ontving hem daarop en werd gedoopt in de vont. De andere koning Siegfried wilde niet christen worden maar hij vloog uit Lotharingen en trok in Frankrijk met zijn volk. En de 2 voor genoemde broeders die Frankrijk armoedig regeerden en niet goede deze Noortmannen konden weerstaan maakten vrede of bestand van 12 jaren vanwege 12000 mark zilver die ze hen gaven en zo ruimden ze het land. Maar in het jaar daarna zo stierven beide deze bastaarden broeders Karloman en Lodewijk. Toen de Noormannen dat vernamen kwamen ze weer met een groot leger en zeiden dat vanwege de dood van de broeders het bestand over was en gingen liggen te Leuven om daarna in Frankrijk te komen. De Fransen die dit merkten dat hun koning een kind was van 7 jaren zo zonden ze aan koning Karel de keizer en baden dat hij in Frankrijk komen wilde om het regiment van het land te hebben. Wat hij deed en was vijf jaren koning, maar hij kon die ongelovige felle Noormannen niet verdrijven uit Leuven en Lotharingen hoe grote macht dat hij had. Maar ze vertrokken vanzelf uit Leuven in Frankrijk om Parijs te belegeren. En keizer Karel zond naar hen hertog Hendrik, maar de Noormannen legden hem hinderlagen en groeven een put in de aarde geheel bedekt daar hertog Hendrik in viel en wed gedood. Keizer Karel volgde ze met grote macht, maar hij kon ze niet verdrijven. En zo werd hij beraden met hen vrede te maken en liet hen dat land over de Seine dat toen Neustrië heette en nu heet het Normandi omdat dat land tegen Karel weerspannig was.

Dat .xxij. capitel. Hoe vrancrijcke gregeert wert na coninc Lodewijcx doot die lispere Ende van Kaerlen die simpele sinen sone

NA de doot vanden voorscreuen keyser Kaerle die des lispenden conincx lodewijcx ooms sone was aenmerckende die Fransoysen dat haer coninc Karel noch een kint was so aen namen si Odone graue Robrechts sone van Angouwe, welcke Robrecht met Ranulphus den hertoghe van Aquytanien vanden Noormannen inden strijde verslagen was also hier voren gheseyt is Dese Odo was .ix. iaren coninc Doen namen die edele van Vrancrijcke haren rechten heere den voorseyden Kaerle die simpele ende voerden hem met groter machte tot Ryemen, daer hy omtrent den iare .ix.C. coninc ghewijdt wert vanden bisscop van Riemen

Daer na quamen dye Noormannen Parijs beleggen Ende van daer trocken si op die stadt van Sens bi Bourgondien Ende als si die ooc niet crigen en consten so trocken si tot Tours in Torayne ende si verbranden die stadt ende destrueerden tlant veele quaets doende Die prince van desen Noormannen ende Denen was Rollo van edelen geslachte wt Denemercken die vanden coninc van Denemercken wten lande gebannen was so waren hem vele Denen ende noorwegers geuolcht Ende hi had met hem sinen neue Gello, die aldus voortgaende altijt in quaden daden, so quamen si beleggen die stadt van Chartres. Ende daer in waren [93r]

Rijchaert die naemaels hertoge van Bourgondien wert, ende Robrecht van Parijs. Dese aenmerckende datse die Noormannen niet en conden wederstaen so namen si onser lieuer vrouwen hemde ende stelden dat als een banier op die mueren vander stadt Twelck siende die ongelouige so bespotten sijt ende si schoten daer na, mer haer ogen werden so verdonckert dat sijt niet en conden aen sien Ende dit siende die geen die int stat waren so quamen si ter stont wt ende veriaechden die Noormannen

Dat 22ste kapittel. Hoe Frankrijk gegeerd werd na de dood van koning Lodewijk de stotteraar. En van Karel de simpele zijn zoon.

Na de dood van keizer Karel, de zoon van de oom van koning Lodewijk de stamelaar, en de Fransen merkten dat hun koning Karel noch een kind was zo namen ze Odo, de zoon van graaf Robert van Anjou, welke Robert met Ranulphus de hertog van Aquitanië, van de Noormannen in de strijd verslagen was. Deze Odo was 9 jaren koning. Toen namen de edelen van Frankrijk hun rechte heer, de voor genoemden Karel de simpele en voerden hem met grote macht tot Reims daar hij omtrent het jaar 900 koning gewijd werd van de bisschop van Reims.

Daarna kwamen de Noormannen Parijs belegeren. En vandaar trokken ze de stad Sens bij Bourgondi. En toen ze die ook niet krijgen konden zo trokken ze naar Tours in Touraine en ze verbrandden de stad en vernielden het land en deden veel kwaads. De prins van deze Noormannen en Denen was Rollo van edel geslacht uit Denemarken die van de koning van Denemarken uit het land gebannen was en zo waren hem vele Denen en Noren gevolgd. En hij had met hem zijn neef Gello die aldus altijd voortging in kwade daden en zo kwamen ze de stad Chartres belegeren. En daarin waren Richard, die later hertog van Bourgondië werd, en Robert van Parijs. Dezen die opmerkten dat ze de Noormannen niet konden weerstaan zo namen ze het hemd van onze lieve vrouwe en stelden dat als een banier op de muren van de stad. Wat de ongelovigen zagen en het bespotten en ze schoten daarnaar. Maar hun ogen werden zo verdonkerd zodat ze het niet konden zien. En dit zagen diegene die in de stad waren en zo kwamen ze terstond uit en verjoegen de Noormannen.

Na dien dat die Denen ende Noormannen .xl. iaer lanck Vrancrijcke ende ander landen daer omtrent ghetribuleert hadden, so dede god sijn ontfermherticheit Want den noormannen begondet te verdrieten ende waren tot pays geneycht, gelouende ooc tkersten geloue aen te nemen. Als dit Karel de simpele vernam so was hi verblijt, ende tot vasticheit van dien so gaf hi den voorscreuen Rollo sijn dochter tot eenen wiue die Gilla hete Ende Rollo die wert kersten ende gedopet ende wert Robertus geheten na Robert graue van Parijs dyen hi vander vonten hief Ende hem wert gegeuen tlant geheten Neustria, dat na die Noorwegers oft Noormannen wert gheheten Normandien ende noch heet also. Dese Robertus wan eenen sone gheheten Willem die goet ende eerbaer was. Willem had een sone geheten richaert. Dese Richaert had twee sonen, deen heete richaert, dander Robrecht viscaert, welke Robrecht so vrome was dat hi naemaels creech Cecilien Poelgien Calabrien, ende hi verwan den Venechianen in stride ende ooc Alexis den keyser van griecken oft Constantinopolen Ende sijn bastaert sone was hertoge Willem van Normandien die Engelant vercreech, daer die coningen van Enghelant af comen sijn Ende eenen anderen sone had die voorscreuen Robrecht geheten Boemundus, die was mit hertoge Godefroyt van Billoen int heilich lant Ende doen Anthiochien gewonnen was so was hi daer heere af ghemaect

Gello die neue des voorseiden Rollo wert ooc kersten ende Kaerle die coninc gaf hem die borch van Bloys met haren behoorten, ende hi maecte daer een stat. Ende omtrent dier tijt int iaer .ix.C. ende xiij. begonste die oorde van Cluyngny

Jtem doe leefde in Brabant sinte wybert ende fondeerde dat clooster van Gemelours in walsch Brabant, daer hy in leyde een heylich leuen

Als die plage der Noormannen gecesseert was ende Kaerle die simpele coninc ende hertoge van Lothrijc oft Brabant in vreden meende te leuen, so quam Robert die graue van Parijs die een listich man was ende stont op tegen Karle seggende dat de cronce van vrancrike hem toebehoorde, om dat Odo graue van Angouwen sijn broeder voor genoemt die crone hadde ende regneerde Doe karel dat verstont so creech hi hulpe ende qaum tegen den vooscreuen Robert te stride bi der stadt van Soyson dair seer gestreden wert, ende Robert werde daer verslagen ende vele met hem. Niet te min Kaerle dair na ontsiende Roberts geslachte (twelc machtich was) maecte vrientscap ende alyance met coninc Henrick van Sassen Ende tot een teeken ende sekerheit seynde hi hem die hant vanden weerdigen martelaer sinte Dyonijs in goude beslagen ende verciert mit costlike ghesteenten

Daer na viel dese Kaerle de simpele [93v] in groot liden bi valsheden ende verraetscap die hem gedaen wert Want Heribert die graue van Vermendoys die des voorscreuen Roberts van Parijs die bi Soysson verslaghen was, suster ghetrout hadde, siende dat dye coninc te Vermendoys wert quam so ghinc hi ootmoedelic tot hem als een heimelic verrader presenterende sijnen dienste ende node hem ter maeltijt Die coninc hem gelouende ende sijn lagen niet voorsiende ginc met Heribert, dien verradelic vinc ende in die borch te Perone so leide hi den coninc geuangen, daer hi van veel drucx ende lijdens martelaer sterff, also die croniken seggen, na dat hi omtrent xxv. iaren geregneert hadde. Die coninginne van Vrancrijke sijn gesellinne dat vernemende nam Lodewijc haren sone die een ionck kint was ende si vloode wt Vrancrijcke tot coninc Eduwaert van Engelant haren vader

Van desen karel sijn dese veersen

Hic rex francorum fuit et dux lothariorum

Perone vinctus et ibidem martirisatus.

Na dien dat de Denen en Noormannen 40 jaar lang Frankrijk en andere landen daaromtrent gekweld hadden zo deed God zijn ontferming. Want de Noormannen begon het te verdrieten en waren tot vrede geneigd en beloofden ook het christen geloof aan te nemen. Toen dit Karel de simpele vernam zo was hij verblijd en tot zekerheid van die zo gaf hij de voorschreven Rollo zijn dochter tot een wijf die Gilla heette. En Rollo die werd christen en gedoopt en werd Robertus geheten naar Robert, graaf van Parijs, die hem van de vont hief. En hem werd het land van Neustrië gegeven dat naar de Noorwegers of Noormannen werd geheten Normandi en noch heet het alzo. Deze Robertus won een zoon geheten Willem die goed en eerbaar was. Willem had een zoon geheten Richard. Deze Richard had twee zonen, de ene heette Richard en de ander Robert de duivel, welke Robert zo dapper was dat hij later kreeg Sicilië, Apulië, Calabrië en hij overwon Venetië in strijd en ook Alexis de keizer van Griekenland of Constantinopel. En zijn bastaardzoon was hertog Willem van Normandi die Engeland kreeg waar de koningen van Engeland van gekomen zijn. En een andere zoon had die voorschreven Robert geheten Boemundus, die was met hertog Godfried van Bouillon in het heilige land. En toen Antiochi gewonnen was zo werd hij daar heer van gemaakt.

Gello, de neef van Rollo, werd ook christen en koning Karel gaf hem de burcht van Blois met zijn toebehoren en hij maakte daar een stad. En omtrent die tijd in het jaar 913 begon de orde van Cluny.

Item, toen leefde in Brabant Sint Wigbertus en fundeerde dat klooster van Gembloers in Waals Brabant waar hij een heilig leven in leidde.

Toen de plaag der Noormannen verminderd was en Karel de simpele koning en hertog van Lotharingen of Brabant in vrede meende te leven zo kwam Robert, graaf van Parijs, die een listig man was en stond op tegen Karel en zei dat de kroon van Franrijk hem toebehoorde omdat zijn broer Odo, graaf van Anjou, de kroon had en regeerde. Toen Karel dat verstond zo kreeg hij hulp en kwam tegen Robert te strijden bij de stad Soissons daar zeer gestreden werd en Robert werd daar verslagen en velen met hem. Niettemin ontzag Karel daarna Roberts geslacht (wat machtig was) en maakte vriendschap en verbond met koning Hendrik van Saksen. En tot een teken en zekerheid zond hij de waardige martelaar Sint Dionysus in goud beslagen en versierd met kostbare gesteenten.

Daarna viel deze Karel de simpele in groot lijden door valsheid en verraad die hem gedaan werd. Want Heribert, de graaf van Vermandois, was getrouwd met de zuster van Robert van Parijs die bij Soissons verslagen was en zag dat de koning naar Vermandois kwam zo ging hij ootmoedig tot hem als een heimelijke verrader en presenterende zijn dienst en nodigde hem ter maaltijd. De koning geloofde hem en voorzag niet zijn lagen en ging met Heribert die hem verraderlijk ving en in de burcht van Peronne legde hij de koning gevangen waar hij na veel droefheid en lijden als martelaar stierf, alzo de kronieken zeggen, nadat hij omtrent 25 jaren geregeerd had. De koningin van Frankrijk, zijn gezellin, vernam dat en nam Lodewijk, haar zoon, die een jong kind was en vloog uit Frankrijk naar haar vader de koning Edward van Engeland.

Dat xxiij. capitel. Hoe vrancrijc na kaerle die simpele gheregeert wert. Ende van Lodewijc die simpele sinen sone

DJt aenmerckende somige princen van Vrancrijcke na des simpelen karels doot datse sonder coninc waren so aennamen si Raydolphe den hertoge van Bourgondien die sone was van Richarde den graue die te Chartres die Noormannen veriaechde, ende dese Radolph regneerde in vrancrijcke xiij. iaren ende doe sterf hi So dachten die Fransoysen weder te crijgen haren iongen coninc die met sijnre moeder in Engelant was Ende si senden Willem den eertsbisscop van Sens in Engelant om Lodewijc haren coninc karel des simpele sone Mer die coninginne sijn moeder en wilde haer kint niet laten gaen dan bi middele van sekeren geloften ende condicien Ende dair op quam hi bi groter macht in engelant Ende die eertbiscop brachten tot Louwen in vrancrijc daer hi gesacreert is int iaer .ix.C.xx. Dese Lodewijc die ooc die simpele heete nam te huwelic coninc Henricx dochter van Sassen geheten Gerberga die suster was vanden eersten keyser Otto, ende hi regneerde .xi. iaren

Binnen desen iaren soe leet hy veel persecutien, want de meeste heren van Vrancrijcke maecten conspiratie ende sonderlinghe Hughe die grote graue van Parijs des voorscreuen Roberts sone die bi Soysson verslaghen was Ende hi stont na die croone om dyes wille dat Odo sijn oom voorseit coninc geweest hadde die wile dat coninc Lodewijc die lispere een kint was So geuielt dat dese lodewijc, sone des simpelen Karels bi quader conspiracien geuangen wert vanden Noormannen sijnen ongetrouwen ondersaten. Ende Kaerleman sijn outste soone die wert oock ghevanghen ghebracht tot Riemen daer hi sterf. Dit vernam keyser Otto wiens suster gheheten Gerberga coninc Lodewijc getrout had, so quam hi in vrancrijcke met groten heyre, als [94r] met .xvij. legionen om lodewijc sinen swager te verlossen Elc legioen is .vi M. vi.C.lxvi. mannen Die vianden van lodewijc ontsiende dese grote macht des keysers lieten hem wter geuangenis los ende vry. Dese lodewijc die simpele had twee sonen, als Lotharijs die na hem coninc wert, ende kaerle die hertoge van Lothrijck ende van Brabant wert, te weten cleen Lothrijc vander Masen nederwert totter Schelt. Ende soe wert Brabant doen van vrancrijcke ghescheyden twelc van coninc Pippijns tiden des groten Karels vader die coninghen van vrancrijke te gader gehouden hadden. Lodewijc de simpele coninc sterf ende wert begrauen tot sinte Remijs te Riemen

Dat 23ste kapittel. Hoe Frankrijk na Karel de simpele geregeerd werd. En van Lodewijk de simpele (van overzee) zijn zoon.

Dit merkten sommige prinsen van Frankrijk na de dood van Karel de simpele dat ze zonder koning waren zo namen ze Rudolf, de hertog van Bourgondië, die de zoon was van Richard de graaf die te Chartres die Noormannen verjoeg en deze Rudolf regeerde in Frankrijk 13 jaren en toen stierf hij. Zo dachten de Fransen weer te krijgen hun jonge koning die met zijn moeder in Engeland was. En ze zonden Willem, de aartsbisschop van Sens, in Engeland om Lodewijk de zoon van koning Karel de simpele. Maar zijn moeder de koningin wilde haar kind niet laten gaan dan bij middel van zekere beloften en condities. En daarop kwam hij met grote macht in Engeland. En de aartsbisschop bracht hem te Boulogne in Frankrijk waar hij gewijd werd in het jaar 920. Deze Lodewijk die ook de simpele heette nam ten huwelijk koning Hendriks dochter van Sassen geheten Gerberga die de zuster was van de eerste keizer Otto en hij regeerde 11 jaren.

Binnen deze jaren zo leed hij veel vervolging want de grootste heren van Frankrijk maakten samenzwering en vooral Hugo de grote graaf van Parijs, de zoon van Robert, die bij Soissons verslagen was. En hij stond naar de kroon omdat Odo, zijn oom, koning geweest was de tijd dat koning Lodewijk die stotteraar een kind was. Zo gebeurde het dat deze Lodewijk bij kwade samenzwering gevangen werd van de Noormannen, zijn ontrouwe onderzaten. En Karloman, zijn oudste zoon, die werd ook gevangen gebracht te Reims daar hij stierf. Dit vernam keizer Otto wiens zuster, geheten Gerberga, koning Lodewijk getrouwd had, zo kwam hij in Frankrijk met groot leger als met 17 legioenen om zijn zwager Lodewijk te verlossen. Elk legioen is 6666 mannen. De vijanden van Lodewijk ontzagen deze grote macht der keizers en lieten hem uit de gevangenis los en vrij. Deze Lodewijk de simpele had twee zonen als Lotharius die na hem koning werd en Karel, die hertog van Lotharingen en van Brabant werd, te weten; klein Lotharingen van de Maas nederwaarts tot de Schelde. En zo werd Brabant toen van Frankrijk gescheiden wat van de tijd van koning Pepijn, de vader van de grote Karel, de koningen van Frankrijk tezamen gehouden hadden. Koning Lodewijk de simpele stierf en werd begraven te Sint Remi te Reims.

Dat .xxiiij. capittel Van coninc Lotharijs Lodewijcx sone Ende vander orloghen tusschen hem ende den tweesten keyser ende coninc Otto

LOtharis die coninc regneerde na Lodewijc sinen vader .xxxi. iaren Ende so hadde die tweeste keiser Otto sijns ooms sone een suster gheheeten Heylwich, die te huwelic nam die voorscreuen Hughe graue van Parijs, ende daer af had hi een sone gheheten Huge capet, Ende dien name hadde hi van dat hi ionc was, om dat hi den edelen kinderen daer hi mede speelde haer caprunen plach te nemen vanden hoofde Coninck Lotharis om dat hi vredelijker regneren mocht so maecte hi den voorscreuen graue Huge vader van Huge capet maerschalc van al Vrancrijcke. Mer corts daer na sterf Huyge ende wert tot sinte Dionijs begrauen

Daer na nam coninc Lotharijs oorloge aen tegen den tweesten keyser Otto sijns ooms sone om des lantswille van groot Lothrijke dat sijn voor vaders beseten hadden, ende met groten heyr track hi in Lothrijc rouende ende veel scaden doende den keyserike Ende die keyser die hem hier op niet verhoet en hadde lach tot Aken ende dorste hem niet roeren want hi daer op niet voorsien en was Ende als de coninc Lotharis weder gekeert was in vrancrike so dacht keyser Otto dat te wreken, ende hi vergaderde een groot heyre ende ontboot den coninc dat hi hem meende te versoecken in vrancrijc ontrent sinte Remijs dage. Ende soe trac hi in vrancrijke ende stichtede rooff ende brant al omme, om Riemen Louwen Soysson ende Parijs, niemant en dorste hem wederstaen, maer de kercken en destrueerde hi niet. Ende omtrent sinte Andries dach als hi met sijnen volcke op die Seyne lach so wert hem vanden Fransoysen scade gedaen inden steerte van sijnen heyre. Mer daer toe wast gebracht datter op genomen wert enen dach om met malcander te spreken van payse so datse vergaderden op een riuiere Ende daer maecten si den pays in dier manieren dat coninc Lotharijs verteech Lothrijc swerende dat nemmer meer te eysschen, dats te verstaen van grote Lothrijcke vanden Rijn nederwerts Ende keyser Otto gaf hem ooc ouer Dornijck ende ander plecken daer questie af was. [94v]

Jnt iaer daer nae op sinte Symon ende Juden dach sachmen eenen strijdt van lieden die al vierich scheenen

Omtrent dese tijt wert Hongerien ende Polen bekeert totter kerstenheyt vanden heyligen bisscop Adelbertus bisschop van Praghen dye na van den Pruysschen ghemartelijt was

Jnt vierde iaer daer na sterf coninc Lotharis achterlatende eenen sone die Lodewijc heet, die niet veel langer dan een iaer regneerde in Vrancrijcke ende sterf sonder kint oft broeder Maer hi hadde eenen oom sijns vaders broeder van vader ende van moeder, te weten Karel hertoghe van Lothrijcke ende van Brabant, dye meest te Bruessel woonde bi sinte Goricx kercke, ende hy haelde sinte Godelen lichaem van Morsele tot Brussel in sinte Goricx kercke, want Morsele leyt int lant van Dermonde dat doe al Brabant was

Dat 24ste kapittel. Van koning Lotharius, de zoon van Lodewijk. En van de oorlogen tussen hem en de tweede keizer en koning Otto.

Lotharius de koning regeerde na Lodewijk, zijn vader, 31 jaren. En zo had zijn oom de tweede keizer Otto een zoon van zijn zuster geheten Hedwig die ten huwelijk nam Hugo, graaf van Parijs, en daarvan had hij een zoon geheten Hugo Capet. En die naam had hij van dat hij jong was omdat hij de edele kinderen waar hij mee speelde hun kappen plag te nemen van het hoofd. Koning Lotharius omdat hij vredig regeren mocht en zo maakte hij graaf Hugo, vader van Hugo Capet, maarschalk van heel Frankrijk. Maar gauw daarna stierf Hugo en werd te Sint Dionysus begraven.

Daarna nam koning Lotharius oorlog op tegen de keizer Otto de 2de, de zoon van zijn oom, vanwege het land van groot Lotharingen dat zijn voorvaders bezeten hadden en met groot leger trok hij in Latharingen en roofde en deed het keizerrijk veel schade. En de keizer die zich hierop niet behoed had lag te Aken en durfde zich niet te verroeren want hij was daarop niet voorzien. En toen koning Lotharius teruggekeerd was in Frankrijk zo dacht keizer Otto dat te wreken en hij verzamelde een groot leger en ontbood de koning dat hij hem meende te bezoeken in Frankrijk omtrent Sint Remiՠs dag. En zo trok hij in Frankrijk en stichtte roof en brand alom, om Reims, Laon, Soissons en Parijs, niemand durfde hem te weerstaan, maar de kerken vernielde hij niet. En omtrent Sint-Andries dag toen hij met zijn volk op de Seine lag zo werd hem van de Fransen schade gedaan in de staart van zijn leger. Maar daartoe werd het gebracht dat er een dag genomen werd om met elkaar van vrede te spreken zodat ze verzamelden op een rivier. En daar maakten ze vrede op die manier dat koning Lotharius Lotharingen kreeg en zweerde nimmermeer te eisen, dat is te verstaan van groot Lotharingen van de Rijn nederwaarts. En keizer Otto gaf hem ook over Doornik en andere plekken waar kwestie van was.

In het jaar daarna op Sint Simon en Jude dag zag men een strijd van lieden die geheel vurig schenen.

Omtrent deze tijd werd Hongarije en Polen bekeerd tot christen van de heilige bisschop Adelbertus, bisschop van Praag, die daarna van de Pruisen gemarteld werd.

In het vierde jaar daarna stierf koning Lotharius en liet na een zoon die Lodewijk heette die niet veel langer dan een jaar regeerde in Frankrijk en stierf zonder kind of broeder. Maar hij had een oom, te weten Karel, hertog van Lotharingen en van Brabant, die meest te Brussel woonde bij Sint Gorik ‘s kerk en hij haalde Sint Goedele lichaam van Moorsele te Brussel in Sint Gorik ‘s kerk want Moorsele ligt in het land van Dendermonde dat toen geheel Brabant was.

Dat .xxv capitel. Hoe hertoge Karel van Lothrijc ende brabant vander cronen berooft wert van Hugen den graue van Parijs gheheeten Capet. Ende vanden groten strijde die si hadden

DOe die voorscreuen coninc Lodewijc Lotharijs sone ghestoruen was so senden die princen ende meeste van vrancrijcke aen Kaerlen sijnen oom hertoge van Lothrijc ende van Brabant op dat hy quame die crone des rijcx te ontfangen Mer want Karel hem bereyden wilde met groter machte ende eeren te comen [95r]

niet versinnende dat int merren groot perikel was gelegen so vertrac hi sijn coemste so lange dat dye voorscreuen graue gheheten Hughe Capet die een stout ende wijs man was Vrancrijcke in handen creech willende Kaerlen berouen. nochtan waren si beyde twee susters kinder also voorscreuen is. Ende dit rechte pretendeerde Huge om des wille dat sijn oude oom Odo graue van Angouwe coninc geweest had. Vernemende dat hertoge Karel van Brabant, so quam hi met eenen groten heyre van Brabanteren ende wt Lothrijc int iaer ons heren ix.C.lxxx. Ende Huge quam hem te gemoete met grote menichte van volck so datter eenen groten slach geuiel, mer kaerle hadt victorie ende hielt dat velt ende nam in die stadt van Louwe. Huge dit siende vergaderde weder een groot heyr ende quam die stadt van Louwen belegghen meer dan een maent Doe werden die van binnen te rade datse die poorten op deden ende sloegen in Hugens heyr dat si veriaechden ende sloegen veel volcx af. Doe track Karel tot Ryemen ende vinck den eertsbisscop Gilbertus die hem behielp ende dede veel wonders met nigromancien dien Huyge capet daer ghestelt hadde. Ende hi restitueerde weder eertsbisscop Arnulphus oft Arnout in sijn stede die Lotharis natuerlijc sone was, den welcken Huyghe Capet berooft hadde. Jtem karel die vinck ooc die eedele vander stadt van Riemen ende voerdese geuangen te Louwen Ende hi belach oock Montaguyt ende hi creech onder hem al tlant tot Soysson toe

Jnt selue iair was groten honger ende dieren tijt. Ende het was so veel sneeus geuallen datmen niet sayen en conde

Ooc seydemen dat coren regende in Haspegouwe, ende ooc cleen visschelkens wten hemel Twelck al teekenen waren van toecomenden wondere

Als dan Huge capet sach dat karels macht altijt wies, so en dorste hi hem niet meer beuechten mer hi maecte een heymelic ouerdrach met eenen ouden scalck Ancelmus bisscop van Louwen om kaerlen te doen leueren, dye hem nochtans wel betroude. Ende dese bisscop dede bi nachte die poorten van Louwen Hugen op doen, also hi hem belooft hadde. Ende Huge quam met groter macht in die stadt ende hy vinck den eedelen hertoge karel in sijn bedde die eens conincx sone was ende sijn huysurouwe met veel anderen ende dedese voeren tot Orliens gheuangen, ende sonderlinge bleef karel dair geuangen tot sijnder doot toe die hi starf int iaer daer na, achterlatende een sone geheeten Otto ende .ij dochteren Gherberga ende Ermegardis. Aldus wert onterft vander cronen dat edel geslacht vanden groten coninc karel Ende Huyghe met sijn nacomers sijn coninghen ghebleuen Maer naemaels is die crone bi huwelike weder in coninc karels geslachte gecomen ouer mits Adela die coninghinne des grauen Tybauts van Bloys dochter sijnde van coninc karels geslachte, ende was moeder van coninc Philips die twede geheten die vermeerder des coninx sinte lodewijcx oude vader ende was die .vij. coninc na coninc Hughen

Noch bi meerderen bewijse soe sijn beyde dese linien oft geslachten, te weten, van coninc karel die grote, ende coninc Huge vergadert ende tesamen ghemingelt. ouermits Elyzabeth des grauen Bou- [95v] dewijns van Henegouwen dochter dye die selue coninc Philips getrout hadt die vanden rechten gheslachte vanden groten coninc Karel was ouermits Ermgaert haer oude moeder dye des voorscreuen hertogen Karels die te Orliens sterff dochter was, also corts hier voor gheseyt is

Dat 25ste kapittel. Hoe hertog Karel van Lotharingen en Brabant van kroon beroofd werd door Hugo, graaf van Parijs, geheten Capet. En van de grote strijd die ze hadden.

Toen koning Lodewijk gestorven was zo zonden de prinsen en grootsten van Frankrijk aan Karel, zijn oom en hertog van Lotharingen en van Brabant, opdat hij kwam om de kroon van het rijk te ontvangen. Maar omdat Karel zich bereiden wilde met grote macht en eer te komen en niet verzon dat in het dralen goot gevaar was gelegen zo stelde hij zijn komst zo lang uit zodat de graaf geheten Hugo Capet die een dapper en wijs man was Frankrijk in handen kreeg en wilde Karel beroven. Nochtans waren ze beide twee zusterskinderen alzo voorschreven is. En dit recht pretendeerde Hugo omdat zijn oudoom Odo, graaf van Anjou, koning geweest was. Dat vernam hertog Karel van Brabant en zo kwam hij met een groot leger van Brabanders en uit Lotharingen in het jaar ons heren 980. En Hugo kwam hem tegemoet met grote menigte van volk zodat er een grote slag viel, maar Karel hadt victorie en hield dat veld en nam de stad Laon in. Hugo die dit zag verzamelde weer een groot leger en kwam de stad Laon belegeren meer dan een maand. Toen werden die van binnen te rade dat ze die poorten openden en sloegen in Hugo Գ leger dat ze verjoegen en sloegen veel volk af. Toen trok Karel te Reims en ving de aartsbisschop Gilbertus die hem hielp en deed veel wonderen met nigromantie die Hugo Capet daar gesteld had. En hij stelde weer aartsbisschop Arnulphus of Arnold in zijn plaats die de natuurlijke zoon van Lotharius was die Hugo Capet beroofd had. Item, Karel die ving ook de edelen van de stad Reims en voerde ze gevangen te Laon. En hij belegerde ook Montaguit en hij kreeg onder hem al het land tot Soissons toe.

In hetzelfde jaar was grote honger en dure tijd. En er was zoveel sneeuw gevallen zodat men niet zaaien kon.

Ook zei men dat het koren regende in Haspengouw en ook kleine visjes uit de hemel. Wat alle tekens waren van toekomend wonder.

Toen dan Hugo Capet zag dat Karels macht altijd groeide zo durfde hij hem niet meer te bevechten, maar hij maakte een heimelijk verdrag met een oude schalk Ancelmus, bisschop van Laon, om Karel over te leveren die hem nochtans wel vertrouwde. En deze bisschop liet bij nacht de poorten van Laon openen voor Hugo alzo hij hem beloofd had. En Hugo kwam met grote macht in de stad en hij ving de edele hertog Karel in zijn bed en zijn huisvrouw met veel anderen en liet ze voeren tot Orleans gevangen en vooral Karel bleef daar gevangen tot zijn dood toe en hij stierf in het jaar daarna en liet na een zoon geheten Otto en 2 dochters, Gerberga en Ermegarde. Aldus werd onterfd van de kroon dat edele geslacht van de grote koning Karel. En Hugo met zijn nakomelingen zijn koningen gebleven. Maar later is de kroon door huwelijk weer in koning Karels geslacht gekomen vanwege koningin Adela, dochter van graaf Thibaut van Blois, die van koning Karels geslacht was en was moeder van koning Filips de tweede die koning Sint Lodewijk’ s grootvader was en de 7de koning na koning Hugo.

Noch met meer bewijzen zo zijn beide deze lijnen of geslachten, te weten; van koning Karel de grote en koning Hugo verzameld en tezamen gemengd vanwege Elizabeth, de dochter van graaf Boudewijn van Henegouwen die met koning Filips getrouwd was die van het rechte geslacht van de grote koning Karel was vanwege Ermgaert haar grotmoeder die de dochter van hertog Karel was die te Orleans stierf.

Dese voorscreuen veranderinge ende vervreemdinge der cronen van vrancrijcke heeft den menigen groot verwonderinge gemaect. Maer nochtans so en is dat so groten wonder niet als wi aenmercken willen daer die heylighe scriftuer seyt Wi is die dair bekennende is den sinne des heren, of wie heeft sijn raetsman geweest. Oft hi seggen wilde, niemant. wiens ordelen diepe ende ongrondelijc sijn Jn wiens handen sijn alle conincrijcken vander aerden die dat rijcke ouerstelt van deen volck tot op dander ouermits bedroch ende onrecht dat inden menschen is. etcetera.

Jn somige boecken van ouden croniken oft historien so vintmen bescreuen dat die voorscreuen Huyge Capet daer te voren bi nachte een verthoninge had van sinte Walericus die hem van gods wegen bootschapte, dat hi ende sijn nacomelingen tot eewigen tijden die crone van vrancrijcke besitten souden, mits dien dat die selue Huge sijn reliquien ende van sinte Richerius weder had gebracht op haer plaetsen, na datse wt wesen vanden ongelouigen Noormannen ende Denen elders getransporteert hadden doe si alle tlandt bedoruen, also voorseyt is

Item om noch meer hier af te weten als vander veranderingen van deser crone van Vrancrijcke. So is te weten al waert dat dese voorscreuen reuelatie van gheenre waerden en waer ende datmen die voor fantasije hielde, ende dat Huge tonrechte die Fransche crone aen geueert hadde So en soude dair nochtan niet wel wt volghen dat die goede coninc Robertus sijn sone (die welc een duechdelic man was) ende sijn nacomelingen daer so veel heylige coningen af ghecomen sijn dat si die crone te onrechte beseten hadden die so vierichlijc in heylicheyt hebben geleeft dat wonder is, vromelic dat ongelouich volck beuechtende. etc.

Ooc so is te weten dat na der doot vanden hertoge Otto van Brabant, die welcke was des voorseyden hertoghen Karels soone, so en was gheen manlick oor meer van coninck karels geslachte Ende want bider wet gheheten Lex salica, ende ooc bi ouder gewoonten ouer .M. iaren in Vrancrijcke onderhouden dat de crone op geen vrouwen en versterft So wast gheoorloft den princen metten volcke des rijcx yemant coninc te kiesen. Ooc is te vermoeden dat also bi gods wille geschiet is van deser derder generatien of genealogien van coninc Hugo, want die ander twee voorgaende generatien, te weten van coninc Clodoueus eerst kersten, ende van Pippijn des groten Karels vader hebben gehadt gloriose ende eerlike beginselen mer sobere ende deerlike eynden, maer dese derde genealogie oft linie ter contrarien heeft gehadt een snode oft sober beghin ende een loofliken ende gloriose voortganc so dat blijct in veel duechdelijke ende victotriose coningen van deser [96r] linien sijnde die kerstelijc geleeft hebben niet sparende hem seluen noch haer goet om tkersten gheloue ende die heylighe kercke teghen die onghelouige te bescudden. Sonderlinge was die voorscreuen coninc Robertus een heilich coninc een groot clerck, die die heylige kercke ende de clergie eerde ende door wien god wonderlike dingen wrachte. Hi maecte die sequentia Sancti spiritus assit nobis gratia Diemen opten Sinxen dach singt ende meer ander sangen diemen noch inder kercken hout. Desgelijcx coninc lodewijc die seste van dien name was een deuoot ende goedertieren man ende hi reysde twee mael op die sarasinen. etcetera. Jtem sijn sone coninc Philips die tweeste gheheten die vermeerder was seere victoriues ende hi reysde ooc op die sarasinen Ende sijn sone Lodewijc die .vij. was een kerstelic prince die verwan de onghelouige Albegoyse Mer bouen alle andere is te louen die heilige coninc sinte lodewijc sijn sone dien hi wan aen sinte Blancken die coninginne, die tweewerff op die onghelouige track. Van wiens leuen hier na gheseyt sal worden.

Jtem coninc Philips die derde gheheten Lehardy sinte Lodewijcx sone die was oec een sachtmoedich ende victorioes coninc ende hi reysde ooc op de onghelouige. [So dede oock sijn sone, coninc] Philips die vierde geheeten die schone Philips Jtem ooc was vanden seluen geslachte sinte Lodewijc die minrebroeder bisscop van Tholose coninc karels van Sicilien sone, welc karel was des conincx sinte lodewijcx broeder Jtem ooc waren duechdlike coningen die goede coninc Jan ende karel die vijfte, sijn sone geheeten Karel die wijse, wiens broeder was Philips le hardy hertoge van Bourgondien

Deze verandering en vervreemding der kronen van Frankrijk heeft menigeen grote verwondering gemaakt. Maar nochtans zo is dat niet zoՠn groot wonder als we aanmerken waar de heilige schrift zegt; ‘Wie is dan bekend in de geest des heren of wie is zijn raadsman geweest.’ Alsof hij zeggen wilde; niemand, wiens oordeel diep en ondoorgrondelijk zijn. In wiens handen alle koninkrijken van de aarde zijn die dat rijk overzet van het ene volk op de andere vanwege bedrog en onrecht dat in de mensen is etc.

In sommige boeken van oude kronieken of histories zo vindt men beschreven dat Hugo Capet daar tevoren bij nacht een vertoning had van Sint Walericus die hem vanwege Gods boodschapte dat hij en zijn nakomelingen te eeuwige tijd de kroon van Frankrijk bezitten zou omdat Hugo zijn relikwien en van Sint Richarius weer had gebracht op hun plaats nadat ze eruit gehaald waren van de ongelovige Noormannen en Denen toen ze het hele land bedierven.

Item, om noch meer hiervan te weten als van de veranderingen van deze kroon van Frankrijk. Zo is te weten al was het dat deze openbaring van geen waarde was en dat men die voor fantasie hield en dat Hugo te onrecht de Franse kroon aanvaard had zo zou daar nochtans goed uit volgen dat de goede koning Robert zijn zoon (die een deugdzame man was) en zijn nakomelingen waar zoveel heilige koningen van gekomen zijn dat ze de kroon ten onrechte bezeten hadden die zo vurig in heiligheid hebben geleefd dat het een wonder is en dapper dat ongelovige volk bevochten, etc.

Ook zo is te weten dat na de dood van hertog Otto van Brabant, die de zoon was van hertog Karel, zo was er geen mannelijke erfgenaam meer van koning Karels geslacht. En omdat bij de wet geheten Lex salica en ook van oude gewoonte van 1000 jaren in Frankrijk onderhouden dat de kroon op geen vrouwen versterft, zo was het geoorloofd de prinsen met het volk van het rijk iemand koning te kiezen. Ook is te vermoeden dat alzo bij Gods wil geschied is van deze derde generatie of genealogie van koning Hugo, want de andere twee voorgaande generaties, te weten van koning Clovis eerste christen en van Pepijn de vader van de grote Karel hebben een glorieuze en fatsoenlijk begin gehad, maar een sober en deerlijk einde, maar deze derde genealogie of linie in tegenstelling heeft gehad een snode of sober begin en een loffelijke en glorieuze voortgang zoals blijkt in veel deugdelijke en victorieuze koningen die van deze linie waren die christelijk geleefd hebben en zichzelf niet spaarden noch hun goed om het christen geloof en de heilige kerk tegen de ongelovige te behoeden. Vooral was koning Robert een heilige koning en groot klerk die de heilige kerk en de geestelijkheid eerde en door wie God wonderlijke dingen wrochtte. Hij maakte de sequentia Sancti spiritus assit nobis gratia die men op Pinksterdag zingt en meer ander zangen die men noch in de kerken houdt. Desgelijks koning Lodewijk de zesde van die naam was een devoot en goedertieren man en hij reisde tweemaal op de Saracenen etc. Item, zijn zoon, koning Filips de tweede geheten, die vermaard was van veel victories en hij reisde ook op die Saracenen. En zijn zoon, Lodewijk de 7de, was een christen prins die overwon de ongelovige van Albi. Maar boven alle anderen is te loven zijn zoon de heilige koning Sint Lodewijk die hij won aan koningin Sint Blanca die tweemaal op de ongelovige trok. Van wiens leven hierna gezegd zal worden.

Item, koning Filips de derde geheten de stoute, de zoon van Sint Lodewijk, die was ook een zachtmoedig en victorieus koning en hij reisde ook op de ongelovige. Zo deed ook zijn zoon, koning Filips de vierde geheten, de schone Filips. Item, ook was van hetzelfde geslacht Sint Lodewijk, de minderbroeder en bisschop van Toulouse, de zoon van koning Karel van Sicilië, en die Karel was de broeder van koning Sint Lodewijk. Item, ook waren deugdelijke koningen de goede koning Jan en Karel de vijfde en zijn zoon geheten Karel de wijze wiens broeder was Filips de stoute, hertog van Bourgondië.

Hoe dat keiser Otto die .iij. in geset heeft die .vij. koervorsten om altijt eenen Roomschen keyser te kiesen wt den duitschen natien ende landen

OP dat dat keyserijc dat nv aen de duytsche natie gecomen was volcomeliker vasticheyt hebben mochte ende op dat dat voorseyde keyserijc niet of gedrongen en werde vander duitscher nacie, die in macht van volcke ende starcheyt te bouen gaet alle andere nacien, So heeft keyser Otto die derde mitten vorsten ende princen des duytschen lants gheordineert die .vij. koeruorsten die den keyser voortan souden kiesen, drie geestelijke prelaten ende vier weerlijcke princen, te weten, die eertsbisscopen van Mens, van Colen ende van Triere, die sijn drie eertscancellieren vanden keyserijcke

Jtem die coninc van Bemen, die is schencker vanden rijcke, ende seer gaet die kiesinge na hem, sonderlinge als die ander kueruorsten discoort oft tweedrachtich sijn. Jtem de Palsgraue opten Rijn die wten huse van Beyeren is ende hi is drossaet vanden houe ende spijsdrager. Jtem die hertoge van Sassen, ende is sweertdrager. Jtem die marcgraue van Brandenborch ende is die opperste camerlinc oft proost vander cameren. Mer dan moet den kuere also hi gesloten is ouer gedragen werden onsen aertschen vader den paus van Rome die den ghenen die welck dat daer coninc van Almanien gecoren is placht te approberen alsoe verre als hi daertoe is nut ende bequaem. Jtem ooc worde dat corpus of dat lichaem des roomschen rijcx mit sijn ouerste leden in ordinancie geset ende is gedeelt in x. vieren, dat is in xl. personen, twelck om der cortheyt wille achter gelaten is. [96v]

Hoe dat Keizer Otto de 3de ingesteld heeft de 7 keurvorsten om altijd een Roomse keizer te kiezen uit de Duitse natie en landen.

Omdat het keizerrijk dat nu aan de Duitse natie gekomen was een volkomen vastheid mocht hebben en zodat het keizerrijk niet afgedrongen werd van de Duitse natie die in macht van volk en sterkte andere naties te boven gaat. Zo heeft keizer Otto de derde met de vorsten en prinsen van het Duitse land geordend de 7 keurvorsten die de keizer voortaan zou kiezen, drie geestelijke prelaten en vier wereldlijke prinsen, te weten, de aartsbisschoppen van Mainz, van Keulen en van Trier, die zijn drie aartskanselieren van het keizerrijk.

Item, de koning van Bohemen is schenker van het rijk en zeer gaat het verkiezen naar hem, vooral als de andere keurvorsten twisten of tweedracht hebben. Item, de Palsgraaf op de Rijn die uit het huis van Beieren is die is drost van het hof en spijsdrager. Item, die hertog van Saksen is zwaarddrager. Item, de markgraaf van Brandenburg is de opperste kamerling of provoost van de kamer. Maar dan moet de keur alzo het gesloten is overeenkomen door onze aardse vader de paus van Rome die diegene die daar koning van Allemagne gekozen goed te keuren alzo ver als hij daartoe nut en bekwaam is. Item, ook wordt dat corpus of dat lichaam van het Roomse rijk met zijn hoogste leden in ordinantie gezet en gedeeld in 10 vieren, dat is in 40 personen, wat vanwege de kortheid nagelaten is.

Dat .xxvi. capitel. Van hertoge Otto karels sone, ende hoe Lothrijc een deele van Brabant na sijn doot quam inden handen vanden graue van Ardennen. Ende vanden anderen hertogen

OTto Karels soone was hertoge van Lothrijc ende van Brabant. hi regneerde na sijn vader .xv. iaren ende hi sterf sonder wettich oor Ende als sijn suster Gherberga meende dat lant te aenueerden als recht erfghenaem, so was daer een graue van Ardennen geheeten Godeuaert, die tot den keyser Henrick track, diemen sinte Henrick heet, geuende te verstaen dat al tgeslachte vanden groten coninc karel vergaen waer, biddende om dat hertochdome van Lothrijc ghegeuen te werden ende een deel van Brabant. Twelc die keyser hem gonde ende soe vercreech hijt mit machte. Aldus bleef die edele vrouwe Gerberga berooft die vader ende moeder verloren hadt ende bleef alleen grauinne van Bruessele ende van Louene met eenige dorpen ende ander plecken. etcetera.

Soe behielt die voorscreuen Godeuaert van Ardennen thertochdom van Lothrijck, daer walsch Brabant een deel af is. Ende na Godeuaert quam tlant op Goselijn van Ardennen sinen broeder die hadde .ij. sonen, te weten, den paus Steuen die .xi. ende Godeuaert die seer vroom ende deuchdelic was, ende een dochter geheeten Oede die namaels nam te manne Lambrecht graue van Bruessel daer hier na af gheseyt sal werden. Na Goselijn wert hertoghe dye voorseyde vrome Godeuaert sijn sone, die had een sone Godeuaert metten bulte die hielt Ardennen, Lothrijke, een dele van Brabant, ende ooc Hollant, so ghy hier sult horen.

Dat 26ste kapittel. Van hertog Otto, de zoon van Karel, en hoe Lotharingen en een deel van Brabant na zijn dood in de handen van de graaf van Ardennen kwam. En van de andere hertogen.

Otto, de zoon van Karel, was hertog van Lotharingen en van Brabant. Hij regeerde na zijn vader 15 jaren en hij stierf zonder wettig erfgenaam. En toen zijn zuster Gerberga meende dat land te aanvaarden als rechte erfgenaam zo was daar een graaf van Ardennen geheten Godfried die tot keizer Hendrik trok die men Sint Hendrik noemt en gaf te verstaan dat het hele geslacht van de grote koning Karel vergaan was en bad om dat hertogdom van Lotharingen gegeven te worden en een deel van Brabant. Wat ie keizer hem gunde en zo kreeg hij het met macht. Aldus bleef die edele vrouwe Gerberga beroofd die vader en moeder verloren had en bleef alleen gravin van Brussel en van Leuven met enige dorpen en andere plekken, etc.

Zo behield Godfried van Ardennen het hertogdom van Lotharingen waar Waals Brabant een deel van is. En na Godfried kwam het land op zijn broer, Gozelo van Ardennen, die had 2 zonen, te weten, paus Steven de 11de en Godfried die zeer dapper en deugdzaam was en een dochter geheten Oda die later tot man nam Lambrecht, graaf van Brussel, waar hierna van gezegd zal worden. Na Gozelo werd hertog zijn zoon de dappere Godfried en die had een zoon Godfried en die had een zoon Godfried met de bult en die hield Ardennen, Lotharingen en een deel van Brabant en ook Holland zo ge hier zal horen.

Hoe Godeuaert metten bulte met hulpe des bisscops van Vtrecht Hollant ende Vrieslant onder sijn subiectie brochte.

BJ dese Godeuaerts tijde so was bisscop tot Vtrecht Willem des voochden soon van Gelre. Dese bisscop Willem impetreerde ende verwerf aen keyser Henric die .iij. die graefscapen van Hollant Zeelant ende Vrieslant, allegerende dat si wilen eer die bisscopen van Vtrecht gegeuen waren. Waer om dat hem die keyser gaf sekere brieuen om te besitten die graefscapen voorscreuen. [97r]

Als nv bisschop Willem dese brief met loosheyt ende met quader narratie ende aenbrengen vanden keyser hadde impetreert, ontboot hi sinen neue Gouert mitten buyl hertoge van lothrijc, brabant, ende ardenne ende vergaerden te samen een groot swaer volck van wapenen. Ende sijn gecomen in Hollant doemen screef .M.lxxi. ontrent die stede van Leyden. Robrecht voocht van Hollant dit vernemende dede vergaderen alle tvolck van wapene dat hi crigen mochte, ende ginc desen .ij. princen te gemoet, ende dair wert seer geuochten aen beyden siden. Mer int eynde cregent die hollanders te quaet ende daer wertter mit allen veel verslagen ende robrecht ontquam ende nam sijn wijf mit haer kinderen ende tooch in vlaenderen te Ghent, ende bleef daer een wijl tijts. Dese victorie gesciet wesende dede biscop willem den hertoge Godeuaert metten buyl hulden in allen steden van Hollant ende regeerde dat lant mit cracht .v. iaer lanc Ende ontfinc die graefscap van Hollant te leen van desen bisscop Willem ende brocht alle dat lant onder zijn subiectie ende alle die hem tegen waren veriaechde hi of versloechse Die bisscop dede alle die frontieren ende palen vanden lande vast besetten ende neerstelic bewaren tegen den iongen ioncheer dirck van Hollant Ende dede maken een groot starc casteel tot Jselmonde dair op settende eenen capiteyn met vele vrome lieden van wapenen om dat te bewaren. Dese hertoge godeuaert stichte ende fondeerde tusschen die dorpen rijswijc ende ouderschye tot sijnre eewiger memorien een stede die hi noomde Delft ende niet verre buten der stadt een casteel dair hi sijn woenstadt in nam ter wilen dat hi in Hollant domineerde ende heerscapie hadde

Hoe Godfried met de bult met hulp van bisschop van Utrecht Holland en Friesland onder zijn beheer bracht.

In de tijd van Godfried zo was bisschop te Utrecht Willem, voogden zoon van Gelre. Deze bisschop Willem verkreeg en verwierf van keizer Hendrik de 3de de graafschappen van Holland, Zeeland en Friesland en voerde aan dat ze wijlen eerder de bisschoppen van Utrecht gegeven waren. Waarom dat hem de keizer zekere brieven gaf om die graafschappen te bezitten.

Toen nu bisschop Willem deze brief met loosheid en met kwade verhalen en aanbrengen van de keizer had onderzocht ontbood hij zijn neef Godfried met de bult, hertog van Lotharingen, Brabant en Aardenne en verzamelde tezamen een groot zwaar volk van wapens. En zijn gekomen in Holland toen men schreef 1071 omtrent de stad Leiden. Robert, voogd van Holland, vernam dit en liet verzamelen alle volk van wapens die hij krijgen mocht en ging deze 2 prinsen tegemoet en daar werd zeer gevochten aan beide zijden. Maar in het eind kregen de Hollanders het te kwaad en daar werden er veel verslagen en Robert ontkwam en nam zijn wijf met haar kinderen en trok in Vlaanderen te Gent en bleef daar een tijdje. Na deze victorie liet bisschop Willem de hertog Godfried met de bult huldigen in alle steden van Holland en regeerde dat land met kracht 5 jaar lang. En ontving het graafschap Holland te leen van deze bisschop Willem en bracht dat hele land onzer zijn beheer en allen die hem tegen waren verjoeg of versloeg hij. De bisschop liet op alle grenzen en palen van het land vast bezetten en vlijtig bewaren tegen de jonge jonkheer Dirk van Holland. En liet maken een groot sterk kasteel te IJsselmonde zette daarop een kapitein met vele dappere lieden van wapens om dat te bewaren. Deze hertog Godfried stichtte en fundeerde tussen de dorpen Rijswijk en Oudeschie (Oud Schiedam) tot zijn eeuwige memorie een stad die hij Delft en niet ver buiten de stad een kasteel waar hij zijn woonplaats in nam ter tijd dat hij in Holland domineerde en heerschappij had.

Hertoge Godeuaert siende dat hem die fortune ende auontuere mede ghinc nam op onder sijn subiectie te brengen die westvriesen Ende heeft een groot machtich heer vergadert ende is ghecomen in Vrieslant rouende, vangende ende slaende alle dat lant door, ende is mit eenen groten swaren roof van geuangen van beesten ende andere dingen gecomen binnen Alcmaer. Dit vernemende die oostvriesen quamen met groter macht ende beleyden Alcmaer al omme .ix. weken lang. Hertoge Godeuaert siende dat hi tegen dit wrede volck van grooter machte die stede niet houden en mocht screef hi aen bisscop Willem van Vtrecht dat hy hem ontset dede ende hem te hulpe quame. Die bisscop heeft van stonden aen vergadert eenen groten hoop gewapents volcs ende is gecomen om sijnen neue den hertoge te ontsetten Ende daer wert eenen bloedigen strijt geuochten mer int eynde verloren die vriesen den strijt, ende daer wortter ontrent .viij.M. verslagen ende veel worter gheuangen ende aldus wert hertoge Godeuaert here van westvrieslant ende oostvrieslant by hulpe des bisscops van Vtrecht, ende dat lant bleef hem voort subiect ende in vreden .iiij. iaer lang

Onlancx hier na als int iaer M. ende lxxv. hertoge godeuaert wesende tot Antwerpen, worde hi sittende op een priuaet van eene van ioncheer Dircs knechten van Holant genoemt Ghijsbrecht van onder op mit een gauelijn in sijn lijf ghesteken, ende dede hem van stonden aen voeren tot inder stede van Maestricht, dair hi op die vijfte calende van maerte ghestoruen is, ende en liet gheen kinder after, mer sijn suster was sinte Yde hertoghe Godeuaerts [97v] van Billioen moeder, opten welcken quam tvoorscreuen lant van Ardennen ende van Lothrijke. Dese goede sinte Jde hadt getrout Eustachius graue van Bolonien oft Bonen, wiens moeder was Machtelt graue Henricx van Bruessel dochter. Dese Eustachius hadde van sinte Jden drie sonen, den voorseyden Godeuaert van billioen Boudewijn sinen broeder die beyde deen nae den anderen werden namaels coninghen van Jherusalem. Ende si waren op gheuoet te Basin bi Genapien in walsch Brabant twelc hair moeder erue was, ende noch eenen sone gheheeten Eustachius die bleef graue van Bonen

Hertog Godfried die zag dat hem het fortuin en avontuur meeging nam op onder zijn beheer te brengen de West-Friezen. En heeft een groot en machtig leger verzameld en is gekomen in Friesland rovend, vangend en slaande dat hele land door en is met een grote zware roof van gevangenen, beesten en andere dingen gekomen binnen Alkmaar. Dit vernamen de oost Friezen en kwamen met grote macht en belegerden Alkmaar alom 9 weken lang. Hertog Godfried die zag dat hij tegen dit wrede volk van grote macht die stad niet houden kon schreef aan bisschop Willem van Utrecht dat hij hem ontzet deed en hem te hulp kwam. De bisschop heeft van stonden aan verzameld een grote hoop gewapend volk en is gekomen om zijn neef de hertog te ontzetten. En daar werd een bloedige strijd gevochten, maar in het einde verloren de Friezen de strijd en daar werden er omtrent 8000 verslagen en veel werden er gevangen en aldus werd hertog Godfried heer van West-Friesland en Oost-Friesland met hulp van de bisschop van Utrecht en dat land bleef hem voortaan onderdanig in vrede 4 jaar lang.

Kort hierna in het jaar 1075 toen hertog Godfried in Antwerpen was en zat op een toilet werd hij van een knecht van jonkheer Dirk van Holland genoemd Gijsbrecht van onderop met een lans in zijn lijf gestoken en liet hem van stonden aan voeren tot in de stad Maastricht waar hij op de vijfde dag van maart gestorven is en liet geen kinderen na, maar zijn zuster Sint Ida, de moeder van Godfried van Bouillon, en op die kwam het voorschreven land van Ardennen en van Lotharingen. Deze goede Sint Ida was getrouwd Eustachius, graaf van Boulogne-sur-Mer, wiens moeder Machtelt was, de dochter van graaf Hendrik van Brussel. Deze Eustachius had van Sint Ida drie zonen, Godfried van Bouillon en Boudewijn zijn broeder die beide de ene na de ander later koningen werden van Jeruzalem. En ze waren opgevoed te Basin bij Genepin in Waals Brabant wat haar moeder gerfd had en noch een zoon geheten Eustachius en die bleef graaf van Boulogne-sur-Mer.

Dat .xxvij. capitel. Van Gerberga grauinne van Louen ende Bruessel, ende van Lambrecht metten baerde haer man Ende vanden anderen grauen van Louen ende Bruessele tot Godeuaert met den baerde toe

DJe voorscreuen Gerberga hertogen Karels dochter ende hertogen Otto suster had getrout Lambrecht gheheten metten baerde des grauen broeder van Henegouwe. Welcke Lambrecht hadde eenen groten strijt teghens bisscop Balderijck van Ludick tot Hoegaerden daer hi victorie had Ende daer werden veel edele ende ander inden strijt verslaghen die die bisscop dede halen tot Ludick ende daer begrauen Daer dede hi een abdye maken in dye eere van sinte Jacob daer hi ooc sijn sepulture koos

Jtem daer na so nam een dye selue Lambrecht ooc oorloghe teghen Godevuaert van Ardennen, dien dye keyser Lothrijc ghegeuen had, twelck hem onrecht dochte ende wilde dat benemen, So dattet quam tot eenen strijt bi Floriues daer seer gheuochten wert aen beyden siden, mer Godeuaert hadde victorie, ende Lambrecht die bleef daer verslagen met veel andere. Als dan Godeuaert met zege weder keerde so quam Reynier die graue van Henegouwe, des voorscreuen Lambrechts broeders sone ende veruolchde Godeuaert hem doende grote schade in die steerte sijns heyrs Ende daer dese graue Lambrecht aldus doot bleef so geschiede daer een wonderlic teeken, want hi aen sinen hals droech heylige reliquien oft heylichdom om in striden ende ander tegenspoet bewaret te sijn Soe sprongen die reliquien van sijnen halse van selfs ende vloogen op een houele Twelc een ridder mercte dye namse ende berchdese in sijn coussen. Maer ter stont so wert sijn been swellende totdat hi bi rade die reliquien wech dede ende weder gaf. Dit gheschiede int iaer .M.xiiij.

Dese graue Lambrecht hadt een sone achter gelaten van sijnre vrouwen [98r] Gerberga dye Henric heete die oude graue van Louen ende Bruessel ende marcgraue des heilichs rijcx. Ende Gerberga sijn moeder leefde een wile na haren man ende wert ooc begrauen te Nyuele daer haren name op ghescreuen stont.

Omtrent dese tijt sachmen wonderlijcke teekenen inder lucht. Die maen verwandelde al bloedich ende twas grote aertbeuinghe ende groten dieren tijt Jn Lothrike storte een fonteyne bloet wt. Daer na wert een grote sterfte bi na ouer alle die werelt so dat die leuende ouermits dat verdriet van menichfuldigen doden neder vielen ende werden ooc begrauen

Die voorscreuen graue Henrich Gerbergensone liet achter een sone gheheten Lambrecht ende een dochter die Machtelt heet die namaels troude den graue Eustachius van bonen. Ende si hadde van hem een sone die oec Eustachius hete graue van Bonen Ende noch hadt si een sone van hem die ooc Eustachius heet graue van Bonen, ende die nam te wijue sinte Jden die dochter was van Godeuaert van Ardennen ende van lothrijcke Goselijns sone ende si was moeder van hertoge Godeuaert van billioen, daer voor af gheseyt is

Die voorscreuen Henrick die oude graue van Louen sterf int iaer ons heren .M. ende .xlvi.

Doe wert Lambrecht Henricx sone graue ende marcgraue na sijn vader ende nam tot eenre huysurouwen Oeden hertoge Goselijns dochter van Lothrike Dese graue lambrecht stichte .ij. canonisien, te weten te Bruessel ter plaetsen die heet sinte michiels berch ende heet nv tot sinte Goedelen, die ander tot sinte Peters te louen Ende dese Lambrecht ende sijn huysurouwen metten eerweerdigen deuoten bisscop Geraert van Camerijck verdroegen sinte goedelen van sinte Gorijcx kercke totter hooft kercken van sinte Michiels Desghelijcx so verhief dese goede bisscop in dier tijt met graue Lambrecht sinte Wyden van Anderlecht Ten lesten wert graue lambrecht verslagen in eenen groten strijde voor Doornic ende wert oec begrauen te Nyuele alsmen screef .M.liiij.

Ende hi liet achter een sone die Henric heet ende wert graue ende marcgraue na sijn vader Ende hi had in een strijt gheuangen een edel man die Herman hete, dien hi bracht tot Louen op sijn hof geuangen ende liet hem daer op sijn sekerheit gaen Mer bi nacht quam Herman subtilic tot graue Henric daer hi sliep ende vermoorde hem iammerlic in sijn bedde ende doe ontliep hi Dit geschiede als men screef .M.lxviij.

Dese graue Henric liet achter eenen sone die ooc Henric heet ende was graue ende marcgraue na sijn vader. Ende in sijnen tijt begonst dat clooster ende abdije van Haffligem alsmen screef .M.lxxxvi. Ende als men screef .xi.C.xxiij. so begonste sinte Michiels cloostere tot Antwerpen

Dese Henric had ghetrout des hertogen suster van Doringhen daer hy twee sonen af had. Deen heet Henric die na sijn vader regneerde, ende ten lesten wert hi oock verslagen in eenen strijt voor Doornijke ende wert gebracht te Nyuele daer hi ooc begrauen wert Jnt iaer .xcvi Die ander sone heet godeuaert metten baerde die wert graue ende marcgraue na sinen broeder

Dat 27ste kapittel. Van Gerberga, gravin van Leuven en Brussel, en van haar man Lambert met de baard. En van de anderen graven van Leuven en Brussel tot Godfried met de baard toe.

Gerberga, dochter van hertog Karel en zuster van hertog Otto was getrouwd met Lambert geheten met de baard en de broer van de graaf Henegouwen. Die Lambert had een grote strijd tegen bisschop Balderjk van Luik te Hoegaarden waar hij victorie had. En daar werden veel edelen en anderen in de strijd verslagen die de bisschop in Luik liet halen en begraven. Daarna liet hij een abdij maken in de eer van Sint Jacob waar hij ook zijn graf koos.

Item, daarna nam dezelfde Lambert ook oorlog tegen Godfried van Ardennen die de keizer Lotharingen gegeven had wat hem onrecht dacht en wilde dat benemen. Zodat het tot een strijd kwam bij Florennes waar zeer gevochten werd aan beide zijden, maar Godfried had victorie en Lambert die bleef daar verslagen met veel andere. Toen dan Godfried met zege terug keerde zo kwam Reinier, graaf van Henegouwen en zoon van de broer van Lambert, die Godfried achtervolgde en deed hem grote schade in de staart van zijn leger. En daar deze graaf Lambert aldus dood bleef zo geschiedde daar een wonderlijk teken want hij droeg aan zijn hals heilige relikwien of heiligdom om in strijd en andere tegenspoet beschermd te zijn. Ook sprongen die relikwien van vanzelf van zijn hals en vlogen op een heuvel. Wat een ridder merkte die ze nam en verborg het in zijn kousen. Maar terstond zo begon zijn been te zwellen totdat hij bij raad die relikwieën weg deed en teruggaf. Dit geschiedde in het jaar 1014.

Deze graaf Lambert liet een zoon na van zijn vrouw Gerberga die Hendrik heette, de oude graaf van Leuven en Brussel en markgraaf van het heilige rijk. En zijn moeder Gerberga leefde een tijdje na haar man en werd ook begraven te Nijvel waar haar naam opgeschreven stond.

Omtrent deze tijd zag men wonderlijke tekens in de lucht. De maan veranderde geheel bloederig en er was grote aardbeving en grote dure tijd. In Lotharingen gaf een fontein bloed uit. Daarna kwam een grote sterfte bijna over de hele wereld zodat de overlevende vanwege het verdriet van menigvuldige doden neer vielen en ook begraven werden.

De graaf Hendrik, de zoon van Gerberga, liet na een zoon geheten Lambert en een dochter die Mathilde heette die later de graaf Eustachius van Boulogne-sur-Mer trouwde. En ze had van hem een zoon die ook Eustachius heette en graaf van Boulogne-sur-Mer was. En noch had ze een zoon van hem die ook Eustachius (Eustaas) heette en graaf van Boulogne-sur-Mer was en die nam tot wijf Sint Ida, de dochter van Godfried van Ardennen en van Lotharingen, de zoon van Gozelo en ze was moeder van hertog Godfried van Bouillon.

Hendrik, de oude graaf van Leuven, stierf in het jaar ons heren 1046.

Toen werd zijn zoon Lambert graaf en markgraaf na zijn vader en nam tot een huisvrouw Oda, de dochter van hertog Gozelo van Lotharingen. Deze graaf Lambert stichtte 2 collegiale kerken, te weten; te Brussel ter plaatse die Sint Michiels berg heette en heet nu Sint Goedele, de ander te Sint Petrus te Leuven. En deze Lambert en zijn huisvrouw met de eerwaardige devote bisschop Gerard van Kamerijk droegen Sint Goedele van Sint Gorikՠs kerk tot de hoofdkerk van Sint Michiels. Desgelijks zo verhief deze goede bisschop in die tijd met de graaf Lambert Sint Guido van Anderlecht. Tenslotte werd graaf Lambert verslagen in een grote strijd voor Doornik en werd ook begraven te Nijvel toen men schreef 1054.

En hij liet na een zoon die Hendrik heette en werd graaf en markgraaf na zijn vader. En hij had in een strijd gevangen een edelman die Herman heette die hij bracht te Leuven op zijn hof gevangen en liet hem daarna op zijn zekerheid gaan. Maar bij nacht kwam Herman subtiel tot graaf Hendrik daar hij sliep en vermoordde hem treurig in zijn bed. Dit geschiedde toen men schreef 1063.

Deze graaf Hendrik liet een zoon na die ook Hendrik heette en was graaf en markgraaf na zijn vader. En in zijn tijd begon dat klooster en abdij van Affligem toen men schreef 1086. En toen men schreef 1123 zo begon Sint Michiels klooster te Antwerpen.

Deze Hendrik was getrouwd met de zuster van de hertog van Thringen waar hij twee zonen van had. De ene heette Hendrik die na zijn vader regeerde en tenslotte werd hij ook verslagen in een strijd voor Doornik en werd gebracht te Nijvel waar hij ook begraven werd in het jaar 1196. De andere zoon heette Godfried met de baard en die werd graaf en markgraaf na zijn broeder.

Omtrent dese tijt began die heilige [98v] ordene vanden Carthusers ofte Chartroysen die in strangicheyt van leuen alle ander ordene te bouen gaende is also sinte Bernaert seyt, ende hi heetse die alre schoonste calompne der heiliger kercken, wantse noyt en viel van haren opsette Ende si wert bi wonderlike tekenen begonnen int bisdom van Grenoble van meester Bruno een heilich doctor van Parijs met ses ander eerwerdige mannen. Doe leefde die heylige man sinte Huge bisscop van Grenoble die in .liij. iaren noyt vrouwen aensichte en sach dan alleen een arme weduwe hoe wel hi nochtan dagelicx allen menschen raet ende hulpe gaf ende biechte hoorde Ende namaels ontfinc hi ooc dat habijt vander ordenen van sinte Bruno voorseit

Jtem in dese tijt werden gedoot tot Jherusalem .xi.M. pelgrims vanden Arabianen

Jtem oec wast groten vloet van water bouen maten ende grote pestilencie so dat die menschen verbranden swart als koolen Ende ooc wast groten dieren tijt Ende .xv. daghen lanck vloeyde een fonteyne al bloet

Omtrent deze tijd begon de heilige orde van de Kartuizers of Chartreuse die in strengheid van leven alle andere ordes te boven gaat alzo Sint-Bernard zegt en hij noemt ze de allermooiste schoonste vuurkolom der heilige kerk want ze viel nooit van haar voornemen af. En het is bij wonderlijke tekens begonnen in het bisdom van Grenoble van meester Bruno, een heilige doctor van Parijs, met zes ander eerwaardige mannen. Toen leefde die heilige man Sint Hugo, bisschop van Grenoble, die in 53 jaren nooit een vrouwen aanzicht zag dan alleen een arme weduwe hoewel hij nochtans dagelijks alle mensen raad en hulp gaf en biecht hoorde. En later ontving hij ook dat habijt van de orde van Sint Bruno.

Item, in deze tijd werd te Jeruzalem 11000 pelgrims gedood van de Arabieren.

Item, ook was er een grote vloed van water boven mate en grote pest zodat de mensen verbrandden zwart als kolen. En ook was het een grote dure tijd. En 15 dagen lang vloeide een fontein alles bloed.

Dat .xxviij. capitel Hoe die vaert ouer zee began totten heiligen lande die sere swaerlic toe ghinc Ende hoe dat Godeuaert van billioen hertoge van lothrijke metten kersten heren Jerusalem wan.

HEt was een heilich priester een heremijt geheten Peter de heremijt geboren van Amyens in vrancrijcke. Dese priester reysde ten heylighen lande in pelgrimagien daer hi sach vele kersten in grooter allenden ende tribulatien vanden ongelouigen turcken ende heydenen iammerlic verdruct Dies hi grote compassie hadde, ende oec siende dat theilich lant vanden honden beseten was, so bestont hi te wenen ende seer droeuich te sijn gode dat clagende Ende doen verthoonde hem god hoe dat heilich lant noch corts vanden kersten soude werden gewonnen, dies hi verblijt gode gebenedide. Ende hi nam brieuen vanden patriarck aenden paus Vrbanus die tweede van dien name, sprekende vanden iammerliken state des heylich lants Dies die heylige vader dye paus wert seer beruert wt medeliden ende quam in Vrancrijke tot Cleermon in Aluernen dair hi hielt een consilie generael vander heiliger kercken, daer veel prelaten ende heren wt Vrancrijcke vergaderden

Daer na hielt hi noch een ander consilie te Tours in Touraynen om raet te vinden hoemen dat heylich lant weder crigen soude Ende hi verwecte tvolc dair toe. Ende men predicte dye cruysuaert met groten aflaten Doe screefmen dat iaer ons heren .M.xcv.

Ende deerste die die vaert bestont was een goet ridder cloeck ter wapen gheheeten heer Wouter Sausenier, met vij. ander machtighe ridders. Doen viel dair toe een groot heyr geschaert te voet wt Vrancrijcke ende trocken in Hongerijen daerse die coninc Caleman coninc van Hongherien minlijc ontfinc ende lietse passeren door sijn rijcke so dat si quamen tot Malevyle ende scheepten daer ouer twater Mer doe werden si met een groot ghetal in Bulgherijen vanden quaden burgeren verslagen Ende heere Wouter moste vlyen met sijnen volcke .viij. dagen lanck door dat Bulgheren wout, maer god die halp hem [99r] dat hi quam tot Constantinopolen tot den keyser Alexius, maer dese keyser Alexius en was niet alte blijde vander kerstenen coemste anxt hebbende dat si meer quamen om sijn lant te berouen ende dair om dede hi den Fransoysen meer quaets dan goets, ende wilde datse al tsamen vanden turcken verslagen hadden gheweest. Maer here wouteren voorseyt werde geraden dat hi soude verbeyden heer Peeter die heremijte Daer na quam die selue heer Peter met wel .xl.M. mannen door Hongerien met ghewelde Ende quam te Malevyle daer hi versloech .iiij M. mannen, ende door bulgherien ende door dat bulgeren wout .viij. dagen lanck, so dat hi quam voor Niche in bulgerien daerse die hertoge vanden lande goetlick ontfinck. Mer want somige vanden kerstenen ouerdadich waren so verloos Peeter van sijn volck voor de stadt een groot deel mannen, wiuen ende kinderen, goet ende wapenen, soe dat hi van .xl.M. mannen cume .xxx.M. behielt. Metten welcken hi voort reysde tot Constantinopolen daer hem die keyser Alexius blijdelijck ontfinck. Van daer bi rade des keysers trac hi voort mitten voorseyden heer wouter Sausenier ouer die zee die heet sinte Jorijs arm, ende voort [in Capadocien. Ende die keyser sant hem] na vitalie Ende hi riet hem ende soe dede ooc Peter die heremijte datse hem niet verhaesten en souden, want men noch veel princen wt kerstenrijck verwachte te comen Ende datse hem hoeden souden voor die stadt van Nychea daer veel heydenen in waren. Maer hier deden si al contrarie tegen, want die Fransoysen haelden roof tot voor de stadt van Nychea ende daer na die duytsche ende wonnen een casteel onder dye macht vanden coninc Caleman staende .iij. milen vander stadt ende sloeghen al doot datter in was. Dat vernam Caleman ende hy quam daer met grooter machte om dat te wreken ende hi versloech die beste vanden duytschen volcke ende veel wertter gheuangen. Als den anderen hoop vanden kersten heyre dat vernam, so waren si verslagen ende wilden dat wreken. Ende want Peeter die heremite als doe daer niet en was soe dwongen si heere wouter Sausenier met hem te trecken. Als si daer quamen so versloegen si menigen man, maer daer wert so seer geschoten met geschutte, dat heere wouter tot vij. plaetsen in sijn borste doorschoten was ende sterff Desgelijcx heer Arnout van Brymeu ende heer Folckaert van Chaters. etcetera. Ende dye kerstenen verloren die stede, ende doe weken si ende vloden tot een hauen die heet te Timot. Ende die turcken veruolchdense ende wonnen haer tenten ende ander goet, verslaende man ende wijf ende ooc vangende Mer .iij.M. vanden besten kersten maecten hem daer sterck in een oude veste ende die turcken belaechdense van binnen Ende daer en binnen vernam dit Peter die heremijte die doe was biden keyser Alexis die hem volc gaf daer hi mede de kesten ontsette

Daer na wert die derde vaert begonnen van een priester die here Godscalc heet, dien heer Peter die heremijt dat cruce had doen prediken Ende hi bracht met hem een groot heyt van volcke Fransoysen, Almannen, Beyeren, Swauen Sassen ende Vriesen, ende quam alsoe tot Messenborch in Hongerien, daerse coninc Caleman wel ontfinc hem orlof geuende door sijn lant te passeren, te coo- [99v] pen ende te vercopen. Mer die Beyeren ende Swauen consten haer oude zeden niet laten berouende dat volck biden wegen, sonderlinge vingen si eenen ionghelinck dat een Honghere was, dyen si doden slaende een staeck door sijn lijf. Twelck die coninc vernemende veruolchdese met machte ende hy dede hem haer wapen afleggen ende versloechse alle. Aldus verginc die derde vaert

Dat 28ste kapittel. Hoe de vaart over zee begon tot het heilige land waar het er zeer zwaar toeging. En hoe dat Godfried van Bouillon, hertog van Lotharingen, met de christenheren Jeruzalem won.

Er was een heilige priester en heremiet geheten Peter en geboren van Amiens in Frankrijk. Deze priester reisde naar het heilige land in pelgrimage waar hij vele christenen zag in grote ellende en moeilijkheden van de ongelovige Turken en heidenen jammer verdrukt. Dus had hij groot medelijden en zag ook dat het heilige land van de honden bezet was zo begon hij te wenen en klaagde dat zeer droevig aan God. En toen toonde hem God hoe dat heilige land noch gauw van de christenen gewonnen zou worden, dus was hij blij en zegende God. En hij nam brieven van de patriarch voor paus Urbanus de tweede van die naam en sprak van de jammerlijke staat van het heilige land. Dus werd de heilige vader de paus zeer bewogen uit medelijden en kwam in Frankrijk te Clermont in Auvergne waar hij een concilie generaal hield van de heilige kerk waar veel prelaten en heren uit Frankrijk vergaderden.

Daarna hield hij noch een ander concilie te Tours in Touraine om raad te vinden hoe men dat heilige land weer krijgen zou. En hij wekte het volk daartoe op. En men preekte de kruisvaart met grote aflaten. Toen schreef met het haar ons heren 1095.

En de eerste die de vaart bestond was een goede ridder en kloek ter wapens geheten heer Wouter Sausenier met 7 andere machtige ridders. Toen kwam daarbij een groot leger geschaard te uit Frankrijk en trokken in Hongarije daar ze koning Caleman, koning van Hongarije, minlijk ontving en liet ze passeren door zijn rijk zodat ze kwamen tot Malevyle en scheepten daar over het water. Maar toen werden ze met een groot getal in Bulgarije van de kwade burgers verslagen. En heer Wouter moest vlieden met zijn volk 8 dagen lang door het woud van Bulgarije, maar God die hielp hem zo hij te Constantinopel kwam bij keizer Alexis, maar deze keizer Alexis was niet al te blij van de komst der christenen en had angst dat ze meer kwamen om zijn land te beroven en daarom deed hij de Fransen meer kwaad dan goed en wilde dat ze alle tezamen van de Turken verslagen waren geweest. Maar Wouter werd aangeraden dat hij zou wachten op her Peter de heremiet. Daarna kwam de heer Peter met wel 40 000 mannen door Hongarije met geweld. En kwam te Malevyle waar hij 4000 manen versloeg en door Bulgarije en dat Bulgaarse woud 8 dagen lang zodat hij kwam voor Niche in Bulgarije waar de hertog van het land ze goed ontving. Maar omdat sommige christenen overmoedig waren zo verloor Peter van zijn volk voor de stad een groot deel mannen, wijven en kinderen, goed en wapens zodat hij van de 40 000 mannen nauwelijks 30 000 behield. Waarmee hij voortreisde naar Constantinopel daar keizer Alexis hem blijde ontving. Vandaar bij raad van de keizer trok hij voort met de voor genoemde heer wouter Sausenier over de zee Bosporus en voort in Cappadoci. En de keizer zond hem na voedsel. En hij raadde hem aan en zo deed ook Peter de heremiet dat ze zich niet haasten zouden voor de stad want men verwachtte noch veel prinsen uit christenrijk te komen. En dat ze zich hoeden zouden voor de stad Nicea waar veel heidenen in waren. Maar hier deden ze het tegengestelde want de Fransen haalden roof tot voor de stad van Nicea en daarna de Duitsers en wonnen een kasteel die onder de macht van koning Caleman stond, 2 mijlen van de stad en sloegen alles dood dat erin was. Dat vernam Caleman en hij kwam daar met grote macht om dat te wreken en hij versloeg de beste van het Duitse volk en velen werden er gevangen. Toen de andere hoop van het christenleger dat vernam zo waren ze verslagen en wilden dat wreken. En omdat Peter de heremiet er toen niet was zo dwongen ze heer wouter Sausenier met hen te trekken. Toen ze daar kwamen zo versloegen ze menige man, maar daar werd zo zeer geschoten met geschut dat heer Wouter op 7 plaatsen in zijn borst doorschoten was en stierf. Desgelijks heer Arnold van Brimeu en heer Folckaert van Chaters, etc. En de christenen verloren de stad en toen weken ze en vlogen tot een haven die heette Timot. En de Turken achtervolgden ze en wonnen hun tenten en ander goed en versloegen man en wijf en ook vingen ze hen. Maar 3000 van de beste christenen maakten zich daar sterk in een oude vesting en de Turken belegerden ze vanbinnen. En ondertussen vernam dit Peter de heremiet die toen bij keizer Alexis was die hem volk gaf waarmee hij de christenen ontzette.

Daarna werd de derde vaart begonnen van een priester die heer Godschalk heette die Peter de heremiet die kruistocht had laten prediken. En hij bracht met hem een groot leger van volk, Fransen, Duitsers, Alemannen, Beieren, Zwaben Saksers en Friezen en kwam alzo te Messenborch in Hongarije daar koning Caleman ze goed ontving en gaf hem verlof zijn land te passeren, te kopen en te verkopen. Maar die van Beieren en Zwaben konden hun oude zeden niet laten en beroofden dat volk bij de wegen en vooral vingen ze een jongeling dat een Hongaar was die ze doodsloegen met een staak door zijn lijf. Wat de koning vernam en achtervolgde ze met macht en hij liet hen hun wapens afleggen en versloeg ze alle. Aldus verging de derde vaart.

Jtem corts daer na was vergadert een grote schare van Engelschen, Brabanteren, Vlaminghen, ende nederlanders, daer veele ridders mede waren mannen ende wijuen. Ooc was dat heyr vol lichter wijuen ende waenden also te trecken om te winnen dat heylich lant Ende als si tot Colen quamen sloeghen si die Joden al doot ende braken haer husen ende Synagogen nemende hair goet meynende al omme die Joden so te verderuen, niet om de eere gods mer om haer goet te hebben. So trocken si so verre dat si quamen in Messenborch door Hongherien Ende vernemende dat se die coninc niet en wilde laten passeren door sijn lant so bestormden si de stadt met machte ende haddense bi na gewonnen. Mer God sandt ouer hem al sulcke anxte datse die mueren begauen ende vlooden, si en wisten waer. Als de hongeren dat sagen veruolchden sise haestelic ende versloegen die vechters ende strijtbaer mannen Ende si vingen wijf ende kinder, ende namen alle den rooff die seer groot was. Ende vanden ghenen die ontuloden waren so reysden die somighe in Lombardijen ende dye ander reysden in Oostrijcke. Aldus verginc die vierde vaert want god en wilde al sulcken volck niet laten onreynen dat heylich lant

DOen begonste te naken dat heylich kersten heyr dat god hadde daer toe vercoren, daer thooft af was de goede ende vrome prince Godeuaert van Billyoen hertoge van Lothrijke sinte Jden sone grauinne van Bonen, daer af voorscreuen is Dese prince beschicte sijn dinghen wijslijck, sijn eyghen patrimonie versettende ende met goeden bistande die hem in brabant gedaen wert van allen dingen diemen daer toe behoefde. So nam hi Thantwerpen aen die heylige cruysuaert, daer veel ionghe ridders ende andere wt Brabant ende wt ander landen hem by vielen. Ende soe quam hi tot Cunenborch in Oostrijcke met boudewijn sinen broeder ende met ander ridders ende eedele mannen, daer onder waren heer Henrick ende heer Godeuaert van Assche gebroeders bi Bruessele, Ende vernemende dat die pelgrims in Hongherien verslagen waren soe wert Boudewijn van billioen gesonden tot coninc Caleman van Hongerien om sinen sin te weten Ende wantmen inder waerheit beuant dat hi haren sculden toe comen was alsoot voorseyt is, so gaf hertoge Godeuaert den coninck van Hongharijen te ghysele Boudewijn sinen broeder om vry passagie te hebben sonder misdoen ende gheboot int heyr vrede te houden opt lijff Ende die coninc van Hongerien gheboot des ghelijcx sijn volcke datmen spijs noch dranck en verdierde. Aldus so passerden si vrylick door Hongherijen ende quamen tot Malevyle. Daer nae quam die Hongersche coninck ende begaefde den heren mildeliken, weder geuende ooc Boudewijn, dien hi hadde te ghysele

Voort quamen si in Bulgherwout [100r] daer si acht daghen in mosten blijuen ende voort totter stadt van Niche daer hem de griecsche keyser Alexius veel vitalien sandt

Item, gauw daarna was verzameld een grote schaar van Engelsen, Brabanders, Vlamingen en Nederlanders waar veel ridders mee waren, mannen en wijven. Ook was dat leger vol lichte wijven en waanden alzo te trekken om dat heilige land te winnen. En toen ze te Keulen kwamen sloegen ze alle Joden dood en braken hun huizen en Synagogen en namen hun goed en meenden de Joden alom te bederven, niet om de eer Gods maar om hun goed te hebben. Zo trokken ze zo ver dat ze kwamen in Messenborch door Hongarije. En vernamen dat de koning ze niet wilde laten passeren door zijn land zo bestormden ze de stad met macht en hadden het bijna gewonnen. Maar God zond over hen zoՠn angst dat ze de muren opgaven en vlogen dat ze niet wisten waarheen. Toen de Hongaren dat zegen achtervolgden ze die haastig en versloegen de vechters en strijdbare mannen. En ze vingen wijf en kinderen en namen de hele roof die zeer groot was. En van diegene die ontkomen waren reisden sommige in Lombardije en anderen in Oostenrijk. Aldus verging de vierde vaart want God wilde zulk volk dat heilige land niet laten verontreinigen.

Toen begon te naken dat heilige christenleger dat God daartoe had uitgekozen daar het hoofd van was de goede en dappere prins Godfried van Bouillon, hertog van Lotharingen, de zoon van Sint Ida, gravin van Boulogne-sur-Mer. Deze prins beschikte zijn dingen wijs, verzette zijn eigen erfdeel en met goede bijstand die hem in Brabant gedaan werd van alle dingen die men daartoe behoeft. Zo nam hij te Antwerpen de heilige kruisvaart aan waar veel jonge ridders en anderen uit Brabant en uit ander landen hem bijvielen. En zo kwam hij te Quedlinburg in Oostrijk met zijn broer Boudewijn en met andere ridders en edele mannen waaronder waren heer Hendrik en heer Godfried van Asse, gebroeders bij Brussel. En vernam dat de pelgrims in Hongarije verslagen waren zo werd Boudewijn van Bouillon gezonden tot koning Caleman van Hongarije om zijn wil te weten. En omdat men de waarheid bevond dat het door hun schuld gekomen was zo gaf hertog Godfried de koning van Hongarije als gijzelaar Boudewijn zijn broer om vrije passage te hebben zonder misdoen en gebood in het leger vrede te houden op het lijf. En de koning van Hongarije gebood desgelijks zijn volk dat men spijs noch drank duurder maakte. Aldus zo passeerden ze vrij door Hongarije en kwamen tot Malevyle. Daarna kwam de Hongaarse koning en begiftigde ze mild en gaf ook Boudewijn terug die hij als gijzelaar had.

Voorts kwamen ze in het Bulgaarse woud daar ze acht dagen in moesten blijven en voort tot de stad Nicea daar hen de Griekse keizer Alexis veel voedsel zond.

Van een ander side so quam een grote heyr ten heylighen lande waert wt vrancrijcke Dair onder was die bisscop van Puys in Aluernen, legaet vanden paus, ende graue Reynout van sinte gielis, graue Steuen van Bloys, ende Eustaes van Bonen Godeuaerts van Billoens broedere, ende veel ander die trocken ten heiligen lande wert door slauonien. Ende noch op een ander side so trocken daerwaerts Hughe die grote des eersten coninc Philips van vrancrijc broeder, Robrecht die graue van vlaenderen die Robrecht die vriese heet, ende sijnre moeye sone hertoge Robrecht van Normandien Willems sone van Normandien die coninc van Enghelant was met meer ander die voeren ouer Rome ende Poellien. Als dat vernam Boemont die hertoge van Poellyen so nam hi tcruce aen met sijnre suster sone Tancreyt ende sijn ridders Ende want Hughe dye grote voor ghereyst was ende gheuangen vanden keyser Alexis te Constantinopolen die de Fransoysen hate, so reysde Godeuaert van billioen nerstelic derwaerts ende verloste hem oft hi soude des keysers lant verdoruen hebben Ende want hi den keyser niet wel en betroude so creech hi vanden keyser sinen sone Jan te ghisele Doen wert godeuaert ende die ander heren des keysers mannen. Ende corts so versaemden die voorscreuen drie heren, ende als si getrocken waren ouer sint Joris arm so quamen si in Capadocien, ende si ordineerden te trecken in coninc Calemans rijcke die den keyser met onrecht onthielt Nichea die schone stadt Ende si quamen tot Rafauel, daer si vonden heer Peeter die heremite hem verwachtende. Ende voort soe trocken si tot Nychea voor die stadt met haer wiuen ende kinderen dat die hooftstadt was van Bitimien in Griecken, ende was seer sterck x.vout om gemuert ende Caleman waendese met machte te ontsetten, ende daer gheuiel eenen strijt die Caleman verloos so datter veel turcken verslagen werden ende nauwe conste hi seluen ontulieden. Voor dese stadt lagen ons kersten viij. weken ende .iij. dagen Ten lesten wonnen si die stadt bi dien datse eenen groten torren neder vellen deden bi minerene Ende die coninghinne Calemans wijf ende twee Calemans kinderen werden daer gheuangen Ende die heydenen vander stadt waren gheuangen gesonden te Constantinopolen Ende die kersten die te voren Caleman geuangen had te Tymot in die voorscreuen hauen ofte fortresse die si te Nychea vonden werden nv verblijt ende verlost wt haren catiuicheden gebracht ende met groter feesten vanden princen eerliken ontfangen. Dit geschiede int iaer ons heren Jhesum cristi alsmen screef .M. ende .xcviij

Jn dien tide begonste die heilige ordene van Cisteau int bisdom van Chalen in Bourgondien daer sinte Bernaert namaels in ontfangen wert, daer om hetet sinte Bernaerts ordene, ende is die tweeste reformatie ende beteringhe van sinte Benedictus ordene Dese oerden van Cisteau plach een seer heylige ordene te sijn vermenichfuldicht in allen landen want tsijn wel .xxxiij.C. abdyen van dier ordene Ende daer en isser bouen een hondert niet daermen die rechte re [100v] gel hout oft ooc de drie geloften Twelc veel bi dien comt somen seyt dat de hoofden der seluer ordenen in haer abdie die rechte regel oft orden selue niet houden Ende tis een gemeen woort, wanneer de herder doolt so dolen de scapen Daer om waert van node dat dese abdien gereformeert waren vanden genen diese eerst reformeerden, als sinte Benedictus ordene die sonderlinge in Almanien nv groeyende ende in duechden bloeyende is in goeden leuene van reformacien twelc voor al tlant een salige gracie is, Want ghemeenlic sijn die landen meer beschermt voor tijtlike plagen dan ander landen daer dese abdien onghereformeert ende van wilden leuen sijn. etcetera.

Van een andere kant zo kwam een groot leger ter heilige land waart uit Frankrijk. Daaronder was de bisschop van Le Puy-en-Velaya, legaat van de paus, en graaf Reinout van Sint Gillis, graaf Steven van Blois en Eustaas van Boulogne-sur-Mer, de broer van Godfried van Bouillon, en veel anderen die trokken te heilige land waart door Slavonië. En noch op een andere zijde zo trokken derwaarts Hugo de grote, de broer van de eerste koning Filips van Frankrijk, Robert, graaf van Vlaanderen die Robert de Fries heette, en de zoon van zijn tante hertog Robert van Normandië, de zoon van Willem van Normandië die koning van Engeland was, met meer anderen en die voeren over Rome en Apulië. Toen dat de hertog van Apuli Beaumont zo nam nam hij de kruistocht aan met de zoon van zijn zuster Tancreit en zijn ridders. En omdat Hugo de grote voor gereisd was en gevangen van de keizer Alexis te Constantinopel die de Fransen haatte zo reisde Godfried van Bouillon naarstig derwaarts en verloste hem of hij zou het land van de keizer bedorven hebben. En omdat hij de keizer niet goed vertrouwde zo kreeg hij van de keizer zijn zoon Jan als gijzelaar. Toen werd Godfried en de ander heren de keizers mannen. En gauw daarna zo verzamelden de drie legers en toen ze over de Bosporus getrokken waren zo kwamen ze in Cappadocië en ze ordineerden te trekken in het rijk van koning Caleman die de keizer met onrecht onthield die mooie stad Nicea. En ze kwamen tot Rafauel daar ze vonden heer Peter de heremiet die hen opwachtte. En voort zo trokken ze naar Nicea voor de stad met hun wijven en kinderen dat de hoofdstad was van Bythinie in Griekenland en was zeer sterk tienvoudig ommuurd en Caleman waande het met macht te ontzetten en daar geviel een strijd die Caleman verloor zodat er veel Turken verslagen werden en nauwelijks kon hij zelf ontkomen. Voor deze stad lagen onze christen 8 weken en 3 dagen. Tenslotte wonnen ze de stad omdat ze een grote toren lieten vellen door ondergraven. En de vrouw van Caleman en twee van zijn kinderen werden daar gevangen. En de heidenen van de stad waren gevangen gezonden te Constantinopel. En de christenen die tevoren Caleman gevangen had te Tymot in de voorschreven haven of fort die ze te Nicea vonden werden nu verblijd en verlost uit hun ellendigheid en gebracht en met groot feest van de prinsen fatsoenlijk ontvangen. Dit geschiedde in het jaar ons heren Jezus Christus toen men schreef 1098.

In die tijd begon die heilige orde van Cteaux in het bisdom van Chalon in Bourgondi waar Sint-Bernard later in ontvangen werd en daarom heet het Sint-Bernards orde en is de tweede reformatie en verbetering van Sint-Benedictus orde. Deze orde van Cteaux plag een zeer heilige orde te zijn en vermenigvuldigd in alle landen want er zijn wel 3800 abdijen van die orde. En daarboven zijn er wel honderd waar men niet de rechte regel houdt of ook de drie geloften. Wat veel komt zo men zegt omdat de hoofden van die orden in hun abdij zelf niet de rechte regel of orde niet houden. En het is een spreekwoord wanneer de herder doolt zo dolen de schapen. Daarom was het nodig dat deze abdijen gereformeerd waren van diegene die het eerst reformeerden zoals Sint Benedictus orde die vooral in Allemagne nu groeit en in deugden bloeit in goed leven van reformatie wat voor het hele land een zalige gratie is. Want gewoonlijk zijn die landen meer beschermd voor tijdelijke plagen dan andere landen daar deze abdijen niet gereformeerd en van wild leven zijn, etc.

Vanden groten strijt die Boemont had tegen die turcken, ende wat groter scaden die kersten daer geleden souden hebben en had Godeuaert van Billioen met sinen volcke daer niet te hulpe ghecomen.

NU keer ic weder totten kerstenen die welc na datse de stat Nichea gewonnen hadden trocken corts na sinte Jans dach inden somer door dat heydensche lant na Jherusalem Ende als si quamen op een riuiere tusschen twee bergen so trocken si ouer die brugge. Doe scheyden si haer heyr van malcander om te bat te passeren Boemont die hertoghe van Poelgien, Robbrecht van Normandijen, ende Steuen dye graue van bloys trocken op deen side Ende her [101r] toghe Godeuaert metten voorseiden bisscop ende metten anderen heeren trac op dander sijde Ende die coninc Caleman met sijn turcken ende hulperen die hem wt allen landen der heydenen in baten ghecomen waren, was die kersten belaghende met seer groter menichten wel .ccc.M. int ghetale op die scharen die met Boemont waren, die omtrent noentijt neder gheslagen was met sijn pauwelioenen op een groen plecke

Ende eer die kersten hem wapenen ende bereyden conden om die turcken te wederstaen so wertter aen beyde sijden veel verslagen mannen ende wijuen. Maer die kerstenen gewapent sijnde hebben die turcken ontfangen ende sterckelijck gedoot. Die manier der turcken is dat se vlien als si geschoten hebben, ende al soe vliende schieten si den ghenen die hem veruolgen Mer niemant en mochte daer ontvlien so werden si daer omsinghelt alsoe wel int gheberchte als int pleyn. Die lancien dus dan ten lesten gebroken wesende in die lichamen der turcken so hebben si hem beholpen metten swaerden O hoe veel lichamen sonder hoofden oft sonder ander leden sijn daer ouer een geuallen. Die achterste iaechden die voorste inden swaerden der gheenre die hem doden afsnidende hoofden, armen, ende ander leden. Ende doemen dus vechtende was ende deerste deel der turcken dus verslegen wert so sijn die ander die welc ouer de riuiere gereyst waren haestelic ende verradelic in die kersten tenten ghecomen ende hebbense al vernielt, die moeder metten kinderen gedoot, ende al die si vonden al waren si ooc onbequame om strijden ende sonder wapen si dodent al. Dat roepen ende karmen der kerstenen die inden tenten dus belopen waren heeft Boemont vernomen ende is haestelijc derwaerts gereyst ende heeft den graue van Normandijen den strijt beuolen Maer als dye turcken Boemont vernamen so hebben si ter stont gheuloden ende van daer gereyst so si eerst mochten, mer die kersten veruolchdense scarpelic also datter veel ghedoot was

Die edel prince Boemont siende vele menschen vanden sinen som doot, die sommige na haren azem gapende, heuet deerlic gheweent ende gode gebeden dat hi den doden genadich wilde sijn ende den leuenden behulpich Ende hi is haestelic weder gekeert ten stride daert den kerstenen seer campelic stont Want si waren so seer vermoeyt van arbeyden ende vander groter hitten der sonnen datter veel van dorste vanden sinen ghestoruen souden hebben en hadden die kersten vrouwen gheen drincken ghebracht vanden wateren der lopender riuier daer omtrent Die kersten hadden haren vianden gheweken ende ten waer gheweest dat die graue Robrecht van Normandijen schuddende eenen vergulden wimpel hadde om gekeert sijn paert ende had geroepen dat ridderlic teken God wilt, god wilt, dien dach soude den kersten alte scadelic hebben geweest Mer als die kersten hebben gesien den prince Boemont ende den graue van Normandijen weder omkeeren so hebben si eenen moet ghenomen ende hebben ghecoren lieuer te steruen dan te vlyen. Die turcken arbeyden ende vochten seer neerstelic ende so stranghelic dat deen den anderen an dreef want si en mochten nerghens vlien, ende si omsinghelden die kersten dat si nergens [101v] gheen ydel plecke en behielden dan by haren tenten. Veel kerstenen sijnder gestoruen vanden feninigen geschutte der turcken. niemant vanden kerstenen en wasser ledich. Die ridders die daer bequaem waren totten strijde die vochten, die priesteren ende clercken die schreyden ende baden gode almachtich om victorie. Die vrouwen weenende ende haer handen wringende togen die dode lichamen in die tenten. Ende doen die kerstenen dus werden in een ghedrongen datse werden bedect vanden gheschutte der turcken, soe ist hier tusschen toe gheulogen hertoge Godeuaert van Billyoen ende grote Hughe door eenen bode die Boemont gesonden hadde, vanden berge neder comende met .xi.M. vechtender mannen te paerde

Als si saghen die tenten van haren medebroederen al om beuangen van den turcken ende haer ghesellen tot allen siden beuochten, ende die vrouwen met groten ghehuyle in de tenten roepen ende kermen, soe begonnen si in haren moet te bernen ende doorulogen die dicke scharen van toorne ontsteken sijnde als een Aerne die wert ghedwongen door den honger sijnre iongeren een roof te halen. O hoe groten gheclanc der wapenen was daer ende ghetrack der lancien ende speeren die daer breekende waren. O hoe lustelijke stemmen hoordemen daer vanden vechtender kerstenen die daer met luder stemmen te samen riepen:dat ridderlic teken, god wilt, god wilt. Ende maecten alsoe met desen gecrijssche, dattet clanck in den dale ende donderde int hoochte der bergen O ghi hoge princen die nv die landen in weelden regeerende sijt, wilde ghi v voegen tot sulcken dienste als v voor vaders gedaen hebben, so mocht ghi ooc gerekent werden onder dat getal der ridderen gods, mer lazen ghy besteet uwen tijt in ledicheden. etcetera.

Van de grote strijd die Beaumont had tegen de Turken en wat grote schade de christenen daar geleden zouden hebben was Godfried van Bouillon met zijn volk daar niet te hulp gekomen.

Nu keer ik weer tot de christenen die nadat ze Nicea gewonnen hadden trokken kort na Sint-Jan dag in de zomer door dat heidense land naar Jeruzalem. En toen ze kwamen op een rivier tussen twee bergen zo trokken ze over de brug. Toen scheidden ze hun legers van elkaar om beter te passeren. Beaumont, hertog van Apulië, Robert van Normandië, en Steven, graaf van Blois, trokken op de ene zijde en hertog Godfried met de bisschop en met de andere heren trokken op aan de andere zijde. En koning Caleman met zijn Turken en helpers die hem uit alle landen der heidenen te baat zijn gekomen en de christenen belegerden met een zeer grote menigte, wel 300 000 in getal, op de scharen die met Beaumont waren die omtrent noen tijd neergeslagen was met zijn paviljoenen op een groene plek.

En eer de christen zich wapenen en bereiden konden om de Turken te weerstaan zo werden er aan beide zijden veel verslagen, mannen en wijven. Maar toen de christenen gewapend waren hebben ze de Turken ontvangen en sterk gedood. De manier der Turken is dat ze vlieden als ze geschoten hebben en alzo vliedende beschieten ze diegene die hen volgen. Maar niemand mocht daar ontkomen en zo daar omsingelt alzo goed in het gebergte als op de vlakte. De lansen waren tenslotte gebroken en waren in de lichamen van de Turken en zo hebben ze zich beholpen met de zwaarden. O hoeveel lichamen zonder hoofden of zonder andere leden zijn daar door elkaar gevallen. De achterste joegen de voorste in de zwaarden van diegene die hen doodden en afgesneden hoofden, armen en andere leden. En toen men dus aan het vechten was en het eerste deel der Turken aldus verslagen was kwamen er anderen die over de rivier trokken en haastig en zijn verraderlijk in de christen tenten gekomen en hebben alles vernield, de moeder met de kinderen gedood en allen die ze vonden al waren zo ook ongeschikt om te strijden en zonder wapen, ze doodden allen. Dat roepen en kermen der christenen die in de tenten aldus belopen waren heeft Beaumont vernomen en is haastig derwaarts getrokken en heeft de graaf van Normandi de strijd bevolen. Maar toen de Turken Beaumont vernamen zo zijn ze terstond gevlogen en vandaar vertrokken zo gauw ze konden, maar de christenen achtervolgden ze zo scherp alzo dat er vele gedood werden.

De edele prins Beaumont zag veel van zijn mensen dood en sommigen die naar lucht hapten en begon deerlijk te wenen en God bidden dat hij de doden genadig wilde zijn en de levende behulpzaam. En hij is haastig teruggekeerd te strijd daar het de christenen zeer moeilijk stond. Want ze waren zo zeer vermoeid van werk en van de grote hitte der zon zodat er veel van dorst van hem gestorven zouden zijn hadden de christenvrouwen geen drinken gebracht van het water van de lopende rivier daaromtrent. De christen waren hun vijanden geweken tenzij dat er geweest was de graaf Robert van Normandi die een gouden wimpel schudde en had zijn paard omgekeerd en had dat ridderlijke teken geroepen ԇod wil het, God wil hetլ die dag zou de christenen al te schadelijk zijn geweest. Maar toen de christen zagen prins Beaumont en de graaf van Normandië weer omkeren zo hebben ze een moed genomen en hebben gekozen liever te sterven dan te vlieden. De Turken werkten en vochten zeer vlijtig en zo sterk dat de ene de anderen aandreef want ze mochten nergens vlieden en ze omsingelden de christenen zodat ze nergens een lege plek behielden dan bij hun tenten. Veel christenen zijn er gestorven van het venijnige geschut der Turken. Niemand van de christenen was er ledig. De ridders die daar bekwaam waren tot de strijd die vochten, de priesters en klerken die schreiden en baden God almachtig om victorie. De vrouwen weenden en wrongen hun handen en trokken de dode lichamen in de tenten. En toen de christenen ineen werden gedrongen zodat ze bedekt werden dor het geschut van de Turken zo is hiertussen gevlogen Godfried van Bouillon en grote Hugo door een bode die Beaumont gezonden had en kwam van de berg neer met 11000 vechtende mannen te paard.

Toen ze de tenten van hun medebroeders alom bevangen van de Turken en hun gezellen aan alle zijden bevochten en de vrouwen met groot gehuil in de tenten roepen en kermen zo begonnen ze in hun gemoed te branden en doorvlogen de dikke scharen van toorn ontstoken als een arend die door de honger gedwongen werd van zijn jongen om roof te halen. O hoe groot lawaai van wapens was daar en trekken van lansen en speren die daar braken. O hoe lustige stemmen hoorde men daar van vechtende christenen die daar met luide stem tezamen riepen dat ridderlijke teken, ‘God wil het, God wil het’, En maakten alzo met dat gekrijs dat het lawaai in de dalen donderde en in de hoogste van de bergen, O gij hoge prinsen die nu de landen in weelde regeren, wilde ge u voegen tot zulke dienst zoals uw voorvaders gedaan hebben zo mocht ge u ook rekenen onder dat getal der ridders Gods, maar helaas, ge besteedt uw tijd in ledigheid, etc.

Die onsalige Turcken want si terstont verslagen werden als beesten ende hem haer wapen niet helpen en mochte so huylden si als honden stotende mit haren hielen tegen deerde ende also woelende beten si int gras als beesten Ende somige dit horende verblijden hem ende die ander bedroefden hem. Die fransoysen verstonden dat ridderlic teken harer vechtender mannen, ende die turcken dye clagelike suchtingen die daer verslagen waren. der turcken cracht began te slappen ende die kersten grepen weder moet. Hier en tusschen doe de turcken die daer beuochten den kersten om saghen ter berghen waert, saghen si den bisscop van poets ende graef Reynout met dat ander deel des heyrs der ridderen ende die voetknechten neder climmen ende den horen bespringen ende hebben in hem seluen ghebeeft ende metten tanden geknarst van groten anxte ende door die menichte der geenre die hem lieden beuochten vermoedende dat die vechters der kerstenen hadden geregent wten hemel oft gesproten wten bergen Weder om werden nv veel striden vernieut ende veel dusent der turcken crachtelic verslagen ende ter aerden geuelt Wat soude dat katijuige turcsche volc doen anders dan den rugge bieden ende weder lopen van daer si gecomen waren mer die daer die voorste waren zijn daer die achtserste gheworden ende alsoe heuet die stert dat hooft geuolcht die een den anderen na Ende die kersten die inden tenten waren hebben hem seluen ghetroost ende [102r] eenen moet genomen ende hebben ghewroken wredelic tegen haer vianden die scade ende tverlies die si hadden vanden turcken. Ende die turcken die daer eerst aen vochten sijn nv die geen die daer vlien door alle bosschen, hagen ende onwegen ende si en sien niet werwaert dat si gaen acherwaert of voorwaert. Maer die ridderen gods die verslaense alle mit een schandelike doot ende die opclimminge der berghen ende houelen ende dalen sijn ouer al gheuerwet gheweest van den bloede ende die loopende riuier wert te samen veruolt met dat vloeyende ende instortende bloet Der verslagen menschen waren daer so veel lichamen gespreyet ouer tuelt datter geen mensche en soude hebben mogen gaen Ende de kerstenen veruolchdense wel .vi. mijlen veerre oft meer ende sijn met groter eren weder tot haren tenten gekeert gode danckende vander groter victorien

Doe togen si voort door een lant dat heete Malebrunans daer groot ghebreck waters was soe datter veel van dorste storuen. Daer na vonden si een riuier daer vele hem doot droncken Doe scheyden hem die kersten in drie heyren Tancreyt Boemonts neue die track eenen wech in. Boudewijn van Buyllyon met sinen geselscape die trac een ander wech in door een woest ende onbekent lant daer hi nergens gheen vitalie of luttel en vant, hoe wel nochtans datse menige steden ende castelen wonnen in haren wege, maer luttel vitalien cregen si, want die heydenen waren veel geuloden mit allen goeden de si wech geuoeren consten

Het gheuiel dat Boudewijn sijnde niet verre vander zee wert schepen siende inder zee liggende daer hi aen sant om te weten wie si waren. Ende si antwoorden dat kersten waren wt Vrancrijke, wt Brabant, wt Vlaenderen, ende Vrieslant tot Jherusalem wert reysende, ende hadden acht iaren op die zee den heydenen berooft, so datse rijck ende wel voorsien waren van alle behoeflicheyt begerende met Boudewijn te reysen Dies hi blide ende wel te vreden was ende hi wan daer na menige stadt ende bleef oorloghende op die side vander zee

Godeuaert sijn broeder met Huge den groten, met Boemonde, met robrecht van Normandijen, ende Robrecht van Vlaenderen ende Eustachius van Bonen, die graue van sinte Gielis. etcetera. hadden haren wech ghenomen na Anthiochien. Ende door een wout passerende so quam daer een alte veruaerliken beer ende staende op sijn achterste voeten hem oprechtende aenueerde hi alleen Godeuaert van Billioen dien metten sweerde seer sloech, mer die beere trac hem vanden peerde ende quetsten seer. Ende een ander vroom ridder te voete versloech hem. Godeuaert was bi na ghestoruen vanden wonden, waer om dat hi daer stille lach tot dat hi was genesen

Daer na trocken si int lant daer hem Tancreyt vant met sijnen volcke wt Alexandrien comende, dies godeuaert ende al die kersten princen seer blide waren Doe ordineerden si hem na Anthiochien te reysen ouer die riuier Ferne, dat die turcken wilden keren, mer met groter couragien verslegen si die turcken ende trocken ouer. Daer na bi rade vanden voorscreuen bisscop wt Aluernen so stelden hem die voorscreuen princen in ordinancien, wantse mer vier mijlen van Anthiochien waren, daer een Patriarck plach [102v] te sijn onder hem hebbende C.liij. biscopen Ende die stadt was vier milen lanc ende anderhalf mile breet ende was ommuert met vier mueren, ende opten binnensten muer stonden wel .CCC.lx. torren Ende doe die kersten die stadt besaten so waren daer tusschen .iij. ende iiij.C. kercken die al gedestrueert waren, wtgenomen onser vrouwen ende sinte Peters kercke. So wert dan dese stadt belegen vanden kersten mer groten arbeyde daer si grooten wederstoot hadden van honger ende ander ontallijke armoeden, want die van binnen dye beuochtense dicwils buten der stadt met groter menichten

Die onzalige Turken, want ze werden terstond verslagen als beesten en hun wapens mochten hen niet helpen, zo huilden ze als honden en stootten met hun hielen de aarde en alzo woelende beten ze in het gras als beesten. En sommige die dit hoorden verblijden zich en de anderen bedroefden zich. De Fransen verstonden dat ridderlijke teken van hun vechtende mannen en de Turken die klaaglijk zuchten die daar verslagen waren. De Turken kracht begon te verslappen en de christenen grepen weer moed. Ondertussen toen de Turken daar de christenen bevochten zagen ze ter berg waart en zagen ze de bisschop van Poets en graaf Reinout met dat andere deel van het leger der ridders en de voetknechten neer klimmen en de hen bespringen en beefden in zichzelf en knarsten met de tanden van grote angst vanwege de menigte van diegene die hen bevochten en vermoedden dat die vechters der christenen uit de hemel waren geregend of gesproten uit de bergen. Wederom werd nu veel strijd vernieuwd en veel duizend Turken krachtig verslagen en ter aarde geveld. Wat zou dat ellendige Turkse volk anders doen de rug bieden en teruglopen vanwaar ze gekomen waren, maar die de voorste waren zijn daar de achterste geworden en alzo is de staart het hoofd gevolgd de ene na de andere. En de christenen die in de tenten waren hebben zichzelf getroost en moed genomen en hebben wreed gewroken tegen hun vijanden de schade en het verlies die ze van de Turken hadden. En de Turken die daar eerst aan vochten zijn nu diegene die daar vlieden door alle bossen, hagen en omwegen en ze zagen niet werwaarts ze gingen achteruit of vooruit. Maar de ridders Gods die versloegen ze allen met een schandelijke dood en die opklommen ten berg en heuvels en dalen zijn allen gekleurd geweest van het bloed en de lopende rivier werd tezamen gevuld met dat vloeiende en instromende bloed. Van de verslagen mensen waren daar zoveel lichamen verspreid over het veld dat er geen mens over zou mogen gaan. En de christenen achtervolgden ze wel 6 mijlen ver of meer en zijn met grote eer weer tot hun tenten gekeerd en dankten God van de grote victorie.

Toen trokken ze voort door een land dat heet Malebrunans waar groot gebrek van water was zodat er veel van dorst stierven. Daarna vonden ze een rivier waar velen zich dood dronken. Toen scheidden de christenen zich in drie legers. Tancreit, de neef van Beaumont, die trok een weg in. Boudewijn van Bouillon met zijn gezelschap die trok een andere weg in door een woest en onbekend land daar hij nergens geen voedsel of weinig vond, hoewel nochtans dat ze menige steden en kastelen wonnen in hun wege maar weinig voedsel kregen ze want de heidenen waren veel gevlogen met al het goed dat ze weg voeren konden.

Het gebeurde dat Boudewijn die niet ver was van de zee zag in de zee liggen schepen waar hij om zond om te weten wie ze waren. En ze antwoordden dat het christen waren uit Frankrijk, uit Brabant, uit Vlaanderen en Friesland en naar Jeruzalem reisden en hadden acht jaren op de zee de heidenen beroofd zodat ze rijk en goed voorzien waren van alle behoefte en begeerden met Boudewijn te reizen. Dus was hij blijde en goed tevreden en hij won daar a menige stad en bleef oorlogen aan de kant van de zee.

Godfried, zijn broeder, met Hugo de grote, met Boemonde, met Robert van Normandi en Robert van Vlaanderen en Eustachius van Boulogne-sur-Mer, die graaf van Sint Gillis, et cetera, hadden hun weg genomen naar Antiochië. En toen ze door een woud gingen zo kwam daar een al te vervaarlijke beer die op zijn achterste voeten stond en richtte zich op en ging aan Godfried van Bouillon die hem met het zwaard zeer sloeg, maar de beer trok hem van het paard en kwetste hem zeer. En een andere dappere ridder te voet versloeg hem. Godfried was bijna gestorven van de wond waarom dat hij stillag totdat hij genezen was.

Daarna trokken ze het land in waar ze Tancreit vonden met zijn volk die uit Alexandri kwamen, dus Godfried en alle christen prinsen waren zeer blijde. Toen ordineerden ze zich hem na Antiochi te reizen over de rivier Ferne dat de Turken wilden keren, maar met grote moed versloegen ze de Turken en gingen over. Daarna bij raad van de bisschop uit Auvergne zo stelden zich de voorschreven prinsen in ordinantie want ze waren maar vier mijlen van Antiochi daar een patriarch plag te zijn die onder hem had 153 bisschoppen. En de stad was vier mijlen lang en anderhalf mijl breed en was ommuurd met vier muren en op de binnenste muur stonden we 360 torens. En toen de christenen de stad bezaten zo waren daar tussen de 3 400 kerken die allen vernield waren, uitgezonderd onze vrouwe en Sint Petrus kerk. Zo werd dan deze stad belegerd van de christenen met grote arbeid daar ze grote weerstand hadden van honger en andere ontelbare armoede want die van binnen die bevochten ze vaak buiten de stad met grote menigte.

Vanden groten strijt voor Anthiochien daer die kersten victorie hadden.

NA veel vechtingen ende armoeden van honger, coude ende ander catiuicheden die voor Anthiochien de kersten geleden hebben die te lanc hier souden sijn te scrijuen Mer ic wil nochtan vertellen een wonderlike victorie die de kersten hadden voor dese stadt hoe grote neerstigheit dat si deden eer si dye stadt winnen consten. Si hebben gheordineert een blochuys ofte bolwerc te stellen bouen die brugge omtrent haer kerchof, ende die werclieden dye daer int geberchte lagen en mochten dat niet volbrengen sonder hulpe van meer volcx. So sijn die prince Boemont ende dye graue van sinte Gielis getogen tot een [103r] re hauenen dair omtrent legghende, ende cregen daer werclieden ende sochten listen om die werclieden biden anderen te brengen int gheberchte voorscreuen. Ende als die princen dus reysende waren met den werclieden na tgeberchte so hebben si gheuonden turcken inden wege die des nachts wter stadt comen waren ende hadden hem seluen in lagen gheleyt Welcke turcken als si die kersten vernamen haestelic ende onuersienlic besprongen ende hebben die kersten so sterckelijc ende verradelic aen gegaen dat die gheen die te paerde waren vlooden int gheberchte Ende die voetgangers die niet ontulien en mochten hebben si alle een swaer bitter doot aen gedaen, mer hoe die doot bitterder is hoe si verdientliker is, aldus mochten si daer omtrent M. mannen dootslaen Mer die dootslagers en sijn daer niet lange af verblijt geweest, noch en hebben dies ooc niet langer room gedragen, want dese moort wert ter stont inden tenten der kerstenen gebootscapt Ende verwecte tot wrake alle dye kersten princen ende heeren, dye daer te hants met haer paerden stoutelic aen vlooghen als si haer scharen hadden gheordineert om die doot van haren gesellen te wreken. Ende si vonden noch de turcken int velt om die hoofden der verslagender af te snijden. Die felle turcken ter stont als si ons kersten volc vernamen niet veruaert wesende noch ontsiende, mer hopende in haer grote menichte vergaderden hem seluen om in ordinancien te stellen ende tegen die kersten te vechten Maer die kersten die met alle haer macht ende cracht in god hoopten, vergaderden die voetknechten biden mannen te peerde ende int aengaen so werden ter stont dye vianden verwonnen. Want so geringe als die turcken sagen dat dye weder toe quamen die si eens int gheberchte gedreuen hadden, ende dat die scharen der kerstenen waren wassende ende groter so keerden si den rugge ende weken ter bruggen toe, maer dyen wech was seer nauwe, aldus en mochten si achter noch voorwaerts vlien. Achterwaerts en mochten si niet, want dair hadden si haren viant opten hals, ter gheenre siden en mochten si wijken om die nauwicheit des wechs. Dus is hem door die verhingenisse gods gesciet dat si niet vlien noch vechten en mochten Daer en hadden die Turcken niet venijn geschuts genoech ende die snelheit harer paerden en halp hem niet. Ende daer dodender de voetknechten meer dan die mannen te paerde, want die voetknechten sloegense voor voets op, gelijc die mayere den schoof doet. Daer mochten die sweerden versaet werden ende die pijlen vanden bloede der turcken. Mer want si den kersten toe behoorden so en mochten si niet plomp werden van der turcken lichamen te doorsnijden, noch de vermoeyde hant en mochter so veel niet vernyelen si en vantter altijt meer om te slaen. Die doden stonden daer onder den leuende, want si waren so onderset vanden leuenden datse niet vallen en mochten Ende si waren so seer met bangicheden in malcander gedrongen datse deen den anderen doot drongen, dachterste stieten die voorste ter aerden om te vlien ter stadt inne Dit siende die eedel hertoge Godeuaert van Billioen heeft den wech der bruggen onderreden slaende ter sijden wt tot voor de brugge so datse al verbi hem liden mosten O wat tonge soude connen wt spreken hoe veel dat [103v] ter die hertoge alleen versloech Dair vacht die ghelegentheyt der plaetsen die torne, dat swaert, ende die machtige hant, ende dat viel al tsamen inden lichamen der onsaliger turcken. Daer was een wten turcken die veele stouter ende stercker bouen hem allen was, meerder van lichame dan een ander Golias, ende doe hi den hertoge so wredelic opten sinen slaen sach so noopte hi sijn peert met bloedighe sporen ende sijn lancie vellende met groten nide doorstac des hertogen schilt bouen den cop, ende had die hertoge den steke niet geweken ende ouer dander side gesprongen hi soude dair ghestoruen hebben. Mer god heeft sijn ridder bescermt ende met groten toorne ontsteken sijnde die edel hertoge heeft hem geslagen metten swaerde aen sijn rechter side vanden scouderen met sulcker cracht dat hy hem die borste te midden cloofde ende dat hi hem dat ruggebeen ende inghewant al door scoerde ende dat hooft metter rechter siden viel inden vliet ende dat ander deel (twelc daer bleef hangen opt paert) liet hi drijuen ter statwaert in Dit siende die van der stadt waren seer verwondert ende verstoort om den ammirael ende hebben so vreeslic geschoten dat die hertoge van daer is geweken totten anderen princen Daer waren op dye brugge verslagen .v.M. menschen behaluen al dander die int pleyn ende in de vloet verdroncken, daer wasser vij.M. geuangen. Doe was den turcken haer grote houerdie benomen, want veel van hemlieden sijn snachts daer na heymeliken wter stadt gheweken. Ende die kersten hebben gode gedanct vander groter victorien ende sijn met bliscapen in haer tenten gekeert mit veel rijcdom

Van de grote strijd voor Antiochi daar de christenen victorie hadden.

Na veel vechten en armoede van honger, koude en andere ellendigheid die voor Antiochi de christenen geleden hebben dat te lang zou zijn hier te schrijven. Maar ik wil nochtans vertellen een wonderlijke victorie die de christenen hadden voor deze stad hoe grote vlijt dat ze deden eer ze de stad winnen konden. Ze hebben geordineerd een blokhuis of bolwerk te stellen boven de brug omtrent hun kerkhof en de werklieden die daar in het gebergte lagen mochten dat niet volbrengen zonder hulp van meer volk. Zo is de prins Beaumont en de graaf van Sint Gillis getrokken tot een haven die daaromtrent lag en kregen daar werklieden en zochten listen om de werklieden bij de anderen te brengen in het voorschreven gebergte. En toen de prinsen aldus aan het reizen waren met de werklieden naar het gebergte zo hebben ze Turken gevonden onderweg die ‘s nachts uit de stad gekomen waren en hadden zich in hinderlaag gelegd. Welke Turken toen ze de christenen vernamen haastig en onvoorziens besprongen en zijn de christenen zo sterk en verraderlijk aangegaan dat diegene die te paard waren in het gebergte vlogen. En de voetgangers die niet ontkomen mochten hebben ze allen een zware en bittere dood aangedaan, maar hoe de dood bitterder is hoe het meer verdienstig is, aldus mochten ze daaromtrent 1000 mannen doodslaan. Maar die doodslagers zijn daar niet lang blijde van geweest, noch hebben die ook niet langer roem gedragen, want deze moord werd terstond in de tenten der christenen geboodschapt. En verwekte tot wraak alle christen prinsen en heren die daar gelijk met hun paarden dapper toe vlogen toen ze hun scharen geordend hadden om de dood van hun gezellen te wreken. En ze vonden noch de Turken in het veld om de hoofden der verslagene af te snijden. Die felle Turken terstond toen ze ons christenvolk vernamen waren niet bang noch ontzagen, maar hoopte in hun grote menigte verzameld zichzelf in ordinantie te stellen en tegen de christenen te vechten. Maar de christenen die met al hun macht en kracht op God hoopten verzamelden de voetknechten bij de mannen te paard en in het aangaan zo werd terstond de vijand overwonnen. Want zo gauw de Turken zagen die die weer toe kwamen die ze eens in het gebergte gedreven hadden en dat de scharen der christen groeide en groter werd zo keerden ze de rug en weken ter brug toe, maar die weg was zeer nauw, aldus mochten ze achter noch voorwaarts vlieden. Achteruit mochten ze niet, want daar hadden ze hun vijand op de hals, ze konden geen kant op vanwege de nauwe weg. Dus is hen door toestaan van God geschied dat ze niet vlieden noch vechten mochten. Daar hadden de Turken niet venijnig geschut genoeg en de snelheid van hun paarden hielp hen niet. En daar doodde de voetknechten meer dan de mannen te paard want de voetknechten sloegen ze voetstoots gelijk de maaier de schoof doet. Daar mochten de zwaarden verzadigd worden en de pijlen van het bloed der Turken. Maar omdat ze de christenen toe behoorden zo en mochten ze niet stomp worden van de Turkse lichamen te doorsnijden, noch de vermoeide hand mocht niet zoveel vervelen ze vond er altijd meer om te slaan. De doden stonden daar onder de levende, want ze waren zo ondersteund van de levende dat ze niet vallen mochten. En ze waren zo zeer met bangheid in elkaar gedrongen dat de ene de andere dood drong, de achterste stoten de voorster ter aarde om de stad in te vlieden. Dit zag de edele hertog Godfried van Bouillon en heeft de weg der brug gereden en sloeg terzijde uit voor de brug zodat ze allen voor hem gaan moesten. O welke tong zou kunnen uitspreken hoeveel dat de hertog er alleen versloeg. Daar vocht in die gelegenheid der plaats, de toren, dat zwaard en de machtige hand en dat viel alles tezamen in het lichaam van de onzalige Turken. Daar was er een Turk die veel dapperder en sterker boven hen allen was, groter van lichaam dan een Goliath en toen hij de hertog zo wreed op de zijne zag slaan zo noopte hij zijn paard met bloedige sporen en velde zijn lans en stak met grote nijd op het schild van de hertog boven de kop, had de hertog die steek niet geweken en aan de kant gesprongen zou hij daar gestorven zijn. Maar God heeft zijn ridder beschermd en met grote toorn was hij ontstoken en heeft die edele hertog met het zwaard geslagen aan de rechterzijde van de schouders en met zoՠn kracht zodat hij hem de borst doormidden kloofde en de ruggengraat en ingewand geheel en dat hoofd met de rechterzijde viel in de vliet en dat andere deel (wat daar bleef hangen op het paard) liet hij drijven ter stad waart in. Dit zagen die van de stad en waren zeer verwonderd en verstoord om de admiraal en hebben vreselijk geschoten zodat de hertog vandaar is geweken tot de andere prinsen. Daar waren op de brug verslagen 5000 mensen gedood behalve alle anderen die in de vlakte en in de vloed verdronken, daar werden er 70000 gevangen. Toen was de Turken hun grote hovaardij benomen want veel van hen zijn ‘s nachts daarna heimelijk uit de stad geweken. En de christenen hebben God bedankt van de grote victorie en zijn met blijdschap in hun tenten gekeerd met veel rijkdom.

Daer na sijn totten kersten princen gecomen ambassaten des conincs oft soudaens van Babilonien om pays metten kersten te maken, mer te vergeefs hebben si gearbeyt want die kersten princen en wouden haer wapen niet af leggen ende die ambassaten sijn weder na Babilonien ghekeert

Ten lesten na veel vechtinghen so wert dese stadt ouer gegeuen inder kerstenen handen van eenen capiteine door Boemonts wijsheit die veele woorden metten voorscreuen capiteyn vanden heyligen geloue had Ende inder nacht brachten die kersten haer lederen ende ander instrumenten om de stadt mede te beclimmen, ende een wincket wert beneden open gheuonden daer die kersten door quamen in die stadt ende si sloegen de sloten van den poorten ende dedense wijde open. Doe quamen si al in ende sloegen die turcken doot in allen plecken Ende cassiaen die coninc van Anthiochien ontuloot, mer hi wert gegrepen vanden sarasinen dye hi geuangen hielt, die hem sijn hooft afsloegen ende brachten dat den kersten Aldus wert die stadt ghewonnen int iaer M.xcviij. op eenen Donredach voor Oogst, na dat si .ix. maenden belegen hadden geweest, daer si niet veel vitalie en vonden, ende cume hadden si .ij.C. paerden mager ende ongeuallich

Des saterdaechs daer na quam voor die stadt Corbahan die coninc van Corozaym om die kersten te beuechten, ende hi belach die stat metten coninc Caleman voorscreuen want hi wiste wel datter niet meer volcx en quam wt kerstenrike ende dat die vitalie dinne was, ende hi benam dat van der zee geen nootruft comen en mocht Doe leden die kersten so groten honger ende sulcken ghebreck in de stadt datter veel storuen, ende si aten paerden, mulen ezelen, kemelen, ende dode honden die si [104r] soden, aldus en hadden si gheen hope dan op god alleen Als si in desen laste waren so en wasser niet veel si en hadden wel willen vlieden Doe was dair een goet gheestelic clerck wt Lombardien die den geest gods hadde, die badt den heeren dat si hem wilden horen spreken Daer vertelde hi van eenen goeden priester wt Jtalien dien hi van goet leuen kende, die welcke int beghin van deser vaert op een tijt als hi ouer wech ginc ter plaetsen daer hi misse soude singen, so gemoete hem een pelgrim die hem aensprack vander cruysuaert die doen begonste seggende datse van god gheordineert was Die priester seide. hoe so weet ghi dat Die pelgrim seide Jc bin Ambrosius die bisscop van Melanen ende dit litteeken suldi den kersten dragen. Ouver vier iaren van desen dage sal god den kersten Jherusalem geuen. Ende met dien woorden scheide sinte Ambrosius van daer Doe seide voort die voorseide goede clerck totten kersten Het is gheleden twee iaren dat dit geschiede, ende tis te hopen dat int eynde niet faelgeren en sal Bi desen woorden wert dat volck al vertroost ende gesterct dat si nemmermeer vlien en wilden

Jtem eenen anderen goeden priester openbaerde onse lieue vrouwe mit haren kinde Jhesu ende met sinte Peter Ende hem wert gheseyt dat hi totten kersten seggen soude datse hem tot god souden bekeeren af leggende haer sonden ende datse god dan verhoren soude

Daarna zijn tot de christelijke prinsen ambassadeurs van de koning gekomen of sultans van Cairo om vrede met de christenen te maken, maar tevergeefs hebben ze gewerkt want de christen prinsen wilden hun wapens niet afleggen en de ambassadeurs zijn weer naar Cairo gekeerd.

Tenslotte na veel vechten zo werd deze stad over gegeven in de handen van de christenen van een kapitein door Beaumonts wijsheid die vele woorden met de kapitein van het heilige geloof had. En in de nacht brachten de christen hun ladders en andere instrumenten om de stad mee te beklimmen en een deuropening werd beneden open gevonden daar de christenen door kwamen in de stad en ze sloegen de sloten van den poorten en maakten het wijd open. Toen kwamen ze allen binnen en sloegen de Turken dood in alle plekken. En Cassisaan, de koning van Antiochië ontkwam, maar hij werd gegrepen van de Saracenen die hij gevangen hield die hem zijn hoofd afsloegen en brachten dat de christenen. Aldus werd de stad gewonnen in het jaar 1098 op een donderdag voor augustus nadat ze 9 manden belegerd was geweest waar ze niet veel voedsel vonden en nauwelijks hadden ze 200 magere en ongevallige paarden.

De zaterdag daarna kwam voor de stad Curbaram de koning van Corozaim om de christenen te bevechten en hij belegerde de stad met koning Caleman want hij wist wel dat er niet meer volk kwam uit christenrijk en dat het voedsel dun was en hij benam dat er van de zee geen nooddruft komen mocht. Toen leden de christen zoՠn grote honger en zoՠn gebrek in de stad zodat er vele stierven en ze aten paarden, muilezels, ezels, kamelen en dode honden die ze kookten en aldus en hadden ze geen hoop dan op God alleen. Toen ze in deze last waren zo waren er niet veel of ze hadden wel willen vlieden. Toen was daar een goede geestelijke klerk uit Lombardije die de geest Gods had en die bad de heren dat ze hem wilden horen spreken. Daar vertelde hij van een goede priester uit Itali die hij van goed leven kende die in het begin van deze vaart op een tijd toen hij op weg ging en ter plaatse daar hij mis zou zingen zo ontmoette hij een pelgrim, die hem aansprak van de kruisvaart die toen begon en zei het van God geordend was. De priester zei; ‘Hoezo weet ge dat. De pelgrim zei; ‘Ik ben Ambrosius, de bisschop van Milaan, en dit teken zal je de christenen dragen. Na vier jaren vanaf deze dag zal God de christenen Jeruzalem geven. En met die woorden scheidde Sint Ambrosius van daar. Toen zei voort die goede klerk tot de christen; ‘Het is geleden twee jaren dat dit geschiedde en het is te hopen dat het in het einde niet falen zal.’ Bij deze woorden werd dat volk geheel vertroost en versterkt zodat het nimmermeer vlieden wilden.

Item, een andere goede priester openbaarde onze lieve vrouwe met haar kind Jezus en met Sint Petrus. En hem werd gezegd dat hij tot de christenen zeggen zou dat ze zich tot God zouden bekeren en afleggen hun zonden en dat God ze dan verhoren zou.

Jtem ooc openbaerde sinte Andries eenen goeden clerck wt prouencen ende hi wijsde hem een stede in sinte peters kercke tot Anthiochien daer den spere ons heren Jhesu cristi begrauen lach Ende men vantten met groter blijtscapen ende met grooter deuocien wert hy gheeert

Doe werden die kersten princen beraden wt te trecken tegen den coninc Corboham diese drie weeken belegen had met groter menichte vanden sarasijnschen volcke so strangelijc datter niemant dan god almachtich hem gehelpen en conde. Die kersten biechten hem ende ontfingen theylich sacrament. Ende wantter maer .ij.C. mager paerden en waren so moste menich eedele ridder te voet gaen, dye somige saten op eselen Doen viel eenen soeten dau op die kersten ende op haer paerden daer se seere bi ghelaeft ende ghesterct waren ende die paerden brijscheden ende neyden. Ende men sach bi miraculen wt een berge comen groote scharen van ridderen sittende op witte paerden al met witte banieren, daer onder dat was sinte Joris, sinte Demetrius ende sinte Mauricius

Die heyden siende alsulcken ridderscap den kersten te hulpe comen werden veruaert ende begonsten te vlien, ende al vliende werden si ghescoffeert, ende die kersten volchdense wel vier mijlen, ia Tancreyt volchdese ses milen. Doen werden ons lieden al rijcke vanden turcken, ende datmen achter velde vant dat sloechmen doot wijf ende kinder. Daerna wert dese stadt van Anthiochien gestelt in die handen vanden hertoge van Poellien geheeten Boemont om dat dye stadt eerst bi sijnen toe doene den kersten geleuert was, ende hi woonde al meest opt casteel buten der stadt Dair na quam in die stadt so groten sterfte dat [104v] ter veel ontvloden. Die ander bleuen in Antiochien leggen vijff maenden ende .ix. dagen. Ende die graue van Bloys die getogen was bi den keyser Alexius keerde weder tot Anthiochien daer die kersten princen blide af waren

Al die princen ordineerden tsamen een drachtelijc te reysen tot Jerusalem ende dat was voor lichtmis Ende aldus reysende wonnen si veel lants onder wegen ende versloegen veel vianden gods dat hier te lanc waer te scriuen Maer Boemont die te Anthiochien gebleuen was om dye stadt te bewaren en was niet mede doe die kersten Jersualem wonnen om eenige redenen wille. Maer doe Jherusalem ghewonnen was, so besochte hi dat heylich graf ons heren ende die ander heylige plaetsen ende keerde so hi eerst mochte tot Anthochien daer hi dicwil namaels had veel strijden tegen sijn ghebueren, dien hy als een vroom prince manlicken beuacht Mer na veel stridens so is hi ten lesten thuyswaert ghereyst siende ende merckende dat hi die stadt van Anthiochien niet wel houden en soude connen

Die ander kersten princen ende heeren maecten haren wech te Jherusalem met groot verlangen Ende als si de stadt so bi waren dat sijse met oogen aensagen, so weenden si van blijtscapen menige tranen gode dankende dat si so verre ghecomen waren. etcetera.

Item, ook openbaarde Sint-Andries een goede klerk uit de Provence en hij wees hem een plaats in Sint Petrus kerk te Antiochië daar de speer van onze heer Jezus Christus begraven lag. En men vond het met grote blijdschap en het werd met grote devotie geerd.

Toen werden de christen prinsen beraden uit te trekken tegen koning Cubaram die ze drie weken belegerd had met groter menigte van het Saracenen volk en zo sterk zodat er niemand dan God almachtig hen helpen kon. De christenen biechten zich en ontvingen het heilige sacrament. En omdat er maar 200 magere paarden waren zo moest menige edele ridder te voet gaan en sommige zaten op ezels. Toen viel een zachte dauw op de christenen en op hun paarden daar ze zeer bij gelaafd en versterkt werden en de paarden briesten en niesden. En men zag door mirakels uit de bergen komen grote scharen van ridders die op witte paarden zaten en al met witte banieren waaronder was Sint-Joris, Sint Demetrius en Sint Mauritius.

Die heidenen die al zulke ridderschap de christenen te hulp zagen komen werden bang en begonnen te vlieden en al vliedende werden ze geschoffeerd en de christenen volgden ze wel vier mijlen, ja Tancreyt volgde ze zes mijlen. Toen kregen onze lieden het hele rijk van de Turken en dat men achter velden vond sloeg men dood, wijf en kinderen. Daarna werd deze stad Antiochi gesteld in de handen van de hertog van Apuli Beaumont omdat de stad eerst door zijn toedoen aan de christenen geleverd was en hij woonde al meest op het kasteel buiten de stad. Daarna kwam in de stad zoՠn grote sterfte dat er veel ontvloden. De anderen bleven in Antiochië liggen vijf maanden en 9 dagen. En de graaf van Blois die vertrokken was naar keizer Alexis keerde weer tot Antiochië waar de christen prinsen blijde van waren.

Alle prinsen ordineerden tezamen eendrachtig te reizen naar Jeruzalem en dat was voor Lichtmis. En aldus reizende wonnen ze onderweg veel land en versloegen veel vijanden Gods dat hier te lang is om te schrijven. Maar Beaumont die te Antiochi gebleven was om de stad te bewaren was niet mee toen de christen Jeruzalem wonnen vanwege enige reden. Maar toen Jeruzalem gewonnen was zo bezocht hij dat heilige graf ons heren en de andere heilige plaatsen en keerde zo gauw hij kom naar Antiochië waar hij later vaak veel strijd had tegen zijn buren die hij als een dappere prins mannelijk bevocht. Maar na veel strijd zo is hij tenslotte naar huis gereisd en merkte dat hij de stad Antiochië niet goed zou kunnen behouden.

De anderen christen prinsen en heren maakten hun weg te Jeruzalem met groot verlangen. En toen ze de stad zo nabij waren dat ze het met de ogen konden zien zo weenden ze van blijdschap en met menige tranen dankten ze God dat ze zo ver gekomen waren, etc.

Hoe die kersten Jherusalem beleyden, besprongen, ende beuochten. Ende hoe sijt wonnen die heyden verslaende ende noch ander dingen

OP een morgenstont vielen die kerstelicke princen ende ridderen met groter heycracht voor de stadt van Jerusalem daer si .xxxix. daghen voor lagen lijdende groten hongher ende dorst want die scepen mochten niet also wel comen alst hen nootlic was Ende die fonteyn Syloe en mocht nauwe die menschen lauen Als si dus een wile in groter armoeden gelegen hadden dat den sommige begonste te verdrieten so hebben si raet gehouden om houten, balcken, ende ander ghereesscap int bossche te halen, daer af blockhuysen makende ende ander engienen die si met macht brachten aen die mueren van Jerusalem om daer op te climmen ende also die van binnen te beuechten. Godeuaert ende Eustachius sijn broeder stonden bouen op met veel strijderen. Ende beneden hem stonden .ij. alte vrome gebroeders die van Doornijck waren, geheten Ludolf ende Enghelbertus. Die van binnen deden grote were, niemant en wasser ledich, dye kerstenen clommen met lederen aen die mueren, die heydenen sloegense ende worpense manlic met steenen af, want het was om haer leuen te beschermen. Dese twee gebroeders voorscreuen sprongen eerst op der mueren verslaende de sarasinen vanden mueren Godeuaert ende sijn broeder siende dese vromicheyt volchden manlic. Als dander kersten sagen ende vernamen dat die kersten int stadt waren so volchden si ende met groter menichten clommen si met lederen in de stadt. Doe versloegen si die sarasinen al omme die si vonden mans wijf ende kinder. Jn salomons tempele vloter menich die hem manlic weerden Mer ten lesten so braken die kersten de doren op mit bomen ende ander instrumenten, daer werden verslagen .x.M. sarasinen. So veel bloets was daer dat die afgesneden leden, als beenen, armen [105r] hoofden, handen inne swommen gelijc oft si inder riuieren geuallen hadden. Hoe veel rijcdommen waren daer vanden kersten ghecregen, want de stadt vol van allen goede was, dair heuet god die arme kersten rijck gemaect van der ongelouiger menschen goet Mer hertoge Godeuaert van Billion en sette geen gedachten op rouen want hi hem becommeren wilde met onsen lieuen here, ende ghinc met veel tranen visiteren dat graf ons heren ende den berch van Caluarien dair Jhesus ghecruyst was ende dancte gode van sijnder gracien Die graue Reynout van sinte Gielis belach den torre van Syon, daer .iij.C. ridders van den Soudaen op geuloden waren, die hem op gauen op seker rantsoen. Dese victorie gheschiede op alder apostolen dach in Hoymaent die Julius heet int iaer .M.xcix.

Den voorscreuen graue Reynout gafmen die hoede vanden heyligen graue Ende Godeuaert wert gecoren vanden kersten princen coninc te sijn van Jherusalem. Mer want onse heere Jesus met doornen gecroont had geweest, so en wilde hi noyt ander croone draghen Daer was een goet kersten die openbaerde hoe hi wt vresen vanden heydenen een cruce geborgen hadt vanden houte daer Christus aen sterf. Twelc men halede ende wert aen ghebeden met groter eeren ende blijtscapen

Doe vernam Godeuaert dat die soudaen van Babilonien een ontallic groot volc sandt gelijc sant vander zee om Jerusalem te beleggen. Doen besette hi met volc den torre van Syon ende hi track met Robrecht van Vlaenderen ende met Tancreyt tot Ascoloen Doe sandt hi om Robrecht van Normandijen, om Reynout van sinte gielis ende om Peter den heremijt datse derwaerts brachten dat cruce ons heren, ende dit was op een vrydach in oogste Ende si waren sterck onder te paerde ende te voete ontrent .xx M. mannen. Ende der sarasinnen waren meer dan drie hondert .M. wt veel landen vergadert. Die ammirael des Soudaens was seer verwondert dat hem die kersten so verre tegen gecomen waren, seyde datse dul ende buten sinnen waren, want hi meynde niet datse noch binnen die mueren van Jherusalem hem souden hebben dorren verbeyden, mer hi en kende de wonderlike wercken gods niet Ende hi gheboot sijn volcke dat si die kersten al omsingelden op datter niet een af en ontghinge

Hoe de christenen Jeruzalem belegerden, besprongen en bevochten. En hoe ze het wonnen en de heidenen versloegen en noch andere dingen.

Op een morgenstond vielen de christelijke prinsen en ridders met grote legermacht voor de stad Jerusalem daar ze 39 dagen voor lagen en leden grote honger en dorst want de schepen mochten niet alzo goed komen zoals het hen noodzakelijk was. En de bron Silon die mocht nauwelijks de mensen laven. Toen ze dus een tijd in grote armoede gelegen hadden zodat het sommige begon te verdrieten zo hebben ze raad gehouden om hout, balken en ander gereedschap uit het bos te halen waarvan ze blokhuizen maakten en andere machines die ze met macht brachten aan de muren van Jeruzalem om daarop te klimmen en alzo die van binnen te bevechten. Godfried en Eustachius, zijn broeder, stonden bovenop met veel strijders. En beneden hen stonden 2 al te dappere broeders die van Doornik waren, geheten Ludolf en Enghelbertus. Die van binnen deden groot verweer, niemand was er ledig, de christenen klommen met ladders op de muren, de heidenen sloegen ze en wierpen ze mannelijk er met stenen af want het was om hun leven te beschermen. Deze twee gebroeders sprongen eerst op de muren en sloegen de Saracenen van de muren. Godfried en zijn broeder zagen deze dapperheid en volgden mannelijk. Toen de andere christenen zagen en vernamen dat de christenen in de stad waren zo volgden ze hen en met grote menigte klommen ze met ladders in de stad. Toen versloegen ze ie Saracenen alom die ze vonden mannen, wijven en kinderen. In Salomons tempel vlogen er menige die zich mannelijk verweerden. Maar tenslotte zo braken de christenen de deuren open met bomen en andere instrumenten, daar werden verslagen 10000 Saracenen. Zoveel bloed was daar dat de afgesneden leden als benen, armen, hoofden, handen erin zwommen gelijk of ze in de rivier gevallen waren. Hoeveel rijkdom was daar van de christenen verkregen, want de stad was vol van alle goed, daar heeft God de arme christenen rijk gemaakt van het goed van de ongeloviger mensen. Maar hertog Godfried van Bouillon zette geen gedachten op roven want hij wilde zich bekommeren met onze lieveheer en ging met veel tranen dat graf van onze heer bezoeken en de berg van Calvarie waar Jezus gekruisigd was en dankte God van zijn gratie. Graaf Reinout van Sint Gillis belegerde de toren van Sion waar 300 ridders van de sultan op gevlogen waren die zich overgaven op zeker losgeld. Deze victorie geschiedde op aller apostelen dag in hooimaand die juli heet in het jaar 1099.

De graaf Reinout gaf men de hoede van het heilige graf. En Godfried werd gekozen van de christenen prinsen koning te zijn van Jeruzalem. Maar omdat onze heer Jezus met doornen gekroond was geweest zo wilde hij nooit een andere kroon dragen. Daar was een goede christen die openbaarde hoe hij uit vrees van de heidenen een kruis geborgen had van de hout daar Christus aan stierf. Wat men haalde en werd aanbeden met grote eer en blijdschap.

Toen vernam Godfried dat de sultan van Cairo een ontelbaar groot volk zond gelijk het zand van de zee om Jeruzalem te belegeren. Toen bezette hij met zijn volk de toren van Sion en hij trok met Robert van Vlaanderen en met Tancreyt tot Ascalon. Toen zond hij om Robert van Normandi, om Reinout van Sint Gillis en om Peter de heremiet dat ze derwaarts brachten dat kruis van onze heer en dit was op een vrijdag in augustus. En ze waren sterk te paard en te voet omtrent 20 000 mannen. En de Saracenen waren meer dan 300 000 uit vele landen verzameld. De admiraal van de sultan was zeer verwonderd dat de christenen hem zo ver tegengekomen waren en zei dat ze dol en uitzinnig waren, want hij meende niet dat ze noch binnen de muren van Jeruzalem hem zouden durven opwachten, maar hij kende de wonderlijke werken Gods niet. En hij gebood zijn volk dat ze de christenen geheel omsingelden zodat er geen ontging.

Hoe die turcken ende die kersten vergaderden in een daer die kersten hadden victorie

DJe kersten ende die turcken sijn versaemt in een velt Die stoute ridder die graue van Normandijen heuet begonnen den aenganck met sijnder scharen aen deen side vander turcken heyr, daer hi den standaert sach des ammiraels van Babilonien, ende heuet daer die babiloensche scharen geschoort ende isser midden door ghetogen ende heeftse al verslagen tot dat hi quam bi den ghenen die den standaert hielt, den welcken hi voor den voeten des ammiraels ter aerden geslagen heeft ende den standaert die hi hielt heeft hi hem crachtelic genomen. Die ammirael dit siende is gheulucht totter stadt van Ascolon ende dair comende bleef hi voor de poorten staende ende sach van verre sijn volc so katiuelic als honden ende beesten slaen ende vernielen. Die coninc van Jherusalem ende die [105v] ander grauen met haren Fransoysen en hebben geen minre feyten van wapenen gedaen dan dye graue bedreuen hadde slaende ende quetstende alle die in haer wech quamen. Daer en heeft den turcken haer boghen niet gheholpen want den aenloop der kerstenen was so snel dat geen van hem allen en mochte boge spannen noch hem ter weer stellen, maer een yegelic arbeyde om wech te comen Menich dusent wasser daer verslagen. Daer was so grote menichte dat die achterste niet en wisten watter voor geschiede, si drongen haer eygen volc inden swaerden der kersten. Danckaert ende die graue Eustaes van Boloen vielen crachtelic in de tenten der turcken ende hebben daer so veel constelijcker iuwelen geuonden dat sijs weerdich waren tot een ewich ghedenckenisse bescreuen te werden. Niemant vanden kersten is daer traech noch beanxt geuonden, mer allegader met eenen geest gemoet wesende veruolchden eendrachtelijc die vianden des cruys Christi. Twas wonder dat de kersten die so weynich waren niet meer en vreesden die menichte van so veel gewapender mannen Meer door die bistandicheyt ende hulpe gods werden si al meer vromer ende stercker ende buychden die necken harer vianden. Die mogentheyt gods hadse so mat ende moedeloos op dier tijt ghemaect dat si al sinneloos waren, dat si noch vlien noch hem seluen behelpen en mochten. Si clommen op die bomen [106r] menende hem seluen so te bescudden dat si vanden onsen niet en souden gequetst werden Mer die kersten schotense gelijc die vogelaers die vogelen schieten. Ende also ter aerden ghestort sijnde hebbense haer gehouwen ghelijc men ter bancken vleesch hout. Die ander houdende haer swaerden in hair handen vielen neder met ghebogen knien voor die voeten der kerstenen ende dorsten hem niet op rechten voor haer aensichten. Dat eerste deel der babiloenscher scaren was nv gheheel ghedestrueert ende dat achterste deel twifelde noch wie de victorie hebben soude, dan si hadden altijt anxte dat haer volc soude vlien ende die kersten dat velt mitter victorien souden houden. Maer doe si van verre sagen haer volck huylen ende lopen ouer dat velt, so meenden si dat haer volc die kersten veruolcht hadden Mer doe si vernamen dat die kersten die ouerhant hielden, so verwan haer droefheit die blijtscap die si ghehadt hadden Ende si werden so seer veruaert dat hair ontginc die moet ende elc vloot als hi alder eerst mochte ende hielden geselscap al den genen die met hem vlien wilden. Ende ghelijc den noorden wint verstroeyet die wolcken ende die stormige wint verdrijft dat ghehoopte caf, also hebben die kersten voort ghedreuen die geen die daer vliende waren

Na dat de ridderen Christi die vooruechters des duvels dus vernielt hadden. ende die graue van sinte Gielis die dair vacht bider zee sonder getal de turcken verslagen hadde, ende veele dwanck hijer daer dat si in die zee springen mosten ende verdrincken hem seluen. Laet ons nv horen wat dye ammirael der turcken staende voor die poorten van Ascolonen gheseyt heuet, ghelijc as die voorseyde turck die daer bekeert was binnen Jerusalem heeft vertelt, welck bekeerde turck was by desen ammirael als een van sinen principaelsten

Dese ammirael seide als hi sach dat die kersten sijn volc dus hieuwen ende kerfden O Machumet ons ghebieder ende patroon waer is nv dijn crachte waer is de machte der hemelscher goden, metten welcken ghi in vruechden leeft, waer is die verduerige cracht des sceppers, in wiens tegenwoordicheit ghi altijt staet, waer om hebstu dus dijn volc achter gelaten, het welck dat alre armste naecste volc datter is schuymsel ende wtvaechsel van allen menschen dus beestelick vernielt ende doot slaet. Dit volc dat dese feyten bedrijft plach broot te bidden vanden onsen ende plach niet te hebben dan een mael ende een palster. so dicwil hebben wi hem aelmisse gegeuen, so dicwil hebben wi hem lieden ontfermt Och och waer om hebben wi gespaert, waer om hebben wi haer catiuicheyt dus toe gegeuen, waer om hebben wijse niet al doot geslagen. Nv mogen wi weten dat si hier quamen niet als warachtighe aenbeders, maer als bedriechlike verspiers Si hebben ons rijcdomme begeert, daer om storten si aldus wredelic ons bloet sonder genade, het en schijnen geen menschen, mer helsche goden. Bi auontuer die helle is geschoort ende dit volc isser wt geborsten, dit volc is van daer gecomen sonder eenige compassie Deser gelijcke claechlike woorden heeft dye ammirael ghesproken, mer ons volck en heeft niet op gehouden si en hebben die turcken al verslagen [106v] ende sijn al rijck geworden. Ende so keerden si met groter bliscapen gode danckende vander victorien

Hoe de Turken en die christenen ineen verzamelden daar de christenen victorie hadden.

De christenen en de Turken zijn in een veld verzameld. De dappere ridder de graaf van Normandi is begonnen met de aanvang van zijn scharen aan de ene zijde van het Turkse leger waar hij de standaard zag van de admiraal van Cairo en heeft daar de scharen van Cairo gescheurd en is er midden door getrokken en heeft ze allen verslagen totdat hij bij diegene kwam die de standaard hield die hij voor de voeten van de admiraal ter aarde geslagen heeft en de standaard die hij hield van hem krachtig genomen. De admiraal die dit zag is gevlucht naar de stad Ascalon en daar aankomend bleef hij voor de poorten staan en zag van verre zijn volk zo ellendig als honden en beesten slaan en vernielen. De koning van Jeruzalem en de andere graven met hun Fransen hebben geen mindere feiten van wapens gedaan dan de graaf bedreven had en sloegen en kwetsten allen die in hun weg kwamen. Daar hebben de bogen van de Turken niet geholpen want de aanval der christenen was zo snel dat geen van hen allen een boog mocht spannen noch zich te verweer stellen, maar iedereen werkte om weg te komen. Menige duizend waren er daar verslagen. Daar was zoՠn grote menigte zodat de achterste niet wisten wat ervoor geschiedde, ze drongen hun eigen volk in de zwaarden der christenen. Dankaart en graaf Eustaas van Boulogne-sur-Mer vielen krachtig in de tenten der Turken en hebben daar zoveel kostbare juwelen gevonden zodat ze het waardig waren tot een eeuwig gedenken te beschreven te worden. Niemand van de christenen is daar traag noch angstig gevonden, maar allemaal waren ze met een geest gemoed en achtervolgden eendrachtig de vijanden van het kruis Christus. Het was een wonder dat de christenen, waarvan er zo weinig waren, niet meer de menigte vreesden van zoveel gewapende mannen, Maar door de bijstand en hulp Gods werden ze al meer dapperder en sterker en bogen de nekken van hun vijanden. Die mogendheid Gods had ze zo mat en moedeloos op die tijd gemaakt dat ze geheel geestloos waren, zodat ze noch vlieden noch zichzelf behelpen mochten. Ze klommen op de bomen en meenden zichzelf zo te behoeden zodat ze van de onze niet gekwetst zouden worden. Maar de christenen schoten ze gelijk de vogelaars die vogels schieten. En alzo vielen ze ter aarde en hebben ze hen gehouwen gelijk men ter banken vlees houwt. De anderen hielden hun zwaarden in hun handen en vielen neer met gebogen knien voor de voeten der christenen en durfden zich niet te oprichten voor hun aanzicht. Dat eerste deel van de schaar van Cairo was nu geheel vernield en dat achterste deel twijfelde noch wie de victorie hebben zou, dan ze hadden altijd angst dat hun volk zou vlieden en de christenen dat veld met de victorie zouden houden. Maar toen ze van ver zagen hun volk huilen en over het veld lopen zo meenden ze dat hun volk de christenen achtervolgd hadden. Maar toen ze vernamen dat de christenen de overhand hielden zo overwon hun droefheid de blijdschap die ze gehad hadden. En ze werden zo zeer bang zodat hem de moed ontging en elk vloog zo gauw hij kon en hielden gezelschap al diegenen die met hen vlieden wilden. En gelijk de noordenwind verstrooit de wolken en die stormwind verdrijft dat opgehoopte kaf alzo hebben de christenen voortgedreven diegenen die daar vlogen.

Nadat de ridders Christus de voorvechters des duivels aldus vernield hadden en de graaf van Sint Gillis die daar vocht bij de zee en zonder getal de Turken verslagen had en vele dwong hij daar dat ze in de zee springen moesten en zichzelf verdronken. Laat ons nu horen wat de admiraal van de Turken die voor de poort van Ascalon stond gezegd heeft gelijk als de voorgenoemde Turk die daar bekeerd was binnen Jeruzalem heeft verteld welke bekeerde Turk bij deze admiraal was als een van zijn belangrijkste.

Deze admiraal zei toen hij zag dat de christenen zijn volk aldus hieuwen en kerfden; ԏ Mohammed onze gebieder en patroon waar is nu uw kracht, waar is de macht der hemelse goden waarmee ge in vreugde leeft, waar is de gedurige kracht van de schepper in wiens tegenwoordigheid ge altijd staat, waarom hebt u uw volk achter gelaten wat dat allerarmste naakte volk dat er is het schuimsel en afveegsel van alle mensen aldus beestachtig vernielt en dood slaat. Dit volk dat deze feiten bedrijft plag brood te bidden van de onze en plag niet te hebben dan een maal en een bedelzak en zo vaak hebben we ze aalmoes gegeven, zo vaak hebben we hen ontfermt. Och, och waarom hebben we gespaart, waarom hebben we hun ellendigheid aldus toegegeven, waarom hebben we ze niet allen doodgeslagen. Nu mogen we weten dat ze hier kwamen en niet als ware aanbidders maar als bedrieglijke spionnen. Ze hebben onze rijkdom begeerd en daarom storten ze aldus wreed ons bloed zonder genade, het schijnen geen mensen, maar helse goden. Bij avontuur, de hel is gescheurd en dit volk is eruit gebarsten, dit volk is vandaar gekomen zonder enige medelijden.’ Deze klagende woorden heeft de admiraal gesproken, maar ons volk is niet opgehouden en de hebben de Turken geheel verslagen en zijn allen rijk geworden. En zo keerden ze met grote blijdschap en dankten God van de victorie.

Corts daer na so isser veel na huys gestrocken tot haren lande waert, als Robrecht van Normandien Robrecht van vlaenderen ende noch meer ander Godeuaert behielt dat rijck in sijn hant, ende hi stichte kerken ende cloosteren, deerste clocken dede hi hangen binnen Jerusalem Jnden tempel vanden graue fondeerde hi canonicken regulieren, ende hi stelde een patriarck binnen Jerusalem Jnt dal van Josephat fondeerde hi een clooster van nonnen die hi wt Lothrijc dede comen Hi sandt ooc ouer in Brabant die besnidenis ons heren ihesum christi Tantwerpen in onser vrouwen kercke, daer hij die canonisije gesticht had Welc besnidenisse schone miraculen dede bi eenen bisscop diet proeuen wilde oft warachtich was Ende in die stilte vander missen vant hi .iij. dropel bloets opt corporael ende tgenas een coninginne van Sicilien die ongeneselic was, ende een man vanden viant verlost. etcetera. ende noch ander teekenen die te lanc sijn om scriuen

Als Godeuaert van Billioen een iare drie dagen min coninc geweest hadt so sterf hi seer sterckelic, reyn ende onbesmet van sinen liue in sijn leuen, dies die kerstenen seer groten rouwe hadden ende hi wert begrauen aenden voet des berchs van Caluarien. Doe werden die kersten heren te rade datmen Boudewijn sinen broeder die te Roas lach, ontbieden soude om coninc te maken. Die welck ontboden sijnde groten rouwe maecte van sijn broeders doot Ende met driehondert mannen te paerde ende M. voetgangers reysde hi na Jherusalem. Ende onderwegen sijnde vernam hi dat die turcken ende sarasinen )die selden vrienden plagen te sijn) vereenicht waren om sijn vaert te Jherusalem te beletten Daer af sijn geselscap seer veruaert was so datter veel achterweert trocken ende ontuloon hem ende maecten hem sieck so dat hi cume behielt .C.lx. mannen te paerde ende .v.C. te voete. Ende met desen volcke gaf hem god victorie teghen so menich .M. heyden in den stride. Daer werden geuangen .xlij. vanden meesten heren der heydenen. Doe hadden die kersten eenen groten roof Ende so track Boudewijn voort tot Jerusalem ende wert coninc gesacreert tot Bethleem daer Jhesus geboren wert Ende doe screefmen dat iaer ons heren xi.C. ende een Ende doe warent geleden iij.C. ende .xv. iaren dat die grote coninc Karel te Jerusalem hadt geweest, die de heydenen wten lande verdreef ende maecte daer een hospitael voor die pelgrims ende keerde weder in sijn lant. Welcke Karel ende Godeuaert ende Boudewijn van Billyoen wt Brabant gheboren waren, ende beyde dese gebroeders waren van Karels geslachte, want graue Eustaes van Bolonien oft van Bonen haer vader die sinte Jtten hadde ghetrout was sone van Machtilden des ouden grauen Henrijcx van Bruessele dochter, dye vanden rechten geslachte conincx karels was, also hier voor genoech verclaert is

Als Boudewijn dus coninc worden was so en was daer niet veel volcs te voete of te paerde daer hi hem in strijde mede behelpen mocht, ende niet meer besloten steden dan Jherusalem, Rome Jaffe oft Joppe ende sinte Abrahams ca [107r] steel Ende opten paeschauont was in Jerusalem groten vaer ende vreese, want dat vuer (twelck iaerlijcx wten hemel plach te comen ende te ontsteken die lampe int heylich graf) dat en quam niet voor opten heiligen paeschdach Doe ontstack die selue lampe eerst ende daerna al de ander lampen daer af sonder menschen toe doen Ende doe was men blijde ende dancte gode

Coninck Boudewijn was coninc omtrent .xviij. iaren Jn sijn eerste iaer so had hi weder een grote strijt ende victorie int dal van Ramas tegen den soudaen van Babilonien ende wert alte seer ontsien vanden sarasinen Ende hi wan Cesarien in Palestijnen, Ackers, Assur, Sarepte ende meer andere steden daer hy kerstenen in stelde Maer namaels so wert coninc Boudewijn inden strijt tegen die sarasinen geuangen. Doe vergaderden si van allen plaetsen groot volc om die kersten ghehelic te verdriuen Doe hadden dye kersten geen hope dan in gode alleen. Ende ghelijc die Niniuiten insettende te vasten man ende wijf ende ionge kinderen, ende den dach van strijden wert genomen ende die kersten princen ende prelaten van cleender menichte van cume .iij.M. mannen voerden met hem dat cruyce ende die speer ons heren ende onser lieuer vrouwen melc. ende al werden si omringt vanden heydenen nochtan hadden si victorie ende versloegen veel .M. heyden bi gods gracie.

Jn tiden van coninc Boudewijn so sachmen twee sonnen inden hemel. Jn Anthiochien werden veel husen verslont inder aerden, het regende bloet in Jtalien, die mogende stadt van Tyrus wert vanden kerstenen gewonnen Ende de heylige leeraer sinte Bernaert religioos te Cisteau begonste te verlichten die heylighe kercke met veel scriften, met heyligen leuen ende heylighe woorden ende wert abt tot Cleerualle int clooster dat hi fondeerde, door wien god vele wonderlicke teekenen ende miraculen dede. Van allen staten der menschen so was hi ghemint. etcetera.

Jtem doe begonste ooc die orden van den Templieren, ende dye orden vanden witten heren van Premonstreyt. Jtem meester Huge van sinte victoor te Parijs, ende corts hier na meester Richart van sinte victoor waren grote leeraers veel boecken scrijuende

Gauw daarna zo zijn er veel naar huis vertrokken naar hun land zoals Robert van Normandi, Robert van Vlaanderen en noch meer andere. Godfried behield dat rijk in zijn handen en hij stichtte kerken en kloosters, hij liet de eerste klokken hangen in Jeruzalem. In de tempel van de graaf fundeerde hij kanunniken regulieren en hij stelde een patriarch binnen Jeruzalem. In het dal van Josaphat fundeerde hij een klooster van nonnen die hij uit Lotharingen liet komen. Hij zond ook over in Brabant de besnijdenis van onze heer Jezus Christus te Antwerpen in onze vrouwe kerk waar hij de prebende gesticht had. Welke besnijdenis mooie mirakels deed bij een bisschop die het beproeven wilde of het waar was. En in de stilte van de mis vond hij 3 druppels bloed op de altaardoek en het genas een koningin van Sicili die ongeneesbaar was en een man van de vijand verlost, etc., en noch andere tekens die te lang zijn om schrijven.

Toen Godfried van Bouillon een jaar en drie dagen minder koning geweest was zo stierf hij zeer sterk, rein en onbesmet van zijn lijf, dus de christenen hadden zeer grote rouw en hij werd begraven aan de voet van de berg Calvarie. Toen werden de christenheren beraden dat men zijn broeder Boudewijn die te Roas lag ontbieden zou om koning te maken. Die werd ontboden en maakte grote rouw om de dood van zijn broeder. En met driehonderd mannen te paard en 1000 voetgangers reisde hij naar Jeruzalem en onderweg vernam hij dat de Turken en Saracenen (die zelden vrienden plegen te zijn) verenigd waren om zijn vaart naar Jeruzalem te beletten. Waar zijn gezelschap zeer bang van was zodat er velen achteruittrokken en ontkwamen en maakten zich ziek zodat hij nauwelijks 140 mannen te paard en 500 te voet had. En met dit volk gaf God hem victorie tegen zo menige 1000 heidenen in de strijd. Daar werden 42 van de grootste heren der heidenen gevangen. Toen hadden de christenen een grote roof. En zo trok Boudewijn voort tot Jeruzalem en werd koning gewijd te Bethlehem daar Jezus geboren was. En toen schreef men het jaar ons heren 1101. En toen was het geleden 315 jaren dat de grote koning Karel te Jeruzalem was geweest die de heidenen uit het land verdreef en maakte daar een hospitaal voor de pelgrims en keerde weer in zijn land. Welke Karel en Godfried en Boudewijn van Bouillon uit Brabant geboren waren en beide deze gebroeders waren van Karels geslacht want graaf Eustaas van Boulogne-sur-Mer hun vader die Sint Ida had getrouwd en was de zoon van Machtilde, de dochter van de oude graaf Hendrik van Brussel, die van het rechte geslacht van koning Karels was.

Toen Boudewijn dus koning worden was zo was daar niet veel volk te voet of te paard waar hij zich in strijd mee behelpen kan en niet meer besloten steden dan Jeruzalem, Rome, Jaffa of Joppe en Sint Abrahams kasteel. En op de Paasavond was in Jeruzalem groot gevaar en vrees want het vuur (wat jaarlijks uit de hemel plag te komen om de lamp in het heilig graf te ontsteken) dat kwam niet voort op de heiligen Paasdag. Toen ontstak die lamp eerst en daarna alle andere lampen daar zonder mensen toe doen en toen was men blijde en dankte God.

Koning Boudewijn was koning omtrent 18 jaren. In zijn eerste jaar zo had hij weer een grote strijd en victorie in het dal van Rama tegen de sultan van Cairo en werd al te zeer ontzien van de Saracenen. En hij won Caesarea in Palestijnen, Ackre, Assur, Sarepta en meer andere steden waar hij christenen in stelde. Maar later zo werd koning Boudewijn in de strijd tegen de Saracenen gevangen. Toen verzamelden ze van alle plaatsen groot volk om de christenen geheel te verdrijven. Toen hadden de christenen geen hoop dan in God alleen. En gelijk die van Ninove zaten te vasten man en wijf en jonge kinderen en de dag van strijd werd genomen en de christenen prinsen en prelaten van kleine menigte van nauwelijks 3000 mannen voerden met hen dat kruis en de speer ons heren en onze lieve vrouwe melk en geheel werden ze omringd van de heidenen, nochtans hadden ze victorie en versloegen veel duizenden heidenen bij Gods gratie.

In de tijd van koning Boudewijn zo zag men twee zonnen in de hemel. In Antiochië werden veel huizen verslonden in de aarde, het regende bloed in Italië, de vermogende stad van Tyrus werd van de christenen gewonnen. En de heilige leraar Sint-Bernard, religieus te Cteaux, begon de heilige kerk te verlichten met veel schriften, met heilig leven en heilige woorden en werd abt tot Clervaux in het klooster dat hij fundeerde door wie God vele wonderlijke tekens en mirakels deed. Van alle staten der mensen zo was hij bemind, etc.

Item, toen begon ook de orde van den Tempeliers en de orde van de witte heren van Premonstreit. Item, meester Hugo van Sint Victor te Parijs en gauw hierna meester Richard van Sint Victor waren grote leraars die veel boeken schreven.

Dat .xxix. capitel. Van Godeuaert metten baerde hoe hi thertochdom wedercreech ende vanden onderscheyde van Lothrijcke ende van Brabant

GOdeuaert dyemen heet metten baerde wert graue van Louene ende van bruessel ende marcgraue des [107v] heylich rijcx na Henric sinen broeder daer vooraf voorscreuen is, te weten, alsmen screef M.xcvi. Ende keyser Henric gaf hem sijn dochter te wiue die des ioncx keysers Henric suster was Dese Godeuaert heet metten baerde want hi geloofde sinen vader dat hi nemmermeer baert scheren soude voor dat hi Lothrijc of Brabant weder bracht had tot sinen eersten name Ende hi quam daer toe in deser manieren

Jn tiden van keyser Henric des derden Godeuaerts mitten baerde sweer so tooch hertoge Gouaert van Billioen ouer meer ten heyligen lande, dye hertoge van Lothrijc was als aff ghedaelt vanden grauen van Ardennen van eenre siden also voorscreuen is, ende hi liet dat hertochdom van lothrijc daer Brabant meeste deel in begrepen is in handen ende in bewaringe van hertoge of graue Henrick van Limborch sinen neue die een dobbel ende onghetrou man was, sonderlinge inden twiste tusschen den voorscreuen keyser Henrick ende Henrick sijn soone die tegen sijn vader op rees ende wilde selue keyser sijn, als voornemende dat zijn vader tegen den paus ende den stoel van Rome misdaen had ende trac so aen hem veele princen ende heren Sonderlinge viel met hem partije dese Henrick van Limborch ende stercte den sone tegen den vader. Daer na liet hi den sone ende trac biden vader Ende Limborch was doe een groot lant daer Lutzenborch oft Lutzellimborch een deel af was Ten lesten sterf die oude keyser Henrick te Ludick als hi .xlviij. iaer keyser geweest had dair hi geuloden was, want hi geuangen had geweest lijdende veel gewelts. Doen wert Henric sijn sone keyser ende wert gedenckende der ongetrouwicheyt des Henricx van Limborch ende deden vangen mer hi ontginc met liste Want hi als erffgenaem van Gouaert ende Boudewijn van Billioen thertochdom van lothrijcke dair meest Brabant in leyt houdende was, so beroofden die keyser dair af ende gaf dat godeuaert mitten baerde sinen swager die graue van Louen heet Ende met keyserlike vonnisse soe maecte hi hem hertoge ende doe had hi .xv. iaer graue van Louen geweest Ende dye keyser gaf Godeuaert te dragen een wapenschilt van siluere, daer in een leeu van gouwe geclaut, ghetongt ende ghetant van keele, ghelijc wijlen hertoge Angijs sinte Beggen man. Dit geschiede int iaer ons heeren .xi.C. ende .viij. ende doe warent leden .C. iaer ende een van dat Otto coninc karels sone sterf ende gerberga sijn suster berooft wert vanden hertochdomme behoudende alleen Louene ende Bruessele Maer Godeuaert die creech weder Lothrijcke ende Brabant van der masen totter Schelt dat sijn voorvaderen af genomen was die van groten Karels gheslachte ghecomen waren

Dat 29ste kapittel. Van Godfried met de baard hoe hij het hertogdom weer kreeg en van het onderscheid van Lotharingen en van Brabant.

Godfried die men noemt met de baard werd graaf van Leuven en van Brussel en markgraaf van het heilige rijk na zijn broer Hendrik, te weten, toen men schreef 1096. En keizer Hendrik gaf hem zijn dochter tot wijf die de zuster was van de jonge keizer Hendrik. Deze Godfried heet met de baard want hij beloofde zijn vader dat hij nimmermeer zijn baard scheren zou voordat hij Lotharingen of Brabant weer gebracht had tot zijn eerste naam. En hij kwam daartoe op deze manieren.

In de tijd van keizer Hendrik de derde zo tok Godfried van Bouillon over zee naar het heilige land. De hertog van Lotharingen was afkomstig van de graven van Ardennen van een kant en hij liet dat hertogdom van Lotharingen waar Brabant het grootse deel in begrepen is in handen en in bewaring van zijn neef hertog of graaf Hendrik van Limburg die een dobbel en ontrouwe man was en vooral in de twist tussen keizer Hendrik en zijn zoon Hendrik die tegen zijn vader opstond en wilde zelf keizer zijn en nam voor dat zijn vader tegen de paus en de stoel van Rome misdaan had en trok zo aan hem vele prinsen en heren. Vooral viel met hem partij deze Hendrik van Limburg en versterkte de zoon tegen de vader. Daarna verliet hij de zoon en trok bij de vader. En Limburg was toen een groot land daar Luxemburg een deel van was. Tenslotte stierf de oude keizer Hendrik te Luik toen hij 48 jaar keizer geweest was waar hij gevlogen was want hij was gevangen geweest en leed veel geweld. Toen werd zijn zoon Hendrik keizer en gedacht de ontrouw van Hendrik van Limburg en liet hem vangen, maar hij ontkwam met list. Want hij hield als erfgenaam van Godfried en Boudewijn van Bouillon het hertogdom van Lotharingen waarin meest Brabant ligt en zo beroofden hem de keizer daarvan en gaf dat zijn zwager Godfried met de baard. En met keizerlijke vonnis zo maakte hij hem hertog en toen was hij 15 jaar graaf van Leuven geweest. En keizer gaf Godfried te dragen een wapenschild van zilver waarin een leeuw van goud met klauwen, tong en keel gelijk wijlen hertog Ansegisel, de man van Sint Begga. Dit geschiedde in het jaar ons heren 1108 en toen was het geleden 101 jaar dat Otto, de zoon van koning Karel stierf, en zijn zuster Gerberga beroofd werd van het hertogdom en behield alleen Leuven en Brussel. Maar Godfried die kreeg weer Lotharingen en Brabant van de Maas tot de Schelde dat zijn voorvaders afgenomen was die van het geslacht van de grote Karel gekomen waren.

Ende om des wille dat veel lieden niet en weten wat van Brabant ende Lothrijcke is so sal ic onder correctie van diet bat verstaen verclaren tgeen dat ic daer af beuinde. Brabant dat is tlant tusschen die Mase ende die Schelt tot bi Dornike Ende tcasteel van Herstal op de Mase tusschen ludick ende Maestricht was thooft ende castele van Brabant ende hoort noch toe den hertoge. Ende brabant heft ghenomen sinen name van Brabon den eersten kersten prince in Brabant, dat niet te verstaen en is van Brabon die den ruese versloech Tantwerpen, die voor de geboorte ons heren gemaect was coninc van Aggrippijnen, dats al tlant van Colen [108r] ende opten Rijn totter Scelden toe also int beghin van desen tweesten boeck ende anders hier voor verclaert is. Maer tis verstaen van Brabon des coninc Ansises van Agrippinen sone, daer hier voor int .vi. capitel af geseyt is. Ende desen name Brabant wert daer na bi tijde vanden tweeden Brabon verduystert als de coninc Clodius vanden fransoysen wan ende onder hem creech dat conincrijcke van Agrippinen ende alle tlant van opten Rijn totter Schelt, ende ooc totter Sommen ende Vermendoys, sodat Brabant doe bleef onder Clodius ende sinen nacomers coningen van vrancrike tot dat Pippijn van Landen bi coninc Lotharis tijde ghemaect wert sweertdrager ende opperste des huys van Vrancrijcke ende deerste hertoge oft (so somige seggen) eersthertoge van Lothrijck ende Brabant twelck doe was een deele van neder oostrijcke oft oostvrancrijke So was tlant twelc Pippijn van sinen ouders comen was ende tlant dat hem Lotharis gaf na hem geheten Lotharingia dats Lothrike, begripende in hem Brabant, ghelijc Brabant te voren Lothrijke begreep. Noch staet een casteele by Ludic Lothrijke geheten, den hertoge van Brabant toebehorende. Tis te weten datter tweederhande Lothrike is, deen daer af ter stont geseyt is hetende neder lothrike. Dander hooch lothrijke begripende veele landen tusschen den Rijn ende de Mase, als thertochdom van Lothrijke, in walsche geheten Lorayne, gelegen op de Moesel, thertochdom van Baren, Lutzenborch, Elsaten, ende tlant vanden palensgraue. etcetera. Ende beyde dese lothrijken te samen waren een conincrike bi tiden vanden keyser ende coninc Lotharis des goedertieren keysers ende conincx Lodewijc sone,die van Pippijn van Landen eerste hertoge van Brabant af gedaelt was, ende dese lotharis wert coninc van groot lothrike Lodewijc sijn broeder wert coninc van Germanien oft Almanien, dat was oostvrancrijcke ende Kaerle de caluwe wert coninc van westvrancijrke,twelc den name behouden heeft, ende hi wert ooc na keiser als hier voor int .xx. capitel geseyt is Ende lange vanden voorseyden Lotharis keyser ende coninc ende sijn kinderen so deylde beyde sijn voorscreuen broeders tlant van lothrike. lodewijc behielt hooch lothrike daer loreynen in leyt, ende kaerle die caluwe behielt neder lothrijke daer brabant in leyt, ende dit wert namaels een eertshertochdom Ende Karel die hertoge die naemaels van Hughe Capet gheuangen wert die was hertoge van neder lothrike ende brabant, twelc hem coninc Lotharis sijn broeder liet volgen als af gedaelt vanden voorseyden karle die caluwe haren derden oude vader. Ende daer toe liet die keyser Otto desen Kaerle sijnen neue volgen een deel van hoech lothrike mer ic weet niet hoe veel noch wat Ende na de doot van hertoge Otto dees karels sone, so is Lothrike met brabant van anderen keyseren weder gedeylt geweest ende wert gegeuen den graue van Ardennen niet gheheel mer som, want die keyseren hielden te hemwaerts Aken Colen Nuyssen. etcetera. ende si gauen dat som der kercken van Colene Ende die kercke van Ludic cofte ooc veel daer af, als thertochdom van Bullion. etcetera. Aldus was Lothrike ende Brabant seer vermindert alst Godeuaert metten baerde weder creech Nochtans sonder arbeyt en conde hijt niet besitten want Henrick van Limborch orloch- [108v] de tegen hem om dat te beletten. Maer Godeuaert stelde hem vromelic daer tegen dat hi hem wt Brabant ende Lothrijke verdreef, ymmers hi dwanck hem so verre dat hi hem liet volgen al die westsijde vander Masen

En omdat dat veel lieden niet weten wat het verschil is tussen Brabant en Lotharingen zo zal ik onder correctie van die het beter verstaan verklaren hetgeen dat ik daarvan vind. Brabant dat is het land tussen de Maas en de Schelde tot bij Doornik. En het kasteel van Herstal op de Maas tussen Luik en Maastricht was hoofd en kasteel van Brabant en behoort noch tot de hertog. En Brabant heeft zijn naam genomen van Brabon, de eerste christen prins in Brabant, dat niet te verstaan is van Brabon die de reus versloeg te Antwerpen die voor de geboorte van onze heer koning gemaakt was van Agrippina, dat is al het land van Keulen en op de Rijn tot de Schelde, alzo in het begin van dit tweede boek en verder verklaard is. Maar het is te verstaan van Brabon, de zoon van koning Ansises van Agrippina waarvan hiervoor in het 6de kapittel gezegd is. En deze naam Brabant wred daarna in de tijd van de tweede Brabon verdonkerd toen koning Clodius van de Fransen het won en onder hem kreeg dat koninkrijk Keulen en al het land op de Rijn tot de Schelde en ook tot de Somme en Vermandois zodat Brabant toen bleef onder Clodius en zijn opvolgers koningen van Frankrijk totdat Pepijn van Landen in de tijd van Lotharius gemaakt werd zwaarddrager en opperste van het huis van Frankrijk en de eerste hertog of (zo sommige zeggen) aartshertog van Lotharingen en Brabant wat toen een deel van neder Oostrijk (Austrie) of oost Frankrijk was. Zo was het land dat Pepijn van zijn ouders gekomen was en het land dat hem Lotharius gaf na hem geheten Lotharingia, dat is Lotharingen, en omvatte daarin Brabant gelijk Brabant tevoren Lotharingen omvatte. Noch staat een kasteel bij Luik Lotharingen dat toebehoort aan de hertog van Brabant. Het is te weten dat er twee Lotharingen zijn, van de ene is net gezegd en heet neder Lotharingen. De andere hoog Lotharingen genoemd en omvat vele landen tussen de Rijn en de Maas zoals het hertogdom van Lotharingen, in Waals geheten Lorraine, gelegen op de Moezel, het hertogdom van Baren, Luxemburg, Elzas en het land van de palsgraaf etc. En beide deze Lotharingen tezamen waren een koninkrijk in de tijd van de keizer en koning Lotharius, de zoon van de goedertieren keizer en koning Lodewijk, die afgedaald was van Pepijn van Landen eerste hertog van Brabant en deze Lotharius werd koning van groot Lotharingen. Lodewijk, zijn broeder, werd koning van Germanië of Allemagne, dat was Austrie en Karel de kale werd koning van west Frankrijk wat de naam behouden heeft en hij werd ook keizer zoals hiervoor in het 20ste kapittel gezegd is. En lang voor Lotharius keizer en koning zijn kinderen zo deelde hij beide broeders het land van Lotharingen. Lodewijk behield hoog Lotharingen waar Lorreine in ligt en Karel de Kale behield neder Lotharingen waar Brabant in ligt en dit werd later een aartshertogdom. En Karel de hertog die later van Hugo Capet gevangen werd die was hertog van neder Lotharingen en Brabant wat hem zijn broeder koning Lotharius na liet als afgedaald van Karel de Kale hun derde grootvader. En daartoe liet keizer Otto zijn neef Karel opvolgen een deel van hoog Lotharingen, maar ik weet niet hoeveel noch wat. En na de dood van hertog Otto, de zoon van deze Karel, zo is Lotharingen met Brabant van andere keizers weer gedeeld geweest en werd gegeven aan de graaf van Ardennen, niet geheel maar sommige, want de keizers hielden tot hen Aken, Keulen, Nyssen etc., en ze gaven dat soms de kerk van Keulen. En de kerk van Luik of ook veel daarvan zoals het hertogdom van Bouillon etca. Aldus was Lotharingen en Brabant zeer verminderd toen Godfried met de baard het weer kreeg. Nochtans zonder arbeid kon hij het niet bezitten want Hendrik van Limburg oorloogde tegen hem om dat te beletten. Maar Godfried stelde zich dapper dartegen zodat hij hem uit Brabant en Lotharingen verdreef, immers hij dwong hem zo ver zodat hij hem liet vervolgen al de westzijde van de Maas.

Vander eerster orlogen tusschen den hertoge van Brabant ende den heere van Grimbergen [109r]

GRote orloge begonster te risen tusschen den voorscreuen heere Arnout bartaut met sijnen vrienden ende magen, ende den hertoge godeuaert metten baerde. Elck vergaderde sijn machte, dye hertoge creech veel dorpen ende heerlicheden met gewelt van heer Arnout, elck bescadichde ende bedoruen malcanders lant Si leuerden malcander strijt met groter menichten van volcke so datter seer geuochten wert, daer brabant grote scade vercreech want daer veel ridders waren verslagen. Heer Arnout was een grootmoedich man, seer sterck ende cloeck ter wapenen seer bloet ghierich. Hi doorschoorde die battaylgien so strangelijc met groter couragien, hi dreef sijn volc seer vromelic aen, so dat hi ten laetsten door sijn grote vromicheit tvelt behielt hoe wel nochtan dat hi groot volck verloos, want hertoge Godeuaert was seere victorioes ende dede groot wonder met wapenen onder sijn vianden Maer doen hi sach dat hem heere Arnout te machtich viel int velt, so ersselde hi met sijn volc wten velde. Ende van dier tijt voort hielden si swaer orlogen lange tijt durende tot dat Godeuaert sterf Jnt iaer ons heren .xi.C. ende .xl.

Van de eerste oorlog tussen de hertog van Brabant en de heer van Grimbergen.

Grote oorlog begon er te rijzen tussen heer Arnold Berthout met zijn vrienden en verwanten en de hertog Godfried met de baard. Elk verzamelde zijn macht, de hertog kreeg veel dorpen en heerlijkheden met geweld van heer Arnold, elk beschadigde en bedierf elkaars land. Ze leverden elkaar strijd met grote menigte van volk zodat er zeer gevochten werd waar Brabant grote schade van kreeg want er waren veel ridders verslagen. Heer Arnold was een grootmoedig man, zeer sterk en kloek ter wapen en zeer bloedgierig. Hij doorscheurde de bataljons zo sterk en met grote moed, hij dreef zijn volk zeer dapper aan zodat hij tenslotte door zijn grote dapperheid het veld behield, hoewel hij nochtans veel volk verloor want hertog Godfried was zeer victorieus en deed groot wonder met wapens onder zijn vijanden. Maar toen hij zag dat heer Arnold hem te machtig viel in het veld zo vluchtte hij uit het veld met zijn volk. En van die tijd voort hielden ze zware oorlogen die een lange tijd duurden totdat Godfried stierf in het jaar ons heren 1140.

Van desen vromen hertoge Godeuaert leestmen dat hi ouer tmeer was int heilich lant daer hi vromelic op de heyden vacht ende op die onghelouige dair hi grote victorie hadde Veel ander vreemde dingen ende auontueren die hem geschieden in heydenissen ende int hoff vanden derden keyser Henric so leestmen in veele boecken die ick hier niet setten en wille, want tschijnt meer lueghenen te sijn dan waerheyden ende en staen in die rechte cronijke niet

Dese Godeuaert was wel gemint van veele princen ende heeren die al sijn vrientscap begeerden, sonderlinge was hi seer bemint vanden keyser, want hi hem getrouwe ende grootmoedich kende. Sijn ondersaten hielt hi in vreden, seere goedertieren was hi den religiosen. Hi stichte die proostije vander capellen te Bruessel ende die abdije vanden nonnen tot groot bigaerden Ende die abdije van sint Truden begaefde hi met gooten renten, wel bewisende dat hi was van groten Karels geslachte. Ende hy sterf int iaer als bouen geseyt is ende hi wert begrauen int clooster Tafflighem, dat doe een abdije van seer heyligen leuen was, den welcken hi schone goeden liet in aelmissen, ende hi liet achtere vijf kinderen, als Godeuaert dye na hem hertoge wert ende dander wert monick Tafflighem Een dochter die heete Alijt ende wert coninghinne van Engelant, die ander heet Jde en wert grauinne van Cleue, die derde die hete Clarisse ende sterf een deuote maget

Jnt selue iaer van Godeuaerts doot so begonste die abdije van Vyleers in walsch Brabant vander oordenen van Cisteau daer sinte Bernaert quam ende wasser behulpich toe

Jtem in des voorscreuen Godeuaerts tijde so sterf een out ridder die heet heer Jan de temporibus die out was .CCC. iaer ende .lxi. ende hadt geleeft bi des groten coninc Karels tijde dien hi ghedient hadde

Jn dien tiden leefde oock die ridder Tondalus in Yerlant ende hi sterf op eenen goensdach, ende so bleef hi liggende tot des saterdaechs daer nae, ende doe quam sijn geest weder inden lichaeme ende gaf te kennen tgheen dat hi ghe- [109v] sien hadt vander pinen der hellen ende des vegeuiers daer een boeck af is gemaect. etcetera.

Jtem in die tijt leefde ooc sinte Hildegaert te Triere die heylige maghet die veel reuelatien hadt vanden state der heyliger kercken so datse heet die prophetersse van Almanien

Van deze dappere hertog Godfried leest men dat hij over zee was in het heilige land daar hij dapper op de heidenen vocht en de ongelovigen waar hij grote victorie had. Veel andere vreemde dingen en avonturen die hem geschiedden in heidens land en in de hof van de derde keizer Hendrik zo leest men in vele boeken die ik hier niet zetten wil want het schijnt meer leugen dan waarheid te zijn en staan niet in de rechte kronieken.

Deze Godfried was goed bemind van vele prinsen en heren die allen zijn vriendschap begeerden en vooral was hij zeer bemind van de keizer want hij kende hem trouw en grootmoedig. Zijn onderzaten hield hij in vrede en was zeer goedertieren de religieuze. Hij stichtte de proosdij van de kapel te Brussel en de abdij van de nonnen te groot Bijgaarden. En de abdij van Sint-Truiden begiftigde hij met grote rente en bewees wel dat hij van Karels geslacht was. En hij stierf in het jaar zoals boven gezegd is en werd begraven in het klooster Affligem dat toen een abdij van zeer heilig leven was die hij mooi goed gaf in aalmoezen en hij liet na vijf kinderen, als Godfried die na hem hertog werd en de andere werd monnik te Affligem. Een dochter die heette Adelheid werd koningin van Engeland, de andere heette Ida en werd gravin van Kleef, de derde heette Clarisse en stierf als een devote maagd.

In hetzelfde jaar van Godfrieds dood zo begon de abdij van Villers in Waals Brabant van de orden van Cteaux waar Sint-Bernard kwam en was er behulpzaam toe.

Item, in de tijd van Godfried zo stierf een oude ridder die heette heer Jan de Temporibus die oud was 361 jaar en had geleefd in de tijd van de grote koning Karel die hij gediend had.

In die tijd leefde ook de ridder Tondalus in Ierland en hij stierf op een woensdag en zo bleef hij liggen tot de zaterdag daarna en toen kwam zijn geest weer in het lichaam en gaf te kennen hetgeen dat hij gezien had van de pijn van de hel en vagevuur waarvan een boek is gemaakt, etc.

Item, in die tijd leefde ook Sint Hildegard te Trier, die heilige maagd die veel openbaringen had van de staat der heilige kerk zodat ze de profetes van Allemagne heet.

Dat .xxx. capitel. Vanden tweesten hertoge Godeuaert, hoe hi oorlochde op Henrick van Limborch, ende hoe hi sint Truyen beleyde

NA die doot van hertoge Godeuaert metten baerde soe wert hertoge van Lothrijke Godeuaert sijn sone in tijden van keyser Coenraert dien seere beminde, ende dede hem te huwelick hebben Lutgaert hertoginne Salzenbach der keyserinnen sustere. Ende als Godeuaert een iaer hadde hertoge gheweest so begonste hertoge Henrick van Limborch op hem ooc oorloge te vueren om tlandt van Lothrijck weder te crijghen. Ende hi quam int tlant, ende creech goet ende renten vanden lande. Ende hi pijnde hem godeuaerts vrienden te crencken daer hi conde. Godeuaert dit vernemende so track hi met machte te paerde ende te voete ende belach dye stadt van sint Truyen, om dat hy verstaen hadde dat die poorters Henricx van Limborchs vrienden waren, ende be- [110r] stormdense seer vreeslick ende menichwerf. Die borghers van binnen siende dat hem Henrick van Limborch en dede gheen ontset so hi belooft hadde soe werden si beraden hem op te gheuen behoudelic lijf ende goet. Ende Godeuaert namse in gracien ende quam met macht in die stadt verstellende de wet ende alle dat regiment van sijnentwegen ende verdreef daer wt die hem beliefde ende daer wert hi ontfangen ende ghehuldt als here Ende van daer track hy met grooter machte binnen Aken ende daer sadt hi twee dagen in des keysers stoel ende liet hem dair in formeren ende condighen die renten ende heerlicheden toebehorende den hertochdom van Lothrijke Ende hi bedwanc die poorteren vander stadt datse aen hem vielen, af slaende den voorscreuen Henrick van Limborch. doen keerde godeuaert thuys met eeren

Hi orlochde ooc op de grimbersche tot cleenen profijte want si weder cregen tghene dat sijn vader op hem ghewonnen hadt. Jn dien tijde so daude omtrent Louen honich. Als dese twede gouaert gheregneert had drie iaren ende eenhalf, so sterf hi achterlatende een sone min dan een iaer out die heet Gouaert in die wiege. Ende hi wert begrauen te Loouen in sinte Peeters kercke ter zuytsiden alsmen screef .ix. C. ende .xliij.

Dat 30ste kapittel. Van de tweede hertog Godfried, hoe hij oorloogde op Hendrik van Limburg en hoe hij Sint-Truiden belegerde.

Na de dood van hertog Godfried met de baard zo werd hertog van Lotharingen zijn zoon Godfried in de tijd van keizer Koenraad die hem zeer beminde en liet hem huwen met Lutgaris, hertogin van Sulzbach, de zuster van de keizerin. En toen Godfried een jaar hertog was geweest zo begon hertog Hendrik van Limburg op hem ook oorlog voeren om het land van Lotharingen weer te krijgen. En hij kwam in het land en kreeg goed en rente van het land. En hij pijnigde zich om Godfrieds vrienden te krenken waar hij kon. Godfried vernam dit en zo trok hij met macht te paard en te voet en belegerde de stad Sint-Truiden omdat hij verstaan had dat de poorters vrienden van Hendrik van Limburg waren en bestormde het zeer vreselijk en menigmaal. De burgers van binnen zagen dat Hendrik van Limburg hen geen ontzet deden zo hij beloofd had zo werden ze beraden zich over te geven om lijf en goed te behouden. En Godfried nam ze in gratie aan en kwam met macht in de stad en verstelde de wet en het hele regiment vanwege hem en verdreef daaruit die hij beliefde en daar werd hij ontvangen en gehuldigd als heer. En vandaar trok hij met grote macht binnen Aken en daar zat hij twee dagen in de keizers stoel en liet hem daarin formeren en aankondigen de renten en heerlijkheden die toebehoren aan het hertogdom Lotharingen. En hij bedwong de poorters van de stad zodat ze aan hem vielen en afsloegen Hendrik van Limburg, toen keerde Godfried thuis met eer.

Hij oorloogde ook op Grimbergen met weinig profijt want ze kregen weer wat zijn vader op hem gewonnen had.

In die tijd zo dauwde het omtrent Leuven honing.

Toen deze tweede Godfried drie en een half jaar geregeerd had zo stierf hij en liet na een zoon minder dan een jaar oud en die heette Godfried in de wieg. En hij werd begraven te Leuven in Sint Pieters kerk ter zuidzijde toen men schreef 1143.

Dat .xxxi. capitel. Vanden derden hertoge Godeuaert die in der wiegen hinc daer die Grimbersche verslagen waren ende gheuangen

DJe derde Godeuaert was noch geen iaer out als sijn vader sterf Welcken kinde keyser Coenraet confirmeerde al tgeen dat sijn voorvaders hem verleent hadden Mer om sijnre ioncheyt wille so warender sommige heren te stouter te rebelleren, sonderlinge heer Wouter diemen heet Bartaut des heren van Grimbergen sone ende heer Gheraert van Grimbergen sijn broeder diemen heet drakenbaert, beyde heer Arnouts kinder Die wonnen ende destrueerden inden gront die borch van Netelaer tusschen Viluoerden ende Eppegen opHnH die zenne. Noch sietmen den berch daer staen. Oock so verbranden si die borch de sale ende dat dorp te Viluoerden rouende opt lant. Als die banier heren van Brabant dat sagen so geboden si een heyruaert ende vergaderden alle die macht die si conden in Brabant oft Lothrijc ende cregen ooc grote hulpe van graue Dieric van Vlaenderen. Ende doe waren des ioncx hertogen momboren gecoren die heren van Diest, van weesmale, van Bierbeke, van wemele, ende si trocken anderwerf te Ghent aenden graue van Vlaenderen noch om bijstant, want al tvolc dat hi gesonden had was verslagen vanden Grimberschen. Dies dye graue niet wel te vreden en was, mer nochtan bi rade van somige sinen lieden ende heren sandt hi noch veel edelen met groten volcke op condicien, dat die ionghe hertoge als hi tot sijn iaren waer sijn lant van Brabant van hem te leen ontfangen soude. Ende aldus trocken si met macht tot Grimbergen twelck gebolwerct was, mer si wonnent ende verbrandent metten clooster Des ander dages trocken si voor Mechelen ende si verbranden tlant van Grimbergen dat tusschen [110v] daer ende Mechelen stont. Ende si beleyden Mechelen, mer want si vernamen dat die heren van Grimbergen grote machte van vrienden ende ander soudeniers ghecregen hadden, so lieten die Brabanteren Mechelen staen ende quamen bi nacht logeren bi Grimbergen Des ander dages trocken si noch naerder als bereet om striden Mer van gracien seynden si enen heraut aenden here van grimbergen hem ontbiedende dat hi quame tot genade den iongen hertoge, ende dat hi als van sijnre misdaet hem keerde in dye Baenroetsen van Brabant die hem een ghenadich vonnisse wisen souden Ende wilde hi dat niet doen dat hi hem dan bereyde te striden, ende wert hi dan verwonnen so sal hem na sijn verdiente geschien Die heere van Grimbergen antwoorde, dat hi haer vonnisse niet en begeerde, mer strijden wilde hi. Doe gaf die here van Gaesbeke den raet datmen den iongen hertoge te Bruessel halen soude om den brabanteren den moet te stercken ende vromelijker te striden, want die brabanteren van sulcker condicien sijn, eer si haren geboren here lieten onteruen dat sijer lieuer om steruen souden. Ende so wert tkint leggende in een silueren wiege ghehaelt van heer Aerde van Craynhem ende aen een wilge gehangen int velt daermen street staende aen een hage die noch der wesen hage heet. Doe wertter vreeslijck gestreden vanden morgen totter nachte. Des ander dages wertter weder bitterlic gestreden tot dat de brabanters hadden [111r] victorie, twelc menich man sijn lijf coste eert daer toe quam. Doen so was die borch van Grimbergen den hertoge ende wert inden gront af geworpen Dese victorie en hadden die brabanters niet sonder groot verlies, want van den haren was verslagen die here van Diest, van Wesemael, roetselaer, bierbeke, leefdale, horne, trazengijs, rayues .etcetera. ende veel ridders wt vlaenderen. Twelc den hertoge namaels genoech coste, want hi moste den graue van vlaenderen laten tlant van Denremonde dat Lothrijke ende Brabant plach te sijn. noch halen si haer hootvonnis Tantwerpen. Vanden grimberschen was heer Arnout here van grimbergen so gewont dat hi sterf. Ende daer bleef doot Geraert zijn sone, ende de graue van vierson, de here van Conchi van Arcle, van Broncvorst, van Keppel, van yselstein, heer Jan ende heer Seger des heren sonen van Breda, die heren van yttere, van scoudebroeck, van Baerlegen, heer Henric van Oeyenbrugge, heere Willem van massenhouen, ende heer Henric van hombeke Ende heer Arnout die oude here van Grimbergen wert daer geuangen met sijnen sone heer Wouter ende veel anderen, ende hi was so seer gewont dat hi mer drie weken en leefde. Ende die voorscreuen heere Wouter Bartaut des heren van Grimbergen outste sone bleef gheuangen ende meer ander ter tijt toe datter een cruysuaert began ouer tmeer. Ende doe creech hi orlof vanden iongen hertoge ende sijnen rade tot eenen sekeren tijt. So tooch hi met anderen ouer tmeer ende hi liet eenen sijnen iongen broeder te ghisele in shertogen handen

Dat 31ste kapittel. Van de derde hertog Godfried die in de wieg hing toen die van Grimbergen verslagen waren en gevangen.

De derde Godfried was noch geen jaar oud toen zijn vader stierf. Welk kind de keizer Koenraad bevestigde in al hetgeen dat zijn voorvaders hem verleend hadden. Maar vanwege zijn jonkheid zo waren er sommige heren te dapperder te rebelleren en vooral heer Wouter die men noemt Berthout, de zoon van de heer van Grimbergen en heer Geraard van Grimbergen, zijn broeder, die men drakenbaard noemde, beide kinderen van heer Arnold. Die wonnen en vernielden tot in de grond de burcht van Netelaar tussen Vilvoorden en Eppegem op de Zenne. Noch ziet men de burcht daar staan. Ook zo verbrandden ze de burchtzaal en dat dorp te Vilvoorden en beroofden het land. Toen de baanderheren van Brabant dat zagen zo geboden ze legervaart en verzamelden alle macht die ze krijgen konden in Brabant of Lotharingen en kregen ook grote hulp van graaf Diederik van Vlaanderen. En toen waren de vervangers van de jonge hertog gekozen als de heer van Diest, van Wezemaal, van Bierbeek en van Wemmel en zo trokken andermaal naar Gent tot de graaf van Vlaanderen noch om bijstand want al het volk dat hij gezonden had was verslagen van die van Grimbergen. Dus de graaf was niet goed tevreden, maar nochtans bij raad van sommige van zijn lieden en heren zond hij noch veel edelen met groot volk op conditie dat die jonge hertog als hij tot zijn jaren kwam zijn land van Brabant van hem te leen ontvangen zou. En aldus trokken ze met macht tot Grimbergen wat een bolwerk had, maar ze wonnen het en verbrandden het met het klooster. De volgende dag trokken ze voor Mechelen en ze verbrandden het land van Grimbergen dat tussen daar en Mechelen stond. En ze belegerden Mechelen, maar omdat ze vernamen dat de heren van Grimbergen grote macht van vrienden en andere soldaten gekregen hadden, zo lieten de Brabanders Mechelen staan en kwamen bij nacht logeren bij Grimbergen. De volgende dag trokken ze noch dichterbij als gereed om te strijden. Maar als gratie zonden ze een heraut aan de heer van Grimbergen en ontboden hem dat hij kwam tot genade de jonge hertog en dat hij als hij zich van zijn misdaad hem keerde tot de baanderheren van Brabant dat die hem een genadig vonnis wijzen zouden. En wilde hij dat niet doen dat hij zich dan bereidde tot strijd en werd hij dan overwonnen dan zal hem naar zijn verdiensten geschieden. De heer van Grimbergen antwoordde dat hij hun vonnis niet begeerde maar strijden wilde. Toen gaf de heer van Gaasbeek de raad dat men de jonge hertog te Brussel halen zou om de moed van de Brabanders te sterken en dapper te strijden, want de Brabanders waren van zoՠn conditie dat eer ze hun geboren heer lieten onterven dat ze er liever om sterven zouden. En ze werd het kind dat in een zilveren wieg lag gehaald van heer Aerde van Kraainem en aan een wilg gehangen in het veld daar men streed aan een haag die noch de wezen haag heet. Toen werd er vreselijk gestreden van de morgen tot de nacht. De volgende dag werd er weer bitter gestreden totdat de Brabanders victorie hadden wat menige man zijn lijf kostte eer het daartoe kwam. Toen zo werd de burcht van de hertog van Grimbergen tot de grond afgeworpen. Deze victorie hadden de Brabanders niet zonder groot verlies want van die van hen was verslagen de heer van Diest, van Wezemaal, Rotselaar, Bierbeek, Leefdaal, Horne, Trazegnies, Ravels, etc. en veel ridders uit Vlaanderen. Wat de hertog later genoeg kostte want hij moest de graaf van Vlaanderen het land laten van Dendermonde dat van Lotharingen en Brabant plag te zijn. Noch halen ze hun hoofdvonnis te Antwerpen. Van die van Grimbergen was heer Arnold zo gewond zodat hij stierf. En daar bleef zijn zoon Gerard dood en de graaf van Virton, de heer Conchi van Arkel, van Bronkhorst, van Keppel, van IJsselstein, heer Jan en heer Seger, de zonen van de heer van Breda, de heren van Itter, van Schoudenbroek, van Baarlegen, heer Hendrik van Oyenbrugge, heer Willem van Massenhoven en heer Hendrik van Hombeek. En heer Arnoud, de oudeheer van Grimbergen werd daar gevangen met zijn zoon heer Wouter en veel anderen en hij was zo zeer gewond zodat hij maar drie weken leefde. En heer Wouter Barthout, de oudste zoon van Grimbergen, bleef gevangen en meer anderen tot de tijd toe dat er een kruistocht begon over de zee. En toen kreeg hij verlof van de jonge hertog en zijn raad tot een zekere tijd. Zo trok hij met anderen over de zee en hij liet een van zijn jonge broeders als gijzelaar in de handen van de hertog.

Jn dese tijt alsmen screef .xi. C.lxvi predicte sinte Bernaert dat cruyce by beuele vanden derden paus Eugenius Ende hi gaf dat cruce den keyser Conraert ende den goeden coninc Lodewijck van Vrancrijcke die .vi. van dien name. Ende als si met ontallijke scharen van volcke ouer getogen waren op die Sarasinen so keerden si met luttel volcx want si genen spoet en hadden om die sterfte ende vele ongheuals, twelc men meende dat daer bi quam dat veel sonden int heyr geschieden Ooc deden hem die griecken als si door Griecken passeerden veele quaets doende calck int meele daer si broot af bieken ende verdoruense also, want si altijt nijdich sijn op dye latijnsche

Als de voorscreuen heer Wouter bartaut lange in heydenisse hadt geweest strijdende vromelic op de heidenen, so keerde hi weder te lande om sijnen iongen broeder te verlossen vter gheuangenissen mer hi vant dat hi gestoruen was Ende bi deser causen ist dat de ioncste broeder in tlant van Grimbergen ende in veele plecken die onder Grimbergen waren dat leen goet hout. Heer wouter vernemende dat hi te langhe ghebeyt hadt toch hi haestelic wech ouer dat meer daer hi vanden Sarasinen verslagen wert voor Damiaten ende seer beclaget vanden kerstenen

Als hertooghe Godeuaert beiaert was so track hi te Gendt om sijn momboren te ontslaen aenden graue alsoot hem beuolen was. Ende die graue vertelde hem alle die saken voor geschiet, hoe hi sijn lant van brabant te leen van hem moste ontfangen also sijn momboers hem gelooft hadden te doen, om dat hi hem tweweruen wt sijnen node daer hi in was geweest noch ionc sijnde geholpen hadt [111v]

Hi knielde voor hem neder sijn swaert wter scheyden treckende presenteerde sinen oom den graue seggende, dat hy lieuer van hem sijn hooft af geslagen te hebben, dan tlant van Brabant deedel hertochdom van eenen graue te leen te ontfangen. Die wijse graue van Vlaenderen aensiende den moet van desen iongen Godeuaert, hadt hi sijns compassie ende schaut hem quijt van allen verbande die sijn momboers met hem gemaect hadden, ouer gheuende die brieuen ende alle vasticheyt daer aen cleuende

Van desen heer Wouter sijn bleuen ij. sonen geheten Wouter ende Gheraert Ende als hertoge Gouaert tot sinen iaren comen was so hebben si door vrienden den hertoge om gracie gebeden die al tlant in sijn hant hielt, ende si bleuen dies in zijn seggen dat gelouende te houden ten ewigen dagen Ende die hertoge daer op wel beraden dede sijn wtsprake daer af

Eerst dat de borch van Grimbergen nemmermeer betimmert en soude werden. Ten anderen dat si ende haer nacomelingen den hertoge onderdanich souden sijn ende haer lant van hem te leen ontfaen ende manschap doen ende sweeren getrouwicheit Ten derden, om des wille dat heer Wouter haer vader sinen ioncsten broeder liet steruen int gheuangenisse, soe soude voort aen int lant van Grimbergen ouer al de ioncste broeder de heerlicheit hebben, ende de outste broeder sal ontfaen dat leen vanden iongen, twelc men noch ter tijt also hout. So behielt Gheraert die ioncste sone tlant van Grimbergen ende ontfinct te leene vanden hertoge. Ende Wouter die outste sone behielt half Mechelen met anderen heerlicheden ende ontfinct te leene van sinen broeder, dander helft hadde die kercke van Ludick

In deze tijd toen men schreef 1166 preekte Sint-Bernard de kruistocht op bevel van de derde paus Eugenius. En hij gaf de kruistocht de keizer Koenraad en de goede koning Lodewijk van Frankrijk de 6de van die naam. En toen ze met ontelbare scharen van volk overgetrokken waren op de Saracenen keerden ze met weinig volk want ze hadden geen voorspoed vanwege sterfte en veel ongeval wat men meende dat het daarom kwam dat er veel zonden in het leger gebeurden. Ook deden hen de Grieken veel kwaad toen ze door Griekenland gingen en deden kalk in het meel waar ze brood van bakten en bedierf alzo want ze waren altijd nijdig op de Latijnen.

Toen de heer Wouter Barthout lang in heidens land was geweest en dapper streed op de heidenen zo keerde hij weer te land om zijn jonge broeder te verlossen uit de gevangenis, maar hij vond dat die gestorven was. En door deze oorzaak is het dat de jongste broeder het land van Grimbergen en in vele plekken die onder Grimbergen waren dat leen te houdt. Heer Wouter, die vernam dat hij te lang gewacht had, trok haastig weg over de zee waar hij van de Saracenen verslagen werd voor Damiate en zeer beklaagd van de christenen.

Toen hertog Godfried bejaard was zo trok hij voor Gent om zijn voogden te ontslaan alzo het hem bevolen was. En de graaf vertelde hem alle zaken voor geschiet, hoe hij zijn land van Brabant te leen van hem moest ontvangen alzo zijn voogden hem beloofd hadden te doen omdat hij hem tweemaal uit zijn nood waarin hij toen hij noch een jong kind was hadden geholpen.

Hij knielde voor hem neer en trok zijn zwaard uit de schede en presenteerde het de graaf en zei dat hij liever van hem zijn hoofd afgeslagen wilde hebben dan het land van Brabant het hertogdom van een graaf in leen te ontvangen. De wijze graaf van Vlaanderen zag de moed aan van de jonge Godfried en had medelijden en schold hem vrij van alle bonden die zijn voogden met hem gemaakt hadden en gaf de brieven over en alle vastheid die daaraan kleven.

Van deze heer Wouter zijn 2 zonen gebleven geheten Wouter en Gerard. En toen hertog Godfried tot zijn jaren gekomen was zo hebben hem vrienden van de hertog om gratie gebeden die al het land in zijn hand hield en ze bleven beloven het te houden te eeuwige dagen. En de hertog daarop goed beraden deed zijn uitspraak daarvan.

Eerst dat de burcht van Grimbergen nimmermeer betimmerd zou worden. De volgende dat ze en hun nakomelingen onderdanig aan de hertog zouden zijn en hun land van hem te leen ontvangen en manschap doen en trouw zweren. Ten derde, omdat hun vader heer Wouter zijn jongste broer liet sterven in de gevangenis zo zou voortaan in het land van Grimbergen overal de jongste broeder de heerlijkheid hebben en de oudste broeder zal dat leen van de jongste ontvangen, wat men noch ter tijd alzo houdt. Zo behield de jongste zoon Gerard het land van Grimbergen en ontving het te leen van de hertog. En de oudste zoon Wouter behield half Mechelen met andere heerlijkheden en ontving het te leen van zijn broeder, de andere helft had de kerk van Luik.

Als hertoghe Godeuaert out was xvij. iaren so nam hi te wijf Margriete hertoge Henricx van limborch dochter Ende ouermits dien wert neder geleyt den twist ende geschille dat lange gestaen hadt vander tijt dat Gouaert metten baerde Lothrijcke weder creech tegen Henric van Limborch dees Henricx vadere Metter welcker Margrieten desen derden Godeuaert te huwelic gegeuen wort tcasteel te Rode bi Aken met sinen toe behoorten ende die voochdie van sint Truden Ende na die doot vanden seluen henric was hem toe geseit te hebben half tlant van Limborch. Dese Godeuaert wan aen dese Margriete twee sonen deen heet Henrick ende wert na hem hertoghe, dander heet Aelbrecht ende wert bisscop van Ludick. Den welcken namaels keyser Henrick die vijfste veruolgede met quaden lieden tot bi de stadt van Riemen in Vrancrijcke daer si hem int velt doden oft marteliden op den xxiiij. dach van Nouember. Ende daer staet noch een steenen cruyce int velt daer dit geschiede. Ende dese Aelbrecht wert begrauen in die grote kercke van onser lieuer vrouwen voor inden chore, ende dair is beset een schone costlijcke iaer ghetijde van hem datmen iaerlicx doet. Ooc had Godeuaert een dochter die Alijt heet die was coninginne van Engelant. Ende na dye doot van sijnre eerster vrouwen troude godeuaert des grauen dochter van Loen, daer af hadt hi een sone dye Willem heet ende werdt here van Parweys, van wien dat gedaelt sijn die heren van Parwijs [112r]

Jn desen tide regneerde die mogende ende victoriose keyser Frederic die eerste, die tegen den paus Alexander den derden misdede, mer hi dede daer aff penitencie aen nemende tcruce ende track ouer tmeer tegens die onghelouige. Ende na veel victorien weder keerende so verdranck hi onuersienlic in een riuier, so ghi noch sult horen

Jtem in sijnen tijde so wert dat hertochdom van Behem ghemaect een conincrijck Ende de sonne wert al doncker int iaer .xi.C.lxxviij. Ende het was groote dieren tijt ende eertbeuinghe. Men sach ooc .iij. manen, ende int midden een cruce Ende ooc .iij. sonnen ende daer na wert de sonne weder verduystert van sexte tijde te noen tijde

Jtem die heylige drie coningen werden ghebracht van Melanen tot Colen int iaer .xiC.lxiij. Ende sinte Thomas eertsbisschop van Cantelberge wert ghemartelijt

Die voorseide hertoge Godeuaert track namaels ouer tmeer tot Jherusalem als hi xl. iaren hertoge geweest hadde, ende weder ghecomen van daer so sterf hi in drie iaren daer na. Ende hi wert ooc begrauen te Louen in sinte Peters kercke ter noortsijden bi sijnder wettigher ghesellinne vrou Margriete Jnt iaer ons heren .xi.C.lxxxiij.

Toen hertog Godfried 17 jaren oud was zo nam hij tot wijf Margaretha, de dochter van Hendrik van Limburg. En vanwege dat werd het geschil en twist neergelegd dat lang gestaan had. Met die Margaretha werd deze derde Godfried ten huwelijk gegeven het kasteel Rode bij Aken met zijn toebehoren en de voogdij van Sint-Truiden. En nadat het van die Hendrik was toegezegd te hebben half het land van Limburg. Deze Godfried won aan deze Margaretha twee zonen, de ene heette Hendrik en werd na hem hertog, de ander heette Albert en werd bisschop van Luik. Die later keizer Hendrik de vijfde achtervolgde met kwade lieden tot bij de stad Reims in Frankrijk daar ze hem in het veld doodden of martelden op de 24ste dag van november. En daar staat noch een stenen kruis in het veld waar dit geschiedde. En deze Albert werd begraven in de grote kerk van onze lieve vrouw voor in het koor en daar is het bezet met mooie en kostbare jaar getijde van hem dat men jaarlijks doet.

Ook had Godfried een dochter die Alijt heette en die was koningin van Engeland. En na de dood van zijn eerste vrouw trouwde hij met de dochter van de graaf van Loon waarvan hij een zoon had die Willem heette en werd heer van Perwijs van wie afgekomen zijn de heren van Perwijs.

In deze tijd regeerde de vermogende en victorieuze keizer Frederik de eerste die tegen paus Alexander de derde misdeed, maar hij deed penitentie en nam de kruistocht aan en trok over een tegen de ongelovigen. En na veel victorie kwam hij terug en verdronk onvoorziens in een rivier zo ge noch zal horen.

Item, in zijn tijd zo werd dat hertogdom van Bohemen een koninkrijk gemaakt. En de zon werd geheel donker in het jaar 1123. En het was een grote dure tijd en aardbevingen. Men zag ook 2 manen en in het midden een kruis. En ok 2 zonnen en daarna werd de zon weer verduisterd van zes tijd tot de noen.

Item, de heilige drie koningen werden gebracht van Milaan naar Keulen in het jaar 1163. En Sint Thomas, aartsbisschop van Canterbury, werd gemarteld.

De hertog Godfried trok later over de zee naar Jeruzalem toen hij 40 jaren hertog geweest was en terugkomend zo stierf hij drie jaren daarna. En hij werd ook begraven te Leuven in Sint Petrus kerk ter noordzijde bij zijn wettige gezellin vrouw Margaretha in het jaar ons heren 1183.

Dat .xxxij. capitel. Vanden vromen Henric den eersten hertoge van dien name die die wapen bi hem gefigureert aen nam. Ende hoe die Soudaen theylighe lant weder conquesteerde, ende vanden groten cruysuaet gheordineert op die sarasinen, met meer ander

DEse Henric deerste hertoge van dien name nam weder aen dye eerste wapene van Brabant, te weten den schilt van sabele met die gulden leuwe. Omtrent dese tijt .te weten int iaer xi.C.lxxxvij. so wan Saladijn die soudaen oft coninc van Babilonien de stadt van Jherusalem ende wert bi gods ghehingen dat heylich lant wter kersten handen weder genomen daert omtrent lxxx. iaren onder gheweest hadt van Godeuaerts van Billioen tijde Twelc god gehingde ouermits die ouerulodicheit vanden sonden die vanden kerstenen int heilich lant geschieden onder waerlike ende geestelike. Dese soudaen als hi doot was ende men hem ter aerden brochte, hadde hi aen een glauie doen hangen een swart cleet, ende dair ginc een voor mit een horen blasende ende roepende Die bedwinger van Asien wt alle zijn landen en draecht niet met hem dan dit cleet Ons kersten tot een exempel dat wi ons tijtlic goet niet mit ons dragen en sullen. [112v]

Daer na inden iare ons heren .M.C. ende .lxxxviij. Clemens die paus van Romen die .iij Frederic die keyser van Romen die eerste hebben gheboden ende in geset een generale cruysuaert om weder te recupereren ende in te winnen die heilige stadt van Jherusalem Ende seynde tot Mens opten Rijn een legaet genoemt Henric die tvolc in duytslant soude vergaren. Van welcker heyruaert de principael capiteynen ende princen geweest sijn, Frederick deerste van dier name keiser van Romen, Philips coninc van vrancrijc Rijchaert coninc van Engelant. Die hertogen van Beyeren ende van Sassen Coenraet hertoge van Oostenrijc. Frederic hertoge van Swauen Henrick hertoge van Lothrijc ende Brabant. Philips graue van vlaenderen. Floris graef van Hollant. Dirck graue van Cleue Otto graue van Gelre, met veel ander vorsten ende princen Comende in calabrien vraechde die keiser den abt ioachim die seer geleert was ende begauet met den geest der prophetien, hoe dye cruysuaert voleynden soude. Hi antwoorde aldus Op dit pas en sullen die kersten niet veel proficeren int heilige lant, ende ghi keyser sult verdrencken eer ghi weder om comet Die keyser dit horende maecte zijn reyse mitten heren voornoemt door bulgarien ende tooch bouen sinte Joris arm omme na theilge lant Ende nam crachtelijc in vele steden ende sloten totter woestinen Sur genoemt mer die heylige stadt van Jherusalem en mocht hi niet crigen Waer om dat hi beleide den stercke stadt van egipten geheten Damiaten, gelegen opter riuieren vander Nile, om altijt een hauen te hebben int heylige lant te comen Mer want de stadt seer sterck was van toornen ende bisonder op die hauen int ancomen vander stadt, want dair ysere ende sware metalen raexen onder dat water gingen van dene toorne totter andere, mits welken de hauen ende stadt onwinlic was, ende die burgeren des te stouter So heeft ten lesten Willem graef Floris van hollant ander sone mit die van haerlem eenen nieuwen raet geuonden ende dede maken onder aenden rugge van sijn scip een stalen sage mit scarpe tanden ende verwachte den wint ende stroom, ende quam crachtelic gezeylen op die raexen vander hauen, ende ouer mits den groten last van tscip borsten de raxen an stucken, ende brochten also alle der kersten princen schepen in die hauen vander stadt van damiaten De keyser aenmerckende dat alsulken swaren ende onwinliken stat door cloecheit ende wijsheit Willems graef floris soon ingenomen was begaefde hi hem mit keyserlike giften, ende maecte hem ridder ende beual den princen ende grauen van hollant onder des keysers banier te rusten ende te staen. Voort gaf hi den vromen poorters van Haerlem totten .iiij. sterren die si in hoer schilt voerden een silueren swaert Ende de patriarck van Jherusalem gaf hem daer toe dat cruys, om dat si hem also cloekelic ende vroom gehadt hadden int innemen vander stadt van Damiaten

Dat 32ste kapittel. Van de dappere Hendrik, de eerste hertog van die naam met de wapens die hij gemaakt heeft. En hoe de sultan het heilige land weer veroverde en van de grote kruistocht bevolen op de op de Saracenen met meer andere.

Deze Hendrik de eerste van die naam nam weer aan het eerste wapen van Brabant, te weten het schild, de sabel met de gouden leeuw. Omtrent deze tijd, te weten 1137 zo won sultan of koning Saladin van Cairo de stad Jeruzalem en werd het door God toegestaan dat heilige land uit christenen handen weer genomen daar het omtrent 80 jaren onder geweest was van Godfrieds van Bouillon tijd. Wat God toestond vanwege de overvloed van zonden die van de christenen in het heilig land geschiedden onder wereldlijke en geestelijke. Toen deze sultan dood was en men hem ter aarde bracht had hij een lans laten hangen in een zwart kleed en er ging er een voor die met een horen blies en riep; ‘De bedwinger van Azië draagt niets anders met hem dan dit kleed en onze christenen tot een voorbeeld dat we ons tijdelijk goed niet met onze zullen dragen.’

Daarna in het jaar ons heren 1187 hebben Clemens, de paus van Rome de 3de en Frederik, keizer van Rome de 1ste, geboden en een algemene kruistocht ingesteld om weer terug te winnen de heilige stad Jeruzalem en zonden te Mainz op de Rijn een legaat genoemd Hendrik die het volk in Duitsland zou verzamelen. Van welke legertocht de voornaamste kapiteins en prinsen geweest zijn; Frederik de eerste van die naam en keizer van Rome, Filips, koning van Frankrijk, Richard koning van Engeland. De hertogen van Beieren en van Saksen, Koenraad, hertog van Oostenrijk. Frederik, hertog van Zwaben, Hendrik, hertog van Lotharingen en Brabant. Filips, graaf van Vlaanderen. Floris, graaf van Holland. Dirk, graag van Kleef. Otto, graaf van Gelre met veel andere vorsten en prinsen. Toen ze kwamen in Calabrië vroeg de keizer de abt Joachim, die zeer geleerd was en begaafd met de geest der profetie, hoe de kruistocht eindigen zou. Hij antwoordde aldus; ‘Op deze gang zullen de christenen niet veel profiteren in het heilige land en gij keizer zal verdrinken eer ge terugkomt.’ De keizer die dit hoorde maakte zijn reis met die heren door Bulgarije en trok boven de Bosporus om naar het heilige land. En nam krachtig vele steden en burchten in tot de woestijn Sina genoemd, maar de heilige stad Jeruzalem kan hij niet krijgen. Waarom hij de sterke stad van Egypte belegerde geheten Damiate, gelegen op de rivier Nijl om altijd een haven te hebben om in het heilige land te komen. Maar omdat de stad zeer sterk was van torens en vooral bij de haven in het aankomen van de stad want daarin was ijzer en zware metalen rakken gingen onder dat water van de ene toren tot de andere waarom de haven en stad onoverwinbaar was en de burgers des te dapperder. Zo heeft tenslotte graaf Willem, de andere zoon van Floris van Holland, met die van Haarlem een nieuwe raad gevonden en liet onder aan de boeg van zijn schip een stalen zaag maken met scherpe tanden en lette op de wind en stroom en kwam krachtig aanzeilen op de rakken van de haven en vanwege de grote last van het schip borsten de rakken in stukken en bracht alzo alle christen prinsen schepen in de haven van Damiate. De keizer die merkte dat zo’ n zware en onoverwinnelijke stad door kloekheid en wijsheid van graaf Willems ingenomen was begaafde hem met keizerlijke giften en maakte hem ridder en beval de prinsen en graven van Holland onder de keizers banier te rusten en te staan. Voort gaf hij de dappere poorters van Haarlem tot de 4 sterren die ze in hun schild voerden een zilveren zwaard. En de patriarch van Jeruzalem gaf hun daartoe het kruis omdat ze zich alzo kloek en dappere gedaan hadden in het innemen van de stad Damiate.

Daer na inden iare ons heren M C. ende xc. geschiedet dat die keyser inden somer alst seer heet was ende hi vermoeyt was inden wege, ginck in eenen riuier om hem vanden swete te reynigen ende te dwaen ende hem wat te vercoelen, ende verliet hem daer op dat hi wel swemmen conde ende quam inden stroom die so groot viel dat hi den keyser werp tegen een clippe onder dat water, dat hi verdrencte als die heremijt ende abt Joachim voor geseyt hadt Ende wert met groter rouwen begrauen in sinte Peters kerck inder stadt van Antiochien. [113r]

Die voorscreuen hertoge Henric nam te huwelick vrou Machtelt des grauen Matheus dochter van Bolonien oft Bonen daer hi .vi. kinderen aen wan alst Henrick die na hem hertoge bleef ende Godeuaert diemen heet van louen, een dochter die Marie heet ende troude den vierden keyser Oto, die ander troude graue Otto van gelre, die derde die troude die graue van Aluerne in vrancrijcke Ende die vierde dochter geheeten Machtelt troude die palsgraue opten Rijn ende daer nae troudese graue Floris van Hollant. Ende graef Willem van Hollant haer sone wert nader hant gecoren coninc van Almanien die verslagen wert vanden vriesen Haer ander sone heet Floris die de vlamingen te westcappele verwan., ende hadde een dochter die wert grauinne van Henegouwe. Vanden voorscreuen hertoge Henrick daelde ooc Henrick van Herstal. Jnt tweede iaer van hertoge Henric so destrueerde hi dat casteele van Duras inden gront ende dair maecte hi dat weder int .vi. iaer Doe voer hi met groter heyrcracht tegen graue Gheraert van Loon verbarrende ende des truerende sijn lant Waer af de sake was de voochdije van Sintruyden, welcke stadt hi belach ende beuacht seer vromelic

Jtem int .xviij. iaer van sinen hertochdom vinc hi graue Otte van Gelre, twelck Dieric graue van Hollant qualic nemende om dat graue Otte sijn goede vrient was, stac alle sijn macht te samen van vele goeder mannen ende quam daer mede voor Tshertogenbossche, dair hi mit geweldiger hant in quam opten .vi. dach van September, ende vinck aldaer Willem den eersten here van Parwijs ende henric van Cuyck des hertogen van Brabants broederen mit somige ridderen ende knechten, ende meende mit die geuangen in hollant te trecken. Hertoge Henric werts gewaer ende versaemde haestelic een grote macht van sinen volcke, ende is den graue van Hollant geuolcht om hem sinen geuangen weder te benemen. Als graue dirc dit vernam dat hem die hertoge aldus veruolchde, dede hi van grootmoedicheit sijn banieren ontwinden ende vertoefde hem in een dorp dat Hoesden heet ende sette hem daer te were, mer int einde creech de hertoge victorie ende die graue van Hollant wert daer geuangen. Mer hi was hem genadich den leeuwe gelijc die ouer die verwonnen goedertieren is, ende daer wert pays gemaect tusschen den hertoge ende den graue van Hollant, ende die graue gaf den hertoge voor sine schade die hi hem gedaen hadde .ij.m. marc siluers. Ende die graue van Gelre creech te wiue des hertogen dochtere

Jn desen tide waren die werelt verlichtende die heylige sinte Dominicus veruolger der heretijken ende began die ordene vanden predicaren Ende die vuerighe sinte Franciscus dye began die ordene vanden minrebruederen

Jtem corts daer na in stelde Albertus patriarck van Jherusalem die ordene van onser vrouwen broederen inden berch van carmelen. Ende Guillelmus van Parijs die ordene vanden Agustinen. Jtem die orden vanden duytschen heren van Pruyssen, ende die orden vander heyliger drieuoudicheit begonsten alle in dier tijt

Oock leefde in dien tijden sinte Maria van oyguies ende meester Jacob van Vitry, daer int eerste boeck af geseyt is. [113v]

Daarna in het jaar ons heren 1190 gebeurde het dat de keizer in de zomer toen het zeer heet was en vermoeid was in een rivier ging om zich van zweet te reinigen en te wassen en zich wat te verkoelen en verliet hem daarop dat hij goed zwemmen kon en kwam in de stroom die zo groot viel dat het de keizer tegen een klip wierp onder dat water zodat hij verdronk alzo de heremiet en abt Joachim voorzegt had. En werd met grote rouw begraven in Sint Petrus kerk in de stad Antiochi.

De hertog Hendrik nam ten huwelijk vrouw Mathilde, de dochter van graaf Matheus van Boulogne-sur-Mer daar hij 6 kinderen aan wod als Hendrik die na hem hertog bleef en Godfried die men noemt van Leuven, een dochter die Maria heette en trouwde de vierde keizer Otto, de ander trouwde graaf Otto van Gelre, de derde die trouwde de graaf van Auvergne in Frankrijk. En de vierde dochter geheten Machteld trouwde de palsgraaf op de Rijn en daarna trouwde ze graaf Floris van Holland. En haar zoon, graaf Willem van Holland, naderhand gekozen tot koning van Allemagne die verslagen werd van de Friezen. Haar andere zoon heette Floris die de Vlamingen te Westkapelle overwon en had een dochter en die werd gravin van Henegouwen. Van hertog Hendrik kwam ook Hendrik van Herstal. In het tweede jaar van hertog Hendrik zo vernielde hij het kasteel Duras tot in de grond en dat maakte hij weer in het 6de jaar. Toen voer hij met grote legerkracht tegen graaf Gerard van Loon en verbrandde en vernielde zijn land. Waarvan de oorzaak was de voogdij van Sint-Truiden welke stad hij belegerde en zeer dapper bevocht.

Item, in het 18de jaar van zijn hertogdom ving hij graaf Otte van Gelre wat de graaf van Holland Dirk kwalijk nam omdat graaf Otto zijn goede vriend was en stak al zijn macht tezamen van vele goede mannen en kwam daarmee voor Hertogenbos waar hij met geweldige hand in kwam op de 6de dag van september en ving aldaar Willem, de eerste heer van Perwijs en Hendrik van Kuik, de broer van de hertog van Brabant, met sommige ridders en knechten en meende met die gevangenen in Holland te trekken. Hertog Hendrik werd het gewaar en verzamelde haastig een grote macht van volk en is de graaf van Holland gevolgd om hem zijn gevangenen weer te benemen. Toen graaf Dirk dit vernam dat de hertog hem aldus volgde liet hij van grootmoedigheid zijn banieren ontwinden en vertoefde in een dorp dat Heusden heette en zette zich daar te verweer, maar op het eind kreeg de hertog victorie en de graaf van Holland werd daar gevangen. Maar hij was hem genadig, de leeuw gelijk die over de overwonnen goedertieren is, en daar werd vrede gemaakt tussen de hertog en de graaf van Holland en de graaf gaf de hertog voor zijn schade die hij hem gedaan had 2000 mark zilver. En de graaf van Gelre kreeg tot wijf de dochter van de hertog.

In deze tijd waren de wereld verlichtend de heilige Sint Dominicus, vervolger der ketters en begon de orde van de predikanten. En de vurige Sint Franciscus die begon de orde van de minderbroeders.

Item, kort daarna stelde Albertus, patriarch van Jeruzalem, de orde in van onze vrouwe broeders in de berg Carmel. En Guillelmus van Parijs de orde van de Augustijnen. Item, de orde van de Duitse heren van Pruisen en de orde van de heilige Drievuldigheid begonnen allen in die tijd.

Ook leefde in die tijd Sint Maria van Oignies en meester Jacob van Vitry waarvan in het eerste boek gezegd is.

Hoe dat hertoge Henrick met vele ander heren wonnen die grote stadt van Baruth, ende daer na Constantinopolen. etcetera.

ENde int iaer .xi C.xciiij. nam hi dat cruce aen onder den derden paus Jnnocentius ende track met Coenraert den eertsbisschop van Mens ende met veel anderen te Jerusalem waert, ende was capiteyn vanden kerstenen ende hy hielp beuechten ende winnen de machtige stadt van Baruth, so dat die heyden vlieden mosten. ende daer na hielp hi winnen Constantinopolen Ende graue Boudewijn van Vlaenderen ende van Henegouwen wert dair gemaect keyser van Griecken alsmen screef .M.CC. ende .iiij. DaerHH na keerde hertoge Henrick weder te lande

Jtem in sijn .xxviij. iaer alsmen schreef xij.C. ende .xij. opten heyligen Ascentie dach te Tercie tide wan hi die stadt van Ludick, ende quam daer in met grooter machte, ende grote manslachte geschiede daer, ia veel vrouwen ende kinderen werden daer ghedoot ende verdroncken vrouwen ende maechden werden geuioleert. Veel nochtan religose ende duechdelike maechden ende vrouwen werden bi groter miraculen daer af behoet, also onse here openbaerde sinte Marien van oyguies. etcetera. Groten roof geschieder ouer geestelike ende waerlike personen also dat die kercken ooc niet ghespaert en werden, ia den outaer van sinte Lambrecht was geuerwet met bloede Als dit geschiet was so hielt bisscop Huge van Ludic een sente ende vergaderinge [114r] vander clergien in die stadt hoeye ende daer dede hi hertoge Henric swaerlic inden banne om der voorscreuen misdaet wille Maer lange daer nae werdet pays gemaect tusschen den bisscop ende den hertoge die der kercken grote beternisse dede. Jnt iaer na dat hi Ludic wan so destrueerde hi Tongeren ende stichte roof ende brant daer omtrent. Mer int wederkeeren tusschen Montenaken ende Landen opt velt te Seps wet hi van den voorscreuen bisscop van Ludic ende vanden graue Lodewijck van Loon belaecht die met groten heyre op hem quamen ende versloeghen wel twee duysent mannen van sijnen volcke die meesten deele waren van Louen ende Liere. Ende veel werden daer geuangen, so dat die hertoge met luttel lieden most de vluchte nemen Twelc so men meent de wrake gods was ouermits der voorgaende misdaet, sonderlinge gedaen tegen die heylige kercke. Daer nae trocken die bisscop ende die graue tot Leeuwen ende Landen ende verbrandent

Jtem int iaer .M.CC. ende .xiij. coninc Philips van vrancrijke die tweeste die sinte Lodewijcx des conincx oude vader was, beriep tot Soysson eenen groten raet van eedel mannen, daer hertoge Henrick bi was. Ende also sijn eerste huysvrouwe ghestoruen was so gaf hem de coninc Philips te huwelic vrouwe Marie sijn dochtere, daer hi aen wan een dochter die namaels wert grauinne van Cleue. Jtem int selue iaer als hertoech Henrick te Bruessel lach soe quamen daer voor leggen met machte graue Ferrand van Vlaenderen, die graue van Saelberghe, des conincs broeder van Engelant, dye graue van Hollant, die graue van Bonen, daer si veel volcx lieten Ende dit beleg geschiede om datse den hertoge dwingen wilden dat hi coninc Philips van Vrancrijcke die sijn sweer was niet helpen en soude tegen hem, want coninc Philips dye wilde Vlaenderen dwingen, ende hy hadt daer te voren den graue van Vlaenderen grote scade gedaen want hi hielt veel steden in Vlaenderen daer hem hertoge Henrick behulpich toe gheweest hadde

Oec hadde coninc Philips veel scepen mit wapenen ende engyen ter orlogen dienende tot Ghent geladen, ende lagen int zwijn om ouer te varen op Engelant mer si werden met groter listicheyt van den Engelschen ghenomen

Als hertoge Henrick aldus was belegen om sijn voor gedaen verlies seer droeuich als een heer die sijn volc seer liefhadt, so versekerde hi den graue van Vlaenderen ende sijn adherenten als den coninc van Vrancrijcke niet behulpich te sine, ende liet hem daer toe sijn twe sonen te ghisele, mer corts werden si hem weder gheleuert

Jn desen tijden waren vergadert in Almanien .xx. dusent kinderen die tcruce aen namen ende vermaten hem dat heylich lant weder te crijgen Mer die duuel bedroochse, want als si quamen ter zee so werden si vanden zeerouers gheuangen ende vele verdroncken ende veele vanden sarasinen vercocht

Jtem desgelijcx vergaderden in Spaengien veel dusent scaepherders ende quamen te Parijs in vrancrijke ende verdoruen alle die goeden der clergien ende der gheestelicheyt, waer af hem dat gemeen volc verblijde, mer als si der leecken lieden goeden ooc begeerden te rouen doe werden si verslagen [114v]

Jtem int iaer .M.CC. ende .xiiij. quam keyser Otto die vierde te Maestricht ende hi nam te huwelijc hertoch Henricx dochter geheten Marie Ende also de keyser beraden was metten graue van Vlaenderen te striden opten coninc Philips, so bracht hi hertoch Henrick ooc daer toe met hem ooc verbont te maken, want die coninc van Engelant hem dair toe versocht hadde So vergaderden si al te samen mitten voorscreuen vier grauen bi Doornijcke aen die brugge van Louines met groten heyre tegen de macht des conincx van Vrancrijcke.

Hoe dat hertog Hendrik met vele andere heren wonnen de grote stad van Beiroet en daarna Constantinopel et cetera.

En in het jaar 1194 nam hij de kruistocht aan onder de derde paus Innocentius en trok met Koenraad, de aartsbisschop van Mainz, en met veel anderen te Jeruzalem waart en was kapitein van de christenen en hij hielp bevechten en winnen de machtige stad Beiroet zodat de heidenen vlieden moesten en daarna hielp hij winnen Constantinopel. En graaf Boudewijn van Vlaanderen en van Henegouwen werd daar keizer van Griekenland gemaakt toen men schreef 1204. Daarna keerde hertog Hendrik weer te land.

Item, in zijn 28ste jaar toen men schreef 1212 op de heilige hemelvaart dag te tertie tijd won hij de stad van Luik en kwam daarin met grote macht en grote manslacht geschiedde daar, ja veel vrouwen en kinderen werden daar gedood en verdronken, vrouwen en maagden werden verkracht. Veel nochtans religieuzen en deugdelijke maagden en vrouwen werden door groot mirakel daarvan behoed zoals onzer heer openbaarde aan Sint Maria van Oignies, etc. Grote roof geschiedde erover geestelijke en wereldlijk en waardige personen alzo dat de kerken ook niet gespaard werden, ja het altaar van Sint Lambrecht was gekleurd met bloed. Toen dit geschied was zo hield bisschop Hugo van Luik een synode en vergadering van de geestelijkheid die in de stad woonden en daar liet hij hertog Hendrik zwaar in de ban doen vanwege die misdaad. Maar lang daarna werd vrede gemaakt tussen de bisschop en de hertog die de kerk grote verbetering deed. In het jaar nadat hij Luik wond zo vernielde hij Tongeren en stichtte roof en brand daaromtrent. Maar in het terug keren tussen Montenaken en Landen op het veld te Steps werd hij van de bisschop van Luik en van graaf Lodewijk van Loon belaagd die met een groot leger op hem kwamen en versloegen wel tweeduizend mannen van zijn volk die voor het grootste del waren van Leuven en Lier. En veel werden er gevangen zodat de hertog met weinig lieden de vlucht moest nemen. Wat zo men meent de wraak van God was vanwege de voorgaande misdaad en vooral gedaan tegen de heilige kerk. Daarna trokken de bisschop en de graaf naar Leeuw en Landen en verbranden het.

Item, in het jaar 1213 koning Filips de 2de van Frankrijk, die Sint Lodewijk grootvader was, beriep te Soissons een grote raad van edele mannen waar hertog Hendrik bij was. En alzo zijn eerste huisvrouw gestorven was zo gaf hem koning Filips ten huwelijk zijn dochter vrouwe Maria waar hij aan won een dochter die later gravin van Kleef werd. Item, in hetzelfde jaar toen hertog Hendrik te Brussel lag zo kwamen daarvoor liggen met macht graaf Ferrand van Vlaanderen, de graaf van Saalberge, de broeder van de koning van Engeland, de graaf van Holland, de graaf van Boulogne-sur-Mer met veel volk. En dit beleg geschiedde omdat ze de hertog dwingen wilden dat hij zijn zwager koning Filips van Frankrijk niet helpen zou tegen hen want koning Filips die wilde Vlaanderen dwingen en hij had daar tevoren de graaf van Vlaanderen grote schade gedaan want hij hield veel steden in Vlaanderen daar hem hertog Hendrik behulpzaam was geweest.

Ook had koning Filips veel schepen met wapens en machines die ter oorlog dienden te Gent geladen en lagen in het Zwin om over te varen op Engeland, maar ze werden met grote listigheid van de Engelsen genomen.

Toen hertog Hendrik aldus was belegerd en was om zijn voorgedane verlies zeer droevig als een heer die zijn volk zeer lief had zo verzekerde hij de graaf van Vlaanderen en zijn aanhangers dat hij de koning van Frankrijk niet behulpzaam zou zijn en liet hen daartoe zijn twee zonen als gijzelaars, maar gauw daarna werden ze hem weer geleverd.

In deze tijd waren in Allemagne verzameld 20 000 kinderen die de kruistocht aannamen en vermaten zich dat heilige land weer te krijgen. Maar de duivel bedroog ze want toen ze ter zee kwamen zo werden ze van zeerovers gevangen en velen verdronken en veel aan de aan de Saracenen verkocht.

Item, desgelijks verzamelden in Spanje veel duizend schaapherder en kwamen te Parijs in Frankrijk en bedierven al het goed der klerken en geestelijkheid waarvan zich dat gewone volk verblijdde, maar toen ze het leken goed ook begeerden te roven toen werden ze verslagen.

Item, in het jaar 1214 kwam keizer Otto de vierde te Maastricht en hij nam ten huwelijk de dochter van hertog Hendrik geheten Maria. En alzo de keizer beraden was met de graaf van Vlaanderen te strijden op koning Filips zo bracht hij hertog Hendrik ook daartoe met hem een verbond te maken want de koning van Engeland had hem daartoe verzocht. Zo verzamelden ze alle tezamen met de vier graven bij Doornik aan de brug van Bouvines met groot leger tegen de macht van de koning van Frankrijk.

Vanden groten stride die voor Doornijcke geschiede daer die grauen voor seyt gheuangen werden. etcetera.

DJe coninc van Vrancrijcke aensiende die grote menichte sijnre vyanden stercte sijn volc ende verwectese om striden want sijn sake rechtuerdich was ende dye keyser was inden banne vanden paus Ende de coninc dede doe lesen somige psalmen om victorie te hebben. als Benedictus Expugnat Domine in virtute tua. Ende hi ghinc selue in een kercke daer bi gode biddende met tranen, stellende sijn hope op god, want sijn vianden op dye tijt veel stercker waren dan hi. Ende het quam tot eenen strijde die seer vreeslic begonnen wert. De lucht wert veruolt mitten gheschutte vanden artchieren, de aerde beefde vanden gedrussche der lopender peerden die so snellijc op malcander in een gedrongen liepen datter menige ter aerden viel, groot volc wertter verslagen, mer die coninc Philips had victorie door gods verhengenisse, ende die vier grauen werden geuangen, twelc alte groten volck coste Maer die keyser ende hertoge Henrick met haren volcke hielden hem so vast in een datse niet geuangen en waren mer si ontuloden ende haer volc wert vele verslagen. Coninc philips hielt sonderlinge lange geuangen den graue van Vlaenderen ende den graue van Bonen dat hi sinen wille van hem lieden had

Dese coninc philips was seer victorioes ende die alder vroomste die na den groten Karle in vrancrijke geregneert hadde, want hi veel striden wan in sijn leuen Ende op die selue tijt als hi dese victorie bi Dornijcke hadde so hadden beyde sijn sonen in verscheyden steden in vrancrijke ooc strijt ende victorie tegen haer vianden. Ooc leestmen van coninc philips van Vrancrijcke dat hi twemalen track ouer tmeer op die ongelouige die vromelic beuechtende. etcetera.

Jtem hertoge Henrick voorseyt van Brabant wan ende destrueerde in zijn ouderdom Randenrode bi beuel des .ix. paus Gregorius, want het waren alle ketters ende quade heretiken

Omtrent den seluen tijde te weten int iaer ons heeren .M.CC. ende .xxxiiij so wasser een ghemeen cruysuaert op die onghelouighe Stadigers. Ende Henrick dye outste sone van hertoge Henric was capiteyn vanden gecruysten volcke van verscheyden landen. Ende also track hi op die Stadigers, die welcke als si vernamen so groten volck op hem te comen om te beuechten, soe maecten si hem seere sterck in groter menichten ende ordineerden hem in battaylgien te staene voor scerp ende achter breet, so datse seer qualijken te becomen waren want si hielden hem [115r] seer vast in een, so datter seer geuochten wert Mer int eynde met subtilen rade ende groten arbeyde ende alre meest bider gracien gods so werden si gheschoert ende verstroyet ende waren meest alle ghedoot ende verslagen, meer dan dusent mannen, behaluen wijuen ende kindren die sonder ghetal waren die alle gedoot waren. Aldus dancten onse lieden gode vander victorien ende keerden elck weder int sijne

Ende int naeste iaer daer na soe wert hertoch Heynrick met eender siecten beuangen so swaerlijck dat hi die bitter doot ghesmaect heeft ende sterf te Colen als hi .xlviij. iaren hertoge had geweest. Ende hi wert gebracht tot Louen daer hi begrauen wert in sinte Peters kercke int midden vanden choor. Ende in die selue plaetse leydt oock vrouwe Marie keyserinne van Rome sijn eerste dochter. Ende vrou Marie sijn leste huysurouwe die leyt tot Hafflignem in die abdye

Hier mede so swijghe ick van desen hertoghe Henrick van Brabant, achterlatende somige gesten die niet auctentijck en sijn Ende sal voort bescriuen van sijnen sone den tweesten hertoge Henric van dien name van Brabant.

Jtem noch in des voorseyden hertoghe Henricx tijden so leefde dye paus Jnnocentius de derde die seer orbaerlick was der heyliger kercken. Hi destrueerde veel heresien of ketterijen ende hi maecte veel rechten ende decretalen Ende hi hielt dat consilium van Latranen te Rome, daer vergadert waren M.CCC.xv. prelaten.

Jtem ooc leefde in dien tijden sinte Elyzabeth lantgrauinne van Doringen, ende si was des conincx van Hongerijen dochter, gode dienende in wonderliker heylicheden des leuens

Jtem sinte Lodewijc die coninc van Vrancrijcke leefde doe, ende sinte Lodewijck die minrebroeder ende die bisscop van Tholosen, ende hi was des ander sinte Lodewijcx ooms sone, geboortich totten conincrijcke van Sicilien ende totten lande van Angouwen

Jtem die heylige stadt van Jerusalem wert vanden Sarasijnen ghedestrueert totter aerden toe, wtgenomen den tempel ende Dauids stadt

Van de grote strijd die voor Doornik geschiedde daar de voorgenoemde graven gevangen werden, etc.

De koning van Frankrijk zag de grote menigte van zijn vijanden sterkte en wekte ze op te strijden want zijn zaak was rechtvaardig en de keizer was in de ban van de paus. En de koning liet toen sommige psalmen lezen om victorie te hebben als Benedictus Expugnat Domine in virtute tua. En hij ging zelf in de kerk en bad daar God met tranen en stelde zijn hoop op God want zijn vijanden waren in die tijd veel sterker dan hij. En het kwam tot een strijd die zeer vreselijk begonnen werd. De lucht werd vervuld met geschut van de artillerie, de aarde beefde van het gedruis van de lopende paarden die zo snel op elkaar ineendrongen zodat er menigeen ter aarde viel, groot volk werd er verslagen, maar koning Filips had victorie door Gods wil en de vier graven werden gevangen, wat al te veel volk kostte. Maar de keizer en hertog Hendrik met hun volk hielden zich zo vast ineen dat ze niet gevangen waren, maar ze ontkwamen en van hun volk werden velen verslagen. Koning Filips hield vooral lang gevangen de graaf van Vlaanderen en de graaf van Boulogne-sur-Mer totdat hij zijn wil van hen had.

Deze koning Filips was zeer victorieus en de aller dapperste die na de grote Karel in Frankrijk geregeerd had want hij won veel strijd in zijn leven. En op dezelfde tijd toen hij deze victorie bij Doornik had zo hadden beide zijn zonen in verschillende plaatsen in Frankrijk ook strijd en victorie tegen hun vijanden. Ook leest men van koning Filips van Frankrijk dat hij tweemaal trok over de zee op de ongelovige en die dapper bevocht, etc.

Item, hertog Hendrik van Brabant won en vernielde in zijn ouderdom Randenrode op bevel van paus Gregorius de 9de want het waren allen ketters.

Omtrent dezelfde tijd, te weten in het jaar ons heren 1234 zo was er een algemene kruistocht op de ongelovige Saracenen. En Hendrik, de oudste zoon van hertog Hendrik, was kapitein van de kruisvaarders van verschillende landen. En alzo trok hij op de Saracenen die toen ze zoՠn groot volk op hen komen vernamen om te vechten zo maakten ze zich zeer sterk in grote menigten en ordineerden zich in bataljons voor scherp en achter breed zodat ze zeer slecht te bekomen waren want ze hielden zich zeer vast ineen zodat er zeer gevochten werd. Maar in het einde met subtiele raad en grote arbeid en aller meest bij gratie van God zo werden ze gescheurd en verstrooid en meest allen gedood en verslagen, meer dan duizend behalve wijven en kinderen die zonder getal waren die allen gedood werden. Aldus dankten onze lieden God van de victorie en keerde elk weer in de zijne.

En in het volgende jaar daarna zo werd hertog Hendrik zo zwaar met een ziekte bevangen zodat hij de bittere dood gesmaakt heeft en stierf te Keulen toen hij 48 jaren hertog was geweest. En hij werd gebracht te Leuven daar hij begraven werd in Sint Petrus kerk in het midden van het koor. En in dezelfde plaats ligt ook zijn eerste dochter Maria, keizerin van Rome. En zijn laatste huisvrouw Maria die ligt te Affligem in de abdij.

Hiermee zo zwijg ik van deze hertog Hendrik van Brabant en laat na sommige verhalen die niet authentiek zijn. En zal voort beschrijven van zijn zoon de tweede hertog Hendrik van Brabant.

Item, noch in de voor genoemde hertog Hendrik tijd zo leefde de paus Innocentius de derde die de kerk zeer nuttig was. Hij vernielde veel ketterij en hij maakte veel rechten en decreten. En hij hield dat concilie van Lateranen te Rome waar 1315 prelaten verzameld waren.

Item, ook leefde in die tijd Sint Elizabeth, landgravin van Thringen, ze was de dochter van de koning van Hongarije en diende God in wonderlijke heiligheid van leven.

Item, Sint Lodewijk, koning van Frankrijk, leefde toen en Sint Lodewijk die minderbroeder en de bisschop van Toulouse en hij was de zoon van de oom van de andere Sint Lodewijk en geboren uit het koninkrijk Sicilië en het land Anjou.

Item, de heilige stad Jeruzalem werd van de Saracenen vernield tot de grond toe, uitgezonderd de tempel en Davids stad.

Dat .xxxiij. capitel. Vanden .ij. hertoge henric gheheten die grootmoedige.

DJe .ij. Henric geheten die grootmoedighe wert hertoghe int iare .M CC.xxxv. die bi sijns vaders tiden die Stadingers verwonnen had als voorseyt is. seer vroom ende grootmoedich was hi tegen sijn vianden Ende eerste nam hi te huwelijcke vrouwe Marie coninc Philips dochter van Almanien oft anders roomsche coninc die des eer- [115v] sten keisers Fredericx sone was, daer aen wan Henric een sone die ooc Henric heet, ende .iiij. dochteren Deerste heet Machtelt ende was te huwelic gheghe[uen] des conincx van Vrancrijck broeder ende was graue van Artoys ende Simpoel. Daer af quam de vrome Robrecht van Artoys. Die ander dochter heet Marie ende die hadde te wiue de hertoge van Beyeren. Die derde heet Beatris ende die had die lantgraue van Doringen Die vierde heete Margriete ende bleeff maget die werelt begeuende ende wert nonne in sinte Bernaerts orden in de abdije van shertogen dale, die haer vader die tweede hertoge Henrick stichte, daer toe besettende die grote thienden van ouer Yssche met anderen goeden, ende namaels wert daer de selue Margriete abdisse. Als de eerste huisurouwe van hertoge Henrick ouerleden was so troude hi een ander edel bloeme Sophie sinte Lijsbetten van Doringen dochter die seer duechdelic, gode vresende ende ontfermhertich was. Ende nauolgende dat exempel van hairder moeder so plachse geerne te visiteren ende te troosten die arme siecken daer sijse wiste, ende gaf veel aelmissen haer leuen voort regulerende na dye wercken die si in haer moeder ghemerct hadde Dese goede Sophie hadde van hertoghe Henrick eenen sone die ooc Henrick heet ende die werdt namaels lantgraue van Doringen. Dese voorseyde hertoghe Henrick hadde in sijnre tijt grote oorloge tusschen den Rijn ende die Mase, want hi wan Randenrode ende destrueerdet inden gront. Daer na belach hi Colen met grooter machte ende street tegen die van binnen ende wat buten der stat stont dat destrueerde hi. Ende want Colen niet te crigen en was so track hi tot Bonne in die wijngaerde die hi verderuen dede ende hi doorreet alle tlant so dat hem niemant wederstaen en dorste. Mer als hi noch voor Colen lach so gheuielt dat sijn sommiers die totten heyre waert quamen met visschen die si voerden so leden si voor bi dat casteele van Daelhem dat nv den hertoge toe behoort Doe quamen die kinder des heren van Daelhem ende roofden die visschen mit ghewelde ende deden ouerlast des hertogen dienaren twelc si namaels beclaechden. Die hertoghe dit horende soe wert hi beroert ende hi swoer dat hi dat wreken soude eer hi in Brabant weder keerde. So quam die hertoghe Heynrick ende beleyde Daelhem, twelck hi creech met al sijn toe behoorten, daer Brabant seer mede ghesterct was van dier sijden.

Jn dees hertogen tijde was die heylige kercke verlicht van groten leraers als sinte Thomas van aquinen ende Albertus magnus beyde vanden predicaren ordene. Ende sinte Bonauentura ende Alexander de Hales vander minre broeder ordenen ende meer ander

Jck keer weder op hertoge Henric den grootmoedigen denwelcken die vierde paus Jnnocentius grote eer bewees hem presenterende dat keyserijck want keyser Frederic die tweede was af geset om sijnre tyrantscap wille ende sterff namaels haestelic, want hi wert van sijnen sone vermoort, gelijc hi daer te voren sinen anderen sone selue verworget hadde, aldus geschiede hem also hi selue gedaen hadde. Mer als Frederick noch leefde so was de seste Henric totten keiserijcke gecoren geweest die niet en mochte Frederick verwinnen. Na [116r] welck Henricx doot hertoge Henrick van Brabant daer toe versocht werdt, mer hi excuseerde hem van tkeyserijke te aenueerden ende hi recommendeerde daer toe sijn suster sone graue Willem van Hollant, die bi beuele vanden voorseyden paus Jnnocentius coninc van Almanien gecoren wert vanden kuervorsten Ende track tot Aken daer hi blideliken ontfangen wert ende daer hi hoochlic sijn edelheyt toonde Ende als hi inden wille stont van daer te reisen tot Rome om die keyserlijcke crone te ontfangen so werden die Vriesen hem oprechtende tegen coninc Willem. Ende soe track hi met groten heyre op die Vriesen daer hi bi ongheualle verslagen wert, twelc namaels graue Floris sijn sone swaerlic wrack op die Vriesen

Als die twede hertoge Henric .xxij. iaren geregneert had so sterf te Louen Jnt iaer .M.CC.xlvij. ende hi wert begrauen int clooster te Vileer van sinte Bernaerts ordene

Omtrent desen tijt soe ontfinck die heylige coninc sinte Lodewijc dat cruce ende hi track ouer dat meer op die onghelouigen

Dat 33ste kapittel. Van de 2de hertog Hendrik geheten de grootmoedige.

De 2de hertog Hendrik geheten de grootmoedige werd hertog in het jaar 1235 die in zijn vaders tijd de Saracenen overwonnen had. Zeer dapper en grootmoedig was hij tegen zijn vijanden. En eerst nam hij ten huwelijk vrouw Maria, de dochter van Allemagne of anders Roomse koning die de eerste zoon was van keizer Frederik. Daaraan won Hendrik een zoon die ook Hendrik heette en 4 dochters. De eerste heette Machtelt en was ten huwelijk gegeven aan de broer van de koning van Frankrijk en was graaf van Artois en Saint-Pol. Daarvan kwam de dappere Robert van Artois. De andere dochter heette Maria en die had tot wijf de hertog van Beieren. De derde heette Beatrix en die had de landgraaf van Thüringen. De vierde heette Margaretha en bleef maagd en begaf de wereld en werd non in de orde van in Sint-Bernard in de abdij van Hertogendal die haar vader de tweede hertog Hendrik stichtte en daartoe zette de grote tienden van over IJsse met ander goed en later werd die Margaretha abdis. Toen de eerste huisvrouw van hertog Hendrik overleden was zo trouwde hij met een andere edele bloem, Sofia, de dochter van Sint Elisabeth van Thüringen die zeer deugdzaam en God vreesde en ontfermend was. En volgde het voorbeeld van haar moeder na en zo plag ze graag te bezoeken en te troosten de arme zieken daar ze hen wist en gaf veel aalmoezen in haar leven en voort regelde naar de werken die ze in haar moeder bemerkt had. Deze goede Sofia had van hertog Hendrik een zoon die ook Hendrik heette en werd later landgraaf van Thringen.

Deze hertog Hendrik had in zijn tijd grote oorlog tussen de Rijn en de Maas want hij won Randerode en vernielde het tot in de grond. Daarna belegerde hij Keulen met grote macht en streed tegen die van binnen en wat buiten de stad stond vernielde hij. En omdat Keulen niet te krijgen was zo trok hij Bonn in de wijngaard die hij liet vernielen en hij doorreed het hele land zodat hem niemand weerstaan durfde. Maar toen hij noch voor Keulen lag zo gebeurde het dat zijn paardrijders die tot het leger behoorden met vissen kwamen die ze voerden en zo gingen ze voorbij dat kasteel van Dalhem dat nu de hertog toebehoort. Toen kwamen de kinderen van de heer van Dalhem en roofden de vissen met geweld en deden overlast aan de dienaren wat ze later beklaagden. De hertog die dit hoorde werd zeer geroerd en hij zwoer dat hij dat wreken zou eer hij in Brabant terug keerde. Zo kwam hertog Hendrik en belegerde Dalhem wat hij kreeg met al zijn toebehoren waar Brabant mee versterkt was van die zijde.

In de tijd van deze hertog was de heilige kerk verlicht van grote leraars als Sint Thomas van Aquino en Albertus Magnus, beide van de predikanten orde. En Sint Bonaventura en Alexander van Hales van de minderbroeder orde en meer anderen.

Ik keer weer op hertog Hendrik de grootmoedige die de vierde paus Innocentius grote eer bewees en hem presenteerde dat keizerrijk want keizer Frederik de tweede was afgezet vanwege zijn tirannie en stierf later haastig want hij werd van zijn zoon vermoord gelijk hij daar tevoren zijn andere zoon zelf gewurgd had aldus gebeurde hem alzo hij zelf gedaan had. Maar toen Frederik noch leefde ze was de zesde Hendrik tot het keizerrijk gekozen die Frederik niet kon overwinnen Na de dood van die Hendrik werd hertog Hendrik van Brabant daartoe verzocht, maar hij excuseerde hem van keizerrijk te aanvaarden en beval daartoe de zoon van zijn zuster, graaf Willem van Holland, die bij aanbeval de paus Innocentius tot koning van Allemagne te kiezen van de keurvorsten. En trok tot Aken waar hij blijde ontvangen werd en waar hij zeer hoog zijn edelheid toonde. En toen hij in de wil was om nar Rome te reizen om de keizerlijke kroon te ontvangen zo stonden de Friezen op tegen koning Willem. En zo trok hij met een groot leger op de Friezen waar hij bij ongeval verslagen werd wat later zijn zoon graaf Floris zeer zwaar wraakte op de Friezen.

Toen de tweede hertog Hendrik 22 jaar geregeerd had zo stierf hij te Leuven in het jaar 1247 en hij werd begraven in het klooster te Villers van Sint-Bernards orde.

Omtrent deze tijd zo begon de heilige koning Sint Lodewijk de kruisvaart en hij trok over zee op de ongelovigen.

Dat .xxxiiij. capitel. Vanden heyligen coninc sinte Lodewijc van Vrancrijke, ende van sinen doctrinen ende leeringen

OM merckelijke redenen so wert hier in gebracht int corte dat heilich leuen ende leringen vanden coninc sinte Lodewijc als een spieghel alder duechden daer hem alle princen ende heren sonderlinge in spiegelen mogen. Van wiens heylige geslachte dye hertogen van Brabant af ghedaelt sijn van vrouwe Janne van Brabant voort, alsoe den voorscreuen boom dat wtwijst Oock so was sinte lodewijc van des groten coninc Karels geslachte van sijnre oudemoeder wegen der goeder coninginnen Elizabeth die die tweede coninc Philips hadt ghetrout daer hier voor af gheseyt is die aen haer wan den .vij. coninc Lodewicus die alte kersteliken ende heyligen coninc was Ende hi had getrout sinte Blancke des conincx van Spaengien dochter Ende daer aen wan hi desen heylighen coninc sinte Lodewijc den .viij. ende Kaerlen den graue van Angouwen die wert coninc van Sicilien ende Napels ende was sinte Lodewijcx vader die minrebroeder ende bisscop was

Die voorscreuen coninc sinte Lodewijc die was van sijnen ionghe iaren een soet iongelinc minlic ende ontfanclic in alre menschen ogen op wassende in alder heylicheit ende puerheyt van leuen Ende als hi te wiue genomen had die eedel bloeme Margriete des grauen dochtere van Prouencien So abstineerden si dicwil vander huweliker schult in reynicheden leuende, sonderlinge door al den aduent ende in die xl. dagen vander vasten ende op ander vaste dagen. Jtem sijn kinder dede hi met neersticheyt op voeden seer kerstelic ende met vermaningen ende goede exempelen leerde hijse dye werelt versmaden, hem seluen kennen ende gode deuotelic dienen Ende hi plach te vertellen van sijnre moeder sinte Blancken der coninginnen seggende aldus. Mijn [116v] lieue moeder seyde van mi dien si bouen alle sterflike creatueren minde, indien dat ic siec werde totter doot toe ende dat ic niet ghenesen en conde sonder yet te doen twelc dootlike sonde waer, si soude mi lieuer hebben laten steruen dan dat ik mijnen scepper dootliken vertoornt hadde Ende dit woort van sijnre moeder hadde sinte Lodewijc so vast gheprent in sijnre herten dat hi in .lvi. iaren also lange als hi leefde hem seluen bider gratien gods hielt onbeulect van allen dootsonden also sijn biechtvader dat tugede die een rechtuerdich ende gheleert man was, die welc .xx. iaren lanck sijn biecht gehoort hadde

Jtem alle weken des vridachs plach sinte Lodewijc te biechten ende dan ontfinc hi discipline van sijn biechtvaders handen op sijn bloot lichaem met vijf yeseren ketekens te gader geuoecht Ende als sijn biechtvader wt compassien soeteliken sloech, dan dede hi hem een teken dat hi stijuer slaen soude

Jtem inden aduent ende ooc in die vasten ende in die vier vigilien van onser soeter vrouwen, so droech hi heymeliken wt groter deuocien een haren cleet op sijn naecte lichaem, twelck dat namaels sijn biechtvader als hijt vernam hem verboot ouermits de grote tederheit sijns lichaems Ende op die vigilien onser soeter vrouwen ende opten goeden vrydach vaste hi te water ende te brode. Sonderlinge blincte in dese heylige man die duecht der ootmoedicheit gelijc den carbonckel geset inden goude want hoe hi meerder was hoe hi hem meer verootmoedichde in allen dingen Want alle saterdagen plach hi in een heymelike stede somiger armer menschen voeten te wasschen mit gebogen knien ende daer na droochde hyse ende custese ootmoedelic Desgelijcx bestorte hi haer handen ende custese, ende dan gaf hi hem een yegelick een somme van penningen. Jtem ouer die siecke ende allendige menschen had hi grote compassie ende was hem seere ontfermhertich dien hi dicwils diende met sinen handen. Want als hi quam tot Parijs ende in anderen steden sijns rijcx, so ghinc hi visiteren die hospitalen ende gasthusen daer veel siecken waren, ende sonder scroemen ofte vereysen harer onreynicheyt ofte onbequaemheyt so spijsede hise dicwils ende diende hem mit sijnen handen ende bughende knien. Ende op een tijt diende hi eenen lazerschen monick op sijn knien die seer vreselicken was om aen te sien, want sijn ooge ende nase waren van zericheden doorgheten Ende sinte Lodewijc stac hem ootmoedelijck spijs ende dranck in sijnen mont sonder vereysen. Dat aensach die abt ende wert suchtende ende tranen stortende om de grote goedertierenheyt des conincx

Dat 34ste kapittel. Van de heilige koning Sint Lodewijk van Frankrijk en van zijn doctrines en leringen.

Om merkelijke redenen zo wordt hier ingebracht in het kort dat heilige leven en leringen van koning Sint Lodewijk als een spiegel aller deugden waarin zich alle prinsen en heren vooral in spiegelen mogen. Van wiens heilige geslacht de hertogen van Brabant afgedaald zijn van vrouwe Johanna van Brabant voort alzo de voorschreven boom dat uitwijst. Ook zo was Sint Lodewijk van het geslacht van de grote koning Karels geslacht vanwege grootmoeder de goede koningin Elizabeth die met de tweede koning Filips was getrouwd waarvan gezegd is en die aan haar won de 7de koning Lodewijk die al te christelijke en heilige koning was. En hij was getrouwd met de dochter van de koning van Spanje Sint Blanca. En daaraan won hij deze heilige koning Sint Lodewijk de 8ste en Karel de graaf van Anjou die werd koning van Sicili en Napels en was de vader van Sint Lodewijk die minderbroeder en bisschop was.

De koning Sint Lodewijk groeide op in zijn jonge jaren als een lieve beminnelijke ontvankelijk in alle mensen ogen in alle heiligheid en zuiverheid van leven. En toen hij tot wijf genomen had de edele bloem Margaretha, de dochter van de graaf van Provence, zo onthielden ze zich vaak van de huwelijkse schuld en leefden in reinheid en vooral de advent en de 40 dagen van de vasten en op ander vaste dagen. Item, zijn kinderen liet hij met vlijt zeer christelijk opvoeden met vermaningen en goede voorbeelden leerde hij ze de wereld te versmaden, zichzelf te kennen en God devoot te dienen. En hij plag te vertellen van zijn moeder de koningin Sint Blanca en zei aldus; ‘Mijn lieve moeder zei me van die ze boven alle sterfelijke creaturen minde, indien dat ik ziek werd tot de dood toe zodat ik niet genezen kon zonder iets te doen wat een doodzonde was, ze zou me liever hebben laten sterven dan dat ik mijn schepper dodelijk vertoornd had.’ En dit woord van zijn moeder had Sint Lodewijk zo vast geprent in zijn hart dat hij 56 jaren alzo lang hij leefde zichzelf bij gratie Gods onbevlekt hield van alle doodzonden alzo zijn biechtvader dat getuigde die een rechtvaardig en geleerd man was die 20 jaren lang zijn biecht gehoord had.

Item, alle weken op vrijdag plag Sint Lodewijk te biechten en dan ontving hij discipline van zijn biechtvaders handen op zijn blote lichaam met vijf ijzeren kettingen tezamen gevoegd. En als zijn biechtvader uit medelijden hem lieflijk sloeg dan deed hij hem een teken dat hij stijver zou slaan.

Item, in de advent en ook in die vasten en in de vier vigilies van onze lieve vrouw zo droeg hij heimelijk een haren kleed op zijn naakte lichaam wat later toen zijn biechtvader het vernam hem verbood vanwege de grote teerheid van zijn lichaam. En op die vigilie van onze lieve vrouwe en op de Goede Vrijdag vastte hij met water en brood. Vooral blonk deze heilige man uit in de deugd van ootmoed gelijk een karbonkel gezet in goud want hoe hij meer was hoe hij zich meer verootmoedigde in alle dingen. Want alle zaterdagen plag hij in een heimelijke plaats sommige arme mensen voeten te wassen met gebogen knien en daarna droogde hij en kuste ze ootmoedig. Desgelijks bestorte hij hun handen en kuste ze en dan gaf hij iedereen een som van penningen. Item, over de zieke en ellendige mensen had hij groot medelijden en was hen zeer ontfermend die hij vaak bediende met zijn handen. Want toen hij te Parijs kwam en in andere steden van zijn rijk zo ging hij de hospitalen bezoeken en gasthuizen waar veel zieken waren en zonder schroom of ijzen van hun onreinheid of onbekwaamheid zo spijsde hij ze vaak en diende hen met zijn handen en buigende knieën. En op een tijd diende hij een melaatse monnik op zijn knieën die zeer vreselijk was om aan te zien want zijn ogen en neus was van zeer doorgegeten. En Sint Lodewijk stak hem ootmoedig spijs en drank in zijn mond zonder te ijzen. Dat zag de abt en begon te zuchten en tranen te storten om de grote goedertierenheid van de koning.

Jnt regimente sijns rijcx soe bewees hem sinte Lodewijck met sulcker macht ende wijsheyt, dat hi met neerstighen ondersoecke der saken eenen yegelijcken iusticie ende recht dede sonder wtneminge der personen Ende want hi besorchde dat der armer lieden saken cume tot hem soude mogen comen, so sadt hi tweeweruen ter wecken in eenen stede om te aenhoren die clachten van den lieden, ende dicwils soe dede hijse haestelic ontcommeren

Jtem sinte Lodewijc ordineerde die xij. genoten van Vrancrijcke, om datse in grote saken raet vander cronen souden sijn, als .vi. geestelike ende .vi. weerlike. [116ar]

Ende die hebben elc haer officie omtrent den coninc, sonderlinghe als hi wert ghesacreert te Riemen Ende als eenige ghenoten daer niet en comen so werden op die tijt ander heren van des conincx bloede geset in haer stede. Die .vi. geestelicke ghenoten sijn eerst die eertsbisscop ende hertoghe van Riemen die sacreert oft saluet den coninc met der olyen ghenomen wter heyligher ampullen dye wten hemele quam als sinte Remijs den coninc Clodoueus doopte. Die tweeste is die bisscop ende hertoge van Louwen, die draecht die heylige ampulle. Die derde is de bisscop ende hertoge van Lagre, die draecht des coninx septre. Die vierde is de bisscop ende graue van Beauays, dye draecht des conincx wapenrock. De vijfste is die bisschop ende graue van Chalon in Campanien, die draecht des conincs signet. Die seste is de bisscop ende graue van Noyon, die draecht des conincs gordel. Die .vi. weerlike sijn Eerst die hertoge van Bourgondien, dye draecht die coninclike cronen ende hi gordet den coninc sijn sweert. Die tweede is de hertoge van Normandijen, die draget des conincx baniere. Die derde is de hertoge van Aquitanien, dats Gwiennen ende Gasconien, die draecht des conincs tweeste baniere. Die vierde is de graue van Vlaenderen, dye draecht des conincx swaert. Die vijfste is die graue van campanien, die draecht des conincx standert Die seste is die graue van Thoulosen die draecht des conincx gulden sporen

In het regiment van zijn rijk zo bewees hem Sint Lodewijk met zulke macht en wijsheid dat hij met vlijtig onderzoek de zaak van iedereen justitie en recht deed zonder uitzondering van persoon. En omdat hij bezorgt was de zaken van arme lieden nauwelijks tot hem zouden mogen komen zo zat hij tweemaal per week in een plaats klachten van de lieden aan te horen de en vaak zo liet hij ze vaak ontkommeren.

Item, Sint Lodewijk ordineerde de 12 gelijken van Frankrijk, omdat ze in grote zaak raad van de kroon zouden zijn, als 6 geestelijke en 6 wereldlijke.

En die hebben elk hun officie omtrent de koning en vooral toen hij gewijd werd te Reims. En toen enige gelijken daar niet kwamen zo werden op die tijd andere heren van konings bloed gezet in hun plaats. De 6 geestelijke gelijken zijn eerst de aartsbisschop en hertog van Reims die sacreert of zalf de koning met de olie genomen uit de heilige ampul die uit de hemel kwam toen Sint Remigius koning Clovis doopte. De tweede is de bisschop en hertog van Laon, die draagt de heilige ampul. De derde is de bisschop en hertog van Langres en die draagt de scepter van de koning. De vierde is de bisschop en graaf van Beauvais, die draagt konings wapenrok. De vijfde is de bisschop en graaf van Chalon in Campania, die draagt konings signet. De zesde is de bisschop en graaf van Noyon, die draagt de konings gordel. De 6 die wereldlijk zijn. Eerst de hertog van Bourgondië, die draagt de koninklijk kroon en hij omgord de koning zijn zwaard. De tweede is de hertog van Normandië, die draagt de konings banier. De derde is de hertog van Aquitani, dat is Guienne en Gascogne, die draagt de konings tweede banier. De vierde is de graaf van Vlaanderen, die draagt het zwaard van de koning. De vijfde is de graaf van Campania, die draagt de standaard van de koning. De zesde is de graaf van Toulouse, die draagt konings gulden sporen.

Die voorscreuen heilige coninc Lodewijc stichte een alte schonen capelle in sijn palleys te Parijs daer hi die doornen crone ons liefs heren in stelde, een groot stuck vanden heyligen cruce, ende dat yser vanden spere dat die side ons liefs heren doorstack, mit veel ander costelijcke reliquien die daer noch sijn Jtem sinte Lodewijc hoorde dagelicx alle die grote ghetiden gesongen metten getiden van onser vrouwen, ende die selue las hi oock stillic mit sijn capellaen enede vigilie van ix. lessen alledage. Ende als sijn eedelen op hem murmureerden dat hi also veel missen hoorde so seide hi aldus Waert dat ic met teerlingen spelende of iagende of vliegende meer tijts verdede, so en soude licht niemant murmureren Als hi den dienst gods hoorde soe en wilde hi niemant toespreken oft ten had groot noot gheweest ende dat seer cort.

Jtem dese deuote coninc een groot minnaer des ghelooffs, nam dat cruce aen in sijnre iongher tijt ende track met groter heyrcracht ouer tmeer in heydenisse ende int heylich lant daer hi vele kersten verloste wten kercker, ende veel sarasinen bekeerde hi ende dedese dopen. Die steden van Cesarien, Joppen ende Sydon dede hi stercken met vaste mueren. Des gelijcx die vesten vander stadt van Achon. Dese heylige coninc leet veel om theilich geloue, want hi wert geuangen vanden sarasinen met vele van sijn eedelen Ten lesten wert hi verlost ende keerde weder in vrancrike daer hi met groter eren ende bliscapen ontfangen wert Jnt iaer M.CC. ende .liiij. Ende sinte Lodewicus bracht met hem een groot getal van broederen die hi gecregen had in den berch van Carmelen int heylich lant daer helyas ende Helyzeus die heylige propheten plagen te wonen, die men nv heet onsen vrouwen broeders. Ende mits dien weer die ordene in Vrancrijcke begonnen te Parijs ende elders, ende ooc in [116av] desen landen, als te Bruessel, te Haerlem ende in ander plecken

Ende van doe voort aen so was sinte Lodewijcx leuen te bouen gaende sijn voorgaende leuen also veele als gout bouen gaet den siluere. Den goeden religiosen was hi aengaende als een vader. hi maecte vrede in sijn rijke. hi dede veel aelmissen. hi maecte salige statuten. ende hi arbeyde wt sinen rijcke te verdriuen tspel vanden teerlingen, blasphemie ende quade redenen, bordelen in steden, woeckerien, giften ende gauen vanden rechteren iusticieren

Jtem langhe iaren daer na als dese heylige coninc hem in allen duechden gheoeffent hadde, horende die ellendicheit ende desolatie vanden heyligen lande So beriep hi tot hem een grote menichte van prelaten, princen, baroenen, ende ridderen sijns rijcx, ende met groter deuocien ontfinck hi tot Parijs dat cruce van den handen des legaets van Romen daer na Philips sijn eerste sone ende beide sijn ander sonen Jan graue van Nyuers ende Peter graue van Alenson ende veel ander grote heren Ende met groten heyre gingen si ten genoomden dage te schepe tot Aquemortes in Langendock voor Sardinien ende voort voor Tunes in Affriken Ende want die coninc van Tunes oft Affriken dicwil te kennen gegeuen had dat hi wel wilde kersten werden en dede die vrese van sinen volcke. So hadde sinte Lodewijc so groten begeerte om den coninc met sinen volcke totten geloue te brengen, dat hi hem ontboot dat hi sijnre sielen salicheit so seer begeerde dat hi wel wilde inder vangenissen der sarasinnen sijn alle sijn leuen lanc sonder tlicht der sonnen te sien so verre als hi ende sijn volc met goeder herten wilden kersten werden. Daer na gingen si ter hauenen in Affriken, ende si wonnen met crachte dat casteel vander stadt van Cartagen Ende tusschen Cartagen ende Tunes stelden si haer tenten

Ende corts eer sinte Lodewijc in Affriken sterf so screef hi sijn testamente in latijn met sijn selfs hant, inhoudende veel goede leringen tot informatie van den menschen, sonderlinge van princen ende heeren

De heilige koning Lodewijk stichtte een al te mooie kapel in zijn paleis te Parijs daar hij doornenkroon van onze lieve heer in stelde, een groot stuk van het heilige kruis en ijzer van de speer dat de zijde van onze lieve heer doorstak met veel andere kostbare relikwien die daar noch zijn.

Item, Sint Lodewijk hoorde dagelijks alle grote getijden zingen met de getijden van onze vrouwe en die las hij ook stilletjes met zijn kapellaan en de vigilie van 9 lessen alle dagen. En als zijn edelen op hem mopperden dat hij alzo veel missen hoorde zo zei hij aldus; ‘Was het dat ik met teerlingen speelde of aan het jagen was meer tijd verdeed zo zou niemand licht mopperen.’ Als hij de dienst God hoorde zo wilde hij niemand toespreken of het was grote nood geweest en dat zeer kort.

Item, deze devote koning en een grote minnaar van het geloof nam de kruistocht aan in zijn jonge tijd en trok met grote legerkracht over de zee in heidens land en in het heilige land waar hij vele christenen verloste uit de kerker en veel Saracenen bekeerde hij en liet ze dopen. De steden van Caesarea, Joppe en Sidon liet hij versterken met vaste muren. Desgelijks de vesting van de stad Acon. Deze heilige koning leed veel om het heilige geloof want hij werd gevangen van de Saracenen met veel van zijn edelen. Tenslotte werd hij verlost en keerde weer in Frankrijk waar hij met grote eer en blijdschap ontvangen werd in het jaar 1254. En Sint Lodewijk bracht met hem een groot getal van broeders die hij gekregen had op de berg Carmel in het heilige land waar de heilige profeten Elias en Elizeus plagen te wonen die men nu heet onze vrouwe broeders. En mitsdien weer de orden in Frankrijk begon te Parijs en elders en ook in deze landen als te Brussel, te Haarlem en in andere plekken.

En van toen voortaan zo ging Sint Lodewijks leven te boven zijn voorgaande leven alzo veel als goud boven zilver gaat. De goede religieuzen behandelde hij als een vader. Hij maakte vrede in zijn rijk, hij gaf veel aalmoezen en maakte zalige statuten en werkte om uit zijn rijk te verdrijven het spel van teerlingen, blasfemie en kwade redenen, bordelen in steden, woekeringen, giften en gaven van de rechters justifiren.

Item, lange jaren daarna toen deze heilige koning zich in alle deugden geoefend had en hoorde de ellendigheid en droefheid van het heilige land zo riep hij tot hem tot hem een grote menigte van prelaten, prinsen, baronnen en ridders van zijn rijk en met grote devotie ontving hij te Parijs de kruistocht van de handen van de legaat van Rome, daarna Filips, zijn eerste zoon, en beide zijn andere zonen; Jan, graaf van Nevers en Peter, graaf van Alencon en veel andere grote heren. En met een groot leger gingen ze te genoemde dag te scheep te Aigues-Mortes in Languedoc voor Sardinië en voort naar Tunesië in Afrika. En omdat de koning van Tunesië of Afrika vaak te kennen gegeven had dat hij wel christenen wilde worden deed niet de vrees van zijn volk. Zo had Sint Lodewijk zo’n grote begeerte om de koning met zijn volk tot het geloof te brengen dat hij hem ontbood dat hij zijn zielenzaligheid zo zeer begeerde dat hij wel in de gevangenis der Saracenen al zijn leven wilde zijn zonder het licht van de zon te zien in zo ver als hij en zijn volk met een goed hart christenen wilden worden. Daarna gingen ze ter haven in Afrika en ze wonnen met kracht dat kasteel van de stad van Carthago. En tussen Carthago en Tunesië stelden ze hun tenten.

En kort eer Sint Lodewijk in Afrika stierf zo schreef hij zijn testament in Latijn met zijn eigen hand en bevatte veel goede leringen tot informatie van de mensen, vooral voor prinsen en heren. Dat laat ik achter....

Corts na dat sinte Lodewijc die heylige coninc sijn testament aldus sinen sone Philips gegeuen had, ende na veel looflike wercken der duechden ende veel arbeydelike strijden tegen den heydenen die hi om vermeerderinge des kersten geloofs verdragen hadde sonder verdriet dair in te hebben So wilde onse here sinen arbeyt salichlic lonen ende voleynden dye seer cranc van lichame was Ende nakende sijn doot soe woude hi op asschen leggen, ende wt reckende sijn armen in manieren vanden cruyce so sprac hi tot gode Vader in dinen handen beueel ic minen geest Ende also verschiet hi vander werelt ende gaf sijn geest inden handen sijns sceppers onfangende die gloriose vruchte sijns arbeyts Jnt iaer ons heren .M.CC. ende lxx. des ander dages na sinte Bartholomeus dach Ende sijn heylige lichaem bracht Philips sijn sone tot sinte Dionijs in vrancrijke daer hi wert begrauen bi sijn voor vaderen

Ende opten dach sijnre begrauingen so dede hi een schoon mirakel aen een blint wijf van Normandien die bi verdienten van sinte Lodewijc haer ghesichte weder creech Ende dair na gescieden daer veel miraculen van alrehande siecken die op sijn graf gesont werden Mits welck ende ooc gemerct sijn voorgaende heylich leuen ende verduldicheit des heyligen conincx bi voorgaende stranger examinatien namaels ghecanoniseert wert vanden .viij. paeus Bonifacius bi gemeynen rade ende consente vanden cardinalen Jnt iair ons heren .M.CC. ende .xcvij.

Jtem als sinte Lodewijc noch leefde so wert byden vierden paus Vrbanus in gestelt die gloriose feeste vanden heiligen sacramente metten aflaten. Ende die selue paus maecte Kaerlen sinte Lodewijcx broeder coninc van Sicilien ende Napels, die dat ontfinck ende hielt een tijt van iaren. Maer daer na soe schiet dat lant vander gehoorsaemheyt haers conincx ende der heyliger kercken ende aen namen coninc Peter van Aragoen, die namaels vanden .iiij. paeus Martijn (die een heilich man was) in den banne gedaen wert Ende sijn nacomer de vierde paus Honorius dede dat cruce prediken tegen coninck Peeter, versoekende aen coninc Philips den derden sinte Lodewijcx sone, dat hi Kaerlen sijnen oom endeder heyliger kercken [118r] te hulpe quame Twelc hi dede ende veruolchde met strijde den seluen coninc Peter dat hi inden strijt gequest wert ende sterf inden ban, also dat ghewoonlick is vanden veruolgers ende vyanden der heyliger kercken

Gauw nadat Sint Lodewijk de heilige koning zijn testament aldus zijn zoon Filips gegeven had en na veel loffelijke werken deugden en veel arbeid te strijden tegen de heidenen die hij om vermeerdering van het christen geloof verdragen had zonder verdriet daarin te hebben zo wilde onze heer zijn arbeid zalig belonen en voleinden die zeer ziek van lichaam was. En naakte zijn dood zo wilde hij op as liggen en strekte zijn armen uit op de manier van het kruis en zo sprak hij tot God; ‘Vader in uw handen beveel ik mijn geest’. En alzo scheidde hij van de wereld en gaf zijn geest in de handen van zijn schepper en ontving de glorieuze vrucht van zijn arbeid in het jaar ons heren 1270, de volgende dag na Sint Bartholomeus dag. En zijn heilige lichaam bracht Filips, zijn zoon, naar Sint Dionysus in Frankrijk waar hij werd begraven bij zijn voorvaders.

En op de dag van zijn begraven zo deed hij een mooi mirakel aan een blind wijf van Normandi die bij verdiensten van Sint Lodewijk haar gezicht weer kreeg. En daarna geschiedden er veel mirakels van allerhande ziektes die op zijn graf gezond werden. Mits welke en ook gemerkt zijn voorgaande heilige leven en geduld van de heilige koning bij voorgaande strenge examinatien later gecanoniseerd werd van de 8ste paus Bonifatius bij algemene raad en toestemming van de kardinalen in het jaar ons heren 1292.

Item, toen Sint Lodewijk noch leefde zo werd bij de vierde paus Urbanus ingesteld het glorieuze feest van het heilige sacrament met de aflaten. En diezelfde paus maakte Karel, de broeder van Sint Lodewijk, koning van Sicili en Napels die dat ontving en lange jaren hield. Maar daarna zo scheidde dat land van de gehoorzaamheid van hun koning en de heilige kerk en namen aan koning Peter van Aragon die later van de 4de paus Martinus (die een heilige man was) in de ban gedaan werd. En zijn opvolger, de vierde paus Honorius, liet de kruistocht preken tegen koning Peter en verzocht aan koning Filips de derde, de zoon van Sint Lodewijk, dat hij zijn oom Karel en de heilige kerk te hulp kwam. Wat hij deed en achtervolgde met strijd die koning Peter zodat hij in de strijd gekwetst werd en stierf in de ban, alzo dat gewoonlijk is van de vervolgers van de heilige kerk.

Dat .xxxv. capitel. Vanden derden hertoge Henrick geheten die saftmoedige

Na den tweden hertoge Henrick so wert hertoge die derde Henrick sijn sone geheten die saftmoedige. Hi was seer eerbaer, minlic ende soet int aenschouwen datmen nauwe sijns gelijc en vant. Ende was van seer hogen ende edelen geslachte van allen siden also voorseyt is. Dese Henric troude eenen alte edelen ende duechdeliken bloeme des hertogen dochter van Bourgondien geheten Aleyt. Daer aen wan hi drie sonen ende een dochter, als Henric Jan Godeuaert, ende die dochter heete Marie die was coninginne van Vrancrijcke, die getrout hadde de derde coninc Philips sinte Lodewijcx sone nae dat sijn eerste vrouwe ghestoruen was, ende hi hadt van deser vrouwen een sone gheheten Lodewijc graue van Eureux. Godeuaert die ioncste broeder hadde voor sijn gedeylte in brabant Aerschot Bierbeke Sichenen ende sinte Aechten rode ende hi was een eedel vroom here, ende hi troude een edel vrouwe, daer hi mede creech dat lant van Vyerson, daer hi aen wan een schonen sone geheten Jan ende ooc twee dochteren Ende dese edel godeuaert ende Jan sijn sone werden namaels verslagen inden vreesliken strijt van Cortrijke, dair so veel edelen bleuen dattet scade was. God vergeeft hem bi wiens sculde die strijt toe quam. etcetera.

Sijn outste dochter gaf hi te huwelijke den graue van Harcout, ende gaffer mede tlant van Aerschot ende van Bierbeke. Van desen geslachte vander eender siden is gecomen die here van Croy nv leuende. Ende sijn ander dochter die troude den graue van Loon ende gaffer mede tlant van Sychenen ende sinte Aechten rode. Ende hi wan an haer een dochter die namaels troude den graue van Gulick, twelc marcgraue Willem van Gulick namaels vercochte den here van Schoonvorst

Dye voorseyde hertoghe Henrijck die derde en screef hem niet alleen hertoge van Lothrijcke also sijn voor vaders gedaen hadden, mer ooc so screef hi hem hertoge van Brabant, twelck hi al dede om onderscheyt te maken tusschen die hertogen van neder Lothrijke daer Brabant in besloten is, ende die hertoge van Lothrijcke op de Moesele datmen in die walsche tale heet loreyne Ende al ist dat beyde deser hertogen landen in lothrijke comen, nochtan hoort den titel van Lothrijke bat toe den hertoge van Brabant dan den hertoge van Loreynen, also Segebrecht van [118v] Gemmelours scrijft in zijn cronike Want bi hertoge Goseloens tide van Ardennen so sterf sonder manlick oor Frederick die hertoghe vanden lande opter Moeselen was Ende doe creech Goseloen ooc dat lant opter Moeselen dat nv Loreynen heet, ende besat also beide die landen. Mer na sijn doot wertet weder van een ghescheyden, want dat lant opter Moeselen wert ghegeuen eenen here die Aelbrecht heet, die namaels van Goseloens sone Godeuaert doot gheslagen wert. Daer na wert dat selue lant gegeuen Gheraert van Elsaten die met sijnen nacomeren behielt den name van Lothrijcke al wast tonrechte. Van Godeuaert Goseloens sone ende van sijnen nacomeren, als Godeuaert van Billioen. etcetera. is voorseyt int .xxvij. ende .xxix. capittelen

Jtem ooc scriuen hem die hertoghen te rechte hertogen van Brabant, want die name veel ouder is dan Lothrijck Mer Lothrijck wert voor geset want een eertshertochdom is Ooc ist een dele van wilen groot Lothrijck twelc een conincrijcke was ende heuet sijnen name van coninc Lotharis van Vrancrijcke.

Hertoghe Henrick voorscreuen regneerde .xiij. iaer ende regeerde sijn landt wijslick ende doen sterf hi int iaer .M.CC.lx. ende wert begrauen te Louen in dat clooster vanden predicaren twelc hi had ghesticht ende gefundeert Ende sijn vrouwe Aleyt wert namaels oock daer begrauen bi haren man. Ooc so stichten si in haren leuen dat clooster van tshertogen dale bi Oureghen, ende sijn nonnen vander predicaer ordene

Dat 35ste kapittel. Van de derde hertog Hendrik geheten de zachtmoedige.

Na de tweede hertog Hendrik zo werd zijn zoon hertog de derde Hendrik, geheten de zachtmoedige. Hij was zeer eerbaar, minlijk en lief in het aanschouwen zodat men nauwelijks zijn gelijke vond. En was van zeer hoog en edel geslacht van alle zijden. Deze Hendrik trouwde een al te edele en deugdelijke bloem, de dochter van de hertog van Bourgondi, geheten Aleidis. Daaraan won hij drie zonen en een dochter, als Hendrik, Jan, Godfried en de dochter heette Maria en die was koningin van Frankrijk die getrouwd was met de derde koning Filips, de zoon van Lodewijk nadat zijn eerste vrouw gestorven was en hij had van deze vrouw een zoon geheten Lodewijk, graaf van Evreux. Godfried, de jongste broeder, had voor zijn gedeelte Brabant Aarschot, Bierbeek, Zichem en Sint Aagtenrode en hij was een edele dappere heer en hij trouwde een edele vrouw waar hij mee kreeg dat land van Vierzon waar hij aan won een mooie zoon geheten Jan en ook twee dochters. En deze edele Godfried en zijn zoon Jan werden later verslagen in de vreselijke strijd te Kortrijk waar zoveel edelen bleven dat het schade was. God vergeeft hem door wiens schuld die strijd aankwam, etc.

Zijn oudste dochter gaf hij ten huwelijk de graaf van Harcourt en gaf er mee het land van Aarschot en van Bierbeek. Van dit geslacht is van de ene zijde gekomen de heer van Croy nu levend. En zijn andere dochter die trouwde de graaf van Loon en gaf er mee het land van Sichenen en Sint Aagtenrode. En hij won aan haar een dochter die later met de graaf van Gulik trouwde wat de markgraaf Willem van Gulik later verkocht aan de heer van Schoonvorst.

De hertog Hendrik de derde schreef zich niet alleen hertog van Lotharingen alzo zijn voorvaderen gedaan hadden, maar ook schreef hij zich als hertog van Brabant wat hij allemaal deed om onderscheid te maken tussen de hertog van neder Lotharingen waar Brabant in besloten is en de hertog van Lotharingen op de Moezel dat men in Waals Lorraine noemt. En al is het dat beide deze hertog landen in Lotharingen komen nochtans hoort de titel van Lotharingen beter toe de hertog van Brabant dan de hertog van Lorraine alzo Segebrecht van Gembloers schrijft in zijn kroniek. Want in de tijd van hertog Goseloen van Ardennen zo stierf zonder mannelijke erfgenaam hertog Frederik die van het land op de Moezel was. En toe kreeg Goseloen ook dat land op de Moezel nu Lorraine heet en bezat alzo beide landen. Mar na zijn dood werd het vaneen gescheiden wat dat land op de Moezel werd aan een heer gegeven die Aalbrecht heette later met de zoon van Goseloen, Godfried, doodgeslagen werd. Daarna werd dat land gegeven aan Gerard van Elzas die met zijn nakomelingen de naam van Lotharingen behield al was het te onrecht. Van Godfried, de zoon van Goseloen, en van zijn nakomelingen als Godfried van Bouillon, etc. is gezegd in het 27ste en 29ste kapittel.

Item, ook schrijft zich de hertog terecht hertog van Brabant want die naam is veel ouder dan Lotharingen. Maar Lotharingen werd voorgezet omdat het een aartshertogdom is. Ook is het een deel van wijlen groot Lotharingen wat een koninkrijk was en zijn naam had van koning Lotharius van Frankrijk.

Hertog Hendrik regeerde 13 jaar zijn land wijs en toen stierf hij in het jaar 1260 en werd begraven te Leuven in het klooster van de predikers die hij gesticht en gefundeerd had. En zijn vrouwe Aleidis werd later ook begraven bij haar man. Ook zo stichten ze in hun leven dat klooster van Hertogendal bij Oudergem en zijn nonnen van de predikanten orde.

Ontrent desen iaren so hielt paus Gregorius die .x. dat consilie te Lyons in vrancrijcke. daer waren .v.C. bisscopen .lx. abten ende andere prelaten omtrent .M. Daer quamen ooc Griecken ende Tartaren

Na dees hertoghen Henrijcx doot leefde vrouwe Aleyt langhen tijt, wijslic tlant regerende want al haer kinder ionck waren, ende hair outste sone was onbeset van sinnen ende onbequaem om tlant te regeeren So dat die edelen ende den raet vanden lande acht iaren na hertoge Henrijcx doot aen namen ende kosen den middelsten sone gheheten Jan om hertoghe te sijn. Ende daer nae wert Henric die outste broeder so onderwesen dat hi hem begaf in een abdie in Bourgondien daer hi werde monick Twelc meest toe bracht die heere van Mechelen geheeten die grote bartout die een wijs ende vroom here was. Hi was alle den raet van vrou Aleyt die hertoghinne die dat lant langhen tijt wijslijken regeerde ende van schaden hoede

Hier wt spruyte groten twiste tusschen Louen ende here Aerden Bernaygen heere van Weesmael met somige ander op deen side, ende den voorscreuen here van Mechelen op dander side. Want die van Louen wilden seggen dat niet redelick en was datmen den outsten sone (al was hi dom van sinne) van sijn vaderlike erue berouen soude, want men hem goede regeerders hadt mogen toeschicken Ende si en wilden Jan voor genen here kennen. ia si sloten voor hem ende voor sijn moeder die poorten vander stadt Ende op een tijt quam die heere van Weesemael metten Louenaers in die heerlicheyt vanden here van Mechelen om hem scade te doen Mer des heren van [119r] Mechelen lieden werden des geware ende maecten hem sterck ende wederstonden die van Louen soe datter seer geuochten was, mer ten lesten werden dye van Louen verwonnen ende ghescoffiert mits dat den heere van Mechelen hulpe quam van ander steden. Daer so bleef hertoghe Jan gheweldich hertoghe Dit gheschiede int iaer .M.CC.lxviij.

Jnt iaer ons heren .M.CC.lxxvi. op onser lieuer vrouwen dach in die vasten, ende was doe die goede vridach, so beuiel ende baerde die grauinne van Hennenberch .ccc. ende .lxv. kinderen die alle volmaect van leden waren. Dese grauinne heete Machtelt ende was van seer edelen geslachte, want coninc Willem van romen graue van Hollant was haer broeder, ende hertoge Henric van Brabant was hair oom van smoeders wegen ende bisscop Otte doopte alle dese kinderen in een becken, ende die knechtkens worden gheheten Johannes ende die meyskens Elizabeth. Ende so gering als si waren gedoopt storuen si allegader mit haer moeder de grauinne, ende worden alle gelijc begrauen te Loosdunen in Hollant int cloostere daer dit gheschiede, alsmen noch huyden des dages sien mach in haer hystorie ouer dat graf ghemaect

Omtrent deze jaren zo hield paus Gregorius de 10de dat concilie te Lyons in Frankrijk. Daar waren 500 bisschoppen, 60 abten en andere prelaten omtrent 1000. Daar kwamen ook Grieken en Tartaren.

Na de dood van hendrik leefde vrouwe Aleidis lange tijd die wijs het land regeerde want al haar kinderen waren jong en hun oudste zoon had geen geest een ongeschikt om het land te regeren. Zodat de edelen en raad van het land acht jaren na hertog Hendriks dood aannamen en kozen de middelste zoon, Jan geheten, hertog te zijn. En daarna werd Hendrik, de oudste broeder zo onderwezen dat hij zich begaf in een abdij in Bourgondi waar hij monnik werd. Wat meest toe bracht de heer van Mechelen geheten de grote Bartout die een wijze en dappere heer was. Hij was de hele raad van vrouw Aleidis de hertogin die dat land lange tijd wijs regeerde en van schade behoedde.

Hieruit sproot grote twist tussen Leuven en heer Arnold Bernage, heer van Wezemaal met sommige anderen aan de ene kant en heer van Mechelen Bartout aan de andere kant. Want die van Leuven wilden zeggen dat het niet redelijk was dat men de oudste zoon (al was hij dom van zin) van zijn vaderlijke erve beroven zou want men had hem goede regeerders mogen toeschikken. En ze wilden Jan voor geen heer erkennen. Ja, ze sloten voor hem en voor zijn moeder de poorten van de stad. En op een tijd kwam de heer van Wezemaal met die van Leuven in de heerlijkheid van de heer van Mechelen om hem schade te doen. Maar lieden van de heer van Mechelen werden het gewaar en maakten zich sterk en weerstonden die van Leuven zodat er zeer gevochten werd, maar tenslotte werden die van Leuven overwonnen en geschoffeerde omdat de heer van Mechelen hulp kwam van andere steden. Daar zo bleef hertog Jan geweldig hertog. Dit geschiedde in het jaar 1268.

In het jaar ons heren 1271 op onze lieve vrouwen dag in de vasten en het was toen Goede Vrijdag zo beviel en baarde de graven van Henneberg 365 kinderen die allen volmaakt van leden waren. Deze gravin heette Margaretha en was van zeer edel geslacht want koning Willem van Rome, graaf van Holland, was haar broeder en hertog Hendrik van Brabant was haar oom aan moeders kant en bisschop Otto doopte al deze kinderen in een bekken en die jongetjes werden geheten Johannes en de meisjes Elizabeth. En zo gauw als ze gedoopt waren stierven ze allemaal met hun moeder de gravin en werden alle gelijk begraven te Loosduinen in Holland in het klooster daar dit geschiedde zoals men noch heden de dag mag zien in haar historie over dat graf gemaakt.

Dat .xxxvi. capitel. Vanden eersten heroghe Jan van Brabant ende van sijnre huysurouwen. etcetera.

DJe eerste hertoge Jan van Lothrijcke ende van Brabant wert oock voocht van Aken ende hi troude Margrieten des voorscreuen coninc philips dochter van vrancrike Ende coninc Philips had zijn zuster te wijf also voorseyt is. Ende dese Margriet sterf inden arbeyt van kinde ende haer kint mede. Daer nae troude hertoge Jan Margrieten des grauen Guido van vlaenderen dochter, daer hi aen wan .ij. sonen Jan die na hem hertoge wert, ende godeuaert die ionc sterf ende twee dochteren Margriet die keyserinne wert, ende Marie grauinne van Sauoyen Dese Guido van Vlaenderen hadt in sijnre tijt grote oorloge tegen Vrancrijcke Ende coninc Philips die iiij. geheten die schone vinc desen graue ende wert namaels wt gelaten ouermits seker beloften dat hi hem tegen de crone niet meer op rechten en soude in gheenre manieren Ende daer nae hadt hi weder oorloge tegen die crone van vrancrijke, mer die coninc wan hem af vele [119v] steden als Risele, Duway ende Oorchies Daer na so stelden hem al Vlaenderein in handen vanden coninck. Ende dye graue als een arm slap mensche ouermidts bedwanck quam ter ghenaden des conincx ende quam te Parijs in des gheuangenisse

O edel princen die die landen nv regerende sijt, weest sachtmoedich met strangicheden discretelic gemenget V ondersaten bedruct sijnde behulpich tegen haer vyanden diese verdruckende sijn, ende en geeft dinen ondersaten genen macht bouen di te regeren die arme ghemeynte buyten dijnen weten, want een rijcke gehoorsaem gemeente maect eenen armen here rijcke Mer hier af wilic nv swijgen ende comen ter materien van hertoge Jan van Brabant (die seer victorioes was) scriuen hoe dat hi den strijt wan te Woeronc, twelc een ewige victorie werdich om scriuen voor den Brabantschen hertoghen is.

Dat 36ste kapittel. Van de eerste hertog Jan van Brabant en van zijn huisvrouwen, etc.

De eerste hertog Jan van Lotharingen en van Brabant werd ook voogd van Aken en hij trouwde Margaretha de dochter van koning Filips van Frankrijk. En koning Filips had zijn zuster tot wijf alzo gezegd is. En deze Margaretha stierf in het kraambed en haar kind mede. Daarna trouwde hij de dochter van de graaf Gwijde van Vlaanderen Margaretha waar hij 2 zonen aan won, Jan die na hem hertog werd en Godfried die jong stierf en twee dochters, Margaretha die keizerin werd en Maria, gravin van Savoie. Deze Gwijde van Vlaanderen had in zijn tijd grote oorlog tegen Frankrijk. En koning Filips de 4de die mooie ving deze graaf en werd later vrijgelaten vanwege zekere beloften dat hij zich tegen de kroon niet meer oprichten zou op geen manier. En daarna had hij weer oorlog tegen de kroon van Frankrijk, maar de koning won hem af vele steden als Rijsel, Duway en Orchies. Daarna zo stelde geheel Vlaanderen zich in handen van de koning. En de graaf als een arm slap mens vanwege bedwang kwam te genade van de koning en kwam te Parijs in de gevangenis.

O edele prinsen die de landen regeren, wees zachtmoedig met strengheid discreet gemengd. Uw onderzaten die bedroefd zijn behulpzaam tegen uw vijanden die ze verdrukken en geef uw onderzaten geen macht boven u te regeren de arme gemeenten buiten uw wetten, want een rijke gehoorzame gemeente maakt een arme heer rijk. Maar hiervan wil ik nu zwijgen en komen tot de materie van hertog Jan van Brabant (die zeer victorieus was) schrijven hoe hij de strijd won te Woeringen, wat een eeuwige victorie waard is om te schrijven voor de Brabantse hertogen.

Vanden groten strijde die hertoge Jan van Brabant hadde voor Woeronck daer hi victorie hadde. etcetera.

ENde om te weten den oorspronc van hertogen Jans orlogen, so is waer dat hertoghe Henrick van Limborch sterf, welcx naeste erfghenaem was Adolf graue vanden berge, die wilen eer hertoghe Jannen vercocht had al dat recht dat hem int hertochdom van Limborch bi versterfnissen toecomen mocht. Soe track hertoge Jan in sijn lant van Limborch om dat te beschicken, twelc hi bi wettigen cope vercregen hadt, mer die graue Reynout van Gelre sette hem dair tegen seggende dat die cocht vanden lande hem toe behoorde ter saken van sijnre huysurouwen die des voorscreuen wilen hertoch Henrick van Limborch dochter was Op dander sijde seyde hertoghe Jan dat des selfs grauen huysurouwe lange voor sijnen vader ghestoruen was ende so behoorde tlant hem heel toe Ende hertoge Jan dede sijn wapen quartieren alsmen hier mach bemercken metter wapenen van Limborch.

Die graue van gelre socht al om hulpe om den hertoge van brabant te wederstaen, als den eertsbisscop sweer van colene, graue Henric van Lutzenborch, ende Walrauen sinen broeder ende heer walrauen van Valkenborch die al te samen tegen den hertoge sworen. Twelc vernemende die hertoge so meende hijse te bescadigen dat hem lieden van dier conspiratien geen orbaer, mer scade ende laste comen soude. So trac hi inden lande van den eertsbisscop ende vanden graue grote scade doende mit rouen ende brande. Ende die voorscreuen graue quam ooc rouen ende branden omtrent die palen van tshertogen landt Daer na wert gesproken om te [120r] tracteren pays te Tricht teenen sekeren dage, daer die hertoge trac om hem te quijten, mer dye graue en achte daer niet te comen ende was metten sinen getrocken tot Valckenborch. So vernam hertoge Jan dat die graue bi rade van den voorscreuen eerstbisscop den graue van lutzenborch vercocht had sijn rechte in limborch om een somme van penningen, so wert die hertoge seer tornich aendoende eens leeus moet ende trac te valckenborch om den eertsbisscop van Colen daer in te belegghen Mer als hijt vernam so track hi wt vresen van dair ende dye hertoge volchde hem na in sijn lant dat hi al doorreet ende destrueerdet. Ende tot eewiger memorien ende confusien sijnder vianden so dede hi sijn peerden drincken inden Rijn. Van daer track hi te Bonne aen ende daer dede hi dye wijngaerden wtsniden Ende noch daer toe sant hi in Brabant om sijn iacht ende honden daer mede hi ghinc iaghen in die foreesten vanden eertsbisscop. Daerna quamen tot hertoge Jan die graue vanden berge ende graue Walrauven van Gulick ende ander edele ende ooc die vander stat van Colene hem neerstelick biddende dat hi met hem lieden soude willen beleggen dat casteel van Woeronc, twelck onder den eertsbisscop van Coelen was, een quaet roofhuys daer die cooplieden ende dye pelgrims af berooft werden, seggende dat eenen hertoge van Limborch toe behoorde die strate veylich te houden So verhoorde hertoge Jan haer begeerte ende hi ghinc met hem hebbende Godeuaert van vierson sinen broeder dat roofhuys van Woeronck beleggen, willende also die strate veylich maken ende die rouers verdriuen Als die eertsbisscop van Colen dit sach so sandt hi al om in Almanien aen sijn vrienden om hulpe ende bistant tegen den hertoge van Brabant Ende hi creech te hulpe den voorscreuen graue reynout van gelre, graue henric van lutzenborch met Walrauen sijnen broeder ende noch twe ander broeders, heer Walrauen van Valckenborch, graue Adolf van Nassou die namaels gecoren wert coninc van Almanien, ende den graue van Meurs. Dese quamen al met groter heyrcracht te woeronck opten voorscreuen hertoge Jan meenende sonder arbeyt hem wel te crigen want hi hem niet en mocht ontulien so si meenden. Ende si brachten mede veele veteren ketenen ende zeelen om die brabanders daer mede te binden ende geuangen te houden. Als hertoge Jan dit vernam so had hi sijn betrouwen op god ende op sijn getrouwe ende vrome volc ende hi brack van voor woeronck ende als een leeu ghinc hi sijn vianden te gemoet ende hi stelde sijn volc in battayllien in drie scharen Doe sprac hi sijn volc troostelic toe ende hi gaf hem moet, so datse wel ghehert waren om striden ende si sloegen in die vianden die wel .x. mannen tegen een hadden, so datter vreeslic geuochten wert aen beide siden van tercie tijt tot vespertijt, dair so had hem die hertoge seer vromelick als dander Hector oft als een vanden machabeen, want veel vianden op sijn persone volchden. ten lesten creech hi zeghe ende victorie. Daer bleuen verslagen graue Henrick van Lutzenborch met sijn .iij. broederen ende wel .M. ridderen ende ontallike ander ende ooc wel .iiij.M. peerden. Ende daer bleuen geuangen dye voorscreuen eertsbisscop van Colen, dye graue van Nassou, heere walrauen van Valckenborch ende een groot ghetal van edelen ende ridderen. Veel ander die niet versla- [120v] gen en waren vloden scandelijc wten velde. Ende van der hertogen side so en bleeffer niet vele verslagen, daer af die vernaemste waren heere Woutere berthout eens deels here van Mechelen die den hertoge seer getrouwe was,ende heer Arnout van zeele die een seer eerbaer ridder was Dese strijt geschiede int iaer ons heren .M.CC.lxxviij. op sinte Bonifatius dach in Junio. daer aff een schoon memorie ende feeste van onser lieuer vrouwen beset is te bruesel in sinte Goedelenkercke

Als den strijdt gheuochten was so wert woeronck ghedestrueert in den gront Ende als hertoge Jan sijn dingen gheschict hadde tusschen den Rijn ende die Mase, so keerde hi weder met sijn volcke in Brabant gode danckende ende louende vander victorien

Van de grote strijd die hertog Jan van Brabant had voor Woeringen waar hij victorie had, etc.

En om de oorsprong te weten van hertog Jans oorlogen zo is het waar dat hertog Hendrik van Limburg stierf wiens naaste erfgenaam was Adolf, graaf van de Berg, die wijlen eerder hertog Jan verkocht had al dat recht dat hem in het hertogdom van Limburg bij versterven toekomen mocht. Zo trok hertog Jan in zijn land Limburg om dat te beschikken wat hij bij wettige koop verkregen had, maar de graaf Reinoud van Gelre zette zich daartegen en zei dat de koop van het land hem toe behoorde ter zake van zijn huisvrouw die de dochter was van hertog Hendrik van Limburg. Aan de andere kant zei hertog Jan dat de huisvrouw van de graaf lang voor zijn vader gestorven was en zo behoorde het land hem geheel toe. En hertog Jan liet zijn wapen vierdelen zoals men hier mag merken met de wapens van Limburg.

De graaf van Gelre zocht alom hulp om de hertog van Brabant te weerstaan als de aartsbisschop Siegfried van Keulen, graaf Hendrik van Luxemburg en Walram, zijn broeder, en heer Walram van Valkenburg die allen tezamen tegen de hertog zwoeren. Wat de hertog vernam en zo meende hij ze te beschadigen dat die lieden van die samenzwering geen nut maar schade en last zou komen. Zo trok hij in het land van de aartsbisschop en van de graaf en deed grote schade met roven en brand. En die graaf kwam ook roven en branden omtrent de palen van het land van de hertog. Daarna werd gesproken om vrede te behandelen te Tricht te zekere dag daar de hertog heen trok om hem vrij te spreken, maar de graaf achtte daar niet te komen en was met de zijne getrokken tot Valkenburg. Zo vernam hertog Jan dat de graaf bij raad van de aartsbisschop de graaf van Luxemburg zijn recht in Limburg verkocht had om een som van penningen, zo werd de hertog zeer toornig en kreeg een leeuwenmoed en trok te Valkenburg om de aartsbisschop van Keulen daar te belegeren. Maar toen hij het vernam zo vertrok hij vanwege vrees vandaar en de hertog volgde hem in zijn land dat hij geheel doorreed en vernielde. En tot eeuwige memorie en verwarring van zijn vijanden zo liet hij zijn paarden drinken in de Rijn. Vandaar trok hij naar Bonn en daar liet hij de wijngaarden uitsnijden. En noch daartoe zond hij in Brabant om zijn jachthonden waarmee hij ging jagen in de bossen van de aartsbisschop. Daarna kwam tot hem hertog Jan, graaf van de Berg en graaf Walram van Gulik en andere edelen en ook die van de stad Keulen hem vlijtig bidden dat hij met zijn lieden zou willen belegeren dat kasteel van Woeringen wat onder de aartsbisschop van Keulen was, een kwaad roofhuis waar de kooplieden en pelgrims beroofd werden en zeiden dat het een hertog van Limburg behoorde de straat veilig te houden. Zo hoorde hertog Jan hun begeerte en hij ging en had met hem Godfried van Viersen, zijn broeder, dat roofhuis van Woeringen belegeren en wilde de alzo de straat veilig maken en de rovers verdrijven. Toen de aartsbisschop van Keulen dit zag zo zond hij alom in Allemagne aan zijn vrienden om hulp en bijstand tegen de hertog van Brabant. En hij kreeg te hulp de graaf Reinoud van Gelre, graaf Hendrik van Luxemburg met Walram zijn broeder en noch twee ander broeders, heer Walram van Valkenburg, graaf Adolf van Nassau die later gekozen werd tot koning van Allemagne en de graaf van Moers. Dezen kwamen allen met grote legerkracht te Woeringen op hertog Jan en meenden hem zonder moeite wel te krijgen want hij kon hen niet ontkomen zo ze meenden. En ze brachten mee vele veters, kettingen en touwen om de Brabanders daarmee te binden en gevangen te houden. Toen hertog Jan dit vernam zo had hij zijn vertrouwen op God en op zijn trouwe en dapper volk en brak op van Woeringen en als een leeuw ging hij zijn vijanden tegemoet en hij stelde zijn volk in bataljons in drie scharen. Toen sprak hij zijn volk troostend toe en hij gaf hun moed zodat ze goed gehard waren om te strijden en ze sloegen in de vijanden die wel 10 mannen tegen een hadden zodat er vreselijk gevochten werd aan beide zijden van tertie tijd tot vespertijd, daar zo vocht de hertog zeer dapper als een andere Hector of als een van de Makkabeen want veel vijanden volgden hem. Tenslotte kreeg hij zege en victorie. Daar bleef verslagen graaf Hendrik van Luxemburg met zijn 3 broeders en wel 1000 ridders en ontelbaar veel anderen en ook wel 4000 paarden. En daar bleven gevangen de aartsbisschop van Keulen, de graaf van Nassau, heer Walram van Valkenburg en een groot getal van edelen en ridders. Veel anderen die niet verslagen waren vloden schandelijk uit het veld. En van de zijde van de hertog zo bleven er niet veel verslagen waarvan de voornaamste waren heer Wouter Berthout, eensdeels heer van Mechelen die de hertog zeer getrouw was, en heer Arnold van Zele die een zeer eerbare ridder was. Deze strijd geschiedde in het jaar ons heren 1278 op Sint Bonifatius dag in juni waarvan een mooie memorie en feest van onze lieve vrouwe gezet is te Brussel in Sint Goedele kerk

Toen de strijd gevochten was zo werd Woeringen vernield tot in de grond. En toen hertog Jan zijn dingen beschikt had tussen de Rijn en de Maas zo keerde hij weer met zijn volk in Brabant en dankte en loofde God van de victorie.

Jtem alsmen screef M.cc. ende .lxxx. so gebuerdet dat heere Peter vander brootsen die seer groot was binden .iij coninc Philips van Vrancrijke sinte lodewijcx sone, betichte te onrechte de coninghinne dye hertoghe Jans suster was van lelicke saken om des wille dat hi sijnen wille van haer niet ghecrigen en conde, ende dede so veel als datse geuangen wert ende in perikel was om ghedoot te werden Twelck si haren broeder den hertoge heymelijc ouer screef met hairs selfs bloet Ende so reet hertoge Jan haestelijcken na Parijs toe dair sijn suster geuangen lach ouer dach ende nacht Ende met hem liep een man te voet van groot meerbeke ende een haeswinde becortende den wech van Bruessel op couwenberch tot Parijs op .ij. nachten ende eenen dach Ende hi dede aenden coninc alsulcken ondersoecke mit groter subtijlheit die sake wel vernemende dat die coninghinne sijn suster verlost wert tot harer eeren ende den valschen man heere Peteren vander brootsen dede hi hangen an die galge te Monfaucoeu

Voort leestmen in somige boecken mer in dye brabantsche cronijcken en vindicx niet Dat coninc Philips met hertoghe Jan daer nae quamen tot sinte Quintijns in Vernendoys daer si te samen feestelic houeerden. Ende als die hertoge scheyde van daer so vraechde hem de coninc, wie van hen beyden den anderen te maeltijt hebben soude Doen antwoorde de hertoge, dat sijn soude die sijn spise eerst bereit hadde Twelc die coninc consenteerde, mer hi dede verbieden datmen des hertoghen lieden noch hout noch colen vercopen en soude om den hertoge also te beschamen oft bi auontueren [dedet] hi om mit den hertoge minlick te bourderen Twelck hertoghe Jan verstaende so dede hi al die plattelen, schotelen, ende nappen die hi crigen conde copen ende dair mede werde sijn spise gecooct Ende als die coninc quam te maeltide so verstont hi dat des hertogen spise mit so costelijcken vier gecooct was Doe seyde hi dattet quam wt eenen hogen ende eedelen moede. Ende op datter eewige memorie af soude sijn so gaf hi den hertoge een velt datter bi lach in vrijer eruen, twelc in fransoyse heet, terre de brabant. Ende so schiet die hertoge minlic vanden coninc.

Jnt nauolgende iaer M.CC.lxxxi so trac hertoge Jan ende Godeuaert van Vierson sijnen broeder metten seluen coninc Philips in Arragon tegen den coninc Peter van Arragon die inden ban was vanden paus. Ende tegen hem so was een cruysuaert gepredict om des coninc van [121r] Sicilien ende Napels wille, twelc hi tonrechte besitten wilde. Ende ten lesten wert hi verslagen. etcetera.

Jnt iaer ons heren .MCC.lxxxiij. so sterf vrou Alijt hertoge Jans moeder die grote conuersatie had metten heyligen man sinte Thomas van aquinen doe ter tijt leuende vander predicaer orden te Parijs wonende. Ende als si eenige twijfelachtige saken in haer conscientie had so screef si aen hem om raet, ende hi screef hair weder minlijcke antwoorde. etcetera. Si wert begrauen te predicaren te Louen bi hertoghe Henrick haren man.

Jtem alsmen screef .M.CC.lxxxvi so tooch hertoge Jan mit groter machte voor Huesden ende hi wan die borch ende besettese met volck Doen tooch hi neffens die mase ende wan die borch van Malrepas

Daer na int iaer .M.cc.xcij. so gaff hertoge Jan sijn dochter Margiete te huwelic Henrick graue van Lutzenborch, wiens vader doot bleuen was in den strijt voor Woeronck, welke Henrick naemaels wert keyser, ende men heeten die goede keyser Henrick

Jtem int iaer .MCC.xcvij. so troude de graue vanden Baren des conincs dochter van Engelant, ende hertoge Jan track eerlic derwaerts ter feesten vander brulocht, daer veel edel heren ende vrouwen vergadert waren Ende daer wert ghehouden een tornoyspel. Jnt welc ach lazen die fortune die den edelen hertoge dicwils daensichte geboden had hem doe contrarie wert, want hi wert daer geraect inden muys van sijnen arme, van welcker quetsueren hi daer sterff als hi out was .xli. iaren dair grote droefheit om was bedreuen Sijn dode lichaem wert met veel tranen gebracht tot Bruessel ende wer begrauen te minrebroeders die in dier tijt deuoote broederen waren. Sijn doot wert te rechte in Brabant beclaghet, want in sijn leuen was hi vroome ende grootmoedich, seer zedich ende goedertieren Den armen ridderen ende edelen die hi eerbaer kende dede hi veel goets, ende wat hi geloofde hielt hi sonder faelgeren. Seer was hi ghemint ende ontsien houdende sijn lant in goeden vrede Ende in al sijn manieren bewees hi wel gecomen te sijn vanden edelen gheslachte des groten coninc Karels

Item, toen men schreef 1280 zo gebeurde het dat heer Peter van der Brootsen, die zeer groot was binnen de zoon van Sint Lodewijk koning Filips van Frankrijk, betichte te onrecht de koningin, die de zuster was van hertog Jan, van lelijke zaken omdat hij zijn wil van haar niet krijgen kon en deed zoveel dat ze gevangen werd en in gevaar was om gedood te worden. Wat ze haar broer de hertog heimelijk schreef met haar eigen bloed. En zo reed hertog Jan haastig naar Parijs waar zijn zuster gevangen lag dag en nacht. En met hem liep een man te voet van groot Meerbeke met een hazenwind en verkortte de weg van Brussel op Kouwenberg tot Parijs op 2 nachten en een dag. En hij deed aan de koning al zulk onderzoek en zeer subtiel zodat die de zaak goed vernam zodat zijn zuster de koningin verlost werd met eed en de valse Peter van de Brootsen liet hij aan de galg hangen te Monfaucon.

Voort leest men in sommige boeken wat ik niet in de Brabantse kronieken vindt dat koning Filips met hertog Jan daarna kwamen tet Sint Quentin in Vermandois waar ze samen feesten in een hof. En toen de hertog scheidde vandaar zo vroeg hem de koning wie van hen beiden de andere te maaltijd hebben zou. Toen antwoordde hertog dat het zou zijn die het eerste de spijs bereid had. Wat de koning toerstond, maar hij liet verbieden dat men de hertog lieden hout noch kolen zou verkopen om de hertog alzo te beschamen. Wat hertog Jan hoorde en zo liet hij alle schalen, schotels en nappen die hij krijgen kon kopen en daarmee werd zijn spijs gekookt. En toen de koning te maaltijd kwam en verstond dat de spijs van de hertog met zoՠn kostvaar vuur gekookt was toen zei hij dat het uit een hoog en edele gemoed kwam. En opdat er eeuwige memorie van zou zijn gaf hij de hertog een veld dat erbij lag in vrije erven wat in Frans heet terre de Brabant. En zo scheidde de hertog minlijk van de koning.

In het volgende jaar 1281 zo trok hertog Jan en zijn broeder Godfried van Viersen met koning Filips in Aragon tegen koning Peter van Aragon die in de ban was van de paus. En tegen hem zo was een kruisvaart gepreekt vanwege de koning van Sicili en Napels wat hij te onrecht bezitten wilde. En tenslotte werd hij verslagen, etc.

In het jaar ons heren 1283 zo stierf de moer van hertog Jan, Aleida, die grote conversatie had met de heilige man Sint Thomas van Aquino die van de predikanten orde was en toen te Parijs woonde. En toen ze enige twijfelachtige zaken in haar geweten had zo schreef ze naar hem om raad en hij schreef haar weer minnelijke woorden weer, etc. Ze werd begraven te predikanten te Leuven bij hertog Hendrik haar man.

Item, toen men schreef 1286 zo trok hertog Jan met grote macht voor Heusden en hij won de burcht en bezette het met volk. Toen trok hij langs de Maas en won de burcht Malrepas.

Daarna in het jaar 1292 zo gaf hertog Jan zijn dochter Margaretha ten huwelijk aan de graaf van Luxemburg Hendrik wiens vader dood gebleven was in de strijd voor Woeringen en die Hendrik werd later keizer en men noemde hem de goede keizer Hendrik.

Item, in het jaar 1297 zou trouwde de graaf van Baren de koningsdochter van Engeland en hertog Jan trok fatsoenlijk derwaarts ter feest van de bruiloft waar veel edele heren en vrouwen verzameld waren. En daar werd gehouden een toernooispel. Waarin helaas het fortuin de edele hertog vaak het aanzicht geboden en toen tegengesteld werd want hij werd daar geraakt in de muis van zijn arm van welke kwetsing hij daar stierf toen hij 41 jaar oud was waar grote droefheid om werd bedreven. Zijn dode lichaam werd met veel tranen gebracht te Brussel en werd begraven te minderbroeders die in die tijd devote broeders waren. Zijn dood werd terecht in Brabant beklaagd want hij was in zijn leven dapper en grootmoedig, zeer zedig en goedertieren. De arme ridders en edelen die hij eerbaar kende gaf hij veel goed en wat hij beloofde hield hij zonder falen. Zeer was hij bemind en ontzien en hield zijn land in goede vrede. En in al zijn manieren bewees hij wel gekomen te zijn van het edele geslacht der grote koning Karel.

Dat .xxxvij. capitel. Vanden tweeden hertoge Jan in wiens tide dat gheuiel den strijt bi Cortrijcke, ende van sinen oorlogen als tegen Mechelen ende daer nae tegen Bruessel

Jtem dese tweede hertoge Jan van Brabant vuerde sijn wapen ghequartiert metter wapenen van Limborch also sijn vader ooc gedaen hadde. [121v]

DJe tweeste Jan wert hertoge na sinen vader die hem wan aen des grauen Guido van Vlaenderen dochter daer af voorseit is Ende dese tweede Jan nam te wiue vouwe Margriete des goeden coninc Eduwaerts dochtere van Engelant, die die sale ter Vueren dede maken. Ende van haer hadde hi eenen sone die die derde Jan heet Ende alsmen screef. M.CC. xcv. so trac hertoge Jan mit heycracht voor wassenberge ende belach dat lange tijt ende ten lesten creech hijt met al datter toe behoort

Omtrent desen tide began die vreeslike orloge vanden .iiij. coninc Philips van Vrancrijcke gheheten die schone Philips tegen die Vlamingen dat lange iaren duerde tot groter scaden des lants van Vlaenderen etcetera. Dat nam sijn oorsponck wt dien dat graue Guido een sijn dochter gheheten Philippa tegen den wille van coninc Philips te huwelic geuen wilde des conincx sone van Enghelant, welcke dochter coninc Philips vander vonten gheheuen hadde ende hieltse bi hem om dat huwelic te beletten Ende want die graue den coninck als sinen ouerhere andersins niet gehoorsaem sijn en wilde, so track die coninc met sinen edelen ende ontalliken volcke op Vlaenderen Twelck hi eens deels onder hem creech na veel strijden battalien, oplopen, gheuechten ende destructien Ende die eerste coninc Eduwaert van Engelant quam te hulpe den voorseiden graue tot Ghendt toe, mer hi en conste hem niet helpen. Ende die graue Guido met beyde sinen sonen werden van coninc Philips geuangen gehouden in diuersche plaetsen Ende coninc Philippus creech doe al Vlaenderen onder hem ende track metter coninginnen alle dat lant dore. Daer na weder keerende in vrancrijcke so maecte hi den graue Jacob van sintpol Gouernuer ende regent van Vlaenderen. welc graue seer onghenadelic die Vlamingen verdructe met grote scattingen ende brack haer redelijke statuten ende priuilegien ooc bi den coningen van vrancrike verleent So dat ten lesten die van Brugge alre eerst ende daer na alle die ander tegen hem rebelleerden ende wederstonden sijn tyrantscap, want die coninc dat niet en beterde. Ende als die graue te Brugge quam met veel ghewapende om te corrigeren een misdaet te Brugghe gheschiet, so werdense bina allegader van die van Brugge verslagen mer die graue ontreet met den somigen. Ende al toornich sijnde track hi totten coninc clagende ouer de Vlamingen ende verwecte den coninc daer toe dat hi al vrancrijke dore die princen, grauen baroenen ende edele vergaderen dede willende Vlaenderen al bederuen Ende van dien eedelen ende machtigen heyre dat die bloeme der ridderscap was van al kerstenrijcke maecte hi regeerder den graue van Artoys die metten voorscreuen graue van Sintpol met al den heyre quam tot bi Cortrijc, hebbende oec in sijnre hulpen Godeuaert den graue van Vierson des eersten hertogen Jans van Brabant broeder, ende heer Jan sijn sone, met veel eedelen wt Brabant, ende graue Jan van Henegouwen ende van Hollant, ende Jan sonder genaden sijn outste sone ooc met veel edelen. Onder de welcken ooc gecomen is here Huge butterman van Arkel ridder een man van groter statueren vroom ende sterck gelijcken oft een gigant of rose waer geweest, ende heeft hem den coninc gepresenteert met een schoon geselscap [122r] van vrome wapentuers, hem vermetende mitten sinen te staen int voorste vanden strijt Ende also hi vanden coninc eyschende was een grote somme van penningen voor sijn soudije so wort hi vanden fansoisen veracht ende versmaet, Ende tooch ouer in vlaenderen ende presenteerde dien als hi den coninc hadde gedaen Die heren sagen hem aen ende verwonderden hem seere van sinen stoutheyt ende vromicheyt die hi hem vermat Ende si namen hem aen op condicien dat hi voor inden strijt soude staen ende voor vechten hebben. Desgelijcx heer Jan van Renesse een cloec ende behendich man van oorlogen stelde hem mede metten vlamingen tegen den fransoysen te vechten Ende als den dach was gecomen dat dese strijt soude geschien worde heer huge butterman beuolen dat hi hem stellen soude ende bereyt maken omdat vooruechten te hebben. Als hi dit hoorde en antwoorde hi niet, mer verwoedende in hem seluen als een grimmende leeuwe keerde hem om ende began wtermaten seer zijn water te maken. Dit worde den heren ende ander capiteynen geseyt, ende si vraechden hem of hi nv veruaert was datmen strijen soude Voorwaer neen ic sprac hi, dair om heb ick mijn water gemaect, want ic heb verstaen dat die alre edelste banier van kerstenrijc mitten meesten heren van Vrancrijc in groter mogentheit tegen mi comen, ende dus ist van node mi daer toe te geuen mit alre neersticheit ende vromicheit de banier onder die voet te trecken ende verwinnen of mijn lijf daer voor te laten Dit horende waren die heren verblijt, ende hebben ter stont met groter voorsienicheyt haer battalien geordineert. Die principaelsten van den vlamingen waren Jan van Namen ende Guido sinen broeder des geuangen graue gwien sonen, ende daer wert geroepen datse de peerden van den fransoysen eerst met pijcken ende met stocken doden souden Ende wie datter vlode of roofde eer dat den strijt voldaen waer dien soudmen ter stont doden. Als dan die fransche heren vernamen dat die vlamingen hem bestonden te genaken, hebben si mede alle haer heer geordineert ende gestelt in drie batalien. Jnden eersten battalie was de coninc van Maioriken ende die coninc van Meliden metten graue van Artoys. Dese .ij. coningen waren vanden ongelouigen wt haer conincrijcken verdreuen ende waren gecomen totten coninc van vrancrijc om hulp ende bistant, twelc die coninc hem hadde belooft waert sake dat hi victorie hadde vanden Vlamingen. Jn die anderde battalie was Jan sonder genaden graue van oosteruant met ses dusent wtgelesen mannen van wapenen, ende dese Jan was graue Jans outste soon van Henegouwen ende van Hollant ende zeelant. Jn die derde battalie was geset iacob graue van Simpol. Ende inden iare ons heren Mccc. ende .ij. opten .xi. dach van augusto sijn dese twe machtige heren aen een gecomen om enen bloedigen strijt te vechten Heer Huge butterman dye int voorste vanden strijt was geset heeft hem also vromeliken gehat dat hi ouermits groten arbeyt ende veel periculen die betailgien heeft doorbroken ende heeft die bannier van vrancrijc mit groter vromicheit ter neder getogen ende vercregen, ende heeftse mit groter triumphen ende blijtscapen den heren van Vlaenderen ghepresenteert Die vlamingen vochten seer vromelijck ende arbeyden die peerden te doden, slaende stekende, vechtende als verwoede lieden ende spraken malcander moet aen te strijden voor hem seluen, voor haer wiuen ende kinderen, ende voor haer rechten ende vriheden [122v]

Dat 37ste kapittel. Van de tweede hertog Jan in wiens tijd de strijd van Kortrijk gebeurde en van zijn oorlogen als tegen Mechelen en daarna tegen Brussel.

Item, deze tweede hertog Jan van Brabant voerde in zijn wapen een kwartier met de wapens van Limburg zoals zijn vader ook gedaan had.

De tweede Jan werd hertog na zijn vader die hem won aan de dochter van graaf Gwijde van Vlaanderen. En deze tweede Jan nam tot wijf vrouw Margaretha, de dochter van de goede koning Eduard van Engeland die de zaal Tervuren liet maken. En van haar had hij een zoon die de derde Jan heette. En toen men schreef 1295 zo trok hertog Jan met legerkracht voor Wassenberg en belegerde dat lange tijd en tenslotte kreeg hij het met alles dat ertoe behoort.

Omtrent deze tijd begon de vreselijke oorlog van de 4de koning Filips van Frankrijk geheten de schone Filips tegen de Vlamingen dat lange jaren duurde tot grote schade van het land Vlaanderen, etc. Dat nam zijn oorsprong omdat de graaf Gwijde een van zijn dochters geheten Philippa tegen de wil van koning Filips ten huwelijk geven wilde de koningszoon van Engeland welke dochter koning Filips van de vont geheven had en hield haar bij hem om dat huwelijk te beletten. En omdat de graaf de koning, zijn overste heer, anderszins niet gehoorzaam wilde zijn zo trok de koning met zijn edelen en ontelbaar volk op Vlaanderen. Wat hij eensdeels onder hem kreeg na veel strijden, bataljons, oplopen, gevechten en vernielen. En de eerste koning Eduard van Engeland kwam te hulp de graaf te Gent, maar hij kon hem niet helpen. En graaf Gwijde met beide zijn zonen werden van koning Filips gevangengehouden in diverse plaatsen. En koning Filips kreeg toen heel Vlaanderen onder hem en trok met de koningin dat hele land door. Daarna keerde hij weer in Frankrijk en zo maakte hij de graaf Jacob van Sint-Pol gouverneur en regent van Vlaanderen. Die onderdrukte ongenadig de Vlamingen met grote schattingen en brak hun redelijke statuten en privilegies ook door de koningen van Frankrijk verleend. Zodat tenslotte die van Brugge allereerst en daarna alle anderen tegen hem rebelleerden en weerstonden zijn tirannie, want de koning verbeterde dat niet. En toen de graaf te Brugge kwam met veel gewapenden om een misdaad te corrigeren een te Brugge gebeurt zo werden ze bijna allemaal van die van Brugge verslagen, maar de graaf ontkwam met sommigen. En geheel toornig ging hij naar de koning en klaagde over de Vlamingen en verwekte den koning daartoe dat hij heel Frankrijk door de prinsen, graven, baronnen en edelen verzamelde en wilde Vlaanderen geheel bederven. En van dat edele en machtige leger dat de bloem van ridderschap was van heel christenrijk maakte hij regeerder de graaf van Artois die met de graaf van Sint-Pol die met het hele leger te Kortrijk kwam en had ook tot zijn hulp Godfried, de graaf van Viersen de eerste, broer van Jan van Brabant, en heer Jan, zijn zoon, met veel edelen uit Brabant en graaf Jan van Henegouwen en van Holland en Jan zonder genade en zijn oudste zoon ook met veel edelen. Waaronder ook gekomen is heer Hugo, boterhandelaar van Arkel en ridder en een man van grote staat, dapper en sterk gelijk of het een gigant of reus was geweest en heeft zich de koning gepresenteerd met een mooi gezelschap van dappere adellijke cavalerie die zich vermat met de zijne in het voorste van de strijd te staan. En alzo hij van de koning eiste een grote som van penningen voor zijn soldij zo werd hij van de Fransen veracht en versmaad. En trok in Vlaanderen en presenteerde die zoals hij de koning had gedaan. De heren zagen hem aan en verwonderden zich zeer van zijn dapperheid en stoutheid die hij zich vermat. En ze namen hem aan op conditie dat hij voorin de strijd zou staan en voor vechten. Desgelijks heer Jan van Renesse, een kloek en handige man van oorlogen stelde hem mede met de Vlamingen tegen de Fransen te vechten. En toen de dag was gekomen dat deze strijd zou geschieden werd heer Hugo de boterhandelaar bevolen dat hij zich stellen zou en gereed maken omdat voorgevecht te hebben. Toen hij dit hoorde antwoordde hij niet, maar verwoede in zichzelf als een grimmende leeuw en keerde zich om en begon uitermate zeer zijn water te maken. Dit werd de heren en andere kapiteins gezegd en ze vroegen hem of hij nu bang was dat men strijden zou. ‘Voorwaar neen,’ sprak hij, ‘daarom heb ik mijn water gemaakt want ik heb verstaan dat de aller edelste banier van christenrijk met de grootste heren van Frankrijk in grote mogendheid tegen me komen en dus is het nodig me daartoe te geven met alle vlijt en dapperheid de banier onder de voet te trekken en overwinnen of mijn lijf daarvoor te laten.’ Dit hoorden de heren en waren blij en hebben terstond met grote voorzienigheid hun bataljons geordend. Die belangrijkste van de Vlamingen waren Jan van Namen en Gwijde, zijn broeder, de zonen van de gevangen graaf Gwijde en daar werd geroepen dat ze de paarden van de Fransen eerste met pijken en met stokken zouden doden. En wie dat er vloog of roofde eer dat de strijd voldaan was doe zou men terstond doden. Toen dan de Franse heren vernamen dat de Vlamingen hen bestonden te genaken hebben ze mede al hun leger geordend en in bataljons gesteld. In het eerste bataljon was de koning van Majorca en de koning van Melid met de graaf van Artois. Deze 2 koningen waren van de ongelovigen uit hun koninkrijk verdreven en ze waren naar de koning van Frankrijk om hulp en bijstand gekomen wat de koning hun had beloofd was het zaak dat hij victorie had van de Vlamingen. In het volgende bataljon was Jan zonder genade, graaf Oostervant met 6000 uitgelezen mannen van wapens en deze Jan was de oudste zoon van graaf Jan van Henegouwen en van Holland en Zeeland. In het derde bataljon was gezet Jacob, graaf van Sint-Pol. En het jaar ons heren 1302 op de 11de dag van augustus zijn deze twee machtige legers aaneen gekomen om een bloedige strijd te vechten. Heer Hugo boterkoopman die in het voorste van de strijd was gezet heeft zich alzo dapper gedragen dat hij vanwege grote arbeid en moeilijkheden de bataljons heeft doorbroken en heeft de banier van Frankrijk met grot dapperheid neergeworpen en verkregen en heeft het met grote triomf en blijdschap de heren van Vlaanderen gepresenteerd. De Vlamingen vochten zeer dapper en werkten om de paarden te doden, sloegen en staken en vochten als verwoede lieden en spraken elkaar moed aan te strijden voor zichzelf, hun wijven en kinderen en voor hun rechten en vrijheden.

Die victorie ende auontuere is den Vlamingen mede geuallen ende den Fransoysen seer deerliken tegen geweest, want daer worden geslegen omtrent .xi.M. eedele heren ende princen, ende .viijM. andere vrome wapentuers. Vanden heren ende edele waren die opperste die coninck van Maiorcke ende die coninc van Meliden, die hertoge van Loreynen Godeuaert graue van Vierson des hertogen van Brabant broeder, die bisscop van bellouaec, die prince van Albemarche des bisscops broeder, Robrecht graue van Artoys, Rodolf graue van Nijgelle conincstabel van Vrancrijck, Jacob graue van Simpol der coninginnen oom Jan sonder genaden graue van oosteruant graue Jans outste soon van Henegouwen ende van Hollant Lodewijc graue van Cleermont, die prins van Campangen die prince van Noortforden, die prince van Clarion, die graue van Baern met sijn drie broeders, die graef van Nelen, die graue van Trije, die graue van Bolonoys met Gouaert sinen broeder,de graue van tzwessen,die graue vander Marc die graue van Dammertijn, de graue van Momeliaert, de graue van Foreys, de graue van Marle, die graue van Heu, heer Aert van Echouen ende Jan sijn sone heer Henrick van Wilre, heer Geldolf van wyngen, heer willem van Redingen die heere van Craynen, die here van wesemael, die here van Alengi, de here van Boutersem, die heere van Walem, met veel ander eedelen wt Brabant. Ende als heer Huge butterman dese grote victorie op die Fransoysen heeft gehadt is hi in vlaenderen gebleuen ende is daer na corts gestoruen ende worde met wtnemende costelheyt in eenen schonen tombe tot Axel begrauen

De victorie en avontuur is de Vlamingen meegevallen en de Fransen zeer deerlijk tegen geweest, want er werden geslagen omtrent 11000 edele heren en prinsen en 8000 andere dappere adellijke cavalerie. Van de heren en edelen waren de opperste de koning van Majorca en de koning van Melid, de hertog van Lorraine, Godfried, graaf van Vierzon, broer van de hertog van Brabant, die bisschop van Bellovaci, die prins van Albemarche, broer van de bisschop, Robert, graaf van Artois, Rudolf, graaf van Nesle, aanvoerder van Frankrijk, Jacob, graaf van Sint-Pol de oom van de koningin van Jan zonder genade, van Oostervant, de oudste zoon van Jan van Henegouwen en van Holland, Lodewijk graaf van Clermont, de prins van Campanile, de prins van Noortforden, de prins van Clarion, de graaf van Baarn met zijn drie broeders, de graaf van Nelen, de graaf van Trie, de graaf van Boulonois met Godfried zijn broeder, de graaf van Te Zwessen, de graaf van de Mark, de graaf van Dammertin, de graaf van Momeliaart, de graaf van Foreis, de graaf van Marle, de graaf van Eu, heer Aart van Echoven en Jan, zijn zoon, heer Hendrik van Wilre, heer Geldolf van Wingen, heer Willem van Redingen, de heer van Craynen, de heer van Wezemaal, de heer van Alengi, de heer van Boutersem, de heer van Walem met veel andere edelen uit Brabant. En toen heer Hugo boterkoopman deze grote victorie op de Franssen heeft gehad is hij in Vlaanderen gebleven en is daarna gauw gestorven en met uitnemende kostbaarheid in een mooie tombe te Axel begraven.

Van een wonderlic dinck dat na desen strijde gheschiede

Hier na ses iaren als desen strijt was geschiet sijnder gecomen eenige lieden die hem seyden te wesen die heren ende princen diemen vermoede in desen stride van Cortrijck verslagen te wesen. Die eene seide dat hi was graue Godeuaert van Vierson, die andere seyde hem te wesen die graue van Heu, die derde die heere van Craynen, ende so voort meer andere Ende dese voorseyde brochten also vele woorden ende redenen bi datmen in vele plaetsen geloofde dattet also was Ende die hem seyde te wesen Gouaert graue van Vierson worde vander grauinne ende van alle den ondersaten voor een graue van Vierson ontfangen Ende dede van stonden aen alle die scepenen ende officieren inden graefscape van Vierson ende in andere plaetsen sijnre heerlicheden ofsetten ende andere daer in settende die hem beliefden. Ende dede oock of nemen de schilt ende wapen des seluen graefs van Vierson die ouer sijn graf hinck te Bruesel totten minrebroeders seggende dat hi noch leefde Ende die grauinne des seluen graef godeuaerts huysvrouwe nam hem tot eenen heere ende man ende sliep daer bi lange tijt ende en wist anders niet ten was haren ghetrouden man die graue van Vierson. Maer namaels ist openbaer gheworden, als dat dese dye heeren ende mannen niet en waren die si seyden te wesen, ende so werden si allegader gheuangen, ende werden om der eerberheyts willen deser voorseyder eedelre vrouwen in eewiger gheuangenissen ghehouden totter doot toe [123r]

Daer nae mits deser victorien hadden die vlamingen groten moet ende cregen weder om Rysele, Duway ende veel ander plaetsen

Daer na quam die voorscreuen coninc Philips weder met groter menichten ende volcke op Vlaenderen tusschen Rysele ende Duway, ende hi ordineerde sijn volc in .iij. battaelgen teghen die Vlamingen, ende daer wert van besiden gescarmutst ende veruaerlic geuochten so datter veel doden gemaect werden. Ende daer hielt coninc Philips de vlamingen staende van smorgens te tercie tijde tot na der sonnen onderganck in die grote hitte der sonnen, want hi meendese al te vermoeyen ende dan te verwinnen. Ten lesten wert daer gestreden sere bitterliken so datter in beyde partijen een grote menichte van volcke verslagen wert Mer die nacht ouer quam hem daer soe datse van noots wegen scheyden moesten ende elc int sine Die vlamingen gingen een groot deel water soeken om haren groten dorst te blusschen, ende so scheyden si van malcander deen hier dander daer Ende coninc Philips van Vrancrijke hielt hem met veel volcx te peerde heimelic in een bossche daer omtrent, ende siende dat die vlaminghen aldus waren buten ordinancie ende ooc van een gescheyden So quamen si op hem lieden seer vreeslick met groten ghecrijssche gheslagen. Dit vernemende heer Willem van Gullic die ooc capiteyn was stelde daer de vlamingen in ordinancie so hi best mochte als een vroom heere mer die macht der Fransoysen was so groot dat hi ende die sine daer verslagen bleuen. Daer na belach die coninc Rysel, ende hi bracht met hem den graue Guido van Vlaenderen Ende daer werdt ghemaect een tractaet van payse, soe dat die coninc behouden soude in sijn handen Risele ende Duway metter castelrien tot dat hem .viij.M. ponden erflicken renten op Vlaenderen wel beset waren. Ende bi dien middele quam graue Guido met Robrechtte Willeme, ende Guido sijn drie sonen wter geuangenissen ende quamen weder in Vlaenderen daer si blidelic ontfangen waren Ende die graue sterf corts daer na seer out van dagen Jnt iaer .M.CCC. ende iij.

Van een wonderlijk ding dat na deze strijd gebeurde.

Hierna toen deze strijd zes jaar geleden was zijn er enige lieden gekomen die zeiden te wezen de heren en prinsen die men vermoedde in deze strijd te Kortrijk verslagen te wezen. De ene zei dat hij graaf Godfried van Vierzon was, de volgende zei hen de graaf van Eu te wezen, de derde de heer van Craynen en zo voort meer anderen. En deze voor genoemde brachten alzo veel woorden en redenen bij zodat men in vele plaatsen geloofden dat het alzo was. En die hem zei te wezen Godfried van Vierzon werd van de gravin en alle andere onderzaten voor een graaf van Vierzon ontvangen. En liet van stonden af aan alle schepenen en officieren in het graafschap Vierzon en in andere plaatsen van zijn heerlijkheid afzetten en zette anderen daarin die hem beliefden. En liet ook afnemen het schild en wapens van die graaf van Vierzon die over zijn graf hing te Brussel en zei tot de minderbroeders dat hij noch leefde. En de gravin van die Godfrieds huisvrouw nam hem tot een heer en man en sliep lange tijd daarbij en wist niet anders dan het was haar getrouwde man. Maar later is het openbaar geworden dat deze heren en mannen niet waren die ze zeiden te wezen en zo werden ze allemaal gevangen en werden vanwege de eerbaarheid van deze edele vrouw in eeuwige gevangenis gehouden tot de dood toe.

Daarna vanwege deze victorie hadden die Vlamingen grote moed en kregen wederom Rijsel, Duway en veel andere plaatsen.

Daarna kwam koning Filips weer met grote menigte en volk op Vlaanderen tussen Rijsel en Duway en hij ordende zijn volk in 3 bataljons tegen de Vlamingen en daar werd van beide zijden geschermutseld en vervaarlijk gevochten zodat er veel doden gemaakt werden. En daar hield koning Filips de Vlamingen staande van ‘s morgens te tertie tijd tot na de zonsondergang in de grote hitte van de zon want hij meende ze geheel te vermoeien en dan te overwinnen. Tenslotte werd daar zeer bitter gestreden zodat er in beide partijen een grote menigte van volk verslagen werd. Maar de nacht kwam over hen zodat ze vanwege de nood scheiden moesten en elk in de zijne. De Vlamingen gingen een groot deel water zoeken om hun grote dorst te blussen en zo scheiden ze van elkaar, de ene hier en de andere daar. En koning Filips van Frankrijk hield zich heimelijk met veel volk te paard in een bos daaromtrent en zag dat de Vlamingen aldus waren buiten ordinantie en ook vaneengescheiden zo kwamen ze op hen zeer vreselijk met groot gekrijs geslagen. Dit vernam heer Willem van Gulik die ook kapitein was en stelde daar de Vlamingen in ordinantie zo goed hij kon als een dappere heer, maar de macht der Fransen was zo groot zodat hij en de zijne daar verslagen bleven. Daarna belegerde de koning Rijsel en hij bracht met hem de graaf Gwijde van Vlaanderen. En daar werd een traktaat van vrede gemaakt zodat de koning houden zou in zijn handen Rijseleen Duway met de kastelen totdat hem 8000 ponden erfelijke renten op Vlaanderen goed bezet waren. En bij dat middel kwam graaf Gwijde met Robert, Willem en Gwijde, zijn drie zonen, uit de gevangenis en weer in Vlaanderen waar ze blijde ontvangen werden. En de graaf stierf gauw daarna zeer oud van dagen in het jaar 1303.

Daer na omtrent .iij. iaren so wert graue Robrecht van Vlaenderen te Parijs sijnde daer toe gebracht van des conincs lieden dat hi Risele, Duway metter castelrien den coninc erflijc opdroech ende so bleef dat in de hant des conincs van Vrancrike, tot dat Phililps le hardi des vijften coninc Karels broeder die dochter ende erfgename van Vlaenderen troude, want doe gaf hem de coninc te huwelic thertochdom van Bourgondien ende de voorseyde steden metter castelrien

Jnt iaer .M.ccc. ende .vij. ten veruolge vanden voorscreuen coninc Philips aenden vijfsten paus Clement die die consilie te Vienne hielt in dalphinaet, so werden die Templieren gedestrueert ende geheel te niette ghedaen ouermits veele dolingen ende ongelouicheyt daer si mede besmet waren. Die meester vander ordenen wert te Parijs verbrant met veel ander Templieren

Jc keer weder opten tweeden hertoge Jan, tusschen welcken ende die stadt van Mechelen groten twist op gestaen is Mer om den oorspronck te weten soe is waer dat die bisscop Huge van Ludick die dat een deel van mechelen toebe [123v] hoorde aenmerckende dat die berthouwers die dander helft van Mechelen toebehoorde, der kercken van ludic hair rechten ontweldichden, soe ouerquam die voorscreuen bisscop mit hertoge Jan dat hi hem opdroech al dat recht dat hi had aen mechelen int iaer .M.ccc. Aldus is hertoghe Jan ghehult ende ontfangen geweest ouer here Ende hi stelde dair de schepenen ende dat recht na sinnen wille ende hi creech weder al tgeen dat der kercken van Ludick te voren was ontrocken Ende dander helft van Mechelen hielt Jan berthout vanden hertoge te leen.

Na desen so hebben die hertoge ende Jan berthout als heren van Mechelen te samen der stadt van Mechelen seker punten van vryheden verleent ende ghegeuen int iaer .M.ccc. ende een op sinte lucien dach Onder welcke voorscreuen punten si verleenden die stadt die vischmerct, die soutmerct ende die hauermerct met den opslaghe, behouden haer heerlicheyt Van welcker ghiften die van Mechelen ondancbaer waren Ooc is mits dien veel twisten ende onleden int lant op geresen. Want als die van Antwerpen verstonden dat die voorscreuen .iij. mercten tot Mechelen gheleyt waren die van outs tot Antwerpen gelegen hadden ende datse die hertoge te leen hielt van den keyser metten marcgraefschap, sonder wiens consente si meenden dat niet geschien en mochte so hebben si dat geclaecht keyser Henrick van Lutzenborch dair voor af geseit is, ende was swagher van hertoghe Jan voorseyt ende deden so veel dat die keysere dat voorseyde verleggen vander mercten weder riep ende restitueerdese weder der stadt van Hantwerpen in haren rechten ende gaf die voorseide .iij. mercten hertoghe Janne weder te leene te houden vanden keyserijcke, also hite voren ghedaen hadde eer hi Mechelen creech Ende hier af gaf die goede keyser Henrick sijn bezeghelde brieuen Jnt iaer ons heeren .M.ccc. ende .ix. op den xxix. dach van October int eerste iaer sijns rijcx

Dese .iij mercten werden namaels van hertoge Wencelijn ende vrou Jan van brabant der stadt van Antwerpen met openen brieuen gheconfirmeert om die possessie daer af voort aen te ghebruycken Twelc gheschiede int iaer .MCCC. ende .lvi. opten .ix. dach van December

Daarna omtrent 3 jaren zo werd graaf Robert van Vlaanderen die te Parijs was daartoe gebracht van de lieden van de koning dat hij Rijsel en Duway met de kastelen de koning erfelijk opdroeg en zo bleef dat in de hand van de koning van Frankrijk totdat Phillips de stoute, de vijfde broer van koning Karel, de dochter en erfgenaam van Vlaanderen trouwe, want toen gaf hem de koning ten huwelijk het hertogdom van Bourgondië en de voorgenoemde steden met de kastelen.

In het jaar 1307 ten gevolge van de voorschreven koning Filips aan de vijfde paus Clemens die het concilie te Vienne hield in Delphinaat, zo werden de Tempelieren vernield en geheel te niet gedaan vanwege vele dolingen en ongelovigheid waar ze mee mede besmet waren. De meester van de orde werd te Parijs verbrand met veel andere Tempelieren.

Ik keer weer op de tweede hertog Jan waartussen die en de stad van Mechelen groten twist ontstond. Maar om de oorsprong te weten zo is het waar dat bisschop Hugo van Luik die een deel van Mechelen toebehoorde merkte dat de Berthouwers die de andere helft van Mechelen toebehoorde de kerk van Luik hun rechten ontweldigen zo kwam die bisschop met hertog Jan dat hij hem opdroeg al de rechten die hij had aan Mechelen in het jaar 1300. Aldus is hertog Jan gehuldigd en ontvangen geweest voor hun heer. En hij stelde daar de schepenen en dat recht naar zijn wil en hij kreeg weer al hetgeen dat de kerk van Luik tevoren was onttrokken. En de andere helft van Mechelen hield Jan Berthout van de hertog te leen.

Hierna zo hebben de hertog en Jan Berthout, als heren van Mechelen, tezamen de stad van Mechelen zekere punten van vrijheid verleend en gegeven in het jaar 1301 op de dag van Sint Lucia. Onder die punten verleenden ze stad de vismarkt, de zoutmarkt en havermarkt met de opslag en behouden hun heerlijkheid. Van welke giften die van Mechelen ondankbaar waren. Ook is mitsdien veel twisten en kwaad in het land opgekomen. Want toen die van Antwerpen verstonden dat die 3 markten te tot Mechelen gelegd waren die van ouds te Antwerpen gelegen hadden en dat het de hertog te leen hield van de keizer met het markgraafschap zonder wiens toestemming ze meenden dat het niet geschieden mocht zo ze dat beklaagden bij keizer Hendrik van Luxemburg en die was zwager van hertog Jan en deed zoveel dat de keizer dat verleggen van de markten terug riep en herstelde de stad Antwerpen weer in hun rechten en gaf 3 markten hertog Jan weer te leen te houden van het keizerrijk alzo hij tevoren gedaan had eer hij Mechelen kreeg. En hiervan gaf de goede keizer Hendrik zijn gezegelde brieven in het jaar ons heren 1309 op de 29ste dag van oktober in het eerste jaar van zijn rijk.

Deze 3 markten werden later van hertog Wenceslaus en vrouw Johanna van Brabant de stad van Antwerpen met open brieven bevestigd om de bezitting daarvan voortaan te gebruiken. Wat geschiedde in het jaar 1356 op de 9de dag van december.

Daer na omtrent .iij. iaren so wert graue Robrecht van Vlaenderen te Parijs sijnde daer toe gebracht van des conincs lieden dat hi Risele, Duway metter castelrien den coninc erflijc opdroech ende so bleef dat in de hant des conincs van Vrancrike, tot dat Phililps le hardi des vijften coninc Karels broeder die dochter ende erfgename van Vlaenderen troude, want doe gaf hem de coninc te huwelic thertochdom van Bourgondien ende de voorseyde steden metter castelrien

Jnt iaer .M.ccc. ende .vij. ten veruolge vanden voorscreuen coninc Philips aenden vijfsten paus Clement die die consilie te Vienne hielt in dalphinaet, so werden die Templieren gedestrueert ende geheel te niette ghedaen ouermits veele dolingen ende ongelouicheyt daer si mede besmet waren. Die meester vander ordenen wert te Parijs verbrant met veel ander Templieren

Jc keer weder opten tweeden hertoge Jan, tusschen welcken ende die stadt van Mechelen groten twist op gestaen is Mer om den oorspronck te weten soe is waer dat die bisscop Huge van Ludick die dat een deel van mechelen toebe [123v] hoorde aenmerckende dat die berthouwers die dander helft van Mechelen toebehoorde, der kercken van ludic hair rechten ontweldichden, soe ouerquam die voorscreuen bisscop mit hertoge Jan dat hi hem opdroech al dat recht dat hi had aen mechelen int iaer .M.ccc. Aldus is hertoghe Jan ghehult ende ontfangen geweest ouer here Ende hi stelde dair de schepenen ende dat recht na sinnen wille ende hi creech weder al tgeen dat der kercken van Ludick te voren was ontrocken Ende dander helft van Mechelen hielt Jan berthout vanden hertoge te leen.

Na desen so hebben die hertoge ende Jan berthout als heren van Mechelen te samen der stadt van Mechelen seker punten van vryheden verleent ende ghegeuen int iaer .M.ccc. ende een op sinte lucien dach Onder welcke voorscreuen punten si verleenden die stadt die vischmerct, die soutmerct ende die hauermerct met den opslaghe, behouden haer heerlicheyt Van welcker ghiften die van Mechelen ondancbaer waren Ooc is mits dien veel twisten ende onleden int lant op geresen. Want als die van Antwerpen verstonden dat die voorscreuen .iij. mercten tot Mechelen gheleyt waren die van outs tot Antwerpen gelegen hadden ende datse die hertoge te leen hielt van den keyser metten marcgraefschap, sonder wiens consente si meenden dat niet geschien en mochte so hebben si dat geclaecht keyser Henrick van Lutzenborch dair voor af geseit is, ende was swagher van hertoghe Jan voorseyt ende deden so veel dat die keysere dat voorseyde verleggen vander mercten weder riep ende restitueerdese weder der stadt van Hantwerpen in haren rechten ende gaf die voorseide .iij. mercten hertoghe Janne weder te leene te houden vanden keyserijcke, also hite voren ghedaen hadde eer hi Mechelen creech Ende hier af gaf die goede keyser Henrick sijn bezeghelde brieuen Jnt iaer ons heeren .M.ccc. ende .ix. op den xxix. dach van October int eerste iaer sijns rijcx

Dese .iij mercten werden namaels van hertoge Wencelijn ende vrou Jan van brabant der stadt van Antwerpen met openen brieuen gheconfirmeert om die possessie daer af voort aen te ghebruycken Twelc gheschiede int iaer .MCCC. ende .lvi. opten .ix. dach van December

Daarna omtrent 3 jaren zo werd graaf Robert van Vlaanderen die te Parijs was daartoe gebracht van de lieden van de koning dat hij Rijsel en Duway met de kastelen de koning erfelijk opdroeg en zo bleef dat in de hand van de koning van Frankrijk totdat Phillips de stoute, de vijfde broer van koning Karel, de dochter en erfgenaam van Vlaanderen trouwe, want toen gaf hem de koning ten huwelijk het hertogdom van Bourgondië en de voorgenoemde steden met de kastelen.

In het jaar 1307 ten gevolge van de voorschreven koning Filips aan de vijfde paus Clemens die het concilie te Vienne hield in Delphinaat, zo werden de Tempelieren vernield en geheel te niet gedaan vanwege vele dolingen en ongelovigheid waar ze mee mede besmet waren. De meester van de orde werd te Parijs verbrand met veel andere Tempelieren.

Ik keer weer op de tweede hertog Jan waartussen die en de stad van Mechelen groten twist ontstond. Maar om de oorsprong te weten zo is het waar dat bisschop Hugo van Luik die een deel van Mechelen toebehoorde merkte dat de Berthouwers die de andere helft van Mechelen toebehoorde de kerk van Luik hun rechten ontweldigen zo kwam die bisschop met hertog Jan dat hij hem opdroeg al de rechten die hij had aan Mechelen in het jaar 1300. Aldus is hertog Jan gehuldigd en ontvangen geweest voor hun heer. En hij stelde daar de schepenen en dat recht naar zijn wil en hij kreeg weer al hetgeen dat de kerk van Luik tevoren was onttrokken. En de andere helft van Mechelen hield Jan Berthout van de hertog te leen.

Hierna zo hebben de hertog en Jan Berthout, als heren van Mechelen, tezamen de stad van Mechelen zekere punten van vrijheid verleend en gegeven in het jaar 1301 op de dag van Sint Lucia. Onder die punten verleenden ze stad de vismarkt, de zoutmarkt en havermarkt met de opslag en behouden hun heerlijkheid. Van welke giften die van Mechelen ondankbaar waren. Ook is mitsdien veel twisten en kwaad in het land opgekomen. Want toen die van Antwerpen verstonden dat die 3 markten te tot Mechelen gelegd waren die van ouds te Antwerpen gelegen hadden en dat het de hertog te leen hield van de keizer met het markgraafschap zonder wiens toestemming ze meenden dat het niet geschieden mocht zo ze dat beklaagden bij keizer Hendrik van Luxemburg en die was zwager van hertog Jan en deed zoveel dat de keizer dat verleggen van de markten terug riep en herstelde de stad Antwerpen weer in hun rechten en gaf 3 markten hertog Jan weer te leen te houden van het keizerrijk alzo hij tevoren gedaan had eer hij Mechelen kreeg. En hiervan gaf de goede keizer Hendrik zijn gezegelde brieven in het jaar ons heren 1309 op de 29ste dag van oktober in het eerste jaar van zijn rijk.

Deze 3 markten werden later van hertog Wenceslaus en vrouw Johanna van Brabant de stad van Antwerpen met open brieven bevestigd om de bezitting daarvan voortaan te gebruiken. Wat geschiedde in het jaar 1356 op de 9de dag van december.

Jc keer weder opten tweeden hertoghe Jan die corts na die verleeninge vanden voorscreuen .iij. mercten op Mechelen verbolgen wert ouermits eenen eerbaren man die daer vander ghemeenten ghewont wert, so dat hi te Mechelen waende te comen om dat te corrigeren Mer die van mechelen beduchtende dat hi grote strangicheit ouer hemlieden soude thonen so sloten si haer poorten toe, ende wilden den hertoge niet in laten Doe wert hi noch toorniger dan te voren ende hi verbrande die husen buten der poorten staende Ende so quam hi ende die voorscreuen Jan berthout als heren van mechelen te samen mit heyrcracht die stadt beleggen. Ende die hertoge met sinder scharen lach op deen sijde vander stadt te brabant wert, ende die van Antwerpen metten lande van Rijen ende die van Liere lagen op dander side, so dat die een den anderen niet te hulpe comen en conste alst enich noot waer So ghebuerdet opten heiligen witten donredach dat [124r] ter tusschen beyde gesproken wert om tot eenen tractate van payse te brengen, so datter enige goede minrebroders ende predicaers daer in seer neerstelijck arbeiden gaende vanden eenen totten anderen Biden welcken die van Antwerpen ende die van Liere meenden dat pays sijn soude en waren op haer hoede niet Als die van mechelen dat heymelick vernamen aenghemerct dat si seer bestrict ende nauwe in haer stat gehouden waren, so quamen si met ghewapender hant seer haestelick ende hebben onversienlijc geslagen op die van Antwerpen ende op die van Liere, so datter veel doot bleuen Onder welc twee alte vrome eerbaer ridders verslagen werden, wantse niet vlien en wilden, als heere Gheraert van vorselaer ende heer Gouaert van Liere, maer die van Mechelen werden nochtan weder inder stadt gedreuen Ende dese orloge duerde voort tot in Oogstmaent ende die hertoge dede strangelijcken ghebieden datter niemant binnen der stadt van mechelen eenige vitalie vueren oft dragen soude So dat dye van mechelen dicwil om vitalie met machte wt trocken int lant van Brabant ende somige werden si verslagen ende geuangen Doe deden si maken grote ende hoge schepen waer mede si te water meynden haer vianden te wederstaen ende te halen datse wilden, mer het viel anders, want des hertogen volck vernamen dat ende versagen hem daer tegen So datse aen beyden siden op een vergaderden op die Schelde bi Rupelmonde int vlietken daer seer vreeseliken geuochten wert, so dat ten lesten die van Mechelen tonderbleuen Veele werden si verdroncken ende verslagen ende niet veel en conster geulien, mer die principaelste ende notabelste opsetters werden daer gheuangen

Ik keer weer op de tweede hertog Jan die gauw na de verlening van de 3 markten op Mechelen verbolgen werd vanwege een eerbare man die daar van de gemeente gewond werd zodat hij te Mechelen waande te komen om dat te corrigeren. Maar die van Mechelen vreesden dat hij grote strengheid over hen zou tonen zo sloten ze hun poorten dicht en wilden de hertog niet in laten. Toen werd hij noch toorniger dan tevoren en hij verbrandde de huizen die buiten de poort stonden. En zo kwam hij en Jan Berthout als heren van Mechelen tezamen met legerkracht de stad belegeren. En de hertog met zijn scharen lag op de ene zijde van de stad te Brabant waart en die van Antwerpen met het land van Rijen en die van Lier lagen aan de andere zijde zodat de ene de andere niet te hulp kon komen als er enige nood was. Zo gebeurde het op de heilige Witte Donderdag dat ertussen beide gesproken werd om tot een traktaat van vrede te brengen zodat er enige goede minderbroeders en predikanten daarin zeer vlijtig werkten en gingen van de ene tot de andere. Waarbij die van Antwerpen en die van Lier meenden dat het vrede zou zijn en waren niet op hun hoede. Toen die van Mechelen dat heimelijk vernamen, aangemerkt dat ze stijf en nauw in hun stad gehouden waren, zo kwamen ze met gewapende hand zeer haastig en hebben onvoorziens geslagen op die van Antwerpen en op die van Lier zodat er velen doodbleven. Waaronder twee al te dapperen eerbare ridders verslagen werden want ze wilden niet vlieden zoals heer Gerard van Vorselaar en heer Govert van Lier, maar die van Mechelen werden nochtans weer in de stad gedreven. En deze oorlog duurde voort tot in augustus en de hertog liet streng gebieden dat er niemand binnen de stad van Mechelen enige voedsel voeren of dragen zou. Zodat die van Mechelen vaak om voedsel met macht uittrokken in het land van Brabant en sommige werden verslagen en gevangen. Toen lieten ze grote en hoge schepen maken waarmee ze te water meenden hij vijanden te weerstaan en halen wat ze wilden, maar het viel anders, want het volk van de hertog vernam dat en voorzagen zich daartegen. Zodat ze aan beide zijden opeen verzamelden op de Schelde bij Rupelmonde in het beekje waar zeer vreselijke gevochten werd zodat tenslotte die van Mechelen te onderbleven. Veel werden ze verdronken en verslagen en niet veel konden er ontkomen, maar de voornaamste en notabelste opstokers werden daar gevangen.

Doe waren die van Mechelen dկrlogen moede ende versoenden mitten hertoge hem beternisse doende, ende setten hem in handen die porten vander stat die hi metten mueren vander vesten op die sijde te Bruesselwert eens deels af werpen dede Maer die stadt van Mechelen vercreech van hem gracie bi af cope datmen af liet Dit geschiede int iaer .M.ccc.iij. des saterdaechs voor sinte lambrechts dach Aldus behielt die hertoge Mechelen .vij. iaer Mer doe die van Ludick sagen dat die heerlicheit van mechelen vanden hertoge wederbracht was in haren state so seyden si dat geen bisscop machtich was yet te versetten van sijn leefdage sonder consente vanden paus ende der capittelen ende des lants van Ludick So dat Ewout die bisscop van Ludic hertoghe Jan dede dagen te Rome voorden paus, daer hertoge Jan sijn ambassaten sant, ende twert gewesen voor recht ten lesten vanden paus dat biscop Hughe des gheen macht en had Aldus quam deen helft van mechelen weder aen die kercke van Ludick, ende dander helft behielden die Berthouwers

Omtrent dese tijt stont op die gemeente te veel plaetsen tegen die edele, so dat die edele ende rijke der gemeenten wijcken mosten Ende drie iaer na die voorscreuen orloghe tegen Mechelen so wert hertoge Jan toornich op dye ghemeynte van Bruessel die doe seer pijnlijck ende ouerdadich waren verderuende somige heeren husen. Ende die hertoghinne sijnde te Bruessel badt hem lieden dat si af laten wilden, mer si en cesseerden daer om niet [124v]

So wert dye hertoge seer beruert ende met sinen volcke hielt hi hem ter Vueren ende Vyluorden. Die edele ende die rijcke en dorsten te Bruessel niet blijuen, soe datter veel vertrack wt vresen. Ende op den eersten dach van Meye quam die gemeente wt bruessel met machte met opgherechte banieren tot in de Vylvortsche beemen Somige meenden dat si quamen ootmoet soecken aenden hertoge die doe te Vyluorden lach. Ander seiden dat si dat qualic bewesen in dien datse met op gerechten banieren om te striden quamen So ghinc de hertoghe hem lieden te ghemoet met luttel volcx op hem lieden slaende so datter wel lxx. doot bleuen ende dander vloden. Daer na was die gemeente van Bruessel seere verslagen ende gauen hem ouer tot des hertogen wille Ende des gelijcx so werden daer bi vreesende die gemeynten van anderen steden

Jn deser tijt vergaderden veel leecke ghemeyn lieden wt verscheyden landen, als wt Almanien, Vrancrijke, brabant, Vlaenderen, Henegouwe, ende ander contreyen, ende vermaten hem te gaen winnen theylich lant op die onghelouige sonder te hebben consente vanden stoel van Rome, oft ooc te hebben eenighen prince oft leytsman die se leyden mochte, ende waer si vonden eenige joden die doden si So verleende hertoge Jan den ioden doe ter tijt in Brabant wonende den borch te genapien in walsch Brabant, om dat si vry sijn souden, maer dit dwase volck ghinck den borch beleggen Ende al verboot hem die heroge datse af laten souden si en wildens niet doen So track hertoghe Jan met cleender menichten daer ende vermaendese weder af te laten mer si en lietens niet Doe sloech hi op hem ende hi verwantse, ende een deel wertter verslagen ende dander ontuloden ende si scheyden van armoeden ende catiuicheden, want alle dwase vermetelheit plach quaet eynde te nemen

Als die tweede hertoge Jan .xix. iaren geregneert hadt so sterf hi vanden steen ter Vueren Jnt iaer ons heeren M.CCC. ende .xij. Ende hi wert te Bruessel begrauen tot sinte Goedele achter latende Jan sijnen sone die na hem hertoge wert

Ende int iaer daer na op onser vrouwen hemeluaert dach in die Oogstmaent sterf die goede keyser henric hertoge Jans swager na dat hi met groter heyrcracht door Jtalien getrocken was te Rome daer hi die keyserlike crone ontfangen had Daermen af seyt dat hi opten voorscreuen dach theylich sacrament ontfangende vergeuen wert van een predicaer. Mer de ordene ontschuldicht dat, want die gheen die daer mede beticht was, was een eerbaer ende duechdelijc religioes van edel geslachte gheheten heer Bernaert, die welck in die stadt van Areten hem openbaerlick presenteerde voor skeysers vrienden te recht te staen ende te verantwoorden

Die voorscreuen tweede hertoge Jan die is wel te prisen, want hi was schoon, gracioes, soet van sinne ende van sprake. Node oorlochde hi, mer als hijs geen verdrach hebben en mocht, so quam hi te velde als een leeu dat hem een yegelic verwonderde

Toen waren die van Mechelen het oorlogen moede en verzoenden met de hertog en deden hem verbetering en zetten zich in handen de poorten van de stad die hij met de muren van de vesting aan de kant te Brussel waart eensdeels af liet werpen. Maar de stad Mechelen kreeg van hem gratie bij afkoop zodat men het naliet. Dit geschiedde in het jaar 1303 de zaterdag voor Sint Lambrecht dag. Aldus behield de hertog Mechelen 7 jaar. Maar toen die van Luik zagen dat de heerlijkheid van Mechelen van de hertog weer in haar stad gebracht was zo zeiden ze dat geen bisschop machtig was iets te verzetten in zijn leven zonder toestemming van de paus en de kapittelen en het land van Luik. Zodat Ewout, de bisschop van Luik, hertog Jan liet dagen te Rome voor de paus waar hertog Jan zijn ambassadeurs zond en het werd tenslotte voor recht gewezen van de paus dat Hugo dus geen macht had. Aldus kwam de ene helft van Mechelen weer aan de kerk van Luik en de andere helft behielden de Berthouwers.

Omtrent deze tijd stond de gemeente op te veel plaatsen tegen de edelen op zodat de edelen en rijken der gemeenten wijken moesten. En drie jaar na de oorlog tegen Mechelen zo werd hertog Jan vertoornd op de gemeente van Brussel die toen zeer pijnlijk en overdadig waren en bedierven sommige herenhuizen. En de hertogin die te Brussel was bad hen dat ze dat laten wilden, maar ze verminderden daarom niet.

Zo werd de hertog zeer ontstoken en met zijn volk hield hij zich te Vuren en Vilvoorde. De edelen en de rijken durfden niet in Brussel te blijven zodat er velen uit vrees vertrokken. En op de eerste dag kwam de gemeente uit Brussel met macht en met opgerichte banieren tot in de beemden van Vilvoorde. Sommige meenden dat ze ootmoed kwamen zoeken aan de hertog die toen te Vilvoorde lag. Anderen zeiden dat ze dat kwalijk bewezen omdat ze met opgerichte banieren om te strijden kwamen. Zo ging de hertog hen tegemoet met en sloeg met weinig volk op hen zodat er wel 70 doodbleven en de anderen vlogen. Daarna was de gemeente van Brussel zeer verslagen en gaven zich over aan de wil van de hertog. En desgelijks vreesden zo de gemeenten van andere steden.

In deze tijd zo verzamelden veel leken algemeen uit verschillende landen als Allemagne, Frankrijk, Brabant, Vlaanderen, Henegouwen en ander contreien en vermaten zich te gaan winnen het heilige land op de ongelovigen zonder toestemming te hebben van de stoel van Rome of ook enige prins of leider te hebben die ze leiden mocht en waar ze enige Jood vonden die doodden ze. Zo verleende hertog Jan de Joden die toentertijd in Brabant woonde de burcht Genepin in Waals Brabant zodat ze vrij zouden zijn, maar dit dwaze volk ging de burcht belegeren. En al verbood hen de hertog dat ze dat laten zouden, ze wilden het niet doen. Zo trok hertog Jan met kleine menigte daar en vermaande ze weer het te laten, maar ze lieten het niet. Toen sloeg hij op hen en overwon ze en een deel werd er verslagen en het andere deel ontkwam en ze scheidden van armoede en ellendigheid want alle dwaze vermetelheid plag een kwaad einde te nemen.

Toen de tweede hertog Jan 19 jaren geregeerd had zo stierf hij van de steen ter Vuren in het jaar ons heren 1312. En hij werd te Brussel begraven te Sint Goedele en liet na zijn zoon Jan III die na hem hertog werd.

En het volgende jaar op onze vrouwe hemelvaart in augustus stierf de goede keizer Hendrik, de zwager van Jan, nadat hij met grote legerkracht door Itali getrokken was te Rome waar hij de keizerlijke kroon ontvangen had. Waar men van zegt dat hij op voorschreven dag vergeven werd van een predikant. Maar de orde verontschuldigde dat want diegene die daarmee beticht was die was een eerbare en deugdelijke religieus van edel geslacht geheten heer Bernard die zich in de stad van Arete openbaarde presenteerde voor keizers vrienden terecht te staan en te verantwoorden.

Die tweede hertog Jan die is wel te prijzen want hij was mooi, gracieus, lief van zin en woorden. Node oorloogde hij, maar als hij geen verdrag krijgen kon zo kwam hij te velde als een leeuw zodat iedereen zich verwonderde.

Dat .xxxviij. capitel. Vanden derden hertoge Jan ende vanden plagen dye doen waren, ende van sijnre orlogen inder iuecht [125r]

DOe die .ij. hertoge Jan gestoruen was so was sijn sone .xij. iaren out ende hi wert hertoge. Ende als sijn vader noch leefde so was dat huwelic begrepen tusschen hem ende vrou Marie graue lodewijcx dochter van Eureus die des derden coninc Philips van vrancrijcx sone was van sijnder tweester huysurouwe marie des eersten hertoge Jans van Brabant dochter so datse malcander bestonden inden tweesten ende inden derden graet Mits welck eert huwelijck volquam so moste dat geschien bi dispensatien vanden stoele van Rome

Jnt beghin als dese .iij. hertoge Jan began te regneren so op stont in Brabant grote turbatie want de cooplieden wt Brabant werden tallen plaetsen ghehouden ende gheuangen buyten slants voor die schulden die beyde sijn voorvaders gemaect hadden door haer orlogen dair af voorscreuen is die noch onbetaelt stonden. Nochtan had sijn vader alte grote somme van gelde daer toe vanden lande ontfangen Mer sijn onghetrouwe regeerders hadden hem daer in misdragen so datse slants oorbaer daer in niet en bewaerden Als dese catiuicheyt vanden cooplieden omtrent een iaer had ghestaen so gingen die cooplieden wt Brabant aenden hertoge clachte doende. mer want hi ionck was ende sijn raetslieden haer selfs profijt voor tgemeen profijt sochten so en wert haer clacht niet geacht So vonden si eenen anderen raet ende gingen totten hertoge ende presenteerden hem al sijn vaders scult te betalen, so lange als hi ionck waer, twelck hertoge Jan consenteerde. Dus so was die schult betaelt ende mochten doen reisen daer si wilden Twelck somige regeerders ende heren qualic namen morrende op de gemeente om dat si de handelinge vanden penningen niet en hadden so datse den cabbas dair op niet slaen en mochten also dat ghewoonlic is

Jn dese tijt waren die edelen in Brabant so verstoruen mits voorgaende orlogen ende andersins datmer nauwe xv. ridders vant

Jnt nauolgende iaer alsmen screef M.CCC. ende .xv. so begonden die .iij. plagen dye god liet geschien ouermits den sonden. Deerste was dattet begonste te reghenen inden Meye ende het bleef regenende omtrent een iaer lanc so dattet kooren ende ander vruchten al meest verdoruen

Die ander plage was dat int selfde iaer begonste te werden dieren tijt niet alleen van coren mer ooc van ander noottrufte, ende wert so groten dieren tijt dat niet wt te spreken en waer Ende men meent dat van beghin der werelt geen meerder dier tijt geweest en heeft. Een viertel rogghe galt Tantwerpen .lx. conincx tornoyse. Die arme menschen lagen opter straten ende claechden dat [125v] steenen herten had mogen ontfermen ende storuen van honger ende ghebreke

Dye derde plaghe was dat int iaer daer na die grote veruaerlijcke sterfte quam ouer rijke ende arme Doe batet den rijcken vrecken niet haer goet dat si ontspaert hadden sonder den armen te hulpe te comen die si inden dieren tijt lieten vergaen van gebreke. Alsulcken sterft wast datmen seide dat wel tderdendeel der menschen gestoruen was Ende die niet en storuen hadden gemeenlic grote siecten. Doe verkeerde alle vruecht ende bliscap der menschen in droefheyt Ende omtrent dese tijt sachmen inder lucht een groote comete hebende den steert westwert Twelc plach te bedieden doot van princen oft plagen vanden volcke

Dat 38ste kapittel. Van de derde hertog Jan en van de plagen die toen waren en van zijn oorlogen in zijn jeugd.

Toen de 2de hertog Jan gestorven was zo was zijn zoon 12 jaren oud en hij werd hertog. En toen zijn vader noch leefde zo was dat huwelijk begrepen tussen hem en vrouw Maria, de dochter van graaf Lodewijk van Evreux die de zoon was van de derde koning Filips van Frankrijk was van zijn tweede huisvrouw Maria, de dochter van de eerste dochter van Jan van Brabant, zodat ze elkaar bestonden in tweede en in de derde graad. Waarom eer het huwelijk voltrokken werd zo moest dat gebeuren bij dispensatie van de stoel van Rome.

In het begin toen deze 3de hertog Jan begon te regeren zo stond op in Brabant grote beroering want de kooplieden uit Brabant werden te allen plaatsen gehouden en gevangen in buitenland voor de schulden die beide zijn voorvaders gemaakt hadden door hun oorlogen waarvan voorschreven is die noch onbetaald stonden. Nochtans had zijn vader al te grote som van geld daartoe van het land ontvangen. Maar zijn ontrouwe regeerders hadden zich daarin misdragen zodat ze lands nut daarin niet bewaarden. Toen deze ellendigheid van de kooplieden omtrent een jaar had gestaan zo gingen de kooplieden uit Brabant hun klacht bij de hertog doen, maar omdat hij jong was en zijn raadslieden hun eigen profijt voor het algemene profijt zochten zo werd hun klacht niet geacht. Zo vonden ze een andere raad en gingen tot de hertog en presenteerden hem al zijn vaders schuld te betalen zo lang als hij jong was, wat hertog Jan toestemde. Dus zo was de schuld betaald en mocht men reizen waar ze wilden. Wat sommige regeerders en heren kwalijk namen en morden op de gemeente omdat ze de handeling van de penningen niet hadden zodat ze de cabbas daarop niet slaan mochten alzo dat gewoon is.

In deze tijd waren de edelen in Brabant zo verstorven vanwege voorgaande oorlogen en anderszins zodat men er nauwelijks 15 ridders vond.

In het volgende jaar toen men schreef 1315 zo begonnen de 3 plagen die God liet geschieden vanwege de zonden. De eerste was dat het begon te regenen in mei en het bleef regenen omtrent een jaar lang zodat het koren en andere vruchten al meest bedierven.

De andere plaag was in hetzelfde jaar en begon dure tijd te worden en niet alleen van koren maar ook van andere nooddruft en het werd zo’n grote dure tijd dat het niet te vertellen was. En men meent dat van het begin der wereld geen grotere dure tijd geweest is. Een vierdeel rogge gold te Antwerpen 60 koning tornoyse. De arme mensen lagen op de straat en klaagden zodat stenen harten het mocht ontfermen en stierven van honger en gebrek.

De derde plaag was het jaar daarna die grote vervaarlijke sterfte kwam over rijke en arme. Toen baatte het de rijke vrekken niet hun goed dat ze overgehouden zonder de armen te hulp te komen die ze in de dure tijd vergaan lieten van gebrek. Al zulke sterfte was er dat men zei dat wel het derdedeel der mensen gestorven was. En die niet stierven hadden gewoonlijk grote ziekte. Toen veranderde alle vreugde en blijdschap der mensen in droefheid. En omtrent deze tijd zag men in de lucht een grote komeet die de staart westwaarts had. Wat plag te betekenen dood van prinsen of plagen van het volk.

Hier na claechde heer Otto van bueren die in Gelderlant woonde hertoge Jan, dat die vorwaerden die sinen vader gedaen waren van des hertogen voorvaders niet gehouden en werden mer zijn clachte en wert niet geacht so dat hi mit ghewapender hant quam voir die stadt van Tyel die doe ter tijt den hertoghe toe behoorde. Doe quamen die van binnen tegen hem wt, mer hi verwanse so datter veel verslagen werden ende dander veruolchde hi tot in die stadt die hi so wan, ende daer nae beroofde hi die ingeseten ende vuerde den roof wech Als dit hertoghe Jan vernam so was hi seer tornich ende daer wert grote gereetscap gemaect van heyrcracht mer die hertoge was ionck ende die heren sijn raetslieden waren slap int veruolgen beduchtende dat graue Willem van Hollant viant werden mocht om des wille dat heer Otte sijn bastaerde dochter getrout hadde Ten lesten wert getracteert te Hoochstraten biden voorseyden graue van Hollant ende byden graue van Ghelre dat heer Otto comen soude te Louen in des hertogen geuangenisse twelc also geschiede Maer corts daer na bi vrienden ende makelaers die de graue van Hollant aenden hertoge maecte, so wert heer Otte vry wt gelaten, daer veel lieden hem af verwonderden dat so swaren misdaet so lichtelic vergeuen wert

Mer om te weten den oorspronc vander orlogen die hertoge Jan ouer die mase had So ist waer dat tusschen graue Geraert van Gulick ende heer Reynout van Valkenborch grote oorloge was so datse op malcander stichten roof ende brant. Ten lesten wert heer Reynout geuangen ende geleyt te Miderge opt slot, ende hi en mocht niet verlost sijn dan bi groten rantsoene So scattede heer Reynout niet alleen sijn ondersaten mer ooc die burgers van Tricht dye hadden eenich goet in sijn lant Twelc die van Tricht hertoge Jan claechden die an heer Reynout sant hem ontbiedende dat hi sinen lieden haer gelt weder restitueerde, mer hi en wildet niet doen seggende dat sijn recht was, so datter grote twist viel tusschen hem ende dien van Tricht dien hi grote scade dede mit slane, met roof ende brant, dat die hertoge niet langer lijden en mochte Dus vergaderde hertoghe Jan .xviij. iaer out sijnde grote heyrcracht van volc wten steden ende lande van Brabant ende track daer mede voor Tricht ouer die mase daer si drie dagen toe deden eer si daer ouer quamen Men seyt dat noyt so sconen heyr ouer die Mase gebracht was van enigen prince, ende noyt en sachmen so iongen prince so veel volcx tsamen brengen. So quamen si int lant van [126r] Valkenborch rouende ende brandende ende trocken voor die stadt van Sittert die een rijcke ende vaste plaetse was met dobbelen grauen, daer tgoet vanden lande in geulucht was, ende dair in waren capiteynen ende cloecke ruters ghecomen om te houden Ende opten eersten dach vander Oogstmaent int iaer .M.CCC.xviij. beleyden sijt al omme, ende die van Louen bestormden op den seluen dach een bolwerck dat si wonnen ende verbranden. Die van Mechelen ende van Antwerpen hem dies scamende datse stille souden leggen, liepen doe haestelic sonder ordinancie ter naester poorten die stadt bestormende twelc lange duerde Ende die vanden lande van Breda quamen hem te hulpe, mer die weere van binnen was so groot datse op die tijt af mosten laten

So quam die bisscop van Ludick ooc met groten heyre ouer die Mase door Tricht om die selue sake, want sijn lieden ooc vanden here van Valckenborch bescadicht waren Ende hi wan met vechtender hant die borch van Haren bi tricht twelck al te vasten torre was, daer die poorters van Tricht mede bedwongen waren soe dat al te swaerde ghedaen was ridders ende knechten

Hierna klaagde heer Otto van Buren die in Gelderland woonde hertog Jan dat de voorwaarden die zijn vader gedaan waren van de voorvaders van de hertog niet gehouden werden, maar zijn klacht werd niet geacht zodat hij met gewapende hand kwam voor de stad Tiel die toentertijd aan de hertog behoorde. Toen kwamen die van binnen tegen hem uit, maar hij overwon ze zodat er veel verslagen werden en de anderen vervolgde hij tot in de stad die hij zo won en daarna beroofde hij de ingezetenen en voerde de roof weg. Toen dit hertog Jan vernam zo was hij zeer vertoornd en daar werd groot gereedschap gemaakt van legerkracht, maar de hertog was jong en de heren, zijn raadslieden, waren slap met achtervolgen en vreesden dat graaf Willem van Holland vijand worden mocht omdat heer Otto zijn bastaard dochter getrouwd had. Tenslotte onthaalde te Hoogstraten bij de graaf van Holland en bij de graaf van Gelre dat heer Otto komen zou te Leuven in de gevangenis van de hertog, wat alzo geschiedde. Maar gauw daarna bij vrienden en makelaars die de graaf van Holland aan de hertog maakte zo werd heer Otto vrijgelaten waar veel lieden zich van verwonderden dat zoՠn zware misdaad zo licht vergeven werd.

Maar om de oorsprong te weten van de oorlog die hertog Jan over de Maas had zo is het waar dat tussen graaf Gerard ven Gulik en heer Reinoud van Valkenburg grote oorlog was zodat ze op elkaar rood en brandstichtten. Tenslotte werd heer Reinoud gevangen en gelegd te Nideggen op het slot en de oude zoon van Jan van Henegouwen en van Holland mocht niet verlost worden dan bij groot losgeld. Zo brandschatte heer Reinoud niet alleen zijn onderzaten mar ook de burgers van Tricht die enig goed hadden in zijn land. Wat die van Tricht aan hertog Jan klaagden die aan heer Reinoud zond en ontbood hem dat hij zijn lieden hun geld weer teruggaf, maar hij wilde het niet doen en zei dat het zijn recht was zodat er grote twist viel tussen hem en die van Tricht die hij grote schade deed met slaan, met roof en brand zodat de hertog het niet langer lijden mocht. Dus verzamelde hertog Jan die 18 jaar oud was grote legermacht van volk uit steden en landen van Brabant en trok daarmee voor Tricht over de Maas waar ze drie dagen toe deden eer ze daarover kwamen. Men zegt dat er nooit zoՠn mooi leger over de Maas gebracht was van enige prins en nooit zag men zoՠn jonge prins zoveel volk tezamen brengen. Zo kwamen ze in het land van Valkenburg en brandde het en trokken voor de stad Sittard die een rijke en vaste plaats was met dubbele grachten waar het goed van het land in gevlucht was en waarin waren kapiteins en kloeke ruiters gekomen om het te behouden. En op de eerste dag van augustus in het jaar 1318 belegerden ze het alom en die van Leuven bestormden op dezelfde dag een bolwerk dat ze wonnen en verbranden. Die van Mechelen en van Antwerpen die zich schaamden dat ze stil zouden liggen liepen toen haastig zonder orde ter naaste poort en bestormden de stad wat lang duurde. En die van het land van Breda kwamen hen te hulp, maar het verweer van binnen was zo groot dat ze in die tijd af moesten laten.

Zo kwam de bisschop van Luik ook met groot leger over de Maas door Tricht om dezelfde zaak want zijn lieden waren van de heer van Valkenburg beschadigd. En hij won met vechtende hand de burcht van Haren bij Tricht wat een vaste toren was waar de poorters van Tricht mee bedwongen waren zodat het geheel te zwaard gedaan werd van ridders en knechten.

Jtem hertoghe Jan aldus legghende voor Sittert dede maken subtile instrumenten om daermede die stadt te winnen, dat die edele ende ruters die binnen waren vernamen, so gauen si die stadt op den hertoge op sinte Laurens dach, behoudelic haer leuen. Ende die hertoge namse in sijnre ghenaden, also sijnre edelheyt toe behoorde, want geen edel princen en plagen ongenadicheit te thonen ouer die geen die hem seluen ouer geuen Nochtan mishaechdet der gemeenten ende veel onedele herten die lieuer de stadt weder bestormt hadden Dit vernemende die van Harle so waren si veruaert ende gauen hem ooc op in shertogen handen, welcke beyde steden hi wel besetten dede mit sinen volcke ende trac mit sijn heyre in Brabant

Daer na gheuiel twist tusschen hertoge Jan ende graue Willem van Hollant ouermits tlant van Huesden, twelck heer Jan van Huesden die gestoruen was, te leen hielt vanden hertoge van brabant So was comen die here van saffenberge als van sijnre vrouwen wegen erfgenaem des voorscreuen heren van Huesden ende vercochte graue Willem van Hollant des graue willems oude vader die tseggen seyde tusschen hertoghe Wencelijn van Brabant ende graue lodewijc van vlaenderen So besette die graue van Hollant die stadt van Huesden met volcke Maer die borch was vanden hertoghe wel beset met volcke ende met vitalien ende daer wert dicwils ghestormt ende gheuochten so dat die hollanders meest verloren. Dit aenmerckende graue Willem dat hem niet dan schade daer aff en quam, soe bleef hijs met hertoghe Janne in segghers ende middelaers, die welcke hem de stat ende tlant van Huesden geheel aff seyden ende toe seyden den hertoge van Brabant die dat voortaen behielt. Twelc siende die voorseide here van saffenberge so wert hi des hertogen viant ende hi verbrande op eenre nacht Turnout ende dede veel scaden in brabant Dair na so wert tusschen den hertoge ende den voorseyden here also ghetracteert dat die hertoge voort aen behouden soude die stadt metter borcht metten lande van [126v] Huesden voor hem ende voor sijn nacomelingen Des souden die heren van Saffingen ende sijn nacomelingen hebben erflike .CCC.realen op die renten vander stadt van tshertogen bossche wel beset Aldus behielt die hertoghe Huesden ende na hem vrou Janne een wijl tijts

Jc keer weder op heere Reynout van Valkenborch die Sittert ende Harle verloren had als voorscreuen is. So quamen die naeste vrienden tot hertoge Jan ende si maecten sinen pays in alsulcker manieren dat die hertoge Sittert ende Harle behouden soude, ende dat heer Reinout die van Tricht niet meer quellen en soude. Mer desen pays en wert niet lange ghehouden, want den gront bleef altoos quaet tusschen hem ende die stadt van Tricht ende claechden ouer malcander so datter toe quam dat Reynout in Brabant tot Louen comen moste als des hertogen geuangen man. Ende so was hi te Louen een wijl tijts niet vast geuangen, mer op sijn geloue mochte hi gaen daer hi wilde, behoudelic dat hi tsauons thuys quame

Jn desen tijdt leefde heere Jan van Mandeuile ridder ende doctor in medecinen ende was wt Engelant die een wonderlicke pelgrimagie dede bi na al die werelt door die hi in drie talen heeft bescreuen

Item, hertog Jan die aldus voor Sittard lag die subtiele instrumenten maakten om daarmee de stad te winnen, wat de edelen en ruiters die binnen waren vernamen en zo gaven de stad op de hertog op Sint-Laurens dag en behielden hun leven. En die hertog ze in zijn genade alzo zijn edelheid toe behoorde, want geen edele prinsen plegen ongenade te tonen over diegene die zichzelf over geven. Nochtans mishaagde het de gemeenten en veel onedele harten die liever de stad weer bestormd hadden. Dit vernamen die van Heerlen en zo waren ze bang en gaven zich ook op in de handen van de hertog welke beide steden hij goed bezetten liet met zijn volk en trok met zijn leger in Brabant

Dana gebeurde er een twist tussen hertog Jan en graaf Willem van Holland vanwege het land van Heusden wat heer Jan van Heusden die gestorven was te leen hield van de hertog van Brabant. Zo was het heer van Saffenberg vanwege zijn vrouw als erfgenaam van de heren van Heusden en verkocht graaf Willem van Holland, zijde van zijn grootvader graaf Willem die het zeggen zei tussen hertog Wenceslaus van Brabant en graaf Lodewijk van Vlaanderen. Zo bezette de graaf van Holland de stad Heusden met volk. Maar de burcht had de hertog goed bezet met volk en voedsel en daar werd vaak bestorm en gevochten zodat de Hollanders meest verloren. Dit merkte graaf Willem dat hem niets dan schade daarvan kwam en zo bleef hij met hertog Janne bij sprekers en bemiddelaars die hem de stad en het land van Heusden geheel afzeiden en toen zei de hertog van Brabant die hij dat voortaan behield. Wat de heer van Saffenberg zag en zo werd hij de vijand van de hertog en hij verbrandde op een nacht Turnhout en deed veel schade in Brabant. Daarna zo werd tussen de hertog en de heer zo behandeld dat de hertog voortaan behouden zou de stad met de burcht en met het land van Heusden voor hem en voor zijn nakomelingen. Dus zouden de heren van Saffingen en zijn nakomelingen erfelijk hebben 300 realen op de rente van de stad Hertogenbos goed bezet. Aldus behield de hertog Heusden en na hem vrouw Johanna een tijdje.

Ik keer weer op heer Reinout van Valkenburg die Sittard en Heerlen verloren had. Zo kwamen de naaste vrienden tot hertog Jan en maakten vrede op zoՠn manier dat de hertog Sittard en Heerlen behouden zou en dat heer Reinout die van Tricht niet meer kwellen zou. Maar deze vrede werd niet lang gehouden want de grond bleef altijd kwaad tussen hem en de van Tricht en klaagden over elkaar zodat hert ertoe kwam dat Reinout in Brabant te Leuven moest komen als de gevangen man van de hertog. En zo was hij te Leuven een tijdje niet vast gevangen, maar op zijn belofte mocht hij gaan daar hij wilde, behalve dat hij ‘s avonds thuiskwam.

In deze tijd leefde heer Jan van Mandeville, ridder en doctor in medicijnen, en was van Engeland die een wonderlijke pelgrimage deed bijna de hele wereld door die hij in drie talen heeft beschreven.

Dat .xxxix. capitel. Hoe coninc Jan van behem in Brabant quam, ende hoe hertoge Jan tweewerf belach Valckenborch ende ten eynde wan hijt, ende noch meer ander dingen

COninc Jan van Behem des goeden keyser Henricx sone quam tot hertoge Jan te Bruessel eysschende een deel in Brabant als de versterffenisse van sijnre moeder Margrieten der keyserinne die des eersten hertogen Jans dochter was alsoot voorscreuen is. Dair op hertoge Jan antwoorde den coninc door heer Rogier van Leefdale, dat gheen recht en ware oft costume dat een dochter in Brabant deel hebben soude daer een sone waer Ende des presenteerde hi den coninc trecht van sinen baroenen ende vassalen oft hem gheliefde. Met desen wert die coninc seer verbolgen seggende dat hijt crigen soude als hi conste

Daer na gaf graue Willem van Hollant sijn dochter te huwelic coninc Lodewijc van Almanien, daer af geseyt is dat die feeste gheordineert was tot Aken te houden ende daer wilde die voorseyde coninc van Behem comen met groter machte. Dit vernam hertoge Jan ende hi meende daer tegen te comen so machtich om te bewisen dat die coninc van Behem op sijn palen niet comen en soude Ende hi dede tot Aken sijn herberghe nemen ende wonderlijcke grote prouance maken datmen desghelijcx niet gesien en hadde ende dede sijn lieden al nieu cleden Als die coninc van Almanien die brudegom ende die graue dat vernamen soe verleyden si dye feeste tot Colene.

Als heer Reynout van Valckenborch te Louen lach ende verstont dat de coninc van Behem hertoge Jans vyant worden was so vernam hertoge Jan dat here Reynout heimelic van daer meende te trecken om metten coninc aen te spannen so dede hi hem vueren tot Genapien daer hi .ij. iaer geuangen lach. Daer naer so wert hi op sekerheyt wt ghelaten mit borgen, so dat die bisscop van Ludick [127r] de graue van Hollant, die graue van Ghelre verborchden teenen sekeren dage weder in te comen op die peyne van xxi.M. ponden, dair af dat bezegelde brieuen gemaect werden Mer als heer Reynout los was so wert hi anders bedacht ende quam niet weder mer hi liet zijn borgen bescaemt Ja daer toe wert hi weder viant der stadt van Tricht ende bereetse vroech en[de] spade Ende dit dorst hi aldus doen, want hi toeuerlaet had van den voorscreuen coninc van Behem ende vanden eertsbisschop van Colen ende meer ander grauen ende heren van ouer Mase, die al des hertogen vianden werden ende vermaten hem, quame hertoech Jan ouer die Mase si souden hem doen ontgelden tgheen dat sijn vader ende oudevader daer ghedaen hadden Als hertoge Jan dat vernam so track hi nochtans weder ouer die Mase met groter machte voor die stadt van Valckenborch die hi al omme belach die metter borch sere sterck was, daer Reynoudt in was met veel cloecke mannen Ende daer verbeyde die hertoge alle die gene die comen wilden om Valckenborch te ontsetten ix. weken lanck, mer daer en quam niemant want al die heren tusschen den Rijn ende die Mase ontsagen die machte van hertoge Jan so dat haer vermeten onder die voete geuallen was Ende de hertoge aenmerckte die stadt ende die borch also bewaert datse met gheen assaute te winnen en waren. Soe dede hi die stadt verdijcken met eenen dijcke daermen die stadt mede verdranck, ende tvolc vander stadt moste comen bi de borch in groten iammer siende haer husen verdrincken Als die coninc van Behem sach dat hi mit geenre macht den here van valckenborch ontsetten en conde so socht hi vrientscap aen den hertoge daer graue Geraert van Gulick middelaer was, dair af die hertoghe verblijt was so datse vergaderden bi die stadt van Rode die hertoge Jan toe behoorde ende werden daer versoent bi sekere geloften die die coninc den hertoge dede Daer en bouen dachte die coninc hoe hi Reynout ontsetten soude Ende want hertoge Jan in hem betroude (want hi een coninc was ende sijnder moeyen sone) so liet hi hem daer toe brengen bi des conincs geloften, eeden, ende schone woorden dat hijs van al sijn seggen bleef. Mer eer hi sijn seggen daer aff seggen soude so wert daer besproken dat dye mueren ende poorten van Valckenborch af geleyt sal werden. twelck eens deels ghedaen wert, met niet heel also was gheseyt. Doe track hertoge Jan weder thuiswaert in Brabant omtrent tbeghin van October ende hadde driewerf meer verteert ende cost gedaen dan Valkenborch weert was

Daer na dede hi den coninc van Behem groote eere in Brabant met festeeren ende houeren so der edelheyt toe behoort ende dede hem te Bruessel sijn kint heffen tot een teeken van minnen Nochtans en wilde die coninc sijn seggen niet seggen vanden here van Valkenborch twelc hi dede sterck maken. Ende hoe dicwils dat die hertoge aenden coninc versochte om sijn seggen te horen so vertrac hi meer dan een iaer. Daer na wert een dachuaert geleyt te Niuele daer die coninc ende die hertoge tsamen vergaderden. Daer leyde die coninc hem te voren seer onredelic dat hi Valkenborch weder op maken soude alsoot te voren was, dan soude hi sijn seggen wtspreken Twelc den hertoge seer verwonderde so datter tus- [127v] schen beyden scarpe woorden geuielen ende scheyden met euelen moede van malcander Daer na corts sandt de coninc totten hertoge een bode hem ontseggende, ende die hertoge ontboot hem ooc tselue weder

Dat 39ste kapittel. Hoe koning Jan van Bohemen in Brabant kwam en hoe hertog Jan tweemaal Valkenburg belegerde en tenslotte wond hij de het en noch meer andere dingen.

Koning Jan van Bohemen, de zoon van de goede keizer Hendrik, kwam tot hertog Jan te Brussel en eiste een deel in Brabant als de versterving van zijn moeder Margaretha de keizerin die van de eerste hertog Jan een dochter was. Daarop antwoorde hertog Jan de koning door heer Rogier van Leefdaal dat het geen recht of gebruik was dat een dochter in Brabant deel zou hebben waar een zoon was. En dus presenteerde hij de koning het recht van zijn baronnen of vazallen of het hem geliefde. Met deze werd de koning zeer verbolgen en zei dat hij het krijgen zou als hij kon.

Daarna gaf graaf Willem van Holland zijn dochter ten huwelijk koning Lodewijk van Allemagne waarvan gezegd is dat het feest geordineerd wat te Aken te houden en daar wilde de koning van Bohemen komen met grote macht. Dit vernam hertog Jan en hij meende daartegen zo machtig te komen om te bewijzen dat de koning van Bohemen op zijn palen niet komen zou. En hij liet te Aken zijn herberg nemen en wonderlijke grote versiering maken zodat men iets dergelijks niet gezien had en liet zijn lieden geheel nieuw kleden. Toen de koning van Allemagne de bruidegom en de graven dat vernamen zo verlegden ze het feest te Keulen.

Toen heer Reinout van Valkenburg te Leuven lag en verstond dat de koning van Bohemen hertog Jans vijand geworden was zo vernam hertog Jan dat heer Reinout heimelijk vandaar meende te vertrekken om met de koning aan te spannen en zo liet hij voeren naar Genepin waar hij 2 jaar gevangen lag. Daarna werd hij op zekerheid uitgelaten met borgen zodat de bisschop van Luik, de graaf van Holland, de graaf van Gelre borgden tot een zekering dat weer te komen op de boete van 21 000 ponden waarvan bezegelde brieven gemaakt werden. Maar toen heer Reinout los was zo dacht hij anders en kwam niet terug maar hij liet zijn borgen beschaamd, Ja, daartoe werd hij weer vijand van de stad Tricht en bereed ze vroeg en laat. En dit durfde hij aldus te doen want hij had steun van de koning van Bohemen en van de aartsbisschop van Keulen en meer andere graven en heren van over de Maas die allen vijanden van de hertog werden en vermaten zich kwam Jan over de Maas ze zouden het hem laten vergelden hetgeen dat zijn vader en grootvader daar gedaan hadden.

Toen hertog Jan dat vernam zo trok hij nochtans weer over de Maas met grote macht voor de stad Valkenburg die hij alom belegerde met de burcht die zeer sterk was waar Reinout in was met veel kloeke mannen. En daar wachtte de hertog op al diegenen die komen wilden om Valkenburg te ontzetten 9 weken lang, maar daar kwam niemand want alle heren tussen de Rijn en de Maas ontzagen de macht van hertog Jan zodat ze zich vermeten onder de voet te lopen. En de hertog merkte dat de stad en de burcht alzo bewaard dat het met geen aanval te winnen was. Zo liet hij de stad bedijken met een dijk waarmee men de stad mee verdronk en het volk van de stad moest bij de burcht komen in grote jammer en zagen hun huizen verdrinken. Toen de koning van Bohemen zag dat hij met geen macht de heer van Valkenburg ontzetten kon zo zocht hij vriendschap aan de hertog waar graaf Gerard van Gulik bemiddelaar was waarvan de hertog verblijd was zodat ze samen kwamen bij de stad Rode die hertog Jan toebehoorde en werden daar verzoend bij zekere beloften die de koning de hertog deed. Daarboven dacht de koning hoe hij Reinout ontzetten zou. En omdat hertog Jan hem vertrouwde (want hij was een koning was en de zoon van zijn tante) zo liet hij hem daartoe brengen bij de belofte van de koning, eden en mooie woorden dat hij van al zijn zeggen bleef. Maar eer hij zijn zeggen daarvan zeggen zou zo werd daar besproken dat de muren en poorten van Valkenburg afgelegd zouden worden wat eensdeels gedaan werd, maar niet geheel alzo gezegd was. Toen trok hertog Jan weder huiswaarts in Brabant omtrent het begin van oktober en had driemaal meer verteerd en kosten gemaakt dan Valkenburg waard was.

Daarna deed hij de koning van Bohemen grote eer in Brabant met feesten en hoven zo de edelheid toebehoort en liet hem te Brussel zijn kind heffen tot een teken van minnen. Nochtans wilde de koning zijn zeggen niet zeggen van de heer van Valkenburg wat hij sterk liet maken. En hoe vaak dat de hertog aan de koning verzocht om zijn zeggen te horen zo verstelde hij het meer dan een jaar. Daarna werd hem een rechtszitting gelegd te Nijvel waar de koning en de hertog tezamen vergaderden. Daar legde de koning hem tevoren zeer onredelijk dat hij Valkenburg weer maken zou zoals het tevoren was en dan zou hij zijn zeggen uitspreken. Wat de hertog zeer verwonderde zodat er tussen beiden scherpe woorden vielen en scheidden met euvel gemoed van elkaar. Gauw daarna zond de koning tot de hertog een bode en ontzei hem en de hertog ontbood hem ook hetzelfde weer.

So ruste hem hertoge Jan dien winter die seer cout was Mer omtrent vastelauont vergaderde hi weder een grote heyrcracht ende trac de derde reise ouer die Mase voor Valckenborch dat wel voorsien was van vytalien Ende Reynouts sone lach op die borch met .iij. c cloecke knechten, mer sijn vader en wasser niet Ende want hertoge Jan van dair niet leuende en meende te scheyden die borch en waer gewonnen, so dede hi alderhande prouancie doen maken dye hem lange tijt van node mochten sijn Ende men ghinc die van binnen quellen met mineren ende blyen te werpen ende andersins so datmense wacker nacht ende dach hielt Biden welcken als de Brabanders .ix. weken daer voor gelegen hadden so gauen si hem op, nochtans hadden si vytalie ghenoech Jnt iaer ons heeren .M.CCC.xxix. opten .ix. dach van Meye Ende hertoge Jan dede sijn edelheyt sparende die verwonnen ende lietse gaen. Mer om dat noch niemant hinder voortaen vander borch crigen en soude so dede hise verderuen ende inden gront af werpen Ende als die borcht gewonnen was so vantmen daer een groot metalen pot die daer opt velt bleuen was van hertoge Jans oudevaders tijde des eer- [128r] sten hertogen Jans, den welcken sijn coken int op breken voor Valckenborch daer gelaten hadden, dat .xl. iaren ende vij. weken geleden was ende wt ghenuechten brachten si hem in Brabant.

Omtrent desen tide vanden iare so wert een wonderlic visioen vertoont eenen heyligen heremite in presentien vanden sesten paus Jnnocentius die doe noch cardinael was Die heremijt seyde Jc heb gesien die sielen der menschen ter hellen dalen gelijc seere dicken sneeu, ende ten vegeuier gelijc seer dinnen sneeu, ende alleen drie sielen heb ick gesien ten ewigen leuen varen, te weten den bisscop, die weduwe van Rome, ende den prior vanden Chartroysen, ende dit vandt die voorscreuen Jnnocentius naemaels warachtich Biden welcken te raden is also Ancelmus seit Wildi seker sijn van uwer behoudenissen, so sijt vanden ghetale der weyniger Maer wiildi sijn alre sekerste so sijt vanden getale der alre weynichste Ende dat daerom want weynich is tgetal vanden ghenen die de gheboden gods houden, diemen houden moet wilmen ten eeuwigen leuen comen Mer alre weynichste is tgetal vanden ghenen die volcomelijc alle verganclijke dingen versmaden ende gode met vieriger liefden aen hangen

Ic keer weder opten coninc van Behem die welcke siende dat hi Reynout van Valckenborch niet helpen en conde, so track hi biden sesten coninc Philips van Vrancrijke diemen heet van Valoys, ende badt hem dat hi dese sake op hem nemen wilde, want hi ende die here van Valckenborch waren bereet te staen tot sijnre sentencien ende te houden wat hy daer af seggen soude So sant coninc Philips van Vrancrijcke brieuen aen hertoge Jan van brabant diemen heet van coudenberge, hoe dat die coninc van Behem ende die here van Valckenborch hem lieden ouer ghegeuen hadden in sijn seggen so versocht hi hem ooc op die voorscreuen orloge ende geschille in hem te bliuen So sende hertoge Jan bi rijpen rade wise ende bescheyden mannen aen den coninc van Vrancrijcke om hem van allen dinghen wel te informeren, twelck si deden, so wert dat opset van sinen vianden weder gebroken Mer daer na gebuerde te comen twist tusschen den coninc van Vrancrijcke ende hertoge Jan, mits dien dat hertoge Jan in sijn lant herberchde ende ontfangen hadde den graue Robrecht van Artoys sijnen neue die tegen den coninc misdaen had so dat hi was gebannen wt Vrancrijcke ende gelaten van al sijn vrienden So ontboot coninc Philips hertoge Jan dat hi den voorseyden Robrecht wt sinen lande verdriuen soude of dat hi hem gheuangen leueren soude So wert die hertoge hier af verslagen Niet te min aengemerct dat hi vanden coninc geen leen en hielt noch zijn vassael niet en was so en dede hi sijn begeerte niet maer hi liet Robrecht sijnen neue met vreden in sijn lant, ende mits desen so wert coninc Philips sijn viant. Twelc die coninc van Behem vernam ende wert seere blijde met Reynout van Valckenborch, hopende midts dien den hertoge te crencken

Zo rustte hertog Jan die winter die zeer koud was. Maar omtrent Vastenavond verzamelde hij weer een grote legerkracht en trok de derde keer over de Maas voor Valkenburg dat goed voorzien was voedsel. En de zoon van Reinout lag op de burcht met 300 kloeke knechten, maar zijn vader was er niet. En omdat hertog Jan vandaar niet levend meende te scheiden of de burcht was gewonnen zo liet hij allerhande voorzieningen maken die hem lange tijd van node mochten zijn. En men ging die van binnen kwellen met ondergraven en bleien te werpen en anderszins zodat men dag en nacht wakker hield. Waarbij toen de Brabanders 9 weken daarvoor gelegen hadden zo gaven ze zich over, nochtans hadden ze voedsel genoeg in het jaar ons heren 1329 op de 9de dag van mei. En hertog Jan deed zijn edelheid en spaarde de overwonnen en liet ze gaan. Maar zodat niemand hinder van de burcht voortaan zou krijgen zo liet hij het bederven en tot de grond afwerpen. En toen de burcht gewonnen was zo vond men daar een grote metalen pot die daar op het veld gebleven was van hertog Jans grootvader tijd, de eerste hertog Jan, die zijn keuken liet opbreken voor Valkenburg en daar gelaten had dat 40 jaren en 7 weken geleden was en uit genoegen brachten ze het in Brabant.

Omtrent deze tijd van het jaar zo was een wonderlijke vertoning van een heilige heremiet in tegenwoordigheid van de zesde Innocentius die toen noch kardinaal was. De heremiet zei; ‘Ik heb gezien de zielen der mensen ter helle dalen gelijk zeer dikke sneeuw en te vagevuur gelijk zeer dunne sneeuw en alleen heb ik drie zielen gezien ten eeuwige leven gaan, te weten de bisschop, de weduwe van Rome en den prior van de Chartreuse,’ en dit vond Innocentius later waar. Bij diens raad zei alzo Ancelmus, zegt; ‘Wil je zeker zijn van uw behoud dan ben je van het getal der weinigen. Maar wil je aller zekerst zijn zo wees dan de het getal der allerminste. En dat daarom want weinig is het getal van diegenen die de geboden Gods houden, die men houden moet wil men ten eeuwige leven komen. Maar allerminste is het getal van diegenen die volkomen alle vergankelijke dingen versmaden en God met vurige liefden aanhangen.’

Ik keer weer op de koning van Bohemen die zag dat hij Reinout van Valkenburg niet helpen kon en zo trok hij naar de zesde koning Filips van Frankrijk die men van Valois noemt en bad hem dat hij deze zaak op hem nemen wilde, want hij en de heer van Valkenburg waren bereid te staan tot zijn zeggen en te houden wat hij daarvan zeggen zou. Zo zond koning Filips van Frankrijk brieven aan hertog Jan van Brabant die men noemt van Koudenberg hoe dat de koning van Bohemen en de heer van Valkenburg zich overgegeven hadden in zijn oordeel en zo verzocht hij hem ook op de voorschreven oorlog en geschil in hem te blijven. Zo zond hertog Jan bij rijpe raad wijze en bescheiden mannen naar de koning van Frankrijk om hem van alle dingen goed te informeren, wat ze deden, en zo werd daar voornemen van zijn vijanden weer gebroken. Maar daarna gebeurde dat er twist kwam tussen de koning van Frankrijk en hertog Jan omdat hertog Jan in zijn land herbergde en ontvangen had zijn neef graaf Robert van Artois die tegen de koning misdaan had zodat hij gebannen was uit Frankrijk en verlaten van al zijn vrienden. Zo ontbood koning Filips hertog Jan dat hij Robert uit zijn land zou verdrijven of dat hij hem gevangen leveren zou. Zo werd de hertog hiervan verslagen. Niettemin gemerkt dat hij van de koning geen leen hield, noch zijn vazal was zo deed hij zijn begeerte niet, maar hij liet zijn neef Robert met vrede in zijn land en met deze wo werd koning Filips zijn vijand. Wat de koning van Bohemen vernam en werd zeer blijde met Reinout van Valkenburg en hoopte mitsdien de hertog te krenken.

Dat .xl. capitel. Hoe hertoge Jan tegen xvi. lantsheeren orlochde Ende hoe hi sijn sone huwede aen des conincx dochtere van Vrancrijcke

DJe coninc van Behem verstaende dat coninc Philippus van Vrancrijcke op hertoge Jan verbolgen was om den voorscreuen graue van Artoys, so trac hi totten coninc in vrancrike om hem tonderwijsen hoe men den hertoge van Brabant hinderen mocht Ende men socht al omme hulpe tegen den hertoge so dat .xvi. lantsheren tegen hem sworen ende werden sijn vianden ende ontseyden hem lijf ende goet, nemende groot gelt vanden Franschen coninc om soudeniers mede te betalen. Dit sijn die voorscreuen lantsheeren. die conestabel van Vrancrijcke, die coninc van Behem, die eertsbisschop van Colen, die eertsbisscop van Trier, die bisscop van Ludic, die graue van Gelre, die graue van Gulic, die graue van baren, de graue van Namen, die graue van Loen, die graue van Catsenelleboge, de prince vander Marcken, die heer van Valckenborch, die here van Heymsberch, heer Jan van beamont, die here van Monioyen. etcetera. Nochtans en hadt hertoghe Jan niemant vanden heren leet gedaen, ende veel van hem waren sijn magen ende somige sijn vassalen ende leenmannen. So sijn dese heren getrocken tot sint Truyen om van daer tlant van Brabant te belopen. Mer die hertoge leyde oorlochsvolck in die stadt van Leeuwe ende hadde goeden moet als een vroom here in zijn ondersaten hem seer vast betrouwende want geen volck is haren prince getrouwer dan die brabanders Ende hi vergaderde groot heyrcracht wt sijnen lande van Brabant, ende onueruaert quam hi tot Helysem, ende sijn volc omtrent hem ghe [129r] reet voor haren prince te steruen oft hem te houden in sijn eere Ende anders gheen volc en had hi dan wt sinen lande, wt genomen drie vrome ridders wt vlaenderen. So meynde hertoge Jan sijnen vianden noch naerder te comen, maer het viel so groten regen ende die wegen waren so quaet datmen met waghen noch peerden niet varen en conde, mits welck hi daer .xij. dagen bleef leggende. etcetera.

Doe quam daer die graue van Hollant op een orsbaer om metten hertoge te spreken ende te besoeken of hi vrede conde maken Ende als hi des hertogen sinne wiste so track hi te Sintruden bi dander partije om tselue te proeuen. Mer als hi aen hem lieden gheen bereetscap en vant, so ontboot hi hertoge Jan dat hi sijn best dade, want hi daer inne niet goets doen en conde Ende want hertoge Jan niet ghesint en was te branden oft te rouen ende arme lieden te maken in sijnre vianden lant, als int lant van Ludic ende Loen. etcetera. Daer veel princen ende heeren of bat tyrannen geen werck af en maken dien dunct dat hem lieden gheorloft is te doen dat hem belieft. Soe ontboot hi sijnen vianden tot Sintruyen datse niet en dorsten branden noch rouen, want hi wilde hen op die palen van sinen lande strijt leueren, ende hi sette hem dach des goensdachs daer na, oft wilden si eer, begerende datse hem dat lieten weten Mer als si dese bootschap hoorden so waren si alle beureest, so dat niemant van hen allen te stride comen dorst, daer dat brabants heyr droeuich om was, want si gelieten hem so vromelijc ende waren so willich om strijden dat hem al gemeenlic docht quaemt tot stride si souden victorie hebben. Aldus namen die voorscreuen heren wel thgelt van coninc Philippus van Vrancrijcke, mer om sinent wille wilden si niet vechten. Mer omtrent die palen ende opten cant vanden lande van Brabant stichtende roof ende brant, ende nv trocken si hier nv daer met vare, mer si altsamen en dorsten niet verbeyden haer vianden .xvi. lantsheeren tegen eenen lantsheere

Doe wert hertoge Jan ridder gheslagen ende menich edelman met hem opten seluen tijt als hi met sinen heyre wilde trecken op sijn vianden om die te beuechten. Doe quam weder tot hem inder nacht die graue van Hollant om te tracteren vanden pays ende hi brachtet tot een bestant van ses weken. Doe brack die hertoge op ende die .xvi. lantsheren des gelijcx. Dit geschiede int iaer .M.ccc xxxij. opten .xij. dach van Meye

Dat 40ste kapittel. Hoe hertog Jan tegen16 landsheren oorloogde. En hoe hij zijn zoon huwde aan de dochter van de koning van Frankrijk.

De koning van Bohemen verstond dat koning Filip van Frankrijk op hertog Jan verbolgen was om de graaf van Artois zo ging hij naar de koning in Frankrijk om hem te onderwijzen hoe men de hertog van Brabant hinderen mocht. En men zocht alom hulp tegen de hertog zodat 16 landsheren tegen hem zwoeren en werden zijn vijanden en ontzeiden hem lijf en goed en kregen groot geld van de Franse koning om soldaten mee te betalen. Dit zijn de landsheren; de legeraanvoerder van Frankrijk, de koning van Bohemen, de aartsbisschop van Keulen, de aartsbisschop van Trier, de bisschop van Luik, de graaf van Gelre, de graaf van Gulik, de graaf van Baren, de graaf van Namen, de graaf van Loen, de graf van Catsenelleboge, de prins van de Monjou, de heer van Valkenburg, de heer van Heinsberg, heer Jan van Beaumont, de heer van Monioyen, etc. Nochtans had hertog Jan niemand van de heren leed gedaan en veel van hen waren zijn verwanten en sommige waren zijn vazallen en leenmannen. Zo zijn deze heren getrokken van Sint-Truiden om vandaar het land van Brabant te belopen. Maar de hertog leidde oorlogsvolk in de stad Leeuwe en had goede moed als een dappere heer in zijn onderzaten en vertrouwde hen zeer vast want geen volk is hun prins trouwer dan de Brabanders. En hij verzamelde grote legerkracht uit zijn land van Brabant en onvervaard kwam hij te Helysem en zijn volk omtrent hem gereed om voor hun prins te sterven of hem in zijn eer te houden. En geen ander volk had hij dan uit zijn land, uitgezonderd drie dappere ridders uit Vlaanderen. Zo meende hertog Jan noch dichter bij zijn vijanden te komen, maar er viel zoveel regen en de wegen waren zo slecht dat men met wagen noch paard gaan kon waarom hij daar 12 dagen bleef liggen, etc.

Toen kwam daar de graaf van Holland op een draagstoel om met hertog te spreken en te onderzoeken of hij vrede kon maken. En toen hij de zin van de hertog wist zo trok hij naar Sint-Truiden bij de andere partij om hetzelfde te doen. Maar toen hij hen niet bereid vond zo ontbood hij hertog Jan dat hij zijn best deed want hij kon daarin geen goed doen. En omdat Jan niet gezind was te branden of te roven en arme lieden te maken in het land van vijand als het land van Luik en Loen, etc. Daar veel prinsen en heren of beter tirannen geen werk van maakten die denken dat het hen geoorloofd is te doen dat hem belieft. Zo ontbood hij zijn vijanden te Sint-Truiden dat ze niet durfden branden noch roven want hij wilde hen op die palen van zijn land strijd leveren en hij zette hen dag de woensdag daarna of ze eerder wilden en begeerde dat ze hem dat lieten weten. Maar toen ze deze boodschap hoorden zo waren ze allen bevreesd zodat niemand van hen allen te strijd komen durfde waar het Brabantse leger droevig om was want ze lieten zich zo dapper en waren zo gewillig om te strijden zodat ze algemeen dachten als het tot strijd kwam ze victorie zouden hebben. Aldus namen de heren wel het geld van koning Filip van Frankrijk, maar wilden niet voor hem vechten. Maar omtrent de palen en aan de kant van het land van Brabant stichten ze roof en brand en nu trokken ze hier en dan daar, maar allen tezamen durfden niet op hun vijand te wachten, 16 landsheren tegen een landheer.

Toen werd hertog Jan ridder geslagen en menige edelman met hem op dezelfde tijd toen hij met zijn leger op zijn vijanden wilde trekken om die te bevechten Toen kwam weer voor hem in de nacht de graaf van Holland om over vrede te onderhandelen en hij bracht het tot een bestand van zes weken. Toen brak de hertog op en de 16 landsheren desgelijks. Dit geschiedde in het jaar 1332 op de 12de dag van mei.

Men leest oock in sommige boecken maer niet en vintment in die Brabantsche cronijcken, hoe dat dese voorseyde lantsheren op een tijt vergadert waren te Bruwylder by Colen in een abdye daer si te rade waren So quam hertoge Jan heymelijcken ende onbekent tot daer ghereden met eenen pagie ende hi ghinck hooren al haren raet die si met malcander sloten. Hier en tusschen so wert daer die misse begonnen, ende alst tijt waer datmen ter offerhande gaen soude, so en wilde die coninc van Behem ende die eertsbisscop van Colen deen voor den anderen niet ter offerhande gaen so ginc hertoge Jan voor hem allen onbekent sonder te bugen voor die heren ende offerde een gulden penninc, dies die heren hem verwonderden wie dat mocht zijn. So ginc die hertoge ter stont vter kerc [129v] ken opt kerchof ende gaf den armen ooc een gulden penninc, ende op sijn paert scrijdende so seide hi tot een heraut die dair stont aldus Vrient ist dat v yemant vanden heren vraget wie die man is die daer offerde so segt dat Jan van coudenberge is ende dat ic haers raets ghetroos ben ende ick ontbiede hen velt ende strijt waer si dat begeren, ende so reet die hertoge haestelic wech Twelc die heren vernemende sijn hem geuolcht met gewapende, mer twas te vergeefs, want sijn paert was auerecht beslagen ende hi reet tot Limborch in sijn stadt daer hi vry was

Als coninc Philippus van valoys vernam dat sijn gelt so verloren was ende sijn soudenieren hem so qualic gequeten hadden, so was hi toornich ende veranderde sijn propooste ende sandt aen hertoge Jan den eertsbisscop van Sens ende bisscop van Terwane hem biddende vriendelijc dat hi bi hem in Vrancrijcke comen wilde. Twelc verstaende hertoge Jan heuet die heren vriendelic ontfanghen hem minlike antwoorden geuende ende track met schonen state totten coninc. Twelc vernemende sijn vianden so trocken si ooc derwaerts meynende aenden coninc grote clachte te doen ouer den hertoge Die coninc vernemende des hertogen coemste so is hi hem tegen ghecomen te Compendien ende ontfinc hem met groter eeren So deden ooc die coninc van Nauarre ende die graue van Stampes dye hem ten derden lede bestonden ende veele ander baroenen Ende die coninc ende die hertoge hadden veel minlijke conuersatien te samen. Ten lesten gaf hi sijn dochter den ionchere Jan des hertogen eersten sone met veel goets, ende so quam die hertoge weder in Brabant. Ende die voorscreuen lantsheren vertrocken ooc sonder haer begheerte ghecregen te hebben want die coninc wel voelde haer grote ongetrouwicheyt ende des hertogen getrouwicheyt ende oprechticheit Corts daer na sandt hertoge Jan sijnen iongen sone eerlic in Vrancrike tot sijnre bruyt, also die voorwaerde ghemaect was Mer niet langhe daer na so sterf die coninclijcke maget. daer na sandt die coninc weder eerliken tkint tot sijnen vader den hertoge

Men leest ook in sommige boeken maar men vindt het niet in de Brabantse kronieken hoe dat deze landsheren op een tijd verzameld waren te Brauweiler bij Keulen in een abdij daar ze te raad waren. Zo kwam hertog Jan heimelijk en onbekend daar gereden met een page en hij ging al hun raad horen die ze met elkaar sloten. Ondertussen zo werd daar de mis begonnen en toen het tijd dat men ter offerande gaan zou zo wilde de koning van Bohemen de aartsbisschop van Keulen de ene voor de andere niet ter offerande gaan en zo ging hertog Jan voor hen allen onbekend zonder te buigen voor de heren en offerde een gulden penning, dus de heren zich verwonderden wie dat mocht zijn. Zo ging de hertog terstond uit de kerk op het kerkhof en gaf de armen ook een gulden penning en ging op zijn paard en zei tot een heraut die daar stond aldus; ‘Vriend, is het dat u iemand van de heren vraagt wie die man is die daar offerde zo zeg dat Jan van Kouwenberg is en dat ik hun raad troost ben en ik ontbied hen veld en strijd waar dat ze dat begeren en zo reed de hertog haastig weg.’ Wat de heren vernamen en zijn hem gevolgd met gewapenden, maar het tevergeefs want zijn paard was averecht beslagen en hij reed naar Limburg waar hij vrij was.

Toen koning Filip van Valois vernam dat zijn geld zo verloren was en zijn soldaten zich zo kwalijk gekweten hadden zo was hij toornig en veranderde zijn voorstel en zond naar hertog Jan de aartsbisschop van Sens en bisschop van Terwaan en bad hem vriendelijk dat hij bij hem in Frankrijk wilde komen. Wat de hertog verstond en heeft de heren vriendelijk ontvangen en gaf hun minlijk antwoord en trok met mooie staat naar de koning. Wat zijn vijanden vernamen en zo trokken ze derwaarts en meenden aan de koning grote klacht te doen over de hertog. De koning vernam de komst van de hertog en is hem tegemoetgekomen in Compendie en ontving hem met grote eer. Zo deden ook de koning van Navarra en de graaf van Stampes die hem ten derde geslacht bestond en vele andere baronnen. En de koning en de hertog hadden veel minlijke conversatie tezamen. Tenslotte gaf hij zijn dochter aan de eerste zoon van Jan met veel goed en zo kwam de hertog weer in Brabant. En de landsheren vertrokken ook zonder hun begeerte gekregen te hebben want de koning voelde wel hun grote ontrouw en de trouw van de hertog en oprechtheid. Gauw daarna zond hertog Jan zijn jonge zoon fatsoenlijk in Frankrijk om zijn bruid alzo de voorwaarde gemaakt was. Maar niet lang daarna zo stierf die koninklijke maagd, daarna zond de koning weer het kind fatsoenlijk naar zijn vader de hertog.

Dat .xli. capitel. Van hertoge Jans tweeste oorloge teghen xvi. lantsheeren bi toebringhene graue Lodewijcx van vlaenderen, ten ocsuyne vander stadt van Mechelen Ende hoe coninc Philips van Vrancrijcke die sake op nam. etcetera.

HEt gebuerde dat graue Lodewijc van Vlaenderen cochte die helft van mechelen vanden bisscop van Ludic die des geen macht en had langer dan hi leefde. Mer die van Mechelen en wilden den graue niet ontfangen Waer om dat haer goeden leggende in Vlaenderen genomen werden, ende si vielen aen hertoge Jan van Brabant die haer ouerhere was van dander helft Ende graue lodewijc creech in sijnder hulpen .xv. lantsheeren als den graue van Henegouwe Hollant zeelant, ende dander voorseyt, wtgenomen den conestable van Vrancrijcke ende den graue van Baren. etcetera.

Dese vergaderden te samen tot Valencijn ende sworen Brabant te hinderen, malcander gelouende datse deen sonder dander gheenen pays maken en souden Mer want si hem ontsagen tegen die Brabanders te strijde te comen, so sochten si een ander maniere om haren wille te crigen ende ouerdroe [130r] gen te samen dat een yegelick van hem in sijn quaertier op Brabant branden ende rouen souden op dat dye hertoghe in verscheyden plaetsen dat nyet en soude connen wederstaen Ende die graue van Vlaenderen geloofde den heeren die ouer de Mase geseten waren, dat hi den hertoge so veel te doen gheuen soude datse in sijn lant van ouer Mase lichtelijc souden mogen winnen ende behouden So ontseyden alle die lantsheeren hertoge Jan op een vre in sijn sale ter Vueren Twelc gheschiede int iaer .M.CCC. ende .xxxij. Doe gingen die voorscreuen lantsheren in allen hoecken Brabant bestoten met roue ende met brande, soe dat Brabant meer dan .x. maenden besloten stont datter gheen vitalie van buten comen en mochte van sinte Martijns misse tot sinte Gielis dage, meenende also die voorscreuen heren brabant te verhongeren Ende die Vlamingen begonsten Brabant eerstweruen aen te tasten met brant omtrent Maldre ende Lippeloe ende wederkerende haestelic tot Dermonde

Corts daer na is hertoge Jan selue mit ontploocken banieren wt Assche geuaren tot voor Dermonde ende het wert al verbrant tusschen Dermonde ende Aelst daer na quam hi weder in brabant. Doe namen die moniken van Afflighem haer goet haer boecken haer reliquien ende lieten de plaetse, want si den vlamingen so na geseten waren ende quamen te Bruessel Twelc die vlamingen vernemende so quamen si int cloester ende roofden datse vonden ende verbranden de husen daer. [130v]

Dat 41ste kapittel. Van hertog Jan tweede oorlog tegen 16 landsheren door toedoen van graaf Lodewijk van Vlaanderen ter gelegenheid van de stad Mechelen. En hoe koning Filips van Frankrijk de zaak opnam, etc.

Het gebeurde dat graaf Lodewijk van Vlaanderen de helft kocht van Mechelen van de bisschop van Luik die dus geen macht had langer dan hij leefde. Maar die van Mechelen wilden de graaf niet ontvangen Waarom dat hun goed dat in Vlaanderen lag genomen werd en ze vielen aan hertog Jan van Brabant die hun overste heer was van de andere helft. Lodewijk kreeg in zijn hulp de 16 landsheren als de graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en de andere, uitgezonderde de legeraanvoerder van Frankrijk en de graaf van Baren, etc.

Deze verzamelden tezamen te Valenciennes en zwoeren Brabant te hinderen en beloofden elkaar dat de een zonder de andere geen vrede zou maken. Maar omdat ze zich ontzagen tegen de Brabanders te strijd te komen zo zochten ze een andere manier om hun wil te krijgen en kwamen overeen dat iedereen van hen in zijn kwartier op Brabant branden en roven zouden opdat de hertog in verschillende plaatsen dat niet zou kunnen weerstaan. En de graaf van Vlaanderen beloofde de heren die over de Maas gezeten waren dat hij de hertog zoveel te doen geven zou dat ze in zijn land van over de Maas licht zouden mogen winnen en behouden. Zo ontzeiden alle landheren hertog Jan op een uur in zijn zaal Tervuren. Wat geschiedde in het jaar 1332. Toe gingen de landsheren in alle hoeken Brabant bestoken met roof en met brand zodat Brabant meer dan 10 maanden besloten stond dat er geen voedsel van buiten komen kon van Sint Martinus mis tot Sint Gillis dag, meenden alzo de voorschreven heren Brabant te verhongeren. En de Vlamingen begonnen Brabant eerst aan te tasten met brand omtrent Malderen en Lippelo en keerden haastig terug naar Dendermonde.

Gauw daarna is hertog Jan zelf met geopende banieren uit Asse tot voor Dendermond gekomen en alles werd verbrand tussen Dendermonde en Aalst en daarna kwam hij weer in Brabant. Toen namen de monniken van Affligem hun goed, boeken en relikwieën en verlieten de plaats want de Vlamingen kwamen hen zo na en kwamen te Brussel. Wat de Vlamingen vernamen en zo kwamen ze in het klooster en roofden dat ze vonden en verbranden de huizen daar.

Om beter bescheit te weten van deser Vlaemscher orlogen So is waer dat graue Lodewijc van vlaenderen die oude cocht tegen heer Adolf vander Marck bisscop van Ludick die helft vander stadt van mechelen om .C.M. realen met condicien dat hi de selue helfte vander kercken van Ludick te leen houden soude mit mere seker voorwaerden begrepen in brieuen daer af gemaect Ende corts dair na cocht die selue graue met sijn penningen dander helft van Mechelen tegen graue Reynout van Ghelre als momboor van sijnre outste dochter, dair af wilen heer Floris Berthout oudevader was, want haer moeder was des selues heere dochter Als dit dus geschiet was sant die graue van vlaenderen tot mechelen procureurs metten brieuen vanbeyde copen Des gelijcx sonden daer ooc die bisscop van Ludic ende de graue van gelre als momboor van sijnre dochter haer procureurs om die van Mechelen quijt te schelden haren eeden die si haren ouderen ghedaen hadden, die ooc versoeckende datse den graue van Vlaenderen ontfangen, hulden ende eet van getrouwicheden doen souden. Opt welck die van mechelen begeerden respijt om hem te beraden, twelc siende die procureurs schieden van daer Als graue lodewijc sach dat hem die van Mechelen niet ontfaen en wilden soe wert hi haer viant ende besette sijn palen dat hem geen prouande comen en mocht ende der porteren goet van mechelen in vlaenderen gelegen sloech hi die hant op Doe schicten die van Mechelen an hertoge Jan van Brabant clagende ende neerstelic biddende om sijn hulpe in harer noot. Doe dachte hertoge Jan dat hi hem sculdich was bi te staen, om datmen de helft van mechelen van hem als ouerheer was sculdich te leen te houden, mits welc die cope die graue Lodewijc tegen den graue van Gelre als momboor sijnre dochteren ghedaen had, geen cracht en had maer dat leen was verbuert tot shertogen behoef want sonder sijn consent geschiet was Ende dander cope van dander helfte tegen den bisscop van Ludic gedaen die meende hi te quijten ende te lossen, want hi was na rechte die naeste, aengesien dat Mechelen wt brabant comen is ende al om belegen binnen den palen van brabant, ende ooc om dat de ander helft hem toe behoorde als ouerheer Ooc so meende die hertoghe ende die stadt van mechelen dat den cope vanden voorscreuen bisscop van Ludic gedaen in geender weerden en was, om dat niet geschiet en was met sulcke solompniteyten als daer toe met recht behoorde. Aldus accordeerden die hertoge ende die van Mechelen datse malcander haer recht sullen helpen houden tegen een yegelijcken. Als graue lodewijc dit vernam so verwecte hi .xv lantsheeren teghen hertoge Jan also voorseyt is ende orlochden alle op hem.

Het gebuerde op een tijt datter quamen ontrent v.C. Vlamingen te peerde wel gewapent ende dalder best die in vlaenderen waren om voor Bruessel te comen alsmen seyde. Dit vernamen somige heren die te Bruessel waren ende edele mannen tot .xxvi. toe, die bi nacht trocken ten helleken wert, daer die gemeen strate is daer die vlamingen door lijden souden ende dese .xxvi. hielden hem van besiden ende lieten die vlamingen passeren Dit had ooc vernomen die graue van Baren die met .CCC. platen daer tegen quam, ende so vergaderden die voorscreuen heren, edelingen van Bruessel met hem, te weten, dye [131r] graue van Vianen, heer Diederic van walecourt, heer Jan van Leefdale, heer ghijsbrecht van Wesemale, heer wouter van Huldeberghe, heere Harman van Os ende veel ander edelen wt bruessel. Ende dye graue van Baren sloech eerst op die Vlamingen metten Brabanders daer vreeslic gheuochten wert Ten lesten mosten die vlamingen rugge geuen, so bleuen daer niet veel doden Ende alleen een man bleef verslagen vanden brabanders, mer .C. ende .l. vlamingen werden daer geuangen ende te Bruessel ghebracht biden hertoge ende hi dedese geuangen leggen som tot Louen, som ter Vueren, aenden welcken hi toonde namaels sijn eedelheyt, want hi lietse op haer gheloue thuyswaert trecken.

Om beter bescheid te weten van deze Vlaamse oorlogen. Zo is het waar dat graaf Lodewijk van Vlaanderen de oude kocht van heer Adolf van de Marck, bisschop van Luik, de helft van de stad Mechelen om 100 000 realen met conditie dat hij de helft van de kerk van Luik te leen houden zou met zekere voorwaarden begrepen in brieven daarvan gemaakt. En gauw daarna kocht diezelfde graaf met zijn penningen de andere helft van Mechelen van graaf Reinout van Gelre als erfgenaam van zijn oudste dochter waarvan wijlen heer Floris Berthout grootvader van was, want haar moeder was van die heer een dochter. Toen dit geschied was zond de graaf van Vlaanderen te Mechelen procureurs met de brieven van beide kopen. Desgelijks zonden daar ook de bisschop van Luik en de graaf van Gelre als erfgenaam van zijn dochter hun procureurs om die van Mechelen kwijt te schelden hun eden die ze hij oude gedaan hadden die ook verzochten dat ze de graaf van Vlaanderen ontvangen, huldigen en eed van trouw zouden doen. Waarop die van Mechelen begeerden respijt om zich te beraden wat de procureurs zagen en scheiden vandaar. Toen graaf Lodewijk zag dat hem die van Mechelen niet ontvangen wilden zo werd hij hun vijand en bezette zijn palen zodat hen geen proviand komen mocht en het goed van de burgers van Mechelen in Vlaanderen gelegen sloeg hij de hand op. Toen klaagden die van Mechelen aan hertog Jan van Brabant en baden hem vlijtig om zijn hulp in hun nood. Toen dacht hertog Jan dat hij hen schuldig was bij te staan omdat men de helft van Mechelen van hem als overste heer schuldig was in leen te houden, mits welke de koop die graaf Lodewijk van graaf van Gelre als erfgenaam van zijn dochter gedaan had geen kracht had, maar dat leen was verbeurd tot de behoefte van de hertog want het was zonder zijn toestemming gebeurd. En de andere koop van de andere helft van de bisschop van Luik gedaan die meende hij te kwijten en in te lossen want hij was naar recht die naaste aangezien dat Mechelen uit Brabant gekomen is en alom gelegen binnen de palen van Brabant en ook omdat de andere helft hem toe behoorde als overste heer. Ook zo meende de hertog en de stad van Mechelen dat de koop van de bisschop van Luik gedaan van geen waarde was omdat niet het niet gebeurd was met zulke ceremonie als daartoe met recht behoorde. Aldus kwamen de hertog en die van Mechelen met elkaar overeen hun recht zullen helpen houden tegen iedereen. Toen graaf Lodewijk dit vernam zo wekte hij 15 landsheren op tegen Jan alzo gezegd is en oorloogden allen op hem.

Het gebeurde op een tijd dat er omtrent 500 Vlamingen te paard kwamen en goed gewapend en de aller beste die in Vlaanderen waren om voor Brussel te komen, zoals men zegt. Dit vernamen sommige heren die te Brussel waren en edele mannen tot 26 toe die bij nacht trokken ten Helleken waart waar de gewone straat is waar de Vlamingen doorgaan zouden en deze 26 hielden zich bezijden en lieten de Vlamingen passeren. Dit had ook vernomen de graaf van Baren die met 300 strijders daartegen kwam en zo verzamelden de heren, edelingen van Brussel met hem, te weten, de graaf van Vianen, heer Theuderik van Walecourt, heer Jan van Leefdaal, heer Gijsbrecht van Wezemaal, heer Wouter van Huldenberg, heer Harman van Oss en veel andere edelen uit Brussel. En de graaf van Baren sloeg eerst op de Vlamingen met de Brabanders waar vreselijk gevochten werd. Tenslotte moesten de Vlamingen de rug geven en zo bleven daar niet veel doden. En maar een man bleef verslagen van de Brabanders, maar 150 Vlamingen werden er gevangen en te Brussel gebracht bij de hertog en hij liet ze in de gevangenis leggen en sommige te Leuven, sommige Tervuren waar hij later zijn edelheid aan toonde want hij liet ze allen op hun belofte naar huis trekken.

Item die wijle dat dit gheschiede so was Rode ouer die mase des hertogen stadt belegen vanden coninc van Behem vanden eertsbisscop van Colen, vanden grauen van Gelre ende van Gulick, ende van heer Jan van beaumont ende noch meer ander heren met groten volcke Ende binnen der voorscreuen stadt van Rode waren die here van steenvort heer Jan orstwylre ende meer ander die hem alte vromelijc verweerden, tot dat hem vitaelie begonste te breken Ende doe gauen si die stadt op te weten met sulker voorwaerden dat hertoge Jan van Brabant binnen eenre maent daer comen soude om hem allegader strijt te leueren. Ende en quame hi daer niet so souden si de stadt behouden.

Jtem wt Vrancrijke quamen den hertoge tehulpe die coninc van Nauarre ende noch ander heren, mer die graue van henegouwe en wildese niet laten passeren door zijn lant Twelc vernemende hertoge Jan so track hi metten graue van den Baren sijnen neue met vier .M. platen oft helmen te ghemoet den heren wt Vrancrijcke Ende als hi comen was tot Nyuele, so en dorste die graue van Henegouwe die fransoysen niet beletten met hi lietse passeren

Doe track de hertoge met sinen volcke haestelic te Rode wert ouer die mase, daer hi voor quam binnen den derden dage Ende dat was daer om, want het was opt eynde vanden voorscreuen tijt om met stride die sake te beslichten. Ende die graue van Loene lieten passeeren voor sijn lant hem ooc sijnen dienste presenterende. Ende als die hertoge nakende was die stadt van Tricht, so vernament die coninc van Behem ende die ander heeren voorscreuen die te Rode lagen, ende si sonden boden wt seker waerheit te weten, want aengemerct dat die hertoge al om beseten was van sinen vianden, ende sonderlinge die graue van Vlaenderen hem so schonen gelofte gheaden hadde so en conden si niet gelouen dat de hertoge wt sijnen lande niet en hadde tracken dorren. Mer als si al seker wisten dat die hertoghe so sterck quam, so waren si alle verslagen Ende die coninc van Behem sprac totten anderen lantsheeren O wat wonder is dit van desen Brabantschen hertoghe die alleen met sijnen brabanters ons allen comt beuechten die daer toe onbereet sijn, dies hi sal hebben eer ende wi sullens hebben oneere ende scande Doe antwoorden dander heren den coninc aldus Heer coninc wi hebben vernomen dat die bisscop van Ludic sal comen met groter machte ende den hertoge den wech ondergaen ende dan sullen wi hem crigen leuende ofte doot Doe sonden si boden wt te Ludick te Colene ende tot haren vrienden om bistant ende den hertoge te beuechten [131v]

Item, de tijd dat dit geschiedde zo was Rode over de Maas, de stad van de hertog, belegerd van de koning van Bohemen en van de aartsbisschop van Keulen, van de graaf van Gelre en van Gulik en van heer Jan van Beaumont en noch meer andere heren met groot volk. En binnen de stad van Rode waren de heren van Steenvoort, heer Jan Orstwilre en meer anderen die zich al te dapper verweerden totdat hen voedsel begon te ontbreken. En toen gaven ze stad over, te weten met zulke voorwaarden dat hertog Jan van Brabant binnen een maand daar komen zou om hen allen strijd te leveren. En kwam hij niet dan zouden ze de stad behouden.

Item, uit Frankrijk kwamen de hertog te hulp de koning van Navarra en noch andere heren, maar de graaf van Henegouwen wilde ze niet laten passeren door zijn land. Wat hertog Jan vernam en zo trok hij met zijn neef graaf van Baren met 4000 krijgers hen tegemoet. En toen hij te Nijvel gekomen was zo durfde de graaf van Henegouwen de Fransen niet te beletten, maar hij liet ze passeren.

Toen trok de hertog met zijn volk haastig te Rode waart over de Maas waar hij voor kwam binnen de derde dag. En dat was daarom, want het was op het eind van de voorschreven tijd om met strijd de zaak te beslechten. En de graaf van Loen liet ze passeren door zijn land en presenteerde hem ook zijn dienst. En toen de hertog de stad Tricht naakte zo vernam het de koning van Bohemen en de andere heren die te Rode lagen en ze zonden boden uit om zekere waarheid te weten, want aangemerkt dat de hertog alom bezet was van zijn vijanden en vooral de graaf van Vlaanderen die hen zo'n mooie belofte gedaan had zo konden ze niet geloven dat de hertog uit zijn land had durven trekken. Maar toen ze zeker wisten dat de hertog zo sterk was waren ze allen verslagen. En de koning van Bohemen sprak tot de andere landsheren; ‘O wat wonder is dit van deze Brabantse hertog die alleen met zijn Brabanders ons allen komt bevechten die daartoe niet gereed zijn dus zal hij eer hebben en wij oneer en schande.’ Toen antwoordde de andere heren de koning aldus; ‘Heer koning, we hebben vernomen dat de bisschop van Luik zal komen met grote macht en de hertog onderweg aangaan en dan zullen we hem krijgen levend of dood.’ Toen zonden ze boden uit te Luik te Keulen en tot hun vrienden om bijstand om de hertog te bevechten.

Ick keer weder tot hertoge Jan die des ander dages na sinte Geertruyden dach inden meerte track ouer die mase ende verwachte in zijnre vianden lant, daer hi spise noch dranck en vant want dat lant volc al geulucht was Ende so track hi des morgens vroech voor Rode, ende stelde sijn volc in battalien om striden Op de selue tijt sandt die voorscreuen graue van Loen sijn ontsegbrieuen aen den hertoge hem ontseggende van lijf ende goet, ende track ouer bi des hertogen vianden Hi dede de bruggen in sijn lant af werpen om den wech te besluyten, op dat die hertoge niet weder en keerde Doe ginc daer ooc die mare dat de Ludikers in roere waren ende meenden den stadt van Tricht te onder gaen. Als hertoghe Jan dan dus ghebattayllieert stont voor Rode ende nyemant en vernam daer teghen comende, so sandt hi totten lantsheren te Rode leggende heer Dieric van walcourt ende heere Jan van Orstwilre die Rode vonden al omgrauen so datter genen toeganck en was Ende heer Dierick die sprac den heren toe van ouer die veste ende seyde hemlieden van shertogen wegen hoe dat die hertoge van Brabant daer gecomen was met ontplocken banieren, ende also die voorwaerde was ghemaect, so wilde hi met strijde becorten wie here van Rode bliuen soude, versoekende also die heren datse wt trecken souden, hem latende sijn vaderlike erue ende die hertoge soude achterwert trecken, oft datse wt quamen tegen hem te velde hi wilde hem lieden leueren strijt. Die heren van binnen antwoorden datse noch niet vechten en wouden. Ende als dye hertoge dese antwoorde vernam so was hi tornich dat hi sijn recht met stride niet becorten en mocht want sijn volc so willich daer toe was Ende hoe wel dat al dien dach seer reghende ende si broot noch spise en hadden (want hare vitalie onder wegen gehouden waren) so hielden si nochtan dat velt totten donckeren auont. Des ander dages smorgens dede die hertoge sijn trompet slaen om sijn volck te vergaderen ende hi track na Tricht om weder te keren in Brabant om dat te bewaren tegen die Vlaminghen Hollanders, ende zeelanders. etcetera. Doe quam die bisscop van Ludick aen met menighen man, meynende hem Tricht tondergaen ende also benemen dat den Brabanders geen vitalie comen en soude, mer hi en quam niet te tijde alsoot god woude Ende die hertoghe reet in Brabant door tlant van Loen daer een drop niet staende en bleef onder wegen ten wert verbrant Ende die brabanders roofden tlant mit hem brengende groten roof in Brabant

Ik keer weer tot hertog Jan die de volgende dag na Sint Geertruid dag in maart over de Maas trok en verwachtte zijn vijanden waar hij spijs noch drank vond want het landsvolk was gevlucht. En zo trok hij ‘s morgens vroeg voor Rode en stelde zijn volk in bataljon om te strijden. Op dezelfde tijd zond de graaf van Loen zijn ontslagbrief en ontzei de hertog lijf en goed en trok over bij de vijanden van de hertog. Hij liet de bruggen in zijn land afwerpen om de weg af te sluiten zodat de hertog niet terug keerde. Toen ging daar ook het verhaal dat die van Luik in oproer waren en meenden de stad van Tricht aan te gaan. Toen hertog Jan dan in bataljons stond voor Rode en niemand vernam die daar tegen kwam zo zond hij tot de landsheren die te Rode lagen heer Dierik van Walcourt en heer Jan van Orstwilre die Rode vonden geheel omgraven zodat er geen toegang was. En heer Dierik die sprak de heren toe van over de vesting en zei hen vanwege de hertog hoe dat de hertog van Brabant daar gekomen was met geopende banieren en alzo de voorwaarde was gemaakt zo wilde hij met strijd bekorten wie heer van Rode blijven zou en verzocht alzo de heren dat ze uittrekken zouden en hem zijn vaderlijke erf laten en de hertog zou achteruittrekken of dat ze kwamen tegen hem te velde en hij wilde hen strijd leveren. De heren van binnen antwoordden dat ze noch niet vechten wilden. En toen de hertog dit antwoord vernam zo was hij vertoornd dat hij zijn recht met strijd niet bekorten mocht want zijn volk was er gewillig toe. En hoewel dat het de hele dag zeer regende en ze brood noch spijs hadden (want hun voedsel was onderweg opgehouden) zo hielden ze nochtans dat veld tot de donkere avond. De volgende dag ‘s morgens liet de hertog zijn trompet slaan om zijn volk te verzamelen en hij trok naar Tricht om terug te keren in Brabant om dat te bewaren tegen de Vlamingen, Hollanders en Zeelanders, etc. Toen kwam de bisschop van Luik aan met menige man en mende hem Tricht aan te gaan zodat de Brabanders geen voedsel krijgen zouden, maar hij kwam niet op tijd alzo het God wilde. En de hertog reed in Brabant door het land van Loen waar geen dorp bleef bestaan die onderweg niet verbrand werd. En de Brabanders roofden het land en brachten met hen grote roof in Brabant.

Die wile dat hertoge Jan voor Rode quam leggen so meende die capiteyn die hi te Sittert gestelt had dair ooc te comen om den hertoge bi te staen inden stride Ende als hi wt Sittert ghetrocken was so gauen die van binnen die stadt op den kinderen van Valckenborch ende daer na af naemt hem dye graue van Ghelre

Die wijle dat die hertoge van Brabant was in die voorscreuen reyse ouer dye mase, so waren die fransoysen comen te Nyuele in Brabant ende daer track weder die hertoge ende ontfincse minlic hem lieden brengende tot Bruessel, daer hise veel eeren deed op eenen Donredach Des vrydages daer na hieltmen raet daer met hem gesloten wert datmen we- [132r] der met heyrcracht trecken soude ouer die mase daer menich man hem af verblide Maer des ander dages daer na opten palmauont wert desen raet om gekeert biden heren wt vrancrijke, die meer comen waren om partijen te accorderen dan om striden so datse tusschen den hertoge ende sijn vyanden een bestant maecten Daer die hertoge harde node toe quam, maer hi en condet niet wel ontgaen metter heeren sijnre magen dancke die machtich waren. Ende het wert also gemaect dat sijs in beyden sijden bleuen int seggen des conincs Philippus van Vrancrijcke gheheeten van Valoys die sijn seggen daer af wtspreken soude binnen .xiiij. dagen na paesschen. Ende des soude brabant in sinen state gesloten bliuen tot dat tseggen geschiet waer Daer na vertrack coninc Philippus sijn seggen bouen den genoemden dach noch tusschen vi. ende vij. maenden, ende so langhe bleef brabant gesloten staende datter geen goet van buten en quam mer god versacht datter gheen ghebreck en was

Drie wonderlike dingen geschieden doe in Brabant. Deerste was dat wt vele landen ridderen ende knechten te brabant weert quamen om den hertoge bi te staen die door sijnre vyanden landen reden. alsmen hemlieden vraechde so antwoorden si, wi varen daer dander varen Ende als si in Brabant quamen so gaf hem die hertoge soudije.

Dander wonder was, dat binnen den voorscreuen besloten tijt noch broot, noch coren, noch vlees noch visch in Brabant en verdierden met het was dair beter coop dan in ander landen sijnre vyanden, nochtans was doe veel volcx in brabant comen

Dat derde wonder was, dat die visschers wt Vlaenderen, Hollant ende zeelant die ter zee om harinc voeren noyt auontuer en hadden te vangen in dien somer also lange als Brabant dus besloten stont Mer als Brabant weder open was so vinghen si veele harincx dat sijen cume te lande conden brengen

De tijd dat hertog Jan voor Rode lag zo meende de kapitein die hij te Sittard gesteld daar ook te komen om de hertog bij te staan in de strijd. En toen hij uit Sittard vertrokken was zo gaven die van binnen die stad op de kinderen van Valkenburg en daarna nam hen het de graaf van Gelre.

De tijd dat de hertog van Brabant in de voorschreven reis over de Maas was zo waren de Fransen gekomen te Nijvel in Brabant en daar trok weer de hertog en ontving ze minlijk en bracht ze te Brussel waar hij ze veel eer deed op een donderdag. De vrijdag daarna hield men raadt daar met hem besloten werd dat men weer met legermacht over de Maas zou trekken waar menige man zich van verblijdde. Maar de volgende dag op Paasavond werd deze raad omgekeerd door de heren uit Frankrijk die maar gekomen waren om partijen te accorderen dan om te strijden zodat ze tussen de hertog en zijn vijanden een bestand maakten. Daar de hertog erg node toe kwam, maar hij kon het niet goed ontgaan met de heren zijn verwanten die machtig waren. En het werd alzo gemaakt dat ze aan beide zijden bleven in het zeggen van koning Filips van Frankrijk geheten van Valois die zijn zeggen daarvan uitspreken zou binnen 14 dagen na Pasen. En aldus zou Brabant in zijn staat gesloten blijven totdat het zeggen geschied was. Daarna vertrok koning Filips met zijn zeggen boven de genoemde dag noch tussen 6 en 7 maanden en zo lang bleef Brabant gesloten staan zodat er geen goed van buiten kwam, maar God voorzag dat er geen gebrek was.

Drie wonderlijke dingen geschiedden toen in Brabant.

De eerste was dat uit vele landen ridders en knechten te Brabant waart kwamen om de hertog bij te staan die door het land van de vijand reden. En toen men hen vroeg zo antwoordden ze; ‘We gaan waar de anderen gaan.’ En toen ze in Brabant kwamen zo gaf hun de hertog soldij.

Het andere wonder was dat binnen de besloten tijd noch brood, noch koren, noch vlees noch vis in Brabant was en duur, maar het was daar goedkoper dan in andere landen van zijn vijanden, nochtans was toen veel volk in Brabant gekomen.

Dat derde wonder was dat de vissers uit Vlaanderen, Holland en Zeeland die ter zee om haring voeren nooit avontuur hadden om te vangen in die zomer alzo lang als Brabant dus besloten stond. Maar toen Brabant weer open was zo vingen ze veel haring zodat ze het nauwelijks aan land konden brengen.

Daer na alst coninc Philippus van Vrancrijke goet dochte so seyde hi sijn seggen tusschen hertoge Jan ende die voorseyde heren in deser manieren, dat Jan des hertogen sone soude hebben te wijue des grauen dochter van Henegouwe ende van Hollant. Ende dat Henrick hertoge Jans sone soude hebben des grauen dochter van Gelre, ende des grauen sone van Gulick soude hebben hertoghe Jans dochter Ende dairtoe souden beyde die grauen hebben een somme ghelts van hertoge Jan, ende die stadt van Tyel soude bliuen aenden graue van Gelre. ende hertoghe Jan soude daer tegen hebben ander goet gelegen aen tlant van Huesden twelc hem beter was Des gelijcx hadden die coninc van Behem ende dye bisscop van Ludic ooc van shertogen gelde Ende als vander stadt van mechelen daer af en wilde coninc Philippus sijn seggen noch niet wt spreken tot dat hi bat geinformeert waer, ende hi hielt mechelen in sijn handen Ende hi had daer te voren gesonden eenen ridder geheten heer Frederic van Pykengyn om die stadt te bewaren, die dair ordineerde van conincx wegen dat des heren dienaren die mancouwe dragen souden so dat noch onderhouden wert Ende mits desen seggen des conincs. die mechelen behielt so wert dat verbont gebroken, twelck graue Lodewijc metten anderen tegen hertoge Jan had gemaect. Ende so ouerquam hi daer na met hertoge Jan als vander stadt van Mechelen onder hem beyden te houden ende ha- [132v] rer beyder oor ende erfgenamen hertoge van Brabant ende graue van vlaenderen, te weten half ende half onuerscheyden ghelijc die bisscop van Ludic ende ioncfrou Margriet van Gelre ende haer moeder vrou Sophia dat te houden plagen met voorwaerden dat die hertoge ende sijn erfgenamen ten eewigen dagen hair helft te leen te houden vanden grauen van vlaenderen Welck grauen van dier helft der kercken van Ludick mannen met eede verbonden souden bliuen Ende die graue van vlaenderen ende sijn erfgenamen souden haer helft ooc te leen ontfaen ende hulde sweren den hertoge van brabant Ende van hen beyden wegen soude gestelt werden een Schout ende een rentmeester die alle die veruallen heffen soude, ende die souden si setten die een deen iare die ander dander iare Ende als deen den schout sette dan soude dander int self iaer den rentmeester setten. Met veele ander voorwaerden was dit gesloten te Dormonde opten lesten dach van Meerte, int iaer .M.ccc.xxxvi. Ende in deser manieren hielden si mechelen onder hem beyden een wijltijts. Mer daer na ouerquam hertoge Jan met graue Lodewijc dat hi die helft soude mogen lossen mitter sommen van .lxxxv.M. ende vC. goude realen, met voorwaerden dat hertoge Jan op sijnen cost vanden paus absolutie of dispensatie crigen soude vanden eet des grauen die hi der kercken van Ludick te voren gedaen hadt, dat hi dese helft van Mechelen nemmermeer van Vlaenderen en soude laten scheyden Doe stelde hertoge Jan graue Lodewijck borgen vander voorseider sommen Ende want hi van paus Clement gheen absolutie van den voorscreuen eede crigen en conde om dat de bisscop van Ludic ende tcapittel dat beletten So badt hi coninc Philippus van vrancrike dat hi hem daer in behulpich wilde sijn Twelc coninc philippus gerne dede ende sandt een notabel ambassaet aen den paus vercrigende dat de sake ghecommitteert wert drie bisscopen in vrancrijke Die welcke partijen gehoort hebbende daer mede van des paus wegen dispenseerden int iaer .M.ccc.xlvi. opten .xxix dach in Junio. Daer na als graue Lodewijc doot bleuen was inden strijt te Cressy daer hier na af gheseit sal werden So ouerquam coninc Philippus van Vrancrike met lodewijc van Male den iongen graue van Vlaenderen ouermits sekere recompensatie die hem de coninc dede dat hi Henrick hertoge Jans outste sone op droech willichlic alle trecht dat hi te voren hebben mocht in die stadt van mechelen om dat ganslic te behouden voor hem ende voor sijn erfghenamen hertogen van brabant, sonder te betalen die voorscreuen somme, ende ooc sonder den graue van Vlaenderen vander helft eenighen eet te doen also dat begrepen staet in die brieuen daer op gemaect int iaer .M.ccc.xlvij Dus behielt Henrick van Limborch hertoge Jans sone mechelen, ende na sijn doot behielt sijn vader hertooghe Jan payselic al sijn leuen Mer daer na creecht feytelic graue Lodewijc weder, also hier na int xliij. capitel geseit sal werden

Jnt iaer .M.ccc.xxxv. sterf de edele vrou Marie hertoge Jans huysurouwe ende wert te bruessel ten minrebroederen begrauen. haer vader was lodewijc graue van Euereux des .iij. coninc Philippus sone Ende hair ouer oudevader was sinte Lodewijc die heylige coninc dien si in vele condicien wel gelijcte, want si was ootmoedich, simpele, deuoot, ende godvruchtich, ende geerne was si alleen, goe [133r] dertieren ende onfermhertich was si den armen die si gerne wel dede Ooc verbeterde si alle dinghen Sobere was si ende gestadich in allen dingen. etcetera.

Daarna toen het koning Filip van Frankrijk goed dacht zo zei hij zijn zeggen tussen hertog Jan en de heren op deze manier dat Jan, de zoon van de hertog, de dochter van Henegouwen en van Holland tot wijf nam. En dat Hendrik, de zoon van hertog Jan, de dochter van de graaf van Gelre en de zoon van de graaf van Gulik de dochter zou hebben van hertog Jan. En daartoe zouden beide de graven een som geld hebben van hertog Jan en de stad Tiel zou blijven aan de graaf van Gelre en hertog Jan zou daartegen hebben ander goed gelegen aan het land van Heusden wat hem beter was. Desgelijks hadden de koning van Bohemen en de bisschop van Luik van de hertog geld. En toen de stad Mechelen daaraf wilde en koning Filips zijn zeggen niet uitspreken kon totdat hij beter geïnformeerd was hield hij Mechelen in zijn handen. En hij had daar tevoren gezonden een ridder geheten heer Frederik van Pykengyn om de stad te bewaren die daar ordineerde vanwege de koning dat de heren dienaren de kolf dragen zouden zodat noch onderhouden wordt. En mits dit zeggen van de koning die Mechelen behield zo werd dat verbond gebroken, wat graaf Lodewijk met de anderen tegen hertog Jan had gemaakt. En zo kwam hij overeen daarna met hertog Jan de stad van Mechelen onder hen beiden te houden en hun beide nalatenschap en erfgenamen hertog van Brabant en graaf van Vlaanderen, te weten half en half ongescheiden gelijk de bisschop van Luik en jonkvrouw Margaretha van Gelre en haar moeder vrouw Sophia dat te houden plagen met voorwaarden dat de hertog en zijn erfgenamen ten eeuwige dagen hun helft te leen te houden van de graaf van Vlaanderen. Welke graaf van die helft de kerk van Luik met eed verbonden zouden blijven. En die graaf van Vlaanderen en zijn erfgenamen zouden hun helft ook te leen ontvangen en hulde zweren de hertog van Brabant. En van hen beiden zou een schout gesteld worden en een rentmeester die alle vervallen heffen zouden en die zouden ze zetten de ene in het ene jaar en de andere het volgende jaar. En als de ene de schout zette dan zou de ander in hetzelfde jaar de rentmeester zetten. Met vele andere voorwaarden was dit gesloten te Dortmund op de laatste dag van maart in het jaar 1336. En op deze manier hielden ze Mechelen onder hen beiden een tijdje. Maar daarna kwam hertog Jan met graaf Lodewijk overeen dat hij de helft zou mogen lossen met de som van 85500 gouden realen met voorwaarden dat hertog Jan op zijn kosten van de paus absolutie of dispensatie krijgen zou van de eed van de graaf die hij de kerk van Luik tevoren gedaan had dat hij deze helft van Mechelen nimmermeer van Vlaanderen zou laten scheiden. Toen stelde hertog Jan graaf Lodewijk borgen van de voornoemde som. En omdat hij van paus Clemens geen absolutie van de eed krijgen kon omdat de bisschop van Luik in het kapittel dat belette zo bad hij koning Filip van Frankrijk dat hij hem daarin behulpzaam wilde zijn. Wat koning Filips graag deed en zonde een notabele ambassade naar de paus en verkreeg dat de zaak gecommitteerd werd van drie bisschoppen in Frankrijk. Die de partijen gehoord hebben waardoor de paus het ontlastte het jaar 1346 op de 29ste dag in juni. Daarna toen graaf Lodewijk doodbleef in de strijd te Crcy waar hierna van gezegd zal worden. Zo kwam over koning Filips van Frankrijk met Lodewijk van Male, de jonge graaf van Vlaanderen, vanwege zekere schadeloosstelling die hem de koning deed dat hij Hendrik, de oudste zoon van hertog Jan, gewillig opdroeg al het recht dat hij tevoren hebben mocht in de stad van Mechelen om dat geheel te behouden voor hem en voor zijn erfgenamen aan de hertogen van Brabant, zonder te betalen de voorschreven som en ook zonder de graaf van Vlaanderen van de helft enige eed te doen alzo dat begrepen staat in de brieven daarop gemaakt in het jaar 1347. Dus behield Hendrik van Limburg, de zoon van hertog Jan, Mechelen en na zijn dood behield zijn vader hertog Jan het vredig al zijn leven. Maar daarna kreeg feitelijk graaf Lodewijk het weer alzo hierna in het 43ste kapittel gezegd zal worden.

In het jaar 1335 stierf de edele vrouw Maria, de huisvrouw van hertog Jan, en werd te Brussel te minderbroeders begraven. Haar vader was Lodewijk, graaf van Evreux, de derde zoon van koning Filips. En haar grootvader was Sint Lodewijk, die heilige koning, dien ze in veel conditie geleek want ze was ootmoedig, eenvoudig, devoot en godvruchtig en graag was alleen, goedertieren en ontfermend was ze de armen ze graag goed deed. Ook verbeterde ze alle dingen. Sobere was ze gestadig in alle dingen, etc.

Dat .xlij. capitel. Hoe coninc Eduwaert die derde in Brabant quam ende van sinen orlogen op Vrancrijcke ende van iammerlike iaren. etcetera.

INt iaer .M.ccc.xxxviij quam coninc Eduwaert die iij. van dyen name tot Antwerpen met sijnre coninginnen ende sijn kinderen met .cccc. hoot scepen om te trecken in Vrancrijcke op coninck Philippus den vijfsten diemen heet van Valoys om te crigen tlant van Normandien Ende bi middele van graue Reynout van Gelre ende vanden graue van Gulick soe vercreech hi aliancie ende verbont metten keyser Lodewijck van Beyeren ouermits ghelde dat hi hem gaf Ende als coninc Eduwaert wel een iare ghebeyt hadt na die hulpe vanden keyser die niet en quam noch en seynde want coninc Philippus hem meer ghelts gegeuen hadt, somen seyde ende hadt hem af gecocht So track coninc Eduwaert self totten keyser te Couelens Ende de keiser gaf hem wywater vanden houe ende maecte hem scalckelic vicarius vanden keyserike. Doe quam hi weder ende sadt te rechte tot Eeke ende Mechelen als vicarijs des rijcx ende ghinc tot hertoghe Jan van Brabant die sijnre moeyen sone was ende versochte van des keysers wegen dat hi hem bistonde tegen coninc Philips die den keyserike te na getreden hadde [133v] in dien hi die stadt van Camerick in genomen hadt die onder dat keyserijcke is. Hertoghe Jan beriet hem hier op ende ten lesten wert hi beraden om coninc Eduwaert te helpen. Doe trac coninc Eduwaert omtrent onser vrouwen dach in September wt brabant te Vrancrijcke wert door Henegouwen ende Camerzijs Ende hertoge jan bereyde hem ooc eerlijc met veel grauen, banreheeren, ende edelen Ende die hertoge van Gelre dye een graue plach te sijn, ende de marcgraue van Gulic, die marcgraue van Brandenborch, de grauen van Loen, vander Marchen, die here van Valckenborch ende noch meer ander heren quamen oec inder hulpen van coninc Eduwaert. Maer die coninc van Behem ende de bisscop van ludic ende die graue van Henegouwe ende van Hollant daer coninc Philippus oom af was trocken in Vrancrijke bi coninc Philippus in sijnre hulpen Mer coninc Philippus hielt den graue van Henegouwe sinen neue suspect dat hi Eduwaert gonstiger was die sijn suster getrout had dan hem, also dat namaels wel bleeck Ende graue Lodweijc de oude hielt ooc met sinen edelen met coninc Philippus sinen leenheere, maer tlant van Vlaenderen niet, want die gemeynten waren opgestaen ende waren gonstiger coninc Eduwaert dan haren here. So quam hertoge Jan tot Asperen bi Camerijc ende hi wilde noch geen viant werden van coninc Philippus, hi en hadde eerst met die van Camerijke gesproken die hi versocht tot hem te comen ende gaf hem geleyde Als si bi hem gecomen waren seyde hi hem, want Camerijc onder dat keyserike van Almanien stont datse hadden misdaen datse die Fransoysen daer in hielden. Ende so versocht hise als maerscalck vanden keyserike datse hem de stat open doen souden Ende wantse dat niet en wilden doen so had hi ocsuyn coninc Eduwaert den vicarijs te helpen. Doe sant hi tot conic Philips ende dede hem ontseggen ende hi ende ander lantsheren trocken met coninc Eduwaert in Vrancrijke rouende ende brandende ouer al tot Perone ende sinte Quintijns toe ende tot bi Louwen Ende coninc Philippus quam met groot volc te Perone maer hi en wilde noch niet strijden Doe bereyde hem hertoge Jan om thuiswaert te trecken, want den winter quam aen. Twelc vernemende coninc philippus so bereyde hi hem coninc Eduwaert te bevechten Mer als hi vernam dat hertoge Jan noch daer was so keerde hy weder. Doe trac coninc Eduwaert na Antwerpen bi sijnre vrouwen ende dander heren na hem. Dit geschiede int iaer .M ccc.xxxix. omtrent sinte Dyonijs dach.

Dat 42ste kapittel. Hoe koning Eduard de derde in Brabant kwam en van zijn oorlogen op Frankrijk en van jammerlijke jaren, etc.

In het jaar 1338 kwam koning Eduard de 3de van die naam te Antwerpen met zijn koningin en zijn kinderen met 400 hoofdschepen om in Frankrijk te trekken op koning Filips de vijfde die men noemt van Valois om het land van Normandi te krijgen. En bij middel van graaf Reinout van Gelre en van de graaf van Gulik zo kreeg hij alliantie en verbond met keizer Lodewijk van Beieren vanwege geld dat hij hem gaf. En toen koning Eduard wel een jaar gewacht had op de hulp van de keizer die niet kwam noch zond want koning Filips had hem meer geeld gegeven zo men zegt en had hem afgekocht. Zo trok koning Eduard zelf tot de keizer te Keulen. En de keizer gaf hem wijwater van de hof en maakte hem schalks vicaris van het keizerrijk. Toen kwam hij weer en zat te recht te Eeke en Mechelen als vicaris van het rijk en ging naar hertog Jan van Brabant die de zoon was van zijn tante en verzocht vanwege de keizer dat hij hem bijstond tegen koning Filips die het keizerrijk te na getreden had omdat hij de stad Kamerrijk ingenomen had die onder dat keizerrijk is. Hertog Jan beraadde zich hierop en tenslotte werd hij beraden om koning Eduard te helpen. Toen trok koning Eduard omtrent onze vrouwe dag in september uit Brabant te Frankrijk waart door Henegouwen en Kamerrijk. En hertog Jan bereidde zich ook fatsoenlijk met veel graven baanderheren en edelen. En de hertog van Gelre die een graaf plag te zijn en de markgraaf van Gulik, de markgraaf van Brandenburg, de graaf van Loen, van der Marchen, de heer van Valkenburg en noch meer andere heren kwamen ook in de hulp van koning Eduard. Maar de koning van Bohemen en de bisschop van Luik en de graaf van Henegouwen en van Holland, waar koning Filips oom van was, trokken in Frankrijk bij koning Filips in zijn hulp. Maar koning Filip hield zijn neef de graaf van Henegouwen verdacht dat hij Eduard gunstiger was die zijn zuster getrouwd had dan hem alzo dat later wel bleek. En graaf Lodewijk de oude hield het ook met zijn edelen met zijn leenheer koning Filips, maar het land van Vlaanderen niet want de gemeenten waren opgestaan en waren gunstiger koning Eduard dan hun heer. Zo kwam hertog Jan te Asperen bij Kamerijk en hij wilde noch geen vijand worden van koning Filips, hij had eerst met die van Kamerrijk gesproken die hij verzocht tot hem te komen en gaf hen geleide. Toen ze bij hem gekomen waren zei hij hen, want Kamerijk stond onder dat keizerrijk van Allemagne, dat ze misdaan hadden dat ze de Fransen daarin hielden. En zo verzocht hij ze als maarschalk van het keizerrijk dat ze hem de stad openen zouden. En omdat ze dat niet wilden doen zo had hij gelegenheid koning Eduard de vicaris te helpen. Toen zond hij aan koning Filips en liet hem ontzeggen en hij en andere landsheren trokken met koning Eduard in Frankrijk en roofden en brandden overal tot Peronne en Saint-Quintin toe en tot bij Laon. En koning Filips kwam met groot volk te Peronne maar hij wilde noch niet strijden. Toen bereidde zich hertog Jan om huiswaarts te trekken want de winter kwam aan. Wat koning Filips vernam en zo bereidde hij zich om koning Eduard te bevechten. Maar toen hij vernam dat hertog Jan noch daar was zo keerde hij weer. Toen trok koning Eduard naar Antwerpen bij zijn vrouw en de andere heren na hem. Dit geschiedde in het jaar 1339 omtrent Sint Dionysius dag.

Jn deser tijt werdt Jacob van Erteuelt een stout ende listich man te Ghent vander gemeynten op geheuen ende alt lant van Vlaenderen gemeenlic track hi aen hem onder die schaeye van coninc Eduwaert Ende coninc philippus had bi na al Vlaenderen doen stellen in cesse ende interdict om hair rebelscap ende ongehoorsaemheyt tegen hem ende haren graue. Dese Jacob van Erteuelt brochtet daer toe dat een verbont gemaect was met brieuen tusschen coninc Eduwaert ende tlant van Vlaenderen ende den hertoge van brabant ende den graue van Henegouwe inhoudende datse malcander helpen souden haer palen bewaren. Doe track coninc Eduwaert te Ghendt met wijf ende kinder Ende men seyde dat Jacob coninc Eduwaert die lelien van Vrancrijcke in sijne schilt stellen soude met quaertieren, ende dat hi hem scriuen soude coninc van vrancrike als naeste oor Ter [134r] causen van vrou Ysabelen sijnre moeder die coninc philippus des schonen dochter was Der welcken ysabele drie broeders sonder oor gestoruen waren, ende bi desen so meende Jacob met goeder verwen toe te brengen dat vlaenderen bliuen soude bi coninc eduwaert als coninc van vrancrijcke haer ouerhere, ende hi hadt gerne vander stadt van Gendt doen bezegelen Ooc so wilde hi dat die graue van Vlaenderen manscap doen soude den coninc eduwaert als coninc van vrancrike oft anders meynde hi hem te onteruen, om twelc hi namaels van die van Gendt doot wert geslagen. dus hielt hem graue Lodewijc in vrancrijke. Desen raet volchde coninc eduwaert die wapen van vrancrijke aen nemende dat sint al dengelsche coningen hebben gedaen, mer int eerste maecten si twee quaertieren besayt vol lelien Doe aennamen die Fransche coningen drie lelien die te voren den schilt besayet vol lelyen geuoert hadden, mer Dengelsche deden ooc also Ende eduwaert screef hem ooc coninc van vrancrijke, niet tegenstaende dat coninc philippus van manlike ore comen sijnde de naeste was ende dat van beghin die crone noyt op dochter en versterf Want had dat mogen sijn so had die coninc van Nauarre ende de graue van Vlaenderen naerder geweest, want die coninginne van Nauarre was des .ix. coninc Lodewijcx dochter. Ende sgrauen wijff van vlaenderen was coninc philippus des langen dochter. Dus is coninc Eduwaert in Engelant ouer gereyst gelouende weder in Vlaenderen te keeren, latende daer wijf ende kinderen

Daer na trac hertoge Jan van normandien coninc philippus outste sone in Henegouwe rouende ende brandende. Ende coninc philippus had wt gesonden .CCC. scepen van orlogen met cloecken volck tusschen Engelant ende vlaenderen om coninc Eduwaerts coemste te benemen Ende si lagen int swijn ter sluys Twelck coninc eduwaert vernemende qum met groter macht wt engelant vallende op die fransoysen, so datter vreesliken geuochten wert opt water daer wel .xxx.M. mannen verslagen bleuen meest deel Fransoisen, want dengelsche hadden victorie ende die zee was root vanden bloede der doden, ende in vele scepen ghinc men tot den enkelen toe int bloet. Desen strijt geschiede op sinte Jans auont inden somer int iaer .M.ccc.xl.

Daer na trac coninc Eduwaert metten engelschen ende vlamingen voor de stadt van Dornike Ende si versochten hertoge Jan van Brabant dat hi daer quame ende hielde sijn verbont Doe trac daer hertoge Jan met sijn edele ende ghemeynten wt brabant. Doe quamen daer ooc die hertoge van Gelre, die marcgraue van Gulic, de graue van henegouwe ende van Hollant So wert dornike al om belegen met so veel volcx datmen des ghelijcx niet gesien en had Ende hertoge Jan dede bruggen maken ouer die Scelde daer hi ouer trac als hi wilde Ende Coninc philippus van vrancrike lach met groter machte ooc wel beschermt .ij. milen van daer.

In deze tijd werd Jacob van Ertvelde, een dapper en listig man, te Gent van de gemeente opgeheven en al het land van Vlaanderen trok hij aan zich onder de schaduw van koning Eduard. En koning Filips had bijna al Vlaanderen laten stellen in permanent verbod om hun rebellie en ongehoorzaamheid tegen hem en hun graaf. Deze Jacob van Ertvelde bracht het daartoe dat een verbond gemaakt werd met brieven tussen koning Eduard en het land van Vlaanderen en de hertog van Brabant en de graaf van Henegouwen en bevatte dat ze elkaar helpen zouden hun palen bewaren. Toen trok koning Eduard te Gent met wijf en kinderen. En men zei dat Jacob koning Eduard de lelies van Frankrijk in zijn schild stellen zou met de kwartieren en dat hij zich schrijven zou als koning van Frankrijk als naaste erfgenaam. Ter oorzaak van vrouw Isabelle zijn moeder die van koning Filips schoondochter was. Van die Isabelle waren drie broers zonder erfgenaam gestorven en hierdoor zo meende Jacob met goede moed toe te brengen dat Vlaanderen blijven zou bij koning Eduard als koning van Frankrijk, hun overste heer, en hij had het graag van de stad van Gent laten bezegelen. Ook zo wilde hij dat de graaf van Vlaanderen manschap koning Eduard zou doen als koning van Frankrijk of anders meende hij hem te onterven waarom hij later van die van Gent dood werd geslagen. Dus hield zich graaf Lodewijk in Frankrijk. Deze raad volgde koning Eduard die het wapen van Frankrijk aannam dat sinds alle Engelse koningen hebben gedaan, maar als eerste maakten ze twee kwartieren bezaaid vol lelies. Toen namen de Franse koningen drie lelies die tevoren het schild bezaaid vol lelies gevoerd hadden, maar de Engelsen deden ook alzo. En Eduard schreef hem ook koning van Frankrijk, niet tegenstaande dat koning Filips van mannelijk erfgenaam gekozen de naaste was en dat van het begin de kroon nooit op een dochter verstierf. Want had dat mogen zijn dan was de koning van Navarra en de graaf van Vlaanderen naarder geweest want die koningin van Navarra was de koning Lodewijk tiende dochter. En de vrouw van de graaf van Vlaanderen was koning Filips de Lange dochter. Dus is koning Eduard in Engeland teruggereisd en geloofde weer in Vlaanderen te keren en liet daar wijf en kinderen.

Daarna trok hertog Jan van Normandië, de oudste zoon van koning Filips, in Henegouwen rovend en brandend. En koning Filips had uitgezonden 300 schepen van oorlog met kloek volk tussen Engeland en Vlaanderen om koning Eduards komst te benemen. En ze lagen in het Zwin ter Sluis. Wat koning Eduard vernam en kwam met grote macht uit Engeland vallen op de Fransen zodat er vreselijk gevochten werd op het water daar wel 3000 mannen verslagen bleven en meeste deel Fransen, want de Engelsen hadden victorie en de zee was rood van het bloed der doden en in vele schepen ging men tot de enkels toe in het bloed. Deze strijd geschiedde op Sint-Jan avond in de zomer in het jaar 1340.

Daarna trok koning Eduard met de Engelsen en Vlamingen voor de stad Doornik. En ze verzochten hertog Jan van Brabant dat hij daar kwam en zijn verbond hield. Toen trok daar hertog Jan met zijn edelen en gemeenten uit Brabant. Toen kwamen daar ook de hertog van Gelre, de markgraaf van Gulik, de graaf van Henegouwen en van Holland. Zo werd Doornik alom belegerd met zoveel volk dat men dergelijke nooit gezien had. En hertog Jan liet bruggen maken over de Schelde waar hij overheen trok als hij wilde. En Koning Filips van Frankrijk lag met grote macht ook goed beschermd 2 mijlen vandaar.

Als dit dus stont so hadde die oude duechdelike vrouwe van Henegouwe die coninc Eduwaerts van engelant gesweger was geerne een middele geuonden om sulcken quaet te keeren als daer op handen was Ende aenmerckende dat alle de princen in beyden siden hertoge Jans maghen waren Ende quaemt tot enen stride so en mochte kerstenheyt die scade nemmermeer verwinnen, so bad se hem dat hi arbeyden wilde om pays te [134v] maken. Hertoge Jan aen merckende datter goeder vrouwen raet was, so arbeyde hi om yet goets daer in te doen ende hi bracht daer toe datter ghemaect wert een bestant tot sinte Jansmisse, dies de coningen blide waren aen beide siden Want coninc Eduwaert was ten eynde van sinen gelde, so dat hi zijn crone ende iuwelen te pande geset hadt. Ende in coninc Philippus heyr was grote sterfte, ende so braken si op aen beyde siden int voorseyde iaer .M.ccc.xl.

Jnt naeste iaer van .xli. dede hertoge Jan Lillo bedijcken, dat wel .liiij. iaer toegevloeyt ende verdroncken geweest had.

Jnt iaer .M.CCC.xlij. inden Meye was den groten brant te Mechelen so dat tsestendeel vanden husen nauwe bleef staende

Jnt selue iaer versochte die stadt van Hoye hertoghe Jan dat hise te rechte houden wilde tegen haren here den bisscop van ludic diese seer verongelijcte so si seyden Ooc had hi hertoge Jan dicwils leyt gedaen, mits den welcken hy hemlieden ontfinc ende sette de stadt ende borchin sijn handen Daer na dede hi een heyruaert ghebieden op deen side ende bisscop Adolf van Ludic op dander sijde Maer die graue van Henegouwe brachtse tot eene dachuaert in de stat van Leeuwe, so dat sonder orloge neder gheleyt wert

Jn desen tide was so groten sterfte der pestilentien dat die leuende nau genoech waren om die doden te begrauen

Jtem die paus Clement die seste wt Vrancrijke gheboren veranderde tgulden iaer van iubileen te Rome, twelc bonifacius die achtste paus geordineert had daer te voren te sijne alle hondert iaren, mer Clement veranderde dat te sijne alle vijftich iaren

Toen dit aldus stond had die oude deugdelijke vrouwe van Henegouwen, de nicht van koning Eduard van Engeland, graag een middel gevonden om zulk kwaad te keren als daar op handen was. En merkte dat alle prinsen aan beide zijden verwanten waren van hertog Jan. En kwam het tot strijd dan mocht de christelijkheid die schade nimmermeer voerwinnen, zo bad ze hem dat hij werken wilde om vrede te maken. Hertog Jan merkte dat het goede raad was van de vrouw zo werkte hij om iets goeds daarin te doen en hij bracht het daartoe dat er een bestand gemaakt werd tot Sint-Jan mis, dus waren de koningen aan beide zijde blijde. Want koning Eduard was ten einde van zijn geld zodat hij zijn kroon en juwelen te pand had gesteld. En in koning Filips leger was grote sterfte en zo braken ze op aan beide zijden in het jaar 1340.

In het volgende jaar 41 liet hertog Jan Lille bedijken, dat wel 54 jaar toegevloeid en verdronken was geweest.

In het jaar 1342 in mei was de grote brand te Mechelen zodat het zesde deel van de huizen nauwelijks bleef staan.

In hetzelfde jaar verzocht de stad Hoei hertog Jan dat hij ze te rechte houden wilde tegen hun heer de bisschop van Luik die ze zeer verongelijkte, zo ze zeiden. Ook had hij hertog Jan vaak leed gedaan waardoor hij hen ontving en zette de stad en burcht in zijn handen. Daar liet hij een legertocht gebieden op de ene zijde en bisschop Adolf van Luik aan de andere zijde. Maar de graaf van Henegouwen bracht ze tot een rechtszitting in de stad Leeuwe, zodat het zonder oorlog neergelegd werd.

In deze tijd zo was grote sterfte der pest zodat de levenden nauwelijks genoeg waren om de doden te begraven.

Item, paus Clemens de zesde uit Frankrijk geboren veranderde het gouden jaar van het jubileum te Rome wat Bonifatius de achtste paus geordineerd had daar tevoren te zijn alle honderd jaar, maar Clemens veranderde dat te zijn alle vijftig jaar.

Jnt iaer .viijC. ende .liiij. so was paus te Romen Joannes die .vij. by keyser Lotharius tide Dese was een vrouwe geboren wt Engelant, oft als somige seggen wt duytslant van Mens, ende wert van haer boel in mans clederen tot athenen gebrocht in Griecken Si was so in der heyliger scrifturen geleert dat hoers gelijc niet en was, ende quam van Athenen tot romen, ende hadde daer vele grote ende vermaerde disciplinen. Ende als si .iij. iaren tot romen gestaen hadde wert si eendrachtelic paus gecoren, ende wert bi een haer dienres met kinde ghemaect Ende als si inder processien ghinck van sinte Peters tot sinte Jans te latranen ende si hoer tijt niet en wiste, wert si mitten baren belopen omtrent sinte Clemens kercke ende bairde dair ende bleef doot ende wert dair begrauen Ende om dat dese paus wt duitslant was van Mens opten rijn, so menen somige dat dit die sake is datmen ghenen geboren duitsche meer tot paus en settet ende kiest, dat so niet en is, want hier na noch veel pausen geweest sijn wt Duytslant gheboren. Ende al is dit door versumelheyt op sijn plaetse niet geset, wanttet wel .vC. iaer geleden is nochtans om der nieuwicheit werttet in dese cronijcke gestelt [135r]

Jnt iaer .M.CCC.xlv. wert de vrome ende victoriose graue Willem van Henegouwe ende van Hollant die .iiij. met sinen edelen verslagen vanden vriesen, die vrou Janne van brabant getrout hadt Ende had also veel vrome feyten bedreuen op die ongelouige in Pruyssen ende int conincrijc van Granaten, dat sijn naem alle de werelt dore bekent was Ende na sijn doot keerde vrou Janne sijn huysvrouwe weder tot haren vader hertoge Jan van Brabant, ende wert namaels te huwelijcke ghegeuen Wencelijn van behem hertoge van Lutzenborch, daer hier na af gheseyt sal worden

Jnt naeste Jaer daer na was grote orloge tusschen den voorscreuen bisscop van Ludick ende tlant van ludic, so dat de bisscop beraden wert op die stadt van ludick te trecken Ende hi creech te hulpe den voorseyden coninc Jan van behem met heer kaerlen sinen sone die coninc van Almanien wert, den graue vander marcken, des bisscops broeder, den here van Valckenborch ende meer ander Ende die Ludikers waren wt comen, mer si hadden hem begrauen met eender grachte, so datter maer een gat was in te comen. Doen sloech de here van Valckenborch op hem lieden ende hi wert met veel knechten ende ridderen verslagen want die andere en volchden niet, mer si trocken achter rugge al bescaemt. Ende mits desen werden die ludikers die wreet van natueren sijn noch felder ende ouermoediger, twelck hem ten lesten qualic loonde, also hier na geseyt sal worden.

In het jaar 854 zo was paus te Rome Joannes de 7de in keizer Chlotharius tijd. Deze was een vrouw geboren uit Engeland of zoals sommigen zeggen uit Duitsland van Mainz en werd van haar boel in mannenkleren te Athene gebracht in Griekenland. Ze was zo in de heilige schrift geleerd dat haar gelijke er niet was en kwam van Athene te Rome en had daar vele grote en vermaarde disciplines. En toen ze 3 jaren te Rome gestaan had werd ze eendrachtig tot paus gekozen en werd bij een van haar dienaars een kind gemaakt. En toen ze in de processie ging van Sint Petrus tot Sint-Jan van Lateranen en ze haar tijd niet wist werd ze tijdens het baren belopen omtrent Sint Clemens kerk en baarde daar en bleef dood en werd daar begraven. En omdat deze paus uit Duitsland was van Mainz op de Rijn zo menen sommige dat dit de zaak is dat men geen geboren Duitsers meer tot paus zet en kiest, dat zo niet is want hierna zijn er noch vele pausen geweest uit Duitsland geboren. En al is dit door verzuim niet op zijn plaats gezet want het is wel 500 jaar geleden nochtans om de nieuwigheid wordt het in deze kroniek gesteld.

In het jaar 1355 werd de dappere en victorieuze graaf Willem van Henegouwen en van Holland met vier van zijn edelen verslagen van de Friezen die getrouwd was met vrouw Johanna van Brabant. En had alzo veel vrome feiten bedreven op de ongelovige in Pruisen en in het koninkrijk van Granada zodat zijn naam de hele wereld door bekend was. En na zijn dood keerde vrouw Johanna weer tot haar vader hertog Jan van Brabant en werd later ten huwelijk gegeven Wenceslaus van Bohemen, hertog van Luxemburg waarvan hierna gezegd zal worden.

In het volgende jaar nadat de grote oorlog tussen de bisschop van Luik en het land van Luik zodat de bisschop beraden werd op de stad van Luik te trekken. En hij kreeg hulp van koning Jan van Bohemen met heer Karel, zijn zoon die koning van Allemagne werd, de graaf van Marken, de broer van de bisschop, de heer van Valkenburg en meer anderen. En die van Luik waren uitgekomen, maar ze hadden zich begraven met een gracht zodat er maar een gat was om in te komen. Toen sloeg de heer van Valkenburg op hen en hij werd met veel knechten en ridders verslagen want de anderen volgden niet, maar ze trokken achteruit geheel beschaamd. En mits deze werden die van Luik wreed van naturen en zijn noch feller en overmoediger wat hen slotte kwalijk loonde, alzo hierna gezegd zal worden.

Vanden groten stijde tot Cressy tusschen den Franschen ende Engelschen, als gaguinus bescrijft

ALsmen screef .M.iijC.xlvi. quam coninc Eduwaert die .iij. wt Engelant ouer in Normandien mit groter heyrcracht ende beleyde die stat van cane dien hi mit crachte wan. Coninc Philips van Vrancrijcke dit vernemende heeft een groot swaer heer van volck vergadert als de coninc van Behem, graue karle van Allezon coninc Philips broeder van Vrancrijcke, dye hertoge van Loreynen graue Lodewijc van Vlaenderen, die graue van Boloys, van Haricourt, van Ausuryre, met veel ander princen heren ende vorsten. Die coninc Philips sende sijn boden wt om te vernemen waer coninc Eduwaert wesen mochte Die coninc van Engelant was op die tijt ghecomen tot Ruwaen, ende als hi vernam dat de coninck van Vrancrijcke volck van wapenen hadde vergadert, is hi van dane ghetogen om een plaetse ende fortresse in te nemen, mer die coninc van Vrancrijcke hadse te vooren al versien ende in ghenomen Ende dese plaetse was dengenen een groot voordeel diese in hadde om eenen staende strijt te vechten. Die coninc van Vrancrijcke ontboot ter stont den coninck van Enghelant hi woude hem eenen strijdt leueren. Die coninc van Enghelant antwoorde den boden dat hi den strijdt niet en ontseyde noch af en ghinge, maer hy [135v] en woude niet tegen den coninc vechten voor dat hi omtrent Parijs ghecomen waer. Die coninc van Vrancrijcke is van daen ghetogen tot int clooster vansinte Germeyn. Dye coninc van Enghelant is ghecomen al rouende ende brandende veel schaden doende tot Mautam oft Medontem.Van daen tooch hi voor Meylanen om dat te winnen, mer hi liet daer groot volc, waer om hi seer toornich was ende heeft dye stede van Murilum al geheel verbrant ende ghedestrueert, ende is so voort getogen ende verwoestedet ende verbrandet al dat hi onder wegen vant Ende ten was hem niet wel mogelic weder om te trecken, want die Fransoysen hadden alle bruggen op ghebroken ende dye passagen met groten gernisoenen wel beset,also dat die Engelschen schenen onderschept te wesen. De Engelschen veynsden hem weder om te keeren, die Fransoysen dit vernemende stelden hem in ordinancien om hem te moete te comen, ende daer en tusschen worde de brugge weder vanden Engelschen gemaect ende die Engelschen quamen tot Beauays. Dye coninc van Vrancrijck dit horende beclaechde hem des meenende ende roepende dat hi verraden was Ende en liet niet af hi en vervuolchde die Engelschen, dien hij vernam te wesen in Picardien, ende die coninc quam nae tot Abbenuyl in tlant van Ponthi

Die Engelschen stelden hem daer ter neder om hem wat te rusten ende in ordinancie te stellen, ende daer en tusschen liet hi ondersoecken waer hy best ende sonder sorch ouer dye riuiere met sijn heyr comen soude mogen, dat welcke hem van enen gheuangen Fransoys ghewesen werdt. Ende vernemende des conincx van Vrancrijck toecoomst, is hi ouer die riuiere ghepasseert in een dorp gheheeten Blanckewater bi dat bossche van Cressy, ende heeft al daer sijn tenten op ghesleghen ende des conincx heer verwacht. Die coninck van Vrancrijcke hadde een capiteyn gheordineert gheheten Gommaer fayaeck met .xij. duysent ghewapende om die passage vander riuyeren te bewaren dat die Enghelschen niet ouer comen en souden, maer hi en mochtet niet keren. Die coninc van Vrancrijck heeft hem daer omtrent mede onthouden, vernemende hoe verre die Engelschen noch van hem mochten wesen, ende hem wort te verstaen ghegheuen dat si noch wel twalef mijlen van hem waren, maer dat was gheloghen, want si bouen drye mijlen nyet van hem en laghen. Dye coninc van Vrancrijcke die seer begheerlijck was om den Engelschen te beuechten heeft een teyken ghegheuen datmen totten Engelschen in trecken soude, maer die Fransoysen en hyelden gheen ordinancie. Nv hadden die Enghelschen ghestelt int voorste vanden strijdt twalef duysent schutters Genuesers. Dese worden vromelijken vanden Fransoysen aen gheuochten, ende dye verwonnen wesende lietse die coninck van Vrancrijck veruolgen, ende mits dien wort sijn heyr ghescheurt ende die Enghelschen quamen daer onder Ende sloeghen met allen seere op die Fransoysen tot dien eynde dat de coninc vluchtende wert wten strijde ende quam met een cleyn menichte des snachts in die stadt van Amiens. Ende al hadden de Engelschen int begin vanden strijt groten last geleden, nochtans behielden si tvelt [136r]

Ende daer worde verslagen dye coninc Jan van Behem, die graue van Alleson des conincx broeder, dye hertoge van Loreynen, die graue van Vlaenderen, van Harecourt met noch .viij. eedele grauen. Noch bleuen daer .xv.C. ende .xlv. ridderen, die alle in haer wapen rocken ende helm teykenen beuonden werden met noch veele meer edelen, ridderen ende knechten, ende daer bleuen wel in als .xxx. dusent menschen. Dese strijt geschiede des Saterdages na sinte Bartholomeus dach. Opten derden dach hier na quamen veele Fransoysen te paerde ende te voet ter plaetsen daer de strijt geuallen was ende siende om hoge wtstekende des conincx bannier van Vrancrijck, menende dat die Fransoysen daer noch waren, worden si omcingelt ende met groten hopen doot gheslegen. Somige wilden seggen dat dese plage van god den Fransoysen toe gesent was ouermits haer grote houerdije Want die Fransoysen een manier hebben dat si alle .x. iaren haer habijt verwandelen, als nv lanc nv cort nv breet nv smal, ende gingen doen ter tijt oft sotten ende dwasen ende gokelaers gheweest hadden, treckende den menschen tot houeerdicheyt ende oncuysheyt. Andere wilden seggen dat dese nederlage gecomen was door des conincx haesticheit, want dat heyr seer vermoeyt was ouermits dat reysen, ende gheen ordinancie int aengaen vanden strijde ghehouden en worde, ende hi en wilde den raet sijnre heren ende capiteynen niet volgen, waer om hi ende alle sijn heeren in groten lasten ende noden ghecomen waren.

Van de grote strijd te Crcy tussen de Fransen en Engelsen zoals Gaguinus beschrijft.

Toen men schreef 1346 kwam koning Eduard de 2de uit Engeland over in Normandië met grote legermacht en belegerde stad Caen die hij met kracht won. Koning Filips van Frankrijk vernam dit en heeft een groot waar leger van volk verzameld zoals de koning van Bohemen, graaf Karel van Alençon, de broer van koning Filip van Frankrijk, de hertog van Lorraine, graaf Lodewijk van Vlaanderen, de graaf van Blois, van Harcourt, van Ausuryre, met veel andere prinsen heren en vorsten. De koning Filips zond ze uit om te vernemen waar koning Eduard wezen mocht. De koning van Engeland was in die tijd gekomen te Rouen en toen hij vernam dat de koning van Frankrijk volk van wapens had verzameld zo is hij vandaan gegaan om plaats en fort in te nemen, maar de koning van Frankrijk had het al voorzien en ingenomen. En deze plaats was diegene die er een groot voordeel in had om een staande strijd te vechten. De koning van Frankrijk ontbood terstond de koning van Engeland en wilde hem een strijd leveren. De koning van Engeland antwoordde de boden dat hij de strijd niet ontzei noch afging, maar hij wilde niet tegen de koning vechten voordat hij omtrent Parijs gekomen was. De koning van Frankrijk is vandaan getrokken tot in het klooster Sint Germain. De koning van Engeland is gekomen al rovend en brandend en deed veel schaden te Mautam of Medontem. Vandaan trok hij voor Meiland om dat te winnen, mar hij liet daar groot volk waarom hij zeer vertoornd was en heeft de stad Murilum geheel verbrand en vernield en is zo voortgetrokken en verwoestte en verbrandde alles dat hij onderweg vond. En het was hem niet goed mogelijk weer om te vertrekken want de Fransen hadden alle bruggen opgebroken en de passages met groten garnizoenen goed bezet alzo dat de Engelsen schenen onderschept te wezen. De Engelsen veinsden terug te keren en de Fransen vernamen dat en stelden zich in ordinantie om hem tegemoet te komen en ondertussen werd de brug weer van de Franse gemaakt en de Engelsen kwamen tot Beauvais. De koning van Frankrijk die dit hoorde beklaagde zich en dacht en riep dat hij verraden was. En liet niet af en achtervolgde de Engelsen die hij vernam te zijn in Picardië en de koning kwam naar het te Abbeville in het land van Ponthi.

De Engelsen zetten zich daar neer om wat te rusten en in ordinantie te stellen en ondertussen liet hij onderzoeken waar hij het beste en zonder zorg over de rivier met zijn leger kon komen wat hem van een gevangen Fransman gewezen werd. En vernam de komst van de koning van Frankrijk is hij over de rivier gegaan in een dorp geheten Wadicourt bij dat bos van Crcy en heeft aldaar zijn tenten opgeslagen en wachtte op het leger van de koning. De koning van Frankrijk had een kapitein geordineerd geheten Gommaer Fayaeck met 12000 gewapenden om de passage van de rivier te bewaren dat de Engelsen niet over zouden komen, maar hij mocht het niet keren. De koning van Frankrijk heeft zich daaromtrent mede opgehouden en vernam hoever de Engelsen noch van hem mochten wezen en hem werd te verstaan gegeven dat ze noch wel twaalf mijlen van hem waren, maar dat was gelogen ze lagen geen drie mijlen van hem. De koning van Frankrijk die zeer begeerlijk was om de Engelsen te bevechten heeft een teken gegeven dat men tot de Engelsen trekken zou, maar de Fransen hielden geen ordinantie. Nu hadden de Engelsen in het voorste van de strijd 12000 schutters gesteld van Genua. Deze werden dapper van de Fransen bevochten en toen die overwonnen waren liet de koning van Frankrijk ze achtervolgen en daardoor werd zijn leger gescheurd en de Engelsen kwamen eronder en sloegen met hun allen op de Fransen zodat de koning vluchtte uit de strijd en kwam met een kleine menigte ճ nachts de stad Amiens. En al hadden de Engelsen in het begin van de strijd grote last geleden, nochtans behielden ze het veld.

En daar werden verslagen de koning Jan van Bohemen, de graaf van Alençon, de broer van de koning, de hertog van Lorraine, de graaf van Vlaanderen, van Harcourt met noch 8 edele graven. Noch bleven daar 1545 ridders die allen in hun wapenrokken en helmtekens bevonden werden met noch veel meer edelen, ridders en knechten en daar bleven wel 30 000 mensen. Deze strijd geschiedde de zaterdag na Sint Bartholomeus dag. Op de derde dag hierna kwamen vele Fransen te paard en te voet ter plaatse waar de strijd gebeurd was en zagen de omhoog uitstekende banier van de koning van Frankrijk en dachten dat de Fransen daar noch waren en werden omsingeld en met grote hopen doodgeslagen. Sommige wilden zeggen dat deze plaag van God de Fransen gezonden was vanwege hun grote hovaardij. Want de Fransen hebben een manier dat ze alle 10 jaren hun habijt veranderen als nu lang, dan kort dan breed nu smal en gingen toentertijd of het zotten, dwazen of goochelaars geweest waren en trokken de mensen tot hovaardigheid en onkuisheid. Anderen wilden zeggen dat deze nederlaag gekomen was door de haast van de koning want dat leger was zeer vermoeid vanwege het reizen en er geen ordinantie in het aangaan van de strijd gehouden werd en hij wilde de raad van zijn heren en kapiteins niet volgen waarom hij en al zijn heren in grote last en nood gekomen waren.

Coninc Eduwaert desen strijt ghewonnen hebbende is ghereyst door Monstreul ende Bolongen ende beleyde mit grooter heyrcracht die stede van Calis, ende swoer dat hi van daen niet trecken en soude en hadde die stede tot sinen wille. Die Vlamingen deden hem op die tijt grote assistentie ende bistant om Clais te winnen, twelc hem namaels seer beroude. Die coninc van Vrancrijck vergaderde weder veel volcs van wapenen ende quam tot Hesdijn in Artoys, op dat hi de Engelschen van Calis soude veriagen, die welcke dye stede van Calis so swaerlijcken al om hadden belegen, datmen gheen vitalie noch gheen andere dingen die hem van node waren daer in brengen mocht Ende als si sagen dat si vanden Fransoysen niet ontset en worden ende geen hulp en cregen, so gauen si hem op in des conincx handen na dat hi .xi. maenden daer voor ghelegen hadde Jnt iare ons heeren .MCCC. ende .xlvij. Ende alle dat in Calis was man ende wijff, out ende ionck, gheestelick ende weerlick, het most al wt Calis gaen achter latende huys ende hoff, landt ende sant sonder alleen elcx een cleet aen te hebben. Daer na worde ouermidts twee cardinalen een bestant ghemaect een iaer lanck duerende, ende die coninck Eduwaert tooch weder in Engelant latende dye stede van Calis wel beset met sijne Engelschen, ende hout dye noch onder sijn subiectie met dat gheheele lant van Ghijsen

Als die ionge graue Lodewijc van Vlaenderen gheheten van Male die met sijnre moeder in Vrancrijcke woonde venam dat sijn vader te Cressy verslagen was vanden Engelschen, soe wert hi ridder ende ontfinc Vlaenderen [136v] te leene van coninck Philips ende dede hem manscap ende track in Vlaenderen, daer hi voor here wert ontfangen Mer also die vlamingen sijnen vader ghehouden hadden soe wilden si desen iongen graue ooc houden, ende hi most na hair hant danssen, ende si leyden hem te voren dat hi soude moeten trouwen coninck Eduwaerts dochter, also Eduwaert dat begrepen hadt. Ende al wast so dat de graue dat weygerde te doen want coninc Eduwaert corts sijnen vader in Vrancrijcke verslagen had ende om vele ander redenen wille, seggende ooc dat hi sonder den raet van sijnre moeder ende sijnre vrienden dat niet en behoorde te doen So namen si nochtans haren graue tegen sinen danck ende voerden hem voor Calis tot coninc Eduwaert dair hi doe noch voor lach, ende deden hem coninc Eduwaerts dochter sekeren ende onder trouwen Ende so trocken si in Vlaenderen om die bruloft toe te maken, maer graue Lodewijc ontreet in Vrancrijke.

Jtem oock dwanck coninc Eduwaert Reynout den iongen hertoge van Gelre sijnre suster sone te trouwen de dochter des marcgrauen van Gulic tegen sijnen wille, want sijn vader hadt hem beuolen te trouwen des hertogen dochter van brabant Mer wat hi seyde ten mochte niet baten, ymmers wachte hem de ionge hertoge Reynout dat hi sijn bruyt niet en bekende, mer corts reet hi heymelic wech ende quam met sijn broeder dye noch ionger was tot hertoge Jan van Brabant Tantwerpen diese minlijck ontfinck als sijn kinderen ende gaf hem paerden ende cleederen ende so bleuen si bi hem

Koning Eduard had deze strijd gewonnen en reisde door Montreuil en Boulogne-sur-Mer en belegerde met grote legermacht de stad Calais en zwoer dat hij er niet vandaan zou gaan eer hij de stad tot zijn wil had. De Vlamingen deden hem op die tijd grote assistentie en bijstand om Calais te winnen, wat hen later zeer berouwde. De koning van Frankrijk verzamelde weer veel volk van wapens en kwam te Hesdin in Artois opdat hij de Engelsen van Calais zou verjagen die de stad Calais zo zwaar alom had belegerd zodat men geen voedsel noch geen andere dingen die hen nodig waren daarin brengen mocht. En toen ze zagen dat ze van de Fransen niet ontzet werden en geen hulp kregen zo gaven ze zich over in de konings handen nadat hij 11 maanden daarvoor gelegen had in het jaar ons heren 1347. En alles dat in Calais was, man en wijf, oud en jong, geestelijke of wereldlijke, alles moest uit Calais gaan en achterlaten huis en hof, land en zand, uitgezonderd dat elk een kleed aan had. Daarna werd vanwege twee kardinalen een bestand gemaakt die een jaar lang duurde en koning Eduard trok weer in Engeland en liet de Calais goed bezet achter met zijn Engelsen en houdt noch een deel onder zijn beheer met het hele land van Gijsen.

Toen de jonge graaf Lodewijk van Vlaanderen, geheten van Male, die met zijn moeder in Frankrijk woonde vernam dat zijn vader te Crcy verslagen was van de Engelsen zo werd hij ridder en ontving Vlaanderen te leen van koning Filips en deed hem manschap en trok in Vlaanderen waar hij voor heer werd ontvangen. Maar alzo de Vlamingen zijn vader gehouden hadden zo wilden ze deze jonge graaf het ook houden en hij moest naar hun hand dansen en ze legden hem tevoren dat hij zou moeten trouwen met de dochter van koning Eduard. En al was het zo dat de graaf dat weigerde te doen want koning Eduard had net zijn vader in Frankrijk verslagen en om vele ander redenen en zei dat hij zonder de raad van zijn moeder en zijn vrienden dat niet behoorde te doen. Ze namen nochtans hun graaf tegen zijn wil en voerden hem voor Calais tot koning Eduard waar hij toen noch voor lag en lieten hem koning Eduards dochter verzekeren en ondertrouwen. En zo trokken ze in Vlaanderen om de bruiloft klaar te maken, maar graaf Lodewijk ontkwam in Frankrijk.

Item, ook dwong koning Eduard Reinout, de jonge hertog van Gelre, de zoon van zijn zuster, de marktgraaf van Gulik te trouwen, tegen zin want zijn vader had het hem bevolen te trouwen de dochter van de hertog van Brabant. Maar wat hij zei, het mocht niet baten, immers wachtte zich de jonge hertog Reinout dat hij zijn bruid bekende, maar gauw reed hij heimelijk weg en kwam met zijn broeder die noch jonger was tot hertog Jan van Brabant te Antwerpen die ze minlijk ontving als zijn kinderen en gaf hun paarden en kleren en zo bleven ze bij hem.

Dat .xliij. capitel. Hoe hertoge Jan van brabant voorseyt sijn sonen ende dochteren te huwelic bestede Ende vanden strijde die hi op die Ludikers wan

HIer te voren als coninc Eduwaert in Brabant lach,so wast voorwaert tusschen hem ende hertoghe Jan dat zijn sone hertoge Jans dochter te wiue hebben soude, maer wantse malcander bestonden, so soude Eduwaert die dispensatie aenden paus crigen op sijnen coste binnen sekeren termine ende anders en soude die voorwaerde niet sijn. So sant coninc Eduwaert aenden paus Clement de .vi. tot Auenioen om dispensacite van dat huwelic voorscreuen, mer de paus en wilder niet op dispenseren, want coninc Philippus van Vrancrijck belette dat aen den paus, daer hi sere wel mede was Ooc so en conde hertoge Jans mits letsele van coninc philippus zijn kinderen nergens eerlic te huwelic besteden, want die heren al om sijn kinder magen waren, ende de paus en wildet niet dispenseren daert coninc philippus mochte hinderen Als dan hertoge Jans kinderen groot werden ende tlant gescapen was sonder oor te bliuen so keerde hi hem weder tot coninc Philippus dien weder ontfinc in gracien ende hi bestede sijn kinder in vrancrijke een deels alsoot den coninc beliefde, ende hi bestade Hendrick hertoge van Limborch ende here van Mechelen sinen outsten sone aen de dochter van hertoge Jan van normandien die coninc philippus outste sone was mer si en was mer vi. iaer out Ende godeuaert sijn ioncste sone bestade hi aen des hertogen van Bourbon dochter welck beide sonen sonder wettich oor storuen ende Jan haer outste broeder was [137r] oec sonder oor gestoruen Ende margriet zijn tweeste dochter gaf hi te huwelijc den voorscreuen graue Lodewijc van vlaenderen Ende graue Reynout van Gelre die sinen oom coninc Eduwaert ontreden was also voorscreuen is gaf hi marie zijn ioncste dochtere Ende al dese waren ghemagen, nochtans dispenseerde daer mede die paus ter begeerten van coninc philippus Ende de scone Janne hertoge Jans outste dochter de was te voren in huwelike gegeuen te wiue den vierden graue Willem van henegouwe ende Hollant die vanden vriesen verslagen wert Ende namaels gaffse hertoge Jan te huwelijke Wencelijn van Behem hertoge van lutzenborch daer ick hier af seggen sal

Dat 43ste kapittel. Hoe hertog Jan van Brabant zijn zonen en dochters ten huwelijk besteedde. En van de strijd die hij op die van Luik won.

Her tevoren toen koning Eduard in Brabant lag zo was het voorwaar tussen hem en hertog Jan dat zijn zoon de dochter van hertog Jan als wijf zou hebben maar omdat ze verwant waren zou Eduard dispensatie aan de paus vragen op zijn kosten binnen zekere termijn en anders zou de voorwaarde te niet zijn. Zo zond koning Eduard aan de paus Clemens de 6de te Avignon om dispensatie van dat huwelijk, maar de paus wilde het dispenseren want koning Filips van Frankrijk belette dat bij de paus waar hij zeer goed mee tevreden was. Ook zo kon hertog Jan mits belet van koning Filips zijn kinderen nergens fatsoenlijk ten huwelijk besteden want de heren waren alom zijn verwanten en de paus en wilde het niet dispenseren daar het koning Filips mocht hinderen. Toen dan hertog Jans kinderen groot werden en het land geschapen was om zonder erfgenaam te blijven zo keerde hij zich weer tot koning Filips die hem weer in gratie ontving en hij besteedde eensdeels zijn kinderen in Frankrijk alzo het de koning beliefde en hij besteedde zijn oudste zoon aan Hendrik, hertog van Limburg en heer van Mechelen, de dochter aan hertog Jan van Normandië die koning Filips oudste zoon was, maar ze was maar 6 jaar oud. En Godfried, zijn jongste zoon, besteedde hij aan de dochter van de hertog van Bourbon welke beide zonen zonder wettige erfgenaam stierven en Jan, de oudste broeder, was ook zonder erfgenaam gestorven. En Margaretha, zijn tweede dochter, gaf hij ten huwelijk de graaf Lodewijk van Vlaanderen. En graaf Reinout van Gelre die zijn oom koning Eduard ontkomen was gaf hij Maria zijn jongste dochter. En al dezen waren verwant, nochtans dispenseerde daarmee de paus ter begeerte van koning Filips. En de mooie Johanna, de oudste dochter van hertog Jan, was tevoren in huwelijk gegeven de vierde graaf Willem van Henegouwen en Holland die van de Friezen verslagen werd. En later gaf hertog Jan haar ten huwelijk aan Wenceslaus van Bohemen, hertog van Luxemburg waar ik hiervan zeggen zal.

Want de ludikers corts hier te voren voorspoet gehadt hadden tegen haren heere ende bisscop, so wies haren moet dat hem docht datse niemant crencken en mocht Ende so trocken si met groter scharen als sinnelose menschen al tlant dore ter neder vellende der edelre lieden husen ende wilden tlant selue besetten met haren volcke, gelijcken de ghemeente van Vlaenderen plach te doen Ende si kosen eenen molenaer tot haren hooftman, ende si vielen ten lesten neder voor de borch van Arkenteele staende op die Mase So track heer Reynere van Arkenteele aen hertoge Jan ende des gelijcx die bisscop van ludick hem biddende (want men Arkentele van hem te leen hielt) dat hijt ontsetten wilde Ende [137v] die bisscop claechde dat hi soude moeten verdreuen sijn wten lande, ten waer dat hem die hertoge bi stonde, ootmoedelic hem biddende dat hi voor die rechten der kercken van sinte Lambrecht striden soude So dat die hertoghe beraden wert den bisscop te helpen Ende hi nam sijn reyse met Henrick sinen sone met groter macht na Ludick Oock track hertoge Reynout met hertoge Jan sinen sweer ende des ghelijcx die graue van loen, mer de bootscap quam dat de Ludikers Arkenteel in hadden ende inden gront af geworpen Doen track die hertoge tot Maleyne in walsch brabant dat der kercken van ludick behoorde. Dit vernamen die Ludikers ende quamen daer met xxx.M. mannen ende boden velt ende strijt, mer het reghende so vreeslic dat tot ghenen stride comen en conde Des ander dages smorgens eer die sonne op ghinc quamen die ludikers vreeslicken geslagen opten hertoge van Gelre so datse hem een groot getal van sijn vroomste mannen af sloegen, dies si hem seer hoochlick verbliden meenende dat sijt al gewonnen hadden, mer onlange so duerde di blijscap Want hertoge Jan met sijnen Brabanters quam hem haestelic te hulpe ende begonste seer scarpelijc die ludikers te beuechten ende haer battalien te breken Doe waren die Ludikers so veruaert dat si begonnen achterwaert te deysen ende te vlyen. Nochtan wasser daer verslagen omtrent .xv.M ende dander ontvlooden als verbaesde lieden deen hier dander daer Ende henrick van Limborch des hertogen sone had hem daer seer vromelijck ende wert daer ridder geslagen, mer niet lange en leefde hi dat scade was, want hi seer vroom was ende wel bemint van veele princen

Doe dede hertoghe Jan dat stercke huys te Maleyne daer Brabant dicwil scade af hadde, totten gronde af breken in tegenwoordicheit des bisscops van Ludick dien dat toe behoorde, dien hi weder in sijn lant brachte Ende die van Sintruyen dat siende so gauen si hem ooc op in shertogen handen diese ontfinc Den voorscreuen strijt gheuiel int iaer .M.ccc.xlvij. op eenen saterdach op sinte Maria magdalenen auont

Want vrou Janne hertoch Jans outste dochter weduwe was des grauen Willems van henegouwe ende hollant die vanden Vriesen verslagen bleef so voorscreuen is, ende ooc want haer .iij. broeders gestoruen waren sonder wettich oor so gafse hertoch Jan te wijue heere Wencelijn van Behem, hertoge van lutzenborch, graue van Cini ende voocht van Elzaten daer vader af was die voorscreuen coninc Jan van Behem des groten keyser Henricx sone. Ende keyser karel die .iiij. was wencelijns broeder, ende die goede coninc Jan van vrancrijke Phillippus sone had zijn suster getrout daer hi aen wan coninc Kaerle van vrancrijke geheten de wise Sijn ij. sone was hertoge Lodewijc van Aniouwen, daer die coningen van Sicilien af gecomen sijn Sijn derde sone was hertoch Jan van Berry ende van Aluerne. Ende sijn .iiij. sone was Philippus geheten le herdy, dats coene die sonder lant was, seere wijs ende duechdelijc ende vreedtsaem Ende coninc karel sijn broeder gaf hem thertochdom van Bourgondien, dat der cronen was aen gestoruen want die hertoge van bourgondien sonder manlic oor was ghestoruen Van welcke Philippus ende zijnre eedelder [138r] generatien namaels geseyt sal werden Dus meende hertoge Jan van brabant mits den groten vrienden ende magen van hertoghe Wencelijn die meeste van al kerstenrijcke dat Brabant met hem wel bewaert soude sijn, ende oock mits dien dat die hertoge van gelre, die graue van vlaenderen sijn .ij. ander dochteren hadden Mer lazen ten quam so niet als hier na bliken sal Welc huwelic tusschen hertoge wencelijn ende vrou Janna met dispensatie vanden paus moste gheschien want coninc Jan wencelijns vader ende hertoge Jan vrou Jannen vader waren ghebroeder ende ghesuster kinder also voorseyt is int .xxxix. capittel

Want die van Luik net hier tevoren voorspoed gehad hadden tegen hun heer en bisschop zo groeide hun moed zodat ze dachten dat niemand hen krenken kon. En zo trokken ze met grote scharen als zinneloze mensen al het hele land door en velden de huizen van de edele lieden en wilden het land zelf bezetten met hun volk gelijk de gemeente van Vlaanderen plag te doen. En ze kozen een molenaar tot hun hoofdman en ze vielen tenslotte neer voor de bucht van Arkenteel die op de Maas stond. Zo trok heer Reinier van Arkenteel aan hertog Jan en desgelijks de bisschop van Luik en bad hen (want men Arkenteel van hem te leen hield) dat hij het ontzetten wilde. En de bisschop klaagde dat hij verdreven zou worden uit zijn land tenzij dat hem de hertog bijstond en bad hem ootmoedig dat hij voor de rechten der kerk van Sint Lambrecht strijden zou. Zodat de hertog beraden werd de bisschop te helpen. En hij nam zijn reis met zijn zoon Hendrik met grote macht naar Luik. Ook trok hertog Reinout met zijn zwager hertog Jan en desgelijks de graaf van Loon, maar de boodschap kwam dat die van Luik Arkenteel bezet hadden en tot de grond afgeworpen. Toen trok de hertog tot Malene in Waals Brabant dat tot de kerk van Luik behoorde. Dit vernamen die van Luik en kwamen daar met 30000 mannen en boden veld en strijd, maar het regende zo vreselijk dat het tot geen strijd kon komen. De volgende dag ճ morgens eer de zon opkwam zo gingen die van Luik vreselijk slagen op de hertog van Gelre zodat ze hem een groot getal van zijn dapperste mannen afsloegen, dus verblijdden ze zich zeer dat ze alles gewonnen hadden, maar kort duurde die blijdschap. Want hertog Jan met zijn Brabanders kwam hem haastig te hulp en begon zeer scherp die van Luik te bevechten en hun bataljons te breken. Toen waren die van Luik zo bang zodat ze achteruit begonnen te deinzen en te vlieden. Nochtans waren daar verslagen omtrent 15000 en de anderen ontkwamen als verbaasde lieden, de een hier en de ander daar. En Hendrik van Limburg, de zoon van de hertog, deed het zeer dapper en werd daar ridder geslagen, maar niet lang leefde hij dat schade was want hij was zeer dapper en goed bemind van vele prinsen.

Toen liet hertog Jan dat sterke huis te Malene waar Brabant vaak schade van had tot de gronde afbreken in tegenwoordigheid van de bisschop van Luik die dat toe behoorde die hij weer in zijn land bracht. En die van Sint-Truiden die dat zagen gaven zich ook over in de handen van de hertog die ze ontving. De strijd gebeurde in het jaar 1367 op een zaterdag op Sint Maria Magdalena avond.

Want vrouw Johanna, hertog Jan oudste dochter, was weduwe van graaf Willems van Henegouwen en Holland die van de Friezen verslagen bleef en ook omdat haar 3 broeders gestorven waren zonder wettige erfgenaam zo gaf hertog Jan haar aan Wenceslaus van Bohemen, hertog van Luxemburg, graaf van Chiny en voogd van Elzas waar de vader van was koning Jan van Bohemen, de zoon van de grote keizer Hendrik. En keizer Karel de 4de was de broer van Wenceslaus en de goede koning Jan van Frankrijk, de zoon van Filip, was met zijn zuster getrouwd waar hij aan won Karel van Frankrijk geheten de wijze. Zijn 2 zonen waren hertog Lodewijk van Anjou waar de koningen van Sicilië van gekomen zijn. Zijn derde zoon was hertog Jan van Berry en van Auvergne. En zijn 4de zoon was Filips geheten le herdy, dat is de stoute, die zonder land was, zeer wijs en deugdelijk en vreedzaam. En zijn broer koning Karel gaf hem het hertogdom van Bourgondië dat aan de kroon was verstorven want de hertog van Bourgondië was zonder mannelijke erfgenaam gestorven. Van welke Filips en zijn edele generatie later gezegd zal worden. Dus meende hertog Jan van Brabant mits de groten vrienden en verwanten van hertog Wenceslaus die grootste van geheel christenrijk dat Brabant met hem wel bewaard zou zijn en ook omdat de hertog van Gelre die de graaf van Vlaanderen zijn 2de dochter had. Maar helaas het kwam alzo niet zoals hierna blijken zal. Welk huwelijk tussen hertog Wenceslaus en vrouw Johanna met dispensatie van de paus moest geschieden want de vader van koning Jan Wenceslaus vader en de vader van Johanna hertog Jan waren broeder en zuster kinderen alzo gezegd is in het 39ste kapittel.

Vanden geselbroeders

Jnt Jaer .M.CCC.xlix. heeft god van hemelrijck alle die werelt gecastijt mit een grote sware pestilencie dat de helft van allen menschen nauwelijc te lijue ghebleuen en is, also datter vele steden dorpen ende sloten leech ende onbewoent bleven staen. Door dese grote sware plage ende sterfte zijn in veel plaetsen op ghestaen sonder eenige auctoriteyt oft outheyt vanden paus oft der heyliger kercken eenige menschen aennemende een openbaer penitencie, die ghenoemt waren die gheselbroeders Dese deden voor hem dragen dat heylige cruys ende ghingen also met crucen ende met vanen tweemael dages in dye kercke, ende maecten hem daer al naect bedeckende haer schamelheden met eenen linden doeck ende sloegen hem seluen ende bisonder op die scouderen met scerpen gheesselen dair knopen ende cleyne yseren nagelkens in ghehecht waren so seer ende wredelic dat dat bloet tot elcken slage daer wt ghelopen quam, ende al slaende songen si met deerlike stemmen screyende ende suchtende Slaet u seer door Christus eer door god so laet die sonden meer. Ende nemmermeer en sliepen si den eenen nacht daer si den andere hadden gheslapen, ende nye en conde men vernemen van wien dese secte ende vergaderinge eerst begonnen was ende van waen si quamen. Ende met dusdaniger penitencie ghingen si van dene stede totter andere ende van dene plaetse ende dorpe totter ander omtrent xl. dagen lanck Ende veel lieden dit siende werden beroert met medelijden ende ghingen mede ende deden als dandere. ende voldoende hair penitencie van .xl. dagen gingen si weder thuys, ende sommige begonnen weder van niewes ende volbrochten haer penitencie. Ende wt deser secten quamen ooc veele goeder dingen, als quijtscheldinge van dootslagen, van haet ende nijt ende viantschap van wederkeeringe onrechtuaerdich goets. etcetera. Ende in desen gheselschappe quamen veele diuersche personen, bisschoppen, prelaten, priesteren, ende ander gheestelijcke ende waerlike vrouwen ende mannen personen. Men woude seggen dat si eerst quamen wt hooch duytslant ende soe voort in Vrancrijcke. Die paeus Clemens die seste voorsiende dat wt dese vergaderinghe ende secte een quader comen mochte, heeft dese openbaer penitencie ende secte op die pene vanden ban ende der eewiger maledictie verboden die niet meer te doen. Ende met desen is die vergaderinge der menschen af ghestelt gheweest [138v]

Omtrent dese stijt stont daer bouen in den landen op een die hem seluen noemde te wesen een coninc der armen. Dese vergaderde veel lichts volcx van netteboeuen, rustiers, truwanten ende ander beedelaers. etcetera. Ende versloech alle die Joden tot allen plaetsen waer dat hijse vinden oft crijgen mochte, maer ten lesten wert dese coninc der armen gheuangen vanden keyser Lodewijc van beyeren die hem dede doden, ende alle dat volck dat hy vergadert hadde verstroyde hem ouer al ende elck liep sijns weechs

Van de geselbroeders.

In het jaar 1349 heeft God van hemelrijk de hele wereld gekastijd met een grote zware pest zodat de helft van alle mensen nauwelijks leven bleven alzo dat er vele steden, dorpen en burchten leeg en onbewoond bleven staan. Door deze grote zware plaag en sterfte zijn in veel plaatsen opgestaan zonder enige autoriteit of oudheid van de paus of de heilige kerk enige mensen die een openbare penitentie aannamen die genoemd waren de geselbroeders. Deze lieten voor hen dragen dat heilige kruis en gingen alzo met kruisen en met vanen tweemaal per dag in de kerk en maakten zich aldaar naak en bedekten hun schamelheid met een linnen doek en sloegen zichzelf en vooral op de schouders met scherpe gesels waar knopen en kleine ijzeren nageltjes in gehecht waren en zo zeer en wreed dat het bloed er met elke slag uitgelopen kwam en al slaande zongen ze met deerlijke stemmen, schreiend en zuchtend. ‘Slaat u zeer door Christus eer door God zo laat de zonden voortaan meer. En nimmermeer sliepen ze de ene nacht daar ze de andere hadden geslapen en nooit kon men vernemen van wie deze sekte en verzameling eerst begonnen was en vanwaar ze kwamen. En met dusdanige penitentie gingen ze van de ene plaats tot de andere en van de ene plaats en dorp tot de andere omtrent 40 dagen lang. En veel lieden die dit zagen werden geroerd met medelijden en gingen mee en deden als de andere en voldeden hun penitentie van 40 dagen en gingen weer thuis en sommige begonnen weer opnieuw en volbrachten hun penitentie. En uit deze sekte kwamen ook vele goede dingen als kwijtschelden van doodslaan, van haat en nijd en vijandschap van terug geven van onrechtvaardig goed, etc. En in deze gezelschappen kwamen vele diverse personen, bisschoppen, prelaten, priesters en andere geestelijke en wereldlijke vrouwen en mannen. Men wilde zeggen dat ze eerst kwamen uit hoog Duitsland en zo voort in Frankrijk. De paus Clemens de zesde voorspelde dat uit verzameling en sekte een kwadere komen mocht en heeft deze openbare penitentie en sekte op de boete van de ban en de eeuwige verwensing verboden dat niet meer te doen. En hiermee is de verzameling der mensen gestopt geweest.

Omtrent deze tijd stond daarboven in de landen een op die zichzelf noemde te wezen een koning der armen. Deze verzamelde veel licht volk van nettenboeven, veedieven, landlopers en andere bedelaars, etc. En versloeg alle Joden op alle plaatsen waar hij ze vinden of krijgen kon, maar tenslotte werd deze koning der armen gevangen van de keizer Lodewijk van Beieren die hem liet doden en al dat volk dat hij verzameld verstrooide zich overal en elk liep zijn weg.

Jnden iare ons heeren .M.CCC. ende .li. Jnden maent van September doe openbaerde int noorden een alten groten comeet, daer grote stercke winden na geuolcht sijn, ende dair wort een grote vierige balck ghesien vallende wter lucht Ende eer dat Jnnocentius die .vi. paus ofliuich worde wast alten groten eclipsis der sonnen, die welke duerde .xvij. vren lanck, dat nye mensche des ghelijcx ghesien en hadt

Ende een wter maten groten rooc is comen bersten wten noorden daer veel menschen af veruaert waren, ende veel cleyne beestkens sijnder wter lucht geuallen die grote schade deden

Jtem omtrent dese tijt waren ooc vele aertbeuingen in veel plaetsen, ende die stadt van Basel viel bi na om ende wert ghedestrueert met wel .lxxx. casteelen daer omtrent ghelegen Die menschen woonden inden bosschen als beesten ende en dorsten niet comen in die steden. Ooc waren in deser tijt vele oorlogen pestilencien ende diertijden Dat aertrijc gaf wt eenrehande stinckende wit water dat stercke steden ende castelen om gheworpen heeft

Jtem het was doe een seer sondige tijt want veel ketterijen ende valsche secten op stonden Ende die houerdije, valsheyt ende boosheyt wert altijt groter

Als hertoch Jan sijn kinder en sijn lant dus besorcht had na dat hi .xliij. iaren hertoge geweest had, so sterf hi op sinte Nyclaes auont int iaer .M.ccc.lv. ende hi wert eerlic begrauen in die abdije van Vyleer in walsch brabant der ordenen van Cisteau, daer Brabant veel aen verloos, want hi was wijs voorsienich, soet ende simpele van ghelate, luttel sprekende, nauwe merckende, vroom in stride ende seer ontsien van sinen vianden Goet recht dede hi ouer rijcke ende ouer arme ende hi en gedoochde niet dat die edele veronrechtede den armen. Ende den ouerdadigen menschen ende van quade feyten was hi seer scharp in iustitie te doene. Hi schuwede alle flatteerders pluymstrijkers, clappaerts ende aenbrengers daer so veel princen ende landen bi verdoruen sijn geweest. Seer minde hi sijn huysgesin. hi hielt de beste sale van eten diemen yewers vinden mocht in eenighen houe Hi was milde ende liberael. wat hi gheloofde metten monde oft met brieuen daer in was hi niet gebreckelick. Etc

In het jaar ons heren 1351 in de maand september toen openbaarde in het noorden een al te grote komeet waarna grote sterke winden gevolgd zijn en daar werd een grote vurige balk gezien die uit de lucht viel. En eer dat Innocentius de 6de paus doodging zo was het een al te grote eclips van de zon die 17 uren lang duurde dat nooit de mens iets dergelijks gezien had.

En een uitermate grote rook is uitgebarsten uit het noorden waar veel mensen bang van waren en vele kleine beestjes zijn er uit de lucht gevallen die grote schade deden.

Item, omtrent deze tijd waren ook vele aardbevingen op veel plaatsen en die stad Bazel viel bijna om en werd vernield met wel 89 kastelen daaromtrent gelegen. De mensen woonden in de bossen als beesten en durfden niet in de steden te komen. Ook waren er in deze tijd vele oorlogen, pest en dure tijden. Dat aardrijk gaf uit een soort stinkend wit water dat sterke steden en kastelen omgeworpen heeft.

Item, het was toen een zeer zondige tijd want veel ketterijen en valse sekten stonden op. En de hovaardij, valsheid en boosheid werd altijd groter.

Toen hertog Jan zijn kinderen en zijn land aldus bezorgd had nadat hij 43 jaren hertog was zo stierf hij op Sint-Nicolaas avond in het jaar 1355 en hij werd fatsoenlijk begraven in de abdij van Villers in Waals Brabant de orde van Cteaux waar Brabant veel aan verloor want hij was wijs, voorzienig, lief en eenvoudig van gelaat, sprak weinig en merkte scherp op, dapper in strijd en zeer ontzien van zijn vijanden. Goed recht deed hij over rijke en over arme en gedoogde niet dat de edele onrecht deden de armen. En de overdadige mensen en van kwade feiten was hij zeer scherp in justitie te doen. Hij schuwde alle vleiers, pluimstrijkers en klappers waar zoveel veel prinsen en landen bij bedorven zijn geweest. Zeer minde hij zijn huisgezin. Hij hield de beste zaal van eten die men ergens vinden mocht in enige hof. Hij was mild en liberaal en hij beloofde met de mond of brieven daarin was hij niet gebrekkig. Etc.

Dat .xliiij. capitel Vanden orloge die na hertoge Jans doot op stont tusschen Brabant ende vlaenderen Ende hoe graue Lodewijc te mechelen ontfangen wert.

Jtem een recapittulacie vander stadt van Mechelen hoe datse van eerst gheregeert heeft geweest tot vrou Janne toe inclusiue [139r]ALs dye derde hertoge Jan doot was so wert hertoge Wencelijn met vrou Janne doutste dochter voor here ende vrouwe in Brabant ontfangen ende ghehult, eerst tot Louen in de hootstadt opten derden dach in Januario int iaer .M.CCC.lv. Daer na te bruessel ende elders ende ooc te Mechelen

Corts dair na op stont een groot geschil tusschen graue Lodewijc van vlaenderen ende hertoge Wencelijn met vrou Janne, want graue lodewijc eysschede een seer grote suster deylinge in Brabant, want hi vrou Margriete haer suster getrout hadde, ende en was niet te vreden met tgeen dat hem bewesen was So wert van desen geschille te mechelen een dachvaert geleit om een accoorde te vinden, daer si beyde ter dachuaert quamen, Ende eer de dachvart schiet wast gheordineert datse beyde wter stat rijden souden twelc si deden. Daer na quam graue Lodewijc subtilic weder te Mechelen ende met vrienden ende subtijlheden dede hi so veel dat die van Mechelen hem ontfingen sonder slach oft stoot voor haren here ende sworen hem hulde ende trouwe, niet tegenstaende datse de hertoghe Wencelijn ende vrou Jannen eet hadden gedaen ende ontfangen Om des ontfancx wil gaf hi der stadt van mechelen die .iij. mercten, van hauer, vissche ende soute die de stadt van Antwerpen hadt te voren ende dat die porters van mechelen inden stroom souden mogen varen sonder afslach .etcetera. na dinhout sijner brieuen gemaect daer op Jnt iaer .MCCC.lvi. den .xx. dach Augusti

Doe besette graue Lodewijc mechelen ende ooc sijn palen mit volck van wapen. Ende hertoge Wencelijn besette ooc die sijne, ende die graue van Bergen ende veel ouerlantsche ruteren quamen hem te dienst, die die van mechelen seer nauwe hielden dat si niet wel wt en dorsten comen in Brabant om prouande ende anders te halen. Ende die van Bruessel ende die van Antwerpen hielden de vlaminghen wacker Ja dye van Antwerpen door reden tlant van Waes tot Ghent toe ende deden grote schade

Mer want mechelen dicwils wert vermaent ende veel lieden den staet ende natuer daer niet af en weten, so sal hier int corte verclaert werden hoe dat mechelen van eerst geregeert geweest heeft, ende hoe dat aen brabant comen is geweest, te weten dat mechelen van ouden tijden den here van Grimbergen toe behoorde. mer twas doe omna so groot alst nv is. welcke heeren van Grimbergen alle haer lant te leen hielden vanden hertoghen van Brabant, totter tijt toe dat vrou Gerberga dochter van hertoge [139v] Karel des simpelen coninc Lodewijcx sone van Hugen Capet te Louwen gheuangen wert verloos dat hertochdom van Lothrijc ofte Brabant daerse al af berooft wert van Godeuaert graue van Aredennen biden wille des keisers, behoudende alleen met Henrick haren sone Louen Bruessel ende ander plecken, ende tmarcgraefscap van Rijen so hier voorseit is int .xxvij. capittel. So dat die heren van Grimbergen ende meer ander die haer lenen vanden hertogen te ontfangen plagen dat nietm eer ontfangen en wilden, houdende haer lant sonder ouerhere te kennen, tot dat Godeuaert metten baerde tytel ende lande wedercreech ende hertoge wert Binnen welcken tijden so wert dat lant den heren van Grimbergen toebehorende bi menichten van orien also gedeilt dat eenen daer na te deel viel de helft vander heerlicheit van mechelen, die welck hem wt deuocien begaf ter religien ende wert monic in de abdie te Lobes daer hi al sijn goet gaf. Mer die heren van Grimbergen dien dander helft van mechelen toe behoorde waren den abt van Lobes also hart dat godshuys cleyn profijt daer af hadt. Mits welcken die abt sijn deel vercocht den bisscop van Ludick, mer als hijs hadt so en creech hi niet veel meer dan den abt te voren ghedaen en hadde

Dat 44ste kapittel.

Van de oorlog die na hertog Jans dood opstond tussen Brabant en Vlaanderen. En hoe graaf Lodewijk te Mechelen ontvangen werd.

Item, een recapitulatie van de stad Mechelen hoe dat het eerst geregeerd is geweest tot vrouw Johanna toe.

Toen de derde hertog Jan dood was zo werd hertog Wenceslaus met vrouw Johanna, de oudste dochter, voor heer en vrouw in Brabant ontvangen en gehuldigd, eerst te Leuven in de hoofdstad op de derde dag in januari in het jaar 1355. Daarna te Brussel en elders en ook te Mechelen.

Gauw daarna ontstond een groot geschil tussen graaf Lodewijk van Vlaanderen en hertog Wenceslaus met vrouw Johanna want graaf Lodewijk eiste een zeer grote zuster verdeling in Brabant want hij had haar zuster vrouw Margaretha getrouwd en was niet tevreden met hetgeen dat hem toegewezen was. Zo werd van dit geschil te Mechelen een rechtszitting gelegd om een overeenstemming te vinden waar ze beiden kwamen. En eer de rechtszitting geschied werd er geordend dat ze beiden uit de stad gaan zouden, wat ze deden. Daarna kwam graaf Lodewijk subtiel weer te Mechelen en met vrienden en vriendelijkheid deed hij zoveel dat die van Mechelen hem ontvingen zonder slag of stoot voor hun heer en zwoeren hem hulde en trouw, niet tegenstaande dat ze hertog Wenceslaus en vrouw Johanna een eed gedaan hadden en ontvangen. Vanwege de ontvangst gaf hij gaf hij de stad Mechelen de 3 markten van haver, vis en zout die de stad Antwerpen tevoren had en dat de poorters van Mechelen in de stroom zouden mogen varen zonder afslag etc. naar de inhoud zijn er brieven van gemaakt daarop in het jaar 1356 de 20ste dag van augustus.

Toen bezette graaf Lodewijk Mechelen en ook zijn palen met volk van wapen. En hertog Wenceslaus bezette ook de zijne en de graaf van Bergen en veel buitenlandse ruiters kwamen hem te dienst die die van Mechelen zeer nauw hielden zodat ze niet goed in Brabant durfden te komen om proviand en anders te halen. En die van Brussel en die van Antwerpen hielden de Vlamingen wakker. Ja, die van Antwerpen doorreden het land Waas tot Gent toe en deden grote schade.

Maar omdat Mechelen vaak werd vermaand en veel lieden de staat en natuur er niets van weten zo zal hier in het kort verklaard worden hoe dat Mechelen van eerst geregeerd geweest is en hoe het aan Brabant gekomen is, te weten dat Mechelen van oude tijden de heer van Grimbergen toe behoorde. Mar het was toen bijna zo groot zoals het nu is. Die heren van Grimbergen hielden al hun land te leen van de hertogen van Brabant tot de tijd toe dat vrouw Gerberga, dochter van hertog Karel de simpele, en de zoon van koning Lodewijk van Hugo Capet te Leuven gevangen werd en verloor dat hertogdom van Lotharingen of Brabant waarvan het geheel beroofd werd van Godfried, graaf van Ardennen met de wil van de keizer en behield Hendrik haar zoon Leuven, Brussel en andere plekken en markgraafschap van Rijen zo hiervoor gezegd is in het 27ste kapittel. Zodat de heren van Grimbergen en meer landen die hun lenen van de hertogen te ontvangen plagen dat niet meer ontvangen wilde en hielden hun land zonder overste heer te kennen totdat Godfried met de baard de titel en land terugkreeg en hertog werd. Ondertussen zo werd dat land dat de heren van Grimbergen toebehoorden bij menigte van erven alzo verdeeld zodat een daarna een deel kreeg de helft van de helft der heerlijkheid van Mechelen en die begaf zich vanwege devotie ter religie en werd monnik in de abdij te Lobes waar hij al zijn goed gaf. Maar de heren van Grimbergen die de andere helft van Mechelen toe behoorde waren de abt van Lobes alzo hard zodat het godshuis er weinig profijt van had. Waardoor de abt zijn deel verkocht aan de bisschop van Luik, maar toen hij het had zo kreeg hij niet veel meer dan de abt tevoren gedaan had.

Als godeuaert metten baerde thertochdom weder gecregen hadt so had hi lange ende groote oorlogen tegen heer Arnout van Grimbergen ende Wouter Berthout ende Gheraert sijn sone, den welcken deen helft van mechelen toebehoorde want hi zijn leen vanden hertoge niet ontfangen en wilde gelijck die ander gedaen hadden So dat hertoge godeuaert den here van Grimbergen ontweldichde en af nam sommige sekere dorpen ende renten, die welcke weder verloos die tweeste hertoge godeuaert na sijn vaders doot, daer veel af te scrijuen ware, twelck men breder bescreuen vint hier voor Mer inder tijt vanden derden hertoge Godeuaert die noch ionc sijnde in die wiege lach, ende metter wiegen aen een wilge hangende so werden die grimbersche heren verwonnen ende tonderbracht vanden Brabanters, na dat si drie dagen lanc gestreden hadden seer bitterlic ende si werden bedwongen so dat si haer leen voort aen ontfingen vanden hertoge van brabant ende deden hem manschap also wel vander helft van mechelen als vanden lande van grimbergen so dat breder verclaert is hier bouen int xxxi. capitel Ende dander helft hielt die bisscop ende dye kercke van Ludick, so dat die hertoge midts dien haer oude leen niet en conden weder crigen Mer die van Mechelen maecten den bisscop veel swaricheden, want si en wilden hem sinen chijs ende veruallen niet betalen, ten ware datter twee canoniken van Ludick quamen ten chijs daghe sitten Oock wilden si datse haer coren, hauer ende hoy binnen der stadt verteren souden Twelck die berthouwers al toe brachten hopende also dye helf vander kercken van Ludic te crigen. welck berthouwers haer leene altijt vanden hertoghe ontfingen ende dienden hem getrouwelijc. Daer na vercocht bisscop Hage van Ludick sijn helft den tweeden hertoghe Jan van brabant, diese weder verloos na dat hi Janne berthout sinen vassael vander ander helft der stadt van mechelen verleent hadde die vier mercten also hier voor breder verclaert is int xxxvij. capittel. [140r]

Jtem na Jans berthouts doot is de helft van mechelen bleuen op Gielis berthout, van Gielis berthout op here floris berthout sinen neue die dat ooc vanden hertoge te leen ontfinc, gelouende hem ooc te dienen op sinen cost Ende hi bekende dat hi sculdich was te houden ende te doen houden in die stadt van mechelen al tgheen dat de hertoge met sinen gemeynen rade beuale ende ordineerde. etcetera. gelijc die brieuen daer af gemaect dat inhouden vander daten .M.ccc. ende xij. op sinte Peter ende Pauwels dach

Toen Godfried met de baard het hertogdom weer gekregen had zo had hij lange en grote oorlogen tegen heer Arnout van Grimbergen en Wouter Berthout en Gheraert, zijn zoon, die de ene helft van Mechelen toebehoorde want hij wilde zijn leen niet van de hertog ontvangen en wilde gelijk die anderen gedaan hadden. Zodat hertog Godfried de heer van Grimbergen ontweldigde en afnam sommige zekere dorpen en renten die weer verloor de tweede hertog Godfried van de dood van zijn vader, waar veel van te schrijven was, wat men uitvoeriger beschreven vindt hiervoor. Maar in de tijd van de derde hertog Godfried die nog jong was en in de wieg lag en met de wig aan de wilgen hing zo werden de heren van Grimbergen overwonnen en te onder gebracht van de Brabanders nadat ze drie dagen lang gestreden hadden en zeer bitter en de werden gedwongen zodat ze hun leen voortaan ontvingen van de hertog van Brabant en deden hem manschap alzo wel van de helft van Mechelen als van het land van Grimbergen, zo dat uitvoeriger verklaard is hierboven in het 31ste kapittel En de andere helft hield de bisschop en de kerk van Luik, zodat de hertog mitsdien hun oude leen niet terug konden krijgen. Maar die van Mechelen maakten de bisschop veel moeilijkheden want ze wilden hem zijn accijns en vervallen niet betalen, tenzij dat er twee kanunniken van Luik kwamen te accijns dag zitten. Ook wilden ze dat ze hun koren, haver en ander hooi binnen de stad verteren zouden. Wat die van Berthout al toe brachten en hoopten alzo de helft van de kerk van Luik te krijgen, want die van Berthout hadden altijd hun leen van de hertog ontvangen en dienden hen getrouw. Daarna verkocht bisschop Hage van Luik zijn helft aan de tweede hertog Jan van Brabant die het weer verloor nadat hij Jan Berthout, zijn vazal, de andere helft van de stad Mechelen verleend had de vier markten, alzo hiervoor breder verklaard is in het 37ste kapittel. [140r]

Item, na de dood van Jan Berthout is de helft van Mechelen gebleven op Gielis Berthout, van Gielis Berthout op heer Floris Berthout, zijn neef, die dat ook van de hertog te leen ontving en beloofde hem ook te dienen op zijn kosten. En hij bekende dat hij schuldig was te houden en te laten houden in de stad Mechelen al hetgeen dat de hertog met zijn algemene raad beval en ordineerde. Etc., gelijk de brieven daarvan gemaakt dat de datum bevat 1312 op Sint Petrus en Paulus dag.

Daer nae int naeste Jaer heeft heer Adolf vander marck bisscop van ludic zijn helft van mechelen bi consente vanden stoele van Rome verset aen graue willem van Henegouwe ende van hollant de derde vandien name voor .xv.M. guldene met voorwaerden dat hijt weder soude lossen mogen binnen vijf iaren

Daer na int iaer M.ccc. ende xvi. cofte die selue graue willem tegen heer floris berthout voorseyt dander helft van mechelen Ende graue willem ontfinc te leen vanden derden hertoge Jan gelouende ende bekennende al tgeen dat heer florijs te voren gelooft ende bekent hadt Ende aldus meende graue willem ghehelic here van mechelen te bliuen want hi beyde die helften vercregen hadt Mer corts daer na quijte ende loste bisscop Adolf sijn helfte voorscreuen van mechelen wt des grauen handen. Doe dachte graue willem dat hem cleyn beholpen waer met dՠanderen helft alleen te behouden die hi van den hertoge van brabant te leene houden moste, ooc so en lach mechelen nergens bi sijnen lande. Aldus so dede hi so veel neersticheit dat de voorseyde here Florijs berthout den coop ouer nam die welck heer Florijs een dochter hadt geheten Sophia, die getrout had graue Reynout van gelre des grauen Otten sone, so dat op haer versterf die selue voorseyde helft van Mechelen Ende na haer doot soe versterft op haer outste dochter dye namaels grauinne van Cleue wert

Voort is te weten dat die oude graue Lodewijc van Vlaenderen beyde de voorseyde helften van Mechelen deen na dander gecocht heeft Mer die van mechelen en wildens niet ontfangen want si waren doe goet Brabanders ende vielen aen hertoge Jan die iij. hem biddende dat hise te recht hielde Twelc hi also dede sonderlinge aenghemerct dat den cope sonder sijn consente geschiet was daermen ymmers deen helft te leene af hielt Daer na bleuent hertoge Jan ende graue Lodewijc ende submitteerden hem int seggen van coninc Philips van vrancrijcke die heet van Valoys. Ende daer na ouer quamen si beyde onderlinge dat si ghelijcker hant mechelen houden souden. Daer na creech hertoghe Jan bi cope die helft vanden voorseyden graue twelck die ionge graue Lodewijck na sijns vaders doot van weerden hielt, ghelijc al die voorseyde dingen breeder verclaert sijn hier voor int .xli. capitel. Ende na hertoge Jans doot creecht die graue weder also hier voor verclaert is.

Daarna in het volgende jaar heeft heer Adolf van der Marck, bisschop van Luik, zijn helft van Mechelen met toestemming van de stoel van Rome verzet aan graaf Willem 3, van Henegouwen en van Holland voor 15 000 guldens met voorwaarde dat hij het weer zou mogen inlossen binnen vijf jaren.

Daarna in het jaar 1316 kocht die graaf Willem van heer Floris Berthout de andere helft van Mechelen. En graaf Willen ontving het te leen van de derde hertog Jan en beloofde en bekende al hetgeen dat heer Floris tevoren beloofd en bekend had. En aldus meende graaf Willem gelijk heer van Mechelen te blijven want hij had beide helften verkregen. Maar gauw daarna kwijten in loste in bisschop Adolf zijn helft van Mechelen uit de hand van de graaf. Toen dacht graaf Willem dat hij weinig beholpen was met de andere helft alleen te behouden die hij van de hertog van Brabant te leen houden moest, ook zo lag Mechelen nergens bij zijn landen. Aldus zo deed hij zo veel vlijt zodat de heer Floris Berthout de koop over nam en die heer Floris had een dochter geheten Sophia die getrouwd was met graaf Reynout van Gelre, de zoon van graaf Otto. Zodat op haar verstierf die helft van Mechelen. En na haar dood zo verstierf het op haar oudste dochter die later gravin van Kleef werd.

Voort is te weten dat de oude graaf Lodewijk van Vlaanderen beide de helften van Mechelen de ene na de andere gekocht heeft. Maar die van Mechelen en wilden hem niet ontvangen want ze waren toen goede Brabanders en vielen aan hertog Jan de 3de en baden dat hij ze recht hield. Wat hij alzo deed, vooral gemerkt dat de koop zonder zijn toestemming gebeurd was waar men immers de ene helft te leen hield. Daar bleven hertog Jan en graaf Lodewijk en submitteerden zich in het zeggen van koning Filips van Frankrijk die heet van Valois. En kwamen ze beide overeen dat ze gelijker hand Mechelen houden zouden. Daarna kreeg hertog Jan bij koop de helft van die graaf wat de jonge graaf Lodewijk na de dood van zijn vader in waarde hield, gelijk al die dingen uitvoeriger verklaard zijn hiervoor in het 41ste kapittel. En na de dood van hertog Jan kreeg de graaf het weer alzo hiervoor verklaard is.

Dat .xlv. capitel. Vanden wonderlijcken verbonde mit Kaerle den derden keysere Ende voort van graue Lodewijcx orlogen van Vlaenderen tegen Brabant. Ende hoe die ghemeynten van Louen ende van Bruessele onwijslijck op die Vlamingen vochten.

Dat 45ste kapittel. Van het wonderlijke verbond met Karel de derde keizer. En voort van graaf Lodewijks oorlogen van Vlaanderen tegen Brabant. En hoe de gemeenten van Leuven en van Brussel onwijs op de Vlamingen vochten. Dat laat ik vallen.....

Voort so is tvoorscreuen hertochdom van lothrike ende brabant namaels verstoruen op die voorseyde vrou Janne. Ende na haer verstrerft op die orije van Margriete haer suster te weten op hertoch Anthonis. etcetera. Ende ten lesten ist verstoruen op vrou Marie hertoge karels dochter van Bourgondien ende Brabant Ende van haer op hertoghe Philips die in Spaengien sterf

Nv keer ick weder op graue Lodewijc van Vlaenderen, die verstaende dit voorseyde verbont mitten keyser gemaect meenende sijn sake te vorderen eer dat die keyser sijn volc soude connen vergaderen Ende hi maecte een groot heyruaert op Brabant Twelc hertoge wencelijn vernemende so ontboot hi oock sijn eedelen ende sijn steden van Brabant die hem bereyden te Bruessel wert te comen, mer eer die van Antwerpen ende van den Bossche ende meer andere vergaderen consten, so was graue Lodewijck mit groter macht in Brabant comen brandende ende rouende. Doe hadt hertoge Wencelijn ooc veel eedelen vergadert ende die van Louen waren te bruessel gecomen Ende als die getrouwe gemeynten van Louen ende van Bruessel vernamen die vlamingen in brabant liggende so wilden sise sonder eenich verbeyden haestelic beuechten Die edele ende wijse mannen rieden datmen verbeyden soude tot die hertoge met sinen edelen aen ghecomen waren ende ooc dye ander steden, want anders was graue Lodewijck hem veel te machtich, mer aylazen na desen goeden raet en woude die ghemeynte niet horen, noch geenrehande onderwijs en hadde daer stede, also dat gewoonlic is van allen gemeynten dye beruert sijn ende ouer een lopen sonder eenich beschict [142r]

Voort zo is het hertogdom van Lotharingen en Brabant later verstorven op vrouw Johanna. En na haar versterft het op de erfgenaam van haar zuster Margaretha, te weten op hertog Anthonis, etc. En tenslotte is het verstorven op vrouw Maria, de dochter van hertog Karel van Bourgondië en Brabant. En van haar op hertog Filips die in Spanje stierf.

Nu keer ik weer op graaf Lodewijk van Vlaanderen die dit verbond verstond die met de keizer gemaakt was en meende zijn zaak te bevorderen eer dat de keizer zijn volk zou kunnen verzamelen. En hij maakte een grote legertocht op Brabant. Wat hertog Wenceslaus vernam en zo ontbood hij ook zijn edelen en zijn steden van Brabant die zich bereidden te Brussel waart te komen, maar eer die van Antwerpen en van Den Bos en meer andere verzamelen konden zo was graaf Lodewijk met grote macht in Brabant gekomen brandend en rovend. Toen had hertog Wenceslaus ook veel edelen verzameld en die van Leuven waren te Brussel gekomen. En toen de trouwe gemeenten van Leuven en van Brussel vernamen de Vlamingen in Brabant liggen zo wilden ze zonder te wachten haastig bevechten. De edele en wijze mannen raden aan dat men wachten zou totdat de hertog met zijn edelen gekomen waren en ook de ander steden, want anders was graaf Lodewijk hen veel te machtig, maar helaas, naar deze goede raad wilde de gemeente niet horen, noch generhande onderwijs had daar plaats alzo dat gewoonlijk is van alle gemeenten die bewogen zijn en door elkaar heen liepen zonder enige schikking.

Dus trocken wt bruessel die voorscreuen gemeynten van Louen ende van Bruessel als onbestierde lieden tot Schoten mitten graue vanden berge tegen die grote macht van graue Lodewijc Ende die graue vanden Berge schuerde ende doorreet die Vlaemsche macht twee oft drie reysen Ende daer na sloech hi weder in die vlamingen van achter seer strangelick Mer lazen ten halp niet want in deerst vergaderinge wert die banier van brabant neder gheuelt ter aerden, ende die here van Assche diese vuerde wertter om versproken ende spracx hem veele scanden ende oneeren omdat hise also slechtelic als veruaert sijnde vallen liet, mer somige seyden anders, als dat sijn paert was doorsteken. etcetera. Als dan dese bannier dus geuelt was so werden die brabanters al versaecht ende verstroyet ende een yeghelic die conste pijnde hem na sijn wterste macht te vlien na Bruessel ende somige na Louen elck dair hi hem meende te beschermen, ende si boden geen weer want si sonder ordinancie waren ende vele wasser verslagen Marcgraue Lodewijc versloecher veel lancx den wege Veele vloden daer in hagen ende in bosschen ende somige sprongen in die zenne ende graften ende verdroncken. Aldus so quam graue Lodewijc strijdender hant binnen Bruessel ende nam die stadt in die doeter tijt noch geen buten vesten en had Ende hi stack sijn banier ter stathuse wt ende sijn wimpelen op dye porte, ende hi dede hem hulden ende ontfangen al wast met gewelde ende hi maecte eenen Amman ende scepenen Dit geschiede int iare .M CCC.lvi. op eenen goensdach den xvij. in Oogstmaent dat noch heet te Bruessel den quaden woonsdach

Daer na dede die graue ontbieden al sijn lieden datse wel betalen souden ende niemant verongelijcken. Ende voorsienlic besette hi de stadt mit sinen volcke ende track tot Louen, ende onder wegen creech hi die borcht ter Vueren So quam hi voor die stadt van Louen die in haer seluen verslagen was mits den verliese van haren lieden die bi Bruessel verslagen waren so dat de stadt van Louen den graue in liet comen Ende binnen zijnde so dede hi al die goede mannen ende die gemeente vergaderen ende dede hem op doen dat hi begheerde ghehult ende ontfangen te sijn ouer heer Jn dese veruaertheit ende verbaestheyt vanden volcke so wert daer van eenen groten ghetale overdragen te doen des grauen begeert So begonst men den volcke den eet te stauene ende veele begonsten haer vingeren op te steeken om te sweren Doe hoordemen spreken daer met luder stemmen een priester regulier van sinte Geertruden van Louen geheeten heer Willem de zadelaer seggende aldus Ghi vermaledijde lieden wat wildi maken, wildi affgaen uwen gerechten here ende vrouwe dien ghi eens gesworen hebt ende ontfangen eenen ongerechten here, die scande en verwindi nemmermeer Alst volc dat hoorde so werttet verslagen in hem seluen ende anders bedacht ende en wouden den graue niet hulden noch ontfangen voor here mer elck ghinc thuyswaert Doe en dorste die graue niet langer bliuen anxt hebbende voor eenich misual ende is haestelic getrocken weder na Bruessel welc hi besette mit sijn volcke Ende als hi alle dinck na sijn begeerte hadt beschict te Bruessele, so is hi van daer in Vlaenderen ghekeert [142v]

Dus trokken uit Brussel de gemeenten van Leuven en van Brussel als ongestuurde lieden tot Schoten met de graaf van de Bergen tegen de grote macht van graaf Lodewijk. En de graaf van Bergen scheurde en doorreed die Vlaamse macht twee of drie keer. En daarna sloeg hij weer in de Vlamingen van achter zeer sterk. Maar helaas, het hielp niet want in de eerste verzameling werd de banier van Brabant neergeveld ter aarde en de heer van Asse die het voerde werd erom aangesproken en men sprak van hem veel schande en oneer omdat hij het alzo gemakkelijk als bang zijnde liet vallen, maar sommige zeiden dat zijn paard was doorstoken, etc. Toen dan deze banier dus geveld was zo werden de Brabanders allen bang en verstrooid en iedereen die kon pijnigde zich in zijn uiterste macht om te vlieden naar Brussel en sommige naar Leuven, elk waar hij meende zich te beschermen en ze boden geen verweer want ze waren zonder ordinantie en velen werden er verslagen. Markgraaf Lodewijk versloeg er veel langs de weg. Vele vlogen daarin hagen en in bossen en sommige sprongen in de Zenne en grachten en verdronken. Aldus zo kwamgraaf Lodewijk strijdende hand binnen Brussel en nam de stad in die toentertijd noch geen buiten vesting had. En hij stak zijn banier ter stadhuis uit en zijn wimpel op de poort en hij liet zich huldigen en ontvangen, al was het met geweld, en hij maakte een ambtman en schepenen. Dit geschiedde in het jaar 1356 op een woensdag de 17de van augustus dat noch heet te Brussel de kwade woensdag.

Daarna liet de graaf ontbieden al zijn lieden dat ze goed betalen zouden en niemand verongelijken. En voorzienig bezette hij de stad met zijn volk en trok naar Leuven en onderweg kreeg hij de burcht Tervuren. Zo kwam hij voor de stad Leuven die in zichzelf verslagen was vanwege het verlies van zijn lieden die bij Brussel verslagen waren zodat de stad van Leuven de graaf binnen liet komen. En toen hij binnen was zo liet hij alle goede mannen en de gemeente verzamelen en zei hen dat hij begeerde gehuldigd en ontvangen te worden voor heer. In deze bangheid en verbaasdheid van het volk zo werd daar van een groot getal overeengekomen de graaf zijn begeerte te doen. Zo begon men het volk de eed te staven en velen begonnen hun vingers op te steken om te zweren. Toen hoorde men daar spreken met luide stem een priester regulier van Sint Geertruid van Leuven geheten heer Willem de Zadelaer die aldus zei; ‘Gij vermaledijde lieden wat wil je maken, wil je afgaan uw rechte heer en vrouwe die ge eens gezworen hebt en ontvangen geen rechte heer, die schade overwin je nimmermeer.’ Toen het volk dat hoorde zo werd het verslagen in zichzelf en anders bedacht en wilden de graaf niet huldigen noch ontvangen voor heer, maar elk ging naar huis. Toen durfde de graaf niet langer blijven en had angst voor enig misval en is haastig weer naar Brussel vertrokken dat hij met zijn volk bezette. En toen hij alle dingen naar zijn begeerte had beschikt te Brussel zo is hij vandaar in Vlaanderen gekeerd.

Hoe dat heer Eueraert tserclaes de Vlamingen wt bruessel verdreeff met groter co[n]fusien als een vroom getrou ridder die stadt beclimmende

DEse voorseide geschiedenis vernam een eerlic ende vroom ridder van bruessel doe ter tijt leggende bi hertoge wencelijn te Tricht geheten heer Eueraert tserclaes broeder vanden goeden heer Jan tserclaes biscop van Camerijck So had hijs in sijn herte verdriet ende hi vergaderde heymelic een getal van sinen vrienden ende magen, ende hi quam heymelic op eender nachte tot inde vesten van bruessel ter plaetsen gheheten dat wermosbroc, ende met lederen beclam hi dye stadt sonder weten der Vlaminghen die daer bleuen waren. Ende als Eueraert binnen der stat was so sprac hi sijn vrienden toe, ende hi begreep ter stont der stadthuys, ende hi track af de banier des grauen van vlaenderen ende sijn wimpelen vander poorten ende hi stack daer wt die baniere van hertoghe wencelijn ende vrou Janne. Doe quamen die goede lieden van Bruessele ter merct ende vielen aenden goeden ridder cleyn achtende datse graue Lodewijc gehult hadden bi bedwange Als die vlamingen dat vernamen so trocken si heymelic van daer na Vlaenderen diet conden ontulien, mer veel wertter verslagen. Doe sandt heer Eueraert aenden hertoge ende hertoghinne te Tricht ende liet hem weten de geschiedenisse, de welcke seer verblijt sijnde te Bruessel quamen bewisende haren getrouwen ridder grote eere ende vrientschap So deden ooc alle [143r] die edele ende goede mannen. etcetera.

Hoe dat heer Everaard t’Serclaes de Vlamingen uit Brussel verdreef met grote verwarring die als een trouwe dappere ridder de stad beklom.

Deze voornoemde geschiedenis vernam een eerlijke en dapper ridder van Brussel die toentertijd lag bij hertog Wenceslaus te Tricht, geheten heer Everaard t’Serclaes, broeder van de goede heer Jan t’Serclaes, bisschop van Kamerijk. Zo had hij in zijn hart verdriet en hij verzamelde heimelijk een getal van zijn vrienden en verwanten en hij kwam heimelijk op een nacht in de vesting van Brussel ter plaatse geheten Warmoesbroek en met ladders beklom hij de stad zonder weten der Vlamingen die daar gebleven waren. En toen Everaard binnen de stad was zo sprak hij zijn vrienden toe en hij greep terstond het stadhuis en trok de banier van de graaf van Vlaanderen en zijn wimpel van de poort af stak daaruit de banier van hertog Wenceslaus en vrouw Johanna. Toen kwamen de goede lieden van Brussel ter markt en vielen aan de goede ridder en achtten het weinig dat ze graaf Lodewijk gehuldigd hadden bij bedwang. Toen de Vlamingen dat vernamen zo trokken ze heimelijk vandaar naar Vlaanderen die ontkomen konden, maar velen werden er verslagen. Toen zond heer Everaard aan de hertog en hertogin te Tricht en liet hun de geschiedenis weten die zeer blij waren en te Brussel kwamen en bewezen hun trouwe ridder grote eer en vriendschap. Zo deden ook alle edele en goede mannen, etc.

Dat xlvi. capitel. Vander wtspraken ende seggen hertoge willems van Beyeren graue van Henegouwe ende Hollant op tgheschille tusschen hertoge wencelijn ende graue lodewijc Ende hoe graue lodewijc Antwerpen dwanck aengaend den drie mercten

ALs den twist ende orloge dus stont tusschen brabant ende vlaenderen so dede hertoge Willem van beyeren graue van Henegouwe, hollant ende zeelant ende here van Vrieslant grote neersticheit aen hertoge wencelijn van brabant ende aen graue Lodewijc van vlaenderen die hem in beyde sijden bestonden dat sijs in hem souden blijuen van allen geschille die si hadden, twelc si also deden Ende daer aff werden gemaect brieuen ende submissien, inhoudende dat sijs hem gehelic keerden met geloften in hertoge Willems seggen Ende het wert ooc bezegelt vanden eedelen ende steden van beyden landen

Daer na heeft hertoge willem ghepronucieert sijn seggen in walsche sere onredelic so dat schijnt ende seer gonstelic voor graue lodewijc Ende onder ander veel punten aengaende der scaden in die voorscreuen orlogen ghedaen ende ander dingen So seyde hertoge willem, want somighe steden ende edelen in Brabant eet gedaen hadden, so souden die steden Louen Bruessel Niuele Thienen hem eens des iaers dyenen ten costen des lants van Brabant elck mit eender banieren .vi. weken lanc elc xxv. mannen gewapent als si vanden graue daer toe versocht waren om hem te helpen Ende mits dien soude hi den steden voorseyt ende eedelen quijtschelden haren eet hem ghedaen ende die brieuen daer af weder ouer gegeuen. Ende want die graue hem hertoge begonste te scriuen van Brabant, bi versuecke oft rade van somige steden ende edelen des lants, so soude hi mogen den titel behouden sijn leefdagen lanck op dat hi wilde

Jtem voor dese costen ende scade die die graue in dese orloge had gehat so soude hi ende sijn nacomelingen heren sijn van mechelen met haren toe behoorten na die forme van brieuen des coops ende eet manscap den bisscop van Ludic gedaen sonder yemant ander eenige anders heerlicheit oft recht daer in te hebben, ende dat hertoge wencelijn ende vrou Janne al die brieuen van coninc Philippus van Vrancrijcke die hi op Mechelen hadde weder ouer geuen soude

Jtem dat Margriet grauinne van Vlaenderen ende haer oor twelck si van gruae Lodewijc heeft oft vercrigen sal voor haer vaderlike versterffenisse .x.M. gulden van Florentien erflijcke.

Voor welcke somme si ende haer oor te leene ende in manscape ontfaen sal van vrou Janne van Brabant ende van haren oore die stadt van Antwerpen mit harer toe behoorten, met neder ende hoger heerlicheit in afslaghe vander voorscreuen sommen Ende oft die veruallen ende renten vander stadt so verre niet en strecten so soude dat met andere goeden veruolt werden Ende die stadt van Antwerpen soude der voorscreuen grauinnen ende graue als haren momboor mits desen hulde ende eet doen. Des souden si ghelouen ende confirmeren der stadt van Antwerpen al haer charten, priuilegien, ende vryheden. etcetera. Ende si sullen daer aff vrou Janne als voorseyt is manscap ende eet doen Ende vrou Janne ende haer oore den name van Brabant [dragende] sal behouden den [143v] tytel vanden marcgraefscap des heylich rijcx ouermits de souueraynlicheit ende want ment van haer te leen hout. etcetera. Dit seggen wert ghedaen tot Aeth in Henegouwe Jnt iaer .M.CCC.Lvij. opten vierden dach in Junio.

Daer na bleef hem graue Lodewijck na inhout des seggens noch scriuende hertoge van brabant Mer want hi van hertoge Wencelijn ende vrou Janne te leene houden moste ooc na inhoud des seggens, so screef hertoge Wencelijn als hi aenden graue screef aldus Onsen lieuen getrouwen lodewijc graue van vlaenderen Als dit die graue sach die seer grootmoedich was so scaemde hijs hem ende en screef hem niet meer hertoge

Dat 46ste kapittel. Van een uitspraak en zeggen van hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen en Holland, op het geschil tussen hertog Wenceslaus en graaf Lodewijk. En hoe graaf Lodewijk Antwerpen dwong aangaande de drie markten.

Toen de twist en oorlog dus stond tussen Brabant en Vlaanderen zo deed hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland en heer van Friesland grote vlijt aan hertog Wenceslaus van Brabant en aan graaf Lodewijk van Vlaanderen die hem in beide zijden bestonden dat zij in hem zouden blijven van alle geschillen die ze hadden, wat ze alzo deden. En daarvan werden brieven gemaakt en submissie die bevatten dat ze zich geheel keerden met beloften in hertog Willems zeggen. En het werd ook bezegeld van de edelen en steden van beide landen.

Daarna heeft hertog Willem zijn zeggen in Waals zeer onredelijk uitgelegd zodat het scheen zeer gunstig voor graaf Lodewijk. En onder veel andere punten aangaande de schade in de oorlogen gedaan en andere dingen zo zei hertog Willem, want sommige steden en edelen hadden in Brabant eed gedaan, zo zouden de steden Leuven, Brussel Nijvel, Tienen hem eens per jaar dienen de kosten van het land Brabant en elk met een banier 6 weken lang en elk met 25 gewapende mannen als ze van de graaf daartoe verzocht waren om hem te helpen. En daarom zou hij de steden en edelen kwijtschelden hun eed hem gedaan en de brieven daarvan weer overgeven. En omdat de graaf zich hertog begon te schrijven van Brabant bij verzoek of raad van sommige steden en edelen van het land zo zou hij de titel mogen behouden zijn leven lang opdat hij wilde.

Item, voor deze kosten en schade die de graaf in deze oorlog had gehad zou hij en zijn nakomelingen heren zijn van Mechelen met haar toebehoren naar de vorm van brieven van de koop en eed en manschap van de bisschop van Luik gedaan zonder iemand anders enige heerlijkheid of recht daarin te hebben en dat hertog Wenceslaus en vrouw Johanna al die brieven van koning Filips van Frankrijk die hij te Mechelen had weer overgeven zou.

Item, dat Margaretha, gravin van Vlaanderen, en haar erfgenaam wat ze van graaf Lodewijk heeft of krijgen zal voor haar vaderlijke versterving 10000 gulden van Florence erfelijk.

Voor welke som zij en haar erfgenaam te leen en in manschap ontvangen van vrouw Johanna van Brabant en van haar erfgenaam de stad Antwerpen met haar toebehoren, met neder en hoge heerlijkheid met afslag van de voorschreven som. En als de vervallen renten van de stad niet zover zouden strekken dat het met andere goed gevuld zal worden. En de stad Antwerpen zou de gravin en graaf als hun erfgenamen mits deze hulde en eed doen. Dus zouden ze beloven en bevestigen de stad Antwerpen al haar charters, privilegies en vrijheden, etc. En ze zullen daarvan vrouw Johanna manschap en eed doen. En vrouw Johanna en haar erfgenamen de naam van Brabant dragend zal behouden de titel van markgraafschap van het heilige rijk vanwege soevereiniteit want men het houdt het van haar te leen, etc. Dit zeggen werd gedaan te Aat in Henegouwen in het jaar 1357 op de vierde dag in juni.

Daarna schreef graaf Lodewijk naar inhoud van dit zeggen zich als hertog van Brabant. Maar omdat hij het van hertog Wenceslaus en vrouw Johanna te leen houden moest, ook naar de inhoud van het zeggen, zo schreef hertog Wenceslaus toen hij aan de graaf schreef aldus; ‘Onze lieve trouwe Lodewijk, graaf van Vlaanderen’. Toen dit de graaf zag die zeer grootmoedig was zo schaamde hij zich en schreef zich niet meer hertog.

Al ist dat een gemeyne fame is dat hertoge willem graue van Hollant in tvoorscreuen seggen seyde Huesden mijn, nochtans ist so niet Mer want hijt onttrack ende afnam tonrechte vrou Janne so maecte hijer af Huesden mijn, twelc voor doorloge tusschen Vlaenderen ende brabant vrou Janne toe behoorde als dat hier voor verclaert is

Dese hertoghe Willem van Beyeren graue van hollant, corts na dat hi dit seggen geseyt had wert hi iammerlic geplaecht als sinneloos te sijn Ende hertoge Aelbrecht sijn broeder die Palensgraue was deden gheuangen leggen tot Keynout in Henegouwe, daer hy sijn leefdaghe buten sinnen blijuende gheuangen bleeff lange iaren. Welck die sake van deser plagen was is te beuelen der verborgentheyt gods

Achteruolgende den voorseiden seggen van hertoge willem van Beyeren die graue Lodewijck ende Margrieten sijnre gesellinnen Antwerpen ende Mechelen aen geseyt hadde so quamen si beyde tot Antwerpen ende werden daer ghehult ende ontfangen, gelouende ende swerende te houden der stadt van Antwerpen haer rechten, castumen, priulegien ende chartren, ende die doen houden in al haer vryheden, also si te voren ghehouden was bi den hertoge van Brabant

Daer na veruolchden die van Mechelen nerstelijc aenden graue hem clagende ouer de stadt van Antwerpen om datse hem lieden die mercten ontrocken hadden daer af hier voor int .xxxvij. capitel breder verclaert is Segghende voort ooc dat hem de graue gelooft had die te doen payselic sonder eenigen twist te gebruken, daer te voren als si hem ontfingen voor here ende hulden hem, afgaende vrou Janne ende hertoge wencelijn

So aenmercte ende dachte die moedighe graue Lodewijc van Vlaenderen hoe dat die van Mechelen hem alre eerst ontfingen, ende op dander side ghedachte graue lodewijc noch wel van te voren der groter scaden ende der swaerder ende stranger orlogen die die van Antwerpen wilen eer op hem vuerden also hier voorseyt is, so dat hi der stadt van mechelen veel gonstiger was dan van Antwerpen, die hi versocht nerstelic begerende datse van desen geschille vanden mercten tot hem waert blijuen souden in sijn seggen Die van Antwerpen weygerden dat te doen seggende dattet die hertoge ende hertoginne te leen hielden vanden keyserijcke, ende dat die gruae ende grauinne ooc te leen ontfangen hadden So en mochten sijt dan niet doen sonder consente vanden keyser ende hertoge ende hertoginne daerment af hielt [144r] te leen Seggende voort datse die graue in possessien vant als hi werdt ghehult sweerende hem doen ende gelouende in hair rechten te houden Mits welcken si hem ootmoedelic baden dat hise in haer rechten houden wilde na dinhout ende beuele van des keysers ende shertoogen brieuen daer af voorscreuen is Ende anders en wilden die van Antwerpen graue Lodewijc ghenen troost toe seggen, waer om dat hi seer gestoort van daer reet, maer die van Antwerpen en achtender niet veel o

Corts daer na quam graue Lodewijc weder Tantwerpen gewapender hant ende met veel volcx, twelc hi allencxkens in liet comen so veel dat hi der stat machtich was. Ende hi vinck vanden besten ende rijcsten porteren vander stadt wel tot .cc ende .l. toe die hi tegen der stadtrechten vueren dede in Vlaenderen te ghijsele, te Ghendt, te Brugge, ende tot Yperen Ende hi liet tot Antwerpen so veel Bryganten ende orlochs volcx datse der stadt machtich waren seer verdruckende de ingeseten ende burgeren So dat die stadt den graue Lodewijc gelouen mosten van noots wegen al dat hi begheerde, souden die geuangen die te ghijsel oft in obstagien saten gelost mogen werden. Ende eer datse de graue lossen wilde ende ooc eer die Bryganten wt rijden souden so wilde die graue in sinen handen hebben vander stadt alle dye brieuen ende priuilegien die vanden voirscreuen mercten mencie maecten Ende die graue geloofdese hem weder te geuen ghehelic als hijse gheuisiteert ende ouersien hebben soude. Op die condicie so leuerden si den graue de selue brieuen na sijn begheerte

Daer na als hijse een wijltijts hadt gehadt so achteruolchden si den graue al omme na daer hi reet, nochtans en consten si haer brieuen niet crijgen noch ooc haer poorteren dye te ghijsel lagen voor dier tijt dat die ingeseten poorteren hem submitteerden ende keerden in die ordinancie vanden graue Ende corts daer na eer de ghijselen weder werden geleuert so pronuncieerde graue Lodewijc sijn seggen alsoot hem geliefde, toeseggende der stadt van Mechelen die iij. voorseyde mercten, die nochtans die van Antwerpen van ouden voorleden tijden toe behoort hadden Maer si mostent alle liden want si niemant en hadden diese verantwoorde tegen den graue die hem te machtich was Ende nochtan en cregen si hair brieuen noch niet weder op dier tijt, mer namaels.

Al is het een algemene roep dat hertog Willem, graaf van Holland, in het voorschreven zeggen Heusden mijn zei, nochtans is het zo niet. Maar omdat hij te onrecht het onttrok en afnam van vrouw Johanna zo maakte hij er van Heusden mijn, wat voor de oorlog tussen Vlaanderen en Brabant vrouw Johanna toe behoorde zoals dat hiervoor verklaard is.

Deze hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, kort nadat hij dit zeggen gezegd had werd hij jammer genoeg geplaagd als geesteloos te zijn. En hertog Albrecht, zijn broeder die Paltsgraaf was, liet hem gevangen leggen te Quesnoy in Henegouwen waar hij de rest van zijn leven buiten zinnen lange jaren gevangen bleef. Wat de zaak was van deze plaag is te bevelen aan de verborgenheid van God.

Achtervolgende het voornoemde zeggen van hertog Willem van Beieren die graaf Lodewijk en Margaretha, zijn gezellin, Antwerpen en Mechelen aangezegd hadden zo kwamen ze beide tet Antwerpen en werden daar gehuldigd en ontvangen en beloofden en zweerden te houden de stad Antwerpen haar rechten, gebruiken, privilegies en charters en die laten houden in al hun vrijheden alzo het tevoren gehouden was bij de hertog van Brabant.

Daarna achtervolgde die van Mechelen vlijtig de graaf en klaagden over de stad Antwerpen omdat ze hen de markten onttrokken hadden waarvan in het 37ste kapittel breder verklaard is. Zeiden ook dat hen de graaf beloofd had het vredig te doen zonder enige twist te gebruiken daar tevoren toen ze hem ontvingen voor heer en hem huldigden en afgingen vrouw Johanna en hertog Wenceslaus.

Zo merkte en dacht die moedige graaf Lodewijk van Vlaanderen hoe dat die van Mechelen hem allereerst ontvingen en aan de andere kant gedacht graaf Lodewijk noch wel van tevoren de grote schade en de zware en sterke oorlogen dat die van Antwerpen wijlen eerder op hem voerden zodat jij de stad Mechelen veel gunstiger was dan van Antwerpen die hij verzocht en vlijtig begeerde dat ze van het geschil der markten tot hem waart blijven zouden in zijn zeggen. Die van Antwerpen weigerden dat te doen en zeiden dat het de hertog en hertogin te leen hielden van het keizerrijk en dat de graaf en gravin het ook te leen ontvangen hadden. Zo mochten ze het niet doen zonder toestemming van de keizer en hertog en hertogin waar men het van hield te leen. Zeiden voorst dat de graaf het in bezit vond toen hij werd gehuldigd en zweerde hen en beloofden he in hun rechten te houden. Mits welke ze hem ootmoedig baden dat hij ze in hun rechten houden wilde naar de inhoud en bevel van de keizer en hertogen brieven waarvan voorschreven is. En anders wilden die van Antwerpen graaf Lodewijk geen troost toe zeggen waarom hij zeer verstoord vandaar ging, maar die van Antwerpen achten er niet veel op.

Gauw daarna kwam graaf Lodewijk weer te Antwerpen gewapenderhand en met veel volk wat hij geleidelijk liet inkomen en zoveel dat hij de stad machtig was. En hij ving van de beste en rijkste poorters van de stad tot 250 toen die hij tegen de stadrechten voeren liet in Vlaanderen te Rijsel, te Gent, te Brugge en te Ieper. En hij liet te Antwerpen zoveel krijgers en oorlog volk dat ze de stad machtig waren en zeer de inwoners en burgers verdrukten. Zodat de stad graaf Lodewijk beloven moest vanwege de nood alles dat hij begeerde zou en de gevangenen die als gijzelaars of in obstagie zaten verlost mogen worden. En eer dat de graaf ze verlossen wilde en ook eer de krijgers uit rijden zouden zo wilde de graaf in zijn handen hebben van de stad alle brieven en privilegies die van de markten mentie maakten. En de graaf beloofde ze weer te geven gelijk als hij ze onderzocht en gezien had. Op die conditie zo leverden ze de graaf die brieven naar zijn begeren.

Daarna toen hij ze een tijdje gehad had zo achtervolgden ze de graaf alom waar hij reed, nochtans konden ze hun brieven niet krijgen noch ook hun poorters die als gijzelaar lagen voor de tijd dat de ingezeten poorters zich onderwierpen en keerden in de ordinantie van de graaf. En gauw daarna eer de gijzelaars weer geleverd werden zo sprak graaf Lodewijk zijn zeggen uit alzo het hem beliefde en zei de stad Mechelen toe de 3 voor genoemde markten die nochtans die van Antwerpen van oude voorleden tijden toe behoord hadden. Maar ze moesten het lijden want ze hadden niemand die ze verantwoordde tegen de graaf die hen te machtig was. En nochtans kregen ze hun brieven noch niet terug op die tijd, maar later.

Dat .xlvij. capitel. Hoe die gemeynte te Louen ende te Bruessel op stont Ende hoe hertoge wencelijn Louen beleyde Ende hoe hi voor Rauensteyn trac, daer na in Sauoyen, ende daer na voor Heymersbach twelc hi wan

EEn groote beruerte is te Louen op ghestaen die begonnen wert van Peter contereel den meyer van Louen, die een alten listigen ende sorchlijcken man was. Ende dat quam toe bi die ocsuyne datter een man mit vissche te Louen wert quam gheuaren ende hy bleef stekende in die leeps so dat hi dair niet wt gheraken en conde. Ende om dat hi gerne te Louen ter venten geweest hadde, soe nam hi een paert daer bi in die weyde gaende, daer hi hem mede behalp ende geraecter wte. doe dede hi dat paert weder in die weyde. Dit sach een [144v] quaet mensche die dit int quade ouerdroech peteren den voorscreuen meyer dat de ander tpaert gestolen hadt Dus wert die man gheuangen ende van dieften aen gesproken, mer hi wert vanden schepenen los ende vry gewesen Twelck die voorscreuen meyer seer qualic nam ende wilde den onnoselen man niet laten gaen, so dat de meyer twistende wert metter wet Ende want hi hem niet en queet executerende dat vonnis so hi sculdich was so en wilden sijs voor ghenen meyere houden Doe trac Peter contereel bi hertoge Wencelijn ter vueren leggende, seggende dat de wet hem af geset hadde, den hertoge veele te cort doende ende claechde ouer de wet Doe was daer een vanden meesten die biden hertoge waren totten hertoge seggende aldus Here ghi en wert uwer stadt nemmermeer machtich, ghi en doet so veel dat die gemeente op stae ende datsse die gheslachten tonderbrengen Desen bosen raet gaf die man, ende al en antwoorde die hertoge niet daer op, so ghinc Peter contereel daer op nochtan te wercke ende vergaderde dye gemeente ende maecte een muterie tegen die heren vander wet ende stont met groter scaren gewapent op eender nacht op die grote merct aen die halle Des morgens ghinc hi met sinen lieden opter stadthuys ende dede hem geuen die slotelen vander stadt ende hi vinc de goede mannen vander wet die vanden geslachte waren ende dedese op die borcht leggen ende maecte die wet vander ghemeenten, ende hy gaf den hertoge ende sinen rade veel gelts om datse door die vinger sagen. etcetera.

Daer na int Jaer .M.CCC.lx. soe opstont te Bruessel een grote beruerte onder die ghemeynte, want si wilden maken xij. raetslieden na hair belieuen Dye goede heren ende wet dit vernemende om alle twist dier wt mocht rijsen neder te leggen Soe brachten sijt daer toe datter werden geordineert .ij. commoingmeesters, mer die werden af geset vander gemeynten binnen min dan een half iaer tegen der heeren consente ende maecten grote vergaderinge onder malcanderen om tegen die heren op te staen Die heren ende wethouders die dit gewaer werden gingen te rade datse die ambachten ontbieden souden om te weten wie dye opsetters waren van deser beroerten. De vleeschouwers en wilden niet comen ende maecten hem sterc mer als si haer ordinancie hadden ghemaect om die heren te bevechten so werden si gescoffeert ende die principale opsetters geuangen. Jn haer husen waren geuonden siedende ketels met calc peck ende andere dinghen om dye heren daer mede te bederuen hadden si gecomen tot haerder meninge. Ende aen die vander capellen prochie die met groten gecrijssche aen die steenpoorte waren die bestormende om nader marct te comen, hem waren gesonden .ij. geestelike mannen om tonderwisen van harer dolinghe so datse ghestilt werden Ende die heren vingen met wijsheden dye principale van desen cappelloisen ende deden iusticie daer ouer, want dander simpel volc als si vernamen dattet so metten vleeschouwers vergaen was so vloot yeghelic so hi eerst mochte ende dus verghinc dat sotte opstel der gemeynten

Na dat die goede mannen so bouen geseit is te Louen lange geuangen gelegen hadden op die borcht, ende datse van hertoge wencelijn gheen succours en [145r] vernamen so hebbense haer rantsoene gemaect met Peter contereel na sijnen eysch die helft wel meerder dan si volleesten conden Ende want hi den hertoge oft sinen heren grote somme van gelde gaf so dede hi alle dat hi wilde met sinen hulpers twee iaren lanck ende een half. Mer die goede mannen baden so lange den hertoge ende den rade van brabant dat de hertoge voor Louen quam leggen met groten volcke Ten laetsten was daer een pays gemaect also dat dye voorseyde goede mannen int regimente comen souden ende dat recht houden so si ghewoonlic waren, ende hair rantsoen dat si gegeuen hadden souden si op die stadt van Louen weder verhalen Mer si cochten erfrenten ende lijfrenten om also totten haren te comen, want anders en conden si daer niet aen gheraken. etcetera. Ende hertoghe Wencelijn brack op sijn belegge ende creech weder een somme gelts menich dusent. Wantmen seyt dat hi binnen desen voorscreuen termine wt Louen meer schats creech dan de stadt uten gronde weert was Hi maecte mit dien ghelde tslot te Vyluorden, ende daer en bouen behielt hy noch een grote somme gelts op Louen tsinen behoeue als hise eysschen soude Om welcker schattinge die stadt seer verarmt ende als eygen wert, twelc schade was voor dat gemeyn lant Twelck der stadt hier in seer behulpich geweest is sonderlinge die van Bruessel die hem daer getrouwelijck in quitende waren ende hebbense op haren eersten staet bracht bi behulpe van somige here

Dat 47ste kapittel. Hoe de gemeente te Leuven en te Brussel opstond. En hoe hertog Wenceslaus Leuven belegerde. En hoe hij voor Ravenstein trok, daarna in Savoie en daarna voor Hemmersbach, wat hij won.

En grote beroerte is te Leuven opgestaan die begonnen werd van Peter Couterel, de meier van Leuven, die een al te listige en zorgelijke man was. En dat kwam toe bij die gelegenheid dat er een man met vissen te Leuven waar kwam gevaren en hij bleef steken in de loop zodat hij er niet uitkomen kon. En omdat hij graag te Leuven ter venten geweest was zo nam hij een paard die daarbij in de weide ging waar hij zich mee behielp en raakte eruit. Toen deed hij dat paard weer in de weide. Dit zag een kwade men die dat in kwaad overdroeg Peter de meier dat de ander het paard gestolen had. Dus werd die man gevangen en van diefstal aangesproken, maar hij werd van de schepenen los en vrij gewezen. Wat de meier zeer kwalijk nam en wilde de onschuldige man niet laten gaan zodat de meier begon te twisten met de wet. En omdat hij hem niet vrijliet van dat vonnis zo hij schuldig was te doen zo wilde ze hem voor geen meier houden. Toen trok Peter Couterel naar hertog Wenceslaus die in Tervuren lag en zei dat de wet hem afgezet had en de hertog veel te kort deed en klaagde over de wet. Toen was daar een van de grootste die bij de hertog waren en zei tot hem aldus; ‘Heer, ge wordt uw stad nimmermeer machtig, ge doet zoveel dat de gemeente opstaat en dat ze de geslachten te onderbrengen.’ Deze boze raad gaf die man en al antwoordde de hertog niet daarop zo ging Peter Couteral daarop nochtans te werk en verzamelde da gemeente en maakte een muiterij tegen de heren van de wet en stond met grote scharen gewapend op een nacht op de grote markt bij de hal. ‘s Morgens ging hij met zijn lieden op het stadhuis en liet hem geven de sleutels van de stad en hij ving de goede mannen van de wet die van het geslacht waren en liet ze op de burcht leggen en maakte de wet van de gemeente en hij gaf de hertog en zijn raad veel geld dat ze het door de vingers zagen, etc.

Daarna in het jaar 1360 ontstond te Brussel een grote beroerte onder de gemeente want ze wilden 11 raadslieden maken naar hun believen. De goede heren en wet vernamen dit en om alle twist die eruit mocht rijzen neer te leggen zo brachten ze het daartoe dat er geordineerd werden 2 commissiemeesters, maar die werden afgezet van de gemeente binnen minder dan een half jaar tegen de toestemming van de heren en maakten grote vergaderingen onder elkaar om tegen de heren op te staan. De heren en wethouders die dit gewaar werden gingen te raad dat ze die ambachten ontbieden zouden om te weten wie de aanstichters waren van deze beroerte. De vleeshouwers wilden niet komen en maakten zich zeer sterk, maar toen ze hun ordinantie hadden gemaakt om de heren te bevechten zo werden ze geschoffeerd en de belangrijkste aanstichters gevangen. In hun huizen werden kokende ketels gevonden met kalk, pek en andere dingen om de heren daarmee te bederven hadden ze tot hun bedoeling kunnen komen. En aan die van de kapellen parochie die met groot gekrijs aan de steenpoort waren en die bestormden om naar de markt te komen, hen waren gezonden 2 geestelijke mannen om te onderwijzen van hun doling zodat ze gestild werden. En de heren vingen met wijsheid de belangrijkste van de kapel en deden daar justitie over want het andere eenvoudige volk toen ze vernamen hoe het met de vleeshouwers vergaan was zo vloog iedereen zo gauw hij kon en zo verging dat zotte voornemen van de gemeente.

Na dat de goede mannen zo boven gezegd is te Leuven lange gevangen gelegen hadden op de burcht en dat ze van hertog Wenceslaus geen hulp vernamen zo hebben ze hun losgeld gemaakt met Peter Couterel naar zijn eis en de helft wel meer dan ze toestaan konden. En omdat hij de hertog of zijn heren grote som geld gaf zo deed hij alles wat hij wilde met zijn helpers twee jaren lang en een half. Maar de goede mannen baden zo lang de hertog en de raad van Brabant dat de hertog voor Leuven kwam liggen met groot volk. Tenslotte werd daar vrede gemaakt alzo dat de voor genoemde goede mannen in het regiment komen zouden en dat recht houden zo ze gewoon waren en hun losgeld dat ze gegeven hadden zouden ze op de stad van Leuven weer verhalen. Maar ze kochten erfrenten en lijfrenten om alzo tot zichzelf te komen, want anders konden ze daar niet aan komen, etc. En hertog Wenceslaus brak op zijn belegering en kreeg weer een som geld, menige duizend. Want men zegt dat hij binnen deze termijn uit Leuven meer schatten kreeg dan de stad met de grond waard was. Hij maakte met dat geld het slot te Vilvoorden en daarboven behield hij noch een grote som geld op Leuven tot zijn behoefte als hij het eisen zou. Om welke schatting de stad zeer verarmd en als eigen werd wat schade was voor dat het gewone land. Wat de stad hierin zeer behulpzaam is geweest is en vooral die van Brussel die hen daar getrouw in kwijten en hebben het op de eerste staat weer gebracht met de hulp van sommige heren.

Alsmen screef .M.CCC.lxiij. wert die vijfste Kaerle coninc van Vrancrijcke gecroont seer eerlijc te Riemen, diemen heet die wijse coninc, wiens vader hete coninc Jan ende had te wiue hertoge wencelijns suster. Dus was Wencelijn oom van desen coninc kaerle, dair om track hi derwaerts met grooten state dair hi blidelic vanden coninc ontfangen was. Daer was die coninc van Cypers ende veel ander heren Die feeste was seere costelijc ghehouden vijf dagen lanc duerende

Als hertoge wencelijn in Brabant te Bruessel comen was bi sijnre vrouwen, omtrent een iaer daer nae track hi met machte voor Rauesteyn tegen den heere van Valckenborch daer hy veel assaulten op dede, mer ten lesten so liet hijt staen

Binnen den seluen iare quam een nieu mare totten hertoge datter in Sauoyen een groot geselscap vergadert was, gelijc wijlen eer die ongelouige hunen oft wandelen, dye groot quaet int lant al om deden. Si waren vergadert wt vele landen ende meynden alle die eedelen doot te slaen ende waren in diuersche plecken meer dan .C.M. ende si roofden veel landen tusschen die Seyne ende die loyre tot Vendomme ende montargijs. Si hadden een coninc onder hem lieden gecoren, die bouen alle dander quaet ende vol ouerdaets was geheten Jaques bonhom van Cleermont geboren Eenen ridder vingen si dien brieden si int gesichte van sijnre huysurouwen ende sijnre kinderen, haer dwingende daer af teten Dair na doden si die kinder mitten moeder Noch enen ridder bonden si aen een stake, violerende sijn vrouwe in sijn presentie ende sijn dochteren Daer na doden si die vrouwe die beurucht was ende hair kinderen daer na den ridder. Niemant en conde se wederstaen, want si waren meer dan C.M. vechtender mannen Nochtan so [145v] wasser een groot deel af verslagen in vrancrijcke vanden coninc van Nauarre. Ende haer coninc Jaques was geuangen ende leuende gheuilt, daer na gehangen. Nochtans ontvlootter die meeste menichte ende maecten weder vergaderinge seer sterckelic ende quamen na Almanien, mer hertoge Wencelijn reysende nae Sauoyen metten hertoghe van Baren ende Loreynen wederstondense ende iaechdense tot in Sauoyen daer sise alle versloegen. Ende aldus verginc dit quaet geselscap ende sijn alle quader doot gestoruen Daer na is hertoge wencelijn met sinen volcke in Brabant ghekeert met blijtscapen

Jnt iaer daer na alsmen screef .M.CCC. ende lxvi. so track hertoge wencelijn voor tslot geheeten Heymersbach met groter macht twelc si al om beleyden want si die straten ende cooplieden van brabant ende van anderen contreyen beroofden daer si mochten Ende die Brabanters bestormden tslot ende wonnent ten lesten ende werdt al inden gront ter neder gheuelt ende slecht ghemaect

Jn dezen tijde was dat volc alte lichtuerdich, ydel, verwaent, ende boos So dat den wisen ende geleerden seer verwonderde hoe dat volc so in quaetheden verandert was, daer veel reden toe allegeert werden Onder welc die meeste reden geuonden wert om des wille,dat de ouders haer kinder van ioncx niet op en voeden wijslic corrigerende, noch lerende hoe si kerstelic leuen sullen, met latense in weelden ende in sonden op wassen ende dan en hebben si scaemte och vreese mer werden hartneckich. etcetera.

Toen men schreef 1362 werd de vijfde Karel koning van Frankrijk zeer fatsoenlijke gekroond te Reims die men de wijze koning noemt, wiens vader was koning Jan en had tot wijf de zuster van hertog Wenceslaus. Dus was Wenceslaus oom van deze koning Karel en daarom trok hij derwaarts met grote staat waar hij blijde van de koning ontvangen werd. Daar was de koning van Cyprus en veel andere heren. Dat feest werd zeer kostbaar gehouden dat vijf dagen lang duurde.

Toen hertog Wenceslaus in Brabant te Brussel gekomen was bij zijn vrouw en omtrent een jaar daarna zo trok hij met macht voor Ravestein tegen de heer van Valkenburg waar hij veel aanvallen op deed, maar tenslotte liet hij het staan.

Binnen hetzelfde jaar kwam nieuws bij de hertog dat er in Savoie een groot gezelschap verzameld was, gelijk wijlen eerder de ongelovige Hunnen of Wandalen die groot kwaad in het land alom deden. Ze waren verzameld uit vele landen en meenden alle edelen dood te slaan en waren in diverse plekken meer dan 100 000 en ze beroofden veel landen tussen de Seine en de Loire tot Vendome en Montargis. Ze hadden een koning onder hen gekozen die boven alle anderen kwaad en veel overdaad deed en was geheten Jacques Bonhomme van Clermont geboren. Een ridder vingen ze en die braadden ze in het gezicht van zijn huisvrouw en zijn kinderen en dwongen haar daarvan te eten. Daarna doodden ze de kinderen met de moeder. Noch een ridder bonden ze aan een staak en verkrachtten zijn vrouw in zijn tegenwoordigheid en zijn dochters. Daarna doodden ze de vrouw die bevrucht was en haar kinderen en daarna de ridder. Niemand kan ze weerstaan want er waren meer dan 100 000 vechtende mannen. Nochtans zo was er een groot deel van verslagen in Frankrijk van de koning van Navarra. En hun koning Jacques was gevangen en levend gevild en daarna gehangen. Nochtans ontkwam de grootste menigte en maakten weer zeer sterke verzamelingen en kwamen naar Allemagne, maar hertog Wenceslaus reisde naar Savoie, maar de hertog van Baren en Lorraine en weerstonden en verjoegen ze tot in Savoie waar ze hen allen versloegen. En aldus verging dit kwade gezelschap en zijn allen een kwade dood gestorven. Daarna is hertog Wenceslaus met zijn volk in Brabant gekeerd met blijdschap.

In het jaar daarna toen men schreef 1366 zo trok hertog Wenceslaus voor het slot geheten Hemmersbach met grote macht wat ze alom belegerden want ze hadden de straten en kooplieden van Brabant en van anderen contreien beroofd waar ze mochten. En de Brabanders bestormden het slot en wonnen het en tenslotte werd alles in de grond neergeveld en geslecht.

In deze tijd was al dat volk lichtvaardig, ijdel, verwaand en boos. Zodat de wijzen en geleerden het zeer verwonderde hoe dat volk zo in kwaadheid veranderd was, waar veel reden toe gedaan werden. Waaronder de meeste reden gevonden werd omdat de ouders hun kinderen van jongs af niet opvoedden en wijs corrigeerden, noch leerden hoe ze christelijk leven zouden met in weelde laten en in zonden op te groeien en dan hebben ze schaamte of vrees, maar worden hardnekkig, etc.

Dat xlviij. capitel. Hoe hertoge reinout die outste boeder van Gelre wert geuangen van sinen ioncsten broeder Ende hoe die oorloge began tusschen de Brabanders ende die Gheldersche

DJe hertoge van Gelre Reinout die hadt van sijn eerste wijff twee dochteren. doutste gaf hi den graue van Cleue daer si geen kinder af en creech ende na die doot troude si den graue van Bloys. Die ioncste dochter van Reynout voorscreuen nam te wijue graue Willem van Gulic ende wert namaels ghemaect marcgraue, dese wan aen sijn wijf een sone die ooc Willem heet Hertoge Reynouts ander vrouwe was sconincs dochter van engelant [suster] vanden derden Eduwaert Aen dese vrou wan hertoge reynout twee sonen ende niet meer. Die outste heet Reynout die na sinen vader troude vrou Marie van Brabant hertoge Jans dochter vrou Jannen suster, dat lant van Gelre een wijltijts met ruste regerende, hoe wel nochtan dat enige seyden dat bat toebehoorde der outster dochter vanden voorscreuen ouden Reynout geboren van sijnen eersten wijue die den graue van Bloys ghetrout hadde. etcetera.

Jn desen tide was binnen den lande van Gelre grote tweedracht van tweerhande partijen, deen heten Bronchorsteren, ende dander heeckerlinge die malcander seer hateden, mer hertoge Reinout doe regerende verhief die heeckerlingen Waer af die Bronchorsteren niet wel te vreden en waren ende claechdent sijn broeder Eduwaert die met groter machte tegen sinen broeder Reynout quam te velde tegen die Heeckerlinge, daer Reynout geuangen wert ende die Heeckerlinge hadden die nederlage

Als vrou Marie haren heere gheuangen wiste so claechde sijt hair sustere vrou Janne van Brabant tgheene datter gheschiet was. Dies hertoghe [146r] wencelijn met grammen moede volc van wapen int lant sandt op Eduwaert die hem met fortse af wonnen Bommelreweert mer nader hant maecte hi hem sterck ende creech tgeen dat hi verloren hadde. etcetera. Groot discoort begonster te risen tusschen hertoge wencelijn van Brabant ende den hertoge van Gelre, so dat hertoge wencelijn met groter heyrcracht van Brabanders ende ander volc int lant van Ghelre quam vangende ende spannende Mer bi middele van somige heeren so wert teenen payse gebracht, nochtans bleef Reynout voorscreuen geuangen so lange dat Eduwaert inden strijt voor Basewildere vanden brabanters verslagen bleef, also hier na volgen sal

Dat 48ste kapittel. Hoe hertog Reinout, de oudste broeder van Gelre, gevangen werd van zijn jongste broeder. En hoe de oorlog begon tussen de Brabanders en de Gelderse.

De hertog van Gelre, Reinout, die had van zijn eerste wijf twee dochters. De oudste gaf hij de graaf van Kleef waar ze geen kinderen van kreeg en na zijn dood trouwde ze de graaf van Blois. De jongste dochter van Reinout nam tot wijf graaf Willem van Gulik en werd later markgraaf gemaakt, deze won aan zijn wijf een zoon die ook Willem heette. Hertog Reinout’ s volgende vrouw was de dochter van de koning van Engeland (zuster) van de derde Eduard. Aan deze vrouw won hertog Reinout twee zonen en niet meer. De oudste heette Reinout die na zijn vader trouwde vrouw Maria van Brabant, de dochter van hertog Jan, de zuster van Johanna die dat land van Gelre een tijdje met rust regeerde, hoe wel nochtans dat enige zeiden dat het beter toebehoorde de oudste dochter van de oude Reinout geboren van zijn eerste wijf die de graaf van Blois getrouwd had, etc.

In deze tijd was binnen het land van Gelre grote tweedracht van tweeërhande partijen, de ene heette die van Bronckhorst en de ander Heeckeren die elkaar zeer haatten, maar hertog Reinout die toen regeerde verhief de Heeckeren. Waarvan die van Bronckhorst niet goed te vreden waren en klaagden het zijn broeder Eduard die met grote machte tegen zijn broeder Reinout te velde kwam tegen die Heeckeren waar Reinout gevangen werd en de Heeckeren hadden de nederlaag.

Toen vrouw Maria haar heer gevangen wist zo beklaagde ze het haar zuster vrouw Johanna van Brabant wat er geschied was. Dus hertog Wenceslaus ging met gram gemoed en met volk van wapens op Eduard af die hem met kracht afwon Bommelerwaard, maar naderhand maakte hij zich sterk en kreeg hetgeen hij verloren had, etc. Grote twist begon er te rijzen tussen hertog Wenceslaus van Brabant en de hertog van Gelre zodat hertog Wenceslaus met grote legermacht van Brabanders en ander volk in het land van Gelre kwam. Maar door bemiddeling van sommige heren werd het tot een vrede gebracht, nochtans bleef Reinout gevangen en zo lang dat Eduard in de strijd voor Baesweiler van de Brabanders verslagen bleef, alzo hierna volgen zal.

Dat .xlix. capitel. Hoe dorloge began tusschen hertoge wencelijn van Brabant ende marcgraue willem van Gulick. Ende vanden stride te Baeswildere daer hertoge wencelijn gheuangen wert

GRote twist began te risen tusschen den hertoge van brabant ende den marcgraue willem van Gulic om dat hi dye schade der cooplieden van Brabant die in sijn lant gedaen was bouen den gesworen lantvrede niet oprechten en wilde also zijn voorders gelooft hadden te doen, hoe wel nochtan dat hi dick van hertoge wencelijn vermaent was, mer willem van Gulick versmade die brieuen om dat hi in Brabant niet te verliesen en had, ende also brack hi tverbont dat zijn voorders metten hertoge van brabant gemaect hadden Des die hertoge toornich wert ende met heyrcrachte is hi gecomen te Baeswilder in Gulicker lant Hi hadt met hem Gwijt den graue van Saintpoel, Robrecht sgrauen broeder van Namen ende veele baenroetsheeren wt brabant ende lutzenborch So had hi vergadert .viiij.M. mannen oft meer, rouende al dat hi in sijn ghemoete vant. Dye marcgraue willem van Gulijck was seer verwondert als hi die brabanters so haestelic in sijn lant vernam Ende ontboot sijn swagere den hertoge van Gelre Eduwaert, wiens broeder Reynout geuangen lach. Dese quam willichlic met alle sijn macht den marcgraue willem te hulpe om hem te wreeken op wencelijn vander saken voorseyt. Oock had die bisscop van Colen groot volc gesonden heer willem van Gulic ende andere wt Almanien, wt westualen ende van elders so dat die marcgraue seere sterck was Dair wert gehouden een dachuaert van beyde sijden tot cleynen profite so dat tot eenen stride quam Som wise heren rieden hertoge wencelijn dat hy op dien dach niet strijden en soude mer dat hi vertoeuen soude na heer Jacob van Bourbon sijnen neue dye met hem veel edelingen wt Vrancrijcke te hulpe quam. Andere onriedent segghende dat scande waert te beyden want si sterck genoech waren. Doen stelde hertoge wencelijn sijn volc in .ij. scaren Die eerste beleyde hi selue ende die heere Guijt van Saintpol met .vi.M. seere vrome mannen ende ten stride wel geleert Dander tweede schare omtrent .ij.M. had dongetrouwe graue Robrecht van Namen in sijn beleet om die achterhoede te bewaren Desgelijcx stelde oock die marcgraue sijn volck in twee scharen Deerste behielt hi ende Eduwaert van Ghelre in hair beleden met menigen vromen man, ende sijn tweeste scare beual hi een van sinen getrousten heeren om die achterhoede te bewaren

Dat 49ste kapittel. Hoe de oorlog begon tussen hertog Wenceslaus van Brabant en markgraaf Willem van Gulik. En van de strijd te Baesweiler waar hertog Wenceslaus gevangen werd.

Grote twist begon te rijzen tussen de hertog van Brabant en de markgraaf Willem van Gulik omdat hij de schade der kooplieden van Brabant die in zijn land gedaan was boven de gezworen landvrede niet herstellen wilde, alzo zijn voorvaders beloofd hadden te doen, hoe wel nochtans dat hij vaak van hertog Wenceslaus vermaand was, maar Willem van Gulik versmaadde de brieven omdat hij in Brabant niets te verliezen had en alzo brak hij het verbond dat zijn voorvaders met de hertog van Brabant gemaakt hadden. Dus werd de hertog vertoornd en kwam met legermacht te Baesweiler in het land van Gulik. Hij had met hem Guido, graaf van Saint-Pol, de broeder van graaf Robert van Namen en vele baanderheren uit Brabant en Luxemburg. Zo had hij verzameld 8000 mannen of meer en roofden alles dat in hun ontmoeting kwam. De markgraaf Willem van Gulik was zeer verwonderd toen hij de Brabanders zo haastig in zijn land vernam en ontbood zijn zwager de hertog van Gelre, Eduard, wiens broeder Reinout gevangen lag. Deze kwam gewillig met al zijn macht markgraaf Willem te hulp om zich te wreken op Wenceslaus van de zaak voorzegt. Ook had de bisschop van Keulen groot volk gezonden aan heer Willem van Gulik en andere nuit Allemagne wen Westfalen en van elders zodat de markgraaf zeer sterk was. Daar werd gehouden een gerecht van beide zijden met weinig profijt zodat het tot een strijd kwam. Sommige wijze heren raden hertog Wenceslaus aan dat hij op die dag niet strijden zou, maar dat hij wachten zou op heer Jacob van Bourbon, zijn neef, die met hem veel edelen uit Frankrijk te hulp kwam. Andere ontraden het en zeiden dat het schande was te wachten want ze waren sterk genoeg. Toen stelde hertog Wenceslaus zijn volk in 2 scharen. De eerste leidde hij zelf en de heer Guido van Sainy-0Pol met 6000 zeer dappere mannen en ten strijde goed geleerd. De andere tweede schare omtrent 2000 had de ontrouwe graaf Robert van Namen in zijn beheer om de achterhoede te bewaren, Desgelijks stelde ook die markgraaf zijn volk in twee scharen. De eerste hield hij en Eduard van Gelre met menige dappere man en zijn tweede schaar beval hij een van zijn trouwste heren om de achterhoede te bewaren.

Hoe die strijt began ende eynde nam. [146v]

DEse twee heyren ghereet sijnde so ghenaecten si malcander mit groot gecrijsch, daer die hertoge van gelre inden eersten oploop doot wert geschoten ende was wten stride ghedragen Seer lange was daer geuochten mer ten lesten creech hertoghe wencelijn victorie. die westualinge waren daer al verslaghen Daer vinck heere Jan van Dyegem den marcgraue van Gulick,twelc die Gulicsche partie siende gauen die rugge ende dye Brabanders veruolchdense ende sloegender veel doot int vlien Als dese victorie was gesciet so keerden die Brabanders daer den strijt geschiet was, elc ginc hem te rusten stellen Somige pilgeerden, som clommen si van haer paerden sonder ordinancie als lieden die nieuwers op en dachten Dit siende die achterhoede vander Gulicscher siden quam van besiden seer vromelic int Brabantsche volc twelc sonder ordinancie was so onuersienlic dat hi se al verstroyde, ende dander die waren geulucht quamen weder in ordinancien ende versloegender vele dien si vonden som sittende ter aerden, som pilgeerende Niet te min hertoge wencelijn stelde sijn volc bi een so hi best mochte ende weerde hem vromelick, mer hi wert ten lesten geuangen ende noch meer ander edelingen met hem. want heer Robrecht die graue van Namen die dachterhoede te beleiden had en wilde noch en dorste den hertoge niet te bate comen Doen wert daer gheuangen heere Jan van Diegen die den marcgraue willem moste quijtschelden sinen eet die hi ghedaen [147r] had ende gelouen dat hi nemmermeer en soude vermanen dat hi hem hadt geuangen Ende die here Gwijt van Saintpol die bleef onder die doden leggen daer hi iammerlic vermoort was van een snoden katiue die dair af loon na werck ontfinck. want marcrgrau willem deden hangen als hi hem des beroemende was seggende hoe hi een rijck here onder de dode vant roepende Saintpol, saintpol dat hi hem doe versloech meynende dair af danc te hebben Dus was de graue van saintpol vermoort, twelc sijn sone heer Walrauen daer na swaerlic gewroken heeft also ghi noch horen sult Ende hertoge wencelijn was van daer gheuoert tot Nyegge daer hi lanck geuangen lach Dese strijt geschiede alsmen screef .M CCC lxxi. op sinte Simpporiaens dach

Als vrou Janne van Brabant dese tidinge vernam so was si droeue ende so waren ooc die edele vanden lande ende spraken seere opten capiteyn Robrecht van Namen, ende ooc op die geen die den strijt toe geiaecht hadden ende wilden niet verbeyden tot dat here Jacob van Bourbon wt vrancrijcke gecomen waer met macht van volcke hertoge Wencelijn te hulpe, twelc den lande van brabant groot profijt gheweest soude hebben hadde dye hertoghe niet gheuangen geweest, hoe wel nochtans dat wencelijn wt ghelaten wert van marcgraue willem van Gulic wt ontsien vanden keyser sinen broeder

Jn dese vanghinge gheschiede een wonderlijc dinck van twee ridderen, deen was geheten Geert van Obyes, ende dander heet heer Willem van Rees. Dese willem was geuangen inden eersten strijt daer hertoge wencelijn victorie had ende die voorscreuen Gheert van Obyes van Bruessel geboren. Ende nader hant so ghi gehoort hebt werden die brabanters int pilgeren verstroyt ende geuangen, ende dese voorscreuen Gheert wert metten hertoge sijnen heere int lant van Gulick gheuoert Ende willem van Rees wiste niet waer sijn meester was dien geuangen had, ende bleef te Bruessele als een ghetrou man soe lange om sijnen eet te houden dien hi gedaen hadde als prisonier tot dat die voorscreuen Gheert zijn meester metten anderen wter vangenis ghelost thuys quamen, twelck hem seer te prijsen was

Als keyser Kaerle hertoghe wencelijns broeder vernam hoe sijn broeder geuangen lach, soe was hi seer toornich ende begonst een proces te maken mitten princen vanden rijcke om mit vonnisse berouen heer willem van Gullic van alle sijn heerlicheden. Doe wert hertoge wencelijn wter gevangenisse gelaten sonder enich rantsoen los ende vry, maer die ander gheuangen wt brabant bleuen noch gheuangen

Daer na wert hertoge Reynout van Ghelre wter gevangenisse gelaten biden gemeynen rade des lants, mer hi sterf corts daer na ouermits dye veranderinge der lucht. waer om dat vrou Marie van Brabandt sijn huysurou ende al tlant seer droeuich was want hi noch sijn broeder geen orije achter gelaten hadden. Vrou Marie weduwe sijnde vrou Jannen suster dede maken op die aerde van Brabant tslot van Oeye ende die borch van Turnout, twelck hair goedinge was daer si haren tijt meest op leyde na haers heren doot [147v]

Groten twist ghereesser int lant van Gelre, wantter noch .ij. susteren waren vanden voorbedde, waer af doutste getrout had die graue van Bloys ende dander hadt getrout marcgraue Willem van Gulic voorseyt die van sijnder vrouwen had .ij. sonen ende een dochter. Dese marcgraue wilde tlant aen hem trecken dat op geen vrouwen versteruen en mocht alsser mans geslachte leuendich waer vanden bloede gecomen. Die graue van Bloys wilde seggen tlant sijn te sine om dat hi doutste dochter hadt so datter grote orloge ende discoort tusschen den .ij. heren geuiel Ten lesten wert die ionghe Willem willems van Gulicx sone hertoge van Gelre, ende na sijns vaders doot hertoge van Gulic Dus quam tlant van Gelre ende van Gulick eerst te gader ende onder eenen heere

Hoe die strijd begon en einde nam.

Deze twee legers die gereed waren zo raakten ze elkaar met groot gekrijs waar de hertog van Gelre in de eerste aanval dood werd geschoten en uit de strijd gedragen. Zeer lang werd daar gevochten, maar tenslotte kreeg hertog Wenceslaus victorie, de Westfalen waren daar allen verslagen. Daar ving heer Jan van Diegem de markgraaf van Gulik wat die van Gulik zagen en gaven de rug en de Brabanders achtervolgden ze en sloegen er velen dood in het vlieden. Toen deze victorie was geschied zo keerden de Brabanders daar den strijd geschied was en elk ging ter rusten. Sommige plunderden, sommige klommen van hun paarden zonder ordinantie als lieden die nergens aan dachten. Dit zag de achterhoede van de zijde van Gulik en kwam bezijden zeer dapper in het Brabantse volk wat zonder ordinantie was en zo onvoorzien dat het geheel verstrooid werd en de anderen die gevlucht waren kwamen weer in ordinantie en versloegen er velen die ze vonden soms zittend ter aarden, soms rovend. Niettemin, hertog Wenceslaus stelde zijn volk bijeen zo goed hij kon en verweerde hem dapper, maar hij werd tenslotte gevangen en noch meer andere edelen met hem want heer Robert, de graaf van Namen, die de achterhoede te leiden had wilde noch durfde de hertog niet te baat komen. Toen werd daar gevangen heer Jan van Diegem die de markgraaf Willem kwijt moest schelden zijn eed die hij gedaan had en beloven dat nimmermeer zou vermanen dat hij hem had gevangen. En de heer Guido van Saint-Pol die bleef onder de doden liggen waar hij jammer vermoord was van een snode ellendige die daarvan loon naar werken ontving want markgraaf Willem liet hem hangen toen hij zich beroemende en zei hoe hij een rijke heer onder de doden vond en riep; ‘Saint-Pol, Saint-Polՠdat hij hem toen versloeg en dacht daar dank van te hebben. Dus was de graaf van Saint-Pol vermoord wat zijn zoon heer Walram daar zwaar gewroken heeft alzo ge noch horen al. En hertog Wenceslaus was vandaar gevoerd te Nyegge waar hij lang gevangen lag. Deze strijd geschiedde toen men schreef 1371 op Sint Symphorianus dag. (22 augustus)

Toen vrouw Johanna van Brabant deze tijding vernam zo was ze droevig en zo waren ook de edelen van het land en spraken zeer op kapitein Robert van Namen en ook op diegene die de strijd aangejaagd had en wilden niet wachten totdat heer Jacob van Bourbon uit Frankrijk gekomen was met macht van volk om hertog Wenceslaus te helpen wat het land van Brabant grote profijt geweest zou hebben gehad was de hertog niet gevangen geweest, hoewel nochtans dat Wenceslaus vrij gelaten werd van markgraaf Willem van Gulik vanwege ontzien van zijn broer de keizer.

In deze gevangenis geschiedde een wonderlijk ding van twee ridders, de ene was geheten Geert van Obies en de ander heette heer Willem van Rees. Deze Willem was gevangen in de eerste strijd waar hertog Wenceslaus victorie had en de Geert van Obies van Brussel geboren. En naderhand zo ge gehoord hebt werden de Brabanders in het roven verstrooid en gevangen en deze Geert werd met de hertog zijn heer in het land van Gulik gevoerd. En Willem van Rees wist niet waar zijn meester was die hem gevangen had en bleef te Brussel als een trouwe man en hield zo lang zijn eed die hij gedaan als gevangene totdat de heer Geert zijn meester met de anderen uit de gevangenis verlost thuiskwam, wat hem zeer te prijzen was.

Toen keizer Karel, de broer van hertog Wenceslaus, vernam hoe zijn broeder gevangen lag zo was hij zeer vertoornd en begon een proces te maken met de prinsen van het rijk om via vonnis heer Willem van Gulik te beroven van al zijn heerlijkheden. Toen werd hertog Wenceslaus uit de gevangenis gelaten zonder enig losgeld los en vrij, maar de ander gevangenen uit Brabant bleven noch gevangen.

Daarna werd hertog Reinout van Gelre uit de gevangenis gelaten bij algemene raad van het land, maar hij stierf kort daarna vanwege de verandering der lucht waarom dat vrouw Maria van Brabant, zijn huisvrouw, en al het land zeer droevig was want hij liet noch een broeder noch een erfgenaam na. Vrouw Maria, weduwe zijnde, liet vrouw Johanna, haar zuster, op de aarde van Brabant het slot van Ooij maken en de burcht van Turnhout wat haar vergoeding was waar ze haar tijd mest op legde na de dood van haar heer.

Grote twist rees er int het land van Gelre want er waren noch 2 zusters van de vorig huwelijks waarvan de oudste getrouwd was met de graaf van Blois en de ander met de markgraaf Willem van Gulik die van zijn vrouw 2 zonen en een dochter had. Deze markgraaf wilde het land aan zich dat op geen vrouwen versterven mocht als er mannen geslacht leefde van bloed gekomen. De graaf van Blois wilde zeggen dat het land de zijne was omdat hij de oudste dochter had zodat er grote oorlog en twist tussen de 2 heren gebeurde. Tenslotte werd de jonge zoon van hertog Willem van Gulik hertog van Gelre en na zijn vaders dood hertog van Gulik. Dus kwam het land van Gelre en van Gulik eerst tezamen en onder een heer.

Jck keer weder op hertoge Wencelijn die welck al was hi los ende vry wter gevangenis gelaten, so en waren sijn edelen nochtan die met hem geuangen waren niet los noch vry, mer si mosten hare rantsoen swaerlic betalen. Ende hertoghe wencelijn om dat hi haer heere was wilde dat betalen, ende daer om so socht hi aenden staten des landts van brabant hulpe ende succours om gelt te hebben ende succours om gelt te hebben ende scattinge Twelck die steden van brabant hem consenteerden ende beloofden hem te geuen ix.C.M.. vilvortsche mottoenen Mer die steden van brabant en wilden niet datmen elders gheuen soude dan voor den vreemden ende wtlantsche heren ende ruyteren die mitten hertoge geuangen waren, op datse namaels geen scade en daden den cooplieden van brabant, ende ordineerden selue goede mannen dye dit gelt bestellen ende ontfangen souden ten profite des lants Waer om dat dye hertoge ende somige heeren bi hem sijnde gestoort waren op die steden van Brabant, want aen die handelinge gheen verlies en was Ende hi trac wt Bruessele ende maecte sijn ligginge te Genapien in walsch Brabant, daer hi grote vergaderinge maecte van volc van wapenen ende bereet die stadt van Nyeuele int iaer alsmen screeff M CCC. ende .lxxiiij. opten .ix. dach van April. Maer door die wijsheit des bisscops ende capittel ende stede van Ludic so wertter een tractaet van payse gemaket tusschen den hertoge ende hertoginne ende den steden van Brabant als Louen, Bruessel .etcetera vergiffenisse bidden souden tot harer belieften als si dat begheren sullen. Ten anderen so mosten die steden van brabant om datse eenige verbonden met malcander gemaect hadden die wile dat die hertoge geuangen geweest hadde die brieuen dair af tonen nae sijnre begeerten. Ten derden dat die renten vanden lande dye bi tijden van hertoge Jan vrou Jannen vader verset waren weder om ghequeten ende ghelost souden werden vanden scattingen in Brabant die af cortende. etcetera.

Jtem vanden voorseyde .ix.C.M. mottoenen sullen dye steden ende dat platte lant betalen .viij.C.M. ende dye gheestelicheyt .C.M. Ende noch om meerder vrientscap te onderhouden so mosten die steden ende dat platte lant den hertoghe gheuen .xxvC. vanden seluen mottoenen ende die gheestelijcheyt noch .xv.C.

Jtem dese betalinghe voorseyt soude ontfangen sijn vanden genen die van [148r] den staten des lants van Brabant dair toe gheordineert waren, ende die hertoge soude ooc toe schicken van sinen volcke .ij. personen diet hem beliefde dye bi der betalinge sijn souden Voort wert wt gesproken want die somme voorseyt van .ix.C M. mottoenen niet genoech sijn en soude voor rantsoen te gheuen vanden genen die daer waren gheuangen, so was geordineert dat die hertoge ende hertoginne betalen souden datter gebrake. Ende waert dat sijs niet en daden ende datter tlant enige schade bij creghe oft eenighe cooplieden nader hant bescadicht waren, datmen dat op den hertoge ende hertoginne verhalen soude aen hair demeynen Ende voort omdat mer drie steden als Louen, Bruessel Thienen in desen raet tegenwoordich ende alleen haer consente daer toe hadden gegeuen so souden moeten nochtans alle dander steden elck na aduenant haren aendeel daer af betalen Ende waert dat hier eenige faute in gheuiel so souden dese voorscreuen steden den hertoge hier in behulpich sijn Voort soe soude alle twist ende twedracht van eenige woorden geschiet vergeten ende vergeuen wesen ten eewigen dagen behoudelic der iurisdictien vanden hertoge ende hertoghinne ende ooc vryheden ende priuilegien vanden goeden steden. etcetera.

Ooc was geordineert dat de hertoge ende hertoginne den lande ende der geestelicheyt brieuen geuen souden hier mede quijt te sijn ende staen voort aen ter ouder taxatien so si gewoonlic waren ende niet meer. etcetera. Dit dus gesloten sijnde so is die hertoghe te vreden gheweest ende is weder nae Bruessele ghereyst daer hi langhe tijt in groter ghenuechten gheleeft heeft

hier en binnen alsmen screef .M.ccc. ende lxxvi. so is kaerle de .iiij. keiser shertogen broeder in Brabant gecomen op sinte Andries dach met grooter eeren ontfangen ende vanden edelen van Brabant beschoncken ende begift was Daer na is hi na Vrancrijcke getrocken daer hem die hertoge geleyde tot in Vrancrijke met groten state ende is weder te bruessel in Brabant ghekeert

Omtrent desen iare so wert scisma van twee pausen in die heylige kercke, also sinte Katherina vander Seynen vander Predicaer oorden corts teuoren ghepropheteert hadt Ende waren eerst ghecoren die .vi. paus Vrbanus, ende die vij. paus Clement. Ende alsoe voort altijt .ij. pausen regnerende omtrent .xl. iaer lanck. etcetera.

Ik keer weer op hertog Wenceslaus die al was hij los en vrij uit de gevangenis gelaten zo waren zijn edelen nochtans die met hem gevangen waren niet los noch vrij, maar ze moesten hun losgeld zwaar betalen. En hertog Wenceslaus, omdat hij hun heer was, wilde dat betalen en daarom zo verzocht hij aan de staten van het land Brabant hulp en steun om geld te hebben en schatting. Wat de steden van Brabant hem toezeiden en beloofden hem te geven 800 000 mottoenen van Vilvoorde. Maar de steden van Brabant wilden niet dat men het elders aan uitgeven zou dan voor dn vreemden en buitenlandse heren en ruiters die met de hertog gevangen waren zodat ze later geen schade de kooplieden van Brabant deden en ordineerden elf goede mannen die dit geld bestellen en ontvangen zouden ten profijt van het land. Waarom dat de hertog en sommige heren die bij hem waren verstoord waren op de steden van Brabant, want er was geen verlies aan die handeling. En hij trok uit Brussel en ging liggen te Genepin in Waals Brabant waar hij een grote verzameling maakte van volk van wapens en bereikte de stad Nijvel in het jaar toen men schreef 1374 op de 9de dag van april. Maar door de wijsheid van de bisschop en kanunniken en stad Luik zo werd er een traktaat van vrede gemaakt tussen de hertog en hertogin en den steden van Brabant als Leuven, Brussel, etc., vergiffenis bidden zouden tot hun believen als ze dat begeren zouden. Ten anderen zo moesten de steden van Brabant, omdat ze enige verbonden met elkaar gemaakt hadden de tijd dat de hertog gevangen was geweest, de brieven daarvan tonen naar zijn begeerte. Ten derden dat de renten van het land die bij tijden van hertog Jans vrouw Johanna verzet waren wede om gekweten en ingelost werden van de schattingen in Brabant die af kortend etc.

Item, van de voorgenoemde9000 mottoenen zullen de steden en dat platteland betalen 8oo000 en de geestelijkheid 100000. En noch om meer vriendschap te onderhouden zo moesten de steden en dat platteland de hertog geven 35000 van dezelfde mottoenen en de geestelijkheid noch 1500.

Item, deze betaling zou ontvangen zijn van diegene die van den staten van het land Brabant daartoe geordineerd waren en de hertog zou ook toeschikken van zijn volk 2 personen die hem beliefde die bij de betalingen zouden zijn. Voort werd uitgesproken, omdat de voorgezegde som van 9000 mottoenen niet genoeg zou zijn om als losgeld te geven van diegenen die daar waren gevangen, zo was geordineerd dat de hertog en hertogin betalen zouden dat er ontbrak. En was het dat ze het niet deden en dat er het land enige schade bij kreeg of enige kooplieden naderhand beschadigd waren dat men dat op de hertog en hertogin verhalen zou aan hun domeinen. En voort omdat maar drie steden als Leuven, Brussel en Tienen in deze raad tegenwoordig waren en alleen hun toestemming daartoe hadden gegeven zo zouden nochtans alle andere steden elk naar hun verhouding hun aandeel daarvan moeten betalen. En was het dat hierin enige fout viel zo zouden deze steden de hertog hierin behulpzaam zijn. Voort zo zou alle twist en tweedracht van enige woorden geschiet vergeten en vergeven wezen ten eeuwigen dage behouden de jurisdictie van de hertog en hertogin en ook vrijheden en privilegiën van de goede steden, etc.

Ook was geordineerd dat de hertog en hertogin het land en de geestelijkheid brieven geven zouden hiermee kwijt te zijn en stad voortaan ter ouder taxatie zo gewoonlijk was en niet meer, etc. Dit aldus gesloten zijnde zo is de hertog tevreden geweest en is weer naar Brussel gereid waar hij lange tijd in groot genoegen geleefd heeft.

Ondertussen toen men schreef 1386 zo is keizer Karel de 4de en de broer van de hertog in Brabant gekomen op Sint-Andries dag en met grote eer ontvangen van de edelen van Brabant geschonken en begiftigd. Daarna is hij naar Frankrijk getrokken daar hem de hertog begeleidde tot in Frankrijk met grote staat en is weer te Brussel in Brabant gekeerd.

Omtrent deze jaren zo werd een schisma van twee pausen in de heilige kerk alzo Sint Catherina van de Seine van de predikanten orde kort daarvoor geprofeteerd had. En waren eerst gekozen de 6de paus Urbanus en de 7de paus Clemens. En alzo voort altijd regeerden 2 pausen omtrent 40 jaar lang, etc.

Dat .l. capitel. Vander ghemeynten die te Louen opstont Ende hoe die heren te Louen in die pijken geworpen werden Ende hoe hertoge wencelijn Louen weder belach, ende van sijnre doot te Lutzenborch

DJe gemeynte van Louen begonste weder grote beruerte te maken om der groter scattingen wille dye si geuen mosten, ende nochtan werden si buten al omme gehouden ende gherasteert vanden pensionarijsen die niet betaelt en waren Mer die heeren ende wethouders van Louen maectent so datse hem seluen ende haren vrienden betaelden Twelc der ghemeynte begonste te verdrieten ende maecten heymelic vergaderinge ende beleyden ter stont der stadt huys met groter menichten, ende die gemeynten maectent also si wilden, stellende commoyngmeesters, scepenen ende raet na [148v] haren wil ende trocken van lande te lande metten zegel vander stadt lijfrechten vercopende Ende si geduerden drie iaren in desen state ende gauen den hertoge ende sijnen rade groot goet om int regiment te bliuen

Hier en binnen so heeft de hertoge wencelijn in sijn stadt van bruessel raet gehouden daer alle die staten vanden lande van Brabant vergadert waren Ende soe gebuerdet datter oock te bruessel quam van Louen die commoingmeester gheheten wouter vander leyen, die principael van desen opsetten vander gemeynten van louen, ende hi wert doot geslagen van here Jan van Kalsteren, die wt louen te Bruessel mits sijnen toe bringen was gheuloden. waer om dat die gemeynte van Louen seer gram was als si dat vernamen ende ontboden alle die hoede heren ende de beste vanden gheslachten die si opten heren huys vingen ende maecten groot ghecrijsch ende geroep van binnen Die van buten riepen met luder keelen als dulle lieden totten genen die op dat huys waren Werpt ons desen ende dien. Twelc lazen so ghedaen wert ende si ontfingense in haer pijken wel tot .xvi. of xvij toe Daer wert heer Jan platvoet iammerlic vermoort ende doot gheslagen ouermits eens weuers kint dien sach leggen onder een banck verborghen diet sijnen vader seyde, hoe hi dair achter een schutter lach die hem geerne hadt beschut vanden lijve, mer lazen hi ende die schutter waren beyde iammerliken vermoort. Daer stonden die ghemeynten bebloet vanden ellenboge totter hant toe oft si rynder oft ossen ghekeelt ende ghedoot hadden, ende alle dander werden gevangen ende iammerliken ghepersequeert

Als hertoge wencelijn dese grote tyrantscap vernam soe quam hi met groter heyrcracht voor louen int iaer M.ccc lxxxij. op sinter Claes dach, ende lach daer voor .vij. weken ende .iiij. dagen Mer het wert gheordineert ende gemaect biden capittel van Ludick dat de hertoge binnen Louen in gelaten wert ende de principale van desen opsette die werden gebannen wten lande van Brabant. Mer niemant en dede hi ontlijuen dan eenen ridder gheheeten heer Jan de swartere die metter ghemeynten van Louen aen gehouden hadt, die wert onthooft voor der stadthuys

Voort so wast gheordineert dat ten ewigen dagen vier schepenen vanden geslachten, ende drie schepenen vander gemeynten int recht sitten souden ende een commoingmeester, ende alle die gesworen souden van beyden partijen ghedeylt sijn half ende half. Dus heeft hertoge wencelijn alle dingen gheordineert ende is van daer te bruessel ghereyst, daer hi een wijltijts sinen tijt in ghenuechten gheleyt heeft

Corts daer na so is hertoge wencelijn wt Bruessel ghetogen na Lutzenborch sijn lant visiteren ende besien, daer hi met siecten beuangen wert so seere dat hi ordineerde sijn testament ende alle sijn dinghen so hi best mochte na den tijt dien hi hadde want hi cortelinge gesterff, dies alle tlant ende vrou Janne wter maten droeue waren. Ende hi wert eerlic begrauen te Oryuaels int cloostere int lant van Lutzenborch begiftende rijckelijc tgodshuys met .ij.C. gulden erflic, ende alle tlant dore werden hem schone exequien gedaen Hi sterf int [149r] iaer ons heren .M.CCC. ende lxxxiij. op onser vrouwen conceptien dach den .viij. dach in December. Dese hertoge wencelijn was seer edel wt sijnder moeder lichaem gesneden ende sijn moeder en sterff daer niet af. Sijn oude vader was die goede keyser Henrick die .vij. Dese keyser liet achter een sone die Jan heete ende was coninc van Bemen, ende dye had twee sonen. die outste was die keyser Kaerle, ende dander was hertoge wencelijn daer nv af geseit is Noch so hadde hi een dochter die coninc Jan van vrancrijcke te wiue troude Dese hertoge wencelijn was een schoon man blide van aensichte, suet van sprake, milde ende seer liberael, so dat hem veel eedelen volchden Geerne plach hi te caetsen, te tornoyen, ende tot alle genuechten was hi genegen, mer hi en was niet victorioes Hi had van vrou Janne een sone mer hi sterf ionck ende leyt begrauen te Bruessel ten carmeliten daer vrou Janne na der hant ooc begrauen wert

Dat 50ste kapittel. Van de gemeenten die te Leuven opstond. En hoe de heren te Leuven in de pieken geworpen werden. En hoe hertog Wenceslaus Leuven weer belegerde en van zijn dood te Luxemburg.

De gemeente van Leuven begon weer grote beroete te maken vanwege de grote schattingen die ze geven moesten en nochtans werden ze er geheel buiten gelaten en in beslag genomen van de pensionarissen wat niet betaald was. Maar de heren en wethouders van Leuven maakten het zo dat ze zichzelf en hun vrienden betaalden. Wat de gemeente begon te verdrieten en maakten heimelijke vergaderingen en belegerden terstond het stadhuis met grote menigte en de gemeente maakten het alzo ze wilden en stelden commissiemeesters, schepenen raad naar hun wil en trokken van land tot land met de zegel van de stad en verkochten lijfrechten. En dat duurde drie jaar in deze staat en gaven de hertog en zijn raad groot goed om in het regiment te blijven.

Ondertussen zo heeft hertog Wenceslaus in zijn stad Brussel raad gehouden waar alle staten van het land van Brabant verzameld waren. En zo gebeurde het dat er ook te Brussel die van Leuven kwamen, commissiemeesters geheten, Wouter van der Leien, de belangrijkste van deze opzet van de gemeente van Leuven, en hij werd doodgeslagen van heer Jan van Kalsteren die uit Leuven te Brussel vanwege zijn toebrengen was gevlogen waarom dat de gemeente van Leuven zeer gram was toen ze dat vernamen en ontboden alle hoge heren en de beste van de geslachten die ze op de herenhuizen vingen en maakten groot gekrijs en geroep vanbinnen. Die van buiten riepen met luide keel als dolle lieden tot diegenen die in dat huis waren; ‘Werpt ons deze en die.’ Wat helaas zo gedaan werd en ze ontvingen ze in hun pieken wel tot 16 of 17 toe. Daar werd heer Jan Platvoet treurig vermoord en doodgeslagen vanwege een wevers kind die hem zag liggen onder een bank verborgen die het zijn vader zei hoe hij daar achter een schutter lag die zich graag van het lijf had behoed, maar helaas hij en de schutter waren beide treurig vermoord. Daar stond de gemeenten bebloed van de ellenboog tot de hand toe of ze runderen of ossen gekeeld en gedood hadden en alle anderen werden gevangen en droevig verdoemd.

Toen hertog Wenceslaus deze grote tirannie vernam zo kwam hij met grote legermacht voor Leuven in het jaar 1382 op Sint-Nicolaas dag en lag er 7 weken voor en 3 dagen. Maar het werd geordineerd en gemaakt bij het kapittel van Luik dat de hertog binnen Leuven ingelaten werd en de belangrijkste van dit voornemen die werden verbannen uit het land van Brabant. Maar niemand liet hij doden dan een ridder geheten heer Jan de Zwarte die het met de gemeente van Leuven gehouden had, die werd onthoofd voor het stadhuis.

Voort zo werd er geordineerd dat ten eeuwige dagen vier schepenen van de geslachten en drie schepenen van gemeente in recht zitten zouden en een commiesmeester en alle gezworenen zouden van beiden partijen gedeeld zijn, half en half. Dus heeft hertog Wenceslaus alle dingen geordineerd en is vandaar naar Brussel gereisd waar hij een tijdje in genoegen geleefd heeft.

Kort daarna zo is hertog Wenceslaus uit Brussel vertrokken naar Luxemburg om zijn land te bezoeken en te bezien waar hij met ziekte bevangen werd en zo zeer dat hij ordineerde zijn testament en al zijn dingen zo goed hij kon naar de tijd die hij had want hij stierf gauw daarna, dus was het hele land en vrouw Johanna uitermate droevig. En hij werd fatsoenlijk begraven te Orval in het klooster in het land Luxemburg en begiftigde rijk het godshuis met 200 gulden erfelijk en het hele land door werden hem mooie uitvaartplechtigheden gedaan. Hij stierf in het jaar ons heren 1383 op onze vrouwe schepping dag de 8ste dag in december. Deze hertog Wenceslaus was zeer edel en uit zijn moederlichaam gesneden en zijn moeder stierf daar niet van. Zijn grootvader was de goede keizer Hendrik de 7de. Deze keizer liet achter een zoon die Jan heette en was koning van Bohemen en die had twee zonen. De oudste was keizer Karel en de ander was hertog Wenceslaus waarvan nu gezegd is. Noch zo had hij een dochter die koning Jan van Frankrijk te wijf trouwde. Deze hertog Wenceslaus was een mooie man, blijde van aanzicht lief van woorden, mild en zeer liberaal zodat hem veel edelen volgden. Graag plag hij te kaatsen, te toernooien en tot alle genoegens was hij genegen, maar hij was niet victorieus. Hij had van vrouw Johanna een zoon maar die stierf jong en ligt begraven te Brussel ten karmelieten daar vrouw Johanna naderhand ook begraven werd.

Dat .li. capitel. Hoe dat oirloge opstont tusschen hertoge Willem van Ghelre ende vrou Janne van Brabant

NA die doot van hertoge Wencelijn als vrou Janne met droefheden beuangen binnen Bruessele bleef sittende als een bedructe weduwe, so begonster discoort te rijsen tusschen hertoge willem van gelre, marcgraue willems van Gulic sone, om datmen hem niet en wilde ouergeuen die heerlicheden ende sloten Vucht Gangel ende Mille, die vanden heer van Heynsberge diese erflick toe behoorde verset waren an hertoge Eduwaert van Gelre om .xxiiij.M. oude schilden. Dese hertoge van gelre wt ghebreke van gelde versette dese plaetsen ende sloten, ende daer toe tlant van Crieckenbeke aen heere Jan sgrauen van Moirs iongen broeder voor xxxv.M. oude schilden Hier na gheuielt dat een machtich ridder Jan vanden velde geheeten viant wert van desen voorseiden here Jan van Moirs. Waer om hi hem beduchte dat hi niet machtich tegen den voorscreuen Jan vanden velde en was, so had hi dese heerlicheden hertoge wencelijn ende vrouw Jannen vercocht om een grote somme gelts. Corts daer na so is heer Jan van Moirs gestoruen ende so was Mille ende Gangelt verstoruen op des grauen van Moirs sijn broeders sone, want de vader des kints oec doot was. So is dese voorscreuen sgrauen sone gecomen tot hertoge wencelijn ende vrou Janne ende heeft daer ganslijck by rade van sijnen mannen alle sijn rechte ende aensprake van desen heerlicheden van Vucht Gangelt ende Millen vercocht. waer voor hem hertoge wencelijn ende vrou Janne goede brieuen verleent hebben iaerlijcx te heffen op die stad van Tricht een somme van penningen erflike renten, welcke renten sijn erfghenamen hielden vanden hertoge te leene. Mer na die doot van wencelijn so heeft hertoge willem van Gelre dese plaetsen aen hem willen trecken, seggende hoe dat[se] die here van Heynsberghe sijn oom verset hadde ende dat die pantschap hem verstoruen waer, niet willen wetende datse sijn oom hertoge Eduwaert ooc verset hadde alsoot voorseyt is, mer seyde eenpaerlic dat hem van sijns ooms wegen toe behoorde. Ende om datment hem niet ouergeuen wilde so wert hi vyant slants ende sandt onsegbrieuen an vrou Janne te bruessel dair si noch [149v] in roucamer haren here was beclagende. Als si dese ontsegbrieuen ontfangen had so seide si Nv ist tijt dat ic wt mijn camer gae, ende doe ghincse wt haer camere, ende twas meer dan een iaer dat haer here gestoruen was. Doe sandt si bi rade haren drossaet van Brabandt shertogen bossche met volck van wapen die int lant van Gelre grote schade deden, ende des ghelijcx die Geldersche in Brabant, so datter een swaer rijdende orloge gherees tot groter schaden van den landen anderhalf iaer lanc Mer cortelic daer na alsmen screef .M.CCC.lxxxvi. op sinte Michiels dach so trac tghemeyn lant met groter heyrcrachte voor die graue, twelc men scarpelic beleyde Ende hertoge willem hadt so vast beset met sijnen volcke dat quaet om winnen was. Ende die Brabanters bestormden die stadt met groten assaulte daer menich man tleuen liet. Daer clam Diederick vanden Heetuelde vromelic op die mueren ende dede die vianden achterwairt deysen, mer ten lesten was hi verladen, so dat hi vanden mueren neder geworpen was inder graften, daer menich man met voeten ouer hem liep eer hi op staen conde Die stadt had in dien storme gewonnen geweest, hadt yet langher gheduert, mer door tmiddel van somige heren wert dat stormen gelaten, daer die Gheldersche om verbliden Ende hertoge Willem van Ghelre sandt aen hertoghe Aelbrecht van Beyeren palensgraue opten Rijn, ruwaert van Hollant, zeelant ende henegouwe, diens dochter dat hi getrout hadt, hem biddende dat hi hem pais maken wilde tusschen hem ende vrou Janne ende haren lande van Brabant, want hijse te velde niet beuechten en dorste Twelc hertoge Aelbrecht geerne dede ende quam bi vrou Janne tot shertoghen bossche, daer hi so seer arbeyde als dat hijt in handen creech van beyden siden, duytsprake die hi seggen soude te achteruolgen ende van weerden te houden. Waer om dat hi geloofde den genen te helpen die sijn wtsprake van weerden hielt, ende den anderen in contrarie te vallen die den pays eerst brake Dus sijn vrou Janne metten lande van brabant ter eenre siden ende hertoge willem van Ghelre ter andere siden in hertoge Aelbrechts wtsprake gebleuen hem daer af geuende brieuen van submissien. Dese hertoge Aelbrecht hielt sijnen broeder geuangen Willem van Beyeren, die wijlen eer (also voorseit is) duytsprake dede tusschen hertoge Wencelijn ende graue Lodewijc van Vlaenderen. etcetera.

Dese hertoge Aelbrecht na dat hijt in handen had also voorseit is, so heuet hi daer af gedaen sijn wtsprake, als dat vrou Janne van brabant al hair rechten inder stadt vanden graue hebben soude so si gewoonlic had geweest voor der orlogen, ende dat een yegelic staen soude op sijn leet ende op sijn goet als voor aen beyde den partijen Ende dat alle die doden, rouinge, brant, ende ander bescadingen die inder orlogen geschiet waren van beiden siden deen voor dander staen souden Ende alle geuangen ende onbetaelt rantsoen los vry ende quijt te wesen, noch daer af nemmermeer malcanderen te beschadigen. etcetera.

Dit was duytsprake die hertoge Albrecht dede, welc vrou Janne van Brabant ende hertoge willem van Gelre approbeerden, daer af verlenende seker brieuen bezegelt met haren zegelen ende nem [150r] mermeer daer tegen te doen Dus was dit discoort vanden lande van brabant ende den hertoge van Gelre ter neder geleit mits hertoge Aelbrechts wtsprake

Dat 51ste kapittel. Hoe dat er oorlog opstond tussen hertog Willem van Gelre en vrouw Johanna van Brabant.

Na de dood van hertog Wenceslaus toen vrouw Johanna met droefheid bevangen was en binnen Brussel bleef zitten als een bedrukte weduwe zo begon twist te rijzen tussen hertog Willem van Gelre, de zoon van markgraaf Willem van Gulik, omdat men hem niet de heerlijkheden en burchten wilde overgeven van Vucht, Gangelt en Mille die de heer Heinsberg erfelijke toebehoorden en verzet waren aan hertog Eduard van Gelre voor 24 000 oude schilden. Deze hertog van Gelre verzette deze plaatsen en burchten vanwege geldgebrek en daartoe het land van Kriekenbeek aan de jongere broer van heer Jan, graaf van Moir, voor 35 000 oude schilden. Hierna gebeurde het dat een machtig ridder, Jan van de Velde geheten, vijand werd van deze heer Jan van Moir. Waarom hij vreesde dat hij niet machtig genoeg was tegen Jan van de Velde was zo had hij deze heerlijkheden aan hertog Wenceslaus en vrouw Johanna verkocht voor een grote som geld. Gauw daarna zo is heer Jan van Mois gestorven en zo was Mille en Gangelt verstorven op de graaf van Moir, de zoon van zijn broer, want de vader van dat kind was ook dood. Zo is deze graven zoon gekomen tot hertog Wenceslaus en vrouw Johanna en heeft daar geheel zijn recht en aansprak van de heerlijkheden Vucht, Gangelt en Mille op raad van zijn mannen verkocht waarvoor hertog Wenceslaus en vrouw Johanna hem goede brieven verleend hebben jaarlijks te heffen op de stad Tricht een som van penningen erfelijk renten, welke renten zijn erfgenamen van de hertog te leen hielden. Maar na de dood van Wenceslaus zo heeft hertog Willem van Gelre deze plaatsen aan hem willen trekken en zei hoe dat zijn oom de heer van Heinsberg het verzet had en ook dat het verpanden verstorven was en wilde niet weten dat zijn oom hertog Eduard het ook verzet had, maar zei eensluidend dat het hem vanwege zijn oom toebehoorde. En omdat men het niet geven wilde zo werd hij de vijand van het land en zond ontzegbrieven aan vrouw Johanna te Brussel daar ze noch in de rouwkamer van haar heer klaagde. Toen ze deze ontzegbrieven ontvangen had zo zei ze; ‘Nu is het tijd dat ik uit mijn kamer ga’; ‘Toen ging ze uit de kamer en het was meer dan een jaar nadat haar heer gestorven was. Toen zond ze bij raad van haar drost van Brabant Hertogenbos met volk van wapens die in het land van Gelre grote schade deden en desgelijks de Gelderse in Brabant zodat er een zware rijdende oorlog rees tot grote schaden van de landen anderhalf jaar lang. Maar gauw daarna toen men schreef 1386 op Sint Michiels dag zo trok het gewone land in met grote legermacht voor de graaf die men scherp belegerde. En hertog Willem had het zo vast bezet met zijn volk zodat het kwaad om te winnen was. En de Brabanders bestormden de stad met grote aanvallen waar menige man het leven liet. Daar klom Theuderik van de Heetvelde dapper op de muren en liet de vijand achteruitgaan, maar tenslotte was hij verladen zodat hij van de muren neer geworpen werd in de gracht waar menige man met voeten over hem liep eer hij kon opstaan. De stad was in die bestorming gewonnen geweest had het iets langer geduurd, maar door middel van sommige heren werd dat bestormen gelaten daar de Gelderse om verblijdden. En hiertoe zond Willem van Gelre aan hertog Albrecht van Beieren, paltsgraaf op de Rijn, Ruwaard van Holland, Zeeland en Henegouwen, wiens dochter hij getrouwd had, en bad dat hij vrede maken wilde tussen hem en vrouw Johanna en haar land van Brabant want hij durfde ze te velde niet bevechten. Wat hertog Albrecht graag deed en kwam bij vrouw Johanna te Hertogenbos waar hij zo zeer werkte zodat hij het van beide zijden de uitspraak in handen kreeg die hij zeggen zou na te volgen en van waarde te houden. Waarom dat hij beloofde diegene te helpen die zijn uitspraak in waarde hield en de andere in tegenstelling te laten vallen die de vrede brak. Dus zijn vrouw Johanna met het land van Brabant te ene zijde en hertog Willem van Gelre ter andere zijde in hertog Albrechts uitspraak gebleven en gaf hun daarvan brieven van onderwerping. Deze hertog Albrecht hield zijn broeder gevangen, Willem van Beieren, die wijlen eerder (alzo gezegd is) de uitspraak deed tussen hertog Wenceslaus en graaf Lodewijk van Vlaanderen, etc.

Deze hertog Albrecht nadat hij het in handen had zo heeft hij daarvan zijn uitspraak gedaan als dat vrouw Johanna Janne van Brabant al haar rechten in de stad van de graaf hebben zo ze gewoon was geweest voor de oorlog en dat iedereen staan zou op zijn leed en op zijn goed als voor beide partijen. En dat alle doden, roven, brand en ander beschadigingen die in de oorlog geschied waren van beiden zijden de een voor de ander zou staan. En alle gevangen en onbetaald losgeld los, vrij en kwijt zou wezen, noch daarvan nimmermeer elkaar te beschadigen, etc.

Dit was de uitspraak die hertog Albrecht deed wat vrouw Johanna van Brabant en hertog Willem van Gelre goed keurden en verleenden daarvan zekere brieven bezegelt met hun zegels om nimmermeer daartegen te doen. Dus was deze twist van het land Brabant en de hertog van Gelre neergelegd mits hertog Albrechts uitspraak.

Mer onlanc was dese pays gehouden, want die hertoge van Gelre na dat die Brabanters wten lande getrocken waren elck int sijne ende vrou Janne weder te Bruessel binnen was so versette de hertoge van Gelre die goede mannen die vrou Janne binnen den graue gestelt hadt wten rechte ende dede die stadt sterc maken ende vitaelgieren ende mandese met sinen volcke daer wt verdrijuende al die geen die vrou Janne daer in geset hadde Desgelijcx en wilde hi sijn leen mannen gheen nieu brief verleenen alst inden pays gesloten was, noch oock die geuangen die hi geuangen had inder orlogen en wilde hi niet quijt laten, noch ooc meer ander dingen die hi dede die te lanck vallen souden te scrijuen. waer af dat vrou Janne seer te onureden was ende claechdet hertoghe Aelbrecht dier niet veel op en achte, so dat vrou Janne daer af geen remedie crigen en conde Ende heuet ten letsten den coninc van vrancrijcke haren neue geclaecht ende hertoge Philips van Bourgondien gheheeten Lehardy, die des qualic te vreden waren ende screuen aen hertoge Aelbrecht dat hi hem hier in quiten soude also hi sculdich was So dat die coninc van vrancrijcke sinen raet sandt in die stede van camerick, ende hertoge Philips van Bourgondien quammer self in persone, daer hertoge Aelbrecht oock quam, so datter groten raet gehouden wert van deser saken Ende van daer wast gesloten Tantwerpen den raet te leggen, maer door hertoge Aelbrechts neersticheit wert den raet van Antwerpen geleyt tot sinte Geertruyenberge in Hollant. Daer waren vergadert den raet van vrancrijcke, van Bourgondien, van Brabant, mer hertoge willem van Ghelre noch sijn raetslyeden en quamen daer niet, dan een bode die der raetslieden van gelre ontscult dede dat si niet comen en mochten, so dat de dachuaert sonder enich profijt verginc Mer daer na was noch shertoghenbossch een dachuaert geleyt dair de hertoge van bourgondien, den raet van vrancrijcke, vrou Janne ende die hertoge van gelre alle waren Ende het was daer gesloten dat hertoge Aelbrecht sinen behuweden sone onderwijsen soude vander misdaet die hi vrou Janne gedaen had twelc hi beloofde te doen in presentie van alle den heeren, ende dat vrou Janne inden Graue gerecht soude inder manieren so si gheweest had Maer lazen na den vertrecke vanden heren so is hi seer slap hier in geweest, so dattet oorloge weder began tusschen den lande van Brabant ende die Gheldersche Ende elck beriet den anderen schade ende hinder daer si conden ende mochten

Maar kort werd deze vrede gehouden want de hertog van Gelre, nadat de Brabanders uit het land vertrokken waren en elk in het zijne en vrouw Johanna weer te Brussel binnen was, zo verzette de hertog van Gelre de goede mannen die vrouw Johanna binnen de graaf gesteld had uit hun recht en liet de stad sterk maken en bevoorraden en maande zijn volk daaruit te verdrijven al diegenen die vrouw Johanna daarin gezet had. Desgelijks wilde hij zijn leenmannen geen nieuwe brief geven alzo het in de vrede gesloten was, noch ook de gevangenen die hij gevangen had in de oorlog wilde hij niet vrijlaten, noch ook meer andere dingen die hij dead wat te lang zou vallen om te schrijven. Daarvan was vrouw Johanna zeer te ontevreden en klaagde het bij hertog Albrecht die er niet veel op achtte zodat vrouw Johanna daar geen remedie krijgen kon. En heeft tenslotte haar neef, de koning van Frankrijk, geklaagd en hertog Filips van Bourgondië, geheten de Stoute, die dus slecht tevreden waren en schreven aan hertog Albrecht dat hij hem hierin kwijten zou alzo hij schuldig was. Zodat de koning van Frankrijk zijn raad zond in Kamerrijk en hertog Filips van Bourgondië kwam er zelf in persoon waar hertog Albrecht ook kwam zodat er grote raad gehouden werd van deze zaken. En vandaar was het besloten te Antwerpen de raad te leggen, maar door de vlijt van hertog Albrecht werd de raad van Antwerpen gelegd te Sint Geertruidenberg in Holland. Daar was verzameld de raad van Frankrijk, van Bourgondië, van Brabant, maar hertog Willem van Gelre noch zijn raadslieden kwamen daar niet, dan een bode die de raadslieden van Gelre verontschuldigde zat ze niet konden komen zodat de rechtszitting zonder enig profijt verging. Maar daarna was het Hertogenbos een rechtszitting gelegd waar de hertog van Bourgondië, de raad van Frankrijk, vrouw Johanna en de hertog van Gelre allen waren. En het werd daar besloten dat hertog Albrecht zijn gehuwde zoon onderwijzen zou van de misdaad die hij vrouw Johanna gedaan had, wat hij beloofde te doen in presentie van alle heren en dat vrouw Johanna door de graaf recht zou hebben op de manier zo het geweest was. Maar helaas, na het vertrek van de heren zo is hij zeer slap hierin geweest zodat de oorlog weer begon tussen het land van Brabant en de Gelderse. En elk beraadde de andere schade en hinder waar ze konden en mochten.

Binnen desen tijde vanden wtsprekenen payse voorseyt so is die here van Gaesbeke geheten heer Sweder van apcoude aen vrou Janne gecomen om van haer te crigen somige dorpen ende heerlicheden gelegen in die Meyerije van Rode gelegen onder die Ammenije van Bruessel, twelck die wethouderen ende heren van bruessel niet consenteren en wilden Sonderlinge was daer een scepen gheheten heer Eueraert tserclaes. Dit was die selue die die stadt van Bruessel den graue Lodewijc van Vlaenderen af nam ende die Vlamingen confuseliken daer [150v] wt iaechde. Dese here Eueraert was wel gesien bi vrou Jannen ende veel heren. Hi was een wijs wel spreeckende man, daer om hadt hi altijt dat voorspreken bouen dander scepenen ende heeren vander stadt So was hi die gheen die dat woort wt sprac bouen alle dander, dat die here van Gaesbeke in geenre manieren aen dese voorscreuen heerlicheden met rechte comen en mocht, noch dat vrou Janne dies niet machtich en wair te doen al had sijt willen doen om den eet dye si der stat van Bruessel doe si gehult wert ghedaen had, belouende der stadt vriheden niet te verminderen. etcetera. Waer om dat heer Eueraert tserclaes onderwegen tusschen Linneke ene Bruessel iammerlijc vanden baeliu van gaesbeke ende vanden bastaert van Gaesbeke geslagen ende gequest was, want sijn voet hem af was gehouwen ende sijn tonge half af gesneden Dies alle de stadt ende die gemeynte van bruessel in roere wert, ende vrou Janne quam selue ter marct om tvolc te bestieren. Ende heer Eueraert opten wagen liggende sprac hair toe so hi best conde al wast onbescheidelic So vergaderden die van bruessel met groter heyrcracht buten der stat den seluen auont tot Vlezenbeke, nochtan wast drye uren na noene eer datmen te bruessel den goeden voorscreuen here brachte gequest. Des ander dages twelc was den goeden vrydach smorgens, so trocken si voor gaesbeke ende beleydent al omme. Ende heer eueraert sterf des dinxdachs daer na in de paeschdagen inden iare M.CCC.lxxxviij. Ende alle dye steden van Brabant quamen daer met willigen moede om dat feyt te wreken opten here van gaesbeke, sonder shertogenbosch alleen die hair palen sterckelic besetteden tegen die geldersche, want de orloge weder began door de grote ongetrouwicheit van hertoge willem van Gelre ende Gulick die sijn belofte zegel ende brieuen al brack. etcetera. Ende daer en binnen trac de here van gaesbeke heymelijc vanden slote om hulpe van sinen vrienden te crijgen Als de brabanters omtrent vijf weken daer gelegen hadden so gauen hem die van den slote op, te weten mijn vrou van gaesbeke met haren lieden behoudelic lijff ende goet Ende die here van gaesbeke ontschuldichde hem seer dat hijer niet af en wiste noch en had doen doen, gelijc hi ooc en dede. Mer daer mede hadde hi hem hersculdich gemaect dat hi die voorscreuen misdadige op sijn slot ontfinc doen si dat quaet gedaen hadden. so wert dat slot ghedestrueert Van daer trocken die brabanters int lant van Gelre grote scade doende ende beleiden die stat vanden Graue daer si cleyn profijt deden want si de stat niet winnen en conden ouermits den winter die aenstaende was Ende ooc had dye hertoge groot volck vergadert als westualingen coelsche ende gulicsche Des die brabantse heren met der gemeenten qualick te vreden waren ende beleyden die stadt seer sterckelijc ende maecten een brugge met groten arbeyt ouer die mase meer dan half wegen, ende souden se volmaect hebben en hadde den swaren stroom ende den menichuldigen regen hem niet oueruallen. Mer principalic wert dat benomen ende belet vanden Gelderschen die op die brabanters schoten m et bombaerden ende ander geschutten. Ende daer na als die brabanteren heymelic voorbi Rauesteyn ouer getrocken waren om ouer dander sijde vander Masen die brugge te helpen staken ende oprechten, so vernam dat de hertoge van Gelre ende die geldersche quamen mit gro [151r] ter macht op die Brabanters, die som vloden, som werden si geuangen ende vele verdrancker in die Mase, want hem die ander niet te hulpe comen en conden Dit siende dye wijse ende oude voorsichtige mannen dat haer opset verloren was, ende ooc dat hem die winter op die hant quam ende datse niet veel profijts daer en consten doen so sijnse van daer op gebroken al ghemeynlic met eenen ouerdragen weder te comen int lant van gelre als den somer aenstaende was, ende sijn also te huys getrocken elck int sijne

Binnen deze tijd van de het uitspreken van de vrede zo is de heer van Gaasbeek, geheten heer Sweder van Abcoude, bij vrouw Johanna gekomen om van haar sommige dorpen en heerlijkheden te krijgen gelegen in die meierij van Rode gelegen onder de voogdij van Brussel wat de wethouders en heren van Brussel niet wilden toestemden. Vooral was daar een schepen geheten heer Everaard t’Serclaes. Dit was dezelfde die de stad van Brussel de graaf Lodewijk van Vlaanderen afnam en de Vlamingen verwarrend daaruit joeg. Deze heer Everaard was goed gezien bij vrouw Johanna en veel heren. Hij was een wijs en goed sprekende man en daarom had hij altijd het dat voorspreken boven de andere schepenen en heren van de stad. Zo was hij diegene dat dat woord uitsprak voor alle anderen zodat de heer van Gaasbeek op geen manier aan deze heerlijkheden met recht komen mocht, noch dat vrouw Johanna dat niet machtig was te doen al had zij het willen doen om de eed die ze de stad Brussel toen ze gehuldigd werd gedaan had en beloofde de stad vrijheden niet te verminderen, etc. Waarom dat heer Everaard t’Serclaes onderweg tussen Linneke en Brussel droevig van de baljuw van Gaasbeek en van de bastaard van Gaasbeek geslagen en gekwetst werd want zijn voet was hem afgehouwen en zijn tong half afgesneden. Dus kwam de hele stad en de gemeente van Brussel in roer en vrouw Johanna kwam zelf ter markt om het volk te besturen. En heer Everaard die op de wagen lag sprak haar toe zo goed hij kon al was het moeizaam. Zo verzamelden die van Brussel met grote legermacht buiten de stad diezelfde avond te Vlezenbeek, nochtans was het drie uur na noen eer dat men te Brussel dn goede heer gekwetst bracht. De volgende dag was de morgen van Goede Vrijdag en zo trokken ze voor Gaasbeek en belegerden het alom. En heer Everaard stierf de dinsdag daarna in de Paasdagen in het jaar 1388. En alle steden van Brabant kwamen daar met willig gemoed om dat feit te wreken op de heer van Gaasbeek, zonder ‘s Hertogenbosch alleen die hun palen sterk bezetten tegen de Gelderse want de oorlog begon weer door de grote ontrouw van hertog Willem van Gelre en Gulik die zijn belofte, zegel en brieven altijd brak, etc. En ondertussen trok de heer van Gaasbeek heimelijk van de burcht om hulp van zijn vrienden te krijgen. Toen de Brabanders omtrent vijf weken daar gelegen hadden zo gaven zich die van de burcht over, te weten de vrouw van Gaasbeek met hun lieden en behielden lijf en goed. En de heer van Gaasbeek verontschuldigde hem zeer dat hij er niets van wist noch had het laten doen. Maar daarmee had hij zich schuldig gemaakt dat hij die misdadige op zijn burcht ontving toen ze dat kwaad gedaan hadden en zo werd die burcht vernield. Vandaar trokken de Brabanders in het land van Gelre en deden grote schade en belegerden de stad van Grave waar ze weinig profijt van hadden want ze konden de stad niet winnen konden omdat de winter aanstaande was. En ook had de hertog groot volk verzameld als Westfalen, Keulen en Gulik. Dus de Brabantse heren waren met de gemeente slecht tevreden en belegerden de stad zeer sterk en maakten een brug met grote moeite over de Maas meer dan halverwege en zouden het volmaakt hebben was de zware stroom en de menigvuldige regen hen niet overvallen. Maar voornamelijk werd dat benomen en belet van de Geldersen die op die Brabanders schoten met slingerwerktuigen en ander geschut. En daarna toen de Brabanders heimelijk voorbij Ravestein overgetrokken waren om aan de andere zijde van de Maas de brug te helpen steken en oprichten zo vernam dat hertog van Gelre en de Geldersen kwamen met grote macht op de Brabanders die soms vlogen, soms werden ze gevangen en velen verdronken er in de Maas want de anderen konden hen niet te hulp komen. Dit zagen de wijze en oude voorzichtige mannen dat hun voornemen verloren was en ook dat de winter aankwam en dat ze niet veel profijt konden zoen en zo zijn ze vandaar algemeen opgebroken met een overeenkomst weer in het land van Gelre te komen als ze zomer aankwam en zijn alzo naar huis getrokken en elk in de zijne.

Als hertoge Willem van Gelre wist dat die Brabanters thuys ghetrocken waren so vergaderde hi een groot heyr Ende in sijnre hulpen quamen ooc die eertsbisscop van Colen, die bisscop van Bremen, die bisscop van Munster ende dye bisscop van Vtrecht, die graue van Cleue die namaels hertoge wert, die abt van proem ende die graue van Moirs so dat hi groot volc vergadert had van .xxxiij C glauien ende .xxij.C. mannen te voet. Ende die capiteynen waren meestal geestelijcke prelaten die de arme scamele lieden (der welcker sonden si dagelijcx eten ende des gecruysten ihesus goeden hem verleent sijnde om duechdelijc af te leuen) onnuttelic verterende waren Dese bedructen ende bescadichden die scamele ende ontsculdige lantlieden stichtende rooff ende brant int lant van Brabant tegen een weduwe. Bi auontuer hadden si geraden den hertoge van gelre om pays als si deden om orloge hi en hadt licht niet bestaen Ay lazen o geestelike hoe dooldi ontfangende die offerhande des volcx niet veel weldaden daer voor doende den leuenden noch ooc den doden ende den armen sielen inden vegeuier Ja daer toe soe ouerbrengdi dat patrimonie goet vanden ghecruysten Jhesum in sonden, in scanden ende in quaden exempelen. O ghi geestelike prelaten na den wtwijsen van gelooflike scriftueren so leestmen van den edelen Karel marteel inden state der verdoemder te wesen in siele ende in lijue, om dat hi de kercken ende cloosteren scattende was ende haer goeden af nam, mits welcken so veel suffragien min ouer die sielen gedaen hadden als hi goets af hadt genomen den geestelike personen, nochtan gebruycte hi dit gelt ende goet ter orlogen om die ongelouige te dwingen Mer nv ghi geestelike prelaten (twelck argher is) sijdi hier niet orlogende op die kersten goods knechten dye arme makende. etcetera.

Dus track die hertoge van Gelre int iaer .M.ccc.lxxxviij. eerst tot Oosterwijc twelc hi verbrande ende de schone lijnde mede op sinte Laurens auont, ende daer na verbrande hi Ghestel, Beke, ende tooch so weder verbi Weert in sijn lant. Dus wasser een rijdende oorloge tusschen den lant van Gelre ende van brabant al den winter lanck duerende. dair en binnen dat vrou Janne soe veel dede aen hertoge Philips van Bourgondien haren neue dat hi haer dede goede hulpe ende bijstant. want hi sandt vrou Jannen sijnre moeyen wt Vrancrijcke vijf hondert lancien oft glauien die hi altemael wel betaelde drie maenden te voren, daer capiteynen af waren heere Willem van Latrimoillien ende heer Odaert van Chaseron Ende dit orlochs volke was gheordineert ende geleyt te Millem, te Ganghelt ende te Vught om die geldersche hinder te doen, ende de brabantsche heren lagen te Herp ende te Os Ende [151v] die fransoysen wonnen op hertoge willem van gelre ende gulick een stadt Stralen geheten die si destrueerden

Daer na trac hi van gelre in vrancrijcke te Parijs ende verwerf so veel aenden hertoge van Orliens des conincx van Vrancrijck broeder dat hi hertoge Philippus van bourgondien onderwees datmen dese oorloge scorste op hope van payse Want hertoge Phillips meendet daer toe te brengen dat vrou Janne zijn moye ende die hertoge van gelre van als blijuen souden in sijn seggen, ende so meende hi die stadt vanden Graue aen Brabant weder te brengen Mer hier en binnen werden die brabantsche heren anders bedacht by veruolge vanden hertoge van gelre, dat vrou Janne ende hi kosen elck ses heren, dat sijn xij. te samen die al den twist ende oorloge termineerden ende ter neder leyden Jnt iaer .M.CCC.xc. op sinte Seuerijns dach

Mer om te weten hoe Graue ende Cuyc eerstwerf aen Brabant quamen So is waer dat inden tide vanden derden hertoge Jan vrou Jannen vader was een here geheeten heer Otto van Cuyc here van Heruele, ende hi hielt lant van Cuyc te leen vanden keyser Ende die stat vanden graue met haer toe behoorten was sijn eygen goet hem van sijnen vader bestoruen. hi had een broeder die here van Hoochstraten was Dese heer otto vercocht ende opdroech hertoge Jan voorseyt die voornoemde stadt van Graue met haren toebehoorten voor eygen goet Ende doe gafse hem hertoge Jan weder van hem te leene Jnt iaer .M.CCC xxiij. Ende hi gaf hertoge Jan quitancie vanden penningen vanden cope de somme van vijf dusent ponden swarte tornoysen, gelouende die voorscreuen heer otto dat Graue altoos sijn soude hertoge Jans open stadt alst hem beliefde

Na heer Ottens doot so ontfinc heer Jan van Cuyck sijn neue ooc Graue te houden van hertoge wencelijn ende vrou Jannen Ende ouermidts een beternisse die dair te doen was van eender saken, so ouerquam die here van Cuyck metten hertoge ende hertoginne dat hi tlant van Cuyck van hem ooc te leen houden soude, twelc hi also dede Ende ooc ontfinct na hem Jan sijn sone die welc sterf sonder oor achter te laten. Doe stont op here Jan van Cuyck, sone wilen heere Henricx van Cuyck om dye naeste te sijn, met heer Wemaer van Cuyck der voorseyder heer Henricx ioncste broeder woude selue die naeste sijn ende hi trac haestelic met volc binnen die stadt van Graue ende namse in mits hulpen. Ende hy ontfinc Graue ende Cuyck te leen van vhehheherou Janne ende diender af als leenman Dese here Weemaer hadt een ionge sone ooc geheten Jan, dien hertoge willem van gelre sijn bastaert dochter te huwelijc gaf. Daer na sandt vrou Janne heere Jan van witten haren drossaet van Brabant tot heer Wemaer te Graue, versuekende haren inganc in die stadt also si altoos sculdich was open voor de hertoginne te sine. Heer weemaer beriet hem hier op, ende die somige van sinen lieden rieden hem die stadt der hertoginnen te openen. Ander rieden contrarie sonderlinge die Gheldersche die met sijn soons wiue daer bi hem waren. Ten lesten so sprack heer Weemaer dat sweerende met eede Jc sal brabander steruen Doe ouer vielen hem die Geldersche bi hem sijnde ende vingen hem ende bonden hem op [152r] ten karre hem also te Nieumagen voerende, daer hi al sijn leefdagen bleef gheuangen. Daer na so bleef Jan sijn sone heere vanden Graue ende van Cuyck Ende hertoge Willem van Ghelre sijn sweer ghinc tot Graue ende stercte dat tot sinen behoeue ende hielt also

Toen hertog Willem van Gelre wist dat de Brabanders thuis getrokken waren zo verzamelde hij een groot leger. En in zijn hulp kwamen ook de aartsbisschop van Keulen, de bisschop van Bremen, de bisschop van Munster en de bisschop van Utrecht, de graaf van Kleef die later hertog werd, de abt van Prüm en de graaf van Moirs zodat hij groot volk verzameld had van 3300 lansen en 22200 mannen te voet. En de kapiteins waren meestal geestelijke prelaten die de arme schamele lieden (die hun zonden dagelijks eten die hen van de gekruisigde Jezus goed hen verleend zijn om er deugdelijk van te leven) onnut aan het verteren waren. Deze bedroefden en beschadigden schamele en onschuldige landlieden en stichtten roof en brand in het land van Brabant tegen een weduwe. Bij toeval had hertog van Gelre ze aangeraden om vrede als om oorlog deden, hij had het niet licht gedaan. Aai helaas, o geestelijke hoe dool je en ontvang de offerande van het volk en doe daarvoor niet veel weldaden de levende noch ook de doden en de arme zielen in het vagevuur. Ja, daartoe zo beng je dat dat erfdeel door van de gekruisigde Jezus in zonden, in schande en in kwade voorbeelden. O gij, geestelijke prelaten naar het uitwijzen van geloofwaardige schriften zo leest men van de edele Karel Martel die in de staat van verdoemenis was in ziel en lijf omdat hij de kerken en kloosters brandschatte en hun goed afnam waarmee zoveel hulp minder over de zielen gedaan werd zoals hij goed had afgenomen van de geestelijke personen, nochtans gebruikte hij dat geld en goed voor oorlogen om de ongelovige te dwingen. Maar nu gij geestelijke prelaten (wat erger is) ben je hier niet aan het oorlogen op Gods knechten de christenen en maak ze arm, etc.

Dus trok de hertog van Gelre in het jaar 1388 eerst tot Oosterwijk wat hij verbrandde op Sint-Laurens avond en daarna verbrandde hij Gestel, Beke en trok zo weer voorbij Weert in zijn land. Dus was er een rijdende oorlog tussen het land van Gelre en van Brabant dat de hele winter lang duurde waarbinnen vrouw Johanna zoveel deed aan haar neef hertog Filips van Bourgondië dat hij haar goede hulp en bijstand deed want hij zond zijn tante, vrouw Johanna, uit Frankrijk vijfhonderd lansen die hij allemaal goed betaalde drie maanden tevoren waar kapiteins van waren de heer Willem van Latrimoillien en heer Odaard van Chaseron. En dit oorlogsvolk was goed geordend e geleid te Milhem, te Gangelt en te Vught om de Gelderse hinder te doen en de Brabantse heren lagen te Herp en te Os. En de Fransen wonnen op hertog Willem van Gelre en Gulik een stad Stralen geheten die ze vernielden.

Daarna trok hij van Gelre in Frankrijk te Parijs en verwierf zoveel aan de hertog van Orleans, de broer van de koning van Frankrijk, dat hij hertog Filips van Bourgondië onderwees dat men deze oorlog opschortte op hoop van vrede. Want hertog Phillips meende het daartoe te brengen dat zijn tante, vrouw Johanna, en de hertog van Gelre in zijn zeggen blijven zouden en zo meende hij de stad van de graaf weer aan Brabant te brengen. Maar ondertussen werden de Brabantse heren anders bedacht door vervolg van de hertog van Gelre dat vrouw Johanna en hij elk zes heren kozen, dat zijn er 12 tezamen, die de hele twist en oorlog eindigden en neer legden in het jaar 1390 op Sint Severijns dag.

Maar om te weten hoe graaf en Kuik de eerste keer aan Brabant kwamen zo is het waar dat in de tijd van de derde hertog Jan, de vader van vrouw Johanna, er een heer was geheten heer Otto van Kuik, heer van Herveld, en hij hield het land van Kuik te leen van de keizer. En de stad van de graaf met haar toebehoren was zijn eigen goed en hem van zijn vader verstorven. Hij had een broeder die heer van Hoogstraten was. Deze heet Otto en verkocht aan hertog Jan die stad Grave met zijn toebehoren voor eigen goed. En toen gaf het hertog Jan hem weer te leen in het jaar 1322. En hij gaf hertog Jan kwitantie van de koop de som van vijfduizend zwarte tornoysen en beloofde heer Otto dat Grave altijd zou zijn hertog Jans open stad als het hem beliefde.

Na heer Otto dood zo ontving zijn neef heer Jan van Kuik ook Grave te houden van hertog Wenceslaus en vrouw Johanna. En vanwege een verbetering die daar toen was van een zaak zo kwam de heer van Kuik met de hertog en hertogin overeen dat hij het land van Kuik van hen ook te leen houden zou, wat hij alzo deed. En ook ontving na hem zijn zoon Jan het die stierf zonder erfgenaam na te laten. Toen stond heer Jan van Kuik op, de zoon van wijlen heer Hendrik van Kuik, om de naaste te zijn met heer Wemaar van Kuik, de jongste broer van heer Hendrik, die wilde zelf de naaste zijn en hij trok haastig met volk binnen de stad Grave en nam het met hulp in. En hij ontving Grave en Kuik te leen van vrouw Johanna en diende het als leenman. Deze heer Wemaar had een jonge zoon, ook Jan geheten, die hertog Willem van Gelre zijn bastaard dochter ten huwelijk gaf. Daarna zond vrouw Johanna heer Jan van Witten, haar drost, van Brabant tot heer Wemaar te Grave en verzocht haar ingang in de stad alzo ze schuldig was open voor de hertogin te zijn. Heer Wemaar beraadde zich hierop en sommige van zijn lieden raden hem aan de stad voor de hertogin te openen. Anderen raden tegengesteld aan en vooral de Gelderse die met de vrouw van zijn zoon daar bij hem waren. Tenslotte zo sprak heer Wemaar en zwoer dat met eed; ‘Ik zal als Brabander sterven.’ Toen overvielen hem de Gelderse en vingen hem en bonden hem op een kar en voerde hem alzo naar Nijmegen waar hij al zijn leven gevangen bleef. Daarna zo bleef zijn zoon Jan heer van Grave en van Kuik. En hertog Willem van Gelre, zijn zwager, ging naar Grave en versterkte dat tot zijn behoefte en hield het alzo.

Dat .lij. capitel. Hoe weder een nieuwe orloge began tusschen brabant ende Gelre

ALs vrou Janne van brabant ende hertoge willem van Ghelre ende haer landen een deel iaren in payse ende vreden hadden geseten, so stonter op weder een nieu orloge ouermits eenen van shertogen van gelre dienaren die shertogenbossche by iuisticie gerecht was geheeten wouter van ouer Rijne Jnt iaer M.CCC. ende .xcvij. Dese wouter met sinen hulperen. droncken sijnde sloegen doot een van vou Jannen dienaeren, waer om hi geuangen wert ende onthooft. Dies die hertoge van Gelre aen vrou Jannen ontsegbrieuen sandt om dier saken voorscreuen ende maecte hem sterc met alle sijn hulpers, als dye eertsbisscop Frederic van Colen, bisscop Frederic van Munster, de bisscop van vtrecht ende meer ander heren dye alle gader met groter macht in Brabant quamen. Dit vernemende vrou Janne dede tshertogenbosch mannen ende besetten met haren volcke, te weten, die drossaet van brabant die heren van Perweys, van Diest van wesemael ende noch meer ander heeren ende dese lieten den hertoge passeren verby den bossche sonder vechten, want hi vele vrienden binnen der stat hadde, anxt hebbende voor verraetscap, nochtans deden si hem scade achter in sijn heyr staende ende vangende somige van sijnen volcke Hi track al verbi voort tot Oosterwijck daer hi des nachts logeerde Ende des ander dages so meende hi die stadt van Endouen in te nemen , mer die heren die ten bossche lagen hadden sonder vertreck CCC. glauien daer gesonden om die stadt te bewaren so dat hi daer meer schaden creech dan ghewins ende liet so die stadt ongewonnen, berouende ende bescadigende dat arme lantvolc. Twelc vrou Janne vernemende ontboot hem met haren herauten datse hem wilde strijt leueren binnen den derden dage waer hi wilde, het waer in zijn lant dat hi derwerts trocke, oft wilde hi blijuen in Brabant dat hi darme lantvolc onbescadicht liete, si soude hem senden .C voeder wijns .CCC ossen ende broot ende ander prouande genoech om drye dagen tot datse malcander strijt leueren souden Ende vrou Janne vergaderde een grote heyr wt Brabant ende quam na shertogenbossche tot omtrent Herentals. Doe quam die tidinge dat die hertoge van gelre met sijn bisscopen ende heren scandelijc vertrocken was ouer die Mase ende en dorste velt noch strijt leueren, also vrou Janne begeerde Als de brabanteren wisten dat hi dus wten velde gescheyden was so trocken si al gestoort na Tricht, daer vrou Janne bleef liggende Ende dat heyr track ouer de Mase tot Vlytingen ende bleef daer leggende den eersten nacht. Des ander dages trocken si int lant van Gulic verbrandende alle die dorpen in haren weghe tot Andenhoue toe twelc sterc gemaect was, mer si wonnent ende verbrandent ende sijn also eenen anderen wech door tlant van Gulic gereyst ende na Tricht gecomen daer si veel scaden deden, ia twintich werf meer dan dye hertoge [152v] van Ghelre in brabant gedaen hadde, ende vermaten hem nochtan den toecomende somer als die winter leden waer weder te reysen int lant van Gulic, twelc si volbrachten also ghi na horen sult.

Binnen dees tijt dat dit gheschiede so sijn die Ludikers metten Brabanters vereenicht ende verbonden om datmen de burgeren vanden steden van Ludic ende van Loon ende andere niet meer arresteren en soude oft houden voor lijf pensien oft ander renten die si den ingestene van brabant sculdich waren, maer met terminen souden laten betalen Ende so wert daer vernieuwet alsulcken verbont als in voortijden gemaect had geweest tusschen tlant van Brabant op deen side ende tlant van Ludick ende van Loon aen dander sijde, dye mits dien nv gheloofden den lande van Brabant hulpe ende bijstant te doen tegen eenen yegelijcken ende sonderlinge tegen den hertoge van gelre den toecomende somer, twelc si deden, mer oneerlic schieden si uwten velde. want doe die somer aen quam so trocken die Brabanters met groter heyrcrachte door Tricht daer vrou Janne lach ende beualse gode Ende si trocken tot Vleytingen daer si haer tenten neder sloegen verbeydende de Lukenaers die daer ooc met schoon volc quamen so si gelooft hadden Ende met hem was haer elect ende heer hertoge Jan van beyeren ende die here van perweys mit meer ander Ende hertoge philippus van Bourgondien had weder vrou Jannen te hulpe gesonden den graue Walrauen van sintpol met .CCC glauien op sinen cost Dus wast genuechlic taensien so schonen hoop volcx, Want die brabanters hadden in haer gespan meer dan .xl M. mannen seer wel gewapent, ende die van Ludick ende van Loon niet veel min Dus sijn dese twe heyren gereyst int lant van Gulic rouende ende pilgerende al datse in haren wech vonden ende hebben hem gedeylt om te bat vitalie door tlant te crigen Ende die brabanters sijn ghecomen voor de nieu stadt dair die hertoge van gelre met veel mannen binnen was, mer si en dorsten dye stadt niet houden hoe sterck datse was ende sijn scandelijc van dair gereyst ende staken tvuer in haer selfs stadt. ende die van ludic quamen ooc corts derwerts om dye stadt te beleggen. Mer want die stadt verbrant was so sijnse tsamen getrocken voor Ruermonde Die Ludikers sloegen neder tusschen die Mase ende Roere, ende die brabanters sloegen neder op dander sijde ouer de Roere Mer want hertoge Jan die elect van ludick den hertoge van gelre sijnen swager gonstich was hem niet willende laten bederuen, so wert daer een tractaet gemaect metten hertoge van Ghelre sonder weten vanden brabanters geuende de vaste brieuen wel bezegelt om een tractaet van pays te onderhouden Ende sijn so thuyswert gekeert latende die brabanters alleen int velt leggen die van desen tractaet niet en wisten voor der tijt dat hem lieden kenlijck gemaect was vanden here van perwijs ende meer ander die metten ludikers daer gecomen waren, hoe die Ludikers pays hadden ghemaect met hertoghe Willem van Gelre ende van Gulick ende doe screefmen M.CCC.xcviij.

Dat 52ste kapittel. Hoe weer een nieuwe oorlog begon tussen Brabant en Gelre.

Toen vrouw Johanna van Brabant en hertog Willem van Gelre en hun landen een deel jaren in vrede hadden gezeten zo stond er weer een nieuwe oorlog op vanwege een van hertog Gelre dienaren die Hertogenbos bij justitie gerecht was geheten Wouter van over Rijn in het jaar 1397. Deze Wouter met zijn helpers die dronken waren sloegen een van vrouw Johanna dienaren dood waarom hij gevangen werd en onthoofd. Dus zond de hertog van Gelre aan vrouw Johanna ontzeg brieven om die zaak en maakte zich sterk met al zijn helpers zoals de aartsbisschop Frederik van Keulen, bisschop Frederik van Munster, de bisschop van Utrecht en meer andere heren die allemaal met grote macht in Brabant kwamen. Dit vernam vrouw Johanna en liet Hertogenbos bemannen en bezetten met haar volk, te weten, de drost van Brabant, de heren van Perwijs, van Diest, van Wezemaal en noch meer ander heren en deze lieten de hertog passeren voorbij Den Bos zonder te vechten, want hij had vele vrienden binnen de stad en hadden angst van verraad, nochtans deden ze hem schade achter in zijn leger en vingen sommige van zijn volk. Hij trok al voorbij voort tot Oosterwijk waar hij ‘s nachts logeerde. En de volgende dag zo meende hij de stad Eindhoven in te nemen, maar de heren die te Den Bos lagen hadden zonder uitstel 300 lansen daar gezonden om de stad te bewaren zodat hij daar meer schade kreeg dan winst en liet zo de stad zonder te winnen en beroofde en beschadigde het arme landsvolk. Wat vrouw Johanna vernam en ontbood hem met haar herauten dat ze hem strijd wilde leveren binnen de derde dag waar hij wilde, het was in zijn land dat hij derwaarts trok en wilde hij blijven in Brabant dat hij het arme landsvolk onbeschadigd liet, ze zou hem zenden 100 voeder wijn, 300 ossen en brood en ander proviand genoeg voor drie dagen totdat ze elkaar strijd leveren zouden. En vrouw Johanna verzamelde een groot leger uit Brabant en kwam naar Hertogenbos tot omtrent Herentals. Toen kwam de tijding dat de hertog van Gelre met zijn bisschoppen en heren schandelijk vertrokken waren over de Maas en durfde veld noch strijd te leveren alzo vrouw Johanna begeerde. Toen de Brabanders wisten dat hij dus uit het veld gescheiden was zo trokken ze geheel verstoord naar Tricht waar vrouw Johanna bleef liggen. En dat leger trok over de Maas tot Vlijtingen en bleef daar de eerste nacht liggen. De volgende dag trokken ze in het land van Gulik en verbrandden alle dorpen in hun weg tot Handenhove toe wat sterk gemaakt was, maar ze wonnen het en verbrandden het en zijn alzo een andere weg door het land van Gulik gegaan en naar Tricht gekomen waar ze veel schade deden, ja twintigmaal meer dan de hertog van Gelre in Brabant had gedaan en vermaten zich nochtans de toekomende zomer als de winter geleden was weer te reizen in het land van Gulik, wat ze volbrachten alzo ge hierna horen zal.

Binnen deze tijd dat dit geschiedde zo zijn die van Luik met de Brabanders verenigd en verbonden omdat men de burgers van de steden van Luik en van Loon en andere niet meer arresteren zou of houden voor lijf pensioen of andere renten die ze de ingezetene van Brabant schuldig waren, maar met termijnen zouden laten betalen. En zo werd daar vernieuwd zon verbond zoals in voortijden gemaakt was geweest tussen het land van Brabant op de ene zijde en het land van Luik en van Loon aan de andere zijde die nu daardoor beloofden het land van Brabant hulp en bijstand te doen tegen iedereen en vooral tegen de hertog van Gelre de aankomende zomer, wat ze deden, maar oneerlijk scheidden ze uit het veld want toen de zomer aankwam zo trokken de Brabanders met grote legerkracht door Tricht daar vrouw Johanna lag en beval ze God. En ze trokken tot Vlijtingen daar ze hun tenten neer sloegen en wachtten op die van Luik die daar ook met mooi volk kwamen zo ze beloofd hadden. En met hen was hun gekozen en heer hertog Jan van Beieren en de heer van Perwijs met meer anderen. En hertog Filips van Boergondië had weer vrouw Johanna te hulp gezonden de graaf Walram van Sint-Pol met 300 lansen op zijn kosten. Dus was het genoeglijk aan te zien zon mooie hoop volk. Want de Brabanders hadden in hun gespan meer dan 40 000 mannen zeer goed gewapend en die van Luik en van Loon niet veel minder. Dus zijn deze twee legers in het land van Gulik gegaan al rovend en brandend dat ze op hun weg vonden en hebben zich verdeeld om beter voedsel door het land te krijgen. En de Brabanders zijn gekomen voor de nieuwe stad daar de hertog van Gelre met veel mannen binnen was, maar ze durfden de stad niet te houden hoe sterk dat het was en zijn schandelijk vandaar vertrokken en staken het vuur in hun eigen stad. Die van Luik kwamen ook gauw daarna om de stad te belegeren. Maar omdat de stad verbrand was zo zijn ze tezamen getrokken voor Roermond. Die van Luik sloegen neer tussen de Maas en de Roer en de Brabanders sloegen neer op de andere kant over de Roer. Maar omdat hertog Jan de gekozen bisschop van Luik, de hertog van Gelre zijn zwager, gunstig was en hem niet wilde laten bederven zo werd daar een traktaat gemaakt met de hertog van Gelre zonder weten van de Brabanders en gaf vaste en goed verzegelde brieven om een traktaat van vrede te onderhouden. En zijn zo huiswaarts gekeerd en lieten de Brabanders alleen in het veld liggen die van dit traktaat niets wisten voor de tijd dat het hen bekend werd gemaakt van de heer van Perwijs en meer anderen die met die van Luik daar gekomen waren hoe die van Luik vrede hadden gemaakt met hertog Willem van Gelre en van Gulik toen schreef men 1398.

Hoe vreesliken dat die Brabanteren trocken door tlant van Gulick barnende ende blakende, steden ende slooten destruerende ende meer ander dingen.[153r]

ALs die heeren van Brabant dit vanden Lukenaers vernamen, soe hebben si haer belegge op ghebroken van voor Ruermonde, want hem haer vitialie vanden Lukenaers onderwegen benomen wert die hem lieden ghesonden was buten Tricht Ende die Brabanters sijn weder ghetrocken int lant van Gulick ende sijn gecomen tot voor Lennich een seer goet vast stedeken wel omgrauen Mer die van binnen en dorsten hem daer niet binnen onthouden, mer hebben die stadt int vuer gestelt daer wt nemende alle dat gene dat si wech draghen conden Maer die Brabanters vonden nochtans vele wijns inder stadt, daer si hem mede hebben ghesustineert ende beholpen mer si hadden dair groot ghebreck van brode. Ende si bedoruen ende slechteden de stadt tot inden gront Ende van daer soe trocken si voort door dat lant na Aken toe barnende ende blakende ende veele schaden doende onder wegen daer si door reysden. Doe badt den capiteynen die voorscreuen heer walrauen graue van Sintpol, wiens vader was van den Gulicschen verslagen inden strijt voor Baeswildere Ende om die doot van sinen vader te wreken so badt hi den gemeynen brabantsche capiteynen vanden heyre om verbi die stadt van Gulick te trecken. Die heren aensiende die grote ghetrouheyt die sijn vader den lande van Brabant hier voortijts ghedaen had so consenteerden sijt ende trocken verbi Gulic Ende heer walrauen met somige diet hem beliefde track voor gulick daer [153v] hi neder sloech Ende die van binnen die ruymden die stadt ende vloden ter anderen siden wt met hem nemende al dat si crigen conden, maer binnen der seluer nacht so heeftse die voorscreuen heer walrauen veruolcht ende ghebrantscat na sijn beliefte voor .xxx.M. gulden Des ander dages so ist geheel heyr by een vergadert ende hebben hem beraden weder om te keeren ende si sonden tot Aken om vitalie te crijgen, mer si cregen niet So sijnse geporret na Aken verbrandende al die dorpen diese int lant van gulick vonden. Ende dit was inder tijt dat die beganckenis was ende wel .v.M. pelgrims hebben hem alle bi een vergadert beduchtende vanden brabanters beroeft te werden, ende sijn den brabantschen heyre te moet gecomen Mer doe si wisten dat pelgrims waren so hebben sise laten passeren sonder misdoen Ende die capiteynen hebben anderwerf gesonden binnen der stadt van Aken om prouande voor haer ghelt, maer si hebbense hem geweigert, wtgenomen een karre met brode dien die Brabanters wederom sonden tot Aken, want dat heyr daer bi niet gespijst en mocht werden, mits welc groot verdriet ende scade toe quam den borgeren vander stadt ende den lantlieden want die brabanters al die dorpen verbranden dye omtrent der stat stonden tot sinte Saluatoers berge toe daer si qualic aen deden die onnosele verderuende. Ende van daer sijnse thuys in Brabant ghecomen na datse .xxxviij. dagen wt geweest hadde

Corts daer na quam here Robrecht van Beyeren palensgraue die Roomsch coninc gecoren was tot Aken om sijn eerste crone te ontfangen, nochtans leefde doe noch coninc wencelijn van Behem die lange ooc Roomsche coninc geweest had, maer om sijnre onbequaemheyt wert hi verworpen ende af gheset vanden koervorsten Ende bi desen coninc Robrecht quam hertoge Willem van Gelre ende van Gulic hem clagende vander groter scaden die de brabanters den keyserijcke ende ooc hem in sijn lant gedaen hadden, ende verwerff so veel aen coninc Robrecht als dat hi den toecomende somer op brabant trecken wilde, mer sijn opset was ter stont openbaer hertoge Philips van bourgondien, die een groot heyre vergaderde van ridderscape om sijn moeye vrou Janne van Brabant in baten te comen Twelc die hertoge van gelre vernemende heeft pays ende vrede metvrou Jannen gemaect sonder weten van hertoge Philippus ende dat bi middele van somige vrienden die hi in Brabant had bi vrou Janne. Dit gheschiede int iaer .M.CCC. ende xcix. Waer om dat die edele hertoge philips seer gram was, want hi hadde menich dusent cronen daer op wt gheleyt Sonderlinge was hi gestoort opten ghenen die ouer den pays geweest hadden als de proost van Tricht, die nochtan int heimelic bi hem seer groot geweest had mer noyt sint en quam hi weder in sijnder gracien

Jnt iaer voorleden alsmen screef .M ccc. ende .xcviij. so sterf sonder oor vrou Jannen suster vrou Marie, wilen eer hertoginne van Gelre hertoge Reynouts huysurouwe. si stichte in hair leuen die canosijete Turnhout. si stichte ooc de borch te Turnout ende dat slot te Oeye, ende woonde meest te bruessel bi haer suster vrou Janne in Brabant totdatse vander werelt schiet, ende si wert ten minrebroeders begrauen [154r]

Hoe vreselijk dat de Brabanders trokken door het land van Gulik en alles verbrandden en blakende, steden en burchten vernielden en meer andere dingen.

Toen de heren van Brabant dit van de Luikenaars vernamen zo hebben ze hun beleg opgebroken voor Roermond want hun voedsel werd van de Luikenaars onderweg benomen die hen gezonden was buiten Tricht. En de Brabanders zijn weer getrokken in het land van Gulik en zijn gekomen tot voor Lennich een zeer goed vast stadje en goed omgraven. Maar die van binnen durfden zich daar niet binnen te onthouden, maar hebben de stad in brand gestoken en namen alles eruit wat ze weg dragen konden. Maar de Brabanders vonden nochtans veel wijn in de stad waar ze zich mee hebben gesust en beholpen, maar ze hadden daar groot gebrek van brood. En ze bedierven en slechtten de stad tot in de grond. En vandaar zo trokken voort door dat land naar Aken toe en brandden en blakende en deden veel schaden onderweg waar ze doorgingen. Toen bad de kapitein de heer Walram van Sint-Pol, wiens vader van die van Gulik was verslagen in de strijd voor Baeswilde. En om de dood van zijn vader te wreken zo bad hij de Brabantse kapiteins van het leger om voorbij de stad Gulik te trekken. Die heren zagen de grote trouwheid die zijn vader het land van Brabant hier voortijds gedaan had en zo stemden ze toe en trokken voorbij Gulik. En heer Walram met sommige die hem beliefde trok voor Gulik waar hij neersloeg. En die van binnen die ruimden de stad en vlogen ter andere zijde uit en namen met hen alles dat ze krijgen konden, maar binnen dezelfde nacht zo geeft die heer Walram ze achtervolgd en gebrandschat naar zijn believen voor 30 000 gulden. De volgende dag zo is het hele leger bijeengekomen en hebben zich beraden weder om te keren en ze zonden tot Aken om voedsel te krijgen, maar ze kregen het niet. Zo zijn ze naar Aken getrokken en verbrandden alle dorpen die ze in het land van Gulik vonden. En dit was in de tijd dat de bedevaart was en wel 5000 pelgrims hebben zich allen bijeen verzameld en vreesden van de Brabanders beroofd te worden en zijn het Brabantse leger tegemoetgekomen. Maar toen ze wisten dat het pelgrims waren zo hebben ze hen laten passeren zonder misdoen. En de kapiteins hebben andermaal gezonden binnen de stad Aken om proviand voor hun geld, maar ze hebben het hen geweigerd, uitgezonderd een kar brood die de Brabanders wederom zonden tot Aken want dat het leger daarvan niet gevoed kon worden waardoor groot verdriet en schade toekwam de burgers van de stad en de landlieden want de Brabanders verbrandden alle dorpen die omtrent de stad stonden tot Sint Salvator berg toe waar ze slecht aandeden en de onschuldigen bedierven. En vandaar zijn ze thuis in Brabant gekomen nadat ze 38 dagen weggeweest waren.

Gauw daarna kwam palsgraaf heer Robrecht van Beieren die Roomse koning gekozen was tot Aken om zijn eerste kroon te ontvangen, nochtans leefde toen noch koning Wenceslaus van Bohemen die ook lange Roomse koning geweest was maar vanwege onbekwaamheid verworpen en afgezet en die van Gulik klaagden hem van de grote schade die de Brabanders het keizerrijk en ook hem in zijn land gedaan hadden en verwierven zoveel aan koning Robrecht als dat hij de aankomende zomer op Brabant trekken wilde, maar zijn voornemen was om terstond en openbaar hertog Filips van Bourgondië die een groot leger verzamelde van ridderschap om zijn tante vrouw Johanna van Brabant te baat te komen. Wat de hertog van Gelre vernam en heeft vrede met vrouw Johanna gemaakt zonder weten van hertog Filips en dat door middel van sommige vrienden die hij in Brabant had bij vrouw Johanna. Dit geschiedde in het jaar 1399. Waarom dat de edele hertog Filips zeer gram was want hij had menige duizend kronen daarop uitgegeven. Vooral was hij verstoord op diegene die bij de vrede geweest waren als de proost van Tricht die nochtans heimelijk bij hem zeer groot geweest was, maar nooit kwam hij weer in zijn gratie.

In het vorige jaar toen men schreef 1398 zo stierf zonder erfgenaam de zuster van vrouw Johanna Maria, wijlen eerder hertogin van Gelre, de huisvrouw van hertog Reinout. Ze stichtte in haar leven de kanunniken van Turnhout. Ze stichtte ook de burcht Turnhout en dat slot te Ooie en woonde meest te Brussel bij haar zuster vrouw Johanna in Brabant totdat ze van de wereld scheidde en ze werd te minderbroeders begraven.

Dat .liij capitel Vanden oore hertogen Philips van Bourgondien Ende sonderlinge van Anthonis sijnen middelsten sone die ruwaert van Brabant wert, Ende van vrou Jannen van Brabant condicien. ende hoe si afliuich wert

DJe goede hertoge Philips van bourgondien diemen heet Philippe le hardy, dat is coen, welcken name le hardy eerstewerf hadt dye derde coninc Philips van vrancrijke sinte Lodewijcx sone die was derde oude vader van desen Philips van Bourgondien Hi aenmercte hoe dat vrou Marie van brabant sonder oor gestoruen was ende dat vrou Janne van brabant die outste suster so out was datse geen oor crigen en mochte, ende so moste Brabant ende limborch comen op die oorije vander middelster susteren vrou Margriete ende die graue Lodewijc van vlaenderen ghetrout had, daer hi aen wan een enige dochter die ooc Margriet was geheeten, die eenen eedelen hertoge van bourgondien te huwelic gegeuen was die sterf sonder oor van haer te laten Ende so viel Bourgondien op die croone van Vrancrijcke Ende die vijfte coninc Karel diemen heet die wijse, die seer beminde sijnen alre ioncsten broeder Philippus voorscreuen waer om dat hi hem hielp aen dese weduwe van bourgondien Margriete graue Lodewijcx van Vlaenderen dochter, ende hi gaf hem wt gonsten te huwelic dat hertochdom van Bourgondien ende veel ander goeden leggende int graefscap van borgondien, ende daer toe Rysele, duway ende orchyes Die goede coninc Jan van vrancrike was dese Philips vader, ende zijn moeder was des coninc Jans van Behem dochter Aldus was hertoge wencelijn sijn recht oom ende vrou Janne die was rechte moeye van sijns huysvrouwen Dese hertoghe Philips wan aen sijn huysurouwe .vi. kinderen, te weten drie sonen. Jan, Anthonis ende Philips. Ende drie dochteren. Die een had te manne hertoge Ludolphus ende sterf sonder oor Dander dochter had te manne hertoge willem van Beyeren, graue van henegouwe, hollant ende zeelant, ende si had van hem een dochter die Jacoba heet, die namaels troude hertoge Jan van brabant Die derde dochter had te manne den graue Amedeus van Sauoyen die hertoge wert, die welc hem ten lesten begaf tot geesteliken leuen so dat hi vanden consilie te Basel paus ghecoren wert, ende heet Felix die .vij.

Jan die outste sone van hertoge philips troude hertoghe Aelbrechts van Beyeren dochter die Palensgraue ende graue van henegouwe hollant ende zeelant was ende si was des voorscreuen hertoge willems suster. aldus hadden si deen des anders suster Anthonis de middelste so [154v] ne hadt te wiue des voorscreuen walrauens van sintpol eygen dochter, daer hi mede had na svaders doot die graefscapen van Sintpol ende van Liues ende meer ander sloten ende heerlicheden. Philips die ioncste sone had te wijue des grauen van Eu dochter, dair hi aen wan .ij. sonen, philippus graue van Nyuers ende van Rethel, ende Jan graue van Stampes, die na philippus sijn broeders doot graue van Nyuers ende van rethel wert Ooc creech hi na bi versterfnisse tgraefscap van Eu. Dese Jan had een dochter van sijnen eersten wiue die troude hertoge Jan van Cleue

Als hertoge Philips dan al sijn kinder aldus ter eeren gestelt had, so heeft hi met vrou Margriete sijnder vrouwen bescheyden sinen drie sonen haer landen die si na sijn doot besitten souden So dat Jan sinen outsten sone toe geschict was te sijn hertoge van Bourgondien ende graue van Vlaenderen, van Artoys ende van bourgondien. Ende Anthonis de middelste sone soude sijn na vrou Jannen doot hertoge van lothrike, brabant ende Limborch, ende marcgraue des heylichs rijcx Ende Philips de ioncste sone soude sijn graue van Nyuers ende rethel Dit was dus altemael gedaen bi consente vanden coninc van Vrancrijcke ende van vrou Janne Oock geloofden die .iij. sonen die scheydinghe te houden met vorwaerden oft enich van hem drien storue sonder manlic oor van sinen liue so souden sijn landen comen opten anderen outsten broeder oft op sijns mans oor

Dat 53ste kapittel. Van de erfgenaam hertog Filips van Bourgondi. En vooral van Anton, zijn middelste zoon, die baljuw van Brabant werd. En van vrouw Johanna van Brabant conditie en hoe ze stierf.

De goede hertog Filips van Bourgondië die men Filips le hardy noemt, dat is de stoute, welke name le hardy eerst had de derde koning Filips van Frankrijk de zoon van Sint Lodewijk die de derde grootvader was van deze Filips van Bourgondië. Hij merkte hoe dat vrouw Maria van Brabant zonder erfgenaam gestorven was en dat vrouw Johanna van Brabant, de oudste zuster, zo oud was dat ze geen erfgenaam kon krijgen en zo moest Brabant en Limburg komen op de erfgenaam van de middelste zuster, vrouw Margaretha, die met graaf Lodewijk van Vlaanderen getrouwd was waar hij aan won een enige dochter die ook Margaretha was geheten die een edele hertog van Bourgondië ten huwelijk gegeven was en die stierf zonder erfgenaam van haar na te laten. En zo verviel Bourgondië op de kroon van Frankrijk. En de vijfde koning Karel die men de wijze noemt die zeer beminde zijn allerjongste broer Filips omdat hij hem hield aan deze weduwe van Bourgondië Margaretha, de dochter van graaf Lodewijk van Vlaanderen, en hij gaf hem als gunst ten huwelijk dat hertogdom van Bourgondië en veel ander goed dat in het graafschap van Bourgondië lag en daartoe Rijsel, Duway en Orchies. De goede koning Jan van Frankrijk was de vader van deze Filips en zijn moeder was de dochter van koning Jan van Bohemen. Aldus was hertog Wenceslaus zijn rechte oom en vrouw Johanna was de echte tante van zijn huisvrouw. Deze hertog Filips won aan zijn huisvrouw 6 kinderen, te weten drie zonen. Jan, Anthonis en Filips. En drie dochters. De een had tot man hertog Ludof en stierf zonder erfgenaam. De andere dochter had tot man hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, en ze had van hem een dochter die Jacoba heette die later trouwde met hertog Jan van Brabant. De derde dochter had tot man graaf Amadeus van Savoie die hertog werd die zich tenslotte begaf tot geestelijk leven zodat hij van het concilie te Bazel paus gekozen werd en heette Felix de 7de.

Jan, de oudste zoon van hertog Filips, trouwde de dochter van hertog Albrecht van Beieren, die paltsgraaf en graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland was, en ze was de zuster van hertog Willem, aldus had de een de zuster van de andere. Anton, de middelste, had tot wijf de dochter van Walram van Sint-Pol waar hij mee na de dood van de vader had de graafschappen van Sint-Pol en van Ligny en meer ander burchten en heerlijkheden. Filips de jongste zoon, had tot wijf de dochter van graaf van Eu waar hij aan won 2 zonen, Filips, graaf van Nevers en van Rethel, en Jan, graaf van Etampes die na de doof van zijn broer Filips graaf van Nevers en van Rethel werd. Ook kreeg hij daarna bij versterving het graafschap van Eu. Deze Jan had een dochter van zijn eerste wijf en die trouwde met hertog Jan van Kleef.

Toen hertog Filips dan al zijn kinderen aldus ter eren gesteld had zo heeft hij met zijn vrouw Margaretha beschikt zijn drie zonen hun landen die ze na zijn dood bezitten zouden. Zodat Jan beschikt was om hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen en van Artois te worden. En Anton zou na de dood van vrouw Johanna hertog worden van Lotharingen, Brabant en Limburg en markgraaf van het heilige rijk. En Filips zou graaf van Never en Rethel zijn. Dit was dus allemaal gedaan met toestemming van de koning van Frankrijk en van vrouw Johanna. Ook beloofden de 3 zonen die scheiding te houden met voorwaarden als enige van die drie stierven zonder mannelijke erfgenaam dan zou zijn land komen op de andere oudste broer of op zijn mannelijke erfgenaam.

Mer want dit niet geschiet en was bi consente des lants van Brabant, ende want hertoge philips beduchte dat Anthonis sijn sone na vrou Jannen doot enige stoot hier in gemaect mocht werden, sonderlinge ouermits sekere beloften die hertoge wencelijn ende vrou Janne te Tricht in node gedaen hadden den .iiij keiser Kaerle hertoge wencelijns broeder, daer hier af voorscreuen is. So quam hertoge Philips tot vrou Janne in Brabant te bruessel Ende tot sijnre begheerten dede si vergaderen die drie staten vanden lande, den welcken si alle beyde baden datse hertoge Philips vrouwe ende haer kinderen bekennen wilden voor die naeste oor van Brabant van Limborch na vrou Jannen doot. Daer op de drie staten antwoorden datse genen anderen heere noch vrouwe en kende dan vrou Janne so lange als si leefde. Ende na haer doot so soude hem tlant quiten inden genen die sculdich waer hair here te sijn. Ende anders geen antwoorde en consten hertoge Philips oft wou Janne crigen vanden drie staten Nochtans boot hertoge Philips den lande van brabant ouer te gheuen Antwerpen ende Mechelen om eewelic aen Brabant te blijuen Voort boot hi hem tlant van Dermonde in handen te stellen ter tijt toe dat hi Graue metten lande van Cuyck op sijnen cost weder ghecregen ende aen brabant geknocht had. Maer op die tijt en conste hi anders gheen antwoorde crigen ende so track hi weder in Vrancrijcke

Dit vernam coninc wencelijn van Behem die wt crachte vanden voorscreuen geloften keyser kaerlen sinen vader ghedaen pretendeerde recht in Brabant te hebben ende sant sinen ambassaet tot Louen opdoende den drie staten dat inhout van den brieuen vander voorseyder geloften, versueckende also dat si coninc wen [155r] celijn bekennen wilden voor haren rechten heere na vrou Jannen doot. Dair op die drie staten antwoorden ghelijc si hertoge Philips ghedaen hadden ende also voorseyt is ende anders niet. Daer na dede hertoge Philips toespreken in theymelic enige baenreheren van Brabant om tot sijnre meyninghen te comen, so dat hi goeden troost vercreech ende quam weder in Brabant tot vrou Janne in die stadt van Bruessele die die drie staten dede vergaderen Ende hi verwerf so vele datse Anthonis sinen sone geloofden tontfangen voor eenen ruwaert van brabant so lange als vrou Janne leuen soude Ende mits desen gaf hertoge Philips ouer die stadt van Antwerpen Anthonis sinen soone om onghescheyden altijt aen brabant te bliuene Mer Mechelen, Graue ende tlant van Cuyc en creech dat lant niet dat si hadden mogen crijgen hadden si te tide connen spreken Mer tis der Brabanteren manier datse haren raet dicwil te lange vertrecken ende datse na raet houden. Als hertoge philips was te bruessel so creech hi een siecte in sijn leden ende hy nam orloff aen vrou Janne ende trac also na Vrancrijcke op een orsbaer Mer onder wegenals hi te Halle was inden hert ghelogeert so verswaerde hem die siecte so seer dat hi corts daer na sterff int iaer ons heren .M.CCCC. ende .iiij. opten .xxij. dach van April. Ende sijn dode lichaem wert geuoert tot Digioen in bourgondien,god ontferme sijn siele Amen.

Corts daer na quam Anthonis van Bourgondien in brabant ende wert ontfaen ouer ruwaert opten .v. dach van Junio int selue iaer. Ende in sijn eerste iaer dede hi den here van Assche amman van Bruessel vangen ende deden leggen tot Genapyen int slot, om des wil dat hi bi bedwange der stadt van Bruessele ouer eenen ban gestaen hadde tegen tgebot vanden ruwaert Twelc de wet houderen vernemende vingen si meester Symon van fremellis die raet vanden ruwaert was, den welcken si niet ontslaen en wilden voor dat die ruwaert den Amman ontsloeghe Als si beyde dan wter vangenissen waren so toonde hem die ruwaert seer toornich op die stadt van bruessel ende hi dede die borch van Vyluorden sterck maken om dye stadt van bruessel te berijden ende te quellen Mer twert ghedadingt dat die scepenen ende raet vander stadt tegen den ruwaert met processien quamen tot aent siechuys tusschen Bruessele ende scharenbeke ende op haer knien vallende baden si hem ootmoedelic genade, ende gauen hem daer toe .viiij.M. penningen van goude

Maar omdat dit niet gebeurd was zonder toestemming van het land Brabant en hertog Filips vreesde dat Anton na de dood van vrouw Johanna enige weerstand hierin gemaakt mocht worden en vooral vanwege zekere beloften die hertog Wenceslaus en vrouw Johanna te Tricht in nood gedaan hadden de 4de keizer Karel, de broer van hertog Wenceslaus. Zo kwam hertog Filips tot vrouw Johanna in Brabant te Brussel. En tot zijn begeerte liet ze verzamelen de drie staten van het land die ze allen bad dat ze hertog Filips vrouwe en haar kinderen bekennen wilden voor de naaste erfgenaam van Brabant en van Limburg na haar dood. Waarop de drie staten antwoordden dat ze geen andere heer noch vrouwe erkenden dan vrouw Johanna zo lang als ze leefde. En na haar dood zouden ze het land kwijten aan diegene die schuldig was hun heer te zijn. En geen ander antwoord kon hertog Filips of vrouw Johanna krijgen van de drie staten. Nochtans bood hertog Filips het land van Brabant over te geven Antwerpen en Mechelen om eeuwig aan Brabant te blijven. Voort bood hij hun het land van Dendermonde in handen te stellen tot de tijd toe dat hij Grave met het land van Kuik op zijn kosten terugkreeg en aan Brabant geknoopt had. Maar in die tijd kon hij geen ander antwoord krijgen en zo trok hij weer in Frankrijk.

Dit vernam koning Wenceslaus van Bohemen die uit kracht van de beloften die keizer Karel zijn vader gedaan had en pretendeerde recht in Brabant te hebben en zond zijn ambassadeur tot Leuven en opende de drie staten de inhoud van de brieven van die beloften en verzocht alzo dat ze koning Wenceslaus bekennen wilden voor hun rechte heer na de dood van vrouw Johanna. Waarop de drie staten antwoordden gelijk ze hertog Filips gedaan hadden en niet anders. Daarna liet hertog Filips heimelijk toespreken enige baanderheren van Brabant om tot zijn bedoeling te koen zodat hij goede troost kreeg en kwam weer in Brabant tot vrouw Johanna in de stad Brussel die de drie staten liet vergaderen. En hij verwierf zoveel dat ze zijn zoon Anton beloofden te ontvangen voor een baljuw van Brabant zo lang als vrouw Johanna zou leven. En hierdoor gaf hertog Filips de stad Antwerpen over aan Anton om ongescheiden altijd aan Brabant te blijven. Maar Mechelen, Grave en het land van Kuik kreeg dat land niet dat ze hadden kunnen krijgen hadden ze dat eerder besproken. Maar het is de Brabantse manier dat ze hun raad te lang uitstellen en dat ze daarna raad houden. Toen hertog Filips te Brussel was zo kreeg hij een ziekte in zijn leden en hij nam verlof aan vrouw Johanna en trok alzo naar Frankrijk op een draagbaar. Maar onderweg toen hij te Halle in het hert logeerde zo verzwaarde de ziekte zo zeer zodat hij gauw daarna stierf in het jaar ons heren 1404 op de 12de dag van april. En zijn dode lichaam werd gevoerd te Dijon in Bourgondië, God ontfermt zijn ziel. Amen.

Gauw daarna kwam Anton van Bourgondië in Brabant en werd ontvangen voor baljuw op de 5de dag van juni in hetzelfde jaar. En in zijn eerste jaar liet hij de heer van Asse, ambtman van Brussel, vangen en liet hem leggen te Genepin in de burcht omdat hij bij bedwang de stad van Brussel een ban voorgestaan had tegen het gebod van de baljuw. Wat de wethouders vernamen en vingen meester Symon van Fremellis, die raad van de baljuw was, die ze niet ontslaan wilden voordat de baljuw de ambtman ontsloeg. Toen ze beide dan uit de gevangenis waren zo toonde de baljuw zich zeer vertoornd op de stad Brussel en hij liet de burcht van Vilvoorden sterk maken om de stad van Brussel te berijden en te kwellen. Maar het werd gedaagd dat de schepenen en raad van de stad tegen de baljuw met processie kwamen tot aan het ziekenhuis tussen Brussel en Schaarbeek en vielen op hun knieën en baden hem ootmoedig genade en gaven hem daartoe 8000 penningen van goud.

Daer na int iaer .M.cccc. ende .v. opten xxviij. dach in merte sterf vrou margriet Anthonis van Bourgondien moeder

Daer na int iaer .M.cccc.vi. opten vi. dach Juniij, so wert gemaect een verbont van vrientscapen tusschen Anthonis den ruwaert ende de stadt van Aken met veel vorwaerden die daer gemaect waren Ende dievan Aken schoncken hem .iiij dusent gulden

Jnt iaer .M.cccc. ende .vi. opten eersten dach van December sterf dedel vrou Janne van Brabant die seer wert beweent van veel lieden wantse seer bemint was vanden volcke. Ende si wert eerlic begrauen tot onser vrouwen bruederen te bruessel inden choor na datse .li. iaer hertoginne geweest had Ende in haren tijt so was si seer ontsien, wantse arme ende rij- [155v] ke dede goet recht doen. sonderlinge liet si scarp recht doen ouer die gheen die vrouwen violeerden oft ontscaecteden Seer was si ooc ontsien vanden baenroetsen ende edelen vanden lande want si nyemant en spaerde als si tegen haer misdeden Alle princen ende heren hadden haer in groter werdicheit als oft hair moeder geweest had Sonderlinge was si een moeder van iongen heren die si in hair hof tot duechden ophielt ende leerde die stellende ter eeren Als die ionge here van Bourbon, van Cleue, van Namen, van Heynsberge ende des grauen sone van Seyn Ende veel huweliken maecte si van princen . als tusschen den sesten coninc Kaerle van vrancrike, ende hertoge Steuens dochter van Beyeren daer si ter bruloft was tot Amiens. Ooc makede si thuwelic tusschen hertoge Jan van Bourgondien ende hertoge Aelbrecht van Beyerens dochter die palensgraue was ende graue van Henegouwe, hollant ende zeelant Desgelijcx ooc tusschen hertoge Willem des selfs Aelbrechts sone ende Margriete hertoge Jans van Bourgondien suster, daer si ter bruloft was te Camerijck, daer haer van alle den heeren grote eere gedaen wert Ende tot allen anderen plaetsen eerdense die heren diese hielden voor die edelste vrouwe van kerstenheit. Si was seer milde van gauen ende iuwelen te geuen den princen ende edelen personen die van buten slants tot haer quamen Desghelijcx so wert si dicwils costelijc begaeft van coningen ende princen die haer iaerlijcx giften sonden ende si hem weder. Met gode moetsi leuen. Amen.

Daarna in het jaar 1405 op de 28ste dag van maart stierf vrouw Margaretha, de moeder van Anton van Bourgondië.

Daarna in het jaar 1406 op de 6de dag van juni zo werd een verbond van vriendschap gemaakt tussen Anton de baljuw en de stad Aken met veel voorwaarden die daar gemaakt werden. En die van Aken schonken hem 4000 gulden.

In het jaar 1406 op de eerste dag van december stierf de edele vrouw Johanna van Brabant die zeer beweend werd van veel lieden want ze was zeer bemind van het volk. En ze werd fatsoenlijk te onze vrouw broeders te Brussel in het koor begraven nadat ze 51 jaar hertogin was geweest. En in haar tijd zo was ze zeer ontzien want ze liet armen en rijken recht doen en vooral liet ze scherp recht doen over diegene die vrouwen verkrachtten of schaakten. Zeer was ze ook ontzien van de baanderheren en edelen van het land want ze spaarde niemand als ze tegen haar misdeden. Alle prinsen en heren hadden haar in grote waardigheid alsof ze hun moeder was geweest. Vooral was ze een moeder van jongen heren die ze in haar hof in deugden ophield en leerde die stellen ter eren. Zoals de jonge heer van Bourbon, van Kleef, van Namen, van Heinsberg en de zoon van de graaf van Seine. En veel huwelijken maakte ze van prinsen als tussen de zesde koning Karel van Frankrijk en de dochter van hertog Stevens Beieren waar ze te bruiloft was te Amiens. Ook maakte ze het huwelijk tussen hertog Jan van Bourgondië en de dochter van hertog Albrecht van Beieren die paltsgraaf was en graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland. Desgelijks ook tussen de zoon van dezelfde Albrecht, Willem, en zuster van hertog Jan van Bourgondië Margaretha waar ze te bruiloft was te Kamerijk waar haar van alle heren grote eer gedaan werd. En te alle andere plaatsen eerden haar de heren de haar hielden voor de edelste vrouwe van christenheid. Ze was zeer mild van gaven en juwelen te geven de prinsen en edele personen die van buitenland tot haar kwamen. Desgelijks zo werd ze vaak kostbaar begiftigd van koningen en prinsen die haar jaarlijks giften zonden en zij hen weer. Met God moet ze leven. Amen.

Dat .liiij. capitel. Hoe hertoge Antonis van Bourgondien in brabant voor hertoge ontfangen wert, ende van sinen hogen gheslachte Ende hoe hi sijn twee huysurouwen troude

ANthonis van Bourgondien wilen hertoge philips sone wert na de afliuicheit der voorscreuen vrou Jannen voor hertoge van brabant ontfangen met groter eeren te louen gehult Jnt iaer ons heren .M.CCCC. ende vi. opten xviij. dach in December, ende doen te bruessel ende in anderen steden alsoot gewoonlic is Ende so wert Brabant weder versaemt aent edel bloet van vrancrijcke want Philips van Valoys coninc van vrancrike was sijn ouer oude vader. coninc Jan van Behem. de derde hertoge Jan van brabant. graue Lodewijc die oude van vlaenderen waren ooc sijn ouer oude vaderen coninc Jan van Vrancrijke ende Lodewijc de grootmoedige graue van [156r] vlaenderen waren beyde sijn oude vaderen De .iiij. keyser Kaerle, hertoge wencelijn van brabant waren beide hertoge Anthonis oude omen Coninc lodewijc van Sicilien ende hertoge Lodewijc van Orliens waren beyde sijns ooms kinderen. hertoge Philippus van bourgondien was sijn vader ende hertoge Jan sijn broeder, die na sijns vaders doot hertoge van Bourgondyen wert ende graue van vlaenderen, ende sijn ioncste broeder graue van Nyuers ende Rethel. Die graue Lupoldus van oostenrike ende hertoge willem van beyeren graue van henegouwe hollant ende zelant, ende die graue van Sauoyen hadden elck sijn suster te wiue, also voorscreuen is. Aldus was dese hertoge rijc ende machtich van vrienden wt hogen ende eedelen troncke gedescendeert Hi was seer scarpe van iusticie te doen ouer die misdadige, sonderlinge ouer roekelose gasten die die arme lieden verdructen oft ransoneerden oft sloeghen, so dat men nie so goeden iusticie sach geschien in brabant Ende gerne gaf hi een yegelijc audientie ende hoorde die clachten van armen ende rijcken. Daer na als hi tlant in goeder policien gestelt had, so ouerdacht hi hertoge Reynout van Ghelre die na Willem sijn broeders doot hertoge geworden was, te onderwisen om dat hi tlant vanden Graue, also dat voortijts bi vrou Jannen tijden ghesloten hadt geweest niet te leen ontfangen en hadde Mer sijn opset wert ghebroken want sijn edel vrou Janne van Sintpol sijn wettige gesellinne die alder schoonste in die tijt leuende wert bestaen met der natuerliker doot ende sterf inden iare ons here .Mcccc. ende .vij. den xij. dach van oogstmaent ende leyt begrauen ter vueren Si was een duechdelijcke vrou in hair leuen simpel ende ootmoedich Men seyde van haer als si roden wijn te drincken plach datmen dien door haer kele sach gaen. Hi had van haer drie kinderen. Jan die na hem hertoge wert, ende philippus die wert graue van sintpol ende Liney, ende een dochter die ionc sterf

Dat 54ste kapittel. Hoe hertog Anton van Bourgondië in Brabant voor hertog ontvangen werd en van zijn hoge geslacht. En hoe hij zijn twee huisvrouw trouwde.

Anton van Bourgondië, de zoon van wijlen hertog Filips, werd na de dood van Johanna voor hertog van Brabant ontvangen met grote eer te Leuven gehuldigd in het jaar ons heren 1406 op de 18de dag in december en toen te Brussel en in andere steden alzo het gewoon is. En zo werd Brabant weer verzameld aan het edele bloed van Frankrijk want Filips van Valois, koning van Frankrijk, was zijn over grootvader en koning Jan van Bohemen de derde hertog Jan van Brabant en graaf Lodewijk de oude van Vlaanderen waren ook zijn over grootvaders en koning Jan van Frankrijk en Lodewijk de grootmoedige, graaf van Vlaanderen, waren beide zijn grootvaders. De 3de keizer Karel, hertog Wenceslaus van Brabant, waren beide ooms van hertog Anton. Koning Lodewijk van Sicilië en hertog Lodewijk van Orleans waren beide kinderen van zijn oom. Hertog Filips van Bourgondië was zijn vader en hertog Jan, zijn broeder, die na zijn vaders dood hertog van Bourgondië werd en graaf van Vlaanderen, en zijn jongste broeder graaf van Nevers en Rethel. Graaf Lupold van Oostrijk en hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland en graaf van Savoie hadden elk zijn zuster als wijf. Aldus was deze hertog rijk en machtig van vrienden uit hoge en edele tronk afgedaald. Hij was zeer scherp van justitie te doen over de misdadige, vooral over roekeloze gasten die de arme lieden verdrukten of losgeld vroegen of sloegen zodat men niet zo’n goede justitie zag geschieden in Brabant. En graag gaf hij iedereen audiëntie en hoorde de klachten van armen en rijken. Daarna toen hij het land in goede politie gesteld had zo bedacht hij hoe hertog Reinout van Gelre die na de dood van zijn broer Willem hertog geworden was te onderwijzen omdat hij land van Grave, alzo dat voortijds bij vrouw Johanna gesloten was, niet te leen ontvangen had. Maar zijn voornemen werd gebroken want zijn edele vrouw Johanna van Sint-Pol, zijn wettige gezellin en de allermooiste die in die tijd leefde, werd bestaan met de natuurlijke dood en stierf in het jaar ons heren 1407 op de 7de dag van augustus en ligt begraven te Tervuren. Ze was deugdelijke in haar leven, eenvoudig en ootmoedig. Men zei van haar als ze rode wijn dronk dat men dat door haar keel zag gaan. Hij had van haar drie kinderen. Jan, die na hem hertog werd, en Filips die werd graaf van Sint-Pol en Liney, en een dochter die jong stierf.

Dat .liiij. capitel. Hoe hertoge Antonis van Bourgondien in brabant voor hertoge ontfangen wert, ende van sinen hogen gheslachte Ende hoe hi sijn twee huysurouwen troude

ANthonis van Bourgondien wilen hertoge philips sone wert na de afliuicheit der voorscreuen vrou Jannen voor hertoge van brabant ontfangen met groter eeren te louen gehult Jnt iaer ons heren .M.CCCC. ende vi. opten xviij. dach in December, ende doen te bruessel ende in anderen steden alsoot gewoonlic is Ende so wert Brabant weder versaemt aent edel bloet van vrancrijcke want Philips van Valoys coninc van vrancrike was sijn ouer oude vader. coninc Jan van Behem. de derde hertoge Jan van brabant. graue Lodewijc die oude van vlaenderen waren ooc sijn ouer oude vaderen coninc Jan van Vrancrijke ende Lodewijc de grootmoedige graue van [156r] vlaenderen waren beyde sijn oude vaderen De .iiij. keyser Kaerle, hertoge wencelijn van brabant waren beide hertoge Anthonis oude omen Coninc lodewijc van Sicilien ende hertoge Lodewijc van Orliens waren beyde sijns ooms kinderen. hertoge Philippus van bourgondien was sijn vader ende hertoge Jan sijn broeder, die na sijns vaders doot hertoge van Bourgondyen wert ende graue van vlaenderen, ende sijn ioncste broeder graue van Nyuers ende Rethel. Die graue Lupoldus van oostenrike ende hertoge willem van beyeren graue van henegouwe hollant ende zelant, ende die graue van Sauoyen hadden elck sijn suster te wiue, also voorscreuen is. Aldus was dese hertoge rijc ende machtich van vrienden wt hogen ende eedelen troncke gedescendeert Hi was seer scarpe van iusticie te doen ouer die misdadige, sonderlinge ouer roekelose gasten die die arme lieden verdructen oft ransoneerden oft sloeghen, so dat men nie so goeden iusticie sach geschien in brabant Ende gerne gaf hi een yegelijc audientie ende hoorde die clachten van armen ende rijcken. Daer na als hi tlant in goeder policien gestelt had, so ouerdacht hi hertoge Reynout van Ghelre die na Willem sijn broeders doot hertoge geworden was, te onderwisen om dat hi tlant vanden Graue, also dat voortijts bi vrou Jannen tijden ghesloten hadt geweest niet te leen ontfangen en hadde Mer sijn opset wert ghebroken want sijn edel vrou Janne van Sintpol sijn wettige gesellinne die alder schoonste in die tijt leuende wert bestaen met der natuerliker doot ende sterf inden iare ons here .Mcccc. ende .vij. den xij. dach van oogstmaent ende leyt begrauen ter vueren Si was een duechdelijcke vrou in hair leuen simpel ende ootmoedich Men seyde van haer als si roden wijn te drincken plach datmen dien door haer kele sach gaen. Hi had van haer drie kinderen. Jan die na hem hertoge wert, ende philippus die wert graue van sintpol ende Liney, ende een dochter die ionc sterf

Dat 54ste kapittel. Hoe hertog Anton van Bourgondië in Brabant voor hertog ontvangen werd en van zijn hoge geslacht. En hoe hij zijn twee huisvrouw trouwde.

Anton van Bourgondië, de zoon van wijlen hertog Filips, werd na de dood van Johanna voor hertog van Brabant ontvangen met grote eer te Leuven gehuldigd in het jaar ons heren 1406 op de 18de dag in december en toen te Brussel en in andere steden alzo het gewoon is. En zo werd Brabant weer verzameld aan het edele bloed van Frankrijk want Filips van Valois, koning van Frankrijk, was zijn over grootvader en koning Jan van Bohemen de derde hertog Jan van Brabant en graaf Lodewijk de oude van Vlaanderen waren ook zijn over grootvaders en koning Jan van Frankrijk en Lodewijk de grootmoedige, graaf van Vlaanderen, waren beide zijn grootvaders. De 3de keizer Karel, hertog Wenceslaus van Brabant, waren beide ooms van hertog Anton. Koning Lodewijk van Sicilië en hertog Lodewijk van Orleans waren beide kinderen van zijn oom. Hertog Filips van Bourgondië was zijn vader en hertog Jan, zijn broeder, die na zijn vaders dood hertog van Bourgondië werd en graaf van Vlaanderen, en zijn jongste broeder graaf van Nevers en Rethel. Graaf Lupold van Oostrijk en hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland en graaf van Savoie hadden elk zijn zuster als wijf. Aldus was deze hertog rijk en machtig van vrienden uit hoge en edele tronk afgedaald. Hij was zeer scherp van justitie te doen over de misdadige, vooral over roekeloze gasten die de arme lieden verdrukten of losgeld vroegen of sloegen zodat men niet zo’n goede justitie zag geschieden in Brabant. En graag gaf hij iedereen audiëntie en hoorde de klachten van armen en rijken. Daarna toen hij het land in goede politie gesteld had zo bedacht hij hoe hertog Reinout van Gelre die na de dood van zijn broer Willem hertog geworden was te onderwijzen omdat hij land van Grave, alzo dat voortijds bij vrouw Johanna gesloten was, niet te leen ontvangen had. Maar zijn voornemen werd gebroken want zijn edele vrouw Johanna van Sint-Pol, zijn wettige gezellin en de allermooiste die in die tijd leefde, werd bestaan met de natuurlijke dood en stierf in het jaar ons heren 1407 op de 7de dag van augustus en ligt begraven te Tervuren. Ze was deugdelijke in haar leven, eenvoudig en ootmoedig. Men zei van haar als ze rode wijn dronk dat men dat door haar keel zag gaan. Hij had van haar drie kinderen. Jan, die na hem hertog werd, en Filips die werd graaf van Sint-Pol en Liney, en een dochter die jong stierf.

Jn desen tide leefden te parijs .ij. alte grote doctoren in theologia, als meester Peter van Ailly die na bisscop wert van Camerijc ende cardinael Ende meester Jan gerson sijn discipel cancellier van der uniuersiteyt van parijs die die heilige kerke seer verlicht heeft met sijn bescheyden ende troostelike scriften. Ooc so sachmen een vreeslike comeet inder lucht Ende corts daer na so volchde den dootslach des hertogen van Orliens, ende den strijt van Ludick daer hier na af geseyt sal werden

Na die doot van vrou Janne van sintpol hertoge Anthonis ghesellinne so heeft hi een groot volc vergadert wt brabant sonderlinge van Antwerpen ende wten marcgraefscape van Rijen ende van tshertogenbossche, ende hem is te dienste gecomen sijn voorseide broeder philips graue van Nyuers met veel edel mannen, ende dye graue Walrauen van Sintpol sijn sweer Mer die stadt van Louen noch bruessel en deden hem anders geen volc dan die op hair selfs auontuer mede wilden trecken, om datse niet en wisten waer [156v] datse trecken souden Ende die hertoge is gereyst tot Valckenborch om hertoge Reynout te dwingen tlant vanden Graue van hem te leene te ontfangene. Mer hertoghe Reynout siende dat hy niet machtich en was hem te verweren tegen hertoge Anthonis, sandt hi te valkenborch eenen notabelen ambassaet ende daer wert gesloten dat hi hertoge Anthonis geuen moste veel M. cronen ende dat hi in brabant comen soude ende tlant vanden Graue van hem te leene ontfangen Ende daer na te weten int iaer ons heren .M.CCCC. ende .vij. op sinte seuerijns dach ontfinc hertoge Reinout van Ghelre dat te leene van hertoge Anthonis tot Emple biden bossche opten cant vander Masen ende dede sinen eet dat alle man sach Mer eer dit geschiet was so wert hertoge Anthonis te Tricht ontfangen met processien ende dede eet tot sinte Seruaes ende wert ghehult. Ende want de ludikers met groter mach voor Tricht geslagen waren om dat hertoge Jan van beyeren hair elect die te Tricht lach na dat hi langhe iaren elect geweest had geen priester aen nemen en wilde Ende want si eenen anderen elect gemaect hadden, te weten heer Dieric van perweys by consente vanden paus Benedictus die te Auenyoen sadt ende niet bi consent des paus die te Rome sadt, dien si ende tlant van Almanien tot dier tijt toe geobediert hadden, so hadden si heer Henric van Horne des voorscreuen nyewen elects vader tot eenen momboor gecoren So heeft hertoge anthonis seer tusschen beyden gearbeyt om pays te maken, mer hy heuet tot eenen bestande ghebracht van ses weken tusschen den elect die binnen Tricht was ende der gemeynten van ludick ende Loon die doen mit haren momboor weder thuys trocken Ende so track hertoghe Anthonis met groten volcke twelck hi vergadert had ooc thuyswaert, geuende ygeliken orlof om in tsijne te keeren Mer sinen iongen broeder Philips van burgondyen graue van Nyuers hielt hy bi hem ende dede hem grote chiere

Corts daer na, te weten int selue iaer Mcccc.vij. wert hertoge lodewijc van Orliens des conincs van Vrancrijck broeder verslagen bi nachte in die stadt van Parijs bi eenige lieden van hertoge Jan van Bourgondien hertoge Anthonis outste broeder Waer af dat naemaels groot orloge, lijden ende tribulatien gecome sijn alsomen hier na seggen sal.

Dese hertoge van Orliens was eens conincs sone ende een conincs broeder ende hi was hertoge Jans van bourgondien ooms sone Ende want de .vi. coninc karel sijn broeder die seer schoon was ende wel ghemint bi sortilegien betouert was so dat hi dicwil niet wel bi sijn sinnen en was So wilde die hertoge van Orliens als die naeste dat regiment vander cronen hebben Twelc heroge Jan van bourgondien mishagede ende wilde ooc regeren want hem dochte dat des conincx ende des lants profijte niet en was Ende daer wt quam die partijschap tusschen beyde.

In deze tijd leefden te Parijs al te grote doctoren in theologie als meester Peter van Ailly die daarna bisschop werd van Kamerijk en kardinaal. En meester Jan Gerson, zijn discipel, kanselier van de universiteit van Parijs die de heilige kerk zeer verlicht heeft met zijn bescheiden en troostend schrift. Ook zo zag men een vreselijke komeet in de lucht. En kort daarna zo volgde de doodslag van de hertog van Orleans en de strijd van Luik waar hierna van gezegd zal worden.

Na de dood van vrouw Johanna van Saint-Pol, de gezellin van hertog Anton, zo heeft hij een groot volk verzameld uit Brabant vooral van Antwerpen en uit het markgraafschap Rijen en van Hertogenbos en hem is te dienst gekomen zijn broeder Filips, graaf van Nevers, met veel edele mannen en zijn zwager graaf Walram van Saint-Pol. Maar de stad Leuven noch Brussel deden hem geen ander volk dan die op zichzelf avontuurden mee te wilden trekken omdat ze niet wisten waarheen dat ze trekken zouden. En de hertog is naar Valkenburg getrokken om hertog Reinout te dwingen het land van Grave van hem te leen ontvangene. Maar hertog Reinout zag dat hij niet machtig was om zich te verweren tegen hertog Anton en zond te Valkenburg een notabele ambassadeur en daar werd besloten dat hij hertog Anton geven moest 1000 kronen en dat hij in Brabant zou komen het land van Grave van hem te leen ontvangen. En daarna, na te weten in het jaar ons heren 1407 op Sint Severijn’ s dag, ontving hertog Reinout van Gelre dat te leen van hertog Anton te Empel bij Den Bos aan de kant van de Maas en deed zijn eed zodat iedereen het zag. Maar eer dit geschied was zo werd hertog Anton te Tricht ontvangen met processie en deed eed tot Sint Servaas en werd gehuldigd. En omdat de Luikenaars met grote macht voor Tricht geslagen waren omdat hertog Jan van Beieren, hun gekozen bisschop, die te Tricht lag nadat hij lange jaren gekozen was geweest en geen priester aannemen wilde. Want ze hadden een andere gemaakt, te weten heer Diederik van Perwijs met toestemming van paus Benedictus die te Avignon zat en niet bij toestemming van de paus die te Rome zat die ze en het land van Allemagne tot die tijd toe gehoorzaamd hadden en zo had heer Hendrik van Horne de vader van de nieuwe gekozen bisschop tot een voogd gekozen. Zo heeft hertog Anton zeer tussen beiden gewerkt om vrede te maken, maar hij heeft het tot een bestand gebracht van zes weken tussen de gekozen die binnen Tricht was en de gemeenten van Luik en Loon die toen met hun voogd weer thuis trokken. En zo trok hertog Anton met groot volk wat hij verzameld had ook naar huis en gaf iedereen verlof om in de zijne te keren. Maar zijn jonge broeder Filips van Bourgondië hield hij bij hem en deed hem grote sier.

Gauw daarna, te weten in hetzelfde jaar 1407, werd hertog Lodewijk van Orleans, de broer van de koning van Frankrijk, verslagen bij nacht in de stad Parijs door enige lieden van hertog Jan van Bourgondië, de oudste broer van hertog Anton. Waarvan later grote oorlog, lijden en moeilijkheden gekozen zijn alzo men hierna zeggen zal.

Deze hertog van Orleans was een koningszoon en een broer van de koning en hij was de zoon van de oom van hertog Jan van Bourgondië. En omdat koning Karel de 6de zijn broer was die zeer mooi was en goed bemind en door toverij betoverd was zodat hij vaak niet goed bij zin was zo wilde de hertog van Orleans als de naaste dat regiment van de kroon hebben. Wat hertog Jan van Bourgondië mishaagde en wilde ook regeren want hij dacht dat hij als koning van het land er geen profijt was. En daaruit kwam de partijschap tussen beide.

Nv keer ic weder op de Lukenaers ende Loneren die weder voor Tricht sijn gecomen om den elect heer Jan van beyeren te verdriuen ende haren anderen elect heer dieric van perweys te verheffen Ende want doe so couden winter was dat veel menschen ende beesten storuen van coude Soe trocken si thuyswaert nae datse daer ses weken ghelegen hadden Ende daer na bleeff een rijdende orloghe tusschen beyde partijen tot in dat [157r] eynde vanden Meye daer na volghende Jnt iaer .M.cccc. ende .viij. ende doe wert Tricht weder met groter macht belegen vanden ludikers ende vanden Loners .xvi. weken lanc duerende So dede hertoge Jan die elect grote neersticheyt daer en binnen aen hertoge Willem van Beyeren, graue van Henegou, hollant ende zeelant sinen broeder, ende aen hertoge Jan van bourgondien sinen swager, so dat si mit groter macht van volcke int lant van Ludick quamen. Ende graue Philips van Nyuers quam oock met hertoge Jan van bourgondien sijnen broeder Doe braken die Ludikers op van voor Tricht ende trocken thuysweert meynende des ander daghes wt te comen met meerder macht om dye voorscreuen heren te beuechten Hertoge Anthonis van Brabant had lange tijt versocht gheweest van beyden siden om aen te houden ende om seker reden en had hijs hem niet willen moyen Mer doe hi sach dat beyde sijn broeders selue metten lijue den elect hertoge Jan van Beyeren te baten quamen so onderwant hijs hem ooc ende vergaderde veel volcx in brabant Maer eer hi seluer in persone te Tricht comen conde so was den strijt geuallen bi Tongeren, want die ludikers den ghesetten tijt verhaesteden strijdende op eenen sondage tegen den wille van haren mombore so datse ten lesten den strijt verloren daer verslagen bleuen omtrent .xl.M menschen Ende die edel here Henrick van Perweys met heer Dierick sinen sone waren daer ooc verslagen die alte seer beclaecht werden, want die here van perwijs had geerne den strijt vertrocken ende sonderlinge opten heyligen sondach niet te striden Mer de ludikers dreychden hem doot te slaen om dat hise niet geringe aen leyden en wilde. Ooc so dede die here van peweys te velde comen sijnde ondersoecken, oftmen op danderside vernemen conde die banier van hertoge Anthonis sijns leenheren, want so en soudense tegen hem niet hebben gestreden Dit geschiede int iaer .M.cccc ende .viij. opten .xxiij. dach in September.

Dus was hertoge Jan van beyeren vanden voorscreuen hertoge Jan van Bourgondien ende van sijnen broeder Willem graue van hollant ende van hertoge Anthonis van Brabant met machte te Ludick binnen bracht ende geweldich here gemaect van Ludic ende alle den ganssen lande, doende sijnen wille ende beliefte ouer den ghenen die hem contrarie hadden gheweest

Omtrent den voorscreuen tijt verloren die Pruysschen heren ooc den strijt tegen den coninc van Polen, dair ooc omtrent .xl.M. mannen verslagen werden

Daer na troude hertoge Anthonis die schone Elyzabeth dochter des hertogen van Gourlitz beyde der coningen van Hongeren ende van Behem broeder, daer af die bruloft te bruessel seer costelic gehouden was op Couwenberch. Ende hertoghe Jan van Bourgondien ende die graue van Cleermont des hertogen van Bourbon broedere leyden die bruyt Ende hair was te huewlike gegeuen dat hertochdom van Lutzenborch ende dat graefscap van Cymni met der voochdijen van Elsaten om eewelic ende erflic te besitten ende van oore te oore daer in te succederen. Ende dese ghifte dede hair haren oom die coninc Wencelijn van Behem die ooc Roomsche coninc was, sijn brieuen bezegelt daer op verlenende Daer in hi onder ander dingen verclairt dat hertoge Anthonis rechtuer- [157v] delic ende bi rechter successien comen is totten hertochdomme van Brabant ende met goeden tytele dat ghebruyckende is

Daer na versochte hertoge Anthonis aen hertoge Willem van Beyeren graue van henegouwe, hollant, zelant sinen swager, te weten, om dat hi de resten vander duwaren van wilen vrouwe Jannen van brabant sijnder moeyen opleggen soude diemen haer noch ten achteren was van haren eersten man die ooc hertoge Willem heet, dien die vriesen sloegen Ende ten lesten bleuen sijs beyde in hertoge Janne van bourgondien, die sinen broeder Anthonis aen wees .lxx.M. oude schilden die hertoge willem hem gheuen moste

Jnt iaer .M.CCCC. ende .x. soe ghereesser een gheschille tusschen Antwerpen ende Mechelen om der drie mercten wille vanden vissche, soute, ende hauere. Ende hertoghe Jan van Bourgondien Anthonis broeder hielt Mechelen te rechte, ende hertoge Antonis hielt met sijnre stadt van Antwerpen so datter groten twist geuiel tusschen dese twee steden Elck vermat hem recht ende bescheyt te hebben thonende haer brieuen, ende hoe seer dats hem de ander steden onderwonden si en condent tot ghenen pays brengen. Ende die twee gebroeders waren op malcander gestoort ende elck dye stercte sijn partijen ordinerende capiteynen in beyden steden. Ende die van Antwerpen stelden een blochuys ten bome bi Rumpst op die riuyere doende die van Mechelen groot hinder datter geen schepen na die stadt comen en mochten, noch ooc van Mechelen neder wert Dit gheschil duerde so lange tot dat hertoge Anthonis van Lutzenborch weder in Brabant quam die een scarp gebot dede doen dat niemant in al Brabant wie hi ware eenige goeden binnen der vriheyt van mechelen brengen en soude Ende mits desen scarpen gebode werden die van mechelen seer bedwongen so datse aen haertoge Jan veruolchden so verre dat tot eender dachuaert quam die Tantwerpen gheleyt wert daer beyde dye hertogen ghebroederen quamen met veel heren. Sonderlinge was dair die voorscreuen graue van Sintpol die doe Conestabel van Vrancrijcke was Bi middele van hem dat so ghemaect wert onder dander, dat die van Louen ende bruessel als vanden sout te vueren op ende neder die dyle ende de Senne useren sullen, also si deden in tijden dat hertoge Philips sterf die beyde der hertogen vader was. Voort werden commissarij geordineert die tot louen, bruessel, antwerpen ende mechelen die brieuen visiteren souden vanden rechten ende priuilegien die si hem vermaten te hebben Ende so scheyden die heren van malcanderen minlick ende met vrientscapen

Jnt iaer .M.CCCC. ende .x. sterf die roomsche coninc Robrecht van Beyeren Doe wert gecoren coninc Segemont van Hongeren des voorscreuen coninc wencelijns broeder van des vaders wegen, daer namaels af gheseyt sal werden

Nu keer ik weer op de Luikenaars en die van Loon die weer voor Tricht zijn gekomen om de verkiezing van heer Jan van Beieren te verdrijven en hun gekozen bisschop, Diederik van Perwijs te verheffen. En omdat het toen zo’n koude winter was dat veel mensen en beesten stierven van koude zo trokken ze huiswaarts nadat ze zes weken gelegen hadden. En daarna bleef een rijdende oorlog tussen beide partijen tot in het eind van mei in het volgende jaar 1408 en 8 weken en toen werd Tricht weer met grote macht belegerd van de Luikenaars en die van Loon die 16 weken lang duurde. Zo liet hertog Jan de verkozen grote vlijt doen aan hertog Willem van Beieren, zijn broeder, en aan hertog Jan van Bourgondië, zijn zwager, zodat ze met grote macht van volk in het land van Luik kwamen. En graaf Filips van Nevers kwam ook met hertog Jan van Bourgondië, zijn broeder. Toen braken de Luikenaars op van voor Tricht en trokken huiswaarts en meenden de volgende dag uit de komen met grotere macht om de heren te bevechten. Hertog Anton van Brabant was lange tijd verzocht geweest van beide zijden om aan houden en om zekere reden had hij zich niet willen bemoeien. Maar toen hij zag dat beide zijn broeders zelf te lijve de gekozen bisschop van hertog Jan van Beieren te baat kwam zo onderwond hij zich ook en verzamelde veel volk in Brabant, Maar eer hij in eigen persoon te Tricht kon komen zo was de strijd gevallen bij Tongeren want de Luikenaars verhaastten de gezette tijd op een zondag tegen de wil van hun voogd zodat ze tenslotte de strijd verloren waar verslagen bleven omtrent 10 000 mensen. En de edele heer Hendrik van Perwijs met zijn zoon heer Diederik waren daar ook verslagen die al te zeer beklaagd werden want de heer van Perwijs had graag de strijd uitgesteld en vooral om op de heilige zondag niet te strijden. Maar de Luikenaars dreigden hem dood te slaan omdat hij ze niet gauw genoeg leiden wilden Ook zo deed de heer van Perwijs te velde gekomen onderzoeken of men aan de andere zijde de banier van hertog Anton, zijn leenheer, vernemen kon want dan zouden ze tegen hem niet hebben gestreden. Dit geschiedde in het jaar 1409 op de 23ste dag in september.

Dus was hertog Jan van Beieren van hertog Jan van Bourgondië en van zijn broeder Willem en van hertog Anton van Brabant met macht te Luik binnengebracht en geweldig heer gemaakt van Luik en het hele ganse land en deed zijn wil en believen over diegenen die hem tegen gesteld waren geweest.

Omtrent die tijd verloren de heren van Pruisen ook de strijd tegen de koning van Polen waar ook omtrent 40 000 mannen verslagen werden.

Daarna trouwde hertog Anton de mooie Elizabeth, dochter van de hertog van Gorlitz, beide broer van de koning van Hongarije en van Bohemen, waarvan de bruiloft te Brussel zeer kostbaar gehouden werd op de Kouwenberg. En hertog Jan van Bourgondië en de graaf van Clermont, de broeder van de hertog van Bourbon, leidden de bruid. En haar was ten huwelijk gegeven dat hertogdom van Luxemburg en het graafschap van Cymni met de voogdij van Elzas om eeuwig en erfelijk te bezitten en van erfgenaam tot erfgenaam daarin op te volgen. En deze gift deed haar oom koning Wenceslaus van Bohemen die ook Roomse koning was en verleende zijn verzegelde brieven daarop. Waar hij onder andere in verklaard dat hertog Anton rechtvaardig en bij rechte erfenis gekomen is aan het hertogdom van Brabant en met goede titel dat gebruiken mag.

Daarna verzocht hertog Anton aan zijn zwager hertog Willem van Beieren, te weten, omdat hij de resten van de weduwgoed van zijn tante wijlen vrouw Johanna van Brabant opleggen zou die men haar noch ten achter was van haar eerste man die ook hertog Willem heette die de Friezen versloegen. En tenslotte bleven ze beide in hertog Jan van Bourgondië die zijn broeder Anton aanwees 70 000 oude schilden die hertog Willem hem geven moest.

In het jaar 1410 zo rees er een geschil tussen Antwerpen en Mechelen vanwege de drie markten van vissen, zout en haver. En hertog Jan van Bourgondië en zijn broer Anton hielden Mechelen te recht en hertog Anton met zijn stad Antwerpen zodat er grote twist gebeurde tussen deze twee steden. Elk vermat zich recht en bescheid te hebben en toonden dat in brieven en hoezeer dat zich de ander steden onderwonden ze konden geen vrede maken. En de twee broers waren op elkaar verstoord en elk versterkte zijn partij en ordineerde kapiteins in beide steden. En die van Antwerpen stelden een blokhuis op ter bomen bij Rumst op de rivier en deed die van Mechelen groot hinder zodat er geen schepen naar de stad komen mochten, noch ook van Mechelen nederwaarts. Dit geschil duurde zo lang totdat hertog Anton van Luxemburg weer in Brabant kwam die een scherp gebod deed dat niemand in heel Brabant wie hij was enig goed binnen de vrijheid van Mechelen brengen zou. En vanwege dit scherpe gebod werden die van Mechelen zeer bedwongen zodat ze naar hertog Jan kwamen zodat het tot een rechtszitting kwam die te Antwerpen gelegd werd waar beide hertogen kwamen met veel heren. Vooral was daar de graaf van Saint-Pol die toen legeraanvoerder van Frankrijk was en bij middel van hem zo werd onder andere gemaakt dat die van Leuven en Brussel als van het zout te voeren op de neder Dijle en de Senne gebruiken zullen alzo ze deden in tijden dat hertog Filips stierf die de vader was van beide hertogen. Voort werden commissarissen geordineerd die te Leuven, Brussel, Antwerpen en Mechelen de brieven brengen zouden van de rechten en privilegiën die ze zich vermaten te hebben. En zo scheiden de heren minlijk van elkaar en met vriendschap.

In het jaar 1410 stierf de Roomse koning Robrecht van Beieren. Toen werd gekozen koning Sigismund van Hongarije, de broer van koning Wenceslaus waar later van gezegd zal worden.

Dat .lv. capitel. Hoe hertoge Anthonis dat lant van Lutzenborch met veel arbeyts hem onderdanich maecte Ende van coninc Segemont van Hongerien ende Behem die ooc roomsch coninc was ende van noch meer ander dingen

INt iaer M.cccc. ende .xi. trac hertoge anthonis na Lutzenborch mit zijnder huysurouwen elyzabeth, om dat hi aldaer gehult ende ontfangen soude werden, also hem belooft was in huweliker voorwaerden Ende als hi daer quam so wert hi minlic ontfangen vanden prelaten ende ridderscape in alle steden vanden lande Mer heer Huwaert van Eltere die [van] des conincx [weghen] van Bemen daer hooftman was met somige sinen hulperen die machtich waren en wilden hem hulde noch manscap doen Waer om dat de hertoge met machte getogen is voor Eltere dat hi swaerlijcken bestormde so dat heer Huwaert veruaert sijnde heymelic boden schicte totten hertoge van Orliens dat hi hem wilde ontset doen ende bistant, want die hertoge van Orliens hadde vanden marcgraue van Brandenborch verpant dese drie sloten, te weten, Damuillyer monmady, ende Orchymont Van welcke voorscreuen sloten heer Huwaert capiteyn gestelt was om die te bewaren. Dit is die ionge hertoge van Orliens, wiens vader verslagen was also voorseyt is, dien hi hadde van des hertogen van Milanen dochter Ende wt dien ocsuyne scrijft hem die hertoge van Orliens hertoge van Milanen So sandt hem die hertoge van Orliens een capiteyn gheheeten heer Clinget van borbant met groter machte van Fransoysen, die alle van hertoge Anthonis geuangen ende verslagen waren op eenen morgen stont voor monmady, sonder heer Clinget die capitey- [158v] ne die op tslot was ghegaen misse te horen so dat hi ontquam Twelck vernemende heer Huwaert maecte een tractaet van payse met hertoge Anthonis van Brabant in sulcker manieren, dat heer Huwaert die sloten bewaren soude, ende dat hi den coninc van Behem ende den hertoge van Orliens ontbieden soude, oft so ware dat si dese sloten niet en versagen in te nemen binnen den termine van ses weken so soude hi dan die sloten ouer geuen in des hertogen Anthonis handen, ende so lange soudet sijn vrede tusschen beyden Ende also is hertoge Anthonis op ghebroken ende na brabant ghereyst ende bleeffer een wijle

Corts hier na is hertoge Anthonis met groter heyrcracht weder getrocken int lant van Lutzenborch ende heeft daer beleyt Eltere ende alle die sloten verwachtende ofter yemant comen soude om die sloten te ontsetten Twelc hi meynde te beletten, maer daer en quam niemant Ende daer quamen ooc brieuen van den voorseyden coninc Segemont van Hongeren ooc Roomsch coninc datmen den hertoghe die sloten ouergaue, so dat hem die twee sloten op gauen in handen van hertoge Anthonis Mer heere Huwaert met noch sommige van sijnen meplichteren en wilden hertoge Anthonis hulde noch manscap doen also hemlieden vanden roomschen coninc voorseit dicwils ende menichwerf beuolen was te doen Waer om dat die hertoge seer gestoort beleyde ende bestormde veel sloten int lant die hem contrarie waren die hi wan, ende veel werp hijer inden gront neder die hem niet op geuen en wilden, ende bracht meest al dat lant van Lutzenborch onder sijn obediencie als een vroom heere

Dese hertoge Anthonis was seere vroom ende cloeck ter wapenen. sijnen volc gaf hi seluer den moet als een vrome ridder Altijt was hi vanden eersten hem niet ontsiende van eenigen geschutte oft stranghe battalien, maer ghelijck den leeuwe so was hi vreeslic sinen vianden Seer goedertieren was hi den verwonnen, hemlieden doende gracie als sijs begheerden. Wie soude connen vertellen die menichfuldige bestorminghen ende assaulten dier geschieden eer dat die sloten alle onder shertogen subiectie gebracht waren, die hier te lanc vallen souden te scriuen, somige met bombaerden doorschoten, sommige vechtender hant ghewonnen, sommige verbrant ende so verdoruen. etcetera.

Corts hier na is coninc Segemont van Hongeren ende van Behem tot Aken ghecomen met .x.M. paerden, daer hi als roomsche coninc wert ghecroont daer die hertoge van brabant ooc ontboden was, ende hi bereyde hem daertoe ende was getrocken tot Leeuwe. Doe wast den hertoge vanden somige ontraden ende hi en track niet totten coninc te Aken Waer om die coninck seer gram was want hi om sijnen wil principalick tot Aken te langer bleuen was. Doe reysede hi van daer tot Colen ene tot Constance int concilie

Jn desen tijt arbeyden seer de steden van Louen, Bruessel ende Antwerpen om gracie te crigen voor heer Thomas here van Diest, waer op dat die hertoge lange verbolgen had geweest om dies wille dat die here van Diest ende sijn rent [159r] meester meer ontfangen wilden vanden heerliken renten dan in voortiden den ouden groten hoger stotende dan die hertoge dien seluen ontfinc van sijnen chijse Ende want die here ende rentmeester hier af niet en wilden onderwesen sijn so heeft de stadt van Diest dat gheclaecht den hertoge als ouerhere ende sinen rade so lange tot dat hi den here van Diest beual dat hy niet meer en name voor den ouden groten dan die hertoge selue dede na de ordinancie vanden lande

Dat 55ste kapittel. Hoe hertog Anton het land van Luxemburg met veel moeite aan hem onderdanig maakte. En van koning Sigismund van Hongarije en Bohemen die ook Roomse koning was en van noch meer andere dingen.

In het jaar 1411 trok hertog Anton naar Luxemburg met zijn huisvrouw Elizabeth omdat hij daar gehuldigd en ontvangen zou worden zoals hem beloofd was in huwelijkse voorwaarden. En toen hij daar kwam zo werd hij minlijk ontvangen van de prelaten en ridderschap in alle steden van het land. Maar heer Huwaert van Elter die vanwege de koning van Bohemen daar hoofdman was met sommige helpers die machtig waren wilden hem hulde noch manschap doen. Waarom dat de hertog met macht getogen is voor Elter dat hij zwaar bestormde zodat heer Huwaert bang werd en heimelijk boden tot de hertog zond van Orleans of hij hem ontzet wilde doen en bijstand, want de hertog van Orleans had van de markgraaf van Brandenburg verpand deze drie burchten, te weten, Damuillier, Malmady en Orchimont. Van die burchten was heer Huwaert kapitein gesteld om die te bewaren. Dit was de jonge hertog van Orleans wiens vader verslagen was die hij had van de dochter van hertog van Melanen. En vanwege die gelegenheid schreef hem de hertog van Orleans de hertog van Melanen. Zo zond hem de hertog van Orleans een kapitein geheten heer Clinget van Brebant met grote macht van Fransen die allen van hertog Anton gevangen en verslagen waren op een morgenstond voor Malmady, uitgezonderd kapitein Clinget die op de burcht was gegaan mis te horen zodat hij ontkwam. Wat heer Huwaert vernam en maakte een traktaat van vrede met hertog Anton op zo’n manier dat heer Huwaert de burchten bewaren zou en dat hij de koning van Bohemen en de hertog van Orleans ontbieden zou tenzij dat ze deze burchten niet binnen zes weken innamen dan zou hij ze over geven in de handen van hertog Anton en zo lang zou het tussen beiden vrede zijn. En toen is hertog Anton opgebroken en naar Brabant getrokken en bleef er een tijdje.

Gauw hierna is hertog Anton met grote legermacht weer in het land van Luxemburg getrokken en heeft daar belegerd Elter en alle burchten wachtten of er iemand zou komen on die te ontzetten. Wat hij meende te beletten, maar er kwam niemand. En daar kwamen ook brieven van koning Sigismund van Hongarije en ook Roomse koning dat men de hertog de burchten overgaf zodat twee burchten zich overgaven in de handen van hertog Anton. Maar heer Huwaert met noch sommige van zijn medeplichtigen wilden hertog Anton hulde noch manschap doen alzo hen de Roomse koning vaak en menigmaal had bevolen te doen. Waarom de hertog zeer verstoord was en belegerde en bestormde veel burchten van het land die tegen hem waren die hij won en wierp er velen in de grond die zich niet over wilden geven en bracht meest al dat land van Luxemburg onder zijn beheer als een dappere heer.

Deze hertog Anton was zeer dapper en kloek ter wapens. Zijn volk gaf hij zelf moed als een dappere ridder. Altijd was hij van de eerste die zich niet ontzag van enig geschut of sterke bataljons, maar gelijk de leeuw zo was hij zijn vijanden vreselijk. Zeer goedertieren was hij de overwonnen en deed hen gratie als zij het begeerden. Wie zou kunnen vertellen de menigvuldige bestormingen en aanvallen die er gebeurden eer dat alle burchten onder zijn beheer gebracht werden wat hier te lang zou vallen te schrijven, sommige met werptuigen doorschoten, sommige vechtende hand gewonnen, sommige verbrand en zo bedorven etc.

Gauw hierna is koning Sigismund van Hongarije en van Bohemen te Aken gekomen met 10 000 paarden waar hij als Roomse koning werd gekroond waar de hertog van Brabant ook ontboden was en hij bereidde zich daartoe en was te Leeuwe. Toen werd het de hertog van sommigen ontraden en hij ging niet naar de koning te Aken. Waarom de koning zeer gram was want hij was vanwege hem voornamelijk te Aken langer gebleven. Toen reisde hij vandaar naar Keulen tot Konstanz in het concilie.

In deze tijd werkten zeer de steden van Leuven, Brussel en Antwerpen om gratie te krijgen voor heer Thomas, heer van Diest, waarop de hertog lang verbolgen was geweest omdat de heer van Diest en zijn rentmeester meer ontvangen wilden van de heerlijke renten dan in voortijden de oude gelden hoger stonden dan de hertog die ontving van zijn cijns. En omdat de heer en rentmeester hiervan niet onderwezen wilden zijn zo heeft de stad Diest dat de hertog beklaagd als overste heer en zijn raad zo lang totdat hij de heer van Diest beval dat hij niet meer nam van het oude geld dan de hertog zelf deed naar de ordinantie van het land.

Hier na gebuerdet dat die heere van Diest ontboot de scepenen vander stadt van Diest te comen opter stadthuys Ende so wasser een goet duechdelic eerbaer schepen geheeten Henrick poppe, een goet gemeyntenair die seer geclaecht hadt aen hertoge Anthonis ouer den here van Diest om der vooscreuen saken wille So wert hi doot geslagen onder wegen daer hi ter stadthuys gaen soude om welcker saken wil alst die hertoge vernam seer gram was. Ooc was hem ghecondicht hoe dat de here van Diest ghecocht hadde Sichenen tegen den here van Schoonvorst die oom was van den here van Montiow die dat van rechtes wegen toe gecomen soude hebben. Ende dese here van Montiow was tresorier van hertoge Anthonis. So stelde ende nam die hertoghe dye stadt van Diest ende Sychenen in sijnre hant ende stelde daer eenen anderen capiteyn die seer ghetrou was gheheten heere Jan de zwaef, ende maecte eenen anderen scouter gheheeten Gielis vanden Berge. ende die scepenen ende rentmeesters verstelde hi al na sijnre belieften, mer alleen behielt de here van Diest tslot van Sichenen Die welck als hi vernam aldus te staen inder gramscapen des hertogen so heeft hi hem versellet metten goeden steden Louen, bruessel, Antwerpen, hem lieden biddende om aenden hertoge sijnen pays te maken, ende hi hielt hem te Louen als poorter vander stadt doende seer zijn ontschult vanden dootslaghe voorseit als dat niet beuolen te hebben te doene Mer hi en conde sijnen pays niet crigen dan ten lesten door sijn getrouwicheyt diemen in hem beuant te sine, also hier na volget

Als die voorscreuen coninc van Hongeren die roomsche coninc was verhoorde tgeschil tusschen hertoge Anthonis ende den voorscreuen here van Diest, so sandt hi den bisschop van Straesborch den broeder vanden heere van Diest in Brabant aen den hertoge om sinen pays te maken Ende waert sake dat hi sinen broeder niet vereenigen en conde metten hertoge so soude hi hem dan bidden om tslot te Sychenen te openen om also eenen inganck in brabant te crigen als hi wilde Mer die here van Diest voorseit als een ghetrou man seyde aldus. Onse voorders heren van Diest hebben altijt den heere ende den lande ghetrouwe gheweest, ende ick heb lieuer mijn erue te verliesen dan mijn eere, ende om goets wille so en werdick nemmermeer minen here noch den lande ongetrouwe. doe schiet sijn broeder van hem Ende mits deser getrouheyt so quam die here van Diest tot sinen payse aenden hertoge bi beden vanden steden ende ooc van den banierheren des lants Niet te min hi moste hem geuen .vij.M. cronen Doe maecte die hertoghe een tractaet van payse tusschen de voorscreuen heere van Diest ende die stadt, die in beyden siden ten heyligen ghesworen wert te houden. Dair [159v] na hertoge Anthonis vernemende dat Segemont de roomsche coninc te Constans in Almanien ter concilie was om den scisma neder te leggen die lange inder heyliger kercken gheweest had so vant hijer veel prelaten vergadert Ende daer sant hertoge Antonis ooc eenen notabelen ambassaet ende hoopte so metten roomschen coninc te ouercomen vanden geschille dat tusschen hem ende heer Huwaerde stont. Ende daer waren somige heren gesproken van des conincs houe om hertoge Anthonis te excuseren aenden coninc twelc si deden so dat sijn ambassate van hem goetlic wert ontfangen Ende die coninc gaf hem antwoorde opt geen datse aen hem versochten, dat die saken niet te ontcommeren en waren met ambassatoren oft met brieuen, mer waren si beyde te samen si souden wel ouer comen So begeerde de coninc weder dat die hertoge bi hem quame in Sauoyen daer hi corts meende te reysen, ende dair soude ooc sijn hertoge Jan van Bourgondien sijn broeder ende die graue van Sauoyen sijn swagher Dit was int iaer .M.cccc. ende .xv. des vridages na paesschen.

Hierna gebeurde het dat de heer van Diest de schepenen van de stad Diest ontbood te komen op het stadhuis. En zo was er een goede deugdelijke eerbare schepen geheten Hendrik Poppe, een goede gemeentenaar die zeer aan hertog Anton geklaagd had over de heer van Diest om die zaak. Zo werd hij onderweg doodgeslagen waar hij ter stadhuis zou gaan wat toen het de hertog vernam zeer gram was. Ook was hem verkondigd dat de heer van Diest gekocht had Zichem van de heer van Schoonvorst die oom was van de heer van Monjou die dat van rechtswege zou hebben. En deze heer Monjou was penningmeester van hertog Anton. Zo stelde en nam de hertog de stad van Diest en Zichem in zijn hand en stelde daar een andere kapitein aan die zeer trouw was geheten heer Jan de Zwaef en maakte een andere schout geheten Gielis van de Berge en de schepenen en rentmeesters verstelde hij alle naar zijn believen, maar alleen behield de heer van Diest het slot van Zichem. Die toen hij vernam aldus te staan in de gramschap van de hertog zo heeft hij zich vergezeld met de goede steden Leuven, Brussel, Antwerpen en bad hen om bij de hertog voor hem vrede te maken en hij hield zich te Leuven als een burger van de stad een deed zijn verontschuldiging van die doodslag als dat hij het niet bevolen had. Maar hij kon zijn vrede niet krijgen dan tenslotte door zijn trouwheid die men in hem bevond te zijn zoals hierna volgt.

Eer de koning van Hongarije die Roomse koning was en hoorde het geschil tussen hertog Anton en de heer van Diest zo zond hij aan de bisschop van Straatsburg, de broer van de heer van Diest, in Brabant tot de hertog om zijn vrede te maken. En was het zaak dat hij zijn broeder niet verenigen kon met de hertog dan zou hij hem dan bidden om de burcht van Zichem te openen om alzo enige ingang in Brabant te krijgen, als hij wilde. Maar de heer van Diest als een trouwe man zei aldus; ‘Onze voorouders heren van Diest hebben altijd de heer en het land getrouw geweest en ik heb liever mijn erve te verliezen dan mijn eer en vanwege goed zo word ik nimmermeer mijn heer noch het land ontrouw.’ Toen scheidde zijn broeder van hem. En vanwege deze trouwheid zo kwam de heer van Diest tot zijn vrede bij de hertog bij bidden van de steden en ook van den baanderheren van het land. Niettemin moest hij hen geven 7000 kronen. Toen maakte de hertog een traktaat van vrede tussen de heer van Diest en de stad die aan beide zijden ten heiligen gezworen werd te houden. Daarna vernam hertog Anton dat Sigismund de Roomse koning te Konstanz in Allemagne ter concilie was om het schisma neer te leggen die lang in de heilige kerk geweest was en zo vond hij er veel prelaten verzameld. En daar zond hertog Anton ook een notabele ambassadeur en hoopte zo met de Roomse koning overeen te komen van het geschil dat tussen hem en heer Huwaert stond. En daar waren sommige heren van koningshof die spraken om hertog Anton te excuseren aan de koning wat ze deden zodat zijn ambassadeur van hem goedig werd ontvangen. En de koning gaf hem antwoorde op hetgeen dat ze aan hem verzochten dat de zaak niet te ontgaan was met ambassadeur of met brieven, maar waren ze beiden tezamen zouden ze wel overeenkomen. Zo begeerde de koning weer dat de hertog bij hem kwam in Savoie waar hij gauw meende te reizen en daar zou ook zijn hertog Jan van Bourgondië, zijn broeder, en zijn zwager de graaf van Savoie. Dit was in het jaar 1415 de vrijdag na Pasen.

Vanden bitteren strijde tusschen die Fransoysen ende Engelschen, daer die Fransoysen die nederlage hadden Ende hertoge Anthonis met veel edelen ooc verslagen werden [160v]

ALs die engelsche verstaen hadden de begheerte vanden fransoysen so vielen si op haer knien ende veroormoedichden hem voor gode Endede engelsche stelden hair archiers voor, ende die fransoysen wt groter verwaentheit deden al haer scutters ende archyeren ende ander ghemeyn strijderen wt haren battalyen staen seggende, datsse alleen metten eedelen den Engelschen coninc mit sijnre machte beuechten wilden So gebuerdet dat die twee partijen malcander ghenaecten, ende der Fransoysen ordinancie was als datse heer Clinget van Borbant met .xij.C. paerden voor seynden om der engelschen battalie te schoren ende also te openen Mer hi wert wederstaen so seer dat hi niet en mochte volbrengen sijn opset ende is haestelijc van besiden om ghereden begerende van achter int Engelsche heyre roouende ende nemende alle coninc Henricx bagagien ende iuwelen Ende binnen desen middelen so sijn die twee heyren onder malcander verwerret, daer alte vreeslijck gestreden wert, mer die artchiers vanden Engelschen wederstonden die Fransoysen seer manlic hem vast in een houdende, so dat die fansoysen meer verloren dan wonnen ende ten lesten begonsten te vlien. Hertoge Anthonis was met groter haesten wt brabant comen, ende als hi misse hoorde te Herpes so quam daer een bode tot hem seggende datmen voor noene strijden soude. Doe en beyde die hertoge niet langer dan dat hy dye eerste benedictie vander missen ontfinck, ende hi reet met groter haesten sonder ordinancie ende met cleynder menichten, want meest deel sijn edelen ende dye hem volchden noch niet aen gecomen en waren, want hi dach noch nacht op gehouden en hadde te riden anxt hebbende dat hi niet te tide comen en soude. So haestelic wast te doen dat hi sijns selfs wapen noch sijn banyere niet en hadt te tide. So haestelic wast te doen dat hi sijns selfs wapen noch sijn banyere niet en hadt te tide. Ende reet so gewapent met sijns camerlincx wapen daer hy hem vromelic hadde roepende, brabant, brabant. Maer lazen eer dye vrome here yet lange ghestreden hadde so gauen die Fransoysen rugge. daer wert menich edel man verslagen ende geuangen Ende heer Clinget die des conincx Henricx iuwelen gherooft hadde quam doe weder van achter, niet om striden mer om die met hem te vueren in sinen behout So meynden doe die engelsche dat die fransoysen weder een nieuwe vergaderinge gemaect hadden ende waenden noch eens beuochten te sijn Waer om dat coninc Henric van Enghelant alle dye gheuangen gheboot te doden op datse hem niet hinderlick wesen en souden, twelc lazen gedaen wert Ach daer werden doe so veel eedelen gedoot dye geuangen waren, het welck geen noot en had geweest hadde heer Clinget daer niet ghecomen. Onder die welke die edel hertoge Anthonis gedoot wert, wiens siele god ontfermen wilt. Desen strijt geschiede bi Blangijs int iaer ons heeren .M.cccc. ende.xv. op sinte Crispijn ende Crispiaens dach op eenen vrydach

Hoe wel nochtan dat die engelsche dese victorie hadden so bleuender nochtan veel edele ende andere, als die hertoge van Jorcke, die graue van arondel ende ander grote heren ende edelen Ende vander fransoyser sijden bleuen daer doot hertoge Anthonis van brabant die hertoghe vanden Baren, die her [161r] toge van Alenson, die graue van Nyuers hertoge Anthonis ioncste broeder. Ende daer werden gheuangen die hertogen van Orliens ende van Bourbon ende andere grote heeren ende edele mannen bleuen daer doot ende gheuangen so vele dat die bloeme van vrancrijke daer wert onder die voete getreden, ende ooc veel andere wt Picardien ende henegouwen Ende als van edelen die met hertoge Anthonis daer gecomen waren bleuen daer verslaghen, die twee broeders van Liedekerck die schoonste ridders diemen wiste. Oock so bleeff daer heir Jnghelbert van kerstergate die ouer drie dagen onder die doden geuonden wert leuende, mer hi sterf cortelinge. Joncheer Jan van Fonteynes heer Dierick vanden heetvelde ende vele andere Ende daer bleuen gheuangen die here van rotselaer, ioncheer Cornelis van Liedekercke, Jan van Glymes heer Claes van sinte Gorijcx ende veele andere, mer die here van Assche was alleen ongequest ende ontquam ongheschadicht, daer somige af seyden dat hi noyt inden strijt gheweest hadde

Daer na als den strijt ghedaen was ende die doden ghepillieert waren, dair die Engelsche ontalliken scat vonden Doe so wert hertoge Anthonis dode lichaem des sondachs den derden dage na den strijt daer geuonden ende wert gebracht tot sintpol ende van dair te Dornike Ende die van dornike quamen met processien wt, ende die bisscop metter clergie geleyden tlichaem werdelic ende die clocken van al den kercken luyden Van dair brachtmen voort te Halle ende daer nae te bruessel in sinte Goedelen kerck daer vigilien ouer hem gedaen werden met vele tranen ende droefheden van geestelijke ende weerlike personen Ende zijn dode lichame wert daer gheuisiteert vanden .iij. staten des lants, ende doe wert hi ter vueren gevoert. Daer werden sijn exequiem tamelic gedaen, ende wert daer begrauen bi sijn eerste huysurou vrou Janne van sintpol in presentien van den .iij. staten opten derden dach van Nouember. der sielen wil god gedencken

Van de bittere strijd tussen die Fransen en Engelsen daar die Fransen de nederlaag hadden. En hertog Anton met veel edelen ook verslagen werd.

Toen de Engelsen verstaan hadden de begeerte van de Fransen zo vielen ze op hun knieën en verootmoedigden zich voor God. Ene Engelsen stelden hun boogschutters voor en de Fransen uit grote verwaandheid lieten al hun schutters en boogschutters en anderen gewone strijders uit hun bataljons staan en zeiden dat ze alleen met de edelen de Engelse koning met zijn macht bevechten wilden. Zo gebeurde het dat de twee partijen elkaar raakten en de Franse ordinantie was dat ze de heer Clinget van Borbant met 1200 paarden vooruit zonden om de Engelse bataljons te scheuren en alzo te openen. Maar hij werd weerstaan en zo zeer zodat hij zijn voornemen niet kon volbrengen en is haastig van bezijden omgereden en begeerde van achteren in het Engelse leger te roven en nam alle bagage en juwelen van honing Hendrik. En ondertussen zijn deze twee legers onder elkaar verward waar al te vreselijk gestreden werd, maar de boogschutters en van Engelsen weerstonden de Fransen zeer mannelijk en hielden zich vast ineen zodat de Fransen meer verloren dan wonnen en tenslotte begonnen ze te vlieden. Hertog Anton was met grote haast uit Brabant gekomen en toen hij mis hoorde te Herpes zo kwam daar een bode die hem zei dat ze voor noen strijden zou. Toen draalde de hertog niet langer dan dat hij de eerste zegen van de mis ontving en hij reed met grote haast en zonder ordinantie en met kleine menigte want het grootste deel van zijn van zijn edelen en die hem volgden waren noch niet aangekomen want hij reed dag en nacht en had angst dat hij niet op tijd zou komen. Zo haastig was het te doen dat hij zijn eigen wapen noch zijn banier niet op tijd had. En reed zo gewapend met zijn kamerling waar hij dapper riep; ‘Brabant, Brabant.’ Maar helaas, eer die dappere heer een tijdje gestreden had zo gaven de Fransen de rug en daar werd menige edele man verslagen en gevangen. En heer Clinget, die de juwelen van de koning geroofd had, kwam toen weer van achteren, niet om te strijden, maar om dat met hem te voeren in zijn behoud. Zo meenden toen de Engelsen dat de Fransen weer een nieuwe verzameling gemaakt hadden en waanden noch eens bevochten te worden. Waarom dat koning Hendrik van Engeland alle gevangenen gebood te doden zodat ze hem niet hinderen zouden, wat helaas gedaan werd. Ach, daar werden toen zoveel edelen gedood die gevangen waren, wat niet nodig was geweest was heer Clinget daar niet gekomen. Waaronder de edele heer hertog Anton gedood werd wiens ziele God ontfermen wil. Deze strijd geschiedde bij Blangijs (Guinegate) in het jaar ons heren 1415 op Sint Crispinus en Crispinianus dag op een vrijdag.

Hoewel nochtans dat de Engelsen deze victorie hadden zo bleven er nochtans veel edelen en anderen als de hertog van York, de graaf van Arundel en andere grote heren en edelen. En van de Franse zijde bleven daar dood hertog Anton van Brabant, de hertog van de Baren, de hertog van Alençon, de graaf van Nevers, de jongste broer van hertog Anton. En daar werden gevangen de hertogen van Orleans en van Bourbon en andere grote heren en edele mannen bleven daar dood en gevangen en zoveel dat de bloem van Frankrijk daar onder de voet werd getreden en ook veel anderen uit Picardië en Henegouwen. En van de edelen die met hertog Anton daar gekomen waren bleven er verslagen de twee broeders van Liedekerke, de mooiste ridders die men wist. Ook zo bleef daar heer Engelbert van Kerstergate die na drie dagen levend onder de doden gevonden werd, maar hij stierf al gauw. Jonkheer Jan van Fontaine, heer Diederik van de Heetveld en vele anderen. En daar bleven gevangen de heer van Rotselaar, jonkheer Cornelis van Liedekerke, Jan van Glimes, heer Claes van Sint Gorik en vele anderen, maar de heer van Asse was alleen zonder kwetsing en ontkwam onbeschadigd waarvan sommigen van zeiden dat hij nooit in de strijd was geweest.

Daarna toen de strijd gedaan was en de doden geplunderd waar de Engelsen ontelbare schat vonden toen zo werd hertog Anton ‘ s dode lichaam de zondag de derde dag na de strijd daar gevonden en gebracht te Saint-Pol en vandaar te Doornik. En die van Doornik kwamen met processie uit en de bisschop met de geestelijkheid begeleiden het lichaam waardig en de klokken van alle kerken luidden. Vandaar bracht men het voort te Halle en daarna te Brussel in Sint Goedele kerk waar vigilie over hem gedan werd met vele tranen en droefheden van geestelijke en wereldlijke personen. En zijn dode lichaam werd daar bezocht van de 3 staten van het land en toen werd hij naar Tervuren gevoerd. Daar werden zijn uitvaartplechtigheden betamelijk gedaan en werd daar begraven bij zijn eerste huisvrouw, vrouw Johanna van Saint-Pol in tegenwoordigheid van de 3 staten op de derde dag van november, de ziel wil God gedenken.

Dat .lvi. capitel. Van hertoge Jan Anthonis sone

IAn Anthonis soen en was maer xiij. iaren out doe zijn vader doot was Doe ontsagen hem dye iij. staten van brabant ende van limborch te hullen bi gebreke van manliker ouderen. ende si stelden hem eenen schonen staet van notabelen heren ende wijse mannen Daer na so wert gesproken om hem te huwen ende te ontfaen voor hertoge Ende si vonden by rade van geleerden datse hem wel mochten hullen ende dat hi ooc wel eet doen mocht de rechten vanden lande te houden Niet te min om meerder sekerheyt soude hi gelouen dat hi binnen drie iaren na dat hi xv. iaer out waer sinen eet weder om vernieuwen soude. Ende oft hi des niet en dede so souden dan alle sijn lieden in Brabant verlaten sijn van alsulcke huldinge, geloften ende eeden als si hem gedaen hadden Twelc altemael also geschiede ende hi wert ontfangen ende gehult te Louen, te bruessel, tot Antwerpen ende tot shertogenbossche ende so voort in dander steden

Daer na quam van Turnout tot Bruessel vrou Elyzabeth hertoginne van lutzenborch, wijlen hertogen Anthonis [161v] gesellinne by hertoge Janne haren stiefsone. Daer sprac men van harer duwarien ende hertoge Jan presenteerde haer iaerlicx te bewisen vijf hondert cronen Ende haer wert eenen notabelen staet geset om te Bruessel oft elders in Brabant te wonen. Mer na een wijltijts wert si also bedacht datse van Bruessel track gestoort na lutzenborch, twelc den lande niet seer profitelic en was, want hare oom de roomsche coninc Segemont hem des ooc stoorde datse also slechtelic wt Brabant ghesonden was

So sandt hertoge Jan aenden roomschen coninc Segemont te Ludic sijnde den here van Diest ende andere ambassaten presenterende den coninc van hem te leene tontfangen al tgheen dat hertoge Jan vanden keyserijke te leen houdende was, ende daer toe om manscap te doene was die here van Diest van hem gemachticht met brieuen. Ende als den coninc geliefde so soude hertoge Jan dat selue in persone vernieuwen Dit weigerde die coninc te doen ter tijt toe dat vrou Lijsbetten sijnre nichten voldaen waer.

Corts hier na hoorde men tidinge dat die elect van Ludick hertoge Jan van beyeren hertogeJanne van brabant sinen neue benemende wilde die passagie als hi nae Tricht trecken wilde om al daer gehult te sijn Ende dit was alsmen seyde bider informatie vanden tresorier des elects ioncheer Jan van Moniow die seer gearbeyt had dat hertoge Jan van bourgondien des iongen hertogen sijns neuen momboor soude werden, twelc die drie staten geweygert hadden. Twelc den ioncheere van moniouwen niet en behaechde, want had hertoge Jan momboor geworden so soude dese ionchere van moniouwen alle dat regiment in sijn stede gehadt hebben

Dit was die hertoge Jan van Bourgondien die in sijnder tijt ouer tmeer track met veel eedele ridderscaps wt vrancrijke, daer si grote victorie hadden op die heydenen Mer ten lesten bleuen si daer alle verslagen ende som gheuangen ende deerliken gemartelizeert, want die wreede turck en wildese niet laten stellen te rantsoene, ende lietse deen voor dander na moeder naect mit sweerden doorhouwen Onder welck hertoghe Jan midts sonderlinger auontueren ontquam, so datter een wijs man seer expert inder const van astronomien den soudaen riet dat hi hertoghe Jan te rantsoene stellen soude, want bi sinen geslachte in toecomende tiden noch veele kerstenen verslagen souden werden. Ende dus so ontquam die hertoge van Bourgondien Welcke prophecien ay lazen warachtich gheuiel, also hier na gheseyt sal werden

Nv keer ick weder op hertoge Jan van beyeren die elect van Ludic was so beraden dat hi hertoge Jan van babant gene passagien verlenen en wilde. Als hertoge Jan dese tijdinge hoorde so vergaerde hi groot volc van ridderscape wt brabant ende passeerde also mit machte van volck door sijn lant daer hem beliefde na Tricht, daer hi gehult wert also dat behoorde doende den behoorlijken eet ende is weder thuys gekeert in Brabant. Ende dese huldinge is geschiet int iaer ons heren .M.CCCC. ende .xvij.

Dat 56ste kapittel. Van de zoon van hertog Anton.

Jan de zoon van Anton, was maar 13 jaar oud toen zijn vader dood was. Toen ontzagen zich de 3 staten van Brabant en van Limburg hem te huldigen bij gebrek van mannelijke oudere en ze stelden hem een mooie staat van notabele heren en wijze mannen. Daarna zo werd gesproken om hem te huwen en te ontvangen voor hertog. En ze vonden bij raad van geleerden dat ze hem wel huldigen mochten en dat hij ook wel eed doen mocht en de rechten van het land te houden. Niettemin om meer zekerheid zou hij beloven dat hij binnen drie jaren nadat hij 14 jaar oud was zijn eed wederom vernieuwen zou. En als hij het niet deed zo zouden dan al zijn lieden in Brabant verlaten zijn van zoՍ n huldiging, geloften en eden als ze hem gedaan hadden. Wat allemaal alzo gebeurde en hij werd ontvangen en gehuldigd te Leuven, te Brussel, te Antwerpen en te Hertogenbos en zo voort in de andere steden.

Daarna kwam van Turnhout tot Brussel vrouw Elizabeth, hertogin van Luxemburg, wijlen gezellin van hertog Anton, bij hertog Jan, haar stiefzoon. Daar sprak men van haar weduwgoed en hertog Jan presenteerde haar jaarlijks toe te wijzen vijfhonderd kronen. En haar werd een notabele staat gezet om te Brussel tot elders in Brabant te wonen. Maar na een tijdje werd ze alzo bedacht dat ze van Brussel verstoord vertrok naar Luxemburg wat het land niet zeer profijtelijk was want haar oom de Roomse koning Sigismund stoorde zich ook dat ze alzo slecht uit Brabant gezonden was.

Zo zond hertog Jan aan de Roomse koning Sigismund te Luik de heer van Diest en andere ambassadeurs en presenterende de koning van hem te leen te ontvangen al hetgeen dat hertog Jan van het keizerrijk te leen hield en daartoe om manschap te doen was de heer van Diest van hem gemachtigd met brieven. En als het de koning beliefde zou hertog Jan dat zelf in persoon vernieuwen. Dit weigerde de koning tot de tijd toe totdat zijn nicht Elizabeth voldaan was.

Gauw hierna hoorde men tijding dat de gekozen bisschop van Luik, hertog Jan van Beieren, zijn neef Jan van Brabant benemen wilde de passage toen hij naar Tricht trekken wilde om aldaar gehuldigd te worden. En dit was zoals men zei bij de informatie van de penningmeester van de gekozen bisschop jonkheer Jan van Monjou die zeer gewerkt had dat hertog Jan van Bourgondi, de neef van de jonge hertog, zijn voogd wilde worden wat de drie staten geweigerd hadden. Wat de jonkheer van Monjou niet behaagde, want was hertog Jan voogd geworden dan zou deze jonkheer van Monjou dat hele regiment in zijn plaats gehad hebben.

Dit was de hertog Jan van Bourgondi die in zijn tijd over de zee trok met veel edele ridderschap uit Frankrijk waar ze grote victorie hadden op de heidenen. Maar tenslotte bleven ze daar allen verslagen en soms gevangen en deerlijk gemarteld want de wrede Turken wilden ze niet vrij laten voor te losgeld en lieten de ene voor en de ander daarna poedelnaakt met zwaarden doorhouwen. Waaronder hertog Jan vanwege bijzondere avonturen ontkwam zodat er een wijs man en zeer expert in de kunst van astronomie die de sultan aanraadde dat hij hertog Jan losgeld zou laten stellen, want bij zijn geslacht en in toekomende tijden zouden noch vele christenen verslagen worden. En aldus zo ontkwam de hertog van Bourgondië. Welke profetie helaas waar gebeurde, alzo hierna gezegd zal worden.

Nu keer ik weer op hertog Jan van Beieren die bisschop van Luik was gekozen die zo was beraden dat hij hertog Jan van Brabant geen passage verlenen wilde. Toen hertog Jan deze tijding hoorde zo verzamelde hij groot volk van ridderschap uit Brabant en passeerde alzo met macht van volk door zijn land waar het hem beliefde naar Tricht waar hij gehuldigd werd alzo dat behoorde en deed de behoorlijke eed en is weer naar huis gekeerd in Brabant. En deze huldiging is geschied in het jaar ons heren 1317.



Dat .lvij. capitel. Vanden huwelijke tusschen hertoge Jan van brabant ende vrou Jacoba hertoge Willems dochter grauinne van Henegouwe, Hollant ende Zeelant [162r]

HErtoge Willem van Beyeren graue van Henegouwe Hollant ende Zeelant (wiens broeder was hertoge Jan van Beyeren elect van Ludick) hadt een dochter gheheeten Jacoba die seer schoon was, de welcke te man ghehadt hadde den Dolphijn van Vrancrijke, den hertoge van Touyraynen die sonder oore gestoruen was Dese dochter begheerde hertoge Willem in sijn wterste dat mense geuen soude hertoge Jan van brabant, niet tegenstaende datse malcander ten tweeden grade bestonden wantse beyde broeder ende suster kinderen waren Want hertoge willem voorseyt had te wiue vrou Margriete hertoge Anthonis van Brabant sustere. Als hertoge willem dan ouerleden was int iaer .M.cccc. ende .xvij. op den heyligen Sinxtendach ende hertoge Jan dit vernomen hadde so tooch hi met schonen state te Mechelen, ende van daer te Gendt daer hi tot beyden steden sprac met hertoge Jan van Bourgondien sinen oom vanden huwelike tusschen hem ende vrou Jacoben sijn nichte. So wert dair gesloten een dachuaert die leggen soude te Bieruliet Daer hertoge Jan van Brabant quam met graue Philips van Charloys hertoge Jans van Bourgondien sone sijnen neue ende met veel ander banroetsen ende eedelen Op dander side was daer vrou Jacoba dolphinoise van Vyenne ende grauinne van henegouwe. etcetera. met vrou Margriete van bourgondien ende haer moeder ende met heer Jan van Beyeren elect van Ludick haren oom ende andere edelen hairs lants Ende daer wert gesloten ende gemaect een tractaet van huwelijke tusschen hertoghe Jan ende vrou Jacoben Ende si sekerden malcander gelouende voort te varen so verre als die heylige kercke dat orlofde ende si vanden stoele van rome dispensacie crigen mochten Des ander dages daer na op eenen sondach den eersten dach van oogstmaent so sworen si beyde mitten huwelike voort te gaen op condicien voorseyt, makende dair op opene brieuen met verbonde van peynen Ende onder dander wert daer ghesloten dat heer Jan van beyeren die elect vredelic behouden soude al tgheen dat wijlen hertoghe Aelbrecht sijn vader ende hertoge Willem sijn broeder hem ghegeuen hadde Ende ooc tgheen dat hem van sijnre nichten vrou Jacoben toe geseyt was, ende so droech die elect sijn consente in dit huwelic Aldus schiet dese dachuaert minlick

Ende want des hertogen staet ende ordinancie die vanden drie staten van Brabant gemaect was begreep hi sonder .iiij [162v] genoemde raetsheren geen officieren setten en mochte, noch ooc enige brieuen met sinen groten zegele bezegelt. So was den ionghen hertoge gheraden dat te breken, ende so dede hy als hem geraden was, ende maecte Willem van Assche amman tot Bruessel.

Corts hier na sant hertoge Jan van brabant eenen ambassaet tot Constance in Almanien aen coninc Segemonde van Almanien, van Hongerijen ende van Behem die daer inder concilien was, ende dede hem presenteren sinen dienst, ende versueckende aenden coninc die beleninge van al tghene dat hertoge Jan van den keyserijke hielt ende sculdich was te houden Mer die coninc Segemont en wilde metten ambassaten daer af niet tracteren om dat haer macht na eender instruciten daer af ghelimiteert was. Ende tis te mercken dat hertoge Jan niet en versocht te leen te houden Brabant oft Lothrijke vanden roomschen coninc want dat en plagen die hertogen van brabant niet te doen Mer alleen hebben sommige hertogen van Brabant alsomen seyt vanden keyser te leene ontfangen al datse vanden keyser hielden oft schuldich waren te houden, als dat marcgraefscap van Rijen, ende also die sommige seggen die ghemeyn strate Want Louen, Bruessel, shertogenbossche, Thienen ende Leeuwe, met veele andere alloy plecken ende goeden in brabant werden gherekent voor des hertogen alloy ende eygen goet

Jtem bi een grote redene schijnt dat hertochdom van Brabant vry te wesen ende niet te leen ontfanghen te werden want af gedaelt is van oore te oore vanden groten coninc Karel die oec keyser was des welcx principael patrimonie goet brabant was vander Masen totter scelden toe Ende ooc wert brabant, twelc namaels Lothrike heet, beseten van veele coningen van Vrancrijke sinen nacomeren die dat vry hielden sonder yemande anders daer in te kennen. etcetera.

Daer na arbeyden si aen die heylige concilie om te crijgen dispensatie vanden voorscreuen huwelijke, want hertoge Jan van Brabant ende vrou Jacoba waren broeder ende suster kinderen Ende ooc die Dolphijn haer eerste man ende hertoge Jan van brabant bestonden malcander inden derden graet Maer si en consten geen dispensacien crigen vander concilien, want die voorscreuen coninc Segemont ende heer Jan van Beyeren die elect van ludick beletteden dat met alre machte die si conden Ende heer Jan van Beyeren wert so ghesint dat hij int voorseyde iaer van .xvij. inder maent van September wter stadt van Ludic track dair hi na noyt weder en quam, ende track tot Dordrecht daer hi veel vrienden had ende wert daer ontfanghen ende ghehult Ende hi sandt tot Constance in Almanien in der concilien om die dispensatie sterckeliker te beletten vanden huwelijke voorseyt Twelck hertoge Jan van brabant te weten gedaen was van somige heymelicke vrienden die hi hadde Doe screef hertoge Jan van Beyeren aen dye steden van Hollant dat si hem als ruwaert ende momboor ontvangen souden, want sijn nichte vrou Jacoba een weduwe was, ende ooc om dat concilie opt voorscreuen huwelijc, niet dispenseren en wilde. Ende des wilde hi sijnder nichten vrou Jacoben niet hinderen, mer vor- [163r] deren in al dat hi vermochte, alsoe hi seyde mer contrarie was waer. Ende in een dachuaert die dae af wert gehouden te Schoonhouen, so wert hem dat geweygert van vrou Jacoben by rade van haren drie landen, haren oom presenterende al tgeene dat inden tractate van den huwelike voorseit hem toe geseyt was.

Daer na in die maent van Nouember creech ioncheer Willem van Arkel dye erfgenaem was vanden lande van Gelre ende gulick, die stadt van Gorichem bi hulpe vanden here van Egmont ende van anderen vrienden heer Jans van beyeren Mer die vrienden van mijnder vrouwen van hollant behielden tslot, ende dair quam si selue met haren eedelen ende groten volcke te water in tslot te Gorichem Ende hair volck tradt in die stadt op die vianden daer seer gheuochten wert, so dat die Hollanders victorie hadden ende die stadt quam der vrouwen weder in handen Ende vander vrouwen side bleef verslagen Walrauen van Brederoede. op dander sijde bleef verslagen die ionchere van Arckel voorscreuen, die ioncheer van pieterzen met meer ander. Ende die graue van Vernenborch bleeff gheuangen met meer Gheldersche

Dat 57ste kapittel. Van het huwelijk tussen hertog Jan van Brabant en vrouw Jacoba, de dochter van hertog Willems, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland.

Hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland (wiens broeder was hertog Jan van Beieren, gekozen bisschop van Luik) had een dochter geheten Jacoba die zeer mooi was en tot man gehad de dauphin van Frankrijk, de hertog van Touraine, die zonder erfgenaam gestorven was. Deze dochter begeerde van hertog Willem in zijn laatste dagen dat men haar geven zou hertog Jan van Brabant, niet tegenstaande dat ze elkaar in de tweede graad bestonden want ze waren beide broeder en zuster kinderen. Want hertog Willem had tot wijf Margaretha, de zuster van hertog Anton van Brabant. Toen hertog Willem dan overleden was in het jaar 1417 op de heiligen Pinksterdag en hertog Jan dit vernomen had zo trok hij met mooie staat naar Mechelen en vandaar te Gent waar hij tot beide steden sprak met zijn oom hertog Jan van Bourgondi van het huwelijk tussen hem en zijn nicht vrouw Jacoba. Zo werd daar tot een rechtszitting besloten die liggen zou te Biervliet. Waar hertog Jan van Brabant kwam met graaf Filips van Charlois, de zoon van zijn neef hertog Jan van Bourgondi en met veel ander baanderheren en edelen. Aan de andere zijde was daar vrouw Jacoba, dauphin van Vienne en gravin van Henegouwen, etc., met vrouw Margaretha van Bourgondi en haar moeder en met haar oom heer Jan van Beieren, bisschop van Luik, en andere edelen van haar land. En daar werd gesloten en gemaakt een traktaat van huwelijk tussen hertog Jan en vrouw Jacoba. En ze verzekerden elkaar en beloofden voort te gaan in zo ver als de heilige kerk dat veroorloofde en ze van de stoel van Rome dispensatie krijgen mochten. De volgende dag daarna op een zondag en de eerste dag van augustus zo zwoeren ze beiden met het huwelijk voort te gaan op die conditie en maakten daarop open brieven met verbond van boete. En onder andere werd daar besloten dat heer Jan van Beieren, die gekozen bisschop, vredig behouden zou al hetgeen dat wijlen zijn vader hertog Albrecht en zijn broeder hertog Willem hem gegeven hadden. En ook hetgeen dat hem van zijn nicht vrouw Jacoba toegezegd was en zo gaf die bisschop zijn toestemming tot dit huwelijk. Aldus geschiedde dit rechtsvonnis zeer minnelijk.

En omdat de staat en ordinantie van de hertog van de drie staten van Brabant gemaakt was en dat hij zonder de 4 genoemde raadsheren geen officieren zetten mocht, noch ook enige brieven met zijn grote zegel bezegelen. Zo was de jonge hertog aangeraden dat te breken en zo deed hij zoals hem aangeraden was en maakte Willem van Asse ambtman te Brussel.

Gauw hierna zond hertog Jan van Brabant een ambassade tot Konstanz in Allemagne aan koning Sigismund van Allemagne, van Hongarije en van Bohemen die daar in concilie was en liet hem zijn dienst presenteren en verzocht aan de koning de belening van al hetgeen dat hertog Jan van het keizerrijk hield en schuldig was te houden. Maar koning Sigismund wilde dat met de ambassadeurs niet behandelen omdat hun macht na een instructie gelimiteerd was. En het is te merken dat hertog Jan niet verzocht te leen te houden Brabant of Lotharingen van de Roomse koning want dat plagen de hertogen van Brabant niet te doen. Maar alleen hebben sommige hertogen van Brabant, al zo men zegt, van de keizer te leen ontvangen alles dat ze van de keizer hielden of schuldig waren te houden als dat markgraafschap van Rijen en alzo sommige zeggen de gewone straat. Want Leuven, Brussel, Hertogenbos, Tienen en Leeuwe met vele andere allodiale plekken en goed in Brabant werden gerekend voor de hertog allodiale goed en eigen goed.

Item, bij een grote reden schijnt dat hertogdom van Brabant vrij te wezen en niet te leen ontvangen te worden want het is afgedaald van erfgenaam tot erfgenaam van de grote koning Karel die ook keizer was wiens belangrijkste vaderlijke goed Brabant was van de Maas tot de Schelde toe. En ook werd Brabant, wat later Lotharingen heette, bezet van vele koningen van Frankrijk, zijn nakomelingen, die dat vrijhielden zonder iemand anders daarin te kennen, etc.

Daarna werkten ze het heilige concilie om dispensatie te krijgen van het huwelijk, want hertog Jan van Brabant en vrouw Jacoba waren broeder en zuster kinderen. En ook de dauphin, haar eerste man en hertog Jan van Brabant bestonden elkaar in de derde graad. Maar ze konden geen dispensatie krijgen van het concilie wat de heer Sigismund en heer Jan van Beieren, de gekozen bisschop van Luik, belette dat met alles dat ze konden. En heer Jan van Beieren werd zo gezind dat hij in de 12de maand van september uit de stad Luik trok waarna hij nooit meer kwam en trok naar Dordrecht waar hij veel vrienden had en werd daar ontvangen en gehuldigd. En hij zond naar Konstanz in Allemagne in het concilie om de dispensatie sterk te beletten van het huwelijk. Wat hertog Jan van Brabant te weten gedaan werd van sommige heimelijke vrienden die hij had. Toen schreef hertog Jan van Beieren aan de steden van Holland dat ze hem als ruwaard en voogd ontvangen zouden, want zijn nicht vrouw Jacoba was weduwe en ook omdat het concilie op dat huwelijk niet dispenseren wilde. En dus wilde hij zijn nicht vrouw Jacoba niet hinderen, maar bevorderen in alles dat hij mocht, alzo hij zei, maar het tegengestelde was waar. En in een rechtszitting die daarvan werd gehouden te Schoonhoven zo werd hem dat geweigerd van vrouw Jacoba bij raad van haar drie landen en presenteerde haar oom al hetgeen in het traktaat van het huwelijk hem toegezegd was.

Daarna in de maand november kreeg jonkheer Willem van Arkel, die erfgenaam was van het land van Gelre en Gulik, de stad Gorinchem met hulp van de heer van Egmond en van andere vrienden van heer Jan van Beieren. Maar de vrienden van mijn vrouwe van Holland behielden het slot en daar kwam ze zelf met haar edelen en groot volk te water in het slot te Gorinchem. En haar volk liep in de stad op de vijanden waar zeer gevochten werd zodat de Hollanders victorie hadden en de stad kwam de vrouwe weer in handen. En van de vrouwe zijde bleef verslagen Walram van Brederode, aan de andere zijde bleef verslagen die jonkheer van Arkel, de jonkheer Pietersen met meer anderen. En de graaf van Vernenborch bleef gevangen met meer Gelderse.

Daer na int iaer voorseyt van .M.CCCC.[xvij.] op sinte Martijns auont den x. dach van Nouember werden inder concilien te Constance die ander pausen af gheset die dat scisma gehouden hadden, twelc ach lazen geduert hadt omtrent .xl. iaren. Ende daer wert eendrachtelic gecoren Odo vander colompnen van Rome ende wert geheeten Martijn die vijfte paus, een goet iusticier, die straten vry houdende, die veel goets inder heyliger kercken dede, sonderlinge by hulpe vanden eedelen ende mogenden coninc Segemonde voorseyt

Opten .xxij. dach van Nouember heuet de selue paus gedispenseert op dat huwelic van hertoge Jan ende vrou Jacoba, niet tegenstaende de voorscreuen maechscap ende swagerscap, ende die bulle werde heymelic af gesonden vanden ambassatueren hertoge Jans Twelck vernemende die vrienden van hertoge Jan van beyeren hebbent geclaecht coninc Segemonde, die des qualick te vreden was ende ginck totten paus hem seggende dat vanden huwelike veele schanden, partijscap ene oorlogen soude mogen comen. So dat die paues tot sijnre neerstiger beden weder riep die voorseyde dispensatie Van welcker reuocatien oft weder roepinge heer Jan van beyeren saen copie gecregen heeft, die hi in eenen besloten brieue hertoge Jan van Brabant gesonden heeft om dit huwelijck te beletten

Daer na trac hertoge Jan met groten state van grauen, baenroetsen, ridderen ende edelen in Hollant ende quam tot sgrauen Haghe bi vrou Jacoba ende daer gingen si te rade. Daer was dye bisscop van Dornike met anderen ambassatuers hertoghe Jans van bourgondien, ende dye raetslieden hertoge Jans van brabant, ende die raetslieden van vrou Jacoba, ende die gedeputeerde van den steden van brabant, henegouwe, hollant ende zeelant Ende daer visiteerden si de bulle vander dispensatien ende ooc die copie vander reuocatien. daer aff dat sy geen bulle noch vidimus auctentijc gesien en hadden. Ende alle dingen ouer [163v] geleyt so wert daer gesloten dat men metten huwelijcke voor varen soude na forme der heiliger kercken So dat hertoghe Jan corts troude ende besliep vrou Jacoben int slot van sgrauenhage, daer vrou Margriete haer moeder ooc was ende veel ander heren ende vrouwen, doe was hertoghe Jan out .xvi. iaren. Ende een lange wijle daer nae so creech hertoge Jan meerder sekerheyt van paus Martijn die hem ontboot met notabele mannen ende ooc met beslotene brieuen, hoe hi alleen wt vreesen vanden voorscreuen coninc die dispensatie wederroepen hadt ende anders niet, ende dat hertoge Jan ende vrou Jacoba sonder scupele van conscientien te samen mochten blijuen in den huwelike bi hem gedaen Twelc ooc tuychden ende certificeerden mit haren bieuen die cardinael van Ostien ende die patriarck van constantinopolen.

So is dan hertoghe Jan van Brabant als wettich man ende momboor van sijnder vrouwen ontfangen geweest in die steden van henegouwe, van hollant ende van zeelant met groter solemniteyt Desghelijcx wert dair na sijn vrouwe als hertoginne ontfangen met processien in die steden van Brabant.

Daarna in het jaar 1417 op Sint Martinus avond de 10de dag van november werd in het concilie te Konstanz de andere pausen afgezet die dat schisma gehouden hadden, wat ach helaas geduurd had omtrent 40 jaren. En daar werd eendrachtig gekozen Oddone Colonna van Rome en werd geheten Martinus de 5de paus, een goede rechter die de straten vrij hield en veel goed in de heilige kerk deed en vooral met hulp van de edelen en vermogende koning Sigismund.

Op de 22ste dag van november heeft de paus gedispenseerd dat huwelijk van hertog Jan en vrouw Jacoba, niet tegenstaande de verwantschap en zwagerschap en de bul werd heimelijk weg gezonden van de ambassadeurs van hertog Jan. Wat de vrienden van hertog Jan van Beieren vernamen en klaagden het bij koning Sigismund, die dus slecht tevreden was en ging naar de paus en zei tegen hem dat van het huwelijk veel schande, partijschap en oorlogen zouden mogen komen. Zodat de paus vanwege zijn vlijtig bidden herriep de dispensatie. Van welke revocatie of herroepen heer Jan van Beieren gelijk een kopie gekregen heeft die hij in een besloten brief hertog Jan van Brabant gezonden heeft om dit huwelijk te beletten.

Daarna trok hertog Jan met grote staat van graven, baanderheren, ridders en edelen in Holland en kwam tot Գ Gravenhaag bij vrouw Jacoba en daar gingen ze te rade. Daar was de bisschop van Doornik met andere ambassadeurs, hertog Jan van Bourgondi en de raadslieden van hertog Jan van Brabant en de raadslieden van vrouw Jacoba en de gedeputeerde van de steden van Brabant, Henegouwen, Holland en Zeeland. En daar onderzochten ze de bul van de dispensatie en ook de kopie van herroeping waarvan ze geen bul noch oudere authentiek gezien hadden. En alle dingen overgelegd zo werd daar besloten dat men met het huwelijk voortgaan zouden naar de vorm van de heilige kerk. Zodat hertog Jan gouw trouwde en besliep vrouw Jacoba in het slot van Gravenhaag waar haar moeder vrouw Margaretha ook was en veel andere heren en vrouwen, toen was hertog Jan 16 jaar oud. En een lange tijd daarna zo kreeg hertog Jan meer zekerheid van paus Martinus die hem ontbood met notabele mannen en ook met besloten brieven hoe hij alleen uit vrees van de koning de dispensatie weerroepen had en anders niet en dat hertog Jan en vrouw Jacoba zonder scrupels van geweten tezamen mochten blijven in het huwelijk bij hem gedaan. Wat ook getuigden en certificeerden met hun brieven de kardinaal van Ostia en de patriarch van Constantinopel.

Zo is dan hertog Jan van Brabant als wettig man en voogd van zijn vrouw ontvangen geweest in de steden van Henegouwen, van Holland en van Zeeland met grote ceremonie. Desgelijks werd daarna zijn vrouw als hertogin ontvangen met processies in de steden van Brabant.

Jc keer weder op heer Jan van beyeren, die na dat hi elect van Ludick gheweest had .xxviij. iaer, ende so menich M. menschen hair bloet ghestort hadden om sinent wille, also wert hi beraden dat hi bi eenen procureur daer toe gemachticht gerenuncieert ende vertegen heeft op sijn kercke ende bisdom van Ludick inden handen vanden paus inder concilien te Constance, ende heuet daer toe bi dispensatien ghetrout vrou Lijsbetten hertoginne van Lutzenborch weduwe wilen hertoge Anthonis van brabant, niet tegenstaende dat hi subdiaken was ende ooc dat hi haer gheuader was want hi den sone geheuen had die si van hertoge Anthonis hadde die gestoruen was Voort heeft dese hertoge Jan van beyeren subtilic verworuen aen den roomschen coninc die sijnder vrouwen recht oom was, dat hi hem gegeuen heuet die graefscapen ende landen van Henegouwe, van Hollant ende van zeelant als opt keyserijke verstoruen, om dat hertoge Willem vader van vrou Jacoba sonder mans oor gestoruen was Ende dit condichde de voorscreuen coninc hertoge Jan van Brabant met sinen brieuen te Constance gegeuen Jnt iaer .M.CCCC. ende .xviij. opten .xxix. dach in Meerte, hem scarpelic beuelende dat hi hem der voorscreuen landen niet meer en onderwonde. Ende heer Jan van Beyeren heeft ooc grote neersticheit gedaen aen die voorseide landen ende steden om voor heere ghehult ende ontfangen te werden ende om sijn nichte vrou Jacoba ende hertoge Jan haren man ende momboor te berouen. Opt welcke eerst die steden van Hollant ende van zeelant voor antwoorde gauen datse vrou Jacoba gehult hadden als haer geboren lants vrouwe, als dochter ende rechte oor van hertoge Willem voorscreuen, ende datse heer Jan haer oom selue daer voren gehouden had sijn leen van hair ontfangende, ende so en wilden si haer niet af gaen. Voort seyden si dat die voorscreuen landen driewerf op dochteren verstoruen waren. biden welcken het blijct ende ooc bi keyserlijke brieuen die si daer af seyden te hebben, dat die landen onuersterflijke leenen waren, hem daer om biddende dat hi af laten wilde Ende tlant van Henegouwe heeft den voorscreuen [164r] Jan van beyeren sijn antwoorde in gescrifte gesonden Onder dander hem scriuende noch claerder bescheyt vanden seluen drie landen Maer sonderlinge van Henegouwe screuen si dat men dat vanden keysere niet en hout te leene al ist int keyserijke gelegen, ende dat ooc dicwil op dochteren versotruen is. etcetera.

Als heer Jan van beyeren dan dese antwoorde verstaen hadt, so is hi viant geworden den steden van Hollant ende van zeelant, ende hi vergaderde te dordrecht ende ten Briele veele orlochs knechten ende ballinghen daer hi den lande veel hinders mede dede

So wert biden staten van brabant metten hertoge ouerdragen datmen der vrouwen bijstant doen soude ende trocken voor dordrecht Ende tlant van brabant track met heyrcracht tot sinte Gheertruyden berge Ende van dair is hertoge Jan metten heyre voor Dordrecht ghetrocken. Daer had die ionchere van Weesemael als maerschalck van Brabant de voorhoede so quamen si te dordrecht opten dijck Daer werden die van bruessel naest der stadt gelogeert. daer na die hertoge metten eedelen. daer na die van Louen. daer na die van Antwerpen. daer na die van shertogenbossche

Daer na wert een groot bolwerck ghemaect om te beletten dat geen prouiande te Dordrecht en quame. Ende aldus daer leggende wertter dicwil geschermust van die van binnen tegen die brabanders Ende als si daer omtrent .vi. weken gelegen hadden so verbranden si seluer dat bolwerck ende braken op Dit siende die van Dordrecht so quamen si wt te water ende te lande ende sloegen van achter op die van Antwerpen die die achterhoede doe hadden, mer si stelden hem ter weer datse ongheschent bleuen. Mer te water deden si scade den siecken ende gequetsten wt brabant die te scepe gegaen waren ende roofden ooc eenige wapen rocken van eedelen die si in de scepen vonden Ende also dat heyr op dander side onledich was mit eenen blochuyse te stellen voor Dordrecht, so is hertoge Jan van brabant daer getogen bi den Hollanders daer hi bleef tot datse hare bolwerck volmaect ende beset hadden daer aff dat Adriaen die bastaert van Hollant capiteyn was, ende die hollanders sijn ooc op gebroken metten hertoge Ende hier na hebben die van Dordrecht dat bollewerc bestormt ende met crachte gewonnen Ende si verbrandent dodende alle tvolck daer binnen So heeft na tvoorseide opbreken Willem vanden berge tresorier van Brabant een heimelic raet des hertogen den iongen hertoge int ore gesteken ende vermaect den goeden ionchere van Nassou here van breda ende vander lecke. heer Henrick van Bergen ende heer Henrick van Heeswijck, soe datse dye hertoge sien noch horen en wilde Ende men seyde dat hi den hertoge gheraden hadde dat hy Henrick van bergen ende noch .ij. of .iij. vanden meesten ter doot brengen soude oft anders en soude hi nemmermeer geweldich here sijn Daer na so wert dese Willem te Louen openbaerlic ghebannen biden steden van Brabant, ende dat selue wilde dye stadt van Bruessel oock doen, mer Willem van Assche die Amman was en wilder niet ouerstaen ende doe en wilde die wet hem voor genen Amman houden, mer deden vangen [164v]

Jnt iaer van xviij. opten .x. dach in October so cregen subtilijc die vrienden van heer Jan van Beyeren die stadt van Rotterdamme Daer na bi veruolge van Philips graue van Charloys hertoge Jans van Bourgondien sone wert tot Worichem eenen wterlijken pays gemaect tusschen hertoge Jan van brabant en vrou Jacoba sijn gesellinne ter eenre siden, ende heer Jan van beyeren ter ander siden die daer tegenwoordich waren met veel heren ende wijse mannen in beyden siden Ende dair wert ghemaect dat heer Jan van beyeren behouden soude de stadt van Dordrecht metten baliuscape ende dijcscape, ende die stadt van Gorichem metten lande van arcle vander bede .etcetera. ende de stadt van Rotterdamme Ende al dit soude hi van hertoge Jan van brabant ende van sijnre vrouwen te leene houden Ende voort souden si bewijsen here Jan van beyeren ende gheuen .C.M. nobelen. Ende so verteech hi daer alle sijn recht ende eyssche dat hi hadde op Henegouwe Hollant Zeelant ende Vrieslant.

Daer na sijn die hertoge ende hertoginne wt Hollant ghetrocken in Henegouwe Ende te Bergen sijnde so gheuielt op een tijt als mijn heere ende mijn vrouwe waren na maeltijt wt gereden iagen ende vliegen Soe quamen die bastaerden van hollant daer Willem van den Berghe die tresorier lach ende sliep in sijn camer ene sloegen hem doot Twelc als die hertoge vernam was hi wter maten droeuich, so dat hi hem wel .iij. dagen lanc beweende Dair na wert die here van Rotselaer ghemaect tresorier van Brabant. Daer na bi middele van vrou Jacoba so cregen aenden hertoge haren pays die ionchere van Nassou ende heer Henrick van Bergen, die niet lange en leefde daer na

Jnt iaer ons heren .M.cccc.xix. inder maent van Meye, sijn die hertoge ende hertoginne wt henegouwe comen in brabant Ende somtijts was de hertoge in Vueren ende te Vyluoorden ende tot Antwerpen, mer te Bruessele en quam hi niet om datse willem van Assche den Amman gheuangen hielden

Ik keer weer op heer Jan van Beieren die nadat hij gekozen bisschop van Luik 13 jaar was geweest en zo menige duizend mensen hun bloed vanwege hem gestort hadden alzo werd hij beraden dat hij bij een procureur daartoe gemachtigd herroepen en verkregen heeft op zijn kerk en bisdom van Luik in de handen van de paus in het concilie te Konstanz en heeft daartoe bij dispensatie getrouwd Margaretha, hertogin van Luxemburg, weduwe van wijlen hertog Anton van Brabant, niet tegenstaande dat hij subdiaken was en ook dat hij haar peetvader was want hij had een zoon geheven van hertog Anton had die gestorven was. Voort heeft deze hertog Jan van Beieren subtiel verworven aan de Roomse keizer, die van zijn vrouw de rechte oom was, dat hij hem gegeven heeft het graafschap en landen van Henegouwen, van Holland en van Zeeland als op het keizerrijk verstorven omdat hertog Willem, vader van vrouw Jacoba, zonder mannelijk erfgenaam gestorven was. En dit verkondigde koning hertog Jan van Brabant met zijn brieven te Konstanz gegeven in het jaar 1418 op de 29ste dag in maart en beval hem scherp dat hij zich die landen niet meer onderwond. En heer Jan van Beieren heeft ook grote vlijt gedaan aan die landen en steden om voor heer gehuldigd en ontvangen te worden en om zijn nicht vrouw Jacoba en haar man hertog Jan de voogdij te beroven. Op welke tijd eerst de steden van Holland en van Zeeland voor antwoord gaven dat ze vrouw Jacoba gehuldigd hadden als hun geboren landvrouw, als dochter en rechte erfgenaam van hertog Willem, en dat haar ook heer Jan ze daarvoor gehouden had en ontving het in zijn leven zo wilden ze haar niet afgaan. Voort zeiden die landen driewerf op dochters zijn verstorven waarmee het blijkt en ook bij keizerlijke brieven die ze daarvan zeiden te hebben dat die landen onsterflijke lenen waren en baden hem daarom dat hij dat laten wilden. En het land van Henegouwen heeft Jan van Beieren zijn antwoord in geschrifte gezonden. Onder andere schreef hij hun noch duidelijker bescheid van die drie landen. Maar vooral van Henegouwen schreven ze dat men dat van de keizer niet te leen houdt, al is het in het keizerrijk gelegen, en dat ook vaak op dochters verstorven is, etc.

Toen heer Jan van Beieren dan dit antwoord verstaan had zo is hij vijand geworden van de steden van Holland en Zeeland en hij verzamelde te Dordrecht en Ten Briel vele oorlogsknechten en ballingen waar hij het land veel hinder mee deed.

Zo werd bij de staten van Brabant met de hertog overeengekomen dat men de vrouw bijstand zou doen en trokken voor Dordrecht. En het land van Brabant trok met legerkracht tot Sint Geertruidenberg. En vandaar is hertog Jan met het leger voor Dordrecht getrokken. Daar had de jonkheer van Wezemaal als maarschalk van Brabant de voorhoede en zo kwamen ze te Dordrecht op de dijk. Daar werden die van Brussel naast der stad gelogeerd, daarna de hertog met de edelen en daarna die van Leuven, daarna die van Antwerpen en daarna die van Hertogenbos.

Daarna werd een groot bolwerk gemaakt om te beletten dat er geen proviand Dordrecht kwam. En aldus toen ze daar lagen werd er vaak geschermutseld van die van binnen tegen de Brabanders. En toen ze daaromtrent 6 weken gelegen hadden zo verbrandden ze zelf dat bolwerk en braken op. Dit zagen die van Dordrecht en zo kwamen ze uit het water en te land en sloegen van achteren op de achterhoede van Antwerpen, maar ze stelden zich te verweer zodat ze niet beschadigd werden. Maar te water deden ze schade de zieken en gekwetsten van Brabant die te scheep gegaan waren en roofden ook enige wapenrokken van edelen die ze in de schepen vonden. En alzo dat leger aan de andere zijde onledig was met een blokhuis te stellen voor Dordrecht zo is hertog Jan van Brabant daar gegaan bij de Hollanders waar hij bleef totdat ze hun bolwerk volmaakt en bezet hadden waarvan Adriaan, de bastaard van Holland, kapitein was en de Hollanders zijn ook opgebroken met de hertog. En hierna hebben die van Dordrecht dat bolwerk bestormd en met kracht gewonnen. En ze verbranden het en doodden alle volk daarbinnen. Zo heeft na het opbreken Willem van de Bergen, penningmeester van Brabant en heimelijke raad van de hertog, de jonge hertog in het oor gefluisterd en gemaakt de goede jonkheer van Nassau heer van Breda en van de Lek, heer Hendrik van Bergen en heer Hendrik van Heeswijk zodat ze de hertog noch zien noch horen wilden. En men zegt dat hij de hertog aangeraden had dat hij Hendrik van Bergen en noch 2 of 3 van de grootsten ter dood zou brengen of anders zou hij nimmermeer geweldige heer zijn. Daarna zo werd deze Willem te Leuven openbaar gebannen door de steden van Brabant en datzelfde wilde de stad Brussel ook doen, maar Willem van Asse de Ambtman wilde er niet voor staan en toen wilde de wet hem voor geen Ambtman houden, maar liet hem vangen.

In het jaar 1418 op de 10de dag in oktober zo kregen de vrienden van heer Jan van Beieren subtiel die stad Rotterdam. Daarna bij vervolg van Filips graaf van Charlois, de zoon van hertog Jan van Bourgondi, werd te Workum een uiterlijke vrede gemaakt tussen hertog Jan van Brabant en zijn gezellin vrouw Jacoba aan de ene zijde en heer Jan van Beieren ter andere zijde die daar tegenwoordig waren met veel heren en wijze mannen aan beide zijden. En daar werd gemaakt dat heer Jan van Beieren behouden zou de stad Dordrecht met het baljuwschap en dijkschap en de stad Gorinchem met het land van Arkel va de bede etc., en de stad Rotterdam. En dit alles zou hij van hertog Jan van Brabant en van zijn vrouwe te leen houden. En voort zouden ze heer Jan van Beieren toewijzen en geven 100 000 nobels. En zo kreeg hij daar al zijn recht en eiste dat hij had op Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland.

Daarna zijn de hertog en hertogin uit Holland vertrokken in Henegouwen. En te Bergen zijnde zo gebeurde het op een tijd toen mijn heer en mijn vrouwe na maaltijd waren uitgereden te jagen en met vogels vlogen zo kwamen de bastaarden van Holland waar Willem van de Bergen als penningmeester lag en sliep in zijn kamer en sloegen hem dood. Wat toen de hertog het vernam was hij uitermate droevig zodat hij hem wel 3 dagen lang beweende. Daarna werd de heer van Rotselaar penningmeester gemaakt van Brabant. Daarna door middel van vrouw Jacoba zo kregen van de hertog hun vrede, de jonkheren van Nassau en heer Hendrik van Bergen, die niet lang daarna leefde.

In het jaar ons heren 1419 in de maand mei zijn de hertog en hertogin uit Henegouwen gekomen in Brabant. En soms was de hertog in Tervuren en te Vilvoorde en te Antwerpen, maar te Brussel kwam hij niet omdat ze de ambtman Willem van Asse gevangen hielden.

Daer na track die hertoghe tshertogenbossche, ende dair sijnde so betekende hi den goeden lieden dach ende vre om met hem te spreken. Ten welcken dage smorgens heymelic voor de dageraet die hertoge wt reet metten ionckhere van Weesemael sonder wetene des tresoriers mijns heren van Rotselaer, daer in sijn lieden van sijnen houe ende ooc die stadt vanden Bossche bescaemt waren. So quam die hertoge tot grobbendonck daer waren die heren van Gaesbeke, die ionchere van Weesemale ende van moniouwe, die welck eenen nieuwen staet vanden hertoge ordineerden, ende den here van Rotselaer setten si van sijnre officien. Ende al den vrouwen ende ioncfrouwen vander hertoginnen gafmen oirlof sonder twee Ende in haren steden werden ander ghestelt, als die moeder van ionchere van weesemale ende ooc sijn huysurouwe ende die vrouwe van Assche ende meer ander. Dit was den oorspronck dat vrou Jacoba namaels vanden hertoge schiet Aldus quam de hertoge metten voorscreuen heren tot Vyluorden daer die hertoginne was Ende dair wert den staet gelesen dair mijn vrouwe qualick in te vreden was. Die hertoghe reet ter stont ter Vueren, ende si reet hem na met vijf paerden Ende daer comende so beclaechdese mit weenen [165r] de ogen aenden hertoge datmen haer ionffrouwen orlof gegeuen had die al meeste met hair op geuoet waren, seggende dat hi van haren wegen so veel landen besate dat hi hair haren state had laten mogen . Tot deser tijt toe so hadder grote minne tusschen beiden geweest die nv voort aen seer veroeuelde, want die nieuwe ordinancie bleef staende

Jnt voorscreuen iaer van .xix. opten .xxvi dach van Junio na die doot van heer Jan van waleirode bisscop van ludic so wert vander capittelen daer gecoren oft ghepostuleert heer Jan van Heynsberge out omtrent .xxiij. iaren

Daarna trok de hertog naar Hertogenbos en daar zo betekende hij voor de goede lieden dag en uur om met hem te spreken. Te welke dag ‘s morgens heimelijk voor de dageraad de hertog uit reed met de jonkheer van Wezemaal zonder weten van de penningmeester, mijn heer van Rotselaar, waarin zijn lieden van zijn hof en ook de stad van de Bossche beschaamd waren. Zo kwam de hertog tot Grobbendonk en daar waren de heren van Gaasbeek, de jonkheer van Wezemaal en van Monjou die een nieuwe staat van de hertog ordineerden en de heer van Rotselaar afzetten van zijn office. En alle vrouwen en jonkvrouwen van de hertogin gaf men verlof uitgezonderd twee. En in hun plaatsen werden anderen gesteld zoals de moeder van jonkheer van Wezemaal en ook zijn huisvrouw en de vrouwe van Asse en meer anderen. Dit was de oorsprong dat vrouw Jacoba later van de hertog scheidde. Aldus kwam de hertog met die heren tot Vilvoorde waar de hertogin was. En daar werd de staat gelezen waar mijn vrouwe slecht in tevreden was. De hertog reed terstond naar Tervuren en ze reed hem na met vijf paarden. En toen ze daar kwam beklaagde ze met wenende ogen aan de hertog dat men haar jonkvrouwen verlof gegeven had die allen meest met haar opgevoed waren en zei dat hij vanwege haar zo veel landen bezat dat ze haar staat had mogen houden. Tot deze tijd zo was en grote minnen tussen beiden geweest die nu voortaan zeer verkoelde, want die nieuwe ordinantie bleef staan.

In het jaar 1419 op de 26ste dag van juni na de dood van heer Jan van Walram, bisschop van Luik, zo werd van de kapittels daar gekozen of zonder bewijs heer Jan van Heinsbergen, oud 23 jaren.



Hoe hertoge Jan van Bourgondien verradelic doot geslagen wert

DAer na int selue iaer van .xix. in de maent September wert hertoge Jan van burgondien te monstreul in Vrancrike doot geslagen, twelc dus bi quam. Na dat coninc Henric van Engelant in normandien comen was so wert tusschen heer Karle den dolphijn van vrancrijke, ende hertoge Jan van bourgondien een heymelic verbont van vrientscapen gemaect ende bezegelt. Daer na wert dye Dolphijn die noch ionc was omtrent xiiij. iaren, gebracht te Monstreul, te weten van here Tanneghy du castel, prouoost van Parijs, ende den Viconte van narbone die huysgesin waren vanden hertoghe van Orliens des dolphijns oom die te Parijs doot geslagen was die hertoge Jan seer hateden So was hertoge Jan van des dolphijns wegen ontboden om te tracteren hoemen den coninc van engelant wederstaen soude die tmeeste dele van Normandien ghecregen had ende lach voor Ruaen. Ende als hi op tslotte mostreul quam met cleenre macht werden die bruggen op getogen Ende inder presentie des dolphijns wert hem scarpelic geuraecht wair om dat hi de engelschen niet en had wederstaen mit macht Ende ter stont wert hi daer doot geslagen vanden ghenen die dair biden dolphijn waren De here van sint george wt burgondien wert ooc doot geslagen Hier af wert namals grote wrake gedaen van hertoge philips van burgondien sinen sone die doe ionck was ende maecte verbont met coninc henric van engelant. Ende hi brachtet daer toe dat coninc Henrick creech te wiue katherine die ioncste dochter des conincs van vrancrijcke Karels die vi. die bi wilen als wtsinnich was also voorscreuen is Ende dese coninc wert daer toe gebracht dat hi coninc henric van engelant mit sijnre dochteren gaf te huwelike om te leene te houden dat hertochdom van Normandien, ende hi ontfinc dat te lene ende dede hem manscap Ooc wast gesloten, waert dat coninc Henric van engelant manlic oor crege van vrou Ka- [165v] therine voorseyt, so soude dat oor die crone van vrancrijke besitten na des voorseyden conincx doot, ende die dolphijn soude dan daer af berooft sijn. Maer die dolphijn en wilde dit van geenre weerden houden, seggende dat in sijns vaders macht niet en was hem te onteruene om vele redenen. So dat orlogen menich iaer duerende op geresen sijn sonderlinge na die doot sijns vaders want hi hem ghepijnt heeft dat rijcke te aenueerden tegen den voorscreuen coninc Henrick die hem te Parijs coninck dede cronen ende teghen hertoghe Philips van Bourgondien als met hem verbonden so dat si dmeeste deel vander cronen cregen. als Picardien, normandien, gascoengien, tlant omtrent Parijs, dye champaingnie ende meer ander landen vrancrijcke seer destruerende. Mer die hertochdommen van Orliens, van Berry, van Touraynen, van Bourbon ende meer ander en cregen si niet noch ooc dat Dolphinaet

Jnt iaer van .xx. corts na paesschen hertoge Jan Tantwerpen sijnde maecte eenen staet van raetslieden, eenen zegelaer ende andere officieren, als den here van Assche met sinen outsten sone, meester Jan bont, Claes vanden werue ende meer andere, om in allen saken met hem te beradene.

Van dair track hi tot sinte Martijns dijck in zeelant, ende daer gaf hi ouer bi quaden rade seer onwijslick heer Jan van beyeren dat regimente sijns lants van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, ende maecten daer aff regent ende Ruwaert in sijn stadt met openen brieuen

Corts daer nae quam hertoge Jan te bruessel dair hi bleef liggende ende dede daer munten penningen dye drylanders heten als geconsenteert van drie landen, te weten Brabant, henegouwe ende hollant Doe gafmen weder orlof al den vrouwen ende ioncfrouwen vanden houe, wtgenomen die vander nieuwer ordinancien waren als voorseyt is. So quam te bruessel vrou Margriete der hertoginnen moeder ende quam ghereden int hof op Couwenberch biden hertoge om die nieuwe ordinancie te breken Mer die hertoge die ionghe man hadde so quaden raet dat si noch haer dochter niet en mochten verhoort sijn. So dat vrou Margriete reet tot haer herberge inden spiegel, ende haer dochter vrou Jacoba volchde haer ter stont al weenende te voet alleen met eenen man, dies menich mensche hem bedroefde. Des ander dages reden beyde moeder ende dochter met eenen schonen state te Keynout waert.

Jtem so die baenroetsen vanden lande metten eedelen dan in discoorde ende twist stonden tegen die geen die den hertoge qualic ende scandelijc regeerden so datse niet meer comen en wilden totten dachuaerden des hertogen So heeft die hertoge een wonderlic heymelic verbont laten maken tot .xxv. personen te bruessel twelc een oirspronc was van veel partijscapen want tbegreep veel articulen tot onminnen ende twist dragende. Ende daer af werden veel bezegelde brieuen gemaket, die die hertoge confirmeerde. etcetera.

Jtem die gedeputeerde vanden steden van bruessel, van Antwerpen, van shertogenbossche sijn tot Cortenberge getrocken om een accoort te maken tusschen den hertoge ende sijn edelen ende [166r] die stadt van Louen Mer aengemerct dat die hertoge so scadelijke dienaers bi hem hadde die sijn eere noch sijnre landen weluaren en besorchden soe men seyde, mer lieten hem sijn goeden vercopen of belasten daer die penningen tot sinen orbare niet ghekeert en werden ende twist ende discoort maecten tusschen den hertoge ende sijn eedelen ende sinen landen ende ooc die sake waren also si seyden dat die hertoginne van haren here gescheiden was So en conden die gedeputeerde vanden voorscreuen drie steden geen accoorde maken Mer die baenrootsen ende edele die te Louen lagen hebben mits desen ende anderen abusen vele van shertogen raetslieden, als den here van Assche Jan sinen sone ende ander sijn dienaren gebannen te Cipers ende elders ende niet weder te comen in Brabant tot dat die landen van Hollant, zeelant ende vrieslant weder souden comen sijn in de handen vanden hertoge Ende daer bi waren ooc dye gedeputeerde vanden steden van Tricht, Thienen, leeuwe, nyuele, liere ende van anderen cleyn steden in brabant Ende corts daer na hebben die steden van Bruessel ende van Antwerpen aen die edele van brabant ende aen die stadt van Louen ghesonden hair brieuen datse die voorseyde correctie approbeerden

Dair na veranderde hertoge Jan weder om sinen staet ende maecte ander raetslieden die de selue macht hadden die hy den heren van Assche ende den anderen te voren ghegeuen hadde.

Hoe hertog Jan van Bourgondi verraderlijk doodgeslagen werd.

Daarna in hetzelfde jaar 19 in de maand september werd hertog Jan van Bourgondië te Montreuil in Frankrijk doodgeslagen wat aldus toekwam. Nadat koning Hendrik van Engeland in Normandië gekomen was zo werd tussen heer Karel, de dauphin van Frankrijk, en hertog Jan van Bourgondië een heimelijk verbond van vriendschap gemaakt en bezegeld. Daarna werd de dauphin die noch jong was omtrent 14 jaren gebracht te Montreuil, te weten van heer Tanneguy du chastel, provoost van Parijs, en de Viconte van Narbonne, die van het huisgezin waren van de hertog van Orleans en oom van de dauphin die te Parijs doodgeslagen was, die hertog Jan zeer haatte. Zo was hertog Jan vanwege de dauphin ontboden om te behandelen hoe men de koning van Engeland weerstaan zou die het grootste deel van Normandië gekregen had en lag voor Rouen. En toen hij op het slot Montreuil kwam met kleine macht werden de bruggen opgehaald. En in de presentie van de dauphin werd hem scherp gevraagd waarom dat hij de Engelse had weerstaan met macht. En terstond werd hij daar doodgeslagen van diegenen die daar bij de dauphin waren. De heer van Sint George uit Bourgondi werd ook doodgeslagen. Hiervan werd later grote wraak gedaan van zijn zoon hertog Filips van Bourgondië die toen jong was en maakte een verbond met koning Hendrik van Engeland. En hij bracht het daartoe dat koning Hendrik tot wijf kreeg Catharina, de jongste dochter van de koning van Frankrijk Karel de 6de die soms uitzinnig was. En deze koning werd daartoe toe gebracht dat hij koning Hendrik van Engeland met zijn dochter ten huwelijk gaf om te leen te houden dat hertogdom van Normandi en hij ontving dat leen en deed hem manschap. Ook was het gesloten was het dat koning Hendrik van Engeland mannelijke erfgenaam kreeg van vrouw Catharina zo zou die erfgenaam de kroon van Frankrijk bezitten na de dood van de koning en de dauphin zou daarvan beroofd zijn. Maar de dauphin wilde dit van geen waarde houden en zei dat het niet in zijn vaders macht was hem te onterven om vele redenen. Zodat de oorlog menige jaar duurde en opgekomen zijn vooral na de dood van zijn vader want hij had zich gepijnigd dat rijk te aanvaarden tegen koning Hendrik die hem te Parijs koning liet kronen en tegen hertog Filips van Bourgondië als met hem verbonden zodat ze het grootste deel van de kroon kregen als Picardi, Normandi, Gascogne, het land omtrent Parijs, de Champagne en meer ander landen Frankrijk zeer vernielde. Maar de hertogdommen van Orleans, van Berry, van Touraine, van Bourbon en meer ander kregen ze noch ook dat Dauphine.

In het jaar 1420 kort na Pasen was hertog Jan te Antwerpen en maakte een staat van raadslieden, een zegelaar en andere officieren als de heer van Asse met zijn oudste zoon, meester Jan Bont, Claes van de Werve en meer andere om in allen zaken met hen te beraden.

Vandaar trok hij tot Sint-Maartens dijk in Zeeland en daar gaf hij over bij kwade raad en zeer onwijs heer Jan van Beieren het regiment van zijn land van Holland, Zeeland en Friesland en maakten daarvan regent en Ruwaard in zijn stad met open brieven.

Gauw daarna kwam hertog Jan te Brussel waar hij bleef liggen en liet daar munten penningen die drielanders heten als toegestemd van drie landen, te weten Brabant, Henegouwen en Holland. Toen gaf men weer verlof al de edele vrouwen en jonkvrouwen van het hof, uitgezonderd die van de nieuwe ordinantie waren. Zo kwam te Brussel vrouw Margaretha, de moeder van de hertogin, en kwam gereden in de hof op Kouwenberg om de nieuwe ordinantie te breken. Maar de hertog die jonge man had zoՠn kwade raad dat ze noch haar dochter niet gehoord mochten zijn. Zodat vrouw Margaretha reed tot haar herberg in de Spiegel en haar dochter, vrouw Jacoba, volgde haar terstond al wenend te voet alleen met een man, dus bedroefde zich menig mens. De volgende dag reden beide, moeder en dochter, met een mooie staat te Keynout waart.

Item, zo de baanderheren van het land stonden met de edelen dan in onenigheid en twist tegen diegene die de hertog kwalijk en schadelijk regeerden zodat ze niet meer komen wilden tot de rechtszittingen van de hertog. Zo heeft de hertog een wonderlijk en heimelijk verbond laten maken tot 25 personen te Brussel wat de oorsprong was van veel partijschap en het begreep veel artikels die tot onmin en twist droegen etc. En daarvan werden veel bezegelde brieven gemakt die de hertog goedkeurde, etc.

Item, de gedeputeerde van de steden van Brussel, van Antwerpen en van Hertogenbos zijn naar Kortenberg getrokken om een akkoord te maken tussen de hertog en zijn edelen en de stad Leuven. Maar gemerkt dat de hertog zulke schadelijke dienaars bij hem had die zijn eer noch zijn land welvaren bezorgden, zo men zegt, maar lieten hem zijn goed verkopen of belasten daar de penningen tot zijn nut niet uitgekeerd werden en twist en onenigheid tussen de hertog en zijn edelen en zijn land en ook was die zaak alzo ze zeiden dat de hertogin van haar heer gescheiden was. Zo konden de gedeputeerde van de drie steden geen akkoord maken. Maar de baanderheren en edelen die te Leuven lagen hebben mits deze en anderen vergissingen veel van de raadslieden van de hertog zoals de heer van Asse, de zoon van Jan en andere zijn dienaren gebannen te Cyprus en elders en niet terug te komen in Brabant totdat de landen van Holland, Zeeland en Friesland terug zouden gekomen zijn in de handen van de hertog. En daarbij waren ook de gedeputeerde van de steden van Tricht, Tienen, Leeuwe, Nijvel, Lier en van andere kleine steden in Brabant. En gauw daarna hebben de steden van Brussel en van Antwerpen aan de edelen van Brabant en aan de stad Leuven gezonden hun brieven dat ze die correct goedkeurden.

Daarna veranderde hertog Jan wederom zijn raad en maakte andere raadslieden die dezelfde macht hadden die hij de heren van Asse en de anderen tevoren gegeven had.

Dat .lviij. capitel. Hoe philips graue van Sintpol ende van Liney hertogen Jans broeder ruwaert van Brabant wert. ende hoe die hertoge metten heere van Heynsberge te Bruessel quam

ALs hertoge Jan dus iammerlic gheregeert wert bi quaden scalcken, ende sijn vrouwe de heroginne Jacoba van hem gescheiden was, ende siende die baenroetsen ende edelen die te Louene lagen dat op geen beteren en stont So hebben si gesonden den commanduer van Chantrayn in vrancrijke totten graue van Sintpol Phillips hertoge Jans broeder, die op dier tijt vanden coninc van vrancrijke gemaect was ouerste capiteyn van Parijs. Twelc hertoge Jan geerne belet hadde met brieuen die hi aen sinen broeder ende aen hertoge philips van Bourgondien sijnen neue sant Mer de here van chantrayn dede alsulcke nersticheit dat de graue voorseit af quam tot in Brabant in dye maent van September int voorseyde iaer van .xx visiterende minlic sinen broedere den hertoge te Bruessel. Daer na track hi tot Louen aen die edele vanden lande ende dede so vele dat dye hertoginne ende haer moeder wt Henegouwe quamen tot Louen Ooc quam wt Vrancrijcke een ambassaet vanden coninc ende noch een ander van hertoge philippus van bourgondien de welck ende de graue veel spraken hielden met hertoge Jan op deen sijde, ende mit der hertoginnen ende moeder op dander sijde metten baenroetsen ende edelen van brabant die te Louen lagen, so datter een dachuaert te Viluorden gheleyt wert daer die hertoginne ende haer moeder ende die graue van sintpol quamen, mer hertoge Jan en quam daer niet, want hi reet heymelijc van bruessel bi quaden rade so verre dat hi quam tot Herlaer biden bossche, dair de here van Assche ende Jan zijn sone met ander gebannen bi hem quamen. Ooc trac hi in de stadt ten bossche ende elders ende quam tot Hees, daer by hem quam [166v]de ioncker van Cleue, de here van heynsberch, die proost van Aken, ende die here van Assche metten sinen ende hielden dair heymeliken raet Daer na trac de hertoge tot Tricht, daer hi bleef leggen.

Mer binnen den tide dat dit geschiede so hielden de baenreheren ende de edele metten steden die te Viluorden gecomen waren haren raet ende ouer quamen dat si by rade der voorscreuen ambassateurs des conincs van vrancrike ende des hertogen van bourgondien den voorscreuen graue Philippus hertoge Jans broeder ruwaert van Brabant maecten Doe quamen die voorseyde vrouwen ende die ruwaert te Bruessel metten edelen ende steden voorseyt. Des ander dages wert ouerdragen datmen Huesden ende sinte Geertrudenberge weder crijgen soude ende sterck maken want hertoghe Jan alsoe voorseyt is hadde Hollant ende zeelant geset inden handen van here Jan van Beyeren So dat by versoecke der hertoginnen ende des voorseyden Ruwaerts die edele ende steden van Brabant met eenen schoonen heyre trocken, eerst tot Huesden daer die hertoginne ende dye Ruwaert mede trocken, ende daer werden si in ghelaten metten edelen Ende die hertoghinne wert daer gehult ende ontfaen als hertoghinne van Brabant, die welck settede dat slot te Huesdeyn in die handen van ioncker Aernt van zeuenbergen om dat te bewaren metter stadt ende lande tot behoeff des lants van Brabant

Daer na track die Ruwaert meten eedelen ende steden van Brabant, wtghenomen shertogenbosche tot sinte geertruyt berge, twelck vast beset was van heer Jan van Beyeren, mer si hebbent al omme beleghen Ende Dierick van Merwey was casteleyn vanden slote ende hielt met mijnder vrouwen der hertoginnen, ende hi en wilde heere Jan van Beyeren niet binnen laten. dye welck volck van wapenen in die stadt gheleyt hadde om te beletten datmen tslot niet en soude prouanteren. Mer binnen den .x. dach dattet lant van brabant daer voor lach soe hebben si tslot gheprouanteert met vitalien ende gesterct met engienen des hem behoefde.

Daer na so brack dat heyre van Brabant op van sinte Gheertuyden berghe opten xxix. dach Octobris Ende daer nae op sinte Martijns dach soe schoot die Casteleyn vuer wten slote in die stadt, die al verbarrende ende ooc die kercke

Daer na opten .xxiiij. dach van Nouember quamen tot Bruessel die hertoginne ende haer moeder, ende die Ruwaert metten drie staten des lants ende des ander dages hieltmen raet op Couwenberch Ende des dinxdachs daer na wert die graue van sintpol te Bruessele op der stadthuys in die voorseyde Ruwaertscap geconfirmeert. Doe maecte hi Willem van montenaken sijn drossaet van brabant ende hi maecte Jan van Dyegem Amman van bruessele, af settende Janne cluetinck. Daer na hebben die hertoginne ende die ruwaert ende die .iij. staten gesonden aen hertoge Jan tot Tricht die abten van sinte michiels van percke, van helesym, van tongerloe, ende den proost van sinte Geertruden van louene om van hem te verweruen dat hi in brabant quame So datse van hem vercregen datmen te Diest een dachuaert [167r] [houden soude opten iiij. dach in de]cember Doe quam daer hertoge Jan ende ooc die voorscreuen abten van wegen des ruwaerts sijns broeders ende die .iij. staten Ende die gedeputeerde van Bruessel ende van Antwerpen baden hem seer oormoedelijc dat hem belieuen wilde te comen in eenich van sijnen steden Den welcken al niet tegenstaende so is die hertoge getrocken Tshertogenbossche waert. Maer eer hi trock so wert een andere dachuaert bi hem ouerdragen weder in die stadt van Diest, daer die commissarijsen ende gedeputeerde in beyde siden quamen Ende noch een ander tot Endouen, ende niet en wertter gesloten, want daer was wat anders op handen Want die hertoge bereyde hem met machte te Bruessel in te comen bi gonsten van somige heymelike vrienden daer hi hem te Bruessel op verliet, die ouerdragen hadden dat Jan Cluetinck (die amman afgheset was vanden ruwaert) hem teghen rijden soude metter roeyen also hi na dede

So is die hertoge vanden Bossche gecomen te Diest, ende na middernacht so tooch hi van Diest ende met hem die here van Heynsberch ende de ionchere van Heynsberch, ende heere Jan van bueren proost van Aken, tresorier van Brabant met menigen man. Ende die graue van Meurs was ooc op weghe, mer hi en quam niet te tijde te Diest om dat die van Tricht hem niet door laten en wilden mer hi passeerde elders ende hi volchde na te Bruessel

Dat 58ste kapittel. Hoe Filips, graaf van Saint-Pol en van Ligny, broeder van hertog Jan, ruwaard van Brabant werd en hoe de hertog met de heer van Heinsberg te Brussel kwam.

Toen hertog Jan aldus droevig geregeerd werd bij kwade schalken en zijn vrouw hertogin Jacoba van hem gescheiden was en zag de baanderheren en edelen die te Leuven lagen dat op geen verbeteren stond. Zo hebben ze de commandeur van Chantrain in Frankrijk gezonden tot de graaf Saint-Pol, de broer van hertog Jan Phillips, die op die tijd van de koning van Frankrijk overste kapitein van Parijs gemaakt was. Wat hertog Jan graag belet had met brieven die hij aan zijn broeder en aan zijn neef, hertog Filips van Bourgondi, zond. Maar de heer Chantrain deed zo' n vlijt dat de graaf in Brabant kwam in de maand september in het jaar 1420 en bezocht minlijk zijn broeder de hertog te Brussel. Daarna trok hij tot Leuven naar de edelen van het land en deed zoveel dat de hertogin en haar moeder uit Henegouwen te Leuven kwamen. Ook kwam uit Frankrijk een ambassadeur van de koning en noch een andere van hertog Filips van Bourgondië die en de graaf veel woorden hielden met hertog Jan op de ene zijde en met de hertogin en moeder aan de andere zijde met de baanderheren en edelen van Brabant die te Leuven lagen zodat er een rechtszitting te Vilvoorden gelegd werd waar de hertogin en haar moeder en die graaf van Saint-Pol kwamen, maar hertog Jan kwam daar niet, want hij reed heimelijk van Brussel bij kwade raad en zo ver zodat hij kwam te Herlaar bij het bos daar de heer van Asse en zijn zoon Jan met anderen gebannen bij hem kwamen. Ook trok hij in de stad den Bos en kwam tot Hees waar hij bij de jonker van Kleef kwam, de heer van Heinsberg, de proost van Aken en de heer van Asse met de zijne en hielden daar heimelijke raad. Daarna trok de hertog naar Tricht waar hij bleef liggen.

Maar ondertussen zo hielden de baanderheren en de edelen met de steden die te Vilvoorden gekomen waren hun raad en kwamen overeen dat ze bij raad van de ambassadeurs van de koning van Frankrijk en de hertog van Bourgondi graaf Filips, broer van hertog Jan, ruwaard van Brabant maakten. Toen kwamen de vrouwen en de ruwaard te Brussel met de edelen en steden. De volgende dag kwam men overeen dat men Heusden en Sint Geertruidenberg terugkrijgen zouden en sterk maken want hertog Jan had Holland en Zeeland gezet in de handen van heer Jan van Beieren. Zodat bij verzoek van de hertogin en de Ruwaards de edelen en steden van Brabant met een mooi leger trokken en eerst tot Heusden waar de hertogin en de Ruwaard mee trokken en daar werden ze in gelaten met de edelen. En de hertogin werd daar gehuldigd en ontvangen als hertogin van Brabant en die zette dat slot te Heusden in de handen van jonker Arend van Zevenbergen om dat te bewaren met de stad en land tot behoefte van het Brabant

Daarna trok de ruwaard met de edelen en steden van Brabant, uitgezonderd Hertogenbos, tot Sint Geertruidenberg wat vast bezet was van heer Jan van Beieren, maar ze hebben het alom belegerd. En Dirk van Merwe was kastelein (beheerder) van het slot hield het met de vrouw de hertogin en hij wilde heer Jan van Beieren niet binnenlaten die volk van wapens in de stad gelegd had om te beletten dat men het slot niet zoo bevoorraden. Maar binnen de 10de dag dat het land van Brabant daarvoor lag zo hebben ze het slot bevoorraad met voedsel en versterkt met machines wat hen behoefde.

Daarna zo trok dat leger van Brabant op van Sint Geertruidenberg op de 29ste dag van oktober. En daarna op Sint Martinus dag zo schoot de kastelein vuur uit het slot in de stad die alles verbrandde en ook de kerk.

Daarna op de 25ste dag van november kwamen te Brussel de hertogin en haar moeder en de Ruwaard met de drie staten van het land en de volgende dag hield men raadt op Kouwenberg. En de dinsdag daarna werd de graaf van Saint-Pol te Brussel op het stadhuis in als ruwaard bevestigd. Toen maakte hij Willem van Montenaken zijn drost van Brabant en hij maakte Jan van Diegem Ambtman van Brussel en zette Jan Cluetinck af. Daarna hebben de hertogin en de ruwaard en de 3 staten gezonden aan hertog Jan te Tricht de abten van Sint Michiels van Perke, van Helisim, van Tongerlo en de proost van Sint Geertruid van Leuven om van hem te verwerven dat hij in Brabant kwam. Zodat ze van hem verkregen dat men te Diest een rechtszitting zou houden op de 4de dag van december. Toen kwam daar hertog Jan en ook die abten, vanwege zijn broeder ruwaard, en de 4 staten En de gedeputeerde van Brussel en van Antwerpen baden hem zeer ootmoedig dat hij believen wilde te komen in enige van zijn steden. Wat niettegenstaande zo is de hertog vertrokken naar Hertogenbos waart. Maar eer hij vertrok zo werd een rechtszitting door hem overgedragen weer in de stad Diest waar de commissarissen en gedeputeerde van beide zijden kwamen. En noch een ander te Eindhoven en niets werd er besloten, want er was wat anders op handen. Want de hertog bereidde hem met macht in Brussel te komen door gunst van sommige heimelijke vrienden waar hij hem te Brussel op verliet die overeengekomen dat Jan Cluetinck (de afgezette ambtman) hem tegemoet zou rijden zoals hij daarnaar deed.

Zo is de hertog van Den Bos gekomen te Diest en na middernacht zo trok hij van Diest en met hem de heer en jonkheer van Heinsberg en heer Jan van Buren, proost van Aken, penningmeester van Brabant met menige man. En de graaf van Meurs was ook op weg, maar hij kwam niet op tijd te Diest omdat die van Tricht hem niet door laten wilden, maar hij passeerde elders en hij kwam te Brussel.

Dit vernam dye stadt van Bruessel ende men hielt daer open raet inder stadthuys daer gesloten wert datmen den hertoge in laten soude mer sijn huysgesin met .C. ende xx. paerden ende niet meer, so dat die Louensche poorte gesloten wert dair die hertoge voor stont verbeydende Ende die .vij. schepen gingen ter poorten ende dedense ontsluten Ende als des hertogen volck begonst in te comen so quamt al in gedrongen al dore ende die hertoghe quam int eynde Dit geschiede int iaer xx. voorseyt opten .xxi. dach van Loumaent Ende die Ruwaert sijn broeder ghinc tot hem op Couwenberch ende sprac hem toe. Des ander dages ghinc die hertoge op der stathuys ende dede dair op doen den rade van der stadt dat hi te Bruessel comen was om eendrachte ende vrede te hebben met sinen broeder den ruwaert ende mitten baenreheren ende sijnen lande biddende dat sijer om arbeyden wilden. Des dages daer na reet die Ruwaert te Louene bi dye baenreheren. Doe had die hertoge sorge dat sijn broeder metten baenreheeren met macht te bruessel comen soude ende hi ontboot bi hem de scepenen hem vragende, oft geuiel dat sijn broeder also quame oft si hem in laten souden. Die scepenen antwoorden datse bereit waren die slotelen vander stadt te brenghen in sijn handen so mocht hi die stadt self bewaren Doe was die hertoge ghepayt seggende dat hi hem wel betroude. Mer die gemeynte van bruessel was qualick te vreden om dat die vreemde gasten gingen achter straten mit haer messen in die hant ende spraken moedige woorden siddende int wijnshuys dat si al meenden rijck te werden eer si wt brabant souden scheiden So dat de gemeynte opten xxvij. dach der voorscreuen maent inder nacht op stont ende vergaderde op de merct wel gewapent want veele goeder mannen waren te Bruessel geimformeert dat die here van Heynsberge metten anderen een opset gemaect hadden, als si inder nacht [167v] elc een clocxken hoorden luden op Couwenberch ten regulieren, datse dan neder ter merct comen souden om de stat machtich te werden. Ooc beuantmen daer na dat die vreemde gasten bi nacht in haer herbergen wel gewapent lagen op haren bedden Mer si ontsculdichdent namaels seggende dat si geen opset te samen gemaect en hadden, mer als si verstonden dat dye gemeente op gestaen was so deden si haer harnas aen, want si niet en wisten wat hem nakende was Ende als die gemeynte dus stont op die merct, so quam die hertoge twemael van sinen houe ter merct om de gemeynte te saten ende te doen scheyden, mer hi en condes niet doen So wert dair na opten xxix dach die here van Heynsberch geuangen ende gheleyt opt stadthuys Ooc werden die vreemde gasten al dye met hem quamen geuangen diemen crijgen conde ende die graue van Meurs wert gesekert in sijn herberge te bliuen. Opten seluen dach quam Philippus de ruwaert van Louen tot Bruessel mitten baenroetsen ende metten gedeputeerden van Louen ende van Antwerpen seer danckende die gemeynte datse haer so eerbaerlijc hadt ghequeten int besorch vanden lande. Doe ginc die ruwaert des ander dages metten baenroetsen op Couwenberch in sijn broeders sale ende hi dede vangen dat meesten deel van shertogen dienaers ende den anderen gafmen orlof. Ende Jan van dieghen wert weder Amman gemaect vanden ruwaert. Ende opten vi. dach der voorscreuen maent werden veel poorters geuanghen die shertoghen heymelijcke vrienden heeten. Ende opten eersten dach van Sporkil wert metten sweerde gherecht Jan cluetinck die amman hadde geweest, ende noch een ander. Des ander dages op onser vrouwen lichtmissen dach werden noch veel poorters geuangen ende ghepijnt Corts daer na werden der vreemder here knechten ontslagen die te Bruessel comen waren, mer die edele ende heren die wel .C. ende .l. waren mosten daer alle bliuen Ende die Ruwaet dede nemen al die paerden ende harnas dat de here van Heynsberch mitten anderen edelen ende knechten daer hadden gebracht ende gaf dat al sinen vrienden diet hem beliefde Doe reet de hertoge tot Louen, ende met hem reden de here van Diest, van Rotselaer, ende dander baenroetsen bleuen te bruessel Doe wertter raet gehouden watmen doen souden mit den porters die geuangen waren Daer wert gesloten datse geuangen souden blijuen haer leefdage lanc, twelc te bruessel met vele ander dingen wt geroepen wert opten .ix. dach van Sporkil So werden daer .xiiij mannen vanden notablesten op karren gebonden ende geuoert in diuerse geuangenisse dairse biden edelen ende steden gewijst waren, als tot Louen, Tantwerpen Viluorden Breda, tot Sichenen Westerlo Rotselaer, tot Cranendonc, tot bergen

Jnden voorscreuen rade wert ooc biden Ruwaert ouerdragen dat die stat van bruessel biden vij. geslachten ende ix. nacien vanden ambachten altijt geregeert sal werden tot .xix. personen toe, te weten .vij. scepen ij. borgemeesteren. iiij. rentmeesteren ende ses raetsluyden, ende dit wert namaels vanden hertogen geconfirmeert. Ooc confirmeerde hi de ruwaertscap van sinen broeder ende al dat hi daer in gedaen hadt

Dit vernam de stad Brussel en men hield daar open raad in het stadhuis waar besloten werd dat men de hertog binnen zou laten, maar niet zijn huisgezin met 120 paarden zodat de Leuvense poort gesloten werd waar de hertog voor stond te wachten. En de 7 schepen gingen ter poort en openden het. En toen het volk van de hertog al ineen binnen gedrongen begon te komen en de hertog kwam op het eind. Dit geschiedde in het jaar 20 op de 21ste dag van januari. En zijn broer de ruwaard ging naar hem op de Kouwenberg en sprak hem toe. De volgende dag ging de hertog naar het stadhuis en deed op de raad van de stad dat hij te Brussel gekomen was om eendracht en vrede te hebben met zijn broeder de ruwaard en met de baanderheren en bad zijn land dat ze ervoor werkten wilden. De dag daarna reed de ruwaard te Leuven bij de baanderheren. Toen had de hertog zorgen dat zijn broeder met de baanderheren met macht te Brussel zou komen en hij ontbood de schepenen en vroeg hen als het gebeurde dat zijn broeder alzo kwam of ze hem in zouden laten. De schepenen antwoordden dat ze bereid waren de sleutels van de stad in zijn handen te brengen en zo kon hij de stad zelf bewaren. Toen was de hertog gevleid en zei dat hij hen wel vertrouwde. Maar de gemeente van Brussel was kwalijk tevreden omdat de vreemde gasten achter straten gingen met hun messen in de hand en spraken moedige woorden en zaten in het wijnhuis en meenden dat ze allen rijk zouden worden eer ze uit Brabant zouden scheiden. Zodat de gemeente op de 27ste dag van die maand in de nacht opstond en verzamelden zich goed gewapend op de markt want vele goede mannen waren te Brussel genformeerd dat de heer van Heinsberg met de anderen een voornemen gemaakt hadden als dat ze in de nacht een klokje hoorden luiden op de Kouwenberg ten regulieren dat ze dan naar ter markt zouden komen om de stad machtig te worden. Ook bevond men daarna dat de vreemde gasten bij nacht in hun herbergen goed gewapend lagen op hun bedden. Maar ze verontschuldigden zich later en zeiden dat ze geen voornemen tezamen gemaakt hadden, maar toen ze verstonden dat de gemeente opgestaan was zo deden ze hun harnas aan want ze wisten niet wat hen aankwam. En toen de gemeente dus op de markt stond zo kwam de hertog wel tweemaal op van zijn hof naar de markt om de gemeente te sussen en te laten scheiden, maar hij kon het niet doen. Zo werd daarna op de 29ste dag de heer van Heinsberg gevangen en op het stadhuis gelegd. Ook werden de vreemde gasten en al die men hem wamen gevangen die men krijgen kon en de graaf van Meurs werd verzekerd in zijn herberg te blijven. Op dezelfde dag kwam Filips, de ruwaard van Leuven, tot Brussel met de baanderheren en met de gedeputeerden van Leuven en van Antwerpen en bedankte zeer de gemeente dat ze zich zo eerbaar had gekweten in het verzorgen van het land. Toen ging de ruwaard de volgende dag met de baanderheren op Kouwenberg in de zaal van zijn broeder en liet vangen dat grootste deel van de dienaars van de hertog en de anderen gaf men verlof. En Jan van Diegen werd weer ambtman gemaakt van de ruwaard. En op de 6de dag van die maand werden veel poorters gevangen die de heimelijke vrienden van de hertog heetten. En op de eerste dag van februari werd met het zwaard berecht Jan Cluetinck die ambtman was geweest en noch een ander. De volgende dag op onze vrouwe Lichtmis werden noch veel poorters gevangen en gepijnigd. Kort daarna werden de vreemde knechten ontslagen die te Brussel gekomen waren, maar de edelen en heren waarvan er wel 150 waren die moesten daar allen blijven. En die ruwaard liet alle paarden en harnassen nemen dat de heer van Heinsberg met de andere edelen en knechten daar hadden gebracht en gaf dat alles aan zijn vrienden die het hem beliefde. Toen reed de hertog tot Leuven en met hem reden de heer van Diest, van Rotselaar en de andere baanderheren bleven te Brussel. Toen werd raad gehouden wat men doen zou met de burgers die gevangen waren. Daar werd besloten dat ze gevangen zouden blijven hun leven lang, wat te Brussel met vele ander dingen uitgeroepen werd op de 9de dag van februari. Zo werden daar 14 mannen van de notabelste op karren gebonden en gevoerd in diverse gevangenissen waar ze door de edelen en steden verwezen waren als te Leuven, te Antwerpen Vilvoorde, Breda tot Zichem, Westerlo Rotselaar, tot Kranendonk en tot Bergen.

In die raad werd ook door de ruwaard overgedragen dat de stad Brussel bij de 7 geslachten en 9 naties van ambachten altijd geregeerd zal worden tot 19 personen toe, te weten 7 schepen, 2 burgemeesters, 4 rentmeesters en zes raadslieden en dit werd later van de hertog bevestigd. Ook bevestigde het ruwaardschap van zijn broeder en alles dat hij daarin gedaan had.

Opten .vi. dach Merte trac vrou Jacoba wt henegou in engelant op hair selfs hant, ende opten .ix. dach in merte so [168r] quam hertoge philippus van burgondien te bruessel daer hi blijdelic ontfangen wert ende men stacker met glauien drie dagen lanc

Daer na wert te bruessel meer openbaer den heymeliken raet ende verbont die de here van Assche te voren gemaect had so dat opten beloken paeschdach int iaer M.cccc.xxi. die gemeente werder quam ter merct Ende dair werden metten sweerde gerecht ende onthooft heer Eueraert tserclaes ridder met twee ander vanden geslachte Des ander dages trocken die hertoge ende de ruwaert sijn broeder ten steecspel te brugge bi den hertoge van bourgondien haren neue. Daer na quam die mare te bruessel, dat somige vanden geuangen die buten geuoert waren hem vermaten noch te wreken op die geen die se in dien last gebracht hadden, so dat de gemeynte weder te wapen ginc, willende datmense al weder te bruessel brengen soude ende doden Sonderlinge mits dien datmen naderhant meer misdaden beuonden hadt dan men te voren wist eer si gebannen waren, so en condent die baenroetsen niet beletten si en mosten alle .xiiij. te Bruessel geleuert werden Ende dair werdense gebracht op der stadt huys opten .vij. dach Junij, daer die gemeynte op die marct gewapent stont ende daer werdense som voor noene, som nae noene alle .xiiij. gericht in die presentie des voorseyden Ammans. Als de graue van Muers, de here van heynsberge ende sijn sone, ende die proost van Aken metten anderen te bruessel lagen, so screef die roomsche coninc Segemont die staten van Brabant biddende ende beuelende opten keyserliken ban dat si se ontslaen soude vander vangenis of dat si hem gauen een half iaer dach Ooc screuen die cooruorsters aenden graue den ruwaert ende aen de drie staten ende sonden aen hem notabele heren tselue biddende Daer op die ruwaert altijt antwoorde, dat hi die geuangen voirscreuen altijt gepresenteert had trecht vanden lande op dat sijt begeerden, daer meynde te gestane. Ende dit bleef dus staende dat si niet ontslagen en mochten werden tot dat si so lief spraken Gheraert vanden zijpe, die bi den ruwaert al doen ende laet was dat hi den ruwaert anders informeerde, by wiens middele si gratie aenden ruwaert verworuen hebben So datse ontslagen werden vander vangenisse op condicie, datse weder int geuangenisse comen souden op alre heiligen dach naest comende so schieden si van bruessel, mer die proost van Aken ende somige ander wilden die geloften niet doen mer bleuen geuangen Ende die graue van Meurs wert geheel ontslagen met alle sijn gheselscape bi middele van eenen oorvrede die hy dede den hertoge, den ruwaert ende den drie staten na dinhout sijnre brieuen. Daer na sijn al dander te haren dage tot Bruessel weder gecomen sonder die here van heynsberge Mer namaels hebben hem die here van Heynsberge ende sijn sonen (dair de here van Ludick een af was) ghesubmitteert van alle tallen inseggers Des ghelijcx die ruwaert metten .ij. weerlijken staten so datse bi middele van eenre wtspraken ontslagen werden

Na dese dingen heeft de graue van Sintpol weder ouer gegeuen zijn ruweertscap hertoge Jan sinen broeder die doen biden drie staten weder gestelt ende ontfangen wert totten regimente vanden lande Ende si consenteerden hem een bede van .C ende .lxxx.M. fransche cronen mit terminen te betalen om eens deels sinen staet met [168v] te houden Des beloofde dye hertoge datmen alle verleden costen daer af betalen soude, so dat dye graue sijn broeder daer af had .xxi.M. cronen

Op de 6de dag van maart trok vrouw Jacoba uit Henegouwen in Engeland uit zichzelf en op de 9de dag in maart zo kwam hertog Filips van Bourgondië te Brussel waar hij blijde ontvangen werd en men stak er met bewimpelde lansen drie dagen lang.

Daarna werd te Brussel meer openbaar de heimelijke raad en verbond die de heer van Asse tevoren gemaakt had zodat op Beloken Paasdag in het jaar 1421 de gemeente weer kwam te markt. En daar werden met de zwaarden van het gerecht onthoofd heer Everaard, ridder van t’Serclaes, met twee ander van het geslacht. De volgende dag trokken de hertog en zijn broer de ruwaard te steekspel te Brugge bij hun neef de hertog van Bourgondië. Daarna kwam het bericht te Brussel dat sommige van de gevangenen die buiten gevoerd waren zich vermaten noch te wreken op diegene die ze in die last gebracht hadden zodat de gemeente weer te wapen ging en wilde dat men ze allen weer te Brussel brengen zouden en doden. Vooral omdat men naderhand meer misdaden bevonden had dan men tevoren wist eer ze gebannen waren en zo konden de baanderheren het niet beletten en ze moesten alle 14 te Brussel geleverd worden. En daar werden ze gebracht op het stadhuis op de 7de dag van juni waar de gemeente op de markt stond en daar werden sommige voor noen, sommigen na noen alle 14 berecht in tegenwoordigheid van de ambtman. Toen de graaf van Meurs, de heer van Heinsberg en zijn zoon en de proost van Aken met de anderen te Brussel lagen zo schreef de Roomse koning Sigismund de staten van Brabant en bad en beval op de keizerlijke ban dat ze hen zouden ontslaan van de gevangenis en dat ze hen een half jaar gaven. Ook schreven keurvorsten aan de graaf de ruwaard en aan de drie staten en zonden aan hen notabele heren die hetzelfde baden. Waar de ruwaard altijd op antwoordde dat hij de gevangenen altijd het recht van het lang gegeven had opdat ze het begeerden en daar meende te staan. En dit bleef dus staan dat ze niet ontslagen mochten worden totdat zo lief sprak Gerard van de Zijpe dat het toen bij de ruwaard alles doen liet en dat hij de ruwaard anders informeerde bij wiens middel ze gratie aan de ruwaard verworven hebben. Zodat ze ontslagen werden van de gevangenis op conditie dat ze weer in de gevangenis zouden komen op aller heiligen dag toekomend en zo scheiden ze van Brussel, maar de proost van Aken en sommige anderen wilden die belofte niet doen maar bleven gevangen. En de graaf van Meurs werd geheel ontslagen met al zijn gezelschap door middel van een afzeggen van vijandschap die hij de hertog deed, de ruwaard en de drie staten naar de inhoud van zijn brieven. Daarna zijn alle anderen op hun dagen weer te Brussel gekomen, uitgezonderd de heer van Heinsberg. Maar later hebben de heren van Heinsberg en zijn zonen (war de heer van Luik een van was) onderworpen aan alle aanzegger. Desgelijks de ruwaard met de 2 wereldlijke staten zodat ze door middel van een uitspraak ontslagen werden.

Na deze dingen heeft de graaf van Saint-Pol zijn ruwaardschap weer teruggegeven aan zijn broeder hertog Jan die toen bij de drie staten weer gesteld en ontvangen werd tot regiment van het land. En ze stonden hem toe een bede van 180000 Franse kronen met termijn te betalen om eensdeels zijn staat mee te houden. Dus beloofde de hertog dat men alle voorleden kosten daarvan betalen zou zodat de graaf zijn broeder daarvan had 21000 kronen.

Dat .lix capitel. Hoe dat oorloge begonste tusschen hertoge Jan van brabant ende die engelsche

INt voorscreuen capitel is gheseit hoe vrou Jacoba hertoge Jans huysurou is ghetogen in Engelant, Ende daer sijnde so heeft se te Rome gesonden int hof te kennen geuende dat tusschen hair ende hertoge Jan gheen wettich huwelick en was So dat paus Martijn die sake committeerde twee cardinalen die hertoge Jan te Rome deden bescheyden dach, so dat hertoghe Jan bi rade des lants van Brabant ende Henegouwe seker procureurs int hof van Rome ghestelt heeft om sijn sake te verantwoorden Als vrou Jacoba dat sach so en verbeydese niet tvonnis der heyliger kercken, mer is haestelic versellet met den hertoge van Gloucestre des conincs van Engelant broeder, waer aff namaels den lande veel scaden gecomen sijn dat die coninc van engelant ende de hertoge van bourgondien geerne belet hadden ende sonden aen hertoge Jan van brabant haer ambassiate, versueckende aen hertoge Jan dat hi hem wilde submitteren inden voorscreuen coninc ende hertoge om de sake int hof van Rome hangende bi rade van notabele clercken te termineren bi consent sheylichs vaders des paus Jn welc de hertoge sijn consente gedragen heeft so verre als hi vermochte, behoudelic dat vrou Jacoba ooc so dede Maer vrou Jacoba noch de hertoge van gloucestre en wildent niet doen Ende hertoge Jan sandt sijnen heraut in Enghelant om alle saken te vernemen, welcken heraut die hertoghe van Gloucestre vangen dede ende ter coorden trecken Mer ten lesten ontquam hi mits hulpe des cardinaels van Engelant daer hi mede te Jherusalem hadt geweest.

Jnt iaer van .xxij. opten .xij. dach van Mey werden te Louen biden drie staten des lants gemaect ende gesloten veel ordinancien die heten dat nieuwe regimente, dat bezegelt ende consenteert wert van hertoge jan ende vanden drie staten, wtgenomen die steden van Bruessele ende van shertogenbossche

Jnt iaer van .xxiij.des nachtes nae des heyligen sacraments dach so braken wt die gheuangenisse te Bruessel heer Jan van Bueren, proest van Aken met meer andere ende toghen wech inder duysterheyt des nachts

Daer na int iaer van .xxiiij. op sinte Joris dach na paesschen als Geraert vanden zijpe die groot man was biden graue van sintpol, vander Vueren quam gereden daer hi bi hertoge Jan geweest had so quam hem te gemoet heer Jan Blondeel ridder dye sijn viant was ende hi sloech Gheraert daer doot op der stede

Dat 59ste kapittel. Hoe dat oorlog begon tussen hertog Jan van Brabant en de Engelsen.

In het vorige kapittel is gezegd hoe vrouw Jacoba, de huisvrouw van Jan, is getrokken in Engeland. En daar heeft ze naam Rome gezonden en in de hof te kennen gegeven dat er tussen haar en hertog Jan geen wettig huwelijk was. Zodat paus Martinus de zaak committeerde met twee kardinalen die hertog Jan te Rome lieten bescheiden de dag zodat hertog Jan bij raad van het land van Brabant en Henegouwen zekere procureurs in de hof van Rome gesteld heeft om zijn zaak te verantwoorden. Toen vrouw Jacoba dat zag wachtte ze het vonnis niet af van de heilige kerk, maar is haastig en vergezeld met de hertog van Gloucester, de broer van de koning van Engeland, waarvan later het land veel schade gekomen is wat de koning van Engeland en de hertog van Bourgondi graag belet hadden, en zonden aan hertog Jan van Brabant hun ambassade en verzochten aan hertog Jan dat hij hem wilde onderwerpen aan de koning en hertog om de zaak die in de hof van Rome hing bij de raad van notabele klerken te beëindigen en bij toestemming van de heilige vader de paus. Waarin de hertog zijn toestemming gaf zo ver als hij vermocht, behoudens dat vrouw Jacoba ook zo deed. Maar vrouw Jacoba noch de hertog van Gloucester wilden het niet doen. En hertog Jan zond zijn heraut in Engeland om alle zaken te vernemen en die heraut liet de hertog van Gloucester vangen en ter koord trekken. Maar tenslotte ontkwam hij met hulp van de kardinaal van Engeland waar hij mee te Jeruzalem was geweest.

In het jaar 22 op de 12de dag van mei werden te Leuven bij de drie staten van het land gemaakt en gesloten veel ordinantin die heten dat nieuwe regiment dat bezegeld en toegestemd werd van hertog Jan en van de drie staten, uitgezonderd de steden van Brussel en van Hertogenbos.

In het jaar 23 de nacht na het heilige sacrament dag zo braken uit de gevangenis te Brussel heer Jan van Buren, proost van Aken met meer andere en trokken weg in de duisterheid van de nacht.

Daarna in het jaar 24 op Sint-Joris dag na Pasen toen Gerard van de Zijpe, die een groot man was, bij de graaf van Saint-Pol van Tervuren kwam gereden daar hij bij hertog Jan geweest was zo kwam hem tegemoet ridder Jan Blondeel die zijn vijand was en hij sloeg Gerard daar ter plaatse dood.

Corts daer na quamen sekere nieumaren hoe dat die hertoge van Gloucestre (die wt engelant tot calis gecomen was) van Calys gescheyden was met vrou Jacoba ende quam met grooter machte bi dage ende bi nachte om tlant van Henegouwe in te nemen, ende hadde sijn volc gedeylt in drie heyren, so dat in sijn voorhoede waren omtrent .M. [169r] paerden [ende in dachterhoede .xxiiij. hondert paerden] Ende tusschen beiden was de hertoghe ende vrouwe Jacoba met .xvi.C. paerden so datter waren .v.M. peerden Ende de moeder van vrou Jacoba dede bidden ende scriuen den edelen ende haren vrienden al Henegou dore datse met haer rijden wilden tegen haer dochter om die te ontfangen Ende in deser manieren is die hertoge van Gloucestre met vrou Jacoba int lant van Henegouwe gecomen sonderlinge bi gonste des heren van Hauerets die nochtan van hertoge Jans van Brabant wegen capiteyn dair geordineert was die den seluen hertoge mit somige edelen contrarie vielen, mer de meeste ende machtichste van henegouwe bleuen hertoge Jan ghetrou ende onderdanich so si schuldich waren. Als die van Bruessel dese tijdinge hoorden vanden enghelschen hertoge so sonden si haren Amman metten schutters ende veele cloecke mannen binnen Halle ende bewaerden die stadt tot hertoge Jans hairs heren behoef. Ende hertoge Jan sant aen sinen neue den hertoge van Bourgondien ende aen hertoge Jan van Beyeren om hulpe ende bistant, twelc si geloofden minlic te doen Ooc sandt hi aenden bisscop van Ludick ende aent capittel met der stadt van ludic. Mer om dat die lukeners so lange haer vertreck maecten met dachuaerden te houden, so sijn die ambassaten thuys gecomen, wantse hem beduchteden dat die here van Heynsberge ende die bisscop sijn sone eenich heymelic verbont hadden mogen maken met den hertoge van Gloucestre Om welc te verhoeden so werden tusschen hertoge Jan van brabant ende den here van Heynsberge sekere verbonden gemaect Ende die stat van Tricht geloofden ooc hertoge Jan met al harer macht bi te staen tegen die enghelschen, ende de stadt van Dornike desgelijcx dies hem de hertoge seer bedancte Ooc so beloofden hem die twee weerlike staten des lants van Brabant behulpich te sine tot sijnre begeerten tegen den hertoge van Gloucestre. Binnen dese tijt dat hertoge Jan van Brabant hem bereyde ende bistant sochte aen sijn vrienden, so is hem tijdinge gecomen hoe dat hertoge Jan van beyeren die grote reesscap gemaect had om hem te helpen, gestoruen was Van welcker tidinge hertoge Jan van brabant seer droeuich was om dat hi daer door groot bistant had verloren, ende ooc om dat hi beduchte dat de hertoge van Gloucestre met vrou Jacoba die landen Hollant, zeelant in soude nemen also hi Henegou gedaen had. So ordineerde hertoge Jan bi auijse van den seluen state sekere capiteynen als den graue van sintpol sinen broeder ouerste capiteyn om brabant te regeren ende bewaren in sijnre absentien. Ende heer peter van Lutzenborch graue van conuersant here van Edingen, ende here Thomas heere van Diest, ende den graue van Nassou here van Breda. etcetera.

Ende die hertoge track selff met veele ridderen ende eedelen tot in hollant, zeelant ende vrieslant dair hi vanden edelen ende steden seer eerlic ontfangen wert mit groter bliscap als gerechtich here ende wettich momboor van vrou Jacoben harer geboortiger lantsvrouwe ende si vernieuden haren eet van getrouwicheden. Ende dus creech hertoge Jan van brabant in sijnre obedientien ende ghewelt na de doot heer Jans van beyeren sijns ooms, hollant, zeelant ende een deel van vrieslant. Als die hertoge van Gloucestre vernomen hadt dat hertoge Jan van brabant in hollant getogen was, so heeft hi ge [169v] sonden sijn volc van wapenen op die frontieren met ontploocken banieren int lant van Brabant sitchtende rooff ende brant al om verderuende kercken ende clusen geestelike personen violerende niemant sparende Twelc lazen die arme onnosel volc al becopen moste dat hem hier voor niet gehuet en hadde want hi hertoge Jan van Brabant niet ontseyt en hadde Als dit de graue van Sintpol ende dander capiteynen vernamen so sonden si die ioncheren van Weesmale ende van monyouwen te Nyuele met volc van wapen ende ooc sonden si den here van Roetselaer ende here Jan Glymes here van bergen opten zoom tot Halle besettende also die palen vanden lande, daer dicwil grote schermutsingen gheuielen daer die Enghelschen meest schaden vercregen.

Kort daarna kwam zeker nieuws hoe dat de hertog van Gloucester (die uit Engeland te Calais gekomen was) van Calais gescheiden was met vrouw Jacoba en kwam met grote macht bij dag en bij nacht om het land van Henegouwen in te nemen en had zijn volk gedeeld in drie legers zodat in zijn voorhoede waren omtrent 1000 paarden en in de achterhoede 2400 paarden. En tussen beiden was de hertog en vrouw Jacoba met 1600 paarden zodat er 5000 paarden waren. En de moeder van vrouw Jacoba liet bidden en schrijven de edelen en haar vrienden al Henegouwen door dat ze met haar rijden wilden naar haar dochter om die te ontvangen. En op deze manier is de hertog van Gloucester met vrouw Jacoba in het land van Henegouwen gekomen vooral door gunst van de heren van Havere die nochtans vanwege hertog Jan van Brabant kapiteins daar gesteld waren die de hertog met sommige heren tegen gesteld vielen, maar de grootste en machtigste van Henegouwen bleven hertog Jan trouw en onderdanig zo ze schuldig waren. Toen die van Brussel deze tijding hoorden van de Engelsen hertog zo zonden ze hun ambtman met de schutters en vele kloeke mannen binnen Halle en bewaarden de stad tot hertog Jan, hun heer, behoefte. En hertog Jan zond aan zijn neef, de hertog van Bourgondi, en aan hertog Jan van Beieren om hulp en bijstand, wat ze minlijk beloofden te doen. Ook zond hij aan de bisschop van Luik en aan het kapittel met de stad van Luik. Maar omdat de Luikenaars het zo lang uitstelden met rechtszittingen te houden zo zijn de ambassadeurs thuisgekomen want ze vreesden dat de heer van Heinsberg en zijn zoon de bisschop enig heimelijk verbond hadden mogen maken met de hertog van Gloucester. Om dat te verhoeden zo werden tussen hertog Jan van Brabant en de heer van Heinsberg zekere verbonden gemaakt. En de stad Tricht beloofden ook hertog Jan met al hun macht bij te staan tegen de Engelsen en de stad Doornik desgelijks, dus bedankte de hertog hen zeer. Ook zo beloofden hem de twee wereldlijke staten van het land Brabant behulpzaam te zijn tot zijn begeren tegen de hertog van Gloucester. Binnen deze tijd dat hertog Jan van Brabant zich bereidde en bijstand zocht aan zijn vrienden zo is hem tijding gekomen hoe dat hertog Jan van Beieren, die groot gereedschap gemaakt had om hem te helpen, gestorven was. Van die tijding was hertog Jan van Brabant zeer droevig omdat hij daardoor grote bijstand had verloren en ook omdat hij vreesde dat de hertog van Gloucester met vrouw Jacoba de landen Holland en Zeeland in zou nemen alzo hij Henegouwen gedaan had. Zo ordineerde hertog Jan op advies van die staten zekere kapiteins als de graaf van Saint-Pol, zijn broeder, overste kapitein om Brabant te regeren en bewaren in zijn afwezigheid. En heer Peter van Luxemburg, graaf van Conversant, heer van Edingen en heer Thomas, heer van Diest, en de graaf van Nassau, heer van Breda, etc.

En de hertog trok zelf met vele ridders en edelen tot in Holland, Zeeland en Friesland waar hij van de edelen en steden zeer fatsoenlijk werd ontvangen met grote blijdschap als echte heer en wettig erfgenaam van vrouw Jacoba, hun geboren landsvrouw, en ze vernieuwden hun eed van trouw. En dus kreeg hertog Jan van Brabant in zijn beheer en geweld na de dood van zijn oom, heer Jans van Beieren, Holland, Zeeland en een deel van Friesland. Toen de hertog van Gloucester vernomen had dat hertog Jan van Brabant in Holland getrokken was zo heeft hij zijn volk van wapens gezonden aan de grenzen met geopende banieren in het land van Brabant en stichtte roof en brand alom en bedierf kerken en kluizen en deed geestelijk personen geweld aan en spaarde niemand. Wat helaas het arme onschuldige volk geheel bekopen moest dat zich hiervoor niet gehoed had want hij had het hertog Jan van Brabant niet ontzegd. Toen dit de graaf van Saint-Pol en de andere kapiteins vernamen zo zonden de jonkheer van Wezemaal en van Monjou te Nijvel met volk van wapens en ook zonden ze de heer van Rotselaar en heer Jan Glimes, heer van Bergen op Zoom tot Halle, en bezette alzo de palen van het land waar vaak grote schermutselingen gebeurden waar de Engelse de meeste schade kregen.




Van die schermutsingen die geschieden voor Breyn, ende hoe de brabanters met machte voor die stadt quamen ende bestormdense ende destrueerden die stadt daer veel Engelsche verslagen waren.

DJe hertoge van Gloucestre had ooc sijn garnisoen geleyt binnen Breyne le conte, twelc den brabanters dicwil grote scade dede Mer op een tijt sijn die ioncheren van Wesemael ende van monyouwe ende heer Engelbrecht van Edingen mit haren gheselscape voor Breyne getogen, ende die Engelsche sijn met groter macht wt ghecomen ende hebben die brabanters geiaecht eene [170r] groten wech die al willens gheueynsdelic vloden vander stadt Ende als si verre ghenoech waren so hielden si stede daer alte bitterlic gestreden was so lange tot dat die brabanters victorie cregen ende iaechden de Engelsche tot voor de stadt, so datter veele bleuen verslagen gequetst ende gheuangen

Corts hier na teenen sekeren dage so sijn de steden van brabant met een gemeenen ouerdrage met heyrcracht te velde gecomen bi bruessele om metten capiteynen dair toe gheordineert te trecken in henegouwe Mer want die van shertogenbossche noch niet gecomen en waren so wert de reyse xv. dagen verlengt Ende hier en binnen so ghereesser weder dat oude gheschil tusschen die van Antwerpen ende van Louen, om die van Liere ende van Santhouen met haren biuangen want elck wilde datse hem volgen souden mer biden graue van sintpol wert geordineert datse hem volgen ende haer tenten bi de sine slaen souden behoudelic een yeghelic sijn rechte.

Ende die van shertogenbossche sijn ooc met haer meyerije aen gecomen Ende de graue van Sintpol ende die ander capiteynen metten baenreheren, ridderen, vassalen ende eedelen ende metten steden ende landen ende metter stadt van tricht sijn voort getogen met groter heyrcracht wel tot lx.M. sterck onder te paerde ende te voet. Ooc sandt hertoge Philippus van bourgondien hertoge Jan sinen neue groot bistant van volc van wapen wt vrancrijke mit .iij. capiteynen, als den here van croy van Lileadam ende heer Andries van belly. Ooc quam die bastaert van sintpol here van Habourdijn den hertoge te dienst Ende die stadt van Dornike sandt ooc scone gheselscap van wapenen, also si den hertoge toe geseyt hadden Ende dus sijnse met groter macht voor de stadt van Breyne gecomen daer veel engelsche in waren, dien si al om sterckelijck beleyden ende al tlant daer omtrent verbranden si Ende als si lange tijt voor de stadt gelegen hadden so sijnse gecomen seer vast aen die stadt die seere sterck was van grauen, van vesten, van mueren van torren ende van poorten So hebben si die stadt alte vreeslic bestormt, ende de engelsche met die van binnen verweerden hem vromelic so datter menich edel man vander mueren gheworpen wert inden grauen Ende dese storminge duerde lange tot dat duyster nacht wert, ende den dach den brabanters begaf. Des ander dages sochten die van binnen om te tracteren bestant, mer het en hadde genen voortganck, so dat een yeghelijc hem ghereet maecte om die stadt weder te bestormen

Twelc dye engelsche siende werden veruaert ende gauen hem op in sgrauen handen van Sintpol behouden hair lijf, ende dander souden sijn tsinen wille met der stat ende al haer goet. Dus wert de stadt van Breyen gewonnen, op ghegeuen, ende gedestrueert, ende te gronde verbrant. Dit geschiede int voorscreuen iaer van .xxiiij. op den .xi. dach in Meerte. Tgoet vander stadt wert gedeylt so dat gewoonlic is Ende eenige van Breyn die die principaelste waren om hair ongetrouwicheyt werden gehangen, ende somige gerecht metten swaerde, ende somige simple onnosel lieden werden vanden lijue gespaert. Ende die Engelsche die inder heren handen comen conden werden daer gheuangen, maer veel bleeffer versla [170v] gen vander ghemeynten die die heren niet beschudden en consten

Als dese mare in Henegouwe quam dat die stad van Breyn aldus gewonnen was ende ghedestrueert soe sijnder veele steden als Valencijn ende andere tot ghenade ghecomen vanden hertoge ende hebben de engelsche veriaecht die daer waren Ende sonder twifel hadden die brabanters voort ghetogen si souden alle Henegouwen gewonnen hebben, maer het was so swaren tijt van sneeu ende van regen datse weder na brabant keeren mosten Maer eer si wten velde schieden so sandt de hertoge van Gloucestre sinen heraut aenden graue van Sintpol hem ontbiedende strijt Dair af die graue ende al tbrabantsche heyr sere verblijt was so datse vier dagen lanc dair bleuen leggen sijn coomste verwachtende. mer watse beyden hy en quam niet. Als die Brabanters dan te huys trocken so hebben hem die Engelsche die te Senneke lagen hem lieden na geuolget meynende also de brabanteren achter inden stert te slane ende hinderlic te sine hadden sijse bloot geuonden Mer alsse die graue van Sintpol vernam die dachterhoede hielt met veel eedelen ende bi hem waren die steden van Louen en[de] van bruessele die noch haer carijnen hadden So stelde hi sijn volc in ordinancien ende dedese stadt houden So sagen si die engelsche op een staende gebattaelgeert ende doe werden die voghelaers ende die bussen wt gelaten onder die Engelsche, sodatse hem scheiden ende pijnden hem wech te vlien, ende die brabanters sijn mit bliscapen thuys gecomen Aldus heeft die graue van Sintpol metten Brabanters hertoge Jan trouwelijck ghedient in sijnre absentien die in Hollant ende zeelant ghetrocken was also voorseyt is Daer nae heeft hertoge Jan te Rome ghesonden aenden voorseyden paus Martijn sijn notabele ambassiaet, te weten den bisscop van Camerijck, meester Jan bont ende noch meer ander geleerde mannen om die sake vanden voirseyden huwelike int hof van Rome te veruolgen, daer si met groten state liggen bleuen een wijl tijts

Van de schermutselingen die geschieden voor Gravenbrakel en hoe de Brabanders met macht voor de stad kwamen en het bestormden en de stad vernielden waar veel Engelsen verslagen werden.

De hertog van Gloucester had ook zijn garnizoen gelegd binnen Gravenbrakel en deed de Brabanders vaak grote schade. Maar op een tijd zijn die jonkheren van Wezemaal en van Monjou en heer Engelbrecht van Edingen met hun gezelschap voor Gravenbrakel getrokken en de Engelsen zijn met grote macht uitgekomen en hebben de Brabanders gejaagd een grote weg die ze al willens geveinsd vlogen van de stad. En toen ze ver genoeg waren zo stopten ze waar al te bitter gestreden werd en zo lang totdat de Brabanders victorie kregen en joegen de Engelsen tot voor de stad zodat er velen verslagen en gekwetst bleven en gevangen.

Kort hierna op een zekere dag zo zijn de steden van Brabant met een algemene overdracht gekomen bij Brussel om met de kapiteins daartoe geordineerd te trekken in Henegouwen. Maar omdat die van Hertogenbos noch niet gekomen waren zo werd die reis 15 dagen uitgesteld. En ondertussen zo rees er weer dat oude geschil tussen die van Antwerpen en van Leuven vanwege die van Lier en van Zandhoven met hun bijvangst want elk wilde dat ze hem volgen zouden, maar bij de graaf van Saint-Pol werd geordend dat ze hem volgen en hun tenten bij de zijne zouden slaan en dat iedereen zijn recht behoudt.

En die van Hertogenbos zijn ook met hun meierij gekomen. En de graaf van Saint-Pol en die ander kapiteins met de baanderheren, ridders, vazallen en edelen en met de steden en landen en met de stad Tricht zijn voortgetrokken met grote legermacht, wel tot 60 000 sterk waaronder te paard en te voet. Ook zond hertog Filips van Bourgondië zijn neef hertog Jan grote bijstand van wapens uit Frankrijk met 3 kapiteins als de heer van Croy, van Lileadam en heer Andries van Belly. Ook kwam de bastaard van Saint-Pol, heer van Habourdin, de hertog te dienst. En de stad Doornik zond ook mooi gezelschap van wapens alzo de hertog daartoe gezegd had. En dus zijn ze met grote macht voor de stad van Gravenbrakel gekomen waar veel Engelsen in waren die ze sterk belegerden en ze verbranden al het land daaromtrent. En toen ze lange tijd voor de stad gelegen hadden zo zijn ze zeer dicht bij de stad gekomen die zeer sterk was van grachten, van vesting, van muren van torens en van poorten. Zo hebben ze de stad vreselijk bestormd en de Engelsen met van binnen verweerden zich dapper zodat er menige edele man van de muren geworpen werd in de gracht. En deze bestorming duurde totdat het duistere nacht werd en de dag de Brabanders begaf. De volgende dag zochten die van binnen over bestand te onderhandelen, maar het gaf geen voortgang en zo maakte iedereen zich gereed om de stad weer te bestormen.

Wat de Engelsen zagen en bang werden en gaven zich over in de handen van de graaf van Saint-Pol en behielden hun lijf en de anderen zouden zijn tot zijn wil zijn met de stad en al hun goed. Dus werd de stad van Gravenbrakel gewonnen, opgegeven en vernield en tot de grond toe verbrand. Dit geschiedde in het jaar 1424 op de 11de dag van maart. Het goed van de stad werd verdeeld zo dat gewoon is. En enige van de belangrijkste van Gravenbrakel werden om hun ontrouw gehangen en sommige berecht met het zwaard en sommige eenvoudige onschuldige lieden werden van het lijf gespaard. En de Engelsen die in de handen van heren komen konden werden daar gevangen, maar veel bleven er verslagen van de gemeente die de heren niet behoeden konden.

Toen dit bericht in Henegouwen kwam dat de stad Gravenbrakel aldus gewonnen en vernield was zo zijn er veel steden als Valenciennes en andere tot genade gekomen van de hertog en hebben de Engelsen verjaagd die daar waren. En zonder twijfel hadden de Brabanders voortgetrokken en zoude heel Henegouwen gewonnen hebben, maar het was zoՠn zware tijd van sneeuw en regen dat ze weer na Brabant keren moesten. Maar eer ze uit veld scheidden zo zond de hertog van Gloucester zijn heraut aan de graaf van Saint-Pol en ontbood hem strijdt. Waarvan de graaf en het hele Brabantse leger verblijd was zodat ze daar vier dagen lang bleven liggen en op zijn komst wachtte, maar wat ze wachtten, hij kwam niet. Toen de Brabanders dan naar huis trokken zo hebben hen de Engelsen die te Senneke lagen hen nagevolgd en meenden alzo de Brabanders achter in de staart te slaan en hinderlijk te zijn, hadden ze hen bloot gevonden. Maar toen de graaf van Saint-Pol het vernam die de achterhoede hield met veel edelen en bij hem waren de steden van Leuven en van Brussel die noch hun transportwagens hadden. Zo stelde hij zijn volk in ordinantie en liet ze standhouden. Zo zagen ze de Engelsen opeen staan in bataljons en toen werden de vogelaars en de bussen uitgelaten onder de Engelsen zodat ze hen hem scheiden en pijnden weg te vliegen en de Brabanders zijn met blijdschap thuisgekomen. Aldus heeft de graaf van Saint-Pol met de Brabanders hertog Jan trouw gediend tijdens zijn afwezigheid die in Holland en Zeeland getrokken was. Daarna heeft hertog Jan te Rome gezonden aan de paus Martinus zijn notabele ambassade, te weten de bisschop van Kamerijk, meester Jan Bont en noch meer ander geleerde mannen om de zaak van het huwelijk in de hof van Rome te vervolgen waar ze met grote staat een tijdje bleven liggen.

Jnt iaer .M.cccc.xxv. in Meye soe bereyde hem hertoge Jan van brabant met groter macht om te trecken voor sijn stadt van Bergen in Henegouwe, daer vrou Jacoba in was. Doen so ordineerde hi den graue Willem van seyne here van sinte Aechtenrode, den here van Diest, heer Aerde van craynhem meester Cornelis proost van Camerijke ende andere sijn raetslieden om te bewaren tlant van brabant in sijnder absentien die wijle dat hi in henegouwe sijn soude Ende so is hi gereyst tot Niuele daer hi verbeyde sijn volc van wapen Doe sandt hi den graue van Pentheuere, den graue van conuersant, heer Ingelbrecht van Edingen ende den ionchere van Moniouwen om die stadt van berghen te berijden ende hi volchde met sinen hoope binnen twee dagen Ende als die stadt belegen was so schoot men daer vreeslick met donrebussen ende met bogen ende daer gebuerden veel schermutsingen tegen die van binnen die wt quamen. Binnen desen tijde vanden belegge hertoge Jans voor Bergen so heeft die hertoge van Bourgondien sijnen neue so veel ghearbeyt dat hertoge Jan van brabant gecomen is bi hem in de stadt van Duway, latende sijn hey [171r] re voor Bergen leggen wel bewaert, ende vrou Jacoba heeft daer ooc eenige van haren vrienden ghesonden Ende dair wert bi ripen rade gesloten, dat vrou Jacoba die te Bergen int stadt lach so lange haer houden soude ende woonen in shertogen lant van Bourgondien in eenige stede, tot dat vonnisse vanden huwelijke tusschen haer ende hertoge Jan int hof van Rome ghewesen soude sijn Of totter tijt toe dattet processe soude sijn voleyndt bi di doot van eenich van hem beyden, ende datmen van Henegouwe, hollant, zeelant een redelijke somme gelts iaerlicx nemen soude om haren state te houden, ende hertoge Jan soude sijn gerestitueert totten lande van Henegouwe, also dat eenen lantsheere toe behoorde Ende als die possessie daer aff ghenomen ware so soude hertoge Jan stellen eenen notabelen gouernuer oft capitein des lants van henegouwe die den hertoge van Bourgondien gename zijn soude, duerende tot dat de voorseide sake geeyndt soude werden als voorscreuen is. Ende datmen inden lande doen soude een generael abolicie ende remissie van alle misdaden criminael ende lichamelijc ende van alle confiscatien Mer om te doen ciuile correctie op die misdadige in henegouwe, soe soude hertoge Jan vier wise notabele mannen stellen, daer aff die hertoghe van Bourgondien dye twee noemen soude

Als dit tractaet te Duway gesloten ende gepubliceert was so track hertoge Jan met sinen state tot Valencijn, daer hi met sulker eeren, reuerencien ende minne ontfangen wert van allen staten dat niet meer en hadt mogen sijn. Alle die straten daer hi liden moste waren aen allen siden bestroyet [met welrieckenden cruden ende overdect] met costelike laken ende veel ander properheden. Ende die wethouderen vander stadt sconken hem costelike presenten

Des derden dages track die hertoge wt Valencijn in sijn heyr dat voor bergen lach ende daer bleeff hi tot dat vrou Jacoba wt bergen quam in die handen vanden ghedeputeerden des hertogen van Bourgondien, ende soe quam si int heyr van brabant begherende te spreken met graue Engelbrecht van Nassou ende heer Henrick vander Lecke Den welcke si badt met weenenden oogen, datse aen den hertoge van Brabant so veel doen wilden datse bliuen mochte in eenige stadt oft slot van brabant daer hem belieuen soude sonder te comen in de handen des hertogen van bourgondien, mer ten mocht haer niet geschien Ende so wertse corts te Gent geuoert om daer te blijuen ende haren staet te houden na inhout des tractaets

Als dat geschiet was so dede hertoge Jan possessie nemen vander stadt van Bergen biden heere van Edingen ende bi den ionchere van Monyouwen die den eet van getrouwicheyt ende van gehoorsaemheden ontfingen vanden ingesetenen tot behoef van hertoge Jan, die welc maecte heer Jan van Lutzenborch gouernuer vanden lande van Henegouwe. Ooc so ordineerde hi .iiij. commissarisen, als here Peteren van lutzenborch heere van Edingen sinen neue, ende den ionchere van Moniouwen met noch twee ander ridders die den hertoge van bourgondien daer toe bequame dochte te wesen om correctie te doen vanden genen dies besculdich waren. etcetera. Ende hertoge Jan [171v] dede ooc alle die goeden ende duwarie van vrou Margrieten vrou Jacoba moeder tot behoef sijnre tafelen arresteren want si noch tegen den hertoge bleeff rebel

In het jaar 1425 in mei zo bereidde zich hertog Jan van Brabant met grote macht om te trekken voor zijn stad van Bergen in Henegouwen waar vrouw Jacoba in was. Toen zo ordineerde hij graaf Willem van Seine, heer van Sint Aachtenrode, de heer van Diest, heer Aart van Crainhem, meester Cornelis, proost van Kamerijk, en andere zijn raadslieden om te bewaren het land van Brabant in zijn afwezigheid de tijd dat hij Henegouwen zou zijn. En zo is hij naar Nijvel getrokken waar hij op zijn wapenvolk wachtte. Toen zond hij de graaf van Pentheuere, de graaf van Conversant, heer Engelbrecht van Edingen en de jonkheer van Monjou om de stad Bergen te berijden en hij volgde met zijn volk binnen twee dagen. En toen de stad belegerd was zo schoot men daar vreselijk met donderbussen en met bogen en daar gebeurden veel schermutselingen tegen die van binnen die uitkwamen. Ondertussen zo heeft de hertog van Bourgondi zo veel gewerkt dat hertog Jan van Brabant bij hem is gekomen in de stad Duway en liet zijn leger goed bewaard voor Bergen liggen en vrouw Jacoba heeft daar ook enige van haar vrienden gezonden. En dar werd bij rijp beraad besloten dat vrouw Jacoba die te Bergen in de stad lag zo lang zou wonen in het land van de hertog van Bourgondi in enige plaats totdat het vonnis van het huwelijk tussen haar en hertog Jan in de hof van Rome gewezen zou zijn. Of tot de tijd toe dat het proces geindigd zou zijn bij de dood van een van de twee en dat men van Henegouwen, Holland en Zeeland een redelijke som geld jaarlijks nemen zou om haar staat te houden en hertog Jan zou gerestitueerd zijn tot het land van Henegouwen alzo dat een landsheer toe behoorde. En als het bezit daarvan afgenomen was dan zou hertog Jan een notabele gouverneur of kapitein aanstellen van het land Henegouwen die de hertog van Bourgondi aangenaam zou zijn en duren zou totdat de zaak geindigd zou zijn. En dat men in het land zou doen een algemene kwijtschelding en vermindering van alle misdaden crimineel en lichamelijk en van alle confiscatie. Maar om civiele correctie te doen op die misdadige in Henegouwen zo zou hertog Jan vier wijze notabele mannen aanstellen waarvan de hertog van Bourgondi er twee noemen zou.

Toen dit traktaat te Duway gesloten en gepubliceerd was zo trok hertog Jan met zijn staat tot Valenciennes waar hij met zoՠn reverentie en minne ontvangen werd van alle staten dat het niet meer had mogen zijn. Alle straten waar hij gaan moest waren aan alle zijden bestrooid met welriekende kruiden en bedekt met kostbaar laken en veel andere mooiheid. En de wethouders de stad schonken hem kostbare presenten.

De derde dag trok de hertog uit Valenciennes naar zijn leger dat voor Bergen lag en daar bleef hij totdat vrouw Jacoba uit Bergen in de handen van de gedeputeerde kwam, de hertog van Bourgondi, en zo kwam ze in het leger van Brabant en begeerde te spreken met graaf Engelbrecht van Nassau en heer Hendrik van der Lek. Die ze bad met wenende ogen dat ze aan de hertog van Brabant zoveel doen wilden dat ze blijven mocht in enige stad of burcht van Brabant daar het hem believen zou zonder te komen in de handen van de hertog van Bourgondië, maar het mocht niet geschieden. En zo werd ze gauw naar Gent gevoerd om daar te blijven en haar staat te houden naar de inhoud van het traktaat.

Toen dat gebeurd was zo liet hertog Jan bezit nemen van de stad van Bergen door de heer van Edingen en de jonkheer van Monjou die de eed van trouw en van gehoorzaamheid ontving van de ingezetenen tot behoefte van hertog Jan en die maakte heer Jan van Luxemburg gouverneur van het land van Henegouwen. Ook zo ordineerde hij 4 commissarissen als heer Peter van Luxemburg, zijn neef heer van Edingen, en de jonkheer van Monjou met noch twee andere ridders die de hertog van Bourgondi daartoe bekwaam dacht te wezen om correctie te doen van diegenen die beschuldigd waren, etc. En hertog Jan liet ook alle goed en huwelijksgoed van vrouw Margaretha, de moeder van vrouw Jacoba, tot behoefte van zijn tafels arresteren want ze bleef noch rebels tegen de hertog.

Daer nae int selue iaer van .xxv. in die maent van Julio is hertoghe Jan seker nieumaer ghecomen hoe dat dye engelsche hadden gheconsenteert den hertoge van Gloucestre een bede van viij.C.M. saluyten van goude ende .xx M. mannen om sijn leedt te wrekene dat hem vanden Brabanters in Henegouwe geschiet was, ende dat hem dye coninc van Schotlant seynden soude .viij.M. schotten, die welcke gesekert hadde des hertogen nichte die hi corts trouwen soude, ende oec soude hi hebben viij.M. Yerssche in sijnen dienst Ende dander Engelsche die met hem waren laghen in Normandien verwachtende den hertoge om met hem te trecken als hi op dees side ter zee comen wilde. Als hertoghe Jan dese nieumaren hadde vernomen soe dede hi die palen sijns lants van henegouwe bewaren ende die sloten ende steden wijslic besetten ende dede ghereesscap maken om den hertoge van Glocestre te wederstaen oft hi ouer quame. Ooc ontboot hi dese nieumare den hertoghe van Bourgondien sijnen neue ende badt hem om succours ende bijstant twelc de hertoge consenteerde alst hem noot waer Ende aenmerckende hertoghe Jan dat hi in persone alle sijn landen niet wel regeeren en conde so wert hi beraden den hertoge van bourgondien in handen te setten ende dat regemente ouer te geuen van Hollant ende Zeelant ende dair werden brieuen af gemaect, mer die staten van Brabant en wilden daer in niet consenteren ten ware dat die brieuen redelijck ghemodereert werden. Ooc en wilde die proost van Camerick die zeghelaer was die brieuen niet zegelen Nochtans werdense bezegelt want men een nieuwen zeghel te Mechelen maecte.

Na desen als vrou Jaoba een wijltijts te Ghendt ghewoont hadt soe is si heymelic van daer getrocken ende is gecomen tot Schoonhouen in hollant ende heeft somige edelen ende steden ghetrocken aen haer met subtijlheden. Welke dingen den hertoge van Gloucestre gecondicht waren, die ter stont den here van Filwatere met veel Engelschen ouer ghesonden heeft om bi vrou Jacoba in hollant te trecken ende met haren vrienden te oorlogen ende is ghecomen met sijn scepen in Zeelant Twelck hertoge philips van Bourgondien vernemende heeft ter stont als regent doen beuelen van shertogen wegen van Brabant datme hem volgen soude om die engelsche te wederstaen So is hi met groten volcke, so sijn selfs volc so Hollanders getrocken tegen die engelsche die te Brouwers hauen in zeelant comen waren. Doe sonden die engelsche tot hem eenen heraut geheeten Gloucestre vragende den hertoge van Bourgondien oft hem beliefde met hem daer te strijden, die here van Filwater haer capiteyn soude hem daer toe verlenen plaetse ende velt. Daer op hem hertoge Philippus antwoorde sandt met sijnen heraut die hi daer toe koos geheten Bourgondien, dat den here van Filwater niet en betaemde hem plaetse te offeren om striden mer dat hi self machtich ware om plaetse te nemen om te striden alst hem beliefde Ende so is hi manlic opt lant ghetorden met sijnen volcke. [172r]

Daarna in hetzelfde jaar 25 in de maand juli is hertog Jan zeker nieuws gekomen hoe dat de Engelsen toegestemd hadden de bede van de hertog van Gloucester van 800000 saluten van goud en 20000 mannen om zijn leed te wreken dat hem van de Brabanders in Henegouwen geschied was en dat hem de koning van Schotland zenden zou 8000 Schotten die verzekerd had de nicht van de hertog die hij gauw zou trouwen en ook zou hij hebben 8000 Ieren in zijn dienst. En de andere Engelsen die met hem waren lagen in Normandi en wachtten op de hertog om met hem te trekken als hij aan deze zijde van de zee komen wilde. Toen hertog Jan dit nieuws had vernomen zo liet hij de palen van het land Henegouwen bewaren en de burchten en steden wijs bezetten en liet gereedschap maken om de hertog van Gloucester te weerstaan als hij overkwam. Ook ontbood hij dit nieuws aan zijn neef de hertog van Bourgondië en bad hem om hulp en bijstand, wat de hertog toezei als het hem nodig was. En opmerkte hertog Jan dat hij in persoon al zijn landen niet goed regeren kon zo werd hij beraden het de hertog van Bourgondi in handen te zetten en dat regiment over te geven van Holland en Zeeland en daar werden brieven van gemaakt, maar de staten van Brabant wilden daarin niet toestemmen tenzij dat de brieven redelijk gematigd werden. Ook wilde de proost van Kamerijk, die zegelaar was, de brieven niet zegelen. Nochtans werden ze verzegeld want men maakte een nieuwe zegel te Mechelen.

Hierna toen vrouw Jacoba een tijdje in Gent gewoond had zo is ze heimelijk vandaar getrokken en is gekomen in Schoonhoven in Holland en heeft sommige edelen en steden subtiel aan zich getrokken. Welke dingen de hertog van Gloucester verkondigd waren die terstond de heer van Fitzwalter met veel Engelsen overgezonden heeft om bij vrouw Jacoba in Holland te trekken en met har vrienden te oorlogen en is gekomen met zijn schepen in Zeeland. Wat hertog Filips van Bourgondi vernam en heeft terstond als regent vanwege de hertog van Brabant bevolen dat men hem volgen zou om de Engelsen te weerstaan. Zo is hij met groot volk, met zijn eigen en Hollanders, getrokken tegen de Engelsen die te Brouwershaven in Zeeland gekomen waren. Toen zonden de Engelsen tot hem een heraut, geheten Gloucester, en vroeg de hertog van Bourgondi of het hem beliefde met hem daar te strijden, die heer van Fitzwalter, hun kapitein, zou hem daartoe verlenen plaats en veld. Waarop hem hertog Filips antwoord zond met zijn heraut die hij daartoe koos en geheten Bourgondië dat de heer Fitzwalter het niet betaamde hem plaats te offeren om te strijden, maar dat hij zelf machtig was om plaats te nemen om te strijden zoals het hem beliefde. En zo is hij mannelijk op het land getreden met zijn volk.



Vanden strijt die te Brouwers hauen geschiede

DJe engelsche al bereetsijnde ende gebattalieert om striden hebben des hertogen volcke beuochten eer dat wel bereet was ende in ordinancien gestelt Maer dye hertoge als een leeu is den engelschen cloeckelic in ghetorden ende in sijnen persone wert hi verlast. Doe quam hem te hulpe heer Jan Villayn een vroom ridder ende dede hem plaetse maken daer veel engelsche verslagen werden Ende die hertoge dede wonder van wapen doorslaende haer battaillien, hem seluen auontuerende so lange tot dat hy den strijt wan ende tvelt behielt. Ende daer en bleef niemant van sinen eedelen doot dan heer Andries van Belly een seer vroom ridder Mer vander Engelscher partijen bleuen al die meeste capiteynen doot, sonder de heer van Haemstede die den Engelschen daer te hulpe gecomen was met omtrent .ij.M. zeelanders ende die wert gheuangen ende omtrent CC. engelschen Ende daer bleuen wel .iij.M. engelsche verslagen, die welcke na tugen der Engelscher herauten wt waren gesocht voor die bloeme vanden besten volcke van wapen ende archiers die in Engelant waren Dese strijt gheschiede in zeelant te Brouwers hauen Jnt iaer .M.CCCC.xxv. opten xiij. dach in Loumaent

Jnt selue iare ende maent soe hebben die cardinalen van Vrsine ende van Venegien die rechters waren vander saken des huwelijcx tusschen hertoge Jan ende [172v] vrou Jacoba, bi ouerdrage vanden anderen cardinalen etcetera. bi eenre wtprake gewesen dat vrou Jacobe onbehoorlic gescheyden was van hertoge Jans beselscape Ende hoe wel datse mits desen billicx den hertoge weder gerestitueert soude sijn, so ordineerden si nochtans om seker redelike saken hem daer toe beroerende, datse totten wtersten vonnisse vander principaelder saken bewaert ende gehouden soude werden op hair costen bi den hertoge van Sauoyen die hertoge Jan van brabant ende ooc hair ten derden lede bestont ende van swagerschape ten derden lede. Welck vonnisse als die hertoge van Gloucestre vernam so heuet hi sijn herte van vrou Jacoba afgekeert ende heeft corts daer na een ander vrouwe getrout in engelant Ende als die hertoge van Brabant tvonnisse vernam so was hi wel te vreden in sijn conscientien, mer vrou Jacoba was qualick te vreden, ende si en wilde in des hertogen van Sauoyen handen niet comen, ende si hadt lieuer in shertogen handen gecomen mer hi en wildese niet hebben seggende dat hi tvonnisse onderhouden wilde, ende so is si tot Schoonhouen ghebleuen.

Binnen den voorscreuen iare van .xxv. so rees een grote twist tusschen die stadt van Antwerpen ende heer Jan van Glymes here van bergen opten zoom, dair veel dachuaerden op gehouden werden Ende dat ten ocsuyne van eenen man die poortere van Antwerpen was, die met valschen gelde betaelt had tgheen dat hijer mede gecocht had ende wert ter stont geuangen ende swaerlic ghepijnt So dede die stadt van Antwerpen versoecken aenden drossaet ende scoutet van Bergen dat si haren poorter ontslaen souden want hi nergens te rechte en hoorde te staen dan Tantwerpen. Ende want sijt niet doen en wilden so banden sise wten marcgraefscape van Antwerpen, meynende dat si also te bergen niet en souden mogen blijuen om dat int quaertiere van Antwerpen is. Mer die here van bergen hieltse nochtans dair seggende, dat Bergen in brabant gelegen is ende hout dat vanden hertoge te leene. Daer na wies den twist altijt, ende die van Antwerpen ende die van Bergen rasteerden malcanderen, so dats hem hertoge Jan most onderwinden, ende hi versocht beyde pertijen datse van haren geschille voor hem als voor haren prince te rechte quamen. Mer die van Antwerpen wederseydent seggende datse van saken die der stadt aen gingen naectelijc niet sculdich en waren noch en mochten haer priuilegien oft rechten thonen dan binnen hair stadt, dair af die hertoghe qualick te vreden was Die van Antwerpen versochten haren scoutet om op die van Bergen pendinge te doene ende sijn wel mit .ij.M. mannen metten Schoutet ghetrocken int lant van Bergen, daer si grote scade deden vangende die lieden. etcetera. Dies die hertoge qualijc te vreden was, mer bi middele vanden anderen goeden steden wert dair toe gebracht dat de partijen voor den hertoge ende den iij. staten compareren souden, twelc so geschiede Als die stadt van Antwerpen ende die here van Bergen een wijltijts tegen malcander by gescriften ghedingt hadden so bleuen sijs ten lesten by rade van vrienden ende submitteerden hem inden here van Edinghen ende den ionchere van monyouwen diese te vreden setten

Jtem die edel hertoge Jan heeft wt minnen die hi had totter heyliger kerc [173r] ken ende totter clergien vanden voorseyden paus Martijn vercregen die ghepriuilegierde scole ende vniuersiteyt van Louene om in allen consten daer te studeren sonder alleen in theologia dats inder godheyt, mer dat wert namaels gecregen. Ende hi dede ontbieden veel doctoren ende meesters van alrehande consten die hi stipendieren dede van sijnre stadt van Louene, die welc haer eerste lessen begonsten opten eersten dach van Nouember int iaer ons heren .M.CCCC. ende .xxvi.

Van de strijd die te Brouwershaven geschiedde.

De Engelsen die geheel gereed waren en in bataljons om te strijden hebben het volk van de hertog bevochten eer dat goed bereid was en in ordinantie gesteld. Maar de hertog ging de Engelse als een leeuw kloek tegemoet en in zijn persoon werd hij verladen. Toen kwam hem te hulp heer Jan Villayn, een dappere ridder, en liet hem plaats maken waar veel Engelsen verslagen werden. En de hertog deed wonder van wapen en doorsloeg hun bataljons en avontuurde zichzelf en zo lang totdat hij de strijd won en het veld behield. En daar bleef niemand van zijn edelen dood dan heer Andries van Belly, een zeer dappere ridder. Maar van de Engelse partij bleven alle grootste kapiteins dood, uitgezonderd de heer van Haamstede die de Engelsen daar te hulp gekomen was met omtrent 2000 Zeelanders en die werd gevangen en omtrent 200 Engelsen. En der bleven wel 3000 Engelsen verslagen die naar getuigen van Engelse herauten uit waren gezocht voor de bloem van het beste volk van wapen en kruisboogschutters die in Engeland waren. Deze strijd geschiedde in Zeeland te Brouwershaven in het jaar 1425 op de 13de dag in januari.

In hetzelfde jaar en maand zo hebben de kardinalen van Ursine en van Veneti, die rechters waren van de zaak van het huwelijk tussen hertog Jan en vrouw Jacoba, bij overeenkomen van de anderen kardinalen etc., bij een uitspraak verwezen dat vrouw Jacoba onbehoorlijk gescheiden was van hertog Jan gezelschap. En hoewel dat ze mits deze de hertog weer billijk gerestitueerd zou zijn zo ordineerden ze nochtans om zekere redelijke zaken hem daartoe beroerend dat ze tot het uiterste vonnis van de belangrijkste zaken bewaard en gehouden zou werden op hun kosten bij de hertog van Savoie die hertog Jan van Brabant en ook haar ten derde graad bestond en zwagerschap ten derde lid. Welk vonnis toen het de hertog van Gloucester vernam zo heeft hij zijn hart van vrouw Jacoba gekeerd en is kort daarna met een andere vrouw getrouwd in Engeland. En toen de hertog van Brabant het vonnis vernam zo was hij goed tevreden in zijn geweten, maar vrouw Jacoba was kwalijk tevreden en ze wilde niet in de handen komen van de hertog van Savoie en was liever in de handen van de hertog gekomen, maar hij wilde haar niet hebben en zei dat hij het vonnis onderhouden wilde en zo is ze te Schoonhoven gebleven.

Binnen het jaar 25 zo rees een grote twist tussen de stad Antwerpen en heer Jan van Glymes, heer van Bergen op Zoom, waar veel rechtszaken op gehouden werden. En dat ter gelegenheid van een man die burger van Antwerpen was die met vals geld betaald had hetgeen dat hij er mee gekocht had en werd terstond gevangen en zwaar gepijnigd. Zo liet de stad Antwerpen verzoeken aan de drost en schout van Bergen dat ze hun burger zouden ontslaan want hij behoorde nergens te recht staan dan te Antwerpen. En omdat ze het niet doen wilden zo banden ze hen uit het markgraafschap van Antwerpen en meenden dat hij alzo te Bergen niet zou mogen blijven omdat het in het kwartier van Antwerpen is. Maar de heer van Bergen hield hem nochtans daar en zei dat Bergen in Brabant gelegen is en dat houdt van de hertog te leen. Daarna groeide de twist altijd en die van Antwerpen en die van Bergen namen elkaar in beslag zodat hertog Jan zich moest onderwinden en hij verzocht beide partijen dat ze van hun geschil voor hem als voor hun prins te recht kwamen. Maar die van Antwerpen weerspraken het en zeiden dat ze van de zaken die de stad aangingen niet schuldig waren noch mochten hun privilegin of rechten tonen dan binnen hun stad, waarvan de hertog kwalijk tevreden was. Die van Antwerpen verzochten hun schout om op die van Bergen verpanding te doen en zijn wel met 2000 mannen met de schout getrokken in het land van Bergen waar ze grote schade deden en vingen de lieden etc. Dus was de hertog slecht tevreden, maar door bemiddeling van de andere goede steden werd het daartoe gebracht dat de partijen voor de hertog en de 3 staten vergelijken zouden, wat zo geschiedde. Toen de stad van Antwerpen en de heer van Bergen een tijdje tegen elkaar bij geschrift geding hadden zo bleven ze tenslotte door raad van vrienden en onderwierpen ze zich in de heer van Edingen en de jonkheer van Monjou die ze tevreden zetten.

Item, de edele hertog Jan heeft uit minne die hij had tot de heilige kerk en geestelijkheid van paus Martinus verkregen de geprivilegieerde school en universiteit van Leuven om in alle kunsten daar te studeren, uitgezonderd alleen in theologie, dat is in de godheid, maar dat werd later gekregen. En hij liet ontbieden veel doctoren en meesters van allerhande kunsten die hij betalen liet van zijn stad Leuven die hun eerste lessen begonnen op de eerste dag van november in het jaar ons heren 1426.

Jnt selue iair int beginsel van Meye ontlaste hertoge Jan sijnen neue here Jan van lutzenborch vanden gouuernemente slants van Henegouwe. Daer na in de maent van Septembri trac hi selue in Henegouwe tot Senneke ende van daer tot Berghen ende tot sinte Gielis, daer na quam hi weder tot Bruessele.

Jtem so vrou Jacoba te Schoonhouen lach ende had tot haren accoorde gecregen die stadt vander Goude houdende veel volcx van wapenen die den anderen steden van hollant die haer onghehoorsaem waren grote schade deden So hielt die heere van Seuenbergen partije met haer ooc scade doende opt water Mits den welcken hertoge Philippus van bourgondien als regent van hollant van hertoge Jans van Brabant wegen int voorscreuen iaer van .xxvi. is getogen met groter machte voor Seuenbergen beleggende dat te water so dat die van binnen besloten werden Ende hoe wel dat die here van Seuenbergen bi vrienden van hertoge Philippus wegen seer versocht wert dat hi stille had willen sitten presenterende een grote somme van gelde, nochtan en wilde hijs geensins doen watmen hem seyde of boot Daer na dede die hertoge de stadt noch vaster beleggen dan tevoren, so dat die stadt heel besloten wert. Als dat sagen die ingeten van Seuenbergen, ende aenmerckende tgene dat haren here gepresenteert was, soe hebben si de stadt tegen haers heren wille op gegeuen in handen des hertogen van bourgondien, ende die here van Seuenbergen wert daer wt verdreuen.

Jtem want vrou Margriete van bourgondien dye moeder van vrou Jacoba van haer duwarien berooft was mits harer rebellicheit also voorseyt is So wies altijt haren toren ende haet op hertoghe Jan van Brabant. Soe dede si hem lagen leggen om te vangen ende tot Keynout te brengen int voorseide iaer in die maent van December als die hertoge op zonien iaechde bi der Vueren so wert daer een man gheuangen wt Henegouwe gheheten Jan cheualier die welc namaels als hi op den pijnbac gebonden was so begeerde hi gelost te sijn want hi wilde de waerheit al bloot seggen van alle dingen Ende doe kende hi ende leet dat de oude vrouwe dwagiere hem dair gesonden hadde om te vernemen hoe ende waer ende hoe sterck die hertoge plach wt te trecken te paerde ende te voete, want si meende den hertoge al so lichtelic te crigen geuangen tot Keynoyt Ooc seyde hi van eenen wonderlijken halsbande die wt Engelant was die Ost vander motten had, maer wien datmen dien aen doen soude en wiste hi niet. Ende dit met veel meer ander dingen bekende hi ongepinicht tot verscheyden tijden als voor die raetslieden des hertogen van Bourgondien, voor de drie staten van Brabant ende andersins So [173v] wert die Jan cheualier op de steenporte te Bruessel geuangen gheleyt. Die graue van Sintpol des hertogen broeder had gerne gesien datmen vanden liue ghericht hadde na sijn verdienste Mer die sachtmoedige hertoghe Jan en wildes niet gedogen seggende, dat hi sculdich waer recht te doen ouer de geen die ander lieden misdaen hadden maer alsmen aen hem seluen misdade ende hi dat om die minne gods vergaue so verwecte hi daer mede god om hem sijn sonden te vergeuen Ende so meende hi den man te houden geuangen tot opten goeden vrydach naestcomende, ende dan meende hy hem los te laten gaen ende hem sijn misdaet om gods willen te vergeuen op dat hi voort vergiffenisse crege van sijnre misdaet Mer god en gehengde dat niet, want hertoge Jan doe self afliuich was also hier na verclaert sal werden So bleef die man gheuangen tot dat dye graue van Sintpol hertoghe werde, die welcke den voorscreuen misdadigen dede rechten te Bruessel voor der stat huys op een hooghe stellagie, ende daer na vierendelen

Als hertoge Jan met sijnen drie staten een dachuaert te Liere gehouden hadde so keerde hi weder met sinen broeder te Breussele opten palmauont. Ende comende tusschen bruessel ende Vyluorden wert hi beuaen met groter siecten ende quam des auonts tot Bruessele, ende dye siecte wert meerder van daghe te daghe tot opten witten donredach Doe badt hi sinen broeder den graue van sintpol dat hi sijn testament (twelc hi voortijts gemaect hadde) tot volcomender executien brengen wilde, twelck hem sijn broeder also gheloofde te doene. Doe dede die hertoge .iij. missen voor hem celebreren die hi deuotelijc hoorde Ende als hi sijn biecht gesproken hadde so ontfinck hi mit groter deuotien dat lichaem ons heeren ende dat heylige sacramente des olysen. Daer nae beual hi den here van Rotselaer in sinen name dat mandaet. Ende omtrent .x. uren na der noenen geuoelde die eedel heere vol duechden dat die tijt sijnre pelgrimagien op deser werelt veruolt was, ende hi begonste te lesen den psalm Miserere mei deus secundum magnam misericordiam tuam Ende met dien eersten verse verschiet sijn deuote siele wten lichame inder ouderen van .xxiiij. iaren in den iare ons heren .M.CCCC. ende xxvi. op den heyligen witten Donredach den .xvij. dach van April.

Ende doe wert daer sijn lichaem gebalsemt ende gehouden tot den dinxdachs in die paeschdagen int iaer .xxvij. Doe wert hi gehaelt na der noenen op Couwenberch met groter processien ende met veel tortsen ende met veel tranen, ende wert tot sinte Goedelen inder kercken gedragen ende daer werden vigilien gesongen met vele ceremonien. Ende des anderen dages wert daer een misse gesongen ouer dat lijck met groter solemniteyt Daer na wert tlichaem weder op een rosbaer gheuoert ter Vueren in sinte Jans kercke, daer weder ouer hem vigilie ende missen gesongen werden ende daer na wert tlichaem inden choore begrauen bi hertoge Anthonis sijnen vader ende bi sijn moeder Ende in dese wtuaert waren metten graue van Sintpol des hertogen broeder, veel abten ende prelaten, grauen, baenroetsen, ridderen ende edelen ende die ghedeputeerde vanden steden. Daer nae track die graue [174r] van Sintpol toecomende hertoge te Bruessele opt hof van Couwenberge dair hi beweende de doot sijns broeders.

Ende wantmen also sinte Ambrosius seyt, den mensche sal louen na sijn doot alst al volbracht is als hem den lof niet en hindert, so is den lof van desen iongen hertoge Jan niet te verswijgen, want hi veel looflike condicien aen hem hadt daer alle menschen ende sonderlinge die edele exempel aen nemen mogen, op dat si gode behagen ende kerstelijc mogen steruen ghelijc hi gestoruen is. want also dat leuen is also plach gemeynlijc dat eynde te zijn. Dese edel hertoge regeerde Brabant tusschen .xi. ende .xij. iaren, binnen welcken tide hi veel ongenuechten hadde als voorscreuen staet Ende in allen tegenspoet was hi verduldich ende en vergat niet gode te louen nacht noch dach dien hi seer vreesde. Ende hy was den armen so goedertieren die versiende met milde aelmoessenen, dat hem die armen gemeynliken heeten der armen vader Ende hi was gespraecsaem, goedertieren, sachtmoedich, zedich van manieren, ende hi antwoorde so goetlic den armen als den rijcken die mit hem te spreken hadden. Ende so wert hi wtermaten seer beclaecht van sinen ondersaten ende sonderlinge van sijnen dienaren ende ooc van anderen vreemden. Met gode so moet hi leuen Amen

In hetzelfde jaar in begin mei ontlaste hertog Jan zijn neef heer Jan van Luxemburg van het gouvernement van het land Henegouwen. Daarna on september trok hij zelf in Henegouwen tot Senneke en vandaar tot Bergen en Sint Gillis, daarna kwam hij weer te Brussel.

Item, zo vrouw Jacoba te Schoonhoven lag en had tot haar akkoord gekregen van de stad Gouda die veel volk van wapens bevatte die de andere steden van Holland, die haar ongehoorzaam waren, grote schade deden. Zo hield de heer van Zevenbergen partij met haar en deed ook grote schade op het water. Waardoor hertog Filips van Bourgondi als regent van Holland vanwege hertog Jan van Brabant in het jaar 1429 met grote macht voor Zevenbergen is getrokken en belegerde dat te water zodat die van binnen besloten werden. En hoewel dat de heer van Zevenbergen bij vrienden aan hertog Filips zeer verzocht werd dat hij stille wil had en presenteerde een grote som van geld, nochtans wilde hij het geenszins doen wat men hem zei of bood. Daarna liet de hertog de stad noch vaster belegeren dan tevoren zodat de stad geheel besloten werd. Toen dat de ingezeten van Zevenbergen zagen en bemerkten hetgeen hun heer gepresenteerd was zo hebben ze de stad tegen de wil van hun heer opgegeven in de handen van de hertog van Bourgondië en de heer van Zevenbergen werd daaruit verdreven.

Item, want vrouw Margaretha van Bourgondi, de moeder van vrouw Jacoba, was van haar huwelijksgoed beroofd vanwege haar rebellie zo groeide altijd haar toorn en haat op hertog Jan van Brabant. Zo liet ze hinderlagen leggen om hem te vangen en te Keinout brengen in dat jaar in de maand december toen de te Zonin jaagde bij Tervuren zo werd daar een man gevangen uit Henegouwen geheten Jan Chevalier die later toen hij op de pijnbank gebonden was zo begeerde hij verlost te zijn want hij wilde de waarheid al bloot zeggen van alle dingen. En toen bekende en beleed hij de oude vrouwe vorstin hem daar gezonden had om te vernemen hoe en waar en hoe sterk de hertog plag uit te trekken te paard en te voet, want ze meende de hertog alzo licht gevangen te krijgen naar Keinout. Ook zei hij van een wonderlijke halsband die uit Engeland was die Ost van der Motten had, maar wie dat men die aan zou doen wist hij niet. En dit met veel meer ander dingen bekende hij zonder te pijnigen te verschillende tijden als voor de raadslieden van de hertog van Bourgondië, voor de drie staten van Brabant en anderszins. Zo werd die Jan Chevalier op de steenpoort te Brussel gevangen gelegd. De graaf van Saint-Pol, de broeder van de hertog, had graag gezien dat men hem van het lijf berecht had naar zijn verdienste. Maar de zachtmoedige hertog Jan wilde het niet gedogen en zei dat hij schuldig was recht te doen over diegene die andere lieden misdaan hadden, maar als men aan hemzelf misdeed dat hij dat het om de minne Gods vergaf, zo verwekte hij daarmee God om hem zijn zonden te vergeven. En zo meende hij de man gevangen te houden tot op de toekomende Goede Vrijdag en dan meende hij hem los te laten en hem zijn misdaad vanwege God te vergeven opdat hij vergiffenis kreeg van zijn misdaad. Maar God stond dat niet toe want hertog Jan was toen zelf dood zoals hierna verklaard zal worden. Zo bleef die man gevangen totdat de graaf van Saint-Pol hertog werd die de misdadiger liet berechten te Brussel voor het stadhuis op een hoge stellage en daarna vierendelen.

Toen hertog Jan met zijn drie staten een rechtszitting te Lier gehouden had zo keerde hij weer met zijn broeder te Brussel op Palmavond. En toen hij kwam tussen Brussel en Vilvoorden werd hij bevangen met grote ziekte en kwam ‘s avonds te Brussel en die ziekte werd zwaarder van dag tot dag op de Witte Donderdag. Toen bad hij zijn broeder de graaf van Saint-Pol dat hij zijn testament (wat hij voortijds gemaakt had) tot volkomen executie brengen wilde, wat zijn broeder alzo beloofde te doen. Toen liet de hertog 3 missen voor hem celebreren die hij devoot hoorde. En toen hij zijn biecht gesproken had zo ontving hij met grote devotie het lichaam van onze heer en het heilige sacrament van het oliesel. Daarna beval hij de heer van Rotselaar in zijn naam het mandaat. En omtrent 10 uur na noen voelde die edele heer vol deugden de tijd van zijn pelgrimage op deze wereld vervuld was en hij begon de psalm te lezen; Miserere mei deus secundum magnam misericordiam tuam. En met het eerste vers scheidde zijn devote ziel uit het lichaam in de ouderdom van 24 jaren in het jaar ons heren 1426 op de heilige Witte Donderdag de 17de dag van april.

En toen werd zijn lichaam gebalsemd en gehouden tot de dinsdag in de Paasdagen in het jaar 1427. Toen werd hij gehaald na noen op Kouwenberg met grote processie en met veel toortsen en met veel tranen en werd te Sint Goedele in de kerk gedragen en daar werden vigilies gezongen met vele ceremonies. En de volgende dag werd daar een mis gezongen over dat lijk met grote ceremonie. Daarna werd het lichaam weer op een draagbaar gevoerd naar Tervuren in Sint-Jan kerk waar weer over hem vigilie en missen gezongen werden en daarna werd het lichaam in het koor begraven bij zijn vader hertog Anton en bij zijn moeder. En in deze uitvaart waren met de graaf van Saint-Pol veel abten en prelaten, graven, baanderheren, ridders en edelen en de gedeputeerden van de steden. Daarna trok de graaf van Saint-Pol de toekomende hertog te Brussel op de hof van Kouwenberg waar hij de dood beweende van zijn broeder.

En omdat men, zoals Sint Ambrosius zegt, de mens zal loven na zijn dood als alles volbracht is en hem de lof niet hindert zo is zo is de lof van deze jonge hertog Jan niet te verzwijgen, want hij had veel loffelijke condities aan hem waar alle mensen en vooral het edele voorbeeld aan nemen mogen opdat ze God behagen en christelijk mogen sterven gelijk hij gestorven is. Want alzo dat leven is alzo plag gewoonlijk dat einde te zijn. Deze edele hertog regeerde Brabant tussen 11 en 12 jaren die in die tijd veel ongenoegen had. En in alle tegenspoed was hij geduldig en vergat God niet te loven dag en nacht die hij zeer vreesde. En hij was de armen zo goedertieren en voorzag die met milde aalmoezen zodat de armen hem gewoonlijk de armen vader noemden. En hij was spraakzaam, goedertieren, zachtmoedig, zedig van manieren en hij antwoordde zo goedaardig de armen als de rijken die met hem te spreken hadden. En zo werd hij uitermate zeer beklaagd van zijn onderzaten en vooral van zijn dienaren en ook van andere vreemden. Met God zo moet hij leven. Amen



Dat .lx. capitel. Vanden eersten hertoge Philips hertoge Jans broeder graue van Sintpol een seer duechdelic prince die nv hertoge van brabant wert

NA die doot vanden .iiij. hertoge Jan van Brabant daer hier voor af geseyt is so is Philips die graue van Sintpol ende van leney sijn broeder die naeste erfgename geweest, dye welck daer te voren by sijns broeders tijt was gemaect Ruwaert van Brabant om dat lant te regeren, want sijn broeder een slap man was, mer die kercke beminnende ende gode te dienen. Ende daer om aen nam hi den last van sijn broeders wegen vander orlogen in Henegouwe tegen den machtighen hertoghe van Gloucestre ende de engelsche, also voerseyt is. Ende na dattet lant van henegouwe weder gebracht was ter gehoorsaemheyt sijns broeders so track hi te Roome by den voorseyden paus Martijn om oorlof te crijgen te mogen trecken ten heyligen graue te Jherusalem ende dye ander heylige plaetsen te visiterene. Mer want te dier tijt eenen strijt gheweest was tusschen den soudaen ende den coninc van Cypers daer die kersten [174v] grote scade bi genomen hadden, so en wilde hem die paus geen orlof geuen Ende so bleef hi een lange wijle bi den paus die hem veel eeren bewees. Daer na is hi weder in Brabant ghekeert

Als hertoge Jan sijn broeder ghestoruen was so dede hi corts na paesschen int iaer .M.CCCC.xxvij. dye staten van Brabant ende sijnre landen vergaderen in de stadt van Viluoorden daer hi somige rechten der landen heeft laten verclaren ende verbeteren. Daer na wert hi eert te Louene als hertoge gehult ende ontfange. Daer nae te Bruessele ende in anderen steden met groter eeren

Daer na stelde ende ordineerde hertoge Philippus van Brabant sijn raetcamer ende sinen raet in Brabant Ende hi maecte meester Jan bont doctor in beiden rechten sinen cancellier die een seer wijs man was ende dye hertoge Anthonis sijnen vader ende hertoge Jan sijnen broeder ghetrouwelic ghedient hadde

Daer na versocht hi aen die drie staten om hem geconsenteert te hebben een bede om somige renten ende heerlicheden die becommert waren te lossen ende te ontlasten So dat hem in een dachuaert tot Antwerpen gehouden een grote bede geconsenteert was tot sekeren terminen te betalen om die tot profijte vanden hertoge ende van sinen landen te keren also dat gheordineert was Ende dair toe werden ghecommitteert vier notabele personen, te weten, twee vanden edelen ende twee andere borgeren vander stede, die welcke dese bede ontfaen ende wt gegeuen hebben na tbegrijp harer commissien ende hebben daer af goede rekeninge ghedaen ende quitancie ontfangen Hoe salich waer dit voor den prince ende voor den lande datmen dese maniere noch onderhielde

Na dese voorseide dachuaert verstonden die heren van Edingen, de ionchere van Nassou, de here van Rotseler, de ioncheren van Wesemale ende van monyouwne, dat de hertoge op hem lieden was verbolgen nochtans sonder haer verdiente Om welc die twee weerlike staten als middelaers aenden hertoge vernomen hebben die sake waer om hi verbolgen was Ende dair op gehoort die antwoorde vanden heren voorseyt so hebben si wel verstaen dat eenige dienaren des hertogen hem tonrechte gheinformeert hadden om die heren tegen den hertoge te vermaken. Ghelijck als te voren bi hertoge Jans tijde daer so veel twiste ende iammes af quam also voorseyt is Ende aldus hebben die twee weerlijke staten den hertoge onderwesen ende met beden van hem verworuen dat hi die voorseide heren weder in sijn gratie nam, hemlieden beuelende den last van sinen hout ende state Voort hebben die twee voorseide staten te samen daer om vergadert sijnde in de stadt van Herentals bi oorloue des hertogen gecorrigeert vi. personen van sinen huysgesinne die si sculdich vonden inder saken, tot dien eynde dat dandere hem dies wachten souden haren here aen te brengen onrechte saken. Ach hoe salich waert allen princen ende landen datse die quade oorstekers ende aen brenghers dus lieten corrigeren. want bi desen gebreke gemeenlijck alle twist ende discordie op staen inden landen. [175r]

Jnt iaer ons heren .MCCC.xxviij. des vrydages voor vastelauont so was een alten grote aertbeuinge int lant van Cathelonien die lange tijt duerde, die welke wel .xx. steden ende eenen schonen abdije destrueede ende ter neder werp. Ende dese eertbeuinge ghinc voort tot aquitanien ende Gasscongen ende voort in vrancrijck, ende doe te mompelier ende aldaer versanc een stadt vanden aerbeuinge gheheten Territorie Ende opdie stede dair die stadt plach te staen bleef een poel oft water datmen den gront daer niet van vinden en conde so diep was si. Jnt selue lant van Mompelier quam een beer wten woude, den welcken volchde een grote menichte van serpenten ende slangen. Dese quamen in steden ende dorpen ende doden met haer fenijn ontallike menschen. Jtem die grote stadt van Berzelonen in Cathelongen bleef ydel ende leech staen sonder enich volck, want dye stede was also ghedestrueert vander eertbeuinge datter geen menschen in en dorsten blijuen, maer si liepen als rasende ende verbaesde lieden, niet wetende wair si hem bergen souden. Ende die dit gesien ende vertelt heeft was een prior vander cathuser oorden vanden conuente des dals Jersu, ende heeft in scrifte ghelaten ende aldus vertelt openbaerlijc int generael capittel in Sauoyen in presentie van veele eerwaerdige vaderen ende prioren des voorseyden oordens, die dat voort in allen hoecken ende landen des werelts condichden ende verbreyden om den sondigen menschen te trecken tot penitentien ende beteringe des leuens

Dat 60ste kapittel. Van de eerste hertog Filip, de broer van hertog Jan, graaf van Saint-Pol, een zeer deugdelijke prins die nu hertog van Brabant werd.

Na de dood van de 4de hertog Jan van Brabant zo is Filips de graaf van Saint-Pol en Ligny, zijn broeder de naaste erfgenaam geweest die daar tevoren ruwaard gemaakt was van Brabant om dat land te regeren, want zijn broeder was een slappe man, maar beminde de kerk en diende God. En daarom nam hij de last aan vanwege zijn broeder van de oorlogen in Henegouwen tegen de machtige hertog van Gloucester en de Engelsen. En nadat het land van Henegouwen weer gebracht was ter gehoorzaamheid van zijn broeder zo trok hij naar Rome bij paus Martinus om verlof te krijgen om naar het heilige graf te Jeruzalem te trekken en de andere heilige plaatsen te bezoeken. Maar omdat te die tijd een strijd geweest was tussen de sultan en de koning van Cyprus waar de christenen grote schade bij genomen hadden zo wilde de paus hem geen verlof geven. En zo bleef hij een lange tijd bij dn paus die hem veel eer bewees. Daarna is hij weer in Brabant gekeerd.

Toen zijn broer Ja gestorven was zo liet hij gauw na Pasen in het jaar 1427 de staten van Brabant en zijn land verzamelen in de stad Vilvoorden waar hij sommige rechten der landen heeft laten verklaren en verbeteren. Daarna werd hij eerst te Leuven als hertog gehuldigd en ontvangen. Daarna te Brussel en in andere steden met grote eer.

Daarna stelde en ordineerde hertog Filips van Brabant zijn raadskamer en zijn raad in Brabant. En hij makte meester Jan Bont, doctor in beide rechten, zijn kanselier die een zeer wijs man was en die zijn vader hertog Anton en zijn broeder hertog Jan getrouw gediend had.

Daarna verzocht hij aan de drie staten om van hen toestemming te hebben een bede om sommige renten en heerlijkheden die bekommerd waren in te lossen en te ontlasten. Zodat hem in een rechtsvergadering te Antwerpen gehouden een grote bede toegestaan was tot zekere termijnen te betalen om die tot profijt van de hertog en van zijn landen te keren alzo dat geordend was. En daartoe werden gecommitteerd vier notabele personen, te weten, twee van de edelen en twee andere burgers van de stad die deze bede ontvangen en uitgegeven hadden naar de omvang van hun commissies en hebben daarvan goede rekening gedaan en kwitantie ontvangen. Hoe zalig was dit voor de prins en voor de landen dat men deze manier noch onderhoudt.

Na deze rechtsvergadering verstonden die heren van Edingen, de jonkheer van Nassau, de heer van Rotselaar, de jonkheren van Wezemaal en van Monjou dat de hertog op hen was verbolgen, nochtans zonder hun verdienste. Waarom twee wereldlijke staten als bemiddelaars van de hertog de zaak vernomen hebben waarom hij verbolgen was. En daarop het antwoord gehoord van die heren zo hebben ze goed verstaan dat enige dienaren van de hertog hem te onrecht genformeerd hadden om de heren tegen de hertog te maken. Gelijk als tevoren in de tijd van hertog Jan waar zoveel twist en droefheid van kwam. En aldus hebben die twee wereldlijke staten de hertog onderwezen en met bidden van hem verworven dat hij die heren weeer in zijn gratie nam en beval hun de last van zijn hof en staat. Voort hebben die twee staten tezamen die daarom vergaderd waren in de stad Herentals bij verlof van de hertog 6 personen van zijn huisgezin gecorrigeerd die ze schuldig bevonden van de zaak tot dat doel dat de andere zich dus wachten zouden hun heer onrechte zaken aan te brengen. Ach, hoe zalig was het allen prinsen en landen dat ze die kwade oorblazers en aanbrengers aldus lieten corrigeren, want door dit gebrek ontstonden meest gewoonlijk alle twist en verwarring in het land.

In het jaar ons heren 1428 de vrijdag voor Vastenavond zo was een al te grote aardbeving in het land Cataloni die lange tijd duurde die wel 20 steden en een mooie abdij vernielde en neer wierp. En deze aardbeving ging voort tot Aquitanië en Gascogne en voort in Frankrijk en toen te Montpellier en daar verzonk een stad van de aardbeving geheten Territorie. En op de plaats waar die stad plag te staan bleef een poel of water zodat men de grond daarvan niet vinden kon zo diep was het. In hetzelfde land van Montpellier kwam een beer uit het woud die gevolgd werd door een grote menigte van serpenten en slangen. Deze kwamen in steden en dorpen en doodden met hun venijn ontelbare mensen. Item, die grote stad van Barcelona in Catalonië bleef leeg staan zonder enig volk want de stad was alzo vernield van de aardbeving dat er geen mens in durfde te blijven, maar ze liepen als razende en verbaasde lieden die niet wisten waar ze zich bergen zouden. En die dit gezien en verteld heeft was een prior van de kartuizerorde van het convent van het dal Jersu en heeft het in schrift nagelaten en aldus openbaar verteld in het algemene kapittel in Savoie in presentie van vele eerwaardige vaders en priors van die orde die dat voort in allen hoeken en landen der wereld verkondigden en verspreidde om de zondige mensen te trekken tot penitentie en verbetering van het leven.

Jnt iaer .MCCCC.xxix. opten .xix. dach in Julio wert meester Jan bont cancellier van brabant van hertoghe Philippus ontset te Louen opter stathuys biden drie staten des lants ende wert quijte geschouden van alle eeden ende geloften die hi den drie staten gedaen hadde int aen nemen sijnre officien. Ende daer gaf hi ouer den drie staten tot shertogen behoeff den groten zegele ende den cleenen conterzeghel. Des ander dages werden die selue zegelen daer gegeuen meester Jan gyllayne vander saert wt walsch brabant geboren deken van sinte Dyonijs te ludike, die welck tot anderen tiden cancellier van Ludic hadt geweest ende hi wert cancellier van brabant gemaect Ende hi pijnde hem dair na beyde die landen van Brabant ende van Ludick te houden in goeder eendrachticheyt Ende ooc bi sinen middele bleuen beyde die heren van Brabant ende van Ludick te samen verbonden in minnen ende vriendelicheyt

Daer na gheuielt dat den lande van ludick grote scade geschiede door tlant van Limborch, twelck die Ludikaers eens deels aentegen den graue van vernenborch die tlant van Limborch pantwise behielt ende besat voor een somme ghelts ende seyden datse met sijnre ogenlukinge seer beschadicht waren. Soe baden si hertoghe Philips dat hi den graue van Vernenborch geen bijstant doen en wilde want si hem vermaten die pantscap des grauen te crijgen sonder den hertoge in sijnen rechten enichsins te vercortene, daer af si den hertoge boden te gheuen hair zegelen ende brieuen ende goede vasticheyt te doene. Op dander sijde versach hem die graue [175v] van volcke ende van ghewere ende hi riep in sijnder hulpen den hertoghe sinen here Die welcke als hi dye sake in beyden siden wel verstaen had soe nam hi den graue wter hant tlant van Limborch ende sette daer sinen drossaet Henric van gronsselt,dien hi beual dat lant te regeren. Ende also wert den twist ende oorloge ghecesseert ende ter neder geuelt die op handen was

Daer na is op gestaen een oorloge tusschen die van Ludick ende die van Namen,ende dat ter cause van somighe dorpen die die graue van Namen gehouden hadden, daer af die van ludick meenden datse hem toebehoorden. Ende soe tlandt van Namen nae des grauen doot quam op hertoge Philippus van Bourgondien, ende dat bi coope gedaen tegen den graue daer te voren. ende hi wildet houden alsoe sijn voorvaders ghedaen hadden. Doe trocken wt die van Ludicke ende die van Loone met groter macht int lant van Namen ende wonnen daer veel sloten diese af worpen inden gront, ende si beleyden dye stadt van Bouines ende bestormdense seer vreesliken Op dander sijde die heere van Croy dien die hertoghe van Bourgondien met veel volcx binnen Namen gesonden hadde deden dicwils grote scade int lant van ludick wt ende inne rijdende. Doe arbeyde hertoghe Philips van Brabant seer met sinen drye staten om een goet accoort te vinden Twelc als sijt niet toe bringen en consten so brachten sijt tot eenen bestande, hoopende daer en binnen wat goets te doene inder saken

Jtem want een huwelijc getracteert was tusschen hertoghe philippus van Brabant ende vrou Jolente coninc lodewijcx van Sicilien ende hertoge van Anyouwen dochter, dair die paus Martijn mede dispenseerde wantse malcander ten derden lede bestonden. So was daer eenen dach betekent om die bruyt te leueren des hertogen vrienden in die stadt van Riemen Die welcke hertoge daer sende heere Engelbrecht van Edingen, den here van Rotselaer, den here van Boutersem ende den here van Riuieren met meer ander ridderscapen tot .ccc. peerden toe Mer aylaes daer en binnen so wert hertoge Philippus sieck, ende die siecte wies altoos, so dat hem die meesters in medicinen niet helpen en conden So ordineeerde hi sijn testament ende sprack sijn biechte ende ontfinck sijn sacramenten Ende daer na verschiet hi ende sterf te Louen op dye borch. int iaer ons heren MCCCC. ende xxx. opten vierden dach in Oogstmaent nae dat hi drie iaren ende vier maenden hertoge geweest hadde.

Als die voorseide heren dat vernamen so keerden si weder om na brabant met groter droefheit Ende die voorseide vrou Jolente troude daer na des hertogen van Britanien outsten sone Ende Kaerle die .vij. coninc van Vrancrijck hadde hair suster getrout Ende coninc Renes van Sicilien was haer broeder. ende daer om seydemen dat hertoge philippus van bourgondyen dat ouer brenghen van der voorseyder vrouwen geerne belet hadt want hi op die tijt metten engelschen oorlochde tegen den voorseyden coninc Kaerle van Vrancrijck die haer sustere ghetrout hadde

Die voorseyde hertoge Philips van Brabant was in sijnre tijt vroome ende [176r] sterck van lichame ende hi was seer vroome ten tornoye ende ten speerre, twelc hi gerne hanteerde, so dede hi ooc die vogele daer in hadde hi grote genuechte

Aldus ghestoruen sijnde te Louene die voorseyde hertoge Philips so quamen die drie staten van Brabant tot Louen om dat dode lichaem haers heeren te sien Ende si ouerdroeghen datmen bi ordinancie van medecinen ende cirurginen dat dode lichaem op doen ende visiteren soude om te besien oft hi natuerlick oft anders gestoruen waer. So vantmen een grote apostonie onder sijn leuere daer hi af ghestoruen was. Daerna deden die drie staten dat dode lichame balsemen ende dedent met groten lichte setten in die capelle op die borch, ende daer so ordineerden de drie staten dat shertogen raet tlant besorghen soude ende die staten vergaderen alst noot ware totter tijt ende wijlen datse van eenen nieuwen prince versien waren.Daer na maecte den raet een dachuaert vanden drie staten in die stadt van Louen ende daer werden ouerdragen vier dingen eendrachtelic Eerst datmen den doden lichame onbegrauen laten soude tot dattet lant hadt eenen nieuwen heere, of ten ware dat die princen ende heren van sinen naesten bloede daer op anders ordineerden. Ten anderen dat dye muntmeester voort munten soude so lange alst dode lichaem bouen der aerden ware. Ten derden, dat die cancelier den zeghel behouden soude ende daer mede bezegelen Ten vierden dat de meesters vander rekencameren ende dandere officieren hair officien bedienen souden also si plagen. Mer die ionchere van wesemael met somighe andere eedelen ende die stadt van bruessel hielden contrarie opinie als vanden drie laetste punten Behoudelicken dien dat aengaende der iusticien ende om rechte te doene die officien bedient souden werden als vore, tot dat si eenen nieuwen here hadden, mer die meeste deel vanden staten bleuen bi deerste opinie. Ende doe so sloot die stadt van Bruessel de rekencamere toe zeghelende dye sloten so datter voortaen gheen rekeninghe meer ghedaen en wert.

In het jaar 1429 op de 19de dag in juli werd meester Jan Bont kanselier van Brabant van hertog Filips ontzegd te Leuven op het stadhuis bij de drie staten van het land en werd kwijtgescholden van alle eden en beloften die hij de drie staten gedaan had in het aannemen van zijn officie. En daar gaf hij over de drie staten tot behoefte van de hertog de grote zegel en het kleine tegenzegel. De volgende dag werd diezelfde zegel daar gegeven van meester Jan Gyllayne vander Saert uit Waals Brabant geboren en deken van Sint Dionysus te Luik die te andere tijd kanselier van Luik was geweest en hij werd kanselier van Brabant gemaakt. En hij pijnigde zich daarna beide landen van Brabant en van Luik in goede eendracht te houden. En ook door hem bleven beide heren van Brabant en van Luik tezamen verbonden in minnen en vriendelijkheid.

Daarna gebeurde het dat het lande van Luik grote schade geschiedde door het land Limburg die de Luikenaars eensdeels aantegen de graaf van Virneburg die het land Limburg pandvormig behield en bezat voor een som geld en zeiden dat ze met zijn oogluiken zeer beschadigd waren. Zo baden ze hertog Filips dat hij de graaf van Virneburg geen bijstand doen wilde want ze zich vermaten het pand van de graaf te krijgen zonder de hertog in zijn rechten enigszins te verkorten waarvan ze de boden van de hertog hun zegels en brieven gaven en goede vastheid te doen. Aan de andere kant voorzag zich de graaf van volk en verweer en hij riep de hulp in van de hertog zijn heer. Die toen hij de zaak van beide zijden goed verstaan had zo nam hij het land van Limburg uit de hand van de graaf en zette daarin zijn drost Hendrik van Gronsselt die hij beval dat land te regeren. En alzo werd de twist en oorlog verminderd en neergeveld die op handen was.

Daarna is opgestaan een oorlog tussen die van Luik en die van Namen en dat ter oorzaak van sommige dorpen die de graaf van Namen gehouden had waarvan die van Luik meenden dat ze hen toebehoorden. En zo kwam het land van Namen na de dood van de graaf op hertog Filips van Bourgondië en dat bij koop gedaan met de graaf daar tevoren en hij wilde het houden alzo zijn voorvaders gedaan hadden. Toen trokken die van Luik en die van Loon uit met grote macht in het land van Namen en wonnen daar veel burchten af die ze in de grond wierpen en ze belegerden de stad Bouines en bestormden het zeer vreselijk. Aan de andere kant was de heer van Croy die hertog van Bourgondië met veel volk binnen Namen gezonden had deed vaak grote schade in het land van Luik en reed uit en in. Toen werkte hertog Filips van Brabant zeer met zijn drie staten om een goed akkoord te vinden. Wat ze niet klaar konden maken en zo brachten ze het tot een bestand en hoopten dat er ondertussen wat goeds te doen en in zaak.

Item, want een huwelijk was er gemaakt tussen hertog Filips van Brabant en vrouw Yolande, de dochter van koning Lodewijk van Sicili en hertog van Anjou, waar de paus Martinus mede dispenseerde want ze bestonden elkaar in de derde graad. Zo was daar een dag bekend om de bruid te leveren aan de vrienden van de hertog in de stad Reims. De hertog zond daar heer Engelbrecht van Edingen, de heer van Rotselaar, de heer van Boutersem en de heer van Rivieren met meer ander ridderschap tot 300 paarden toe. Maar helaas ondertussen zo werd hertog Filips ziek en de ziekte groeide altijd zodat hem de meesters in medicijnen hem niet helpen konden. Zo ordineerde hij zijn testament en sprak zijn biecht en ontving zijn sacramenten. En daarna verscheidde hij en stierf te Leuven op de burcht in het jaar ons heren 1430 op de vierde dag van augustus nadat hij drie jaren en vier maanden hertog geweest was.

Toen die heren dat vernamen zo keerden ze wederom naar Brabant met grote droefheid. En die vrouw Yolande trouwde daarna met de oudste zoon van de hertog van Brittanni. En Karel de 7de koning van Frankrijk was met haar zuster getrouwd. En koning Rene van Sicili was haar broeder en daarom zei men dat hertog Filips van Bourgondië dat overbrengen van die vrouw graag belet had want hij oorloogde in die tijd met de Engelsen tegen koning Karel van Frankrijk die met haar zuster was getrouwd.

Die hertog Filips van Brabant was in zijn tijd dapper en sterk van lichaam en hij was zeer dapper te toernooi en te speer wat hij graag hanteerde, zo deed hij ook met vogels waar hij groot genoegen in had.

Aldus stierf te Leuven die hertog Filips en zo kwamen de drie staten van Brabant te Leuven om dat dode lichaam van hun heer te zien. En ze kwamen overeen dat men bij ordinantie van dokters en chirurgen dat dode lichaam open zouden doen en onderzoeken om te bezien of hij natuurlijk of anders gestorven was. Zo vond men een grote zweer onder zijn lever waarvan hij gestorven was. Daarna lieten de drie staten dat dode lichaam balsemen en deden het met groot licht zetten in de kapel op de burcht en daar zo ordineerden de drie staten dat de raad van de hertog het land verzorgen zouden en de staten vergaderen als het nodig was tot de tijd dat ze van een nieuwe prins voorzien waren. Daarna maakte de raad een rechtszitting van de drie staten in de stad Leuven en daar werden vier dingen eendrachtig overeengekomen. Eerst dat men het dode lichaam onbegraven zou laten totdat het land een nieuwe heer had of tenzij dat de prinsen en heren van zijn naaste bloed daarop anders ordineerden. Ten volgende dat de muntmeester voort munten zou en zo lang als het dode lichaam boven de aarde was. Ten derden dat de kanselier de zegel behouden zou en daarmee bezegelen. Ten vierden dat de meesters van de rekenkamer en de andere officieren hun officies bedienen zouden alzo ze plagen. Maar de jonkheer van Wezemaal met sommige andere edelen en de stad Brussel hielden tegengestelde opinie als van de drie laatste punten. Behalve dat aangaande de justitie te doen de officies bediend zouden worden als voor totdat ze een nieuwe heer hadden, maar het meeste deel van de staten bleven bij de eerste opinie. En toen zo sloot de stad Brussel de rekenkamer dicht en verzegelde de sloten zodat er voortaan geen rekening meer gedaan werd.




Van eenen wonderlijcken monstere dat gheuangen wert

Jnden iare ons heren .M.cccc.xxxi. so worde gheuangen by tconincrijc van Polen een visch van die grote lancheit ende breetheyt van eenen leuenden biscop gechiert met een mitre, staf, witte casuffel, stoel, manipel, schoen, slosen, ende hantscoen ende van allen andere requisiten die totter biscoplike digniteyt behoorden gelijc als een bisscop betaemt te hebben [176v] als hi enich officie exerceren oft doen sal Voors doe hadde dese visch een hooft, ogen, ooren, voorhooft, nuese, mont [/] wangen, scouderen, armen, handen, voeten, ende voort alle andere leden oft een volcomen ende perfect man ende bisschop waer geweest. Ende sijn casuffel worden wel op gheheuen voor ende achter totten knien toe mer niet hoger nochtans wast een cout leuende visch int aentasten, ende hi liet hem wel aentasten ende handelen van alle man ende bisonder vanden bisscopen vanden lande. Als dese visch ende bisscop den coninc van polen was gepresenteert, ende mit menigerlei talen ende spraken geuraecht worde, wie hi ware ende hoe danich, ende van waen dat hi quame, en antwoorde hi niet, ende nochtans dede hi sinen mont op eer ende reuerencie ootmoedelic bewizende die ander bisscopen die dair tegenwoordich waren. Die coninc wert tornich omdat hi niet spreken en woude ende was in meninge om hem in een kerker te setten wair wt dat die visch ende biscop seer bedroeft worde, ende dede zijn ogen toe ende en woude die geensins weder op doen also lange ende ter tijt toe dat die bisscopen vanden lande voor den coninc op haer knien vielen in presentie van desen vische ende baden den coninc ende impetreerde als datmen hem weder senden soude opten oeuer vander zee dair hi geuangen was geweest ende god die heer wiens wercken onbegripelic zijn soude tonen ende openbaren die natuere ende wercken van desen, op dat geen plage of verdriet den coninc ende zijn ondersaten daer af en quame Ende als de coninc dit consenteerde ende toe liet, terstont dede die visch sijn ogen weder open bewisende den coninc grote dancberheden ende bisonder den bisscopen. Aldus so wert daer een wagen bereyt in tegenwoordicheit van ontallike vele menschen dair die bisscopen met desen visch ende biscop op gingen sitten ende sat onder hem lieden sedelic ende manierlic, gelijc oft een redelic creatuer hadde geweest die reden gebrukende is. ende als si noch een groot stuc waren vander zee gingen si vanden wagen omdat si te voet ter zeewert wouden gaen Ende hi ginc bi hem seluen mede van die wagen ende stont recht op sijn voeten en wanderde tusschen twe bisscopen leggende den eenen hant opten scouderen vanden eenen bisscop ende die ander opten anderen. Hi wert ooc niet verstoort oft beroert ouermits die veelheyt des volcx, maer ginc manierlijc ende zedelijc als die ander bisscopen. Ende als hi gecomen was opten oeuer vander zee sach hi die biscopen ende dat volck vrientlic ende goedertierlic aen Ende nam oorlof aenden bisscopen mit groter reuerentien ende ootmoedelijken hem bughende mitten lichaem ende begheerde oorlof te hebben, ende mit dien ghinc hi alleen int water geuende den bisscopen den hant. Ende als hi totten nauel toe int water was gegaen ende hi de diepte began te voelen, verblijde hi hem ende kierde hem om totten bisscopen ende tvolck teynde verwachtende heeft hi zijn hooft seer laech gebogen tottet volc ende gaf hem die benedictie mitter rechter hant oft een redelijc ende warachtich bisscop hadde geweest, ende terstont ginc hi int water swemmen, ende en wert van niemant meer gesien. Dit voorseyde wonder heeft gesien een vermaert meester die dit aldus vertelt heeft op goeder gelouen warachtich te wesen. Ende is dit aldus voorwaer so is god wonderlijc in sijn wercken [177r]

Van een wonderlijk monster dat gevangen werd.

In het jaar 1431 zo werd gevangen bij het koninkrijk Polen een vis van grote lengte en breedte als een levende bisschop versierd met mijter, staf, witte kazuifel, stoel, manipel, schoenen, kousen en handschoenen en van alle andere rekwisieten die tot de bisschoppelijke waardigheid behoorden gelijk als een bisschop betaamt te hebben als hij enige officie uitvoert of doen zal. Voorts zo had deze vis een hoofd, ogen, oren, voorhoofd, neus mond, wangen, schouders, armen, handen, voeten en voort alle andere leden of het een volkomen en perfecte man en bisschop was geweest. En zijn kazuifel werd wel opgeheven voor en achter tot de knien toe, maar niet hoger, nochtans was he een koude levende vis in het aantasten en het liet zich goed aantasten en handelen van alle man en vooral van de bisschoppen van het land. Toen deze vis en bisschop de koning van Polen was gepresenteerd en met menigerlei talen en spraken gevraagd werd wie hij was en hoedanig en waarvan hij kwam antwoordde hij niet en nochtans deed hij zijn mond open en toonde eer en reverentie en ootmoed de andere bisschoppen die daar tegenwoordig waren. De koning werd toornig omdat hij niet spreken wilde en was in de mening om hem in een kerker te zetten waarvan de vis en bisschop zeer bedroefd werd en sloot zijn ogen en wilde die geenszins weer open doen alzo lange en ter tijd toe dat de bisschoppen van het land voor de koning op hun knien vielen in presentie van deze vis en baden de koning en eisten als dat men hem weer zenden zou op de oever van de zee waar hij gevangen was geweest en God de heer wiens werken onbegrijpelijk zijn zou tonen en openbaren de natuur en werken van deze zodat er geen plaag of verdriet de koning en zijn onderzaten daarvan kwamen. En toen de koning dit toestemde en toe liet, terstond deed de vis zijn ogen weer open en bewees de koning grote dankbaarheid en vooral de bisschoppen. Aldus zo werd daar een wagen bereid in tegenwoordigheid van ontelbaar veel mensen daar de bisschoppen met deze vis en bisschop op gingen zitten en zat onder hen zedig en gemanierd gelijk alsof het een redelijk creatuur was geweest die reden gebruikt. En toen ze noch een groot stuk waren van de zee gingen ze van de wagen omdat ze te voet ter zeewaarts wilden gaan. En hij ging van zichzelf mee van die wagen en stond rechtop zijn voeten en wandelde tussen twee bisschoppen en legde de ene hand op de schouder van een bisschop en de ander op een andere. Hij werd ook niet verstoord of geroerd vanwege de hoeveelheid van volk, maar ging goed gemanierd en zedig zoals de ander bisschoppen. En toen hij op de oever van de zee gekomen was zag hij de bisschoppen en dat volk vriendelijk en goedertieren aan. En nam verlof aan de bisschoppen met grote reverentie en ootmoedig en boog met zijn lichaam en begeerde verlof te hebben en mitsdien ging hij alleen in het water en gaf de bisschoppen de hand. En toen hij tot de navel in het water ging en diepte begon te voelen verblijdde hij hem en keerde hem om tot de bisschoppen en het volk dat te einde wachtten en heeft zijn hoofd zeer laag gebogen tot het volk en gaf hun de zegen en terstond ging hij in het water zwemmen en werd van niemand meer gezien. Dit wonder heeft gezien een vermaard meester die dit aldus verteld heeft op goed geloven waar te wezen. En is dit aldus voorwaar zo is God wonderlijk in zijn werken.


Dat .lxi. capitel. Vanden tweden hertoge Philips die ooc hertoge van Bourgondien was seer vroom ende victorioes ende van sinen oorlogen in veel landen

INder tijt als hertoghe Philippus van brabant aflijuich wert so had hertoge Philippus van bourgondi metten engelscen belegen de stat van Compiengnien in vrancrijke. Ende vernemende die doot van sinen neue so quam hi neder Corts hier na alst dode lichaem vanden voorscreuen hertoge philippus noch onbegrauen stont te Louen op die borch, so waren dair notabelic vergadert die drie staten van brabant ende der landen van ouer Mase, ende daer quam bi hem lieden vrou Margriete van bourgondien dochter wilen hertoge Philippus van bourgondien diemen heet Le hardy, ende weduwe wijlen hertoge Willems van beyeren graue van henegouwe ende van hollant, ende si gaf te kennen dat tlant van Brabant op hair als op naest leuende verstoruen was, ghemerct dat thertochdom van brabant gehelic ten anderen tiden comen was op vrouwe persone, seggende ooc dat na priuiliegien des lants wel geschien mochte, want si wilen hertoge Anthonis sustere was, ende so was si moeye van hertoghe Philippus die nv aflijuich worden was. Op dander side quamen dair notabelic van hertoghe Philippus van Bourgondien wegen die bisscop van Dornike van Amiens ende van Atrecht mit veel ander grote heren geestelijc ende weerlijck seggende, dat die landen van Brabant van Limborch ende van ouer Mase verscheenen waren van rechts wegen opten hertoge van Bourgondien haren heere, want van vrou Janne die hertoghinne ende erf vrouwe was van Brabant, so waren de landen bi harer doot verstoruen op hertoge Jan van bourgondien hertoghe philippus vadere die welcke hadde ouer gegeuen hertoge Athonis sinen broeder met voorwaerden, so wanneer dat sijns gebrake, oft dat sijn oor sonder manlike gheboorte storue, dat dan de voorseyde landen op sijn gheboorte keeren souden. Van welke voorwaerden bezegelde brieuen gemaect waren bi consente des conincs van vrancrike ende hertoge Philippus le hardi, ende midts gaders vrou Jannen harer moeyen. Daer si af thoonden vidimus auctentijc wten principalen brieuen. Ende want dan hertoge Anthonis saliger gedachten ende beyde sijn sonen afliuich worden waren, so seyden si dat haer here die hertoge Philips van bourgondien die naeste was [177v]

Tegen dese voorseyde dingen so repliceerde die voorseide Margriete van Bourgonden die daer ooc haer ambassaten hadde seggende, dat al de voorseyde voorwaerden wilen eer gemaect tusschen hertoge Jan ende hertoghe Anthonis haren broeders haer niet letten en mochten, ende dat daer om want die voorwaerden biden keiser niet geconfirmeert en waren noch ooc geconsenteert

Op welck die voorseyde ambassateurs vanden hertoge van Bourgondien weder om antwoorden seggende Oftmen seggen wilde dat die voorseide voorwaerden van geenre weerden en waren, so moste dan dair wt volgen dat hertoghe Anthonis ende beyde sijn kinderen tlant tonrechte beseten hadden, ende dat dan bider doot van vrou Janne verstoruen ware op hertoge Jan van bourgondien ende daer na op sijnen sone Weder dan die voorwaerden cracht hadden of niet so seiden si dat ymmers de landen op haren here verstoruen waren Dese ende meer andere redenen van beyden siden doe aengehoort ende wel gheweghen, so hebben die drie staten der voorseyder landen eendrachtelijc ouerdraghen datse den voorseide hertoge Philips van bourgondien voor haren prince sculdich waren tontfangen Twelc verstaende Margriet voorscreuen so trac si weder tot Keynout in henegouwe.

Somige lieden seyden dat graue Karle van Nyuers hem recht in brabant vermat te hebben Want men seide dattet bi vrou Jannen van brabant geordineert hadde geweest, wairt also dat zijn oom storue, oft sijn oor sonder eenich wettich oor achter te laten, dat dan dlant van brabant comen soude opten graue van Nyuers oft op sijn oor want hi minste ghegoet was. Maer gheen claer bescheet en heb ick hier af gheuonden

So tracteerden die voorscreuen .iij staten wijsliken met den voorseyden ambassateurs van Bourgondien vanden rechten ende vryheden die die hertoghe vestigen ende verleenen soude ende in sijnder incomste confirmeren, twelc si den voorseyden hertoge doe te Mechelen sijnde ouerdroegen. Ende alsmen daer af met hem ouvercomen was na wt wisen der brieuen daer op ghemaect, so ouerdroechmen den dacht dat die hertoghe sijn incoemste tot Louen doen soude. Twelc geschiede int iaer .Mcccc.xxx. des donredachs opten vijften dach van October. Ende des saterdachs daer na voerdemen tdode lichaem wijlen hertoge Philippus sijns neuen ter Vueren daer hi dat eerlic begrauen dede bi hertoghe Anthonis sijnen vader ende bi sijn moeder ende bi hertoghe Jan sinen broeder. Ende des sondachs dair na wert hi met groter eeren ende blijtschapen ontfangen ende ghehult te Bruessel

Dese .ij. hertoghe Philippus is die meeste ende machtichste here die brabant in meer dan .cccc. iaren gehadt hadt. Te weten van dier tijt dat die coningen van Vrancrijcke dat niet meer en besaten. want hi was hertoge van bourgondien van Lothrijcke, van Brabant, van Limborch, ende namaels creech hi bi cope Lutzenborch. Jtem graue van Vlaenderen, van Artoys, van Bourgondien, Henegouwe, van Hollant, van Zelant ende van Namen Marcgraue des heylichs rijcx. Heere van Vrieslant, van Salins ende van Mechelen [178r]

Omtrent dese tijt sachmen .iij. sonnen inden hemel Ende corts dair na was drierhande regement inder heyliger kercken Te weten, die somige aenhingen den paus Eugenio de vierde, de somige der concilien diemen doe hielt te Basel ende die somige waren neutrael. Jn dit concilie waren veel salige dingen geordineert, mer het quam ten crancken eynde, want het wert schisma inder heiliger kercken van twee pausen

Dese hertoge had eerst getrout een duechdelike dochter Michiel dochter des .vi. coninc Karels van vrancrijck Nader welker doot hi troude bi dispensatien de weduwe wilen graue Philips van Niuers sijns ooms, ende si was dochter des grauen van Eu, van welcker twee vrouwen hi geen oor en hadt. Daer na troude hi vrou Ysabelen des coninc van Portegalen dochter int iaer .M.cccc xxix. daer af hadt hi drie kinderen, deen heet Anthonis, dander Joes, die beyde ionc storuen. Ende sijn derde sone heete Karle graue van Charloys die geboren wert te Dyon in bourgondien

Dese hertoge Philippus was seer vroom ende victorioos Ende eer hi hertoge wert van brabant so had hi grote orloge in hollant, zeelant van hertoge Jans van Brabant sijns neuen wegen die hem ruwaert van hollant, zelant gemaect hadde, ende hi wan Seuenbergen, hi wan den strijt te Brouwers hauen in zeelant tegen die engelsche also hier voorseit is int .lvij. capitel. Ooc had hi oorloge metten lande van Namen tsegen tlant van Ludic, als corts hier voor geseyt is

Jtem hi had ooc grote oorloge met coninc Henrick van Engelant tegen den dolphijn van vrancrike die namaels coninc wert. Ende dat mits dien hi noch sijnde tegenwoordich was dair hertoghe Jan van Bourgondien hertoge philips vader te Montereau doot geslagen wert van sijnre partijen van Orliens daer hier voor af geseit is Welck oorloge hi hanteerde .xvij. iaer lanck tot dat hy omtrent twee iaren hertoge van Brabant geweest hadde. Ende si hadden so na den coninc verdreuen dat hi nieuwers te velde hem verweren en conste Mer midts hulpen van eenre maget so hadde die coninc weder veele lants ghecregen op die Engelsche ende op dye Bourgonsche, die Johanna heete die vroom was doende schoon feyten van wapenen. Ende si was comen wt Loraynen seggende datse de engel gods totten coninc gesonden hadde tot eenen teekene dat god des lants ontfermen wilde ende verlossen van sijnen vianden. mer hi voorseyde haer dat sijer om soude moeten steruen Twelc so gebuerde want ten lesten wert si vanden bourgoensche geuangen in een sprinckreyse. Ende want veel lieden seggen wilden daer haer dinghen boeuerie waren so wertse van veel doctoren te Beauays inder godheyt gheexamineert op vele articulen dairsi also kerstelic ende tamelijc op antwoorde datmense niet begripen en conste Niet te min si wert vercocht den engelschen diese wt wrake verbranden.

Dat 61ste kapittel. Van de tweede hertog Filips die ook hertog van Bourgondië was, zeer dapper en victorieus van zijn oorlogen in veel landen.

In de tijd van de dood van hertog Filips van Brabant zo had hertog Filips van Bourgondië met de Engelsen belegerd de stad stat Campagne in Frankrijk. En vernam de dood van zijn neef zo kwam hij terug. Kort hierna toen het dode lichaam van de hertog Filips noch onbegraven stond te Leuven op de burcht zo waren daar notabelen verzameld van de drie staten van Brabant en de landen van over Maas en daar kwam bij hen vrouw Margaretha van Bourgondië, de dochter van wijlen hertog Filips van Bourgondi die men de stoute noemt en weduwe van wijlen hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen en van Holland, en ze gaf te kennen dat het land van Brabant op haar als naast levende verstorven was, gemerkt dat het hertogdom van Brabant gelijk in de andere tijden gekomen was op vrouw personen en zei ook dat naar privilegies van het land wel geschieden mocht want was de zuster van wijlen hertog Anton en ze was tante van hertog Filips die nu dood was. Aan de andere kant kwam daar de notabelen van hertog Filips van Bourgondië vanwege de bisschop van Doornik van Amiens en van Atrecht met veel andere grote heren geestelijk en wereldlijk en zeiden dat de landen van Brabant van Limburg en over de Maas van rechtswege gekomen was op hun heer de hertog van Bourgondi want dat vrouw Johanna de hertogin erfvrouw was van Brabant en zo waren de landen bij haar dood verstorven op hertog Jan van Bourgondië, de vader van hertog Filips die het aan Anton had overgegeven met voorwaarde zodat wanneer hem ontbrak of dat zijn erfgenaam zonder mannelijke geboorte stierf dat dan de landen op zijn geboorte keren zouden. Van die voorwaarden waren verzegelde brieven gemaakt met toestemming van de koning van Frankrijk en Filips de stoute en mitsgaders vrouw Johanna hun tante. Waar ze van toonden authentieke principale brieven. En omdat hertog Anton en beide zijn zonen dood waren zo zeiden ze dat hun heer hertog Filips van Bourgondië de naaste was.

Tegen deze dingen zo repliceerde Margaretha van Bourgondië die daar ook haar ambassadeurs had en zei dat al die voorwaarden wijlen eerder gemaakt tussen hertog Jan en hertog Anton, haar broeder, haar niet beletten mochten en dat daarom omdat de voorwaarden bij de keizer niet bevestigd waren noch ook toegestemd.

Waarop de ambassadeurs van de hertog van Bourgondi wederom antwoordden en zeiden; ‘Alsof men zeggen wilde dat die voorwaarden van geen waarde waren zo moest dan daaruit volgen dat hertog Anton en beide zijn kinderen het land te onrecht bezeten hadden en dat dan bij de dood van vrouw Johanna het land verstorven was op hertog Jan van Bourgondië en daarna op zijn zoon.’ Of dan die voorwaarden kracht hadden of niet zo zeiden ze dat immer die landen op hun heer verstorven waren. Deze en meer andere redenen van beiden zijden aangehoord en goed afgewogen zo zijn die drie staten van die landen eendrachtig overeengekomen dat ze de hertog Filips van Bourgondi voor hun prins schuldig waren te ontvangen. Wat Margaretha verstond en zo trok ze weer naar Keynout in Henegouwen.

Sommige lieden zeiden dat graaf Karel van Nevers zich recht in Brabant vermat te hebben. Want men zei dat bij vrouw Johanna geordineerd was geweest was het alzo dat zijn oom stierf of zijn erfgenaam zonder enige wettige erfgenaam achter te laten dat dan het land van Brabant komen zou op de graaf van Nevers of op zijn erfgenaam want hij had het minste goed. Maar geen duidelijk bescheid heb ik hiervan gevonden.

Zo onthaalden de 3 staten hem wijs met de ambassadeurs van Bourgondi om de rechten en vrijheden die de hertog vestigen en verlenen zou bij zijn komst te bevestigen, wat ze de hertog die toen de Mechelen was opdroegen. En toen men met hem overeengekomen was naar het uitwijzen van de brieven daarop gemaakt zo kwam men overeen de dag dat de hertog zijn binnenkomst te Leuven doen zou. Wat geschiedde in het jaar 1430 de donderdag op de vijfde dag van oktober. En d zaterdag daarna voerde men het dode lichaam van wijlen hertog Filips, zijn neef, naar Tervuren waar hij fatsoenlijk begraven werd bij zijn vader hertog Anton en zijn moeder en bij zijn broeder hertog Jan. En de zondag daarna werd hij met grote eer en blijdschap ontvangen en gehuldigd te Brussel.

Deze 2de hertog Filips is de grootste en machtigste heer die Brabant in meer dan .400 jaren gehad had. Te weten van die tijd dat de koningen van Frankrijk dat niet meer bezaten want hij was hertog van Bourgondië van Lotharingen, van Brabant, van Limburg en later kreeg hij door koop Luxemburg. Item, graaf van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondi, Henegouwen, van Holland, van Zeeland en van Namen, Markgraaf van het heilige rijk. Heer van Friesland, van Salins en van Mechelen.

Omtrent deze tijd zag men 3 zonnen in de hemel En kort daarna was er drievormige regiment in de heilige kerk. Te weten, sommige hingen aan paus Eugenius de vierde, sommige het concilie die men toen hield te Bazel en sommige waren neutraal. In dit concilie waren veel zalige dingen geordineerd, maar het kwam te zwak einde want er kwam schisma in de heilige kerk van twee pausen.

Deze hertog was eerst getrouw met een deugdelijke dochter van koning Karel de 6de van Frankrijk, Michelle. Na diens dood trouwde hij met dispensatie de weduwe van wijlen zijn oom graaf Filips van Nevers, ze was dochter van de graaf van Eu, van welke twee vrouwen hij geen erfgenaam had. Daarna trouwde hij met vrouw Isabella, dochter van de koning van Portugal, in het jaar 1429 waarvan hij drie kinderen had, de ene heette Anton, de ander Jodocus die beide jong stierven. En zijn derde zoon heette Karel, graaf van Charlois die geboren werd te Dijon in Bourgondi.

Deze hertog Filips was zeer dapper en victorieus. En eer hij hertog werd van Brabant zo had hij grote oorlog in Holland en Zeeland vanwege zijn neef hertog Jan van Brabant die hem daarvan ruwaard van had gemaakt en hij won Zevenbergen en de strijd te Brouwershaven in Zeeland tegen de Engelsen alzo in het 57ste kapittel gezegd is. Ook had hij oorlog met land Namen tegen het land van Luik.

Item, hij had ook grote oorlog met koning Hendrik van Engeland tegen de dauphin van Frankrijk die later koning werd. En dat omdat toen hij nog jong was en tegenwoordig was bij hertog Jan van Bourgondië, de vader van hertog Filips die te Montereau doodgeslagen werd van de partij van Orleans. Die oorlog hanteerde hij 17 jaar lang totdat hij omtrent twee jaren hertog van Brabant geweest was. En ze hadden bijna de koning verdreven omdat hij zich nergens te velde zich verweren kon. Maar vanwege de hulp van een maag zo had de koning weer veel land verkregen op de Engelsen en op die van Bourgondi die Jeanne d ԁrc heette die dapper was en mooie feiten van wapens deed en ze was gekomen uit Lorraine en zei dat de engel Gods haar tot de koning gezonden had tot een teken dat God het land ontfermen wilde en verlossen van zijn vijanden, maar hij voorspelde haar dat ze er om zou moeten sterven. Wat zo gebeurde want tenslotte werd ze van die van Bourgondi gevangen in een plundertocht. Want veel lieden wilden zeggen dat haar dingen boeverij was en zo werd ze van veel doctoren te Beauvais in de godheid gexamineerd op veel artikels waar ze alzo christelijk en betamelijk op antwoordde dat men het niet begrijpen kon. Niettemin werd ze verkocht aan de Engelsen die haar uit wraak verbrandden.


Hoe dat den pays gemaect ende getracteert was tusschen coninc Kaerle van Vrancrijcke ende hertoge Philips van bourgondien ende van brabant, vergeuende daer die doot van sinen vader hertoge Jan van Bourgondien [178v]

INden iare ons heren .Mcccc. ende .xxxv. als coninc kaerel van vrancrijc die .vi mit crachte vter cronen van Vrancrijc gehouden wert van coninc henric van engelant die vi. ende hertoge Philips van bourgondien. Dese twe mogende princen hadden alliancie ende een sterc verbont met malcanderen gemaect ende bezegelt die een buten consent vanden anderen genen pays metten coninc van vrancrijck te maken oft si souden daer beyde in accorderen. Tghebuerde op een tijt dat coninc Henric van Engelant vraechde den eerbaren here broeder vincent van Valencien vander prekers oorde die op die tijt vele costelicke sermonen ende wonderlike miraculen doende was int hertochdom van Bertangen ende sprac aldus Of hi wel een rechtvaerdich orloge tegen den franssen voeren mochte, dan oft beter ware dat hy des of stont ende niet en dede Dair broeder Vincent weder op antwoorde ende seyde Here ghy hebt wel een rechtuerdige sake dat conincrijc van vrancrijc te inuaderen ende te verwoesten, mer in gheenre manieren dat te besitten Met dese woorden wert die coninc voor thooft geslagen, vragende hoe dat te verstaen was Heer coninc sprac broeder vincent, ghi weet wel dat ghi niet ghecomen noch geboren en sijt vanden rechte linie ende bloede der coningen van Vrancrijc, noch ooc uwe soon Henric, hoe wel hi van een dochter des conincx van Vrancrijck gheboren is. Maer want die almachtige heere god dye vader, in wiens handen [179r] ende mogentheyt alle die rijcken des werelts geset sijn, dat volc ende ondersaten des conincrijcx van Vrancrijck ouermits haer groote sonden ende misdaden metter gheessele des disciplijns castijen wil, ende heeft u daer toe voorsien ende geset als een dienstknecht om dat te doen op dat si ouermits dijne disciiplijne ende gheessele kennen sullen hem sterflijke menschen te wesen, ende hem af keeren sullen van horen sonden ende boosheden ende hem hem gansselijc gheuen tot kennisse hore sonden ende beteringe van dien Die coninc dit horende dat hi van godt gheset was te wesen een gheessele des rebellen ende sondigen volcx van Vrancrijck sloech hi dat hooft neder inder eerden ende versuchte swaerliken ende bedroefde hem seere, maer nochtans en hielt hi niet op metten hertoghe Philips van Bourgondien dat conincrijc van Vrancrijck te verwoesten ende met allen te vernielen. Ende also daer niemant en was onder heren ende princen die eenige middele vinden conde om pays ende vrede te maken tusschen dese twe machtige coningen ende den hertoge van bourgondien, alle man beclagende den iammerliken staet ende die grote verderfnisse des conincrijcx van Vrancrijck Ende als die tijt des barmherticheyts gecomen was heeft god die here sijns volcs ontfermt ende heeft verwrect eenen middelaer des vredes, als Lodewijk van Baer gheboren van dat Franssche coninclike gheslachte, wiens moeder was coninc Jans dochter van Vrancrijck die voortijts een vroom waerlic heere ende ridder hadde gheweest, ende nv door ingauen des heyligen geests die wellusticheyt des werelts ghelaten hadde ende was gheworden een Charthuyser god dienende in groter heylicheit ende reynicheyt des leuens, den welcken paus Martinus dye vijfste ghemaect hadde cardinael van Cypren. Dese eerwaerdige religiose ende eedele vader verhorende die destructie ende verderfnisse des eedelen conincrijcx van Vrancrijck daer hi af gheboren was, bedroefde hem met allen seere, ende badt god stadelijken met groter ynnicheit dat hi sijn barmherticheyt tonen wilde ouer dat onnosele ende ontschuldige volck dat meest verdoruen ende gheslagen worde, ende screef vele minlijke brieuen aenden coninck van Vrancrijck ende aenden hertoge van Bourgondien sinen neue, maer hi en profiteerde noch en verwerf niet vele hoe wel datter twee dachuaerden ghehouden waren geweest, die eene tot auxoer, dander tot Cabiloenen. So heeft ten lesten dat concilium tot basel met den paus Eugenius dye .iiij. door instancie here lodewijcx van bair cardinael voorseyt ende des cardinaels van engelant coninc henricx oom van engelant, ende meer andere grote heren vorsten ende princen desen tweedracht wijslijc ende discretelijc met groter voorsienicheyt intercipeert ende op genomen, ende daer is een generale ende feestelijke dachuaert gheordineert ende in geset inder stadt van Atrecht

Hoe dat de vrede gemaakt en behandeld werd tussen koning Karel van Frankrijk en hertog Filips van Bourgondië en van Brabant en vergaf daar de dood van zijn vader hertog Jan van Bourgondië.

In het jaar ons heren 1435 toen koning Karel van Frankrijk de 6de met kracht uit de kroon van Frankrijk gehouden werd van koning Hendrik van Engeland de 6de en hertog Filips van Bourgondi. Deze twee vermogende prinsen hadden alliantie en een sterk verbond met elkaar gemaakt buiten toestemming van de anderen geen vrede met de koning van Frankrijk te maken of ze zouden daar beide in toestemmen. Het gebeurde op een tijd dat koning Hendrik van Engeland de eerbare heer broeder Vincent van Valenciennes van de predikersorde vroeg die op die tijd veel prachtige sermoenen en wonderlijke mirakels deed in het hertogdom van Bretagne en sprak aldus; ‘Of hij wel een rechtvaardige oorlog tegen de Fransen voeren mocht dan of het beter was dat hij het afstond en het niet deed.’ Waarop broeder Vincent op antwoordde en zei; ‘Heer, ge hebt wel een rechtvaardige zaak dat koninkrijk van Frankrijk in te vallen en te verwoesten, maar op geen manier dat te bezitten.’ Met deze woorden werd de koning voor het hoofd geslagen en vroeg hoe dat te verstaan was, ‘Heer koning,’ sprak broeder Vincent, ‘ge weet wel dat ge niet gekomen noch geboren bent van de rechte linie en bloed der koningen van Frankrijk, noch ook uw zoon Hendrik, hoewel hij van een dochter van de koning van Frankrijk geboren is. Maar omdat de almachtige heer God de vader in wiens handen en mogendheid alle rijken van de wereld gezet zijn dat volk en onderzaten van het koninkrijk van Frankrijk vanwege hun grote zonden en misdaden met de gesel des discipline kastijden wil en heeft u daartoe voorzien en gezet als een dienstknecht om dat te doen op dat ze vanwege uw discipline en gesel bekennen zullen sterfelijke mensen te wezen en zich afkeren zullen van hun zonden en boosheden en zich gans begeven tot het bekennen van hun hun zonden en verbetering van die.’ De koning de hoorde dat hij van God gezet was te om een gesel van de rebellen en zondig volk te wezen van Frankrijk sloeg het hoofd neer tot de aarde en zuchtte zwaar en bedroefde zich zeer en hield niet op met hertog Filips van Bourgondi dat koninkrijk van Frankrijk te verwoesten en geheel te vernielen. En alzo daar niemand was onder heren en prinsen die enig middel vinden kon om rust en vrede te maken tussen deze twee machtige koningen en de hertog van Bourgondi met alle man beklaagde de droevige staat en grote bederf van het koninkrijk van Frankrijk. En toen de tijd van barmhartigheid gekomen was heeft God de heer zijn volk ontfermd en een bemiddelaar der vrede verwekt als Lodewijk van Baar, geboren van het Franse koninklijke geslacht wiens moeder de dochter was van koning Jan van Frankrijk die voortijds een dappere waardig en ridder was geweest en nu door ingeven van de Heilige Geest de wellust van de wereld had gelaten en was een Kartuizer geworden die God diende in grote heiligheid en reinheid van leven die Martinus de 5de kardinaal van Cyprus had gemaakt. Deze eerwaardige religieus en edele vader horde van de destructie en bederf van het edele koninkrijk van Frankrijk waar hij van geboren was en bedroefde zich geheel zeer en bad God gestadig met grote innigheid dat hij zijn barmhartigheid tonen wilde over dat eenvoudige en onschuldige volk dat meest bedorven en geslagen werd en schreef vele minlijke brieven aan de koning van Frankrijk en aan zijn neef de hertog van Bourgondi, maar hij profiteerde noch verwierf niet veel, hoewel dat er twee rechtszittingen gehouden waren geweest, de ene te Auxoer, de ander tot Cabiloenen. Zo heeft tenslotte het concilie te Bazel met paus Eugenius de 4de door instantie van kardinaal Lodewijk van Baar en de kardinaal van Engeland, de oom van koning Hendrik van Engeland, en meer andere grote heren, vorsten en prinsen deze tweedracht wijs en discreet met grote voorzienigheid opgevangen en opgenomen en daar is een algemene en feestelijke rechtszitting geordend en gezet in de stad Atrecht.

Tot welcker dachvaert van wegen des conciliums ende des paeus geordineert ende gheschict worde dye cardinael des heyligen cruyces legaet mit volle macht daer in te doen ende te laten een seer deuoot ende wijs geleert man, here Lodewijc van baer cardinael van cipren des conincx neef, de bisscop van vexoer, here niclaes proost ende cratoure, heer willem archidiaken van Metz in Loreynen ende meer ander discrete ende geleerde prelaten [179v]

Wt den name des conincx van Vrancrijc ende sijns soons den dolphijn quamen hertoge Karel van Bourbon, Reynout aertsbisscop ende hertoge van Riemen, Artur graue van Richemont conincstabele van Vrancrijck, Lodewijc van Bourbon graue van vendomen des conincx hofmeester, Cristoffel van Harecourt cancellier van Vrancrijck, Guilbert here van fayette maerscalc van vrancrijc, meester Adam van Camericken president vanden perlamente in die stede vanden coninc meester Jan tudert deken van parijs des conincx raetshere, willem cathenier, steuen marchet, ian chartenier ende robrecht marliere des conincx secretarien. Wten name vanden coninc van engelant waren gesonnen die cardinael van engelant des conincx oom. Die eertsbisscop van Jorc, de bisscop van norinc, dye graue van Hongeyton, ende meer ander vermaerde mannen geestelic ende weerlic. Totter voorseyder dachuaert quam seluer in persoon die edele hooch geboren vorst hertoch philippus hebbende mit hem hertoge Arent van gelre, hertoge adolf van cleue ende vander marc [/] graue Karel van Niuers, graef Jan van stampus sijn neuen, mit meer ander grote heren ende vorsten van sinen bloede ende magen. Daer quam ooc mede heer Jan van Hensberch bisscop van Ludic een seer lieftael ende bemint man mit cc. edelingen gecleet mit witten ende purpuren, hebbende mit hem here gwije bisscop van dornic die bisscopen van Camericken, noyon ende Terewaen. Alle dese eerwerdige geestelike prelaten, heren, vorsten ende princen waren binnen der stadt van Atrecht vergadert int iaer ons heren M.cccc. ende .xxv opten .xxix. dach van september, dat is op sinte Michiels dach, als dat geconcludeert ende gesloten was. Opten voorseiden dach vergadert wesende wert dair gedaen een misse vanden heyligen geest, om te vercrigen gracie ende wijsheit dat dese hoge sake comen mochte tot eenen goeden ende saligen eynde. Den dienst bi den bisscop van atrecht gedaen ende alle dese heeren ende ambassaten inden raet geseten wesende, wert daer gesloten ende geconcludeert dat alle saken ende articulen dye daer op gedaen ende gehandelt souden worden, dat die souden staen tot discretie ende seggen vanden legaet ende den anderen ambassaten die inden name vanden paus ende des conciliums dair vergadert waren ende gedeputeert. Des souden die ambassaten vanden coninc van Vrancrijck ende sinen soon den dolphijn als sculdige offeren ende in scrifte presenteren wat si voor den onnoselen doot hertoge ians van bourgondien souden willen doen Ende dier gelijcken souden die coninc van engelant ende die hertoge Philips van bourgondien als actoren ende impetreerders in scriften stellen huer eyschen ende begeerten, ende dese cedullen souden partien leueren in handen vanden legaet ende den anderen ambassaten. So hebben dan die ambassaten des voorscreuen conincs ende des dolphijns sijns soons in gescriften gepresenteert coninc Henric van Engelant dat hi ende sijn eruen eewelic ende erflijc souden besitten dat hertochdom van Normandien, des soudmen dat vander crone te leene houden also dat wter cronen ghecomen was, ende van outs ghehouden was, des soude dye coninc van Engelant weder om resigneeren ende ouergeuen den coninck van Vrancrijck alle die steden sloten ende fortressen die hi in Vrancrijck in desen oorloge ingewonnen ende vercregen hadde ende voort presenteerden ende submitteerden si hem te staen tot discretie ende seg- [180r] gen vanden legaet ende andere dient beuolen was. Die engelsche dit horende en wouden van alsulcken presentacie niet met allen horen, mer wouden ooc hebben dat die coninc van Engelant soude ooc bliuen ende wesen coninc van Vrancrijck, also wel wt crachten vanden compositie des huewelicx voorseyt, als ooc wt dien dat si mitten swaerde ghewonnen hadden, want si vol na al Vrancrijck ingenomen ende becrachticht hadden. Dit en wouden die fransse ambassaten in geenre manieren admitteren noch toe laten waer om dat die Engelsche ambassaten hem bereyden om van daen te reysen

Tot welke rechtszitting vanwege het concilie en de paus geordineerd en beschikt kreeg de legaat van het heilige kruis de kardinaal om volle macht daarin te doen en te laten, een zeer devoot en wijs geleerd man, heer Lodewijk van Baar, kardinaal van Cyprus, de neef van de koning, de bisschop van Vexoer, heer Niclaes, proost en cratoure, heer Willem, aartsdiaken van Metz in Lorraine, en meer ander discrete en geleerde prelaten.

Uit naam van de koning van Frankrijk en zijn zoon de dauphin kwamen hertog Karel van Bourbon, Reinout aartsbisschop en hertog van Reims, Artur graaf van Richemont legeraanvoerder van Frankrijk, Lodewijk van Bourbon, graaf van Vendome en hofmeester van de koning, Cristoffel van Harcourt, kanselier van Frankrijk, Guilbert, heer van Fayette, maarschalk van Frankrijk, meester Adam van Kamerijk, president van het parlement in plaats van de koning, meester Jan Tudert, deken van Parijs en raadsheer van de koning, Willem Chathenier, Steven Marchet, Jan Chartenier en Robert, koster en secretaris van de koning. Uit naam van de koning van Engeland waren gezonden de kardinaal van Engeland, de oom van de koning. De aartsbisschop van York, de bisschop van Norinc, de graaf van Hongeyton en meer ander vermaarde mannen geestelijk en wereldlijk. Tot die rechtszitting kwam in eigen persoon de edele hooggeboren vorst hertog Filips en had met hem hertog Arent van Gelre, hertog Adolf van Kleef en van der Mark, graaf Karel van Nevers, zijn neef graaf Jan van Stampus met meer ander grote heren en vorsten van zijn bloed en verwanten. Daar kwam ook mee heer Jan van Hensberg, bisschop van Luik, een zeer lieftallig en bemind man met 200 edelen gekleed met wit en purper en had met hem heer Gwijde, bisschop van Doornik, de bisschoppen van Kamerrijk en Terwaan. Al deze eerwaardige geestelijke prelaten, heren, vorsten en prinsen waren binnen de stad van Atrecht verzameld in het jaar ons heren 1425 op de 29ste dag van september, dat is op Sint Michiels dag, zoals dat geconcludeerd en gesloten was. Op die dag werd er vergaderd en een mis gedaan van de Heilige Geest om gratie te krijgen en wijsheid dat deze hoge zaak tot een goed en zalig einde mocht komen. De dienst werd door de bisschop van Atrecht gedaan met al deze heren en ambassadeurs die in de raad zaten en daar werd besloten en geconcludeerd dat alle zaken en artikels die daarop gedaan en behandeld zouden worden dat die zouden staan tot discretie en zeggen van de legaat en de andere ambassadeurs die in de naam van de paus en het concilie daar verzameld waren en gedeputeerd. Dus zouden de ambassadeur van de koning van Frankrijk en zijn zoon de dauphin als schuldige offeren en in schrift presenteren wat ze voor de onschuldige dood van hertog Jan van Bourgondi zouden willen doen. En dergelijk zou de koning van Engeland en hertog Filips van Bourgondië als auteurs en uitleggers in schriften hun eisen en begeerten stellen en deze bewijsstukken zouden de partijen leveren in de handen van de legaat en de andere ambassadeurs. Zo hebben dan de ambassadeurs van de koning en de zijn zoon de dauphin in geschrift gepresenteerd koning Hendrik van Engeland dat hij en zijn erven eeuwig en erfelijk zouden bezitten dat hertogdom van Normandi, dat zou men van de kroon te leen houden alzo dat uit de kroon gekomen was en vanouds gehouden was, dus zou de koning van Engeland wederom neerleggen en overgeven de koning van Frankrijk alle steden, burchten en forten die hij in Frankrijk in deze oorlog gewonnen en verkregen had en voort presenteren en onderwerpen hem te staan tot discretie en zeggen van de legaat en andere die het bevolen was. De Engelsen die dit hoorden wilden van zoՠn presentatie niets horen, maar wilden ook hebben dat de koning van Engeland ook zou blijven en wezen koning van Frankrijk alzo goed vanwege de kracht van de samenstelling van het huwelijk als ook omdat ze het met zwaarden gewonnen hadden want ze hadden bijna heel Frankrijk ingenomen en bekrachtigd. Dit wilde de Franse ambassadeurs op geen manier toestaan noch toe laten waarom dat de Engelsen ambassadeurs zich bereiden om vandaar te gaan.

Dit vernemende die legaten deden die Engelschen arresteren ende besetten ende leyden hem een dach van rechten, mer si en compareerden niet, en worden als rebellen ende onuerhorige inden banne gedaen beswaert ende weder beswaert als recht dat wijst. Ende si als rebellen appelleerden ende versmaden den banne, seggende dat si in ghescriften hebben wouden die articulen vanden coninc ende dolphijn geproponeert, om die den coninc van Engelant te presenteren, ende auijs ende deliberacie daer op gehadt hebbende souden si des conincx meninge dair op weder ouerscriuen, mer dat seyden si om niet van haer reysen impediert te worden, hopende ende daer an niet twifelende, den hertoge van Bourgondien in geenre manieren pays noch vrede metten Franssen te maken buten consent ende wille des conincx van Engelant, want si met malcanderen een stercke aliancie ende verbont hadden ghemaect ende ghesworen, die eene buten den anderen metten Franssen niet te composeren noch enige dadinge noch pays te maken, na welcker wederkeeringe die hertoge hem mede bereide om van dane te trecken Die legaten andere ambassaten dit vernemende quamen totten hertoge hem ootmoedelijken biddende door die liefde gods ende sijns bitteren lidens dat hi daer noch een weynich tijts soude willen perseuereren ende bliuen. Des anderen dages sijn die legaten ende cardinalen metten anderen geesteliken prelaten weder om bi den hertoge ghecomen, hem soeteliken inducerende ende vermanende te willen na volgen dat exempel ons ghesontmakers (die welcke hangende inden cruce gebeden hadde voor die gheene die hem cruysten) dat hi ooc wilde vergheuen den onsculdigen doot sijns heren vaders allegeerende dat hi met alle eeren wel doen mochte ende niet afterlaten om der aliancie ende verbants willen die hi metten Engelschen hadde gemaect, gemerct dat den Engelschen grote presentacien gheoffereert ende gepresenteert waren vanden coninc van Vrancrijck Ende die legaet woude hem wten name vanden paus ende des conciliums met goeden openen bezegelden brieuen van alsulcken iurament eede ende verbant als hi metten Engelschen hadde ghesworen absolueren ende ontbinden. Ende als die hertoge na dese woorden onberoerlijck ende volstandich bleef in sinen propoosten ende opnemen, siet so quam vrou Ysabele die hertoginne sijn huysurouw, ende badt hem mit screyenden ogen ende mit swaren versuchten ende om hem te bemorwen ende te brengen tot verghiffenisse viel si neder op haer knien biddende ootmoedeliken te willen aen horen die duechdelike ende salige vermaningen van desen eerweerdigen vaderen ende prelaten der heyliger kercken, ende dat hi om dat bitter lijden ons liefs heren Jhesu Christi wilde vergeuen den [180v] onsculdigen doot sijns heren vaders. Die hertoge nam sijn huysurouwe met wenenden oogen op vander eerden allegerende ende beclagende alle wege den smadeliken doot van sulcken prince sijns vaders. Ende also hi noch stantuastich bleef in sijn hardicheyt, ende hem niemant met screyen noch bidden bemorwen noch bugen en mochte, so stont op de legaet ende cardinael des heiligen cruces mitten cardinael van Cypren als legaten des uniuersaels heylige kercke ende gingen staen int middel van allen den heeren ende spraken onbeueynsdelick wt vrijer herten totten hertoge aldus Siet doorluchtige prince ende hooch geboren vorst wi hebben u ghebeden, ende ghi hebt ons versmaet, wi sijn om uwe salicheit tot u gecomen ende ghi en hebt ons niet willen horen, waeromme so segge ic u, ten si sake dat ghi obediert ende onderdanich sijt onse geboden ic sal tegen u procederen ende voort gaen wt crachte des uniuersaels heylige kercke dien wi nv ter tijt gebruken in deser saker, als tegen eenen rebellen ende ongehoorsamigen soon, ende sal u vermaledijen Ende dede hem mits desen woorden brengen een schoon wit broot, ende dat houdende in sine handen, volcomen betrouwen hebbende in die goetheyt ende mogentheit gods, heeft hi wt crachte sijnre commissie openbaerlic in haer alre presencie dat witte broot vermaledijt, dattet van stonden aen swart worde gelijken een cole Waer van dat die hertoge ende alle die daer bi stonden seer verscricten ende veruaert waren, ende als die legaet dit selue broot weder gebenedijde wertet weder wit als te voren. Dit gedaen sijnde versuchte dye hertoge seer perplex ende in twifele staende wat hi doen soude ouermits des verbants mitten engelscen, Ende hi hadde ooc ghehoort dat die coninc van Vrancrijck mitten dolphijn sijnen soon veel grote dingen hadde geproponeert ende ghepresenteert tot beteringe ende in recompensen des dootslachs sijns vaders, waer om hi harde seere bestont te twifelen wat hi aengaen wilde Ende als hi ouermits sijn weenen ende claechlike woorden alle den ghenen dye daer present ende tegenwoordich waren tot screyen ende wenen hadt geprouoceert ende beroert, vraechde hi ten lesten met versuchtender herten vanden cardinaelen oft hi wel soude mogen aengaen ende maken eenen particularen ende sonderlingen pays ende vrede behouden sinen eede, obligacie ende eere, metten coninc van Vrancrijck buten consent vanden engelschen, dat welcke si affirmeerden ende seyden dat hi dat wel soude mogen doen, ende dat si hem mit openen bezegelden brieuen wt cracht des uniuersaels heylige kercke wilden absolueren van alsulcken eede, obligacie ende verbanden, gemerct dat die coninc van Engelant veel grote dingen waren ghepresenteert ende nergens na horen en woude, maer bleef obstinaet ende verhart in sijn opinien Ende wt desen woorden so submitteerde hem die hertoge tot seggen ende wtsprake van desen eerweerdigen vadereren ende geestelike prelaten, ende gaf hem lieden volcomen macht te procederen ende voort te gaen in deser saken om eenen vasten pays ende zoene te maken waer van dat si god loofden ende dancten ende ordineerden eenen bequamen dach, ende vergaderden bi een, ende concludeerden ende sloten eendrachtelijken met malcanderen dat coninc Karel van Vrancrijck met sijnen soon den dolphijn souden ghehouden wesen tot beteringe ende in recompensen des dootslachs [181r] vanden edelen hooch geboren vorst ende prince hertoge Jan van Bourgondien te volbrengen ende te onderhouden alle dese na gescreuen ponten ende articulen.

Dit vernamen de legaten en lieten de Engelsen arresteren en bezetten en legden hen een dag van recht, maar ze verschenen niet en werden als rebellen en ongehoorzaam in de ban gedaan bezwaart en weer bezwaart zoals het recht dat wijst. En zij als rebellen appelleerden en versmaadden de ban en zeiden dat ze in geschriften hebben wilden de artikels van de koning en dauphin voorgestel om het koning van Engeland te presenteren en advies en daarop te beraadslagen en zouden daarop de mening van de koning daarop weer overschrijven, maar dat zeiden ze om niet van hun reizen belemmerd te worden en hoopten en twijfelden daaraan niet dat de hertog van Bourgondië op geen manier vrede met de Fransen maakte zonder toestemming en wil van de koning van Engeland want ze hadden met elkaar een sterke alliantie en verbond gemaakt en gezworen dat de ene buiten de andere met de Fransen niet te schikken noch enige overeenkomst noch vrede te maken en nu hun terugkomst was de hertog mede bereid om vandaan te trekken. De legaten en andere ambassadeurs die dit vernamen kwam ootmoedig tot de hertog en baden hem door de liefde Gods en zijn bittere lijden dat hij daar noch een tijdje zou willen volharden en blijven. De volgende dag zijn de legaten en kardinalen met de andere geestelijke prelaten wederom bij de hertog gekomen en hem lieflijk op gang brachten en vermaanden het voorbeeld na te willen volgen van onze gezond maker (die hangend in het kruis gebeden had voor diegene die hem kruisten) dat hij ook wilde vergeven de onschuldige dood van zijn vader en voerden aan dat hij met alle eer het wel doen mocht en niet nalaten vanwege de alliantie en verbond die hij met de Engelsen had gemaakt, gemerkt dat dn Engelsen grote presentatie aangeboden en gepresenteerd waren van de koning van Frankrijk. En de legaat wilde hem uit naam van de paus en het concilie met goede openen bezegelde brieven van als zulke vrijwillige eed en verbond als hij met de Engelsen had gezworen vergeven en ontbinden. En toen de hertog na deze woorden onberoerd en volstandig bleef in zijn voorstel en opnemen ziet zo kwam vrouw Isabelle, zijn huisvrouw de hertogin, en bad hem met schreiende ogen en met zwaar zuchten en om hem te vermurwen en te brengen tot vergiffenis viel ze neer op haar knieën en bad ootmoedig dat hij wilde aanhoren de deugdelijke en zalige vermaningen van deze eerwaardige vaders en prelaten der heilige kerk en dat hij om het bittere lijden van onze lieve heer Jezus Christus wilde vergeven de onschuldige dood van zijn vader. De hertog nam zijn huisvrouw met wenende ogen op van de aarde en haalde aan en beklaagde allerwege de smadelijke dood van zijn vader. En alzo hij noch standvastig bleef in zijn hardheid en hem niemand met schreien noch bidden vermurwen noch buigen mocht zo stond de legaat en kardinaal van het heilige kruis op met de kardinaal van Cyprus als legaat van de universele heilige kerk en gingen staan in het midden van allen heren en spraken ongeveinsd uit vrije hart tot de hertog aldus; Ԛiet doorluchtige prins en hoog geboren vorst, wij hebben u gebeden, en ge hebt ons versmaad, wij zijn om uw zaligheid tot u gekomen en gij hebt ons niet willen horen, daarom zeg ik u tenzij het zaak is dat ge gehoorzaamt en onderdanig bent onze geboden zal ik tegen u procederen en voortgaan uit kracht van de universele heilige kerk die we nu ter tijd gebruiken in deze zaak als tegen een rebellerende en ongehoorzame zoon en zal u vermaledijen. En deed hem mits deze woorden brengen een mooi wit brood en hield dat in zijn handen en had volkomen vertrouwen in de goedheid en mogendheid Gods en heeft uit kracht van zijn commissie openbaar in de presentatie van hen allen dat wittebrood vermaledijd zodat het van stonden af aan zwart werd als een kool. Waarvan dat de hertog en allen die daarbij stonden zeer schrikten en bang waren en toen de legaat ditzelfde brood weer zegende werd het weer wit als tevoren. Toen dit gedaan werd zuchtte de hertog zeer perplex en stond in twijfel wat hij doen zou vanwege het verbond met de Engelsen. En hij had ook gehoord dat de koning van Frankrijk met zijn zoon de dauphin veel grote dingen had voorgesteld en gepresenteerd had tot verbetering en schadeloosstelling van de doodslag van zijn vader, waarom hij zeer erg begon te twijfelen wat hij doen wilde. En toen hij vanwege zijn wenen en klagelijke woorden al diegenen die daar present en tegenwoordig waren tot schreien en wenen had verwekt vroeg hij tenslotte met zuchtend hart van de kardinalen of hij priv wel zou mogen aangaan een bijzondere vrede en zijn eed, schuld en eer behouden met de koning van Frankrijk zonder toestemming van de Engelsen. Wat ze bevestigden en zeiden dat hij het wel zou mogen doen en dat ze hem met open bezegelde brieven uit kracht van de universele heilige kerk zijn zonden wilden vergeven van zo’n eed, schuld en verbonden, gemerkt dat de koning van Engeland veel grote dingen waren gepresenteerd en nergens naar horen wilde maar obstinaat bleef en verhard in zijn mening. En met deze woorden zo zwichtte de hertog tot het zeggen en uitspraak van deze eerwaardige vaders en geestelijke prelaten en gaf hen volkomen macht te procederen en voort te gaan in deze zaak om een vaste vrede en verzoening te maken waarvan ze God loofden en dankten en ordineerden een geschikte dag en vergaderden bijeen en concludeerden en sloten eendrachtig met elkaar dat koning Karel van Frankrijk met zijn zoon de dauphin gehouden zou zijn tot verbetering en schadeloosstelling van de doodslag van de edele hoog geboren vorst en prins hertog Jan van Bourgondië te volbrengen en te onderhouden al deze hierna beschreven punten en artikels.

Jnden eersten soude coninck Karel van Vrancrijck met brieuen ende mit sekere notabele ambassaten doen blijcken ende bekennen ende openbaerlic voor allen den heren vorsten ende princen gheestelijc ende waerlic seggen, dat den doot des edelen hooch gheboren vorst ende prince hertoge Jans van Bourgondien ware gheprocureert gheschiet ende ghedaen ouermits bedriechlike woorden ende quade informacie van sommige raetsheren, bouen eenen vasten zoene ende payse ende dat hem altijt dien dootslach mishaechde, ende badt ootmoedeliken door die liefde ende dat bittere lijden ons heeren, datmen hem dat vergheuen wilde om gods willen

Jtem datmen alle die dootslagers consenteerders ende raetgeuers noch in leuende lijue wesende tot allen plecken soude iusiciereren ende ter doot brengen

Jtem dat die coninc soude funderen ende stichten inder kercken van Monstreul een vicarie van .lx. gouden cronen tsiaers mit een dagelijcsche misse te geschien voor die ghene die daer verslagen waren, ende van deser vicarien soude die hertoge van Bourgondien ende sine nacomelingen collatoren bliuen ten ewigen dagen

Jtem bi der stadt van Monstreul soude die coninc doen funderen ende maken een carthuser clooster van .xij. priesteren, ende soude die doteren ende begauen mit iaerlicsche renten

Jtem op die plaetse daer hertoge Jan van Bourgonden doot geslagen ware soude hi doen rechten ende setten een groot steenen cruys

Jtem soude hi noch funderen ende stichten binnen den conuent vander carthusers buten Digioen dair hertoge Jan voorscreuen begrauen leit te doen alle dage een misse van requiem op dat hooghe outaer voor die siele van hertoge Jan ende dair voor soude hi den conuent assigneren ende bewisen tot eewigen dagen C. ponden parasijs iaerlicx

Jtem sal dye coninc noch betalen den hertoge van Bourgondien voor dye geslagen ende gheuangen een vijftich duysent gouden Vrancrijcsche cronen van ghewichte, dair die lxiiij. af doen een marck gouts

Als eerste zou koning Karel van Frankrijk met brieven en met zekere notabele ambassadeurs laten blijken en bekennen en openbaar voor alle heren, vorsten en prinsen, geestelijk en wereldlijk zeggen dat de dood van de dele hoog geboren vorst en prins hertog Jan van Bourgondië was gedaan en geschied vanwege bedriegende woorden en kwade informatie van sommige raadsheren boven een vaste verzoening en vrede en dat hij altijd die doodslag mishaagde en ootmoedig bad door de liefde en dat bittere lijden van onze heer dat men hem dat vergaf vanwege God.

Item, dat men alle doodslagers en raadgevers toestemde die noch in levenden lijve waren te alle plekken zouden berechten en ter dood brengen.

Item, dat de koning zou funderen en stichten in de kerk van Montreuil een vicaris van 60 gouden kronen jaarlijks en dagelijks mis doen voor diegene die daar verslagen waren en van deze vicaris zou de hertog van Bourgondi en zijn nakomelingen kerkheren blijven ten eeuwigen dagen.

Item, bij de stad Montreuil zou de koning laten funderen en maken een kartuizerklooster van 12 priesters en zou die voorzien en begiftigen met jaarlijkse renten.

Item, op de plaats daar hertog Jan van Bourgondi doodgeslagen was zou hij laten oprichten en zetten een groot stenen kruis.

Item, zou hij noch funderen en stichten binnen het convent van de kartuizers buiten Dion waar hertog Jan begraven ligt te doen alle dagen een mis van requiem op dat hoge altaar voor de ziel van hertog Jan en daarvoor zou hij het convent aanwijzen en bewijzen te eeuwige dagen 100 ponden parasijs (Parijse munt) jaarlijks.

Item, zal de koning noch betalen de hertog van Bourgondi voor de geslagen en gevangen een vijftigduizend gouden Franse kronen van gewicht en er 64 afdoen een mark goud etc. Dit wordt gekort.



Hoe dat hertoghe Philips beleyde die stede van Calis

ALso inder voorscreuen payse tusschen den coninc ende den hertoge wtgesproken ende geseit was dat hertoge Philips soude hebben ende besitten dat graefscap van Ghijsen, dwelcke die coninck van engelant met alle sine macht beletten woude wt sijn stede van calis dye int graefscap ghelegen is, waer om datter grote tweedracht ter cause van desen opstont tusschen den Engelschen ende den hertoge So nam dan hertoge philips op die stede van Calis met machte onder sijn subiectie te brenghen, ende nam voor hem dat die stede van calis hem toe behoorde als graue van vlaenderen, want [182r] dat lant van Ghisen ghelegen is op de frontieren ende palen des lants van vlaenderen. Ende also die zee vloeyende is tusschen Engelant ende tlant van Ghijsen so hebben dye Fransse coningen hier voortijts dat lant aen hem ghewonnen om daer wt den Engelschen te becrachtigen, want si van daen in corter vren in Engelant varen mochten, mer nader hant, als int iaer .M.CCC. ende .xlvi. als coninc Eduwaert die .iij. van Engelant victorie hadde gehadt tegen den Franssen, ende hadde hem vele landen, steden ende sloten af ghelopen ende gewonnen so heeft hi ten lesten die stede van Calis mede beleyt ende gewonnen ende die beseten tot opden dach van heden. So heeft hem dan hertoge Philips van Bourgondyen Jnt iaer ons heeren .M.CCCC. ende .xxxvij. bereyt ende groot swaer volck van wapenen vergadert wt Bourgondien, Brabant, Vlaenderen, Artoys, Henegouwen, Hollant Zeelant ende Vrieslant Ende bisonder wt Vlaenderen waren dair die van ghent Brugge Yperen, ende vander Sluys in groter menichte Dye ghemene fame ghinck datter also veele ghewapents volcx was, dat alleene die wagenairs souden die stede wel bestormt ende aen gheuochten hebben. Coninc Henrick van Enghelant dit vernemende heeft die stede wel beset met een groot sterc garnisoen ende volck van wapenen,ende dede dye stede voorsien met koren ende anders dat hem in sulcken belegge van node soude mogen wezen, ende als die hertoge alle sijn dingen hadde bereyt, is [182v] hi in groter mogentheit voor de stede van Calis ghetogen, ende heeft al omme beleyt, ende dede menige assaulte ende bestorminge met bussen, met bogen, ende ander instrumenten. Die van binnen weerden hem vromeliken mit scieten ende werpen van steenen, ende dreuen die vianden crachteliken van haer mueren ende poorten. Dye van ghendt ende van brugge waren in meeninge die stede te bestormen aen die side daer hair logijs was, mer die hertoge en wouts niet gehengen, want hi hadde verstaen dat die engelschen in grooter menichte ouer comen wouden ende ontsetten die stede. Aldus waende hi eerste den engelschen te beuechten, eer dat hi die stede bestormen wilde, waer om dye hertoge hem dede benemen so hair cameren vanden bussen, so hair cruyt, so hair cloten, om te vertoeuen dat si dye stede niet bestormen en souden voor dat dye Engelschen ouer ghecomen waren. Waer om dat dye Vlamingen toornich worden ende namen alle haer instrumenten ende gereetscape ende togen buten consent vanden hertoge weder na vlaenderen Dwelcke die engelschen vernomen hebbende quamen terstont ouer met ontallike veel scepen ende mannen van oorlogen mit groten gheluyde van schieten van den bussen. Ende als dit int heyr vernomen worde dat dye Engelschen ouer quamen, ende alre meest dat de vlamingen wten heyre geruymt waren, brac elck op van sinen leger ende reysden haesteliken wech, daer latende alle haer wapenen bussen ende ander instrumenten Ende also die van ghent ende van brugge die principale oirsake waren van desen opbreken vanden belegge, so nam de hertoge grote indignacie ende euelen moet op hemlieden, also hier na geseyt sal worden.

Jtem int selue iaer van .xxxvij. wast alten groten storm van winde dat veel dijcken in dese landen in braken, ende dair quam groot swaer water inden landen, waer bi dat alle dat ghesayde coorn te niete ghinc ende bederfde, ende daer na quam een grote sware hongher ende dier tijt onder dat arme scamele volck, want men coft een schepel tarwe om een engelsche nobel, ende voort alle ander coorn dair na ende dese diertijt duerde vol na een gansse iaer lang, also datter groot ghebreck was van coorn onder den armen Ende des iaers daer na quam een groote sware pestilencie ende bisonder in Brabant Hollant, zeelant, int lant van Gelre, ende voort den rijn opwerts in hoochduytslant, dattet volc starf bi groten hopen in allen steden ende ooc in allen plecken

Hoe dat hertog Filips de stad Calais belegerde.

Alzo de vrede tussen de koning en de hertog uitsproken en gezegd was dat hertog Filips zou hebben en bezitten dat graafschap van Gijsen, wat de koning van Engeland met al zijn macht beletten wilde vanwege Calais dat in het graafschap ligt, waarom er grote tweedracht ontstond tussen de Engelsen en de hertog. Zo nam dan hertog Filips voor om Calais met macht onder zijn beheer te brengen en nam voor dat Calais hem toebehoorde als graaf van Vlaanderen, want dat land van Gijsen is gelegen is op de grenzen en palen van Vlaanderen. En alzo de zee vloeit tussen Engeland en het land Gijsen zo hebben de Franse koningen hier voortijds dat land aan zich gewonnen om vandaaruit de Engelsen aan te vallen omdat ze vandaar gauw naar Engeland varen mochten, maar later in het jaar 1446 toen koning Eduard de 3de van Engeland victorie had gehad tegen den Fransen en had hen vele landen, steden en burchten afgehaald en gewonnen zo heeft hij tenslotte Calais mee belegerd en gewonnen en die bezet tot op de dag van heden. Zo heeft hem dan hertog Filips van Bourgondi in het jaar ons heren 1437 bereid een groot zwaar volk van wapens uit Bourgondië, Brabant, Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland. En vooral uit Vlaanderen waren daar die van Gent, Brugge Ieper en van Sluis in groter menigte. De algemene roep ging dat er alzo veel gewapend volk was dat alleen de wagenaars de stad wel bestormd en aangevallen zouden hebben. Koning Hendrik van Engeland vernam dit en heeft de stad goed bezet met een sterk garnizoen en wapenvolk en liet de stad voorzien met koren en anders dat hem in dat beleg nodig zou mogen wezen en toen de hertog al zijn dingen bereid had is hij met grote mogendheid voor Calais getrokken en heeft het alom belegerd en deed menige aanval en bestorming met bussen, met bogen en andere instrumenten. Die van binnen verweerden zich dapper met schieten en werpen van stenen en dreven de vijand krachtig van hun muren en poorten. Die van Gent en van Brugge waren in mening de stad te bestormen aan die kant waar hun logies was, maar de hertog wilde het niet toestaan want hij had verstaan dat de Engelsen in grote menigte over komen wilden en de stad ontzetten. Aldus waande hij eerst de Engelsen te bevechten eer dat hij de stad bestormen wilde waarom de hertog hen liet benemen hun bus kamers, hun kruit, hun kloten om te vertoeven zodat ze de stad niet bestormen zouden voordat de Engelsen over gekomen waren. Waarom dat de Vlamingen vertoornd werden en namen al hun instrumenten en gereedschap en trokken tegen toestemming van de hertog weer naar Vlaanderen. Wat de Engelsen vernomen hebben en kwamen terstond over met ontelbaar veel schepen en mannen van oorlog met groot lawaai van schieten van de bussen. En toen dit in het leger vernomen werd dat de Engelsen over kwamen en allermeest dat de Vlamingen uit het leger geruimd waren brak elk op van zijn leger en reisde haastig weg en lieten daar alle wapens, bussen en andere instrumenten. En alzo die van Gent en Brugge die de voornaamste oorzaak waren van dit opbreken van het belegeren zo nam de hertog grote verontwaardiging en euvele moed op hen zoals hierna gezegd zal worden.

Item, in hetzelfde jaar 1437 was een al te grote storm van wind zodat veel dijken in deze landen inbraken en dar kwam groot en zwaar water in de landen waarbij alle gezaaide koren te niet ging en bedierf en daarna kwam grote zware honger en dure tijd onder dat arme schamele volk want men kocht een schepel tarwe om een Engelse nobel en voort alle andere koren daarna en deze dure tijd duurde een vol gans jaar alzo dat er groot gebrek was van koren onder de armen. En het jaar daarna en grote zware pest en vooral in Brabant, Holland, Zeeland, in het land van Gelre en voort de Rijn opwaarts in Hoog Duitsland zodat het volk met grote hopen stierf in alle steden en ook in alle plekken.

Vanden scarpen oorlogen die hertoge Philips op nam teghen die stede van Brugge

ALs nv die Vlamingen vanden belegge voor Calis op ghebroken waren, so veruolchden die Engelschen te water dat vliende heyr, ende verdestrueerden ende verwoesten dat lant van Vlaenderen met allen seer tot aen die stede van Brugge. Die van Brugge bereyden hem ende ghingen teghen den enghelschen wt, dye hier ende daer liepen door alle dat landt sonder ordinancie roouende ende brandende, ende benamen hem dat wederkeeren tot hair schepen, also dat si wel ouer die .ij.M engelschen in diuersce plecken dootsloegen. Dye van Brugge verhieuen hem seer in deser victorien, ende en wouden in die stede niet weder keeren, ten ware dat die hertoge hem weder gaue alsulcke priuilegien, als huer voorvaders gehadt [183r] hadden ende hi hem benomen hadde. Ten lesten tot goeder onderwijsinge des hertogen ende sinen raet ghingen si in die stede, mer si en wouden haer wapenen niet nederleggen voor dat hem die hertoge met openen brieuen haer priuilegien gherestitueert ende weder ghegeuen hadde, ende daer en bouen noch alle dat si begeerden te hebben, ende wouden ooc weten oft alsulke dingen ende wercke als si gedaen hadden den hertoge behaechden of niet Ende aldus bleuen si lange tijt leggende gaende ende staende aen die marct in haer harnas om te recupereren ende vercrigen haer priuilegien Dat welcke den hertoge seer mishaechde, dat si hem dwingen wouden te doen na haer belieften, mer dye hertoge dissimuleerde ende veynsde hem een wijl tijts ouermits den onsculde die de regenten ende ouerste vander stede hadden gedaen seggende alle dat gene datter gesciede was buten wille ende consent van hore lieden Die hertoge nam dit oeuel van die van brugghe ende reysde tot inder stede van Rysel, daer hi een groot machtich volc vergaderde wt Bourgondien, henegouwen, wt Vrancrijck ende ander landen ende liet dye sprake gaen dat hi trecken woude in hollant om die te bedwingen van sommige misdaden ende rebellicheden die si bedreuen hadden. Ende op dat die van Brugge geen quade suspicie ende vermoeden hebben souden om tegen hem te willen orlogen, so sant hi .xvC. gewapende tot Antwerpen om manieren te maken in Hollant te reysen. Dit aldus geschiet wesende bereyde hem die hertoge ende sat op met alle sijn volc van wapenen ende nam sinen wech na de stede van Brugge ende inden wege wesende sprac hi totten here van lilleadam wisende op brugge Siet dit is Hollant dat ick beghere te castijen ende tot mijnre onderdanicheit te brengen, sijt wel ghemoet ende hebt u als een man in raet ende daet. Als de here van Lilleadam dit hoorde verscricte hi ende sprac, geduchtige here ghi sijt qualic beraden, want so onversienlic in die stede te vallen ende te comen en sal u niet vorderlijc wesen noch mogelick te bedwingen, want ten is gheen vreselijker auentuer dan te comen onder die handen des verwoesten ende onbestuerden gemenen volcx. Doe seyde die hertoge, sijt niet veruaert, en ghedenct v niet hoe wi dye stadt van Parijs wonnen daer so menich dusent vroom man in was dus vecht vromelick, wi sullen ooc dese mede wel bedwingen. Mijn lieue here sprac die here van Lilleadam, ick en vrese niet, mer ic weet certeyn dat ic hier verslagen sal worden ende nemmermeer weder leuendich wt comen. Ick hoope sprac dye hertoge dat wi victorie sullen hebben, ende dat wi die stede tot onser subiectie sullen brengen. Die here van Lilleadam was een cloeck subtijl ende voorsichtich oorlochs man, hi was groot ende schoon van statuere, ende hadde ronde clare oogen als een valcke, ende was ouerste capitein ende ridtmeester vanden hertoghe. So ghebuerdet dan opten Pinxster dach twee vren na middage dat die hertoge quam ghereden met alle dit grote volck van wapenen voor dye stede van Brugge ende begeerde die poorten open ghedaen te hebben om door die stede te passeren ende van stonden aen de ander poorte weder wt te riden na hollant Als die van Brugghe dat vernamen terstont admitteerden ende consentierden si dat ende deden vergaderen alle dye geestelichede vander stadt ordinerende een schone processie om den prince met [183v] reverencien met crucen ende met vanen in te halen ende te gheleyden. Ende als alle die geestelike personen vanden vier biddende oorden mitten anderen canonisijen dus buten der poorten stonden, mercten si dat alle die bannieren ende wimpelen vanden prince ontwonden worden, ende stelden hem in ordinancin van oorlogen ende te willen strijden. Dwelc vernemende meester Anthonis kiem doctoor in der godheyt vander Predicaer oorden, dede dit terstont den poorterije vander stede weten, ende elck vanden gheestelicken personen liep sijns weghes, ende ter stont reet die hertoge aen ende begreep die poorte vander stede. Die here van Lilleadam die niet gheerne in die stadt en quam reet metten walen ende bourgongoenen voren in die stadt ende daer en tusschen bereiden hem die poorters int harnas, ende quamen bi een in groten ghetale om den hertoge te wederstaen, doen sant die prince den here van lichtenuelt in die stede om te besien oft die poorters an die marct stonden om hem te wederstaen, mer hi en vant daer niemant dat hem seer verureemde. Ende int wederkeeren gemoete hem een out schamel poorter, dien hi vraechde waer alle dye poorters vander stede ware, dye welcke (wt die voorsichticheit gods) antwoorde ende seyde Here si sijn al in heymelike lagen gelegen omtrent die marct, verbeyende des hertogen toecoemst, ende hi stack sijn paert met sporen ende reet haesteliken bi den hertoge om dit te seggen. Die hertoghe als een onueruaert prince bleef houdende binnen der poorten ende sant .xvc archiers mit ander knechten ter marct waert. Ende als si aen die marct quamen en[de] vernamen si niement, mer si schoten mit allen seer op die huysen roepende met luder stemmen die stede is al gewonnen Ende met desen ghecrije reet dye hertoge in die stede ten haluen wege in dye bouery strate, ende hier en binnen waren die poorters bi een gecomen ende gemoeten des princen knechten hebbende een grote busse dye si losse lieten sonder clote op dat Fransse ende Bourgonsche heyr ende maectense mit dien scote alle vluchtich. Doe sloegen die poorters vromelick op dat ghestroyde heyr, hier ende dair door die stede lopende, wel tot .xv. C. mannen, ende daer bleef die vrome here van Lilleadam mede verslagen. Die hertoge die in groten node ende periculen was meende metten sinen weder wt die poorte te rijden dye hi in gecomen was mer hi vantse ghesloten, ende siet so was daer een smit geheten Parlant die mit sinen instrumenten die poorte met crachte op sloech, ende liet den hertoge met alle sinen volcke wt rijden sonder meer perikels Den welcken smit die van brugge namaels deden onthoefden ende quartieren als een verrader, mer dye prince dede sijn sonen weder verheffen ende brochtese tot ridders staet, ende alle die doden worden begrauen in sinte Jans clooster. Des anderen daghes daer na sloegen si wt haesticheyt ende groote verwoetheden ter doot mourijn van wassenair scout van brugge, ende liepen mit groter onstuericheit ende verwoestheit door alle dye cloosteren, kercken ende ander heymelijcke plaetsen om te soecken die regenten ende principale vander stadt, die si vermoeden te weten van desen opsette; maer si en vonden niemant, want si alle wt die stede ghelopen waren na Rysele bi den hertoghe. Ende dit niet genoech wesende bedreuen si noch veel meer tegen den princelijke maiesteyt, [184r] verwoestende ende destruerende alle dat hem toe behoerde ende togen met groter macht voor tcasteel van kokelaer, meenende daer op te vinden eenige van des princen volck ende vanden rade van brugge maer si en vonden daer niemant op, ende si worpen dat casteel ten gronde neder, des ghelijcken deden si mede dat casteel te Duynkercken berouende ende spolierende dat van alle datter op was.

Van de scherpe oorlogen die hertog Filips op nam tegen de stad Brugge.

Toen nu de Vlamingen van de belegering voor Calais opgebroken waren zo achtervolgden de Engelsen te water dat vliedende leger en vernielden en verwoesten dat land van Vlaanderen geheel tot aan de stad Brugge. Die van Brugge bereiden zich en gingen tegen de Engelsen uit die hier en daar liepen door dat hele land zonder ordinantie te roven en branden en benamen hen dat terug keren tot hun schepen, alzo dat ze wel over de 2000 Engelsen in diverse plekken doodsloegen. Die van Brugge verheugden zich zeer in deze victorie en wilden niet in de stad terug keren tenzij dat de hertog hem weer gaf al zulke privilegies als hun voorvaders gehad hadden en hij hen benomen had. Tenslotte met goed onderwijzen van de hertog en zijn raad gingen ze in de stad, maar ze wilden hun wapens niet neerleggen voordat de hertog hen met open brieven hun privilegies gerestitueerd en teruggegeven had en daarboven noch alles dat ze begeerden te hebben en wilden ook weten of al zulke dingen en werken als ze gedaan hadden de hertog behaagde of niet En aldus bleven ze lange tijd liggen en gingen en stonden in de markt in hun harnas om te herstellen en verkrijgen hun privilegies. Dat de hertog zeer mishaagde dat ze hem dwingen wilden doen naar hun believen, maar de hertog verborg en veinsde en tijdje vanwege de onschuld die de oversten van de stad hadden gedaan en zeiden dat al hetgeen er geschied was buiten de wil en toestemming van hen. De hertog nam dit euvel van die van Brugge en vertrok naar de stad Rijsel waar hij een groot machtig volk verzamelde uit Bourgondi, Henegouwen, Frankrijk en andere landen en liet verhaal gaan dat hij naar Holland trekken wilde om die te bedwingen van sommige misdaden en rebelleren die ze bedreven hadden. En zodat die van Brugge geen slecht achterdocht en vermoeden hebben zouden om tegen hem te willen oorlogen zo zond hij 1500 gewapenden te Antwerpen om voorbereidingen te maken in Holland te reizen. Dit aldus geschied bereidde hij zich en zat op met al zijn wapenvolk en nam zijn weg naar Brugge en onderweg sprak hij tot de heer van Lilleadam en wees op Brugge; Ԛie, dit is Holland dat ik begeer te kastijden en tot mijn onderdanigheid te brengen, wees goed gemoed en hebt u als een man in raad en daad. Toen de heer van Lilleadam dit hoorde schrok hij en sprak; ԧevreesde heer, ge bent slecht beraden, want zo onvoorziens in de stad te vallen en te komen zal u niet bevorderlijk wezen noch mogelijk te bedwingen want er is geen vreselijker avontuur dan te komen onder de handen van verwoestend en ongestuurd gewoon volk. Toen zei de hertog; ‘Weest niet bang, gedenk je niet hoe we de stad van Parijs wonnen waar zo menige duizend dappere man in was dus vecht dapper, we zullen ook deze wel bedwingen.’ ‘Mijn lieve heer,’ sprak de heer van Lilleadam, ik vrees niet, maar ik weet zeker dat ik hier verslagen zal worden en nimmermeer weer levend er uit kom’. ‘Ik hoop,’ sprak de hertog, ‘dat we victorie zullen hebben en dat we de stad tot ons beheer zullen brengen.’ De heer van Lilleadam was een kloek, subtiel en voorzichtige oorlog man, hij was groot en mooi van vorm en had ronde heldere ogen als een valk en was overste kapitein en ritmeester van de hertog. Zo gebeurde het op Pinksterdag twee uren na de middag dat de hertog kwam gereden met al dit grote wapenvolk voor de stad Brugge en begeerde de poorten open gedaan te hebben om door de stad te passeren en van stonden aan de andere poort weer uit te rijden naar Holland. Toen die van Brugge dat vernamen terstond stonden en gaven het toen en lieten verzamelen de hele geestelijkheid van de stad en ordineerden een mooie intocht om de prins met referentie met kruizen en met vanen in te halen en te begeleiden. En toen alle geestelijke personen van de vier biddende orden met de anderen kanunniken dus buiten de poort stonden merkten ze dat alle banieren en wimpels van de prins ontwonden werden en stelden zich in ordinantie van oorlog en te willen strijden. Wat vernam meester Anthonis Kiem, doctor in de godheid van de predikanten orde, en liet het terstond de burgers van de stad weten en elke van de geestelijke personen liep zijn weg en terstond reed de hertog aan en greep de poort van de stad. De heer van Lilleadam die niet graag in de stad kwam reed met de Walen en die van Bourgondi voor in de stad en ondertussen bereidde de burgers in het harnas en kwamen met groot getal bijeen om de hertog te weerstaan, toen zond de prins en heer van Lichtveld in de stad om te zien of de burgers op de markt stonden om hem te weerstaan, maar hij vond daar niemand dat hem zeer vervreemde. En in het terug keren ontmoette hem een oude schamele burger die hij vroeg waar alle burgers van de stad waren die (uit voorzichtigheid Gods) antwoordde en zei; Ԉeer, ze zijn allen in heimelijke hinderlagen gelegen omtrent de markt en wachten op de komst van de hertogՠen hij stak zijn paard met sporen en reed haastig naar de hertog om hem dit te zeggen. De hertog als een onvervaarde prins bleef binnen de poorten ophouden en zond 1500 kruisboogschutters met andere knechten ter markt waart. En toen ze bij de markt kwamen en niemand vernamen, maar schoten allen zeer op de huizen en riepen met luide stem; ‘De stad is geheel gewonnen.’ En met dit gekrijs reed de hertog in die stad ten halverwege in de boeverij straat en ondertussen waren de burgers bijeengekomen en ontmoetten de knechten van de prins en hebben een grote bus die ze loslieten zonder kloten op dat Franse en Bourgondische leger en maakten ze met dat schot allen vluchten. Toen sloegen de burgers dapper op dat verstrooide leger, dat hier en daar in de stad liep wel tot 1500 mannen en daar bleef de dappere heer van Lilleadam mede verslagen. De hertog die in grote nood en moeilijkheid was meende met de zijne weer uit de poort te rijden die hij binnengekomen was, maar hij vond het vast gesloten en zie zo was daar een smid geheten Parlant die met zijn instrumenten de poort met kracht opensloeg en liet de hertog met al zijn volk uit rijden zonder meer gevaar. Die smid lieten die van Brugge later onthoofden en vierendelen als een verrader, maar de prins liet zijn zonen weer verheffen en bracht ze tot de ridder staat en alle doden werden begraven in Sint-Jan klooster. De volgende dag daarna sloegen ze vanwege haast en grote verwoedheid dood Mourijn van Wassenaar, schout van Brugge, en liepen met grote vurigheid en woestheid door alle kloosters, kerken en andere heimelijke plaatsen om de regenten en belangrijkste van de stad te zoeken die ze vermoeden te weten van dit voornemen; maar ze vonden niemand want ze waren allen uit de stad gelopen naar Rijsel bij de hertog. En toen dit niet genoeg was bedreven ze noch veel meer tegen de prinselijke majesteit en verwoesten en vernielden alles dat hem toebehoorde en trokken met grote macht voor het kasteel van Kokelaar en meenden daarop te vinden enigen van het volk van de prins en van de raad van Brugge, maar ze vonden daar niemand op en ze wierpen dat kasteel ten gronde neer, desgelijks deden ze mede dat kasteel te Duinkerken en beroofden en plunderden het van alles dat erop was.


Daerna togen si voor tcasteel te Malem dat si met crachte wonnen, ende setten daer op eenen capiteyn een poorter van Brugge, genoemt Simon van Haspegouwen, ende was een pelsmaker, ende die stede seer getrouwe, mer sonder eere, want hi strengelijck vervolchde des princen dienres, die vanghende ende dootslaende daer hi conde Ende als die prince wter stadt was gereden hadden die van Brugge wel twehondert gheuangen van des princen dyenres dyi si alle deden rechten op een scauot metten swaerde, tot smadenis ende spijte vanden prince. Maer dye vrouwe van Gruythuysen verbatter xxij. van dien dat mense niet en doode, wanttet eedele lyeden kinder waren. ende worden den prince weder gesonden. Daer na togen si voor den damme dat si wonnen stormenderhant, ende verbranden alle die husen, pilgerende ende berouende dat stedeken, ende sloegen daer doot vele van des princen volc. Van daen togen si voor der Sluys ende bestormden dat mer si en mochtens niet winnen, omdattet wel beset was ende vromelic wederstaen worden van die van binnen. Die prince leyde vele lagen ouer al die van Brugge te bedwingen, so dat dit orloge duerde omtrent .ij. iaren lanck Die capitein van tslot te Malem simon pelsmaker van Haspegouwen vervolchde wter maten seer des princen dienres ende dede hem vele scaden ende smadenissen, ende bi lancheden van tiden sijn die heren vanden rade ouermits grote onsculde voor den hertoge gedaen weder binnen brugge in gecomen Op een tijt quam die heere van Gruythusen met M. gewapende ghereden voor tslot van Malem, in meninge dat te bestormen ende te winnen, ende dreychde desen Simon pelsmaker te hangen aen enen boom, ten ware dat hi den hertoge dat slot ter stont opgave, mer Simon als een onueruaert man en achte sijn woorden niet ende verachte den heere van gruythusen, waer om hi dat slot sterckelic dede bestormen ende aenuechten, ende die opten huse waren deden die van brugge een teyken met brande ter toornen wt om succoers te hebben. Dit vernemende de here van Gruythusen, reet snellijcken van daen, verduchtende den coemst van die van Brugge. Daer na worde dese capiteyn Simon bedriechliken ende looslicken gheuangen ende voor den hertoge ghebrocht, dien woude doen onthoofden Als die van Brugge dit vernamen, vingen si alle den raet vander stede, ende wouden die weder doden, in dien haer capiteyn ghedoot worde, waer om dye raet van Brugge aenden hertoge screuen biddende ootmoedelijcken dat hi Simon niet doden en wilde, oft anders si souden alle mede moeten steruen, ende aldus wert dese Simon van Haspegouwen die pelsmaker quijt gelaten, ende leefde menich iaer daer na. Die hertoge ontsach hem seer te oorlogen op dye van Brugge, verduchtende te storten dat bloet sijnre ondersaten, mer docht die bi andere middelen ende manieren te brenghen tot sijnre obediencien. [184v]

Waer om hi een mandament ende gebot dede gaen door alle sijn landen ende steden datmen die van brugge als rebellen opnemen, arresteren, ende vangen soude, ende also brugge lach int middel van alle sine vianden, dus en mochten die poorters nergens een hooft wt steken noch haer comenscap doen, waer om dat alle die nacin vander comenscappe die te brugge plegen te conuerseren die stede lieten ende togen van daen Ende aldus bleef die stede langhe tijt staende sonder neeringe ende comanscappe, ende worde van dage te dage altijt armer, want si ouer al ghearresteert ende gheuangen worden, ende quamen met hoere groot moedicheyt ende rebelheyt tot grooter catiuicheyt ende armoede.

Daarna trokken ze voor het kasteel te Malem dat ze met kracht wonnen en zetten daarop een kapitein, een burger van Brugge, genoemd Simon van Haspengouw, en was een pelsmaker en de stad zeer getrouw, maar zonder eer want hij vervolgde sterk de dienaars van de prins en ving die en sloeg ze dood waar hij kon. En toen de prins uit de stad was gereden hadden die van Brugge wel tweehonderd gevangen van de dienaars van de prins die ze allen lieten berechten op een schavot met het zwaard tot smaad en spijt van de prins. Maar de vrouwe van Gruijthuijsen verbood 22 van die dat men ze niet doodde omdat het edele lieden kinderen en werden de prins teruggezonden. Daarna trokken ze voor Damme dat ze wonnen stormenderhand en verbrandden alle huizen plunderend en rovend dat stadje en sloegen daar dood veel van het volk van de prins. Vandaar trokken ze voor Sluis en bestormden dat, maar ze mochten het niet winnen omdat het goed bezet was en dapper weerstaan werd van die vanbinnen. De prins legde veel hinderlagen overal om die van Brugge te bedwingen zodat deze oorlog duurde omtrent 2 jaren lang. De kapitein van het slot Malem, Simon Pelsmaker van Haspengouw, achtervolgde zeer de dienaars van de prins en deed hen veel schade en smaad en op den duur zijn de heren van de raad vanwege grote onschuld voor de hertog gedaan weer binnen Brugge gekomen. Op een tijd kwam de heer van Gruijthuijsen met 1000 gewapenden gereden voor het slot van Malem in de bedoeling dat te bestormen en te winnen en dreigde Simon Pelsmaker te hangen aan een boom, tenzij dat hij de hertog dat slot terstond opgaf, maar Simon als een onvervaard man achtte zijn woorden niet en verjoeg de heer van Gruijthuijsen, waarom hij dat slot sterk liet bestormen en bevechten en die op het huis waren deden die van Brugge een teken met brand ter toren om hulp te hebben. Dit vernam de heer van Gruijthuijsen en reed er snel vandaan en vreesde de komst van die van Brugge. Daarna werd deze kapitein Simon bedrieglijke en loos gevangen en voor de hertog gebracht die hem wilde laten onthoofden. Toen die van Brugge dit vernamen vingen ze de hele raad van de stad en wilden die weer doden indien hun kapitein gedood werd, waarom de raad van Brugge tot de hertog schreven en baden ootmoedig dat hij Simon niet doden wilde of anders zouden ze allen moeten sterven en aldus werd deze Simon van Haspengouw de pelsmaker vrijgelaten en leefde menig jaar daarna. De hertog ontzag zich zeer te oorlogen op die van Brugge en vreesde het bloed van zijn onderzaten te storten, maar dacht die bij andere middelen en manieren te brengen tot zijn beheer.

Waarom hij een mandement en gebod liet gaan door al zijn landen en steden dat men die van Brugge als rebellen opnemen, arresteren en vangen zou alzo Brugge te midden van zijn vijanden lag, dus mochten de poorters nergens een hoofd uit steken noch hun koopmanschap doen waarom alle naties van koopmanschap die te Brugge plagen te converseren die stad lieten en vandaar trokken. En aldus bleef de stad lange tijd staan zonder nering en koopmanschap en werd van dag tot dag altijd armer want ze werden overal gearresteerd en gevangen en kwamen met hun grote moed en rebellie tot grote ellende en armoede.

Hoe dat dit oerloge ende twedracht ghesoent worde

ALs dit oorloge dat seer fel ende quaet was tusschen den hertoghe van Bourgondien ende die stede van brugge twee iaren lange ghestaen hadde, ende binnen desen tiden die hertoge mitten engelschen versoent, ende hertoge Kaerle van Orliens die lange in Enghelant ghevangen hadde ghelegen mits hulpe ende toe doen des hertogen van Bourgondien wter vangenissen verlost was So versochten die van brugge mit groter instancien ende ootmoedige stadige gebeden ende supplicatien aenden voorscreven hertoge van Orliens, aen vrouwe Ysabele hertoghinne van Bourgondien hertoge Jan van Cleue, graue Karel van Nivers, ende aen graue Jan van stampus gebroederen laborerende ende arbeyende om eenen vasten pays ende zoene te maken tusscen den voorscreven hertoge philips ende die stede van Brugge, so worde een dach gedetermineert ende geset, tot welken dage die hertoginne metten voorseyden twee hertogen van Orliens ende Cleve, binnen Brugge quam, om vanden payse te tracteren, ende thoonde den poorters van Brugghe eenen besloten cedule, seggende dat die hertoge inden eersten volbrocht woude hebben alle dat ghene dat daer in gescreven stont, eer dat hi van eenigen payse tracteren wilde. So begreep dan dese cedule dat alle die capiteynen die in dese cedule gescreuen stonden ende den hertoge ende den sinen tegen gestaen hadden in desen oorloge, tot .xviij. toe, ter iusticien setten soude ende rechten metten swaerde. Die poorters die seer begeerden pays ende vrede, ende nyet en achten op die articulen vander cedule, admitteerden ende lieten toe alle dat daerin begrepen mochte wesen, waerom des anderen dages, peter thent, Dyonijs bruyn, Jacob mesken met noch xv. worden op een scauot mitten swaerde gerecht. Daer na so maecten dye hertogen van Orliens ende Cleue metten anderen princen ende heeren eenen vasten pays in aldusdaniger manieren ende condicien als hier nae volcht. Als dat een seker getal vanden notabelsten poorteren van Brugge souden den prince te gemoete gaen baruoets mit bloten hoofde een mijle weechs, ende bidden den prince om vergiffenisse van hore misdaet Ende als den dach ghecomen was dat de prince inder stadt comen soude, deden si alle die straten ende huysen costeliken verchieren met tapezerien ende andere lakenen. So ghingen dan die ghedeputeerde vander stede den prince te ghemoet mit veele vanden poorters ende vielen hem te voeten begeerende genade [185r] van haer misdaet. Den welcken die prince door den scout van Brugge liet weder op staen, ende vergaf hem alle dat si tegen sine princelike maiesteyt gedaen hadden. Dit ghedaen sijnde ghingen alle die gheestelike ordenen met schoonre processien den prince te gemoet ende leyden hem met sanghe ende met loue inder stadt Ende inder stadt comende wert hem al sulcken reuerencie eere ende triumphe bewesen, die nie tot ghenen tiden daer te voren gesien noch gehoort en was. Ende alsomen doen seide, waert sake geweest dat god die here seluer in persone wten hemelen daer ghecomen hadde, so en hadtmen gheen grooter noch weerdiger noch costeliker reuerencie ende eerweerdicheden mogen bewisen dan nv desen hooch gheboren vorst ende prince bewesen ende gedaen worde, want inden inganc vander poorten stonden bouen opter poorten bouen C. trompers die hem blijdeliken groeteden, ende maecten sulken gheluyt dat dye aerde scheen te beven vanden gheluyde Jtem vander poorten tot sinen palayse dat een groot stucke weechs is, waren alle die husen van bouen tot beneden opter aerden verchiert ende behangen met roden lakenen.

Jtem bider capellen vander colomnen ons heeren was gheordineert een batamentspul vander kinsheyt ons heeren dat seer deuoot was aen te sien

Hoe dat deze oorlog en tweedracht verzoend werd.

Toen deze oorlog dat zeer fel en kwaad was tussen de hertog van Bourgondië en Brugge twee jaren lang gestaan had en in deze tijd werd de hertog met de Engelsen verzoend en hertog Karel van Orleans die lang in Engeland gevangen had gelegen mits hulp en toe doen van de hertog van Bourgondi uit de gevangenis verlost was zo verzochten die van Brugge met grote instanties en ootmoedige stadige gebeden en smeekbeden aan de hertog van Orleans, aan vrouwe Isabelle, hertogin van Bourgondi, hertog Jan van Kleef, graaf Karel van Nevers en aan graaf Jan van Stampus, gebroeders, en werkten om een vaste vrede en verzoening te maken tussen hertog Filips en de stad Brugge en zo werd een dag bepaald en gezet tot welke dag de hertogin met die twee hertogen van Orleans en Kleef binnen Brugge kwam om van de vrede te onderhandelen en toonde de poorters van Brugge een besloten heffingslijst en zei dat de hertog dat als eerste volbracht wilde hebben al datgene dat daarin geschreven stond eer hij van enige vrede onderhandelen wilde. Zo bevatte die lijst dat alle kapiteins die in deze lijst geschreven stonden en de hertog en de zijnen tegengestaan hadden in deze oorlog, tot 18 toe, ter justitie zetten zou en berechten met het zwaard. De poorters die zeer vrede begeerden achten niet op de artikels van die lijst, admitteerden en lieten toe alles dat daarin begrepen mocht wezen, waarom de volgende dag Peter Thent, Dyonisus Bruyn, Jacob Mesken met noch15 op het schavot met het zwaard berecht werden. Daarna zo maakten de hertogen van Orleans en Kleef met de anderen prinsen en heren een vaste vrede op dusdanige manier en conditie zoals hierna volgt. Als dat een zeker getal van de notabelste poorters van Brugge de prins tegemoet zouden gaan blootshoofds en een mijl heen en de prins bidden om vergiffenis van hun misdaad. En als de dag gekomen was dat de prins in de stad komen zou zouden ze alle straten en huizen kostbaar versieren met tapijten en andere lakens. Zo gingen dan de gedeputeerden van de stad de prins tegemoet met vele poorters en vielen hem ten voeten en begeerden genade van hun misdaad. Die de prins door de schout van Brugge weer liet opstaan en vergaf hen alles dat ze tegen zijn prinselijke majesteit gedaan hadden. Toen dit gedaan was gingen alle geestelijke ordes met mooie processie de prins tegemoet en leidden hem met zang en lof in de stad. En toen hij in de stad kwam werd hem al zulke reverentie, eer en triomf gedaan die er voor die tijd noch niet gezien of gehoord was. En alzo men toen zei was het zaak geweest dat God de heer zelf in persoon uit de hemel kwam dan had men geen groter noch waardiger noch kostbaardere referentie en eerwaardigheid mogen bewijzen dan nu deze hoog geboren vorst en prins bewezen en gedaan werd, want in de ingang van de poort stonden boven op de poort meer dan 100 trompetters die hem blijde groette en maakten zoՠn lawaai dat de aarde scheen te beven van het geluid. Item, van de poort tot zijn paleis, dat een groot stuk verder is, waren alle huizen van boven tot beneden op de aarde versierd en behangen met rode lakens.

Item, bij de kapel van de zuilen van onze heer was geordend een toneelvoorstelling van de jeugd van onze heer dat zeer devoot was om te zien.

Jtem bi sinte Ausbert kerck was een batament spul gheordineert vander besnidenis ons heeren

Jtem voor dat conuent vanden Prekers was een batamentspul hoe dat Judas onsen here verriet ende hoe hi den rechter Pilato ghelevert wert dat seer innichlick ende deuotelick taenschouwen was Ende als hi quam an die molenbrugge, was dair gheordineert die boom van Yesse seer wter maten costelic ende cierlic bereyt met die .xij. coningen ende bouen opten boom saten menigerlei constenaers van musiken die soetelijc ende melodilicken songen mit allerley instrumenten als orgelen, herpen, luyten, clauicordien [/] velen, ende andere sonder getal, also dattet scheen te wesen een aertsch paradijs, voor welcke plaetse die prince met zijn heren lange tijt stille houdende bleef, verwonderende van die grote subtijlheit ende costelicheyt des booms. Van daen quam hi an den burch, ende die poorte daer hi door lijden moste was van bouen tot beneden binnen ende buten al vergult, ende binnen stont een toorne, ende voor dye duere vanden thoorne ghemaect een naect kindeken dat metter eenre hant an die duere clopte doen die prince quam, ende metter ander hant namt sijn scamelheyt in dye hant om den prince te bepissen Ende doen worde den prince eenen costelijcken gulden croese in die hant ghegeuen, ende ontfinck daer in dat wten liue vanden kindeken liep, dwelc was costelijcke rode wijn, ende die prince dranck ende gaft voort den hertoge van Orliens ende den anderen heren om mede te drincken ende dit was seer subtijlic ende constelijc gheordineert met loden pijpen ende goten lopende onder der aerden. Ende als hi quam voor der stadthuys was daer geordineert een schone fonteyn, met eenre mueren omgaende, die aen deene sijde vloeyde ende aen dander side ebbede ende int middel vander fonteynen stont een colomne, op die welcke stont een swarte moriaen ende hadde in sinen mont eenen floyt, daer schoone witte wijne [185v] wt liep, ende bi desen stont een figuere van eenre naecter vrouwen wt welcker een borste liep witte wijn, ende dandere soete witte melcke, ende omtrent deser fonteynen inden water waren twee zeeridderen spelende soetelic ende amoreuselic met eenre meerminne oft zeeionffere, ende elck dye wilde dranck wt deser fonteynen dat al claer schoon wijn was Van dane quam hi in die strate genoemt dye brocamer, daer een fonteyn stont van .xx. toornen, dair ooc allerley wijn wt liep van diuersen coloren. Doen quam hi voor die poorte des casteels daer een figuer stont van eenre camelen in allen schijne oft hi gheleeft hadde, daer op sat een swart moriaen die oec scheen te leuen. Daer en bouen was des princen palays bouen ende beneden behangen ende geciert met costelicke tapeten ende andere lakenen Bouen allen desen waren dair noch vele costelicheden ende triumphen van batamenten ende andere singulare wtgesochte niewicheden die men niet wel en soude connen wtspreken ende hier gelaten worden om cortheit. etcetera die alle te samen geschiet ende ghedaen sijn ten coste der stede van Brugge.

Jtem tot emende ende beteringe des princelicke maiesteyts ende voor sine iniurie was geordineert dat die van brugghe opter stede daer si den prince dye voetual deden ende [gracie] vercregen doen setten souden een groot steenen cruys met eenen steenen tafele daer aen ende dair met letteren in gegraueert ende gehouden die sake vander misdaet.

Jtem die poorte diemen heet die bouery poorte dair die prince in ghecomen was ende tot sinen wille niet weder wt comen, soude ten eewigen dagen vast toe gesloten bliuen, ende men soude een ander poorte ordineren om wt te gaen, mer men soude daer van maken een capelle ende daer in fonderen ende stichten een vicarie van .lx. ponden conincs munte tsiaers, tot behoef eenre dagelicscher missen diemen alle dage dair doen soude bi een capellaen tusschen .viij. ende .ix. uren des smorgens voor alle der geenre sielen die dair verslagen waren, ende die vicarius ofte capellaen van deser vicarien soude sijn woenstat ende residencie hebben in deser capellen, ende die graue van Vlaenderen ende sine nacomelingen souden wesen ende bliuen tot ewigen dagen collatoren ende patronen van deser vicarien, ende in deser capellen soudmen doen scilden ende scriven die sake waer om dat dese poorte tot eenre capellen geordineert ware.

Jtem in recompensen des doots vanden eedelen baroen ende ridder den here van Lilleadam souden die van Brugge sijn lichaem doen begrauen in sinte Donaciaens kercke, ende tot sijnre ewiger memorien doen maken sijn sepulture, een groot steenen beelde met sijne wapenen Ende voor sine siele, die siele des scoutes Mourijn van Wassenaer, ende Jacobs sijns broeders, ende alle der geenre dye die van Brugge hadden doen onthoofden ende rechten laten doen iaerlicx een ewige memorie met een vigilie van .ix. lessen als dat gewoonlic is, ende des anderen dages een singende misse van requiem, tot welker missen die burgemeesteren, scepenen ende rade van brugge gehouden souden wesen te comen seluer in personen ende noch .xxiiij. eerbare personen elck mit [een] waskeerse in die hant van vi. pont wasse, ende sullen die houden bernen also lange dat officie vander missen duert, ende men soude elck van dien geuen van sinen salarie .iiij. vlaemsche groten. [186r]

Hier en bouen souden noch die burgemeesteren, scepenen, dekenen, ende raetsheren vander stede als si des versocht worden den prince als hi inder stede quame of sine ghedeputeerde, een voetual doen ende belouen ende sweeren te onderhouden alle punten ende articulen die inden zoene wtgesproken ende bescreuen waren, ende bouen alle dese punten souden die van Brugge den prince noch geuen voor haer misdaet ende scade die si ghedaen hadden .cc.M. Philipsche scilden ende meer andere dingen die si doen souden, dye om der cortheyts willen hier ghelaten worden.

Item, bij Sint Ausbertus kerk was een toneelvoorstelling van de besnijdenis van onze heer.

Item, voor dat convent van de predikers was een toneelvoorstelling hoe dat Judas onze heer verraadde en hoe hij aan Pilatus geleverd werd dat zeer innig en devoot te aanschouwen was. En toen hij aan de Molenbrug kwam was daar geordend de boom van Jesse zeer en uitermate kostbaar en sierlijk bereid met de 12 koningen en boven op de boom zaten menigerlei kunstenaars van muziek die lieflijk en melodieus zongen met allerlei instrumenten als orgels, harpen, luiten, snaarinstrumenten veel en zonder getal alzo dat het scheen te wezen een aards paradijs en voor die plaats bleef de prins met zijn heren een lange tijd stil houden en verwonderde zich van het subtiele en kostbaarheid van de boom. Vandaar kwam hij aan de burcht en de poort waar hij door moest gaan was van boven tot beneden binnen en buiten geheel verguld en binnen stond een toren en voor de deur van de toren een naakt kindje gemaakt dat met de ene hand aan de deur klopte toen de prins kwam en met de andere hand nam het zijn roede in de hand om de prins te bepissen. En toen werd de prins een kostbare kroes in de hand gegeven en ontving daarin dat uit het lijf van het kindje liep wat kostbare rode wijn was en de prins dronk het en gaf het voort aan de hertog van Orleans en de andere heren om mede te drinken en dit was zeer subtiel en kunstig gemaakt met loden pijpen en goten die onder de aarde liepen. En toen hij vlak voor het stadhuid was daar geordend een mooie fontein waar een muur omheen ging die aan de ene zijde vloeide en aan de andere zijde was het eb en in het midden stond een kolom waarop een zwarte moor stond die in zijn mond een fluit had waar mooie witte wijn uitliep en daarbij stond een figuur van een naakte vrouw waaruit de borst witte wijn liep en uit de andere zoete witte melk en omtrent deze fontein waren in het water twee zeeridders die lieflijk en amoureus speelde met een meermin of zeejuffrouw en elke die wilde dronk uit deze fontein dat geheel heldere mooie wijn was. Vandaar kwam hij in de straat genoemd de brocame waar een fontein stond van 20 torens waar ook allerlei wijn uit liep van verschillende kleuren. Toen kwam hij voor de poort van het kasteel waar een figuur stond van een kameel in de schijn of het noch leefde en daarop zat een zwarte moor die ook scheen te leven. Daarboven was het paleis van de prins boven en beneden behangen en versierd met kostbare tapijten en andere lakens. Boven al deze waren daar noch veel kostbaarheden en triomfen van toneelvoorstellingen en andere enkelvoudige uitgezochte nieuwigheden die men niet goed zou kunnen uitspreken en hier weg gelaten worden vanwege de kortheid etc., die alle tezamen geschied en gedaan waren ten koste van de stad Brugge.

Item, tot genoegdoening en verbetering van de prinselijke majesteit en voor zijn belediging was geordineerd dat die van Brugge op de plaats waar ze de prins de voetval deden en gratie verkregen laten zetten een groot stenen kruis met een stenen tafel daaraan en daar met letters in gegraveerd en gehouden de zaak van de misdaad.

Item, de poort die men heet de boeverij poort waar de prins ingekomen was en er niet uit kon komen zou ten eeuwige dagen vast dicht gesloten blijven en men zou een andere poort ordineren om uit te gaan, maar men zou daarvan maken een kapel en daarin funderen en stichten een vicaris van 60 ponden konings munt per jaar tot behoefte van een dagelijkse mis die men alle dagen daar zou doen door een kapellaan tussen 8 en 9 uur ‘s morgens voor alle zielen die daar verslagen waren en de vicaris of kapel zou zijn woonplaats en residentie hebben in deze kapel en de graaf van Vlaanderen en zijn nakomelingen zouden wezen en blijven te eeuwige dagen kerkheren en patronen van deze vicaris en in deze kapel zou men schilderen laten en de zaak beschrijven waarom dat deze poort tot een kapel gemaakt was.

Item, als schadeloosstelling van de dood van de edele baron en ridder de heer van Lilleadam zouden die van Brugge zijn lichaam laten begraven in Sint Donaas kerk en tot zijn eeuwige memorie laten maken een graftombe, een groot stenen beeld met zijn wapens. En voor zijn ziel, de ziel van de schout Mourijn van Wassenaar en zijn broeder Jacob en al diegene die die die van Brugge hadden laten onthoofden en recht laten doen jaarlijks en te eeuwige memorie met een vigilie van 9 lessen zoals dat gewoonlijk is en de volgende dag een gezongen mis van requiem, tot welke missen de burgemeesters, schepenen en raad van Brugge gehouden zouden wezen om in eigen persoon te komen en noch 24 eerbare personen en elk met een waskaars in de hand van 6 pond en die brandend houden alzo lang dat officie van de mis duurt en men zou elk van die zijn salaris geven 4 Vlaamse groten.

Hierboven zouden noch de burgemeesters, schepenen, dekens en raadsheren van de stad als ze verzocht werden van de prins als hij in de stad kwam of zijn gedeputeerde een voetval doen en beloven en zweren te onderhouden alle punten en artikels die in de verzoening gesproken en beschreven waren en boven al deze punten zouden die van Brugge de prins noch geven voor hun misdaad en schade die ze gedaan hadden 200 00 Filips schilden en meer andere dingen die ze doen zouden, wat hier om de kortheid nagelaten wordt.



Hoe dat hertoge Phillips onder hem brochte dat hertochdom van Lutselenburch ende wat oorloge hi daer om hadde.

INden Jare ons heeren MCCCC. ende .xl. sceyde van deser werlt vrou Elizabeth hertoginne van Lutselenburch die eerst tot eenen man ghehadt hadde hertoghe Anthonis van Brabant hertoge Philips oom van Bourgondien, ende na sijnre doot nam si te man hertoghe Jan van Beyeren hertoghe Aelbrechts soon. Ende also si sonder blijckende gheboorte gestoruen was, soe hadde hertoghe Willem van Sassem behendelijcken ende bedriechlijcken dat hertoechdom inghenomen ende becrachticht. Hertoge Philips die hem vermat van rechts wegen dit voorscreven hertochdom toe te behoren vergaderde wtermaten veel gewapents [186v] volcs, om dat weder te conquesteren ende te vercrigen, ende quam daer mede int lant van Lutselenburch ende wan terstont twe principael steden, als Haerl ende thienout mit meer andere cleyne stedekens ende sloten. Daer na beleyde hi die grote stadt van Lutzenburch metten graue van Vendoyme, den graue van vernenburch, den graue van Stampus, ende metten graue van Vandorp, met veel meer andere heren ridderen ende vrome sciltknechten. Die hertoge van sassen hadde binnen der stadt gestelt eenen cappiteyn ghenoemt die graue van Ghelikom, ende als si menige schermutsinge ende handelingen van wapenen tegen malcanderen hadden gehadt, wert daer aen beyde sijden gemaect een bestant Ende binnen desen bestande quam die graue van Ghelikom wter stadt met vele edelen ende ridderen ende ginc totten hertoge van Bourgondien die daer stont voor sijnre tente lenende op sijn swaert om becingelt met vele grote heren vorsten ende ridderen, ende reuerencie gedaen zijnde sprac de graue overluyt totten hertoge Doorluchtige ende hooch geboren vorst ende prince mi verwondert alte seer dat ghi boven recht ende iusticie v vermeet te conquesteren dat hertochdom van Lutselenburch, ende ooc mede dat ghi niet en ducht noch en vreest dye toecomende grote bloetstortinge der kersten menschen. want siet eer yet lanck sal tegen di comen mit groter macht die mogende hertoge ende vorst van sassen met sinen oom die keiser van romen, metten hertoge van Beyeren, ende met meer andere Rijnsche ende ouerlantsche heren van sinen bloede ende magen Doen sprac die grootmoedige prince hertoge philips, here graue ghi extolleert ende verheuet sere uwen prince den hertoge van sassen ende zijn vrienden ende magen, ende voorwaer het is een groot ende machtich prince, nochtans sal ick met alleen mijn ondersaten hem ende alle sijn hulperen hier verwachten. Ende als hi hier ghecomen sal wezen als ghi segt mit so groter macht van volcke om te verhoeden dat wtstorten des kersten bloets, ende hoe wel hi een ionck starc ende vroom man is, ende ick out van iaren bin, nochtans sal ick tegen hem allene te velde comen om te vechten om die ouerhant Ende ist sake dat hi mi verwint, ick en hebbe niet meer dan een enigen sone een kint van .vi. iaren, hi trecke dan in mijn lant ende verwoeste dat metten viere ende swaerde ende doe mit zijn adherenten ende hulperen alle dat hi mach. Ende ist sake dat ick hem verwinne ende te bouen gae, ic sal den Rine op varen ende tonen mijnen macht also datmen ouer .C. iaren daer af sal weten te spreken Ende ic beloue ende beswere v bi die mogentheit gods ende mijnen ridderscap, dat ic hem ende alle sijn hulperen hier .xiiij. dagen lanc verwachten sal, ende ick en sal stede noch slot bestormen, op dat hi te sekere comen mach Ende met desen namen si oorlof aen malcanderen, ende die graue tooch weder in de stat Ende also daer niemant binnen .xiiij. dagen en compareerde noch en quam, soe heeft heer Cornelis een onuersaecht ridder des hertogen bastaert soon van Bourgondien op eenre nacht die stadt beclommen ende ghewonnen, ende die graue mit alle sine knechten quamen heymelijken wech wter stadt. Ende dye hertoge quam met groter triumphen inder stadt ende besat die met alle dat hele lant voort aen alle sijn dagen rustelic ende vredelic, ende hi sette dair als een regent ende bewaerder des lants den voorscreuen vromen ridder heere Cornelis sijnen bastaert sone om dat te regeren ende te beschermen. [187r]

Hoe dat hertog Filips onder hem bracht dat hertogdom van Luxemburg en wat oorlog hij daarom had.

In het jaar ons heren 1440 scheidde van deze wereld vrouw Elizabeth, hertogin van Luxemburg, die eerst tot een man gehad had hertog Anton van Brabant, de oom van hertog Filips van Bourgondi, en na zijn dood nam ze tot man hertog Jan van Beieren, de zoon van hertog Albrecht. En alzo ze zonder duidelijke geboorte gestorven was zo had hertog Willem van Saksen handige en bedrieglijk dat hertogdom ingenomen en bekrachtigd. Hertog Filips die hem vermat hem van rechtswege dit hertogdom toe te behoren verzamelde uitermate veel gewapend volk om dat weer te veroveren en te krijgen en kwam daarmee in het land Luxemburg en won terstond tee belangrijke steden, als Haerl en Thienout met meer andere kleine stadjes en burchten. Daarna belegerde hij de grote stad van Luxemburg met de graaf van Vendome, de graaf van Vernenburch, de graaf van Stampus en met de graaf van Vandorp, met veel meer andere heren, ridders en dappere schildknechten. De hertog van Saksen had binnen de stad gesteld een kapitein genoemd graaf van Ghelikom en toen ze menige schermutselingen en handelingen van wapens tegen elkaar hadden gehad werd daar aan beide zijden een bestand gemaakt. En binnen dit bestand kwam de graaf van Ghelikom uit de stad met vele edelen en ridders en ging tot de hertog van Bourgondië die daar stond voor zijn tent en leunde op zijn zwaard omringd met vele grote heren, vorsten en ridders en deed referentie en sprak overluid tot de hertog; ‘Doorluchtige en hoog geboren vorst en prins, me verwondert al te zeer dat ge boven recht en justitie u vermeet te veroveren dat hertogdom van Luxemburg en ook mede dat ge niet ducht noch vreest de toekomende grote bloedstorting der christenen mensen, want ziet gauw zal tegen u komen met grote macht de vermogende hertog en vorst van Saksen met zijn volk en ook de keizer van Rome met de hertog van Beieren en met meer andere Rijnse en buitenlandse heren van zijn bloed en verwanten.’ Toen sprak de grootmoedige prins hertog Filips, ‘Heer graaf, ge prijst en verheft zeer uw prins de hertog van Saksen en zijn vrienden en verwanten en voorwaar het is een grote en machtige prins, nochtans zal ik met alleen mijn onderzaten hem en al zijn helpers hier opwachten. En als hij hier gekomen zal zijn zoals ge zegt met zo’n grote macht van volk om te verhoeden dat uitstorten van christelijk bloed en hoewel hij jong, sterk en een dappere man is en ik oud van jaren ben, nochtans zal ik tegen hem alleen te velde komen om te vechten om de overhand. En is het zaak dat hij me overwint, ik heb niet meer dan een enige zoon en kind van 6 jaren, hij trekt dan in mijn land en verwoest dat te vuur en te zwaard en doet met mij zijn aanhangers en helpers alles dat hij mag. En is het zaak dat ik hem overwin en te boven ga zal ik de Rijn opvaren en mijn macht tonen alzo dat men dat over 100 jaren daarna van zal weten te spreken. En ik beloof en zweer bij de mogendheid Gods en mijn ridderschap dat ik hem en al zijn helpers hier 14 dagen lang opwachten zal en ik zal stad noch burcht bestormen opdat hij te zeker komen mag.’ En met deze namen ze verlof aan elkaar en de graaf trok weer in de stad. En alzo daar niemand binnen 14 dagen en verscheen noch kwam zo heeft heer Cornelis, een onversaagd ridder en bastaardzoon van Bourgondië, op een nacht de stad beklommen en gewonnen en de graaf met al zijn verwanten kwam heimelijk weg uit de stad. En de hertog kwam met grote triomf in de stad en bezette die met al hele land voortaan al zijn dagen rustig en vredig en hij zette daarin als een regent en bewaarder van het land die dappere ridder heer Cornelis, zijn bastaardzoon, om dat te regeren en te beschermen.

Van keyser Frederick die derde van dien name.

FRederick van dier namen die .iij. hertoge Aernst soon van oostenrijck, die een broeder was van coninck Aelbrecht van romen voorseyt was eerstshertoge van Oostenrijck, hertoge van Stier, Carinthien ende graue van Tyrole Als hi out was omtrent .xxvi. iaeren wert hi eendrachteliken gecoren vanden kuervorsten tot eenen Roomschen coninc tot Franckfoort Jnt iaer .M.CCCC. ende xl. Dese Frederick als hi noch ionck was reysde hi int heylige lant ende versochte tot Jerusalem dat heylige graf ons heeren. Als hi die crone tot Aken ontfangen hadde beyde hi noch wel .xij. iaren eer hi tot Romen quam om der twedrachts willen. Mer doe die eendrachticheyt was ghecomen inder heyliger kercken quam hi te Romen met sijnre huysurouwen Leonora coninck Jans dochter van Poortegale out wesende xvi. iaren, ende worden al daer getrout ende ghewijt tot eenen keyser ende keyserinne van Romen van paeus Nicolao die .v. Jnt iaer .MCCCC.lij. den .xviij. dach van Maerte daer hi op dien dach maecte ouer die driehondert ridderen.

Daer na hadde hi grote oorloge tegen coninc Mathijs van Hongarien die hem grote schade dede inden lande van Oostenrijck hem aflopende die steden van Ween ende Nyeustat, ter cause vanden conincrijcke van Hongarien, dwelcke die keyser hem vermat te wesen, ouermits dat coninc Lansloot van Hongarien ende van Bemen sijn neue sonder wettich oor ghestoruen was dye sijns ooms hertoch Aelbrechts van Oostenrijck coninc van Romen soon was, ende als coninc Mathijs doot was die int iaer van .M.cccc. ende .xc. starf wan hertoge Maximiliaen dese twee steden weder, ende tconincrijck van Hongerien conquesteerde een soon vanden coninc van Polen genoemt Vladislaus ende was ooc coninc van Bemen.

Jtem inden iare .M.CCCC.lxxi. hadde die keyser Frederic een grote dachuaert doen beroepen tot Regenspurch in Swauen van allen den duytschen princen vorsten ende heren om der ouerual[linge] ende last vanden turcken. Ende dier gelijcken hadde hi ooc een dachuaert tot Nurenberch vermanende den princen ende heren tot eendrachticheyt om ghelijc opten turck te trecken, want hi narreerde daer seluer in persone dat de turck wilen .C. milen weechs in kerstenrijc waer ghecomen ende ghewonnen binnen xx. iaren tijts Waer omme dat hi hem vermaende den turck te wederstaen ende heeft mits dien sinen soon hertoge Maximiliaen bi consent ende wille der cooruorsten ghenomen tot eenen medehulper des Roomschen rijcx ende heeft hem ghemaect coninc van Romen Jnt iaer M.CCCC lxxxvi. op, dwelck dat hi mits ouderdom ende crancheit niet doen en mochte door sinen soon ghedaen mocht worden. [187v]

Dese keyser Frederijck leefde seer lange ende sterf ten lesten aen een quaet been dat hem af gheset wert int iaer M.cccc.xciiij. tot Lints in oostenrijck opten .xix. dach van Augusto, ende wert begrauen te Ween in Oostenrijck, ende hi regeerde dat keyserrijck .liiii. iaer. Als dese keyser Frederick een out man geworden was van .lxxx. iaren creech hi dat vier in sijn een been, ende het werdt hem af ghesneden, ende alst af was wert hi alle dage crancker aen dat selue been soe datment hem noch eens of snijen soude so vraechde die keyser oft hi dat eerste stuck van den beene niet sien en mochte, ende twert hem getoont, doen sprac hi ende seyde, siet wat onderscheyt is tusschen eenen mogende keyser ende eenen armen boerman oft kaerl, het is beter te wesen een gesont boer dan een cranck keyser.

Jtem inden iare .M.CCCC.xliiij. wert die coninc van Polen Vladislaus ende die eerweerdige cardinael Julianus gheslagen vanden turcken in eenen stride ende dat hooft vanden coninck dede die turck al Turkijen door voeren tot groter oneeren ende scoffiericheden van den kerstenen

Jn datselue iaer gheschiedet in een dorp bi Zegenberch dat seer wonderlijcken .C. ende .lxxx. menschen versmoorden daer si vergadert waren in eenre brulochten ende saten in groter werscappen ende vruechden

Jn dat selue iaer van .xliiij. was dat grote schietspel in die stadt van bruessele, desghelijcx in ghenen steden voor noch na gheweest en is.

Jn dese tijt leefde sinte Barnardijn in Jtalien die begonste een nieuwere formatie vander minrebroederen ordene, dye doe ter tijt so veruallen was al kerstenrijcke dore datter nau .iij. cloosteren en waren daer die orden te rechte gehouden wert. Hi dede veel miraculen in sijn leuen ende na sijn doot. Sijn dach comt opten .xx. dach van Meye

Jnt iaer .MCCCC.l. was dat gulden iaer van Jubileen te Rome, twelc van alderhande nacien van volcke in groter menichfuldicheyt begaen wert met alte grote deuocien by des vijften paus Nicolaus tide

Jnt iaer van .li. was den groten aflaet van Rome tot Mechelen

Van keizer Frederik de derde van die naam.

Frederik de 3de van die naam en zoon van hertog Ernst van Oostenrijk, broeder van koning Albrecht van Rome, was aartshertog van Oostenrijk, hertog van Steier, Karinthi en graaf van Tirol. Toen hij omtrent 26 jaar oud was werd hij eendrachtig gekozen van de keurvorsten tot Roomse koning te Frankfort in het jaar 1440. Deze Frederik toen hij noch jong was reisde hij in het heilige land en bezocht te Jeruzalem het heilige graf van onze heer. Toen hij de kroon in Aken ontvangen had wachtte hij noch wel 12 jaar eer hij te Rome kwam vanwege tweedracht. Maar toen de eendracht in de heilige kerk was gekomen kwam hij te Rome met zijn huisvrouw Eleonora, de dochter van koning Jan van Portugal, die 16 jaar oud was toen ze trouwde en daarna gewijd tot keizer en keizerin van Rome van paus Nicolas de 5de. In het jaar 1452 de 18de dag van maart maakte hij op die dag meer dan driehonderd ridders.

Daarna had hij grote oorlog tegen koning Mathijs van Hongarije die hem grote schade deed in het Oostenrijk en hem afnam de steden van Wenen en Nieuwstad ter oorzaak van het koninkrijk Hongarije wat de keizer vermat van hem te wezen vanwege dat koning Ladislaus van Hongarije en Bohemen, zijn neef, zonder wettige erfgenaam gestorven was die de zoon was van zijn oom hertog Albrecht van Oostenrijk en toen koning Mathijs dood was in het jaar 1490 stierf won hertog Maximiliaan deze twee steden weer en het koninkrijk van Hongarije veroverde een zoon van de koning van Polen genoemd Wladislaus en was ook koning van Bohemen.

Item, in het jaar 1471 had keizer Frederik een grote rechtszitting laten beroepen te Regensburg in Zwaben van alle Duitse prinsen, vorsten en heren vanwege overvallen en last van de Turken. En diergelijke had hij ook te Nrnberg en vermaande prinsen en heren tot eendracht om gelijk op de Turken te trekken want hij verhaalde daar zelf in persoon dat de Turken 100 mijlen in christenrijk waren gekomen en wonnen binnen 20 jaren tijd. Waarom dat hij hen vermaande de Turken te weerstaand en heeft mitsdien zijn zoon Maximiliaan bij toestemming en wil der keurvorsten genomen tot een medehelper van het Roomse rijk en koning van Rome gemaakt in 1486 wat hij vanwege ouderdom en zwakte niet doen mocht dat zijn zoon het zou doen.

Deze keizer Frederik leefde zeer lang en stierf tenslotte van een kwaad been dat hem afgezet werd in het jaar 1494 te Linz in Oostenrijk op de 19de dag van augustus en werd begraven te Wenen en hij regeerde dat keizerrijk 54 jaar. Toen deze keizer Frederick een oude man geworden was van 80 jaren kreeg hij vuur in zijn ene been en het werd hem afgesneden en toen het af was werd hij alle dagen zwakker aan dat been zodat men het hem noch eens afsnijden zou en zo vroeg de keizer of hij dat eerste stuk van het been niet zien mocht en het werd hem getoond en toen sprak hij en zei; ‘Ziet wat verschil er is tussen een vermogende keizer en een arme boerenman of kerel, het is beter te wezen een gezonde boer dan een zieke keizer.’

Item, in het jaar 1444 werd de koning van Polen Wladislaus en de eerwaardige kardinaal Julianus geslagen van de Turken in en strijd en dat hoofd van de koning lieten de Turken door heel Turkije door voeren tot grote oneer en schofferen van de christenen.

In hetzelfde jaar geschiedde in een dorp bij Zegenberg dat zeer wonderlijk was 180 mensen versmoorden daar ze verzameld waren in een bruiloft en zaten in groter feestmaal en vreugde.

In hetzelfde jaar was dat grote schietspel in de stad Brussel, dergelijke in geen stad ervoor noch erna is geweest.

In deze tijd leefde Sint Bernardus in Italië die begon een nieuwere formatie van de minderbroeders orden die toentertijd zo vervallen was heel christenrijk door zodat er nauwelijks 3 kloosters waren waar de orde te recht gehouden werd. Hij deed veel mirakels in zijn leven en na zijn dood. Zijn dag komt op de 20ste dag van mei.

In het jaar 1450 was dat gouden jaar van het jubileum te Rome wat van allerhande naties van volk met grote menigvuldigheid gedaan werd met al te grote devotie in de tijd van de vijfde paus Nicolaas.

In het jaar 1451 was de grote aflaat van Rome te Mechelen.



Hoe dat die grote stadt van Constantinopel vanden turck ghenoemt Machumeth ghewonnen wert.

OMtrent dese tijt als inden iare M CCCC.liij. als die grote Turck ghenoemt Machumeth veele landen steden ende sloten vanden kerstenen in ghewonnen hadde, so is hi int iij. jaer sijns rijcx out wesende .xxvi. iaer met groot volck van wapenen te water ende te lande starc wesende .CCC.M. man ghecomen voor dye keyserlijcke stat van Constantinopel, die thooft was vanden landen van Griecken, ende dye bloeme van kerstenrijcke Ende als hi alle die steden ende sloten vanden lande in ghewonnen hadde bouen een vasten vrede ende bestande, is hi met al dit volc ghecomen voor die grote moghende stadt van Constantinopel Ende na vele schermutsingen ende bestormingen die [188r] hi daer voren ghedaen hadde wel L. dagen lanck, so wertse hem ten lesten gheleuert van eenen verrader Geneuoys die kersten was, die vanden groten turck coninc ghemaect was, alsoe he hem ghelooft hadde, maer alst drie dagen leden was so dede hi hem onthalsen also een verrader toebehoorde Als die turcken nv dye stadt gewonnen hadde geschiede daer also grote bloetstortinge dattet niet te scriuen en is si en spaerden niemant gheestelic noch weerlic, ionck noch out Si violeerden alle die geestelike ionge ioncfrouwen ende andere ionge maechden, ende als si horen wille daer mede volbrocht hadden sloegen si die doot, si namen der heiligen reliquien ende gebeenten dier vele waren inder stadt, ende verbranden die ende verworpense in andere onreyne steden. Daer was een beelde van onser lieuer vrouwen dat Sinte lucas gemaelt hadde, dat beroofden si van allen cleynoden daert mede verchiert was, ende worpen dat int slick ende tradent met voeten, si namen dat grote beelde ons liefs heren ihesu hangende anden cruce, ende setten dat een stroyen hoetken opt hoeft ende droegent door die stat met een trompet al spottende, roepende met luyder stemmen, siet hier der kerstenen god, ende worpen dat met slick ende steenen tot scande ende scoffiericheden allen kersten menschen, si maecten van die grote costelike kercke van sinte sophie die die grote keiser constantijn van romen hadde doen maken, een ghemeen raethuys ende speloncke der moordenaren. Die waerde heilige sacramenten traden si met voeten [188v] int slick ende worpen die voor de verckens ende andere beesten. Den keyser van Constantinopel genoemt Constantijn wert voor den turck gheuangen ghebrocht, ende daer na onthooft, ende dat staken si op een glauie ende droegent alle die stat dore Ende dier ghelijken deden si alle den geuangen kerstenen soudenieren, die wt Aragongen, wt Jtalien, Sicilien, van Venegen, van Genuen, wt Vrancrijk, met allen horen wiuen ende kinderen Ende als die grote turck alle sinen quade wille ende opset volbrocht hadde dede hi die stadt purgeren vanden doden ende schoon maken vanden kerstenen bloede ende dede doe die stadt repareren ende costeliker maken ende timmeren dan si te uoren was, ende sette daer sinen keyserliken stoel scriuende hem te wesen keyser van grieken, ende alle die schone costelike kercken ende cloosteren gaf hi sinen heren ende vorsten ende maecten daer haer woningen ende castelen af. Ende van deser tijt voert deden die turcken groten scade ende tribulacie inden landen van Griecken ende wonnen daer na veel grote conincrijcken lantscappen, steden ende sloten, ende dooden ende sloegen also veel kersten volcx dattet niet te seggen en is. Den grooten last, schande, schade, ende scoffiericheden die die turcken doen bedreven in kerstenheden en sijn niet te bescriuen Dese vermaerde stadt wert gewonnen int iaer ons heeren M.CCCC. ende .liij. opten .xxx. dach van Meye, int vi. iaer van paeus Nicolaus die .v. ende int .xiij. iaer van keyser Frederijck den derde van dier name. Dese grote turck die creech oock op die kerstenen dat keyserijcke van Trapezon .iiij. conincrijcken .xx. prouincien, ende .CC. andere steden, dat seer te beclagen is dat dye kersten princen dat niet en pijnden te beletten

Hoe dat de grote stad Constantinopel van de Turken genoemd Mohammed gewonnen werd.

Omtrent deze tijd in het jaar 1453 toen de grote Turk genoemd Mohammed vele landen steden en burchten van de christenen gewonnen had zo is hij in het jaar van zijn rijk met een ouderdom van 26 jaar met groot wapenvolk te water en te land wat sterk was 300 000 man gekomen voor de keizerlijke stad Constantinopel die het hoofd was van Griekenland en de bloem van christenrijk. En toen hij alle steden en burchten van het land gewonnen had boven een vaste vrede en bestand is hij met al dit volk gekomen voor de grote vermogende stad Constantinopel. En na vele schermutselingen en bestormingen die hij daarvoor deed wel 50 dagen lang zo werd het hem tenslotte geleverd van een verrader van Genua, die christenen was, die van de grote Turk koning gemaakt werd alzo hij hem beloofd had, maar toen er drie dagen voorbij was zo liet hij hem onthalzen alzo een verrader toebehoorde. Toen de Turken nu de stad gewonnen hadden geschiedde daar alzo grote bloedstorting dat het niet te schrijven is en spaarden niemand, geestelijke noch wereldlijke, jong noch oud. Ze verkrachtten alle geestelijke jonkvrouwen en andere jonge maagden en als ze hun wil daarmee volbracht hadden sloegen ze hen dood, ze namen de heilige relikwieën en gebeenten die er veel waren in de stad en verbrandden die en wierpen ze in onreine plaatsen. Daar was een beeld van onze lieve vrouwe dat Sint Lucas getekend had, dat beroofden ze van alle kleinoden waar het mee versierd was en wierpen het in het slijk en traden het met de voeten, ze namen dat grote beeld van onze lieve heer hangend aan het kruis en zette dat een strooien hoedje op het hoofd en droegen het door de stad met een trompet al spottend en riepen met luide stem; ‘Ziet hier de christenen God’ en wierpen dat met slijk en stenen tot schande en schoffering van alle christen mensen, ze maakten de grote kostbare kerk van Sint Sophia die de grote keizer Constantijn van Rome had laten maken tot een gewoon raadhuis en spelonk van moordenaars. De waardige heilige sacramenten traden ze met voeten in het slijk en wierpen die voor de varkens en andere beesten. De keizer van Constantinopel genoemd Constantijn werd voor de Turk gevangen gebracht en daarna onthoofd en dat staken ze op een lans en droegen het de hele stad door. En diergelijke deden ze alle gevangenen christen soldaten die uit Aragon, uit Italië, Sicilië, van Venetië, van Genua, uit Frankrijk met al hun wijven en kinderen. En toen de grote Turk al zijn kwade wil en voornemen volbracht had liet hij de stad zuiveren van de doden en schoon maken van het christenen bloed en liet toen de stad repareren en kostbaarder maken en timmeren dan het tevoren was en zetten daar zijn keizerlijke stoel en schreef hem te wezen keizer van Griekenland en alle mooie kostbare kerken en kloosters gaf hij zijn heren en vorsten en maakten daarvan hun woningen en kastelen. En van deze tijd voortdeden de Turken groten schade en moeilijkheid in Griekenland en wonnen daarna veel grote koninkrijken, landschappen, steden en burchten en doodden en sloegen alzo veel christenvolk dat het niet te zeggen is. De grote last, schande, schade en schoffering die de Turken toen bedreven in christenheid zijn niet te beschrijven. Deze vermaarde stad werd gewonnen in het jaar ons heren 1453 op de 30ste dag van mei in het 6de jaar van Nicolaas de 5de en in het 13de jaar van keizer Frederik de derde van die naam. Deze grote Turk die kreeg ook op de christenen dat keizerrijk van Trapezon, 4 koninkrijken, 20 provincies en 200 andere steden, dat zeer te beklagen is dat de christen prinsen dat niet pijnigden te beletten.

Vanden groten rebellicheden der ingesetene der stede van Ghent tegen horen prince ende graue philips hertoge van Bourgondien

IN dit selue iaer van .liij stont op een groot fel orloge tusschen den hertoge philips van bourgondien. graue van vlaenderen ende den ingesetene der stede van ghent Die sake waer om was dese, in dien tiden als voor ghescreven is dat hertoghe Philips voor die stede van Calis lach om die te winnen, so lagen op dye tijt daer mede voor, die steden van Ghent ende van Brugge in groter menichte Ende want dese twee steden met groter indignacien sonder consente van den hertoge vanden belegge opbraken, ende togen thuyswaert, ende dye hertoge om des willen mede op breken moste, na dien tijt en hadde die hertoge geen goede meeninge op dye van Ghendt ende van brugge. So heeft dan die hertoge op gestelt ende geset door den schade die hi daer inden opbreken geleden hadde een grote exactie ende scattinge op dye landen van Vlaenderen stellende op een sack souts achtien groten, comende wt Vrancrijck ende wt Zeelant ende andere landen. Dese schattinge ende excysen vanden soute en wouden dye van Ghent niet gheven noch consenteren waer om datse die hertoghe in alle sijne landen dede arresteren ende gheuangen leggen als sijn openbare vianden. Ende dier ghelijken deden die van Ghent [189r] arresterende ende ghevangen nemende alle die fautoren die si wisten des hertogen vrienden te wesen. Ende als die hertoge sach dat si tegen hem wouden rebelleren ende wederstaen, dede hi alle sijn steden ende sloten omtrent ghent leggende, wel voorsien mit mannen van oorlogen, van vitaelie ende andere instrumenten van oorlogen, ende heeft in die stede van oudenaerden gheset als een cappiteyn met een groot garnisoen heere Simon van lalleyng here van montigy heren willems broeder van laleing, ende comende binnen oudenaerden heeft hi van stonden aen doen vergaderen alle die ommegeseten dorplieden ende lantlieden vander stede ende sprac aldus Siet wildi bliuen ende adhereren bi onsen lieuen geduchtigen here den hertoge van Bourgondien graue van Vlaenderen uwen erfhere, so rade ick u dat ghi alle v roerlike goeden ter stont brengt binnen der vryheden van deser stede op dat si daer gesalueert ende behouden mogen wesen, want ic seg v certein ghi sult een oorloge hebben tusschen uwen heere den graue ende die stede van Ghent. Die arme simpele boeren ende lantlieden van .xij. dorpen des geheelen cancelrijs van Oudenaerden brochten alle hoer goet binnen der stede om behouden te wesen ende wouden adhereren ende bliuen bi horen prince den graue Ende als die simpele lieden alle hoer roerende goeden binnen der stede hadden gebrocht ende alle hoer wiuen ende kinderen mede in de stadt meenden te comen, worden si allegader vanden here van lalleing buten der poorten gesloten ende ten lesten alle die mannen vanden voorscreuen dorpen mede, behoudende dair binnen alle hair goeden die si daer gebrocht hadden. Dit siende die schamele lieden dat si aldus bedrogen waren togen allegader binnen Ghent ende bleven bi hem, ende terstont hierna togen die van Ghent wel ghewapent voor die stede ende tslot van oudenaerden, ende verbranden al dat buten der stede stont daer dese verwoede ende mistroestige dorplieden seer bereet ende neerstich in waren. Die graue Jan van stampus hooftman ende capiteyn vanden lieden van oorlogen des hertogen stelde hem sere tegen dye van Ghent ende hadden veele schermutsingen tegen malcanderen, dair op een tijt die van Ghent de nederlage hadden, ende daer worter met allen veele geslagen vanden graue van stampus ende den here van lalleyng, tot veele diverse tiden ende plaetsen Ende na dien tijt creech die hertoge veele cleyne stedekens ende sloten in, die hi besette met volc van wapenen. Die van Ghent hadden noch die starcke castelen van Pokem, Gaueren ende Standelbeke in ende hadden die beset met veele soudenieren ende gewapende ende hadden wt vele landen ende prouincien veel volcs ende mannen van wapenen in haren soudije aen ghenomen die welcke ghenoemt waren, die groene tente, ende waren starck omtrent .vi.M. Ende wat die cregen ende roofden dat behielden si vry ende deeldent gelijc ende hadden eenen eedelen hoofman tot eenen capiteyn. Daer na namen die van Ghent in haren soudije eenen edelen Engelsman met veele archiers voor eenen groten somme van soudije, ende als hi sijnen eet gedaen hadde, nam hi met hem een groot deel gewapender poorters van Ghent ende vermat hem metten sinen te winnen die stede van Denremonde Ende als si quamen ende meenden die stede te beleggen vonden si den eenen poorte open staende, ende totter anderen sagen si dye [189v] porters wech wter stede lopen ende vluchten, ende dit was een groot bedroch Doen trat die Engels capitein an ende geboot den ghenteners te volgen om die stede te plonderen ende te spolieren, ende alsser omtrent M. poorters van die van ghent binnen waren worden die poorten gesloten ende die engelschen worden blidelic ontfangen ende keerden hem omme metten sinen ende versloegen alle die van Ghent. Ende si deden die poorten op ende quamen wt tegen die van ghent, ende daer geuiel een grote strijt, mer die engelsche ende van Denremonde cregent te quaet ende worden veruolcht tot aen die poorten vander stede ende daer werter met allen vele weder gheslagen, ende de ghenteners hadden die victorie. Dit verhorende die hertoge was seer gram, ende sende graue Karel van Nyuers, graue ian van stampus sinen broeder, heer simon van lalleing, heer wouter van halewijn, heer dirc van halewijn broeders, den ioncker van noortkerke den ioncheer Jan van swaye met groter macht van volcke wt walslant ende duytslant om te verwoesten ende te winnen nevelle ruys ende andere stedekens sloten ende dorpen. Die lantlieden dit vernemende stelden ende ordineerden hem in heymelike lagen ende nauwe ende enge wegen, ende sloegen al te veel van desen soudeniers vanden walen ende duytschen doot ende verstroyden die seer, dat elck sijns weechs liep Die capiteynen voorscreuen vergaderden haer volc weder bi een, om wraeck te doen vanden scoffiericheden die si vanden ghenteners geleden hadden, ende togen mit alle hair macht voor Tyelt, om eenen strijt tegen den poorters van Tyelt te slaen oft dat te winnen. Die van Tielt met alle horen om ghelegen lantluden stonden bereet om hem vromelic te weren ende den vianden te wederstaen.Als dit dye capiteynen sagen maecten si heimelijcken eenige wt, die begonnen te roepen onder hem lieden O ghi dwasen ende sotten vliet, vliet, want ons prince is hier seluer in persoone, ende wien dat hi crijcht sal hi doot slaen sonder yemant gheuangen te nemen. Die simpele lieden dat hoorende namen terstont die vlucht ende weecken wten velde, ende daer worden seer veel vanden achtersten gheslagen Ende die andere dit siende dat hoer medepoorters in nooden waren, keerden hem om ende ghingen den eedelen capiteynen voorscreuen te ghemoete ende daer gheuiel eenen grooten slach, daer veel volcx aen beyden siden doot bleef, ende Wouter van halewijn ende Dirck van Halewijn worden daer ridders gheslagen met meer andere. Die here van Lichtenuelt nam die stede van Tielt in, ende hi nam eenen behoorliken eedt vanden poorters tot behoef des hertogen van bourgondien graue van Vlaenderen, ende hi dede dat sterck maken ende leyde daer in een garnisoen van knechten om dat te bewaren. Dit vernemende die van Ghent. waren dies seere qualick te vreden, ende sonden daerwaerts .xxx.M. ghewapende, om die van Thielt weder te brengen tot hoerre obedientien. Die poorters anmerckende datter soe groten swaren volc tegen hem quam waren seere perplex ende verslagen, ende sonden ter stont aenden heere van Lichtenuelt begheerende dat hi hem lieden assistencie ende bistant doen wilde als hi hem ghelooft hadde te doen tegen die van Ghendt. Ende ter stont sant hi sijnen booden tot dye van Tyelt [190r] ende dede hem seggen dat si haer poorten die van Ghent openen souden, op dat si niet met crachte verwonnen worden ende alsoe verwoest, want hi die macht niet en hadde die van Ghent te wederstaen.

Van de grote rebellie der ingezetene van Gent tegen hun prins en graaf Filips, hertog van Bourgondië.

In hetzelfde haar 1453 ontstond een grote felle oorlog tussen hertog Filips van Bourgondi, graaf van Vlaanderen, en de ingezetene van Gent. De zaak waar het om was dat was deze, in die tijd dat hertog Filips voor Calais lag om die te winnen zo lagen op die tijd daarmede voor de steden Gent en van Brugge in grote menigte. En omdat deze twee steden met grote verontwaardiging en zonder toestemming van de hertog van het belegeren opbraken en naar huis gingen en de hertog daarom mede opbreken moest zo had de hertog na die tijd geen goede mening op die van Gent en van Brugge. Zo heeft dan de hertog opgesteld en gezet door de schade die hij daar in het opbreken geleden had een grote afpersing en schatting op de landen van Vlaanderen en stelde een zak zout op achttien groten die uit Frankrijk en uit Zeeland en andere landen kwam. Deze schatting en accijns van het zout wilden die van Gent niet geven noch toestemmen waarom dat de hertog ze in alle landen liet arresteren en gevangen leggen als zijn openbare vijanden. En diergelijke lieten die van Gent arresteren en gevangennemen alle medestanders die ze wisten de vrienden van de hertog te wezen. En toen de hertog zag dat ze tegen hem wilden rebelleren en weerstaan liet hij al zijn steden en burchten die omtrent Gent lagen goed voorzien met mannen van oorlog, van voedsel en andere instrumenten van oorlog en heeft in de stad Oudenaarde gezet als een kapitein met een groot garnizoen heer Simon van Lalaing, heer van Montigny, de broer van heer Willem van Lalaing, toen die binnen Oudenaarde kwam heeft hij van stonden aan laten verzamelen alle omliggende dorpslieden en landlieden van de stad en sprak aldus; ‘Ziet, wil je blijven en aanhangen onze lieve duchtige heer de hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, uw erfelijke heer, zo raad ik u aan dat ge al uw roerend goed terstond brengt binnen de vrijheid van deze stad op dat het daar behouden mag wezen, want ik zeg u zeker ge zal een oorlog hebben tussen uw heer de graaf en de stad Gent.’ De arme eenvoudige boeren en landlieden van 12 dorpen van het hele gebied van Oudenaarde brachten al hun goed binnen de stad om behouden te wezen en wilden aanhangen en blijven bij hun prins. En toen de eenvoudige lieden al hun roerend goed binnen de stad hadden gebracht en al hun wijven en kinderen mede in de stad meenden te komen werden ze allemaal van de heer van Laliang buiten de poorten gesloten en tenslotte alle mannen van die dorpen mede en behielden daarbinnen al hun goed die ze daar gebracht hadden. Dit zagen de schamele lieden dat ze aldus bedrogen waren en trokken allemaal bennen Gent en bleven bij hen en terstond hierna trokken die van Gent goed gewapend van de stad en slot van Oudenaarde en verbrandden alles dat buiten de stad stond daar deze verwoede en mistroostige dorpslieden zeer bereidvonden en Graaf Jan van Stampus, hoofdman en kapitein van de oorlogslieden van de hertog, stelde zich zeer op tegen die van Gent en hadden veel schermutselingen tegen elkaar waar op een tijd die van Gent de nederlaag hadden en daar werden er veel verslagen van de graaf van Stampus en de heer van Lalaing te veel in diverse tijden en plaatsen. En na die tijd kreeg de hertog vele kleine stadjes en burchten die hij bezette met wapenvolk. Die van Gent hadden noch de sterke kastelen van Pokem, Gaveren en Standelbeek en hadden die bezet met veel soldaten en gewapend en hadden uit vele landen en provincies veel volk en mannen van wapens in hun soldij aangenomen die genoemd waren de groene tent en waren sterk omtrent 6000. En wat die kregen en roofden behielden ze vrij en verdeelden het gelijk en hadden een edele hoofdman tot kapitein. Daarna namen die van Gent in hun soldij een edele Engelsman met vele kruisboogschutters voor een grote som van soldij en toen hij zijn eed gedaan had nam hij met hem een groot deel gewapende poorters van Gent en vermat hem met de zijne te winnen de stad van Dendermonde. En toen ze kwamen en meenden de stad te belegeren vonden de ene poort open staan en in de andere zagen ze de burgers uit de stad lopen en vluchten en dit was groot bedrog. Toen trad de Engels kapitein aan en gebood de Gentenaars te volgen om de stad te plunderen en te beroven en toen er omtrent 1000 poorters van die van Gent binnen waren werden de poort gesloten en de Engelsen werden blijde ontvangen en keerden zich om met de zijne en versloegen alle die van Gent. En ze deden de poort open en kwamen uit tegen die van Gent en daar geviel een grote strijd, maar de Engelsen van Dendermond kregen het te kwaad en werden achtervolgd tot aan de poorten van de stad en daar werden ze allen weer geslagen en die van Gent hadden de victorie. Dit hoorde de hertog en was zeer gram en zond graaf Karel van Nevers, de broer van graaf Jan van Stampus, heer Simon van Lalaing, heer Wouter van Halewijn, broeder van heer Dirk van Halewijn, de jonker van Noordkerk, de jonkheer Jan van Swaye met grote macht van volk uit Walloni en Duitsland om te verwoesten en te winnen Nevele, Ruis en andere stadjes, burchten en dorpen. De landlieden die dit vernamen stelden en ordineerden zich in heimelijke hinderlagen en nauwe en enge wegen en sloegen al te veel van deze soldaten van Walen en Duitsers dood en verstrooiden die zeer zodat elk zijn wegliep. De kapiteins verzamelden hun volk weer bijeen om wraak te doen van de schoffering die van die van Gent geleden hadden en trokken met al hun macht voor Tielt om een strijd tegen de poorters van Tielt te slaan of dat te winnen. Die van Tielt met al hun omgelegen landlieden stonden gereed om zich dapper te verweren en de vijand te weerstaan. Toen dit de kapiteins zagen maakten ze er heimelijk enige uit die begonnen te roepen onder hen; ‘O gij dwazen en zotten vliedt, vliedt, want onze prins is hier in eigen persoon en wie dat hij krijgt zal hij doodslaan zonder iemand gevangen te nemen.’De eenvoudige lieden die dat hoorden namen terstond de vlucht en weken uit het veld en daar werden er zeer veel van achteren geslagen. En de anderen die dit zagen dat hun medepoorters in nood waren keerden zich om en gingen de edele kapiteins tegemoet en daar geviel een grote slag waar veel volk aan beide zijden doodbleef en Wouter van Halewijn en Dirk van Halewijn werden daar ridder geslagen met meer anderen. De heer van Lichtveld nam de stad Tielt in en hij nam een behoorlijke eed van de poorters tot behoefte der hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, en hij liet dat sterk maken en legde daarin een garnizoen van knechten om dat te bewaren. Dit vernamen die van Gent en waren dus slecht tevreden en zonden derwaarts 30000 gewapenden om die van Tielt weer te brengen tot hun trouw. De poorters die merkten dat er zoՠn groot zwaar volk tegen hen kwam waren zeer perplex en verslagen en zonden terstond aan de heer van Lichtveld en begeerden dat hij hem assistentie en bijstand doen wilde zoals hij hen beloofd had te doen tegen die van Gent. En terstond zond hij zijn boden naar die van Tielt en liet hen zeggen dat ze hun poorten die van Gent openen zouden opdat ze niet met kracht overwonnen werden en alzo verwoestte want hij had de macht niet om die van Gent te weerstaan.

Dit aldus gheschiet sijnde spraken die van Ghent totten poorters van Tyelt, gheminde vrienden wi weten wel dat ghi teghen uwen dancke den here van Lichtenvelt inden name vanden hertoghe eenen eet ghedaen hebt, daer om wildi voort aen ons ghetrou blijuen, wi willen v defenderen ende beschermen tegen alle den ghenen die v souden willen hinderen ofte deren, dair si alle in consenteerden. Doen spraken die van Ghent voort, siet vrienden gemerct dat ghi bi ons wilt bliven, so weet certeyn dat des princen heer tegen v comen sal, ende sal uwe stede verwoesten ende vernielen, daer om raden wi v dat ghi alle v roerlicke goeden brengt ende voert tot binnen onsen stede van Ghent ende verwoest ende vernielt seluer v husen ende woensteden, op dat v vianden van uwe verderfnisse niet en verbliden. Hier op namen die van Tielt haer beraet, ende waren inder saken seer perplex ende becommert, hopende dat sulcx vanden prince niet gheschieden en soude. Ende als die van Ghent weder thuyswaert getogen waren quam die here van Lichtenvelt mit die van Cortrijc voer die stede van Tyelt, den welken si haer poorten op deden ende lieten se in comen hem excuserende metten brieue des heren van lichtenuelt Dwelcke hi niet an en sach, mer began die poorters te vangen ende te slaen ende stac dat vier inder stede, ende verwoeste ende vernielde die met allen seer, als die Ghentenaers hem voerseyt hadden, met allen den omme geseten dorpen ende plaetsen onder hoer heerlicheit geseten Dit vernemende die van ghent senden terstont daerwerts die groene tente ende wonnen die stede ende versloegen veele van den ingeseten in een wrake vander iniurie die hem gedaen was, ende verbranden die stede inden gronde toe af, met .xvij. dorpen daer omme leggende.

Dit gesciet wesende vergaderden bi een die graue Jan van stampus met heer wouter van halewijn ridder, adriaen van claerhout metten poorters van cortrijc, here cornelis die bastaert van Bourgondien met heer simon van Lalleing, ende die poorters van der sluse ende Jan van buenen met die van oudenaerden, ende togen met groter heyrcracht int lant van waes, ende liepen dat door vangende ende slaende verwoestende dat metten viere ende sweerde met allen seer, ende verbranden meest alle die dorpen die int lant van waes stonden Die ghenteners dit vernemende togen wt mit alle horen macht, ende daer geuiel eenen groten swaren slach, daer veel volcs sonder getal aen beyden siden doot bleef mer int eynde verloren die van ghent den slach ende liepen wten velde sonder ommesien. Ende in dese slach bleef heere Cornelis hertoge philips bastaert soon verslagen daer hi seer droeuich om was, want hi hem seer lief hadde, ende dede hem eerlic begrauen tot Bruessel in sinte Goedelen kercke met betameliker wtuaert. Dit gesciet wesende, ende dit oorloge dus fel ende quaet bliuen staende, sant dye hertoge sijn brieuen in hollant, om volc van wapenen hem te diensten ende te hulpe te comen Doen bereyden hem die here van Lannoy die stedehouder van Hollant, Jan heere van Wassenaer, ioncheer Philips van Wassenaer sijn broeder, Rutgeer van Boetselaer, asperen, langeraeck ende van [190v] Heemsteden, Walrauen van haeften Jan van Heemsteden baeliw van kermerlant met meer andere vrome ridderen, eedelen ende sciltknapen. Doen badt die stedehouder heren Reynout van Bredenroede heere van Vianen, dat hi met hem op sijns selfs costen ende met .M. soudeniers in vlaenderen trecken woude, hi beloofde hem also geringe als hi met sijnen soudeniers in vlaenderen quame dat hi dan daer leggen soude op des princen costen, dat welc hi dede, mer hi en creech niet van sinen soudije alle den tijt dat hy dair lach. Die here van bredenroede mit heer Ghijsbrecht sinen broeder domproost tutrecht togen mit hoer M soudeniers ende metten anderen eedelen ende ghewapenden wt Hollant ende quamen int lant van Waes verwoestende ende verbrandende alle datter was bliven staen, ende wonnen met stormender hant dat stedeken van hulst. Dit vernemende die van Ghent togen wt mit alle horen macht om desen Hollanderen wt horen landen te verdriuen te vangen ende te slaen, ende brochten met hem veele coorden ende zeelen om den hollanderen met desen an bomen te hangen Ende als dese twee battaelgen aen malcanderen quamen wert daer met allen seere geuochten, ende als die van ghent dat grijseliken ghecry vanden hollanderen roepende hollant hollant hoorden, meenden si dat al heel hollant tegen hem gecomen hadde, ende worden met desen roepen also weerslachtich dat si achterwaerts keerden ende liepen met alle hoer macht weder na Ghent. Die hollanderen veruolchdense ende sloegender vele int lopen ende vingender vele met eenen capiteyn die si hingen aen eenen molen aen dye zelen daer si den hollanderen meenden aen ghehangen te hebben tot spijt ende lachter die van Ghent. Jn desen stride worden veele vanden edelen wt hollant ridderen gheslagen, als Jan heere van Wassenaer, Rutgeer van Boetselaer Lodewijc van boloys mit meer andere Die hertoge Philips verblide hem seer van deser victorien ende dancte met groter eeren den hollanderen metten voorscreuen eedelen. Hier na dede die hertoge vergaderen een groot volck van wapenen ende tooch daer mede voor tcasteel van pokem, daer die van Ghent .ccc. gewapenden op geleyt hadden, ende als hi daer iij. dagen voor ghelegen hadde, wan hi dat casteel ende liet alle dye burchsaten aen bomen hangen, ende in desen belegge bleef doot geschoten heer Jacob van Lalleyng. Daerna beleyde hi dat casteel van scandelbeke, dat wan hi mede ende dede alle die burchsaten mede hangen. Van daen tooch hi voor tslot te Gaueren, die casteleyn ginc heimelic vanden slote ende quam haestelic tot ghent ende geboot dat si hem alle volgen souden die beneden .lx. iaren ende bouen.xx. iaren waren, want hi wist een manier te vinden om den hertoge te vangen, ende mits dien soude dat oorloge gedaen wesen Die van ghent geloofden hem ende volchden hem in een seer grote getale bouen .xx. ende beneden .lx. iaren wesende. Die hertoge dit vernemende ordineerde sijn heyre in vier battaelgen ende quam hem onuersiens oueruallen eer sijt gewaer worden ende daer bleuen omtrent .vi.m. man van den ghenteners verslagen, ende hoe wel die hertoge die victorie hadde was hi in groten periculen van sinen lijue geset en hadden hem die heren van gruythuysen van Moerkercke ende here Jan swane niet trouwelic bi ghestaen. Dese strijt geuiel op eenen manendach den .xxiij. [191r] dach inder maent van Julio voor dat slot te gaueren Ende opten .xxvi. dach der seluer maent senden die van Ghent notabele wijse mannen geestelic ende weerlic aenden prince ende graue van Vlaenderen horen here ende begeerden ootmoedelijc remissie ende quijtsceldinge van horen rebellicheden ende quaden misdaden, ende wouden staen tot des princen seggen, ende die hertoge namse in ghenaden, ende dair wert eenen vasten pays gemaect opten xxx. dach der seluer maent van Julio int iaer M.cccc.liij. Dit oorloge stont ende duerde omtrent .v. iaer lanck

Toen dit gebeurd was spraken die van Gent tot de poorters van Tielt; ‘Beminde vrienden, we weten wel dat ge tegen uw wil de heer van Lichtveld in de naam de hertog een eed gedaan hebt, daarom wil je voortaan ons trouw blijven we willen u verdedigen en beschermen tegen al diegene die u zouden willen hinderen of deren’ waar ze allen in toestemden. Toen spraken die van Gent voort, ‘ziet vrienden, gemerkt dat ge bij ons wil blijven zo weet zeker dat de prinsen leger tegen u komen zal en uw stad verwoesten en vernielen, daarom raden wij u aan dat ge alle roerende goederen brengt en voert tot binnen onze stad Gent en verwoest en verniel zelf uw huizen en woonsteden opdat uw vijanden van uw bederf niet verblijden.’ Hierop namen die van Tielt hun beraad en waren van de zaak zeer perplex en bekommerd en hoopten dat zulks van de prins niet geschieden zou. En toen die van Gent weer huiswaarts getrokken waren kwam de heer van Lichtveld met die van Kortrijk voor de stad Tiels die hun poorten openden en in lieten komen en zich excuseerden met de brieven voor de heer van Lichtveld. Die hij niet aanzag, maar begon de poorters te vangen en te slaan en stak het vuur in de stad en verwoestte en vernielde die geheel, zoals de Gentenaars hen voorspeld hadden, met al de omgelegen dorpen en plaatsen onder hun heerlijkheid gezeten. Dit vernamen die van Gent en zonden terstond derwaarts de groene tent en wonnen de stad en versloegen veel van de ingezeten in een wraak van het ongelijk die hen gedaan was en verbrandden de stad tot de grond toe af met 17 dorpen die daarom lagen.

Toen dit geschied was verzamelde bijeen graaf Jan van Stampus met heer Wouter van Halewijn, Adriaan van Claerhout met de poorters van Kortrijk, Heer Cornelis, die bastaard van Bourgondi, met heer Simon van Lalaing en de poorters van Sluis en Jan van Jan van Beuningen met die van Oudenaarde en trokken met grote legermacht in het land van Waas en liepen dat door en vingen en sloegen en verwoestten dat te vuur en te zwaard geheel en verbrandden meest alle dorpen die in het land van Waas stonden. Die Gentenaars vernamen het en trokken uit met al hun macht en daar geviel een grote zware slag waar veel volk zonder getal aan beide zijden doodbleven, maar op het eind verloren die van Gent de slag en liepen uit het veld zonder om te kijken. En in deze slag bleef heer Cornelis, de bastaardzoon van hertog Filips, verslagen waar hij zeer droevig om was want hij had hem zeer lief en liet hem fatsoenlijk begraven te Brussel in Sint Goedele kerk met betamelijke uitvaart. Toen dit gebeurd was en de oorlog aldus fel en kwaad bleef staan zond de hertog zijn brieven in Holland om wapenvolk hem te dienen en te hulp te komen. Toen bereidden zich de heer van Lannoy, de stadhouder van Holland, Jan, heer van Wassenaar en zijn broeder, jonkheer Filips van Wassenaar, Rutger van Boetzelaer, Asperen, Langerak en van Heemstede, Walram van Haaften, Jan van Heemstede, baljuw van Kennemerland met meer andere dappere ridders, edelen en schildknapen. Toen bad de stadhouder heer Reinout van Brederode, heer van Vianen, dat hij met hem op zijn eigen kosten met 1000 soldaten in Vlaanderen trekken wilde en hij beloofde hem alzo gauw als hij met zijn soldaten in Vlaanderen kwam dat hij dan op de kosten van de prins liggen zou, wat hij deed, maar hij kreeg niets van zijn soldij de hele tijd dat hij daar lag. De heer van Brederode met zijn broeder heer Gijsbrecht, domproost van Utrecht, trokken met hun 1000 soldaten en met andere edelen en gewapenden uit Holland en kwamen in het land van Waas en verwoestten en verbrandden alles dat er was blijven staan en wonnen met stormenderhand dat stadje Hulst. Dit vernamen die van Gent en trokken uit met al hun macht om deze Hollanders uit hun landen te verdrijven, te vangen en te slaan en brachten met hen vele koorden en touwen om daarmee de Hollanders aan bomen te hangen. En toen deze twee bataljons aan elkaar kwamen werd daar zeer gevochten en toen die van Gent dat afgrijselijke gekrijs van de Hollanders hoorden die riepen; Ԉolland, Holland, meenden ze dat heel Holland tegen hen gekomen was en werden met dit roepen alzo neerslachtig dat ze achteruit keerden en liepen met al hun macht weer naar Gent. De Hollanders volgden ze en sloegen er veel in het lopen en vingen er vele met een kapitein die ze aan een molen hingen met de touwen waar ze de Hollanders meenden te hangen tot spijt en schaden van die van Gent. In deze strijd werden vele edelen uit Holland ridder geslagen, als Jan, heer van Wassenaar, Rutger van Boetzelaar, Lodewijk van Blois met meer andere. Hertog Filips verblijdde hem zeer van deze victorie en bedankte met grote eer de Hollanders en de edelen. Hierna liet de hertog verzamelen een groot wapenvolk en trok daarmee voor het kasteel van Pokem waar die van Gent 300 gewapenden gelegd hadden en toen hij daar 3 dagen voor gelegen had won hij dat kasteel en liet alle burgers aan bomen hangen en in dit beleg bleef doodgeschoten heer Jacob van Lalaing. Daarna belegerde hij het kasteel van Schendelbeke dat won hij ook en liet alle burgers mede hangen. Vandaar trok hij voor het slot van Gaveren, de kastelein ging heimelijk van het slot en ging haastig naar Gent en gebood dat ze hem allen volgen zouden die beneden 60 jaren en boven 20 jaren waren, want hij wist een manier te vinden om de hertog te vangen en mitsdien zou de oorlog gedaan wezen. Die van Gent geloofden hem en volgden hem in een zeer groot getal die boven 20 en beneden 70 jaar waren. De hertog vernam dit en ordineerde zijn leger in vier bataljons en kwam hen onvoorziens overvallen eer ze het gewaar werden en daar bleven omtrent 6000 man van die van Gent verslagen en hoe wel de hertog de victorie had was hij in groot perikel van zijn lijf gezet hadden hem de heren van Gruijthuijsen en Moerkerk en heer Jan Swane hem niet trouw bijgestaan. Deze strijd gebeurde op een mandag de 23ste dag in de maand juli voor dat slot te Gaveren. En op de 26ste dag van die maand zonden die van Gent notabele wijze mannen geestelijk en wereldlijk aan de prins en graaf van Vlaanderen, hun heer, en begeerden ootmoedig vermindering en kwijtschelding van hun rebellie en kwade misdaden en wilden staan tot het zeggen van de prins en de hertog nam ze aan in genade en er werd een vaste vrede gemaakt op de 30ste dag van juli in het jaar 1453. Deze oorlog stond en duurde omtrent 5 jaar lang.

Jn corten tiden daer na track hertoge Philips in Almanien tot eenre dachuaert te Reynsberch om te spreken van een cruysuaert, om te trecken op dye Turcken daer niet af en quam, ende hertoge Philips was wel twee iaren absent wt sinen lande, so datmen niet en wiste waer hi was Mer ten lesten quam hi weder int lant int iaer van .lvi.

Daer na ghebuerdet dat hertoghe philips vercreech vanden paus Calixtus de derde die prouisie ende confirmatie des bisdoms van Vtrecht voor here dauid sinen natuerliken sone die doe was bisscop van Truwaen Mer die van vtrecht ende ooc dat ouersticht ende tlant van ouer Jsele en wilden hem voor genen bisscop noch voor here ontfangen, want dat capittel van Vtrecht had gecoren den domproost des heren sone van Bredenroede die dat sweert een weerlike iurisdictie ooc vanden keyser gecregen hadde Niettemin bi middele des hertogen van Cleue na veel bedingen ouer quam hertoge Philips met der stadt van Vtrecht ende met haren elect van Brederoede dat hi tot Vtrecht binnen quam met sinen voorscreuen sone Dauid met groter machte van volcke ende si ontfingen here Dauid voor haren bisscop Ende die elect resigneerde sijn recht ende wert anders voorsien met beneficien ende ooc met iaerlijcke pensioenen opt bisdom. Mer want tlant van ouerysele here Dauid voor here niet ontfangen en wilde so track hertoge philippus van vtrecht met macht voor Deuenter daer hi voor lach omtrent acht weken Ende in die tijt regendet dach bi dach so datter niet veel bedreuen en wert angaende wercken van orlogen Mer daer wert gedadingt dat het ouersticht oft lant van ouerysele den voorseyden here Dauid voor here ontfangen souden

Jtem inden Jare .M.CCCC.lvi. hebben die kersten ouermits die gracie gods ende bi groten miraculen victorie ghehadt tegen den groten turck in Hongarije ouer die riuiere vander Danouwe. Die turck heeft veel volcs verloren ende is vooruluchtich geworden, wesende veruaert voor den vianden nochtans en wert hi van niemant veruolcht, alleen de macht gods heeft hem veruaert. Broeder Jan van Capistraen een minrebroeder sinte Barnardijns mede ghesel ende discipel stercte dat kersten volck, daer wert grote wraeck gedaen. De turcken seyden dat also veel ontallic gewapents volcx hem volchde dat si van veruaernis nauwelic en dorsten ommesien, ende daer om worden si vooruluchtich ende lieten alle hoer ghereetscap ende wapenen achter, die ghewapende die si sagen waren die heylige engelen. Ende also men seyde bleuen daer wel .CM. turcken verslagen vanden kerstenen wt Hongarijen. [191v]

Ende om god den heer te louen ende te dancken van die grote victorie heeft de paus Calixtus die .iij. geordineert ende in geset die hoochtijt van die transfiguracie ons heren Jesu cristi, dat is die ouerforminge die geschiede opten berch van Thabor in tegenwoordicheyt sinte pieters, sinte Jans ende sinte iacobs. ende dese hoochtijt ordineerde hi op sinte sixtus dach want op dien dese victorie ende strijt gheschiede, ende gaf dair toe die desen dach vieren ende eeren die selue aflaten diemen verdient opten heyligen sacraments dach.

Omtrent dees tijt trocken die kinderen wt Almanien ende ooc wt ander landen met groter scharen ende mit groter deuocien in pelgrimagie tot sint Michiels berch in Normandien

Gauw daarna trok hertog Filips in Allemagne voor een rechtszitting te Rheinsberch om te spreken van een kruistocht om op de Turken te trekken waar niets van kwam en hertog Filips was wel twee jaren absent uit zijn landen zodat men niet wist waar hij was. Maar tenslotte kwam hij weer in het jaar 56.

Daarna gebeurde het dat hertog Filips verkreeg van paus Calixtus de derde het beheer en bevestiging van het bisdom Utrecht voor heer David, zijn natuurlijke zoon, die toen bisschop was van Terwaan. Maar die van Utrecht en ook dat Oversticht en het land van Overijssel wilden hem voor geen bisschop noch voor heer ontvangen, want dat kapittel van Utrecht had gekozen de domproost, de zoon van de heer van Brederode, die weerde een wereldlijke jurisdictie en het ook van de keizer gekregen had. Niettemin bij middel van de hertog van Kleef na veel bidden kwam hertog Filips met de stad Utrecht en met hun gekozen bisschop van Brederode dat hij te Utrecht binnenkwam met zijn zoon David met grote macht van volk en ze ontvingen heer David voor hun bisschop. En de gekozene legde zijn recht neer en werd anders voorzien met gunsten en ook met jaarlijkse pensioenen op het bisdom. Maar omdat het land van Overijssel heer David niet voor heer ontvangen wilde zo trok hertog Filips van Utrecht met macht voor Deventer waar hij omtrent acht weken voor lag. En in die tijd regende het dag op dag zodat er niet veel bedreven werd aangaande oorlogswerken. Maar daar werd gedaagd dat het Oversticht of het land van Overijssel de heer David voor heer ontvangen zou.

Item, in het jaar 1456 hebben die christenen vanwege gratie Gods en bij grote mirakels victorie gehad tegen de grote Turk in Hongarije over de rivier Donau. De Turk heeft veel volk verloren en is voortvluchtig geworden en was bang voor de vijanden, nochtans werd hij van niemand achtervolgd, alleen de macht Gods heeft hem bang gemaakt. Broeder Jan van Capistraen, een minderbroeder en medegezel en discipel van Sint Barnardus, versterkte dat christenvolk en daar werd grote wraak gedaan. De Turken zeiden dat alzo veel ontelbaar gewapend volk hen volgden dat ze vanwege gevaar nauwelijks om durfden te kijken en daarom werden ze vluchtend en lieten al hun gereedschap en wapens achter, de gewapende die ze zagen waren de heilige engelen. En alzo men zei bleven daar wel 100 000 Turken verslagen van de christenen uit Hongarije.

En om God de heer te Leuven en te bedanken van de grote victorie heeft de paus Calixtus de 3de geordineerd en ingesteld de hoogtijdag van de gedaanteverandering van onze heer Jezus Christus, dat is de omvorming die geschiedde op de berg Thabor in tegenwoordigheid van Sint Petrus, Sint Johannes en Sint Jacob en deze hoogtijdag ordineerde hij op Sint Sixtus dag want op die dag geschiedde de victorie en strijd en gaf daartoe deze dag te vieren en eren en dezelfde aflaten die men verdient op heilige sacrament dag.

Omtrent deze tijd trokken de kinderen uit Allemagne en ook uit ander landen met grote scharen en met grote devotie in pelgrimage tot Sint Michiels berg in Normandië.

Dat .lxij. capitel. Noch van hertoge philips. hoe heer Lodewijck die dolphijn van Vrancrijcke bi hem quam dien hij namaels behulpich was totter cronen Ende vander oorlogen in Vrancrijcke ende op dat lant van Ludick

BJnnen dien tiden dat hertoge philips noch becommert was mit sijnre voorscreuen reysen voor Deuenter so quam heer Lodewijc van Vyenne des .vij. coninc. Karels van Vrancrijck sone tot Louen want sijn vader op hem verbolgen was ende had hem berooft vanden Dalphinate ende meynde sinen ioncsten sone Kaerle van Berry die crone te laten. Als hertoge philips dat vernam so vertrack hi haestelic te bruessel daer hi den dolphijn eerlic ontfinc ende dede hem altijt coninclike eere ende reuerentie also dye princen van den bloede van vrancrijke den Dolphijn als toecomende coninc sculdich sijn te doen, ende hi hielt hem vijf iaren in sijn lant met sijnre vrouwe die Dalphinine ende hi gaf hem grote pensioenen op te leuen, ende al meest waren si te Genapien in walsch Brabant ende te Nyuele dat die dolphijn namaels qualic bekende. Ende hi hadt van haer twee kinderen, een sone die Joachim heet ende sterf ionc ende een dochter die Anna heet die hertoginne wert van bourbon. Als dan coninc Kaerle sijn vader ghestoruen was int iaer .M.CCCC. lxi. in wiens presencie ende tegenwoordicheyt wilen eer hertoge Jan van Bourgondien verslagen was gheweest So bereyde hem dan hertoge Philips met ontallijcken veele princen vorsten ende heren om desen Dolphijn te introduceren ende te brengen in sijn vaderlike erue, niet tegenstaende dat coninc Karel binnen sinen leuen gheordineert ende begeert hadde dat hertoghe Kaerle van Berry sijn ioncste soone dye croone na hem besitten soude. Dit verhorende de hertoge van Berry des Dolphijns broeder met die meeste ende opperste princen ende heeren des conincrijcx en wouden in gheenre manieren den hertoghe resisteren noch wederstaen, mer waren bereyt den Dolphijn voor haren heere ende coninc te ontfangen. Waer om die grootmoedige vorst hertoghe Philips dede ter eeren vanden Dolphijn vergaderen een groote menichte van heeren princen ende vorsten ende quam daermede metten dolphijn in Vrancrijck, daer hi vant alle steden ende slooten open, ende niemant en was hem contrarie, want si sijne mogentheyt ontsagen, ende alle dinc wert [192r] bereit binnen der stadt van riemen totter croningen dienende des nieuwen conincs Ende alle ding bereyt wesende quam die dolphijn opten .xiiij. dach van oostmaent binnen der stadt van Riemen, om aldaer gesalft ende gecroont te werden, als dat gewoonlic is, den welcken dolphijn die mogende hertoge philips te gemoete quam ghereden in also groter costlicheit dattet niet wel te scriuen en is ende hadde in sinen geselscappe sinen enigen soon Kaerle graue van charloys, Jan hertoge van Cleue, Kaerle graue van nyuers Jan graue van stampus sijn broeder, Lodewijc graue van simpol, Adolf van cleue here van Rauesteyn, Anthonis die bastaert van Bourgondien, here Jan van Croy met sijn broeder, Anthonis here van rethy met sijn broeder, Anthonis van croy baeliu van Henegouwe, Jan here van lannoy stedehouder van hollant Jan here van habourdijn, Jan here van auxy, Gwye here van humbercourt, Jan heere van Luxemburch, Simon van Laleyng here van montagy ende zantes, Jacob van Bourbon, Jan heere van bergen aen zoom, met here Philips van Grimbergen sinen broeder Adriaen van Borsselen here van Brigdam die burchgraue van Ghent, Die president van Vlaenderen, Philips des heren soon van laleing, Philips ende anthonis gebroederen ende bastaert sonen wilen hertoge Philips van Brabant, ende meer andere baroenen, ridderen, heren, ende schiltknechten blinckende in gulden ende costeliken habiten dattet onsprekelic is, want elck die eene den anderen te bouen gaen woude in costelijcke chierheden. Dye dolphijn siende dat hertoge Philips hem in aldusdaniger glorie, maiesteit ende mogentheyt te gemoete quam verblide hem sere wtermaten, ende reden aldus te samen in die stadt van riemen.

Dese feeste ende triumphe vander croninge volendt wesende worden de coninc ende hertoge Phillips twistende tegen malcanderen ter cause van somige sloten ende fortressen ghelegen int conincrijck die de coninc hebben woude ende woude den hertoge andere sloten daer voor gheuen, dwelc de hertoge niet doen en woude, wantse hem aengeerft ende bestoruen waren ende was mits desen sloten seere gestijft ende gestarct inden lande van Vrancrijck Mer dit niet tegenstaende so scheyden die coninc ende die hertoge met alle sijn heren vrientlick ende minlijc van malcanderen. Mer na een deel iaren so openbaerde die coninc den haet ende nijt die hi lange op den hertoge gedragen hadde ende is gheworden sijn openbaer viant, ende dit al eer hi den graue van Charloys des hertoghen soon die steden, sloten ende heerlicheden ouergheleuert hadde, die hi hem in sijnre croninge tot een dancbaerheyt geschenct ende ghegeuen hadde, ende weder riep dit al te samen als na gheseyt sal worden

Wt Vrancrijcke scheydende so quam hertoge philippus int lant van lutzenborch daer hi als lantshere gehult ende ontfangen wert. daer na quam hi te Bruessele daer hem een grote siecte aen quam

Corts dair na loste ende afqueet de coninc van vrancrike met penningen aen hertoge philippus die steden op die Somme ende in Vermendoys, als Amiens Abbeuile, sinte Quintijns, Monstruel, Perone, ende hertoge Philips gafse hem ouer.

Jtem tot Bruessel quam bi hertoge philippus vrou Agnes hertoginne van bourbon weduwe sijn suster, daerse feestelic ontfangen wert ende si bleeff lange tijt bi haren broeder. Daer na trac die prince met sijn suster te Brugge daer hem grote feeste gedaen wert Ende van daer trac hi tot Hesdijn in Artoys ende daer quam die coninc van vrancrike ende die coninginne so datter grote triumpheringe was. Daer quamen ooc die ambassaten des keysers, vanden coningen van engelant van Spaengien, van portegale. Ende dye prince schiet daer na minlic vanden coninc ende quam te Bruessel, twelc hi van ghewoonten sinen thuys heet [193r]

Dat 62ste kapittel. Nog van hertog Filips hoe heer Lodewijk, de dauphin van Frankrijk, bij hem kwam die hij later behulpzaam was tot de kroon. En van de oorlog in Frankrijk en op dat land van Luik.

In de tijd dat hertog Filips noch bekommerd was met zijn reis voor Deventer zo kwam heer Lodewijk van Vienne, de 7de zoon van koning Karel van Frankrijk, te Leuven want zijn vader was op hem verbolgen en had hem beroofd van de Dauphin en meende zijn jongste zoon, Karel van Berry, de kroon te laten. Toen hertog Filips dat vernam zo vertrok hij haastig naar Brussel waar hij de dauphin fatsoenlijk ontving en deed hem altijd koninklijke eer en referentie alzo de prinsen van het bloed van Frankrijk als toekomende koning schuldig zijn te doen en hij hield hem vijf jaren in zijn land met zijn vrouw en hij gaf hem grote pensioenen op te leven en al meest waren ze te Genepin in Waals Brabant en te Nijvel dat de dauphin later slecht bekende. En hij had van haar twee kinderen, een zoon die Joachim heette en jong stierf en een dochter die Anna heette die hertogin werd van Bourbon. Toen dan zijn vader koning Karel gestorven was in het jaar 1461 in wiens presentie en tegenwoordigheid wijlen eerder hertog Jan van Bourgondi verslagen was geweest zo bereidde zich dan hertog Filips met ontelbaar veel prinsen, vorsten en heren om deze dauphin te introduceren en te brengen in zijn vaderlijk erfgoed, niet tegenstaande dat koning Karel binnen zijn leven geordineerd en begeerd had dat hertog Karel van Berry de kroon na hem bezitten zou. Dit hoorde de hertog van Berry, de broer van de dauphin, met de grootste en opperste prinsen en heren van het koninkrijk en wilden op geen manier de hertog verzetten noch weerstaan, maar waren bereid de dauphin voor hun heer en koning te ontvangen. Waarom de grootmoedige vorst hertog Filips liet ter ere van de dauphin een grote menigte van heren, prinsen en vorsten verzamelen en kwam daarmee met de dauphin in Frankrijk waar hij alle steden en burchten open vond en niemand was hem tegen want ze ontzagen zijn mogendheid en alle dingen werden bereid binnen de stad Reims die tot de kroning dienden van de nieuwe koning. En toen alle dingen bereid waren kwam de dauphin op de 14de dag van augustus binnen de stad Reims om aldaar gezalfd en gekroond te worden zoals dat gewoonlijk is en de dauphin kwam de vermogende hertog Filips tegemoet gereden in alzo grote kostbaarheid dat het niet goed te beschrijven is en had in zijn gezelschap zijn enige zoon Karel, graaf van Charlois, Jan, hertog van Kleef, Karel, graaf van Nevers, Jan, graaf van Stampus en zijn broeder Lodewijk, graaf van Saint-Pol, Adolf van Kleef, heer van Ravestein, Anton, de bastaard van Bourgondië, heer Jan van Croy met zijn broeder, Anthonis, heer van Reti met zijn broeder, Anthonis van Croy, baljuw van Henegouwen, Jan, heer van Lannoy stadhouder van Holland, Jan, heer van Habourdin, Jan, heer van Auxy, Gwijde, heer van Humbercourt, Jan, heer van Luxemburg, Simon van Lalaing, heer van Montagu en Xantes, Jacob van Bourbon, Jan, heer van Bergen op zoom met zijn broer heer Filips van Grimbergen, Adriaen van Borssele, heer van Brugdam, de burggraaf van Gent, de president van Vlaanderen, Filips, de zoon van de heer van Lalaing, Filips en Anton, broeders en bastaardzonen van wijlen hertog Filips van Brabant, en meer andere baronnen, ridders, heren en schildknechten blinkend in goud en kostbare habijten dat het onuitsprekelijk is want elk wilde de andere te boven gaan in kostbare sierlijkheid. De dauphin zag dat hertog Filips hem in al dusdanige glorie, majesteit en mogendheid tegemoetkwam verblijdde hem uitermate zeer en reden aldus tezamen in de stad Reims etc.

In dit feest van kroning werden vele edelen ridder geslagen.

Toen dit feest en triomf geëindigd was begonnen de koning en hertog Filip tegen elkaar te twisten vanwege sommige burchten en forten gelegen in het koninkrijk die de koning hebben wilde en de hertog daar andere burchten voor geven, wat de hertog niet doen wilde want ze waren hem aangerfd en verstorven en was met deze burchten zeer versterkt in het land van Frankrijk. Maar niettegenstaande zo scheiden de koning en hertog met al zijn heren vriendelijk en minlijk van elkaar. Maar na een aantal jaren zo openbaarde de koning de haat en nijd die hij lang op de hertog gedragen had en is zijn openbare vijand geworden en dit al voordat de zoon van de hertog de graaf van Charlois de steden, sloten en heerlijkheden overgeleverd had die hij hem in zijn kroning als dankbaarheid geschonken en gegeven had en dit alles herriep zoals hierna gezegd zal worden.

Toen hertog Filips uit Frankrijk vertrok kwam hij in het land Luxemburg waar hij als landsheer gehuldigd en ontvangen werd. Daarna kwam hij te Brussel waar hem een grote ziekte aankwam.

Kort daarna loste en kweet de koning van Frankrijk met penningen aan hertog Filips de steden op de Somme en in Vermandois als Amiens, Abbeuile, Saint-Quintin, Montreuil, Peronne en hertog Filips gaf ze hem over.

Item, te Brussel kwam bij hertog Filips vrouw Agnes, zijn zuster en weduwe hertogin van Bourbon, war ze feestelijk ontvangen werd en ze bleef lange tijd bij haar broeder. Daarna trok de prins met zijn zuster te Brugge daar hem groot feest gedaan werd. En vandaar trok hij naar hij tot Hesdin in Artois en daar kwam de koning en koningin van Frankrijk zodat er grote triomf was. Daar kwamen ook de ambassadeurs van de keizer, van de koningen van Engeland van Spanje en van Portugal. En de prins scheidde daarna minnelijk van de koning en kwam te Brussel wat van gewoonte zijn thuis heette.




Hoe dat coninc Henric van Engelant die .vi. gheuangen wert, ende hoe hertoge Eduwaert van Jorcke coninc ghemaect worde

INden iare .M.CCCC.lxi. is een grote dissencie ende tweedracht op ghestaen tusschen coninc Henric van Engelant die .vi. ende hertoge Rychaert van Jorcke, waer wt dat veele oorlogen ende bloetstortingen gheschiet sijn, want dese hertoge rychaert wert gheuanghen vanden hertoghe Huytfrijt van Excester sinen swager ende die coninck dede hem schandeliken onthoofden met meer andere heren ridderen ende eedelen diet met hem hielden. Doen quam hertoghe Eduwaert des voorscreuen hertogen Rychaerts outsten soon ende nam in sijnre hulpen sijn twee broeders, Jan ende Rychaert ende graue Rychaert neue van Werwijc met Thomas sijnen broeder, ende meer andere heeren ende princen vander croonen, ende voort alle die Duytschen die int conincrijck waren, ende sette hem vromelijc dicwils te strijden teghen den coninc Henric van Enghelandt, den hertoghe van Zomerzeth, den hertoge Huytfrijt van Excester, ende teghen den heere van Rymers fautoers ende hulpers des voorscreuen conincs, ende die hertoghe Eduwaert creech int eynde victorie ende vinck den coninc Henrick van Enghelant ende sette hem in sekere hoede ende vaste vangenisse, ende verdreef ende veriaechde dye coninghinne met haren soon Eduwaert prince van Waels ende den hertoge van Zommerzeth ende den hertoghe van Escester wten conincrijcke, mer die heere van Rymers dye quam tot ghenade ende creech sinen pays metten hertoge Eduwaert ende bleef voort aen getrouwe. Die hertoghe van Zommerzeth quam bi hertoge Philips van Bourgondien sijnen neue, ende hielten bi hem met eenen bequamen state ende betameliken familie ende staet. Die hertoghe van Excester quam tot Vtrecht ende onthielt hem daer een wijl tijts ende vandaen tooch hy binnen dye stede van Breda. Die coninghinne met haren sone Eduwaert prince van Waels tooch in Vrancrijck bi coninck Reynier van Sicilien horen vader. Als si nv altesamen dus verdreuen waren, brochte hertoghe Eduwaert dat conincrijck met groten strijden ende oorlogen onder sijne subiectie ende onderdanicheyt, ende wert met machte ghecroont coninc van Enghelant ende wert ghenoemt coninc Eduwaert die .iiij. Ende als hi aldus int conincrijck verheuen was maecte hi Jan sinen broeder hertoge van clarence, ende rychaert sinen ioncsten broeder maecte hi hertoge van gloucester mer dat hertochdom van Jorck behielt hi aen hem seluen Sijn suster des hertogen Huytfrijts gheechte wijf gaf hi bi [193v] dispensacie des paus eenen anderen man te huwelick, ende Margriet sijn andere suster gaf hi te huwelike hertoge kaerle van Bourgondien. Hier na nam dese coninc Eduwaert te wiue des heeren dochter van Rymers ende maecte die zijn coninginne, waer door dat dye heere van Rimers int rijck seer verheuen wert ende hadde grote audiencie bi den coninc, ende vermaecte sere in des conincs ogen den graue Rychaert van Werwijc, dat die coninc hem seer suspect hadde, waer wt dat namaels grote oorlogen opgheresen sijn ende grote bloetstortinge geschiet als na gheseyt sal worden

Hoe dat koning Hendrik van Engeland de 6de gevangen werd en hoe hertog Eduard van York koning gemaakt werd.

In het jaar 1461 is een grote onenigheid en tweedracht opgestaan tussen koning Hendrik van Engeland de 6de en hertog Richard van York waaruit vele oorlogen en bloedstortingen geschied zijn want deze hertog Richard werd gevangen van zijn zwager hertog Humphrey van Exeter en de koning liet hem schandalig onthoofden met meer andere heren ridders en edelen die het met hem hielden. Toen kwam hertog Eduard, de oudste zoon van hertog Richard, en nam tot zijn hulp zijn twee broeders, Jan en Richard en de neef van Warwick, graaf Richard met zijn broer Tomas, en meer andere heren en prinsen van de kroon en voort alle Duitsers die in het koninkrijk waren en zette zich dapper te strijden tegen koning Hendrik van Engeland, de hertog van Somerset, hertog Humphrey van Exeter en tegen de heer van Rivers beschermers en helpers van de koning en hertog Eduard kreeg op het eind victorie en ving koning Hendrik van Engeland en zette hem in zekere hoede en vaste gevangenis en verdreef en verjoeg de koningin met haar zoon Eduard, prins van Wales, en de hertog van Somerset en de hertog van Exeter uit het koninkrijk, maar de heer van Rivers die kwam tot genade en kreeg vrede met hertog Eduard en bleef voortaan trouw. De hertog van Somerset kwam bij zijn neef hertog Filips van Bourgondië en hield bij een bekwame staat en betamelijk familie staat. De hertog van Exeter kwam te Utrecht en bleef daar een tijdje en vandaar trok hij binnen Breda. De koningin met haar zoon, de prins van Wales, Eduard trok in Frankrijk bij haar vader koning Reinier van Sicili. Toen ze nu allen aldus verdreven waren bracht hertog Eduard dat koninkrijk met grote strijd en oorlog onder zijn beheer en onderdanigheid en werd met macht gekroond tot koning van Engeland en werd genoemd koning Eduard de 4de. En toen hij aldus in het koninkrijk verheven was maakte hij zijn broer Jan hertog van Clarence en zijn jongste broer Richard hertog van Gloucester, maar dat hertogdom York hield hij aan zichzelf. Zijn zuster was getrouwd met Humphrey die gaf hij bij dispensatie van de paus een andere man ten huwelijk en zijn andere zuster Margaretha gaf hij ten huwelijk aan hertog Karel van Bourgondië. Hierna nam deze koning Eduard te wijf de dochter van de hertog van Revers en maakte die zijn koningin waardoor dat de heer van Revers in het rijk zeer verheven werd en had grote audiëntie bij de koning en maakte zeer in de koningsogen de graaf Richard van Warwick zodat de koning hem zeer verdacht waaruit later grote oorlogen opgestaan zijn en grote bloedstorting geschiedde zoals hierna gezegd zal worden.



Vanden discoorde ende tweedracht tusschen hertoge Arent van gelre ende adolf sinen soon, ende hoe hi sijn vader vinck.

INden iare .M.CCCC.lxiij. is grote discoorde ende twiste opgeresen in den lande van Gelre tusscen hertoge Arent van Gelre, ende sinen eenigen soon Adolf, daer die van Nieumagen een grote oorsake af geweest sijn, want die van Nieumagen swaerlic nemende de iusticie ende correctie gedaen bi den hertoge den ingheseten van Driele, ende hem daer om hatende, ende merckende dat Adolf sijn soon een ionck cloeck ende vroom iongelinc geworden was, adhereerden ende aenhaelden si seere vrouwe Katheline van Cleue de hertoginne van gelre met haren soon Adof, ende onder andere familiare ende vrientlijcke woorden die si met malcanderen hadden ende tracteerden gauen si te kennen datse in meninge waren hem hertoge van gelre te maken, ende sinen vader horen here in vangenisse setten Ende om dit te volbrengen so soliciteerden si ende namen tot horen hulpe de steden van zutphen ende venloe, mer die van Remont en mochten si daer niet brengen so lanc de hertoge horen here leefde Ende als die van venlo den ingeseten van remonde om deser saken willen dagelicx seer molesteerden ende moeyelic waren doende hem lieden scade ende hinder, so ontboot hem die hertoge van deser molestacie ende hinderen of te staen ende niet meer moyelic te wesen op een grote pene. Die van venlo des hertogen geboden versmaende ende bi consent die van nieumagen ende des hertoghinnen informeerden den iongen Adolf ende began te conspireren tegen sinen vader, allegerende dat hi onbequaem ware sulcken coninclijcken lant ende hertochdom te regeeren ende dat hi meer faueerde die van remonde dan die van venloe, met meer andere onduechdelike punten ende articulen Den iongen ioncheer Adolf van gelre aldus geinformeert ende toegemaect wesende door quade ende duyuelsche ingeuen, is met veel volcx van wapenen ghecomen binnen der stede van Venloe, ende reedt int lant van remonde rouende ende brandende tot voor die stede, ende deden die van Remonde veele schaden. Hertoge Arent dit vernemende was harde toornich, ende [194r] dede ter stont vergaderen een deel gewapents volcs ende quam daer mede voor de stede van venlo, ende beleyde die sijn soon daer binnen wesende. Joncheer Adolf van Gelre wert hem bedenckende dat hi sinen vader vertoornt hadde, ende dat hi hem niet resisteren noch wederstaen en mochte dede secretelic versoecken ende bidden here Willem sijnen oom here van Egmont dat hi door sijnre liefden hem pays ende vrede verweruen wilde aen sinen vader, want hi kende qualic ghedaen te hebben door quade ende sinistre informacie. Ende here Willem van Egmont arbeyde also aen sijnen broeder den hertoge dat hi sijn belegge voor venloe op brack ende daer wert een tractaet van payse gemaect Als dat hertoge Arent soude resigneren ende ouergeuen Adolph sinen soon die stede van Nieumagen met allen horen toebehoren behaluen die hoghe heerlicheyt om sinen staet daer op te voeren. ende met desen soude ionchere Adolf te vreden wesen ende hem laten genoegen also lange als sijn vader leefde, ende en soude sinen vader niet meer moeyelic wesen noch vertoornen, dwelcke hi sijnen vader blidelic ende danckelic beloofde te doen. Dit gedaen wesende reysde die vader na die stede vanden graue ende bleef daer, ende sijn soon ioncheer Adolf reysde na Nieumagen, ende alle tlant was verblijt van deser vereeninghe ende payse tusschen hem beyden ghemaect. Een corte wile hier na geuielt dat twe gebroeders ende dienres met des hertogen cledinge ghingen wter stede van den Graue na die stede van Aernhem die welcke ioncheer Adolf met crachte van een ghewijt kerchof nam daer si op ghelopen waren, ende dedese binnen Nieumagen openbaerlijc beyde haer hals af houwen, waerom dat hi weder in groter indignacie sijns heren vaders quam, ende vernemende dat sijn vader daer om op hem seere verstoort was, reet hy met somige sijnre houelingen ende dienres tot Bruessele tot hertoge Philips van Bourgondien sinen out oom van sijns moeders wegen, ende bleef daer een wijl tijts Daer na wert hi te sinne ende voer met vele edele ende eerlike notabele mannen pelgrimagie tot Jherusalem int heylige lant, ende daer ontfinc hi die ridderlike oorde, ende weder om comende ontfinc hem hertoge Philips minliken ende maecte hem mede broeder des ridderlijken oordens vanden gulden vliese ende gaf hem eenen gulden halsbant des seluen oordens om sinen halse. Hertoge Philips die hem noch meer verheffen ende eeren woude gaf hem tot eenre huysurouwen Katheline hertoge Karels van Bourbon ende vrouwe Agniese sijns susters beyder dochter, daer graue Kaerle van charloys hertoge philips soon ooc een dochter af hadde Ende bi desen vrouwe Katheline wan heer Adolf van Gelre een soon genoemt Kaerle noch leuende ende een dochter ghenoemt Philippe, die namaels te man hadde den hertoge van Lothringen. Ende dese feeste vander brulocht wert gehouden binnen Brusel op Coudenberch, int iaer M.CCCC ende .lxiij. Ende in dat selue iaer reysde hy int lant van gelre ende verwerf pays aen sinen vader, ende vereenichde oock sijn moeder die hertoginne tegen sinen vader haren man, die ooc bi middelen tiden haren man ende here met scandelijcke woorden seere vertoornt hadde maer ey lasen dese pays geschiede al op bedroch ende loosheyt, want dese here [194v] Adolph door stadige instancie ende informacie sijns moeders ende andere hore fautoren ende adherenten tegen alle rechten ende wetten ende tegen sijn eer, was in meninge te vangen sinen vader, om dat lant selue te regeren. Waer om int iaer M.CCCC.lxv. als tusschen der hertoginne ende haren soon met horen fautoren ende adherenten veel dingen gheconcludeert ende versproken waren, quam die hertoghinne na die hoochtijt van kersmisse met weynich ghesins voor tslot ten Graue ende begeerde daer op te wesen. Hertoge Arent verhorende sijn huysurouwe daer te wesen ontfincse minlicken met groter blijtscappen.

Van de onenigheid en tweedracht tussen hertog Arnoud van Gelre en zijn zoon Adolf en hoe hij zijn vader ving.

In het jaar 1463 is grote oneindigheid en twist ontstaan in het lande Gelre tussen hertog Arnoud van Gelre en zijn enige zoon Adolf daar die van Nijmegen een grote oorzaak van geweest zijn want die van Nijmegen namen de justitie en correctie die zwaar gedaan was door de hertog de ingezeten van Driel en haatte hem daarom en merkten dat zijn zoon Adolf een jonge kloeke en dappere jongeling geworden was en hingen en haalden zeer aan vrouwe Catharina van Kleef, hertogin van Gelre met haar zoon Adolf, en onder andere familiare en vriendelijke woorden die ze met elkaar hadden en onthaalden gaven ze te kennen dat ze in mening waren hem hertog van Gelre te maken en zijn vader, hun heer, in gevangenis te zetten. En om dit te volbrengen zo solliciteerden ze en namen tot hun hulp de steden van Zutphen en Venlo, maar die van Roermond mochten ze daar niet brengen zo lang hun heer de hertog leefde. En toen die Venlo de ingezeten van Roermond om deze zaak dagelijks zeer molesteerden en moeilijk waren en deden ze veel schade en hinder zo ontbood de hertog hen van deze molest en hinderen af te staan en niet meer moeilijk te wezen op een grote geldsom. Die van Venlo versmaadden het gebod van de hertog met toestemming van die van Nijmegen en de hertogin informeerden de jonge Adolf en begon samen te zweren tegen zijn vader en voerde aan dat hij onbekwaam was om zoՠn koninklijk land en hertogdom te regeren en dat hij meer begunstigde die van Roermond dan die van Venlo met meer andere ondeugdelijke punten en artikels. De jonge jonkheer Adolf van Gelre aldus genformeerd en klaar gemaakt door kwaad en duivels ingeven is met veel wapenvolk gekomen binnen de stad Venlo en reed in het land Roermond rovend en brandend tot voor de stad en deed die van Roermond veel schade. Hertog Arnoud vernam dit en werd zeer vertoornd en liet terstond verzamelen een deel gewapend volk en kwam daarmee voor Venlo en belegerde zijn zoon die daarbinnen was. Jonkheer Adolf van Gelre bedacht dat hij zijn vader vertoornd had en dat hem niet verzetten noch weerstaan mocht en liet geheim onderzoeken bij zijn oom heer Willem, heer van Egmond, dat hij door zijn liefde hem vrede verwerven wilde aan zijn vader want hij bekende kwalijk gedaan te hebben door kwade en sinistere informatie. En heer Willem van Egmond bewerkte alzo aan zijn broeder de hertog dat hij zijn beleg voor Venlo opbrak en er werd een traktaat van vrede gemaakt. Toen dat hertog Arnoud zou neerleggen en overgeven aan zijn zoon Adolf de stad Nijmegen met al zijn toebehoren behalve de hoge heerlijkheid om zijn staat daarop te voeren en hiermee zou de jonkheer Adolf tevreden wezen en zich laten vergenoegen alzo lang als zijn vader leefde en zou zijn vader niet meer moeilijk wezen noch vertoornen, wat hij zijn vader blijde bedankte beloofde te doen. Toen dit gedaan was vertrok de vader naar de plaats van de graaf en bleef daar en zijn zoon jonkheer Adolf reisde na Nijmegen en het hele land was blijde van deze vereniging en vrede tussen hen beiden gemaakt. Een korte tijd hierna gebeurde het dat twee gebroeders en dienaars met hertogen kleding uit de stad van de Grave naar de stad Arnhem gingen die jonkheer Adolf met kracht van een gewijd kerkhof nam waar ze op gelopen waren en liet ze binnen Nijmegen openbaar beide hun hals afhouwen, waarom dat hij weer in grote verontwaardiging van zijn vader kwam en vernam dat zijn vader daarom op hem zeer verstoord was en reed met sommige van zijn hovelingen en dienaars naar Brussel tot hertog Filips van Bourgondi, zijn oud oom van moeders kant, en bleef daar een tijdje. Daarna werd hij bezonnen en voer met vele edele en eerlijke notabele mannen pelgrimage te Jeruzalem in het heilige land en daar ontving hij de ridderorde en terugkomende ontving hem hertog Filips minlijk en maakte hem medebroeder der ridderlijke orde van het gulden vlies en gaf hem een gulden halsband van dezelfde orde om zijn hals. Hertog Filips die hem noch meer verheffen en eren wilde gaf hem tot een huisvrouw Catharina, de dochter van de zuster van hertog Karel van Bourbon en vrouwe Agnies, waarvan graaf Karel van Charlois, de zoon van hertog Filips, ook een dochter van had. En van deze vrouw Catharina won heer Adolf van Gelre een zoon genoemd Karel die noch leeft en een dochter genoemd Philippa die later tot man had de hertog van Lotharingen. En het feest van de bruiloft werd gehouden binnen Brussel op Koudenberg in het jaar 1463. En in hetzelfde jaar reisde hij naar het land van Gelre en verwierf vrede aan zijn vader en verenigde ook zijn moeder weer met haar man, zijn vader, die ook ondertussen haar man en heer met schandelijke woorden zeer vertoornd had, maar helaas deze vrede geschiedde geheel op bedrog en loosheid, want deze heer Adolf door gestadige instantie en informatie van zijn moeder en andere haar aanhangers en begunstigers tegen alle rechten en wetten en tegen zijn eer was in mening zijn vader te vangen om dat land zelf te regeren. Waarom in het jaar 1465 toen tussen de hertogin en haar zoon met hun aanhangers veel dingen geconcludeerd en besproken waren kwam de hertogin na die hoogtijd van Kerstmis met weinig gezin voor het slot ten Grave en begeerde daarop te wezen. Hertog Arnoud hoorde zijn huisvrouw en ontvang haar minnelijk met grote blijdschap.

Weynich tijts na Derthiendach quam here Adolph met luttel familie ende gesins tot Graue ende wert van sinen vader liefliken ontfangen. Opten .iiij. dach na derthiendach waren si met allen vroliken onder malcanderen, ende bisonder here Adolph met ioncheer Frederic van Egmont here Willems soon van Egmont ende van Jselsteyn, ende scaecten te samen tottet aen die middernacht quam. Dus te samen spelende quam een vanden dienres secretelic tot heer Adolph ende bootscapte hem den toecoemst dier van Nimmagen met horen adherenten. Doen stont hi op ende veynsde hem een dans te maken metten ioncfrouwen ende woude eenichsins hebben dat ioncheer Frederic mede dansen soude, maer hi weygerdet hem, ende ghinc in sijn slaepcamer te bedde ende dier gelijcken dede hertoge Arent mede Hier en binnen quamen de gedeputeerden wel gewapent ende getuycht door die hertoginne ende horen soon op gelaten wesende op dat huys ende sloegen met allen seer an des hertogen camer, dat hi op staen soude ende comen tot hem wt. Lieue kinder sprac de hertoge, ic en mach nv niet dansen, laet mi nv te vreden, ick salt op een ander tijt verbeteren, ende met desen braken si geweldelic die duere vander cameren op ende stonden daer met wt ghetogen messen, seggende, geeft v gheuangen. Die hertoge dit siende vraechde terstont na sinen soon want hi hem seer beminde ende was seer sorchfoudich voor hem, want hi waende dattet vreemde vianden geweest waren om hem ende sijnen soon te vangen. Doen quam heer Adolf ende seyde, geminde vader geeft v geuangen, wanttet moet nv aldus wesen Doen sprac die hertoge met screyende oogen aensiende deerliken sinen soon, seggende O mijn liue soon wat doetstu mi, ende met dien namen si hem als een dief oft moordenaer ende half gecleet wesende brochten si hem ouer die grachten daer die van Nimmagen hem verwachten, ende setten hem op een paert. Dye moeder ende die soon volchden hem, ende hi begeerde hertelijc aen sinen soon dat hi hem tot Nimmagen niet en brochte, mer anders waer daert hem beliefde, ende brachten hem op tslot te Lobeck, ende daer na opt huys te Bueren daer hi vi. iaer gheuangen lach. Dit aldus geschiet wesende dede hem heere Adolf tot Nimmagen, Zutphen, Venlo, ende Aernhem hulden ende ontfingen hem als horen heere ende hertoge, ende daer na in allen steden, wtgeseyt tot Remonde die altijt neutrael saten. Op dese tijt nam hi ooc gheuangen ioncheer Frederic sinen neef, waer om hi twistende wert tegen here Willem van Egmont sinen oom, ende daer na creech hi grote onminne met hertoge Jan van Cleue sinen oom. [195r]

Kort na Driekoningen dag kwam heer Adolf met weinig familie en gezin ten Grave en werd van zijn vader lieflijk ontvangen. Vier dagen na Driekoningen dag waren ze met zijn allen vrolijk onder elkaar en vooral heer Adolf met jonkheer Frederik van Egmond, zoon van heer Willem van Egmond, en van IJsselstein en schaakten tot middernacht kwam. Aldus tezamen spelend kwam een van de dienaars geheim tot heer Adolf en boodschapte hem de toekomst van die van Nijmegen met hun aanhangers. Toen stond hij op en veinsde een dans te maken met een jonkvrouw en wilde enigszins hebben dat jonkheer Frederic mede dansen zou, maar hij weigerde het hem en ging in zijn slapkamer te bed en diergelijke deed hertog Arnoud mede. Ondertussen kwamen de gedeputeerden goed gewapend en opgetuigd door de hertogin en haar zoon die het huis opengelaten hadden en sloegen zeer op de kamer van de hertog zodat hij zou opstaan en tot hen komen. ‘Lieve kinderen, sprak de hertog, ‘ik mag nu niet dansen, laat me in vrede en ik zal het op een andere tijd verbeteren,’ en met deze braken ze geweldig de deur van de kamer open en daarin trokken met getrokken messen en zeiden; ԧeeft u gevangen.’ De hertog die dit zag vroeg terstond naar zijn zoon want hij beminde hem zeer en was zeer zorgvuldig voor hem want hij waande dat het vreemde vijanden waren geweest om hem en zijn zoon te vangen. Toen kwam heer Adolf en zei; ‘Beminde vader, geef u gevangen want het moet nu aldus wezen.’ Toen sprak de hertog met schreiende ogen en keek deerlijk naar zijn zoon en zei; ‘O mijn lieve zoon, wat doet u nu,’ en met die namen ze hem als een dief of moordenaar en half gekleed brachten ze hem over de gracht daar die van Nijmegen hem opwachtten en zetten hem te paard. De moeder en de zoon volgden hem en hij begeerde hartelijk aan zijn zoon dat hij hem niet naar Nijmegen bracht, maar ergens ander waar het hem beliefde en brachten hem op het slot te Lbeck en daarna op het huis te Buren waar hij 6 jaar gevangen lag. Toen dit gebeurd was liet hem heer Adolf te Nijmegen, Zutphen, Venlo en Arnhem huldigen en ontvingen hem als hun heer en hertog en daarna in allen steden, uitgezonderd Roermond die altijd neutraal zat. Op deze tijd nam hij ook gevangen zijn neef jonkheer Frederik waarom hij twist kreeg met zijn oom heer Willem van Egmond en daarna kreeg hij grote onmin met zijn oom, hertog Jan van Kleef.




Hoe dat here Jan van Koesteyn onthooft wert door dat leelic verraet dat hi op ghestelt hadde den graue Kaerle van Charloys

IN desen tijden was die graue Kaerle van Charloys proficerende ende voortgaende int outheden, in wijsheden, ende in vele duechtlijke gauen ende gracien voor god ende alle menschen want hi nv out was .xxx. iaren ende hadde bi sijnen ghechten wiue genoemt Anna des hertogen dochter van Bourbon wes moeder geheten Agniet was hertoge Jan van Bourgondien dochter hertoghe Philips suster, een dochter ghenoemt Maria. dus was sijn wijff sijnre moeyen dochter. Ende dit huwelick geschiede door dispensacie des [195v] stoels van Romen om sekere saken willen nochtans ontsach hem die graue des hijlicx, hoe wel hi sijn huysurouwe wter maten seere beminde. Hi ghinck ooc voort in wijsheden, want hi een voorsichtich ende discreet ionc man was geleert in die vrije consten, in astronomien, ende musijcke, manierlic ende bequaem int spreken, ende alle man verwonderde van sijnre wijsheyt ende manierlijcheyt. Hi was ooc begaeft van vele duechtlijcke gauen, want hi dicwils plach te vasten ende alle weke sprac hi eens sijn biechte ende las dagelicx die .vij. getijden Opten witten donredach plach hi .xij. armer menschen voeten te wasschen ende gaf hem milde aelmissen, hi beminde seere de reynicheyt des lichaems ende hielt bouen al sinen echteliken staet. Die doorluchtige prince hertoge philips aenmerckende dat sijn eenige soon met dusdanige crachten der duechden verchiert was verblide hem wter maten sere dat hem god sulken erfgenaem verleent hadde endesine landen achterlaten soude. Omtrent dese tijt als inden iare M.CCCC.lxiij. isser een grote discoorde ende tweedracht op geresen int hof van Bourgondien, want here Jan van croy hadde een dienre dat een arm geselle was genoemt Jan van Koesteyn, dese hadde hi promoueert dat hi hertoge Philips camer regeerde, veechde ende schoonmaecte, ende als hi dit officie van des princen camere een tijt lanck eerlic ende ootmoedelic hadde geregeert dat hi niet alleen vanden prince, mer ooc van allen anderen heren ende ridderen seer bemint was, ende de prince had hem also gesint ende begracijt dat hi hem ridder maecte ende ooc sinen secreten raet also dat de prince niet voor en nam noch en dede buten consent ende raet des heren van croy ende dese here Jan van koestein. Waer om dat hi so homoedich ende op gheblasen wert dat hi alle andere baroenen ridderen ende edelen verachte ende liet hem duncken dat niemant sijns gelijc en was, ende also dese here Jan van croy ende here Jan van Lannoy stedehouder van hollant heymelic beniden graue kaerle van Charloys, om dat dye selue graue Kaerle conquesteert ende vercregen hadde van sinen vader den hertoge dat lant van Arkel dat weynich tijts daer te voren die hertoge desen here Jan van Lanoy gegeuen hadde Dair en bouen hadde de prince ghegeuen here Jan van croy die graefscap van namen ende bolennoys ende hadde dat rustlic ende vredelic lange iaren beseten, dwelcke graue kaerle seer displiceerde ende mishagede dat hi aldus onterft soude werden Ende want die graue van Charloys dese donatie ende gifte als een eenige erfgenaem ende successoer niet admitteren noch consenteren en wilde waeromme dat dese .ij. voorscreuen heren croy ende lannoy den graue van charloys tegen sinen vader also vermaecten dat hi hem in sijn tegenwoordicheit sien noch horen en wilde. Die graue van charloys dit vernemende nam dat pacientlic mer swaerlic ende niet willen sinen vader vertoornen, mer obedieren in allen saken, is bedructelick wt sijns vaders aenschijn getogen ende quam tot Gorichom ende bleef daer een wijl tijts ende voort in des grauen hage, hopende mits sijnre sachtmoedicheit, obediencie ende goetwillicheit sijns vaders toorne te sachten. Dit vernemende die ouerste van den landen van Brabant, van Vlaenderen ende hollant quamen bi hem ende vertroosten hem administrerende van allen des hem van node was. Die van croy ende lannoy dit vernemende waren des qualic te vreden ende auiseerden eenen anderen quaden [196r] raet hoe si hem heymelic ter doot souden mogen brengen Ende namen tot horen hulpe ende raetsman here Jan van koesteyn die welck een speciael vrient was des heren van Croy. Dese heere Jan van koesteyn conuenierde met schone woorden ende beloften van grote somme van penningen eenen iongen man wt bourgondien genoemt Jan van vye, den welcke hi sende in Sauoyen tot eenen touenersse, den welcken hi beloofde te geuen grote giften ende gauen dat si met haer touerije ordineren ende maken soude een beelde van wasse gedoopt wesende van eenen valschen priester, dwelcke si noemen dede Kaerle, welc kint oft beelde si met duuelschen touerijen hadde gheordineert dat also dick ende menichmael men dat beelde prickelde ende doorstac met priemen ende messen, alle dat selfde soude geuoelen die graue van Charloys in sijnen lichame te geschiene, ende dat hi door sulcke pijnen ende wreetheden ten lesten soude steruen Ende waert sake dat here Jan van koesteyn dese voorscreuen dingen van dese touenersse niet gecrijgen en mochte, so hadde hi bi den seluen bode Jan van vye gestelt dat hi hem procureren ende besorgen wilde dat alre starcste ende crachtigste fenijn dat hi crigen conde, om den graue van Charloys dair mede te vergheuen. Ende om dat hi dit heymelic ende ghetrouwelic soude volbrengen, gaf hi hem ten eersten voor sijn diensticheyt .C.pont groot ende beloofde hem noch te gheuen voor sijne beanxstheden ende moeyenissen als hi dese voorscreuen dingen met hem brochte .C. gouden leeuwen ende hem doen promoueren tot groter digniteyten ende eren. Dese Jan van vye door dese giften gauen ende promotien, nam desen last aen te doen ende volbrochtse mit groter naersticheyt, ende die duuelsche oude touenersse door grote gauen volbrocht si heere Jans wille ende opset Ende als Jan van vye wt Sauoyen tot Bruessel gecomen was, wert hi blijdelic van heere Jan van koesteyn ontfangen ende presenteerde hem dese vermaledide duelsche dingen ende onthielt hem secretelijc een wijl tijts bi hem. Ende om dat niemant quade suspicie oft vermoeden op hem hebben en soude vanden graue van Charloys als yet quaets tegen hem oft van hem te spreken, ende sprac also mitten hertoge dat hi pays ende vrede creech ende met sinen vader vereenicht worde ende dat hi een goet ende seer bemint prince was ende met dusdanigen woorden sachte hi des hertogen toorne moet also dat hi ten lesten weder te houe quam tot sinen vader Ende deser ende dier gelijken schone bedriechlike wooden sprac here jan van koestein totten hertoge op dat hi te sekerliken ende lichtelijcker den graue van charloys soude vergeuen ende doden. Als nv dese Jan van vye een wijl tijts te Bruessel gelegen hadde ende sijn beloofde penningen niet gegeuen en werden bestont hi op een tijt in eenre secrete plaetsen met here Jan van koestein te kiuen, hem imputerende ende verwitende vanden opsette ende anslage die hi tegen den graue van charloys opgenomen hadde, ende ten waer sake dat hi hem voldede hi soude alle dese dingen openbaren ende te kennen geuen den voorscreuen graue van Charloys. Here Jan dit horende wert wter maten toornich ende dreychde desen Jan van wye te slaen ende iaechde hem wten huyse Alle dese twistende woorden als god wilde hoorde een eedel ioncheer ghenoemt Peeter hachenback dye seere [196v]

verwonderde ende verscricte van aldusdanigen aenslage, ende na goeder deliberacie ginc hi totten graue van charlois ende gaf hem int secreet te kennen wat hi van desen tween ghehoort hadde. Die goede graue Kaerle van Charloys dit horende was seer beducht ende versuchte sere, ende op enen bequamen tijt ghinc hi met desen ioncheer Peter hachenbac ende claechde met wenende ogen alle dese voorseyde redenen ende woorden. Die hertoge dit horende verwonderde sere ende meer danmen wtspreken soude mogen, ende wt beuel sijns heren vaders lietse die graue beyde vangen, bi den here van Auxy, ende dedese opt huys van replemonde scarpelic bewaren Ende als si alle dese saken int lange verclaert ende gheleden hadden werden si daer beyde onthooft, ende aldus heeft god dat onnosel bloet des eedelen graefs van Charloys beschermt ende onthouden. Ende van desen tijt voort hielt dye graue Kaerle van Charloys suspect ende hadde quade vermoeden opten graue Jan van stampus, here Jan van croy, ende op heere Jan van Lannoy den stedehouder van Hollant met haren adherenten, want dye graue van stampus was des princen ouersten raet ende hielt hem seer familiaer met here Jan van Koesein die onthooft was

Hoe dat heer Jan van Koestein onthoofd werd door dat lelijke verraad dat hij opgesteld had tegen graaf Karel van Charlois.

In deze tijd was graaf Karel van Charlois profeterende en voortgaande in oudheden, in wijsheden en in vele deugdelijke gaven en gratie voor God en alle mensen want hij was nu 30 jaren oud en had bij zijn gehuwde vrouw genoemd Anna, de dochter van de hertog van Bourbon, wiens moeder geheten Agnes was de dochter van hertog Jan van Bourgondi en zuster van hertog Filips, een dochter genoemd Maria. Dus was zijn wijf tante van zijn dochter. En dit huwelijk geschiedde door dispensatie van de stoel van Rome vanwege zekere zaken, nochtans ontzag zich de graaf het huwelijk, hoewel hij zijn huisvrouw uitermate zeer beminde. Hij ging ook voort in wijsheid want hij was een voorzichtig en discrete jongen man en geleerd in vrije kunsten, in astronomie en muziek goed gemanierd en bekwaam in het spreken en alle man verwonderde van zijn wijsheid en manieren. Hij was ook begaafd van vele deugdelijke gaven want vaak lag hij te vasten en alle weken sprak hij eens zijn biecht en las dagelijks de 7 getijden Op Witte Donderdag plag hij de voeten van 12 arme mensen te wassen en gaf hen mild aalmoezen, hij beminde zeer reinheid van het lichaam en hield boven alles zijn huwelijkse staat. De doorluchtige prins hertog Filips merkte dus dat zijn enige zoon met dusdanige krachten der deugden versierd was en verblijdde zich uitermate zeer dat hem God zo’n erfgenaam verleend had en zijn landen achterlaten zou. Omtrent deze tijd in het jaar 1463 is er grote onenigheid en tweedracht gerezen in de hof van Bourgondië want heer Jan van Croy had een dienaar dat een arme gezel was en genoemd Jan van Koestein en die had hij bevorderd dat hij de kamer van hertog Filips regeerde, veegde en schoonmaakte en toen hij deze officie van kamer van de prins een tijd lang fatsoenlijk en ootmoedig had geregeerd zodat hij niet alleen van de prins, maar ook van alle anderen heren en ridders zeer bemind was en de prins was hem alzo gezind en begaafd tot hij hem ridder maakte en ook zijn geheime raad alzo dat de prins niets voor en nam noch deed zonder toestemming van de raad van de heer van Croy en deze heer Jan van Koestein. Waarom dat hij zo hoogmoedig en opgeblazen werd zodat hij alle andere baronnen, ridders en edelen verachtte en liet zich denken dat niemand zijn gelijke was en alzo deze heer Jan van Croy en heer Jan van Lannoy, stadhouder van Holland, heimelijk benijdden graaf Karel van Charlois omdat graaf Karel gewonnen en gekregen had van zijn vader de hertog dat land van Arkel dat vlak daarvoor de hertog deze heer Jan van Lannoy gegeven had. Daarboven had de prins gegeven heer Jan van Croy het graafschap Namen en Bolenois en had dat rustig en vredig lange je jaren gehad dat graaf Karel zeer ontmoedigde en mishaagde dat hij aldus onterfd zou worden. En omdat de graaf van Charlois deze donatie en gift als een enige erfgenaam en opvolger niet toeliet noch toestaan wilde waarom dat deze 2 heren Croy en Lannoy de graaf van Charlois tegen zijn vader alzo maakten dat hij hem in zijn tegenwoordigheid zien noch horen wilde. De graaf van Charlois nam dat geduldig maar bezwaard aan en wilde zijn vader vertoornen, maar gehoorzamen in alle zaken en is bedrukt uit zijn vaders aanschijn vertrokken en kwam te Gorinchem en bleef daar een tijdje en voer in Gravenhaag en hoopte met zijn zachtmoedigheid en goedwilligheid de toorn van zijn vader te verzachten. Dit verman de overste van de landen van Brabant, van Vlaanderen en Holland en kwamen bij hem en vertroosten hem en voorzagen hem van allen dat hem nodig was. Die van Croy en Lannoy die dit vernamen waren dus slecht tevreden en adviseerden een andere kwade raad hoe ze hem heimelijk ter dood zouden mogen brengen. En namen tot hun hulp en raadsman heer Jan van Koestein die een speciale vriend was van de heer van Croy. Deze heer Jan van Koestein kwam overeen met mooie woorden en beloften van een grote som van penningen een jonge man uit Bourgondi, genoemd Jan van Vie, die hij zond in Savoie naar een tovenaarster die hij beloofde te geven grote gift en gaven dat ze met haar toverij ordineren en maken zou een beeld van was die gedoopt was van een valse priester die ze liet noemen Karel, welk kind of beeld ze met duivelse toverij had geordineerd dat alzo vaak en menigmaal men dat beeld prikkelde en doorstak met priemen en messen al datzelfde zou voelen de graaf van Charlois in zijn lichaam te geschieden en dat hij door zulke pijnen en wreedheid tenslotte zou sterven. En was het zaak dat heer Jan van Koestein deze dingen van deze tovenaarster niet krijgen kon dan had hij bij diezelfde bode Jan van Vie gesteld dat hij hem leveren en bezorgen wilde dat allersterkste en krachtigste venijn dat hij krijgen kon om de graaf van Charlois daarmee te vergeven. En omdat hij dit heimelijk en getrouw zou volbrengen gaf hij hem ten eerste voor zijn dienst 100 pond groot en beloofde hem noch te geven voor zijn angst en bemoeienis als hij die dingen met hem bracht 100 gouden leeuwen en hem laten promoveren tot grotere waardigheid en eer. Deze Jan van Vie door deze giften, gaven en promotie nam deze last aan te doen en volbracht het met grote vlijt en die duivelse oude tovenares door grote gaven volbracht ze de wil en voornemen van heer Jan. En toen Jan van Vie uit Savoie naar Brussel gekomen was werd hij blijde van heer Jan van Koestein ontvangen en presenteerde hem deze vermaledijde duivelse dingen en onthield zich een tijdje bij hem. En omdat niemand kwade verdenking of vermoeden op hem hebben zou van de graaf van Charlois als iets kwaads tegen hem of van hem te spreken en sprak alzo met de hertog dat hij rust en vrede kreeg en met zijn vader verenigd werd en dat hij een goede en zeer beminde prins was en met dusdanige woorden verzachtte hij de toorn en gemoed van de hertog alzo dat hij tenslotte weer te hof kwam bij zijn vader. En deze en diergelijke mooie bedriegende woorden sprak heer Jan van Koestein tot de hertog opdat hij te zeker en te lichter de graaf van Charlois zou vergeven en doden. Toen nu deze Jan van Vie een tijdje te Brussel gelegen had en zijn beloofde penningen niet gegeven werden bestond hij op een tijd in een geheime plaats met heer Jan van Koestein te kijven en lengde hem ten laste en verweet van het voornemen en aanslag die hij tegen de graaf van Charlois opgenomen had, tenzij dat hij hem betaalde of anders zou hij al deze dingen openbaren en te kennen geven aan de graaf van Charlois. Heer Jan die dit hoorde werd uitermate vertoornd en dreigde deze Jan van Vie te slaan en joeg hem uit het huis. Al deze twistende woorden zoals God wilde hoorde een edele jonkheer genoemd Peter Hachenback die het zeer verwonderde en schrok van al dusdanige aanslag en na goed overleg ging hij naar de graaf van Charlois en gaf hem in het geheim te kennen wat hij van deze twee gehoord had. De goede graaf Karel van Charlois die dit hoorde was zeer beducht en zuchtte zeer en op een geschikte tijd ging hij met deze jonkheer Peter Hachenback en klaagde met wenende ogen al deze redenen en woorden. De hertog die dit hoorde verwonderde hem zeer en meer dan men zou mogen uitspreken en op bevel van zijn vader lieten ze beide de graven vangen door de heer van Auxy en liet ze op het huis van Replemonde scherp bewaren. En toen ze al deze zaken in het lange verklaard en beleden hadden werden ze daar beide onthoofd en aldus heeft God dat onschuldige bloed van de edele graaf van Charlois beschermd en gehouden. En van deze tijd voort hield graaf Karel van Charlois verdacht en slecht vermoeden op de graaf Jan van Stampus, heer Jan van Croy en op heer Jan van Lannoy, de stadhouder van Holland, met hun aanhangers want de graaf van Stampus was de overste raad van de prins en hield zich zeer familiair met heer Jan van Koestein die onthoofd was.

Van een cruysuaert op die Turcken geordineert vanden paus Pius

INden iare MCCCC.lxiiij. heeft onse heylige vader de paus Pius dye .ij. van dier name met sijn cardinalen ende in sijn eygen proper persoon een cruysuaert te doen met een groot ontallijc volck van wapenen opten alre boosten ende wreetsten trucken die sonder ophouden dagelicx infesteerden ende beuochten die kersten landen, want dye turcken als si die alre vermaerste stadt van Constantinopel ghewonnen hadden sijn si veel te souter gheworden, ende hebben met geweldiger hant alle dat keyserrijck van Griecken ingenomen, steden ende sloten ghewonnen ende dat kersten bloet ouertallic gestort, waer om dat de paus notabele legaten ende boden gesonden heeft met brieuen van commissien aen allen princen ende vorsten van kersten rijck begherende herteliken assistencie ende bistant, ende bouen allen anderen versochte hi aenden hogen ende vermogende vorst hertoge philips van bourgondien dat hi hem in deser noot bistant ende hulpe doen wilde. Die hertoge dit verstaende gaf grote audiencie ende soude sonder twifel seluer in persone daerwerts ghetogen hebben, en hadde hem die outheyt van iaren ende andere nootlijcke ende merclike saken niet gehindert ende beswaert. Nochtans dede die prince gemeen heeruaert bieden ouer alle sijn landen ende vergaderde een ontallijcken groten schaer van volcke, om die tot hulpe des paus te senden, ende van desen volke van wapene maecte hi capiteyn ende hooftman den vromen ende stercken man here Anthonis sijnen bastaert soon, ende binnen desen tiden sant die paus sijn bullen van gracien ende aflaten die hier in desen nederlanden ouer al ghepubliceert ende gecondicht worden, om den turcken daer mede te wederstaen. Ende heere Anthonis nam oorlof aen sinen vader ende voer met scepen tot dat hi quam int lant van Calaberen,daer comende werden hem getoont [197r] brieuen sprekende tegen sijn lijf ende leuen ende dese brieuen waren gesonnen aen hertoge Jan van calabren coninc Reyniers soon van sicilien. Ende also dese scepen met al dat volck van wapenen gebrec hadden vitalie so quamen si daer aen tlant om hem te voorsien des hem van node waer ende begeerden al eer si op tlant traden te hebben salueconduyt ende vry gheleyde Die capiteyn vanden lande desen here Anthonis siende sprac hi ende seyde, ick wilde wel dat ghi in desen landen niet ghecomen en waert, waer om sprack die bastaert, want wi comen hier in vreden ende niemant begeert v often uwen te misdoen, dan alleen te copen ende te betalen dat ons van node is, ende weder onsen wech te reysen. Jck hebbe hier bi mi sekere brieuen in corten dagen van v here vader gesonnen, inden welcken mi belast wert v doot te slaen, in dien gheuallen ghi hier in dit lant quaemt Niet te min, ick en salts daer om niet doen, dus segt mi, wat ghi tegen uwen vader misbruyct hebt dat hi v dusdanige brieuen na scrijft, ende wil dan arbeyden om v tegen uwen vader te vereenigen. Dese brieuen also na blijckende wert waren gheschreuen ende gesonnen tot hertoge Jan van Calabren van sommige heeren vanden rade des hertochs door instancie ende versoecken conincx Lodewijcx van Vrancrijc, op dat si na den doot des princen ende sijns soons den bastaert den iongen graue van Charloys te bat oueruallen souden ende also de bastaert hem niet en kende misbruyct te hebben tegen sinen vader was hi te meer verstoort ende beducht ende begheerde dese brieuen te sien ende ghesien ende gelesen hebbende ghinc hi van stonden aen weder te scepe, ende hier en binnen starf die paus Pius ende dat grote opset vanden cruysuaert ghinc te niete ende elck reysde weder inden sinen Ende heere Anthonis is ooc weder om ghereyst ende vant dat hof sijns vaders in eenen quaden ende periculosen staet in groter discoorde ende perturbacie

Van een kruistocht op de Turken geordineerd van paus Pius.

In het jaar 1464 heeft onze heilige vader paus Pius de 2de van die naam met zijn kardinalen en in zijn eigen persoon een kruisvaart te doen met een groot ontelbaar wapenvolk op de aller kwaadste en wreedste Turken die zonder ophouden dagelijks kwelden en bevochten de christenlanden, want de Turken hadden toen ze de aller vermaardste stad Constantinopel gewonnen en zijn veel dapperder geworden en hebben met geweldige hand dat hele keizerrijk van Griekenland ingenomen, steden en burchten gewonnen en dat christen bloed overtallig gestort waarom dat de paus notabele legaten en boden gezonden heeft met brieven van commissie aan alle prinsen en vorsten van christenrijk en begeerde hartelijk assistentie en bijstand en boven alle anderen verzocht hij aan de hoge en vermogende vorst hertog Filips van Bourgondië dat hij hem in deze nood bijstand en hulp wilde doen. De hertog die dit verstond gaf grote audintie en zou zonder twijfel in eigen persoon derwaarts getrokken zijn, had hem de ouderdom en andere noodzakelijke en opmerkelijke zaken niet gehinderd en bezwaard. Nochtans liet de prins algemene legertocht bieden over al zijn landen en verzamelde een ontelbare grote schaar van volk om die tot hulp de paus te zenden en van dit wapenvolk maakte hij kapitein en hoofdman de dappere en sterke heer Anton, zijn bastaardzoon, en ondertussen zond de paus zijn bullen van gratie en aflaten die hier in deze Nederlanden overal gepubliceerd en verkondigd werden om de Turken daarmee te weerstaan. En heer Anton nam verlof aan zijn vader en voer met schepen totdat hij in het land Calabrië kwam en werden hem de brieven getoond die spraken tegen zijn lijf en leven en deze brieven waren gezonden aan hertog Jan van Calabrië, de zoon van koning Reinier van Sicilië. En alzo deze schepen met al dat wapenvolk gebrek aan voedsel hadden zo kwamen ze daar op het land om zich te voorzien wat hen nodig was en begeerden al eer ze op het land traden te hebben vrijheid en vrijgeleide. De kapitein van het land die heer Anton zag sprak en zei; Ik wilde wel dat ge hier in dit land niet gekomen was. ‘Waarom,’ sprak de bastaard, ‘Want we komen hier in vrede en niemand begeert u of de uwen te misdoen, dan alleen te kopen en te betalen dat ons van node is en weer onze weg te reizen. Ik heb hier bij mij zekere brieven laatst van uw heer vader gezonden waarin me belast wordt u dood te slaan als het gebeurde dat ge hier in dit land kwam. Niettemin, ik zal het daarom niet doen, dus zeg me wat ge tegen uw vader misdaan hebt dat hij u dusdanige brieven na schrijft en wil dan werken om u met uw vader te verenigen.’ Deze brieven alzo hierna bleken waren geschreven en verzonnen tot hertog Jan van Calabri van sommige heren van de raad van de hertog door instantie en verzoek van koning Lodewijk van Frankrijk opdat ze na de dood van de prins en zijn zoon de bastaard en jonge graaf van Charlois te beter overvallen zouden dat de bastaard hem niet kende en misdaan zou hebben tegen zijn vader was hij te meer verstoord en beducht en begeerde deze brieven te zien en gezien en gelezen ging hij van stonden aan weer te scheep en ondertussen stierf die paus Pius en dat grote voornemen van de kruistocht ging te niet en elk reisde weer in de zijne. En heer Anton is ook wederom vertrokken en vond de hof van zijn vader in een kwade en moeilijke staat en in grote onenigheid en verwarring.

Vanden groten twist ende discoorde die gheresen was tusschen hertoghe Philips ende sinen sone den graue van Charloys

Ls nv graue Kaerle van Charloys heere Jan van Koestein hadde doen onthoofden nam hi alle sijne costelike cleynodien, schat, ende ghelde tot sijnre eyghen profiten. Dit vernemende die graue van stampus ende heer Jan van Croy opperste raetsheeren vanden hertoge, namen dat seer oeuel ende qualiken, want si seer beminden heren Jan voorscreuen Ende si excuseerden hemseluen dach ende nacht van deser opsette ende boosheden perpetreert ende gedaen bi heren Jan, ende dat meer was si diffameerden ende beschuldichden den graue van Charloys also tegen sijnen here vader dat hi hem sien noch horen en woude, ende geboot ooc wt grooter toornicheyt datmen hem vast leggen soude. Die graue dit int secreet ende sekerlic verstaende gaf den toornicheyt een stede, doende als die wijse ende reysde wt sijns vaders ogen ende quam in sijn landen ende steden van Gorichom, hoe wel dye hertoge veel lagen in diuerse plaetsen hadde doen leggen om hem te vangen, ende want hi dat niet gedoen en conde, nam hi voor hem te vangen die raden ende heren kaerls sijns soons, dwelc hem [197v] ooc wel kenlic was, waer om hi altijt bewaert ghinc met veel familie ende dienres. Hi hadde ooc allen eedelen heeren endeknechten verboden geen communicatie noch conuersacie te hebben met sinen sone, op die verbuerte van lijf en[de] goet. Waer omme si hem ontsagen openbaer met hem te conuerseren, wtgeseyt heer adriaen van Borselen here van Brigdam ende meester Anthonis michiels soon raet van hollant wonende inden hage. Dese here Adriaen hadde te wiue Anne hertoge Philips bastaert dochter ende graue Kaerle van Charloys suster, waerom dat hi biden graue stadeliken bleef, hopende altijt int eynde als die vader ende tkint versoent souden wesen, dat hi ooc wel lichtelic tot payse gheraken soude Hertoge Philips vernemende dat meester Anthonis raet van hollant die een out man was ende sijns soons opperste raet, sant zommige dienres inden hage die hem geuangen brengen souden tot bruessel ende daer hebben doen rechten, ende als si meester Anthonis geuangen hadden terstont deden si dat heimelic weten den graue van charloys ende dat hi sijn dienres senden soude ter plaetsen dair si souden passeren ende dat si hem dien met machte benamen, dwelc also geschiede want dese comende met haren geuangen quamen des grauen dienres wel die helfte starcker omtrent Dordrecht, ende namen hem met crachte ende brochten tot Gorichom ende die ander togen weder na Bruessele, waer om die prince seer verstoort was ende leyde noch veel scharper lagen om sinen sone te vangen, maer hi was altijt so bewaert met sine archiers ende dienres, dat si hem niet lichtelic vangen en mochten, mer die hertoge dede confisceren alle sijn goeden heerlic ende eygelick dat hi niet en behielt daer hi sinen staet op houden mochte ende leuen, ende daer en bouen benam hem de coninc lodewijc van Vrancrijck alle dat ghene dat hi hem daer gegeuen hadde doen si verenicht waren, waer om dat vele edelingen ende sommige van die hollantsche steden hem al heymelick bystant deden, ende bysonder heer Franck van borselen graue van oosteruant leende hem veel ghelts. Dit al dus staende quam vrouwe Ysabele ende volchde horen man tot gorichom ende daer bleef si ter tijt toe dat haer man ende sijn vader die hertoge vereenicht waren.

Van de grote twist en onenigheid die gerezen was tussen hertog Filips en zijn zoon de graaf van Charlois.

Toen nu graaf Karel van Charlois heer Jan van Koestein had laten onthoofden nam hij al zijn kostbare kleinoden, schat, en geld tot zijn eigen profijt. Dit vernam de graaf van Stampus en heer Jan van Croy, opperste raadsheren van de hertog, en namen dat zeer euvel en kwalijk want ze beminden zeer die heer Jan. En ze excuseerden zichzelf dag en nacht van dit voornemen en boosheid bedreven en gedaan bij heer Jan en dat meer was ze belasterden en beschuldigden de graaf van Charlois alzo tegen zijn heer vader zodat hij hem zien noch horen wilde en gebood ook vanwege grote toorn dat men hem vast zou leggen. De graaf die in het geheim en zeker de toorn van zijn vader verstond deed als de wijze en vertrok uit zijn vaders ogen en kwam in zijn landen en steden van Gorinchem, hoewel de hertog veel hinderlagen in diverse plaatsen had laten leggen om hem te vangen, wat hij het niet doen kon, maar nam voor hem te vangen de raden en zijn zoon heer Karel wat hem ook wel bekend was waarom hij altijd bewaard ging met veel familie en dienaars. Hij had ook alle edelen, heren en knechten verboden geen communicatie noch conversatie te hebben met zijn zoon op het verbeuren van lijf en goed. Waarom dat ze hem ontzagen om openbaar met hem te converseren, uitgezonderd heer Adriaan van Borsele, heer van Brugdam en de zoon van meester Anthonis Michiels, raad van Holland die in Den Haag woonde. Deze heer Adriaan had tot wijf Anne de bastaarddochter van hertog Filips en zuster van graaf Karel van Charlois, waarom dat hij steeds bij de graaf bleef en hoopte altijd op het eind als de vader en het kind verzoend zouden wezen dat hij ook wel licht tot vrede raken zou. Hertog Filips vernam dat meester Anthonis, raad van Holland, die een oude man was en van zijn zoon opperste raad, zond sommige dienaars in Den Haag die hem gevangen zouden brengen te Brussel en daar laten berechten en toen ze meester Anthonis gevangen hadden terstond lieten ze dat heimelijk de graaf van Charlois en dat hij zijn dienaars ter plaatse zou zenden waar ze zouden passeren en dat ze hem die met macht benamen, wat alzo gebeurde want toen ze met hun gevangene kwamen waren de dienaars van de graaf de helft sterker omtrent Dordrecht en namen hem met kracht en brachten hem te Gorinchem en de andere trokken weer naar Brussel, waarom de prins zeer verstoord was en legde noch veel scherpere hinderlagen om zijn zoon te vangen, mar hij was altijd zo goed beschermd door boogschutters en dienaars zodat ze hem niet licht vangen konden, maar de hertog liet beslag leggen op zijn goed en heerlijk eigen zodat hij niets behield waar hij zijn staat en leven op kon houden en daarboven benam hem koning Lodewijk van Frankrijk al hetgeen dat hij hem vandaar gegeven had toen ze verenigd waren, waarom dat vele edelen en sommige van de Hollandse steden hem al heimelijk bijstand deden en vooral heer Frank van Borsele, graaf van Oostervant, leende hem veel geld. Toen dit aldus stond kwam vrouw Isabelle en volgde haar man tot Gorinchem en daar bleef ze tot de tijd toe dat haar men en zijn vader de hertog verenigd waren.

Hoe dat die hertoge met sinen sone vereenicht worde.

ALs nv dese twist tusschen die vader ende dat kint omtrent twe iaer gestaen hadde, ende niemant hoe groot hi ware de zoene maken en mochte Waer omme die edelen vanden lande ende alle die steden gemeenlic arbeyden wter maten seere om eenen pays te maken aenmerckende die grote ende onuerwinlike scaden die hem daer af opcomen ende aenstaen mochte, waer om die hertoge in hem seluen overdenckende die ghenegentheden sijnre landen tot sijnen sone, ende ouerleggende die periculen die den landen daer af ghebueren mochten, liet die sake wat wesen ende began wat sachtelijker daer mede voort te gaen. Ende binnen desen tiden was die bastaert heere Anthonis ten houe gecomen ende merckende dien staet des hofs sijns vaders arbeide seer neerstich bi sinen vader also dat hi vercreech dat sinen broeder den graue van charloys weder restitueert ende ghegeuen worden alle sijn heerlike eygelike goeden ende domeynen, maer die hertoge [198r] en wilde hem noch niet sien voor ogen, nochtans bi raet sijnre heren ende raden ende der regenten van Ghent ende brugge quam hi stouteliken binnen Bruessel met vij.C. archiers van Ghendt ende .CC. van Brugge, wtgenomen andere heymelike vrienden die hem hulp ende bistant deden ende dach ende nacht bewaerden ende ghinc dagelicx ouer dye straten als een enige soon ende toecomende erfghenaem des hertochs sijns vaders in versmadenisse ende tot spijt alle der gheenre die dus hem lange tegen sinen vader vermaect ende te viant gehouden hadden Ende als hi binnen Bruessel gecomen was sant hi terstont sekere notabele ende eerbare personen, begheerende ootmoedelic dat hi gheweerdigen wilde te horen sinen eenigen soon, die bereet was hem met reden te excuseren van al datmen hem op seggen soude mogen, want hi hem noyt vertoornen en wilde, ende oft hi hem vertoornt mochte hebben, dye sake waerin begheerde hi herteliken te weten ende waert dat hi sculdich geuonden worde, hi woude hem ootmoedeliken setten tot correctien sijns heren ende vaders ende genade daer van begheren. Die hertoge en woude geensins dese notabele mannen horen, mer geboot terstont dat sijn soon wt Bruessel trecken soude oft hi wilde hem met crachte daer wt verdrijuen. Dye goede graue van Charloys dit hoorende was droeuich ende soude ter stont wt Bruessel gereyst hebben, willende sinen vader onderdanich wesen als een goet kint sculdich is van doen, mer die raet van Ghent ende van Bruessel hielden hem met machte. Ende bleef aldus binnen Bruessel ombeset ende bewaert mit vele archiers ende dienres, ende niemant van sijnre aduersanten en dorsten wten houe comen beducht wesende geslagen te worden Nochtans brochten si den prince daer toe dat hi met grote machte van volck wt sinen palays ghinc om sinen soon te slaen, te vanghen, oft te verdriuen wter stede, mer door grote instancie bidden ende begheren van sommige eerbare ende eedele vrouwen ende ioncfrouwen keerde hi weder tot sinen palayse. Binnen desen tiden is heere Anthonis die bastaert secretelic gecomen bi sinen broeder die graue van Charloys ende begeerde neerstelick te weten die cause des twists tusschen sijnen vader ende hem, ende narreerde sijnen broeder alle die verraderijen des conincx van Vrancrijck ende sijns vaders raden die hem wederuaren waren ende gheleden hadde, want en hadde god hem niet bewaert hi soude sonder twijfele onder wegen doot gebleuen hebben, ende mit desen worden si beyde bedenckende ende vernamen dat grote bedroch ende verraderije des conincs ende haers vaders raden ende die thof regeerden. So gebuerdet op een tijt dat die bastaert here Anthonis al heymelic bi sinen vader quam ende sprac aldus Jc bidde v mijn here mijn vader dat ic een woort tegen v spreken mach, ende seyde aldus, waer om mijn lieue vader geloofdi dus seer der vermaledider pluymstrikers ende oorstekers woorden, seggende, Kaerle v soon begeert v doot Voorwaer mijn heere vader ten is also niet, want ic hem anders beuonden heb, ende onder andere woorden die si te samen hadden so arbeyde die bastaert so neerstelicken dat die prince admitteerde ende was te vreden dat zijn soon bi hem quame ende gaue reden van dat hi op hem te seggen hadde Doen sprac de hertoge ende seyde, laet mijn soon comen, ende de [198v] bastaert viel plat opter aerden ende dancte sinen here vader dat hi audiencie bi hem gheuonden hadde, stont hi op ende ghinc haestelijc om sinen broeder den graue van Charloys. Die graue comende bi sijnen vader viel plat opter aerden ende groetede sijnen vader. Dye prince nam hem op ende custen, ende van dien tijt voort quamen tevoorschijn alle die secrete verraderijen ende aenslagen des conincs van Vrancrijck ende sommighe der raden des hertogen. Die prince dit horende verwonderde seer ende was met allen gram opten ghenen dye dese aenslagen ghemaect hadden

Dese pays ende vereeninge tusschen den vader ende dat kint was ghemaect int iaer .M.CCCC.lxv. opten goeden vrydach Opten heyligen Paesch dach wert si ghecondicht der edelder vrouwen dye grauinne van Charloys tot Gorichom inden choor onder hoochmisse, waer van dat si wter maten seer verblijt was. Desen pays gemaect wesende vluchten van selues wt des princen houe alle die doorsaken ende doccatien van desen twiste geweest hadden, ende vloden alle in Vrancrijck bi den coninc, dwelc den prince meerder suspicie ende quader vermoeden maecte

Die graue Jan van stampus ende heer Jan van Croy des hertogen ouerste raden siende dat graue Kaerle van Charloys vereenicht was met sijn vader die si dus lange twistende ghehouden hadden, ruymden al heymelic met horen adherenten ende fautoren wt des princen hof ende togen in Vrancrijck bi den coninc Lodewijc diese vrientliken ontfinck, ende als dye prince dit verhoorde geloofde hi te bat de woorden sijnre sonen. Een tijt hier na ghebuerdet dat dye graue van Charloys door tlant van Vlaenderen reysde, ende dede iusticie doen in zommige steden ouer eenige vanden ouersten ende regenten vander stede, om hore misbrukinge ende quade feyten dye si misdaen hadden. Na desen quam hi in Hollant om inden Haghe te trecken, ter stont ruymde here Jan van Lannoy die stedehouder van Hollant [dat lant] ende en dorste den graue niet verwachten ende vloot mede in Vrancrijck, want hi hem seluen schuldich kende, ende die coninc ontfinc hem mede ghelijcken den anderen. Jn sijn stede wert stadthouder van Hollant Zeelant ende Vrieslant gemaect Lodewijc van Gruythuysen wt Vlaenderen.

Na desen bestont die coninc Lodewijc van Vrancrijck eenen euelen moet te nemen door quade informacie op sinen broeder Kaerle hertoge van Berry, hertoge Philips van Bourgondien, ende tegen meer ander vanden eedelsten ende besten vander cronen Ende hertoge Philips dede bannen alle die voorscreuen voorvluchtige heeren wt alle sijn landen, ende ordineerde sijn soon graue Kaerle van Charloys een prince ende ouerste vanden oorloghe, ende desen macht vercregen hebbende ende gebrukende hadde hem als een leeu stout ende vroom ende in allen strijden die eerste, ende keerde die vianden wt sijns vaders landen ende trac ooc in sijnre vianden landen doende veele scaden van rouen ende branden, alsmen hier na noch horen sal [199r]

Hoe dat die hertog met zijn zoon verenigd werd.

Toen nu deze twist tussen de vader en dat kind omtrent twee jaar gestaan had was er niemand hoe groot hij was die een verzoening kon maken. Waarom de edelen van het land en alle steden gewoonlijk uitermate zeer werkten om een vrede te maken en merkten de grote en onoverwinnelijke schade die hen daar aankwamen en aanstaande waren waarom de hertog in zichzelf overdacht de genegenheid van zijn landen tot zijn zoon en overlegde de moeilijkheden die deze landen daarvan gebeuren mocht en liet de zaak wat wezen en begon wat zachter daarmee voort te gaan. En ondertussen was de bastaard heer Anton te hof gekomen en bemerkte de staat van de hof van zijn vader en werkte zeer vlijtig bij zijn vader alzo dat hij verkreeg dat zijn broeder, de graaf van Charlois, weer hersteld en gegeven werd al zijn heerlijke eigen goed en domeinen, maar de hertog wilde hem noch niet zien voor ogen, nochtans bij raad van zijn heren en raden en de regenten van Gent en Brugge kwam hij dapper binnen Brussel met 700 kruisboogschutters van Gent en 200 van Brugge, uitgezonderd alle andere heimelijke vrienden die hem hulp en bijstand deden en dag en nacht bewaarden en ging dagelijks over de straten als een enige zoon en toekomende erfgenaam van de hertog, tot smaad en spijt van al diegenen die hem lang tegen zijn vader gemaakt en te vijand gehouden hadden. En toen hij binnen Brussel gekomen was zond hij terstond zekere notabele en eerbare personen en begeerde ootmoedig dat hij zich gewaardigen wilde om zijn eigen zoon te horen die bereid was om hem met reden te excuseren van alles dat men van hem zeggen zou want hij wilde hem nooit vertoornen en als hij zich vertoornd mocht hebben die zaak begeerde hij hartelijk te weten en was het dat hij schuldig bevonden werd wilde hij zich ootmoedig tot correctie zetten van zijn heer en vader en daarvan genade begeren. De hertog wilde geenszins deze notabele mannen horen, maar gebood terstond dat zijn zoon uit Brussel vertrekken zou of hij zou hem met kracht daaruit verdrijven. De goede graaf van Charlois die dit hoorde was droevig en zou terstond uit Brussel gegaan zijn en wilde zijn vader onderdanig wezen zoals een goed kind schuldig is te doen, maar de raad van Gent en van Brussel hielden hem met macht. En bleef aldus binnen Brussel omzet en bewaard met vele boogschutters en dienaars en niemand van zijn tegenstanders durfden uit het hof te komen en waren bevreesd geslagen te worden. Nochtans brachten ze de prins daartoe dat hij met grote macht van volk uit zijn paleis ging om zijn zoon te slaan, te vangen of te verdrijven uit de stad, maar door bidden van grote instanties en begeren van sommige eerbare en edele vrouwen en jonkvrouwen keerde hij weer tot zijn paleis. Ondertussen is heer Anton de bastaard in geheim gekomen bij zijn broeder de graaf van Charlois en begeerde vlijtig te weten de oorzaak van de twist tussen zijn vader en hem en vertelde zijn broeder alle verraad van de koning van Frankrijk en zijn vaders raden die hem wedervaren waren want had God hem niet bewaard hij zou zonder twijfel onderweg dood zijn gebleven en met deze worden ze beide bedacht en vernamen dat grote bedrog en verraad van de koning en de raden van hun vader en die de hof regeerden. Zo gebeurde het op een tijd dat de bastaard Anton al heimelijk bij zijn vader kwam en sprak aldus; ԉk bid u mijn heer vader, dat ik een woord tegen u spreken magՠen zei aldus, Էaarom om mijn lieve vader geloof je aldus zeer de vermaledijde pluimstrijkers of oor fluisteraars woorden die zeggen, Karel uw zoon begeert uw dood. Voorwaar mijn heer vader, het is alzo niet want ik heb hem anders bevondenլ en onder andere woorden die ze tezamen hadden zo werkte de bastaard zo vlijtig dat de prins toestond en was tevreden dat zijn zoon bij hem kwam en gaf reden op van dat hij op hem te zeggen had. Toen sprak de hertog en zei; ‘Laat mijn zoon komen,’ en de bastaard viel plat ter aarde en dankte zijn heer vader dat hij audintie bij hem gevonden had, stond op en ging haastig om zijn broeder de graaf van Charlois. De graaf kwam bij zijn vader en viel plat op de aard en groette zijn vader. De prins nam hem op en kuste hem en van die tijd voort kwamen tevoorschijn alle geheime verraderijen en aanslagen van de koning van Frankrijk en sommige van de raad van de hertog. De prins die dit hoorde was zeer verwonderd en zeer gram op diegene die deze aanslagen gemaakt hadden.

De graaf Jan van Stampus en heer Jan van Croy, de overste raad van de hertog, zagen dat graaf Karel van Charlois met zijn vader verenigd was die ze lang twistend gehouden hadden ruimden geheel heimelijk met hun aanhangers en begunstigers uit de hof van de prins en trokken naar Frankrijk bij koning Lodewijk die ze vriendelijk ontving en toen de prins dit hoorde geloofde hij beter de woorden zijn zonen. Een tijd hierna gebeurde het dat de graaf van Charlois door het land van Vlaanderen reisde en deed justitie in sommige steden over een van de overste en regent van stad om het misbruik en kwade feit die hij misdaan had. Hierna kwam hij in Holland om in de Den Haag te trekken en terstond ruimde heer Jan van Lannoy, de stadhouder van Holland, en durfde de graaf niet op te wachten en vloog mede in Frankrijk want hij kende zichzelf schuldig en de koning ontving hem gelijk de anderen. In zijn plaats werd stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland gemaakt Lodewijk van Gruijthuijsen uit Vlaanderen.

Hierna bestond koning Lodewijk van Frankrijk de euvele moed om kwade informatie te nemen op zijn broeder Karel, hertog van Berry, hertog Filips van Bourgondi en tegen meer andere van de edelste en besten van de kroon. En hertog Filips liet verbannen al de voorvluchtige heren uit al zijn landen en ordineerde zijn zoon graaf Karel van Charlois als prins en overste van de oorlog en toen hij deze macht kreeg en gebruikte hij het als een leeuw dapper en moedig in alle strijd die die vijanden uit zijn vaders landen keerde en trok ook in het land van de vijand en deed er veel schade van roven en branden zoals men hierna noch horen zal.

Hoe dat die hertoge met sinen sone vereenicht worde.

ALs nv dese twist tusschen die vader ende dat kint omtrent twe iaer gestaen hadde, ende niemant hoe groot hi ware de zoene maken en mochte Waer omme die edelen vanden lande ende alle die steden gemeenlic arbeyden wter maten seere om eenen pays te maken aenmerckende die grote ende onuerwinlike scaden die hem daer af opcomen ende aenstaen mochte, waer om die hertoge in hem seluen overdenckende die ghenegentheden sijnre landen tot sijnen sone, ende ouerleggende die periculen die den landen daer af ghebueren mochten, liet die sake wat wesen ende began wat sachtelijker daer mede voort te gaen. Ende binnen desen tiden was die bastaert heere Anthonis ten houe gecomen ende merckende dien staet des hofs sijns vaders arbeide seer neerstich bi sinen vader also dat hi vercreech dat sinen broeder den graue van charloys weder restitueert ende ghegeuen worden alle sijn heerlike eygelike goeden ende domeynen, maer die hertoge [198r] en wilde hem noch niet sien voor ogen, nochtans bi raet sijnre heren ende raden ende der regenten van Ghent ende brugge quam hi stouteliken binnen Bruessel met vij.C. archiers van Ghendt ende .CC. van Brugge, wtgenomen andere heymelike vrienden die hem hulp ende bistant deden ende dach ende nacht bewaerden ende ghinc dagelicx ouer dye straten als een enige soon ende toecomende erfghenaem des hertochs sijns vaders in versmadenisse ende tot spijt alle der gheenre die dus hem lange tegen sinen vader vermaect ende te viant gehouden hadden Ende als hi binnen Bruessel gecomen was sant hi terstont sekere notabele ende eerbare personen, begheerende ootmoedelic dat hi gheweerdigen wilde te horen sinen eenigen soon, die bereet was hem met reden te excuseren van al datmen hem op seggen soude mogen, want hi hem noyt vertoornen en wilde, ende oft hi hem vertoornt mochte hebben, dye sake waerin begheerde hi herteliken te weten ende waert dat hi sculdich geuonden worde, hi woude hem ootmoedeliken setten tot correctien sijns heren ende vaders ende genade daer van begheren. Die hertoge en woude geensins dese notabele mannen horen, mer geboot terstont dat sijn soon wt Bruessel trecken soude oft hi wilde hem met crachte daer wt verdrijuen. Dye goede graue van Charloys dit hoorende was droeuich ende soude ter stont wt Bruessel gereyst hebben, willende sinen vader onderdanich wesen als een goet kint sculdich is van doen, mer die raet van Ghent ende van Bruessel hielden hem met machte. Ende bleef aldus binnen Bruessel ombeset ende bewaert mit vele archiers ende dienres, ende niemant van sijnre aduersanten en dorsten wten houe comen beducht wesende geslagen te worden Nochtans brochten si den prince daer toe dat hi met grote machte van volck wt sinen palays ghinc om sinen soon te slaen, te vanghen, oft te verdriuen wter stede, mer door grote instancie bidden ende begheren van sommige eerbare ende eedele vrouwen ende ioncfrouwen keerde hi weder tot sinen palayse. Binnen desen tiden is heere Anthonis die bastaert secretelic gecomen bi sinen broeder die graue van Charloys ende begeerde neerstelick te weten die cause des twists tusschen sijnen vader ende hem, ende narreerde sijnen broeder alle die verraderijen des conincx van Vrancrijck ende sijns vaders raden die hem wederuaren waren ende gheleden hadde, want en hadde god hem niet bewaert hi soude sonder twijfele onder wegen doot gebleuen hebben, ende mit desen worden si beyde bedenckende ende vernamen dat grote bedroch ende verraderije des conincs ende haers vaders raden ende die thof regeerden. So gebuerdet op een tijt dat die bastaert here Anthonis al heymelic bi sinen vader quam ende sprac aldus Jc bidde v mijn here mijn vader dat ic een woort tegen v spreken mach, ende seyde aldus, waer om mijn lieue vader geloofdi dus seer der vermaledider pluymstrikers ende oorstekers woorden, seggende, Kaerle v soon begeert v doot Voorwaer mijn heere vader ten is also niet, want ic hem anders beuonden heb, ende onder andere woorden die si te samen hadden so arbeyde die bastaert so neerstelicken dat die prince admitteerde ende was te vreden dat zijn soon bi hem quame ende gaue reden van dat hi op hem te seggen hadde Doen sprac de hertoge ende seyde, laet mijn soon comen, ende de [198v] bastaert viel plat opter aerden ende dancte sinen here vader dat hi audiencie bi hem gheuonden hadde, stont hi op ende ghinc haestelijc om sinen broeder den graue van Charloys. Die graue comende bi sijnen vader viel plat opter aerden ende groetede sijnen vader. Dye prince nam hem op ende custen, ende van dien tijt voort quamen tevoorschijn alle die secrete verraderijen ende aenslagen des conincs van Vrancrijck ende sommighe der raden des hertogen. Die prince dit horende verwonderde seer ende was met allen gram opten ghenen dye dese aenslagen ghemaect hadden

Dese pays ende vereeninge tusschen den vader ende dat kint was ghemaect int iaer .M.CCCC.lxv. opten goeden vrydach Opten heyligen Paesch dach wert si ghecondicht der edelder vrouwen dye grauinne van Charloys tot Gorichom inden choor onder hoochmisse, waer van dat si wter maten seer verblijt was. Desen pays gemaect wesende vluchten van selues wt des princen houe alle die doorsaken ende doccatien van desen twiste geweest hadden, ende vloden alle in Vrancrijck bi den coninc, dwelc den prince meerder suspicie ende quader vermoeden maecte

Die graue Jan van stampus ende heer Jan van Croy des hertogen ouerste raden siende dat graue Kaerle van Charloys vereenicht was met sijn vader die si dus lange twistende ghehouden hadden, ruymden al heymelic met horen adherenten ende fautoren wt des princen hof ende togen in Vrancrijck bi den coninc Lodewijc diese vrientliken ontfinck, ende als dye prince dit verhoorde geloofde hi te bat de woorden sijnre sonen. Een tijt hier na ghebuerdet dat dye graue van Charloys door tlant van Vlaenderen reysde, ende dede iusticie doen in zommige steden ouer eenige vanden ouersten ende regenten vander stede, om hore misbrukinge ende quade feyten dye si misdaen hadden. Na desen quam hi in Hollant om inden Haghe te trecken, ter stont ruymde here Jan van Lannoy die stedehouder van Hollant [dat lant] ende en dorste den graue niet verwachten ende vloot mede in Vrancrijck, want hi hem seluen schuldich kende, ende die coninc ontfinc hem mede ghelijcken den anderen. Jn sijn stede wert stadthouder van Hollant Zeelant ende Vrieslant gemaect Lodewijc van Gruythuysen wt Vlaenderen.

Na desen bestont die coninc Lodewijc van Vrancrijck eenen euelen moet te nemen door quade informacie op sinen broeder Kaerle hertoge van Berry, hertoge Philips van Bourgondien, ende tegen meer ander vanden eedelsten ende besten vander cronen Ende hertoge Philips dede bannen alle die voorscreuen voorvluchtige heeren wt alle sijn landen, ende ordineerde sijn soon graue Kaerle van Charloys een prince ende ouerste vanden oorloghe, ende desen macht vercregen hebbende ende gebrukende hadde hem als een leeu stout ende vroom ende in allen strijden die eerste, ende keerde die vianden wt sijns vaders landen ende trac ooc in sijnre vianden landen doende veele scaden van rouen ende branden, alsmen hier na noch horen sal [199r]

Hoe dat die hertog met zijn zoon verenigd werd.

Toen nu deze twist tussen de vader en dat kind omtrent twee jaar gestaan had was er niemand hoe groot hij was die een verzoening kon maken. Waarom de edelen van het land en alle steden gewoonlijk uitermate zeer werkten om een vrede te maken en merkten de grote en onoverwinnelijke schade die hen daar aankwamen en aanstaande waren waarom de hertog in zichzelf overdacht de genegenheid van zijn landen tot zijn zoon en overlegde de moeilijkheden die deze landen daarvan gebeuren mocht en liet de zaak wat wezen en begon wat zachter daarmee voort te gaan. En ondertussen was de bastaard heer Anton te hof gekomen en bemerkte de staat van de hof van zijn vader en werkte zeer vlijtig bij zijn vader alzo dat hij verkreeg dat zijn broeder, de graaf van Charlois, weer hersteld en gegeven werd al zijn heerlijke eigen goed en domeinen, maar de hertog wilde hem noch niet zien voor ogen, nochtans bij raad van zijn heren en raden en de regenten van Gent en Brugge kwam hij dapper binnen Brussel met 700 kruisboogschutters van Gent en 200 van Brugge, uitgezonderd alle andere heimelijke vrienden die hem hulp en bijstand deden en dag en nacht bewaarden en ging dagelijks over de straten als een enige zoon en toekomende erfgenaam van de hertog, tot smaad en spijt van al diegenen die hem lang tegen zijn vader gemaakt en te vijand gehouden hadden. En toen hij binnen Brussel gekomen was zond hij terstond zekere notabele en eerbare personen en begeerde ootmoedig dat hij zich gewaardigen wilde om zijn eigen zoon te horen die bereid was om hem met reden te excuseren van alles dat men van hem zeggen zou want hij wilde hem nooit vertoornen en als hij zich vertoornd mocht hebben die zaak begeerde hij hartelijk te weten en was het dat hij schuldig bevonden werd wilde hij zich ootmoedig tot correctie zetten van zijn heer en vader en daarvan genade begeren. De hertog wilde geenszins deze notabele mannen horen, maar gebood terstond dat zijn zoon uit Brussel vertrekken zou of hij zou hem met kracht daaruit verdrijven. De goede graaf van Charlois die dit hoorde was droevig en zou terstond uit Brussel gegaan zijn en wilde zijn vader onderdanig wezen zoals een goed kind schuldig is te doen, maar de raad van Gent en van Brussel hielden hem met macht. En bleef aldus binnen Brussel omzet en bewaard met vele boogschutters en dienaars en niemand van zijn tegenstanders durfden uit het hof te komen en waren bevreesd geslagen te worden. Nochtans brachten ze de prins daartoe dat hij met grote macht van volk uit zijn paleis ging om zijn zoon te slaan, te vangen of te verdrijven uit de stad, maar door bidden van grote instanties en begeren van sommige eerbare en edele vrouwen en jonkvrouwen keerde hij weer tot zijn paleis. Ondertussen is heer Anton de bastaard in geheim gekomen bij zijn broeder de graaf van Charlois en begeerde vlijtig te weten de oorzaak van de twist tussen zijn vader en hem en vertelde zijn broeder alle verraad van de koning van Frankrijk en zijn vaders raden die hem wedervaren waren want had God hem niet bewaard hij zou zonder twijfel onderweg dood zijn gebleven en met deze worden ze beide bedacht en vernamen dat grote bedrog en verraad van de koning en de raden van hun vader en die de hof regeerden. Zo gebeurde het op een tijd dat de bastaard Anton al heimelijk bij zijn vader kwam en sprak aldus; ‘Ik bid u mijn heer vader, dat ik een woord tegen u spreken mag ՠen zei aldus, ‘waarom om mijn lieve vader geloof je aldus zeer de vermaledijde pluimstrijkers of oor fluisteraars woorden die zeggen, Karel uw zoon begeert uw dood. Voorwaar mijn heer vader, het is alzo niet want ik heb hem anders bevonden

, ‘en onder andere woorden die ze tezamen hadden zo werkte de bastaard zo vlijtig dat de prins toestond en was tevreden dat zijn zoon bij hem kwam en gaf reden op van dat hij op hem te zeggen had. Toen sprak de hertog en zei; ‘Laat mijn zoon komen,’ en de bastaard viel plat ter aarde en dankte zijn heer vader dat hij audintie bij hem gevonden had, stond op en ging haastig om zijn broeder de graaf van Charlois. De graaf kwam bij zijn vader en viel plat op de aard en groette zijn vader. De prins nam hem op en kuste hem en van die tijd voortkwamen tevoorschijn alle geheime verraderijen en aanslagen van de koning van Frankrijk en sommige van de raad van de hertog. De prins die dit hoorde was zeer verwonderd en zeer gram op diegene die deze aanslagen gemaakt hadden.

De graaf Jan van Stampus en heer Jan van Croy, de overste raad van de hertog, zagen dat graaf Karel van Charlois met zijn vader verenigd was die ze lang twistend gehouden hadden ruimden geheel heimelijk met hun aanhangers en begunstigers uit de hof van de prins en trokken naar Frankrijk bij koning Lodewijk die ze vriendelijk ontving en toen de prins dit hoorde geloofde hij beter de woorden zijn zonen. Een tijd hierna gebeurde het dat de graaf van Charlois door het land van Vlaanderen reisde en deed justitie in sommige steden over een van de overste en regent van stad om het misbruik en kwade feit die hij misdaan had. Hierna kwam hij in Holland om in de Den Haag te trekken en terstond ruimde heer Jan van Lannoy, de stadhouder van Holland, en durfde de graaf niet op te wachten en vloog mede in Frankrijk want hij kende zichzelf schuldig en de koning ontving hem gelijk de anderen. In zijn plaats werd stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland gemaakt Lodewijk van Gruijthuijsen uit Vlaanderen.

Hierna bestond koning Lodewijk van Frankrijk de euvele moed om kwade informatie te nemen op zijn broeder Karel, hertog van Berry, hertog Filips van Bourgondi en tegen meer andere van de edelste en besten van de kroon. En hertog Filips liet verbannen al de voorvluchtige heren uit al zijn landen en ordineerde zijn zoon graaf Karel van Charlois als prins en overste van de oorlog en toen hij deze macht kreeg en gebruikte hij het als een leeuw dapper en moedig in alle strijd die die vijanden uit zijn vaders landen keerde en trok ook in het land van de vijand en deed er veel schade van roven en branden zoals men hierna noch horen zal.



Vanden groten strijt die die graue van Charloys hadde tegen den coninck van Vrancrijck tot Montlehery

INden iare MCCCC.lxv. vergaderde die eedele graue kaerle van charloys veele grauen, baroenen, ridderen ende edelen om te versoecken den coninc Lodewijc van Vrancrijck, om sonderlinge saken hem daer toe porrende, ende door sekere actien dye hi opten coninc te seggen hadde, hadde hem dye selue graue van Charloys verbonden ende grote alliancie gemaect metten hertoge van Berry des conincs broeder ende met meer andere vanden oppersten heren ende princen vander cronen. Doen bereyden hem alle die heren ende princen om met machte in vrancrijck te reysen, als graue Lodewijc van simpol die te wiue hadde des hertogen dochter van sauoyen der coninginnen van Vrancrijck suster, met sijn .iij. sonen, als graue ian van merle, graue Peter van bryenen, ende die graue van rossy Sonderlinge die eedelen wt Brabant die hem willichlic op haer selfs coste te dienste quamen, als die here van Rauestein, de oude here van Perweys Ende heer anthonis die bastaert dat een cloec onuersaecht man ter wapen was ende meer andere stoute mannen van oorlogen. Ende als alle dingen bereet waren sat de graue van charloys op ende nam oorlof aen sinen vader die hem int scheyden gebenedide als ysaac sinen soon iacob ende ordineerde sijn heyr in iiij. B attalien [199v] Den eersten leyde die graue van Simpol met sijn .iij. sonen, den anderden die here van Rauestein, den .iij. die bastaert van Bourgondien, ende den .iiij. hi seluer ende ordineerde den maerscalc van Bourgondien met een groot garnisoen op die frontieren vanden landen van bourgondien, om oft noot ware hem hulp te doen. Die graue is met allen desen volcke van wapenen getogen in Vrancrijck bouen Parijs in een dorp genoemt Mont lehery, daer hi sijn tenten op sloech verwachtende aldaer den hertoge van Berry des conincx broeder met meer andere heeren vander croonen als hertoge Jan van Calabren coninc Reyniers soon van Sicilien, ende hertoge Jan van Bourbon. Dese vier waren des grauen vrienden, ende was om horen twille daer ghecomen ende verbeide hemlieden, menende dat dye coninc van sijnre coemste niet vernomen en hadde, ende dat hi noch verre van hem ware. Die coninc hadde dit vernomen ende quam met groter macht van volc onder nacht ende dach onuersienlick ende meende den graue van charloys te ouervallen, eer dat hem die heeren voorscreuen te hulp quamen, ende sette sine tenten aen de luchter side van dat selue dorp op eenen groten hogen platten berge, datmen hem niet lichtelic oueruallen en mochten dan met groter sorgen ende bloetstortingen Ende ter stont ordineerde hi sijn volc in battaelgen om den graue wredelick te beuechten hebbende wel drie man tegen een Ende die edele ende vrome graue kaerle van charloys siende des conincx bannieren ontwonden ende bereet wesende om te striden, stont onuersaecht ende mit groten betrouwen die victorie ende triumphe van den stride te hebben, ende dier geliken hoopte die coninc mede. Die graue ouerleide wijselic dat so wanneer den strijt begonnen ware dat die Fransoysen hem mochten comen bestrijen van achteren door sekere passagen ende wegen van dat voorscreuen dorp, waer omme door raet der doorsochter oorlochs mannen hi een deel vrome archiers ende wapentuers sende ende dede dat dorp aen brande steken ende die passage wel besetten . Jnden eersten dan so scoten dese twee battaelgen also vreseliken op malcanderen met serpentinen ende ander instrumenten dat wel .iij. uren lanc duerde eer si aen malcanderen quamen, daer veel volcx aen beyden siden doot bleef. Ten lesten spraken die heren totten graue wel coenliken als si sagen dat die coninc hem niet naerder en quam, laet ons inden name ons heren die Fransoysen vromeliken aengaen om te sien wat haer meninge is Doen beual hem die graue god ende sinen lieue moeder ende ghingen stouteliken den Fransoysen aen, daer geuiel een langen bitteren strijt ende sloegen malcanderen so vreseliken dat die eerde daer af beefde, daer die graue van charloys sijn grootmoedicheyt ende coenheyt vromelijc toonde, want hi hem dicwils met weinich volcs onder den fransoysen stack doorslaende ende doorbrekende dye bettalien sijnre vianden. Jn desen strijde wert hi tweemael gheuangen, eens van Gaufrijt van sinte Belijn ende eens van Gilbert grassay. Dit sach een eedel man van Bruessel die daer ridder geslagen wert gheheten Robrecht Cotereal, dye hem mit sijnre glauien vanden peerde stack ende wert doot ter eerde gheuelt, nochtans ontfinck die graue van Charloys daer eene sorchlijcke wonde bi sijnen keele hoe wel si niet groot en was. [200r]

Dit siende twee capiteynen vanden bourgondiens riepen met luder stemmen door theyre, laet ons vlien, want ons prince is gheuangen oft geslagen, ende bestonden te vlien ende meer met hem. Die graue dit horende haeste hem dat vliende heyr te doen keeren ende troostese met schone woorden dat si wederkeren wilden ende hem bi staen Ende en hadde dit gerucht int heyr niet gecomen, si souden sonder twifel den coninc geuangen hebben, want die graue van Cenomanien ende de graue van Montelbaen waren met .viC. glauien wten velde geulucht ende lieten den coninc in groten perikel, waer omme dat die Scotten die bi den coninc waren ende bewaerden hem brochten ende gheleyden opt casteel van Lehery. Daer bleef alte veel volcx verslagen ende veel eedelen geuangen aen beyden sijden. Daer bleef verslagen die vrome here van Boechout daer die prince alte droeuich om was Maer ten lesten behielt dye graue van Charloys tvelt na alte veel vechtingen ende bloetstortingen, sonderlinge bleuen daer verslagen alte veel Fransoysen. Desen strijt geschiede des dages nader apostolen scheydingen dach. Dit gedaen sijnde bleef dye graue noch leggende in sijn stacie ende perck ordinerende sijn battalien oft de coninc onuersiens hem hadde willen beuechten. Die coninck dit merckende was seere perplex niet wetende hoe hi met eeren wten velde comen soude ende quam vanden casteele ordinerende sijn volck in goeder ordinancien, ende began weder met bussen te schieten, daer veel volcx aen beyden sijden doot geschoten wert ende bisonder die heere van Lalleyng met meer andere ende dit duerde ten auont toe, Ende als die coninc sijn open sach ende tijt hadde nam hi haesteliken die vlucht ende quam met al sijn volck binnen Parijs achterlatende alle sijn bussen, artelrijen ende andere instrumenten van oorloge. Maer dye graue van Charloys was altijt beducht dat die coninc binnen Parijs ghereyst was om ander volck van wapenen te vergaderen, ende bleef daer omme leggen noch drie dagen lanck met ontwonden bannieren houdende scharpe wake ende sijn volck in goeder ordinancien bi auontueren oft die coninc weder gecomen hadde hem beuechten, ende hi dede tot sijnen costen alle die dooden begrauen, also wel sijnre vianden als der sijnre

Op dese tijt baerde een vrouken een soon ende dede dat kint noemen opter fonten Kaerle tot eenre eeuwige memorie vander victorie, ende die graue begaefde dat kint ende sijn ouders met costelike gauen. Ten lesten brack die graue op ende quam in een dorp ghenoemt Thates, daer hi den anderen princen verwachtede, ende want si noch .iij. dachuaerden van hem waren reysde hi tegen den nacht tot estampus dat sijnen vader den hertoge toebehoorde, ende die burgers ontfingen ende presenteerden hem die slotelen vander stede ende vanden castele daer hi vele costelike cleynoden ende chierheden op vant toebehorende den coninc.

Van de grote strijd die de graaf van Charlois had tegen de koning van Frankrijk te Montlhry.

In het jaar 1465 verzamelde de edele graaf Karel van Charlois vele graven, baronnen, ridders en edelen om koning Lodewijk van Frankrijk te bezoeken door bijzondere zaken daartoe gepord en door zekere acties die hij de koning te zeggen had en daartoe had de graaf van Charlois zich verbonden en grote alliantie gemaakt met de broer van de koning, hertog van Berry, en met meer andere van de opperste heren en prinsen van de kroon. Toen bereiden zich alle heren en prinsen om met macht in Frankrijk te reizen als graaf Lodewijk van Saint-Pol, die tot wijf had de dochter van de hertog van Savoie en zuster van de koningin van Frankrijk, met zijn 2 zonen, als graaf Jan van Merle, graaf Peter van Brienen en de graaf van Rossy. Vooral de edelen uit Brabant die hem gewillig op hun eigen kosten te dienst kwamen als de heer van Ravestein en de oude heer van Perwijs. En heer Anton de bastaard die een kloek en onversaagd man ter wapen was en meer andere dappere oorlogsmannen. En toen alle dingen bereid waren zat de graaf van Charlois op en nam verlof aan zijn vader die hem in het scheiden zegende zoals Isaac zijn zoon Jacob en ordineerde zijn leger in 4 bataljons. De eersten leidde de graaf van Saint-Pol met zijn 3 zonen, de volgende de heer van Ravestein, de 3de de bastaard van Bourgondië en de vierde hij zelf en ordineerde de maarschalk van Bourgondië met een groot garnizoen op de grenzen van de landen van Bourgondi om als het nood was hem hulp te doen. De graaf is met al dit wapenvolk in Frankrijk boven Parijs getrokken in een dorp genoemd Montlhery waar hij zijn tenten opsloeg en verwachtte aldaar de hertog van Berry, de broer van de koning, met meer andere heren van de kroon als hertog Jan van Calabrië, de zoon van koning Reinout van Sicilië, en hertog Jan van Bourbon. Deze vier waren de vrienden van de graaf en waren vanwege hem daar gekomen en wachtte op hen en meende dat de koning van zijn komst niets vernomen had en dat hij noch ver van hem was. De koning had het vernomen en kwam met grote macht van volk onder nacht en dag onvoorziens en meende de graaf van Charlois te overvallen eer dat hem die heren te hulp kwamen en zette zijn tenten aan de linkerzijde van datzelfde dorp op een hoge grote platte berg zodat men hem niet licht kon overvallen dan met grote zorgen en bloedstorting. Terstond ordineerde hij zijn volk in bataljons om de graaf wreed te bevechten en had wel drie man tegen een. En de edele en dappere graaf Karel van Charlois zag de banieren van de koning ontwonden en bereid om te strijden en stond onversaagd en met groot vertrouwen op victorie en triomf van de strijd te hebben en diergelijke hoopte de koning mede. De graaf overlegde wijs zodat wanneer de strijd begonnen was dat de Fransen hem mochten komen bestrijden van achteren door zekere passages en wegen van dat dorp, waarom de van raad doorknede oorlogsmannen hij een deel dappere kruisboogschutters en wapenaars zond en liet dat dorp in brand steken en de passage goed bezetten. Als eerste zo schoten deze twee bataljons alzo vreselijk op elkaar met klein geschut en ander instrumenten dat wel 3 uur lang duurde eer ze aan elkaar kwamen waar veel volk aan beide zijden doodbleef. Tenslotte spraken de heren tot de graaf wel koen toen ze zagen dat de koning hen niet dichterbij kwam; ‘Laat ons in de naam van onze heer de Fransen dapper aangaan om zien wat hun bedoeling is.’ Toen beval hun de graaf God en zijn liever moeder een en gingen dapper op de Fransen aan en daar geviel een lange bittere strijd en sloegen elkaar zo vreselijk zodat de aarde daarvan beefde waar de graaf van Charlois zijn grootmoedigheid en koenheid dapper toonde want hij sloeg zich vaak met weinig volk door de Fransen en stak zodat hij de bataljons van zijn vijanden doorbrak. In deze strijd werd hij tweemaal gevangen, eens van Gaufrijt van Sint Belijn en eens van Gilbert Grassay. Dit zag een edel aan van Brussel die daar ridder geslagen werd geheten Robrecht Cotereal, die hem met zijn lans van het paard stak en werd dood ter aarde geveld, nochtans ontving de graaf van Charlois daar een zorgelijke wond bij zijn keel, hoewel het niet groot was.

Dit zagen twee kapiteins van de Bourgondirs en riepen met luide stem door het leger; Ԭaat ons vlieden, laat ons vlieden, want onze prins is gevangen of geslagenռ/span>, en bestonden te vlieden en meer met hen. De graaf die dit hoorde haastte zich dat vliedende leger te keren en troostte ze met mooie woorden dat ze terug wilden keren en hem bijstaan. En was dit gerucht niet in het leger gekomen zo zouden zonder twijfel de koning gevangen hebben want de graaf van Cenomanien en de graaf van Montelbaan waren met 600 lansen uit het veld gevlucht en lieten de koning in groot gevaar waarom dat de Schotten die bij de koning waren en beschermden hem brachten en begeleiden op het kasteel van Montlehery. Daar bleef al te veel volk verslagen en veel edelen gevangen aan beide zijden. Daar bleef verslagen de dappere heer van Boekhout waar de prins al te droevig om was. Maar tenslotte behield de graaf van Charlois het veld na veel vechten en al te veel bloedstoring en vooral bleven daar verslagen al te veel Fransen. Deze strijd geschiedde de dag na de apostelen scheidingsdag. Toen dit gedaan was bleef de graaf noch liggen in zijn statie en perk en ordinerende zijn bataljons of de koning onvoorziens hem had willen bevechten. De koning die dit merkte was zeer perplex en wist niet hoe hij met eer uit het veld kon komen en kwam van het kasteel en ordinerende zijn volk in goede ordinantie en begon weer weder met bussen te schieten waar veel volk aan beide zijden doodgeschoten werden en vooral de heer van Lalaing met meer andere en dit duurde tot de avond toe. En toen de koning het open zag en de tijd had nam hij haastig de vlucht en kwam met al zijn volk binnen Parijs en liet achter al zijn bussen, artillerie en andere oorlog instrumenten. Maar de graaf van Charlois was altijd beducht dat de koning binnen Parijs gegaan was om ander wapenvolk te verzamelen en bleef daarom noch drie dagen lang liggen met ontwonden banieren en hield scherp toezicht en zijn volk in goede ordinantie op avontuur als de koning weer kwam om hem te bevechten en hij liet op zijn kosten alle doden begraven alzo wel zijn vijanden als de zijne.

Op deze tijd baarde een vrouwtje een zoon en liet dat kind noemen op de vont Karel tot een eeuwige memorie van de victorie en die graaf begaafde dat kind en zijn ouders met kostbare gaven. Tenslotte brak de graaf op en kwam in een dorp genoemd Thates waar hij op de anderen prinsen wachtte want ze waren 3 dagreizen van hem en reed de hij tegen de nacht tot Estampus dat zijn vader de hertog toebehoorde en de burgers ontvingen en presenteerden hem die sleutels van de stad en van het kasteel waar hij veel kostbare kleinoden en sierlijkheid op vond die aan de koning toebehoorden.

Hoe dit oorloge tusschen den coninc ende den graue ghesoent wert

DEsen strijdt gheschiet wesende quamen op sinte Marien Magdalenen auont bi den graue van Charloys tot estampus leggende die hertoge van Berry des conincx broeder, de [200v] hertoge van Bourbon, die hertoge van Calabren, die graue van Dunoys met meer andere machtige princen, baroenen ende heren, met een schoon geselscap van archiers ende vrome wapentuers ende deden den graue grote eer ende reuerencie, hem sere beclagende dat hi dus onrechteliken vanden coninc beuochten was, ende dat si daer niet mede geweest en hadden, ende bleuen daer tot opten lesten dach van Julio, dat den gequetsten seere profiteerde ende nutte was Ende op dien dach vertrocken die princen ende togen door Beanffe; ende scheepten ouer de zeyne tot Moreth in Gathmees, dat een stedeken is ghelegen op dye riuiere Jocie, daer hem te moet quamen dye hertoge van Calabren metten maerscalck van Bourgondien met een groot heyr van volck. De cause ende sake waer om dat dese princen ende heren te samen quamen was dese, om den coninc te bedwingen te voldoen sinen broeder den hertoge van Berry, ende meer andere princen, daer hi toe obligeert ende verbonden was. Die coninc Lodewijc vernemende deser princen ende heren toecoemst sandt .CCCC. glauien om hem lieden te wederstaen dat si niet ouer die riuier comen souden, want die bruggen ouer al ghebroken waren, maer dese heeren wederstondense vromelic ende verjaechdense, datter veele gheslagen werden, ende si quamen ouer die riuier ende beleyden die stadt van Parijs .xi. weken lanck, bestormende ende schietende dagelicx met groote bussen ende andere instrumenten in die stede Ende dye graue van Charloys lach opt casteel van Conflans dat sijn vader toebehoorde legghende op die Seyne. Dit belegge voor Parijs gedurende sonden die hertoge van Berry ende die hertoge van Britanien zommige archiers ende volck van wapenen voor de stede van Pontoyse, daer si bi composicie binnen quamen. Daer en bouen vercreech die hertoge van Bourbon seluer in persone bi composicie door die weduwe des drossaets van Normandien die tot Montlehery geslagen was die stede ende tslot van Ruwaen. Dit horende die coninc verduchte seer dat hi sijn conincrijcke verliesen soude, begeerde pays ende vrede, sendende sijn legaten ende ambassaten, belouende te doene alle dat hi van rechts wegen ende bi notabele mannen sculdich ware te doen, ende beual den last hier af den graue van Charloys te disponeren ende ordineren des rijcx saken ende een ygelic te geuen dat hem van rechts wegen toebehoorde na sinen belieften Ende hier af nam die graue behoorliken stipulacie vanden coninc in tegenwoordicheyt van veele machtige princen te onderhouden ende te voldoen des grauen seggen ende wtsprake

Jtem inden eersten soude die hertoge van Berry des conincs broeder ontfangen ende vanden coninc te leene houden dat hertochdom van Normandien met allen sinen toebehoren

Jtem die coninck gaf tot eenen vrijen eyghen den graue van Charloys alle die landen ende heerlicheden die dye voorscreuen coninc ghecocht hadde bi den heere van Croy van hertoge Philips van Bourgondien sijnen vader rustelic ende vredelic te besitten, ende daer toe dese steden als Pyrone, Roye, ende Mondidier eewich ende erflic voor hem ende sine eruen te besitten met allen haren toebehoren. [201r]

Jtem noch die graefscappen van Bolonoys ende Ghijsen, welcke graefscappe van Ghijsen die coninc te voren ghegeuen hadde den here van Croy, mer hi mostet ruymen. Daer en bouen vercreech die graue noch vanden coninc dat die heere van Croy met sijn kinderen, die here van Rymay metten sinen ende den here van lannoy met allen haren adherenten wt der cronen van vrancrijck ghebannen worden, ende datse die graue soude mogen veruolgen tot allen plecken in Vrancrijck te vangen ende haer goeden te nemen sonder wederseggen vanden coninc. Dese heere van Croy was hertoge Philips van Bourgondien ouerste raet, en door sinen belieuen worden ale saken vanden houe getracteert ende ghehandelt, ende door sijn cloecheyt ende wijsheyt hadde die hertoge conquesteert ende vercregen die landen van Brabant, Limburch, Lutzenborch, de graefscappen van Hollant, zeelant ende vrieslant ende van Name. Nochtans alsmen seyde was hi die gene die alle desen twist ende discoorde maecte tusschen den hertoge ende sinen soon, waerom dat hi wt alle desen landen ghebannen worde, dair die hertoge seer droeuich om was, want hi hem seer beminde. Dit waren nv die princen heren ende vorsten die mitten graue van charloys verbonden waren tegen den coninc van vrancrijck De hertoge van berry des conincx broeder, die hertoge van humayne des conincx oom de hem seer neutrael hielt ende arbeyde altijt om pays, die hertoge van Calabren coninc Reyniers soon van Sicilien, die hertoghe van Bourbon, dye hertoge van Britanien die prince van Nemours, die graue van Labrecht, die graue van Armeniac, die graue van Loyacht, die graue van Buel Die graue van Sauegijm, de graue van Simpol, die graue van Dommartijn. Alle dese princen ende heren worden begaeft vanden coninck door wtsprake des grauen van charloys Dit aldus wel gedisponeert ende volcomen wesende bereyde hem die graue te keeren na sinen landen Ende die coninc metten anderen heren quamen tot sint Anthonis misse te horen ende nader missen ghingen si te samen eeten, ende die coninc geleyde den graue tot int dorp te Bel ende dair bleuen si bi malcanderen .iiij. dagen lanck ende bedreuen grote feeste ende bliscapen, also dat men meenden dat si nemmermeer weder vianden souden geworden hebben om der groter aliancie ende vrientscape die si malcanderen thoonden, ende dicwil vermaende die coninc dat hi ter werelt op niemant betrouwen en hadde dan alleen opten graue an charloys Daer na scheyden die heren minlic van malcanderen, ende die graue van Charloys is ooc van daer ghereyst als een vroom here met victorien, dair hem die edele wt brabant getrouwelic gedient hadden, sonderlinge wten marcgraefscape van Antwerpen, als die van Berchem van Liere, die daer mits haer vromicheyt ridders ghemaect werden vanden graue van Charloys ende noch meer andere wt Brabant dye hier te lanck souden vallen te scriuen

Hoe deze oorlog tussen de koning en de graaf verzoend werd.

Toen deze strijd geschied was kwamen op Sint Maria Magdalena avond bij de graaf van Charlois te Estampus liggen de broer van de koning, hertog van Berry, de hertog van Bourbon, de hertog van Calabrië, de graaf van Dunois met meer andere machtige prinsen, baronnen en heren met een mooi gezelschap van boogschutters en dappere wapenaars en deden de graaf grote eer en referentie en beklaagden hem zeer dat hij aldus te onrecht van de koning bevochten was en dat ze daar niet mee geweest waren en bleven daar tot op de laatste dag van juli waar de gekwetsten zeer van profiteerde en nut was. En op die dag vertrokken de prinsen en gingen door Beanffe en scheepten over de Seine naar Moreth in Gathmees dat een stadje is gelegen op de rivier Jocie waar hun tegemoetkwamen de hertog van Calabrië met de maarschalk van Bourgondië met een groot leger van volk. De oorzaak en zaak was dat deze prinsen en heren tezamen kwamen was deze; om de koning te dwingen te voldoen aan zijn broeder de hertog van Berry en meer andere prinsen daar hij verplicht en verbonden aan was. De koning Lodewijk vernam deze prinsen en heren toekomst en zond 400 lansen om hen te weerstaan zodat ze niet over de rivier zouden komen want de bruggen waren overal gebroken, maar deze heren weerstonden het dapper en verjoegen er veel zodat er veel geslagen werden en ze kwamen over de rivier en belegerden de stad Parijs 11 weken lang en bestormden en schoten daarin dagelijks met grote bussen en andere instrumenten in de stad. En de graaf van Charlois lag op het kasteel van Conflans dat aan zijn vader toebehoorde wat lag aan de Seine. Gedurende dit beleg voor Parijs zond de hertog van Berry en de hertog van Brittanni sommige kruisboogschutters en wapenvolk voor de stad Pontoise waar ze geschikt binnen kwamen. Daarboven kreeg de hertog van Bourbon zelf in persoon door schikking van de weduwe van de drost van Normandië die te Montlhery geslagen was de stad en het kasteel van Rouen. Dit hoorde de koning en vreesde zeer dat hij zijn koninkrijk verliezen zou en begeerde rust en vrede en zond zijn legaten en ambassadeurs en beloofde hen te doen al hetgeen dat hij van rechtswege en bij notabele mannen schuldig was te doen en beval de last hiervan de graaf van Charlois te regelen en ordenen de rijks zaken en iedereen te geven dat hem van rechtswege toebehoorde naar zijn believen. En hiervan nam de graaf behoorlijke voorwaarden van de koning in tegenwoordigheid van vele machtige prinsen te onderhouden en te voldoen het zeggen van de graaf en uitspraak.

Item, als eerste zou de hertog van Berry, de broer van de koning, ontvangen en van de koning te leen houden dat hertogdom van Normandi met al zijn toebehoren.

Item, die koning gaf tot een vrij eigen de graaf van Charlois alle landen en heerlijkheden die de koning gekocht had van de heer van Croy van hertog Filips van Bourgondi, zijn vader, rustig en vredig te bezitten en daartoe deze steden als Perrone, Roye, en Montdidier eeuwig en erfelijk voor hem en zijn erfgenamen te bezitten met al hun toebehoren.

Item, noch de graafschappen van Boulonois en Ghijsen, welk graafschap Ghijsen de koning tevoren gegeven had aan de heer van Croy, maar hij moest het ruimen. Daarboven kreeg de graaf noch van de koning dat de heer van Croy met zijn kinderen, de heer van Rimay met de zijne en de heer van Lannoy met al hun aanhangers uit de kroon van Frankrijk gebannen worden en dat de graaf ze zou mogen achtervolgen in alle plekken van Frankrijk, te vangen en hun goed te nemen zonder weerspreken van de koning. Deze heer van Croy was hertog Filips van Bourgondi overste raad en naar zijn believen werden alle zaken van de hof behandeld en gedaan en door zijn kloekheid en wijsheid had de hertog veroverd en verkregen de landen van Brabant, Limburg, Luxemburg, de graafschappen van Holland, Zeeland en Friesland en van Namen. Nochtans zoals men zei was hij diegene die al deze twist en onvrede tussen de hertog en zijn zoon veroorzaakte waarop hij uit al deze landen gebannen werd waar de hertog zeer droevig om want hij beminde hem zeer. Dit waren nu de prinsen heren en vorsten die met de graaf van Charlois verbonden waren tegen de koning van Frankrijk. De hertog van Berry, de broer van de koning, die hertog van Humayne, die oom van de koning, de hem zeer neutraal hield en altijd om vrede werkte, de hertog van Calabri, prins Reinier, zoon koning van de Sicili, de hertog van Bourbon, de hertog van Brittanni, de prins van Nemours, de graaf van Labrecht, die graaf van Armagnac, de graaf van Loyacht, die graaf van Beuel. De graaf van Savegijm, de graaf van Saint-Pol, de graaf van Dommartin. Al deze prinsen en heren werden begaafd van koning door de uitspraak van de graaf van Charlois. Dit aldus goed beschikt en volkomen was bereidde zich de graaf te keren nar zijn landen. En de koning met de anderen heren kwamen de Sint-Antonius mis te horen en na de mis gingen ze tezamen eten en de koning geleide de graaf tot in het dorp te Bel en daar bleven ze bij elkaar 4 dagen lang en bedreven grote feesten en blijdschap alzo dat men meenden dat ze nimmermeer weer vijanden zouden worden vanwege de grote alliantie en vriendschap die ze elkaar toonden en vaak vermande de koning dat hij in niemand ter wereld meer vertrouwen had dan op de graaf van Charlois. Daarna scheidden de heren minlijk van elkaar en de graaf van Charlois is ook vandaar vertrokken als een dappere heer met victorie waar hem de edelen uit Brabant getrouw gediend hadden, vooral uit het markgraafschap Antwerpen, als die van Berchem, van Lier die daar mits hun dapperheid ridders gemaakt werden van de graaf van Charlois en noch meer andere uit Brabant dat hier te lang zou vallen te schrijven.

Hoe dat de grauinne van Charloys afliuich worde

BJnnen desen tiden dat desen dingen ende oorlogen in Vrancrijck ghetracteert ende ghehandelt worden, so en hadde die grauinne van Charloys in langen tijden gheen tijdinge noch [201v] bootscappe van haren man graue Kaerle van charloys vernomen noch gehadt daer si seer in tonureden was verduchtende oft hi in vrancrijck geslagen ware Waer om si op die tijt tot Gorichom wesende van rouwen te bedde viel ende wert beuangen met eenre grooter siecten. Daer worden ontboden wt vele plecken experte ende doorsochte meesters, om haer te cureren ende te helpen, mer si en mochten niet. Doen wert haer geraden te trecken te Ghent tot haren lieuen eenigen dochter om haer recreacie ende solacie daer mede te hebben, ende comende tot antwerpen wert si so metter siecten beuaen dat si haer liet brengen in sinte Michiels clooster ende daer ontfinc si met groter berouwen harer sonden die sacramenten der heiliger kercken ende scheyde van deser werelt op sinte Cosmas ende Damiaens auont int iaer .M.cccc.lxv. ende wert inder seluer abdien begrauen rustende onder eenen costeliken tombe. Si was een deuote ende heilige vrouwe doende vele aelmissen, si plach dicwil met een dienstioncfrouwe te gaen totter armer lieden husen ende gaf hem milde aelmissen. Aldus wert si gecompareert ghelijck te wesen der heyligher vrouwen Elizabeth

Hoe dat de gravin van Charlois stierf.

In de tijd dat de oorlog in Frankrijk gedaan werd zo had de gravin van Charlois lange tijd geen tijding noch boodschap vernomen van haar man Karel van Charlois gehad waar ze zeer te onvrede van was en vreesde dat hij Frankrijk geslagen was. Waarom ze die in tijd in Gorinchem was van rouw te bed viel en werd bevangen met een grote ziekte. Daar werden ontboden uit vele plekken experts en doorknede dokters om haar te behandelen en te helpen, maar ze konden het niet, Toen werd haar aangeraden te trekken te Gent tot haar lieve enige dochter om haar recreatie en solaas daarmee te hebben en toen ze kwam te Antwerpen werd ze zo met de ziekte bevangen dat ze zich liet brengen in Sint Michiels klooster en daar ontving ze met groot vertrouwen op haar zonden de sacramenten der heilige kerk en scheidde van deze wereld op Sint Cosmas en Damiaan avond in het jaar 1465 en werd in dezelfde abdij begraven en rust onder een kostbare tombe. Ze was een devote en heilige vrouwe en deed veel aalmoezen en ging vaak met een dienstjonkvrouw tot de arme lieden huizen en gaf hun mild aalmoezen. Aldus werd ze vergeleken gelijk te wezen de heilige vrouw Elizabeth.

Hoe die van Ludic rebelleerden ende op stonden tegen haren bisscop ende hertoge Philips van Bourgondien.

INden iare M.CCCC lv. so resigneerde heer Jan van Hensberch dat bisdom van Ludick heere Lodewijc van Bourbon der grauinnen van Charloys broeder. Ende int iaer MCCCC.lvi. omtrent sinte Margrieten dach wert heere Lodewijc van Bourbon met groter eeren ende solemniteyten tot Ludic in gehaelt ende introniseert ende vanden heren des capittels van sinte Lambrecht in sine bisscoplike zetel geset. Die burgeren van Ludic roepende ende seggende, god si gelooft, nv sullen wi wel varen ende ouer al worden ontsien, want wi noyt so eedelen ende so princeliken bisscop hebben ghehadt als wi nv hebben. Dese here Lodewijc was een schoon ionck man gracelick ende manierlijck out wesende .xviij. iaren, ende was dye lxxxi. bisschop van Ludic. Dese heere Jan van Hensberch starf corts haestelijck daer na opten .xi.M. maechden dach, int iaer .M.CCCC.lix. De cause ende sake van deser resignatie was dese Als dese eerwaerdige vader ende heere heer Jan van Hensberch bisscop van Ludic dicwils sieck ende cranck was hoe wel hi dat bisdom eerlijc ende rustelijc gheregeert hadde, so screuen hem die burgemeesters ende regenten vander stadt vele brieuen concluderende altijt int eynde, dat als hi desen brief gheuisiteert ende ghelesen hadde dat hi als dan sonder dylay ende eenige onschult bi hem tot Ludic comen soude oft daer met allen sinen leuen lanc wt blijuen Ende als si hem dus dicwils screuen recht oft si sijn heren ende ouersten hadden gheweest was hi des seer ghestoort ende bedroefde hem dat hi aldus van hemlieden bedwonghen was ende benauwet, So nam hi op ende beloofde hem al sulcken bisscop te setten dat si hem wel te dienste souden moeten staen ende hem so niet scriuen en souden Ende door instancie des hooch gheboren vorst hertoghe [202r] Philips resigneerde hi dat bisdom here Lodewijc van Bourbon der graefinnen broeder van charloys, den welcken Calixtus paus die derde confirmeerde int iaer M.cccc. ende .lvi. Ende als hi dat bisdom in groten rusten ende vreden .v. iaer lanck gheregeert hadde, die van Ludic benijende die voorspoedicheyt ende tweluaren der geestelijker personen ende gheleerder mannen (wantet een volc is seer homodich ende nijdich god den priesteren ende gheleerden) waer om ooc heer Jan van Hensberch dat bisdom gheresigneert hadde, bisonder benijdende ende hatende die gheleerde mannen in den rechten die des bisscops consistorie ende recht stoele regeerden, want dat hof van Ludick was een dochter ende nauolger des hofs van Romen, in den welken geestlike rechten digniteyten ende vryheden vigeerden ende bloeyden twelc die lukeners seer benijden, waer om op een tijt als die bisscop inder stadt was baden si hem te comen in haren raet opter stadt huys, ende onder andere saken informeerden si hem van sommige articulen tegen sinen consistorialen rechteren ende andere geestlike personen te willen admitteren, allegerende dat sine rechteren waren exactioneerders ende schatters hore burgeren vander stadt ende des gehelen bisdoms, ende meer ander onduechtlike quade saken die si hem lieden op seyden dus waert sake dat hi wilde consenteren dat alsulcke malefactoren bi den raet vander stadt mochten gecorrigeert worden hem soude daer af comen groten scat ende goet. Dye bisscop alleene onder hem lieden wesende ende horende alsulke eerbare mannen spreken op sijne officieren ende rechteren met haren dienres, meenende al waer te wesen dat si seiden ende allegeerden, sonder enige deliberacie oft beraet als ionge lieden plegen gaf volcomen consent op sekere condicien. Van stonden aen om dit mandaet te executeren maecten si een capiteyn ende executeerder deser saken eenen ridder genoemt heer Raets van heer die terstont als een grimmende leewe beswaerde ende verdructe des bisscops officiers ende de dienres des consistorijs sonder yemant te sparen geestlic noch weerlic man noch wijf van wat condicien oft state si ooc waren violerende haer huysurouwen ende eerbare maechden met gewelt hair husen ende houen op brekende beroofde ende sloech als sijn vianden eerbare ende degelijcke mannen benemende hem haer goeden scat ende cleynoden, aendoende den seluen alle scoffiericheden, die turken ende heidenen hem scamen souden den kerstenen mede te pinigen, sonder dat hi niemant en dode oft seer weynich. Die bisscop aenmerckende haer grote vermetelheyt, ende horende dagelicx grote sware clachten ende dat hem vander correctien als si hem wijs ghemaect hadden niet ter handen en quam, ende siende dat hi dus bedrogen ende verleyt was, bedroefde hem ende arbeyde seer neersteliken alsulcken violencie, crachten ende ghewelden te doen cesseren die teghen recht ende iusticie geschieden, maer en mochts niet doen, ende begheerde datmen eenen yegelijcken recht ende iusticie doen soude nader grootheyt vander misdaet Ende als hy dit met goetheden niet vercrijgen en mochte, scheyde hi met eenen toornigen moet wter stadt, ende reysde tot Maestricht, daer hi een wijl bleef leggen, hoopende met goetheyt ende met sachtmoedicheyt hem lieden te bemorwen, ende dat si abstineeren [202v] souden, niet alleen van hore violencie ende gewelde, mer ooc van hare abusen bose manieren ende onmenschelijcke quade gewoenten. Ende quam weder tot Ludick doende den raet vander stadt vergaderen, ende vermaendese eens tweemael ende derdemael ootmoedeliken ende goedertierliken dat si sulke quade abusen ende gewoonten af stellen wilden, ende dat si souden houden die rechten, plebisciten, policien ende goede oude ghewoonten ende duechtlike vsancien vander stede. Als si ghelijc doue serpenten alle dit versmaden ende hem in geenre manieren en wilden reformeren noch beteren hoe sachtelic ende goetlic hi hem lieden ooc badt, so vermaende hi hem bi den eet ende getrouwicheit die si hem ghedaen hadden dat si hem wel beraden souden ende volbrengen sijn duechtlike begheren ende beden, oft hi soudese met recht dair toe brengen. Dit horende ghingen si met eenen arren moede van hem doende vergaderen alle den raet ende dekenen vanden ghilden vander stadt ende gauen hem te kennen des bisscops wille ende meeninghe Hier op nemende haer beraet concludeerden ende sloten eendrachtelicken dat si gansselic wouden blijuen in haer oude rechten ende gewoenten als si tot noch toe ende haer ouders gedaen hadden, ende en wouden van hem niet ghereformeert noch geregeert wesen, ende wouden ooc dat hi hem in gheenre manieren intermitteren noch onderwinden soude van de officien vander stadt als scepenen raden ende andere officieren te setten op dat hem gheen arger daer af en quame. Dese ende dier gelijcken deden si hem weten bi eenen bode vander stadt Die bisscop dese woorden horende ende siende dat hijse met ghenen duechden noch goetheden verwinnen mochte, maer met rigoruesheden ende bi wegen van iusticien tot sijnre obediencie ende onderdanicheyt brengen moste, dedese cyteren tot Colen voor des bisscops consistorie, ende als si daer met recht verwonnen waren, appelleerden si int hof van Romen. Die paus met sijn cardinalen ende heren vanden rade horende der beyder partijen allegaten ende articulen, ordineerde bi rade sijnre cardinalen ende geleerde doctoren een manier settende die in gescriften, door welken bi goetduncken vanden wisen ende geleerde mannen des stichts alle dingen ende saken in goeder manieren mochten modereert ende geregeert werden, ende dat si mits dien met haren bisscop ende here rustelic ende vredelic souden mogen leuen beuelende den ambassaten dat si weder tot Ludic keeren souden ende den lukeners des paus scriften ende ordinancien te kennen geuen ende thonen, Ende waert dat si binnen den tijt van .iiij. maenden niet accorderen ende ouer een comen en mochten dat si weder te Romen quamen, men soude hem van stonden aen die sentencie diffinitiue doen hebben

Hoe die van Luik rebelleerden en opstonden tegen hun bisschop en hertog Filips van Bourgondië.

In het jaar 1455 zo stond af heer Jan van Hensberg dat bisdom van Luik aan heer Lodewijk van Bourbon, de broer van de gravin van Charlois. En in het jaar 1456 omtrent Sint Margaretha dag werd heer Lodewijk van Bourbon met grote eer en plechtigheid te Luik ingehaald en gentroduceerd en van de heren van het kapittel van Sint Lambrecht in zijn bisschoppelijke zetel gezet. De burgers van Luik riepen en zeiden; ‘God is geloofd, nu zullen we goed gaan en overal ontzien worden want we hebben nooit zo’n edele en prinselijke bisschop gehad hebben zoals we nu hebben.’ Deze heer Lodewijk was een mooie jonge man gracieus met goede manieren en was oud 18 jaren en was de 81ste bisschop van Luik. Deze heer Jan van Hensberg stierf gauw daarna op de 11000 maagden dag in het jaar 1459. De oorzaak en zaak van deze afstand doen was deze. Toen deze eerwaardige vader en heer Jan van Hensberg bisschop van Luik vaak ziek en zwak was, hoewel hij dat bisdom fatsoenlijk en rustig geregeerd had, zo schreven hem de burgemeesters en regenten van de stad vele brieven en concludeerden altijd op het eind dat als hij deze brieven onderzocht en gelezen had dat hij dan zonder vertraging en enige onschuld bij hen te Luik zou komen of daar zijn leven lang weg blijven. En toen ze hem dus vaak schreven recht of ze zijn heren en oversten waren geweest was hij dus zeer verstoord en bedroefde hem dat hij aldus van hen gedwongen en benauwd was. Zo nam hij het op en beloofde hun al zulke bisschop te zetten dat ze hem wel te dienst zou moeten staan en hem zo niet schrijven zouden. En door instantie van de hooggeboren vorst hertog Filips resigneerde hij dat bisdom aan Lodewijk van Bourbon die paus Calixtus de derde bevestigde in het jaar 1456. En toen hij dat bisdom in grote rust en vrede 5 jaar lang had geregeerd en die van Luik benijdden de voorspoed en welvaren van de geestelijke personen en geleerder mannen (want het volk is zeer hoogmoedig en nijdig op Gods priesters en geleerden) waarom ook heer Jan van Hensberg dat bisdom afgestaan had benijden en haatten de geleerde mannen in de rechten die de bisschop vergadering en recht stoel regeerden, want dat hof van Luik was een dochter en navolger van het hof van Rome waarin de geestelijke rechten waardigheden en vrijheden van kracht waren en bloeiden wat de Luikenaars zeer benijden, waarom op een tijd toen de bisschop in de stad was baden ze hem te komen in hun raad op het stadhuis en onder andere zaken informeerden ze hem van sommige artikels tegen zijn consistorie rechters en andere geestelijke personen te willen toelaten en voerden aan dat zijn rechters afpersers waren en brandschatters van hun burgers van de stad en het gehele bisdom en meer ander ondeugdelijke kwade zaken die ze hem zeiden, dus was het zaak dat hij wilde toestemmen dat zulke misdaden door de raad van de stad gecorrigeerd mochten worden zou hem daarvan grote schat en goed komen. De bisschop die alleen onder hen was en hoorde al zulke eerbare mannen spreken op zijn officieren en rechters met hun dienaars meende alles waar te wezen wat ze zeiden en aanvoerden en zonder enige beraadslaging of beraad zoals jongelieden plegen gaf volkomen toestemming op zekere condities. Van stonden aan om dit mandaat uit te voeren maakten ze een kapitein en uitvoerder van deze zaak een ridder genoemd heer Raets van Heer die terstond als een grimmende leeuw bezwaarde en verdrukte de officieren en dienaars van de bisschop vergaring zonder iemand te sparen. Geestelijk noch wereldlijk, man noch wijf van wat conditie of staat ze ook waren en verkrachtte hun huisvrouwen en eerbare maagden met geweld en braken hun huizen en hoven op sloeg al zijn vijanden eerbare en deugdelijke mannen en benam hen hun goed , schat en kleinoden en schoffeerden hen waarvan de Turken en heidenen zich schamen zouden om er christenen mee te pijnigen, uitgezonderd dat hij niemand doodde of zeer weinig. De bisschop bemerkte hun grote vermetelheid en hoorde dagelijks grote zware klachten en dat hem van de correctie zoals ze hem wijs gemaakt hadden niets ter handen kwam en zag dat hij aldus bedrogen en verleid was bedroefde hem en werkte zeer vlijtig al zulke verkrachting, krachten en geweld te verminderen die tegen recht en justitie geschiedden, maar kon het niet doen en begeerde dat men iedereen recht en justitie doen zou naar de grootte van de misdaad. En toen hij dit met goedheid niet verkrijgen kon scheidde hij met een vertoornd gemoed uit de stad en reisde naar Maastricht waar hij een tijdje bleef liggen en hoopte moet goedheid en zachtmoedigheid hen te vermurwen en dat ze zouden ophouden en niet alleen van hun verkrachting en geweld, maar ook van hun mishandeling van boze manieren en onmenselijke kwade gewoonten. En kwam weer te Luik en liet de raad van de stad vergaderen en vermaande ze eens, tweemaal en derde maal ootmoedig en goedertieren dat ze zulke kwade mishandelingen en gewoonten af stellen wilden en dat ze zouden houden de rechten, volksraadpleging, bestuur en goede oude gewoonten en deugdelijke gewoonten van de stad. Toen ze gelijk als dove serpenten dit alles versmaden en hen in geen manieren wilden reformeren noch verbeteren hoe zacht en zachtmoedig hij hen bad zo vermaande hij hen bij de eed en trouwheid die ze hem gedaan hadden dat ze zich goed beraden zouden en volbrengen zijn deugdelijke begeren en beden of hij zou ze met recht daartoe brengen. Dit horende gingen ze met een gergerd gemoed van hem en verzamelden de hele raad en dekens en gilden van de stad en gaven hen te kennen de wil van de bisschop en mening. Hierop namen ze beraad en concludeerden en besloten eendrachtig dat ze geheel wilden blijven in hun oude rechten en gewoonten zoals ze tot nog toe en hun ouders gedaan hadden en wilden van hem niet gereformeerd noch geregeerd wezen en wilden dat hij hen op geen manier intermitteren noch onderbreken zou van de officies van de stad als schepenen, raden en andere officieren te zetten zodat hen er geen erg van kwam. Deze en diergelijke lieten ze hem weten bij een bode van de stad. De bisschop die deze woorden hoorde en zag dat hij ze met geen deugden noch goedheid overwinnen mocht, maar met hardvochtige en bij weg van justitie tot zijn gehoorzaamheid brengen moest liet ze citeren te Keulen voor de bisschoppelijke raad en toen ze daar met recht overwonnen waren appelleerden ze in de hof van Rome. De paus met zijn kardinalen en heren van de raad hoorde beide partijen aanhalingen en artikels en ordineerde bij raad van zijn kardinalen en geleerde doctoren een manier en zette dat in geschrift waardoor bij goeddunken van de wijze en geleerde mannen van het sticht alle dingen en zaken in goede manieren mochten verzacht en geregeerd worden en dat ze mits dien met hun bisschop en heer rustig en vredig zouden mogen leven en bevalen de ambassadeurs dat ze weer te Luik zouden keren en de Luikenaars de schriften en ordinantie van de paus te kennen gaven en tonen. En was het dat ze binnen de tijd van 4 maanden niet overeenkomen mochten dat ze weer te Rome kwamen, men zou hen van stonden aan de definitieve uitspraak laten hebben.


Binnen desen tiden dat die ambassaten te Romen lagen, die Lukenaers dye te voren met groter blijscapen geroepen hadden tot lof des bisscops seggende Wi sullen nv wel staen, want wi noyt so eedelen bisscop hebben gehadt, riepen nv als verwoede menschen, segghende Laet ons desen sotten bisscop wt onsen landen verdriuen ende kiesen eenen goeden ende verstandelen man tot eenen bisscop ende momboor des lants, die sonder niewicheden dat bisdom mach regeren ende senden ij. notabele doctoren totten marcgraue Kaerle van Baden seggende dat dye [203r] Lukeners bi consent des conincx Lodewijcx van Vrancrijck gecoren hadden heer marc sijn soon tot een voocht des stichts van Ludic, seggende daer en bouen dat die coninc hem belooft had te senden alle maents .iijM. goude cronen, also verre dat hi wil ontseggen hertoge Philips des bisscops defensoor ende bescermer, want die coninc hem seer hatede De marcgraue dit horende geloofde hair woorden ende beloofde hem te senden sinen sone om dat bisdom te regeren. Als dese twee doctoren weder om tot Ludic ghecomen waren, senden terstont notabele mannen bi consent des gemenen raets van Ludic ende bisonder heeren Raets van heer ridder totten coninc Lodewijc van Vrancrijck hem seggende dat si tot versmadenis des hertogen van Bourgondien gecoren hadden eenen eedelen ende machtigen prince ende here tot horen tutoor ende momboor des stichts van Ludic tegen horen here Lodewijc den bisscop die dat bisdom scandeliken in groter perturbacien ende discoorde geregeert hadde door informacien des voorscreuen hertochs Begerende opten voorscreuen coninc waert sake dat hi hem assistencie ende bistant met ghelt ende met scatte doen wilde, si wouden den hertoge mit allen sinen adherenten ende hulperen ontseggen De coninc dit horende verblijt wesende beloofde hem assistencie ende bistant te doen, ende tot een sekerheyt sende hi hem .iijM. gouden cronen. Dit gesciede eer dat den pays gemaect was tusschen den coninc ende den graue van charloys doen den strijt van Montlehery gheschiet was also voor geseyt is. Ende als alle dese voorscreuen saken den heere Marck van Baden narreert ende vertelt waren quam hi tot Ludick ende accepteerde den gehelen last des stichts van Ludick, ende is gehult ende ontfangen, niet simpelijc alsmen plach te doen, maer van elck bisonder die wapen dragen mochte Ende als die Lukenaers dese saken scandeliken ende confuselic tegen recht ende horen gesworen eet gedaen hadden quamen die ambassaten wten hof van Romen tot Colen, ende vernemende alle die quade feyten die si int hertochdom van Limburch bedreuen hadden en dorsten tot ludic niet comen om hore indiscrete ende onbescheyden verwoetheit mer senden die articulen ende scriften vander ordinancien des paus aenden raet van Ludic begherende een antwoort van hem te hebben om te voldoen ende weder rappoort te brengen den paus Pius den anderden van dier name. Die Lukenaers als rebellen versmaden des paus scriften mer door cracht ende macht procedeerden ende voortgingen met hair begonnen boosheden. Die bisscop van ludic dedese ouer al condigen inden ban te wesen Die paus vernemende die onwittelicke verwoetheyt des rasende volcx sandt eenen cardinael legaet neder, hem geuende volcomen macht om den Lukeners ten rechten wege van obediencie te brengen. Dese cardinael ende legaet neder comende admoneerde ende vermaende hem lieden met sachten ende bequame woorden ende met scriften dat si wilden afstaen ende op houden van hair inolencien ende quade abusen, hi woudese absolueren van alle haer voorgedaen misdaden ende quade feyten, in dien si die heylige kercke ende horen warachtigen here ende bisscop obedieren ende ghehoorsaem wesen wilden, maer si als verharde ende verstijfde verbaesde menschen en wouden nerghens na hooren, verdrijuende hem met dreygementen wter stadt van Ludic Die legaet verwonderde seer van hore [203v] verhartheden ende wreetheden, en woude nochtans terstont niet weder na romen trecken, bleef om alle rust ende vrede noch bi na een iaer leggen tot aken, sonder yet te profiteren. Die ongesinde ende vertwifelde Lukenaers versmaende des bisscops excommunicatie ende bannen deden veele quaets int bisdom leggende dye eene boosheyt opten anderen tot spijt ende versmadenis des bisschops, ende dit door raet des voorscreuen heere Raets van heer ridder voorscreuen, ende haer boosheit ghinc den boosheden der turcken ende ongelouigen heydenen te bouen. Als dit die paus Pius vernam dattet also inder waerheit was leide interdict ouer dat gehele bisdom van Ludick

Binnen deze tijd toen de ambassadeurs te Rome lagen en de Luikenaars die tevoren met grote blijdschap geroepen hadden tot lof van de bisschop en zeiden; We zullen nu goed staan want we hebben ooit zoՠn edele bisschop gehad, riepen nu als verwoede mensen en zeiden, Ԍaat ons deze zotte bisschop uit onze landen verdrijven en een goede en verstandige man tot bisschop kiezen en voogd van het land die zonder nieuwigheid die dat bisdom mag regeren en zonden 2 notabele doctors tot de markgraaf Karel van Baden en zeiden dat de Luikenaars met toestemming van koning Lodewijk van Frankrijk gekozen hadden heer Mark, zijn zoon, tot voogd van het sticht van Luik en zeiden daarboven dat de koning hen beloofd had te zenden alle maand 3000 gouden kronen, alzo ver dat hij wil ontzeggen hertog Filips, de verdediger en beschermer van de bisschop, want de koning haatte hem zeer. De markgraaf die dit hoorde geloofde hun woorden en beloofde hun zijn zoon te zenden om dat bisdom te regeren. Toen deze twee doctors weer om te Luik gekomen waren zonden ze terstond notabele mannen met toestemming van de gewone raad van Luik en vooral heer Raet van Heer tot de koning Lodewijk van Frankrijk en zeiden hem dat ze tot smaad van de hertog van Bourgondi gekozen hadden een edele en machtige prins en heer tot hun meester en voogd van het sticht Luik tegen hun heer Lodewijk, de bisschop die dat bisdom schandelijk in grote verwarring en onrust gebracht had door informatie van de hertog. En begeerden op die koning, was het zaak dat hij hen assistentie en bijstand met geld en schat doen wilde, dat ze de hertog met al zijn aanhangers en helpers wilden ontzeggen. De koning die dit hoorde was verblijd en beloofde hun assistentie en bijstand te doen en tot een zekerheid zond hij hen 3000 gouden kronen. Dit geschiedde eer dat de vrede gemaakt was tussen de koning en de graaf van Charlois toen de strijd van Montlhry geschied was. En toen al deze zaken de heer Mark van Baden verhaald en verteld waren kwam hij te Luik en accepteerde de gehele last van het sticht Luik en is gehuldigd en ontvangen, niet eenvoudig zoals men plag te doen, maar van elk apart die wapen dragen mocht. En toen de Luikenaars deze zaak schandalig en verwarrend tegen recht en hun gezworen eed gedaan hadden kwamen de ambassadeur uit de hof van Rome te Keulen en vernamen alle kwade feiten die ze in het hertogdom Limburg bedreven hadden en durfden niet in Luik te komen om hun indiscrete en onbescheiden verwoedheid, maar zonden die artikels en schriften van ordinantie van de paus aan de raad van Luik en begeerden een antwoord van die te hebben om te voldoen en weer rappoort te brengen de paus Pius de volgende van die naam. Die Luikenaars als rebellen versmaadden de schriften van de paus, maar door kracht en macht procedeerden en gingen voort met hun begonnen boosheden. De bisschop van Liet het overal verkondingen en ze in de ban doen. De paus vernam die onwettige verwoedheid van het razende volk en zond een kardinaal legaat en gaf hem volkomen macht om den Luikenaard de rechte weg van gehoorzaamheid te brengen. Deze kardinaal en legaat kwam en waarschuwde en vermaande hen met zachte en bekwame woorden en met schriften dat ze wilden afstaan en ophouden van hun onverschilligheid en kwade handelingen, hij wilde ze vrijspreken van al hun voorgedane misdaden en kwade feiten indien ze de heilige kerk en hun ware heer de bisschop gehoorzamen wezen wilden, maar zoals verharde en verstijfde verbaasde mensen wilden ze nergens naar horen en verdreven hem met dreigementen uit de stad Luik. De legaat verwonderde zich zeer van hun verhardheid en wreedheid en wilde nochtans terstond niet terug naar Rome trekken en bleef om alle rust en vrede noch bijna een jaar liggen te Aken zonder iets te profiteren. De ongezinde en vertwijfelde Luikenaars versmaadden de excommunicatie en bannen van de bisschop en deden veel kwaad in het bisdom en legden de boosheid op die andere tot spijt en smaad van de bisschop en dit door de raad van de heer Raet en hun boosheid ging de boosheden der Turken en ongelovigen heidenen te boven. Toen dit paus Pius vernam dat het alzo in de waarheid was legde hij het een kerkelijk verbod over het gehele bisdom Luik.

Van sommige schermutsingen ende striden tusschen den Lukenaers ende hertoge Philips archiers

HJer en binnen dat dese dingen geschieden quam heer marc van baden binnen der stadt van Ludic als hi belooft hadde, van welcker coemste die Lukeners seer verblijt waren Hi dede metten Lukeners veel quaets int hertochdom van Limburch, si roofden, branden vele dorpen ende houen ende en spaerden die heylighe plaetsen niet, noch kercken, cloosteren gasthuysen, noch haer dienres. Ten lesten dese heer Marck aenmerckende haer tyrannicheden ende haer indiscrete ende vertwifelde wercken, na dien dat hi dat lant van Valckenburch seere gheschent verwoest ende veele dorpen verbrant hadde op dye frontieren van Brabant ende Namen, door raet end ingeuen des bisscops Johans van Trier ende bisscops Joris van Mets sijn broeder, ende ontfangen hebbende die penningen vanden coninc Lodewijc van Vrancrijck ghesonden, cloeckelick ende wijselic wel beraden scheyde heymelijc wten lande van Ludic ende reysde na Colen. Die Lukeners bi den paus Pius verbannet wesende worden bi den seluen paus aggraueert ende reaggraueert met swaren censuren ende maledicitien bleuen verhart ende rebelle god ende der heyliger kercken, ende als verwoet ende rasende vertwijfelt volck bedreuen si ouer al veele quaets, dat welcke die goede hertoge Philips van Bourgondien altesamen verduldelijc van hem verdroech. Hier en binnen als int iaer .MCCCC.lxv. als die graue van Charloys met groot volck van wapenen inden zomer int conincrijck van Vrancrijck lach ende den stadt van Parijs belegen hebbende als voorscreuen is, ende die Lukenaers niet en wilden den paus ende der heyliger kercken obedieren allegerende dat die paus meer faueerde ende gonstich ware den bisscop ende den hertoge dan hem lieden. daer en bouen dat si met dreygementen den legaet wt horen landen veriaecht hadden, dwelcke alte samen dye legaet te Romen comende den paus ende sijnre cardinalen narreert hadde Ende dat si dat interdict niet en achten worden si vanden paus Paulus die tweede anathematizeert ende vermaledijt, dat welcke si oock alte samen niet en achten ende versmaden, verdrijuende ende veruolghende horen bisschop met grooter onwaerdicheyt, ende alle sijnen vrienden verdrijuen[de], ende doende veele moorden ende dootslaghen dye een tegen den anderen Ende dit alte samen door informacie ende qua- [204r] de ingeuen hore capiteynen als here Raets voorscreuen Herpert van zorleth, Vincent van Bueren ballinc wt Ghelrelant staets van stralen, ians de wilde ridderen Ten lesten als si in geenre manieren van hore boosheden ende vertwijfelde wercken ende misdaden niet op houden en wouden so screef die paus Paulus die tweede totten hooch gheboren vorst hertoge Philips van Bourgondien ende sinen soon den graue van Charloys, hem beuelende wt machte des stoels van Romen, dat si als bisondere mogende princen ende soonen des heyligen kercs van Romen compesceren ende bedwingen souden metten swaerde ende gewapender hant den Lukeners van hore prophane ouertredingen rebellicheden ende onghehoorsaemheden, ende dat si die brengen souden tot subiec ende obediencie der heyligher kercken, Die Lukeners dit vernemende als ongesinde ende verwoede menschen door sduuels ingeuen senden openbaer brieuen van ontsegginge tot hertoge Philips van Bourgondien, inden welcken si ontseiden den doorluchtigen prince sinen soon den graue van Charloys, op die tijt wesende in Vrancrijck, wel wetende dat hertoge Philips out ende onbequaem was der wapenen. Dese brief wel gheuisiteert ende ghelesen hebbende sprac hi, desen brief en roert mi niet, maer Kaerle minen soon, dus laten si hem soecken in Vrancrijck, want hi op die tijt int oorloge tegen den coninc seere becommert was ende sant dye boden sonder antwoort weder om tot Ludick. Die Lukenaers aenmerckende dat die hertoge den ontsegghe niet en achte als hem niet aengaende mer sinen sone, so ontseyden si hem mede. Die hertoge als een edel ende milt prince dede den bode geuen .lx. gouden leewen ende hi trac weder na Ludic. Terstont na desen togen de lukeners met groter macht int hertochdom van limburch van brabant int graefscap van namen, ende als een verwoet ende vertwifelt volck deden si veele quaets, si bebolwercten die kerc te Montenaken ende maecten daer af een casteel ende deden daer veel quaets wt ende hadden daer hair toeulucht als een speloncke ende cuyl der moordenaren. De prince dit horende dissimuleerde int eerste, op hope dattet beteren soude. Als si metten vier ende swaerde bestonden die landen te verwoesten, so ordineerde hi zommige capiteynen die hem resisteren ende wederstaen souden bescermende de frontieren ende palen sijnre landen, als hertoge Jan van Cleue, graue Jan van Nassouwen drossaet van brabant, den here van gruythusen stadthouder van hollant, here Jan van wassenaer, heer iacob van gaesbeec den marcgraue van ferraer wt Lombardien, den graue van Mandersceyt, den here van Hoemoet, ende heer Henrick van Naeldwijc. Dese togen int graefscap van Loon rouende ende brandende veele dorpen. Niet te min hoe wel die doorluchtige prince hertoge Philips van Bourgondien vanden stoel van Rome requireert ende versocht was als voorscreuen is, en heeft hi nochtans den Lukenaers yet attempteert te doen, hi en screef eerst minliken aen die stadt ende raet van Ludick, vermanende dat si van hore raserien, rebellicheden ende onghehoorsaemheyt wilden afkeeren ghehengende ende admitterende dat hoer heere ende bisschop sinen bisdom rustelick ende vredelick besate als dat betaemde ende behoorde, ende dat si den [204v] paus ende sijne gheboden obedieren ende ghehoorsaem wesen souden, of hi als wittelick daer toe gherequireert ende versocht vanden stoel van Romen soudse met ghewapender hant brengen tot gehoorsaemheyt der heyliger kercken Alle dat hi hem screeff ende vermaende was al te vergheefs ende hielden sijnen vermaningen ende duechtlijcke onderwijsingen voor spot ende schimp, betrouwende in haer menichfoudicheit ende crachte hairs stats ende bisdooms So waren daer veele deuote, discrete, ende godturuchtige mannen (want men binnen der stadt ghene cerimonien noch godlike diensten en dede) dese toghen wter stadt ende quamen tot Maestricht ende in anderen plaetsen buten dat bisdom ende bleuen daer woenachtich. Als nv die Lukenaers als verbaest ende vertwifelt volck verhardende in haer boosheyt met groter macht van volcke hertoge Philips ende sine landen met rouen ende branden veele scaden ghedaen hadden ende want sijn soon niet bi hem en was ende hi als een out man onbequaem ter wapenen ordineerde dye capiteynen voorscreuen Ende hertoge Jan van Cleue track terstont met groot volc int lant van Ludick ende wan Loesbosch des dages na sinte Lambrecht. Daer tegen quamen dye Lukenaers met ghewapender hant om den hertoge te wederstaen des saterdaghes na sinte Lambrecht int dorp ghenoemt Geetbeets ende daer bleuen .C. ende .xx. Lukeners verslagen, die ander dat siende namen die vlucht. Daer na quamen si weder int selue dorpe, ende doe lieten si daer xij. man. Hier na quamen dye poorters van sint Truyen wt ghelopen, om te vechten ende daer worden C. ende .ij. vanden poorters verslagen

Van sommige schermutselingen en strijd tussen de Luikenaars en hertog Filips boogschutters.

Ondertussen dat deze dingen gebeurden kwam heer Mark van Baden binnen de stad Luik zoals hij beloofd had, van diens komst waren de Luikenaars zeer verblijd. Hij deed met de Luikenaars veel kwaad in het hertogdom Limburg, ze roofden, branden vele dorpen en hoven en spaarden de heilige plaatsen niet, noch kerken, kloosters en gasthuizen, noch hun dienaars. Tenslotte merkte heer Mark hun tirannie en hun indiscretie en vertwijfelde werken na dien dat hij dat land van Valkenburg zeer geschonden, verwoest en vele dorpen verbrand had op de grenzen van Brabant en Namen, door raad en ingeven van de bisschop Johannes van Trier en bisschop Joris van Metz, zijn broeder, en had de penningen ontvangen van koning Lodewijk van Frankrijk gezonden en kloek en wijs beraden scheidde hij heimelijk uit het land Luik en reisde naar Keulen. De Luikenaars die door de paus in de ban gedaan ware en verzwaard en terug verzwaard waren en door dezelfde paus met zware censuur en verwensingen bleven verhard en rebelleerden tegen God en de heilige kerk en als verwoed en razend vertwijfelt volk bedreven ze overal veel kwaad dat de goede hertog Filips van Bourgondi alles tezamen geduldig verdroeg. Ondertussen in het jaar 1465 toen de graaf van Charlois met groot wapenvolk inde zomer in het koninkrijk Frankrijk lag en de stad Parijs belegerd had en de Luikenaars niet aan de paus en der heilige kerk gehoorzaam wilden wezen en aanvoerden dat de paus meer gunstig was de bisschop dan de hertog dan hen en daarboven dat ze met dreigementen de legaat uit hun landen gejaagd hadden, wat alle tezamen de legaat die te Rome kwam de paus en zijn kardinalen verteld had. En dat ze dat kerkelijke verbod niet achtten al werden ze van de paus Paulus de tweede vervloekt en vermaledijd, wat ze ook alle tezamen niet achtten en versmaadden en verdreven en vervolgden hun bisschop met grote onwaardigheid en verdreven al zijn lieden en vermoorden en doodsloegen, de een tegen de andere. En dit alles tezamen door informatie en kwaad ingeven van hun kapiteins als heer Raet, Herpert van Zorleth, Vincent van Buren, balling uit Gelderland, Staets van Stralen, Jan de wilde ridder. Tenslotte toen ze op geen manier van hun boosheden en vertwijfelde werken en misdaden niet ophouden wilden zo schreef paus Paulus die tweede tot de hoog geboren vorst hertog Filips van Bourgondi en zijn zoon de graaf van Charlois en beval hen uit de macht van de stoel van Rome dat ze als bijzondere vermogende prinsen en zonen van de heilige kerk van Rome het compenseren en bedwingen zouden met het zwaard en gewapenderhand de Luikenaars van hun goddeloze overtredingen en rebellerende ongehoorzaamheid en dat ze die brengen zouden tot beheer en gehoorzaamheid van de heilige kerk. De Luikenaars vernamen dit als ongezinde en verwoede mensen door duivels ingeven en zonden openbare brieven van ontzeggen tot hertog Filips van Bourgondi waarin ze ontzeiden de doorluchtige prins zijn zoon, de graaf van Charlois die op die tijd in Frankrijk was, en wel wisten dat hertog Filips oud en onbekwaam was ter wapen. Deze brief goed onderzocht en gelezen sprak hij; ‘Deze brief gaat me niet aan, maar wel Karel mijn zoon, dus laten ze hem zoeken in Frankrijkՠwant hij was in die tijd in de oorlog tegen de koning zeer bekommerd en zond de boden zonder antwoord weder om te Luik. De Luikenaars merkten dat het ontzeggen niet achtte omdat het hem niet aanging maar zijn zoon zo ontzeiden ze hem mede. De hertog als een edele en milde prins liet de bode geven 60 gouden leeuwen en hij vertrok weer naar Luik. Terstond na deze trokken de Luikenaars met grote macht in het hertogdom Limburg van Brabant, in het graafschap Namen en als een verwoed en vertwijfeld volk deden ze veel kwaads, ze maakten de kerk te Montenaken een bolwerk en maakten daarvan een kasteel en haalden daar veel kwaads uit en hadden daar hun toevlucht als een spelonk en kuil der moordenaars. De prins die dit hoorde veinsde in het eerste op hoop dat het verbeteren zou. Toen ze met het vuur en zwaard bestonden de landen te verwoesten zo ordineerde hij sommige kapiteins die hem resisteren en weerstaan zouden en beschermen de grenzen en palen van zijn landen, als hertog Jan van Kleef, graaf Jan van Nassau, drost van Brabant, de heer van Gruijthuijsen, stadhouder van Holland, heer Jan van Wassenaar, heer Jacob van Gaasbeek, de markgraaf van Ferrara uit Lombardije, de graaf van Manderscheid, de heer van Homoet, en heer Hendrik van Naaldwijk. Dezen trokken in het graafschap Loon en roofden en roofden en verbrandden vele dorpen. Niettemin, hoewel de doorluchtige prins hertog Filips van Bourgondi van de stoel van Rome gesommeerd en verzocht was heeft hij nochtans de Luikenaars iets minder te doen, hij schreef eerst minlijke aan de stad en raad van Luik en vermaande dat ze van hun razernij, rebellie en ongehoorzaamheid wilden afkeren en toelaten dat hun heer de bisschop zijn bisdom rustig en vredig bezat zoals dat betaamde en behoorde en dat ze de paus en zijne geboden gehoorzamen zouden wezen of als hij wettig daartoe verzocht en bevolen was van de stoel van Rome zou hen met gewapenderhand brengen tot gehoorzaamheid van de heilige kerk. Alles wat hij hen schreef en vermaande was alles tevergeefs en hielden zijn vermaningen en deugdelijk onderwijs voor spot en schimp en vertrouwend op hun menigvuldigheid en kracht van hun staat en bisdom. Zo waren daar vele devote, discrete en godvruchtige mannen (want men binnen de stad geen ceremonies noch goddelijke diensten deed) deze trokken uit de stad en kwamen te Maastricht en in andere plaatsen buiten dat bisdom en bleven daar wonen. Toen nu de Luikenaars als verbaast en vertwijfeld volk verhardde in hun boosheid en met grote macht van volk de landen van hertog Filips roven en branden en vele schade gedaan hadden en omdat zijn zoon niet bij hem was en hij als een oude man onbekwaam ter wapen ordineerde hij die kapiteins. En hertog Jan van Kleef trok terstond met groot volk in het land van Luik en won Liesbosch de dag na Sint Lambrecht. Daartegen kwamen de Luikenaars met gewapenderhand om de hertog te weerstaan de zaterdag na Sint Lambrecht in het dorp genoemd Geetbets en daar bleven 120 Luikenaars verslagen en de anderen die dat zagen namen de vlucht. Daarna kwamen ze weer in hetzelfde dorp en toen lieten ze daar 12 man. Hierna kwamen de poorters van Sint-Truiden uitgelopen om te vechten en daar werden er 102 van de poorters verslagen.

Dit gheschiet wesende vergaderden die capiteynen bi een omtrent .iiij M paerden ende togen op sinte Vrsulen auont int dorp van Montenaken, ende staken dat aen brande ende voort alle die dorpen daer omtrent ghelegen, ende als si wederkeeren wouden namen si op te branden die molen van Montenaken. Dit vernemende die capiteyn vanden Lukenaers leyde hem lagen onder wegen starck wesende omtrent iij.M. man wel ghetuycht ende ghewapent om desen Bourgongoens te bespringhen. Dit hadden si haest vernomen ende stelden haer volc in goede ordinancien, ende reden voort ende staken dat vier inden molen. Doe braken die Lukeners op ende daer gheuiel een scharpe schermutsinge, maer die Lukenaers worden vluchtich ende bleuen daer al meest verslagen die te voet waren ende weinich vanden reysigers ontquamen want daer bleuen wel ontrent .xviijc. verslagen ende dander liepen al weder na Ludic toe des anderen dages reysden desen heren weder om tot montenaken ende lieten bi eenen priester dat heylige sacrament ende des heyligen olijs metten anderen reliquien ende cleynoden wter kercken dragen ende staken die doe aen brande ende verwoestedense tot inden gront ende brakense af, daer ooc vele vanden Lukeners in geulucht ende gelopen waren dier allegader mede verbranden ende versmoorden

Toen dit gebeurd was verzamelden de kapiteins 4000 paarden bijeen en trok op Sint Ursula avond in het dorp Montenaken en staken dat in brand en voort alle dorpen daaromtrent gelegen en toen ze terug wilden keren namen ze voor te branden de molen van Montenaken. Dit vernam de kapitein van de Luikenaars en legde hen hinderlagen onderweg dat sterk was omtrent 3000 man goed opgetuigd en gewapend om deze Bourgondiërs te bespringen. Dit hadden ze gauw vernomen en stelden hun volk in goede ordinantie en reden voort en staken dat vuur in de molen. Toen braken de Luikenaars op en daar geviel en scherpe schermutseling, maar de Luikenaars begonnen te vluchten en bleven daar allen meest verslagen die te voet waren en weinig van de reizigers ontkwamen want er bleven wel omtrent 1700 verslagen en de anderen liepen alweer naar Luik toe. De volgende dag reisden de heren wederom tot Montenaken en lieten bij een priester dat heilige sacrament en het heilige oliesel met de andere relikwieën en kleinoden uit de kerk dragen en staken die toen aan en verbrandden en verwoestten het tot in de grond en braken het af waarin ook vele Luikenaars gevlucht en gelopen waren die allemaal mee verbrandden en versmoorden.

Hoe dat den pays tusschen den hertoge van bourgondien ende den Lukeners gemaect wert bi toe doen heere Kaerle graue van Charloys des hertogen soon [205r]

HJer na is met groter triumphen ende victorien wt Vrancrijck ghecomen heere Kaerle graue van Charloys met alle sijn heer ende volc van wapen ende sant terstont sinen bastaert broeder heer Anthonis met een deel ghewapende int graefscap van Namen, want die Lukeners dair dagelicx grote scade van rouen ende branden in deden, ende besette die frontieren ende palen vanden landen, also dat si voort meer so groten schade niet en deden Ende die graue voechde hem metten anderen heren ende princen met al dat volck van wapenen om te beleggen dye stadt van Ludic. Die van Ludic dit siende quamen ter stont wter stadt met een groot swaer volc van wapenen, ende ordineerden hem in goeder battaelgen ende ordinancien, om tegen den graue te striden ende stonden op een groot pleyn velt met ontwonden bannieren verwachtende den graue metten sinen, ende siet die graue ordineerde mede sijn battalien ende dede den Lukeners al omme besetten op dat si hem niet ontulien en souden als die strijt begonnen ware. Ende als si dus ront omme wel beset ende besloten waren dat si nergens henen mochten dede hi sinen bannier ontwinden ende die trompetten ende die trommelen slaen ende bereyden hem vromelic tegen den Lukeners aen te gaen. Als die Lukeners dat sagen hielden raet ende senden eenige wt totten graue begerende hem op te geuen in sinen handen, ende dat hise nemen woude in genaden, si wouden doen al dat hem beliefde tot seggen ende discrecie vanden eedelen, ende wouden geerne beteringen doen vanden scaden die door hem lieden ghedaen waren Dit horende de graue sant terstont aen alle sijn capiteynen die omtrent den Lukeners als omme beseten ende geordineert waren dat si den Lukeners niet beuechten en souden, want si hem inder ghenaden des grauen van Charloys gegeuen hadden Ende daer wert eenen pays ende vrede ghemaect tusschen den bisscop Lodewijc van Ludic ende hem ende tusschen den Lukenaers, welken pays si sworen te onderhouden, ende daer worden sekere brieuen af ghemaect ende bezegelt in deser manieren, Als dat si na desen dach horen bisscop souden obedieren ende tegen hem niet weder rebelleren noch opstaen Ende dat si souden terstont opsenden te Romen om te impetreeren ende te verweruen vanden paus absolucie vanden banne ende interdicte daer si dus lange in gestaen hadden, ende geuen tot emende ende voor den scade die si hertoge Philips ende sinen sone den graue van Charloys gedaen hadden binnen den tijt van .iiij. iaren .viC.M. Rijnsche gulden, des so souden die hertoge ende die graue sijn sone bliuen ende wesen des stichts van Ludick voocht ende momboor, Ende dit aldus ghetracteert ende gheconcludeert wesende als voorscreuen is reysde die graue sonder eenighe meer schade te doen tot sijnen vader den hertoge tot Bruessel, ende die Lukenaers toghen weder met groter blijtscappen in haer stadt. Dit gheschiede int beginsel des maents Januarij int iaer ons heeren M.CCCC.lxvi.

Hoe dat de vrede tussen de hertog van Bourgondië en dn Luikenaars gemaakt werd door toedoen van heer Karel, graaf van Charlois, de zoon van de hertog.

Hierna is met grote triomf en victorie uit Frankrijk gekomen heer Karel, graaf van Charlois, met al zijn leger en wapenvolk en zond terstond zijn bastaardbroeder, heer Anton, met een deel gewapende in het graafschap Namen, want de Luikenaars deden daar dagelijks grote schade van roven en branden en bezette de grenzen en palen van de landen, alzo dat ze voort meer niet zoՠn grote schade deden. En de graaf voegde zich met de anderen heren en prinsen met al dat wapenvolk om de stad Luik te belegeren. Die van Luik die dit zagen kwamen terstond uit de stad met een groot zwaar volk van wapens en ordineerden zich in goede bataljons en ordinantie om tegen de graaf te strijden en stonden op een groot vlak veld met ontwonden banieren en wachtten op de graaf met de zijne en zie, de graaf ordineerde mede zijn bataljons en liet de Luikenaars alom bezetten zodat ze hem niet zouden ontkomen als de strijd begonnen was. En toen ze aldus rondom goed bezet en besloten waren zodat ze nergens heen mochten liet hij zijn banier ontwinden en de trompetten en de trommels slaan en bereidde zich dapper de Luikenaars aan te gaan. Toen de Luikenaars dat zagen hielden ze raad en zonden enige uit tot de graaf en begeerden zich over te geven in zijn handen en dat hij ze in genade wilde aannemen, ze wilden doen al dat hem beliefde tot het zeggen en discretie van de edelen en wilden graag verbeteringen doen van de schaden die door hen gedaan waren. Dit hoorde de graaf en zond terstond aan al zijn kapiteins die omtrent alle Luikenaars zaten en dat ze die Luikenaars niet bevechten zouden want ze hadden zich in de genade van de graaf van Charlois overgegeven. En daar werd een vrede en rust gemaakt tussen bisschop Lodewijk van Luik en tussen de Luikenaars, welke vrede ze zwoeren te onderhouden en daar werden zekere brieven van gemaakt en bezegeld op deze manieren; Als dat ze na deze dag hun bisschop zouden gehoorzamen en tegen hem niet weer rebelleren noch opstaan. En dat ze terstond zouden zenden te Romen om te verkrijgen en te verwerven van de paus absolutie van de ban en verbod waar ze aldus lang in gestaan hadden en geven tot genoegdoening en voor de schade die ze hertog Filips en zijn zoon gedaan hadden binnen de tijd van 4 jaren 600000 Rijnse guldens, dus zo zou de hertog en zijn zoon de graaf blijven en wezen het sticht van Luik voogd en momboor. En dit aldus behandeld en geconcludeerd vertrok de graaf zonder enig meer schade te doen tot zijn vader de hertog te Brussel en de Luikenaars trokken weer met grote blijdschap in hun stad. Dit geschiedde in het begin van de maand januari in het jaar ons heren 1466.

Van die ander rebellicheyt der Lukenaren, ende hoe dye stede van Dynandt ghewonnen wert ende ghedestrueert. [205v]

IN dit selue iaer van .lxvi was die graue van charloys ghetogen int lant van Artoys om sonderlinge saken te expedieren daer hi lange tijt bleef leggen, ende also hertoghe Philips sijn vader alle dage crancker worde so bestonden die Lukenaers weder te rebelleren, doende grote scade inden landen van Brabant ende Limburch, bisonder waren die van Dinant seer wel gemoet om alle quaet ende schade te doen, ghemerct dat si groten hulp bystant ende assistencie hadden van die stadt van Ludic hebbende veel volcx binnen wt andere steden ende dattet een wter maten vaste ende stercke stede was, daer si hem seer in verlieten ende te stouter waren doende vele scaden van rouen ende branden in den landen van Brabant Henegouwen ende Namen bisonder molesteerden ende deden si veel scaden die stede van Bouuijn, die neffens der Masen ouer lach ghelegen int graefscap van Namen toe behorende den hertoge van bourgondien Hier en bouen dichten,spraken ende songen si veel liedekens die scandeliken ende scoffierliken luden opten hertoge van bourgondien ende sinen sone, als dat hi so coen niet en ware te comen int lant van Ludic om te striden Ende als sijn sone die graue van Charloys in die maent van Julio weder wt Artoys tot bruessel ghecomen was, bereyde hem die hertoge te beleggen die van dynant Die van dynant dit horende bespotten ende verachten den hertoge ende sinen sone seggende, hi sal ons bestormen ende beuechten gelijcken hi dede die van Deuenter ende van Calis Ende tot een teyken van vermetelheyt ende meere bespottinge setten si een metalen wijf op dye mueren vander stede, hebbende een spinrocken in die hant, daer voor ghescreuen stont aldus. Als dit wijfs vingeren sijn door gesponnen, dan so sal Dynant werden ghewonnen, want dye stede was seer vast ende starck ende ooc lanck ende wtermaten rijc ende machtich van volcke, ende was ooc hooch van mueren ende toornen, met diepe grachten ombegrauen, wel voorsien ende bescermt van allen aenstoot, met allerley instrumenten van artelrije, bebolwerct met stercke fortressen ende borstweren voor die poorten. Jn dese stede waren .vij. parochykercken, met een sonderlinge schone ende costelike kercke ende canonisie van weerlike canonicken, veele costelijcke schone cloosteren, bisonder een schone abdije, vanden welcken sommige binnen die stede ende eenige buten stonden Op die eene sijde vander stede lach eenen groten hogen steenen berge, daer een sterck casteel op ghetimmert stont, die deen sijde vander stede beschermde, ende aen dander sijde stonden hoge mueren ende toornen daer de Mase langes vloeyde waer om dat si den hertoge te min ontsagen ende te stouter waren. Om deser voorseyder punten willen ontseide die hertoge die stede van Dynant doende ghemeen heeruaert bieden ouer alle sijn landen vergaderende veel eedele heeren, baroenen, ridderen, schiltknechten, sijnre vasallen ende leenmannen een wtermaten ende ontellijcken groten volck van wapenen, doende bouen dien wt allen landen bi hem veele cloecke ende vrome soudeniers ende knechten comen. Dit vernemende die van Dynant vestichden haer stede besettende die mueren ende poorten met cloecke ende stercke mannen, doende binnen haer [206r] stede comen veele koorns vitalie ende alle wes si behoeuen mochten, daer en bouen veele cloecke soudeniers ende knechten, So is dan die hertoge hoe wel hi een out cranck man was gecomen op sinte Laurens dach met sinen sone den graue van Charloys met wtermaten vele wagens, peerden, archiers ende veel instrumenten van oorlogen ende artelrije om te bestormen de stede van Dynant met al haer macht in die stede van namen Heer Kaerle graue van Charloys in die stede van sijn vader den hertoge van Bourgondien als ouerste capiteyn ende hooftman van alle desen volcke, is met dit grote heyr gecomen voor Dynant ordinerende sijn volck om die stede met goeder voorsichtiger deliberacie Alle dinc wel bereyt ende geordineert wesende begonnen si die stede te beschieten doende dair menich vroom assault ende schermutsingen voren, dach ende nacht bestormende ende beschietende sonder ophouden. die van binnen stelden hem vromelic ter weer op die muren poorten ende toornen ende keerden de vianden cloeckelic vander stede. Dit en mocht hem niet veel baten want si so vreseliken schoten ende worpen met groten steenbussen op dat casteel vander stede dat si dat int eynde wonnen ende machtich worden. Jnden heyre waren vele piccaerden, dese bestonden te grauen onder deerde henen om also inder stadt te comen, bouen dien scoten si so veruaerlicken ende grijselicken datmen bi wilen die stede van tstof ende roock niet sien en mochten. Die archiers schoten oock so veele viers in de stede datmen niet en wiste die heele lucht stont aen brande Dair worde also veel volcx binnen ende voor die stede doot geschoten datmer geen ghetal af en weet Ende ten lesten heeft die graue van Charloys so stadelicken ende crachteliken op die stede gheschoten ende ghestormt dat hise met vechtender ende gheweldiger hant ghewonnen ende becrachticht heeft des dages na sinte Bartolmeus dach. Jnt incomen vander stede worden veele ende tmeeste deel vanden poorteren ende soudeniers doot gheslagen ende vele vanden rijcsten gheuangen ghenomen ende met allen veel inder Masen verdroncken. Daer na dede hi alle die muren, poorten ende toornen vander stadt tot inden gront af breken, neder werpen ende ter aerden toe slechten, dat den eenen steen en bleef niet opten anderen leggen Doe dede hi dye stadt tot allen steden aen brande steken, kercken ende cloosteren ende alle datter inne was met alle die daer in gheulucht ende geuloden waren verbranden. Die stede wert also ghedestrueert, vernielt ende verwoest, ende van allen menschen onwoonber ghemaect, want die mueren der huysen ende kercken vanden brande ter neder vielen ende daer en bleef niet staen

Van de volgende rebellie van de Luikenaren en hoe de stad Dinant gewonnen en vernield werd.

In hetzelfde jaar 1466 was de graaf van Charlois getrokken in het land Artois om bijzondere zaken te ondernemen waar hij lange tijd bleef liggen en toen hertog Filips, zijn vader, alle dagen zieker werd zo bestonden die Luikenaars weer te rebelleren en deden grote schade in de landen van Brabant en Limburg en vooral waren die van zeer goed gemoed om alles kwaad en schade te doen, gemerkt dat ze grote hulp, bijstand en assistentie hadden van de stad Luik en hadden veel volk binnen uit andere steden en dat het een uitermate vaste en sterke stad was waar ze zich zeer in verlieten en te dapperder waren en deden veel schade van roven en branden in de landen van Brabant, Henegouwen en Namen en vooral molesteerden en deden ze veel schade de stad Bouvin, die neffens de Maas over lag en gelegen in het graafschap van Namen en toe behoorde aan de hertog van Bourgondi. Hierboven dichten, spraken en zongen de lieden veel liedjes die schandelijk en schofferend op de hertog van Bourgondi en zijn zoon dat hij niet zo koen was om in het land van Luik te komen om te strijden. En toen zijn zoon de graaf van Charlois in de maand juli weer uit Artois te Brussel gekomen was bereidde hem de hertog die van Dinant te belegeren. Die van Dinant die dit hoorden bespotten en verachtten de hertog en zijn zoon en zeiden; ‘Hij zal ons bestormen en bevechten gelijk hij deed die van Deventer en van Calais.’ En tot een teken van vermetelheid en meer bespotting zetten ze een metalen wijf op de muren van de stad die een spinrok in de hand had waarvoor geschreven stond aldus. ‘Als de vingers van dit wijf zijn door gesponnen dan zo zal Dinant gewonnen worden ‘want de stad was zeer vast en sterk en ook lang en uitermate rijk en machtig van volk en was ook hoog van muren en torens, met diepe grachten omgraven, goed voorzien en beschermd van alle aanstoot, met allerlei instrumenten van artillerie, gebolwerkt met sterke forten en borstwering voor de poorten. In deze stad waren 7 parochiekerken met een bijzonder mooie en kostbare kerk en kanunniken van wereldlijk kanunniken, vele kostbare mooie kloosters en vooral een mooie abdij waarvan sommige binnen de stad en enige buiten stonden. Op die ene zijde van de stad lag een grote hoge stenen berg waar een sterk kasteel op getimmerd stond die de ene zijde van de stad beschermde en aan de andere zijde stonden hoge muren en torens waar de Maas langs vloeide, waarom dat ze de hertog te minder ontzagen en te dapper waren. Vanwege deze punten ontzei de hertog die stad Dinant en liet een algemene legertocht ontbieden over al zijn landen en verzamelde vele edele heren, baronnen, ridders, schildknechten, zijn vazallen en leenmannen een uitermate en ontelbaar groot wapenvolk en liet boven al die landen bij hem veel kloeke en dappere soldaten en knechten komen. Dit vernamen die van Dinant en vestigden hun stad en bezetten de muren en poorten met kloeke en sterke mannen en lieten daar binnen hun stad veel koren en voedsel komen en alles wat ze behoefden mochten en daarboven vele kloeke soldaten. Zo is dan de hertog, hoewel hij een oude zwakke man was, gekomen op Sint-Laurens dag met zijn zoon met uitermate veel wagens, paarden, kruisboogschutters en veel instrumenten van oorlog en artillerie om de stad Dinant te bestormen met al hun macht. Heer Karel, graaf van Charlois, in plaats van zijn vader als overste kapitein en hoofdman van al dit volk, is met dit grote leger gekomen voor Dinant en ordende zijn volk om de stad met goede voorzichtigheid en overleg. Toen alle dingen goed bereid en geordend waren begonnen ze de stad te beschieten en deden daar menige dappere aanval en schermutselingen daarvoor en bestormden en schoten dag en nacht zonder ophouden. Die van binnen stelden zich dapper te verweer op de muren, poorten en torens en keerden de vijanden kloek van de stad. Dit mocht hen niet veel baten want ze werden zo vreselijk beschoten en wierpen met grote steenbussen op dat kasteel van de stad zodat ze op het eind wonnen en machtig werden. In het leger waren veel van Picardi en dezen bestonden te graven onder de aarde heen om alzo in de stad te komen, bovendien schoten ze zo vervaarlijk en afgrijselijk zodat men soms de stad van het stof en rook niet zien kon. De kruisboogschutters schoten ook zoveel vuur in de stad zodat men niets anders wist dan de hele lucht in brand stond. Daar werd alzo veel volk binnen en voor de stad doodgeschoten zodat men er geen getal van weet. En tenslotte heeft de graaf van Charlois zo gestadig en krachtig op de stad geschoten en bestormd zodat hij het met vechtende en geweldige hand gewonnen en overmeesterd heeft de dag na Sint Bartholomeus dag. In het inkomen van de stad werden velen en het grootste deel van de poorters en soldaten doodgeslagen en veel van de rijksten gevangengenomen en veel in de Maas verdronken. Daarna liet hij alle muren, poorten en torens van de stad tot in de grond toe afbreken, neer werpen en ter aarde toe slechten zodat de ene steen niet op de andere bleef liggen. Toen liet hij de stad aan alle kanten in brand steken, kerken en kloosters en alles dat erin was met allen die daarin gevlucht waren verbranden. De stad werd alzo vernield en verwoest en van alle mensen onbewoonbaar gemaakt, want de muren der huizen en brandende kerken vielen neer en daar bleef niets staan.

Vanden tweesten pays die die Lukenaers maecten metten graue van Charloys.

ALs die stede van Dinant dus crachtelic ghewonnen ende deerlic gedestrueert ende verwoest was, vergaderde die graue van Charloys sijn volc bi een om te beleggen ende te becrachtigen die stadt van Ludick. Als hi alle dinck bereyt hadde ordineerde hi sijn volck ende stelde hem op die wege om de stadt van Ludic te berennen ende te beleggen. Dit [206v] vernemende de lukeners waren seer veruaert ende beanxst ende ghingen hem te gemoet met alle haer burgeren in swarte gecleet begerende oetmoedelicken sine gracie ende genade om der passien ons liefs heren christi ihesu, belouende tot genen tiden meer tegen hem te rebelleren noch op te staen, die graue wt sinen princelicke godertierenheyt, namse nv anderwerf op in sinre genaden, op sulker condycien dat waert sake dat si derde mael tegen hem rebelleerden ende op stonden dat si dan souden verbueren ende verliesen lijff ende goet, ende souden noch gehouden wesen te onderhouden die tractaten van payse ghemect inder eerster zoenen. Als si dit altesamen willichliken ouergegeuen hadden, nam hi .L. mannen vanden edelsten ende machtigsten vanden bisdom ende wter stadt van ludic ende sette die te ghysel ende te wonen inder stede van louen, daer si statelic souden bliuen, totter tijt toe dat si sinen vader den hertoge ende hem voldaen ende betaelt hadden vander excessen ende loftenissen ende dat alle quaet ende ongelijc tot eenen goeden eynde ende vrede gecomen ware, ende op dat si ymmers derden mael niet rebelleren noch tegen hem op staen en souden. Als alle dingen duechtlic ende wel ghetracteert ende geordineert waren, is die hertoge met sinen sone den graue met alle dat heer elck sijns weges thuys ghetogen ende hebben god ghedanct ende gheloeft van die grote victorien die si op haer vianden vercreghen hadden

Van de tweede vrede die de Luikenaars maakten met de graaf van Charlois.

Toen de stad Dinant aldus krachtig gewonnen en deerlijk vernield en verwoest was verzamelde de graaf van Charlois zijn volk bijeen om te belegeren en te overweldigen de stad Luik. Toen hij alle ding bereid had ordineerde hij zijn volk en stelde zich op de weg om de stad Luik te belegeren. Dit vernamen de Luikenaars en waren zeer bang en angstig en gingen hem tegemoet met al hun burgers in het zwart gekleed en begeerde zijn gratie en genade vanwege het lijden van onze lieve heer Jezus Christus en beloofden te geen tijden meer tegen hem te rebelleren noch op te staan en de graaf vanwege zijn prinselijke goedertierenheid nam ze andermaal op in zijn op zulke conditie dat was het zaak dat hij de derde maal tegen hem rebelleerden en opstonden dat ze dan zouden verbeuren en verliezen lijf en goed en zouden noch gehouden wezen te onderhouden de traktaten van vrede gemaakt in de eerste verzoening. Toen ze dit alle tezamen gewillig overgegeven hadden nam hij 50 mannen van de edelste en machtigste van het bisdom en uit de stad Luik en zette die als gijzelaars te wonen in de stad Leuven daar ze steeds zouden blijven tot de tijd toe dat zijn vader de hertog hem voldaan en betaald had van de excessen en beloften en dat alle kwaad en ongelijk tot een goed einde en vrede gekomen was en zodat ze de derde maal niet rebelleren noch tegen hem opstaan zouden. Toen alle dingen deugdelijk en goed behandeld en geordend waren is de hertog met zijn zoon de graaf met al dat leger elk zijn weg naar huis getrokken en hebben God bedankt en geloofd van die grote victorie die ze op hun vijanden verkregen hadden.

Van eenen groten ende feestliken dachuaert van vele princen ende vorsten ghehouden tot Sluys in Vlaenderen

INden iare MCCCC lxvij. in die maent van Meye dede die hooch geboren vorst hertoge Philips van Bourgondien een dachuaert beroepen in die stede vander sluys in Vlaenderen van alle sijne princen, baenreheren ridderen ende eedelen van sine landen ende prouincien Totten welcken dat quamen here Kaerle graue van Charloys sijn soon, Jan hertoge van cleue graue vander Marcke sijn neue, heer Adolph van Cleue here van Rauesteyn sijn broeder, Adolph des hertogen Aernts soon van Gelre, here Anthonis die bastaert van Bourgondien met meer andere eedelen als hier voor gescreuen staen Jnden welcken dachuaert veele saken ghetracteert ende ghehandelt werden aengaende den oorbaer ende weluaren alle deser landen. Ende bisonder wert daer ghetracteert ende naerstelijcken gesproken tusschen den hertoge van Cleue ende heer Adolph van Gelre, om eenen zoen ende tractaet te maken vanden twist ende oorloge dye si tsamen hadden ter cause dat hi sinen vader hertoge aernt van Gelre gheuangen hielt, mer alle haer arbeyt was vergheefs, want door sduuels ingheuen was dese here Adolph also ghesint dat hi sinen vader gheuangen houden woude also lange als hi leefde, oft ter tijt dat hi hem dat lant van Ghelre resigneerde ende ouer gaue, ende als heere Adolph vernam dat hi van desen ghestraft endeghecorrigeert soude werden dede hi sijn paerden sadelen ende reet heymeic wech met groter confusen ende schanden na tlant van Gelre toe [207r]

Van een grote en feestelijke rechtszitting van vele prinsen en vorsten gehouden te Sluis in Vlaanderen.

In het jaar 1467 in de maand met liet de hooggeboren vorst hertog Filips van Bourgondi een rechtszitting beroepen in de stad Sluis in Vlaanderen van al zijn prinsen, baanderheren, ridders en edelen van zijn landen en provincies. Daartoe kwamen de heer Karel, graaf van Charlois en zijn zoon, Jan, hertog van Kleef en zijn neef graaf van der Marke, heer Adolph van Kleef, heer van Ravestein en zijn broeder, Adolph, de zoon van hertog Arents van Gelre, heer Anton, de bastaard van Bourgondi, met meer andere edelen. In die rechtszitting werden vele zaken behandeld aangaande het nut en welvaren van al deze landen. En vooral werd behandeld en vlijtig gesproken tussen de hertog van Kleef en heer Adolph van Gelre om een verzoening en traktaat te maken van de twist en oorlog die ze tezamen hadden ter oorzaak dat hij zijn vader, hertog Arent van Gelre, gevangen hield, maar al hun werk was tevergeefs want door duivels ingeven was deze heer Adolph alzo gezind dat hij zijn vader gevangen houden wilde alzo lang als hij leefde of ter tijd dat hij hem dat land van Gelre neerlegde en overgaf en toen heer Adolph vernam dat hij hiervan gestraft en gecorrigeerd zou worden liet hij zijn paarden zadelen en reed heimelijk weg met grote verwarring en schande naar het land Gelre.

Hoe heer Anthonis die bastaert gesonnen wert als ambassatoor tot coninc Eduwaert de .iiij. van Engelant te versoeken ende tracteren van een huwelic tusschen den graue van Charloys ende vrou Margriet des conincx suster

OP dese tijt regneerde in engelant die machtige coninc Eduwaert de .iiij. van dier namen, die dat conincrijc met groten swaren oorlogen ende strijden geconquesteert ende tot sijnre subiectien ghebrocht hadde. Dese coninck Eduwaert had een suster genoemt Margiet die wtermaten schoon van lichaem ende manierlijc van zeden verchiert ende vermaert was, datmen in allen landen van haren name ende fame tseggen wist. Die hoochgeboren vorst hertoge philips onder hem hebbende vele landen ende prouincien verhorende van die schoonheit ende manierlijckheit van deser ioncfrouwen des conincs suster dochtet hem goet ende nuttelijc wesen om sinen sone den graue van Charloys te hijliken aen dese schone ioncfrouwe, daer die graue ooc seere na verlangde ende begeerlic was So sijn dan legaten ende ambassaten wt allen den heren gesocht ende wtgecoren, ende bisonder die vrome ende wijse here Anthonis die bastaert, die welcke gheordineert ende ghescict wert om desen versoeke te executeren ende te volbrengen, want hi een wijs ende voorsichtich man was in allen saken ende commissien voorspoedelic voortgaende So heeft hi hem door beuel van sijnen vader ende broeder daer toe bereyt mit hem nemende CCCC. edelen ende wel geboren manne die cloecste ende vroomste campvechters exerciteert ende geoefent in allen steecspelen tornoyen ende andere ridderlike feyten van wapenen die hi onder alle den edelen ende heren des volcx van wapenen wist te crigen ende nam met hem veele scats gout siluer gelt ende cleynoden die men niet vele in die landen hadde Als de scepen bereit waren ende wel versien van harnas, artelrije, ende voort van alle des hem van node was nam hi orlof aen sijnen vader ende broeder ende ginc te schepe ende voer mit eenen gheluckigen wint in Enghelant zeylende in de hauen met groot geluyt van basunen ende trompetten ende quamen ter stede daer die coninc op die tijt was Die coninc quam hem te moete ende ontfingen met groter eeren ende feeste. Als here Anthonis sijn commissie den coninc ende allen sinen heren op gedaen ende ghenarreert hadde, was hi wtermaten blijde ende seyde dat hi sinen wille ende sijns heren vaders ende broeders met alre affectien ende neersticheyt geerne volbrengen ende volcomen wilde. Die coninc behieltem een wijl tijts bi hem in grooter ghenuechten ende solacen,doende bi hem comen vele vanden edelsten, cloecsten ende vroomsten ridderen, heren, ende baenroetsen wt Engelant, ende sette die tegen dye CCCC. Bourgongoens om hem te exerceren ende oeffenen in genuechlijcken ende tijtlijcken steecspelen campen, tornieren, ende in allen ridderliken ende princeliken oeffeningen, doende hem dye meeste eere ende chiere diemen eenen here ende prince doen mochte. De coninc hadde ooc doen comen ter seluer feeste veele van den edelsten vrouwen ende ioncfrouwen des conincrijcx, die desen edelen Bourgongoens ooc sere festeerden ende eerden Daer waren ghehouden vele costelicke bancketten ende danspelen. men ghebruycte noch en hoorde daer niet dan alle genuechte, wellusticheyt, ende eerbaerheit Die coninc siende die mogent [207v] heyt heren Anthonis ende die edelheit ende duechden der eedelen heren ende ioncheers die met hem gecomen waren, beloofde hem te wille te wesen tot eenen benoemden tijt sinen here vader ende sinen broeder, ende dede daer tegenwoordich comen dye schone creatuere ioncfrouwe margriete sijn suster, die haer consent ende wille gaf tot desen huwelicke ontfangende vanden voorscreuen heer Anthonis alsulcke costelike ende preciose cleinoden als haer gepresenteert worden wten name des hooch geboren ende machtigen vorst hertoge Philips van Bourgondien ende heer Kaerle graue van Charloys Die coninc begaefde desen heere Anthonis met costlike cleinoden ghiften ende gauen ende vernemende die doot sijns vaders nam oorlof aenden coninc ende allen den heren ende edelen ende sijn weder om te scepe gegaen ende ouer in desen landen gecomen

Hoe heer Anton de bastaard gezonden werd als ambassadeur naar koning Eduard de 4de van Engeland te verzoeken en behandelen van een huwelijk tussen de graaf van Charlois en de zuster van de koning vrouw Margaretha.

In deze tijd regeerde in Engeland de machtige koning Eduard de 4de van die naam die dat koninkrijk met grote zware oorlogen en strijd veroverd en onder zijn beheer gebracht had. Deze koning Eduard had een zuster genaamd Margaretha die uitermate mooi van lichaam en manieren en van zeden versierd en vermaard was zodat men in alle landen van haar naam en faam te zeggen wist. De hooggeboren vorst hertog Filips die onder hem vele landen en provincies had hoorde van de schoonheid en manieren van deze jonkvrouw en het dacht hem goed en nuttig te wezen om zijn zoon de graaf van Charlois te huwelijken aan deze mooie jonkvrouw, wat de graaf ook zeer naar verlangde en begeerde. Zo zijn dan legaten en ambassadeurs uit alle de heren gezocht en uitgekozen en vooral de dappere en wijze heer Anton de bastaard die geordend en geschikt werd om dit verzoek uit te voeren en te volbrengen, want hij was een wijs en voorzichtig man in ging in alle zaken en commissies voorspoedig voort. Zo heeft hij door bevel van zijn vader en broeder daartoe bereid en nam met hem 400 edelen en goed geboren mannen, de kloekste en dapperste kampvechters uitstekend en geoefend in alle steekspelen, toernooien en andere ridderlijke wapenfeiten die hij onder alle edelen en heren van het volk van wapens wist te krijgen en nam met hem veel schat, goud, zilver, geld en kleinoden mee die men niet veel in die landen had. Toen de schepen bereid waren en goed voorzien van harnas, artillerie en voort van alles dat hem nodig was nam hij verlof aan zijn vader en broeder en ging te scheep en voer met een gelukkige wind in Engeland en zeilde in de haven met groot geluid van bazuinen en trompetten en kwamen ter plaatse waar de koning op die tijd was. De koning kwam hen tegemoet en ontving ze met grote eer en feest. Toen heer Anton zijn commissie de koning en al zijn heren opengedaan en verhaald had was hij uitermate blijde en zei dat hij zijn wil en zijn heren vader en broeder met alle genoegen en vlijt graag volbrengen en volkomen wilde. De koning hield hem een tijdje bij hem in groot genoegen en solaas en liet bij hem komen vele van de edelste, kloekste en dapperste ridders, heren, en baanderheren uit Engeland en zette die tegen de 400 Bourgondiërs om zich te exerceren en oefenen in genoeglijke en tijdelijke steekspelen, kampen, toernooien en alle ridderlijke en prinselijke oefeningen en deed hem de grootste eer en sier die men een heer en prins kon doen. De koning had ook op hetzelfde feest laten komen veel van de edelste vrouwen en jonkvrouwen van het koninkrijk die deze edele Bourgondiërs ook zeer feestelijk ontvingen en eerden. Daar waren gehouden vele kostbare banketten en danspelen. Men gebruikte noch hoorde daar niets dan genoegen, wellust en eerbaarheid. De koning zag de mogendheid van heer Anton en de edelheid en deugden der edele heren en jonkers die met hem gekomen waren en beloofde hem ter wille te wezen tot een benoemde tijd zijn heren, vader en zijn broeder, en liet daar tegenwoordig komen de mooie creatie jonkvrouw Margaretha, zijn zuster, die haar toestemming en wil gaf tot dit huwelijk en ontving van de heer Anton al zulke kostbare en dure kleinoden die haar gepresenteerd werden uit naam van de hoog geboren en machtige vorst hertog Filips van Bourgondi en heer Karel, graaf van Charlois. De koning begiftigde heer Anton met kostbare kleinoden, giften en gaven en vernam de dood van zijn vader en nam verlof van de koning en alle heren en edelen en zijn wederom te scheep gegaan en in deze landen gekomen.

Hoe dat de vorstlike prince hertoge Philips van Bourgondien ende brabant starf

ALs die mogende prince hertoge Philips seere out van iaren geworden was, wesende te brugge is hi seer sieck ende cranck geworden, ende heere Kaerle sijn soon graue van Charloys lach op die tijt in die stede van Ghent. Die princen ende heren die bi hem waren altijt hopende dat hi ghenesen soude, en deden dit sijnen sonen niet alte gheringe weten, mer opten derden dach als die meesters sagen ende mercten dat hi altijt crancker worde ende ghenen hope en hadden tot sijnen leuen, senden terstont eenen snellen bode tot here Kaerle graue van Charloys sinen soon dat hi van stonden aen sonder dilay quame te brugge, woude hi sinen vader leuendich sien, ende binnen desen tijden worden hem ministreert ende ghegeuen die sacramenten der heijliger kercken, ende alsdoen began hi te agoniseren ende int wterste sijns leuens te comen. Die graue van charloys vernemende die grote crancheyt sijns vaders sat terstont op ende reet na Brugghe, ende vant sinen vader noch leuende, sinen asem treckende, ende bi hem comende screyde hi bitterliken, ende met geuouden handen vermaende hi hem te dencken op dat bittere liden ons liefs heren Christi Jhesum Ende hi gaf god sijnen gheest op inden iare .MCCCC.lxvij. opten .xv. dach van Junio, out wesende .lxxiij. iaer als hi dat hertochdom van Brabant met groter cloecheyt ende wijsheyt .xxxvij gheregeert hadde

Dese edel prince wert seer beclaget van sijn ondersaten, want hi was een seer doorluchtich ende hooch geboren prince seer wijde vermaert ende ontsien goot van statuere ende lichaem, cloec ende starck van crachten, schoon van aensichte, grootmoedich van herten, milt van aelmissen, wijs ende voorsichtich van rade, in sine rechten oordelen ende iugimenten seer discreet, beminnende die geestlicheyt ende wtermaten geneycht totter diensten gods, verchiert met menigerley gauen van gracien ende duechden. Hi ghinc te bouen alle sine voorvaderen ende ouders in rijcdommen, glorien, eeren, ende mogentheden, dat sijns ghelijc onder den vorsten ende princen des kerstenheyts niet en was noch geuon- [208r] den en worden. Hi plach bi hem te voeden ende op te houden vele ende diuerse wonderlijcke wilde beesten. Hi hadde ooc onder sijn familie ende huysgesinne enen ruese van groter statuere ende forme van lichaem. Hi hadde ooc sommige heydenen ende turcken die hi brochte totten heyligen kersten gheloue

Als dese hooch geboren vorst gestoruen was in presentie sijns soons, nam dieselue heere Kaerle dat zeghel sijns vaders, ende dede dat in stucken slaen ende beual sijnen dienres ende meesters datmen dat lichaem soude balsamen, dwelcke also geschiet is, doende ter stont sijn paerden sadelen ende reedt van dier nachte met weynich familie ende dienres tot Rysel, daer in eenen starcken toorne groote scat ende rijcdomme verborgen was, behaluen dat in anderen landen was, ende dructe sijn eygen zegel op de sloten vanden toorne ende dede die bewaren ende besetten met cloecke starcke mannen. Dit ghedaen sijnde keerde hi weder tot Brugge ende hielt met groter solemniteyten ende pompen die wtuaert sijns vaders in sinte Donaeskercke, ende gheboot in allen sinen landen te houden ende te doen in allen kercken met groter feesten die wtuaert sijns vaders Sijn ingewanden worden begrauen inder seluer kercken voor thoge outaer, sijn hert wert gesonnen verchiert wesende met gout ende siluer, by den bisscop van Atrecht met groten staet ende familie, als hi begeert hadde, ende wert begrauen tot Jerusalem bi ons heren graf, dat conuent ende broeders doterende ende begauende mit grote giften ende costelike gauen, want hi die plaetse in sinen leuen seer beminde ende lief hadde.

Ende here Kaerle graue van charloys dede dat lichaem setten onbegrauen beneuen dat hoge outaer, om dat te begrauen tot behoorliken tiden. Ende vrou Ysabele de hertoginne sijn huysurouwe starf daer na int iaer .M.CCCC.lxxi. opten .xvij. dach van December in Arrien bi die stede van sinte outhmaers ende wert begrauen in Artoys int clooster Gosnay vander Chartuser oorden Haer lichaem met dat lichaem van hertoge Philips haren man werden namaels beyde veruoert ende begrauen totten Carthusers buten Digioen int hertoechdom van Bourgondien mit groter eeren ende triumphen onder eenen costlijcken ghetogen metalen tom, die wonderlijcken ghewrocht ende ghemaect was

Jnt iaer M.CCCC.lxx. quam dye grote Turck ghenoemt Machumeth keyser van Constantinopolen met .cccc. schepen groot ende cleen ende met CM man te paerde ende becrachtichden dat grote eylant ghenoemt Euboyen, dat wi noemen Nigropont, ende wan die grote starcke stadt Calchis genoemt ende daer worden ontallike veel kerstenen doot gheslagen ende gheuangen ende wech gheuoert

Hoe dat de vorstelijke prins hertog Filips van Bourgondië en Brabant stierf.

Toen de vermogende prins hertog Filips zeer oud van jaren geworden was en te Brugge was is hij zeer ziek en zwak geworden en zijn zoon heer Karel van Charlois lag in die tijd te Gent. De prinsen en heren die bij hem waren hoopten altijd dat hij genezen zou en lieten het zijn zoon altijd wat te weinig weten, maar op de derde dag toen de meesters zagen en merkten dat hij altijd zwakker werd en geen hoop hadden tot zijn leven zo zonden ze terstond een snelle bode tot zijn zoon heer Karel dat hij van stonden aan zonder vertragingen te Brugge kwam wilde hij zijn vader levend zien. Ondertussen werden hem verricht en gegeven de sacramenten der heilige kerk toen hij in de doodsstrijd en in het uiterste van zijn leven was gekomen. De graaf van Charlois vernam de grote ziekte van zijn vader en reed terstond naar Brugge en vond zijn vader noch levend en trok zijn adem en toen hij bij hem kwam schreide hij bitter en met gevouwen handen vermaande hij hem te denken aan dat bittere lijden van onze lieveheer Jezus Christus. En hij gaf God zijn geest op in het jaar 1467 op de 15de dag van juni in de ouderdom van 73 jaren toen hij dat hertogdom van Brabant met grote kloekheid en wijsheid 37 jaar geregeerd had.

Deze edele prins werd zeer beklaagd van zijn onderzaten want hij was een zeer doorluchtig en hooggeboren prins en zeer wijd vermaard en ontzien en groot van vorm en lichaam, kloek en sterk van krachten, mooi van aanzicht, grootmoedig van hart, mild van aalmoezen, wijs en voorzichtig van raad, in zijn berechten, oordelen en uitspraken zeer discreet, beminde de geestelijkheid en uitermate geneigd tot de dienst van God, versierd met menigerlei gaven van gratie en deugden. Hij ging te boven al zijn voorvaders en ouders in rijkdom, glorie, eer en mogendheden zodat zijn gelijke onder de vorsten en prinsen der christenheid er niet was noch gevonden worden. Hij plag bij hem te voeden en op te houden vele en diverse wonderlijke wilde beesten. Hij had ook onder zijn familie en huisgezin een reus van grote statuur en vorm van lichaam. Hij had ook sommige heidenen en Turken die hij bracht tot het heilige christen geloof.

Toen deze hoog geboren vorst gestorven was in presentie van zijn zoon nam diezelfde heer Karel dat zegel van zijn vader en liet dat in stuken slaan en beval zijn dienaars en meesters dat men het lichaam zou balsemen, wat alzo geschied is, en liet terstond zijn paard zadelen en reed in die nacht met weinig dienaars en familie naar Rijsel waar in een sterke toren grote schat en rijkdom verborgen was, behalve dat in anderen landen was, en drukte zijn eigen zegel op de sloten van de toren en liet die ook bewaren en bezetten met kloeke sterke mannen. Toen dit gedaan was keerde hij weer naar Brugge en hield met grote plechtigheid en pomperij de uitvaart van zijn vader in Sint Donaaskerk en gebood in al zijn landen te houden en te doen in alle kerken met grote feesten de uitvaart van zijn vader. Zijn ingewanden werden begraven in dezelfde kerk voor het hoge altaar, zijn hart werd versierd met goud en zilver gezonden bij de bisschop van Atrecht met grote staat en familie, zoals hij begeerd had, en werd begraven te Jeruzalem bij ons heren graf, dat convent en broeders voorzagen en begiftigden het met grote giften en kostbare gaven want hij had die plaats in zijn leven zeer bemind en liefgehad.

En heer Karel, graaf van Charlois, liet dat lichaam zetten onbegraven naast dat hoge altaar om dat te begraven te behoorlijke tijd. En vrouw Isabelle de hertogin, zijn huisvrouw, stierf daarna in het jaar 1471 op de 17de dag van december in Arien bij de plaats Sint-Omaars en werd begraven in Artois in het klooster Gosnay van de kartuizerorde. Haar lichaam met dat lichaam van haar man hertog Filips werden later beide vervoerd en begraven bij de Kartuizers buiten Dion in het hertogdom van Bourgondi met grote eer en triomf onder een kostbare gelegen metalen tombe die wonderlijk gewrocht en gemaakt was.

In het jaar 1470 kwam de grote Turk genoemd Mohammed, keizer van Constantinopel, met 400 schepen groot en klein en met 100000 man te paard en wonden dat eiland genoemd Euboea dat wij noemen Negropont en won de grote sterke stad Calcis genoemd en daar werden ontelbaar veel christenen doodgeslagen en gevangen en weg gevoerd.



Dat .lxiij. capitel. Van hertoge Karel van Bourgondien, van Brabant. etcetera. Ende hoe de mogende prince hertoge Kaerle orlochde opt tlant van ludic ende in vrancrijc ende hoe hi de stadt van Ludick wan daer de coninc van Vrancrijc ooc most zijn. [208v]

DJe doorluchtige ende moghende vorst hertoge Philips gestoruen ende begrauen wesende, is Kaerle sijne eenige wittachtige sone gheworden gehult ende ontfangen bi erfliker successien hertoge van Bourgondien, van Lottringen, van Brabant, van Limburch van Lutzenburch, graue van Bourgondien, van Artoys, van Vlaenderen, palatijn van Henegouwe, van Hollant van Zeelant, van Namen, here van Vrieslant van Mechelen ende van Salins, marcgraue des heylighen rijcx. Ende also hi groten swaren scat van gout ende siluer van sinen vader genomen hadde so cocht hi int eerste iaer sijnre dominacien dat graefscap van Feretten gelegen inden landen van Elsaten bider stadt van Basel opten Rijn, van hertoge Segemont van Oostenrijck die dat toe behoorde. Ende also dit verre van sinen landen gelegen was en conde hi dat niet wel defenderen ende beschermen tegen andere princen ende heren sine vianden die dat dicwils aenvochten ende beroofden, waer om dat hi dat hertoge Kaerle vercochte, wanttet aen sine landen gepaelt ende gelegen was Hem was eerst tot eenen wijue versekert Katheline coninc Karels dochter van Vrancrijck, si starf ionck. Dair na nam hi te wiue hertoge Karels dochter van Bourbon genoemt Elizabeth, daer hi niet meer kinder bi en hadde dan een eenige dochter geheten Maria. Als dese vrouwe Elizabeth ghestoruen was nam hi sijn derde wijf genoemt margriet hertoge Ritsaerts dochter van Jorcke coninc Eduwaerts die .iiij. suster van Engelant, als na gheseyt sal worden.

Hi verbreede ende vermeerde seer die titelen sijnre dominacien ende heerscapien, als na gheseyt sal worden.

Hi was een cloeck ende vroom man ter wapenen, schoon ende bequaem van spake, claer ende subtijl van verstande, een goet rechtueerdich iusticier, wijs ende voorsichtich in rade, vermaert ende doorluchtich in menigerley gracien ende eerbare manierlicheden, seer ontsien bouen allen princen ende heren van kerstenheden

Dat 63ste kapittel. Van hertog Karel van Bourgondië, van Brabant, etc. En hoe de vermogende prins hertog Karel oorloogde op het land van Luik en in Frankrijk en hoe hij de stad Luik won daar de koning van Frankrijk ook moest zijn.

Toen de doorluchtige en vermogende vorst hertog Filips gestorven en begraven was is Karel zijn enige wettige zoon geworden en gehuldigd en ontvangen bij erfelijke successie hertog van Bourgondië, van Lottharingen, van Brabant, van Limburg van Luxemburg, graaf van Bourgondië, van Artois, van Vlaanderen, palsgraaf van Henegouwen, van Holland van Zeeland, van Namen, heer van Friesland, van Mechelen en van Salins, markgraaf van het heilige rijk. En alzo hij grote zware schat van goud en zilver van zijn vader genomen had zo kocht hij in het eerste jaar van zijn dominantie dat graafschap van Fret gelegen in het land van Elzas bij de stad Bazel op de Rijn van hertog Sigismund van Oostenrijk die dat toe behoorde. En alzo dit ver van zijn land gelegen was kon hij het niet goed verdedigen en beschermen tegen andere prinsen en heren zijn vijanden die dat vaak bevochten en beroofden, waarom dat hij dat hertog Karel verkocht want het paalde en was gelegen aan zijn landen. Hem was eerst tot een wijf verzekerd Catharina, de dochter van koning Karel van Frankrijk, ze stierf jong. Daarna nam hij tot wijf de dochter van hertog Karel van Bourbon genoemd Elizabeth, daar hij niet meer kinderen bij had dan een enige dochter geheten Maria. Toen deze vrouw Elizabeth gestorven was nam hij zijn derde wijf genoemd Margaretha, de dochter van hertog Ricard van York, zuster van koning Eduard de vierde van Engeland, zoals hierna gezegd zal worden.

Hij verbreidde en vermeerderde zeer de titels van zijn dominantie en heerschappij zoals hierna gezegd zal worden.

Hij was een kloeke en dappere man ter wapen, mooi en geschikt van woorden, helder en subtiel van verstand, een goede rechtvaardige rechter, wijs en voorzichtig in raad, vermaard en duurluchtig in menigerlei gratie en eerbare manieren, zeer ontzien boven alle prinsen en heren van christenheid.

Hoe hertoge Kaerle binnen Ghent ghehult wert, ende vanden oploop ende rumoer der burgeren opten seluen dach.

ALs hertoge Kaerle alle saken van sinen houe bestelt hadde ende geordineert, heeft hi voor hem ghenomen dat hi hem woude doen hulden in allen sijnen landen, ende is int eerste gecomen met groter staet binnen der stede van Ghent om aldaer ontfangen ende gehult te werden voor eenen graue van Vlaenderen. Die rectoors ende heren der stede van [209r] Ghent sijn hem te moete ghegaen met groter solemniteyten ende feesten, ende hebben hem gehult ende ontfangen voor eenen here ende graue van Vlaenderen op sinte Peters ende Pouwels auont Jnt iaer M.cccc.lxvij. Als hi in de stede quam waren daer vergadert alsmen seyde omtrent .viij.c. ballingen die wijlen eer wter stede gebannen hadden geweest, die hi alle in gracien nam ende dedese binnen comen. Als hi ghehult was is daer een grote beruerte ende commocie vander ghemeenten geschiet ende op gestaen, want si alle int harnas liepen ende sloten die poorten vander stede ende haelden de bruggen op Dair na quamen si wel met lx. vaenkens van hare ghilden alle gelijc met groter moedicheyt roepende ende seggende waer sijn nv die rectoren ende regenten van der stede die die poorteren ende dat gemene volck met groter exactien beswaert ende gescat hebben, laetse voortbrengen ende wtleyden ende wi sullense na haer verdiensten metten swaerde rechten Ende daer en bouen wouden si noch hebben eer dat si vander stede ghingen dat dye prince hem soude weder geuen ende verlenen alle die oude priuilegien hantuesten ende vryheden die hem sijn vader hertoge Philips ontnomen hadde. Dye prince dit siende ende horende sandt .iiij. notabelen mannen vanden oppersten raden ende beloofden hem tot anderen tiden alle haer begeerten te doen ende volcomen, ende als si noch niet wech en wouden, is hi snelliken alleen tot hem wt ghereden, ende heeftse met eenen stocke vander marcte willen slaen ende veriagen maer als harde ende verstijfde karels bleuen al stille staen ende en vraechdender niet na, waerom dat die prince seer beanxst was. Dit siende heer Lodewijc van Gruythusen stedehouder van hollant haeste hem om den hertoge weder int hof te brengen op dat hi niet en gheslagen en worde van dat verwoede volck Als die hertoge mercte dat hi dit volc niet ontslagen en mochte worden ende altijt stadelic perseuereerden roepende sonder ophouden om die liberteyten ende vryheden hore piuilegien, heeft hi hem ten lesten laten informeren ende consenteerde als gedwongen tgene dat si begheerden dissimulerende ende veinsende tot opeen ander tijt weder sinen wille te doen als hi wt haer handen gecomen ware Ende aldus alle dingen tot haren wille ende begeerten volbrocht wesende ghingen si thuyswaert, ende de prince is ghereyst na Denremonde, ende daer wesende heeft hi reuoceert ende wederroepen ale die priuilegien dye hi die van Ghent ghegeuen hadde, bi eenen notabele commissarie, want hi die bi bedwange ende fortse hem lieden hadde moeten gheuen

Als hi nv in allen steden van Vlaenderen ghehult ende ontfangen was, is hi ghereyst tot Mechelen, daer hy met groter eeren ontfangen ende gehult wert, ende van daen reysde hi tot Louen, daer hi van allen den baroenen ridderen ende eedelen vanden lande ghehult ende ontfanghen wert voor eenen heere ende hertoghe van Brabant. Doen track hi tot Bruessel, daer hi oock met groter feesten ontfangen wert, ende daer wesende quamen die ghedeputeerde der stede van Ghendt ende begheerden groote emende ende beteringe te doen van die excessen ende violencie ghedaen tegen der princelijcker maiesteyt Ende remissie ver [209v] cregen hebbende togen weder thuyswaert, verwachtende sentencie diffinitiue van hore excessen, ende ter causen van dien quamen si na twee iaren noch weder bi den hertoge, daer doe een sentencie ende wtsprake ghedaen wert Als dat inden eersten souden alle die vaenkens vanden ghilden gecasseert ende te niete ghedaen worden, dwelck van stonden aen also ghedaen worde, want si dye met hem ghebracht hadden. Daer nae dede hi naerstelic ondersoecken ende visiteren alle haer priuilegien, vanden welcken hi sommige confirmeerde ende toe liet, ende andere rogeerde ende casseerde hi ende gaf hem nieuwe priuilegien na sijnen belieften, ende hier mede is elck thuyswaert gereyst

Jtem ooc was te Mechelen een grote commotie, beruerte onder die gemeente tegen die somighe die vanden regimente der stadt waren die si veriaechden ende beroofden haer husen Ende ooc ghinghen die somighe tot Heffene ende trocken die ketene op aen die brugghe die ouer langhe iaren bi appoyntemente inden gront ghesoncken lach Ende daer om wert hertoge Kaerle soe toornich ende so beruert op Mechelen datmen seyde dat hi die stat abanderen ende verderuen wilde, dat groot iammer hadt geweest. Mer die baenroetsen ende die eedelen wt Brabant ende ooc die wethouders van Bruessel baden den hertoge lange tijt op haer knien voor die stadt van Mechelen Ende hi quam te Mechelen binnen met groter machte, ende die baenroetsen hadden meest deel de poorten vander stadt inne Te weten die here van Gaesbeke, van parweys, van Bergen, van Grimbergen ende ander So dat hertoge Karel ten lesten sijn gracie dede bi middele van veel ghelts dat si gheuen mosten Ende ooc dede hi de ghesworen vanden ambachte bannen wt alle sinen landen om datse niet wijslick belet en hadden die beruerte. etcetera.

Hoe hertog Karel binnen Gent gehuldigd werd en van de oploop en rumoer der burgers op dezelfde dag.

Toen hertog Karel alle zaken van het hof besteld en geordend had heeft hij voorgenomen dat hij zich wilde laten huldigen in al zijn landen en is eerst gekomen met grote staat binnen de stad Gent om aldaar ontvangen en gehuldigd te worden als graaf van Vlaanderen. De rectors en heren der stad van Gent zijn hem tegemoet gegaan met grote ceremonie en feesten en hebben hem gehuldigd en ontvangen voor een heer en graaf van Vlaanderen op Sint Petrus en Paulus avond in het jaar 1467. Toen hij de stad kwam waren daar verzameld zoals men zei omtrent 800 ballingen die wijlen eerder uit de stad gebannen waren geweest die hij alle in gratie aannam en liet ze binnen komen. Toen hij gehuldigd was is er een grote beroete en commotie van de gemeente geschied en opgestaan, want ze liepen allen in harnas en sloten de poorten van de stad en haalden de bruggen op. Daarna kwamen ze wel met 60 vaantjes van hun gilden allen gelijk met grote moed en riepen en zeiden; ‘Daar zijn nu de rectoren en regenten van de stad, die de poorters en dat gewone volk met grote afpersingen bezwaard en geschat hadden, laat ze voortbrengen en uitleiden, we zullen ze naar hun verdiensten met het zwaard berechten.’ En daarboven wilden ze noch hebben eer dat ze van de stad gingen dat de prins hen terug zou geven en verlenen alle oude privilegies, handvesten en vrijheden die hen zijn vader hertog Filips ontnomen had. De prins die dit zag en hoorde zond 4 notabele mannen van de opperste raad en beloofden hen te andere tijd al hun begeren te doen en uitvoeren en toen ze noch niet weg wilden is hij snel alleen tot het hen gereden en heeft ze met een stok van de markt willen slaan en weg jagen, maar als verharde en verstijfde kerels bleven ze allen stil staan en vroegen er niet naar waarom de prins zeer angstig werd. Dit zag heer Lodewijk van Gruijthuijsen, stadhouder van Holland, en haastte hem om den hertog weer in de hof te brengen opdat hij niet geslagen werd van dat verwoede volk. Toen de hertog merkte dat hij van dit volk niet ontslagen mocht worden en altijd gestadig achtervolgd werd zonder ophouden om de vrijheden en hun privilegies heeft hij zich tenslotte laten informeren en stond toe als gedwongen hetgeen dat ze begeerden en verborg en veinsde tot op een ander tijd weer zijn wil te doen als hij uit hun handen gekomen was. En aldus toen alle dingen tot hun wil en begeren volbracht waren ging hij huiswaarts en de prins is vertrokken naar Dendermonde en toen hij daar was heeft hij ingetrokken en weerroepen alle privilegies die hij die van Gent gegeven had door een notabele commissaris, want hij had het onder dwang en kracht hen moeten geven.

Toen hij nu in alle steden van Vlaanderen gehuldigd en ontvangen was is hij naar Mechelen getrokken waar hij met grote eer ontvangen en gehuldigd werd en vandaar reisde hij naar Leuven waar hij van alle baronnen, ridders en edelen van het land gehuldigd en ontvangen werd voor heer en hertog van Brabant. Toen trok hij naar Brussel waar hij ook met grote feesten ontvangen werd en toen hij daar was kwamen de gedeputeerden van de stad Gent en begeerden grote genoegdoening en verbetering te doen van de excessen en geweld gedaan tegen de prinselijke majesteit. En toen ze vermindering gekregen hadden ging ze weer naar huis en wachtten op de definitieve uitspraak van hun excessen en ter oorzaak van die kwamen ze na twee jaren noch weer bij de hertog waar toen een zeggen en uitspraak gedaan werd. Als het eerste zouden alle vaantjes van de gilden vernietigd en te niet gedaan worden, wat van stonden aan alzo gedaan werd want ze hadden die met hen gebracht. Daarna liet hij vlijtig onderzoeken en uitzoeken al hun privilegies waarvan hij sommige toe liet en anderen schrappen en te niet doen en hij gaf hen nieuwe privilegies naar zijn believen en hiermee is elk naar huis vertrokken.

Item, ook was te Mechelen een grote commotie en beroerte onder de gemeente tegen sommigen die van het regiment der stad waren die ze verjoegen en hun huizen beroofden. En ook gingen sommige naar Heffen en trokken de kettingen op van de brug die al lange jaren bij afspraak in de grond gezonken lag. En daarom werd hertog Karel zo vertoornd en zo verstoord op Mechelen zodat men zei dat hij de stad verwoesten en verderven wilde, wat zeer jammer was geweest. Maar de baanderheren en de edelen uit Brabant en ook de wethouders van Brussel baden de hertog lange tijd op hun knien voor de stad Mechelen. En hij kwam te Mechelen binnen met grote macht en de baanderheren hadden het grootste deel van de poorten van de stad bezet. Te weten; de heer van Gaasbeek, van Perwijs, van Bergen, van Grimbergen en anderen. Zodat hertog Karel tenslotte zijn gratie deed bij middel van veel geld dat ze geven moesten. En ook liet hij de gezworen van het ambacht verbannen uit al zijn landen omdat ze niet wijs de beroerte belet hadden, etc.

Hoe dat dye Luykenaers nv derde mael rebelleerden

INden iare M CCCC. lxvij. is weder een groot oorloge op gestaen tusschen hertoge kaerle van Bourgondien ende die Lukeners Die sake ende cause waer om was dese Als hertoge Philips van Bourgondien noch leefde was binnen der stede van Dinant een eerbaer notabel rijck man ghenoemt Jan carpentier die wilen eer burgemeester vander stede was geweest Desen hadde die hertoge als die stede dynant destrueert ende verwoest was gemaect ende geordineert te wesen op een casteel (dwelke deen helft den hertoge toebehoorde ende dander helft den Lukenaers) als een hooftman ende casteleyn. Als die Lukenaers desen casteleyn aldus verheuen ende gheestimeert sagen in des princen gracie hielden si hem suspect vermoedende dat hi meer faueerde den prince dan hem lieden ende dat hi des stichts viant was ende dat hi de stede mit bedroch in des princen handen gebracht ende geleuert hadde waerom dat si enen groten nijt op hem begrepen auiserende hoe si hem ter doot brengen mochten, hebben heymelic getracteert [210r] met een vanden burchsaten van sijnre dienres, om een sekere somme van penningen dat hi hem dat slot leueren ende verraden soude tot eenen bequamen tijt dwelc also geschiet is ende quamen tot eenre tijt op dat slot ende namen desen eerbaren man ende casteleyn geuangen ende brochten hem binnen Ludick, ende besetten dat slot met haer soudeniers ende knechten. Dit vernemende hertoge Philips sant terstont eenen snellen bode ende dede die van Ludic seggen dat si desen casteleyn anders niet en bewesen, noch eenige pijn oft molestacie aen deden, dan si wilden dat haer .L. eedelen die tot Louen geghijselt lagen aen ghedaen ende tracteert worde, wairom dat si hem niet en doden, mer hielden geuangen. Als nv die hertoge gestoruen was, spraken si wt groter homoet tot malcanderen Nv is onse oude ende hartste vyant doot, nv willen wi ons te samen steken ende wreken opten sijnen alle dat ons wilen van hem misdaen is. Ende siet wt ingeboortiger rebelheyt ende boosheyt quamen si te samen ende namen dese castelein Jan carpentier ende setten hem ter iusticie ende deden hem sijn hooft af slaen ende deden voort quartieren als een verrader ende int openbaer hangen tot allen poorten wt. Daer en bouen alsulken somme van penningen als den hertoge van bourgondien inder lester soenen toe geseyt was en wouden si niet betalen, ende weygerden noch den hertoge te senden andere .l. eerbare mannen te ghisel in die stede vanden .l. der eedelste ende machtichste vanden stichte van Ludick die tot noch toe bi hem inder ghisel gelegen hadden Ende quamen tot sulken verwoetheyt ende rebelheyt, dat so wie in den secreten raet anders consulteerde ende sprac dan als voorscreuen staet, dien hielden si als eenen verrader ende muyter, ende namense dicwils met gewelt vanden bedde ende dedense metten swaerde rechten Ende van desen waren de principale ende opperste capiteynen heer Raets van heer Vincent van Bueren, Jan die wilde, Herpert van zorleth, ende staes van stralen ridderen. Dit siende vele godsuruchtige eerbare ende rijcke mannen quamen al heymelic wter stadt nemende tot ander plecken haer woenstadt, sommige van dien quamen binnen Hoey bi den bisscop sommige bi hertoge Karle ende begeerden bi hem onthouden ende beschermt te wesen. Dit verhorende dye opperste van der stadt namen alle haer goeden die si inder stadt gelaten hadden ende deelden die haer soudenieren ende ruterknechten. Bouen desen deden si wt rechter boosheyt alle deser voorseyder wtgeweken mannen haer figuren malen in een bort, hangende aen galgen metten beenen opwaert tot hare smaetheyt ende confusen doende dat bort hangen voor der stadthuys ende hadden daer onder doen scriuen hadden wi dese verraders aldus souden wijse tracteren, dշelck haer vrienden ende magen schandelic ende lasterlic was te sien ende te horen. Dese ende dier gelijcken schandelicke wercken bedreuen si veel binnen der stadt die te lanck waren te scriuen

Hoe dat de Luikenaars nu derde maal rebelleerden.

In het jaar 1467 is weer een grote oorlog opgestaan tussen hertog Karel van Bourgondi en die Luikenaars. De zaak en oorzaak waar het om was dat was deze; Toen hertog Filips van Bourgondië noch leefde was binnen de stad Dinant een eerbare notabele rijke man genoemd Jan Carpentier die wijlen eerder burgemeester van de stad was geweest. Die had toen de hertog de stad Dinant vernield en verwoest had was op een kasteel (wat de ene helft de hertog toebehoorde en de andere helft den Luikenaars) als een hoofdman en kastelein. Toen de Luikenaars deze kastelein aldus verheven en gevestigd zagen in de gratie van de prins hielden ze hem verdacht en vermoedden dat hij meer begunstigde de prins dan hen en hij een vijand van de sticht was en dat hij de stad met bedrog in de hand van de prins gebracht en geleverd had waarom dat ze een grote nijd op hem kregen en adviseerden hoe ze hem ter dood brengen mochten en hebben heimelijk onthaald met een van de burgers van zijn dienaars om een zekere som van penningen dat hij hen dat slot leveren en verraden zou op een geschikte tijd, wat alzo geschiedde en kwamen op een tijd op die burcht en namen deze eerbare man en kastelein gevangen en brachten hem binnen Luik en bezetten die burcht met hun soldaten en knechten. Dit vernam hertog Filips en zond terstond snelle bode en liet die van Luik zeggen dat ze die kastelein niets anders deden, noch enige pijn of molest, dan ze wilden dat hun 50 edelen die te Leuven gegijzeld lagen en behandeld werden, waarom dat ze hem niet doodden, maar gevangen hielden. Toen nu de hertog gestorven was spraken ze uit grote hoogmoed tot elkaar; ‘’Nu is onze oude en ergste vijand dood, nu willen we ons tezamen steken en wreken op de zijne alles dat ons wijlen van hem misdaan is.’ En ziet, uit ingeboren rebellie en boosheid kwam ze tezamen en namen deze kastelein Jan Carpentier en zetten hem ter justitie en lieten hem zijn hoofd afslaan en vierendelen als een verrader en in het openbaar hangen te alle poorten uit. Daarboven al zulke som van penningen als de hertog van Bourgondi in de laatste verzoening toegezegd was wilden ze niet betalen en weigerden noch de hertog te zenden andere 50 eerbare mannen als gijzelaars in plaats van de 50 der edelste en machtigste van het sticht Luik die tot nog toe bij hen als gijzelaars gelegen hadden. En kwamen tot zulke verwoedheid en rebellie dat zo wie in de geheime raad anders consulteerde en sprak dan die staat die hielden ze als een verrader en muiter en namen ze vaak met geweld van het bed en lieten ze met het zwaard berechten. En van dezen waren de belangrijkste en opperste kapiteins heer Raets van Heer, Vincent van Buren, Jan de Wilde, Herpert van Zorleth en Staes van Stralen, ridder. Dit zagen vele godsvruchtige eerbare en rijke mannen en kwamen allen heimelijk uit de stad en namen op andere plekken hun verblijf, sommige van die kwamen binnen Hoei bij de bisschop, sommige bij hertog Karel en begeerden bij hem onthouden en beschermd te wezen. Dit hoorde de oppersten van de stad en namen al hun goed dat ze in de stad gelaten hadden en verdeelden dat hun soldaten en ruiter knechten. Hierboven deden ze uit rechte boosheid van al die uitgeweken mannen hun figuren schilderen in een bord en hingen die aan galgen met de benen omhoog tot hun smaad en tot verwarring lieten ze dat bord hangen voor het stadhuis en daaronder hadden ze laten schrijven hoe deze verraders aldus zouden behandelen, wat hun vrienden en verwanten schandalig en lasterlijk om te zien en te horen was. Deze en diergelijke werken bedreven ze veel binnen de stad dat te lang is om te schrijven.

Hoe dat heer Lodewijc van Bourbon bisscop van Ludic veriaecht wert wt die stede van Hoey

DJe eerwaerdige here Lodewijck van Bourbon onthielt hem op dese tijt binnen der stede van Hoey, ende en quam binnen Ludick niet, dwelck [210v] die Lukeners niet wel liden en mochten ende wouden hem wt Hoey verdrijuen oft dootslaen. Met grote macht hore burgeren quamen si binnen der stede van Hoey mits hulp ende bystant sommiger poorteren van binnen omtrent heilich cruys dach inden herfst. Die bisscop onthielt hem op deene side vander stede ende tooch haestelic ander clederen aen ouer mits groten gheroep ende ghecry ende lach een wijltijs verborgen, ende als hy sach dat de stede gewonnen was, ende dat si dat slot belegghen wouden, is hi door heymelike plecken ende toepaden wt dat slot gecomen, ende is met grooter periculen ende vresen tot Namen inder stadt gereden. Die Lukenaers vernemende dat die bisschop ontcomen was, deden wt grooter verwoetheyt alle des bisscops fautoer ende dienres wredelijck tracteren ende dootslaen. Dit dus deerliken volbrocht wesende beualen si die stede te bewaren enige van hore burgeren met een capiteyn ende toghen weder na Ludick

Hoe dat heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, verjaagd werd uit de stad Hoei.

De eerwaardige heer Lodewijk van Bourbon onthield zich in deze tijd binnen de stad Hoei en kwam niet binnen Luik, wat de Luikenaars niet goed lijden mochten en wilden hem uit Hoei verdrijven of doodslaan. Met grote macht van hun burgers kwamen ze binnen de stad Hoei mits hulp en bijstand van sommige burgers van binnen omtrent heilige Kruisdag in de herfst. De bisschop onthield zich aan de ene zijde van de stad en trok haastig andere kleren aan vanwege het grote geroep en gekrijs en lag een tijdje verborgen en toen hij zag dat de stad gewonnen was en dat ze dat slot belegeren wilden is hij via heimelijke plekken en toepaden uit dat slot gekomen en is met grote moeilijkheid en vrees naar Namen in de stad gereden. De Luikenaars vernamen dat de bisschop ontkomen was en lieten uit grote verwoedheid alle aanhangers en dienaars wreed behandelen en doodslaan. Dit aldus deerlijk volbracht bevalen ze de stad te bewaren van enige van hun burgers met een kapitein en trokken weer naar Luik.

Van eenen strijt die heere Adolf van Cleue here van Rauestein des hertogen van Bourgondien ouerste capiteyn ende hooftman had tegen die van Ludic.

DJe hertoge van Bourgondien dit vernemende is wtermaten gram ende toornich geworden ende heeft alle sijn heren, capiteynen ende hooftmannen doen vergaderen om raet met hem te nemen op dit oorloge van Ludick, ende heeft den here van Rauesteyn geordineert ende gemaect ouerste capiteyn ende hooftman van sinen volck van wapene ende heeft hem gesonnen ende geset te defenderen ende te beschermen die frontieren ende palen van sinen landen, op dat die Lukeners voort meer geen schade van rouen ende branden en souden doen, ende dat hi dair bleue ter tijt dat hi seluer quame met meerder macht van volck. Die here van Rauensteyn is ghetrocken met groot volc van wapenen ende heeft hem onthouden omtrent die stede van Hoey om dye palen vanden lande te bescutten. Dit vernemende die Lukenaers quamen met groter macht wter stat ende wouden den heere van Rauenstein met machte wten velde slaen ende verdriuen, daer hem die Bourgonsche vromelic tegen stelden, ende daer viel een grote scermutsinge ende die Lukenaers quamen so vreeseliken gedringen opten Bourgongoens dat si van noots wegen achterwaerts rumen mosten ende begauen dat velt ende daer bleeffer omtrent CCC. verslagen Weynich tijts hier na vergaderde dye here van Rauensteyn weder een nieu heyre ende een grote schaer van volck ende quam weder om sijn leet ende misual te wreken. Dit vernemende die van Ludick ende Hoey quamen hem vromelic tegen niet twifelende weder victorie te hebben ende als dese twee battaelgen aen malcanderen ghecomen waren, wert daer vreesliken gheuochten ende sloegen met allen seer op malcanderen om die ouerhant, ende daer werter met allen veel ter aerden geuelt so aen deen side so aen dander. Ende als si lange tijt dus vromelijc tegen malcanderen gheuochten hadden cregent de Lukenaers int eynde te quaet ende weken achterwaerts, ende daer bleuen omtrent .ixC. man vanden Lukenaers verslagen ende dander liepen weder nader stadt [211r]

Van een strijd die heer Adolf van Kleef, heer van Ravestein en de overste kapitein van de hertog van Bourgondi, had tegen die van Luik.

De hertog van Bourgondië vernam dit en werd uitermate gram en vertoornd en heeft al zijn heren, kapiteins en hoofdmannen laten verzamelen om raad met hen te nemen op deze oorlog van Luik en heeft de heer van Ravestein geordineerd en overste kapitein en hoofdman van zijn wapenvolk gemaakt en heeft hem gezonden en gezet te verdedigen en te beschermen die grenzen en palen van zijn landen zodat de Luikenaars voort meer geen schade van roven en branden zouden doen en dat hij daar bleef tot de tijd dat hij zelf kwam met grote macht van volk. De heer van Ravenstein is met groot wapenvolk vertrokken en heeft zich onthouden omtrent de stad Hoei om de palen van het land te beschutten. Dit vernamen de Luikenaars en kwamen met grote macht uit de stad en wilden de heer van Ravenstein met macht uit het veld slaan en verdrijven, waar zich de Bourgondirs dapper tegen stelden en daar viel een grote schermutseling en de Luikenaars kwamen zo vreselijk opdringen op de Bourgondirs zodat ze vanwege de nood achteruit ruimen moesten en gaven dat veld op en daar bleven omtrent 300 verslagen. Weinig tijd hierna verzamelde de heer van Ravenstein weer een nieuw leger en een grote schaar van volk kwam weer om zijn leed en misval te wreken. Dit vernamen die van Luik en Hoei kwamen hen dapper tegen en twijfelden niet weer victorie te hebben. Toen deze twee bataljons aan elkaar kwamen werd daar vreselijk gevochten en sloegen allen zeer op elkaar om de overhand en daar werden er veel ter aarde geveld, zo aan de ene zijde zo aan de andere. En toen ze lange tijd dapper tegen elkaar gevochten hadden kregen de Luikenaars het in het einde te kwaad en weken achteruit en daar bleven omtrent 900 man van de Luikenaars verslagen en de andere liepen weer naar de stad.

Hoe die stede van sint Truyen belegen wert

IN dit selfde iaer in dye maent van october heeft hertoge karel van bourgondien groot volck van wapen vergadert crijgende in sijn hulpe heere Willem van Gulic graue van blanckenhem met ontalliken veel volcx wt allen nacien ende prouincien, ende daer toe den graue Engelbrecht van nassouwen met vele cloecke ende vrome wapentuers wt Brabant, ende meer andere grote baroenen, ridderen, heren, ende schiltknapen wt Vlaenderen, Henegouwen, Picardien, Hollant, ende andere landen, also datter een grote ontallicke menichte van volc van wapenen vergadert was, ende met alle dit volck hadde hi opgenomen te trecken int graefscap van Loon. So is te weten dat dat graefscap van Loon voormaels geregeert ende berecht werde van haer eygen heren ende grauen, als voor geseit is So ist gebuert inden iare M.ccc.xxxvi. dat een graue van Loon genoemt Lodewijc sonder kinderen achter te laten ghestoruen is, ende dat graefscap van Loon is bi rechter erfnissen ghecomen aen die kercke van Ludic, want des grauen Lodewijcx ouer oude vader hadde dat graefscap van Loon geoffert ende gegeuen opten heyligen altaer sinte Lambrecht den heiligen bisscop ende martelaer ende ontfinct weder vanden bisscop te leen dwelc een coninc van Romen tot Francfoort geratificeert ende geconfirmeert heuet dat so wanneer een graef van Loon afliuich worde sonder kinderen, dat als dan dat graefscap voorseyt comen soude aen dat bisdom van Ludic Ende aldus ist met groter swaericheit ende moeyenissen gecomen aen dat bisdom ende heeft hem dat graefscap metter stat van ludic verenicht ende gestelt in rebelheyt tegen haren here ende biscop Ende als dan dit grote sware heer bi een vergadert was vanden hertoge worden daer geuonden ende getelt te wesen bouen .xxxijM. peerden behaluen alle die te voet waren. So is dan die hertoge op geseten omtrent sinte Franciscus dach ende met alle dit volc getogen om eerst te beuechten dat graefscap van Loon, ende is in een wel manierde ordinancie wt Louen ghereyst Eerst die archiers, daer aen die edelen Doen quam die hertoge hebbende op sijn helme die lelie van Vrancrijck. Daer aen quamen .vi. edele iongen hebbende elcx een helme metten leeuwen van Vlaenderen, Brabant, Henegouwen, Hollant, ende andere helmteykenen sijnre landen, Ende dese ordinancie hielt hi altijt als hi in eenigen oorlogen ende strijden trecken soude, Ende alle dit grote volck van wapenen si ghecomen in die graefscap van loon Als die hertoge tot Thienen quam is hi daer een weynich tijts ghebleuen. Ende hebben haer tenten ende pauwelioenen in groter mogentheit op geslagen voor die stede van sint Truyen in die graefscap van Loon ghelegen Ende dye stadt was al omme wel ende vast besloten wt vresen des hertogen volck dat daer niemant in noch wt en mochte Ten lesten is die hertoge seluer gecomen, ende heeft sijn volck geordineert in .iiij. battaelgen, Jnden eersten was beleetsman heer Adolf van Cleue here van Rauensteyn des hertogen broeder van Cleue Den anderen beleyde heer Anthonis die bastaert van Bourgondien, ende die .iij. battaelge regeerde die hertoge seluer [211v]

Ende dit aldus ghedaen wesende wert die stede nacht ende dach aenghestormt met menigerley geschutte van bogen van clueuers ende van grote bussen, ende daer wert menich stout assault gedaen dat menich man sijn lijf coste, ende dye van binnen setten hem vromelic ter weer ende keerden die vianden met menigerhande instrumenten van die mueren. Op een tijt gheuielt dattet een seer neuelachtich ende duyster weder was dat de hertoge alle sijn volck dede comen aen die zuytsijde vander stede, ende aen dye noortsijde vander stede daer die tenten ende pauwelioenen op gerecht stonden, dede hi vele grote vieren ontsteken. Dye van binnen meenden dat daer alle tvolc vergadert was schoten si met allen seer ende vreseliken na dat vier toe, menende groot volck doot te schieten, ende aldus waren si bedrogen ende verschoten haer cruyt ende andere instrumenten alle te samen te vergeefs

Hoe de stad van Sint-Truiden belegerd werd.

In hetzelfde jaar in de maand oktober heeft hertog Karel van Bourgondië groot wapenvolk verzameld en kreeg in zijn hulp heer Willem van Gulik en graaf van Blankenheim met ontelbaar veel volk uit alle naties en provincies en daartoe graaf Engelbrecht van Nassau met vele kloeke en dappere wapenaars uit Brabant en meer andere grote baronnen, ridders, heren, en schildknapen uit Vlaanderen, Henegouwen, Picardi, Holland en andere landen alzo dat er een grote ontelbare menigte van wapenvolk verzameld was en met al dit volk had hij voorgenomen te trekken in het graafschap Loon. Zo is te weten dat dit graafschap van Loon voormaals geregeerd en berecht werd van hun eigen heren en graven. Zo is het gebeurd in het jaar 1436 dat een graaf van Loon genoemd Lodewijk gestorven is zonder kinderen na te laten en dat graafschap van Loon is bij rechte erfenis gekomen aan de kerk van Luik, want de grootvader van Lodewijk had dat graafschap van Loon geofferd en gegeven op het heilige altaar van Sint Lambrecht de heilige bisschop en martelaar en ontving het weer van de bisschop te leen, wat een koning van Rome te Frankfort bekrachtigd en bevestigd heeft dat zo wanneer een graaf van Loon dood ging zonder kinderen dat als dan dat graafschap komen zou aan het bisdom van Luik. En aldus is het met groet zwaarheid en moeite gekomen aan dat bisdom en heeft dat graafschap met de stad Luik verenigd en gesteld in rebellie tegen hun heer en bisschop. En toen dan dit grote zware leger bijeen verzameld was van de hertog werden daar gevonden en geteld te wezen boven de 32000 paarden, behalve allen die te voet waren. Zo is dan de hertog opgezeten omtrent Sint Franciscus dag met al dit volk getrokken om eerst dat graafschap van Loon te bevechten en is dan op een goede gemanierde ordinantie uit Leuven vertrokken. Eerst de boogschutters en daarna de edelen. Toen kwam de hertog die op zijn helm de lelie van Frankrijk had. Daarna kwamen 6 edele jongen die elk een helm met de leeuw van Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Holland hadden en andere helmtekens van hun land. En deze ordinantie hield hij altijd als hij in enige oorlog en strijd trekken zou. En al dit grote wapenvolk is gekomen in het graafschap van Loon. Toen de hertog tot Tienen kwam is hij daar een tijdje gebleven. En ze hebben hun tenten en paviljoenen in grote mogendheid opgeslagen voor de stad Sint-Truiden in het graafschap van Loon gelegen. En de stad was alom goed en vastbesloten vanwege vrees van het volk van de hertog zodat er niemand in noch uit mocht. Tenslotte is de hertog zelf gekomen en heeft zijn volk geordend in 3 bataljons. In de eerste was leidsman heer Adolf van Kleef, heer van Ravestein, de broer van de hertog van Kleef. De volgde leidde heer Anton de bastaard van Bourgondi en het derde bataljon regeerde de hertog zelf.

En toen dit aldus gedaan was werd de stad dag en nacht bestormd met menigerlei geschut van bogen, van klevers en van grote bussen en daar werd menige dappere aanval gedaan dat menige man het lijf kostte en die van binnen zetten zich dapper te verweer en keerden de vijand met menigerhande instrumenten van de muren. Op een tijd gebeurde het dat het een zeer nevelachtig en duister weer was zodat de hertog al zijn volk aan de zuidzijde van de stad liet komen en aan de noordkant van de stad waar de tenten en paviljoenen opgericht stonden liet hij grote vuren ontsteken. Die van binnen meenden dat daar alle volk verzameld was schoten zeer en vreselijk naar dat vuur toe en meenden groot volk dood te schieten en aldus waren ze bedrogen en verschoten hun kruit en andere instrumenten alle tezamen tevergeefs.

Hoe dat die van Ludic wt quamen om die stede te ontsetten ende hoe si vanden hertoge beuochten ende verwonnen worden.

DJe van Ludic vernemende dat de hertoge inden landen van Loon gecomen was ende dat hi mit groter cracht die stede van sint truyen belegen hadde, waren des qualiken te vreden ende vreesden des hertogen mogentheyt seer. Haer capiteynen voor genoemt spraken hemlieden goeden moet toe ende verwectense seer om eenen strijt tegen den hertoge te slaen seggende, laet ons in een vergaderen alle onse macht ende wi willen tegen hem lieden wt gaen te strijden voor onse lant ende rechten, wi sullen sonder twijfele victorie hebben, ende dese capiteynen hielden dagelicx raet hoe sijt best aenleggen souden om eenen strijt tegen den hertoge te vechten, ende hebben onder een geconcludeert, gesloten ende met eenen bode openbaerlic wt doen roepen dat elck op sulcken benoemden dach int harnas wesen soude om met machte te trecken ende te ontsetten die stede van sint Truyen, ende wouden in eenre stilre nacht comen in dat heyr ende dat ouer vallen met schutten ende met slagen onuersienlijk Voort so was gepubliceert ende wt gheroepen, so wie wt dat heyr vluchte ofte wech liepe, van wat state oft condicien dat hi ware, den soudmen terstont dootslaen ende van alle sijne goeden priueren ende berouen. Wter stede gegaen wesende met een grote menichte van volck, om dye stede van sint Truyen met crachte te ontsetten, nemende met hem priesters, canoniken monicken, ende alle dye si wisten des bisscops ende des hertogen fautoren ende vienden te wesen, ende deden die staen int voorste vanden strijt. Die hertoge hadde schier dese tidinge vernomen ende dede sijn volck stellen in ordinancie om te strijden. Tusschen elcken van desen drye battalgien was een halue mijle weechs verscheyden, om die benautheyt der plaetsen, want des volcx veel was. Omtrent vijf vren in den auont quamen dye Lukenaers met grooten ghecrije van trompetten ghedringhen op dye Battaelgen van heere Anthonis die bastaert ende daer wert een groot geroep ende rumoer onder den Lukenaers, want sonder merren gheboot dye bastaert sijn volke aen te gaen ende vromelijck tegen den vianden in te treden ende quamen [212r] also stouteliken aen getreden, ende schoten so vreesliken met geschutte ende bussen opden Lukenaers, dat si hem tot geenre ordinancie stellen en mochten ende weken een stuck achterwaerts. Hier en binnen quamen die hertoge aen deene sijde ende die heere van Rauensteyn aen dander side besloten ende besingelden dat here alomme. Die Lukenaers slaende haer oogen op sagen dat si van allen siden al omme besingelt waren ende dat alle dat grote heyr op hem gereden quam, worden veruaert ende worpen haer wapenen van hem ende bestonden te lopen, Heer Raes van heer dit siende hoe wel hi een van den ouersten cappiteynen was, ende tgebot hadde doen gaen dat niemant op die verbuernisse van lijf ende goet wech lopen noch rumen en moste, nam ter stont alle dat ghelt ende den scat dat die van Ludic daer gesonden hadden ende reet daer mede na Vrancrijck toe. Die andere dit siende bestonden mede te vlien ende te lopen elck alle dat hi mochte sonder ommesien. Den welcken dye Bourgongoens snelliken veruolchden ende slogense met groten hopen hier ende daer ter doot Mer also den auont ghenaecte ende si sorchden oft die Lukenaers eenige heymelike lagen geleyt mochten hebben, wert daer een teyken ghedaen om weder te keeren, ende de Lukenaers verberchden hem in bosschen ende hagen ende liepen alle meest na Vrancrijck toe. Dese nederlage geschiede bi tclooster van Zepperen aen de zuytside van sint Truyen omtrent sinte Simon ende sinte Juden dach, ende daer bleuen omtrent iij.M. Lukenaers verslaghen, onder welcken dat waren heer Herpert van zorleth ridder met sinen soon canonick van Ludic, heer staes van stralen haer bannier drager, Wayo canonick van den dom ende Roelant van Hensberch heere Jans van Hensberch bisscop van Ludick bastaert soon. Als die hertoge dese victorie vercregen hadde tegen sine vyanden vant hi onder andere roofgoeden .C. bussen ende vele wimpelen vanden ghilden, Ende in desen stride ordineerde ende maecte die hertoghe CCC. ridderen. Des anderen dages verhoorde die heere van Rauensteyn datter omtrent .v.C. Lukenaers niet verre van daen verborgen lagen ende heeft ter stont een deel volcx genomen ende heeftse al omme besingelt ende verslagen

Hoe dat die van Luik uitkwamen om de stad te ontzetten en hoe ze van de hertog bevochten en overwonnen werden.

Die van Luik vernamen dat de hertog in het land van Loon gekomen was en dat hij met grote kracht de stad Sint-Truiden belegerde en waren dus slecht tevreden en vreesden de mogendheid van de hertog zeer. Hun kapiteins spraken hen goede moed toe en wekten ze zeer op tot een strijd tegen de hertog te slaan en zeiden; ‘Laat ons ineen verzamelen al onze macht en we willen tegen hen uitgaan te strijden voor ons land en rechten, we zullen zonder twijfel victorie hebbenռ’, en deze kapiteins hielden dagelijks raad hoe ze dat het beste aanleggen zouden om een strijd tegen de hertog te vechten en hebben ondereen geconcludeerd en besloten en met een bode openbaar uit laten roepen dat elk op zoՠn benoemde dag in het harnas wezen zouden om met macht te trekken en te ontzetten de stad Sint-Truiden en wilden in een stille nacht komen in dat leger en dat overvallen met schutters en met slagen onvoorziens. Voort zo was gepubliceerd en uitgeroepen zo wie van het leger vluchtte of wegliep, van wat staat of conditie dat hij was, die zou men terstond doodslaan en al zijn goed ontnemen en beroven. Uit de stad gingen ze met menigte van volk om de stad Sint-Truiden met kracht te ontzetten en namen met hen priesters, kanunniken, monniken en allen die ze wisten van de bisschop en hertog aanhangers en vrienden te wezen en lieten die staan in het voorste van de strijd. De hertog had snel deze tijding vernomen en liet zijn volk in ordinantie stellen om te strijden. Tussen elk van deze drie bataljons was een halve mijl weg gescheiden vanwege de nauwte der plaats want er was veel volk. Omtrent vijf uur in de avond kwamen de Luikenaars met groot gekrijs van trompetten dringen op het bataljon van heer Anton de bastaard en daar kwam groot geroep en rumoer onder de Luikenaars, want zonder dralen gebood de bastaard zijn volk aan te gaan en dapper tegen de vijanden in te treden en kwamen alzo dapper aangetreden en schoten ze vreselijk met geschut en bussen op de Luikenaars zodat die zich niet in ordinantie stellen konden en weken een stuk achteruit. Ondertussen kwam de hertog aan de ene zijde en de heer van Ravenstein aan de andere zijde omsloten en omsingelden dat leger alom. De Luikenaars sloegen hun ogen open en zagen dat ze van alle zijden omsingeld waren en dat het hele grote leger op hen gereden kwam en werden bang en wierpen hun wapens van zich en bestonden te lopen. Heer Raes van Heer zag dit en hoewel hij een van de overste kapiteins was en het gebod had laten gaan dat niemand op verbeuren van lijf en goed weglopen noch ruimen moest, nam terstond al dat geld en de schat dat die van Luik daar gezonden hadden en reed daarmee naar Frankrijk. De anderen die dit zagen bestonden mede te vlieden en te lopen en elk dat hij kon zonder om te zien. Die de Bourgondirs snel achtervolgden en sloegen ze met grote hopen hier en daar dood. Maar alzo de avond naakte en ze bezorgd waren of de Luikenaars enige heimelijk hinderlagen gelegd mochten hebben werd daar een teken gedaan om terug te keren en de Luikenaars verborgen zich in bossen en hagen en liepen allen meest naar Frankrijk toe. Deze nederlaag geschiedde bij het klooster van Zepperen aan de zuidkant van Sint-Truiden omtrent Sint Simon en Sint Jude dag en daar bleven omtrent 3000 Luikenaars verslagen waaronder waren heer Herpert van Zorleth, ridder met zijn zoon kanunnik van Luik, heer Staes van Stralen, hun banierdrager, Wayo, kanunnik van de dom en Roelant van Heinsberg, heer Jan van Heinsberg, de bastaardzoon van de bisschop van Luik. Toen de hertog deze victorie gekregen had tegen zijn vijand vond hij onder andere roofgoed 100 bussen en vele wimpels van de gilden. En in deze strijd ordineerde en maakte de hertog 300 ridders. De volgende dag hoorde de heer van Ravenstein dat er omtrent 500 Luikenaars niet ver vandaar verborgen lagen en heeft terstond een deel volk genomen en heeft ze alle omsingeld en verslagen.

Hoe die stede van sint Truyen ghewonnen wert

DJe ingeseten vander stede van sinte Truyen vernemende hoe dat die Lukenaers tot allen plecken ter neder ghetogen waren endeverwonnen, vreesden seer des hertoghen mogentheyt ende beduchten dat hem geschien mochte als dien van Dynant gebuert was des iaers daer te voren. Dye mogende prince hertoge Kaerle niet aflatende van sijnen voornemen ende opset, heeft met groter macht doen beleggen die stede van sint Truyen, ende dede dair voor op rechten grote bussen ende andere instrumenten om die stede te becrachtigen, ende dede menich swaer assault aen die stede Ende als hi seuen dagen lanck die stede seer bestormt ende seer ghequetst hadde mit schieten aenmercten die poorters des princen mogentheyt ende dat si gheen ontset van yemant verwachtende waren, deden si [212v] haer poorten open ende quamen wt met bloten hoofden ende vielen voor des princen tente op haer knien ende begheerden ghenade, ende die stede op te gheuen in sprincen handen ende wouden staen tot des princen seggen ende beuelen Ende hy namse op in ghenaden in deser manieren, als dat si seluer alle haer mueren vander stede, poorten ende toornen mosten af breken ende in die grauen werpen ende dat si hem voor eenen voocht ende momboor ontfangen souden des stichts van Ludic, ende daer voor mosten si hem geuen een grote somme van penningen. Dit belooft hebbende stelde hi in die stede een capitein met een groot garnisoen van soudeniers, om dese beloften ende compromissien te volbrengen, ende waert sake dat si in eeniger manieren rebelleerden ende niet doen en wouden als voorseyt staet, dat hi als dan die stede pilgeren, berouen, ende aen brande steken soude ende verwoesten. Die poorters verduchtende die verderfnisse hare stede, deden alte samen als voorsproken is, ende braken die mueren, poorten ende toornen af ter aerden toe.

Hoe de stad Sint-Truiden gewonnen werd.

De ingezeten van de stad Sint-Truiden vernamen hoe dat de Luikenaars te alle plekken neer getrokken en overwonnen waren en vreesden zeer de mogendheid van de hertog en beduchten dat hen gebeuren mocht zoals die van Dinant gebeurd was het jaar daarvoor. De vermogende prins hertog Karel liet niet af van zijn voornemen en opzet en heeft met grote macht laten belegeren de stad Sint-Truiden en liet daarvoor oprichten grote bussen en andere instrumenten om de stad te overweldigen en deed menige zware aanval op de stad. En toen hij zeven dagen lang de stad zeer bestormd en zeer gekwetst had met schieten bemerkten de burgers de mogendheid van de prins en dat ze geen ontzet van iemand verwachtten en deden hun poorten open en kwamen blootshoofds en vielen voor de tent van de prins op hun knieën en begeerden genade en de stad op te geven in zijn handen en wilden tot het zeggen en bevelen van de prins staan. En hij nam ze op in genade op deze manieren, als dat ze zelf al hun muren van de stad, poorten en torens moesten afbreken en in de gracht werpen en dat ze hem voor een voogd en momboor ontvangen zouden van het sticht Luik en daarvoor moesten ze hem geven een grote som van penningen. Dit hebben ze beloofd en hij stelde in de stad een kapitein met een groot garnizoen van soldaten om deze beloften en compromissen te volbrengen en was het zaak dat ze op enige manier rebelleerden en het niet doen wilden dat hij dan de stad plunderen, beroven en in brand steken zou en verwoesten. De poorters vreesden het verderf van hun stad en deden alles wat gezegd werd en braken de muren, poorten en torens af ter aarde toe.

Hoe die hertoge onder hem bracht theele lant van Ludick

ALs dit gheschiet was brack dye hertoge op ende beleyde dye stede van Hasselt. Die ingheseten berieden hem wijslijc ende gauen hem op in sprincen handen, ende hi namse op in genaden op condicien dat si mede in allen schijn ende manieren doen souden als die van sint Truyen gedaen hadden, ende die hertoge tooch voort met alle sijn volc ende wan al dat hele graefscap van loon, de fortune ende auontuere was seer met hem, wan alle sloten ende steden, als borchloen daert lant sijn naem af heeft, Harck, Bilsen Breen, Maseyc, ende Baringen, ende alle dese steden dede hi haer poorten toornen ende muren neder leggen ende slechten, geliken hi die van sint Truyen ende hasselt gedaen hadde, ende daer en bleef stede noch slot int hele lant si en gauen hem allegader in sprincen handen. Daer na sant hi den here van Blemont maerscalc van bourgondien met een groot schaer volcx te peerde ende te voet voor die stede van Tongeren ende als hi die stede genaecte quamen die poorters wt met bloten hoofden ende begeerden genade ende hem op te gheuen in sprincen handen, ende namse op wt des hertogen name, in manieren als voor vanden anderen steden geseyt is Hier na hebben hem alle die steden des lants van ludic in handen vanden prince opgegeuen als weset Huwy ende tuwyn. Die stede van dynant en wert op die tijt niet bewoent, want si al gheheel verwoest ende destrueert lach, want die eene steen en was opten anderen niet ghebleuen. Die stede van Maestricht bleef ooc in dese oorloge ongeschent, want si tusschen beyden stille sat ende moeyde hair des oorlochs niet want dene sijde vander stede aen tlant van Brabnat hoort, ende dander sijde aen tsticht van Ludick, ende aldus en hadt geen last

Hoe de hertog het hele land van Luik onder hem bracht.

Toen dit gebeurd was brak de hertog op en belegerde de stad Hasselt. De ingezeten beraden zich wijs en gaven zich op in de hand van de prins en hij nam ze in genade op de conditie dat ze mede in alle schijn en manieren doen zouden zoals die van Sint-Truiden gedaan hadden en de hertog trok verder met al zijn volk en won dat hele graafschap van Loon, het fortuin en avontuur was met hem, won alle burchten en steden, als Borgloon daar het land zijn naam van heeft, Heks, Bilsen Breen, Maaseik en Baringen en al deze steden liet hij hun poorten, torens en muren neer leggen en slechten gelijk hij die van Sint-Truiden en Hasselt gedaan had en daar bleef stad noch burcht in het land en ze gaven zich allemaal over in de handen van de prins. Daarna zond hij de heer Blaimont, maarschalk van Bourgondië, met een grote schaar volk te paard en te voet voor de stad Tongeren en toen hij de stad naderde zo kwamen de poorters blootshoofds uit en begeerden genade en zich in de handen van de prins over te geven en nam ze op in de naam van de hertog op de manie gelijk als de anderen steden. Hierna hebben zich alle steden van het land van Luik in de handen van de prins over gegeven als Huwy en Tuwyn. De stad Dinant werd op die tijd niet bewoond want het lag geheel vernield en verwoest. De stad Maastricht bleef ook in deze oorlog ongeschonden want ze zat stil en bemoeide zich niet met de oorlog want de ene zijde van de stad behoorde aan het land Brabant en de andere zijde aan de sticht van Luik en aldus had men geen last.

Hoe die hertoge tot sijnre subiectie bracht die stadt van Ludic ende die destructie van dien

ALs nv die hertoge tot sijnre subiectie ende onderdanicheyt ghebracht hadt alle die steden sloten ende fortressen den lants van Ludic, heeft hem [213r] ten lesten die prince bereyt met alle sijn mogentheit ende heyrcracht om te bedwingen ende tot sijnre obediencie te brengen die vermaerde ende opperste stadt van tgehele crisdom die stat van Ludic, ende heeft die crachtelijc doen beleggen al ront om doende daer menich assault ende storminge aen die stat met grote bussen te scieten op die poorten toornen ende muren van der stadt ende en ruste nacht noch dach die stede te bestormen. Die burgeren ende ingeseten vander stadt aenmerckende des princen mogentheit ende dat si geen macht en hadden hem te wederstaen, berieden hem wijslic mit groter voorsichticheyt dat si haer stadt in sijnre genaden geuen wouden ende quamen bloots hoofts baruoets in linnen clederen ende voor des hertogen tente op haer knien begerende ende biddende met screyende ogen dat hise in genaden nemen wilde Die hertoge ontsiende haer grote ootmoedicheyt verwonderde seer ende bleef staende al stille swigende aenhorende haer supplicatie ende ootmoedich begeren sonder enich woort te spreken. Die Lukenaers hadden grotelick doen versoecken ende bidden den heere van Rauensteyn ende den bastaert van Bourgondien dat si den prince hertelijcken voor de stadt ende burgers van Ludic bidden woude om sijnre ghenaden te verweruen. Ende door deser twee heren supplicatien ende bidden, wert hem lieden haer leuen versekert ende dat si van stonden aen alle haer bussen ende wapenen dye si inder stadt hadden buten in des princen heyr brengen souden, dwelck si al te samen met groter blijsscapen volbrochten ende die prince deedse voeren ende brengen in sijne landen. Ende als si aldus van allen haer wapenen spolieert ende berooft waren deedse die prince wedergaen in haer stadt. Dit gedaen sijnde en quam dye hertoge noch niet inder stadt, mer sant dese twee heeren voornoemt met meer andere heren ende capiteynen met groot volck van wapenen inder stadt, ende bleef leggen buten der stadt in sinte Laurens clooster met een deel wtgelesen vrome mannen van wapenen. Als dese heren met haer volck binnen der stat waren deden si een groot stucke vander mueren af breken ende een groot gat maken in teyken van victorien ende ordineerden haer soudeniers ende knechten alle die stadt door. Na desen quam die hertoge ende bereyde hem in die stadt te rijden niet door die poorte. Jn teyken van victorie dat hi die stat gewonnen hadde ende becrachtet reet hi door dat gat vander muren met alle sijn heer inder stadt. Ende als hi inder stadt quam ghetreden quamen hem te gemoet in schoonder processien ende ordinancie alle die gheestelicheyt ende burgeren vander stadt voor hem draghende op gherecht die standaren ende bannieren des hertochs ende des bisscops ende waren alle geteykent met sint Andries crucen bewisende mits dien hem onderdanich te wesen den hertoge van Bourgondien Ende aldus wert die hertoge int iaer .mCCCC lxvij. des dages na sinte Martijns dach in de winter met groter feesten eeren ende triumphen, met groter blijscappen vruechden ende ghenuechten met groten gelude van trompetten ende basunen met een groot gherit ende menichte van paerden ende archiers in die stadt van Ludic gebracht brengende met hem heer Lodewijc van Bourbon den bisscop van Ludic sinen neue, ende sette hem inder pos [213v] sessien des bisdoms ende dede daer na zommige vanden principalen rebellen onthoofden Ende daer worden tot eewigen dagen wter stadt ende tlant van Ludick gebannen heer Vincent van Bueren ende here Jan die wilde ridderen met allen haren fautoren adherenten, ende die die principaelste van desen rebelle ende oplopinge geweest hadden Die burgeren van der stadt deden den hertoge eenen eet hou ende getrou te wesen ende sworen tegen hem niet meer te rebelleren ende kenden hem te wesen een recht voocht tutoor ende momboor des gehelen lants van Ludic, ende dat si voort aen ghene officieren burgemeesteren setten en souden dan bi belieuen consent ende wille vanden prince, oft des cappiteyns vander stadt die die prince daer noch setten soude. Dair na dede die hertoge alle die poorten, toornen ende muren vander stadt af breken ende slechten neffens der aerden. Voort en souden si tot ghenen tijden doen maken oft hem versien van eenige wapenen oft instrumenten, mits dye welcken si hem ende haer stadt defenderen ende bescermen souden, ende en souden ooc geen messen aen hem dragen dan van een sekere formaet hem geordineert Ende hier bouen soude elck huys des gehelen stichts van Ludic geuen ende betalen den bisscop haren here alle iaers twee Bourgonsche stuuers Voort souden si gheuen tot emende ende beteringe vant misdaet den hertoge binnen den termijn van drie iaren .ccc.M. Rijnsche gulden, ende geuen van stonden an een hondert dusent. Hier mede souden si des princen gracie ende ghenade impetreren ende verweruen

Hoe de hertog de stad Luik onder zijn beheer bracht en de vernieling van die.

Toen nu de hertog tot zijn beheer en onderdanigheid alle steden, burchten en forten van het land van Luik gebracht had heeft tenslotte de prins zich bereid om met zijn mogendheid en legerkracht te bedwingen en onder zijn beheer te brengen de vermaarde en opperste stad van het gehele christendom de stad Luik en heeft die krachtig laten belegerd al rondom en deed daar menige aanval en bestorming op de stad en schoot met grote bussen op de poorten, torens en muren van de stad en rustte nacht noch dag de stade te bestormen. De burgers en ingezetene van de stad merkten de mogendheid van de prins en dat ze geen macht hadden hem te weerstaan beraden zich wijs met grote voorzichtigheid dat ze hun stad in zijn genade wilden geven en kwamen blootshoofds en barrevoets in linnen kleren voor de tent van de hertog op hun knien en begeerden en baden met schreiende ogen dat hij ze in genade nemen wilde. De hertog zag hun grote ootmoed en verwonderde zich zeer en bleef geheel stil staan en hoorde al zwijgend hun smeekbede en ootmoedig begeren aan zonder enig woord te spreken. De Luikenaars hadden zeer laten verzoeken en bidden de heer van Ravenstein en de bastaard van Bourgondi dat ze de prins hartelijk voor de stad en burgers van Luik bidden wilde om zijn genade te verwerven. En door de smeekbeden en bidden van deze twee heren werden ze van het leven verzekerd en dat ze van stonden aan al hun bussen en wapens die ze in de stad hadden buiten in het leger van de prins brengen zouden, wat ze tezamen met grote blijdschap volbrachten en de prins liet ze voeren en brengen in zijn landen. En toen ze aldus van al hun wapens geplunderd en beroofd waren liet de prins ze teruggaan in hun stad. Toen dit gedaan was kwam de hertog noch niet in de stad, maar zond deze twee voor genoemde heren met meer andere heren en kapiteins met groot wapenvolk in de stad en bleef buiten de stad liggen in Sint-Laurens klooster met een deel uitgelezen dappere wapenmannen. Toen deze heren met hun volk binnen de stad waren lieten ze een groot stuk van de muren afbreken en een groot gat maken als teken van victorie en ordineerden hun soldaten en knechten de hele stad door. Hierna kwam de hertog en bereidde zich om in de stad te rijden en niet door de poort. Als teken van victorie dat hij de stad gewonnen had en veroverd reed hij door dat gat van de muur met al zijn leger in de stad. En toen hij in de stad kwam gelopen kwamen hem tegemoet in mooie processie en ordinantie alle geestelijkheid en burgers van de stad die voor zich droegen opgericht de standaarden en banieren van de hertog en bisschop en waren allen getekend met het Andries kruis en bewezen daardoor onderdanig te wezen aan de hertog van Bourgondi. En aldus werd de hertog in het jaar 1467 de dag na Sint Martinus dag in de winter met grote feesten, eer en triomf, met grote blijdschap, vreugde en genoegen en met groot geluid van trompetten en bazuinen en groot gerij en menigte van paarden en boogschutters in de stad Luik gebracht en bracht met hem heer Lodewijk van Bourbon, zijn neef de bisschop van Luik, en zette hem in de bezitting van het bisdom en liet daarna sommige van de belangrijkste rebellen onthoofden. En daar werden te eeuwige dagen uit de stad en land van Luik gebannen heer Vincent van Buren en heer Jan de Wilde met al hun belangrijkste aanhangers en de voornaamste van deze rebellie en oploop geweest waren. De burgers van de stad deden de hertog een eed om getrouw te zijn en zwoeren tegen hem niet meer te rebelleren en kenden hem te wezen een echte voogd van het hele land Luik en dat ze voortaan geen officieren en burgemeesters zetten zouden dan bij believen en toestemming en wil van de prins of de kapiteins van de stad die de prins daar noch zetten zou. Daarna liet de hertog alle poorten, torens en muren van de stad afbreken en slechten neffens de aarde. Voort zouden ze n geen tijden laten maken of hen voorzien van enige wapens of instrumenten waarmee ze zich en hun stad verdedigen en beschermen zouden en zouden ook geen messen bij zich dragen dan van een zeker formaat en geordineerd. En hierboven zou elk huis het gele sticht van Luik geven en betalen de bisschop, hun heer, alle jaren twee Bourgondische stuivers. Voort zouden ze geven als schadeloosstelling en verbetering van de misdaad de hertog binnen de termijn van drie jaren 300 000 Rijnse guldens geven en van stonden aan honderd duizend. Hiermee zouden ze de prins gratie en genade verkrijgen en verwerven.

Hier machmen mercken in wat groter miserie ende misualle dattet lant van Ludic gecomen is. het was te voren een lant oueruloedich van allen rijcdommen ende sonder eenige exactie ende scattinge ende is nv ouermits grote exactien ende scattingen ende beswaringen gecomen tot alre armoeden ende catiuige onderdanicheit waer om datmen van dese stadt wel segghen mach dat Baruch dye propheet scrijft in sijn derde capitel aldus Hadt ghi gewandert in de wegen ende wetten gods, ghi soudet in vreden opter eerden ghewoent hebben, ende leert ende verstaet so waer dat wijsheit is, waer duechden waer voorsienicheyt, wair verstandt dat daer dan gheuonden wert lancheit des leuens, neringe ende vrede Ende want die Luykenaers gheen wijsheyt noch duechden, noch voorsienicheyt, noch hem in reden gefondeert en hebben, sijn si om haer grote dwaesheyt ende houerdie extermineert ende tonder ghebrocht. Heeft dan die almachtige heere in desen dagen die arrogancie ende hoemoedicheyt, eere ende glorie der Lukenaren vernedert ende onder die voet getreden. Wt dese grote victorie wert dye hertoge in allen nacien prouincien ende landen seer ontsien ende gheureest Als alle dingen wel gedisponeert ende ordineert waren heeft die hertoge daer gelaten een president ende stadthouder metten heere Gwije van Humbercourt met een groot garnisoen van archiers ende vrome soudeniers, ende is met grooter eeren triumphen ende victorie weder om ghekeert in sinen landen

Hier mag men merken in wat groter miserie en misval dat het land van Luik gekomen is. Het was tevoren een land overvloeiend van alle rijkdom en zonder enige afpersing en schatting en is nu vanwege grote afpersing en schattingen en bezwaringen tot alle armoede gekomen en ellendig onderdanig, waarom dat men van deze stad wel zeggen mag wat Baruch de profeet schrijft in zijn derde kapittel aldus; ‘Hdd ge gewandeld in de wegen en wetten Gods, ge zou in vrede op de aarde gewoond hebben en leer en versta zo waar dat wijsheid is, waar voorzienigheid, waar verstand is dat daar dan lengte van leven gevonden wordt, nering en vrede.’ En omdat de Luikenaars geen wijsheid noch deugden, noch voorzienigheid noch zich in reden gefundeerd hebben zijn ze om hun grote dwaasheid en hovaardij uitgeroeid en ten onder gebracht. Heeft dan de almachtige heer in deze dagen de arrogantie en hoogmoed, eer en glorie der Lukenaars vernederd en onder de voet getreden. Vanwege deze grote victorie werd de hertog in alle naties, provincies en landen zeer ontzien en gevreesd. Toen alle dingen goed beschikt en geordend waren heeft de hertog daargelaten een president en stadhouder met de heer Gewijde van Humbercourt met een groot garnizoen van boogschutters en dappere soldaten en is met grote triomf en victorie wederom gekeerd in zijn landen.

Hoe dat hertoge Kaerle van Bourgondien troude ende te wiue nam Margriet des coninc Eduwaerts suster de iiij. van Engelant [214r]

INden iare .MCCCC lxviij. als die mogende hertoge Kaerle weder gekeert ende gecomen was in sijnen landen met groter triumphen ende victorien die hi opten stadt ende tlant van ludic vercregen ende gehadt hadde ende rustende was in sijn pallais, heeft hi voor hem genomen om te trouwen tot sinen geechten wiue Margriet hertoge ritsaerts dochter van iorcke ende coninc eduwaerts die .iiij. suster van Engelant, die wijlen eer bi sinen heren vaders tijden here Anthonis die bastairt sijn broeder ondertrout ende besproken had Ende heeft dese brulocht institueert ende geset te houden in de stede van Brugge, daer hi een alten groten schonen ende wonderliken pallays ende huys dede timmeren. Wonder waer te scriuen van sijne lancheyt, breetheyt ende hoocheyt, ende dede dat verchieren met costeliken gulden lakenen ende tapesserijen van wonderlike vreemde historien, ghewrocht van siluer ende goude ende met dierbare precieuse stenen ende diamanten Ende heeft inden eersten een costelic hof doen beroepen door alle sijn landen van allen de princen, baroenen, heren ende ridderen, ende heeft aldaer gehouden met groter solemniteyten ende triumphe die feeste van der oorden vanden gulden vliese, om die te renoueren ende te vernieuwen, wantter zommige heren vander seluer oorden gestoruen waren Nv hadde die moghende coninc Eduwaert van engelant ooc grote ghereetscap gemaect ende hadde vergadert grote machtige princen baroenen ende ridderen om sijn suster margriet die een wtermaten schone ende suuerlike persoon ende princesse was ouer te senden den prince hertoge kaerle van bourgondien met groter feesten glorie eer ende maiesteyt Ende is met een grote menichte van hertogen grauen princen heren vrouwen ende ionffrouwen te scepe gegaen ende sijn met een geluckigen winde gecomen ter sluys in vlaenderen ende van daen quam si ten damme, daer si van den hertoge ende alle sijn heren met groter eeren ende vruechden ontfangen wert, ende brachtse voort binnen brugge, ende daer wert de bruloft gehouden met so groter costelicheyt feeste eere glorie ende solemniteyten, dattet onmogelic wair te bescriuen die triumphen vruechden ende blijscappen die daer gescieden van tornieren steken ende campvechten ende andere ridderlike oeffeningen ende elck om costelic met groter pompositeiten ende chierheden dattet onsprekelic is Die oueruloedicheit van spise ende drancke, ende bouen al de excellente precieusheit van gouden ende silueren vaten ende andere costelicheit en sijn niet te estimeren, want si oueruloedich dair waren Die genuechten blijscapen ende solacen van snaerspele ende van allen andere instrumenten van musike van sange en is niet te spreken Die exempte ende wonderlike monsteren die daer appareerden ende getoont worden inden manieren als of si geleeft hadden en is niet scriuelic Ten is in smenschen memorie niet noch gehuechnisse dat ye keyser oft coninc sulcke feeste ende costelike brulocht ghehouden heeft De hertoge toonde minnelic sijn liberaelheit ende miltheit begauende den princen heren vrouwen ende ionffrouwen ende bisonder den herauten wt engelant met costelike cleynoden ende chierheden Ende alle de heren ende princen gauen des getugenisse ende seyden dat geen keyser coninc oft prince in kerstenrijc en ware te gelijken den hogen geboren vorst ende prince hertoge Kaerle in rijcdomme eere, maiesteyt, ende mogentheyt [214v]

Hoe dat hertog Karel van Bourgondië trouwde en tot wijf nam Margaretha, de zuster van koning Eduard de 4de van Engeland.

In het jaar 1468 toen de vermogende hertog Karel teruggekeerd en gekomen was in zijn landen met grote triomf en victorie die hij op de stad en land van Luik verkregen en gehad had en rustte in zijn paleis heeft hij zich voorgenomen om te trouwen tot zijn echte wijf Margaretha, de dochter van hertog Richard van York en zuster van koning Eduard de 4de van Engeland, die wijlen eerder in zijn vaders tijd heer Anton de bastaard, zijn broeder, ondertrouwd en besproken had. En heeft deze bruiloft ingesteld en gezet te houden in de stad Brugge waar hij een al te grote en mooi en wonderlijk paleis en huis liet timmeren. Wonder was te schrijven van zijn lengte, breedte en hoogte en liet dat versieren met kostbare gulden lakens en tapijten van wonderlijke vreemde histories, gewrocht van zilver en goud en met dure kostbare stenen en diamanten. En heeft als eerste een kostbaar hof laten beroepen door al zijn landen van alle prinsen, baronnen, heren en ridders en heeft aldaar gehouden met grote ceremonies het feest van de orde van het gulden vlies om die te renoveren en te vernieuwen want er waren sommige heren van die orde gestorven. Nu had de vermogende koning Eduard van Engeland ook groot gereedschap gemaakt en had verzameld grote machtige prinsen, baronnen en ridders om zijn zuster Margaretha, die een uitermate mooie en zuiver persoon en prinses was, over te zenden tot prins hertog Karel van Bourgondië met grote feesten, glorie eer en majesteit. En is met een grote menigte van hertogen, graven, prinsen, heren, vrouwen en jonkvrouwen te scheep gegaan en zijn met een gelukkige wind gekomen ter Sluis in Vlaanderen en vandaar kwamen ze te Damme waar ze van de hertog en al zijn heren met groter eer en vreugde ontvangen werd en bracht haar voort binnen Brugge en daar werd de bruiloft gehouden met zoՠn kostbare feest en glorie en plechtigheid zodat het onmogelijk is te beschrijven de triomf, vreugde en blijdschap die daar geschiedden van toernooien, steken en kamp vechten en andere ridderlijke oefeningen en elk van kostbare en grote pompeuze en sierlijkheid dat het onuitsprekelijk is. De overvloed van spijs en drank en boven al de excellente kostbaarheid van gouden en zilveren vaten en andere kostbaarheid zijn niet te schatten want ze waren daar overvloedig. De genoegens, blijdschap, solaas van snaarspel en alle andere muziekinstrumenten en zang is niet te spreken. De bijzondere en wonderlijke monsters die daar verschenen en getoond werden in de manier alsof ze leefden is niet te beschrijven. Er is niet in mensen memorie of geheugen dat ooit een keizer of koning zoՠn feest en kostbare bruiloft gehouden heeft. De hertog toonde minnelijk zijn gunsten en mildheid aan de prinsen, heren, vrouwen en jonkvrouwen en vooral de herauten uit Engeland met kostbare kleinoden en sierlijkheden. En alle heren en prinsen gaven getuigenis en zeiden dat geen keizer, koning of prins in christenrijk was te vergelijken de hooggeboren vorst en prins hertog Karel in rijkdom, eer, majesteit en mogendheid.

Van een twist ende discoorde die gheuiel tusschen den coninc Lodewijc van Vrancrijck ende hertoghe Kaerle, ende hoe die coninc tot Bruessel in Brabant quam

ALs die coninc Lodewijc vernam dat hertoge Kaerle van Bourgondien niet allene een vast ende sterck verbant, aliancie ende vrede ghemaect hadde metten mogende coninc eduwaert van Engelant, maer dat hi ooc daer en bouen tot sijnre geechter vrouwen ghetrout hadde vrou margriet des voorscreuen coninc eduwaerts suster, was des qualic te vreden ende tberoude hem seer dat hi hertoge Kaerle van Berry sinen broeder ghegeuen hadde dat hertochdom van Normandien Ende also Normandien opter zee gelegen was, ende men wel lichtelic daer aen comen mocht, waer om hi verduchtende was dat si hem tot dien lande incomende beuechten mochte, heeft daer om sinen broeder priueert ende berooft van thertochdom van Normandijen irriterende ende casserende alsulcke compositien ende dadingen als hi binnen .iij. iaren daer te voren metten hertoge van Bourgondien ende andere princen des conincrijcx na den strijt van montlehery composeert ende gemaect hadt Ende op dat hertoge Kaerle van Bourgondien sinen broeder den hertoge van Berry niet te hulpe comen en soude heeft hi doen vergaderen een groot machtich heyr wt die crone van Vrancrijck om den hertoge van Bourgondien te beuechten ende is met .CM. ghewapender mannen in groter mogentheyt getogen omtrent onser vrouwen geboorten dach op die frontieren ende palen der landen van Artoys, Viromandoys, ende anderswaer daer omtrent. Ende als hertoge kaerle int seker dit vernomen hadde, heeft hi van stonden aen vergadert een grote scare volcx van wapenen ende is den coninck ende alle sine macht te moete ghecomen ende had bi hem ooc .CM. ghewapender mannen, ende dede sinen scatcamere op ende gaf sinen eedelen ende capiteynen ende alle sine soudenieren milde gauen ende soudie ende beualse te staen tot sinen gebode alst van node wesen soude Ende dede een mandament gaen door alle sijn landen gebiedende ende beuelende alle sijn heren, ridderen, vasallen, regenten der landen, ende der steden dat si hem in groter mogentheyt ende getale volgen souden Ende is dan met alle dit grote heyr ghepasseert ende getogen omtrent Pyronen op die frontieren van vrancrijck verwachtende aldaer des conincx toecoemst

Die coninc verhorende die grootmoedicheyt des hertogen en heeft hem niet verporret vander plaetsen daer hi lach gelogeert ende sijn tenten op geslagen hadde Die ambassaten deser twee mogender princen reysden dagelicx tusschen tween ouerbrengende die commissien ende mandaten harer princen. Ende dese twe heren lagen van malcanderen verscheyden omtrent .iiij. milen weechs vol na een maent lange sonder yet te beginnen den oorloge aengaende

Coninc Eduwaert dit vernomen hebbende heeft wt alle sinen rijcke doen vergaderen ontallic volck van wapenen ende heeftse tot sekere plaetsen gesonnen te leggen op dye frontieren ende palen van den landen van Vrancrijck, hem beuelende dat so wanneer dese twee mogende princen tegen malcanderen begonnen [215r] te strijden dat si als dan int lant trecken souden, rouen, branden ende verwoesten dat lant winnende steden ende sloten daer si souden connen ende mogen Ende hier en bouen bereyden hem mede hertoge Kaerle van Berry des conincx broeder, heroge Henric van Calabren, hertoge Fransoys van Brytanien, ende die hertoge van Bourbon fautoren ende vrienden des hertogen van Bourgondien om hem assistencie ende bistant te doen tegen den coninc Lodewijc van Vrancrijck, waer om dat die coninc seer beducht ende beureest was want hem aen allen siden grote periculen ende oorlogen aenstaende waren Ende op dese tijt was graue lodewijc van simpol conincstabel van Vrancrijck ende was in des conincx heyr. Dese en was niet alleen gheeert in des conincx hof van Vrancrijck, mer was ooc seer bemint ende lieftael in des hertogen hof van Bourgondien, ende hadde grote gracie in deser tweer machtigen heren ogen, om sijn sonderlinge ende wtnemende wijsheyt ende verstande, ende sijn sonen waer op dese tijt in des hertogen dienste ende soudije ghelijcken hi wilen eer bi hertoge Philips ghedient hadde.

Dese graue van simpol verduchtende dat van deser twedracht grote scade ende bloetsortinge comen mochte began wijslicken te ouerleggen hoe ende in wat manieren dat hi desen strijt interciperen ende benemen mochte ende dese twe mogende princen tot eendrachticheit des vredes brengen, heeft bi hem genomen sommige vanden eedelsten ende bequaemsten vanden landen ende heeft niet alleen versoent ende verenicht den voorgenoemden princen ende heren metten coninc, mer heeft ooc den coninc daer toe gebrocht in sulker vereninge ende vrientscappe, dat hi self in persoon ghecomen is met een weynich geselscap van heeren ende edelen tot Pyronen ende heeft den hertoge vrientliken metten monde gegruet. Ende des anderen daghes wert daer een misse gedaen bi enen bisscop vander heyliger drieuoudicheit ende ontfingen beyde die coninc ende die hertoge dat waerde heilige sacrament in tween gedeelt tot een teyken des eewigen pays ende vredes tusschen hem beyden Ende de coninc die gaf sinen broeder den hertoge van Berry in recompense des hertochdoms van Normandien dat hertochdom van Aquitanien oft Gasscongen ende dat graefscape van Champangen, ende gaf daer en bouen den hertoge van bourgondien CC.M. Vrancrijcsche cronen. Ende dat alre vreemste ende verwonderlijcste was inder lieden ogen ende ongelooflic, so liet die coninc sijn grote heyr van volck weder keren in Vrancrijck, ende reet alleen met .CC. peerden metten hertoge in Brabant ende quamen tot Bruessel. Ende dye hertoge ontfinc hem aldaer met groter eeren ende feesten als dat betaemde, aensiende met grooter vlijte dye plaetse daer hi wijlen vanden mogenden prince Philips onthouden was geweest, ouerdenckende die wtnemende vrientscap, duechden, eeren ende reuerencien die hem aldaer vanden voorscreuen prince minlijcken bewesen ende ghedaen waren, ende sijn mits desen grote vrienden gheworden ende een wijl tijts ghebleuen [215v]

Van een twist en onenigheid die gebeurde tussen koning Lodewijk van Frankrijk en hertog Karel en hoe de koning tet Brussel in Brabant kwam.

Toen koning Lodewijk vernam dat hertog Karel van Bourgondië niet alleen een vast en sterk verbond, alliantie en vrede gemaakt had met de vermogende koning Eduard van Engeland, maar dat hij daarboven als zijn echte vrouw getrouwd was met vrouw Margaretha, de zuster van koning, was hij dus kwalijk tevreden en berouwde zeer dat hij hertog Karel van Berry, zijn broeder, gegeven had het hertogdom van Normandië. En alzo Normandië aan de zee gelegen was en men wel licht daar aankomen mocht waarom hij bedacht was dat ze uit dat land inkomend hem bevechten mochten en heeft daarom van zijn broeder geprivatiseerd en beroofd van het hertogdom van Normandi en te niet deed al zulke schikkingen en daden zoals hij binnen 3 jaar daar tevoren met de hertog van Bourgondië en andere prinsen van het koninkrijk na de strijd van Montlhry samengesteld en gemaakt had. En opdat hertog Karel van Bourgondië zijn broeder de hertog van Berry niet te hulp komen zou heeft hij laten verzamelen een groot en machtig leger uit de kroon van Frankrijk om de hertog van Bourgondië te bevechten en is met 100 000 gewapende mannen in grote mogendheid getrokken omtrent onze vrouwe geboorte dag op de grenzen en palen van de landen van Artois, Vermandois en anders waar daaromtrent. En toen hertog Karel dit als zeker vernomen had heeft hij van stonden aan verzameld en grote schaar wapenvolk en is de koning en al zijn macht tegemoetgekomen en had bij hem ook 100 000 gewapende mannen en deed zijn schatkamer open en gaf zijn edelen en kapiteins en al zijn soldaten milde gaven en soldij en beval ze te staan tot zijn gebod als het nodig zou wezen. En liet een mandement gaan door al zijn landen en gebood en beval al zijn heren, ridders, vazallen, regenten der landen en de steden dat ze hem in grote mogendheid en getal zouden volgen. En is dan met dit hele grote leger gepasseerd en getrokken omtrent Peronne op de grenzen van Frankrijk en wachtte daar op de komst van de koning.

De koning hoorde van de grootmoedigheid van de hertog en heeft zich niet verroerd van de plaats daar hij lag gelogeerd en zijn tenten opgeslagen had. Die ambassadeurs van deze twee vermogende prinsen reisden dagelijks tussen de twee en brachten over de commissies en mandaten van hun prinsen. En deze twee legers lagen van elkaar gescheiden omtrent 4 mijlen weg een maand lang zonder iets te beginnen aangaande de oorlog

Koning Eduard vernam dit en heeft uit al zijn rijk laten verzamelen ontelbaar wapenvolk en heft ze te zekere plaatsen gezonden te leggen op de grenzen en palen van de landen van Frankrijk en beval ze dat zo wanneer deze twee vermogende prinsen tegen elkaar begonnen te strijden dat ze dan in het land zouden trekken roven en branden en verwoesten dat land en winnen steden en burchten waar ze zouden kunnen en mogen. En hierboven bereidde zich mede hertog Karel van Berry, de broer van de koning, hertog Hendrik van Calabrië, hertog Frans van Bretagne en de hertog van Bourbon aanhangers en vrienden van de hertog van Bourgondië om hem assistentie en bijstand te doen tegen koning Lodewijk van Frankrijk, waarom dat de koning zeer beducht en bevreesd was want hem aan alle zijden grote moeilijkheden en oorlog aanstaande was. En op deze tijd was graaf Lodewijk van Saint-Pol, legeraanvoerder van Frankrijk, en was in het leger van de koning. Deze was niet alleen geëerd in het koningshof van Frankrijk, maar was ook zeer bemind en lieftallig in de hof van de hertog van Bourgondi en had grote gratie in deze ogen van deze twee machtige heren vanwege zijn bijzondere en uitnemende wijsheid en verstand en zijn zonen waren op deze tijd in de dienst van de hertog en soldij gelijk hij wijlen eerder bij hertog Filips gediend had.

Deze graaf van Saint-Pol vreesde van deze tweedracht grote schade en bloedstorting komen mocht en begon wijs te overleggen hoe en in welke manieren dat hij deze strijd onderbreken en benemen mocht en deze twee vermogende prinsen tot eendracht der vrede brengen en heeft bij hem genomen sommige van de edelste en bekwaamste van de landen en heeft niet alleen verzoend en verenigd de prinsen en heren met de koning, maar heeft ook de koning daartoe gebracht in zo’n vereniging en vriendschap zodat hij zelf in persoon gekomen is met weinig gezelschap van heren en edelen tet Peronne en heeft de hertog vriendelijk met de mond gegroet. En de volgende dag werd er een mis gedaan bij een bisschop van de heilige Drievuldigheid en ontvingen beide de koning en hertog dat waardige heilige sacrament in tween gedeeld tot een teken van eeuwige vrede tussen hen beiden. En de koning gaf zijn broeder, de hertog van Berry, als schadeloosstelling van het hertogdom Normandie het hertogdom Aquitanie of Gascogne en het graafschap Champagne en gaf daarboven de hertog van Bourgondi 300 000 Franse kronen. En het aller vreemdste en verwonderlijkste was in de ogen van de lieden zo liet de koning zijn grote leger van volk terug keren in Frankrijk en reed alleen met 200 paarden met de hertog in Brabant en kwam te Brussel. En de hertog ontving hem aldaar met grote eer en feest zoals dat betaamde en hij zag met grote vlijt de plaats waar hij wijlen van de vermogende prins Filips onthouden was geweest en bedacht de uitnemende vriendschap, deugden, eer en reverentie die hem aldaar die prins minnelijk bewezen en gedaan had en zijn mits deze zijn ze een lange tijd grote vrienden geworden.

Hoe dat de lukenaers nv ten vierden male tegen hertoge Kaerle rebelleerden ende op stonden

HJer en binnen dat dese dingen hem dus hadden tusschen desen twee mogende princen, ende dat die gemene fame ghinc dat die coninc so machtich in de velde lach ende so groten volck van wapenen bi hem hadde, dat hi machtich ware den hertoge te verdriuen ende alle sijn landen in te winnen So hoopten de ballingen van Ludick dat de hertoge nemmermeer weder leuendich wten strijde comen soude ende ontboden weder heere Vincent van Bueren, heer Jan die wilde ende meer ander, ende maectense haer ouerste capiteynen ende hooftlieden van alle haer vergaderinge ende menichte, ende hielden concilie ende spraec met malcander wat hem nv van node ware te doen, ende concludeerden ghemeenlic te samen dat si met alle haer macht trecken wouden ter plaetsen van daer si dus lange ballinc ende verdreuen waren geweest Ende sijn in desen seluen iare van .lxviij. des dages na onser lieuer vrouwen dach geboortenisse gecomen met .vi.C. mannen al heymelick ende subtijllic binnen der stadt van Ludick, wantse noch al gheslecht lach, so datter goet binnen te comen was, ende oock mede datter vele binnen der stadt waeren die haer incoemst verwachtende waren, ende incomende wert daer een groot rumoer inder stadt den eenen burger tegen den anderen op staende ende verdreuense weder wter stadt ende sloegender ooc vele doot die hem contrarie geweest hadden ende en spaarden niemant gheestelic noch weerlic, out noch ionck, ende alle dat die hertoge geordineert ende ingeset hadde casseerden si ende en woudens niet onderhouden, ende leiden menige lagen om den ouersten ende regenten vander stadt te vangen ende dat lijf te benemen, mer si ontquamen met groter behendicheden ende vloden wter stadt Ende si vingen onder andere eenen eerweerdigen ende geleerden man doctoor in beiden rechten dien si iammerliken mit eenen swaerde door sinen hals staken ende moorden, ende den secretarius vander stadt hadden si mede gheuangen ende seer gequetst, die ontquam met groten listen ende quam tot Pyronen bi hertoge Kaerle dien hi openbaerde ende blijcken dede met verschen wonden wat binnen der stadt van Ludic geschiet was. Ende binnen desen tijden quamen veele vanden ballingen ende rebellen weder inder stat van Ludic ende bedreuen alle quaet dat si mochten, ende daer vergaderde een grote menichte van veel lichts geselscaps wt allen landen ende vermenichuoudichden seere. Die stadt van Aken die omtrent .v. mijlen gelegen is senden die van Ludic zommige bussen ende andere instrumenten om hem tegen den hertoge te defenderen ende beschermen, ende theeft hem lieden seer voorwaert een wijl tijts gegaen in allen dingen ende saken Ende also dye stadt noch seer destrueert ende verwoest lach sonder mueren ende poorten, hebben si seer naerstelic gearbeyt dach ende nacht om die stadt te bebolwercken ende maecten daer een grote hoge walle om van aerde, ende brachten ooc mede te samen veel steenen makende grote hopen voor die poorten, datmen niet lichtelijck door die wegen comen mochte totter inganc vander stadt. Ende maecten noch al omme de stadt grote ende hoge [216r] sware blochusen van houte ende balcken in manieren van toornen, om die stadt daer af te beschermen ende vergaderden vele soudeniers wt allen landen, ende versagen hem van vitalie ende prouande ende van alle des hem van node wesen mochte oft si tot eeniger tijt weder beleyt worden ende bereyden hem gansselic daer toe met alle haer macht te resisteren ende te wederstaen hertoge karels mogentheit bat dan si tiaer voorleden gedaen hadden.

Hoe dat de Luikenaars nu ten vierde maal tegen hertog Karel rebelleerden en opstonden.

Ondertussen zo het ging tussen de twee vermogende prinsen en dat de gewone de roep dat de koning zo machtig in het veld lag met zo' n groot wapenvolk dat hij machtig was om de hertog te verdrijven en al zijn landen te winnen. Zo hoopten de ballingen van Luik dat de hertog nimmermeer weer levend uit de strijd komen zou en ontboden weer heer Vincent van Buren, heer Jan de Wilde en meer anderen en maakten ze overste kapiteins en hoofdlieden van al hun verzameling en menigte en hielden concilie en spraken met elkaar wat hen nu nodig was te doen en concludeerden algemeen dat ze met al hun macht trekken wilden ter plaatse daar ze lang balling en verdreven waren geweest. En zijn in hetzelfde jaar 1468 de dag na onze lieve vrouwe dag geboorte gekomen met 600 mannen geheel heimelijk en subtiel binnen de stad Luik want het noch al geslecht lag zodat er goed binnen te komen was en ook mede dat er veel binnen de stad waren die hun inkomst opwachtten en toen ze binnen kwamen werd er een groot rumoer in de stad en de ene burger stond tegen de ander op en verdreven ze weer uit de stad en sloegen er ook vele dood die hen tegen waren geweest en spaarden niemand, geestelijk noch wereldlijk, oud noch jong en alles dat de hertog geordend en ingesteld had vernietigden en wilden het niet onderhouden en legden menige lagen om de overste en regenten van de stad te vangen en dat lijf te benemen, maar ze ontkwamen met grote handigheid en vlogen uit de stad. En ze vingen onder andere een eerwaardige en geleerde man doctor in beiden rechten die ze droevig met een zwaard door zijn hals staken en vermoorden en de secretaris van de stad hadden ze mede gevangen en zeer gekwetst en die ontkwam met grote list en kwam te Peronne bij hertog Karel die hij openbaarde en liet blijken met verse wonden wat binnen de stad van Luik geschied was. En ondertussen kwamen vele ballingen en rebellen weer in de stad Luik en bedreven alle kwaad dat ze mochten en daar verzamelde een grote menigte van veel licht gezelschap uit alle landen en vermenigvuldigden zeer. De stad Aken die omtrent 5 mijlen gelegen is zonden die van Luik sommige bussen en andere instrumenten om zich tegen de hertog te verdedigen en beschermen en het is die lieden een tijdje zeer voorspoedig gegaan in alle dingen en zaken. En alzo de stad noch zeer vernield en verwoest lag zonder muren en poorten hebben ze zeer vlijtig gewerkt dag en nacht om die stad te bolwerken en maakten daar een grote hoge wal om van aarde en brachten ook mede tezamen veel stenen en maakten grote hopen voor de poorten zodat men niet gemakkelijk door die wegen komen mocht tot de ingang van de stad. En maakten noch alom de stad grote en hoge zware blokhuizen en van hout, balken op de manier van torens om de stad daarmee te beschermen en verzamelden veel soldaten uit alle landen en voorzagen hen van voedsel en proviand en alles wat hen nodig was als ze te eniger tijd weer belegerd zouden worden en bereiden hen geheel daartoe met al hun macht te verzetten en te weerstaan de hertog de mogendheid van hertog Karel en beter dan ze het jaar voorleden gedaan hadden.

Hoe dat die Lukenaers vingen here Lodewijc van Bourbon haren bisscop.

ALs dese dingen aldus binnen der stadt van ludic gehandelt ende tracteert worden, lach heer lodewijc van Bourbon bisscop van Ludic binnen die stede van Tongeren met een wtgelesen geselscap van ridderen ende soudenieren ende betroude hem seluen seer in sijn mogentheyt, so waren binnen der stede eenige rebellen ende quaetwilligen die hem heymelic verbonden metten lukenaers ende wouden tot haren geboden staen, wairom ordineerden de Lukeners here vincent van bueren, heere Jan de wilde met meer ander capiteynen met een grote menicht van burgeren ende soudeniers, ende sijn op eenen sonnendach des nachts al heymelic gecomen binnen die stede van Tongeren, want die mueren noch al plat ende gedestrueert lagen, slaende in den inganc meer dan ccc eedelen ende eerbare poorters, ende alle die si beuonden gewapent ende geteykent met hertoge karels ende des bisscops teyken sloegen si ter doot, onder die welcke dat waren die graue van eldren, twee heren van tris, ende twee eedele broeders van Arkenteel, here Jan van sereynen, here Robrecht proost van sinte Gerioens tot Colen, ende heer Miloen thesaurier des gehelen stichts van Ludic met meer andere eedelen heren ende ridderscappen dat seer te beclagen was, nochtans ontquammer vele die met groter listicheden half naect ontuloden, als here Jan van Bergen aen zoom ende meer andere. Die bisscop Lodewijc metten legaet van Romen berchden hem ende liepen in onser vrouwen kercke. Die Lukenaers dit vernemende liepen met groter verwoetheyt voor die kercke die gesloten was ende deden hem seggen dat si vry wt quamen men soudse niet misdoen, ende si namen den bisscop metten legaet ende brachtense tot Ludic. Ende onder wegen bescreyde ende beclaechde die bisscop seer den doot der groter ende eedelder heren die daer verslagen waren ende die legaet trooste hem seggende, here laet ons god louen ende dancken dat wi in die verwoetheden ende hetten niet mede verslagen en sijn, ende aldus so bleef die bisscop binnen Ludick gheuangen

Hoe dat de Luikenaars vingen heer Lodewijk van Bourbon, hun bisschop.

Toen deze dingen aldus binnen de stad Luik gehandeld en bewerkt werden lag heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, binnen de stad Tongeren met een uitgelezen gezelschap van ridders en soldaten en vertrouwde zichzelf zeer in zijn mogendheid en zo waren binnen de stad enige rebellen en kwaadwilligen die zich heimelijk verbonden met de Luikenaars en wilden tot hun gebod staan, daarom ordineerden de Luikenaars heer Vincent van Buren, heer Jan de Wilde met meer andere kapiteins met een grote menigte van burgers en soldaten en zijn op een zondag nacht geheel heimelijk gekomen binnen de stad Tongeren, want de muren noch al plat en vernield lagen, en sloegen in de ingang meer dan 200 edelen en eerbare poorters en allen die ze gewapend vonden en getekend met het teken van hertog Karel en de bisschop die sloegen ze dood waaronder waren de graaf van Elderen, twee heren van Tris en twee edele broeders van Arkenteel, heer Jan van Serein, heer Robert, proost van Sint Gereon te Keulen, en heer Miloen penningmeester van het hele sticht Luik, met meer andere edele heren en ridderschap wat zeer te beklagen was, nochtans ontkwamen er velen die met grote listigheid en half naakt ontkwamen zoals heer Jan van Bergen op Zoom en meer andere. De bisschop Lodewijk met de legaat van Rome verborgen zich en liepen in onze vrouwe kerk. De Luikenaars die dit vernamen liepen met grote verwoedheid voor de kerk die gesloten was en lieten hen zeggen dat ze uitkwamen dan zou men ze niets misdoen en de namen de bisschop met de legaat en brachten ze naar Luik. En onderweg beschreide en beklaagde de bisschop zeer de dood van de edele heren die daar verslagen waren en de legaat troostte hem en ze; Ԩeer, laat ons God loven en danken dat we in die verwoedheid en hitte niet mede verslagen zijnլ en aldus zo bleef de bisschop binnen Luik gevangen.

Hoe dat die capiteynen des hertogen van Bourgondien die stede van Tongeren wonnen ende beroofden

ALs dese mare voor den hertoge quam dat die Lukenaers sijnen lieuen neue heere Lodewijc van Bourbon bisscop van Ludick gheuanghen hadden, was hi wter maten seer ghestoort ende alle die princen eedelen ende ridderen van sinen palayse, doende bi hem comen heer Adolf van cleue here van Rauensteyn, here Anthonis die bastaert van bourgondien, den here van Blemont maerscalc van Bourgondien, den [216v] prince ende graue van Araengen ende here Peter hacheback sinen hofmeester, ende beual hem lieden te trecken met een deel gewapents volcx inden landen van Ludic. Dwelc si terstont volbrochten ende reden met een groot garnisoen ende quamen omtrent die stede van tongeren ende wonnen die ende quamen daer met crachte in verslaende allen den ghenen die doorsake geweest waren vanden verraderie ende innemen vander stede, berouende ende pilgerende die stadt van gout siluer ende andere cleinoden ende alle dat si crijgen mochten. Dese stede van tongeren plach hier voortijts te heeten Octauia ende was lange tijt gebouwet ende getimmert voor ons heren gheboorte, daer sinte Seruaes alre eerst sinen bisscopliken zetel geset hadde, ende ouermits haer wtnemende boosheit translateert ende gheset wert tot Maestricht, ende na sinte Lambrechts doot dede die sinte hubrecht setten tot Ludic. Dese stadt was hier voormaels een grote stercke ende onwinlike stadt geweest ende hadde grote dominacie ende heerscappie ouer tlant, maer om haer partije ende twedracht is si seer vernedert ende tot niete ghecomen

Hoe dat de kapiteins van de hertog van Bourgondi de stad Tongeren wonnen en beroofden.

Toen dit bericht voor de hertog kwam dat de Luikenaars zijn lieve neef heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, gevangen hadden was hij uitermate zeer verstoord en alle prinsen, edelen en ridders van zijn paleis en liet hij bij hem komen, heer Adolf van Kleef, heer van Ravenstein, heer Anton de bastaard van Bourgondi, de heer van Blaimont, maarschalk van Bourgondië, de prins en graaf van Oranje en heer Peter Hacheback, zijn hofmeester, en beval hem te trekken met een deel gewapend volk in het land Luik. Wat ze terstond volbrachten en reden met een groot garnizoen en kwamen omtrent de stad Tongeren en wonnen die en kwamen daar met kracht in en versloegen al diegene die de oorzaak geweest waren van het verraad en innemen van de stad en beroofde en plunderde de stad van goud, zilver en andere kleinoden en alles dat ze krijgen konden. Deze stad Tongeren plag hier voortijds te heten Octavia en was lange tijd gebouwd en getimmerd voor onze heren geboorte waar Sint Servaas allereerst zijn bisschoppelijke zetel gezet had en vanwege hun uitnemende boosheid over gezet naar Maastricht en na Sint Lambrecht ‘ s dood liet Sint Hubertus het zetten te Luik. Deze stad was hier voormaals een grote sterke en onoverwinnelijke stad geweest en had grote dominantie en heerschappij over het land, maar om hun partij en tweedracht is het zeer vernederd en tot niet gekomen.

Hoe dat die stadt van Ludick weder ghewonnen, ghedestrueert ende verwoest wert

OMtrent den eynde van October int selue iaer van .lxviij. hebben dese voorscreuen capiteynen ende heren vergadert alle die macht des gehelen ridderscaps ende alle dat gewapent volck dat si crigen mochten, ende sijn in groter mogentheit ghetogen mit alle hair macht om te winnen, destrueren ende gehelic te verwoesten die stadt van Ludic Dese stadt was seer vermaert in allen landen ende was lanc ende breet, ende die Mase liep daer doore, in dye welcke dat stonden xxxiij. schone prochykercken, ende .viiij. collegien, ende bisonder eene die die opperste was gefondeert in de eere van sinte Lambrecht, daer wilen eer vele keysers coningen, hertogen, grauen, ende andere baroenen kinderen, canonicken plagen te wesen ende seluer te resideren ende was in allen landen ende prouincien seer vermaert ende excellent. Daer waren ooc in veel heerlijke ende vierlike cloosteren van mannen ende vrouwen, ende was een stadt vol rijcheden van scat, gout, siluer ende cleynoden Mer si was binnen .iij. iaren seer verarmt ende verwoest ouermits haer partije ende rebelheyt. Die burgeren siende dit grote wel getuychde heer tegen hair stadt comen, maecten hem rede int harnas ende stonden bereyt om haer stadt te beschermen

Des anderen daghes dede heer Jan die wilde die poorten op ende ghinc wter stadt mit eenen groten hoop van burgeren ende soudenieren, daer een grote schermutsinge geuiel tusschen desen tween na dien dat dese heer Jan verslagen was liepen alle dander wten velde elck sijns weges nader stadt, ende daer bleuen omtrent M man verslagen. Doen vergaderden die voorscreuen heren ende capiteynen alle haer macht ende volck van wapenen ende beleyden alomme haer stadt op slaende daer voor haer tenten ende pauwelioenen ende rechten daer voor haer bussen ende andere grijselike instrumenten om die stadt mede te beschieten ende te bestormen Die van binnen rechten ooc op haer bu- [217r] ssen ende instrumenten ende scoten met allen seer op dat heyr ende deden malcanderen grote scade, also datter veel volcx binnen ende buten doot gescoten wert.

Binnen desen tijden heeft hem hertoge kaerle metten coninc Lodewijc van vrancrijck bereyt te trecken voor die stadt van Ludic om die te becrachtigen ende gansselick te vernielen, ende heeft een groot swaer volck van wapenen vergadert wt allen sinen landen, ende is daer mede gecomen in groter mogentheit den sinen te hulpe voor die stadt van Ludick. Die sake waer om dat die coninc bi hertoge Karel in Brabant gecomen was, was om hem te excuseren vanden voorleden oorlogen ende rebelheden die de Lukenaers tegen hem gehadt hadden, want die coninc verstaen hadde dat als die hertoge dye stadt van Ludic ghewonnen hadde, datter eenige brieuen geuonden waren wt des conincx name gescreuen ende onderteykent, inden welcken die Lukenaers gestijft ende ghesterct worden tegen den hertoge, Ende hier van ontsculdichde hem die coninck seere dat hi hier niet af en wist, ende om dese suspicie wt des hertogen herte te brengen bereyde hi hem mede te beuechten ende te bestormen die stadt van Ludic. Ende op dat men gheen verraderie ende meutinge maken noch op nemen soude, gehengde die hertoge dat die coninc mede met sinen cleynen geselscappe van .cc. peerden als een ander soudenier met hem trecken soude voor ludic ende haeste hem seer om sinen lieden van wapenen te hulpe te comen voor die stat leggende Ende quam voor die stadt inder nacht voor Simon ende Juden auont willende des anderen dages die stadt bestormt hebben, twelc si niet en mochten bi brengen ouermits den stadigen regen. Die Lukenaers verstaende dat de hertoge aldaer seluer in persone gecomen was metten coninc van vrancrijck daer alle haren hoop troost ende toeulucht op was, waren si des seer beanxst ende beureest, ende spraken tot haren biscop aldus Siet muechdi ons pays ende vrede verweruen aen uwen neue den hertoge, wi willen v laten darwerts trecken ende willen tot des conincx ende andere princen seggen ende wtsprake staen. Die bisscop dat horende was seer verblijt ende seyde hi woudet gaerne doen, indien si hem daer wouden gheleyden ende brengen onbescadicht,ende hi swoer hem pays ende vrede te maken, ende reet wter stadt tot bi den hertoge sinen neue dien vrientlijc ende blijdelic ontfinck, ende ter wijlen datmen tracteerde ende van payse sprack so maecten die Lukenaers een conspiracie ende muterije ende een grote beruerte, want daer waren .CCCC. vrome mannen gecleet ende geteykent mit des hertogen leuereye van sint Andries cruce ende quamen inder nacht wt ludic ende sloegen op des hertogen heyr, ende deden alle naersticheyt die si mochten om te comen in des hertogen tente ende hem doot te slaen, mer si worden also wederstaen van des hertogen volc dat si daer alle verslagen bleuen. Nochtans bleuen daer van des hertoghen eedelen verslagen, die graue van Vernenburch, heere Jacob van Lannoy heere van Wilreuael, met meer anderen ridderen ende schiltknechten

Hoe dat de stad Luik weer gewonnen, vernield en verwoest werd.

Omtrent eind oktober in hetzelfde jaar 1468 hebben deze kapiteins en heren verzameld de hele macht van ridderschap en alle gewapend volk dat ze krijgen mochten en zijn in grote mogendheid getrokken met al hun macht om te winnen, vernielen en gelijk te verwoesten de stad Luik. Deze stad was zeer vermaard in alle landen en was lang en breed en de Maas liep daardoor waarin stonden 33 mooie parochiekerken en 8 colleges en vooral een die die opperste was gefundeerd in de eer van Sint Lambrecht waar wijlen eerder eer vele keizers, koningen, hertogen, graven en andere baronnen kinderen kanunniken plagen te wezen en zelf te resideren en was in alle landen en provincies zeer vermaard en excellent. Daar waren ook in veel heerlijke en vurige kloosters van mannen en vrouwen en was een stad vol rijkheid van schat, goud, zilver en kleinoden. Maar het was binnen 3 jaren zeer verarmd en verwoest vanwege hun partij en rebellie. De burgers zagen dit grote goed opgetuigde leger tegen hun stad komen en maakten zich gereed in het harnas en stonden bereid om hun stad te beschermen.

De volgende dag liet heer Jan de Wilde de poorten openen en ging uit de stad met een grote hoop van burgeres en soldaten en daar was een grote schermutseling tussen deze twee en nadat heer Jan verslagen was liepen alle anderen uit het veld en elk zijn weg naar de stad en daar bleven omtrent 1000 man verslagen. Toen verzamelden de heren en kapiteins al hun macht en wapenvolk en belegerden alom de stad sloegen daarvoor hun tenten en paviljoenen en richten daarvoor hun bussen en andere afgrijselijke instrumenten om de stad mee te beschieten en te bestormen. Die van binnen richtten ook op hun bussen en instrumenten en schoten zeer op dat leger en deden elkaar grote schade alzo dat er veel volk binnen en buiten doodgeschoten werden.

Ondertussen heeft hertog Karel met koning Lodewijk van Frankrijk zich bereid om te trekken voor de stad Luik om die te overweldigen en gans te vernielen en heeft een groot zwaar wapenvolk verzameld uit al zijn landen en is daarmee gekomen in grote mogendheid de zijne de helpen voor de stad Luik. De zaak waarom dat de koning bij hertog Karel in Brabant gekomen was, was om hem te excuseren van de voorleden oorlogen en rebelheden die de Luikenaars tegen hem gehad hadden, want de koning had verstaan dat toen de hertog de stad Luik gewonnen had dat er enige brieven gevonden waren uit de naam van de koning geschreven en ondertekent waarin de Luikenaars gestijfd en versterkt werden tegen de hertog. En hiervan verontschuldigde de koning zeer dat hij hiervan niets wist en om deze verdachtmaking uit het hart van de hertog te brengen bereidde hij zich mede te bevechten en te bestormen de stad Luik. En op dat men geen verraad en muiterij maken noch opnemen zou stond de hertog toe dat de koning met zijn klein gezelschap van 200 paarden als een andere soldaat met hem trekken zou voor Luik en haastte hem zeer om zijn wapenlieden te hulp te komen die voor de stad lagen. En kwam voor de stad in de nacht voor Simon en Jude avond en wilde de volgende dag de stad bestormd hebben, wat ze niet konden vanwege de gestadige regen. De Luikenaars verstonden dat de hertog daar zelf in persoon gekomen was met de koning van Frankrijk waar al hun hoop, troost en toevlucht op was en waren dus zeer angstig en bevreesd en spraken tot hun bisschop aldus; ‘Ziet, mag je ons rust en vrede verwerven aan uw neef de hertog, we willen u derwaarts laten trekken en willen tot de koning en andere prinsen zeggen en uitspraak staan.’ De bisschop die dat hoorde was zeer verblijd en zei dat hij het graag wilden doen indien ze hem daar wilden begeleiden en onbeschadigd brengen en hij zwoer hen rust en vrede te maken en reed uit de stad tot bij de hertog zijn neef die hem vriendelijk en blijde ontving en ondertussen dat men onderhandelde van vrede zo maakten de Luikenaars een samenzwering en muiterij en grote beroerte, want daar waren 400 dappere mannen gekleed en getekend met de het livrei van Sint Andries kruis en kwamen in de nacht uit Luik en sloegen op het leger van de hertog en deden alle vlijt die ze mochten om in de tent van de hertog te komen en hem dood te slaan, maar ze werden alzo weerstaan van het volk van de hertog zodat ze daar allen verslagen bleven. Nochtans bleven daar van de edelen van de hertog veel verslagen, die graaf van Vernenburg, heer Jacob van Lannoy, heer van Wilrevael, met meer andere ridders en schildknechten.

Die hertoge vernemende des anderen dages dat hi so veele eedele mannen verloren hadde, swoer hi by den ridder sint Joris dat hijt hem weder verghelden soude ende haer stadt bestormen al soude hi die helft van sijn volck daer [217v] voor laten Des anderen dages ende was op eenen sonnendach voor alre heiligen dach alsmen inder heyliger kercken den dienst vander missen began te singen, so bestont die hertoge die stadt te bestormen tot drie steden Jnder eerster battaelgen was die hertoge seluer metten coninck van Vrancrijck ende den graue van simpol conincstabel van vrancrijck met meer andere princen heeren ende vorsten Jn die anderde waren die hertoge van Bourbon, de aertsbisscop van Lions ende heer Lodewijc van Bourbon bisscop van Ludick ghebroeders heer Philips van Sauoyen, die prince van Arangen met meer andere eedelen ende ridderen Jn die derde waren dye here van Rauensteyn, heere Anthonis die bastaert, die here van blemont maerscalck van Bourgondien met meer andere ridderen heren schiltknechten ende vrome wapentuers. Alle dese voorgheseyde heren met haren campuechters vielen ghelijc aen de stadtmueren ende deden grote assaulte ende bestorminge dat vreseliken aen te sien was. Die coninc had hem ooc vromelic int stormen ende sach onder andere vrome mannen twee eedele iongelingen grooten arbeyt ende feyten van wapenen doen ende hem wert geseyt dat deene was ioncheer Engelbrecht graue Jans soon van Nassouwen, ende dander Floris des grauen bastaert soon van Oosteruant ende namse ende maectese beyde ridderen want si hem als ridderen ridderlijcke feyten van wapenen doende inden bestormen hadden. Die burgheren van binnen stelden hem op haer mueren ende bolwercken als si best mochten in ordinancien, ende weerden hem een wijl tijts vromelic tegen haer vianden van buten, ende daer wert so vreeslijken met bussen geschoten ende dat geluyt der trompetten ende trommelen ende tghecry vanden volcke van binnen ende van buten was so groot, datmen nauwelic sien noch horen en mochte Ten lesten op die plaetse daer die hertoge van Bourbon met sijn broeders gheordineert waren ende stonden, na datter vele van den haren verslagen waren ende si met groter crachte die van binnen vanden mueren verdreuen hadden ende verslagen, so quamen si in die stat alre eerst ende deden eenen groten moort van die si daer vonden Ende die ander burgeren dit vernemende dat si in dye stadt gecomen waren begauen die weer ende liepen met groten hopen met haer capiteyn heere Vincent van Bueren wter stadt Ende comende inder stadt en spaerden si niemant man noch wijf ionc noch out ende sloegent al doot dat hem ghemoete, ende liepen in die kercken ende cloosteren berouende pilgerende ende die spolierende van kelcken,monstrancien, goude ende siluere vaten, cleynoden ende andere costlicke chierheden Ende dat alre quaetste was, geestlijke vrouwen, nonnen susteren, maechden weduwen ende andere eerbare vrouwen worden crachtelick gheuioleert ghescoffeert ende vercrachtet. Ende alsmen seyde al eer die hertoge inder kercken quam datter sommige vermetele soudenieren ende scarianten dye casse daer die weerdighe heylige reliquien van sinte Lambrecht bisscop ende martelaer in rustet aen tasten ende op doen wouden, dese vielen achterwerts in onmachte, ende eene van hem bleeff opter stede doot ende dander liepen wech. Ende als die stadt ghewonnen [218r] was so reet die bisscop van Ludic al gewapent met sijn broeders ende heren den hertoge ende den coninc te gemoet ende leidese inder stat Ende die coninc met des hertogen teyken gekleet wesende reet in des bisscops hof, ende die hertoge reet voor de domkercke, ende trat in die kercke voor dat hoge altaer om die te beschermen Ende sijn ghebet gedaen hebbende stonden daer die canoniken seer beanxt ende beducht wesende, presenterende den hertoge te cussen dat weerde heylighe sacrament, ende vielen op hair knien biddende om gracie ende genade. Die hertoge hem onweerdich kennende te cussen sinen heer sijnen scepper dede dat heylige sacrament eerweerdeliken weder op sijnen stede setten ende nam die geestlike mannen in gracien ende onder sine protectien Ende sijn bannier drager genoem roesquijn stont achter hem metten bannier, ende dede die hangen ende vast setten int middel vander domkercke, beuelende op lijff ende goet die niet vander stede te setten, ende dit gedaen sijnde reet die hertoghe mede in des bisscops palays Die hertoge vernemende dat sijn soudenieren den geesteliken vrouwen, nonnen ende andere susteren ende baghinen niet en spaerden, dede die met veel scepen tot sinen coste die Maee neder vueren tot mastricht ter tijt toe dye hetten ende beruerte ouer ware. Dese vicoriose triumphe geschiede opten sonnendach datmen sing int beginsel der missen dat Introitus Omnia que fecisti nobis domine in vero iudicio fecisti quia peccauimus tibi et mandatis tuis non obediuimus Dat is te seggen, here alle dat ghi ons gedaen hebt dat is ons ouermits uwen rechtueerdigen oordel gheschiet, want wi tegen di gesondicht hebben ende sijn dijn geboden niet onderdanich geweest. Ende dient seer wel totter materien van dese destructie. Daer na op alre sielen dach heeft die coninc orlof genomen aenden hertoge met groter vrientscappen ende is gereyst na Aken doende al daer sijn bedeuaert, ende van daen reisde hi weder in Vrancrijck met sinen princen ende heren Ende willende doen bliken dat hi een vaste ende onuerbroken payse metten hertoge gemaect hadde, dede hi gaen door al sijn conincrijke een mandament ende gebot, dat so wie, van wat state ofte condicien hi ware, wt vermetelheit sprake enige diffamacie oft scoffierlike woorden opten hertoge van bourgondien, dat men dye sonder eenich vonnisse oft oordel onthoofden soude Ende na desen dede de hertoge die stadt berouen spolieren ende verbranden ende die husen ter neder werpen, wtgeseyt kercken ende cloosteren, ende dat straetken daer hi in logeert was

Grote fortse ende ontamelike feyten ende scoffiericheden werden bedreuen vanden volck van wapen, dwelc niet betamelic en is te bescriuen

De hertog vernam de volgende dag dat hij zoveel edele mannen verloren had en zwoer bij de ridder sint Joris dat hij het hen weer vergelden zou en hun stad bestormen al zou hij de helft van zijn volk daarvoor laten. De volgende dag was een zondag voor Allerheiligen dag en toen men in de heilige kerk de dienst van de mis begon te zingen zo bestond het de hertog de stad te bestormen te drie plaatsen. In het eerste bataljon was de hertog zelf met de koning van Frankrijk en de graaf van Saint-Pol, legeraanvoerder van Frankrijk, met meer andere prinsen, heren en vorsten. In de volgende waren de hertog van Bourbon, de aartsbisschop van Lions en heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik en broeders, heer Filips van Savoie, de prins van Aragon met meer andere edelen en ridders. In de derde waren de heer van Ravenstein, heer Anton de bastaard, de heer van Blaimont, maarschalk van Bourgondië, met meer andere ridders, heren, schildknechten en dappere wapenaars. Al deze heren met hun kampvechters vielen gelijk de stadmuren aan en deden grote aanval en bestorming zodat het vreselijk om te zien was. De koning was ook dapper in het bestormen en zag onder andere dappere mannen twee edele jongelingen grote arbeid en feiten van wapens doen en hem werd gezegd dat de ene was jonkheer Engelbrecht, de zoon van graaf Jan van Nassau, en de ander Floris, de zoon van de graaf van Oostervant en nam ze en maakte ze beide ridders want ze deden ridderlijke feiten van wapens in het bestormen. De burgers van binnen stelden zich op hun muren en bolwerken zo goed ze konden in ordinantie en verweerden zich een tijdje dapper tegen hun vijanden van buiten en daar werd zo vreselijk met bussen geschoten en dat geluid der trompetten en trommels en het gekrijs van het volk binnen buiten was zo groot dat men nauwelijks zien noch horen mocht. Tenslotte op de plaats daar de hertog van Bourbon met zijn broeders geordineerd waren en stonden, nadat er veel van hen verslagen waren en ze met grote kracht die van binnen van de muren verdreven hadden en verslagen, zo kwamen ze allereerst in de stad en deden grote moord van die ze daar vonden. En de andere burgers die dit vernamen dat ze in de stad gekomen waren gaven het verweer op en liepen met grote hopen met hun kapitein heer Vincent van Buren uit de stad. En toen ze in de stad kwamen spaarden ze niemand, man noch wijf, jong noch oud, ze sloegen alles dood tot hen tegen kwam en liepen in de kerken en kloosters en roofden en plunderden en roofden de kelken monstransen, gouden en zilveren vaten, kleinoden en andere kostbare sierheden. En het aller kwaadste was geestelijke vrouwen, nonnen, zusters, maagden, weduwen en andere eerbare vrouwen werden krachtig geweld gedaan, beroofd, geschoffeerd en verkracht. En zoals men zei, al eer de hertog in de kerk kwam dat er sommige vermetele soldaten en bediende de kast waarin de waardige heilige relikwien van Sint Lambrecht, bisschop en martelaar, in rustte aantasten en opendoen wilden vielen ze achteruit in onmacht, de ene van hen bleef ter plaatse dood en de ander liep weg. En toen de stad gewonnen was zo reed de bisschop van Luik geheel gewapend met zijn broeders en heren de hertog en de koning tegemoet en leidde ze in de stad. En de koning met het teken van de hertog gekleed reed in de hof van de bisschop en de hertog reed voor de domkerk en trad in de kerk voor dat hoge altaar om die te beschermen. En toen hij zijn gebed gedaan had stonden daar de kanunniken zeer angstig en waren beducht en presenteerden de hertog te kussen dat waardige heilige sacrament en vielen op hun knien en baden om gratie. De hertog die zich onwaardig kenden om zijn heer en schepper te kussen liet dat heilige sacrament eerwaardig weer op zijn plaats zetten en nam de geestelijke mannen in gratie aan en onder zijn bescherming. En zijn banierdrager genoemd Roesquijn stond achter hem met de banier en liet die hangen en vastzetten in het midden van de domkerk en beval op lijf en goed die niet van de plaats te zetten en toen dit gedaan was reed de hertog mede in het bisschoppelijke paleis. De hertog vernam dat zijn soldaten de geestelijke vrouwen, nonnen en andere zusters en begijnen niet spaarden en liet die met veel schepen op zijn kosten de Maas nder voeren naar Maastricht tot de tijd toe dat de hitte en beroerte over was. Deze victorieuze triomf geschiedde op de zondag dat men in het begin van de mis zingt; ‘Introitus Omnia que fecisti nobis domine in vero iudicio fecisti quia peccauimus tibi et mandatis tuis non obediuimus.’ Dat betekent, heer, alles dat ge ons gedaan hebt dat is vanwege uw rechtvaardige oordeel geschied want we hebben tegen u gezondigd en zijn uw geboden niet onderdanig geweest. En dient zeer goed tot de materie van deze vernieling. Daarna op Allerzielendag heeft de koning verlof genomen van de hertog met grote vriendschap en is naar Aken vertrokken en deed daar zijn bedevaart en vandaar vertrok hij weer naar Frankrijk met zijn prinsen en heren. En wilde laten blijken dat hij een vaste on ononderbroken vrede met de hertog gemaakt had zo liet hij gaan door zijn hele rijk een mandaat en gebod dat zo wie, van wat staat of conditie hij was, uit vermetelheid sprak enige laster of schofferende woorden op de hertog van Bourgondi dat men die zonder enige vonnis of oordeel onthoofden zou. En hierna liet de hertog de stad beroven, plunderen en verbranden en de huizen ter neder werpen, uitgezonderd kerken en kloosters en dat straatje waarin hij logeerde.

Grote krachten en onbetamelijke feiten en schofferingen werden bedreven van het wapenvolk wat niet betamelijk is te beschrijven.

Hoe die stadt van Aken vanden hertoge gecorrigeert wert

DJe hertoge bleef noch .xij. dagen binnen Ludic ende sette die stadt in goeder ordinancie nae dattet hem goet dochte, ende op sinte Martijns auont daer na bereyde hi hem mit .xxvM wel gewapende mannen te trecken op die stat van Aken, om dat si den Lukenaers assistencie ende bistant van wapenen ende bussen tegen hem ghedaen hadden, ende die hertoge was op dese tijt tot Maestricht. Dit vernemende de regenten ende ouersten vander stadt van Aken senden [218v] notabele ende wijse mannen tot Maestricht biden hertoge, ende vielen hem te voete presenterende die sluetelen vander stadt, ende beloofden hem te ontfangen tot allen tijden minliken ende vrientliken, biddende ghenade van tghene dat si tegen sijn vorstlike maiesteit misdaen hadden ende beloofden hem noch te ghuen binnen den termijn van .iij. iaren die somme van lx.M. Rijnsche gulden, ende die hertoge woude van hem te hebben .CM. maer het wert gedadingt als dat si .lxxxM geuen souden, ende daer van stelden si borge ende sekerheyt met sekere brieuen hem obligerende, ende si hebben den prince hoochliken gedanct ende sijn met groter blijscappen weder thuys gekeert

Hoe de stad Aken van de hertog gecorrigeerd werd.

De hertog bleef noch 12 dagen binnen Luik en zette de stad in goede ordinantie naar dat het hem goed dacht en op Sint Martinus avond daarna bereidde hij zich met 25 000 goed gewapende mannen te trekken op de stad Aken omdat ze de Luikenaars assistentie en bijstand van wapens en bussen tegen hem gedaan hadden en de hertog was op deze tijd te Maastricht. Dit vernamen de regenten en oversten van de stad Aken en zonden notabele en wijze mannen tet Maastricht bij de hertog en vielen hem te voet en presenteerden de sleutels van de stad en beloofden hem te ontvangen te alle tijden en minlijke en vriendelijk baden ze om genade van hetgeen dat ze tegen zijn vorstelijke majesteit misdaan hadden en beloofden hem noch te geven binnen de termijn van 3 jaren de som van 60 000 Rijnse guldens en de hertog wilde van hen hebben 100 000, maar het werd bedongen dat ze 80 000 geven zouden en daarvan stelden ze borg en zekerheid met zekere brieven zich verplichtten en ze hebben de prins zeer bedankt en zijn met grote blijdschap naar huis gekeerd.

Hoe dat zommige vanden ballingen ende vooruluchtigen burgeren van Ludick bestreden ende verwonnen worden.

ALs die stadt van Ludic gewonnen wert stormender hant als voorseyt is liepen vele vanden burgeren wter stadt om haer lijf te bergen, ende lagen in bosschen ende holen vanden steenbergen verborgen, ende waren seer van herten verslagen dat si haer husen ende houen sagen staen bernen, ende datter gheen hoop op en was te weder keeren ende opten horen te comen, ende waren seer veruaert ende desperaet Ende liepen al gelijc int lant van Francemont, want si daer vry wesen mochten, wanttet een onwinber landeken is dairmen niet lichtelic in comen en mach, ende is al omme met hogen bergen beset, hebbende binnen vele vaste dorpen ende .ij. starcke castelen, ende wert gheheten francemont als een vry geberchte ende was op die tijt vol van vele cloecke mannen. Als si vernamen dat die hertoge weder vander stadt gereist was quamense te met binnen der stadt, om te soecken haren verborgen scat die si daer gelaten hadden Ende ondersoeckende ende ondergrauende die stadt destrueerden ende vernielden si voort datter was bliuen staende ende daer toe vele kercken ende cloosteren Ende togen int lant van Lutzenburch ende limburch ende deden daer grote schade van rouen ende branden, ende namen altijt haren recours ende toeulucht int lant van Francemont. Die hertoge dit vernemende sant daerwaerts sinen bastaert broeder here Anthonis met een deel wtgelesen wapentuers, ende heeft dese verbannen ende voorulichtige Lukenaers beuochten heymelic ende openbaer ende daer wertter met allen veel geslagen ende verdreefse wten lande. Daer na is hy ghereyst tot Brugge houdende daer die feest vanden gulden vliese oft toyson ende daer waren bescreuen alle die heeren vander ordene om ter feesten te comen

Hoe dat sommige van de ballingen en voortvluchtige burgers van Luik bestreden en overwonnen werden.

Toen de stad Luik stormenderhand gewonnen werd liepen vele van de burgers uit de stad om hun lijf te bergen en lagen in bossen en holen van steenbergen verborgen en waren zeer van hart verslagen dat ze hun huizen zagen staan branden en dat er geen hoop was terug te keren en op het hunne te komen en waren zeer bang en desperaat. En liepen al gelijk in het land Franchimont, want daar mochten ze vrij wezen want het is een onoverwinbaar landje waar men niet licht in komen mocht en is alom met hoge bergen bezet en heeft binnen vele vaste dorpen en 2 sterke kastelen en werd geheten Franchimont als een vrij gebergte en was op die tijd vol van vele kloeke mannen. Toen ze vernamen dat de hertog weer van de stad vertrokken was kwamen ze te met binnen der stad om hun verborgen schat te zoeken die ze daar gelaten hadden. En met het onderzoeken en graven vernielden ze de stad van wat er noch was blijven staan en daartoe vele kerken en kloosters. En trokken in het land Luxemburg en Limburg en deden daar grote schade van roven en branden en namen altijd hun toevlucht in het land Franchimont. De hertog vernam dit en zond derwaarts zijn bastaardbroeder heer Anton met een deel uitgelezen wapenaars en heeft deze verbannen en voortvluchtige Luikenaars bevochten heimelijk en openbaar en daar werden er veel geslagen en verdreven uit het land. Daarna is hij vertrokken naar Brugge en hield daar het feest van het gulden vlies of vacht en daar waren aangeschreven alle heren van de orde om ter feest te komen,

Hoe hertoge Karle admitteerde ende consent gaf datmen dye stadt van Ludic weder optimmeren mochte

ENde als dye stadt van Ludick dus deerliken ende iammerliken desoleert ende verwoest lach verbrant ende terneder gheworpen, ende die hertoge verstaen hadde dat noch vele kercken cloosteren gasthusen waren bliuen staen, ende dat selfde met ogen beschouwet hadt heeft hi compassie ende medelijden gehadt. Ende op dat alsulcke schone edificien ende timmeraetsen als de domkercke ende andere collegien ende prochykercken metten cloosteren niet ledich ende sonder den dienst gods daer inne te doen, staen [219r] en souden, ende dat alsulcken vermaerden stadt sonder huysen ende woningen noch sonder burgers ydel ende ledich staen en soude, ende dat dat lant daer omtrent niet verwoest noch ongebouwet blijuen soude, heeft hi wt sijnder groter liberaliteyt ende ghenade admitteert ende geconsenteert den burgeren die wilen eer tot hem ende den bisscop sinnen neue haren toeulucht genomen hadden (maer niet den ballingen ende rebellen die tegen hem ende den bisscop sinen neue op gestaen hadden) dat si die stadt ende die huysen daer binnen souden mogen repareren ende weder op timmeren, ende gaf oorlof dat alle mannen ende vrouwen wten landen van Bourgondien, Brabant, Vlaenderen Henegouwen, Hollant, ende wt andere landen die daer hair woenstadt nemen wouden, dat si die husen ende woningen souden mogen restaureren ende weder maken, op dat ouermits sulcken vermaerden ende excellenten stadt die geestlicheit ende geestlike personen weder in hare possessien ende besittinge comen mochten Ende sandt dair tot beschermenisse ende tot eenen regente vander stadt ende des lants eenen prefect ende stedehouder heere Gwije van Brymoer baroen ende here van Hombercourt, settende bi hem tot enen hulpe den here van Witthem. Dese edele here van Hombercourt is gecomen met alle den canoniken ende gheestelike personen met religiosen ende andere vooruluchtige ende wtgeweken ende eerbare verdreuen mannen ende hebben die stadt weder begrepen gerepareert ende getimmert, maer niet in sulcker grootheyt als si geweest was, wanttet te voren een grote ende brede stadt was, ende tot veele plaetsen ydel ende ledich, also dat si dye niet al met volck vollen noch besetten mochten, mer allencken nv hier nv daer een plaetse te begrijpen ende te betimmeren dattet nv weder een schone gedaente ende wel getimmerde stede is.

Hoe hertog Karel toeliet en toestemming gaf dat men de stad Luik weer optimmeren mocht.

En toen de stad Luik aldus deerlijk en droevig desolaat en verwoest lag verbrand en te neer geworpen en di hertog verstaan had dat noch vele kerken, kloosters en gasthuizen waren blijven staan en dat zelf aanschouwd had kreeg hij medelijden en compassie. En op dat al zulke mooie gebouwen en timmerwerken zoals de domkerk en andere colleges en parochiekerken met het klooster niet leeg en zonder de dienst van God daarin te doen staan zouden en dat zoՠn vermaarde stad zonder huizen en woningen noch zonder burgers leeg staan zou en dat land daaromtrent niet verwoest noch ongebouwd zou blijven heeft hij uit zijn grote liberaliteit en toegelaten en toegestemd de burgers die wijlen eerder tot hem en zijn neef de bisschop hun toevlucht genomen hadden (maar niet de ballingen en rebellen die tegen hem en de bisschop opgestaan hadden) dat ze de stad en de huizen daarbinnen zouden mogen repareren en weer op timmeren en gaf verlof dat alle mannen en vrouwen uit het land van Bourgondi, Brabant, Vlaanderen, Henegouwen, Holland en uit andere landen die daar hun woonplaats nemen wilden dat ze de huizen en woningen zouden mogen restaureren en weer maken opdat vanwege zulke vermaarde en excellente stad de geestelijkheid en geestelijke personen weer in hun bezittingen en possessie mochten komen. En zond daar tot bescherming en regent van de stad en land een prefect en stadhouder heer Gewijde van Brymoer, baron en heer van Humbercourt, en zette bij hem tot hulp de heer van Wittem. Deze edele heer van Humbercourt is gekomen met al kanunniken en geestelijke personen met religieuzen en andere voortvluchtige en uitgeweken en eerbare verdreven mannen en hebben de stad weer gerepareerd en getimmerd, maar niet in zulke grootte zoals het geweest was, want het was tevoren een grote en brede stad en nu tot vele plaatsen leeg alzo dat het niet geheel met volk bezetten kon, maar alleen nu hier en daar een plaats omvatte en te betimmeren zodat het nu weer een mooie gedaante heeft en een goed getimmerde stad is.

Hoe dat hertoghe Kaerle in desen landen quam ende seluer ter audiencien sat

ALs die hertoge alle saken wijslic ende in goeden punten geordineert hadde inden lande van Ludic, quam hi tot Bruessel in brabant, ende hi sadt ter audiencien, supplicatien ende clachten ontfangende van armen ende rijcken om eenen yegelijcken recht te doene, want hi een sonderlinge prince van iusticien was. Daer na trac hi in zeelant ende heeft daer ooc te recht geseten Van daer trac hi in Hollant in sgrauen hage, ende hadde met hem C. ridderen ende sijnen ouersten raet met meer andere princen heren ridderen ende knechten, dair die ouerste ende principaelste af waren, heer Lodewijc bisscop van Ludic, here Gwije bisscop van doornic die bisscop van Poelgen, dye bisscop van salubren des hertogen biechtvader, de grote prince ende hertoge van trapezonde wt griecken, Jan hertoge van Cleue, die hertoge van zommerchet wt Engelant, die here van Rauensteyn, heer Anthonis die bastaert, Henric heere van Parwijs, heer Jan van Bergen aen zoom, Philips here van Grimbergen zijn broeder ende meer andere princen, baroenen ende heren. Ende inden hage wesende sat hi daer seluer in persone ter audiencie in de grote sale driewerf ter weken ende dede eenen yegelijcken recht ende iusticie rijcke ende arme ende en sach niemant aen want hi een rechtueerdich iusticier was. [219v]

Daer na so track hertoge kaerle tot Brugge, daer hi sijn feeste hielt vander orden vanden gulden vliese oft toyson Ende dair waren bescreuen al die heeren vander oorden om ter feesten te comen Ende mijn here van Croy quam daer wt Vrancrijck, want al was hi verdreuen geweest, nochtans en conde men geen valscheit aen hem vinden Mer die graue van Nyuers ende van Stampus en wilden daer niet comen ouermits dien dat hi daer te voren te Perone geuangen had geweest ende beschaemt van hertoge Karels wegen. etcetera.

Hoe dat hertog Karel in deze landen kwam en zelf ter audintie zat.

Toen de hertog alle zaken wijs en in goede punten geordend had in het land Luik kwam hij naar Brussel in Brabant en zat ter audintie en ontving smeekbeden en klachten van armen en rijken om iedereen recht te doen want hij was een bijzondere prins van justitie. Daarna trok hij naar Zeeland en ging daar ook te recht zitten. Vandaar trok hij in Holland in Gravenhaag en had met hem 100 ridders en zijn overste raad met meer andere prinsen, heren, ridders en knechten waarvan de overste en belangrijkste waren, heer Lodewijk, bisschop van Luik, heer Gewijde, bisschop van Doornik, de bisschop van Apuli, de bisschop van Salubren, de biechtvader van de hertog, de grote prins en hertog van Trapezonde uit Griekenland, Jan, hertog van Kleef, de hertog van Somerset uit Engeland, de heer van Ravenstein, heer Anton de bastaard, Hendrik heer van Perwijs, heer Jan van Bergen op Zoom, Filips, heer van Grimbergen, zijn broeder, en meer andere prinsen, baronnen en heren. En toen hij in Den Haag was zal hij zelf in persoon ter audintie in de grote zaal driemaal per week en deed iedereen recht en justitie, rijke en arme en zag niemand aan wat hij was een rechtvaardige rechter.

Daarna vertrok hertog Karel naar Brugge waar hij zijn feest hield van de orde van het gulden vlies of vacht. En daar waren aangeschreven alle heren van de orde om ter feest te komen. En mijn heer van Croy kwam daar uit Frankrijk want al was hij verdreven geweest, nochtans kon men geen valsheid aan hem vinden Maar de graaf van Nevers en van Stampus wilden daar niet komen vanwege dat hij die daar tevoren te Peronne gevangen waren geweest en beschaamd vanwege hertog Karel, etc.

Hoe dat coninc Eduwaert van Engelant verdreuen wert, ende hoe hi met machte Engelant weder conquesteerde ende geweldich coninc wert

INt iaer ons heren MCCCC.lxx. so wert in Engelant verdreuen ritsaert graue van Werwijc ende hi track bi coninc Lodewijc van Vrancrijck want hi meynde bi sijnre hulpen coninc Eduwaert te verdrijuen ende coninc Henric die geuangen lach weder coninc te maken Want die prince van Galles coninc henricx sone hadt desen graue sijn dochter te wiue gegeuen De welcke prince van galles was coninc lodewijc nabelanc van sijnder moeder wegen die coninc Rouer van Sicilien dochter was bestaende den coninc inden tweden grade. Aldus pijnde hem dese graue van werwijc partie te maken tegen hertoge Kaerle ende hi roofde op die zee die Vlaemsche, Hollantsche ende Zeelantsche schepen, ende hi trac also met machte in Engelant, met hem ooc hebbende een deel fransoysen om coninc Eduwaert te verdriuen, ende hi quam te dortmuye in Engelant, so dat hi bi conspiraci van sinen vrienden die hi heymelic in Engelant had coninc Eduwaert verdreef Die welc siende dat hi verraden was so weeck hi wt engelant ende quam in Hollant omtrent bamisse ende hi lach inden hage tot kersmisse Dair na track hi bi hertoge Karel tot Hesdijn in Artoys ende bi sijn suster hertogen Karels huysurou om hulpe van hem te hebben om weder Engelant te crigen Ende hertoge Karel dede hem bistant van volc ende van scepen, so dat hi daer na in dye vasten na Engelant track Ende opten heyligen paeschdach bi die stadt van Lonnen hadden si eenen strijt tegen coninc Henricx sone voorscreuen ende den graue van werwijc. Ende coninc eduwaert hadt victorie mits sommige heeren, ende die graue van werwijc bleef daer verslagen ende coninc Henric wert weder geuangen Ende sijn sone wilde coninc Eduwaert niet kennen voor coninc ende hi wert ghedoot ende coninck Eduwaert wert weder gheweldich coninck van Engelant

Hoe dat koning Eduard van Engeland verdreven werd en hoe hij met macht Engeland weer veroverde en geweldige koning werd.

In het jaar ons heren 1470 zo werd in Engeland verdreven Richard, graaf van Warwick, en hij trok naar koning Lodewijk van Frankrijk want hij meende met zijn hulp koning Eduard te verdrijven en koning Hendrik die gevangen lag weer koning te maken. Want de prins van Wales, de zoon van koning Hendrik, had deze graaf zijn dochter tot wijf gegeven. Die prins van Wales was nauw verwant met koning Lodewijk vanwege zijn moeder die de dochter was van koning Roger van Sicilië en bestond de koning in de tweede graad. Aldus pijnigde zich deze graaf van Warwick partij te maken tegen hertog Karel en hij roofde op de zee de Vlaamse, Hollandse en Zeelandse schepen en hij trok alzo met macht in Engeland en had met hem ook een deel Fransen om koning Eduard te verdrijven en hij kwam te Dover in Engeland zodat hij bij samenzwering van zijn vrienden die hij heimelijk in Engeland had koning Eduard verdreef. Die zag dat hij verraden was en week uit Engeland en kwam in Holland omtrent Sint Baafmis (1 oktober) en hij lag in Den Haag tot Kerstmis. Daarna trok hij naar hertog Karel te Hesdin in Artois en bij zijn zuster, de huisvrouw van hertog Karel, om hulp van hem te hebben om weer Engeland te krijgen. En hertog Karel deed hem bijstand van volk en van schepen zodat hij daarna in de vasten naar Engeland trok. En op de heilige Paasdag bij de stad Londen hadden ze een strijd tegen de zoon van koning Hendrik en de graaf van Warwick. En koning Eduard had victorie mits sommige heren en de graaf van Warwick bleef daar verslagen en koning Hendrik werd weer gevangen. En zijn zoon wilde koning Eduard niet kennen voor koning en hij werd gedood en koning Eduard werd weer een geweldige koning van Engeland.

Vanden oorlogen tusschen den coninc van Vrancrijck ende hertoge Kaerle, ende hoe hi Amiens ende Beauays beleyde.

BJnnen dese tijt als die graue van Werwijc tusschen den coninc van Vrancrijck ende hertoge Karel twist ende onminne had gemaect so nam die coninc weder in die steden van Amiens ende sinte Quintijns. So heeft die hertoge groot heyre van volck vergadert ende is ghetrocken int iaer van .lxxi. na derthiendach weder in Vrancrijcke, slaende sijn parck voor Amyens, [220r] daer hi leggende bleef tot inden Meye ende daer wert dicwil gescharmust want die grote Salizaert lach binnen Amiens ende quam dicwil wt op des hertogen volck ende werden dan dicwil in die stadt gedreuen veel min dan si wt quamen. Ten lesten wert daer een bestant ghemaect een iaer lanck duerende

Daer nae int iaer van .lxxij. als tbestant wt gegaen was so is hertoge karel met groter heyruaert weder gereyst in vrancijcke ende hi belach ende wan die stede van Nelle in Vermendoys dye al ghedestrueert wert Desghelijcx wan hi Roye ende Mondidier. Daer na soe is hi getrocken voor die stadt van Beuays die hi met groter haesten vreeslic bestormde met assaute, maer dye van binnen weerden hem vromelic vandes smorgens totten donckeren auont Ende des auonts quam daer binnen versch volc van des conincx ordinancie, ende als die op die mueren begonsten te comen so track shertogen volc af ende hi ghinc leggen daer bi int clooster van sinte Luciaen Daer na ghinc die hertoge weder de stadt noch vreesliker bestormen met volck, met bussen, ende met engienen Mer wantter veel volcx versschelijck in comen was so en conste hijse op die tijt niet winnen So brack de hertoge van daer op ende track met ouermoede te Rouwaen waert Ende onder wegen heeft hi verbrant tlant van Caux in Normandijen, wel .M. dorpen ofte meer also men seyde So quam die hertoge voor Rouwaen ende die conestabel was seer sterck mer hi was shertogen vrient alsomen seyde. Ten lesten wertter een bestant gemaect totten iare van .lxxuij in April, ende so is dye hertoge in sijn lant ghekeert

Van de oorlogen tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel en hoe hij Amiens en Beauvais belegerde.

Ondertussen toen de graaf van Warwick tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel twist en onmin had gemakt zo nam de koning weer in de steden van Amiens en Sint-Quentin. Zo heeft de hertog groot leger van volk verzameld is getrokken in het jaar 1472 na Driekoningendag weer in Frankrijk en sloeg zijn perk voor Amiens waar hij tot in mei liggen bleef en daar werd vaak geschermutseld want de grote Salizaert lag binnen Amiens en kwam vaak uit op het volk van de hertog en werden dan vaak in de stad gedrongen veel minder dan ze uitkwamen. Tenslotte werd daar een bestand gemaakt wat een jaar lang duurde.

Daarna in het jaar 1472 toen het bestand over was zo is hertog Karel met grote legermacht in Frankrijk getrokken en belegerde en wond de stad van Nelle in Vermandois die geheel vernield werd. Desgelijks won hij Roye en Montdidier. Daarna zo trok hij naar de stad Beauvais die hij met grote haast vreselijk bestormde met aanval, maar die van binnen verweerden zich dapper van de morgen tot de donkere avond. En ճ avonds kwam daar vers volk binnen vanwege orde van de koning en toen die op de muren begonnen te komen zo trok de hertog af en ging leggen daarbij in het klooster van Sint Lucianus. Daarna ging de hertog weer de stad noch vreselijker bestormen met volk, met bussen en met machines. Maar omdat er vers volk ingekomen was kon hij het niet op die tijd winnen. Zo brak de hertog vandaar op en trok met overmoed naar Rouen waart. En onder weg heeft hij het land van Caux in Normandi verbrand wel 1000 dorpen of meer, alzo men zegt. Zo kwam de hertog voor Rouen en de en de legeraanvoerder was zeer sterk, maar hij was de vriend van de hertog alzo men zei. Tenslotte werd er een bestand gemaakt tot het jaar 1473 in april en zo is de hertog in zijn land gekeerd.




Hoe hertoge Aernt van Gelre wter vangenissen verlost wert ende sijn soon heer Adolf weder geuangen wert van hertoge Kaerle van Bourgondien.

INden iare M CCCC.lxx. sant onse aertsche vader die paus paulus die twede seer minlijke brieuen aenden iongen here Adolf van Ghelre ammonerende ende vermanende wt vaderlike liefden dat hi sinen vader wter vangenissen ontslaen woude, oft hi woude met geestelicken censuren ende rechten tegen hem procederen ende voortgaen, als tegen eenen rebellen ende ongehoorsamigen soon des stoels van Romen, mer dese ionge heere Adolph als een doof serpent ende obstinaet ende verhart in sijnre boosheden en dede na sijns geestelijcken vaders vermaningen niet. So vernam op die tijt mede hertoge Kaerle dat dese ionghe heere Adolf niet en onderhielt den pays tot Ghent ghemaect, ende dat hi alle die goeden sijns ooms here Willems van Egmont hadde doen arresteren ende toeslaen, ende dat hi ooc mede sinen oom hertoge Jan van Cleue veele moyenissen dede ende sine ondersaten, van welcke presumptien ende vermetelheden dye hertoge seer verwonderde Ende sant tot iiij. mael notabele ambassaten aen hem, vermanende den pays te houden wijlen eer wtgesproken ende ghemaect, ende dat hij sinen oomen ongemoeyt liete van eenighe iniurie aen te doen, ende als hi in gheenre manieren aflaten en wilde, dede hem die hertoge cyteren ende daghen met eenen vorstlijcken gesworen heraut te comen tot Hesdijn in sijnre eygenre personen oft sijn gedeputeertde, hebbende volle macht ende auctoriteyt te responderen op die saken articulen die hem obiyciteert ende op geleyt sullen worden

Heer Adolf van Ghelre desen brief geuisiteert hebbende is op gheseten ende is met eenen betameliken ende bequamen staet van baroenen ridderen ende knechten ghereden tot Hesdijn in Artoys bi hertoge Kaerle sinen neue. Die hertoge sinen coemste vernemende heeft hem tegen gesonnen heer Lodewijc van Sauoyen met meer andere heren ende ridderen, ende ontfingen hem seer feestlicken ende eerliken, ende die hertoge ontfinck hem met groter vrientscappen ende eeren, ende vergadert wesende hadden si onderlinge [221v] vele secrete ende heymelike spraken. Op dese tijt was in des princen hof van bourgondien een legaet vanden stoele van Romen genoemt heer Lucas van Tholeten bisscop van Sibinien die seer gearbeyt hadde aenden prince om hertoge aernt van gelre wter vangenissen te hebben. Die paus paulus die .ij. hadde .ij. of .iij. mael gescreuen aenden prince, dat hi met sijn mogentheyt ende cloecheyt den iongen here van gelre daer toe brengen soude dat hi sinen vader vander vangenisse ontsloege, so ghebuerdet op eenre tijt dat die hertoge metten iongen here van Gelre ende met veel andere eedelen tsamen vergadert waren, datter mencie ghemaect worde (alsoot te voren in geset was) vander vangenissen des hertogen van Gelre, ende wt desen woorden nam dye hertoge op een materie van spreken, seggende totten here van Gelre Siet mijn lieue neue, ick bidt u dat ghi om mijnen twille ende deser eedelre mannen uwe vrienden ende magen uwen vader ontslaen wilt vander vangenissen, want inder waerheyt het en betaemt u niet dat ghi sulcken eerbaren prince ende vorst ende bisonder uwen vader gevangen houden sult gelijcken oft eenen rybaut ende truwant ware, ende ist dat ghi hem om mijnentwille ende deser edelen uwe vrienden ende magen relaxeert ende laet gaen, ic seg v oor waer wat ghi weder begeert het sal v gheschien Doen seyde die ionge heer van Gelre Mijn heere ende mijn lieue neue dat en mach ic niet doen, want ic mi verbonden hebbe met mijnen eede tegen den eedelen ende steden lants dat ick hem buten haer consent ende wille niet en sal laten gaen, ende aldus of ic al consenteerde ende si niet, so waert noch al te vergeefs. Neef sprac die hertoge tis mi alleen ghenoech v consent, laet mi scriuen aen die steden, ick sal wel consent van hem vercrigen, behouden dat ghi te samen sult regeren dat hertochdom van Ghelre sonder oorloge ende twiste, ende als si allegader grote naersticheyt ende instancie deden en mocht hijt den hertoge ende den anderen edelen niet weygeren ende gaf sijn consent Ende die hertoge impetreerde ende verwerff voort aen hem dat hi scrijuen woude aen den casteleyn van Bueren, daer hertoge Aernt gheuangen sat dat hi aengesien des briefs sonder delay den hertoge sinen vader relaxeren ende vander vangenissen ontslaen soude, ende dat hi hem leueren soude inden handen heer Henric van Parwijs, Ende des dages voor kerssauont wert hi gheleuert in heere Philips handen van Wassenaer tot bueren, ende die leuerde hem voort tot Tyel in des heren handen van Parwijs, als hi ontrent vi. iaer lanck gheuangen geseten hadde Ende comende tot shertoghen bossche wert hi daer feestlick vanden poorteren met veel toertsen in die stede ghebracht Ende van daen quam hi tot Hesdijn tot hertoge Kaerle dien met groter eeren ende vrienscappen ende voort van alle den princen heeren ende ridderen eerlic ende vrientlic ontfingen wtgheseyt van sinen sone dien nauwelic aensien noch toe spreken en woude. Ende als die ionge heere Adolph om dit leelijcke feyts wille van alle man schandeliken versproken worde ende beschaemt toornde dit hem seer ende was opten hertoge gram dat ouermits sine cloecheyt ende behendicheyt sijn vader hertoge Aernt wter vangenisse ghecomen was Ende merckende dat [222r] ie poorten vander stede om sinen wille scarpelijc bewaert ende gesloten werden sprac hi al heymelic tot sijn ridderscap ic sorge dat ic ben geraect daer ic lanc sal moeten bliuen, ick woude wel dat ghi alle waert int lant van Gelre, ende aldus sijn si eens deels weder thuys gereden mer hi bleef daer met weynich gesins ende familie, ende corts daer na heeft hi hem toe ghemaect als een arm man ende bedelaer, ende is secretelic al dwalende gecomen tot in die stede van Namen ende ter stont werden hem tot vele eynden ende plaetsen reysigers na gesonden om te soecken Ende des smorgens vro als hi die mase ouer scepen soude om snelliken int lant van gelre te trecken quamen den casteleyn van Namen brieuen van den prince om naerstelic te ondersoeken ende te vernemen vanden iongen here van gelre ende ghinc terstont alle die herbergen vander stadt doorsien, mer hi en vants niet, ende comende des smorgens op de mase was hi verspiet ende gekennet, ende nam hem eerliken ende betameliken met hem opt tslot tot namen, ende van daen deden die hertoge brengen opt slot te Cortrijc ende daer bleef hi tot des hertogen doot toe geuangen sitten. Ende hertoge kaerle als een milt ende eerlic prince scencte hertoge Arent van gelre vele schone costelike gouden ende silueren vaten, ende hi leende hem een grote somme van penningen daer hi hem mede versien soude van familie ende soudeniers om te recupereren ende te vercrigen sijn heerlicheyt ende lande van gelre. Daer en bouen sant die hertoge van Bourgondien notabele ende solemne ambassaten met brieuen begerende ende biddende allen edelen ende steden des lants van Ghelre dat si om gods willen ende die sine horen eygenen ende warachtigen heere ende hertoge van Gelre dus lange onrechtelic geuangen geweest ontfangen ende kennen wilden hertoge van Gelre te wesen Maer sijn vianden ende aduersanten bleuen al euen hart ende stijf in haer boosheyt. Waer om dat inden iare .MCCCC.lxxi. na paesschen nam hertoge Arent oorlof aenden hertoge van Bourgondien ende dancte hem wtermaten seer ende reysde int lant van Gelre, ende die quam tot in die stede vanden graue die hem als een hertoge ende heere met groter eeren ende vrientscappen ontfingen Maer here Jan van Donck ridder ende Claes van haeften casteleynen vanden castele vanden Graue met haren adherenten resisteerden ende wederstonden den hertoge bestormen den groten toorne staende een luttel vanden slote daer veele Ghelressen soudenieren op waren, die den poorters vele schaden met schieten ende werpen van steenen deden. Ende op sinte Peeter ende Pauwels auont wert dye toorne crachtelick ende stormender hant ghewonnen ende daer wertter vier af gherecht metten swaerde ende op rader gheset, tot ontsich vanden anderen burchsaten, dit siende gauen si dat casteel op behouden haer lijf. Ende corts hier na wert die hertoghe ontfanghen in die stede van Remonde ende van Ghelre.

Hoe hertog Arnold van Gelre uit de gevangenis verlost werd en zijn zoon heer Adolf weer gevangen werd van hertog Karel van Bourgondië.

In het jaar 1470 zond onze aardse vader paus Paulus de tweede zeer minlijke brieven aan de jonge heer Adolf van Gelre en spoorde hem aan en vermaande uit vaderlijke liefde dat hij zijn vader uit de gevangenis zou ontslaan of hij wilde met geestelijke censuur en recht tegen hem procederen en voortgaan als tegen een rebellerende en ongehoorzame zoon van de stoel van Rome, maar deze jonkheer Adolf als een doof serpent en obstinaat en verhard in zijn boosheden deed niet naar zijn geestelijke vaders vermaningen. Zo vernam op die tijd mede hertog Karel dat deze jonkheer Adolf niet onderhield de vrede te Gent gemaakt en dat hij de goede oom heer Willem van Egmond had laten arresteren en dat hij ook mede zijn oom Jan van Kleef veel vermoeienis deed en zijn onderzaten van welke vermoeienis en vermetelheden de hertog zich zeer verwonderde. En zond tot 4 maal notabele ambassadeurs naar hem en vermaande de vrede te houden wat wijlen eerder uitgesproken en gemaakt was en dat hij zijn oom ongemoeid liet van enige belediging aan te doen en toen hij op geen manier het aflaten wilde liet hem de hertog citeren en dagen met een vorstelijke gezworen heraut te komen te Hesdin in zijn eigen persoon of zijn gedeputeerde die volle macht en autoriteit had te antwoorden op de zaken en artikels die hem aangingen en opgelegd zullen worden. De tendens en inhouden van de brief was deze; etc., dat laat ik.

Heer Adolf van Gelre die deze brief onderzocht heeft is opgezeten en met een betamelijke en bekwame staat van baronnen, ridders en knechten gereden tot Hesdin in Artois bij zijn neef hertog Karel. Die hertog vernam zijn komst en heeft naar hem gezonden heer Lodewijk van Savoie met meer andere heren en ridders en ontvingen heem zeer feestelijk en fatsoenlijk en de hertog ontving hem met grote vriendschap en eer en in de vergadering hadden ze onderling vele geheime en heimelijke woorden. Op deze tijd was in de hof van de prins een legaat van de stoel van Rome genoemd heer Lucas van Toledo, bisschop van Sibinie die zeer gewerkt had een de prins om hertog Arnold van Gelre uit de gevangenis te hebben. De paus Paulus de 2de had 2 of 3 maak geschreven aan de prins dat hij met zijn mogendheid en kloekheid de jonge heer van Gelre daartoe brengen zou dat hij zijn vader uit de gevangenis ontsloeg en zo gebeurde het op een tijd dat de hertog met de jonge heer van Gelre en met veel andere edelen tezamen verzameld waren dat er melding gemaakt werd (alzo het tevoren ingezet was) van de gevangenis van de hertog van Gelre en uit deze woorden nam de hertog een materie op van spreken en zei tot de heer van Gelre; ‘Zie mijn lieve neef, ik bid u dat ge vanwege mij en deze edele mannen uw vrienden en verwanten uw vader ontslaan wil van de gevangenis, want in de waarheid het betaamt u niet dat ge zulke eerbare prins en vorst en vooral uw vader gevangen houden gelijk of het een rabauw of trawant was en is het dat ge hem vanwege mij en deze edelen uw vrienden en verwanten ontslaat en laat gaan, ik zeg u voorwaar wat ge weer begeert het zal u geschieden.’ Toen zei de jonge heer van Gelre; ‘Mijn heer en mijn lieve neef, dat mag ik niet doen, want ik heb me verbonden met mijn eed tegen de edelen en steden van het land dat ik hem buiten hun toestemming niet wil en zal laten gaan en aldus als ik het toestemde of niet zo was toch alles te vergeefs.’ ‘Neef,’ sprak de hertog. ‘Het is me alleen genoeg uw toestemming, laat me schrijven aan de steden en ik zal wel toestemming van hen verkrijgen, behalve dat ge tezamen zal regeren dat hertogdom van Gelre zonder oorlog en twist,’ en toen de allemaal grote vlijt deden mocht hij het de hertog en de andere edelen niet weigeren en gaf zijn toestemming. En de hertog verkreeg en verwierf voortaan dat hij schrijven wilde aan de kastelein van Buren, waar hertog Arnold gevangen zat, dat hij aangezien de brief zonder vertraging de hertog los en van de gevangenis ontslaan zou en dat hij hem leveren zou in de handen van heer Hendrik van Perwijs. En de dag voor Kerstavond zo werd hij geleverd in de handen van heer Filips van Wassenaer te Buren en die leverde hem voort te Tiel in de handen van de heer van Perwijs toen hij omtrent 6 jaar gevangen gezeten had. En toen hij te Hertogenbos kwam werd hij daar feestelijk van de burgers met veel toortsen in de stad gebracht. En vandaar kwam hij te Hesdin tot hertog Karel die hem met grote een en vriendschap deed en voort van alle prinsen, heren en ridders fatsoenlijk en vriendelijk ontvingen, uitgezonderd van zijn zoon die hem nauwelijks aanzien noch toe spreken wilde. En toen de jonge heer Adolf om dit lelijke feit van alle man schandelijk aangesproken werd en beschaamd en vertoornde zich zeer en was op de hertog gram dat vanwege zijn kloekheid en handigheid zijn vader hertog Arnold uit de gevangenis gekomen was. En merkte dat de poorten van de stad vanwege hem scherp bewaard en gesloten werden sprak hij al heimelijk tot zijn ridderschap; Ԡik bezorg dat ik ben geraakt waar ik lang zal moeten blijven, ik wilde wel dat ge allen in het land van Gelre warenլ en aldus zijn ze eensdeels weer naar huis gereden, maar hij bleef daar weinig gezind bij familie en kort daarna heeft hij hem klaar gemaakt als een arme man en bedelaar en is het geheim al dwalende gekomen tot in de stad Namen en terstond werden hem tot vele einden en plaatsen reizigers na gezonden om te zoeken. En ‘s morgens vroeg toen hij de Maas over schepen zou om snel in het land van Gelre te trekken kwam de kastelein van Namen met brieven van de prins om vlijtig te onderzoeken en te vernemen van de jonge heer van Gelre en ging terstond alle herbergen van de stad doorzien, maar hij vond hem niet en kwam ճ morgens op de Maas en was bespied en herkend en men hem fatsoenlijk en betamelijk met hem op de burcht van Namen en vandaar liet de hertog hem brengen op het slot te Kortrijk en daar bleef hij tot de dood van de hertog gevangen zitten. En hertog Karel als een milde een eerlijke hertog schonk Arnold van Gelre vele mooie kostbare gouden en zilveren vaten en hij leende hem een grote som van penningen waar hij zich mee voorzien zou van familie en soldaten om te herstellen en verkrijgen zijn heerlijkheid en land van Gelre. Daarboven zond de hertog van Bourgondi notabele en plechtige ambassadeurs met brieven die begeerden en baden alle edelen en steden van het land Gelre dat ze vanwege God en hem hun eigen en ware heer en hertog van Gelre die aldus lang onrechtvaardig gevangen was geweest ontvangen en kennen wilden als hertog van Gelre. Maar zijn vijanden en tegenstanders bleven allen even hard en stijf in hun boosheid. Waarom dat in het jaar 1471 na Pasen hertog Arnold verlof nam aan de hertog van Bourgondi en bedankte hem uitermate zeer en reisde in het land van Gelre en kwam tot in de plaats Grave die hem als een hertog en heer met grote eer en vriendschap ontvingen. Maar heer Jan van Donk, ridder, en Claes van Haaften, kastelein van het kasteel de Grave met hun aanhangers weerstonden de hertog en bestormen de grote toren die stond bij de burcht waar veel Gelderse soldaten op waren die de poorters veel schade met schieten en werpen van stenen deden. En op Sint Petrus en Paulus avond werd de toren krachtig en stormenderhand gewonnen en daar werden er vier berecht met het zwaard en op raderen gesteld tot ontzag van de andere burgers die dit zagen gaven ze dat kasteel op en behielden hun lijf. En kort hierna werd de hertog ontvangen in de stad Roermond en Gelre.

Maer dye andere steden door informacie ende ingheuen der steden van Nieumaghen en wouden hem [222v] in geenre manieren ontfangen, waer om dat si coren in die stede des iongen here van Ghelre eenen anderen voocht ende momboor des lants, als graue Vincent van Muers ende quam int lant van gelre ende regeerde dat wten name des iongen heren Adolfs van Ghelre, ende aldus was daer int lant lange tijt oorloghe ende twedracht

Maar de andere steden door informatie en ingeven der stad Nijmegen wilden hem op geen manier ontvangen waarom dat ze kozen in plaats van de jonge heer van Gelre een andere voogd als graaf Vincent van Meurs en kwam in het land van Gelre en regeerde dat uit naam van de jonge heer Adolf van Gelre en aldus was daar in het land lange tijd oorlog en tweedracht.

Hoe hertoge Arent van Gelre afliuich worde ende hoe hi dat landt vercoft hadde den hertoge van Bourgondien

INden iare MCCCC.lxxiij. op sinte Mathijs auont starf binnen der stede vanden graue hertoge Arent van Ghelre als hi wat bet dan twee iaren wter vangenissen sijns soons geweest hadde, ende wert met groter eeren begrauen inder seluer stede vanden graue Hertoge Arent ouermits grote ghebreclicheyt ende penurie, ende dat hem de steden vanden lande van Gelre voor haren here ende hertoge niet weder ontfangen wouden ende hem versmaden, so vercocht hi hertoge Kaerle van Bourgondien dat hertochdom van Gelre ende dat graefscap van Zutphen op onser lieuer vrouwen auont geboortenisse int iaer MCCCC.lxxij. in tegenwoordicheyt hertoge Jans van Cleue ende here Willem van Egmont sinen broeder om die somme van .xcij.M. gouden rijnsche gulden eens ende om sekere renten .x. iaer lanck ghedurende

Als nv hertoge Kaerle vernam die doot hertoge Arents van Gelre, began te aspireren ende te haken na dat hertochdom. Die graue Vincent van Meurs die tot desen daghe toe als momboor ende voocht dat lant geregeert hadde vernemende des hertogen meeninge begaf tlant van Gelre ende tooch binnen die stadt van Colen, ende en dorst in sijn eygen lant van Meurs niet bliuen, want hi des hertogen mogentheyt ontsach ende dat hi gheen macht en hadde hem te resisteren ende wederstaen. Die ouerste baenroetsen, heren, ridderen ende alle die gemene steden des lants deden grote instancie ende versoecken aen hertoge Kaerle, om te hebben heeren Adolf haren here tot eenen hertoge ende prince vanden lande, mer alle haer bidden ende supplicacien en mochten niet baten want hi moeste penitencie doen voor dat hi sinen vader .vi. iaer lanck gheuangen ghehouden hadde bouen recht ende reden, want die paus van Romen ende die keyser hem beuolen hadden desen iongen heere Adolf gheuangen te houden int casteel van Cortrijck, nochtans wert hem betamelijcke eerlike diensticheyt van eedelen wel gheboren mannen gedaen ende bewesen. Wt desen rees een groot rumoer ende murmuracie in tlant van ghelre

Hoe hertog Arnold van Gelre stierf en hoe hij dat land verkocht had aan de hertog van Bourgondië.

In het jaar 1473 op Sint Mattheus avond stierf binnen de stad Grave hertog Arnold van Gelre toen hij wat langer dan twee jaar uit de gevangenis van zijn zoon was geweest en werd met grote eer begraven in dezelfde stad Grave. Hertog Arnold had vanwege groot gebrek en te kort en dat hem de steden van het land van Gelre voor hun heer en hertog niet weer ontvangen wilden en hem versmaadden zo verkocht hij aan hertog Karel van Bourgondië dat hertogdom van Gelre en dat graafschap van Zutphen op onze lieve vrouwe avond geboorte in het jaar 1472 in tegenwoordigheid van hertog Jan van Kleef en heer zijn broeder Willem van Egmond voor de som van 92000 gouden Rijnse guldens eens en om zekere renten 10 jaar lang durend.

Toen hu hertog Karel de dood vernam begon Arnold van Gelre te ambiren en te haken naar dat hertogdom. De graaf Vincent van Meurs die tot deze dag toe als momboor en voogd dat land geregeerd had vernam de bedoeling van de hertog en begaf het land van Gelre en trok binnen die stad Keulen en durfde niet in zijn eigen land Meurs te blijven want hij ontzag de mogendheid van de hertog en dat hij geen macht had hem te resisteren en weerstaan. De overste baanderheren, heren, ridders en alle gewone steden van het land deden grote instantie en verzoeken aan hertog Karel om te hebben heer Adolf, hun heer, tot een hertog en prins te hebben van het land, maar al hun bidden en smeekbeden mochten niet baten want hij moest penitentie doen voor dat hij zijn vader 6 jaar lang gevangen had gehouden boven recht en reden, want de paus van Romen en de keizer hadden bevolen deze jonge heer Adolf gevangen te houden in het kasteel van Kortrijk, nochtans werd hem betamelijke en fatsoenlijke dienst van edelen en goed geboren mannen gedaan en bewezen. Hieruit rees een groot rumoer en murmelen in het land Gelre.

Hoe dat hertoge Kaerle een feestliken hof hielt met sinen broeders ende heeren vander oorden des gulden vlies oft toyson

Hoe dat hertog Karel een feestelijke hof hield met zijn broeders en heren van de orde van het gulden vlies of vacht. Dat laat ik gaan.

Vanden oorloge die hertoge Kaerle hadde tegen den Ghelressen

DEse voorscreuen feeste ende triumphe vanden toyson gheendt wesende, sant hertoghe Kaerle na den doot hertoge Arents van Gelre sine brieuen ende mandamenten in allen steden des lants van Ghelre beteykenende dat hi ware een warachtich hertoge van gelre, om dat hertoge Arent hem dat lant goetwillichlic ende vry vercocht hadde bi sine opene bezegelde brieuen, waer om dat hi begeerde vanden seluen steden accepteert ende ontfangen te worden als een recht hertoge van Ghelre, oft [223v] dat si den genen hulden ende ontfangen souden die hi daer in sinen stede ende name senden soude, ende en wouden si dat niet doen, so woude hi dat met heercracht comen bedwingen ende brengen tot sijnre subiectie. Die Ghelressen dit horende meenden dat hi gheraest hadde, want twaer eer mogelic den hemel te vallen ende daerde te versincken dan hi tlant van Gelre winnen soude, ende sittende in die tauernen riepen al schimpende, laet hi comen met sijn piccaerden ende brabanteren wi sullense te degen expedieren, want si waren te samen ghesloten, dat si hem lieuer int velt hadden doot te vechten dan hem te geuen onder des hertogen subiectie ende onderdanicheyt, waer om dat die hertoge geporret heeft in die meyemaent vertreckende van Valencijn ende quam tot Maestricht ende vergaderde daer een wtermaten groten hoop volcx van wapenen Daer vant hi ooc bereet heer Jan van Cleue sinen neue ende den here van Egmont met sinen kinderen die hem te hulpe quamen

Dus so is hertoge Karel getrocken met heyrcracht na den lande van gelre Ende eerst so belach hi Venlo twelck hem op gaf, ende voort creech hi meest al tlant in, want veel edel heren vanden lande waren bleuen geuangen binnen Hesdijn als Adolf haer here heymelic van daer reet Ooc hadde die prince te hulpe sommige steden inden lande van gelre met veel eedelen die op die side metten prince waren

DJe van Nieumagen waren die principaelste ende ouerste geweest van desen oorloge, want si den ouden hertoge versmaet verdreuen ende helpen vangen hadden, ende hadden den iongen heere Adolf daer toe inciteert ende verwect om tegen sinen vader te rebelleren ende op te staen ende hem geuangen te houden, waer om datse die hertoghe alre eerst bestormen woude. So hebben si een mandement ende gebot laten gaen dat alle die vrouwen, maechden nonnen, susteren, oude, ionge kinderen ende siecke lieden die wter stede gaen wilden met alle haer goeden ende huysraet haren vrije wille hadden om wter stede te gaen, op dat si die daer in bleuen niet hinderlic noch veruaert maken souden. so sijnder dan vele wter stede gegaen.

Daer na so trac de prince met machte voor Nieumagen ende met groten bussen op deen side vander walen, ende die hertoge van Cleue ende sijn broeder Adolf heere van Rauensteyn, ende dye here van Egmont met sinen sonen lagen op dander side vander riuieren ende op die stadt wert seer geschoten Doen namen die gelressen den iongen here kaerle hertoge Adolfs soon out wesende viij. iaren ende deden hem maken harnas na sinen liue met enen stalen boge in sijn hant ende setten op een cleen paerdeken ende deden so rijden door die stadt ende aen die muren, om die poorters ende knechten eenen moet te geuen die stede te beschermen tegen dye vianden. Die van binnen deden grote scade in shertogen volck, sonderlinge bleeff daer doot een groot heer wt Engelant met veel engelsche archieren die een buten poorte vander stadt gewonnen hadden Mer hemlieden en quam ter stont gheen volck te hulpe, also dat si daer op ende omtrent verslagen werden vanden volke vander stadt die die poorte weder in namen [224r] Mer ten lesten gauen si hem op in shertogen handen ende die prince namse in genaden mits sekeren tractate dier ghemaect was Ende hertoge kaerle vuerde met hem wt Nieumagen die twee ionge kinderen vanden hertoge Adolf van Gelre die geuangen lach, een sone ende een dochter ende hi brachtse met hem in Brabant ende dedese eerlick houden. Want des princen vrouwe ouerleden ende deser kinder moeder waren twee gesusteren van bourbon. Ooc so was die prince ende deser kinder moeder broeder ende suster kinderen Dit geschiede inden heten somer int iaer .M.CCCC.lxxiij. daer men af seyde aldus. Als hertoge kaerl voor Nieumagen lach, men noyt so heten somer en sach.

Van de oorlog die hertog Karel had tegen de Geldersen.

Dit feest en triomf van het vlies was geindigd toen zond hertog Karel na de dood van hertog Arnold van Gelre zijn brieven en mandementen in alle steden van het land Gelre die betekenden dat hij de ware hertog van Gelre was omdat hertog Arnold het dat land goedwillig en vrij verkocht had bij zijn open bezegelde brieven, waarom dat hij begeerde van die steden geaccepteerd en ontvangen te worden als een rechte hertog van Gelre of dat ze diegene huldigen en ontvangen zouden die hij daar in zijn plaats en naam zenden zou en wilden ze dat niet doen zo wilde hij met legermacht komen om ze te bedwingen en brengen tot onder zijn beheer. De Geldersen die dit hoorden meenden dat hij geraaskald had want het was eerder mogelijk dat de hemel viel en de aarde verzinken dan hij het land van Gelre winnen zou en zittend in de tavernen riepen al schimpend; ‘Laat hij tot ons komen met die van Picardië en Brabanders, we zullen ze terdege afvoeren,’want ze hadden tezamen besloten dat ze zich liever in het veld hadden dood te vechten dan zich te begeven onder het beheer van de hertog on onderdanigheid, waarom dat de hertog gepord heeft in de mei maand en vertrok van Valenciennes en kwam te Maastricht en verzamelde daar een uitermate grote hoop wapenvolk. Daar vond hij ook gereed zijn neef heer Jan van Kleef en de heer van Egmond met zijn kinderen die hem te hulp kwamen.

Dus zo is hertog Karel getrokken met legerkracht naar het land van Gelre. Een eerst zo belegerde hij Venlo wat zich over gaf en voort kreeg hij meest al het land want veel edele heren van het land waren gevangen gebleven binnen Hesdin toen Adolf hun heer heimelijk vandaar reed. Ook had de prins sommige steden van het land van Gelre in zijn hulp met veel edelen die op de zijde met de prins waren.

Die van Nijmegen waren de belangrijkste en oversten geweest van deze oorlog want ze hadden de oude hertog versmaad, verdreven en helpen vangen en hadden de jonge heer Adolf daartoe aangespoord en verwekt om tegen zijn vader te rebelleren en op te staan en hem gevangengehouden waarom dat de hertog ze allereerst bestormen wilde. Zo hebben ze een mandement en gebod laten gaan dat alle vrouwen, maagden, nonnen, zusters, oude, jonge kinderen en zieke lieden die uit de stad gaan wilden met al hun goed en huisraad hun vrije wil hadden om uit de stad te gaan opdat ze daarin bleven niet hinderlijk noch bang zouden zijn en zo zijn er dan veel uit de stad gegaan.

Daarna zo trok de prins met macht voor Nijmegen en met grote bussen op de ene zijde van de wal en de hertog van Kleef en zijn broeder Adolf, heer van Ravenstein, en de heer van Egmond met zijn zonen lagen aan de andere zijde van de rivier en op die stad werd zeer geschoten. Toen namen de Geldersen de zoon van de jonge heer Karel die 7 jaar oud was en lieten hem een harnas maken naar zijn lijf met een stalen boog in zijn hand en zetten hem op een klein paardje en lieten hem zo rijden door de stad en aan de muren om de poorters en knechten moed te geven de stad te beschermen tegen de vijanden. Die van binnen deden grote schade in het volk van de hertog en vooral bleef daar dood een grote heer uit Engeland met veel Engelse boogschutters die een buitenpoort van de stad gewonnen hadden. Maar hen kwam terstond geen volk te hulp alzo dat ze daarop en omtrent verslagen werden van het volk van de stad die de poort weer innamen. Maar tenslotte gaven ze zich over in de handen van de hertog en de prins nam ze in genade aan mits zekere traktaten die er gemaakt waren. En hertog Karel voerde met hem uit Nijmegen de twee jonge kinderen van hertog Adolf van Gelre die gevangen lag, een zoon en een dochter, en hij bracht ze met hem in Brabant en liet ze fatsoenlijk houden. Want de vrouw van de prins was overleden en de moeder van deze kinderen waren twee zusters van Bourbon. Ook zo was de prins en de moeder van deze kinderen broeder en zuster kinderen. Dit geschiedde in de hete zomer in het jaar 1473 waar men aldus van zei;’Toen hertog Karel voor Nijmegen lag zag men nooit zo’n hete zomer.’

Hoe dat hertoge Kaerle dye andere steden des lants van Gelre onder sijn subiectie creech

Na desen vertooch die hertoghe met alle sijn heyr ende quam omtrent dat huys te Lobec dair die Rijn ende wale van malcanderen gedeylt worden, ende quam opten berch van Elthen int clooster daer hi sijn tenten ende pauwelioenen neder sloech, ende daer leggende quamen by hem die gedeputeerde wten steden van Zutphen ende van Aernhem met meer andere steden des lants van Ghelre, dair wert gesloten ende geconcludeert in des princen rade dat si den hertoge rustelic ende vredelic ontfangen souden voor haren here ende hertoge, behouden alle haer priuilegien, vryheden, ende hantvesten met meer ander conditien Ende opten .iij. dach van Oest wert die hertoge met groter eeren tot Zutphen in de stede gehaelt ende hulden ende ontfingen hem voor eenen hertoge van Ghelre ende graue van Zutphen

Jnter stede van Zutphen wesende quamen die gedeputeerden vanden ouer yselsche steden, als Campen Swolle ende Deuenter, ende vereenichden hem metten hertoge, want hi op dese steden vertoornt was om dat si metten Gelderschen hem verbonden hadden tegen hem. Op dese selue tijt bracht hi ooc tot sijnre onderdanicheyt here Oswalt van Oldenburch wiens heerlicheyt gelegen was tusschen Zutphen ende emmeric Ende die hertoge dede vergaderen alle der ingesetene poorters van zutphen harnas ende strijtbaer instrumenten ende alle haer artelrije op eene plaetse ende gaf die sine soudenieren die hi daer liet om die stede te bewaren ende van daen tooch hi in die stede van Aernhem ende wert daer mede als hertoge van Gelre gehult ende ontfangen Doen quamen alle die ander steden des lants van Gelre als Harderwijc, grol Dotichom, Hattem, Elbuch, Doesburch ende andere steden ende hulden hem mede als een here ende hertoge van gelre. Ende aldus wert hi met groten arbeyt ende moeyenisse hertoge van Ghelre ende graue van zutphen Ende hi sette in allen steden ende sloten vrome cloecke capiteynen, om die landen in sijn subiectie ende onder sijn onderdanicheyt te houden Ende hi maecte stedehouder ende president van dat gehele lant van Gelre heer Willem van Egmont heer van Yselsteyn.

Als die hertoge alle dingen ende saken in goeden puncten ende state geordineert hadde, versocht hi met groter deuocien onser lieuer vrouwen beelde tot Aken [224v]

Hoe dat hertog Karel de andere steden van het land Gelre onder zijn beheer kreeg.

Hierna trok de hertog met zijn hele leger en kwam omtrent dat huis te Lobith waar de Rijn en Waal van elkaar verdeeld worden en kwam op Eltenberg in het klooster waar hij zijn tenten en paviljoenen neer sloeg en toen hij daar lag kwamen bij hem de gedeputeerden uit de steden Zutphen en Arnhem met meer andere steden van het land Gelre en daar werd gesloten en geconcludeerd in de raad van de prins dat ze de hertog rustig en vredig ontvangen zouden voor hun heer en hertog en behouden alle hun privilegies, vrijheden en handvesten met meer andere condities. En op 3de dag van augustus werd de hertog met grote eer te Zutphen in de stad gehaald en gehuldigd en ontvingen hem voor een hertog van Gelre en graaf van Zutphen.

Toen hij in de stad Zutphen was kwamen de gedeputeerden van Overijsselse steden als Kampen, Zwolle en Deventer en verenigden zich met de hertog want hij was op die steden vertoornd omdat ze met de Geldersen zich verbonden hadden tegen hem. Op dezelfde tijd bracht hij ook tot zijn onderdanigheid heer van Oldenburg wiens heerlijkheid gelegen was tussen Zutphen en Emmerik. En de hertog liet verzamelen van alle ingezetene poorters van Zutphen hun harnassen en strijdbare instrumenten en al hun artillerie op een plaats en gaf die zijn soldaten die hij daar liet om de stad te bewaren en vandaar trok hij in de stad Arnhem en werd daar als hertog van Gelre gehuldigd en ontvangen. Toen kwamen alle andere steden van het land Gelre als Harderwijk, groot Doetinchem, Hattem, Elburg, Doesburg en andere steden en huldigden hem mede als een heer en hertog van Gelre. En aldus werd hij met veel werk en moeite hertog van Gelre en graaf van Zutphen. En hij zette in alle steden en burchten dappere kloeke kapiteins om de landen onder zijn beheer en onderdanigheid te houden. En hij maakte stadhouder en president van dat gehele land van Gelre heer Willem van Egmond, heer van IJsselstein.

Toen de hertog alle dingen en zaken in goede punten en staat geordineerd had bezocht hij met grote devotie het beeld van onze lieve Vrouwe te tot Aken.

Hoe die keiser Frederick binnen der stadt van Trier quam, ende hoe dat hertoge Kaerle van Bourgondien binnen der seluer stadt van Trier quam

OMtrent sinte Michiels dach int selue iaer van .lxxiij. soe is keyser Frederic neder gecomen te Trier met veele bisscopen, hertogen, marcgrauen ende heeren om te tracteren met hertoghe Kaerlen van veel saken Ende tot desen tiden als de keiser binnen trier ghecomen was hadde hertoge Kaerle met groter diligencie ende neersticheyt alle sijn gesinde familie ende dienres doen cleden ende bereden met ontallijke costlicheyt van sijden ende fluwelen lakenen, want dalre minste van sijn dienres, als cocs ende andere waren met sijden ende fluwelen lakenen gecleet, andere met silueren, andere met gulden lakenen, elck na sinen staet ende condicie Als nv alle dingen bereyt waren is hi op gheseten ende nam sinen wech na dye stadt van trier met ontallijc groot volc van wapenen, nemende met hem sijn pauwelioenen ende andere tenten ende tabernaculen die hi in striden plach te gebruycken, met vele ende ontallijcke instrumenten van bussen, serpentinen ende ander artelrije, om dat hi hem wilden thonen voor allen heeren ende vorsten een glorieus ende machtich prince te wesen. Hi hadde in sijn geselscap heere Lodewijc van Bourbon biscop van Ludic hertoge van bulioen graue van Loon, heer Dauid van Bourgondien bisschop van Vtrecht sijnen broeder met meer andere gheestelike prelaten ende heeren Ende daer en bouen veele machtige grauen, veele baroenen ende veel meer ridderen ende andere eedelen sonder ghetal. Ende comende bider stadt van Trier heeft hy sijn tenten pauwelioenen ende tabernaculen opt groene velt gheslagen, ordinerende ende stellende sijn ghewapent volck in manieren oft hi te velde in oorloge ghelegen hadde, ende geordineert wesende sant hi sijn eedele mannen ambassaten inder stadt om den Keiserlijcke Maiesteyt te aduerteren ende sijnen coemste te kennen gheuen. Die keyser beteykende hem eenen dach ende tijt om inder stadt te comen, als des dages na sinte Michiels dach. Een vre te voren dat die Keiserlijcke Maiesteyt wt rijden soude, so reet heer Jan van baden aertsbisscop van trier wter stadt met .CCCC. peerden ende intimeerde den hertoge des keysers toecoemst. Ende weynich tijts daer na quam dye keyser gereden met al die bisscopen, prelaten hertogen, grauen, baroenen, ende ridderen in wonderlijcken ende onsprekelijcken chierheyt ende feeste den hertoge te ghemoet, want alle dye princen ende vorsten waren ghechiert met costelijcke gulden lakenen blinckende van siluer, goude, ende precieuse ghesteenten Voor den keyser reden .CC. edele iongelingen costelijcken toe gemaect hebbende lanck gheel hayr oft ioncfrouwen waren gheweest. Die keyser was gecleet met een costelic gulden stuck hebbende op sijn borst een gulden cruys blinckende van goude ende ghesteenten als die sonne. Die hertoge vernemende des keisers coemst dede alle sine heren ende princen ordineren ende stellen elck op sijnen plaetse ende officie daer si toe gedeputeert waren. Elck op sijn stede geordineert wesende sat hi op sijn paert ende siende den keyser comen rijdende reet hi hem te gemoet, Dat sien [225r] e die keyser reedt wat snellijcker aen dan hi gedaen hadde, ende dier gelijcken dede die hertoge, ende comende bi malcnaderen bereyde hem dye hertoge van den paerde af te staen ende den keyser reuerencie te doen, mer die keyser en woudes niet ghehengen, bewijsende malcanderen alle eer ende reuerencie metten hoofde die si doen mochten, ende reden sachtelic met malcanderen sprekende tot dat si voor des princen tente quamen, ende af staende vanden paerde gauen si malcanderen dye hant met bloten hoofde, die prince seer laech nigende ende doende den Keiserlijcke Maiesteyt grote eer ende reuerencie, ende dier gelijcken die keyser weder om den prince, ende ghinc voort tot allen princen ende heren vanden hertoge bewijsende hem vrientscap met allen manieren ende verwonderde hem wtermaten seere van die grote ende ontallijcke costlicheden ende menichfoudicheden vanden tenten, pauwelioenen, strijtbaer instrumenten ende vanden menichte ende diuersheden der bannieren ende wimpelen. Dier ghelijc hem verwonderden hem seer alle die princen heren ende vorsten vanden groten glorie ende claerheyt des princen dye daer in gouden ende silueren habiten blinckende waren, ende vanden groten apparencie ende menichfoudicheden der precieuser ende costeliker dingen van tapesserijen van vreemde historien ghewrocht van goude ende siluer. Ende als den auont bestont te ghenaken saten dye princen ende vorsten weder op om te trecken in dye heylige stadt van Trier, elck stelde hem in sijn ordinancie. die Keiserlijcke Maiesteyt reet bouen aen die hoge sijde alst betaemde ende beneuen hem die hertoge, daer aen alle die princen heeren ende vorsten in wonderlijker apparacie ende chierheden ende reden aldus in groter gelude van trompetten ter stadt wert. Die stat was veruolt van ouertallick veel volcx dat wt allen nacien ende landen wt steden ende dorpen dair ghecomen was, om dese triumphe ende feeste te sien, ende bisonder te sien den edelen vorst ende prince hertoge Kaerle van Bourgondien wantmen alle kerstenheyt door van hem te spreken wist om sijn grote vromicheden ende feyten van wapenen die hy gedaen hadde. Hi was gecleet bouen op sijn harnas met eenen corten heucke blinckende van goude van paerlen ende andere costlike ghesteenten ghelijcken die sterren aenden hemel ende op sijn schouderen stont eenen knoop van eenen costliken gesteente genoemt tbalays van Bourgondien gheestimeert wesende voor .xl.M. gouden vrancrijcsche cronen. Die dienres die hem volchden hadden bi hem costlijcke lakenen van tapesserijen van goude ende siluer ende andere costelike habiten. Andere van sine heren ende dienres bleuen buten der stadt om die tenten ende artelrijen ende andere costelicheden te bewaren. Na den hertoge reet inder stadt die bisscop van Ludic met CCCC. paerden alle gecleet met deen sijde van gulden laken ende dander side met fluweel, daer aen dye bisscop van Vtrecht sat in vollen harnas met lxxx. peerden, daer aen ioncheer Jan van cleue ende heer Philips van cleue des heren soon van Rauenstein. daer aen reden die graue van steenbergen heer Anthonis des princen bastaert broeder, graue Jan van Assouwen, met graue Engbert van Nassouwen sijn soon, ende graue Jan van marle in wonderlike costlicheden, daer aen die graue van Salmen ende [225v] die marcgraue van Rutelen, die graue van megen here van hombercourt, de graue van Hoorn seer triumphelic ende chierlic

Hoe keizer Frederik binnen de stad van Trier kwam en hoe dat hertog Karel van Bourgondië binnen die stad Trier kwam.

Omtrent Sint Michiels dag in hetzelfde jaar 1473 zo is keizer Frederik gekomen te Trier met vele bisschoppen, hertogen, markgraven en heren om te veel zaken te behandelen met hertog Karel. En in de tijd toen de keizer binnen Trier gekomen was had hertog Karel met grote aandacht en vlijt zijn hele gezin, familie en dienaars laten kleden en bereiden met ontelbare kostbaarheden van zijde, fluwelen lakens want de allerminste van zijn dienaars als koks en andere waren met zijden en fluwelen laken gekleed, anderen met zilveren, anderen met gulden laken en elk naar zijn staat en conditie. Toen nu alle dingen bereid waren is hij opgezeten en nam zijn weg naar Trier met ontelbaar wapenvolk en nam met hem zijn paviljoenen en andere tenten en tabernakels die hij in strijd plag te gebruiken, met vele en ontelbare instrumenten van bussen, klein geschut en andere artillerie omdat hij zich wilden tonen voor allen heren en vorsten een glorieus en machtige prins te wezen. Hij had in zijn gezelschap de heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, hertog van Bouillon, graaf van Loon, zijn broer heer David van Bourgondi, bisschop van Utrecht, met meer andere geestelijke prelaten en heren. En daarboven vele machtige graven, vele baronnen en veel meer ridders en andere edelen zonder getal. En toen hij bij Trier kwam heeft hij zijn tenten, paviljoenen en tabernakels op het groene veld geslagen, geordend en zijn gewapende volk gesteld in de manier of hij te velde in oorlog gelegen had en toen het geordend was zond hij edele mannen als ambassadeurs in de stad om de keizerlijke majesteit te openbaren en zijn komst te kennen geven. De keizer zei hem een dag en tijd om in de stad te komen als de dag na Sint Michiels dag Een uur tevoren dat de keizerlijke majesteit uit rijden zou zo reed heer Jan van Baden, aartsbisschop van Trier, uit de stad met 400 paarden en kondigde de komst van de keizer de hertog aan. En wat later daarna kwam de keizer gereden met alle bisschoppen, prelaten, hertogen, graven, baronnen en ridders in wonderlijke en onuitsprekelijke sierlijkheid en feest de hertog tegemoet, want alle prinsen en vorsten waren versierd met kostbare gulden lakens die blonken van zilver, goud en kostbare gesteenten. Voor de keizer reden 200 edele jongelingen kostbaar toegemaakt en hadden lang blond haar alsof het jonkvrouwen waren geweest. De keizer was gekleed met een kostbaar gouden stuk en had op zijn borst een gouden kruis dat blonk van goud en gesteente als de zon. De hertog vernam de komst van de keizer en liet al zijn heren en prinsen ordineren en elk stellen op zijn plaats en officie daar ze toe gedeputeerd waren. Toen elk op zijn plaats was zat hij op zijn paard en zag de keizer aankomen rijden en reed hem tegemoet, Dat zag de keizer en reed wat sneller dan hij gedaan had en diergelijke deed de hertog en toen ze bij elkaar kwamen bereidde zich de hertog om van het paard te gaan en de keizer reverentie te doen, maar de keizer wilde het niet toestaan en ze bewezen elkaar alle eer en reverentie met het hoofd die ze doen mochten en reden zacht met elkaar en spraken totdat ze voor de tent van de prins kwamen en stegen af van de paarden en gaven elkaar blootshoofds de hand. De prins neigde zeer laag en deed de keizerlijke majesteit grote eer en reverentie en diergelijke de keizer weer om de prins en ging voort tot alle prinsen en heren van de hertog en bewees hem vriendschap met alle manieren en verwonderde zich uitermate zeer van de grote en ontelbare kostbaarheden en menigvuldige tenten, paviljoenen, strijdbare instrumenten en van de menigte en verschillen der banieren en wimpels. Diergelijke verwonderden zich zeer alle prinsen, heren en vorsten van de grote glorie en helderheid van de prins die daar in gouden en zilveren habijten blonken en van de grote verschijning en menigvuldigheid der kostbare dingen van tapijten van vreemde histories gewrocht van goud en zilver. En toen het avond begon te worden zaten de prinsen en vorsten weer op om te trekken in de heilige stad Trier en elk stelde zich in ordinantie, de keizerlijke majesteit reed vooral zoals het betaamt en naast hem de hertog en daarna alle prinsen, heren en vorsten in wonderlijke verschijning en sierlijkheid en reden aldus met groot geluid van trompetten ter stad waart. De stad was gevuld met overtallig veel volk dat uit alle naties en landen, uit steden en dorpen daar gekomen was om deze triomf en feest te zien en vooral te zien de edele vorst en prins hertog Karel van Bourgondië want men door heel christenheid wist men van hem te spreken om zijn grote dapperheid en wapenfeiten die hij gedaan had. Hij was gekleed boven op zijn harnas met een korte kapmantel blinkend van goud, van parels en andere kostbare gesteenten gelijk de sterren aan de hemel en op zijn schouders stond een knoop van een kostbaar gesteente genoemd de robijn van Bourgondië geschat op 40 000 gouden Franse kronen. De dienaars die hem volgden hadden bij zich kostbare laken van tapijten en van goud en zilver en andere kostbare habijten. Anderen van zijn heren en dienaars bleven buiten de stad om de tenten en artillerie en andere kostbaarheid te bewaren. Na de hertog reed in de stad de bisschop van Luik met 400 paarden en allen gekleed met de ene zijde van gulden laken en de andere zijde met fluweel, daarna de bisschop van Utrecht die in vol harnas zat met 80 paarden, daarna de jonkheer Jan van Kleef en heer Filips van Kleef, de zoon van de heer van Ravenstein, daarna reden die graaf van Steenbergen en heer Anton de bastaard, graaf Jan van Nassau met zijn zoon graaf Engbert en graaf Jan van Marle in wonderlijke kostbaarheid, daarna de graaf van Salmen en markgraaf van Rutelen, de graaf van Megen, heer van Humbercourt, de graaf van Hoorn zeer triomfantelijk en sierlijk en daarna etc., dat laat ik verder.



Van eenen wtnemenden costelijcken maeltijt die den hertoge bereit hadde der Keiserlijcke Maiesteyt ende hoe si van een scheyden

Die misse geendt wesende leyde die hertoge den Keiserlijcke Maiesteyt bider hant inder zalen daermen eten soude, die so wtermaten ende onsprekeliken costlic bereyt ende verchiert was, dattet scheen coninc assuerus vierlike feeste te wesen. Dese sale was behangen met costelike tapesserien van gulden lakenen, metter historien van Gedeon rechter van Jsrahel, dair vele precieuse ende dierbare gesteenten in gewrocht waren die als sterren stonden ende blincten. Opt een eynde vander salen stont een trysoer van .x. stagien hooch waer op dat stonden eerst .xxxiij. gouden ende silueren vaten van menigerley sorteringe.

Jtem .lxx. kannen groot ende cleyn.

Jtem .C. scalen ende cruesen verchiert met paerlen ende costelijcke gesteenten

Jtem .vi. grote siluere scepen ende .xij gouden ende silueren beckenen om de handen te wasschen

Jtem .vi. eenhoornen daer die .ij. elcx iij. armen lanck waren

Jtem .vi. silueren kannen elcx van .xij. quaerten

Jtem een grote silueren mande daermen die reliquien van des princen tafel in dede.

Jtem daer waren geordineert drie tafelen, ende alle dat daer op stont als kannen, cruesen ende schalen, ende anders daertoe dienende was van goude ende siluer.

Jtem aen de eerste tafel sat int middel die Keiserlijcke Maiesteit aen die rechter side sat dye aertsbisscop van mens, die aertsbisscop van Trier, die bisscop van Ludic, die bisscop van Vtrecht

Jnden eersten worden dair gepresenteert ende aen gedient .xiij. gherechten daer .xvi. trompers voor ghingen, dair aen .xij. princen met gulden lakenen ghecleet,. Ten anderden gange worden gebrocht .xij. gherechten, ten derden male .x. Dye maeltijt gedaen wesende worden daer ghebracht .xxx. grote tergy scuttelen cruesen ende schalen van goude ende siluer met costelike peerlen ende gesteenten verchiert, met menigerley confecten ende specerien, vanden welcken dye eene staende voor den keyser estimeert was voor .lx.M. gulden. Die gracie geseyt wesende ghingen alle dese heren weder ter kercken ende hoorden die vesper ende na der vesperen bracht de prince met al den heren den keyser weder in sijn palays met veel toertsen ende triumphen in groter feestlicheyt. Daer nae heeft die keyser den hertoge beleent dat hertochdom van Gelre ende tgraefscap van zutphen met groter eeren ende feesten Die Ghelresse heren waren den keyser ende den roomschen rijck meer dan in xxx. iaren lanck nie ghehoorsaem geweest ende hadden veel moet willens ende onbehoorlicheyt voor genomen binnen dier tijt.

Men woude oock seggen dat die keyser daer ghecomen was, om hertoge Kaerle coninck te maken van Bourgondien, daer alle dese neder landen in begrepen souden gheweest hebben, mer die keyser wert anders van sinne ende rade ende track heymelic wt Trier te schepe ende quam tot Cuelen om den twist ende discoorde tusschen den aertsbisscop ende den ghestichte te vereenigen, om dwelcke heymelijcke vertreckinghe die prince seer turbeert ende [227v] verstoort was ende reysde weder na sijnen landen.

Van een uitstekende en kostbare maaltijd die de hertog bereid had de keizerlijke majesteit en hoe ze vaneen scheidden.

Het eerste stuk laat ik vallen,...

Toen de mis gedaan was leidde de hertog de keizerlijke majesteit bij de hand in de zaal waar men eten zou die zo uitermate en kostbaar bereid en versierd was zodat het scheen het feest van koning Assuerus vurige feest te wezen. Deze zaal was behangen met kostbare tapijten van gulden laken met de historie van Gedeon, rechter van Isral, waar vele kostbare en dure gesteenten in gewrocht waren die als sterren stonden en blonken. Op het eind van de zaal stond een schatkist van 10 stages hoog waarop stonden eerst 33 gouden en zilveren vaten van menigerlei sortering.

Item, 70 kannen groot en klein.

Item, 100 schalen en kroezen versierd met parels en kostbare gesteenten

Item , 6 grote zilveren schepen en 12 gouden en zilveren bekkens om de handen te wassen.

Item, 6 eenhoorns waarvan 2 elk 3 armen lang waren.

Item, 6 zilveren kannen, elk van 12 kwartieren.

Item, een grote zilveren mand waar men de relikwien van tafel van de prins in deed.

Item, daar waren geordineerd drie tafels en alles dat daarop stond als kannen, kroezen en anders die daartoe dienen was van goud en zilver.

Item, aan de eerste tafel zat in het midden de keizerlijke majesteit, aan de rechterzijde de aartsbisschop van Mainz, de aartsbisschop van Trier, de bisschop van Luik, de bisschop van Utrecht, etc......

Als eerste werd daar gepresenteerd en opgediend 13 gerechten waar 16 trompetters voor gingen, daarna 12 prinsen met gulden laken gekleed, etc.....

De volgende gang werden 12 gerechten gebracht, de derde keer 10. Toen de maaltijd gedaan was werden daar gebracht 30 grote tergie schotels, kroezen en schalen van goud en zilver met kostbare parels en gesteenten versierd met menigerlei confectie en specerijen waarvan de ene die voor de keizer stond geschat was op 60 000 gulden. Hierna gingen ze naar de kerk en hoorden de vesper. Na de vesper ging de keizer weer na zijn paleis. Daarna heeft de keizer de hertog beleend het hertogdom van Gelre en het graafschap Zutphen met grote eer en feesten. De Gelderse heren waren de keizer en het Roomse rijk meer dan 30 jaren lang ongehoorzaam geweest en hadden veel moedwil en onbehoorlijkheid gedaan binnen die tijd.

Men wilde ook zeggen dat de keizer daar gekomen was om hertog Karel koning te maken van Bourgondië waar al deze Nederlanden in begrepen zouden zijn geweest, maar de keizer werd anders van zin en raad en trok heimelijk uit Trier en ging te scheep naar Keulen om de twist en onenigheid tussen de aartsbisschop en de sticht te verenigen. Om dat heimelijke vertrekken was de prins zeer verward en verstoord en vertrok weer naar zijn landen. ....

Vander institucie ende eerste insettinge des perlaments

ALs nv de hertoge van deser feeste weder tot sijnen landen gecomen was heeft hi geordineert ende ingheset inder stede van Mechelen een consistorie des perlaments in schine als in Vrancrijck binnen Parijs gehouden wert, inden welcken alle causen ende saken van sine landen ghetogen souden worden, om een diffinitiue sentencie aldaer te gheuen ende van daen tot gheenre meerder sheeren hof ofte perlament te appelleren. Ende in desen perlamente waren geordineert ende resideerden .xxxij. personen discrete wijse ende geleerde mannen ende werden geheten die heren vanden perlamente, vanden welcken dat waren .viij. gheestlike personen, als bisschoppen abten ende andere prelaten, als dye bisscop van Doornick, die bisscop van Atrecht, ende die bisscop van byzancien. etcetera. Voort waren daer .xij. edelen ende ridderen, als heer Willem hugonet doctor ende ridder die cancellier, heere Peeter carondilet ridder president des perlaments, die proost van Rysel des hertogen soon van Sauoyen, dye graue van Megen here van Hombercourt .etcetera. Ende noch xij. experte ende excellente doctoren inden rechten, als meester Jan die leeuwe. etcetera. met noch .xi. Ende alle dese heren vanden perlamente waren habitueert ende gecleet met roden swarten oft blaeuwen mantelen na gelegentheden des tijts vanden iare, als in des conincs perlamente van Vrancrijck costumelic was Ende dese voorscreuen heren waren assigneert ende worden ghegeuen wt des princen camere grote gayen ende renten ende quamen altijt met ouerdecten paerden oft mulen te houe rijden met groten familie ende ghesinne. Ende so wie dat een ghedinge inden perlament aenleggen wilde, die most imponeren ende gheuen .lx. gouden croonen. Voort hadde die prince constitueert ende geset eenen aduocaet voor den armen, dien hi ooc voorsien hadde met grote gayen ende salarien ende was ghenoemt des princen aduocaet, om dat si dese tsestich cronen niet te gheuen en hadden, om goods willen dienen ende haer recht bewaren soude, op dat hem oock recht ende iusticie van haerre saken mochte gheschien. Voort soe stelde hem die prince seluer met alle sine landen prouincien ende heeren onder den heeren vander perlamente, [228r] perstringerende ende beuelende bi eenen groten swaren eede ende iurament dat si niet lichtelijc sentencie diffinitiue geuen en souden, mer dat si die saken perscruteren, examineren, pondereren ende neerstelic ondersoecken souden eer dat si vonnisse ende sentencie gauen Ende dat si oock bi haren rechtueerdich vonnisse geuen souden ende dat niet te laten om lief noch leet om ghiften oft gauen, oft wt vresen, oft hem te doen steruen eenen smadeliken doot als gehangen te worden in haer habijten vanden perlamente. Noch had de prince doen bestellen twee cameren bi den perlamente die eene voor den principalen rentmeesteren, dander voor den meesteren vander financien Dit perlament wert begonnen inden iare .MCCCC lxxiiij. omtrent paeschen, ende en duerde niet langer dan des princen leuen lanck.

Jnt iaer van .lxxiiij. als dat bestant wt ghinc tusschen den coninc van vrancrike ende hertoge Kaerle so is weder en bestant gemaect een iaer lanc duerende.

Van de justitie en eerste instelling van het parlement.

Toen nu de hertog van dit feest weer in zijn landen gekomen was heeft hij geordend en ingesteld in de stad Mechelen een consistorie van parlement in schijn zoals in Frankrijk binnen Parijs gehouden werd. Daarin zouden alle zaken van zijn landen getoond worden om een definitieve uitspraak aldaar te geven en vandaar tot geen meer grote heren hof of parlement te appelleren. En in dit parlement waren geordineerd en resideerden 32 personen discrete, wijze en geleerde mannen en werden geheten de heren van het parlement waarvan er 8 geestelijke personen waren als bisschoppen, abten en andere prelaten als de bisschop van Doornik, de bisschop van Atrecht etc. Voort waren daar 12 edelen en ridders als heer Willem Hugonet, doctor en ridder en kanselier, heer Peter Carondilet, ridder president van het parlement, de proost van Rijsel, de zoon van de hertog van Savoie, de graaf van Megen, heer van Humbercourt etc. En noch 12 experten en excellente doctoren in de rechten als meester Jan die Leeuwe etc., met noch 11. En al deze heren van het parlement waren gekleed met rode of zwarte of blauwe mantels naar gelegenheid van de tijd van het jaar zoals in het konings parlement van Frankrijk gebruikelijk was. En deze heren waren betaald en werden gegeven uit de kamer van de prins met grote gaven en renten en kwamen altijd met overdekte paarden of muilezels te hof rijden met grote familie en gezin. En zo wie er een geding in het parlement aanleggen wilde die moest opleggen en geven 60 gouden kronen. Voort had de prins verordend en gezet een advocaat voor de armen die hij ook voorzien had met grote gaven en salaris en die was de prinsen advocaat genoemd omdat ze de zestig kronen niet te geven hadden en om Gods wil dienen en hun recht bewaren zouden opdat ook hen recht en justitie van hun zaken mocht geschieden. Voort zo stelde zich de prins zelf met al zijn landen, provincies en heren onder de heren van het parlement bedwingend en bevelend bij een grote zware eed dat ze niet licht dat een definitief vonnis geven zouden, maar dat ze de zaken uitvoeren, examineren, wegen en vlijtig onderzoeken zouden eer dat ze vonnis en uitspraak gaven. En dat ze ook hun rechtvaardig vonnis geven zouden en dat niet te laten om lief noch leed, om giften of gaven of uit vrees of hen een smadelijke dood te laten sterven als gehangen te worden in hun habijt van het parlement. Noch had de prins laten bestellen twee kamers bij het parlement, de ene voor de belangrijkste rentmeesters en de ander voor de meesters van de financies. Dit parlement werd begonnen in het jaar 1474 omtrent Pasen en duurde niet langer dan de prins zijn leven lang.

In het jaar 1474 toen dat bestand uit ging tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel zo is weer een bestand gemaakt die een jaar lang duurde.

Dat .lxiiij. capittel Noch van hertoge Karels oorlogen in Almanien Zwitsen ende in Loraynen

INt voorscreuen iaer M.cccc.lxxiiij. soe vernam hertoge Karel tijdinge vanden lande van Ferretten twelc hi gecocht hadde tegen hertoge segemont van Oostenrijc, ende hi had daer een capiteyn ghestelt gheheeten Peter hacheback, die welck om sijn tyranscap dair geuangen was ende ter iusticien ghestelt ende daer na onthooft in een stadt geheten Brysac Om twelck die prince seer gestoort wert ende vermat hem dat op hemlieden te wreken alsoe dattet lant van Ferretten wt vreesen is geslagen onder Zwitserlant. Ende op die selue tijt is gecomen heere Robrecht van Beyeren eertsbisschop van colen ende heuet hertoge Kaerle sinen neue geclaecht ouer die stadt van Colen, van Nuys ende andere, datse hem onthielden sijn rechten ende demeynen die hem toe behoorden. etcetera. Also dat die prince den eertsbisscop consenteerde sijn wapen binnen Colene voor zijn hof te slane twelc hi dede, mer si wert bi nachte af getrocken ende in dat slijck ghetorden. Twelck hertoge Kaerle vernemende so was hi qualick te vreden. Daer na is hi mit groter heyrcracht te peerde ende te voete wt sijnen landen getrocken door Tricht hebbende met hem ooc veel engelschen ende Lombaerden die wtgesocht ende seer vrome waren ende hi ghinc leggen voor de stadt van Nuyssen omtrent sinte Maria magdalenen dach int iaer voorscreuen. Ende hi hinck sijn wapen costelic aen enen stake in een schilt midden in dat velt. Daer werden soveel tenten ende husen op gestelt datter .iiij. mael meer timmeraetse was int leger dan binnen Nuys Ende die prince heeft menich swaer assault ende storm gedaen op die stadt ende heeftse vreeslick beschoten grote scade doende aen poorten, torren ende mueren ende vele burghers doot geschoten Mer die van binnen weerden hem vromelic ende scoten veel volcx doot van shertogen lieden want si waren binnen wel bewaert van cloecke lieden van wapenen. daer het hooft af was heer Harman des lantgrauen broeder van Hessen, dye van sinte Lijsbetten geslachte ende bloede is ende wert namaels bisscop van Colen. [228v] mer heer Gheerlof van Bredenback ridder hadde tmeeste regiment ende bestier vanden ruteren die hoe langher hoe strangher waren, ende die keyser had der stadt ontboden dat hise ontsetten soude. Maer het viel so lange dat die van binnen alsulcken gebreck hadden, datse aten wel .CCCC. paerden van honger, nochtans en wilden si hem niet op geuen, mer bleuen euen cloeck want si quamen dicwil wter stadt ende sloegen den prince groot volc af. Ooc so quamen daer op eenen morghen stont heymeliken van wter stadt van Colen ghesonden .CCCC. voetknechten ende een yeghelic droech met hem salpeter daer si binnen der stadt van Nuyssen seer mede ghesterct waren

Jn dese tijt maecte die keyser Frederic ende die kueruorsten ende die rijnsteden een grote aliancie ende verbont met coninc Lodewijc van vrancrijck Ende omtrent sinte Barbaren dach soe quam daer bi hertoge kaerle die coinc van Denemercken van Rome comende ende hi hadt bi hem graue Gheeraert van oldenbrugge sijnen broeder ende hertoge Frederick van Bruynswijck, ende meer ander grote heeren ende si arbeyden seer om den pays tusschen te makene mer het was om niet ende so vertrocken si.

Jtem in die vasten sijn die van Colen wt ghereyst ende hebben haer logies gemaect neffens die stadt van Nuyssen ouer den rijn Ende hebben grote schade gedaen met schieten in shertogen Karels heyr

Dat 64ste kapittel. Noch van hertog Karels oorlogen in Allemagne, Zwitserland en Lorraine.

In het jaar 1474 zo vernam hertog Karel tijding van het land van Ferrette wat hij gekocht had van hertog Sigismund van Oostenrijk en had daar een kapitein gesteld die geheten was Peter Hacheback die vanwege zijn tirannie daar gevangen was en ter justitie gesteld en daarna onthoofd in een stad geheten Brissac, waarom de prins zeer verstoord was en vermat hem dat op hen te wreken alzo het land Ferette uit vrees onder Zwitserland is gekomen. En op dezelfde tijd is gekomen heer Robrecht van Beieren, aartsbisschop van Keulen, en heeft zijn neef hertog Karel geklaagd over de stad Keulen, van Neuss en anderen dat ze hem onthielden zijn rechten en domeinen die hem toe behoorden, etc. Alzo dat de prins de aartsbisschop toezei zijn wapen binnen Keulen voor zijn hof te slaan, wat hij deed, maar het werd in de nacht afgetrokken en in het slijk getreden. Wat hertog Karel vernam en zo was hij kwalijk tevreden. Daarna is hij met grote legermacht te paard en te voet uit zijn land getrokken door Tricht en had met hem ook veel Engelsen en van Lombardije die uitgezocht en zeer dapper waren en hij ging liggen voor de stad Neuss omtrent Sint Maria Magdalena dag. En hij hing zijn kostbaar wapen aan een staak in een schild midden in dat veld. Daar werden zoveel tenten en huizen opgesteld zodat er 4 maal meer timmerage in het leger was dan binnen Neuss. En de prins heeft menige zware aanval en bestorming gedaan op de stad en heeft ze vreselijk beschoten en deed grote schade aan de poorten, torens en muren en vele burgers doodgeschoten. Maar die van binnen verweerden zich dapper en schoten veel volk dood van de lieden van de hertog want ze waren binnen goed beschermd van kloeke lieden van wapens waarvan het hoofd was heer Harman, de broer van de landgraaf van Hessen die van Sint Liesbeth geslacht en bloed was en later bisschop van Keulen werd, maar heer Gheerlof van Bredenback had het grootste regiment en bestuur van ruiters die hoe langer hoe sterker werden en de keizer had de stad ontboden dat hij het ontzetten zou. Maar het duurde zo lang zodat die van binnen al zulk gebrek hadden dat ze wel 400 paarden aten van honger, nochtans wilden ze zich niet over geven, maar bleven binnen al even kloek en kwamen vaak uit de stad en sloegen groot volk van de prins af. Ook zo kwamen daar op een morgenstond heimelijk uit de stad Keulen gezonden 400 voetknechten en iedereen droeg met hem salpeter waar ze binnen de stad Neuss zeer mee versterkt waren.

In deze tijd maakte keizer Frederic en de keurvorsten en de Rijnsteden een grote alliantie en verbond met koning Lodewijk van Frankrijk. En omtrent Sint Barbara dag zo kwam daar bij hertog Karel de koning van Denemarken die van Rome kwam en hij had bij hem zijn broeder graaf Geeraert van Oldenburg, broeder en hertog Frederik van Braunschweig, en meer andere grote heren en ze werkten zeer om vrede te maken, maar het was om niet en zo vertrokken ze.

Item, in de vasten zijn die van Keulen uitgetrokken en hebben hun logies gemaakt neffens de stad Neuss over de Rijn. En hebben grote schade gedaan met schieten in het leger van Karel.

Ten lesten is de keyser seluer ghecomen tot Colene met hertogen, bisscopen, marcgrauen ende ander heeren ende met groter heyrcracht al opten cost van den keyserike om Nuysse te ontsetten Als die aertsbisscop van Mens heer Adolf van Nassouwen, heer Jan van Baden eertsbisscop van trier, hertoge albrecht van Sassen,ende marcgraue aelbrecht van Brandenburch,die bisschop van wirtzburch, die bisscop van Eysteten. De hertoge van Beyeren palsgraue opten Rijn en quam niet, want dit oorloge tegen sijn broeder was bisscop Robrecht van beyeren, ende lach metten hertoge van bourgondien voor Nuys. Heer Henric van Zwartsenburch bisscop van Munster des hertogen van cleue suster soon. ende die steden met hem wt duringen ende sassen brachten met hem wel .xvi.M. werachtige mannen, ende wel .xvijC. heer wagens Opten seluen dach quam die ionge marcgraue van Baden met sijn vrienden. des anderen dages daer na quam lantgraue Henric van Hessen lantgraue harmans broeder die binnen Nuys lach. Jtem waren daer noch gecomen dese na bescreuen heeren ende vorsten, als Euert graue van wirtzenburch, die graue van dockenburch, die graue van Zwartzenburch, die graue van Hennenburch, die graue van Oltingen,die graue van Westerburch, die graue van Arberch, dye graue van Bulsteyn, die graue van waldeck, die graue van withgensteyn, die graue van Rijkensteyn, die graue van Sartburch, die graue van Tekelenburch, die graue van Thzorelre, dye graue van Holloch, die graue van Euersteyn, die graue van Foultze, die graue van Goudelfingen, die graue van Holsensteyn, die graue van Pitzen, de graue van stiffel, die graue van Kipperic, die graue van Honsteyn, die graue van Lopsen, die graue van Schonenberch, die graue vander Lippe. die graue van Hollem, die graue van Hannou [229r] wen, die graue van Dissen, die graue van Linigen, twee grauen van montfort twee grauen van Nassouwen, twee grauen van Zolins, twee grauen van ysenburch, twee grauen van Wertheynen twee grauen van Sirenburch, drie grauen van Waerdenburch, twee grauen van van Berben, twee grauen van Sonnenberch. Dat getal der heeren princen ende vorsten geestelic ende waerlic was omtrent xc behaluen andere baroenen, ridderen heren ende schiltboortige mannen So hadden noch vele grote machtige heeren geestelic ende waerlic ghesonnen haer capiteynen met veel volcx van wapenen Noch hadden alle die rijcsteden die te lanc souden vallen te scriuen ende onder den heyligen roomschen rijck geseten sijn haer volck van wapenen gesonnen in groter menichte. Jtem die stadt van Colen hadde van haren selfs burgeren wt gemaect den keyser te dienste comen met .iij.M. werachtige vrome mannen, alle gecleet met wit ende root, met veel heerwagens ende ghereetscap ten oorloge dienende Des dynsdages voor des heyligen sacraments dach brack die keyser mit al sijn heyr op, ende tooch voort bi des hertogen heer van Bourgondien op dese side der affen, omtrent een grote mijle van theyr. Hertoge Kaerle vernemende dat dye keyser met alle sijn heyr hem so na gecomen was, was wtermaten blijde ende wel gemoet hopende tot een eynde van desen oorloge te comen ende dede vergaderen alle sijn princen heeren ende capiteynen ende dede hem lieden een lange relacie als hi dicwils plach te doen exhorterende ende vermanende dat si hem cloeckelic ende vromelic hebben wouden want hi in meninge was den keyser met alle sijn heyr te beuechten

Hier en binnen dat die keyser sijn tenten neder sloech ende sijn heyr ordineerde so en ruste niet die eerweerdige heere Alexander legaet vanden paus, maer arbeyde seer aen beyden siden een tractaet van payse te maken, ende dat elck sijn intencie ende meninge te kennen geuen wilde Onder desen heeft de hertoge genomen viijC. wtgelesen vrome mannen, ende is seluer in persone met desen wt ghetogen opten Pinxster auont ende was den xiij. dach van Meye, ende quam ghereden voor des keysers wagenburch ende leger omtrent alsmen met eenre bussen schieten soude ende stont op een berch om des keysers heer te ouersien Ter seluer stonden volchden hem .viij.C. glauien vanden Lombaerden bereyt wesende te striden, ende dese stonden op een anderen berch ende op elcke berch stonden .ij. serpentinen gestelt tegen des keysers tente Die bisscop van Munster des keysers capiteyn ende ouerste hooftman siende dit volck van wapenen staende was in meeninge die te beuechten, mer hi en wiste niet dat die hertoge daer seluer was So heeft hi met hem genomen omtrent .xvC. paerden ende is wt des keysers heyr gereden na den anderen toe, genakende lieten si dye serpentinen los ende quamen met groten gedrange den berch af rennen so crachtlijken dat si van noots wegen mosten achter rugge keeren Die Bourgonsche veruolchdense so dapperlic ende snellic datter vele vanden peerden ter aerden geuelt worden, gheslagen ende geuangen, ende daer bleef doot van des bisscops gherit omtrent .l. mannen ende xvi. geuangen, daer des bisscops stafdrager een af was. Ende hier mede was dese scermutsinge gedaen ende de hertoge tooch weder in sijn perc voor Nuys. [229v]

Tenslotte is de keizer zelf te Keulen gekomen met hertogen, bisschoppen, markgraven en andere heren en met grote legermacht alles op kosten van het keizerrijk om Neuss te ontzetten. Toen de aartsbisschop van Metz, heer Adolf van Nassau, heer Jan van Baden, aartsbisschop van Trier, hertog Albrecht van Saksen en markgraaf Albrecht van Brandenburg, de bisschop van Würzburg de bisschop van Eichstatt. De hertog van Beieren, palsgraaf op de Rijn, kwam niet want deze oorlog was tegen zijn broeder de bisschop Robrecht van Beieren en hij lag met de hertog van Bourgondië voor Neuss. Heer Hendrik van Zwartsenburg, bisschop van Munster en zoon van de zuster van Kleef, en de steden met hem uit Thüringen en Saksen brachten met hem wel 1500 weerbare mannen en wel 1700 legerwagens. Op dezelfde dag kwam de jonge markgraaf van Baden met zijn vrienden. De volgende dag daarna kwam landgraaf Hendrik van Hessen, de broer van landgraaf Harman die in Neuss lag. Item, waren daar noch gekomen deze na beschreven heren en vorsten etc. Dat getal der heren prinsen en vorsten, geestelijk en wereldlijk was omtrent 1000, behalve andere baronnen, ridders, heren en schild dragende mannen. Zo hadden noch vele grote machtige heren geestelijk en wereldlijk hun kapiteins gezonden met veel wapenvolk. Noch hadden alle rijksteden, wat te lang zou vallen om te schrijven en onder het heilige Roomse rijk gezet waren, hun wapenvolk gezonden in grote menigte. Item, die stad Keulen had van zichzelf burgers gereed gemaakt om de keizer te dienst komen met 3000 weerbare dappere mannen, allen gekleed met wit en rood, met veel legerwagens en oorlogsgereedschap. De dinsdag voor heilige sacrament dag brak de keizer met al zijn leger op en trok voort tot het leger van de van Bourgondië aan deze zijde aan deze zijde van de Erft, omtrent een grote mijl van het leger, Hertog Karel vernam dat de keizer met al zijn leger hem zo na gekomen was en was uitermate blijde en goed gemoed en hoopte tot een eind van deze oorlog te komen en liet al zijn prinsen, heren en kapiteins verzamelen en deed die lieden een lang verhaal zoals hij vaak plag te doen en zette ze aan en vermaande dat ze zich kloek en dapper hebben wilde want hij was in de mening de keizer met al zijn leger te bevechten.

Ondertussen dat de keizer zijn tenten neer sloeg en zijn leger ordineerde zo rustte niet de eerwaardige heer Alexander, legaat van de paus, maar werkte zeer aan beide zijden om een traktaat van vrede te maken en dat elk zijn intentie en mening te kennen geven wilde. Ondertussen heeft de hertog genomen 8000 uitgelezen dappere mannen en is zelf in persoon met die uitgetrokken op de Pinksteravond en dat was de 13de dag in mei en kwam gereden voor de wagenburg van de keizer en leger omtrent noen toen men met bussen schieten zou en stond op de berg om het leger van de keizer te overzien. Terzelfder tijd volgden hem 800 lansen van Lombardije die bereid waren om te strijden en dezen stonden op een andere berg en op elke berg stonden 2 kleine kanonnen gesteld tegenover de tent van de keizer. De bisschop van Munster, de kapitein van de keizer en overste hoofdman, zag dit wapenvolk staan en was in mening die te bevechten, maar hij wist niet dat de hertog daar zelf was. Zo heeft hij met hem genomen omtrent 1500 paarden en is uit het leger van de keizer gereden naar de anderen toe en kwam daar en liet die kleine kanonnen los en kwamen met groot gedrang de berg af rennen en zo krachtig dat ze vanwege de nood achteruit moesten. De Bourgondirs achtervolgden ze zo dapper en snel zodat er velen van de paarden ter aarde geveld werden, geslagen en gevangen en daar bleef door van de bisschop rijders 50 mannen en 16 gevangen waarvan de bisschop stafdrager een van was. En hiermee was deze schermutseling gedaan en de hertog trok weer in zijn perk voor Neuss.

Hoe dat die hertoge sijn battaelgen ordineerde om te striden

OPten .xv. dach van Mey ende was des dages na Sinxen is die hertoge getogen wt sijn parc daer hi in begrauen lach, om hem te scicken te striden ende is gecomen op een groot breet velt. Doe dede hi condigen al sijn heyr door dat elck zijn harnas rede maken soude, die hertoge wilde monster doen, want hi hadde verstaen dat die keyser hem in sine leger versoecken woude, So heeft hem elck daer toe gescict ende bereet gemaect, ende hi is op geseten ende heeft dat heyr ouersien ende gescouwet, ende heeft eerst in ordineert dat die graue van Megen, heer Jacob van Lutzenburch, die graue van Cremonen, heer Jacob galeaers, ende heer Reyer van bruechusen met .xiiij.M. gewapende souden bliuen leggen in haer parcken ende legers voor die stede van Nuys, ende hi is wt dat parck getogen met .xij.M. glauien te peerde ende ij.M. te voet met clueuers armborsten ende met andere strijtbaer instrumenten wel toegemaect ende bereyt, ende dede met groten arbeyt ende moeyte slechten ende effen maken die houelen ende bergen ende andere wegen om een plat velt te hebben op te striden, ende hadde vele serpentinen ende hagebussen doen ordineren onder die aerde heymeliken tegen des keysers heyr. Voort so ordineerde die hertoge sijn heyr in .xvi. battaelgen in manieren van een scaecspele met menigerley bannieren ende wimpelen ende verwachte op die selue stede den keyser mit sijn heyr .viij. dagen lanck, mer als hi sach dat die keyser hem niet en versochte, was hi in meninge hem te besoecken So is hi dan gecomen des nachts voor des heyligen sacraments auont met groten gelude van trompetten mit ontwonden ende blinckende bannieren met groten ghecry ende geroep hebbende omtrent C. ende .l. serpentinen neffens des keysers leger ouer ende ordineerde selue sijn volc in battalge ende settese inder oordenen, ende sprac totten Engelschen Ghi vrome capiteynen van wapenen ghi hebt v soudie ghisteren van mi ontfangen ende nv sullen wi striden tegen dat ouerlantse heyr, daer om hebt v nv als vrome onuersaechde mannen Dier gelijcken sprack hi totten Lombaerden ende tot anderen natien, begherende ende vermanende hem lieden om prijs ende eer van haer vianden te vercrijgen. Daer si alle gelijc op antwoorden roepende met luder stemmen dat si bi hem leuen ende steruen wouden, wt welken gecrij die keyser verstont dat die hertoge hem nakende was om te beuechten, ende heeft sinen maerscalck sijn heyr doen ordineren om tegen den hertoge te strijden. Als nv die hertoge sijn volck ordineert hadde is hi op geseten ende reet voor henen als een armborst schieten mach ende hadde sijn blinckende swaert in die hant ende liet dat om gaen thonende sijn volc, sijn grootmoedicheyt ende vromicheit ende quam doe weder onder sijn heyr ende reet doe allensken ende sachtelic na des keysers heyr toe met groten ghelude van trompetten met ontwonnen ende blinckende bannieren Als de keyser dat sach scicte ende ordineerde hi sijn heyr te trecken wt den wagenborch daer deerste af was die bisscop van munster des hertogen naeste mage die ooc seer begeerlic was des princen doot, ende hielt scarpe auijs ende gesichte waer dat de hertoge seluer in persone waer, op dat hi hem allene mocht beuechten ende ter doot brengen [230r]

Hoe dat de hertog zijn bataljons ordineerde om te strijden.

Op de 15de dag van mei en was de dag na Pinkster en is de hertog uit zijn perk getrokken waar hij in begraven lag om zich in strijd te schikken en is gekomen op een groot breed veld. Toen liet hij door zijn hele leger verkondigen dat elk zijn harnas gereed zou maken en de hertog wilde wapenschouw doen, want hij had verstaan dat de keizer hem in zijn leger opzoeken wilde. Zo heeft elk zich daartoe geschikt en gereed gemaakt en hij is opgezeten en heeft dat leger overzien en aanschouwd en heeft eerst geordineerd dat de graaf van Megen, heer Jacob van Luxemburg, de graaf van Cremona, heer Jacob Galeaers, en heer Reier van Broekhuizen met 14000 gewapenden zouden blijven liggen in hun perken en legers voor de stad Neuss en hij is uit dat perk getrokken met 12000 lansen te paard en 2000 te voet met klevers, armborsten en met andere strijdbare instrumenten goed toegemaakt en bereid en liet met grote arbeid en moeite slechten en effen maken de heuvels en bergen en andere wegen om een plat veld te hebben op te strijden en had vele kleine kanonnen en vuurwapens laten ordineren onder de aarde heimelijk tegen het leger van de keizer. Voort zo ordineerde de hertog zijn leger in 16 bataljons op de manier van een schaakspel met menigerlei banieren en wimpels en wachtte op die plaats de keizer met zijn leger 8 dagen lang, maar toen hij zag dat de keizer hem niet opzocht was hij in de mening hem te bezoeken. Zo is hij dan ‘s nachts gekomen de nacht voor heilige sacrament dag met groot lawaai van trompetten met ontwonden en blinkende banieren en met groot gekrijs en geroep met omtrent 101 kleine kanonnen tegenover het leger van de keizer en ordineerde zelf zijn volk in bataljons en zette ze in orde en sprak tot de Engelsen; ‘Gij, dappere kapiteins van wapens, ge hebt uw soldij gisteren van mij ontvangen en u zullen we strijden tegen dat buitenlandse leger, wees daarom als dappere onversaagde mannen.’ Diergelijk sprak hij tot die van Lombardije en andere naties en begeerde en vermaande hen om prijs en eer van hun vijanden te verkrijgen. Waar ze allen gelijk op antwoordden en riepen met luide stem dat ze bij hem leven en sterven wilden, uit welk gekrijs de keizer verstond dat de hertog hem aankwam om te bevechten en heeft zijn maarschalk zijn leger laten ordineren om tegen de hertog te strijden. Toen nu de hertog zijn volk geordend had is hij opgezeten en reed voor hen met schoot heen zoals een armborst schieten mag en had zijn blinkende zwaard in de hand en liet dat omgaan en toonde zijn volk zijn grootmoedigheid en dapperheid en kwam toen weer onder zijn leger en reed toen geleidelijk aan zacht naar het leger van de keizer met groot geluid van trompetten met geopende en blinkende banieren. Toen de keizer dat zag schikte en ordineerde hij zijn leger te trekken uit de wagenburg waar de eerste van was de bisschop van Munster, de naaste verwant van de hertog, die ook zeer de dood van de prins begeerde en hield scherp advies en toezien waar dat de hertog zelf in persoon was opdat hij hem alleen mocht bevechten en ter dood brengen.

Vanden strijt die geuiel tusschen den keyser ende den hertoge Kaerle van Bourgondien

DEs smorgens omtrent .viij. vren opten seluen dinxdach genaecte die hertoge met sinen heyr op een halue mile na des keysers leger dat si malcanderen wel bescouwen mochten ende bleeff daer houwende omtrent viij. uren lanck verbeyende den keyser oft hi yet wt sijn leger hadt willen te velde comen om te striden Mer des keysers raden ende heren en rieden hem dat niet, menende dattet beter waer dat de hertoge tot hem quame Jn deser schine ende maniere die hertoge sijn heyr houden staende om te striden maecte hi vele ridderen, daer tghetal eens deels af was dese na bescreuen. Jan hertoge Jans van cleue outste soon sijn neue Frederick van Egmont, heer van Yselsteyn, Philips van Moermont Claes van zeeckel, Willem van walle Willem van drinchem, Henric van ducxmuden Willem van gracht ende Jan van clauskerken Alst nv genaecte den auont des achternoens te .iiij. vren, ende die keyser wt zijn leger niet en quam te velde, liet dye hertoge met serpentinen slangen ende andere bussen seer gijsselic schieten in des keysers parck om hem te prouoceren ende wten leger te doen comen te velde, mer si als voorsichtige ende looslijc haer dingen aen leggende bleuen al daer binnen, willende dat die hertoge tot hem quame, dwelck die hertoge ooc niet doen en wilde ende versierde eenen anderen raet ende manier om te doen wt comen. So heeft hi ordineert ende beuolen dat een deel van sijn heyr souden hem simuleren ende veinsen te willen vlien, recht oft si veruaert hadden gheweest ende scheyden hem een luttel af rijdende. Die keyser dit siende meende also te zijn als hi auiseerde ende si simuleerden recht oft si geulogen hadden, gheboot datmense veruolgen soude So is dan die keyser wt sijn leger ghetreden met ontwonden bannieren met trompetten ende trommelen makende groot geluyt. Daer stonden die bisscopen van Mens, van Trier, van Munster, de hertoge van Sassen, die marcgraue van Brandenburch, die lantgraue van Hessen metten anderen heren ende princen. voort die rijcsteden elck gheordineert wesende in zijn battaelge Nv en was des hertogen heyr noch niet geulucht, maer hadden alleen die manier gehouden als oft si geulucht waren geweest Dese als si sagen dattet heyr aen quam geslagen keerden si hem om ende daer geuiel eenen harden swaren strijt. Nv so hadde dye bisscop van munster sine battaelge beuolen dat si scarpelick mercken souden waer die hertoge van bourgondien ware, want tegen dien woude hi sine battaelge stieren om doot te slaen, mer hi en quam dien wech niet, want hi reedt al drayende met sijn battaelge aen dander side, so dat hi quam op die alre crancste stede van des keysers heer, dwelck siende dye andere reden al drayende hem na als vogelen inder lucht, ende quamen ooc bi hem, ende ghenakende des keysers heyr begonnen si te schieten met serpentinen, slangen, ende haghebussen seer grijsselijck op des keysers heyr. Dye ouerlanders dat siende keerden hem oock weder om ende schoten ooc met allen seer in dat bourgoensche heyr, ende alte met quamen dese twee aen malcanderen, daer quamt tot eenen fellen ende vreesliken stride, daer wertter veel gheslagen. Dye bisscop [230v] van Munster siende dat die hertoge aen dander side van theyr was wende hem om ende began met sine battaelge seer scarpelic te vechten op den hertoge, maer si worden haest weder gedreuen int parc Die Lombaerden hadden hem vromelic tegen des marcgrauen battaelge van brandenburch ende dwongense mede dat si int parck hem bergen mosten, nochtans weerden si hem vromelicken ende resisteerden den bourgonschen stouteliken. De ouerlantsche aenmerckende dat die bourgonsche dus mogentliken als brijsschende leeuwen op hem gereden quamen ende drongense te wijcken int parc stelden si hem vromelic mit al haren macht ter weer nochtans quamen veel bourgonschen al vechtende mede int voorgeburcht vanden parcke, dat daer een scharpe ende harde mangelinge geuiel, waer om datter vele waren die veruaert waren ende niet vlien en conden liepen na den Rijn toe ende verdroncken. Dat ghecrij vanden ouerlantschen ende Bourgonschen was so groot datment ouer verre wegen hoorde, ende doe en dorsten die ouerlansche niet weder te velde comen. So begonstmen te spreken van payse oft bestant te maken Daer in seer arbeyde een seer eerwerdich prelaet heer Alexander bisscop van forliuien legaet vanden paus gesonden ende hi dede die wtsprake, dat ons heylige vader die paus dese sake soude eynden binnen een iare, ende hier en binnen souden partijen af laten van oorlogen, ende die stadt van Nuyssen soude bliuen staen onbeuochten onder die protectie vanden seluen legate. Also sijn beyde die heyren op gebroken omtrent sint Jansmisse, ende die hertoge quam weder in sijn lant met groten prijse ende victorien

Van de strijd die geviel tussen de keizer en hertog Karel van Bourgondië.

‘s Morgens omtrent 8 uur op die dinsdag raakten de hertog met zijn leger op een halve mijl het leger van de keizer zodat ze elkaar goed zien mochten en bleef daar houden omtrent 8 uur lang en wachtte op de keizer of hij iets uit zijn leger te velde had willen komen om te strijden. Maar de raden van de keizer en heren en raden hem dat niet aan en meenden dat het beter was dat de hertog tot hen kwam. In deze schijn en manier hield de hertog zijn leger staande om te strijden en maakte velen ridder waar het getal eensdeels van was deze hierna beschreven. Jan, de oudste zoon van hertog Jan van Kleef, zijn neef, Frederik van Egmond, heer van IJsselstein, Filips van Moermond, Claes van Seine, Willem van Walle, Willem van Gorinchem, Hendrik van Diksmuide, Willem van Gracht en Jan van Klauskerk. Toen nu de avond kwam te 4 uur en de keizer niet uit zijn leger te velde kwam liet de hertog met kleine kanonnen en andere bussen zeer afgrijselijk schieten in het perk van de keizer om hem te provoceren en uit het leger te laten komen, maar zij als voorzichtige en loos hun dingen aanlegden bleven allen daarbinnen en wilden dat de hertog tot hen kwam, wat de hertog ook niet doen wilde en versierde een andere raad en manier om uit te laten komen. Zo heeft hij geordend en bevolen dat een deel van zijn leger zich zouden simuleren en veinzen te willen vlieden recht alsof ze bang waren geweest en scheidden zich en reden wat weg. De keizer die dit zag en meende alzo te zijn en hij gebood dat men ze achtervolgen zou. Zo is de keizer dan uit zijn perk getreden met ontwonden banieren, met trompetten en trommels en maakte groot lawaai. Daar stonden die bisschoppen van Mainz, van Trier, van Munster, de hertog van Saksen, de markgraaf van Brandenburg, de landgraaf van Hessen met de andere heren en prinsen en voort de rijkssteden elk geordineerd in zijn bataljon. Nu was het leger van de hertog niet gevlucht, maar hadden alleen de manier gehouden alsof ze gevlucht waren geweest. Deze toen ze zagen dat het leger aankwamen geslagen keerden ze zich om en daar gebeurde een harde zware strijd. Nu zo had de bisschop van Munster zijn bataljon bevolen dat ze scherp opletten zou waar de hertog van Bourgondië was, want tegen die wilde hij zijn bataljon sturen om dood te slaan, maar hij kwam niet op die weg want hij reed al draaiend met zijn bataljon aan de andere zijde zodat hij op het aller zwakte plaats kwam van het leger van de keizer die de anderen al draaiend aanreden als vogels in de lucht en kwamen ook bij hem en genaakten en op het leger van de keizer begonnen ze te schieten met kleine kanonnen, slangen en vuurwapens zeer afgrijselijk op het leger van de keizer. De buitenlanders die dat zagen keerden zich ook weerom en schoten ook met zijn allen in dat leger van Bourgondië en al te al kwamen deze twee aan elkaar waar het kwam tot een felle en vreselijke strijd en daar werden er veel geslagen. De bisschop van Munster zag dat de hertog aan de andere kant van het leger was draaide zich om en begon met zijn bataljon zeer scherp op de hertog te vechten, maar ze werden gauw teruggedreven in het perk. Die van Lombardije hielden zich dapper tegen het bataljon van de markgraaf van Brandenburg en dwongen ze mede dat ze zich in het perk bergen moesten, nochtans verweerden ze zich dapper en weerstonden de Bourgondiërs dapper. De buitenlanders die merkten dat de Bourgondiërs die als briesende leeuwen op hen gereden kwamen drongen ze wijken in het perk en stelden zich dapper met al hun macht te verweer, nochtans kwamen veel Bourgondiërs al vechtend mede in het voorste stuk van het perk waar een scherpe en harde tegenwerking waarom dat er velen waren die bang werden en niet vlieden konden en liepen naar de Rijn toe en verdronken. Dat gekrijs van de buitenlanders en Bourgondirs was zo groot zodat men het ver weg hoorde en toen durfden de buitenlanders niet weer te velde komen. Zo begon met te spreken van vrede of bestand te maken. Waarin zeer werkte een zeer eerwaardige prelaat heer Alexander, bisschop van Forlivie, legaat van de paus geschonden en hij deed de uitspraak dat onze heilige vader de paus deze zaak zou eindigen binnen een jaar en ondertussen zouden de partijen aflaten van oorlog en de stad Neuss zou niet bevochten worden en staan onder de protectie van de legaat. Alzo zijn beide legers opgebroken omtrent Sint Johannes mis en de hertog kwam weer in zijn land met grote prijs en victorie.

Jnt iaer .M.CCCC.lxxv. alst bestant tusschen den coninc van Vrancrijc ende hertoge Kaerle wt was so hebben die fransoysen op shertogen lande groot schade gedaen te water ende te lande ende branden in Artoys ende namen sommige cleyn steden inne

Jtem want inder tijt dat hertoge karel voor Nuyssen lach een verbont was gemaect tusschen coninc Eduwaert van Engelant ende hertoge Karel tegen den coninc van vrancrijck So is coninc eduwaert met groter macht comen tot Calys ende track voort in Pycardien om tlant van Normandijen weder te winnen. Maer die hertoge en wilde van Nuyssen niet scheyden, ende die coninc van Engelant aenmerckende dat die Fransoysen veele machtiger waren dan hi, ende dat hi niet veel gedoen en conde so liet hi hem onderwisen vanden bastaert van bourbon ammirael van vrancrike een wijs man die van conincx wegen hem schone dingen presenteerde, so dat den pays gemaect was mit voorwaerden dat des conincx van Vrancrijcke iongen sone namaels trouwen soude des conincx van Engelant dochter Ende voor sijn costen soude coninc eduwaert hebben grote sommen van penningen ende beyde die coningen vergaderden minlic tot Amyens.

Daer na track coninc Eduwaert weder ouer in Engelant daer dengelsche sere op mumureerden, want hi had grote scat vanden engelschen ontfangen op die reyse Ooc was hertoge Karel hier af qualick te vreden, want hi metten engelschen ghemeynt hadde den coninc van Vrancrijck te dwingen [231r]

Daer nae heeft hertoge Kaerle aen coninc Lodewijc een lanc bestant gheeyschet van .ix. iaren om te gaen ende te keren ende comenschap te hanteeren Ende dat daer om, want hi had in sinen sinne om te oorlogen in Loraynen ende op die zwitsen Also hi lazen sonder oorlogen niet sijn en conde, daer hem seer toe verwecte die historie vanden groten coninc Alexander die hi seer gheerne hoorde also men seyde, meenende hem na te volghen die een heydensche coninc was die met groter houerdijen ende eerghiericheit regneerde, twelc al is tegen de kersten wet ende leringen ons heren Jesu cristi. Het hadde hem saliger gheweest te studeren die historien van kerstelicken princen, als coninc Clowijs van vrancrijke, coninc Pippijn coninc Kaerle de grote sinte Lodewijc, van welcker coningen bloede hertoge Kaerle af comen is ende andere

Als coninc Lodewijc vernam dat hertoge karel oorlogen wilde op die zwitsen die hi wel kende, want hijse beuochten hadt noch Dolphijn sijnde, doe seyde men dat die coninc seyde seer blijdelic Wilt ons neue van Bourgondien .ix. iaren bestant hebben om te gaen oorlogen op die Switsen ende in Almanien so bidt hem dat hi x. of xij. iair neme bestant want daer en binnen sal hi hem anders bedincken. Mer bi desen bestande wast voorwaerde dat de graue van Sintpol conestable van vrancrike daer buten gesloten soude bliuen, want hertoge karel op hem ooc vergramt was Ende want hi wt Vrancrijck tot Bergen in Henegouwe geuloden was so deden hertoge karel des conincx volc te leueren tot Perone Ende van daer wert hi geuoert tot Parijs geuangen ende daer werde sijn proces gemaect int perlament ende ghetugen gehoort. Ende bi arreste vanden perlamente (daer .lx. heren sijn) wert hi ter doot verwesen Ende hi wert onthalst voor alle die werelt te Parijs int Grene, ende wert begrauen ten minrebroederen

Dese edel here graue van Sintpol meende lazen twee heren te dienen die malcander contrarie waren Twelck niet wel mogelic en is te doen, also dat heilige euangelie tugende is, ende daerom ist met hem qualic vergaen

Jnt selue iaer van .lxxv. na sint Michiels dach so is hertoge Karel gereist met groter macht int hertochdom van Baren ende Loraynen, want Renez dye graue van Vaudemont dye corts werden was hertoge van Loraynen bi afliuicheit van hertoge Niclaes van Calabren, die had hertoge karlen ontseit die wyle hi voor Nuys lach, meenende den coninc van vrancrijck daer mede vrientscap te doene, gelijc hi ooc dede, mer die coninc veynsde hem des niet aen te trecken Aldus is hertoge Kaerle getrocken voor die stadt van Nansy die hi in corten tijt wan, ende des gelijcx die ander steden ende sloten vanden lande Ende de hertoge van Loraynen weeck in vrancrijck die op die tijt omtrent .xx. iaren out was

Als hertoge Kaerle tlant van loraynen met sijn volc beset had so is hi gereyst in Sauoyen om den hertoge van Sauoyen te hulpe te comen tegens dye zwitsen, want si hem grote scade hadden gedaen om sinent wil Ooc had hertoge Karel actie op die Switsen wantse tlant [231v] van Feretten tegen hem bescudden wilden Achter dese tijt en had hertoge kaerle noyt victorie, mer hi verloos drie striden op een iaer Eerst track hi voor die stadt van Gransoen in zwisterlant die hi wan metten slote ende hi dede dair alte veel switsen hangen aen bomen ende hertoge Karel hielt sijn volc buten der stadt Hi had bi hem vele vrome lombarden daer die graue van Campebas capiteyn af was, die hem alsomen seide niet alte getrouwe en was. ooc had hi veel vrome archiers wt engelant. Doe hielden die zwitsen groten raet hoe si den hertoge souden mogen wederstaen. Dit zwitsen volck is een onuersaecht ende sterck volck, groot van moede ende van lichame, rechtuerdich, nochtans goedertieren, malcander seer ghetrou sijnde ende si en vlieden deen vanden anderen niet om die doot te steruen, ende als si te stride trecken dan biechten si hem ende bereyden hem oft si steruen souden. Aldus vergaderden de zwitsen in een hoop volcx ende quamen bi Gransoen daer die hertoge lach. Ende dye mare liep int heyre dat de keyser ende alle die machte van Almanien aen quam, ende daer om vloter veel als si die zwitsen aen sagen comen ende veel wertter verslagen. Ende hertoge Karel aensiende sijn volc dat vluchtich was is ooc van daer ontcomen, mer hi verloos daer een groot volc, ende al sijn artelrije van bussen ende engienen ende sijn costelijke iuwelen ende sinen scat ende clederen ende tapeten, ende was niet te taxeren dat hi daer verloos want si allegader met rouen rijck worden Ende daer bleuen verslagen aen beyden siden .xxvi.M. menschen, mer meest Bourgonsche Dit geschiede inden vasten int iaer M.cccc. ende .lxxvi.

In het jaar 1475 toen nu het bestand tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel uit was zo hebben de Fransen op het land van de hertog grote schade gedaan te water en te land en branden in Artois en namen sommige kleine steden in.

Item, want in de tijd dat hertog Karel voor Neuss lag en een verbond was gemaakt tussen koning Eduard van Engeland en hertog Karel tegen de koning van Frankrijk zo is koning Eduard met grote macht gekomen te Calais en trok voort in Picardië om het land van Normandië weer te winnen. Maar de hertog wilde niet van Neuss scheiden en de koning van Engeland merkte dat de Fransen veel machtiger waren dan hij en dat hij niet veel doen kon zo liet hij zich onderwijzen van de bastaard van Bourbon, admiraal van Frankrijk, een wijs man die vanwege de koning hem mooie dingen presenteerde zodat de vrede gemaakt werd met voorwaarden dat de koning van Frankrijk jonge zoon later trouwen zou de dochter van de koning van Engeland. En voor zijn kosten zou koning Eduard hebben grote som van penningen en beide koningen vergaderden minnelijk te Amiens.

Daarna trok koning Eduard weer over in Engeland waar de Engelsen zeer op hem mopperden, want hij had grote schat van de Engelsen ontvangen op die reis. Ook was hertog Karel hiervan slecht tevreden want hij had met de Engelsen gemeend de koning van Frankrijk te bedwingen.

Daarna heeft hertog Karel van koning Lodewijk een lang bestand geëist van 9 jaren om te gaan en te keren en koopmanschap te hanteren. En dat daarom, want hij had in zijn zin om te oorlogen in Lorraine en de Zwitsers. Alzo hij helaas zonder oorlog niet kon en waartoe hem zeer opwekte de historie van de grote koning Alexander die hij zeer graag hoorde, alzo men zei, en meenden hem na te volgen die een heidense koning was die met grote hovaardij en dorst naar eer regeerde wat alles is tegen de christen wet en leringen van onze heer Jezus Christus. Het was voor hem zaliger geweest te bestuderen de histories van christelijke zoals koning Clovis van Frankrijk, koning Pepijn, koning Karel de grote, Sint Lodewijk, van welk konink bloed hertog Karel gekomen is en anderen.

Toen koning Lodewijk vernam dat hertog Karel oorlogen wilde op de Zwitsers die hij goed kende want hij had ze bevochten toen hij noch een dauphin was toen zei men dat de koning zeer blijde zei; ‘Wil onze neef van Bourgondië 9 jaren bestand hebben om te gaan oorlogen op de Zwitsers en in Allemagne zo biedt hem 10 of 12 jaar bestand te nemen want ondertussen zal hij zich wel anders bedenken.’ Maar bij dit bestand was het voorwaarde dat de graaf van Saint-Pol, legeraanvoerder was van Frankrijk, daarbuiten gesloten zou blijven want hertog Karel was ook op hem vergramd. En omdat hij uit Frankrijk tet Bergen in Henegouwen gevlogen was zo liet hertog Karel he door koningsvolk leveren te Peronne. En vandaar werd hij naar Parijs gevangen gevoerd en daar werd zijn proces gemaakt in het parlement en getuigen gehoord. En bij arrest van het parlement (daar 40 in heren zijn) werd hij ter dood verwezen. En hij werd onthalsd voor de hele wereld te Parijs in het Grene en werd begraven bij de minderbroeders.

Deze edele heer graaf van Saint-Pol meende helaas twee heren te dienen die elkaar tegengesteld waren. Wat niet goed mogelijk is te doen, alzo dat heilige evangelie getuigt, en daarom is het met hem slecht vergaan.

In hetzelfde jaar 75 na Sint Michiels dag zo is hertog Karel met grote macht getrokken in het hertogdom Baren en Lorraine want Renez, de graaf van Vaudemont die net hertog van Lorraine geworden was vanwege de dood van hertog Nicolaas van Calabrië, die had hertog Karel ontzegd te tijd dat hij te Neuss lag en meende de koning van Frankrijk daarmee vriendschap te doen, gelijk hij ook deed, maar de koning veinsde zich dat niet aan te trekken. Aldus is hertog Karel getrokken voor de stad Nancy die hij gauw won en desgelijks de andere steden en burchten van het land. En de hertog van Lorraine week in Frankrijk en was die op die tijd omtrent 20 jaren oud.

Toen hertog Karel het land Lorraine met zijn volk bezet had zo is hij naar Savoie gegaan om de hertog van Savoie te hulp te komen tegen de Zwitsers want ze hadden hem grote schade gedaan vanwege hem. Ook had hertog Karel actie op de Zwitsers want ze wilden het land van Ferette tegen hem behoeden. Na deze tijd had hertog Karel nooit victorie, maar hij verloor drie strijden in een jaar. Eerst trok hij voor de stad Grandson in Zwitserland die hij won met de burcht en hij liet daar al te veel Zwitsers hangen aan bomen en hertog Karel hield zijn volk buiten de stad. Hij had bij hem veel dappere lieden uit Lombardije waar de graaf Campebas kapitein van was die hem, alzo men zei, niet al te getrouw was en ook had hij vele dappere boogschutters uit Engeland. Toen hielden de Zwitsers grote raad hoe ze de hertog zouden mogen weerstaan. Dit Zwitserse volk is een onversaagd en sterk volk, groot van moed en van lichaam, rechtvaardig, nochtans goedertieren en zijn elkaar zeer trouw en de een vliedt van de andere niet om de dood te sterven en als ze ten strijde trekken dat biechten ze zich en bereiden zich alsof ze sterven zouden. Aldus verzamelden de Zwitsers zich in een hoop volk en kwamen bij Grandson waar die hertog lag. En een bericht liep in het leger dat de keizer en alle macht van Allemagne aankwam en daarom vlogen er velen toen ze de Zwitsers aan zagen komen en velen werden er verslagen. En hertog Karel zag dat zijn volk vluchtte en is ook vandaar ontkomen, maar hij verloor daar groot volk en al zijn artillerie van bussen en machines en zijn kostbare juwelen en zijn schat en kleren en tapijten, het wast niet te taxeren dat hij daar verloor want ze werden allemaal met roven rijk. En daar bleven verslagen aan beide zijden 26 000, maar meest van Bourgondi. Dit geschiedde in de vasten van het jaar 1476.

Daer na heeft dye mogende hertoge Kaerle weder veel volcx vergadert ende hadde mit hem ooc vele sauoyene, ende hi ginc leggen voor die stadt van Morat bi losanen in sauoyen die die Switsen in hadden Ende altemet so track sprincen volc wten percke tot opten cant van switserlant om met hem te schermutsen. maer si en dorsten niet diep int lant rijden omtgroot gebreck datter in leyt want die zwitsen lagen in die valeyen so dat mense niet wel sien en conde Ende si quamen somtijts onuersienlijcken wt slaende op des hertogen volc seer vreeslijc datse hem veel volcx af sloegen Ende in dien tide wert inden lande van zwitsen gepredict van veel priesteren ende geleerde mannen, religiose ende veel andere datmen opten hertoge van Bourgondien mochte vechten sonder sonde gelijc op die turcken. etcetera. Biden welcken tghemeen volc seer in switsen beroert werde tegen den prince te striden So vergaderden die zwitsen een groot heyr van volcke ende si spraken haer biechte ende namen hair rechten vander heyliger kercken met meyninge niet weder te keeren si en souden den prince eerst beuechten al souden sijer alle doot bliuen Ooc hadden si grote hulpe van hertoge Segemont van Oostenrijck, ende de hertoge van Loraynen was daer ooc met veel fransoysen die wt vrancrijck gebannen waren Aldus quamen die zwitsen aen ende vielen eerst op haer knien lesende vijf Pater noster ter eeren den vijf wonden ons heren, ende doen sprongen si op met eenen blijden moede ende traden doe aen, maer int eerste werden si vromelic wederstaen vanden enghelschen archiers so datse weynich deysen mosten. Mer doe quamen hem te [232r] hulpe die hertoge van Loraynen ende andere sijnde te peerde, ende si quamen aen met vreesliken toelope ende vielen strengelijc op die Bourgongioenen dien si verwonnen ende si sloegent al doot edel ende onedel ende al datse vonden. Dair so bleef verslagen die graue van Marle des grauen soon van Sintpol, die ionchere van Grimbergen dye alte vromen ridder was ende meer ander goede heren ende veel edel mannen. Ende daer bleuen verslagen wel .xvi.M. menschen van shertogen lieden, twelc geschiede int iaer .M.CCCC.lxxvi. op sinte Jans baptisten dach midtsomer des morgens vroech, alle die daer conden ontcomen vloden om haer lijf te salueren ende te onthouden. Die prince ontquam met groter list ende salueerde sijn lijf met luttel volcx ende quam int graefscap van burgondien in sijn selfs eygen lant, daer hi al stille lach op een sterck casteel

Ende so geringe alsmen vernam dat de hertoge noch leefde so waren sijn vrienden blide want si sorchden dat hi verslagen had geweest Ende doe wies hem weder groot volc aen so dat hi een groot volc bi een vergadert had Ende doe vernam hertoge Kaerle ooc dat tlant van Loraynen weder ouer gegaen was aen haren hertoge, daer die prince qualiken in te vreden was

Dus versaemde hi al tvolc dat hi conde ende quam weder om leggen voor die stat van Nansy int hertochdom van Loraynen Ende als hi daer voor vast bleef leggende so en quam hem niet vitalien ghenoech noch prouande aen Ooc conden si qualiken voragie crighen voor haer paerden ende ander dingen die hem van node waren Ende dat daer om, want al die straten ende passagien waren beleyt ende beset van sinen vianden seer sterckelijck also dat hi ende sijn volck daer mosten blijuen leggende in groter armoeden van honger, van dorst ende noch meer ander gebreken, so dat des hertogen heyre seer machteloos wert, ghelijck dat seer wel te ghelouen is. Oock soe wast doe alte couden winter so dat si al te grote coude leden Ende hertoge kaerle screef veel brieuen seer compasselic aen sommige heren van sinen landen om bistant van volcke, van gelde ende van vitalie te hebben, want hi van daer niet geraken en conde sonder hulpe ende bistant van sinen lande. Mer lazen hi creech geen bistant noch hulpe. Hem wert gesonden een wagen met ghelde, maer hi bleeff onder wege verdonckert bi enige ongetrouwe (wel gelijckende den verrader Judas) tot lutzenborch So dat de edel prince vol vromen met sinen edelen ende anderen volcke bi hem sijnde in dese groter armoeden ende catiuicheden mosten bliuen leggende sonder eenigen troost, mits den welcken si haer crachte ende moet verloren Dit wetende die hertoge van Loraynen dat hertoge Karel met sinen volcke in desen state waren so vergaderde hi weder om groot volc. Ooc creech hi wt vrancrijck heymelic ixC. lancien diemen seyde dat die coninc hadt doen bannen wten lande van vrancrijck ende heymelic daer gesonden Ooc creech die hertoge van Loraynen een groot heyr van zwitsen daer hy hem mede verbonden hadde

Opten drie coningen auont op een sondach int iaer ons heren Mcccc.lxxvi [232v] quam dye hertoge van Loraynen met sijn volc te peerde op deen side, ende die switsen op dander side ende beuielen hertoge Kaerle vreesliken die daer den strijt verloos, ouermits dat sijn volck lazen al crachteloos ende moedelooswas geen grote weer biedende, mer yghelick pijnde hem te vlien die conste Ende soe bleef daer veel volcx verslagen also dat die eedel prince hertoge Kaerle ten lesten vliedende met veel volcx verslagen wert omtrent een cleen riuierken, daer hi binnen drie dagen geuonden wert sijn aensichte was aent ijs verurosen sijnde, ende wert te Nancy binnen ghebracht ende openbaerlic den volc getoont ende is daer eerlic begrauen hangende in een loten vat Ende bi hem leyt begrauen die edel ridder sonder reproche heere Jan van Rubenpre here van Byeuene die daer ooc verslagen bleef met meer ander heren. Daer werden oock veel heren ende edelen geuangen, als de graue van Nassou, die graue van Chimay heer Anthonis die grote bastaert van Bourgondien ende veel andere

Als die tijdinge van hertoge Karels doot quam in sijn landen, so waren veel menschen droeuich, somige ander blide, ende dat mits sijnder oorlogen ende grote scattingen die hi vanden landen nam Mer si hadden met meerder redenen mogen bidden om sijn lange lijf, want tghinc veel qualiker na sijn doot in sijn landen dant in sijn leuen ghedaen hadt Ende veel gecke lieden seyden daer na menich iaer dat hertoghe Kaerle noch leefde, somige seyden dat si hem gesien hadden ende si wedden ende deden grote comanscape op sijn leuen

Na hertoge karels doot stonden op de gemeynten vanden steden tegen die regeerders ende wethouders, sonderlinge in Brabant ende in Vlaenderen hem opleggende corruptien ende ander excessen ende vingense ende tracteerdense ongenadelic. Ende hertoge Karel liet achter van sijnre middelste huysurouwe vrou Jsabele van Bourbon een enige dochter Marie

Daarna heeft de vermogende hertog Karel weer veel volk verzameld en had met hen ook veel uit Savoie en hij ging voor de stad Morat liggen bij Lausanne in Savoie die de Zwitsers hadden. En af en toe zo trok het volk van de prins uit het perk tot aan de kant van Zwitserland om met hen te schermutselen, maar ze durfden niet diep in het land te rijden vanwege het grote gebrek dat erin ligt want de Zwitsers lagen in de valleien zodat men ze niet goed kon zien. En ze kwamen soms onvoorziens en sloegen zeer vreselijk op het volk van de hertog zodat ze hem veel volk afsloegen. En in die tijd werd in Zwitserland van veel priesters gepreekt en geleerde mannen, religieuze en veel anderen dat men op de hertog van Bourgondië mocht vechten zonder zonde gelijk als op de Turken, etc. Waardoor het gewone volk in Zwitserland zeer bewogen werd tegen de prins te strijden. Zo verzamelde de Zwitsers een groot leger van volk en ze spraken hun biecht en namen hun rechten van de heilige kerk met de bedoeling niet terug te keren of ze zouden de prins eerst bevechten al zouden ze allen doodblijven. Ook hadden ze grote hulp van hertog Sigismund van Oostenrijk en de hertog van Lorraine was daar ook met veel Franse die uit Frankrijk gebannen waren. Aldus kwamen de Zwitsers aan en vielen eerst op hun knieën en lazen vijf Pater noster ter ere van de vijf wonden van onze heer en toen sprongen ze op met een blij gemoed en traden toen aan, maar eerst werden ze dapper weerstaan van de Engelse boogschutters zodat ze wat terugtrekken moesten. Maar toen kwamen hen te hulp de hertog van Lorraine en anderen die te paard waren en ze kwamen aan met vreselijk toelopen en vielen sterk op de Bourgondirs die ze overwonnen en ze sloegen alles dood, edel en onedel en alles dat ze vonden. Daar zo bleef verslagen de graaf van Marle, de zoon van de graaf van Saint-Pol, de jonkheer van Grimbergen die een al te dappere ridder was en meer ander goede heren en veel edele mannen. En daar bleven verslagen wel 16 000 mensen van de hertog wat geschiedde in het jaar 1476 de dag van Sint Johannes de Doper te midzomer ‘s morgens vroeg en allen die daar konden ontkomen vlogen om hun lijf te redden en te houden. De prins ontkwam met grote list en redde zijn lijf met weinig volk en kwam in het graafschap van Bourgondië in zijn eigen land waar hij geheel stillag op een sterk kasteel.

En zo gauw toen men vernam dat de hertog noch leefde zo waren zijn vrienden blijde want ze waren bezorgd dat hij verslagen was geweest. En toen groeide hem weer groot volk aan. En toen vernam hertog Karel ook dat het land Lorraine weer over gegaan was naar hun hertog waar de prins kwalijk in tevreden was.

Dus verzamelde hij al het volk dat hij kon en kwam wederom voor de stad Nancy in het hertogdom Lorraine. En toen hij daarvoor vast bleef liggen zo kwam hem niet genoeg voedsel noch proviand aan. Ook konden ze slecht voedsel krijgen voor hun paarden en andere dingen die hen nodig waren. En dat daarom, want alle straten en passages waren zeer sterk belegerd en bezet van zijn vijanden alzo dat hij en zijn volk daarom moesten blijven liggen in grote armoede van honger, van dorst en noch meer ander gebreken zodat het leger van de hertog zeer machteloos werd gelijk dat zeer goed te geloven is. Ook zo was het toen een al te koude winter zodat ze grote koude leden. En hertog Karel schreef veel brieven zeer erbarmelijk aan sommige heren van zijn landen om bijstand van volk, van geld en van voedsel te hebben, want hij kon vandaar niet komen zonder hulp en bijstaand van zijn land. Maar helaas, hij kreeg geen bijstand noch hulp. Hem werd gezonden een wagen met geld, maar het bleef onderweg verdwenen door enige ontrouwe (wel gelijk de verrader Judas) te Luxemburg. Zodat de edele prins vol dapperheid met zijn edelen en ander volk die bij hem was in deze grote armoede en ellendigheid moest blijven liggen zonder enige troost, waardoor ze hun krachten en moed verloren. Dit wist de hertog van Lorraine dat de hertog Karel met zijn volk in deze staat was en zo verzamelde hij wederom groot volk. Ook kreeg hij uit Frankrijk heimelijk 900 lansen die men zei dat de koning ze had laten bannen uit Frankrijk en heimelijk daar gezonden. Ook kreeg de hertog van Lorraine een groot leger van Zwitsers waar hij zich mee verbonden had.

Op Driekoningenavond op een zondag in het jaar ons heren 1476 kwam de hertog van Lorraine met zijn volk te paard aan de ene zijde en de Zwitsers aan de andere zijden en vielen hertog Karel zo vreselijk aan die daar de strijd verloor vanwege dat zijn volk helaas al te krachteloos en moedeloos was geen groot verweer boden, maar iedereen pijnigde zich te vlieden. En zo bleef daar veel volk verslagen alzo dat de edele prins hertog Karel tenslotte ging vlieden en met veel volk verslagen werd omtrent en klein riviertje waar hij binnen drie dagen gevonden werd en zijn aanzicht was aan het ijs vastgevroren en werd te Nancy binnen gebracht en openbaar aan het volk getoond en daar fatsoenlijk begraven hangend in een loden vat. En bij hem ligt begraven de edele heer zonder verwijt heer Jan van Rubempre, heer van Bievene die daar ook verslagen bleef met meer andere heren. Daar werden ook veel heren en edelen gevangen als de graaf van Nassau, de graaf van Chimay, heer Anton, de grote bastaard van Bourgondi, en veel anderen.

Toen de tijding van de dood van hertog Karel in zijn landen zo waren veel mensen droevig, sommige anderen blijde en dat mits zijn oorlogen en grote schattingen die hij van de landen nam. Maar ze hadden met meer redenen mogen bidden om zijn lange leven want het ging veel slechter na zijn dood in zijn landen dan het in zijn leven gedaan had. En veel gekke lieden zeiden daarna menig jaar dat hertog Karel noch leefde, sommige zeiden dat ze hem gezien hadden en ze wedden en deden grote koopmanschap op zijn leven.

Na hertog Karels dood stonden de gemeenten van de steden op tegen de regeerders en wethouders, vooral in Brabant en in Vlaanderen en legden hen corruptie op en andere excessen en vingen ze en behandelden ze ongenadig. En hertog Karel liet achter van zijn middelste huisvrouw Isabelle van Bourbon een enige dochter Maria.



Dat .lxv. capitel. Van vrou Marie hertoge Karels eenige dochter Ende van hertoge Maximiliaen van Oostenrijck haer man. [233r]

MAria die schone ende edele maghet hertoge Karels eenige erfdochter was binnen der stadt van Ghent in vlaenderen als haer heer vader die hertoge verslagen was, out wesende omtrent .xx. iaren. Si was geboren int iaer .MCCCC. ende .lvij. den vijften dach in Februario twee vren na middage. Als si verhoort hadde dat haer here vader dus iammerliken ende deerliken verslagen was hadde si int herte grote droefnissen ende verdriete, alst wel reden was Dier gelijcken hadde die edele princesse ende hertoginne vrouwe Margriete sijn huysurouwe

Die heren vanden perlamente tot Mechelen vernemende oock dese droeue mare vanden doot des princen waren seer turbeert ende gestoort ende en wisten wat beginnen, wairom dat dat perlement annichileert wert ende te niete quam. Die ingeseten der stede van Mechelen hielden scarpe hoede ende wake opten heren van den perlamente, dat si nauwelic sonder vangenisse ontcomen en mochten Heer willem hugonet des princen cancelier is met groter listicheit ende cloecheit wter stede gecomen, achterlatende zijn wijf ende kinderen ende alle sijn goeden en quam tot Ghent bi de princesse vrouwe Marie Ende bi hair quamen ooc andere princen ende heren om te tracteren vanden regimente ende gouuerneurscap der landen, als heer Lodewijc van bourbon bisscop van ludic haer oom van haer moeders wegen heer Dauid van Bourgondien bisscop van Vtrecht haer oom van haer vaders wegen, Jan hertoge van Cleue graue vander marc, Adolf van Cleue heer van Rauensteyn gebroeders haer neuen, ende meer andere princen heren ende edelen, om die landen in paysen vreden ende eendrachte te houden. So is dan vrouwe Marie ontfangen ende gehult int eerste inder stede van Ghent voor een graefinne van Vlaenderen, ende als doen restitueerde ende verleende si weder der stede van ghent alle hair oude priuilegien, vryheden ende hantuesten die hem van haer vader hertoge kaerle benomen waren

Dat 65ste kapittel. Van vrouw Maria, hertog Karels enige dochter. En van hertog Maximiliaan van Oostenrijk haar man.

Maria de mooie en edele maagd en enige erfdochter van hertog Karel was binnen de stad Gent in Vlaanderen toen haar heer de hertog verslagen was en ze omtrent 20 jaren oud was. Ze was geboren in het jaar 1457 de vijfde dag van februari twee uur na de middag. Toen ze hoorde dat haar vader aldus droevig en deerlijk verslagen was had ze in het hart grote droefheid en verdriet, zoals het wel reden was. Diergelijke had de edele prinses en hertogin vrouwe Margaretha zijn huisvrouw.

De heren van het parlement te Mechelen vernamen ook dit droevige bericht van de dood van de prins en waren zeer verward en verstoord wisten niet wat te beginnen, waarom dat het parlement vernietigd en te niet kwam. De ingezeten van de stad Mechelen hielden scherpe hoede en bewaking op de heren van het parlement zodat ze nauwelijks zonder gevangen te worden ontkomen konden. Heer Willem Hugonet, kanselier van de prins, is met grote listigheid en kloekheid uit de stad gekomen en liet achter zijn wijf en kinderen en al zijn goed en kwam te Gent bij de prinses vouw Maria. En bij haar kwamen ook andere prinsen en heren om te behandelen van het regiment en gouverneurschap der landen, als heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik en haar oom van moeders kant, heer David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, haar oom van vaders kant, Jan, hertog van Kleef en graaf van de mark, Adolf van Kleef, heer van Ravenstein, gebroeders waren haar neven en meer andere prinsen heren en edelen om die landen in rust, vrede en eendracht te houden. Zo is dan vrouw Maria ontvangen en gehuldigd en als eerste in Gent voor een gravin van Vlaanderen en toen restitueerde en verleende ze weer de stad Gent al hun oude privilegies, vrijheden en handvesten die hen van haar vader hertog Karel ontnomen waren.

Hoe dat sommige vanden groten officieren ende dienaren des ouerleden hertochs geuangen worden

DJe edele vrouwe Marie na den doot haers vaders heeft met goeder deliberacie ende ripen rade gesonden sommige edele ende duechtlike mannen ende ambassaten aen aenden coninc Lodewijc van Vrancrijck om van hem te lene te ontfangen die graefscappe van Vlaenderen, als heer Wolfert vander Vere, heere Lodewijc van Gruythusen ende heere Willem hugonet den cancellier des ouerleden hertochs. Dese drie opte reysen wesende heeft hem mede versellet met desen te trecken die graue van Megen here van Hombercourt ende sijn ghecomen bi den coninc om die graefscap van Vlaenderen inden name van hare vrouwen als grauinne van hem te ontfangen tot eenen erfleen, als dat van rechts wegen behoorde. So heeft dan die coninc van Vrancrijck een lange relacie gedaen in tegenwoordicheit van desen ambassaten van sijnen sone den dolphijn ghenoemt Kaerle, oudt wesende omtrent .vij. iaren, ende onder andere woorden sprack hi aldus. Hoort ghi heren ambassaten ick verleene v [233v] dit leen vander graefscappe van Vlaenderen ende beuele v daer mede ouer te dragen twee dingen ende puncten. Dat eerste dat ghi segt mijnre lieue nichten vrouwe Marie dat si my neme tot haere voocht ende momboor van alle haer landen Ten anderen, dat si sal nemen tot eenen gheechten man mijnen eenigen soon den dolphijn, ende desen last ende commissie namen die ambassaten ouer te dragen hare vrouwen die princesse Ende die coninc nam aen dene side heer Willem hugonet den cancellier ende hadde met hem vele secrete raden buten dandere. Ende dese ambassaten weder om comende tot Ghent gauen si die princesse te kennen des conincx mandaet ende beueel dair hi hem lieden mede hadde belast, ende als een wijse ende verstandele vrouwe en woude si ter stont daer geen antwoort op geuen mer nam haer beraet. Soe heeft dan die cancellier stadelic ende naerstelic dagelicx gearbeyt met groter instancien solliciteert aen die princesse om des conincx wille ende begeren te achteruolgen. Die coninc hadde ooc die van Ghent belooft te verlenen ende gheuen veel schone priulegien dat si in dese twee puncten ende articulen wouden consenteren. Ten lesten is den dach ghenaket dat die coninc ende die cancellier bi een souden vergaderen ende was tusschen hem beyden ouerdragen dat de princesse wt soude rijden iagen, ende als dan souden des conincx reysigers daer omtrent wesen ende soudense met hem in Vrancrijck vueren So is dan die cancellier in des princessen camere gecomen ende began seere subtijllic ende cloeckelic met haer te spreken van deser materien, ende als hi sijn reden hadde gheeynt ghinc hi van daen Ende omtrent die vesper tijt quam tot haer heer Adolf van Cleue heere van Rauensteyn, ende siende dat haer aensicht een luttel conturbeert ende verstoort stont, begeerde hi hertelic van haer te weten die sake harer droefnissen, dwelc si minlic dede, clagende met wenende ogen hoe moeyelic ende importuyn dat haer was die cancellier met sinen adherenten om des conincx wille te achervolgen. Die goede here van Rauensteyn troostese soetelic als hi best conde ende mochte, ende ghinc van stonden aen ende gaf dese sake te kennen die dekenen vanden ghilden, ende concluderende cortelijck ghingen si met groter macht des seluen auonts te .xi. vren ten huyse vanden cancellier. Doen clopte die ouerste deken daer alle dander onder stonden ende begeerde in te wesen ende dede den cancellier weten dat hi daer ware. Die cancellier quam ter vensteren Doen seyde die deken dat dye princesse sonderlinge saken ouercomen waren, si most hem dien auont spreken, dwelck hi geerne vertoeft hadde tottes smorgens, mer si maecten die sake so groot ende swaer dat hi wten huyse quam, ende ter stont namen si hem geuangen ende ghingen ghelijc tottes prothonotarius huys vanden Paus een gheestelic man ende clopten daer mede, ende dese horende die stemme des cancelliers die si deden spreken, quam mede wten huyse ende namen ooc geuangen, ende worden in vasten banden ende boeyen geleyt in des grauen steen elck bisonder Dit vernemende graue gwije van Megen here van Humbercourt ruymde van dien nacht wter stadt en verberchde hem totten Carthuseren buten der stadt. Die van Ghent dit horende ordineerden veele knechten ende wachters op alle wegen ende straten [234r] belouende hem lieden een grote somme van penningen die hem geuangen brachte, ende hi wert gecregen ende wert bi den anderen gheset tot diuerse plaetssen, daer si malcanderen sien noch horen en mochten. Op dese tijt ruymde mede tlant meester Jan gros een here van den perlament ende quam tot Bergen in Henegouwen ende wert daer geuangen geset. Dese hadde grote swaren schat van gouden ende silueren vaten ende costlike cleynoden, want hi onder den prince dienende seere rijck ende machtich van ghelt ende scat geworden was, ende alle dit goet wert der princesse toe assigneert ende gegeuen

Die Brabanders vingen ooc op die tijt meester Anthonis hanneron, meester vander financien, ende setten hem geuangen opt slot te Viluoorden bi Bruessel dese was een priester ende proost tot sinte Donaes te Brugge. Dese voorscreuen ende meer andere worden suspect gehouwen schuldich wesende des doots ende quader auontueren vanden hertoge Kaerle, want het waren die alre gheleertste mannen die int lant waren, ende daer om hadse die hertoge ghenomen tot sinen rade ende inden perlament geset om recht ende iusticie te doen, mer eylazen si misbruycten haer scientie ende wetenscap met allen seer, want si als geleerde mannen souden den prince alle oorlogen ende twisten ontraden hebben, mer si inciteerden ende verwrecten hem daer toe, om dat si mits sijnre absencien tlant na hare belieften souden regeeren, waer om dat die prince een arm here wert, ende si worden alle so rijck ende machtich dat si rijcker ende machtiger waren van ghelt cleynoden ende andere possessien van goeden, dan eenich hertoge oft graue.

Hoe dat sommige van de grote officieren en dienaren der overleden hertog gevangen werden.

De edele vrouwe Maria heeft na de dood van haar vader met goede overweging en rijp beraad gezonden sommige edele en deugdelijke mannen en ambassadeurs aan koning Lodewijk van Frankrijk om van hem te leen te ontvangen het graafschap van Vlaanderen als heer Wolfert van der Veere, heer Lodewijk van Gruijthuijsen en heer Willem Hugonet, kanselier van de overleden hertog. Deze drie gingen op reis en werden vergezeld de graaf van Megen, heer van Humbercourt en zijn bij de koning gekomen om het graafschap Vlaanderen in de naam van hun vrouw als gravin van hem te ontvangen tot een erfleen zoals dat van rechtswege behoorde. Zo heeft dan de koning van Frankrijk een lange uitspraak gedaan in tegenwoordigheid van deze ambassadeurs van zijn zoon de dauphin genoemd Karel die omtrent 7 jaren oud was en onder andere woorden sprak hij aldus; ‘Hoort gij heren ambassadeurs, ik verleen u dit leen van de graafschap Vlaanderen en beveel u daarmee over te dragen twee dingen en punten. Het eerste is dat ge mijn lieve nicht vrouwe Maria me tot voogd en momboor van al haar landen neemt. De volgende dat ze zal nemen tot een echte man mijn enige zoon de dauphin, deze last en commissie namen de ambassadeurs over te dragen hun vrouw de prinses. En de koning nam terzijde heer Willem Hugonet, de kanselier, en had met hem vele geheime raad buiten de anderen. En deze ambassadeurs kwamen weer te Gent en gaven de prinses te kennen het mandaat en bevel van de koning waar hij hen mee belast had en als een wijze en verstandige vrouw wilde ze daar terstond geen antwoord op geven, maar nam haar beraad. Zo heeft dan de kanselier steeds en vlijtig dagelijks gewerkt en gevraagd aan de prinses vanwege de konings begeren te achtervolgen. De koning had ook die van Gent beloofd te verlenen en geven veel mooie privilegies als ze in deze twee punten en artikels zouden toestemmen. Tenslotte kwam de dag dat de koning en kanselier bijeen zouden komen en was tussen hen beiden overeengekomen dat als de prinses uit zou gaan jagen dan zouden er reizigers van de koning daaromtrent wezen zouden en haar met hen in Frankrijk voeren. Zo is de kanselier in de kamer van de prinses gekomen en begon zeer subtiel en kloek met haar te spreken van deze materie en toen hij zijn reden had geëindigd ging hij vandaan. En omtrent vespertijd kwam tot haar heer Adolf van Kleef, heer van Ravenstein, die zag dat haar aanzicht was verstoord stond en begeerde hartelijk van haar de zaak te weten van haar droefheid. Wat ze minnelijk deed en klaagde met wenende ogen hoe moeilijk en onmogelijk het haar was de kanselier met zijn aanhangers vanwege de koning na te komen. De goede heer van Ravenstein troostte haar lieflijk zo goed hij kon en ging van stonden aan deze zaak te kennen geven aan de dekens van de gilden en gauw concludeerden ze en gingen ze met grote macht dezelfde avond te 11 uur naar het huis van de kanselier. Toen klopte de overste deken waar alle anderen onder stonden en begeerde in te wezen en liet de kanselier weten dat hij daar was. De kanselier kwam ter venster. Toen ze de deken dat de prinses bijzondere zaken over gekomen waren, ze moest hem die avond spreken, want hij had graag vertoeft tot de morgen, maar ze maakten de zaak zo groot en zwaar zodat hij uit het huis kwam en terstond namen ze hem gevangen en gingen gelijk naar het protonotarius huis van de paus, een geestelijke man, en klopten daar mede en die hoorde de stem van de kanselier die ze lieten spreken en kwam mede uit het huis en die namen ze ook gevangen en werden in vaste banden en boeien gelegd in de graven steen, elk apart. Dit vernam graaf Gewijde van Megen, heer van Humbercourt, en ruimde die nacht uit de stad en verborg zich in het Kartuizer buiten de stad. Die van Gent hoorden dit en ordineerden vele knechten en wachters op alle wegen en straten en beloofden hun een grote som van penningen die hem gevangen bracht en hij werd gekregen en werd bij de anderen gezet op verschillende plaatsen waar ze elkaar zien noch horen mochten. Op deze tijd ruimde mede het land meester Jan Gros, een heer van het parlement, en kwam te Bergen in Henegouwen en werd daar gevangengezet. Deze had een grote zware schat van gouden en zilveren en kostbare kleinoden, want toen hij onder de prins diende was hij zeer rijk en machtig van geld geworden en al dit goed werd de prinses toegewezen en gegeven.

De Brabanders vingen ook op die tijd meester Anthonis Hanneron, meester van financiën en zette hem gevangen op het slot te Vilvoorde bij Brussel, deze was een priester en proost te Sint Donaas te Brugge. Deze en meer andere worden verdacht gehouwen als schuldig te zijn van de dood en kwade avonturen van hertog Karel, want het waren de aller geleerdste mannen die in het land waren, en daarom had de hertog ze genomen tot zijn raad en in het parlement gezet om recht en justitie te doen, maar helaas, ze misbruikten hun kennis en wetenschap geheel zeer want ze zouden als geleerde mannen de prins alle oorlogen en twisten ontraden hebben, maar ze prikkelden en verwekten hem daartoe omdat ze mits zijn absentie het land naar hun believen zouden regeren, waarom dat de prins een arme heer werd en ze werden allen zo rijk en machtig dat ze rijker en machtiger waren van geld, kleinoden en andere bezittingen van goed dan enige hertog of graaf.

Hoe dat somige vanden officieren van hertoge Kaerle ter iusticie gheset worden ende gherecht

DJe ingeseten ende poorteren van Ghent ghingen daghelicx noch int harnas, ende wouden datmen dese geuangen heren ter iusticie setten soude om een saeck des doots aen hem te vinden So hebben si inden eersten heer willem hugonet ridder ende doctoor in beyden rechten so vele tormenten ende pinen aen ghedaen dat hi bi confessie belijde brieuen ontfangen te hebben van hertoge Kaerle van Bourgondien die seer deerliken ende clagelijcken luyden, inden tiden dat hi in groter perikel ende node was leggende voor die stadt van Nancy, scriuende om hulp ende bistant van volck ghelt ende vitaelge, welke brieuen hi verborgen hadde gehouden ende niet ter voorschijn ghebracht, om dat sine begheeren ende tinhouden vanden brieuen niet volbrocht noch volcomen soude werden. Ende in dier gelijcken manieren worden dandere geuangen mede ghepijnicht, daer si wonderlike dingen ende heymelike saken af vernamen, waer om datter gesloten wert datmense ter iusticien setten soude ende rechtense metten swaerde, wtgeseyt die gheestelike personen,als den prothonotarius die si gheuangen setten in eenen duysteren prysoen om sijn leuen daer te eynden, ende des ghelijcken den deken van sinte Donaes tot Brugge, mer dese quam namaels wt So is dan een hooch scauot gemaect opten witten Donredach des auonts te .iiij. vren. Daer stonden die ghemeenten van Ghent ende wouden iusticie ghe [234r] daen hebben ouer dese drie. So wert eerst voort gebracht die cancellier ende sine sentencie wert gelesen voor al den volcke, ende gaf hem seer deuotelijck ende willichlijc tot steruen ende wert onthooft ende sijn lichaem wert begrauen tot onser vrouwen broeders inder kercken. Na hem wert gerecht heere Jan mel ridder ende wert totten Augustinen begrauen. Doen wert voort gebracht graue Gwije van Megen here van Hombercourt Dese was seer gepijnicht datmen hem in een zetel dragen most, ende wert so al sittende onthooft, ende wert van sijn huysurouwe ende vrienden met groter eeren ende triumphen van toertsen op eenen wagen gheset ende gheuoert bi die stadt van Atrecht ende wert in sijn heerlicheyt begrauen. Dese here Gwije van Humbercourt was een heere vander oorden des gulden vlies een wijs goedertieren man in sinen dagen geweest

Dit werck van deser iusticie bedreuen die gemeente van Ghent als dulle ende rasende lieden tegen wille ende consente vander princesse ende van al den heren ende ooc vanden rade vander stadt. Niet tegenstaende dat si presenteerden te rechte te staen ende hem te verantwoorden van tghene datmen hem op seyde ende imputeerde, maer ten mochte hem niet baten, dat verwoede volc woudense doot hebben

Hoe dat sommige van de officieren van hertog Karel ter justitie gezet werden berecht.

De ingezetene en poorters van Gent gingen dagelijks noch in het harnas en wilden dat men deze gevangen heren ter justitie zetten zouden om een zaak des doods aan hen te vinden. Zo hebben ze als eerste Willem Hugonet, ridder en doctor in beiden rechten, zoveel kwellingen en pijn aangedaan dat hij bij bekende en beleed brieven ontvangen te hebben van hertog Karel van Bourgondi die zeer deerlijk en klagend luidden in de tijden dat hij groot gevaar en nood was toen hij voor Nancy lag en schreef om hulp en bijstand van volk, geld en voedsel, welke brieven hij verborgen had gehouden en niet te voorschijn gebracht omdat zijn begeren en de inhoud van de brieven niet volbracht noch uitgevoerd zou worden. En op diergelijke manieren werden de andere gevangen mede gepijnigd waar ze wonderlijke dingen en heimelijke zaken van vernamen waarom besloten werd dat men ze ter justitie zetten zou en berechten met het zwaard, uitgezonderd de geestelijke personen zoals de protonotarius die ze gevangen zette in een duistere gevangenis om zijn leven daar te eindigen en desgelijks de deken van Sint Donaas te Brugge, maar deze kwam er later uit. Zo is dan een hoog schavot gemaakt op de Witte Donderdag ճ avonds te 4 uur. Daar stonden de gemeenten van Gent en wilden justitie gedaan hebben over deze drie. Zo werd eerst voortgebracht de kanselier en zijn rechtspraak werd gelezen voor al het volk en begaf hem zeer devoot en gewillig te sterven en werd onthoofd en zijn lichaam werd begraven te onze vrouwe broeders in de kerk. Na hem werd berecht heer Jan Mel, ridder, en werd te Augustijnen begraven. Toen werd voortgebracht graaf Gewijde van Megen, heer van Humbercourt. Deze was zeer gepijnigd zodat men hem in een zetel dragen moest en werd alzo zittend onthoofd en werd van zijn huisvrouw en vrienden met grote eer en triomf van toortsen op een wagen gezet en gevoerd bij de stad van Atrecht en werd in zijn heerlijkheid begraven. Deze heer Gewijde van Humbercourt was een heer van de orden van het gulden vlies en was een wijs goedertieren man in zijn dagen geweest.

Dit werk van deze justitie bedreef de gemeente Gent als dolle en razende lieden tegen wil en toestemming van de prinses en van alle heren en ook van de raad van de stad. Niet tegenstaande dat ze presenteerden te recht te staan en zich te verantwoorden van hetgeen dat men van het zei en ten laste legde, maar het mocht hen niet baten, dat verwoede volk wilden ze dood hebben.


Hertoge Maximiliaen van Oostenrijck.

Hoe dat dat huwelic tusschen hertoge Maximiliaen van Oostenrijck ende vrou Marie van Bourgondien ratificeert approbeert ende gesloten wert.

ALs die eedele princesse vrouwe Marie hertoge Karels van Bourgondien enige erfdochter geboren van sijnder anderde huysvrouwe Ysabele van Bourbon in allen haren vaders landen ende prouincien ontfangen ende gekent was voor eene vrouwe ende princesse vanden landen heeftmen seer neerstelijc tracteert onder den edelen ende steden vanden landen om dese edele ende suuerlike princesse te bestaden aen eenen eedelen vromen ende geboortigen prince ende here, waer bi dat die landen in goeder policien, iusticien wetten ende loyen onderhouden mochten werden Ende daer en bouen van allen [235r] aenlopen ende oorlogen beschermt ende in goeden rusten ende vreden conserueert ende ghehouden mochten werden. So sijnder veele grote princen ende vorsten gheweest die dese princesse geerne te huwelijcke genomen hadden, Onder die welcke datter twee principale waren als Frederick dye derde keyser van Romen inden name van sinen soon hertoge Maximiliaen van Oostenrijck. Die ander was coninck Lodewijck van Vrancrijck inden name van sijnen sone Kaerle dolphijn van Vrancrijck die niet meer dan .vij. iaren out was, ende senden dese twee princen ende machtige heeren dicwils tot haer haer ambassaten ende legaten. So heeft si dan ten lesten haer consent ende wille ghegeuen totten hertoghe Maximiliaen van Oostenrijck oudt wesende omtrent .xviij. iaren

Dit selfde hadde hertoge karel hair vader saliger ghedachten metten keyser Frederick ghetracteert ende ghesloten, inden iare .M.CCCC.lxxvi. op sinte Katherinen dach inden belegge voor Nuys, ende dye brieuen daer van ghemaect ende besegelt worden der princessen gepresenteert ende gelesen bi den eerwaerdigen heer Joris bisscop van Mets. So wert dan een grote generale dachuaert gheleyt ende gehouden inder stede van Louen, daer alle die eedelen ende steden vanden landen ende prouincien der princerssen vergaderden, ende daer wert eendrachtelic gesloten, concludeert ende determineert dat dye eedele schone princersse vrouwe Marie soude nemen ende trouwen tot haren gheechten man ende voocht den eedelen hooch gheboren vorst ende prince hertoge Maximiliaen van Oostenrijck des keysers Fredericx die .iij. sijn eenigen soon, ende hier van worden sekere vaste brieuen ghemaect ende besegelt, ende worden den seluen hertoge ouer gesonnen, die ghelesen hebbende was hi wtermaten seer verblijt ende des gelijcken sijn vader die keyser

Dese hooch gheboren ende doorluchtige vorst hertoge Maximiliaen wert namaels gecoren keyser van Romen na die doot sijns vaders, int iaer .M.CCCC. ende .xciij. als na gheseyt sal weden. Ende hi hadde binnen sinen tijden veel oorlogen ende strijden int conincrijck van Hongarijen, van Bemen, in Jtalien, in Lombardijen, in Vrancrijck, in Vlaenderen, in Hollant inden sticht van Vtrecht, teghen den Switsen ende in hoochduyschlandt die te lanck souden vallen hier te scrijuen, wat hi hier in desen neder duytschen landen bedreuen ende gedaen heuet, ende wat vreemde auontueren dat hem gheuallen sijn salmen eens deels hier na bescreuen vinden, vander tijt dat hem vrouwe Marie toe gescreuen was, want als hi op wege was om te comen tot sijnre bruyt vrou Marie so werde hi in menich perikel van sinen liue ghestelt van sommige ongetrouwe heeren, die grote listen toeleyden om den prince in dangiere ende ter doot te brengen [235v]

Hoe dat het huwelijk tussen hertog Maximiliaan van Oostenrijk en vrouw Maria van Bourgondië ratificeer, toegestemd en gesloten werd.

Toen de edele prinses vrouwe Maria, de enige erfdochter van hertog Karel van Bourgondi en geboren van zijn tweede huisvrouw Isabelle van Bourbon. in alle haar vaders landen en provincies ontvangen en erkend was voor een vrouw en prinses van de landen heeft men zeer vlijtig overlegd onder de edelen en steden van de landen om deze edele en zuivere prinses te besteden aan een edele en dappere en geboren prins en heer waarbij dat de landen in goede politie, justitie, wetten en beloften onderhouden mochten worden. En daarboven van alle aanlopen en oorlogen beschermd en in goede rust en vrede behouden en gehouden mochten worden. Zo zijn er vele grote prinsen en vorsten geweest die deze prinses graag ten huwelijk genomen hadden. Waaronder dat er twee voornaamste waren als Frederik, de derde keizer van Rome in de naam van zijn zoon hertog Maximiliaan van Oostenrijk. De ander was koning Lodewijk van Frankrijk in de naam van zijn zoon Karel, dauphin van Frankrijk die niet meer dan 7 jaren oud was en zo zonden deze twee prinsen en machtige heren dikwijls tot haar hun ambassadeurs en legaten. Zo heeft ze dan tenslotte haar toestemming en wil gegeven tot hertog Maximiliaan van Oostenrijk die rond de 18 jaren oud was.

Ditzelfde had hertog Karel, haar vader zaliger gedachtenis, met keizer Frederik onderhandeld en gesloten in het jaar 1476 op Sint Catharina dag in het belegeren voor Neuss en de brieven daarvan gemaakt en bezegeld werden de prinses gepresenteerd en gelezen door de eerwaardige heer Joris, bisschop van Mainz. Zo werd dan een grote generale rechtszitting gelegd en gehouden in de stad Leuven waar alle edelen en steden van de landen en provincies der prinses vergaderden en daar werd eendrachtig besloten, geconcludeerd en gedetermineerd dat de edele mooie prinses vrouw Maria zou nemen en trouwen tot haar echte man en voogd de edele hoog geboren vorst en prins hertog Maximiliaan van Oostenrijk, de enige zoon van keizer Frederik de 3de, en hiervan werden zekere vaste brieven gemaakt en bezegeld en werden de hertog overgezonden die ze gelezen heeft en werd uitermate blijde en desgelijks zijn vader de keizer.

Deze hooggeboren en doorluchtige vorst hertog Maximiliaan werd later keizer van Rome gekozen na de dood van zijn vader in het jaar 1493. En hij had in zijn tijd veel oorlogen en strijd in koninkrijk Hongarije, van Bohemen, in Italië, in Lombardije, in Frankrijk, in Vlaanderen, in Holland in het sticht Utrecht, tegen de Zwitsers en in Hoog Duitsland dat te lang zou vallen hier te schrijven wat hij hier in deze neder Duitse landen bedreven en gedaan heeft en wat vreemde avonturen dat hem gebeurd zijn zal men eens deels hierna beschreven vinden van de tijd dat hem vrouwe Maria toegeschreven was. Want toen hij op weg om tot zijn bruid Maria te komen zo werd hij in menig gevaar van zijn leven gesteld van sommige ontrouwe heren die grote listen legden om de prins in gevaar en ter dood te brengen.




Vanden oorlogen ende strijden die coninc Lodewijc hadde tegens der princessen landen, ende hoe heer Adolph van Ghelre voor Doornick verslagen wert

COninc Lodewijc van Vrancrijck verhorende dat dat huwelic des hertogen Maximiliaen van Oostenrijck ende der princessen vrouwe Marie consenteert ende gesloten was ende datmen hem ende sinen soon den dolphijn versmaet hadde ende niet verhoort, was hi met allen seer gram ende ghestoort ende greep eenen grooten haet ende nijt op dye princesse haren landen ende prouincien, om te destrueren verwoesten ende vernielen, dien hi wel sculdich waer geweest te defenderen ende voor te staen voor allen crachten ende ghewelden, want hi die voorscreuen princesse wter fonten gheheuen hadde Ende heeft een ontallic groot volck van wapenen vergadert ende is gecomen met heyrcracht ende heeft de stat van Atrecht belegen ende met groten swaren assaulten dick ende menichmael met grote bussen ende andere instrumenten bestormt ende aengeuochten. Ten lesten wert daer een tractaet tusschen den coninc ende die stadt gemaect op condicien dat die coninc binnen der stadt comen soude ende si souden hem die stadt op doen, behouden haer lijf, goet ende priuilegien, ende op dese voorwaerden quam hi inder stat, ende dede terstont alle die regenten ende ouersten vander stadt vangen bouen den tractate ende loftenisse, ende deder vele onthoofden ende benam hem al haer goet ende [236r] alle die goet Bourgongoens ende der princessen fauteurs ende vrienden waren verdreef hi wter stadt ende lieter ooc vele doden, ende sette van sijn volck weder inder stadt een sterck garnisoen, want die coninc nam voor hem dat bider doot hertoge karels van bourgondien tbestant wt was, dwelc hi met hem .ix. iaren lanck durende gemaect hadde, ende nam voort in vele andere cleyne stedekens ende castelen op die riuiere vander zomme gelegen in Vermandoys, Artoys, Pontieu, die hertoge kaerle zeder den strijt van monheri behouden hadde, ende dair toe veel meer ander steden in Henegouwen Piccardien Ja hi creech dat hertochdom van bourgondien, twelc hi meende dat der cronen aen gestoruen was, ende dattet op gheen vrouwe besteruen mochte. Ooc creech hi die graefscappen van Bourgondien, Artoys ende Bolonoys. Om dan die palen ende frontieren van Henegouwen wel te bewaren so werden wt Brabant ghesonnen binnen der stede van auennes als capiteynen, heer Henrick van Parwijs heere Jan van Rotselaer, ende ioncheere Jaspar van Culenburch here van hoochstraten met groot volck van wapenen So is dan die coninc voort ghetogen voor die stede van Auennes voorscreuen ende dede dair menich groot swaer assault voren, ende dye van binnen met desen capiteynen weerden hem vromelijck Mer ten lesten hebbense die Fransoysen gewonnen, ende deden daer eenen groten moort vanden lieden doot te slane int eerste incomen vander stede ende si staken dat vier daer in ende verbranden die stede, ende die coninc sant dese voorscreuen capiteynen geuangen binnen Parijs ende worden daer swaerlic gherantsoent ende quamen wter vangenisse Noch wan die coninc de stede van Keynout met meer andere stedekens ende castelen in Henegouwen, mer die grote steden als Valencijn ende bergen ende meer andere stercke steden ende castelen en wan hi niet Daer na heeft die coninc met subtijlheit ende cloecheit gecregen die stadt van Doornic ende leyde in die stat een sterck garnisoen met veel fransche capiteynen, als den here van Moy ende andere, die vele schaden deden in die landen van Vlaenderen Artoys ende Henegouwen, vanghende rijcke lieden, destruerende ende verwoestende die platte landen ende dorpen. So stelden hem die Vlamingen op, want si meest vanden Fransoysen ghequelt worden, ende vergaderden ontrent .xijM wtgelesen vrome wapentuers van baenroetsen, ridderen, heeren, eedelen, ende vele wten steden, ende namen heeren Adolf van Gelre tot eenen capiteyn, die tot Cortrijck geuangen gelegen hadde ende hi nam den last aen, hopende also weder te crigen dat lant van Gelre, ende dese Vlamingen met haren capiteyn togen met groter macht, ende hi bestierdese wijslijc ende quamen voor Doornick daer si roofden ende branden al den dach Ten lesten omtrent sinte Marien magdalenen dach sloegen die fransoysen wt Doornijcke comende op dye Vlamingen Dat siende heer Adolph van Gelre, nam sijn glauie ende sloech met sijn .iij. wt seer onwijsliken op die fransoysen, die ooc also vele daer tegen quamen om haer glauien te breken, mer heer Adolf wert daer van eenen Fransoys ter aerden gheuelt ende wert verslagen dat iammer was, want hi so verre wt sijne battaelge ghereden was, datmen hem tot ghenen ontsette te tijts comen [326v] en mochte Ende die Fransoysen vuerden dat dode lichaem vanden voorscreuen here Adolf van Ghelre tot Doornick op een paert hangende met sinen ghelen cranse ende hare seer deerlic, ende wert begrauen in die groote kerck,na dien dat hi omtrent een half iare wter vangenisse hadde geweest Ende sijn twee kinderen, als Karel ende ioncfrouwe Philippe bleuen noch int hof van Bourgondien onthouden bider princersse vrouwe Marie, want hare beyder moeder waren twee gesusteren ende dochteren des hertochs van Bourbon Doe verloren die Vlamingen haren moet, mer niet te min die gemeenten ende poorters vander steden van Brabant ende Vlaenderen bleuen seer fel ende wreet op de heren, wethouders ende regenten, also voor geseyt is, ende si stelden voort wonderlike dingen ende in zommige en hadden si gheen ongelijc, want sommige regenten hadden quaet regiment ende quade rekeninge gedragen. Nochtans ist seer quaet dat een gemeente beruert wert, wantse geen dinck met wijsheit connen regeren, so datter veel iammers ende partijscap af comt ende op staat, alst hier in desen landen van Brabant ende Vlaenderen wel gebleken is bi hertoge Wencelijns tijden van Brabant.

Dit geschiet wesende waren inden landen van Vlaenderen noch meer andere capiteynen, als heer Philips van Beueren, heer Anthonis die bastaert soon, die namaels te wiue nam des heren vander Vere outste dochter Dese ende andere capiteynen defendeerden ende beschermden manlijcken die frontieren ende palen vanden landen ende oock die plaetsen ende fortressen dye hem beuolen waren.

Die .iiij. hooftsteden in Brabant waren al in roere ende ooc sommige cleynsteden, so dat ten somige plaetssen iusticie geschiede ouer eenige vanden regeerders Ende want die stadt van Bruessel altijt haer .vij. schepenen plach te kiesen wten .vij. gheslachten, so datse dicwil onbequame personen hadden die die stadt qualijc regeerden So cregen dye van Bruessel dat hem verleent wert wten ghehelen lichame vander stadt hair scepenen te kiesen eens deels also die stadt van Louen plach te doene Ende ooc maecten si .xvi. policymeesters die de stadt (die seer tachter was) weder op haer voeten brachten Mer die heren ende die geslachten van Bruessel en hielden niet op voor dat dit weder af gebroken wert ende de stadt weder quam op sijn oude ploye, biden welcken dat si weder qualic gheregeert is gheweest ende seer tachter ghegaen

Jtem die ghemeente vander stadt van Louen is lange ghebleuen in haer dolingen voort stellende veel wonderlike dingen. Sonderlinge verhieuen si ende kosen tot haren capiteyn een vleeshouwer geheeten Pauwels Loenken die te sinen rade hadt een sone dye die quade smet heet Ende si deden grote excessen ende fortsen tegen die wethouders ende alle goede rechten Mer ten lesten so werdense alle beyde veriaecht wter stat van Louen, ende Pauwels wert gegrepen in Zeelant van mijn heer van Cruninghen ende wert onthalst als een muytmakere [237r]

Van de oorlogen en strijden die koning Lodewijk had tegens de landen van de prinses en hoe heer Adolf van Gelre voor Doornik verslagen werd.

Koning Lodewijk van Frankrijk hoorde van dat het huwelijk van hertog Maximiliaan van Oostenrijk en prinses vrouw Maria consenteert en besloten was en dat men hem en zijn zoon de dauphin had versmaad en niet verhoord en was dus zeer gram en verstoord en greep een grote haat en nijd op de landen en provincies van de haar om te vernielen en verwoesten die hij wel schuldig was geweest te verdedigen en voor te staan met alle krachten en geweld, want hij had die prinses uit de vont geheven. En heeft een ontelbaar groot wapenvolk verzameld is met legermacht gekomen en heeft de stad Atrecht belegerd en met grote zware aanvallen vaak en menigmaal met grote bussen en andere instrumenten bestormd en bevochten. Tenslotte werd er een traktaat tussen de koning en de stad gemaakt op conditie dat de koning binnen de stad zou komen en ze zouden hem de stad openen en behouden hun lijf, goed en privilegies en op deze voorwaarden kwam hij in de stad en liet terstond alle regenten en oversten van de stad vangen boven het traktaat en beloften en liet er velen onthoofden en benam al hun goed en alle goede Bourgondirs en aanhangers en vrienden van de prinses verdreef hij uit de stad en liet er ook veel doden en zette van zijn volk weer in de stad een sterk garnizoen, want de koning nam zich voor dat bij de dood van hertog Karel Bourgondi het bestand over was wat hij met hem 9 jaren lang durend gemaakt had en nam voort in vele andere kleine stadjes en kastelen op de rivier van de Somme gelegen in Vermandois, Artois, Ponthieu die hertog Karel sinds de strijd van Montherie behouden had en daartoe veel meer ander steden in Henegouwen en Picardi, Ja, hij kreeg dat hertogdom van Bourgondi want hij meende dat het aan de kroon verstorven was en dat het aan geen vrouw versterven mocht. Ook kreeg hij de graafschappen van Bourgondi, Artois en Boulonois. Om dan de palen en grenzen van Henegouwen goed te bewaren zo werden uit Brabant gezonden binnen de stad Avennes als kapiteins heer Hendrik van Perwijs, heer Jan van Rotselaar en jonkheer Jasper van Culemborg en heer van Hoogstraten met groot wapenvolk. Zo is dan de koning voortgetrokken van de stad Avennes en deed daar menige grote zware aanval en die van binnen met die kapiteins verweerden zich dapper. Maar tenslotte hebben de Fransen het gewonnen en deden daar een grote moord van lieden dood te slaan zo gauw ze binnen kwamen en staken het vuur erin en verbrandden de stad en de koning zond die kapiteins gevangen binnen Parijs en met zwaar losgeld kwamen ze uit de gevangenis. Noch won de koning de stad Keynout met meer andere stadjes en kastelen in Henegouwen, maar de grote steden als Valenciennes en Bergen en meer andere sterke steden en kastelen won hij niet. Daarna heeft de koning subtiel en met kloekheid gekregen de stad Doornik en legde in de stad een sterk garnizoen met veel Franse kapiteins als heer van Moy en anderen die veel schaden deden in de landen van Vlaanderen, Artois en Henegouwen en vingen rijke lieden, vernielden en verwoesten het platteland en dorpen. Zo stelden zich de Vlamingen op want ze waren het meest van de Fransen gekweld en verzamelden omtrent 12000 uitgelezen dappere wapenaars van baanderheren, ridders, heren en edelen en velen uit steden en namen heer Adolf van Gelre tot een kapitein die te Kortrijk gevangen gelegen had en hij nam de last aan en hoopte alzo weer het land Gelre terug te krijgen en deze Vlamingen met hun kapitein trokken met grote macht en hij bestuurde wijs en kwam voor Doornik waar ze roofden en branden de hele dag. Tenslotte omtrent Sint Maria Magdalena dag sloegen de Fransen die uit Doornik kwamen op de Vlamingen. Dat zag heer Adolf van Gelre en nam zijn lans en sloeg met zijn 3 zeer onwijs op de Fransen die ook alzo veel daartegen kwamen om hun lansen te breken, maar heer Adolf werd daar van een Fransman ter aarde geveld en werd verslagen dat jammer was want hij was zo ver uit zijn bataljon gereden zodat hem geen ontzet op tijd kon komen. En de Fransen voerden dat dode lichaam van heer Adolf van Gelre te Doornik dat op een paard hing met zijn blonde krans en haar zeer deerlijk en werd begraven in de grote kerk nadat hij omtrent een half jaar uit de gevangenis was geweest. En zijn twee kinderen, als Karel en jonkvrouw Philippa, bleven noch in de hof van Bourgondi onthouden bij prinses vrouw Maria want hun beider moeder waren twee zusters en dochters van de hertog van Bourbon. Toen verloren de Vlamingen hun moed, maar niettemin de gemeenten en poorters van de steden van Brabant en Vlaanderen bleven zeer fel en wreed op de heren, wethouders en regenten en ze stelden voort wonderlijke dingen en in sommigen hadden ze geen ongelijk want sommige regenten hadden slecht regiment en slechte rekening gedragen. Nochtans is het zeer kwaad dat een gemeente beroerd wordt want ze kunnen vaak geen ding met wijsheid regeren zodat er veel droefheid en partijschap van komt en opstaat zoals het hier in deze landen van Brabant en Vlaanderen wel gebleken is in de tijd van hertog Wenceslaus van Brabant.

Toen dit geschied was in de landen van Vlaanderen met noch meer andere kapiteins als heer Filips van Buren, heer Anton de bastaardzoon die later tot wijf nam de oudste dochter van de heer van Veere. Deze en andere kapiteins verdedigden en beschermden mannelijk de grenzen en palen van de landen en ook die plaatsen en forten die hen bevolen waren.

De 4 hoofdsteden in Brabant waren al in oproer en ook sommige kleine steden zodat er te sommige plaatsen justitie geschiedde over enige van de regeerders. En omdat de stad Brussel altijd haar 7 schepenen plag te kiezen uit 7 geslachten zodat ze vaak onbekwame personen hadden die de stad slecht regeerden zo kregen die van Brussel dat hem verleend werd uit het hele lichaam van de stad hun schepenen te kiezen eensdeels alzo de stad Leuven plag te doen. En ook maakten ze 16 politiemeesters die de stad (die zeer ten achter was) weer op haar voeten brachten. Maar de heren en die geslachten van Brussel hielden niet op voordat dit weer afgebroken werd en de stad weer op zijn oude gewoonte kwam waarbij dat het weer slecht geregeerd geweest werd en achteruitging.

Item, de gemeente van de stad Leuven is lang gebleven in haar dolingen en stelde voort veel wonderlijke dingen. Vooral verhieven en kozen ze tot hun kapitein een vleeshouwer geheten Pauwels Loenken die tot zijn raad een zoon had die de kwade Smet heette. En ze deden grote excessen en krachten tegen de wethouders en alle goede rechten. Maar tenslotte zo werden ze alle beide verjaagd uit de stad Leuven en Pauwels werd gegrepen in Zeeland van mijn heer van Kruiningen en werd onthalsd als een muitmaker.

Hoe dat hertoge Maximiliaen van Oostenrijck (na dat hi die brieuen van vrouwe Marie ontfangen hadt) hem bereyde om tot sijn bruyt [te gaen], ende van somige fortunen die hem onder wege geschiet sijn

OM dat dye eedel prince ende welgheboren baroen Maximiliaen gedescendeert vanden keyserliken troncken keyser Fredericx sone ooc gheweest is een here van onsen nederlanden ende hertoge van Brabant, graue van Vlaenderen, Henegouwe, hollant, zeelant. etcetera daer onse materie af ruert, so sal ic hier wat vertellen van sommige auontueren die hem gebuert sijn inden wege als hi reysde om te comen bi sijn schone wel geboren princesse vrou Marie, bi .iij. heren van haren lande

Hoe dat hertog Maximiliaan van Oostenrijk (nadat hij de brieven van vrouwe Maria ontvangen had) zich bereidde om tot zijn bruid te gaan en van sommige fortuinen die hem onderweg gebeurd zijn.

Omdat de edele prins en welgeboren baron Maximiliaan afstamde van de keizerlijke tronk van de zoon van keizer Frederik ook geweest is heer van onze Nederlanden en hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen, Henegouwen, Holland, Zeeland, etc., daar onze materie van spreekt zo zal ik hier wat vertellen van sommige avonturen die hem gebeurd zijn onderweg toen hij reisde om te komen zijn mooie goed geboren prinses vrouw Maria door 3 heren van haar land.

De verhalen over de aanvallen van Maximiliaan laat ik hier staan, ze zijn allen opgevoerd om hem te verheerlijken.

Daer na vertrack die prince met sijnen Eeronthout tot sinen vader den keiser ende vertelde hem alle dese saken, die daer niet mede te vreden en was. Mer omdat die landen van vrou Marien soe seer beschadicht werden van haer vianden, ende heer Adolf van Ghelre hare capiteyn verslagen, so wilden die heren ende haer landen (alle voorscreuen beloften achtergelaten) datmen scriuen soude om den prince Maximiliaen dat hi comen soude sijn bruyt te trouwen, ende dan die landen helpen beschermen. So sant vrou Marie Lodewijc pinnock meyere van Louen met haer brieuen tot den edelen prince Maximiliaen, diese seer blijdelic heeft ontfangen, ende als die ghelesen ende wel verstaen waren, so sant die keyser terstont .iiij. ambassaten ende heeren met eerliken state tot vrou marie, te weten, die bisscop van Mens, dye bisscop [249r] van Trier, die rijcke hertoge Lodewijc van Beyeren ende Joris des keysers cancellier, ende Lodewijc pinnock voorscreuen den hi bescanck met eenen gouden cop met ij.M. ducaten tot eenen litteeken, dat hi eer .ij. maenden soude sijn in Vlaenderen Ende so sijn dese heren getrocken bi vrou Marien die seer blijde was ende ontfincse seer eerlijc, ende si reden tsamen al coutende tot haren houe ende aten ende droncken malcanderen blijdelijc toeuende, mer vrou Marie claechde den ouerlast ende grote scade die haren lande ende ondersaten ghedaen wert vanden fransoysen Dairop antwoorde de bisscop van Trier ende seyde Genadige vrouwe Wi vier zijn hier gesonden om te weten oft ghi die beloften houden wilt die v vader hertoge Karel van bourgondien saliger ghedachten sloot voor Nuys ende ooc binnen Trier met den keyser onsen meestere. Daer op vrou Marie die princesse antwoorde Dye woorden die mijn vader ghesproken heeft dye houdic van weerden, ende so doen ooc mijn heren,regenten ende landen waer af die .iiij. ambassaden blijde ware Ende Lodewijc van Beyeren besliep vrou Marie so dat die vsancie is wten name vanden prince als in conterpande van sijn getroude wijf Ende die heren gheloofden haer den iongen prince Maximiliaen eer een maent daer te leueren Ende doe gheschiede daer grote blijtschap door dese tidinge Ende die twee bisscopen reysden weder na den keyser, ende hertoge Lodewijc van Beyeren, ende heer Joris des keisers cancellier bleuen bi vrou Marien tot een conterpande datmen den iongen prince eer een maent met state soude brengen int lant bi vrou Marien Als die bisscoppen biden keyser weder quamen so seyden si hem alle die ghelegentheyt. Doe bereyde hem die prince maximiliaen ende is op die reyse gheslagen met sinen edelen ende ander voetvolck ende is na veel reysen gecomen tot louen in Brabant, daer hi eerlijc ontfangen wert vanden geestelijcken ende weerliken state, daer hi ooc seer chierlic in quam in schoonder ordinancien Sijn mans van wapenen te peerde reden vijf dick Die duytsche knechten ghingen tusschen beyden ooc vijf dick Die hellebardiers gingen ouer beyde siden vanden iongen prince. Voor hem reden die twee bisscoppen, die hertoge van Sassen Bi hem reet Brandenburch ende de lantgraue van Hessen, Coenraet sijn nar liep bi hem Hertoge Maximiliaen ende alle sijn eedele reden al bloots hoofts met peerlen cranskens die seer costelic waren van gesteenten Maximiliaen reet in een silueren harnasch, met een swart fluweelen bourgoens cruys ouer dat hernasch Ende alle die edelen hadden elck een swart fluwelen cruys ouer haer hernasch. Doen is hi van Louen tot Bruessel ghereyst daer hi ooc seer eerlijc ontfangen was ende van Bruessel reysde hi tot Denremonde, ende so voort van daer tot ghent daer die princesse was hem verbeydende met groot verlangen Ende die ouerdeken van Ghendt vernemende des hertogen coemst, heeft hem seer eerlijc in gehaelt na sinen staet ende brochten hem op dat hof daer vrou Marie den vromen princhier seer minlijc ontfinck, ende als hi bi haer weder quam omhelsde hi haer, ende si hem weder seer lieflijck. Ende die bisscop van Doornijck troudese daer in teghenwoordicheyt van allen den heeren, ende des nachts wertse beslapen, mer dye bruylocht wert tot [249v] Brugge gehouden om der nacien wille Dair wert grote triumphe gehouden van steken van breken, wantter een prijs op gehangen was, een gouden valcke, welken prijs de marcgraue van brandenbruch verdiende. Dye nacien vander stadt van Brugge, te weten, die Spangnaerden Jeneuoysen, Sauoyennen, Lombaerden Jtalianen, Venetianen, Oosterlingen bedreuen al grote triumphe, ende beschoncken elck na haren staet den prince ende princesse, waer af si beyde seer verblijt waren aensiende die goetwillicheit der gemeenten. Ende Maximiliaen sant sijn ruters terstont op die frontieren van Vlaenderen als tot sint Thomas, tot Arien, te rysel te Betunen, te duway, die alle seer blijde waren hopende beschermt te werden van haren vianden Ende dit gebuerde int iaer van .lxxix, al was dat huwelijc ghesloten int iaer van .lxxvi. want daer was groot belet gedaen van sommige capiteynen, dat den tijt lanck viel eer hi int lant quam so voorscreuen is. Ende aldus tooch hertoghe Maximiliaen door alle sijn landen ende steden, daer hi gehult wert, als man ende momboor van sijnder vrouwen onser hertoginnen

Binnen den seluen iare hadt ons hertoghinne een sone die geheten wert na sijn ouer oude vader Philips ende wert te Brugge gheboren opten .xxij. dach van Julio, die in Spaengien sterf

Jtem na den iare van M.cccc.lxxvi. nae hertoge Karels doot die binnen sijn leuen tlant van Gelre gecocht had met sekere penningen ende bedwancse met oorlogen tot gehoorsaemheyt, die keerden hem nv af buten der obediencien vanden huyse van Bourgondien ende van Brabant, als die van Nieumagen ende ander steden ende plaetsen van tlant van Ghelre, ende die stadt van den Graue daer ionffrouwe Katherine van Ghelre hertoge Adolfs suster seer behulpich toe was Soe bleuen si een wijl staende aldus tot dat hertoge Maximiliaen vrou Marie ghetrout hadde, also voorseyt is

Jtem want Willem van Arenberch met sinen magen ende ander quaet willigen sinen adherenten veele plaetsen in genomen hadden in Ardennen ende deden veel quaets daer ende elwerts omtrent daer, voor die coemste van Maximiliaen ende na sijn coemste So track tghemeen lant van brabant met groter heyrcracht int lant van Ludick ende in Ardennen ende int lant van Francemont, dair si wonnen vechtender hant dat stedeken van Tribuyt metten slote ende noch sloten ende steden ende keerden weder sonder eenige merckelicke schade Ende daer waren capiteynen Philips van Cleue here van Rauensteyn, die prince van Araengien, die prince van Chimay ende heer Anthonis die bastaert van brabant ende meer andere

Jtem na dit so voren verhaelt is werden die gheldersche opinieus ende begonden op te rijsen tegen die van shertogen bossche met haren quaertiere, die welcke den gelderschen wederstonden ende matteerdense, want si togen ouer met groter macht int lant van Gelre ende deden daer veel scaden rouende ende brandende ende belagen de stadt van Graue met veel edelen ende stelden daer voor een blockhuys so dat si hem benamen prouande ende vitalie die hem van buten comen mochte so dat de stadt op wert [250r] ghegeuen metten slote Daer na wert dat lant van Ghelre met veel onleden costen ende orlogen weder gebracht ter obediencien aen Brabant, also wijlen hertoge Kaerle bi cope bi bedwange gheordineert hadde

Daarna vertrok de prins met zijn wapendrager naar zijn vader de keizer en vertelde hem alle zaken die daarmee niet tevreden was. Maar omdat de landen van vrouw Maria zo zeer beschadigd werden van haar vijanden en heer Adolf van Gelre, haar kapitein, verslagen was zo wilden de heren en hun landen (alle beloften achtergelaten) dat men schrijven zou naar prins Maximiliaan dat hij komen zou om zijn bruid te trouwen en dan de landen helpen beschermen. Zo zond vrouw Maria Lodewijk Pinnock, meier van Leuven, met haar brieven tot de edele prins Maximiliaan die het zeer blijde ontvangen heeft en gelezen en goed verstaan heeft en zo zond de keizer terstond 4 ambassadeurs en heren met fatsoenlijke staat tot vrouw Maria, te weten, die bisschop van Mainz, de bisschop van Trier, de rijke hertog Lodewijk van Beieren en Joris, de kanselier van de keizer, en Lodewijk Pinnock die hij een gouden kop schonk met 2000 dukaten tot een teken dat hij binnen 2 maanden in Vlaanderen zou zijn. En zo zijn deze heren getrokken naar vrouw Maria die zeer blijde was en ontving ze fatsoenlijk en ze reden alle tezamen al koutende tot hun hof en dronken elkaar blijde toe, maar vrouw Maria klaagde de overlast en grote schade die haar land en onderzaten van de Fransen gedaan werd. Daarop antwoordde de bisschop van Trier en zei; ‘Genadige vrouwe, wij vier zijn hier gezonden om te weten of ge de beloften houden wil die uw vader hertog Karel van Bourgondië zalige gedachte sloot voor Neuss en ook binnen Trier met de keizer onze meester.’ Waarop vrouw Maria de prinses antwoordde; ‘De woorden die mijn vader gesproken heeft die hou ik van waarde en zo doen ook mijn heren, regenten en landen,’ waarvan de 4 ambassadeurs blijde waren. En Lodewijk van Beieren besliep vrouw Maria zoals het gewoonte is uit naam van de prins als onderpand van zijn getrouwde wijf. En de heren beloofden haar de jonge prins Maximiliaan binnen een maand daar te leveren. En toen geschiedde grote blijdschap door deze tijding. En de twee bisschoppen reisden weer naar de keizer en hertog Lodewijk van Beieren en heer Joris, de kanselier van de keizer, bleven bij vrouw Maria als onderpand dat men de jonge prins binnen een maand met staat in het land zou brengen bij vrouw Maria. Toen de bisschoppen weer bij de keizer kwamen zo zeiden ze hem alle gelegenheid. Toen bereidde zich prins Maximilian en is op reis gegaan met zijn edelen en ander voetvolk en is na veel reizen gekomen te Leuven in Brabant waar hij fatsoenlijk ontvangen werd van de geestelijke en wereldlijke staat waar hij ook zeer sierlijk in kwam in mooie ordinantie. Zijn wapenmannen te paard reden vijf dik. De Duitse knechten gingen tussen beiden ook vijf dik. Die hellebaardiers gingen aan beide zijden van de prins. Voor hem reden de twee bisschoppen en de hertog van Saksen. Bij hem reed Brandenburg en de landgraaf van Hessen, Coenraad zijn nar liep bij hem. Hertog Maximiliaan en al zijn edele reden al blootshoofds met parel kransjes die zeer kostbaar waren van gesteenten. Maximiliaan reed in een zilveren harnas met een zwartfluwelen bourgondisch kruis over het harnas. En alle edelen hadden elk een zwartfluwelen kruis over het harnas. Toen is hij van Leuven naar Brussel getrokken waar hij ook zeer fatsoenlijk ontvangen werd en van Brussel ging hij naar Dendermonde en zo voort vandaar tot Gent waar de prinses op hem wachtte met groot verlangen. En de overste deken van Gent vernam zijn komst en heeft hem zeer fatsoenlijk ingehaald en bracht hem op de hof waas vrouw Maria de dappere prins zeer minnelijk ontving en toen hij bij haar kwam omhelsde hij haar en zij hem weer zeer lieflijk. En de bisschop van Doornik trouwde ze in tegenwoordigheid van alle heren en ‘s nachts werd ze beslapen, maar de bruiloft werd te Brugge gehouden vanwege de natie. Daar werd grote triomf gehouden van steken van breken want er was een prijs opgehangen, een gouden valk, welke prijs de markgraaf van Brandenburg verdiende. De natie van de stad Brugge, te weten, de Spanjaarden, Genua, Savoie, Lombardije, Italianen, Venetianen, Oosterlingen bedreven allen grote triomf en beschonken elk naar hun staat de prins en prinses waarvan ze beiden zeer verblijd waren en zagen de goedwilligheid der gemeenten aan. En Maximiliaan zond zijn ruiters terstond op alle grenzen van Vlaanderen als tot Sint-Thomas, tot Arien, te Rijsel, te Bethune en te Duway die allen zeer blijde waren en hoopten beschermd te worden van hun vijanden. En dit gebeurde in het jaar 1479, al was dat huwelijk gesloten in het jaar 1476 want daar was groot belet gedaan van sommige kapiteins zodat het lang duurde voor hij in het land kwam. En aldus trok hertog Maximiliaan door al zijn landen en steden waar hij gehuldigd werd als man en voogd van zijn vrouw onze hertogin.

Binnen hetzelfde jaar had onze hertogin een zoon die geheten werd naar zijn oud grootvader Filips en werd te Brugge geboren op de 22ste dag van juli die in Spanje stierf.

Item, na het jaar 1476 na de dood van hertog Karel die binnen zijn leven het land Gelre gekocht had met zekere penningen en bedwong ze met oorlogen tot gehoorzaamheid, die keerden zich nu af buiten de gehoorzaamheid van het huis van Bourgondi en van Brabant, als die van Nijmegen en ander steden en plaatsen van Gelre en de stad Grave waar jonkvrouw Catharina van Gelre, de zuster van hertog Adolfs, zeer behulpzaam toe was. Zo bleven ze een tijdje staan aldus totdat hertog Maximiliaan vrouw Maria getrouwd had.

Item, want Willem van Arenberg met zijn verwanten en andere kwaadwilligen, zijn aanhangers, hadden vele plaatsen ingenomen in Ardennen en deden daar veel kwaads en elders omtrent daarvoor en na de komst van Maximiliaan. Zo trok het gewone land van Brabant met grote legerkracht in het land van Luik en in Ardennen en in het land van Franchimont waar ze vechtenderhand dat stadje Tingremont wonnen met de burcht en noch burchten en steden en keerden weer zonder enige merkelijke schade. En daar waren kapiteins Filips van Kleef, heer van Ravenstein, de prins van Oranje, de prins van Chimay en heer Anton de bastaard van Brabant en meer andere.

Item, hierna werden die Geldersen opstandig en begonnen op te staan tegen die van Hertogenbos met haar kwartieren die de Geldersen weerstonden en temperden want ze trokken met grote macht over in het land van Gelre en deden daar veel schade met roven en branden en belegerden de stad Grave met veel edelen en stelden daarvoor een blokhuis zodat ze hen benamen proviand en voedsel die hen van buiten komen mocht zodat de stad op werd gegeven met de burcht. Daarna werd het land Gelre met veel geleden kosten en oorlogen weer gebracht en onderworpen aan Brabant, alzo wijlen hertog Karel bij koop en bedwang geordend had.

Van hertoge Maximiliaens oorlogen op die Fransoysen, ende van sijn belegge voor Terewane

ALsmen screef M.CCCC.lxxviij. tooch hertoge maximiliaen mit veel eedelen ende metter gemeynten van Brabant ende vlaenderen tot int lant van Artoys met groten heyre om eenige steden, castelen, ende plaetsen van dien lande te winnen die die fransoysen in hielden Ende si lagen langen tijt tot ponteuen nabi Lens. Ende coninc Lodewijck van vrancrijck lach niet verre van daer door Lens Ende met veel practiken ende beloften dede hi dat heyr vertrecken ende scheiden sonder yet te doen. Ende daer wert een bestant gemaect ende elck quam thuyswert daer hi behoorde

Daer na ghinct al wonderlick in desen landen ouermits den snoden regimente ouer al, want die princelijcke demeynen van Brabant, Vlaenderen, Hollant werden so becommert ende belast dattet noch te claghen is. Ende omtrent dese tijt began den dieren tijt dye lange iaren duerde

Jtem want dat bestant tusschen den coninc van vrancrike ende hertoge Maximiliaen wtgegaen was so ordineerde die hertoghe den graue van Romont capiteyn van Artoys, die welc met anderen edelen cregen subtilick die stede van Camerijc metten castele ende oock Bohayn Ende graue Peter van Bryanen dye graue van Sintpol geworden was ende had des grauen suster van Romont, wert geordineert capiteyn van Vlaenderen, al hadde hi seer die artijke oft fledercijn, want hi was wijs ende vroom Doe bereyde hem Maximiliaen met sinen capiteynen ende edelen te weten den graue van Romont, Sintpol, Nassou, ende heren Philips van Cleue des heeren sone van Rauesteyn, die noch ionck was, ende den heren van Fienes Beueren, Waleyn Tsantray. etcetera. Ende met groten gheselscape van Vlamingen te voete met pijken, ende tooch om te beleggen Terwane.

Dit vernemende Creuecuer opperste veltheere vanden Fransoysen, dede sijn perck bestaen bouen aen dat velt van Blangijs, dat hi den boeren dede begrauen ende wel sterck maken, ende stelde daer in sijn engienen ende bussen om wel te bewaren. Hertoghe Maximiliaen dede sijn perck bestaen beneden aent velt van Blangijs bi die beke, daer hi ouer dede maken .iij. oft iiij. bruggen, om lichtelijc daer ouer ende weder ouer te comen

Binnen desen tijden quam die capiteyn vanden franck artchiers met veel franckaertchiers om tot Terwaen binnen te reysen, om dat si van dair achter op Maximiliaens volck souden slaen. Dit wisten die capityenen Alberaet ende petit Salizaert, diese besprongen ende sloegen den meesten hoop vanden artchiers doot. Dit siende dye capiteyn vanden franck artchiers gaf hem geuanghen in handen van petijt Salizaert, die hem vraechde van waen hi quam Dies die capiteyn seyde Jc hebbe geweest om ghelt om mijn artchiers [250v] te betalen, ende des is .vM. gouden cronen ende die leggen op mijn peert Doe ghinc Salizaert sitten op des capiteins peert om des gelt wille, ende die capiteyn sat op Salizairts peert, ende si brachten so biden hertoge Maximiliaen, dye hem dede brengen ende bewaren tot Risele opt castele, daer hi hadde al dat hi begheerde.

Jn desen middelen tiden dede creuecuer ordineren die maniere van sinen heyre ende dat dede die Amirael van Vrancrijck, die ordineerde dat heyr in vij battalien De graue van meyne, de here van renis ende die here van Cleremont hadden die vantguarde, elck onder hem .ij.M. mannen hebbende. Die here van Blangoen, de here van Creky, die here van Blangiers elck met .ij.M. mannen. Die heere Anthonis van Creuecuer, mijn heere van vendemont, metten monick vander brencke met.vi. M. mannen. Die heere van Prouencen, Gabachga van dordoen, die here van Coertsi ooc met .viM. mannen Die seneschal, die here van Marengui die hertoge Dalensou, Creuecuer, ende die hertoge van Berry met .iiij. M. mannen. Die .xviijC. lancien waren ooc gedeylt in viuen, elck battalie na tsine De xv.M. archiers waren voren gestelt bi dat geschutte. Creuecuer vermat hem hi soude die Bourgonsche armeloos thuys senden, want hem dochte dat hem niemant deeren en mochte, want si hadden wel .vi. fransoysen tegen eenen Bourgonsche. Mijn here van Moy seyde, wi hebben coorden ende duymysers ghenoech om die geuangen te binden ende te duymyseren. Nv vrou Marie sijnde in die stadt van Brugge, welwetende wanneer den slach ghebueren soude, met mijn here van Rauensteyn ende vrouwe Margriete van Jorck deden in allen kercken ende cloosteren bidden voor den hertoge dat hem god victorie wilde verleenen tegen sijn vianden. Ende die princesse ende alle haer huysgesin,vrouwen, ioncfrouwen, camerieren, heren ende knechten ende veel vanden gemeynen volcke gingen al processie wollen ende barvoets den heere biddende voor den hertoge om gracie ende victorie. Binnen desen quam die tijdinge int fransche heyr dat dye capiteyn vanden franck artchiers geuangen was, waer af si seer verstoort waren, meer om die .vM. cronen, dan om den capiteyn, want si terstont eenen anderen capiteyn ordineerden

Hertoge Maximiliaen ghinck sijn ordinancie stellen. Romont, Frienes, ende Tsantray onder hem drien waren generale capiteynen ghemaect. Philips van Rauensteyn, Beuere ende Croy waren onder die vitaliers. Doen riep Maximiliaen seer luyde seggende O mijn kinderen sijt mi op dees tijt ghetrouwe, blijf doch bi mi also ick bi u blijuen sal,ende scheyt van mi niet voor ghi mi siet leggen doot ter eerden Ende ist bi also dat ick v lieden ontgae oft ontrijde (al ben ick ionck) so slaet mi seluen doot Jc wil met v lieden leuen ende steruen Doen riepen si alle met luyder keelen Viue Oostenrijck Bourgoengne, tot in die doot sullen wi den prince getrou bliuen ende met hem leuen ende steruen

Van hertog Maximiliaans oorlogen op de Fransen en van zijn belegering voor Terwaan.

Toen men schreef 1478 trok hertog Maximilian met veel edelen en met de gemeenten van Brabant en Vlaanderen tot in het land Artois met een groot leger om enige steden, kastelen en plaatsen van dat land te winnen die de Fransen hielden. En ze lagen lange tijd te Pont-Even nabij Lens. En koning Lodewijk van Frankrijk lag niet ver vandaar te Lens. En met veel praktijken en beloften liet hij daar dat leger vertrekken en scheiden zonder iets te doen. En daar werd een bestand gemaakt en elk ging naar huis waar hij behoorde.

Daarna ging het al te wonderlijk overal in deze landen vanwege het snode regiment, want de prinselijke domeinen van Brabant, Vlaanderen en Holland werden ze bekommerd en belast zodat het noch te beklagen is. En omtrent deze tijd begon de dure tijd die lange jaren duurde.

Item, want dat bestand tussen de koning van Frankrijk en hertog Maximiliaan was uitgegaan zo ordineerde de hertog, de graaf van Romont kapitein van Artois, die met andere edelen subtiel de stad Kamerijk kregen met het kasteel en ook Bohain, En graaf Peter van Brianen die graaf van Saint-Pol geworden was had van de zuster van de graaf van Romont, werd geordineerd kapitein van Vlaanderen al had hij zeer jicht of reuma, want hij was dapper en wijs. Toen bereidde zich Maximiliaan met zijn kapiteins en edelen te weten; de graaf van Romont, Saint-Pol, Nassau en heren Filips van Kleef, de zoon van de heer van Ravestein die noch jong was, en de heren van Fienes, Beveren, Walein Tsantray, etc. En met groot gezelschap van Vlamingen te voet met pijken en trok om Terwaan te belegeren.

Dit vernam Creveceur, opperste veldheer van de Fransen, en liet zijn perk slaan boven aan dat veld van Blangis dat hij de boeren liet graven en goed sterk maken en stelde daarin zijn machines en bussen om goed te bewaren. Hertog Maximiliaan liet zijn perk slaan beneden aan het veld van Blangis bij de beek waar hij over liet maken 3 of 4 bruggen om licht daarover en terug te komen.

Ondertussen kwam kapitein van de Frasen met veel boogschutters om tot Terwaan binnen te reizen omdat ze vandaar achter op Maximiliaans volk zouden slaan. Dit wisten de kapiteins Alberaet en petit Salizaert die ze besprongen en sloegen de grootse hoop van de Franse boogschutters dood. Dit zag de kapitein en ga zich gevangen in de handen van petit Salizaert die hem vroeg waarvan hij kwam. Dus de kapitein zei; ԉk ben geweest om geld om mijn boogschutters te betalen en dat is 5000 gouden kronen en die liggen op mijn paard. Toen ging Salizaert zitten op het paard van de kapitein vanwege het geld en de kapitein zat op het paard van Salizaert en ze brachten hem zo bij hertog Maximiliaan die hem liet brengen en bewaren te Rijsel op het kasteel waar hij alles had wat hij begeerde.

Ondertussen liet Crevecuer ordineren de manier van zijn leger en dat deed de admiraal van Frankrijk en die ordineerde dat leger in 7 bataljons. De graaf van Meine, de heer van Renesse en de heer van Clermont hadden de voorhoede en hadden elk onder hen 2000 mannen. De heer van Blangien, de heer van Creky, de heer van Blangiers elk met 200 mannen. De heer Anton van Creveceur, mijn heer van Vendemont met de monnik van de Brencke met 6000 mannen. De heer van Provence, Gabachga van Dordogne, de heer van Coertsi ook met 6000 mannen. Die hoofd hofhouding, de heer van Marengui, de hertog Dalensou, Creveceur en de hertog van Berry met 4000 mannen. De 1800 lansen waren ook verdeeld in vijven in elke bataljon naar de zijne. De 15000 boogschutters waren voor gesteld bij het geschut. Creveceur vermat hem hij zou de Bourgondirs armloos thuis zenden want hij dacht dat niemand hem deren mocht want ze hadden wel 6 Fransen tegen een Bourgondir. Mijn heer van Mooi zei; Էe hebben koorden en duimijzers genoeg on de gevangenen te binden en te duim ijzeren. Nu vrouw Maria was stad Brugge en wist wel dat de slag gebeurden zou met mijn heer van Ravenstein en vrouw Margaretha van York en liet in alle kerken en kloosters bidden voor de hertog dat hem God victorie wilde verlenen tegen zijn vijanden. En die prinses en haar hele huisgezin, vrouwen, jonkvrouwen, kameniersters, heren en knechten en veel van het gewone volk gingen allen te processie in wol en barrevoets en baden de heer voor de hertog om gratie en victorie. Ondertussen kwam de tijding in het Franse leger dat de Franse kapitein gevangen was waarvan ze zeer verstoord waren, meer om de 5000 kronen dan om de kapitein want ze ordineerden terstond een andere kapitein.

Hertog Maximiliaan ging zijn ordinantie stellen. Romont, Frienes en Tsantray onder hen drie waren generale kapiteins gemaakt. Filips van Ravenstein, Beveren en Croy waren onder de voedselvoorzieners. Toen riep Maximiliaan zeer luid en zei; ‘O mijn kinderen, wees me op deze tijd trouw, blijf toch bij me alzo ik bij u blijven zal en schei niet van mij voor ge me dood ziet liggen ter aarde. En is het alzo dat ik u lieden ontga of ontkom (al ben ik jong) zo sla me zelf dood. Ik wil me u lieden leven en sterven.’ Toen riepen ze allen met luide keel; ‘Vive Oostenrijk Bourgondië, tot in de dood zullen we de prins trouw blijven en met hem leven en sterven.’



Hoe die vitaelliers af geworpen worden, ende hoe des hertogen tresoor berooft wert, ende vanden groten slach te Blangijs, daer die Fransoysen dye nederlage hadden [251r]

ALs op den Saterdach den dageraet des smorgens aen quam, so was die here van Moy in de were ende dye ander capiteynen om te slaen onder die vitaeliers, dair Philips van Rauensteyn, Croy, en[de] beuere met haren volck af waren ruwaert mer si sloegens cleen gade, ende si roofden ende namen al dat si vonden Deen liep hier, dander liep daer. Rauesteyn Croy ende Beuere namen ooc die vlucht, want Rauensteyn vloot tot Arien voor dye poorte ende dander al na, mer Romont dedese weder omkeeren Dair wasser die riepen Tis al verloren, die fransoysen hebben berooft des hertogen tresoor, ende Beuerens volck is al den hals af gesteken Maximiliaen dit horende ende [251v] siende die scade die hem geschiet was quam selue onder tvolck staen ende seyde O mijn kinderen doet nv alle na tghene dat ick v vore doen sal Doe viel de hertoge sijn knien ende maecte een cruce op deerde, dwelck hi custe, ende las .iij. Pater noster, ende .iij. Aue Marien, ende so dede ooc alle sijn volck, so wel edelen als onedelen. Romont, Nassouwen, Fienies, Tsantray, ende veel vanden eedelen waren al met eenen arm bloot, om dat mijn here van Cordes Philips van creuecuer hem vermeten hadde, dat hi die Bourgonsche armeloos soude thuys senden Die sonne scheen seer heet, ende scheen des hertogen volck ooc in haer oogen Dies die graue van Romont seyde totten hertoge Here laet ons hier wat omme drayen wt dat licht der sonnen. Doen si knielden riep Creuecuer Siet si vallen op haer knien ende bidden ons genade, wel aen ghi edel fransoysen, tis ons al ghewonnen, laet ons vry tot hemlieden in rijden. Binnen desen was de hertoge ghedrayt vander sonnen schijn, ende die fransoysen quamen doe daer in. Doen reden ende sloegen ons lieden van besiden op dye fransoysen, so dat hem die Franssche bussen niet deren en mochten Daer streden si lange ende elck riep sinen roep. Heer Costen van Berchem ende here Willem van Liere deden daer groten moort onder de franck artchiers, want aen die beke bleeffer wel .vij.M. doot so dat die beke vol franck archiers lach datmer ouer ende weder ouer liep.

Ons lieden hadden so groten dorst dat si twatere wter beken droncken,dat meer dan half bloet was. Desen strijt begonst smorgens te thien vren ende duerde tot sauonts biden thienen. Die Fransche macht begost seer te flauwen. Die eelmans riepen Ransoen Rantsoen mer ons volck was so seer verhit dat si niemant en spaerden. Aldus doorbraken si twee scharen, dies hem dye derde aen quam,daer in was die here van Creky, die heere van Blangiers ende Anthonis van Creuecuer. Die Ammirael, die graue van Meyne, Cleremont, Blangoen, Vendemont, ende al haer volck waren al verslagen, ende si doorvochten heerlic die derde schare. Dus quam dye vierde schare aen, daer in was de Seneschal, die hertoge Dalenthon, die graue van prouencen, Creuecuer, ende die hertoge van Berry, die hem meende vromelijck te verweeren, mer ons lieden reden stouteliken in haren hoop. Mijn here van Romont, mijn heere van Nassouwe, mijn here van Santray, mijn here van Gruythusen, heer Jan van Daysele, Philips van Rauensteyn, mijn heere van Croy, van Beueren, heer Henrick Parwijs, mijn here van Rotselaer Weesmale, heer Corsten van Berchem Dese deden al wonder so dat ons volck den Fransoysen worden te machtich Het was eenen deerlijcken strijt voor tkersten bloet datter ghestort was, ende die Fransoysen weecken. Doe riep Creuecuer Staet hoeresoens staet, tsal al goet werden Ende om Maximiliaen te verraden ende te weten waer omtrent hi was so reetter een met eenen hoet aen sijn lancie stekende met een Bourgoens cruys maer twas een Fransoys die den hertoge meende te vermoorden. Dwelc een man van Denremonde sach, dye sloech den Fransoys vanden perde voor des hertogen voeten. ende dede hem daer lijden alle sijn verraetscap, ende doe wert hi op de stede doot geslagen, ende de man [252r] van Denremonde hadde sijn peert ende hernasch Creuecuer siende dat alle zijn volck dus bleef vloot wech, endehi was seer gewont ende sijn peert doorschoten so dat hi nauwelijc wech quam. Ende aen tcasteelken bouen Buenen in eenen besloten tuyn oft hage waren gevlucht wel vi. oft .vij.M. artchierts die haer gheschut al verschoten hadden Dese vonden ons lieden daer alleen, ende si riepen Rantsoen Rantsoen ende genade haers lijfs mer ons volck was so verhit int vechten, dat sise ter stont al doot sloegen, Ende ons volck veruolchde Creuecuer, mer si verloren hem int bosch voor Lens, ende die ander fransoysen veruolchden si tot sinte Quintijns toe ende doe keerden si weder Die doden lagen op een getast met groten hopen. Als nv den strijt ghedaen was, so dede Maximiliaen die trompet slaen al sijn heyr door dat niemant van dien auont pilgeren en soude, mer verbeyden totten morgen Ende ooc dede hi gebieden dat elck in sijn ruste soude gaen, ende datmen de gewonden vermaken soude ende soetelijc hanteren ende op wagens vueren soude ende elcken brengen daer hi wesen wilde, hi soudet al betalen watter coste Ende die heren met Maximiliaen hielden die wake ende lieten dat gemeen volc slapen. De anderen dages ghinc Maximiliaen met sinen heeren in dat Fransche perck, daer si vonden broot wijn ende spise genoech, ende tonnen met duymysers ende veel wannen ende vlegelen, om dat coren te wannen ende te darsschen,ende zeysenen om tcoren te mayen, ende veel karren dair ouens op stonden om broot te backen ende veel wagens met sacken ende coorden om dat goet van Vlaenderen daer mede te packen ende wech te vueren. Alle dese dingen dede Maximiliaen brengen op eenen hoop ende dede dat verbarren in spijt der Fransoysen Ende si vonden daer van artelrije .xxxvi. serpentinen .vi. cortauwen, een bombaerde, ende dees waren al getekent met des conincx wapen Ende in dien strijt waren bleuen van onsen heeren Jacob ende meester Anthonis van Halewijn, Joos Ruledere, Peeter van Eerdenborch, Henrick van Parwijs Jan van Rotselaer, Weesmale, Merue ende meer anderdie geuaen sijn Ende vander gemeenten isser bleuen ouer .viij. oft ix.M. Ende vanden Fransoysen isser bleuen meer dan .xl.M. sonder die geuaen sijn. Doe seyde Maximiliaen God wil al haer sielen eruen in sijn rijck, want het waren al ons broeders ende kersten menschen. Ende doe ghingen si al int fransche perck goet chiere maken, want daer was van als ghenoech. Ende Maximiliaen ontboot dat sijnder princesse, die seer verblijt was ende dancte god vander victorien

Dit geschiede bi Terwane in Guynegate bi Vyeuille Jnt iaer .M.cccc.lxxix. Ende die hertoghe track doe in Arien, Ende die graue van Romont ghinc doe met eenige Almaens ende vlamingen bestormen dat sterck castele van Malonnoy dat hi wan Ende die capiteyn geheeten Cadet een eedel man wt Gasconien dede hi brengen voor den hertoge op hope van ghenaden Mer want hi seer strange gheweest hadde in feyten van orlogen voor den coninc, so dede dye hertoge hem hangen wel met .l. van sinen knechten, mer want hi een edel man was so liet hi hem begrauen op tghewijde tot Arien, twelc vernemende de coninc die sinen capitein seer weert hadde so wert hi seer geturbeert Ende want die geen die desen Cadet geuangen hadden hem gelooft had [252v] den dat hi niet steruen en soude So dede die coninck daer ouer alte swaren wrake, want wten getale vanden gheuangen bourgoensche inden slach van Terwane dede hi nemen .l. mannen, niet vanden minsten ende dedese alle hangen bi sinnen prouoost in Artoys ende in Vlaenderen .vij. werden gehangen ter plecken daer die fransche capiteyn gehangen hadde .x. voor die poorte van Duway. noch .x. bi Rysele .x. bi sinte Omers .x. bi Atrecht Ende op dat des conincx prouoost dit doende wel soude bewaert sijn, so sant die coninc met hem viij.M. peerden ende .vi.M. Franck artchiers, die welcke wederkerende al ghysen so roofden si veel stercke plaetsen ende deden grote scade int lant

Hoe de voedsel voorraad afgeworpen werden en hoe de schatkist van de hertog beroofd werd en van de grote slag te Blangis waar de Fransen de nederlaag hadden.

Toen op zaterdag de dageraad ‘s morgens aankwam zo was de heer van Mooi in de weer en de andere kapiteins om te slaan onder de voedsel voorraad waar Filips van Ravenstein, Croy, en Beveren met hun volk ruwaard van waren, maar ze letten er weinig op en ze roofden en namen alles dat ze vonden. De een liep hier, de ander liep daar. Ravestein, Croy en Beveren namen ook de vlucht want Ravenstein vloog naar Arien voor de poort en de andere al na, maar Romont liet ze terug keren. Daar waren er die riepen; ҈et is geheel verloren, de Fransen hebben de schatkist van de hertog beroofd en het volk van Buren is geheel de hals afgestoken. Maximiliaan die dit hoorde en de schade zag die hem geschied was kwam zelf onder het volk staan en zei; ‘O mijn kinderen, doe nu allen hetgeen dat ik u voor zal doen.’ Toen viel de hertog op zijn knien en maakte een kruis op de aarde wat hij kuste en las 3 pater noster en 3 Ave Maria en zo deed ook al zijn volk, zo wel edelen als onedele. Romont, Nassau, Fienies, Tsantray en veel van de edelen waren al met een arm bloot omdat mijn heer van Cordes Filips van Creveceur zich vermeten had dat hij de Bourgondirs armloos naar huis zou zenden. De zon scheen zeer heet en scheen het volk van de hertog in de ogen. Dus de graaf van Romont zei tot de hertog; Heer, laat ons hier wat omdraaien uit het licht van de zon. Toen ze knielden riep Crevecuer; ‘Ziet, ze vallen op hun knieën en bidden ons genade, wel aan gij edele Fransen het is al gewonnen, laat ons vrij tot hen in rijden.’ Ondertussen was de hertog gedraaid van de zonneschijn en de Fransen kwamen er toen in. Toen reden en sloegen onze lieden van bezijden op de Fransen zodat hen de Franse bussen niet deren mochten. Daar streden ze lang en elk riep zijn roep. Heer Costen van Berchem en heer Willem van Lier deden daar groten moord onder de Franse boogschutters want aan de beek bleven er wel 7000 dood zodat de beek vol boogschutters van Frank lag zodat men er en heen kon lopen.

Onze lieden hadden zoՠn grote dorst dat ze het water uit de beek dronken dat meer dan half bloed was. Deze strijd begon ‘s morgens te tien uur en duurde tot de avond bij tien. De Franse macht begon zeer te verflauwen. De edelen riepen; Ւantsoen, Rantsoen, maar ons volk was zo zeer verhit dat ze niemand spaarden. Aldus doorbraken ze twee scharen dus kwam hen de derde aan waarin de heer van Creky was, de heer van Blangiers en Anton van Creveceur. De admiraal, de graaf van Meyne, Clermont, Blangien, Vendemont en al hun volk waren allen verslagen en ze doorvochten heerlijk de derde schaar. Dus kwam de vierde schaar aan en daarin was de Seneschal, de hertog Dalenthon, de graaf van Provence, Creveceur en de hertog van Berry die meenden zich dapper te verweren, maar onze lieden reden dapper in hun hoop. Mijn heer van Romont, mijn heer van Nassau, mijn heer van Santray, mijn heer van Gruijthuijsen, heer Jan van Daisele, Filips van Ravenstein, mijn heer van Croy, van Beveren, heer Hendrik Perwijs, mijn heer van Rotselaar Wezemaal, heer Corsten van Berchem. Dezen deden al wonder zodat ons volk de Fransen te machtig werd. Het was een deerlijke strijd voor het christen bloed dat gestort was en de Fransen weken. Toen riep Creveceur; Ԉet staat hoe het staat, het zal goed wordenծ En om Maximiliaan te verraden en te weten waar omtrent hij was zo reed er een die een hoed aan zijn lans stak met een kruis van Bourgondië, maar het was een Fransman die de hertog meende te vermoorden. Wat een man van Dendermonde zag en die sloeg de fransman van het paard voor de voeten van de hertog en liet hem dar belijden al zijn verraad en toen werd hij ter plaatse doodgeslagen en de man van Dendermonde had zijn paard en harnas. Creveceur zag dat al zijn volk bleef vloog weg en hij was zeer gewond en zijn paard doorschoten zodat hij nauwelijks wegkwam. En aan het kasteeltje boven Buenen in een besloten tuin of haag waren gevlucht wel 6 of 7000 boogschutters die hun geschut alen verschoten hadden. Deze vonden onze lieden daar alleen en ze riepen; Լ/span>Rantsoen, Rantsoen en genade van hun lijf, maar ons volk was zo verhit in het vechten dat ze hen terstond allen doodsloegen. En ons volk achtervolgde Creveceur, maar ze verloren hem in het bos voor Lens en de ander Franse achtervolgden ze tot Sint Quentin toe en toen keerden ze weer. De doden lagen opeen getast met grote hopen. Toen nu de strijd gedaan was zo liet Maximiliaan de trompet slaan door zijn hele leger zodat niemand die avond zou plunderen, maar tot de morgen wachten. En ook liet hij gebieden dat elk in zijn rust zou gaan en dat men de gewonden vermaken zou en zachtjes hanteren en op wagens voeren zou en elk brengen aar hij wezen wilde, hij zou betalen wat het kostte. En de heren met Maximiliaan hielden de waak en lieten dat gewone volk slapen. De volgende dag ging Maximiliaan met zijn heren in het Franse perk waar ze genoeg brood, wijn en spijs vonden en tonnen met duimijzers en veel wannen en vlegels om dat koren te wannen en te dorsen en zeisen om het koren te maaien en veel karren waarop ovens op stonden om brood te bakken en veel wagens met zakken en koorden om dat goed van Vlaanderen daarmee in te pakken en weg te voeren. Al deze dingen liet Maximiliaan op een hoop brengen en liet dat verbranden ten spijt der Fransen. En ze vonden daar van artillerie, 36 klein geschut en 6 kartouw, een slingerwerktuig en deze waren allen getekend van het koningswapen. En in die strijd waren gebleven van onze heren Jacob en meester Anton van Halewijn, Joos Ruledere, Peter van Aardenburg, Hendrik van Perwijs Jan van Rotselaar, Wezemaal, Merve en meer anderen die gevangen waren. En van de gemeenten zijn er gebleven 8 of 9000. En van de Fransen zijn er gebleven meer dan 40 000 zonder die gevangen waren. Toen zei Maximiliaan; ԇod wil al hun zielen erven in zijn rijk, want het waren alle onze broeders en christen mensenծ En toen gingen ze in het Franse perk goede sier maken want daar was van alles genoeg. En Maximiliaan ontbood dat zijn prinses zie zeer verblijd was en dankte God van de victorie.

Dit geschiedde bij Terwaan in Guinegat bij Vieille in het jaar 1479. En de hertog trok toen in Arien. En die graaf van Romont ging toen met enige Duitsers en Vlamingen bestormen dat sterke kasteel van Malonnoy dat hij won. En de kapitein geheten Cadet, een edelman uit Gascogne, liet hij brengen voor de hertog op hoop van genade. Maar omdat hij zeer streng gewest was in oorlogsfeiten voor de koning zo liet de hertog hem hangen wel met 50 van zijn knechten, maar omdat hij een edelman was zo liet hij hem begraven op gewijde grond te Arien, wat de koning vernam die zijn kapitein zeer waard had en dus zo was hij zeer verstoord. En omdat diegene die deze Cadet gevangen had hem beloofd had dat hij niet sterven zou zo deed de koning daarover al te zware wraak want uit het getal der gevangen Bourgondirs in de slag bij Terwaan liet hij 50 mannen nemen, niet van de minsten en liet ze allen hangen door zijn provoost in Artois en in Vlaanderen, 7 werden ter plekke gehangen waar de Franse kapitein gehangen had, 10 voor de poort van Duway, noch 10 bij Rijsel, 120 bij Sint-Omaars en 10 te Atrecht. En zodat de provoost die dit deed goed beschermd zou zijn zo zond de koning met hem 8000 paarden en 6000 Frans boogschutters die terug keerden geheel Gijsen zo beroofden met veel sterke plaatsen en deden grote schade in het land.

Jn dien tijde so leden die vlamingen hollanders ende zeelanders grote scade op die zee van scepen dye quamen wt oostlant, dye Coulon capiteyn vanden Fransoysen roofde

Also die ionge Kaerle des hertogen van gelre sone int hof van hertoge maximiliaen bewaert wert ende die hertoge van Cleue veel plaetsen des lants van Gelre inne hielt so oorlochden die geldersche op Brabant ende opten hertoge van Cleue ende hadden grote hulpe van hertoge Frederick van Bruynswijck ende vanden bisscop van Munster Ende die Brabanters sonderlinge die van shertoghenbossche deden groten coste om Graue weder te crigen want dat aen Brabant behoort, mer op dye tijt en dedense geen profijt Op een ander tijt trocken die brabanters int lant van ghelre veel quaets doende ende si staken tvuer omtrent Bommel ende Bueren.

Ende die Cleefsche belagen Wageninghe langen tijt dat si namaels vercregen

Jn dit iaer wert vrou Marie barende te Bruessel haer dochter Margriete die met groten state ende blijscapen ter kerstenheyt ghedragen wert

Jtem in die heylige weke voor Paesschen werden enige vanden fransschen garnisoen van Bethune verslaghen ende gheuangen van dye van Rysele ende vanden lantvolck

Na paesschen int iaer van .lxxx. werden veel Gheldersche verslagen van den Brabanters

Jtem int eynde van Junio so tooch vrou Margriete weduwe hertoghen ende grauen Karels tot Caleys ende van daer tot Eduwaert van Enghelant haren broeder om hem te informeren tegen den coninc van vrancrijcke ende om sijn vrientscap ende hulpe te vercrigen

Jtem in Julio waren de fransche capiteynen wt Bougondien neder gedaelt door Loraynen in lutzenborch ende heer Karel van Amboyse gouuerneur van Champaignen was dat hooft van der armeyen ende hadt menige plaetse in gecregen Mer hertoge Maximiliaen vergaderde veel volcx wt Brabant ende henegouwe ende tooch in lutzenborch daer gheuochten wert tegen die fransoysen die veele van des hertogen lieden versloegen Mer ten lesten als een deel Almans ons lieden te hulpe quamen so werden die fransoysen veriaecht Doe begonstmen te spreken van bestande tusschen den coninc ende den hertoge Ooc quam die nyeumare dat die vrome capi- [253r] teyn vanden Lombaerden heer Jacob Galeot ouer gegaen was biden fransoysen mits dien dat hi qualic wert betaelt ende ooc benijt wert van deser siden

Omtrent half oogst quamen de fransoysen ouer die Lieue ende namen dat casteel van Rugschuere Mer eer die graue van Romont dat gemeen volck van vlaenderen vergaderen conste, so keerden de fransoysen weder in vrancrijcke Doe wert bestant wt geroepen sonder comanschap nochtans tusschen den coninc ende hertoge totten eersten dach van April naestcomende. Twelck die van Ghent ende die van brugge seer mishaghede dattet sonder haren weten gheschiet was

Jtem in die maent van october wert lange gesproken vanden payse tusschen den coninc van Vrancrijck ende hertoge Maximiliaen sonderlinge bi tusschenspreken vanden legaet cardinael van Ostien Julianus, dye namaels paus wert geheten Julius de tweede Ende hi was gecomen vanden coninc tot Perone ende tot Dornike, daer veel ambassiateurs van coningen ende princen tot hem quamen. Ende al dede hi sijn beste het en quam noch tot ghenen payse. So track die cardinael weder in Vrancrijck ende van daer na Rome

Jtem int beghinsel vanden winter was so groten wint ende vloet van water dat grote scade geschiede so datmen desgelijcx noyt gesien en hadt

Jtem in dat iaer so quam Machumet die grote turck te water ende te lande met onsprekeliker machte ende belach Rodes seer haestelic schietende vele grote bombaerden ende bestormdet nacht ende dach, maer de grote meester die wt Vrancrijcke was, een seer wijs vrome ende out heere dede die stede also bewaren, dat die turcken die niet crijghen en consten Nochtans so waren een groot ghetal van turcken eens ouer die mueren gecomen binnen der stat Doe torde aen die vrome meestere ende met hem sijn ridderen ende sloegense weder wt mer hi wert seer gequest Doe wert vanden turcken in die lucht ghesien een gelijckenisse van sinte Jan baptisten die patroon van Rodes is. daer wt si seer veruaert waren ende werden in groten getale vanden kersten verslagen ende veriaecht. Die historie hier af is schoon ende lanck ende men salse elders soecken. Wt deser victorien ende gracien wten hemel wert paus Sixtus die vierde also seer verblijt, dat hi die oordene van sinte Jan begaefde met veel aflaten ende gracien in allen landen

Jtem inden Meerte als eenige fransoysen brachten vitalie wt Vrancrijcke te Terwaen wert so werden si geschut van die van sint Omers ende daer so werden gheslagen ende geuangen omtrent .lx. fransoysen ende haer vitalie wert gerooft

Jtem die hertoge sijnde te Ghendt ordineerde heer Joost van Lalayn regent van hollant .etcetera. Ende hi wert doen ooc geschict principale ambassate totten coninc van vrancrijck om te weten sijn intentlike meninge

Jtem die van shertogen bossche metten Brabanters stelden drie blochuysen om die vanden Graue te besluyten dat si nyet wt comen en mochten tot Nyemagen, ende so wert Graue ten lesten ghecrege ende gheincorporeert [253v] met Brabant, want een out leen van brabant is, als voorscreuen is int .li. capitel.

In die tijd zo leden de Vlamingen, Hollanders en Zeelanders grote schade op de zee van schepen die kwamen uit de oost die Coulon, kapitein van de Fransen, beroofde.

Toen de jonge Karel, de zoon van de hertog van Gelre, in de hof van hertog Maximilian bewaard werd en de hertog van Kleed veel plaatsen van het land van Gelre hield zo oorloogden de Geldersen op Brabant en op de hertog van Kleef en hadden grote hulp van hertog Frederick van Braunschweig en van de bisschop van Munster. En de Brabanders en vooral die van Hertogenbos deden grote kosten om Grave weer te krijgen want dat behoort aan Brabant, maar op een tijd hadden ze geen profijt. Op een andere tijd trokken de Brabanders in het land van Gelre en deden veel kwaads en ze staken het vuur omtrent Bommel en Buren.

En die van Kleef belegerden Wageningen lange tijd dat ze later verkregen. In dit jaar baarde vrouw Maria te Brussel haar dochter Margaretha die met grote staat en blijdschap ter christenheid gedragen werd.

Item, in de heilige week voor Pasen werden enige van het Franse garnizoen van Bethune verslagen en gevangen van die van Rijsel en het landvolk.

Na Pasen in het jaar 1480 werden veel Gelderse verslagen van de Brabanders.

Item, op het eind van juni zo trok vrouw Margaretha, weduwe van hertog Karel, naar Calais en vandaar naar haar broeder Eduard van Engeland om hem te informeren tegen de koning van Frankrijk en om zijn vriendschap en hulp te krijgen.

Item, in juli waren de Franse kapiteins uit Bourgondisch neer gekomen door Lorraine en Luxemburg en heer Karel van Amboise, gouverneur van Champagne, was dat hoofd van het leger en had menige plaats verkregen. Maar hertog Maximiliaan verzamelde veel volk uit Brabant en Henegouwen en trok in Luxemburg waar tegen de Fransen gevochten werd die vele van de lieden van de hertog versloegen. Maar tenslotte toen een deel Duitsers onze lieden te hulp kwamen zo werden de Fransen verjaagd. Ook kwam het nieuws dat de dappere kapitein van Lombardije, heer Jacob Galeot, over gegaan was naar de Fransen mits dien dat hij slecht betaald werd en ook benijd werd van deze zijde.

Omtrent half augustus kwamen de Fransen over de Lieve en namen dat kasteel van Rugschuer. Maar eer de graaf Romont dat gewone volk Vlaanderen verzamelen kon zo keerden de Fransen weer in Frankrijk. Toen werd er een bestand uitgeroepen, zonder koopmanschap nochtans, tussen de koning en hertog tot de eerste dag van toekomend april. Wat die van Gent en die van Brugge zeer mishaagden dat het zonder hun weten gebeurd was.

Item, in de maand oktober werd lang gesproken van de vrede tussen de koning van Frankrijk en hertog Maximiliaan en vooral door tussenspreken van de legaat kardinaal van Ostia. Julianus, die later paus werd en geheten Julius de tweede. En hij was gekomen van de koning tot Perone en tot Doornik waar veel ambassadeurs van koningen en prinsen tot hem kwamen. En hij deed zijn best en kwam noch tot geen vrede. Zo trok de kardinaal weer in Frankrijk en vandaar naar Rome.

Item, in het begin van de winter was zoՠn grote wind en vloed van water dat grote schade geschiedde zodat men iets dergelijks nooit gezien had.

Item, in dat zo kwam Mohammed die grote Turk te water en te land met onuitsprekelijke macht en belegerde Rhodes en schoot zeer haastig met vele grote bombarden en bestormde het nacht en dag, maar de grote meester die uit Frankrijk was, een zeer wijze dappere en oudeheer, die liet de stad alzo bewaren dat de Turken die niet krijgen konden. Nochtans zo wars een groot getal Turken eens over de muren gekomen binnen de stad. Toen trad die dappere meester aan en met hem zijn ridders en sloegen ze weer uit de stad, maar hij werd zeer gekwetst. Toen werd van de Turken in de lucht gezien een gelijkenis van Sint Johannes de Doper die patroon van Rhodes is waar ze zeer bang van waren en werden in groot getal van de christenen verslagen en verjaagd. De historie hiervan is mooi en lang en men zal het elders zoeken. Uit deze victorie en gratie uit de hemel werd paus Sixtus de vierde alzo zeer verblijd dat hij de orde van Sint Johannes begaafde met veel aflaten en gratie in alle landen.

Item, in maart toen enige Fransen voedsel brachten uit Frankrijk te Terwaan zo werden ze beschoten door die van Sint-Omaars en daar werden geslagen en gevangen omtrent 40 Fransen en hun voedsel werd geroofd.

Item, de hertog was te Gent en ordineerde heer Joost van Lalain als regent van Holland, etc. En hij werd ook gezonden als voornaamste ambassadeur tot de koning van Frankrijk om te weten zijn intense mening.

Item, die van Hertogenbos met de Brabanders stelden drie blokhuizen om die van Grave te besluiten zodat ze er niet uit Nijmegen mochten komen en zo werd Grave tenslotte verkregen en gencorporeerd met Brabant, want het was een oud leen van Brabant.

Jtem in April sterf te Mechelen heer Jan van bourgondien bisscop van Camerijck des ouden hertogen Philips bastaert broeder, dye lange iaren een openbaer scandelic leuen geleyt hadt bouen alle bisscopen daermen af leest Dat seer beclaecht wert van bose prelaten, ende bose princen laet god regneren om die sonden der ondersaten also de scriftuere seyt. etcetera. Mer god gaf daer na gracie dat na hem bisscop wert heer Henrick van Berghen een goet eerbaer ende duechdelic here

Jtem tvoorscreuen bestant duerende tot April tusschen den coninc ende den hertoge wert verlengt tot beghin van Julio

Jtem int beghin van April quam dye hertoge in Hollant om de hoecx ende Cabbeliaus te beslichten Ende want die van Leyden daer te voren in gelaten hadden die hoecken daer heer Philips van wassenaer geslagen was, so mosten die van Leyden hem geuen .l.M. gulden Ooc wert een tractaet van die van Gelre gemaect, ende hertoge Jan van Cleue gaf ouer Wageninge hertoge Maximiliaen Ende die bose heer willem van Arenborch quam in gracien

Jnt beghin vanden iare van .lxxxi in April so dede een alte vromen feyte here Jan van Egmont comende met drie cleyne schepen daer in heymelick bedect lagen .lxxx. gewapende mannen tot Dordrecht (welck die hoecken hielden) tsauonts alsmen onser vrouwen lof dede ende hi quam in die stat met practiken Ende comende te ghemoet den borghemeester dye begonste om hulpe te roepen dien versloech hi, ende desgelijcx den schoutet ende veel anderen ende nam also Dordrecht inne ende had des grote eere. Daer na quam daer in hertoge Maximiliaen ende bi dien middele werden de hoecken verslagen so dat hi wert here van Hollant geuende den Cabbeliaus dat meeste regement

Jtem daer nae tooch hi shertoghenbossche ende daer hielt hi de feeste vander ordenen vanden toysoene

Jtem in dit iaer werden wel .xxx.M kerstenen van Lijflant verslagen van den onghelouighen Tartaren ende Ruysschen

Jtem die grote Turck na dat hi die grote scade geleden had vanden Jtalianen, so track hi met grooter macht in dat conincrijcke van Napels ende wan die stede van Ydrunte, daer die kerstenen ghedoot werden, ende Symon die aertsbisscop een out vader werdt ghesaecht met eender houten sagen van den turcken ende sterf martelaer Doen wert die paus Sixtus ende die Romeynen ende voort alle Jtalien seer verslagen want en hadt god niet verhoet, die grote turck had gescapen geweest tot Rome te comen ende Jtalien in te nemen. Doen stelde dye paus een cruysuaert ende die coninc van Hongarijen weder stont vromelick die turcken ende versloecher veel duysenden Corts daer na sterf die groote turck die menich iaer kerstenheyt veruolcht hadde ende twee keyseriken ende .xij. conincriken den kerstenen af genomen hadde, een monster inder menscheliker natueren vol alder boosheyt seer victorioos ende een bode van Antekerst [254r]

Jtem coninc Eduwaert van engelant ende coninc Jacob van Scotlant hadden doe een grote strijt, ende daer waren somige wt desen landen gesonden den engelschen Ende die coninc van vrancrijcke sandt veel orlochs volc ouer die zee te hulpe den coninc van Schotlant. daer wert veel volcx verslagen aen beyden siden, mer meer vanden enghelschen want dye Schotten victorie hadden.

Jtem in die tijt quam de coninc van vrancrijck in Pycardien met groter macht om Vlaenderen te slaen van drie sijden mer daer wert weder gesproken van bestande ende abstinencie van orlogen. Ende die gedeputeerde van desen lande trocken tot Atrecht bi des conincx lieden ende daer wert weder bestant gemaect van eenen iare Mer want die comanschap genen loop en hadde ende het groten dieren tijt van coren was, soe mishagede dat die van Rysele Duway Valencijn ende andere Doe wert bi beuele vanden steden van Ghent ende Brugghe dat coren op eenen prijs gheset diemen niet ouergaen en mochte Ende want die rijke lieden haer solders sloten, so werden si bedwongen om op te doen ende te laten vercopen Ende die van Ghent deden van coren voorsien die stede van Arien dye groot gebreck leet, belet sijnde vanden garnisoen van Terwane, so dat wt Arien, sinte Omers, Camerijck, Duway ende Rysele veel vrouwen ende kinderen wten steden gelaten werden mits gebreck van coren

Jn dien tiden wert een tractaet gemaect metten principael steden van Gelre, die hertoge Maximiliaen ontfingen bi seker condicien So track vrou Marie van haren heere Maximiliaen daer si lange bi gheweest had tot shertogenbossche ende quam tot Bruessele beurucht sijnde daer si met groter eeren ende blijscapen ontfangen wert Ende dien somere wert van hair geboren haer .ij. sone die ghenoemt werdt Franciscus na den hertoge van Brytanien dien dede heffen, mer corts sterf hi

Jtem die vrome hertoghe Jan van Cleue sterf int dit iaer van .lxxxi. na dat hi .xl. iaren geregeert hadde achterlatende schone generacie

Jtem die here van Montfoort met somighe hoecx sijnde tot Vtrecht so opstont dair een grote commocie teghens mijn here van Vtrecht Dauid van bourgondien Mer heer Frederick van Egmont van Jselsteyn was sterck te velde voor mijnen here Dauid tegen die hoecx ende die partijscap wies altoos. Ende die regent van Hollant ende petit Salizaert ende andere maecten hem sterck om Vtrecht te beleggen

Jtem heer Jan van Dayzeele ridder ende hooch baeliu van Ghendt die wel ghemint was vander gemeynten ende ooc wel gesien int hof, crijgende daer om sommige heren te viande wert tot Antwerpen sijnde verslagen ende ghewont ter doot. Twelck hadt doen doen also men seyde des grauen sone van Hoorne, die heere van Montigny dye een alte vreeslicken man was Ende hier om was tvolc seer beroert in vlaenderen ende sonderlinge die van Ghent Ende die van Ghent voerden sijn lichame wt Antwerpen om te begrauene tot Dayzeele [254v]

Item, in april stierf te Mechelen heer Jan van Bourgondie, bisschop van Kamerijk, de bastaardbroeder van de oude hertog Filips, die lange jaren een openbaar schandalig leven geleid had boven alle bisschoppen waarvan men leest. Dat zeer beklaagd werd van boze prelaten en boze prinsen, laat God regeren om de zonden der onderzaten, alzo de schrift zegt, etc. Maar God gaf daarna gratie dat na hem bisschop werd heer Hendrik van Bergen, een goede eerbare en deugdelijke heer.

Item, dat bestand duurde tot april tussen de koning en de hertog en werd verleng tot begin juli.

Item, in het begin van april kwam de hertog in Holland om de Hoekse en Kabeljauwse te beslechten. En omdat die van Leiden daar tevoren ingelaten hadden de Hoekse waar heer Filips van Wassenaer geslagen was zo moesten die van Leiden hem geven 50 000 gulden. Ook werd een traktaat van die van Gelre gemaakt en hertog Jan van Kleef gaf Wageningen over aan hertog Maximiliaan. En de boze heer Willem van Arenburg kwam in gratie.

In het begin van het jaar 1481 in april zo deed een al te dapper feit heer Jan die van Egmond die kwam met drie kleine schepen waarin heimelijk bedekt lagen 80 gewapende mannen tot Dordrecht (wat de Hoekse hielden) ‘s avonds toen men onze vrouwe lof deed en hij kwam in de stad met praktijken. En kwam de burgemeester tegemoet en die begon om hulp te roepen, die versloeg hij en desgelijks de schout en veel anderen en nam alzo Dordrecht in en had dus grote eer. Daarna kwam daarin hertog Maximiliaan en bij dat middel werden de Hoekse verslagen zodat hij heer van Holland werd en gaf de Kabeljauwse het grootste regiment.

Item, daarna trok hij naar Hertogenbos en daar hield hij het feest van de orde van het gulden vlies of vacht.

Item, in dit jaar werden wel 30 000 christenen van Lijfland verslagen van de ongelovige Tartaren en Russen

Item, de grote Turk nadat hij die grote schade geleden had van de Italianen zo trok hij met grote macht in dat koninkrijk van Napels en won de stad Ydrunte, waar de christenen gedood werden en Simon, een oude vader en aartsbisschop, werd gezaagd met een houten zaag van de Turken en stierf als martelaar. Toen werd paus Sixtus en de Romeinen en voort geheel Itali zeer verslagen want had God het niet verhoed de grote Turk stond klaar om tot Rome te komen en Itali in te nemen. Toen stelde de paus een kruistocht en de koning van Hongarije weerstond dapper de Turken en versloeg er vele duizenden. Kort daarna stierf de grote Turk die menig jaar christenheid vervolgd had en twee keizerrijken en 7 koninkrijken de christenen afgenomen had, een monster in menselijke natuur vol alle boosheid en zeer victorieus en een bode van antichrist.

Item, koning Eduard van Engeland en koning Jacob van Schotland hadden toen een grote strijd en daar waren sommigen uit deze landen gezonden naar de Engelsen. En de koning van Frankrijk zond veel oorlogsvolk over zee om de koning van Schotland te helpen en daar werd veel volk verslagen aan beide zijden, maar meer van de Engelsen want de Schotten hadden victorie.

Item, in die tijd kwam de koning van Frankrijk in Picardië met grote macht om Vlaanderen te slaan van drie zijden, maar daar werd weer gesproken van bestand en afstand van oorlogen. En de gedeputeerde van deze landen trokken tot Atrecht bij de lieden van de koning en daar werd een bestand gemaakt van een jaar. Maar omdat het koopmanschap geen loop had en het grote dure tijd was van koren zo mishaagde dat die van Rijsel, Duway, Valenciennes en anderen. Toen werd op bevel van de steden van Gent en Brugge dat koren op een prijs gezet waar men niet overheen mocht gaan. En omdat de rijke lieden hun zolders sloten zo werden ze gedwongen om het open te doen en te laten verkopen. En die van Gent lieten van koren voorzien de stad Arien die groot gebrek leed omdat het belegerd was van het garnizoen van Terwaan zodat uit Arien, Sint-Omaars, Kamerijk, Duway en Rijsel veel vrouwen en kinderen uit de steden gelaten werden vanwege gebrek van koren.

In die tijd werd een traktaat gemakt met de belangrijkste steden van Gelre die hertog Maximiliaan ontvingen bij zekere conditie. Zo trok vrouw Maria van haar heer Maximiliaan weg waar ze lang bij was geweest naar Hertogenbos en kwam bevrucht te Brussel waar ze met grote eer en blijdschap ontvangen werd. En die zomer werd van haar geboren haar 2de zoon die genoemd werd Franciscus naar de hertog van Brittanni die hem liet heffen, maar die stierf gauw.

Item, de dappere hertog Jan van Kleef stierf in het jaar 1481 nadat hij 40 jaren geregeerd had en liet na een mooie generatie.

Item, die heer van Montfoort met sommige Hoekse die te Utrecht was zo ontstond daar grote commotie tegen mijn heer van Utrecht, David van Bourgondië. Maar heer Frederik van Egmond van IJsselstein was sterk te velde voor mijn heer David tegen de Hoekse en het partijschap groeide altijd. En de regent van Holland en petit Salizaert en anderen maakten zich sterk om Utrecht te belegeren.

Item, heer Jan van Dadizele, ridder en hoge baljuw van Gent die goed gemind was van de gemeente en ook goed gezien in de hof kreeg daarom sommige heren tot vijand en werd te Antwerpen verslagen en ter dood gewond. Wat had doen laten, alzo men zei, de zoon van de graaf van Hoorn door de heer van Montigny die een al te vreselijke man was. En hierom was het volk zeer bewogen in Vlaanderen en vooral die van Gent. En die van Gent voerden zijn lichaam uit Antwerpen om te begraven te Dadizele.

Jtem dat garnisoen vanden Fransoysen van Terwaen sloeghen opt garnisoen van Arien ende bi na hadden si Arien gecregen Ende grote schade deden si bi veel reysen tot Hekelbeke toe

Jtem inden winter int voorseyde iare als te Brugge een groot vergaderinge vanden edelen was so maecte heer Philips van Huerne here van gaesbeke, van honskote een commotie so dat enige lieden van Brugge werden geuanghen Twelck der ghemeynten van Brugge ende ooc van Ghent so seere mishaechden dat die van Ghent hem banden .C. iaren wt Vlaenderen. Ende doe ghinc hi leggen in brabant ende dede maken een halsbandt van goude met scarpen tacken also dorphonden plagen te dragen, ende hi droech dicwils den halsbant in spotte van die van Ghent also hi seyde

Jtem omtrent ten eynde van Loumaent als die van Vtrecht aen ghenomen hadden heer Engelbert van Cleue des hertogen van Cleue broedere, om hem oft Philips sijnen broeder bisscop te maken, daer haer bisscop heer Dauid noch leefde, so in nam die selue Engelbert dat slodt van Busschen, ende daer nae Arnem ende veele ander stercke plaetsen in die Veluwe

Jtem want dye here van Rodemack ende heere Willem van Arenberge opt lant van Lutzenborch scade deden, ende daer na de graue van zwertsenburch So wert daer tegen gesonden die here van Tsantray die schade leet in sijnen volcke van wapenen

Jn desen winter wast so felle coude datmen vracht wagenen ouer de Schelde voer, ende die wijngaerden verurosen ende werden dorre Ende die vogelen storuen ende ooc somige lieden van coude

Jtem heer Ferry van Clugni bisscop van Dornike ende corts gemaect cardinael, reysde met grooten state tot Rome daer hi vanden paus seer gheeert wert, want hi een seere gheleert ende wijs here was, daer om wert hy van den anderen benijt ende vergheuen. Ende de paus gaf dat bisdom den hoofmeester des voorseyden bisscops want hi te Rome in die stede afliuich wert. Mer want dat capittel van Dornicke ghenen bisscop en koos na wtwijsen vander practijcker sanxien, soe impetreerde heer Loyck pot die prouisie van den bisdomme iure deuoluto vanden vicarisen des eertsbisscops van Ryemen. Mer hi en conste noyt te rechte inder possessien ghecomen dan in die stede van Dornike ende daer omtrent. Ende mits desen sijn namaels veel gheschillen ende twisten int lant geweest

Jtem omtrent onser vrouwen dach in Meert, vrou Marie van Bourgondien sijnde te peerde in die iacht, ende springhende metten paerde soe viel si ter aerden beurucht sijnde, ende wert soe ghequetst vanden peerde dat op haer torde, datse ghedragen wert tot Brugghe om bi rade van medecijns haer te helpene, mer si was so seer ghequetst van binnen datse cortlinghe sterf opten .xxvi. dach in meerte, achterlatende twee kinderen die doen te Bruessel bewaert waren van vrou Margriete weduwe van hertoge Karel. Van welcker doot al haer landen seer verslagen [255r] waren, ende sonderlinge Maximilianus haer here Haer herte wert wt genomen ende gheleyt in dye sepulture van Jsabele van bourbon harer moeder tot Antwerpen in sinte Michiels clooster. Ende haer lichaem wert begrauen tot Brugge in sinte Donaes kercke in een costelike metalen tombe die te Bruessel gemaect was

Item, dat garnizoen van de Fransen van Terwaan sloegen op het garnizoen van Arien en bijna hadden ze Arien gekregen. En grote schade deden ze bij veel reizen tot Hekelbeke toe.

Item, in de winter in dat jaar toen te Brugge een grote verzameling van de edelen was zo maakte heer Filips van Huerne, heer van Gaasbeek, van Honskote een commotie zodat enige lieden van Brugge gevangen werden. Wat de gemeenten van Brugge en ook van Gent zo zeer mishaagde dat die van Gent hem verbanden 100 jaren uit Vlaanderen. En toen ging hij in Brabant liggen en liet een halsband van goud maken met scherpe takken zoals dorpshonden plagen te dragen en hij droeg vaak de halsband als spot van die van Gent, alzo hij zei.

Item, omtrent het eind van januari toen die van Utrecht aangenomen hadden heer Engelbert van Kleef, de broeder van de hertog van Kleef, om hem of Filips zijn broeder bisschop te maken daar hun bisschop David noch leefde zo nam die Engelbert dat slot van Bussum en daarna Arnhem en vele andere sterke plaatsen in de Veluwe.

Item, want de heer van Rodemack en heer Willem van Arenberg op het land Luxemburg schade deden en daarna de graaf van Zwartsenburg zo werd daartegen gezonden de heer van Tsantray die schade leed in zijn wapenvolk.

In deze winter was het zo fel koud dat men met vrachtwagens over de Schelde voer en de wijngaarden bevroren en werden dor. En de vogels stierven en ook sommige lieden van koude.

Item, heer Ferry van Clugni, bisschop van Doornik en net kardinaal gemaakt, reisde met grote staat naar Rome waar hij van de paus zeer geerd werd want hij een zeer geleerde en wijze heer was en daarom werd hij van de anderen benijd en vergeven. En de paus gaf dat bisdom de hoofdmeester van die bisschop want hij was te Rome gestorven. Maar omdat het kapittel van Doornik geen bisschop koos naar het uitwijzen van de praktijk sanctie zo eiste heer Loyck Pot de provisie van het bisdom iure devoluto van de vicaris van de aartsbisschop van Reims. Maar hij kon niet goed in zijn aanstelling komen dan in de stad Doornik en daaromtrent. En mits deze zijn later veel geschillen en twisten in het land geweest.

Item, omtrent onze vrouwe dag in maart was vrouw Maria van Bourgondi ter paard op jacht en sprong met het paard en zo viel ze ter aarde zwanger zijnde en werd zo gekwetst van het paard dat op haar trad zodat ze naar Brussel gedragen werd om raad van dokters haar te helpen, maar ze was zo zeer gekwetst van binnen zodat ze gauw daarna stierf op de 26ste dag van maart en liet na twee kinderen die toen te Brussel bewaard waren van vrouw Margaretha, weduwe van hertog Karel. Van diens dood waren al haar landen zeer verslagen en vooral Maximiliaan, haar heer. Haar hart werd uitgenomen en gelegd in het graf van haar moeder Isabelle van Bourbon te Antwerpen in Sint Michiels klooster. En haar lichaam werd begraven te Brugge in Sint Donaas kerk in een kostbare metalen tombe die te Brussel gemaakt was.

Dat .lxvi. capitel. Noch van hertoge Maximiliaen

Ende vanden wonderliken regimente des lants nae die doot van vrou marien.
Vanden payse gemaect metten coninck van vranckrijck int iaer .lxxxij.
Ende vanden huwelijck tusschen ionffrouwe margriete sijnder dochter metten Dolphijn.
Van hertoge Maximiliaen de roomsche coninc ghecoren was ende van sijn gheuanghenisse tot Brugge

VRou Marie van Bourgondien aldus afliuich geworden sijnde so opstelde hem hertoge Maximiliaen bi rade van zommige als momboor ende voocht sijnder voorseider kinderen om tlant te regeren ende te beschermen tegen die fransoysen int beghin vanden iare MCCCC.lxxxij. Twelc veel andere niet en behaechde, want die van Ghent Brugge ende Ypere ordineerden sekere commissarijsen om Vlaenderen te regeren met hertoghe Maximilianus, tot datter vorder op voorsien waren. Ende die here van Frennoy bailliu des lants van Delft wert ghebannen, ende ioncker Ariaen Villayn here van Liekercke wert bayliu

Jtem in dese tijt wert coninck Lodewijck meer siecker ende crancker. nochtans liepen die Fransoysen te paerde op tlant van Vlaenderen

Opten tweden dach van Mey werde een dachuaert gehouden te Ghent ende daer wert geseit datmen den hertoge niet ontfangen soude voor here vanden lande dan tot een sekeren tijt ende onder sinen eet Ende si en wilden anders ghene capiteyn hebben dan bi hem beyden geordineert Ende dat daer om, want somighe die den hertoge regeeerden deden met hem dat si wilden, want hi ionc was ende goedertieren Ende grote scattingen dye die landen gauen en quamen tot gheender goeder rekeningen. Ende men dede sober iusticie in dat lant. etcetera. Aldus tooch die hertoge seer beruert tot Brugge ende van daer tot Ypre, mer niet en wert hi ontfangen voor heere noch die wetten en werden van sinen wegen niet gestelt Ende heer Roelant van halewijn bailiu van brugge wert van dye van Ghent gebannen .L. iaren, ende meer ander edelen sijn van haer officie af geset, so dat die edelen seer vernedert werden

Jtem want die here van Cordes wt Terwane ende ander steden altijt sijn volc dede lopen op Vlaenderen, so werden daer tegen gheschict heer Kaerle van Sauoyse, die heere van Beuere, ende die here van Merwede Ende dye van Ghent sonden daer tegen ooc veel volkes te voet ende te peerde

Jtem die bastaert van Vyeuijn versloech veel Fransoysen voor Betune.

Jtem ter zee wert prouisie ghedaen van .xij. oft meer grote schepen tegen die fransoysen die de vischers wt vlaenderen ende Hollant beroofden [255v]

Jtem corts dair na so wert hertoge maximilaen voocht ende momboor van sinen kinderen in Hollant ende in zeelant daer die cabbelliaus dat regimente doe hadden

Jn dit iaer was grote commotie ende oorloge te Rome ende in Jtalien ouer al want die venechianen sonden menigen man op Markis oft hertoge van Ferraren die Confernans van Napels dochter had te wiue Ooc had hi bi na met hem die gonste van al Jtalien, ende dat daer om want hi hielt enige plaetsen den venechianen toebehorende alsomen seyde

Jtem die paus Sixtus voorseyt canoniseerde sinte Bonauentura ende noch vijf ander martelaren vander minrebroederen ordene

Jtem in Junio so quam een heraut vanden coninc van vrancrijck in Vlaenderen brengende salueconduyt voor lx. personen om met hem te tracteren van payse, die ghecoren werden van den meesten in beyden staten geestelic ende weerlijc. Ende si trocken totten coninc van vrancrijck diese goedertierlijc ontfinck Ende want hi al cranck was so sochte hi alle manieren om gesont te werden, ende hi sandt onser vrouwen van Halle een gulden herte gepresen .M.vij.C. pont Ende der abdijen van sinte Adriaen te Gheertsberghen sandt hi tot fundatien van eender cappelrien .vij M. gouden cronen metter sonnen

Jtem daer werdt te Louene in Brabant een dachuaert vanden lande gheordineert. daer track die abt van sinte Peters ende die ander gedeputeerde van den steden Ende want hertoge Maximiliaen seer versocht aenden staten van Brabant om te werden ontfanghen als voocht ende momboor van sinen kinderen So trocken die ghedeputeerde van Bruessel, Louen ende Antwerpen te Mechelen om te samen vrilicken te spreken van dyer materien, alsoe dat oorbaer ende profijt des lants ware Twelck die hertoghe vernemende so dede hi bi rade van enigen die hem regeerden die selue ghedeputeerde vangen te Mechelen ende voeren te Vyluoorden int casteeel hem opleggende dat si sonder sijn consente heymelike sprake tot Aelst ende elders met dien van Vlaenderen ghehadt hadden ende dat si daer om haer lijf verbuert hadden. Ende al wast dat die gedeputeerde hem excuseerden begerende te recht te staen het en mocht hem niet gebueren, maer bi toe brengen van enige grote lieden die hair selfs profijt meer sochten dan tghemeyn profijt, werden si meest deel onthalst Bouen al wert meest beclaget heere Claes vanden heetvelde een suet minlic ende wijs ridder die als een lam te sijnre doot wert ginc Ende corts daer na wert de hertoge als voocht van sinen kinderen ontfanghen te Louen so langhe alst den drie staten van Brabant goet duncken soude. Doe was die ghemeynte vanden lande seer vernedert want die heren ende veel scadelike officieren hadden alle die ouerhant ende werden machtich ende rijck, nochtans hielden si den hertoge al bloot van ghelde hoe veel scattingen datmen gaf. Niemant en dorste die scattinge weygeren want si die muytmakers seyden. Aldus wertter niet veel van tghemeen profijt ghesproken, want meer studeerden si op eygen profijt, ende iusticie en hadt ghenen goeden loop, ende dat gewapent volck [256r] roofden die arme. Ende daer toe waren veel ontijdige iaren deen nae dander van donre, blixem, vloet van water, tempeest van wint, ende nauwe en bekende men den somer voor den winter so dat coren, wijngaert ende ander vruchten niet en quamen tot goeder rijpheyt Welcke voorseyde plagen ende tribulatien god almachtich liet geschien om onser sonden wille ende ons ogen op te doen ende hem te kennen ende ons te beteren Ende die munte clam op van tijde te tijde ende wert seer licht

Jtem inder tijt alsmen sprac te tracteren mitten coninc om die gedeputeerde te vergaderen tot Atrecht die biden Fransoysen doe geheten was franchise so en sliep die here van Cordes niet mer hi belach Arien met groter machte ende stormdet met assaute vreeslic ende met bombaerden, ende die capiteynen ende die ingeseten weerden hem vromelic Doen wertter bestant gegeuen van smorgens te drie vren tot .xi vren omtrent dat eynde van Hoymaent te houden So wert gemaect dat de heere van Cordes metten fransoysen in gelaten wert ende die stede wert hem ouer gegeuen Doe liet hi vredelic wtgaen al die wilen tot .vC. toe, die wt ghingen tot sint Omers biden heere van Beuere Ende die Arien ouer gaf ontfinc vanden coninc .xxx.M. cronen

Dat 66ste xvi kapittel. Noch van hertog Maximiliaan en van het wonderlijke regiment van het land na de dood van vrouw Maria. Van de vrede met de koning van Frankrijk gemaakt in het jaar 1482. En van het huwelijk tussen jonkvrouw Margaretha zijn dochter met de dauphin. Van hertog Maximiliaan die Roomse koning gekozen was en van zijn gevangenis te Brugge.

Vrouw Maria van Bourgondi aldus dood zijnde zo stelde zich hertog Maximiliaan bij raad van sommige als momboor en voogd van zijn kinderen op om het land te regeren en te beschermen tegen de Fransen in het begin van het jaar 1482. Wat veel anderen niet behaagden want die van Gent, Brugge en Ieper ordineerden zekere commissarissen om Vlaanderen te regeren met hertog Maximiliaan totdat er verder op voorzien was. En de heer van Fresnoy, baljuw van het land Delft werd verbannen en jonker Ariaen Villayn, heer van Liekerk, werd baljuw.

Item, in deze tijd werd koning Lodewijk zeer ziek en zwak, nochtans liepen de Fransen te paard op het land van Vlaanderen.

Op de tweede dag van mei werd een rechtszitting gehouden te Gent en daar werd gezegd dat men de hertog niet ontvangen zou voor heer van het land dan tot een zekere tijd en onder zijn eed. En ze wilden geen andere kapitein hebben dan bij hen beiden geordineerd. En dat daarom, want sommige die met de hertog regeerden deden met hem wat ze wilden want hij was jong en goedertieren. En grote schattingen die de landen gaven kwamen tot geen goede rekeningen. En men deed sobere justitie in dat land, ect. Aldus trok de hertog zeer bewogen naar Brugge en vandaar naar Ieper, maar hij werd ontvangen voor heer noch de wetten werden vanwege hem niet gesteld. En heer Roelant van Halewijn, baljuw van Brugge, werd van die van Gent 50 jaren verbannen en meer ander edelen zijn van hun officie afgezet zodat de edelen zeer vernederd werden.

Item, want de heer Cordes uit Terwaan en andere steden liet altijd zijn volk lopen op Vlaanderen en zo werd daartegen gestuurd heer Karel van Savoie, de heer van Buren en de heer van Merwede. En die van Gent zonden daar ook veel volk te voet en te paard.

Item, de bastaard van Vyevijn versloeg veel Fransen voor Bethune.

Item, ter zee werd provisie gezonden voor 12 of meer grote schepen tegen de Fransen die de vissers uit Vlaanderen en Holland beroofden.

Item, gauw daarna werd hertog Maximiliaan voogd en momboor van zijn kinderen in Holland en in Zeeland daar toen de Kabeljauwse het regiment hadden.

In dat jaar was grote commotie en oorlog te Rome en overal in Italië want die van Venetië zonden menige man op Markis tot hertog van Ferrara die de dochter van Confernans van Napels tot wijf had. Ook hij bijna met hem de gunst van heel Italië en dat daarom omdat hij enige plaatsen die van Venetië toebehoorde, zoals men zei.

Item, paus Sixtus canoniseerde Sint Bonaventura en noch vijf ander martelaars van de minderbroeders orde.

Item, in juni zo kwam een heraut van de koning van Frankrijk in Vlaanderen en bracht vrijgeleide voor 60 personen om met hen te handelen van vrede die gekozen werden van de grootsten in beiden staten, geestelijk en wereldlijk. En ze trokken naar de koning van Frankrijk die ze goedertieren ontving. En omdat hij geheel zwak was zo zocht hij allerlei manieren om gezond te worden en hij zond onze vrouwe van Halle een gouden hart geprezen van 1700 pond. En de abdij van Sint Adriaan te Geraardsbergen zond hij tot fundatie van een kapel 7000 gouden kronen met zonnen.

Item, daar werd te Leuven in Brabant een rechtszitting van het land geordend. Daar trok heen de abt van Sint Petrus en de andere gedeputeerden van de steden. En omdat hertog Maximiliaan zeer verzocht aan de staten van Brabant om te worden ontvangen als voogd en momboor van zijn kinderen zo trokken de gedeputeerden van Brussel, Leuven en Antwerpen te Mechelen om tezamen vrij te spreken van die materie, alzo dat nuttig en tot profijt van het land was. Wat de hertog vernam zo liet hij bij raad van enigen die hem regeerden die gedeputeerden vangen te Mechelen en voeren te Vilvoorden in het kasteel en legde hen op dat ze zonder zijn toestemming heimelijke woorden te Aalst en elders met die van Vlaanderen gehad hadden en dat ze daarom hun lijf verbeurd hadden. En al was het dat de gedeputeerde zich excuseerden en begeerden te recht te staan, het mocht hen niet gebeuren, maar bij toedoen van enige grote lieden die hun eigen profijt meer zochten dan het algemene profijt werden ze meest deel onthalst. Boven allen werd meest beklaagd heer Claes van de Heetveld, een lieve minnelijke en wijze ridder die als een lam naar zijn dood ging. En gauw daarna werd de hertog als voogd van zijn kinderen ontvangen te Leuven zo lang als het de drie staten van Brabant goed lijken zou. Toen was de gemeente van het land zeer vernederd want de heren hadden veel schadelijke officieren en de hele overhand en werden machtig en rijk, nochtans hielden ze de hertog al bloot van geld, hoeveel schattingen dat men gaf. Niemand durfde die schatting te weigeren wat ze noemden die muiters. Aldus werd er niet veel van het algemene profijt gesproken want ze studeerden meer op hun eigen profijt en justitie en dat liep niet goed en het gewapende volk beroofden de armen. En daartoe waren veel ontijdige jaren, de een na de andere van donder, bliksem, vloed van water, tempeest van wind en nauwelijks herkende men de zomer voor de winter zodat koren, wijngaarden en andere vruchten niet tot goede rijpheid kwamen. Welke plagen en moeilijkheden God almachtig liet geschieden vanwege onze zonden en om onze ogen op te doen en hem te kennen en ons te verbeteren. En de munt klom van tijd tot tijd en werd zeer licht.

Item, in de tijd toen men sprak te handelen met de koning om de gedeputeerden te verzamelen te Atrecht die bij de Fransen toen geheten was Franchise zo sliep de heer van Cordes niet, maar hij belegerde Arien met grote macht en bestormde het met aanval vreselijk en met bombarden en de kapiteins en ingezetene weerden hen dapper. Toen werd er een bestand gegeven van ճ morgens te drie uur tot 9 uur omtrent het einde van juli te houden. Zo werd gemaakt dat de heer van Cordes met de Fransen ingelaten werd en de stad werd hem overgegeven. Toen liet hij vredig uitgaan en allen die wilden tot 500 toen en die gingen naar Sint-Omaars bij de heer van Beveren. En die Arien over gaf ontving van de koning 20 000 kronen.

Jtem also die hoecken in hollant in genomen hadden die stede van Horen dair wt verdriuende die Cabbaliaus so wonnen die Cabballiaus die stede met cracht bi hulpe van heer Joost van Lallayn regent ende den here van Egmont. Daer geschiede grote bloetstortinge ende die stede wert al berooft. Doe waren die van Vtrecht seer beureest

Also heer Willem van Arenberch te Ludick conspiratie maecte met sinen adherenten teghen den edelen here Lodewijck van Bourbon bisscop van conincliken bloede hem houdende op die side van bourgondien, so dede hi den voorseyden here Willem bannen wten lande. Doe maecte hi hem sterck met verkeerde lieden wel tot .ij.M. toe hopende ooc op sijn vrienden binnen Ludick ende op den coninc van vrancrijck ende quam met machte tegen sinen prince ende gesalfden bisscop die hem hier voormaels sijn swaer misdaet nochtans vergheuen hadde van dat hi tot Sint Truyen opter straten meester Rychaert sinen vicarijs ende zeghelaer doot gheslagen hadde. So track mijn heere van Ludick wter stede met alle sijn macht tegen den tyran ende ridende ouer een brugge ende sijnde vanden voorsten in sijn heyre soe quam hi in een nauwe strate daer hi bekent ende aen getast wert van sinen vianden want hi niet vlien en conste So wert verslagen dye bisscop ende veele andere van sinen lieden. die somige werden geuangen ende die somige namen de vluchte ende salueerden hem Doe quam die tyran in die stede van Ludic metten eersten versueckende dye vrienden vanden bisscop,die somige werden gedoot ende sommige burgheren husen gherooft Jae niet en spaerde men der heyliger kercken iuwelen. Dat doode lichaem vanden bisscop wert gebracht inder kercken seer doorwont ende wert daer na simpelijck begrauen Die tyran sijnde inden alder swaersten ban der heyliger kercken ende hem verblijdende in sijnder boosheit als oft hi een goet werck had gedaen, was so verblint dat hi den canoniken beual dat si sinen sone souden [256v] kiesen om bisscop ende here van Ludick te sijn. Als die Brabanters dese quade nyeumare vernamen int beginsel van September so wert alle tlant beroert opten tyran te trecken ende sijn misdaet te wreken, beduchtende ooc dat die fransoysen mits dien int lant comen mochten. Dye van Louen waren deerste ende trocken met haren meyere latende staen haer prossessie des sondaechs voor onser vrouwen dach, ende dye ander volchden in groter menichten. Die grauen van Romont, van Nassou ende heer Philips van Rauesteyn waren die principael capiteynen. Jnden eersten belagen si Sint truyen dat hem op gaf Daer na wonnen si Hasselt vechtender hant ende versloegen den capiteyn die de tyran daer ghestelt hadde, verslaende ende vangende vele borgers ende si beroofden die stede Ende hertoge Maximiliaen was daer ooc comen met veel volcx, So wert die stat van Tongeren belegen, mer dye van Tongeren gauen hem op ende die Brabanters slechten die vesten ende bleuen een wile inden velde leggende met haren hulperen die wel .xlM. sterck waren te paerde ende te voete ende waren seere willich om op Ludick te trecken ende den tyran te beuechten Mer die tyran quam spreken metten graue van Nassaou met gheleye. Ende als hi een luttel tijts int secreet gesproken had so wert dat heyr al verstroyet tot groter schaden ende scanden, dat veel wise lieden mishaechde, want dye drie quaertieren in Brabant hadden al dien groten coste gedaen de soudije betalende, te weten die van Louene Bruessel ende Antwerpen. Die meyerije van shertogen bossche most die last dragen vanden Gelderschen. Na die scheydinghe van desen heyre so gheschieden int lant vele dootslagen, rouen ende branden. Aldus wert die gemeente dicwil bespot vanden heeren die meer haer eyghen profijt soecken.

Jtem veel canoniken van Ludic waren van Ludick ende van elders gecomen tot Louen, ende in October vergaderende te niet doende die bedwongen electie oft postulatie vanden sone here Willems van Arenberch, so kosen si die enige den prothonotarijs van Croy des grauen van Chymay broeder. Dander kosen heer Jan van Hoorne des grauen van hoorne broeder Ende beyde hadden si veel recommendatien van princen ende heren aen den paus Sixtus dat lange stont, want die drie staten van Brabant deden groote diligentie aen den paus om dat bisdom van Ludick te deylen in twee bisdommen om veel quaets in toecomende tiden te verhoeden. Ende want die prothonotarijs niet te vreden en was ende lastich viel den voorscreuen elect met appellatien so wast gheordineert dat hi een iaerlicxse pensie van .xviij.C. gulden daer op behouden soude Mer al was de vorseyde elect geconfirmeert hi was langhe iaren arbeydende met veel oorlogen sonderlinge tegens die Arenbergers ende Ludickers eer hy dat lant ghebruken conste

Item, toen de Hoekse in Holland ingenomen hadden de stad Horen en daaruit verdreven de Kabeljauwse zo wonnen de Kabeljauwse de stad met kracht bij hulp van heer Joost van Lalaing, regent, en de heer van Egmond. Daar geschiedde grote bloedstorting en de stad werd geheel beroofd. Toen waren die van Utrecht zeer bevreesd.

Alzo heer Willem van Arenberg te Luik samenzwering maakte met zijn aanhangers tegen de edele heer Lodewijk van Bourbon, bisschop van koninklijk bloed, die zich ophield aan de zijde van Bourgondi zo liet hij die heer Willem verbannen uit het land. Toen maakte hij zich sterk met verkeerde lieden wel tot 2000 en hoopte ook op zijn vrienden binnen Luik en op de koning van Frankrijk en kwam met macht tegen zijn prins en gezalfde bisschop die hem hier voormaals zijn zware misdaad nochtans vergeven had van dat hij te Sint-Truiden op de straat meester Richard, zijn vicaris en zegelaar, doodgeslagen had. Zo trok mijn heer van Luik uit de stad met al zijn macht tegen de tiran en reed over een brug en was een van de voorste in dat leger en zo kwam hij in een nauwe straat waar hij herkend en aangetast werd van zijn vijanden want hij kon niet ontkomen. Zo werd de bisschop verslagen en veel anderen van zijn vrienden. Sommigen werden gevangen en sommigen namen de vlucht en redden zich. Toen kwam die tiran in de stad Luik en zocht eerst de vrienden van de bisschop en sommigen werden gedood en sommige burgerhuizen beroofd, Ja, niet spaarde men de juwelen van de heilige kerk. Dat dode lichaam van de bisschop werd gebracht in de kerk, zeer doorwond en werd daar eenvoudig begraven. De tiran die in de aller zwaarste ban was van de heilige kerk verblijdde zich in zijn boosheid alsof hij een goed werk had gedaan en was zo verblind dat hij de kanunniken beval dat ze zijn zoon zouden kiezen als bisschop en heer van Luik te zijn. Toen de Brabanders dit slechte nieuws vernamen in het begin van september zo werd het hele land bewogen om op de tiran te trekken en zijn misdaad te wreken en vreesden ook dat de Fransen mits dien in het land komen mochten. Die van Leuven waren de eerste en trokken met hun meiers en lieten daar staan hun prossessie de zondag voor onze vrouwe dag en de anderen volgden in grote menigte. De graaf van Romont, van Nassau en heer Filips van Ravestein waren de belangrijkste kapiteins. Als eerste belegerden ze Sint-Truiden dat zich over gaf. Daarna wonnen ze Hasselt vechtenderhand en versloegen de kapitein die de tiran daar gesteld had en versloegen en vingen vele burgers en beroofden de stad. En hertog Maximiliaan was daar ook gekomen met veel volk. Zo werd de stad Tongeren belegerd, maar die van Tongeren gaven zich over de Brabanders slechten de vesting en bleven een tijdje in het veld liggen met hun helpers die wel 40 000 sterk waren te paard en te voet en waren zeer gewillig om op Luik te trekken en de tiran te bevechten. Maar de tiran kwam spreken met de graaf van Nassau met geleide. En toen hij een tijdje in het geheim gesproken had zo werd het leger geheel verstrooid tot grote schade en schande dat veel wijze lieden mishaagde, want de drie kwartieren in Brabant hadden al die grote kosten gedaan en betaalden de soldij, te weten die van Leuven, Brussel en Antwerpen. De meierij van Hertogenbos moest de last dragen van de Geldersen. Na die scheiding van dit leger zo gebeurde er in het land veel doodslagen, roven en branden. Aldus werd de gemeente vaak bespot van de heren die meer hun eigen profijt zochten.

Item, veel kanunniken van Luik waren van Luik en van elders gekomen te Leuven en in oktober verzamelde om te niet doen de bedwongen electie of bisschop kiezen van de zoon van de heer Willem van Arenberg, zo kozen ze de enige de protonotarius van Croy, de broeder van de graaf van Chimay. De andere kozen heer Jan van Hoorn, de zoon van de broeder van de graaf van Hoorn. En beiden hadden veel aanbevelingen van prinsen en heren aan de paus Sixtus dat lang stond want de drie staten van Brabant deden grote inspanning aan de paus om dat bisdom van Luik te verdelen in twee bisdommen om veel kwaad in toekomende tijden te verhoeden. En omdat de protonotarius niet tevreden was en lastigviel de verkiezing met beroep zo werd geordend dat hij een jaarlijks pensioen van 1800 gulden daarop behouden zou. Maar al was die gekozen bevestigd, hij werkte lange jaren met veel oorlogen en vooral tegen de Arenbergers en Luikenaars eer hij dat land gebruiken kon.

Jtem die graue van Chymay sterf te Brugghe die een wijs vroom heere was Ende tot Edingen sterf heer Peter van Lutzenborch graue van Sintpol van Bryane, achterlatende twee dochteren. Die outste troude namaels tegen haren sin haren oom den graue van Romont bi dispensatie vanden paus, ende na sijn doot troude si den eedelen graue van Vendomme van coninclijken [257r] gheslachte. Ende haer suster vrou van Edinghen troude heer Philips van Cleue here van Rauensteyn van wijnendale. etcetera.

Ic keer weder opt iaer van .lxxxij. in September so track die here van Santray wt sint Omers, ende bi Terwane ghemoetende de fransoysen die vele gelts brachten om soudije te geuen den volcke van wapen so veriaechde hijse ende roofde al tghelt

Jn dien tijde was petijt Salyzaert een vroom capiteyn teghens dye van Vtrecht die hi scoffierde bi Amersfort Dese petit Salizaert was een gascon neue vanden groten Salizaert in vrancrijck, ende had die fransoysen ghelaten midts twist die hi dair hadde, ende dede op dese side tegen de fransoysen dicwil vrome feyten

Jtem in die maent van October de vette graue duglas dye schot was ende capiteyn vanden Fransoysen ter zee dede grote scade den hollanders ende zelanders ende roofde veel schepen die hi voerde in Normandien Ende daer tegen so werden vanden scepen van duynkercke ende Nieupoorte gerooft enige fransche scepen van Diepe ende van Bolonien oft Bonen

Jnt beghin der maent Nouembris begonsten dye gedeputeerde vanden hertoge met gaders den drie leden van Vlaendren ende den drie staten van Brabant ende van Henegouwen metten commissarijsen vanden coninc te tracteren vanden payse tot Atrecht doe geheten Franchise. Ende daer wert na veele reysen gesloten een toecomende huwelic tusschen heer Kaerle den dolphijn des conincx sone onder sijn iaren sijnde ende ionffrouwe Margriete van Oostrijcke des hertogen dochter die een clene kindeken was omtrent van vier iaren, ende twas voorwaerde dat hair huwelic goet soude sijn, die graefscapen van Artoys ende van bourgondien die de fransoysen in hadden ende die heerlicheden van Macons Noyers, [souden comen ende bliuen an den Bourgonsen,] met meer ander articulen tot C. ende een inden voorseyden tractaet int langhe begrepen Twelc aldus gedaen sijnde so trocken die ambassiateurs van hertoge Maximiliaen ende dye gedeputeerde vanden voorscreuen drie landen, Vlaenderen, Henegouwe ende Brabant totten coninc sijnde doe te Tours om den voorscreuen payse te confirmeren Te weten heere Jan van Lannoy abt sinte Bertijns cancellier vander ordenen vanden Toysoene. Philips abt van sinte peters te Ghent Gosen abt van Hafflighem, Willem abt van Bergen Ende heere Jan Lanoy here van Rymesborch Jan van Bergen heere van Waleyn, Boudewijn van Lannoy heere van Molebays, Jan van Bouerije heere van wyeres cancellier van brabant, Pauwels de Baenst here van Mormeselle president van Vlaenderen, meester Jan du Fay meestere vanden requeste, Gerardus nyeuman Johannes de beer secretarijs des hertogen voorscreuen, ende noch xviij. notabel mannen wten voorscreuen drie landen, dye quamen tot Tours bi den coninc diese allegader goedertierlic ontfinc ende hoochlijc begaefde Ende daer na wert tvoorscreuen toecomende huwelic metten payse gheconfirmeert Die coninc was doe qualijc te passe ende hadde den Dolphijn sinen sone beuolen den graue van Beaugen toecomende hertoge van Bourbon, dye [257v] vrou Anna sijn dochter had ghetrout Ende hi dede die ambassiateurs ende ghedeputeerde geuen .xxx.M. cronen ende daer toe veel silueren scalen seer costeliken Daer na als Paesschen geleden was int iaer .lxxxiij. so maectmen grote gereetscap om ionffrou Margriete den coninc ouer te gheuen tot behoef van sinen sone den dolphijn. Ende om haer te ontfangen wert vanden coninc ghedeputeert dye voorscreuen graue van Beaugen met sijnder vrouwen des conincx dochter die met veel edelen in groten state neder quamen in Artoys ende ontfingen die selue ionffrouwe margriete inden Mey Ende int beghin van Junio so wertse met groter blijscapen te parijs gebracht, ende daer na te Amboyse daer de coninc doe was, dair grote feeste van haer gehouden wert in Julio.

Ende desen pays wert ghepubliceert te Ghent, te brugge, te bruessel ende in anderen steden met groter blijtscap van den ghemeynen volcke mits dien dat de comanscap loop hebben soude, want wt vrancrijck comt meer gelts in dese landen dan van eeniger nacien, ende ooc prouisie van terwe, wijn. Ende al was desen tractaet vanden payse ende huwelic om beters wille aldus gemaect na lange oorloge ende dieren tijt doe was Nochtans waren eenighe bi hertoge Maximiliaen hem also informerende dat hijt al in onweerden hielt seggende dat hi tot desen tractaeten maken en gaf noyt recht consente daer toe ende so werden veel vanden voorseyden gedeputeerden suspect inden ogen vanden houe dies hem meest onderwonden hadden Ende eenige van onse capiteynen studeerden om eenige steden ofte stercke plaetsen in Artoys ende Pycardijen te stelene ende den pays te brekene daer hier namaels af veruolcht sal werden

Item, die graaf van Chimay stierf te Brugge die een wijze dappere heer was. En te Edingen stierf heer Peter van Luxemburg, graaf van Saint-Pol en van Bryane, en liet na twee dochters. De oudste trouwde later tegen haar zin haar oom de graaf van Romont bij dispensatie van de paus en na zijn dood trouwde ze de edele graaf van Vendome van koninklijk geslacht. En haar zuster, vrouw van Edingen, trouwde heer Filips van Kleef, heer van Ravenstein, van Wijnendale, etc.

Ik keer weer op het jaar 1482. In september zo trok de heer van Santray uit Sint-Omaars en bij Terwaan ontmoette hij de Fransen die veel geld brachten om soldij te geven aan het wapenvolk en zo verjoeg hij ze en roofde al het geld.

In die tijd was petit Salizaert een dappere kapitein tegen die van Utrecht die hij schoffeerde bij Amersfoort. Deze petit Salizaert was een Gascogner en neef van de grote Salizaert in Frankrijk en had di Fransen verlaten vanwege de twist die hij daar had en deed aan deze zijde tegen de Fransen vaak dappere feiten.

Item, in de maand oktober deed de vette graaf Douglas die een Schot was en kapitein van de Fransen ter zee grote schade de Hollanders en Zeelanders en roofde veel schepen die hij voerde in Normandi. En daartegen zo werden van de schepen van Duinkerken en Nieuwpoort geroofd enige Franse schepen van Diepe en van Boulogne-sur-Mer.

In het begin van november begonnen de gedeputeerden van de hertog met de drie leden van Vlaanderen verzameld en de drie staten van Brabant en van Henegouwen met de commissarissen van de koning te onderhandelen van de vrede te Atrecht, toen geheten Franchise. En daar werd na veel reizen gesloten een toekomend huwelijk tussen heer Karel de dauphin die onder zijn jaren was en jonkvrouw Margaretha van Oostenrijk, de dochter van de hertog wat een klein kindje was van omtrent van vier jaren, en het was voorwaarde dat haar huwelijk goed zou zijn. De graafschappen van Artois en van Bourgondi die de Fransen hadden en de heerlijkheden van Macon, Noyers, zouden komen en blijven aan die van Bourgondi met meer ander artikelen tot 101 in dat traktaat en in het lang begrepen. Wat aldus gedaan werd zo trokken de ambassadeurs van hertog Maximiliaan en de gedeputeerden van de drie landen, Vlaanderen, Henegouwen en Brabant, naar de koning die te Tours was om de vrede te bevestigen. Te weten heer Jan van Lannoy, abt Sint Bertins en kanselier van de orde van het gulden vlies, Filips, abt van Sint Petrus te Gent, Gosen, abt van Affligem, Willem, abt van Bergen, heer Jan Lannoy, heer van Rymesborch, Jan van Bergen, heer van Waleyn, Boudewijn van Lannoy, heer van Molembais, Jan van Boverie, heer van Wyers, kanselier van Brabant, Pauwels de Baenst, heer van Mormeselle, president van Vlaanderen, meester Jan du Fay, meester van het verzoek, Gerardus Nieman, Johannes de Beer, secretaris van de hertog en noch 18 notabele mannen uit de drie landen. Die kwamen te Tours bij de koning die ze allemaal goedertieren ontving en zeer begaafde. En daarna werd het toekomende huwelijk met de vrede bevestigd. De koning was toen slecht te pas en had zijn zoon de dauphin bevolen de graaf van Beaugency, toekomende hertog van Bourbon die zijn dochter vrouw Anna had getrouwd. En hij liet de ambassadeurs en gedeputeerden geven 30 000 kronen en daartoe veel kostbare zilveren schalen. Daarna toen Pasen geleden was in het jaar 1482 zo maakte men groot gereedschap om jonkvrouw Margaretha aan de koning over te geven tot behoefte van zijn zoon de dauphin. En om haar te ontvangen werd van de koning gedeputeerd de graaf van Beaugency met zijn vrouw de koningsdochter die met veel edelen in grote staat neder kwam in Artois en ontvingen die juffrouw Margaretha in mei. En in begin juni zo werd ze met grote blijdschap te Parijs gebracht en daarna te Amboise waar de koning toen was waar groot feest voor haar gehouden werd in juli.

En deze vrede werd gepubliceerd de Gent, te Brugge, te Brussel en in andere steden met grote blijdschap van het gewone volk mitsdien dat het koopmanschap loop hebben zou, want uit Frankrijk komt meer geld in deze landen dan van enige natie en ook voorraad van tarwe en wijn. En al was dit traktaat van vrede en huwelijk om beter wille aldus gemaakt na lange oorlogen en dure tijd die toen was. Nochtans waren er enige bij hertog Maximiliaan en informeerden hem alzo dat hij het in onwaarde hield en zei dat hij tot dit traktaat maken nooit geen recht of toestemming gaf en zo werden veel van de gedeputeerden verdacht in de ogen van de hof die zich meest onderwonden hadden. En enige van onze kapiteins studeerden om enige steden of sterke plaatsen in Artois en Picardië te stelen en de vrede te breken, wat hierna gevolgd zal worden.

Jtem want heer willem van Arenborch qualic te vreden was vander promotien des voorseyden here Jans van Horne, om twelc te beletten hi in had genomen die stadt van Tongeren wten handen vanden Brabanteren dodende ende vangende die hi crijgen conste So wert daer weder op gestelt een groot heyr van volcke in die Loumaent. Ende hertoge Maximiliaen track daer mede int lant van Ludick ende daer belagen si tslot van Huele ende na tbestormen wert opgegeuen Als heere Willem dat vernam quam hi met groter macht wt Ludick om dat slot te ontsetten mer hi quam te spade Ende want hi vele stercker was dan die hertoge so wilde hi hem beuechten, mer bi practiken hadden ons lieden die victorie, want daer lagen achter eenen berch bedect veel vrome mannen die sloegen op die Ludickers als si binnen waren, ende soe werden daer omtrent .iij.M. ludikers verslagen metten here van wachtendonc met CCC. cleefsche die de hertoge van Cleue den ludikers te hulpe had gesonden Ende heer willem die tyran metten anderen nomen die vlucht ende wasser nalincx ghebleuen

Jnt selue iaer wert bi middele van eenigen die oude twiste ende partijsscap tusschen die stede van Vtrecht ende haren bisscop heer Dauid van bourgondien neder geleyt also dat scheen want die van Vtrecht ontfingen hem met groter blijscap so dat hi geen arch en vermoede Mer als hi metten burgheren sprake hielt vanden gemeynen goede so brach [258r] ten eenige quaetwillighe heer Engelbrecht van Cleue in die stede ende vingen den bisscop ende deden hem vueren tot amersffoort. Doe staken die hoecx in Hollant haer hoornen op tegen die Cabbeliauwen ende den hertoge Maximiliaen Ende want dye van Vtrecht sustineerden die hoecken ende voeden, so nam die hertoge raet metten Hollanders datmen die van Vtrecht beleggen ende castijen soude Twelc al geschiede ten coste van den lande van Hollant die daer om cost deden van veel tonnen gouts. Ende int beleggen werden veel lieden gedoot met caloueren ende andersins aen beyden siden Ende heer Joost van Lallayn wert daer doot geschoten die stathouder die seer beclaecht was Ten lesten dwanck de hertoghe die van Vtrecht also datse pays maecten na sinen sinne veel gelts geuende, ende si mosten breken een gat in die mueren vander stadt, daer hi door quam in die stede ende setteden sinte Katherinen poorte in sijn handen, dien hi voort beual den here van Jselsteyn

Item, want heer Willem van Arenborg was kwalijk tevreden van de promotie van de heer Jan van Horen en omdat te beletten had hij de stad Tongeren uit de handen van de Brabanders genomen en doodde en ving die hij krijgen kon. Zo werd daar weer een groot leger gemaakt in januari. En hertog Maximiliaan trok daarmee in het land van Luik en daar belegerden ze de burcht van Huele en na het bestormen werd het opgegeven. Toen heer Willem dat vernam kwam hij met grote macht uit Luik om dat slot te ontzetten, mar hij kwam te laat. En omdat hij veel sterker was dan de hertog zo wilde hij hem bevechten, maar in de praktijk hadden onze lieden die victorie want daar lagen achter een berg bedekt veel dappere mannen die sloegen op de Luikeraars toen ze binnen waren en zo werden daaromtrent 4000 Luikenaars verslagen met de heet van Wachtendonk met 300 uit Kleef die de hertog van Kleef hen te hulp had gezonden. En de tiran heer Willem nam met de anderen de vlucht en was er bijna gebleven.

In hetzelfde jaar werd bij middel van enige oude twisten en partijschap tussen de stad van Utrecht en zijn bisschop heer David van Bourgondi neer gelegd alzo dat scheen want die van Utrecht ontvingen hem met grote blijdschap zodat hij geen achterdocht had. Maar toen hij met de burgers van de gemeente sprak zo bracht een kwaadwillige heer Engelbrecht van Kleef in de stad en vingen de bisschop en lieten hem voeren naar Amersfoort. Toen staken de Hoekse in Holland hun horens op tegen de Kabeljauwse en hertog Maximiliaan. En omdat die van Utrecht de Hoekse aanvoerde en voedden zo nam de hertog raad met de Hollanders dat men die van Utrecht belegeren en kastijden zou. Wat alles geschiedde ten koste van het land van Holland die daarom betaling deden van veel tonnen goud. En in het belegeren werden veel lieden gedood met caloveren en anderszins aan beide zijden. En daar werd doodgeschoten de stathouder heer Joost van Lalain wat zeer beklaagd werd. Tenslotte dwong de hertog die van Utrecht alzo dat ze vrede maakten naar zijn zin en gaven veel geld en ze moesten een gat in de muren van de stad breken waar hij door kwam en zette Sint Catharina poort in zijn handen die hij voort beval aan de heer van IJsselstein.




Hoe coninc lodewijc van vrancrijck sterf ende hoe Kaerle sijn sone coninc wert.

Jtem na den voorscreuen pays van vrancrike wert die coninc alte meer sieck ende cranck ende sochte alle manieren om sijn leuen te verlangen gheen gelt sparende, mer tegens die doot en is gheen remedie Ende eer hi sterf dede hi brengen van Riemen tot Tours die heylighe ampulle metter olie wten hemele ghesonden, ende van Parijs dat heylich cruce ende de roede van Aaron om die te sien ende te eeren Ende hi sterff den .xxx. dach van Oogst, ende hi wilde begrauen sijn in de kercke tot onser lieuer vrouwen te Clery bouen Orliens, daer hy sijn sepulture hadde doen maken, daer hi in sijn leuen plach in te gaen ende te leggen proeuende oft sijn lichaem wel soude passen, etende ooc daer in ende drinckende Aldus sterf die wonderlike ontsiende mogende coninc Lodewijc die xi. van dien name die van so veele menschen sake der doot is gheweest ende die dat edel ende ghemeyn volc so verdruct heeft bouen alle sijn voorvaderen. Hi maecte veel arme lieden ende quiste dat gout als slijck, rijck makende veel lieden die des onweerdich waren Ende hi was also dat hem nauwe geen dinc onmoghelick en was te doen in beyden staten gheestelick ende weerlick Ende dat hy niet en conste gedoen bi crachte dat dede hi met listen ende practiken geen gelt noch goet sparende om sijn vyanden te crencken, so dat alle princen ende prelaten sijn listicheyt ontsagen want lichtelic geloofde hi clappaerts ende al sijn vianden bracht hi te niete. Adus so wert die dolphijn sijn sone Kaerle die viij. coninc sijnde in sijn .xiiij. iaer die seere ongelijc was sinen vader in zeeden meer gelijckende sijnder moeder oft ooc coninc Karel den .vij. sinen grootvader want hi was sacht ende goedertieren van natueren Ende want heere Oliuier coninc Lodewijcx barbier die wt Vlaenderen was dien hi ridder ghemaect hadt ende [258v] seer rijcke, ende Daniel sijn geselle veele groote lieden misdaen hadden bi des coninc lodewijcx beuele so werden si beyde gehangen ten veruolge vanden hertoge van Orliens, die welck ghetrout hadde vrou Janne die outste dochtere van coninc lodewijc Ende hi was qualic te vreeden dat mijn vrouwe van Beaugen de ioncste dochtere metten graue van Beaugen haren man den iongen coninc haren broeder te bewaren hadden. want hi wildes naerder sijn Mits welcken ende andere saken so track hi bi den hertoge van Brytanien ende begonste te oorlogen tegen den coninck. Daer waren biden hertoge van Brytanien veel grote princen ende heren van sijnre aliancien tegen den coninc ende sijn regeerders, als die graue van amlbrecht die graue van Denoys, dye graue van Orengien, ende Maximiliaen was ooc in haer aliancie

Hoe koning Lodewijk van Frankrijk stierf en hoe zijn zoon Karel koning werd.

Item, na de vrede van Frankrijk werd de koning steeds zieker en zwakker en men zocht alle manieren om zijn leven te verlangen en spaarden geen geld, maar tegen de dood is geen remedie. En eer hij stierf liet hij brengen van Reims tot Tours de heilige ampul met de olie uit de hemel gezonden en van Parijs dat heilige kruis en de roede van Aaron om die te zien en te eren. En hij sterf de 30ste dag van augustus en hij wilde begraven zijn in de kerk van onze leve vrouwe te Clery boven Orleans waar hij zijn graf had laten maken waar hij in zijn leven plag te gaan en te liggen en beproeven of zijn lichaam wel zou passen en at en dronk ook daarin. Aldus stierf die wonderlijke ontziende vermogende koning Lodewijk de 11de van die naam die van zoveel mensen de oorzaak van de dood is geweest en die dat edele en gewone volk zo verdrukt heeft boven al zijn voorvaders. Hij maakte veel arme lieden en verkwistte dat goud als slijk en maakte veel lieden rijk die het onwaardig waren. En hij was alzo dat hem nauwelijks een ding onmogelijk was te doen in beide staten, geestelijk en wereldlijk. En wat hij niet kon doen bij kracht deed hij met list en praktijken en spaarde geen geld noch goed om zijn vijanden te krenken zodat alle prinsen en prelaten zijn listigheid ontzagen want licht geloofde hij de klappers en al zijn vijanden bracht hij te niet. Aldus werd de dauphin, zijn zoon, Karel de 8ste koning die oud was 14 jaar en zeer ongelijk zijn vader in zeden en leek meer op zijn moeder of ook koning Karel de 7de zijn grootvader want hij was zacht en goedertieren van naturen. En omdat heer Olivier, de barbier van koning Lodewijk die uit Vlaanderen was die hij ridder gemaakt had en zeer verrijkte en zijn gezel Daniel, vele grote lieden misdaan hadden op bevel van koning Lodewijk zo werden ze beide gehangen door de hertog van Orleans die getrouwd was met vrouw Johanna de oudste dochter van koning Lodewijk. En hij was slecht tevreden dat mijn vrouwe van Beaugency, de jongste dochter, met haar man de graaf van Beaugency de jonge koning haar broeder te bewaren hadden. Want hij wilde er dichterbij zijn. Mits welke en andere zaken zo trok hij naar de hertog van Bretagne en begon te oorlogen tegen de koning. Daar waren bij de hertog van Bretagne veel grote prinsen en heren van zijn alliantie tegen de koning en zijn regeerders zoals de graaf van Amelbrecht, de graaf van Denois, de graaf van Oranje en Maximiliaan was ook in hun alliantie.



Hoe dat coninc Eduwaert van engelant afliuich wert, ende hoe de graue van Richemont coninc wert

NV valt te scriuen vanden Engelscen hoe dat coninc Eduwaert (die ooc sake is geweest van veel M. menschen doot) haestelic sterf achterlatende twee sonen ende een dochter Doe was die hertoge van Clocester Rychaert des conincx broeder een wreet ende boos man seer arbeydende om beyde die sonen te crijgen Mer wantse opt vrydom van Lonnen waren gedaen so en mocht hi daer aen niet comen dan bi practijken ende schone geloften, ende so creech hise ende si werden ghestelt in dye handen vanden graue van Bockingem Somige seyden dat se de hertoge van Clocestre haer oom dede versmachten om selue coninc te sijn Ander seyden dat de graue van Bockingem hopende self coninc te werden, hijse ter doot brachte, want hi Henrick hete, ende hi hadt in een pronosticatie gelesen van eenen toecomenden coninc henrick van engelant die alte groot ende machtich sijn soude, dit meynde hi selue te sijn Sommige seggen ooc dat hi alleen een kint ter doot brachte, ende dat ander dat hi vander vonten hadt gheheuen spaerde hi ende lietet heymelijcken wten lande vueren Ende na dat tkint geheten Richaert gewoent hadde in poortegale ende dair na was gecome bi coninc Kaerle van Vrancrijck so quam hi heymelic in Brabant bi vrou Margriete weduwe hertoge Karels sijn moeye. Die voorscreuen hertoge van Clocester makede hem seluen coninc ende die graue van Bockinghem wert gedoot als een verrader ende sijn herte wert hem wt getrocken ende hem gegeuen te cussen Ende want dese violentie vanden coninc die seer bloetgierich was mishaechde wise lieden, so creech hi veel vianden Doe was wt Enghelant vluchtich graue Henric van Richemont hem houdende in vrancrijck, want hi des conincx neue was So was die coninc van vrancrijck bi sinen rade also ghesint hebbende ooc verstant van enighe heeren in Enghelant, dat hi den graue sinen neue op stelde ende versach [259r] van veel vromen volcke van oorlogen ende capiteynen ende gelde om te verslaen den tyran die hem seluen coninc gemaect hadde Als dan de graue van Richemont ouer getrocken was in Engelant metten Fransoysen, so quam die voorseyde Richaert als coninc om hem te beuechten ende inden strijt wert hi verslagen, ende die graue hadt victorie Aldus wiesch sijn macht in Engelant ende hi wert tot Londen gecroont coninc van engelant bi conquesten Henric die .vij. genaemt. Ende om dat hi bi beteren rechte coninc sijn mochte so troude hi de dochter van coninck Eduwaert Ende tkint vanden hertoge van Clarencen die ooc coninc Eduwaerts broeders sone was hielt men lange gheuangen, om te verhoeden dat dese coninc Henrick niet verdreuen en werde. Ooc so vercreghen die Engelsche namaels vanden paus Innocentius die .viij. na die doot van papa Sixtus dat coninc Henric ende sijn wettich oor vanden stoele van Rome geconfrimeert werden coningen van Engelant. Als Henric dan coninc worden was so hadden si nijt op die Fransoysen dye met hem comen waren om hem coninc te maken ende verdreuen se wten lande Want die haet ende nijt veroudert is ende nemmermeer en sal steruen, want altoos verheffen hem de Engelschen ende benijden allen nacien nochtans alder meest benijden si dye Fransoysen. Dat somige scriuen den eersten oorspronck te sijne vander tijt vanden groten coninc Lotharis van vrancrijck ende van coninc Dagobert sijn sone. die regneerden omtrent de iaren ons heren .vi.C. ende .xxx. Ende hi trac op die engelsche dye doe ongelouich waren vanden kersten geloue gheuallen Ende al gewonnen hebbende Engelant so beual hi alle mannen ende iongeren te doden die langer waren dan sijn swaert Langhe iaren daer na so cregen bi huwelijcke dye coningen van Engelant veel landen in Vrancrijck, die si hielden te leen vanden coningen van vrancrijcke als Aquitanien, dats Gehenne ende Gasconien Angouwen ende daer na Normandijen, bi dien dat hertoge willem van Normandijen Engelant conquesteerde, daer die coningen van engelant zedert af gedaelt sijn. Aldus sijn veel orlogen tusschen die coningen van engelant ende die coningen van vrancrijcke midts desen landen geschiet. Ende die coningen van vrancrijck hebben die geconfiskeert midts rebellien ende onghetrouwicheden der engelscher coningen Midts desen en vergaet die haet nemmermeer vanden engelschen

Hoe dat koning Eduard van Engeland stierf en hoe de graaf van Richmond koning werd.

Nu valt te schrijven van de Engelsen hoe dat koning Eduard (die ook de oorzaak is geweest van de dood van veel duizenden mensen) haastig stierf en liet twee zonen na een dochter. Toen was de hertog van Gloucester Richard, broer van de koning, een wreed en boos man die zeer werkte om beide zoons te krijgen. Maar omdat ze op de vrijdom van Londen waren gedaan zo kon hij daar niet aan komen dan bij praktijken en mooie beloften en zo kreeg hij ze en ze werden gesteld in de handen van de graaf van Buckingham. Sommige zeiden dat hun oom de hertog van Gloucester ze liet versmachten om zelf koning te zijn. Anderen zeiden dat de graaf van Buckingham zelf hoopte koning te worden en hij ze ter dood bracht want hij heette Hendrik en had een in een voorspelling gelezen van een toekomende koning Hendrik van Engeland die al te groot en machtig zijn zou en hij meende dit te zijn. Sommige zeggen ook dat hij alleen het kind ter dood bracht en dat hij de andere van de vont geheven had en het spaarde en liet het heimelijk uit het land voeren. En nadat het kind geheten Richard gewoond had in Portugal en daarna gekomen was bij hertog Karel van Frankrij zo kwam hij heimelijk in Brabant bij vrouw Margaretha, zijn tante en weduwe van hertog Karel. Die hertog van Gloucester maakte zichzelf koning en de graaf van Buckingham werd gedood als een verrader en zijn hart werd hem uitgetrokken en hem gegeven te kussen. En omdat deze gewelddaad van de koning die zeer bloedgierig was en mishaagde wijze lieden zo kreeg hij veel vijanden. Toen was uit Engeland gevlucht graaf Hendrik van Richmond die zich ophield in Frankrijk want hij was de neef van de koning, Zo was de koning van Frankrijk door zijn raad alzo gezind en ook verstond van enige heren in Engeland dat hij de graaf op stelde en voorzag van veel dappere mannen van oorlogsvolk en kapiteins en geld om de tiran te verslaan van die zichzelf koning had gemaakt. Toen dan de graaf van Richmond over getrokken was in Engeland met de Fransen zo kwam Richard de koning om hem te bevechten en in de strijd werd hij verslagen en de graaf had victorie. Aldus groeide zijn macht in Engeland en hij werd te Londen koning gekroond van Engeland dat hij veroverd had en Hendrik de 7de genoemd. En omdat hij met meer recht koning mocht zijn zo trouwde hi de dochter van koning Eduard. En het kind van de hertog van Clarence, die ook de zoon van de broer van koning Eduard was, hield men lang gevangen om te verhoeden dat deze koning Hendrik niet verdreven werd. Ook zo kregen de Engelsen later van de paus Innocentius de 8ste na de dood van paus Sixtus dat koning Hendrik en zijn wettige opvolgers van de stoel van Rome bevestigd werden als koningen van Engeland. Toen Hendrik dan koning geworden was zo hadden ze nijd op de Fransen die met hem gekomen waren om hem koning te maken en verdreven ze uit het land. Want die haat en nijd is vanouds en zal nimmermeer sterven want altijd verheffen zich de Engelsen en benijden alle naties, nochtans aller meest benijden ze de Fransen. Dat sommige schrijven dat het de oorzaak is van de tijd van de grote koning Lotharius van Frankrijk en van zijn zoon koning Dagobert die regeerden omtrent de jaren ons heren 630. En hij trok op de Engelsen die toen ongelovig waren en van het christen geloof gevallen. En toen hij geheel Engeland gewonnen had zo beval hij alle mannen en jongeren te doden die langer waren dan zijn zwaard. Lang jaren daarna zo kregen bij huwelijk de koningen van Engeland veel landen in Frankrijk die ze hielden te leen van de koningen van Frankrijk als Aquitani, dat is Gehenne en Gascogne, Anjou en daarna Normandi omdat hertog Willem van Normandi Engeland veroverde waar sinds de koningen van Engeland gekomen zijn. Aldus zijn veel oorlogen tussen de koningen van Engeland en de koningen van Frankrijk mits deze landen gebeurd. En de koningen van Frankrijk hebben die veroverd mits rebellie en ontrouw der Engelse koningen. Mits deze vergaat de haat nimmermeer van de Engelsen.

Nv om weder te keeren tot onsen propooste van coninc Henric die .vij. om te weten sijn geslachte So is waer dat die vrouwe Katheline van Vrancrijcke die was des sesten coninc Karels dochtere ende moeder vanden .vi. coninc Henrick van Engelant die heylich werdt gerekent, was ooc moedere van des conincx Henricx die .vij. vadere dye si na die doot van coninc Henrick de vijfte hadde van eenen ridder wt Engelant daer si op verliefde ende nam hem te manne. Ende coninc Henric die .vi. aenueerde sinen iongen broeder ende dede hem hebben die dochter vanden graue van Richemont daer hi aen wan desen Henrick den .vij. Dese Henric noch in vrancrijck sijnde eer hi coninc was dede veel gheloften den coninc van Vrancrijcke. Maer als hi coninc was so en dorste hijt den engelschen niet vertellen, oft hi in [259v] dangiere geweest ware verdreuen te worden Mer om te belieuen so moste hi veel doen ende latent ooc om quade suspicie te schuwen

Jtem int iaer van .lxxxiiij. ende voort aen was groten twist tusschen hertoge Maximiliaen ende dlant van Vlaenderen om des regiments wille Ende veel schaden ende iammers gheschiede int lant Ende ouermits dye lange mercten van Antwerpen ende van Bergen dye tegen tghemeyn goet vanden lande so langhe alle iare wt ghestelt worden. ooc in preiudicien der merct van Brugge so werden die drie leden van vlaenderen ten versuecke van dye van Brugge also beraden, dat si een sterck blochuys stelden op Cloppers dijck op dye Schelde bi Antwerpen, voorsien met bussen ende ruteren om te belettene dye schepen ter merct comende ende weder kerende die si somwilen roofden, maer dye stadt van Antwerpen dede daer tegen maken gheleyschepen ende bargien, daer mede si dye ander beschudden, ende dicwil wert daer ghescharmutst Het was doe ooc eclipsis vander sonnen .iij. vren lanck duerende. Ende als dit blochuys aldus lange gestaen hadde, so trocken die van Antwerpen wt met haren schoutet oft Marcgraue heer Jan van Ranst ende omgrauende dat blochuys so wonnen sijt ende destrueerdent, vanghende die si daer vonden, dwelc geschiede na paesschen int iaer van .lxxxv.

Jtem int selfde iaer so vinck heer Frederick van Huerne heere van Montigny buten Sintruye heere Willem van Arenberch ende leeuerde hem te Maestricht, daer hi grote schande af hadde, want mijn heere van Ludijck ende hi hadden pays gemaect met here willem, ende hadden al te samen geteyrt in goeden gheselscape. Ende al was heere Willem een quaet tyrant, nochtans moetmen gheloue houden Aldus heere Willem sijnde gheuangen te Maestricht, so moste hi steruen na der steden rechten om sijn voorgaende misdaet ende quade feyten Ende wert openbaerlic onthalst, dwelc namaels swaerlic ghewroken wert op die van Maestricht ende den bisschop, van heere Eueraert sinen brueder ende sijn kinderen ende heer Robrecht. etcetera.

Jtem int selue iaer van .lxxxv. in Loumaent so wert te Francfoort gecoren coninc van Almanien anders Roomsch coninc hertoghe Maximiliaen vanden .vij. kuer vorsten in presencie van Keyser Frederic sinen vader. Ende na paesschen den tweesten sondach wert hi tot Aken gecroont met groter feesten

Jtem anno .lxxxvi. in Julio quam die keyser in Brabant Vlaenderen ende Hollant ende wert eerlijc ontfangen Ende met hem ende metten roomschen coninc waren ghecomen veel switsen ende lantknechten dye quamen tot Bruesselle seer sterck Ende daer gheuiel een grote commocie, dat al die gemeynte in die wapen liep, beduchtende bi sekeren teekenen datse die stadt innemen wouden Maer het wert met wijsheyt beslicht datter so groten quaet niet en geschiede alst ghescapen was

Jtem die coninc weder getrocken sijnde in Almanien soe quam hi namaels weder met groter macht, sonderlinghe met zwitsen ende track in Picardien om eenige steden vanden fransoysen in te nemene Mer die here van Cordes verblinde die Switsen met vele ghelts so dat [260r] die fame ghinc datse den coninc vercocht hadden die deder enige hangen ende keerde weder beschaemt

Jtem anno .lxxxvij. in Meye so wert die stede van sint omers bi nachte den Fransoysen ouer ghegeuen bi eenige vanden meesten die die wake hielden Mer namaels wertse van deser sijden bi nachte weder ghecregen

Nu om weer te keren tot ons onderwerp van koning Hendrik de 7de om zijn geslacht te weten. Zo is het waar dat vrouw Catharina van Frankrijk die de zesde dochter was van koning Karel en moeder van de koning Hendrik de 6de van Engeland die heilig werd gerekend ook moeder was van de vader van koning Hendrik de 7de die na de dood van koning Hendrik de 5de een ridder had waar ze op verliefd werd en hem tot man nam. En koning Hendrik de 6de aanvaardde zijn jonge broeder en liet hem hebben de dochter van de graaf van Richmond waar hij aan won deze Hendrik de 7de. Deze Hendrik was noch in Frankrijk eer hij koning was deed veel beloften aan de koning van Frankrijk. Maar toen hij koning was zo durfde hij het de Engelsen niet te vertellen of hij was in gevaar geweest om verdreven te worden. Maar om te believen zo moest hij veel doen en het ook laten om kwaad verdenken te schuwen.

Item, in het jaar 1484 en voortaan was grote twist tussen hertog Maximiliaan en het land van Vlaanderen vanwege het regiment. En veel schaden en droefheid geschiedde in het land. En vanwege de lange markten van Antwerpen en van Bergen die tegen het algemene goed waren zo werd het lange jaren uitgesteld, ook in vooroordeel van de markt van Brugge zo werden de drie leden van Vlaanderen ten verzoek van die van Brugge alzo beraden dat ze een sterk blokhuis stelden op Kloppers dijk op de Schelde bij Antwerpen, voorzien met bussen en ruiters om te beletten dat de schepen ter markt kwamen en terug keerden die ze soms beroofden, maar de stad Antwerpen liet daartegen maken geleide schepen en bargen waar ze anderen mee behoedden en vaak werd daar geschermutseld. Het was toen ook een eclips van de zon die 3 uren lang duurde. En toen dit blokhuis aldus lang had gestaan zo trokken die van Antwerpen uit met hun schout of markgraaf, heer Jan van Ranst, en omgroeven dat blokhuis en zo wonnen ze hen vernielden het en vingen die ze daar vonden wat gebeurde na Pasen in het jaar 1485.

Item, in hetzelfde jaar zo ving heer Frederick van Heurne, heer van Montigny, buiten Sint-Truiden heer Willem van Arenberg en leverde hem te Maastricht waar hij grote schande van had want mijn heer van Luik en hij hadden vrede gemaakt met heer Willem en hadden al tezamen in goed gezelschap getreden. En al was heer Willem een kwade tiran, nochtans moet men geloof houden. Aldus was heer Willem gevangen te Maastricht en zo moest hij sterven naar het recht van de stad om zijn voorgaande misdaad en kwade feiten. En werd open onthalst wat later zwaar gewroken werd op die van Maastricht en de bisschop, zijn broeder, heer Everaert en zijn kinderen en heer Robrecht, etc.

Item, in hetzelfde jaar 1484 in januari zo werd te Frankfurt als koning van Allemagne of Roomse koning gekozen hertog Maximiliaan van de 7 keurvorsten in presentie van zijn vader keizer Frederik. En de tweede zondag na Pasen werd hij te Aken gekroond met groot feest.

Item, anno 1486 in juli kwam de keizer in Brabant, Vlaanderen en Holland en werd fatsoenlijk ontvangen. En met hem en met de Roomse koning waren gekomen veel Zwitsers en landknechten en die kwamen zeer sterk te Brussel. En daar gebeurde grote commotie zodat de hele gemeente in de wapens liep en vreesde bij zekere tekens dat ze stad wilden innemen. Maar het werd met wijsheid beslecht dat er niet zoՠn groot kwaad geschiedde zoals het geschapen was.

Item, toen de koning weder naar Allemagne vertrokken was zo kwam hij later weer met grote macht en vooral met Zwitsers en trok in Picardi om enige steden van de Fransen in te nemen. Maar de heer van Cordes verblindde de Zwitsers met veel geld zodat de roep ging dat ze de koning verkocht hadden en die liet er enige hangen en keerde beschaamd terug.

Item, anno 1487 in mei zo werd de stad Sint-Omaars bij nacht de Fransen overgegeven bij enige van de grootsten die de wacht hielden. Maar later werd het van deze zijde bij nacht teruggekregen.

Jtem bi onwisen rade van eenigen die biden roomschen coninc waren so was op ghestaen een gaerde om hem te bewaren ende ghereet te sijne alst te doen ware van volck te peerde ende te voete wel xviijC. oft ijM. mannen, so deden si in die landen alte groten schade ende quaet, rouende ende slaende die lieden ende die dorpen wt teerende ende tracterende als vianden ende violerende dye vrouwen ende waren meesten deel Bourgonschen ende henewieren. so was dat lant alte seere verlast deen iaer op dander. Ende want die van Brugge ende van Ghent niet en wouden obedieren den roomschen coninc na den sin van sijnen rade, daer heer Peter lanchals sijn tresorier een vanden meesten af was, so quam hy te Burgge met sinen edelen ende rade Ann .lxxxviij. ende die grote gaerde bleef daer buten leggende. Ende want hi veele rutere pykeniers bi hem hebbende eenige dingen versochte aenden regeerders vander stede dye si niet consenteren en wouden, so geuiel daer een grote commotie, inder welcker de coninc met sinen cancellier ende den heer van Polen ende andere geuangen werden, ende die coninck wert bewaert in Cranenborch lange tijt. Doe was hertoge Philips sijn sone te Mechelen bewaert. So wert grote nernsticheyt aenden paus Jnnocentius die .viij. gedaen om den coninc te mogen verlossen, die welcke paus bi sijnder bullen committeerde den eertsbisscop van Colen om bi censuren vanden banne etcetera te doen manen dye wethouders van Ghent van Brugge ende van Ypere datse den coninc ende alle sijn dienres souden laten gaen los ende vry binnen sekeren termijnen van dagen, dwelc also geschiede Ende dair en binnen so hieltmen sprake metten roomschen coninc geuangen liggende om pays met hem te makene Ende daer waren ontboden die .iij. staten van den landen om bi goeder manieren den coninc te verlossen ende die landen te setten in goeder policien Dwelc den heren van des conincx ende heren Philips sijns soons houe te Mechelen sijnde ende haren adherenten in Hollant, Henegouwe, ende den bisscop van Ludick niet en ghenoechde, want si corst waren verwachtende den keyser met groten heren ende volck wt Almanien, om die van Brugge ende andere te castijen So trocken te Brugge nochtans eenige vanden .iij. staten van Brabant ende insgelijcx die gedeputeerde van Zeelant comende te Brugge bi die .iij. leden van Vlaenderen. Ende heer Adolf van Cleue heere van Rauensteyn was haer leytsman. daer wert so verre gesproken metten coninc dat hi van Vlaenderen een somme van veel .M. in beternisse hebben soude, ende dat hi aen tlant van vlaenderen niet meer hebben en soude. Maer totten regimente worden sekere heren geordineert, tot dat hertoge ende graue Philips out genoech waer. Mer dye staten van brabant wilden den Roomschen coninc noch voor voocht houden, met veel meer ander punten die schenen ten profite des lants ende van hertoge ende graue philips te dragen Ende bi dese condicie wert die coninc wt gelaten, mer sijn die- [260v] naren bleuen voor dat onderhouden van den payse geuangen Doe quam de coninc wt ende vergaf dat hem misdaen was, ende dede sekeren eet tot onderhouden vanden payse ende insghelijcx die drie staten voorseit Ende het was voorwaerde dat here Philips van Cleue des heren van Rauensteyn sone ostagie gheuangen was voor dat onderhouden vanden payse Ende also verre als den seluen pays niet onderhouden en werde so wert hi ende die ander quijt gheschouwen van haren ede den coninc gedaen Ende so comende dye ghedeputeerden van Louene, bruessele. etcetera in die steden gauen der gemeynten den pays te kennen, dye daer bi blijuen wilden Ende dit was den oorspronck vander quader orlogen binne desen lande deen stede tegen dandere Ende binnen desen middelen tiden so gaf ende pronunceerde die bisscop van Colen als rechter in des paus stede, die steden van Ghent, Brugge, Yperen, met haren adherenten in des paus banne te wesen, als niet wt ghelaten hebbende den coninc ende sine adherenten Ende wt dese woorden seyden veel onwise lieden dat alle die gene die namaels den coninc maximiliaen wederstonden in paus ban waren, hoe wel dat den ban niet en sloech dan opt geuangenisse vanden coninc Ooc wouden die van Vlaenderen seggen datse verhaest waren ende datse binnen die termine hadden geordineert Twelc ooc namales van onsen heyligen vader den paus bi sijnre bullen gedeclareert wert bi hulp vanden coninc van Vrancrijck, daer die van Vlaenderen doen ter tijt haer toeulucht toe hadden als haer ouer here. want dye graue van Vlaenderen behoort tlant van Vlaenderen te leen te ontfangen vanden coninc van vrancrijck

Item, bij onwijze raad van enige die bij de Roomse koning waren zo is een gaarde opgestaan om hem te bewaren en gereed te zijn als het nodig was van volk te paarde en te voet wel 1800 of 2000 mannen en zo deden ze in die landen al te grote schade en kwaad, roofden en sloegen en teerden de dorpen uit en behandelden ze als vijanden en verkrachtten de vrouwen en waren voor het grootste deel Bourgondirs en van Henegouwen en zo was het land al te zeer belast het ene jaar op de andere. En omdat die van Brugge en van Gent niet gehoorzamen wilden zijn de Roomse koning naar de zin van zijn raad waar de penningmeester heer Peter Langhals een van de grootsten van was zo kwam hij te Brugge met zijn edelen en raad anno 1488 en de grote gaarde bleef buiten liggen. En omdat hij vele piekenier ruiters bij zich had en enige dingen verzocht aan de regeerders van de stad wat ze niet wilden toestemmen zo gebeurde daar grote commotie waarin de koning met zijn kanselier en de heer van Polem en andere gevangen werden en de koning werd lange tijd bewaard in Kranenburg. Toen was de zoon van hertog Filips te Mechelen bewaard. Zo werd grote vlijt aan de paus Innocentius de 8ste gedaan om de koning te mogen verlossen wat de paus bij zijn bullen beval de aartsbisschop van Keulen om bij censuur van ban etc., te vermanen de wethouders van Gent van Brugge en van Ieper dat ze de koning en al zijn dienaars los en vrij zouden laten gaan binnen zekere termijn van dagen, wat alzo gebeurde. En ondertussen spraken ze met de Roomse koning die gevangen lag om vrede met hen te maken. En daar waren ontboden de 3 staten van de landen om met goede manieren de koning te verlossen en de landen te zetten in goede politie. Wat de heren van de koning en zijn zoon heer Filips die te Mechelen was en hun aanhangers in Holland, Henegouwen en de bisschop van Luik niet vergenoegde want ze verwachtten gauw de keizer met grote heren en volk uit Allemagne om die van Brugge en andere te kastijden. Zo trokken te Brugge nochtans enige van de 3 staten van Brabant en insgelijks kwam de gedeputeerde van Zeeland te Brugge bij de 3 leden van Vlaanderen. En heer Adolf van Kleef, heer van Ravenstein, was hun leider en daar werd zo ver gesproken met de koning dat hij van Vlaanderen een som van veel duizenden als verbetering zou hebben en dat hij van het land Vlaanderen niet meer hebben zou. Maar tot het regiment werden zekere heren geordend totdat de hertog en graaf Filips oud genoeg was. Maar de staten van Brabant wilden de Roomse koning niet voor voogd houden en met veel meer andere punten die schenen tot profijt van het land en de hertog en graaf Filips te dragen. En bij deze conditie werd de koning uitgelaten, maar zijn dienaren bleven voor dat onderhouden van de vrede gevangen. Toen kwam de koning eruit en vergaf dat hem misdaan was en liet een eed verzekeren tot onderhoud van de vrede en insgelijks die drie staten. En het was voorwaarde dat heer Filips van Kleef, de heer van Ravenstein, van wie zijn zoon als gijzelaar gevangen was voor dat onderhouden van de vrede. En alzo ver al die vrede niet onderhouden wordt zo werd hij en de anderen kwijtgescholden van hun eed de koning gedaan. En zo kwamen de gedeputeerden van Leuven, Brussel etc., in de steden en gaven de gemeente de vrede te kennen die daarbij blijven wilden. En dit was de oorsprong van de kwade oorlogen binnen deze landen, de ene stad tegen de andere. En ondertussen zo gaf en provoceerde de bisschop van Keulen als rechter in de plaats van de paus de steden van Gent, Brugge en Ieper met hun aanhangers die in de ban van de paus waren omdat ze de koning met zijn aanhangers niet uitgelaten hadden. En uit deze woorden zeiden veel onwijze lieden dat al diegenen die later koning Maximiliaan weerstonden in de ban van de paus, hoewel dat de ban niet sloeg op de gevangene van de koning. Ook wilden die van Vlaanderen zeggen dat ze verhaast waren en dat ze het binnen de termijn hadden geordineerd. Wat ook later van onze heilige vader de paus bij zijn bullen gedeclareerd werd bij hulp van de koning van Frankrijk waar die van Vlaanderen toentertijd hun toevlucht hadden als hun overste heer want de graaf van Vlaanderen behoort het land van Vlaanderen te leen te ontvangen van de koning van Frankrijk.

Binnen desen middelen tijde quam die keyser af met groten heyre wt Almanien om sinen sone te verlossen ende die iniurie hem ghedaen te wreken. Die roomsche coninc ginc tot sinen here vader te Mechelen hem danckende ende den princen van Almanien vanden arbeyde dye si om sinen wille ghedaen hadden biddende den keyser sinen vader op sijn knien dat hi te vreden wilde sijn van dye van Brugge ouermits den eet die hi hadt gedaen Mer die keyser en wildes niet doen, want enige prelaten seyden dat hi den eet niet houden en moste Aldus versochten die van Ghent heer Philips van Cleue voorscreuen dat hi haer capiteyn sijn wilde, also inden pays te Brugge gesloten was, twelc hi dede Ende hi creech bi practijcken tcasteel ter Sluys ende hi maecte hem sterck oorlogende ter zee ende te lande Ende die graue van Vendomme wt vrancrijck die die grauinne van sint pol getrout hadde hielt hem te Brugge ende meer andere capiteynen wt vrancrijck quamen den vlamingen te hulpe. Ende die keyser ende die duytsche togen met macht in vlaenderen ende lach een wile bi Ghent Ende op een tijt meynde sijn volck binnen Ghent te comen op heylich sacraments dach, maer si faelgeerden Ende int lant geschieden veel rouen, manslachten ende branden ende veel duytsche werden daer verslagen ende verdroncken. Die broeder vanden marcgraue van Baden, beyde dye sonen van den graue van tshoerlre bi diuersen tiden met meer ander bleuen verslagen. Ende op die side vanden vlaminghen werden daer ooc veel verslagen. Daer na togen die keyser ende die coninc weder in Almanien, latende bi hertoghe ende graue Philips tot bewaringe sijnre landen [261r] den vromen hertoge Aelbrecht van Sassen die lange tijt harde oorloge voerde mitten heren ende steden sinen adherenten tegen die ander die den pays te brugge ghemaect onderhouden wouden. Die tot haren hooft hadden den voorseiden here Philips van cleue, die wt crachte van dien payse tot hem track dye van Bruessel, Louen, Thienen ende meer ander cleyn steden, ende die van shertogenbossche stonden neutrael Ende eenige fransche capiteynen quamen oock in Brabant te Bruessele, te Thienen, te Neyuele ende deden grote scade in Brabant, in Henegouwe, in Namen. Ende desghelijcx heere Robrecht van Arenberch here van Hesden, ende heer Eueraert sijns ooms kinderen ioncheere Eueraert ende Robrecht. etcetera. Die heere van Tsanterayn bewaerde dye stadt van Louen die anders in perikele soude geweest hebben Ende in desen orlogen geschieden in beyde siden veel scaden van rouen, branden, dootslagen ende rantsoenen in Vlaenderen, in brabant, in Henegouwe ende Namen Ende het was een scadelike orloge sonder regulatie want die ruters hadden van beyden sijden een compact ghemaect van rantsoen te geuen alleen een pont groot vlaems Ende yeghelijc die wilde mochte so veel husen ende kercken verbranden als hi wilde So werden in diuerschen plecken in vlaenderen ende in brabant veel dorpen ende kercken af gebrant bi cleender orsaken Die ruyter liggende te Bruessele verbranden Vyluorden. Aerschot in brabant wert van hertoge Aelbrecht ghewonnen ende het verbrande metter kercken Die stede van Thienen desgelijcx daer groot goet in geulucht was wert van hem gewonnen, gerooft, ende na gebrantschat Ende doe begonste alte swaerlijck die pestilentie te regneren te bruessele ende men hielt sprake in Brabant metten hertoghe van Sassen om pays te maken. Ende die van Louen ende Bruessel metten anderen cleynen steden maecten pays met hem in des roomsche conincx name betalende ende ghelouende grote somme van penninghen meer dan si wel vermochten Dit geschiede in oost maent int iaer van .lxxxix. Doe wert die sterfte so lanck so meerder Ende want die munte biden voorscreuen quaden iaren allencxkens so hoge clommen was datten gouden gulden dede .ix. schellinc vlaems oft meer so was grote armoede onder die rentiers So wert biden heren vanden houe des princen daer op raet gehouden om af te setten. Ende al wast so dat veel wise lieden goet dochten datmen dye munte ten twee malen af setten soude om tvolc niet te seer te quetsen, so en wilden eenige gheestelike prelaten dat niet ghedogen, sonderlinghe die abt van sine Bertijns dye groot int hof vanden prince was, mer tghelt wert tot eenen male af geset int alder nederste, te weten, den gouden gulden op drie scellingen vlaems Dit geschiede te Breda int iaer .lxxxix.

Dese af settinge vanden ghelde so seer neder dede den lande groter scade dan die voorgaende oorloge, also wijse lieden seyden. Ende daer om duerde dat niet seer lange mer het ghinc twewerf af, ende die abt sterf te Mechelen haestelic Het is dicwil beuonden dat den raet van geestelike lieden ende prelaten, ende sonderlinge dye religiose moniken sijn in materien ende dingen die haren state niet en betamen quaden spoet heeft want god en heeftse daer toe niet geroepen. [261v]

Jtem want midts deser affsettinge vanden ghelde tot Brugge een grote commotie op gestaen was inder gemeynte, so was die graue van Nassouwe gecommitteert om dat te beslichten, ende hi dede daer scarpe iusticie. Ende die van Brugge werden van hem alte swaerlijc geschat, te meer om datse den coninc hadden gehouden, so dat die stede seer verarmt wert

Jtem het wert gemaect dat dye van Vlaenderen ende dye Roomsche coninc hem ouergauen int seggen ende wtsprake vanden coninc van vrancrijck als toecomende brudegom van des roomschen conincx dochter, daer voren af geseyt is Ende hy dede sijn wtpsrake te Tours seer fauorabel voor den roomschen coninc ende tot groten laste vanden lande van Vlaenderen. Ende heer Philips van Cleue en was in desen tractate niet begrepen bliuende opt casteel ter Sluys Mer hi wert namaels belegen vanden hertoge van Sassen dat hi pays maecte ende dat casteel ouergaf

Jnt iaer van .xc. als de here van montfoort ende de andere vanden hoecken tegen die Hollanders vast roue stichten so belach die hertoge van Sassen met machte dat stedeken van Montfort op die costen van Hollant ten versuecke vanden Cabbeliaus Mer ten lesten wert een heymelike pays gemaect ende die hertoge schiet van daer

Jnt iaer van .xci. was een vreeslijcke couden winter so dat die bomen, wijngaerden verurosen, ende die nauolgende somer was seer nat van regene, ende den dieren tijt wert meerder dan te voren

Jnt iaer .xcij. nae dat coninc Fernant van Argoen ende Spaengien met sijnre coninginnen .x. iaren die stede van Granaten belegen hadt, belettende de vitalie so wan hi die stede ende vinck den coninc Ende metten kersten besette hi die stede ende tlant latende ooc enige heydenen leuen onder tribuyt

Ondertussen kwam de keizer af met groot leger uit Allemagne om zijn zoon te verlossen en de belediging hem gedaan te wreken. De Roomse koning ging tot zijn vader te Mechelen en bedankte hem en de prins van Allemagne bewerkte dat hij vanwege hem gedaan had en bad de keizer zijn vader op zijn knien dat hij tevreden wilde zijn van die van Brugge vanwege de eed die hij gedaan had. Maar de keizer wilde het niet doen want enige prelaten zeiden dat hij de eed niet houden moest. Aldus verzochten die van Gent heer Filips van Kleef dat hij hun kapitein wilde zijn alzo in de vrede te Brugge gesloten was, wat hij deed. En hij kreeg bij praktijken het kasteel ter Sluis en hij maakte zich sterk en oorlogende ter zee en te land. En de graaf van Vendome uit Frankrijk die de gravin van Saint-Pol getrouwd had hield zich te Brugge en meer andere kapiteins kwamen uit Frankrijk dn Vlamingen te hulp. En de keizer en die Duitsers trokken met macht in Vlaanderen en lagen een tijdje bij Gent. En op een tijd meende zijn volk binnen Gent te komen op de heilige sacrament dag, maar ze faalden. En in het land gebeurde veel roven, manslacht en brandden en veel Duitsers werden daar verslagen en verdronken. De broeder van de markgraaf van Baden, beide zonen van de graaf van Tshoerlre, in diverse tijden met meer anderen bleven verslagen. En op de zijde van de Vlamingen werden daar ook veel verslagen. Daarna trokken de keizer en de koning weer in Allemagne en liet bij de hertog en graaf Filips tot bewaren zijn landen de dappere hertog Albrecht van Saksen die lange tijd harde oorlog voerde met de heren en steden en hun aanhangers tegen de anderen die de vrede te Brugge gemaakt onderhouden wilden. Die tot hun hoofd hadden heer Filips van Kleef die uit kracht van die vrede tot zich trok die van Brussel, Leuven, Tienen en meer andere kleine steden en die van Hertogenbos stonden neutraal. En enige Franse kapiteins kwamen ook in Brabant te Brussel, te Tienen, te Nijvel en deden grote schade in Brabant, in Henegouwen en in Namen. En desgelijks heer Robrecht van Arenberg, heer van Heusden en de kinderen van zijn oom heer Everaard de jonkheer Everaard en Robrecht., etc. De heer van Tsanterayn bewaarde de stad Leuven die anders in gevaar zou geweest zijn. En in deze oorlogen geschiedde aan beide zijden veel schade van roven, brandden, doodslagen en rantsoeneren in Vlaanderen, in Brabant, in Henegouwen en Namen. En het was een schadelijke oorlog zonder regulatie want de ruiters hadden van beiden zijden een compact gemaakt van rantsoen te geven alleen een pond groot Vlaams. En iedereen die wilde mocht zoveel huizen en kerken verbranden als hij wilde. Zo werden op diverse plekken in Vlaanderen en in Brabant veel dorpen en kerken afgebrand bij kleine oorzaken. De ruiters die te Brugge lagen en te Brussel verbrandden Vilvoorde. Aarschot in Brabant werd van hertog Albrecht gewonnen en verbrandde het met de kerken. De stad Tienen desgelijks daar groot goed in gevlucht was werd van hem gewonnen, geroofd en daarna gebrandschat. En toen begon de aller zwaarste pest te regeren en met hield spraak met de hertog van Saksen in Brabant om vrede te maken. En die van Leuven en Brussel met de andere kleine steden maakten vrede met hem in naam van de Roomse koning en betaalden en beloofden grote som van penningen en meer dan ze konden. Dit geschiedde in augustus in het jaar 1489. Toen werd de sterfte hoe langer hoe meer. En omdat de munt door die kwade jaren zo hoog geklommen was zodat een gouden gulden 9 schelling Vlaams deed of meer zo was grote armoede onder die renteniers. Zo werd bij de heren van het hof der prins daarop raad gehouden te devalueren. En al was het zo dat veel wijzen het goed dacht dat men de munt ten tweede maal zou devalueren om het volk niet te zeer te kwetsen, zo wilden enige geestelijke prelaten dat niet gedogen, vooral de abt van Sint Bertine die groot in de hof van de prins was, maar het geld werd te ene maal gedevalueerd in het allerlaagste, te weten, de gouden gulden op drie schellingen Vlaams. Dit geschiedde te Breda in het jaar 1489.

Deze devaluatie van geld zo laag deed het land grotere schade dan de voorgaande oorlog, alzo wijze lieden zeiden. En daarom duurde dat niet zeer lang, maar het devalueerde tweemaal en toen stierf de abt sterf te Mechelen haastig. Het is vaak bevonden dat de raad van geestelijke lieden en prelaten en vooral de religieuze monniken die in materies en dingen zijn die hun staat niet betamen slechte voorspoed hebben want God heeft ze daartoe niet geroepen.

Item, want vanwege deze devaluatie van geld te Brugge was een grote commotie opgestaan in de gemeente en zo was de graaf van Nassau gecommitteerd om dat te beslechten en hij deed daar scherpe justitie. En die van Brugge werden van hem al zwaar geschat, te meer omdat ze de koning hadden gehouden zodat de stad zeer verarmd werd.

Item, het werd gemaakt dat die van Vlaanderen en de Roomse koning zich overgaven in het zeggen en uitspraak de koning van Frankrijk als toekomende bruidegom van de dochter van de Roomse koning waarvan hiervoor gezegd is. En hij deed zijn uitspraak te Tours zeer gunstig voor de Roomse koning en tot grote last van het land Vlaanderen. En heer Filips van Kleef was in dit traktaat niet begrepen en bleef op het kasteel ter Sluis. Maar hij werd later belegerd van de hertog van Saksen zodat hij vrede maakte en dat kasteel overgaf.

In het jaar 1490 toen de heer van Montfoort en de andere van de Hoekse tegen de Hollanders sterk roofden zo belegerde de hertog van Saksen met macht dat stadje Montfort op de kosten van Holland ten verzoek van de Kabeljauwse. Maar tenslotte werd een heimelijke vrede gemaakt en de hertog scheidde vandaar.

In het jaar 1491 was een vreselijk koude winter zodat de bomen en wijngaarden bevroren en de volgende zomer was zeer nat van regen en de dure tijd werd groter dan tevoren.

In het jaar 1492, nadat koning Ferdinand van Aragon en Spanje met zijn koningin 10 jaren de stad Granada belegerd had en voedsel belette, zo won hij die stad en ving de koning. En met de christenen bezette hij die stad en liet ook enige heidenen leven onder tribuut.

Jtem in Julio sterf paus Jnnocentius de .viij. Ende het wert gecoren paus Sodericus de cardinael van Valentien, een wonderlijc geselle, daer namaels af geseyt sal werden

Na de doot van hertoge Fransoys van Brytanien so bleuen die fransoysen noch orlogende op die hertoginne ende die hertoge van Orliens die was metten Brytoenen Ende daer gheuiel eenen grooten strijdt tot sinte Aubyn daer veele verslagen werden in beyde siden Die engelsche werden al verslagen ouer eenen hoop ende die fransoysen hadden die victorie, daer seere toe halp Jacob galioth die de switsen die die vlucht namen weder dede keeren, wisende hoemen die Britonen weder versubtilen soude, mer heere Jacob wert selue verslagen also hi dat te voren geseit hadde. Daer werden geuangen hertoge Lodewijc van Orliens die namaels coninc wert, die prince van Orengyen des hertoghen van Brytanien neue Ende die hertoge van Orliens sadt lange gheuangen te Bourges inden torre Ende na dat hi lange gheuangen hadt gelegen so vercreech sijn vrou aen den coninc haren broeder met veele beden dat hem wert gracie gedaen ende wert verlost ende wert gemaect gouuerneur van Normandijen ende hadde grote pension Ende hi swoer den coninc ghetrou te sijn af gaende die aliancie vanden coninc [262r] maximiliaen, die welc niet te vreden sijnde dat Artoys metten graefscape van bourgondien in des conincx handen gebleuen was als hem gelooft te huwelike met sijnre dochter Soe begonste hi weder te orlogen in Picardijen om eenige plaetsen in Artoys te crijgen. Ende petijt Salizaert quam subtilic in die stede van Terwane ende hieltse lange Mer namaels als die graue van Nassou ende heere Philips van Cleue ende meer ander getrocken waren om Betuyne te nemen Twelc die here van Cordes vernam ende quam daer tegen ende versloech veel van onse lieden, daer die graue van Nassou geuangen wert ende dye ionge hertoghe van Ghelre So namen die fransoysen weder om Terwane ende behieldent. Ende na die doot van hertoge Fransoys van Britanien als die coninc selue ghereert sijnde van sijnder suster die grauinne van Beaugeu, oorlochde op die hertoginne van brytanien veel plaetsen innemende, want somighe vanden meesten heeren in brytanien goet fransoys waren. Ende dit dede hi op datse geen man sonder sijn consente nemen en soude, ende om haer te dwingen haer leen vanden coninc te ontfangen So sant coninc Maximiliaen bi diuersen tiden ridders ende knechten der hertoginne by heer boudewijn die bastaert van bourgondien die welcke vander hertoghinnen betaelt werden Maer die fransoysen wonnen altijt sommige plaetsen in brytanien ende si beleyden die rijcke stede van Nantes die si op die tijt niet en cregen Want de oude graue van Albert bewaerdese, hopende die hertoghinne te crigen te wiue Soe was die bisschop van Leon in Britanien hem langhe iaren houdende bi coninc maximiliaen ende heere Philips sinen sone daer toe gecommitteert vanden hertoge van Brytanien ouerleden ende daer na van sijnder dochter. Ende bi rade van hem ende anderen om den coninc van Vrancrijck te crencken wert gesloten een vreemt huwelic tusschen coninc Maximiliaen ende die heroginne Ende bi brieuen van procuratie werden van coninc Maximiliaen machtich gemaect heer Wolfgang van polem ende meer andere te samen om de hertoginne te trouwen Die welcke heere van Polem ouer track in Brytanien, ende als procureur van coninck Maximiliaen troude hi die hertoghinne ende dit stont dus lange tijt Mer die fransoysen cregen die voorseyde stede van nantes op geuen vanden graue van albrecht ende al lanck so meer werden si stercker Als dit aenmercte die ionge hertoginne haer houdende te Renes, ende si by na al omringet wert cleyn hulpe hebbende Ende so moste si tractaet maken metten coninc van vrancrijck, te weten dat de coninc van vrancrijck tlant soude behouden bi middele van .C.M. ponden tournoysen tsiaers, ende dan te betalen die soudije van haren ruteren die onbetaelt waren. Ende hi gaf haer geleye door vrancrijck te reysen totten coninc Maximiliaen haren bruydegom Maer eer dat geschiede so warender ander makelaers tusschen beyden gaende, so dat daer een huwelic tusschen den coninc van vrancrijck wert ende die hertoginne, twelc also geschiede dat de coninc haer troude Ende in die stadt van Tours so wertter grote feeste af gehouden. Ende die coninc liet vrou Margriet van Oostenrijck sijn eerste out sijnde .xi. iaren, weder keeren tot haren heer va- [262v] der ende broeder costelic begaeft van gelde ende van iuwelen, hem excuserende bi sine Ambassade, dat niet georloft en was ionffrouwe Margriet te nemen te wijue tegen haers vaders wille die altijt tegen hem oorloge sochte Mits welcken huwelike vander hertoginnen van Brytanien grote murmuratie was in desen lande van alle den volcke ende ooc int lant van vrancrijck Mer het wert beuonden dat die procuratie vanden here van Polem voorscreuen gebreck hadde ende niet sufficiant en was. Oock seyde men dat coninck Maximiliaen van sijne moeder wegen die een dochter van Portegale was ten derden lede bestont der hertoghinne van brytanien van haerder wegen dye een dochtere van Foys was, want en had daer ghene letsel was geweest so en hadde coninc maximiliaen geen ander vrouw en mogen trouwen. ende namaels so nam hi te wiue die dochter van Mylanen.

Jtem keyser Frederick die .iij. sterff ende wert hoochlic begrauen tot Wyene in Oostenrijck ende so quam die roomsche coninc in die possessie vanden keyserike ende van sijn vaders landen Mer veel meer creech hi bi die doot van hertoge Segemont van Oostenrijck sijn neue als gherecht erfghename

Item, in juli stierf paus Innocentius de 7se. En er werd gekozen paus Rodrigo, de kardinaal van Valencia, een wonderlijke gezel waar later van gezegd zal worden.

Na de dood van hertog Frans van Bretagne zo bleven de Fransen noch oorlogen op de hertogin en de hertog van Orleans die met die van Bretagne waren. En daar gebeurde een grote strijd te Sint Aubin waar velen verslagen werden aan beide zijden. De Engelsen werden allen verslagen op een hoop en de Fransen hadden de victorie waar zeer toe hield Jacob Galioth die de Zwitsers die die vlucht namen terug liet keren en wees hen hoe men die van Bretagne verschalken zou, maar heer Jacob werd zelf verslagen alzo hij dat tevoren gezegd had. Daar werden gevangen hertog Lodewijk van Orleans die later koning werd, de prins van Oranje, de neef van de hertog van Bretagne. De hertog van Orleans zat lang gevangen te Bourges in de toren. En nadat hij lang gevangen had gelegen zo verkreeg zijn vrouw aan haar broer de koning met vele bidden dat hem gratie werd gedaan en werd verlost en gouverneur gemaakt van Normandi en had groot pensioen. En hij zwoer de koning trouw te zijn en ging af van de alliantie met koning Maximiliaan die niet tevreden was dat Artois met het graafschap van Bourgondië in de handen van de koning gebleven was zoals hem beloofd was door te huwen met zijn dochter. Zo begon hij weer te oorlogen in Picardi om enige plaatsen in Artois te krijgen. En petit Salizaert kwam subtiel in de stad Terwaan en hield het lang. Maar later toen de graaf van Nassau en heer Filips van Kleef en meer anderen getrokken waren om Bethune in te nemen. Wat de heer van Cordes vernam en kwam daartegen en versloeg veel van onze lieden waar de graaf van Nassau gevangen werd en de jonge hertog van Gelre. Zo namen de Fransen wederom Terwaan en behielden het. En na de dood van hertog Frans van Bretagne toen de koning zelf geregeerd werd van zijn zuster, de gravin van Beaujeu, oorloogde op de hertogin van Bretagne en nam veel plaatsen in want sommige van de grootse heren in Bretagne waren goede Fransen. En dit deed hij opdat ze geen man zonder zijn toestemming nemen zouden en om haar te dwingen haar leen van de koning te ontvangen. Zo zond koning Maximiliaan op diverse tijden ridders en knechten de hertogin bij heer Boudewijn, de bastaard van Bourgondi, die van de hertogin betaald werden. Maar de Fransen wonnen altijd sommige plaatsen in Bretagne en ze belegerden de rijk stad Nantes die ze op die tijd niet kregen. Want de oude graaf van Albert beschermde het en hoopte de hertogin tot wijf te krijgen. Zo onthield zich de bisschop van Leon in Bretagne lange jaren bij koning Maximiliaan en zijn zoon heer Filips daartoe gecommitteerd van de overleden hertog van Bretagne en daarna van zijn dochter. En bij raad van hem en anderen om de koning van Frankrijk te krenken werd een vreemd huwelijk gesloten tussen koning Maximiliaan en de hertogin. En bij brieven van procuratie werden van koning Maximiliaan gemachtigd heer Wolfgang van Polem en meer andere tezamen om de hertogin te trouwen. Die heer van Polem trok over en Bretagne en als procureur van koning Maximiliaan trouwde hij de hertogin en dit stond dus lange tijd. Maar de Fransen kregen de stad Nantes opgegeven van de graaf Albrecht en hoe langer hoe meer werden ze sterker. Toen dit merkte de jonge hertogin die zich in Rennes onthield en bijna omringd was en weinig hulp had en zo moest ze een traktaat maken met de koning van Frankrijk, te weten dat de koning van Frankrijk het land zou behouden bij middel van 100 000 ponden tournoisen per jaar en dan te betalen de soldij van haar ruiters die niet betaald waren. En hij gaf haar geleide door Frankrijk te reizen naar koning Maximiliaan, haar bruidegom. Maar eer dat geschiedde zo gingen andere makelaars tussen beide zodat daar een huwelijk tussen de koning van Frankrijk werd en de hertogin, wat alzo geschiedde dat de koning haar trouwde. En in de stad Tours zo werd er groot feest van gehouden. En de koning liet vrouw Margaretha van Oostenrijk, zijn eerste die 11 jaar oud was, terug keren tot haar vader en broeder kostbaar begaafd met geld en juwelen en excuserende hem bij zijn ambassadeur dat het niet geoorloofd en was jonkvrouw Margaretha tot wijf te nemen tegen de wil van haar vader die altijd oorlog tegen hem zocht. Mits welk huwelijk van de hertogin van Bretagne groot gemompel was van al het volk en ook in Frankrijk. Maar het werd bevonden dat de volmacht van de heer van Polem gebrek had en niet voldoende was. Ook zei men dat koning Maximiliaan vanwege zijn moeder, die een dochter van Portugal was ten derde lid, die de hertogin van Bretagne bestond omdat ze een dochtere van Foys was, want was daar geen beletsel geweest zo had koning Maximiliaan geen andere vrouw mogen trouwen en later zo nam hij tot wijf de dochter van Melanen.

Item, keizer Frederik de 3de stierf en werd hoog begraven te Wenen in Oostenrijk en zo kwam de Roomse koning in het bezit van het keizerrijk en van de landen van zijn vader. Maar veel kreeg hij bij de dood van zijn neef hertog Sigismund van Oostenrijk als rechte erfgenaam.

Jtem coninc Henrick van engelant om den Engelschen te belieuen ende grote scattinge van hem te crigen, opstelde een groot armeye om te comen op den coninc van Vrancrijck ende opt lant van Normandijen, ende hi quam metten Engelschen voor Bonen die hi scheen te willen bestormen want hi dedese met bussen beschieten Mer bi middele vanden heere van Cordes die des conincx van vrancrijck stadthouder was in Pycardijen so wert die oorloge bi tractaten neder gheleyt midts een grote somme van penningen voor die costen des conincx van Engelant bi terminen te betalen So track coninc Henric weder in Engelant. Ter stont daer na wert Atrecht heymelic gewonnen bi den here van Foret ende anderen, want si die slotele vanden clinckette in dye poorte van Atrecht subtilick hadden doen conterfeyten. Ende die capiteyn Carcaluent dyt van des conincx van Vrancrijck wegen die stede te bewaren had wert op sijn bedde liggende geuangen Ende in de stede werden duytsche knechten in ghelaten om die te bewaren. Om den welcken haer soudije te betalen so was in vlaenderen geconsenteert een grote somme van penningen te heffene Maer eenige heeren ghecregen die in haer handen ende die ruyters en werden niet betaelt. Doe begonsten si dye borghers te berouen als vianden Ende den bisscop van Atrecht hielden si gheuangen, hem af scattende by dreyghen een somme van duysenden, al was hi nochtans goet Bourgoensch Ja si worden also boos dat si die kercken al daer beroofden. Daer na destrueerden si dat casteel op die groten merct dat coninc Lodewijc hadde om die van Atrecht te bedwingen hadde doen maken Oock cregen si dye Cite dat is des bisdoms stede van Atrecht daer bi staende, die den coninc toebehoorde. Ende die fortresse die coninc Lodewijc hadde doen maken teghen die ander stede die destrueerden si oock te gronde, ende veel ander fortsen deden si. etcetera. [263r]

Item, koning Hendrik van Engeland om de Engelsen te believen en grote schatting van hen te krijgen stelde een groot leger om op de koning van Frankrijk te komen en op Normandi en hij kwam met de Engelsen voor Boulogne-sur-Mer die hij scheen te willen bestormen want hij liet het met bussen beschieten. Maar door toedoen van de heer Cordes, die de stadhouder van de koning Frankrijk was in Picardi, zo werd de oorlog bij traktaat neergelegd mits een grote som penningen voor de kosten van de koning van Engeland bij termijnen te betalen. Zo trok koning Hendrik weer in Engeland. Terstond daarna werd Atrecht heimelijk gewonnen bij de heer van Foret en anderen, want ze hadden de sleutel van het kleine poortje in de poort van Atrecht subtiel laten maken. En kapitein Carcaluent die het vanwege de koning van Frankrijk de stad te bewaren had werd liggend op zijn bed gevangen. En in de stad werden Duitse knechten ingelaten om die te bewaren. En om diens soldij te betalen zo was in Vlaanderen toegezegd een grote som van penningen te heffen. Maar enige heren kregen dat in hun handen en de ruiters werden niet betaald. Toen begonnen ze de burgers te beroven als vijanden. En de bisschop van Atrecht hielden ze gevangen en schatten hem af bij dreigen een som van duizenden, al was hij nochtans een goede Bourgondir. Ja, ze werden alzo dat ze de kerken aldaar beroofden. Daarna vernielde ze het kasteel op de grote markt dat koning Lodewijk had om die van Atrecht te bedwingen had laten maken. Ook kregen de Cite, dat is het bisdom stad van Atrecht, die daarbij stond die de koning toebehoorde. En het fort die koning Lodewijk had laten tegen de andere steden die vernielden ze ook te gronde en veel andere forten deden ze, etc.



Hoe Karel van Gelre wt Vrancrijc quam int lant van Gelre

INt selue iaer van .xcij. is Kaerle van Ghelre int lant van gelre gecomen dye lange tijt geuangen hadde geweest in vrancrijcke, ende na sijns vaders doot hertoge Adolfs ende dat hi geuangen worde [nye] inden lande hadde geweest Ende dit geschiede bi toe doen van enige vrienden die hi omtrent ende int landt van gelre hadde, die hem om een somme van penningen cochten ende wt Vrancrijck haelden, dair de principale af was die graue Vincent van Meurs ende van zarwerden met sine hulperen, die sijn eygen soon daer voor te pande sette in ostagie ende daer in sterf. Ende wert met groter macht van volck van fransoysen ende andere door tlant van Ludic int lant van gelre gebracht, ende wert in allen steden gehult ende ontfangen voor een lantsheer ende hertoge van Gelre ende graue van Zutphen

Corts hier na tooch die roomsche coninc met groter macht int lant van gelre ende beleyde die stede van Romont, in meninge die met cracht te winnen mer het wert gedadinct Daer na ghinc hi leggen voor Nimmagen, mer also dye stadt wel voorsien was van soudenieren te voet ende te paerde, so quamen si bi wilen wt ende sloegen den coninc groot volck af. Ten lesten heeft die coninc op gebroken, ende is getogen tot eenre groter dachuaert die tot Worms gehouden wert.

Corts hier na quam Karel van Gelre weder om wt Lottringen, also hi daer geweken was om des roomsche conincx willen, ende quam nv biden coninc ouermits grote bede vander coninginne in brabant Ende hem wert toe geseyt vanden coninc waert sake dat hi bewisen conde dat hi een recht geboren hertoge van Ghelre ware hi soude des genieten Ende die wtspraeck daer van wert geset in handen vanden .iiij. kuervorsten vanden Rijne. Doe nv den dach quam die tot mastricht gehouden wert, wert daer wt geroepen dat hi dat lant met recht niet behouden en mochte, als ooc sijn vooruaderen gedaen hadden Want na dien dat die stamme van gelre met hertoge Reynolt begrauen ware met helm ende met schilt Jnt iaer M.CCCC. ende .xxiij. ende sijn oude vader Aernt ende sijn vader Adolf dat lant van Gelre vanden keyser te leene niet ontfangen hadden, maer hadden dat versuymt ende veracht, ende hadden ouer die .L. iaeren der keyserliker maiesteyt rebel geweest Daer om wert daer pronunceert ende wt gesproken dat die voorscreuen here Karel soude voort aen genoemt werden heer Kaerle van Egmont ende niet van Ghelre. Ende hoe wel dese wtsprake aldus geschiet was, so bleef hi nochtans int lant ende wert genoemt hertoge van Gelre,ende hi met sijn steden verdreuen die ruteren ende knechten dye van des roomsche conincx wegen daer inne lagen [263v]

Hoe Karel van Gelre uit Frankrijk in het land Gelre kwam.

In hetzelfde jaar 1492 is Karel van Gelre in het land Gelre gekomen die lange tijd gevangen was geweest in Frankrijk en na de dood van zijn vader Adolf en dat hij gevangen was niet in het land was geweest. En dit geschiedde bij toedoen van enige vrienden die hij omtrent en in het land van Gelre had die hem om een som van penningen kochten en uit Frankrijk haalden waar de belangrijkste van was graaf Vincent van Meurs en van Herwerden met zijn helpers die zijn eigen zoon daar te pand voor zette als gijzelaar en daarin stierf. En werd met grote macht van volk van Fransen door het land van Luik in het land Gelre gebracht en werd in alle steden gehuldigd en ontvangen voor een landsheer en hertog van Gelre en graaf van Zutphen.

Kort hierna trok de Roomse koning met grote macht in het land van Gelre en belegerde de stad Roermond met de bedoeling om die met kracht te winnen, maar het werd gedaagd. Daarna ging hij voor Nijmegen liggen, maar alzo de stad goed voorzien was van soldaten te voet en te paard zo kwamen ze soms uit en sloegen de koning groot volk af. Tenslotte is de koning op gebroken en is getrokken tot een grote rechtszitting die te Worms gehouden werd.

Gauw hierna Karel van Gelre wederom uit Lotharingen alzo hij daar geweken was vanwege de koning en kwam nu bij de koning vanwege sterk bidden van de koningin in Brabant. En hem werd toegezegd van de koning was het zaak dat hij bewijzen kon dat hij een recht geboren hertog van Gelre was zou hij dat genieten. En de uitspraak daarvan werd in de handen van 4 keurvorsten van de Rijn gezet. Toen nu de dag kwam die te Maastricht gehouden werd, werd daar uitgeroepen dat hij dat land niet met recht behouden mocht, als ook zijn voorvaders gedaan hadden. Want na dien dat de stam van Gelre met hertog Reinoud begraven was met helm en met schild in het jaar 1423 en zijn grootvader Arnold en zijn vader Adolf dat land van Gelre niet van de keizer te leen ontvangen hadden, maar hadden dat verzuimd en veracht en waren meer dan 50 jaren de keizerlijke majesteit rebellerend geweest. Daarom werd daar beslist en uitgesproken dat de heer Karel zou voortaan genoemd worden Karel van Egmond en niet van Gelre. En hoewel deze uitspraak aldus geschied was zo bleef hij nochtans in het land en werd hertog van Gelre genoemd en hij met zijn steden verdreven de ruiters en knechten die vanwege de Roomse koning daarin lagen.



Dat .lxvij. capittel Vanden aertshertoghe Philips van Oostenrijck, ende hoe hi tweeweruen reysde in Spaengien Ende hoe hi coninc van Spaengien wert

MAximiliaen die keyser als hi lange absent geweest hadde van desen landen so quam hi neder met sijnder nyeuwer huysurouwen des hertogen dochter van Melanen, eerst in Brabant met grooten state van princen prelaten ende edelen Ende hertoge philips sijn sone, mit vrouwe margriete sijnder suster reysden haren vader int gemoete tot Maestricht, daer nae quamen si met alle den state tot Louen. Als si nv te Louen ghecomen waren so was daer groote ghereetscap ghemaket om hem met eeren te ontfanghen Ende doe wert hertoge Philips ontfangen ende ghehult met groter feesten ende blijtscappen hertoghe van Brabant, oudt sijnde .xvi. iaren, ende daer na ooc in Vlaenderen ende ooc desgelijcx in anderen landen, als in Henegouwe, Hollant Zeelant. etcetera. ende in die steden van sinen landen. Dit geschiede in ons heren iaer M.CCCC.xciij. [264r]

Jtem na dat lange oorloge geweest hadde in Pycardien ende ooc ter zee, daer dye Hollanders ende Zeelanders grote scade bi namen. Ende ooc bleef den dieren tijt vanden koorne in desen landen geduerende, want men wt vrancrijcke gheen koren in desen landen bringen en mochte. So wert te Senlis in Vrancrijcke gemaect een vergaderinge van gedeputeerden in beyde sijden. Ende na lange sprake wert daer eenen pays gemaect, daer onder veel ander puncten ghesloten was, dat soe wanneer hertoge Philips den coninc homagie doen soude van te leene ontfangende Vlaenderen, Artoys, ende Charloys. etcetera. dan soude hem dye coninck weder ouer gheuen die steden van Arien, Betuynen, Hesdijn. Ende als van tshertochdom van Bourgondien ende onder gheschillen in beyde sijden en soude men met ghenen wapenen mogen versuecken, anders dan bi wegen van iusticien oft van vrientschappen. Desen pays wert besworen in beyde sijden, ende daer worden veel coninghen, princen, ende andere heeren in begrepen. etcetera.

Dat 67ste kapittel. Van de aartshertog Filips van Oostenrijk en hoe hij tweemaal reisde in Spanje. En hoe hij koning van Spanje gemaakt werd.

Maximiliaan de keizer toen hij lang absent was geweest van deze landen zo kwam hij hier met zijn nieuwe huisvrouw, de dochter van de hertog van Melanen, eerst in Brabant met grote staat van prinsen, prelaten en edelen. En zijn zoon hertog Filips met vrouwe Margaretha, zijn zuster, reisden hun vader tegemoet in Maastricht, daarna kwamen ze met de hele staat te Leuven. Toen ze nu te Leuven gekomen waren zo was daar groot gereedschap gemaakt om hen met eer te ontvangen. En toen werd hertog Filips ontvangen en gehuldigd met grote feesten en blijdschap en hertog van Brabant die 16 jaar oud was en daarna ook in Vlaanderen en ook desgelijks in andere landen als in Henegouwen, Holland, Zeeland, etc., en in de steden van zijn landen. Dit geschiedde in ons heren jaar 1493.

Item, nadat lange oorlog geweest was in Picardi en ook ter zee waar de Hollanders en Zeelanders grote schade bij namen. En ook bleef de dure tijd van koren in deze landen duren omdat men uit Frankrijk geen koren in deze landen brengen mocht. Zo werd te Senlis in Frankrijk een vergadering gemaakte van gedeputeerden van beide zijden. En na lange woorden werd daar een vrede gemaakt waaronder vele andere punten besloten was dat zo wanneer hertog Filips de koning hommage doen zou van te leen ontvangen Vlaanderen, Artois, en Charlois etc., dan zou hem de koning weer overgeven de steden van Arien, Bethune, Hesdin. En als van het hertogdom van Bourgondië en onder geschillen in beide zijden zou men geen wapens mogen verzoeken, anders dan bij weg van justitie of van vriendschap. Deze vrede werd gezworen aan beide zijden en daar waren veel koningen, prinsen en andere heren in begrepen, etc.

Hoe coninc Karel van Vrancrijck selue in persone conquesteerde dat conincrijck van napels

WAnt die ionge coninc Karel inden sin begrepen hadde dat conincrijck van napels te conquesteren als hem opgedragen van coninc Reinier sinen ouden oom die recht coninc van Napels ende Secilien was. Als daer toe ooc verwect ende ghebeden van den paus Alexander ende heer Lodewijc van Mylanen die momboor was vanden iongen hertoge van mylanen So dacht hi vele pays te maken metten coninc ende coninghinne van Spaengien ende Arrogon ende gaf hem ouer dat lant Roussillon Perpinianen. etcetera. dat hi ende sijn vader langhe ghehouden hadden voor veel dusent cronen, die hi der coninghinnen liberalic schanck meynende eewigen pays met hem lieden te maken, mer het quam daer na al anders. Die coninc track doe tot Lyons ende hi versandt sijn volck daer wel .x.M. Switsen mede waren, ende hi volchde met groter macht door tgeberchte van Sauoyen ende quam in pyemont tot vercelles, daer heer Lodewijc van Mylanen tot hem quam. Dair na wert hi seer feestelijc ontfangen tot Pysen tot Florencen ende ter Seynen, ende die hertoge van Orliens bleef leggen in Pyemont in sijn landt van Ast. Ende want die paus Alexander corts pays gemaect hadde met coninc Alfonso van Napels die lange die Roomsche kercke gepersequeert hadde, so was den paeus berouwen dat hi den coninc van vrancrijck gheroepen hadde Ende daer om wert ontboden te Rome dye hertoge van Calabren coninck Alfonsus sone noch ionck sijnde teghen den coninck van Vrancrijck Maer hi te Rome sijnde met groter macht verstont dat die coninc Rome nakende was ende dat die romeynen ghesint waren die Fransoysen inne te laten, so vloot hi wt Rome Ende inden iare M cccc.xciiij. opten iaers auont quam die coninc binnen Romen ende dede daer scarpe iusticie. Ende het wert ghemaect dat hem dye paus minlijck ende vrientlijck ontfinck Ende hi maec- [264v] te tot sijnder begheerten .iij. Cardinalen Ende bi sekere condicien gaf hi in des conincx handen des groten turcx broeder, den hi daer te voren in Vrancrijcke sijnde vanden groten meestere van Rodes ontfangen hadde ende den paus Jnnocentius ghesonden hadde Ende desen turck begeerde de coninc te hebben, om daer mede alst tijt ware op den groten Turck te trecken, want sijn lant dat hi vanden kerstenen ghewonnen heeft streckende is aent lant van Napels, Maer wt nijde werdt hi van eenighen vergheuen met subtilen venijne, dat niet en wrachte voor dat die coninc te napels was ende daer sterf die Turck, ende men seyde dat des paus sone die doen cardinael was dat hadde laten doen. Aldus schiet coninc Karel van den paus ende track met sijnen volcke na Napels door de campanie Ende hi wert ontfangen tot Aquila, maer die stede tot sint Germayn die haer opposeerde wan hi met assaute. Als coninc Alfonse van napels dat vernam die een quaet tyran was, ende van sijn volck seer ghehaet so vloot hi in Sicilien daer hi sterf Ende die hertoge van Calabren sijn sone vloot dair na ooc ende leefde ooc niet lange So wert coninc karel met groter blijtscap vanden volcke binnen die machtige stede van Napels ontfangen Ende hi creech ooc die stercke castelen daer aen staende dye onwinlijck sijn. Ende hi mineerden die sware tributen daer si mede bedruct waren vanden coninc Alfonse. Daer na creech hi Poellien Calabren ende Lucanien

Desen voorspoet van coninc Karel mishaghede seer sijnen heymelijcken vianden, sonderlinge den paus Alexander metten Venetianen, metten roomschen coninc ende den coninc van Spaengien ende heer Lodewijc voocht van Mylanen, dye maecten een verbont tegen den coninc van vrancrijck te samen die te voren meestdeel vrienden scheenen Ende die passagien in Jtalien ende lombardien werden den Fransoysen gesloten Doe was dye hertoghe van Orliens ghetrocken int lant van Mylanen als rechte erfghename vanden lande van sijnder grootmoeder wegen, ende hi quam in dye stadt Nouarre. Daerin sijnde wert hi belegen van heer Lodewijc van Mylanen, daer hi met sinen volcke groot gebreck van vitalien leet.

Dese dingen aldus staende so versach coninc Karel die stercke plaetsen van den lande met garnisoene ende capiteynen Ende hi ordineerde heere Gylbert van Bourbon graue van Mompensier sinen stadthouder int landt ende hy track met sinen anderen volck na Rome ende dede die poorten sluyten. Mer die romeynen lieten den coninc in comen ende hi gaf die steden weder om ouer der kercken die hi vanden paus ontfangen had, wtgenomen Ostien dat hi vanden cardinael van Ostien Julianus dye paus namaels wert ontfangen hadde. Als hi dan wt Rome getrocken was soe sandt hi bi rade des seluen cardinaels die sijn vrient was sinen oom here Philips van Sauoyen graue van Bresse met .vi.M. man om te Genues ontfangen te werden, twelck also niet en quam. Daer na quam die coninc totter Seynen ende van daer tot Fornouen by Permen int lant van Mylanen Ende doen verstont hi dat dye Venechianen met haren ghesellen sinen wech hadden belegen wel sterck sijnde .L.M. mannen [265r]

Ende de coninck en hadde doe ter tijt maer .viij.M. mannen die wtgelesen waren vanden besten, maer si waren seer vermoeyet ende onuersien van vytalien So wilde die coninc sijn vianden haestelijck bespringhen, want al was hi cleen, nochtans so was hi seer grootmoedich ende vroom. Ende eerst sijn vyanden met serpentinen beschietende so sloech hi met sijn volcke daer op Daer waren omtrent vijf dusent ytalianen ende Lombarden verslaghen met veel merquisen ende edelen sonder yemant gheuanghen te nemen. Dye coninck was nochtans in perikele, en hadde die bastaert van Bourbon ghedaen die hem beschutte, want hi al gewapent was ghelijck die coninc ende hi wert gheuangen wanende die vyanden datse den coninc hadden Ende also doorbrack dye coninc passerende door een cleyn riuiere met sinen volcke ende quam tot Ast in Pyemondt. Jn die voorseyde battalie en werden niet veel Fransoysen verslagen, mer die coninc verloos veel bagagien ende iuwelen. Doe was heer Lodewijc van Mylanen seer veruaert beduchtende dat die coninc te Nouarre comen soude om den hertoghe van Orliens te verlossen die aldaer beleghen was, ende hi maecte tractaet metten coninc ende die hertoge wert verlost Ende want dye ionge hertoge van Mylanen ghestoruen was bi verghiffenisse oft anders so maecte heer Lodewijck sijn oom hem seluen hertoghe die dat volck seer bescatte met tributen ende tallien so dat hi seer verhaet was

Hoe koning Karel van Frankrijk zelf in persoon dat koninkrijk van Napels veroverde.

Omdat de jonge koning Karel in de zin begrepen had dat koninkrijk van Napels te veroveren zoals hem opgedragen van koning Reinier, zijn oudoom, die rechte koning van Napels en Sicili was. Als daartoe ook opgewekt en gebeden van paus Alexander en heer Lodewijk van Milaan die voogd was van de jonge hertog van Milaan. Zo dacht hij veel vrede te maken met de koning en koning van Spanje en Aragon en gaf hem over dat land Roussillon, Perpignan, etc., dat hij en zijn vader lang gehouden hadden voor veel duizend kronen die hij de koningin liberaal schonk en meende eeuwige vrede met hen te maken, maar het kwam daarna geheel anders. De koning trok toen naar Lyons en hij zond zijn volk waar wel 10 000 Zwitsers in waren en hij volgde met grote macht door het gebergte van Savoie en kwam in Pimont tot Versailles waar heer Lodewijk van Milaan naar hem kwam. Daarna werd hij zeer feestelijk ontvangen te Pisa en Florence en te Taro en de hertog van Orleans bleef liggen in Pimont in zijn land van Ast. En omdat paus Alexander net vrede gemaakt had met koning Alfons van Napels die lang de Roomse kerk gepijnigd had zo berouwde het de paus dat hij de koning van Frankrijk geroepen had. En daarom werd ontboden te Rome de hertog van Calabri de zoon van koning Alfons, die noch ene jong kind was, tegen de koning van Frankrijk. Maar hij was te Rome met grote macht en verstond dat de koning Rome aankwam en dat de Romeinen gezind waren de Fransen in te laten zo vloog hij uit Rome. En in het jaar 1494 op Nieuwjaarsavond kwam de koning binnen Rome en deed daar scherpe justitie. En het werd gemaakt dat de paus hem minnelijk en vriendelijk ontving. En hij maakte tot zijn begeren 3 kardinalen. En bij zekere conditiën gaf hij inde handen van de koning de broeder van de grote Turk die hij daar tevoren toen hij in Frankrijk was van de grote meester van Rhodes ontvangen had en de paus Innocentius gezonden had. En deze Turk begeerde de koning te hebben om daarmee als het tijd was op de grote Turk te trekken want zijn land dat hij van de christenen gewonnen had strekte tot het land van Napels. Maar uit nijd werd hij van enige vergeven met subtiel venijn dat niet wrocht voordat de koning te Napels was en daar stierf de Turk en men zei dat de zoon van de paus die toen kardinaal was dat had laten doen. Aldus scheidde koning Karel van de paus en trok met zijn volk naar Napels door Campania. En hij werd ontvangen te Aquila, maar de stad Saint-Germain die zich ertegen stelde won hij met aanval. Toen koning Alfons van Napels dat vernam die een kwade tiran was en van zijn volk zeer gehaat zo vloog hij in Sicili waar hij stierf. En zijn zoon de hertog van Calabri vloog daarna ook en leefde ook niet lang. Zo werd koning Karel met grote blijdschap van het volk binnen de machtige stad Napels ontvangen. En hij kreeg ook de sterke kastelen die daarbij stonden die onoverwinnelijk waren. En hij verminderde de zware tributen waar ze mee bedrukt waren van koning Alfons. Daarna kreeg hij Apulië, Calabrië en Luciano. Deze voorspoed van koning Karel mishaagde zeer zijn heimelijke vijanden en vooral paus Alexander met de Venetianen, met de Roomse koning en de koning van Spanje en heer Lodewijk, voogd van Milaan, die maakten tezamen een verbond tegen de koning van Frankrijk die tevoren meestal vrienden schenen. En de passages in Italië en Lombardije werden de Fransen gesloten. Toen trok de hertog van Orleans in het land van Milaan als rechte erfgenaam van het land vanwege zijn grootmoeder en hij kwam in de stad Novara. Daarin werd hij belegerd van heer Lodewijk van Milaan waar hij met zijn volk groot gebrek van voedsel leed.

Toen dit aldus zo stond zo voorzag koning Karel de sterke plaatsen van het land met garnizoenen en kapiteins. En hij ordineerde heer Gilbert van Bourbon, graaf van Montpellier, zijn stadhouder in het land, en hij trok met zijn andere volk naar Rome en liet de poorten sluiten. Maar de Romeinen lieten de koning in komen en hij gaf die steden wederom over de kerk die hij van de paus ontvangen had, uitgezonderd Ostia dat hij van de kardinaal van Ostia Julianus die later paus werd ontvangen had. Toen hij uit Rome vertrokken was zo zond hij bij raad van die kardinaal die zijn vriend was zijn oom heer Filips van Savoie, graaf van Bresse, met 600 man om te Genua ontvangen te worden, wat alzo niet kwam. Daarna kwam de koning tot de Taro en vandaar tot Fornovo bij Parma in het land van Milaan. En toen verstond hij dat de Venetianen met hun gezellen zijn weg hadden belegerd en wel sterk met 50 000 mannen.

En de koning had toentertijd maar 800 uitgelezen mannen van de besten, maar ze waren zeer vermoeid en niet voorzien van voedsel. Zo wilde die koning zijn vijanden haastig bespringen, want al was hij klein, nochtans zo was hij zeer grootmoedig en dapper. En eerst beschoot hij zijn vijanden met kleine kanonnen en toen sloeg hij met zijn volk daarop. Daar waren omtrent vijf duizend Italianen en van Lombardije verslagen met veel markiezen en edelen zonder iemand gevangen te nemen. De koning was nochtans in gevaar had de bastaard van Bourbon niet gedaan die hem behoedde want hij was geheel gewapend gelijk de koning en hij werd gevangen en de vijand waande dat ze de koning hadden. En alzo brak de koning door en passeerde door een klein riviertje met zijn volk en kwam te Ast in Pimont. In die slag werden niet veel Fransen verslagen, maar de koning verloor veel bagage en juwelen. Toen was heer Lodewijk van Milaan zeer bang en vreesde dat de koning te Navarra komen zou om de hertog van Orleans te verlossen die daar belegerd was en hij maakte een traktaat met de koning en de hertog werd verlost. En omdat de jonge hertog van Milaan gestorven was door vergeven of anders zo maakte zijn oom heer Lodewijk zichzelf hertog die dat volk zeer brandschatte met tributen en Itali zodat hij zeer gehaat was.

Jtem als coninc Kaerle langhe tijt in Pyemont gelegen hadde so quam hi in vrancrijcke tot sinte Dyonijs ende van daer tot Amboyse. Corts daer na verstont die coninck dat Napels hem af ghegaen was, ende dat dye graue van Mompensier ghestoruen was, ende dander cpaiteynen quamen weder totten coninc in Vrancrijck. Coninc Kaerle sijnde tot Amboyse met sijnder coninginne omtrent Palm dach, ende siende caetsen in sijn hoff wert bestaen met haestiger siecten, want sijn natuerlijcke vochtheden comsumeert waren ouermidts onghetemperde onsuuerheyt, dat hem alle sijn leden besweken ende starf binnen vijf oft ses vren daer nae oudt sijnde .xxvi. iaer Jnden iare ons heeren M.CCCC.xcvij. Ende corts daer na wert sijn lichaem door parijs ghebracht tot sinte Dyonijs met ontsprekelijcken pompen ende costelijken state gheestelijck ende weerlijck tot .vij.M. personen toe, ende CCCC. arme mannen met rouwe clederen droegen iiij.C. tortsen van Amboyse tot sinte Dyonijs, twelc is bi na .lx. mijlen, daer hi begrauen wert met grooter droefheit vanden volcke, want hi was seer gemint midts sijn vromicheyt, goedertierenheyt ende miltheyt. Dit voorseyt is die continuacie vander reisen conincx Karels in Napels tot sijnder afliuicheyt

Item, toen koning Karel lange tijd in Pimont gelegen had zo kwam hij in Frankrijk tot Saint- Dionysus en vandaar naar Amboise. Gauw daarna verstond de koning dat Napels hem afgegaan was en dat de graaf van Montpellier gestorven was en de andere kapiteins kwamen weer bij de koning in Frankrijk. Koning Karel was te Amboise met zijn koningin omtrent Palm dag en zag dat kaatsen in zijn hof en werd bestaan met een haastige ziekte want zijn natuurlijke vochtigheden waren geconsumeerd vanwege ongetemperde onzuiverheid zodat hem al zijn leden bezweken en stierf binnen vijf of zes uren daarna in de ouderdom van 26 jaar in het jaar ons heren 1497. En gauw daarna werd zijn lichaam naar Parijs gebracht te Saint-Dionysus met onuitsprekelijke pomperij en kostbare staat van geestelijk en wereldlijk tot 7000 personen toe en vier honderd arme mannen met rouwkleren droegen 400 toortsen van Amboise tot Sant Dionysus wat bijna 60 mijlen is waar hij begraven werd met grote droefheid van het volk want hij was zeer bemind vanwege zijn dapperheid, goedertierenheid en mildheid. Dot genoemde is het vervolg van de reis van koning Karel tot zijn dood.

Hoe dat hertoge Philips huwelijcte aen des conincx ende des coninginne van Spaengien ende van Arrogon tweeste dochter, ende die prince van Spaengien haer beyder eenige soon aen vrouwe Margriete des Roomsschen conincx dochter, hertoge Philips suster. [265v]

IN dit iaer van .xcv. in de maent van nouember is vrou margriete van Oostenrijck van bourgondien wt gegeuen ende gehuwelijct aen Ferdinant des conincx ende der coninghinne van Spaengien ende van Arrogon eenige soon Ende is vanden ambassaten van spaengen te Mechelen beslapen, daer groten staet triumphen ende feesten bedreuen worden van steken, tornieren ende andere oeffeningen

Corts daer na in Januario int iaer van .xcvi. wert ooc tracteert vanden seluen ambassaten wt Spaengien tusschen hertoge Philips van Bourgondien ende vrouwe Janne des voorscreuen coninc Ferdinants ende vrouwe Ysabele coninghinne van Spangen ende arrogon .ij. dochter Ende wert geconcludeert ende gesloten in sulcker manieren datmen die dochter harwerts ouer senden soude. Ende int selue iaer in die maent van September is die voorscreuen vrou Janne wt Spangen in zeelant aen gecomen, meer dan met C. groter scepen ende met .xijC. mannen met een eerweerdich bisschop dye tot Antwerpen ouerleet, ende met meer andere grote machtige heren ende edelen met groter staet costlicheit ende chierheyt, omme tachteruolgen tselue huwelic alst voorsproken was, ende is die selue vrouwe Janne tot Antwerpen ghecomen Waer omme dat mits desen snelle boden haestelicken wt ghesonnen sijn, om hertoghe Philips die doe ter tijt noch in hooch duytslant was bi sinen vader, ende wert daer in alle die Oostenrijcse steden van sinen vader ghehult ende ontfangen geweest. Aldus heeft hertoge Philips orlof genomen aen sinen vader ende is van stonden aen in brabant gecomen tot in die stede van Liere, daer hi sinen bruyt ontboden heeft, die welke hi daer met gheenen oft luttel triumphen, state ende costlicheyt simpelic ghetrout ende beslapen heeft in die maent van October. Ende heeft aen haer gewonnen ij. sonen ende .iiij. dochteren. Dye outste soon genoemt Karel wert gheboren Jnt iaer .xvC. tusschen sinte Peeter en sinte mathijs dach, ende was een scrickel iaer. Ende hem was tot eenen wiue versekert vrouwe Glande coninc Lodewijcx dochter die .xij. van Vrancrijck dwelc casseert ende te niete gedaen wert, ende nam te man den graue van Valoys ende van Engolemme die na coninc Lodewijcx doot coninc van Vrancrijc wert Daer nae was hem te wiue versekert vrouwe Marie coninc Henricx dochter van Engelant die .vij. dwelc ooc casseert wert, ende si nam te manne coninc Lodewijc van Vrancrijck die xij. voorscreuen Ende die selue Kaerle creech naemaels te wijue die dochter van Poortegale. Die ander sone was genoemt Fernant ende was in Spangen gheboren int iaer xv.C. ende .iij. Ende creech namaels te wiue des conincx dochter van Hongarijen. De outste dochter ghenoemt Alienora was geboren int iaer .xiiij.C.xcviij. Die ander dochter was ghenoemt Johanna ende wert geboren int iaer .xvC ende een, ende hadde te man den coninc van Denemarcken. Dye .iij. dochter was geheten Maria ende wert geboren Jnt iaer .xvC. ende vi. ende hadde te man den coninc van Hongarijen. Dye .iiij. dochter genoemt Ysabele ofte Elizabeth wert geboren nae haer vaders doot in spangen, int iaer xvc. ende .vij. ende wert genoemt na vrouwe Elizabeth coninginne van spangen vrouwe iohanne moeder. [266r]

Daer na wert vrou margriet geuoert ouer in Spaengien ende was in groot perikel vander zee, ende si troude den sone van Spaengien, daer si een vruchte af creech die ter stont starf. Desghelijcx starf haestelijc haer man die prince van Spaengien ende si bleef weduwe. Mer namaels weder ouer ghebracht sijnde in desen landen wert si bestaet aen hertoge Philibeert van Sauoyen

Hoe dat hertog Filips huwelijkte aan de tweede dochter van de koning en koningin van Spanje en Aragon en de prins van Spanje hun enige zoon aan vrouw Margaretha de dochter van de Roomse koning aan vrouw Margaretha, de zuster van hertog Filips.

In het jaar 1495 in de maand november is vrouw Margaretha van Oostenrijk en van Bourgondi uitgegeven en gehuwelijkt aan Ferdinand, de enige zoon van de koning en koningin van Spanje en van Aragon. En is van de ambassadeur van Spanje te Mechelen beslapen waar grote staat, triomf en feesten bedreven werden van steken, toernooien en andere oefeningen.

Kort daarna in het jaar 1496 werd ook gehandeld van dezelfde ambassadeur van Spanje tussen hertog Filips van Bourgondi en vrouwe Johanna en koning Ferdinand en vrouwe Isabelle de koningin van Spanje en Aragon tweede dochter. En werd geconcludeerd en besloten op zoՠn manier dat men de dochter hierheen zou zenden. En in hetzelfde jaar in september is vrouw Johanna uit Spanje in Zeeland aangekomen met meer dan 100 grote schepen en met 1200 mannen met een eerwaardige bisschop die te Antwerpen overleed en met meer andere grote machtige heren en edelen met grote staat en kostbaarheid en sierlijkheid om na te volgen dat huwelijks zoals het besproken was en is vrouw Johanna te Antwerpen gekomen. Waarom er mits snelle boden haastig uitgezonden werden om hertog Filips die toentertijd in hoog Duitsland was bij zijn vader en was daar in alle Oostenrijkse steden van zijn vader gehuldigd en ontvangen geweest. Aldus heeft hertog Filips verlof genomen aan zijn vader en is van stonden aan in Brabant gekomen tot in de stad Lier waar hij zijn bruid ontboden heeft die hij daar met geen of weinig triomf, staat en kostbaarheid getrouwd en beslapen heeft in de maand oktober. En heeft aan haar gewonnen 2 zonen en 3 dochters. De oudste zoon, Karel genoemd, werd geboren in het jaar 1500 tussen Sint Petrus en Sint Mattheus dag en was een schrikkeljaar. En hem was tot een wijf verzekerd vrouwe Glande, de dochter van koning Lodewijk de 12de van Frankrijk wat vernietigd en te niet gedaan werd en die nam tot man de graaf van Valois en van Angouleme die na de dood van koning Lodewijk koning van Frankrijk werd. Daarna was hem tot wijf verzekerd vrouwe Maria, de dochter van koning Hendrik van Engeland, wat ook vernietigd werd en ze nam tot man koning Lodewijk van Frankrijk de 12de. En Karel kreeg later tot wijf de dochter van Portugal. De andere zoon was Ferdinand genoemd en was in Spanje geboren in het jaar 1503. En kreeg later tot wijf de dochter van de koning van Hongarije. De oudste dochter genoemd Eleonora was geboren in het jaar 1498. De ander dochter was genoemd Johanna en werd geboren in het jaar 1501 en had tot man de koning van Denemarken. De 3de dochter was geheten Maria en werd geboren in het jaar 1506 en had tot man de koning van Hongarije. De 4de dochter genoemd Isabelle of Elizabeth werd geboren na de dood van haar vader in Spanje in het jaar 1507 en werd genoemd naar haar moeder vrouwe Elizabeth, koningin van Spanje.

Daarna werd vrouw Margaretha naar Spanje gevoerd en was in groot gevaar van de zee en ze trouwde de prins van Spanje waar ze een kind van kreeg die terstond stierf. Desgelijks stierf haastig haar man de prins van Spanje en ze bleef weduwe. Maar later werd overgebracht in deze werd ze besteed aan hertog Philbert van Savoie.

Hoe dat hertoge Lodewijc van Orliens coninc van vrancrijck wert

NA die voorscreuen afliuicheyt van coninc Kaerle die .viij. wert coninc Lodewijc die .xij. die was hertoge van Orliens ende van valoys, wiens grootvader was broeder van coninc Karel die vi. Ende hi wert te Riemen ghesacreert int iare .xcviij. na paesschen. Dese Lodewijc ionck sijnde hadde getrout vrou Johanne coninc lodewijcx dochter ende coninc karels suster die een bult hadt daer hi niet willich toe en was, twelc hi den paus Alexander te kennen gaf segghende, dat hijse wt vrese genomen ende gehouden hadde also lange als haer vader ende haer broeder leefden, begherende daer om van haer te scheyden ende een ander te trouwen. Die paus beual dese sake bi rescripte iij. bisscopen in vrancrijck te examineren, daer die bisscop van Alby een af was die een heilich man gheheeten was, ende dese saten te rechte ende hoorden die partijen Ende ten laetsten werden si beyde metten rechte gescheyden Ende die coninc troudede Blanche coninginne weduwe hertoginne van Britanien Twelc nochtans tegen die eedelheit der cronen is, want een coninginne behoort weduwe te blijven, ende dye coninc van vrancrijck en behoort geen weduwe te trouwen. Ende coninc Lodewijc gaf sijnder eerster vrouwen thertochdom van Berry haren staet op te houden, die daer leyde een heylich leuen in die stadt van Bourges,daer si namaels ouerleet

Hoe dat hertog Lodewijk van Orleans koning van Frankrijk werd.

Na de dood van koning Karel de 8ste werd koning Lodewijk de 12de hertog was van Orleans en Valois wiens grootvader de broeder was van koning Karel de 6de. En hij werd te Reims geheiligd in het jaar1498 na Pasen. Deze Lodewijk was jonggetrouwd met vrouw Johanna, de dochter van koning Lodewijk en zuster van koning Karel met de bult waar hij niet gewillig toe was wat hij de paus Alexander te kennen gaf en zei dat hij haar uit vrees genomen en gehouden had alzo lang als haar vader en haar broeder leefden en begeerde daarom van haar te scheiden en een ander te trouwen. De paus beval deze zaak bij respectievelijk 3 bisschoppen in Frankrijk te examineren waar bisschop van Albi een van was die een heilig man geheten was en deze zaten te recht en hoorden de partijen. En tenslotte werden ze beide met recht gescheiden. En de koning trouwde met Blanche, koningin-weduwe en hertogin van Bretagne. Wat nochtans tegen de edelheid der kroon is want een koningin behoort weduwe te blijven en de koning van Frankrijk behoort geen weduwe te trouwen. En koning Lodewijk gaf zijn eerste vrouw het hertogdom van Berry om haar staat op te houden die daar leidde een heilig leven in de stad Bourges waar ze later overleed.

Hoe de roomsche coninc sloech int graefscap van Bourgondien ende hoe die pays van Senlis vernieuwet wert

OMtrent dese tijt heeft die roomsche coninc vergadert een groot heyr van volck van wapenen ende quam met machte int graefscap van bourgondien bi rade vanden heere van Vergy ende sloech voort int hertochdomme van bourgondien eenighe schade doende maer vanden fransschen capiteynen wert hi wederstaen so gheuielen dair schermutsingen Ende die fransoysen cregen dat casteel van Vergy daer si veele Alemans vingen ende meer ander plaetsen den here van Vergy toebehorende die vanden coninc geconfisceert bleuen. Als nv die coninc tot Riemen sacreert ende gewijt was tot eenen coninc van Vrancrijck, so senden die coninc Ferdinant van Spaengien ende Arrogon ende dye eedele vorst hertoghe Philips ende dye Venechianen eerbare ende notable ambassiaten tot Parijs byden nyeuwen coninck ende maecten pays met hem Ende van deser sijden was daer heer Engelbrecht graue van Nassouwe, die bi rade vanden heeren vanden houe van Bourgondien den voorscreuen pays van Senlis liet vernieuwen Maer daer wert aen ghehangen om [266v] vreedes wille dat byden leuenden lijue vanden coninc ende van hertoge Philipus geen vermaen gedaen en soude werden van den hertochdom van Bourgondien. Om welcken tractaet oft pays achteruolgende den tractaet van Senlis te volbrengen so was gesloten dat die eertshertoge tot in die cite van Atrecht comen soude ende aldaer homagie ende manscap den coninc doen van vlaenderen Artoys Charoldis. etcetera. inden persone van den cancellier van Vrancrijck, dat so geschiede Ende daer na dede die selue cancellier manscap den hertoge van des conincx wegen, als vanden graefschap van Bolonien dat een leen is vanden graefscape van Artoys. Ende doe dede die coninc hertoge Philips weder ouer gheuen Arien Betunen Hesdijn, also dat wt ghesproken was

Hoe de Roomse koning sloeg in het graafschap Bourgondi en hoe de vrede van Senlis vernieuwd werd.

Omtrent deze tijd heeft de Roomse koning en groot leger verzameld van wapenvolk en kwam met macht in het graafschap van Bourgondi bij raad van de heer van Vergy en sloeg voort in het hertogdom van Bourgondi en deed enige schade, maar hij werd van de Franse kapiteins weerstaan en zo gebeurden daar schermutselingen. En de Fransen kregen dat kasteel van Vergy waar ze veel Duitsers vingen en meer ander plaatsen die de heer van Vergy toebehoorden die van de koning behouden bleven. Toen nu de koning tet Reims sacreert en gewijd was tot een koning van Frankrijk zo zond koning Ferdinand van Spanje en Aragon en de edele vorst hertog Filips en de Venetianen eerbare en notabele ambassadeurs tot Parijs de nieuwe koning en maakten met hem vrede. En van deze zijde was daar heer Engelbrecht, graaf van Nassau, die bij raad van de heren van het hof van Bourgondi de vrede van Senlis liet vernieuwen. Maar werd bij gedaan vanwege de vrede dat bij het leven de koning en van hertog Filips geen vermaning gedaan zou worden van het hertogdom van Bourgondi. Om dat traktaat of vrede van Senlis te volbrengen zo was besloten dat de aartshertogen tot in de stad Atrecht komen zou en aldaar respect en manschap de koning doen zou van Vlaanderen, Artois Charoldis, etc., in de persoon van de kanselier van Frankrijk, wat zo geschiedde. En daarna deed die kanselier manschap de hertog vanwege de koning als van het graafschap van Boulogne-sur-Mer dat een leen is van het graafschap van Artois. En toen liet koning hertog Filips weer teruggeven Arien, Bethune en Hesdin alzo dat uitgesproken was.

Van coninc Maximiliaens orlogen op die Ghelderschen

DJe roomsche coninc quam neder wt Almanien in desen landen ende lach lange tot Antwerpen Ende met hem was comen die rijcke hertoge Joris van beyeren int iaer van .xcix. Ende bi hulpe van hertoghe Aelbrecht van Sassen ende die hertogen van Cleue ende van Gulic so ghinc hi oorlogen opten hertoge van Ghelre, mer si en cregen niet dan Herculeus een cleen stedeken. Ende want Kaerle die hertoge van Gelre daer die hertoge van Bourbon oom af was metten coninc van vrancrijck verbonden was, so sandt hij hem te hulpe .vC. glauien costelike toe ghemaect, dair af die principale capiteynen waren dye bastaert van Bourbon ende heer Robrecht van Arenberge heere van Hesden comende door tlant van Ludick tot Ruermonde Twelc aenmerckende die voorseyde hertoghen van Beyeren, Sassen, Cleue Gulick scheyden corts van daer Mer dair wert getracteert dat de hertogen van ghelre ende van Gulick bliuen souden int seggen van den coninck van vrancrijck ende in persone biden coninc te compareren, twelc si deden Ende die roomsche coninc was wech getrocken mits de oorloge vanden zwitsen tegens die Almans dat was seer fellic daer die switsen veel plaetsen verdoruen in Almanien ende versloegen veel Almans tot diuerse plecken. Ende op een tijt so werden daer eenige zwitsen verslagen bi hulpe vanden Remanante vander gaerden van desen lande die die roomsche coninc gecregen hadde. Mer het wert namaels getracteert bi middele vanden hertoge van Mylanen doe ter tijt wt Mylanen vluchtich

So is te weten dat die coninc van vrancrijck ghedenckende hoe dat die hertoge van Mylanen hem daer te voren belegen hadde tot Nouarien als coninc karel in Napels was Ende ooc want hi erfghenaem van Mylanen was, also is voorseit so maecte hi hem gereet mit groten heyre passerende door Lyons Vandaer track hi door tgeberchte van Pyemont tot Ast in sijn lant, twelck sijnre grote moeder huwelic goet was die een dochter van Mylanen was Ende treckende voort tot Alexandrien die seere sterck gemaect was so datse den coninc niet ontfangen en wilde, daer om dedese die coninc bestormen met assaute ende si wert gewonnen vanden fransoysen ende seer ghedestrueert Twelck vernemende die voorscreuen hertoge Lodewijck van mylanen so versach hi dat seer stercke casteel van Mylanen met [267r] volcke ende vitalie ende vloot van daer in Almanien totten roomsschen coninc daer in hi toonde sijn grote blootheit want dat casteel onwinlic is, so datmen daer mede al Lombardijen mach dwingen, ende daer nae wert die coninck tot Mylanen ontfangen Ende want die capiteyn vanden castele dat niet ouer geuen en wilde, anders dan bi middelen van te hebben alle dat goet, twelc de hertoge daer ghelaten hadde, twelck ontallijc was So wert hem vanden coninc die helft gegeuen ende noch x.M. ducaten. Aldus creech die coninc dat casteel bider ghiericheyt des capiteynen, also die Lombaerden ende Jtalianen in gheboren is Jn dit casteel beuant die coninc vitalie ende wapenen om .ijM. menschen te houden ende wel .ij.M. bussen sonder noch vier wtnemende grote bombaerden. Corts daer na creech die coninc die ander steden ende castelen vanden lande Twelc vernemende dye Geneuoyse sonden si aen hem begeerende onder hem te staen Ende die coninc stelde hem bi eeden tot eenen gouuerneur heer Philips van Cleue van Rauesteyn sinen neue

Omtrent dese tijt so waren die fransoysen metten Venechianen seer sterck ter zee tegen die turcken, diemen seyde dat heer Lodewijc van Mylanen te hulpen gheroepen hadde tegen die fransoysen. Ende al waren die turcken in een gat versteken daerse nauwe wt en mochten, nochtans was die capiteyn vanden Venechianen so blode dat hijse niet en dorste bespringen so datse ontquamen Twelck siende dye fransoysen trocken si van daer ende wonnen Salamine dat destruerende Endedie turcken quamen tot Foriole twelc si roofden ende destrueerden veel kerstenen houdende gheuangen Mer daer werden si belegen vanden Hongeren, so datse nauwe en consten ontgaen dan cruypende ouer hoge berghen Doe doden die kersten haer prisonieren

Jnden seluen iare als die cleefsche in gelderlant belegen hadden dat stedeken Dotichom, ende die gelderschen wten lande van cleue eenen groten buyt van ossen koyen ende schapen gehaelt hadden, so werden si van heere Floris van Yselsteyn ter neder getogen Daer waren veel gelderschen verslagen ende wel xvC. geuangen, onder welcke dat veel rijcke treflijcke burgers van Nimmagen waren

Van koning Maximiliaans oorlogen op de Geldersen.

De Roomse koning kwam uit Allemagne in deze landen en lag lang te Antwerpen. En met hem was gekomen de rijke hertog Joris van Beieren in het jaar 1499. En met hulp van hertog Albrecht van Saksen en de hertog van Kleef en Gulik zo ging hij oorlogen op de hertog van Gelre, maar ze kregen alleen Herculeus, een klein stadje. En omdat Karel van Bourbon de oom was van de hertog van Gelre die met de koning van Frankrijk verbonden was zo zond hij hem te hulp 500 lansen kostbaar klaargemaakt waarvan de belangrijkste kapiteins van waren de bastaard van Bourbon en heer Robrecht van Arenberge, heer van Hesden, die kwam door het land van Luik tot Roermond. Wat merkte de hertogen van Beieren, Saksen, Kleef en Gulik en scheiden gauw vandaar. Maar daar werd verhaald dat de hertogen van Gelre en van Gulik blijven zouden in het zeggen van de koning van Frankrijk en in persoon bij de koning te verschijnen, wat ze deden. En de Roomse koning was weggetrokken mits de oorlog van de Zwitsers tegen de Duitsers en dat was zeer fel waar de Zwitsers veel land bedierven in Allemagne en versloegen veel Duitsers op diverse plekken. En op een tijd zo werden daar enige Zwitsers verslagen met hulp van de het restje van de gaarde van deze landen die de Roomse koning gekregen had. Maar het werd behandeld door middel van de hertog van Milaan die toentertijd uit Milaan vluchtte.

Zo is te weten dat de koning van Frankrijk gedacht hoe dat de hertog van Milaan hem daar tevoren belegerd had te Novara toen koning in Napels was. En ook omdat hij erfgenaam van Milaan was zo maakte hij zich gereed en met een groot leger passeerde hij door het land van Lyons. Vandaar trok hij door het gebergte van Pimont tot Ast in zijn land, wat het huwelijksgoed was van zijn grootmoeder die een dochter van Milaan was. En trok voort naar Alessandria die zeer sterk gemaakt was zodat ze de koning niet ontvangen wilden en daarom liet de koning het bestormen met aanvallen en het werd gewonnen van de Fransen en zeer vernield. Wat hertog Lodewijk van Milaan vernam en zo voorzag hij dat zeer sterke kasteel van Milaan met volk en voedsel en vloog vandaar in Allemagne naar de Roomse koning waarin hij zijn lafheid toonde want dat kasteel is onoverwinbaar zodat men daarmee heel Lombardije mag bedwingen en daarna werd de koning te Milaan ontvangen. En omdat de kapitein van het kasteel het niet overgeven wilde, anders dan bij middel van al dat goed te hebben wat de hertog daar gelaten had wat ontelbaar was. Zo werd hem van de koning de helft gegeven en noch 19 000 dukaten. Aldus kreeg de koning het kasteel door gierigheid van de kapitein alzo dat die van Lombardije en Italianen ingeboren is. In dit kasteel vond de koning voedsel en wapens om 2000 mensen te houden en wel 2000 bussen zonder noch vier uitnemende grote bombarden. Gauw daarna kreeg de koning de ander steden en kastelen van het land. Wat vernamen die van Genua en zonden aan hem te begeren onder hem te staan. En de koning stelde hen bij eed tot een gouverneur zijn neef heer Filips van Kleef en van Ravestein.

Omtrent deze tijd zo waren de Fransen met de Venetianen zeer sterk ter zee tegen de Turken waarvan men zie de heer Lodewijk van Milaan ze te hulp geroepen had tegen de Fransen. En al waren de Turken in een gat versteken waar ze nauwelijks uit mochten, nochtans was de kapitein van de Venetianen zo bang dat hij ze niet durfde te bespringen zodat ze ontkwamen. Wat de Fransen zagen en trokken vandaar en wonnen Salamina en vernielden dat. En de Turken kwamen tot Feriolo wat ze roofden en vernielden en veel christenen gevangenhielden. Maar daar werden ze belegerd van de Hongeren zodat ze nauwelijks konden ontgaan dan kruipend over hoge bergen. Toen doodden de christenen hun gevangenen.

In hetzelfde jaar toen die van Kleef Gelderland belegerd hadden dat stadje Doetinchem en de Geldersen uit het land Kleef een grote buit van ossen, koeien en schapen gehaald hadden zo werden ze van heer Floris van IJsselstein neer getrokken. Daar waren veel Geldersen verslagen en wel 15 000 gevangen waaronder veel rijke en voortreffelijke burgers van Nijmegen waren.

Jtem noch int iaer van .xcix. so viel dye grote brugge ouer die Seyne tot parijs daer meer dan .lx. husen op stonden Twelc geschiede bi negligentien vanden preuoost ende scepenen van parijs, die die renten daer af toe staende tende niet bestaet noch daer op voorsien en hadden Teghen den welcken grote clachte gedaen wert voor de heren vanden perlamente, so dat si gheuangen werden ende gehouden tot dat si hair vonnisse hadden seer hert, want si werden van haer officien gheset ende werden gewesen op te rechten die scade.

Jtem heer Lodewijc van Mylanen vluchtich sijnde wt Mylanen, also is voorscreuen, ende hem houdende bi coninc Maximiliaen in Almanien hadde vergadert volck van wapenen, sonderlinge eenige zwitsen die hem dienden om sijn gelt ende ooc enige vander gaerden van desen lande ende track met hem int lant van mylanen ende creech die stede van Mylanen ende dye stede van Alexandrien Nouarie ende ander plaetsen Ende vernemende dat die coninc van vrancrijck die sandt een gro- [267v] te heyre van Fransoysen ende ooc zwitsen weder int lant om dat weder te crigen So maecte hem heer Lodewijc seer sterck in die stadt Nouarie, so wonnen die fransoysen veel plaetsen ende quamen ooc beleggen die stadt van Nouarie die hem op gegeuen was, behoudelijc dat die zwitsen van heer lodewijcx side vrylic wt souden gaen Ende als heer Lodewijck vercleet sijnde in vreemden habite waende ontgaen so seydemen dat eenige van sinen zwitsen hem verrieden Ende so wert hi geuangen ende geuoert tot Lyons ende daer na tot parijs, ende hi lach langhe gheuangen tot Bourges ende daer na tot Angiers daer hi sterff. Ende want die venechianen doe verbonden waren metten coninc van Vrancrijck so hadden si gecregen den cardinael van Melanen geheten Ascanius dye lodewijcx broeder was ende de oorloge tegen den coninc geuoert hadde ende die veniechianen leuerden hem ooc geuangen den coninc Ende die coninc bleef hertoge van Mylanen ende hi creech ghemoet vanden roomschen coninc Maximiliaen bi middele van veel .M. cronen dat hi hem daer in vestichde want den keyserijcke aengaet. Jn dien tijden so hielt hem in vrancrijck ende tot Auignon die cardinael van Ostien Julianus vluchtich wt Rome. Ende als paus Alexander dye .vi. haestelijc te Rome ghestoruen was int Jaer ons heren .xvC. ende drie in Augusto, so reysden haestelijck tot Rome wt vrancrijck dye cardinael van Ruwaen legaet ende cardinael van Ostien totten kose vanden nieuwen paus ende liet ooc medereysen den cardinael van Mylanen voorscreuen Ende daer werde paeus ghecoren die cardinael vander Seynen, mer hi en leefde geen maent. Doe wert ghecoren die voorseyde cardinael Julianus ende wert gheheten Julius die tweeste int iaer ons heren xvC. ende drie, ende des ander dages na sinte Katherinen dach wert hi gecroont also dat ghewoon is

Item, noch in het jaar 1499 zo viel de grote brug over de Seine te Parijs waar meer dan 60 huizen opstonden. Wat gebeurde door nalatigheid van de provoost en schepenen van Parijs die de renten daarvan niet besteedde noch daarop voorzien hadden. Waartegen een grote klacht werd gedaan voor de heren van het parlement zodat ze gevangen werden en gehouden totdat ze hun vonnis zeer hard hadden, want ze werden uit hun office gezet en werden gewezen de schade te herstellen.

Item, heer Lodewijk van Milaan die uit Milaan vluchtte en zich ophield bij koning Maximiliaan in Allemagne had wapenvolk verzameld en vooral enige Zwitsers die hem dienden om zijn geld en ook van de lijfwacht van deze landen en trok met hen in het land van Milaan en kreeg de stad Milaan en de stad Alessandria, Novara en andere plaatsen. En vernam dat de koning van Frankrijk en groot leger zond van Fransen en ook Zwitsers om dat land weer te krijgen. Zo maakte zich heer Lodewijk zeer sterk in de stad Novara en zo wonnen de Fransen veel plaatsen en kwamen ook belegeren de Novara die zich aan hen overgaf, behalve dat de Zwitsers van heer Lodewijk volk vrijuit zouden gaan. En toen heer Lodewijk verkleed was in vreemd habijt waande te ontgaan zo zei men dat enige van zijn Zwitsers hem verraadden. En zo werd hij gevangen en gevoerd naar Lyons en daarnaar naar Parijs en hij lag lang gevangen te Bourges en daarna te Angers waar hij stierf. En omdat de Venetianen toen verbonden waren met de koning van Frankrijk zo hadden ze gekregen de kardinaal van Milaan, geheten Ascanius en broer van Lodewijk en de oorlog tegen de koning gevoerd had en de Venetianen leverden hem ook de koning gevangen. En de koning bleef hertog van Milaan en hij kreeg vergoed van de Roomse koning Maximiliaan door middel van veel duizenden konen dat hij zich daarin vestigde want het gaat het keizerrijk aan. In die tijd zo onthield zich in Frankrijk en te Avignon de kardinaal van Ostia Julianus die uit Rome vluchtte. En toen paus Alexander de 6de haastig te Rome gestorven was in het jaar ons heren 1503 in augustus zo reisde haastig uit Frankrijk naar Rome die kardinaal van Rouen, legaat en kardinaal van Ostia tot de keus van de nieuwe paus en liet ook meereizen de kardinaal van Milaan. En daar werd paus gekozen de kardinaal van de Seine Pius de 3de, maar hij leefde geen maand. Toen werd gekozen die kardinaal Julianus en werd geheten Julius de 2de in het jaar ons heren 1503 en de volgende dag na Sint Catharina werd hij gekroond alzo dat gewoon is.

Dat .lxviij. capitel. Noch van hertoghe Philips van sijn eerste reysen in spaengien, vander oorloge op Ghelrelant ende vander tweester reysen in spaengien

MEr want die sone van Spaengien afliuich worden was als voorseit is ende desgelijcx zijn outste suster die coninginne van Portugale was, ende mits dien vrou Johanne ons princen wettige gesellinne dat naeste oor was van alle den landen, so wert ons prince met sijnre vrouwen also ghesint bi rade sonderlinge vanden eertsbisscop van Besanson die al tgheloue bi hem hadde dat hi reysen wilde in Spaengien.

Ende hi bereyde hem seer costelic om reysen door vrancrijck, want die coninc van vrancrijck, die hertoge van Bourbon sijn oom ende ander heren begeerden hem te sien ende te festeren So reysde hi met sijnder vrouwen in costeliken state Ende so reysende door al die steden in vrancrijck so wert hi weerdelijck ontfangen ende met veel gauen beghiftet, als oft die coninc selue geweest hadde, want die coninc also beuolen hadde Ooc sijnde in vrancrijck mocht hi tot alle plaetsen die geuangen verlossen Bouen al so wert hi costelic ontfangen tot Parijs tot Orliens, tot Bloys, te Tours. etcetera. verwachtende tot Bloys met veel hertogen, grauen ende eedelen ende ooc met [268r] cardinalen ende bisscopen Ende daer bleef hi .vi. daghen lanck bi nachte ende bi dage seer blijdelijc getracteert. dye bancketten waren so costelijc datmen noyt desgelijcx en wiste Ende die coninc betaelde al sijn costen met sijnen gesinde die wtnemende groot waren ende hi deden gheleiden ende scheyden met groter minnen

Ten lesten quamen si in Spaengien biden coninc ende coninginne ende werden met groter minnen onthaelt Mer eer si scheyden soe geuiel eenen twiste tusschen den eertsbisscop van Besanson die onsen prince ghehelic op sijn hant hadde, ende den bisscop van Camerijc here Henrick van Bergen ende sijn broeder den here van Bergen eerst camerlinc vanden prince, oueriagere van brabant ende haer adherenten in beyden siden So wert die heere van Berghen verdreuen ende berooft van sinen officien, ende hi quam thuys met mijn heere den bisscop ende meer anderen Ende dat regiment vanden houe wert met nyeuwe heren ende officieren verandert, twelc seer mispresen wert

Corts daer nae sterf in Spaengien die voorseyde here van Besanson ende desghelijcx die bisscop van Camerijke als hi hier te lande comen was so ouerleet hi Daer na schiet hertoge Philips wt spaengien ende vanden coninc ende coninginne ende quam door vrancrijck weder biden coninc van Vrancrijcke Ende also die coninc van Arrogon ende Spaengien ouercomen waren als vanden conincrijcke van Napels dat doe besadt coninc Frederick die prince was van Tarenten des afliuigen conincx broeder ende had hem verdreuen ende tlant ghedeylt So viel daer groten twist tusschen die fransoysen ende Spaengiaerts So hadde die coninc van Spaengien hertoge Philips commissie ende last ghegeuen om al desen twist ende discoort biden coninc van Vrancrijck neder te leggen ende te beslichten Mer daer en binnen hadden die Spaengiaerden die fransoysen vercloect ende verslagen, sonderlinge den hertoge van Nemours met veel eedelen daer hertoge Philips seer in bescaemt was biden coninc van vrancrijck, mer die coninc ontfinc sijn onschult Ende die spaengiaerts met haren vroomen capiteyn Consali fernande wonnen voort allencxkens al tlandt. Soe wert hertoge Philips sijnde te Lyons biden coninc ende coninginne van vrancrijck alteseer bestaen van heeten cortsen, so datmen seer beduchte dat hi soude steruen, mer die coninc dede alle diligentie om hem te helpen met sijn medecinen, ende desghelijcx de hertoge van Bourbon sijn oom soe dat hi ghenas Ende hi reysde daer na in Almanien bi sinen here vader coninc Maximiliaen ende daer na wert hi vanden duytschen heren ghefesteert. Ende men seyde dat hi sinen heer vader daer gheloofde op Gelderlant te oorlogen om dat weder te crijghen, so quam hertoge Philips wt Almanien in sijn landt, ende quam tot mechelen opten .xi. dach van nouember ende wert met groter blijscapen ende vrolicheyt ontfangen, ende daer werden veel feesten ende triumphen bedreuen om sijnder blider coemsten willen want hi langer dan twee iaren wten lande geweest hadde, Mer sijn wijf die hertoghinne en quam doe niet mit hem ende bleef in spaengien ende beuiel van eenen iongen sone dye genoemt wert Fernant, daer die spaengiaerts grote feeste af hielden [268v]

Corts daer na wert afliuich die edel duechdelijke vrouwe Margriete weduwe wilen hertoge Karels die verslagen was voor Nansy, ende wert begrauen int conuent vanden minrebroederen tot Mechelen, die seer beclaecht wert vanden armen, ende sonderlinge religiose personen dien si als een goedertieren moeder bistont ende hadde menich clooster van mannen ende vrouwen gereformeert ende doen reformeren Ende die beneficien ende prouene die si hadde te geuen als int lant van Oostvoorne, ten Briele, tot Dermonde, tot Audenaerde ende elders, die en gafse niet onnutten ende onbequame personen, als ander collateurs ende collatressen wt gonsten oft beden gheueynsdelijc doen, mer si voorsach daer mede gheleerde mannen van eerbaren leuen, sonderlinge arme theologiene die heylige scriftuere studerende Ende als si enich prochykercke gaf dat was met voorwaerden datse die in persoon seluer bedienen mosten

Dat 68ste kapittel. Noch van hertog Filips van zijn eerste reizen in Spanje en van de oorlogen op Gelderland en van zijn tweede reis in Spanje.

Maar omdat de zoon van Spanje stierf en desgelijks zijn oudste zuster die koningin van Portugal was en mitsdien vrouw Johanna de wettige gezellin van onze prins de naaste erfgenaam was van alle landen zo werd onze prins met zijn vrouw alzo gezind bij raad en vooral van de aartsbisschop van Besançon die al het geloof bij hem had dat hij reizen wilde in Spanje.

En hij bereidde zich zeer kostbaar om te reizen door Frankrijk want de koning van Frankrijk, zijn oom de hertog van Bourbon, en andere heren begeerden hem te zien en te feliciteren. Zo reisde hij met zijn vrouw in kostbare staat. En ze reden ze door alle steden in Frankrijk en zo werd hij waardig ontvangen en met veel gaven begiftigd alsof het de koning zelf was geweest wat de koning alzo bevolen had. Ook toen hij in Frankrijk was mocht hij te alle plaatsen de gevangenen verlossen. Bovenal werd hij kostbaar ontvangen te Parijs, te Orleans, te Blois, te Tours, etc., en wachtte hem op te Blois met veel hertogen, graven en edelen en ook met kardinalen en bisschoppen. En daar bleef hij 6 dagen lang bij nacht en bij dag zeer blijde getrakteerd. De banketten waren zo kostbaar zodat men nooit iets dergelijks wist. En de koning betaalde al zijn kosten met zijn gezin die uitnemend groot waren en hij liet begeleiden en scheiden met grote minnen.

Tenslotte kwamen ze in Spanje bij de koning en koningin en werden met grote minnen onthaald. Maar eer ze scheiden zo gebeurde er een twist tussen de aartsbisschop van Besançon die onze prins gelijk op zijn hand had en de bisschop van Kamerijk, heer Hendrik van Bergen en zijn broeder de heer van Bergen, eerste kamerling van de prins en overste jager van Brabant en hun aanhangers aan beide zijden. Zo werd de heer van Bergen verdreven en beroofd van zijn office en hij kwam thuis met mijn heer de bisschop en meer anderen. En dat regiment van het hof werd met nieuwe heren en officieren veranderd, wat zeer misprezen werd.

Kort daarna stierf in Spanje die heer van Besançon en desgelijks de bisschop van Kamerijk toen hij hier te lande gekozen was zo overleed hij. Daarna scheidde hertog Filips uit Spanje van de koning en koningin en kwam door Frankrijk weer bij de koning van Frankrijk. En alzo de koning van Aragon en Spanje overgekomen waren als van het koninkrijk van Napels dat toen bezat koning Frederik die prins was van Tarente, de gestorven broeder van de koning, en had hem verdreven en het land gedeeld. Zo viel daar grote twist tussen de Fransen en Spanjaarden. Zo had de koning van Spanje hertog Filips commissie en last gegeven om al deze twist en onenigheid bij de koning van Frankrijk neer te leggen en te beslechten. Maar ondertussen hadden de Spanjaarden de Fransen verkloekt en verslagen en vooral de hertog van Nemours met veel edelen waar hertog Filips zeer beschaamd in was bij de koning van Frankrijk, maar de koning ontving zijn onschuld. En de Spanjaarden met hun dappere kapitein Consali Fernande wonnen voort geleidelijk aan al het land. Zo werd hertog Filips die te Lyons was bij de koning en koningin van Frankrijk al te zeer bestaan van het koortsen zodat men vreesde dat hij zou sterven, maar de koning deed alle inspanning om hem te helpen met zijn medicijnen en desgelijks zijn oom de hertog van Bourbon zodat hij genas. En hij reisde daarna naar Allemagne bij zijn heer vader koning Maximiliaan en daarna werd hij van Duitsers onthaald. En men zei dat hij zeer heer vader daar beloofde op Gelderland te oorlogen om dat weer te krijgen en zo kwam hertog Filips uit Allemagne in zijn land en kwam de Mechelen op de 11de dag van november en werd met grote blijdschap en vrolijkheid ontvangen en daar werden veel feesten en triomfen bedreven vanwege zijn blijde komst want hij was langer dan twee jaren uit het land geweest. Maar zijn wijf de hertogin kwam toen niet met hem en bleef in Spanje en beviel van een jonge zoon die Ferdinand genoemd werd. Waar de Spanjaarden groot feest van hielden.

Gauw daarna stierf de edele deugdelijke vrouw Margaretha, weduwe van wijlen hertog Karel die verslagen was voor Nancy, en werd begraven in het convent van minderbroeders te Mechelen die zeer beklaagd werd van de armen en vooral religieuze personen die ze als een goedertieren moeder bijstond en had menig klooster van mannen en vrouwen gereformeerd en laten reformeren. En de inkomsten en uitkeringen die ze had gegeven zoals in het land van Oostvoorne, Den Briel, te Dendermonde, te Oudenaarde en elders die gaf ze niet aan ongeschikte en onbekwame personen zoals aan inzamelaars van de kerk uit gunsten of beden geveinsd doen, maar ze voorzag daarmee geleerde mannen van eerbaar leven en vooral arme theologen die de heilige schrift bestudeerden. En als ze enige parochiekerk gaf dat was met voorwaarden dat ze die in persoon zelf bedienen moesten.

Jtem die edele ende vrome coninghinne Elyzabeth van Spaengien wert afliuich ende sterf Ende so verstoruen die conincrijcken van Castilie, van Lyon van Granaten op vrou Janne haer dochter onse hertoghinne, want haer broeder ende haer outste suster coninghinne van Portugale waren haestelijc gestoruen sonder wettich oor. So wert hertoge Philips ende sijn vrouwe seere versocht vanden Spangiaerts daer te comen om coninc ende coninginne gecroneert te worden. Ende al presenteerden die coninc van Arogon sijn zweer hem iaerlicx vijf hondert duysent gouden ducaten hier blijuende, so had die hertoge Philips nochtans al sulcken raet van iongen ende schadelicken raetslieden dat hi niet te vreden en was, hi soude weder in Spaengien reysen om dye crone te ontfangen Ende want die coninc van vrancrijck dit vernam dat hi door vrancrijck niet trecken en woude, maer ter zee, so sandt hi eenige grote ambassaten tot hertoge Philips, te weten heer Philips van Cleue graue van Nyuers de bisscop van parijs, versueckende inden eerste tconsent van hertoge Philips dat alsulcken toecomenden huwelijck als gesloten was tusschen heer Karel sinen sone ende vrouwe Glande des conincs dochter beyde ionge kinderen te niete ghedaen soude worden mits dien dat eenige princen in Vrancrijck ende ooc vanden parlemente des niet te vreden en waren Maer wouden dat dy hertoghe van Valoys ende van Engolemme erfghenaem vander cronen vrou Glanden hebben soude Ten anderen versochten si dat den coninc int ciuile sijn iurisdictie hem volgen soude in Vlaenderen ende in Artoys ende ooc in Artoys die appellacie int crimineel also dat van outs plach. etcetera. dat den coninc al geconsenteert wert

Item, de edele en vrome koningin Elizabeth van Spanje stierf. En zo verstorven de koninkrijken van Castilië, van Lyon van Granada op vrouw Johanna haar dochter en onze hertogin, want haar broeder en oudste zuster de koningin van Portugal waren haastig gestorven zonder wettige erfgenaam. Zo werd hertog Filips en zijn vrouwe zeer verzocht van de Spanjaarden daar te komen om tot koning en koningin gekroond te worden. En al presenteerden zijn zwager de koning van Aragon hem jaarlijks 500 000 gouden dukaten om hier te blijven zo had hertog Filips nochtans al zulke raad van jonge en schadelijke raadslieden dat hij niet tevreden was, hij zou weer naar Spanje gaan om de kroon te ontvangen. En omdat de koning van Frankrijk vernam dat hij niet door Frankrijk trekken wilde maar ter zee zo zond hij enige grote ambassadeurs naar hertog Filips, te weten heer Filips van Kleef, graaf van Never, de bisschop van Parijs en verzocht als eerste de toestemming van hertog Filips dat al zulke toekomend huwelijk als gesloten was tussen de zoon van heer Karel en de koningsdochter vrouw Glande, beide jonge kinderen, te niet gedaan zou worden mits dien dat enige prinsen in Frankrijk en ook van het parlement van dat niet tevreden waren. Maar wilden dat de hertog van Valois en van Angoleme erfgenaam van de kroon van vrouw Glande hebben zou. Ten anderen verzochten ze dat dn koning in het recht van zijn jurisdictie hem volgen zou in Vlaanderen en in Artois en ook in het beroep in het crimineel alzo dat van ouds plag, etc., dat de koning al toegestemd werd.

Dat .lxix capitel. Hoe die eertshertoge Philips in Gelderlant track met groter heyrcracht ende beleyde die stadt van Arnem die hi wan

NA dat heer Engelbert graue van Nassau heer van Breda van Diest gestoruen was, die wijslijc ontriet dit oorloge tegen Gelre, so meende hertoge Philips bi rade van sommigen al eer hi in Spaengien reysen woude gelderlant weder te crijgen Ende hi track met groter macht in gelderlant Ende tusschen wegen op Eltener berch sloech hi neder, daer verbeydende al sijn vian- [269r] den die hem hinderen mochten ende van daer track hi voor Arnem ende hi beleyde de stadt die seer beschietende, so dat die van binnen seer besorcht waren ende gauen hem op in des hertogen handen Ende daer na ghecreech hi lichtelijc veel ander steden die hem ouer gauen in des hertogen handen, als Hattem Harderwijc Elberch Tiel Bommel Doesborch Locchem Grol ende meer ander dye al weder aen die gheldersche side sijn. Ende daer waren ooc veel heren ende ioncheren van den Ghelderschen die ooc Bourgondioens worden, als mijn ioncheer van Bronchorst, van Wisch, van sheren berge heer Otte schenck die hem doen onthielt tot wachtendonck, mijn ioncheer van Batenborch ende meer ander Ende twas also ghestelt hadde hertoge Philips geperseuereert, dat hi alle tlant gheconquesteert soude hebben. Maer want hi ende sommige sijn raetslieden begeerlijck waren om te reysen in Spaengien, so wert daer eenen dwasen pays gemaket van te behouden dat hi ghewonnen hadde Ende dat die hertoge van Gelre met hem trecken soude op hertoge Philips cost. Maer die hertoge van Gelre nae dat hi int hof gheweest hadde soe wert hi gesint niet mede te reysen, hem excuserende. etcetera.

Jtem om de voorscreuen reyse te doen so behoefde hertoghe Philips veel ghelts Ende al hadt hi veel beden ende scattingen vanden landen gehadt, so moste hi noch meer hebben, ende hi vergaderde dye staten van sinen landen om haer consent te crijgen om te vercopen een deel van sinen demeynen ende heerlijcheden, dat hem dwaselijck geconsenteert was vanden staten van Brabant Henegouwe Hollant Seelant Mer dye van Vlaenderen waren wijsere ende dedens also niet, nochtans hadden si eere ende also veel dancx als die ander hadden

Jtem heer Jan van Horne bisscop van Ludic wert aflijuich int iaer .v. in Decembri, vele schulden achterlatende, want hi in feyten van oorlogen tegen sijn vianden sijn lant vromelijck bescuddende grote costen gedaen hadde. Ende na hem bi recommendatien vanden coninc van vrancrijck wert ghecoren ende vanden paus geconfirmeert heer Eueraert vander marken heer Robrechts broeder van Hesden die int beghin hem seer geestelic droech dicwijl misse celebrerende int pontificael ende anders

Dat 69ste kapittel. Hoe de aartshertog Filips in Gelderland trok met grote legermacht en belegerede de stad Arnhem die hij won.

Nadat heer Engelbert, graaf van Nassau en heer van Breda en van Diest, gestorven was die wijs ontraadde deze oorlog tegen Gelre zo meende hertog Filips bij raad van sommigen al eer hij naar Spanje zou gaan Gelderland weer te krijgen. En hij trok met grote macht in Gelderland. En onderweg op Eltenberg sloeg hij neer en wachtte daar op zijn vijanden die hem hinderen mochten en vandaar trok hij voor Arnhem en belegerde de stad en schoot zeer zodat die van binnen bezorgd waren en gaven zich over in de handen van de hertog. En daarna kreeg hij licht veel andere steden die zich over gaven in zijn handen zoals Hattem, Harderwijk, Elburg, Tiel, Bommel, Doesburg, Lochem, Grol en meer ander die alweer aan de Gelderse zijde waren. En daar waren ook veel heren en jonkheren van de Geldersen die ook Bourgondirs werden als mijn jonkheer van Bronkhorst, van Wisch, van ճ Heerenberg, heer Otte Schenck die zich toen onthield te Wachtendonk, de jonkheer van Batenburg en meer anderen. En het was alzo gesteld was hertog Filips doorgegaan hij zou het hele land veroverd hebben. Maar omdat sommige van zijn raadlieden begeerlijk waren om naar Spanje te gaan zo werd daar een dwaze vrede gemaakt van te behouden dat hij gewonnen had. En dat de hertog van Gelre met hem treken zou op kosten van hertog Filips. Maar de hertog van Gelre nadat hij in de hof geweest was zo werd hij gezind niet mee te gaan en excuserende zich, etc.

Item, om die reis te doen zo had hij veel geld nodig. En al had hij veel beden en schattingen van de landen gehad zo moest hij noch meer hebben en hij vergaderde de staten van zijn landen om hun toestemming te krijgen om te verkopen een deel van zijn domeinen dat hem dwaas toegestemd werd van de staten van Brabant, Henegouwen, Holland en Zeeland. Maar die van Vlaanderen waren wijzer en deden alzo niet, nochtans hadden ze eer en alzo veel dank als de anderen hadden.

Item, heer Jan van Horne, bisschop van Luik, stierf in het jaar 1505 in december en liet veel schulden na want hij had in feiten van oorlog tegen zijn vijanden zijn land dapper beschermd en grote kosten gemaakt. En na hem bij recommandatie van de koning van Frankrijk werd gekozen en van de paus bevestigd heer Everaard van de Marken, broer van heer Robrecht van Hesden, die in het begin zich zeer geestelijk gedroeg en vaak missen celebrerende pontificaal en anders.

Van hertoge Philips tweeste reyse in Spaengien ende van sijn aflijuicheyt.

Hier na valt te scriuen vander tweester reysen hertoge Philips in Spaengien, die welcke liet ende maecte heer Willem van Croy, heere van Cherue ende van Aerschot sinen stadthouder Ende daer na met sijnder vrouwen ende veel edele al meest ionck van iaren des anderen daechs na Dertiendach ghinc hi te scepe op Armuyen in zeelant. Ende twas doe eenen couden winter ende het stont op alte groten tempeest op der zee ende storm van winde, so dat eenige scepen verdroncken, ende die prince ende princesse met allen haren lieden waren in wtnemenden groten perikelen, van hueren tot vren verwachtende de doot Mer god gaf gracie dat si quamen gedreuen in Engelant ende ghingen te lande. Ende si allen beduchten hem vanden coninc beschaemt te sine, so toonde de coninc nochtans sijn edelheyt ende onthaeldese seer costeliken alle sijn costen daer betalende [269v]

Mer die coninc versochte seer neernstelijck op hem dat hi hem ouer leueren woude den graue van Suffock dye wt Enghelant gheulooden was, dien hi ghecregen hadde int lant van Gelder te Hattem op dat slodt, ende hi hielt den graue van Suffock doe in dye stadt van Namen, ende men seyde dat hi stac na die crone, want hi was coninc eduwaerts suster sone Ende dye selue graue hadde noch eenen broeder die ooc vluchtich was wt Engelant. Dus dan so consenteerde die ertshertoge Philips datmen hem halen soude in die stadt van Namen sonder te misdoen aenden lijue. Ende so wert hi te Namen gehaelt ende den Engelschen geleuert ende in Engelant gheuoert ende daer gheuangen geleyt, dat veel menschen mishaghede. So reysde hertoge Philips met sijnder vrouwen wt Engelant te Spaengien waert, daer si quamen ende worden van veele wel ontfangen. Ende mits eenigen gheschillen die daer resen tusschen den coninc van Arogon sinen zweer ende hem, so wert tusschen hem beyden een tractaet van payse gemaect, sonderlinge wat elck vanden lande hebben ende houden soude. Ende so wert hertoge philips ontfangen coninc van Castilien, van Lyon ende Garnaten

Jnt iaer xvC. ende .vi. inden maent van Augusto openbaerde een grijsselijcke comeet inder lucht die sinen opganc nam int noortoost ende ghinc so omme tot int noortwest, daer hi sijnen onderganck hadde, hebbende sijnen steert na dat weste Ende daer ghinc een grote vierighe vlamme van hem die lanck ende breet was ende ghinc meest opwerts, ende duerde omtrent .xviij. dagen

Corts hier na starf die doorluchtige aertshertoge Philips van Oostenrijck etcetera. in die bloeme sijnder ioncheyt, in zijn xxviij. iaer op eenen vrydach, als opten xxvi. dach van September Jnt iaer van xvC. ende .vi. in die stadt van Burges in Castilien, ende begeerde datmen sijn herte vueren ende begrauen wilde tot Jherusalem int heylige lant daer des ouden hertogen Philips sijns ouer oude vaders herte mede begrauen leyt, dwelc also volbracht wert Ende sijn ingewant wert geuoert tot Brugge in vlaenderen ende is int graf van sijnder vrouwe moeders Marie van Bourgondien gheleyt geweest Ende hi wert met groter droefnissen ende met wenender wtuaert begrauen in een Carthuser clooster genoemt Amersfloer leggende op eenen hogen berch buten Burgers. Doe bleef sijn vrouwe de coninginne beurucht met eender dochter daer si moeder af was. Aldus waren deedele van desen lande seer bescaemt, want hem die spaengiaerts niet en beminden So dat bi na alle die costelijcke iuwelen ende cleynodien die hertoge Philips met hem gheuoert hadde van sinen ouders hem ghelaten, gherooft ende verloren souden hebben geweest en hadde gedaen die ionge eedel heere ende graue van Nassau die met voorsienicheyt tmeeste deel recouuereerde ende wederbracht in desen landen

Van hertog Filips tweede reis in Spanje en van zijn dood.

Hierna valt te schrijven van de tweede reis van hertog Filips in Spanje die liet en maakte heer Willem van Croy, heer van Cherves en van Aarschot, zijn stadhouder. En daarna met zijn vrouw en veel edelen al meest jong van jaren de volgende dag na Driekoningen ging hij te scheep te Arnemuiden in Zeeland. En het was toen een koude winter en er ontstond een al grote tempeest op de zee en storm van wind zodat enige schepen vergingen en de prins en prinses met al hun lieden waren in uitnemend groot gevaar en verwachtten de dood. Maar God gaf ze gratie zodat ze gedreven kwamen in Engeland en gingen te land. En allen vreesden van de koning beschaamd te zijn zo toonde de koning nochtans zijn edelheid en onthaalde ze zeer kostbaar en betaalde al zijn kosten.

Maar de koning verzocht ze zeer vlijtig dat hij hem de graag van Suffolk overleveren wilde die uit Engeland gevlogen was die hij kregen had in het land van Gelder te Hattem op dat slot en hij hield de graaf van Suffolk in de stad Namen en men zei dat hij stak naar de kroon want hij was de zoon van de zuster van koning Eduard. En de graaf had noch een broeder die ook uit Engeland gevlucht was. Dus dan zo stemde aartshertog Filips toe dat men hem halen zou uit Namen zonder iets aan zijn lijf te misdoen. En zo werd hij uit Namen gehaald en de Engelsen geleverd en daar gevangen gelegd, dat veel mensen mishaagde. Zo reisde hertog Filips met zijn vrouw uit Engeland naar Spanje waar ze kwamen en werden van velen goed ontvangen. En mits enige geschillen die daar rezen tussen zijn zwager de koning van Aragon en hem zo werd tussen hen een traktaat van vrede gemaakt vooral wat elk van het land hebben zou en houden. En zo werd hertog Filips ontvangen als koning van Castilië, van Lyon en Granada.

In het jaar 1506 in de maand augustus zo openbaarde een afgrijselijke komeet in de lucht die zijn omgang nam in het noordoosten en ging zo om tot in het noordwesten waar het neerging en had zijn staart naar het westen. En daar ging een grote vurige vlam er van die lang en breed was en ging meestal omhoog en duurde omtrent 18 dagen.

Kort hierna stierf de doorluchtige aartshertog Filips van Oostenrijk etc., in de bloem van zijn jeugd op zijn 28ste jaar op een vrijdag op de 26ste dag in september in 1506 in de stad Burgos in Castili en begeerde dat zijn hart voeren en begraven zou worden te Jeruzalem in het heilige land daar de oude hertog Filips, zijn over grootvaders hart mede begraven lag, wat alzo volbracht werd. En zijn ingewanden werden gevoerd naar Brugge in Vlaanderen en is in het graf van zijn vrouwe moeder Maria van Bourgondi gelegd. En hij werd met grote droefheid en met wenende uitvaart begraven in een Kartuizerklooster genoemd Montreuils dat op een hoge berg lag buiten Bourges. Toen bleef zijn vrouwe de koningin bevrucht met een dochter waar ze moeder van was. Aldus waren de edelen van deze landen zeer beschaamd want de Spanjaarden beminden hen niet. Zodat ze bijna al die kostbare juwelen en kleinoden die hertog Filips met hem gevoerd had en van zijn ouders nagelaten beroofd en verloren zouden hebben geweest had niet gedaan de jonge edele heer en graaf van Nassau die met voorzienigheid het grootste deel nam en terugbracht in deze landen.

Hoe datter weder een oorloge op geresen is tusschen den hertoge van Gelre ende dese landen, ende hoe dye Fransoysen ende Gelderschen in Brabant quamen, ende hoe si van die van Namen ter neder getogen werden [270r]

BJnnen desen tide is te weten dat weder twist ende oorloge gheresen was tusschen hertoge Karel van Ghelder ende desen landen So dat here Robrecht vander Marcke gheheten van Arenberch met groter machte wt Vrancrijck gecomen was te Remonde ende die hertoge ende hi quamen te samen met groter machte te Turnhout daer si groten schade deden. Ende want van Turnhout dye mans gheuloden waren so werdet ghebrantscat van hem, ende si namen veel vrouwen gheuangen van Turnhout diese mede voerden ende hielden die tot dat dat rantsoen betaelt was Niet seer langhe daer na quamen dye voorscreuen heer Robrecht ende die hertoghe van Ghelder in Septembri voor Dyest, meynende dat te ghecrijghen. Maer het wert also bewaert van mijn heere van Nassou heere van Dyest dat sijt lieten staen, ende si quamen tot Halem dat verdoruen wert. Daer na belagen si dye stadt van Thienen die si wonnen met stormen, ende beroofden die stadt ende ooc vele kercken ende cloosteren, dodende ende vangende veel lieden die si voerden tot Romonde ende elders, daer si lange lagen in groter allenden Dit geschiede op sint Michyels dach Jnt iaer ons heeren xvC. ende .vij. Eenige seyden dat dese bystant vanden Fransoysen den hertoge van Gelre ghesonden wert vander hertoginnen van Bourbon des hertogen moeye die groten scat van gelde hadde. Ende al was dit aldus geschiet, so bleeft nochtans onder den pays tusschen vrancrijcke ende dese landen ghemaect seggende die fransoysen dat de hertoge van Gelre op des conincx sijde in den pays begrepen was als met hem ghealieert, ende dat si hem mits dien bistaen mochten tegen sijn vianden sonder den pays te breken. Ende al luydt dit wonderlic, so wert dat nochtans also verstaen, want den voorseyden pays van Vrancrijck wert daer na hier int landt weder van nieuwes wtgheroepen, te wetene in Brabant Vlaenderen ende so voort meer. Het gheuiel daer na dat eenighe cloecke Namoreusen dat sijn mannen wter stadt van Namen,die wilden auontuer besoecken ende namen voor haren capiteyn Jan despontijn ende si meynden te slaen op eenen groten hoop Fransoysen bi nachte, die wt Ghelderlant quamen ende reysden door Ardennen te Vrancrijck waert met ses hondert costelike peerden seer rijckelic op gheseten comende tot sinte Hubrechts in Ardennen, daer si neder sloegen, meenende aldair te sijn vry ende sonder sorge, so maecten si goede chiere ende ghingen slapen want si moede ghereyst waren Ende als si te ruste waren so quamen die Namoreusen ende sloeghen op die ghene die die wake hielden ende die niet geulieden en conden, omtrent .xxxiiij. mannen die daer bleuen ende niet meer bi ghetalen, want dye ander ontuloden int bosch. Maer die Namoreusen cregen wel .v.C. peerden ende veele ander dingen, als clederen, iuweelen, bagagien. Ende daer wert een eedel heere gheuangen die namaels ontghinck. Ende der Namoreusen die dit hadden gheauontuert ende volbracht (also men seyde) waren omtrent een deel meere dan een hondert [270v]

Jn desen seluen tijde, als int iaer van M.CCCCC. ende .vij. so beleyde heere Jan van Egmont op de costen van hollant ende shertogen bosch dat stercke ende wel besorchde huys van Poroyen, daer capityen op was die maerscalc des lants van Gelre geheten Sneewint, welc slot was gelegen op die Mase, ende was den cooplieden groot viant. Als die hollanders met heer Jan van Egmont haren capiteyn dit huys belegen hadden ende haer tenten daer voor geslagen hadden, so quam die hertoge van Gelre op den sondach na onser vrouwen gheboorten dach dat huys ontsetten, so dattet die hollanders verlieten ende hadden al haer costen vergeefs gedaen Mer corts daer na int iaer van xvC. ende .viij. wert dat huys van Poroyen weder beleyt vanden graue van Aenholt, die dat ten lesten na veel costen ende moeyten tot sinen wille in genaden ghenomen heeft, sonder xij. die hi daer hinc als hair capiteyn Snewint doot was

Hoe dat er weer een oorlog opgestaan is tussen de hertog van Gelre en deze landen en hoe de Fransen en Geldersen in Brabant kwamen en hoe ze van die van Namen ter neder geslagen werden.

Ondertussen, te weten dat weer twist en oorlog gerezen was tussen hertog Karel van Gelder en deze landen, zodat heer Robrecht van de Mark geheten van Arenberg met grote macht uit Frankrijk gekomen was te Roermond en de hertog en hij kwamen tezamen met grote macht te Turnhout waar ze grote schade deden. En omdat de mannen van Turnhout gevlogen waren zo werden ze gebrandschat van hen en ze namen veel vrouwen gevangen van Turnhout die ze mee voerden en hielden die tot dat de borgsom betaald was. Niet zeer lang daarna kwamen de heer Robrecht en de hertog van Gelder in september voor Diest en meenden dat te krijgen. Maar het werd alzo beschermd van mijn heer van Nassau, heer van Diest, dat zij het lieten staan en ze kwamen te Halen dat bedorven werd. Daarna belegerden ze de stad Tienen die ze wonnen met bestormen en beroofden de stad en ook vele kerken en kloosters, doodden en vingen veel lieden die ze voerden naar Roermond en elders waar ze lang lagen in grote ellende. Dit geschiedde op Sint Michiels dag in het jaar ons heren 1507. Enige zeiden dat deze bijstand van de Fransen de hertog van Gelre gezonden werd van de hertogin van Bourbon, de tante van de hertog, die grote schat van geld had. En al was dit aldus geschied zo bleef het nochtans onder de vrede tussen Frankrijk en deze landen gemaakt en zeiden de Fransen dat de hertog van Gelre op de konings zijde in de vrede begrepen was als met hem geallieerd en dat ze hem mitsdien mochten bijstaan tegen zijn vijanden zonder de vrede te breken. En al luidt dit wonderlijk zo werd het nochtans alzo verstaan, want de vrede van Frankrijk werd daarna hier in het land weer opnieuw uitgeroepen, te weten in Brabant, Vlaanderen en zo voort meer. Het gebeurde daarna dat enige kloeke mannen uit Namen avontuur wilden zoeken en namen voor hun kapitein Jan Despontijn en ze meenden te slaan op een grote hoop Fransen bij nacht die uit Gelderland kwamen en reisden door Ardennen te Frankrijk waart met 600 kostbare paarden zeer rijk opgezeten en kwamen te Sint-Huibrecht in Ardennen waar ze neer sloegen en meenden daar vrij te zijn en zonder zorgen en zo maakten ze goede sier en gingen slapen want ze waren moe van de reis. En toen ze te ruste waren zo kwamen die van Namen en sloegen op diegene die de wacht hielden en niet vlieden konden omtrent 34 mannen die daar bleven en niet meer bij getal want de anderen ontkwamen in het bos. Maar die van Namen kregen wel 500 paarden en veel andere dingen als kleren, juwelen en bagage. En daar werd een edele heer gevangen die later ontkwam. En die van Namen die het hadden geavontuurd en volbracht (alzo men zei) waren omtrent een deel meer dan een honderd.

Op dezelfde tijd in het jaar 1507 zo belegerde heer Jan van Egmond op de kosten van Holland en Hertogenbos dat sterke en verzorgde huis van Poederooien waar kapitein op was de maarschalk van het land Gelre geheten Sneewint, welk slot was gelegen op de Maas en was een grote vijand van de kooplui. Toen de Hollanders met hun kapitein heer Jan van Egmond dit huis belegerd hadden en hun tenten daar oor geslagen hadden zo kwam de hertog van Gelre op de zondag na onze vrouwe geboorte dag dat huis ontzetten zodat de Hollanders het verlieten en hadden al hun kosten tevergeefs gedaan. Maar gauw daarna in het jaar 1508 werd dat huis van Poederooien weer belegerd van graaf van Aanholt die dat tenslotte na veel kosten en moeiten tot zijn wil in genade aangenomen heeft uitgezonderd 12 die hij daar hing toen hun kapitein Sneewint dood was.

Dat .lxx. capitel. Hoe die staten vanden landen na die aflijvicheyt van coninck Philips den keyser Maximiliaen weder kosen ende namen tot voocht ende momboor deser landen. Ende vanden payse van Camerijck

NA dat hertoge Philips in Spaengien ghestoruen was achterlatende in dese landen .iiij. kinderen, te weten, hertoge Karel Leonora Johanna Maria, ende in spaengien noch kinderen als Fernando ende een dochter, so waren dese landen seer ontstelt ende verslagen, want die keyser ende die coninc van Vrancrijck en waren niet wel eendrachtich als van eenigen tractaten die wijlen eer hertoge Philips metten coninc van Vrancrijck gemaect hadde Ende ooc als coninc Maximiliaen daer te voren met groter macht van hoochduytschen ende op den cost vanden keyserrijcke, ter begheerten vanden paus Julio ghetrocken was tot in Lombaerdijen, meenende te Romen ghecroont te worden, soe wert hi wederstaen vanden Venechianen die metten coninc van vrancrijck die doe Mylanen hielt vebonden waren. Niet te min, want coninc Maximiliaen sijn beste hadde gedaen om te Romen te comen, so consenteerde hem die paus dat hi hem scriuen mochte ghecoren keyser So wert in desen lande van .iij. staten der landen, die als doe dadministracie ende tbewint der landen also lange als die prince onder sijn mondighe iaren was hadden So vielen daer verscheyden opinien aengaende den regimente der landen. Alle dingen aengemerct so kosen si keyser Maximiliaen tot voocht ende momboor van allen desen landen Ende werden daer om tot hem gesonden in Almanien eedele ende ander gedeputeerde hem dat presenterende sonder condicie van mede te kiesene regeerders goet ende ghetrouwe den iongen here ende den landen, aenghesien dat dye keyser meest den tijt absent sijn moet Dit wert onwijslijck versuymt ende vergheten

Dus maecte die keyser vrouwe Margriete sijn dochtere dye weduwe van Sauoyen in sijn stadt regente van desen landen Ende dye here van Cherue wert gemaect bewaerdere van hertoge Kaerle. etcetera.

Doe mosten die landen ende steden grote beden ende scattinghen gheuen ende betalen die een op de ander [271r]

Daer na wert tot Camerijck gemaect een grote vergaderinge van ambassaten vanden coninc van vrancrijc ende vanden keyser aengaende desen landen Brabant Vlaenderen ende Henegouwe .etcetera. daer dye bisschop van Gurtz ende vrouwe Margriete voorseyt ghesonden werden, ende vanden ambassaten vanden hertoge van Ghelder So datter een tractaet van payse gemaect was van allen tallen ende besworen, mer aengaende den lande van Ghelre was wat duysterheden van woorden, daer seedert veel twisten ende scaden om geschiet sijn.

Dat 70ste kapittel. Hoe de staten van de landen na de dood van koning Filips de keizer Maximiliaan weer kozen en namen hem tot voogd en momboor van deze landen. En van de vrede van Kamerijk.

Nadat hertog Filips in Spanje gestorven was en in deze landen 4 kinderen na liet, te weten, hertog Karel, Eleonora, Johanna of Isabella en Maria en in Spanje noch kinderen als Ferdinand en een dochter zo waren deze landen zeer ontsteld en verslagen want de keizer en de koning van Frankrijk waren niet eendrachtig van enig traktaat die wijlen eerder hertog Filips met de koning van Frankrijk had gemaakt. En ook toen koning Maximiliaan daar tevoren met grote macht van Hoogduitsers en op de kosten van het keizerrijk ter begeren van de paus Julius getrokken was tot in Lombardije en meende te Rome gekroond te worden zo werd hij weerstaan van de Venetianen die met de koning van Frankrijk die toen Milaan hield en verbonden waren. Niettemin, want koning Maximiliaan had zijn best gedaan om te Rome te komen zo stond hem de paus toe dat hij zich schrijven mocht als gekozen keizer. Zo werd in deze landen van de 3 staten der landen die toen de administratie en het bewind der landen hadden alzo lang de prins onder zijn mondige jaren was. Zo vielen daar verschillende meningen aangaande het regiment der landen. Alle dingen aangemerkt zo kozen ze keizer Maximiliaan tot voogd en momboor van al deze landen. En werden daarom tot hem gezonden in Allemagne edele en ander gedeputeerde die hem dat presenteerde zonder conditie van mede te kiezen goede en trouwe regeerders voor de jonge heer en de landen, aangezien dat de keizer meeste tijd absent moest zijn. Dit werd onwijs verzuimd en vergeten.

Dus maakte de keizer zijn dochter vrouw Margaretha, de weduwe van Savoie, in zijn plaats regent van deze landen. En de heer van Chivres werd gemaakt bewaarder van hertog Karel, etc.

Toen moesten die landen en steden grote beden en schattingen geven en betalen de ene op de andere.

Daarna werd te Kamerijk een grote vergadering gemaakt van ambassadeurs van de koning van Frankrijk en van de keizer aangaande deze landen Brabant, Vlaanderen en Henegouwen, etc., waar de bisschop van Gortz en vrouwe Margaretha gezonden werden en van de ambassadeurs van de hertog van Geld. Zodat er een traktaat van vrede gemaakt werd van allen en gezworen, maar aangaande het land Gelre was wat duisterheid van woorden waar sinds veel twisten en schaden om geschied zijn.

Hoe die paus, die keyser, die coninc van vrancrijck, ende die coninc van Arragon oorlochden op die Venechianen

Nu valt hier te scriuen vanden groten verbonde ende aliancien geschiet tusschen onsen heiligen vader den paus den keiser, den coninc van vrancrijck, den coninc van Arrogon die ooc regent ende voocht was van Spaengien, want vrou Johanne sijn dochter daer toe niet wel bequaem en was. Ende dese aliancie ofte verbont wert gemaect tegen die Venethianen diemen seyde dat veele steden ende ander stercke plaetsen vast hielden, toe behorende der heyligher kercken. ende den keyser ende den hertochdom van Mylanen, ende den coninc van Napels dat doe besat die coninc van Arrogon. Dye paus leyde te Venegien interdict, dats cessatie vanden godlijcken dienst Ende dat verbont wert soe vaste ghemaect datmen meynde dattet nemmermeere ghebroken en soude worden, maer ten stont niet lange. daer om seyt die prophete inden souter Ende wilt inden princen niet betrouwen. Ooc so en pleget een verbont ofte tractaet gemaect in Jtalien niet langer te dueren dan .iij. ofte .iiij. maenden ofte niet veel meer. Die coninc van vrancrijck hem betrouwende op dit verbont track selue met veel volcx wt Vrancrijck ende ooc wt Lombaerdijen op die Venechianen hebbende bi hem den Marquis van Manttua dye een wijs ende een vroom prince was verwachtende die hulpe vanden keyser ende andere die niet en quamen. Dye Venechianen quamen tegen hem met meerder macht op die tijt ende ooc met veel duytsche knechten, meynende also den coninc met sinen volcke te verwinnen Ende daer gheuiel omtrent Cremona eenen strijdt daer die Fransoysen victorie hadden ende versloegen menich M. menschen. Ende ter stont daer na creech die coninc meestdeel al die steden hem toebehorende, te weten, Brixien Bergomen, cremen Crenconen, ende meer andere, die hi seyde sijn te wesen van wegen des hertogen van Milanen. Desgelijcx bracht de paus weder die stadt van Bononien aen der Roomscher kercken, Jnt iaer xvC. ende .vij. Ende int iaer van .ix creech hi wten handen der Venetianen die steden Rauenna Seruien Ymolen Fauentien, Faroliuien, ende meer ander die die venetianen met macht onder hem gehouden hadden. Dye keyser Maximiliaen creech Veronen, Patauien, Teruisien ende noch meer anderen De coninc Fernant van arrogon creech Brundusien , tarenten ende ander steden ende plaetsen vanden Venechianen Maer niet lange en stont dit want die Venechianen dye doe ghelijc bescaemt waren verootmoedichden hem seer tegen den paus, ende wisten met wijsen ende subtijlen rade haer vianden te verscalcken. Ooc sterf die cardinael van [271v] Rouwaen legaet in vrancrijck, ende die den coninc van vrancrijck onderhielt die alte swaren scat achterliet. So woude die paus den scat hebben als hem toebehorende, dat de coninc weygerde seggende dat dien niet alleen gecomen was van sijnder adminnistracien int gheestelick als legaet, maer ooc vanden bewinde hem vanden coninc ghegeuen Ende mits desen ende anderen saken die ons onbekent sijn so wert die paus hem contrarie, die seer grootmoedich was ende arbeyde seer om hem metten Switsen af te nemen Genuen, mer hi faelgeerde doen. Niet te min, hi verwecte veel coningen ende princen tegen den coninc van Vrancrijck om hem ende al die Fransoysen te verdriuen wt Lomberdijen ende Jtalien. Die coninc van Arrogon bleef adherent metten paus als hi sijn steden in Napels weder hadde, ende hi wert daer na viant vanden coninc van Vrancrijck Niet tegenstaende dat een wijle daer te voren die coninc van vrancrijck pays met hem makende hem ghegeuen had te huwelijc die dochter vanden graue van Foys die sijnder eygen suster dochter was hem daer mede ouergeuende sijn recht vanden conincrijc van Napels, also verre als die coninc van Arogon van haer gecregen wettich oor Ende die ionge coninc van Engelant die getrout hadt bi discpensacie sijns broeders wijf, dye een dochter van Spaengien was wert ooc getrocken vanden paus ende vanden coninc van Aragon ende Spaengien tegen den coninc van vrancrijck te orlogen Nochtans en consten si den keyser niet getrecken om vanden coninc van vrancrijc te scheyden want hi track selue met groten heyre in Jtalien te Veronen ende te Padua opten cost vanden keyserijcke ende vereenicht met den Fransoysen, dede hi ende sijn capiteynen schone feyten van orlogen tegen de Venetianen voor Padua ende elders.

Hier valt te scriuen vanden twist tusschen den paus ende den cardinael van sint cruys die seer arbeyde om een generael concilie van kerstenrijck te maken, mits vele gebreken ende abusen die inder heyliger kercken noot gebetert waren Ende daer toe had hi veel ander cardinalen die ooc van dien sinne waren, achteruolgende die statuten vanden concilie van Constancien sprekende van x. iaren te .x. iaren concilie te houden. Ende sijn medegesellen ghingen hem af wt vresen vanden paus wtgenomen .iij. oft .iiij. cardinalen hem houdende in vrancrijck ende int lant van Melanen Ende worden also beraden metten keyser ende coninc van Vrancrijck dat si al te samen instrueerden een concilie generael tot Pysen, dat daer begost, maer wt vresen vanden paus ende Venetianen soe leyden sijt te Melanen ende deden den paus dair dagen Mer de paus had met veel meer cardinalen ooc een concilie te Romen gestelt procederende tegen die voorseyde cardinalen.

Hoe de paus, de keizer, de koning van Frankrijk en de koning van Aragon oorloogden op de Venetianen.

Nu valt hier te schrijven van het grote verbond en alliantie die gebeurde tussen onze heilige vader de paus met de keizer, de koning van Frankrijk en de koning van Aragon die ook regent en voogd was van Spanje, want zijn dochter vrouw Johanna was daartoe niet bekwaam. En deze alliantie of verbond werd gemaakt tegen de Venetianen die men zei dat ze vele steden en andere sterke plaatsen vasthielden toe behorend de heilige kerk. En de keizer en het hertogdom van Milaan en koning van Napels die toen bezat de koning van Aragon. De paus legde te Veneti interdict, dat is stopzetting van de goddelijke dienst. En dat verbond werd zo vast gemaakt dat men meende dat het nimmermeer gebroken zou worden, maar het stond niet lang en daarom zegt de profeet in de psalm; ‘En wil in de prinsen niet vertrouwen.’ Ook zo pleegt een verbond of traktaat gemaakt in Itali niet langer te duren dan 3 of 4 maanden of niet veel meer. De koning van Frankrijk vertrouwde op dit verbond en trok met veel volk uit Frankrijk en ook uit Lombardije op de Venetianen en had bij hem de markies van Mantua die een wijze en dappere prins was en verwachtte de hulp van de keizer en anderen die niet kwamen. De Venetianen kwamen tegen hem met grotere macht op die tijd en ook met veel Duitse knechten en meenden alzo de koning met zijn volk te overwinnen. En daar geviel omtrent Cremona een strijd waar de Fransen victorie hadden en versloegen menige duizenden mensen. En terstond daarna kreeg de koning het meeste deel van de steden die hem toebehoorden, te weten, Brescia, Bergamo, Crema, Carincone en meer andere die hij van hem zei te wezen vanwege de hertog van Milaan. Desgelijks bracht de paus weer de stad Boulogne-sur-Mer aan de Roomse kerk in het jaar 1507. En in het jaar 1509 kreeg hij uit handen der Venetianen die steden Ravenna, Servien, Imola Favete, Ferroli en meer ander die de Venetianen met macht onder zich gehouden hadden. De keizer Maximiliaan kreeg Verona, Pavia, Trevi en noch meer anderen. De koning Ferdinand van Aragon kreeg Brindisi, Tarento en andere steden en plaatsen van de Venetianen. Maar niet lang stond dit want de Venetianen die toen gelijk beschaamd waren verootmoedigden zich zeer tegen de paus en wisten met wijze en subtiele raad hun vijanden te verschalken. Ook stierf de kardinaal van Rouen, legaat in Frankrijk, die de koning van Frankrijk onthield de al te zware schat en achterliet. Zo wilde de paus de schat hebben als hem toebehorende wat de koning weigerde en zei dat die niet alleen gekomen was van zijn administratie in het geestelijke als legaat, maar ook vanwege het bewind hem van de koning gegeven. En mits deze en anderen zaken die ons onbekend zijn zo werd de paus hem contrarie die zeer grootmoedig was en werkte zeer om het hem met de Zwitsers af te nemen in Genua, maar hij faalde toen. Niettemin, hij wekte veel koningen en prinsen op tegen de koning van Frankrijk om hem en alle Fransen te verdrijven uit Lombardije en Itali. De koning van Aragon bleef aanhanger van de paus toen hij zijn steden in Napels terug had en werd daarna vijand van de koning van Frankrijk. Niet tegenstaande dat een tijdje daar tevoren de koning van Frankrijk vrede met hem maakte en hem ten huwelijk gegeven had de dochter van de graaf van Foys die de dochter was van zijn eigen zuster en gaf hem daarmee over het recht van het koninkrijk van Napels, alzo ver als de koning van Aragon van haar kreeg als wettig erfgenaam. En de jonge koning van Engeland die met dispensatie getrouwd had het wijf van zijn broeder die een dochter van Spanje was werd ook getrokken van de paus en van de koning van Aragon en Spanje tegen de koning van Frankrijk te oorlogen. Nochtans en konden ze keizer niet trekken om van de koning van Frankrijk te scheiden want hij trok zelf met groot leger in Itali te Verona en te Padua op de kosten van het keizerrijk en was verenigd met de Fransen en deed met zijn kapiteins mooie oorlogsfeiten tegen de Venetianen voor Padua en elders.

Hier valt te schrijven van de twist tussen de paus en de kardinaal van Sint Kruis die zeer werkte om een generaal concilie van christenenrijk te maken, mits vele gebreken en abuizen die in heilige kerk nodig verbeterd moesten. En daartoe had hij veel andere kardinalen die ook van die zin waren en na kwamen de statuten van het concilie van Konstanz en sprak van om 10 tot 10 jaar concilie te houden. En zijn metgezellen gingen hem af vanwege vrees van de paus uitgezonderd 3 of 4 kardinalen die zich hielden in Frankrijk en in het land van Milaan. En werden alzo beraden met de keizer en koning van Frankrijk dat ze alle al tezamen instrueerden een concilie generaal te Pisa dat daar begon, maar uit vrees van de paus en Venetianen zo verlegden ze het te Milaan en lieten de paus daar dagen. Maar de paus had met veel meer kardinalen ook een concilie te Rome gesteld en procedeerde tegen die voor genoemde kardinalen.

Vander gelderscher orlogen tegen Brabant, ende hoe Venlo belegen wert

Die pays van desen landen ende den gelderschen is weder gestuert, want heer Floris van yselsteyn bi consente vanden rade des princen lieden gescat oft geuangen hadde omtrent Bommel diemen seyde dat ons prince na wtwijsen vanden pays van Camerijc daer recht toe had, ende de hertoge van gelre seyde dat hi daer by vercort waer na wtwisen des seluen pais van Camerijc So seyde hi dat den pays op ons side gebroken was. Ende doen dede hi belaghen dye cooplieden van [272r] Antwerpen van Mechelen van Bruessele by Colen treckende totter merct van Vranckefoort ende meer ander dye al te wagen saten worden gheuangen, ende worden te Ghelre gebracht ende wredelic ghetracteert ende worden swaerlijc gheransoent voor veel duysent gouden gulden. Ende die cooplieden te peerde ontquamen sonder scade oft gheuangen te werden So dede vrou Margriete regente met haren rade den hertoge van Ghelre ontseggen Ende dlant wert geschat om te gaen beleggen die stadt van Venlo. Ende dat belegge duerde lange inden doden winter int iaer .xv C. ende xi. Mer daer was veel min volcx dan men seyde, soe dat die geldersche bleuender wt ende in gaende, nochtans had ons te hulpen gesonden die coninc van engelant op sinen cost .xv.C. vrome Engelschen Maer die capiteynen waren onghelijck van sinnen,dat den eenen goet dochte dat mishagede den anderen, so datter seer veel mannen verslagen werden int bestormen alder meest van onser siden. ende daer bleuen doot mijn heere van Bousschuyt een vroom here ende een machtich spaengniaert de seer grootmoedich was Ende ten eynde trocken die engelsche ende ons lieden van dair met veel scaden ende scanden, dair hier nv niet meer af en staet te scriuen, want die lieden noch leuen diet gesien ende gehoort hebben Ende die hertoge van Ghelre dye te voren weder ghecregen hadde Hattem Harderwijck, ende meer ander steden dye was noch niet in slape ende hi creech bi quader hoeden van deser siden Bommel Tiel Wissem. etcetera. Ende dye Gheldersche versloegen ende vingen veel poorters van shertogenbossche die onbehoedelijc wt ghetrocken waren ouer Mase verbeydende meer hulpen die niet in tijts en quamen, ende die burgers worden swaerlic gerantsoent. dit gesciede op onser vrouwen lichtmis auont, int iaer .xvC. ende.xij. ende hi roofden vast voort in Brabant ende ouer die mase ende in Hollant sonder ophouden

Jtem int selue iaer quam die keyser weder in desen landen ende hi wert te louen ontfangen voor voocht van Brabant daer hi dlant beswoer. Ende dye drie staten vanden landen worden vergadert te Bruessel ende consenteerden weder grote bede ende scattinge om hem te bescudden tegen die gheldersche Ende die keyser trooste sonderlinge met brieuen die van Tshertogenbosch bistant te doen Ende hi trac weder tot Colen in die dachvuaert van Almanien. Ende die gelreschen deden altijt als voren, altijt wacker sijnde quamen weder ouer die mase tot voor die stadtpoorten van tshertogenbossche daer si veel lieden versloegen ende vingen veel burgeren vander stadt, ende dye selue geldersche verbranden ooc op dien dach die wintmolens van shertogenbosch Ende si trocken voort in dye meyerie ende verbranden ende roofden de dorpen

Van de Gelderse oorlogen tegen Brabant en hoe Venlo belegerd werd.

De vrede van deze landen en de Geldersen is weer verstoord want heer Floris van IJsselstein met toestemming van de raad van de lieden van de prins had geschat of gevangen omtrent Bommel, waarvan men zei dat onze prins naar het uitwijzen van de vrede van Kamerijk daar recht toe had, en de hertog van Gelre zei dat hij daarbij gekort was naar het uitwijzen van dezelfde vrede van Kamerijk. Zo zei hij dat de vrede aan onze zijde gebroken was. En toen liet hij belegeren de kooplieden van Antwerpen, van Mechelen en van Brussel en trokken van Keulen tot de markt van Frankfort en meer anderen en allen die te wagen zaten werden gevangen en te Gelre gebracht en wreed onthaald en zwaar losgeld gevraagd voor vele duizenden gouden guldens. En de kooplieden te paard ontkwamen zonder schade of gevangen te worden. Zo liet de regent vrouw Margaretha met haar raad de hertog van Gelre ontzeggen. En het land werd gebrandschat om te gaan belegeren de stad Venlo. En dat beleg duurde lang in de doods winter in het jaar 1511. Maar daar was veel minder volk dan men zei zodat de Geldersen bleven in en uitgaan, nochtans had ons te hulp gezonden de koning van Engeland op zijn kosten 1500 dappere Engelsen. Maar de kapiteins waren ongelijk van zin zodat wat de een goed dacht de andere mishaagde zodat er zeer veel mannen verslagen werden in het bestormen en allermeest van onze zijde en daar bleven dood mijn heer van Bousschuyt, een dappere heer en machtige Spanjaard die zeer grootmoedig was. En tenslotte trokken de Engelsen en onze lieden vandaar met veel schade en schande, waar hier nu niet meer van staat te schrijven want de lieden noch leven die het gezien en gehoord hebben. En de hertog van Gelre die tevoren teruggekregen had Hattem, Harderwijk en meer ander steden die was noch niet in slaap en hij kreeg bij slechte hoede van deze zijde Bommel, Tiel, Wissen etc. En de Gelderse versloegen en vingen veel poorters van Hertogenbos die onbeschermd uit getrokken waren over de Maas en wachtten op meer hulp die op die tijd niet kwam en van de burgers werden zwaar losgeld gevraagd op onze vrouwe lichtmis avond in het jaar 1512 en hij roofden vast voort in Brabant en over de Maas en in Holland zonder ophouden.

Item, in hetzelfde jaar kwam de keizer weer in deze landen en hij werd te Leuven ontvangen voor voogd van Brabant dat hij zweerde. En de drie staten van de landen werden verzameld te Brussel en stemden toe weer grote bede en schatting om zich te behoeden tegen de Gelderse. En de keizer troostte vooral met brieven die van Hertogenbos bijstand te doen. En hij trok weer naar Keulen in de rechtszitting te Allemagne. En de Geldersen deden altijd als tevoren, en altijd wakker zijnde weer over de Maas tot voor die stadpoorten van Hertogenbos waar ze veel lieden versloegen en vingen veel burgeres van de stad en die Geldersen verbrandden ook op die dag de windmolens van ‘s-Hertogenbosch En ze trokken voort in de meierij en verbrandden en roofden de dorpen.

Hoe die coninc van Vrancrijck oorlochde op die Venechianen

Nv valt hier te scrijuen vanden twist in Jtalien tusschen den paus ende denVenechianen metten coninc van Arogon ende van Spaengien tegen den coninc van vrancrijck met sinen adherenten, daer die keyser noch een af was, want hi hadde hertoch Henrick van Bruynswijck in Jtalien gesonden met veel volcx te peerde ende te voete bi dat heyr vanden Fransoysen. Ende na dat die fransoysen die [272v] stadt van Brixia met stormen weder ghecregen hadden wten handen vanden Venechianen, daer wel .xij.M. menschen inder stadt ghedoot worden. So quamen die Fransche capiteynen met eenen groten heyr voor Rauenna daer die hertoge van Nemours dat hooft af was dye ooc graue van Foys was des conincs suster sone, want hi was regent van Mylanen. ooc waren daer veel hooch duytschen van skeysers wegen. Ende dye Spaengiaerts metten Venechianen, ende metten capiteyn van Napels quamen oock met een seer groot heyre tegen die Fransoysen, ende daer lagen si van op den heylighen witten donderdach, so datter op den heyligen Paeschdach alte vreeslijcken strijt gebuerde al den dach duerende, daer so vreeslijck ende so vromelijck gheuochten wert, datmen desghelijcx noyt en wiste Ende daer wert die voorseyde hertoge van Nemours een ionc prince verslagen, ende noch iij. oft .iiij. vermaerde fransche capiteynen ende veel eedele nochtans behielden dye Fransoysen tvelt met victorien, want die Spaengiaert ende die Venechianen die niet verslagen en waren die vloden Ende daer bleuen wel verslaghen .xx.M. menschen daer af dat tweede deel wel waren Venechianen ende spaengiaerden met veele capiteynen ende eedelen oock metten gheuanghen. Daer na corts so wonnen dye fransoysen ende roofden die stadt van Rauenna. Dese victorie voorscreuen scheen schoone voor die Fransoysen, maer corts daer na hadden si groten teghenspoet. Want die Paus die seer subtijl ende grootmoedich was ende die Venechianen cregen een groot veruaerlic heyr van Switsen die quamen in Lombardijen int lant van Mylanen, ende sonder eenich wederstant lietse in comen die stadt van Mylanen ende meer ander steden, ende die fransoysen trocken daer wt. Ende die hertoge van Feraren, ende die florentijnen ende die van Bolonien gauen hem allen in handen vanden paus dye te voren den coninc van Vrancrijck adhereerden. Ende dye Engelschen hielden langhen tijt met groter macht op die zee om in Vrancrijcke te slane. Ende dye coninck van Spaengien lach ooc biden lande van Gascoengien met groten heyre ende meende die stadt van Bayon ghecregen hebben

Jtem die fransoysen waren ooc seere sterck ter zee, sonderlinge met een groot veruaerlijc schip, ende si vergaderden metten Enghelschen die oock een machtich schip hadden, so dat beyde die meeste schepen van beyde sijden verbranden malcanderen, daer ooc veel eedele in waren aen beyde siden

Daer na in September, int iaer van xv.C. ende .xij. wert eenen groten strijt te lande gheuochten bi Bayoene tusschen die fransoysen op deen sijde, ende den Spaengiaerts ende dengelschen op dander side, daer wel verslagen bleuen xxiiij.M. menschen

Hoe de koning van Frankrijk oorloogde op de Venetianen.

Nu valt hier te schrijven van de twist in Italië tussen de paus en de Venetianen met de koning van Aragon en van Spanje tegen de koning van Frankrijk met zijn aanhangers waar de keizer noch een van was want hij had hertog Hendrik van Braunschweig in Itali gezonden met veel volk te paard en te voet bij dat Franse leger. En nadat de Fransen de stad Brescia met bestormen weer gekregen hadden uit de handen van de Venetianen waar wel 12 000 mensen in de stad gedood werden. Zo kwamen de Franse kapiteins met een groot leger voor Ravenna waar de hertog van Nemours dat hoofd van was de graaf van Foys was en de zoon van de zuster van de koning want hij was regent van Milaan. Ook waren daar veel Hoogduitsers vanwege de keizer. En de Spanjaarden met de Venetianen en met de kapitein van Napels kwamen ook met een zeer groot leger tegen de Fransen en daar lagen ze op de heilige Witte Donderdag zodat er op de heilige Paasdag al te vreselijke strijd gebeurde dat de hele dag duurde en daar werd ze vreselijk en zo dapper gevochten zodat men iets dergelijks nooit wist. En daar werd de hertog van Nemours een jonge prins verslagen en noch 3 of 4 vermaarde Franse kapiteins en veel edelen, nochtans behielden de Fransen het veld met victorie want de Spanjaarden en Venetianen die niet verslagen waren die vlogen. En daar bleven wel verslagen 20 000 mensen waarvan af dat tweede deel wel waren Venetianen en Spanjaarden met veel kapiteins edelen en ook gevangen. Gauw daarna zo wonnen de Fransen en beroofden de stad Ravenna. Deze victorie scheen mooi voor de Fransen, mar gauw daarna hadden ze grote tegenspoed. Want de Paus die zeer subtiel en grootmoedig was en de Venetianen kregen een groot gevaarlijk leger van Zwitsers in Lombardije die in het land van Milaan kwamen en zonder enige weerstand kwamen ze in Milaan en meer ander steden en de Fransen trokken daaruit. En de hertog van Ferrara en van Florence en die van Bologna gaven zich allen in de handen van de paus die tevoren de koning van Frankrijk aanhingen. En de Engelsen hielden lange tijd met grote macht op zee om in Frankrijk te slaan. En de koning van Spanje lag ook bij Gascogne met een groot leger en meende de stad van Bayon te krijgen.

Item, de Fransen waren ook zeer sterk ter zee en vooral met een groot gevaarlijk schip en ze verzamelden met de Engelse die ook een machtig schip hadden zodat beiden de meeste schepen van beide zijden elkaar verbranden waar ook veel edele in waren aan beide zijden.

Daarna in september in het jaar 1512 kwam een grote strijd en werd lang gevochten bij Bayon tussen de Fransen aan de ene zijde en de Spanjaarden en de Engelsen aan de andere zijde waar wel 24000 mensen verslagen bleven.

Hoe die derde suster van onsen prince te huwelijc ghecreech den iongen coninc van Hongherien Ende hoe triumphelic die ionge coninck met sijnder coninghinnen ontfangen wert in die stadt van Vienne [273r]

Door dese vereeninge deser groter coningen ende ander princen is ons ghecomen in allen landen pays ende vrede, dat die wijsheyt des Keiserlycke Maiesteyt toe bracht heeft door die godlike voorsienicheit, welken pays seer sterck is worden metter croningen des conincx van Spaengien. Ende na dese triumphe so sijn dye heeren minlijc gescheyden ende elck is weder ghetrocken in dat sijne met vreden

Jn dit selue iaer van .xij. op sinte Ponciaens dach sijn die van shertogenbosch gecomen brandende ende rouende in die Bommelsche waert Daer tegen is geco[men die] graue van Serberen met veel gelderschen ende sloegen ende vingender veel van die busschenaers. Die busschenaers willende hair leet wreken sijn getogen voor Bommel, daer si niet veel en bedreuen

Hier na reysde dye here van Yselsteyn int lant van gelre met een hoop knechten ende weynig ruteren ende wonnen gheweldelijc den roden toren ende destrueerden die ende sloegent al doot datter op was. des gelijcx meer ander sloten als Peersick, Hoemen, dat hi in genaden nam.

Jnt eynde van dit iaer quamen die gelderschen voor Amsterdam met .xiC. man ende branden de scepen ende deden grote scade, treckende die een helft op die bilt, dander helft bleef int cloostere ten Carthuseren buten Vtrecht. Die here van Wassenaer versaemde .iiij.C. knechten ende verdreef dye gelderschen wt dat clooster voorscreuen opten heyligen kersauont ende bleef daer in dye kersnacht. Dese veriaechde gelderschen versaemden hem met die ander met die ander helft die op die bilt lagen ende andere hulperen ende quamen opden heyligen Kersdach smorgens ende vingen den here van Wassenaer met veel vanden sinen

Daer na int iaer .xv.C.xiij. so wert gemaect eenen pays van .iiij. iaren tusschen den gelderschen ende Bourgonschen aen beyde siden hebbende elck haer gemachtigen, welck bestant wt gaen soude op sinte Laurens dach int iaer .xvij.

Hoe de derde zuster van onze prins ten huwelijk kreeg de jonge koning van Hongarije. En hoe triomfantelijk de jonge koning met zijn koningin ontvangen werd in de stad Wenen. Dat laat ik. ......

Door deze vereniging van deze grote koningen en ander prinsen is ons gekomen in alle landen rust en vrede dat de wijsheid van de keizerlijke majesteit toegebracht heeft door de goddelijke voorzienigheid welke vrede zeer sterk is geworden met de kroning van de koning van Spanje. En na deze triomf zo zijn de heren minlijk gescheiden en elk is weet vertrokken in het zijne met vrede.

In hetzelfde jaar 1512 op Sint Pontiaans dag zijn die van Hertogenbos brandend en rovend gekomen in Bommelerwaard. Daartegen is gekomen de graaf van Serberen met veel Geldersen en sloegen en vingen er veel van de Bosschenaars. De Bosschenaars wilden hun leed wreken en zijn voor Bommel getrokken waar ze niet veel bedreven.

Hierna trok de heer van IJsselstein in het land van Gelre met een hoop knechten en weinig ruiters en wonnen geweldig de rode toren en vernielden die en sloegen alles dood dat erop was, desgelijks meer ander burchten als Peersick en Hoemen dat hij in genade nam.

Op het eind van dat jaar kwamen de Geldersen voor Amsterdam met 1100 man en verbranden de schepen en deden grote schade en trok de ene helft op De Bilt en de andere helft bleef in het kartuizerklooster buiten Utrecht. Die heer van Wassenaer verzamelde 400 knechten en verdreef de Geldersen uit dat klooster op heilige Kerstavond en bleef dar die Kerstnacht. Deze verjaagde Geldersen verzamelden zich met de andere helft die op De Bilt lagen en andere helpers en kwamen ճ morgens van de heilige Kerstdag en vingen de heer van Wassenaar met veel van de zijne.

Daarna in het jaar 1513 zo werd een vrede gemaakt van 4 jaren tussen de Geldersen en Bourgondirs die aan beide zijden hun gemachtigden hadden welk bestaand uit zou gaan op Sint-Laurens dag in het jaar 1517.



Hoe dat dye coninc van Engelant ouer quam met machte, ende Terwaen ende dye machtige stadt van Doornick wan [274r]

NA dat keyser maximiliaen noch voocht sijnde van desen landen lange vertrocken hadt hem te verclaren aengaende daliancie vanden coninc van vrancrijck so heeft hi een verbont gemaect met coninc Henric die .vij. van Engelant die om actien die hi op vrancrijck had is met groter macht ouercomen in piccardijen tot Rijsele ende tot sint Omers Ende met groten scatte van anglotten gecreech hi die ionste van veel heeren wt Brabant ende henegouwe ende meer ander die om soudie hem dienden Ende coninc Lodewijc van vrancrijck sandt een groot heyr van fransoysen ende duytsche knechten met vitalien om te voorsien dye stadt van Terwaen die wel beset was met vromen stouten ruteren. Dit vernemende die coninc van Engelant ende die keyser, so heeft die keyser bedect liggende achter eenen berch deen side bestormt met bussen ende met ander feyten van oorloge dat daer omtrent CC. Fransoysen doot bleuen, ende .ij. eedel heeren gheuangen, ende Terwaen en mochte niet gespijst werden Daer na bleuen dengelsce voor Terwaen liggen Ende die van binnen schoten vreeselijc in dat engelsche heyr Maer om dat die van binnen daer na gheen vitalie noch ontset en gecregen so gauen si hem op lieuer inden handen des keysers dan vanden engelschen Corts daer na wert Terwaen verbrant, poorten ende mueren gebroken. Ende daer na is die coninc van Engelant getrocken voor die machtige stadt van Doornick, die gheen garnisoen vanden Fransoysen en wilden in nemen menende sterck genoech te [274v] sijne, mer alsmen begost te schieten op de stadt met bombarden ende grote hootstucken so gauen si hem op. Ende dye keyser ende die coninc quamen daer in met groter macht Daer na was te Doornick een grote sterfte, mits den welcken ende ooc mits afkeer vanden engelschen so trocken dye burgers ende cooplieden buten wonen te Camerijc, te Brugge, te Valencijn, ende Tantwerpen. etc

Jtem Binnen desen tiden quam die coninc van Schotlant ouer in Engelant meenende dat lant onbewaert te vinden, willende dat oueruallen ende gewinnen. Maer die coninginne dit vernemende maecte haer sterck ende quam te velde tegen den coninc van schotlant. daer wert so vreselijck gheuochten datter veel volcx verslagen bleef aen beyde siden, mer die coninginne behielt dat velt met victorien Ende daer bleef verslagen die coninc van Schotlant met veel heeren ende eedelen int iaer .xv.C.xiij.

Jtem als die Fransoysen sagen die grote macht vanden coninc van Engelant met behulp des keysers Ende om dat si hadden verhoort dat haer volck was afgeworpen die Terwaen spijsen wilden ende ontsetten, so sochten si lose practijcken so si dicwils doen als si verouerlast sijn. So quamen die ambassaten ende persuadeerden den seluen coninc met geconterfeyte brieuen dat die keyser wel afstaen wilde dat huwelijc gesloten tusschen sinen neue hertoge karel prince van Spaengien ende sijn suster van engelant, begherende daer om die te hebben tot eender coninginnen van vrancrijck. Doe antwoorde die coninc van engelant den ambassaten ende consenteerden thuwelijc met eenen payse ende hi behielt Doornick, ende Terwane gaf hi weder ouer den coninc van Vrancrijck die dat weder seer ghestarct heeft Ende dye keyser vertrack ter stont weder na duytschlant. Ende want die coninginne van vrancrijck ouerleden was so gaf die coninc van engelant sijn suster den coninc van vrancrijck te huwelijc, ende santse met groten costen in vrancrijc, ende de coninc troudese in die stadt van Abeuijle, ende voort track si van Beauays tot Parijs daer si seer costelijc ontfangen was, ende voort track si opwaert in vrancrijck Maer om dat die coninc oudt was ende cranck van siecten so sterf hi corts daer na int iaer xv.C.xiiij. Ende die coninc van Engelant dit verhorende dede sijn suster weder halen in Engelant ende hi dedese daer trouwen eenen slechten eedelen man, dien hi gaf dlant van Suffock bi confiscatien

Hoe dat de koning van Engeland overkwam met macht en Terwaan en de machtige stad Doornik won.

Nadat keizer Maximiliaan die noch voogd was van deze landen al lang vertrokken was en zich verklaarde tegen de alliantie van de koning van Frankrijk zo heeft hij een verbond gemaakt met koning Hendrik de 7de van Engeland om actie die hij op Frankrijk had en is met grote macht overgekomen in Picardi te Rijsel en tot Sint-Omaars. En met grote schat van geld kreeg hij de gunst van veel heren uit Brabant en Henegouwen en meer anderen die om soldij hem dienden. En koning Lodewijk van Frankrijk zond een groot leger van Fransen en Duitse knechten met voedsel om de stad Terwaan te voorzien die goed bezet was met dappere sterke ruiters. Dit vernam de koning van Engeland en de keizer en zo heeft de keizer die bedekt lag achter een berg de ene zijde bestormd met bussen en met andere oorlogsfeiten zodat daaromtrent 200 Fransen doodbleven en 2 edele heren gevangen en Terwaan kon geen voedsel krijgen. Daarna bleven de Engelsen voor Terwaan liggen. En die van binnen schoten vreselijk in het Engelse leger. Maar omdat die van binnen daarna geen voedsel noch ontzet kregen zo gaven ze zich liever op in de handen van de keizer dan van de Engelsen. Gauw daarna werd Terwaan verbrand, poorten en muren gebroken. En daarna is de koning van Engeland getrokken voor de machtige stad Doornik die geen garnizoen van de Fransen wilde binnen halen en meenden sterk genoeg te zijn, maar toen men begon te schieten op de stad met bombarden en grote stukken zo gaven ze zich over. En de keizer en de koning kwamen daarin met grote macht. Daarna was te Doornik een grote sterfte en mits die en ook mits afkeer van de Engelsen zo trokken de burgers en kooplieden buiten wonen te Kamerijk, te Brugge, te Valenciennes en te Antwerpen, etc.

Item, Ondertussen kwam de koning van Schotland over in Engeland en meende dat land onbeschermd te vinden en wilde dat overvallen en winnen. Maar de koningin die dat vernam maakte zich sterk en kwam te velde tegen de koning van Schotland. Daar werd zo vreselijk gevochten zodat er veel volk verslagen bleef aan beide zijden, maar de koningin behield het veld met victorie. En daar bleef verslagen de koning van Schotland met vele heren en edelen in het jaar 1513.

Item, toen de Fransen de grote macht zagen van de koning van Engeland met hulp van de keizer. En omdat ze hadden gehoord dat hun volk was afgeworpen die Terwaan spijzigden wilden en ontzetten zo zochten ze loze praktijken zo ze vaak doen als ze overlast hebben. Zo kwamen de ambassadeurs en overtuigden de koning met gekleurde brieven dat de keizer dat huwelijk wel wilde afstaan dat gesloten was tussen zijn neef hertog Karel, prins van Spanje, en zijn zuster van Engeland en begeerde daarom die te hebben tot een koningin van Frankrijk. Toen antwoordde de koning van Engeland de ambassadeurs en bevestigde het huwelijk met een vrede en hij behield Doornik en Terwaan gaf hij terug aan de koning van Frankrijk die dat weer zeer versterkt heeft. En de keizer vertrok terstond weer naar Duitsland. En omdat de koningin van Frankrijk overleden was zo gaf de koning van Engeland zijn zuster de koning van Frankrijk ten huwelijk en zond haar met grote kosten in Frankrijk en de koning trouwde haar in Abbeville en voorttrok ze van Beauvais tot Parijs waar ze zeer kostbaar ontvangen was en voorttrok ze omhoog in Frankrijk. Maar omdat de koning oud was en zwak van ziekten zo stierf hij gauw daarna in het jaar 1514. En toen de koning van Engeland dit hoorde liet hij zijn zuster terughalen in Engeland en hij liet haar daar trouwen een slechte edelman en die gaf hij het land Suffolk bij verbeuren.


Hoe hertoge Fransoys van valoys ende Angouwe coninc van vrancrijck wert ende vanden groten strijt tusschen die Fransoysen ende zwitsen voor Mylanen

INt iaer alsmen screef M vC.xv. na die doot van coninc Lodewijc van Vrancrijck so is Fransoys hertoghe van valoys ende Angouwe alst [275r] naeste manlijc oor coninc van Vrancrijck gheworden die te voren ghetrout had coninc lodewijcx sijns neuen dochter. Ende want die soon van Lodewijck die moer hem seluen gemaect had hertoge van Mylanen die geuangen in vrancrijck sterf, bi hulpe vanden keyser ende zwitsen weder gecregen had tlant van Mylanen, so is coninc Fransoys met groter macht ende veel grote princen getrocken voor Mylanen, niet tegenstaende dat tegen hem quam die macht der zwitsen te velde wel .xxx.M. daer twe grote strijden geuielen in septembri op dheylichs cruys auont totter doncker nacht. maer int leste hadden die zwitsen die nederlage meerder dan si oyt hadden vander tijt van Julius cesar Ende der dooder zwitsen waren omtrent .xx.M. Ende dye coninc van vrancrijck verloos seer veel eedelen ende veel anderen

Hoe hertog Frans van Valois en Anjou koning van Frankrijk werd en van de grote strijd tussen de Fransen en Zwitsers voor Milaan.

In het jaar 1515 na de dood van van koning Lodewijk van Frankrijk zo is Frans, hertog van Valois en Anjou, als naaste mannelijke erfgenaam koning van Frankrijk geworden die tevoren getrouwd had de dochter van de neef van koning Lodewijk. En omdat de zoon van Lodewijk zichzelf hertog van Milaan gemaakt had die gevangen in Frankrijk stierf en met hulp van de keizer en Zwitsers terug gekregen het land van Milaan zo is koning Frans met grote macht en veel grote prinsen getrokken voor Milaan, niet tegenstaande dat tegen hem de macht van Zwitsers tegen hem kwam te veld wel 30 000 waar twee grote strijden gebeurden in september op de heilige kruis avond tot de donkere nacht, maar tenslotte hadden de Zwitsers de nederlaag en meer dan ze ooit hadden van de tijd van Julius Caesar. En de dode Zwitsers waren omtrent 20 000. En de koning van Frankrijk verloor zeer veel edelen en veel anderen.

Van dat belegge voor Groeningen ende hoe die ghelderschen groeningen ontsetten ende vander vriesscher orlogen ende hoe Vrieslant Bourgoens wert

ALs dit bestant van .iiij. iaren voorseyt tusschen den bourgonschen ende gelderschen gemaect ende vast ghesloten was, so gerees weder een oorloge in vrieslant metten graue van Eemden, die de stadt van groeningen onrechtelic besat, mer wer om dat latic blijuen, tegen hertoge Jorien, die te hulpe hadt den hertoge van Bruynswijck die dien winter ende den nauolgenden zomer iammerliken scade dede in Emderlant barnende, rouende, ende al raserende, mer die hertoge van Bruynswijc bleef doot voor den Oort. Doe nam hertoch Jorien in sijn hulpe den iongen hertoge van brunswijc, den bisscop van Bremen sinen brueder den hertoge van meklenborch metten graue van Benthem, ende si wonnen stormenderhant den Dam ende versloegen daer in vele volcx om te wreken den doot van hertoge henric die voor den Oort was doorschoten. Ende hertoge Jorien track voor Groeningen, daer hi maecte .ij. legers Ende die bruynswijcsche heeren metten swarten hoop deden groten scade ende wonnen veel huysen ende sloten

Jtem in october quam die Ridtmeester vanden hertoge van gelre met CCCC peerden ende .iij.M. voetknechten, om Groeningen te ontsetten, maer si en mochten niet passeren door dbelet van den swarten hoop, nochtans haeldense die graue van Emden cortelinge binnen der stadt, die met .viC. peerden hem tegen quam wt Groeningen, ende si hulden den ridtmeester in die stede vanden hertoge van Gelre. Daer na op mey auont quam de swarte hoop voor bolzweert van wegen des hertogen van Sassen ende si eyschten dye stadt op ende die van Bolswert en wildens niet doen, mer si wildent houden totten laetsten man. Doe viel de swarte hoop aen die stadt ende die knechten die daer in waren ghingen lopen, ende so wert die stadt gewonnen, ende al die knechten worden rijck. Ende int laetste vanden Mey trac de swarte hoop wt Bolswert ende si verbranden die stadt ende veel dorpen daer omtrent Ende den yrsten dach van Junio wonnen si Worichum, ende des anderen dages togen si daer weder wt ende verbrandent ende veel dorpen ende kercken daer omtrent. Jnt leste van Junio wert die swarte hoop betaelt ende wert aengenomen van wegen des conincx van vrancrijck [275v]

Jtem Als hertoge Jorian van Sassen langen tijt grote costen gedaen had op Vrieslant met orlogen so gaf hi ouer al sijn toeseggen dat hi op Vrieslant hadt op sekere condicien daer af ghesloten ende hi ontboot hertoge Hans doe wesende tot Leeuwerden ende reysden tsamen na Mijssen

Op die selue tijt in Junio anno .xv.C.xv. worde heer Floris van yselsteyn tot Leeuwerden gehult van wegen die prince van Spaengien voor een erfheer Ende men werp gouden ende silueren ghelts onder tvolck in ghedenckenisse dat die rebellige Vriesen ghedencken souden des eedts. Dies ghelijck schiede ooc te Franiken, ende die regenten van wegen die hertoghe van Sassen resigneerdendie blochuysen ende gauen tlant in handen mijn heere van Yselsteyn, als stadthouder des princelijcke maiesteyts

Des iaers daer nae Anno .xvi. den xiij dach in Mey voer dye heere van Yselsteyn van Enchuysen met veele hoeyen ende andere schepen beset met ij.M. knechten voor Worcum op dye ree, ende beuacht daer seer vreeslijcken die Schotsche berck een groot schip ende veel ander roofschepen, die van wegen der Vriesen groot quaet deden Ende daer wert seer geschoten aen beyde siden ende daer wert menich man gewont, ende als si malcanderen niet ontulien en mochten, soe gaf heer Floris den knechten moet ende ouervielen dat grote schip ende worpen die zeerouers ouer boort, ende hi nam ooc de ander roof scepen ende brachtse tot Enchusen met veele geuangen zeeroouers ende worden gehangen, ende barnde dat hi niet met hem en mocht vueren

Jtem int iaer xvi. op onser vrouwen hemeluaerts auont quamen in Vrieslant tot Herlingen meer dan .C. scepen, daer in was heer Floris van Yselsteyn, die graue van Nassou, die marcgraue van Brandenborch, graue Felix met .ij.M. knechten, heer Philips van Wassenaer, die heere van Waleyn die heere van Cortgeen, dye ioncheer van Seuenbergen,die heere van Fleteren, die heere van Castel, ende meer andere heeren ende eedelen wt Spaengien meer dan .M. spaengiaerts. ooc waren daer veel reysigers Ende si quamen al om die stadt van Leeuwerden te ontsetten dye vanden Vriesen belegen was. Als dit de Vriesen vernamen braken si op van Leeuwerden ende togen in Bolsweert ende Sneeck

Van dat beleg voor Groningen en hoe de Geldersen Groningen ontzetten en van de Friese oorlogen en hoe Friesland Bourgondisch werd.

Toen dit bestand van 4 jaren tussen de Bourgondiërs en Geldersen gemaakt en vast gesloten was zo rees weer een oorlog in Friesland met de graaf van Emden die de stad Groningen onrechtvaardig bezat, maar waarom dat laat ik blijven, tegen hertog Jorien die te hulp had de hertog van Braunschweig die dien winter en de volgendenzomer droevige schade deed in het land van Emden en verbrandde, roofden en alles en vlak scheerden, maar de hertog van Braunschweig bleef dood voor den Oort. Toen nam hertog Jorien in zijn hulp de jonge hertog van Brunswijk, zijn broeder de bisschop van Bremen, de hertog van Mecklenburg, graaf van Benthem en ze wonnen stormenderhand Den Dam en versloegen daarin veel volk om de dood te wreken van hertog Hendrik die voor den Oort was doorschoten. En hertog Jorien trok voor Groningen waar hij 2 legers maakte. En de heren van Braunschweig met de zwarte hoop deden grote schade en wonnen veel huizen en burchten.

Item, in oktober kwam de ritmeester van de hertog van Gelre met 400 paarden en 300 voetknechten om Groningen te ontzetten, maar ze mochten niet passeren door het beletten van de zwarte hoop, nochtans haalde ze de graaf van Emden gauw binnen de stad die met 600 paarden hem tegen kwam uit Groningen en ze huldigden de ritmeester in plaats van de hertog van Gelre. Daarna op een meiavond kwam de zwarte hoop voor Bolsward vanwege de hertog van Saksen en ze eisten de stad op en die van Bolsward wilden het niet doen, maar ze wilden het houden tot de laatste man. Toen viel de zwarte hoop aan de stad en de knechten die daarin waren gingen lopen en zo werd de stad gewonnen en alle knechten werden rijk. En op het eind van mei trok de zwarte hoop uit Bolsward en ze verbrandden de stad en veel dorpen daaromtrent. En de eerste dag van juni wonnen ze Workum en de volgende dag trokken ze daar weer uit en verbrandde het en veel dorpen en kerken daaromtrent. Op het eind van juni werd de zwarte hoop betaald en aangenomen vanwege de koning van Frankrijk.

Item, toen hertog Jorien van Saksen lange tijd grote kosten gedaan had op Friesland met oorlogen zo haf hij al zijn toezeggen over die hij op Friesland had op zekere condities daarvan gesloten en hij ontbood hertog Hans die toen de Leeuwarden was en reisden samen naar Meien.

Op dezelfde tijd in juni anno 1515 werd heer Floris van IJsselstein te Leeuwarden gehuldigd vanwege de prins van Spanje voor een erfelijk heer. En men wierp gouden en zilveren geld onder het volk in gedachte van de rebellerende Friezen dat die gedachten zouden de eed. Dergelijk geschiedde ook te Franeker en de regenten vanwege de hertog van Saksen legden blokhuizen neer en gaven het land in handen mijn heer van IJsselstein als stadhouder van de prinselijke majesteit

Het jaar daarna anno 1516 de 13de dag van mei voer de heer van IJsselstein van Enkhuizen met vele boeien en andere schepen bezet met 2000 knechten voor Workum op de ree en bevocht daar zeer vreselijke de Schotse bark, een groot schip, en veel ander roofschepen die vanwege de Friezen groot kwaad deden. En daar werd zeer geschoten aan beide zijden en daar werd menige man gewond en toen ze elkaar niet ontkomen mochten zo gaf heer Floris de knechten moed en overvielen dat grote schip en wierpen die zeerovers over boord en hij nam ook de andere roofschepen en bracht ze naar Enkhuizen met vele gevangen zeerovers en die werden gehangen en verbrandde wat hij niet mee kon nemen.

Item, in het jaar 1516 op onze vrouwe Hemelvaartsdag kwamen in Friesland te Harlingen meer dan 100 schepen en daarin was heer Floris van IJsselstein, de graaf van Nassau, de markgraaf van Brandenburg, graaf Felix met 200 knechten, heer Filips van Wassenaar, de heer van Walein, de heer van Kortgene, de jonkheer van Zevenbergen, de heer van Vleteren, de heer van Kastel, en meer andere heren en edelen uit Spanje met meer dan 1000 Spanjaarden en ook waren daar veel reizigers. En ze kwamen allen om de stad Leeuwarden te ontzetten die van de Friezen belegerd was. Toen dit de Friezen vernamen braken ze op van Leeuwarden en trokken in Bolsward en Sneek.

Hoe dat stercke roofnest ghelegen aen die zeecant in ghelderlant verbrant wert, ende hoe dye hertoge van Gelre die knechten aennam ende sandtse in Vrieslant ende voort in Hollant daer si grote scade deden

ALsmen screef dat iaer van .xvij. so track graue Felix een here van der oorden een vroom capiteyn wt Hollant met ander capiteynen ende knechten ouer die zuyder zee, wanttet seer hert gheurosen was ende verbrande die oorlochs schepen die daer lagen voor Hulkesteyn dat stercke huys, daer die geldersche groot quaet af deden. Ende het ghelucte dat dat stercke huys gewonnen wert van graue Felix metten sinen ende dye knechten vanden huse worden gheuangen Ende daer wert ghestelt een tonne bussecruyts inden stercken toorn vanden blockhuys ende werdt ontsteken, so dat hi barste van onder tot bouen in veel steden [276r]

Daer na scheyden die knechten wt Vrieslant ende si en wisten doen waer trecken, want si en hadden ghenen heere ende si waren doen wel .vij.M. sterck , so sonden si ambassaten aen veel heren om dienst als aen den Keyserlicke Maiesteyt die doen in Brabant was, aen coninc Kaerl van Castilien ende hertoge van Brabant etcetera ende aen den coninck van Enghelant .etcetera. Ende so begheerde die Keyserlicke Maiesteyt wten hope te hebben .xij.C. knechten, dwelck si hem weygerden, want si en wilden hem niet scheyden van malcanderen mer den hoop wert alle dagen groter ende alle boeuen ende wat niet duegen en wilde vermeerderden al desen hoop Aldus en cregen die knechten ghenen dienst ende si lagen lange int lant van Kessel. Doe quamen ambassaten vanden here van gelre seggende Jn dien dattet hem lieden beliefden te dienen so soude hem die hertoge geuen spietsen, cruyt ende geschut ende vry rouerie ende elck eenen hoorns gulden op die hant, ende vuerense in een lant daer si al souden rijck werden De knechten seyden ia, op condicien dat de ambassaten souden verweruen aen den here van gelre alle lantsaten ende alle die tegen hem misdaen hadden daer af te hebben abolucie, ende dat die ambassaten daer af souden brengen warich bescheyt. Daer na so sijn dye knechten voor Deuenter getrocken ende bi hem quam die here van Gelre ende gaf elcken een hoorns gulden ende heeftse in Vrieslant ghesonden om Dockum te beleggen dat si na veel arbeyts wonnen Ende doe trocken si in die Lemmer, ende sijn also voort comen in Hollant bi die stadt van Medemblic die si stormender hant wonnen, ende si pilgeerdense ende staken den brant daer in, ende reysden voort tot Alcmaer, rouende, barnende, vangende ende doende den armen lieden groten onuerwinnelijcken scade ende quamen tot Alcmaer op den donderdach na sinte Jans dach te midde somer, dair si groten ontallijcken schat genomen hebben van ghelt, van gout, van siluer, van iuwelen, van laken lijnen ende wollen, siden ende flluweel, so veel dat tinne noch bedden gheen ware en waren ende dat si niet en wisten waer bliuen metten roof, ende si lagen .viij. dagen binnen Alcmaer metten roof. daer na trocken si dair wt metten roof ende geuangen ende verbranden dat dorp tot egmont, ende si togen na Beuerwijck dat si ooc verbranden, daer na togen si tot Sparendamme dat si ooc verbranden, ende so voort door die venen rouende ende brandende ende groten schade doende tot int sticht van vtrecht Ende si togen van daer ende scheepten bi culenborch ouer die Lecke ende sonden anderhalf hondert knechten om Nieuporte af te branden Ende de ander wonnen Asperen stormender hant, na dat si driemael daer af geslagen waren ende verloren hadden .xvC. knechten met behulp der knechten van bommel die de stadt bestormden op dander side, ende daer deden de knechten groten moort dodende die mannen, vrouwen, ende kinderen. Ende die graue van Nassou met mijn heere van yselsteyn, ende Wassenaer maecten eenen leger voor Asperen Ende men seyde dat hem die heere van Gelre der orlogen niet aen en track, maer wat daer af is moeten wi god op geuen, want als de tijt comen sal als dat onnosel bloet wrake roepen sal dan salmen claerlic die waerheyt weten

Jtem opten vijfsten dach van oogstmaent scheiden die knechten wt Asperen ende lieten die stadt mit sommige geldersche boeren beset ende ooc knechten ende burgeren want si hem daer niet langer onthouden [276v] mochten van hongere want die bourgoensche knechten beletten dat hem geen vitalie comen en mochte, ende si sijn getrocken door tsicht van Vtrecht omtrent Amersfoort in die venen Die bourgoenschen dit vernemende sijn hem na ghetrocken met veel reysighers te peerde, op alst passen soude met hem te slane. Maer mijn here van Fleteren met dye stede van Amstelredamme Hoorne ende meer ander waterlantsche steden beduchtende dat eenige schepen souden mogen comen wt Vrieslant oft van andersins om die knechten wten lande te voeren, hebben wt doen roepen vrie rouerie, ende si sijn so opt water ghetogen ende hebben veel scepen te Bonschoten verbrant, ende togen so voort met macht in vrieslant

Om des willen dat wi hier na scriuen sullen vanden doorluchtichsten ende onuerwinlicsten keyser des roomschen rijcx Karolo altijt augustus vermeedere sijns rijcx, coninc van Castilien van Leon van Granaten. etcetera. hertoge van brabant etcetera. So sullen wi inden eersten stellen ende verhalen van ouden tiden, hoe ende door wat occasie keyser Otto die derde dat Roomsche rijck in gestelt heeft, ende stellen voort dat Corpus des seluen rijcx als die hertogen, grauen, heren ende ridderen die principalic daer toe behoren, ende dan die steden behorende totten rijcke, welcke men noemt die keyserlijcke steden

Hoe dat sterke roofnest gelegen aan de zeekant in Gelderland verbrand werd en hoe de hertog van Gelre de knechten aannam en zond ze in Friesland en voort in Holland daar ze grote schade deden.

Toen men schreef het jaar 1517 zo trok graaf Felix, een heer van der Oorden en dappere kapitein uit Holland met andere kapiteins en knechten over de Zuiderzee want het had hard gevroren en verbrandde de oorlogsschepen die daar lagen voor Hulkestein dat sterke huis, daar de Geldersen groot kwaad van deden. En het lukte dat dit sterke huis gewonnen werd van graaf Felix met de zijne en de knechten van het huis werden gevangen. En daar werd gesteld een ton buskruit in de toren van het blokhuis en werd ontstoken zodat het barstte van onder tot boven op veel plaatsen.

Daarna scheiden die knechten uit Friesland en ze wisten toen niet waarheen te trekken want ze hadden geen heer en ze waren toen wel 7000 sterk, zo zonden ze ambassadeurs aan veel heren om dienst als aan de keizerlijke majesteit die toen in Brabant was, aan koning Karel van Castili en hertog van Brabant, etc., en aan de koning van Engeland, etc. En zo begeerde de keizerlijke majesteit uit de hoop te hebben 1200 knechten, wat ze hem weigerden want ze wilden niet van elkaar scheiden, maar de hoop werd alle dagen groter en alle boeven en wat niet deugen wilden vermeerderde al deze hoop. Aldus kregen de knechten geen dienst en ze lagen lang in het land van Kessel. Toen kwamen ambassadeurs van de heer van Gelre en zeiden; ԉndien dat het hen beliefden te dienen zo zou hen de hertog geven spietsen, kruit en geschut en vrij roven en elk een hoorn gulden op de hand en voeren ze in een land waar ze allen rijk zouden worden. De knechten zeiden ja, op conditie dat de ambassadeurs zouden verwerven aan de heer van Gelre en alle landzaten en allen die tegen hem misdaan hadden daarvan absolutie hebben en de ambassadeurs zouden daarvan waar bescheid brengen. Daarna zo zijn de knechten voor Deventer getrokken en bij hen kwam de heer van Gelre en gaf elk een Hoornse gulden en heeft ze in Friesland gezonden om Dokkum te belegeren dat ze na veel arbeid wonnen. En toen trokken ze in Lemmer en zijn alzo voortgekomen in Holland bij de stad Medemblik die ze stormenderhand wonnen en plunderden en staken de brand daarin en reisden voort tot Alkmaar rovende en brandende en deed de arme lieden onoverwinnelijke schade en kwamen te Almaar op de donderdag na Sint Jans dag te midden zomer daar ze groten ontelbare schat genomen hebben van geld, van goud, van zilver, van juwelen, van laken, linnen en wollen, zijde en fluweel en zoveel dat er geen kan noch bed was en dat ze niet wisten waar de blijven met de roof en ze lagen 8 dagen binnen Alkmaar met de roof. Daarna trokken ze daaruit met de roof en gevangenen en verbrandde Egmond en ze trokken naar Beverwijk dat ze ook verbrandden en daarna trokken ze tot Sparendam dat ze ook verbrandden en zo voort door de venen rovend en brandend en deden grote schade tot in het sticht van Utrecht. En ze trokken vandaar en scheepten bij Culemborg over de Lek en zonden anderhalf honderd knechten om Nieuwpoort af te branden. En de anderen wonnen Asperen stormenderhand nadat ze driemaal daaraf geslagen waren en verloren hadden 1500 knechten met behulp der knechten van Bommel die de stad bestormden aan de andere zijde en daar deden de knechten grote moord en doodden mannen, vrouwen en kinderen. En de graaf van Nassau met mijn heer van IJsselstein en Wassenaar maakten een leger voor Asperen. En men zei dat de heer van Gelre de oorlog zich niet aantrok, maar wat daarvan is moeten we God opgeven want als de tijd komen zal als dat onschuldige bloedwraak roepen zal dan zal men duidelijk de waarheid weten.

Item, op de vijfde dag van augustus scheiden de knechten uit Asperen en lieten de stad met sommige Geldersen boeren bezet en ook knechten en burgers want ze zich daar niet langer onthouden mochten van honger want de bourgondische knechten beletten dat hen geen voedsel komen mocht en zijn getrokken door het sticht Utrecht omtrent Amersfoort in de venen. Die Bourgondirs vernamen dat en zijn hen nagevolgd met veel reizigers te paard om met hen te slaan. Maar mijn heer van Vleteren met de stad Amsterdam, Hoorn en meer ander steden van Waterland beduchten dat enige schepen zouden mogen komen uit Friesland of van anderszins om de knechten uit het land te voeren en hebben uit laten roepen vrije roverij en ze zijn zo op het water getrokken en hebben veel schepen de Bunschoten verbrand en trokken zo voort met macht in Friesland

Vanwege dat we hierna schrijven zullen van de doorluchtigste en onoverwinnelijke keizer van het Roomse rijk de koning Karel die altijd vermeerderde zijn rijk en koning van Castili, van Leon, van Granada etc., hertog van Brabant, etc. Zo zullen we als eerste stellen en verhalen van ouden tijden, hoe en door wat gelegenheid keizer Otto de derde dat Roomse rijk ingesteld heeft en stellen voort dat Corpus van hetzelfde rijk als hertogen, graven, heren en ridders de voornaamste die daartoe behoren en dan de steden behorende tot het rijk wat men noemt de keizerlijke steden

Hoe keyser Otto die derde in geset heeft die .vij. kuervorsten ende dat corpus oft lichaem des Roomschen rijcx, om altijt eenen roomschen keyser te kiesen wt den duytschen nacie

WAnt bi na alle keyseren van Julius cesars tijden tot des derden keysers Otto tiden dat keyserijck in erues gewijs beseten hadden, ende want Otto die .iij. gheen soon en hadde noch eruen So sorchde hi dat na sijnre doot veel oorlogen ende onurede op staen mochten om des keyserrijcx willen, alst wel gesien was hadde hi dat niet met wijsheden in tijden voorhoet Want der heeren veel waren die onder dat rijck gheseten waren die onder dat rijck gheseten waren die ooc dat rijck wel begeert souden hebben ende also soude een yegelijck lant sinen heere tot eenen keyser willen kiesen, want elck is meer gheneyget tot vorderinge sijns selfs lanthere dan tot eenen vreemden. Ende op datter geen tweedracht op staen soude om dat rijck te regeren, so bescreef keyser otte voorseit alle heeren vorsten ende princen van geheel Duytschlant ende andere lantscappen daer omtrent, ende bisonder de machtichste vorsten ende heeren gheestelijc ende waerlijc die onder dat rijck waren, dat waren die heren van Vrancken Beyeren, Sassen ende Oostenrijc. Biden vrancken machmen verstaen die heren bi den Rijn ende de landen daer omtrent, als in Swauen ende niet in vrancrijck, ende waert anders so soudmen billiker dat hertochdom van Vrancken setten int ghetal der iiij. hoger hertochdommen dan dat hertochdom van Swauen als hier na gescreuen staet, aengesien datter gheen hertoge van zwauen en is noch sijn mach, als in eenre dachuaert vanden keyser ghehouden te worms gesloten is. Ende als alle de princen ende vorsten bi den keyser vergadert waren sprack die keyser aldus. [277r]

Lieue vorsten princen ende heeren, waert sake datmen nv eenen Roomschen coninc kore sonder deliberacie ende goede voorraet, so isser uwer veel die hem seluen oft haer vrienden souden willen helpen ende promoueren aen dat rijck, ende daer mocht grote twedracht partije ende oorlogen af comen Om dit te verhoeden so doet so die wijle ick noch leuende ben, Kieset wt allen desen princen ende vorsten eenige notabele personen, die van uwer alre wegen nv ende hier nae mogen eenen roomschen coninc onder v kiesen die v hier tot eenen keyser nutlijc ende profitelijc si Ende hoe datter haerre minre is hoe datter minre oorlogen tegen hem geuallen mach, ende hoe dat si eendrachtelicker inder kiesinge sijn hoe dat hem min orloges ende onurede den landen ende hem daer af comt, ende ick rade v dat ghi die selue vorsten kieset wt den ghenen dye int rijck geseten sijn ende die vanden rijc beueelampten ende afsit hebben ende houden ende die alre best weten des rijcx ghelegentheden. Si vraechden wie die heren waren, hi seyde, dat sijn die heeren in duytschen landen, als Vrancken Beyeren ende Sassen. Aldus soe wert met veel reden des keysers ende met raet der vorsten op gheset ende ghesloten, dat der Kueruorsten souden .vij. sijn, ende die .vij. kuervorsten souden eenen Roomschen coninc eendrachteliken oft metten meesten paert kiesen, ende onder dye souden .iij. sijn als geestelike cancelliers, ende .iiij. waerlike. Van dese .vij. kueruorsten staet voor af gescreuen int .xxvi. capittel daer si geset sijn met haer officien ende ampten die si van dat rijck ghebruken

Hoe keizer Otto de derde ingesteld heeft de 7 keurvorsten en dat corpus of lichaam van het Roomse rijk en om altijd een Roomse keizer te kiezen uit de Duitse natie.

Want bijna alle keizers van Julius Caesar tijd tot de derde keizers Otto tijd dat keizerrijk in erfelijk bezit hadden en omdat Otto de 3de geen zoon en had noch erfgenaam. Zo bezorgde hij dat na zijn dood veel oorlogen en onvrede opstaan mochten vanwege het keizerrijk zoals het goed gezien was had hij het niet met wijsheid in die tijd behoed. Want er waren veel heren die onder dat rijk gesteld waren die ook dat rijk wel begeerd zouden hebben en alzo zou elk land zijn heer tot een keizer willen kiezen want elk is meer geneigd tot bevordering van zijn eigen landheer dat tot een vreemde. En zodat er geen tweedracht op zou staan om dat rijk te regeren zo schreef keizer Otto alle heren, vorsten en prinsen van geheel Duitsland en andere landschappen daaromtrent en vooral de machtigste vorsten en heren, geestelijk en wereldlijk, die onder dat rijk waren, dat waren die heren van Franken, Beieren, Sassen en Oostenrijk. Bij de Franken mag men verstaan de heren bij de Rijn en de landen daaromtrent als in Zwaben en niet in Frankrijk en was het andere zo zou men billijker dat hertogdom van Franken zetten in het getal der 4 hoge hertogdommen dan dat hertogdom van Zwaben aangezien dat er geen hertog van Zwaben is noch zijn macht zoals in een rechtszitting van de keizer gehouden te Worms besloten is. En toen alle prinsen en vorsten bij de keizer verzameld waren sprak de keizer aldus;

‘Lieve vorsten, prinsen en heren, was het zaak dat men nu een Roomse koning koos zonder overleg en goede voorbereiding zo zijn er van u veel die zichzelf of zijn vrienden zouden willen helpen en promoveren aan dat rijk en daar mocht grote tweedracht en oorlogen van komen. Om dit te verhoeden zo doe de tijd dat ik noch leef, kies uit alle deze prinsen en vorsten enige notabele personen die van u allerwegen nu en hierna een Roomse koning onder u kiezen die u hier tot een keizer nuttig en profijtelijk is. En hoe dat er van hen minder hoe dat er minder oorlogen tegen hem gebeuren mag en dat ze eendrachtig in het verkiezen zijn hoe dat ze zich minder oorlog en onvrede de landen en hem daarvan komt en ik raad u aan dat ge die vorst kiest uit diegene die in het rijk gezeten zijn en van het rijk bevelambten en afzit hebben en houden en die aller beste weten de gelegenheid van het rijk’. Ze vroegen wie die heren waren en hij zei; ‘Dat zijn de heren van de Duitse landen als Franken, Beieren en Saksen.’ Aldus zo werd met veel reden van de keizers en met raad der vorsten opgesteld en besloten dat de keurvorsten 7 zouden zijn en die 7 keurvorsten zouden een Roomse koning eendrachtig of met het grootste partij kiezen en onder die zouden er 3 zijn als geestelijke kanseliers en 4 wereldlijke. Van deze 7 keurvorsten staat voor geschreven in het 26ste kapittel daar ze gezet zijn met hun office en ambten die ze van dat rijk gebruiken.





Hoe hertoge Fransoys van valoys ende Angouwe coninc van vrancrijck wert ende vanden groten strijt tusschen die Fransoysen ende zwitsen voor Mylanen

INt iaer alsmen screef M vC.xv. na die doot van coninc Lodewijc van Vrancrijck so is Fransoys hertoghe van valoys ende Angouwe alst [275r] naeste manlijc oor coninc van Vrancrijck gheworden die te voren ghetrout had coninc lodewijcx sijns neuen dochter. Ende want die soon van Lodewijck die moer hem seluen gemaect had hertoge van Mylanen die geuangen in vrancrijck sterf, bi hulpe vanden keyser ende zwitsen weder gecregen had tlant van Mylanen, so is coninc Fransoys met groter macht ende veel grote princen getrocken voor Mylanen, niet tegenstaende dat tegen hem quam die macht der zwitsen te velde wel .xxx.M. daer twe grote strijden geuielen in septembri op dheylichs cruys auont totter doncker nacht. maer int leste hadden die zwitsen die nederlage meerder dan si oyt hadden vander tijt van Julius cesar Ende der dooder zwitsen waren omtrent .xx.M. Ende dye coninc van vrancrijck verloos seer veel eedelen ende veel anderen

Hoe hertog Frans van Valois en Anjou koning van Frankrijk werd en van de grote strijd tussen de Fransen en Zwitsers voor Milaan.

In het jaar 1515 na de dood van van koning Lodewijk van Frankrijk zo is Frans, hertog van Valois en Anjou, als naaste mannelijke erfgenaam koning van Frankrijk geworden die tevoren getrouwd had de dochter van de neef van koning Lodewijk. En omdat de zoon van Lodewijk zichzelf hertog van Milaan gemaakt had die gevangen in Frankrijk stierf en met hulp van de keizer en Zwitsers terug gekregen het land van Milaan zo is koning Frans met grote macht en veel grote prinsen getrokken voor Milaan, niet tegenstaande dat tegen hem de macht van Zwitsers tegen hem kwam te veld wel 30 000 waar twee grote strijden gebeurden in september op de heilige kruis avond tot de donkere nacht, maar tenslotte hadden de Zwitsers de nederlaag en meer dan ze ooit hadden van de tijd van Julius Caesar. En de dode Zwitsers waren omtrent 20 000. En de koning van Frankrijk verloor zeer veel edelen en veel anderen.

Van dat belegge voor Groeningen ende hoe die ghelderschen groeningen ontsetten ende vander vriesscher orlogen ende hoe Vrieslant Bourgoens wert

ALs dit bestant van .iiij. iaren voorseyt tusschen den bourgonschen ende gelderschen gemaect ende vast ghesloten was, so gerees weder een oorloge in vrieslant metten graue van Eemden, die de stadt van groeningen onrechtelic besat, mer wer om dat latic blijuen, tegen hertoge Jorien, die te hulpe hadt den hertoge van Bruynswijck die dien winter ende den nauolgenden zomer iammerliken scade dede in Emderlant barnende, rouende, ende al raserende, mer die hertoge van Bruynswijc bleef doot voor den Oort. Doe nam hertoch Jorien in sijn hulpe den iongen hertoge van brunswijc, den bisscop van Bremen sinen brueder den hertoge van meklenborch metten graue van Benthem, ende si wonnen stormenderhant den Dam ende versloegen daer in vele volcx om te wreken den doot van hertoge henric die voor den Oort was doorschoten. Ende hertoge Jorien track voor Groeningen, daer hi maecte .ij. legers Ende die bruynswijcsche heeren metten swarten hoop deden groten scade ende wonnen veel huysen ende sloten

Jtem in october quam die Ridtmeester vanden hertoge van gelre met CCCC peerden ende .iij.M. voetknechten, om Groeningen te ontsetten, maer si en mochten niet passeren door dbelet van den swarten hoop, nochtans haeldense die graue van Emden cortelinge binnen der stadt, die met .viC. peerden hem tegen quam wt Groeningen, ende si hulden den ridtmeester in die stede vanden hertoge van Gelre. Daer na op mey auont quam de swarte hoop voor bolzweert van wegen des hertogen van Sassen ende si eyschten dye stadt op ende die van Bolswert en wildens niet doen, mer si wildent houden totten laetsten man. Doe viel de swarte hoop aen die stadt ende die knechten die daer in waren ghingen lopen, ende so wert die stadt gewonnen, ende al die knechten worden rijck. Ende int laetste vanden Mey trac de swarte hoop wt Bolswert ende si verbranden die stadt ende veel dorpen daer omtrent Ende den yrsten dach van Junio wonnen si Worichum, ende des anderen dages togen si daer weder wt ende verbrandent ende veel dorpen ende kercken daer omtrent. Jnt leste van Junio wert die swarte hoop betaelt ende wert aengenomen van wegen des conincx van vrancrijck [275v]

Jtem Als hertoge Jorian van Sassen langen tijt grote costen gedaen had op Vrieslant met orlogen so gaf hi ouer al sijn toeseggen dat hi op Vrieslant hadt op sekere condicien daer af ghesloten ende hi ontboot hertoge Hans doe wesende tot Leeuwerden ende reysden tsamen na Mijssen

Op die selue tijt in Junio anno .xv.C.xv. worde heer Floris van yselsteyn tot Leeuwerden gehult van wegen die prince van Spaengien voor een erfheer Ende men werp gouden ende silueren ghelts onder tvolck in ghedenckenisse dat die rebellige Vriesen ghedencken souden des eedts. Dies ghelijck schiede ooc te Franiken, ende die regenten van wegen die hertoghe van Sassen resigneerdendie blochuysen ende gauen tlant in handen mijn heere van Yselsteyn, als stadthouder des princelijcke maiesteyts

Des iaers daer nae Anno .xvi. den xiij dach in Mey voer dye heere van Yselsteyn van Enchuysen met veele hoeyen ende andere schepen beset met ij.M. knechten voor Worcum op dye ree, ende beuacht daer seer vreeslijcken die Schotsche berck een groot schip ende veel ander roofschepen, die van wegen der Vriesen groot quaet deden Ende daer wert seer geschoten aen beyde siden ende daer wert menich man gewont, ende als si malcanderen niet ontulien en mochten, soe gaf heer Floris den knechten moet ende ouervielen dat grote schip ende worpen die zeerouers ouer boort, ende hi nam ooc de ander roof scepen ende brachtse tot Enchusen met veele geuangen zeeroouers ende worden gehangen, ende barnde dat hi niet met hem en mocht vueren

Jtem int iaer xvi. op onser vrouwen hemeluaerts auont quamen in Vrieslant tot Herlingen meer dan .C. scepen, daer in was heer Floris van Yselsteyn, die graue van Nassou, die marcgraue van Brandenborch, graue Felix met .ij.M. knechten, heer Philips van Wassenaer, die heere van Waleyn die heere van Cortgeen, dye ioncheer van Seuenbergen,die heere van Fleteren, die heere van Castel, ende meer andere heeren ende eedelen wt Spaengien meer dan .M. spaengiaerts. ooc waren daer veel reysigers Ende si quamen al om die stadt van Leeuwerden te ontsetten dye vanden Vriesen belegen was. Als dit de Vriesen vernamen braken si op van Leeuwerden ende togen in Bolsweert ende Sneeck

Van dat beleg voor Groningen en hoe de Geldersen Groningen ontzetten en van de Friese oorlogen en hoe Friesland Bourgondisch werd.

Toen dit bestand van 4 jaren tussen de Bourgondiërs en Geldersen gemaakt en vast gesloten was zo rees weer een oorlog in Friesland met de graaf van Emden die de stad Groningen onrechtvaardig bezat, maar waarom dat laat ik blijven, tegen hertog Jorien die te hulp had de hertog van Braunschweig die dien winter en de volgendenzomer droevige schade deed in het land van Emden en verbrandde, roofden en alles en vlak scheerden, maar de hertog van Braunschweig bleef dood voor den Oort. Toen nam hertog Jorien in zijn hulp de jonge hertog van Brunswijk, zijn broeder de bisschop van Bremen, de hertog van Mecklenburg, graaf van Benthem en ze wonnen stormenderhand Den Dam en versloegen daarin veel volk om de dood te wreken van hertog Hendrik die voor den Oort was doorschoten. En hertog Jorien trok voor Groningen waar hij 2 legers maakte. En de heren van Braunschweig met de zwarte hoop deden grote schade en wonnen veel huizen en burchten.

Item, in oktober kwam de ritmeester van de hertog van Gelre met 400 paarden en 300 voetknechten om Groningen te ontzetten, maar ze mochten niet passeren door het beletten van de zwarte hoop, nochtans haalde ze de graaf van Emden gauw binnen de stad die met 600 paarden hem tegen kwam uit Groningen en ze huldigden de ritmeester in plaats van de hertog van Gelre. Daarna op een meiavond kwam de zwarte hoop voor Bolsward vanwege de hertog van Saksen en ze eisten de stad op en die van Bolsward wilden het niet doen, maar ze wilden het houden tot de laatste man. Toen viel de zwarte hoop aan de stad en de knechten die daarin waren gingen lopen en zo werd de stad gewonnen en alle knechten werden rijk. En op het eind van mei trok de zwarte hoop uit Bolsward en ze verbrandden de stad en veel dorpen daaromtrent. En de eerste dag van juni wonnen ze Workum en de volgende dag trokken ze daar weer uit en verbrandde het en veel dorpen en kerken daaromtrent. Op het eind van juni werd de zwarte hoop betaald en aangenomen vanwege de koning van Frankrijk.

Item, toen hertog Jorien van Saksen lange tijd grote kosten gedaan had op Friesland met oorlogen zo haf hij al zijn toezeggen over die hij op Friesland had op zekere condities daarvan gesloten en hij ontbood hertog Hans die toen de Leeuwarden was en reisden samen naar Meien.

Op dezelfde tijd in juni anno 1515 werd heer Floris van IJsselstein te Leeuwarden gehuldigd vanwege de prins van Spanje voor een erfelijk heer. En men wierp gouden en zilveren geld onder het volk in gedachte van de rebellerende Friezen dat die gedachten zouden de eed. Dergelijk geschiedde ook te Franeker en de regenten vanwege de hertog van Saksen legden blokhuizen neer en gaven het land in handen mijn heer van IJsselstein als stadhouder van de prinselijke majesteit

Het jaar daarna anno 1516 de 13de dag van mei voer de heer van IJsselstein van Enkhuizen met vele boeien en andere schepen bezet met 2000 knechten voor Workum op de ree en bevocht daar zeer vreselijke de Schotse bark, een groot schip, en veel ander roofschepen die vanwege de Friezen groot kwaad deden. En daar werd zeer geschoten aan beide zijden en daar werd menige man gewond en toen ze elkaar niet ontkomen mochten zo gaf heer Floris de knechten moed en overvielen dat grote schip en wierpen die zeerovers over boord en hij nam ook de andere roofschepen en bracht ze naar Enkhuizen met vele gevangen zeerovers en die werden gehangen en verbrandde wat hij niet mee kon nemen.

Item, in het jaar 1516 op onze vrouwe Hemelvaartsdag kwamen in Friesland te Harlingen meer dan 100 schepen en daarin was heer Floris van IJsselstein, de graaf van Nassau, de markgraaf van Brandenburg, graaf Felix met 200 knechten, heer Filips van Wassenaar, de heer van Walein, de heer van Kortgene, de jonkheer van Zevenbergen, de heer van Vleteren, de heer van Kastel, en meer andere heren en edelen uit Spanje met meer dan 1000 Spanjaarden en ook waren daar veel reizigers. En ze kwamen allen om de stad Leeuwarden te ontzetten die van de Friezen belegerd was. Toen dit de Friezen vernamen braken ze op van Leeuwarden en trokken in Bolsward en Sneek.

Hoe dat stercke roofnest ghelegen aen die zeecant in ghelderlant verbrant wert, ende hoe dye hertoge van Gelre die knechten aennam ende sandtse in Vrieslant ende voort in Hollant daer si grote scade deden

ALsmen screef dat iaer van .xvij. so track graue Felix een here van der oorden een vroom capiteyn wt Hollant met ander capiteynen ende knechten ouer die zuyder zee, wanttet seer hert gheurosen was ende verbrande die oorlochs schepen die daer lagen voor Hulkesteyn dat stercke huys, daer die geldersche groot quaet af deden. Ende het ghelucte dat dat stercke huys gewonnen wert van graue Felix metten sinen ende dye knechten vanden huse worden gheuangen Ende daer wert ghestelt een tonne bussecruyts inden stercken toorn vanden blockhuys ende werdt ontsteken, so dat hi barste van onder tot bouen in veel steden [276r]

Daer na scheyden die knechten wt Vrieslant ende si en wisten doen waer trecken, want si en hadden ghenen heere ende si waren doen wel .vij.M. sterck , so sonden si ambassaten aen veel heren om dienst als aen den Keyserlicke Maiesteyt die doen in Brabant was, aen coninc Kaerl van Castilien ende hertoge van Brabant etcetera ende aen den coninck van Enghelant .etcetera. Ende so begheerde die Keyserlicke Maiesteyt wten hope te hebben .xij.C. knechten, dwelck si hem weygerden, want si en wilden hem niet scheyden van malcanderen mer den hoop wert alle dagen groter ende alle boeuen ende wat niet duegen en wilde vermeerderden al desen hoop Aldus en cregen die knechten ghenen dienst ende si lagen lange int lant van Kessel. Doe quamen ambassaten vanden here van gelre seggende Jn dien dattet hem lieden beliefden te dienen so soude hem die hertoge geuen spietsen, cruyt ende geschut ende vry rouerie ende elck eenen hoorns gulden op die hant, ende vuerense in een lant daer si al souden rijck werden De knechten seyden ia, op condicien dat de ambassaten souden verweruen aen den here van gelre alle lantsaten ende alle die tegen hem misdaen hadden daer af te hebben abolucie, ende dat die ambassaten daer af souden brengen warich bescheyt. Daer na so sijn dye knechten voor Deuenter getrocken ende bi hem quam die here van Gelre ende gaf elcken een hoorns gulden ende heeftse in Vrieslant ghesonden om Dockum te beleggen dat si na veel arbeyts wonnen Ende doe trocken si in die Lemmer, ende sijn also voort comen in Hollant bi die stadt van Medemblic die si stormender hant wonnen, ende si pilgeerdense ende staken den brant daer in, ende reysden voort tot Alcmaer, rouende, barnende, vangende ende doende den armen lieden groten onuerwinnelijcken scade ende quamen tot Alcmaer op den donderdach na sinte Jans dach te midde somer, dair si groten ontallijcken schat genomen hebben van ghelt, van gout, van siluer, van iuwelen, van laken lijnen ende wollen, siden ende flluweel, so veel dat tinne noch bedden gheen ware en waren ende dat si niet en wisten waer bliuen metten roof, ende si lagen .viij. dagen binnen Alcmaer metten roof. daer na trocken si dair wt metten roof ende geuangen ende verbranden dat dorp tot egmont, ende si togen na Beuerwijck dat si ooc verbranden, daer na togen si tot Sparendamme dat si ooc verbranden, ende so voort door die venen rouende ende brandende ende groten schade doende tot int sticht van vtrecht Ende si togen van daer ende scheepten bi culenborch ouer die Lecke ende sonden anderhalf hondert knechten om Nieuporte af te branden Ende de ander wonnen Asperen stormender hant, na dat si driemael daer af geslagen waren ende verloren hadden .xvC. knechten met behulp der knechten van bommel die de stadt bestormden op dander side, ende daer deden de knechten groten moort dodende die mannen, vrouwen, ende kinderen. Ende die graue van Nassou met mijn heere van yselsteyn, ende Wassenaer maecten eenen leger voor Asperen Ende men seyde dat hem die heere van Gelre der orlogen niet aen en track, maer wat daer af is moeten wi god op geuen, want als de tijt comen sal als dat onnosel bloet wrake roepen sal dan salmen claerlic die waerheyt weten

Jtem opten vijfsten dach van oogstmaent scheiden die knechten wt Asperen ende lieten die stadt mit sommige geldersche boeren beset ende ooc knechten ende burgeren want si hem daer niet langer onthouden [276v] mochten van hongere want die bourgoensche knechten beletten dat hem geen vitalie comen en mochte, ende si sijn getrocken door tsicht van Vtrecht omtrent Amersfoort in die venen Die bourgoenschen dit vernemende sijn hem na ghetrocken met veel reysighers te peerde, op alst passen soude met hem te slane. Maer mijn here van Fleteren met dye stede van Amstelredamme Hoorne ende meer ander waterlantsche steden beduchtende dat eenige schepen souden mogen comen wt Vrieslant oft van andersins om die knechten wten lande te voeren, hebben wt doen roepen vrie rouerie, ende si sijn so opt water ghetogen ende hebben veel scepen te Bonschoten verbrant, ende togen so voort met macht in vrieslant

Om des willen dat wi hier na scriuen sullen vanden doorluchtichsten ende onuerwinlicsten keyser des roomschen rijcx Karolo altijt augustus vermeedere sijns rijcx, coninc van Castilien van Leon van Granaten. etcetera. hertoge van brabant etcetera. So sullen wi inden eersten stellen ende verhalen van ouden tiden, hoe ende door wat occasie keyser Otto die derde dat Roomsche rijck in gestelt heeft, ende stellen voort dat Corpus des seluen rijcx als die hertogen, grauen, heren ende ridderen die principalic daer toe behoren, ende dan die steden behorende totten rijcke, welcke men noemt die keyserlijcke steden

Hoe dat sterke roofnest gelegen aan de zeekant in Gelderland verbrand werd en hoe de hertog van Gelre de knechten aannam en zond ze in Friesland en voort in Holland daar ze grote schade deden.

Toen men schreef het jaar 1517 zo trok graaf Felix, een heer van der Oorden en dappere kapitein uit Holland met andere kapiteins en knechten over de Zuiderzee want het had hard gevroren en verbrandde de oorlogsschepen die daar lagen voor Hulkestein dat sterke huis, daar de Geldersen groot kwaad van deden. En het lukte dat dit sterke huis gewonnen werd van graaf Felix met de zijne en de knechten van het huis werden gevangen. En daar werd gesteld een ton buskruit in de toren van het blokhuis en werd ontstoken zodat het barstte van onder tot boven op veel plaatsen.

Daarna scheiden die knechten uit Friesland en ze wisten toen niet waarheen te trekken want ze hadden geen heer en ze waren toen wel 7000 sterk, zo zonden ze ambassadeurs aan veel heren om dienst als aan de keizerlijke majesteit die toen in Brabant was, aan koning Karel van Castili en hertog van Brabant, etc., en aan de koning van Engeland, etc. En zo begeerde de keizerlijke majesteit uit de hoop te hebben 1200 knechten, wat ze hem weigerden want ze wilden niet van elkaar scheiden, maar de hoop werd alle dagen groter en alle boeven en wat niet deugen wilden vermeerderde al deze hoop. Aldus kregen de knechten geen dienst en ze lagen lang in het land van Kessel. Toen kwamen ambassadeurs van de heer van Gelre en zeiden; ԉndien dat het hen beliefden te dienen zo zou hen de hertog geven spietsen, kruit en geschut en vrij roven en elk een hoorn gulden op de hand en voeren ze in een land waar ze allen rijk zouden worden. De knechten zeiden ja, op conditie dat de ambassadeurs zouden verwerven aan de heer van Gelre en alle landzaten en allen die tegen hem misdaan hadden daarvan absolutie hebben en de ambassadeurs zouden daarvan waar bescheid brengen. Daarna zo zijn de knechten voor Deventer getrokken en bij hen kwam de heer van Gelre en gaf elk een Hoornse gulden en heeft ze in Friesland gezonden om Dokkum te belegeren dat ze na veel arbeid wonnen. En toen trokken ze in Lemmer en zijn alzo voortgekomen in Holland bij de stad Medemblik die ze stormenderhand wonnen en plunderden en staken de brand daarin en reisden voort tot Alkmaar rovende en brandende en deed de arme lieden onoverwinnelijke schade en kwamen te Almaar op de donderdag na Sint Jans dag te midden zomer daar ze groten ontelbare schat genomen hebben van geld, van goud, van zilver, van juwelen, van laken, linnen en wollen, zijde en fluweel en zoveel dat er geen kan noch bed was en dat ze niet wisten waar de blijven met de roof en ze lagen 8 dagen binnen Alkmaar met de roof. Daarna trokken ze daaruit met de roof en gevangenen en verbrandde Egmond en ze trokken naar Beverwijk dat ze ook verbrandden en daarna trokken ze tot Sparendam dat ze ook verbrandden en zo voort door de venen rovend en brandend en deden grote schade tot in het sticht van Utrecht. En ze trokken vandaar en scheepten bij Culemborg over de Lek en zonden anderhalf honderd knechten om Nieuwpoort af te branden. En de anderen wonnen Asperen stormenderhand nadat ze driemaal daaraf geslagen waren en verloren hadden 1500 knechten met behulp der knechten van Bommel die de stad bestormden aan de andere zijde en daar deden de knechten grote moord en doodden mannen, vrouwen en kinderen. En de graaf van Nassau met mijn heer van IJsselstein en Wassenaar maakten een leger voor Asperen. En men zei dat de heer van Gelre de oorlog zich niet aantrok, maar wat daarvan is moeten we God opgeven want als de tijd komen zal als dat onschuldige bloedwraak roepen zal dan zal men duidelijk de waarheid weten.

Item, op de vijfde dag van augustus scheiden de knechten uit Asperen en lieten de stad met sommige Geldersen boeren bezet en ook knechten en burgers want ze zich daar niet langer onthouden mochten van honger want de bourgondische knechten beletten dat hen geen voedsel komen mocht en zijn getrokken door het sticht Utrecht omtrent Amersfoort in de venen. Die Bourgondirs vernamen dat en zijn hen nagevolgd met veel reizigers te paard om met hen te slaan. Maar mijn heer van Vleteren met de stad Amsterdam, Hoorn en meer ander steden van Waterland beduchten dat enige schepen zouden mogen komen uit Friesland of van anderszins om de knechten uit het land te voeren en hebben uit laten roepen vrije roverij en ze zijn zo op het water getrokken en hebben veel schepen de Bunschoten verbrand en trokken zo voort met macht in Friesland

Vanwege dat we hierna schrijven zullen van de doorluchtigste en onoverwinnelijke keizer van het Roomse rijk de koning Karel die altijd vermeerderde zijn rijk en koning van Castili, van Leon, van Granada etc., hertog van Brabant, etc. Zo zullen we als eerste stellen en verhalen van ouden tijden, hoe en door wat gelegenheid keizer Otto de derde dat Roomse rijk ingesteld heeft en stellen voort dat Corpus van hetzelfde rijk als hertogen, graven, heren en ridders de voornaamste die daartoe behoren en dan de steden behorende tot het rijk wat men noemt de keizerlijke steden

Hoe keyser Otto die derde in geset heeft die .vij. kuervorsten ende dat corpus oft lichaem des Roomschen rijcx, om altijt eenen roomschen keyser te kiesen wt den duytschen nacie

WAnt bi na alle keyseren van Julius cesars tijden tot des derden keysers Otto tiden dat keyserijck in erues gewijs beseten hadden, ende want Otto die .iij. gheen soon en hadde noch eruen So sorchde hi dat na sijnre doot veel oorlogen ende onurede op staen mochten om des keyserrijcx willen, alst wel gesien was hadde hi dat niet met wijsheden in tijden voorhoet Want der heeren veel waren die onder dat rijck gheseten waren die onder dat rijck gheseten waren die ooc dat rijck wel begeert souden hebben ende also soude een yegelijck lant sinen heere tot eenen keyser willen kiesen, want elck is meer gheneyget tot vorderinge sijns selfs lanthere dan tot eenen vreemden. Ende op datter geen tweedracht op staen soude om dat rijck te regeren, so bescreef keyser otte voorseit alle heeren vorsten ende princen van geheel Duytschlant ende andere lantscappen daer omtrent, ende bisonder de machtichste vorsten ende heeren gheestelijc ende waerlijc die onder dat rijck waren, dat waren die heren van Vrancken Beyeren, Sassen ende Oostenrijc. Biden vrancken machmen verstaen die heren bi den Rijn ende de landen daer omtrent, als in Swauen ende niet in vrancrijck, ende waert anders so soudmen billiker dat hertochdom van Vrancken setten int ghetal der iiij. hoger hertochdommen dan dat hertochdom van Swauen als hier na gescreuen staet, aengesien datter gheen hertoge van zwauen en is noch sijn mach, als in eenre dachuaert vanden keyser ghehouden te worms gesloten is. Ende als alle de princen ende vorsten bi den keyser vergadert waren sprack die keyser aldus. [277r]

Lieue vorsten princen ende heeren, waert sake datmen nv eenen Roomschen coninc kore sonder deliberacie ende goede voorraet, so isser uwer veel die hem seluen oft haer vrienden souden willen helpen ende promoueren aen dat rijck, ende daer mocht grote twedracht partije ende oorlogen af comen Om dit te verhoeden so doet so die wijle ick noch leuende ben, Kieset wt allen desen princen ende vorsten eenige notabele personen, die van uwer alre wegen nv ende hier nae mogen eenen roomschen coninc onder v kiesen die v hier tot eenen keyser nutlijc ende profitelijc si Ende hoe datter haerre minre is hoe datter minre oorlogen tegen hem geuallen mach, ende hoe dat si eendrachtelicker inder kiesinge sijn hoe dat hem min orloges ende onurede den landen ende hem daer af comt, ende ick rade v dat ghi die selue vorsten kieset wt den ghenen dye int rijck geseten sijn ende die vanden rijc beueelampten ende afsit hebben ende houden ende die alre best weten des rijcx ghelegentheden. Si vraechden wie die heren waren, hi seyde, dat sijn die heeren in duytschen landen, als Vrancken Beyeren ende Sassen. Aldus soe wert met veel reden des keysers ende met raet der vorsten op gheset ende ghesloten, dat der Kueruorsten souden .vij. sijn, ende die .vij. kuervorsten souden eenen Roomschen coninc eendrachteliken oft metten meesten paert kiesen, ende onder dye souden .iij. sijn als geestelike cancelliers, ende .iiij. waerlike. Van dese .vij. kueruorsten staet voor af gescreuen int .xxvi. capittel daer si geset sijn met haer officien ende ampten die si van dat rijck ghebruken

Hoe keizer Otto de derde ingesteld heeft de 7 keurvorsten en dat corpus of lichaam van het Roomse rijk en om altijd een Roomse keizer te kiezen uit de Duitse natie.

Want bijna alle keizers van Julius Caesar tijd tot de derde keizers Otto tijd dat keizerrijk in erfelijk bezit hadden en omdat Otto de 3de geen zoon en had noch erfgenaam. Zo bezorgde hij dat na zijn dood veel oorlogen en onvrede opstaan mochten vanwege het keizerrijk zoals het goed gezien was had hij het niet met wijsheid in die tijd behoed. Want er waren veel heren die onder dat rijk gesteld waren die ook dat rijk wel begeerd zouden hebben en alzo zou elk land zijn heer tot een keizer willen kiezen want elk is meer geneigd tot bevordering van zijn eigen landheer dat tot een vreemde. En zodat er geen tweedracht op zou staan om dat rijk te regeren zo schreef keizer Otto alle heren, vorsten en prinsen van geheel Duitsland en andere landschappen daaromtrent en vooral de machtigste vorsten en heren, geestelijk en wereldlijk, die onder dat rijk waren, dat waren die heren van Franken, Beieren, Sassen en Oostenrijk. Bij de Franken mag men verstaan de heren bij de Rijn en de landen daaromtrent als in Zwaben en niet in Frankrijk en was het andere zo zou men billijker dat hertogdom van Franken zetten in het getal der 4 hoge hertogdommen dan dat hertogdom van Zwaben aangezien dat er geen hertog van Zwaben is noch zijn macht zoals in een rechtszitting van de keizer gehouden te Worms besloten is. En toen alle prinsen en vorsten bij de keizer verzameld waren sprak de keizer aldus;

‘Lieve vorsten, prinsen en heren, was het zaak dat men nu een Roomse koning koos zonder overleg en goede voorbereiding zo zijn er van u veel die zichzelf of zijn vrienden zouden willen helpen en promoveren aan dat rijk en daar mocht grote tweedracht en oorlogen van komen. Om dit te verhoeden zo doe de tijd dat ik noch leef, kies uit alle deze prinsen en vorsten enige notabele personen die van u allerwegen nu en hierna een Roomse koning onder u kiezen die u hier tot een keizer nuttig en profijtelijk is. En hoe dat er van hen minder hoe dat er minder oorlogen tegen hem gebeuren mag en dat ze eendrachtig in het verkiezen zijn hoe dat ze zich minder oorlog en onvrede de landen en hem daarvan komt en ik raad u aan dat ge die vorst kiest uit diegene die in het rijk gezeten zijn en van het rijk bevelambten en afzit hebben en houden en die aller beste weten de gelegenheid van het rijk’. Ze vroegen wie die heren waren en hij zei; ‘Dat zijn de heren van de Duitse landen als Franken, Beieren en Saksen.’ Aldus zo werd met veel reden van de keizers en met raad der vorsten opgesteld en besloten dat de keurvorsten 7 zouden zijn en die 7 keurvorsten zouden een Roomse koning eendrachtig of met het grootste partij kiezen en onder die zouden er 3 zijn als geestelijke kanseliers en 4 wereldlijke. Van deze 7 keurvorsten staat voor geschreven in het 26ste kapittel daar ze gezet zijn met hun office en ambten die ze van dat rijk gebruiken.


Conclusie

Jtem dit is hier verhaelt ende verclaert om trechte verstant te hebbene vanden keyserrijck van Romen, want aengesien dat wi nv sullen scriuen van onsen doorluchtighen prince Kaerle coninc van Castilien van Leon van Granaten. etcetera. hertoge van Brabant. etcetera. die namaels vanden .vij. kueruorsten tot eenen Roomsch coninc ghecoren wert, als hier na gheseyt sal worden. So ist wel behoorlijc te weten wat landen ende steden staen onder subiectie des Roomschen rijcx Aldus so willen wi scriuen die grote gesten van onsen prince tegenwoordich, want door dese cronike werden die vrome princen met eenderley onsterflicheit des faems geperpetueert, twelck al comt door die eedele const van boeck drucken, door welcke conste gecomen is dat die werelt nv so subtijl is ende meer weet dan si wist ouer C. iaren, doemen niet en dructe, want die eedele const van boecdrucken wert eerst geuonden ende op gebracht int iaer .M.CCCC. ende .xl.

Gheprent tot Antwerpen op die Lombaerde veste, bi mi Jan van Doesborch, int iaer ons heren M.CCCCC.xxx. in Junio.

Conclusie

Item, dit is hier verhaald en verklaard om het recht verstand te hebben van het keizerrijk van Rome want aangezien dat we nu zullen schrijven van onze doorluchtige prins Karel, koning van Castilië, van Leon, van Granada, etc., hertog van Brabant, etc., die later van de 7 keurvorsten tot een Roomse koning gekozen werd zoals hierna gezegd zal worden. Zo is het wel behoorlijk te weten wat landen en steden staan onder het beheer van het Roomse rijk. Aldus zo willen we schrijven van de grote verhalen van onze tegenwoordige prins want door deze kroniek worden de dappere prinsen met een onsterfelijke faam vereeuwigd wat alles komt door de edele kunst van boekdruk door welke kunst gekomen is dat de wereld nu zo subtiel is en meer weet dan voor 100 jaren toen men niet drukte want de edele kunst van boekdrukken werd eerst gevonden en opgebracht in het jaar 1460.

Geprint te Antwerpen op die Lombardische vesting door mij Jan van Doesborch in het jaar ons heren 1530 in juni.

Hierna volgt nog een verhaal van prins Karel van Spanje, hertog van Brabant, met verhalen die in zijn tijd gebeurden. Dat laat ik staan, het is al te lang.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl